'Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting' PDF document

35
Plan van Aanpak Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting Voorversterking van het cultuurlandschap Groningen In opdracht van de Nationaal Coördinator Groningen Samenstellers van dit rapport: Corrie Boer Eefje van Duin Jan-Hylke de Jong Henriette Sanders Francien van Soest Richard Veenstra Merijn Wienk 14 juli 2015

Transcript of 'Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting' PDF document

Page 1: 'Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting' PDF document

Plan van Aanpak Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting

Voorversterking van het cultuurlandschap Groningen

In opdracht van de Nationaal Coördinator Groningen

Samenstellers van dit rapport: Corrie Boer Eefje van Duin Jan-Hylke de Jong Henriette Sanders Francien van Soest Richard Veenstra Merijn Wienk 14 juli 2015

Page 2: 'Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting' PDF document

Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting 14 juli 2015

2

Inhoudsopgave 1) Inleiding 4 2) Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting 7

Het cultureel erfgoed in beeld door middel van vijf opdrachten: 0) Ruimtelijke context 1) Inventarisatie en actualisatie van het totale erfgoedbestand 2) Cultuurhistorische waardenstelling en waardenkaart 3) Erfgoedmeting

4) Erfgoedmonitor 3) Stappenplan per opdracht 13

4) Organisatie en proces 20

4.1 Inzet 4.2 Planning 4.3 Begroting 4.4 Communicatie

5) Aanbevelingen en afbreukrisico’s 23

Bijlagen

I Begroting 24 II Waarderingskader 30 III Bronnenlijst 33 IV Pilot Onderdendam 34

Page 3: 'Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting' PDF document

Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting 14 juli 2015

3

Aanleiding ‘De gebiedsgerichte aanpak in het Groningse aardbevinggebied moet ook de cultuurhistorische samenhang en de kwaliteit behouden en versterken’. In het bestuursakkoord “Vertrouwen op herstel, herstel van vertrouwen”van 17 januari 2014 is als taak opgenomen: ‘Bijzondere aandacht besteden aan het behoud van het cultureel erfgoed en de karakteristieke bebouwing, waaraan het gebied zijn kwaliteit en identiteit in belangrijke mate ontleent.’ De Nationaal Coördinator Groningen gaat invulling geven aan deze taak door de zorg te dragen voor het behoud van het cultureel erfgoed en door de bewoners en gebruikers van het erfgoed te ontzorgen. In opdracht van de kwartiermakers doet de provincie Groningen in dit Plan van Aanpak een voorstel voor een werkmethode voor de Nationaal Coördinator Groningen, om te komen tot een gebiedsgericht totaaloverzicht van het cultureel erfgoed in het aardbevingsgebied, inclusief een pilot voor Onderdendam en omgeving. De aanpak behelst zowel een inventarisatie van het erfgoed als een cultuurhistorische waardenstelling (wat is erfgoed en wat is van waarde?). Daarnaast zal ook de staat van onderhoud van het erfgoed (een zogenaamde nulmeting of erfgoedmeting) inzichtelijk worden gemaakt. Alle gegevens zullen worden vastgelegd in een digitale database (erfgoedmonitor) en worden ontsloten door middel van een digitale cultuurhistorische waardenkaart. Het aardbevingsbebied bestaat uit de elf gemeenten Delfzijl, Appingedam, Eemsmond, Loppersum, Winsum, Bedum, De Marne, Ten Boer, Slochteren, Hoogezand-Sappemeer en Menterwolde. De gemeente Groningen valt niet binnen dit plan van aanpak. Voor de gemeente Groningen maakt met het ministerie van EZ aparte afspraken.

Figuur 01: Versterk Gronings erfgoed: van repareren naar prepareren [Enno Zuidema]

Page 4: 'Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting' PDF document

Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting 14 juli 2015

4

1 Inleiding Groningen beschikt over een grote diversiteit aan cultureel erfgoed: rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten, bijzondere stads- en dorpsgezichten, beeldbepalende en karakteristieke panden. Maar ook bijzondere tuinen, archeologische vindplaatsen, kenmerkende landschappen en waardevolle interieurs. Zo heeft de provincie Groningenbijvoorbeeld de mooiste orgels van de wereld in haar prachtige Middeleeuwse kerken staan. Het bijzondere aan het Gronings erfgoed is de ligging van de objecten en ensembles in de context van het landschap, een unieke waarde. Dreiging Op dit moment wordt het erfgoed van Groningen van verschillende kanten bedreigd. In de veelheiden de urgentie van de aardbevingsproblematiek dreigt cultureel erfgoed ondergesneeuwd te raken en dat terwijl erfgoed juist voor de leefbaarheid en de beleving van de provincie van groot belang is.

