De Kanteling in… - VNG | Vereniging van Nederlandse ... · We hadden hier ook het eerste Centrum...
Transcript of De Kanteling in… - VNG | Vereniging van Nederlandse ... · We hadden hier ook het eerste Centrum...
De Kanteling in… GESPREKKEN TUSSEN WETHOUDERS
EN BELANGENORGANISATIES
Vereniging Van nederlandse gemeenten
De Kanteling in…Gesprekken tussen wethouders en belangenorganisaties
Vereniging Van nederlandse gemeenten
Colofon
Deze publicatie is uitgegeven door de VNG in het kader van project
De Kanteling, september 2012.
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Postbus 30435
2500 GK Den Haag
www.vng.nl/dekanteling
Tekst
Stan Verhaag
Fotografie
Nationale beeldbank en VNG
Eindredactie
Angela Potjens (VNG)
Opmaak
Dimdim, Den Haag
Copyright 2012, VNG
Vereniging Van nederlandse gemeenten
Inhoud
Inleiding 7
Boxtel is trots op De Kanteling 11
In Enschede is er een cultuur van samenwerking ontstaan 17
In Lelystad is de Wmo overal 25
Nijmegen: ‘Never waste a good crisis’ 33
Hoe organiseert Alkmaar informele zorg? 41
Middelburg laat mensen meedoen 47
Informele zorg floreert in Tilburg 55
VenloDroom: nieuwe aanpak in wonen-welzijn-zorg 61
6 Vereniging Van nederlandse gemeenten
7Vereniging Van nederlandse gemeenten
Inleiding
VNG-project De Kanteling ondersteunt gemeenten sinds 2009 bij een
nieuwe aanpak in de Wmo. We doen dat onder meer door het geven
van presentaties in gemeenten en met het aanbieden van handreikingen
en een modelverordening. En door het publiceren van aanpakken uit
gekantelde gemeenten. Want niets is zo leerzaam en aansprekend als
een goed praktijkvoorbeeld. In dat kader zijn in de bekende Kanteling-
reeks eerder ‘Kantelen in de praktijk’, ‘Kantelen en de kracht van de
eenvoud’ en ‘De Kanteling en burgercommunicatie’ verschenen.
In samenwerking met het Kanteling-project vanuit het cliëntperspectief
van Programma VCP, hebben we in de afgelopen periode in acht
gemeenten de wethouder en belangenbehartiger(s) aan het woord
gelaten over De Kanteling in hun gemeente. Voor welke aanpak is
gekozen en welke filosofie schuilt daarachter? Deze publicatie vormt een
bundeling van de interviews die eerder verschenen op de website van de
VNG en Programma VCP. Wijkgericht werken, het belang van veelvuldig
communiceren met burgers, ‘zelfregie’, vrijwilligerswerk en informele
zorg waren belangrijke thema’s in de gesprekken. Ook werd hier en daar
vast vooruitgeblikt op de drie grote decentralisaties.
8 Vereniging Van nederlandse gemeenten
Wij wensen u veel leesplezier en hopen dat de verhalen in dit boekje u
inspireren bij De Kanteling in uw eigen gemeente. ‘Durf hierbij ‘out of
the box’ te denken!’, zoals één van de geïnterviewden zegt.
9Vereniging Van nederlandse gemeenten
10 Vereniging Van nederlandse gemeenten
11Vereniging Van nederlandse gemeenten
Boxtel is trots op De Kanteling
Boxtel betrekt haar inwoners nauw bij de Kanteling. ‘Dankzij de
Kanteling staat de vraag van mensen weer centraal,’ vindt wethouder
Anton van Aert.
‘We hebben hier in Boxtel een behoorlijk eigen voorzieningenniveau,
maar voor sommige zaken winkelen we bij de steden,’ zegt wethouder
maatschappelijke zaken Anton van Aert. Boxtel telt dertigduizend
inwoners en ligt in de driehoek Eindhoven-Tilburg-’s-Hertogenbosch. ‘We
zijn, zoals ze wel eens zeggen, te groot voor het servet en te klein voor
het tafellaken. Weet je dat ik daar eigenlijk trots op ben? Boxtel heeft een
prima maat en schaal, vind ik. Er werken bij ons betrokken ambtenaren die
de zaken graag goed willen regelen, die meer doen dan nota’s schrijven.
Aan de hedendaagse ambtenaar worden andere eisen gesteld dan aan
de ambtenaar van tien jaar geleden, de tijd van goede voornemens in
dikke nota’s. Nu moeten ze doelen helder formuleren en gekanteld
leren denken. De Kanteling moet er niet toe leiden dat gemeenten
geld gaan steken in lantaarnpalen en dat ze mensen ongelijk gaan
behandelen. Ze moeten juist maatwerk gaan leveren. Als het om onze
12 Vereniging Van nederlandse gemeenten
interne organisatie gaat, ben ik erg blij dat de afdelingen Sociale Zaken
en Welzijn zijn samengevoegd. Onze organisatie telde in het verleden
zes afdelingen. Inmiddels zijn we teruggegaan van zes naar vier. Dat vind
ik als wethouder fijn, want tussen alle onderwerpen binnen die twee
afdelingen bestaan nu eenmaal dwarsverbanden. De integrale manier
van werken bevalt ons prima. Sociale Zaken en Welzijn blijken elkaar te
versterken en verrijken. Sociale Zaken was altijd gericht op doelstellingen
en op SMART. Hun stukken waren juridisch helemaal dichtgetimmerd en
uitvoeringsgericht. Bij Welzijn ging het meer om de inhoud, om de goede
voornemens. Die afdeling was veel meer gericht op beleid. Maar hoe goed
we intern ook georganiseerd zijn, we kunnen het niet zonder de zorg-
en welzijnsorganisaties. Om hoeveel organisaties gaat het eigenlijk die
met de Kanteling te maken hebben? Wat doen ze allemaal? Gemeenten
hebben nog weinig kaas gegeten van dagbesteding, we hebben de
organisaties daarbij keihard nodig. Hun ervaring is handig in de transities
waarmee we bezig zijn.’
Toch heeft Boxtel volgens Van Aert andere gemeenten en steden nodig
als het gaat om de drie decentralisaties die eraan komen: de AWBZ-taken,
de Wet Werken naar vermogen en de Jeugdzorg. ‘Om onze arbeidsmarkt
staat geen hek en als het gaat om extramurale dagbesteding werken we
samen met Schijndel en Sint Michielsgestel. Regionale samenwerking is
een must, in ons geval doen we dat veel met ‘s-Hertogenbosch, zeker met
het oog op de transities. Waar ik wel nog mee worstel, is wat ik noem
de “territoriale incongruentie” op sociaal terrein. Daarmee bedoel ik dat
SW-bedrijven, sociale diensten en andere sociale organisaties allemaal hun
eigen geografische grenzen hanteren. Het zou me een lief ding waard
zijn als iedereen dezelfde grenzen hanteerde, maar dat is heel lastig voor
elkaar te krijgen. Het zou ons geweldig helpen om de transities goed te
laten verlopen.’
Overigens, zegt Anton van Aert, is “transitie” eigenlijk een fopnaam. ‘Ik
spreek liever van een transformatie, want de Kanteling raakt de Wmo, de
AWBZ, de Wet werken naar vermogen en doet een nadrukkelijk beroep
op de eigen kracht van mensen. Het gaat wat mij betreft om een heuse
cultuurverandering, en dan zowel voor ambtenaren als voor burgers.’
BurgersOm die burgers gaat het in Boxtel, aldus Van Aert. Gevraagd naar de
kenmerken van de manier waarop Boxtel de Kanteling invult, zegt hij als
13Vereniging Van nederlandse gemeenten
eerste: ‘We praten veel met burgers.’ De gemeente organiseerde in 2010
en 2011 samen met de Wmo-adviesraad op drie verschillende locaties
zogenaamde Cliëntendagen. ‘Daarvoor nodigden we iedereen uit met
een Wmo-verstrekking om te komen praten over het Wmo-beleid. In 2010
spraken we tijdens deze Cliëntendagen voor het eerst over de Kanteling.
Het was het eerste moment waarop we er bekendheid aan gaven dat de
Kanteling eraan zat te komen, de eerste stap om de geesten er rijp voor
te maken. Met een gevarieerd programma probeerden we een zo goed
mogelijk beeld te geven van de nieuwe koers waarin eigen kracht centraal
staat. Er was uiteraard ruimte voor discussie waarbij ieders mening op
prijs werd gesteld. Mevrouw Diny Stolvoort-Delmée van de seniorenraad
maakte toen een prachtig begin met haar presentatie “Zorgen door de
jaren heen”. Ik was bijzonder verrast te horen hoe er door de aanwezigen
werd gediscussieerd over de rol van de gemeente bij het ondersteunen
van haar burgers. Eigenlijk is er op die dagen al een start gemaakt voor de
verandering in ons denken en doen als het gaat om het ondersteunen van
burgers bij hun deelname aan de samenleving.’
Chris Godding, penningmeester van de Wmo-adviesraad, vertelt hoe
het verder ging: ‘Vervolgens constateerden we tijdens de Cliëntendagen
in 2011 tot onze vreugde dat de burgers het fenomeen Kanteling
accepteerden en omarmden. Op de eerste dag kwamen bijvoorbeeld
meer dan honderd geïnteresseerden af. Anton van Aert en voorzitter
Jan Horbach van onze Wmo-adviesraad kwamen aan het woord en
cliënte mevrouw Van Zwam vertelde over haar eigen situatie. Op
zo’n Cliëntendag hoor je de leuke anekdotes. Zo vertelde een van de
aanwezige vrouwen dat ze regelmatig iemand van de WSD Groep over de
vloer krijgt. Dat is het sociale werkvoorzieningsbedrijf hier in Boxtel. Het
voert hier de huishoudelijke verzorging in het kader van de Wmo uit. Niet
elke cliënt kan met elke SW-medewerker overweg. Maar meestal gaat dat
heel goed samen. De vrouw zei: “Ik moet hem best vaak aansturen. Dat
geeft helemaal niks, want ik heb dan wel last van mijn handen en mijn
knieën, maar begeleiden en aansturen kan ik nog als geen ander!”’
Anton van Aert: ‘Het besef dat de Wmo een wet was waarin de vraag
van mensen centraal moest staan, was in de eerste jaren na de invoering
van de Wmo langzamerhand een beetje vervaagd. Ook was er voor
gemeenten eigenlijk weinig beleidsvrijheid om de Wmo in te vullen.
Dankzij de Kanteling is dat besef bij iedereen weer helemaal terug en
14 Vereniging Van nederlandse gemeenten
staat de vraag van mensen centraal. Onze verordening is slechts de
formele uitkomst en bevestiging van het proces om burgers te betrekken.’
Chris Godding: ‘In 2012 gaan we tijdens dezelfde Cliëntendagen horen hoe
de Kanteling in de praktijk werkt en wordt ervaren. Als Wmo-adviesraad
zijn wij trots op hoe Boxtel de Kanteling aanpakt. Natuurlijk hadden
mensen met name in het begin allerlei vragen, maar de acceptatie is er.’
Loket WegwijsHoe ervaart de burger die voor het eerst met een vraag bij het loket
komt de Kanteling? ‘Wij hebben hier in Boxtel al sinds 2002 het Loket
Wegwijs. Loket WegWijs is het loket in Boxtel voor alles wat een mens
in zijn dagelijks bestaan aan ondersteuning nodig kan hebben. WegWijs
informeert, adviseert, verwijst en coördineert. WegWijs helpt als het gaat
om zorg, welzijn, wonen en inkomensondersteuning. De mensen van
Wegwijs zijn vanaf het begin gewend geweest om aan burgers naar de
vraag achter de vraag te vragen. Maar dat neemt niet weg dat we toch
uitgebreid hebben geschoold om de nieuwe aanpak in de dagelijkse
praktijk toe te passen. Nu is vraagverheldering voor hen gesneden koek.
We hadden hier ook het eerste Centrum voor Jeugd en Gezin van Noord-
Brabant. In het kader van de Kanteling hebben we het CJG en het Loket
Wegwijs geïntegreerd tot één loket voor vragen op alle levensgebieden.
Ook in de backoffice is door die integratie veel meer samenhang
gekomen. De coördinator van het CJG en de medewerkers van Wegwijs
zijn allemaal afkomstig van de gemeente.’
Chris Godding: ‘Wij hebben er bij de gemeente steeds op aangedrongen
om te zorgen voor een hoge mate van professionaliteit bij Loket Wegwijs.
We waren er voorstander van om deze mensen te scholen, en dat is
ook gebeurd. Want hoe klantgericht ze ook werkten, ook deze mensen
moeten een omslag maken. Anders leren denken kost tijd.’
Anton van Aert: ‘Een deel van de mensen van Loket Wegwijs zijn voorma-
lige Wvg-consulenten. Maar Loket Wegwijs deed al aan vraagverheldering
voordat het vanwege de Kanteling weer actueel werd. Ook de vrijwilligers
die in Boxtel actief zijn, overleggen regelmatig met WegWijs. Maar Weg-
wijs legt wel zelf huisbezoeken af als het dat nodig acht.’
Godding: ‘Onze ouderenadviseurs zijn goud waard als vrijwilligers. Zij
horen ontzettend goed wat er leeft bij mensen. Toch zijn vrijwilligers
voor ons ook een onderwerp van zorg. Hoeveel zijn er eigenlijk in Boxtel?
Kunnen zij een vangnet vormen op het moment dat iemand zich niet
zelf of met behulp van zijn netwerk kan redden? Dat zijn vragen die ons
15Vereniging Van nederlandse gemeenten
als Wmo-adviesraad bezighouden.’ Anton van Aert: ‘Vandaar dat in de
gemeenteraad niet eerst de verordening aan de orde is gekomen, maar de
vrijwilligersnota.’
Is er in Boxtel ook sprake van interactie tussen Loket Wegwijs en
organisaties zoals maatschappelijk werk? Anton van Aert: ‘Als wij
voor een collectieve voorziening kiezen in plaats van een individuele
voorziening, dan verwijzen we naar de welzijnsinstelling. Die zit niet voor
niets in hetzelfde gebouw als Loket Wegwijs: ze moeten samenwerken.
Doorverwijzen naar welzijnsorganisaties deden we al en doen we nog
steeds. Stel, iemand ligt in scheiding en meldt zich bij Loket Wegwijs.
Dan verwijst het loket hem of haar door naar de welzijnsinstelling. Het
vrijwilligerssteunpunt van de welzijnsinstelling heeft prima contacten
met de zorgaanbieder hier in Boxtel, de Elbe Groep. Meer dan honderd
mensen werken als vrijwilliger door de afstemming met de zorggroep. Het
is nog niet zo dat vrijwilligers de functie van voorzieningen overnemen,
maar we zien wel steeds vaker dat vrijwilligers erin slagen om een
oplossing te vinden voor mensen in hun eigen wijk.’
CommunicatieTot slot. Welke tip heeft de wethouder voor andere gemeenten en wet-
houders als het gaat om de Kanteling? Hij hoeft er niet lang over na te
denken: ‘Communiceer! Communicatie rondom en over de Kanteling is
van levensbelang. We hebben de Kanteling al in een vroeg stadium aan de
orde gesteld in onze gesprekken met zorgaanbieders en het Zorgkantoor.
En dat blijven we nog steeds doen. In maart 2012 hebben we bijvoorbeeld
een Partnerdag georganiseerd, waarvoor we 250 organisaties aanschre-
ven. Daar hebben wij als gemeente verteld hoe wij de Kanteling zien. En
bovendien hebben we de organisaties gevraagd wat zij denken te kunnen
betekenen. Want “ketenzorg” klinkt prachtig, maar het is o zo moeilijk
te realiseren. Verder hebben we een huis-aan-huiskrant gemaakt waarin
we uitleggen wat de Kanteling inhoudt. En we zetten tegenwoordig zelfs
social media in.’
