Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
-
Upload
lars-corijn -
Category
Documents
-
view
220 -
download
0
Transcript of Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 1/47
ARTESIS/PLANTIJN HOGESCHOOL ANTWERPENKONINKLIJK CONSERVATORIUM ANTWERPENSPECIFIEKE LERARENOPLEIDING DRAMA, MUZIEK EN DANS
DIDACTIEK VAN HETARTISTIEKE LEREN
Auteurs: Linda Germeys / Jan Staes2013-2014
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 2/47
2
INHOUDALGEMENE DIDACTIEK
1. Kleine didactiek
1.1. Wat is didactiek?
1.2. De verschillende componenten van het didactisch proces
1.3. De belangrijkste relaties tussen de componenten
1.4. Maken van lesvoorbereidingen
2. Het onderwijs
2.1. De organisatie van het onderwijs in Vlaanderen
2.2. Het Deeltijds Kunstonderwijs
1. Grondslagen van het D.K.O.
3. De basiscompetenties van de leraar
3.1. Omschrijving van de begrippen beroepsprofiel en basiscompetenties
3.2. Opbouw en structuur van de beroepsprofielen en basiscompetenties
3.3. De basiscompetenties van de specifieke lerarenopleiding drama, muziek en dans
4. Doelstellingen
4.1. Omschrijving van de begrippen doelstellingen, eindtermen, ontwikkelingsdoelen,
competenties en learning outcomes
4.2.
Inventariseren van doelstellingen
4.3. Classificeren van doelstellingen
1. Classificatie naar ontwikkelingsdomein
2. Classificatie van algemeen naar concreet
4.4. Formuleren van doelstellingen
4.5. Expressieve of open doelstellingen
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 3/47
3
5. Beginsituatie
5.1. Omschrijving en analyse van het begrip beginsituatie
5.2. De beginsituatie van de leerling
1. Observeren
2. Geslacht en sociaal-economische achtergrond van de leerling
5.3. De beginsituatie van de leerkracht
1. Vooropleiding van de beginnende leerkracht
2. De praktijkschok
3. Leiderschapstijlen
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 4/47
4
1. KLEINE DIDACTIEK
In dit hoofdstuk leggen we de basis voor de cursus “Didactiek van het artistieke leren”. We
kunnen dit hoofdstuk beschouwen als de kapstok waarop de volgende hoofdstukken gebaseerd
zijn.
In de eerste plaats buigen we ons over de vraag wat het studiedomein van de didactiek inhoudt.
In het tweede deel wordt het didactisch model van Van Gelder voorgesteld; een didactisch
model waarin alle componenten van het didactisch handelen een plaats vinden. Het derde deel
behandelt de samenhang en de relaties tussen de verschillende componenten van het didactisch
model. Tenslotte presenteren we een model voor het maken van lesvoorbereidingen, dat
gebaseerd is op het didactisch model van Van Gelder.
1.1. Wat is didactiek?
1.2. De verschillende componenten van het didactisch proces
1.3. De belangrijkste relaties tussen de componenten
1.4. Maken van een lesvoorbereiding
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 5/47
5
1.1. WAT IS DIDACTIEK?
Wanneer we verschillende leerkrachten vragen wat ze van de didactiek verwachten, dan krijg je
vaak te horen: “didactiek maakt ons duidelijk HOE we moeten lesgeven of onderwijzen”.
Didactiek zou dus een soort praktijkleer zijn. Het zou een aantal principes en vuistregels
weergeven waarmee we rekening kunnen houden in het praktisch handelen in de klassituatie.
Als we deze opvatting hanteren, verengen we de didactiek tot een soort methodiek. In de
methodiek wordt enkel de hoe-vraag gesteld. Deze methodieken hebben wel hun waarde voor
de praktijk, maar de didactiek als wetenschap is veel ruimer.
Didactiek is meer dan het formuleren van enkele methodologische principes voor de
onderwijspraktijk.
Didactiek is de theorie inzake het leren van de leerling (leeractiviteiten) en het onderwijzen van
de leerkracht (onderwijsactiviteiten). De didactiek bestudeert het “onderwijsleerproces”.
De didactiek is de leer van de intentionele en systematische hulpbieding (door de leerkracht) bij
het leerproces van de leerlingen.
De didactiek doet een onderzoek naar alle componenten van het didactisch handelen en de
onderlinge relaties hiertussen. Op deze manier tracht ze bij te dragen tot de optimalisering van
het onderwijzen van de leerkracht en het leren van de leerling. Elk aspect van het
“onderwijsleerproces” is object van de didactiek.
Het didactisch handelen kunnen we omschrijven als het voorbereiden, uitvoeren en evalueren
van onderwijsleerprocessen. Dit is echter een vrij complexe aangelegenheid. Om de
wetenschappelijke studie van dit didactisch handelen en zijn verschillende componenten
systematisch te kunnen aanpakken, doen we beroep op zogenaamde didactische modellen.
In een didactisch model worden de essentiële componenten van het didactisch handelen
ondergebracht. Tevens worden de relaties tussen de verschillende componenten aangeduid.
Een didactisch model is een hulpmiddel, een denkkader om de complexe realiteit van het
onderwijsleergebeuren te onderzoeken.
Een belangrijk didactisch model is het model van Van Gelder. Dit wordt beschouwd als een
“volledig model”, d.w.z. dat alle belangrijke componenten er aan bod komen.
OPGEPAST! Een model is altijd een vereenvoudiging van de realiteit. Het is enkel een
hulpmiddel bij het onderzoek en de praktijk.
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 6/47
6
4 + 8
8 8
2
1
7
666
3
5 + 8
Maatschappij
Persoonlijkheids-
beeld
DOELSTELLINGEN
ONDERWIJSLEERSTRATEGIE
Groeperingsvormen
van leerkrachten en leerlingen
DidactischeLeerinhouden werkvormen
Media
Leerpro-
BEGINSITUATIE
ONDERWIJSLEERP
Onderwijzen doo
Leerkracht
Leren van de lee
MODEL VAN HET DIDACTISCH HANDELEN
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 7/47
1.2. DE VERSCHILLENDE COMPONENTEN VAN HET DIDACTISCH PROCES
1.2.1. BEPALEN EN FORMULEREN VAN DOELSTELLINGEN
Lesgeven doe je nooit zomaar. We hebben steeds een bepaald doel voor ogen. Het isbelangrijk dat doel op voorhand zo zuiver mogelijk te stellen.
Bij elke onderwijsactiviteit stellen we ons de vraag: wat wil ik dat mijn leerlingen bereiken na
verloop van deze les of lessenreeks?
• Wat wil ik dat ze kennen? (cognitieve dimensie)
Vb. De leerlingen kunnen de belangrijkste gegevens uit het leven van Vivaldi vertellen.
Vb. De leerlingen declameren het gedicht ‘het huwelijk’ van Willem Elsschot uit het
hoofd.
• Wat wil ik dat ze kunnen? Welke vaardigheden moeten ze verwerven? (psychomotorische
dimensie)
Vb. De leerlingen kunnen een pirouette uitvoeren.
• Welke attitudes, waarden, emoties wil ik dat mijn leerlingen zich eigen maken? (affectief-
sociaal-dynamische dimensie)
Vb. De leerlingen kunnen samen de canon “Row, row, row the boat” zingen.
Bij elke les die we geven moeten we doelstellingen formuleren. Doelen worden nooit
geformuleerd in termen van wat de leerkracht moet doen maar in termen van leerlingengedrag.
Het leren van de leerlingen staat immers centraal in ons onderwijs!
Zijn de doelen beperkt tot een les of een lessenreeks, dan spreken we van concrete doelen.
Deze doelen vermelden het gedrag dat je van de leerlingen verwacht in verband met een stukje
leerstof. In de doelstelling wordt een eindgedrag, een eindsituatie omschreven waar je met jeles naartoe werkt.
Doorheen elke les streven we echter ook algemene doelen na. Deze doelen hebben betrekking
op de persoonlijkheidsontwikkeling enerzijds en op de integratie in de maatschappij anderzijds.
Het meest algemene doel van het onderwijs is een optimale ontwikkeling van de
persoonlijkheid van de leerling, zodat hij in onze maatschappij zo gelukkig mogelijk kan
worden. De algemene doelen zijn gebaseerd op een mens- en maatschappijbeeld. De algemene
doelen drukken dus uit naar welke mens en welke maatschappij wij streven. Deze visies op
mens en maatschappij beïnvloeden ook de andere componenten van het didactisch handelen.
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 8/47
8
1.2.2. ONDERZOEKEN VAN DE DIDACTISCHE BEGINSITUATIE
Wanneer we de doelstellingen willen bereiken, moeten we eerst voldoende informatie
verzamelen over het vertrekpunt. Dit vertrekpunt noemen we de didactische beginsituatie. Een
grondige en brede verkenning van de beginsituatie van zowel de leerling, de leerkracht als de
school is een noodzakelijke voorwaarde om goed te onderwijzen.
We onderscheiden 2 soorten beginsituaties:
1. De algemene beginsituatie
hiertoe behoren de algemene kenmerken van
- de leerling(en): vb. leeftijd, niveau, motivatie, samenstelling en grootte van de
groep, aanleg, persoonlijkheid,…
- de leerkracht: vb. leeftijd, persoonlijkheid, genoten vooropleiding, ervaring, …
- de omgeving: aard van het lokaal, invloed van de directie, schoolwerkplan, …
die van belang zijn in het onderwijsleerproces.
2. De specifieke beginsituatie
Welke beginsituatie is nu specifiek voor deze les?
Vb. - de aanwezige voorkennis, vaardigheden, belangstelling van de leerlingen voor
dit lesonderwerp,…
- beschikbare tijd
- ervaring van de leerkracht met dit lesonderwerp
1.2.3. HET ONTWIKKELEN VAN DE ONDERWIJSLEERSITUATIES
(ONDERWIJSLEERSTRATEGIEËN)
Bij de lesvoorbereiding vragen we ons af hoe we van de beginsituatie komen tot de eindsituatie.
Dit verloopt via het uitwerken van onderwijsleersituaties. De leerkracht onderwijst om het
leren van de leerlingen te bevorderen.
De leerkracht moet een krachtige leeromgeving aanbieden.
1. Beïnvloeden van leerprocessen.
De taak van de leraar bestaat erin situaties te creëren waarin leerlingen zo goed mogelijkbeoogde leerresultaten bereiken. Deze leerresultaten kunnen bestaan uit nieuwe, gewijzigde of
zelfs afgeleerde gedragsmogelijkheden. Leerresultaten zijn steeds het gevolg van een
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 9/47
9
leerproces. Het leerproces slaat op het innerlijk proces dat leerlingen doormaken als zij leren.
De vraag is hier: hoe verloopt het leren bij de leerlingen wanneer zij bepaalde begrippen,
inzichten, vaardigheden en houdingen moeten verwerven?
Vb. Het kunnen bespelen van een instrument veronderstelt een ander leerproces dan het
kunnen oplossen van problemen.
In een lesvoorbereiding kan de leerkracht de leeractiviteiten opsommen. Onder leeractiviteit
verstaan we: “wat gaan we de leerlingen laten doen om het doel te bereiken?”. We zouden
kunnen zeggen dat de term leeractiviteit eerder de buitenkant aanduidt van wat wij als
leerkracht verwachten. De term leerproces verwijst dan eerder naar de binnenkant, naar
hetgeen zich als het ware in de leerlingen zelf afspeelt.
