DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in...

61
Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2015-2016 DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET KADER VAN EEN SUCCESSIEPLANNING Masterproef van de opleiding ‘Master in het Notariaat’ Ingediend door Virginie Maes (Studentennummer 00805268) Promotor: Prof. dr. Jan Bael Commissaris: Dhr. Daan De Witte

Transcript of DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in...

Page 1: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

Faculteit Rechtsgeleerdheid

Universiteit Gent

Academiejaar 2015-2016

DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET

KADER VAN EEN SUCCESSIEPLANNING

Masterproef van de opleiding

‘Master in het Notariaat’

Ingediend door

Virginie Maes

(Studentennummer 00805268)

Promotor: Prof. dr. Jan Bael

Commissaris: Dhr. Daan De Witte

Page 2: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

II

DANKWOORD

Met deze masterproef komt ook het einde van mijn studententijd in zicht, het is als het ware het

sluitstuk van mijn academische carrière. Bij het schrijven van dit dankwoord blik ik terug op deze

jaren.

Ik ben vooreerst dankbaar dat ik de kans heb gekregen om deze studie aan te vatten en te

volbrengen. Dit lijkt banaal maar ik besef dat dit allerminst vanzelfsprekend is, nog steeds hebben

vele jongeren over de hele wereld dit geluk niet waardoor zij niet de kans krijgen hun potentieel ten

volle te ontplooien. Verder wil ik van dit dankwoord gebruik maken om enkele personen in het

bijzonder te bedanken. Vooreerst wens ik professor Bael te bedanken dat ik me in dit boeiende

onderwerp mocht verdiepen, alsook deheer Daan De Witte voor de begeleiding. Het was een

interessante zoektocht waar ik ontzettend veel uit geleerd heb en met voldoening op kan

terugblikken. Anderzijds wens ik ook mijn moeder te bedanken voor de mogelijkheid die ze me

heeft geboden om te studeren en voor haar steun. Ze heeft me werkelijk alle kansen geboden in het

leven en hiervoor ben ik haar eeuwig dankbaar. Verder gaat mijn dank ook uit naar mijn zus,

Nathalie. Niet enkel tijdens het schrijven van deze masterproef maar gedurende gans mijn studie,

steeds kon ik op hen terugvallen. Ik kan hen hiervoor niet genoeg bedanken.

Page 3: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

III

Page 4: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

IV

INHOUDSTAFEL

INLEIDING ...................................................................................................................................... 1

Hoofdstuk 1. Het vennootschapsrechtelijk kader van de burgerlijke maatschap ............... 3

I. Wat is een (burgerlijke) maatschap? .................................................................................. 3

1.1 Belangrijkste kenmerken ................................................................................................. 3

1.1.1 Intuitu personae-karakter ....................................................................................................................... 3

1.1.2 Onverdeeldheid...................................................................................................................................... 4

II. Oprichting van de burgerlijke maatschap .......................................................................... 5

2.1 Geldigheidsvereisten ........................................................................................................ 5

2.1.1 Winstoogmerk ....................................................................................................................................... 5

2.1.2 Inbreng................................................................................................................................................... 6

2.1.3 Meerhoofdigheid ................................................................................................................................... 7

2.1.4 Winstverdeling en de verplichting bij te dragen in de verliezen............................................................ 8

2.1.5 De affectio societatis ............................................................................................................................. 9

2.2 Doel van de maatschap .................................................................................................... 9

2.3 Voordelen verbonden aan de oprichting van een maatschap. ........................................ 10

2.3.1 Grote statutaire vrijheid ....................................................................................................................... 10

2.3.2 Discreet en beperkte kostenstructuur ................................................................................................... 10

2.3.3 Geen fiscale meerkost .......................................................................................................................... 11

2.3.4 Welke meerwaarde biedt de burgerlijke maatschap t.o.v. een klassieke successieplanning? .............. 11

2.3.4.1 Problemen die rijzen tijdens het leven van de schenker.............................................................. 12

2.3.4.2 Problemen die rijzen m.b.t. de periode na het overlijden van de schenker ................................. 13

III. De werking van de maatschap ........................................................................................... 14

3.1 Algemeen ....................................................................................................................... 14

3.2 Maatschapvermogen ...................................................................................................... 14

3.3 Maatschappelijke zetel ................................................................................................... 15

3.4 Het bestuur en vertegenwoordiging van de maatschap ................................................. 15

3.4.1 Zaakvoerder ......................................................................................................................................... 15

3.4.1.1 Statutaire zaakvoerder ................................................................................................................. 16

3.4.1.2 Gewone zaakvoerder................................................................................................................... 17

3.4.2 Geen zaakvoerder aangesteld .............................................................................................................. 17

3.4.3 Bestuursbevoegdheid ........................................................................................................................... 18

3.4.4 Vertegenwoordigingsbevoegdheid ...................................................................................................... 18

3.5 De duur van de maatschap ............................................................................................. 20

3.5.1 Ontbindingsgronden ............................................................................................................................ 20

Page 5: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

V

3.5.2 Maatschapsovereenkomst voor onbepaalde duur ................................................................................ 20

3.5.3 Continuïteitsclausules .......................................................................................................................... 22

3.5.3.1 De combinatie van verblijvings- en voortzettingsbedingen en het gebruik ervan in de context van

een familiale vennootschap. ......................................................................................................................... 23

3.5.3.2 Continuïteitsclausules en het verbod op erfovereenkomsten ...................................................... 24

Hoofdstuk 2. Fiscaalrechtelijke context ................................................................................. 27

I. Bij oprichting ....................................................................................................................... 27

1.1 Registratierechten .......................................................................................................... 27

1.2 BTW .............................................................................................................................. 28

1.3 Inkomstenbelastingen .................................................................................................... 28

II. Tijdens de werking van de maatschap .............................................................................. 28

2.1 Fiscale transparantie ...................................................................................................... 29

2.1.1 Beroepsinkomsten of diverse inkomsten ............................................................................................. 31

2.1.2 Tax deferral ......................................................................................................................................... 32

III. Bij de ontbinding van de burgerlijke maatschap ............................................................. 33

3.1 Registratierechten .......................................................................................................... 33

3.2 Inkomstenbelasting ........................................................................................................ 34

Hoofdstuk 3. De burgerlijke maatschap als instrument van een successieplanning ......... 35

I. Doelstelling ........................................................................................................................... 35

II. De burgerlijke maatschap gecombineerd met een schenking ......................................... 36

2.1 Techniek van de voorafgaandelijke schenking .............................................................. 36

2.1.1 Modaliteiten ......................................................................................................................................... 37

2.1.1.1 Met voorbehoud van vruchtgebruik ............................................................................................ 37

2.1.1.2 Schenking onder last van inbreng in de maatschap .................................................................... 38

2.1.2 Fiscale optimalisatie ............................................................................................................................ 39

2.2 Schenking a posteriori ................................................................................................... 41

2.2.1 In welke gevallen aangewezen?........................................................................................................... 42

2.2.2 Fiscale optimalisatie ............................................................................................................................ 43

2.3 Geen schenking .............................................................................................................. 44

2.4 Toepassingsgevallen van de burgerlijke maatschap ...................................................... 45

2.4.1 Specifiek toepassingsgeval: de overdracht van familiale vennootschapsaandelen .............................. 46

2.5 Vruchtgebruik en de burgerlijke maatschap .................................................................. 47

2.6 De schenking gekoppeld aan een last ............................................................................ 49

III. Uitwerking bij overlijden van de schenker ....................................................................... 50

ALGEMEEN BESLUIT ................................................................................................................ 52

Page 6: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

1

INLEIDING

Successieplanning is en blijft een hot topic in de fiscale en notariële praktijk, het ontwijken

van (erf)belastingen klinkt immers voor de meesten onder ons als muziek in de oren. Om die

reden dragen heel wat families tijdens het leven reeds een deel van hun vermogen over aan de

volgende generatie. Hoewel de voordelen van zo een successieplanning legio zijn, gaat dit

soms ook met heel wat bekommernissen gepaard. Een schenking veronderstelt immers dat de

schenker zich dadelijk en onherroepelijk verarmt ten voordele van de begunstigde(n). De

oudere generatie voelt zich er dan ook vaak van weerhouden om een deel van het vermogen

over te dragen tijdens het leven uit vrees om de controle over het vermogen en de inkomsten

eruit te verliezen. De schenker wil wel besparen op successierechten maar anderzijds wil

hij/zij helemaal niet afhankelijk worden van de beheersmacht van de begiftigde.

De grote uitdaging in een hedendaagse successieplanning komt er dan ook dikwijls op neer

om een vermogen te schenken en hierover tegelijkertijd de controle te kunnen behouden. De

burgerlijke maatschap lijkt hiervoor een geschikt instrument, het is een soepele

beheersstructuur die de mogelijkheid biedt de controle over het familiale patrimonium te

organiseren.

De oprichting van een maatschap an sich volstaat echter niet om aan successieplanning te

doen, het leidt immers op zich niet tot de overdracht van het vermogen. Hiertoe moet men de

oprichting van de vennootschap combineren met een schenking, op die manier kan men wel

een besparing van de erfbelasting bekomen. Mits de juiste statutaire bepalingen in de

burgerlijke maatschap en een secure modulering van de schenking die ermee gepaard gaat,

kan een waterdichte successieplanning bekomen worden.

Het opzet van deze masterproef bestaat erin een naslagwerk te bieden omtrent de burgerlijke

maatschap in het kader van een successieplanning. Voor een goed begrip van de burgerlijke

maatschap en de toepassing ervan in een estate planning dient men deze vennootschapsvorm

van naderbij te bekijken vanuit diverse invalshoeken. Hierna volgt eerst een analyse van het

vennootschapsrechtelijke kader waarin wordt ingegaan op de oprichting en de werking van de

maatschap, alsook de vele voordelen die de vennootschapsvorm biedt. Vervolgens wordt

ingegaan op de fiscale behandeling doorheen de verschillende levensfases van de maatschap;

bij de oprichting, de werking en de ontbinding. Na dit theoretisch kader volgt een uitgebreide

Page 7: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

2

bespreking van de toepassingsmogelijkheden van de maatschap en de technieken die in een

successieplanning worden aangewend.

Page 8: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

3

Hoofdstuk 1. Het vennootschapsrechtelijk kader van de

burgerlijke maatschap

I. Wat is een (burgerlijke) maatschap?

1. De maatschap is een vennootschapsvorm en kan bijgevolg omschreven worden als

een overeenkomst waarbij twee of meer personen zich ertoe verbinden iets in gemeenschap te

brengen met de bedoeling hen een rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel te

bezorgen (artikel 1 W.Venn.).

2. Volgens het wetboek vennootschappen is de maatschap een vennootschap met

burgerlijk of handelsdoel die geen rechtspersoonlijkheid bezit (artikel 46). Hoewel de

maatschap sinds de wetswijziging van 19951 ook een commercieel doel kan hebben, wordt in

de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2

In het licht van deze masterproef zal ik mij dan ook beperken tot de bespreking van de

burgerlijke maatschap.

1.1 Belangrijkste kenmerken

1.1.1 Intuitu personae-karakter

3. Typerend voor de maatschap is het persoonsgebonden karakter ervan. De

maatschapovereenkomst wordt gesloten omwille van de persoon van de mede-maten. Het

gevolg van dit intuitu personae-karakter is dat de delen in principe onoverdraagbaar zijn voor

zover niet alle vennoten toestemmen met de overdracht. In de maatschapovereenkomst

kunnen de maten afwijken van het beginsel van onoverdraagbaarheid van de aandelen. Bij

1 Wet van 13 april 1995 tot wijziging van de wetten op de handelsvennootschappen, gecoördineerd op 30

november 1995, B.S. 17 juni 1995.

2 D. DE MAREZ en B. KEIRSBILCK, “De maatschap als instrument van successieplanning”, Themis. School voor

2 D. DE MAREZ en B. KEIRSBILCK, “De maatschap als instrument van successieplanning”, Themis. School voor

postacademische juridische vorming, Brugge, Die Keure, 2012, 4.

Page 9: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

4

zulke overdracht zal toepassing worden gemaakt van artikel 1690 B.W, dat de overdracht van

schuldvorderingen regelt.3

4. Een ander gevolg van het persoonsgebonden karakter van de maatschap is dat enkel

aandelen op naam kunnen worden uitgegeven, de uitgifte van aandelen aan toonder is

uitgesloten.4 Dit impliceert dat men de delen van een maatschap niet kan schenken bij wege

van een handgift. De schenking zal bijgevolg steeds via een notariële akte moeten

geschieden.5

1.1.2 Onverdeeldheid

5. De maatschap is een vennootschapsvorm zonder rechtspersoonlijkheid, de

inbrengende vennoot doet daardoor afstand ten voordele van de medematen en niet ten

voordele van de maatschap.6 De verschillende inbrengen in de burgerlijke maatschap blijven

bijgevolg in onverdeeldheid tussen de vennoten. Het betreft een vrijwillige, duurzame en

georganiseerde onverdeeldheid, aangegaan in het gemeenschappelijk belang van de maten.7

6. De kwalificatie als onverdeeldheid heeft als gevolg dat de gemeenrechtelijke regels

inzake mede-eigendom (artikel 577-2 B.W.) in principe toepassing vinden. Omdat het

gemeenschappelijk belang van de maten primeert boven de individuele belangen van elk van

hen worden de regels inzake onverdeeldheid niet onverkort toegepast op de maatschap.8 Zo

kan overeenkomstig artikel 577-2, §8 juncto artikel 815 B.W. niemand gedwongen worden in

onverdeeldheid te blijven. De toepassing van deze bepaling op de maatschap streeft echter

manifest voorbij aan het doel van de burgerlijke maatschap in het kader van een

3 D. DE MAREZ en B. KEIRSBILCK, “De maatschap als instrument van successieplanning”, Themis. School voor

postacademische juridische vorming, Brugge, Die Keure, 2012, 3. 4 M. DELBOO en S. NELIS, “Burgerlijke maatschap en administratiekantoor: controlevehikels bij uitstek in een

klassieke successieplanning”, in M. DELBOO, D. MICHIELS, S. NELIS, J. RUYSSEVELDt en E. SPRUYT, Fiscaal

praktijkboek 2008- 2009. Indirecte belastingen, Mechelen, Kluwer, 2008, 141. 5 M. DELBOO, “De familiale burgerlijke maatschap”, Not. Fisc. M. 2003, 270

6 S. DEVOS, “Een maatschap is maatwerk”, T.R.V. 2001, 272.

7 M. DELBOO en S. NELIS, “Burgerlijke maatschap en administratiekantoor: controlevehikels bij uitstek in een

klassieke successieplanning”, in M. DELBOO, D. MICHIELS, S. NELIS, J. RUYSSEVELDt en E. SPRUYT, Fiscaal

praktijkboek 2008- 2009. Indirecte belastingen, Mechelen, Kluwer, 2008, 142. 8 M. DELBOO, “De familiale burgerlijke maatschap”, Not. Fisc. M. 2003, 270

Page 10: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

5

successieplanning, met name de overdracht van het beheer van een familiaal vermogen op

duurzame wijze.9 De maten kunnen daarom geen toepassing vragen van artikel 815 B.W. om

de uit-onverdeeldheidtreding te vragen. Evenmin is het tweede lid van datzelfde artikel

toepasselijk op de maatschap, luidens die bepaling mag een overeenkomst van onverdeeldheid

niet voor langer dan vijf jaar worden aangegaan. De maatschapsovereenkomst is dus niet

gebonden door die termijn, in de praktijk wordt de duur van zo een maatschap in het kader

van een successieplanning dan ook vaak gekoppeld aan het leven van de schenker.10

II. Oprichting van de burgerlijke maatschap

2.1 Geldigheidsvereisten

7. De maatschap is in de eerste plaats een overeenkomst, bijgevolg moet voldaan zijn aan

de algemene geldigheidsvoorwaarden die voor alle overeenkomsten gelden, zijnde

wilsovereenstemming, bekwaamheid van de partijen, een geldig voorwerp en een geoorloofde

oorzaak.11

8. Algemeen aangenomen kan men uit de definitie van artikel 1 Wetboek

vennootschappen vijf bijzondere geldigheidsvereisten afleiden waaraan een entiteit moet

voldoen om als vennootschap, en dus ook als maatschap, te kwalificeren: meerhoofdigheid

(1), de inbreng (2), winstoogmerk (3), winstverdeling alsook de verplichting bij te dragen in

de verliezen (4) en de affectio societatis (5).12

2.1.1 Winstoogmerk

9. De maatschap moet blijk geven van een winstoogmerk. In artikel 1 W.Venn. wordt dit

begrip gedefinieerd als: “het oogmerk van de vennoten een rechtstreeks of onrechtstreeks

9 M. DELBOO, “De familiale burgerlijke maatschap”, Not. Fisc. M. 2003, 266.

10 M. DELBOO en S. NELIS, “Burgerlijke maatschap en administratiekantoor: controlevehikels bij uitstek in een

klassieke successieplanning”, in M. DELBOO, D. MICHIELS, S. NELIS, J. RUYSSEVELDt en E. SPRUYT, Fiscaal

praktijkboek 2008- 2009. Indirecte belastingen, Mechelen, Kluwer, 2008, 142. 11

Artikel 1108 BW 12

M. DELBOO, “De familiale burgerlijke maatschap”, Not. Fisc. M. 2003, 266.

Page 11: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

6

vermogensvoordeel te bezorgen”. Dit is een zeer ruime opvatting, zo is een kostenbesparing

of risicospreiding reeds voldoende om te spreken van winstoogmerk.13

10. Het winstoogmerk is een onderscheidend element tussen een burgerlijke maatschap en

een gewone onverdeeldheid. Het verdient dan ook de aanbeveling om het winstoogmerk

uitdrukkelijk te voorzien in de statuten van de maatschap. Op die manier vermijdt men de

toepassing van sommige bepalingen inzake onverdeeldheid. Zo wordt overeenkomstig artikel

577-2, §2 B.W. elk van de vennoten geacht voor een gelijk aandeel deel te nemen. Om

hieraan te ontsnappen lijkt het wenselijk om in de statuten uitdrukkelijk de inbrengen van elk

van de vennoten vast te leggen, gekoppeld aan een ruilverhouding.14

2.1.2 Inbreng

11. Opdat sprake zou zijn van een maatschap is vereist dat elk van de maten een in geld

waardeerbare inbreng doet. Dit kan een inbreng in geld, in natura of in nijverheid zijn (artikel

19 W.Venn.). De verschillende inbrengen door de vennoten behoren in onverdeeldheid toe

aan de maten, die onverdeeldheid noemt men soms ook het maatschapvermogen.15

12. De maten kunnen zowel een eigendomsrecht als een genotsrecht (een zakelijk recht of

een persoonlijk genotsrecht) inbrengen. De inbrengverbintenis ontstaat door de loutere

wilsovereenstemming, het geplaatst kapitaal moet m.a.w. niet onmiddellijk volstort worden.16

13 S. DEVOS, “Een maatschap is maatwerk”, T.R.V. 2001, 270, D. DE MAREZ en B. KEIRSBILCK, “De maatschap

als instrument van successieplanning”, Themis. School voor postacademische juridische vorming, Brugge, Die

Keure, 2012, 6. 14

M. DELBOO en S. NELIS, “Burgerlijke maatschap en administratiekantoor: controlevehikels bij uitstek in een

klassieke successieplanning”, in M. DELBOO, D. MICHIELS, S. NELIS, J. RUYSSEVELDt en E. SPRUYT, Fiscaal

praktijkboek 2008- 2009. Indirecte belastingen, Mechelen, Kluwer, 2008, 141. 15

D. DE MAREZ en B. KEIRSBILCK, “De maatschap als instrument van successieplanning”, Themis. School voor

postacademische juridische vorming, Brugge, Die Keure, 2012, 5. 16

M. DELBOO, “De familiale burgerlijke maatschap”, Not. Fisc. M. 2003, 266.

Page 12: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

7

2.1.3 Meerhoofdigheid

13. De maatschapovereenkomst ontstaat door wilsovereenstemming tussen twee of meer

personen. Deze geldigheidsvereiste raakt aan de openbare orde, eenhoofdigheid leidt in elk

geval tot ontbinding van rechtswege van de maatschap.

