DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

140
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2005 – 2006 DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE. Scriptie voorgedragen tot het bekomen van de graad van licentiaat in de economische wetenschappen Sara De Vis onder leiding van Prof. Johan Albrecht

Transcript of DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

Page 1: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

ACADEMIEJAAR 2005 – 2006

DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE.

Scriptie voorgedragen tot het bekomen van de graad van licentiaat in de economische wetenschappen

Sara De Vis onder leiding van

Prof. Johan Albrecht

Page 2: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE
Page 3: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

ACADEMIEJAAR 2005 – 2006

DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE.

Scriptie voorgedragen tot het bekomen van de graad van licentiaat in de economische wetenschappen

Sara De Vis onder leiding van

Prof. Johan Albrecht

Page 4: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

“Permission”

Page 5: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

I

WOORD VOORAF Een scriptie schrijven is geen eenmansactie. Daarom wil ik hier gebruik maken om een aantal

mensen te bedanken die me hierbij hebben bijgestaan.

In de eerste plaats wil ik mijn promotor, professor Johan Albrecht, bedanken om me de kans te

geven me te verdiepen in dit boeiende onderwerp.

Vervolgens wil ik het personeel van de faculteitsbibliotheken, in het bijzonder van de

landbouwfaculteit, bedanken voor de hulp bij het opzoeken van informatie.

Ook een dankwoord voor mijn familie die mij tijdens mijn studies heeft aangemoedigd. Aan

mijn moeder bovendien ook voor het lezen van de voorlopige versies van deze scriptie.

Tot slot gaat er nog een heel speciale dank uit naar mijn vriend die me tijdens het schrijven

van deze scriptie hard heeft gesteund.

Page 6: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

II

INHOUDSOPGAVE

Woord vooraf …………………………………………………………………………... I

Inhoudsopgave …………………………………………………………………………. II

Gebruikte afkortingen ………………………………………………………………….. VI

Lijst van de tabellen ……………………………………………………………………. VIII

Lijst van de figuren …………………………………………………………………….. IX

Lijst van de kaarten …………………………………………………………………….. IX

Lijst van de bijlagen ……………………………………………………………………. IX

Inleiding ………………………………………………………………………………. 1

Hoofdstuk 1 : Definities en data ontbossing van regenwouden ……………... 3

1.1 Definitie ontbossing ………………………………………………………………... 3

1.2 Definitie en ligging regenwouden ………………………………………………….. 7

1.3 Data ontbossing …………………………………………………………………….. 11

Hoofdstuk 2 : Nut van het behoud van regenwouden ………………………… 16

2.1 Hydrologische functie en regulering van het plaatselijk klimaat …………………... 16

2.1.1 Nut regenwouden ………………………………………………………… 16

2.1.2 Gevolgen van ontbossing van de regenwouden ………………………….. 17

2.2 Opname van koolstof en regulering van het wereldklimaat ………………………... 19

2.2.1 Belang van bomen in de koolstofcirkel …………………………………... 19

2.2.2 Gevolgen ontbossing ……………………………………………………... 20

2.2.3 Gevolgen van klimaatverandering ……………………………………….. 21

2.2.4 Specifiek belang van regenwouden ………………………………………. 21

2.2.5 Het Kyoto Protocol ………………………………………………………. 22

Page 7: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

III

2.3 Biodiversiteitbehoud ……………………………………………………………….. 22

2.3.1 Definitie biodiversiteit …………………………………………………… 23

2.3.2 Situatie regenwouden …………………………………………………….. 23

2.3.3 Nut biodiversiteit …………………………………………………………. 24

2.3.4 Gevolgen ontbossing ……………………………………………………... 26

2.4 Inheemse bevolking ………………………………………………………………... 28

2.4.1 Nut regenwoud voor de inheemse bevolking …………………………….. 28

2.4.2 Gevolgen ontbossing op inheemse bevolking ……………………………. 29

2.5 Houtproducten ……………………………………….……………………………... 31

2.5.1 Overzicht houtproducten …………………………………………………………. 31

2.5.2 Nut houtproducten ………………………………………………………………... 32

2.5.3 Gevolgen van de ontbossing ……………………………………………………... 35

2.6 Niet-hout bosproducten …………………………………………………………….. 37

2.6.1 Definitie …………………………………………………………………………... 37

2.6.2 Algemeen nut van niet-hout bosproducten ………………………………………. 38

2.6.3 Relatief nut van niet-hout bosproducten ten opzichte van hout ………………….. 39

2.6.4 Probleem met betrekking tot niet-hout bosproducten ……………………………. 40

Hoofdstuk 3: Oorzaken van de ontbossing van de tropische regenwouden 42

3.1 Verantwoording van de keuze voor de bespreking van de studie van Geist en

Lambin ……………………………………….……………………………………. 42

3.2 Begrippenkader ……………………………………….……………………………. 43

3.2.1 Onmiddellijke en onderliggende oorzaken van ontbossing ……………… 43

3.2.1.1 Onmiddellijke oorzaken ………………………………………... 43

3.2.1.2 Onderliggende drijvende krachten ……………………………... 44

3.2.1.3 Andere factoren ………………………………………………… 45

3.2.2 Soorten oorzakelijke verbanden ………………………………………….. 47

3.3 Resultaten van het onderzoek ………………………………………………………. 48

3.3.1 Frequentieanalyse van het optreden van oorzaken ……………………….. 48

3.3.1.1 Onmiddellijke oorzaken ………………………………………... 48

3.3.1.2 Onderliggende oorzaken ……………………………………….. 49

Page 8: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

IV

3.3.2 Frequentieanalyse van het optreden van oorzakelijke verbanden ………... 52

3.3.2.1 Aaneenschakeling van onmiddellijke oorzaken ………………... 52

3.3.2.2 Aaneenschakeling van onderliggende oorzaken ……………….. 53

3.3.2.3 Onderliggende krachten die onmiddellijke oorzaken drijven ….. 56

3.3.2.4 Onmiddellijke factoren die een feedback hebben op onderliggende krachten ………………………………………..

57

3.3.3 Armoede- versus kapitaalgedreven ontbossing …………………………... 59

3.4 Discussie ……………………………………….…………………………………... 60

3.4.1 Speelt zwerflandbouw een rol? …………………………………………... 60

3.4.2 Speelt bevolking een rol? ………………………………………………… 61

Hoofdstuk 4: Oplossingen om ontbossing tegen te gaan …………………….. 63

4.1 Certificatie ……………………………………….…………………………………. 63

4.1.1 Van boycot naar certificatie ……………………………………………… 63

4.1.2 Wat is certificatie? ………………………………………………………... 63

4.1.3 Marktgebaseerde oplossing ………………………………………………. 64

4.1.4 Principal-agent …………………………………………………………… 68

4.1.5 Bespreking certificatiesysteem …………………………………………… 68

4.1.6 Voordelen certificatie …………………………………………………….. 69

4.1.7 Huidige situatie en moeilijkheden voor implementatie ………………….. 71

4.2 Agroforestry ……………………………………….……………………………….. 72

4.2.1 Definitie agroforestry …………………………………………………….. 73

4.2.2 Soorten agroforestry ……………………………………………………… 74

4.2.3 Voordelen van agroforestry ………………………………………………. 74

4.2.4 Uitdagingen agroforestry ………………………………………………… 78

4.3 Ecotoerisme ……………………………………….………………………………... 81

4.3.1 Definitie ……………………………………….………………………….. 81

4.3.2 Baten ……………………………………….…………………………….. 81

4.3.3 Nadelen …………………………………………………………………... 83

4.3.4 Uitdagingen voor de toekomst …………………………………………… 84

4.3.5 Voorbeeld ecotoerisme …………………………………………………… 85

Page 9: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

V

Hoofdstuk 5: Case studie van de Amazone …………………………………….. 87

5.1 De ontbossing van de Amazone: definities en data ………………………………... 87

5.2 Nut behoud van de Amazone ………………………………………………………. 90

5.2.1 Hydrologische functie ……………………………………………………. 90

5.2.2 Opname van koolstof en regulering van het wereldklimaat ……………… 91

5.2.3 Biodiversiteitbehoud ……………………………………………………... 91

5.2.4 Inheemse bevolking ……………………………………………………… 92

5.2.5 Houtproducten ……………………………………………………………. 92

5.2.6 Niet-hout bosproducten …………………………………………………... 94

5.3 Oorzaken van de ontbossing van het Amazonewoud ……………………………… 94

5.3.1 Situatie tot het begin van de jaren ’60 ……………………………………. 94

5.3.2 Situatie in de jaren ’70 en ’80 ……………………………………………. 94

5.3.3 Situatie sinds de jaren ’90 ………………………………………………... 96

5.3.4 Resultaten van Geist en Lambin …………………………………………. 98

5.4 Oplossingen om de ontbossing af te remmen ……………………………………… 98

5.4.1 Certificatie ………………………………………………………………... 98

5.4.2 Agroforestry ……………………………………………………………… 99

5.4.3 Ecotoerisme ………………………………………………………………. 100

Algemeen besluit ……………………………………….…………………………… 101

Lijst van de geraadpleegde werken …………………………………………………….. X

Bijlagen ……………………………………….………………………………………... XXI

Page 10: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

VI

GEBRUIKTE AFKORTINGEN

abs absoluut aantal cases

AGRO agricultural expansion

uitbreiding van de landbouw

BBP bruto binnenlands product

CDM Clean Development Mechanism

CERFLOR Sistema Brazileiro de Certificação Florestal

CIFOR Center for International Forestry Research

CO2 koolstofdioxide

Cs eenheidskosten duurzame houtkap

Cu eenheidskosten onduurzame houtkap

CULT culturele factoren

ECON economische factoren

FAO Food and Agriculture Organization of the United Nations

Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties

FSC Forest Stewardship Council

INFRA uitbreiding van de infrastructuur

INPE Instituto Nacional de Pesquisas Espaciais

Nationaal instituut voor ruimteonderzoek (Brazilië)

INST beleid- en institutionele factoren

Is investeringsuitgaven duurzame houtkap

Iu investeringsuitgaven onduurzame houtkap

km kilometer

m meter

max maximum

mm millimeter

n aantal cases in een specifiek gebied

N totaal aantal cases

NAW netto actuele waarde

NWFP Non-Wood Forest Products

niet-hout bosproducten

Page 11: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

VII

OTHER other factors

de ‘andere factoren’

pg. pagina

POP human population dynamics

demografische factoren

Ps eenheidsprijs van gecertificeerd hout

Pu eenheidsprijs van niet gecertificeerd hout

rel relatief aantal cases die tot een bepaalde groep behoren, ten opzichte van het

totaal aantal cases

TECH technologische factoren

US$ Amerikaanse dollar

vb. bijvoorbeeld

WOOD wood extraction

uitbreiding extractie van hout

Page 12: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

VIII

LIJST VAN DE TABELLEN

Tabel 1.1: Oppervlakte en verspreiding van de regenwouden in 2000 (in 1 000 hectare) 12

Tabel 2.1: Aantal soorten (eenheden) per land op een bepaalde oppervlakte (in km²) …. 23

Tabel 2.2: Overzicht van de verschillende categorieën houtproducten, gegroepeerd naar

plaats van eindverwerking …………………………………………………… 32

Tabel 2.3: Hoeveelheid productie van houtproducten in enkele regenwoudlanden in

1999 en 2003 (in 1 000 m³) ………………………………………………….. 33

Tabel 2.4: Waarde van de export van houtproducten uit enkele regenwoudlanden in

1999 en 2003 (in US$ 1 000) ………………………………………………... 34

Tabel 2.5: Overzicht van de verschillende categorieën NWFP, gegroepeerd naar

oorsprong …………………………………………………………………….. 37

Tabel 2.6: Economisch belang van NWFP ……………………………………………… 39

Tabel 3.1: Soorten economische onderliggende oorzaken ……………………………… 44

Tabel 3.2: De oorzaken van ontbossing ………………………………………………… 46

Tabel 3.3: Soorten oorzakelijke verbanden ……………………………………………... 47

Tabel 3.4: Frequentieanalyse van specifieke economische onderliggende factoren

(in absoluut en relatief aantal) ……………………………………………….. 50

Tabel 3.5: Frequentieanalyse van keten-logische causaliteit van onmiddellijke

oorzaken (in absoluut aantal en relatief ten opzichte van 152), waarbij de

rijen de kolommen veroorzaken ……………………………………………... 53

Tabel 3.6: Frequentieanalyse keten-logische causaliteit van onderliggende oorzaken

(in absoluut en relatief aantal) ……………………………………………….. 54

Tabel 3.7: Frequentieanalyse van keten-logische causaliteit van onderliggende

krachten die onmiddellijke oorzaken drijven (absoluut en relatief) …………. 57

Tabel 3.8: Frequentieanalyse van keten-logische causaliteit van onmiddellijke factoren

die een feedback hebben op onderliggende krachten (absoluut en relatief) …. 58

Tabel 5.1: Hoeveelheid ontbossing per jaar in de staten van de Legal Amazon (in km²) 90

Tabel 5.2: Aantal soorten, in gevaar gebrachte soorten en bedreigde land-inheemse

soorten in landen met Amazonewoud (in eenheden) ………………………... 92

Tabel 5.3: Productie van de verschillende soorten houtproducten in landen van de

Amazone in de jaren 1999 tot 2003 (in 1 000 m³) …………………………… 93

Page 13: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

IX

Tabel 5.4: Export van de verschillende soorten houtproducten in landen van de

Amazone in de jaren 1999 tot 2003 (in US$ 1 000) ……………………… 93

LIJST VAN DE FIGUREN

Figuur 1.1: Verspreiding van de regenwouden over gebieden (in procent van totaal wereldareaal regenwouden) ……………………………………………... 13

Figuur 1.2: Bosbedekking in de jaren 1990, 2000 en 2005 (in miljoen hectare) ……. 15

Figuur 4.1: Baten van agroforestry ………………………………………………….. 76

Figuur 4.2: Theoretische vergelijking in de tijd van de winst van zwerflandbouw en

agroforestry (in €) ………………………………………………………. 80

Figuur 5.1: Hoeveelheid ontbossing per jaar in de Legal Amazon over de jaren 1988

tot 2005 (in km²) ………………………………………………………… 89

LIJST VAN DE KAARTEN

Kaart 1.1: Ligging van de regenwouden in de wereld in 2000 ………………………. 10

Kaart 1.2: Gemiddelde jaarlijkse netto verandering in bosbedekking

jaren 2000-2005) ………………………………………………………….. 14

Kaart 2.1: Procentuele verhouding van de waarde van de export tot de waarde van

de import van houtproducten in het jaar 2003 ……………………………. 35

Kaart 5.1: Ligging van de Braziliaanse Amazone, het Amazonebekken en de Legal Amazon ……………………………………………………………………

88

LIJST VAN DE BIJLAGEN

Bijlage 1.1: Eigen berekening van de hoeveelheid tropische regenwouden in 2000 ... XXI

Bijlage 3.1: Ligging van de case studie gebieden in Afrika …………………………. XXII

Bijlage 3.2: Ligging van de case studie gebieden in Azië …………………………… XXIII

Bijlage 3.3: Ligging van de case studie gebieden in Latijns-Amerika ………………. XXIV

Bijlage 3.4: Lijst van onmiddellijke oorzaken ……………………………………….. XXV

Bijlage 3.5: Lijst van onderliggende oorzaken ………………………………………. XXVI

Bijlage 3.6: Resultaten van de frequentieanalyse van de onmiddellijke oorzaken …... XXVIII

Bijlage 3.7: Resultaten van de frequentieanalyse van de onderliggende oorzaken ….. XXIX

Page 14: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

1

INLEIDING

De ontbossing heeft wereldwijd reeds veel aandacht gekregen. Overal horen we dat ze blijft

toenemen en dat de situatie recent zelfs nog verslechterd is. Het ontbossingprobleem is daarom

zeer actueel. Wanneer er over ontbossing gesproken wordt, gaat het in bijna alle gevallen over

deze in de tropische regenwouden. Het verdwijnen van de regenwouden heeft tal van

gevolgen. In de media wordt er echter dikwijls een te eenzijdige kijk gegeven op het

ontbossingproces, waarbij vooral de gevolgen voor het wereldmilieu worden benadrukt. De

economische aspecten worden ofwel niet besproken, ofwel zijn ze zeer emotioneel getint.

Bovendien lijkt men in Europa enkel de gevolgen te benadrukken, zonder in te gaan op de

oorzaken. Indien dit wel gebeurt wordt meestal de schuld in de schoenen geschoven van de

bevolkingsdruk en de zwerflandbouwers in de ontwikkelingslanden, waar de regenwouden

gelegen zijn. Bij dergelijke uitspraken wordt echter al te dikwijls vergeten dat we vroeger juist

hetzelfde gedaan hebben met onze bossen en dat deze mensen dikwijls geen andere keuze

hebben dan het regenwoud te kappen.

In deze scriptie is het mijn bedoeling om op een wetenschappelijke wijze na te gaan wat de

economische aspecten zijn van het ontbossingproces. Hierbij komen niet alleen de

economische voordelen van het behoud van de regenwouden aan bod, maar ook de oorzaken.

Bovendien worden een aantal oplossingen besproken voor het verminderen van de ontbossing.

Deze scriptie is voornamelijk toegespitst op de economische aspecten van het

ontbossingprobleem. Onvermijdelijk wordt hier ook interdisciplinair gewerkt, aangezien er

veel andere aspecten bij betrokken zijn die niet zomaar kunnen genegeerd worden.

Een beperking bij het schrijven van deze scriptie was dat er geen gedetailleerde data bestaan

over de overblijvende hoeveelheid regenwouden en de ontbossing die reeds opgetreden is. De

regenwouden liggen immers in ontwikkelingslanden, die andere prioriteiten hebben dan het

registreren van de ontbossing. Daarom was het in deze studie ook niet mogelijk om de

theoretische benadering steeds empirisch te verduidelijken waardoor een kostenbaten analyse

buiten bereik valt. Bij gebrek aan duidelijke informatie over de verscheidene tropische

regenwouden blijft deze studie bovendien op het algemeen niveau met, waar mogelijk, een

verdere uitwerking voor een specifiek land of gebied.

Page 15: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

2

In hoofdstuk 1 worden de kernbegrippen, namelijk ‘ontbossing’ en ‘regenwouden’

gedefinieerd en het onderzoeksdomein afgebakend. Er wordt een overzicht gegeven van waar

de regenwouden gelegen zijn, hoeveel regenwouden er nog zijn, en hoeveel ontbossing er

jaarlijks optreedt. In de literatuur heerst er hier geen eensgezindheid over.

Hoofdstuk 2 behandelt het nut van het behoud van de regenwouden en de gevolgen van de

ontbossing. Een aantal functies die regenwouden met zich meebrengen en besproken worden

zijn: hydrologische functie, opname van koolstof, biodiversiteitbehoud, nut voor de inheemse

bevolking, productie van houtproducten en niet-hout bosproducten. Telkens wordt er bij de

bespreking hoofdzakelijk ingegaan op de economische aspecten.

In hoofdstuk 3 worden de economische redenen nagegaan van het verdwijnen van de tropische

regenwouden, aan de hand van een studie van Geist en Lambin. Er wordt nagegaan wat het

belang is van de onmiddellijke oorzaken, onderliggende drijvende krachten en ‘andere

factoren’ bij het veroorzaken van de ontbossing. Ook hun interactie wordt besproken.

Hoofdstuk 4 geeft de mogelijke economische oplossingen weer om de ontbossing te

verminderen. In dit hoofdstuk worden certificaten, agroforesty en ecotoerisme

achtereenvolgens besproken. Er wordt vermeld wat de huidige situatie is en wat de

uitdagingen zijn naar de toekomst toe.

In het afsluitend hoofdstuk 5 tenslotte wordt een case studie gegeven van het grootste

overblijvende regenwoud, namelijk het Amazonegebied. Dit hoofdstuk is een illustratie van

wat in de voorgaande hoofdstukken besproken werd.

Page 16: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

3

HOOFDSTUK 1 : DEFINITIES EN DATA ONTBOSSING VAN

REGENWOUDEN Om een economische analyse te kunnen maken van de ontbossing van regenwouden is het

belangrijk dat het onderzoeksdomein duidelijk afgebakend wordt door het definiëren van

‘ontbossing’ en ‘regenwouden’. Er bestaat in de wetenschappelijke wereld geen consensus

omtrent deze definities. De keuze van de definitie is echter belangrijk aangezien deze bepaalt

wat de oorspronkelijke oppervlakte van het regenwoud is en welke hoeveelheid als ontbossing

beschouwd wordt. Deze gaan immers beide de ontbossinggraad beïnvloeden. Afhankelijk van

de gebruikte definitie krijg je dus een ander beeld van de ontbossing van de regenwouden. In

dit hoofdstuk wordt naar een geschikte definitie van ontbossing gezocht (1.1). Dan wordt

nagegaan wat onder de term ‘regenwouden’ verstaan wordt en waar ze gelegen zijn (1.2).

Tenslotte wordt het volume van de nog resterende regenwouden bepaald en wordt de graad

van ontbossing geschat (1.3). De structuur van dit hoofdstuk is gebaseerd op Jepma (Jepma

C., J., 1995).

1.1 Definitie ontbossing Ondanks het feit dat er geen eensgezindheid bestaat in de wetenschappelijke wereld, kunnen

de verschillende definities van ontbossing onderverdeeld worden in twee grote categorieën,

namelijk de ‘brede’ en de ‘nauwe’ (Kant S. en Mahapatra K., 2004, pg.3). Het onderscheid

tussen deze definities is afhankelijk van het feit of bosdegradatie al dan niet tot de ontbossing

gerekend wordt. Om de tekst overzichtelijk te houden wordt eerst een omschrijving gegeven

van bosdegradatie en wordt nadien het onderscheid tussen de brede en nauwe definities

besproken.

De ‘Food and Agriculture Organization of the United Nations’ (FAO) definieert degradatie als

"de veranderingen binnen het bos die op een negatieve wijze de structuur of functie van de

plaats beïnvloeden, en daarbij de capaciteit verlagen om goederen en diensten te leveren

(FAO, 2001c, pg.137)". Bosdegradatie houdt met andere woorden een afname in van de

kwaliteit van het bos en de bosecosystemen, waaronder de dichtheid en structuur, ecologische

diensten, vegetatie, fauna, bodem en soortendiversiteit in aanmerking komen (Lanly J.-P.,

2003). Deze kwaliteitafname gaat het bos op een negatieve manier beïnvloeden. Het wordt

Page 17: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

4

immers op een niet-duurzame wijze gebruikt, waardoor de regeneratie- en productiecapaciteit

verminderen en er een daling zal optreden van de toekomstige oogsten (Brown K., 1992,

pg.9). Degradatie wordt door sommige wetenschappers in de definitie van ontbossing

opgenomen omdat dit dikwijls de eerste stap is in een reeks van gebeurtenissen die leiden tot

permanente ontbossing (Kant S. en Mahapatra K., 2004, pg.3). Anderen zeggen dat

bosdegradatie geen reductie inhoudt van het bosgebied. Volgens hen blijft het bos immers

onder de term bos vervat en neemt het enkel een andere vorm van bostype aan.

Op grond van een algemeen begrip van bosdegradatie kan overgegaan worden naar het

onderscheid tussen de ‘brede’ en ‘nauwe’ definities van ontbossing. De nauwe versie

beschouwt enkel de veranderingen van het gebruik van bosland als ontbossing. De brede

definities van ontbossing omvatten zowel een verandering van het gebruik van bosland als

bosdegradatie (Kant S. en Mahapatra K., 2004, pg.3). De nauwe definitie beschouwt

bosdegradatie dus niet als ontbossing. Dit onderscheid tussen de brede en nauwe definities van

ontbossing kan gerelateerd worden aan het onderscheid tussen de visie van de ecologen en

deze van de economen. De economische visie beschouwt ontbossing als de volledige

ontruiming van bos en hun vervanging door een ander landgebruik, en hanteert dus een nauwe

definitie (Jepma C., J., 1995, pg.7). De ecologen daarentegen gebruiken een brede definitie,

waarbij ze de degradatie van bosecosystemen ook als ontbossing aanzien (Jepma C., J., 1995,

pg.7).

Het gebruik van de brede en nauwe definities van ontbossing kunnen we illustreren aan de

hand van twee definities van ontbossing die veelvuldig vergeleken worden in de literatuur,

namelijk de definitie van Myers en deze van de FAO (Jepma C., J., 1995, pg.20; Amelung T.

en Diehl M., 1992, pg.11-13). De definitie van de FAO kunnen we beschouwen als een

economische en nauwe definitie, deze van Myers daarentegen als een ecologische en brede

definitie.

De definitie die de FAO gebruikt is de volgende: "ontbossing is de vermindering op lange

termijn (meer dan 10 jaar) van de bedekking door de kroonlaag1 van de bomen beneden de

10% of de omvorming van bos naar een ander landgebruik (FAO, 2001c, pg. 137)". De FAO

1 bedekking door de kroonlaag : de procentuele bedekking van de bodem door de vertikale projectie van de boomkruinen

Page 18: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

5

verklaart deze definitie als volgt : "ontbossing houdt een permanent verlies of verlies op lange

termijn in van de bosbedekking en een transformatie in een ander landgebruik. Ontbossing

bevat bosgebieden die omgevormd zijn in landbouwgebied, weiden, waterreservoirs en

stedelijke gebieden. Indien verwacht wordt dat het bos zal regenereren na de oogst of de

houtkap, wordt dit niet als ontbossing aanzien. Ontbossing houdt bovendien ook gebieden in

waar bijvoorbeeld door het effect van een verstoring, overmatig gebruik of veranderende

milieuomstandigheden het bos in een zodanige mate beïnvloed wordt dat het geen bedekking

van de kroonlaag van minimum 10% kan behouden (FAO, 2001c, pg.137)".

Er wordt in de definitie gegeven dat wanneer de bedekking van de kroonlaag geen 10% meer

aanneemt, dit als ontbossing beschouwd wordt. Dit komt omdat de FAO bos als volgt

definieert : "bos bevat natuurlijk bos en bosplantages. De term wordt gebruikt om te refereren

naar land met een bedekking van de kroonlaag van de bomen van meer dan 10% en een gebied

van meer dan 0,5 hectare. Bossen worden zowel gedetermineerd door de aanwezigheid van

bomen als de afwezigheid van andere overheersende landgebruiken. De term sluit specifiek

plaatsen van bossen uit die primair gevestigd zijn voor landbouwproductie, bijvoorbeeld

plantages van fruitbomen (FAO, 2005a, pg.137)". De definitie van bos is dus een combinatie

van landbedekking en landgebruik2.

Naast de definitie van ontbossing van de FAO is er ook de definitie van Myers. Hij stelt dat

"ontbossing niet enkel de volledige vernietiging is van de bosbedekking door ontruiming voor

de landbouw, maar ook de gevallen van serieuze degradatie van het bosecosysteem (Jepma C.,

J., 1995, pg.8)". In tegenstelling tot de FAO beschouwt Myers dus ook degradatie als

ontbossing.

Aangezien Myers en de FAO een verschillende definitie van ontbossing gebruiken,

beschouwen ze een ander gebied als bebost gebied en schatten ze ook de hoeveelheid

ontbossing anders in. Hoe breder de definitie van ontbossing, waardoor ook degradatie als

ontbossing aanzien wordt, hoe kleiner het gebied dat als bos wordt beschouwd en hoe groter

de hoeveelheid ontbossing zal geschat worden (Van Soest D., P., 1998, pg.34). De

ontbossinggraad die berekend wordt als de verhouding van de hoeveelheid ontbossing in een

2 Onder landbedekking verstaan we de aanwezigheid van bomen. Onder landgebruik verstaan we het gebruik van het land als bos of een ander landgebruik (FAO, 2001b, pg.2).

Page 19: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

6

jaar op het oorspronkelijk bosgebied van dat zelfde jaar, zal dus bij gebruik van een brede

definitie groter zijn dan bij een nauwe definitie. De schattingen van de ontbossinggraad van

Myers zullen derhalve dan ook groter zijn dan deze van de FAO (Van Soest D., P., 1998,

pg.34; Kant S. en Mahapatra K., 2004, pg. 8).

In de literatuur vindt men veel kritiek op de definitie van de FAO. De kritiek heeft betrekking

op het deel van landgebruik en het deel van de landbedekking, waaruit de definitie is

samengesteld. Voor wat de landbedekking betreft, stelt de definitie dat ontbossing de

vermindering op lange termijn (>10 jaar) van de bedekking door de kroonlaag van de bomen

beneden de 10% inhoudt. De eerste kritiek die hierop kan gegeven worden is dat deze definitie

degradatie niet als ontbossing aanziet (Jepma C., J., 1995, pg.8; Van Soest D., P., 1998,

pg.33). Het kan immers zo zijn dat er enorme bosschade optreedt door een overdreven

houtkap, zonder dat de kroonlaag hierdoor lager wordt dan 10%. Deze degradatie kan echter

tot gevolg hebben dat het bos zijn functies niet meer kan vervullen, waardoor het eigenlijk wel

onder ontbossing zou moeten gerekend worden (Van Soest D., P., 1998, pg.33). De nauwe

definitie van de FAO beschouwt degradatie echter niet als ontbossing.

Een tweede kritiek kan gegeven worden op de bepaling van de lange termijn. De enige manier

om te weten of het bos nu werkelijk ontbost is, is door na te gaan hoe het 10 jaar later met het

bos gesteld zou zijn (CIFOR, 2006). Dit is echter bijna onmogelijk om vast te stellen

aangezien het landgebruik op 10 jaar tijd enorm kan veranderen.

Een andere kritiek wordt gegeven op de 10%, of dus de bepaling van welk gebied dat als bos

aanzien wordt (Amelung T. en Diehl M., 1992, pg. 9; Kant S. en Mahapatra K., 2004, pg.3).

Het probleem is dat een bos met een oorspronkelijke kroondichtheid van 90% die een verlies

aan kroondichtheid heeft tot juist boven 10% niet aanzien wordt als ontbossing (Kant S. en

Mahapatra K., 2004, pg.3). Ondanks de enorme hoeveelheid bomen die er in het bos

gesneuveld werden, wordt dit niet als ontbossing beschouwd. Een afname van de

kroondichtheid van 11% naar 9% wordt echter wel als ontbossing aanzien.

Een tweede verzameling van kritieken heeft betrekking op het onderdeel landgebruik van de

definitie. Het is zo dat het dominant landgebruik bepaalt of een gebied als bos aanzien wordt

of niet (FAO, 2001b, pg.2). Indien er in het bos vee graast en men niet-hout bosproducten

Page 20: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

7

verzamelt, wordt dit nog aanzien als bos omdat bos het dominant landgebruik is (FAO, 2001b,

pg. 2).

Een andere kritiek kan gegeven worden als zijnde het feit dat zwerflandbouw als ontbossing

wordt aanzien (Angelsen A., 1995). Bos dat geopend wordt voor zwerflandbouw wordt

immers een tijd gebruikt en nadien braak gelegd. Dikwijls groeit hier na verloop van tijd terug

bos op, in de vorm van secundair bos (Angelsen A., 1995). Zwerflandbouw wordt echter wel

aanzien als ontbossing omdat het bos onder een ander landgebruik komt. Indien hetzelfde

gebied door een houthakbedrijf gekapt zou worden, en het bedrijf de intentie zou hebben om

het bos nadien te herbebossen, wordt dit in tegenstelling hiermee niet beschouwd als

ontbossing. Dit kan tot een bizarre toestand leiden van een bos zonder bomen.

Naar mijn mening moet er ook rekening gehouden worden met de degradatie van bossen. De

functies van het bos kunnen immers niet goed meer uitgeoefend worden. Ook op economisch

vlak betekent dit dat de opbrengsten die men uit het bos kan halen gaan dalen, aangezien de

groei van de niet-hout bosproducten ook gaat verminderen. De functies die in hoofdstuk 2

worden besproken (infra, pg.16) gaan immers door het bos niet goed meer uitgeoefend kunnen

worden. De definitie van bos is ook niet perfect aangezien een bedekking van de kroonlaag

van 10% immers niet veel is. De FAO geeft een groepering van bomen dus heel snel de term

‘bos’.

Ondanks bovenstaande kritieken houdt deze tekst zich in wat volgt aan de definitie die door de

FAO gebruikt wordt omdat deze definitie door de meeste auteurs wordt gebruikt en de data

eenvoudig te vinden zijn. De huidige studies dienen zich immers te focussen op de

economische nauwe definities aangezien de tropische regenwouden grotendeels in

ontwikkelingslanden gelegen zijn die technische en financiële beperkingen hebben om de

bosdegradatie te meten (Kant S. en Mahapatra K, 2004, pg 3).

1.2 Definitie en ligging regenwouden Naast een definitie van ontbossing is het ook belangrijk dat er goed aangeduid wordt over

welke soorten bossen het gaat. Ook met betrekking tot de definitie van regenwouden bestaat er

geen eensgezindheid. De term regenwouden wordt meestal gebruikt om tropische bossen te

Page 21: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

8

definiëren. Indien men het heeft over regenwouden wordt er dus meestal verwezen naar

tropische regenwouden, maar er bestaan ook gematigde regenwouden3. Deze studie zal zich

evenwel concentreren op tropische regenwouden, of dus regenwouden die in de tropen liggen.

De tropen vinden we rond de evenaar, tussen de kreeftskeerkring en de steenbokskeerkring.

Het woord tropen is afgeleid uit de kreeftskeerkring (tropic of Cancer) op parallel 23°27’

noorderbreedte en de steenbokskeerkring (tropic of Capricorn) op parallel 23°27’

zuiderbreedte (Pratiwi, 1996, pg.10). De bossen in de tropen zijn echter niet allemaal

regenwouden, er bestaan ook bossen in de tropen die vochtig, droog of bergachtig zijn (FAO,

2001b, pg. 431). In deze thesis zal de term regenwouden steeds slaan op de tropische

regenwouden.

De algemene kenmerkende eigenschappen van regenwouden zijn de temperatuur en regenval.

"Tropische regenwouden worden gekenmerkt door een goed verdeelde regenval gedurende het

jaar, geen regelmatig droogseizoen en geen maanden met regenval van minder dan 60 mm, of

met een droogseizoen met een duur van slechts 1 of enkele maanden (Pratiwi, 1996,

pg.10)". Om de ontwikkeling van tropische regenwouden toe te laten dienen de volgende

kenmerken minstens aanwezig te zijn : "een relatief tropische temperatuur, met een kleine

amplitude zowel door de dag als door het jaar, een jaarlijkse regenval van minstens 1 800 mm,

gelijkmatig verspreid over het jaar (Jepma C., J., 1995, pg. 5; Pratiwi, 1996, pg.16)". Van

Soest zegt dat "tropische regenwouden in de permanente vochtige tropen liggen, waar de

regenval uniform verdeeld is over het jaar: in dit gebied is de minimale maandelijkse

hoeveelheid regenval 100 mm (Van Soest D., P., 1998, pg.18-19)". Er bestaat dus duidelijk

wel eensgezindheid over wat de kenmerkende eigenschappen van de regenwouden zijn,

namelijk een hoge temperatuur en veel regenval. Wat nu de precieze grenzen zijn van de

regenwouden is een kwestie van definitie.

Regenwouden kunnen gedefinieerd worden als : "natuurlijke bossen die gekenmerkt worden

door relatief dichte instandhoudingen van relatief grote, voor het grootste deel steeds groene

loofbomen, met een gesloten kroonbedekking die gewoonlijk samengesteld is uit een hoge

diversiteit aan boomsoorten. Het klimaat is gewoonlijk nat, met jaarlijks meer dan 1 500 mm

regenval, maar met niet meer dan 6 maanden met minder dan 100 mm regenval per maand

3 regenwouden in de gematigde streken vinden we enkel in regio’s met hoge regenval en redelijk stabiele temperaturen doorheen het jaar, bijvoorbeeld in Alaska, Chili en Canada (Greenpeace, 2006)

Page 22: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

9

(Lewis S., L., 2005, pg. 196)". Evenwel bestaat er niet één soort tropisch regenwoud. Alle

regenwouden op de verschillende continenten zijn anders (Corlett R., T., en Primack, R., B.

2005, pg.1). De FAO heeft de indeling van de tropische regenwouden gebaseerd op de

indeling in ecologische zones. Hieronder volgt, per continent, een overzicht van de landen die

regenwouden bezitten en van hun voornaamste kenmerken. Kaart 1.1 geeft de ligging van de

regenwouden weer.

"In de tropische regenwouden van Afrika is er een hoge regenval, gaande van 1 000 tot meer

dan 2 000 mm per jaar. Indien er een droogseizoen is, duurt het niet langer dan 3 tot 4 maand

en zal het steeds optreden in de winter. De temperaturen zijn altijd hoog (FAO, 2001a)".

Afrikaanse landen met regenwoud: Angola, Benin, Kameroen, Central African Republic,

Kongo, Ivoorkust, Democratische Republiek Kongo, Equatoriaal Guinea, Gabon, Ghana,

Guinea, Guinea-Bissau, Kenia, Liberia, Madagaskar, Mozambique, Nigeria, Sao Tome en

Principe, Sierra Leone, Sudan, Togo, Uganda, en United Republic of Tanzania (FAO, 2001b,

pg.431).

"In de tropische regenwouden van Azië is de jaarlijkse regenval overal meer dan 1 000 mm en

dikwijls meer dan 2 000 mm. In de Aziatische evenaarsgebieden is er geen droogseizoen.

Overal elders is er een kort droogseizoen van 1 tot 4 maand. De temperaturen zijn steeds hoog,

de gemiddelde temperatuur van de koudste maand is dikwijls meer dan 20°C (FAO, 2001a)".