De Corte (1996) beschrijft de volgende kenmerken van leren:
1. Leren is een actief proces. Leren gaat uit van een actieve deelname van leerlingen
aan lessen. Het is niet de bedoeling dat leerlingen de leerinhoud zomaar aannemen.
Een krachtige leeromgeving geeft aan dat de leerlingen zelf de leerinhoud kunnen
structureren en synthetiseren. De leerling leert op een actieve manier; hij
onderzoekt de leerinhoud, selecteert zelf informatie, bouwt begrippen op, formuleert
besluiten, verzorgt een eigen en kritische mening, plant zijn leerproces, …
2. Leren is een constructief en cumulatief proces. Leerlingen verwerven nieuwe
kennis en laten die aansluiten bij hun eigen voorkennis. Recente leerinhoud bouwt
verder op aanwezige kennis. Het is van belang dat er voldoende voorkennis
aanwezig is om de nieuwe leerinhouden zinvol te verwerken.
3. Leren is zelfregulerend of zelfgestuurd. De leerling moet zijn eigen leerproces leren
beheren en bewaken. Hoe meer leerlingen hun eigen leren in handen nemen, hoe
minder ze afhankelijk zijn van externe sturing. Dit lukt misschien niet bij elke
leerling maar het is wel belangrijk om dit na te streven in het kader van het
levenslang leren.
4. Leren is doelgericht. Het is belangrijk dat leerlingen een duidelijk en voldoende
concreet beeld hebben van wat zij kunnen bereiken. Zo kunnen ze nagaan of hun
activiteiten resultaat opleveren in het licht van deze doelstellingen.
5. Leren is contextgebonden. Er moet voor de leerling een duidelijk verband zijn
tussen de realiteit waarin hij zich bevindt en datgene wat hij leert.
6. Leren gebeurt deels coöperatief. Leren is een interactieproces waarbij het
samenwerken van leerlingen bevorderd wordt. Leerlingen kunnen hun eigen
denkproces en inzicht toetsen aan dat van anderen. Dit samenwerken laat de
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 10/47
10
leerlingen nadenken over de eigen leerstijl (metacognitie), over mogelijke inzichten,
over de aanpak, enz.
De problematiek van de leerprocessen bij de leerling wordt vooral behandeld in de cursus
“Algemene Psychologie”.
.
2. Keuze en ordening van de leerinhoud, leerstof of oefenstof.
Dit is wat ik de leerlingen aanbied om de doelstellingen te bereiken. Welke begrippen, feiten,
inzichten, voorbeelden, oefeningen zal ik met de leerlingen behandelen? En waarom?
In de praktijk wordt de leerinhoud vaak bepaald door gewoonte, door de handleiding of het
handboek. Het gevaar dreigt dan dat de leerstof doel op zich wordt. Volgens de
wetenschappelijke didactiek moet de leerstof middel zijn om de vooropgezette doelen te
bereiken.
Zowel bij de keuze van de leerstof als bij het ordenen ervan is het leerplan een belangrijke hulp.
De problematiek van de leerinhouden wordt vooral behandeld in de cursussen “Vakdidactiek”.
3. Didactische werkvormen.
De centrale vraag is hier: wat ga ik als leerkracht doen om het doel te bereiken? Hoe ga ik
onderwijzen? Welke werkvormen ga ik kiezen?
Welke werkvormen de leerkracht gaat kiezen is afhankelijk van het beoogde doel en in het
bijzonder van de leerervaringen die men bij de leerlingen beoogt. Men kan bij een doelstelling
niet eender welke werkvorm kiezen. Sommige werkvormen zijn voor bepaalde doelen meer
geschikt.
Vb. Doceren is een werkvorm die geschikt is als leerlingen moeilijke leerstof moeten opnemen
en begrijpen. Doceren is echter uit den boze bij jongere kinderen die bepaalde
basisvaardigheden als danstechnieken onder de knie proberen te krijgen.
Specifieke werkvormen maken het onderwerp uit van de cursussen “Vakdidactiek”. In de
cursus “Algemene Didactiek” bestuderen we exemplarisch een paar voorbeelden van
didactische werkvormen die in verschillende cursussen van het D.K.O. voorkomen.
4. Keuze van de media
Onder media of didactisch materiaal verstaan we het geheel van onderwijs- en leermiddelen dat
gebruikt wordt om de doelen te realiseren. Deze middelen kunnen zijn: bord, handboek, TV,
DVD, CD, computer, foto, krant, tekst, tekeningen, schema’s, ….
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 11/47
11
Bij de keuze van de media stelt zich vooral de vraag: welk middel draagt best bij tot het
gestelde doel?
5. Groeperingsvormen van leerkrachten en leerlingen
Dit betreft de wijze waarop leerkracht en leerlingen zich groeperen.
Vb. klassikaal – individueel werken aan een opdracht – groepjes vormen naar niveau of
belangstelling ….
1.2.4. ONDERWIJSLEERPRAKTIJK OF LESREALISATIE
Na de voorbereiding komt de uitvoeringsfase. Dit duiden we aan met de term
onderwijsleerpraktijk. Wat in de voorgaande rubrieken (1 tot en met 3) gepland werd, moet
gerealiseerd worden. Er gebeurt een wisselwerking of interactie tussen het
onderwijzen/begeleiden van de leerkracht en het leren van de leerlingen.
De lesrealisatie valt niet noodzakelijk samen met de lesvoorbereiding. En een goede
lesvoorbereiding is een flinke ruggesteun maar nog geen goede les! Het moet nog waar
gemaakt worden in contact met de leerlingen.
Vb. Tijdens de les zal vlug blijken of de beginsituatie goed ingeschat werd. Als dit niet hetgeval is zal men zich tijdens de les zelf nog moeten aanpassen en bijvoorbeeld gemakkelijkere
oefeningen geven.
Tijdens de lesrealisatie zal de leerkracht moeten inspelen op reacties van de leerlingen.
1.2.5. EVALUATIE
Evalueren doet men op verschillende manieren.
Vooreerst zal men tijdens de les voortdurend moeten evalueren in de zin van nagaan of de
leerlingen de les vlot volgen (voortdurende evaluatiehouding).
Na de eigenlijke les zal men ook moeten nagaan of de leerlingen de doelstellingen bereikt
hebben en in welke mate. We gaan dus na of er goede leerresultaten bij de leerlingen
verworven zijn, of het gegeven onderwijs rendement opleverde op cognitief, affectief of
psychomotorisch vlak, afhankelijk van de nagestreefde doelstellingen. Dit noemen we
productevaluatie of rendementsevaluatie.
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 12/47
12
Tijdens en na de realisatie van de les krijgt de leerkracht ook informatie over de kwaliteit van
zijn/haar voorbereiding. De leerkracht kan zich vragen stellen bij de verschillende
componenten van het didactisch proces:
-
Heb ik mijn doelstellingen goed gekozen en geconcretiseerd?
- Heb ik de beginsituatie, voorkennis en motivatie van de leerlingen goed ingeschat?
- Was mijn werkvorm aangepast aan het leerdoel?
- Waren mijn opdrachten duidelijk geformuleerd?
- Heb ik gemikt op het vereiste leerproces?
- Heb ik de leerstof goed geanalyseerd?
-
Heb ik een goede evaluatievorm gekozen?
- …
Dit noemen we procesevaluatie of ook de zelfevaluatie van een les. De procesevaluatie is
noodzakelijk om het onderwijs/begeleiden van de leerkracht te verbeteren en om eventuele
tekorten bij de leerlingen te kunnen verklaren.
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 13/47
13
1.3. DE BELANGRIJKSTE RELATIES TUSSEN DE COMPONENTEN.
In dit deel beschrijven we de belangrijkste relaties tussen de componenten van het didactisch
model. De cijfers in dit deel kan je ook terugvinden in het model van het didactisch handelen.
De uitleg verwijst dus naar de cijfers in het didactisch model.
1. Het verband tussen de beginsituatie en de doelen. (wederzijdse relatie)
• Inzicht hebben in de beginsituatie is noodzakelijk om te kunnen bepalen welke doelen
mogelijk of noodzakelijk zijn. Vb. Het is niet mogelijk om schoolkinderen van ongeveer 8
jaar volledig inzicht bij te brengen in theorie of in emoties.
• Sommige doelen moeten als het ware nagestreefd worden, los van de beginsituatie van de
leerlingen. Deze doelen, afkomstig vanuit een bepaald maatschappij- of
persoonlijkheidsbeeld, worden door het onderwijs vooropgesteld, ongeacht de specifieke
kenmerken van de leerlingen en de leerkracht die deze doelstellingen moeten realiseren.
Vb. in het lessen Algemene Verbale Vaardigheden in het D.K.O. zullen de leerlingen leren
klinkers correct te vormen.
2. Het verband tussen de doelstellingen en de onderwijsleersituaties.
De onderwijsleersituaties moeten zo goed mogelijk in overeenstemming zijn met de beoogde
doelen. De onderwijsleersituaties moeten zo gekozen worden dat ze zo effectief mogelijk
bijdragen tot de realisatie van de doelen.
De doelstellingen van een les bepalen
• welke leerprocessen op gang gezet moeten worden,
• welke inhoud geselecteerd wordt,
• welke werkvormen, media en groeperingsvormen gekozen worden
Vb. Wil men de leerlingen leren samenwerken, dan zal de leerkracht moeten zoeken naar
aangepaste samenwerkingssituaties.
Vb. Gaat het om het automatiseren van bewegingen, dan zullen de werkvormen zodanig
moeten gekozen worden dat de leerling na de aanbieding, kans krijgt om te oefenen en te
herhalen.
3. Het verband tussen de beginsituatie en de onderwijsleersituaties.
Voor het bepalen van leeractiviteiten, leerinhouden, didactische werkvormen, media, enz.
moeten we rekening houden met de achtergrondgegevens van de leerlingen.
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 14/47
14
Vb. Wat kennen de leerlingen al in verband met de inhoud van de les?
Welke ervaringen hebben ze al gehad met groepswerk?
Met welke leerprocessen hebben de leerlingen de meeste moeite?
4. Het verband tussen doelstellingen en evaluatie (wederzijdse relatie)
• Om te controleren of de doelstellingen bereikt zijn, moet men evalueren. De doelstellingen
geven aan wat en hoe er moet geëvalueerd worden. Concrete doelstellingen moeten
geformuleerd worden in waarneembare leerlingengedragingen die kunnen geëvalueerd
worden. De productevaluatie bepaalt of en in hoeverre de doelstellingen bereikt zijn.
• Na de evaluatie kan de leerkracht beslissen over de doelstellingen die hij/zij voor een
volgende les of lessenreeks zal bepalen en formuleren. Indien de doelstellingen reeds
bereikt zijn, kunnen nieuwe doelstellingen aan bod komen. Indien de doelstellingen nog
niet voldoende bereikt zijn, moeten ze misschien aangepast worden of opnieuw aan bod
komen.
5. Het verband tussen evaluatie en beginsituatie (wederzijdse relatie)
• De manier waarop de evaluatie kan verlopen wordt medebepaald door de beginsituatie. Vb.
een kind van 8 jaar dient op een andere manier geëvalueerd te worden dan een jongere van
16 jaar.• Het verband is er anderzijds in de zin dat de evaluatie op het einde van een les of
lessenreeks informatie geeft over de beginsituatie van de volgende les of lessenreeks. Vb.
