DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt...

57
Humanitas Postbus 71 1000 AB Amsterdam 020 5231100 [email protected] DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS Vrijwilligers naast jeugdhulp en jeugdbescherming in kwetsbare gezinnen DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Transcript of DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt...

Page 1: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

HumanitasPostbus 711000 AB Amsterdam

020 [email protected]

DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Vrijwilligers naast jeugdhulp en jeugdbescherming in kwetsbare gezinnen

DE MEERW

AARDE VAN

HUMAN

ITAS W

EL THUIS

Page 2: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds
Page 3: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

Colofon

Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de Vereniging Humanitas

Woerden, maart 2017Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande toe-stemming van VanMontfoort en de Vereniging Humanitas. Bij overname is bronvermelding verplicht.

Financiering van dit onderzoek is mogelijk gemaakt door de Nationale Postcodeloterij.

Concept en ontwerp: Kippenvel Ontwerp, BoxtelFotografie; Anneke Hymmen en GerritJan HuininkDagboek: Josephine KrikkeDrukwerk: Printvorm ’s-Hertogenbosch

DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Vrijwilligers naast jeugdhulp en jeugdbescherming in kwetsbare gezinnen

Woerden, maart 2017

Isabel Alarcon Netty Jongepier

m.m.v. Collin Hoogeveen – Bureau Alpha

Page 4: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

Inleiding 41 Achtergrond en visie van Wel Thuis 6 1.1 De zorg voor jeugd in Nederland 6 1.2 Inzet van vrijwilligers 10 1.3 Samenwerking professionele en vrijwillige inzet 102 Opzet van het onderzoek naar Wel Thuis 12 2.1 Het onderzoeksproces 123 Verandertheorie 16 3.1 Maatschappelijk probleem 16 3.2 Urgentie en omvang van het probleem 16 3.3 Oplossing: vrijwilligers als aanvulling op beroepskrachten 174 Ontwikkelingen in het project Wel Thuis 20 4.1 Ontwikkelen van de werkwijze 20 4.2 Vrijwilligers 22 4.3 Opbouwen samenwerking met netwerkpartners 22 4.4 Ontwikkelingen in de samenwerking 23 4.5 Samenvatting 255 De gezinnen van Wel Thuis 26 5.1 De doelgroep van Wel Thuis 26 5.2 Aantallen gezinnen 26 5.3 Gezinssamenstelling 28 5.4 Beschrijving startsituatie op leefgebieden van de bereikte doelgroep 28 5.5 Samenvatting 31Intermezzo: gezin 1 326 Kwalitatieve analyse 34 6.1 Achtergrond van de gezinnen 35 6.2 Hoe ervaren de gezinnen het contact met de vrijwilliger? 36

Inhoudsopgave 6.3 Welke ondersteuning biedt de vrijwilliger? 37 6.4 Opbrengsten voor de gezinnen 39 6.5 Opbrengsten voor de vrijwilligers 44 6.6 Opbrengsten voor de beroepskrachten 47 6.7 De meerwaarde van Wel Thuis 48 6.8 Werkwijze en organisatie van Wel Thuis 50 6.9 Samenvatting 567 Resultaten kwantitatief onderzoek 58 7.1 Werkwijze: kwantitatieve beoordeling van de gezinssituatie 58 7.2 Geestelijk welbevinden vanuit het perspectief van gezinnen 60 7.3 Ontwikkeling leefgebieden op hoofdlijnen 61 7.4 Gezinnen met en zonder OTS 63 7.5 Bijdrage van vrijwilligers 63 7.6 Leefgebieden en indicatoren 64 7.7 Draagt de vrijwilliger bij aan een effectievere en efficiëntere hulpverlening? 72 7.8 Samenvatting 73Intermezzo: gezin 2 768 Samenvatting en beschouwing 80 8.1 De belangrijkste opbrengsten voor de gezinnen 80 8.2 Maatschappelijke opbrengsten 82 8.3 Werkzame factoren 83 8.4 Conclusies en aanbevelingen 85Bijlage 1 Topiclijsten 86Bijlage 1 Tabellen kwantitatieve resultaten trajecten 88

2 3

Page 5: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

Humanitas is in 2014 een uit twee delen bestaand project gestart met het doel de inzet van vrijwilligers voor de zwaardere doelgroepen van de jeugdhulp en de jeugdbescherming te vergroten. Het project is gefinancierd door de Nationale Postcode Loterij. De twee deelprojecten zijn: ‘Jeugdsupport’ voor jongeren met een hulpverleningsgeschiedenis die de jeugdhulp gaan verlaten of al hebben ver-laten en ‘Wel Thuis’ voor gezinnen waar de veiligheid en ontwikkeling van de kinderen wordt bedreigd. Dit rapport gaat over Wel Thuis. Het is het verslag van een evaluatieonderzoek, waarin de focus is gelegd op het maatschappelijke rendement van Wel Thuis. In 2016 is een tussenrapportage gemaakt, waarin een prognose is gegeven van de effecten die van Wel Thuis verwacht kunnen worden. Dit rapport geeft de eindopbrengsten weer.

Voor het project Wel Thuis zijn bij aanvang drie pilotregio’s geselecteerd: Almere, Leeuwarden en Twente. In de regio Den Bosch functioneerde, naast het landelijk

Inleidingproject, een door de gemeente Den Bosch gefinancierd project dat gezien kan worden als voorloper van Wel Thuis. Deze pilot is opgenomen in het landelijk project. In deze vier locaties zijn in de periode april 2014 en december 2016 in totaal 133 ge-zinnen ondersteund door een vrijwilliger. In totaal zijn er 153 vrijwilligers getraind en actief geweest in gezinnen. De training Wel Thuis is door in totaal 86 beroeps-krachten gevolgd. Dit rapport beschrijft de opbrengsten van de vier pilotlocaties Almere, Leeuwarden, Twente en Den Bosch.

Leeswijzer • In het eerste hoofdstuk schetsen we de aanleiding en achtergrond van Wel Thuis, binnen de context van de ontwikkelingen in de samenleving en in de (jeugd)zorg.• In hoofdstuk 2 is een beschrijving van het onderzoeksproces te vinden.• Hoofdstuk 3 geeft de verandertheorie van Wel Thuis weer. Deze bestaat uit de veronderstellingen en aannames waarop het project gebaseerd is, onderbouwd met literatuur.

• In hoofdstuk 4 wordt een beeld gegeven van de ontwikkelingen en eerste ervaringen in de pilotregio’s. • Hoofdstuk 5 geeft een beschrijving van de gezinnen die door Wel Thuis bereikt zijn.• Hoofdstuk 6 beschrijft de uitkomsten van het kwalitatieve deel van het onder- zoek: de interviews met gezinnen, vrijwilligers en beroepskrachten. • In hoofdstuk 7 worden de uitkomsten van het kwantitatieve deel van het onderzoek beschreven. • In hoofdstuk 8 geven we tenslotte een samenvatting en beschouwing van de resultaten.

DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS 4 5 DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 6: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

1 Achtergrond en visie van Wel Thuis

De zorg voor jeugd in NederlandMet een groot deel van de jeugd in Neder-land gaat het goed. Bij ongeveer 15% van de kinderen doen zich serieuze problemen voor, terwijl 5% structureel met ernstige problemen kampt1. In veel gevallen gaat het daarbij om problemen in de thuissituatie in combinatie met problemen van het kind of de jongere op het gebied van opvoeden en opgroeien. Professionele hulpverleners bemoeien zich met het gezin en proberen de problemen te verhelpen (jeugdhulp). Soms zijn de problemen zo ernstig dat

ingrijpen nodig is om de veiligheid van het kind te beschermen (jeugdbescherming). De rechter kan het gezag van de ouders inperken middels een ondertoezichtstelling. Bij een ondertoezichtstelling (OTS) kan het zijn dat een kind uit huis geplaatst wordt. De OTS is dan gericht op terugkeer naar huis. In situaties dat de ouders niet in staat blijken om hun kind op te voeden en te verzorgen kan de rechter het gezag van ouders beëindigen. In dat geval wordt het gezag overgedragen aan een ander, meestal de Gecertificeerde Instelling.

1.1

Soms zijn de problemen zo ernstig dat ingrijpen nodig is om de veilig-heid van het kind te beschermen

DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Het idee voor Wel Thuis is ontstaan in gesprekken tussen Humanitas en VanMontfoort over de transitie en transformatie van de jeugdzorg. VanMontfoort zet zich in voor inhou-delijke vernieuwing in de jeugdzorg en de jeugdbescherming. Humanitas heeft jarenlange ervaring met vrijwilligers in de ondersteuning van gezinnen en jongeren en wil voor de komende periode onderzoeken of de inzet van vrijwilligers bij zwaardere problematiek haalbaar is en tot resultaten leidt. Humanitas en VanMontfoort delen met elkaar de visie dat de inzet van vrijwilligers in de zware vormen van jeugdzorg en de jeugdbescherming wenselijk en ook realiseerbaar is. In dit hoofdstuk gaan wij dieper in op de aanleiding tot en de achterliggende visie van Wel Thuis

1 SCP 2011

6

Page 7: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

nadelige gevolgen hebben voor kinderen en gezinnen, ook nemen de kosten voor de zorg steeds meer toe. Vrijwel iedereen is het erover eens dat het anders moet. Vanaf 2015 zijn de gemeen-ten verantwoordelijk voor alle jeugdhulp. Daarbij hebben zij te maken met een krimpend budget voor de jeugdzorg. De transformatie en transitie jeugdhulp zoals dit proces aangeduid wordt, is ingezet om niet alleen bestuurlijk maar ook inhoudelijk een omslag te bewerkstelligen. De focus is daarbij gericht op de eigen kracht van gezinnen, het versterken van de sociale omgeving van kinderen en gezinnen en het verminderen van de inzet van gespeciali-seerde zorg.Al langere tijd wordt geconstateerd dat we leven in een sterk geïndividualiseerde samenleving. Ook op het gebied van opvoeden en opgroeien is dat duidelijk merkbaar, van een sociale inbedding rond-om gezinnen is steeds minder sprake. Door maatschappelijke ontwikkelingen zoals mobiliteit, migratie, het verdwijnen van voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds meer op een afstand komen te staan. De Raad voor de Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) en de Raad voor Volksgezondheid en Zorg (RVZ) stellen in een adviesrapport (RMO/RVZ, 2009) dat de focus verlegd dient te worden naar de kracht van de sociale omgeving en dat beleid minder eenzijdig vanuit het risicoperspectief benaderd zou moeten worden. De raden vragen meer aandacht in het beleid voor het stimuleren en versterken van sociale netwerken en

Toename professionele zorgToen de kinderbescherming ontstond, aan het eind van de 19e eeuw, waren betrokken en gedreven ‘gewone mensen’ daarvan de grondleggers2. Geleidelijk aan is de bescher-ming van kinderen en de hulpverlening bij de opvoeding steeds meer in handen van de overheid en professionele instellingen gekomen. Onder meer door grote aandacht in de media voor enkele fatale gevallen van kindermishandeling is er de laatste decennia veel nadruk gekomen op ingrijpen in het gezin. Het aantal kinderen met een maatregel voor kinderbescherming is in de periode tussen 1980 en 2010 verdubbeld (zie de grafiek hieronder).

In de laatste paar jaren wordt een dalende trend geconstateerd, die wordt toege-schreven aan een veranderde werkwijze in de jeugdbescherming.Positief aan de toenemende aandacht voor de veiligheid van kinderen is dat er meer oog is gekomen voor kindermishandeling en de bescherming van kinderen hiertegen. De keerzijde is dat de professionele instellingen steeds meer overnemen van ouders. Bij een ondertoezichtstelling kan het zijn dat een kind (tijdelijk) uit huis geplaatst wordt, bij voogdij is dat altijd het geval. Ruim de helft daarvan groeit op in een pleeggezin of andere gezinsgerichte voorziening, het overige deel in een resi-dentiële voorziening.

De gevolgenIn 2015 zijn zo’n 27.000 kinderen in speci-ale voorzieningen geplaatst. Twee derde daarvan is opgenomen in een pleeggezin of andere gezinsgerichte voorziening, een derde in een residentiële voorziening. Voorzieningen waar het ook niet altijd veilig blijkt te zijn3. De hulp voor deze kinderen kenmerkt zich in veel gevallen door vele ver-, over- en doorplaatsingen van deze kinderen, van het eigen gezin naar een pleeggezin, naar een residentiële leefgroep en regelmatig heeft ergens in de loop van het traject ook een crisisplaat-sing of een terugplaatsing naar het gezin van herkomst plaatsgevonden. Al deze verplaatsingen en wisselingen hebben een negatieve invloed op kinderen4. Hoogleraar gezinspedagogiek Van IJzendoorn5 zegt hierover: “Eigenlijk is structurele verwaar-lozing in tehuizen onvermijdelijk”. Het gebrek aan stabiliteit en continuïteit leidt ertoe dat deze kinderen de overtuiging ontwikkelen dat ze niets waard zijn en dat niemand te vertrouwen is. Door alles wat ze meegemaakt hebben en door het ontbreken van een stabiele opvoedsituatie, is het voor deze kinderen als ze ouder worden, moeilijk om aansluiting te vinden in de samenleving en om hun leven op de rails te krijgen.

Transitie en transformatie jeugdzorgZoals hiervoor geschetst, werd in de afgelopen decennia een steeds groter beroep gedaan op de zwaardere vormen van jeugdzorg. Een tendens die hiermee gepaard gaat, is een steeds groter accent op het signaleren van risico’s en op ingrij-pen in de opvoeding. Niet alleen kan dat

2 Van Montfoort (2012). Kinderbescherming: de terugkeer van de burger. 3 Commissie Samson (2012). Omringd door zorg, toch niet veilig.

4 Bartelink & Van der Steege, 2012. M. van der (2012), Hechting en langdurige uithuisplaatsing. Verslag discussiebijeenkomst.

5 Van IJzendoorn (2008), Opvoeding over de grens. Gehechtheid, trauma en veerkracht.

8 9DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 8: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

1.3

DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

steunstructuren rond jeugd en gezin. Hoogleraar Pedagogiek Micha de Winter heeft dit als de ‘pedagogische civil society’ betiteld. Met dit begrip wordt bedoeld het versterken van de sociale opvoedomgeving door de gemeenschappelijke en vrijwillige activiteiten van burgers op het gebied van het grootbrengen van kinderen en jongeren. Deze gedachte wordt ook wel aangeduid met de uitspraak ‘It takes a whole village to raise a child’.

Inzet van vrijwilligersDe visie van Wel Thuis is dat inzet van vrijwilligers, naast de professionele hulp die nodig is, een antwoord kan bieden voor de hiervoor geschetste knelpunten en ontwikkelingen. Verondersteld wordt dat juist voor ouders en kinderen met zware en hardnekkige problematiek van groot belang is dat zij niet alleen te maken heb-ben met een beroepskracht die aan (een deel van) hun problemen werkt. Daarnaast kan nodig zijn dat ze kunnen bouwen op een of meer niet-professionals, zoals een vrijwilliger die vanuit persoonlijke betrok-kenheid een relatie met het gezin aangaat en emotionele en praktische steun biedt bij het reilen en zeilen van het gezin. Daarmee zijn vrijwilligers van grote be-tekenis in de pedagogische civil society. Vrijwilligers kunnen deel uitmaken van de informele steunstructuren rond gezinnen. Door de inzet van vrijwilligers komt de steun bij de opvoeding weer terug waar die hoort: in de eigen omgeving van het gezin, bij ‘gewone’ mensen. Tot voor kort waren vrijwilligers vooral actief op het gebied van preventieve activiteiten of lichtere vormen van pedagogische ondersteuning.

Programma’s zoals Home-Start en Home-Start+ zijn hiervan voorbeelden. Deze pro-gramma’s zijn bedoeld voor alle gezinnen die behoefte hebben aan (opvoedings)ondersteuning. Bij Home-Start betreft het gezinnen met een of meer kinderen onder de 7 jaar. Home-Start+ richt zich op gezin-nen met kinderen vanaf 7 jaar. Nieuw in het project Wel Thuis is dat vrij-willigers betrokken worden bij gezinnen met zwaardere problematiek en in situaties waar de veiligheid van het kind in het ge-ding is. Samenwerking van Humanitas met professionele instellingen is hiervoor een voorwaarde. Een tweede voorwaarde is dat vrijwilligers goed toegerust zijn voor hun rol en taken in deze gezinnen. Humanitas heeft op dit gebied jarenlange ervaring. De vrijwilligers voor Wel Thuis worden zorgvuldig gese-lecteerd en krijgen training en begeleiding specifiek voor de doelgroep en werkwijze van Wel Thuis.

Samenwerking professionele en vrijwillige inzetWel Thuis onderscheidt zich, naast het verschil in doelgroep, van andere vrij-willigersprogramma’s zoals Home-Start door de samenwerking met professionele organisaties. Samenwerking van professi-onele zorginstellingen en vrijwilligersorga-nisaties gebeurt steeds vaker. Op diverse plaatsen in het land zijn in 2014 pilots gestart waarbij vrijwilligers ingezet worden naast beroepskrachten in de jeugd-bescherming. In Brabant Noord-Oost is in 2014 een project gestart van Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, Humanitas en de gemeente

Oss en Den Bosch. Het project is eind 2015 afgerond, de pilot is vervolgens onderge-bracht bij het project Wel Thuis. In Zuid-Holland Zuid is in 2014 een project gestart waar Humanitas, Jeugdbescherming West, de WSG en Horizon aan deel hebben genomen. Bij het afronden van de pilot eind december 2014 is door het Onder-zoeksbureau Drechtsteden een evaluatie- rapport gepresenteerd. Op het moment van de evaluatie waren er 13 gezinnen waarin een vrijwilliger en een beroeps-kracht samenwerkten. De pilot toonde aan dat de inzet van een vrijwilliger ook kan werken in het verplichte kader. Hoewel het nog te vroeg was om iets over de effecten te kunnen zeggen, constateert het onder-zoeksbureau dat de signalen positief zijn. Vrijwilligers, beroepskrachten en coördi-natoren van de instellingen geven aan dat er progressie is op de in de gezinsplannen

geformuleerde doelen. Vanaf 2015 is het project verder voortgezet. Inzet van vrijwilligers betekent niet dat de professionele zorg overbodig wordt. Vrijwilligerswerk is anders dan professi-onele hulp in de zin dat vrijwilligers geen behandeling bieden, niet gericht zijn op ‘beter maken’ en geen dossiers bijhou-den. Vrijwilligers bieden ondersteuning in het dagelijks leven en bieden gezinnen rust en stabiliteit waardoor hun situatie verbetert. Beroepskrachten zijn nodig om de voorwaarden te creëren waarbinnen het gezin en de mensen om hen heen aan oplossingen kunnen werken en bewaken de minimumeisen waaraan de oplossingen moeten voldoen in het belang van de kin-deren. Bij een goede samenwerking biedt de combinatie van professionele zorg en vrijwillige inzet meer dan elk afzonderlijk kan bieden.

1.2

10

Page 9: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

2 Opzet van het onderzoek naar Wel Thuis

Het onderzoeksproces Het onderzoek is praktijkgestuurd, de input van de betrokken stakeholders staat centraal. In het onderzoek hebben we de volgende stappen genomen:

1. LiteratuuronderzoekMet behulp van literatuurstudie hebben we een verandertheorie geformuleerd (zie hoofdstuk 3).

2. Werksessies met HumanitasIn twee werksessies gehouden (juni en september 2015) met de drie pilots Wel Thuis, de landelijk projectleider Wel Thuis en de projectleider Monitoring en Evaluatie

DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Het onderzoek naar Wel Thuis heeft twee invalshoeken. Ten eerste is het verloop en de stand van zaken van het project in kaart gebracht. Ten tweede is gekeken naar de effec-ten die bereikt zijn bij de verschillende stakeholders en het maatschappelijke rendement dat met het project bereikt kan worden. Hiervoor is een analyse gemaakt aan de hand van de benadering van Social Return on Investment (SROI) waarbij alle stakeholders betrok-ken werden bij het bepalen en meten van de opbrengsten.

is de scope van het onderzoek, de veran-dertheorie, te verwachten effecten, indi-catoren en het meetplan, in kaart gebracht en besproken.

3. StakeholderanalyseHet betrekken van de stakeholders is een belangrijk uitgangspunt in dit onderzoek. Humanitas is in gesprek gegaan met stakeholders (dialooginstrument) zoals de jeugdbescherming, wijkteams, gemeenten en gezinnen. De belangrijkste stakehol-ders/begunstigden van Wel Thuis die in de verdere analyse zijn betrokken, zijn de volgende:

• Gezinnen• Vrijwilligers• Humanitas • Gecertificeerde instellingen (Jeugd- bescherming (BJZ), WSG, LdH, SAVE team)• Jeugdhulpinstellingen (Vitree, Jarabee, Jeugdhulp Friesland)• Wijkteams (Leeuwarden)• Gemeenten (Leeuwarden, Almere, Enschede)• Nationale Postcode Loterij (NPL) De eerste zeven stakeholdersgroepen zul-len zelf de veranderingen of effecten van de inzet van de vrijwilliger van Wel Thuis ondervinden. De NPL wordt meegenomen als stakeholder omdat zij het project finan-cieren.

4. Werksessies met netwerkpartners In de drie pilots (Almere, Twente en Leeu-warden) waarmee Wel Thuis gestart is, zijn netwerkbijeenkomsten georganiseerd. Voor deze bijeenkomsten zijn de belang-rijkste netwerkpartners uitgenodigd. Als stakeholder waren vertegenwoordigd: jeugdbeschermingsorganisaties, wijk-teams, Jeugd en Opvoedhulpinstellingen en gemeenten. Gezinnen waren niet aanwezig bij deze bijeenkomsten, zij zijn apart, middels interviews, betrokken.Samen met de netwerkpartners zijn de te verwachten effecten door de inzet van de vrijwilliger Wel Thuis in kaart gebracht, voor zowel de gezinnen als de verschillen-de netwerkpartners.

5. Ontwikkelen en afnemen vragenlijstenDe verwachte effecten die samen met stakeholders zijn bepaald, zijn vertaald

naar indicatoren. Om de verandering op de indicatoren te meten, zijn vragenlijsten ontwikkeld. Omdat een aanzienlijk deel van de verwachte effecten betrekking hebben op de leefgebieden die opgenomen zijn in de ZelfredzaamheidMatrix (ZRM), zijn voor die leefgebieden de items van de ZRM gebruikt in de vragenlijsten. Dit zijn de volgende gebieden:• Ouderschap: onderverdeeld in lichamelijke verzorging van kinderen, sociaal-emotionele ondersteuning van kinderen en scholing • Financiën• Dagbesteding • Huisvesting• Geestelijk welbevinden• Maatschappelijke participatie• Sociaal netwerk

Naast deze leefgebieden zijn in de vragen-lijst vragen opgenomen die te maken heb-ben met de hulpverlening aan het gezin, zoals de tijdsbesparing voor de beroeps-kracht, doeltreffendheid van de hulp en af-schalen of stoppen van de hulp. Tevens is gevraagd in welke mate de vrijwilliger een bijdrage aan de verandering heeft gehad, op welke wijze dit is gerealiseerd en hoe groot de kans is dat de verandering ook zonder de vrijwilliger was opgetreden. De vragenlijsten zijn in bijlage 1 opgenomen. Per gezin zijn de vragenlijsten bij zowel de coördinator als de beroepskracht afgeno-men op twee momenten, aan het begin en aan het eind van een vrijwilligerstraject. Door zowel de coördinator als de beroeps-kracht een inschatting te laten maken over het gezin, wordt de betrouwbaarheid van de resultaten vergroot. De lijsten zijn digi-

2.1

12 13 DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 10: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

taal afgenomen en de gegevens anoniem verwerkt. De coördinator heeft samen met de vrijwilliger de vragenlijst over het gezin ingevuld. Humanitas heeft ervoor gekozen om de lijst niet door de gezinnen in te laten invullen. Dit in verband met de belasting van gezinnen en omdat het invullen van de vragenlijst door de gezinnen niet past in de visie van laagdrempelige ondersteuning van de vrijwilliger. Drie specifieke vragen zijn wel aan de gezinnen zelf voorgelegd, namelijk over de mate waarin zij zich zorgen maken over hun situatie, de relatie met de hulpverlener en het vertrouwen in de hulpverlening. Over de gezinnen waar het traject na september 2016 is gestart, is een verkorte vragenlijst afgenomen.

6. Interviews met gezinnen, vrijwilligers en beroepskrachten Er zijn tien gezinnen geselecteerd die ondersteuning van een vrijwilliger van Wel Thuis krijgen. Deze tien gezinnen zijn in een eerste interview bevraagd over de (te verwachten) effecten van de onder-steuning en wat er zou gebeuren als de vrijwilliger er niet zou zijn. Bij dezelfde tien gezinnen is een tweede interview afgeno-men na afronding van het traject of, indien het traject nog niet afgerond was, aan het eind van de onderzoeksperiode. Daarnaast zijn, aan het eind van het traject, of aan het eind van de onder-zoeksperiode, interviews gehouden met de vrijwilligers van de tien gezinnen en de beroepskrachten die bij de gezinnen betrokken. Hiermee wordt vanuit verschil-lende perspectieven weergegeven wat er gebeurt in een Wel Thuis-traject en hoe de

betrokkenen dat ervaren. De topiclijsten voor de interviews zijn te vinden in bijlage 2.

7. Inventarisatie van de gegevens over de stand van zaken en ontwikkelingen in de pilots Door middel van het bijwonen van bijeen-komsten met de coördinatoren, verzame-len van geregistreerde gegevens en het uitzetten van vragenlijsten is informatie verzameld over de ontwikkelingen in de pilots.

