Arrest - dbrc.be · Onze firma beschikt over identificatieformulieren. We betreuren dat onze...

25
1 MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 12 september 2017 met nummer MHHC/M/1718/0007 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0004/M Verzoekende partij de bvba GODTS vertegenwoordigd door advocaat Bart DE BECKER met woonplaatskeuze op het kantoor te 8500 Kortrijk, Loofstraat 39 Verwerende partij het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, ten verzoeke van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw voor wie optreedt, bij delegatie: de gewestelijke entiteit (de afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer, AMMC) met kantoren te 1000 Brussel, Koning Albert II-laan 20 bus 8 vertegenwoordigd door advocaten Steve RONSE en Thomas QUINTENS met woonplaatskeuze op het kantoor te 8500 KORTRIJK, Beneluxpark 27B I. BESTREDEN BESLISSING De verzoekende partij vordert met een aangetekende brief van 13 september 2016 de vernietiging van de beslissing van de gewestelijke entiteit van 27 juli 2016, gekend onder nummer 11/AMMC/1401-M/JA en 12/AMMC/315-M/JA. De bestreden beslissing legt aan de verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete op van 6906 euro (1151 euro verhoogd met de opdeciemen) wegens schending van artikel 13 §2 Afvalstoffendecreet, artikelen 5.1.1.4., §§ 1 en 4 VLAREA, artikelen 22 en 4, §§1 en 2 van het Milieuvergunningendecreet, artikelen 2, §1, 5 en 43, §1 VLAREM I en de artikelen 5.2.1.2, §, 5.2.1.7, §§ 3, 4, 5 VLAREM II. Aan de verzoekende partij wordt verweten dat zij afvaltransporten heeft uitgevoerd zonder identificatieformulier, een hinderlijke inrichting exploiteerde zonder vergunning, zij de milieuvergunning en de voorschriften inzake schadelijke stoffen niet heeft nageleefd, zij zonder vergunning grondwater heeft gewonnen en dat de grondwaterwinning niet uitgerust was met een debietmeter. II. VERLOOP VAN DE RECHTSPLEGING De verwerende partij dient een antwoordnota en het administratief dossier in. De verzoekende partij dient een wederantwoordnota in. De verwerende partij dient een laatste nota in.

Transcript of Arrest - dbrc.be · Onze firma beschikt over identificatieformulieren. We betreuren dat onze...

Page 1: Arrest - dbrc.be · Onze firma beschikt over identificatieformulieren. We betreuren dat onze chauffeurs dit mogelijks niet altijd invullen. We hebben vastgesteld dat ze minder belang

1

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

ARREST

van 12 september 2017 met nummer MHHC/M/1718/0007

in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0004/M

Verzoekende partij

de bvba GODTS vertegenwoordigd door advocaat Bart DE BECKER met woonplaatskeuze op het kantoor te 8500 Kortrijk, Loofstraat 39

Verwerende partij het VLAAMSE GEWEST

vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, ten verzoeke van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw voor wie optreedt, bij delegatie: de gewestelijke entiteit (de afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer, AMMC) met kantoren te 1000 Brussel, Koning Albert II-laan 20 bus 8 vertegenwoordigd door advocaten Steve RONSE en Thomas QUINTENS met woonplaatskeuze op het kantoor te 8500 KORTRIJK, Beneluxpark 27B

I. BESTREDEN BESLISSING

De verzoekende partij vordert met een aangetekende brief van 13 september 2016 de vernietiging

van de beslissing van de gewestelijke entiteit van 27 juli 2016, gekend onder nummer

11/AMMC/1401-M/JA en 12/AMMC/315-M/JA.

De bestreden beslissing legt aan de verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete op

van 6906 euro (1151 euro verhoogd met de opdeciemen) wegens schending van artikel 13 §2

Afvalstoffendecreet, artikelen 5.1.1.4., §§ 1 en 4 VLAREA, artikelen 22 en 4, §§1 en 2 van het

Milieuvergunningendecreet, artikelen 2, §1, 5 en 43, §1 VLAREM I en de artikelen 5.2.1.2, §,

5.2.1.7, §§ 3, 4, 5 VLAREM II.

Aan de verzoekende partij wordt verweten dat zij afvaltransporten heeft uitgevoerd zonder

identificatieformulier, een hinderlijke inrichting exploiteerde zonder vergunning, zij de

milieuvergunning en de voorschriften inzake schadelijke stoffen niet heeft nageleefd, zij zonder

vergunning grondwater heeft gewonnen en dat de grondwaterwinning niet uitgerust was met een

debietmeter.

II. VERLOOP VAN DE RECHTSPLEGING

De verwerende partij dient een antwoordnota en het administratief dossier in. De verzoekende

partij dient een wederantwoordnota in. De verwerende partij dient een laatste nota in.

Page 2: Arrest - dbrc.be · Onze firma beschikt over identificatieformulieren. We betreuren dat onze chauffeurs dit mogelijks niet altijd invullen. We hebben vastgesteld dat ze minder belang

2

De kamervoorzitter behandelt de vordering tot vernietiging op de openbare zitting van 24 augustus

2017.

Advocaat Bart DE BECKER voert het woord voor de verzoekende partij.

Advocaat Thomas QUINTENS voert het woord voor de verwerende partij.

Het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse

bestuursrechtscolleges (DBRC-decreet) en het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 2014

houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (Procedurebesluit) zijn

toegepast.

III. FEITEN

1.

De verzoekende partij baat aan de Leeuwerikenweg 22 te 3300 Tienen een inrichting klasse 1 uit

voor de exploitatie van een breekinstallatie, de opslag en mechanische behandeling van inerte

afvalstoffen, de opslag en mechanische behandeling van hout, de opslag en overslag van niet

gesorteerd afval en een betoncentrale. Zij beschikt daarvoor tot 31 augustus 2026 over een

milieuvergunning van de Deputatie van 20 augustus 2009 voor het veranderen van de exploitatie

van een breekinstallatie en de opslag van beton-, metsel- en asfaltpuin. Deze vergunning betreft

een uitbreiding en wijziging van de milieuvergunning van de Deputatie van 31 augustus 2006 voor

het verder uitbaten en veranderen van de exploitatie van een breekinstallatie en de opslag van

beton-, metsel- en asfaltpuin, waarvan een vergunningsvoorwaarde inzake de tijdstippen van aan-

en afvoer van afvalstoffen werd gewijzigd met een milieuvergunning van de Deputatie van 21

december 2006.

2.

In het kader van een ambtshalve controle wordt door een toezichthouder bij de afdeling milieu-

inspectie (hierna de verbalisant) op 24 oktober 2011 het volgende vastgesteld:

“Vaststellingen

Op 24 oktober stellen wij bij de inrichting van de bvba Godts … vast dat … een vrachtwagen

van de bvba Godts … een vracht afvalstoffen bestaande uit een partij beton -en metselpuin

op de inrichting aanvoert. De chauffeur kan ons het volgens de VLAREA voorgeschreven

identificatieformulier inzake de aard en herkomst van de aangevoerde afvalstoffen niet

overhandigen.

Vervolgens komt er … opnieuw een vrachtwagen … van de bvba Godts … geladen met

een partij groen -en snoeiafval … De chauffeur kan ons evenmin het voorgeschreven

identificatieformulier overhandigen.

Bijgevolg zijn beide transporten niet vergezeld van het voorgeschreven

identificatieformulier. Dit betekent een inbreuk op artikel 5.1.1.4. van het VLAREA.

Uit de verklaringen van de heer … die voor de bvba Godts het toezicht uitvoert op de

aangevoerde afvalstoffen, blijkt dat een formulier, afwijkend van het model van

identificatieformulier dat is opgenomen in bijlage 5.1.1.4. van het VLAREA, ter plaatse na

de weging van de aangevoerde vrachten wordt opgemaakt. … Dit document wordt dus pas

tijdens de aanvaarding van de afvalstoffen opgemaakt en vergezeld bijgevolg niet het

transport.

Bovendien stellen wij op de inrichting van de bvba Godts vast dat er in een container

bedoeld voor de opslag van sporadisch aangevoerd metaalafval, twee oude stookolietanks

Page 3: Arrest - dbrc.be · Onze firma beschikt over identificatieformulieren. We betreuren dat onze chauffeurs dit mogelijks niet altijd invullen. We hebben vastgesteld dat ze minder belang

3

zijn opgeslagen. Deze … zijn niet gereinigd … De geur van stookolie vanuit deze tanks

kunnen wij duidelijk waarnemen. Het metaalafval is bijgevolg nog verontreinigd met

stookolie. … Metaalafval dat met gevaarlijke afvalstoffen is verontreinigd wordt … ook

beschouwd als gevaarlijk afval. Bijgevolg zijn de bij de bvba Godts opgeslagen niet

gereinigde metalen stookoliehouders gevaarlijke afvalstoffen. Aan de bvba Godts is echter

geen vergunning verleend voor de opslag van deze gevaarlijke afvalstoffen.

Dit betekent een inbreuk op artikel 5.2.1.2.,§5. van Vlarem titel II.

Milieumisdrijven

Op 27 oktober 2011 stel ik vast dat bovenstaande inbreuken vallen onder de definitie van

milieumisdrijf, overeenkomstig artikel 16.1.2., 2° van het Decreet van 5 april 1995 houdende

algemene bepalingen inzake milieubeleid en een niet-naleving betekenen van :

Artikel 22 van het milieuvergunningsdecreet …

Artikel 43 van Vlarem I …

Artikel 13 §2 van het afvalstoffendecreet …

Evaluatie van de impact van de overtreding op mens en leefmilieu

Niet gereinigde oude (stook)oliehouders kunnen bij hun manipulatie en de opslag

verontreiniging van de bodem veroorzaken. Het is daarom belangrijk dat deze niet

aanvaard worden …

Een ordentelijk ingevuld identificatieformulier dient het afvalstoffen transport steeds te

vergezellen dit om de traceerbaarheid van afvalstoffen te verzekeren.”

Deze vaststellingen worden opgenomen in een aanvankelijk proces-verbaal nr. LE.64.H1.0194-11

van 27 oktober 2011, dat wordt gesloten op 27 oktober 2011 en aan de overtreder en aan het

Parket wordt verzonden op 28 oktober 2011.

3.

In navolging van voormeld proces-verbaal stuurt de toezichthouder op 28 oktober 2011 een

aanmaning aan verzoekende partij, aan wie onder meer wordt opgedragen om onmiddellijk te

verzekeren dat elk transport van afvalstoffen dat door haar wordt georganiseerd voortaan is

vergezeld van het voorgeschreven identificatieformulier, en dat er geen gevaarlijke afvalstoffen

meer worden aanvaard. In antwoord hierop melden de heren Bart en Patrick Godts, in opdracht

van verzoekende partij, middels mailbericht van 23 december 2011 het volgende aan de

toezichthouder :

“…

In bijlage treft u ons identificatieformulier aan. Onze chauffeurs vullen dat niet altijd in …

We zullen er in de toekomst op toezien dat ieder transport van afvalstoffen vergezeld is van

een identificatieformulier.

We zullen geen gevaarlijke afvalstoffen op onze site aanvaarden.

We hopen hiermee een gunstig gevolg te hebben gegeven aan de aanmaningen.

…”

4.