Mijnbouwschade Erfgoed is… Leegstand …levende monumenten!

Het erfgoed van Groningen stond al enigszins onder druk doorleegstand en achterstallig onderhoud, maar wordt nu met name bedreigd door mijnbouwschade. Het lijdt geen twijfel dat monumentaal vastgoed bijzonder kwetsbaar is voor aardbevingen. Bevingen en bodemdaling in combinatie met (grond)waterpeil-fluctuaties veroorzaken scheuren en verzakkingen in monumentale gevels en in interieurs (plafonds en wandschilderingen), ontzetten constructies met instortingsgevaar tot gevolg en bedreigen de collecties die zich in de cultuurhistorisch waardevolle objecten bevinden. Herstel van bevingsschade en ‘prepareren’1bij monumenten is maatwerk.De huidige inschatting van de NAM is dat ongeveer 80% van het erfgoed in bevingsgebied beschadigd is. Mogelijk ligt dit percentage zelfs nog hoger, omdat alleen gemelde schade is geregistreerd. Tot op heden heeft de NAM alleen informatie beschikbaar over rijksmonumenten. Een ander groot probleem is dat veel waardevol, maar niet als zodanig geregistreerd, erfgoed vogelvrij is. Een waardevol object dat geen bijzondere beschermende status heeft, kan zonder al te veel problemen grondig worden aangepast of zelfs gesloopt. Een beschermde status is dus noodzakelijk om te voorkomen dat waardevol, maar nog niet geïnventariseerd erfgoed verdwijnt, terwijl het een belangrijk deel uitmaakt van de identiteit van de provincie.

Daarnaastwordt het erfgoedbedreigd door leegstand; een probleem dat ontegenzeggelijk samenhangt met de krimp in het bevingsgebied. De ‘reguliere’ krimp (vergrijzing en ontgroening) wordt nog eens versterkt door de bevingen. In het bevingsgebied wil 30% tot 35% van de bevolking vertrekken vanwege de bevingsdreiging, volgens het Dagblad van het Noorden (enquête februari 2015). Ingenieursbureau Arup meldt dat het naar verwachting bij 20% van de bestaande gebouwen in het bevingsgebied technisch onmogelijk is deze (preventief) te versterken. En ook zijn er nog panden waarbij de kosten van (preventieve) versterking zodanig veel hoger uitvallen dan de huidige marktwaarde van het gebouw, zodat versterking vanuit economisch en financieel perspectief geen optie is.

1 Advies Levende monumenten in een leefbare regio: Versterk Gronings erfgoed nú: van repareren naar prepareren, een initiatie van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in samenwerking met de provincie Groningen, Stichting Oude Groninger Kerken, Libau en Stichting het Groninger Landschap, juni 2015