14. Een klassiek voorbeeld die in de rechtsleer vaak wordt aangehaald omtrent de

problematiek van eenhoofdigheid is de oprichting van een burgerlijke maatschap door twee

echtgenoten. Vroeger werd aangenomen dat er sprake was van eenhoofdigheid indien de

echtgenoten als enige oprichters optraden. Dit was het geval voor zover zij louter goederen uit

het gemeenschappelijk vermogen inbrachten. De echtgenoten werden in zulks geval

vereenzelvigd als één vennoot. Men kon slechts aan eenhoofdigheid ontsnappen door ook

eigen goederen in te brengen in de maatschap.17

15. Sinds de invoering van het vijfde lid van artikel 1401 van het burgerlijk wetboek

behoort deze problematiek echter tot het verleden.18

Luidens die bepaling zijn de

lidmaatschapsrechten verbonden aan gemeenschappelijke aandelen in vennootschappen,

waarin alle aandelen op naam zijn, eigen indien die toebedeeld zijn aan of ingeschreven zijn

op naam van één echtgenoot alleen. Bijgevolg zullen echtgenoten die gehuwd zijn onder het

wettelijk stelsel en die louter goederen uit de huwgemeenschap inbrengen bij de oprichting

van een maatschap als afzonderlijke vennoten worden beschouwd.19

De deelrechten van de

maatschap dienen echter wel aan iedere echtgenoot individueel toegekend zijn of

ingeschreven zijn in het delenregister op naam van elke echtgenoot afzonderlijk. De rechten

die verbonden zijn aan de delen worden n.a.v. een inbreng van goederen uit de gemeenschap

verdeeld tussen de echtgenoten. De lidmaatschapsrechten worden individueel uitgeoefend

door de echtgenoten.20

Vermogensrechtelijk verandert er echter niets, op dat vlak behoren de

delen nog steeds tot het gemeenschappelijk vermogen.

17 A. MAELFAIT, “Kan een maatschap de positie van de langstlevende echtgenoot versterken ingeval van

stiefkinderen?” in W. PINTENS en J. DU MONGH (eds.), Patrimonium 2006, Antwerpen Intersentia, 477. 18

Wet van 1 april 1987, B.S. 22 april 1987. 19

A. MAELFAIT, “Kan een maatschap de positie van de langstlevende echtgenoot versterken ingeval van

stiefkinderen?” in W. PINTENS en J. DU MONGH (eds.), Patrimonium 2006, Antwerpen Intersentia, 477. 20

M. DELBOO, “De familiale burgerlijke maatschap”, Not. Fisc. M. 2003, 268.

Page 13: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

8

2.1.4 Winstverdeling en de verplichting bij te dragen in de verliezen

16. Vervolgens is het de bedoeling dat die winst verdeeld wordt onder de maten. De

keerzijde van de medaille is dat ook de eventuele verliezen door alle maten gedragen

worden.21

Als de maatschapovereenkomst niets anders bepaalt, is het aandeel volgens

dewelke de maten delen in de winsten en verliezen van de maatschap evenredig aan de

respectievelijke inbreng van elk van de vennoten (artikel 30 W.Venn.). Hoewel dit een

suppletiefrechtelijke bepaling is kan men er niet onbegrensd van afwijken: de overeenkomst

die in strijd is met het verbod op een leeuwenbeding is immers nietig. Dit ligt vervat in artikel

32 W.Venn. dat van openbare orde is. Een beding dat aan een bepaalde vennoot alle winst

toekent of dat hem vrijstelt van zijn plicht om bij te dragen in de verliezen van de maatschap

zal dan ook leiden tot de nietigheid van de maatschap.

17. Stel dat men voorziet in een winstverdeling van 90%-10% terwijl de

inbrengverhouding omgekeerd is, valt deze verdeling dan te rijmen met het verbod op een

leeuwenbeding? Volgens DELBOO zou dit immers een alternatieve oplossing kunnen zijn voor

de schenking met voorbehoud van vruchtgebruik.22

Ouders die hun vermogen wensen door te

geven maar de vruchten wensen te behouden zouden zo ervoor kunnen opteren om eerst een

deel van het vermogen in volle eigendom te schenken aan de kinderen om vervolgens samen

een maatschap op te richten, waarin de ouders een inbreng van 10% doen en de kinderen met

de geschonken goederen een inbreng van 90%. Als vervolgens wordt bepaald dat de

winstverdeling omgekeerd is, kunnen de ouders op die manier de vruchten van het grootste

deel van de geschonken goederen behouden. Gezien het leonijns beding houdt deze

constructie zeker wel een risico in, het is dan ook raadzaam om bij de winstverdeling een

redelijke verhouding in acht te nemen.

21 D. DE MAREZ en B. KEIRSBILCK, “De maatschap als instrument van successieplanning”, Themis. School voor

postacademische juridische vorming, Brugge, Die Keure, 2012, 5. 22

M. DELBOO, “De familiale burgerlijke maatschap”, Not. Fisc. M. 2003, 269.

Page 14: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

9

2.1.5 De affectio societatis

18. Hoewel hierover geen eensgezindheid bestaat vindt men in de rechtsleer vaak een

vijfde voorwaarde terug, zijnde de ‘affectio societatis’.23

Deze voorwaarde laat zich best

omschrijven als de wil van de vennoten om op gelijke voet samen te werken in

vennootschapsverband met het oog op het verwezenlijken van het maatschappelijk doel en het

beheer van de vennootschap.24

Dit impliceert dat alle maten vrijwillig deelnemen aan de

oprichting van de maatschap en zich akkoord verklaren met de statuten.

2.2 Doel van de maatschap

19. Een maatschap die wordt aangewend voor een successieplanning dient een burgerlijk

doel na te streven. Dit is van belang omdat het doel van de maatschap bepalend is voor de

toepasselijkheid van de faillissementswet, de inschrijving in de Kruispuntbank der

Ondernemingen, het bewijsrecht in handelszaken, de bevoegdheid van de rechtbank van

koophandel, de hoofdelijke aansprakelijkheid van de vennoten en eventueel de belasting van

de gerealiseerde inkomsten als beroepsinkomsten.25

Om die reden is het aangewezen het

burgerlijke doel van de maatschap te verankeren in de statuten, dit kan positief maar ook

negatief geformuleerd worden door te bepalen dat de maatschap zich onthoudt van elke

industriële, handels- of andere activiteit. Het burgerlijk doel verhindert evenwel niet dat de

maatschap participeert in andere vennootschappen met een commercieel doel. 26

20. Het is niet voldoende dat het statutair doel van de maatschap commerciële activiteiten

uitsluit, ook het werkelijke doel moet van burgerrechtelijke aard zijn. Men gaat er immers van

23 D. DE MAREZ en B. KEIRSBILCK, “De maatschap als instrument van successieplanning”, Themis. School voor

postacademische juridische vorming, Brugge, Die Keure, 2012, 7. 24

H. GEINGER en N. HEIJERICK, Inleiding tot het vennootschapsrecht, Brugge, Die Keure, 2012, 10. 25

Toepasselijk bij een commerciële maatschap. 26

M. DELBOO en S. NELIS, “Burgerlijke maatschap en administratiekantoor: controlevehikels bij uitstek in een

klassieke successieplanning”, in M. DELBOO, D. MICHIELS, S. NELIS, J. RUYSSEVELDt en E. SPRUYT, Fiscaal

praktijkboek 2008- 2009. Indirecte belastingen, Mechelen, Kluwer, 2008, 140.

Page 15: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

10

uit dat de afwezigheid van publiciteitsverplichtingen met zich meebrengt dat derden zich

mogen beroepen op het werkelijk nagestreefde doel van de maatschap.27

2.3 Voordelen verbonden aan de oprichting van een maatschap.

2.3.1 Grote statutaire vrijheid

21. Aangezien het wettelijk kader omtrent de maatschap beperkt is en bovendien

grotendeels van suppletief recht is, biedt dit een grote vrijheid aan de vennoten om in de

statuten een afwijkende regeling uit te werken. De afwezigheid van dwingend recht maakt van

de maatschap een soepel instrument dat men kan afstemmen op de individuele noden en

wensen bij elke familiale planning.28

Anderzijds zorgt dit er ook voor dat de statuten van

vitaal belang zijn en men bijgevolg secuur te werk dient te gaan bij het libelleren van de

maatschapovereenkomst.

22. Ook het zaakvoerderschap kunnen de maten naar believen regelen, zowel met

betrekking tot de bevoegdheden als naar personen, ook wat de toekomst betreft.29

Dit biedt de

mogelijkheid de controle over een vermogen los te koppelen van het financieel belang erin.30

De maatschap heeft zijn populariteit deels hieraan te danken; de ouders die hun vermogen

wensen over te dragen maar de controle wensen te behouden kunnen dit via het

zaakvoerderschap bekomen.

2.3.2 Discreet en beperkte kostenstructuur

23. De oprichting van een maatschap is zeer laagdrempelig, er zijn immers weinig

formaliteiten waarmee de oprichters rekening moeten houden. Zo is de oprichting vormvrij,

27 S. DEVOS, “Een maatschap is maatwerk”, T.R.V. 2001, 275.

28 M. DELBOO, “De familiale burgerlijke maatschap”, Not. Fisc. M. 2003, 265.

29 M. DELBOO en S. NELIS, “Burgerlijke maatschap en administratiekantoor: controlevehikels bij uitstek in een

klassieke successieplanning”, in M. DELBOO, D. MICHIELS, S. NELIS, J. RUYSSEVELDt en E. SPRUYT, Fiscaal

praktijkboek 2008- 2009. Indirecte belastingen, Mechelen, Kluwer, 2008, 142. 30

J. VANANROYE en P. COUCKE, “Maatschap en stille handelsvennootschap” in H. DERYCKE, P. LALEMAN en A.

VERBEKE, Handboek estate planning algemeen : vermogensplanning met effect bij leven, rechtspersoon, Gent,

Larcier, 2009, 202.

Page 16: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

11

een eenvoudige overeenkomst tussen de maten volstaat. Een notariële akte is geenszins

vereist, noch zijn er enige publicatievereisten, wat de nodige discretie biedt. Evenmin zijn een

bankattest, financieel plan of minimumkapitaal vereist bij de oprichting.

24. De overige formaliteiten blijven ook beperkt; i.t.t. vennootschappen met

rechtspersoonlijkheid ontsnapt de maatschap aan een hele resem administratieve

verplichtingen zoals het jaarlijks bijeen roepen van de algemene vergadering, de toepassing

van kapitaalbeschermingsregels, het opstellen en neerleggen van een jaarrekening… Dit leidt

ertoe dat het kostenplaatje van de werking van de maatschap laag blijft.31

2.3.3 Geen fiscale meerkost

25. Bovendien is ook op fiscaal vlak het regime van de burgerlijke maatschap gunstig; het

0% tarief dat geldt als inbrengrecht en de fiscaal transparante behandeling zorgen ervoor dat

er zich geen meerkost voordoet.32

De fiscale transparantie ligt vervat in artikel 29 WIB/1992.

De winsten van een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid worden beschouwd winsten te

zijn van de vennoten en worden dus niet onderworpen aan de vennootschapsbelasting.33

2.3.4 Welke meerwaarde biedt de burgerlijke maatschap t.o.v. een klassieke

successieplanning?

26. Vooraleer we verder ingaan op de werking van de burgerlijke maatschap en de

verschillende planningstechnieken lijkt het relevant na te gaan wat de toegevoegde waarde

van zo een burgerlijke maatschap is. Kan men niet een gelijkwaardig resultaat bekomen door

middel van een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik of een schenking onder

bepaalde lasten? Deze klassieke technieken hebben heel wat moois te bieden; men geniet de

31 M. DELBOO en S. NELIS, “Burgerlijke maatschap en administratiekantoor: controlevehikels bij uitstek in een

klassieke successieplanning”, in M. DELBOO, D. MICHIELS, S. NELIS, J. RUYSSEVELDt en E. SPRUYT, Fiscaal

praktijkboek 2008- 2009. Indirecte belastingen, Mechelen, Kluwer, 2008, 142. 32

M. DELBOO en S. NELIS, “Burgerlijke maatschap en administratiekantoor: controlevehikels bij uitstek in een

klassieke successieplanning”, in M. DELBOO, D. MICHIELS, S. NELIS, J. RUYSSEVELDt en E. SPRUYT, Fiscaal

praktijkboek 2008- 2009. Indirecte belastingen, Mechelen, Kluwer, 2008, 143. 33

Zie infra rndnr. 69 e.v.

Page 17: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

12

voordelen van een schenking, nl. men bespaart op successierechten maar tegelijkertijd

behoudt de schenker het genot en de controle over de geschonken goederen. Dit biedt meer

houvast en zekerheid en komt tegemoet aan de vrees van de schenker om in de kou te blijven

staan nadat hij zijn vermogen heeft doorgegeven aan de volgende generatie.

27. De schenker geniet dan voor de duur van het vruchtgebruik van de voordelen die aan

het vermogen verbonden zijn, zoals de huurinkomsten van een onroerend goed of de

dividenden van aandelen… Bovendien zijn aan het vruchtgebruik bij aandelen de

lidmaatschapsrechten verbonden zodat de schenker de bevoegdheid om het stemrecht te

blijven uitoefenen behoudt.34

Deze techniek biedt aldus enerzijds een zeker controlebehoud en

anderzijds kan de schenker zijn levensstandaard aanhouden.

2.3.4.1 Problemen die rijzen tijdens het leven van de schenker

28. Ondanks het behoud van de inkomsten en van een zekere controle die deze vorm van

vermogensplanning biedt, schiet het controlebehoud op bepaalde vlakken tekort. De controle

die de schenker tijdens zijn leven kan uitoefenen op het geschonken vermogen is niet absoluut

zo blijkt; wat als een herbelegging zich opdringt? Net hier knelt het schoentje, de schenker

mag immers geen daden van beschikking stellen met betrekking tot de geschonken goederen,

behoudens indien de begiftigde daarmee instemt. Dit kan geïllustreerd worden aan de hand

van het voorbeeld van de schenker die een effectenportefeuille heeft geschonken met

voorbehoud van vruchtgebruik, hij kan niet op eigen houtje beslissen om de middelen te

herbeleggen in staatsobligaties als blijkt dat de opbrengst van de effectenportefeuille

tegenvalt.35

Een herbelegging vereist dus steeds de instemming van zowel de blote eigenaar

als de vruchtgebruiker.36

34 M. DELBOO en S. NELIS, “Burgerlijke maatschap en administratiekantoor: controlevehikels bij uitstek in een

klassieke successieplanning”, in M. DELBOO, D. MICHIELS, S. NELIS, J. RUYSSEVELDt en E. SPRUYT, Fiscaal

praktijkboek 2008- 2009. Indirecte belastingen, Mechelen, Kluwer, 2008, 134. 35

M. DELBOO en S. NELIS, “Burgerlijke maatschap en administratiekantoor: controlevehikels bij uitstek in een

klassieke successieplanning”, in M. DELBOO, D. MICHIELS, S. NELIS, J. RUYSSEVELDt en E. SPRUYT, Fiscaal

praktijkboek 2008- 2009. Indirecte belastingen, Mechelen, Kluwer, 2008, 135. 36

Dit moet evenwel worden genuanceerd; m.n. bij de herbelegging van effecten. De bestemming van effecten is

namelijk gericht op de waarde ervan, men spreekt soms van ‘eigendom van waarde’. De waarde van het kapitaal

Page 18: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

13

2.3.4.2 Problemen die rijzen m.b.t. de periode na het overlijden van de schenker

29. Ook wat betreft de effecten na het overlijden van de schenker lijkt de schenking onder

last, hetzij gekoppeld aan bepaalde modaliteiten, onvolkomen. Deze techniek biedt immers

onvoldoende mogelijkheden voor de schenker die het beheer over het overgedragen vermogen

wenst vast te leggen voor de periode na zijn overlijden. DELBOO en NELIS halen hierbij als

voorbeeld de situatie aan waarbij de schenker zijn bedrijf wenst door te geven aan de

volgende generatie en waarbij hij de bedrijfsleiding aan één van zijn kinderen wenst over te

dragen zonder dat dit enig financieel nadeel voor de overige kinderen met zich meebrengt.