Met een brief van 2 november 2011, ontvangen op 16 november 2011, meldt de procureur des

Konings te Leuven aan de gewestelijke entiteit AMMC dat het milieumisdrijf niet strafrechtelijk zal

worden behandeld.

Page 4: Arrest - dbrc.be · Onze firma beschikt over identificatieformulieren. We betreuren dat onze chauffeurs dit mogelijks niet altijd invullen. We hebben vastgesteld dat ze minder belang

4

5.

Met brief van 16 februari 2012 stelt de gewestelijke entiteit verzoekende partij in kennis van haar

voornemen om desgevallend een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen, al dan niet

vergezeld van een voordeelontneming. De verzoekende partij wordt daarbij tevens uitgenodigd om

haar schriftelijk verweer mee te delen, eventueel vergezeld van een vraag om dit verweer

mondeling toe te lichten.

Met een brief van 5 maart 2012, door de gewestelijke entiteit ontvangen op 7 maart 2012, dienen

de heren Bart en Patrick Godts, voor verzoekende partij, een schriftelijke repliek in. Hierin wordt

het volgende overwogen:

“…

Onze firma beschikt over identificatieformulieren. We betreuren dat onze chauffeurs dit

mogelijks niet altijd invullen. We hebben vastgesteld dat ze minder belang aan deze

administratie hechten. We zullen er echter op toezien dat ieder transport van afvalstoffen

vergezeld is van een identificatieformulier.

Verder wensen wij u te informeren dat we geen gevaarlijke afvalstoffen op onze breekwerf,

Leeuwerikenweg 22 te Tienen aanvaarden.

…”

6.

Ondertussen wordt in het kader van een ambtshalve controle door een toezichthouder bij de

afdeling milieu-inspectie (hierna de verbalisant) op 15 februari 2012 het volgende vastgesteld:

“Vaststellingen

Voor de inrichting is o.a. de heer Dries Krekels aanwezig.

Wij stellen vast dat in de loods van de werkplaats van het bedrijf een grondwaterwinning

gelegen is. … De grondwaterwinning is niet uitgerust met de volgens artikel 5.53.3.1. en

5.53.3.2. §1. voorgeschreven meetinrichting (debietmeter), zodat er geen beeld kan

verkregen worden over de volumes gewonnen grondwater. Noch de heer Dries Krekels,

noch (telefonisch) de heer Bart Godts geven ons nadere inlichtingen omtrent de

grondwaterwinning. …

Uit het administratief onderzoek blijkt dat aan de bvba Godts voor deze inrichting geen

vergunning is verleend, noch een melding is ingediend, voor het winnen van grondwater.

Blijkens de rubriek 53.8. van de indelingslijst van het Vlarem titel I is, afhankelijk van het

opgepompte debiet, een vergunning of voorafgaande melding vereist.

Ook stellen wij vast dat achteraan de inrichting van de bvba Godts op een betonnen vloer

niet gevaarlijke afvalstoffen … worden opgeslagen. Uit de niet gesorteerde afvalhoop vloeit

er een donkerbruin gekleurde vloeistof … Het ganse geheel maakt een erg onverzorgde

indruk. Nabij de uitgekapte afvalstoffen zijn er containers geplaatst. Hierin worden nog

bruikbare fracties die zijn uit gesorteerd uit de afvalhoop, zoals metaalafval en afvalhout,

opgeslagen.

Uit het administratief onderzoek blijkt dat aan de bvba Godts geen vergunning is verleend

voor de opslag en sortering van deze niet gevaarlijke afvalstoffen. Conform rubriek 2.2.1.c)

2° van de indelingslijst van het Vlarem titel I is voor de hier door de bvba Godts uitgebate

activiteit een klasse I vergunning vereist.

Page 5: Arrest - dbrc.be · Onze firma beschikt over identificatieformulieren. We betreuren dat onze chauffeurs dit mogelijks niet altijd invullen. We hebben vastgesteld dat ze minder belang

5

Ook treffen wij naast en tussen de hoop ongesorteerde afvalstoffen twee volledig

verhakkelde voertuigwrakken aan. Vanuit één van deze wrakken vloeit er een koolwaterstof

(olie of brandstof), zodat besloten wordt dat alvast één van deze wrakken niet ontdaan is

van de motorvloeistoffen. Autowrakken die niet ontdaan zijn van hun vloeistoffen dienen …

beschouwd te worden als gevaarlijk afval. … Aan de bvba Godts is echter geen vergunning

verleend voor de opslag van deze gevaarlijke afvalstoffen. Voor de opslag en sortering van

deze autowrakken is volgens rubriek 2.2.1.e.2° van de indelingslijst van Vlarem I een klasse

I milieuvergunning vereist … Ook betekent dit een inbreuk op artikel 5.2.1.2.,§5. van Vlarem

titel II.

De koolwaterstof vloeit vanuit het autowrak naar de afwatering voor de opvang van het

hemelwater. … Het regenwater wordt benut voor de sproeiinstallatie, de betoncentrale en

de sanitaire installaties. Doordat de koolwaterstof terecht komt in de regenwaterputten, kan

dit ook een verontreiniging veroorzaken van het opgevangen niet-verontreinigde

hemelwater.

Doordat de overloop van deze regenwaterputten afwatert naar de openbare riolering kan

dit zelfs leiden tot een verontreiniging buiten de inrichting. De vaststellingen maken een

inbreuk uit op art. 5.2.1.7.,§3, op artikel 5.2.1.7.,§4. en op artikel 5.2.1.7.,§5 van Vlarem

titel II.

Milieumisdrijven

Op 27 februari 2012 stel ik vast dat bovenstaande inbreuken vallen onder de definitie van

milieumisdrijf, overeenkomstig artikel 16.1.2., 2° van het Decreet van 5 april 1995 houdende

algemene bepalingen inzake milieubeleid en een niet-naleving betekenen van :

Artikel 4 van het milieuvergunningsdecreet …

Artikel 5 van Vlarem I …

Artikel 22 van het milieuvergunningsdecreet …

Artikel 43 van Vlarem I …

Bijkomende informatie

De heer Bart Godts werd op 15 februari 2012 telefonisch verzocht om ons nog bijkomende

informatie over de aangetroffen grondwaterwinning (o.a. het gebruik ervan, wanneer

aangelegd, …) navolgend mee te delen. Hij bevestigde dat hij ons de gevraagde info,

samen met nog enkele foto’s van de winning, tegen uiterlijk 17 februari 2012 zou bezorgen.

Tot op heden ontvingen wij echter geen verdere reactie van de zaakvoeder.

Evaluatie van de impact van de overtreding op mens en leefmilieu

Niet van hun vloeistoffen ontdane autowrakken kunnen bij hun manipulatie en de opslag

verontreiniging veroorzaken. Het is daarom belangrijk dat deze niet aanvaard worden door

de bvba Godts.

Vermogensvoordeel

Voor het winnen van grondwater is er een heffing verschuldigd afhankelijk van het

opgepompte debiet. Hiervoor dient er jaarlijks aangifte te gebeuren bij de Vlaamse

Milieumaatschappij (VMM). Bij de VMM is er bij de bvba Godts in Tienen echter geen

grondwaterwinning bekend; er is geen aangifte ingediend. Omdat ons niet bekend is welk

volume grondwater er opgepompt is, kan ook niet bepaald worden wat het

vermogensvoordeel is dat bekomen wordt.

…”

Page 6: Arrest - dbrc.be · Onze firma beschikt over identificatieformulieren. We betreuren dat onze chauffeurs dit mogelijks niet altijd invullen. We hebben vastgesteld dat ze minder belang

6

Deze vaststellingen worden opgenomen in een aanvankelijk proces-verbaal nr. LE.64.H1.0028-12

van 27 februari 2012, dat wordt gesloten op 27 februari 2012 en aan de overtreder en aan het

Parket wordt verzonden op 29 februari 2012.

7.

In navolging van voormeld proces-verbaal stuurt de toezichthouder op 29 februari 2012 een

aanmaning aan de verzoekende partij, aan wie wordt opgedragen om de niet-vergunde

grondwaterwinning onmiddellijk buiten dienst te stellen en tegen uiterlijk 1 juni 2012 op te vullen

overeenkomstig de code van goede praktijk, en om onmiddellijk de niet-vergunde sortering van

zowel de niet-gevaarlijke als de gevaarlijke afvalstoffen te staken, en de aangetroffen autowrakken

te verwijderen naar een daartoe vergunde inrichting, met bezorging van de afvoerbewijzen tegen

1 april 2012.

Uit informatie van de verbalisant blijkt dat de verzoekende partij de afvoerbewijzen van de

autowrakken afgaf, dat er een verzegelde debietmeter aangevraagd en verkregen werd en dat er

op 26 september 2013 een milieuvergunning verkregen is voor het sorteren van niet-gevaarlijk

afval en voor de grondwaterwinning.

8.

Met brief van 2 maart 2012, ontvangen op 8 maart 2012, meldt de procureur des Konings te Leuven

aan de gewestelijke entiteit AMMC dat het milieumisdrijf niet strafrechtelijk zal worden behandeld.

9.

Met brief van 4 mei 2012 stelt de gewestelijke entiteit verzoekende partij in kennis van haar

voornemen om desgevallend een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen, al dan niet

vergezeld van een voordeelontneming. De verzoekende partij wordt daarbij tevens uitgenodigd om

haar schriftelijk verweer mee te delen, eventueel vergezeld van een vraag om dit verweer

mondeling toe te lichten.

10.

In een mailbericht van de Vlaamse milieumaatschappij aan de gewestelijke entiteit van 5 augustus

2014 wordt het volgende gesteld inzake de stappen die werden ondernomen naar aanleiding van

de vaststelling op 15 februari 2012 van de wederrechtelijke grondwaterwinning:

“Naar aanleiding van het PV … werd door heffingen grootverbruikers Leuven een

dossiernummer aangemaakt vanaf heffingsjaar 2013.

Omdat er voor heffingsjaar 2013 geen aangifte ingediend werd, werd op 26/11/2013 een

bericht van heffing van ambtswege gestuurd aan het bedrijf. Aangezien er voor 2012 geen

tellerstanden voorhanden waren, en ook geen vergunning was … werd de hoeveelheid

grondwater begroot …

Er werd geen boete voorgesteld voor het ontbreken van een watermeter …”

11.

Op 19 september 2014 legt de gewestelijke entiteit, zowel naar aanleiding van de vaststellingen in

het aanvankelijk proces-verbaal van 27 oktober 2011 als naar aanleiding van de vaststellingen in

het aanvankelijk proces-verbaal van 27 februari 2012, aan verzoekende partij één globale

alternatieve bestuurlijke geldboete op van 7.227 euro, hetzij 1.314 euro vermeerderd met de

opdeciemen die op het ogenblik van de feiten van toepassing waren voor de strafrechtelijke

geldboeten. De verzoekende partij wordt hiervan in kennis gesteld met een aangetekende brief

met ontvangstbewijs van 26 september 2014.

Page 7: Arrest - dbrc.be · Onze firma beschikt over identificatieformulieren. We betreuren dat onze chauffeurs dit mogelijks niet altijd invullen. We hebben vastgesteld dat ze minder belang

7

Met arrest nr. MHHC/M/1516/0081 van 24 maart 2016 in de zaak 14/MHHC/95-M vernietigt het

Milieuhandhavingscollege de boetebeslissing van de gewestelijke entiteit AMMC van 19 september

2014 met kenmerken 11/AMMC/1401-M/JA en 12/AMMC/315-M/JA.