8. Analyse van gegevensTenslotte zijn alle gegevens geordend en geanalyseerd.

14DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 11: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

3 VerandertheorieDE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Wel Thuis is gebaseerd op een aantal veronderstellingen en hypothesen over de effecten die de inzet van vrijwilligers bij de doelgroep zou kunnen opleveren. Bij elkaar vormen deze de verandertheorie. De verandertheorie is gebaseerd op inzichten uit literatuur en onderzoek, in combinatie met de visie en uitgangspunten die ten grondslag liggen aan het project.

3.1

3.2

Maatschappelijk probleemGezinnen waar ernstige problemen zijn op het gebied van opvoeden en opgroeien, komen meestal in aanraking met een wijk-team, jeugdhulp en/of jeugdbescherming. Als de veiligheid van kinderen in het geding is, kan een ondertoezichtstelling uitge-sproken worden, soms gepaard gaand met uithuisplaatsing van een of meer kinderen in het gezin. Het is een goede zaak als kin-deren op een adequate manier beschermd worden, maar uithuisplaatsing heeft ook grote nadelen. De gehechtheidsrelatie van ouder en kind wordt verstoord en, doordat er vaak sprake is van wisselende hulpver-leners en (mede-)opvoeders, ontbreekt het aan stabiliteit en continuïteit voor het kind. Daarnaast wordt geconstateerd dat

beroepskrachten steeds meer zijn gaan overnemen van ouders en ouders een deel van de regie over de opvoeding kwijtraken. Veiligheid wordt te eenzijdig gezocht bij professionele voorzieningen, de eigen kracht van het gezin en de positieve krachten in de leefomgeving worden te weinig geactiveerd6.

Urgentie en omvang van het probleemEen stabiele thuissituatie en veilige gehechtheidsrelaties zijn basisvoorwaar-den voor het opgroeien van kinderen. Als deze basis ontbreekt, ontwikkelen kinderen problemen op diverse gebieden (psychisch, sociaal, gedrag, cognitief). Verder lopen deze kinderen een verhoogd

risico op problemen op latere leeftijd, zoals psychische problematiek, verslaving, delinquentie, dakloosheid, die hoge maat-schappelijke kosten met zich mee kunnen brengen7.Een ander aspect dat de urgentie onder-streept, is de alom gedeelde overtuiging dat de toegenomen inzet en daarmee oplopende kosten van gespecialiseerde zorg bij opvoed- en opgroeiproblemen onwenselijk is, op zowel inhoudelijke als economische gronden. De transformatie en transitie jeugdzorg die is ingezet, beoogt hierin een omslag te bewerkstelligen én gaat gepaard met teruglopende middelen. Het is dus dringend noodzakelijk om te zoeken naar andere manieren voor het bieden van goede zorg.

Jaarlijks wordt over ongeveer 10.000 kinderen en jongeren een ondertoezicht-stelling uitgesproken. Het aantal uithuis-plaatsingen met voogdij is aan het einde van het derde kwartaal van 2012: 7.202. Het aantal uithuisplaatsingen met OTS is aan het einde van het derde kwartaal van 2012: 11.9788.De groep kinderen in gezinnen waarbij veiligheid in het geding is, is uiteraard veel groter dan alleen het aantal ondertoezicht-stellingen dat per jaar worden uitgesproken. Naar schatting worden jaarlijks 119.000 kinderen mishandeld of verwaarloosd9. Dat betekent dat gemiddeld in iedere school-klas van 30 leerlingen, 1 kind zit dat wordt mishandeld. Kindermishandeling betreft alle vormen van lichamelijk of geestelijk geweld, dus inclusief misbruik, verwaarlo-zing en nalatige behandeling.Tot 2015 was het Advies- en Meldpunt

Kindermishandeling (AMK) de plek waar iedereen bij vermoedens van kindermis-handeling terecht kon. Het AMK gaf advies of onderzocht meldingen van (vermoede-lijke) situaties van kindermishandeling. Na een melding beoordeelde het AMK de situatie en bracht zo nodig hulp op gang. In 2012 heeft het AMK 19.400 onderzoeken gedaan in het kader van de meldingen. Vanaf 2015 is Veilig Thuis de plek waar deze meldingen terecht komen10.

Oplossing: vrijwilligers als aanvul-ling op beroepskrachtenMet Wel Thuis worden goed getrainde vrijwilligers ingezet in gezinnen waar zor-gen zijn over de opvoedsituatie. Inzet van vrijwilligers kan eraan bijdragen dat zware zorg minder vaak nodig is of korter duurt. Dat is goed voor ouders en kinderen. Bovendien biedt inzet van vrijwilligers kansen om bij teruglopende financiën toch de ondersteuning aan gezinnen te bieden die nodig is. De gezinnen die tot de doelgroep van Wel Thuis behoren, hebben veel kenmerken van multiprobleemgezinnen. Een multi-probleemgezin is een gezin dat langdurig kampt met een combinatie van sociaaleco-nomische en psychosociale problemen1 . Meestal hebben deze gezinnen een moei-zame relatie met hulpverleners, door hun vaak lange hulpverleningsgeschiedenis waarin ze zich voornamelijk veroordeeld voelen voor alles wat niet goed gaat.

Vrijwilligers kunnen voor deze gezinnen veel betekenen. Door de persoonlijke binding tussen vrijwilliger en gezin bieden vrijwilligers iets wat de beroepskracht niet

6 Van Montfoort, A. van (2013). Kinderbescherming: de terugkeer van de burger

7 Ten Brummelaar, 2011 in Richtlijn Residentiële jeugdhulp voor jeugdhulp en jeugdbescherming.

8 Bron: brief staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aan de Tweede Kamer, 7 januari 2013

9 Alink, L., IJzendoorn, R. van, Bakermans-Kranenburg, M., Pannebakker, F., Vogels, T., Euser, S. (augustus 2011), Kindermishandeling in Nederland anno 2010. De Tweede Nationale Prevalentiestudie

Mishandeling van Kinderen en Jeugdigen (NPM-2010), Leiden attachment research program & TNO child health, Leiden: Casimir Publishers

10 Bron: www.nji.nl/nl/Databank/Cijfers-over-Jeugd-en-Opvoeding/Advies--en-Meldpunt-Kindermishandeling-(AMK)

11 Van der Steege, M. (2010). Opgroeien in een multiprobleemgezin. www.thiememeulenhoff

3.3

16 17 DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 12: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

kan bieden. Een vrijwilliger staat naast het gezin, niet erboven. Daardoor ontstaat er eerder vertrouwen tussen het gezin en de vrijwilliger. Daarnaast hebben multi-probleemgezinnen vooral behoefte aan praktische steun en steun die in eigen omgeving, dus de thuissituatie geboden wordt12. Ook hierin heeft de vrijwilliger veel te bieden. Meijs, Roza en Metz (2013)13

noemen een paar factoren die de waarde van vrijwilligers onderbouwen. Ten eerste de gelijkwaardigheid in de relatie van de ouder en de vrijwilliger. Ten tweede de ervaring, door de belangeloze inzet van de vrijwilliger, dat de vrijwilliger er echt voor hen is en speciaal voor hen zijn vrije tijd wil inzetten. Voor kwetsbare gezinnen is dat vaak een unieke ervaring. Uit onder- zoek blijkt dat ouders voor steun en advies bij de opvoeding bij voorkeur mensen uit hun sociale omgeving raadplegen. Bij hen vinden ouders herkenning, erkenning en bevestiging, daardoor zien zij makkelijker in dat het normaal is om vragen over de opvoeding te hebben14. In een recente meta-analyse van de literatuur over maatjesprojecten, worden psychologische opbrengsten genoemd als een van de resultaatgebieden waarop de sterkste effecten worden gevonden. Onder de psychologische opbrengsten worden ge-rekend: zelfverzekerdheid, weerbaarheid, stemming, afname van stress en spanningen, zelfvertrouwen, zelfbeeld, copingstrategie en zelfinzicht. Ook in onderzoek naar andere Humanitas- programma’s voor gezinnen komt dit naar voren. In het onderzoek naar Gezin in Balans15 geeft twee-derde van de moeders aan dat hun zelfvertrouwen is gegroeid

door de ondersteuning van hun maatje. Dat uit zich in zelfstandig bellen naar instanties, voor zichzelf opkomen, gebruik maken van openbaar vervoer, zich zeker-der voelen in de opvoedrol, minder snel uit het veld geslagen zijn, meer eropuit trekken en makkelijker contacten leggen16. Ook wordt genoemd dat de moeder meer vertrouwen heeft in haar rol als moeder en op eigen beslissingen. In onderzoeken naar de effecten van Home-Start worden eveneens, naast verbetering van vaardig- heden, effecten op het gebied van de geestelijke gezondheid genoemd, zoals minder stress bij moeders over opvoeding en minder depressieve gevoelens17 .

Vanwege de ernst van de problemen volstaat alleen ondersteuning van een vrijwilliger niet voor de doelgroep. Er is ook professionele hulp nodig en iemand die de veiligheid bewaakt. De visie van Wel Thuis is dat het een meerwaarde heeft als beroepskrachten en vrijwilligers niet los van elkaar, maar samen met elkaar opereren. Goede samenwerking en afstemming tussen de vrijwilligersorganisatie en de professionele organisatie is daarvoor een voorwaarde. De vrijwilliger biedt met name emotionele en praktische steun in het dagelijks leven, waardoor meer rust in het gezin ontstaat. Daardoor ontstaat een voedingsbodem voor het aanpakken van de zwaardere problemen waar de beroeps-kracht zich op richt. Klein, Mak en Van der Gaag (2011)18 bevestigen dat vrijwilligers een belangrijke aanvulling kunnen vormen voor het werk van beroepskrachten in ge-zinnen. Zij kunnen een behulpzame vriend zijn, waar beroepskrachten een officiële

bezoeker zijn. Door de informele relatie kan een vrijwilliger meer vertrouwen krijgen van een gezin. Ook kan een vrijwilliger gezinnen helpen om waar nodig profes-sionele hulp in te schakelen, doordat zij behoeften signaleren en kunnen vertalen in een concrete vraag. De verwachting is dat inzet van Wel Thuis leidt tot meer stabiliteit in de gezinnen, minder escalatie van problemen en meer bereidheid om hulpverlening te accepteren.

Inzet van vrijwilligers is niet alleen een aanvulling op het werk van beroepskrach-ten, maar betekent ook een verandering van de professionele zorg. Een verandering die aansluit bij de vernieuwing die in de jeugdbescherming en in de jeugdhulp gaande is: meer accent op het vergroten van de eigen kracht van gezinnen, en meer samenwerken met gezin en netwerk in plaats van voor en over hen beslissen19.

Met de inzet van vrijwilligers wordt ge-stalte gegeven aan het versterken van de sociale omgeving, ofwel de pedagogische civil society. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de ingezette transformatie van de jeugdhulp, in die zin dat er minder accent komt te liggen op specialistische hulp en maatregelen, en meer oplossingen gerealiseerd worden met steun van gewone burgers.Verschillende onderzoeken wijzen in de richting van de sociale omgeving als belangrijke factor die van invloed is op het opvoeden en opgroeien van kinderen. Zo blijkt uit onderzoek naar verwaarlozing dat er een duidelijke relatie is tussen de kwa-liteit van het ouderschap en de kwaliteit van de sociale omgeving. Ook blijkt dat hoe groter de sociale armoede, hoe minder de sociale betrokkenheid en hoe meer spanningen, hoe hoger het percentage kindermishandeling is20.

12 Van der Steege, M. en Zoon (2015). Richtlijn Multiprobleemgezinnen. www.richtlijnenjeugdhulp.nl

13 Meijs, L., Roza, L. en Metz, J. (2013). Beroepskrachten vervangen door vrijwilligers? www.socialevraagstukken.nl

14 Kesselring, M.C. (2010). Allemaal Opvoeders, webpublicatie 1: Theoretische verkenning. www.allemaalopvoeders.nl

15 Gezin in Balans is een programma waarin vrijwilligers ondersteuning bieden aan (ex)-gedetineerde moeders en hun achterblijvende minderjarige kinderen

16 De Boer, H. de (2013). Het maatschappelijke rendement van een maatjestraject voor ex-gedetineerde moeders.

17 Hermanns, J., J. Asscher, B. Zijlstra, P. Hoffenaar en M. Dekovic. Lange termijn effecten van Home-Start op opvoeden en kindgedrag

18 Klein, M. van der, Mak, J. en Gaag, M. van der (2011). Professionals en vrijwilligers(organisaties rond jeugd en gezin. www.verwey-jonker.nl

19 Montfoort, A. van en Slot, W. Werken met Verve. Handleiding voor de jeugdbescherming. www.vanmontfoort.nl

20 Baartman, 2009; De Winter, 2008 in RMO/RVZ 2009. Geciteerd in ‘De kracht van de pedagogische civil society ‘ NJi (2010)

18DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 13: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

4 Ontwikkelingen in het project Wel Thuis

DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

De pilotregio’s zijn geselecteerd uit de Humanitas-afdelingen die zich aangemeld hebben voor deelname aan het project Wel Thuis. In elke regio heeft een Wel Thuis-coördinator van Humanitas, samen met het bestuur en de consulent van de betreffende afdeling het project gestalte gegeven, daarnaast is er een landelijk projectleider. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe Wel Thuis zich in de eerste projectperiode ontwikkeld heeft in de pilotregio’s en wat de eerste ervaringen zijn.

Ontwikkelen van de werkwijzeVoor de werkwijze zijn vooraf een aantal uitgangspunten en stappen geformuleerd in een methodische handreiking, in de praktijk heeft de werkwijze zich geleidelijk verder ontwikkeld. VanMontfoort heeft met de coördinatoren enkele methodiek- bijeenkomsten gehouden, waar de onderdelen van de werkwijze uitgebreid besproken en aangevuld zijn met vele ‘bouwstenen’: ervaringen in de praktijk die goed werken. Vervolgens is een nieuwe, meer uitgewerkte methodiekbeschrijving gemaakt. Hieronder een kort overzicht van de onderdelen en stappen in de werkwijze.

4.1 1. Werving, selectie, training en begeleiding van de vrijwilligersDe coördinator werft via verschillende kanalen vrijwilligers voor Wel Thuis. Er vindt een zorgvuldige selectie plaats van geschikte vrijwilligers aan de hand van het opgestelde profiel. Van belang is met name: voldoende levenservaring, kennis van en/of ervaring met de ontwikkeling van kinderen, opvoeding en ouderschap, evenwichtige persoonlijkheid, respectvol omgaan met waarden, normen en ge-woontes van het gezin, positieve instel-ling, stimuleren van eigen kracht van de gezinsleden. Daarnaast is er aandacht voor de veiligheid. Iedere vrijwilliger dient een VOG te overleggen, ook is de coördinator

alert op eventuele risicofactoren bij de vrijwilliger. Zodra er voldoende (kandidaat-)vrijwilligers zijn, organiseert de coördinator de training voor de vrijwilligers. De coördinator geeft zelf de training, daardoor leert de coördinator de vrijwilligers beter kennen en krijgt zij beter zicht op aspecten die in de bege-leiding van elke vrijwilliger de aandacht vragen. Het betreft een blended training, aan iedere bijeenkomst gaat een e-learn-ing module vooraf. De training bestaat uit 6 dagdelen. De eerste 4 dagdelen zijn bedoeld voor alleen de vrijwilligers van Wel Thuis. De laatste dag is bedoeld voor de vrijwilligers samen met de beroeps-krachten die deelnemen aan Wel Thuis. De gezamenlijke trainingsdag is bedoeld om een gemeenschappelijke basis voor de samenwerking te bewerkstelligen.Voor deze dag is accreditatie verleend door Registerplein, de organisatie voor registratie en kwaliteitskeurmerk voor alle beroepskrachten in het sociale domein.

2. Aanmelding De beroepskracht neemt contact op met de Wel Thuis-coördinator en meldt het gezin aan. Dit gebeurt nadat de beroeps-kracht met het gezin besproken heeft of Wel Thuis een goede optie is voor het ge-zin. Vaak legt een beroepskracht vooraf-gaand aan de aanmelding een casus eerst ter consultatie aan de coördinator voor, om te bepalen of Wel Thuis een passend aanbod is voor het gezin.

3. Intake De coördinator doet, aan de hand van de informatie van de beroepskracht, een eer-

ste check of Wel Thuis bij het gezin past. Als dat het geval is, gaat de coördinator bij het gezin langs om kennis te maken. De coördinator geeft uitgebreide uitleg over wat een Wel Thuis-vrijwilliger kan doen, de werkwijze en de samenwerkingslijnen, vertelt over ervaringen in andere gezinnen en gaat daarover met het gezin in gesprek. Vervolgens verkent de coördinator met het gezin aan welke ondersteuning het gezin behoefte heeft en welk type vrijwilliger bij hen past.

4. MatchingDe coördinator zoekt een getrainde vrijwil-liger die past bij de wensen van het gezin. De coördinator introduceert de vrijwilliger in het gezin en laat hen kennis maken. Het gezin en de vrijwilliger bepalen of er sprake is van een klik en of zij met elkaar verder willen.

5. Afspraken over rol vrijwilligerDe coördinator organiseert een gesprek met het gezin, de beroepskracht en de vrijwilliger. In dit gesprek worden afspra-ken gemaakt over de rol van de vrijwilliger in het gezin, over de veiligheid en over de onderlinge communicatie. Transparan-tie is hierin een belangrijke waarde. Het uitgangspunt is dat nooit over, maar altijd met het gezin wordt gepraat.

6. Ondersteunen en monitorenDe coördinator volgt de ervaringen en voortgang door middel van begeleidings-gesprekken en intervisiebijeenkomsten met vrijwilligers. De intervisie vindt eens in de zes weken plaats. Per gezin worden regelmatig evaluatie-

20 21DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 14: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

gesprekken gehouden waarbij gezin, coördinator, vrijwilliger en beroepskracht aanwezig zijn.

7. AfrondenNa een afbouwfase volgt de afsluiting, waarbij alle partijen betrokken zijn.

VrijwilligersIn totaal zijn er over de vier locaties Wel Thuis 153 vrijwilligers getraind in de peri-ode april 2014 tot en met december 2016. De verdeling over de locaties wordt in onderstaande tabel weergegeven.

Tabel 1 Aantal getrainde vrijwilligersLocatie Aantal

Twente 33Almere 25Leeuwarden 52Den Bosch 43Totaal 153

Opbouwen samenwerking met netwerkpartners Omdat samenwerking met netwerkpart-ners een essentieel onderdeel is van Wel Thuis, is het in kaart brengen van en leggen van contacten met de (potentiële) samenwerkingspartners een belangrijk aspect bij de start. In de pilots is ervoor gekozen om in de eerste plaats de samenwerking te zoeken met de gecertificeerde instellingen voor de jeugdbescherming (voormalig bureau jeugdzorg), William Schrikker Groep en Leger des Heils en instellingen voor Jeugd- en Opvoedhulp. Met de transitie van de jeugdzorg en het ontstaan van wijkteams

4.2

4.3

of varianten daarvan als eerstelijnsvoor-ziening, zijn in toenemende mate ook de wijkteams samenwerkingspartners van Wel Thuis geworden.

De eerste contacten met de netwerkpart-ners zijn gelegd in individuele gesprekken, daarna is in elk van de drie regio’s een startbijeenkomst georganiseerd, waar de netwerkpartners voor uitgenodigd waren. Voorafgaand aan de startbijeenkomst hebben de netwerkpartners een startdo-cument ontvangen, waarin achtergrond, doelen en voorgestelde aanpak van het project beschreven waren.

De volgende partners zijn bij de start van het project benaderd voor samenwerking:In Leeuwarden: Regiecentrum Bescherming en Veiligheid (voorheen Bureau jeugdzorg Friesland), Leger des Heils, William Schrikker Groep, Wijkteams en Jeugdhulp Friesland en Raad voor de Kinderbescherming.In Twente: William Schrikker Groep, Leger des Heils en Jeugd bescherming Overijssel. In Almere: William Schrikker Groep, Vitree en Samen Veilig (SAVE team). In Den Bosch: Bureau Jeugdzorg Noord Brabant (JBB), WSG, Basisteams en wijkteams van verschillende gemeen- ten in de regio, Nidos

Ontwikkelingen in de samenwerkingAan het begin van het project Wel Thuis is met diverse partners samenwerking gezocht zoals WSG, Jeugdbescherming, Jeugdhulp, Wijkteams etc. (zie 4.1). De beroepskrachten van deze partners zijn uitgenodigd voor een gezamenlijke trainingsdag samen met de vrijwilligers. Omdat de samenwerking met beroeps-krachten een belangrijk element is bij Wel Thuis, is de gezamenlijke trainingsdag opgenomen in het trainingsprogramma van Wel Thuis. Door in de training stil te staan en actief bezig te zijn met deze samenwer-king wordt een goede basis gelegd voor de samenwerking. Ook bij latere trainingen, voor nieuwe vrijwilligers, werden (nieuwe) beroepskrachten uitgenodigd voor deel-name aan de gezamenlijke trainingsdag. In totaal hebben 86 beroepskrachten van diverse organisaties deelgenomen aan de training Wel Thuis in de vier pilotlocaties

(tot en met januari 2017). De helft van deze beroepskrachten bestaat uit medewer-kers van de William Schrikker Groep. De andere helft betreft o.a. medewerkers van jeugdhulporganisaties, wijkteams, Leger des Heils, Jeugdbescherming Overijssel en Friesland.

Uit de gegevens van de pilots blijkt dat de William Schrikker Groep en het wijkteam (in Leeuwarden) de meeste gezinnen aan-melden bij Wel Thuis. Sommige netwerkpartners, met name binnen de jeugdbescherming, melden niet of nauwelijks gezinnen aan voor Wel Thuis, hoewel ze wel positief staan tegenover het project. Het betreft het Leger des Heils en een aantal voormalige bureaus jeugdzorg (Jeugdbescherming Overijssel, Regiecentrum Bescherming en Veiligheid Friesland en Save teams). Dat is voor een deel te verklaren uit de ontwikkelingen op

4.4

22DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 15: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

het gebied van de jeugdbescherming, de voormalige bureaus jeugdzorg. Door de transitie jeugdzorg hebben veel verschui-vingen plaatsgevonden, met als gevolg ingrijpende reorganisaties, vertrek van medewerkers, veranderingen in positie/functie van medewerkers, hoge werkdruk, discontinuïteit, onduidelijkheid en onze-kerheid. Daardoor ontbreekt het in veel van deze organisaties aan een vruchtbare voedingsbodem voor deelname aan een nieuw project zoals Wel Thuis. Ook wordt geconstateerd dat soms individuele me-dewerkers wel aanmelden voor Wel Thuis, maar dat er binnen de organisatie nog on-voldoende bekendheid is met en draagvlak voor samenwerking met Wel Thuis. Daarnaast geldt dat, met het ontstaan van lokale teams in gemeenten voor de eerste- lijnszorg, op veel plaatsen de verhoudingen tussen verschillende partijen nog niet uitgekristalliseerd zijn. Voor Wel Thuis is in elke casus een relevante vraag welke beroepskracht de regie heeft, vrijwilligers van Wel Thuis worden alleen ingezet als de regiefunctie duidelijk is. In sommige ge-meenten is dit nog niet duidelijk geregeld. Veilig Thuis wordt genoemd als belangrijke en waardevolle aanmelder. Veilig Thuis is, na een melding, nog een beperkte periode bij een gezin betrokken in het kader van monitoring. Daarna kan het contact met het gezin overgedragen worden aan bijvoorbeeld een wijkteam. Wel Thuis kan hierbij een goede aanvullende rol hebben. De samenwerking met de netwerkpart-ners die gezinnen aanmelden en waar een koppeling met een vrijwilliger tot stand is gebracht, loopt in het algemeen heel goed. De beroepskrachten zijn goed te

bereiken voor de coördinatoren en afspra-ken (bijvoorbeeld gesprekken) zijn goed in te plannen. De meeste beroepskrachten hebben goed inzicht in wat Wel Thuis kan betekenen en schatten de inbreng van de vrijwilliger op zijn waarde. Vooral de per-soonlijke contacten tussen coördinator en beroepskracht worden gezien als werkzame factor.

Er wordt een aantal belemmeringen in de samenwerking met beroepskrachten ge-constateerd. In een aantal gevallen is het voor coördinatoren zoeken naar wie de rol van regiehouder het beste kan vervullen. Dit speelt met name bij gezinnen waar zowel een gezinsvoogd als een andere hulpverlener bij betrokken zijn. Soms is een ambulant begeleider meer betrokken bij het gezin dan de gezinsvoogd en worden daar afspraken mee gemaakt. Er is dan een verschil tussen de formele en uitvoeren-de regiehouder. Met name bij wisseling van de beroepskracht die regiehouder is ontstaan knelpunten. De nieuwe beroeps-kracht ‘krijgt Wel Thuis cadeau erbij’, zegt een van de coördinatoren. Dan is er extra investering nodig vanuit de kant van de coördinator om nieuwe afspraken te maken over de samenwerking. Het is belangrijk voor coördinatoren om goed de eigen rol en de rol van de vrijwil-liger te bewaken. Een inmenging van de vrijwilliger in zaken die de hulpverlening aangaan, wordt goed in de gaten gehouden en wordt vermeden. Opvallend is dat er met name in de regio Leeuwarden onder professionele organisa-ties en beroepskrachten veel draagvlak is voor de aanpak van Wel Thuis.