Deze doelstelling zal niet kunnen worden behaald louter met een schenking.37

30. Bovendien kan men er niet om heen dat een schenking een feitelijke verbrokkeling van

het vermogen tot gevolg heeft. Aan dit euvel kan niet verholpen worden door aan de

schenking een modaliteit te koppelen dat alle substantiële rechten over het vermogen bij

slechts één persoon concentreert. Dit lijkt dan ook een struikelblok om het beoogde

controlebehoud te realiseren. Om hieraan tegemoet te komen kan men de schenking

combineren met de oprichting van een controlevehikel waarin het vermogen wordt

ingebracht. Het beheer van dit controlevehikel kan dan op maat gemaakt en vastgelegd

worden.38 De burgerlijke maatschap is zo een controlevehikel en is zeer populair in het kader

van een successieplanning. In de praktijk wordt de oprichting van de maatschap vaak

gecombineerd met een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik.39

is bestemd voor de blote eigenaar en mag geenszins aangetast worden. Als de vruchtgebruiker dit principe

respecteert mag hij op autonome wijze de effectenportefeuille beheren, alsook daden van beschikking stellen. Er

vindt dan plaatsvervanging plaats waarbij de blote eigenaar zijn recht op (de waarde van) het kapitaal blijft

uitoefenen. M.a.w. de vruchtgebruiker mag effecten verkopen en de opbrengst daarvan herbeleggen. Zie

hierover: A. VERBEKE, “Vruchtgebruik/Bevoegdheid vruchtgebruiker/Beschikkings- en vervreemdingsverbod”,

in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Handboek Estate planning. Vermogensplanning met effect

bij leven – Schenking, Gent, Larcier, 2009, 393-399. 37

M. DELBOO en S. NELIS, “Burgerlijke maatschap en administratiekantoor: controlevehikels bij uitstek in een

klassieke successieplanning”, in M. DELBOO, D. MICHIELS, S. NELIS, J. RUYSSEVELDt en E. SPRUYT, Fiscaal

praktijkboek 2008- 2009. Indirecte belastingen, Mechelen, Kluwer, 2008, 135. 38

M. DELBOO en S. NELIS, “Burgerlijke maatschap en administratiekantoor: controlevehikels bij uitstek in een

klassieke successieplanning”, in M. DELBOO, D. MICHIELS, S. NELIS, J. RUYSSEVELDt en E. SPRUYT, Fiscaal

praktijkboek 2008- 2009. Indirecte belastingen, Mechelen, Kluwer, 2008, 135. 39

V. SAGAERT en S. VAN WAEYENBERGHE, “Vruchtgebruik en maatschap”, TEP 2011, 156.

Page 19: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

14

III. De werking van de maatschap

3.1 Algemeen

31. De burgerlijke maatschap wordt gekenmerkt door een grote flexibiliteit, de meeste

aspecten van de maatschap zijn vrij overeen te komen tussen de maten. De statutaire vrijheid

van de vennoten wordt slechts beperkt door het eigen karakter en het voorwerp van de

maatschapovereenkomst en met respect voor de gelijkheid van de vennoten en de uitoefening

van de initiële overeenkomst te goeder trouw.40

32. Bij de oprichting is unanimiteit vereist onder de vennoten. De unanimiteitsregel zal

ook gelden voor latere statutenwijzigingen voor zover de statuten hier niet van afwijken, dit

gaat ook op voor de beraadslagingen van de algemene vergadering.41

3.2 Maatschapvermogen

33. Het maatschapvermogen dient uitsluitend ter verwezenlijking van het vooropgestelde

gemeenschappelijk doel.42

De verscheidene inbrengen houden op te behoren tot het

persoonlijk vermogen van de vennoten en komen terecht in een georganiseerde vorm van

onverdeeldheid, een ‘doelgebonden gemeenschappelijk vermogen’. De individuele vennoten

zijn niet langer bevoegd om voor eigen rekening te beschikken over het maatschapvermogen,

enkel de gezamenlijke vennoten zijn titularis over dit vermogen en kunnen daden van

beschikking stellen m.b.t. de goederen.43

34. Het onderscheidend element tussen deze ‘collectieve eigendom’ en de gewone

vrijwillige eigendom is de wil van de vennoten om duurzaam samen te werken en de

40 S. DEVOS, “Een maatschap is maatwerk”, T.R.V. 2001, 270, D. DE MAREZ en B. KEIRSBILCK, “De maatschap

als instrument van successieplanning”, Themis. School voor postacademische juridische vorming, Brugge, Die

Keure, 2012, 274. 41

M. DELBOO, “De familiale burgerlijke maatschap”, Not. Fisc. M. 2003, 271. 42

M. MOREAU en J.VANOVERBEKE, De burgerlijke vennootschap. De vernieuwende oplossing voor familiale

vermogensplanning, Diegem, Ded.Samsom, 1997, 29. 43

V. SAGAERT en S. VAN WAEYENBERGHE, “Vruchtgebruik en maatschap”, TEP 2011, 165-166.

Page 20: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

15

gerealiseerde winsten onder elkaar te verdelen (zgn. affectio societatis).44

Deze collectieve

eigendom wordt gekenmerkt door een onoverdraagbaarheid van het aandeel – behoudens

unanimiteit onder de vennoten – en een onverdeelbaarheid van het vermogen.45

3.3 Maatschappelijke zetel

35. De maatschap is een vennootschapsvorm zonder rechtspersoonlijkheid, bijgevolg heeft

zij evenmin een maatschappelijke zetel. De vennoten kunnen woonstkeuze doen zodat op het

gekozen adres correspondentie kan toekomen en er het secretariaat en de boekhouding kan

gevoerd worden.46

In de praktijk is dit vaak de verblijfplaats van de zaakvoerder van de

maatschap.

3.4 Het bestuur en vertegenwoordiging van de maatschap

36. Het bestuursorgaan van een vennootschapsvorm zonder rechtspersoonlijkheid wordt

niet wettelijk geregeld. Ook dit aspect van de maatschap kan dus door de vennoten geregeld

worden in de vennootschapsovereenkomst of in een latere akte.47

3.4.1 Zaakvoerder

37. In de artikelen 33 t.e.m. 36 van het wetboek vennootschappen is een

suppletiefrechtelijke regeling voorzien voor het geval er geen zaakvoerder wordt aangesteld in

de statuten. Overeenkomstig artikel 36 W.Venn. is in dergelijk geval elke vennoot van

rechtswege zaakvoerder. Met het oog op het behoud van controle over het vermogen door

44 S. DEVOS, “Een maatschap is maatwerk”, T.R.V. 2001, 272.

45 V. SAGAERT en S. VAN WAEYENBERGHE, “Vruchtgebruik en maatschap”, TEP 2011, 166.

46 M. DELBOO, “De familiale burgerlijke maatschap”, Not. Fisc. M. 2003, 271, S. DEVOS, “Een maatschap is

maatwerk”, T.R.V. 2001, 270, D. DE MAREZ en B. KEIRSBILCK, “De maatschap als instrument van

successieplanning”, Themis. School voor postacademische juridische vorming, Brugge, Die Keure, 2012, 275. 47

D. DE MAREZ en B. KEIRSBILCK, “De maatschap als instrument van successieplanning”, Themis. School voor

postacademische juridische vorming, Brugge, Die Keure, 2012, 12.

Page 21: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

16

bepaalde maten is het raadzaam een afwijkende bepaling te voorzien in de statuten, wat in de

praktijk doorgaans ook gebeurt.48

38. De zaakvoerder mag maar hoeft geen vennoot te zijn. De aanstelling van een

zaakvoerder vereist evenwel unanimiteit onder de vennoten, mits hiervan niet wordt

afgeweken in de statuten. Bij de benoeming van een zaakvoerder kan het gaan om een

statutaire benoeming of een gewone benoeming.

3.4.1.1 Statutaire zaakvoerder

39. Luidens artikel 33 van het wetboek vennootschappen geldt de aanstelling van de

zaakvoerder die in de statuten zelf gebeurt voor de duur van de vennootschap. De aanstelling

van de statutaire zaakvoerder kan slechts om wettige redenen worden herroepen of mits een

statutenwijziging, waarvoor unanimiteit is vereist. Dit leidt ertoe dat bij de afwezigheid van

wettige redenen de statutaire zaakvoerder, die zelf deelgenoot is, als het ware over een

feitelijk vetorecht beschikt tegen zijn afzetting.49

Concreet houdt dit in dat de schenker die als

statutaire zaakvoerder wordt benoemd en minstens één aandeel behoudt in de maatschap de

waarborg heeft dat hij het beheer over het geschonken vermogen dat werd ingebracht in de

maatschap in eigen handen houdt voor de duur van de burgerlijke maatschap, die nogal vaak

aan het leven van de schenker wordt gekoppeld.50

In bepaalde gevallen kan het wenselijk zijn

hiervan af te wijken in de statuten en voor een meerderheidsbeslissing te opteren of eventueel

een leeftijdsgrens te koppelen aan de uitoefening van het zaakvoerderschap.51

De

48 M. DELBOO en S. NELIS, “Burgerlijke maatschap en administratiekantoor: controlevehikels bij uitstek in een

klassieke successieplanning”, in M. DELBOO, D. MICHIELS, S. NELIS, J. RUYSSEVELDt en E. SPRUYT, Fiscaal

praktijkboek 2008- 2009. Indirecte belastingen, Mechelen, Kluwer, 2008, 144. 49

M. DELBOO, “De familiale burgerlijke maatschap”, Not. Fisc. M. 2003, 272; M. DELBOO en S. NELIS,

“Burgerlijke maatschap en administratiekantoor: controlevehikels bij uitstek in een klassieke successieplanning”,

in M. DELBOO, D. MICHIELS, S. NELIS, J. RUYSSEVELDt en E. SPRUYT, Fiscaal praktijkboek 2008- 2009.

Indirecte belastingen, Mechelen, Kluwer, 2008, 144. 50

M. DELBOO en S. NELIS, “Burgerlijke maatschap en administratiekantoor: controlevehikels bij uitstek in een

klassieke successieplanning”, in M. DELBOO, D. MICHIELS, S. NELIS, J. RUYSSEVELDt en E. SPRUYT, Fiscaal

praktijkboek 2008- 2009. Indirecte belastingen, Mechelen, Kluwer, 2008, 144. 51

S. DEVOS, “Een maatschap is maatwerk”, T.R.V. 2001, 278, D. DE MAREZ en B. KEIRSBILCK, “De maatschap

als instrument van successieplanning”, Themis. School voor postacademische juridische vorming, Brugge, Die

Keure, 2012, 276.

Page 22: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

17

mogelijkheid om de controle over het geschonken vermogen te behouden wordt als een van

de belangrijkste troeven van de burgerlijke maatschap beschouwd.

40. Allerlei varianten hierop of alternatieve opties kunnen echter ook worden uitgewerkt.

Met het oog op het voortbestaan en het goede beheer van de maatschap kan het aangewezen

zijn om te voorzien in een aanvullende statutaire zaakvoerder of successieve volgorde voor

het geval dat de oorspronkelijke statutaire zaakvoerder onbekwaam zou worden of zou

overlijden. Op die manier verzekert men zich ervan dat het geschonken vermogen beheerd

wordt en blijft door een lid van de familie.52

3.4.1.2 Gewone zaakvoerder

41. Het mandaat van de zaakvoerder die in een latere akte benoemd wordt kan ad nutum

herroepen worden (artikel 33, 2e lid W.Venn.). De zaakvoerder-vennoot beschikt in dit geval

niet over een feitelijk veto-recht tegen zijn afzetting. De afzetting geschiedt immers niet

middels een statutenwijziging.53

De schenker die de controle over het geschonken vermogen

wenst te behouden zal bijgevolg beter gebaat zijn met een benoeming als statutaire

zaakvoerder.54

3.4.2 Geen zaakvoerder aangesteld

42. Hoewel deze hypothese zich doorgaans niet zal voordoen in een maatschap die werd

opgericht in het kader van een vermogensplanning wordt elke vennoot van rechtswege

zaakvoerder indien er geen zaakvoerder werd aangesteld in de statuten, noch in een latere akte

(artikel 36 W.Venn.). De vennoten worden geacht elkaar wederkerig volmacht te hebben

verleend.55

52 M. DELBOO, “De familiale burgerlijke maatschap”, Not. Fisc. M. 2003, 272.

53 M. DELBOO, “De familiale burgerlijke maatschap”, Not. Fisc. M. 2003, 272.

54 M. DELBOO, “De familiale burgerlijke maatschap”, Not. Fisc. M. 2003, 272.

55 D. DE MAREZ en B. KEIRSBILCK, “De maatschap als instrument van successieplanning”, Themis. School voor

postacademische juridische vorming, Brugge, Die Keure, 2012, 13.

Page 23: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

18

3.4.3 Bestuursbevoegdheid

43. Indien er geen zaakvoerder werd aangesteld dan heeft ieder van de vennoten de

bevoegdheid om daden van beheer en behoud te stellen ter verwezenlijking van het

maatschappelijk doel.56

Bovendien kan elk van de vennoten zich o.g.v. artikel 36, 1° W.Venn.

verzetten tegen een bestuurshandeling voordat zij verricht is, d.i. het anticipatief verzet.57

44. Het mandaat van de in de statuten of in een latere akte benoemde zaakvoerder wordt in

de regel nader bepaald in de akte waarin hij werd aangesteld. Zoniet, kan hij dezelfde

bestuursbevoegdheden uit artikel 36, 1° W.Venn. putten als elkeen van de vennoten. De

individuele vennoten beschikken in dit geval echter niet meer over de mogelijkheid tot

anticipatief verzet, behoudens ingeval van bedrog door de zaakvoerder (artikel 33 W.Venn.).

45. Indien meerdere zaakvoerders aangesteld zijn, hebben elk van hen volledige

bestuursbevoegdheid (artikel 34 W.Venn.). Luidens artikel 35 kan men echter ook een

afwijkende regeling invoeren zoals het voorschrijven van collegialiteit of een

meerderheidsregel voor bepaalde bestuurshandelingen.58

3.4.4 Vertegenwoordigingsbevoegdheid

46. De handelingen die de zaakvoerder in naam en voor rekening van de maatschap heeft

gesteld en dit binnen de perken van zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid binden de maten.

Belangrijk om op te merken is dat de kwantitatieve en kwalitatieve bevoegdheidsbeperkingen

van de zaakvoerder die opgenomen werden in de vennootschapsovereenkomt in de regel

tegenwerpelijk zijn aan derden. De derde die contracteert met de zaakvoerder van een

56 S. DEVOS, “Een maatschap is maatwerk”, T.R.V. 2001, 276; D. DE MAREZ en B. KEIRSBILCK, “De maatschap

als instrument van successieplanning”, Themis. School voor postacademische juridische vorming, Brugge, Die

Keure, 2012, 14. 57

D. DE MAREZ en B. KEIRSBILCK, “De maatschap als instrument van successieplanning”, Themis. School voor

postacademische juridische vorming, Brugge, Die Keure, 2012, 13. 58

S. DEVOS, “Een maatschap is maatwerk”, T.R.V. 2001, 277; D. DE MAREZ en B. KEIRSBILCK, “De maatschap

als instrument van successieplanning”, Themis. School voor postacademische juridische vorming, Brugge, Die

Keure, 2012, 13.

Page 24: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

19

maatschap kan veiligheidshalve best vragen om de voorlegging van de volmacht van de

zaakvoerder. 59

47. Soms zijn de vennoten echter ook gebonden door de handelingen van de zaakvoerder

die buiten zijn bevoegdheid is getreden, art 50 W.Venn. bepaalt immers het volgende:

“Het beding, dat de verbintenis wordt aangegaan voor rekening van de vennootschap,

verbindt slechts de contracterende vennoot, maar niet de overige vennoten, tenzij (…)

de zaak tot voordeel van de vennootschap gestrekt heeft.”

De overige vennoten zijn dus eveneens gebonden door de handelingen van de zaakvoerder die

buiten zijn vertegenwoordigingsmacht handelde indien de verbintenis tot voordeel van de

vennootschap strekt. In de rechtsleer is men het niet eens over de kwalificatie van de

gehoudenheid van de vennoten die voortvloeit uit artikel 50 W.Venn. Sommigen menen dat

dit een bron van vertegenwoordigingsmacht is, zijnde ‘baattrekking’.60

Een andere strekking

meent dat dit een toepassingsgeval van de vermogensvermeerdering zonder oorzaak is. Deze

discussie in de rechtsleer is niet louter triviaal; als men de eerste strekking volgt zijn de

vennoten contractueel gehouden, volgens de tweede strekking zijn ze slechts extracontractueel

gehouden – en bijgevolg beperkt aansprakelijk tot het verstrekte voordeel.61

48. Verder kunnen de vennoten ook gehouden zijn bij een overschrijding van de

vertegenwoordigingsbevoegdheid indien de handeling bekrachtigd wordt door de vennoten of

indien de derde zich op de figuur van de schijnleer kan beroepen.62

59 D. DE MAREZ en B. KEIRSBILCK, “De maatschap als instrument van successieplanning”, Themis. School voor

postacademische juridische vorming, Brugge, Die Keure, 2012, 15, S. DEVOS, “Een maatschap is maatwerk”,

T.R.V. 2001, 277. 60

J. Vananroye, “Vermogenstructuur, aansprakelijkheid en verhaalbaarheid in de maatschap” in F. BOUCKAERT,

M. DENEF en K. GEENS, Knelpunten van 30 jaar vennootschapsrecht. Zoeken naar oplossingen voor de 21ste

eeuw, Kalmthout, Biblio, 1999, 252-254. 61

S. DEVOS, “Een maatschap is maatwerk”, T.R.V. 2001, 277. 62

H. BRAECKMANS en R. HOUBEN, Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2011, 270.

Page 25: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

20

3.5 De duur van de maatschap

3.5.1 Ontbindingsgronden

49. Volgens de gemeenrechtelijke ontbindingsgronden houdt de maatschap op te bestaan

bij de realisatie van haar doel, door verstrijken van de bepaalde duur waarvoor zij is

aangegaan of door een gemeenrechtelijke nietigheidsgrond, vb. een leeuwenbeding.63

De

nietigheid heeft pas uitwerking wanneer ze wordt uitgesproken door een rechter en werkt

vanaf dan retroactief.

