De impact van studenten op een stad - Ghent...
Transcript of De impact van studenten op een stad - Ghent...
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE
ACADEMIEJAAR 2010 – 2011
Citymarketing:
de impact van studenten op een stad
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van
Master in de Toegepaste Economische Wetenschappen
Griet Vandenhouweele
onder leiding van
Prof. Dirk van den Poel + Dries Benoit
Permission
Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of
gereproduceerd worden, mits bronvermelding.
Vandenhouweele Griet
I
Woord vooraf
Als afsluiting van mijn studies toegepaste economische wetenschappen in de afstudeerrichting
marketing schreef ik deze thesis over citymarketing. Citymarketing ligt in de lijn van mijn studies
omdat het gebaseerd is op bedrijfsmarketing, waarover ik heel wat nuttige kennis heb gekregen in
de lessen marketing.
Ik wil graag de mensen bedanken die mij geholpen hebben om deze thesis tot stand te brengen.
Allereerst mijn promotor Dries Benoit om me te adviseren bij het structureren van mijn thesis en me
kritisch te laten nadenken over de inhoud. Vervolgens professor van den Poel die mij de kans gaf een
eigen onderwerp uit te werken. Voor het inzicht in het opstellen van een vragenlijst en de juiste
statistische verwerking wil ik graag professor Van Kenhove bedanken die me deze inzichten bijbracht
tijdens mijn stage in het begin van het academiejaar.
Ook mijn ouders, familie en vrienden hebben een bijdrage geleverd door de tijd te nemen om deze
thesis na te lezen en me nieuwe ideeën te geven bij het discussiëren over een aantal onderwerpen.
Ik wil graag Cyriel Van Tilborgh van de ‘City and sports marketing organisation’ bedanken om
aanwezig te mogen zijn op het City- en regiomarketingcongres in Antwerpen. Mijn dank ook aan
Marc Van Aelst om tijd te maken voor een interview over databases en social media omtrent
citymarketing gericht naar studenten. Als laatste wil ik graag nog de faculteit economie en
bedrijfskunde bedanken voor de mogelijkheid die ze mij geboden hebben om naar de lezing te gaan
van de citymarketing expert Charles Landry.
II
Inhoudsopgave
WOORD VOORAF .............................................................................................................................................. I
INHOUDSOPGAVE ............................................................................................................................................ II
GEBRUIKTE AFKORTINGEN EN BEGRIPPEN ...................................................................................................... III
LIJST VAN TABELLEN, FIGUREN, KAARTEN ....................................................................................................... IV
INLEIDING ........................................................................................................................................................ 1
I LITERATUURSTUDIE .................................................................................................................................... 2
1. CITYMARKETING ............................................................................................................................................. 2
2. CITYMARKETING EN STUDENTEN ......................................................................................................................... 7
2.1 Het belang om studenten aan te trekken en te behouden in een stad ............................................. 8
2.2 Citymarketing: ‘Hoe afgestudeerde studenten aanmoedigen om te ‘blijven plakken’? ................. 14
2.3 Welke stappen volgen studenten na het afstuderen? ..................................................................... 16
2.4 Waar willen studenten wonen? ....................................................................................................... 19
II EMPIRISCH ONDERZOEK ........................................................................................................................... 22
1. METHODOLOGIE ........................................................................................................................................... 22
2. RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK ................................................................................................................... 26
ALGEMEEN BESLUIT ....................................................................................................................................... 37
LIJST VAN GERAADPLEEGDE WERKEN ............................................................................................................ 40
BIJLAGEN ............................................................................................................................................................
BIJLAGE 1: VRAGENLIJST .............................................................................................................................................
BIJLAGE 2: FLYER .......................................................................................................................................................
BIJLAGE 3: AANTAL RESPONDENTEN EN VERDELING OVER DE SUBGROEPEN............................................................................
BIJLAGE 4: BEREKENING GEMIDDELDE UITGAVEN VAN STUDENTEN IN HUN STUDENTENSTAD .....................................................
BIJLAGE 5: “HOE HEBT U UW STUDENTENSTAD GEKOZEN?” ...............................................................................................
BIJLAGE 6: “HOEVEEL PROCENT VAN DE RESPONDENTEN WIL BLIJVEN WONEN IN ZIJN STUDENTENSTAD?” ...................................
BIJLAGE 7: “WAT GA JE DOEN ALS JE AFGESTUDEERD BENT?” .............................................................................................
BIJLAGE 8: “ALS JE GAAT SOLLICITEREN, IN WELKE REGIO GA JE DAN SOLLICITEREN?” ...............................................................
BIJLAGE 9: “IN WELKE MATE BEPALEN VOLGENDE ASPECTEN JE WOONPLAATS?” ....................................................................
BIJLAGE 10: WELK VAN VOLGENDE ACTIVITEITEN ZIJN BELANGRIJK BIJ HET KIEZEN VAN EEN WOONPLAATS? .................................
BIJLAGE 11: WELK VAN VOLGENDE INITIATIEVEN ZOU JE AANSPREKEN? ................................................................................
BIJLAGE 12 : SAMENVATTING VAN RESPONSPERCENTAGES PER STUDENTENSTAD ....................................................................
III
Gebruikte afkortingen en begrippen
Studenten
Iedere persoon die ingeschreven is in een instelling van het hoger onderwijs
Afgestudeerde studenten
Iedere persoon die een diploma behaald heeft in het hoger onderwijs en geen intentie heeft
om nog een verdere studie aan te gaan.
Citymarketing
“De communicatie tussen de autoriteiten (of dienstverleners) van een stad met hun klanten,
de inwoners van de stad, als ook het aantrekken van exogene investeringen, werk-
gelegenheid en klanten, de toeristen.’ (Asworth & Kavaratzis, 2007)
Corporate social responsibility
“De economische, legale, ethische en menselijke verwachtingen van de maatschappij voor
een bedrijf op een bepaald tijdstip.” (Crane & Matten, 2007)
Social media
“Technologieën en applicaties die efficiënte interactie tussen personen , inhoud en data
mogelijk maken om zo (nieuwe) bedrijven te ondersteunen, nieuwe technologieën uit te
werken en sociale structuren te creëren.” (Van Alphen, 2009)
IV
Lijst van tabellen, figuren, kaarten
Lijst van figuren
Figuur a: Citymarketing, logo’s en slogans van bekende steden ............................................................ 1
Figuur b: Anholt-GMI City Brands Index ................................................................................................. 6
Figuur c: Stad Gent: Aantal kotstudenten per 100 inwoners................................................................ 11
Figuur d: Percentage jongeren die via een bepaald kanaal hun eerste job vinden .............................. 17
Figuur e: Hoe lang duurt het voor jongeren een job vinden? ............................................................... 18
Figuur f: Als je na je studies zelfstandig gaat wonen, waaraan moet je woning zeker voldoen? ........ 19
Figuur g: Tevredenheid over woning en woonomgeving naargelang woonbuurt ................................ 20
Figuur h: Evolutie van het totaal aantal studenten in het hoger onderwijs ......................................... 23
Figuur i: Gemiddelde jaarlijkse uitgaven van studenten ...................................................................... 27
Figuur j: Wie/wat heeft er WEL een invloed gehad bij het kiezen van je studentenstad? ................... 29
Figuur k: Als je gaat solliciteren, in welke regio ga je solliciteren? ....................................................... 31
Figuur l: Percentage respondenten die in hun studentenstad gaan solliciteren ................................. 32
Figuur m: In welke mate bepalen volgende aspecten je toekomstige woonplaats?............................ 33
Figuur n: Welke van de volgende activiteiten zijn belangrijk bij het kiezen van een woonplaats? ...... 35
Lijst van tabellen
Tabel a: De economische omvang van de bestedingen in het hoger onderwijs per student ................. 9
Tabel b: Percentage studenten tegenover aantal inwoners per stad................................................... 24
1
Inleiding
‘Citymarketing is booming.’ ‘Cities are becoming more important than countries.’ Dit zijn titels van
artikelen die verschijnen bij het zoeken naar de inhoud van het begrip ‘citymarketing’. De laatste
jaren was het een trend voor steden om een marketingbureau bij de hand te nemen om een nieuwe
huisstijl en een slogan te ontwerpen om zichzelf beter te profileren naar de buitenwereld.
Figuur a: Citymarketing, logo’s en slogans van bekende steden
Deze promotie van de stad is er in de eerste plaats om toeristen aan te trekken. Maar toeristen zijn
niet de enige bron van inkomsten voor een stad, ook bewoners en bedrijven verschaffen steden
inkomsten en zijn belangrijke doelgroepen in het citymarketingbeleid van een stad.
Deze thesis wil een bijdrage leveren op het vlak van citymarketing door een nieuwe doelgroep toe te
voegen aan het citymarketing beleid: studenten. In bruisende studentensteden zoals Antwerpen,
Gent, Leuven, Brussel,… waar duizenden studenten leven, naar school gaan, uitgaan, en een groot
deel van hen ook wonen wordt de sociale, ruimtelijke en economische impact van de studenten op
de stad onderzocht. De vele voor- en nadelen van studenten én net afgestudeerde studenten
worden getoetst aan recente literatuur, interviews met experten, congressen in verband met
citymarketing en een empirisch onderzoek.
In het empirisch onderzoek wordt onder andere nagegaan wat de effectieve economische impact is
van studenten op een stad, hoe studenten kunnen worden aangetrokken naar een stad en welke
initiatieven studenten kunnen overtuigen om in hun studentenstad te blijven wonen na het
afstuderen.
Deze thesis wil aantonen dat studenten ook een zeer belangrijke (economische) doelgroep zijn voor
een stad en kan als basis dienen voor steden om een gepast citymarketingbeleid te voeren gericht op
studenten.
2
I Literatuurstudie
1. Citymarketing
1.1 Het belang van steden
Recente ontwikkelingen hebben een invloed (gehad) op het economisch, politiek en cultureel belang
van steden. Voor de jaren ’80 waren steden niet zo populair, de mensen die het zich konden
veroorloven gingen buiten de stad wonen (Van Winden, 2008). Sinds de jaren ’80 kwam hierin
verandering door de globalisatie. Het model van de ‘knowledge based city’ verspreidde zich over de
wereld.
Globalisatie heeft ervoor gezorgd dat sommige steden een snellere groei gekend hebben dan andere
(Van Winden, 2008). Metropolen, hoofdsteden en ‘service hubs’ hebben door hun universiteiten,
goed mobiliteitsbeleid en vaak ook door de aanwezigheid van de luchthaven, een opening gecreëerd
naar de wereld. Door de aanwezigheid van hoog opgeleide mensen trokken ze buitenlands human
capital aan, talent trekt talent aan, die dan opnieuw zorgden voor internationale scholen voor hun
kinderen en zo voor toekomstig talent (Van Winden, 2008). Door de aanwezigheid van
gespecialiseerde kenniswerkers, potentieel personeel, vestigden bedrijven zich in de stad en kon de
stad ook buitenlandse investeringen aantrekken. De hierdoor ontstane groei zorgde voor een betere
‘quality of life’ in de stad.
Ook neoliberalisme kwam in opmars in de jaren ’80 en is een politieke stroming die zijn basis vindt
in de vrije markt (Vertommen, 2010). Handelsbarrières moeten afgebouwd worden en vrije
wisselkoersen bepalen de sterkte van de munt. Competitie wordt gestimuleerd en hiervoor worden
overheidsbedrijven geprivatiseerd om op termijn winstgevender te zijn. Omdat de nadruk wordt
gelegd op de vrije markt en het bedrijfsleven, is het voor steden belangrijk om bedrijven en
investeerders aan te trekken in hun stad door goede voorwaarden te geven op het vlak van
belastingen, infrastructuur, mobiliteit… In de bespreking over de opkomst van neoliberalisme in
Latijns-Amerika spreekt men over ‘entrepreneurial cities’ (Vertommen, 2010). In het neoliberaal
model moeten steden zich competitief opstellen om buitenlandse investeringen aan te trekken en op
die manier een speler te worden in de wereldeconomie.
Als we op het niveau van Europa kijken zien we dat, samen met de globalisatie, ook de openmaking
van de grenzen van de lidstaten van de Europese unie tot stand kwam alsook de politieke en
monetaire unificatie (Russo & Sans, 2009).
3
Door de vrije toegang aan de landsgrenzen kwam er een snelle stroom van goederen, diensten,
arbeidskrachten en financiële middelen op gang. Nu al deze middelen vrijkomen en gemakkelijk
verplaatst kunnen worden van stad naar stad, moeten de steden zich proberen te onderscheiden van
elkaar. Dit kunnen ze doen op vlak van kennis. Steden krijgen dus de rol toegewezen van
kenniscentra.
Op het niveau van België zien we dat in de (Belgische) politiek een aantal federale bevoegdheden op
weg zijn te verschuiven naar de lagere niveaus zoals de provincies en de steden. Steden zullen in de
toekomst meer bevoegdheden en financiële middelen krijgen. Hierdoor krijgen ze ook de uitdaging
goed om te springen met deze middelen om een groeiende stad te worden en in hun eigen
voortbestaan te voorzien (Bourgeois, Beleidsnota’s 2009 – 2014).
1.2 Citymarketing
Een opkomende trend bij marketeers en openbare besturen is regiomarketing of citymarketing.
Regio’s, steden en zelfs landen proberen zichzelf te promoten. Dit kan voor externe doelgroepen zijn
zoals toeristen of pendelaars. Heel wat steden proberen via citymarketing potentiële bezoekers van
de stad te overtuigen om naar de stad te komen én om er te overnachten. De inkomsten die een stad
verwerft van bezoekers komen vooral van de lange verblijvers, in mindere mate van de
‘dagjestoeristen’ (Russo & Sans, 2009).
Ook binnenin de stad zijn er doelgroepen voor citymarketing. De diversiteit binnen een stad is een
belangrijke economische troef voor de stad (Florida, 2000). Diversiteit is “de mate van openheid in
het systeem”. Economische en culturele diversiteit creëert interacties tussen mensen met andere
interesses en meningen die zo creatiever worden en nieuwe ideeën genereren. Maar diversiteit zorgt
ook voor strubbelingen. Via citymarketing kan er een soort ‘sociale cohesie’ gecreëerd worden
waarbij elke bewoner zich goed voelt in de stad en een gevoel van eenheid heeft bij zijn
stadsgenoten (Florida, 2000).
Citymarketing is belangrijk want door de hedendaagse wetgeving, de moderne architectuur,
gelijkaardige strategieën en de opkomst van multinationals is er standaardisatie van steden. Door de
opkomst van een homogene globale cultuur (Behrends, 2007) beginnen de grote winkelstraten in
belangrijke steden allemaal op elkaar te lijken. Naast de Mac Donalds is er een Starbucks, een
Swarovski, een H&M,… .
4
Steden moeten dus proberen zich te onderscheiden van elkaar via differentiatie en exclusiviteit. De
vraag of dit mogelijk is op nationaal niveau, via een ‘national umbrella brand’, kwam aan bod in
vorig onderzoek. Het gebruik van een ‘national umbrella brand’ blijkt enkel nuttig te zijn op vlak van
export en diplomatie (Caldwell & Freire, 2004). Steden, regio’s en landen verschillen teveel van
elkaar om een overkoepelend imago te creëren. Landen hebben stabielere ‘brand images’ in
tegenstelling tot steden die zich op een unieke manier willen positioneren. Een nationaal ‘brand
image’ zou te breed zijn, waardoor het niemand aanspreekt, of te smal, waarbij het zich slechts op
een aantal activiteiten richt (Caldwell & Freire, 2004). Net zoals bij productpositionering is ‘full
market coverage’ via een nationaal brand bijna onmogelijk.
Andere experten op het vlak van citymarketing zien hier wel mogelijkheden in. “Een nationaal
initiatief waarbij de belangrijke Belgische steden samen proberen België op de kaart te zetten zou
positief zijn voor ons land. Ik denk aan een campagne in Amerika die ‘Vlaanderen’ met al zijn
belangrijke steden en specialiteiten (frieten, chocolade, cultuur…) promoot. België is een klein land
maar heeft veel troeven die via nationale citymarketing goed in kaart kunnen gebracht worden. Dit
heeft een positieve economische ‘return on investment’ als gevolg. Het probleem, naast het tijdelijk
ontbreken van een regering, is dat het in tijden van crisis moeilijk is om hiervoor een budget vrij te
maken. Niettemin zou deze investering de economie op lange termijn zeker een duwtje in de rug
kunnen geven.” (Van Aelst, 2010)
De vraag blijft dan waarom er na de openmaking van de grenzen direct wordt gesprongen naar het
niveau van de steden. Kunnen regio’s ook niet aan citymarketing doen? Deze vraag beantwoordde
Landry op een lezing voor het Economisch Wetenschappelijk congres in Gent. Hij zegt dat de
toekomst van Europa bij de steden ligt, niet bij de lidstaten of regio’s. Steden ‘voelen de polsslag van
de mensen’. Een stad staat dichter bij zijn inwoners en lokale handelszaken, en heeft er meer
controle over dan een regio. Zo kan een stad ook op een efficiëntere manier middelen verzamelen en
deze middelen gebruiken waar er een nood aan is (Landry, 2010).
Naast de mogelijkheden voor nationale en regiomarketing is het ontzettend belangrijk dat steden
zichzelf promoten. Dit kan gebeuren zoals een bedrijf zichzelf naar buiten toe voorstelt. Deze
‘corporate branding’ waarbij bedrijven hun identiteit naar buiten toe communiceren vertoont op
veel punten gelijkenissen met ‘city branding’ (Balmer & Gray, 2003 ). Beiden hechten belang aan de
ontwikkeling van lange termijn relaties met hun stakeholders. Bij deze relaties moeten ze de
‘corporate social responsibility’ in acht nemen. Een belangrijk punt bij het vormen van een stads- of
bedrijfsimago is dat het een realistisch beeld moet geven van het bedrijf of de stad zodat het
geloofwaardig overkomt.
5
Citymarketing kan gedefinieerd worden aan de hand van de definitie van corporate marketing.
“Citymarketing gaat zowel om communicatie tussen de autoriteiten of dienstverleners van een stad
met hun klanten, de inwoners van de stad, als om het aantrekken van exogene investeringen,
werkgelegenheid en klanten, de toeristen.” (Asworth & Kavaratzis, 2007)
Kotler ziet vier grote activiteiten als de basis van citymarketing. Een stad moet zichzelf positioneren,
kiezen welke perceptie ze willen hebben in de ogen van de doelgroepen (Kotler, 1999). Daarbij is het
belangrijk dat deze positionering attractief is. Zowel op esthetisch, cultureel en economisch vlak
moeten mensen aangetrokken worden door de stad. Een tweede factor is het aanbod van goederen
en diensten. Deze moeten makkelijk toegankelijk zijn. De stad zorgt ervoor dat er genoeg
evenementen en infrastructuur is zodat het bedrijfsleven aangetrokken wordt tot de stad. De
strategie van de stad en haar meerwaarden moeten gecommuniceerd worden zowel om de
inwoners van de stad een goed gevoel te geven als om toeristen en bedrijven aan te trekken naar de
stad. Als laatste moeten de bewoners vriendelijk en gastvrij zijn, zij bepalen mee de perceptie die
mensen hebben over de stad (Kotler, Principles of marketing, 1999).
Citymarketing kan geclassificeerd worden in drie grote categorieën (Jensen Ole, 2005). In de
geografische terminologie wordt ‘een fysiek product vernoemd naar een geografische locatie’. Dit
product is meestal voeding of drank zoals Leffe, Gouda,… . Bij co-branding worden de eigenschappen
van een stad of streek toegewezen aan een product, Luikse wafels of spaghetti napolitaine. Een
laatste categorie is het gebruik van branding als plaatsmanagement waarbij ‘men de manier waarop
steden worden gezien door doelgroepen verandert’ (Jensen Ole, 2005).
De grote moeilijkheid bij zowel city als corporate branding is dat de ‘assets’ complex en immaterieel
zijn. City branding draait niet enkel rond het vinden van een gepaste slogan of logo. Het imago dat
een stad zichzelf oplegt moet in alle aspecten doorgetrokken worden, gecommuniceerd worden naar
de stakeholders en opgevolgd worden.
Net zoals bij corporate branding moet er een corporate identity komen. De AC²ID1-test evalueert
bedrijven op basis van 5 soorten identiteiten. Ook de identiteiten van steden kunnen via deze test
geëvalueerd worden (Balmer & Greyser, 2002). De ‘actual identity’ zijn de huidige eigenschappen
van een bedrijf en dus van een stad. Het bestuur en de managers hebben een visie over wat zij willen
als identiteit voor het bedrijf of de stad, dit is de ‘desired identity’. De manier waarop het bedrijf of
de stad zich probeert te positioneren in de markt is voor hen de ‘ideal identity’.
1 AC²ID : actual, communicated, conceived, ideal and desired identity
6
Via de communicatiestrategie creëert het bedrijf of de stad een ‘communicated identity’. De
‘conceived identity’ toont dan hoe de identiteit is overgekomen bij de relevante stakeholders (Balmer
& Greyser, 2002).
Corporate branding en city branding gaan om kiezen van een uniek ‘business model’. Dit model
heeft volgens Kapferer zes dimensies: een fysieke dimensie, personaliteit, cultuur, relaties, reflecties
en zelfbeeld (Kapferer, 1997).
De efficiëntie van een city branding beleid hangt af van de scherpe visie en de doelen van het
bestuur op lange termijn, een organisatiecultuur die gericht is op de stad als ‘brand’, goede
coördinatie tussen departementen, consistente communicatie en sterke partnerships (Hankinson,
2007) .
Steden kunnen de effectiviteit van hun ‘city branding activities’ testen aan de hand van het Anholt-
GMI City Brands index (Anholt, 2006). Simon Anholt, een beleidsadviseur die al meer dan 20 landen
adviseerde kreeg in 2009 nog de ‘Nobels Colloquia prijs’ voor economisch leiderschap. De City
Brands index meet de perceptie, van 20 000 mensen uit meer dan 20 steden, over 50 landen en 50
steden. Er worden een veertigtal vragen gesteld over de vertrouwdheid met de stad, de fysieke
aspecten van de stad, de opportuniteiten die de stad voor zich heeft liggen, de levensstijl, de
mensen, de accommodatie en de openbare voorzieningen van de stad (Anholt, 2006).
Figuur b: Anholt-GMI City Brands Index: brand hexagon (Anholt, 2006)
7
2. Citymarketing en studenten
Het belang van steden stijgt door globalisatie, neoliberalisering en politieke factoren. Daardoor
moeten steden zich proberen te onderscheiden van elkaar via citymarketing, vooral om
investeerders aan te trekken. Bedrijven worden aangetrokken door goede infrastructuur, fiscale
voordelen maar ook door het aanwezige human capital. Omdat de lage lonen industrie al sinds de
jaren 1970 wegtrekt uit de grote steden zijn de bedrijven op zoek naar kenniswerkers. Net
afgestudeerden aan het hoger onderwijs zijn dus een heel belangrijke groep voor een stad. Het
bestuur van de stad moet deze mensen proberen te overtuigen om te blijven wonen in de stad. Een
mogelijke stap om het human capital op te bouwen is het aantrekken van studenten. Na een
meerjarige opleiding leren deze studenten de stad kennen en heeft de stad de mogelijkheid om ze te
overtuigen van de geweldige capaciteiten van de stad.
