DE BETEKENING AAN DE VOORLOPIGE … BETEKENING AAN DE... · d/ conclusie: Het valt te betreuren dat...
Click here to load reader
Transcript of DE BETEKENING AAN DE VOORLOPIGE … BETEKENING AAN DE... · d/ conclusie: Het valt te betreuren dat...
DE BETEKENING AAN DE VOORLOPIGE BEWINDVOERDER CONFORM
ARTIKEL 488bis k) B.W.
a) Inleiding
Artikel 488 bis k) B.W. luidt als volgt: “Betekeningen en kennisgevingen aan personen aan
wie een voorlopige bewindvoerder is toegevoegd, worden gedaan aan diens woonplaats of
verblijfplaats”. 1
De ratio legis van deze vrij algemeen geformuleerde bepaling is uiteraard ingegeven ter
bescherming van de onbekwame, maar de wetgever heeft nagelaten te stipuleren welke de
rechtsgevolgen zijn bij miskenning van de verplichting.
In deze uiteenzetting zal ik trachten aan de hand van de doctrine en rechtspraak hiervoor een
passend antwoord te formuleren.
b/ Vanaf welk tijdstip geldt de verplichting voorzien in artikel 488bis k) B.W.
De rechtspraak is hierover duidelijk en stelt dat de aanwijzing van de voorlopig
bewindvoerder slechts tegenstelbaar is aan derden vanaf de publicatie in het B.S. 2
Normalerwijze stelt er zich hiervoor weinig problemen. In de meeste gerechtelijke
arrondissementen wordt er door de kamer der gerechtsdeurwaarders voorzien in een databank
waar aan de hand van de publicaties in het B.S. de vonnissen waarbij een voorlopig
bewindvoerder wordt toegewezen, worden geregistreerd en meegedeeld aan de leden van het
korps.
Toch blijkt in de praktijk dat de verplichting voorzien in artikel 488 bis k) B.W. wel eens over
het hoofd wordt gezien omdat de databanken nog niet op nationaal vlak kunnen geraadpleegd
worden en als dus bij een verhuis van de debiteur van het ene naar een ander gerechtelijk
arrondissement, de gegevens niet worden uitgewisseld .
c/ Rechtsgevolg bij miskenning van artikel 488bis k) B.W.
In de rechtspraak en rechtsleer is men het erover eens dat een betekening aan de beschermde
persoon i.p.v. aan de voorlopig bewindvoerder nietig is doch over de basis waarop deze
gebaseerd is, tekenen zich twee strekkingen af met name:
1 Ingevoegd bij artikel 13 wet van 18 juli 1991 (B.S. 26 juli 1991)
2 Arrest R.v.St. 23 september 1998, J.L.M.B., 1998, 1745; Antwerpen, 17 mei 2000, A.J.T., 2000-01,697
-)Een 1e strekking baseert zich op de regels van de onbekwaamheid van de beschermde
persoon om betekeningen en kennisgevingen te ontvangen 3
De nietigheidstheorie gebaseerd op artikel 860 ev. Ger.W is hier helemaal niet aan de orde, zij
vloeit voort uit het feit van de onbekwaamheid van de beschermde persoon om het voorwerp
uit te maken in een uitvoeringsprocedure.
-)Een 2e strekking ent de grondslag van de nietigheid op een combinatie van de lezing van
artikel 860 en 43, 3e Ger.W. 4
Ingevolge het gesloten nietigheidssysteem zoals voorzien in het Ger.W. (Pas de nullité sans
texte) kan geen proceshandeling nietig verklaard worden indien de nietigheid ervan niet
uitdrukkelijk is bevolen. Het artikel 488 bis, k) voorziet immers niet in een sanctie. Doch kan
bij miskenning de proceshandeling behept zijn met een relatieve nietigheid wegens het
ontbreken van de vermeldingen voorzien in artikel 43 3e Ger.W..
Gezien het hier een relatieve nietigheid betreft, zal steeds het aantonen van belangenschade
noodzakelijk zijn. Als de voorlopig bewindvoerder toch in de procedure de verdediging
waarneemt, is de nietigheid gedekt omdat het normdoel bereikt is. 5
De miskenning van artikel 488bis k) kan immers geregulariseerd worden doordat de rechter
ter bescherming van de onbekwame ambtshalve de debatten kan heropenen en de situatie
rechtzetten. 6
3 Beslagr. Luik, 14 oktober 1996, J.L.M.B., 1997, 993
E. Vieujean, T.B.B.R., 1993, p. 134 4 Antwerpen, 17 mei 2000, A.J.T., 2000-01, 697 F. Swennen, “ De hervormingen in het personen- en familierecht 2002-2003, Antwerpen, Intersentia, 2003, p.204, nr. 429 5.Vred. Leuven, 25 juli 2006, R.W., 30 mei 2009, p. 1663
6.Vred. Westerlo, 23 mei 2005, R.W. , 9 december 2006, p. 656
met noot F.Swennen
d/ conclusie:
Het valt te betreuren dat de wetgever de formulering van artikel 488 bis, k) zonder verdere
nuance heeft aangebracht en vrij algemeen heeft verwoord.
Indien het een rechtshandeling betreft die buiten de opdracht van de voorlopig bewindvoerder
valt, dient m.i. artikel 488 bis, k) niet toegepast te worden.
Het is toe te juichen dat een miskenning van artikel 488 bis k) niet hoeft te leiden tot een
definitieve ontoelaatbaarheid van de vordering en een regularisatie door de rechter kan
bevolen worden.
Alain Van der Steichel
Kand. Gerechtsdeurwaarder