50. Daarnaast zijn er enkele ontbindingsgronden die voortvloeien uit het intuitu personae

karakter van de burgerlijke maatschap; zo bepaalt artikel 39, 3° en 4° W.Venn. dat de

vennootschap eindigt bij het overlijden, de onbekwaamverklaring en het kennelijk

onvermogen van een vennoot. Van het beginsel dat de maatschap ophoudt te bestaan door het

overlijden van een vennoot kan men afwijken in de vennootschapsovereenkomst, het betreft

immers een regel van suppletief recht.64

Artikel 42 W.Venn. voorziet overigens uitdrukkelijk

in die mogelijkheid. Hoewel de wet slechts spreekt over de gevallen waarin een vennoot

overlijdt, onbekwaam wordt verklaard of kennelijk onvermogend is, wordt algemeen

aangenomen dat de vennootschap ophoudt te bestaan bij elke substantiële aantasting van de

kwaliteit van de persoon van de vennoot. 65

De vennootschap wordt dan van rechtswege

ontbonden, zonder dat dit door een rechter moet worden uitgesproken.

3.5.2 Maatschapsovereenkomst voor onbepaalde duur

51. De maatschap kan voor bepaalde of voor onbepaalde duur worden aangegaan. De

maatschapsovereenkomst die voor onbepaalde duur gesloten wordt, wordt geacht te zijn

aangegaan voor de duur van het leven van de vennoten (artikel 21 W.Venn.). Overeenkomstig

het beginsel dat overeenkomsten van onbepaalde duur steeds opzegbaar zijn, voorziet artikel

43 W.Venn. in een eenzijdige opzeggingsmogelijkheid voor de vennoten, mits de opzegging

63 M. DELBOO, “De familiale burgerlijke maatschap”, Not. Fisc. M. 2003, 272.

64 D. DE MAREZ en B. KEIRSBILCK, “De maatschap als instrument van successieplanning”, Themis. School voor

postacademische juridische vorming, Brugge, Die Keure, 2012, 18. 65

S. DEVOS, “Een maatschap is maatwerk”, T.R.V. 2001, 281.

Page 26: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

21

te goeder trouw en tijdig gebeurt. Er kan niet voorbijgegaan worden aan deze

opzeggingsmogelijkheid door dit in de statuten uit te sluiten, het kan eventueel wel statutair

gemoduleerd worden. Zo kan men overeenkomen dat de opzeggingsmogelijkheid een

redelijke uitoefening vereist of dat deze gedurende een bepaalde periode niet kan worden

uitgeoefend. 66

52. De eenzijdige opzeggingsmogelijkheid strookt evenwel niet met de doelstelling van de

maatschap die werd opgericht in het raam van een successieplanning. Doorgaans wordt de

maatschap in zulke gevallen voor een bepaalde duur aangegaan, gekoppeld aan het leven van

de zaakvoerder of aan de langstlevende onder hen.67

53. Luidens artikel 45 W. Venn. kunnen de vennoten niet eenzijdig de ontbinding vragen

vóór het verstrijken van de bepaalde duur, behalve: ‘indien daartoe wettige redenen bestaan,

zoals wanneer een andere vennoot zijn verplichtingen niet nakomt, of wanneer een

aanhoudende kwaal hem ongeschikt maakt voor de zaken van de vennootschap, of in andere

soortgelijke gevallen, waarvan de wettigheid en de ernst aan de beoordeling van de rechters

worden overgelaten.’ Ingeval van unanimiteit kunnen de vennoten steeds beslissen de

vennootschap vervroegd te ontbinden. De mogelijkheid om uit een maatschap van onbepaalde

duur te treden is van dwingend recht, dit hoeft echter niet noodzakelijk de wettelijke

opzeggingsmogelijkheid te zijn. Een alternatief kan geboden worden door te voorzien in een

vrijwillige uittredingsmogelijkheid voor de maten waarbij de andere maten de vennootschap

dan voortzetten.68

Bij een vrijwillige uittreding vindt een gedeeltelijke ontbinding plaats t.a.v.

de uittredende vennoot.

54. Het spreekt voor zich dat de duur van een burgerlijke maatschap, samen met het

zaakvoerderschap, een cruciaal aspect is voor de realisatie van het beoogde controlebehoud

van het geschonken vermogen. In de praktijk wordt doorgaans geopteerd voor een duur die

gekoppeld is aan het leven van de langstlevende ouder, die eveneens tot die tijd het

zaakvoerderschap zal waarnemen. Deze werkwijze garandeert de ouders dat zij gedurende

66 S. DEVOS, “Een maatschap is maatwerk”, T.R.V. 2001, 280.

67 M. DELBOO, “De familiale burgerlijke maatschap”, Not. Fisc. M. 2003, 273.

68 J. VANANROYE, “Maatschap: duur ven de vennootschap” in H. DERYCKE, P. LALEMAN en A. VERBEKE,

Handboek estate planning algemeen : vermogensplanning met effect bij leven, rechtspersoon, Gent, Larcier,

2009, 213.

Page 27: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

22

hun leven het beheer en de macht over de geschonken goederen in de maatschap zullen

kunnen behouden.69

3.5.3 Continuïteitsclausules

55. De ontbinding van de maatschap kan ongewenste gevolgen met zich meebrengen. Als

de maatschap ophoudt te bestaan door het overlijden van de schenkende ouders dan valt het

beheer van het familiaal patrimonium mogelijks in handen van de schoonfamilie. Dit is zo in

de hypothese waarin een van de kinderen van de schenkende ouders is overleden en de

kleinkinderen nog niet meerderjarig zijn. Ingevolge het ouderlijk gezag komt het beheer van

de goederen van de minderjarige kinderen dan toe aan de andere ouder, zijnde de schoonzoon

of – dochter.70

Het is niet ondenkbaar dat de vennoten van een burgerlijke maatschap de

inmenging door de schoonfamilie wensen uit te sluiten.

56. Om dit te voorkomen of om te vermijden dat het voortbestaan van de maatschap in

gedrang komt wanneer één van de vennoten overlijdt, kan in de vennootschapsovereenkomst

een contuïniteitsclausule worden geschreven. Het intuitu personae karakter van de maatschap

is van suppletiefrechtelijke aard, het is bijgevolg mogelijk te bepalen dat de vennootschap

wordt voortgezet zonder dat de ontbinding van rechtswege plaatsvindt.71

57. Onder de continuïteitsclausules kunnen we nog een onderscheid maken tussen een

voortzettingsbeding en een verblijvingsbeding. Wanneer wordt bedongen dat ingeval van

overlijden de maatschap wordt voortgezet door de erfgenamen spreekt men van een

voortzettingsbeding, bepaalt de clausule daarentegen dat de maatschap enkel door de

overlevende vennoten wordt voortgezet dan is het een verblijvingsbeding. Zo’n

verblijvingsbeding is vanzelfsprekend uitgesloten wanneer de maatschap eenhoofdig is

geworden.72

Bij de uitwerking van een verblijvingsbeding zullen de overblijvende vennoten

aan de erfgenamen van de overleden vennoot hun deel in de activa, het scheidingsaandeel,

69 M. DELBOO, “De familiale burgerlijke maatschap”, Not. Fisc. M. 2003, 273.

70 M. DELBOO, “De familiale burgerlijke maatschap”, Not. Fisc. M. 2003, 273.

71 S. DEVOS, “Een maatschap is maatwerk”, T.R.V. 2001, 281.

72 M. DELBOO, “De familiale burgerlijke maatschap”, Not. Fisc. M. 2003, 273-274.

Page 28: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

23

uitbetalen.73

Zowel bij een voortzettingsbeding als bij een verblijvingsbeding is het voor de

goede werking ervan aangeraden dat men in de vennootschapsovereenkomst duidelijk bepaalt

in welke verhouding het aandeel van de overleden vennoot toekomt aan de erfgenamen, dan

wel aan de overblijvende vennoten, alsook hoe de waardebepaling van het aandeel zal

gebeuren.74

3.5.3.1 De combinatie van verblijvings- en voortzettingsbedingen en het gebruik ervan

in de context van een familiale vennootschap.

58. Het combineren van beide bedingen kan heel wat voordelen bieden en dit wordt in de

praktijk dan ook vaak gedaan. Vennoten komen dan overeen dat de maatschap wordt

voortgezet door de afstammelingen in rechte lijn van de overleden vennoot of door de

overlevende vennoten indien er geen afstammelingen in rechte lijn zijn.75

59. Volgens LOOSVELD is de burgerlijke maatschap samen met voortzettings- en

verblijvingsbedingen de gedroomde combinatie om familiale (exploitatie)-vennootschappen

binnen de familie te houden over de generaties heen. Men kan de aandelen in die

(exploitatie)-vennootschap overdragen aan de volgende generatie door middel van een

maatschap. Om de familiale voortzetting te verzekeren schrijft men in de statuten zowel een

verblijvingsbeding als een voortzettingsbeding in. Het voortzettingsbeding krijgt uitwerking

wanneer de overleden vennoot afstammelingen in rechte lijn nalaat. Heeft de overleden

vennoot deze niet dan krijgt het verblijvingsbeding uitwerking.

60. Vaak wenst men het patrimonium of de familiale vennootschap binnen de familie te

houden en de overige erfgenamen die niet tot de clan behoren buiten spel te zetten. Om dit te

verwezenlijken is het bij deze techniek van belang dat het verblijvingsbeding als een beding

73 D. DE MAREZ en B. KEIRSBILCK, “De maatschap als instrument van successieplanning”, Themis. School voor

postacademische juridische vorming, Brugge, Die Keure. 74

S. LOOSVELD, “Aanwas bij maatschap en stille vennootschap” in H. DERYCKE, P. LALEMAN en A. VERBEKE,

Handboek estate planning algemeen : vermogensplanning met effect bij leven, rechtspersoon, Gent, Larcier,

2009, 229. 75

D. DE MAREZ en B. KEIRSBILCK, “De maatschap als instrument van successieplanning”, Themis. School voor

postacademische juridische vorming, Brugge, Die Keure, 2012, 19, J. DU MONGH, “Vennootschapsclausules en

erfrecht”, Liber amicorum Jozef Van den Heuvel, Antwerpen, Kluwer, 1999, 725.

Page 29: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

24

van aanwas wordt geformuleerd, een zogenaamd ‘beding van aangroei’. Het beding van

aanwas kan worden beschouwd als een modaliteit bij een overeenkomst, in casu de

maatschapsovereenkomst, waarbij de vennoten bedingen dat bij het intreden van een bepaalde

gebeurtenis, met name het overlijden van één van de vennoten, het aandeel van de

eerststervende zal worden verkregen door de overige deelgenoten.76

Op die manier hebben de

erfgenamen van de overleden vennoot niet alleen geen zakenrechtelijke vordering op het

aandeel maar kunnen zij evenmin een scheidingsaandeel vorderen. Zij hebben geen enkele

erfrechtelijke aanspraak op het aandeel van de overleden vennoot. Daar het beding van

aanwas een aleatoire overeenkomst is, komt het aandeel immers niet in de nalatenschap van

de overleden vennoot terecht. De erfrechtelijke regels inzake inbreng en inkorting en de

betaling van de erfbelasting zijn bijgevolg niet van toepassing op de verkrijging ingevolge het

beding van aanwas.77

Dit gaat enkel op indien het om een geldig kanscontract gaat, de kansen

van de deelgenoten moeten gelijkwaardig zijn op vlak van gezondheid en de leeftijd van de

vennoten en op vlak van de omvang van de verschillende inbrengen door de vennoten.78

3.5.3.2 Continuïteitsclausules en het verbod op erfovereenkomsten

61. Hoe verbouden dergelijke continuïteistclausules zich nu ten opzichte van het verbod

op erfovereenkomsten? Overeenkomstig artikel 1130, lid 2 B.W. is elk beding dat louter

eventuele rechten op een niet-opengevallen nalatenschap of een bestanddeel ervan toekent

absoluut nietig. In de rechtsleer spreekt men van een louter eventueel recht wanneer het

onzeker is of het vermogensbestanddeel nog aanwezig zal zijn in de nalatenschap op het

ogenblik van overlijden. Dit zal het geval zijn wanneer de bedinger zich de bevoegdheid

voorbehoudt om over het goed te blijven beschikken, de verbintenis zal dan slechts

76 D. MICHIELS, “Actualia inzake bedingen van tontine en aanwas” in N. CARETTE en R. BARBAIX, Tendensen

Vermogensrecht 2013, Antwerpen, Intersentia, 2013, 116. 77

S. LOOSVELD, “Aanwas bij maatschap en stille vennootschap” in H. DERYCKE, P. LALEMAN en A. VERBEKE,

Handboek estate planning algemeen : vermogensplanning met effect bij leven, rechtspersoon, Gent, Larcier,

2009, 230, D. MICHIELS, “Actualia inzake bedingen van tontine en aanwas” in N. CARETTE en R. BARBAIX,

Tendensen Vermogensrecht 2013, Antwerpen, Intersentia, 2013, 113. 78

S. LOOSVELD, “Aanwas bij maatschap en stille vennootschap” in H. DERYCKE, P. LALEMAN en A. VERBEKE,

Handboek estate planning algemeen : vermogensplanning met effect bij leven, r echtspersoon, Gent, Larcier,

2009, 230.

Page 30: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

25

uitwerking krijgen voor zover het vermogensbestanddeel nog in de nalatenschap zit op het

ogenblik van het overlijden.79

In concreto moet men zich dus de vraag stellen of de vennoot

tijdens zijn leven nog de bevoegdheid heeft om over zijn aandeel in de maatschap te

beschikken. Een maat die deelgerechtigd is in een maatschap voor onbepaalde duur kan in

beginsel te allen tijde uit de maatschap treden (artikel 43 W. Venn.), hij heeft aldus de

mogelijkheid om over zijn aandeel te beschikken, in casu is er dus sprake van een louter

eventueel recht.

62. De wetgever staat in artikel 42 W. Venn. uitdrukkelijk zulke verblijvingsbedingen toe,

zonder onderscheid tussen vennootschappen van bepaalde dan wel onbepaalde duur. De

meerderheid van de rechtsleer leest in de desbetreffende bepalingen dan ook een wettelijke

uitzondering op artikel 1130 B.W.80

Continuïteitsclausules bij een maatschap voor bepaalde

duur vallen hoe dan ook niet onder het verbod, de maat is immers gebonden voor de bedongen

duur en kan in dan ook niet over zijn aandeel beschikken.81

Alhoewel volgens artikel 42 W.

Venn. het verblijvingsbeding enkel uitwerking krijgt ingeval van overlijden van de vennoot

wordt aangenomen dat men zich ook kan beroepen op het beding ingeval van faillissement of

kennelijk onvermogen van een vennoot. De persoonlijke schuldeisers van de onvermogende

vennoot zouden in dergelijk geval verhaal kunnen uitoefen op het aandeel van de vennoot-

schuldenaar, via een zijdelingse vordering op het scheidingsaandeel. De vennootschap zal dan

niet hoeven te worden ontbonden.82

63. Er bestaat heel wat onenigheid in de rechtsleer over de verzoenbaarheid van de

voortzettingsbedingen met het verbod op erfovereenkomsten. Voornamelijk het

discriminatoire voortzettingsbeding, waarbij slechts bepaalde erfgenamen betrokken zijn, doet

stof opwaaien. Sommige rechtsgeleerden menen dat een discriminatoir voortzettingsbeding

niet strijdig is met artikel 1130 B.W., een dergelijk beding t.v.v. welbepaalde erfgenamen

heeft namelijk niet tot doel de nalatenschap van de vennoot te regelen dan wel de werking van

79 R. BARBAIX, Familiaal vermogensrecht in essentie, Antwerpen, Intersentia, 2015, 275.

80 S. DEVOS, “Een maatschap is maatwerk”, T.R.V. 2001, 282, J. VERSTRAETE, “Overeenkomsten over niet-

opengevallen nalatenschappen”, T. Not. 1990, 260-261. 81

J. DU MONGH, “Vennootschapsclausules en erfrecht”, Liber amicorum Jozef Van den Heuvel, Antwerpen,

Kluwer, 1999, 725. 82

S. DEVOS, “Een maatschap is maatwerk”, T.R.V. 2001, 282.

Page 31: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

26

de vennootschap voor de periode na zijn overlijden vast te leggen. Een andere strekking wijst

deze zienswijze resoluut af, zij menen dat een voortzettingsbeding slechts geldig is voor zover

alle erfgenamen betrokken worden bij de voortzetting van de maatschap, het lot van de

nalatenschap hangt hier immers van af. Bovendien spreekt de wetgever over ‘de erfgenaam’,

deze algemene formulering pleit in het voordeel van de laatste strekking.83

De discussie in de

rechtsleer zorgt voor heel wat rechtsonzekerheid voor de toekomst van sommige

maatschappen. Volgens DEVOS verdient het daarom aanbeveling om te opteren voor een

voortzettingsbeding t.v.v. alle erfgenamen. Deze werkwijze laat alle deuren open, de

erfgenamen kunnen na het openvallen van de nalatenschap immers nog steeds een regeling

treffen. In de statuten kan men overigens ook een keuzebeding inlassen; de erfgenamen

hebben dan een drievoudige keuzemogelijkheid, ze kunnen ervoor opteren de maatschap

verder te zetten met de resterende vennoten of uit te treden en een vergoeding ontvangen voor

hun aandeel, dan wel de maatschap volledig stopzetten en een liquidatiesaldo ontvangen voor

hun aandeel.84

83 M. DELBOO, “De familiale burgerlijke maatschap”, Not. Fisc. M. 2003, 274, J. DU MONGH,

“Vennootschapsclausules en erfrecht”, Liber amicorum Jozef Van den Heuvel, Antwerpen, Kluwer, 1999, 717-

747, J. VERSTRAETE, “Overeenkomsten over niet-opengevallen nalatenschappen”, T. Not. 1990, 260-261. 84

S. DEVOS, “Een maatschap is maatwerk”, T.R.V. 2001, 283, J. VERSTRAETE, "Overeenkomsten over niet-

opengevallen nalatenschappen", T.Not. 1990, 261.