4.5

SamenvattingIn de pilots is op basis van de Humani-tas-waarden, de visie en uitgangspunten van Wel Thuis en de praktijkervaringen met Wel Thuis ontwikkeld. De methodiek is beschreven door VanMontfoort. Onderdelen van de methodiek zijn: wer-ving en selectie van vrijwilligers, training en ondersteuning van vrijwilligers, intake van gezinnen en tot tand brengen van een matching tussen gezin en vrijwil-liger. Samenwerking met wijkteams, jeugdhulp- en jeugdbeschermingsorga-nisaties is een belangrijk onderdeel van de werkwijze. Uitgangspunt is dat altijd een beroepskracht van een professionele organisatie de rol van regiehouder in het gezin vervult. Het gezin, de beroeps-kracht en de coördinator/vrijwilligers werken in samen een driehoek, waarbij transparantie een belangrijke waarde is.De helft van de beroepskrachten waar-

mee in de pilots werd samengewerkt, bestaat uit medewerkers van de William Schrikker Groep (jeugdbescherming). De andere helft betreft o.a. medewerkers van jeugdhulporganisaties, wijkteams, Leger des Heils (jeugdbescherming), Jeugdbescherming Overijssel en Fries-land. De ervaringen met de samenwer-king zijn over het algemeen positief, wel heeft Wel Thuis te maken gehad met veel veranderingen en onrust als gevolg van de transitie jeugdzorg. In totaal zijn er in de vier pilotlocaties van Wel Thuis 153 vrijwilligers actief geweest.

24DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

4.5

Page 16: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

5 De gezinnen van Wel Thuis

DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

In dit hoofdstuk geven we een beeld van de gezinnen die in aanmerking komen voor Wel Thuis en beschrijven we de belangrijkste kenmerken van de gezinnen die in de pilotfase aangemeld zijn bij Wel Thuis.

De doelgroep van Wel Thuis Wel Thuis is bedoeld voor gezinnen met kinderen die in hun ontwikkeling worden bedreigd. Het zijn gezinnen waar een maatregel voor jeugdbescherming is uitgesproken, waarover een zorgmelding is gedaan of gezinnen waar een wijkteam zorgen heeft over veiligheid en welzijn van de kinderen. Voor de kinderen is wel het perspectief dat zij bij hun ouders kunnen blijven of terugkeren in geval van een uit-huisplaatsing. In twee werkbijeenkomsten met Humanitas is de doelgroep van Wel Thuis nader gespecificeerd in de volgende kenmerken: • Problemen op verschillende leefgebieden (wonen, financiën, opvoeding, etc.);• Er is sprake van hulpverleningsgeschie- denis (op meerdere leefgebieden);• Er is sprake van een beperkt stabiel en positief sociaal netwerk (eigen netwerk

5.1 niet toereikend);• Perspectief van het kind is thuis bij ouders blijven wonen, of (bij verblijf buiten het gezin) terugkeer naar huis;• Er is sprake van een beroepskracht die de eindverantwoordelijkheid draagt (wijkteam, Jeugdbescherming) en er is samenwerking met de beroepskracht(en).In deze periode is als doel gesteld om 60 gezinnen met in totaal naar schatting on-geveer 100 kinderen te ondersteunen door inzet van een vrijwilliger.

Aantallen gezinnenHieronder is een overzicht te zien van de aantallen consultaties, aanmeldingen, intakes en koppelingen (=gezin start met Wel Thuis) in de projectperiode 2014-2016 weergegeven, alsmede hoe deze aantallen zich tot elkaar verhouden.

5.2

Bij een consultatie vraagt een beroeps-kracht advies om te zien of Wel Thuis een passend aanbod is voor het gezin. We zien dat het totaal aantal consultaties op 260 ligt en het aantal aanmeldingen op 124. Redenen waarom uiteindelijk geen onder-steuning van Wel Thuis wordt geboden, zijn bijvoorbeeld: het gezin wenst geen ondersteuning, er is geen perspectief dat de kinderen thuis kunnen blijven wonen of er is geen duidelijke regiehouder (be-roepskracht). Bij een deel van de consulta-ties die niet leiden tot een aanmelding bij Wel Thuis, wordt naar een ander vrijwilli-gersproject doorverwezen. Van de 124 aangemelde gezinnen is in 118 gevallen een intake gedaan: ongeveer de helft van het totaal aantal consultaties. Op 15 gezinnen na is gestart (in 103 gezinnen) met een traject van Wel Thuis. Deze zijn als volgt over de regio’s verdeeld: Almere

260 consultaties

124 aanmeldingen

118 intakes

103 gezinnen gestart

93 gezinnen actueel

63 gezinnen onderzocht

40 gezinnen T0 + T1

48%

87%

89%

68%

68%

43%

20, Twente 21, Leeuwarden 37 gezinnen en Den Bosch 25 koppelingen. Een klein deel (10) van de gezinnen haakt af, er blijven 93 gezinnen over. In totaal zijn 63 gezinnen in het onderzoek meegenomen, waarvan er bij 40 gezinnen zowel informatie is verzameld over de startsituatie (T0) als over de eindsituatie (T1). De eindsituatie betrof voor een deel van de gezinnen waarvan het traject afgerond was en voor een deel gezinnen waarbij het traject nog niet afgerond was. Deze 40 gezinnen zijn ongeveer gelijk verdeeld over de regio’s als in de totale groep van koppelingen: Almere 9, Leeuwarden 16, Twente 9 en Den Bosch 6.

In het vervolg van dit hoofdstuk wordt de uitgangssituatie van de gezinnen ge-schetst op basis van de gegevens van 63 gezinnen. Voor 58 van deze gezinnen

26 27 DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 17: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

heeft zowel de coördinator als de beroeps-kracht de beginvragenlijst ingevuld.

GezinssamenstellingDe meeste gezinnen, 40 van de 63, die gekoppeld zijn aan een vrijwilliger zijn alleenstaande moeders met kinderen. Ver-der bestaat een kwart van de gezinnen (16 van de 63) uit twee ouders met kinderen (bij een deel is sprake van een samenge-steld gezin) en zijn er zes alleenstaande vaders. Een kind woont bij zijn grootouders. Deze gezinnen tellen in totaal 141 kinderen tussen de 0 en 18 jaar. In de tabel hieronder zijn de aantallen kinderen per gezin weer-gegeven.

Tabel 2 Aantal kinderen per gezin Aantal gezinnen 1 kind 19 2 kinderen 25 3 kinderen 11 4 kinderen 4 5 kinderen 1 6 kinderen 3Totaal 63

Meer dan de helft van de gezinnen, 35 van de 63, heeft bij de start van Wel Thuis te maken met een ondertoezichtstelling. In 28 gezinnen is geen sprake van een maat-regel. Bij alle aangemelde gezinnen heeft een beroepskracht van bijvoorbeeld Veilig Thuis, jeugdbescherming, wijkteam of an-dere betrokken organisaties de inschatting gemaakt dat de veiligheid van de kinderen in het geding was.

5.3

Beschrijving startsituatie op leef-gebieden van de bereikte doel-groepBij de onderzochte gezinnen is de begin-situatie van de 63 gezinnen op de ver-schillende leefgebieden in kaart gebracht. Hiervoor heeft de coördinator, gebaseerd op eigen kennis en ervaring en met de informatie van de vrijwilliger, de begin-lijsten met vragen over de situatie op de leefgebieden ingevuld. Beroepskrachten hebben voor 58 van deze 63 gezinnen tevens een beginlijst over de startsituatie op de leefgebieden ingevuld. We geven hieronder kort weer wat op hoofdlijnen de belangrijkste bevindingen zijn. Voor meer cijfermatige informatie verwijzen we naar hoofdstuk 7, waar niet alleen de startsitua-tie maar ook de eindsituatie is beschreven van 40 van deze 63 gezinnen. We lopen hieronder de verschillende leefgebieden afzonderlijk langs en zetten de highlights op een rij.

Geestelijk welbevindenEen groot aantal gezinnen ervaart veel zorgen in het dagelijks leven. Ruim de helft van de gezinnen geeft aan veel tot heel veel zorgen te hebben over de eigen situatie. Slechts een klein aantal gezinnen zegt weinig bezorgd te zijn.

Opvoeding en scholingBij een aanzienlijk deel van de gezinnen zijn er zorgen over de opvoedsituatie. Het gaat dan om het geven van positieve aandacht aan de kinderen, het stellen van duidelijke regels in de opvoeding en het creëren van rust en regelmaat voor de kinderen. Ook lukt het soms onvoldoende

5.4

28DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 18: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

om kinderen op een passende manier te corrigeren en om het contact tussen kin-deren en leeftijdgenoten te faciliteren. Op basis van de beginlijsten komt het beeld naar voren dat ongeveer in de helft van de gezinnen de hiervoor gestelde aspecten van de opvoeding niet voldoende aanwe-zig zijn. Bij de meeste gezinnen zijn er geen zorgen over de scholing van kinderen. Hoewel informatie over deelaspecten van dit leefgebied regelmatig nog niet voorhan-den is bij de start lijkt het erop dat op tijd komen op school, contact tussen ouder en leerkracht, deelname aan activiteiten zoals reisjes en musicals en het bezoeken van ouderavonden in een (flinke) minder-heid van de gezinnen problematisch is. In de meeste gezinnen hebben de kinderen plezier in school en spijbelen lijkt niet een probleem bij veel gezinnen. De school-prestaties zijn meestal goed.

Lichamelijke basiszorgDe lichamelijke basiszorg is bij de over-grote meerderheid van de gezinnen goed op orde. Er zijn slechts in een klein aantal gezinnen zorgen wat betreft gezonde voeding en gewicht. Bij de start van het traject is er veelal nog geen zicht op zaken als bezoeken van de tandarts, consultatie-bureau en de inname van medicijnen.

Dagbesteding en maatschappelijke partici-patieDagbesteding is duidelijk een aandachts-punt in vrij veel gezinnen. In slechts een klein deel (circa één op de tien) van de gezinnen hebben ouder(s) werk, wordt een scholing gevolgd of doen ouders vrijwil-

ligerswerk. We zien ook dat in een groot deel van de gezinnen ouders onvoldoende kunnen ontspannen in hun vrije tijd. Het ondernemen van activiteiten (in de buurt) schiet regelmatig te kort volgens coördi-natoren en beroepskrachten.

Sociaal netwerkHet netwerk van de gezinnen die deel-nemen aan Wel Thuis wordt in de meeste gevallen als matig of onvoldoende beoor-deeld. Meer dan de helft van de gezinnen kan onvoldoende terecht met vragen of problemen bij de eigen familie of vrienden. In een nog groter deel van de gezinnen is onvoldoende sprake van een steunend netwerk.

FinanciënVeel gezinnen scoren onder de maat als het gaat om de financiële situatie, en dan met name het zelf regelen van financiële zaken. De administratie is regelmatig niet goed op orde en het lukt gezinnen vaak maar moeilijk (of ronduit onvoldoende) om met het eigen budget om te gaan. In een beperkt aantal gezinnen (één op de tien) is er een bewindvoerder ingesteld waardoor de financiële situatie op die manier reeds onder controle is gebracht. De meeste gezinnen weten wel waar ze te-recht kunnen in geval van problemen met financiën. Ook weet ruim de helft van de gezinnen wel welke toeslagen ze kunnen gebruiken.

HuisvestingBij de meeste gezinnen is de huisvestings-situatie (zowel de fysieke veiligheid als de leefbaarheid van de woning) in orde.

Relatie met de hulpverleningIn de meeste gezinnen wordt de relatie met de hulpverlener bij de start als goed beoordeeld. In een beperkt deel (onge-veer één op de tien) van de gezinnen is de relatie slecht. Vertrouwen in de hulpverleningVoldoende vertrouwen in de hulpverlening is er in de helft van de gezinnen. In de an-dere helft valt op dit punt nog het nodige te winnen volgens beroepskrachten en coördinatoren.

SamenvattingDe gezinnen Wel Thuis bestaan voor een groot deel uit alleenstaande moeders. Bij ruim meer dan de helft van de gezinnen is sprake van een OTS.Gezinnen Wel Thuis hebben op verschil-lende leefgebieden problemen. Het ont-breken van een steunend netwerk wordt als grootste zorg gesignaleerd. Ook als het gaat om opvoeding en bieden van socia-le-emotionele steun aan kinderen, zijn bij een groot deel van de gezinnen zorgen. De leefgebieden scholing en lichamelij-ke basiszorg blijken beter te scoren. Ten aanzien van lichamelijke basiszorg zien we bij ongeveer een kwart van de gezinnen zorgen rond gezonde voeding en gewicht. Dit beeld zien we terug als het gaat om scholing, op tijd op school komen, huis-werk maken en contact tussen ouder en leerkrachten.Een groot deel van de gezinnen lukt het niet om de eigen financiële zaken te rege-len of om te gaan met het eigen budget. De leefbaarheid van de woning is bij de meeste gezinnen voldoende.

5.5

30 31DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 19: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

Laura wil graag haar zorgen met iemand bespreken. De IPT-er komt gemiddeld één uur per week bij haar thuis. Zowel Laura als de beroepskracht merken dat ze niet doelmatig kunnen werken aan de doelen omdat er zoveel andere dingen spelen. Laura en de be-roepskracht besluiten het gezin bij Wel Thuis aan te melden. In het verleden heeft Laura een vrijwilliger van Home Start gehad. Deze vrijwilliger die het gezin goed kent, wordt benaderd om de onder-steuning van het gezin opnieuw te doen. Nu echter via de werkwij-ze van Wel Thuis. Na aanvullende scholing gaat de vrijwilliger bij het gezin van start. Het gezin, de vrijwilliger, de coördinator Wel Thuis en de beroepskracht komen bij elkaar en bespreken waar de ondersteuning van de vrijwilliger zich op gaat richten en hoe de taken worden verdeeld.

De rol van de vrijwilliger is vooral een luisterend oor bieden aan moeder Laura. Wekelijks komt de vrijwilliger bij moeder langs.

Er wordt veel gedeeld zoals moeder verwoordt: “De vrijwilliger kwam één keer in de week en we gingen koffie drinken en alles wat mij bezig hield besprak ik ook met haar. De leuke en de min-der leuke dingen, de gevoelens waar ik mee zat. Alles.” Het delen van de zorgen werpt zijn vruchten af bij Laura: “In mijn hoofd is er vaak een chaos van gedachten en gevoelens die door elkaar heen lopen en me in beslag nemen. Met de vrijwilliger ging ik aan de hand van de methodiek (Geef me de vijf )21 die voor mijn dochtertje goed werkte, zaken bespreken. En dat werkte goed voor mij. Ik kreeg rust in mijn hoofd”.

Intermezzo: Gezin 1 Daarnaast leert Laura door de vrijwilliger anders te kijken naar sommige dingen: “De vrijwilliger zei dat ze snapte hoe ik naar zaken keek maar dat ze dacht dat andere mensen daar anders naar kijken”.

De vrijwilliger heeft ook een belangrijke rol voor de kinderen. Samen maken Laura en de vrijwilliger uitstapjes of spelen ze een spelletje als de kinderen niet op school zijn. En de vrijwilliger zorgt ervoor dat de vader zich meer betrokken gaat voelen bij de hulpverlening.

De beroepskracht zegt daarover: “Vader wilde niet betrokken worden bij hulpverlening. Maar de vrijwilliger was er gewoon in huis, dus die kreeg contact met vader. Vader is uiteindelijk meegekomen naar de eindevalua-tie van het vrijwilligerstraject. Dat lukte voorheen niet. Hij kwam samen met moeder en vrijwilliger binnen. Waar wij een brug te ver waren voor vader kon de vrijwilliger er wel bij”

Moeder gaat zich veel beter voelen door de steun van de vrijwilliger: “Ik werd er sterker van. Ik kon makkelijker dingen oppakken omdat er ruimte was in mijn hoofd omdat ik zorgen bij de vrijwilliger neer had kunnen leg-gen en kunnen bespreken. Ik werd een stuk positiever ook. Mijn omgeving zag me groeien en veranderen. Ik heb het veel gehoord”

Ook de IPT-er ziet de opbrengsten van de vrijwilliger bij het gezin.

Beroepskracht: “Deze vrijwilliger heeft veel bereikt. Moeder ging meer naar buiten en kon haar verhaal doen. Wij als beroepskrachten kwamen, voordat de vrijwilliger er was, niet verder met moeder. Door de vrijwilli-ger in te zetten is dat vlot getrokken. Het is heel positief. De vrijwilliger heeft ook voor elkaar gekregen dat er positief naar de hulpverlening werd gekeken. De vrijwilliger had een neutrale positie en ze was heel rustig en bedachtzaam en wijs. De inzet van de vrijwilliger heeft de IPT-er veel tijd bespaard en uiteinde-lijk is de inzet van IPT eerder afgeschaald. Beroepskracht: “Ik ben eerder afgeschaald en de vrijwilliger is doorgegaan. Ik was dan op de achter-grond. Door de aanwezigheid van de vrijwilliger durfde ik er eerder uit te stappen. Iedereen heeft inzet gepleegd en is dit traject gelukt en is het gezin sterker geworden. Iedereen vulde elkaar aan.”Ook voor de vrijwilliger is de opbrengst groot: “Zien dat het de goede kant op gaat is een opbrengst voor me. Ik leer ook veel van deze mensen”.

Hoewel het vrijwilligerstraject ondertussen afgerond is, blijven het gezin en de vrijwilliger met elkaar in contact.

Het gezin bestaat uit moeder, vader en drie kinderen (5, 6 en 9 jaar). Het gezin kampt met opvoedproblemen. Sinds 2014 worden ze ondersteund door een beroepskracht van Intensieve Pedagogische Thuishulp (IPT). De afgelopen jaren zijn er drie wisselingen van IPT-er geweest. Naast IPT heeft één van de kinderen speltherapie en PsyQ biedt psychologische begeleiding aan moeder Laura.

21 Een methodiek voor kinderen met autisme

32 33

Page 20: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

6 Kwalitatieve analyse

DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Om inzicht te krijgen in de ervaringen van de verschillende betrokkenen met de onder-steuning van Wel Thuis, zijn semi-gestructureerde diepte-interviews gehouden. Daar-voor zijn door de coördinatoren tien gezinnen geselecteerd, drie gezinnen van Wel Thuis Twente, drie gezinnen van Wel Thuis Almere en vier gezinnen van Wel Thuis Leeuwarden. Uitgangspunt bij de selectie was dat de groep geselecteerde gezinnen een gevarieerd beeld geeft.

Met deze gezinnen is aan het begin van het ondersteuningstraject een interview gehouden en na afloop van het traject of, indien de ondersteuning nog niet was afgerond, aan het eind van de pilotperi-ode. Bij één gezin is geen eindinterview gehouden omdat bij dit gezin het traject niet van de grond is gekomen en de ouder niet meer bereikbaar was.In de interviews met de gezinnen zijn de volgende thema’s besproken: achtergrond en ondersteuningsvraag van het gezin, het contact met de vrijwilliger, de activiteiten van de vrijwilliger, het effect van de onder-steuning en hoe de situatie zou zijn zonder de vrijwilliger.

Met de tien vrijwilligers en tien beroeps-krachten die bij deze gezinnen betrokken zijn, is eveneens een interview gehouden, na afloop van het ondersteuningstraject of aan het eind van de pilotperiode. In de interviews met de vrijwilligers is bespro-ken hoe de vrijwilliger het traject met het gezin ervaren heeft, welke opbrengsten de vrijwilliger ziet voor het gezin, de opbrengsten voor de vrijwilliger zelf en de ondersteuning vanuit Wel Thuis. Met de beroepskrachten is gesproken over de toegevoegde waarde van de vrijwilliger, de opbrengsten voor het gezin, de opbreng-sten voor de beroepskracht en de samen-werking met Wel Thuis.

In dit hoofdstuk geven wij de uitkomsten van de interviews weer. We beschrijven eerst de achtergrond van de gezinnen, vervolgens gaan we in op: het contact tussen gezinnen en vrijwilligers, de on-dersteuning die de vrijwilliger biedt, de opbrengsten van de ondersteuningstrajec-ten voor de gezinnen, de vrijwilligers en de beroepskrachten, de meerwaarde van Wel Thuis en de organisatie en werkwijze van Wel Thuis.

Achtergrond van de gezinnenZes ouders zijn alleenstaand, vier moeders en twee vaders. Bij drie gezinnen wonen de ouders bij elkaar, in een ander gezin woont de vader met een nieuwe partner.

6.1

Alle ouders hebben weinig tot geen net-werk door omstandigheden zoals recente verhuizingen en moeite met het aangaan van sociale contacten. Zij leven vaak in een sociaal isolement. Een van de ouders heeft een fulltime baan, de overige ouders heb-ben bij de start van het traject geen werk. Bij zes gezinnen is sprake van een onder-toezichtstelling over een of alle kinde-ren. Bij de overige gezinnen is het gezin aangemeld door wijkteam, maatschap-pelijk werker of ambulante jeugdhulp. De gezinnen ontvangen diverse vormen van hulp, zoals maatschappelijk werk, schuld-hulpverlening, GGZ, LVB-zorg, jeugd- en opvoedhulp.

34 35 DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 21: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

Hoe ervaren de gezinnen het con-tact met de vrijwilliger?Alle ouders zijn positief over de vrijwilliger, ze vinden het fijn dat de vrijwilliger per-soonlijk betrokken is en er ontstaat in de meeste gevallen al snel een goede band tussen gezin en vrijwilliger.

De belangrijkste aspecten die de band tussen gezin en vrijwilliger typeren zijn:

Laagdrempelig De ouders ervaren met name het gewone contact als laagdrempelig en vertrouwd, als ‘moeders onder elkaar zijn’ zoals een moeder zegt. Ook noemen sommige ouders dat ze door het contact met de vrijwilliger merken dat ze niet de enigen zijn die problemen hebben.

Vertrouwensband In het ene gezin wordt de vrijwilliger ge-zien als een soort moeder, in het andere gezin als iemand die er bij hoort, als een tante. De meeste ouders zien de vrijwil-liger als iets tussen een vriendin en een hulpverlener in. De vertrouwensband leidt ertoe dat ouders over veel dingen durven praten met de vrijwilliger.

Daarbij speelt mee dat gezinnen met de vrijwilliger over problemen kunnen praten. Sommige ouders benoemen dat zij familie of vrienden niet willen belasten met hun problemen maar het bij de vrijwilliger wel aandurven.

6.2

Ik mis haar heel erg. Iedere keer als ze binnenkwam was het een feestje voor de kinderen en voor mij. Ze heeft ook het vertrouwen van mijn man gewonnen. Dat werkte heel positief. Ze was een belangrijke toevoeging.

De vrijwilliger had snel door hoe wij in elkaar zaten, dat is zo fijn. We hoeven ons niet te schamen bij de vrijwilliger.

Ik kon goed met de vrijwilliger pra-ten over belangrijke dingen zoals de kinderen of de ruzies thuis. Dat was voor mij heel belangrijk. Iemand die ik vertrouw en met wie ik kan praten.

Ondersteunend In alle gezinnen betekent de vrijwilliger iemand die er voor hen is en die naast de ouders staat. Ouders voelen zich daardoor gesteund.

Ouders accepteren meer van vrijwilligerOpmerkelijk is dat veel ouders zeggen dat zij makkelijker iets aannemen van de vrijwilliger dan van een hulpverlener of een familielid, van de vrijwilliger kunnen zij het hebben.

Welke ondersteuning biedt de vrij-williger?Bij het maken van afspraken over de rol die de vrijwilliger gaat vervullen in het gezin, zijn de ondersteuningsvragen van het gezin leidend. Soms is bij de start nog niet zo duidelijk waar het gezin behoefte aan heeft of wat er van de vrijwilligers wordt verwacht. Ook komt voor dat de rol van de vrijwilliger in de loop van de tijd anders of breder wordt, omdat blijkt dat er op meer terreinen problemen zijn, of omdat het gezin ook op andere terreinen ondersteu-ning vraagt. De activiteiten en rollen van de vrijwilligers laten een gevarieerd beeld zien.

Emotionele steun De eerste en meest basale functie die de vrijwilliger in alle gezinnen vervult, is het

De vrijwilliger kan het aan, ik weet dat ze het van zich af kan zetten als ze thuis is.

De vrijwilliger is erg betrokken. Ze komt altijd op tijd, vraagt altijd: gaat het goed? Is er iets gebeurd?

De vrijwilliger gaf me adviezen als moeder. Dat ik positief moet kijken, vertrouwen dat ik het wel goed deed met mijn dochter. Ik dacht dat ik alles slecht deed, zij zei dat het niet zo was. Ik voel me rustig en goed in mijn vel als de vrijwilligster is geweest. Ik heb verder niemand om mijn zorgen te delen. Nu heb ik iemand bij wie ik terecht kan. Ik kan het nu delen met de vrijwilliger.

6.3De vrijwilliger heeft ons laten inzien dat we de financiën niet op orde hadden. In het begin vond ik dat heel moeilijk, maar uiteindelijk denk ik dat we het beter van haar konden hebben dan van een profes-sional.

36 37DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 22: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

bieden van een luisterend oor. De vrijwil-liger neemt de tijd voor het gezin, staat open voor het verhaal van de ouders, toont begrip en leeft mee. Daarnaast komt in veel interviews terug dat vrijwilligers de ouders stimulans bieden, bijvoorbeeld door hen bevestiging te geven in wie ze zijn en wat ze doen, en door hen een duw-tje in de rug te geven.

Opvoeding Vrijwel in alle gezinnen ondersteunt de vrijwilliger het gezin bij de opvoeding en soms ook de verzorging van de kinderen. De vrijwilliger doet dat door dingen samen met het gezin te doen, door tips te geven, een voorbeeldfunctie te vervullen en door de ouders te laten oefenen.In de meeste gezinnen is de vrijwilliger ook belangrijk voor de kinderen, soms door het contact tussen kind en vrijwilliger, soms indirect via de ondersteuning van de ouders.

Sociaal netwerkIn een aantal gezinnen ondersteunt de vrijwilliger bij de contacten met het sociaal netwerk. Een vrijwilliger:

Praktische steunDaarnaast bieden vrijwilligers op uiteenlo-pende terreinen praktische steun aan de gezinnen, bijvoorbeeld op het gebied van huishouden, administratie en financiën en soms begeleidt de vrijwilliger de ouders bij

Ook voor de kinderen heeft de vrij-williger veel gedaan. Ze bracht de gezelligheid in huis met knutselen en spelletjes.