In dit arrest overwoog het Milieuhandhavingscollege:

“…

B. Tweede en derde bezwaar

1.

Op basis van de lezing van randnummer 3.1.3. “wat betreft de grondwaterwinning zonder

meetinrichting (debietmeter)”, dat ressorteert onder titel 3.1. inzake “de milieumisdrijven

en de toerekenbaarheid aan de overtreder”, moet worden vastgesteld dat -het deel van- de

alternatieve bestuurlijke geldboete die aan verzoekende partij werd opgelegd wegens de

vastgestelde “grondwaterwinning zonder meetinrichting (debietmeter)”, klaarblijkelijk

enkel -expliciet- werd opgelegd op basis van de schending van artikel 22

Milieuvergunningsdecreet en van de artikelen 5.53.3.1 en 5.53.3.2, §1 VLAREM II.

De vaststelling dat onder randnummer 3.1.3. wordt overwogen “dat er voor het winnen van

grondwater geen vergunning werd verleend aan vermoedelijke overtreder”, en “dat conform

rubriek 53.8 van bijlage I van VLAREM 1 voor het boren van grondwaterwinningsputten en

grondwaterwinning een vergunning vereist is”, doet hieraan geen afbreuk, net zomin als de

vaststelling dat de bestreden beslissing inzake de ernst van de feiten eveneens wijst op het

niet- vergund karakter van de grondwaterwinning van verzoekende partij. Hetzelfde geldt

voor de vaststelling dat er bij de beschrijving van de feiten op basis van het proces-verbaal

wordt overwogen dat “uit administratief onderzoek bleek dat de vermoedelijke overtreder

geen vergunning had voor deze inrichting, namelijk het winnen van grondwater”, en dat

“er evenmin een melding werd ingediend”.

2.

Verwerende partij stelt -in haar memories- dat -het deel van- de alternatieve bestuurlijke

geldboete naar aanleiding van de vastgestelde grondwaterwinning niet alleen wordt

opgelegd op basis van de schending van de artikelen -22 Milieuvergunningsdecreet en

5.53.3.1 en 5.53.3.2, §1 VLAREM II- die in de bestreden beslissing expliciet worden

vermeld, maar ook op basis van de schending van -hoger geciteerd- artikel 4, §1

Milieuvergunningsdecreet en artikel 5, §1 Vlarem I wegens het niet beschikken over de

daarvoor rechtens vereiste milieuvergunning, en op basis van de schending van artikel

28quinquies, §1 Grondwaterbeheerdecreet wegens het niet beschikken over de rechtens

vereiste meetinrichting. Zij meent dat dit duidelijk zou blijken uit de integrale lezing van

de bestreden beslissing, evenals uit de lezing van het proces-verbaal van 27 februari

2012 dat daaraan ten grondslag ligt, en dat ondersteunend zou werken. De vaststelling dat

de gewestelijke entiteit in de bestreden beslissing niet alle relevante artikelen van de

toepasselijke wetten en/of reglementen heeft vermeld zou volgens verwerende partij in

casu dan ook niet betekenen dat verzoekende partij niet in de mogelijkheid werd gesteld

om de juridische bepalingen te kennen op grond waarvan haar een alternatieve

bestuurlijke geldboete wordt opgelegd.

Page 8: Arrest - dbrc.be · Onze firma beschikt over identificatieformulieren. We betreuren dat onze chauffeurs dit mogelijks niet altijd invullen. We hebben vastgesteld dat ze minder belang

8

3.

Zoals hoger overwogen dient er -naar analogie van de strafrechtelijke afhandeling van een

milieumisdrijf- ook bij het opleggen van een alternatieve bestuurlijke geldboete -wegens het

overwegend repressief karakter van dergelijke sanctie- te worden voldaan aan de

procedurele en materiële waarborgen voor strafvervolging en bestraffing in -onder meer-

artikel 6 EVRM. Dit artikel inzake het “recht op een eerlijk proces” bepaalt onder lid 3 het

volgende:

“Een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld, heeft in het bijzonder de volgende

rechten:

(a) onverwijld, in een taal die hij verstaat en in bijzonderheden, op de hoogte te

worden gesteld van de aard en de reden van de tegen hem ingebrachte

beschuldiging; …”

De “reden” van de beschuldiging betreft de feiten, terwijl de “aard” van de beschuldiging

betrekking heeft op de kwalificatie van deze feiten.

De noodzaak om verzoekende partij in staat te stellen om zich effectief te verdedigen

vereist dat de gewestelijke entiteit haar in kennis stelt van de tenlastelegging(en) waarvoor

zij precies wordt vervolgd en waarop zij zich zal dienen te verdedigen, die ondubbelzinnig

moet(en) zijn.

4.

In de kennisgeving aan verzoekende partij van de opstart van de bestuurlijke

sanctieprocedure van 4 mei 2012 wordt door de gewestelijke entiteit gesteld dat zij “op

basis van de vaststellingen in het proces-verbaal zullen onderzoeken of er een bestuurlijke

geldboete zal worden opgelegd”. Inzake deze vaststellingen wordt in dit schrijven gesteld

dat er “in het proces-verbaal (van 27 februari 2012) melding wordt gemaakt van een

schending van het Milieuvergunningsdecreet en uitvoeringsbesluiten (niet-vergunde

grondwaterwinning zonder meetinrichting; …”. Het proces-verbaal -waarvan verzoekende

partij kennis kreeg- stelt onder de titel “Milieumisdrijven” dat de vastgestelde inbreuken een

niet-naleving betekenen van de artikelen 4, §§1 of 2 en 22 Milieuvergunningsdecreet en de

artikelen 5, §1 en 43, §1 Vlarem I. Noch in het proces-verbaal, noch in de kennisgeving van

de opstart van de bestuurlijke sanctieprocedure, wordt melding gemaakt van een schending

van artikel 28quinquies, §1 Grondwaterbeheerdecreet.

Vervolgens wordt in de bestreden beslissing inzake de “grondwaterwinning zonder

meetinrichting (debietmeter)” enkel een schending weerhouden van artikel 22

Milieuvergunningsdecreet en de artikelen 5.53.3.1 en 5.53.3.2, §1 VLAREM II. Er wordt

derhalve niet eveneens -zoals volgens de memories voor verwerende partij nochtans de

bedoeling was- een schending weerhouden van artikel 4, §1 Milieuvergunningsdecreet,

noch van de artikelen 5, §1 en 43, §1 Vlarem I, noch van artikel 28quinquies, §1

Grondwaterbeheerdecreet. De vaststelling dat het geschonden geachte artikel 5.53.3.1

VLAREM II expliciet verwijst naar “de in artikel 28quinquies, §1

Grondwaterbeheerdecreet bedoelde debietsmeting” doet hieraan geen afbreuk.

Zoals door verwerende partij expliciet wordt erkend, wordt de alternatieve bestuurlijke

geldboete wegens de wederrechtelijke grondwaterwinning door de gewestelijke entiteit

echter mede opgelegd op basis van de schending door verzoekende partij van artikel 4, §1

Milieuvergunningsdecreet, van de artikelen 5, §1 en 43, §1 Vlarem I en van artikel

28quinquies, §1 Grondwaterbeheerdecreet. Dit blijkt evenwel niet ondubbelzinnig uit de

Page 9: Arrest - dbrc.be · Onze firma beschikt over identificatieformulieren. We betreuren dat onze chauffeurs dit mogelijks niet altijd invullen. We hebben vastgesteld dat ze minder belang

9

bestreden beslissing, vermits deze geschonden (geachte) bepalingen daarin niet

expliciet worden vermeld.

5.

Het behoort tot de taak van de gewestelijke entiteit om de juiste kwalificatie(s) of

wettelijke omschrijving(en) te geven aan de feiten, die werden vastgesteld in het

proces-verbaal dat de grondslag vormt van de administratieve sanctieprocedure, en op

basis waarvan zij een alternatieve bestuurlijke geldboete wenst op te leggen dan wel

oplegt. Enkel op die manier kan de sanctie-adressaat het voorwerp van de vervolging

kennen en zijn recht van verdediging ten volle uitoefenen.

Het College oordeelt dat verzoekende partij, doordat de gewestelijke entiteit in casu niet

alle wetsbepalingen heeft vermeld die (volgens haar) door verzoekende partij werden

overtreden ingevolge de vastgestelde wederrechtelijke grondwaterwinning, niet met

genoegzame zekerheid kon weten welke schendingen haar ten laste worden gelegd, en op

basis waarvan de alternatieve bestuurlijke geldboete zou worden en wordt opgelegd.

Hierdoor wordt haar recht van verdediging miskend, vermits zij niet kan gehouden zijn

om zich (tevens) te verdedigen op (geschonden geachte) wetsbepalingen die noch in

de kennisgeving van de opstart van de bestuurlijke sanctieprocedure, noch in de

uiteindelijke boetebeslissing expliciet worden vermeld, maar die op basis van de

vastgestelde feiten en enkele overwegingen in de bestreden beslissing mogelijks wel

geschonden zijn.

Bovendien moet daarbij nog worden opgemerkt dat een grondwaterwinning een als

hinderlijk beschouwde inrichting betreft die kan ressorteren onder klasse 1, 2 of 3,

naargelang het opgepompte debiet, dat mede de graad bepaalt waarin dergelijke inrichting

wordt geacht belastend te zijn voor de mens en het leefmilieu. Gezien het belang van het

opgepompte debiet voor de klasse waarin dergelijke inrichting wordt ingedeeld, zal dit

tevens van belang zijn voor de hoogte van de geldboete, die -onder meer- wordt bepaald

door de ernst van de feiten, waarbij het niet beschikken over een milieuvergunning klasse

1 in beginsel tot een hogere geldboete zal leiden dan het verzuim om een melding van een

klasse 3-inrichting te doen. Ook om die reden diende de gewestelijke entiteit de correcte

geschonden wetsbepalingen te vermelden, gezien hun belang in casu bij de bepaling van

de hoogte van de geldboete.

6.

Onafgezien van voormelde vaststellingen, blijkt uit de bestreden beslissing dat

verzoekende partij (tevens) werd veroordeeld tot een alternatieve bestuurlijke geldboete op

basis van de schending van artikel 22 Milieuvergunningsdecreet, dat wel expliciet wordt

vermeld bij de bepalingen die zijn geschonden door “de grondwaterwinning zonder

meetinrichting (debietmeter)”.

In tegenstelling tot hetgeen verzoekende partij beweert, steunt de bestreden beslissing

terecht op de schending van artikel 22 Milieuvergunningsdecreet. Het kan niet worden

ontkend, en wordt door verzoekende partij ook niet ontkend, dat zij naliet om haar

milieuvoorwaarden na te leven, vermits zij een grondwaterwinning exploiteerde zonder

voorafgaande milieuvergunning klasse 2 -zie hieromtrent ook de overwegingen onder

randnummer 8.3. bij de weerlegging van het eerste bezwaar-. Nochtans voorziet artikel 6

van haar milieuvergunning(en) dat “voor elke verandering van de vergunde inrichting de

bepalingen gelden van artikel 5 van titel I van het VLAREM”. Verzoekende partij kan

bezwaarlijk voorhouden dat de bestreden beslissing niet afdoende zou motiveren welke

exploitatievoorwaarden door haar niet werden nageleefd, vermits zij als aanvrager en

Page 10: Arrest - dbrc.be · Onze firma beschikt over identificatieformulieren. We betreuren dat onze chauffeurs dit mogelijks niet altijd invullen. We hebben vastgesteld dat ze minder belang

10

houder van haar milieuvergunningen evident kennis heeft van de exploitatievoorwaarden

voor haar inrichting, waaronder artikel 6, terwijl de bestreden beslissing -onder meer- onder

randnummer 3.1. inzake de milieumisdrijven expliciet overweegt dat er voor de

grondwaterwinning een vergunning is vereist, maar dat er hiervoor geen vergunning werd

verleend.