Page 32: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

27

Hoofdstuk 2. Fiscaalrechtelijke context

I. Bij oprichting

1.1 Registratierechten

64. De oprichting van een maatschap gebeurt geheel vormvrij, niet naar de geldigheid

maar wel naar het bewijs ervan is luidens artikel 1341 B.W een geschrift vereist. Wanneer de

oprichting van een burgerlijke maatschap geschiedt in een onderhandse akte bestaat er geen

verplichting deze te laten registreren. Er zijn dus in principe geen registratierechten

verschuldigd bij de oprichting van een maatschap. Kiezen de oprichters echter voor een

notariële akte of bieden ze de onderhandse akte vrijwillig aan op het registratiekantoor dan

zullen registratierechten verschuldigd zijn, deze werden in 2006 evenwel herleid tot 0%.85

Dit

maakt de maatschap uitermate geschikt voor de vermogensplanning van een roerend

patrimonium. Er is echter waakzaamheid geboden wanneer de inbreng als een onrechtstreekse

schenking kan worden gekwalificeerd, bijvoorbeeld als de ruilverhouding tussen de aandelen

en de hoegrootheid van de inbreng dispropotioneel is. In dit geval worden immers

schenkingsrechten opeisbaar, tegen tarieven van 3% (voor schenkingen in de rechte lijn en

tussen partners) en 7% (voor schenkingen aan alle andere personen) in het Vlaams gewest.86

65. Wanneer een onroerend goed wordt ingebracht in de maatschap bestaat er wel een

registratieplicht, overeenkomsten tot overdracht van een zakelijk recht op een onroerend goed

zijn namelijk onderworpen aan een mutatierecht. Dit mutatierecht werd eveneens herleid tot

0% voor wat betreft onroerende goederen die niet geheel of gedeeltelijk tot bewoning

aangewend worden of bestemd worden (artikel 115bis W.Reg.). Gaat het daarentegen om

onroerende goederen die wel geheel of gedeeltelijk tot bewoning aangewend worden of

bestemd zijn dan is het verkooprecht van toepassing. Een dergelijke inbreng zal leiden tot de

opeisbaarheid van registratierechten aan een tarief van 10% voor onroerende goederen die in

85 Artikel 2.8.4.1.1. §2 V.C.F.

86 M. DELBOO en S. NELIS, “Burgerlijke maatschap en administratiekantoor: controlevehikels bij uitstek in een

klassieke successieplanning”, in M. DELBOO, D. MICHIELS, S. NELIS, J. RUYSSEVELDt en E. SPRUYT, Fiscaal

praktijkboek 2008- 2009. Indirecte belastingen, Mechelen, Kluwer, 2008, 146.

Page 33: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

28

Vlaanderen gelegen zijn of tegen 12,5% indien het onroerend goed in het Brussels

Hoofdstedelijk Gewest of in het Waalse Gewest gelegen is.

1.2 BTW

66. Bij maatschappen met een louter burgerlijk doel, zoals het beheer van een familiaal

patrimonium, ontstaan er geen verplichtingen die volgen uit de BTW-wetgeving.87

1.3 Inkomstenbelastingen

67. Wordt er een meerwaarde gerealiseerd door de inbreng van bepaalde goederen in de

maatschap in hoofde van de inbrenger dan kan zo een meerwaarderealisatie in bepaalde

gevallen belast worden als divers inkomen aan een tarief van 33% (artikel 90, 1° WIB 1992).

De normale verrichtingen van beheer van privé-vermogen blijven echter onbelast. Deze

belastingheffing vereist een abnormaal speculatief inzicht in hoofde van de inbrenger. Het

beheer van een familiaal patrimonium zal doorgaans kaderen in het normaal beheer van een

privé-vermogen en dient in beginsel geen speculatieve doeleinden.88

II. Tijdens de werking van de maatschap

68. Hier gelden wat betreft de registratierechten en de BTW dezelfde regels als

uiteengezet in het voorgaande luik. Eens de burgerlijke maatschap in werking is gesteld is op

fiscaal vlak enkel nog de inkomstenbelasting relevant. Hier geldt immers het principe van de

fiscale transparantie.

87 M. DELBOO, “De familiale burgerlijke maatschap”, Not. Fisc. M. 2003, 276.

88 M. VANCOLEN, “Maatschap en universaliteit, algemeenheden en onverdeeldheden vanuit fiscaal oogpunt” in

A.L. VERBEKE en F. BUYSSENS Notariële actualiteit 2014-2015, Antwerpen, Intersentia, 2015, 225, M. DELBOO

en S. NELIS, “Burgerlijke maatschap en administratiekantoor: controlevehikels bij uitstek in een klassieke

successieplanning”, in M. DELBOO, D. MICHIELS, S. NELIS, J. RUYSSEVELDt en E. SPRUYT, Fiscaal praktijkboek

2008- 2009. Indirecte belastingen, Mechelen, Kluwer, 2008, 147.

Page 34: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

29

2.1 Fiscale transparantie

69. Een belangrijk gevolg van het feit dat de maatschap een vennootschapsvorm zonder

rechtspersoonlijkheid is, is dat er het regime van fiscale transparantie geldt. Volgens dit

principe wordt de maatschap niet onderworpen aan vennootschaps- of

rechtspersonenbelasting,89

de inkomsten worden namelijk in hoofde van de vennoten belast en

men houdt bijgevolg op vlak van belastingheffing geen rekening met de beheersstructuur als

tussenniveau.90

Men kijkt als het ware door het controlevehikel heen en rekent de fiscale

gevolgen van een rechtshandeling toe aan de personen achter dit vehikel.91

Inkomsten worden

onmiddellijk in hoofde van elke maat belast in functie van de verdeelsleutel van de inkomsten

tussen de maten en dit naargelang van de belasting waaraan ze onderworpen zijn, zijnde de

personenbelasting, de vennootschapsbelasting of de belasting van niet-inwoners.92

70. Het principe van de fiscale transparantie is wettelijk vastgelegd in artikel 29 §1 W.I.B.

1992 voor wat betreft de winsten en baten van een burgerlijke vennootschap. Luidens die

bepaling worden de opnemingen van de vennoten of leden en hun deel in de verdeelde of

onverdeelde winst of baten onmiddellijk als winst van de vennoten aangemerkt. De

opbrengsten van de maatschap die aangewend worden voor het beheer van een familiaal

vermogen zullen echter niet als winsten of baten gekwalificeerd worden. Bij het beheer van

een privé-vermogen realiseert de burgerlijke maatschap immers geen winsten of baten.

71. De inkomsten van de maatschap zullen kwalificeren als roerende of onroerende

inkomsten.93

Hoewel de wet niet uitdrukkelijk voorziet in de toepassing van een regime van

fiscale transparantie op inkomsten die niet kwalificeren als winsten of baten, aanvaardt de

fiscale administratie de toepasselijkheid ervan voor deze inkomsten:

“Wanneer die vennootschappen, verenigingen, enz., noch enige nijverheids-, handels-

of landbouwonderneming exploiteren, noch zich aan een winstgevende bezigheid

89 Artikel 2, § 1, 5° WIB 1992 juncto artikel 179 WIB 1992.

90 M. DELBOO, “De familiale burgerlijke maatschap”, Not. Fisc. M. 2003, 276.

91 D. DE MAREZ en B. KEIRSBILCK, “De maatschap als instrument van successieplanning”, Themis. School voor

postacademische juridische vorming, Brugge, Die Keure, 2012, 33. 92

S. DEVOS, “Een maatschap is maatwerk”, T.R.V. 2001, S. VAN CROMBRUGGE, Beginselen van

vennootschapsbelasting, Kalmthout, Biblo, 2014, 14. 93

M. DELBOO, “De familiale burgerlijke maatschap”, Not. Fisc. M. 2003, 276.

Page 35: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

30

wijden - d.w.z. wanneer ze geen winsten of baten als bedoeld in artikel 23, § 1, 1° of

2°, WIB 92, behalen - zijn de inkomsten van onroerende goederen of van roerende

goederen en kapitalen die zij (zonder in rechte eigenaar ervan te zijn) voor rekening of

ten voordele van hun vennoten of leden beheren, in beginsel inkomsten van die

vennoten of leden en als onroerend of roerend inkomen belastbaar.” 94

72. Concreet houdt dit wat betreft roerende inkomsten van een burgerlijke maatschap in

dat de roerende voorheffing die verschuldigd is voor dividenden en interesten op het

ingebrachte vermogen de eindheffing is. Dit voor zover de maten natuurlijke personen en

Belgisch rijksinwoner zijn. De financiële tussenpersoon zal dan bevrijdende roerende

voorheffing inhouden alsof het vermogen rechtstreeks wordt aangehouden door de vennoten.

Hieruit spruit voort dat er geen verdere verplichting bestaat voor de vennoten om deze

inkomsten te vermelden in hun jaarlijkse belastingaangifte. Het resterende netto-saldo wordt

vervolgens uitgekeerd aan de individuele maten volgens de overeengekomen verdeelsleutel.

Voor wat betreft interesten en dividenden met buitenlandse oorsprong, die niet werden

uitbetaald door een Belgische tussenpersoon, dient dit in de personenbelasting van de maten

worden aangegeven, elk voor hun aandeel in de maatschap.95

73. Winsten die geen speculatieve doeleinden dienen worden vrijgesteld als normaal

beheer van een privé-vermogen. Dit zal geval per geval moeten onderzocht worden aan de

hand van feitelijke omstandigheden.96

94 Com. I.B. 1992, 179/28.

95 D. DE MAREZ en B. KEIRSBILCK, “De maatschap als instrument van successieplanning”, Themis. School voor

postacademische juridische vorming, Brugge, Die Keure, 2012, 35, M. DELBOO, “De familiale burgerlijke

maatschap”, Not. Fisc. M. 2003, 276, M. DELBOO en S. NELIS, “Burgerlijke maatschap en administratiekantoor:

controlevehikels bij uitstek in een klassieke successieplanning”, in M. DELBOO, D. MICHIELS, S. NELIS, J.

RUYSSEVELDt en E. SPRUYT, Fiscaal praktijkboek 2008- 2009. Indirecte belastingen, Mechelen, Kluwer, 2008,

148, M. DELBOO, Vermogensplanning en burgerlijke maatschap: uw 65 antwoorden, Antwerpen, Intersentia,

2010, 184. 96

M. DELBOO, “De familiale burgerlijke maatschap”, Not. Fisc. M. 2003, 277, S. DE CEULAER, “Enkele

kanttekeningen bij recente (inter)nationale evoluties inzake privémeerwaarden”, T.F.R. 2001, 627-638.

Page 36: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

31

2.1.1 Beroepsinkomsten of diverse inkomsten

74. In de rechtsleer woedt er discussie omtrent de conversie van de inkomsten van een

maatschap en bij uitbreiding van burgerlijke vennootschappen. Het vertrekpunt hierbij is het

winstoogmerk, dat een wezenlijk kenmerk is van de vennootschap. Voor de geldigheid van de

vennootschap moet zij zijn aangegaan met het oog op het verwezenlijken van een rechtstreeks

of onrechtstreeks vermogensvoordeel ten behoeve van de vennoten. Bepaalde rechtsleer

concludeert hieruit dat de roerende en/of onroerende inkomsten moeten worden beschouwd

als diverse inkomsten of zelfs als beroepsinkomsten.97

Inmiddels heeft de rulingcommissie de

volkomen fiscale transparantie van de burgerlijke maatschap bevestigd.98

De administratie

lijkt met deze ruling alle twijfel van tafel te vegen en verlaat het terughoudende standpunt dat

ze in een eerdere ruling innam.99

75. Dit houdt in dat er geen inkomensconversie in beroepsinkomsten plaatsvindt, de

inkomsten behouden hun aard. De maatschap wordt passief beheerd binnen een familiale sfeer

als een goede huisvader, het beoogt de instandhouding en aangroei van het familiaal

vermogen. De winsten van de maatschap vallen bijgevolg niet onder de noemer van

inkomsten van een nijverheids-, handels- of landbouwonderneming (winst in de zin van

artikel 24 W.I.B. 1992) of van inkomsten uit een vrij beroep, ambt, post, enz. (baten in de zin

van artikel 27 W.I.B. 1992).100

76. Een burgerlijke maatschap die zich strikt beperkt tot haar statutair doel en uitsluitend

burgerlijke activiteiten stelt, wordt bijgevolg volkomen fiscaal transparant behandeld. Dit zal

het geval zijn voor de burgerlijke maatschap die het voorwerp uitmaakt van deze masterproef,

nl. als beheersvehikel van een familiaal vermogen en dit d.m.v. courante technieken die

97 J. VANOVERBEKE, De familiale burgerlijke vennootschap – een instrument voor successieplanning, T.F.R.

2000, 615, M. DELBOO, “De familiale burgerlijke maatschap”, Not. Fisc. M. 2003, 277. 98

S. VAN BREEDAM, Burgerlijke maatschap: volkomen fiscaal transparant, Fiscoloog 2009, afl. 1173, 7. 99

Dienst Voorafgaande Beslissingen, voorafgaande beslissing nr. 400.374, 21 april 2005,www.fisconetplus.be:

De commissie voor voorafgaande fiscale beslissingen oordeelde dat het feit dat twee of meer personen zich

organiseren met als doel één of meer nauwkeurig omschreven activiteiten uit te oefenen met het oogmerk aan de

deelgenoten een rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel te bezorgen, een ernstige indicatie is dat het

inkomen dat gehaald wordt uit een dergelijke organisatie een bedrijfsinkomen vormt. 100

S. VAN BREEDAM, Burgerlijke maatschap: volkomen fiscaal transparant, Fiscoloog 2009, afl. 1173, 7.

Page 37: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

32

openstaan voor particulieren. Het inkomen van een dergelijke maatschap zal gekwalificeerd

worden als normaal beheer van het privé-vermogen.101

77. Niet zozeer het vennootschapskader waarin de inkomsten worden verworven is van

belang bij de beoordeling of er beroepsinkomsten worden gerealiseerd maar wel de feitelijke

aard van de verrichtingen.102

De rechtspraak ontwikkelde enkele criteria die indicatief zijn bij

deze beoordeling.103

Zo zijn van belang: het bedrag van de verrichtingen, de tijdspanne

waarbinnen de handelingen werden gesteld, de frequentie van de verrichte handelingen, het

complexe karakter ervan en de aard van het vermogen waarmee werd gewerkt; vreemd of

eigen vermogen. De aanwezigheid van één of enkele van deze indicaties zal doorgaans niet

afdoende zijn om de inkomsten als diverse of beroepsinkomsten te kwalificeren. Een

combinatie van meerdere van deze criteria samen met de beoordeling van de concrete situatie

zal echter wel helpen uitsluitsel te geven.104

2.1.2 Tax deferral

78. De vraag rijst naar het tijdstip van belastbaarheid van de inkomsten van een

burgerlijke maatschap en of de belastingheffing kan worden uitgesteld door de inkomsten te

reserveren.

79. Als gevolg van de fiscale transparantie worden de inkomsten onmiddellijk en

rechtstreeks belast in hoofde van de maten, ook de niet-uitgekeerde inkomsten worden geacht

te zijn toegekend aan de vennoten.105

Dit houdt in dat de belastingheffing niet kan worden

uitgesteld door reservering van de inkomsten.106

Sommige rechtsgeleerden argumenteren dat

de bewoording uit artikel 364 W.I.B. 1992 erop wijst dat een inkomstenreservering bij de

101 M. DELBOO, “De familiale burgerlijke maatschap”, Not. Fisc. M. 2003, 277.

102 J. VANOVERBEKE, De familiale burgerlijke vennootschap – een instrument voor successieplanning, T.F.R.

2000, 616, M. DELBOO, “De familiale burgerlijke maatschap”, Not. Fisc. M. 2003, 277. 103

Brussel, 29 oktober 1993, F.J.F., n° 94/189; Antwerpen, 18 november 1997, F.J.F., n° 98/42. 104

J. VANOVERBEKE, De familiale burgerlijke vennootschap – een instrument voor successieplanning, T.F.R.

2000, 616. 105

Artikel 362 W.I.B. 1992 106

M. VANCOLEN, “Maatschap en universaliteit, algemeenheden en onverdeeldheden vanuit fiscaal oogpunt” in

A.L. VERBEKE en F. BUYSSENS Notariële actualiteit 2014-2015, Antwerpen, Intersentia, 2015, 231.