De kinderen zijn dol op de vrijwilli-ger en vragen nog naar haar.

Ik ging mee naar het speeltuintje en begon een praatje met de buur-vrouw. Zo knoopte ik een gesprek aan tussen moeder en buurvrouw zodat ze elkaar zouden leren ken-nen.

bezoeken aan instanties. Een vrijwilliger zegt daarover:

Opbrengsten voor de gezinnenZowel de gezinnen, de vrijwilligers als de beroepskrachten vinden dat de inzet van de Wel Thuis vrijwilliger positieve resulta-ten oplevert.

Meer rust, minder stressDe verbetering die het meest genoemd wordt door de gezinnen, is meer rust en minder stress. Op diverse manieren zorgt de vrijwilliger ervoor dat er meer ontspan-ning komt in het gezin, door een luisterend oor te bieden, door praktische zaken op te pakken en door ontspannende activitei-ten te ondernemen. Het dagelijks leven in het gezin verloopt beter, de gezinsleden voelen zich beter.

Ook beroepskrachten merken verbetering in de gezinnen:

Ik ging mee naar de afspraken met instanties, zoals consultatiebureau en woningbouwvereniging. Dan was ik met het kindje bezig maar kon ik meeluisteren. Op een gegeven moment heb ik haar aangemoedigd om zelf vragen te stellen.

6.4

Door de vrijwilliger heb ik minder lichamelijke klachten zoals migrai-ne-aanvallen en ben ik minder moe. Ik moest weer de regie in handen pakken en daar heeft ze mij in ondersteund. De opvoeding gaat me makkelijker af.

Ik heb er een aardige vriend aan over gehouden. Ik heb een klank-bord voor bepaalde problemen. Hij denkt mee over een oplossing. Dat geeft mij bevestiging dat ik het goed doe. Het heeft me een stukje gerust-stelling gegeven. Meer rust.

Door de vrijwilliger is de rust terug-gekeerd binnen het gezin. Moeder heeft geleerd dat zij zichzelf mag zijn. Ze is daardoor minder gestrest.

Ik zie nu een blij kind. Hij is gek op moeder en zij op hem. Hij wordt gecorrigeerd. Hij maakt contact met anderen. Meer samen voetballen. Ik zie een jongetje dat zich goed ont-wikkelt, dat heeft ermee te maken dat er meer veiligheid is.

38 39DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 23: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

In een aantal gezinnen heeft de vrijwilliger een expliciete bijdrage geleverd aan de psychische gezondheid van ouders. Twee beroepskrachten hierover:

Meer zelfvertrouwen en zelfstandigheidEen andere opbrengst die door meerdere ouders, vrijwilligers en beroepskrachten opgemerkt wordt, is dat ouders steviger worden, meer zelfvertrouwen hebben, meer verantwoordelijkheid nemen en weer de regie oppakken. Een vrijwilliger zegt over de moeder die zij ondersteunt:

Beter opvoedklimaat In vrijwel alle gezinnen is een positieve verandering te zien in de opvoedsituatie. Een deel van de verbetering hangt sa-men met het eerder genoemde punt: de emotionele steun leidt tot vermindering van stress, waardoor de ouders meer tijd en energie hebben voor hun kinderen en de opvoeding beter aankunnen. Ook biedt de vrijwilliger in een deel van de gezinnen praktische steun. Daarnaast komt in veel interviews naar voren dat de ouders van de vrijwilliger geleerd hebben om dingen anders te doen. De relatie tussen ouder en kind en de opvoedcompetenties zijn daardoor verbeterd.

Als de vrijwilliger er niet was geweest was vader wellicht in een depressie beland. Voor zijn persoon-lijke problematiek zie ik opbreng-sten. Vader heeft minder zorgen.

De moeder is dankzij de vrijwilli-ger met traumabehandeling gestart. Eerst durfde ze dat niet. Doordat de vrijwilliger de eerste keren met haar meeging durfde ze wel en lukte het om door te zetten. Daardoor is voorkomen dat de moeder opgeno-men moest worden, moeder was een tikkende bom.

De grootste verandering is dat de moeder verantwoordelijkheid is gaan nemen: ze is zich bewust dat ze moeder is en dat dat meer is dan eten en een schone luier geven: ik moet een veilig huis hebben en ik heb een voorbeeldfunctie.

Vroeger was ik snel boos en pro-beerde hem stil te laten zijn door hem z’n zin te geven, maar dat werkte niet. Nu gaat alles goed, op een veilige manier. Het voelt nu ook goed. Voorheen zat ik soms in een situatie en wist niet wat te doen en ik wist ook niet hoe ik uit de situatie moest komen.

Ook beroepskrachten en vrijwilligers constateren verbeteringen in de opvoed-situatie.

In sommige gezinnen merken de ouders op dat het gedrag van hun kind verbeterd is door toedoen van de vrijwilliger:

De vrijwilliger heeft laten zien dat een andere manier dan mijn manier ook goed werkt.

De meerwaarde voor het kind is dat ze buiten met andere kinderen kan spelen en moeder haar een beetje los liet.

Voor het kind betekent het dat de opgroeimogelijkheden veel ruimer zijn geworden. Goede gehechtheid nu hij bij zijn moeder kan opgroei-en. Moeder weet nu dat het goed is het kind op te pakken bij het huilen, laten weten dat ze er is voor hem. Samen spelen, bewust zijn dat spe-len goed is en gezond.

Zonder de vrijwilliger was mijn dochter nog veel moeilijker gewor-den, had ze misschien gedragspro-blemen ontwikkeld. Nu luistert ze veel beter en ze kan wachten.

40DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 24: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

Een beroepskracht vertelt:

In de gezinnen waar vragen of zorgen zijn over de lichamelijke zorg of de school van de kinderen, heeft de inzet van de vrijwil-liger resultaten opgeleverd zoals consul-tatiebureaubezoek of tandartsbezoek van de kinderen en meer contact van de ouder met de school van het kind.

Veiligheid De meeste beroepskrachten vinden de veiligheid in het gezin verbeterd door de komst van de vrijwilliger.

Woonsituatie en financiënIn sommige gezinnen zijn er problemen met het runnen van het huishouden, de administratie en/of de financiën. In de meeste van deze gezinnen is het resultaat dat het gezin de zaken weer op orde heeft. In sommige gezinnen heeft de inzet van de vrijwilliger met name op het gebied van de financiën resultaten opgeleverd. Een beroepskracht zegt over een van de gezinnen:

Sociaal netwerk en participatie Veel van de geïnterviewde gezinnen leven tamelijk geïsoleerd. Na de komst van de vrijwilliger is dit in veel van de gezinnen verbeterd. Ouders die vrijwel nooit de deur uitgingen gaan nu regelmatig naar buiten en komen meer onder de mensen. Soms is alleen de stap om weer buiten te komen al een heel belangrijke op weg naar minder isolement.

Een voorbeeld van een moeder: In een paar gezinnen heeft de ondersteu-ning van de vrijwilliger eraan bijgedragen dat de ouder nu werk heeft, door te helpen met sollicitaties en ouders aan te moe-digen. Bij een van de gezinnen heeft de vrijwilliger ervoor gezorgd dat de ouder uit een ongezond netwerk is gestapt en contacten met een drugsdealer heeft verbroken.

HulpverleningUit de interviews met zowel de gezinnen, vrijwilligers als beroepskrachten blijkt dat de inzet van de vrijwilliger invloed heeft op de aard en mate van hulpverlening die nodig is in het gezin. Voor een deel van de gezinnen geldt dat de algehele verbetering van de rust en het welbevinden in het ge-zin door de steun van de vrijwilliger, ertoe leidt dat de ouders minder beroep doen op zorg of hulp. Een uitspraak van een ouder die dit illustreert:

Enkele ouders noemen zelfs spectaculaire resultaten die de ondersteuning van de vrijwilliger heeft opgeleverd:

Daarnaast maken de interviews duidelijk dat de vrijwilliger in veel gevallen een belangrijke bijdrage levert aan verbetering van het vertrouwen en de samenwerking tussen gezin en hulpverleners. Dat is met name het geval bij gedwongen hulp, zoals in de gezinnen met een ondertoezicht-

Een opbrengst is nu ook dat deze jongen 18 wordt en er een betrokken vader is. Anders was het een erg eenzaam leven voor deze jongen geweest.

De veiligheid is zeker verbeterd doordat de vrijwilliger ervoor gezorgd heeft dat het gezin meer gemotiveerd was om met alle pro-blemen aan de slag te gaan, en heb-ben we het een en ander ook neer kunnen leggen waar het hoort.

Doordat de moeder minder stress heeft, zitten de kinderen in een prettiger situatie. Daarnaast goed om te weten dat de vrijwilliger aan de bel trekt als de veiligheid in het geding is.

Als de vrijwilliger er niet was geweest dan waren er zeker grote financiële problemen geweest.

Ik heb meer contact met school gekregen en ben ook gevraagd om voor te lezen. De vrijwilliger heeft daarbij geholpen. Ik was erg ge-sloten en maakte niet zo makkelijk contact. Met de vrijwilliger heb ik kunnen oefenen.

Zonder de vrijwilliger was ik vaker bij de gezinsvoogd of de huisarts langs gegaan. Ik ben minder kalme-ringsmiddelen gaan gebruiken.

Ik weet voor 100% zeker dat mijn kind uithuisgeplaatst zou zijn als de vrijwilliger niet in mijn leven was gekomen.

Zonder de vrijwilliger hadden we niet zoveel professionele hulp aan-vaard. Het was dan misschien zover gekomen dat we L. (zoon van de vader) waren kwijtgeraakt.

42 43DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 25: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

stelling. De vrijwilliger geeft uitleg over of relativeert de bedoeling van de hulpverle-ner, waardoor de ouders beter begrijpen waarom een hulpverlener iets doet of wil. Ook maakt de vrijwilliger de ouders sterker in het contact met de hulpverlener, zoals onderstaande uitspraak van een ouder laat zien:

Dat leidt niet automatisch tot minder hulp of minder zware hulp, maar kan wel ople-veren dat de hulp effectiever ingezet kan worden. Bijvoorbeeld in de gezinnen waar de komst van de vrijwilliger tot gevolg heeft dat de gezinsleden opener worden over hun problemen, waardoor duidelijker wordt welke hulp het gezin nodig heeft, het gezin gemotiveerd is voor de hulp en deze effectief ingezet kan worden. Veel van de bij de gezinnen betrokken beroepskrachten die geïnterviewd zijn, vertellen dat de ondersteuning van de vrij-williger maakt dat hun rol minder intensief of minder langdurig wordt. In een van de gezinnen is een kind wel uit huis geplaatst, dit was onvermijdelijk. Maar ook hier constateert de beroeps-kracht duidelijke winst: dankzij de vrijwilli-ger is er een betere relatie tussen de ouder en het uithuisgeplaatste kind.

Opbrengsten voor de vrijwilligers De vrijwilligers zijn overwegend positief over hun ervaringen als vrijwilliger. Alle vrijwilligers hebben bewust gekozen voor Wel Thuis. Meestal is hun motivatie dat zij iets voor anderen willen betekenen, soms vanuit de ervaring die zij zelf als hulpvra-ger hadden.

Ze gaf ons ook het advies om ons niet op de kop te laten zitten door de gezinsvoogd en dat we best wat meer tegengas mochten geven. Ook heeft ze tips gegeven hoe met de gezinsvoogd te communiceren en dat geeft een veel betere aanpak die voor minder stress zorgt.

De vrijwilliger heeft eraan bijge-dragen dat dit geen hele lange OTS werd.

6.5

44DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 26: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

Uitdaging Sommigen noemen expliciet de uitdaging als motivatie om vrijwilliger bij Wel Thuis te worden.

Voldoening Vrijwel alle vrijwilligers ervaren veel vol-doening door wat ze kunnen betekenen voor het gezin.

Leerervaring Sommige vrijwilligers noemen dat zij zich door hun rol als vrijwilliger bevestigd voe-len in wat zij weten en kunnen. Voor een enkele vrijwilliger betekent hun ervaring met Wel Thuis een opstapje naar bijvoor-beeld een opleiding. Voor de meeste vrijwilligers is het een eye-opener om te zien hoe anders het in de gezinnen toegaat dan wat ze zelf gewend zijn, een andere wereld, andere normen en waarden. Voor sommigen is dat

Mensen die met de jeugdzorg te maken krijgen of een ondertoe-zichtstelling hebben, waar toch veel misgegaan is, die hebben vaak niet zoveel vertrouwen meer in de hulpverlening en daar ligt voor mij de uitdaging, omdat ik geen hulp-verlener ben.

Ik heb vroeger aan de andere kant gezeten. Ik was vroeger een gezin met zorg, ik had een kind met een zware beperking. Daardoor kreeg ik te maken met de zorg en daar heb ik heel veel van geleerd. En ik vind het voor mezelf interessant om aan de andere kant van de tafel te zitten en mee te mogen denken met mijn levenservaring.Je krijgt het vertrouwen van men-

sen, zomaar uit het niets. Dat geeft een goed gevoel.

Je krijgt veel waardering: de moeder noemt mij haar engel. Mooi om te zien hoe het kind nu opgroeit.

De persoonlijke relatie met het gezin is een hele unieke ervaring. Het zelfvertrouwen van de moeder en het hele gezin is groter. Ze hebben regie in eigen handen. En dat vind ik heel mooi. Het geeft heel veel voldoening.

even wennen, maar de meesten ervaren het als positief. Vrijwilligers noemen als opbrengst voor zichzelf dat ze zoveel van het gezin leren, juist omdat het zo anders is.

Opbrengsten voor de beroeps-krachtenDe meeste beroepskrachten ervaren de inzet van de vrijwilliger als winst voor de hulpverlening. Beroepskrachten noemen dat ze door de inzet van de vrijwilliger meer vertrouwen hebben dat het goed gaat en dat zij het zelf meer los kunnen laten.

Tijdbesparing Een deel van de beroepskrachten merkt dat de inzet van de vrijwilliger voor hen tijdsbesparing oplevert.

Efficiënter werkenDaarnaast merken beroepskrachten op dat ze hun werk beter kunnen doen, dat hun werk efficiënter wordt dankzij de vrijwil-liger. Een beroepskracht vertelt dat het scheelt in tijd én weerstand.

Ik moest in het begin erg wennen. Je komt in een andere wereld met andere normen en waarden. In het begin dacht ik: wow, wat heftig allemaal. Hoe kunnen ze zo leven. En gaat het wel goed. Maar het gaat goed en dat is hun manier van leven. Ik vind het een hele unieke ervaring dat je bij zo’n gezin binnen mag komen.

Ik heb ontzettend veel van de moe-der geleerd; ik meer van haar dan andersom denk ik. Je krijgt een kijk in een andere wereld die je niet kent. Je leert daardoor relativeren en ziet in hoe belangrijk familie is.

6.6

Voor mezelf is de opbrengst dat ik alleen hoefde in te steken waar het nodig was. Daardoor kon ik een he-likopterview houden. Voor de komst van de vrijwilliger was ik veel aan het doen bij dit gezin. Het is een gouden winst voor me geweest.

Het heeft me ook een berg aan tijd in de begeleiding van moeder ge-scheeld. In het begin kwam ik eens per week. Nu kom ik eens in de 5 à 6 weken. Alleen als moeder me no-dig heeft of mij belt. Soms handelen we zaken zelfs telefonisch af.

46 47DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 27: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

Een andere beroepskracht vertelt:

De meerwaarde van Wel ThuisUniek aan Wel Thuis is dat het gezin, de Wel Thuis coördinator en vrijwilliger en de beroepskracht samenwerken met als doel de veiligheid van de kinderen in de ge-zinnen verbetert. In deze paragraaf staan we stil bij de vraag hoe de verschillende partijen dit ervaren en welke meerwaarde zij zien van deze aanpak.

De meerwaarde vanuit het perspectief van de gezinnenVoor de gezinnen geldt dat zij vooral de meerwaarde van de vrijwilliger ten opzich-te van de beroepskracht ervaren. Sommige ouders zijn zich er goed van be-wust dat de vrijwilliger niet alleen opereert maar in samenwerking met de beroeps-kracht. Opvallend is dat de meeste ouders de samenwerking van Wel Thuis en beroeps-krachten min of meer als vanzelfsprekend ervaren. Eén van de gezinnen heeft de samenwerking niet zo positief ervaren. Aan het eind van deze paragraaf wordt hier apart op ingegaan.

De meerwaarde vanuit het perspectief van de vrijwilligersDe vrijwilligers van Wel Thuis hebben in principe geen rechtstreeks contact met de beroepskracht. Als er iets is dat relevant is voor de beroepskracht, bespreekt de vrijwilliger dat met de coördinator die, af-hankelijk van de situatie, contact opneemt

Ook de gesprekken met mij verlie-pen makkelijker. Voorheen was er veel wantrouwen van vader en was ik veel bezig met dat weghalen. Gesprekken nu zijn veel meer to the point, de spanningen zijn minder.

6.7

Professionals kunnen nog wel eens met het vingertje wijzen of bena-drukken wat je fout hebt gedaan. De vrijwilliger benoemde het, maar ging ook gelijk met ons om de tafel om door te pakken.

Het is wel goed dat bepaalde instan-ties met elkaar in contact staan. Een vrijwilliger is dichter bij jou en de beroepskracht staat meer op afstand. Dus is het goed om af te stemmen. Ook om te kijken of het echt zo goed gaat als iemand zich voordoet.

met het gezin en eventueel de beroeps-kracht. De vrijwilliger is wel altijd aanwezig bij de evaluatiegesprekken waar ook de beroepskracht bij zit. De vrijwilligers hebben verschillende erva-ringen met de samenwerking. Een aantal vrijwilligers hoort vooral via de gezinnen wat de beroepskracht doet en hoe dat gaat. Soms krijgen zij daardoor een min of meer negatief beeld van de hulpverle-ning, maar de vrijwilligers kunnen dat in het algemeen relativeren en in de context bekijken. Zoals een vrijwilliger vertelt:

De vrijwilligers zijn zich bewust van hun specifieke rol op het gebied van de vei-ligheid van de kinderen. Sommige vrijwil-ligers hebben eerder ervaring opgedaan als vrijwilliger bij Home-Start. Uitspraken van vrijwilligers over het verschil tussen Home-Start en Wel Thuis:v

De vrijwilligers die ook ervaring hebben met Home-Start vinden het een voordeel dat er bij Wel Thuis altijd samenwerking is met de hulpverlening en dat duidelijk is wie de regie heeft en wie wat doet.

De meerwaarde vanuit het perspectief van de beroepskrachtenDe beroepskrachten benoemen als meer-waarde van de vrijwilliger dat de vrijwilliger goed aansluit bij het gezin en de tijd neemt om op de bank te zitten.

Het is een trage molen. Maar ik snap dat ook wel: het is zwaar en de druk is groot voor hulpverleners en dat heb ik in alle rust wel eens uitgelegd aan de moeder.

Home-Start is vrijblijvender. Bij Wel Thuis moet je monitoren of het veilig is voor de kinderen. Als het niet veilig is moet je het melden.

Het verschil is dat je in Wel Thuis een gezinsvoogd hebt die dan mee-kijkt. Je bent meer gebrand op: zie ik signalen die echt niet kunnen. En moet ik iets doen, melding maken. Dat zit echt in je achterhoofd.

48 49DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 28: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

Het gezin bestaat uit een geïso-leerde moeder met een LVB, met alleen hulpverleners als contact. Ik gunde haar een normaal contact, op een gelijkwaardige manier met basisdingen omgaan. Bijvoorbeeld een kopje thee na school. Het heeft een betrouwbaar contact van de vrijwilliger met moeder en kind opgeleverd. De komst van de vrij-williger was een positief moment in de week. Ze gingen samen leuke dingen doen. Dat ging heel snel en ze keken ernaar uit. Het gaf ze een stukje plezier.

Beroepskrachten hebben een goed oog voor de specifieke rol die de vrijwilliger vervult.

Werkwijze en organisatie van Wel ThuisDe interviews geven relevante informatie over de werkwijze en organisatie van Wel Thuis, zowel succesfactoren als verbeter-punten worden genoemd.

Kwaliteit van de vrijwilligersUit de interviews wordt duidelijk dat de kwaliteit van de vrijwilligers een belang-rijke succesfactor is. Zowel gezinnen als beroepskrachten zijn heel positief over de eigenschappen en kwaliteiten van de vrijwilliger. Een aantal kenmerken die

6.8

Deze moeder vertrouwt niemand en wilde niemand binnen laten. Moe-der is erg uitgesproken en direct en explosief. De vrijwilliger geeft moeder het gevoel: ik mag zijn zoals ik ben. Zonder gelijk een negatief oordeel. De vrijwilliger had direct een hele mooie band met moeder opgebouwd.

De vrijwilliger spiegelt ook goed naar moeder. Bijvoorbeeld dat moeder haar verdriet niet teveel op de kinderen moest afstralen. Van de vrijwilliger neemt moeder dit aan, van een professional niet. Dat komt door de gelijkwaardigheid in de relatie tussen moeder en vrijwilli-ger. Ik streef ook naar professionele gelijkwaardigheid maar dit kan niet altijd hetzelfde zijn omdat ik toch een bepaalde rol en functie vervul.

Zij is geen doorgeefluik voor mij, tenzij ze dusdanige dingen signa-leert dat ze aan de bel moet trekken.

vrijwilligers zelf noemen als onderdeel van het succes:

CoördinatorDe coördinator vervult een spilfunctie: zij bouwt de samenwerking met de netwerk-partners op, werft en selecteert en traint vrijwilligers, maakt kennis met de gezin-nen, brengt een koppeling tot stand tus-sen gezin en vrijwilliger, volgt de trajecten en organiseert regelmatige evaluaties met alle partijen. In veel interviews wordt waar-dering uitgesproken voor de coördinator. Opvallend is dat bij alle 9 gezinnen waar

Onbevooroordeeld: niks is raar als je het mij vertelt.

Niet alleen over zware dingen praten, ook over leuke en ontspan-nende dingen. Door die sfeer kan je het ook over de belangrijke dingen hebben.

Voldoende afstand bewaren, maar ook dichterbij komen.

50DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 29: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

het traject tot stand is gekomen, sprake was van een goede match tussen gezin en vrijwilliger. Een uitspraak van een ouder:

En een beroepskracht (die in de training met een aantal vrijwilligers had kennis gemaakt):

Een ander aspect in de rol van de coör-dinator waarover met name de beroeps-krachten zich met tevredenheid uiten, is bewaken dat een vrijwilliger ingezogen wordt in de problematiek en de houding van het gezin naar de hulpverlening. Dat vraagt om inzicht in en kennis van de jeugdhulp en jeugdbescherming bij de coördinator. Een beroepskracht merkt op:

Trainen en ondersteunen van vrijwilligersDe vrijwilligers zijn over het algemeen positief over de training en de ondersteu-ning die zij van de coördinator krijgen. De meeste vrijwilligers zijn tevreden over de ondersteuning die zij krijgen van Humani-tas.

Een enkele vrijwilliger is minder tevre-den en vindt dat er meer ondersteuning voor de vrijwilliger zou moeten zijn, meer aandacht voor wat het met de persoon van de vrijwilliger doet. Een andere vrijwilliger merkt op dat het een tijd heeft geduurd voordat de vrijwilliger wist wat de bedoe-ling was van zijn rol in het gezin.

Vriendschappelijk klikt het perfect. De coördinator heeft echt een goed iemand bij mij gezocht. We hadden vroeger vriendinnen kunnen zijn. Ze hebben goed hun best gedaan om een match te zoeken.

Het was een grappig moment toen ik de vrijwilliger ontmoette en ik me bedacht: Hé, jij bent degene die ik in m’n hoofd had.

Een coördinator die veel verstand van zaken heeft is belangrijk. An-ders wordt dat kader zo onduidelijk.

Je kan altijd bellen en appen. De co-ordinator is altijd bereid te sparren over hoe je iets aan kan pakken. In de terugkombijeenkomsten is het heel fijn dat je het er samen over kan hebben en elkaar kan helpen door praktische tips en materialen uit te wisselen.

De training die de vrijwilligers volgen en waarvan één dag ook door de beroeps-krachten gevolgd wordt, wordt goed gewaardeerd door zowel de vrijwilligers als de beroepskrachten. Een beroepskracht over de training:

En een vrijwilliger:

Monitoren van de trajectenEen belangrijk onderdeel in de werkwijze is regelmatige evaluatie van de coördinator, het gezin, de vrijwilliger en de beroeps-kracht. Sommige beroepskrachten merken op dat ze dit wel tijdrovend vinden, maar één beroepskracht merkt vindt dat het, gezien de resultaten, de investering waard is en zinvol. Zoals te verwachten, worden de evaluaties vooral als tijdrovend ervaren door een beroepskracht die niet tevreden is over de samenwerking en de evaluaties als losstaand ervaart.

SamenwerkingOok over de samenwerking van Wel Thuis met de professionele organisaties zijn de meningen van de beroepskrachten over-wegend positief.

Wel wordt genoemd dat duidelijkheid belangrijk is.

Een van de vrijwilligers plaatst enkele kriti-sche kanttekeningen bij de manier waarop zij zich bejegend voelt door de beroeps-kracht(en).

Ik vond de training heel leuk. Vooral de verscheidenheid van de vrijwilligers. Zoveel verschillende mensen. Met intrinsieke motivatie. Het gaf ook duidelijkheid over wat het project is en de driehoek en type gezinnen.

Je merkt dat de professionals die de training hebben gevolgd weten veel beter wat ze kunnen verwachten van de vrijwilliger. Met de training krijg je veel makkelijker de samen-werking in de driehoek. Zonder de training merk ik dat professionals meer aan het aansturen zijn dan aan het samenwerken.