7.

Blijkens de bestreden beslissing werd de alternatieve bestuurlijke geldboete die aan

verzoekende partij werd opgelegd tevens gesteund op de schending van de artikelen

5.53.3.1 en 5.53.3.2, §1 Vlarem II, die -samen met artikel 22 Milieuvergunningsdecreet-

expliciet worden vermeld bij de bepalingen die zijn geschonden door “de

grondwaterwinning zonder meetinrichting (debietmeter)”.

Het College oordeelt dat verzoekende partij terecht stelt dat de artikelen 5.53.3.1 en

5.53.3.2, §1 Vlarem II “op zichzelf genomen” geen rechtsgrond vormen voor de alternatieve

bestuurlijke geldboete naar aanleiding van de wederrechtelijke grondwaterwinning. De

verplichting om -onder meer- “elke conform het decreet betreffende de milieuvergunning

d.d. 28 juni 1985 vergunningsplichtige of meldingsplichtige grondwaterwinning(en) uit te

rusten met een debietmeting en registratie van de opgepompte hoeveelheid grondwater”

vloeit immers in eerste instantie voort uit artikel 28quinquies, §1

Grondwaterbeheerdecreet -dat zoals hoger gesteld ten onrechte niet expliciet wordt

vermeld bij de geschonden bepalingen-. De artikelen 5.53.3.1 en 5.53.3.2, §1 Vlarem II

bepalen -in het licht van de “code van goede praktijk”- enkel de “nadere voorwaarden”

waaraan de overeenkomstig artikel 28quinquies, §1 Grondwaterbeheerdecreet vereiste

debietmeting moet voldoen, zoals voorzien in lid 3 van dit artikel.

8.

Gelet op voormelde overwegingen verklaart het College het tweede -en daarmee

samenhangend derde- bezwaar in de aangegeven mate gegrond, en wordt de bestreden

beslissing vernietigd.

Vermits uit de -motieven van de- bestreden beslissing niet blijkt in hoeverre het

boetebedrag mede is bepaald op basis van “de grondwaterwinning zonder meetinrichting

(debietmeter)”, daarin begrepen de grondwaterwinning zonder de daarvoor rechtens

vereiste milieuvergunning, in strijd met artikel 4, §1 Milieuvergunningsdecreet en artikel 5,

§1 Vlarem I, en zonder de daarvoor rechtens vereiste meetinrichting, in strijd met artikel

28quinquies, §1 Grondwaterbeheerdecreet, beslist het College om geen toepassing te

maken van de mogelijkheid in artikel 16.4.19 DABM om zelf een beslissing te nemen over

het bedrag van de geldboete, ter vervanging van de vernietigde beslissing. Gezien de data

van vaststelling van de respectievelijke milieumisdrijven en de data van afsluiting van de

respectievelijke processen-verbaal, beschikt de gewestelijke entiteit in het licht van de

vervaltermijn in artikel 16.4.30 DABM nog over een voldoende ruime termijn om

desgevallend, op basis van de overwegingen in huidig arrest en met respect voor de

rechten van verdediging van verzoekende partij, een nieuwe boetebeslissing te nemen.

OM DEZE REDENEN BESLIST HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

1. Het beroep is ontvankelijk en gegrond.

Page 11: Arrest - dbrc.be · Onze firma beschikt over identificatieformulieren. We betreuren dat onze chauffeurs dit mogelijks niet altijd invullen. We hebben vastgesteld dat ze minder belang

11

2. De bestreden boetebeslissing van de gewestelijke entiteit AMMC van 19 september

2014 met kenmerken 11/AMMC/1401-M/JA en 12/AMMC/315-M/JA wordt

vernietigd.

3. De behandeling van het beroep heeft geen kosten met zich gebracht, zodat een

beslissing over de kosten van het geding zonder voorwerp is.

…”

Op 27 juli 2016 neemt de verwerende partij een nieuwe beslissing tot het opleggen van een

alternatieve bestuurlijke geldboete. De verwerende partij motiveert haar beslissing als volgt:

“…

3. BEOORDELING

3.1 De milieumisdrijven en de toerekenbaarheid aan de overtreder

3.1.1 Wat betreft het transport van afval zonder identificatieformulier

Overwegende dat verbalisant op 24 oktober 2011 vaststelde dat twee

vrachtwagens van vermoedelijke overtreder afval aanvoerden op haar inrichting;

dat de chauffeurs geen identificatieformulier konden overhandigen en dat een

medewerker van vermoedelijke overtreder meedeelde dat een zodanig formulier

pas na weging van de aangevoerde vrachten werd opgemaakt;

Overwegende dat artikel 5.1.1.4,§1 VLAREA voorziet dat een identificatieformulier

het transport van alle vervoer van afval moet vergezellen, behoudens toepassing

van de in voormeld artikel vermelde uitzonderingen dat het overeenkomstig artikel

5.1.1.4,§4 VLAREA aan de opdrachtgever van een transport toekomt om het

identificatieformulier te voorzien; dat artikel 5.1.1.2,§1 VLAREA stelt dat als

opdrachtgever voor het vervoer van afvalstoffen of de kennisgever of de

kennisgever zoals bedoeld in verordening (EG) 1013/2006 van 14 juni 2006

betreffende de overbrenging van afvalstoffen, in aanmerking komen;

Overwegende dat artikel 1.1.1.§2,62° van het VLAREA een overbrenger van

afvalstoffen definieert als de natuurlijke persoon of rechtspersoon die

beroepsmatig afvalstoffen inzamelt of ophaalt en ze vervoert en de natuurlijke

persoon of rechtspersoon die beroepsmatig handelaar of makelaar is en

regelingen voor anderen treft voor de verwijdering of nuttige toepassing van

afvalstoffen; dat uit de milieuvergunning van vermoedelijke overtreder blijkt dat ze

gemachtigd is om afval aan te voeren; dat vermoedelijke overtreder aldus

kwalificeert als een overbrenger van afval; dat hieruit volgt dat vermoedelijke

overtreder in casu beschouwd moet worden als opdrachtgever van het betreffende

vervoer van afvalstoffen in de zin van artikel 5.1.1.2,§1 VLAREA;

Overwegende dat vermoedelijke overtreder als opdrachtgever de verplichting had

om erop toe te zien dat de transporten vergezeld gingen van een

identificatieformulier; dat de verbalisant vaststelde dat de werknemers van

vermoedelijke overtreder geen identificatieformulier voor de afvaltransporten

konden voorleggen;

Overwegende dat vermoedelijke overtreder in haar schriftelijk verweer aanhaalde

dat zij beschikte over de nodige documenten maar dat deze mogelijks niet altijd

tijdig door de chauffeurs werden ingevuld; dat het echter geen onvolledigheid van

het identificatieformulier betrof maar het ontbreken ervan bij de aanvoer van

Page 12: Arrest - dbrc.be · Onze firma beschikt over identificatieformulieren. We betreuren dat onze chauffeurs dit mogelijks niet altijd invullen. We hebben vastgesteld dat ze minder belang

12

afvalstoffen op hogervermelde tijdstippen; dat vermoedelijke overtreder verder

meedeelde dat zij er in de toekomst voor zou zorgen dat ieder transport van

afvalstoffen vergezeld zal zijn van een identificatieformulier; dat het bijgevolg

onmiskenbaar vaststaat dat vermoedelijke overtreder een vervoer van afvalstoffen

heeft uitgevoerd zonder het rechtens vereiste identificatieformulier;

Overwegende dat bovenvermelde feiten een schending uitmaken van volgende

regelgeving:

artikel 13, §2 van het Afvalstoffendecreet;

artikelen 5.1.1.4,§1, §4 VLAREA;

Overwegende dat bovenvermelde feiten vallen onder de definitie van milieumisdrijf

conform artikel 16.1.2.2° DABM waarvoor een alternatieve bestuurlijke geldboete

kan worden opgelegd;

Overwegende dat de feiten niet worden betwist en het milieumisdrijf vaststaat in

hoofde van overtreder.

3.1.2. Wat betreft het niet-vergund exploiteren van hinderlijke inrichtingen, het niet

naleven van de milieuvergunning en de voorschriften inzake schadelijke stoffen

Overwegende dat verbalisant op 24 oktober 2011 vaststelde dat er niet gereinigde

stookolietanks werden opgeslagen in een container op de inrichting van

vermoedelijke overtreder; dat hij op 15 februari 2012 vaststelde dat er (i) niet

gevaarlijke afvalstoffen zoals metaal - en houtafval uitgesorteerd werden; (ii) twee

voertuigwrakken, waarvan één zeker niet ontdaan was van de motorvloeistoffen,

werden opgeslagen;

Overwegende dat artikel 2.1 van het Afvalstoffendecreet een afvalstof definieert

als elke stof of elk voorwerp waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich

te ontdoen of zich moet ontdoen; dat zowel afval van vloeibare brandstoffen zoals

stookolie en dieselolie als metaalafval dat met gevaarlijke stoffen verontreinigd is,

alsook autowrakken die niet ontdaan zijn van hun vloeistoffen, beschouwd worden

als gevaarlijk afval conform de Europese afvalstoffenlijst ('EURAL') …

Overwegende dat de opslag en het sorteren van gevaarlijke afvalstoffen een

vergunningsplichtige handeling is conform rubriek 2.2.1.e) 2° van bijlage I van

VLAREM I; dat er werd vastgesteld dat er niet gevaarlijk afval gesorteerd werd; dat

conform rubriek 2.2.1.c) 1° VLAREM I voor de opslag en sortering van niet

gevaarlijke afvalstoffen … vereist is dat … een vergunning wordt aangevraagd en

verkregen;

Overwegende dat artikel 22 Milieuvergunningsdecreet bepaalt dat de exploitant

van een inrichting verplicht is de exploitatievoorwaarden na te leven; …

Overwegende dat artikel 4.§1 van het Milieuvergunningsdecreet bepaalt dat

niemand, zonder voorafgaande en schriftelijke vergunning van de bevoegde

overheid een als hinderlijk ingedeelde inrichting die behoort tot de eerste of tweede

klasse mag exploiteren of veranderen;

Overwegende dat artikel 5 VLAREM I bepaalt dat niemand zonder voorafgaande

schriftelijke vergunning van de bevoegde overheid een als hinderlijk ingedeelde

inrichting die behoort tot de eerste of de tweede klasse, mag exploiteren;

Overwegende dat conform artikel 2.1° Milieuvergunningsdecreet onder inrichting

… dient te worden verstaan: … die op een door de Vlaamse regering op te stellen

Page 13: Arrest - dbrc.be · Onze firma beschikt over identificatieformulieren. We betreuren dat onze chauffeurs dit mogelijks niet altijd invullen. We hebben vastgesteld dat ze minder belang