Dreiging Opgave Aanpak

Page 5: 'Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting' PDF document

Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting 14 juli 2015

5

Weg is weg… Cultureel erfgoed is een cruciaal deel van de identiteit van het gebied. De provincie Groningen heeft een divers cultuurlandschap; gebieden met een eigen identiteit die te maken heeft met de ontstaansgeschiedenis en cultuurhistorie van dat gebied. De regio’s verschillen in ruimtelijke, sociale en economische dynamiek en zijn het resultaat van natuur en cultuur. Deze diversiteit van cultuurlandschappen vormt de context waarbinnen we onze inventarisatie uitvoeren. Wanneer het erfgoed beschadigd raakt, of erger nog, verdwijnt, zal dit een grote weerslag hebben op de lees- en leefbaarheid in het gebied.Behoud, herstel en, indien noodzakelijk, herbestemming van het cultureel erfgoed van Groningen is dan ook absoluut noodzakelijk om de leefbaarheid, de ruimtelijke en sociale structuren van de provincie Groningen te behouden en te versterken. Waar de ruimtelijke en sociale kwaliteit wordt aangetast en de leefbaarheid afneemt, wordt een gebied minder aantrekkelijk als vestigingsplaats en dreigt een neerwaartse spiraal. Erfgoed is voor de leefbaarheid en de beleving van de provincie van groot belang. We moeten voorkomen dat door aanhoudende aardbevingen en mede daaraan gekoppelde krimp het Groninger cultureel erfgoed verloren gaat, bijvoorbeeld door sloop. Dit doen we niet door al het erfgoed ‘op slot’ te zetten of te pleiten voor een ‘openluchtmuseum’. Wel door te streven naar behoud van identiteit en karakter van de regio, de culturele waarden te versterken en ruimte te geven voor ontwikkeling. Dit alles vraagt om het maken van beargumenteerde keuzes voor het behouden van en investeren in het erfgoedin het aardbevingsgebied. Een cultuurhistorische waardenstellingmet digitale cultuurhistorische waardenkaart, een erfgoedmeting en een erfgoedmonitor zoals in dit plan worden voorgesteld, bieden een solide basis voor het behoud en het vitaal houden van het totale cultureel erfgoed in het bevingsgebied:

Archeologie (zie de IKAW-kaarten en gemeentelijkebeleidsadvieskaarten archeologie) Gebiedskwaliteit: historische landschappelijke structuren, cultuurlandschappelijke elementen en

objecten, bijzondere tuinen, etc. Dorpskwaliteit: beschermde dorps- en stadsgezichten en stedelijke structuren Beeldbepalende panden (liggen binnen het beschermde Stads- en Dorppsgezichten en krijgen hun

beschermde status via het Bestemmingsplan / Omgevingsplan) en/of Karakteristieke panden (beschermde status via het Bestemmingsplan / Omgevingsplan, opgenomen in

de Omgevingsverordening van de provincie (wat betreft het buitengebied) echter het merendeel is nog niet geïnventariseerd! totaal ca 10.000 panden bevingsgebied)

Rijksmonumenten (beschermde status via de Monumentenwet). Hieronder vallen zowel het casco, als de waardevolle monumentale interieurs (stucplafonds, wandschilderingen, wanden,

schoorsteenmantels) 1.158 objecten in de negen aardbevingsgemeenten (Delfzijl, Eemsmond,

Appingedam, Loppersum, Ten Boer, Slochteren, Winsum, Bedum en De Marne). Met nog eens 26 rijksmonumenten erbij in Hoogezand-Sappemeer, 69 in Menterwolde en 692 in deStad Groningen

Provinciale monumenten (niet aanwezig in Groningen, bescherming via een provinciale Erfgoedverordening)

Gemeentelijke monumenten (beperkte status via de Erfgoed- / Monumentenverordening van de gemeente, bovendien beperkt aantal: Winsum: 1 object, Appingedam 16 objecten, Hoogezand Sappemeer 80 objecten)

Roerende goederen zoals orgels en kunstcollecties: alleen dat wat aard- en nagelvast zit.