Ik vind dat Wel Thuis het heel goed doet en dat ze hele goede vrijwil-ligers hebben. Ik heb zo’n training meegemaakt, de vrijwilligers ook ontmoet en ik denk dat ze fantasti-sche dingen voor ogen hebben met het project en fantastische dingen doen met Wel Thuis.

Als je met vrijwilligers werkt moet je goed weten wiens verantwoor-delijkheid het is. Waar zijn mensen verantwoordelijk voor en waarvoor niet?

52 53DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 30: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

Sommige beroepskrachten benoemen hun eigen verantwoordelijkheid voor het laten slagen van een vrijwilligers traject:

Knelpunten in de samenwerkingIn twee casussen is de samenwerking minder positief ervaren. In één gezin vin-den zowel de ouder als de vrijwilliger dat zij onder druk gezet worden door zowel Humanitas als de beroepskracht. De ouder zegt daarover:

De vrijwilliger:

Overigens hebben zowel de ouder als de vrijwilliger het contact en de onder-steuning als positief ervaren, er was een goede match. De beroepskracht die bij dit gezin betrokken is, is wel positief over de samenwerking en ziet positieve resultaten die de vrijwilliger heeft bereikt. In het tweede gezin kijkt vooral de be-roepskracht minder positief terug op de samenwerking. De beroepskracht mis-te de samenwerking, het traject van de beroepskracht en de ondersteuning van de vrijwilliger stonden los van elkaar. Wel maakt de beroepskracht daarbij de kant-tekening dat ze niet weet hoe de ouder erop zou reageren als er samenwerking tussen vrijwilliger en beroepskracht zou zijn. Overigens is de beroepskracht wel positief over het contact van het gezin met de vrijwilliger en wat dat voor het gezin heeft opgeleverd. Ook de vrijwilliger van dit gezin noemt een aantal punten in de samenwerking die beter hadden gekund.

Je wordt wel zo bekeken van: jij bent geen hulpverlener.

Je moet de vrijwilliger ook kunnen beschermen. Op het moment dat wij als hulpverleners de boel niet op orde krijgen moet je voorzichtig zijn met de inzet van de vrijwilliger.

Vervelend was dat de beroepskracht wilde dat de vrijwilliger mij meer ging aansturen. Dat wilden wij beiden niet.

De samenwerking met de hulpver-lening was niet goed. Ik voelde van zowel de coördinator van Humani-tas als de hulpverlening druk om de vader te veranderen, in de stoel van de hulpverlening te zitten.

54DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 31: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

De vrijwilliger had graag een gesprek voor-af met de beroepskracht gehad om meer te weten over de problemen in het gezin. Verder had de vrijwilliger meer uitwisseling met de beroepskracht gewild. Het traject op zich is wel positief verlopen, de ouder noemt een aanzienlijke verbetering door de steun van de vrijwilliger.

VerbeterpuntenHoewel er veel tevredenheid is over Wel Thuis, worden ook verbeterpunten ge-noemd. Er komen geen verbeterpunten naar voren die breed gedeeld worden, het betreft allemaal punten die door slechts één of enkele geïnterviewden zijn ge-noemd:• Beroepskrachten: eerder of beter geïnformeerd worden of meer rapportage/verslag van Wel Thuis willen.• Vrijwilligers: meer informatie vooraf over het gezin.• Vrijwilligers: meer ondersteuning bij wat het met een vrijwilliger doet• Vrijwilliger: aandacht voor mannen, doorbreken ‘vrouwencultuur’

SamenvattingSamenvattend kunnen we stellen dat uit de interviews die betrekking hebben op de tien gezinnen, een overwegend positief beeld naar voren komt. Bij drie gezinnen is het traject minder positief verlopen. Bij één gezin is het traject niet van de grond gekomen, volgens de betrokken beroeps-kracht heeft dat in de eerste plaats met het gezin te maken, niet met Wel Thuis. In twee andere gezinnen is één of zijn meer-dere betrokken partijen minder tevreden. Maar ook bij deze gezinnen zijn de uitkom-

6.9

sten van het traject positief. De ouders waarderen in het contact met de vrijwilliger met name de laagdrempelig-heid, het vertrouwen en de steun van ie-mand die naast hen staat. Daardoor staan de ouders meer open voor de vrijwilliger dan voor bijvoorbeeld de beroepskracht of familie. De ondersteuning die de vrijwilli-gers bieden, sluit aan bij wat het gezin no-dig heeft en laat een variatie zien van een luisterend oor en praktische opvoedtips tot het op orde brengen van huishouden en de financiën. De belangrijkste opbrengst van de ondersteuning is dat er meer rust in de gezinnen komt, de ouders voelen zich beter en ervaren minder stress. Samen-hangend daarmee is te zien dat ook het zelfvertrouwen en de zelfstandigheid van ouders groter wordt. Veel verbetering wordt opgemerkt in de opvoedsituatie.

Doordat de ouders zich beter voelen en minder stress hebben, hebben zij meer energie voor hun kinderen. Daarnaast zorgen de praktische tips en de voorbeeld-functie van de vrijwilliger ervoor dat het ouders lukt om lastige situaties beter aan te pakken. Sommige ouders gaan met de steun van de vrijwilliger (weer) meer naar buiten gaan en doen nieuwe sociale con-tacten op. In een aantal gezinnen levert de inzet van de vrijwilliger verbetering op het gebied van praktische en materiële aspecten op, zoals de woonsituatie en de financiën. Opvallend is dat de vrijwilliger in meerdere gezinnen een brugfunctie vervult tussen gezin en hulpverlening, waardoor de samenwerking verbetert.

De meerwaarde van Wel Thuis is dat de vrijwilliger, vanuit zijn persoonlijke be-trokkenheid, in staat is een vertrouwens-band op te bouwen met het gezin. Daarin heeft de vrijwilliger een unieke betekenis. De vrijwilliger staat naast het gezin en biedt gewoon ‘van mens tot mens’ con-tact. Sommige ouders verwoorden dat zij hierdoor eerder iets accepteren van een vrijwilliger dan van anderen. De bereidheid tot verandering en daarmee de veiligheid in het gezin voor kinderen wordt groter.

De organisatie en werkwijze van Wel Thuis is een belangrijke factor in deze positie-ve bevindingen. De zorgvuldige werving, selectie, training en ondersteuning van de vrijwilligers, het tot stand brengen van een match tussen gezin en vrijwilliger, en de goede afstemming en samenwerking met de beroepskrachten zijn daarin de belang-rijkste elementen.

56DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 32: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

7 Resultaten kwantitatief onderzoek

DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

In dit hoofdstuk geven we de belangrijkste uitkomsten weer van het kwantitatief onder-zoek. Eerst schetsen we de aanpak van dit deel van het onderzoek en maken we enkele opmerkingen over de representativiteit van de kwantitatieve analyses in dit hoofdstuk. In 7.2 gaan we in op het geestelijk welbevinden van de ouders, aan de hand van de vraag die coördinatoren hebben gesteld aan de gezinnen over de mate waarin zij zich zorgen ma-ken. Hierna (paragraaf 7.3 tot en met 7.6) belichten we de situatie en veranderingen in de gezinnen op basis van de inschattingen die coördinatoren en beroepskrachten gemaakt hebben.

Werkwijze: kwantitatieve beoorde-ling van de gezinssituatie Om indicaties te krijgen voor mogelijke effecten van de aanpak is zowel vooraf-gaand als na afronding van het traject22 of, voor die gezinnen waar het traject nog niet was afgesloten, aan het eind van de onderzoeksperiode, de gezinssituatie in kaart gebracht. De beoordelingen zijn per gezin uitge-voerd door de betrokken coördinator en de beroepskracht middels een vragenlijst op de zeven leefgebieden23 . Ze hebben zowel aan het begin als aan het eind van het tra-ject een score gegeven. Het is gelukt

7.1 om dit voor 40 van de 93 gezinnen te doen. Dit betekent dat de kwantitatieve resultaten in dit hoofdstuk betrekking hebben op 43% van de gezinnen die in een traject van Wel Thuis zijn geweest.Deze 40 gezinnen geven een representa-tief beeld voor de hele bereikte groep. De 40 gezinnen zijn ongeveer gelijk verdeeld over de regio’s als in de totale groep van koppelingen: Almere 9, Leeuwarden 16 Twente 9 en Den Bosch 6. Van de 40 gezinnen is in de helft van de gevallen (19 van de 40) sprake van een OTS. Een verge-lijking van kenmerken van de onderzoeks-groep van 40 gezinnen met de bredere

23 We noemen dit verderop ook soms de situatie T0 en de situatie T1.

24 Het gaat om de leefgebieden: geestelijk welbevinden, opvoeding & scholing, lichamelijke basiszorg

voor de kinderen, maatschappelijke participatie (ook wel dagbesteding), sociaal netwerk, financiën en huisvesting

58

Page 33: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

In lijn met deze bevindingen is het feit dat ruim meer dan de helft (61%) van de gezinnen van mening is dat de eigen si-tuatie (ten aanzien van zorgen) is verbe-terd. Een deel van de gezinnen zegt een verslechtering te hebben doorgemaakt (19%) en eveneens 19% is van mening dat de situatie ongeveer gelijk is gebleven. Bij de gezinnen waar de situatie is verslech-terd heeft dit bij twee gezinnen met een uithuisplaatsing van het kind te maken en in andere gevallen met toename van schul-den en ziekte van de ouder.In drie op de vier gezinnen waar verbe-tering zich voordoet zijn de ouders van mening dat dit vooral op het conto van de vrijwilligers geschreven kan worden24. De helft van hen denkt dat de kans dat zij dit bereiken zonder vrijwilligers erg klein is.

Ontwikkeling leefgebieden op hoofdlijnenBij het begin van het traject is nagegaan in hoeverre er problemen waren op de ver-schillende leefgebieden. We zien dat dit

uiteenloopt. De meeste problemen doen zich voor in het sociaal netwerk en de dagbesteding (ook wel maatschappelijke participatie). Hier is in grofweg drie op de vier gezinnen de situatie matig tot slecht. In de helft van de gezinnen geldt deze kwalificatie als het gaat om de opvoeding. Problemen op het vlak van huisvesting en financiën doen zich minder vaak voor (ongeveer vier op de tien gezinnen), terwijl bij slechts één op de tien gezinnen de lichamelijke basiszorg onder de maat is25. Gemiddeld na 6 maanden hebben coördi-natoren en beroepskrachten een inschat-ting gemaakt van de ontwikkeling per leefgebied. Voor alle zeven leefgebieden is hen de vraag voorgelegd: 'Is de situatie op dit leefgebied veranderd vergeleken met de beginsituatie?’ Hieronder zien we de beoordelingen voor de afzonderlijke leefgebieden samengevat in één figuur. De lila staafjes geven het percentage gezin-nen aan waarover zowel coördinator als beroepskracht verbetering rapporteren. De gele staafjes staan voor het aantal gezin-

groep gezinnen op de zeven leefgebieden laat zien dat de groep van 40 gezinnen re-presentatief is voor de hele bereikte groep. In de meeste gevallen (28 gezinnen) werd de vragenlijst op beide momenten, dus zowel bij het begin (=T0) als aan het eind (=T1), door beide betrokkenen ingevuld. De overige beoordelingen (12 gezinnen) van startsituatie en eindsituatie is gedaan door steeds één van beide betrokkenen: ofwel door een coördinator ofwel door een beroepskracht. Dit betekent dat bij 70% van de 40 gezinnen er steeds sprake was van dubbele beoordeling op beide tijdstip-pen. Deze dubbele beoordeling vergroot de betrouwbaarheid van de resultaten.De vergelijking van de scores aan het begin en aan het eind geven een beeld van vooruitgang, achteruitgang of het ontbreken van duidelijke veranderingen op de leefgebieden. Er is expliciet aan de coördinatoren en beroepskrachten voor elk leefgebied gevraagd of de situatie veranderd is en tevens is gevraagd welk aandeel de vrijwilliger hierin heeft. Ook is vraag gesteld wat de kans is dat het effect zou zijn bereikt zonder vrijwilliger. Aan de hand van deze kernvragen ontstaan helde-re indicaties voor de bereikte resultaten in Wel Thuis. Over de reikwijdte van de analyses merken we het volgende op. De ondersteuning van Wel Thuis is steeds op maat bepaald en per gezin. Omdat de gezinnen van Wel Thuis kenmerken hebben van multipro-bleemgezinnen, waren er in aanvang door-gaans problemen op meerdere (gemiddeld ruwweg de helft van alle) leefgebieden. Op welke leefgebieden de problemen liggen en hoe zwaar de problemen zijn, verschilt

per gezin. De kwantitatieve analyses in dit hoofdstuk hebben betrekking op 40 gezinnen uit de bereikte doelgroep. We dienen bij het lezen van dit hoofdstuk er rekening mee te houden dat de inzet van de ondersteuning steeds gericht was op enkele leefgebieden waar de problemen (het meest) aanwezig waren en waarop het gezin met name een ondersteuningsvraag had. In veel gevallen was de ondersteu-ningsvraag in eerste instantie heel alge-meen, en soms veranderde de ondersteu-ningsvraag in de loop van het traject.De analyse van de leefgebieden is ge-richt op de hele groep en niet per gezin. We kijken naar het aantal gezinnen met problematiek op een bepaald leefgebied, en vergelijken deze met de situatie in de gehele groep aan het eind van het traject.

Geestelijk welbevinden vanuit het perspectief van gezinnen Aan de ouders in de gezinnen zijn drie vragen rechtstreeks voorgelegd over het traject en de resultaten ervan. Een van de vragen gaat over de zorgen die de ouder zich maakt over de situatie. Van de 40 ge-zinnen is over 10 gezinnen deze vraag niet ingevuld aan het eind van het traject, over 30 gezinnen wel. We zien dat na afloop van de ondersteuning in veel minder gezin-nen (heel) veel zorgen zijn: dit is gedaald van 57% naar 30%. Aan het eind van het traject maakt zelfs 23% van de gezinnen zich helemaal geen of heel weinig zorgen. Dat is een flinke vooruitgang te noemen ten opzichte van de beginsituatie, waar slechts 10% van de gezinnen zich weinig zorgen maakt.

7.2

60

50

40

30

20

10

0

%

Hoeveel zorgen maakt u zich?

Helemaal niet /heel weinig

Niet veel /niet weinig

Veel /heel veel

Gezin Begin Gezin Eind

7.3

24 De bijdrage van vrijwilligers is volgens ouders ‘vrij groot’ of ‘zeer groot’ in 13 van de 18 gezinnen.

25 Een inschatting op het vlak van leefgebied ‘scholing’ is lastig te maken vanwege ontbrekende gegevens. Met het nodige voorbehoud: er lijken zich hier niet zo vaak problemen voor te doen

(ruwe schatting 10 - 15% van de gezinnen).

60 61DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 34: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

grootste deel van de gezinnen de situatie niet substantieel lijkt te zijn veranderd.

Ook op de leefgebieden scholing, licha-melijke basiszorg, sociaal netwerk en daginvulling wordt regelmatig verbetering gezien door (een) beoordelaar(s), hoewel in wat mindere mate. Voor elk van deze vier leefgebieden geldt: in een derde tot de helft van de gezinnen ziet tenminste één van beide beoordelaars verbetering. Op het leefgebied scholing is opmerkelijk dat uit de scores voor de begin- en eindsi-tuatie weinig verbetering is op te maken, terwijl de beoordelaars voor een deel van

nen waar beide geen verbetering zien. De paarse staafjes in het midden laten het percentage gezinnen zien waarover coördinator en beroepskracht het niet met elkaar eens zijn: de één meent wel, maar de ander geen verbetering te zien26.

We zien dat met name op het vlak van op-voeding een positieve ontwikkeling te zien is in veel gezinnen. In maar liefst 47% van de gezinnen is hier verbetering te zien. In nog eens 15% van de gezinnen vindt één van de twee beoordelaars dat de opvoe-dingssituatie is verbeterd, terwijl de ander geen verandering ziet. Opvoeding is het enige leefgebied waar gezinnen zonder enige verbetering in de minderheid zijn. Dat is een belangrijke uitkomst, want juist op dit gebied beoogt Wel Thuis verbete-ring. Deze uitkomst is te zien als indicatie dat Wel Thuis slaagt in haar opzet. Voor de andere zes leefgebieden geldt dat in het

opvoeding

scholing

lichamelijke basiszorg

sociaal netwerk

daginvulling

huisvesting

financien

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

verbeterd verschillend niet verbeterd

Figuur 1: Ontwikkeling op zeven leefgebieden27 volgens coördinator en beroepskracht (N=40 gezinnen)

26 Binnen de categorie ‘niet verbeterd’ zijn ook de zeer kleine aantallen (meest 0 of 1, maximaal 5) gezinnen opgenomen waar volgens één of beide beoordelaars sprake was

van een verslechtering van de situatie.

27 Er is geen beoordeling gevraagd op het leefgebied ‘geestelijke gezondheid’. Wel is separaat gevraagd de ontwikkeling op lichamelijke basiszorg te scoren.

de gezinnen wel aangeven dat de situatie verbeterd is. Een positieve ontwikkeling op het vlak van huisvesting of financiën doet zich het minst vaak voor. Hier zien we dat in circa 30% van de gezinnen tenminste één van beide beoordelaars een verbetering ziet. Het zijn overigens ook de twee leefge-bieden waarop bij aanvang het minst vaak problemen waren. Afgezien van het leefgebied ‘opvoeding’ zijn de verschillen in resultaten tussen de leefgebieden in het algemeen niet zo groot. Al met al zien be-trokkenen over de gehele breedte vrij vaak positieve ontwikkelingen op de verschil-lende leefgebieden bij de gezinnen.

We zien dat coördinatoren en beroeps-krachten soms verschillend aankijken tegen de ontwikkeling op bepaalde leefge-bieden, terwijl ze het op andere juist weer heel erg eens kunnen zijn. Als we kijken naar de ontwikkelingen met betrekking tot de lichamelijke basiszorg, opvoeding en sociaal netwerk zien zowel beroepskrach-ten als coördinatoren in evenveel gezin-nen vooruitgang. Maar als het gaat om maatschappelijke participatie, financiën en huisvesting dan zien beroepskrachten bij veel minder gezinnen vooruitgang ten opzichte van de coördinatoren. Gezinnen met en zonder OTSVoor een flink deel van de gezinnen zien we dus verbetering optreden na ver-loop van tijd op diverse leefgebieden. In hoeverre zijn hierin nu verschillen te zien tussen gezinnen met of juist zonder OTS? Er zijn 19 gezinnen met OTS en 21 gezinnen zonder OTS in de totale groep

van 40 gezinnen. Als we inzoomen op de gezinnen waar een verbetering te zien is, dan maakt de aanwezigheid van een OTS nauwelijks uit zo lijkt het. Voor de meeste leefgebieden (opvoeding, lichamelijke basiszorg, huisvesting, sociaal netwerk) geldt weliswaar dat er net iets meer ge-zinnen zonder OTS verbetering laten zien. Maar de verschillen zijn (zeer) klein en bij deze kleine aantallen (het gaat steeds in totaal om tussen 10 en 25 gezinnen) zien we vooral de indicatie dat de aanpak in beide categorieën grosso modo even goed lijkt te werken. Voor het leefgebied financiën zien we dat van 19 gezinnen met OTS er 7 zijn waar één of twee beoordelaars verbetering zien, terwijl van 21 gezinnen zonder OTS er 3 zijn met verbetering op het vlak van de financiële positie. Een vergelijkbaar beeld zien we bij de lichamelijke basiszorg.

Bijdrage van vrijwilligersEen belangrijke vraag is in hoeverre verbeteringen zijn toe te schrijven aan de vrijwilligers die ondersteuning bieden. Om dit na te gaan is per leefgebied aan de co-ordinatoren en beroepskrachten gevraagd: ‘Wat is de bijdrage van de vrijwilliger aan dit effect?’ en direct erna ook ‘Wat is de bijdrage van anderen aan dit effect?’ In beide gevallen kon worden gekozen uit vier antwoordcategorieën, die we (achter de pijl) van de volgende duiding hebben voorzien:75-100% --> zeer groot50-75% --> vrij groot25-50% --> matig0-25% --> kleinWe zien dat op alle leefgebieden een

7.4

7.5

62 63DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 35: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

meerderheid van de coördinatoren en beroepskrachten van mening is dat de bijdrage van vrijwilligers vrij groot of zeer groot is (steeds net iets vaker ‘vrij groot’ dan ‘zeer groot’). Coördinatoren schatten de bijdrage hierbij doorgaans nog wat ho-ger in dan beroepskrachten. Als hen ver-volgens de vraag wordt voorgelegd ‘Wat is de kans dat dit effect zonder de vrijwilliger wordt bereikt?’ dan geeft steeds de over-grote meerderheid aan dat die kans klein of matig is.

Waaruit bestaat de bijdrage van de vrijwil-ligers dan concreet? We noemen enkele veel genoemde elementen. Op het vlak van opvoeding en scholing gaat het dan vooral om: dingen voordoen (voorbeeldge-drag), er gewoon zijn (beschikbaarheid), veel praten, vertrouwen opbouwen en on-derwerpen bespreekbaar maken. Ook het motiveren tot bepaald gedrag en meegaan bij lastige activiteiten. Op het vlak van dagbesteding gaat het ook weer om moti-verende gesprekken, maar vooral om het samen ondernemen van activiteiten. De vrijwilliger helpt met gesprekken ook om het sociaal netwerk te versterken, maar wordt ook zelf onderdeel van dit steunen-de netwerk.Deze uitkomsten betekenen dat de ver-anderingen voor een (zeer) groot deel zijn toe te schrijven aan Wel Thuis.

Leefgebieden en indicatorenIn deze paragraaf laten we zien op welke leefgebieden de meeste vooruitgang is te zien aan de hand van de geselecteerde indicatoren. We maken hierbij wederom gebruik van de beoordelingen van co-

7.6

ordinatoren en beroepskrachten. We illustreren de bevindingen aan de hand van de toelichtingen die de respondenten op de vragenlijsten gaven per leefgebied. Terwijl we hiervoor zagen (paragraaf 7.3) dat coördinatoren en beroepskrachten het er redelijk over eens zijn in welke mate er op leefgebieden vooruitgang te zien is in gezinnen, verschillen ze van mening als het gaat om deelaspecten van de leefge-bieden. Een voorbeeld: ze zien beide in ongeveer gelijke mate dat de opvoedings-situatie is verbeterd, maar ze zijn het er niet over eens of dat gaat over een pas-sende manier van corrigeren of juist in het creëren van rust en regelmaat. Hieronder passeren eerst de leefgebieden opvoeding & scholing, dagbesteding en sociaal net-werk de revue. Daarna gaan we nog kort in op de overige leefgebieden.

Hoewel de beoordeling door coördinatoren en beroepskrachten soms verschilt, lijken ze het eens over een vooruitgang op twee deelaspecten van de opvoeding.

60

50

40

30

20

10

0

%

Voldoende / goed

Matig Onvoldoende /slecht

Coördinator Begin

Coördinator Eind

Beroepskracht Begin

Beroepskracht Eind

Positieve aandacht

Coördinatoren zien aan het eind van het tra-ject duidelijk meer gezinnen die ‘voldoende’ of ‘goed’ scoren als het gaat om het geven van positieve aandacht aan de kinderen (stijging van 20 procentpunten). Aan het eind van het traject is dit in meer dan de helft van de gezinnen ‘voldoende’ of ‘goed’. De stijging van 20 procentpunten zien we niet terug in het oordeel van de beroepskrachten (gelijk

gebleven op circa 50%). De coördinatoren zien tegelijkertijd aan het begin en het eind nog steeds evenveel gezinnen waar de positieve aandacht voor kinderen ‘on-voldoende’ of ‘slecht’ is. Dit is het geval in ongeveer een kwart van de gezinnen.Het tweede deelaspect van de opvoeding waar we een verbetering zien is het creë-ren van rust en regelmaat.

60

50

40

30

20

10

0

%

Voldoende / goed

Matig Onvoldoende /slecht

Coördinator Begin

Coördinator Eind

Beroepskracht Begin

Beroepskracht Eind

Rust en regelmaat creëren

64 65DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 36: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

60

50

40

30

20

10

0

%

Voldoende / goed Matig Onvoldoende / slecht

Coördinator Begin

Coördinator Eind

Beroepskracht Begin

Beroepskracht Eind

Contact met leeftijdsgenoten

Ook hier is de vooruitgang circa 20 pro-centpunten28 . Hoewel beroepskrachten en coördinatoren het erover eens zijn dat aan het eind meer dan helft ‘voldoende’ of ‘goed’ scoort, verschillen ze van mening over het aantal gezinnen waar dit er nog onvoldoende of slecht voorstaat. Beroepskrachten zien maar weinig (7%) gezinnen waar dit het geval is, terwijl coördinatoren maar bij liefst 29% van de gezinnen de kwalificatie ‘onvoldoende’ of ‘slecht’ geven.

Dan zijn er vervolgens twee deelaspecten waar een verbetering minder duidelijk is. Dat zijn contact met leeftijdsgenoten faci-literen en de relatie tussen ouder en kind. Afhankelijk van wie je vraagt (coördinator of beroepskracht) is het aandeel ‘goed’/’-voldoende’ met 10 tot 20 procentpunten gestegen. Dit terwijl het aandeel dat ‘onvoldoende’/’slecht’ scoort bijna gelijk blijft.

28 In dit geval volgens de beroepskrachten. Een vergelijking met het oordeel van de coördinatoren is hier niet mogelijk omdat teveel coördinatoren de startsituatie op dit aspect niet konden

beoordelen vanwege te weinig zicht hierop.

70

60

50

40

30

20

10

0

%

Voldoende / goed Matig Onvoldoende / slecht

Coördinator Begin

Coördinator Eind

Beroepskracht Begin

Beroepskracht Eind

Relatie tussen ouder en kind

Er is geen verschil tussen beginsituatie en eindsituatie te zien wat betreft het vertonen van kindgedrag dat past bij de situatie. Tenslotte vinden zowel coördinatoren als beroepskrachten dat ongeveer de helft van de kinderen aan het eind van het traject altijd of vaak een tevreden en ont-spannen indruk maakt. Bij de start van het traject was dit nog 34%-40%.