Communicatie is volgens de wethouder ook belangrijk om de gemeente-
raad mee te krijgen in de Kanteling. ‘In februari 2012 organiseerden we
een themabijeenkomst over samenwerking tussen gemeenten, met name
in het kader van de drie decentralisaties. Tot dat moment had de gemeen-
teraad het allemaal slechts in fragmenten meegekregen. Tijdens de thema-
bijeenkomst hebben we uitgebreid uitgelegd waarmee we bezig zijn. Ook
dat is belangrijk, want de ontwikkelingen gaan erg snel.’
16 Vereniging Van nederlandse gemeenten
17Vereniging Van nederlandse gemeenten
In Enschede is er een cultuur van samenwerking ontstaan
Enschede kiest voor een wijkgerichte aanpak en geeft maatschappelijke
partners een grote rol in het streven naar sociale cohesie. ‘De
gemeente werkt in elke wijk nauw samen met zorginstellingen en
welzijnsorganisaties,’ zegt wethouder Ed Wallinga.
Een belangrijk kenmerk van de manier waarop Enschede de Kanteling
vorm geeft, is de wijkgerichte aanpak. Hoe ziet die eruit? ‘Onze stads-
deelaanpak in vijf wijken bestaat al ruim tien jaar,’ vertelt Ed Wallinga,
wethouder welzijn. ‘Alles wat we niet centraal hoeven doen, doen we
daar decentraal. Zo heeft elke wijk zijn eigen stadsdeelwethouder. De
stadsdeelcommissies vergaderen eens in de zes weken. De gemeente
werkt in elke wijk nauw samen met zorginstellingen en welzijnsorgani-
saties. We maken per stadsdeel jaarplannen waarin we bijvoorbeeld af-
spreken hoe we overlast bestrijden, het onderhoud organiseren, zorg en
welzijn inrichten. Bovendien hebben we afgesproken dat welzijnsinstel-
lingen zich uitsluitend richten op de tien tot vijftien procent van de wijk-
18 Vereniging Van nederlandse gemeenten
bewoners die zich niet zelfstandig kunnen redden. Zo creëren we ruimte
voor het maatschappelijk middenveld om zich nuttig te maken voor de
rest van de mensen. Onder dat maatschappelijk middenveld verstaan we
bijvoorbeeld sportverenigingen, de scouting, de kerk en ondernemers.’
Maatschappelijke investeringsopgavenHet Enschedese college van B&W heeft samen met een groot aantal
maatschappelijke partners in de stad zeven gezamenlijke doelen gefor-
muleerd, ofwel ‘maatschappelijke investeringsopgaven’. Tot die partners
behoren onder andere woningbouwcorporaties, bedrijfsleven, onder-
wijsinstellingen en Menzis. Ze werken aan deze investeringsopgaven om
een gunstig woon-, werk- en leefklimaat te versterken en om sociale co-
hesie, zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie te bevorderen.
De partners delen kennis, zoeken oplossingen en benaderen complexe
maatschappelijke vraagstukken op een nieuwe manier.
De ‘vitale sportvereniging’ is één van deze zeven maatschappelijke in-
vesteringsopgaven. In het coalitieakkoord 2010-2014 ‘Vertrouwen in
Enschede’ staat dat de sportvereniging van de toekomst ‘een bredere rol
moet krijgen als algemene voorziening’. Het doel van het concept vitale
sportvereniging is om de maatschappelijke rol van sportclubs te stimu-
leren, te versterken en verder te ontwikkelen. Ze concentreren zich met
hulp van de gemeente op meer dan sport alleen. Dit moet tot resultaten
leiden in de jeugdzorg, de sociale samenhang in de wijken versterken en
de onderwijsprestaties van jongeren verbeteren, en meer mensen laten
participeren en laten toetreden tot de arbeidsmarkt. Ook voor de sport-
verenigingen zelf heeft het vervullen van een maatschappelijke rol voor-
delen: het ondersteunt de ledenwerving, vergroot het aantal vrijwilligers
en zorgt voor een groter relatienetwerk. ‘En als gemeente kunnen we zo
meer doen op maatschappelijk vlak voor minder geld,’ zegt Wallinga.
Dat Enschede maatschappelijke partners een belangrijke rol toebedeelt,
is mede te danken aan de vorige gemeenteraad. Met de motie ‘Loslaten
en vernieuwen’ stelde die zich op het standpunt dat het maatschappelijk
middenveld onontbeerlijk is om het welzijn van alle inwoners te ver-
groten. Wallinga: ‘Bovendien hebben we van oudsher als gemeente het
voordeel dat inwoners hier veel vrijwilligerswerk doen en veel informele
zorg verlenen, zoals mantelzorgers verlichten.’
In de visie van Enschede zijn burgers dus cruciaal om activiteiten op
poten te zetten en te organiseren. Ze zijn zelfs zo belangrijk dat de ge-
meente hen geld beschikbaar stelt om de sociale cohesie in de stad te
19Vereniging Van nederlandse gemeenten
bevorderen. Tot en met 2015 is jaarlijks 1,4 miljoen euro beschikbaar.
Wijkraden krijgen de vrijheid om activiteiten te bedenken en er draag-
vlak voor te organiseren, waarbij de uitgave marginaal wordt getoetst
door de stadsdeelcommissie. Wallinga noemt dat ‘de civil society in op-
tima forma’. Hij zegt: ‘Het georganiseerde maatschappelijk middenveld
en het bedrijfsleven doen mee en hebben heel veel kracht. Het resultaat
is dat welzijn en Wmo-voorzieningen beschikbaar blijven voor de mensen
die het nodig hebben. Geloof me, de wijk heeft veel meer kracht dan we
altijd voor mogelijk hebben gehouden.’
Eigen leefgebiedEd Wallinga noemt de overheveling van AWBZ-taken naar de Wmo, van
Jeugdzorg en de invoering van de Wet werken naar vermogen ‘de groot-
ste uitdaging voor de komende jaren.’ Deze drie transities dwingen de
gemeente om goed aan te sluiten bij wat mensen als een beperking er-
varen. ‘Maar de transities leiden er ook toe dat de oplossingen niet altijd
dezelfde zullen zijn als vroeger. Daarom ben ik heel blij dat we binnen-
kort drie pilots starten waarin we ervaring opdoen met het oplossen van
vragen van burgers in hun eigen wijk. Het gaat dan om niet-gemeentelij-
ke aanbieders die verzorging of vervoer of huishoudelijke hulp regelen.
Het voordeel van deze werkwijze is dat mensen voor de oplossing van
hun vraag niet meer naar ons Wmo-loket hoeven komen, maar dat ze
direct in hun eigen omgeving worden geholpen.’
Diet Boes, voormalig gemeenteraadslid namens het CDA en nu bestuurs-
lid van de PCOB (Protestants Christelijke Ouderenbond) afdeling Ensche-
de, is blij met deze aanpak. ‘Ik geloof heilig in de kracht van het eigen
leefgebied. De buurvrouw die jongeren corrigeert als ze over de schreef
gaan, de sportvereniging waar kinderen actief zijn, de moeder die vrij-
willigerswerk doet: dan hoor je erbij, daar vind je je plek in de samenle-
ving. In het eigen stadsdeel voelen burgers zich veel meer verantwoorde-
lijk voor hun leefomgeving dan tijdens de gemeenteraadsvergadering in
het stadhuis.’
WijkcoachesEnschede is ook op andere gebieden bezig oplossingen te zoeken in
de wijken zelf. Zo werken zestig wijkcoaches volgens de methode van
frontlijnsturing,’ zegt Ineke Kleine, afdelingshoofd Maatschappelijke
Ondersteuning. ‘Frontlijnsturing richt zich op de meest kwetsbare doel-
groepen met zware of zeer zware problematiek. Het heeft wel wat weg
20 Vereniging Van nederlandse gemeenten
van de Buurtzorg-aanpak. Frontlijnsturing betekent dat er in plaats van
een hele batterij aan hulpverleners er één professional is die als een spin
in het web aan de slag gaat bij multiprobleemgezinnen. De wijkcoaches
hebben een feitelijk – maar geen juridisch – mandaat van diverse instan-
ties als woningcorporaties, leerplicht, CWI (Centrum voor Werk en Inko-
men), Jeugdzorg, maatschappelijk werk en verslavingszorg. De coaches
treden op als medewerker namens al deze instanties. Na een succesvolle
pilot gaan we deze methode nu in de hele stad toepassen. De wijkcoa-
ches komen van verschillende instellingen. Denk aan MEE Twente, Livio,
Maatschappelijke werk, RIBW en de gemeente. In april 2012 hebben
we het aantal coaches met twintig uitgebreid tot tachtig doordat ook
Jeugdzorg, Mediant GGZ en Tactus Verslavingszorg aansluiten. Zo krijgen
we nog meer expertise in de teams en kunnen de teams nog meer zelf
doen. Deze versterking van de professionele handelingsvrijheid vormt
een nieuwe, alternatieve weg voor betere hulp- en dienstverlening aan
probleemgezinnen in de wijken.’
Hoe slaagt de gemeente Enschede erin om ervoor te zorgen dat al die part-
ners meegaan en meedoen met de nieuwe aanpak? ‘Je moet als gemeente
natuurlijk wel zorgen dat je de regie stevig in handen houdt,’ meent Ed
Wallinga. ‘De professional, bij voorkeur een generalist, zorgt voor de uit-
voering, anderen geven hun bevoegdheid deels af. Langzamerhand willen
steeds meer partijen meedoen met deze aanpak. Ze zien dat het werkt en
willen de boot niet missen. Er is hier een cultuur van samenwerking ont-
staan.’
‘Dat komt ook doordat het een leuke manier van werken is,’ zegt Kleine.
‘Zowel de burger als de professional is blij met de slagvaardigheid die nu
mogelijk is. Bovendien spreken we als gemeente de betrokken organisaties
consequent aan op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. Zij zijn
niet werkgevers die zoveel mogelijk mensen aan het werk moeten zien te
houden. Nee, zij zijn er om burgers te helpen en oplossingen te bieden. Dat
zijn twee totaal verschillende dingen. We willen dat de professional zich
weer dichter bij de burger begeeft. Dat is nieuw hoor, want de afgelopen
jaren was er sprake van steeds meer professionele distantie tussen professi-
onals en inwoners. Maar ze moeten uiteraard geen helpsyndroom krijgen.’
Wallinga: ‘Wie kickt op de problemen van anderen, heeft in de hulpver-
lening niets te zoeken. Als voormalig jeugdhulpverlener weet ik dat met
meehuilen nog nooit iemand is geholpen. Gelukkig zijn wij hier in Twente
vrij nuchter.’
21Vereniging Van nederlandse gemeenten
KantelingWat betekent de Kanteling voor Enschede? Henk Heegen, voorzitter van de
plaatselijke Seniorenraad (Enschede heeft geen Wmo-raad), wijst erop dat
het werk van het Wmo-loket als gevolg van de Kanteling sterk verandert.
‘Stel, een burger komt bij het loket met een vraag om ondersteuning. Hoe
zorg je er als gemeente nu voor dat de ambtenaar achter het loket uit het
keurslijf van bestaande systemen komt? Wij merkten bijvoorbeeld dat het
‘Protocol gebruikelijke zorg’ een belemmering vormde voor de gemeente
om maatwerk te leveren. Dus adviseerden wij de gemeente om ambtena-
ren hierin meer ruimte te geven. Dat is de Kanteling ten voeten uit.’
‘Laten we niet vergeten dat de Kanteling voor de burger een volkomen
abstract begrip is,’ waarschuwt Bert Hassink, voorzitter van de Gehandi-
captenraad. ‘Er is in heel Enschede geen burger die gekanteld binnenstapt
bij het gemeentehuis en het Wmo-loket. Nee, hij of zij komt binnen met
een vraag, vaak is het zelfs een claim. Het heeft voor de ambtenaar die de
burger te woord staat geen enkele zin om met de term Kanteling op de
proppen te komen. Maar hoe moet het dan wel? Het is aan de ambtenaar
om maatwerk te leveren. En voor zeventig procent van de verzoeken om
een individuele verstrekking is het heel eenvoudig: die los je op door een
parkeerkaart te verstrekken of met een andere voor de hand liggende
voorziening. Maar voor de overige dertig procent is meer onderzoek nodig.
Want vergeet niet dat bijna iedereen die met een verzoek bij het Wmo-
loket komt, al een heel traject achter de rug heeft om zijn probleem op
te lossen. Die heeft al naar een oplossing gezocht in zijn familie of in zijn
eigen netwerk. De grote vraag binnen de Kanteling, de grote vraag binnen
het proces van claimgericht naar vraaggericht werken, is wat mij betreft
dan ook deze: hoe zorg je dat de ambtenaar en de inwoner op één lijn
komen? Want de verordening is één, maar de praktijk is twee. Vandaar dat
we in april 2012, als de nieuwe aanpak een jaar loopt, een evaluatie hou-
den. Daarin bekijken we bijvoorbeeld of de ambtenaren voldoende en op
de juiste manier geschoold zijn om op de nieuwe manier te werk te gaan.’
VraagverhelderingWethouder Wallinga stelt dat het bij de Kanteling om twee vragen gaat.
Ten eerste: Wat is de vraag van de burger? En ten tweede: Hoe zorg je als
gemeente dat de toekenning van een voorziening rechtmatig en trans-
parant verloopt? ‘Vergeet niet dat de gemeente Enschede met een tekort
van vijf miljoen euro kampt als het gaat om individuele verstrekkingen.
Dus vind ik het goed dat ambtenaren zorgvuldig omgaan met verzoeken.
22 Vereniging Van nederlandse gemeenten
En vandaar ook dat we in Enschede zijn afgestapt van geprotocolleerde
vraagverheldering, die een objectiveerbaarheid van behoeften veronder-
stelt die niet inherent is aan het menselijk bestaan. Wij zijn van mening
dat vraagverheldering te veel werd geprotocolleerd, dat het de kracht van
de professionals en hun creativiteit ontkende. Ik ben er veel meer voor om
met iemand te gaan praten in zijn eigen thuissituatie. Dan zien we pas
echt hoe iemands leven eruitziet. Dan blijken er bijvoorbeeld schulden te
zijn, dan zie je een kind van zeven dat niet zindelijk is, dan zie je obesitas,
schoolverlaters, inactiviteit. Ik wil geïntegreerd werken. Op je werk komen
lukt niet als je de oplossing alleen maar zoekt in het verstrekkingenboek.
Indicaties zijn gericht op uitsluiting, niet op insluiting. Iemand komt aan
het loket met een vervoersbehoefte? Nou, daarin kan een sportvereniging
ook prima voorzien.’
‘Of de Stichting Fonds Bijzondere Noden Enschede!’ vult Diet Boes aan. ‘Zo
heeft dit fonds laatst een vrouw voor slechts negentig euro van een nieuwe
fiets kunnen voorzien. Ze was er zielsgelukkig mee. “Ik ben helemaal zelf-
standig nu!” riep ze. Prachtig toch?’
Eenzame ouderenHenk Heegen, voorzitter van de Seniorenraad, stelt de vraag in hoeverre
bij toenemende afhankelijkheid de hulp aan ouderen in bepaalde gevallen
overgenomen moet worden door vrijwilligers. ‘Ouderen hebben dan de
keus tussen hulp aanvaarden van vrijwilligers of zelfstandig verder gaan.
Deze keus is voor vele ouderen niet gemakkelijk: “Moet ik gebruik maken
van vrijwilligers om mijn leven verder in te richten, of wil ik mijn (laatste
beetje) zelfstandigheid behouden, met alle consequenties van dien?” Ik sta
achter het concept mensen zo lang mogelijk de regie van hun eigen leven
in handen te geven. Maar bij professionele hulp stoort het mij dat vele
medewerkers in de thuiszorg verschillende taken bij één persoon uitvoeren.
Hulpverlening is een zaak van een persoonlijke vertrouwensband. Ik ver-
wacht dat bij een komende aanbesteding deze aspecten ook in Enschede
meegenomen worden.’