Page 38: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

33

categorieën roerende en onroerende inkomsten wel mogelijk is, de tekst van de wet heeft het

immers enkel over winsten en baten. De beslissing omtrent de niet-betaling dient autonoom

genomen te worden door een bestuursorgaan van de vennootschap. Volgens deze zienswijze

is voor die categorie van inkomsten een inkomstenreservering mogelijk en kan men op die

manier de belastingheffing uitstellen, de zogenaamde ‘tax deferral’.107

Anderzijds lijkt deze

discussie weinig relevant, de administratie aanvaardt immers het principe van fiscale

transparantie ook voor roerende en onroerende inkomsten uit een burgerlijke vennootschap.

Dit zou inhouden dat een inkomstenreservering zonder gevolg blijft voor het tijdstip van

belastbaarheid.

III. Bij de ontbinding van de burgerlijke maatschap

3.1 Registratierechten

80. Er bestaat geen verplichting tot registratie van de verdelingsakte voor zover er geen

onroerend goed bij betrokken is. De vrijwillige aanbieding van de akte zal evenwel het

algemeen vast recht opeisbaar maken. Worden onroerende goederen of zakelijke rechten op

onroerende goederen verdeeld tussen de maten dan bestaat wel een verplichting tot registratie,

op een dergelijke verdeling is dan het verdelingsrecht van 2,5% van toepassing.108

Als het

onroerend goed echter wordt toebedeeld aan een andere deelgenoot dan de vennoot die het

oorspronkelijk inbracht, wordt ingevolge de anti-misbruikbepaling uit artikel 113 W. Reg. het

evenredig verkooprecht opeisbaar (10% voor goederen in het Vlaamse Gewest gelegen en

12,5% voor goederen gelegen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Waalse

Gewest).109

107 S. DEVOS, “Een maatschap is maatwerk”, T.R.V. 2001, 285, A. Haelterman, Fiscale transparantie, Theorie en

praktijk in België, Biblo, 207-208 108

Artikel 2.10.4.0.1. V.C.F. 109

Artikel 113 W.Reg.

Page 39: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

34

3.2 Inkomstenbelasting

81. Vermits de maatschap niet onderworpen is aan de vennootschapsbelasting kan er bij

de ontbinding in beginsel geen belastingheffing plaatsvinden n.a.v. uitkering van reserves

daar deze in principe al belast werden in hoofde van de deelgenoten. Wat betreft de realisatie

van een meerwaarde gaan we ervan uit dat deze, bij een maatschap die kadert in een

vermogensplanning, onder het normale beheer van een privé-vermogen valt en ontsnapt aan

taxatie.110

110 M. DELBOO, “De familiale burgerlijke maatschap”, Not. Fisc. M. 2003, 278.

Page 40: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

35

Hoofdstuk 3. De burgerlijke maatschap als instrument van

een successieplanning

I. Doelstelling

82. In de voorgaande hoofdstukken werd de figuur van de burgerlijke maatschap

uiteengezet op vennootschapsrechtelijk en fiscaalrechtelijk vlak alsook de voordelen die deze

vennootschapsvorm te bieden heeft. Daaruit is gebleken dat de burgerlijke maatschap een

interessante tool kan zijn in het kader van een klassieke successieplanning.

83. Zo komt de maatschap tegemoet aan de vrees van ouders dat een successieplanning

ervoor zal zorgen dat zij in de kou blijven staan. Estate planners trachten dan ook de

juridische eigendom van de economische eigenschap af te splitsen en dit op een fiscaal

gunstige manier. Zodoende behoudt de schenker niet enkel de inkomsten uit het geschonken

vermogen maar ook het zeggenschap, hij hoeft niet afhankelijk te worden van de

beslissingsmacht door de begiftigden.111

De oprichting van een burgerlijke maatschap kan een

antwoord bieden op bepaalde problemen waar klassieke estate planning-technieken tekort

schieten.112

84. De oprichting van een burgerlijke maatschap zal op zich niet leiden tot een

vermogensoverdracht, noch zal het leiden tot fiscale optimalisatie, de maatschap is immers

fiscaal neutraal. Om een besparing van erfbelasting te bekomen bij de overgang van het

vermogen moet de maatschap gecombineerd worden met klassieke technieken zoals de

schenking of de handgift. In dat opzicht moet de maatschap veeleer gezien worden als een

structuur die zorgt voor een georganiseerde vermogensovergang. 113

111 S. DEVOS, “Een maatschap is maatwerk”, T.R.V. 2001, 290.

112 Zie rndnr. 26 e.v.

113 S. DEVOS, “Een maatschap is maatwerk”, T.R.V. 2001, 290.

Page 41: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

36

II. De burgerlijke maatschap gecombineerd met een schenking

85. In beginsel zijn er dus twee rechtshandelingen nodig om het vooropgestelde doel te

bereiken, m.n. de oprichting van de burgerlijke maatschap en de schenking van (een deel van)

het familiale vermogen.

86. Er vallen drie verschillende technieken voor de successieplanning te onderscheiden,

welke het meest is aangewezen hangt af van de omstandigheden.114

De eerste techniek gaat uit

van een voorafgaande schenking van (een deel van) het familiale vermogen waarna een

burgerlijke maatschap wordt opgericht. Het geschonken familiale vermogen wordt vervolgens

ingebracht in de maatschap. De tweede techniek bestaat erin dat het familiale vermogen wordt

ingebracht in een burgerlijke maatschap, gevolgd door een schenking van de delen van de

maatschap. De derde techniek tracht de overgang te bewerkstelligen zonder een afzonderlijke

schenking. De vermogensoverdracht gebeurt dan in de vorm van een onrechtstreekse

schenking of een vermomde schenking. Voor een dergelijke planning wordt zelden geopteerd,

in de meerderheid van de gevallen vinden twee afzonderlijke rechtshandelingen plaats. De

volgorde waarin de rechtshandelingen gesteld worden, is niet van gering belang en hangt af

van de concrete omstandigheden.115

2.1 Techniek van de voorafgaandelijke schenking

87. De methode die het vaakst wordt aangewend is deze waarbij de ouders eerst een deel

van het familiale vermogen schenken aan de kinderen, die vervolgens samen met de ouders

een maatschap oprichten en er de geschonken goederen samen met goederen die door de

ouders werden behouden inbrengen

88. Er zijn verscheidene redenen om voor de techniek van de voorafgaandelijke schenking

te kiezen. Zo kan de keuze ingegeven zijn door fiscaalrechtelijke motieven, de

114 D. DE MAREZ en B. KEIRSBILCK, “De maatschap als instrument van successieplanning”, Themis. School voor

postacademische juridische vorming, Brugge, Die Keure, 2012, 115

A. VAN ZANTBEEK en S. SLAETS, “De maatschap in combinatie met de schenking: wat eerst?”, in A.

VERBEKE, H. DERYCKE, P. LALEMAN en D. VAN GERVEN (eds.), Handboek Estate Planning –

Vermogensplanning met effect bij leven: rechtspersoon, Larcier, Gent, 2009, 233.

Page 42: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

37

voorafgaandelijke schenking maakt het immers mogelijk te schenken zonder notariële akte.

Op die manier kan men schenkingsrechten vermijden, dit maakt het een gunstige methode

voor materiële roerende goederen. Vroeger was deze methode af te raden indien het vermogen

in België gelegen onroerende goederen die voor bewoning bestemd zijn omvatte. De

toepasselijke schenkingsrechten maakten dat het kostenplaatje hiervan duur uitviel.116

Sinds

de recente inwerkingtreding van de lagere schenkingsrechten op onroerende goederen is het

niet steeds zo dat een voorafgaandelijke schenking duurder uitkomt.117

De nieuwe tarieven

zijn namelijk zeer voordelig bij verkrijging in rechte lijn en tussen partners, de tarieven op de

eerste twee schijven bedragen immers 3% en 9% (artikel 2.8.4.1.1 VCF). Voortaan zal de

aangewezen techniek dus afhangen van de begunstigde – betreft het een schenking in rechte

lijn? – en van de waarde van het onroerend goed.

2.1.1 Modaliteiten

2.1.1.1 Met voorbehoud van vruchtgebruik

89. Nogal vaak gebeurt de voorafgaandelijke schenking met een voorbehoud van

vruchtgebruik door de schenkers, de begiftigden worden dan de juridische eigenaar van de

blote eigendom. Dit is nuttig omdat de ouders zich op die manier verzekeren van een

inkomstenbehoud uit de geschonken goederen. De ouders zullen vervolgens een (geringe)

som in volle eigendom en het voorbehouden vruchtgebruik op de geschonken goederen

inbrengen, de begiftigden doen hetzelfde met de blote eigendom. Het is belangrijk om hierbij

te voorzien in zakelijke subrogatie, de betrokkenen willen immers dat de verhouding

vruchtgebruik – blote eigendom wordt voortgezet op de in ruil verkregen deelbewijzen. Het

vruchtgebruik dooft dan uit bij overlijden van de ouders en de kinderen verkrijgen de volle

eigendom van de deelbewijzen zonder dat successierechten verschuldigd zijn. Indien geen

zaakvervanging zou voorzien worden ontvangen de schenkers deelbewijzen in volle

eigendom en dit in verhouding tot de waarde van het ingebrachte vruchtgebruik. Dit kan

ingaan tegen de successieplanning, de vermogensbestanddelen in volle eigendom vallen bij

116 S. DEVOS, “Een maatschap is maatwerk”, T.R.V. 2001, 290.

117 Artikel 90 Decr. Vl. Parl. 19 december 2014, B.S. 29 januari 2015.

Page 43: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

38

overlijden van de schenkers immers in hun nalatenschap, waarop dan successierechten zullen

moeten betaald worden.118

2.1.1.2 Schenking onder last van inbreng in de maatschap

90. De ouders en de kinderen zijn samen betrokken bij de oprichting van de maatschap, de

ouders verzekeren er zich dus best van dat de kinderen zullen meewerken door de geschonken

goederen in de maatschap in te brengen. Daarom wordt aan de schenking soms een last

verbonden dat de kinderen de geschonken goederen in de burgerlijke maatschap moeten

inbrengen. In deze context rijst soms de vraag of het bedingen van een dergelijke last niet in

strijd is met het beginsel van ‘donner et retenir ne vaut’. Het bedingen van zo een last wordt

in beginsel aanvaard mits de beheersbevoegdheden van de statutaire zaakvoerder-ouder

aangepast zijn en in evenwicht zijn met de inspraakmogelijkheden van de vennoten-

kinderen.119

Ook relevant is de vraag of de winstuitkering van de vennoten proportioneel is

aan hun aandeel in de maatschap. Het bedingen van deze last blijft evenwel risicovol, het lijkt

daarom te verkiezen om de schenking niet te koppelen aan een dergelijke last als er een goede

verstandhouding is tussen de schenkers en de begunstigden.

91. DELBOO lijkt overigens een geschikte oplossing aan te reiken voor deze kwestie. Voor

de oprichting van de maatschap is wilsovereenstemming afdoende en geenszins een materiële

overhandiging vereist. De kinderen gaan de verbintenis aan om een bepaalde inbreng te doen

in de maatschap tegen een bepaald tijdstip. Na de oprichting schenken de ouders de goederen

aan de kinderen, die hun verbintenis tot inbreng kunnen nakomen met de geschonken

goederen. De ouders kunnen een vervreemdingsverbod bedingen bij de schenking, op die

118 V. SAGAERT en S. VAN WAEYENBERGHE, “Vruchtgebruik en maatschap”, TEP 2011, 156, A. VAN ZANTBEEK

en S. SLAETS, “De maatschap in combinatie met de schenking: wat eerst?”, in A. VERBEKE, H. DERYCKE, P.

LALEMAN en D. VAN GERVEN (eds.), Handboek Estate Planning – Vermogensplanning met effect bij leven:

rechtspersoon, Larcier, Gent, 2009, 235. 119

D. ANECA, J. DEMAN en W. BLONDE, De burgerlijke vennootschap: een thuishaven voor uw vermogen,

Mechelen, Kluwer, 2003, 89.

Page 44: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

39

manier biedt deze piste meer zekerheid en de methode lijkt niet strijdig met het adagium

‘donner et retenir ne vaut’.120

2.1.2 Fiscale optimalisatie

92. De techniek van de voorafgaandelijke schenking is vooral interessant wanneer de

betrokkenen willen besparen op schenkingsrechten en eventueel notariskosten, de schenking

kan namelijk belastingvrij gebeuren. Hiertoe doet men beroep op de gekende technieken van

de handgift, de onrechtstreekse schenking d.m.v. een bankgift of het laten verlijden van de

schenkingsakte voor een Nederlandse notaris121

.

93. In sommige gevallen opteert men beter voor de schenking voor een buitenlandse

notaris, dit biedt het voordeel dat de schenking kan gebeuren met voorbehoud van

vruchtgebruik. De handgift met voorbehoud van vruchtgebruik is namelijk niet geldig omdat

op die manier niet voldaan is aan de traditio-vereiste.122

94. De schenking voor een buitenlandse notaris kan volledig belastingvrij gebeuren, er

bestaat immers geen registratieverplichting in België (artikel 19 W.Reg.), noch zijn

schenkingsrechten verschuldigd in Nederland op schenkingen door niet-rijksinwoners.

Anderzijds kan men de schenkingsakte (in extremis) vrijwillig ter registratie aanbieden om zo

aan de toepassing van het fictief legaat uit artikel 7 W.Succ./ artikel 2.7.1.0.5. V.C.F. te

ontsnappen.123

In deze context is het belangrijk op te merken dat deze wijze van belastingvrij

schenken sinds kort op losse schroeven staat voor wat betreft schenkingen van roerende

goederen met voorbehoud van vruchtgebruik, m.n. voor effecten op naam en geldbeleggingen.

In een recent standpunt124

lijkt Vlabel het poortje naar de Nederlandse notaris te willen

120 M. DELBOO, “De familiale burgerlijke maatschap”, Not. Fisc. M. 2003, 279.

121 Of in enig ander land dat geen schenkingsrechten heft op schenkingsakten voor niet-inwoners, vb.

Zwitserland. 122

A. VERBEKE en S. SNAET, “Zakelijke rechten en vermogensplanning. Vruchtgebruik - Recht van gebruik en

bewoning – Erfpacht”, Themis School voor postacademische juridische vorming, Brugge, Die keure, 2009, 47. 123

D. DE MAREZ en B. KEIRSBILCK, “De maatschap als instrument van successieplanning”, Themis. School voor

postacademische juridische vorming, Brugge, Die Keure, 2012, 26. 124

Standpunt 15004 dd. 21.03.2016.

Page 45: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

40

sluiten.125

Indien de Vlaamse belastingdienst bij haar standpunt blijft, zou dit wel eens het

einde van de zogenaamde ‘Nederlandse route’ bij schenkingen van roerende goederen met

voorbehoud van vruchtgebruik kunnen betekenen.126

95. De tweede mogelijkheid om belastingvrij te schenken is de handgift, enkel mogelijk

voor lichamelijke roerende goederen. Een geldige handgift veronderstelt een traditio, het

daadwerkelijk, onherroepelijk en definitief materieel overdragen van de goederen. Tot slot is

er ook nog de onrechtstreekse schenking d.m.v. een bankgift. Dit is in se een neutrale

handeling maar wordt gekwalificeerd als onrechtstreekse schenking mits zij met animo

donandi werd gesteld.

96. Wanneer wordt gebruik gemaakt van de handgift of de bankgift zal in de praktijk een

zogenaamd ‘pacte adjoint’ worden opgemaakt waarin de verplichting in hoofde van de

begunstigde(n) om de geschonken goederen in de burgerlijke maatschap in te brengen, wordt

opgenomen. In wezen is dit een begeleidend schrijven waarin de voorwaarden en modaliteiten

van de schenking worden vermeld en dat alsook een ontwerp van de maatschapsovereenkomst

bevat. Enige voorzichtigheid is geboden wanneer de begunstigden het pacte adjointe mede

ondertekenen en het op die manier een bilateraal karakter verkrijgt. Deze ondertekening moet

na de totstandkoming van de schenking gebeuren, d.i. na de traditio bij de handgift of na de

bankgift. Zoniet kan de pacte adjointe als schenkingsakte worden aanzien en bestaat het risico

dat de schenking nietig is wegens miskenning van artikel 931 van het Burgerlijk wetboek. Het

125 In haar standpunt poneert VLABEL dat artikel 2.7.1.0.7 VCF eveneens van toepassing is op gesplitste

inschrijvingen van effecten op naam of geldbeleggingen. Dit impliceert dat gesplitste inschrijvingen van effecten

op naam en geldbeleggingen worden vermoed zich in volle eigendom in de nalatenschap van de vruchtgebruiker

te bevinden bij diens overlijden, ongeacht de verstreken tijd tussen de gesplitste inschrijving en het overlijden. Er

bestaat evenwel een mogelijkheid om tegenbewijs te leveren, nl. dat het niet gaat om een bedekte bevoordeling

van de blote eigenaar-begunstigde. Dit kan ten eerste door aan te tonen dat er geen causaal verband bestaat

tussen de schenking en de gesplitste inschrijving. In casu kan men dergelijk bewijs niet aanleveren daar de

schenking met voorbehoud van vruchtgebruik tot doel en gevolg heeft dat er een verhouding vruchtgebruik-blote

eigendom onstaat. Er is dus wel sprake van een causaal verband. Een tweede mogelijkheid tot leveren van

tegenbewijs bestaat erin aan te tonen dat schenking werd geregistreerd en de schenkingsrechten werden betaald.

De registratie van de schenking moet de gesplitste inschrijving voorafgaan. 126

Dit standpunt geldt enkel indien de schenker bij zijn overlijden in het Vlaams Gewest woont. Bovendien

zorgde het standpunt voor heel wat opschudding. Er zijn er zelf die opperen dat het standpunt onwettig is

aangezien het tegenbewijs dient om aan te tonen dat de verkrijging geen bedekte bevoordeling uitmaakt voor de

blote eigenaar en er helemaal geen sprake kan zijn van een bedekte bevoordeling. Een schenking voor de

(Nederlandse) notaris kan men bedenkt noemen, alles wordt immers openlijk geregeld en geakteerd.