13

lijst voorkomen; dat conform artikel 2.2° van hetzelfde decreet exploiteren het in

werking stellen of houden, gebruiken, installeren of in stand houden van een

inrichting, daaronder begrepen het lozen van afvalwater, betekent; dat

vermoedelijke overtreder kwalificeert als de exploitant van een inrichting;

Overwegende dat artikel 43.§1 VLAREM I voorschrijft dat de exploitant van een

inrichting verplicht is de … milieuvergunningsvoorwaarden, alsmede alle andere

op de exploitatie … van toepassing zijnde … bepalingen, met betrekking tot de

bescherming van het leefmilieu, van de oppervlaktewateren en van de externe

veiligheid na te leven;

Overwegende dat artikel 5.2.1.2.§5 VLAREM II voorschrijft dat in de inrichting voor

de verwerking van afvalstoffen enkel die afvalstoffen mogen worden aanvaard

waarvoor de milieuvergunning werd verleend; dat de exploitant verantwoordelijk is

voor de aanvaarding van de afvalstoffen. … De exploitant controleert de

aangevoerde afvalstoffen op hun herkomst, oorsprong, aard en hoeveelheid. …

Overwegende dat er geen vergunning werd verleend aan vermoedelijke overtreder

voor de opslag van gevaarlijk afval (niet gereinigde stookolietanks en niet

gedepollueerd autowrak), noch voor het sorteren van niet gevaarlijk afval; dat in

de vergunning … het verbod wordt opgelegd om gevaarlijke afvalstoffen aan te

voeren en te verwerken; dat vermoedelijke overtreder haar milieuvergunning

miskende bij de aanvaarding van het gevaarlijk afval….

Overwegende dat vanuit het voertuigwrak dat niet ontdaan werd van

motorvloeistoffen, een koolwaterstof … naar de afwatering voor … het hemelwater

vloeide; … dat dit een verontreiniging kon veroorzaken van het niet-verontreinigde

hemelwater; dat dit zelfs kon leiden tot een verontreiniging buiten de inrichting

doordat de overloop van de regenwaterputten afwaterden naar de openbare

riolering.

Overwegende dat artikel 5.2.1.7.§3 VLAREM II bepaalt dat de plaatsen op het

terrein waar voor het milieu schadelijke vloeistoffen op de bodem kunnen lekken,

worden uitgerust met een vloeistofdichte vloer zodanig dat gelekte vloeistoffen

noch de bodem noch het grond- of oppervlaktewater kunnen verontreinigen; dat

deze vloer aangelegd wordt met een lekdicht afwateringssysteem;

Overwegende dat artikel 5.2.1.7.§4 VLAREM II inhoudt dat de afwatering van de

gebouwen, de installatie en het terrein zó wordt uitgevoerd dat de verontreiniging

van het hemelwater zoveel mogelijk wordt voorkomen en dat het niet verontreinigd

hemelwater kan afvloeien of worden weggepompt. Niet verontreinigd hemelwater

mag in geen geval worden gemengd met ander nog te behandelen afvalwater. …

Overwegende dat artikel 5.2.1.7.§ 5. VLAREM II stelt dat verontreinigd

hemelwater moet worden opgevangen en behandeld zoals het overige afvalwater

van de inrichting;

Overwegende dat door het doen uitlekken van de koolwaterstof naar de

afwatering voor de opvang van hemelwater en zo voorts naar de

regenwaterputten, niet werd voorkomen dat het hemelwater verontreinigd werd;

dat dit verontreinigd water conform de bepalingen van de milieuvergunning had

moeten worden geloosd (aspect afvalwater); dat door het gebrek aan het nemen

Page 14: Arrest - dbrc.be · Onze firma beschikt over identificatieformulieren. We betreuren dat onze chauffeurs dit mogelijks niet altijd invullen. We hebben vastgesteld dat ze minder belang

14

van voorzorgen vermoedelijke overtreder zowel de terzake geldende

voorschriften inzake milieuhygiëne als haar milieuvergunning miskende en niet de

nodige maatregelen trof om de schade aan het leefmilieu te voorkomen;

Overwegende dat vermoedelijke overtreder in haar schriftelijk verweer …

aanhaalde dat zij geen gevaarlijke afvalstoffen op de breekwerf aanvaardde; dat

er niet ontkend werd dat bovenstaand gevaarlijk afval, de niet gereinigde

stookolietanks en het niet gedepollueerd voertuigwrak, zich op de werf bevonden;

dat de aanwezigheid van het gevaarlijk afval werd vastgesteld door verbalisant;

Overwegende dat bovenvermelde feiten een schending uitmaken van volgende

bepalingen:

artikel 22 en 4.§1 van het Milieuvergunningsdecreet;

artikelen 5 en 43.§1 VLAREM I;

artikelen 5.2.1.2.§5, 5.2.1.7.§3 §4 §5 VLAREM II;

Overwegende dat de feiten vermeld in bovenvermeld proces-verbaal vallen onder

de definitie van milieumisdrijf conform artikel 16.1.2.2° DABM waarvoor een

alternatieve bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd;

Overwegende dat de feiten niet worden betwist en de milieumisdrijven vaststaan

in hoofde van overtreder.

i. Wat betreft de grondwaterwinning zonder meetinrichting (debietmeter)

Overwegende dat verbalisant op 15 februari 2012 vaststelde dat er een

grondwaterwinning in het bedrijf aanwezig was; dat de grondwaterwinning niet

uitgerust was met de voorgeschreven meetinrichting (debietmeter);

Overwegende dat artikel 4 §2 van het Milieuvergunningsdecreet bepaalt dat

niemand zonder daarvan vooraf melding te hebben gedaan, een inrichting die

behoort of na de geplande verandering blijft behoren tot de derde klasse mag

exploiteren of veranderen;

Overwegende dat artikel 2 §1 van VLAREM I bepaalt dat niemand, zonder daarvan

vooraf melding te hebben gedaan, een inrichting die behoort of na de geplande

verandering blijft behoren, tot de derde klasse mag exploiteren of veranderen;

Overwegende dat artikel 22 Milieuvergunningsdecreet bepaalt dat de exploitant

van een inrichting verplicht is de exploitatievoorwaarden na te leven; dat hij

ongeacht de verleende vergunning steeds de nodige maatregelen moet treffen om

schade, hinder en zware ongevallen te voorkomen en, om bij ongeval de gevolgen

ervan voor de mens en het leefmilieu zo beperkt mogelijk te houden;

Overwegende dat er voor het winnen van grondwater geen vergunning werd

verleend aan vermoedelijke overtreder; dat conform rubriek 53.8 van bijlage I van

VLAREM I voor het boren van grondwaterwinningsputten en grondwaterwinning

een vergunningsplicht/meldingsplicht bestaat afhankelijk van het opgepompte

debiet;

Overwegende dat geen beeld kon verkregen worden over de volumes gewonnen

grondwater door vermoedelijke overtreder; dat in het voordeel van vermoedelijke

Page 15: Arrest - dbrc.be · Onze firma beschikt over identificatieformulieren. We betreuren dat onze chauffeurs dit mogelijks niet altijd invullen. We hebben vastgesteld dat ze minder belang

15

overtreder wordt aangenomen dat het om minder dan 500 m³/jaar ging en het aldus

een klasse 3 inrichting betrof; dat er geen voorafgaande melding werd gedaan van

deze als hinderlijk ingedeelde activiteit;

Overwegende dat bovenvermelde feiten een schending uitmaken van volgende

bepalingen:

artikel 4 §2, artikel 22 Milieuvergunningdecreet;

artikelen 2. §1. VLAREM I.

Overwegende dat de feiten vermeld in bovenvermeld proces-verbaal vallen onder

de definitie van milieumisdrijf conform artikel 16.1.2.2° DABM waarvoor een

alternatieve bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd;

Overwegende dat de feiten niet worden betwist en de milieumisdrijven vaststaan

in hoofde van overtreder;

Overwegende dat de grondwaterwinning niet uitgerust was met een debietmeter;

dat vermits artikel 28 quinquies, §1 (behorend onder Hoofdstuk IVbis) van het

Grondwaterdecreet niet langer ressorteert onder artikel 16.1.1., lid 1, 12° DABM,

er sinds 01.01.2014 geen strafbaarstelling meer voorhanden is voor het niet

hebben van een debietmeter op grond van titel XVI DABM; dat gelet op de

terugwerkende kracht van de mildere strafwet, voor deze feiten bijgevolg door de

AMMC niet langer een bestuurlijke boete kan worden opgelegd op grond van het

DABM.”

3.2 De hoogte van de boete

Overwegende dat bij de bepaling van de hoogte van de geldboete rekening wordt

gehouden met de ernst van het milieumisdrijf, de frequentie en de

omstandigheden waarin het milieumisdrijf is gepleegd of beëindigd.

3.2.1 De ernst van de feiten

3.2.1.1 Het afvaltransport zonder identificatieformulier

Overwegende dat de nuttige toepassing van afvalstoffen zoveel mogelijk dient

bevorderd te worden en de verwijdering ervan dient te worden georganiseerd;

Overwegende dat de traceerbaarheid van afvalstoffen in het kader van de

Vlaamse afvalstoffenwetgeving een cruciaal element vormt; …

Overwegende dat voormelde informatie toelaat om eenduidig te bepalen over

welke afvalstoffen het gaat, de mogelijke verwerkingswijzen, de

verantwoordelijke actoren, en dergelijke;

Overwegende dat het identificatieformulier afvalstoffen in de Vlaamse

afvalstoffenwetgeving als instrument werd ingevoerd om deze traceerbaarheid

te garanderen;

Overwegende dat overtreder op illegale wijze afval transporteerde.

Page 16: Arrest - dbrc.be · Onze firma beschikt over identificatieformulieren. We betreuren dat onze chauffeurs dit mogelijks niet altijd invullen. We hebben vastgesteld dat ze minder belang

16

3.2.1.2 Schendingen inzake milieuverqunning en milieuhygiënische

voorschriften

Overwegende dat milieuvergunningen tot doel hebben om het leefmilieu, de

gezondheid en veiligheid van de bevolking te beschermen; … dat controle over

ingedeelde activiteiten noodzakelijk is om alle milieurisico's en hinder voor de

omgeving tot een minimum te beperken; dat door het niet hebben van een

milieuvergunning deze controle onmogelijk, minstens bemoeilijkt wordt;

Overwegende dat er als hinderlijk ingedeelde inrichtingen werden uitgeoefend

zonder te beschikken over de rechtens vereiste milieuvergunning; dat deze

activiteiten/inrichtingen zowel klasse 1 en 2 als klasse 3 inrichtingen betreffen;

dat indien een inrichting onder toepassing valt van verschillende

indelingsrubrieken die behoren tot verschillende klassen, de procedure die geldt

voor de hoogste klasse van toepassing is op elk onderdeel van de inrichting; dat

de klasse waarin een inrichting ingedeeld wordt, bepaald wordt door de graad

waarin deze inrichting geacht wordt belastend te zijn voor de mens en het

leefmilieu;

Overwegende dat de naleving van de Vlaamse algemene, sectorale en bijzondere

bepalingen inzake milieuhygiëne van cruciaal belang is om hinder aan het

leefmilieu te voorkomen of minstens tot een aanvaardbaar niveau te beperken;

dat een strikte naleving van deze bepalingen opgelegd wordt aan diegenen die

ingedeelde activiteiten uitoefenen;

Overwegende dat door (i) het onvergund opslaan en aanvaarden van gevaarlijke

afvalstoffen, in casu een niet gedepollueerd voertuigwrak en verontreinigde

stookolietanks (klasse 1); (ii) het laten lekken van schadelijke vloeibare stoffen

zonder de voorgeschreven voorzorgsmaatregelen te nemen; (iii) het onvergund

sorteren van niet gevaarlijk afval (klasse 2); (iv) het onvergund exploiteren van een

grondwaterwinning zonder voorgeschreven meetinrichting (klasse 2); niet

tegemoetgekomen werd aan de naleving van de Vlaamse algemene, sectorale en

bijzondere bepalingen inzake milieuhygiëne, evenmin aan de eigen

milieuvergunningsvoorwaarden.