Ed Wallinga: ‘Er zijn mensen die niet bediend worden door de aanpak met
wijkcoaches, de frontlijnsturing en de wijkgerichte benadering. Ik vraag me
af of er voor hen geen voorzieningen moeten zijn. Ik heb de indruk dat we
bij AWBZ-dagbesteding soms te veel aan etikettering hebben gedaan: elke
doelgroep zijn eigen dagbesteding. Daarnaast zien we dat ook op reguliere
plekken mensen met een beperking prima kunnen functioneren. De Kante-
ling biedt de kans om dat recht te zetten.’
23Vereniging Van nederlandse gemeenten
Ook Diet Boes meent dat etikettering te vaak voorkomt. ‘Kinderen die nu
het etiket ADHD krijgen, waren vroeger gewoon druk. Maar van dat eti-
ket komt iemand nooit meer af. Ik vind het behoud van eigenwaarde een
groot goed. Als mensen zelf naar elkaar omzien, dan kunnen een heleboel
problemen worden voorkomen.’
Henk Heegen pleit voor de wijkcoachstructuur: de nauwelijks zichtbare
groepen zoals eenzame ouderen kun je met die structuur prima helpen.’
Wallinga: ‘Maar voor eenzame ouderen vind ik dagbesteding een heel dure
oplossing. De sportvereniging, de winkelier en de volkstuin kunnen ook
een oplossing bieden en hebben daar zelf ook baat bij. Een goed voorbeeld
vind ik het zogenaamde Buurtkamerproject.
Diet Boes: ‘Wij begonnen een kleine tien jaar geleden voorzichtig met twee
Buurtkamers, die een aantal jaren goed hebben werkten. Toch verviel het
programma dat je in zo’n Buurtkamer moet bieden langzamerhand tot
een vaststaande invulling voor elke dag: kopje thee, kopje koffie en een
praatje. Een vast groepje zat er door de bank genomen van 10.00 tot 15.00
uur en ging dan weer naar huis. Daarnaast kostte het de gemeente veel
geld. In het kader van de Kanteling is de laatste Buurtkamer in december
2010 gesloten en zijn we ondertussen gestart met een “Huiskamer van de
Buurt”: een bestaande locatie die door en voor meer activiteiten beschik-
baar is, draait op uitsluitend vrijwilligers en met een breed programma
voor jong en oud. De gemeente stelt een startbudget beschikbaar en de
rest moeten we als inwoners van Enschede samen organiseren met vereni-
gingen die zich ook bezighouden met vrijwilligerswerk, zoals kerken, scou-
ting etcetera. De gemeente zorgt voor een erg mooi en aantrekkelijk bord-
je bij de voordeur. De Buurtkamers zijn een heel laagdrempelige manier om
contacten te krijgen in de wijk. Met name in weekenden en in de winter
komen veel mensen amper buiten de deur. Bovendien doe je er contacten
op die bijvoorbeeld af en toe de boodschappen voor je kunnen doen.’
Bert Hassink: ‘Je kunt mijns inziens mensen niet verplichten om mee te
doen aan een Buurtkamerproject of om elke dag in een zorginstelling mee
te eten. Maar ik vind het wel goed als een gemeente bekijkt of iemand een
maaltijdvoorziening regelt en mensen op de mogelijkheid wijst. “Lijkt het u
leuk om ook eens tussen de middag aan te schuiven? Probeer het eens.” En
soms moet je iemand misschien even onder de arm nemen om hem of haar
over de eerste drempel heen te helpen.’
24 Vereniging Van nederlandse gemeenten
25Vereniging Van nederlandse gemeenten
In Lelystad is de Wmo overal
Hoe geeft Lelystad de Kanteling vorm? De gemeente zet welzijnsteams
in en multifunctionele accommodaties. ‘Geef iedereen een
toekomstperspectief,’ zegt wethouder Meta Jacobs.
Meta Jacobs windt er geen doekjes om: ‘Wij zijn ver in onze ontwikkeling
van de Kanteling,’ zegt ze aan het begin van het gesprek. Belangrijk
is de wijkgerichte aanpak: ‘We werken wijkgericht met behulp van
welzijnsteams. De functie van ouderenwerker hebben we afgeschaft,
we schrijven geen notities meer die specifiek gericht zijn op één
doelgroep, want alle prestatievelden hebben uiteindelijk betrekking op
iedereen. De Wmo is overal in Lelystad. Jongeren- en ouderenwerkers
werken samen in één team. Ouderenorganisaties, welzijnsorganisaties
en vrijwilligersorganisaties werkten allemaal apart; nu zijn ze één
organisatie Welzijn. De reden: twee zien meer dan één en ook iemand
vervangen is makkelijker als organisaties samenwerken. De volgende
stap is dat nu ook zorgaanbieders gaan samenwerken in één team zorg
en welzijn. Die koppeling is belangrijk om de Kanteling goed te kunnen
doorvoeren, maar ook met het oog op de transities van Jeugdzorg
26 Vereniging Van nederlandse gemeenten
en AWBZ en de introductie van de Wet werken naar vermogen. Het
betekent dat we verantwoordelijk worden voor grote groepen mensen,
maar het zijn tegelijkertijd forse bezuinigingsoperaties. Ook daarom
moeten we onze cliënten goed in beeld hebben. Preventie wordt steeds
belangrijker. Om te voorkomen dat iemand die eenzaam is nog verder
afglijdt, moeten we ervoor zorgen dat hij mensen leert kennen in zijn
eigen wijk. Dus moet er veel te doen zijn in een wijk.’
Multifunctionele gebouwenVandaar dat Lelystad inmiddels twee kleine en twee grote
multifunctionele gebouwen heeft gerealiseerd in twee verschillende
wijken. Het eerste gebouw herbergt onder andere een school,
kinderopvang, een buurthuis en een Centrum voor Jeugd en Gezin. In een
andere wijk staat een woonzorgcentrum met eveneens kinderopvang,
een buurthuis, jongerenlokalen, een bibliotheekvestiging, een kapper,
enzovoort. Dit woonzorgcentrum is een ontmoetingsplek en een
activiteitencentrum ineen. Er is gezorgd voor één centrale ingang
en één centrale balie, elke organisatie heeft zijn eigen ruimte(s). ‘De
organisaties weten van elkaar wat ze doen en kunnen makkelijk naar
elkaar verwijzen,’ zegt Meta Jacobs trots. ‘Ze zeggen: “Loopt u vooral
eens binnen bij de kaartclub, echt iets voor u.” En het buurthuis heeft een
eigen keuken waar mensen voor vijf euro een maaltijd kunnen krijgen.
Het begon met een man of tien, nu komen er dagelijks zestig man op af.’
Aanvankelijk was er ‘best wat weerstand’ tegen zoveel gezamenlijkheid,
erkent de wethouder. Een aantal ouderen maakte bezwaar tegen het
feit dat ze hetzelfde gebouw zouden delen met jongeren. ‘Die bezwaren
pikte ik niet,’ zegt Meta Jacobs. ‘Ik zei: Wie denkt u dat straks uw billen
komt afvegen? Dat zijn diezelfde jongeren, hoor. Zij mogen net zo goed
gebruik maken van dit gebouw als u. Als zij in de fout gaan, ben ik de
eerste die optreed. Maar als u ze geen vertrouwen geeft, heeft u aan mij
een kwaaie. Nu geeft Jan van 70 jaar Mohammed van 17 jaar een hand.
En een oudere in een scootmobiel roept “hoi” naar een Marokkaanse
jongerenwerker. Eigenlijk moeten we zulke goede voorbeelden nog
meer uitdragen. De islamitische school en de openbare school zijn
gehuisvest in een multifunctionele accommodatie en werken goed
samen. Er zijn nog nooit problemen geweest.’
Lelystad heeft 75.000 inwoners en dat aantal is al jaren vrijwel stabiel.
‘We kennen elkaar,’ zegt Jacobs. ‘Er leven in onze gemeente 116
nationaliteiten samen en dat gebeurt vrijwel zonder wanklank. Ik woon
27Vereniging Van nederlandse gemeenten
hier nu 36 jaar, ben al twaalf jaar raadslid en twee jaar wethouder. Als
ik de moskee in loop, dan weet ik waar ik wel en niet komen mag en
accepteer ik dat ik geen hand krijg. Buurtvaders corrigeren hun eigen
families, ze zoeken de twintig raddraaiers op. Er wonen hier veel goed
opgeleide Marokkanen, Turken en Antillianen. Discriminatie accepteer
ik niet. Ik grijp zelfs liever te vroeg in dan te laat. De dialoog is heel
belangrijk hier in Lelystad. Hoe meer we mensen nu met elkaar in
contact kunnen brengen, hoe beter we straks eventuele bezuinigingen
en tegenslag aankunnen.’
DetacherenVeel gemeenten in Nederland hebben de afgelopen jaren hun
buurthuizen juist gesloten. Waarom lukt het in Lelystad wel om ze
om te toveren tot levendige ontmoetingsplekken? ‘Het geld dat we
hier als gemeente aan besteden, past gewoon in onze begroting,’
zegt Meta Jacobs. ‘In ons coalitieakkoord hebben we twee dingen
afgesproken die voor mij als wethouder zeer belangrijk zijn. Ten eerste
wil Lelystad een effectief sociaal beleid voeren. En ten tweede komt
er geen lastenverhoging voor de burger. Tot nu toe slagen we erin om
beide beloften na te komen, al weet ik niet zeker of dat ook lukt als het
kabinet straks besluit nog eens een miljard of vijf te bezuinigen.’
Vorig jaar kampte de gemeente Lelystad met een Wmo-tekort van
1,7 miljoen euro op de individuele Wmo-voorzieningen. Meta Jacobs
introduceerde toen het ‘stoplichtmodel’. Op thema’s als huishoudelijke
hulp, vervoer, woningaanpassingen bracht Jacobs per thema de kosten
in beeld die ermee gemoeid waren plus de effecten van eventuele
bezuinigingen. ‘Rood’ betekende niet bezuinigen, ‘oranje’ betekende dat
ze als wethouder in overleg trad met de Wmo-raad over mogelijkheden
om te bezuinigen, ‘groen’ betekende groen licht voor bezuinigingen
- zoals het invoeren van een landelijk vastgestelde eigen bijdrage. De
gemeenteraad als hoogste orgaan kon zo keuzes maken en het advies
van de cliëntenraad erbij betrekken. ‘Maar uiteindelijk gaat het mij niet
alleen om geld,’ zegt Meta Jacobs. ‘Voor uitbreiding van taken zoek
ik niet altijd budget. Ik wil geen geld, ik wil handen. Zo hebben we
sinds 1 januari 2012 elf ambtenaren die hier in het stadhuis werkten,
gedetacheerd naar een de welzijnsorganisatie in Lelystad, met wie we
heldere prestatieafspraken maken. En we blijven kijken naar wie er
binnen werkt maar zich buiten nuttiger kan maken. De gemeente heeft
de regie en de uitvoering ligt bij de uitvoerende organisaties. Daarmee
28 Vereniging Van nederlandse gemeenten
voorkomen we gedwongen ontslagen. Langzamerhand zien we dat
ook steeds meer organisaties willen meedenken en meedoen met deze
aanpak. De gemeente neemt steeds meer taken uit de AWBZ over, het is
dus in het belang van deze organisaties zelf dat ze met ons meedenken.’
WelzijnSinds de introductie van welzijnsteams in Lelystad is het aantal
mensen dat zich met welzijn bezighoudt steeds verder toegenomen.
‘Ligt onoverzichtelijkheid op de loer?’ vraagt Annemarie Voogd,
voorzitter van de Wmo-cliëntenraad, zich af. Meta Jacobs ziet vooral
voordelen. ‘Het voordeel van omvang en volume is dat mensen
binnen welzijn carrière kunnen maken. Ja, het aantal mensen dat zich
bezighoudt met welzijn is groot, maar er staat nu wel een volwassen
organisatie met professionele medewerkers. Zo hebben we naast deze
welzijnsorganisatie vanuit het sportbedrijf veertien sportmedewerkers in
dienst. Zij gaan wandelen met mensen, zetten zeer stevig in op preventie
en bieden activiteiten aan op de Brede School. Wij hebben met de
organisaties duidelijke afspraken gemaakt over prestaties die ze moeten
leveren. En dat dat werkt, is de afgelopen twee jaar wel bewezen. We
hebben veel bereikt. De jongeren die projecten willen doen, maken
nu ook deel uit van de welzijnsorganisatie. Er was een vrijwilliger die
activiteiten organiseerde voor mensen met een GGZ-achtergrond, maar
dat trok maar weinig mensen. Goedbedoeld, maar niet effectief. Die
activiteit hebben we nu geïntegreerd in het reguliere welzijnswerk.’
Hoe stelt Lelystad in de praktijk de vraag van mensen centraal, zoals de
Kanteling beoogt? Twee aspecten zijn daarin belangrijk, zegt Maria van
den Bremer, beleidsadviseur Wmo: ‘Het aanbod moet niet leidend zijn en
de cliënt moet bij één loket terecht kunnen. Aan dat laatste werken we
nu. Hier in het stadhuis is een Zorgplein ingericht. De MO-zaak, voorheen
het CIZ, is daar al aanwezig en MEE komt er binnenkort bij. MEE wil veel
meer zichtbaar zijn voor burgers. Prima. De gemeente zorgt voor de
eerste intake en MEE voert zo nodig een uitgebreid gesprek. Zij weten
als geen ander hoe je mensen kunt aanspreken op hun eigen kracht. MEE
gaat daarover hier het gesprek aan of gaat naar de mensen in de wijk
toe. Eerst kijken ze of iemand het probleem binnen zijn eigen netwerk
kan oplossen en ze onderzoeken de mogelijkheid om bijvoorbeeld een
vrijwilliger in te zetten. Ook beoordelen zij of een indicatie gewenst is.
Zo ja, dan gaat de betreffende persoon naar de MO Groep. Zo willen we
onze toegankelijkheid vergroten.’
29Vereniging Van nederlandse gemeenten
Ook de welzijnsteams doen in de wijk aan vraagverheldering. Van
den Bremer: ‘Mensen met een uitkering zouden in het kader van hun
resocialisatie bij mensen langs kunnen gaan om aan te kondigen dat er
een activiteit plaatsvindt in het multifunctioneel centrum. Als zij zien
dat er op een bepaald adres meerdere keren niet open wordt gedaan,
kunnen zij dat doorgeven aan het welzijnsteam.’
Lia van Vliet, lid van de Wmo-cliëntenraad, vult aan: ‘In het
multifunctioneel centrum zijn ook de mantelzorgorganisatie en
ouderenadviseurs aanwezig. Zij staan in nauw contact met MEE. En de
ouderenadviseurs gaan op bezoek bij iedereen die 70 jaar is geworden.
Al deze activiteiten passen mooi in de Kanteling, maar ook in onze
voorbereiding op de transitie AWBZ: wie zich goed voelt, doet veel
minder snel een beroep op de AWBZ.’
De Kanteling vergt niet alleen een omslag in het denken en doen van
de gemeente en welzijnsorganisaties, maar ook van de inwoners van
Lelystad. Lia van Vliet: ‘Mensen denken nog steeds dat de gemeente
problemen wel oplost. Ik zeg dan altijd: de gemeente? Dat zijn wij! Wat
denk je dat al die graffiti kost? En die hondenpoep? Zullen we daar eens
mee beginnen?’
Meta Jacobs: ‘Ik vind dat de doelgroep angstig mag zijn met al deze
veranderingen. En dus moeten we veel uitleggen. Mensen kunnen mij
altijd bellen. Want het mag nooit zo zijn dat mensen angstig worden
doordat we als gemeente niet goed hebben gecommuniceerd. Natuurlijk
maken we wel eens fouten, maar die moeten we dan snel en goed
herstellen. Zelf woon ik in een wijk met veel 55-plussers. Ik weet uit
eigen ervaring: mensen eisen van alles van de overheid. Ik vraag dan
altijd: “Waarom wilt u zo graag hetzelfde als een ander?” Dan gaan
mensen nadenken, zo creëren we bewustwording. We nemen langzaam
afscheid van de charitassamenleving: “O, heeft u een probleem? Wij
lossen het voor u op.” Maar de omslag heeft tijd nodig.’