Page 46: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

41

document mag louter als bewijsstuk dienen of ter staving van de voorwaarden en modaliteiten

van de schenking.127

97. Bij schenkingen die niet geregistreerd werden en waarop bijgevolg geen

schenkingsrechten werden betaald is men echter niet zeker van zijn stuk, er is immers geen

definitieve afrekening met de fiscus gebeurd en dit is problematisch bij het overlijden van de

schenker kort na de schenking. Overeenkomstig de fictiebepaling van artikel 2.7.1.0.5.VCF en

artikel 7 W. Succ. worden schenkingen die de overledene binnen de verdachte periode van

drie jaar voor zijn overlijden heeft gedaan en waarvoor geen schenkingsrechten werden

betaald als een fictief legaat beschouwd. De geschonken goederen worden geacht deel uit te

maken van de nalatenschap zodat de erfbelasting verschuldigd wordt.

98. Net om die fiscale redenen is de techniek van de voorafgaande schenking vooral

interessant bij materiële roerende goederen, deze categorie van goederen leent zich er immers

toe om via de handgift schenkingsrechten te vermijden.

2.2 Schenking a posteriori

99. De tweede techniek die in een successieplanning soms wordt aangewend houdt in dat

de schenkers eerst gezamenlijk een burgerlijke maatschap oprichten en er nadien de goederen

die zij wensen over te dragen in inbrengen. De schenkers zijn dan initieel eigenaar van de

delen van de maatschap, die ze vervolgens wegschenken. De begunstigden zijn in dit geval

geen mede-oprichters maar worden naderhand mede-vennoten in de burgerlijke maatschap.128

127 J. VANOVERBEKE, “De familiale burgerlijke vennootschap – een instrument voor successieplanning”, T.F.R.

2000, 615, D. DE MAREZ en B. KEIRSBILCK, “De maatschap als instrument van successieplanning”, Themis.

School voor postacademische juridische vorming, Brugge, Die Keure, 27. 128

D. DE MAREZ en B. KEIRSBILCK, “De maatschap als instrument van successieplanning”, Themis. School voor

postacademische juridische vorming, Brugge, Die Keure, 24.

Page 47: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

42

2.2.1 In welke gevallen aangewezen?

100. Wanneer er onder de begunstigden van de schenking minderjarigen zijn, is het

aangewezen dat de ouders eerst de maatschap oprichten en pas daarna de delen van de

maatschap aan de (minderjarige) kinderen schenken.129

De handelingsonbekwaamheid van de

minderjarige(n) vormt met name een probleem bij de oprichting van de maatschap. Het

toetreden tot een overeenkomst van onverdeeldheid behoort tot de reeks handelingen

waarvoor de ouders of de voogd een voorafgaande machtiging moeten verkrijgen bij de

vrederechter (artikel 378 jo. Artikel 410, 8° B.W.). Bepaalde rechtsleer reiken de diagonale

werkwijze aan waarbij de ouders de schenking gedaan door de andere ouder aanvaarden, ze

treden in dit geval op in dubbele hoedanigheid.130

101. Doorgaans kiezen de schenkers er echter voor om de (minderjarige) kinderen niet te

betrekken bij de oprichting, op die manier ontwijkt men de bijkomende formaliteiten en

procedure.131

Wanneer de ouders de delen van de maatschap schenken kan een beperking van

de beheersbevoegdheden, wat betreft de investeringen die kunnen gedaan worden m.b.t. de

ingebrachte goederen, zich opdringen. Zo vermijdt men dat de kinderen, eens meerderjarig

geworden, het (risicovolle) beheer door hun ouders betwisten.132

Denkt men hierbij aan

statutaire beperking voor de zaakvoerders om kredieten aan te gaan of voor het stellen van

zekerheden.133

102. De werkwijze van de schenking van de delen van de maatschap kan ook een oplossing

bieden indien de schenker niet zeker is of de begiftigde(n) na een voorafgaande schenking

nog wel wil(len) meewerken aan de oprichting van de maatschap.134

Hiervoor zijn echter ook

129 A. VAN ZANTBEEK en S. SLAETS, “De maatschap in combinatie met de schenking: wat eerst?”, in A.

VERBEKE, H. DERYCKE, P. LALEMAN en D. VAN GERVEN (eds.), Handboek Estate Planning –

Vermogensplanning met effect bij leven: rechtspersoon, Larcier, Gent, 2009, 234. 130

W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen

Oxford, Intersentia, 2010, 579. 131

M. DELBOO, “De familiale burgerlijke maatschap”, Not. Fisc. M. 2003, 280, B. HUTS, ‘La société civile’, Rec.

Enr. Not. 2001, 121. 132

B. HUTS, ‘La société civile’, Rec. Enr. Not. 2001, 121. 133

M. DELBOO, “De familiale burgerlijke maatschap”, Not. Fisc. M. 2003, 280. 134

D. DE MAREZ en B. KEIRSBILCK, “De maatschap als instrument van successieplanning”, Themis. School voor

postacademische juridische vorming, Brugge, Die Keure, 24.

Page 48: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

43

andere oplossingen voorhanden: enerzijds het verbinden van een last aan de schenking of men

laat de begiftigden hun volstortingsplicht voldoen met de geschonken goederen.135

2.2.2 Fiscale optimalisatie

103. Het immaterieel karakter van de deelgerechtigdheden van de maatschap impliceert dat

de delen niet bij wijze van handgift kunnen worden geschonken, de schenking van de delen

gebeurt via een notariële akte (artikel 931 B.W.). N.a.v. het verlijden van de schenkingsakte

zullen dan ook schenkingsrechten opeisbaar worden.

104. Om alsnog aan schenkingsrechten te ontsnappen, doen velen beroep op de diensten

van een Nederlands notaris. De schenking verkrijgt hierdoor vaste datum, dit kan van belang

zijn om naderhand aan te tonen dat de schenking meer dan drie jaar voor het overlijden is

gebeurd. De notaris kan bovendien bepaalde voorwaarden en modaliteiten verbinden aan de

schenking.136

Bij het voorbehouden van vruchtgebruik dient dezelfde kanttekening gemaakt

worden als bij de techniek van de voorafgaandelijke schenking, mogelijks komt ingevolge het

standpunt van Vlabel een einde aan de toevlucht tot de Nederlandse notaris bij schenkingen

van roerende goederen met voorbehoud van vruchtgebruik.137

105. Als alternatief voor de notariële schenking in het buitenland reikt VANOVERBEKE de

onrechtstreekse schenking naar Belgisch recht aan. Hij wijst erop dat de deelgerechtigdheden

van de maatschap zouden kunnen worden overgedragen d.m.v een onrechtstreekse schenking,

net zoals dit door sommigen wordt aanvaard in een BVBA. Men draagt dan intuitu personae

rechten t.o.v. de vennootschap over. Zo een onrechtstreekse schenking gaat als volgt in zijn

werk: vooreerst is een aanpassing van het aandeelhoudersregister vereist, vervolgens stelt de

schenker de begunstigde hiervan in kennis waarbij de schenker bevestigt dat de overdracht

gebeurde met het oogmerk om te schenken. Het gevolg van deze werkwijze is dat de delen

van de maatschap vrij van registratierechten en successierechten worden overgedragen, mits

135 Rndnr. 90-91.

136 J. VANOVERBEKE, “De familiale burgerlijke vennootschap – een instrument voor successieplanning”, T.F.R.

2000, 615, D. DE MAREZ en B. KEIRSBILCK, “De maatschap als instrument van successieplanning”, Themis.

School voor postacademische juridische vorming, Brugge, Die Keure, 29. 137

Rndnr. 94.

Page 49: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

44

de schenker nog minstens drie jaar na de schenking blijft leven. VANOVERBEKE beklemtoont

dat de techniek niet algemeen aanvaard wordt en geen absolute zekerheid biedt. Beter is het

dan om d.m.v. een traditionele handgift of bankgift gelden te schenken waarmee de

begunstigde(n) de delen kunnen overkopen.138

2.3 Geen schenking

106. De delenverhouding tussen de vennoten kan statutair bepaald worden, deze hoeft niet

overeen te stemmen met de inbreng gedaan door de vennoten. De overdracht van het

vermogen kan dus ook worden bekomen door de delen disproportioneel toe te bedelen aan de

vennoten. Zo kunnen de ouders een inbreng doen van 95 en de kinderen een inbreng van 5

waarna de ouders 5 delen krijgen en de kinderen 95 delen. Bij de toepassing van deze

techniek moet men de eerbiediging van het verbod van een leeuwenbeding steeds in het

achterhoofd houden. Bij het uitwerken van een dergelijke regeling doet men er best aan om

redelijke verhoudingen te hanteren. Zoniet bestaat het risico dat de maatschapovereenkomst

wordt geherkwalificeerd in een verdoken schenking.139

107. Deze techniek kan men verder statutair moduleren door enerzijds de

deelgerechtigdheden grotendeels aan de kinderen toe te wijzen en anderzijds de periodieke

winsten in grote mate aan de ouders toe te bedelen. De ouders krijgen eerder een levenslange

winstparticipatie en de kinderen een belangrijke deelname in het kapitaal voor hun inbreng.

Zo sluit deze werkwijze geheel aan op de doelstelling van de meeste klassieke

successieplanningen: de juridische overdracht van (een deel van) het familiale vermogen aan

de volgende generatie terwijl de ouders de zekerheid van levenslange inkomsten behouden.

Bovendien biedt deze techniek het voordeel dat men aan het toepassingsgebied van artikel 7

W.Succ./ artikel 2.7.1.0.5 VCF ontsnapt, er vindt immers geen schenking plaats.140

138 J. VANOVERBEKE, “De familiale burgerlijke vennootschap – een instrument voor successieplanning”, T.F.R.

2000, 615. 139

J. VANOVERBEKE, “De familiale burgerlijke vennootschap – een instrument voor successieplanning”, T.F.R.

2000, 615. 140

J. VANOVERBEKE, “De familiale burgerlijke vennootschap – een instrument voor successieplanning”, T.F.R.

2000, 615.

Page 50: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

45

2.4 Toepassingsgevallen van de burgerlijke maatschap

108. Een alternatief beheersvehikel dat in dit kader vaak wordt aangewend is een stichting

administratiekantoor. Het belangrijkste verschil tussen beide instrumenten is dat de stichting

administratiekantoor wel over rechtspersoonlijkheid beschikt. Er situeert zich ook een

relevant verschil op fiscaal niveau, de maatschap is namelijk fiscaal transparant. De stichting

is fiscaal transparant als grosso modo aan volgende voorwaarden is voldaan: het moet gaan

om aandelen van een NV, BVBA of CVA die gecertifiëerd worden en er moet voorzien

worden in een doorstortingsverplichting zodat alle inkomsten uit de aandelen verplicht

worden doorgestort naar de achterliggende certificaathouders. Het behoort niet tot het bestek

van deze masterproef om een analyse van de stichting administratiekantoor te maken, een

interessantere vraag is in welke gevallen de maatschap meer aangewezen is dan de stichting.

Het antwoord op deze vraag hangt sterk af van de voorliggende omstandigheden.141

109. Voor een beleggingsportefeuille is de burgerlijke maatschap te verkiezen boven de

stichting. Er van uitgaande dat een gemiddelde beleggingsportefeuille niet louter aandelen van

een NV, BVBA of CVA bevat, lijkt het genieten van het regime van fiscale transparantie geen

sinecure bij de stichting administratiekantoor. Om die reden is de burgerlijke maatschap een

meer aangewezen controlevehikel.142

110. Volgens DELBOO, DEKNUDT en NELIS verdient de burgerlijke maatschap ook

aanbeveling ingeval van de organisatie van een private kunstcollectie. Uitgezonderd de

situatie waarin het de wens van de schenker is dat de kunstwerken niet in een universaliteit

maar afzonderlijk aan verschillende begunstigden zouden toekomen. Dit kan men bekomen

door te werken met de stichting administratiekantoor waarbij verschillende certificaten

worden uitgegeven die een bepaalde kunstwerk vertegenwoordigen. Die welbepaalde

certificaten kan men dan schenken aan de ene dan wel de andere begunstigde.143

141 Voor een omstandigere analysie zie: M. DELBOO, G. DEKNUDT en S. NELIS, Vermogensplanning en

burgerlijke maatschap: uw 65 antwoorden, Antwerpen, Intersentia, 2010, 172-173. 142

M. DELBOO, G. DEKNUDT en S. NELIS, Vermogensplanning en burgerlijke maatschap: uw 65 antwoorden,

Antwerpen, Intersentia, 2010, 172. 143

M. DELBOO, G. DEKNUDT en S. NELIS, Vermogensplanning en burgerlijke maatschap: uw 65 antwoorden,

Antwerpen, Intersentia, 2010, 172.

Page 51: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

46

2.4.1 Specifiek toepassingsgeval: de overdracht van familiale

vennootschapsaandelen

111. Ook voor de overdracht van aandelen van familiale vennootschappen wordt vaak een

controlevehikel aangewend, zoals de maatschap. Het antwoord op de vraag of de burgerlijke

maatschap dan wel de stichting administratiekantoor het meest aangewezen is in deze context

is niet eenduidig. Alles zal afhangen van de voorliggende omstandigheden. Wanneer het over

een groep van vennootschappen gaat of de hypothese waarin de pater familias de familiale

opvolging reeds voor de verre toekomst wil vastleggen, lijkt te keuze te vallen op de stichting.

Ook ingeval van betwisting heeft de stichting hier een stapje voor op de maatschap gezien

haar rechtspersoonlijkheid.144

112. In andere gevallen kan de burgerlijke maatschap een geschikt instrument zijn voor de

overdracht van familiale vennootschaps-aandelen. Een belangrijke overweging voor de keuze

voor de burgerlijke maatschap in deze context is opnieuw het gewenste controlebehoud.

Doordat de aandelen van de familiale onderneming worden ingebracht, behoren de familiale

vennootschaps-aandelen in onverdeeldheid toe aan de maten. Via het zaakvoerderschap in de

burgerlijke maatschap kan de schenker o.a. deelnemen aan de algemene vergadering van de

familiale onderneming en op die manier blijft hij de touwtjes in handen houden.

113. Voor de schenking van familiale vennootschapsaandelen kan men beroep doen op de

techniek van de voorafgaande schenking. Dit biedt namelijk het voordeel dat als aan alle

toepassingsvoorwaarden van het gunstregime uit artikel 2.8.6.0.3 V.C.F. is voldaan de

schenking wordt vrijgesteld van schenkingsrechten. De vraag rijst nu of de schenking van de

delen van de maatschap waarin de familiale vennootschapsaandelen eerder werden ingebracht

ook onder dit gunstregime valt.145

Met andere woorden is de schenking volgens de tweede

techniek op fiscaal vlak even voordelig?

114. Aandelen in de zin van het Vlaamse decreet zijn deelbewijzen die het maatschappelijk

kapitaal vertegenwoordigen en waaraan stemrecht verbonden is (artikel 2.8.6.0.3, § 2, 3°

144 M. DELBOO, G. DEKNUDT en S. NELIS, Vermogensplanning en burgerlijke maatschap: uw 65 antwoorden,

Antwerpen, Intersentia, 2010, 173. 145

D. DE MAREZ en B. KEIRSBILCK, “De maatschap als instrument van successieplanning”, Themis. School voor

postacademische juridische vorming, Brugge, Die Keure, 30.

Page 52: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

47

VCF). Hoewel de delen van een burgerlijke maatschap strikt genomen niet onder het

toepassingsgebied van het Vlaamse gunstregime vallen, heeft Vlabel dit principe in een

omzendbrief aangenomen:

“Wanneer gewerkt wordt via een maatschap, kunnen de aandelen in een familiale

vennootschap tevens in aanmerking komen voor de vrijstelling of vermindering. Een

maatschap heeft geen rechtspersoonlijkheid en heeft geen afgescheiden vermogen,

zodat de deelgenoten van de maatschap samen onverdeelde eigenaars blijven van de

goederen van de maatschap. Daarom wordt de maatschap als fiscaal transparant

beschouwd, zodat rechtstreeks wordt gekeken naar de participaties die door de

natuurlijke personen achter de maatschap worden aangehouden.” 146

115. De Vlaamse belastingdienst laat er geen twijfel over bestaan: als de ouders sterven of

hun resterende aandelen wensen te schenken dan gebeurt de schenking of vererving volgens

het gunstregime als aan alle toepassingsvoorwaarden is voldaan. De administratie gaat er

hierbij van uit dat de ouders en kinderen aandeelhouder gebleven zijn van de onderliggende

familiale vennootschap.

2.5 Vruchtgebruik en de burgerlijke maatschap

116. Zoals reeds werd aangehaald gebeurt de schenking in combinatie met de oprichting

van een burgerlijke maatschap vaak onder voorbehoud van vruchtgebruik. Op die manier

verzekert de schenker zich immers van het behoud van de inkomsten en de controle over zijn

overgedragen patrimonium.

117. Wanneer de delen van de maatschap met vruchtgebruik zijn bezwaard komt de

winstuitkering, als vrucht van de delen van de maatschap, toe aan de vruchtgebruiker als

gevolg van zijn genotsbevoegdheid. De schenker verkrijgt dan als vruchtgebruiker het genot

van de vruchten van het vermogen van de burgerlijke maatschap voor de duur van zijn leven.

De keerzijde van de medaille is dat de vruchten in het persoonlijk vermogen van de

146 Omzendbrief FB/2012/1 van 20 juli 2012, B.S. 23 augustus 2012.

Page 53: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

48

vruchtgebruiker terecht komen. Dit kan, zeker bij grote vermogens – met een omvangrijke

inkomstenstroom, tot gevolg hebben dat een nieuwe successieplanning zich opdringt. Het

gedeelte van het inkomen dat de werkelijke uitgaven van de vruchtgebruiker overschrijdt,

doet de nalatenschap immers aandikken en dus ook de grondslag voor de erfbelasting.147

118. De winstuitkering wordt om die redenen best gemoduleerd in de statuten van de

maatschap. Zo wordt vaak bepaald dat tot winstuitkering beslist wordt door de algemene

vergadering, op voorstel van het beheersorgaan. Bovendien is het raadzaam om uitdrukkelijk

te bepalen dat de uitgekeerde winst toekomt aan de vruchtgebruiker.