Aziatische landen met regenwouden: Bangladesh, Bhutan, Brunei Darussalam, Cambodja,

India, Indonesië, Lao People’s Democratic Republic, Maleisië, Malediven, Myanmar, Nepal,

Filippijnen, Singapore, Sri Lanka, Thailand, Timor-Leste en Vietnam (FAO, 2001b, pg.432).

"In de tropische regenwouden van Noord en Centraal Amerika liggen de gemiddelde

temperaturen tussen 20°C en 26°C, met weinig seizoensvariatie. De gemiddelde jaarlijkse

regenval ligt tussen 1 500 tot 3 000 mm. In sommige gebieden kan dit zelfs meer zijn dan 4

000 mm. Het aantal droge maanden is minder dan 3 en deze komen voor in de winter (FAO,

2001a)". Regenwoudlanden van Noord en Centraal Amerika : Antigua and Barbuda, Bahamas,

Belize, British Virgin Islands, Costa Rica, Cuba, Dominica, Dominican Republic, El Salvador,

Grenada, Guadeloupe, Guatemala, Haïti, Honduras, Jamaica, Martinique, Mexico, Montserrat,

Nicaragua, Panama, Puerto Rico, Saint Kitts and Nevis, Saint Lucia, Saint Vincent and

Grenadines, United States Virgin Islands, Trinidad en Tobago (FAO, 2001b, pg.434).

Page 23: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

10

Kaart 1.1 : Ligging van de regenwouden in de wereld in 2000

(Bron : FAO, 2001b, pg.323)

Page 24: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

11

"De tropische regenwouden van Zuid-Amerika aan de Atlantische kust hebben een nat

klimaat. Er treden jaarlijks enorme hoeveelheden regen op in het hart van de Amazonebekken

en de westelijke kust (meer dan 3 000 mm, en zelfs tot 8 000 mm). Op alle andere plaatsen van

Zuid-Amerika is de regenval tussen 1 000 en 3 000 mm, met dikwijls een korte droge periode

tijdens de winter, zelfs tot 4 maanden op sommige plaatsen. De temperaturen zijn hoog (FAO,

2001a)". Landen van Zuid-Amerika met regenwouden : Argentinië, Bolivia, Brazilië,

Colombia, Ecuador, Frans Guyana, Guyana, Paraguay, Peru, Suriname, Venezuela (FAO,

2001b, pg.434).

"In de tropische regenwouden van de Pacifische Eilanden van Oceanië varieert de gemiddelde

jaarlijkse neerslag over het algemeen tussen 1 500 en 4 000 mm en het droogseizoen is niet

ernstig. De gemiddelde temperatuur op zeeniveau is 23°C nabij de tropen en 27°C nabij de

evenaar. Het kustgebied van het noordoosten van Australië heeft een tropisch vochtig klimaat.

Het heeft een gemiddelde jaarlijkse regenval van 1 500 tot 2 500 mm met in sommige

gebieden zelfs meer dan 4 500 mm per jaar (FAO, 2001a)". Landen met regenwoud in

Oceanië : American Samoa, Australië, Cook Islands, Fiji, French Polynesia, Guam, Kiribati,

Marshall Islands, Micronesia, Nauru, New Caledonia, Niue, Northern Mariana Islands, Palau,

Papua New Guinea, Samoa, Solomon Islands, Tonga en Vanuatu (FAO, 2001b, pg.433).

Men kan drie grote gebieden onderscheiden waarin de regenwouden liggen (zie kaart 1.1).

Deze zijn : de Amazone in Zuid-Amerika ; India, Indonesië en de Filippijnen in Azië ; en het

Kongobekken in Afrika. De drie belangrijkste regenwoudlanden zijn Brazilië, Democratische

Republiek Kongo en Indonesië.

1.3 Dataverzameling ontbossing Verschillen in ontbossinggraden kunnen naast het gebruik van andere definities ook

veroorzaakt worden door het gebruik van een verschillende registratietechniek van ontbossing.

De data kunnen bijvoorbeeld verzameld worden door enquêtes die door de nationale

overheden van de landen dienen ingevuld te worden, door satellietbeelden en opinies van

experts (Kant S. en Mahapatra K., 2004, pg.3). Bij het gebruik van satellietbeelden kan het

bosgebied ook groter of kleiner geschat worden, afhankelijk van de resolutie (Jepma C., J.,

1995, pg.12). Er wordt hier niet verder ingegaan op de problemen van de dataverzameling. Er

Page 25: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

12

wordt enkel benadrukt dat het verzamelen van data over de ontbossing geen eenvoudige

opdracht is. Bovendien is het opmerkelijk hoe weinig er geweten is over de ontbossinggraad

van de regenwouden (Lewis S., L., 2005, pg.197).

De belangrijkste bron van ontbossingdata is de FAO (Lewis S., L., 2005, pg.197). Deze data

zijn gebaseerd op statistieken die door de lidstaten geleverd werden, aangevuld met data

afkomstig van satellietbeelden (Lewis S., L., 2005, pg.197). De data is dan ook niet vrij van

fouten. De nationale overheden kunnen er immers belang bij hebben om hun huidige

hoeveelheid bosgebied te overschatten (Kant S. en Mahapatra K., 2004, pg.3). "Het gebruik

van secundaire informatie, opinies van experts, soms oude data en het gebrek aan registratie

van de ontbossing in vele landen met tropische bossen, dragen allemaal bij tot onzekere

schattingen (Lewis S., L., 2005, pg.197)". Net zoals bij alle andere instanties zijn de

bosgegevens van de FAO dus niet volledig nauwkeurig. Ondanks deze problemen zal deze

studie, net zoals de meeste andere studies, gebruik maken van de data van de FAO.

De oorspronkelijke hoeveelheid regenwoud correct bepalen is bijna onmogelijk omdat

historische data veel gebreken tonen aangezien men vroeger nauwelijks de hoeveelheid bos

registreerde. Zelfs wanneer de gegevens beschikbaar zijn is hun nauwkeurigheid zeer

twijfelachtig (Brown K., 1992, pg.7). Over de huidige hoeveelheid regenwouden zijn er wel

meer betrouwbare statistieken. Een overzicht van de hoeveelheid nog resterende regenwouden

in 2000 wordt gegeven in tabel 1.1. De berekening hiervan is terug te vinden in bijlage 1.1.

Tabel 1.1: Oppervlakte en verspreiding van de regenwouden in 2000 (in 1 000 hectare)

Totale oppervlakte regenwouden (x 1 000 hectare) in 2000

Afrika 215 495,10 Azië 97 193,44 Noord en Centraal Amerika 17 850,68 Zuid Amerika 589 903,20 Oceanië 32 108,58 totaal wereldareaal regenwoud 952 551,00 (Bron: eigen berekening op basis van FAO, 2001b, pg.391-394, 431-434)

Het totaal wereldareaal regenwouden in 2000 was 953 miljoen hectare, waarvan Zuid-

Amerika het grootste deel bezit. Dit wordt verduidelijkt in figuur 1.1, dat weergeeft welk

percentage van het totaal wereldareaal regenwouden in de verscheidene gebieden ligt.

Page 26: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

13

Figuur 1.1: Verspreiding van de regenwouden over gebieden (in procent van totaal

wereldareaal regenwouden)

(Bron: eigen berekening op basis van FAO, 2006a, pg.190-195; FAO, 2001b, pg.431-434)

Bij de FAO zijn er enkel data beschikbaar over de verandering in bosbedekking, die kan

toenemen door herbebossing en natuurlijke groei van de bossen, en afnemen door ontbossing

en natuurrampen. De netto vermindering in bosgebied is de som van al deze negatieve en

positieve veranderingen (FAO, 2006a, pg.18). De FAO heeft bij het verzamelen van haar data

aan de afzonderlijke landen niet gevraagd om informatie te leveren over de vier componenten

van de netto verandering, aangezien het grootste deel van de landen deze informatie niet heeft.

Bij gebrek aan deze informatie wordt in deze studie de ‘vermindering in bosbedekking’ als

benadering van de ontbossingdata genomen. Aangezien er bij de netto vermindering ook

rekening gehouden wordt met herbebossing en natuurlijke uitbreiding van bos, zijn de

jaarlijkse ontbossinggraden minstens even groot als de netto vermindering (FAO, 2006a,

pg.19)". Op kaart 1.2 wordt voor alle plaatsen in de wereld de gemiddelde jaarlijkse netto

verandering in bosbedekking van de jaren 2000 tot 2005 weergegeven. Plaatsen die met rood

aangeduid zijn, hebben een netto vermindering van meer dan 0,50% gekend in 2005 ten

opzichte van 2000, de met groen aangeduide landen een netto vermeerdering van meer dan

0,50%, en de landen in grijs ofwel een vermindering van minder dan 0,50%, ofwel een

vermeerdering van minder dan 0,50%.

22,62%

10,20%

1,87%

3,37%

61,94%

Afrika

Azië

Noord en CentraalAmerikaOceanië

Zuid Amerika

Page 27: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

14

Kaart 1.2: Gemiddelde jaarlijkse netto verandering in bosbedekking (jaren 2000 – 2005)

(Bron: FAO, 2006a, pg.21)

Page 28: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

15

Wanneer kaart 1.2 vergeleken wordt met kaart 1.1 (supra, pg.10), is het opmerkelijk dat de

rode gebieden, waar de vermindering in bosbedekking het grootst was, grotendeels

samenvallen met de tropische regenwouden. Een conclusie die hieruit kan getrokken worden is

dat de druk op de regenwouden enorm groot is aangezien wanneer er ontbossing optreedt, het

meestal in de tropische regenwouden is. Figuur 1.2 geeft voor de verschillende gebieden weer

wat de bosbedekking was in de jaren 1990, 2000 en 2005.

Figuur 1.2: Bosbedekking in de jaren 1990, 2000 en 2005 (in miljoen hectare)

(Bron: eigen berekening op basis van FAO, 2006a, pg.190-195; FAO, 2001b, pg.391-394,

431-434)

Uit deze figuur blijkt duidelijk een afname van de bosbedekking over de jaren heen.

Aangezien de ontbossing minstens even groot is als de toegenomen vermindering in

bosbedekking, weerspiegelt dit een nog grotere toename van de ontbossing. In Zuid-Amerika

is de ontbossing het grootste probleem. Tussen 1990 en 2000 nam de bosbedekking er af met

37 miljoen hectare, en in de periode 2000 tot 2005 was dit reeds 55 miljoen hectare, en dit op

de helft van de tijd. Het is dus duidelijk dat de ontbossing van de tropische regenwouden een

groot probleem is, waar recent geen verbetering in gekomen is, maar in tegendeel nog

verergerd is.

0

100

200

300

400

500

600

700

800

900

1000

Afr ika Azië Noo rd enCen t raalAm erika

Zuid Am erika Ocean ië

bo

sbed

ekki

ng

(in

milj

oen

hec

tare

)

1990 2000 2005

Page 29: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

16

HOOFDSTUK 2 : NUT VAN HET BEHOUD VAN

REGENWOUDEN

Uit hoofdstuk 1 blijkt dat de ontbossing van de regenwouden aanzienlijk is en reeds lange tijd

aan de gang is. Men kan zich afvragen waarom deze ontbossing belangrijk is en zoveel

aandacht krijgt in de wetenschappelijke wereld. Vroeger was Europa immers ook grotendeels

bedekt met bossen, en ondanks de verwijdering ervan is er in Europa nu een enorm grote

welvaart. Het verwijderen van de bossen in Europa heeft dus schijnbaar geen negatieve

gevolgen meegebracht. Het is dan ook begrijpelijk dat een aantal mensen geen gevaar zien in

het kappen van de tropische regenwouden. In dit hoofdstuk wordt dan ook nagegaan wat het

specifieke nut is van regenwouden, met het oog op hun belangrijkste milieu- en economische

functies. Om aan te tonen dat het behoud van de regenwouden economisch waardevol is en

meer baten levert dan een alternatief landgebruik, moet de waarde van het bos ten opzichte

van een ander landgebruik bepaald worden en de netto inkomstenstroom van bosbehoud

vergeleken worden met die van een alternatief landgebruik. Aangezien dit enorm moeilijk is

om te berekenen, bij gebrek aan data en gebrek aan studies in de literatuur, valt dit buiten het

bereik van deze scriptie en wordt hieronder enkel een theoretisch overzicht gegeven van de

baten van regenwouden, met enkele empirische verduidelijkingen. De baten van het behoud

van de regenwouden die achtereenvolgens besproken worden zijn: de hydrologische functie en

regulering van het plaatselijk klimaat (2.1), de koolstofopname en regulering van het

wereldklimaat (2.2), biodiversiteitbehoud (2.3), inheemse bevolking (2.4), houtproducten (2.5)

en niet-hout bosproducten (2.6).

2.1 Hydrologische functie en regulering van het plaatselijk klimaat

2.1.1 Nut regenwouden

In de regenwouden valt er jaarlijks een enorme hoeveelheid regen. De bomen van het

regenwoud onderscheppen dit regenwater met hun dichte kroonlaag, waardoor de regenval

niet rechtstreeks met een enorme kracht op de bodem terechtkomt. Bomen zorgen er dus voor

dat het water langzaam in de bodem kan infiltreren, zodat de bodem beschermd wordt tegen de

hevige neerslag (Pratiwi, 1996, pg.17).

Page 30: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

17

Een tweede manier waarop bossen zorgen voor een opname van het regenwater is via de

wortels. De enorme wortels van de bomen van de regenwouden zuigen water op uit de bodem.

Het vocht wordt naar de bladeren getransporteerd en daar zal het voor een deel via verdamping

in de atmosfeer verdwijnen (Chomitz K., M. en Kumari K., 1998, pg.22-23). De bomen in het

regenwoud recycleren zo enorm veel water (Pratiwi, 1996, pg.38). Samen met de verdamping

die vanop de bodem gebeurt gaat het water condenseren en wolken vormen en opnieuw onder

de vorm van regen op de regenwouden neervallen. Regenwouden zorgen zo dat het water

gerecycleerd wordt en binnen het regenwoud blijft. Hierdoor ontstaan er met regelmaat

stortbuien, waardoor de jaarlijkse neerslag in de regenwouden hoog is. Regenwouden zorgen

voor de regeling van het plaatselijk klimaat door de verdamping (Laurance W., F., 1999,

pg.110; Fearnside, P., M., 2005, pg.683). Hoe meer bomen er zijn in het regenwoud, hoe meer

water er in circulatie gebracht wordt.

Onder bosvegetatie zal een deel van de neerslag die in de bodem getrokken wordt, afvloeien

naar nabijgelegen rivieren. Dit is de stroomgebiedfunctie van de regenwouden (Laurance W.,

F., 1999, pg.110; Kramer R., A. et al., 1995, pg.277). Een stroomgebied is het gebied waarvan

het water door geulen, beken en zijrivieren naar de hoofdrivier stroomt. Het regenwoud levert

dus zo water aan nabijgelegen rivieren. Op die manier wordt de overvloed aan water in de

bodem wat aan banden gelegd, terwijl het restant heel geleidelijk en over het jaar verspreid

wordt losgelaten. De aanwezigheid van bomen zorgt ervoor dat de rivieren regelmatig water

krijgen. Zo krijgen stroompjes en rivieren de kans om zelfs in droge jaargetijden te blijven

functioneren (Attenborough, D. et al., 1995, pg.34). De aanwezigheid van bomen verhindert

dus een grote amplitude van waterbeschikbaarheid tussen droog- en regenseizoen, en zorgt

ervoor dat er grote overstromingen voorkomen worden gedurende het regenseizoen en

droogtes voorkomen worden tijdens het eventuele droogseizoen (Pratiwi, 1996, pg.17).

2.1.2 Gevolgen van ontbossing van de regenwouden

Indien er ontbossing optreedt, gaat het water niet onderschept worden en gaat het rechtstreeks

op de bodem inslaan (Portela R. en Rademacher I., 2001, pg.124). Door de werking van het

water gaat los bodemmateriaal meegevoerd worden en gaat het land afslijten. Er ontstaat een

enorme bodemschade, erosie genoemd. Het gevolg van dit laatste is dat er bodemdeeltjes in de

rivieren gebracht worden, wat men sediment noemt (Pratiwi, 1996, pg.38). De aanwezigheid

van bomen in het regenwoud zorgt dus voor een bescherming tegen bodemerosie (Pratiwi,

Page 31: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

18

1996, pg.17). Erosie heeft tal van negatieve gevolgen: het vermindert de bodemvruchtbaarheid

en de productiviteit en het heeft sedimentatie in de rivieren tot gevolg (Pratiwi, 1996, pg.40-

42). Sedimentatie is het afzetten van het materiaal dat door het water wordt getransporteerd.

Sediment in de rivier kan waardevol waterleven schaden en doden, de capaciteit voor

overstromingcontrole reduceren, de gebruiksduur van de turbines voor hydro-elektriciteit

verkorten, de landbouwproductiviteit verlagen en de kwaliteit van het drinkwater verminderen

(FAO, 2006a, pg. 96; Chomitz K., M. en Kumari K., 1998, pg.21). De beschermende rol van

bossen in het reduceren van erosie in de regenwouden heeft een verreikend effect buiten de

regenwouden door een verminderde sedimentatie in het gehele stroomgebied (FAO, 2006a,

pg. 96). Ontbossing heeft dus enorme negatieve gevolgen op vlak van hydrologie.

Door erosie die veroorzaakt wordt door ontbossing, gaat er ook een afgenomen infiltratiegraad

van het water in de bodem zijn, waardoor er een toegenomen afvloeiing is van het water naar

de rivieren (Pratiwi, 1996, pg.38). Rivieren die uit ontbost land komen gaan door ontbossing

en verlies aan de stroomgebiedfunctie overdreven overstromen na een stortbui, maar erna snel

uitdrogen (Fearnside, P., M., 2005, pg.683). Dit kan leiden tot overstromingen in de

lagergelegen gebieden, droogtes en tot nog meer erosie (Chomitz K., M. en Kumari K., 1998,

pg.22-23).

Overstromingen en droogtes kunnen tot zware economische schade en rampen leiden. Indien

er landbouwactiviteiten voorkomen in gebieden in de nabijheid van boskap, kunnen

overstromingen significante economische verliezen veroorzaken als gevolg van de

vernietiging van gewassen (Kramer R., A. et al., 1995, pg.278). De vernietiging van de oogst

heeft natuurlijk enorme economische gevolgen voor de boeren. Droogtes kunnen ertoe leiden

dat volledige rivieren droog komen te staan. Dit leidt dan tot een tekort aan water voor de

irrigatiesystemen en drinkwater voor de bevolking, of dus een afname van de

waterbeschikbaarheid. Ook op vlak van de productie van hydro-elektriciteit heeft ontbossing

gevolgen. De rivieren die water verkrijgen uit de regenwouden kunnen hydro-elektriciteit

leveren. Door een gebrek aan water in de rivieren gaat er geen hydro-elektriciteit kunnen

opgewekt worden (Cesar H., S., J., et al., 2002, pg.53). Het sediment in de turbines die hydro-

elektriciteit produceren kan ook leiden tot grote onderbrekingen in de werking van deze

turbines. Vele Latijns-Amerikaanse landen hangen enorm af van hydro-elektrische energie om

Page 32: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

19

aan hun groeiende elektriciteitbehoeften te kunnen voldoen (Downing T., E. et al., 1992,

pg.37). Het onderbreken van de turbines kan dus tot economische verliezen leiden.

2.2 Opname van koolstof en regulering van het wereldklimaat

2.2.1 Belang van bomen in de koolstofcirkel

De laatste jaren is er een enorme antropogene emissies aan koolstofdioxide (CO2), die in de

atmosfeer als broeikasgas terechtkomt of gedeeltelijk wordt opgevangen door de oceanen en

bossen (Matthews E. et al., 2000, pg.55-56). CO2 is het belangrijkste broeikasgas, en door de

grote hoeveelheid ervan in de atmosfeer gaat het broeikaseffect versterkt worden, wat leidt tot

opwarming van de aarde met negatieve effecten tot gevolg (infra, pg.21).

Bomen spelen een belangrijke rol in deze koolstofcyclus doordat ze een deel van de CO2 uit de

atmosfeer kunnen afzonderen en verwerken door middel van fotosynthese (Dawson T., P. et

al., 2005, pg.162; Roper J., 2001, pg.6). Ze gaan CO2 uit de lucht halen, nemen er de koolstof

uit en laten de zuurstofdeeltjes terug in de lucht komen. De koolstof wordt in de vegetatie

verwerkt tot een suiker dat dienst doet als bouwsteen om nieuw plantenweefsel aan te maken

(The Royal Society, 2001, pg.1; Matthews E. et al., 2000, pg.55). Dankzij de opname van de

koolstofdioxide hebben planten en bomen dus de mogelijkheid om te groeien en hun biomassa

te laten toenemen. "Een onverstoord tropisch regenwoud kent een netto groei van ongeveer

100 jaar na zijn ontstaan (Brown K., 1992, pg.13)". Tegelijk zorgen bomen ervoor dat er

minder broeikasgassen in de atmosfeer blijven, wat dus een vermindering van het

broeikaseffect tot gevolg heeft. De vermijding van de uit het broeikaseffect voortvloeiende

negatieve effecten zorgt ervoor dat de koolstofafzondering door de bomen een economische

waarde heeft.

Naast de afzondering van koolstof uit de atmosfeer hebben bomen nog een tweede belangrijke

rol. Ze zorgen er niet enkel voor dat de koolstof wordt afgezonderd, ze houden deze ook

tijdelijk opgeslagen (MacDicken K. en Smith J., 2000, pg.4; Dawson T., P. et al., 2005). Zoals

elke andere flora zijn bomen opgebouwd uit koolstof. De verwerkte koolstof die voor een

toegenomen biomassa gezorgd heeft blijft effectief in de bomen opgeslagen. Aangezien

bomen een lange levensduur hebben gaan ze dus voor een lange tijd de koolstof opsluiten

zodat ze (tijdelijk) niet terug in de atmosfeer terechtkomt. Bossen, en vooral tropische

Page 33: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

20

regenwouden hebben door de aanwezigheid van het groot aantal bomen een enorme

koolstofdichtheid.

2.2.2 Gevolgen ontbossing

Door het broeikasgas CO2 af te zonderen en opgeslagen te houden gaan bomen het

broeikaseffect verzachten en zo het klimaat reguleren. Ontbossing zal het tegengestelde effect

hebben doordat de twee bovenvermelde processen zich niet meer kunnen voordoen.

Indien er ontbossing optreedt door het omhakken of platbranden van bomen, wordt CO2

uitgestoten en blijven er minder bomen over om de CO2 uit de lucht te halen en af te zonderen

(Pratiwi, 1996, pg.60). Hierdoor gaan er dus meer broeikasgassen in de atmosfeer aanwezig

zijn en zal het broeikaseffect versterkt worden. Men moet er evenwel rekening mee houden dat

koolstof slechts ‘tijdelijk’ in bomen kan opgeslagen blijven. Dit komt omdat een boom nooit

eeuwig blijft bestaan. Zonder ontbossing gaat hij op een natuurlijke wijze sterven en rotten.

Tijdens dit rottingsproces komt de opgeslagen koolstof terug vrij en vormt opnieuw CO2 (Kill

J., 2001, pg.6). Indien er ontbossing optreedt, gaan de bossen veel sneller de koolstof terug

vrijlaten. Afhankelijk van de wijze waarop de ontbossing plaats had en het daaropvolgende

landgebruik gaat de grootte en snelheid van de vrijlating van de koolstof groter of kleiner zijn

(Cesar H., S., J. et al., 2002, pg.55). Wanneer bos verwijderd wordt door gebruik te maken van

vuur, gaat onmiddellijk al de voordien opgeslagen koolstof vrijkomen in de atmosfeer en gaat

er een deel opgeslagen worden in as en houtskool (Pratiwi, 1996, pg.43). Brown en Pearce

(Brown, K. en Pearce, D., W., 1994) stellen dat "wanneer bomen worden gekapt en men ze

laat liggen om te rotten, het grootste deel van de koolstof vrijgelaten wordt in de atmosfeer

binnen 10 tot 20 jaar (Brown, K. en Pearce, D., W., 1994, pg.4)". Het landgebruik dat volgt op

de ontbossing bepaalt ook wat de netto emissie is van koolstof. Onafhankelijk van wat het

secundair landgebruik wordt, zal er steeds een netto emissie zijn aan koolstof omdat bomen

immers een veel grotere capaciteit hebben om CO2 op te nemen dan elke andere vegetatie (Kill

J., 2001, pg.9-10). "Tropische bossen bevatten 10 tot 100 keer meer koolstof in hun vegetatie

en bodems dan tropische gewassen of weiden (Downing T., E. et al., 1992, pg.2)". Zelfs indien

de volwassen bomen verwijderd worden en vervangen worden door jonge bomen die veel CO2

opnemen om te groeien, gaat er nog een netto emissie zijn aangezien er uit de verwijderde

volwassen bomen enorm veel koolstof vrijkomt (Kill J., 2001, pg.10). Zelfs wanneer de

volwassen bomen geen koolstof meer nodig hebben om te groeien is het dus beter dat men ze

Page 34: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

21

laten staan, omdat ze anders een bron worden aan CO2. Er moet dus voor gezorgd worden dat

bomen blijven staan zodat ze zo lang mogelijk de koolstof kunnen opslaan.

2.2.3 Gevolgen van klimaatverandering

Ontbossing kan dus leiden tot een grotere concentratie aan CO2 in de atmosfeer en draagt dus

bij tot het broeikaseffect. Ontbossing zal dus tot een klimaatverandering in de wereld

bijdragen, met nefaste gevolgen op economisch en milieuvlak.

Door de toegenomen temperatuur kunnen de poolkappen smelten, waardoor het gemiddeld

zeeniveau zal stijgen en laagliggende gebieden zullen overstromen (Matthews E. et al., 2000,

pg.56). Deze overstromingen leiden tot economische kosten door vernielingen van

infrastructuur, landbouwopbrengsten en huizen, en kunnen zelfs mensenlevens kosten. Een

ander resultaat van de temperatuurstijging is dat extreme gebeurtenissen zoals orkanen en

droogte frequenter zullen optreden (Kill J., 2001, pg.1; Roper J., 2001, pg.1). Door de hogere

temperatuur en de verminderde neerslag gaan er over de hele wereld veranderingen optreden

in de landbouwproductiviteit en de samenstelling van de vegetatie (Pratiwi, 1996, pg.17).

Grote landbouwgebieden kunnen zelfs onbruikbaar worden. "In sectoren die sterk afhankelijk

zijn van klimaatomstandigheden zoals toerisme, transport, landbouw en bosbouw, zal de

productiviteit waarschijnlijk afnemen (Amelung T. en Diehl M., 1992, pg.2)". Tenslotte

stellen Downing et al. (Downing T., E. et al., 1992) dat "wanneer de aarde opwarmt en

periodiek uitdroogt er meer bos vatbaar is om te branden, wat het aantal, de grootte en de ernst

van bosbranden laat toenemen (Downing T., E. et al., 1992, pg.205)".

2.2.4 Specifiek belang van regenwouden

We hebben het hierboven steeds gehad over bomen en bossen in het algemeen omdat het niet

enkel de bomen uit de tropische regenwouden zijn die een rol spelen in de vermindering van

het broeikaseffect. Het is wel belangrijk dat precies de bomen uit de regenwouden behouden

worden, aangezien zij de grootste rol spelen in de klimaatregulering.

In tropische regenwouden is het zo dat er een enorm dichte bebossing en concentratie van

organisch leven is. De biomassa is veel groter dan in elk ander bos, waardoor de regenwouden

een ecosysteem zijn waarin een enorme hoeveelheid aan koolstof ligt opgeslagen (Downing

T., E. et al., 1992, pg.196). Een kleine hoeveelheid ontbossing in de tropische regenwouden

Page 35: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

22

kan dus enorme gevolgen hebben op wereldschaal. Het blijkt dat tropische bossen de vegetatie

zijn die het grootste gewicht aan koolstof kunnen opslaan per m² (The Royal Society, 2001,

pg.3). Het is dus belangrijk dat de tropische regenwouden behouden en niet ontbost worden

omdat zij van alle bossen de belangrijkste rol kunnen spelen in het binnen de perken houden

van het broeikaseffect. Het is bovendien ook de ontbossing van de tropische wouden die de

afgelopen decennia gezorgd heeft voor een groot deel van de toename van de antropogene

koolstof in de atmosfeer (Downing T., E. et al., 1992, pg.201).

2.2.5 Het Kyoto Protocol

Een bijkomende reden waarom het behoud van de tropische regenwouden belangrijk kan zijn,

is het Kyoto Protocol. Geïndustrialiseerde landen die deze overeenkomst geratificeerd hebben,

hebben de verplichting om hun emissies aan broeikasgassen te verminderen met 5%,

vergeleken met het niveau van 1999, en dit tegen de periode 2008-2012 (Dawson T., P. et al.,

2005, pg.162; Kill J., 2001, pg.4). Dankzij het Clean Development Mechanism (CDM) in het

Kyoto Protocol moeten landen de reductieverplichtingen niet allemaal in hun eigen land

nakomen. Ze hebben de mogelijkheid om in landen die geen reductieverplichtingen hebben,

dus ontwikkelingslanden, emissie-reducerende projecten te financieren (FAO, 2005a, pg.52;

Kill J., 2001, pg.6). De tropische regenwouden liggen in de ontwikkelingslanden.

Industrielanden kunnen er dus projecten doorvoeren die ervoor gaan zorgen dat de

regenwouden niet verder gekapt worden. De ontwikkelingslanden kunnen emissierechten

verhandelen en zo inkomsten krijgen, wat economisch voor hen een verbetering betekent.

Dankzij deze economische opbrengsten gaan de ontwikkelingslanden ook een aansporing

hebben om de bomen in het regenwoud te laten staan en niet te ontbossen. Voor de

geïndustrialiseerde landen is de realisatie van emissiereducerende projecten kosteneffectiever

dan het verminderen van de emissies in hun eigen land (MacDicken K. en Smith J., 2000,

pg.4). Economisch is het behoud van de regenwouden via het CDM dus een win-win situatie

voor zowel de industrielanden als de ontwikkelingslanden.

2.3 Biodiversiteitbehoud

2.3.1 Definitie biodiversiteit

Biodiversiteit is "de biologische diversiteit of de variëteit aan levensvormen (Margules C. en

Sarkar S., 2002, pg.299)". Dit concept is zeer breed aangezien het betrekking heeft op alle

Page 36: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

23

levensvormen op aarde en kan daarom slechts vaag gedefinieerd worden. De door CIFOR

(Center for International Forestry Research) gehanteerde definitie van biodiversiteit luidt:

"Biologische diversiteit of biodiversiteit is de variëteit van alle levensvormen op aarde: de

verschillende planten, dieren, zwammen en micro-organismen, hun genen en de variëteit aan

habitat of ecosystemen in dewelke ze leven. Het is de overkoepelende term voor de

biologische rijkdom die al het leven op aarde bevat en ondersteunt, waaronder ook de mensen

(CIFOR, 2006)".

Een overeenkomst die terug te vinden is in de literatuur, is de opsplitsing van de biodiversiteit

in 3 onderverdelingen: soortendiversiteit, genetische diversiteit en diversiteit aan ecosystemen

(FAO, 2006a, pg.37; Thompson H., 1996; Pratiwi, 1996, pg.17; CIFOR, 2006). De genetische

diversiteit refereert naar de variatie aan genen binnen soorten (Thompson H., 1996). "In het

algemeen kunnen we stellen dat hoe meer genetische diversiteit er is binnen een populatie, hoe

groter de kans is dat deze populatie in de omgeving kan overleven (CIFOR, 2006)".

Soortendiversiteit refereert naar de variëteit aan soorten binnen een gebied (Thompson H.,

1996). De variëteit aan ecosystemen houdt de variëteit in van systemen van levende dingen in

relatie met hun omgeving, binnen een gebied (Thompson H., 1996; CIFOR, 2006).

2.3.2 Situatie regenwouden

Tropische regenwouden nemen maar 6 à 7% in van de aardoppervlakte (Portela R. en

Rademacher I., 2001). Op wereldschaal wordt de helft van de levende soorten die tot nu toe

gekend zijn in het regenwoud teruggevonden, waaronder vele inheemse soorten die nergens

anders ter wereld voorkomen (Laurance W., F., 1999, pg.109,). Tropische regenwouden

bevatten dus veel soorten op een kleine oppervlakte, waardoor de biodiversiteit er dan ook

enorm groot is. "De regenwouden bevatten 90% van de biodiversiteit van de aarde (Van Soest

D., P., 1998, pg.20)".

Tabel 2.1 : Aantal soorten (eenheden) per land op een bepaalde oppervlakte (in km²)

aantal soorten land oppervlakte (km²) zoogdieren vogels reptielen amfibieën vaatplanten

Panama 15 97 366 68 32 1 369 Costa Rica 15 100 > 400 > 50 41 2 200

Gabon 2 000 199 342 63 38 Maleisië 8 89 212 > 20 25

Papoea New Guinea 10 27 162 34 23 (Bron : tabel gebaseerd op Pratiwi, 1996, pg.48)

Page 37: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

24

Tabel 2.1 geeft een overzicht van de soortenrijkdom van verscheidene tropische regenwouden.

In Panama werden er bijvoorbeeld op een gebied van 15 km² 97 verschillende soorten

zoogdieren, 366 vogels, 68 reptielen, 32 amfibieën en 1 369 vaatplanten aangetroffen. Deze

tabel is een duidelijke illustratie van de grote biodiversiteit in de tropische regenwouden.

Indien er maatregelen moeten genomen worden om de plaatsen te beschermen die

biodiversiteit leveren, zouden we alle plaatsen op aarde moeten beschermen. Maar aangezien

we maar beperkte middelen hebben moeten we een voorkeur geven aan het beschermen van

plaatsen met de grootste biodiversiteit (Margules C. en Sarkar S., 2002, pg.299). Biologische

diversiteit in noordelijke bossen is gewoonlijk relatief laag (FAO, 2006a, pg.53). De tropische

bossen daarentegen bevatten een enorme biodiversiteit. "Ze zijn de thuis van meer dan het

dubbel van de hoeveelheid dieren- en plantensoorten in gematigde zones (Pratiwi, 1996,

pg.9)". In tropische regenwouden is de biologische diversiteit ook substantieel hoger dan in

tropische droge bossen (FAO, 2006a, pg.53; Amelung T. en Diehl M., 1992, pg.7). Het is dus

belangrijk voor het behoud van de biodiversiteit dat het precies de tropische regenwouden zijn

die behouden moeten blijven aangezien deze de hoogste biodiversiteit bevatten.

2.3.3 Nut biodiversiteit

Het behoud aan biodiversiteit brengt verschillende baten met zich mee. Hieronder wordt

slechts één onderdeel van deze baten besproken, namelijk de medische waarde van de

biodiversiteit van de regenwouden, omdat deze economische opbrengsten levert.

Biodiversiteit in de regenwouden heeft een enorme waarde op wetenschappelijk en medisch

vlak. De soortendiversiteit levert een grote verzameling aan genetisch materiaal dat door

farmaceutische industrieën kan gebruikt worden voor de ontwikkeling van nieuwe

geneesmiddelen. Naar schatting 20 à 33% van de geneesmiddelen die wij gebruiken vinden

hun oorsprong in tropische regenwouden (Van Soest D., P., 1998, pg.21; Amelung T. en Diehl

M., 1992, pg.2). Van de duizenden geïdentificeerde planten die potentiële kanker bestrijdende

componenten bevatten, vinden meer dan de helft hun oorsprong in de regenwouden (CIFOR,

2006). "In sommige gevallen zou het onmogelijk of duurder geweest zijn om de bestanddelen

van medicijnen synthetisch te bereiden dan om ze uit levende bronnen te halen. In andere

gevallen zou het niet mogelijk geweest zijn om te weten welke componenten men zou moeten

Page 38: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

25

samenvoegen om tot een medicijn te komen, zonder dat men eerst het natuurlijk model had

(Downing T., E. et al., 1992, pg.39)".

Een sterk argument voor het behoud van de biodiversiteit van de wereld is de potentiële

opbrengst die de ontwikkelingslanden kunnen verkrijgen uit de plantensoorten die gebruikt

worden om commerciële geneesmiddelen te maken. Aangezien vele planten inheems zijn en

nergens anders te vinden zijn, gaat de ontdekking ervan door de wetenschappelijke westerse

wereld voor commercialisering zorgen en inkomsten voor de arme inheemse bevolking. "In

1996 was er een akkoord tussen Marck and Company, een grote farmaceutische firma in de

Verenigde Staten van Amerika, en Costa Rica’s Instituto Nacional de Biodiversidad. Dit

akkoord voorzag een vaste betaling van enkele miljoenen dollars en een substantiële royalty

bij een nieuwe productontdekking (Reid J., W. et al., 1996, pg.167)".

Een opsplitsing die gemaakt kan worden is het onderscheid tussen de gebruikswaarde en de

niet-gebruikswaarde of intrinsieke waarde van biodiversiteit (Wilcox B., A., 1995). De

gebruikswaarde levert een nut en bestaat uit houtproducten (infra, pg.31) en niet-hout

bosproducten (NWFP) (infra, pg.37), de koolstofopname (supra, pg.19) en de hydrologische

functie (supra, pg.16) (Wilcox B., A., 1995). De gebruikswaarde van biodiversiteit kan men

via de markt nagaan door te kijken wat de vraag is naar ecotoerisme (Atkinson G.). Men gaat

hierbij na hoeveel mensen werkelijk betalen voor activiteiten die afhangen van het blijven

bestaan van een rijke voorraad aan diversiteit, bijvoorbeeld mensen die een significant bedrag

betalen om een safari te maken waarbij men tijgers en apen ziet in hun natuurlijk leefmilieu.