Zilveren krachtWat daarbij niet helpt, voegt ze eraan toe, is de ‘stapeling van
bezuinigingsmaatregelen aan de onderkant van de samenleving’,
zoals ze het noemt. ‘Die bezuinigingen baren mij zorgen. Kinderen die
moeilijk leren, zitten nog veel te vaak thuis. Mensen die inactief zijn,
moeten we nog meer inzetten in de wijk. Laat ze lijnen trekken op het
voetbalveld, schoonmaken in de wijk, vegen op het schoolplein. Iedereen
wil een toekomst voor zichzelf.’
30 Vereniging Van nederlandse gemeenten
Lia van Vliet is van mening dat de gemeente Lelystad nog beter het
goede voorbeeld zou kunnen geven: ‘Er kunnen veel meer conciërges op
basisscholen aan de slag.’
Meta Jacobs: ‘De Melkertbanen waren in dat opzicht een uitstekende
uitvinding. Ik zou liefst vandaag meer conciërges op basisscholen aan
de slag willen laten gaan. Maar dat is lang onmogelijk geweest wegens
wettelijke beperkingen. Gelukkig biedt de wet sinds kort weer de
mogelijkheid om mensen een maatschappelijke tegenprestatie te vragen.
Die kans willen we benutten. Bedrijven zijn niet angstig voor deze
doelgroepen, maar ze willen wel graag subsidie voor de begeleiding die
het hen kost. In de G32 wordt daar veel aandacht voor gevraagd. Maar
er is politieke wil voor nodig.’
De uitdaging voor haar gemeente, meent Meta Jacobs, is om maatwerk
te leveren. ‘Gelukkig is Lelystad overzichtelijk. Zo hebben we hier
een bedrijfskring waarbij 450 bedrijven zijn aangesloten. Wij willen
stimuleren dat bedrijven aandacht hebben voor maatschappelijk
ondernemen. De Rabobank heeft bij haar vijftigjarig bestaan 170
medewerkers laten meewerken aan projecten in de stad. Een
horecabedrijf heeft restaurantvouchers uitgedeeld aan mantelzorgers
en aan mensen die vrijwilligerswerk verrichten, onder het motto “Deze
mensen hebben de tijd noch het geld om uit eten te gaan.”’
Ook vrijwilligerswerk is belangrijk, benadrukt de wethouder. ‘Elkaar
helpen moeten we stimuleren, op dat gebied kan nog veel meer
gebeuren. De komende tien jaar gaan we in Lelystad van achtduizend
naar vijftienduizend 65-plussers. De zilveren kracht vanaf 55 jaar wil
Lelystad interesseren voor vrijwilligerswerk. Hen kunnen we heel goed
gebruiken. Lelystad wil hen niet alleen koffie laten drinken, maar ook
koffie laten schenken. Met succes: Lelystad kent een percentage van
49 procent vrijwilligers, dat is veel in vergelijking met het landelijk
gemiddelde. Ik noem dat een “natuurlijke kanteling”. Maar het gaat
nog verder. We kunnen alles en iedereen aan elkaar koppelen. Mensen
die ZZP’er waren in de bouw maar die nu zonder werk zitten, verzorgen
tuintjes van mensen. Mijn slogan is: samen leven, samen zorgen. Je kunt
niet zonder elkaar. Heeft iemand een GGZ-achtergrond? Daar staan we
open voor. Het is de dood in de pot als je mensen niet meer vertrouwt.
Geef iedereen een toekomstperspectief.’
31Vereniging Van nederlandse gemeenten
Wmo-cliëntenraadZowel de gemeente als de Wmo-cliëntenraad is tevreden over de
samenwerking. ‘Ik verwerk de mening van de Wmo-cliëntenraad altijd in
de notities die ik naar de gemeenteraad stuur,’ zegt Meta Jacobs.
Lia van Vliet: ‘Wij zijn een grote Wmo-raad bestaande uit mensen die
allemaal een eigen achterban vertegenwoordigen. Wij krijgen dan ook
heel veel signalen over hoe de uitvoering van de Wmo en de Kanteling
verloopt. Sommige leden van onze raad maken ook deel uit van een
wijkraad.’ Toch lukt het nog niet om alle burgers te bereiken, erkent Van
Vliet. ‘Mensen zeggen: “Het Zorgplein? Nee, daar heb ik nog nooit van
gehoord.” En of wij als Wmo-raad alle betrokkenen bereiken, weet ik
ook niet.’
Welke tips heeft Annemarie Voogd als voorzitter van de
Wmo-cliëntenraad voor andere Wmo-raden? ‘Zorg voor veel
ervaringsdeskundigheid,’ antwoordt ze. ‘Een Wmo-raad met alleen
maar professionals, dat werkt niet. Wij hebben er bewust voor
gekozen om mensen uit de doelgroep te selecteren, er zijn dus geen
vertegenwoordigers van instellingen in onze Wmo-raad. Mensen
moeten op basis van ervaring kunnen aangeven hoe het wel moet.
Alleen maar beleid afkraken kunnen we allemaal. Wij proberen altijd
opbouwende kritiek te geven en aan te geven hoe het anders kan. Open
communiceren en een goede sfeer, dat is belangrijk. En zorg voor een
goede relatie met de gemeenteraad.’
32 Vereniging Van nederlandse gemeenten
33Vereniging Van nederlandse gemeenten
Nijmegen: ‘Never waste a good crisis’
Zelfregie, samenredzaamheid en sociale wijkteams: dat zijn de
sleutelbegrippen in de Kanteling zoals Nijmegen die doormaakt.
Wethouder Bert Frings: ‘Sociale wijkteams sturen de zorgorganisaties
aan, dat is het idee.’
In de visie van wethouder Bert Frings op de Kanteling staan twee
begrippen centraal. ‘Het eerste begrip is “zelfregie”: we laten de inwoners
steeds meer aan het stuur zitten om hun eigen leven te bepalen. Het
tweede begrip is “samenredzaamheid”. Dat woord zul je in Van Dale niet
terugvinden, maar het betekent dat je je weet te redden met behulp van
je netwerk en eventueel met behulp van professionals,’ aldus Frings. ‘Bij dit
alles geldt wel dat er voor kwetsbare mensen altijd opvang is en blijft.’ De
zorg die iemand krijgt, is volgens Frings visueel weer te geven als kringen
om hem of haar heen. ‘In de eerste kring vind je de zorg die het dichtst bij
huis georganiseerd kan worden: door familie, vrienden en kennissen in te
schakelen. De meest toegankelijke ondersteuning is dus het meest dichtbij.
Samenredzaamheid heeft betrekking op die eerste kring van zorg. In de
kringen daaromheen bevinden zich achtereenvolgens de wijk en de stad.
34 Vereniging Van nederlandse gemeenten
En in de vierde kring bevindt zich de zorg die alleen verder van huis te
vinden is. Denk aan de hulp voor mensen met een verslaving, aan dak- en
thuislozen: die hulp blijven we regionaal organiseren.’
Maar, zo voegt Frings eraan toe, de Nijmeegse praktijk nu is nog
traditioneel: ‘In onze verordening wordt nog gewoon het handboek
van verstrekkingen genoemd. In mijn beleving zijn we zeker nog geen
voorloper wat betreft de Kanteling. Maar onze ambities zijn hoog.’
Sociale wijkteamsIn de Nijmeegse ideeën is een belangrijke rol weggelegd voor ‘sociale
wijkteams’. Dat zijn teams van generalisten uit diverse zorginstellingen die
onafhankelijk van bestaande instellingen de kwetsbaarste groepen in een
wijk gaan ondersteunen en die zelfredzaamheid bij de minder kwetsbaren
stimuleren. Vier Nijmeegse gebieden worden pilotwijken voor de sociale
wijkteams. Deze vier wijkteams bereiken straks eenderde van de inwoners.
Een team bestaat uit minimaal drie en maximaal zes personen. Bert Frings:
‘Zij zijn weliswaar generalisten, maar ze hebben wel een specialistische
achtergrond. Ze moeten los van hun moederorganisatie werken. De teams
richten zich op wonen, welzijn en zorg en op problemen die typerend
zijn voor elke wijk zelf. In wijk Lindenholt bijvoorbeeld vragen ouderen
en mensen met een psychische problematiek om extra aandacht.’ Frings
benadrukt dat er op de werkvloer ‘commitment’ is voor de teams . ‘Daar
hebben we voor gezorgd. Nu is het zaak om ook de directies en besturen
van de verschillende organisaties mee te krijgen. Wijkteams sturen de
zorgorganisaties aan, dat is het idee. Een van die organisaties voorspelde
dat het over vier jaar alleen nog als werkgever van ZZP’ers bestaat. De
organisatie geeft een garantie af voor hun kwaliteit, maar de teams zijn
zelfsturend en bestaan straks geheel uit ZZP’ers die de begeleiding en
zorg organiseren. Het is ook voor ons als gemeente een cultuuromslag. We
zullen moeten ontschotten.’
Om de sociale wijkteams met de juiste opdracht de wijk in te kunnen
sturen, zocht de gemeente Nijmegen contact met Martha van Biene
van de Wmo-werkplaats van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
(HAN). ‘Na een intervisietraject concludeerden we dat we eerst de wijken
moesten beschrijven. Dat hebben we gedaan. Ook concludeerden we dat
de beste methode zou zijn om aan de functies binnen het wijkteam vooral
een competentieprofiel te koppelen. Vervolgens vragen we de betrokken
organisaties mensen te leveren aan het team. Ik vind het heel goed dat wij
35Vereniging Van nederlandse gemeenten
als gemeente en het zorgkantoor samen de opdrachtgevers zijn en werken
met ontschotte budgetten.
Het Zorgkantoor wil dit zorgvuldig doen dus we beginnen nu met de
zaken die we nu al kunnen realiseren. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om
extra geld voor opleiding en intervisie. In mijn vorige leven als raadslid in
Venlo heb ik gezien dat deze aanpak uitstekend kan werken. Daar werkte
zorgverzekeraar VGZ mee, zij zijn ook hier een van de belangrijkste spelers
en willen best wijkgericht werken.’ Jan Bannink, projectmanager Wmo van
de gemeente Nijmegen, zegt: ‘De winst voor de verzekeraar is dat hij “aan
de achterkant” kosten bespaart. Als ze nu investeren in het voorkomen
van bijvoorbeeld overgewicht, besparen ze straks een heleboel geld aan
de behandeling ervan.’
Opvang in regio, dagbesteding in wijkBert Frings vertelt dat Nijmegen voor prestatieveld 7, 8 en 9 (de ‘zware
problematiek’) van de Wmo samenwerkt met drie andere Gelderse
gemeenten en dat ze er samen voor hebben gekozen om over te stappen
van een opvangmodel naar een ambulant model. ‘Zo zorgen we er bij
een uithuisplaatsing voor dat de betreffende persoon weer naar huis kan
en dat hij ambulante begeleiding krijgt. Dat is veel goedkoper dan het
financieren van al die opvanghuizen. Nu schakelen we voor elke beperking
twee of meer organisaties in. Straks gaat iedereen die tot prestatieveld
7, 8 of 9 behoort naar één en dezelfde plek. Zo doen we dat straks in de
hele regio. Die wijkgerichte aanpak is ook perfect voor de AWBZ-taken
begeleiding en dagbesteding. Nu worden nog veel wijkbewoners de wijk
uit gereden om hun dag elders te besteden. Straks zijn er voorzieningen
in hun eigen wijk. Er was in een van de wijken bijvoorbeeld een
dagopvanginstelling voor mensen met een verstandelijke beperking. Zij
waren van mening dat die doelgroep niet samen kon gaan met mensen
met een psychiatrische achtergrond. Nou, zeiden wij als gemeente,
volgens ons is dat best te realiseren. Kijk maar eens naar Breed, de sociale
werkvoorziening in deze regio. Daar werken deze twee groepen al jaren
samen in één en dezelfde ruimte, aan één en hetzelfde project. Wij zijn
sterk voorstander van “Het geld volgt de cliënt”. Concreet betekent het
dat iemand zelf bepaalt dat hij twee dagen naar de hobbywerkplaats gaat
en twee dagen naar de dagbesteding. Dat is allemaal te regelen. Het is het
scheiden van wonen en zorg.’
Volgens Jan Bannink is het belangrijk om de mensen in de wijken
te kennen én dat de mensen in de wijk zich gekend voelen. ‘De
36 Vereniging Van nederlandse gemeenten
introductie van de Wmo ging gepaard met een indicatiesysteem en een
verstrekkingenboek. Dat was een vorm van georganiseerd wantrouwen
aan de voorkant. Met de Kanteling zijn we nu op weg naar wat ik noem
“gekend vertrouwen”. Alleen als daarvan sprake is, dan is maatwerk
mogelijk. Waarom moet een gehandicapt kind naar het loket komen om
te laten zien dat hij of zij nog steeds gehandicapt is? Als mensen zich
gekend weten, dan krijgen ze dat soort verzoeken niet meer. Gekend zijn
op wijkniveau is cruciaal. De sociale wijkteams helpen ons daarbij.’
Output en outcomeDe gemeente Nijmegen wil dat de wijkteams op termijn ook in staat zijn
een analyse en prognose te verschaffen van hoe doelgroepen zich binnen
de Wmo ontwikkelen en welk effect bezuinigingen hebben. Daarnaast
levert de pilot met vier sociale wijkteams cijfers en kwalitatieve informatie
op om de zorgbehoefte in een wijk in beeld te kunnen brengen; de
wijkteams kunnen een sociale kaart opstellen en bijhouden. De gemeente
kijkt straks ook wat de concrete opbrengsten zijn (‘output’) van de nieuwe
aanpak: hoeveel en welke mensen worden hoe en door wie geholpen?
Frings: ‘Wat ik zou willen, is dat ik straks als ik vijftien huisartsen bel
te horen krijg dat 75% van de mensen die een beroep doen op hun
medewerkers goed wordt geholpen. Dat is horizontale verantwoording in
optima forma. Dan krijgen we kwalitatieve informatie.’
Maar Nijmegen wil ook de outcome kunnen volgen: het antwoord op
de vraag of de wijk gelukkiger, gezonder en leefbaarder wordt. Jan
Bannink: ‘Op welke outcome we precies gaan sturen, willen we in de pilot
uitdokteren. We gaan de outcome in elk geval niet vastleggen in termen
van “zoveel dossiers afsluiten in zoveel tijd”. Het gevaar bestaat dat wij als
gemeente helemaal bepalen hoe de sociale wijkteams gaan functioneren.
Dat is niet de bedoeling. De bedoeling is dat mensen zelf de regie krijgen.’
Het doel is volgens Bannink een methode waarbij een gezin zelf
eigenaar van het plan van aanpak wordt en het gezin voor oplossingen
eerst kijkt naar het eigen netwerk. ‘Het plan van het ene gezin kan dus
verschillen van het plan van het andere gezin. We realiseren dus bewust
ongelijkheid.’ Maar zijn deze gezinnen wel in staat om zelf eigenaar te
worden van hun plan? Bert Frings: ‘Het gaat om een instrument waarbij
deze mensen hun eigen digitaal patiëntendossier beheren. En passant
is dan ook het vraagstuk rondom privacy perfect geregeld. Maar de
professional zit zoveel mogelijk op zijn handen tijdens het gesprek. Pas
als mensen er niet zelf uitkomen en ook andere oplossingen binnen het
37Vereniging Van nederlandse gemeenten
eigen netwerk zoals mantelzorg tekortschieten, komt er professionele
ondersteuning. Dat is de cirkel van samenredzaamheid.’