119. Wat is dan het lot van de niet-uitgekeerde winst van de maatschap? Bij het libelleren

van de statuten wordt dit wel eens over het hoofd gezien, doch is dit belangrijk in het kader

van een successieplanning. De vennoten kunnen bepalen dat de niet-uitgekeerde winsten

aanwassen bij het kapitaal van de maatschap. Vanuit fiscaal oogpunt is dit voordelig, de niet-

uitgekeerde winsten komen dan niet meer in de nalatenschap van de vruchtgebruiker terecht.

Op dit deel van de winsten zal er dan ook geen erfbelasting moeten worden betaald.

Anderzijds houdt dit ook in dat de vruchtgebruiker geen aanspraak meer kan maken op die

inkomsten van de maatschap. Een oplossing wordt aangereikt door een statutaire clausule

waarin is bepaald dat de vruchtgebruiker(s) van de delen van de maatschap de gerealiseerde

winst jaarlijks dienen op te nemen en dat de winst die niet binnen die termijn opgenomen

wordt, geïncorporeerd wordt in het kapitaal van de maatschap.148

Deze clausule maakt het

mogelijk voor de vruchtgebruiker om de winsten naar hem te laten doorvloeien om in zijn

levensonderhoud te voorzien maar laat ook toe om de vermogensaangroei in hoofde van de

vruchtgebruiker bij te sturen teneinde de erfbelasting te beperken. Het uitkeren van de winsten

of incorporeren ervan in het kapitaal kan zo worden afgestemd op de financiële situatie van de

vruchtgebruiker.149

120. Bij de beslissing van de vruchtgebruiker om (een deel van) de winst niet op te nemen

komt de fictiebepaling van artikel 7 W.Succ./ artikel 2.7.1.0.5 VCF evenwel om het hoekje

147 V. SAGAERT en S. VAN WAEYENBERGHE, “Vruchtgebruik en maatschap”, TEP 2011, 157.

148 D. DEKNUDT, S.NELIS en M. DELBOO, Vermogensplanning en burgerlijke maatschap: uw 65 antwoorden,

Antwerpen, Intersentia, 2010, 115. 149

V. SAGAERT en S. VAN WAEYENBERGHE, “Vruchtgebruik en maatschap”, TEP 2011, 159-160.

Page 54: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

49

kijken. Voor de periode tot drie jaar voor het overlijden van de vruchtgebruiker bestaat

namelijk het risico dat deze beslissing wordt beschouwd als een onrechtstreekse schenking.

Het is courante praktijk dat de statuten het stemrecht over de deelbewijzen toewijzen aan de

vruchtgebruiker, de beslissing tot niet-uitkering van de winsten kan dan worden beschouwd

als een afstand van zijn vruchten. Dezelfde beschouwing kan gemaakt worden voor de

winsten die niet binnen de statutair voorziene termijn werden opgenomen door de

vruchtgebruiker.150

Sommige rechtsleer menen dat de beslissing om geen winst uit te keren

niet als onrechtstreekse schenking kan worden beschouwd. De maten maken immers pas

aanspraak op een deel van de gerealiseerde winst nadat de algemene vergadering heeft beslist

tot uitkering.151

Ze hebben pas vanaf dat ogenblik een schuldvordering op de maatschap. Bij

gebreke aan een beslissing tot winstuitkering heeft de vrucht bijgevolg nooit bestaan. De niet-

uitgekeerde winsten blijven dan ook tot het doelgebonden maatschapsvermogen behoren.152

2.6 De schenking gekoppeld aan een last

121. De schenking in combinatie met een burgerlijke maatschap kent uiteraard nog andere

modaliteiten dan het voorbehouden van vruchtgebruik. Net zoals bij een klassieke

successieplanning kan de schenking ook gekoppeld worden aan een last. Het koppelen van

voorwaarden, lasten of modaliteiten heeft bijna altijd dezelfde finaliteit, de schenker tracht

namelijk de inkomsten en de controle over het geschonken vermogen te behouden.

122. Een vaak voorkomend alternatief voor het voorbehoud van vruchtgebruik is de last tot

afgifte van de vruchten. Daar waar bij een voorbehoud van vruchtgebruik slechts de blote

eigendom wordt geschonken, wordt in dit geval de begunstigde volle eigenaar van het

geschonken vermogen. De vruchten van dat verkregen vermogen staat de begunstigde af ten

voordele van de schenker ingevolge de last.153

Het kan bedongen zijn dat de afstand van de

vruchten periodiek gebeurt, dan wel op vraag van de schenker. Dit biedt perspectieven om een

150 V. SAGAERT en S. VAN WAEYENBERGHE, “Vruchtgebruik en maatschap”, TEP 2011, 160.

151 Cass. 16 januari 1964, R.W. 1964-65, 473.

152 V. SAGAERT en S. VAN WAEYENBERGHE, “Vruchtgebruik en maatschap”, TEP 2011, 171-172.

153 M. DELBOO, Vermogensplanning en burgerlijke maatschap: uw 65 antwoorden, Antwerpen, Intersentia,

2010, 37.

Page 55: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

50

aangroei van het privé-vermogen van de schenker binnen de perken te houden, met het oog op

het vermijden van erfbelastingen.

123. Een andere last die soms wordt gekoppeld aan de schenking is de last tot periodieke

betaling van een percentage van de waarde van het geschonken vermogen. Dit kan ingegeven

zijn door onzekerheid over het rendement van het vermogen, afhankelijk van de bestanddelen

ervan kunnen de inkomsten immers sterk fluctueren. De schenker die dan zeker wil zijn dat

hij jaarlijks voldoende inkomsten verkrijgt, kan opteren voor zo een vaste rente.154

Het nadeel

voor de begunstigde is dat hij of zij zal moeten interen op het kapitaal voor de uitbetaling van

de rente aan de schenker wanneer het vermogen gedurende een bepaalde periode onvoldoende

inkomsten genereert.

III. Uitwerking bij overlijden van de schenker

124. Wat gebeurt er nu als de ouder/schenker overlijdt? Ingevolge het intuitu personae

karakter van de maatschap wordt de maatschap ontbonden bij het overlijden van een vennoot

(artikel 39, 3° W.Venn.). Een andere mogelijkheid is dat van deze suppletiefrechtelijke regel

wordt afgeweken en statutair bepaald wordt dat de vennootschap blijft voortbestaan na het

overlijden van een vennoot.

125. In de hypothese waarin de maatschap blijft voortbestaan behouden de kinderen de

eigendom van hun delen van de maatschap. De delen van de maatschap die in de nalatenschap

van de ouder zitten worden overeenkomstig de erfrechtelijke regels en testamentaire

beschikking verdeeld onder de kinderen, zij zijn dan ook successierechten verschuldigd op de

delen die zij verkrijgen uit de nalatenschap. Doorgaans zijn de aandelen die de ouder(s) in

blote eigendom in de maatschap aanhouden beperkt zodat ook de erfbelasting beperkt blijft.

126. Wordt de maatschap ontbonden ingevolge het overlijden van de schenkende ouder dan

komt aan elk van de kinderen een proportioneel deel in het onverdeelde vermogen toe.

Doorgaans bezit de schenkende ouder voornamelijk deelbewijzen in vruchtgebruik, bij het

154 M. DELBOO, Vermogensplanning en burgerlijke maatschap: uw 65 antwoorden, Antwerpen, Intersentia,

2010, 37.

Page 56: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

51

overlijden wast het vruchtgebruik aan bij de blote eigendom van de kinderen. Zij verkrijgen

aldus de volle eigendom van een deel van het onverdeelde vermogen zonder dat

successierechten verschuldigd zijn. Erfbelasting zal evenwel verschuldigd zijn op de delen die

in de nalatenschap van de ouder vallen. Het overlijden heeft in deze hypothese de

uitonverdeeldheidtreding tot gevolg, de kinderen verkrijgen bijgevolg de volle eigendom van

de ingebrachte goederen.155

Bovendien kan de verdeling vrij van registratierechten geschieden

voor zover er geen zakelijke rechten op onroerende goederen worden verdeeld.

155 D. DE MAREZ en B. KEIRSBILCK, “De maatschap als instrument van successieplanning”, Themis. School voor

postacademische juridische vorming, Brugge, Die Keure, 2012, 36.

Page 57: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

52

ALGEMEEN BESLUIT

De burgerlijke maatschap beschikt over heel wat troeven als instrument van een

successieplanning, m.n. als controlevehikel om een familiaal patrimonium over te dragen naar

de volgende generatie zonder dat de schenkers de touwtjes uit handen moeten geven. Het is

een soepel instrument en het biedt een waaier aan mogelijkheden, getuige daarvan zijn de vele

toepassingsgevallen die men in de rechtsleer terugvindt, gaande van een instrument om de

positie van de langstlevende echtgeno(o)t(e) te versterken tot een tool om een

successieplanning met levensverzekeringen te optimaliseren.

Vaak voorkomende eisen waaraan een geslaagde successieplanning moet voldoen zijn o.a.

controle- en inkomstenbehoud tijdens het leven van de schenker, vermijden van versnippering

van het vermogen, successiebesparing, fiscale neutraliteit… De burgerlijke maatschap lijkt

deze test moeiteloos te doorstaan. Het biedt een fiscaal neutrale mogelijkheid tot opsplitsing

van de juridische eigendom enerzijds en economische eigendom en zeggenschap over het

vermogen anderzijds. De overgang van dat vermogen gebeurt als dusdanig op een

georganiseerde wijze. De grote flexibiliteit van de figuur maakt dat de maatschap op maat van

de familie kan gemaakt worden, afhankelijk van de gegeven omstandigheden en de noden en

wensen van de familie. De lage kosten maken het geheel nog aantrekkelijker. Uit het

voorgaande blijkt dat de maatschap een succesrecept is voor de overdracht van een familiaal

vermogen dat voornamelijk uit roerende goederen bestaat.

De burgerlijke maatschap lijkt bovendien tegemoet te komen aan een aantal bekommernissen

van de oudere generatie met koudwatervrees. Als onderdeel van een successieplanning slaagt

de maatschap erin om hieraan tegemoet te komen. Met de juiste statutaire bepalingen kan de

maatschap de schenker voldoende zekerheden en gemoedsrust bieden om het familiaal

vermogen over te dragen. De schenker kan zo met een gerust hart van zijn (oude) dag

genieten!

Page 58: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

I

BIBLIOGRAFIE

I. Wetgeving

1.1 Wetgeving Sensu stricto

Wet 21 maart 1804 houdende het Burgerlijk Wetboek.

Wet van 1 april 1987, B.S. 22 april 1987.

Wet 10 april 1992 houdende het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (WIB), B.S. 30

juli 1992.

Wet van 13 april 1995 tot wijziging van de wetten op de handelsvennootschappen,

gecoördineerd op 30 november 1995, B.S. 17 juni 1995.

Wetboek van vennootschappen 7 mei 1999, B.S. 6 augustus 1999.

Vlaams decreet van 13 december 2013 houdende de Vlaamse Codex Fiscaliteit, B.S. 23

december 2013.

Decr. Vl. Parl. 19 december 2014, B.S. 29 januari 2015.

1.2 Fiscale administratie

Com. I.B. 1992, 179/28.

Omzendbrief FB/2012/1 van 20 juli 2012, B.S. 23 augustus 2012.

Dienst Voorafgaande Beslissingen, voorafgaande beslissing nr. 400.374, 21 april 2005,

www.fisconetplus.be.

II. Rechtspraak

Page 59: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

II

Cass. 16 januari 1964, R.W. 1964-65, 473 p.

III. Rechtsleer

3.1 Boeken

ANECA, D., DEMAN en J., BLONDE, W., De burgerlijke vennootschap: een thuishaven voor uw

vermogen, Mechelen, Kluwer, 2003, 117 p.

BARBAIX, R., Familiaal vermogensrecht in essentie, Antwerpen, Intersentia, 2015, 422 p.

BRAECKMANS, H., en HOUBEN, R., Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia,

2012, 950 p.

DELBOO, M., Vermogensplanning en burgerlijke maatschap: uw 65 antwoorden, Antwerpen,

Intersentia, 2010, 192 p.

DELBOO M. en NELIS, S., “Burgerlijke maatschap en administratiekantoor: controlevehikels

bij uitstek in een klassieke successieplanning”, in M. DELBOO, D. MICHIELS, S. NELIS, J.

RUYSSEVELDT en E. SPRUYT, Fiscaal praktijkboek 2008- 2009. Indirecte belastingen,

Mechelen, Kluwer, 2008, 117-156.

DE MAREZ D. en KEIRSBILCK, B., “De maatschap als instrument van successieplanning”,

Themis. School voor postacademische juridische vorming, Brugge, Die Keure, 2012, 1-36.

DU MONGH, J., “Vennootschapsclausules en erfrecht”, in Liber amicorum Jozef Van den

Heuvel, Antwerpen, Kluwer, 1999, 717-747.

GEINGER en N. HEIJERICK, Inleiding tot het vennootschapsrecht, Brugge, Die keure, 2012, 273

p.

LOOSVELD, S., “Aanwas bij maatschap en stille vennootschap” in DERYCKE, H., LALEMAN P.

en VERBEKE, A., Handboek estate planning algemeen : vermogensplanning met effect bij

leven, rechtspersoon, Gent, Larcier, 2009, 225-232.

Page 60: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

III

MAELFAIT, A., “Kan een maatschap de positie van de langstlevende echtgenoot versterken

ingeval van stiefkinderen?” in PINTENS, W. en DU MONGH, J. (eds.), Patrimonium 2006,

Antwerpen Intersentia, 469-481.

MICHIELS, D., “Actualia inzake bedingen van tontine en aanwas” in CARETTE, N. en BARBAIX,

R. Tendensen Vermogensrecht 2013, Antwerpen, Intersentia, 2013, 109-144.

MOREAU, M., en VANOVERBEKE, J., De burgerlijke vennootschap. De vernieuwende

oplossing voor familiale vermogensplanning, Diegem, Ded.Samsom, 1997, 117 p.

PINTENS, W., DECLERCK, C., DU MONGH, J. en VANWINCKELEN, K., Familiaal

vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 1372 p.

VANANROYE, J., “Vermogenstructuur, aansprakelijkheid en verhaalbaarheid in de maatschap”

in BOUCKAERT, F., DENEF, M. en GEENS K., Knelpunten van 30 jaar vennootschapsrecht.

Zoeken naar oplossingen voor de 21ste

eeuw, Kalmthout, Biblio, 1999, 207-292.

J. VANANROYE en P. COUCKE, “Maatschap en stille handelsvennootschap” in DERYCKE, H.,

LALEMAN, P. en VERBEKE, A., Handboek estate planning algemeen : vermogensplanning

met effect bij leven, rechtspersoon, Gent, Larcier, 2009, 201-208.

VANCOLEN, M. “Maatschap en universaliteit, algemeenheden en onverdeeldheden vanuit

fiscaal oogpunt” in VERBEKE, A-L. en BUYSSENS, F., Notariële actualiteit 2014-2015,

Antwerpen, Intersentia, 2015, 215-236, 264 p.

VAN CROMBRUGGE, S., Beginselen van vennootschapsbelasting, Kalmthout, Biblo, 2014, 261

p.

VAN ZANTBEEK, A., en SLAETS, S., “De maatschap in combinatie met de schenking: wat

eerst?”, in VERBEKE, A, DERYCKE, H., LALEMAN, P., en VAN GERVEN, D., (eds.),

Handboek Estate Planning – Vermogensplanning met effect bij leven: rechtspersoon,

Larcier, Gent, 2009, 233-236.

VERBEKE, A., “Vruchtgebruik/Bevoegdheid vruchtgebruiker/Beschikkings- en

vervreemdingsverbod”, in VERBEKE, A., BUYSSENS F., en DERYCKE H., (eds.), Handboek

Estate planning. Vermogensplanning met effect bij leven – Schenking, Gent, Larcier, 2009,

393-399.

Page 61: DE OPRICHTING VAN EEN MAATSCHAP IN HET …...de regel een maatschap met burgerlijk doel gebruikt in het kader van een successieplanning.2 In het licht van deze masterproef zal ik mij

IV

A. VERBEKE en S. SNAET, “Zakelijke rechten en vermogensplanning. Vruchtgebruik - Recht

van gebruik en bewoning – Erfpacht”, Themis School voor postacademische juridische

vorming, Brugge, Die keure, 2009, 43-66.

3.2 Bijdragen in tijdschriften

DE CEULAER, S., “Enkele kanttekeningen bij recente (inter)nationale evoluties inzake

privémeerwaarden”, T.F.R. 2001, 627-638.

DELBOO, M., “De familiale burgerlijke maatschap”, Not. Fisc. M. 2003, 265-281.

DEVOS, S., “Een maatschap is maatwerk”, T.R.V. 2001, 263-293.

B. HUTS, ‘La société civile’, Rec. Enr. Not. 2001, 97-124.

SAGAERT, V. en VAN WAEYENBERGHE, S., “Vruchtgebruik en maatschap”, TEP 2011, 156-

173.

VAN BREEDAM, S., Burgerlijke maatschap: volkomen fiscaal transparant, Fiscoloog 2009, afl.

1173, 7-10.

VANOVERBEKE, J., De familiale burgerlijke vennootschap – een instrument voor

successieplanning, T.F.R. 2000, 607-627.

VERSTRAETE, J., “Overeenkomsten over niet-opengevallen nalatenschappen”, T. Not. 1990,

243-265.