In de meeste onderzoeken naar citymarketing focussen de auteurs zich slechts op drie stakeholders:
de bedrijven, de bezoekers en de bewoners. Daarna werden de pendelaars aan de doelgroepen
toegevoegd (Braun, 2008). Maar steden hebben ook nood aan studenten om later human capital te
kunnen opbouwen. Studenten behoren dus ook tot de belangrijkste doelgroepen van een stad
(Russo & Sans, 2009).
Studenten en pendelaars hebben veel met elkaar gemeen (Russo & Sans, 2009). Het zijn beide
groepen die niet officieel in de stad wonen en er dus geen domicilie hebben, geen belastingen
betalen en niet stemmen in die stad. Maar beide groepen consumeren wel in de stad en via hun
uitgaven in de lokale economie heeft de stad extra inkomsten. De keuze om naar een bepaalde stad
te gaan kan voor beide groepen een vrije keuze zijn maar het kan ook zijn omdat er geen
alternatieven waren om te werken of studeren in een andere stad. Heel wat opleidingen worden
slechts in een beperkt aantal steden aangeboden, net zoals er niet in alle steden hetzelfde aanbod
aan jobs is. Qua consumptiegedrag zijn er wel duidelijke verschillen. De studenten consumeren op
alle tijdstippen en op allerlei plaatsen terwijl de pendelaars dagelijks een aantal vaste routes
doorlopen op een aantal vaste tijdstippen (Russo & Sans, 2009).
Allison deed een onderzoek naar de impact van studenten op steden (Allison, 2006). Hij stelde vast
dat het hoger onderwijs in een constante evolutie is, het percentage 18-19-jarigen dat aan een
hogere opleiding begint stijgt jaarlijks. Wat blijkt is dat de meerderheid van de studenten dan ook
een verblijfplaats zoekt in de buurt van zijn school.
8
Een van de belangrijkste redenen van de grote stijging van het aantal studenten is de internationale
mobiliteit. Er zijn heel wat programma’s waarbij studenten beurzen krijgen om te gaan studeren in
een andere stad (in het buitenland) (Russo & Sans, 2009).
Heel wat universiteiten trekken terug naar het centrum van de stad, deze reurbanisatie zorgt voor
een stijging van het aantal studenten ín de steden en voor een verandering van de levensstijl in de
stad (Russo & Sans, 2009).
Zoals aangehaald werd toen we het belang van citymarketing besproken kiezen heel wat steden een
slogan als beginpunt van de marketingcampagne van hun stad. Dat kennis, scholing en human capital
een grote rol spelen in de positionering van een stad blijkt uit slogans zoals bijvoorbeeld ‘Delft,
kennisstad’ (DelftKennis).
2.1 Het belang om studenten aan te trekken en te behouden in een stad
Aangezien het aantal studenten in steden jaarlijks blijft stijgen is dit een groeiende doelgroep voor
steden. Het grootste voordeel om studenten te hebben in een stad is dat deze tijdens hun opleiding
overtuigd kunnen worden om te blijven wonen in de stad; hierop kan ingespeeld worden met
verschillende projecten. Door dit human capital creëert een stad een meerwaarde om investeerders
aan te trekken.
Ook de studenten die nog volop bezig zijn aan hun studie brengen extra inkomsten mee voor een
stad. Deze inkomsten komen er van zowel studenten die hun tijdelijke verblijfplaats in de stad
hebben als studenten die pendelen.
Een eerste economisch effect dat studenten met zich meebrengen is een stijging van de
werkgelegenheid in de stad waar ze gaan studeren. De aanwezigheid van de studenten in een stad
creëert directe jobs zoals onderwijs-, technische- en administratieve functies direct gerelateerd met
de opleiding. Maar om aan de behoeften van studenten te voldoen ontstaan er ook nieuwe
supermarkten, vrijetijdscentrum, uitgangscentra,… . Dit zorgt voor de creatie van indirecte jobs.
Een empirisch onderzoek bekeek het effect van de aanwezigheid van een universiteit op de
werkgelegenheid in een stad (Felsenstein, 1995). Via een “counterfactual research” werden de
verschillen in werkgelegenheid mét en zonder aanwezigheid van de universiteit in kaart gebracht. Er
bleek dat de onderwijsinstelling zorgde voor twee soorten werkgelegenheid. De ‘non-exempt staff’
zijn lager geschoolden die al woonden in de stad en werken in de technische dienst, bij het
onderhoudspersoneel, in het secretariaat,… . De ‘exempt staff’ zijn hoger opgeleiden die vaak
migreerden naar de stad en er werken als managers, professoren, verantwoordelijken voor
administratie,… .
9
Deze studie werd uitgevoerd in een middelgrote stad met iets meer dan 70 000 inwoners. De
universiteit zorgde voor het meeste inkomen en genereerde de meeste werkgelegenheid in de
volledige stad. Universiteiten en andere opleidingscentra kunnen dus gezien worden als grote
bedrijven die instaan voor opleiding van toekomstig human capital, onderzoek, huizencomplexen,
sport en cultuur. Deze ‘bedrijven’ staan in voor heel veel werkgelegenheid (Felsenstein, 1995).
Het onderzoeksbureau TNO voerde een studie uit in Nederland om de totale bestedingen (kosten)
voor het hoger onderwijs uit te drukken per student (Manshanden W. J., 2009). Hieruit bleek dat de
bestedingen voor het hoger onderwijs per student over de gehele carrière gelijk waren aan ongeveer
25 000 euro. Voor deze berekening werd de totale economische omvang van de werkgelegenheid
gedeeld door het totaal aantal studenten. Zowel in heel Nederland als in de 13 uitgekozen
‘studentensteden’ kwam men aan dit bedrag per student (Manshanden W. J., 2009).
Nederland 13 steden Eenheid
Aantal personen die werken in hoger onderwijs 288 700 210 751 (absoluut aantal)
Economische omvang van de werkgelegenheid 14,5 miljard 10,9 miljard (euro)
Aantal studenten 573 335 436 168 (absoluut aantal)
Gemiddelde bestedingen per student 25 291 24 990 (euro)
Tabel a: Berekening van de economische omvang van de bestedingen in het hoger onderwijs per student
Ook de lokale economie heeft baat bij de aanwezigheid van de studenten. De aanwezigheid van
hogescholen, universiteiten en onderzoekscentra zorgt niet enkel voor directe werkgelegenheid
maar ook voor afgeleide banen.
“Werknemers en studenten zorgen voor afgeleide banen. Denk aan barkeepers, boekhandelaren en
kruideniers. Negen banen in het hoger onderwijs en research and development leveren de lokale
economie gemiddeld twee afgeleide banen op. In sommige steden is dat effect sterker dan in andere.
Maar het belangrijkste product van hoger onderwijs is human capital: een hoogopgeleide bevolking.
Het effect daarvan is niet gemakkelijk te meten (Belleman, 2009).”
Niet enkel de studenten maar ook de werknemers die aanwezig zijn in de stad om te werken voor
het centrum van hoger onderwijs zorgen voor inkomsten voor de stad.
Studenten brengen ook hun omkadering mee naar de stad. Familie en vrienden komen af en toe op
bezoek om uit eten te gaan, te winkelen, het kot in te richten, uit te gaan,… . Al deze mensen zijn
extra bezoekers die naar de stad komen, die zorgen voor inkomsten voor de stad en die zo ook de
stad leren kennen.
10
Een volgend economisch effect is de verkoop en verhuur van verblijfsplaatsen voor de studenten. De
vastgoedsector vaart ook wel bij de toevloed van studenten naar een stad. Meer huizen worden
gekocht om om te bouwen naar koten en onroerende voorheffing wordt betaald aan stad.
Groeiende studentensteden hebben vaak een huizenmarkt die in de lift zit. Niet alleen de
vastgoedhandelaren verdienen hier goed aan, ook de huidige bewoners zien hun huizen meer waard
worden. Door de stijging van het aantal koten komen er heel wat organisaties die instaan voor de
reglementering van koten. Door deze stijgende controle verbetert de kwaliteit van de huisvesting.
Ook wordt het probleem van kraakpanden opgelost. De grote vraag naar koten zorgt voor heel wat
verkopen van huizen, die anders lange tijden zouden leeg blijven staan.
Als steden een grote vraag hebben naar studentenkoten en er een stijging van de prijzen en
huurprijzen van huizen komt, brengt dit ook negatieve effecten met zich mee. Hoge huur- en
koopprijzen maken het minder aantrekkelijk voor potentiële inwoners om naar de stad te komen
wonen.
Ook de concentratie van verblijfsplaatsen van studenten in bepaalde buurten zorgt vaak voor
problemen. De toevloed van een groot aantal studenten in een bepaalde buurt kan voor radicale
veranderingen zorgen. Studenten hebben een andere levensstijl dan jonge gezinnen of senioren. Als
de diversiteit tussen de leeftijdsgroepen niet behouden blijft kan dit ervoor zorgen dat huidige
inwoners overwegen om te verhuizen (Allison, 2006).
We nemen als voorbeeld de verspreiding van de kotstudenten over Gent (Gent in cijfers, 2009). Gent
heeft quasi 240 000 inwoners en 20 000 kotstudenten. Dit is 1 student per 12 inwoners en zou voor
een gediversifieerde populatie kunnen zorgen. Maar als we kijken naar de verspreiding van het
aantal inwoners in Gent zien we dat sommige buurten een te grote concentratie studenten hebben.
De meeste studenten wonen in de binnenstad (1 student per 2 inwoners), rond de Papegaaistraat (1
student per 3 inwoners), rond het station (ongeveer 1 op 5 bewoners) en rond de watersportbaan en
Ekkergem (1 student per 4 bewoners).
11
Figuur c: Stad Gent: Aantal kotstudenten (in absolute cijfers) per 100 inwoners
Een oplossing om deze wijziging in de diversiteit van de populatie aan te pakken is door de bewoners
en de studenten samen te betrekken in activiteiten. Zo kan een buurtfeest een evenement zijn
waarbij studenten samen met jonge gezinnen en senioren plezier maken en waar alle partijen elkaar
leren appreciëren. Ook initiatieven vanuit de stad zelf kunnen de verdraagzaamheid tussen de
leeftijdsgroepen verhogen.
De aanwezigheid van studenten in een stad heeft ook heel wat sociale effecten. Allereerst brengen
studenten een soort ‘lifestyle’ met zich mee. Vaak engageren studenten zich in studenten-
bewegingen die zorgen voor sportieve en culturele evenementen. De levensstijl van een groep
mensen is niet enkel het resultaat van economische groei maar ook de input van die groei (Allison,
2006).
Als voorbeeld van de sociale en economische impact van de lifestyle van studenten op een stad
bespreken we de evolutie in Venetië. Door de inplanting van universiteiten in het centrum van
Venetië is de stad, die op sterven lag, terug tot leven gebracht (Russo & Sans, 2009). In de jaren 1990
had Venetië te maken met een dalende economische groei door een dalende populatie. Niemand
wilde in de stad wonen en mensen die toch voor hun werk in de stad moesten zijn pendelden op en
af. Tegenover de afname van vaste bewoners was er wel een enorme stijging in het toerisme. Het
stadsbestuur zag zichzelf verplicht om radicale herstructureringen uit te voeren in de stad.
47
1 3
1 0
35
0 0 3
7
0 0 1
9
0 2
6
0 0 4
26
17
23
0 1
Bin
ne
nst
ad
Blo
em
eke
nsw
ijk
Bru
gse
Po
ort
- R
oo
igem
Dam
po
ort
Dro
nge
n
Elis
abe
thb
egi
jnh
of
- P
apeg
aai
Gen
tbru
gge
Kan
aald
orp
en e
n -
zon
e
Led
eb
erg
Mac
har
ius
- H
eirn
is
Mar
iake
rke
Mo
sco
u -
Vo
gelh
oek
Mu
ide
- M
eule
ste
de
-…
Nie
uw
Ge
nt
- U
Z
Oo
stak
ker
Ou
d G
en
tbru
gge
Rab
ot
- B
lais
antv
est
Sin
t A
man
dsb
erg
Sin
t D
en
ijs W
est
rem
Slu
ize
ken
- T
olh
uis
- H
am
Stat
ion
sbu
urt
No
ord
Stat
ion
sbu
urt
Zu
id
Wat
ersp
ort
baa
n -
Ekk
erge
m
Wo
nd
elge
m
Zwijn
aard
e
Aan
tal k
ots
tud
en
ten
pe
r 1
00
inw
on
ers
12
Naast het relokaliseren van de vier grote universiteiten naar het stadscentrum heeft ze ook de
huurwet veranderd zodat studenten makkelijker aan koten kunnen geraken. Alle herstructureringen
werden doorgevoerd met als doel het creëren van een ‘studentscape’ (Russo & Sans, 2009).
Studenten die in de stad kwamen wonen brachten een nieuwe levensstijl met zich mee. Vóór de
herstructurering was er enkel overdag iets te doen in Venetië, pendelaars en toeristen gingen ’s
avonds meestal terug naar huis. Met de komst van de studenten werden er culturele evenementen
georganiseerd en kwam er nieuwe consumptie op gang. De restaurants die zich vestigden gericht op
studenten (snel, goedkoop en grote porties) trokken ook toeristen aan die op zoek waren naar een
gezellige hap (Russo & Sans, 2009).
De nieuwe studentenlevensstijl was een herademing voor de minoriteit van de toeristen die niet op
bezoek kwamen naar Venetië om het culturele erfgoed te bezoeken maar die wilde proeven van het
authentieke Venetiaanse stadsleven. Deze toeristen mengden zich in de studentengebieden en –
activiteiten en bleven meerdere dagen omdat er ’s avonds heel wat activiteiten waren. Studenten
kunnen dus een impuls geven aan een stad om terug levendig te worden en een specifieke groep
toeristen aan te trekken, de posttoeristen (Russo & Sans, 2009).
De posttoeristen zijn een minoriteit van toeristen die niet op citytrip gaan om cultureel erfgoed te
bezoeken maar die willen in interactie gaan met de stad die ze bezoeken (Russo & Sans, 2009). Dit
zijn meestal jonge koppels en singles die verblijven in goedkopere hotels of jeugdherbergen of die
verblijven bij vrienden in de stad. Voor hen is het hét belangrijkste om de lokale creativiteit en
gastronomie te ontdekken. Posttoeristen zoeken interactie met de lokale ‘sociale fabriek’.
Studentensteden geven steden een extra troef om meer bezoekers aan te trekken (Allison, 2006).
Een ander sociaal effect van de aanwezigheid van studenten in een stad is het (gepercipieerde)
verhoogde veiligheidsgevoel. In studentensteden is er vaak ’s nachts ook nog veel ‘passage’ in heel
wat gebieden waardoor de mensen zich minder vlug onveilig voelen. Hoewel als negatief punt toch
ook vermeld moet worden dat een studentenpopulatie ook zorgt voor overlast en verhoogde
criminaliteit. Uit onderzoek blijkt dat er in steden met hogere concentraties studenten ook meer
inbraken gebeuren (Allison, 2006). Dit komt door het temporeel verblijfskarakter van de studenten.
Vaak zijn studenten niet op kot in de weekends en in de zomermaanden. Door deze transparantere
onbewoonde periodes worden inbrekers vaak verleid om laptops, tv’s, … te stelen.
Een laatste sociaal effect van een ‘studentenstad’ is het positieve imago dat het vaak met zich
meebrengt. Een grote reden voor heel wat studenten om een stad te kiezen om te studeren is de
perceptie die ze hebben via vrienden en familie over een stad (Manshanden W. J., 2009).
13
Conclusie
Studenten brengen positieve en negatieve effecten teweeg in een stad, maar de positieve aspecten
wegen toch het zwaarste door. Een stad moet dus beginnen met het aantrekken van studenten om
ze uiteindelijk te overtuigen om te blijven wonen in de stad. Want pas als de studenten ‘blijven
plakken’ kan de stad zijn grootste troef uitspelen om investeerders aan te trekken, het aanbod van
human capital.
Op het congres van citymarketing in Gent debatteerden de burgemeesters van Antwerpen, Gent en
de afgevaardigde van de burgemeester van Brugge over hoe ze zichzelf willen positioneren op vlak
van citymarketing. De belangrijkste opdracht voor een stad om inkomsten te verwerven bleek te zijn
om investeerders te overtuigen om in samenwerking te gaan of zich te vestigen in de stad (Termont,
2010).
Een studentenstad die een groot potentieel aan (jong) afgestudeerden kan bieden aan bedrijven
heeft een meerwaarde als bedrijven op zoek gaan naar nieuwe investeringen of vestigingen. Termont
(2010) benadrukte dat de stad hierop nog eens kan inspelen door de bedrijven via directe wegen te
helpen aan de juiste arbeidskrachten. “De stad Gent helpt bedrijven die zich in Gent willen settelen bij
het zoeken naar de juiste werkkrachten. Een bedrijf dat arbeidskrachten nodig heeft wordt door een
specifieke dienst geholpen. Deze dienst doet een voorselectie en stuurt dan de kandidaten door naar
het bedrijf” (Termont, 2010). Een stad die universiteiten of hogescholen huisvest heeft dus een zeer
groot voordeel bij het aantrekken van investeerders.
Van Winden (2008) legt ook de link tussen de aanwezigheid van kenniscentra in de stad en de
aantrek van bedrijven. Hij onderzocht waarom sommige steden een vluggere groei gekend hebben
dan andere. Klassieke economisten beschouwden arbeid als de belangrijkste productiefactor. In
tijden van industrialisatie werd dit het fysiek kapitaal en nu is kennis de troef om productiviteit te
verhogen. Kennis kan worden ingedeeld in drie categorieën. Eerst is er ‘informatie’ of kennis die
verwerkt zit in databases, dit is louter een verzameling van gegevens zonder verdere verwerking. Als
deze kennis verwerkt wordt en er theorieën over opgeschreven worden in boeken of patenten wordt
dit ‘gecodeerde kennis’. Als laatste is er de ‘tacit kennis’ of kennis die nog in het hoofd van mensen
zit en nergens kan teruggevonden worden. Deze laatste soort van kennis is het belangrijkst en geeft
bedrijven een competitief voordeel. Deze kenniscreatie wordt vooral in universiteiten en
hogescholen gecreëerd. Studenten zijn een frisse bron van creatieve technologie. Daarom zijn hogere
opleidingscentra een belangrijke troef voor steden om bedrijven aan te trekken. De output van deze
opleidingscentra, het human capital, moet dan ook overtuigd worden om in de stad te blijven zodat
de investeringen in deze centra niet verloren gaan (Van Winden, 2008).
14
2.2 Citymarketing: ‘Hoe afgestudeerde studenten aanmoedigen om te ‘blijven plakken’?
In de 21e eeuw zijn er heel wat nieuwe mogelijkheden om aan citymarketing te doen. Van Aelst
(2010), gastspreker op het tweede nationaal congres van city- en regiomarketing, stelt dat
citymarketing gebaseerd moet zijn op relaties tussen de stad en de ‘klanten’.
1. Via een database kan een stad alle relevante gegevens bijhouden. Relevante gegevens betreffen
de interesses van mensen op vlak van cultuur, sport, evenementen en shopping. Van Aelst baseerde
zich in het congres op de ‘bezoekers’ van een stad. Een stad moet proberen bij te houden wie
interesse heeft in de stad, wat er bezocht wordt tijdens het uitstapje naar de stad en kan proberen
feedback te verkrijgen van de bezoeker. Hierdoor kan er een herhalingsbezoek komen en kunnen de
toeristen ‘ambassadeurs’ worden van de stad. Ambassadeurs zijn mensen die een goed woordje
doen over de stad.
We kunnen dit ook veralgemenen naar de studenten in een stad. Zo kan een stad bijhouden welke
studenten interesse tonen om te komen studeren in de stad, wat ze doen tijdens hun studieperiode
in de stad (sport, events, cultuur, shopping…) en de stappen die ze volgen na de studieperiode
(zoeken van werk, woonplaats,…).
De stad kan ook jongeren betrekken in hun citymarketingbeleid. Om te weten wat er speelt bij de
studenten en om de stad te helpen ‘marketen’ bij hun ‘peers’. Zo kunnen jongeren ‘ambassadeurs’ of
‘superpromotors’ worden van een stad. “Deze ‘superpromotors’ zijn enthousiast over de stad en
dragen hun enthousiasme over op anderen waardoor ze de anderen beïnvloeden. Ze doen
aanbevelingen en worden door anderen gekopieerd. (Vogelaar, 2009)” Een voorbeeld van een bedrijf
dat werkt met ‘superpromotors’ is de Kinepolis groep. Zij hebben in elke studentenstad (Antwerpen,
Gent, Brussel, Leuven, Kortrijk en Hasselt) een ‘student brand manager’. “Deze studenten zijn de
ogen en oren van de studentenstad. Ze gaan brainstormen over nieuwe initiatieven en organiseren
events en party’s in hun studentenstad (Kinepolis, 2011). Steden kunnen op dezelfde manier een
samenwerking aangaan met studenten.
2. Op vlak van ‘social media’ is het belangrijk om ‘two-way-communication’ methoden te gebruiken.
Tot nu toe gebruiken steden te veel ‘one-way-communication’ zegt Mark van Aelst op het congres.
Steden zouden moeten een ‘community manager’ aanstellen om aan de ene kant publicaties te
plaatsen op ‘social media’, maar ook om te reageren op (negatieve) posts over de stad.
15
Ook om studenten aan te trekken naar een stad en te behouden kan het ‘social media’-kanaal
gebruikt worden. Via facebook, linkedIn, twitter, youtube,… kan men toekomstige studenten en
toekomstige afgestudeerde studenten aanspreken én reageren op hun posts.
“'Social media zijn zeker heel interessant op vlak van citymarketing voor studenten omdat ze er al
zeer vertrouwd mee zijn. De ideale manier zou zijn om een studentenforum te ontwikkelen voor een
stad en dit te promoten. Zo kan bijvoorbeeld een forum ‘StudentsLoveAntwerp’ opgericht worden.
Een community manager kan dit forum dan beheren door posts te plaatsen maar ook te reageren op
posts van studenten zodat er een goede tweerichtingscommunicatie komt. (Van Aelst, 2010)”
3. Internationale en nationale partnerships zijn een goede bron van citymarketing. Zo werd op het
congres van city- en regiomarketing het voorbeeld gegeven van de opening van een nieuwe winkel in
een stad. De stad zou dit moeten aangrijpen als een mogelijkheid om de stad te promoten. Zo kan de
stad de reclame rond de opening sponsoren in ruil voor het plaatsen van een logo in de advertentie.
“Ook op vlak van studenten kunnen partnerships aangegaan worden. Deze partnerships kunnen met
bedrijven zijn waarbij de bedrijven dan laten weten aan de stad wat het profiel is van de studenten
waarnaar ze op zoek zijn. De stad kan dan via databases alle studenten per richting terugvinden. Vb.
Als BASF in Antwerpen 20 studenten Chemie nodig heeft dan kan ze dit laten weten aan de stad
Antwerpen die dan de gegevens van potentiële studenten kan doorgeven aan BASF. Zo spaart BASF
kosten in het selectieproces (advertenties, reclame, …). De stad wordt hierdoor een aantrekkelijke
plaats om je als bedrijf te gaan vestigen2.