60

50

40

30

20

10

0

%

Altijd / vaak Geregeld Soms / nooit

Coördinator Begin

Coördinator Eind

Beroepskracht Begin

Beroepskracht Eind

Tevreden en ontspannen druk

Wat hebben de coördinatoren en beroeps-krachten dan concreet het meest gezien? In de toelichting die de beoordelaars gege-ven hebben, wordt het meest genoemd:1. Rust: 11 keer genoemd;2. Onderlinge relaties, meer begrip, aandacht of beschikbaarheid: 9 keer genoemd;3. Bewustwording eigen gedrag / actiegerichtheid: 8 keer genoemd; 4. Meer activiteiten ondernemen met de kinderen: 8 keer genoemd

De situatie op het gebied van scholing is vrij positief te noemen. Hoewel hierover bij de start van het traject nog weinig bekend was (dus we kunnen over ontwikkelin-gen op deelaspecten ook weinig zeggen daardoor) zien we aan het eind van het traject veel positieve punten. Het aandeel van gezinnen dat het ‘voldoende’ of ‘goed’ doet ligt consequent tussen de 50-70%. En bovenal zijn er maar weinig gezinnen (overal minder dan 10%) die op dit aspect een onvoldoende krijgen van coördinato-ren en beroepskrachten.

66 67DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 37: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

Lichamelijke basiszorgUit de beoordeling door coördinator en beroepskracht wordt niet goed duidelijk op welke deelaspecten de verbetering van de lichamelijke basiszorg precies betrekking heeft. Gezien het feit dat dit leefgebied

90

80

70

60

50

40

30

20

10

0

%

Voldoende / goed Matig Onvoldoende / slecht

Coördinator Begin

Coördinator Eind

Beroepskracht Begin

Beroepskracht Eind

Gezond gewicht

zich al bij de uitgangssituatie op positie-ve wijze onderscheidt (slechts circa 10% kampte hier met problemen), is dit wellicht niet zo verwonderlijk. We zien wel enige verbetering wat betreft gezonde voeding en gewicht.

80

70

60

50

40

30

20

10

0

%

Voldoende / goed Matig Onvoldoende / slecht

Coördinator Begin

Coördinator Eind

Beroepskracht Begin

Beroepskracht Eind

Gezonde voeding

Aan het eind scoort dit, net als de mees-te andere deelaspecten van lichamelijke basiszorg, bij zo’n 80% van de gezinnen minstens ‘voldoende’. Typerend is de vol-gende opmerking:

Maatschappelijke participatieOp het vlak van dagbesteding lijken er in veel gezinnen flinke stappen te worden gemaakt. Vooral coördinatoren zien flinke veranderingen.

Over dit leefgebied waren er geen zorgen, ouders voorzien goed in de fysieke behoefte van de kinderen.

70

60

50

40

30

20

10

0

%

Voldoende / goed Matig Onvoldoende / slecht

Coördinator Begin

Coördinator Eind

Beroepskracht Begin

Beroepskracht Eind

Ontspannende activiteiten in eigen vrije tijd

Lukte het bij de start nog slechts 18% van de gezinnen om voldoende ontspannende activiteiten te ondernemen; aan het eind van het traject lag dit percentage op 33%. Terwijl het aandeel van gezinnen waar dit onderdeel een ‘onvoldoende’ scoorde, halveerde van 65% naar nog maar slechts 33%. We lezen in de toelichting van coör-dinator en beroepskracht regelmatig zin-sneden als ‘…Ze is hierin wel veranderd…’ en ‘…onderneemt meer activiteiten…’ of ‘…

volgt een cursus…’ die duiden op heel con-crete veranderingen. In een ander gezin lezen we ‘In het begin was er niets , in de loop van de tijd heeft moeder dingen opge-pakt, zoals sporten’. Het staat soms wel op gespannen voet met vooruitgang op ande-re vlakken, zoals te lezen is uit: ‘ …..soms is het wat dubbel, moeder werkt hard om een baan te krijgen en haar gezin zelfstandig te kunnen runnen, dit maakt echter wel dat ze minder tijd heeft voor de kinderen’.

68 69DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 38: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

Sociaal netwerkOp het vlak van het sociaal netwerk is het beeld bij aanvang zeer wisselend. Er zijn gezinnen met nauwelijks of geen netwerk waar ook geen beweging in zit. Bij gezin-nen met een (groot) netwerk is regelmatig de betrouwbaarheid of stabiliteit beperkt. Er zijn ook enkele gezinnen die wel een steunend netwerk hebben.

60

50

40

30

20

10

0

%

Voldoende / goed Matig Onvoldoende / slecht

Coördinator Begin

Coördinator Eind

Beroepskracht Begin

Beroepskracht Eind

Mate waarin het gezin met vragen en problemen bij het eigen netwerk terecht kan

In het algemeen is er op dit leefgebied even vaak sprake van vooruitgang als op de meeste andere leefgebieden. De vooruitgang betreft met name gezinnen waar het netwerk slecht of onvoldoende was en die nu iets vaker terecht kunnen bij de eigen familie, buren of vrienden. Aan het eind van het traject is de omvang van het netwerk in een derde van de gezin-nen ‘voldoende’ of ‘goed’ en eveneens in een derde van de gezinnen ‘slecht’ of ‘onvoldoende’. Als het gaat om de steu-nende kwaliteit van dit netwerk dan is er

nauwelijks vooruitgang te zien en is dit aan het eind van het traject bij de helft van de gezinnen ‘onvoldoende’ of ‘slecht’.

60

50

40

30

20

10

0

%

Voldoende / goed Matig Onvoldoende / slecht

Coördinator Begin

Coördinator Eind

Beroepskracht Begin

Beroepskracht Eind

Hoe beoordeelt u het steunend netwerk van het gezin

In een beperkt aantal gezinnen is het netwerk enigszins versterkt, al lijkt dit langzaam en met kleine stapjes te gaan. Twee typerende opmerkingen van een beroepskracht:

In de meeste gevallen is nog geen spra-ke van een blijvende verandering op dit gebied.

Overige leefgebieden: huisvesting en financiënAan het eind van het traject heeft circa de helft van de gezinnen de financiële ad-ministratie voldoende op orde en kunnen deze gezinnen ook met het eigen budget omgaan. Bij circa 20-25% is dit onvoldoen-de of slecht hetgeen maar weinig verschilt met de situatie bij de start van het traject. De situatie met betrekking tot de huis-vesting was (zo zagen we hiervoor al) bij slechts weinig gezinnen problematisch. Dit is aan het eind van het traject vrijwel onveranderd gebleven.

Moeder heeft contacten gelegd op haar werk en aan hen kan ze steun vragen.

Mevrouw heeft meer oppervlakkige contacten bij school en de sport van de kinderen.

70 71DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 39: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

Draagt de vrijwilliger bij aan een effectievere en efficiëntere hulp-verlening?Eén van de aspecten waarop de vrijwilliger van meerwaarde kan zijn, is dat er een betere werkrelatie ontstaat tussen gezin en de beroepskracht. Ook beoogt de inzet van vrijwilligers te zorgen voor tijdsbespa-ring bij de beroepskracht. Mogelijk kan de extra ondersteuning van vrijwilligers er verder aan bijdragen dat trajecten eerder afgeschaald kunnen worden. Misschien kan de professionele hulp zelfs eerder stoppen hierdoor. Omdat het aantal per-sonen dat op vragen over deze aspecten beantwoord geeft beperkt is (N<30) is het soms lastig uitspraken te doen over de ontwikkelingen tussen start en eind van de trajecten. Om toch een beeld te krijgen beschrijven we dan alleen de eindsituatie.

Coördinatoren hebben aan gezinnen de vraag voorgelegd hoe gezinnen hun de relatie met de beroepskracht ervaren. Van de 40 gezinnen in de steekproef hebben 33 antwoord gegeven op deze vraag. Aan beroepskrachten is tevens de vraag voor-gelegd hoe zij hun relatie met het gezin beoordelen. Van 26 beroepskrachten zijn de antwoorden verzameld. Beroepskrach-ten beoordelen de relatie tussen hen en het gezin, positiever dan de gezinnen doen. Beroepskrachten zijn van mening dat deze relatie ‘goed’ of ‘heel goed’ is in maar liefst 70% van de gezinnen. Terwijl 57% van de gezinnen de relatie een kwali-ficatie ‘goed’ of ‘heel goed’ geeft. Volgens de gezinnen en de beroepskrachten is de hulpverlenersrelatie aan het eind in circa 8% “slecht” of “matig”(2 gezinnen).

7.7 Over de verbetering op dit vlak zijn beide groepen het wel eens. In ongeveer een vijfde van de gezinnen is er verbetering te zien in de hulpverleningsrelatie. Coördinatoren hebben aan gezinnen tevens gevraagd hoeveel vertrouwen ze in de hulpverlening hebben. Beroepskrach-ten hebben ook een inschatting gemaakt over de mate van vertrouwen van het gezin in de hulpverlening. Bij een klein aantal gezinnen is het vertrouwen in de hulpver-lening groter geworden. Beroepskrachten beoordelen het vertrouwen van de gezin-nen in de hulpverlening vaker positiever dan de gezinnen zelf. In 64% van de geval-len heeft het gezin “veel” tot “heel veel” vertrouwen in de hulp. Dit is in slechts 34% van de gezinnen het geval, menen de gezinnen.

Uitsluitend aan de beroepskrachten zijn vragen gesteld over de mogelijke effec-ten van de inzet van een vrijwilliger ten aanzien van de tijdsbesparing die de beroepskracht ervaart en de veiligheid van de kinderen. Een beperkt deel van de beroepskrachten (n=25) heeft deze vragen beantwoord. De helft van deze beroeps-krachten zegt tijd te hebben bespaard door de inzet van de vrijwilliger. De tijds-besparing heeft enerzijds te maken met het luisterend oor wat de vrijwilliger aan gezinnen biedt. Waar gezinnen eerst met de beroepskrachten zorgen bespraken, doen ze dat nu met de vrijwilliger waardoor beroepskrachten sneller aan de doelen kunnen werken. Anderzijds pakt de vrijwil-liger praktische zaken op bijv. het regelen van formulieren, die eerst de beroeps-kracht deed. Tien beroepskrachten

konden een inschatting geven van het aantal uren per week die ze door de inzet van de vrijwilliger hadden gespaard. Zij hebben gemiddeld 1 uur en 30 minuten per week aan tijd bespaard.

Beroepskrachten zien in maar liefst de helft van de gevallen een toename in de veiligheid van het kind in het gezin. Beroepskrachten geven aan dat door de inzet van de vrijwilliger de draagkracht van gezinnen is toegenomen waardoor het vei-liger is geworden voor kinderen. Er is beter zicht op de situatie en problemen worden besproken en komen sneller op tafel.

Vanuit het perspectief van beroepskrach-ten is de bijdrage van vrijwilligers aan het voorkomen of stoppen van een OTS of van een uithuisplaatsing beperkt. In slechts twee of drie gezinnen (op een totaal van 25 gezinnen29) is dit aan de orde menen de

29 Dit totaal wijkt af en is lager dan de N (=omvang van de onderzoeksgroep) bij de voorafgaande analyses in dit hoofdstuk. Zie ook de opmerking hierover aan het begin van deze paragraaf.

7.8

beroepskrachten. Beroepskrachten menen dat in circa één op de drie gezinnen vrijwilligers wél bij-dragen aan het voorkomen van duurdere vormen van hulp (9 van de 25) ; of zorgen dat hulp eerder kan worden afgeschaald (7 van de 25).

SamenvattingOp basis van de vergelijking van beoor-delingen door coördinatoren en beroeps-krachten (zowel bij begin als eind van trajecten van Wel Thuis) zien we bij veel gezinnen verbeteringen op meerdere leefgebieden. Met name op het vlak van de opvoeding, en hier waren er flinke proble-men aan het begin, zijn in de helft van de gezinnen (soms grote) stappen vooruit gezet. Maar ook op andere leefgebieden waar bij de start in veel gezinnen sprake was van problemen is er verbetering te zien. Op de leefgebieden sociaal netwerk

72DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 40: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

en dagbesteding betreft dit een vooruit-gang voor 20 tot 40% van de gezinnen. De bijdrage van vrijwilligers aan de vooruit-gang op deze en andere leefgebieden is volgende de meeste beoordelaars (zeer) groot. En we zien ook dat vooruitgang zowel te zien is bij gezinnen waar sprake is van een OTS als in gezinnen zonder zo’n maatregel.

Wat betreft de situatie van de kinderen valt op dat ‘meer rust’ het meest wordt genoemd als het belangrijkste resultaat in de opvoedingssituatie van gezinnen. On-derlinge relaties verbeteren en er is meer aandacht en begrip. Ook wordt vrij vaak genoemd dat de beschikbaarheid van ou-ders toeneemt met de ondersteuning door vrijwilligers: ouders ondernemen ook meer activiteiten. Er zijn ook gezinnen waar de vooruitgang beperkt is. Het lijkt erop dat er met name wat betreft het sociaal netwerk nog (soms veel) verbetering nodig is.

Verbetering van de hulpverleningsrelatie door inzet van vrijwilligers komt uit de cijfers niet naar voren. Toch is in een klein deel van de gezinnen deze relatie wel (enigszins) verbeterd. Met enige voor-zichtigheid, gezien de beperkte omvang van de onderzoeksgroep, kunnen we wel stellen dat de extra ondersteuning door vrijwilligers er in een derde van de gezin-nen aan bijdraagt dat de inzet van duur-dere vormen van hulp niet nodig is, en ook in ruim een kwart van de gevallen de hulp eerder kan worden afgeschaald. Daarnaast heeft de vrijwilliger volgens de helft van de beroepskrachten een tijdbesparend effect en draagt hij er in circa de helft van de

gevallen aan bij dat de veiligheidssituatie van de kinderen wordt bevorderd.

74DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 41: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

Er zijn al langere tijd zorgen over de veiligheid van Tim. Deze zorgen leiden op gegeven moment tot een OTS. Er wordt een gezinsvoogd van de WSG toegewezen. De gezinsvoogd en een maatschappelijk werker vinden de nieuwe woonsituatie van Tim bij vader kwetsbaar. Mariska ziet dat zelf ook in. Samen met de professionals wordt besloten om Humanitas Wel Thuis in te schakelen. De coördinator van Humanitas spreekt met Mariska en brengt in kaart waar de vrijwilliger het gezin bij kan ondersteunen. Mariska wil vooral graag een luisterend oor. De coördinator van Wel Thuis vindt de perfecte vrijwilliger voor dit gezin: Tina. Tina is moeder van volwassen kinderen en heeft zelf ervaring met de zorg als ouder van een kind met een beperking. Tina maakt kennis met het gezin en gaat aan de slag. Wekelijks komt ze over de vloer, soms overdag een paar uur, soms ‘s avonds. De vertrouwensband tussen Mariska, Leo en Tina groeit. Er wordt veel gepraat, de gesprekken gaan over de relatie tussen Leo en zijn ex en over hoe Mariska en Leo met de gezinsvoogd of de rechter communiceren. Tina houdt Leo en Mariska een spiegel voor, laat ze nadenken over hoe ze dingen oppakken, geeft tips en adviezen over hoe ze het anders zouden kunnen doen. Ze doen ook leuke dingen samen, gaan samen naar een speeltuin of kletsen over gezellige dingen. De vrijwilliger is niet alleen lief en behulpzaam. Ze is ook volhardend.

Zoals Mariska het verwoordt: “Er was professionele hulp aanwezig maar ze kregen het niet voor elkaar. De persoonlijke betrokkenheid van Tina is de sleu-tel. Zij houdt mij en mijn man aan afspraken en zit ons achter de broek, iets wat de professionals niet voor elkaar kregen”.

Intermezzo: Gezin 2 Mariska kan haar hart luchten bij de vrijwilliger waardoor de stress minder wordt. Mariska leert van Tina dat er ook andere manieren zijn om op te voeden. De strijd die Mariska met Tim heeft over het leegeten van zijn bord wordt minder. Dat hoeft niet altijd, heeft Mariska samen met Tina ontdekt. Leo leert ook hoe hij de opvoeding anders kan aan-pakken. Hij oefent met Tina hoe hij Tim het beste kan corrigeren. Eerst doet Tina het voor en dan coacht ze hem. Maar niet alleen rond de opvoeding wordt het gezin sterker. Leo loopt al twee jaar met pijn in zijn hand wegens een breuk. Hij is bang dat als hij zich aan zijn hand laat opereren, hij zijn werk kwijt raakt. De vrijwilliger stimuleert en dwingt hem met zachte hand, om zijn hand te laten opereren.

Leo: “Dat ze dit voor elkaar gekregen heeft, geeft mij een goed gevoel. Ik geniet er nu nog iedere dag van dat ik pijnvrij ben. Als zij niet in dit gezin was gekomen, was ik niet naar de dokter gegaan en zou ik nog pijn hebben en me niet goed hebben gevoeld. Tina is eigenlijk een soort moeder”.

Tina zorgt ervoor dat de schuldenproblematiek zichtbaar wordt en dat Mariska en Leo uiteindelijk open staan voor schuldhulpverlening.

Mariska: “Tina heeft ons laten inzien dat we de financiën niet op orde hadden. Zij heeft ‘beschermd bewind’ voorgedragen. In het begin vond ik het heel moeilijk, maar uiteindelijk denk ik dat we het beter van haar konden hebben, dan van een professional. Zij hield ons een spiegel voor dat wij er niet zelf uit zouden komen, omdat de problemen te groot waren”.

Tim is een jongen van 5 jaar met een verstandelijke beperking. Zijn ouders zijn gescheiden, er is veel strijd tussen vader en moeder. Tim woont eerst bij zijn moeder. De vader, Leo, wil graag het gezag over Tim. Dit leidt tot veel stress bij iedereen, ook bij Mariska, de nieuwe partner van vader. Leo en Mariska hebben inmiddels samen een kind gekregen. De strijd om het gezag over Tim raakt in een stroomver-snelling als de moeder van Tim wordt opgepakt en Tim bij zijn vader wordt geplaatst.

Wat begon als een kleine vraag om een “luisterend oor” werd een breed onder-steuningstraject.

76 77

Page 42: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

Volgens de gezinsvoogd van de WSG: De inzet was eerst ‘be-perkt’, maar is breder geworden omdat er veel meer problemen naar boven zijn gekomen, ook dankzij de inzet van de vrijwil-liger. Eerst zou zij alleen als ‘luisterend oor’ en ‘moeder zijn-de’ komen in het gezin. Zo zou zij ook opvoedingstips kunnen geven voor het kind. Maar daarnaast heeft de vrijwilliger advies gegeven over het runnen van een huishouden, is zij ondersteu-nend geweest op het gebied van financiën en is zij luisterend oor geweest voor de persoonlijke problemen van vader én relatiepro-blemen van de ouders. Door een goede matching tussen gezin en vrijwilliger zijn ouders eerder bereid om samen te werken. Het gaat makkelijker. Ouders spelen duidelijk veel eerder open kaart en pikken adviezen eerder op van de vrijwilliger dan van een professional.

Het gezin, de vrijwilliger en professionals werken hard samen om de ontwikkeling van Tim zo goed mogelijk te laten lopen. Er is geregeld contact tussen gezin, vrijwilliger en voogd. Tina schuift ook aan tijdens een Multi Disciplinair Overleg, wat door de pro-fessionals als waardevol ervaren wordt. Het helpt om goed inzicht in de situatie te krijgen waardoor sneller de juiste hulp kan worden ingezet.

Tina is ook tevreden: “Ik word blij als ik zie dat het gezin op eigen kracht verder kan. Als vrijwilliger sta je veel opener in een gezin, je hoeft geen rapporten te schrijven, kan putten uit je eigen ervaring. Omdat je voor het gezin open staat maar toch een bepaalde professionaliteit hebt, helpt dit het gezin. Heel soms heb ik wel iets uit m’n privé leven gedeeld, waar het gezin iets aan had.”

“Ik word blij als ik zie dat een gezin op eigen kracht verder kan.”

Zonder de vrijwilliger had het gezin geen professionele hulp aan-vaard, zegt Mariska :

“Ik denk dat zonder vrijwilliger het zelfs zo ver gekomen zou zijn dat we Tim kwijt zouden zijn geraakt. Door de financiën, de strijd met ex, het huishouden etc. Wij zijn nu door Tina veel rus-tiger en hebben beter grip op alles. Tina bracht rust en overzicht en hielp ons met de chaos, op alle vlakken”

De vrijwilliger is ondertussen gestopt. Alle betrokkenen kijken met veel dankbaarheid en waardering terug op de afgelopen pe-riode. Het gezin is sterker. Het is rustiger in huis en Tim kan zich veilig verder ontwikkelen.

78 79

Page 43: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

8 Samenvatting en beschouwing

DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

In dit hoofdstuk geven we op basis van de kwalitatieve en de kwantitatieve uitkomsten een schets van de opbrengsten van Wel Thuis en staan we stil bij de werkzame factoren. Aan het eind van dit hoofdstuk formuleren we enkele conclusies en aanbevelingen.

De belangrijkste opbrengsten voor de gezinnenIn de gezinnen die bereikt worden met Wel Thuis, zijn over het algemeen aanzienlijke problemen en risicofactoren. Bij alle ge-zinnen is sprake van een situatie waarin de veiligheid en ontwikkeling van kinderen wordt bedreigd. In de meeste gezinnen leidt de ondersteuning van een vrijwilliger van Wel Thuis tot verbetering in het gezin. De grootste verbetering bij de gezinnen is te zien op het gebied van de opvoed-situatie, op de andere leefgebieden zijn de opbrengsten bescheidener. Hieronder beschrijven we de opbrengsten voor de belangrijkste gebieden.

Geestelijk welbevindenIn de interviews komt duidelijk naar voren dat ouders zich gehoord en gesteund voelen, waardoor ze zich beter voelen en minder stress ervaren. Ook de praktische steun die vrijwilligers bieden, door samen iets aan te pakken of adviezen te geven, draagt eraan bij dat er meer rust is en ouders meer overzicht hebben. Dat wordt ondersteund door de kwantitatieve uit-komsten die laten zien dat de gezinnen in het algemeen veel minder zorgen hebben na afloop van het traject. In de interviews valt op dat verbetering van het welbevin-den van de ouders een basis vormt voor verbetering op andere terreinen. Bij meer-dere gezinnen wordt door de geïnterview-den opgemerkt dat de ouders, doordat het beter met hen gaat, meer zelf ondernemen

8.1

en zelfstandiger worden. De kracht van het gezin en de eigen regie wordt versterkt.

Opvoedsituatie De verbetering van de opvoedsituatie is te zien als een direct gevolg van de verbe-tering in het welbevinden van de ouders. De interviews laten goed zien dat het door rust en minder stress ook voor kinderen beter wordt, ouders hebben meer tijd en energie. Daarnaast wordt genoemd dat de vrijwilliger bijdraagt aan een positieve sfeer en meer plezier in het gezin, door samen leuke dingen te doen. Ook is te zien dat dat de vrijwilliger in veel gezinnen een positieve invloed heeft op de inzichten en competenties van ouders, waardoor het beter lukt om op een positieve manier met hun kind om te gaan. Door gesprek-ken met ouders, praktische opvoedtips en voorbeeldfunctie, levert de vrijwilliger een substantiële bijdrage aan een beter opvoedklimaat. Afhankelijk van de situatie in het gezin heeft de vrijwilliger soms ook een functie op specifieke aspecten die met de opvoeding samenhangen, zoals de lichamelijke basiszorg (bijvoorbeeld naar consultatiebureau of tandarts gaan), of school (meer contact van ouders met school). De uitkomsten van het kwantita-tief deel van het onderzoek tonen aan dat op de opvoedsituatie de meeste vooruit-gang wordt geboekt.

Sociaal netwerk en maatschappelijke par-ticipatieUit de interviews is op te maken dat in een deel van de gezinnen vooruitgang wordt geboekt op het gebied van het sociaal netwerk en de maatschappelijke

participatie dankzij de vrijwilliger. Ouders ervaren de vrijwilliger als een steuntje in de rug, waardoor zij sneller zelf dingen oppakken. Sommige ouders vertellen dat ze dankzij de vrijwilliger meer buitenshuis ondernemen, terwijl ze voorheen vrijwel nooit de deur uit kwamen. Bij de ouders speelt hierin een rol dat ze meer zelf-vertrouwen hebben, of dat ze zich beter voelen en daardoor meer ruimte hebben om activiteiten te ondernemen. In ver-schillende gezinnen wordt het isolement minder doordat ouders meer met andere mensen in contact komen. Soms leidt de ondersteuning van de vrijwilliger ertoe dat ouders weer contact hebben met familie waarmee het contact verbroken was. De kwantitatieve gegevens laten minder vaak vooruitgang zien op het gebied van steun uit het sociale netwerk. Dat kan verklaard worden uit het gegeven dat de gezinnen vaak al lange tijd kampen met problemen en in samenhang daarmee de contacten met het sociaal netwerk verstoord zijn. Het is dan een kwestie van lange adem om het sociaal netwerk rond het gezin te verster-ken. Maar het feit dat in sommige gezinnen de ouders dankzij de vrijwilliger een actievere opstelling buiten hebben, is te zien als een belangrijke verbetering op weg naar meer maatschappelijke participatie.