Overwegende dat wat betreft het onvergund uitbaten van een grondwaterwinning

nog moet gewezen worden op het feit dat verschillende grondwaterlagen bedreigd

worden door verdroging; dat de kwaliteit en de kwantiteit van het grondwater

beschermd dient te worden; dat vergunningen voor het winnen van grondwater als

instrument gebruikt worden om deze kwaliteit en kwantiteit te waarborgen en te

herstellen; dat door het ontbreken van de vergunning de toestand van het

grondwater (kwaliteit en kwantiteit) niet gecontroleerd werd voorafgaand aan het

pompen.

Overwegende dat de feiten in professioneel verband werden gepleegd;

Overwegende dat de feiten omschreven in titels 3.2.1.1, 3.2.1.2. en 3.2.1.3.

derhalve voldoende ernstig zijn om te worden gesanctioneerd met een bestuurlijke

geldboete.

3.2.2 De frequentie

Page 17: Arrest - dbrc.be · Onze firma beschikt over identificatieformulieren. We betreuren dat onze chauffeurs dit mogelijks niet altijd invullen. We hebben vastgesteld dat ze minder belang

17

Overwegende dat de feiten die op 27 oktober 2011 werden vastgesteld … een

eenmalige schending betreffen; … factor frequentie … geen aanleiding … tot een

hogere geldboete;

Overwegende dat de feiten die op 27 februari 2012 werden vastgesteld … geen

eenmalige feiten betreffen; dat … op 27 oktober 2011 … proces-verbaal … werd

opgesteld … wegens het niet-vergund aanvaarden en opslaan van gevaarlijk afval

…; dat in het proces-verbaal dd. 27 februari 2012 … opnieuw op deze basis werd

geverbaliseerd …; dat de factor frequentie voor de feiten … aangaande de

onvergunde aanvaarding en opslag van gevaarlijk afval … mee in aanmerking

wordt genomen; hetgeen aanleiding geeft tot een hogere geldboete;

Overwegende dat de illegale grondwaterwinning een eenmalige schending

betreft; … factor frequentie voor deze feiten … geen aanleiding … tot een hogere

geldboete.

3.2.3 De omstandigheden

Overwegende dat uit het dossier blijkt dat de verontreinigde stookolietanks

gereinigd en afgevoerd werden; … dat dit element wordt meegenomen voor de

bepaling van het bedrag van de boete; dat dit leidt tot een lagere boete;

Overwegende dat … de afvoerattesten van de autowrakken werden overhandigd

…; dat dd. 26 september 2013 een milieuvergunning verkregen werd voor het

sorteren van niet-gevaarlijk afval en voor het winnen van grondwater; dat blijkt dat

de grondwaterwinning voorzien is van een verzegelde debietmeter; dat deze

elementen worden meegenomen voor de bepaling van het bedrag van de boete;

dat dit leidt tot een lagere boete;

Overwegende dat de overtreder per schrijven van 16 februari 2012 en 4 mei 2012

op de hoogte werd gebracht van het voornemen om een alternatieve geldboete ,

al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, op te leggen; dat

overeenkomstig artikel 16.4.37 DABM, AMMC een boetebeslissing neemt binnen

een termijn van honderdtachtig dagen na deze kennisgeving; dat deze termijn van

180 dagen een termijn van orde is, waarvan de overschrijding niet gesanctioneerd

wordt

Overwegende dat deze beslissingstermijn inmiddels verstreken is; dat AMMC in

casu van oordeel is dat de feiten voldoende ernstig zijn om alsnog een bestuurlijke

geldboete op te leggen, dat het evenwel aangewezen is om het boetebedrag te

verlagen met één vijfde, rekening houdend met de termijn die verstreken is sedert

de start van de bestuurlijke boeteprocedure;

Overwegende dat wat de misdrijven betreft er voor het overige geen bijzondere

omstandigheden zijn die in acht worden genomen bij het bepalen van de hoogte

van de boete.

…”

Dit is de bestreden beslissing.

IV. ONTVANKELIJKHEID VAN DE VORDERING TOT VERNIETIGING

Page 18: Arrest - dbrc.be · Onze firma beschikt over identificatieformulieren. We betreuren dat onze chauffeurs dit mogelijks niet altijd invullen. We hebben vastgesteld dat ze minder belang

18

Uit het dossier blijkt dat de vordering tijdig en regelmatig is ingesteld. Er worden geen excepties

opgeworpen.

V. ONDERZOEK VAN DE MIDDELEN TOT VERNIETIGING

A. Eerste middel

Standpunt van de partijen

1.

In het eerste middel roept de verzoekende partij de schending in van artikel 16.4.36 §1 DABM, van

het gezag van gewijsde van arrest nr. MHHC/M/1516/0081 van het Milieuhandhavingscollege van

24 maart 2016, van de rechten van verdediging en van de hoorplicht als algemeen beginsel van

behoorlijk bestuur.

De verzoekende partij stelt in essentie dat de verwerende partij in strijd met artikel 16.4.36 §1

DABM aan de verzoekende partij niet heeft laten weten dat zij het voornemen had een nieuwe

boetebeslissing op te leggen. De verzoekende partij heeft derhalve ook niet de kans gekregen om

schriftelijk verweer te voeren met betrekking tot het voornemen om een alternatieve bestuurlijke

geldboete op te leggen en is evenmin mondeling gehoord.

De verzoekende partij meent dat dit een schending vormt van de rechten van verdediging en van

de hoorplicht zoals decretaal gewaarborgd en als algemeen beginsel van behoorlijk bestuur.

De verzoekende partij voert tot slot aan dat de bestreden beslissing – gelet op het bovenstaande-

het gezag van gewijsde van arrest nr. MHHC/M/1516/0081 van het Milieuhandhavingscollege van

24 maart 2016 miskent.

2.

De verwerende partij antwoordt dat het nemen van een nieuwe beslissing na een vernietiging niet

impliceert dat de volledige procedure van voor af aan opnieuw moet worden hernomen. Volgens

de verwerende partij moet de procedure worden hernomen vanaf het punt waar het is misgelopen.

Zij verwijst hiervoor naar het arrest RvS nr. 175.142 van 28 september 2007. De verwerende partij

stelt dat de procedure regelmatig is verlopen en dat het slechts is misgelopen op het ogenblik dat

zij beslist heeft om een boete op te leggen aan de verzoekende partij voor de niet vergunde

grondwaterwinning en het ontbreken van een debietmeter.

De verwerende partij meent dan ook dat zij geen verplichting had om de beboetingsprocedure (ex.

artikel 16.4.31 – 16. 4.36 DABM) van meet af aan te hernemen, het volstond dat zij zich terug

plaatste op het ogenblik van het nemen van de boetebeslissing.

De verwerende partij vervolgt dat de verzoekende partij in de loop van de procedure de

mogelijkheid heeft gehad om zich te verweren tegen de milieumisdrijven die haar ten laste werden

gelegd. De verzoekende partij werd uitgenodigd om haar verweer over te maken en heeft ook een

verweer ingediend met betrekking tot het proces-verbaal nr. LE64.H1.0194-11. De verzoekende

partij heeft ervoor gekozen om geen schriftelijk verweer over te maken met betrekking tot het

proces-verbaal nr. LE.64.H1.0028-12. De verzoekende partij zou op geen enkel ogenblik hebben

verzocht om te worden gehoord.

De verwerende partij stelt voorts dat na het vernietigingsarrest aan de verzoekende partij geen

nieuwe feiten ten laste werden gelegd, waarvoor haar de mogelijkheid moest worden geboden om

zich te verweren, zodat de hoorplicht en de rechten van verdediging werden gerespecteerd.

Page 19: Arrest - dbrc.be · Onze firma beschikt over identificatieformulieren. We betreuren dat onze chauffeurs dit mogelijks niet altijd invullen. We hebben vastgesteld dat ze minder belang

19

Volgens de verwerende partij geeft de verzoekende partij bovendien een te ruime lezing aan het

arrest nr. MHHC/M/1516/0081 van 24 maart 2016. Uit het arrest kan volgens haar niet afgeleid

worden dat aan de verzoekende partij de mogelijkheid moet worden geboden om een nieuw

verweer te voeren. De verwerende partij zou wel de mogelijkheid hebben geboden om een nieuw

verweer te voeren indien nieuwe gegevens aan het licht zouden gekomen zijn, die van

verzwarende aard zouden zijn voor de verzoekende partij, quod non in casu.

De verwerende partij besluit dat de bestreden beslissing de rechten van verdediging respecteert

en derhalve geen afbreuk doet aan het arrest nr. MHHC/M/1516/0081 van 24 maart 2016.

3.

In haar wederantwoordnota voegt de verzoekende partij nog toe dat het arrest van de Raad van

State waarnaar de verwerende partij verwijst om te stellen dat de procedure moet worden

hernomen vanaf het punt waar het is misgelopen niet relevant is, daar het een andere situatie

betreft.

De verzoekende partij benadrukt dat de verwerende partij sinds het arrest van het

Milieuhandhavingscollege, noch contact heeft genomen met de verzoekende partij, noch heeft

laten weten dat zij voornemens was om een nieuwe boetebeslissing te nemen. De verzoekende

partij meent nochtans dat er weldegelijk nieuwe feiten ten laste gelegd worden ten aanzien van de

eerste boetebeslissing.

In de eerste boetebeslissing worden enkel artikel 22 van het Milieuvergunningendecreet en de

artikelen 5.53.3.1. en 5.53.3.2. §1 Vlarem II als rechtsgrond aangevoerd. De artikelen 4 van het

Milieuvergunningendecreet en 2 van Vlarem I inzake het onvergund exploiteren werden niet als

rechtsgrond weerhouden. Ook bij de titel over het niet-vergund exploiteren werd geen melding

gemaakt van de grondwaterwinning.

In de tweede boetebeslissing daarentegen worden de artikelen 4 van het

Milieuvergunningendecreet en 2 van Vlarem I inzake het onvergund exploiteren van de

grondwaterwinning wel als rechtsgrond weerhouden.

De verzoekende partij concludeert dus dat er wel degelijk andere (nieuwe) feiten ten laste gelegd

worden dan in de eerste boetebeslissing, zonder dat de verzoekende partij de mogelijkheid werd

geboden om een schriftelijk verweer te voeren, dan wel om mondeling te worden gehoord.

4.