Ook voor internationale partnerships zijn er mogelijkheden. Steden kunnen verbroederen met steden
overheen de hele wereld en zo het ‘Erasmus-programma’ verbreden. Nu zijn er enkel collaboraties
over de grenzen heen tussen universiteiten en hogescholen onderling. Deze samenwerking zou ook
vanuit het initiatief van de stad kunnen komen (Van Aelst, 2010).”
4. Nieuwe technologieën zijn de toekomst voor steden om zichzelf te promoten. Via de databases
met voor-, tijdens- en na-informatie omtrent het stadsbezoek kunnen nieuwe technologieën inspelen
op de specifieke interesses en preferenties van toeristen. Deze nieuwe technologieën zijn zowel
google, als de iPhone en smartphones,… . Zo kunnen op een iPhone specifieke applicaties
gedownload worden die de bezoeker kan begeleiden tijdens het stadsbezoek.
2 Een opmerking hierbij kan gemaakt worden omtrent ‘privacy’. Gegevens mogen niet zomaar verspreid
worden, maar universiteiten kunnen studenten wel toestemming vragen om hun gegevens door te geven aan bedrijven om zo te helpen bij de zoektocht naar een job.
16
Een voorbeeld hiervan is de Nederlandse winkelketen Albert Heijn. Zij introduceerden een iPhone
applicatie die hun klanten helpt om een boodschappenlijstje te maken en die een specifieke route in
de winkel uitstippelt aan de hand van dit lijstje.
“Steden die aan citymarketing willen doen naar studenten toe kunnen voor hun stad een specifieke
applicatie maken waarin je alles kan terug vinden wat je maar nodig hebt als student in die stad. De
applicatie zou kunnen worden gedownload op de Iphone en kan de studenten wegwijs maken van
goedkope restaurantjes, tot boekenverkopen, kotenverhuur, sportactiviteiten, … . Een soort digitale
guidogids maar vanuit initiatief van de stad (Van Aelst, 2010).”
5. Samenwerking is het laatste belangrijk aspect om nieuwe technologieën te implementeren bij
citymarketing. Interne samenwerking kan gebeuren met musea, diensten, horeca, … . Externe
samenwerking kan gebeuren met andere steden. Het volgende voorbeeld werd aangehaald op het
congres citymarketing: na een citytrip in Brugge wordt via het databaseprofiel een suggestie gedaan.
“U hebt deze musea, dit restaurant, … in Brugge bezocht. In Roeselare zou u dit museum, …
waarschijnlijk ook leuk vinden.”
Ook studentensteden kunnen wederzijds baat hebben bij samenwerking. Zo kan een student die een
opleiding niet kan volgen in de ene stad doorverwezen worden naar een andere stad. De andere stad
wordt op de hoogte gebracht van de interesse van de potentiële student. Ook interne samenwerking
is belangrijk. Een studentenstad kan samenwerken met winkels, musea, restaurant, cinema, … . De
studenten krijgen dan voordelen in deze locaties en de stad kan zich promoten als ‘stad met
voordelen voor studenten’. Nu al gebeurt deze promotie via samenwerking maar niet via de stad, via
de guidogids. De stad zou dus bijvoorbeeld kunnen samenwerken met de guidogids.
2.3 Welke stappen volgen studenten na het afstuderen?
Afgestudeerde studenten uit het hoger onderwijs kunnen overtuigen om in de stad te blijven wonen
is een grote troef van een stad om inkomsten te verwerven. Door de aanwezigheid van human
capital kunnen ze investeerders overtuigen om te investeren in hún stad.
Het verhaal begint bij het aantrekken van studenten naar de stad om ze tijdens hun studententijd de
schoonheid van de stad, de activiteiten, de cultuur, … bij te brengen. Om een beter inzicht te krijgen
in hoe de studenten kunnen bereikt worden nadat ze afstuderen, kijken we hoe ze hun eerste job
vinden en hoe lang het duurt voor ze beginnen te werken. Ook wordt nagegaan wat de wensen van
jongeren en studenten zijn voor hun toekomstige woonomgeving.
17
In de volgende grafiek wordt besproken langs welk kanaal de afgestudeerde studenten uit het hoger
onderwijs hun eerste betrekking van minimum drie maanden vonden (FOD Economie, 2009). We
zien dat meer dan ¼ van de jongeren, die afgestudeerd zijn in het hoger onderwijs, intreedt tot de
arbeidsmarkt via een spontane sollicitatie. Ongeveer 15% van de afgestudeerde studenten vindt een
job via persartikels of online, en nog eens 15% gaat in een onderwijsinstelling werken. Iets meer dan
1 op 10 afgestudeerde studenten dankt hun job aan familie of vrienden. Veertien procent van de
afgestudeerde studenten gaan aan de slag op de arbeidsmarkt via een openbare dienst voor
arbeidsbemiddeling of via een uitzend-, wervings-, of selectiebureau. Iets meer dan 1 op 20
studenten begonnen hun carrière op de plaats waar ze een stage of studentenjob gedaan hadden.
Drie procent van de afgestudeerden begon een eigen bedrijf, een andere 3% van de studenten
werden zelf gecontacteerd door de werkgever en namen het aanbod aan.
Figuur d: Percentage jongeren die via een bepaald kanaal hun eerste job (na het afstuderen) vinden (FOD Economie, 2009)
Veel van de kanalen waarlangs de jongeren een job vinden zijn beïnvloedbaar door steden. Zo zien
we dat meer dan een vierde van de jongeren spontaan solliciteert bij een specifieke werkgever. Als
studenten overtuigd zijn dat ze willen blijven wonen in hun studentenstad kan de stad hen helpen bij
het solliciteren bij bedrijven in de stad.
14,6%
7,0% 7,0%
15,7%
28,0%
12,4%
6,3%
2,7% 3,3% 3,1%
Toegang van jongeren (15-34) tot de arbeidsmarkt (2e kwartaal 2009)
18
Iets meer dan 15% van de jongeren solliciteert via advertenties in de pers of op het internet. Ook dit
kanaal kan een stad gebruiken om de vacatures in hun stad in de verf te zetten.
Via de kanalen waardoor jongeren een eerste betrekking vinden kan ingespeeld worden door een
stad. Maar niet alle studenten gaan direct op zoek naar een job nadat ze hun diploma in handen
hebben. In de volgende grafiek zien we hoe lang het duurt voor studenten een job zoeken en vinden
(FOD Economie, 2009). Meer dan de helft van de afgestudeerden was na het verlaten van het
onderwijs direct actief werkzoekende. Een derde van de afgestudeerden had korte betrekkingen van
minder dan 3 maanden, en 8,4% was niet werkzoekende omwille van andere redenen. Die andere
redenen worden onderzocht in het empirisch onderzoek van deze thesis.
Figuur e: Hoe lang duurt het voor jongeren een job vinden?
Interpretatie: Percentage jongeren die 1 of meer betrekkingen gehad heeft < 3 maanden, percentage jongeren die geen betrekking gehad heeft, … (FOD Economie, 2009)
30,5%
58,8%
2,3%
8,4%
Één of meer betrekkingengehad korter dan 3
maanden
Geen betrekking gehad,maar was wel actief
werkzoekend
Geen betrekking gehad enwas niet actief
werkzoekend omwille vanfamiliale redenen
Geen betrekking gehad enwas niet actief
werkzoekend omwille vanandere redenen
19
2.4 Waar willen studenten wonen?
Het is van belang voor steden om studenten naar de stad te trekken, om hen de mooie kanten van de
stad te leren kennen, maar vooral om ze te overtuigen om na hun studies te blijven wonen in de
stad. Steden kunnen hiervoor bijvoorbeeld inspelen op de behoeften van afgestudeerde studenten
door hen op het juiste moment bij te staan bij het zoeken naar een job.
Een andere vraag die gesteld wordt bij het vraagstuk van citymarketing naar (afgestudeerde)
studenten toe is wat ze verlangen van hun toekomstige woonplaats. Wat zijn voor hen de
belangrijkste elementen bij het beslissen waar ze gaan wonen?
De woonpreferenties van 12- en 18-jarigen blijken significant te verschillen op bepaalde vlakken
(Tierens et al., 2003). Voor de helft van de geïnterviewde 18-jarigen moet hun toekomstige woning
zeker voldoen aan veel comfort en moet ze een tuin hebben. Steden kunnen via citymarketing op
deze eis inspelen. Als het mogelijk is kunnen steden ruimte maken voor woningen met een tuin,
maar een andere mogelijkheid is om een campagne op te starten die de parken van de stad in de verf
zet en ze voorstelt als ‘de tuin van de stedelingen’. Zo kan de behoefte aan een tuin op een
alternatieve manier ingevuld worden (Tierens et al., 2003).
Figuur f: "Wanneer je na je studies zelfstandig gaat wonen, waaraan moet je woning zeker voldoen?" Verschilpunten volgens onderwijsvorm. (Tierens et al., 2003)
Een andere opmerkelijke bevinding is dat de 18-jarigen meer prijsbewust zijn en dat een
ééngezinswoning in mindere mate vereist wordt, een appartement voldoet ook, dan bij de 12-
jarigen.
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
ASO
Niet-ASO
20
Bereikbaarheid wordt een belangrijke voorwaarde voor de toekomstige woning. Achttienjarigen
willen dicht bij het centrum, winkels, uitgaansgelegenheden,… wonen en willen graag ook goede
verbindingen van openbaar vervoer ter beschikking hebben (Tierens et al., 2003).
Ontspanningsmogelijkheden en speelruimte zijn kenmerken van hun huidige woonplaats die ze
graag ook in hun toekomstige woonplaats willen. De jongeren willen in een “rustige, groene,
landelijke, (verkeers)veilige en propere omgeving wonen waar voldoende sociaal contact is. Slechts
11% van hen wil in een stad gaan wonen.” Uit deze bevindingen kunnen city marketeers in hun
marketingcampagne de veiligheid en properheid van de stad naar voor brengen. Dit kan een troef
zijn om de perceptie van jongeren over de stad te veranderen en hen te verleiden in de stad te
komen wonen waar er een overvloed aan sociaal contact en ontspanningsmogelijkheden is (Tierens,
et al., 2003).
Het onderzoek onderscheidt 6 soorten woonbuurten. Bij de vraag naar de tevredenheid over de
woning en de woonomgeving blijkt dat de jongeren die in de stadskern of in de (19e-eeuwse) wijken
in Antwerpen, Gent en Brussel wonen noch tevreden zijn over hun woning noch over hun
woonomgeving. Dit komt waarschijnlijk door hun voorkeur voor grote ééngezinswoningen met een
tuin in een landelijke, rustige omgeving. Indien hierop wordt ingespeeld via citymarketing kan de
tevredenheid bij deze groep sterk verhogen (Tierens et al., 2003).
Figuur g: Tevredenheid over woning en woonomgeving naargelang woonbuurt (Tierens et al., 2003) y-as: tevredenheid waarbij 1 het maximum en -1 het minimum is
-0,6
-0,5
-0,4
-0,3
-0,2
-0,1
0
0,1
0,2
0,3
Woning
Woonomgeving
21
De punten waar door steden aan gewerkt moet worden om 18-jarigen tevreden te stellen zijn dus
natuur (veel groen en parken) in de stad, de bereikbaarheid verbeteren (parkeerplaatsen en
openbaar vervoer) en het creëren van een veilig en proper gevoel in de stad (Tierens et al., 2003).
Hiernaast vragen jongeren ook om ontspanningsmogelijkheden. In de vragenlijst werd de
tevredenheid over een heel aantal ontspanningsmogelijkheden onder de loep genomen: buiten
sporten, academie (muziek, dans), groen, concertzaal, sporthal, bibliotheek, openbaar vervoer,
jeugdbeweging, speelplein, open terrein, zwembad, café, uitgaan, jeugdhuis, winkels en bioscoop.
De invalshoek van deze thesis is niet om de tevredenheid te testen over deze mogelijkheden maar
om te polsen welke ontspanningsmogelijkheden de hoogste prioriteit toegewezen krijgen bij het
zoeken naar een woonplaats en –omgeving en om te onderzoeken of hierin vaste patronen te
ontdekken zijn. We kijken in het onderzoek ook of de woonpreferenties (ééngezinswoning met tuin,
veilig en propere omgeving, veel sociaal contact) stabiel blijven en op welke vlakken ze veranderen
bij studenten in het hoger onderwijs en net afgestudeerde studenten.
22
II Empirisch onderzoek
1. Methodologie
Een vragenlijst (zie bijlage 1) werd opgesteld en afgenomen aan de hand van een quotasteekproef.
De quota bepaalden een minimum aantal respondenten uit elk van de drie geselecteerde
studentensteden; Gent, Leuven en Antwerpen.
De vragenlijst werd opgesteld aan de hand van het boek ‘Marktonderzoek’ (De Pelsmacker & Van
Kenhove, 2007). Bij het opstellen van de probleemstelling was er één grote onderzoeksvraag “Hoe
kunnen steden en gemeenten studenten aantrekken én behouden in de stad?”. Op voorhand werd
er een lijst van informatiebehoeften opgesteld.
1. Allereerst moest gemeten worden hoe groot de economische impact van studenten is op de
lokale economie. Dit kan vergeleken worden met vorig onderzoek waarin de economische
bestedingen, via de werkgelegenheid, in het hoger onderwijs uiteengezet worden per student.
(Manshanden W. J., 2009). Zo kan aangetoond worden dat studenten, economisch gezien, een
belangrijke doelgroep zijn voor een stad.
Via secundaire bronnen wordt er informatie verzameld om de vragenlijst zo volledig mogelijk op te
stellen. We zien een evolutie van het aantal studenten in België. Sinds het academisch jaar 1993-
1994 is er een stijgende trend in zowel het aantal universitaire studenten als het aantal
hogeschoolstudenten (Onderwijsstatistieken, 2009-2010). Al deze studenten en hun families hebben
een inbreng in de lokale economie. Heel wat studenten huren een kot of studio en via de kotbazen
krijgt de stad hier (fiscale) inkomsten door. Ook moeten ze zich kunnen verplaatsen in de stad en
daarvoor huren ze een fiets of betalen ze lijntickets. Er wordt gegeten, uitgegaan en gewinkeld in de
stad. Inschrijvingsgeld wordt betaald voor de studie, boeken en schoolmateriaal wordt gekocht in
lokale handelszaken.
23
Figuur h: Evolutie van het totaal aantal studenten in het hoger onderwijs en het aantal studenten in universiteiten (y-as: absolute aantal studenten) (Onderwijsstatistieken, 2009-2010)
2. Een volgende informatiebehoefte was om te weten welke kanalen het meeste effect hebben om
studenten aan te trekken.
Om studenten aan te trekken naar een studentenstad worden er onder andere SID-in beurzen
georganiseerd waar universiteiten en hogescholen laatstejaars uit het middelbaar onderwijs
informeren over de mogelijke studierichtingen. Op die manier kan een universiteit of hogeschool zich
een positief imago aanmeten bij deze toekomstige studenten. Ook vrienden, familie, de partner, het
imago van de stad en de beperkte beschikbaarheid van bepaalde studierichtingen kunnen een
invloed hebben op het kiezen van een studentenstad.
3. “Hoeveel studenten willen in hun studentenstad wonen en waarom?” Hiermee wordt onderzocht
hoeveel studenten de intentie hebben om (misschien) te blijven wonen in de stad. Zo kan een stad
ontdekken in welke mate ze een citymarketingbeleid moeten voeren op vlak van het behouden van
net afgestudeerde studenten.
4. Om te weten hoe je studenten kan overtuigen om te blijven wonen in de stad moet er nagegaan
worden hoe de studenten kunnen bereikt worden na het afstuderen. Met andere woorden, welke
stappen volgen studenten na het afstuderen? Deze stappen worden vergeleken met de al bestaande
overheidsgegevens (FOD Economie, 2009) (zie literatuurstudie: 2.3) .
0
20000
40000
60000
80000
100000
120000
140000
160000
180000
200000
Universiteiten
Totaal hogeronderwijs
24
5. Als men weet waar men studenten kan bereiken na het afstuderen, is het interessant om te
onderzoeken op welke manier de campagne moet opgebouwd worden. Er wordt gekeken wat
studenten zoeken in een toekomstige woning. De input voor deze vraag komt onder andere uit een
onderzoek bij 12- en 18-jarigen waarin men nagaat wat belangrijk is bij het kiezen van een
toekomstige woonplaats (Tierens, Verhetsel, & Witlox, 2003) (zie literatuurstudie: 2.4).
6. Als de preferenties van studenten over hun toekomstige woonplaats duidelijk zijn dan kan de stad
hierop inspelen en nieuwe initiatieven aanbrengen. Al bestaande initiatieven worden getest, zoals
de A-kaart, dit is een kaart voor de inwoners van Antwerpen waarmee ze korting krijgen bij culturele
en sportactiviteiten. Ook nieuwe ideeën worden toegevoegd, zoals gratis WI-FI op openbare plaatsen
in de stad (dit voorstel werd aangekaart door de verantwoordelijke van citymarketing van de stad
Gent).
7. Studenten zijn een almaar belangrijkere groep in steden en in centrumsteden. In België hebben
bijna alle belangrijke steden hogescholen en universiteiten (Gent, Brussel, Antwerpen, Leuven,
Hasselt, Kortrijk, Oostende). Drie steden, Antwerpen, Gent en Leuven, worden op basis van hun
verschillend imago als ‘studentenstad’ uitgekozen voor dit onderzoek. Aangezien deze 3 steden
volledig andere verdeling hebben van inwoners en studenten zal de onderzoeksvraag vermoedelijk
op een andere manier benaderd moeten worden. Onder andere het aantal studenten in vergelijking
met het aantal inwoners verschilt in deze studentensteden.
Gent is een studentenstad maar heeft daarbuiten ook nog heel wat vaste bewoners. Antwerpen
heeft relatief veel meer bewoners dan studenten. Leuven is een echte studentenstad waar het aantal
studenten gelijk is aan één derde is van het aantal inwoners.
Inwoners Studenten % Studenten
Gent 244.000 53071 21,8%
Antwerpen 494.009 32738 6,6%
Leuven 96.231 36148 37,6%
Tabel b: Percentage studenten tegenover aantal inwoners per stad (Gent in cijfers, 2009) (Onderwijsstatistieken, 2009-2010) (Statistieken bevolking, 2010)
Het onderzoeksuniversum of de populatie wordt bepaald door studenten uit Antwerpen, Gent en
Leuven. Hierbij maken we een populatiespecificatiefout omdat we enkel studenten uit drie
geselecteerde studentensteden vragen terwijl er nog andere studentensteden zijn in België (Brussel,
Kortrijk, Brugge, Hasselt,…).
25
Een niet-toevalsgewijze quotasteekproef wordt uitgevoerd. De respondenten worden
gecontacteerd via facebook, nieuwsbrieven van studentenverenigingen en mailings. Om aan een
voldoende aantal respondenten te geraken worden er in Antwerpen en Leuven ook studenten in
faculteiten aangesproken om schriftelijk de vragenlijst in te vullen.
Als incentive werd er een overeenkomst gesloten met Health City België om elke respondent een
gratis dagpas aan te bieden in één van hun fitnesscentra. Zowel op de vragenlijst als op de flyer, die
op facebook en in de faculteiten verspreid werd om online respons te verhogen, kwam het logo van
Health City België, net zoals de logo’s van de studentensteden (zie bijlage 2).
De respondenten worden vrij gekozen maar er wordt gehouden aan voorziene subgroepen/quota
bestaande uit een (ongeveer) gelijk aantal Antwerpse, Gentse en Leuvense studenten.
Als statistische testen werden op de nominale variabelen chikwadraattesten gebruikt op een
significantieniveau van 5%. De intervalgeschaalde variabelen, bij vragen met antwoordmogelijkheden
zoals “helemaal niet, eerder niet, eerder wel, helemaal wel” werden categorisch nominaal gemaakt
om ook chikwadraattesten te gebruiken mits deze voor het onderzoek relevanter geacht werden3
dan Mann Whitney (bij 2 klassen) of de Kruskal Wallis test (bij 3 klassen) (De Pelsmacker & Van
Kenhove, 2007). Als associatiemaat werd de Cramer’s V gebruikt om de mate van samenhang te
testen.
De significante verschillen op basis van geslacht bij interval/ratio variabelen, zoals de vragen over het
budget van de studenten werden getoetst aan de hand van de t-toets. De ANOVA werd gebruikt om
significante verschillen te toetsen tussen de steden (3 klassen) bij interval/ratio geschaalde
variabelen.
3 De chikwadraattest, de Mann Whitney U en de Kruskal Wallis test hadden (min of meer) dezelfde significante resultaten.
Er wordt gekozen om de chikwadraattest te gebruiken omdat deze het meeste informatie, in percentages, weergeeft en dit
veel meer relevante en betere interpreteerbare informatie oplevert voor het onderzoek.
26
2. Resultaten van het onderzoek
De resultaten en conclusies van het onderzoek worden in dezelfde volgorde behandeld als
uitgewerkt in de methodologie. Eerst worden algemene resultaten besproken, daarna worden
verschillen aangehaald op basis van geslacht en tussen de verschillende studentensteden. Naar het
empirisch onderzoek uit deze thesis (zie de bijhorende vragenlijst in bijlage 1) wordt er verwezen
door de vermelding van ‘het onderzoek Citymarketing’. Dit om verwarring met andere onderzoeken
uit de literatuurstudie te vermijden, zoals het onderzoek naar de bestedingen in het hoger onderwijs
door het onderzoeksbureau TNO.
De vragenlijst werd ingevuld door 366 studenten, iets meer dan de helft van de studenten waren
vrouwen (52%). De precieze subgroepen per geslacht en per stad kunnen teruggevonden worden in
bijlage 3.
1. Uit het Citymarketing onderzoek blijkt dat de economische impact van studenten op de lokale
economie van hun studentenstad nog veel groter is dan de resultaten van het TNO-onderzoek uit
Nederland (Manshanden W. J., 2009). Belgische studenten (of ze nu al dan niet op kot zitten) geven
in hun carrière gemiddeld 39 427 euro uit ín hun studentenstad4. Dit bedrag werd bekomen door de
jaarlijkse uitgaven van de studenten te vermenigvuldigen met het aantal jaar dat ze (verwachten te)
studeren.
De jaarlijkse uitgaven werden bekomen door een optelsom van het inschrijvingsgeld voor de studies,
de jaarlijkse kost van het schoolmateriaal, de (eventuele) jaarlijkse5 huurkosten en de toebehoren
van een kot (zoals de aankoop van meubilair, keukengereedschap…). Hierbij wordt de jaarlijkse6 kost
voor mobiliteit, culturele en sportactiviteiten en shopping en vrije tijd bijgeteld. De wekelijkse
uitgaven bij het uitgaan en de dagelijkse consumptieuitgaven werden omgezet naar jaarlijkse
uitgaven7 en worden ook toegevoegd.