Na een les waarin de toonladder van fa groot ingeoefend wordt, kan de leerkracht in een
volgende les veronderstellen dat de leerlingen die toonladder kennen.
6. Verbanden binnen de onderwijsleersituatie
Het is van groot belang dat de verschillende componenten van de onderwijsleersituatie zo goed
mogelijk op elkaar afgestemd zijn.
Vb. Werken in groepen kan meer bij het verwerken van informatie
Doceren is meer aangewezen als de nieuwe begrippen moeilijk zijn
Er is een samenhang tussen werkvorm (hoe gaat de leerkracht de informatie aanbrengen?) en
leeractiviteit (wat gaan de leerlingen doen?). Vb. Als de leerkracht doceert, moeten de
leerlingen luisteren. Als de leerkracht een vraag stelt, moeten de leerlingen antwoorden. Als
de leerkracht demonstreert, moeten de leerlingen kijken, waarnemen, nabootsen.
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 15/47
15
7. Verband tussen de onderwijsleersituatie en de onderwijsleerpraktijk
De keuzes die men maakt in de onderwijsleersituatie of –strategie, bepalen de
onderwijsleerpraktijk. Concreet betekent dit dat de lesvoorbereiding de les zelf bepaalt. Dit
betekent niet dat de lesrealisatie noodzakelijk samenvalt met de lesvoorbereiding (zie ook
1.2.4.).
8. Verband tussen de voorbereiding en uitvoering van het didactisch proces enerzijds
en de evaluatie anderzijds.
Er is tenslotte nog een verband tussen de verschillende componenten van de voorbereiding en
uitvoering van het didactisch proces enerzijds en de evaluatie anderzijds, m.n. waar het gaat om
de procesevaluatie. In de procesevaluatie gaan we na hoe de verschillende stappen in hetonderwijsleerproces verlopen zijn. Dit betekent dat we niet alleen oog hebben voor de
doelstellingen, beginsituatie, onderwijsleersituatie en de onderwijsleerpraktijk maar ook voor
de productevaluatie, nl. met de vraag: “Heb ik een goede evaluatievorm gekozen?”. Merken
we nog op dat procesevaluatie niet alleen die componenten bekijkt maar ook oog heeft voor de
relaties tussen de componenten.
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 16/47
16
1.4. HET MAKEN VAN LESVOORBEREIDINGEN
ARTESIS HOGESCHOOL ANTWERPEN
Departement Koninklijk Conservatorium
Specifieke Lerarenopleiding
Zie ook het apart lesvoorbereidingsformulier
Naam : ................................................................................
Academiejaar : ....................................................................
Opleiding: ...........................................................................
Datum: .......................................................………………..
Academie/School: ...............................................................
Klasleraar: ………………………………………………….
Vak: ……………………………………………………….
Lesonderwerp : ......................................................................
Notitie in agenda: …………………………………………..
1. Beginsituatie
* Algemene kenmerken van de klasgroep: aantal leerlingen, niveau of leerjaar, leeftijd,
verhouding jongens – meisjes, enz.
* Relevante voorkennis: datgene waarop de les verder wordt opgebouwd; wat reeds bij de
leerlingen aanwezig is aan kennis en vaardigheden en waarop verder kan ingespeeld worden.
* Belevings- en ervaringswereld van de leerlingen: elementen aanwezig in hun leefwereld
die van belang zijn voor deze les.
* Motivering: dingen die hun aanspreken, bv. uit de vorige lessen, uit spontane
belangstelling.
* Voortaken: de leerlingen hebben vooraf een taak opgegeven gekregen.
2. Doelstellingen
Wat moeten de leerlingen kennen en kunnen na deze les?
Welke gedragsveranderingen moeten zich voordoen bij de leerlingen aan het einde van de les?
Deze gedragsveranderingen kunnen zich situeren op 3 niveaus van de persoonlijkheid, nl, het
cognitieve, het affectief-sociaal-dynamische en het psychomotorisch niveau.
Vermeld de concrete doelen in volgorde van belangrijkheid. De doelstellingen moeten steeds
in leerlingengedrag geformuleerd worden.
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 17/47
17
3. LesverloopVermeld in het lesverloop:
* nummer van de doelstellingen
* de benodigde tijd
* wat (lesfasen + leerinhoud)
* hoe (wat moeten de leerlingen doen? Wat doet de leraar? Welke materiaal? Welke
organisatie? Welke motiverende elementen?)
Nummer van de doelen
Noteer per lesfase welke doelen aan bod zullen komen. De nummers verwijzen naar de
genummerde doelen op bladzijde 1.
Tijd
Een tijdsaanduiding is nuttig om zich vooraf te bezinnen over de duur van de verschillende
fasen.
Wat?
Hier wordt een gestructureerd en beknopt overzicht gevraagd van de lesfasen en de
leerstofinhoud van de les.
Lesfasen
Voor de lessen kan, naargelang het onderwerp, gewerkt worden met de volgende fasen
1. Inleiding: aandacht trekken, belangstelling stimuleren, probleemstelling, opwarming,
reactiveren van vroegere leerinhouden.
2. Informatiefase: waarbij onder één of andere vorm (bv. gedicht of CD beluisteren,
demonstreren van een techniek) werkmateriaal wordt aangeboden; aanbrengen en ordenen
van informatie.
3. Eventueel aparte inzichtsfase (kan ook met fase 2 samenvallen): expliciteren van de
werkwijze of regel; schematiseren; synthetiseren; fixeren; controle van inzicht.
4. Toepassingsfase: oefenen, verwerken.
5. Slot, eventueel evaluatiefase: afronding; nagaan of de leerlingen de vooropgestelde
doelen bereikt hebben.
Let op de uiterlijke structuur en schikking van de lesfasen. De lesfasen moeten in de
lesvoorbereiding goed van elkaar gescheiden worden. Voorzie ook hoe de overgang tussen de
fasen gemaakt zal worden. Binnen de lesfasen noteer je de leerinhoud die je wil aanbrengen.
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 18/47
18
Leerinhoud: hierbij kan je de begrippen, kennis, oefeningen, tekst, gedicht, partituren, …
noteren die je als leerkracht wil aanbrengen in de les. Een doorlopende tekst is ongewenst.
Hoe?
Hoe zal je de leerinhoud aanbrengen?
B.v. doceren, stellen van vragen, werkwijze voor het aanleren van een lied en een dictee,
beluisteren van een CD,... .
+ Wat moeten de leerlingen doen? Dit is complementair aan de activiteiten van de leerkracht.
B.v. luisteren, opdracht uitvoeren, zingen of spelen, enz.
+ Welk materiaal zal in deze les gebruikt worden?
Probeer het didactisch materiaal zo aantrekkelijk mogelijk te maken. B.v. werken met
afbeeldingen, mooie schema's, versier de oefenbladen met een paar tekeningen,... .
Zorg voor degelijke opnames.
+ organisatie: hoe ga je de groepen indelen? Wanneer ga je het materiaal uitreiken? Hoe ga je
de ruimte benutten? …
+ motiverende elementen die je zal gebruiken om de aandacht van de leerlingen te wekken.
4.
EvaluatieHet betreft hier een zelfevaluatie die je maakt na afloop van de les:
- Wat kan ik beter/anders doen?
- Waaraan kan ik werken?
- Wat heb ik goed gedaan?
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 19/47
19
2. HET ONDERWIJS
2.1. DE ORGANISATIE VAN HET ONDERWIJS IN VLAANDERENZie aparte brochure: Onderwijs in Vlaanderen. Een brede kijk op het Vlaamse onderwijs-
landschap /2008.
In deze brochure vind je de belangrijkste gegevens van het onderwijs in Vlaanderen terug.
De brochure is momenteel uitgeput. Je kan de inhoud vinden op de website van Onderwijs
Vlaanderen, nl. www.ond.vlaanderen.be/publicaties/eDocs/pdf/117.pdf
2.2. HET DEELTIJDS KUNSTONDERWIJS
Gezien de meeste studenten later werkzaam zijn in het Deeltijds Kunstonderwijs besteden we
aandacht aan de grondslagen en structuur van het D.K.O..
Het eerste deel handelt over de grondslagen die het D.K.O. schragen. Het Deeltijds
Kunstonderwijs heeft vier studierichtingen: beeldende kunsten, muziek, woordkunst en dans.
We behandelen vooral de richtingen muziek, woordkunst en dans in het tweede deel gezien
deze 3 kunstvormen samengebracht zijn in de academies voor muziek, woord en dans.
Het D.K.O. is aanvullend onderwijs dat zich richt tot kinderen, jongeren en volwassenen die
zich op vrijwillige basis inschrijven en hiervoor een inschrijvingsgeld betalen. Elke
studierichting (beeldende kunsten, muziek, woordkunst en dans) heeft een eigen structuur met
graden en opties die wettelijk vastgelegd zijn.
Het D.K.O. wordt voornamelijk geregeld door het Vlaams decreet van 31 juli 1990.
Op dit ogenblik zijn er 89 stedelijke/gemeentelijke academies en 10 academies van hetgemeenschapsonderwijs die de studierichting muziek inrichten. Een groot aantal daarvan
organiseren de studierichting woordkunst en een kleine helft richt ook de studierichting dans in.
In de academies muziek, woord en dans volgden in 2009-2010 111.772 leerlingen les. In de
studierichting beeldende kunsten volgen 58.565 leerlingen les in 66 academies. Er zijn 4
kunstacademies waar de 4 studierichtingen worden aangeboden.
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 20/47
20
2.2.1. GRONDSLAGEN VAN HET D.K.O.
De doelstelling van het deeltijds kunstonderwijs is drievoudig en gradueel:
1. kunst ontdekken en leren begrijpen;
Voor de leerlingen biedt het deeltijds kunstonderwijs als geen ander de mogelijkheid tot
een kunstzinnige vorming. Het D.K.O. biedt zowel inzicht, ervaring en praxis op een
systematisch en pedagogisch verantwoorde wijze. Via het D.K.O. kan de overheid
derhalve kunst en cultuur op een fundamentele en systematische wijze ontsluiten voor
de bevolking. Het D.K.O. beoogt de kunstzinnige vorming van de mens en wil zo een
bijdrage leveren tot zijn totale persoonlijkheidsvorming.
2. kunst zelf leren beoefenen om als “amateur” op een volwaardige wijze de kunstvorm
die men verkiest te kunnen uitvoeren;Het D.K.O. is belangrijk als basis voor het niveau en de ontwikkeling van de
amateuristische kunstbeoefening in Vlaanderen. De koren, de orkesten, de fanfares, de
harmonies, de toneelgezelschappen, … kunnen slechts kwaliteitsvol werken indien hun
leden een degelijke artistieke vorming hebben genoten.
3. een passende voorbereiding te bieden om achteraf met succes het hoger kunstonderwijs
te kunnen volgen.
De structuur en de organisatie van het D.K.O. dienen dermate gedifferentieerd te zijn dat de
cursist, naargelang zijn aanleg, ambitie en motivatie deze doelstellingen afzonderlijk of
gezamenlijk kan realiseren. Het is vooral belangrijk dat de dubbele dimensie, namelijk de
opleiding tot amateur of de preprofessionele opleiding steeds aanwezig is. Indien het D.K.O.
enkel de preprofessionele dimensie zou realiseren, zou dit onderwijs vervallen in eenzijdigheid
en elitarisme. Ondanks de hoge kwaliteit die dan zou kunnen bereikt worden, zou dit onderwijs
falen in zijn brede maatschappelijke opdracht, met name de basis leggen voor en een
ondersteuning zijn van de amateuristische kunstbeoefening in Vlaanderen. Het deeltijds
kunstonderwijs dient dus zowel open te staan voor de talentrijke en artistiek ambitieuze leerling
als voor de minder begaafde leerling of voor de leerling die om allerhande redenen zich minder
exclusief op de kunst wil toeleggen.