In haar laatste nota betwist de verwerende partij dat er sprake is van nieuwe tenlasteleggingen. Zij

stelt dat in het aanvankelijk proces-verbaal nr. LE.64.H1.0028-12 reeds expliciet melding werd

gemaakt van het onvergund exploiteren van de grondwaterwinning in strijd met artikel 4 van het

Milieuvergunningsdecreet. Artikel 2 §1 VLAREM I is slechts een herhaling van het voorschrift in

artikel 4 §2 Milieuvergunningsdecreet.

De verwerende partij voegt daar nog aan toe dat de verzoekende partij in de loop van de procedure

de mogelijkheid werd geboden om een schriftelijk verweer in te dienen, maar dat zij dit niet nodig

heeft geacht. De verzoekende partij heeft ook niet verzocht om te worden gehoord, hoewel zij

daartoe de mogelijkheid had.

Beoordeling door het College

1.

De verzoekende partij voert in essentie aan dat op geen enkel ogenblik met haar opnieuw contact

is genomen naar aanleiding van het opnieuw opleggen van een alternatieve geldboete. De

Page 20: Arrest - dbrc.be · Onze firma beschikt over identificatieformulieren. We betreuren dat onze chauffeurs dit mogelijks niet altijd invullen. We hebben vastgesteld dat ze minder belang

20

verwerende partij zou het voornemen om een nieuwe boete op te leggen niet bekend hebben

gemaakt, zodat de verzoekende partij noch de mogelijkheid had om schriftelijk verweer te voeren,

noch mondeling werd gehoord.

Artikel 16.4.36 §1 DABM luidt als volgt:

“Na de ontvangst van de beslissing van de procureur des Konings, vermeld in artikel

16.4.35, brengt de gewestelijke entiteit binnen een termijn van dertig dagen de

vermoedelijke overtreder op de hoogte van het voornemen om een alternatieve bestuurlijke

geldboete op te leggen, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming. De

vermoedelijke overtreder wordt uitgenodigd om binnen een termijn van dertig dagen die

volgt op de kennisgeving van dit bericht schriftelijk zijn verweer mee te delen. Tevens wordt

hij erop gewezen dat hij :

1° de documenten waarop het voornemen tot het opleggen van een alternatieve

bestuurlijke geldboete berust, kan inzien en er kopieën van kan krijgen;

2° mondeling zijn schriftelijke verweer kan toelichten. De vermoedelijke overtreder moet

daartoe bij de gewestelijke entiteit een aanvraag indienen binnen dertig dagen na de

ontvangst van de kennisgeving.

…”

De Raad stelt vooreerst vast dat de verzoekende partij respectievelijk op 16 februari 2012 en 4 mei

2012 door de gewestelijke entiteit op de hoogte gesteld is van het voornemen om een alternatieve

geldboete al dan niet vergezeld van voordeelontneming op te leggen. De verzoekende partij heeft

een schriftelijk verweer ingediend met betrekking tot het eerste aanvankelijk proces-verbaal doch

niet naar aanleiding van het tweede proces-verbaal met betrekking tot de grondwaterwinning. De

verzoekende partij heeft evenmin verzocht om te worden gehoord.

2.

De bestreden beslissing is een herstelbeslissing. De beslissing tot het opleggen van een eerste

alternatieve bestuurlijke geldboete werd vernietigd omdat de bestreden beslissing niet alle

wetsbepalingen vermeldde die door de verzoekende partij werden overtreden. Het College

overwoog in dat verband:

“Vermits uit de -motieven van de- bestreden beslissing niet blijkt in hoeverre het

boetebedrag mede is bepaald op basis van “de grondwaterwinning zonder meetinrichting

(debietmeter)”, daarin begrepen de grondwaterwinning zonder de daarvoor rechtens

vereiste milieuvergunning, in strijd met artikel 4, §1 Milieuvergunningsdecreet en artikel 5,

§1 Vlarem I, en zonder de daarvoor rechtens vereiste meetinrichting, in strijd met artikel

28quinquies, §1 Grondwaterbeheerdecreet, beslist het College om geen toepassing te

maken van de mogelijkheid in artikel 16.4.19 DABM om zelf een beslissing te nemen over

het bedrag van de geldboete, ter vervanging van de vernietigde beslissing. Gezien de data

van vaststelling van de respectievelijke milieumisdrijven en de data van afsluiting van de

respectievelijke processen-verbaal, beschikt de gewestelijke entiteit in het licht van de

vervaltermijn in artikel 16.4.30 DABM nog over een voldoende ruime termijn om

desgevallend, op basis van de overwegingen in huidig arrest en met respect voor de

rechten van verdediging van verzoekende partij, een nieuwe boetebeslissing te nemen.”

In de huidige bestreden beslissing wordt de vorige beslissing volledig hernomen met betrekking tot

de vastgestelde milieumisdrijven die voortvloeien uit het eerste proces-verbaal. Voor wat betreft

het tweede proces-verbaal wordt het niet voorhanden zijn van een grondwaterwinning zonder

debietmeter niet langer als milieumisdrijf weerhouden, zodat de in het vernietigingsarrest

vastgestelde onregelmatigheid niet langer aanwezig is. De verzoekende partij wordt – in het kader

Page 21: Arrest - dbrc.be · Onze firma beschikt over identificatieformulieren. We betreuren dat onze chauffeurs dit mogelijks niet altijd invullen. We hebben vastgesteld dat ze minder belang

21

van het tweede proces-verbaal- enkel nog als milieumisdrijf ten laste gelegd dat zij de

grondwaterwinning zonder de vereiste milieuvergunning heeft uitgebaat in de aangegeven periode

en dat zulks strijdig is met artikel 22 Milieuvergunningsdecreet.

Het College heeft in zijn vernietigingsarrest van 24 maart 2016 reeds gesteld dat de bestreden

beslissing op dat punt niet onwettig is. In de mate dat de bestreden beslissing bijgevolg niet steunt

op nieuwe feiten en ook de rechtsgrondslag niet is gewijzigd maar slechts een herneming is van

de vorige beslissing, waarbij bovendien in het voordeel van de verzoekende partij wordt

aangenomen dat de vermoedelijke hoeveelheid opgepompt water minder dan 500 m3 /jaar bedroeg

en het aldus een klasse 3 inrichting betreft waarvoor enkel een voorafgaande melding moest

gebeuren, toont de verzoekende partij niet aan dat nieuwe feiten aan het dossier zijn toegevoegd

of weerhouden die geleid hebben tot de kwalificaties als milieumisdrijf. Anders dan de verzoekende

partij voorhoudt, is de rechtsgrondslag van artikel 22 Milieuvergunningsdecreet wel degelijk

vermeld in de oorspronkelijke bestreden beslissing, die tevens de verwijzing bevat naar artikel 4,

§1 Milieuvergunningsdecreet. Het louter gegeven dat de huidige bestreden beslissing melding

maakt van artikel 4, §2 Milieuvergunningsdecreet heeft louter te maken met het gegeven dat de

grondwaterwinning niet langer als klasse 2 wordt weerhouden maar de gewestelijke entiteit in het

voordeel van de verzoekende partij aanneemt dat enkel een klasse 3 vereist was. Artikel 2, §1

Vlarem I is een loutere herneming van artikel 4, §2 Milieuvergunningsdecreet en voegt evenmin

een nieuwe rechtsgrondslag toe.

De verzoekende partij maakt bijgevolg niet aannemelijk dat voorafgaand aan de herstelbeslissing

een bijkomende kennisgevingsbrief in de zin van artikel 16.4.36, §1 DABM moest verstuurd

worden, noch dat zij opnieuw had moeten uitgenodigd worden om schriftelijk of mondeling verweer

te voeren, te meer nu zij daaromtrent voorheen geen gebruik heeft gemaakt van de uitnodiging die

haar was verstuurd om schriftelijk of mondeling verweer te voeren.

Het middel wordt verworpen.

B. Tweede middel

Standpunt van de partijen

1.

In het tweede middel roept de verzoekende partij de schending in van artikel 3 van de Wet van 29

juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen (hierna Motiveringswet).

De verzoekende partij stelt dat de beslissing van de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar

op duidelijk en op meetbare wijze moet aangeven of en in welke mate de overschrijding van de

redelijke termijn heeft geleid tot aanpassing van het boetebedrag. Zij stelt dat in casu een

substantiële vermindering van het boetebedrag gerechtvaardigd is, gelet op de buitenmatige

overschrijding van de redelijke termijn. De verzoekende partij geeft aan dat de ordetermijn van 180

dagen reeds verstreken was bij het nemen van de eerste boetebeslissing en de tweede

boetebeslissing werd genomen 677 dagen na de eerste boetebeslissing, zodat er tussen beide

boetebeslissingen een substantiële bijkomende termijn verstreken is.

De verzoekende partij stelt dat bestreden beslissing niet alleen duidelijk en op meetbare wijze moet

aangeven of en in welke mate de overschrijding van de redelijke termijn geleid heeft tot een

aanpassing van het boetebedrag, maar de nieuwe beslissing ook duidelijk en op meetbare wijze

moet aangeven of en in welke mate de bijkomende overschrijding van de redelijke termijn sinds de

eerste boetebeslissing heeft geleid tot een aanpassing van het boetebedrag. De verzoekende partij

Page 22: Arrest - dbrc.be · Onze firma beschikt over identificatieformulieren. We betreuren dat onze chauffeurs dit mogelijks niet altijd invullen. We hebben vastgesteld dat ze minder belang

22

meent dat uit de bestreden beslissing niet kan worden afgeleid of en op welke wijze de verwerende

partij rekening heeft gehouden met de bijkomende overschrijding van de beslissingstermijn.

De verzoekende partij verduidelijkt dat de boete weliswaar met één vijfde wordt verminderd, maar

dat uit de bestreden beslissing niet kan worden afgeleid of de bijkomende overschrijding van de

beslissingstermijn daarbij in rekening werd gebracht, nu ook voor één van de tenlasteleggingen,

met name de grondwaterwinning zonder debietmeter, niet langer een bestuurlijke geldboete kan

worden opgelegd.

Daarnaast stelt de verzoekende partij eveneens dat de bestreden beslissing op grond van de

motiveringsplicht ook duidelijk en op meetbare wijze moet aangeven of en in welke mate het

gegeven dat de tenlastelegging van de grondwaterinrichting zonder debietmeter geen bestuurlijke

geldboete meer kan worden opgelegd, effectief heeft geleid tot de aanpassing van het

boetebedrag. De verzoekende partij concludeert dan ook dat de bestreden beslissing niet afdoende

is gemotiveerd.

2.

De verwerende partij antwoordt dat in het kader van de eerste boetebeslissing de overschrijding

van de beslissingstermijn als verzachtende omstandigheid mee in aanmerking werd genomen en

dat met de huidige bestreden beslissing de verwerende partij slechts na 4 maanden een nieuwe

boetebeslissing neemt.

Zij meent dat de verzoekende partij vertrekt vanuit een verkeerd uitgangspunt. De verwerende

partij geeft aan dat zij het boetebedrag in de bestreden beslissing niet verder verlaagt ten opzichte

van de bestreden beslissing omwille van de overschrijding van de beslissingstermijn. Het bedrag

is slechts verminderd omdat er overeenkomstig het vernietigingsarrest van het College geen boete

meer wordt opgelegd voor het ontbreken van een debietmeter. De verwerende partij voert aan dat

het verstrijken van een bepaalde termijn tussen beide boetebeslissingen het loutere gevolg is van

het doorlopen van de procedure. De verwerende partij stelt bovendien dat geen rekening diende

gehouden te worden met de termijn die is doorlopen als gevolg van de vernietigingsprocedure,

gelet op de retroactieve werking van het vernietigingsarrest en de juridische fictie die het creëert.