Page 6: 'Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting' PDF document

Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting 14 juli 2015

6

Erfgoed in beeld De rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten, bijzondere landschappelijke en stedenbouwkundige structuren, beschermde stads- en dorpsgezichten, de karakteristieke panden in het buitengebied en de archeologische waarden in het aardbevingsgebied zijn slechts globaal en beperkt in het vizier. Dit heeft verschillende oorzaken: 1) Het erfgoedbestand is incompleet, de bestaande documentatie is summier en niet up-to-date Niet al het waardevolle erfgoed in het aardbevingsgebied is geïnventariseerd. Er bestaat bijvoorbeeld een lacune in het bestand van de beeldbepalende objecten in de beschermde Stads- en Dorpsgezichten en karakteristieke panden in het buitengebied. Ook een beschrijving van de ruimtelijke structuren en kernkwaliteiten van het gebied is niet compleet of is slechts op abstract schaalniveau aanwezig. Verder isveel van het roerende erfgoed zoals orgels en bijzondere collecties die horen bij de borgen en kerken, alsmede bijzondere tuinen niet gedocumenteerd.Daar waar het erfgoed wel gedocumenteerd is, zijn de ‘redengevende omschrijvingen’ meestal summier. Een minimale redengevende monumentenomschrijving als ‘Boerderij uit 19e eeuw’ is niet ongebruikelijk. 2) Geen totaaloverzicht van het erfgoed. Veel documentatie is versnipperd en gedecentraliseerd bij verschillende overheden en private partijen. Een compleet overzicht van het erfgoedvastgelegd in een centrale database ontbreekt. Ook beschikt de provincie Groningen nog niet over een systeem als een database (of erfgoedmonitor waarin alle gegevens kunnen worden gebundeld en geraadpleegd. Hierdoor ontbreekt op dit moment het totaaloverzicht dat noodzakelijk is bij het monitoren van bijvoorbeeld de conditie van het erfgoed. 3) Inzicht in de kwaliteit en de conditie van het erfgoed ontbreekt Er is een gebrek aan kennis over de kwaliteit van het erfgoed. De huidige conditie van de monumenten is niet duidelijk. Wel staat vast dat erfgoed in goede conditie aardbevingen beter doorstaat. Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting Om de juiste keuzes (classificering, prioritering, afweging en aanpak) te kunnen maken voor behoud van het cultureel erfgoed, moet eerst het cultureel erfgoed in het gebied zo volledig mogelijk in kaart worden gebracht: wat is waar aanwezig, van welke waarde is het en in welke staat bevindt het zich? Het is aanbevelenswaardig om alle gegevens digitaal op te slaan in een Erfgoed-database Bevinggebied en die ook geografisch is ontsloten.Het vastleggen van de waarde en actuele staat van het erfgoed in Groningen kan vervolgens worden gebruikt om in de toekomst de gevolgen van de aardbevingsproblematiek te monitoren, maar ook kan dit de basis vormen voor leefbaarheids- en duurzaamheidsplannen en projecten die de provincie op gebied van ruimtelijke kwaliteit, maar ook op economisch gebied versterken.

Page 7: 'Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting' PDF document

Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting 14 juli 2015

7

2. Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting

In dit hoofdstuk worden vijf opdrachten uitgewerkt die nodig zijn te komen tot een beschrijving van de ruimtelijke context, cultuurhistorische waardenstelling van het gebied, een nulmeting (of Erfgoedmeting) van het cultuurhistorisch erfgoed in het aardbevingsgebied en een methode om het erfgoed duidelijk en praktisch in beeld te hebben. Uitgangspunt bij deze opdrachten is het nastreven van soberheid en doelmatigheid. Daarbij is het belangrijk te beseffen dat de erfgoedlijst een ‘levende lijst’ is: dynamisch en per definitie incompleet. Onze kijk op erfgoed zal in de loop der jaren aan veranderingen onderhevig zijn. Dit betekent dat vooralsnog aanvullend erfgoed tot ca. 1965 wordt geïnventariseerd, maar dat het ook mogelijk is dat erfgoed van na 1965 op de lijst verschijnt. Door in het bevingsgebied een cultuurhistorische waardenstelling uit te voeren,wordt de inventarisatie en de beschrijving van het cultureel erfgoed in het bevingsgebied gecomplementeerd en wordteen totaaloverzicht verkregen. De gegevens worden zowel in een database vastgelegd (Erfgoedmonitor) als op een cultuurhistorische digitale waardenkaart. Juridisch kader Verscheidene objecten die nu nog niet als erfgoed zijn geïnventariseerd, zullen een juridisch beschermde status krijgen. Ofwel door deze een monumentale status te geven, ofwel door deze via een Bestemmingsplan of Omgevingsplan te laten vastleggen. Deze status met monumentenomschrijving is richtinggevend voor de wijze waarop met een dergelijk object en zijn context om wordt gegaan. De keuze voor nieuwe beschermde monumenten wordt in samenspraak met stakeholders, lokale overheden en burgers geselecteerd envastgesteld om draagvlak te creëren.Onder opdracht 2 worden diverse scenario’s voor een juridisch toetsingskader uiteengezet. Gebiedsgerichte benadering Het aanwijzen van aanvullend erfgoed vraagt om een gebiedsgerichte benadering. In de provincie Groningen wordt geredeneerd vanuit de landschappelijke en stedenbouwkundige structuren in het bevingsgebied, waarbij karakteristieken en kernkwaliteiten worden geduid en gewaardeerd. Hiermee wordt een heldere ruimtelijke context beschreven, die de basis vormt voor het selecteren en waarderen van aanvullend erfgoed. Zodoende wordt de inventarisatie en waardenstelling van het aanvullende erfgoed van grof naar fijn uitgevoerd: van de grote schaal -zoals de landschappelijke kwaliteiten en structuren, de dorpen en steden, de ensembles in deze stedelijke structuren, naar de kleine schaal: de objecten in het gebied en de collecties en interieurs in deze objecten.Er wordt geheel in kaart gebracht wat cultuurhistorisch erfgoed is en kennen, daar waar nodig, een status toe. Door in diverse regio’s de kenmerkende sfeer, identiteit en het karakter in kaart te brengen en te streven naar behoud daarvan, wordt gericht omgegaan met sloop/nieuwbouw in het bevingsgebied en te zorgen voor passende nieuwbouw. Hiervoor worden de gemeentelijke welstandsnota’s benut. De resultaten van de waardenstelling en de erfgoedmeting, de cultuurhistorische waardenkaart en de Erfgoedmonitor, bieden concrete handvatten voor de Nationaal Coördinator Groningen om op structurele wijze de staat van het erfgoed te monitoren om gericht (beleidsmatige) keuzes te kunnen maken.