Volwaardig onderwijs
Het D.K.O. is een aanvulling op het voltijds dagonderwijs dat al dan niet simultaan kan
gevolgd worden. Toch is het deeltijds kunstonderwijs geen vrijblijvende vrijetijdsbesteding
maar volwaardig onderwijs. Er worden duidelijke leerdoelen vooropgesteld die op een
systematische wijze met de leerling worden nagestreefd en waarvan de realisatie objectief
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 21/47
21
wordt geëvalueerd. Dit veronderstelt dat men ook in het D.K.O. de doelstellingen van de
verschillende opties vastlegt en uitmaakt welke vakken binnen dergelijke opties minimaal
noodzakelijk zijn. Vakken kunnen derhalve niet vrijblijvend gevolgd of weggelaten worden.
Voor de vakken dienen er minimumleerplannen te worden opgesteld, zodat de leerling
gewaarborgd kan rekenen op een bepaalde opleiding. Tevens moet zowel intern als extern de
kwaliteitsbewaking verzorgd worden. Ook aan de inhoudelijke en pedagogische vorming van
de leraars dienen dermate hoge eigen eisen gesteld dat de kwaliteit van de opleiding is
gewaarborgd.
Specifiek voor het D.K.O. is dat de kwaliteit van het onderwijs gecontroleerd wordt via een
eigen examensysteem met de aanwezigheid van externe juryleden en via het publiek karakter
van de examens. Hierdoor wordt de subjectiviteit die inherent is aan het D.K.O. onder controle
gebracht.
Als belangrijke bron van tewerkstelling biedt het D.K.O. tevens bestaanszekerheid aan de
kunstenaar en is als dusdanig een belangrijk instrument van cultuurbeleid.
Het deeltijds kunstonderwijs heeft vier studierichtingen: beeldende kunst, muziek, woordkunst
en dans.
Studierichting: het geheel van opties betreffende één van de expressievormen beeldende
kunst, muziek, woordkunst of dans.
Het onderwijs is ingedeeld in vier graden: de lagere, middelbare, hogere en specialisatiegraad.
Graad: geheel van leerjaren, tijdens dewelke een bepaald opleidingsniveau dient
bereikt te worden en dat wordt afgesloten met een getuigschrift of een
oriënteringsattest.
1. De lagere graad is wat de aangeboden vorming betreft complementair aan het
basisonderwijs. Dat betekent niet dat zij alleen door kinderen uit het basisonderwijs kan
gevolgd worden. In de studierichtingen muziek en dans is de aangeboden vorming zo
onontbeerlijk voor de studie van de muziek en de dans, dat zij in elk geval dient gevolgd
te worden, ook al begint de leerling de studie op latere leeftijd. Voor oudere leerlingen
wordt het onderwijs in afzonderlijke klassen ingericht.
Doel van de lagere graad: een eerste initiatie in de artistieke vorming geven + een basis
aanreiken om zich te oriënteren naar verdere artistieke studies.
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 22/47
22
2. De middelbare graad is complementair aan het secundair onderwijs, wat ook hier niet
betekent dat zij alleen door leerlingen uit het secundair onderwijs kan gevolgd worden.
De middelbare graad vormt een essentiële schakel in de opleiding binnen elke
studierichting en dient dus steeds gevolgd te worden, ongeacht de leeftijd waarop de
leerling het onderwijs aanvangt. Om pedagogische redenen zijn er in de woordkunst en
in de dans afzonderlijke secties voor volwassenen en voor jongeren.
Sectie: het geheel van leerjaren van een studierichting, enkel toegankelijk voor
jongeren of voor volwassen leerlingen.
Doel van de middelbare graad: een stevige theoretische en/of praktische vorming
verwerven voor ofwel:
• Een doorgedreven studie in de hogere graad
• Actieve deelname aan het kunstleven op een dusdanig niveau dat de leerling in staat
is solistisch op te treden of zich in te schakelen in een groter geheel. Zijn repertoire
is echter nog beperkt.
• Deelname aan het artistiek leven als geschoold luisteraar of toeschouwer.
3. De hogere graad is eveneens complementair aan het secundair onderwijs, behalve voor
de studierichting beeldende kunst (toegankelijk vanaf 18 jaar). Doelen van de hogere
graad zijn ofwel:
• Voorbereiding op het hoger kunstonderwijs
• Het verwerven van een artistieke onafhankelijkheid die toelaat autonoom solistisch
op te treden of zich in een groepsverband in te schakelen en zelfstandig zijn
repertoire uit te breiden
• Deelname aan het artistiek leven als grondig geschoolde luisteraar of toeschouwer.
4. De specialisatiegraad wordt vooralsnog alleen in de studierichting beeldende kunst
ingericht. Hier wordt de opleiding van de hogere graad verder uitgediept.
Traditiegetrouw functioneren de academies beeldende kunsten als aparte instellingen. De
studierichtingen muziek, woordkunst en dans worden samen georganiseerd in de vroegere
muziekacademies, nu “academies voor muziek, woord en dans” genoemd.
We zullen de aandacht vooral op deze 3 studierichtingen leggen.
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 23/47
23
3. DE BASISCOMPETENTIES VAN DE LERAAR
Ons opleidingsinstituut baseert zijn opleidingsprogramma’s op de basiscompetenties voor
leraren die op hun beurt zijn afgeleid van de beroepsprofielen.
3.1. OMSCHRIJVING VAN DE BEGRIPPEN BEROEPSPROFIEL ENBASISCOMPETENTIES
Het beroepsprofiel van de leraar is de omschrijving van de kennis, vaardigheden en attitudes
van de leraar bij zijn beroepsuitoefening.
Het beroepsprofiel geeft m.a.w. de kern weer van het beroep en omschrijft de beroeps-activiteiten, zoals die plaatsvinden in de praktijk van de ervaren beroepsbeoefenaar.
De basiscompetenties zijn de omschrijving van de kennis, vaardigheden en attitudes, waarover
iedere afgestudeerde moet beschikken om op een volwaardige manier als BEGINNENDE
leraar te kunnen fungeren. Deze basiscompetenties moeten dus behaald worden op het einde
van de lerarenopleiding.
De basiscompetenties stellen de leraar in staat om door te groeien naar het beroepsprofiel. De
basiscompetenties worden rechtstreeks afgeleid van het beroepsprofiel.
3.2. OPBOUW EN STRUCTUUR VAN BEROEPSPROFIELEN ENBASISCOMPETENTIES
Om een beroepsprofiel op te stellen dient men te achterhalen wat een ervaren leraar doet en wat
hij zal moeten doen in het licht van nieuwe ontwikkelingen en vereisten. Om
basiscompetenties voor de beginnende leraar te formuleren, zal een selectie uit het
beroepsprofiel moeten worden gemaakt om te bepalen over welke startcompetenties een
beginnende leraar moet beschikken.
In beide gevallen dient men te beschikken over een inventaris van vaardigheden, waaruit men
de relevante vaardigheden moet selecteren en ordenen. Na de selectie van relevante
vaardigheden, gaat men op zoek naar de kennis en houdingen waarover een leraar moet
beschikken om de vaardigheden te kunnen uitvoeren.
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 24/47
24
Omwille van de overzichtelijkheid en de functionaliteit dienen de vaardigheden te worden
geordend en geclusterd.
De vaardigheden verdelen we daarom in drie grote clusters die de drie niveaus aangeven
waarop de leraar verantwoordelijkheden heeft:
- verantwoordelijkheid t.a.v. de lerende;
- verantwoordelijkheid t.a.v. de school en de onderwijsgemeenschap
- verantwoordelijkheid t.a.v. de maatschappij
Deze verantwoordelijkheden worden verder gespecificeerd in functionele gehelen. Dit zijn
algemene beschrijvingen van wat deze verantwoordelijkheden voor de leraar inhouden. Ze
duiden algemeen geformuleerde hoofdkenmerken van het beroep aan.
We onderscheiden 10 functionele gehelen binnen de 3 verantwoordelijkheden:
Verantwoordelijkheid t.a.v. de lerende
1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen
2. De leraar als opvoeder
3. De leraar als inhoudelijke expert
4. De leraar als organisator
5. De leraar als innovator/ onderzoeker
Verantwoordelijkheid t.a.v. de school/ de onderwijsgemeenschap
6. De leraar als partner van de ouders/verzorgers
7. De leraar als lid van een schoolteam
8. De leraar als partner van externen
9. De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap
Verantwoordelijkheid t.a.v. de maatschappij
10. De leraar als cultuurparticipant
Binnen elk functioneel geheel worden dan verscheidene vaardigheden en ondersteunende
kennis geformuleerd. Naast de functionele gehelen onderscheiden we nog de attitudes. Dit zijn
attitudes die gelden voor alle functionele gehelen.
Meer uitleg over de verschillende functionele gehelen en attitudes vind je terug op blackboard
in het document ‘Brochure basiscompetenties’.
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 25/47
25
3.3. DE BASISCOMPETENTIES VAN DE SPECIFIEKE LERARENOPLEIDING
DRAMA, MUZIEK EN DANS
De basiscompetenties van de specifieke lerarenopleiding muziek, dans en drama zijn gebaseerd
op de basiscompetenties van de leraar secundair onderwijs groep 1. De basiscompetenties zijn
specifiek uitgewerkt per opleiding. Op blackboard vinden jullie de basiscompetenties terug
zoals die specifiek vermeld zijn per opleiding en goedgekeurd door de departementsraad van
het Koninklijk Conservatorium.
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 26/47
26
4. DOELSTELLINGEN
In het eerste deel omschrijven we eerst de begrippen doelstellingen, eindtermen,
ontwikkelingsdoelen, competenties en learning outcomes. Vervolgens buigen we ons over het
meest essentieel probleem van doelstellingen, nl. het inventariseren van de doelstellingen.
4.1. OMSCHRIJVING VAN DE BEGRIPPEN DOELSTELLINGEN, EINDTERMEN,
ONTWIKKELINGSDOELEN, COMPETENTIES EN LEARNING OUTCOMES
Het onderwijs is steeds een intentionele activiteit, d.w.z. het onderwijs wordt georganiseerd
met het oog op het verwezenlijken van bepaalde doelstellingen bij de leerlingen.
Onder doelstellingen verstaan we dan “waardevol en wenselijk geachte veranderingen in de
gedragsmogelijkheden van de leerlingen die hoofdzakelijk het resultaat zijn van het onderwijs
in de school”. Met verandering wordt zowel het verwerven van nieuwe als het wijzigen van al
bestaande gedragsmogelijkheden bedoeld.
Naast de term doelstellingen worden vandaag ook verschillende gelijkaardige termen gebruikt.
Vaak zijn deze termen moeilijk te onderscheiden van het begrip doelstelling. Omdat ze echter
regelmatig opduiken in het onderwijsveld, zetten we ze hier even op een rijtje.