Maar er zijn ook mensen die niet in staat zijn om in tropische bossen een reis te maken. Dit is

niet omdat ze niet geïnteresseerd zijn in het blijven voortbestaan van deze bossen, de blijvende

populariteit van documentaires over de wilde dieren op televisie is slechts een voorbeeld

(Atkinson G.). "Het is aanneembaar dat vele mensen waarde hechten aan en nut hebben van

het blijven voortbestaan van unieke ecosystemen (zoals tropische bossen) en dieren,

onafhankelijk of ze van plan zijn om het te bezoeken (Atkinson G.)". Het is enkel het feit dat

ze weten dat de regenwouden blijven bestaan, dat hen een nut levert (Downing T., E. et

al., 1992, pg.40). Mensen hechten dus waarde aan de diversiteit van soorten en culturen (Van

Soest D., P., 1998, pg.21). We noemen dit de intrinsieke waarde van de natuur of hier de niet-

gebruikswaarde van de biodiversiteit. Het louter bestaan van milieugoederen zoals tropische

bosgebieden, biologische soorten of mooie landschappen, heeft een positieve waarde in termen

Page 39: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

26

van consumentenpreferenties (Amelung T. en Diehl M., 1992, pg.2). Het aanbod van deze

milieugoederen is voortdurend aan het afnemen, dus beïnvloedt de welvaartspositie van

consumenten over de hele wereld.

2.3.4 Gevolgen ontbossing

Ontbossing leidt tot een verlies aan biodiversiteit, wat het meest alarmerende aspect van

ontbossing is (Laurance W., F., 1999, pg.109). De gevolgen van ontbossing op de

biodiversiteit zijn al groot, en zullen nog groter worden (Fearnside P., M., 2005, pg.684). Het

marginaal verlies aan biodiversiteit wordt dus steeds groter. Dit betekent dat op gebieden met

nog weinig overblijvend bos de bijkomende gevolgen van de ontbossing nog groter zijn. "Het

huidig verlies van ongeveer de helft van alle tropische bossen wordt verwacht van gelijk te

zijn aan het verlies van ongeveer 15% van de soorten die in de tropische bossen leven (Lewis

S., L., 2005, pg.201)". Ook op plaatsen met veel inheemse soorten zal het marginaal effect op

de biodiversiteit groter zijn (Fearnside P., M., 2005, pg.684). Aangezien in de tropische

regenwouden veel soorten inheems zijn, zal de plaatselijke uitroeiing ook leiden tot een

uitroeiing op wereldvlak, wat meestal een onomkeerbaar proces is.

Misschien het meest verontrustende aspect aan deze uitroeiing is dat vele soorten zelfs nog

ongekend zijn voor de wetenschap (Brown, K. en Pearce, D., W., 1994, pg.6). Er werd reeds

gezegd dat de hoge soortendiversiteit ervoor zorgt dat de tropische regenwouden een enorme

waarde hebben als bron van nieuwe geneesmiddelen. Met het uitsterven van deze planten en

dieren kunnen er dus potentieel zeer waardevolle geneesmiddelen verloren gaan. Helsen

(Helsen, M., 2004) stelt dat "terwijl vandaag een kwart van de westerse farmaceutische

middelen afgeleid zijn van ingrediënten uit het regenwoud, is amper 1 procent van de

tropische bomen en planten op hun genezend vermogen getest door wetenschappers (Helsen,

M., 2004, pg.11)". Met het verdwijnen van de regenwouden verliezen we

behandelingsmiddelen voor levensbedreigende ziektes.

De FAO stelt dat "indien een bosgebied verminderd wordt in grootte, het enkel een

deelverzameling zal ondersteunen van de soorten die gevonden worden in de meer uitgestrekte

bosgebieden, en dat de soorten kwetsbaarder zijn voor verlies door hun relatief kleine

populatiegrootte (FAO, 2001b, pg.48)". De isolatie van populaties van een gegeven soort uit

andere populaties van dezelfde soort zal bovendien de genetische uitwisseling tussen de

Page 40: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

27

populaties verminderen (FAO, 2001b, pg.48). Het is ook zo dat een andere soort ontbossing

een andere invloed heeft op de biodiversiteit, afhankelijk van de mate waarin er fragmentatie

optreedt van het habitat. Ontbossing voor het maken van weideland zal minder effect hebben

dan deze voor de landbouw omdat akkerland meer gefragmenteerd is dan weiden en dus een

groter verlies aan soorten veroorzaakt (Portela R. en Rademacher I., 2001, pg.125).

Met de regenwouden verdwijnen ook grote inheemse volkeren (infra, pg.28). Onderzoek naar

de traditionele kennis van de inheemse bevolking van de regenwouden over de bruikbaarheid

van de planten voor medisch gebruik is zeer belangrijk (Carvalhaes, M., A. et al., 2002,

pg.70). De inheemse bevolking weet immers beter dan de westerse wetenschappers welke

krachten de planten bezitten. Hun traditionele kennis van medische planten kan helpen om in

de toekomst te weten op welke planten onderzoek zich moet baseren. Indien de westerse

wetenschappers zelf moeten onderzoeken, en niet weten waar ze moeten beginnen gaat het

wetenschappelijk onderzoek veel duurder zijn. "De plaatselijke tradities met betrekking tot het

gebruik van planten in populaire medicijnen zijn nog steeds omvangrijk en redelijk gevarieerd

(Carvalhaes, M., A. et al., 2002, pg.73)". Ontbossing leidt ertoe dat planten met geneeskundige

krachten die gebruikt worden door de inheemse bevolking zullen verdwijnen en deze mensen

er geen gebruik meer van kunnen maken. Dit gaat tot gevolg hebben dat er meer ziekte en

sterfte zal zijn onder de inheemse bevolking, en vooral onder de kwetsbare bevolking,

namelijk de ouderen. Deze hebben de grootste kennis over de geneeskundige krachten van de

planten in het regenwoud. Indien zij sterven gaat deze kennis met hen verloren. Het is dus

belangrijk dat er onderzoek wordt gedaan naar de kennis van de inheemse bevolking,

vooraleer deze verloren gaat.

Voor het behoud van de biodiversiteit is het belangrijk dat de bestaande bomen behouden

blijven en dat er dus geen ontbossing optreedt. Indien er ontbost wordt en er nadien een

secundaire beplanting komt, dan zullen de primaire en de secundaire boombedekking als

enigste overeenkomst hebben dat ze beide bomen zijn. Genetisch zullen ze totaal verschillend

zijn, en ook in soort gaan ze verschillend zijn, waardoor de biodiversiteit vermindert. Dikwijls

bestaat de secundaire beplanting immers uit bomen die allemaal dezelfde structuur hebben,

wat ongunstig is voor de biodiversiteit (Kill J., 2001, pg.13).

Page 41: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

28

2.4 Inheemse bevolking

2.4.1 Nut regenwoud voor de inheemse bevolking

Een groot aantal mensen zijn van de regenwouden afhankelijk. Er kan een onderscheid

gemaakt worden tussen de mensen die rondom en deze die in deze wouden wonen (Arnold M.

en Byron N., 1997, pg.1). Mensen die nabij deze bossen wonen gaan het hout en de NWFP

gebruiken en verkopen. Uit de verkoop van commerciële bosproducten halen

landbouwgezinnen een supplementair inkomen waarop ze kunnen terugvallen in tijden van een

mislukte oogst of landbouwtekorten (Arnold M. en Byron N., 1997, pg.4). "Bomen zijn

daarom dikwijls zeer belangrijk als economische buffer en veiligheidsnet (Arnold M. en Byron

N., 1997, pg.4)". Deze mensen zijn echter niet volledig afhankelijk van deze bossen aangezien

de bosproducten slechts een klein deel vormen van hun levensonderhoud (Arnold M. en Byron

N., 1997, pg.3). Velen hebben alternatieven, ze kiezen er voor om de bosoutput te gebruiken,

het is geen noodzaak. "Maar zelfs wanneer de hoeveelheid bosproducten die de mensen

gebruiken klein is, gaat een gebrek aan toegang tot het bos moeilijkheden meebrengen tijdens

harde tijden (Arnold M. en Byron N., 1997, pg.11)". Het belang van bos en NWFP voor de

kwaliteit van het leven en zelfs het overleven van een zeer groot aantal arme

plattelandsmensen in tropische ontwikkelingslanden is dus onbetwistbaar (Arnold M. en

Byron N., 1997, pg.1).

De mensen die in de regenwouden leven zijn echter wel volledig afhankelijk van de

regenwouden. "De afhankelijkheid wordt hierbij gedefinieerd als: ervan afhangen voor zijn

levensonderhoud, de mogelijkheid niet hebben om het zonder te doen, of noodzaak voor

succes (Arnold M. en Byron N., 1997, pg.2)". Het is vooral voor deze mensen dat de gevolgen

van de tropische ontbossing het grootst zijn. Hun toestand zou verslechteren indien ze niet

langer toegang krijgen tot de bosoutput die een integraal deel uitmaakt van hun

levensonderhoud. Zij zijn de oorspronkelijke bewoners van het regenwoud, dat hun natuurlijk

leefmilieu, schuilplaats en thuis is (Van Soest D., P., 1998, pg.20). Onder de

regenwoudbewoners is er een grote diversiteit aan inheemse volkeren die al eeuwen in en van

deze bossen leven, en hun eigen taal, religie en cultuur hebben (Pratiwi, 1996, pg.52). "De

regenwouden maken integraal deel uit van hun economisch, cultureel, religieus en sociaal

leven (Arnold M. en Byron N., 1997, pg.3)". In de loop van de eeuwen hebben deze volkeren

geleerd hoe ze kunnen overleven in deze bossen. Voor de inheemse volkeren die grotendeels

Page 42: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

29

leven van jagen en verzamelen, is het bos de bron van hout en NWFP die ze nodig hebben om

te overleven (Arnold M. en Byron N., 1997, pg.6). Het bos is voor hen een levende

voorraadkast en levert hen ook de benodigde medicijnen (Canvas, 2004).

De kennisrijkdom die deze inheemse volkeren door de eeuwen heen hebben opgebouwd, is

zeer waardevol (Pratiwi, 1996, pg.52). "Bosbewonende stammen hebben een indrukwekkende

hoeveelheid aan kennis opgebouwd over hoe verscheidene tropische planten en dieren kunnen

gebruikt worden als voedsel, medicijnen en andere producten. Bovendien hebben deze mensen

vele nuttige lessen geleerd over hoe het bosecosysteem succesvol kan gemanipuleerd worden

voor voedselproductie en het bevredigen van andere overlevingsbehoeften. Het bestuderen van

hoe stammen het bosecosysteem gebruiken is een dringende zaak, om te verzekeren dat deze

kennis niet onomkeerbaar verloren gaat (Downing T., E. et al., 1992, pg.42)".

Tenslotte hebben regenwouden een culturele functie. "Er zijn ongeveer 5 000 verschillende

culturen over de wereld. Het grootste deel van deze culturen kan gevonden worden in

regenwoudgebieden. Dit is omdat mensen in de tropische regenwouden slechts recent in

contact zijn gekomen met nationale gemeenschappen. Voor een lange tijd heeft het grote

bosgebied hen beschermd tegen externe invloeden en konden ze hun eigen manier van leven

verder zetten (Pratiwi, 1996, pg.52)". De regenwouden houden dus de etnische integriteit in

stand van de inheemse stammen. Er zijn mensen die de habitatfunctie een intrinsieke waarde

geven doordat ze belang hechten aan de diversiteit van culturen (Van Soest D., P., 1998,

pg.21).

2.4.2 Gevolgen ontbossing op inheemse bevolking

Ontbossing heeft tot gevolg dat de inheemse volkeren door de immigrerende kolonisten

gedwongen worden om hun traditionele landen te verlaten (Laurance W., F., 1999, pg. 109).

Wanneer de regenwoudbewoners uit hun natuurlijke leefomgeving worden gehaald en

verplaatst, gaat dit uiteraard een effect hebben op hun leven. Deze mensen zijn immers hun

leven lang gewend geweest om in en van de regenwouden te leven.

Ook indien de bosbewoners niet gedwongen worden om te verhuizen gaan ze negatieve

gevolgen ondervinden van de ontbossing door een verstoring van hun omgevingsfactoren

(Pratiwi, 1996, pg.52). Elke verandering in de kwantiteit en kwaliteit van het bos, of in

Page 43: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

30

toegang tot traditionele bosgebieden zal waarschijnlijk zeer verstorend zijn voor het

traditioneel gebruik en de activiteitpatronen (Donovan D. en Puri R., 2004, pg.69). De

inheemse mensen zien hun bronnen snel inkrimpen, en zullen moeilijkheden hebben om deze

bosproducten te vinden voor hun levensonderhoud. Door de ontbossing vlucht het vee dieper

het woud in, gevolgd door de inheemse volkeren die op dit vee jagen (Canvas, 2004). "De

vernietiging van het tropisch bos leidt ook tot de vernietiging van wat vroeger een levenslange

stroom was aan NWFP, materiaal voor schuilplaats, en voedsel in de vorm van vlees, noten,

fruit, en vezels (Thompson H., 1996)". Bovendien zijn het ook over het algemeen de arme

bosbewoners die de kosten moeten dragen van een toegenomen erosie, grotere moeilijkheden

in riviertransport, bosbranden en overstromingen die volgen op de ontbossing (Thompson H.,

1996). "De effecten van de ontbossing op het vlak van voeding en psychologisch vlak zijn

reeds zichtbaar onder inheemse mensen wereldwijd : ondervoeding, een toegenomen

voorkomen van niet-overdraagbare ziektes, alcoholisme, drugsmisbruik, demoralisering,

wanhoop en zelfmoord zijn veelvoorkomend in deze gemeenschappen (Donovan D. en Puri

R., 2004, pg.69)". Een geschatte 10 tot 15 miljoen mensen van 748 etnische minderheden en

inheemse groepen in Indonesië, Maleisië, de Filippijnen en Thailand zijn beïnvloed geweest

door bosmaatregelen en ontbossing (Donovan D. en Puri R., 2004, pg.68-69). "Dammen die

gebouwd worden bij de ontbossing hebben het leven van verscheidene inheemse mensen

vernietigd. In Maleisië werden 20 000 inheemsen beïnvloed of moesten ze zich verplaatsen, in

de Filippijnen werden 100 000 inheemsen verplaatst, in Brazilië werden tussen 32 en 34

indianengebieden bedreigd en werd minstens 100 000 hectare indianengebied overstroomd

(Pratiwi, 1996, pg.52)".

De inheemse bevolking heeft het regenwoud gebruikt als een hernieuwbare bron. "Deze

vormen van economisch gebruik, die de regenererende capaciteit van regenwoud ecosystemen

niet vermindert, worden verdrongen gegeven de huidige snelheid van ontbossing in tropische

landen (Amelung T. en Diehl M., 1992, pg.1)". De regenwoudmensen die het bos appreciëren

en niet vernietigen verdwijnen, waarbij ook het duurzaam gebruik van het bos. Dit wordt

vervangen door onduurzame praktijken die een verdere toename van de ontbossing

veroorzaken.

Tenslotte brengt ontbossing een aantal schendingen van rechten van de inheemse bevolking

met zich mee (Downing T., E. et al., 1992, pg.42; Donovan D. en Puri R., 2004, pg.69; Magin

Page 44: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

31

G., 2001). Artikel 17 uit de universele verklaring van de mensenrechten zegt bijvoorbeeld dat

iedereen recht heeft op eigendom en dat niemand willekeurig van zijn eigendom mag beroofd

worden (Magin G., 2001, pg.43). Deze regel wordt bij de ontbossing geschonden. In Indonesië

zijn er gevallen waarbij land genomen wordt van de plaatselijke gemeenschap en toegewezen

wordt aan houtkapmaatschappijen zonder de toestemming van de gemeenschap (Magin G.,

2001, pg.12). "In Colombia, Honduras en Mexico zijn lokale gemeenschappen aan het strijden

om hun bossen te beschermen tegen commerciële exploitatie of ontwikkeling. Wanneer alle

inspanningen tot onderhandelen falen, hebben de gemeenschappen geen andere optie dan hun

toevlucht te nemen tot vredevolle betogingen. Hierop volgen conflicten met arrestaties,

gevangenneming, geweld en moord (Magin G., 2001, pg 11)". Tijdens deze conflicten zijn er

inbreuken op tal van rechten die beschermd worden door de universele verklaring van de

mensenrechten, waaronder recht op culturele vrijheid, recht op een behoorlijke

levensstandaard, en een zuivere en gezonde omgeving (Magin G., 2001, pg.5-6).

De volgende case studie, gebaseerd op Magin (Magin G., 2001), geeft een illustratie van hoe

de inheemse stam Penan uit Sarawak in Indonesië hun regenwoud trachten te beschermen.

"Deze stam strijdt reeds jaren om hun bossen te beschermen tegen houtkap en om erkenning te

krijgen van hun traditionele landrechten. Sinds het midden van de jaren ’80 hebben deze

inheemse mensen hun toevlucht genomen tot vredevolle blokkades van wegen die gebruikt

worden voor de houtkap. Sinds de jaren ‘80 werden reeds 700 mensen van deze stam

gearresteerd. Op 13 maart 1997 probeerde deze stam een brief te overhandigen aan een

reusachtig houthakbedrijf. Ze werden tegengehouden door de politie die hen zonder

onderscheid allemaal sloeg. Het resultaat was dat 30 inheemsen gewond raakten en er 4

werden gearresteerd. Bovendien werden twee van de vier gearresteerden tijdens hun

voorhechtenis door de politie geschopt en geslagen (Magin G., 2001, pg.16-17)".

2.5 Houtproducten

2.5.1 Overzicht houtproducten

Tropische regenwouden produceren hout. Hout is nodig als constructiemateriaal, voor de

vervaardiging van pulp en papier, voor brandstof en energie, en voor een brede variëteit aan

andere gebruiken (FAO, 2001b, pg.17). De houthandelsmarkt is dan ook enorm veelzijdig.

Tabel 2.2 geeft een vereenvoudigend overzicht van de voornaamste houtproducten die kunnen

Page 45: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

32

gehaald worden uit bossen in het algemeen. Het hout dat in bossen verwijderd wordt is

rondhout. Een deel van het rondhout doet dienst als brandhout, en het andere deel wordt

gebruikt als industrieel rondhout. Brandhout is rondhout dat gebruikt wordt als brandstof om

te koken, te verwarmen of als krachtproductie. Houtskool maakt een deel uit van het

brandhout. Industrieel rondhout wordt gebruikt voor de productie van andere goederen en

diensten zoals zaaghout, fineer en triplex en om opnieuw samengestelde panelen te

vervaardigen. Tenslotte zal een deel van het industrieel rondhout verwerkt worden tot pulp,

waaruit papier en karton gemaakt worden.

Tabel 2.2 : Overzicht van de verschillende categorieën houtproducten, gegroepeerd naar

plaats van eindverwerking

----------------------------------------------------------------------------------------------------------------- ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------- (Bron : gebaseerd op FAO, 2005c, pg. vii) 2.5.2 Nut houtproducten

Tropische regenwouden zijn door het leveren van houtproducten nuttig op het plaatselijk,

nationaal en internationaal niveau.

Hout wordt in de regenwouden bijeen gesprokkeld door de plaatselijke bevolking en gebruikt

als brandhout. Brandhout is een bosbron die voor de arme plattelandsbevolking dagelijkse

energie levert (Pratiwi, 1996, pg.37). "Meer dan 2 miljard mensen gebruiken hout en /of

houtskool bij het koken van hun dagelijks voedsel (Jepma C., J., 1995, pg.22)". Brandhout

rondhout

industrieel rondhout

BOS

VERWERKING pulp voor papier

papier en karton PRODUCTEN brandhout

zaaghout

fineer en triplex

opnieuw samengestelde panelen

Page 46: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

33

wordt in de regenwouden plaatselijk gebruikt en wordt niet uitgevoerd. Houtskool wordt wel

verhandeld.

Ook op nationaal en internationaal niveau leveren houtproducten nut op. Ten eerste is het zo

dat hout tewerkstelling oplevert voor tal van mensen. Niet alleen zijn er mensen nodig voor de

houtkap, er zijn ook mensen nodig voor de houtverwerking, die in het binnenland of

buitenland gebeurt. Deze tewerkstelling zorgt voor economisch nut, namelijk het inkomen dat

de tewerkgestelden ontvangen.

Tabel 2.3: Hoeveelheid productie van houtproducten in enkele regenwoudlanden in 1999 en

2003 (in 1 000 m³)

Productie (in

1 000 m³)

Productie (in

1 000 m³)

productgroep land in 1999 in 2003 productgroep land in 1999 in 2003 rondhout Kameroen 10 865 10 880 zaaghout Kameroen 600 658

Kongo 2 390 2 453 Brunei Darussalam 90 90 Democratische Republiek Kongo

67 293 72 170 Myanmar 298 1 007

Uganda 36 901 3 8858 Brazilië 17 280 21 200 Sri Lanka 6 591 6 404 Colombia 730 599 Fiji 465 383 industrieel Equatorial Guinea 364 364 Papua New Guinea

8 597 7 241 rondhout Gabon 2 338 3 563

Solomon Islands 872 692 Myanmar 3 348 4 151 Brazilië 231 563 238 536 Sri Lanka 636 694 Colombia 10 590 9 959 Papua New Guinea 3 064 1 708 Peru 9 153 10 265 Brazilië 100 395 102 994

triplex Gabon 134 101 Colombia 2 396 2 068 Brazilië 2 200 2 900 brandhout Myanmar 34 223 35 664

fineer sheets Gabon 133 63 Sri Lanka 5 955 5 710 Brazilië 560 620 Brazilië 131 168 135 542 Colombia 8 194 7 891

(Bron: gebaseerd op FAO, 2005b, pg.2-4, 14-16, 22-24, 74-76, 106-107, 111-113)

Een andere economisch voordeel is de waarde van de houtproducten. Het volume

geproduceerd hout toont de economische en sociale nuttigheid van bosbronnen voor de

nationale economie en lokale gemeenschappen aan (FAO, 2006a, pg.88). Tabel 2.3 geeft voor

de verschillende soorten houtproducten de totale productie weer in 1999 en 2003. De gegevens

zijn uitgedrukt in 1 000 m³. Uit deze tabel is af te lezen dat er een enorme productie is aan

houtproducten in de landen met tropische regenwouden.

Page 47: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

34

Deze enorme productie kan in het binnenland gebruikt worden, maar ook verhandeld worden

op de internationale houtmarkt. Deze handel in houtproducten levert inkomsten op voor de

houtproducerende landen aangezien de export van houtproducten een bron is van buitenlandse

handelsontvangsten. Tabel 2.4 geeft een overzicht van de waarde van de export van de

verschillende houtproducten die door tropische regenwoudlanden verhandeld worden. Enkel

de gegevens van de hoogste waarde werden opgenomen, en dit voor landen waarbij de bossen

voor meer dan 85% tropische regenwouden zijn. Het is duidelijk dat er enorme financiële

middelen gepaard gaan met de houthandel. Rondhout is het belangrijkste exportproduct.

Brandhout daarentegen wordt in de landen met tropische regenwouden volledig in het

binnenland verbruikt (FAO, 2005b, pg.18). De inkomsten uit de export van de onverwerkte

houtproducten rondhout en industrieel rondhout zijn aanzienlijk groter dan deze van de

verwerkte houtproducten.

Tabel 2.4: Waarde van de export van houtproducten uit enkele regenwoudlanden in 1999 en

2003 (in US$ 1 000)

export (in US$ 1 000) productgroep land in 1999 in 2003 industrieel rondhout Kongo 55 667 165 572

Equatorial Guinea 81 324 89 531 Gabon 273 166 200 137 Myanmar 185 760 274 109

rondhout Equatorial Guinea 55 667 165 572 Gabon 273 166 200 176 Myanmar 185 760 274 115 Solomon Islands 49 492 40 726

zaaghout Kongo 26 681 38 725 Gabon 21 000 46 451

Myanmar 38 896 111 990 fineer sheets Gabon 25 023 38 899

Equatorial Guinea 7 984 6 290 triplex Kongo 1 440 1 100

Fiji 2 170 3 969 Gabon 25 203 33 784

(Bron: FAO, 2005b, pg. 7-8, 27-28, 80-81, 110, 116-117)

Kaart 2.1 duidt voor alle landen van de wereld aan wat de procentuele verhouding is van de

waarde van de export aan houtproducten tot de waarde van de import aan houtproducten. Het

is duidelijk dat de meeste landen met tropische regenwouden een verhouding hebben van meer

dan 150%. Dankzij de regenwouden kunnen de landen die ze bezitten dus houtproducten

Page 48: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

35

uitvoeren waardoor ze inkomsten verkrijgen. Hiernaast worden dure invoerkosten vermeden

doordat er weinig of geen producten moeten ingevoerd worden.

Tenslotte is het zo dat dankzij de talrijke houtproducten die bossen leveren de consumenten

over de hele wereld hier nut uit halen.

Kaart 2.1: Procentuele verhouding van de waarde van de export tot de waarde van de import

van houtproducten in het jaar 2003

(Bron: FAO, 2005c, pg.51)

2.5.3 Gevolgen van de ontbossing

Ontbossing heeft uiteraard gevolgen op de capaciteit van bossen om houtproducten te leveren.

Hout is een hernieuwbare bron, die indien de productie duurzaam gebeurt, op regelmatige

basis kan geoogst worden (Pratiwi, 1996, pg.9). Een duurzaam bosbeheer is dus noodzakelijk

om een continue goederenstroom te kunnen leveren. "Er moet dus getracht worden om een

waardevol aanbod aan bosproducten te behouden, terwijl men terzelfder tijd verzekert dat

productie en oogst duurzaam zijn en de beheeropties voor de toekomstige generaties niet in

gevaar gebracht worden (FAO, 2006a, pg.75)". Een duurzaam bosbeheer kan bekomen

worden door slechts een heel klein percentage aan bomen op een selectieve manier uit het bos

te verwijderen (Attenborough, D. et al., 1995, pg.38). Men moet dus opletten welke bomen

gekapt worden en niet alle bomen ineens kappen, want dan kan slechts na een aantal jaar terug

Page 49: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

36

hout geoogst worden. Er kan dus niet ongestraft blijven geoogst worden zonder ervoor te

zorgen dat het woud in staat wordt gesteld om op een goede wijze hout te blijven produceren.

Een duurzaam bosbeheer, waarbij men de heraangroei van de bomen toelaat, wordt niet

aanzien als ontbossing (supra, pg.6) en zal ook niet zo veel problemen met zich meebrengen

als ontbossing.

Ontbossing daarentegen, zoals de omvorming van bos in veeweiden of landbouwgronden zal

wel ernstige gevolgen hebben voor de verdere houtproductie. Bij de omvorming verdwijnen de

bomen voorgoed, en met hen ook de waardevolle houtproducten. Potentiële problemen als

gevolg van ontbossing zijn een tekort aan industrieel hout, brandhout en andere houtproducten

(Kramer R., A. et al., 1995, pg.278; Pratiwi, 1996, pg. 37). De plaatselijke bevolking die hout

sprokkelt zal moeilijkheden hebben om aan brandhout te geraken. Er zal enerzijds een

afgenomen aanbod zijn en anderzijds zal men er dieper voor in de wouden moeten trekken.

Het aanbod van brandhout beïnvloedt de voeding door zijn invloed op de beschikbaarheid van

gekookt voedsel. "Wanneer er minder brandstof is om te koken, zal de consumptie van

ongekookt voedsel toenemen. Dit kan een enorme toename veroorzaken van ziektes,

aangezien slechts weinig ongekookt voedsel goed verteerd kan worden, en koken noodzakelijk

is om parasieten te verwijderen. Een afname in het aantal geleverde maaltijden kan in het

bijzonder een schadelijk effect hebben op de voeding van kinderen (Arnold M. en Byron N.,

1997, pg.3)". Ontbossing en een gebrek aan brandhout hebben geleid tot de zogenoemde

‘energiecrisis van de arme man’ (Jepma C., J., 1995, pg.22).

Wanneer er ontbossing optreedt kan men geen inkomsten meer halen uit de productie van

houtproducten in de toekomst. Wanneer bossen omgevormd worden in een ander landgebruik

kan het hout eventueel verkocht worden en kunnen de plaatselijke en nationale economie er op

korte termijn inkomsten uit halen. Er zijn echter op de lange termijn negatieve gevolgen,

aangezien er geen houtproducten meer zullen zijn in het gebied. De ondergang van de

regenwouden betekent ook het einde van de internationale handel in tropisch hout uit de

regenwouden.

Page 50: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

37

2.6 Niet-hout bosproducten

2.6.1 Definitie

De definitie van niet-hout bosproducten (NWFP) die gebruikt wordt door de FAO is de

volgende: "niet-hout bosproducten bestaan uit goederen van biologische oorsprong, andere

dan hout, afkomstig uit bossen, ‘ander bebost land’ en bomen buiten het bos. De term ‘niet-

hout’ verwijst naar het feit dat alle grondstoffen uit hout niet onder deze term vallen. Als

gevolg worden hout, houtsnippers/ splinters, houtskool en brandhout, zowel als klein hout

zoals gereedschap, gezinsuitrusting en snijwerk, uitgesloten. Uit de term ‘bos’ kan afgeleid

worden dat NWFP moeten gehaald worden uit bossen en gelijkaardige landgebruiken.

Aangezien plantages deel uitmaken van de definitie van de FAO van bos, worden NWFP die

verkregen worden uit plantages ook vervat in de definitie van NWFP. Vele NWFP worden

zowel uit natuurlijke bossen als plantages gehaald. De term ‘product’ komt overeen met

goederen die tastbaar zijn en fysische objecten van biologische oorsprong zoals planten, dieren

en hun producten. Bosbaten zoals bodembehoud, bodemvruchtbaarheid en bescherming van

de stroomgebiedfunctie worden uitgesloten (FAO, 1999)". Tabel 2.5 geeft een overzicht van

de verschillende categorieën waarin niet-hout bosproducten kunnen onderscheiden worden.

Tabel 2.5 : Overzicht van de verschillende categorieën NWFP, gegroepeerd naar oorsprong

producten met plantaardige oorsprong producten met dierlijke oorsprong voedsel plantaardige levensmiddelen en

dranken geleverd door fruit, noten, zaden, wortels, paddestoelen,…

levende dieren voornamelijk gewervelden zoals zoogdieren, vogels, reptielen die gehouden/ gekocht worden als huisdieren

veevoeder dierenvoeder, geleverd door bladeren, fruit

honing en bijenwas

producten geleverd door bijen

medicijnen medische planten (vb. bladeren, schors, wortels) gebruikt in traditionele medicijnen en/ of voor farmaceutische maatschappijen

bushmeat vlees geleverd door gewervelden, voornamelijk zoogdieren

medische planten

(vb. bladeren, schors, wortels) gebruikt in traditionele medicijnen en/ of voor farmaceutische maatschappijen

andere eetbare dierenproducten

voornamelijk eetbare ongewervelden zoals insecten en andere secundaire dierenproducten (vb eieren en nesten)

parfums en cosmetica

aromatische planten die essentiële (vluchtige) oliën en andere producten leveren die gebruikt worden voor cosmetische doeleinden

huiden en pelsen voor trofeeën

huiden en pelsen van dieren worden gebruikt voor verschillende doelen

verfstoffen en tannine

plantmateriaal (schors en bladeren) leveren tannine en andere plantendelen (voornamelijk bladeren en fruit) die gebruikt worden als kleurstoffen

medicijnen volledige dieren of delen van dieren zoals verscheidene organen die gebruikt worden als kleurstoffen

Page 51: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

38

gereedschappen, handwerken en bouwmaterialen

heterogene groep van producten waaronder riet, bamboe, rotan en vezels

andere niet-eetbare dierenproducten

bijvoorbeeld botten die gebruikt worden als gereedschap

decoratie volledige planten (vb orchidee) en delen van planten (vb potten gemaakt van wortels) die gebruikt worden voor decoratieve doeleinden.

uitzweten substanties zoals gommen (wateroplosbaar), harsen (wateronoplosbaar) en latex (melkachtig of helder sap), uit de planten losgelaten door uitzweten

(Bron: FAO, 2001b, pg. 82)

2.6.2 Algemeen nut van niet-hout bosproducten

Door hun grote biodiversiteit leveren regenwouden een enorme variëteit aan planten en dieren

die door de plaatselijke bevolking verzameld en gebruikt worden. Uit tabel 2.5 kan worden

afgeleid dat er talrijke NWFP bestaan die nut hebben voor de mens. Ze vertolken een cruciale

rol door het bieden van de mogelijkheid om te overleven en een inkomen te verwerven uit de

verkoop of ruil van deze producten (FAO, 2006a, pg.91). Regenwouden hebben dus een

productiefunctie, ze produceren NWFP die door mensen gebruikt worden (Van Soest D., P.,

1998, pg.22). "Ongeveer 80% van de bevolking van de ontwikkelingslanden gebruikt NWFP

om hun gezondheid- en voedingsnoden te bevredigen (FAO, 2006b)". Het zijn over het

algemeen arme gezinnen die het meest afhangen van NWFP als bron van voedsel, veevoeder,

medicijnen, gommen, harsen en bouwmateriaal (FAO, 2001b, pg.81; FAO, 2006b). Het is dus

duidelijk dat de NWFP belangrijk zijn en dat hun productie moet gewaarborgd blijven.

Ontbossing zou voor een productieafname zorgen, waardoor het vooral de arme inheemse

bevolking is die de nadelen ervan zal ondervinden, aangezien ze geen of onvoldoende

alternatieven hebben om van te leven.

Het belangrijkste deel van de NWFP wordt gebruikt door gezinnen of plaatselijk verkocht,

terwijl enkele op de exportmarkten terecht komen (Pratiwi, 1996, pg.54, Jepma C., J., 1995,

pg.31). Een voorbeeld hiervan is het volgende: "ten minste 80% van wat wij vandaag eten

vindt zijn oorsprong in de tropische regenwouden van de wereld. Avocado’s, vijgen,

kokosnoten, sinaasappelen, citroenen, bananen, ananassen, mango’s, guaves en tomaten

komen allemaal uit de regenwouden. Tenminste 3000 fruitsoorten zijn te vinden in de

regenwouden. In het westen kennen wij er daar 200 van, de indianen gebruiken er meer dan

2000 (Helsen, M., 2004, pg.11)".

Page 52: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

39

NWFP kennen een hoge productie in tropische regenwoudlanden en kunnen een belangrijke

inkomstenbron leveren wanneer ze uitgevoerd worden. Tabel 2.6 geeft een overzicht van het

economisch belang van deze producten voor regenwoudlanden.

Tabel 2.6: Economisch belang van NWFP

land product hoeveelheid productie (in ton)

hoeveelheid export (in ton)

waarde export (in US $)

periode

Tanzania Schors van Cinchona sp. 756 258 000 1991 Madagaskar schors van Prunus africana 300 1,4 miljoen 1993 Kameroen bladeren van Gnetum spp. 600 2,9 miljoen jaarlijks Indonesië rotan 570 000 90 miljoen jaarlijks Filippijnen rotan 90 miljoen Maleisië rotan 35 miljoen Brazilië Braziliaanse noten 6 miljoen 1999 Bolivia Braziliaanse noten 22,5 miljoen 1999 Peru Braziliaanse noten 1,5 miljoen 1999

Brazilië natuurlijk rubber 53 000 1997 Brazilië palmhart 20 653 1995 Bolivia palmhart 12,4 miljoen 1997

(Bron: gebaseerd op FAO, 2001b, pg. 84-92; Jepma C., J., 1995, pg.32)

Het is belangrijk dat vooral de regenwouden behouden blijven, want ze leveren meer NWFP

dan de gematigde bossen. Deze laatste hebben buiten het hout op commercieel gebied immers

erg weinig te bieden (Attenborough, D. et al., 1995, pg.30). De regenwouden daarentegen

bevatten een schat aan andere potentieel waardevolle producten. Aangezien vele planten en

dieren die deze producten leveren inheems zijn, is het dus belangrijk om de regenwouden te

beschermen.

2.6.3 Relatief nut van niet-hout bosproducten ten opzichte van hout

In het algemeen wordt er minder aandacht besteed aan het belang van het leveren van NWFP

door de regenwouden dan aan het leveren van hout. Toch hebben NWFP een aantal voordelen

ten opzichte van houtproducten.

Ten eerste is het zo dat NWFP een hogere tewerkstelling kunnen bieden dan hout. "Bij de

houtproductie worden zware machines en relatief weinig mensen gebruikt en is er gewoonlijk

een buitenlands beheer. NWFP worden daarentegen geoogst door plaatselijke mensen die

alleen eenvoudig gereedschap gebruiken. Vele mensen halen een inkomen uit bosgebaseerde

industrieën zoals de productie van meubelen, manden, matten en een hoop handwerken.

Page 53: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

40

Andere belangrijke bosgebaseerde activiteiten zijn het vervaardigen van producten afkomstig

van wilde dieren zoals huiden, gommen, essentiële oliën en verven, de productie van

paddestoelen en het verzamelen en verwerken van producten met een medisch nut. Als

resultaat gaat in sommige gevallen hout niet zo veel mensen tewerkstellen als NWFP. De

rotanindustrie in Indonesië steunde in 1989 meer dan 200 000 voltijdse werknemers, wat drie

keer zo veel was als de houtindustrie (Jepma C., J., 1995,pg.32)".

Naast een hogere tewerkstelling kunnen NWFP ook een hogere economische waarde

opleveren. De waardebepaling van bosgebieden heeft aangetoond dat het potentieel inkomen

dat kan gehaald worden uit de duurzame oogst van NWFP aanzienlijk hoger kan zijn dan het

inkomen uit hout (Ingles A. en Wollenberg E., 1998, pg.17). NWFP kunnen bovendien

regelmatig geoogst worden, waar het bij hout enkele jaren kan duren vooraleer een nieuwe

boom geveld kan worden.