Praktische en materiële zaken In een kleiner deel van de gezinnen wordt verbetering geconstateerd op prakti-sche en materiële zaken, zoals financiën, huishouden en woonsituatie. De interviews geven een goed beeld van de rol die de vrijwilliger hier voor sommigen gezinnen

80 81 DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 44: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

in heeft. Verbetering op deze gebieden zal vooral plaatsvinden in de gezinnen die hierop ook een ondersteuningsvraag hebben. Dat is terug te zien in de kwantita-tieve gegevens, die bij slechts een beperkt aantal gezinnen verbetering laten zien op de praktische en materiële zaken. Van-uit het perspectief dat dit bij de meeste gezinnen niet de primaire ondersteunings-vraag is, is dat niet verwonderlijk. Overi-gens komt regelmatig voor dat gezinnen vooraf geen ondersteuningsvraag hebben over praktische en materiële zaken, maar dat deze naar boven komen in de contac-ten van vrijwilliger met gezin. Vervolgens wordt in deze gezinnen ondersteuning ingezet op dit leefgebied, hetzij door de vrijwilliger hetzij door een hulpverlenings-instantie, bijvoorbeeld schuldhulpverle-ning.

Aansluiting van de hulpverlening Een opvallend resultaat dat in de inter-views naar voren komt, heeft betrekking op de samenwerking tussen gezin en hulpverlening. Zowel gezinnen, vrijwilli-gers als beroepskrachten merken verbe-tering op in de verhouding tussen gezin en hulpverlener. In de kwantitatieve gegevens is dit minder terug te zien. De interviews maken duidelijk dat de vrijwilliger niet het werk van de hulpverlener overneemt en ook niet los staat van de hulpverlening, maar wel kan bereiken dat de hulpver-lener effectiever kan werken en de hulp meer resultaten bereikt. De vrijwilliger pakt praktische voorwaardenscheppende zaken op waardoor beroepskracht zich op zijn kentaken kan richten. In een paar gezinnen levert dit opzienbarend resulta-

ten op, zoals het voorkomen van een OTS of uithuisplaatsing. Daarnaast betekent de inzet van de vrijwilliger in de helft van de gevallen tijdwinst voor de hulpverlener en in ruim een kwart van de gevallen eerdere afschaling van de hulp.

Maatschappelijke opbrengsten In het verlengde van het voorgaande kunnen we een aantal maatschappelijke opbrengsten noemen, opbrengsten die het belang van de individuele gezinnen overstijgen. Het onderzoek toont aan dat vrijwilligers een belangrijke rol kunnen vervullen voor gezinnen waar ernstige problemen zijn met opvoeden en opgroeien, een rol naast een professionele jeugdbeschermer of jeugdhulpverlener. Een van de doelen van de Jeugdwet (2015) is het vergroten van de rol van het sociale netwerk en van anderen in de samenleving om jeugdigen veilig en gezond te laten opgroeien. Jeugdhulpver-leners en jeugdbeschermers hebben de taak de mogelijkheden te onderzoeken om mensen uit het sociale netwerk te betrek-ken bij de verzorging en opvoeding. De overheid ondersteunt dit ook bij ernstige problemen, onder meer door de wettelijke bepaling dat de ouders bij een ondertoe-zichtstelling altijd de gelegenheid krijgen om met behulp van de mensen in hun net-werk een plan van aanpak te maken. Tot nu toe heeft de rol van burgers buiten het bestaande sociale netwerk van een gezin veel minder aandacht gekregen. Toch is dit een onmisbaar deel van de ‘pedagogische civil society’. Het activeren van mensen in het sociale netwerk biedt niet voor alle ge-zinnen soelaas. Eén van de bronnen in de

8.2

pedagogische civil society wordt gevormd door vrijwilligers. De ervaring met Huma-nitas Wel Thuis wijst uit, dat vrijwilligers daadwerkelijk een betekenisvolle bijdrage kunnen leveren voor gezinnen met ernsti-ge problemen met opvoeden en opgroeien.Wel Thuis is gestart vanuit de gedachte dat inzet van een vrijwilliger in gezinnen waar zorgen zijn over de veiligheid van kinderen, kan leiden tot meer veiligheid in de gezinnen en op termijn tot minder jeugdbeschermingsmaatregelen en uit-huisplaatsingen. Het onderzoek laat zien dat dit reële resultaten kunnen zijn bij een deel van de doelgroep. Verder maken de uitkomsten van het onderzoek duidelijk dat de intensiteit van de professionele hulp minder kan worden door de onder-steuning van de vrijwilliger en dat vrijwil-ligers een bijdrage kunnen leveren aan effectievere inzet van hulp. Soms leidt het contact van de vrijwilliger met het gezin ertoe dat juist extra professionele hulp ingezet wordt, maar ook dan kunnen we spreken van effectieve inzet van hulp. De inzet van de vrijwilliger betekent een paar extra oren en ogen waardoor er eerder en beter zicht kan ontstaan in de proble-matiek in het gezin. De vrijwilliger kan in gang zetten dat er adequate hulp komt en dat het gezin gemotiveerd is voor de hulp. Bovendien zal uitblijven van hulp die wel noodzakelijk is leiden tot verergering van problemen en op termijn de noodzaak van nog zwaardere hulp.

Werkzame factorenIn deze paragraaf beschrijven we de belangrijkste werkzame factoren van Wel Thuis. Wat maakt dat ondersteuning door

8.3

een vrijwilliger de genoemde verbeterin-gen in de gezinnen oplevert? Wat is de specifieke rol van de vrijwilliger hierin en wat is ervoor nodig om deze resultaten te bereiken?

Unieke rol van de vrijwilligerEen kenmerk waardoor de vrijwilliger zich onderscheidt van de beroepskracht, is de persoonlijke relatie die de vrijwilliger op-bouwt met het gezin. De vrijwilliger is per-soonlijk betrokken, staat naast de gezins-leden, luistert, erkent de moeilijke situatie van het gezin en wijst hen op wat ze goed doen. Daarmee ontstaat vertrouwen in de relatie tussen het gezin en de vrijwilliger. Dat vertrouwen is te zien als een van de meest kernachtige werkzame factoren, naast de verschillende vormen van prakti-sche steun die de vrijwilliger biedt. Een opmerkelijke bevinding in dit onder-zoek is dat sommige ouders gemakkelijker opvoedingsadviezen van de vrijwilliger zeggen aan te nemen dan van de beroeps-krachten. De ouders ervaren de vrijwilliger als iemand die op gelijke voet met hen staat. Dat is een belangrijk gegeven. Bur-gers die in dit project vrijwilliger worden hebben in veel gevallen de nodige leven-servaring en hebben wellicht zelf kinderen opgevoed. De opmerkingen van de ouders bevestigen, dat mensen vanuit de eigen ervaring steunend kunnen zijn, ook al hebben ze geen opleiding tot hulpverlener gevolgd.Dit wil overigens niet zeggen dat de be-roepskracht zijn werk niet goed doet, het maakt wel duidelijk dat de vrijwilliger een essentieel andere rol inneemt dan de be-roepskracht en daarmee in deze gezinnen

82 83DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 45: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

een toegevoegde waarde heeft. Dat wordt ook door de betrokkenen zo ervaren: dui-delijk is dat de beroepskracht de veiligheid bewaakt en daarin een meer sturende rol heeft. Positief is dat, door het vertrouwen tussen gezin en vrijwilliger, de vrijwilliger een neutraliserende rol kan hebben in de samenwerking tussen gezin en beroeps-kracht: ouders begrijpen beter wat de beroepskracht van hen vraagt en zijn meer geneigd daarin mee te werken. Maar ook geven deze opmerkingen stof tot nadenken over de wijze waarop deze ouders de professionele hulpverleners er-varen. Kennelijk ervaren sommige ouders de opstelling van de beroepskracht als belerend of zelfs als ‘uit de hoogte’. Dit kan te maken hebben met het gedwongen kader. Maar ook de professionele houding van de beroepskracht kan een factor zijn. Bij de verdere ontwikkeling en versprei-ding van Wel Thuis is dit een thema dat verder gevolgd dient te worden

Professioneel georganiseerd vrijwilligerswerkOnder welke voorwaarden kunnen de genoemde resultaten bereikt worden? Wat zegt dat over de organisatie en werkwijze van Wel Thuis? Als succesformule van Wel Thuis zien wij de manier waarop ‘profes-sioneel georganiseerd vrijwilligerswerk’ is ontwikkeld. Als werkzame factoren noemen we:

• Samenwerking met professionele organisaties en beroepskrachten: Humanitas Wel Thuis heeft veel geïnvesteerd in het opbouwen van samenwerking met wijkteams, jeugd hulp- en jeugdbescherming. Hoewel

hier nog meer winst op te behalen is, maken de resultaten duidelijk dat samenwerking van professionele- en vrijwilligersorganisaties goed mogelijk is en meerwaarde heeft. Belangrijk aspect dat de werkwijze van Wel Thuis kenmerkt is: duidelijkheid en goede afspraken van gezin, beroepskracht en vrijwilliger/coördinator over rollen, ver- antwoordelijkheden en communicatie.

• Goede vrijwilligers: alles staat of valt met goede vrijwilligers: Wel Thuis laat zien dat vrijwilligers met motivatie voor deze gezinnen, die kunnen aansluiten, onbevooroordeeld en neutraal zijn, niet ingezogen worden, niet overnemen maar het gezin zelfstandiger maken, bestaan. Wel Thuis weet ze te vinden en voor te bereiden op hun taak.

• Coördinatoren met kennis van zaken: naast het ‘vak’ dat de coördinatoren beheersen, namelijk tot stand brengen van een goede matching tussen gezin en vrijwilliger, is van belang dat de coördinatoren de jeugdhulp goed kennen, alert zijn op valkuilen, vrijwilligers daarin goed kunnen ondersteunen en zelf positie innemen naar de beroeps- kracht

• Organisatie en werkwijze: alles komt bij elkaar in een goede aanpak van Wel Thuis: opbouwen van samenwerking, zorgvuldige werving en selectie van vrijwilligers, training en ondersteuning van vrijwilligers, gezinnen leren kennen en een goede match vinden, de trajecten volgen en evalueren.

Conclusies en aanbevelingen Het onderzoek laat zien dat vrijwilligers een belangrijke meerwaarde hebben voor gezinnen met zware problematiek waar de veiligheid van kinderen in het geding is. Door de steun van de vrijwilliger ontstaat meer rust in gezinnen, verbetert de situa-tie op verschillende leefgebieden, nemen ouders meer initiatief en kan professionele hulp effectiever ingezet worden.

Op grond van de bevindingen stellen wij dat Wel Thuis bijdraagt aan de transfor-matiedoelen van de gemeenten. Uit het onderzoek blijkt dat gewone burgers een essentiële bijdrage hebben in gezinnen met veel problematiek, waardoor het ac-cent minder op de professionele hulp komt te liggen. Ook maakt het onderzoek duide-lijk dat de ondersteuning van vrijwilligers de eigen kracht en de eigen regie van ge-zinnen kan versterken. De combinatie en afstemming van formele en informele zorg voor gezinnen zoals bij Wel Thuis, zorgt ervoor dat de hulp en ondersteuning beter aansluit bij de gezinnen, wat op termijn kan leiden tot betere kosteneffectiviteit.

Wel Thuis weet een groep geschikte vrij-willigers voor de gezinnen aan te boren. De vrijwilligers kiezen bewust voor deze doelgroep en hebben de persoonlijke eigenschappen en vaardigheden in huis om de gezinnen zo gewoon mogelijk te ondersteunen. De vrijwilligers ervaren veel voldoening, voor hen is het een positieve ervaring om bij heel andere dan ‘standaard’-gezinnen binnen te komen en daarvan te leren. Wij denken dat de groep burgers die deze ondersteuning

wil en kan bieden groot is en er nog een flink potentieel is voor versterking van de rol van burgers bij opvoedproblemen. Om dit potentieel te benutten is een goede aanpak nodig. Met de werving en selectie, training en ondersteuning van vrijwilli-gers, in combinatie met de samenwerking met professionele organisaties, heeft Wel Thuis hiervoor de middelen in handen.

Ook professionele organisaties en be-roepskrachten zien het belang en de positieve invloed van de vrijwilliger in de gezinnen, wel blijft versterking van draag-vlak bij professionele organisaties een be-langrijk punt van aandacht. Voor Wel Thuis is van belang om te blijven investeren in de samenwerking en op allerlei manieren Wel Thuis onder de aandacht te blijven bren-gen. Naast jeugdhulp en jeugdbescher-ming is het goed de aandacht te richten op gemeenten en sociale (wijk)teams en daar aansluiting te vinden voor de gedachte om vrijwilligers in te zetten in kwetsbare gezinnen. Daarbij zou het goed zijn als Wel Thuis de samenwerking versterkt en minder vrijblijvend maakt door erop aan te sturen dat wijkteams, jeugdhulp- en jeugdbeschermingsorganisaties zich ook formeel committeren aan Wel Thuis.

8.4

84 85DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 46: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

Bijlage 1: Topiclijsten

DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Topiclijst Interview gezinnen1. Gezinssamenstelling2. Hoe lang is de vrijwilliger al actief in je gezin?3. Waar heeft de vrijwilliger u bij ondersteund? Op welke leefgebieden? Hoe deed de vrijwilliger dat? Wat deed de vrijwilliger concreet? Welke tips/adviezen?4. Wat heeft de ondersteuning van de vrijwilliger u opgeleverd? Waar merkt u dat aan?5. Wat was er gebeurd als de vrijwilliger er niet was geweest?6. Zijn er verbeterpunten ten aanzien van de ondersteuning van de vrijwilliger?7. Hoe was de samenwerking tussen u beroepskracht en de vrijwilliger?8. Hoe was de samenwerking met coördinator?9. Overig

Topiclijst interviews beroepskrachten1. Wat is uw functie en betrokkenheid bij gezin?2. Waar kent u het project Wel Thuis van? Hoe is de aanmelding bij Wel Thuis tot stand gekomen? Heeft u trainingsdagen gevolgd?3. Op welke leefgebieden was de ondersteuning van de vrijwilliger op gericht? 4. Wat heeft dit opgeleverd voor het gezin? Welke resultaten zijn er geboekt?5. Wat heeft het u als beroepskracht opgeleverd?6. Waren deze effecten ook zonder vrijwilliger bereikt?7. Hoe was de samenwerking met gezin, vrijwilliger en coördinator gedurende het traject?8. Zijn er negatieve effecten van het ondersteuningstraject te noemen?9. Zijn er verbeterpunten?10. Voor welke type gezinnen is Wel Thuis het meest geschikt?

Topiclijst interviews vrijwilliger1. Wat is uw ervaring als vrijwilliger (binnen en buiten Humanitas Wel Thuis)?2. Hoe is het traject bij dit gezin gestart? Waar heeft u ondersteuning bij geboden? Hoe heeft u dat gedaan?3. Wat heeft dit het gezin opgeleverd? Welke veranderingen heeft u gezien?4. Wat was er gebeurd als u niet aan dit gezin was gekoppeld?5. Hoe heeft u de samenwerking met de beroepskrachten ervaren?6. Wat is de meerwaarde van dit vrijwilligerswerk voor u?7. Hoe heeft u de ondersteuning van Humanitas ervaren?8. Zijn er verbeterpunten te benoemen?

86 87 DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 47: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

Bijlage 2: Tabellen kwantitatieve resultaten trajecten

DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Op basis van 40 gezinnen waar een begin en eindvragenlijsten is ingevuld door de coördi-natoren(C) en/of de beroepskrachten (B) per 1 januari 2017. De bijdrage van de vrijwilliger en anderen aan het effect en de kans op het effect zonder de vrijwilliger, zijn berekend uitsluitend voor de gezinnen waar verbetering is geweest op het leefgebied.

I. Geestelijk welbevinden

1. Hoeveel zorgen maakt u zich op dit moment?

n=30 Begin Eind

Helemaal niet 1(3%) 3(10%)

Heel weinig 2(7%) 4(13%)

Niet veel/niet weinig 10(33%) 14(47%)

Veel 15(50%) 5(17%)

Heel veel 2(7%) 4(13%)

Totaal 30(100%) 30(100%)

2. Is de situatie ten aanzien van uw zorgen ten aanzien van het begin verbeterd, gelijk gebleven, verslechterd?

N=31 Percentage

Verbeterd 19(61%)

Gelijk gebleven 6(19%)

Verslechterd 6(19%)

Totaal 31(100%)

3. Wat is de bijdrage van de vrijwilliger en van anderen aan dit effect?

N=19 Vrijwilliger Anderen

75-100% 6 2

50-75% 7 2

25-50% 2 3

0-25% 3 10

Totaal 18 17

4. Wat is de kans dat dit effect zonder de vrijwilliger wordt bereikt?

N=19 Aantal

75-100% 2

50-75% 2

25-50% 4

0-25% 9

Totaal 17

88 89 DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 48: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

II. Opvoeding & Scholing

1. In welke mate lukt het de ouder/gezin om:

N=40 Kinderen positieve aandacht geven Duidelijke regels in de opvoeding stellen

Coördinatoren Beroepskrachten Coördinatoren Beroepskrachten

Begin Eind Begin Eind Begin Eind Begin Eind

Goed 3(8%) 6(16%) 6(16%) 5(17%) 4(10%) 5(13%) 3(8%) 2(7%)

Voldoende 10(25%) 14(37%) 10(26%) 11(38%) 12(30%) 11(29%) 15(39%) 14(48%)

Matig 13(33%) 7(18%) 14(37%) 8(28%) 8(20%) 9(24%) 13(34%) 7(24%)

Onvoldoende 6(15%) 7(18%) 5 (13%) 2(7%) 6(15%) 7(18%) 6(16%) 3(10%)

Slecht 3(8%) 2(5%) 1(3%) 1(3%) 5(13%) 3(8%) 0(0%) 1(3%)

Niet bekend 5(13%) 2(5%) 2(5%) 2(7%) 5(13%) 3(8%) 1(3%) 2(7%)

Totaal 40(100%) 38(100%) 38(100%) 29(100%) 40(100%) 38(100%) 38(100%) 29(100%)

N=40 Kinderen op een passende manier corrigeren Rust en regelmaat creëren

Coördinatoren Beroepskrachten Coördinatoren Beroepskrachten

Begin Eind Begin Eind Begin Eind Begin Eind

Goed 3(8%) 3(8%) 4(11%) 3(10%) 2(5%) 2(5%) 2(5%) 2(7%)

Voldoende 10(25%) 14(37%) 11(29%) 14(48%) 9(23%) 17(45%) 13(34%) 15(54%)

Matig 9(23%) 9(24%) 15(39%) 7(24%) 6(15%) 6(16%) 15(39%) 7(25%)

Onvoldoende 4(10%) 7(18%) 6(16%) 2(7%) 12(30%) 10(26%) 6(16%) 2(7%)

Slecht 2(5%) 2(5%) 0(0%) 1(3%) 1(3%) 1(3%) 1(3%) 0(0%)

Niet bekend 12(30%) 3(8%) 2(5%) 2(7%) 10(25%) 2(5%) 1(3%) 2(7%)

Totaal 40(100%) 38(100%) 38(100%) 29(100%) 40(100%) 38(100%) 38(100%) 28(100%)

N=40 Contact met leeftijdsgenoten faciliteren Relatie tussen kind en ouder

Coördinatoren Beroepskrachten Coördinatoren Beroepskrachten

Begin Eind Begin Eind Begin Eind Begin Eind

Goed 2(5%) 3(8%) 2(5%) 6(21%) 8(20%) 13(34%) 7(18%) 9(31%)

Voldoende 8(20%) 13(35%) 13(34%) 10(36%) 18(45%) 15(39%) 21(55%) 14(48%)

Matig 7(18%) 9(24%) 16(42%) 7(25%) 8(20%) 7(18%) 8(21%) 5(17%)

Onvoldoende 6(15%) 5(14%) 5(13%) 3(11%) 3(8%) 1(3%) 0(0%) 0(0%)

Slecht 3(8%) 1(3%) 0(0%) 0(0%) 3(8%) 0(0%) 0(0%) 0(0%)

Niet bekend 14(35%) 6(16%) 2(5%) 2(7%) 0(0%) 2(5%) 2(5%) 1(3%)

Totaal 40(100%) 37(100%) 38(100%) 28(100%) 40(100%) 38(100%) 38(100%) 29(100%)

N=40 Maakt het kind een tevreden Vertoont het kind gedrag wat niet past bij

en ontspannen indruk? de situatie?

Coördinatoren Beroepskrachten Coördinatoren Beroepskrachten

Begin Eind Begin Eind Begin Eind Begin Eind

Altijd 2(5%) 3(8%) 0(0%) 0(0%) 0(0%) 0(0%) 0(0%) 0(0%)

Vaak 14(35%) 16(42%) 13(34%) 14(48%) 7(18%) 5(13%) 4(11%) 4(14%)

Geregeld 12(30%) 8(21%) 15(39%) 9(31%) 8(20%) 8(21%) 10(26%) 5(17%)

Soms 5(13%) 9(24%) 6(16%) 3(10%) 12(30%) 20(53%) 14(37%) 10(34%)

Nooit 4(10%) 0(0%) 1(3%) 0(0%) 7(18%) 1(3%) 6(16%) 7(24%)

Niet bekend 3(8%) 2(5%) 3(8%) 3(10%) 6(15%) 4(11%) 4(11%) 3(10%)

Totaal 40(100%) 38(100%) 38(100%) 29(100%) 40(100%) 38(100%) 38(100%) 29(100%)

2. Is de situatie op het leefgebied opvoeding en sociaal-emotionele ondersteuning ten

opzichte van de begin situatie verbeterd, gelijk gebleven of verslechterd?

N=40 Aantal(%)

Coördinator Beroepskracht

Verbeterd 20(53%) 17(59%)

Gelijk gebleven 16(42%) 12(41%)

Verslechterd 2(5%) 0(0%)

Totaal 38(100% 29(100%)

3. Wat is de bijdrage van de vrijwilliger en van anderen aan dit effect?

N=20 Coördinatoren Beroepskrachten

Bijdrage vrijwilliger Bijdrage anderen Bijdrage vrijwilliger Bijdrage anderen

75-100% 2 0 2 2

50-75% 11 6 7 5

25-50% 6 5 3 3

0-25% 0 6 2 4

Totaal 19 17 14 14

90 91DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 49: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

4. Wat is de kans dat dit effect zonder de vrijwilliger wordt bereikt?

N=20 Aantal/Percentage

Coördinator Beroepskracht

75-100% 0 1

50-75% 4 3

25-50% 10 2

0-25% 5 9

Totaal 19 15

5. In welke mate lukt het de ouder/gezin om aandacht te hebben voor zaken die de

school vraagt?

Op tijd komen Huiswerk maken

Coördinatoren Beroepskrachten Coördinatoren Beroepskrachten

Begin Eind Begin Eind Begin Eind Begin Eind

Goed 15(38%) 13(35%) 10(26%) 14(50%) 6(15%) 5(13%) 2(5%) 8(29%)

Voldoende 4(10%) 9(24%) 8(21%) 6(21%) 3(8%) 10(26%) 6(16%) 5(18%)

Matig 5(13%) 3(8%) 3(8%) 1(4%) 1(3%) 4(11%) 4(11%) 3(11%)

Onvoldoende 2(5%) 2(5%) 3(8%) 3(11%) 410%) 4(11%) 5(13%) 2(7%)

Slecht 1(3%) 1(3%) 2(5%) 0(0%) 1(3%) 1(3%) 2(5%) 0(0%)

Niet bekend 13(33%) 10(26%) 12(32%) 4(14%) 25(63%) 14(37%) 19(50%) 10(36%)

Totaal 40(100% 38(100%) 38(100%) 28(100%) 40(100%) 38(100%) 38(100%) 28(100%)

Deelname aan activiteiten Ouderavond

Coördinatoren Beroepskrachten Coördinatoren Beroepskrachten

Begin Eind Begin Eind Begin Eind Begin Eind

Goed 8(20%) 6(16%) 6(16%) 11(39%) 7(18%) 8(22%) 8(21%) 8(29%)

Voldoende 5(13%) 15(41%) 11(29%) 6(21%) 2(5%) 6(17%) 7(18%) 7(25%)

Matig 1(3%) 2(5%) 4(11%) 3(11%) 1(3%) 4(11%) 4(11%) 3(11%)

Onvoldoende 3(8%) 1(3%) 0(0%) 2(7%) 2(5%) 1(3%) 3(8%) 1(4%)

Slecht 2(5%) 2(5%) 2(5%) 0(0%) 1(3%) 4(11%) 4(11%) 1(4%)

Niet bekend 21(53%) 11(30%) 15(39%) 6(21%) 27(68%) 13(36%) 12(32%) 8(29%)

Totaal 40(100%) 37(100%) 38(100%) 28(100%) 40(100% 36(100%) 38(100%) 28(100%)

Contact tussen ouder en leerkrachten Plezier in school

Coördinatoren Beroepskrachten Coördinatoren Beroepskrachten

Begin Eind Begin Eind Begin Eind Begin Eind

Goed 6(15%) 7(19%) 6(16%) 10(37%) 14(35%) 12(33%) 9(24%) 10(37%)

Voldoende 9(23%) 13(35%) 11(29%) 7(26%) 12(30%) 14(39%) 17(45%) 11(41%)

Matig 7(18%) 1(3%) 6(16%) 3(11%) 2(5%) 1(3%) 1(3%) 2(7%)

Onvoldoende 0(0%) 3(8%) 1(3%) 1(4%) 1(3%) 0(0%) 1(3%) 0(0%)

Slecht 1(3%) 3(8%) 4(11%) 1(4%) 0(0%) 1(3%) 0(0%) 0(0%)

Niet bekend 17(43%) 10(27%) 10(26%) 5(19%) 11(28%) 8(22%) 10(26%) 4(15%)

Totaal 40(100%) 37(100% 38(100%) 27(100%) 40(100% 36(100%) 38(100%) 27(100%)

Schoolprestaties Aanwezigheid op school

Coördinatoren Beroepskrachten Coördinatoren Beroepskrachten

Begin Eind Begin Eind Begin Eind Begin Eind

Goed 8(20%) 9(24%) 5(13%) 7(26%) 15(38%) 14(39%) 11(29%) 12(44%)

Voldoende 9(23%) 14(38%) 15(39%) 11(41%) 4(10%) 8(22%) 12(32%) 6(22%)

Matig 3(8%) 3(8%) 4(11%) 3(11%) 3(8%) 2(6%) 3(8%) 1(4%)

Onvoldoende 0(0%) 0(0%) 3(8%) 2(7%) 2(5%) 1(3%) 1(3%) 1(4%)

Slecht 0(0%) 1(3%) 1(3%) 0(0%) 0(0%) 1(3%) 2(5%) 1(4%)

Niet bekend 20(50%) 10(27%) 10(26%) 4(15%) 16(40%) 10(28%) 9(24%) 6(22%)

Totaal 40(100%) 37(100%) 38(100%) 27(100%) 40(100%) 36(100%) 38(100%) 27(100%)

6. Is de situatie op het leefgebied scholing ten opzichte van de begin situatie

verbeterd, gelijk gebleven of verslechterd?