Onder eindtermen verstaan we “de minimumdoelen op het vlak van kennis, inzicht,
vaardigheden en attitudes die de onderwijsoverheid als noodzakelijk en bereikbaar acht voor
een bepaalde leerlingenpopulatie”. Eindtermen kunnen per vak (bv. voor aardrijkskunde in de
eerste graad secundair onderwijs) en vakoverschrijdend (bv. sociale vaardigheden)
geformuleerd worden. Eindtermen zijn bepaald voor het gewoon lager onderwijs en het
gewoon secundair onderwijs (per graad).
Onder ontwikkelingsdoelen verstaan we “de minimumdoelen op het vlak van kennis, inzicht,
vaardigheden en attitudes die de onderwijsoverheid wenselijk acht voor een bepaalde
leerlingenpopulatie”. Er zijn ontwikkelingsdoelen bepaald voor het kleuteronderwijs, het
buitengewoon lager en secundair onderwijs, en de eerste graad gewoon secundair onderwijs B-
stroom.
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 27/47
27
De term competenties is afkomstig uit de beroepswereld. Momenteel wordt het begrip in de
onderwijswereld vooral gebruikt in het hoger onderwijs en bedoelt men hiermee “het geheel
van kennis, vaardigheden en attitudes die een student op het einde van een opleiding (bachelor
– master) moet verworven hebben”. Competenties worden bepaald per studiegebied.
Competentiegericht onderwijs betekent dat het onderwijs moet starten vanuit het bepalen van
de kennis, vaardigheden en attitudes waarover de afgestudeerde moet beschikken om te
kunnen functioneren in de beroepswereld. Vervolgens wordt op basis hiervan een curriculum
ontwikkeld.
Sinds 2006 spreekt men op Europees gebied ook over de learning outcomes (leerresultaten).
Men wil in Europa de competenties per studiegebied internationaal kunnen vergelijken,
vandaar dat men in de toekomst per land en per studiegebied learning outcomes zal moeten
formuleren. Learning outcomes beschrijven de competenties, dus ook de kennis, vaardigheden
en attitudes die een student moet bereiken op het einde van een studie, b.v. geneeskunde,
muziek, dans, …. Deze learning outcomes moeten gerelateerd worden binnen een
internationaal erkend raamwerk, het EQF (European Qualifications Framework) zodat
duidelijk wordt binnen Europa over welke competenties een afgestudeerde binnen een bepaald
land beschikt. B.v. over welke kennis, vaardigheden en attitudes beschikt een danser in
België, Duitsland, enz.
4.2. INVENTARISEREN VAN DOELSTELLINGEN
Met het inventariseren staan we voor het meest essentiële probleem van het
doelstellingenvraagstuk, nl. het bepalen, verzamelen en verantwoorden van de doelen.
Vanwaar komen nu de na te streven doelstellingen voor de kunstopleidingen?
Niet alleen binnen maar ook buiten onderwijskringen leven verwachtingen over wat er in de
kunstopleidingen dient te gebeuren. Verschillende drukkingsgroepen trachten hun stempel
door te drukken op de doelstellingen van het kunstonderwijs. Onderwijsdoelen staan niet los
van de samenleving maar worden door de evolutie in de samenleving medebepaald.
Welke verwachtingen heeft de maatschappij t.o.v. kunst en kunstonderwijs?
Kunst zou volgens de samenleving, moeten bijdragen tot:
• De esthetische ontwikkeling: o.a. door het beleven en waarderen van muziek, dans, drama
en beeldende kunsten
• De affectieve ontwikkeling: expressie van gevoelens en gedachten, beheersen van
gevoelens
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 28/47
28
• De sociale ontwikkeling: samen musiceren, dansen, acteren, …
• De dynamische ontwikkeling: leren door te zetten, leren zich te concentreren
• De cognitieve ontwikkeling: inzicht in kunst, creativiteit, ontwikkelen van het voorstel-
lingsvermogen en fantasie• De motorische ontwikkeling: dansen, zingen, het bespelen van een instrument, ontwikkelen
van handvaardigheid en motoriek.
Kunstopvoeding moet niet alleen bijdragen tot deelaspecten in de ontwikkeling maar een
harmonieuze ontplooiing van de persoonlijkheid voor ogen houden.
Een leerkracht zal doelstellingen moeten bepalen voor de leerlingen waaraan hij/zij lesgeeft.
Hij of zij kan zich hierbij beroepen op de eindtermen en de ontwikkelingsdoelen (voor het
lager en secundair onderwijs) of op het leerplan, dat in feite een weerspiegeling is van de
verwachtingen van de samenleving voor een bepaalde discipline. Een leerplan bevat naast de
doelen, ook de inhoud en evaluatievormen voor een bepaald vak.
Ontwikkelingsdoelen en eindtermen voor kunstvakken kan je terugvinden op de website van
Onderwijs Vlaanderen, www.ond.vlaanderen.be, onder de rubriek ‘werken’ en vervolgens
onder ‘ondersteuning en ontwikkeling’.
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 29/47
29
4.3. CLASSIFICEREN VAN DOELSTELLINGEN
4.3.1 CLASSIFICATIE NAAR ONTWIKKELINGSDOMEIN
We kunnen drie terreinen onderscheiden waarin doelstellingen gesitueerd worden.
SOCIAAL-AFFECTIEF-DYNAMISCHE doelstellingen
COGNITIEVE doelstellingen
PSYCHOMOTORISCHE doelstellingen.
We herkennen hierin de drie domeinen van de persoonlijkheid.
In het onderwijs wensen we aan persoonlijkheidsvorming te doen. Dan is het belangrijk dat we
de vorming van de ganse persoonlijkheid nastreven en ons niet beperken tot het intellectuele
gebied.
Daarom is het noodzakelijk het didactisch handelen te plannen in functie van een
persoonlijkheidsbeeld.
1. Het cognitieve domein
omvat die aspecten van de persoonlijkheid die te maken hebben met kennis, geheugen,
begrijpen, toepassen, creatief en kritische denken.
2. Het sociaal-affectief-dynamische domeinDit domein omvat alle aspecten van de persoonlijkheid die verwijzen naar de dynamieken,
de drijfkrachten die ons gedrag in een bepaalde richting sturen. Dit dynamisch-affectieve is
de motor van ons gedrag.
Enkele verschijningsvormen van het dynamisch-affectief aspect in ons gedrag zijn:
belangstelling, interesse, ingesteldheid, houding, attitude, behoefte, streving, neiging,
verlangen, motief, wil,…
Ook gevoelens verwijzen rechtstreeks naar dynamismen. Gevoelens of affecten zijn immershet rechtstreeks gevolg van het al of niet vervuld worden van een dynamisme. Een
verlangen dat vervuld wordt, resulteert in een of ander gevoel van welbehagen. Een
verlangen dat niet vervuld wordt, resulteert in een of ander vorm van onbehagen. De
gevoelens zijn eigenlijk de spiegel van de dynamismen. Een dynamisme bestaat niet zonder
gevoel en een gevoel bestaat niet zonder dynamisme.
Verder rekenen we ook het ‘sociale’ tot dit domein. Leerlingen moeten immers leren
samenwerken en zich aanpassen aan de regels in onze samenleving.
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 30/47
30
3. Het psychomotorische domein
Deze doelen hebben betrekking op de beheersing van zintuiglijke, motorische en
lichamelijke vaardigheden zoals de ontwikkeling van de fijne motoriek, een goede
spiertonus, een correcte uitspraak, aangepaste bewegingen en het juist hanteren van
materiaal en instrumenten.
We spreken van PSYCHOmotorische doelstellingen omdat de meeste lichamelijke functies
tegelijkertijd een psychische component hebben.
Bv. de visuele waarneming. Zien is een lichamelijke functie maar het is echter ook een
psychische functie. We zien niet een vage vlek maar allerlei van mekaar te onderscheiden
zaken (bv. mensen, dieren). Welnu, dat "structureren" is een psychisch proces; het speelt
zich af in het bewustzijn.
Deze 3 domeinen moeten harmonisch ontwikkeld zijn en op een aangepaste manier op elkaar
inwerken om te spreken van een goed functionerende en gevormde persoonlijkheid.
Dikwijls wordt er bezwaar gemaakt tegen de indeling van de persoonlijkheid in 3 domeinen; ze
zouden te sterk met elkaar verweven zijn.
Nemen we als voorbeeld het opzeggen van een gedicht.
- tekst memoriseren = cognitief
- gevoelens uitdrukken = affectief
- gepaste mimiek en gebaren gebruiken, correcte klanken uitspreken = psychomotorisch.
Een doelstelling wordt cognitief, motorisch of affectief genoemd als ze in hoofdzaak 1 van de 3
tendensen vertoont.
4.3.2. CLASSIFICATIE VAN ALGEMEEN NAAR CONCREET
We stellen vast dat doelstellingen in te delen zijn in twee soorten.
A. Algemene doelstellingen
Dit zijn vrij theoretische, abstracte uitspraken of omschrijvingen van de eigenschappen of
gedragsvormen die onderwijs bij de leerlingen dient na te streven.
Voorbeelden : De leerlingen verwerven algemene kennis over cultuur en wetenschap
De leerlingen ontwikkelen hun verbeelding
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 31/47
31
B. Concrete doelstellingen
Omdat algemene doelstellingen een vaag karakter hebben is er nood aan meer concrete
doelen. Met concretisering wordt bedoeld dat doelstellingen moeten expliciteren wat de
leerling moet kunnen doen of welke gedragsvormen de leerling moet beheersen. Dit zijn
doelstellingen met een lage abstractiegraad.
Voorbeelden: De leerlingen leggen het verschil tussen het Classicisme en de Romantiek
in de muziek uit.
De leerlingen verzinnen een verhaal over een dansend kuikentje
Waarom formuleren we algemene doelstellingen als ze toch niet op éénduidige wijze kunnen
overbrengen wat bedoeld wordt?
Een systematische lijst van algemene doelstellingen is belangrijk en noodzakelijk als
referentiekader voor de planning van het didactisch proces. Een onmiddellijke uitwerking van
de planning in concrete doelen is onpraktisch omdat we dan geen criteria hebben om uit de
veelheid van mogelijke concrete doelstellingen prioriteiten te bepalen.
Voor een opleiding of een jaar bepalen we dus eerder algemene doelen – voor een les of een
lesonderdeel formuleren we concrete doelen.
Tussen algemene en concrete doelstellingen in bevinden zich eerder intermediaire
doelstellingen die minder algemeen maar toch nog niet zo concreet zijn.
Voorbeelden: De leerlingen leren muziek lezen
De leerlingen beheersen moderne danstechnieken
We kunnen eerder spreken van een continuüm tussen enerzijds zeer algemene en anderzijds
zeer concrete doelstellingen.
4.4. FORMULEREN VAN CONCRETE DOELSTELLINGEN.
We gaan uit van de volgende 4 doelstellingen:
1. De leerlingen moeten een muziekstuk kunnen decoderen.
2. De leerkracht zal de decodeermethode aanleren.
3. Het decoderen van een muziekstuk moet beheerst worden.
4. De leerlingen moeten een opgegeven melodische trefoefening kunnen lezen en zingen.
De 4 doelstellingen zijn anders geformuleerd.
1. algemeen in leerlingengedrag
2. in termen van leerkrachtengedrag
3. in termen van activiteit
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 32/47
32
4. in termen van concreet leerlingengedrag.
De vierde doelstelling is te verkiezen omdat daarin wordt gesteld wat de leerling moet
doen; het gaat om de vorming van de leerling, niet die van de leerkracht.
Een doelstelling wordt geformuleerd in termen van leerlingengedrag.