Tenslotte kunnen NWFP ook op een opmerkelijk vriendelijker manier geoogst worden dan

hout, waarbij veel minder ecologische schade wordt toegebracht aan het bos (Ingles A. en

Wollenberg E., 1998, pg.17 ; Attenborough, D. et al., 1995, pg.30). De regenwouden kunnen

zo op een duurzame manier geoogst worden (Jepma C., J., 1995, pg.31). NWFP hebben het

potentieel om aanzienlijke baten te leveren aan de plaatselijke bevolking terwijl het bos

behouden blijft (Ingles A. en Wollenberg E., 1998, pg.1).

2.6.4 Probleem met betrekking tot niet-hout bosproducten.

Uit het voorgaande blijkt duidelijk dat NWFP een enorme waarde kunnen hebben. Een aantal

studies tonen echter aan dat de waarde van NWFP sterk onderschat wordt omdat ze niet

systematisch worden geregistreerd door nationale instellingen (Jepma C., J., 1995, pg.32;

FAO, 2001b, pg.81). Hierin ligt het verschil met de waardebepaling van hout en

landbouwproducten waarvoor er wel uitgebreide statistieken bestaan. De belangrijkste oorzaak

van dit verschil is dat slechts een deel van de NWFP op de internationale markt terecht komt.

Het grootste deel wordt gebruikt om te overleven of wordt plaatselijk verhandeld, waardoor de

waarde moeilijk te bepalen is en dikwijls over het hoofd wordt gezien (Jepma C., J., 1995,

pg.31). Houtproducten daarentegen worden op de internationale markten verhandeld door

grote bedrijven waardoor ze sterk zichtbaar zijn en er uitgebreide statistieken van bestaan

(Jepma C., J., 1995, pg.31; Attenborough, D. et al., 1995, pg.30). Door het gebrek aan

Page 54: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

41

statistieken voor NWFP lijkt het of ze maar weinig economische waarde hebben. Er zou een

duidelijke registratie moeten komen zodat de waarde zichtbaar wordt en mensen

aangemoedigd worden om de regenwouden te behouden. Nu lijkt het immers dat ontbossing

meer opbrengt dan de bomen te laten staan om de NWFP te oogsten.

Ontbossing van de regenwouden heeft tot gevolg dat het aanbod aan NWFP zal afnemen of

verdwijnen. "In Azië bijvoorbeeld is er al een uitputting zichtbaar van de rotanbronnen door

een verlies aan bosgebied en overexploitatie (FAO, 2001b, pg.86)". Een ander voorbeeld is de

productieafname van chicle, een latex dat getapt wordt uit de sapodilla-boom en gebruikt

wordt voor de productie van kauwgom. "In Guatemala, waar de productie van chicle van 1940

tot in de jaren ’70 ongeveer 1 000 ton per jaar was, is deze productie nu teruggevallen tot

slechts 500 ton per jaar. Dit werd veroorzaakt door ontbossing en degradatie (FAO, 2001b,

pg.92)".

Page 55: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

42

HOOFDSTUK 3 : OORZAKEN VAN DE ONTBOSSING

VAN TROPISCHE REGENW OUDEN In hoofdstuk 2 werd besproken wat het nut is van het behoud van de tropische regenwouden en

het tegengaan of verminderen van ontbossing. Het behoud van regenwouden brengt talrijke

voordelen met zich mee, zowel op economisch, sociaal, milieu- als gezondheidsvlak. Het

probleem is echter dat sommige van de goederen en diensten die de regenwouden bieden geen

marktprijs hebben. Hierdoor wordt er in het beslissingsproces van ontbossing nauwelijks

rekening mee gehouden. In dit hoofdstuk wordt besproken wat de oorzaken zijn waarom er

toch op grote schaal ontbossing optreedt, ondanks de grote waarde die de tropische

regenwouden kunnen leveren indien ze behouden blijven. Er wordt nagegaan wat de

belangrijkste oorzaken zijn van de ontbossing van de tropische regenwouden op basis van een

studie van Geist en Lambin (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001). Enkel de economische

oorzaken worden hier uitvoerig besproken. De structuur van de tekst is eveneens gebaseerd op

Geist en Lambin en is de volgende: verantwoording van de keuze voor de bespreking van de

studie van Geist en Lambin (3.1), begrippenkader (3.2), resultaten van het onderzoek (3.3) en

tot slot een discussie (3.4) over de rol van zwerflandbouw (3.4.1) en bevolking (3.4.2) in het

ontbossingproces. In paragraaf 3.3 wordt eerst een frequentieanalyse van het optreden van

oorzaken gegeven (3.3.1). Ten tweede wordt de analyse besproken van het optreden van

oorzakelijke verbanden, met de nadruk op tandems (3.3.2). Ten derde wordt een onderscheid

gemaakt tussen armoede- en kapitaalgedreven ontbossing (3.3.3). Bij deze bespreking van de

resultaten krijgen de economische verklaringen de meeste aandacht.

3.1 Verantwoording van de keuze voor de bespreking van de studie van Geist en Lambin

Er bestaat geen eensgezindheid over de oorzaken van de ontbossing van de tropische

regenwouden. Afhankelijk van het specifieke gebied of land dat bestudeerd wordt zijn er

andere oorzaken die verantwoordelijk gesteld worden voor de ontbossing. Het is zeer

omslachtig om voor alle gebieden met tropische regenwouden na te gaan wat de voornaamste

oorzaken zijn. Dit hoofdstuk gaat niet verder in op de specifieke gebieden maar baseert zich

voornamelijk op de studie van Geist en Lambin die een frequentieanalyse uitvoerden van de

oorzaken van ontbossing op basis van 152 sub-nationale case studies (Geist H., J. en Lambin

Page 56: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

43

E., F., 2001, pg.17). De relatieve invloed van de verschillende oorzaken, drijvers en andere

factoren in verband met tropische ontbossing werden geanalyseerd in verband met hun

frequentie van voorkomen in de case studies en in verband met hun type en frequentie van

oorzakelijke patronen. Het doel van Geist en Lambin was om na te gaan welke oorzaken het

meest besproken werden in de case studies van de afzonderlijke gebieden of landen. Op die

manier wilden ze een algemene kennis van de oorzaken en drijvers van tropische ontbossing

opbouwen waarbij de rijkheid aan verklaringen die in sub-nationale case studies gevonden

werden behouden zouden blijven. Aangezien deze studie een grondige wetenschappelijke

basis heeft, een analyse is van 152 case studies en representatief is voor de tropische

regenwouden, is dit hoofdstuk gebaseerd op deze studie. De representativiteit kan nagegaan

worden door een vergelijking van kaart 1.1 (supra, pg.10) met bijlagen 3.1, 3.2 en 3.3.

3.2 Begrippenkader

3.2.1 Onmiddellijke en onderliggende oorzaken van ontbossing

De oorzaken van ontbossing kunnen onderverdeeld worden in onmiddellijke oorzaken en

onderliggende drijvende krachten van ontbossing. Daarnaast bestaat er nog de groep ‘andere

factoren’ die ook tot de onderliggende drijvende krachten wordt gerekend.

3.2.1.1 Onmiddellijke oorzaken

Onmiddellijke oorzaken zijn menselijke activiteiten of landgebruiken die een rechtstreekse

invloed hebben op de omgeving en vormgeven aan de onmiddellijke bronnen van verandering.

Ze veranderen de landbedekking (in dit geval conversie van bos in andere bedekkingtypes),

met verdere gevolgen voor de omgeving die uiteindelijk een invloed hebben op het

landgebruik (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg.5). "Onmiddellijke factoren kunnen dus

geïnterpreteerd worden als de meer onmiddellijke, directe factoren die voortvloeien uit het

landgebruik en een rechtstreekse invloed hebben op de bosbedekking. Ze komen voor op het

plaatselijk niveau (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg.6)".

De onmiddellijke oorzaken worden over het algemeen gegroepeerd in 3 categorieën :

uitbreiding van de landbouw (uitbreiding van bebouwd land en weiden), houtextractie en de

uitbreiding van de infrastructuur. Voor een overzicht van deze begrippen wordt verwezen naar

bijlage 3.4. Op het onmiddellijke niveau wordt tropische ontbossing het best verklaard door

Page 57: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

44

meervoudige factoren, eerder dan door afzonderlijke variabelen (Geist H., J. en Lambin E., F.,

2004, pg.60).

3.2.1.2 Onderliggende drijvende krachten

Onderliggende drijvende krachten zijn fundamentele krachten die de meer voor de hand

liggende en onmiddellijke oorzaken van tropische ontbossing ondersteunen. "Ze zijn een

complex geheel van sociale, politieke, economische, technologische, en culturele variabelen

die bepalen wat de uitgangssituatie is van de relatie tussen de mens en zijn omgeving. Deze

oorzaken zijn structureel van aard (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg.8)". Onderliggende

drijvende krachten kunnen direct werken op het plaatselijk niveau, of indirect op het nationaal

of zelfs wereldniveau.

De onderliggende drijvende krachten zijn ingedeeld in 5 categorieën: demografische,

economische, technologische, beleid/institutionele factoren en socio-politieke/culturele

factoren (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg.9-10). Voor een overzicht van wat deze

begrippen precies inhouden wordt verwezen naar bijlage 3.5. Een verdere indeling van de

economische factoren wordt gegeven in tabel 3.1.

Op het onderliggende niveau kan de tropische ontbossing net zoals op het onmiddellijke

niveau het best verklaard worden door meervoudige factoren en synergetische combinaties van

drijvende factoren eerder dan door een afzonderlijke oorzaak. Een derde van de cases is

gedreven door het volledige samenspel van economische, institutionele, technologische,

culturele en demografische variabelen (Geist H., J. en Lambin E., F., 2004, pg.61).

Tabel 3.1 : Soorten economische onderliggende oorzaken

Marktgroei en commercialisering :

snelle marktgroei (voornamelijk in de exportgeoriënteerde sector), toename van de commerciële

economie, toenemende commercialisering, incorporatie in de wereldeconomie

toegenomen markttoegankelijkheid (voornamelijk van semi-stedelijke en stedelijke markten)

groei van sectorale industrieën (houtgerelateerd, landbouwgerelateerd, mineraalgerelateerd, andere)

groei van vraag naar consumentengoederen en diensten geproduceerd met cash veroorzaakt door een

toename in het welzijn (ongespecificeerd, houtgerelateerd, landbouwgerelateerd, huizen en transport)

Page 58: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

45

Specifieke economische structuren:

grote individuele (grotendeels) speculatieve winsten

armoede en gerelateerde factoren (gebrek aan inkomensmogelijkheden, werkloosheid, lage

levensstandaard, bronnenarmoede)

economische neergang, crisis omstandigheden

schulden, zware buitenlandse schuld

Urbanisatie en industrialisatie:

urbanisatie: groei van stedelijke markten

industrialisatie: snelle opbouw van nieuwe basis en zware en bosgebaseerde of bosgerelateerde

industrieën

Speciale economische parameters:

comparatief voordeel veroorzaakt door goedkope, overvloedig aanwezige productiefactoren in

extractie en gebruik van bronnen.

speciale, voornamelijk artificieel laag gehouden productieomstandigheden

prijs (waarde) toename (van brandstof, land, commerciële gewassen)

prijsafname (van commerciële gewassen)

(Bron : gebaseerd op Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg. 9)

3.2.1.3 Andere factoren

De groep van ‘andere factoren’ die verband houden met ontbossing, is samengesteld uit reeds

beschikbare omgevingsfactoren, biofysische drijvers en in werking zettende gebeurtenissen.

De laatste twee werken als katalyserende factoren die leiden tot plotselinge veranderingen in

de relatie tussen de mens en zijn omgeving. Deze dynamische veranderingen kunnen droogtes

en bosbranden zijn (biofysische drijvers), of sociaal zijn, zoals oorlogen, abrupte economische

veranderingen of beleidsinterventies (in werking zettende gebeurtenissen) (Geist H., J. en

Lambin E., F., 2001, pg.14). Beschikbare omgevingsfactoren zijn kenmerken van het land en

de biofysische omgeving, en zijn min of meer statisch. Al deze ‘andere factoren’ worden

verondersteld onmiddellijke oorzaken te zijn (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg.15).

Een samenvattend schema van de onmiddellijke, onderliggende en andere factoren kan

gevonden worden in tabel 3.2.

Page 59: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

46

Tabel 3.2 : De oorzaken van ontbossing

(Bron : Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg.16)

Page 60: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

47

3.2.2 Soorten oorzakelijke verbanden

Er werd in de studie een onderscheid gemaakt tussen drie soorten oorzakelijke verbanden :

afzonderlijke factor causaliteit, keten-logische causaliteit en vergezellend optreden (tabel 3.3).

Tabel 3.3 : Soorten oorzakelijke verbanden

(Bron : Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg.22)

Afzonderlijke factor causaliteit op het onmiddellijke niveau betekent dat een individuele

onmiddellijke factor tot ontbossing leidt (tabel 3.3). Deze causaliteit kwam op het

onmiddellijke niveau in de studie voor bij 6% en op het onderliggende niveau bij 12% van alle

cases (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg.22).

Keten-logische causaliteit (tabel 3.3) werd op zowel het onmiddellijke als het onderliggend

niveau waargenomen. "Ook tussen deze twee niveaus komt keten-logische causaliteit voor,

wat betekent dat een of meerdere onderliggende factoren een of meerdere onmiddellijke

factoren drijven (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg.21)". Omdat keten-logische

verbindingen zeer complex zijn, werd er in de studie gekozen om enkel relaties met twee

factoren te beschouwen, wat tandems genoemd worden. Tandems van onderliggende factoren

kwamen veel minder frequent voor dan van onmiddellijke (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001,

pg.21). "Zuivere keten-logische causaliteit is laag en komt op het onmiddellijke niveau voor in

6% en op het onderliggend niveau in 5% van alle cases. Keten-logische causaliteit in

afzonderlijke factor causaliteit vb. uitbreiding van permanent bebouwd land voor voedsel A ontbossing keten-logische causaliteit vb. weguitbreiding zwerflandbouw door kolonisten A B ontbossing vergezellend optreden vb. traditionele commerciële zwerflandbouw houtkap A B ontbossing

Page 61: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

48

combinatie met vergezellend optreden drijft 59% op het onmiddellijke niveau en 61% van alle

cases op het onderliggende niveau (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg.22)".

Een voorbeeld van een keten-logische causaliteit, die volledig op het onmiddellijke niveau

werkt, is de houtkap-landbouw tandem. Deze komt meestal voor in twee stappen : "eerst

leggen houthakkers wegen aan in het regenwoud om de bomen te kunnen kappen. Waar de

wegen aangelegd worden verdwijnen er bomen en treedt er dus reeds ontbossing op. Over het

algemeen kappen de houthakkers eerder hun gebieden kaal dan ze selectief te oogsten, en ze

regenereren niet. Ze trekken verder tot waar volwassen bomen staan en gaan verder met

kappen, waarbij weinig of niets gedaan wordt om het bos te beschermen waar ze reeds

doorgetrokken zijn. Eens de houthakkers hun gebieden verlaten hebben, gaan boslandbouwers

intrekken om het land te bezetten. Ze gebruiken het voor landbouwproductie zodat het bos

weinig kans op regeneratie heeft. Ook al gaan de houthakkers uiteindelijk vertrekken, doen de

landbouwers dit niet en blijft de landbouwproductie doorgaan met ontbossing tot gevolg (Geist

H., J. en Lambin E., F., 2001, pg.21)".

Verschillend van de twee voorgaande houdt vergezellend optreden de onafhankelijke,

gescheiden werking in van factoren, op zowel het onmiddellijke als onderliggende niveau

(tabel 3.3). Deze causaliteit kwam in de studie voor bij 30% op het onmiddellijke en bij 24%

van alle cases op het onderliggende niveau (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg.22).

3.3 Resultaten van het onderzoek

3.3.1 Frequentieanalyse van het optreden van oorzaken

3.3.1.1 Onmiddellijke oorzaken

Uit de frequentieanalyse op het niveau van de drie onmiddellijke oorzaken en de ‘andere

factoren’ zijn Geist en Lambin tot het besluit gekomen dat het opvallend is dat niet

afzonderlijke factor causaliteit belangrijk is voor het verklaren van ontbossing, maar wel

combinaties van meerdere factoren (zie bijlage 3.6). "In het bijzonder is de uitbreiding van de

landbouw (akker- en weideland), in combinatie met 1 tot 3 andere factoren, de meest frequent

vernoemde onmiddellijke oorzaak van tropische ontbossing (Geist H., J. en Lambin E., F.,

2001, pg.23)".

Page 62: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

49

De ‘andere factoren’ werden gerapporteerd in 34% van de cases (Geist H., J. en Lambin E., F.,

2001, pg.30). Uit bijlage 3.6 kan afgeleid worden dat geen enkele van deze factoren als

afzonderlijke factor causaliteit optreedt.

3.3.1.2 Onderliggende oorzaken

De frequentieanalyse van de onderliggende oorzaken wees uit dat ook op het onderliggend

niveau de ontbossing het best verklaard wordt door combinaties van meerdere variabelen. Hoe

complexer de combinatie, hoe groter de verklaringskracht. Meer dan een derde van de cases

wordt zelfs door het volledige samenspel van alle onderliggende krachten gedreven (zie

bijlage 3.7). Economische factoren zijn het meest voorkomend in afzonderlijke verklaringen

en combinaties van meerdere factoren (81%) in vergelijking tot beleid en institutionele

factoren (63%), technologische factoren (59%), culturele factoren (56%) en demografische

factoren (51%) (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg. 32). Hieronder worden enkel de

economische zaken in meer detail besproken, met name de categorie economische

onderliggende factoren.

Economische onderliggende factoren komen in 81% van de cases voor (zie tabel 3.4). In 91%

hiervan werken ze in combinatie, voornamelijk in samenspel van vier of zelfs alle

onderliggende factoren (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg. 35). Er kan bij de

economische onderliggende factoren een onderscheid gemaakt worden tussen marktgroei en

commercialisering, specifieke economische structuren, urbanisatie en industrialisatie, en

speciale economische variabelen. Geist en Lambin stelden vast dat ontbossing gedreven wordt

door marktgroei en commercialisering in 68% van alle cases, specifieke economische

structuren in 34% van alle cases, urbanisatie en industrialisatie in 38% van alle cases, en

speciale economische variabelen in 32% van alle cases (tabel 3.4). Voorts is er geen

significante variatie tussen regionale cases, en kunnen economische factoren dus beschouwd

worden als de belangrijkste en meest robuuste onderliggende krachten van tropische

ontbossing. In wat volgt worden de vier onderverdelingen van de economische onderliggende

krachten verder besproken en opgesplitst, gebaseerd op tabel 3.4.

Page 63: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

50

Tabel 3.4: Frequentieanalyse van specifieke economische onderliggende factoren (in absoluut

en relatief aantal)

Page 64: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

51

Met: N = totaal aantal cases (= 152)

n = aantal cases in een specifiek gebied

abs = absoluut aantal cases

rel = relatief aantal cases die tot een bepaalde groep behoren, ten opzichte van het

totaal aantal cases (152)

(Bron : Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg.34)

Binnen de groep van marktgroei en commercialisering zijn de meest dominante individuele

variabelen de groei van specifieke sectorale productie-industrieën samen met de groei van de

vraag naar consumentengoederen en diensten. "Langs deze vraagzijde, wordt de consumptie

van hout of op hout gebaseerde producten vaker vernoemd dan de consumptie van

landbouwgoederen. Langs de productiezijde, onder de groei van de specifieke sectorale

productie-industrieën, zijn zowel de groei van houtgerelateerde als landbouwgerelateerde

industrieën met een frequentie van 29% onderliggend aan ontbossing. De groei van industrieën

van minerale en fossiele brandstoffen zijn onderliggend aan 15% van alle cases. De

toegenomen toegankelijkheid van stedelijke en semi-stedelijke markten, voornamelijk

verkregen door de ontwikkeling van transportinfrastructuur is onderliggend aan 18% van alle

cases. Inkomsten uit de winstgevende buitenlandse handel, verkregen uit houtextractie en

landbouwproductie op voordien bebost land, is een andere aanzienlijke kracht die 25% van

alle cases drijft. Een ander kwart van alle cases wordt gedreven door marktgroei en

commercialisering in de brede betekenis, dus wanneer er geen verdere specificatie gegeven is

in de case studies (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg. 35)".

Naast marktgroei en commercialisering zijn ook specifieke economische structuren

gerapporteerd om een drijver te zijn van ontbossing. De belangrijkste in deze groep zijn

armoede en gerelateerde factoren en grote individuele winsten uit landspeculatie. Onder

armoede en gerelateerde factoren vallen armoede aan bronnen, lage levensstandaard,

werkloosheid, gebrek aan een alternatief niet-agrarisch inkomen en mogelijkheden, en een

gebrek aan basisinfrastructuur en diensten (tabel 3.4).

Urbanisatie en industrialisatie zijn een derde onderverdeling van de economische

onderliggende oorzaken. Urbanisatie en de uitbreiding van stedelijke markten zijn in 17% van

Page 65: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

52

alle cases gerapporteerd. De rol die de industrialisatie speelt is groter, namelijk 28% (tabel

3.4). "De snelle opbouw van nieuwe basis en zware industrieën op basis van binnenlandse

bosbronnen wordt versterkt door nationaal beleid van importsubstitutie en bescherming van de

binnenlandse economie (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg. 36)".

Ten vierde zijn er nog de speciale economische variabelen, waarvan prijstoenames, in het

bijzonder van brandstof, land en commerciële gewassen de grootste verklaringskracht hebben.

Speciaal lage kostenomstandigheden, zoals lage binnenlandse prijzen voor land, arbeid,

brandstof of hout, veroorzaakten ontbossing in 7% van de cases. Dit wordt ‘gesubsidieerde

ontbossing’ genoemd (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg. 36).

3.3.2 Frequentieanalyse van het optreden van oorzakelijke verbanden

3.3.2.1 Aaneenschakeling van onmiddellijke oorzaken

Aangezien de zuivere keten-logische causaliteit laag is (supra, pg.47), bestaat de

aaneenschakeling van onmiddellijke oorzaken uit vergezellend optreden of vergezellend

optreden samen met keten-logische causaliteit. De keten-logische causaliteit kan opgesplitst

worden in zijn meest eenvoudige vorm, die een tandem is of een keten van twee factoren.

Hierbij komen in totaal 120 aaneenschakelingen van oorzakelijke factoren tevoorschijn (tabel

3.5). De twee hoofdtandems zijn een vorm van landbouwgedreven ontbossing : de uitbreiding

van infrastructuur als een sterke oorzaak van de uitbreiding van de landbouw, en houtextractie

met een invloed op uitbreiding van de landbouw. Deze worden de infrastructuur-landbouw en

houtkap-landbouw tandem genoemd (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg. 47).

De infrastructuur-landbouw tandem verklaart 37% van alle cases van ontbossing (tabel 3.5). In

het grootste deel hiervan verstaat men onder infrastructuur de uitbreiding van netwerken van

wegen (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg. 47).

De houtkap-landbouw tandem verklaart 10% van alle cases van ontbossing en is een fenomeen

van hoofdzakelijk Aziatische cases. "De leidende specifieke oorzaak is commercieel, in het

bijzonder door de staat gerunde houtkap die leidt tot de uitbreiding van bebouwd land (Geist

H., J. en Lambin E., F., 2001, pg.48)".

Page 66: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

53

Tabel 3.5: Frequentieanalyse van keten-logische causaliteit van onmiddellijke oorzaken (in

absoluut aantal en relatief ten opzichte van 152), waarbij de rijen de kolommen veroorzaken

AGRO WOOD INFRA OTHER totaal rij

AGRO 5 5 2 0 (12)

3% 3% 1% -

WOOD 15 4 2 1 (22) 10% 3% 1% 1%

INFRA 56 7 2 0 (65) 37% 5% 1% -

OTHER 12 2 1 6 (21)

8% 1% 1% 4%

totaal kolom (88) (18) (7) (7) (120)

Met: AGRO = uitbreiding van de landbouw

WOOD = uitbreiding extractie van hout

INFRA = uitbreiding van de infrastructuur

OTHER = de ‘andere factoren’

(Bron : Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg.47)

3.3.2.2 Aaneenschakeling van onderliggende oorzaken

De aaneenschakelingen van onderliggende oorzaken bestaat zoals bij de onmiddellijke

oorzaken uit vergezellend optreden, en vergezellend optreden in combinatie met keten-

logische causaliteit. Ook hier is de zuiver keten-logische causaliteit laag (supra, pg.47).

Wanneer de oorzakelijke verbanden opgesplitst worden, komt een totaal van 342 tandems

tevoorschijn (zie tabel 3.6). De economische zowel als beleid en institutionele factoren lijken

sterke drijvers te zijn van alle andere onderliggende krachten, terwijl culturele, demografische

en technologische factoren dit minder zijn. Economische factoren zijn de drijvende kracht in

104 van de 342 tandems, en beleid en institutionele factoren in 101 (tabel 3.6). Sommige

factoren die tot dezelfde groep van variabelen behoren blijken een sterke invloed op elkaar te

hebben. Dit worden intern gedreven tandems genoemd (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001,

pg. 48). In het bijzonder vertonen de economische en beleid en institutionele factoren deze

sterke intercorrelatie. Opnieuw wordt hier enkel ingegaan op de economische kant, namelijk

de economie-gedreven tandems die bestaan uit de intern gedreven economische tandem, de

economie-beleid/institutionele tandem, de economie-demografie tandem, de economie-

Page 67: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

54

technologie tandem en de economie-cultuur tandem (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg.

49-51).

De intern gedreven economische tandem is zeer sterk. In 22% van de cases werd vastgesteld

dat economische onderliggende krachten andere economische onderliggende krachten drijven

(tabel 3.6). "Deze interne tandem houdt verband met de marktgroei en commercialisering die

voortvloeien uit een toegenomen welvaart of welzijn. De toename in de vraag naar

voornamelijk op hout gebaseerde en landbouwgoederen vertaalt zich in de groei van de

respectievelijke sectorale industrieën en leidt uiteindelijk tot bosverliezen op het plaatselijk

niveau, veroorzaakt door de kaalkap voor hout en de landbouw (Geist H., J. en Lambin E., F.,

2001, pg. 49)".

Tabel 3.6: Frequentieanalyse keten-logische causaliteit van onderliggende oorzaken (in

absoluut en relatief aantal)

POP ECON TECH INST CULT totaal rij

POP 3 10 16 4 0 (33)

2% 7% 11% 3% -

ECON 17 33 16 23 15 (104) 11% 22% 11% 15% 10%

TECH 17 5 12 5 4 (43) 11% 3% 8% 3% 3%

INST 13 12 29 38 9 (101)

9% 8% 19% 25% 6%

CULT 4 9 19 23 6 (61) 3% 6% 13% 15% 4%

totaal kolom (54) (69) (92) (93) (34) (342)

Met: POP = demografische factoren

ECON = economische factoren

TECH = technologische factoren

INST = beleid- en institutionele factoren

CULT = culturele factoren

(Bron : Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg.49)

De economie-beleid/institutionele tandem is samengesteld uit economische onderliggende

krachten die een invloed hebben op onderliggende institutionele factoren die tot ontbossing

Page 68: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

55

leiden. Marktgroei en commercialisering zowel als verscheidene specifieke economische

structuren en variabalen zijn bijna bij alle cases betrokken (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001,

pg. 50). "Een voorbeeld van deze tandem is een case studie van verscheidene houtkapgebieden

in Pará in de Braziliaanse Amazone waar kolonisatie (door zwerflandbouwers/

overlevingslandbouwers en veefokkers) gedreven is door lage prijzen voor

landbouwproducten en door een snel groeiende houtkapsector en houtmarkt. Kolonisten

nemen deel aan groeicoalities van houthakkers, verkoopsagenten en onderaannemers.

Institutioneel worden deze kolonisten leverancier-landbouwers in grensgebieden langs de kant

van de weg waar selectieve houtkap met lage intensiteit bijdraagt tot het grootste deel van

ontbossing in niet-opgeëiste gebieden. Een ander voorbeeld komt uit Ghana. Daar geven de

economische afhankelijkheid van inkomsten uit natuurlijke bronnen, de nood om inkomsten

uit de buitenlandse handel te verkrijgen, en de nood om te ontsnappen aan nationale schulden

aanleiding tot staatsbeleid in het voordeel van exportgeoriënteerde gewasontwikkeling. Deels

verbonden met leningspraktijken van internationale donors, promoot dergelijk staatbeleid de

uitbreiding van plantagelandbouw en commerciële landbouw op kleine schaal, met ontbossing

tot gevolg (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg. 50)".

Economische factoren die demografische factoren drijven vallen onder de term economie-

demografie tandem. "In het bijzonder zijn dit cases uit Latijns-Amerikaanse landen waar

immigratie van kolonisten in beboste gebieden bijdraagt tot ontbossing. Hoofdzakelijk is het

de groei van moderne, gemechaniseerde commerciële gewaslandbouw voor export (en de

hieraan verbonden afname van de traditionele landbouw op kleine schaal, de toename van

werkloosheid en plattelandsarmoede) die werkt als duwende kracht achter de migratie naar de

grens. Bovendien gaat een deel van de plaatselijke industriële groei, zoals commerciële

houtkap, tot verdere immigratie leiden, zoals voornamelijk lage landprijzen doen (Geist H., J.

en Lambin E., F., 2001, pg. 50)".

"In de economie-technologie tandem zijn de nood aan inkomsten uit de buitenlandse handel

en de groei van sectorale, voornamelijk landbouwgerelateerde industrieën de voornaamste

onderliggende economische processen. Specifieke economische structuren en speciale

economische variabelen zijn daarentegen niet op een significante manier betrokken bij deze

tandems. De tandems werken als volgt : de economische onderliggende krachten gaan

technologische veranderingen in de landbouw veroorzaken, namelijk de intensivering van

Page 69: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

56

landgebruik en wijzigingen van landbouwsystemen, die uiteindelijk eindigen in ontbossing.

Onder de wijziging van landbouwsystemen wordt voornamelijk het volgende verstaan : de

creatie van grote, geconsolideerde landbouwbedrijven, deels samen met de verschuiving van

kleine, traditionele familieboerderijen naar grote, moderne en gemechaniseerde

landbouwondernemingen. Verder zijn er nog cases die gedreven zijn door de nood om

inkomsten uit de buitenlandse handel te verkrijgen (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg.

51)".

Tenslotte is er de economie-cultuur tandem. In tegenstelling tot de andere tandems komt hier

een enorm complex beeld naar voor. "Langs de ene kant bevatten deze tandems de volgende

economische factoren : vraaggedreven industriegroei (hout en landbouw), snelle economische

groei, toegenomen toegankelijkheid tot de markt, urbanisatie, de jacht op inkomsten uit

buitenlandse handel, specifieke economische structuren en speciale economische factoren

(prijstoename en -afname). Langs de andere kant zijn bijna alle categorieën van culturele

factoren betrokken : alle varianten van publieke attitudes, onverschilligheid of

veronachtzaming met betrekking tot het milieu, geloof en gedrag van individuen of

huishoudens (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg. 51)".

3.3.2.3 Onderliggende krachten die onmiddellijke oorzaken drijven

In deze tekst wordt de keten-logische causaliteit besproken waarbij een of meer onderliggende

factoren de drijvende kracht zijn achter een of meer onmiddellijke oorzaken. Wanneer de

oorzakelijke verbanden opgesplitst worden, komt een totaal van 683 tandems tevoorschijn

(tabel 3.7). Bij een totaal van 152 cases betekent dit dat elke case van tropische ontbossing

gemiddeld gedreven wordt door 4 tot 5 tandems (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg. 56).

In afnemende volgorde van belang hebben institutionele, economische, culturele,

technologische en tenslotte demografische factoren de grootste invloed op de onmiddellijke

oorzaken. De economische verbanden worden hieronder verder toegelicht. Ze bestaan uit

economie-gedreven houtextractie, economie-gedreven uitbreiding van de landbouw en

economie-gedreven uitbreiding van de infrastructuur.

Economische factoren die onderliggend zijn aan de houtextractie zijn hoofdzakelijk een

vraaggedreven groei van houtgerelateerde industrieën en industrialisatie in tropische landen.

"In 12 van de 63 cases is de groei van houtmarkten en -industrieën verbonden met

Page 70: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

57

bosgebaseerde nationale, regionale en lokale industrialisatie. De opbouw van nieuwe basis- en

zware industrieën op de basis van binnenlandse bosbronnen is een kenmerk van bijna

uitsluitend Aziatische cases. Andere cases van economiegedreven houtextractie tonen

verscheidene onderliggende factorcombinaties en zijn algemeen verspreid over de continenten

(Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg.60)".

De economie-gedreven uitbreiding van de landbouw is een situatie waarbij de uitbreiding van

bebouwd land en weideland gedreven worden door economische factoren, hoofdzakelijk

vraaggedreven groei van de landbouwindustrie en inkomsten uit de winstgevende buitenlandse

handel van landbouwproductie op voordien bebost land (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001,

pg.60).

Tenslotte is er nog de economie-gedreven uitbreiding van de infrastructuur. De betrokken

economische factoren zijn voornamelijk een snelle economische groei, urbanisatie en

industrialisatie (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg.60).

Tabel 3.7: Frequentieanalyse van keten-logische causaliteit van onderliggende krachten die

onmiddellijke oorzaken drijven (absoluut en relatief)

AGRO WOOD INFRA OTHER totaal rij

INST 98 62 29 6 (195)

65% 41% 19% 4%

ECON 58 63 33 3 (157) 38% 41% 22% 2%

CULT 62 48 22 0 (132) 41% 32% 15% -

TECH 65 42 3 3 (113)

43% 28% 2% 2%

POP 72 9 4 1 (86) 47% 6% 3% 1%

totaal kolom (355) (224) (91) (13) (683)

(Bron : Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg.56)

3.3.2.4 Onmiddellijke factoren die een feedback hebben op onderliggende krachten

Niet enkel onderliggende krachten kunnen een invloed hebben op onmiddellijke factoren, ook

het omgekeerde is mogelijk. Men spreekt dan van een feedback van onmiddellijke factoren op

onderliggende krachten. Ze kwamen in de studie voor in 43 cases (Geist H., J. en Lambin E.,

Page 71: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

58

F., 2001, pg.64). Wanneer de oorzakelijke verbanden opgesplitst worden verkrijgt men 70

tandems. Elk van de onmiddellijke factoren die een feedback heeft op het onderliggende

niveau, oefent dus een invloed uit op tenminste twee onderliggende krachten (Geist H., J. en

Lambin E., F., 2001, pg.64). Uit tabel 3.9 is af te leiden dat enkel de feedback van de

uitbreiding van de infrastructuur (hoofdzakelijk uitbreiding van wegen) op de economische

factoren vermeldenswaardig is en hier ook verder zal besproken worden. We noemen deze de

infrastructuur-markt tandem (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg.64).

In 12% van alle cases, heeft de uitbreiding van de infrastructuur (uitbreiding van wegen

grotendeels in combinatie met uitbreiding van de markt en kolonisatie) een feedback op of

beïnvloedt het economische factoren zoals marktgroei en commercialisering, en versterkt het

dus ontbossing (tabel 3.8). Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen cases die zuiver

gedreven zijn door de infrastructuur-markt tandem en de andere (Geist H., J. en Lambin E., F.,

2001, pg.64).

Tabel 3.8: Frequentieanalyse van keten-logische causaliteit van onmiddellijke factoren die een

feedback hebben op onderliggende krachten (absoluut en relatief)

POP ECON TECH INST CULT totaal rij

AGRO 0 0 1 1 1 (3) - - 1% 1% 1%

INFRA 9 18 1 1 3 (32)

6% 12% 1% 1% 2%

WOOD 3 0 0 1 3 (7) 2% - - 1% 2%

OTHER 8 4 3 7 6 (28) 5% 3% 2% 5% 4%

totaal kolom (20) (22) (5) (10) (13) (70)

(Bron : Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg.56)

In de cases die zuiver gedreven zijn door de infrastructuur-markt tandem werd gezegd dat "de

constructie van wegen de volgende zaken drijft : de groei van houtmarkten, de groei van

landbouwmarkten en om modernisering van de landbouw in de vorm van groeiende

commerciële gewasproductie teweeg te brengen (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg.64)".

Page 72: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

59

In de andere cases, waar de uitbreiding van infrastructuur een feedback uitoefent op

economische factoren, "werkt de uitbreiding van wegen in combinatie met de uitbreiding van

de markt en kolonisatie, en heeft het een invloed op de marktgroei en commercialisering

(Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg.65)".

3.3.3 Armoede- versus kapitaalgedreven ontbossing

Naast de aaneenschakelingen kan er ook een onderscheid gemaakt worden tussen armoede- en

kapitaalgedreven ontbossing die beide ‘paden van de vernietiging van regenwouden’

genoemd worden (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg.72). Armoedegedreven ontbossing

wordt toegeschreven aan een toenemende populatie van arme boeren en zwerflandbouwers die

weinig andere economische mogelijkheden hebben en daarom beslissen om bijkomend land

kaal te kappen of plat te branden voor landbouwdoeleinden (Geist H., J. en Lambin E., F.,

2001, pg.72). Deze ontbossing komt voornamelijk voor in landen met kleine bossen. "De

kapitaalgedreven ontbossing daarentegen stelt de samenwerking tussen ondernemers,

ondernemingen en kleine landbouwers verantwoordelijk voor de ontbossing. Soms vormen

deze actoren groeicoalities. In andere gevallen profiteren ze van elkaars activiteiten, maar

werken ze niet samen. Ze zijn dan georganiseerde deelnemers van netwerken die privaat

kapitaal en staathulp gebruiken om gebieden toegankelijk te maken voor exploitatie,

kolonisatie en ontbossing, in het bijzonder op plaatsen met uitgestrekte bossen (Geist H., J. en

Lambin E., F., 2001, pg.72)".