4 Een opmerking hierbij is dat deze cijfers bekomen werden door ‘self-reporting’. Studenten vulden een online of schriftelijke vragenlijst in op eigen tempo, de onderzoeker nam de vragen niet af bij de respondenten. Er moet dus rekening mee gehouden worden dat sommige respondenten een vraag verkeerd interpreteerden, hoewel de vragen zo duidelijk mogelijk geëxpliceerd waren in de vragenlijst. De categorieën die de respondenten moeten invullen en de precieze berekening van dit getal kan teruggevonden worden in bijlage 4. 5 De kosten voor de huur van een kot worden berekend op basis van 12 maanden. 6 Met ‘jaarlijks’ bedoelen we hier de kost ervan tijdens een ‘academiejaar’. De bedragen worden dus omgezet naar 10 maanden omdat we ervan uitgaan dat, gemiddeld, studenten in juli en augustus niet in hun studentenstad zijn. 7 Ook hier bedoelen we met ‘jaarlijks’ de kosten op basis van een ‘academiejaar’ van 10 maanden. Ook berekenen we dit op basis van 5 dagen per week omdat we ervan uitgaan dat studenten in het weekend niet in hun studentenstad zijn.
27
Jaarlijks komt dit neer op een gemiddelde uitgave van 8 257 euro. Als we de correctie maken voor
kot- en niet kotstudenten zien we dat kotstudenten jaarlijks gemiddeld 9 496 euro en niet-
kotstudenten jaarlijks gemiddeld 5 724 euro uitgeven. De precieze berekening van deze bedragen
kan teruggevonden worden in bijlage 4.
Hoewel er voorzichtig is omgesprongen met de berekening van de resultaten kan er toch nog een
overschatting zijn van het bekomen bedrag. Uit het onderzoek weten we niet wat de gemiddelde
verblijfsperiodes zijn van de studenten en we gaan uit van de veronderstelling dat studenten 10
maanden per jaar in hun studentenstad zijn van maandag tot vrijdag.
Uit het rapport van het onderzoeksbureau TNO in Nederland bleek dat de bestedingen (kosten) in
het hoger onderwijs, via berekening van de werkgelegenheid van het personeel in het hoger
onderwijs, per student gelijk zijn aan 25 000 euro (Manshanden W. J., 2009). We zien dat er via de
aanpak in het ‘citymarketing onderzoek’, die vertrekt van de consumptie in de stad, een nog een veel
grotere economische impact vastgesteld wordt dan als we vertrekken van de werkgelegenheid in het
hoger onderwijs en dit onderverdelen per stad en per student. Dit zijn twee andere
berekeningsmethoden die macro economisch gezien gelijk zouden moeten zijn aan elkaar. Het
verschil kan verklaard worden omdat niet alle soorten werkgelegenheid opgenomen zijn in het
onderzoek van TNO; enkel de uitgaven in verband met de directe werkgelegenheid in het hoger
onderwijs zijn berekend. Andere uitgaven die zouden moeten bijgeteld worden zijn onder andere de
(indirecte) werkgelegenheid in de studentenstad, zoals het personeel dat broodjeszaken, winkels, …
uitbaat8.
In onderstaande tabel zien we de gemiddelde jaarlijkse uitgaven van studenten per geslacht, per
woonplaats en per studentenstad.
Figuur i: Gemiddelde jaarlijkse uitgaven van studenten per geslacht/per woonplaats/per studentenstad
8 Dit moet gecorrigeerd worden door de verhouding te nemen van het aantal klanten dat effectief student is.
8257 8194 8310 9497
5723
7475
8991 8021
Totaal Mannen Vrouwen Kot Niet kot Antwerpen Gent Leuven
Uitgaven per jaar (euro) Significante verschillen
28
De t-test geeft geen significante verschillen van de gemiddelde jaarlijkse uitgaven bij mannen en
vrouwen. De ANOVA test toont aan dat er significante verschillen zijn tussen de gemiddelde jaarlijkse
uitgaven in Gent en Antwerpen. De varianties van de uitgaven in Gent en Antwerpen zijn gelijk
(Levene’s test geeft geen significant verschil) waardoor we de Bonferroni test gebruiken.
Met een p-waarde van 0.01 blijken er significante verschillen zijn tussen de gemiddelde jaarlijkse
uitgaven in Gent en Antwerpen. Deze verschillen zijn er omdat de jaarlijkse uitgaven verschillen
naarmate er meer of minder kotstudenten de vragenlijst ingevuld hebben. Tachtig procent van de
respondenten die in Gent studeren zit op kot terwijl dit in Antwerpen slechts 47% is. Dit verklaart dus
het gemiddeld jaarlijks verschil in de uitgaven. Ook tussen de kot- en niet-kotstudenten zijn er
significante verschillen op een 5% significantieniveau volgens de t-test (p = 0.00).
2. Studenten vormen dus een belangrijke economische doelgroep voor steden want ze besteden veel
in de stad waar ze studeren. De volgende stap is om te kijken hoe een studentenstad studenten kan
aantrekken.
Bij meer dan de helft van de ondervraagde studenten hebben het imago van de stad, de
naambekendheid van de universiteit, de geografische ligging en de kwaliteit van de opleiding een
grote rol gespeeld bij het kiezen van een studentenstad. Zoals verwacht zijn vrienden ook een
belangrijke invloed. Bij bijna de helft van de studenten hebben hun vrienden een invloed gehad op
hun keuze van een studentenstad.
Studentensteden zullen volgens het citymarketing onderzoek het meeste resultaat hebben, bij het
aantrekken van studenten, als ze de kwaliteit van de opleiding en de universiteit in de kijker zitten.
De SID-in beurzen, die aan bod kwamen als bron van het aantrekken van studenten bij de
methodologie, speelden bij iets minder dan een derde van de ondervraagde studenten een rol bij
kiezen van een studentenstad. Dit is dus ook een goede gelegenheid om de stad en het hoger
onderwijs te promoten naar studenten toe.
29
Figuur j: Wie/wat heeft er WEL een invloed gehad bij het kiezen van je studentenstad?” Interpretatie: bij 25% van de respondenten hebben de ouders een invloed gehad bij het kiezen van de studentenstad
Als we onderzoeken hoe elke stad op zich best het citymarketing beleid naar studenten toe uitvoert
zien we een heel aantal significante verschillen. Zo hebben vrienden bij 70% van de Gentse studenten
een invloed gehad terwijl dit bij Leuvense studenten slechts bij de helft zo was en bij de Antwerpse
studenten minder dan een vierde. Gent kan dan ook in hun citymarketingcampagne de nadruk
leggen op het ‘samen studeren’ met vrienden in een ‘coole stad’. Want bij bijna 84% van de Gentse
studenten speelde het imago van Gent een rol bij het kiezen van een studentenstad.
Antwerpen kan de nadruk kan leggen op de ‘unieke’ studierichtingen die ze aanbieden, en Leuven
zich kan profileren als een studentenstad met een internationaal hoogstaande universiteit. De
naambekendheid van de universiteit in Leuven speelde bij 88,5% van de ondervraagde Leuvense
studenten een rol bij het kiezen van de stad. Ook in Gent heeft de universiteit bij 80% van de
studenten geholpen bij de keuze van een studentenstad. Antwerpen moet het imago van de stad en
de universiteit verbeteren want slechts de helft van de Antwerpse studenten kozen Antwerpen voor
deze redenen. Voor meer gedetailleerde cijfers zie bijlage 5.
3. Eens de studenten aangetrokken zijn en studeren in de stad zijn ze een belangrijke bron van
inkomsten voor de lokale handel. Na het afstuderen worden ze echter nog belangrijker als ‘human
capital’. Als steden op dit moment studenten kunnen overtuigen om in de stad te blijven wonen is dit
een belangrijke bron om bedrijven en investeerders te lokken naar de stad. Natuurlijk zijn er ook al
een aantal studenten die geen citymarketing nodig hebben om overtuigd te zijn dat ze willen blijven
wonen in de stad.
83,2% 74,3%
69,7%
59,1%
48,3% 48,2%
34,2% 30,8% 25,2% 24,9% 23,3% 22,7%
9,3% 8,7%
30
Uit het citymarketing onderzoek blijkt dat iets minder dan de helft van de Gentse studenten graag in
de Gent zou blijven wonen (43,7%). Van de Antwerpse studenten wil 34,6% in Antwerpen blijven
wonen en bij de Leuvense studenten ziet 14% een toekomst om te blijven wonen in Leuven, zie
bijlage 6.
Hieruit kan afgeleid worden in welke mate het van belang is voor elke stad om studenten via
citymarketing te behouden in de stad. In alle steden is er nog een groot potentieel om studenten te
behouden (rekening houdend dat niet alle studenten die zeggen dat ze graag willen gaan wonen in
hun studentenstad dit ook effectief zullen doen). Het is wel interessant voor verder onderzoek om te
bepalen hoeveel nieuwe bewoners (en dus afgestudeerde studenten) de steden kunnen behouden.
Venhorst zegt hierover “Alle studenten vasthouden [in de stad na het afstuderen] is uiteraard niet
haalbaar wanneer er niet genoeg banen beschikbaar zijn. In dat geval kan een arbeidsmigrant voor
de ‘leverende’ studiestad een prachtig exportproduct zijn, zolang zich in die stad geen problemen met
de arbeidsmarkt voordoen. (Venhorst, Edzes, Broersma, & Van Dijk, 2011).”
4. De studenten die niet spontaan beslissen om in hun studentenstad te blijven wonen of die nog
twijfelen kunnen overtuigd worden via een gericht citymarketing beleid. Dit is een grote groep want
ongeveer de helft van de Leuvense studenten (51,2%) duidde ‘misschien’ aan op de vraag of ze later
in hun studentenstad willen blijven wonen, 37,8% van de Gentse respondenten wil ‘misschien’ in
Gent blijven wonen, en 43% van de Antwerpse studenten wil ‘misschien’ in Antwerpen blijven
wonen.
De eerste vraag die opkomt bij het opstellen van een campagne is hoe de afgestudeerde studenten
bereikt kunnen worden. Welke stappen volgen studenten na het afstuderen?
Ongeveer de helft van de studenten (52,8%) is van plan om binnen het jaar een vaste job te zoeken.
Hierop kunnen steden inspelen door hulp bij het zoeken naar job aan te bieden. Een andere dienst
die steden kunnen aanbieden is helpen bij het opstarten van een eigen zaak, maar nog geen 3% van
de respondenten is van plan om binnen het jaar een eigen zaak op te richten en slechts 11,2% is van
plan om later een eigen zaak te beginnen. Dit zijn onverwachte lage cijfers maar aangezien
‘startersservices’ in de lift zitten kan dit al een oplossing zijn voor dit probleem. Het is natuurlijk
belangrijk voor een stad om ook heel wat toekomstige ondernemers op te leiden met het oog op de
toekomst (zie bijlage 7).
31
Ook is het belangrijk voor de campagne om te weten waar studenten nu net een job gaan zoeken.
Bijna 60% van de studenten gaat onder andere in de regio waar zijn ouders wonen en hij/zij dus
gedomicilieerd is gaan solliciteren. Interessant is dat 38,2% van de respondenten van plan is om ook
in grote steden te gaan solliciteren. Dit is een grote potentiële doelgroep om in Antwerpen, Gent of
Leuven te gaan wonen. Ongeveer één vijfde van de studenten gaat voor een specifiek bedrijf
solliciteren, waarbij het niet uitmaakt waar het bedrijf gevestigd is.
Dit is nog een belangrijke reden voor steden om economische welvarend te zijn en bedrijven aan te
trekken naar de stad. Aangezien studenten voor specifieke bedrijven solliciteren wordt hier een
vicieuze cirkel gecreëerd.
Figuur k: Als je gaat solliciteren, in welke regio ga je solliciteren? Meerdere antwoordmogelijkheden waren mogelijk. Vb. 58,3% van de respondenten is van plan om te gaan solliciteren in de regio waar hij woont, waar hij zijn domicilie heeft
Als we kijken naar het aantal studenten die solliciteren waar ze gestudeerd hebben (35%) zien we
hier een significant verschil tussen jongens en meisjes. Veertig procent van de meisjes gaat
solliciteren waar ze gestudeerd hebben, terwijl dit bij jongens slechts bij 29% het geval is. Dit moet
gecorrigeerd worden omdat er in Gent proportioneel meer meisjes geïnterviewd werden terwijl in
Antwerpen relatief gezien meer jongens geïnterviewd werden.
Tussen de studentensteden zijn er wel significant relevante verschillen. In Gent gaat bijna de helft
van de studenten na het afstuderen ook in Gent solliciteren, terwijl in Leuven slechts een derde van
de Leuvense studenten gaat solliciteren en in Antwerpen 22,2%. In de campagne van Antwerpen en
Leuven moet er zeker aandacht gevestigd worden op de vele jobmogelijkheden in deze steden en
eventueel zelfs hulp bij het solliciteren (zie bijlage 8).
58,3%
38,2% 35,0% 28,3%
22,4% 21,3%
3,8%
Regio waar ikwoon/
domicilie
In grotesteden
Waar ikstudeer
In buitenland Overal inBelgië
Specifiekbedrijf
Ik ga nietsolliciteren
32
Figuur l: % Respondenten die in hun studentenstad gaan solliciteren Vb. 49% van de studenten die in Gent studeren zeggen dat ze onder andere in Gent gaan solliciteren
5. Heel wat studenten willen spontaan al in hun studentenstad blijven wonen, maar heel wat
studenten zijn nog aan het twijfelen en kunnen via een gericht citymarketingbeleid over de streep
getrokken worden. Om te weten wat de centrale ideeën in de citymarketing campagne moeten zijn
werden de studenten gevraagd welke aspecten belangrijk zijn bij het kiezen van een toekomstige
woonplaats. Hieruit bleek dat de partner een belangrijke rol speelt, maar ook de prijzen van de
woningen zijn zeer bepalend voor de toekomstige woonplaats. Deze twee aspecten zijn bepalend bij
de keuze van een woonplaats bij meer dan 80% van de respondenten. Een goedkoper
woningaanbod gericht op deze doelgroep zou dus een goed initiatief zijn als onderdeel van
citymarketing. Bij 85% van de respondenten is een ‘goedkoper woningaanbod’ een initiatief dat hen
aanspreekt om te gaan wonen in een stad.
Daarom moeten steden niet per se proberen om de prijzen van woningen te verlagen. Het is
belangrijk om de juiste huurder/koper te linken met de juiste kwalitatieve woning voor hun budget.
Ook is het heel belangrijk om de perceptie over de prijzen in de stad bij te stellen want bij het
random zoeken naar een woning in een stad kan er als snel demotivatie ontstaan na het zien van een
paar ongepaste of onbetaalbare woningen. De stad kan een ‘woondienst’ oprichten en kwalitatieve
woningen aanbieden in het budget van de toekomstige huurder/koper.
Na hun partner en de prijs van woningen bepalen voor 75% van de ondervraagde studenten
vrienden, de gezelligheid van het centrum en dicht wonen bij het werk hun toekomstige woonplaats
(zie bijlage 9). Studenten gaan dus op zoek naar een job en zoeken op basis van die locatie een
woonplaats. Zoals eerder vermeld is het dus belangrijk om bedrijven naar de stad aan te trekken, zo
worden ook de afgestudeerde studenten in de stad gehouden.
48,5%
31%
22,2%
Gent Leuven Antwerpen
33
De hypothese “het is belangrijk om studenten na het afstuderen te behouden in de stad, om zo
bedrijven aan te trekken” is dus ook omgekeerd bewezen want studenten gaan wonen waar
bedrijven gevestigd zijn.
Figuur m: “In welke mate bepalen volgende aspecten je toekomstige woonplaats?” Vb. Bij 44,6% van de studenten bepaalde de partner ‘eerder wel’ de toekomstige woonplaats
Tussen de drie verschillende studentensteden zijn er statistisch gezien geen relevante significante
verschillen tussen de variabelen die bepalend zijn bij het kiezen van een woonplaats. Deze worden
daarom niet besproken.
In de literatuurstudie werd een studie betrokken die naging wat de woonpreferenties en
woonbehoeften bij 12- en 18-jarigen zijn als ze zelfstandig gaan wonen (Tierens, Verhetsel, & Witlox,
2003). Hieruit bleek dat de jongeren in een ‘“rustige, groene, landelijke, (verkeers)veilige en propere
omgeving willen wonen waar voldoende sociaal contact is”. Ook een tuin was zeer belangrijk bij het
kiezen van een toekomstige woning. Slechts 11% wilde later in een stad gaan wonen.
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
Par
tner
Pri
jze
n w
on
inge
n
Gez
ellig
hei
d c
en
tru
m
Dic
ht
wo
nen
bij
wer
k
Be
st w
erk
Vri
en
den
Tuin
bij
wo
nin
g
Fam
ilie
Op
en r
uim
te
Sne
lst
wer
k
Spo
rtm
oge
lijkh
ed
en
Op
enb
aar
verv
oe
r
Nat
uu
r
Cu
ltu
rele
act
ivit
eite
n
uit
gan
gsm
oge
lijkh
eden
Ve
el p
arke
erp
laat
sen
Fie
ts-
en v
oe
tpad
en
Stad
hel
pt
bij
job
zo
eke
n
Be
last
inge
n
Po
litie
ke s
itu
atie
Go
edko
op
loge
men
t
Eerder wel Helemaal wel
% Studenten
34
Natuur, de bereikbaarheid (parkeerplaatsen en openbaar vervoer), de veiligheid en properheid van
de stad waren belangrijk voor de tieners bij het kiezen van een toekomstige woonplaats. Uit het
citymarketing onderzoek bij de 18- tot 25-jarige studenten zijn deze preferenties er nog steeds maar
wel in mindere mate.
Van de ondervraagde studenten wil ongeveer 67% een tuin hebben bij zijn toekomstige woning.
Voor drie vierde van de studenten is het belangrijk om veel groen te hebben in de stad (zie bijlage
10). Zoals in de literatuurstudie vermeld is het ruimtelijk gezien onmogelijk voor steden om bij iedere
woning een ruime tuin te voorzien. Een oplossing hiervoor is wel om gebieden te concentreren en
per gebied een grote weide of park in te richten dat kan dienen als ‘de tuin’ voor deze wijk. Via een
marketingcampagne kan dan de perceptie van ‘mijn eigen tuintje voor mijn huis’ veranderd worden
door een ‘de tuin van de wijk’ te presenteren als een groot stuk natuur waar kinderen kunnen spelen
en alle doelgroepen samen kunnen genieten van ‘hun tuin’. Aangezien ongeveer 74% van de
ondervraagde studenten ‘vrienden’ belangrijk vinden bij het kiezen van een toekomstige woonplaats
kunnen deze ‘wijktuinen’ voorgesteld worden als ontmoetingsplaatsen die optimaal zijn voor sociale
contacten.
Naast natuur was ook de bereikbaarheid belangrijk bij de jongeren uit het secundair onderwijs.
Openbaar vervoer is slechts bij 50% van de studenten een bepalende factor bij het kiezen van een
toekomstige woonplaats. Initiatieven zoals kortingskaarten voor het openbaar vervoer spreken
57,3% van de respondenten aan (zie bijlage 11).
Ook parkeerplaatsen vallen onder het concept ‘bereikbaarheid’. Bij de studenten uit het hoger
onderwijs is ‘veel parkeerplaatsen in de stad’ slechts bij iets minder dan 40% een bepalende factor
bij het kiezen van een woonplaats. Het initiatief van gratis parkeerplaatsen in de stad spreekt wel
bijna 72% van de studenten aan.
Naast natuur en properheid wilden de leerlingen uit het middelbaar onderwijs ook in een ‘veilige’
stad wonen (Tierens et al., 2003). Veiligheid kan gecreëerd worden via goede fiets- en voetpaden. Bij
de studenten is dit minder belangrijk, slechts 32% van de respondenten vind dit belangrijk bij het
kiezen van een woonplaats. Een initiatief dat kan uitgevoerd worden als deel van het
citymarketingbeleid is het opstellen van een gids met ‘fiets- en wandelroutes’ doorheen de stad. Uit
de vragenlijst blijkt dat dergelijk initiatief geen denderend succes zou zijn. Slechts 17% van de
respondenten vind dit een leuk initiatief. Een ander voorstel was om een fietsenverhuur en–
herstelservice aan te bieden aan de net afgestudeerde studenten die in de stad komen wonen. Ook
dit initiatief zou slechts bij 37% van de respondenten populair zijn.
35
De 12- en 18-jarigen vonden het belangrijk om dicht bij het centrum, winkels en uitgangs-
gelegenheden te wonen (Tierens et al., 2003). Ook dit blijft zo bij de studenten, bij bijna 80% van de
studenten speelt de ‘gezelligheid van het centrum’ een grote rol bij het kiezen van de toekomstige
woonplaats. Ongeveer 80% van de studenten wil in de buurt van winkels wonen. Uitgangs-
mogelijkheden worden minder belangrijk, 61,9% van de studenten vindt dit belangrijk.
Sportmogelijkheden waren ook een bepalende factor voor de leerlingen uit het secundair bij het
kiezen van een woonplaats. Ongeveer vijftig procent van de studenten wil graag de mogelijkheid om
buiten te sporten (zoals een voetbalpleintje, basketveld of loopparcours); dit blijkt ook uit de vraag
naar open terreinen door 59,9% van de respondenten. Ook een zwembad is voor meer dan de helft
van de studenten belangrijk, net als een cinema in de buurt (zie bijlage 10).
Figuur n: Welke van de volgende activiteiten zijn belangrijk bij het kiezen van een woonplaats? y-as = % studenten
Bij de vraag ‘welke activiteiten zijn belangrijk bij het kiezen van een woonplaats’ zijn er geen
significante verschillen tussen Antwerpen, Gent en Leuven.
6. Een aantal initiatieven die steden kunnen invoeren in het kader van een citymarketing beleid, dat
zich richt op net afgestudeerde studenten, zoals een ‘tuin per wijk’, kortingskaarten voor het
openbaar vervoer, gratis parkeerplaatsen, gidsen met fiets- en wandelroutes en fietsenverhuur en –
herstelservice werden hierboven al besproken.
In overleg met de dienst citymarketing van de stad Gent en de stad Antwerpen werden de
voorkeuren voor een aantal andere initiatieven ook getest bij de respondenten.
0
10
20
30
40
50
60
70
80
% S
tud
en
ten
Helemaal wel
Eerder wel
36
Een goedkoper woningaanbod, dit spreekt aan bij 85,4% van de respondenten, en gratis
parkeerplaatsen (71,8%) zijn het populairst en kunnen het grootste effect hebben om net
afgestudeerde studenten aan te trekken om te komen wonen in een stad. Andere initiatieven die ook
bij meer dan de helft van de respondenten in de smaak vallen zijn fiscale voordelen (64,8%), een
kortingskaart voor sportactiviteiten (46,4%), een kortingskaart voor openbaar vervoer (57,3%) en
gratis WI-FI op openbare plaatsen (50,7%)(zie bijlage 11).
Andere initiatieven zijn minder populair maar dit komt omdat deze initiatieven een specifieke
doelgroep aanspreken. Zo zijn shoppingzondagen meer gericht op vrouwelijke studenten; toch
spreekt dit initiatief slechts 45% van de vrouwelijke respondenten aan. Kortingskaarten voor
culturele evenementen zijn ook minder aantrekkelijk dan verwacht (33,7%).