Page 8: 'Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting' PDF document

Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting 14 juli 2015

8

Door middel van de vijf opdrachten wordt het cultureel erfgoed geheel in beeld gebracht en op zodanige wijze vastgelegd dat iedereen, zowel bewoners als beleidsmakers, weet wat van waarde is in Groningen en ook waarom. De vijf opdrachten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en zullen voor een groot deel simultaan worden uitgevoerd. De combinatie van de resultaten uit de verschillende opdrachten vormen het uiteindelijke resultaat, de uiteindelijke volledige waardering en krijgt een plek in de cultuurhistorische waardenkaart en erfgoedmonitor.

0. Ruimtelijke context 1. Inventarisatie en actualisatie van het erfgoedbestand 2. Cultuurhistorische waardenstelling en waardenkaart 3. Erfgoedmeting 4. Erfgoedmonitor

Opdracht 0)Ruimtelijke context Een object heeft altijd een relatie met deruimtelijke context: een landschap, een dorpsgezicht, een stedenbouwkundige structuur. Het is daarom belangrijk deze ruimtelijke context eerst te begrijpen en te beschrijven. Deze context is richtinggevend voor de selectie van objecten die het verhaal van die gemeente of dat gebied vertellen. Denk hierbij aan de beschrijving van ruimtelijke kenmerken en kwaliteiten van het landschap, stedenbouwkundige karakteristieken en de ontwikkelingsgeschiedenis van het gebied.Opdracht 0 is een belangrijke onderlegger voor de structuurvisie en vormt de basis voor ruimtelijke kwaliteitssturing. De inventarisatie van de ruimtelijke context levert een GIS-kaart op voor het aardbevingsgebied. In deze kaart zijn de begrenzingen en ruimtelijke karakteristieken voor de landschappelijk, stedenbouwkundig en cultuurhistorisch waardevolle nederzettingspatronen en de dorpstypen opgenomen. Voor de waardevolle nederzettingspatronen in de kernen is de GIS-kaart verder uitgewerkt in gebieden die ruimtelijk samenhangend zijn. Per deelgebied zijn de ruimtelijke karakteristieken beknopt benoemd. Opdracht1) Inventarisatie en actualisatie van het erfgoedbestand Deze opdracht behelst het verzamelen, bundelen en interpreteren van alle informatie die voor handen is over cultuurhistorische waarden van het landschap, de dorpen, steden en objecten in het aardbevingsgebied. Dit levert