Armoede, in combinatie met andere factoren, werd gerapporteerd als een onderliggend sociaal

proces van ontbossing in 42% van alle cases (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg.73).

Armoede werd gespecificeerd in termen van verscheidene demografische, economische,

technologische en beleid/ institutionele factoren : landbouw met weinig bronnengebruik,

overlevingseconomie, onvoldoende voedselproductie, chronische voedseltekorten,

verplaatsing, beperkte landhoeveelheid, groeiende landschaarste, landloosheid, landverdeling

en creatie van arme grondbezitters, lage levensstandaard, werkloosheid, extreem lage

inkomensniveaus, marginalisatie en lage macht van lokale gebruikersgroepen (Geist H., J. en

Lambin E., F., 2001, pg.73). "Op het onmiddellijke niveau houdt ongeveer de helft van de

armoedegedreven cases verband met zwerflandbouw, permanente overlevingslandbouw op

kleine schaal, fokken van vee en kolonisatie. Verbanden met andere onmiddellijke factoren

zijn laag. Als gevolg kenmerken het zuiver overleven en het bevredigen van onmiddellijke

Page 73: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

60

behoeften de meeste armoedegedreven cases (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg.73)". Op

het onderliggend niveau zijn de belangrijkste economische factoren specifieke economische

structuren, en marktgroei en commercialisering (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg.73).

Naast de armoedegedreven ontbossing is er de kapitaalgedreven ontbossing. "Op het

onmiddellijke niveau zijn de kolonisatie-activiteiten, die gecentreerd zijn rond voornamelijk

zwerflandbouw van kolonisten en het fokken van vee, de meest alledaagse oorzaken die tot

ontbossing leiden. Drie kwart van de cases houdt verband met de uitbreiding van wegen, en

commerciële houtkap is verbonden met drie vijfde van deze cases. Op het onderliggende

niveau zijn verscheidene vormen van vraaggedreven marktgroei en commercialisering de

belangrijkste economische drijvers in bijna alle cases (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001,

pg.74)".

3.4 Discussie

3.4.1 Speelt zwerflandbouw een rol?

De uitbreiding van de landbouw door traditionele zwerflandbouw oefent een centrale positie

uit in het debat over tropische ontbossing en zwerflandbouwers worden sinds lang beschouwd

als de primaire agenten van ontbossing in tropische ontwikkelingslanden. "Algemene

schattingen van hun aandeel in het ontbossingproces zijn enorm hoog, gaande van 45% tot

60%, met piekwaarden van 79% tot 95% voor individuele landen (Geist H., J. en Lambin E.,

F., 2001, pg.85)". Dit houdt in dat uitbreiding van de landbouw verondersteld wordt om de

leidende bron te zijn van tropische ontbossing, wat door de studie van Geist en Lambin

bevestigd werd. Wel stelden ze de hypothese dat zwerflandbouwers de primaire agenten zijn

van het ontbossingproces in vraag, en verwierpen ze uiteindelijk (Geist H., J. en Lambin E., F.,

2001, pg.85).

Dat de uitbreiding van de landbouw een hoofdrol speelt in het ontbossingproces wordt in de

literatuur beaamd. Amelung en Diehl (Amelung T. en Diehl M., 1992) zeggen dat de

landbouwsector het hoogste aandeel in alle tropische ontbossing heeft, gaande van 80 tot

100% van de activiteiten die bijdragen tot ontbossing (Amelung T. en Diehl M., 1992, pg.75).

Dit is in overeenstemming met de bevindingen van Geist en Lambin dat de uitbreiding van

gewasland en weideland, voor het grootse deel in combinatie met andere onmiddellijke

Page 74: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

61

factoren, een rol speelt in 96% van alle bestudeerde cases (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001,

pg.85). Er wordt dus duidelijk bevestigd dat de uitbreiding van de landbouw de belangrijkste

onmiddellijke bron van tropische ontbossing is. "Deze factor werkt hoofdzakelijk in

oorzakelijke verbanden met andere onmiddellijke factoren zoals houtextractie en uitbreiding

van de infrastructuur (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg.85)".

Ongeveer de helft van de tropische ontbossing wordt in de literatuur gewoonlijk verklaard

door de uitbreiding van traditionele landbouw, met een expliciete focus op zwerflandbouw

(Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg.85). Amelung en Diehl (Amelung T. en Diehl M.,

1992) zeggen bijvoorbeeld dat "binnen de landbouwsector de zwerflandbouwers gemiddeld

voor alle tropische landen het grootste deel van ontbossing voor hun rekening nemen

(Amelung T. en Diehl M., 1992)". In tegenstelling hiermee heeft de studie van Geist en

Lambin gesuggereerd dat "activiteiten zoals permanente bebouwing (zowel voor voedsel om

te overleven als voor commerciële vereisten) en het fokken van vee, meer gerapporteerd

werden als onmiddellijke oorzaak van ontbossing dan zwerflandbouw. Verder is het zo dat er

geen enkele case werd gevonden waarbij zwerflandbouw als afzonderlijke oorzakelijke factor

van ontbossing werd gerapporteerd. Het komt dus eerder naar voor in vergezellend optreden

met andere landbouwactiviteiten (waaronder kolonisatie) en andere onmiddellijke oorzaken

(houtextractie en uitbreiding van de infrastructuur) (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001,

pg.85)".

3.4.2 Speelt bevolking een rol?

In de literatuur bestaat een algemeen verspreid geloof dat bevolkingsgroei (of ‘druk’) een

significante drijvende kracht, en dikwijls zelfs de primaire onderliggende oorzaak is van

ontbossing. De bevindingen van Geist en Lambin toonden aan dat er te veel nadruk gelegd

werd op de natuurlijke bevolkingsgroei als oorzaak van ontbossing (Geist H., J. en Lambin E.,

F., 2001, pg.89).

Bevolking is onweerlegbaar verbonden met alle cases van tropische ontbossing. Wanneer

echter alleen toenames in bevolkingsaantallen beschouwd worden, is bevolking de minst

belangrijkste van de vijf onderliggende drijvende krachten. "In 47% van alle cases zijn

demografische factoren (in het bijzonder immigratie van landbouwers naar beboste

grenszones) direct onderliggend aan de uitbreiding van gewasland en weides. Daarom kan

Page 75: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

62

bevestigd worden dat ongeveer de helft van de variatie in de hoeveelheid ontbossing statistisch

kan verklaard worden door variatie in de bevolking. Zeggen dat bevolkingsgroei dé primaire

oorzaak van ontbossing is, dient echter verworpen te worden. In geen enkele van de

populatiegedreven cases werkt een verandering in de bevolking als een afzonderlijke en

directe oorzakelijke factor. Des te meer zijn demografische factoren verbonden met andere

onderliggende oorzaken, hoofdzakelijk in het volledige samenspel van alle onderliggende

drijvende krachten (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg.89)".

"Theoretisch bestaat er een indirect effect van populatie op ontbossing door de invloed op de

arbeidsmarkten, de vraag naar landbouw- en bosbouwproducten en geïnduceerde verandering

van de technologie of beleid en institutie. Op de arbeidsmarkt gaan er bij een toegenomen

bevolking meer overvloedig aanwezige productiefactoren en lagere arbeidskosten zijn, wat de

ontbossing kan laten toenemen. Met betrekking tot de vraag naar landbouw- en

bosbouwproducten werd gevonden dat de vraag naar houtproducten onderliggend is aan

aanzienlijk meer cases dan de vraag naar landbouwproducten. In een aantal gevallen zijn

demografische factoren onderliggend aan technologische en/of institutionele veranderingen

die ook tot ontbossing aanleiding geven (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg.89-90)".

Page 76: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

63

HOOFDSTUK 4: OPLOSSINGEN OM ONTBOSSING

TEGEN TE GAAN

In het vorige hoofdstuk werd besproken wat de oorzaken zijn van de ontbossing van de

tropische regenwouden. In hoofdstuk 2 werd bovendien besproken welke negatieve gevolgen

ontbossing heeft en wat het nut is van het behoud van de regenwouden. In dit hoofdstuk wordt

besproken wat kan gedaan worden om de ontbossing tegen te gaan en om de nadelige

gevolgen ervan te verminderen. De ontbossing is immers een groot probleem dat maar blijft

voortduren. De volgende economische oplossingen worden achtereenvolgens besproken:

certificatie (4.1), agroforestry (4.2) en ecotoerisme (4.3).

4.1 Certificatie

4.1.1 Van boycot naar certificatie

In de jaren ’80 en ’90 was er een enorme toename van de ontbossing in de tropische

regenwouden. Mensen zagen dit en wilden er iets tegen doen. Een eerste reactie was een

boycot van het tropisch hout, maar dit had negatieve effecten tot gevolg. Aangezien de

tropische landen hun hout niet meer konden verkopen, ging voor hen de waarde van het bos

dalen. Het werd voordeliger om het bos om te vormen tot landbouwgrond, dat immers via de

verkoop van landbouwproducten inkomsten opbracht, daar waar het hout zijn waarde verloor.

Men zag snel in dat de boycot het probleem van de ontbossing nog verergerde en stapte

hiervan af. In 1993 is men overgegaan naar boscertificatie (Rametsteiner E. en Simula M.,

2002). Certificatie is dus ontstaan met als doel het verminderen van de tropische ontbossing,

waaronder dus ook deze van tropische regenwouden, een beter bosbeheer en het behoud van

de tropische biodiversiteit (Rametsteiner E. en Simula M., 2002).

4.1.2 Wat is certificatie?

De definities van certificatie in de literatuur bevatten vele overeenkomsten. Voorkeur heeft de

definitie van Rametsteiner en Simula (Rametsteiner E. en Simula M., 2002), aangezien deze

de meest uitgebreide is en een combinatie is van wat de andere auteurs zeggen. Deze definitie

is de volgende: "Certificatie is het proces waarbij een onafhankelijke derde partij (de

certificerende instelling) de kwaliteit vaststelt van het bosbeheer in relatie tot een verzameling

Page 77: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

64

van vooraf bepaalde vereisten (de standaard). De certificerende instelling geeft een geschreven

verzekering dat een product of proces conform is aan de vereisten die gespecificeerd zijn in

deze standaard (Rametsteiner E. en Simula M., 2002, pg.88)".

Ter verduidelijking is het ten eerste zo dat de certificerende instelling een standaard gaat

opstellen van vereisten die een weerspiegeling zijn van een goed en duurzaam bosbeheer,

waarbij op een ecologisch en sociaal aanvaardbare manier geproduceerd wordt (Kiker C., F.

en Putz F., E., 1996). Certificatie houdt dus geen garantie in van de kwaliteit van het product,

maar wel van de wijze van productie van het hout (Rametsteiner E. en Simula M., 2002). Het

is de bedoeling dat enkel deze houtkapbedrijven een certificaat krijgen die hun bos beheren

volgens de standaard. Maar het certificeren van goed bosbeheer is niet voldoende. Er bestaat

ook nog de ‘chain of custody’. Het hout dat uit gebieden komt met een goed bosbeheer moet

nog een volledige weg afleggen voordat het bij de consument terechtkomt. Daarom is het

belangrijk dat het goed gescheiden blijft van niet-gecertificeerd hout gedurende het volledige

traject. Alle verwerkende bedrijven die ervoor zorgen dat het hout gescheiden blijft, krijgen

een certificatie. Certificatie houdt dus rekening met de verwerking van het hout, van in het bos

tot in de internationale handelscentra (Kiker C., F. en Putz F., E., 1996).

Ten tweede is het zo dat het steeds een onafhankelijke derde partij is die de certificatie

uitschrijft, na te controleren of de houtproductie in overeenstemming was met de standaard

(Dankers C., 2003, pg.8). Certificatie bestaat op die manier uit een externe verificatie van de

kwaliteit van het bosbeheer (Atyi R., E. en Simula M., 2002, pg.7). Het certificaat toont aan de

koper dat de productie voldoet aan bepaalde standaarden, wat overtuigender is dan indien de

aanbieder van het hout zelf de verzekering zou leveren (Dankers C., 2003, pg.8).

4.1.3 Marktgebaseerde oplossing

Op grond van de definitie van certificatie kan nagegaan worden wat voor soort oplossing

certificatie is en wat de economische redenering is achter de werking ervan. Vele

ontbossingbeslissingen ontstaan doordat ontbossing economisch voordeliger is, of dus op de

markt meer financiële middelen opbrengt dan bosbehoud. De verschillende baten die

bosbehoud oplevert hebben immers dikwijls geen marktwaarde. Het is dan ook begrijpelijk dat

een oplossing voor het ontbossingprobleem een economische marktgebaseerde oplossing is.

Certificatie voldoet hieraan. Het is een oplossing die hoofdzakelijk een beroep doet op de

Page 78: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

65

marktkrachten (vraag en aanbod) en economische initiatieven, en niet op de politieke wereld

(Rametsteiner E. en Simula M., 2002; Ozinga S., 2004, pg.15). Certificatie is een

marktconforme oplossing, wat betekent dat de evenwichtsprijs en -hoeveelheid van de

gecertificeerde producten vrij door de marktkrachten bepaald worden, en niet van bovenaf

opgelegd door de overheid.

Dat certificatie een marktgebaseerde oplossing is, betekent dat zowel de consumenten als de

producenten er een rol in spelen. De mate van succes van certificatie hangt dus af van zowel

de vraag als het aanbod. De consumenten moeten bereid zijn om gecertificeerde producten te

kopen, zowel als de producenten moeten bereid zijn om ze te produceren. Eerst wordt de rol

besproken van de consumenten en nadien deze van de producenten.

De rol van de consumenten in het certificatieproces is cruciaal. Het zijn zij immers die moeten

bereid zijn om de gecertificeerde houtproducten te kopen. Consumenten kunnen via de markt

hun preferenties voor bepaalde producten uiten, wat weerspiegeld wordt in de vraag naar

bepaalde goederen. Volgens Kiker en Putz is het certificatieproces een middel voor

consumenten om preciezer hun smaken, preferenties en waarden uit te drukken op de markt

(Kiker C., F. en Putz F., E., 1996). Goederen die voor de consumenten een groter nut en

behoeftebevrediging opleveren, zullen een hogere vraag kennen. Ze zullen dan ook bereid zijn

om een hogere prijs te betalen voor deze producten. Het is zo dat de meeste mensen waarde

hechten aan het behoud van tropische regenwouden en biodiversiteit, respect voor inheemse

volkeren van de regenwouden en milieuvriendelijke producten. Consumenten kunnen via de

markt, door de vraag naar en aankoop van gecertificeerde producten aan de producenten

duidelijk maken dat ze meer waarde hechten aan gecertificeerde producten dan aan niet-

gecertificeerde producten. De prijs van gecertificeerde producten is meestal hoger dan van

niet-gecertificeerde. De consumenten krijgen te maken met een afruil: indien ze

gecertificeerde producten willen kopen moeten ze er een groter deel van hun inkomen voor

opgeven en kunnen ze dus minder andere goederen kopen (Kiker C., F. en Putz F., E., 1996).

Certificatie werkt enkel indien de certificatie geloofwaardigheid is en de consumenten er

vertrouwen in hebben. Het certificaat is een manier voor differentiatie tussen producten die

zonder certificaat door de consument als evenwaardig beschouwd worden doordat ze van

uitzicht identiek zijn (Kiker C., F. en Putz F., E., 1996). De additionele informatie die door het

Page 79: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

66

certificaat aan het product wordt toegevoegd, is de verzekering door een gereputeerde

organisatie dat het houtproduct geproduceerd werd op een ecologisch en sociaal aanvaardbare

manier (Kiker C., F. en Putz F., E., 1996). Geloofwaardigheid is bovendien enorm belangrijk.

De consumenten moeten geloven en een zekerheid krijgen dat het certificaat wel degelijk

betekent dat het product milieuvriendelijk is. Daarom is het belangrijk dat het certificaat door

een derde partij of bedrijf gegeven wordt.

Aangezien gecertificeerde en niet-gecertificeerde houtproducten uiterlijk volkomen dezelfde

producten zijn in de ogen van de consumenten, is het nodig dat certificatie gepaard gaat met

een logo of label. Op het verkooppunt vertelt dit label aan de consumenten dat hun product

gehaald werd uit een bos dat aan bepaalde milieu- en sociale standaarden voldoet

(Rametsteiner E. en Simula M., 2002). Voor de producenten is certificatie op die manier een

marketing instrument (FAO, 2001b, pg.56).

Naast de consumenten spelen ook de producenten een belangrijke rol in het certificatieproces.

Zij moeten bereid zijn om gecertificeerde houtproducten te leveren. Er werd reeds gezegd dat

de gecertificeerde producten meestal een hogere prijs kennen dan de niet-gecertificeerde

(supra, pg.65). Van Soest (Van Soest D., P., 1998) stelt "dat het niet is omdat de prijs van de

gecertificeerde goederen relatief hoger is dan deze van niet-gecertificeerde goederen dat de

producenten automatisch gaan overstappen op certificatie (Van Soest D., P., 1998, pg.177)".

Ze gaan immers buiten hun toegenomen opbrengsten ook te maken hebben met toegenomen

kosten. De ondernemingen gaan dus rekening houden met de netto-opbrengsten van

certificatie. Ze gaan een kostenbaten analyse doorvoeren, waarbij ze de netto actuele waarde

van duurzame (s) en onduurzame (u) houtkap gaan vergelijken. Van Soest stelt dat de

onderneming te maken krijgt met het volgende maximalisatieprobleem:

max. [ NAW (Ps, Cs, Is), NAW (Pu, Cu, Iu)] met NAW = netto actuele waarde

"De keuze van de onderneming hangt af van variabelen zoals het verschil tussen de

eenheidsprijs van gecertificeerd (Ps) en niet gecertificeerd hout (Pu), en ook van het verschil

tussen de eenheidskosten die gemaakt moeten worden bij duurzame (Cs) en onduurzame (Cu)

houtkap. Verder heeft de beslissing nog investeringskenmerken: bijvoorbeeld tegemoetkomen

aan bepaalde criteria (zoals minimumvereisten), wat betekent dat een deel van de oogst moet

Page 80: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

67

uitgesteld worden terwijl er ook serieuze investeringsuitgaven moeten gemaakt worden die

kleiner zijn (of zelfs afwezig zijn) wanneer de houtkap onduurzaam gebeurt (Is is groter dan

Iu). Indien de kosten van het voldoen aan de duurzaamheidvereisten meer dan gecompenseerd

worden door het verschil tussen de inkomsten van gecertificeerd en niet gecertificeerd tropisch

hout, zullen de individuele ondernemingen een aansporing hebben om duurzame

productietechnieken toe te passen (Van Soest D., P., 1998, pg.177-178)".

Certificatie brengt dus niet enkel opbrengsten met zich mee, de producenten moeten er ook

kosten voor maken. Een eerste kost is de kost geassocieerd met het verkrijgen van de

certificatiestatus. De tweede zijn de potentieel toegenomen beheerskosten verbonden aan het

bereiken van de vereisten van de standaard (Helles F. et al., 2003). Producenten kunnen

economisch baat hebben bij certificatie doordat hun productiesystemen efficiënter worden, ze

gemakkelijker markttoegang hebben en prijspremiums krijgen (Helles F. et al., 2003).

Producenten zijn dan bereid om extra kosten te maken om gecertificeerde producten te kunnen

afleveren, omdat er vraag naar is en ze er een hogere prijs voor kunnen vragen omdat

consumenten bereid zijn om er een hogere prijs voor te betalen. Producenten zullen enkel

overgaan tot inspanningen om een certificatie te verkrijgen als het voor hen netto economische

baten meebrengt. Het primaire doel van de producenten is immers nog steeds winst maken. "In

de mate dat consumenten bereid zijn om een hogere prijs te betalen voor het gecertificeerde

product, zal het houtbedrijf hoge inkomsten per eenheid product krijgen voor het hout, en in de

mate dat het houtvolume voldoende is en werkingskosten erin vervat zijn, zullen de netto

baten toenemen (Kiker C., F. en Putz F., E., 1996)".

Naast de bespreking van de consumenten en producenten moet ook aandacht besteed worden

aan het soort markt en het product dat verhandeld wordt. Markten bestaan enkel voor goederen

die een prijs hebben. De meeste bosfuncties hebben echter geen marktwaarde. Publieke

goederen zoals het behoud van biodiversiteit kunnen dus niet rechtstreeks via de markt

gekocht worden. Een oplossing hiervoor is wat men noemt de groene markt. "Groene markten

zijn een middel langs waar publieke goederen privaat kunnen geleverd worden. Een groen

product is een onzuiver publiek goed dat bestaat uit een privaat goed (bijvoorbeeld hout),

gebundeld met een gezamenlijk geproduceerd publiek goed (bijvoorbeeld bescherming van

Page 81: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

68

biodiversiteit) (Conrad J., M. et al., 2005, pg.419)". Er wordt verondersteld dat consumenten

in groene markten bereid zijn om meer te betalen (Conrad J., M. et al., 2005, pg.420).

4.1.4 Principal-agent4

Certificatie houdt twee ‘principal-agent’ problemen in. Er is er één tussen de houtkapbedrijven

en de certificerende instantie en één tussen de consumenten en de certificerende instantie.

Kiker en Putz (Kiker C., F. en Putz F., E., 1996) geven een goede beschrijving van deze

problemen. In de relatie tussen de certificerende instelling en de manager van het

houtkapbedrijf is de manager de agent van de certificerende instelling. "Het is zo dat de

certificerende instelling als doel heeft dat hout op zo’n milieuvriendelijk mogelijke manier

geproduceerd wordt, wat de duurzaamheid van het bos op lange termijn betekent. Dit doel kan

enkel door de acties van de bosmanager bereikt worden. De bosmanager moet echter andere

doelen bereiken, namelijk een financieel doel, winstmaximalisatie of kostenminimalisatie voor

het houtkapbedrijf. Hierdoor ontstaat het ‘principal-agent’ probleem. De certificerende

instelling kan haar doel enkel bereiken via de bosmanager, die een ander doel heeft. Indien de

certificerende instelling wil zeker zijn dat de houtkap gedaan wordt volgens een manier die in

de overeenkomst gespecificeerd is, moet er een controle zijn van de acties van de

bosmanagers, de staat van het bos en de stromen van milieudiensten (Kiker C., F. en Putz F.,

E., 1996)". Een tweede ‘principal-agent’ relatie bestaat tussen consumenten en de

certificerende organisatie. "Individuen die ver van de bossen wonen hebben een ‘bereidheid tot

betalen’ om het certificatieproces van de organisatie te steunen. Het individu heeft doelen met

betrekking tot de bossen, namelijk een goed bosbeheer of bosbehoud. Hij heeft echter niet de

mogelijkheid om direct zijn doel te bereiken. Hij kan slechts via de certificerende organisatie

zijn belangen tonen. De certificerende instelling is de agent van de consumenten. Indien

individuen geloven dat de certificerende organisatie hun belangen vertegenwoordigt, zullen ze

het certificatieproces steunen. Op die manier komt de certificerende organisatie aan haar

financiële bronnen voor het certificatieproces (Kiker C., F. en Putz F., E., 1996)".

4.1.5 Bespreking certificatiesysteem

Er bestaan reeds een paar certificatensystemen. Aangezien de consumenten vertrouwen dienen

te hebben in de certificatie door de verschillende certificerende instellingen, worden deze

4 De principal kan zijn doel slechts bereiken via de acties van de agent. Wanneer de agent een andere doelfunctie heeft dan de principal ontstaat het principal-agent probleem. Om dit in te perken dient de principal de agent te motiveren zodat hun doelfuncties samenvallen.

Page 82: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

69

laatste soms nog eens gecontroleerd door een andere instelling. De belangrijkste controlerende

instelling is FSC (Forest Stewardship Council).

Het doel van FSC wordt goed beschreven door Kiker en Putz (Kiker C., F. en Putz F., E.,

1996): "Het doel van FSC is om wereldwijd goed bosbeheer te promoten, gebaseerd op een

verzameling van principes die ontworpen zijn om te verzekeren dat alle bossen beheerd

worden op een milieuverantwoordelijke, sociaal voordelige en economisch levensvatbare

manier. Om praktijken van goed bosbeheer te versnellen, zal de FSC certificatieorganisaties

evalueren, accrediteren en controleren die bosactiviteiten inspecteren en beweringen

uitschrijven dat hout op een duurzame manier geproduceerd werd. De FSC zal zelf geen

bosproducten certificeren, zijn mandaat is het accrediteren van organisaties die dit doen. FSC

zal helpen om verwarringen en valse beweringen te elimineren, en geloofwaardigheid te geven

aan certificatie (Kiker C., F. en Putz F., E., 1996)".

De verschillende certificatieschema’s hebben verschillende standaarden. Bij het opstellen van

de standaarden van een certificatieschema is het belangrijk dat alle belanghebbenden er bij

betrokken worden (Ozinga S., 2004, pg.13-14). Het mag niet zo zijn dat een belangengroep

bijvoorbeeld zoals de houthaksector domineert. In een studie van Ozinga S. (Ozinga S., 2004,

pg.14) is het echter zo dat in 6 van de 8 beschreven certificatiesystemen de bosbouwindustrie

domineert. FSC echter vraagt bij het bepalen van de standaarden in haar beslissingsproces een

gelijkwaardige deelname van ecologische, economische en sociale belanghebbenden (Ozinga

S., 2004, pg.14). Ozinga stelt dat een certificatieproces het grootste succes zal hebben wanneer

de certificatiestandaard ontwikkeld is met de evenwichtige vertegenwoordiging van alle

sectoren (Ozinga S., 2004, pg.14). Nog een vereiste van de certificatieschema’s is dat ze in

overeenstemming zijn met de wet en dat de vereisten niet lager liggen dan de verscheidene

relevante reguleringen van de landen waarin ze gebruikt worden (Rametsteiner E. en Simula

M., 2002). De standaarden mogen dus wel hogere of bredere vereisten bevatten dan de

wetgeving die dient als minimumvereisten.

4.1.6 Voordelen certificatie

Bij certificatie wordt het bos op een duurzame wijze beheerd, waardoor in de toekomst het bos

zijn functies nog kan vervullen door een verbeterd behoud van het bosecosysteem

(Rametsteiner E. en Simula M., 2002). Certificatie is een benadering die de nadruk legt op de

Page 83: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

70

lange termijn, in tegenstelling tot de ongecontroleerde houtkap die enkel oog heeft voor de

economische baten op de korte termijn.

Boscertificatie heeft een positieve invloed op de biodiversiteit. Het effect is nu nog maar

beperkt, aangezien het vooral in de tropische ontwikkelingslanden is dat het probleem van

biodiversiteitverlies het grootst is, en er daar nog maar weinig certificatie opgetreden is

(Rametsteiner E. en Simula M., 2002).

Certificatie wordt ook door sommige naar voor geschoven als zijnde een oplossing tegen de

illegale houtkap, aangezien deze op sommige plaatsen één van de belangrijkste oorzaken is

van de ontbossing (Brack D. et al., 2002, pg.5-8). Een certificaat kan enkel verkregen worden

voor legaal gekapt hout, dus indien de consument enkel gecertificeerd hout koopt, weet hij

zeker dat het niet illegaal is.

Boscertificatie heeft verschillende belanghebbenden voor wie het voordelen oplevert. "Voor

de industrie en de handel is het een instrument voor milieumarketing en markttoegang. Voor

kopers en consumenten levert het informatie over de invloed van producten die ze kopen.

Voor milieubewegingen is het een middel om te beïnvloeden hoe bossen beheerd worden om

biodiversiteitbehoud te promoten (Rametsteiner E. en Simula M., 2002)". "Voor de eigenaars

en managers van bossen is het een middel om markttoegang of een marktvoordeel te

verkrijgen, of misschien om prijspremiums te verkrijgen; het dient ook om verantwoordelijk

bosbeheer te tonen door de certificatie door een onafhankelijke derde partij, onafhankelijk van

wat de markt wenst. Voor overheden is het een zacht beleidsinstrument om duurzaam

bosbeheer en consumptiepatronen te promoten, en een variëteit van andere milieu- en sociale

doelen. Voor investeerders kan het ook helpen bij het verminderen van risico (Atyi R., E. en

Simula M., 2002, pg.7)".

Van Soest stelt dat "indien ondernemingen het winstgevend vinden om over te schakelen naar

duurzame houtkaptechnieken, de bosgrootte op lange termijn zal verbeteren na de introductie

van het certificatieschema. Bovendien zal ook de kwaliteit van het overblijvende bos

verbeteren aangezien duurzame houtkap minder degraderend is in termen van de boskwaliteit

dan selectieve houtkap (Van Soest D., P., 1998, pg.183)".

Page 84: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

71

4.1.7 Huidige situatie en moeilijkheden voor implementatie

"Boscertificatie is snel aan het uitbreiden, er was een exponentiele groei tussen 2000 en 2002.

In januari 2002 was het gebied aan gecertificeerd bos geschat als zijnde 109 miljoen hectare,

wat bijna 4 keer hoger is dan in 2000 en twee keer hoger dan in 2001 (Atyi R., E. en Simula

M., 2002, pg.10)". Ondanks het feit dat de certificaten ontstaan zijn als middel om de tropische

ontbossing tegen te gaan, is het vooral zo dat de certificaten gebruikt worden in gematigde en

noordelijke bossen (Atyi R., E. en Simula M., 2002, pg.10). Slechts 10% van de certificaten

bevonden zich in 2002 in de tropische bossen (Rametsteiner E. en Simula M., 2002). "In 2000

hadden slechts 4 landen met tropische regenwouden (Bolivia, Brazilië, Guatemala en Mexico)

meer dan 100 000 hectare gecertificeerd bos, voor een totaal van 1,8 miljoen hectare (FAO,

2001b, pg.57)". Aangezien er in de gematigde en noordelijke bossen niet zo veel extra

inspanningen dienen gedaan te worden om duurzaam bosbeheer te doen, heeft certificatie

momenteel nog niet veel verbeteringen gebracht. Deze bossen zijn immers comparatief goed

beheerd. Het zijn vooral de tropische regenwouden waarin de situatie verkeerd is, waarin het

bosbeheer niet duurzaam is, en waarin certificatie dus een goede manier zou zijn om tot beter

bosbeheer te komen en tot een vermindering van de tropische ontbossing. Enkel indien

verbeterde bosbeheerpraktijken ingang vinden in slecht beheerde bossen, kan een significant

effect verwacht worden (Rametsteiner E. en Simula M., 2002). Maar tot op heden is er dus

nog niet veel effect geweest van certificatie op het bosbeheer in de tropische regenwouden

(Rametsteiner E. en Simula M., 2002, pg.31).

Een probleem is dat de situatie in de ontwikkelingslanden volkomen anders is dan in de

ontwikkelde landen. De ontwikkelingslanden hebben niet zo veel financiële middelen om aan

certificatie te kunnen doen. "Opdat certificatie succesvol zou zijn moeten certificerende

organisaties financiële steun krijgen. Een mogelijke bron aan financiële steun wordt gegeven

door internationale donors, die waarde hechten aan een goed bosbeheer. Een andere mogelijke

bron is dat de houthakbedrijven zelf voor de certificatiediensten betalen. Anderen verkrijgen

hun middelen door een combinatie van beide. De eerste financieringsbron is echter beter om

het vertrouwen te behouden van de consumenten in de certificatie aangezien deze objectief en

onafhankelijk is. Indien de financiering gebeurt door betrokken partijen, is een certificering

van de certificerende instelling dus belangrijk (Kiker C., F. en Putz F., E., 1996)".

Page 85: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

72

Er is een toegenomen nood om duidelijkheid te hebben omtrent welke certificaten en labels

kunnen beschouwd worden als zijnde betrouwbaar, geloofwaardig en aanvaardbaar (Atyi R.,

E. en Simula M., 2002, pg.8). Eerst was er enkel FSC, nadien zijn er andere bijgekomen.

Daardoor is het onderwerp van vergelijkbaarheid en uiteindelijke wederzijdse erkenning

tussen de individuele schema’s naar voor gekomen (Atyi R., E. en Simula M., 2002, pg.8).

Indien certificering lokaal gebeurt door nationale instellingen, moet er een internationale

organisatie zijn die ervoor zorgt dat de certificatie van de lokale instellingen een waarde heeft.

Er zou dus in de toekomst meer moeite moeten gedaan worden om een internationaal systeem

te laten ontstaan die zoals FSC de certificerende instellingen certificeert. Op die manier zou er

ook een wederzijdse erkenning zijn van de verscheidene certificatiesystemen.

"Ontwikkelingslanden zijn bezorgd omtrent hun moeilijkheden om een certificatiestatus te

verkrijgen en de verwachte toename van hun productiekosten, terwijl marktbaten onzeker en

ver lijken. Ontwikkelingslanden bevinden zich in een duidelijk andere situatie vergeleken met

de ontwikkelde landen, met betrekking tot hun noden, mogelijkheden en bronnen om gebruik

te maken van certificatie. In de ontwikkelingslanden wordt certificatie dikwijls aanzien als nog

een andere marktvereiste die ingesteld is door de importeurs dat moeilijk is om te bereiken en

bestaat uit een handelsbarrière, eerder dan deze landen te helpen om hun exporten te promoten

(Atyi R., E. en Simula M., 2002, pg.8)".

Niet iedereen is even lovend over de mogelijkheden van certificatie. Er rijzen twijfels over de

effectiviteit van certificatie voor de vermindering van de ontbossing. Ze geloven dat het

algemene ontbossingproces te ingewikkeld is voor een dergelijke benadering om invloed te

hebben (Kiker C., F. en Putz F., E., 1996). Certificatie heeft echter bewezen wat het waard is

in de noordelijke en gematigde bossen. Indien de besproken huidige beperkingen aangepakt

worden, heeft certificatie een groot potentiaal om de ontbossing in de tropische regenwouden

te verminderen.

4.2 Agroforestry

Wanneer landbouwers een techniek van zwerflandbouw toepassen zal de grond snel uitgeput

raken waardoor de boeren meer regenwoud kappen en platbranden om plaats te maken voor

nog meer gewassen (Lodoen D., 2000, pg.30). Een mogelijke oplossing om ervoor te zorgen

Page 86: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

73

dat er minder ontbossing optreedt in de tropische regenwouden is een toename van de

opbrengsten van de reeds ontboste gebieden. Dit kan bereikt worden door het intensifiëren van

het landgebruik, en in het bijzonder van de akkerlanden aangezien landbouw de belangrijkste

oorzaak van ontbossing is (supra, pg.60). Indien de opbrengst die men kan verkrijgen op een

eenheid land vergroot, zal men dus voor een zelfde productie minder landbouwgronden nodig

hebben en minder nieuwe gebieden moeten kappen. Agroforestry is een voorbeeld van een

intensief landgebruik met een hoog potentiaal (Casey J., F., 2004, pg.506).

4.2.1 Definitie agroforestry

De definitie van agroforestry die wordt gegeven door Young A. (Young A., 1988) is de

volgende : "Agroforestry is een collectieve naam voor systemen van landgebruik waarin

bomen groeien in combinatie met landbouwgewassen en/of veeweiden, in een regeling in tijd

of plaats, en waarin er zowel een economische als een ecologische interactie is tussen de

bomen en de niet-boomcomponenten van het systeem (Young A., 1988, pg.19)".

Agroforestry is dus een combinatie van landbouw (agriculture) en bosbouw (forestry), wat ook

kan afgeleid worden uit de term. "Agroforestry bestaat uit zowel het planten van bomen op

landbouwgrond, als het brengen van de boeren naar het bos. Dit laatste is echter minder

gebruikelijk (Young A., 1988, pg. 22)".

De definitie zegt dat er bij agroforestry een economische en ecologische interactie bestaat

tussen de boomcomponenten en de niet- boomcomponenten. Economische of productieve

interactie verwijst naar de materiële output zoals hout en NWFP die door de componenten van

agroforestry geleverd worden (Young A., 1988, pg.19, 22). Deze productie dient om een deel

van de behoeftes van de boer te bevredigen, om te overleven of om inkomsten te verkrijgen uit

de verkoop ervan (Young A., 1988, pg.19, 22). Ecologische interacties of de dienstenfuncties

houden de effecten van de bomen in zoals schaduw voor de gewassen en het vee, een

verbeterde bodemvochtigheid en bodemvruchtbaarheid en beschutting van het vee en de

gewassen tegen de wind (Young A., 1988, pg.19, 22). "Hieronder vallen ook overdrachten van

biologisch materiaal, zoals de opname van bladafval door de bodem of het gebruik van

dergelijk afval als veevoeder, met opeenvolgende terugkeer naar de bodem onder de vorm van

mest (Young A., 1988, pg.19)". Economische en ecologische interacties zijn beide essentiële

Page 87: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

74

eigenschappen van agroforestry. Het is duidelijk dat er bij dit landgebruik multifunctionele

bomen gebruikt worden die meer dan één dienst of product leveren (Young A., 1988, pg.19).

4.2.2 Soorten agroforestry

Aangezien agroforestry alle combinaties bevat van bomen met landbouwgewassen en/of

veeweiden in een regeling in tijd of plaats, komen er verschillende vormen van agroforestry

voor. Men kan een onderscheid maken tussen agrosilvopasture (een combinatie van

voedingsgewassen, vee en bomen), agrisilviculture (voedingsgewassen gecombineerd met

bomen) en silvopasture (vee in combinatie met bomen) (Molua E., L., 2003, pg. 205; Jepma

C., J., 1995, pg. 123; Clement C. et al., 1998, pg.4). Een ander onderscheid dat kan gemaakt

worden is de wijze waarop de bomen geplaatst zijn in het systeem. "De bomen kunnen alleen

geplaatst worden, in lijnen, in banden met 2 of meer rakende rijen of in blokken (Young A.,

1988, pg.25)". Een uitgebreide beschrijving van deze verschillende vormen van agroforestry

vindt men in de literatuur en wordt hier niet verder besproken.