We bekijken dit leerlingengedrag even nader.
1. De leerlingen kunnen een muziekstuk decoderen.
2. De leerlingen zingen een onbekend lied vanuit de partituur.
Beide doelstellingen zijn in termen van leerlingengedrag opgesteld. Toch is 2 duidelijker
dan 1. Waarom?
De eerste doelstelling duidt niet de verwachte gedraging van de leerling aan met een
werkwoord dat vrij éénduidig interpreteerbaar is. Om de verwachte gedraging van de
leerling correct aan te geven is het noodzakelijk in de formulering een werkwoord te
gebruiken dat éénduidig uitdrukt welke observeerbare of waarneembare activiteiten de
leerling kan uitvoeren wanneer hij/zij de doelstelling bereikt heeft.
We moeten dus werkwoorden gebruiken die een onmiddellijk waarneembaar gedrag
aanduiden. Deze doelstellingen noemen we operationeel.
Eerste criterium:
Een doelstelling formuleren we in termen van leerlingengedrag, waarbij we een werkwoord
gebruiken dat een onmiddellijk waarneembaar gedrag aanduidt.
2. Om te komen tot een tweede criterium gaan we uit van de volgende doelstelling:
‘de leerlingen kunnen een aantal auteurs opsommen’.
We hebben een operationele doelstelling (observeerbaar gedrag) maar de doelstelling
voldoet niet omdat we te weinig informatie hebben over de inhoud waarop dit gedrag moet
kunnen worden toegepast.
We weten m.a.w. niet wat in de beschrijving moet voorkomen;
- hoeveel auteurs?
- welke?
Verbetering : De leerlingen kunnen de auteurs die een belangrijke rol gespeeld hebben in
de Vlaamse literatuur tussen de 2 wereldoorlogen opsommen.
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 33/47
33
Tweede criterium:
De inhoud dient zo nauwkeurig en ondubbelzinnig mogelijk geformuleerd te worden.
Deze 2 criteria gelden voor alle doelstellingen.
3. Er zijn echter nog 2 bijkomende formuleringscriteria.
1. Indien mogelijk geven we in de formulering van een doelstelling een omschrijving
geven van de voorwaarden waaronder de leerlingen het gedrag kunnen stellen.
- het middel waarmee: bv. met slaginstrumenten
- de manier waarop: bv. in groep
- de omstandigheden waaronder: bv. nadat de leerkracht de dans gedemonstreerd heeft
2. Indien mogelijk en nodig geven we ook een omschrijving van de minimumprestatie die
nog als succesvol kan worden aanvaard.
Bv. De lln kunnen minstens 3 Zuid-Amerikaanse dansen opnoemen.
- de tijd: gedurende minstens 10 minuten
- inhoud: in minstens 100 woorden
- aantal leerlingen: minstens de helft van de groep.
In de dagelijkse lespraktijk is het niet mogelijk met al die criteria rekening te houden. Dat is
ook niet de bedoeling. Het komt er wel op aan dat men zich als leerkracht bezint op wat men
doet!
CONCLUSIE :
Een concrete doelstelling is een zeer nauwkeurige en ondubbelzinnige omschrijving van het
GEDRAG dat de leerling moet uitvoeren a.d.h.v. een bepaalde INHOUD
- uiterlijk waarneembaar door de leerkracht
- zo concreet mogelijk geformuleerd
- uitgevoerd door de leerlingen
- éénduidig interpreteerbaar
met zo mogelijk de omstandigheden en minimumprestaties vermeld.
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 34/47
34
4.5. EXPRESSIEVE OF OPEN DOELSTELLINGEN
Vanuit de artistieke hoek is er kritiek gekomen op de visie op doelstellingen die in punt 4.4
beschreven is. De tegenstanders noemen deze doelstellingen "gesloten doelstellingen". Zij
wijzen er terecht op dat het accent bij de gesloten doelstellingen ligt op het eindproduct, terwijl
men te weinig aandacht heeft voor het proces.
Een aantal bezwaren tegen gesloten doelstellingen werden door EISNER beschreven in zijn
boek “The Educational Imagination”.
1. Alle doelstellingen operationaliseren is onmogelijk.
B.v. Het is moeilijk om doelstellingen als kritisch denken, zin voor schoonheid, enz. te
operationaliseren.Nochtans kunnen deze doelstellingen zeer belangrijk zijn. Vermits alleen de operationele
doelstellingen getoetst worden, zullen een aantal, nochtans betekenisvolle doelstellingen
niet getoetst worden.
2. Eenvoudige doelstellingen lenen zich gemakkelijker tot operationalisering dan complexere.
Hogere affectieve, cognitieve en motorische processen kunnen dan ook weinig of niet
geoperationaliseerd worden.
B.v. een voordracht houden; een kunstwerk beoordelen.
3. De begeleiding vanwege de leerkracht is productgericht i.p.v. procesgericht. Daardoor gaan
waarden als creativiteit, eigen beleving van de leerling, verloren.
4. Men verwacht dat alle leerlingen dezelfde doelstellingen nastreven en bereiken. Dit gebeurt
niet zo in de realiteit. Eenzelfde activiteit kan bij verschillende leerlingen verschillende
processen losweken en verschillende resultaten tot gevolg hebben.
B.v. beluisteren van een sonate of kijken naar een dans- of toneelvoorstelling.
5. Bij gesloten doelstellingen ligt het hele onderwijsleerproces al vast.
Gesloten doelstellingen moeten dus aangevuld worden met een type van doelstellingen,
waarvoor EISNER de bouwstenen levert. Hij spreekt van "expressive objectives" of, vrij
vertaald, van "open doelstellingen".
Een expressieve of open doelstelling beschrijft niet een ondubbelzinnig eindgedrag, maar wel
een ontmoeting, een situatie, een probleem of zelfs een taak die de leerling te realiseren of op te
lossen heeft. Het resultaat dat de leerling bereikt, wordt niet vastgelegd en mag dus van
leerling tot leerling verschillen.
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 35/47
35
B.v. De leerlingen improviseren een act rond ‘zich vergissen’
De leerlingen interpreteren het volkslied "Vier weverkes".
De leerlingen zoeken naar een eigen choreografie op een muziekwerk van John Cage.
De leerkracht zal bij dergelijke doelstellingen geen normen mogen vooropstellen, alhoewel een
evaluatie achteraf wel zinvol is. Dit is dan vooral een kwalitatieve evaluatie.
Waarde van deze open doelstellingen.
1. Het individueel ontwikkelingsproces van elke leerling kan aan bod komen zonder dat men
aan bepaalde normen moet voldoen.
2. Open doelstellingen staan centraal bij belevings- en expressieactiviteiten.
3. Men komt tegemoet aan het bezwaar dat het operationaliseren van de eindgedragingen
alleen leidt tot het evalueren en vormen van producten. Men zal nu nadruk leggen op de
processen, die omwille van de activiteit zelf - onafhankelijk van het resultaat - waardevol
zijn.
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 36/47
36
5. BEGINSITUATIE
In het eerste deel trachten we het begrip beginsituatie te omschrijven en analyseren.
We zullen in het tweede deel de aandacht vooral vestigen op de beginsituatie van de leerlingen.
We onderstrepen eerst het belang van het observeren door de leerkracht om de beginsituatie
van de leerling zo nauwkeurig mogelijk te bepalen. Het tweede deel handelt exemplarisch over
de invloed van het geslacht en de sociaal-economische achtergrond van de leerling op zijn
leerprestaties. In het derde en laatste deel beschrijven we de beginsituatie van de leerkracht.
5.1. OMSCHRIJVING EN ANALYSE VAN HET BEGRIP BEGINSITUATIE
In het onderwijs dat we organiseren met het oog op het realiseren van welbepaalde
doelstellingen bij de leerlingen, worden we telkens opnieuw geconfronteerd met nieuwe
situaties. Elk jaar andere leerlingen, nieuwe leerkrachten, veranderde werkwijzen,
geëvolueerde leerinhouden, gewijzigde schoolinfrastructuur, … zoveel factoren waarmee we
binnen het onderwijs rekening moeten houden.
Op al die factoren zal de leerkracht een kijk moeten hebben om de leerlingen te kunnen
begeleiden bij het onderwijsleerproces. Een grondige en brede verkenning van de beginsituatie
van zowel de leerling, de leerkracht als de school is een noodzakelijke voorwaarde om goed te
kunnen onderwijzen.
Onder beginsituatie verstaan we:
Het geheel van persoonlijke, sociale, situationele en schoolse gegevens, die in verband met te
realiseren onderwijsdoelen van invloed kunnen zijn, respectievelijk zijn op het verloop en de
resultaten van onderwijsleerprocessen. (De Corte)
Om de beginsituatie beter te kunnen beschrijven is het wenselijk om enige ordening aan te
brengen. We kunnen 5 verschillende categorieën onderscheiden waarbij we telkens een paar
voorbeelden geven.
• De leerling: leeftijd, muzikale begaafdheid, geslacht, sociaal-economische achtergrond,
kennispeil, kennistekorten, taalbeheersing, leervermogen, intelligentie, motivatie,
belangstelling, enz.;
•
De leerkracht: ervaring, leeftijd, geslacht, onderwijsstijl, houding tegenover leerlingen uit
verschillende sociale klassen, verwachtingen t.a.v. prestaties, enz.;
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 37/47
37
• De klas of leergroep: samenstelling van de klas, groepsstructuur, informele groepsdoelen,
samenwerking, enz.;
• De school: de inrichting van de klaslokalen, aanwezigheid van media, enz.;
•
Situationele gegevens: tijdstip van de dag, seizoen, bepaalde actuele gebeurtenissen, enz.
Naast deze indeling kunnen we ook een onderscheid maken tussen de algemene beginsituatie
en de specifieke beginsituatie. Tot de algemene beginsituatie behoren die kenmerken van de
leerling, de leerkracht, de klas en de school die van belang zijn voor een langere
onderwijsperiode, bv. een semester of schooljaar . Hiertoe rekenen we b.v. de leeftijd van de
leerlingen, de samenstelling van de klasgroep, het klaslokaal, de aanwezige media, enz..
De specifieke beginsituatie bevat daarentegen de variabelen die van belang zijn voor een
bepaalde les of lessenreeks zoals b.v. de aanwezige voorkennis en belangstelling van de
leerlingen i.v.m. het lesonderwerp, actuele gebeurtenissen waarbij het onderwerp aansluit,
specifieke leerlingenkenmerken, enz..
De student(e) noteert in een lesvoorbereiding steeds de specifieke beginsituatie èn kenmerken
van de algemene beginsituatie die van direct belang zijn voor zijn/haar les (bv. het aantal
leerlingen in de klas).
Veel beginsituatievariabelen moeten dynamisch opgevat worden omdat er voortdurend
wijzigingen in optreden die van invloed kunnen zijn op het onderwijsleerproces.
Algemeen kunnen we stellen dat een variabele relevant is wanneer deze in een bepaalde mate
bepalend is voor de onderwijsleerresultaten. Alle potentiële variabelen zijn echter niet in
dezelfde mate relevant voor het didactisch handelen.
In de volgende delen beperken we ons tot de beginsituatie van de leerling en de leerkracht. Om
de beginsituatie van de leerlingen te kennen is het noodzakelijk dat een leerkracht goed
observeert en/of eventueel een toets afneemt in het begin van het schooljaar. We geven enkele
richtlijnen voor het observeren. Nadien bespreken we het geslacht en de sociaal-economische
achtergrond als variabelen in de beginsituatie van leerlingen. In de cursus
ontwikkelingspsychologie en algemene psychologie wordt zicht gegeven op
beginsituatievariabelen als leeftijd, muzikale begaafdheid, motivatie, intelligentie, enz.