De verwerende partij benadrukt dat zij niet getalmd heeft om een nieuwe boetebeslissing te nemen

na het vernietigingsarrest en wijst er bovendien op dat het niet tot de praktijk van het College

behoort om de duurtijd van de vernietigingsprocedure in rekening te brengen bij het reduceren van

het boetebedrag.

De verwerende partij stelt voorts dat de verzoekende partij geen belang aantoont bij het opwerpen

van een schending van de redelijke termijn, temeer daar de beslissingstermijn een termijn van orde

betreft waarvan de overschrijding niet wordt gesanctioneerd. De verwerende partij stelt dat de

verzoekende partij niet in concreto aannemelijk maakt dat zij is benadeeld door de vertraging bij

het nemen van de boetebeslissing.

Tot slot stelt de verwerende partij dat de bestreden beslissing uitdrukkelijk vermeld dat geen

geldboete meer wordt opgelegd voor het ontbreken van een debietmeter. De totale geldboete is

verminderd met 321 euro verminderd zodat hieruit blijkt dat dit het bedrag is dat als boete werd

opgelegd voor de tenlastelegging van het ontbreken van een debietmeter.

3.

In haar wederantwoordnota betwist de verzoekende partij dat geen rekening moet worden

gehouden met de termijn die is verstreken voor het doorlopen van de procedure voor het College.

Zij meent dat er een bijkomende overschrijding is van de redelijke termijn die niet genegeerd kan

Page 23: Arrest - dbrc.be · Onze firma beschikt over identificatieformulieren. We betreuren dat onze chauffeurs dit mogelijks niet altijd invullen. We hebben vastgesteld dat ze minder belang

23

worden, aangezien deze niet te wijten is aan de verzoekende partij. De verzoekende partij meent

dat de verwerende partij weliswaar stelt dat het boetebedrag niet werd verlaagd naar aanleiding

van de overschrijding van de redelijke termijn, maar zij kan dit niet uit de motivering van de

bestreden beslissing afleiden. Mocht dat zo geweest zijn dan had zij zich daar in de huidige

procedure op kunnen beroepen.

De verzoekende partij voegt daar nog aan toe dat zij evenmin uit de bestreden beslissing kon

afleiden dat 321 euro het bedrag was dat voor de tenlastelegging van de debietmeter werd

opgelegd. De verzoekende partij stelt dat uit geen van beide boetebeslissingen blijkt, welke boete

is opgelegd voor welke tenlastelegging. De boetebeslissing bevatten beiden een globaal

boetebedrag voor alle tenlasteleggingen samen.

Zij roept dan ook dat zij niet kan controleren of het correct is wat de verwerende partij stelt in haar

antwoordnota, temeer daar in de eerste boetebeslissing wordt aangegeven dat de overschrijding

van de redelijke termijn leidt tot een vermindering van de geldboete (zonder aan te geven met

hoeveel deze geldboete wordt verminderd) en in de tweede boetebeslissing er een vermindering

met één vijfde is omwille van het overschrijden van de redelijke termijn. De verzoekende partij stelt

dat zij niet uit de bestreden beslissing kan afleiden of dit een grotere vermindering is dan in de

vorige boetebeslissing en wijst er op dat er ook de bijkomende tenlastelegging is van het onvergund

exploiteren van grondwaterwinning.

De toelichting in de antwoordnota kan volgens de verzoekende partij niet verhelpen aan de niet-

afdoende motivering. Een post factum motivering in de antwoordnota kan volgens haar het

motiveringsgebrek in de bestreden beslissing niet goedmaken.

4.

In haar laatste nota antwoordt de verwerende partij nog dat er geen reden is om aan te nemen dat

de termijn voor het doorlopen van de procedure als extra verzachtende omstandigheid kan worden

ingeroepen. Na het vernietigingsarrest diende de verwerende partij zich terug te plaatsen op het

ogenblik van de vernietigde boetebeslissing, zodat zij bij het nemen van een nieuwe beslissing het

tijdsverloop van de procedure voor het College niet in rekening diende te brengen. Volgende de

verwerende partij diende zij dit ook niet te motiveren aangezien dit voortvloeit uit de aard van

vernietigingsarresten. Van post factum motivering is volgens haar geen sprake.

Daaruit volgt dat de bestreden beslissing enkel werd verlaagd omdat voor de tenlastelegging voor

het ontbreken van een debietmeter geen boete meer werd opgelegd. De motivering voor de andere

milieumisdrijven is niet gewijzigd.

De verwerende partij betwist tot slot dat de verwerende partij het boetebedrag voor elk

milieumisdrijf afzonderlijk diende te motiveren.

Beoordeling door het College

1.

De verzoekende partij roept in een eerste middelonderdeel de schending van artikel 3 van de

Motiveringswet in die zij als volgt definieert in haar verzoekschrift:

“doordat de bestreden beslissing niet op afdoende wijze duidelijk maakt dat de opgelegde

tweede bestuurlijke geldboete omwille van de buitenmatige overschrijding van de

beslissingstermijn daadwerkelijk en op meetbare wijze werd verminderd ten opzichte van

de eerste bestuurlijke geldboete, waarin al rekening werd gehouden met de termijn die op

dat ogenblik was verstreken sinds de start van de bestuurlijke boeteprocedure, terwijl de

Page 24: Arrest - dbrc.be · Onze firma beschikt over identificatieformulieren. We betreuren dat onze chauffeurs dit mogelijks niet altijd invullen. We hebben vastgesteld dat ze minder belang

24

nieuwe boetebeslissing nochtans bijna twee jaar na de eerste boetebeslissing werd

genomen,

en doordat de bestreden beslissing niet op afdoende wijze duidelijk maakt of de opgelegde

tweede bestuurlijke geldboete daadwerkelijk werd verminderd ten opzichte van de eerste

bestuurlijke geldboete, nu voor de tenlastelegging van de grondwaterwinning zonder

meetinrichting (debietmeter) niet langer een bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd.”

De verzoekende partij werpt aldus op dat uit de bestreden beslissing niet blijkt in welke mate het

tijdsverloop tussen de oorspronkelijke beslissing en de herstelbeslissing mee in aanmerking

genomen is als boeteverlagende factor.

De verzoekende partij verliest evenwel uit het oog dat de oorspronkelijke boetebeslissing door het

arrest van het College van 24 maart 2016 is vernietigd en aldus uit het rechtsverkeer is verdwenen.

De gewestelijke entiteit dient om te voldoen aan haar motiveringsverplichting in de bestreden

beslissing enkel aan te geven welke factoren in voorkomend geval het op te leggen boetebedrag

hebben beïnvloed en op welke wijze dit werd begroot, of zoals in casu op welke wijze het

tijdsverloop doorheen de volledige boeteprocedure werd meegenomen bij de begroting van de

boete.

Ten aanzien van het door de verzoekende partij opgeworpen middelonderdeel stelt de bestreden

beslissing in dat verband:

“Overwegende dat deze beslissingstermijn inmiddels verstreken is; dat AMMC in casu van

oordeel is dat de feiten voldoende ernstig zijn om alsnog een bestuurlijke geldboete op te

leggen, dat het evenwel aangewezen is om het boetebedrag te verlagen met één vijfde,

rekening houdend met de termijn die verstreken is sedert de start van de bestuurlijke

boeteprocedure.”

Uit de aangehaalde passage blijkt dat de gewestelijke entiteit heeft voldaan aan haar

motiveringsverplichting, in de mate zij duidelijk aangeeft dat de boete omwille van het globale

tijdsverloop met één vijfde werd verminderd.

Het College merkt op dat het overschrijden van de redelijk geachte beslissingstermijn niet

automatisch leidt of moet leiden tot een boeteverlaging. De beoordeling van het gevolg hiervan

komt in eerste instantie aan de gewestelijke entiteit toe, die hierover oordeelt binnen haar

discretionaire bevoegdheid. Het College heeft terzake een marginaal toetsingsrecht, dat er op

neerkomt dat zij nagaat of de gewestelijke entiteit op dit punt haar beleidsruimte niet op kennelijk

onredelijke wijze heeft toegepast. De verzoekende partij voert in haar verzoekschrift overigens

geen schending aan van artikel 16.4.4 of 16.4.29 DABM.

Het middelonderdeel wordt verworpen.

2.

De verzoekende partij werpt in een tweede onderdeel op dat uit de bestreden beslissing niet blijkt

of en in welke mate het niet weerhouden van de oorspronkelijke tenlastelegging van de

grondwaterwinning zonder debietmeter effectief tot een lagere geldboete heeft geleid. Zij onderkent

hierin opnieuw een schending van de motiveringsverplichting.

Het College stelt opnieuw vast dat de verzoekende partij de ingeroepen schending van de

motiveringsverplichting louter afleidt uit de vergelijking tussen de oorspronkelijke (vernietigde)

beslissing en de herstelbeslissing en meent dat in de mate dat de bestreden beslissing niet

aangeeft in welke mate het vorig boetebedrag herleid werd omwille van het niet-weerhouden van

Page 25: Arrest - dbrc.be · Onze firma beschikt over identificatieformulieren. We betreuren dat onze chauffeurs dit mogelijks niet altijd invullen. We hebben vastgesteld dat ze minder belang

25

één van de oorspronkelijk weerhouden tenlasteleggingen effectief werd meegenomen in de

herstelbeslissing, de motiveringsplicht schendt.

De verzoekende partij verliest uit het oog dat de oorspronkelijke boetebeslissing door het arrest

van het College van 24 maart 2016 is vernietigd en aldus uit het rechtsverkeer is verdwenen. De

gewestelijke entiteit dient, om te voldoen aan haar motiveringsverplichting in het kader van het

middelonderdeel zoals ontwikkeld door de verzoekende partij, in de bestreden beslissing enkel

aan te geven welke tenlasteleggingen zij weerhoudt als milieumisdrijf en welke boete zij hiervoor

oplegt. De gewestelijke entiteit beschikt voor de begroting van de op te leggen boete over een

appreciatiebevoegdheid die het College slechts marginaal kan toetsen in het kader van het

decretaal toetsingsrecht. De verzoekende partij voert in haar verzoekschrift geen schending aan

van artikel 16.4.4 of 16.4.29 DABM. Het College zit evenmin ambtshalve een reden om de

beslissing op dat punt als kennelijk onredelijk te beschouwen.

Het middelonderdeel wordt verworpen.

Het middel, in haar geheel genomen, wordt verworpen.

BESLISSING VAN HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

1. Het College verwerpt het beroep.

2. De behandeling van het beroep heeft geen kosten met zich gebracht, zodat een beslissing over

de kosten van het geding zonder voorwerp is.

Dit arrest is uitgesproken te Brussel in openbare zitting van 12 september 2017 door de eerste

kamer samengesteld uit kamervoorzitter Marc VAN ASCH.

De toegevoegd griffier, De voorzitter van de eerste kamer,

Jorine LENDERS Marc VAN ASCH