4.2.3 Voordelen van agroforestry

Agroforestry wordt in de literatuur herhaaldelijk aangehaald als mogelijke oplossing voor het

ontbossingprobleem in de tropische regenwouden (Jepma C., J., 1995, pg.121; Clement C. et

al., 1998, pg.1; Casey J., F., 2004, pg.505; Gordon A., M. et al., 2004 pg. 360). Gordon et al.

(Gordon A., M. et al., 2004) stellen dat "een studie van Dixon schatte dat voor elke hectare

duurzame agroforestry tot 5 hectare ontbossing kan vermeden worden (Gordon A., M. et al.,

2004, pg. 360)". Een eerste reden waarom agroforestry de ontbossing kan verminderen is

doordat het planten van bomen op het akker- of weideland de druk kan verlichten die rust op

de tropische bossen (Clement C. et al., 1998, pg.48). De bomen die de landbouwer geplant

heeft, staan onder zijn controle. Hij kan ze wanneer hij het wenst omkappen en verkopen, om

zo extra inkomsten te verkrijgen (Young A., 1988, pg.27). Hij kan de grote takken en stammen

ook zelf gebruiken als brandhout. De bomen leveren dus brandhout voor eigen gebruik en

verkoop. De vruchten die op de bomen komen kunnen ze verkopen en er extra inkomsten uit

halen. Doordat het inkomen van de boeren en hun beschikbaarheid aan brandhout op die

manier toenemen, is er minder nood aan het kappen van bomen uit de regenwouden (Lodoen

D., 2000, pg.19; Clement C. et al., 1998, pg.2). Een tweede reden waarom agroforestry voor

minder ontbossing zorgt, houdt verband met tewerkstelling. "Agroforestry zorgt voor een

toegenomen vraag naar arbeid, wat bij een zelfde arbeidsaanbod ervoor zorgt dat het aanbod

Page 88: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

75

van arbeid voor de zware houtkap gaat afnemen (Otsuka K. en Suyanto S., pg.2)". Dankzij de

hogere welvaart die uit agroforestry verkregen wordt, zal er minder aanbod zijn aan zware

arbeid voor de houtkap (Jepma C., J., 1995, pg.131; Clement C. et al., 1998, pg.2).

Samenvattend is het dankzij de grotere beschikbaarheid aan brandhout en voedsel, en het

afgenomen arbeidsaanbod voor de houtkap in de regenwouden dat agroforestry de ontbossing

kan laten afnemen.

Naast het verminderen van de ontbossing brengt agroforestry nog talrijke andere baten met

zich mee. Een bewezen baat van agroforestry is het toenemen van de opbrengsten van de

landbouwgewassen (Gordon A., M. et al., 2004, pg.362). "Men zou verwachten dat

agroforestry een verlies inhoudt aan landbouwproductie, aangezien dat land dat anders

beschikbaar zou zijn voor gewassen nu ingenomen wordt door bomen, maar dit is een

misverstand (Molua E., L., 2003, pg.200)". De aanwezigheid van de bomen levert in tegendeel

een hogere productie op dan bij afwezigheid ervan doordat de bomen de bodemvruchtbaarheid

laten toenemen (Casey J., F., 2004, pg.506; Clement C. et al., 1998, pg.4). De bodem in de

tropische gebieden is zeer onvruchtbaar, ze bevat maar weinig nutriënten (Casey J., F., 2004,

pg.507). De bomen zorgen ervoor dat deze voedingsstoffen behouden blijven (Casey J., F. en

Caviglia J., L., 2000, pg.6). De afgevallen bladeren van de bomen zorgen ervoor dat de

vruchtbaarheid van de bodem herstelt, want ze leveren nutriënten aan de bodem. De bomen

zorgen er ook voor dat de voedingsstoffen niet worden weggespoeld door de regens (Casey J.,

F. en Caviglia J., L., 2000, pg.6). "Bomen leveren ook schaduw voor de gewassen, wat

gunstig, ongunstig of neutraal kan zijn (Young A., 1988, pg.24)". Ook het tegenhouden van de

wind, en dus bescherming tegen winderosie kan een toegenomen gewasproductie meebrengen.

Molua zegt dat "gewassen die beschermd worden tegen de beschadigende effecten van de

wind productiever zijn (Molua E., L., 2003, pg.200)". Door het leveren van schaduw en

windbrekers, kunnen bomen de bodemvochtigheid beschermen (Young A., 1988, pg.24;

Clement C. et al., 1998, pg.4 ). De hogere productie van de gewassen die door de hogere

bodemvruchtbaarheid en –vochtigheid kan verkregen worden, kan voor eigen gebruik dienen

voor de boer of verkocht worden. De uit de verkoop verkregen inkomsten zorgen voor een

vermindering van de armoede onder de arme landbouwfamilies (Lodoen D., 2000, pg.6).

Naast voordelen voor de gewassen leveren de bomen in agroforestry ook voordelen voor het

vee. Net zoals voor de gewassen zorgen het tegenhouden van de wind en het leveren van

Page 89: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

76

schaduw voor positieve gevolgen. Schaduw zorgt voor een betere leefomgeving voor en

betere productie van het vee (Young A., 1988, pg.24). De bomen kunnen ook voeder leveren

voor het vee. "De dieren kunnen de afgevallen bladeren, fruit en groenteschillen opeten, wat

een waardevol voedingssupplement kan zijn (Young A., 1988, pg.27)". Molua zegt dat "ook

vee dat beschermd wordt tegen de beschadigende effecten van de wind productiever is (Molua

E., L., 2003, pg.200)". Een verduidelijking van de meeste baten die hierboven beschreven

staan vindt men in figuur 4.1.

Figuur 4.1: Baten van agroforestry

(Bron: Young A., 1988, pg.24)

Page 90: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

77

Agroforestry kan een aantal problemen van de boer oplossen. De landbouwers kunnen immers

te maken hebben met een aanbodtekort aan voedsel, vee, brandhout en inkomen, waar

agroforestry een oplossing voor kan bieden (Young A., 1988, pg.26). Agroforestry kan zorgen

voor een diversificatie van het voedsel door het planten van fruitbomen en notelaars (Young

A., 1988, pg.27). De bomen leveren talrijke producten zoals fruit, waardoor ze voor

voedselzekerheid zorgen.

Agroforestry zorgt er voor dat het verlies aan biodiversiteit verminderd wordt (Casey J., F.,

2004, pg.506; Beer J. et al., 2003). "Biodiversiteit kan behouden worden door het leveren van

een habitat en bronnen voor planten en dieren. Het is wel zo dat agroforestry nooit hetzelfde

habitat kan leveren als het natuurlijk regenwoud, waardoor het nooit gepromoot mag worden

als zijnde een behoudsmiddel ten koste van inspanningen voor het behoud van natuurlijke

bossen. Ze kunnen wel een complementair middel zijn, waarbij inspanningen geleverd worden

om zowel de natuurlijke bossen te behouden als het aansporen om bomen te planten op de

boerderijen (Beer J., et al., 2003)".

Een ander voordeel is dat de bomen in agroforestry koolstof opnemen uit de lucht. "Sommige

agroforestry systemen kunnen 3 keer meer koolstof opnemen dan hetzelfde gebied aan akker-

of weideland doet (Lodoen D., 2000, pg.10)".

Agroforestry is gebaseerd op meerdere gewassen. Het biedt een voordeel op de monocultuur

aangezien het een risicovermindering meebrengt (Lodoen D., 2000, pg.49). Indien er meerdere

gewassen geoogst worden gaat men minder kwetsbaar zijn voor plantenziektes. Er gaat

bovendien ook een daling van het risico zijn omdat er een spreiding is van de

inkomstenbronnen, aangezien ook de bomen inkomsten leveren (Jepma C., J., 1995, pg.126).

Men is dus niet enkel meer afhankelijk van één gewas om een inkomen te verkrijgen, er is een

diversiteit aan financiële bronnen.

Agroforestry levert duidelijk financiële baten voor de boeren die het toepassen. Casey J., F.

(Casey J., F., 2004) stelt dat er "talrijke studies zijn die een hogere netto actuele waarde voor

agroforestry vinden dan voor systemen van monocultuur (Casey J., F., 2004, pg.507)". In een

studie, uitgevoerd door Molua (Molua E., L., 2003), werd gevonden dat "56% van de

bestudeerde agrosilvopastoral boerderijen, 97% van de agrisilvicultural boerderijen en 57%

Page 91: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

78

van de silvopastoral boerderijen winstgevend zijn. Samengevat haalden 64% van de

boerderijen een positieve netto winstmarge uit hun investering in agroforestry. Agroforestry

kan dus duidelijk winstgevend zijn (Molua E., L., 2003, pg.205-206) ". Molua (Molua E., L.,

2003) ging ook na welk agroforestry systeem het meest winstgevend is. Hij kwam tot het

besluit dat agrosilvopasture het meest winstgevend is, gevolgd door agrisilviculture, en

tenslotte silvopasture (Molua E., L., 2003, pg.206).

4.2.4 Uitdagingen agroforestry

De vorige paragraaf heeft aangetoond dat agroforestry een hoog potentiaal heeft om baten op

te leveren. In de praktijk wordt agroforestry echter nog niet op grote schaal toegepast in de

tropische gebieden (Casey J., F., 2004, pg.507-508). Aangezien agroforestry een hogere netto

actuele waarde oplevert dan de andere landgebruiken (supra, pg.77), en de boeren toch niet

overgaan tot agroforestry betekent dit dat de beslissing om over te stappen op agroforestry op

meer gebaseerd is dan een vergelijking van de netto baten. Een aantal auteurs zijn tot de

conclusie gekomen dat de adoptie van agroforestry afhankelijk is van het menselijk kapitaal

van de boeren: een toename van het menselijk kapitaal gaat ervoor zorgen dat agroforestry

sneller wordt toegepast (Casey J., F., 2004, pg.505). Dit wordt door Casey verbonden met de

investeringstheorie van Keynes4 (Casey J., F., 2004). Casey zegt dat "een boer die vertrouwder

is met het verkrijgen van informatie en die meer waarde hecht aan een voorspelling sneller

bereid is om agroforestry toe te passen en er in te investeren (Casey J., F., 2004, pg.506)".

Agroforestry brengt immers baten mee die op het moment zelf onzeker zijn en in de toekomst

liggen, terwijl de kosten onmiddellijk dienen gemaakt te worden. Men stelt dat met een hoger

menselijk kapitaal, dat verkregen wordt door een betere scholing, agroforestry sneller zal

toegepast worden. Geschoolde mensen gaan immers de verkregen informatie over de baten

van agroforestry beter begrijpen, zijn beter uitgerust om de nodige aanpassingen te maken om

het te kunnen toepassen, en zijn flexibeler en gemotiveerder (Casey J., F., 2004, pg.508-510).

Ze gaan de winstmogelijkheden hoger inschatten dan de ongeschoolde mensen. De adoptie

van agroforestry heeft dus te maken met begrippen zoals risico, onzekerheid en vertrouwen in

de verkregen informatie (Casey J., F., 2004, pg.508). Traditionele landgebruiken gaan dikwijls

meer toegepast worden dan agroforestry omdat er minder onzekerheid mee gepaard gaat. Hoe

groter het vertrouwen van de boer dat de verkregen informatie over de winstgevendheid van

4 Keynes: de beslissing tot investeren hangt af van de vergelijking tussen de kosten van kapitaal en de geschatte winstmogelijkheden

Page 92: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

79

agroforestry juist is, hoe vlugger de boer agroforestry zal toepassen (Casey J., F., 2004,

pg.508). Een hogere toepassing van agroforestry kan dus verkregen worden door informele

‘on the job training’, formele training en formele scholing (Casey J., F., 2004, pg.518).

Lodoen stelt bovendien dat "het belangrijk is dat jonge kinderen over agroforestry onderwezen

worden aangezien zij de boeren zijn van de toekomst. Deze kinderen zouden veel sneller

agroforestry toepassen dan de oudere boeren die zich hechten aan de traditie (Lodoen D.,

2000, pg.52)".

Een studie in Lodoen (Lodoen D., 2000) wees uit dat "het beter is om eerst de technieken te

tonen aan enkele boeren, die dit gaan toepassen, en nadien moeten deze boeren dan seminaries

geven aan de andere boeren. Dit is veel goedkoper dan indien de wetenschappers bij alle

boeren moeten gaan. Het is ook veel beter: de andere boeren kunnen bij de boer gaan om een

bezoek te brengen en te observeren wat ze aan het doen zijn en hoe ze het doen.

Wetenschappers hebben gevonden dat boeren veel sneller gaan geloven wat ze hebben gezien

en gehoord van een in de buurt wonende boer dan van een onderzoeker (Lodoen D., 2000,

pg.22-23)". De boeren die reeds succesvol agroforestry toegepast hebben vertolken dus een

grote rol in de verdere verspreiding van agroforestry onder de boeren.

Een andere vereiste is de diversiteit of het gebruik van verschillende soorten. "Het is

belangrijk voor het behoud van de winstgevendheid van de nieuwe boomondernemingen dat

een groot aantal soorten beschikbaar zijn. Indien alle boeren een enkele soort telen, zal dit de

prijs naar beneden halen zowel als het de boomgewassen meer kwetsbaar zullen maken voor

vernietiging door pesten en ziektes (Lodoen D., 2000, pg.21)".

Verdergaand op het menselijk kapitaal, kan er nog een andere verklaring gegeven worden voor

het feit dat agroforestry in de praktijk nog niet zo veel toegepast wordt als alternatief voor de

zwerflandbouw. De bespreking gebeurt aan de hand van figuur 4.2, en is volledig gebaseerd

op Pearce (Pearce D., 2001, pg.3-4).

Een zwerflandbouwer neemt in het bos op tijdstip 0 grond 1 in en brandt deze plat. "De as

bevat het grootste deel van de nutriënten die in het bos waren opgeslagen, waardoor de bodem

zeer vruchtbaar is. De zwerflandbouwer kweekt er gewassen op, waardoor de voedingsstoffen

na verloop van tijd opgebruikt geraken (Pearce D., 2001, pg.3)". De landbouwwinst neemt af,

Page 93: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

80

om op tijdstip t1 0 te worden. Vooraleer dit gebeurt gaat de zwerflandbouwer, op het moment

dat hij vindt dat de winst niet meer voldoende is, grond 1 verlaten en verder trekken in het bos

naar grond 2, dat hij ook platbrandt. De maximale winst die hij op grond 2 kan verkrijgen is

hoger dan deze die hij nog op grond 1 kon verkrijgen, maar lager dan de oorspronkelijke

maximale winst op grond 1, aangezien grond 2 verder van de markt verwijderd is. "Bij

zwerflandbouw gaat er dus een financiële aanmoediging zijn om te ontbossen (Pearce D.,

2001, pg.4)". Na verloop van tijd gaat hij ook deze grond verlaten. De maximale winst op de

nieuwe gronden wordt steeds kleiner.

Figuur 4.2: Theoretische vergelijking in de tijd van de winst van zwerflandbouw en

agrofrestry (in €)

(Bron: vertaling uit Pearce D., 2001, pg.3)

Agroforestry daarentegen wordt verondersteld van een constante stroom aan winst te leveren.

Aangezien deze stroom na verloop van tijd groter zal zijn dan de winststroom op korte termijn

van de zwerflandbouwers, lijkt agroforestry op lange termijn de meest winstgevende

landbouwvorm. "Toch krijgt in de praktijk zwerflandbouw de voorkeur, aangezien de

landbouwers door onzekerheid een zeer hoge discontovoet hebben. Ze gaan daarom weinig

belang hechten aan de winst op lange termijn van agroforestry, maar in tegendeel wel aan de

winsten op korte termijn van zwerflandbouw. Een uitdaging naar de toekomst toe is dat het

beleid ervoor moet zorgen dat de landbouwers een lagere discontovoet zouden hebben, zodat

Page 94: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

81

agroforestry voor hen aantrekkelijk wordt en de financiële prikkel tot ontbossing wegvalt

(Pearce D., 2001, pg.4)".

4.3. Ecotoerisme

4.3.1 Definitie

Definities van ecotoerisme variëren. Een bondige beschrijving van de basiskenmerken ervan is

als volgt: "ecotoerisme is een milieuverantwoordelijke reis en bezoek aan relatief onverstoorde

natuurgebieden, met het oog op het genieten en appreciëren van de natuur, die het behoud

promoot, een laag effect veroorzaakt door de bezoekers, en die voorziet in voordelige actieve

socio-economische betrokkenheid van plaatselijke populaties (Deshler D., D. et al. 2002,

pg.388)".

4.3.2 Baten

Ecotoerisme wordt in de literatuur naar voor gebracht als middel om de verdere ontbossing

tegen te gaan. Dit komt omdat het een manier is om economische inkomsten en ontwikkeling

te verkrijgen, door het tegelijk beschermen en behouden van de regenwouden (Deshler D., D.

et al., 2002, pg.387). Ecotoerisme levert dus economische inkomsten dankzij het intact houden

van de natuur, waardoor het voor een verminderde ontbossing kan zorgen.

Toerisme is een middel voor de herverdeling van economische bronnen van rijk naar arm

(Gossling S., 1999, pg.304). Deze herverdeling gebeurt van toeristen uit geïndustrialiseerde

landen die weinig biodiversiteit hebben, naar ontwikkelingslanden die tropische regenwouden

bezitten met de grootste biodiversiteit (Gossling S., 1999, pg.304). In de geïndustrialiseerde

landen is er een hoge en toenemende vraag naar natuurgebaseerde vakanties. Het bezoeken

van regenwouden is een belangrijke toeristische attractie geworden (Gossling S., 1999,

pg.310). Vele toeristen willen rechtstreeks betalen voor natuurbehoud en bescherming van

gebieden onder de vorm van toegangsprijzen en donaties en leveren zo financiële steun aan

beschermde gebieden (Mongabay, 2006; Deshler D., D. et al., 2002, pg.388). De overheden en

de plaatselijke bevolking zien het belang in van het intact houden van het bos omdat toeristen

betalen om de schoonheid van de natuur te bewonderen en niet voor de vernietiging ervan

(Mongabay, 2006).

Page 95: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

82

Ecotoerisme zorgt ook voor toegenomen tewerkstelling en inkomen voor de plaatselijke

bevolking als gids, parkopzichter en werknemer voor het verrichten van diensten in de

verblijfplaats van de gasten (Mongabay, 2006; Colvin J., G., 1996). Deze economische

inkomsten zorgen ervoor dat de bevolking minder nood heeft aan het kappen van

regenwouden als bron van inkomsten. Ecotoerisme zorgt er dus voor dat inkomen kan

verkregen worden uit de bescherming van de regenwouden, terwijl de vernietiging ervan

ontmoedigd wordt doordat het een afname van het inkomen inhoudt (Mongabay, 2006). Een

aantal studies wezen uit dat de tewerkstelling meer invloed heeft op de ontbossing door tijd en

niet door inkomen (Deshler D., D. et al., 2002, pg.393). "Wanneer mensen voltijds

tewerkgesteld zijn in ecotoerisme, hebben ze minder beschikbare tijd om te jagen of om

bomen te kappen (Deshler D., D. et al., 2002, pg.393)". Ecotoerisme levert de mogelijkheid

aan gemeenschappen om hun welzijn en economische broodwinning te verbeteren door een

hogere tewerkstelling. Tegelijk biedt ecotoerisme ook een bescherming tegen ontbossing.

Buiten het feit dat het gidsen bijkomende jobs creëert, maximaliseert het ook de kennis die

toeristen kunnen verkrijgen uit hun vakantie. De gidsen kennen immers alles van de

regenwouden en weten waar ze moeten zoeken om de verschillende planten- en diersoorten te

vinden. De dieren in de regenwouden laten zich immers niet zo gemakkelijk zien. Dankzij de

mogelijkheid om de natuur te ervaren leren de toeristen heel veel bij over het milieu en de

regenwouden (Gossling S., 1999, pg.315). Ze gaan begrijpen waarom de regenwouden zo

belangrijk zijn en niet mogen verdwijnen. Ze gaan dan ook veel sneller deelnemen aan acties

tegen de ontbossing en bijdragen tot projecten die de regenwouden en de inheemse bevolking

beschermen (Deshler D., D. et al., 2002, pg.388). Bovendien controleren gidsen het gedrag

van de bezoekers in beschermde gebieden (Gossling S., 1999, pg.315). Ze zorgen zo voor een

bescherming van het milieu door te verzekeren dat toeristen niet in gevoelige gebieden komen,

bedreigde planten verzamelen of het leven in de wildernis verstoren (FAO, 2005a, pg.29).

Enkele stellen dat toerisme er bovendien voor zorgt dat de tradities en culturen behouden

blijven die anders zouden verloren gaan zoals traditionele dansen en ceremonies (Colvin J., G.,

1996). Ecotoerisme kan ook zorgen voor de heropleving van traditionele ambachten. De lokale

bevolking kan bovendien een inkomen halen uit de verkoop van ambachtelijk vervaardigde

producten aan de toeristen.

Page 96: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

83

4.3.3 Nadelen

Ecotoerisme levert echter niet enkel voordelen voor het behoud van regenwouden, maar is een

gemengde strategie van voor - en nadelen (Deshler D., D. et al., 2002, pg.387).

Ecotoerisme lijkt op het eerste zicht ecologisch verantwoord, maar er doen zich verschillende

problemen voor. Het begint reeds met het vervoer naar het land van bestemming. De

vliegtuigreis gebruikt fossiele brandstoffen en leidt tot aanzienlijke emissies (Gossling S.,

1999, pg.303, 304). "Het is dus een zwakke duurzame activiteit aangezien ze veel niet-

hernieuwbare bronnen gebruikt (Gossling S., 1999, pg.304)".

Ook ter plaatse laat ecotoerisme zijn sporen na. Het bouwen van hotels vraagt om ontbossing.

Vooraleer hotels en de verschillende accommodatie gebouwd kunnen worden, moeten eerst

bomen omgehakt worden om de gebouwen te kunnen vestigen. De constructie van de

gebouwen vergt lokaal gekapt hout, wat ook aanleiding geeft tot ontbossing (Mongabay,

2006). Ecotoerisme is het snelst groeiend onderdeel van de toeristische industrie (Colvin J.,

G., 1996; FAO, 2005a, pg.27). Veel toeristische gebieden worden overbelast door de grote

toevoer aan toeristen, waardoor een nood ontstaat aan nieuwe goed georganiseerde en

ecologisch verantwoorde accommodatie. Andere negatieve gevolgen van ecotoerisme zijn een

sterke afvalontwikkeling, vervuiling, problemen met het rioleringswater, verstoring van het

leefmilieu en de beïnvloeding van de plaatselijke bevolking door de toeristen (Deshler D., D.

et al., 2002, pg.388; Deshler D., J. et al., 2003, pg.322).

Een grote paradox bij ecotoerisme is dat zijn succes dikwijls leidt tot zijn neergang (Colvin J.,

G., 1996; Deshler D., D. et al., 2002, pg.388). Dit paradox ontstaat omdat succesvol

ecotoerisme zich snel kan omvormen tot massatoerisme. "Succesvol ecotoerisme kan een

toenemende interesse meebrengen voor het gebied en een hoger aantal toeristen (Deshler D.,

D. et al., 2002, pg.388)". Hierdoor worden de hierboven beschreven negatieve gevolgen van

ecotoerisme versterkt. Een massale aanvoer van toeristen kan bovendien het bos beschadigen

en de wilde dieren bang maken. "Recente studies tonen aan dat een deel van het ecotoerisme

dat gedacht werd om heilzaam te zijn, wilde dieren onder druk zet, hun gedrag wijzigt en

broedpatronen verstoort (FAO, 2005a, pg.28)". Er zijn soorten die gebieden opzoeken die ver

verwijderd zijn van de rumoerige mensen (Mongabay, 2006). Dergelijke negatieve effecten

kunnen een ernstige bedreiging vormen voor de bronnen waarvan ecotoerisme afhankelijk is.

Page 97: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

84

4.3.4 Uitdagingen voor de toekomst

Ecotoerisme kan via een verhoogde tewerkstelling en hieraan verbonden hogere inkomsten

een verhoogde levensstandaard meebrengen voor de plaatselijke bevolking. Om dit te kunnen

realiseren moeten er wel twee voorwaarden voldaan zijn: de eerste voorwaarde is de deelname

van de plaatselijke bevolking aan ecotoerisme, en de tweede is een evenwichtige verdeling van

de baten over de plaatselijke bevolking (Colvin J., G., 1996). Er is echter slechts weinig tot

geen empirisch bewijs dat de huidige ecotoeristische industrie aan deze voorwaarden voldoet

(Colvin J., G., 1996; Deshler D., D. et al., 2002, pg.390).

Een grotere lokale betrokkenheid in behoudinitiatieven wordt door velen als prioriteit aanzien.

Dit stamt deels af van het geloof dat lokale betrokkenheid de vijandigheid tegenover

behoudinspanningen kan reduceren (Deshler D., D. et al., 2002, pg.390). Een studie van

Deshler et al. (Deshler D., D. et al., 2002) kwam tot de vaststelling dat "huishoudens die een

familielid hebben die tewerkgesteld is in ecotoerisme gemiddeld 29% meer land in

bosbedekking hebben vergeleken met deze die niet tewerkgesteld zijn of niet ‘blootgesteld zijn

aan’ (leven in een gemeenschap waar toerisme bestaat) ecotoerisme. Families zonder leden die

tewerkgesteld zijn in toerisme, maar die wel blootgesteld zijn aan toerisme, gaan gemiddeld

19% meer land in bosbedekking hebben dan deze die niet tewerkgesteld zijn in of blootgesteld

zijn aan toerisme (Deshler D., D. et al., 2002, pg.394)". Dit resultaat steunt het idee dat een

grotere participatie in ecotoerisme een grotere steun levert aan behoudinspanningen. Er is dus

een positief verband tussen de tewerkstelling in ecotoerisme en inspanningen voor behoud

(Deshler D., D. et al., 2002, pg.405). Ecotoerisme heeft echter teleurstellende resultaten

getoond in termen van participatie. Een uitdaging naar de toekomst toe is het meer betrekken

van de plaatselijke bevolking bij het ecotoerisme.

Verband houdend met het onderwerp participatie is de term batenverdeling. De plaatselijke

bevolking zal haar gedrag niet veranderen indien ze er geen voordeel uit kan halen (Deshler

D., D. et al., 2002, pg.390). Beschermde gebieden zullen niet lang overleven wanneer de

lokale bevolking verarmt blijft. Verscheidene studies kwamen tot de conclusie dat de

verdeling van de baten problematisch is. De lokale bevolking krijgt in de meeste gevallen geen

of slechts weinig inkomsten uit ecotoerisme (Deshler D., J. et al., 2003, pg.324). Dikwijls

krijgen slechts enkele individuen of groepen de baten omdat ze de mogelijkheid hebben om

het gidsen of het vervoer van de toeristen te monopoliseren (Gossling S., 1999, pg.314).

Page 98: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

85

Hierdoor worden de verschillen tussen de socio-economische groepen versterkt en zal er geen

steun zijn voor behoudsinitiatieven (Deshler D., D. et al., 2002, pg.390). "Maar zelfs diegene

die wel financieel profiteren hangen dikwijls af van een onstabiele inkomensbron door

seizoensschommelingen, en zijn gevoelig voor economische en politieke gebeurtenissen

(Deshler D., D. et al., 2002, pg.388)". In het grootste deel van de gevallen worden

ecotoeristische programma’s beheerd door nationale en internationale bedrijven (Colvin J., G.,

1996). Het geld dat door ecotoerisme gegenereerd wordt gaat veel te veel naar andere landen,

en levert zo weinig aanmoedigingen om de bronnen te beschermen. "Ook al kunnen sommige

individuen er voordeel bij hebben, heeft de gemeenschap als geheel er over het algemeen geen

baat bij (Colvin J., G., 1996)".

4.3.5 Voorbeeld ecotoerisme

Een voorbeeld van een programma dat succesvol geweest is bij het betrekken van de inheemse

bevolking bij ecotoerisme en de verdeling van de baten over de plaatselijke bevolking is

Capirona. Deze paragraaf is volledig gebaseerd op Colvin J., G., 1996.

"Deze inspanning is volledig op touw gezet door een inheemse gemeenschap van het

Amazonebekken in Ecuador. Deze gemeenschap bestaat uit 24 indianenfamilies die in het

regenwoud wonen. Om het verkrijgen van inkomsten te combineren met het intact houden van

hun regenwoud, besliste de gemeenschap in 1991 om collectief te starten met een ecotoerisme-

programma op kleine schaal. Oorspronkelijk was een groot deel van de inwoners onwillig

tegenover buitenstaanders in Capirona. Eén van de factoren die hen van gedacht deed

veranderen was dat reisagenten uit de stad reeds toeristen naar hun bossen aan het brengen

waren zonder directe baten voor de gemeenschap. De gemeenschap zag de wens van de

toeristen voor ‘authenticiteit’ en bouwde een kleine toeristenverblijfplaats in de traditionele

stijl van gras en bamboe. Iedereen van het dorp nam deel aan de constructie van de toeristische

faciliteiten. Vanaf het begin was het duidelijk dat Capirona er was voor een speciale soort

toeristen. Het gebied is immers afgelegen en de toeristen komen er enkel in door een 2 uur

durende wandeling, diep in het tropische regenwoud. De toeristische activiteiten bestaan onder

meer uit boswandelingen geleid door een gids die mythen en legenden vertelt over het bos en

het traditioneel gebruik van planten en bloemen uitlegt. Er is ook een dag waarop de inwoners

en de bewoners samen deelnemen aan een project van gemeenschapswerk. Het ecotoerisme

blijft de inspanning en deelname vragen van de volledige plaatselijke bevolking. Vrouwen van

Page 99: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

86

verschillende families zorgen afwisselend voor het bereiden van de maaltijden voor de

bezoekers. Mannen van het dorp besturen kano’s en treden op als gids in het bos. Zelfs de

dorps- shaman neemt deel door het delen van zijn speciale kennis over het bos en lokale

legendes, en hij demonstreert enkele traditionele ceremonies (Colvin J., G., 1996)".

Page 100: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

87

HOOFDSTUK 5 : CASE STUDIE

VAN DE AMAZONE

In de voorgaande hoofdstukken werd er nagegaan wat tropische regenwouden zijn, waar ze

gelegen zijn, hoeveel ontbossing er reeds opgetreden is, hoeveel regenwoud er nog is, wat het

nut is van het behoud van de regenwouden, hoe ontbossing optreedt en welke mogelijkheden

er zijn om de ontbossing af te remmen. Hierbij werd steeds heel algemeen gewerkt door de

situatie voor alle regenwouden te bespreken. In dit afsluitend hoofdstuk wordt dieper ingegaan

op de specifieke situatie in het grootste nog overblijvend regenwoud, namelijk de Amazone. In

dit hoofdstuk worden voornamelijk data gegeven met betrekking tot de Braziliaanse Amazone,

tenzij deze niet beschikbaar waren. Achtereenvolgens worden besproken: definities en data

(5.1), nut behoud van de Amazone (5.2), oorzaken van de ontbossing (5.3) en tenslotte de

oplossingen om de ontbossing af te remmen (5.4).

5.1 De ontbossing van de Amazone: definities en data

Het Amazonebekken bevat het grootste overblijvende tropisch regenwoud van de wereld. Het

Amazonebekken neemt 6,8 miljoen km² in van de aardoppervlakte en strekt zich uit over 9

landen: Venezuela, Colombia, Ecuador, Peru, Bolivia, Brazilië, Frans Guyana, Guyana en

Suriname (Anderson A. et al., 2006, pg.23). Op kaart 5.1 wordt de ligging van het

Amazonebekken weergegeven door het grijs ingekleurde gebied.

Zo’n 60% van het Amazonebekken ligt binnen de grenzen van Brazilië en wordt aangeduid

met de term Braziliaanse Amazone. Op de kaart is dit het geografisch gebied dat binnen het

met zwart omlijnde gebied grijs gekleurd is. Het met zwart omlijnde gebied tenslotte is de

Legal Amazon dat hiervan de administratieve eenheid is. Het neemt met zijn 5 miljoen km²

meer dan 50% van het grondgebied van Brazilië in (Anderson A. et al., 2006, pg.2). Het bevat

de staten Acre, Amazonas, Roraima, Amapá, Pará, Rondônia, Mato Grosso, Tocantins en

Maranhão (Anderson A. et al., 2006, pg.23). Het grootste deel van de bestaande statistieken

die gevonden worden over de ontbossing in de Amazone zijn gegevens voor de Legal Amazon

(Anderson A. et al., 2006, pg.23).

Page 101: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

88

Kaart 5.1 : Ligging van de Braziliaanse Amazone, het Amazonebekken en de Legal Amazon

(Bron : Anderson A. et al., 2006, pg.23)

Aangezien er geen data beschikbaar zijn over de Amazone in de gegevensbank van de FAO

maar enkel over landen, worden hieronder ontbossinggegevens gebruikt van INPE (Nationaal

instituut voor ruimteonderzoek van Brazilië). De definitie van ontbossing die door INPE

gebruikt wordt is: "ontbossing is de omvorming van gebieden van primair bos door menselijke

activiteiten met als doel de ontwikkeling van landbouwactiviteiten en veefokkerij, zoals

waargenomen door in een baan draaiende satellieten (Margulis S., 2003, pg.6)". INPE

produceert schattingen van de ontbossing voor de volledige Braziliaanse Legal Amazon door

het visueel interpreteren van deze satellietbeelden, waardoor Brazilië van de tropische landen

de beste weergave van de ontbossingactiviteit heeft (Albernaz et al., 2001, pg.306). Sinds

1988 werden de schattingen van INPE zowel door de centrale overheid als de individuele

staten beschouwd als de officieel aanvaarde statistieken over ontbossing in de Braziliaanse

Amazone (Margulis S., 2003, pg.5).

Page 102: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

89

Figuur 5.1 : Hoeveelheid ontbossing per jaar in de Legal Amazon over de jaren 1988 tot

2005 (in km²)

(Bron : gebaseerd op INPE, 2006)

In figuur 5.1 wordt de hoeveelheid ontbossing die elk jaar opgetreden is in de jaren 1988 tot

2005 in de Legal Amazon weergegeven. Het is duidelijk dat er een groot probleem is,

aangezien er elk jaar enorme hoeveelheden bos verdwijnen. Uit de figuur is af te leiden dat de

ontbossing de laatste jaren niet afgenomen is maar in tegendeel nog toegenomen is. Er is een

daling zichtbaar van 1988 tot 1991, waarna een stabilisering volgt. In 1995 komt er een piek,

waarna een afname in 1996, gevolgd door een stabilisatie op een hoger niveau dan de vorige

stabilisatie. Vanaf 2002 stijgt de ontbossing weer en neemt hoge waarden aan. Albernaz

(Albernaz et al., 2001) geeft een verklaring van het beeld dat we krijgen van de ontbossing.

Hij zegt dat "de aanzienlijke variaties onder de jaren deels een reactie zijn op economische

factoren. De uitzonderlijk lage ontbossing in 1991 werd bijvoorbeeld veroorzaakt doordat

rekeningen van de Braziliaanse bank het jaar voordien werden bevroren, wat de investeringen

en economische activiteit onderdrukten. De dramatische sprong in ontbossing in 1995 trad op

doordat beschikbare investeringsfondsen scherp stegen als gevolg van economische

hervormingen door de overheid die de Braziliaanse munteenheid deed stabiliseren. Een

0

5 0 0 0

1 0 0 0 0

1 5 0 0 0

2 0 0 0 0

2 5 0 0 0

3 0 0 0 0

ontb

ossi

ng (

km²)

1988

1990

1992

1994

1996

1998

2000

2002

2004

j a a r

Page 103: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

90

toegenomen economische activiteit werd ook vermeld als een reden van de toename in de

ontbossing in 2000 (Albernaz et al., 2001, pg.309)".

Een uitsplitsing naar de verschillende staten van de Legal Amazon geeft het beeld dat weer te

vinden is in tabel 5.1. De meeste ontbossing komt voor in wat de ‘ontbossingboog’ genoemd

wordt, die de oostelijke en zuidelijke grenzen bevat van de bossen in de staten Rondônia, Mato

Grosso en Pará (Anderson A. et al., 2006, pg.13; Margulis S., 2003, pg.6).

Tabel 5.1 : Hoeveelheid ontbossing per jaar in de staten van de Legal Amazon (in km²)

1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 Acre 1208 433 358 536 441 547 419 727 903 771 656

Amapá 9 0 18 30 0 0 7 0 5,19 18 32

Amazonas 2114 1023 589 670 720 612 634 1016 1582,21 1207 751

Maranhão 1745 1061 409 1012 1230 1065 958 1330 993,43 755 977

Mato Grosso

10391 6543 5271 6466 6963 6369 7703 7578 10409,6 11814 6900

Pará 7845 6135 4139 5829 5111 6671 5237 8697 6772,41 8494 6046

Rondônia 4730 2432 1986 2041 2358 2465 2673 3605 3609,61 3833 3147

Roraima 220 214 184 223 220 253 345 54 438,84 311 138

Tocantins 797 320 273 576 216 244 189 259 156,20 158 253

Amazônia Legal

29059 18161 13227 17383 17259 18226 18165 23266 24871 27362 18900

(Bron : gebaseerd op INPE, 2006)

5.2 Nut behoud van de Amazone

5.2.1 Hydrologische functie

In de Braziliaanse Amazone stroomt 50% van het regenwater via zijrivieren weg langs de

Amazonerivier, die doorheen het Amazonebekken stroomt. De overige 50% veroorzaakt

nieuwe regen door recyclage van het regenwater via de opname en verdamping van het water

door de bomen (Fearnside, P., M., 2005, pg.683).