Jan Bannink: ‘Het enige moment waarop wij eventueel de regie
overnemen, is bij multiprobleemgezinnen die zorg mijden of veel overlast
veroorzaken. Dan passen we drang en dwang toe. Maar dat leidt vrijwel
altijd tot medewerking van de gezinnen. Vaak zijn ze zelfs blij dat we de
regie overnemen, omdat ze zich realiseren dat het zo niet verder kon en
dat er niets veranderd was als ze het zelf hadden moeten doen.’
BezuinigingenDe plannen van de gemeente Nijmegen kunnen op brede steun rekenen,
aldus Bert Frings. ‘Tussen mei en september 2011 vond de inspraak
plaats rondom ons nieuwe Wmo-beleidsplan. Het eindigde met een
inspraakbijeenkomst. Tachtig procent van de aanwezigen was het eens
met de inhoud van het plan, van de dertien insprekers was het merendeel
positief.’
Jos Kersten, directeur van de Werkgroep Integratie Gehandicapten (WIG),
vertelt dat ook hij de visie van de gemeente Nijmegen onderschrijft.
‘Met name de integrale benadering, het vooropstellen van iemands
behoefte en het dichtbij huis organiseren van de zorg spreekt ons aan.
Waar we ook in meegaan, is het feit dat eerst iemands eigen kracht
en het eigen netwerk worden aangesproken, vervolgens de collectieve
voorzieningen en pas daarna de individuele voorzieningen. Prima.’ Toch
plaatst hij ook een kanttekening. ‘Wat ons zorgen baart, is dat deze
goede ontwikkeling onder druk staat doordat hij gepaard gaat met een
forse bezuinigingstaakstelling.’ Bert Frings bevestigt dat: ‘We moeten
als gemeente van 68 miljoen euro naar 58 miljoen euro, en daar heb ik
de grotestedenbudgetten al bijgeteld. De fors toenemende vraag naar
individuele voorzieningen geeft de grootste financiële druk.’
Jos Kersten: ‘Als Werkgroep Integratie Gehandicapten zijn wij in de eerste
plaats belangenbehartiger. Het gevaar van de bezuinigingen op korte
termijn is dat er weerstand ontstaat. Wat burgers zien en voelen, is dat ze
naast landelijke bezuinigingen nu ook lokaal een eigen bijdrage moeten
betalen voor Wmo-voorzieningen, zoals een scootmobiel. Deze stapeling
van bezuinigingen leidt tot een lager besteedbaar inkomen. Vergeet niet
dat geld een belangrijk middel is om te kunnen participeren, bijvoorbeeld
om een cursus te volgen. Mensen zien dat ze minder geld tot hun
beschikking hebben, maar ze hebben nog geen zicht op het proces waar
de gemeente mee bezig is. Ze ervaren nog niet de positieve gevolgen van
38 Vereniging Van nederlandse gemeenten
de Kanteling, bijvoorbeeld doordat de gemeente figuurlijk gezien naast
hen komt zitten aan de keukentafel in plaats van tegenover hen. Waar wij
als organisatie naartoe willen, is dat we niet alleen belangen behartigen,
maar ook nadrukkelijk een rol spelen in het weerbaarder maken van
mensen. Het bevorderen dus van zelfregie.’
Jan Bannink: ‘De win-winsituatie waar wij als gemeente naar streven is dat
betere zorg hand in hand gaat met lagere kosten. Dat willen we bereiken
door niet langer alleen maar te kijken naar de beschikbare voorzieningen.
Onze mensen moeten eigen regie en het gebruik van collectieve
voorzieningen stimuleren. Daardoor stijgt de kwaliteit van de oplossing en
daalt het beroep op dure individuele voorzieningen.’
Belangenbehartiging plusBert Frings zegt blij te zijn met de opstelling van de WIG in de Kanteling.
‘De WIG was van oudsher een belangenorganisatie van gehandicapten.
Ook jullie zijn bezig met een Kanteling, ook jullie zijn voorstander van
zelfregie. Sterker nog, de WIG wil een zelfregiecentrum opzetten. Dat vind
ik een prima initiatief. Ik noem dat belangenbehartiging plus.’
Jos Kersten: ‘In het zelfregiecentrum gaan we cursussen aanbieden onder
de noemer “empowerment”, coaching verzorgen en zelfhulpgroepen
en lotgenotencontact ondersteunen. Door samenwerking met andere
belangenorganisaties bedienen we straks niet alleen mensen met een
lichamelijke beperking, maar ook mensen met een verstandelijke of
psychische beperking. Dat doen we zoveel mogelijk volgens het principe
voor en door de doelgroep, met enige professionele begeleiding.’
Bert Frings: ‘Ik zie om mij heen meer van zulke initiatieven ontstaan.
Op dit moment verstrekken wij als gemeente aan drie organisaties
subsidie die zich bezighouden met de opvang van risicojongeren. Maar
de mensen op de werkvloer hebben zelf het initiatief genomen om tot
één organisatie te komen. In 2012 gaan ze het opzetten, in 2013 moet
die organisatie er staan. Bij het jongerenwerk in de wijk Dukenburg is
eenzelfde beweging gaande. De verkokering eindigt.’
Jos Kersten: ‘De werkvloer ziet zijn kans schoon.’
Jan Bannink: ‘Wat deze initiatieven gemeen hebben, is dat ze enerzijds de
burger sterker maken en anderzijds de professional op zijn vakmanschap
aanspreken.’
Bert Frings: ‘In de aanbesteding van de huishoudelijke hulp, die we met
negen gemeenten tegelijk doen, vragen wij vanaf nu niet langer om een
urenverantwoording en ook niet meer om managementinformatie. De
39Vereniging Van nederlandse gemeenten
professional moet de ruimte krijgen om te doen waarvoor hij opgeleid is
en waar hij goed in is.’
Jan Bannink: ‘Toch zal een aantal organisaties straks schrikken als ze
geconfronteerd worden met de nieuwe aanpak.’
Bert Frings: ‘Organisaties zijn niet interessant, burgers zijn interessant.
De gemeenteraad onderschrijft onze visie, dat is belangrijk. We moeten
steeds blijven benadrukken hoe de route eruitziet. Mijn bedoeling is om
de veranderingen in gang te zetten en om vervolgens afstand te bewaren
vanaf het moment dat de nieuwe werkwijze een gewoonte is geworden.
Zo heb ik altijd gewerkt, zo wil ik dat ook nu doen. We moeten daarbij
wel steeds met burgers in gesprek blijven over de vraag of we nog goed
bezig zijn.’
Jos Kersten: ‘Als het gaat om individuele voorzieningen, dan is er een
uitvoeringsoverleg en wordt er een klantenpanel in het leven geroepen.
Daarnaast denken wij ook na over cliëntenparticipatie op het niveau van
de sociale wijkteams.’
Bert Frings: ‘En die inspraak is belangrijk. We hebben als gemeente
gelukkig weinig te maken met bezwaarprocedures en voor de rechter
moeten uitvechten wie in zijn recht staat. Maar die zeldzame gevallen
dat dat wel gebeurt, kosten ons apparaat heel veel tijd. Ik denk dat
belangenorganisaties een heel belangrijke rol kunnen spelen om de gang
naar de rechter te voorkomen. Zij kunnen het gat tussen de keukentafel
en de rechter vullen met bijvoorbeeld mediation. Dat was tot nu toe lastig,
omdat het thuishoorde bij de organisatie die de indicaties deed.’
A good crisisWelke ‘Kantelingstips’ heeft de gemeente Nijmegen voor andere steden?
Bert Frings en Jan Bannink vinden het nog te vroeg om andere gemeenten
nu al adviezen te geven. ‘Als we twee jaar onderweg zijn met de sociale
wijkteams en de resultaten zijn dan goed, dan kunnen we de trom slaan.
Nu nog niet. De kunst is nu om de cultuuromslag zoals die ons voor ogen
staat te realiseren.’ Bert Frings wil wel één advies kwijt: ‘Wees standvastig,
heb lef en durf fouten te maken.’
Jos Kersten meent dat het de opgave is om het wantrouwen dat burgers
nu nog voelen, het gevoel dat alles alleen maar slechter wordt, plaats te
laten maken voor het gevoel dat er ook winst te behalen is.
Bert Frings sluit zich daar met een Engels gezegde graag bij aan: ‘Never
waste a good crisis.’
40 Vereniging Van nederlandse gemeenten
41Vereniging Van nederlandse gemeenten
Het succes van de Kanteling hangt mede af van het succes van informele
zorg. Hoe geeft de gemeente Alkmaar inhoud aan informele zorg?
Op initiatief van het project de Kanteling discussieerde Wmo-wethouder
Martin Hagen (Trots op Nederland) onlangs met belangenbehartigers.
‘Je mag mensen erop aanspreken dat we het samen moeten doen.’
Inzet van informele zorg gaat niet vanzelf. Daar is visie en beleid voor
nodig, en het vergt investeringen van de gemeente. Wethouder Martin
Hagen somt om te beginnen een aantal aspecten op die kenmerkend zijn
voor de informele zorg in de gemeente Alkmaar.
Allereerst is het van belang om te erkennen dat nogal wat mantelzorgers
overbelast raken, zegt Martin Hagen: ‘De kunst is ervoor te zorgen dat
mantelzorgers zelf geen object van zorg worden. Mantelzorgers moeten
zelf herkennen wanneer ze overbelast raken. Als gemeente Alkmaar kun-
nen we hen wel ondersteunen, bijvoorbeeld door hen extra vaardigheden
en kennis aan te leren, zodat de overbelasting afneemt. We hebben hier
in Alkmaar bijvoorbeeld een Respijthuis. Dat is een logeerhuis voor men-
sen met een chronische lichamelijke ziekte, zodat de mantelzorger even
Hoe organiseert Alkmaar informele zorg?
42 Vereniging Van nederlandse gemeenten
op adem kan komen. Daarnaast biedt het Respijthuis gerichte cursussen
aan de mantelzorgers aan, zodat deze beter in staat zijn hun taken uit te
voeren. Dat Respijthuis wordt gefinancierd door de zorgverzekeraars en de
AWBZ en door een eigen bijdrage. Dat deze financiering in de toekomst
overgaat naar de Wmo, vind ik een goede zaak.’
Kees Wiersma, die ouderen vertegenwoordigt in de Alkmaarse Wmo-raad,
plaatst een kanttekening bij het Respijthuis. ‘Het Respijthuis is inderdaad
een AWBZ-voorziening waarvoor mensen een CIZ-indicatie nodig hebben.
Het Zorgkantoor heeft echter geen contract met het Respijthuis voor
mensen met een verblijfsindicatie. Het CAK vraagt een eigen bijdrage en
dan geldt ook nog een eigen bijdrage van veertig euro per dag. Hoge
kosten dus. Er is geen bijzondere bijstand mogelijk. Het Respijthuis is dus
typisch een voorziening voor mensen die het zich kunnen veroorloven.’
‘Ons nieuwe Wmo-beleidsplan staat ook bij dit soort problemen stil,’
reageert wethouder Hagen. ‘Daar moeten we zien hoe het probleem eruit
ziet en wie daar wat aan kan bijdragen.’
In gesprekAlkmaar heeft te maken met een dubbele vergrijzing: Alkmaarders worden
gemiddeld ouder en er komen meer ouderen bij. Die ontwikkeling biedt
volgens de wethouder kansen. De babyboomers die ouder worden zijn
doorgaans beter opgeleid dan de ouderen van vroeger en zijn fysiek veelal
gezonder dan de vorige generatie ouderen. ‘Het gevolg daarvan is dat we
meer van deze mensen kunnen en mogen vragen, dat ze meer betrokken
kunnen worden bij het verlenen van informele zorg. We zijn momenteel
in gesprek met verschillende organisaties om zo gezamenlijk het nieuwe
Alkmaarse Wmo-beleid op te stellen. Dit zijn onder meer organisaties die
de doelgroep Wmo’ers vertegenwoordigen en organisaties die welzijn en
zorg uitvoeren.’ Daarnaast is er nog een tweede groep mensen die wethou-
der Hagen meer wil betrekken bij informele zorg: mensen die actief zijn
voor levensbeschouwelijke en religieuze organisaties. ‘Zij zijn van oudsher
gewend om meer voor elkaar te zorgen en hebben een netwerk,’ meent
Hagen. ‘Maar ze zijn in het huidige tijdsgewricht meer in de zijlijn geduwd.
Het zijn mensen met een intrinsieke motivatie. Die moeten we benutten.’
Eduard van Leeuwen, voorzitter van het cliëntenplatform Alkmaar,
merkt op dat in levensbeschouwelijke organisaties vooral ouderen goed
vertegenwoordigd zijn. Zijn zij wel bereid om vrijwilligerswerk te doen?
‘Ik praat met bestuurders en die moeten hun tentakels hebben met hun
achterban,’ antwoordt Hagen. ‘Het mobiliseren van nieuwe ouderen is
43Vereniging Van nederlandse gemeenten
inderdaad een aandachtspunt. Zij zijn soms wat individueler gericht op hoe
zij hun eigen leven leuk vorm kunnen geven. Anderzijds is een groot deel
van hen opgegroeid in de jaren zestig van de vorige eeuw. Die generatie is
gewend om te denken in sociale netwerken en elkaar helpen.’
Van Leeuwen is ook nieuwsgierig naar de relatie tussen informele zorg
en de Wwb. ‘Kunnen mensen die een uitkering hebben en dus verplicht
zijn te solliciteren ontheven worden van hun sollicitatieverplichting als
ze mantelzorg of vrijwilligerswerk verrichten?’ Hagen antwoordt dat
het onwenselijk is als iemand met een uitkering door het verrichten van
langdurige mantelzorg al te ver van de arbeidsmarkt afdrijft. Maar bij
iemand die al een grote afstand heeft tot de arbeidsmarkt, is op grond van
geldend beleid ontheffing van de sollicitatieplicht mogelijk.’
Veranderde rol Hagen wijst ook op de veranderde rol van het welzijnswerk. ‘Vroeger werd
welzijnswerk gezien als een oplossing. Een neveneffect van de Kanteling is
dat het welzijnswerk een andere rol moet gaan spelen. De professional van
het welzijnswerk moet zich terughoudender opstellen dan hij gewend was.
Hij moet de eigen kracht en het vermogen van mensen zelf centraal stellen,
en pas daarna kijken welke bijdrage hijzelf eventueel nog kan leveren.
Ook kan het welzijnswerk belangrijk zijn in het benaderen van potentiële
vrijwilligers.’ Volgens Hagen hebben professionele hulpverleners soms de
neiging te denken en te handelen vanuit hun aanbod, niet zozeer vanuit
de behoeften van een persoon. ‘Ze zijn niet altijd op maatwerk gericht, en
vergeten nog wel eens te kijken naar wat mensen zelf kunnen.’
VrijwilligersKees Wiersma meent dat de Kanteling te veel leunt op informele zorg.
‘De discussie over vrijwilligerswerk is een oude discussie. Jullie mikken
op een fenomeen dat al dertig jaar oud is, zoals iemand laten meerijden
naar de kerk. Ik ben van mening dat het niet realistisch is om zulke hoge
verwachtingen te hebben van vrijwilligers en van mantelzorgers. We
moeten meer inzetten op professionele zorg of op vergoedingen van
informele zorg. Maar dat kost geld. Bovendien vind ik dat gemeenten meer
moeten doen aan deskundigheidsbevordering van vrijwilligers. De nieuwe
groepen cliënten die vanuit de AWBZ worden overgeheveld naar de Wmo
en dus naar gemeenten vragen om vrijwilligers met specifieke kennis en
kunde. Die cliënten zijn bijvoorbeeld mensen met dementie of mensen
met een autistische beperking. Hebben organisaties als Humanitas en De
44 Vereniging Van nederlandse gemeenten
Zonnebloem wel de middelen in huis om vrijwilligers zo op te leiden dat zij
deze mensen goed kunnen begeleiden?’