N=40 Aantal(%)

Coördinator Beroepskracht

Verbeterd 16(43%) 8(30%)

Gelijk gebleven 21(57%) 19(70%)

Verslechterd 0(0%) 0(0%)

Totaal 37(100%) 27(100%)

92 93DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 50: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

7. Wat is de bijdrage van de vrijwilliger en van anderen aan dit effect?

N=16 Coördinatoren Beroepskrachten

Bijdrage vrijwilliger Bijdrage anderen Bijdrage vrijwilliger Bijdrage anderen

75-100% 2 0 0 0

50-75% 6 3 3 4

25-50% 3 6 0 0

0-25% 4 6 3 2

Totaal 15 15 6 6

8. Wat is de kans dat dit effect zonder de vrijwilliger wordt bereikt?

N=16 Aantal/Percentage

N=27 Coördinator Beroepskracht

75-100% 5 0

50-75% 1 0

25-50% 4 0

0-25% 4 6

Totaal 14 6

III. Lichamelijke basiszorg van de kinderen

1. In hoeverre regelt de ouder/gezin de volgende onderdelen van de lichamelijke

basiszorg voor de kinderen?

N=40 Gezond gewicht Gezonde voeding

Coördinatoren Beroepskrachten Coördinatoren Beroepskracht

Begin Eind Begin Eind Begin Eind Begin Eind

Goed 13(33%) 16(41%) 14(37%) 12(36%) 9(23%) 13(33%) 8(21%) 9(27%)

Voldoende 13(33%) 15(38%) 16(42%) 14(42%) 9(23%) 12(31%) 19(50%) 17(52%)

Matig 5(13%) 4(10%) 4(11%) 2(6%) 9(23%) 8(23%) 6(15%) 3 (9%)

Onvoldoende 4(10%) 1(3%) 3(8%) 2(6%) 3(8%) 3(8%) 1(3%) 1(3%)

Slecht 2(5%) 1(3%) 0(0%) 0(0%) 2(5%) 1(3%) 0(0%) 0(0%)

Niet bekend 3(8%) 2(5%) 1(3%) 3(9%) 8(20%) 2(3%) 4(11%) 3(9%)

Totaal 40(100%) 39(100%) 38(100%) 33(100%) 40(100%) 39(100%) 38(100%) 33(100%)

Passende kleding Hygiëne

Coördinatoren Beroepskrachten Coördinatoren Beroepskracht

Begin Eind Begin Eind Begin Eind Begin Eind

Goed 14(34%) 18(46%) 15(39%) 16(48%) 11(28%) 16(41%) 15(39%) 14(42%)

Voldoende 21(54%) 12(31%) 19(50%) 8(24%) 18(45%) 13(33%) 18(47%) 12(36%)

Matig 3(8%) 7(18%) 1(3%) 5(15%) 4(10%) 5(13%) 4(11%) 4(12%)

Onvoldoende 0(0%) 0(0%) 0(0%) 1(3%) 1(3%) 2(5%0 0(0%) 1(3%)

Slecht 0(0%) 0(0%) 0(0%) 0(0%) 1(3%) 1(3%) 0(0%) 0(0%)

Niet bekend 2(5%) 2(5%) 3(8%) 3(9%) 5(13%) 2(5%) 1(3%) 2(6%)

Totaal 40(100%) 39(100%) 38(100%) 33(100%) 40(100%) 39(100%) 38(100%) 33(100%)

Bezoek aan de tandarts Bezoek consultatiebureau

Coördinatoren Beroepskrachten Coördinatoren Beroepskrachten

Begin Eind Begin Eind Begin Eind Begin Eind

Goed 6(15%) 8(22%) 7(18%) 9(27%) 8 (20%) 13(33%) 11(29%) 11(33%)

Voldoende 2(5%) 7(19%) 12(32%) 8(24%) 5(13%) 1(3%) 11(29%) 9(27%)

Matig 0(0%) 3(8%) 2(5%) 3(9%) 1(3%) 0(0%) 3(8%) 2(6%)

Onvoldoende 0(0%) 1(3%) 1(3%) 1(3%) 0(0%) 0(0%) 1(3%) 0(0%)

Slecht 1(3%) 1(3%) 0(0%) 0(0%) 0(0%) 0(0%) 1(3%) 1(3%)

Niet bekend 31(78%) 16(44%) 16(42%) 12(36%) 26(65%) 25(64%) 11(29%) 10(30%)

Totaal 40(100%) 36(100% 38(100%) 33(100%) 40(100%) 39(100%) 38(100%) 33(100%)

N=40 Medicijnen laten innemen Fysieke welzijn algemeen

Coördinatoren Beroepskrachten Coördinatoren Beroepskrachten

Begin Eind Begin Eind Begin Eind Begin Eind

Goed 9(23%) 10(26%) 7(16%) 8(25%) 13(33%) 15(38%) 13(35%) 14(42%)

Voldoende 5(10%) 3(8%) 10(26%) 11(34%) 22(53%) 18(46%) 18(47%) 18(55%)

Matig 0(0%) 1(3%) 2(5%) 1(3%) 1(3%) 2(5%) 5(13%) 0(0%)

Onvoldoende 1(3%) 0(0%) 2(5%) 0(0%) 2(5%) 3(8%) 1(3%) 0(0%)

Slecht 0(0%) 0(0%) 0(0%) 0(0%) 0(0%) 0(0%) 0(0%) 0(0%)

Niet bekend 25(65%) 24(63%) 17(45%) 12(38%) 2(5%) 1(3%) 1(3%) 1(3%)

Totaal 40(100%) 38(100%) 38(100%) 32(100%) 40(100%) 39(100%) 38(100%) 33(100%)

94 95DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 51: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

2. Is de situatie op leefgebied lichamelijke basiszorg ten aanzien van begin verbeterd,

gelijk gebleven of verslechterd?

N=40 Coördinatoren Beroepskrachten

Verbeterd 11(28%) 12(36%)

Gelijk gebleven 25(64%) 21(64%)

Verslechterd 3(8%) 0(0%)

Totaal 39(100%) 33(100%)

3. Wat is de bijdrage van de vrijwilliger en van anderen aan dit effect?

N=12 Coördinatoren Beroepskrachten

Bijdrage vrijwilliger Bijdrage anderen Bijdrage vrijwilliger Bijdrage anderen

75-100% 1 1 2 0

50-75% 7 0 4 3

25-50% 1 4 3 2

0-25% 1 5 1 4

Totaal 10 10 10 9

4. Wat is de kans dat dit effect zonder de vrijwilliger wordt bereikt?

N=12 Coördinator Beroepskracht

75-100% 1 0

50-75% 2 1

25-50% 4 5

0-25% 3 5

Totaal 10 11

IV. Maatschappelijke participatie/daginvulling

1. Is er sprake van een dag invulling?

N=40 Begin Eind

C B C B

Werk 4 4 5 7

Scholing 2 6 3 2

Vrijwilliger 1 3 2 0

Zorg 2 3 2 1

Geen dag invulling 27 18 19 14

2. In hoeverre lukt het de ouder/gezin ontspannende activiteiten te ondernemen in de eigen vrije tijd?

N=40 Coördinatoren Beroepskracht

Begin Eind Begin Eind

Goed 1(3%) 4(11%) 0(0%) 1(4%)

Voldoende 6(15%) 8(22%) 13(35%) 6(24%)

Matig 4(10%) 13(35%) 13(35%) 9(36%)

Onvoldoende 16(40%) 7(19%) 7(19%) 4(16%)

Slecht 10(25%) 5(14%) 2(5%) 4(16%)

Niet bekend 3(8%) 0(0%) 2(5%) 1(4%)

Totaal 40(100%) 37(100%) 37(100%) 25(100%)

3. Is de situatie op het leefgebied maatschappelijke participatie ten aanzien van begin

verbeterd, gelijk gebleven of verslechterd?

N=40 Aantal/Percentage

Coördinator Beroepskracht

Verbeterd 15(38%) 5(20%)

Gelijk gebleven 20(51%) 19(76%)

Verslechterd 4(10%) 1(4%)

Totaal 39(100%) 25(100%)

96 97DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 52: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

4. Wat is de bijdrage van de vrijwilliger en van anderen aan dit effect?

N=15 Coördinatoren Beroepskrachten

Bijdrage vrijwilliger Bijdrage anderen Bijdrage vrijwilliger Bijdrage anderen

75-100% 1 0 1 1

50-75% 6 1 2 0

25-50% 5 10 2 1

0-25% 1 2 0 3

Totaal 13 13 5 5

5. Wat is de kans dat dit effect zonder de vrijwilliger wordt bereikt?

N=15 Aantal

Coördinator Beroepskracht

75-100% 0 0

50-75% 5 2

25-50% 6 0

0-25% 3 3

Totaal 14 5

V. Sociaal netwerk

In welke mate kan het gezin met Hoe zou u het steunend netwerk

vragen/problemen terecht bij de eigen familie, van het gezin beoordelen?

vrienden en/of buren?

Coördinatoren Beroepskrachten Coördinatoren Beroepskrachten

Begin Eind Begin Eind Begin Eind Begin Eind

Goed 3(8%) 4(10%) 2(5%) 1(4%) 0(0%) 1(3%) 2(5%) 0(0%)

Voldoende 10(25%) 12(31%) 17(46%) 8(30%) 6(15%) 4(10%) 1(3%) 2(7%)

Matig 6(15%) 11(28%) 9(24%) 7(26%) 8(20%) 15(38%) 17(46%) 11(41%)

Onvoldoende 9(23%) 7(18%) 2(5%) 5(19%) 13(33%) 14(36%) 9(24%) 8(30%)

Slecht 9(23%) 4(10%) 6(16%) 5(19%) 9(23%) 4(10%) 7(19%) 5(19%)

Niet bekend 3(8%) 1(3%) 1(3%) 1(4%) 4(10%) 1(3%) 1(3%) 1(4%)

Totaal 40(100%) 39(100%) 37(100%) 27(100%) 40(100%) 39(100%) 37(100%) 27(100%)

2. Is de situatie op dit leefgebied ten aanzien van begin?

N=40 Aantal/Percentage

Coördinator Beroepskracht

Verbeterd 11(28%) 7(26%)

Gelijk gebleven 26(67%) 19(70%)

Verslechterd 2(5%) 1(4%)

Totaal 39(100%) 27(27%)

3. Wat is de bijdrage van de vrijwilliger en van anderen aan dit effect?

N=11 Coördinatoren Beroepskrachten

Bijdrage vrijwilliger Bijdrage anderen Bijdrage vrijwilliger Bijdrage anderen

75-100% 2 0 1 0

50-75% 4 0 2 3

25-50% 3 5 4 1

0-25% 2 4 0 1

Totaal 11 9 7 5

4. Wat is de kans dat dit effect zonder de vrijwilliger wordt bereikt?

N=11 Aantal

Coördinator Beroepskracht

75-100% 0 0

50-75% 2 2

25-50% 4 3

0-25% 4 2

Totaal 10 7

98 99DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 53: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

VI. Financiën

1. In hoeverre lukt het gezin de volgende zaken te regelen?

N=40 De financiële administratie op orde hebben Met het eigen budget omgaan

Coördinatoren Beroepskrachten Coördinatoren Beroepskrachten

Begin Eind Begin Eind Begin Eind Begin Eind

Goed 4(10%) 9(23%) 4(11%) 3(11%) 3(8%) 7(18%) 5(13%) 3(11%)

Voldoende 6(15%) 12(31%) 10(26%) 10(36%) 10(25%) 13(33%) 11(29%) 11(39%)

Matig 4(10%) 2(5%) 9(24%) 6(21%) 5(13%) 4(10%) 9(24%) 6(21%)

Onvoldoende 7(18%) 8(21%) 10(26%) 2(7%) 4(10%) 5(13%) 8(21%) 3(11%)

Slecht 8(20%) 3(8%) 1(3%) 3(11%) 8(20%) 5(13%) 1(3%) 1(4%)

Niet bekend 11(28%) 5(13%) 4(11%) 4(14%) 10(25%) 5(13%) 4(11%) 4(14%)

Totaal 40(100%) 39(100%) 38(100%) 28(100%) 40(100%) 39(100%) 38(100%) 28(100%)

N=40 Weg weten naar hulp in geval financiële Weten van welke toeslagen het gezin

problemen of schulden gebruik kan maken

Coördinatoren Beroepskrachten Coördinatoren Beroepskrachten

Begin Eind Begin Eind Begin Eind Begin Eind

Goed 9(23%) 13(33%) 10(26%) 7(25%) 8(20%) 12(32%) 9(24%) 6(22%)

Voldoende 9(23%) 12(31%) 18(47%) 11(39%) 7(18%) 12(32%) 12(32%) 8(30%)

Matig 3(8%) 4(10%) 4(11%) 6(21%) 5(13%) 6(16%) 6(16%) 8(30%)

Onvoldoende 5(13%) 4(10%) 2(5%) 1(4%) 4(10%) 1(3%) 5(13%) 2(7%)

Slecht 2(5%) 0(0%) 0(0%) 0(0%) 4(10%) 2(5%) 1(3%) 0(0%)

Niet bekend 12(30%) 6(15%) 4(11%) 3(11%) 12(30%) 5(13%) 5(13%) 3(11%)

Totaal 40(100%) 39(100%) 38(100%) 28(100%) 40(100%) 38(100%) 38(100%) 27(100%)

2. Is de situatie op het leefgebied financiën ten aanzien van begin verbeterd, gelijk gebleven of verslechterd?

N=40 Aantal/Percentage

Coördinator Beroepskracht

Verbeterd 10(26%) 4(15%)

Gelijk gebleven 26(68%) 21(78%)

Verslechterd 2(5%) 2(7%)

Totaal 38(100%) 27(100%)

3. Wat is de bijdrage van de vrijwilliger en van anderen aan dit effect?

N=10 Coördinatoren Beroepskrachten

Bijdrage vrijwilliger Bijdrage anderen Bijdrage vrijwilliger Bijdrage anderen

75-100% 2 1 1 0

50-75% 6 1 1 1

25-50% 0 1 2 2

0-25% 1 6 0 1

Totaal 9 9 4 4

4. Wat is de kans dat dit effect zonder de vrijwilliger wordt bereikt?

N=10 Aantal/Percentage

Coördinator Beroepskracht

75-100% 1 0

50-75% 0 2

25-50% 3 1

0-25% 5 1

Totaal 9 4

VII. Huisvesting

1. Geef aan hoe u de volgende aspecten t.a.v. de huisvesting beoordeelt:

N=40 De fysieke veiligheid van de kinderen De leefbaarheid van de woning

Coördinatoren Beroepskrachten Coördinatoren Beroepskrachten

Begin Eind Begin Eind Begin Eind Begin Eind

Goed 19(48%) 19(49%) 8(21%) 11(39%) 14(35%) 16(41%) 10(26%) 12(44%)

Voldoende 9(23%) 11(28%) 18(47%) 10(36%) 10(25%) 11(28%) 18(47%) 8(30%)

Matig 8(20%) 5(13%) 7(18%) 5(18%) 4(10%) 4(10%) 5(13%) 3(11%)

Onvoldoende 0(0%) 1(3%) 3(8%) 0(0%) 7(18%) 6(15%) 2(5%) 2(7%)

Slecht 2(5%) 0(0%) 1(3%) 0(0%) 5(13%) 2(5%) 2(5%) 0(0%)

Niet bekend 2(5%) 3(8%) 1(3%) 2(7%) 0(0%) 0(0%) 1(3%) 2(7%)

Totaal 40(100%) 39(100%) 38(100%) 28(100%) 40(100%) 39(100%) 38(100%) 27(100%)

100 101DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 54: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

2. Is de situatie op dit leefgebied ten aanzien van begin?

N=40 Aantal/Percentage

Coördinator Beroepskracht

Verbeterd 12(32%) 4(14%)

Gelijk gebleven 24(63%) 24(86%)

Verslechterd 2(5%) 0(0%)

Totaal 38(100%) 28(100%)

3. Wat is de bijdrage van de vrijwilliger en van anderen aan dit effect?

N=12 Coördinatoren Beroepskrachten

Bijdrage vrijwilliger Bijdrage anderen Bijdrage vrijwilliger Bijdrage anderen

75-100% 4 1 0 0

50-75% 3 3 1 1

25-50% 3 3 2 2

0-25% 2 5 0 0

Totaal 12 12 3 3

4. Wat is de kans dat dit effect zonder de vrijwilliger wordt bereikt?

N=12 Aantal/Percentage

Coördinator Beroepskracht

75-100% 2 0

50-75% 1 3

25-50% 3 0

0-25% 5 0

Totaal 11 3

VIII. Relatie hulpverlener en cliënt

1. Hoe beoordeelt u de relatie met het gezin/ U beoordeel u als ouder de relatie met de hulpverlener?

Gezin Beroepskracht

Begin Eind Begin Eind

Heel goed 4(12%) 4(12%) 2(8%) 3(12%)

Goed 18(55%) 15(45%) 18(69%) 15(58%)

Neutraal 8(24%) 11(33%) 6(23%) 6(23%)

Matig 2(6%) 2(6%) 0(0%) 2(8%)

Slecht 1(3%) 1(3%) 0(0%) 0(0%)

Totaal 33(100%) 33(100%) 26(100%) 26(100%)

2. Is de situatie als het gaat om uw relatie ten aanzien van de beginsituatie verbeterd,

gelijk gebleven of verslechterd?

N=40 Aantal/Percentage

Gezin Beroepskracht

Verbeterd 6(19%) 5(19%)

Gelijk gebleven 23(72%) 20(77%)

Verslechterd 3(9%) 1(4%)

Totaal 32(100%) 26(100%)

3. Wat is de bijdrage van de vrijwilliger en van anderen aan dit effect?

N=6 Gezin Beroepskrachten

Bijdrage vrijwilliger Bijdrage anderen Bijdrage vrijwilliger Bijdrage anderen

75-100% 2 0 1 0

50-75% 1 0 2 1

25-50% 1 1 2 0

0-25% 0 3 0 3

Totaal 4 4 5 4

102 103DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 55: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

4. Wat is de kans dat dit effect zonder de vrijwilliger wordt bereikt?

N=6 Aantal/Percentage

Gezin Beroepskracht

75-100% 0 0

50-75% 0 1

25-50% 1 2

0-25% 3 2

Totaal 4 5

IX. Vertrouwen in de hulpverlening

1. Hoeveel vertrouwen heeft het gezin/u in de hulpverlening?

N=29 Gezin Beroepskracht

Begin Eind Begin Eind

Heel veel 0(0%) 1(3%) 1(4%) 1(4%)

Veel 9(31%) 9(31%) 14(56%) 15(60%)

Niet veel/niet weinig 14(48%) 16(55%) 8(32%) 4(16%)

Weinig 5(17%) 1(3%) 2(8%) 5(20%)

Geen 1(3%) 2(7%) 0(0%) 0(0%)

Totaal 29(100% 29(100%) 25(100%) 25(100%)

2. Is de situatie ten aanzien van het vertrouwen in de hulpverlening ten aanzien van

het begin?

N=40 Aantal/Percentage

Gezin Beroepskracht

Verbeterd 7(25%) 8(32%)

Gelijk gebleven 20(71%) 17(68%)

Verslechterd 1(4%) 0(0%)

Totaal 28(100%) 25(100%)

3. Wat is de bijdrage van de vrijwilliger en van anderen aan dit effect?

N=8 Gezin Beroepskrachten

Bijdrage vrijwilliger Bijdrage anderen Bijdrage vrijwilliger Bijdrage anderen

75-100% 4 1 1 0

50-75% 0 0 2 0

25-50% 1 1 3 1

0-25% 1 4 1 4

Totaal 6 6 7 5

4. Wat is de kans dat dit effect zonder de vrijwilliger wordt bereikt?

Aantal/Percentage

Gezin Beroepskracht

75-100% 1 0

50-75% 1 0

25-50% 1 4

0-25% 3 3

Totaal 6 7

VRAGEN PROFESSIONALSX. Doelgerichtheid & tijdsbesparing

1. Welk percentage van uw tijd kunt u doelgericht bezig zijn bij dit gezin?

N=40 Begin Eind

90-100% 3(8%) 0(0%)

80-90% 4(11%) 3(13%)

70-80% 5(14%) 1(4%)

60-70% 2(5%) 6(25%)

50-60% 7(19%) 3(13%)

40-50% 4(11%) 6(25%)

30-40% 4(11%) 2(8%)

20-30% 3(8%) 1(4%)

10-20% 5(14%) 2(8%)

Totaal 37(100%) 24(100%)

104 105DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 56: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

2. In welke mate bent u tijdens contacten met het gezin bezig met zaken die buiten

de hulpverlening vallen maar wel nodig zijn voor het traject?

n=40 Begin Eind

Helemaal niet 2(5%) 2(8%)

Heel weinig 10(27%) 7(29%)

Niet veel/niet weinig 15(41%) 8(33%)

Veel 5(14%) 5(21%)

Heel veel 5(14%) 2(8%)

Totaal 37(100%) 24(100%)

3. Is de doelgerichtheid van de hulpverlening ten aanzien van het begin:

N=40 Percentage

Verbeterd 9(38%)

Gelijk gebleven 12(50%)

Verslechterd 3(13%)

Totaal 100%(24)

4. Wat is de bijdrage van de vrijwilliger en van anderen aan dit effect?

N=9 Vrijwilliger Anderen

75-100% 1 0

50-75% 2 1

25-50% 2 1

0-25% 1 4

Totaal 6 6

5. Wat is de kans dat dit effect zonder de vrijwilliger wordt bereikt?

N=9 Aantal

75-100% 0

50-75% 3

25-50% 1

0-25% 3

Totaal 7

6. Heeft de inzet van de vrijwilliger u tijd bespaard?

N=40 Percentage

Ja 14(56%)

Nee 11(44%)

Totaal 100%(25)

7. Hoeveel uur gemiddeld per week?

Gemiddeld: 1 uur 30

XI. Efficiëntie en effectiviteit van de hulpverlening

1. Heeft de inzet van de vrijwilliger bijgedragen aan een van de volgende effecten?

N=25 eerder eerder voorkomen van voorkomen eerder afsluiten voorkomen afschalen stoppen duurdere vormen van een OTS* van een OTS van een van de hulp van hulp van hulp uithuisplaatsing

Ja 7(28%) 2(8%) 9(36%) 2(8%) 3(12%) 3(12%)

Nee 9(36%) 15(60%) 9(36%) 9(36%) 8(32%) 7(28%)

Nvt 9(36%) 8(32%) 7(28%) 14(56%) 14(57%) 15(60%)

Totaal 25(100%) 25(100%) 25(100%) 25(100%) 25(100%) 25(100%)

106 107DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS

Page 57: DE MEERWAARDE - Humanitas · voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds

XII. Veiligheid

1. Heeft de inzet van de vrijwilliger bijgedragen aan het vergroten van de veiligheid

van het kind of kinderen in het gezin?

N=24 Percentage

Ja 12(50%)

Nee 4(15%)

N.v.t. 8(33%)

Totaal 24(100%)

2.Wat is de bijdrage van de vrijwilliger en van anderen aan dit effect?

N=12

Vrijwilliger Anderen

75-100% 1 1

50-75% 6 2

25-50% 2 2

0-25% 3 6

Totaal 12 11

3.Wat is de kans dat dit effect zonder de vrijwilliger wordt bereikt?

N=12

75-100% 2

50-75% 6

25-50% 2

0-25% 2

Totaal 12

2. Wat is de bijdrage (in percentage uitgedrukt) van de vrijwilliger en van anderen

aan dit effect?

N=25 eerder eerder voorkomen van voorkomen eerder afsluiten voorkomen afschalen stoppen duurdere vormen van een OTS* van een OTS van een van de hulp van hulp van hulp uithuisplaatsing

N=7 N=2

Vrijw. Anders Vrijw. Anders Vrijw. Anders Vrijw. Anders Vrijw. Anders Vrijw. Anders

4 75-100% 1 0 0 0 1 0 1 0 0 0 0 0

3 50-75% 3 1 1 0 5 1 0 0 3 0 1 0

2 25-50% 3 0 1 1 2 3 0 0 0 1 2 1

1 0-25% 0 4 0 1 0 2 0 1 0 2 0 2

Totaal 7 5 2 2 8 6 1 1 3 3 3 3

3. Wat is de kans dat dit effect zonder vrijwilliger was bereikt (in percentage uitgedrukt)?

eerder eerder voorkomen van voorkomen eerder afsluiten voorkomen afschalen stoppen duurdere vormen van een OTS* van een OTS van een van de hulp van hulp van hulp uithuisplaatsing

N=7 N=2

75-100% 1 0 0 0 0 0

50-75% 4 1 4 0 1 0

25-50% 0 1 1 0 0 2

0-25% 2 0 4 1 2 1

Totaal 7 2 9 1 3 3

108 109DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS DE MEERWAARDE VAN HUMANITAS WEL THUIS