Ontbossing zorgt voor een temperatuurstijging en een afname van de neerslag. Er werd

berekend dat ontbossing in het Amazonebekken de regenval met 20% laat afnemen en de

gemiddelde temperatuur laat toenemen met 2 tot 3°C (Van Soest D., P., 1998, pg.22;

Laurance W., F., 1999, pg.110). "Dergelijke veranderingen zullen frequenter hevige branden

Page 104: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

91

veroorzaken, in het bijzonder in de oostelijke en zuidelijke gebieden van het bekken, die sterke

droge seizoenen kennen (Laurance W., F., 1999, pg.110)".

Ontbossing in het Amazonebekken zal ook onherroepelijk klimaatveranderingen

teweegbrengen in de rest van Brazilië. Er werd reeds een droger klimaat waargenomen in

Zuid-Brazilië, als gevolg van de ontbossing in de Amazone (Downing T., E. et al., 1992,

pg.41). Fearnside (Fearnside, P., M., 2005) stelt "dat er in Rio de Janeiro en Sao Paulo

herhaaldelijke onderbrekingen van de beschikbaarheid van elektriciteit waren in 2001 als

resultaat van lage waterniveaus in hydro-elektrische reservoirs in het niet-Amazone deel van

het land (Fearnside, P., M., 2005, pg.683)". Deze reservoirs kregen immers te weinig water uit

het Amazonebekken.

5.2.2 Opname van koolstof en regulering van het wereldklimaat

De Amazone is het grootste overgebleven regenwoud waardoor het een belangrijk deel van de

koolstof opneemt, wat helpt om het wereldklimaat te bepalen. De bossen van de Amazone

bezitten enorme houtbronnen en dus grote voorraden aan koolstof: naar schatting 140 tot 350

ton per hectare (Husain S., A. et al., 2000, pg.8).

5.2.3 Biodiversiteitbehoud

De Amazone is uniek en heeft een natuurlijke omgeving die nergens anders in de wereld

bestaat. In biologisch opzicht is er geen rijker en gevarieerder gebied te vinden. Een overzicht

van de biodiversiteit en de bedreiging van de biodiversiteit door de ontbossing van de

Amazone wordt gegeven in tabel 5.2. De landen Guyana, Suriname en Frans Guyana werden

gebruikt omdat deze bijna volledig in het Amazonebekken liggen en Brazilië omdat daar het

grootste deel van het Amazonebekken ligt. Een overzicht van de biodiversiteit in deze landen

geeft dus een duidelijk beeld van de biodiversiteit van het Amazonebekken weer. Het totaal

aantal soorten die aanwezig zijn in elk land wordt gegeven in de eerste kolom, en het aantal

daarvan dat beschouwd worden als zijnde in gevaar gebracht in de tweede kolom. Van het

totaal aantal bedreigde soorten, wordt het aantal land-inheemse soorten vermeld in de derde

kolom. Uiteindelijk tonen de laatste 5 kolommen hoeveel van de bedreigde land-inheemse

soorten voorkomen in bossen, voor elke soortengroep. Uit de tabel is af te leiden dat het

Amazonegebied een grote rijkdom aan biodiversiteit bezit en dat ontbossing de uitroeiing

veroorzaakt van soorten, waaronder een aantal inheems zijn.

Page 105: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

92

Tabel 5.2: Aantal soorten, in gevaar gebrachte soorten en bedreigde land-inheemse soorten in

landen met Amazonewoud (in eenheden)

amfibieën, vogels, varens, zoogdieren, palmen, reptielen en bomen

bedreigde land-inheemse soorten

totaal aantal soorten

aantal in gevaar gebrachte soorten

vogels zoogdieren palmen bomen totaal

Brazilië 3 744 621 57 27 20 185 289 Guyana 1 370 50 9 9 Suriname 1 453 53 Frans Guyana 1 495 47 2 2 6 10

(Bron: FAO, 2001b, pg.430)

De Wereldbank stelt dat "de bossen van het Amazonebekken tenminste de helft van de soorten

van de wereld bevatten. Dit aantal ligt tussen 5 en 30 miljoen, waarvan 1,5 miljoen

geclassificeerd werden. Binnen de Amazonebossen verblijven een geschatte 2,5 miljoen

soorten geleedpotigen, meer dan 60 000 plantensoorten, meer dan 2 000 vissoorten, en meer

dan 300 soorten zoogdieren. Het aantal microscopische organismen is ongekend (Husain S.,

A. et al., 2000, pg.8)".

5.2.4 Inheemse bevolking

Miljoenen mensen hangen rechtstreeks of onrechtstreeks af van de Amazone voor hun

levensonderhoud : landbouwers verkopen gewassen op de binnenlandse en internationale

markten en de bossector telt ongeveer 8% van het jaarlijks BBP van het land. Het grote

Amazonebekken onderhoudt miljoenen mensen die afhangen van de rijkheid van deze plaats

voor hun dagelijkse noden (Anderson A. et al., 2006, pg.9).

In het Amazonebekken houden vele bosgeschillen verband met de langdurige worsteling voor

land. "Terwijl de moord op de rubbertapper Chico Mendes de krantenkopen haalde in 1988,

zijn de moorden op honderden andere indianen die verband houden met landgeschillen in de

jaren sinds zijn dood voorbijgegaan zonder relatief vermeld te zijn door de internationale

media (Magin G., 2001, pg.11)". In 1998 werden er 47 plattelandsarbeiders vermoord in

verband met landconflicten (Magin G., 2001, pg.11).

5.2.5 Houtproducten

De bossen van de Amazone hebben een enorme voorraad aan houtproducten (Husain S., A. et

al., 2000, pg.8). Onderstaande tabellen geven een overzicht van de hoeveelheid productie

Page 106: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

93

(tabel 5.3) en de waarde van de export (tabel 5.4) van houtproducten. In dit overzicht werden

de landen genomen waarbij de landoppervlakte bijna volledig tot de Amazone behoort. Dit

zijn de volgende landen: Brazilië, Suriname, Guyana en Frans Guyana. Het is duidelijk dat de

inkomsten die deze landen kunnen verkrijgen uit deze houtproducten aanzienlijk zijn.

Tabel 5.3: Productie van de verschillende soorten houtproducten in landen van de Amazone in

de jaren 1999 tot 2003 (in 1 000 m³)

productie (in 1000 m³) 1999 2000 2001 2002 2003 industrieel rondhout Brazilië 100 395 102 994 102 994 102 994 102 994

Suriname 98 177 163 154 155 Frans Guyana 60 60 60 60 60 Guyana 454 289 312 292 292

rondhout Brazilië 231 563 235 402 236 422 237 467 238 536 Suriname 140 220 206 198 199 Frans Guyana 130 135 139 144 149 Guyana 1 335 1 169 1 188 1 165 1 162

brandhout Brazilië 131 168 132 408 133 428 134 473 135 542 Suriname 42 43 43 44 44 Frans Guyana 70 75 79 84 89 Guyana 881 880 876 873 870

zaaghout Brazilië 17 280 23 100 20 850 21 200 21 200 Suriname 28 60 56 47 56 Frans Guyana 15 15 15 15 15 Guyana 50 29 30 31 38

fineer sheets Brazilië 560 620 620 620 620 triplex Brazilië 2 200 2 470 2 300 2 900 2 900

Guyana 87 92 69 51 51 (Bron: gebaseerd op FAO, 2005b, pg.2-4, 14-16, 22-24, 74-76, 106-107, 111-113)

Tabel 5.4: Export van de verschillende soorten houtproducten in landen van de Amazone in de

jaren 1999 tot 2003 (in US$ 1 000)

export (in US$ 1 000) 1999 2000 2001 2002 2003 industrieel rondhout Brazilië 22 286 34 543 16 001 32 223 30 181

Suriname 1 718 1 242 1 091 3 155 495 Guyana 3 056 3 409 3 567 4 578 9 327

rondhout Brazilië 22 286 34 543 16 001 32 223 30 181 Suriname 1 718 1 242 1 091 3 155 495 Guyana 3 056 3 409 3 567 4 578 9 426

zaaghout Brazilië 497 408 490 194 512 163 548 941 548 941 Suriname 822 1 812 2 286 2 137 1 895 Frans Guyana 1 609 1 609 1 609 1 609 1 609 Guyana 7 000 11 000 7 591 10 717 7 714

fineer sheets Brazilië 27 244 62 786 36 726 47 827 47 827 triplex Brazilië 345 029 373 669 359 985 387 070 589 820

Guyana 22 000 24 000 16 691 12 271 12 000 (Bron: FAO, 2005b)

Page 107: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

94

5.2.6 Niet-hout bosproducten

Ook niet-houtproducten kunnen uit het regenwoud van de Amazone gehaald worden. "De

jaarlijkse netto opbrengst van NWFP van het Amazonewoud in Peru bijvoorbeeld werd

geschat op US$ 6 330 per hectare. Dit is ongeveer 6 keer de hoeveelheid die kan verkregen

worden uit het oogsten van al het hout op een enkel jaar, of twee keer de waarde van het

omvormen van het land in veeweides (Jepma C., J., 1995, pg.35)".

In het Amazonegebied zijn Braziliaanse noten en palmharten de best gekende eetbare

producten, met een aanzienlijke regionale, binnenlandse en internationale markt. Braziliaanse

noten zijn nog steeds bijna volledig afkomstig van wilde boomsoorten in Bolivia, Brazilië en

Peru en zijn een hoofdcomponent van de extractie-economie van deze landen (FAO, 2001b,

pg.89). Terwijl ze slechts een klein deel uitmaken van de wereldhandel in eetbare noten,

brengen ze aanzienlijke inkomsten mee voor de producerende landen. De wereldexport van

Braziliaanse noten bedroeg US$ 30 miljoen in 1999, waarbij Bolivia de grootste uitvoerder is

(FAO, 2001b, pg.89). Van deze US$ 30 miljoen had Bolivia een aandeel van 75%, Brazilië

20% en Peru 5% (FAO, 2001b, pg.89). De productie van palmharten is hoofdzakelijk

geconcentreerd in Brazilië, Bolivia, Colombia, Venezuela, Guyana en Peru. In het

Amazonegebied spelen de vruchten van de palmen een belangrijke rol in de voeding en drank

(FAO, 2001b, pg.90). Brazilië kende een productie van 20 653 ton aan palmhart in 1995 en de

waarde van de export ervan in 1997 in Bolivia was US$ 12 355 420 (FAO, 2001b, pg.89).

5.3 Oorzaken van de ontbossing van het Amazonewoud

5.3.1 Situatie tot het begin van de jaren ’60

Tot het begin van de jaren 1960 bleef het Amazonewoud voor het grootste deel onverstoord en

trad er dus geen ontbossing op. Dit kwam doordat een gebrek aan infrastructuur de toegang tot

het gebied enorm beperkte en er weinig economische prikkelingen waren om er

landbouwvestigingen te creëren.

5.3.2 Situatie in de jaren ’70 en ’80

De situatie veranderde echter toen de Braziliaanse overheid door een ambitieus wegenbouw-

en vestigingprogramma besloot om het gebied te openen en ‘mensen zonder land naar land

zonder mensen te brengen’ (Andersen L., E., 1997, pg.15). De Legal Amazon werd wel reeds

Page 108: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

95

bevolkt door verscheidene indianenstammen, maar deze werden niet beschouwd als ‘echte’

Brazilianen omdat ze niet bijdroegen tot het BBP en de overheid niet op hen kon rekenen om

de nationale grenzen te beschermen (Andersen L., E., 1997, pg.2). Vroeg in de jaren ’60 werd

er daarom besloten om een groot ontwikkelingsprogramma op te starten dat het

Amazonegebied moest integreren in de rest van de economie, het bevolken met ‘echte’

Brazilianen en voor economische ontwikkeling moest zorgen. Internationale bronnen zorgden

voor miljoenen dollars die gebruikt werden voor de constructie van hydro-elektrische

faciliteiten, havens en spoorwegen (Andersen L., E., 1997, pg.9). Tussen 1970 en 2000

verdubbelde het wegennetwerk door de aanleg van 80 000 km nieuwe wegen waarbij

verscheidene honderdduizenden mensen werden geholpen om er zich langs te vestigen

(Margulis S., 2003, pg.17). Onder deze maatregelen waren gratis transport naar de Amazone,

voor elke kolonist een gebied van 100 hectare met zekere eigendom en een subsidie gedurende

6 maand om de familie de moeilijke opstartperiode te laten doorkomen (Andersen L., E., 1997,

pg.10). Miljarden dollars krediet werden verleend aan negatieve reële rentevoeten.

Ondernemers die een landbouwvestiging wilden opstarten in het gebied hoefden tijdelijk geen

belastingen betalen en er werden landconcessies aangeboden.

De publieke levering van wegen werkt als een subsidie voor de kaalkap van het regenwoud.

Het is veel gemakkelijker om bos te kappen langs een weg dan een gebied dat langs alle zijden

omringd is door dicht onverstoord bos. Dankzij de wegenbouw vonden verscheidene

miljoenen mensen het economisch gunstig om zich te vestigen in de Amazone, zelfs zonder

officiële hulp. De Braziliaanse overheid heeft dus de kaalkap van bossen gesubsidieerd door

het leveren van infrastructuur, aanmoedigingen door belastingvermindering, goedkoop krediet

aan landbouwers die een deel van de Amazoneregenwouden wilden omvormen in

landbouwland en lagere transportkosten dankzij het wegennetwerk (Andersen L., E., 1997,

pg.9). Dit alles maakte het winstgevend om landbouwactiviteiten en veefokkerij te beginnen

die voordien niet levensvatbaar waren in het gebied (Margulis S., 2003,pg. 17).

Ook het hierop volgend verschil in landprijzen tussen het zuiden en het noorden van Brazilië

zijn een krachtige magneet geweest die zorgden voor de economische en demografische

bezetting van de Amazone in het noorden. "De lage bevolkingsdichtheid en oorspronkelijk een

gebrek aan economische infrastructuur in het gebied betekende dat de landprijs significant

lager was dan in de rest van Brazilië. De beleidsmaatregelen werden gevolgd door het openen

Page 109: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

96

van nieuw land voor landbouwactiviteiten en veefokkerij. Het Amazonegebied had een

comparatief voordeel dat voortkwam uit de relatieve overvloedigheid van goedkoop

bebouwbaar land en verrassend gunstige productieomstandigheden, voornamelijk regenval,

temperatuur en luchtvochtigheid (Margulis S., 2003, pg.xviii)". Een studie van Margulis

(Margulis S., 2003) toonde aan dat het fokken van vee in het oosten van de Amazone sterk

winstgevend is uit privaat gezichtspunt. Het levert een winstgraad die hoger is dan deze die

dezelfde activiteit levert in de traditionele veefokkerijgebieden in de rest van Brazilië. De

kleine landbouwers uit het zuiden werden dan ook naar het gebied getrokken omdat ze

gemakkelijk de grootte van hun vestiging konden verdubbelen door te migreren naar het

noorden in de jaren 1970 (Margulis S., 2003, pg.22). In 1980 kon een boer al gemiddeld 14

hectares land kopen in het noorden voor elke hectare die hij verkocht in het zuiden (Andersen

L., E., 1997, pg.19). "Het migratieproces betekende dat minder intensieve activiteiten zoals

veefokkerij naar het noorden werden geduwd naar minder dure gebieden, waardoor de druk op

het Amazonegebied verder toenam en zo ook de ontbossing (Margulis S., 2003, pg.22)".

Het resultaat van dit alles was een drastische toename in zowel output, bevolking als

ontbossing. "De totale bevolking van de Legal Amazon nam toe van 7,3 miljoen in 1970 tot

13,2 miljoen in 1985, het reëel BBP nam toe van US$ 2,2 miljard tot US$ 13,5 miljard

gedurende dezelfde periode, en 33 miljoen hectares van min of meer dicht bos werden

omgevormd tot landbouwland (Andersen L., E., 1997, pg.2)". De Braziliaanse overheid wordt

vaak veroordeeld schuld te hebben aan de grootschalige ontbossing die er in deze periode is

opgetreden. Deze is immers geconcentreerd langs de wegen en rivieren, wat het bewijs is van

het kritisch belang van toegankelijkheid tot de regenwouden (Andersen L., E., 1997, pg.16).

5.3.3 Situatie sinds de jaren ’90

Tot in de jaren ’80 was de bezetting van het Braziliaans Amazonewoud dus grotendeels

geïnduceerd door het overheidsbeleid. Deze aanmoedigingen door de overheid om

economische ontwikkeling en veefokkerij in de Amazone te promoten werden uiteindelijk

verminderd in de vroege jaren 1990 (Laurance W., F., 1999, pg.113). Maar zelfs na deze

vermindering bleef de uitbreiding van de veefokkerij verdergaan en waren er weinig tekenen

van een afname van de ontbossing. De veepopulatie in de staten Pará, Mato Grosso, en

Rondônia zijn tijdens de periode 1995-2000 enorm toegenomen. Het gemiddelde percentage

toename aan veepopulatie over deze periode was 6% in Mato Grosso, 5% in Para en 7,6% in

Page 110: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

97

Rondônia (Margulis S., 2003, pg.13). Dat de veefokkerij bleef verder gaan zonder de

overheidshulp kwam doordat de dynamiek van het bezettingsproces in toenemende mate

endogeen was geworden (Margulis S., 2003, pg.19). Het had dus een leven op zichzelf

gekregen. De economische activiteiten die optraden als de drijvende kracht achter het openen

van nieuwe gebieden voor de landbouw- en veeproductie en ontbossing waren dus niet langer

afhankelijk van subsidies of transfers van de overheid uit de rest van Brazilië.

"In de jaren ’70 en ’80 was openbaar land in de Amazone voornamelijk bestemd voor kleine

agenten door kolonisatieprojecten of ‘spontane’ bezetting. Om verscheidene redenen

eindigden deze kleine agenten steeds met het verkopen van hun landen aan meer

gekapitaliseerde agenten (Margulis S., 2003, pg.21)". Deze laatsten willen land, dat klaar is

voor productief gebruik, kopen van de kleine veehouders wanneer de prijs die ze ervoor

moeten betalen kleiner of gelijk is aan de netto actuele waarde die ze kunnen verkrijgen uit het

geplande landgebruik (Margulis S., 2003, pg.22). De potentiële winst die kan verkregen

worden uit het fokken van vee is uiteindelijk de ultieme onderliggende factor van ontbossing

achter de beslissing door de initiële agenten en de uiteindelijke kopers om land kaal te kappen

en het om te vormen in weideland. Zonder het winstmotief zou de interesse in het kopen van

kaalgekapte gebieden lager zijn en dus resulteren in minder ontbossing.

"De hoofdverklaring waarom veefokkerij zich uitbreidt in de Amazone is dat het een

winstgevende onderneming is met een laag risico. De veefokkers hebben veel gemeen met de

kapitalisten-ondernemers van wie de belangrijkste doelstelling het continu uitbreiden van hun

onderneming is met het oog op het maximaliseren van hun winst, in plaats van te wachten op

de directe en indirecte baten die de overheid levert (Margulis S., 2003, pg.49)". Zolang dat

veefokken competitief en economisch leefbaar blijft, zullen veehouders bereid zijn om land te

blijven kopen van de oorspronkelijke bezetters. Momenteel maken fiscale aanmoedigingen

geen deel meer uit van de factoren die de winstgevendheid van de sector en ontbossing in de

Amazone verklaren. Een groot deel van de huidige ontbossing is het resultaat van

veefokkerijen op medium- en grote schaal (Margulis S., 2003, pg.xi). De veehouderij met zijn

weidegronden drukt echter wel een heel zware stempel op het regenwoud. De grote en

mediumgrote fokkerijen worden geacht verantwoordelijk te zijn voor 70 tot 75% van alle

ontbossing in de Braziliaanse Amazone (Laurance W., F., 1999, pg.113; Fearnside, P., M.,

2005, pg.680).

Page 111: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

98

5.3.4 Resultaten van Geist en Lambin

Aangezien in hoofdstuk 3 uitvoerig gebruikt gemaakt werd van de studie van Geist en Lambin,

wordt hieronder beschreven tot welke besluiten zij in hun studie kwamen voor de Amazone. In

hun studie werd zeer algemeen gewerkt. Geist en Lambin (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001)

halen de volgende oorzaken aan voor de ontbossing in de Amazone, zonder ze verder te

bespreken of in te gaan op hun relatief belang: de economie-beleid/institutionele tandem; de

creatie van weides voor vee; kolonisatie, transmigratie en vestigingen; de uitbreiding van

gewasland en veefokkerijen in combinatie met de uitbreiding van

transportinfrastructuur; leningspraktijk van internationale financiële instellingen om

economische ontwikkeling te promoten; de mentaliteit van ‘kap kaal vooraleer iemand anders

het doet’; de uitbreiding van wegen in combinatie met uitbreiding van de markt en

vestigingen; en kapitaalgedreven ontbossing (Geist H., J. en Lambin E., F., 2001).

5.4 Oplossingen om de ontbossing af te remmen

5.4.1 Certificatie

In Brazilië bestaat het certificatieschema CERFLOR (Sistema Brazileiro de Certificação

Florestal). Het is een relatief jong schema dat voor het eerst voorgesteld werd in 1991, maar

slechts in werking trad in maart 2003 (Ozinga S., 2004, pg.62). Voordien werd in Brazilië

reeds gebruik gemaakt van FSC, dat er tegen het jaar 2000 reeds 666 000 hectare bos

certificeerde (FAO, 2001b, pg.414). "De toename van FSC-certificaten in Brazilië had enkele

leiders van de bosindustrie, die ontevreden waren met de FSC standaarden ertoe aangezet

nationale standaarden te creëren voor bosbeheer en ‘chain of custody’ systemen (supra, pg.64)

(Ozinga S., 2004, pg.62)". Samen met de Braziliaanse overheid ontworpen ze CERFLOR. Het

schema heeft de bedoeling om zowel aangeplante als natuurlijke bossen in Brazilië te

certificeren, maar certificatie was in 2004 nog maar enkel mogelijk voor plantages, waarvan er

nog niet veel gecertificeerd zijn (Ozinga S., 2004, pg.62).

CERFLOR heeft een aantal negatieve aspecten. Het is een systeem dat door de industrie

gedomineerd is zonder evenwichtige deelname van alle belanghebbenden (Ozinga S., 2004,

pg.25). Het gebrek aan transparantie is ook een ernstig probleem aangezien zelfs de standaard

niet gratis beschikbaar is, maar moet gekocht worden. Binnen het schema is er ook geen

duidelijke herkenning van de rechten van de inheemse bevolking. Door deze vele negatieve

Page 112: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

99

punten heeft CERFLOR bovendien geen productlabel gekregen (Ozinga S., 2004, pg.25). Er

moeten duidelijk nog veel aanpassingen gedaan worden aan CERFLOR om een invloed te

kunnen uitoefenen op de ontbossing in het Amazonegebied.

5.4.2 Agroforestry

In de recentste jaren is agroforestry tevoorschijn gekomen als zijnde een van de meest

veelbelovende alternatieve landgebruiken voor het Amazonebekken (Clement C. et al., 1998,

pg.v). De sleutel tot duurzame landbouw in de Amazone is immers diversiteit aangezien de

bodem er te arm is voor monocultuur (Lodoen D., 2000, pg.31). Frey (Frey E., F., 2002) stelt

dat het uitvoeren van agroforestry in sommige gebieden van de Amazone het ontginnen van

land zal minimaliseren, terwijl men nog steeds de boer toelaat zichzelf en zijn familie te

voorzien.

Agroforestry is een oude praktijk in de Amazone. Vele inheemse mensen planten een mix van

bomen en jaargewassen op hun velden, en traditionele kleine landbouwers hebben een rijk

assortiment aan bomen, struiken, en kruidachtige planten in hun tuinen (Clement C. et al.,

1998, pg.5). Landbouwers in gebieden van de Amazone zijn aan het experimenteren met een

brede reeks van vaste gewassen en gewascombinaties. "Er werd een totaal van 111

verschillende vormen van agroforestry gevonden in een onderzoek van 142 policulturele

velden in de Braziliaanse Amazone. Deze bevindingen onthullen een veelbelovende toekomst

voor de verdere ontwikkeling van agroforestry in de Amazone. Ze onthullen ook dat de

Amazone een lapwerk is van ecologische systemen en economische mogelijkheden. Een

‘typische’ boerderij bestaat er niet (Clement C. et al., 1998, pg.9)".

Ondanks zijn veelbelovendheid neemt agroforestry momenteel maar een klein gebied in,

vergeleken met extensievere landgebruiken zoals houtkap, zwerflandbouw en weides voor vee

die ontbossing en bosdegradatie veroorzaken. (Clement C. et al., 1998, pg.v). Momenteel is

agroforestry zo goed als afwezig op veefokkerijen, zelfs als omheining, voornamelijk door het

frequent gebruik van vuur om onkruid binnen de perken te houden en om de grasgroei aan te

moedigen (Clement C. et al., 1998). De geringe toepassingen van agroforestry zijn het gevolg

van een aantal beperkingen in de Amazone.

Page 113: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

100

Clement (Clement C. et al., 1998) stelt dat "socio-economische factoren de primaire

beperkingen zijn om verder agroforestry te ontwikkelen in de Braziliaanse Amazone.

Commerciële rentevoeten in Brazilië zijn te hoog voor de boeren en ondernemers die

geïnteresseerd zijn in het vervaardigen van landbouwproducten. Een klein aantal van de door

de overheid gesubsidieerde kredietprogramma’s hebben effectief agroforestry als beoogd doel

(Clement C. et al., 1998, pg.ii)".

"Een andere beperking in de Braziliaanse Amazone om agroforestry toe te passen is een

gebrek aan informatie over kosten en prijzen. Doorheen de Braziliaanse Amazone is er een

opmerkelijk gebrek aan informatie over lokale en regionale prijzen voor agroforestry

producten, en over de kosten van produceren, verwerken en marketing van deze producten. Dit

informatie vacuüm verhindert regionale en staatsbanken om krediet te leveren aan

agroforestry, en gaat dus de toepassing van dit landgebruik door boeren beperken (Clement C.

et al., 1998, pg.iii)".

5.4.3 Ecotoerisme

Ecotoerisme in de Amazone is een beginnende activiteit die nog niet systematisch onderzocht

werd, en daarom bestaan er weinig relevante data over. Door de huidige grootte van het in

stand gehouden gebied van de Amazone, heeft ecotoerisme desalniettemin potentiaal om te

groeien, zelfs indien er een verdere afname van het bosgebied zou optreden (Margulis S.,

2003, pg.52). Een voorbeeld van een succesvol ecotoeristisch programma in de Amazone werd

reeds beschreven in deze scriptie (supra, pg.85).

Schattingen beschouwen dat het potentiaal voor ecotoerisme in de Amazone hoogstens

equivalent zou zijn aan het huidig potentiaal van dezelfde activiteit in het Pantanal gebied van

Brazilië, waar er een geconsolideerde ecotoerisme sector bestaat in een biotoop dat bijna totaal

in stand gehouden is, de thuis is van een rijkdom aan biodiversiteit en waterbronnen, en dus

een grote aantrekking heeft voor dit type toerisme (Margulis S., 2003, pg.53). Er werd ook

verondersteld dat de groeiende vraag naar ecotoerisme kan leiden tot groei in beide biotopen

zonder dat een gebied het andere negatief beïnvloedt. "Gebruik makend van data over het

maximum potentiaal van ecotoeristische activiteit in Mato Grosso do Sul, werd een cijfer van

US$ 9 per hectare bereikt, dat het netto verlies aan inkomsten weerspiegelt dat de niet-

ontwikkeling van ecotoerisme zou meebrengen in de Amazone (Margulis S., 2003, pg.53)".

Page 114: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

101

ALGEMEEN BESLUIT

In deze scriptie werden de economische aspecten van de ontbossing van de regenwouden

onderzocht. Er bestaat in de wetenschappelijke wereld geen eensgezindheid over de definities

en hoeveelheden van ontbossing en regenwouden. Op basis van data van de FAO werd

berekend dat het totaal wereldareaal regenwouden in 2000 gelijk was aan 953 miljoen hectare.

Hiervan lag 61,94 % in Zuid-Amerika, 22,62 % in Afrika, 10,20 % in Azië, 3,37 % in Oceanië

en 1,87 % in Noord- en Centraal Amerika. Bij de berekening van de hoeveelheid ontbossing

werd een raming gemaakt op basis van de hoeveelheid vermindering in de bosbedekking.

Plaatsen die tussen 2000 en 2005 de grootste jaarlijkse netto vermindering in bosbedekking

gekend hebben, vallen grotendeels samen met de tropische regenwouden. De druk op de

regenwouden is dus enorm groot aangezien wanneer er ontbossing optreedt, het meestal in de

tropische regenwouden is. Bovendien blijkt er een duidelijke toename van de vermindering in

bosbedekking over de jaren heen, wat een weerspiegeling is van een toegenomen ontbossing.

In Zuid-Amerika is de ontbossing het grootst. Tussen 1990 en 2000 nam de bosbedekking er

af met 37 miljoen hectare, en in de periode 2000 tot 2005 was dit reeds 55 miljoen hectare, en

dit op de helft van de tijd. Het is dus duidelijk dat de ontbossing van de tropische

regenwouden een groot probleem is, waar recent geen verbetering in gekomen is, maar in

tegendeel nog verergerd is.

Dat de regenwouden stilaan verdwijnen is een probleem van wereldbelang. Regenwouden

leveren tal van baten die door ontbossing, samen met de bomen verdwijnen en negatieve

economische gevolgen meebrengen.

Regenwouden hebben een hydrologische functie: ze recycleren water door het op te nemen en

te laten verdampen, waardoor het terug in de atmosfeer komt en regen vormt. Op die manier

regelen ze het plaatselijk klimaat door te zorgen voor een hoge vochtigheid en het binnen de

perken houden van de hoge temperatuur. Bossen zorgen er ook voor dat het regenwater wordt

opgevangen en niet rechtstreeks op de bodem invalt. Door ontbossing wordt het regenwater

niet meer onderschept en wordt bodemerosie veroorzaakt met sedimentatie tot gevolg.

Ontbossing heeft als gevolg dat deze functies niet meer kunnen uitgevoerd worden, en geeft

aanleiding tot economische verliezen door overstromingen en droogtes, een daling van de

Page 115: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

102

bodemvruchtbaarheid en - productiviteit die leiden tot verminderde landbouwopbrengsten en

een onderbreking van de productie van hydro-elektriciteit. Ontbossing creëert door de

verstoring van de hydrologische cirkel aanzienlijke economische verliezen.

Een andere functie die regenwouden vervullen is de regulering van het wereldklimaat door de

afzondering van koolstof uit de atmosfeer en de opslag ervan in de bomen door middel van

fotosynthese. Het gevolg van ontbossing is een daling van beide functies waardoor het

broeikaseffect verergert met als gevolg een klimaatverandering, dat nefast is op economisch

vlak: overstromingen, orkanen en droogte; vernielingen van infrastructuur,

landbouwopbrengsten en huizen; en over de hele wereld een afname van de

landbouwproductiviteit en de samenstelling van de vegetatie. Een belangrijke vaststelling is

dat zelfs indien de volwassen bomen verwijderd worden en vervangen worden door jonge

bomen die veel koolstofdioxide (CO2) opnemen om te groeien, er nog een netto emissie gaat

zijn. Dit komt omdat de verwijderde volwassen bomen de opgeslagen koolstof vrijlaten en zo

een bron worden aan CO2. Er moet dus voor gezorgd worden dat bomen blijven staan zodat ze

zo lang mogelijk de koolstof kunnen opslaan. Dankzij het Kyoto Protocol kunnen landen met

regenwouden inkomsten verkrijgen uit het behoud van hun regenwouden en hebben ze een

aanmoediging om deze bossen te beschermen.

De biodiversiteit in de tropische regenwouden is groot en zorgt ervoor dat ze een hoge waarde

hebben als genetische bron voor nieuwe geneesmiddelen. De potentiële opbrengsten die de

ontwikkelingslanden hieruit kunnen verkrijgen zijn aanzienlijk, omdat sommige soorten

inheems en dus nergens anders te vinden zijn. Ontbossing zorgt voor afname van de

biodiversiteit, waardoor potentieel zeer waardevolle geneesmiddelen verloren gaan. Doordat

vele soorten inheems zijn leidt de plaatselijke uitroeiing ook tot een uitroeiing op wereldvlak.

Het meest verontrustende aspect is dat het grootste deel van de biodiversiteit in de tropische

regenwouden zelfs nog ongekend en onbestudeerd zijn. Bovendien is het zo dat veel mensen

waarde hechten aan de diversiteit van soorten en culturen. Ontbossing gaat de welvaartspositie

van talrijke consumenten daarom laten afnemen. Voor het behoud van de biodiversiteit is het

ook belangrijk dat de huidige bomen behouden blijven, aangezien er in de secundaire

beplanting meestal maar weinig genetische variatie zit, en zo een lagere biodiversiteit

ondersteunen.

Page 116: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

103

Een groot aantal mensen, zowel diegene die rond als diegene die in de regenwouden leven,

zijn van de regenwouden afhankelijk. Landbouwgezinnen die er rondom wonen, halen uit de

verkoop van commerciële bosproducten een supplementair inkomen waarop ze kunnen

terugvallen in tijden van een mislukte oogst of landbouwtekorten. Bomen zijn daarom dikwijls

zeer belangrijk als economische buffer en veiligheidsnet. Het belang van bos en niet-hout

bosproducten (NWFP) voor de kwaliteit van het leven voor een zeer groot aantal arme

plattelandsmensen in tropische ontwikkelingslanden is dus onbetwistbaar, ook al zijn ze er niet

volledig afhankelijk van. De mensen die in de regenwouden leven zijn echter wel volledig

afhankelijk van de regenwouden, waardoor de gevolgen van de ontbossing voor hen het

grootst zijn. Voor de inheemse volkeren die grotendeels leven van jagen en verzamelen, is het

bos de bron van hout en NWFP die ze nodig hebben om te overleven. Door ontbossing zien ze

deze bronnen snel inkrimpen. De kennisrijkdom die deze inheemse volkeren door de eeuwen

heen hebben opgebouwd, is zeer waardevol. Het bestuderen van hoe stammen het

bosecosysteem gebruiken is een dringende zaak, zodat deze kennis niet onomkeerbaar

verloren gaat. De regenwoudmensen die het bos appreciëren en niet vernietigen verdwijnen,

waarbij ook het duurzaam gebruik van het bos. Dit wordt vervangen door onduurzame

praktijken die een verdere toename van de ontbossing veroorzaken. Tenslotte brengt

ontbossing een aantal schendingen van rechten van de inheemse bevolking met zich mee.

Tropische regenwouden hebben een productiefunctie: ze produceren hout en niet-hout

bosproducten. De productie van deze goederen is enorm en levert een grote tewerkstelling,

inkomen en vermindering van de armoede. De productie is noodzakelijk voor de inheemse

bevolking die ze gebruikt om te overleven en om te verkopen. Ook kunnen er aanzienlijke

financiële inkomsten verkregen worden uit de export van deze goederen. Landen met tropische

regenwouden hebben ook een veel grotere uitvoer dan invoer van bosproducten. Hout krijgt de

meeste aandacht, maar de opbrengsten die uit NWFP kunnen verkregen worden zijn meestal

nog groter.

Wanneer er ontbossing optreedt kan men in de toekomst geen inkomsten meer halen uit de

productie van houtproducten. Wanneer bossen omgevormd worden in een ander landgebruik

kan het hout eventueel verkocht worden en kunnen de plaatselijke en nationale economie er op

korte termijn inkomsten uit halen. Er zijn echter op de lange termijn negatieve gevolgen,

aangezien er geen houtproducten meer zullen zijn in het gebied. Potentiële problemen als

Page 117: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

104

gevolg van ontbossing zijn een tekort aan industrieel hout, brandhout en andere

houtproducten. De ondergang van de regenwouden betekent ook het einde van de inkomsten

uit de internationale handel in hout uit de regenwouden. Met betrekking tot niet-hout

bosproducten kan gezegd worden dat het over het algemeen arme gezinnen zijn die het meest

afhangen van NWFP als bron van voedsel, veevoeder, medicijnen, gommen, harsen en

bouwmateriaal. Ontbossing zorgt voor een productieafname, waardoor het vooral de arme

inheemse bevolking is die de nadelen ervan zal ondervinden, aangezien ze geen of

onvoldoende alternatieven hebben om van te leven. Het belangrijkste deel van de NWFP

wordt gebruikt door gezinnen of plaatselijk verkocht, terwijl enkele op de exportmarkten

terecht komen. Door het gebrek aan statistieken voor NWFP lijkt het of ze maar weinig

economische waarde hebben. Er zou een duidelijke registratie moeten komen zodat de waarde

zichtbaar wordt en mensen aangemoedigd worden om de regenwouden te behouden. Nu lijkt

het immers dat ontbossing meer opbrengt dan de bomen te laten staan om de NWFP te

oogsten.

Uit het voorgaande blijkt duidelijk dat ontbossing tal van economische verliezen met zich

meebrengt en voor een afname van de welzijns- en welvaartspositie zorgt. Het specifiek

belang van de tropische regenwouden ten opzichte van andere bossen, ligt erin dat ze de

grootste biodiversiteit ter wereld hebben, er de grootste hoeveelheid koolstof in opgeslagen

ligt, ze de grootste mogelijkheid hebben om koolstof op te nemen, en veel meer hout en niet-

hout bosproducten leveren dan de gematigde bossen en tropische bossen die geen

regenwouden zijn. Het is dus duidelijk dat tropische regenwouden een grote economische

waarde hebben. Toch treedt er op grote schaal ontbossing op.