‘Ik ben in de politiek gegaan omdat ik een idealist en een realist ben,’
zegt Martin Hagen. ‘Ik hoop in staat te zijn om dit ook over te brengen,
zeker in een tijd waarin mensen vaak geneigd zijn om alleen naar zichzelf
te kijken. We leven in een samenleving, daar zit het woordje samen in. Ik
vind dat je mensen daarop mag aanspreken, dat je erop mag wijzen dat
we het samen moeten doen. Nu zijn mensen nog kwiek op hun 65ste of
75ste. Maar hoe zouden zij het vinden als er op hun 85ste niemand is die
voor hen zorgt? En wat betekent dat voor hun eigen rol nu ze nog wel
kwiek zijn? Op die verantwoordelijkheid spreek ik mensen graag aan. Maar
denken vanuit vergoedingen vind ik een oud kader. Ik ken een voorbeeld
van een buurvrouw die twee uur per week op bezoek komt bij iemand.
Nu is er echter een pgb aangevraagd om die bezoekjes te financieren. Met
zo’n actie wordt de sociale betrokkenheid onderuit gehaald. Ik vind dat de
spontaniteit moet blijven.’
Hans de Nobel, die in de Alkmaarse Wmo-raad mensen met een
verstandelijke beperking vertegenwoordigt, onderstreept de stelling dat
vrijwilligerswerk niet moet samengaan met een vergoeding. ‘We moeten
ervoor zorgen dat de commercie geen vat krijgt op het vrijwilligerwerk,
zoals bij pgb’s helaas wel is gebeurd. Vrijwilligers moeten plezier beleven
aan hun werk, niet aan een eventuele vergoeding. Tegelijkertijd moeten ze
wel goed gekwalificeerd en deskundig zijn en daar is aandacht voor nodig.’
Formeel en informeelHoe zullen formele en informele zorg zich in de toekomst met elkaar
verhouden? Ook die vraag is relevant, nu de rol van informele zorg de
komende jaren steeds groter moet worden. ‘Ze moeten van elkaar weten
met wie ze te maken hebben,’ antwoordt Martin Hagen. ‘Wat wordt er van
iemand gevraagd als mantelzorger? Er moet een vloeiende overgang zijn
tussen informele en formele zorg.’ Gerrit Prins, beleidsmedewerker Wmo
bij de gemeente Alkmaar, wijst erop dat er nu soms sprake is van spanning
tussen vrijwilligers en professionals. ‘De vrijwilliger zegt: ‘Professionals
hebben geen zicht op ons werk.’ De professional zegt: ‘De vrijwilliger
heeft onvoldoende kwaliteit.’ Een bindende factor is het arrangement dat
voortkomt uit de compensatieplicht: dat gaat ervan uit dat iemand zo goed
mogelijk wordt geholpen. Een voorwaarde is dat formele en informele
zorg elkaar vinden.’
Hans de Nobel: ‘Ik zie twee problemen als het gaat om de verhouding
tussen formele en informele zorg. Het eerst is dat ze beiden met hun
45Vereniging Van nederlandse gemeenten
eigen blik naar hun werk kijken en dat ze de ander zien als concurrent.
Het tweede probleem is de CIZ-indicatie. Die is uitsluitend toegesneden
op wat de professional moet doen. Ik ben het met Gerrit eens dat gezien
de compensatieplicht duidelijk moet zijn wie welke bijdrage levert en hoe
informele en formele zorg een brug kunnen slaan.’
Volgens Martin Hagen raken de voorgaande opmerkingen de kern van
de Kanteling. ‘Het gaat erom dat we op zoek gaan naar wat iemand
zelf kan bijdragen en dat we in beeld brengen wat zijn omgeving kan
betekenen. En hoe zijn de twee systemen informele en formele zorg
bij elkaar te brengen? Mijns inziens ligt er een belangrijke taak voor de
vraagverheldering en voor het Wmo-loket om deze twee werelden bij
elkaar te brengen en te verbinden.’
StellingAan het slot van de discussie krijgen alle deelnemers de ruimte voor een
laatste stelling. Herman Rood, lid van de Alkmaarse Wmo-raad, stelt dat
mensen die vanuit hun kokervisie en vanuit hun eigen organisatie blijven
denken geen antwoord kunnen bieden op de individuele zorgvraag van
burgers. Beleidsmedewerker Gerrit Prins zegt dat onderzoek laat zien
dat er niet overal een tekort is aan vrijwilligers. ‘Vrijwilligers moeten zich
kunnen identificeren met de organisatie waarvoor ze werken. Een over-
zichtelijke schaal en onderlinge verbondenheid is van groot belang voor
vrijwilligers en hun motivatie.’ Daarnaast signaleert Prins dat veel mensen
nog steeds verwachten dat de gemeente hun problemen oplost. ‘Dat ver-
groot de druk op professionals, terwijl er in de toekomst juist minder geld
is en minder beroepskrachten zijn.’ Wmo-raadslid Kees Wiersma stelt dat
mantelzorgers op tijd aan de bel moeten trekken als ze overbelast dreigen
te raken. ‘Het steunpunt mantelzorg is echter te onbekend. En de man-
telzorgmakelaar is er alleen voor mensen met een zorgverzekering. Hoe
krijgen we mantelzorgers zover dat ze een beroep doen op het steunpunt?
Hoe leiden we ze bijvoorbeeld vanaf de huisarts door?’
Het laatste woord is aan wethouder Martin Hagen. Hij meent dat de
gemeente niet alleen moet kijken naar het heden, maar ook naar de
toekomst. ‘We praten nu met de kennis van vandaag, terwijl de vrijwilliger
van de toekomst met een iPad rondloopt en bedrijven van de toekomst
hun maatschappelijk betrokkenheid tonen door hun medewerkers
vrijwilligerswerk te laten doen. Durf dus ‘out of the box’ te denken en
onderschat de veerkracht van mensen niet.’
46 Vereniging Van nederlandse gemeenten
47Vereniging Van nederlandse gemeenten
Middelburg laat mensen meedoen
Middelburg ontplooit al jaren allerlei activiteiten om de deelname
van mensen aan de samenleving te vergroten. Wat werkt? En welke
rol vervullen belangenbehartigers? In gesprek met een wethouder,
beleidsmedewerker en een belangenbehartiger.
Vraag wethouder Albert de Vries naar de belangrijkste kenmerken van
burgerparticipatie in Middelburg en binnen de kortste keren valt het
woord ‘Porthos’. Porthos (vernoemd naar een van de drie musketiers uit
de verhalen van Alexandre Dumas) is het gecombineerd loket van de
Wmo en het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). In het loket werken
de gemeente Middelburg, Maatschappelijk Werk Walcheren, Stichting
Welzijn Middelburg, MEE Zeeland, Indigo, Bureau Jeugdzorg, de GGD en
Manteling samen. Het idee erachter is dat Middelburgers alleen volwaar-
dig kunnen meedoen aan de samenleving als mensen de ondersteuning
krijgen die ze daadwerkelijk nodig hebben. Vandaar een breed aanbod
van diensten en producten op het gebied van zorg, welzijn, opvoeden en
opgroeien via één centraal loket. Porthos helpt Middelburgers om hun
48 Vereniging Van nederlandse gemeenten
vraag helder te krijgen en begeleidt hen naar antwoorden, advies en
concrete hulp.
‘De geïntegreerde manier van samenwerken van Porthos wil ik de ko-
mende jaren steeds verder laten groeien en ook verplaatsen naar de
wijken,’ zegt wethouder Albert de Vries. ‘Maar het implementeren van
die Porthos-werkwijze vergt wel een andere houding van de professio-
nals. Ze moeten eraan wennen dat het niet eng is als hun eigen organi-
satie een probleem niet oplost. Ze moeten afscheid nemen van de ‘CIZ-
houding’ die op elke vraag direct met een ondersteuningshulpmiddel op
de proppen komt.’
Martijn van Poecke, beleidsmedewerker van de gemeente Middelburg:
‘Na de eerste vraag van een burger legt Porthos de koppeling naar de
professionele organisaties, bijvoorbeeld jeugdgezondheidszorg. JGZ
overlegt met de klant en andere relevante organisaties, bijvoorbeeld de
GGZ, over mogelijke oplossingen. Zo ontstaan netwerken. Wij noemen
dat onze dialooggestuurde aanpak. Belangrijk is ook dat de organisaties
binnen Porthos eerst vragen wat iemand zelf nog kan. De professionals
begrijpen dat hun taak niet meer is het oplossen van probleem, maar het
helpen van de burger zijn probleem op te lossen.’
SuccesvolMedewerkers van Porthos zijn enthousiast over de nieuwe manier van
werken, zegt Van Poecke. ‘Zij zeggen: ‘Dit werkt zoveel beter dan ieder
in zijn eigen organisatie! In een half jaar heb ik een perfect beeld ge-
kregen van wat al die andere organisaties doen. Voorheen had ik geen
idee.’ Deze medewerkers zijn de beste ambassadeurs en pleitbezorgers
van waar wij heen willen.’ Volgens wethouder De Vries hebben ook Vlis-
singen en Veere de Middelburgse dialooggestuurde aanpak inmiddels
omarmd. De werkwijze van Porthos is zo succesvol dat deze de komende
jaren ook binnen Middelburg verder moet worden uitgebouwd, vindt Al-
bert de Vries. ‘Ik zou willen dat er een centraal loket komt dat alle door
ons ingezette instellingen gaat omvatten. Nu financieren wij organisaties
als Jeugdgezondheidszorg en Maatschappelijk werk. Maar wat mij be-
treft is er straks nog maar één, volledig ontschotte organisatie.’ Betekent
‘een ontschotte organisatie’ dat de huidige organisaties ook expertise
moeten gaan ontwikkelen op andere terreinen dan waarvoor ze nu wer-
ken? ‘Er zijn specialisten en generalisten,’ zegt Van Poecke. ‘Het is aan
het middenmanagement om te zorgen dat die verdeling steeds klopt.
Waar het om gaat, is dat we allemaal dezelfde visie delen.’
49Vereniging Van nederlandse gemeenten
WelzijnDe rol van het welzijnswerk is in Middelburg eveneens belangrijk. Maar
dan wel welzijnswerk dat past bij de Wmo en de Kanteling. ‘De taak van
welzijnsorganisaties is om mensen zover te krijgen dat ze zelf in actie
komen,’ zegt Albert de Vries. ‘Zij organiseren bijvoorbeeld buurtbemid-
deling en gesprekken tussen jong en oud. Maar zij stimuleren ook wat ik
noem cohesiebevorderende maatregelen: er is een vrijwilligerscentrale,
er worden huisregels opgesteld in appartementen- en flatgebouwen.’
Daarnaast telt Middelburg vijf ‘Grand Cafés’: ontmoetingsplaatsen voor
iedereen met activiteiten die toegankelijk zijn voor alle inwoners, ook
degenen met een smalle beurs. Ze worden door verschillende organisa-
ties geëxploiteerd, zoals Arduin (stichting die in Zeeland ondersteuning
geeft aan mensen met een verstandelijke beperking ) en Philadelphia
(landelijke netwerkorganisatie voor mensen die zorg en/of ondersteu-
ning nodig hebben). In Grand Café Willem werken bijvoorbeeld twaalf
mensen met een licht verstandelijke beperking. Hier kan iedereen terecht
voor een betaalbare lunch of diner, verzorgd door leerlingen van het
ROC.
ParticipatiefondsBehalve voor Porthos en welzijnswerk is er in Middelburg een belang-
rijke rol weggelegd voor een ‘ouderwets’ hulpmiddel om de participatie
van alle inwoners te bevorderen: geld. ‘Geld kan een hulpmiddel zijn
om de participatie van mensen te bevorderen,’ zegt De Vries onomwon-
den. ‘Wie de contributie van een sportvereniging kan betalen, zet een
belangrijke stap richting participatie aan de samenleving.’ Vandaar dat
de gemeente Middelburg een Participatiefonds in het leven riep. Wo-
ningcorporatie Woongoed Middelburg en de gemeente steken er geld
in, aangevuld met een eenmalige bijdrage van de provincie Zeeland. Uit
dit fonds ontvangen ouderen met de laagste inkomens een bedrag van
minimaal vijftig en maximaal honderd euro dat ze naar eigen inzicht
kunnen besteden. Wie tot 110 procent van het minimumloon verdient,
krijgt honderd euro, wie daarboven zit krijgt vijftig euro. ‘Het mooie van
de Wmo is dat ook de Belastingdienst erkent dat geld een manier is om
participatie te bevorderen,’ zegt Albert de Vries. ‘Het Participatiefonds
wordt dan ook niet beschouwd als een vorm van inkomenspolitiek, maar
als een manier om de participatie van mensen te bevorderen.’ Een an-
dere typisch Middelburgse uitvinding is de algemene voorziening voor
dienstverlening, waar mensen zonder indicatiestelling direct zelf dien-
50 Vereniging Van nederlandse gemeenten
sten zoals huishoudelijke hulp kunnen inkopen. Mensen met de laagste
inkomens kunnen een persoonsvolgend budget meekrijgen: in dat geval
neemt de gemeente een deel van de kosten van de huishoudelijke hulp
voor haar rekening.
Wmo-raadGaat het allemaal van een leien dakje in Middelburg? Nee, zegt Albert
de Vries, er blijft nog genoeg te wensen over als het gaat om de parti-
cipatie van burgers. Op het gebied van inspraak bijvoorbeeld. De Vries
bekent dat hij niet helemaal gelukkig is met het functioneren van de
huidige Wmo-raad in zijn gemeente. ‘Een belangrijk bezwaar vind ik
dat Wmo-raden in het algemeen bestaan uit mensen die burgers onder-
steunen, niet uit degenen die ondersteund worden. Het gevaar is dat we
over de cliënten zitten te praten in plaats van met hen. Ik droom van een
Wmo-raad waarin zelfs prestatieveld 7, 8 en 9 vertegenwoordigd zijn
met goede ervaringsdeskundigen.’
Chris Stronks, secretaris van de Provinciale Chronisch zieken- en Gehan-
dicaptenorganisatie (PCG), adviseert Albert de Vries om zijn licht eens op
te steken in de gemeente Sluis, waar volgens hem een uitstekend func-
tionerende Wmo-raad actief is. ‘De Wmo-raad in Sluis heeft drie koepels
in het leven geroepen die de achterban van de raad organiseren: een
koepel zorg, een koepel welzijn en cultuur en een koepel demografische
ontwikkeling. Die koepels spelen informatie door naar de Wmo-raad,
die zo het contact onderhoudt met de maatschappelijke organisaties die
onder de koepels ‘hangen’. Vraagt een situatie of probleem om nader
onderzoek, dat stelt de raad een werkgroep in van deskundige burgers
ofwel mensen die kennis hebben van de zaak die speelt. Het gaat vooral
maar niet alleen om burgers die hun werkzame leven achter zich hebben,
maar nog graag een bijdrage willen leveren aan een goede samenleving.
Zo is er een werkgroep die zich bezighoudt met het onderwerp ‘Hoe ziet
Sluis er in 2030 uit?’. Daarin hebben onder anderen een actuaris, een
ex-schoolleider en een ondernemer zitting. Elke werkgroep brengt advies
uit aan de Wmo-raad. Essentieel is dat de Wmo-raad altijd zelf de regie
houdt. De raad formuleert niet alleen de opdracht, maar schrijft ook het
advies dat aan het college wordt voorgelegd. Op de website van de raad
is te zien welke adviezen inmiddels zijn uitgebracht. Een kenmerk van
de werkwijze is verder dat gestreefd wordt naar een zo groot mogelijke
openheid. Dat lukt voorbeeldig. Er wordt in Sluis nu veel minder in ach-
terkamertjes bedisseld dan in het verleden gebeurde. Er is een openheid
51Vereniging Van nederlandse gemeenten
waarmee de politiek het vertrouwen van de burger kan terugwinnen
en die de kloof tussen overheid en burger kan helpen dichten. De Wmo-
raad participeert daar sterk op het niveau waarop beleid wordt bedacht,
en dat is mijns inziens precies waar een Wmo-raad voor bedoeld is.’