In het laatste deel bekijken we de beginsituatie van de leerkracht.
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 38/47
38
5.2. DE BEGINSITUATIE VAN DE LEERLING
5.2.1. OBSERVEREN
Observeren is meer dan opmerkzaam zijn. Observeren is doelgericht waarnemen. Als
leerkracht willen we iets te weten komen over de leerling, over zijn omgang met andere
leerlingen, over zijn leervermogen, enz..
Observatie is belangrijk om elke leerling te leren kennen. Wij moeten de eigenaardigheden van
iedere individuele leerling leren kennen. Elke leerling is uniek, heeft unieke eigenschappen,
heeft een eigen beginsituatie. Het pedagogisch-didactisch handelen van de leerkracht moet
vertrekken vanuit de beginsituatie van elke leerling.
Observatie is een permanent aspect in de houding van de leerkracht. We moeten een attitude
verwerven die afgestemd is op het leren kennen van elke individuele leerling, waarop een juiste
aanpak kan volgen. Observatie is een noodzakelijke voorwaarde voor een verantwoord
pedagogisch-didactisch handelen.
Als leerkracht zullen we de leerling in verschillende situaties en op verschillende momenten
gadeslaan en deze gegevens bijeenbrengen in een observatierapport. Het beeld dat wij aldus
van de leerling krijgen, is in de eerste plaats belangrijk voor onszelf maar deze
observatieresultaten zijn ook voor anderen van betekenis. Het doorgeven van alle nuttige
informatie naar anderen die ook met deze leerling pedagogisch begaan zijn, is een belangrijk
middel voor het realiseren van een ononderbroken ontwikkeling van de leerling. Daarom ook
is het van belang dat de observatie zo deskundig mogelijk geschiedt.
Hebben we na het observeren bepaalde conclusies getrokken, dan moeten we hiermee rekening
houden in ons pedagogisch-didactisch handelen.
Vb. Wanneer ik vanuit verschillende observaties tot de conclusie gekomen ben dat een leerling
faalangstig is, kan ik daarop reageren. Hoe?
• Door haar/hem die concrete vraag te geven waarvan ik weet dat zij/hij het antwoord kent.
• Bij groepswerk erop letten dat zij/hij kan samenwerken met een leerling die haar/hem
positief opvangt.
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 39/47
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 40/47
40
5. Jongens bleken tot voor kort systematisch beter te presteren in kennisdomeinen
zoals wiskunde en wetenschappen. Recent onderzoek wijst uit dat de impact van de
variabele geslacht verminderd is.
6. Er blijken proportioneel meer jongens bijlessen te moeten krijgen voor talen en voor
wiskunde, ze blijven hiervoor sneller een jaar overzitten en worden twee tot drie
keer meer doorverwezen naar het bijzonder onderwijs.
7. Meisjes blijken actiever te zijn (meer vragen stellen en beantwoorden) in niet-
gemengde klassen dan in gemengde klassen. Ook blijken meisjes in deze klassen
sneller taken op zich te nemen als leider en meer te kiezen voor wiskunde- of
wetenschapsgerichte vakken. De leerprestaties van meisjes voor wiskunde en
wetenschappen zijn hoger in niet-gemengde klassen. Maar niet-gemengde klassen
versterken de stereotypering van geslachtsrollen nog en bereiden de leerlingen niet
voor op de gemengde werkelijkheid.
8. Leraars gedragen zich verschillend tegenover jongens dan tegenover meisjes. Zo
blijken ze jongens meer vragen te stellen, meer te belonen en meer te bekritiseren.
Leerkrachten laten goed presterende jongens meer aan bod komen dan goed
presterende meisjes. Leraars blijken jongens meer te stimuleren om zelf een
antwoord te vinden; aan meisjes wordt sneller het juiste antwoord gegeven. Jongens
worden meer aangemoedigd om verder door te zetten, waar men bij meisjes sneller
het denkproces stopzet en de meisjes prijst voor hun inzet. Leraars blijken minder te
verwachten van meisjes.
9. Jongens en meisjes verschillen nauwelijks in intelligentie en andere aangeboren
mogelijkheden. Meisjes blijken wel een hogere verbale intelligentie te bezitten en
jongens – vooral na de puberteit – betere visuo-spatiële capaciteiten en wiskundige
probleemoplossingsvaardigheden. Meisjes doen het beter in computertaken.
10.
De fysische en motorische mogelijkheden van jongens zijn – na de puberteit – groter
dan die van meisjes. Meisjes hebben wel een betere fijne motoriek.
11. De motivatie voor schooltaken blijkt grondig te verschillen bij meisjes en jongens.
Meisjes blijken sterker gemotiveerd te zijn, besteden meer tijd aan schooltaken, en
hun gemiddelde studieduur is korter. Jongens blijken hun eigen capaciteiten te
overschatten.
12. Het zelfvertrouwen in het eigen leerproces verschilt afhankelijk van het
kennisdomein. Jongens hebben een groter zelfvertrouwen in probleemoplossings-
situaties; meisjes meer in interpersoonlijke thema’s.
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 41/47
41
13. Jongens en meisjes geven andere verklaringen voor hun succes of hun falen.
Jongens wijten succes vooral aan hun mogelijkheden en mislukken aan te weinig
inspanning. Meisjes wijten succes aan het leveren van inspanningen en falen aan
een gebrek aan mogelijkheden (bv. IQ).
14. Meisjes gaan anders met elkaar om dan jongens; ze gaan meer hechte
vriendschappen aan, zijn zich meer bewust van gevoelens bij anderen en zijn meer
bezorgd om de sfeer in een groepscontext. Jongens houden meer van competitie en
zijn sneller agressief.
15. Meisjes presteren minder goed in gemengde klassen. Uit een onderzoek van
Brutsaert (2001) bij 7431 Vlaamse leerlingen van 15 jaar blijkt dat meisjes in
gemengde secundaire scholen een meer uitgesproken vrouwelijke identiteit
ontwikkelen dan in gescheiden scholen. Ze zijn minder assertief en – ondanks een
minstens even grote motivatie dan jongens – vermijden om te goed te scoren.
Scoren ze namelijk goed, dan overschrijden meisjes de grenzen van de verwachting
die leraars en andere leerlingen hebben over meisjes. Brutsaert verwijst naar Duitse
experimenten waarin in gemengde scholen toch af en toe ook niet-gemengd
onderwijs wordt gegeven om deze negatieve effecten op te vangen.
Heel wat auteurs benadrukken dat het vooral de leerkracht is die een invloed heeft op de
mogelijke negatieve invloed van de variabele geslacht in het onderwijs.
Belangrijk is dat de leerkracht eens stilstaat bij zijn/haar eigen optreden t.o.v. jongens en
meisjes. Vaak opgemerkte vaststellingen in het optreden van de leerkracht:
- vooral jongens aan het woord laten komen;
- gemakkelijke vragen stellen aan meisjes en moeilijke aan jongens;
- eerst naar de jongens kijken om een antwoord op een vraag te geven in plaats van eerst
naar meisjes (zelfs wanneer ze hun hand opsteken);
- teveel klassikaal onderwijs geven in plaats van meer groepsonderwijs;
- competitie inbouwen in de les, wat meer in de lijn ligt van wat jongens graag hebben;
- vooral de nadruk leggen op de presentatie van zeer abstracte leerstof, met weinig
aandacht voor praktische toepassingen (b.v. maatschappelijke relevantie)
Een leerkracht kan bij de begeleiding van jongens en meisjes aandacht besteden aan de
volgende aspecten:
1.
het zelfvertrouwen van meisjes vergroten en hen aanmoedigen om activiteiten te
durven aanpakken die niet direct passen bij het traditionele rolpatroon;
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 42/47
42
2. het aanmoedigen van vriendschappen en samenwerkingsverbanden tussen jongens
en meisjes;
3. stereotiepe keuzes voor vakken of onderwerpen doorbreken, vooral bij jonge
kinderen;
4. jongens laten reflecteren op hun typische jongensreacties en –houdingen tegenover
meisjes en bepaalde leeractiviteiten;
5. bij studiekeuze en oriëntering trachten de zelfkennis van de leerlingen te verhogen
en hun horizon te verruimen waarbij men tracht de stereotiepe opvattingen over
beroepen te doorbreken.
Een apart punt van aandacht is het geslacht van de leerkracht zelf. Er wordt gesuggereerd dat
een overdreven mannelijk of vrouwelijk lerarenkorps een negatieve impact zou hebben.
Onderzoek van Siongers (2002) wijst echter uit dat de feminisering van het lerarenberoep in
Vlaanderen de cognitieve prestaties van leerlingen niet negatief beïnvloedt. Ten tweede stelt
het onderzoeksteam vast dat de verwachte invloed op de houdingen van leerlingen sterk
gerelativeerd moet worden. De hypothese die courant in de literatuur wordt teruggevonden dat
jongens zich minder goed zouden voelen in een school met een dominant vrouwelijk
lerarenkorps wordt tegengesproken.
SOCIAAL-ECONOMISCHE ACHTERGROND
In het DKO zijn leerlingen uit kansarme gezinnen (allochtonen, ouders zijn langdurig werkloos,
…) ondervertegenwoordigd.
In vrijwel alle onderwijskundige literatuur wordt uitdrukkelijk verwezen naar de impact van de
sociaal-economische status (SES) op het leren en de instructie. Uit onderzoek blijkt dat er een
duidelijk verband is tussen de SES en leerprestaties. Een lagere SES hangt direct samen met
lagere leerprestaties en omgekeerd. Dit is een vorm van sociale ongelijkheid en voor het
onderwijsbeleid is dit een punt van zorg. In tegenstelling tot de variabele geslacht is de sociaal-
economische status van een lerende een minder eenduidig begrip.
5.3. DE BEGINSITUATIE VAN DE LEERKRACHT.
In de uitbouw van de onderwijsleersituatie speelt de leerkracht een belangrijke rol. Haar of zijn
aanwezigheid beïnvloedt in positieve of negatieve zin de leeractiviteit. Zij of hij organiseert,
kiest de inhoud, ordent, geeft voorbeelden, enz. Het is van belang een meer nauwkeurig inzicht
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 43/47
43
te verkrijgen in de beginsituatie van de leerkracht. En dat gaat verder dan alleen oog hebben
voor de gemoedsgesteltenis van de leerkracht wanneer zij / hij 's morgens het klaslokaal
binnentreedt. Persoonlijke onderwijservaringen van de leerkracht, de genoten opleiding, haar
of zijn taakopvatting, de eigen stijl van optreden, de materiële voorzieningen in de school, de
begeleidingsinitiatieven in het kader van beroepsvervolmaking, de wijze van samenwerken met
collega's,... : al deze aspecten vormen de achtergrond van het concrete optreden van die
leerkracht in die bepaalde school met die leerlingengroep.
In hetgeen volgt gaan wij exemplarisch in op enkele van de genoemde elementen. De
belangrijkste bedoeling hierbij is het aanscherpen van de gevoeligheid om geregeld na te
denken over het eigen onderwijsgedrag, over de persoonlijke opvattingen, over voorkeuren
voor bepaalde activiteiten, over de beoordeling van activiteiten.