Verklaringen van deze ontbossing zijn complex, er is niet één factor die de

hoofdverantwoordelijke is voor de ontbossing in de tropische regenwouden. Ook niet elke

ontbossing wordt gedreven door dezelfde oorzaken. Op zoek gaan naar dé oorzaak van

ontbossing is niet mogelijk, het ontbossingproces is immers niet het resultaat van één oorzaak,

maar het gevolg van een complexe interactie aan oorzaken. Er bestaat dus geen universeel

verband tussen tropische ontbossing en haar oorzaken. In de literatuur vindt men dat

ontbossing het gevolg is van verschillende combinaties van oorzaken, afhankelijk van de

beschouwde plaats. In deze scriptie werd op basis van een studie van Geist en Lambin

nagegaan welke factoren het meest naar voor komen als de oorzaken van ontbossing. Er blijkt

Page 118: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

105

dat economische factoren een belangrijke oorzakelijke factor zijn in het ontbossingproces,

namelijk de belangrijkste onderliggende factor. In de literatuur wordt dikwijls aangehaald dat

zwerflandbouwers en de natuurlijke bevolkingsdruk de primaire oorzaken zijn van de

tropische ontbossing. Onderzoek wees echter uit dat dit een misverstand is. Zwerflandbouw

komt hoofdzakelijk als oorzaak voor in combinatie met andere onmiddellijke factoren, zoals

houtextractie en de uitbreiding van de infrastructuur. Eerder permanente bebouwing en

veeweides, dus uitbreiding van de landbouw, zijn de onmiddellijke oorzaken van ontbossing.

De studie wees ook uit dat er te veel nadruk gelegd wordt op de bevolking als oorzaak van de

ontbossing. De bevolking is de minst belangrijkste afzonderlijke factor die de ontbossing

verklaart en komt dus meestal voor in combinatie met andere onderliggende factoren.

Aangezien er zo veel oorzaken zijn van ontbossing, en in elk tropisch regenwoud in een ander

gebied de oorzaken anders zijn, is het niet mogelijk om een universeel beleid te vinden om het

ontbossingprobleem op te lossen. De oplossing dient in tegendeel per specifieke plaats

ontworpen te zijn, in overeenstemming met de oorzaken. Aangezien ontbossing het best

verklaard wordt door meerdere factoren, zal het ook nodig zijn om meerdere oplossingen te

combineren, die aangepast zijn aan de specifieke oorzaken in een gebied. In deze scriptie werd

er voor gekozen om certificaten, agroforestry en ecotoerisme te bespreken als mogelijke

oplossingen om de ontbossing te verminderen. Deze werden gekozen omdat economische

oorzaken, en vooral de uitbreiding van de landbouw de voornaamste oorzaken zijn van

ontbossing. Er bleek dat deze oplossingen een groot potentiaal hebben om de ontbossing in de

regenwouden af te remmen, maar er momenteel hun kracht nog niet bewezen hebben.

Dat deze oplossingen de ontbossing kunnen afremmen kan als volgt verklaard worden:

certificatie kan ervoor zorgen dat er een differentiatie bestaat voor consumenten tussen hout

dat op een ecologisch en sociaal aanvaardbare manier geproduceerd werd, en ander hout.

Consumenten kunnen via de markt hun voorkeur voor bosbehoud uiten door de vraag naar

gecertificeerde producten. Bij certificatie wordt het bos immers op een duurzame wijze

beheerd, waardoor in de toekomst het bos zijn functies nog kan vervullen door een verbeterd

behoud van het bosecosysteem en er minder ontbossing zal optreden. Ondanks het feit dat de

certificaten ontstaan zijn als middel om de tropische ontbossing tegen te gaan, is het vooral zo

dat de certificaten gebruikt worden in gematigde en noordelijke bossen. Bij agroforestry is het

zo dat dankzij de grotere beschikbaarheid aan brandhout en voedsel, en het afgenomen

Page 119: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

106

arbeidsaanbod voor de houtkap de ontbossing kan afnemen. Ondanks de hoge winsten die

agroforestry kan meebrengen, krijgt in de praktijk zwerflandbouw de voorkeur, aangezien de

landbouwers door onzekerheid een zeer hoge discontovoet hebben. Ze gaan daarom weinig

belang hechten aan de winst op lange termijn van agroforestry, maar in tegendeel wel aan de

winsten op korte termijn van zwerflandbouw. Een uitdaging naar de toekomst toe is dat het

beleid ervoor moet zorgen dat de landbouwers een lagere discontovoet zouden hebben, zodat

agroforestry voor hen aantrekkelijk wordt en de financiële prikkel tot ontbossing wegvalt.

Ecotoerisme is een manier om economische inkomsten en ontwikkeling te verkrijgen, door het

tegelijk beschermen en behouden van de regenwouden. Er is een hoog potentiaal aangezien er

in de geïndustrialiseerde landen een hoge en toenemende vraag naar natuurgebaseerde

vakanties is. Ecotoerisme kan via een verhoogde tewerkstelling en hieraan verbonden hogere

inkomsten een toegenomen levensstandaard meebrengen voor de plaatselijke bevolking. Om

dit te kunnen realiseren moeten er wel twee voorwaarden voldaan zijn: de eerste voorwaarde is

de deelname van de plaatselijke bevolking aan ecotoerisme, en de tweede is een evenwichtige

verdeling van de baten over de plaatselijke bevolking. Er is echter slechts weinig tot geen

empirisch bewijs dat de huidige ecotoeristische industrie aan deze voorwaarden voldoet.

Er werd hier bewust gekozen om niet te pleiten om de ontbossing ‘stop te zetten’, maar wel ‘af

te remmen’. De ontbossing kan immers onmogelijk volledig stopgezet worden, er zal altijd

ontbossing blijven optreden doordat zowel ontbossing als inspanningen voor het behoud van

de regenwouden gedreven worden door economische motieven. Regenwouden zullen steeds

blijven gekapt worden door de landbouwers, aangezien de mensen er voedsel nodig hebben.

Om het cru te zeggen: mensen kunnen nog steeds geen bomen eten. Ze hebben in economisch

gezichtspunt geen andere optie dan de bomen van het regenwoud te kappen. Ze moeten

immers zien te overleven. Naar de toekomst toe moet er dus getracht worden om een

evenwicht te vinden tussen de menselijke behoeften, een duurzaam milieubeleid, ontbossing

en het behoud van de regenwouden. Het is duidelijk dat er nog een heel lange weg af te leggen

is zowel op politiek als economisch vlak, om dit evenwicht te bereiken. Een politieke wil en

een diepgaande economische analyse zijn hierbij onontbeerlijk.

Page 120: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

X

LIJST VAN DE GERAADPLEEGDE WERKEN ALBERNAZ A., K., M., DA COSTA C. en LAURANCE, W., F., 2001, Is deforestation accelerating in the Brazilian Amazon?, in: Environmental Conservation, jg. 28, nr. 4, 2001, pg. 305–311, URL: <http://elin.lub.lu.se/link2elin?genre=article&issn=03768929&year=2001&volume=28&issue=4&collection=ejor&pages=305-311&resid=675712c24bbf5059e921e049f6dc31e8&lang=en >. (12/06/2006). AMELUNG T. en DIEHL M., 1992, Deforestation of Tropical Rain Forests, Economic Causes and Impact on Development, Kieler Studien 214, Institut für Weltwirtschaft an der Universität Kiel, Mohr, Tübingen, 157 pg. ANDERSEN L., E., 1997, Modelling the Relationship between Government Policy, Economic Growth, and Deforestation in the Brazilian Amazon, Working Paper 2, Department of Economics, University of Aarhus, 36 pg., URL: < http://papers.ssrn.com/sol3/papers.cfm?abstract_id=54986>. (11/06/2006). ANDERSON A., BARRETO P., NOGUERON R., SALOMAO R. en SOUZA C., 2006, Human Pressure on the Brazilian Amazon Forests, World Resources Institute Report, 84 pg., URL:<http://pdf.wri.org/human_pressure_amazon.pdf>. (10/06/2006). ANGELSEN A., 1995, Shifting Cultivation and “Deforestation”: A Study from Indonesia, in: World Development, vol. 23, oktober 1995, nr. 10, pg.1713-1729, URL : < http://www.sciencedirect.com/science?_ob=ArticleURL&_aset=V-WA-A-W-A-MsSAYWA-UUW-U-AAVEEZAZBY-AAVDCVWVBY-YZBZBUBYV-A-U&_rdoc=1&_fmt=summary&_udi=B6VC6-3YCMM4R-14&_coverDate=10%2F31%2F1995&_cdi=5946&_orig=search&_st=13&_sort=d&view=c&_acct=C000043466&_version=1&_urlVersion=0&_userid=794998&md5=3ed6cad3f80888ca0cc145cfdddf9d1b>. (27/02/2006). ARNOLD M. en BYRON N., 1997, What Futures for the People of the Tropical Forests?, Working Paper CIFOR nr.19, november 1997, pg.1-16, URL : <http://www.cifor.cgiar.org/publications/pdf_files/WPapers/WP-19.pdf>. (08/04/2006). ATKINSON G., 2002, Biodiversity: An Economic Approach, The London School of Economics and Political Science, URL : < http://www.fathom.com/course/21701792/session1.html >. (30/03/2006).

Page 121: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

XI

ATTENBOROUGH, D., BEAZLEY, M. en COLLINS M., 1995, The last rain forests, World Conservation Atlas, Oxford University Press, New York, 200 pg. ATYI R., E. en SIMULA M., 2002, Forest Certification : Pending Challenges for Tropical Timber, ITTO Technical Series 19, Yokohama, International Tropical Timber Organization, 66 pg., URL : < http://www.itto.or.jp/live/Live_Server/192/ts19e.pdf>. (13/05/2006).

BEER J., HARMAND J., M., HARVEY C., A., IBRAHIM M., JIMENEZ F. en SOMARRIBA E., 2003, Service functions of agroforestry systems, FAO, URL:<http://www.fao.org/docrep/article/wfc/xii/ms20-e.htm>. (24/05/2006).

BRACK D., MARIJNISSEN C. en OZINGA S., 2002, Controlling imports of illegal timber: Options for Europe, Summary, Fern, 12 pg., URL:<http://www.fern.org/media/documents/document_1587_1589.pdf>. (13/05/2006). BROWN K., 1992, Carbon Sequestration and Storage in Tropical Forests, CSERGE GEC Working Paper 92-24, Centre for Social and Economic Research on the Global Environment, University of East Anglia, 25 pg., URL:<http://www.uea.ac.uk/env/cserge/pub/wp/gec/gec_1992_24.htm>. (27/02/2006). BROWN, K. en PEARCE, D., W., 1994, The Causes of Tropical Deforestation, The economic and statistical analysis of factors giving rise to the loss of the tropical forests, University College London Press, London, 338 pg. CANVAS, 2004, OverLeven, Tropisch hout, Canvas reportage 2 mei 2004, 42 minuten. CARVALHAES, M., A., DI STASI, L., C., KAKINAMI, S., H., OLIVEIRA, G., P., QUEIROZ-JUNIOR, M., REIS, M., S. en TIEN, O., S., 2002, Medicinal plants popularly used in the Brazilian Tropical Atlantic Forest, in: Fitoterapia, vol.73(2), februari 2002, pg.69-91. URL:<http://www.sciencedirect.com/science?_ob=ArticleURL&_aset=V-WA-A-W-A-MsSAYZA-UUA-U-AAVEEZBUYD-AAVDCVBYYD-YZBZEABAB-A-U&_rdoc=1&_fmt=full&_udi=B6VSC-44PVT9V-1&_coverDate=02%2F28%2F2002&_cdi=6259&_orig=search&_st=13&_sort=d&view=c&_acct=C000043466&_version=1&_urlVersion=0&_userid=794998&md5=5427ed0b34890ec42799886e644ba4f1>.(30/03/2006). CASEY J., F. en CAVIGLIA J., L., 2000, Deforestation and Agroforestry Adoption in Tropical Forests: Can we Generalize?, Some Results from Campeche, Mexico and Rondônia, Brazil, pg.1-28. URL:<home.wlu.edu/~caseyj/vancouver.pdf>. (24/05/2006).

Page 122: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

XII

CASEY J., F., 2004, Agroforestry adoption in Mexico: using Keynes to better understand farmer decision-making, in: Journal of Post Keynesian Economics, lente 2004, vol. 26, nr. 3 , pg.505-521, URL:<http://search.epnet.com/login.aspx?direct=true&db=buh&an=13002675>. (24/05/2006). CESAR H., S., J., JANSSEN M., A. en VAN BEUKERING P., J., H., 2002, Economic valuation of the Leuser National Park on Sumatra, Indonesia, in: Ecological Economics, vol. 44, februari 2003, pg.43-62. URL: < http://www.sciencedirect.com/science?_ob=ArticleURL&_aset=V-WA-A-W-A-MsSAYWW-UUA-U-AAVEEZBCAZ-AAVDCVVBAZ-YZBDUYZYB-A-U&_rdoc=1&_fmt=full&_udi=B6VDY-47S6PRG-1&_coverDate=02%2F28%2F2003&_cdi=5995&_orig=search&_st=13&_sort=d&view=c&_acct=C000043466&_version=1&_urlVersion=0&_userid=794998&md5=990629966dd3c8d310ae5ab221b00838>. (20/03/2006). CHOMITZ K., M. en KUMARI K., 1998, The Domestic Benefits of Tropical Forests: A Critical Review, in: The World Bank Research Observer, vol.13, nr.1, februari 1998, pg.13–35, URL:<http://www.worldbank.org/research/journals/wbro/obsfeb98/domestic.htm>. (18/03/2006). CIFOR, 2006, website CIFOR, URL:<http://www.cifor.cgiar.org/docs/_ref/findoutabout/biodiversity/index.htm>. (30/03/2006). CLEMENT C., CURRENT D., DUBOIS J., LUTZ E. en SMITH N., 1998, Agroforestry Experiences in the Brazilian Amazon : Constraints and Opportunities, The Pilot Program to Conserve the Brazilian Rain Forest, World Bank, 67 pg., URL:<http://www-wds.worldbank.org/servlet/WDS_IBank_Servlet?pcont=details&eid=000094946_99031910540233>. (24/05/2006). COLVIN J., G., 1996, Indigenous ecotourism: The Capirona programme in Napo Province, Ecuador, in: Unasylva, Forest conservation and utilization, vol. 187, 1996, 64 pg., URL: <http://www.fao.org/documents/show_cdr.asp?url_file=/docrep/w2149e/w2149e00.htm>. (30/05/2006). CONRAD J., M., FERRARO P., J. en UCHIDA T., 2005, Price Premiums for Eco-friendly Commodities: Are ‘Green’ Markets the Best Way to Protect Endangered Ecosystems?, in: Environmental & Resource Economics, vol.32, nr.3, november 2005, pg. 419–438, URL:<http://epp.gsu.edu/pferraro/docs/EARE2005.pdf>.(13/05/2006).

Page 123: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

XIII

CORLETT R., T., en PRIMACK, R., B. 2005, Tropical rain forests, an ecological and biogeographical comparison, Blackwell Publishing, 336 pg. DANKERS C., 2003, Environmental and Social Standards, Certification and Labelling for Cash Crops, Technical Paper 2, FAO, Commodities and Trade, 103 pg., URL :<http://www.fao.org/documents/show_cdr.asp?url_file=/docrep/006/y5136e/y5136e00.htm>. (14/05/2006). DAWSON T., P., MILNE R. en PATENAUDE G., 2005, Review, Synthesis of remote sensing approaches for forest carbon estimation: reporting to the Kyoto Protocol, in: Environmental Science & Policy, vol. 8, 1 april 2005, pg. 161-178, URL: <http://elin.lub.lu.se/link2elin?genre=article&issn=14629011&year=2005&volume=8&issue=2&collection=ejor&pages=161-178&resid=bf657a471ece901fe57a380b5fc8ae11&lang=en>. (24/03/2006). DESHLER D., D., LASSOIE J., P., LEE D., R., SCHELHAS J., W. en STEM C., J., 2002, Community Participation in Ecotourism Benefits: The Link to Conservation Practices and Perspectives, in: Society and Natural Resources, vol.16, nr.7, augustus 2003, pg.387–413. URL:<http://taylorandfrancis.metapress.com/(0dpbei554iqm3f45wdvca5jz)/app/home/contribution.asp?referrer=parent&backto=issue,2,6;journal,31,71;linkingpublicationresults,1:102490,1>.(24/03/2005). DESHLER D., J., LASSOIE J., P., LEE D., R. en STEM C., J., 2003, How 'Eco' is Ecotourism? A Comparative Case Study of Ecotourism in Costa Rica, in: Journal of Sustainable Tourism, vol. 11, nr. 4, 2003, pg.322-347, URL:<http://www.multilingual-matters.net/jost/011/jost0110322.htm>. (29/05/2006). DONOVAN D. en PURI R., 2004, Asia’s Tropical forests in a Changing Global Context : Can expert-led policy-making Cope with Change ?, in: Tropical Forests in a Changing Global Context, Royal Academy of Overseas Sciences, Brussel, 2005, pg. 61-92. DOWNING T., E., GARCIA-DOWNING C., HECHT S., B. en PEARSON H., A., 1992, Development or Destruction, The conversion of Tropical Forest to Pasture in Latin America, Westview Press, , 405 pg. FAO, 1999, FAO forestry, in: Unasylva, Non-wood forest products and income generation, nr. 198, 1999, 71 pg., URL:<http://www.fao.org/documents/show_cdr.asp?url_file=/docrep/x2450e/x2450e0d.htm> (21/04/2006).

Page 124: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

XIV

FAO, 2001a, Global ecological zoning for the global forest resources assessment 2000 final report, Rome, URL:<http://www.fao.org/documents/show_cdr.asp?url_file=/docrep/006/ad652e/ad652e00.htm>. (28/02/2006). FAO, 2001b, Global Forest Resources Assessment 2000, Main Report, FAO Forestry Paper 140, , 479 pg., URL:<http://www.fao.org/documents/show_cdr.asp?url_file=/DOCREP/004/Y1997E/Y1997E00.HTM>.(27/02/2006). FAO, 2001c, State of the world’s forests 2001, 181 pg., URL:<http://www.fao.org/documents/show_cdr.asp?url_file=/DOCREP/003/Y0900E/Y0900E00.HTM>.(28/02/2006). FAO, 2005a, State of the world’s forests 2005, 153 pg., URL:<http://www.fao.org/documents/show_cdr.asp?url_file=/docrep/007/y5574e/y5574e00.htm>. (27/02/2006). FAO, 2005b, FAO Yearbook Forest products 2003 (1999-2003), FAO Forestry Series nr.38, FAO Statistics Series nr.184, 243 pg., URL:<ftp://ftp.fao.org/docrep/fao/008/y5985m/>. (08/04/2006). FAO, 2005c, Trends in wood products 1961-2003, 55 pg., URL:< ftp://ftp.fao.org/docrep/fao/008/a0142m/a0142m00.pdf>. (08/04/2006). FAO, 2006a, Global Forest Resources Assessment 2005, Progress towards sustainable forest management Series, FAO Forestry Paper 147, 320 pg., URL:<http://www.fao.org/documents/show_cdr.asp?url_file=/docrep/008/a0400e/a0400e00.htm>. (01/03/2006). FAO, 2006b, website FAO Forest Products and Economics Division, URL:<www.fao.org/forestry/site/6366/en>. (21/04/2006). FEARNSIDE, P., M., 2005, Deforestation in Brazilian Amazonia: History, Rates, and Consequences, in: Conservation Biology, vol. 19, pg. 680-688, URL:<http://www.blackwell-synergy.com/doi/abs/10.1111/j.1523-1739.2005.00697.x>. (21/03/2006).

Page 125: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

XV

FREY E., F., 2002, Tropical Deforestation in the Amazon: An Economic Analysis of Rondonia, Brazil, Salisbury University, in: Issues in Political Economy, vol.11, 2002, 17 pg., URL:<http://org.elon.edu/ipe/Frey1.pdf>. (12/06/2006). GEIST H., J. en LAMBIN E., F., 2001, What Drives Tropical Deforestation ? A meta- analysis of proximate and underlying causes of deforestation based on subnational case study evidence, LUCC Report Series nr. 4, 116 pg., URL:<http://www.indiana.edu/~act/focus1/tropdef.pdf>. (27/04/2006). GEIST H., J. en LAMBIN E., F., 2004, Causes and Pathways of Tropical Deforestation, in: Tropical Forests. A State of the Art at the Turn of the Century, Royal Academy of Overseas Sciences, Brussel, 2004, pg. 59-65. GORDON A., M., OELBERMANN M. en VORONEY R., P., 2004, Carbon sequestration in tropical and temperate agroforestry systems: a review with examples from Costa Rica and southern Canada, in: Agriculture, Ecosystems and Environment, vol.104, december 2004, pg.359–377, URL:<http://www.sciencedirect.com/science?_ob=ArticleURL&_udi=B6T3Y-4D5JW0F-4&_coverDate=12%2F31%2F2004&_alid=401191355&_rdoc=1&_fmt=&_orig=search&_qd=1&_cdi=4959&_sort=d&view=c&_acct=C000043466&_version=1&_urlVersion=0&_userid=794998&md5=36569cf91ef52b7dfee83760b91493ad>. (24/05/2006). GOSSLING S., 1999, Ecotourism: a means to safeguard biodiversity and ecosystem functions?, in: Ecological Economics, vol.29, mei 1999, pg. 303-320. URL:<http://www.sciencedirect.com/science?_ob=ArticleURL&_udi=B6VDY-3WN6YRS-9&_coverDate=05%2F31%2F1999&_alid=401192167&_rdoc=1&_fmt=&_orig=search&_qd=1&_cdi=5995&_sort=d&view=c&_acct=C000043466&_version=1&_urlVersion=0&_userid=794998&md5=ee8edcd26d69178d53207b3139d6eeab>. (30/05/2006). GREENPEACE, 2006, website, URL:<http://www.greenpeace.org/belgium/nl/campaigns/bossen/canada>. (27/02/2006). HELLES F., JACOBSEN J., B., NEBEL G. en QUEVEDO L., 2003, Development and economic significance of forest certification: the case of FSC in Bolivia, in: Forest Policy and Economics, vol.7, februari 2005, pg.175– 186. URL:<http://www.sciencedirect.com/science?_ob=ArticleURL&_aset=V-WA-A-W-A-MsSAYZW-UUW-U-AAVEEZCBUY-AAVDCVZAUY-YZBDYVBVV-A-U&_rdoc=1&_fmt=full&_udi=B6VT4-491BVMG-2&_coverDate=02%2F28%2F2005&_cdi=6280&_orig=search&_st=13&_sort=d&view=c&_acct=C000043466&_version=1&_urlVersion=0&_userid=794998&md5=f43c698027e50409f88b305f463fbd08>. (13/05/2006).

Page 126: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

XVI

HELSEN, M., 2004, Eindaanval op groene long ingezet, Het Nieuwsblad, maandag 20 december 2004, pg. 10-11. HUSAIN S., A., LELE U., PERKINS K., VERISSIMO A., VIANA V. en VOSTI S., 2000, Brazil. Forests in the balance: challenges of conservation with development, world bank operations evaluation department, Evaluation Country Case Study Series, The World Bank, Washington, D.C., 195 pg. URL:<http://wbln0018.worldbank.org/oed/oeddoclib.nsf/0/d985594af1f1dfb185256970007c1acc/$FILE/BrazilCS.pdf>. (15/06/2006). INGLES A. en WOLLENBERG E., 1998, Incomes from the Forest. Methods for the development and conservation of forest products for local communities, CIFOR, 227 pg., URL:<http://www.cifor.cgiar.org/publications/ntfpsite/pdf/Incomes.pdf>. (22/04/2006). INPE, 2006, URL:<http://www.obt.inpe.br/prodes/prodes_1988_2005.htm>. (15/06/2006). JEPMA C., J., 1995, Tropical Deforestation, A Socio-Economic Approach, Earthscan Publications Limited, London, 316 pg. KANT, S. en MAHAPATRA, K., 2004, Tropical deforestation: A multinomial logistic model and some country-specific policy prescriptions, in: Forest Policy and Economics, vol.7, januari 2005, pg.1-24, URL:<http://www.sciencedirect.com/science?_ob=ArticleURL&_udi=B6VT4-49DF7X4-1&_coverDate=01%2F31%2F2005&_alid=401194474&_rdoc=1&_fmt=&_orig=search&_qd=1&_cdi=6280&_sort=d&view=c&_acct=C000043466&_version=1&_urlVersion=0&_userid=794998&md5=e08462fd26297980609e013a0785cb67>. (24/03/2006). KIKER C., F. en PUTZ F., E., 1996, Methodological and ideological options, Ecolocical certification of forest products: Economic challenges, in: Ecological Economics, vol. 20, januari 1997, pg. 37-51, URL:<http://www.sciencedirect.com/science?_ob=ArticleURL&_aset=V-WA-A-W-A-MsSAYVA-UUW-U-AAVEEZCBZW-AAVDCVZAZW-YZBDYZCVV-A-U&_rdoc=1&_fmt=full&_udi=B6VDY-3SVHN6G-4&_coverDate=01%2F31%2F1997&_cdi=5995&_orig=search&_st=13&_sort=d&view=c&_acct=C000043466&_version=1&_urlVersion=0&_userid=794998&md5=c3f520262867040f84f3950d038bf048>. (13/05/2006). KILL J., 2001, Sinks in the Kyoto Protocol, A Dirty Deal for Forests, Forest Peoples and the Climate, Fern Briefing Note, 17 pg., URL:<http://www.fern.org/pubs/briefs/sinks2.pdf>. (24/03/2006).

Page 127: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

XVII

KRAMER R., A., PATTANAYAK S., RICHTER D., D. en SHARMA N., P., 1995, Ecological and Economic Analysis of Watershed Protection in Eastern Madagascar, in: Journal of environmental management, jg.1997, vol. 49, pg.277-295, URL:<http://www.sciencedirect.com/science?_ob=ArticleURL&_udi=B6WJ7-45M2VVF-9&_coverDate=03%2F31%2F1997&_alid=322680308&_rdoc=1&_fmt=&_orig=search&_qd=1&_cdi=6871&_sort=d&view=c&_acct=C000043466&_version=1&_urlVersion=0&_userid=794998&md5=6fc973580ed15e19299b7f89d2a3b0e2>. (22/03/2006). LANLY J.-P., 2003, Deforestation and forest degradation factors, FAO, URL:<http://www.fao.org/docrep/article/wfc/xii/ms12a-e.htm>.(14/03/2006). LAURANCE W., F., 1999, Reflections on the tropical deforestation crisis, in: Biological Conservation, vol. 91, december 1999, pg. 109-117, URL:<http://www.sciencedirect.com/science?_ob=ArticleURL&_aset=V-WA-A-W-A-MsSAYVA-UUA-U-AAVEEZCVYE-AAVDCVZWYE-YZBDEAYCA-A-U&_rdoc=1&_fmt=full&_udi=B6V5X-3XNK44Y-3&_coverDate=12%2F31%2F1999&_cdi=5798&_orig=search&_st=13&_sort=d&view=c&_acct=C000043466&_version=1&_urlVersion=0&_userid=794998&md5=b18ecfbeeda0c733137da3e0648cc3c1>.(16/03/2005). LEWIS S., L., 2005, Review, Tropical forests and the changing earth system, in: Philosophical Transactions of the Royal Society B: Biological Sciences, vol. 361, nr.1465, 29 januari 2006, pg. 195-210, URL:< http://www.journals.royalsoc.ac.uk/link.asp?id=p086w21035r437u6>. (14/03/2006). LODOEN D., 2000, Trees of change, Corporate Report 2000, international centre for research in agroforestry, 73 pg. MACDICKEN K. en SMITH J., 2000, Capturing the value of forest carbon for local livelihoods: opportunities under the clean development mechanisms of the Kyoto protocol, CIFOR, Bogor, Indonesia, 16pg., URL:<http://www.cifor.cgiar.org/publications/pdf_files/carbon.pdf>. (26/03/2006). MAGIN G., 2001, Forests of fear. The Abuse of Human Rights in Forest Conflicts, Fern, 48 pg., URL:< http://www.fern.org/pubs/reports/fear.pdf>.(08/04/2006). MARGULES C. en SARKAR S., 2002, Operationalizing biodiversity for conservation planning, in: Journal of Biosciences, vol. 27, nr. 4, juli 2002, pg. 299–308, URL:<http://www.ias.ac.in/jbiosci/jul2002/299.pdf>. (10/03/2006).

Page 128: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

XVIII

MARGULIS S., 2003, Causes of Deforestation of the Brazilian Amazon, The World Bank, World Bank Working Paper nr. 22, Washington D. C., 77 pg., URL: < http://www-wds.worldbank.org/servlet/WDSContentServer/WDSP/IB/2004/02/02/000090341_20040202130625/Rendered/PDF/277150PAPER0wbwp0no1022.pdf>. (10/03/2006). MATTHEWS E., MURRAY S., PAYNE R. en ROHWEDER M., 2000, Carbon storage and sequestration, in: Forest Ecosystems, Pilot analysis of global ecosystems, World Resources Institute, Washington DC, pg. 55-59, URL:<http://pdf.wri.org/page_forests_010_carbon.pdf>. (24/03/2006). MOLUA E., L., 2003, The economics of tropical agroforestry systems: the case of agroforestry farms in Cameroon, in: Forest Policy and Economics, vol. 7, februari 2005, pg.199–211, URL:<http://www.sciencedirect.com/science?_ob=ArticleURL&_udi=B6VT4-491BVMG-4&_coverDate=02%2F28%2F2005&_alid=393757635&_rdoc=1&_fmt=&_orig=search&_qd=1&_cdi=6280&_sort=d&view=c&_acct=C000043466&_version=1&_urlVersion=0&_userid=794998&md5=ca7097baace2f46fcd23d2f6147badcd>. (24/03/2005). MONGABAY, 2006, website Mongabay, URL:< http://rainforests.mongabay.com/>. (30/05/2006). OTSUKA K. en SUYANTO S., 2001, From Deforestation to Development of Agroforests in Customary Land Tenure Areas of Sumatra, in: Asian Economic Journal, vol. 15, nr.1, maart 2001, pg.1-17, URL:<http://www.blackwell-synergy.com/doi/abs/10.1111/1467-8381.00120>. (23/04/2006). OZINGA S., 2004, Footprints in the forest, Current practice and future challenges in forest certification, Fern, 76 pg., URL :<http://www.fern.org/media/documents/document_1890_1900.pdf>. (13/05/2006). PEARCE D., 2001, How valuable are the Tropical Forests? Demonstrating and Capturing Economic Value as a Means of Addressing the Causes of Deforestation, 12 pg. URL: < http://www.cserge.ucl.ac.uk/TROPICAL%20FORESTS_Parispaper.pdf>. (24/05/2006). PORTELA R. en RADEMACHER I., 2001, A dynamic model of patterns of deforestation and their effect on the ability of the Brazilian Amazonia to provide ecosystem services, in: Ecological Modelling, vol.143, 15 oktober 2001, pg.115-146. URL:<http://www.sciencedirect.com/science?_ob=ArticleURL&_aset=V-WA-A-W-A-MsSAYWW-UUA-U-AAVEEZZAWD-AAVDCVZEWD-YZBYAEVCC-A-U&_rdoc=1&_fmt=full&_udi=B6VBS-44113RH-9&_coverDate=10%2F15%2F2001&_cdi=5934&_orig=search&_st=13&_sort=d&view=c&_

Page 129: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

XIX

acct=C000043466&_version=1&_urlVersion=0&_userid=794998&md5=342bc43bbbfa0f436a57471a333a683d>.(22/03/2006). PRATIWI, 1996, Deforestation and reforestation policy in tropical regions, with special reference to Indonesia, doctoraatthesis, academiejaar 1995-1996, UGent, 375 pg. RAMETSTEINER E. en SIMULA M., 2002, Forest certification - an instrument to promote sustainable forest management?, in: Journal of Environmental Management, vol. 67, 1 januari 2003, pg. 87–98, URL:<http://www.sciencedirect.com/science?_ob=ArticleURL&_udi=B6WJ7-480CKPJ-2&_coverDate=01%2F01%2F2003&_alid=401198107&_rdoc=1&_fmt=&_orig=search&_qd=1&_cdi=6871&_sort=d&view=c&_acct=C000043466&_version=1&_urlVersion=0&_userid=794998&md5=598ad13f4bd6b6d198d1f327a0e6af52>.(13/05/2006). REID J., W., SEDJO R., A. en SIMPSON R., D., 1996, Valuing Biodiversity for Use in Pharmaceutical Research, in: Journal of Political Economy, vol. 104, nr. 1, februari 1996, pg. 163-185, URL:< http://www.jstor.org/view/00223808/di980618/98p0008q/0>. (31/03/2006). ROPER J., 2001, Forestry Issues, Tropical Forests and Climate Change, 17 pg., URL:<http://www.rcfa-cfan.org/english/issues.13.html>.(24/03/2006). The Royal Society, 2001, The role of land carbon sinks in mitigating global climate change, Policy document 10/01, , 28 pg., URL:<http://www.royalsociety.org/displaypagedoc.asp?id=7451>. (25/03/2006). THOMPSON H., Indonesia: Development, Degraded Rainforests and Decreasing Global Biological Diversity, URL: < http://www.vuw.ac.nz/atp/articles/thompson_9609.html >. (30/03/2006). VAN SOEST D., P., 1998, Tropical Deforestation: An Economic Perspective, proefschrift doctoraat in de Economische Wetenschappen, Rijksuniversiteit Groningen, 277 pg., URL: < http://irs.ub.rug.nl/ppn/166119326 >. (26/02/2006). WILCOX B., A., 1995, Tropical forest resources and biodiversity: the risks of forest loss and degradation, in: Unasylva, nr. 181, vol.46, 1995, pg. 43-49, URL:<http://www.fao.org/documents/show_cdr.asp?url_file=/docrep/v5200e/v5200e0a.htm> (30/03/2006).

Page 130: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

XX

YOUNG A., 1988, ICRAF Reprint nr. 47, Agroforestry and its potential to contribute to land development in the tropics, herdruk uit: Journal of Biogeography, Blackwell Scientific Publications, vol. 15, 1988, pg. 19-30.

Page 131: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

XXI

BIJLAGEN Bijlage 1.1 : Eigen berekening van de hoeveelheid tropische regenwouden in 2000

De hoeveelheid tropische regenwouden werd bepaald aan de hand van de volgende formule :

(totaal bosgebied)ty x (percentage van het bosgebied dat tropisch regenwoud is)ty

= (hoeveelheid tropische regenwouden)ty

met : t = jaar 2000, y = land y

De FAO (FAO, 2001b) heeft een verdeling in ecologische zones gemaakt van alle bossen in de

wereld. Voor elk land werd weergegeven welk percentage van het bosgebied tot een bepaalde

bosklasse behoorde in 2000 (FAO, 2001b, pg.431-434). De landen die volgens de FAO op

basis van de ecologische zones tropische regenwouden bezitten, werden ook als dusdanig

beschouwd in deze scriptie. Voor al deze landen werd ook bepaald wat het totaal bosgebied

was in 2000, op basis van dezelfde studie (FAO, 2001b, pg.391-394).

Door deze data in te vullen in de formule, verkrijgt men bijvoorbeeld voor Brazilië:

(543 905 x 1 000 hectare) x (76%) = 413 367,8 x 1 000 hectare

Om de hoeveelheid regenwoud te bekomen in Zuid-Amerika werd de bovenstaande

berekening uitgevoerd voor alle Zuid-Amerikaanse landen die regenwouden bezitten, namelijk

Argentinië, Bolivia, Brazilië, Colombia, Ecuador, Frans Guyana, Guyana, Paraguay, Peru,

Suriname en Venezuela. De bekomen resultaten werden opgeteld, waarna bekomen werd dat

er in Zuid-Amerika 589 903,20 x 1 000 hectare aan regenwoud ligt.

Deze zelfde berekening werd ook uitgevoerd voor Afrika, Azië, Noord en Centraal Amerika

en Oceanië, wat een totaal wereldareaal regenwouden gaf van 952 551,00 x 1 000 hectare.

Deze berekening kan enkel gemaakt worden voor het jaar 2000, aangezien het percentage aan

tropisch regenwoud in een land elk jaar wijzigt door de ontbossing en het percentage enkel

beschikbaar is voor 2000.

Page 132: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

XXII

Bijlage 3.1 : Ligging van de case studie gebieden in Afrika (Bron : Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg. 18)

Page 133: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

XXIII

Bijlage 3.2 : Ligging van de case studie gebieden in Azië (Bron : Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg. 19)

Opmerking: op de kaart werden twee case studies niet aangeduid, namelijk een van Western

Samoa Islands en Irian Jaya.

Page 134: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

XXIV

Bijlage 3.3 : Ligging van de case studie gebieden in Latijns-Amerika

(Bron : Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg. 19)

Page 135: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

XXV

Bijlage 3.4: Lijst van onmiddellijke oorzaken

(Bron : Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg. 7)

Page 136: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

XXVI

Bijlage 3.5: Lijst van onderliggende oorzaken

Page 137: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

XXVII

(Bron : Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg. 9-10)

Page 138: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

XXVIII

Bijlage 3.6 : Resultaten van de frequentieanalyse van de onmiddellijke oorzaken

N = aantal cases waar de relatie in voorkomt % = percentage van de in totaal 152 cases waarin de relatie voorkomt (Bron : Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg. 24)

Page 139: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE

XXIX

Bijlage 3.7 : Resultaten van de frequentieanalyse van de onderliggende oorzaken

(Bron : Geist H., J. en Lambin E., F., 2001, pg. 33)

Page 140: DE ONTBOSSING VAN REGENWOUDEN. EEN ECONOMISCHE ANALYSE