7. Omdat deze thesis een leidraad wil zijn voor studentensteden, in het bijzonder Antwerpen, Gent
en Leuven, om een gericht citymarketingbeleid te voeren naar afgestudeerde studenten toe, is er in
bijlage 12 een volledig overzicht geplaatst van de responspercentages per stad. Dit kan als
ondersteuning dienen voor deze steden om zichzelf gedifferentieerd te profileren. Al deze
percentages bespreken zou ons te ver afleiden van de hypotheses in deze thesis en daarom werd
enkel een schematisch overzicht in bijlage geplaatst.
Per studentenstad worden er nu nog enkele significante verschillen besproken omtrent welke
aspecten, activiteiten en initiatieven net afgestudeerde studenten aantrekken.
Net zoals bij het kiezen van een studentenstad spelen vrienden een grote rol voor de Gentse
studenten bij het kiezen van een woonplaats; 84,9% van de Gentse studenten zegt dat hun vrienden
een invloed zullen hebben op het kiezen van een woonplaats (voor statistische cijfers, zie bijlage 9).
Ook het initiatief van een kortingskaart voor sportactiviteiten is in deze studentenstad het populairst;
58% van de Gentse studenten zouden dit een leuk initiatief vinden. Ook bij de Leuvense studenten
valt een kortingskaart voor sportactiviteiten bij ongeveer 55% van de studenten in de smaak (voor
statistische cijfers, zie bijlage 11).
De Antwerpse studenten zijn, van de Gentse, Antwerpse en Leuvense respondenten, het meest
gesteld op het hebben van een tuin als ze zelfstandig gaan wonen; bij 72,2% van de Antwerpse
studenten is een tuin een bepalende factor bij het kiezen van een studentenstad (voor statistische
cijfers, zie bijlage 9).
Voor verdere verschillen tussen de studentensteden wordt er verwezen naar bijlage 12.
37
Algemeen besluit
Een stad heeft vijf belangrijke doelgroepen bij het creëren van een citymarketingbeleid. Naast de vier
traditionele doelgroepen, de bewoners, de bezoekers, de bedrijven en de pendelaars is de hypothese
in deze thesis dat studenten ook een doelgroep zijn met een grote impact op de stad. Studenten
hebben onder andere op economisch vlak een enorme impact, tijdens hun carrière spenderen
studenten gemiddeld ongeveer 40 000 euro in hun studentenstad (zie figuur i). Naast deze
economische impact zorgen studenten ook voor een verhoogde werkgelegenheid en een ‘boom’ in
de vastgoedsector. De lifestyle van de studenten en de vele evenementen die ze organiseren trekken
‘posttoeristen’ aan die willen in interactie gaan met de stad die ze bezoeken.
Om studenten te overtuigen om naar een bepaalde studentenstad te gaan studeren is het belangrijk
dat steden zich vooral focussen op de kwaliteit van de opleiding, het imago van de stad en de
naambekendheid van het hoger onderwijs. Deze factoren hebben bij meer dan 70% van de
ondervraagde studenten een grote invloed gespeeld bij het kiezen van de studentenstad.
Studenten zijn dus een belangrijke doelgroep voor een stad. Als ze afstuderen helpen ze om een
tweede doelgroep aan te trekken, de bedrijven. In het verleden is gebleken dat sommige steden een
vluggere groei gekend hebben omdat ze door de aanwezigheid van kenniscentra en human capital,
hoogopgeleid personeel, makkelijker bedrijven en investeerders konden aantrekken. Uit het
citymarketing onderzoek bleek dat dit een wederzijds versterkend effect heeft. Hoogopgeleid
personeel is nodig om bedrijven aan te trekken, maar bedrijven trekken ook afgestudeerde
studenten aan naar de stad. Twintig procent van de ondervraagde studenten gaat solliciteren voor
een specifiek bedrijf, ongeacht de vestigingsplaats.
Uit het onderzoek citymarketing bleek dat een heel aantal studenten graag in hun studentenstad
willen blijven wonen. Maar naast deze groep is er ook nog een grote groep twijfelaars die misschien
in hun studentenstad willen blijven wonen. Beide groepen kunnen overtuigd worden van de
kwaliteiten van hun studentenstad als ‘woonstad’ via citymarketing.
In een interview met de heer Van Aelst, partner bij Duval Guillaume, blijkt dat studenten kunnen
aangemoedigd worden om te ‘blijven plakken’ in hun studentenstad door het gebruik van databases,
‘social media’, partnerships, nieuwe technologieën en samenwerking. Deze samenwerking kan intern
zijn tussen de stad en bedrijven, maar ook extern met andere (studenten)steden.
38
In het onderzoek citymarketing bleek dat de helft van de studenten die afstuderen van plan zijn om
binnen het jaar een vaste job te zoeken. Hierop kunnen steden inspelen via een citymarketing
campagne, ze kunnen onder ander helpen bij het zoeken naar een job. Het aanbieden van een
goedkoper woningaanbod spreekt 85% van de studenten aan bij het kiezen van een toekomstige
woonplaats. Dit kan door subsidies te verlenen en meer kwalitatieve woningen aan te bieden tegen
betaalbare prijzen, maar ook door gewoon de perceptie op de woonprijzen te veranderen. Via een
‘woondienst’ kan vraag en aanbod beter op elkaar afgestemd worden waardoor potentiële
kopers/huurders minder vlug ontmoedigd geraken.
Andere initiatieven zijn fiscale voordelen voor net afgestudeerden, een kortingskaart voor
sportactiviteiten of openbaar vervoer, het beschikbaar maken van gratis parkeerplaatsen en gratis
WI-FI aanbieden op openbare plaatsen.
Net zoals een tuin zeer belangrijk is bij leerlingen uit het secundair onderwijs blijft dit ook zo bij
studenten. Dit probleem kan door steden opgelost worden door parken in te richten in de stad en
deze te profileren als ‘de tuin in de wijk’. Dit komt niet enkel het natuurgevoel ten goede, ook sociale
contacten worden hierdoor gestimuleerd. Gelijklopende woonpreferenties bij de 12- tot 18-jarigen
en de studenten uit het hoger onderwijs zijn de gezelligheid van het centrum, de mogelijkheid om te
sporten in openlucht, de mobiliteit in de stad en de aanwezigheid van winkels.
Het is belangrijk dat Antwerpen, Gent en Leuven zich op een unieke manier differentiëren als
studentensteden. De verschillende responspercentage per vraag kunnen teruggevonden worden in
bijlage 12, dit schematisch overzicht kan als leidraad dienen om per stad een gericht citymarketing-
beleid te voeren naar studenten en net afgestudeerde studenten toe.
Beperkingen van het onderzoek
Allereerst is er een geografische beperking aan het onderzoek omdat dit slechts uitgevoerd is in een
paar studentensteden in België. Er moet dus voorzichtig omgegaan worden met veralgemening van
de resultaten naar andere (studenten)steden in België of naar het buitenland.
Vervolgens is er een kwantitatieve beperking omdat voor dit onderzoek, via quota, gemiddeld
honderd respondenten verzameld zijn per studentenstad.
Ook moet er opgelet worden voor over- of onderrepresentatie van bepaalde studierichtingen. De
vragenlijst werd at random verspreid waardoor er geen gegevens zijn over de studierichting van de
respondenten. Er moet dus rekening mee gehouden worden dat de studierichting een vertekenende
factor kan zijn bij de interpretatie van bepaalde resultaten.
39
Richtlijnen voor verder onderzoek
Na het richten van het citymarketingbeleid op net afgestudeerde studenten moet dit ook gericht
worden op de volgende levensstap waarbij ‘young professionals’ een gezin vormen. Dit is ook een
belangrijke doelgroep voor de stad aangezien dit ‘human capital’ na hun hogere opleiding ook al
enkele jaren ervaring achter de rug hebben. Vaak gaan deze professionals bij het starten van een
gezin verhuizen naar een rustige buurt buiten de stad met meer groen. Het citymarketingbeleid moet
zich op deze mensen richten om deze belangrijke doelgroep te behouden in de stad.
Een andere richtlijn voor verder onderzoek is er omtrent het opstarten van een eigen zaak. Steden
hebben nood aan (jonge) ondernemers voor de creatie van werkgelegenheid en bedrijven in de stad.
Uit het citymarketingonderzoek blijkt dat slechts 2,7% van de respondenten een eigen zaak wil
opstarten binnen een jaar na het afstuderen en 11,2% denkt eraan om later een eigen zaak te starten
(zie bijlage 7). Deze percentages kunnen zeker verhoogd worden, net afgestudeerden hebben een
heleboel bagage meegekregen in hun studie en zijn na een aantal jaar werkervaring de geschikte
personen om succesvolle bedrijven op te starten in de stad.
Deze ondernemingszin moet dus zeker gestimuleerd worden in universiteiten en hogescholen en
starters moeten begeleid worden door een stedelijke dienst. Dit is nu onder meer al het geval in Gent
via het ‘starterscontract’. De stad Gent staat via dit contract in voor de oprichtingskosten bij het
starten van een eigen zaak in de stad (Gratis Starten, 2009).
“Brain drain or brain gain?” Studenten zijn een bron van economische inkomsten voor een stad, de
stad moet studenten behouden maar is hier ook een limiet aan? Volgens onderzoeker Venhorst moet
de stad strategische keuzes maken over welke studenten uit welke richtingen ze kan gebruiken in de
arbeidsmarkt van de stad en welke richtingen er in overschot zijn en dus kunnen ‘geleverd’ worden
aan andere steden als ‘arbeidsmigranten’ (Venhorst, Edzes, Broersma, & Van Dijk, 2011).
40
Lijst van geraadpleegde werken FOD Economie. (2009). Opgeroepen op 2010, van Statisitieken economie en onderwijs:
http://statbel.fgov.be/
Gent in cijfers. (2009). Opgeroepen op 2011, van Stad Gent: http://www.gent.be/gentincijfers/
Gratis Starten. (2009). Opgehaald van Ondersteuningspunt Ondernemers Gent:
www.investingent.be/ondernemers
Onderwijsstatistieken. (2009-2010). Opgehaald van Onderwijs Vlaanderen:
http://www.ond.vlaanderen.be/
Statistieken bevolking. (2010). Opgehaald van Algemene directie instellingen en bevolking:
http://www.ibz.rrn.fgov.be/
Gemiddelde studieduur afgestudeerden WO-HBO. (2011). Opgehaald van Centraal bureau voor
statistiek (Nederland): http://statline.cbs.nl/
Lijst van instellingen van het hogeronderwijsregister. (2011). Opgehaald van Het
hogeronderwijsregister: www.hogeronderwijsregister.be
Allison, J. (2006). Over-educated, over-exuberant and over here? The impact from students on cities.
Planning, practice and research, Vol.21, No.1, pp.79-94.
Anholt, S. (2006). The Anholt-GMI city brands index: how the world sees the world's cities . Place
branding, Vol.2, No.1, pp.18-31.
Asworth, G., & Kavaratzis, M. (2007). Beyond the logo: brand management for cities . Brand
management , Vol.16, 8, 520-531.
Balmer, J. T., & Gray, E. R. (2003 ). Corporate brands: what are they? What of them? . European
journal of marketing .
Balmer, J. T., & Greyser, S. A. (2002). Managing the multiple identities of the corporation. California
management review , Vol. 44, No.3, pp.72-86.
Behrends, C. (2007). How advertising and consumer culture are contributing to the creation of a
homogeneous global culture. Grin.
Belleman, B. (2009). Stad verdient 25000 euro per student . Rotterdam : Het hoger onderwijs
persbureau (http://profielen.hro.nl/) .
Bourgeois. (Beleidsnota’s 2009 – 2014). Interne staatshervorming. Opgehaald van Kenniscentrum
Vlaamse steden: http://www.kenniscentrumvlaamsesteden.be/kennisbank
Braun, E. (2008). Citymarketing: Towards an Integrated Approach. Rotterdam: Erasmus Research
Institute of Management .
Caldwell, N., & Freire, J. R. (2004). The difference between branding a country, a region and a city:
applying the brand box model . Journal of brand management, Vol.13, No.1, pp.50-61.
41
Crane, A., & Matten, D. (2007). Business ethics: A European perspective .
De Pelsmacker, P., & Van Kenhove, P. (2007). Marktonderzoek, methoden en toepassingen.
Amsterdam: Pearson Education.
DelftKennis. (sd). Opgehaald van www.delftkennis.nl
Felsenstein, D. (1995). Dealing with "induced migration" in university impact studies. Research in
higher education, Vol.36, No.4.
Florida, R. (2000). The Economic Geography of Talent.
Hankinson, G. (2007). The management of destination brands: five guiding principles based on recent
developments in corporate branding theory. Journal of brand management , Vol. 14, No.3,
pp. 240-255.
Jensen Ole, B. (2005). Branding the contemporary city: urban branding as regional growth agenda?
Kapferer, J.-N. (1997). Strategic brand management (p.182). London: Kogan Page.
Kinepolis. (2011). Vacature Student Brand Manager. Opgehaald van Kinepolis Group nv/sa:
www.kinepolis.com
Kotler, P. (1999). Principles of marketing. London: Prentice Hall.
Kotler, P., Haider, D., & Rein, I. (1993). Marketing places: Attracting industry, investment and tourism
to cities, states and nations. New York: The free press.
Landry, C. (2010, November 17 ). City marketeer en gastpreker op het Economisch wetenschappelijk
congres in Gent.
Manshanden, W. J. (2009). Kennis als economische motor: onderzoek naar het ruimtelijk-economisch
effect van hoger onderwijs . TNO Bouw en ondergrond (in opdracht van Kences).
Manshanden, W. J. (2009). Kennis als economische motor: onderzoek naar het ruimtelijk-economisch
effect van hoger onderwijs . TNO Bouw en ondergrond (in opdracht van Kences) .
Russo, A. P., & Sans, A. A. (2009). Student Communities and Landscapes of Creativity: How Venice -
'The world's most touristed city' - is changing. European Urban and regional studies, 16(2):
162-175.
Termont, D. (2010, Oktober 13). Debat citymarketing (in universiteit van Gent). Gent.
Tierens, N., Verhetsel, A., & Witlox, F. (2003). Jongeren en wonen in Vlaanderen: woonsituatie,
woonwensen, woonbehoeften. Antwerpen: De Boeck.
Van Aelst, M. (2010, Oktober 27). CEO Duval Guillaume . (G. Vandenhouweele, Interviewer)
Van Alphen, R. (2009). Onderzoek naar de ontwikkeling van social media strategieën in corporate
communication naar de consument. Brussel.
42
Van Winden, W. (2008). Urban governance in the knowledge-based economy: challenges for
different city types . Innovation: management, policy and practice, 10: 197-210.
Venhorst, V., Edzes, A., Broersma, L., & Van Dijk, J. (2011). Brain drain of brain gain? Hoger
opgeleiden in grote steden in Nederland. Groningen: Nicis Institute.
Vertommen, S. (2010). Neoliberal urbanisatie in Latijns-Amerika. Gent : Universiteit Gent .
Vogelaar, R. (2009). De superpromotor: over de kracht van enthousiasme. Van Duuren Management.
Bijlage 1
Bijlagen
Bijlage 1: Vragenlijst
"Beoordeel je studentenstad en krijg een gratis VIP-dagpas bij Health City België! Duurt slecht 10 min! Je krijgt de dagpas door je emailadres in te vullen.
1. Wat is uw geslacht?
0 Man
0 Vrouw
2. Bent u op dit moment student aan een hogeschool / universiteit?
0 Neen
0 Ja
3. In welke stad studeert u?
0 Gent
0 Leuven
0 Antwerpen
0 Ander: ………………………..
4. Hoe hebt u uw studentenstad gekozen?
Beoordeel je studentenstad nu en krijg een gratis VIP-dagpas bij Health City België!
Bijlage 1
5. Wat wil je doen als je afgestudeerd bent?
6. Als je gaat solliciteren, in welke regio ga je dan solliciteren?
0 Ik ga niet solliciteren
0 Regio waar ik woon/domicilie
0 Regio waar ik studeer
0 Overal in België
0 In het buitenland
0 In grote steden (Antwerpen, Brussel, Gent , Mechelen, Leuven)
0 Ik solliciteer voor een specifiek bedrijf (het maakt niet uit waar de vestigingsplaats is)
7. Als je afgestudeerd bent, zou je graag in de stad waar je gestudeerd hebt gaan wonen?
0 Ja
0 Neen
0 Misschien
Bijlage 1
8. In welke mate bepalen volgende aspecten je toekomstige woonplaats (als je afgestudeerd bent)?
Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
Vrienden
Familie
Partner
Waar ik snelst werk vind
Waar ik best werk vind
Waar de stad me helpt een job te zoeken
Belastingen
Uitgangsmogelijkheden
Natuur
Sportmogelijkheden
Gezelligheid van het centrum
Open ruimte
Culturele activiteiten
Prijzen van woningen
Dicht wonen bij werk
Fiets- en voetpaden
Openbaar vervoer
Veel parkeerplaatsen
Aanwezigheid van tuin bij woning
Politieke situatie in stad/gemeente
Goedkoop logement bij familie
Ander: ….
9. Welk van de volgende activiteiten zijn belangrijk voor je bij het kiezen van een woonplaats?
Helemaal niet Eerder niet Eerder wel Helemaal wel
Buiten sporten (basketplein, grasveld…)
Sporthal
Bibliotheek
Academie (muziek/dans)
Openbaar vervoer
Jeugdbeweging
Groen
Open terrein
Concertzaal
Zwembad
Uitgangsmogelijkheden
Jeugdhuis
Winkels
Cinema
Bijlage 1
10. Welk van deze initiatieven zou je aanspreken om in een stad te gaan wonen?
Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
Fiscale voordelen
Goedkoper woningaanbod
Working parties
Kortingskaart voor culturele evenementen
Kortingskaart voor sportactiviteiten
Kortingskaart voor openbaar vervoer
Gids met fiets- en wandelroutes
Hulp bij zoeken naar een job
Begeleiding bij starten eigen zaak
Shoppingzondagen
Gratis wifi op openbare plaatsen
Gratis parkeerplaats
Fietensverhuur- en herstel
Ander: ….
11. Wat spendeert u IN uw studentstad? (Enkel opschrijven wat u in de stad waar u studeert gekocht hebt)
1. Inschrijvingsgeld voor studies …………… Per jaar
2. Kost schoolmateriaal (boeken, cursus, printpapier,printkaart…) …………… Per jaar
3. Huur kot (inclusief alle kosten) …………… Per maand
4. Toebehoren kot (meubilair, keuken, matras, laptop…) …………… Per jaar
5. Mobiliteit (huren fiets, lijntickets, parkeertickets, tanken ín stad..) …………… Per maand
6. Culturele activiteiten (cinema, optreden, festival, theater,..) …………… Per maand
7. Sportactiviteiten …………… Per maand
8. Shopping en vrije tijd (kledij, dvds,games, boeken … ) …………… Per maand
9. Uitgaan (drank op kot, in café, toegangsticket fuif…) …………… Per week
10. Dagelijkse consumptie (ontbijt, middagmaal, avondmaal, tussendoortjes) …………… Per dag
11. Heeft u nog andere uitgaven die u doet in de stad? …………… Per ………..
12. Hoeveel jaar zal u in totaal in uw studentstad studeren? …………….. Jaar
13. Vul hier uw emailadres in als u een VIP-dagticket wil ontvangen bij Health city België!
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Bedankt om deze vragenlijst in te vullen!
Bijlage 2
Bijlage 2: Flyer
"Beoordeel je studentenstad nu
en krijg een gratis VIP-dagpas bij Health City België! Duurt slecht 10 min! Je krijgt de dagpas door je emailadres in te vullen
http://ghentmarketing.qualtrics.com/SE/?SID=SV_1RYzshu7N6FL3YE
Niet op de openbare weg gooien
Bijlage3
Bijlage 3: Aantal respondenten en verdeling over de subgroepen
Studenten
(Absoluut aantal) 366
Man Vrouw
(Absoluut aantal) 176 190
(Percentage studenten) 48,1% 51,9%
Gent Antwerpen Leuven Ander
(Absoluut aantal) 151 111 90 13
(Percentage studenten) 41,4% 30,4% 24,7% 3,6%
Kot Niet op kot
Kot Niet op kot
Kot Niet op kot
(Absoluut aantal) 94 23 46 52 54 25
Bijlage 4
Bijlage 4: Berekening gemiddelde uitgaven van studenten in hun
studentenstad
A) Vragen uit de vragenlijst:
I) Wat spendeert u IN uw studentstad? (Enkel wat u ín de stad waar u studeert gekocht hebt)
V1. Inschrijvingsgeld voor studies …………… Per jaar
V2. Kost schoolmateriaal (boeken, cursus, printpapier,printkaart…) …………… Per jaar
V3. Huur kot (inclusief alle kosten) …………… Per maand
V4. Toebehoren kot (meubilair, keuken, matras, laptop…) …………… Per jaar
V5. Mobiliteit (huren fiets, lijntickets, parkeertickets, tanken ín stad..) …………… Per maand
V6. Culturele activiteiten (cinema, optreden, festival, theater,..) …………… Per maand
V7. Sportactiviteiten …………… Per maand
V8. Shopping en vrije tijd (kledij, dvds,games, boeken … ) …………… Per maand
V9. Uitgaan (drank op kot, in café, toegangsticket fuif…) …………… Per week
V10. Dagelijkse consumptie (ontbijt, middagmaal, avondmaal,..) …………… Per dag
V11. Heeft u nog andere uitgaven die u doet in de stad? …………… Per …
II) Hoeveel jaar zal u in totaal in uw studentenstad studeren? …………… Jaar
B) Volgende berekening werd hierop toegepast:
+ V1 + V2 + [V3 x 12 maanden (1) ] + V4 + [V5 x 10 maanden (2) ] + [V6 x 10 maanden (2) ] + [V7 x 10 maanden (2) ] + [V8 x 10 maanden (2) ] + [V9 x ( 52 – 10 )weken (3) ] + [V10 x ( 52 – 10) weken x 5 dagen (4) (5) ] x V11 = Totale uitgaven overheen de carrière van een student
(1) Assumptie: koten worden verhuurd op basis van jaarcontract, dus 12 maanden
(2) Assumptie: studenten zijn in juli-augustus niet in hun studentenstad Waarschijnlijk zijn een aantal studenten wel in hun studentenstad in de zomermaanden, door herexamens en dergelijke, maar we verkiezen het totaal budget te onderschatten in plaats van te overschatten.
(3) Assumptie: studenten zijn gemiddeld 10 weken per jaar niet in hun studentenstad (zomermaanden, vakanties..) We nemen aan dat sommige studenten er wel altijd zijn en andere bijna nooit, daarom zal 10 weken een goed gemiddelde zijn
(4) Assumptie: studenten consumeren slechts van maandag tot vrijdag in hun studentenstad. Dit valt helemaal niet te veralgemenen maar opnieuw worden de gemiddelde jaarlijkse uitgaven liever onderschat om zeker een wetenschappelijk correct resultaat te verkrijgen.
(5) De vraag of studenten nog andere uitgaven hebben werd verwerkt in een categorie die dezelfde periode in beslag nam en moet dus niet meer opgenomen worden in de berekening.
Bijlage 5
Bijlage 5: “Hoe hebt u uw studentenstad gekozen?”