Albert de Vries staat niet onwelwillend tegenover Stronks suggestie: ‘Ik
vind het voorbeeld-Sluis heel aardig klinken.’ Tegelijkertijd ziet hij in
Middelburg een hoopgevende ontwikkeling als het gaat om burgerpar-
ticpatie in de Wmo, en dat zijn de Wmo-cafés. ‘Het zijn bijeenkomsten
waar iedereen die direct of indirect met de Wmo te maken heeft in een
informele sfeer ervaringen uitwisselen. Dat is ook weer zo’n voorbeeld
van de dialooggestuurde aanpak waar wij hier in Middelburg van hou-
den.’
Eigen krachtHoe kijkt Chris Stronks als belangenbehartiger aan tegen de dialoog-
gestuurde aanpak? Werkt het in de praktijk? ‘Ja, ik ben een groot voor-
stander van de werkwijze van Porthos. Zelf proberen wij als PCG op
provinciaal niveau cliënten tot een dialoog met het ambtenarenapparaat
te bewegen. Anders gezegd: wij sporen hen aan om zelf te gaan praten
met degenen die het Wmo-beleid moeten uitvoeren, de ambtenaren dus.
Voor alle duidelijkheid: dat is participatie op het niveau van beleidsuit-
voering. Dat is een andere vorm van participatie dan die van de Wmo-
raad in Sluis, die richt zich op beleidsvorming. Wij ondersteunen cliënten,
maar hebben op onze beurt weer ondersteuning nodig vanuit Klaverblad
Zeeland (samenwerkingsverband van provinciale organisaties die opko-
men voor de belangen van gebruikers van zorg- en dienstverlening in
Zeeland en hun mantelzorgers, red.), de CG-raad of het project VCP. Hoe
de cliëntenondersteuning van ons als PCG eruit zou moeten zien, daar-
over willen we met die organisaties graag nadenken.’
Stronks kan zich vinden in de filosofie van de gemeente Middelburg om
mensen via dialoog te helpen bij het vergroten van hun zelfredzaam-
heid. ‘In algemene zin ben ik een groot voorstander van het vergroten
van de eigen kracht van mensen. Ik geef een voorbeeld van iets waarmee
wij nu bezig zijn. Het gaat over een verhoging van de tarieven van de Re-
giotaxi in de Oosterschelde-regio. Wij zeggen dan tegen een lokaal plat-
form van mensen met een beperking. Neem als groep het initiatief om
met je gemeente in gesprek te gaan. Wij ondersteunen je daarbij. Maar
als wij aanzetten tot eigen initiatief, dan betekent dat ook dat we soms
bereid moeten zijn om eigen ideeën aan de kant te zetten. Sterker nog,
52 Vereniging Van nederlandse gemeenten
het kan voorkomen dat we een oplossing van het platform ter discussie
moeten stellen. Beter dan het zonder meer afwijzen van de tariefsverho-
ging is misschien het samen met de gemeente nadenken over alternatie-
ven. Het zou best eens kunnen zijn dat zo’n benadering op termijn veel
meer in het belang van de groep is.’
Albert de Vries: ‘Helemaal mee eens. De kanteling moet niet alleen
plaatsvinden bij gemeenten en zorgaanbieders, maar ook bij cliënten en
hun belangenbehartigers.’
ZelfredzaamheidZelfredzaamheid en eigen kracht zijn een groot goed, daarover zijn alle
deelnemers aan het gesprek het eens. Toch plaatsen wethouder De Vries
en Van Poecke er ook kanttekeningen bij. Van Poecke meent dat er soms
grenzen zijn aan iemands zelfredzaamheid. Ter illustratie noemt hij het
voorbeeld van ‘Gered Gereedschap’, een Middelburgse dagbesteding
voor mensen met een psychiatrische beperking. ‘Deze mensen worden
uitstekend begeleid. Maar de vraag is: hoe ver kan iemand komen? Of
neem een oudere die lijdt aan dementie. Hoe ver gaat een casemanager
in zijn streven om deze persoon zo lang mogelijk zelfstandig te laten
wonen? De perversiteit van het systeem is dat die casemanager in de
verleiding kan komen eindeloos door te gaan omdat hij anders zijn eigen
baan verliest.’
Albert de Vries ziet nog een ander gevaar. ‘Ik heb wel eens de indruk dat
we mensen met een beperking soms te veel willen beschermen. Als ikzelf
in een vliegtuig stap, dan calculeer ik in dat ik bepaalde risico’s loop.
Maar van oudsher hebben we de neiging om mensen met een beperking
tegen alle mogelijke gevaren te beschermen, ze als het ware in een har-
nas te stoppen. Met die houding ondersteunen we hun eigen kracht niet,
vind ik.’
53Vereniging Van nederlandse gemeenten
54 Vereniging Van nederlandse gemeenten
55Vereniging Van nederlandse gemeenten
Informele zorg floreert in Tilburg
In Tilburg krijgt de Kanteling vooral gestalte dankzij informele zorg.
Belangrijke pijlers: de omgeving van een zorgvrager, afstemming van
hulp, en een overheid die afstand durft te bewaren.
Tilburg is een stad waar van oudsher veel vrijwilligers actief zijn. In 2010
gaf 39 procent van de inwoners van Tilburg aan actief te zijn als vrijwil-
liger - een lichte stijging ten opzichte van 2008. Uit de ‘Brabantse monitor
sociale participatie’ in 2009 blijkt dat 23 procent van de Brabanders in
grote steden vrijwilligerswerk doet. Ook qua mantelzorg ‘scoort’ Tilburg
goed: tien procent van de Tilburgers is mantelzorger. Dat in Tilburg infor-
mele zorg (mantelzorg én vrijwilligerswerk) al veel aandacht kreeg voor-
dat de Wmo was ingevoerd, is dan ook niet verwonderlijk. En dat juist in
deze gemeente het Expertisecentrum Familiezorg is gehuisvest evenmin.
Expertisecentrum FamiliezorgIemand die behoefte heeft aan zorg of welzijn staat nooit op zichzelf:
dat is kortgezegd de visie van het Expertisecentrum Familiezorg. Tilburg
heeft deze visie met graagte overgenomen, vertelt wethouder Marjo
56 Vereniging Van nederlandse gemeenten
Frenk: ‘Bij het oplossen van zorgvragen gaat het niet alleen om de per-
soon van de zorgvrager. Zijn directe omgeving, ook wel zijn ‘systeem’
genoemd, is minstens zo belangrijk. Dat betekent ook dat een mantel-
zorger altijd bij een zorgvrager hoort en nooit apart benaderd moet
worden. Deze visie van de gemeente Tilburg op het fenomeen informele
zorg weerspiegelt de invloed van het Expertisecentrum Familiezorg. Voor
professionals betekent dit dat zij niet alleen naar de zorgvrager zelf kij-
ken, maar ook naar wat zijn familie kan betekenen. Dit noemt het Exper-
tisecentrum het ‘microniveau’: gezinnen vragen om een systeembegelei-
der die vooral strategisch en structureel werkt. Op mesoniveau richt het
Expertisecentrum zich op de samenwerking met betrokken hulpverleners
en organisaties. Het doel is gericht op preventie en herstel: preventie
door families dicht bij elkaar en bij huis te helpen zodat opname en lang-
durige zorgtrajecten worden voorkomen; herstel doordat de systeem-
begeleiding zowel processen binnen het gezin als processen buiten het
gezin aanpakt. ‘De combinatie van micro- en mesoniveau is effectief en
gaat versnippering van zorg tegen,’ zegt Frenk.
Integraal onderdeelDat een gemeente zo nadrukkelijk inzet op een bepaalde methode heeft
een historische reden. De gemeente omarmde deze ‘systeemmethode’
mede omdat deze zo mooi aansloot bij de op dat moment nog maar net
ingevoerde en nog ‘beleidsarme’ Wmo. ‘Inmiddels is de tijd voorbij dat
we duizend bloemen laten bloeien,’ zegt Frenk. ‘Nu hebben we een veel
helderder visie, die prima aansluit bij de Kanteling. Het is niet meer zo
dat zeven instellingen zich met één en hetzelfde gezin bemoeien. De
burger moet tegenwoordig de regie krijgen. Onze visie is een middel om
daarop aan te sturen, al is de methode nog niet dwingend.’
Veel organisaties in Tilburg en omgeving werken inmiddels volgens deze
methode, en er komen er steeds meer bij. ‘Doordat we tijdig zijn begon-
nen met mantelzorgondersteuning en vrijwilligerswerk zijn we nu verder
met informele zorg dan de meeste andere gemeenten, die bijvoorbeeld
alleen nog maar met een mantelzorgloket werken. Onze visie is cruciaal:
mantelzorgers zijn geen vrijwilligers-plus. Informele zorg moet een inte-
graal onderdeel zijn van je visie en van de kanteling.’
WZSWHoe ziet informele zorg op z’n Tilburgs eruit? Een mooi voorbeeld van
hoe het volgens Marjo Frenk kan, is WZSW: Wonen Zorg en Service in de
57Vereniging Van nederlandse gemeenten
Wijk. WZSW ontwikkelt nieuwe diensten op het gebied van wonen, zorg
en welzijn en is een initiatief van de Provinciale Raad voor de Volksge-
zondheid en Maatschappelijke Zorg. Sinds 2003 biedt WZSW diensten
aan voor mensen van 65 jaar en ouder en mensen met een beperking,
zoals tuinonderhoud, kleine klussen in huis, huisdierenverzorging, bege-
leiden naar activiteiten in de wijk. ‘Het mooie is dat mensen die gehol-
pen worden ook zelf nog actief meehelpen. Een 84-jarige man die niet
meer in zijn eentje de ramen wilde lappen krijgt nu hulp van een veel
jongere vrouw met wie hij langzamerhand bevriend is geraakt. Ze vinden
het allebei gezellig, doen ook samen boodschappen, ze helpen elkaar.
Die man vindt het prachtig dat hij nog betekenis kan hebben voor een
ander.’
BurgerDus de burger is blij met de visie en de aanpak van de gemeente Tilburg?
Ja, zegt wethouder Frenk. ‘Het gros van de burgers is dik tevreden met
onze benadering en wil de regie in eigen hand houden. We moeten
steeds de vraag stellen: ‘Wat wilt u zelf dat er gebeurt? Waarmee bent u
geholpen?’ De professional moet daar vervolgens de echte vraag uitha-
len, maar dat is wel een slag die we nog moeten maken. Die vraagverhel-
dering en de consequenties daarvan hebben best grote gevolgen voor de
betreffende zorgorganisaties. Zij moeten net als wij hun handen ervan
af halen en dat betekent feitelijk dat ze zichzelf opnieuw moeten uitvin-
den. Maar eerlijk gezegd vind ik dat dat niet onze zorg is. Het is wel aan
ons om deze organisaties te helpen inzien dat zowel de professionals als
de klanten er baat bij hebben als zij hun werkwijze weten aan te passen.
Waar het uiteindelijk naartoe gaat, is integrale cliëntondersteuning. Dat
betekent dat er straks ofwel geen loketten meer zijn ofwel dat je aan elk
loket hetzelfde geholpen wordt. Maar begrijp me niet verkeerd, dat is
nog ver weg.’
Marjo Frenk is blij dat er een nieuwe generatie zorgvragers aan komt die
zich realiseren dat hun eigen rol belangrijk is. ‘Nu zijn oudere mensen
nog gewend dat de verzorgingsstaat alles voor ze regelt. Als zij aan-
kloppen voor zorg moeten ze wennen aan het feit dat de staat alleen
nog iets voor ze kan en wil betekenen als er echt iets aan de hand is.
Zo niet, dan moeten mensen de oplossing zelf financieren of regelen.’
Frenk is dan ook niet gelukkig met de gedeeltelijke afschaffing van het
pgb: ‘Ik kan me goed voorstellen dat mensen onzeker worden van alle
bezuinigingen op het pgb. Dat was nou juist een mooi instrument om de
58 Vereniging Van nederlandse gemeenten
zelfredzaamheid van mensen te versterken en het was als het goed werd
ingezet ook kostenbesparend. Ik kan me de onzekerheid van burgers
voorstellen die nu ontstaat.’
VrijwilligersbeleidMarjo Frenk heeft een duidelijk beeld bij de rol van de overheid in de
toekomst: ‘Die moet vooral faciliterend zijn,’ zegt ze resoluut. Bijvoor-
beeld als het gaat om vrijwilligersbeleid. ‘Ik ben er heilig van overtuigd
dat heel veel mensen graag vrijwilligerswerk willen doen. Alle sturing
daarin is contraproductief. De rol van de overheid wordt zwaar over-
schat. Wel is het zo dat veel mensen helaas hebben afgeleerd om hulp
te durven vragen aan hun kinderen, de buren, familie. Onderschat dat
niet hoor, hoeveel vraagverlegenheid er is! Professionele hulp vinden ze
veel fijner. Maar die hulp is eindig. De rol van de overheid is op dit punt
faciliterend: we moeten bruggen slaan tussen mensen, zodat ze elkaar
weer gaan ondersteunen. Natuurlijk is er wel een grens aan de hulp die
mensen aan elkaar kunnen vragen. Je vraagt je buurman niet om je bil-
len af te vegen. En dus zal er altijd een rol blijven voor professionals.
Maar we moeten zoeken naar de juiste mix tussen vrijwilligerswerk en
professionele hulp.’
Kracht versterkenOok als het gaat om informele zorg in het algemeen moet de overheid
zich steeds verder terugtrekken, vindt Frenk. De overheid moet gaan
voor een sturende rol op de achtergrond. ‘Wij moeten om te beginnen
de eigen kracht van mensen versterken en oog hebben voor die mensen
die echt ondersteuning nodig hebben, de kwetsbare groepen dus. Voor
hen is er de Wmo, en daarnaast vragen we ook aan de omgeving om
te helpen. Ik hoor nog wel eens geluiden om me heen van mensen die
vinden dat we niet te hard van stapel moeten lopen met onze terug-
trekkende beweging. Ik vind echter dat we nu juist moeten doorzetten.
Tegelijkertijd moeten we ook zorgen dat de verwachtingen van mensen
overeenkomen met de realiteit. We moeten duidelijk maken dat onze
verhouding met de burger verandert.’
Waar moet de overheid zich dan wel laten gelden? ‘De overheid is er om
de eigen kracht van mensen te versterken, te zorgen dat ze de regie zelf
in handen houden en dat ze mondig zijn. Onze rol bestaat uit netwerken
en samenwerkingsverbanden faciliteren die ertoe leiden dat mensen
voor zichzelf kunnen zorgen. Verder moeten al onze inspanningen ge-
59Vereniging Van nederlandse gemeenten
richt zijn op het versterken van de systemen rondom mensen op micro-
en mesoniveau. Daarnaast moeten we de kwaliteit van zorg bewaken en
een goede sociale kaart in stand houden: een wegwijzer naar welzijn,
wonen, werk en zorg in de gemeente en regio. Samengevat is de op-
dracht die ik voor de komende jaren zie: zorgen dat de civil society vaste
voet aan de grond krijgt in Tilburg.’
60 Vereniging Van nederlandse gemeenten
61Vereniging Van nederlandse gemeenten
VenloDroom: nieuwe aanpak in wonen-welzijn-zorg
Een nieuwe aanpak in het domein wonen-welzijn-zorg: dat is VenloDroom.
VenloDroom wil wonen, welzijn en zorg teruggeven aan de burger, aan zijn
sociale verbanden en aan de professional die deze ondersteunt.