5.3.1. VOOROPLEIDING VAN DE BEGINNENDE LEERKRACHT
De beginsituatie van de beginnende leerkracht wordt zeker gekenmerkt door de opleiding en de
persoonlijke ervaringen hiermee, die hij of zij in verband met het lerarenberoep genoten heeft.
Voorbeelden.
- De persoonlijke begaafdheid of voorkeur voor bepaalde leerinhouden of activiteiten kan
verregaande invloed hebben. Wie b.v. goed was voor analyse, zal meer analyseactiviteiten
organiseren dan leerkrachten met minder belangstelling voor analyse.
- In het lager onderwijs worden de vaardigheden lezen en rekenen nog altijd als heel belangrijk
voorgesteld. Aandacht voor b.v. muzikale opvoeding kan dan "als er voldoende tijd is”. …
Specifieke ervaringen worden opgebouwd in een min of meer gesystematiseerde
beroepsvoorbereiding en/of -opleiding. In deze gerichte beroepsopleiding doet de toekomstige
leerkracht praktijkondervinding op, zij het dan in vaak vereenvoudigde, verkorte, beschermde
en beheersbare omstandigheden (stages, oefenlessen, ...). De aspirant-leerkracht wordt vooral
op het gebied van het didactisch handelen geoefend en niet op het functioneren als lid van een
leerkrachtenteam, op het omgaan met ouders en inspectie,... .
In het nieuwe decreet op de lerarenopleiding (december 2006) voorziet de wetgever dat de
praktijkervaring ook opgedaan kan worden in een inservicetraining. De aspirant-leerkracht is
dan aangesteld als leerkracht in een school en geeft niet alleen les maar functioneert ook binnen
het team, neemt deel aan vergaderingen, … . Hierbij wordt hij of zij begeleid door een mentor
die aangesteld is door de school of de scholengemeenschap.
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 44/47
44
De wijze waarop de aspirant-leerkracht de opleidingssituatie heeft doorgemaakt, zal sterk
meespelen in de uitbouw van haar of zijn opdracht, alleszins in de aanvang van de
beroepsloopbaan. Het geheel is echter complex. Wat betreft de voorervaringen van de
beginnende leerkracht, moet men zowel aandacht hebben voor de motieven (waarom kiest
iemand voor dit beroep? welke bewuste en onbewuste motieven spelen mee?), de
verwachtingen die zij /hij heeft met betrekking tot de taak, als voor zijn/haar zelfbeeld.
5.3.2. DE PRAKTIJKSCHOK
De confrontatie met de dagelijkse realiteit is een heel bijzondere ervaring die op haar beurt, net
zoals de ervaringen in de opleidingssituatie, de beginsituatie van de leerkracht beïnvloedt. Het
beeld dat men had over de onderwijsopdracht wordt plots werkelijkheid. Men moet zich niet
alleen inpassen in een door anderen bepaald scholingsconcept en beleid maar men wordt ook
meteen geconfronteerd met een geheel van regels en voorschriften in verband met de school- en
onderwijsorganisatie. De kern van de onderwijsopdracht, met name het begeleiden van het
leer- en vormingsproces bij de leerlingen, wordt beïnvloed door elementen die met het
schoolorganisatorisch klimaat te maken hebben. De wijze waarop binnen de school
beslissingen genomen worden, ook omtrent de leerlingen, overstijgt het individueel optreden
van de leerkracht. Als individu moet men zich schikken naar de gemeenschappelijke
afspraken. De praktijksituatie wordt ook getekend door het optreden van de directie van de
school. Neemt deze laatste initiatieven om de beginnende leerkracht in zijn eerste ervaringen
op te vangen, dan is dit een heel andere situatie dan wanneer diezelfde leerkracht aan zijn lot
overgelaten wordt. Ook de aanwezige samenwerkingsverbanden tussen de verschillende
leerkrachten binnen de school beïnvloeden in niet geringe mate de gevoelens en vooral de
zelfzekerheid van de beginnende leerkracht.
Een mogelijk gevolg van deze praktijkconfrontatie is de angst om als leerkracht te mislukken.
De meest gevreesde problemen situeren zich op het vlak van de ordehandhaving (klashouden),
het motiveren van de leerlingen, het omgaan met verschillen tussen leerlingen,
leerlingenevaluaties en relaties met ouders. Uit vrees voor afgang, grijpt de beginnende
leerkracht gemakkelijk terug naar klassieke gedragswijzen (vermanen, dreigen, straffen,...).
Het is interessant om in verband met de beginsituatie van de leerkracht te wijzen op onderzoek
over de betrokkenheid van leerkrachten. Betrokkenheid verwijst maar gevoelens,
bekommernissen, zorgen, vragen, overwegingen over bepaalde onderwijssituaties. Drie
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 45/47
45
hoofdvarianten van betrokkenheid worden onderscheiden, namelijk de betrokkenheid op de
eigen persoon, op de taak en op de leerlingen.
Deze drie vormen van betrokkenheid komen in een bepaalde volgorde voor. Bij een eerste
kennismaking met onderwijzen zullen toekomstige leerkrachten vooral vragen stellen in
verband met de eigen persoon (Hoe voel ik mij in deze nieuwe taak? Zal ik de leerlingen wel
aankunnen? ...). Daarna zal de toekomstige docent evolueren naar betrokkenheid op de taak
(Hoe breng ik variatie in de werkvormen? Welk materiaal ga ik gebruiken? ...), om uiteindelijk
als ervaren docent vooral vragen te stellen in verband met de resultaten bij de leerlingen (Hoe
pak ik deze faalangstige leerling aan? Hoe kan ik de samenwerking tussen de leerlingen
verbeteren? ...).
5.3.3. LEIDERSCHAPSTIJLEN
De leerkracht is de formele leider van de klasgroep. Van hem of haar wordt dan ook leiding
geven verwacht. Er zijn verschillende leiderschapstijlen te onderscheiden.
Er zijn verschillende indelingen mogelijk maar de meest gebruikte is de indeling van White en
Lippitt (1960) waarbij men 3 stijlen onderscheidt, nl. de autoritaire, de democratische en de
laissez-faire stijl. Het is mogelijk om elke vorm van leiderschap te lokaliseren op een schaal.
Op het ene uiteinde van de schaal worden alle beslissingen genomen door de leider, terwijl aan
het andere uiteinde de leerlingen volledige vrijheid genieten. In het midden van de schaal
vinden we dan een vorm van leiderschap die de uitersten synthetiseert. Zowel de leider als de
groep dragen bij tot de beslissingen. Er is een gedeelde verantwoordelijkheid.
Kenmerken van een autoritair leerkracht:
- alle beslissingen worden door de leerkracht genomen;
- de leerkracht wil geacht en gerespecteerd worden;
- hij of zij geeft frequent bevelen en voorschriften;
- de leerkracht heeft weinig respect voor de wensen en de belangen van de leerlingen;
- de leerkracht oefent veel controle uit;
- de evaluatie gebeurt op een eerder subjectieve manier;
- de activiteiten van de leerlingen worden bepaald door de leerkracht.
Autoritair Democratisch Laissez-faire
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 46/47
46
Kenmerken van een democratische leerkracht:
- beslissingen zijn groepsaangelegenheden;
- de leerling wordt als persoon gerespecteerd;
- er is reversibel taalgedrag (de leerkracht formuleert b.v. opdrachten op een wijze die
ook door de leerlingen naar de leerkracht kan gebruikt worden zonder als onbeleefd
over te komen);
- de leerkracht houdt rekening met het denken en het voelen van de leerlingen;
- uitwisseling van opinies wordt aangemoedigd;
- leerlingen krijgen gelegenheid tot onafhankelijkheid, verantwoordelijkheid en initiatief;
- de evaluatie gebeurt op een eerder objectieve manier.
Kenmerken van een laissez-faire leerkracht:
- onverschilligheid;
- de leerlingen mogen alle beslissingen nemen;
- de leerkracht biedt materiaal aan maar onthoudt zich verder van elke inmenging;
- de leerkracht geeft enkel advies als men erom vraagt;
- de leerkracht geeft zijn lesje zonder zich veel om de leerlingen of om het resultaat van
zijn onderwijs te bekommeren;
- er gebeurt geen echte evaluatie.
Weinig leerkrachten zijn extreem autoritair, democratisch of laissez-faire. In de praktijk zullen
ze zich genuanceerder manifesteren. Daarom spreekt men van autoritair, democratisch of
laissez-faire-leiderschap als één van de bovenstaande groepen van kenmerken overwegend of
frequenter verwezenlijkt worden.
Effecten van de leiderschapstijl op de leerprestaties
De laissez-faire leerkracht heeft een negatieve invloed op de leerprestaties van de leerlingen.
De productiviteit bij deze leerkracht kan wel iets toenemen als één van de leerlingen de
leidersrol overneemt.
Er is geen duidelijk verschil waar te nemen tussen de leerprestaties bij democratische en
autoritaire leerkrachten. In een vergelijkende studie komt Anderson (1959) tot de conclusie dat
van 32 onderzoeken er 11 een beter leerresultaat laten zien onder democratische leiding, 8
onder autoritaire leiding terwijl 13 onderzoeken geen verschil in effectiviteit vinden. Men is
het er intussen wel over eens dat het effect van een bepaalde stijl afhankelijk is van de te
bereiken doelstellingen. Bij het overdragen van feitenkennis of eenvoudige vaardigheden kan
een autoritaire vorm van leiderschap productiever zijn, terwijl een democratisch optreden de
voorkeur geniet bij complexere doelstellingen. Meer en meer komt men tot de overtuiging dat
8/18/2019 Cursus Voor PDF Deel1 Art Leren
http://slidepdf.com/reader/full/cursus-voor-pdf-deel1-art-leren 47/47
het flexibel hanteren van zowel democratisch als autoritair leiderschap de meest wenselijke
werkwijze is.
Effecten van de leiderschapstijl op het groepsklimaat
Hier is een duidelijke voorkeur voor de democratische stijl terug te vinden. Democratisch,
leerlinggericht optreden is duidelijk effectiever bij het ontwikkelen van positief-affectief
gedrag. Democratisch leiderschap stimuleert de interactie tussen de leerlingen, het nemen van
initiatieven en het dragen van persoonlijke verantwoordelijkheid. Het leidt tot spreiding van
macht binnen de groep en bevordert het gevoelen van groepsbewustzijn. Het emotioneel
klimaat dat deze vorm van interactie doet ontstaan roept bij de leerlingen innerlijke
ontspanning en tevredenheid op. Er blijkt een toename van spontaan en creatief denken te
ontstaan en een grotere bereidheid tot inzet en samenwerking.
Uit het voorgaande kan men concluderen dat de manier van omgaan van de leerkracht met zijn
leerlingen in grote mate de sfeer in de klas bepaalt, en dat een democratisch optreden in dit
verband duidelijk de voorkeur geniet omdat het leidt tot een positiever groepsklimaat.
Toch mogen we niet uit het oog verliezen dat leidinggeven steeds ook een situationeel aspect
vertoont. Dit wil zeggen dat het afhankelijk is van de situatie, van de doelstellingen of van de
factoren die op een bepaald moment aanwezig zijn. Zo kan men zich voorstellen dat op
bepaalde momenten toch een meer directieve en op andere ogenblikken zelfs een meer laissez-
faire instelling wenselijk kan zijn. Enige flexibiliteit in het uitoefenen van leiderschap is dus de
boodschap.