Beschrijvende statistiek via frequenties:
Helemaal wel Eerder + helemaal wel
Invloed van ouders 4,9% 25,2%
Invloed van vrienden 9,6% 48,3%
Lief/partner 2,0% 8,7%
SID-in 5,0% 30,8%
Imago van de stad 20,9% 69,7%
Naambekendheid universiteit 25,5% 74,3%
Geografisch dichtste ligging 35,8% 59,1%
Grootte stad 8,4% 34,2%
Voorzieningen stad 8,5% 48,2%
Studierichting enkel in stad 19,5% 22,7%
Ver ouders 2% 9,3%
Zeker kot 7,8% 24,9%
Kwaliteit opleiding 33,2% 83,2%
Ander 20% 23,3%
Significante verschillen op basis van studentenstad 9 :
Antwerpen
Gent
Leuven
Significantie
Absoluut % Absoluut % Absoluut % χ²:p-waarde
Invloed van vrienden 24 22,9% 99 70,2% 42 48,3% 0.00
Imago van de stad 52 49,5% 118 83,7% 68 78,2% 0.00
Naambekendheid universiteit 59 55,7% 114 80,9% 77 88,5% 0.00
Geografisch dichtste ligging 58 55,2% 99 70,2% 42 48,2% 0.01
Studierichting enkel in de stad 65 59,6% 24 17,0% 20 23,0% 0.00
Zeker op kot 17 16,0% 43 30,5% 23 26,4% 0.01
Interpretatie: De absolute getallen en percentages geven weer bij hoeveel respondenten de
variabele in de eerste kolom een invloed gehad hebben bij het kiezen van hun studentenstad.
9 De categorieën “eerder wel” en “helemaal wel” worden samen genomen om rekening te houden met
subjectieve percepties. Beide categorieën betekenen dat de variabele “een” invloed gehad heeft bij het kiezen van de studentenstad.
Nulhypothese: Er zijn geen verschillen tussen studenten uit Antwerpen, Gent en Leuven
Gebruikte test: Chikwadraattest (significantieniveau = 5%)
Resultaat χ²: p = 0.00 of 0.01 Significant verschil tussen de steden
Voorwaarden: Minimum expected count moet groter zijn dan 5
(Indien hieraan niet voldaan was zijn cellen samen genomen)
Bijlage 6
Bijlage 6: “Hoeveel procent van de respondenten wil blijven wonen in zijn
studentenstad?”
Antwerpen
Gent
Leuven
Absoluut % Absoluut % Absoluut %
“Ja, ik zou graag in mijn studentenstad blijven wonen” 37 34,6% 59 43,7% 12 14,0%
“Ik wil misschien in mijn studentenstad blijven wonen” 46 43,0% 51 37,8% 44 51,2%
“Ik wil niet in mijn studentenstad blijven wonen” 24 22,4% 25 18,5% 30 34,9%
Nulhypothese: Er zijn geen verschillen tussen studenten uit Antwerpen, Gent en Leuven
Gebruikte test: Chikwadraattest (significantieniveau = 5%)
Resultaat χ²: p = 0.00 Significant verschil tussen de steden
Cramer’s V: p = 0.00 Cramer’s V waarde = 0.18
Bijlage 7
Bijlage 7: “Wat ga je doen als je afgestudeerd bent?”
Descriptieve beschrijving aan de hand van frequenties
Figuur: “Wat wil je doen als je afgestudeerd bent?” y-as =aantal studenten in percentages
0
10
20
30
40
50
60
70
80
Ja - binnen jaar Ja - later
Helemaal niet Misschien Ja (binnen jaar) Ja (later)
% % % %
Vaste job zoeken 7,5 20,0 52,8 19,7
Reizen 8,9 37,0 42,6 11,5
Sabatjaar 73,2 19,9 5,7 1,2
Verder studeren 27,1 51,2 17,6 4,1
Job zoeken in buitenland 35,8 43,2 7,4 13,6
Stage in buitenland 40,9 42,6 12,4 4,1
Stage in België 42,9 44,4 11,2 1,5
Registratie werkzoekende 27,4 34,2 33,9 4,5
Registratie als zelfstandige 59,3 31,8 3,6 5,3
Interimjobs doen 46,9 43,0 9,5 0,6
Zomerjob 25,7 45,3 28,4 0,6
Opstarten eigen zaak 59,8 26,3 2,7 11,2
Gezin starten 40,7 23,1 2,7 33,5
Trouwen 44,6 21,4 3,3 30,7
Bijlage 7
Significante verschillen bij het oprichten van een “eigen zaak” op basis van stad
Anwerpen
Gent
Leuven
Wil je een eigen zaak oprichten? Absoluut % Absoluut % Absoluut %
Helemaal niet 53 50% 83 61,5% 61 70,9%
Misschien 31 29,2% 37 27,4% 18 20,9%
Ja (binnen het jaar of later) 22 20,7% 15 11,1% 7 8,1%
Interpretatie: Het aantal studenten dat van plan is om binnen het jaar of later een eigen zaak te
beginnen verschilt significant tussen de studentensteden. Ongeveer één vijfde van de Antwerpse
studenten wil later een zaak beginnen terwijl dit in Gent maar 11% is en in Leuven slechts 8%.
Nulhypothese: Er zijn geen verschillen tussen studenten uit Antwerpen, Gent en Leuven
Gebruikte test: Chikwadraattest (significantieniveau = 5%)
Resultaat χ²: p = 0.00 Significant verschil tussen de steden
Cramer’s V: p = 0.00 Cramer’s V waarde = 0.16
Voorwaarden: Minimum expected count per cel moet groter zijn dan 5. Daarom zijn de
categorieën “ja, binnen het jaar” en “ja, maar later” samen genomen.
Bijlage 8
Bijlage 8: “Als je gaat solliciteren, in welke regio ga je dan solliciteren?”
Beschrijvende statistiek via frequenties:
Significante verschillen op basis van geslacht
Interpretatie van de percentages: 29% van de mannelijke respondenten is van plan om te gaan solliciteren waar ze gestudeerd hebben tegenover 40,3% van de vrouwelijke studenten.
Significante verschillen op basis van studentenstad
Antwerpen Gent Leuven
Absoluut % Absoluut % Absoluut %
Ik ga solliciteren in de regio waar ik studeer 24 22,2% 66 48,5% 27 31,0%
Interpretatie: Van de Antwerpse studenten gaat slechts 1 op 5 gaan solliciteren in de stad Antwerpen,
van de Gentste studenten gaat de helft solliciteren in Gent en in Leuven gaat 1 op 3 die daar
gestudeerd heeft er ook werk zoeken.
%
Ik ga niet solliciteren 3,8
Regio waar ik woon/domicilie 58,3
Waar ik studeer 35,0
Overal in België 22,4
In buitenland 28,3
In grote steden 38,2
Specifiek bedrijf 21,3
Mannen
Vrouwen
Absoluut % Absoluut %
Ik ga solliciteren in de regio waar ik studeer 47 29% 73 40,3%
Nulhypothese: Er zijn geen verschillen mannelijke en vrouwelijke studenten
Gebruikte test: Chikwadraattest (significantieniveau = 5%)
Resultaat χ²: p = 0.03 Significant verschil tussen mannen en vrouwen
Cramer’s V: p = 0.03 Cramer’s V waarde = 0.12
Voorwaarden: Minimum expected count per cel moet groter zijn dan 5: dit is voldaan.
Nulhypothese: Er zijn geen verschillen Antwerpse, Gentse en Leuvense studenten
Gebruikte test: Chikwadraattest (significantieniveau = 5%)
Resultaat χ²: p = 0.00 Significant verschil tussen de steden
Cramer’s V: p = 0.00 Cramer’s V waarde = 0.24
Voorwaarden: Minimum expected count per cel moet groter zijn dan 5: dit is voldaan.
Bijlage 9
Bijlage 9: “In welke mate bepalen volgende aspecten je woonplaats?”
Descriptieve verwerking via frequenties (in percentages)
Helemaal niet Eerder niet Eerder wel Helemaal wel ‘WEL’ een invloed10
% % % % %
Partner 4,3 7,3 44,6 43,7 88,3
Prijzen woningen 3,1 13,5 58,3 25,2 83,5
Gezelligheid centrum 3,1 17,5 60,6 18,8 79,4
Dicht wonen bij werk 1,5 19, 6 60,7 18,1 78,8
Best werk 3,1 18,8 62,5 15,7 78,2
Vrienden 5,2 21,1 53,8 19,9 73,7
Tuin bij woning 7,1 25,5 48,9 18,5 67,4
Familie 7,7 28,8 48,5 15 63,5
Open ruimte 5,2 37,8 48,9 8 56,9
Snelst werk 7,1 38,9 46,9 7,1 54
Sportmogelijkheden 10,2 37,2 44,3 8,4 52,7
Openbaar vervoer 12 38,3 42 7,7 49,7
Natuur 11,8 41,2 40,9 6,2 47,1
Culturele activiteiten 12,3 41,7 40,8 5,2 46
Uitgangsmogelijkheden 15,1 42,3 38,6 4 42,6
Veel parkeerplaatsen 15,4 45,7 33,3 5,6 38,9
Fiets- en voetpaden 19,1 48,9 28,6 3,4 32
Stad helpt bij job zoeken 20,9 55,7 21,2 2,2 23,4
Belastingen 25,6 55,9 15,4 3,1 18,5
Politieke situatie 36,8 52,1 10,4 0,6 11
Ander 79,6 9,9 6,6 3,9 10,5
Goedkoop logement 45,5 44 8,6 1,8 10,4
Interpretatie: De partner heeft bij 43,7% van de studenten een grote invloed bij het bepalen van de
woonplaats. Bij 4,3% van de studenten heeft de partner helemaal geen invloed bij het kiezen van een
woonplaats.
10
De kolommen ‘eerder wel en helemaal wel’ worden samen gekomen om tot de kolom ‘WEL een invloed’ te komen. In de thesis wordt altijd gesproken over de kolom ‘WEL een invloed’ tenzij specifiek vermeld is dat het om ‘eerder wel’ of ‘helemaal wel’ gaat.
Bijlage 9
Significante verschillen op basis van geslacht
Variabelen die invloed11 hebben bij het bepalen van de toekomstige woonplaats:
Mannen
Vrouwen
Sign. χ² Cramer’s V
Absoluut % Absoluut % P = Waarde =
Familie 82 53.2 125 72,7 0.00 0.24
Snel werk vinden 75 49.7 100 57,8 0.01 0.18
Sportmogelijkheden 87 58 83 48 0.01 0.19
Openbaar vervoer 62 40,5 100 57,8 0.01 0.20
Gezellig centrum 112 73,7 145 84,4 0.02 0.18
Prijzen van woningen 121 79,1 151 87,3 0.03 0.17
Interpretatie: Voor 53,2% van de mannen en voor 72,7% van de vrouwen bepaalt de familie (eerder
of helemaal wel) de toekomstige woonplaats.
Significante verschillen op basis van stad
Variabelen die invloed12 hebben bij het bepalen van de toekomstige woonplaats:
Antwerpen
Gent
Leuven Sign. χ² Cramer’s V
Absoluut % Absoluut % Absoluut % P = Waarde =
Familie 65 60.2 85 69.2 52 61.2 0.04 0.14
Tuin 78 72.2 74 60.2 59 70.2 0.01 0.17
Vrienden 73 67 104 84.9 57 67 0.00 0.18
Partner 93 85.4 107 87 81 95,3 0.02 0.16
11
We nemen de categorieën “eerder wel en helemaal wel” samen en komen zo tot het percentage studenten die zeggen dat de variabele een invloed heeft bij het bepalen van de woonplaats. 12
We nemen de categorieën “eerder wel en helemaal wel” samen en komen zo tot het percentage studenten die zeggen dat de variabele een invloed heeft bij het bepalen van de woonplaats.
Nulhypothese: Er zijn geen verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke respondenten
Gebruikte test: Chikwadraattest (significantieniveau = 5%)
Resultaat χ²: Zie onderstaande tabel Significant: verschillen tussen mannen en vrouwen
Cramer’s V: Zie onderstaande tabel
Voorwaarden: Minimum expected count per cel moet groter zijn dan 5: dit is voldaan.
Nulhypothese: Er zijn geen verschillen tussen Antwerpse, Leuvense en Gentse studenten
Gebruikte test: Chikwadraattest (significantieniveau = 5%)
Resultaat χ²: Zie onderstaande tabel Significant: er zijn verschillen tussen de steden
Cramer’s V: Zie onderstaande tabel
Voorwaarden: Minimum expected count per cel moet groter zijn dan 5: dit is voldaan.
Bijlage 10
Bijlage 10: Welk van volgende activiteiten zijn belangrijk bij het kiezen van
een woonplaats?
Descriptieve verwerking via frequenties (in percentages)
Helemaal niet Eerder niet Eerder wel
Helemaal wel ‘WEL’ een invloed13
% % % % %
Winkels 4,4 16,3 60,9 18,4 79,3
Groen 5,3 18,7 62,9 13,1 76
Openbaar vervoer 8,7 28 46,1 17,1 63,2
Uitgangsmogelijkheden 8,1 30 48,8 13,1 61,9
Open terrein 6,3 33,9 51,4 8,5 59,9
Zwembad 11,3 32,5 45,3 10,9 56,2
Cinema 12,5 36,1 40,1 11,3 51,4
Buiten sporten 11,6 38,1 40,9 9,4 50,3
Sporthal 12,2 38,8 40,9 8,1 49
Bibliotheek 14,3 42,1 38 5,6 43,6
Concertzaal 19,3 49,2 26,5 5 31,5
Jeugdbeweging 29,7 39,1 24,1 7,2 31,3
Academie 21,9 51,9 23,1 3,1 26,2
Jeugdhuis 30,6 48,4 17,5 3,4 20,9
Interpretatie: Winkels zijn voor 60,9% van de ondervraagde studenten belangrijk en voor 18,4% zelfst
heel belangrijk bij het kiezen van een toekomstige woonplaats.
13
De kolommen ‘eerder wel en helemaal wel’ worden samen gekomen om tot de kolom ‘WEL een invloed’ te komen. In de thesis wordt altijd gesproken over de kolom ‘WEL een invloed’ tenzij specifiek vermeld is dat het om ‘eerder wel’ of ‘helemaal wel’ gaat.
Bijlage 11
Bijlage 11: Welk van volgende initiatieven zou je aanspreken?
Descriptieve verwerking via frequenties (in percentages)
Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel ‘WEL’ een invloed14
% % % % %
Goedkoper woningaanbod 2,9 11,7 61 24,4 85,4
Gratis parkeerplaats 8,1 20,1 47,1 24,7 71,8
Fiscale voordelen 8,8 26,4 53,4 11,4 64,8
Kortingskaart openbaar vervoer 11,1 31,5 46,2 11,1 57,3
Gratis wifi op openbare plaatsen 16,3 33 35,3 15,4 50,7
Kortingskaart sportactiviteiten 12,4 41,2 36,3 10,1 46,4
Begeleiding starten eigen zaak 23,9 36,6 34,3 5,2 39,5
Hulp bij zoeken job 16,6 45,6 34,9 2,9 37,8
Fietsenverhuur en -herstel 19,6 43,5 30,1 6,9 37
Kortingsk. cult. Evenementen 17,5 48,7 29,2 4,5 33,7
Shoppingzondagen 25,3 41,2 24,7 8,8 33,5
Working parties 16,7 54,5 25,1 3,7 28,8
Gids fiets- en wandelroutes 28,4 54,6 15,7 1,3 17
Ander
Buurtfeesten (1)
Goedkope en gezonde eetgelegenheden (1)
Indoorsurfpool (1)
Scholen (1)
Straatperformances (1)
Interpretatie: Een goedkoper woningaanbod spreekt ongeveer 85 % van de respondenten aan.
14
De kolommen ‘eerder wel en helemaal wel’ worden samen gekomen om tot de kolom ‘WEL een invloed’ te komen. In de thesis wordt altijd gesproken over de kolom ‘WEL een invloed’ tenzij specifiek vermeld is dat het om ‘eerder wel’ of ‘helemaal wel’ gaat.
Bijlage 11
Significante verschillen op basis van geslacht
Initiatieven die aanspreken15 bij het bepalen van de toekomstige woonplaats:
Mannen
Vrouwen
Sign. χ² Cramer’s V
Absoluut % Absoluut % P = Waarde =
Goedkoper woningaanbod 114 80.3% 149 89,7% 0.00 0.20
Shoppingzondagen 27 19% 76 45,7% 0.00 0.30
Interpretatie: Shoppingzondagen invoeren is een initiatief dat 45,7% van de vrouwelijke
respondenten aanspreekt.
Significante verschillen op basis van stad
Initiatieven die aanspreken16 bij bepalen toekomstige woonplaats:
Antwerpen
Gent
Leuven Sign. χ² Cramer’s V
Absoluut % Absoluut % Absoluut % P = Waarde =
Sportactiviteiten 34 33,3% 68 58,1% 34 43,1% 0.01 0.18
Interpretatie: Het initiatief ‘sportactiviteiten’ spreekt aan bij bijna 60% van de Gentste respondenten,
terwijl dit slechts bij 43,1% van de Leuvense en een derde van de Antwerpse respondenten zo is.
15
We nemen de categorieën “eerder wel en helemaal wel” samen en komen zo tot het percentage studenten die zeggen dat de variabele een invloed heeft bij het bepalen van de woonplaats. 16
We nemen de categorieën “eerder wel en helemaal wel” samen en komen zo tot het percentage studenten die zeggen dat de variabele een invloed heeft bij het bepalen van de woonplaats.
Nulhypothese: Er zijn geen verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke respondenten
Gebruikte test: Chikwadraattest (significantieniveau = 5%)
Resultaat χ²: Zie onderstaande tabel Significant: verschillen tussen mannen en vrouwen
Cramer’s V: Zie onderstaande tabel
Voorwaarden: Minimum expected count per cel moet groter zijn dan 5: dit is voldaan.
Nulhypothese: Er zijn geen verschillen tussen Antwerpse, Leuvense en Gentse studenten
Gebruikte test: Chikwadraattest (significantieniveau = 5%)
Resultaat χ²: Zie onderstaande tabel Significant: er zijn verschillen tussen de steden
Cramer’s V: Zie onderstaande tabel
Voorwaarden: Minimum expected count per cel moet groter zijn dan 5: dit is voldaan.
Bijlage 12
Bijlage 12 : Samenvatting van responspercentages per studentenstad
1. Descriptives
Antwerpen Gent Leuven
Absoluut Percentages Absoluut Percentages Absoluut Percentages Aantal
respondenten? 111 100% 151 100% 90 100%
Aantal mannelijke respondenten?
69 62,2% 51 33,8% 50 55,6%
Aantal vrouwelijke respondenten?
42 37,8% 100 66,2% 40 44,4%
Aantal kot-studenten?
46 46,9%17 94 80,3% 54 68,4%
Aantal niet-kotstudenten?
52 53,1% 23 19,7% 25 31,6%
2. Hoe hebt u uw studentenstad gekozen?
1. Invloed van ouders
Crosstab
Hoe hebt u uw studentenstad gekozen?
Invloed van ouders
Total Helemaal niet Eerder niet Eerder wel Helemaal wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 55 23 21 6 105
% within In welke stad studeert u?
52,4% 21,9% 20,0% 5,7% 100,0%
Gent Count 71 37 25 8 141
% within In welke stad studeert u?
50,4% 26,2% 17,7% 5,7% 100,0%
Leuven Count 34 30 21 2 87
% within In welke stad studeert u?
39,1% 34,5% 24,1% 2,3% 100,0%
Total Count 160 90 67 16 333
% within In welke stad studeert u?
48,0% 27,0% 20,1% 4,8% 100,0%
17
Het totale aantal kot- en niet-kot studenten is kleiner dan het totaal aantal respondenten in Leuven omdat niet elke respondent de vraag over het budget ingevuld heeft.
Bijlage 12
2. Omwille van vrienden
Hoe hebt u uw studentenstad gekozen?
Omwille van vrienden
Total Helemaal niet Eerder niet Eerder wel Helemaal wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 60 21 21 3 105
% within In welke stad studeert u?
57,1% 20,0% 20,0% 2,9% 100,0%
Gent Count 15 27 78 21 141
% within In welke stad studeert u?
10,6% 19,1% 55,3% 14,9% 100,0%
Leuven Count 27 18 33 9 87
% within In welke stad studeert u?
31,0% 20,7% 37,9% 10,3% 100,0%
Total Count 102 66 132 33 333
% within In welke stad studeert u?
30,6% 19,8% 39,6% 9,9% 100,0%
3. Omwille van lief/partner
Hoe hebt u uw studentenstad gekozen?
Omwille van lief/partner
Total Helemaal niet Eerder niet Eerder wel Helemaal wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 83 15 4 2 104
% within In welke stad studeert u?
79,8% 14,4% 3,8% 1,9% 100,0%
Gent Count 102 22 14 3 141
% within In welke stad studeert u?
72,3% 15,6% 9,9% 2,1% 100,0%
Leuven Count 68 12 4 2 86
% within In welke stad studeert u?
79,1% 14,0% 4,7% 2,3% 100,0%
Total Count 253 49 22 7 331
% within In welke stad studeert u?
76,4% 14,8% 6,6% 2,1% 100,0%
Bijlage 12
4. Interesse vanop SID-in beurs
Hoe hebt u uw studentenstad gekozen?
Interesse vanop SID-in beurs
Total Helemaal niet Eerder niet Eerder wel Helemaal wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 49 13 36 5 103
% within In welke stad studeert u?
47,6% 12,6% 35,0% 4,9% 100,0%
Gent Count 76 29 29 7 141
% within In welke stad studeert u?
53,9% 20,6% 20,6% 5,0% 100,0%
Leuven Count 37 25 20 4 86
% within In welke stad studeert u?
43,0% 29,1% 23,3% 4,7% 100,0%
Total Count 162 67 85 16 330
% 49,1% 20,3% 25,8% 4,8% 100,0%
5. Imago van de stad
Hoe hebt u uw studentenstad gekozen?
Imago van de stad
Total Helemaal niet Eerder niet Eerder wel Helemaal wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 25 28 39 13 105
% within In welke stad studeert u?
23,8% 26,7% 37,1% 12,4% 100,0%
Gent Count 11 12 79 39 141
% within In welke stad studeert u?
7,8% 8,5% 56,0% 27,7% 100,0%
Leuven Count 9 10 48 20 87
% within In welke stad studeert u?
10,3% 11,5% 55,2% 23,0% 100,0%
Total Count 45 50 166 72 333
% 13,5% 15,0% 49,8% 21,6% 100,0%
6. Naambekendheid universiteit/hogeschool
Hoe hebt u uw studentenstad gekozen?
Naambekendheid universiteit/hogeschool
Total Helemaal niet Eerder niet Eerder wel Helemaal wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 19 28 46 13 106
% within In welke stad studeert u?
17,9% 26,4% 43,4% 12,3% 100,0%
Gent Count 12 15 75 39 141
% within In welke stad studeert u?
8,5% 10,6% 53,2% 27,7% 100,0%
Leuven Count 2 8 42 35 87
% within In welke stad studeert u?