De ondersteuning aan kwetsbare mensen moet op een andere leest ge-
schoeid worden, waarbij het teruggeven van wonen, welzijn en zorg aan de
mensen zelf én de uitvoerend professionals centraal staat. Dat is het idee
achter VenloDroom, een samenwerkingsverband van allerlei organisaties
op het gebied van wonen, zorg en welzijn waarin de professional (weer) de
ruimte krijgt om zijn professie in nauwe samenspraak met zijn klanten uit
te voeren. VenloDroom is een initiatief van Dichterbij (zorg voor mensen
met een verstandelijke beperking), thuiszorgorganisaties Proteion Thuis en
de Zorggroep, welzijnsorganisatie Wel.Kom, woningcorporatie Woonwenz,
UVIT-Zorgkantoor Noord- en Midden-Limburg , een aantal zorgverzekeraars
en de gemeente Venlo.
VenloDroom wil de behoeftes van het individu en zijn omgeving centraal
stellen en een appèl doen op de betrokkenheid van de wijk, de omgeving
62 Vereniging Van nederlandse gemeenten
en het individu. Het gaat om een nieuwe, integrale, betrokken en resul-
taatgerichte wijze van (samen)werken als pilot in de wijk Venlo Oost, waar
zo’n 16.000 mensen wonen. De betrokken partijen concretiseren hun sa-
menwerking door te participeren in een stuurgroep en door financiële mid-
delen en menskracht beschikbaar te stellen voor een periode van drie jaar.
Een belangrijke inspiratiebron voor VenloDroom was een werkbezoek aan
Zweden door vertegenwoordigers van de gemeente Venlo en zorgaanbie-
ders uit de regio. ‘In Zweden is de overheid wat zwaarder dan bij ons,’ zegt
Ramon Testroote (PvdA), wethouder sociale infrastructuur en sport, ‘maar
er werken minder professionals in de zorg. Toch is de kwaliteit van de zorg
er beter. Dat is te danken aan het feit dat wonen, zorg en welzijn beter
op elkaar zijn afgestemd en de burger en de professional er meer verant-
woordelijkheid hebben dan bij ons. Wat in aparte kokers langs elkaar heen
fungeerde, is nu samengebracht en werkt samen. Nu werken woningcorpo-
raties en welzijnspartners samen. Dat ideaal hadden wij voor ogen toen we
aan VenloDroom begonnen.’
Informele netwerkenDe crux van VenloDroom is een term van twee woorden: informele netwer-
ken. ‘Van oudsher bestaat de oplossing die wij mensen met een zorgvraag
in dit land bieden uit een individuele voorziening,’ zegt Ramon Testroote.
‘In Venlo-Oost is een individuele voorziening echter niet de eerste, maar de
laatste oplossing die wij bieden. We beginnen met het denken in preven-
tieve voorzieningen. Vervolgens doen we een beroep op eigen kracht van
mensen, dan op hun sociale netwerk, dan op algemene voorzieningen en
pas dan denken we aan een individuele voorziening. VenloDroom is dus ge-
baseerd op het uitgangspunt van zelf doen en informele zorg. Het begint
met het bouwen van informele netwerken in wijken.’
Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan, informele netwerken bouwen.
Veel gemeenten worstelen met de vraag hoe ze dat moeten doen. ‘De
sleutel ligt in het opbouwen van organiserend vermogen in de wijk zelf,’
zegt Ramon Testroote.
Jan Lamers is de programmamanager van VenloDroom (en hij was de
voorganger van Ramon Testroote als wethouder, maar dan namens Groen-
Links). Lamers weet als geen ander hoe je dat doet, organiserend vermogen
opbouwen in een wijk. ‘Wij zijn allereerst begonnen met het maken van
een inventarisatie van wat er al was aan organiserend vermogen in de
wijk. Denk aan de voetbalclub die best een maatschappelijke functie wilde
vervullen. Of denk aan Albert Heijn, dat heel graag wilde meewerken aan
het opzetten van een buurtbus die onder andere een boodschappen- en
63Vereniging Van nederlandse gemeenten
een winkelservice zou verzorgen. Denk aan de ouderensociëteiten die heel
graag zonder schotten wilde gaan werken. Denk aan de kerk, die al jaren
actief is in de wijk. En denk tot slot aan het handvol bewonersgroepen dat
hier ook al jaren actief is.’
Overtuigde mensenWie moet aan welke touwtjes trekken om een samenwerking als Venlo-
Droom op gang te krijgen? Jan Lamers: ‘Om te beginnen heb je een over-
tuigde overheid nodig. Daarnaast een wethouder met visie en ambtenaren
die bereid zijn mee te werken. Tot slot zijn overtuigde mensen bij het Zorg-
kantoor belangrijk met wie je goede afspraken kunt maken over de kosten.
Het moet bijvoorbeeld niet zo zijn dat de gemeente de portemonnee trekt
en dat er flink bespaard wordt op de AWBZ-kosten waarover het Zorgkan-
toor gaat. Die kans is aanwezig, want de nadruk ligt bij VenloDroom ten-
slotte op preventie.’ Ramon Testroote: ‘Het is belangrijk dat de gemeente,
het Zorgkantoor en de zorgverzekeraar de visie op integraal denken delen.
En verder is het belangrijk dat politici en professionals durven los te laten.
Je moet minder zorg willen leveren. Houd het simpel en ga het gewoon
dóen. Het opbouwen van een informeel netwerk begint bij simpelweg aan
bewoners vragen wat er leeft bij hen en in de wijk. Leg je oor eens te luis-
teren op een bewonersavond. Klagen mensen over een tekort aan prullen-
bakken in de wijk? Vraag waar ze die bakken willen hebben en regel ze. Is
de gladheidsbestrijding tekort geschoten? Vraag bewoners om zelf mee te
denken en te werken aan een oplossing. In Venlo-Oost hebben we afspra-
ken gemaakt dat bewoners die bestrijding komende winter zelf ter hand
nemen. Zo activeer je hen. En vergis je niet, hè, bewoners zijn bereid om
veel te doen. Voor mij was de medewerking die we kregen van de groep
bewoners die zich bezighouden met de buurtbus een openbaring. AH ver-
zorgt de stalling en het beheer, want ze zijn toch geopend van 8 tot 20 uur.
Een buurtbewoonster bood spontaan aan de administratie te verzorgen,
typisch zo’n onderdeel waarvan wij ons bezorgd afvroegen wie dat ooit
voor zijn rekening zou gaan nemen. Bewoners willen graag meedenken en
de handen uit de mouwen steken. Er kan veel meer dan wij denken.’
Wijkteam en bewonersnetwerkVenloDroom kent twee netwerken: een van professionals en een van be-
woners. Het ‘Integrale wijkteam WWZ’ bestaat uit professionals en heeft de
regie in handen. Het gaat om de buurtcoördinator van de woningcorpora-
tie, het maatschappelijk werk, de huisartsen en de wijkverpleegkundigen.
De andere professionele organisaties sluiten zich aan in een zorgnetwerk.
64 Vereniging Van nederlandse gemeenten
De droom van Testroote en Lamers is om de wijkteams op termijn van een
eigen budget te voorzien en hen zelf zorgvragen te laten oplossen. ‘We
willen op termijn van de indicatiestellingen af. De professional moet de
ruimte krijgen om zijn professie in nauwe samenspraak met zijn klanten uit
te voeren.’
Naast het wijkteam en het zorgnetwerk is er het ‘Buurt- en bewonersnet-
werk’, dat onder anderen bestaat uit vertegenwoordigers van scholen, de
kerk, de politie, sportverenigingen, buurtverenigingen en de supermarkt.
‘Het buurt- en bewonersnetwerk toetst het wijkteam en stuurt mee,’ zegt
Jan Lamers. ‘De bedoeling is dat dit netwerk straks de democratische con-
trole van de professionals voor zijn rekening neemt.’
Welke rol blijft er over voor de gemeente? Jan Lamers: ‘Laat ik eerst zeg-
gen wat de gemeente vooral niet moet doen: vraagverheldering. Sommige
gemeenten nemen dat nu zelf ter hand uit het oogpunt van bezuiniging.
Maar het werkt averechts, het werkt alleen maar bureaucratie in de hand.
Ik vind wel dat een gemeentelijke afdeling als Werk Inkomen Zorg - elders
heet die vaak Sociale Zaken - nauw betrokken moet zijn en blijven bij het
wijkteam. Maar ook dan moet de gemeente zich beperken tot uitvoerende
arrangementen. De belangrijkste taak voor de gemeente is het uitoefenen
van de democratische controle op de budgetten en de processen van het
wijkteam. De controle en het vaststellen van de kaders kan en mag nie-
mand anders doen dan de gemeente.’
ZorgDe ervaring leert dat bij burgerraadpleging en burgerparticipatie in eer-
ste instantie vooral onderwerpen aan bod komen die te maken hebben
met wonen en welzijn. Maar hoe zit het met de Z van zorg? Hoe haalt
VenloDroom de zorgvragen boven water? ‘Tot nu toe zijn er nog weinig
zorggerichte activiteiten binnen bewonersparticipatie,’ erkent wethouder
Testroote. ‘Maar daar willen we wel naartoe: dat bewoners elkaar ook on-
dersteunen bij zorgvragen. Dat is tenslotte de Kanteling in optima forma.
Maar we realiseren ons dat ‘zorg’ geen sexy begrip is. En ‘bezuinigen’ al
helemaal niet. Dus is het zaak te beginnen met wonen en welzijn en te
versterken wat er nu al is.’
Jan Lamers: ‘Langzaam willen we professionals meer verantwoordelijkheid
geven. De wijk moet een thuis worden. De clou is dat we vooral geen be-
moeizorg moeten gaan leveren vanuit de wijkteams. Zoals de wethouder
terecht zegt: ‘Zorg is niet sexy’ en het komt niet automatisch aan bod in
burgerparticipatie. Maar dat sluit niet uit dat oplossingen op het gebied
van wonen en welzijn heel nadrukkelijk hun effect kunnen en zullen heb-
65Vereniging Van nederlandse gemeenten
ben op zorgvragen. Denk aan het voorbeeld van de buurtbus of van het
project ‘Burenhulp’. In de ontwikkeling van de projecten kunnen zorgvra-
gen en -oplossingen ook steeds meer aan bod komen, zoals maatjes waar-
mee je samen iets onderneemt. Ook zoeken wij binnen VenloDroom de
samenwerking met zorgvrijwilligers en organisaties in de informele zorg,
zoals Zonnebloem en de Algemene Hulpdienst.’
Huis van de WijkEen bestaand initiatief dat naadlos past binnen VenloDroom is het Huis
van de Wijk: een centrum voor wonen, welzijn en zorg in Venlo-Oost. Het
is bedoeld om ouderen en gehandicapten te ondersteunen in het zo lang
mogelijk zelfstandig wonen en leven. Het Huis van de Wijk is voor iedereen
toegankelijk, met en zonder een indicatie. Er zijn cursussen computerge-
bruik, een Vraag & Aanbodbord voor advertenties om iets samen te doen,
een spreekuur van de wijkverpleegkundige, een wekelijkse trombosedienst,
wisselende activiteiten van knutselen tot wandelingen, een leesclub en
een internationale vrouwengroep. Het Huis van de Wijk draait volledig
op vrijwilligers en is gevestigd in een tijdelijke voorziening. De kosten die
gemaakt worden voor een gemeenschapshuis en voor dagbesteding (die
soms op nog geen honderd meter van elkaar zijn gevestigd) worden geïn-
tegreerd in het Huis van de Wijk. ‘Het mengen van deze geldstromen hoeft
niet zo moeilijk te zijn,’ zegt Ramon Testroote. Jan Lamers: ‘En wat mij
betreft gaan de bewonersnetwerken binnen VenloDroom op termijn het
beheer van het Huis van de Wijk voor hun rekening nemen.’
Ramon Testroote: ‘Organisaties als de Zorggroep (dagbesteding), woning-
corporatie Woonwenz en het gezondheidscentrum werken in Venlo-Oost
voortreffelijk samen in het Huis van de Wijk. Het werkt vooral omdat we
ze uit hun eigen organisatie hebben gehaald en laten meedraaien in een
wijkteam met allerlei andere organisaties. Een bijkomend voordeel is dat ze
niet voor elk wissewasje aan allerlei leidinggevenden verantwoording hoe-
ven af te leggen binnen hun eigen organisatie.’ Jan Lamers: ‘De aanpak van
Het Huis van de Wijk sluit precies aan bij een van de belangrijkste doelstel-
lingen van VenloDroom, namelijk dat de professional steeds meer zelfstu-
rend wordt. In de samenwerkingsovereenkomst van VenloDroom noemen
we dat ‘het teruggeven van wonen, welzijn zorg aan de mensen zelf én de
uitvoerend professionals.’
ToekomstHoe ziet de toekomst van VenloDroom eruit? Volgens Jan Lamers is de
toekomst dat de professionele werker straks niet meer vanuit een centrale
66 Vereniging Van nederlandse gemeenten
positie werkt, maar in een wijkteam. ‘Die teams organiseren straks zelf de
professionele en de informele zorg. Over drie jaar moeten er in elke Ven-
lose wijk zulke wijkteams zijn. Dan moet deze aanpak zo verankerd zijn
in Venlo dat hij onomkeerbaar is geworden. Er is hier in Venlo nu al een
woningcorporatie die in zijn bedrijfsplan VenloDroom expliciet heeft be-
noemd tot een van de strategische uitgangspunten. Ook het Zorgkantoor
stelt inmiddels onomwonden dat de VenloDroom-koers de juiste is. Over
drie jaar is de VenloDroom-aanpak in het DNA van deze stad verankerd.’
Wie verheldert de vraag?Een recente ontwikkeling is dat in een Wmo-loket ‘nieuwe stijl’ - een loket
dat geheel handelt indachtig de Kanteling en dus de vraag van de klant
altijd als uitgangspunt neemt - soms ook belangenorganisaties een rol krij-
gen. Tot nu werd dit loket vaak bemenst door professionals van verschillen-
de organisaties. Jan Martens, die in het Wmo-forum in Venlo zorgvragers
vertegenwoordigt, ziet zo’n rol binnen het ‘vraagverhelderingsloket’ zeker
weggelegd voor patiënt- en cliëntorganisaties, met name op het gebied
van informatievoorziening en cliëntondersteuning. ‘Denk bijvoorbeeld aan
het trainen van professionals met betrekking tot het cliëntperspectief en de
specifieke behoeften en leefsituatie van de verschillende doelgroepen. Ook
kunnen patiënt- en cliëntorganisaties prima informatie verschaffen over de
aandoeningen die hebben geleid tot de komst naar het loket. Ze kunnen
ook prima vanuit cliëntperspectief de Kantelingsgedachte toelichten, zodat
zorgvragers niet alleen maar vanuit hun rechten nadenken, maar ook beter
begrijpen waarom gemeenten een beroep doen op hun eigen kracht. Tot
slot kunnen belangenbehartigers op verzoek van de zorgvrager prima ter
ondersteuning deelnemen aan het gesprek bij het Wmo-loket.’
Martens ziet wel een mogelijke valkuil: ‘De valkuil kan zijn dat belangenbe-
hartigers en professionals verward raken in hun rol- en taakverdeling.’ Zou
een Wmo-raad een goede organisatie zijn om een rol in het Wmo-loket te
vervullen? ‘Nee,’ antwoordt Martens. ‘De Wmo-raad is een adviescollege
van B&W; het bevindt zich op een ander niveau dan de ‘werkvloer’. Wel
moet zo’n Wmo-raad er achteraan zitten dat een gemeente op een goede
manier ‘kantelt’ en daarbij voortdurend het zorgvragersperspectief in het
oog houdt. Ook moeten zij in de gaten houden dat als professionele (zorg)
organisaties verantwoordelijk zijn voor het vraagverhelderingsloket, zij
verder kijken dan wat ze zelf kunnen bieden. Dat is een belangrijk aan-
dachtspunt.’
De Kanteling in… GESPREKKEN TUSSEN WETHOUDERS
EN BELANGENORGANISATIES