2,3% 9,2% 48,3% 40,2% 100,0%
Total Count 33 51 163 87 334
% 9,9% 15,3% 48,8% 26,0% 100,0%
Bijlage 12
7. Geografisch dichtste universiteit/hogeschool
Hoe hebt u uw studentenstad gekozen?
Geografisch dichtste universiteit/hogeschool
Total Helemaal niet Eerder niet Eerder wel Helemaal wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 34 13 18 40 105
% within In welke stad studeert u?
32,4% 12,4% 17,1% 38,1% 100,0%
Gent Count 24 18 37 62 141
% within In welke stad studeert u?
17,0% 12,8% 26,2% 44,0% 100,0%
Leuven Count 28 17 21 21 87
% within In welke stad studeert u?
32,2% 19,5% 24,1% 24,1% 100,0%
Total Count 86 48 76 123 333
% 25,8% 14,4% 22,8% 36,9% 100,0%
8. Grootte van de stad
Hoe hebt u uw studentenstad gekozen?
Grootte van de stad
Total Helemaal niet Eerder niet Eerder wel Helemaal wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 37 28 28 13 106
% within In welke stad studeert u?
34,9% 26,4% 26,4% 12,3% 100,0%
Gent Count 36 54 41 10 141
% within In welke stad studeert u?
25,5% 38,3% 29,1% 7,1% 100,0%
Leuven Count 25 38 18 6 87
% within In welke stad studeert u?
28,7% 43,7% 20,7% 6,9% 100,0%
Total Count 98 120 87 29 334
% 29,3% 35,9% 26,0% 8,7% 100,0%
9. Voorzieningen van de stad
Hoe hebt u uw studentenstad gekozen?
Voorzieningen van de stad
Total Helemaal niet Eerder niet Eerder wel Helemaal wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 29 25 41 10 105
% within In welke stad studeert u?
27,6% 23,8% 39,0% 9,5% 100,0%
Gent Count 27 46 53 15 141
% within In welke stad studeert u?
19,1% 32,6% 37,6% 10,6% 100,0%
Leuven Count 20 24 38 4 86
% within In welke stad studeert u?
23,3% 27,9% 44,2% 4,7% 100,0%
Total Count 76 95 132 29 332
% 22,9% 28,6% 39,8% 8,7% 100,0%
Bijlage 12
10. Studierichting was enkel mogelijk in de stad
Hoe hebt u uw studentenstad gekozen?
Studierichting was enkel mogelijk in die stad
Total Helemaal niet Eerder niet Eerder wel Helemaal wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 29 15 18 47 109
% within In welke stad studeert u?
26,6% 13,8% 16,5% 43,1% 100,0%
Gent Count 96 21 14 10 141
% within In welke stad studeert u?
68,1% 14,9% 9,9% 7,1% 100,0%
Leuven Count 52 15 12 8 87
% within In welke stad studeert u?
59,8% 17,2% 13,8% 9,2% 100,0%
Total Count 177 51 44 65 337
% 52,5% 15,1% 13,1% 19,3% 100,0%
11. Om ver van ouders te zitten
Hoe hebt u uw studentenstad gekozen?
Om ver van ouders te zitten
Total Helemaal niet Eerder niet Eerder wel Helemaal wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 68 28 7 2 105
% within In welke stad studeert u?
64,8% 26,7% 6,7% 1,9% 100,0%
Gent Count 88 39 11 3 141
% within In welke stad studeert u?
62,4% 27,7% 7,8% 2,1% 100,0%
Leuven Count 55 24 6 2 87
% within In welke stad studeert u?
63,2% 27,6% 6,9% 2,3% 100,0%
Total Count 211 91 24 7 333
% 63,4% 27,3% 7,2% 2,1% 100,0%
12. Zeker op kot te kunnen
Hoe hebt u uw studentenstad gekozen?
Om zeker op kot te kunnen
Total Helemaal niet Eerder niet Eerder wel Helemaal wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 73 16 12 5 106
% within In welke stad studeert u?
68,9% 15,1% 11,3% 4,7% 100,0%
Gent Count 60 38 29 14 141
% within In welke stad studeert u?
42,6% 27,0% 20,6% 9,9% 100,0%
Leuven Count 40 24 15 8 87
% within In welke stad studeert u?
46,0% 27,6% 17,2% 9,2% 100,0%
Total Count 173 78 56 27 334
% 51,8% 23,4% 16,8% 8,1% 100,0%
Bijlage 12
13. Kwaliteit van de opleiding
Hoe hebt u uw studentenstad gekozen?
Kwaliteit van de opleiding
Total Helemaal niet Eerder niet Eerder wel Helemaal wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 6 9 57 35 107
% within In welke stad studeert u?
5,6% 8,4% 53,3% 32,7% 100,0%
Gent Count 8 20 77 36 141
% within In welke stad studeert u?
5,7% 14,2% 54,6% 25,5% 100,0%
Leuven Count 5 8 34 40 87
% within In welke stad studeert u?
5,7% 9,2% 39,1% 46,0% 100,0%
Total Count 19 37 168 111 335
%
5,7% 11,0% 50,1% 33,1% 100,0%
3. Wat wil je doen als je afgestudeerd bent?
1. Een zomerjob
Een zomerjob
Total Helemaal niet Misschien Ja (binnen het jaar) Ja (maar later)
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 32 50 16 1 99
% within In welke stad studeert u?
32,3% 50,5% 16,2% 1,0% 100,0%
Gent Count 23 51 60 1 135
% within In welke stad studeert u?
17,0% 37,8% 44,4% ,7% 100,0%
Leuven Count 28 46 12 0 86
% within In welke stad studeert u?
32,6% 53,5% 14,0% ,0% 100,0%
Total Count 83 147 88 2 320
% within In welke stad studeert u?
25,9% 45,9% 27,5% ,6% 100,0%
Bijlage 12
2. Een vaste job zoeken
Een vaste job zoeken
Total Helemaal niet Misschien Ja (binnen het
jaar) Ja (maar later)
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 6 18 60 19 103
% within In welke stad studeert u?
5,8% 17,5% 58,3% 18,4% 100,0%
Gent Count 14 30 69 22 135
% within In welke stad studeert u?
10,4% 22,2% 51,1% 16,3% 100,0%
Leuven Count 4 18 43 21 86
% within In welke stad studeert u?
4,7% 20,9% 50,0% 24,4% 100,0%
Total Count 24 66 172 62 324
% 7,4% 20,4% 53,1% 19,1% 100,0%
3. Reizen
Reizen
Total Helemaal niet Misschien Ja (binnen het
jaar) Ja (maar later)
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 6 38 44 18 106
% within In welke stad studeert u?
5,7% 35,8% 41,5% 17,0% 100,0%
Gent Count 16 44 62 13 135
% within In welke stad studeert u?
11,9% 32,6% 45,9% 9,6% 100,0%
Leuven Count 8 39 33 6 86
% within In welke stad studeert u?
9,3% 45,3% 38,4% 7,0% 100,0%
Total Count 30 121 139 37 327
% 9,2% 37,0% 42,5% 11,3% 100,0%
4. Een sabbatjaar houden
Een sabbatjaar houden
Total Helemaal niet Misschien Ja (binnen het jaar) Ja (maar later)
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 74 24 4 2 104
% within In welke stad studeert u?
71,2% 23,1% 3,8% 1,9% 100,0%
Gent Count 96 28 9 2 135
% within In welke stad studeert u?
71,1% 20,7% 6,7% 1,5% 100,0%
Leuven Count 68 14 4 0 86
% within In welke stad studeert u?
79,1% 16,3% 4,7% ,0% 100,0%
Total Count 238 66 17 4 325
% 73,2% 20,3% 5,2% 1,2% 100,0%
Bijlage 12
5. Verder studeren
Verder studeren
Total Helemaal niet Misschien Ja (binnen het jaar) Ja (maar later)
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 29 63 13 3 108
% within In welke stad studeert u?
26,9% 58,3% 12,0% 2,8% 100,0%
Gent Count 37 65 30 3 135
% within In welke stad studeert u?
27,4% 48,1% 22,2% 2,2% 100,0%
Leuven Count 24 38 16 8 86
% within In welke stad studeert u?
27,9% 44,2% 18,6% 9,3% 100,0%
Total Count 90 166 59 14 329
% 27,4% 50,5% 17,9% 4,3% 100,0%
6. Een job zoeken in het buitenland
Een job zoeken in het buitenland
Total Helemaal niet Misschien Ja (binnen het jaar)
Ja (maar later)
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 29 51 8 19 107
% within In welke stad studeert u?
27,1% 47,7% 7,5% 17,8% 100,0%
Gent Count 52 55 13 15 135
% within In welke stad studeert u?
38,5% 40,7% 9,6% 11,1% 100,0%
Leuven Count 35 37 2 11 85
% within In welke stad studeert u?
41,2% 43,5% 2,4% 12,9% 100,0%
Total Count 116 143 23 45 327
% 35,5% 43,7% 7,0% 13,8% 100,0%
7. Stage doen in het buitenland
Stage doen in het buitenland
Total Helemaal niet Misschien Ja (binnen het jaar) Ja (maar later)
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 27 57 17 7 108
% within In welke stad studeert u?
25,0% 52,8% 15,7% 6,5% 100,0%
Gent Count 68 43 20 4 135
% within In welke stad studeert u?
50,4% 31,9% 14,8% 3,0% 100,0%
Leuven Count 37 42 4 3 86
% within In welke stad studeert u?
43,0% 48,8% 4,7% 3,5% 100,0%
Total Count 132 142 41 14 329
% 40,1% 43,2% 12,5% 4,3% 100,0%
Bijlage 12
8. Stage doen in België
Stage doen in België
Total Helemaal niet Misschien Ja (binnen het jaar)
Ja (maar later)
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 37 60 9 0 106
% within In welke stad studeert u?
34,9% 56,6% 8,5% ,0% 100,0%
Gent Count 74 48 11 2 135
% within In welke stad studeert u?
54,8% 35,6% 8,1% 1,5% 100,0%
Leuven Count 30 37 16 3 86
% within In welke stad studeert u?
34,9% 43,0% 18,6% 3,5% 100,0%
Total Count 141 145 36 5 327
% 43,1% 44,3% 11,0% 1,5% 100,0%
9. Registratie als werkzoekende
Registratie als werkzoekende
Total Helemaal niet Misschien Ja (binnen het jaar)
Ja (maar later)
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 25 35 42 2 104
% within In welke stad studeert u?
24,0% 33,7% 40,4% 1,9% 100,0%
Gent Count 38 46 44 7 135
% within In welke stad studeert u?
28,1% 34,1% 32,6% 5,2% 100,0%
Leuven Count 27 31 22 6 86
% within In welke stad studeert u?
31,4% 36,0% 25,6% 7,0% 100,0%
Total Count 90 112 108 15 325
% within In welke stad studeert u?
27,7% 34,5% 33,2% 4,6% 100,0%
10. Registratie als zelfstandige
Registratie als zelfstandige
Total Helemaal niet Misschien Ja (binnen het jaar)
Ja (maar later)
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 54 37 6 8 105
% within In welke stad studeert u?
51,4% 35,2% 5,7% 7,6% 100,0%
Gent Count 86 40 2 7 135
% within In welke stad studeert u?
63,7% 29,6% 1,5% 5,2% 100,0%
Leuven Count 56 26 2 2 86
% within In welke stad studeert u?
65,1% 30,2% 2,3% 2,3% 100,0%
Total Count 196 103 10 17 326
% 60,1% 31,6% 3,1% 5,2% 100,0%
Bijlage 12
11. Opstarten eigen zaak
Opstarten eigen zaak
Total Helemaal niet Misschien Ja (binnen het jaar)
Ja (maar later)
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 53 31 5 17 106
% within In welke stad studeert u?
50,0% 29,2% 4,7% 16,0% 100,0%
Gent Count 83 37 0 15 135
% within In welke stad studeert u?
61,5% 27,4% ,0% 11,1% 100,0%
Leuven Count 61 18 2 5 86
% within In welke stad studeert u?
70,9% 20,9% 2,3% 5,8% 100,0%
Total Count 197 86 7 37 327
% 60,2% 26,3% 2,1% 11,3% 100,0%
12. Interimjobs doen
Interimjobs doen
Total Helemaal niet Misschien Ja (binnen het jaar)
Ja (maar later)
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 57 37 10 2 106
% within In welke stad studeert u?
53,8% 34,9% 9,4% 1,9% 100,0%
Gent Count 56 63 16 0 135
% within In welke stad studeert u?
41,5% 46,7% 11,9% ,0% 100,0%
Leuven Count 42 38 5 0 85
% within In welke stad studeert u?
49,4% 44,7% 5,9% ,0% 100,0%
Total Count 155 138 31 2 326
%
47,5% 42,3% 9,5% ,6% 100,0%
13. Een gezin starten
Een gezin starten
Total Helemaal niet Misschien Ja (binnen het jaar)
Ja (maar later)
In welke stad studeert u? Antwerpen Count 40 28 6 31 105
% within In welke stad studeert u?
38,1% 26,7% 5,7% 29,5% 100,0%
Gent Count 66 30 1 38 135
% within In welke stad studeert u?
48,9% 22,2% ,7% 28,1% 100,0%
Leuven Count 28 16 1 41 86
% within In welke stad studeert u?
32,6% 18,6% 1,2% 47,7% 100,0%
Total Count 134 74 8 110 326
% 41,1% 22,7% 2,5% 33,7% 100,0%
Bijlage 12
14. Trouwen
Trouwen
Total Helemaal niet Misschien Ja (binnen het jaar)
Ja (maar later)
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 42 24 7 31 104
% within In welke stad studeert u?
40,4% 23,1% 6,7% 29,8% 100,0%
Gent Count 75 26 1 33 135
% within In welke stad studeert u?
55,6% 19,3% ,7% 24,4% 100,0%
Leuven Count 29 19 1 37 86
% within In welke stad studeert u?
33,7% 22,1% 1,2% 43,0% 100,0%
Total Count 146 69 9 101 325
% 44,9% 21,2% 2,8% 31,1% 100,0%
4. Als je gaat solliciteren, in welke regio wil je dan solliciteren?
1. Ik ga niet solliciteren
Niet solliciteren
Total Ja Neen
In welke stad studeert u? Antwerpen Count 3 105 108
% within In welke stad studeert u?
2,8% 97,2% 100,0%
Gent Count 7 129 136
% within In welke stad studeert u?
5,1% 94,9% 100,0%
Leuven Count 2 84 86
% within In welke stad studeert u?
2,3% 97,7% 100,0%
Total Count 12 318 330
% 3,6% 96,4% 100,0%
2. Regio waar ik woon/domicilie
Solliciteren2
Total Ja Neen
In welke stad studeert u? Antwerpen Count 57 51 108
% within In welke stad studeert u?
52,8% 47,2% 100,0%
Gent Count 85 51 136
% within In welke stad studeert u?
62,5% 37,5% 100,0%
Leuven Count 52 34 86
% within In welke stad studeert u?
60,5% 39,5% 100,0%
Total Count 194 136 330
% 58,8% 41,2% 100,0%
Bijlage 12
3. Regio waar ik studeer
Regio waar ik studeer
Total Ja Neen
In welke stad studeert u? Antwerpen Count 24 84 108
% within In welke stad studeert u?
22,2% 77,8% 100,0%
Gent Count 66 70 136
% within In welke stad studeert u?
48,5% 51,5% 100,0%
Leuven Count 27 59 86
% within In welke stad studeert u?
31,4% 68,6% 100,0%
Total Count 117 213 330
% 35,5% 64,5% 100,0%
4. Overal in België
Overal in België
Total Ja Neen
In welke stad studeert u? Antwerpen Count 29 79 108
% within In welke stad studeert u?
26,9% 73,1% 100,0%
Gent Count 23 113 136
% within In welke stad studeert u?
16,9% 83,1% 100,0%
Leuven Count 22 64 86
% within In welke stad studeert u?
25,6% 74,4% 100,0%
Total Count 74 256 330
% within In welke stad studeert u?
22,4% 77,6% 100,0%
5. In het buitenland
Buitenland
Total Ja Neen
In welke stad studeert u? Antwerpen Count 35 73 108
% within In welke stad studeert u?
32,4% 67,6% 100,0%
Gent Count 40 96 136
% within In welke stad studeert u?
29,4% 70,6% 100,0%
Leuven Count 20 66 86
% within In welke stad studeert u?
23,3% 76,7% 100,0%
Total Count 95 235 330
% within In welke stad studeert u?
28,8% 71,2% 100,0%
Bijlage 12
6. In grote steden
In grote steden
Total Ja Neen
In welke stad studeert u? Antwerpen Count 36 72 108
% within In welke stad studeert u?
33,3% 66,7% 100,0%
Gent Count 56 80 136
% within In welke stad studeert u?
41,2% 58,8% 100,0%
Leuven Count 33 53 86
% within In welke stad studeert u?
38,4% 61,6% 100,0%
Total Count 125 205 330
% 37,9% 62,1% 100,0%
7. Ik solliciteer voor een specifiek bedrijf
Specifiek bedrijf
Total Ja Neen
In welke stad studeert u? Antwerpen Count 23 85 108
% within In welke stad studeert u?
21,3% 78,7% 100,0%
Gent Count 32 104 136
% within In welke stad studeert u?
23,5% 76,5% 100,0%
Leuven Count 16 70 86
% within In welke stad studeert u?
18,6% 81,4% 100,0%
Total Count 71 259 330
% 21,5% 78,5% 100,0%
5. In welke mate bepalen volgende aspecten je woonplaats?
1. Vrienden
Crosstab
Vrienden
Total Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 8 28 58 15 109
% within In welke stad studeert u?
7,3% 25,7% 53,2% 13,8% 100,0%
Gent Count 1 18 68 36 123
% within In welke stad studeert u?
,8% 14,6% 55,3% 29,3% 100,0%
Leuven Count 8 20 45 12 85
% within In welke stad studeert u?
9,4% 23,5% 52,9% 14,1% 100,0%
Total Count 17 66 171 63 317
% 5,4% 20,8% 53,9% 19,9% 100,0%
Bijlage 12
2. Familie
Familie
Total Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 14 29 51 14 108
% within In welke stad studeert u?
13,0% 26,9% 47,2% 13,0% 100,0%
Gent Count 7 31 58 27 123
% within In welke stad studeert u?
5,7% 25,2% 47,2% 22,0% 100,0%
Leuven Count 4 29 44 8 85
% within In welke stad studeert u?
4,7% 34,1% 51,8% 9,4% 100,0%
Total Count 25 89 153 49 316
% 7,9% 28,2% 48,4% 15,5% 100,0%
3. Partner
Partner
Total Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 6 10 55 38 109
% within In welke stad studeert u?
5,5% 9,2% 50,5% 34,9% 100,0%
Gent Count 5 11 41 66 123
% within In welke stad studeert u?
4,1% 8,9% 33,3% 53,7% 100,0%
Leuven Count 3 1 43 38 85
% within In welke stad studeert u?
3,5% 1,2% 50,6% 44,7% 100,0%
Total Count 14 22 139 142 317
% 4,4% 6,9% 43,8% 44,8% 100,0%
4. Waar ik snelst werk vind
Waar ik snelst werk vind
Total Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 5 44 53 4 106
% within In welke stad studeert u?
4,7% 41,5% 50,0% 3,8% 100,0%
Gent Count 10 50 52 11 123
% within In welke stad studeert u?
8,1% 40,7% 42,3% 8,9% 100,0%
Leuven Count 8 30 39 8 85
% within In welke stad studeert u?
9,4% 35,3% 45,9% 9,4% 100,0%
Total Count 23 124 144 23 314
% 7,3% 39,5% 45,9% 7,3% 100,0%
Bijlage 12
5. Waar ik beste werk vind
Waar ik beste werk vind
Total Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 2 17 75 14 108
% within In welke stad studeert u?
1,9% 15,7% 69,4% 13,0% 100,0%
Gent Count 4 30 64 25 123
% within In welke stad studeert u?
3,3% 24,4% 52,0% 20,3% 100,0%
Leuven Count 4 13 56 11 84
% within In welke stad studeert u?
4,8% 15,5% 66,7% 13,1% 100,0%
Total Count 10 60 195 50 315
% within In welke stad studeert u?
3,2% 19,0% 61,9% 15,9% 100,0%
6. Waar de stad me helpt een job te vinden
Waar de stad me helpt een job te zoeken
Total Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 20 63 22 3 108
% within In welke stad studeert u?
18,5% 58,3% 20,4% 2,8% 100,0%
Gent Count 30 66 24 3 123
% within In welke stad studeert u?
24,4% 53,7% 19,5% 2,4% 100,0%
Leuven Count 17 48 18 1 84
% within In welke stad studeert u?
20,2% 57,1% 21,4% 1,2% 100,0%
Total Count 67 177 64 7 315
% within In welke stad studeert u?
21,3% 56,2% 20,3% 2,2% 100,0%
7. Belastingen Crosstab
Belastingen
Total Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 23 60 16 7 106
% within In welke stad studeert u?
21,7% 56,6% 15,1% 6,6% 100,0%
Gent Count 37 68 16 2 123
% within In welke stad studeert u?
30,1% 55,3% 13,0% 1,6% 100,0%
Leuven Count 21 48 15 1 85
% within In welke stad studeert u?
24,7% 56,5% 17,6% 1,2% 100,0%
Total Count 81 176 47 10 314
% within In welke stad studeert u?
25,8% 56,1% 15,0% 3,2% 100,0%
Bijlage 12
8. Uitgangsmogelijkheden
Uitgangsmogelijkheden
Total Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 16 41 44 6 107
% within In welke stad studeert u?
15,0% 38,3% 41,1% 5,6% 100,0%
Gent Count 19 54 45 5 123
% within In welke stad studeert u?
15,4% 43,9% 36,6% 4,1% 100,0%
Leuven Count 14 38 30 2 84
% within In welke stad studeert u?
16,7% 45,2% 35,7% 2,4% 100,0%
Total Count 49 133 119 13 314
% within In welke stad studeert u?
15,6% 42,4% 37,9% 4,1% 100,0%
9. Natuur
Natuur
Total Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 13 38 47 8 106
% within In welke stad studeert u?
12,3% 35,8% 44,3% 7,5% 100,0%
Gent Count 16 50 50 7 123
% within In welke stad studeert u?
13,0% 40,7% 40,7% 5,7% 100,0%
Leuven Count 8 37 34 5 84
% within In welke stad studeert u?
9,5% 44,0% 40,5% 6,0% 100,0%
Total Count 37 125 131 20 313
% within In welke stad studeert u?
11,8% 39,9% 41,9% 6,4% 100,0%
10. Sportmogelijkheden
Sportmogelijkheden
Total Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 14 41 47 5 107
% within In welke stad studeert u?
13,1% 38,3% 43,9% 4,7% 100,0%
Gent Count 11 44 54 14 123
% within In welke stad studeert u?
8,9% 35,8% 43,9% 11,4% 100,0%
Leuven Count 8 32 36 7 83
% within In welke stad studeert u?
9,6% 38,6% 43,4% 8,4% 100,0%
Total Count 33 117 137 26 313
% within In welke stad studeert u?
10,5% 37,4% 43,8% 8,3% 100,0%
Bijlage 12
11. Gezelligheid centrum
Gezelligheid van centrum
Total Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 4 23 63 18 108
% within In welke stad studeert u?
3,7% 21,3% 58,3% 16,7% 100,0%
Gent Count 4 18 74 27 123
% within In welke stad studeert u?
3,3% 14,6% 60,2% 22,0% 100,0%
Leuven Count 2 16 54 12 84
% within In welke stad studeert u?
2,4% 19,0% 64,3% 14,3% 100,0%
Total Count 10 57 191 57 315
% within In welke stad studeert u?
3,2% 18,1% 60,6% 18,1% 100,0%
12. Open ruimte
Open ruimte
Total Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 7 39 52 10 108
% within In welke stad studeert u?
6,5% 36,1% 48,1% 9,3% 100,0%
Gent Count 8 50 59 6 123
% within In welke stad studeert u?
6,5% 40,7% 48,0% 4,9% 100,0%
Leuven Count 2 30 42 10 84
% within In welke stad studeert u?
2,4% 35,7% 50,0% 11,9% 100,0%
Total Count 17 119 153 26 315
% within In welke stad studeert u?
5,4% 37,8% 48,6% 8,3% 100,0%
13. Culturele activiteiten
Culturele activiteiten
Total Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 13 43 48 5 109
% within In welke stad studeert u?
11,9% 39,4% 44,0% 4,6% 100,0%
Gent Count 14 53 51 5 123
% within In welke stad studeert u?
11,4% 43,1% 41,5% 4,1% 100,0%
Leuven Count 12 37 29 6 84
% within In welke stad studeert u?
14,3% 44,0% 34,5% 7,1% 100,0%
Total Count 39 133 128 16 316
% within In welke stad studeert u?
12,3% 42,1% 40,5% 5,1% 100,0%
Bijlage 12
14. Prijzen woningen
Prijzen van woningen
Total Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 5 13 64 27 109
% within In welke stad studeert u?
4,6% 11,9% 58,7% 24,8% 100,0%
Gent Count 5 23 69 26 123
% within In welke stad studeert u?
4,1% 18,7% 56,1% 21,1% 100,0%
Leuven Count 0 8 49 27 84
% within In welke stad studeert u?
,0% 9,5% 58,3% 32,1% 100,0%
Total Count 10 44 182 80 316
% within In welke stad studeert u?
3,2% 13,9% 57,6% 25,3% 100,0%
15. Dicht wonen bij werk
Dicht wonen bij werk
Total Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 3 20 65 21 109
% within In welke stad studeert u?
2,8% 18,3% 59,6% 19,3% 100,0%
Gent Count 1 25 73 24 123
% within In welke stad studeert u?
,8% 20,3% 59,3% 19,5% 100,0%
Leuven Count 1 16 55 12 84
% within In welke stad studeert u?
1,2% 19,0% 65,5% 14,3% 100,0%
Total Count 5 61 193 57 316
% within In welke stad studeert u?
1,6% 19,3% 61,1% 18,0% 100,0%
16. Fiets- en voetpaden
Fiets- en voetpaden
Total Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 22 52 26 8 108
% within In welke stad studeert u?
20,4% 48,1% 24,1% 7,4% 100,0%
Gent Count 24 65 33 1 123
% within In welke stad studeert u?
19,5% 52,8% 26,8% ,8% 100,0%
Leuven Count 16 36 30 2 84
% within In welke stad studeert u?
19,0% 42,9% 35,7% 2,4% 100,0%
Total Count 62 153 89 11 315
% within In welke stad studeert u?
19,7% 48,6% 28,3% 3,5% 100,0%
Bijlage 12
17. Openbaar vervoer
Openbaar vervoer
Total Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 10 41 48 10 109
% within In welke stad studeert u?
9,2% 37,6% 44,0% 9,2% 100,0%
Gent Count 22 45 50 6 123
% within In welke stad studeert u?
17,9% 36,6% 40,7% 4,9% 100,0%
Leuven Count 7 33 35 9 84
% within In welke stad studeert u?
8,3% 39,3% 41,7% 10,7% 100,0%
Total Count 39 119 133 25 316
% within In welke stad studeert u?
12,3% 37,7% 42,1% 7,9% 100,0%
18. Veel parkeerplaatsen
Veel parkeerplaatsen
Total Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 18 53 30 6 107
% within In welke stad studeert u?
16,8% 49,5% 28,0% 5,6% 100,0%
Gent Count 23 53 42 5 123
% within In welke stad studeert u?
18,7% 43,1% 34,1% 4,1% 100,0%
Leuven Count 9 39 29 7 84
% within In welke stad studeert u?
10,7% 46,4% 34,5% 8,3% 100,0%
Total Count 50 145 101 18 314
% within In welke stad studeert u?
15,9% 46,2% 32,2% 5,7% 100,0%
19. Aanwezigheid van tuin bij woning
Aanwezigheid van tuin bij woning
Total Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 13 17 58 20 108
% within In welke stad studeert u?
12,0% 15,7% 53,7% 18,5% 100,0%
Gent Count 7 42 58 16 123
% within In welke stad studeert u?
5,7% 34,1% 47,2% 13,0% 100,0%
Leuven Count 3 22 37 22 84
% within In welke stad studeert u?
3,6% 26,2% 44,0% 26,2% 100,0%
Total Count 23 81 153 58 315
% within In welke stad studeert u?
7,3% 25,7% 48,6% 18,4% 100,0%
Bijlage 12
20. Politieke situatie in stad/gemeente
Politieke situatie in stad/gemeente
Total Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 35 57 16 1 109
% within In welke stad studeert u?
32,1% 52,3% 14,7% ,9% 100,0%
Gent Count 54 60 8 1 123
% within In welke stad studeert u?
43,9% 48,8% 6,5% ,8% 100,0%
Leuven Count 30 46 8 0 84
% within In welke stad studeert u?
35,7% 54,8% 9,5% ,0% 100,0%
Total Count 119 163 32 2 316
% within In welke stad studeert u?
37,7% 51,6% 10,1% ,6% 100,0%
21. Goedkoop logement bij familie
Goedkoop logement bij familie
Total Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 48 46 11 3 108
% within In welke stad studeert u?
44,4% 42,6% 10,2% 2,8% 100,0%
Gent Count 57 54 11 1 123
% within In welke stad studeert u?
46,3% 43,9% 8,9% ,8% 100,0%
Leuven Count 42 35 5 2 84
% within In welke stad studeert u?
50,0% 41,7% 6,0% 2,4% 100,0%
Total Count 147 135 27 6 315
% within In welke stad studeert u?
46,7% 42,9% 8,6% 1,9% 100,0%
Bijlage 12
6. Welke van de volgende activiteiten zijn belangrijk bij het kiezen van een woonplaats?
1. Buiten sporten
Buiten sporten (basketplein, grasveld)
Total Helemaal niet Eerder niet Eerder wel Helemaal wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 14 37 49 8 108
% within In welke stad studeert u?
13,0% 34,3% 45,4% 7,4% 100,0%
Gent Count 13 46 49 13 121
% within In welke stad studeert u?
10,7% 38,0% 40,5% 10,7% 100,0%
Leuven Count 10 35 28 9 82
% within In welke stad studeert u?
12,2% 42,7% 34,1% 11,0% 100,0%
Total Count 37 118 126 30 311
% within In welke stad studeert u?
11,9% 37,9% 40,5% 9,6% 100,0%
2. Sporthal
Sporthal
Total Helemaal
niet Eerder niet Eerder wel Helemaal wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 19 48 39 2 108
% within In welke stad studeert u?
17,6% 44,4% 36,1% 1,9% 100,0%
Gent Count 13 41 52 15 121
% within In welke stad studeert u?
10,7% 33,9% 43,0% 12,4% 100,0%
Leuven Count 7 30 37 8 82
% within In welke stad studeert u?
8,5% 36,6% 45,1% 9,8% 100,0%
Total Count 39 119 128 25 311
% within In welke stad studeert u?
12,5% 38,3% 41,2% 8,0% 100,0%
3. Bibliotheek
Bibliotheek
Total Helemaal niet Eerder niet Eerder wel Helemaal wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 19 48 36 6 109
% within In welke stad studeert u?
17,4% 44,0% 33,0% 5,5% 100,0%
Gent Count 22 47 46 6 121
% within In welke stad studeert u?
18,2% 38,8% 38,0% 5,0% 100,0%
Leuven Count 5 37 35 5 82
% within In welke stad studeert u?
6,1% 45,1% 42,7% 6,1% 100,0%
Total Count 46 132 117 17 312
% within In welke stad studeert u?
14,7% 42,3% 37,5% 5,4% 100,0%
Bijlage 12
4. Academie (dans, muziek)
Academie (muziek/dans)
Total Helemaal
niet Eerder niet Eerder wel Helemaal
wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 31 46 27 4 108
% within In welke stad studeert u?
28,7% 42,6% 25,0% 3,7% 100,0%
Gent Count 27 70 21 3 121
% within In welke stad studeert u?
22,3% 57,9% 17,4% 2,5% 100,0%
Leuven Count 11 43 25 3 82
% within In welke stad studeert u?
13,4% 52,4% 30,5% 3,7% 100,0%
Total Count 69 159 73 10 311
% within In welke stad studeert u?
22,2% 51,1% 23,5% 3,2% 100,0%
5. Openbaar vervoer
Openbaar vervoer
Total Helemaal
niet Eerder niet Eerder wel Helemaal
wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 11 30 49 19 109
% within In welke stad studeert u?
10,1% 27,5% 45,0% 17,4% 100,0%
Gent Count 13 30 60 18 121
% within In welke stad studeert u?
10,7% 24,8% 49,6% 14,9% 100,0%
Leuven Count 4 27 33 18 82
% within In welke stad studeert u?
4,9% 32,9% 40,2% 22,0% 100,0%
Total Count 28 87 142 55 312
% within In welke stad studeert u?
9,0% 27,9% 45,5% 17,6% 100,0%
6. Jeugdbeweging
Jeugdbeweging
Total Helemaal
niet Eerder niet Eerder wel Helemaal
wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 38 36 25 9 108
% within In welke stad studeert u?
35,2% 33,3% 23,1% 8,3% 100,0%
Gent Count 33 49 35 4 121
% within In welke stad studeert u?
27,3% 40,5% 28,9% 3,3% 100,0%
Leuven Count 23 35 15 9 82
% within In welke stad studeert u?
28,0% 42,7% 18,3% 11,0% 100,0%
Total Count 94 120 75 22 311
% within In welke stad studeert u?
30,2% 38,6% 24,1% 7,1% 100,0%
Bijlage 12
7. Groen
Groen
Total Helemaal
niet Eerder niet Eerder wel Helemaal
wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 6 20 65 18 109
% within In welke stad studeert u?
5,5% 18,3% 59,6% 16,5% 100,0%
Gent Count 7 22 83 9 121
% within In welke stad studeert u?
5,8% 18,2% 68,6% 7,4% 100,0%
Leuven Count 3 14 50 15 82
% within In welke stad studeert u?
3,7% 17,1% 61,0% 18,3% 100,0%
Total Count 16 56 198 42 312
% within In welke stad studeert u?
5,1% 17,9% 63,5% 13,5% 100,0%
8. Open terrein
Open terrein
Total Helemaal
niet Eerder niet Eerder wel Helemaal
wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 7 26 62 13 108
% within In welke stad studeert u?
6,5% 24,1% 57,4% 12,0% 100,0%
Gent Count 9 42 65 5 121
% within In welke stad studeert u?
7,4% 34,7% 53,7% 4,1% 100,0%
Leuven Count 4 33 35 9 81
% within In welke stad studeert u?
4,9% 40,7% 43,2% 11,1% 100,0%
Total Count 20 101 162 27 310
% within In welke stad studeert u?
6,5% 32,6% 52,3% 8,7% 100,0%
9. Concertzaal
Concertzaal
Total Helemaal
niet Eerder niet Eerder wel Helemaal
wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 24 51 28 6 109
% within In welke stad studeert u?
22,0% 46,8% 25,7% 5,5% 100,0%
Gent Count 25 60 34 2 121
% within In welke stad studeert u?
20,7% 49,6% 28,1% 1,7% 100,0%
Leuven Count 13 40 21 8 82
% within In welke stad studeert u?
15,9% 48,8% 25,6% 9,8% 100,0%
Total Count 62 151 83 16 312
% within In welke stad studeert u?
19,9% 48,4% 26,6% 5,1% 100,0%
Bijlage 12
10. Zwembad
Zwembad
Total Helemaal
niet Eerder niet Eerder wel Helemaal
wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 14 39 46 9 108
% within In welke stad studeert u?
13,0% 36,1% 42,6% 8,3% 100,0%
Gent Count 13 33 57 18 121
% within In welke stad studeert u?
10,7% 27,3% 47,1% 14,9% 100,0%
Leuven Count 9 30 37 6 82
% within In welke stad studeert u?
11,0% 36,6% 45,1% 7,3% 100,0%
Total Count 36 102 140 33 311
% within In welke stad studeert u?
11,6% 32,8% 45,0% 10,6% 100,0%
11. Uitgangsmogelijkheden
Uitgangsmogelijkheden
Total Helemaal
niet Eerder niet Eerder wel Helemaal
wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 11 30 55 13 109
% within In welke stad studeert u?
10,1% 27,5% 50,5% 11,9% 100,0%
Gent Count 11 35 56 19 121
% within In welke stad studeert u?
9,1% 28,9% 46,3% 15,7% 100,0%
Leuven Count 4 28 41 8 81
% within In welke stad studeert u?
4,9% 34,6% 50,6% 9,9% 100,0%
Total Count 26 93 152 40 311
% within In welke stad studeert u?
8,4% 29,9% 48,9% 12,9% 100,0%
12. Jeugdhuis
Jeugdhuis
Total Helemaal
niet Eerder niet Eerder wel Helemaal
wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 33 50 22 3 108
% within In welke stad studeert u?
30,6% 46,3% 20,4% 2,8% 100,0%
Gent Count 36 61 22 2 121
% within In welke stad studeert u?
29,8% 50,4% 18,2% 1,7% 100,0%
Leuven Count 29 37 10 6 82
% within In welke stad studeert u?
35,4% 45,1% 12,2% 7,3% 100,0%
Total Count 98 148 54 11 311
% within In welke stad studeert u?
31,5% 47,6% 17,4% 3,5% 100,0%
Bijlage 12
13. Winkels
Winkels
Total Helemaal
niet Eerder niet Eerder wel Helemaal
wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 4 19 67 18 108
% within In welke stad studeert u?
3,7% 17,6% 62,0% 16,7% 100,0%
Gent Count 5 13 76 27 121
% within In welke stad studeert u?
4,1% 10,7% 62,8% 22,3% 100,0%
Leuven Count 5 17 48 12 82
% within In welke stad studeert u?
6,1% 20,7% 58,5% 14,6% 100,0%
Total Count 14 49 191 57 311
% within In welke stad studeert u?
4,5% 15,8% 61,4% 18,3% 100,0%
14. Cinema
Cinema
Total Helemaal
niet Eerder niet Eerder wel Helemaal
wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 15 39 42 12 108
% within In welke stad studeert u?
13,9% 36,1% 38,9% 11,1% 100,0%
Gent Count 16 43 47 15 121
% within In welke stad studeert u?
13,2% 35,5% 38,8% 12,4% 100,0%
Leuven Count 9 30 34 8 81
% within In welke stad studeert u?
11,1% 37,0% 42,0% 9,9% 100,0%
Total Count 40 112 123 35 310
% within In welke stad studeert u?
12,9% 36,1% 39,7% 11,3% 100,0%
7. Welk van volgende initiatieven zou je aanspreken?
1. Fiscale voordelen
Fiscale voordelen
Total Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 11 26 59 7 103
% within In welke stad studeert u?
10,7% 25,2% 57,3% 6,8% 100,0%
Gent Count 9 33 56 19 117
% within In welke stad studeert u?
7,7% 28,2% 47,9% 16,2% 100,0%
Leuven Count 7 20 43 9 79
% within In welke stad studeert u?
8,9% 25,3% 54,4% 11,4% 100,0%
Total Count 27 79 158 35 299
% within In welke stad studeert u?
9,0% 26,4% 52,8% 11,7% 100,0%
Bijlage 12
2. Goedkoper woningaanbod
Goedkoper woningaanbod
Total Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 3 11 71 19 104
% within In welke stad studeert u?
2,9% 10,6% 68,3% 18,3% 100,0%
Gent Count 5 13 63 36 117
% within In welke stad studeert u?
4,3% 11,1% 53,8% 30,8% 100,0%
Leuven Count 1 12 47 19 79
% within In welke stad studeert u?
1,3% 15,2% 59,5% 24,1% 100,0%
Total Count 9 36 181 74 300
% within In welke stad studeert u?
3,0% 12,0% 60,3% 24,7% 100,0%
3. Working parties
Working parties
Total Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 16 52 26 2 96
% within In welke stad studeert u?
16,7% 54,2% 27,1% 2,1% 100,0%
Gent Count 15 68 27 7 117
% within In welke stad studeert u?
12,8% 58,1% 23,1% 6,0% 100,0%
Leuven Count 19 38 20 1 78
% within In welke stad studeert u?
24,4% 48,7% 25,6% 1,3% 100,0%
Total Count 50 158 73 10 291
% within In welke stad studeert u?
17,2% 54,3% 25,1% 3,4% 100,0%
4. Kortingskaart culturele evenementen
Kortingskaart voor culturele evenementen
Total Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 19 52 31 2 104
% within In welke stad studeert u?
18,3% 50,0% 29,8% 1,9% 100,0%
Gent Count 19 57 33 8 117
% within In welke stad studeert u?
16,2% 48,7% 28,2% 6,8% 100,0%
Leuven Count 16 37 22 4 79
% within In welke stad studeert u?
20,3% 46,8% 27,8% 5,1% 100,0%
Total Count 54 146 86 14 300
% within In welke stad studeert u?
18,0% 48,7% 28,7% 4,7% 100,0%
Bijlage 12
5. Kortingskaart sportactiviteiten
Kortingskaart voor sportactiviteiten
Total Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 15 53 31 3 102
% within In welke stad studeert u?
14,7% 52,0% 30,4% 2,9% 100,0%
Gent Count 12 37 49 19 117
% within In welke stad studeert u?
10,3% 31,6% 41,9% 16,2% 100,0%
Leuven Count 11 34 27 7 79
% within In welke stad studeert u?
13,9% 43,0% 34,2% 8,9% 100,0%
Total Count 38 124 107 29 298
% within In welke stad studeert u?
12,8% 41,6% 35,9% 9,7% 100,0%
6. Kortingskaart openbaar vervoer
Kortingskaart voor openbaar vervoer
Total Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 12 43 38 8 101
% within In welke stad studeert u?
11,9% 42,6% 37,6% 7,9% 100,0%
Gent Count 14 26 60 17 117
% within In welke stad studeert u?
12,0% 22,2% 51,3% 14,5% 100,0%
Leuven Count 8 24 39 8 79
% within In welke stad studeert u?
10,1% 30,4% 49,4% 10,1% 100,0%
Total Count 34 93 137 33 297
% within In welke stad studeert u?
11,4% 31,3% 46,1% 11,1% 100,0%
7. Gids met fiets- en wandelroutes
Gids met fiets- en wandelroutes
Total Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 32 51 15 4 102
% within In welke stad studeert u?
31,4% 50,0% 14,7% 3,9% 100,0%
Gent Count 34 65 18 0 117
% within In welke stad studeert u?
29,1% 55,6% 15,4% ,0% 100,0%
Leuven Count 21 45 13 0 79
% within In welke stad studeert u?
26,6% 57,0% 16,5% ,0% 100,0%
Total Count 87 161 46 4 298
% within In welke stad studeert u?
29,2% 54,0% 15,4% 1,3% 100,0%
Bijlage 12
8. Hulp bij het zoeken naar een job
Hulp bij zoeken naar een job
Total Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 18 45 39 1 103
% within In welke stad studeert u?
17,5% 43,7% 37,9% 1,0% 100,0%
Gent Count 19 55 38 5 117
% within In welke stad studeert u?
16,2% 47,0% 32,5% 4,3% 100,0%
Leuven Count 14 34 28 3 79
% within In welke stad studeert u?
17,7% 43,0% 35,4% 3,8% 100,0%
Total Count 51 134 105 9 299
% within In welke stad studeert u?
17,1% 44,8% 35,1% 3,0% 100,0%
9. Begeleiding bij starten eigen zaak
Begeleiding bij starten eigen zaak
Total Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 19 38 42 3 102
% within In welke stad studeert u?
18,6% 37,3% 41,2% 2,9% 100,0%
Gent Count 26 45 37 9 117
% within In welke stad studeert u?
22,2% 38,5% 31,6% 7,7% 100,0%
Leuven Count 28 24 23 4 79
% within In welke stad studeert u?
35,4% 30,4% 29,1% 5,1% 100,0%
Total Count 73 107 102 16 298
% within In welke stad studeert u?
24,5% 35,9% 34,2% 5,4% 100,0%
10. Shoppingzondagen
Shoppingzondagen
Total Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 28 44 19 13 104
% within In welke stad studeert u?
26,9% 42,3% 18,3% 12,5% 100,0%
Gent Count 28 46 33 10 117
% within In welke stad studeert u?
23,9% 39,3% 28,2% 8,5% 100,0%
Leuven Count 21 34 21 3 79
% within In welke stad studeert u?
26,6% 43,0% 26,6% 3,8% 100,0%
Total Count 77 124 73 26 300
% within In welke stad studeert u?
25,7% 41,3% 24,3% 8,7% 100,0%
Bijlage 12
11. Gratis WI-FI op openbare plaatsen
Gratis wifi op openbare plaatsen
Total Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 19 32 32 19 102
% within In welke stad studeert u?
18,6% 31,4% 31,4% 18,6% 100,0%
Gent Count 17 40 42 18 117
% within In welke stad studeert u?
14,5% 34,2% 35,9% 15,4% 100,0%
Leuven Count 13 27 29 10 79
% within In welke stad studeert u?
16,5% 34,2% 36,7% 12,7% 100,0%
Total Count 49 99 103 47 298
% within In welke stad studeert u?
16,4% 33,2% 34,6% 15,8% 100,0%
12. Gratis parkeerplaats
Gratis parkeerplaats
Total Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 13 22 44 25 104
% within In welke stad studeert u?
12,5% 21,2% 42,3% 24,0% 100,0%
Gent Count 7 22 55 33 117
% within In welke stad studeert u?
6,0% 18,8% 47,0% 28,2% 100,0%
Leuven Count 5 17 41 16 79
% within In welke stad studeert u?
6,3% 21,5% 51,9% 20,3% 100,0%
Total Count 25 61 140 74 300
% within In welke stad studeert u?
8,3% 20,3% 46,7% 24,7% 100,0%
13. Fietsenverhuur en –herstel
Fietsenverhuur en - herstel
Total Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
In welke stad studeert u?
Antwerpen Count 22 46 26 9 103
% within In welke stad studeert u?
21,4% 44,7% 25,2% 8,7% 100,0%
Gent Count 20 55 34 8 117
% within In welke stad studeert u?
17,1% 47,0% 29,1% 6,8% 100,0%
Leuven Count 18 28 28 4 78
% within In welke stad studeert u?
23,1% 35,9% 35,9% 5,1% 100,0%
Total Count 60 129 88 21 298
% within In welke stad studeert u?
20,1% 43,3% 29,5% 7,0% 100,0%