Page 9: 'Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting' PDF document

Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting 14 juli 2015

9

een totaaloverzicht van het bestaande erfgoed op en voorkomt tevens dat een object dat reeds op de erfgoedlijst staatper abuis nogmaals wordt toegevoegd. Het aanvullen van het erfgoedbestand gebeurt voor een deel door middel van bureauonderzoek. Voor een ander deel zal de informatie moeten komen uit daadwerkelijke gebiedsopnames en bezoek van panden (met flexibele erfgoedteams2). Bestaande informatie wordt verder aangevuld met gegevens over de (landschappelijke) context, het interieur of de bouwkundige staat (zie hiervoor ook opdracht 2). Opdracht 2) Cultuurhistorische waardenstelling en waardenkaart Gelijktijdig met de inventarisatie wordt een cultuurhistorische waardenstelling uitgewerkt of verder aangevuld van objecten waarvan dit nog niet (volledig) bekend is.De cultuurhistorische waardenstelling geeft inzicht in de monumentale waarden van een object, maar ook in de totale cultuurhistorische waarde van het gebied (zowel het buitengebied, als de (verstedelijkte) kernen). Aanvullenen uitbreiden van het huidige erfgoedbestand is van groot belang om te kunnen sturen op veranderingen. Zodra het erfgoed in het gebied is vastgesteld, kan ook een beargumenteerd besluit worden genomen hoe met het object om te gaan. Daarbij dient de waardenstelling als handvat in de planvorming bij herstel van bevingsschade, bouwkundige versterking, eventuele herbestemming, dan wel passende nieuwbouw. Per gemeente worden gebiedsopnames gemaakt die leiden tot aanvullende waardenstellingen en redengevende omschrijvingen van de monumenten. De erfgoedteams maken op basis van visuele opnames en met behulp van lokale deskundigen een groslijst van de bestaande monumenten in het gebied, maar vooral ook van toe te voegen panden, ensembles, tuinen, landschapselementen, landschappen of stads- en dorpsgezichten. We stellen dat de onderzoeksteams flexibel zijn, zodat ze al naar gelang de benodigde expertise van samenstelling kunnen wisselen. Dit betekent dat voor bijvoorbeeld de ruimtelijke structuren een landschapshistoricus wordt ingezet, en voor een cultuurhistorische waardenstelling van een monumentaal pand een architectuurhistoricus. Een nadere uitwerking van deze flexibele erfgoedteams volgt in hoofdstuk 4. Waarderingscriteria De waardering speelt een leidende rol bij het aanwijzen van een gebouw of object als beschermd erfgoed én bij het wijzigen van het beschermde object.

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft een standaard ontwikkeld voor het waarderen van gebouwd en niet-gebouwd erfgoed. Daarmee kunnen de monumentale waarden van een gebouw helder en eenduidig vastgesteld worden. De waardering is gebaseerd op vijf hoofdcriteria die zijn onderverdeeld in subcriteria. Voor elk hoofdcriterium geldt: de waarden worden getoetst aan de hand van criteria gaafheid, authenticiteit, herkenbaarheid en zeldzaamheid (zie bijlage II).

Het vakgebied architectuurgeschiedenis vormt de basis van de waardering van het gebouwde erfgoed. Maar daarnaast spelen ook geografische, ruimtelijke, landschappelijke, sociaal-economische, bestuurlijke en (bouw)technische ontwikkelingen een rol in de waardering van objecten [bron: RCE]. Tevens zijn de streekhistorische waarden een belangrijk criterium. Bij het beschrijven en waarderen van het aanvullende erfgoed (hieronder vallen zowel het gebouwd erfgoed als ook het niet-gebouwde erfgoed zoals landschappelijke elementen, objecten/civiele kunstwerken in het landschap, dijklichamen etc. ) in het bevingsgebied wordt het waarderingskader van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed als basis gebruikt (zie bijlage II).Samengevat:alle panden en objecten worden geïnventariseerd op hun cultuurhistorische, stedenbouwkundig/ensemble, architectuurhistorische en streekhistorische waarden.

Deze waarden zijn ook gehanteerd bij de Monumenten Selectie Project (MSP) en Monumenten Inventarisatie Project (MIP). Zo zijn de waardenstellingen vergelijkbaar met eerdere waarderingen in de provincie Groningen, maar bovendien compleet en met ruimte voor nuancering van de waardering in de vorm van een korte toelichting. Zodra alle panden en objecten zijn gewaardeerd en beschreven kan een selectie worden gemaakt voor het toevoegen van nieuw te beschermen erfgoed.

2 De Erfgoedteams zijn ‘loods’-teams die bestaan uit complementaire specialisten (varierend van 2 tot 5 personen) die langs de deuren en het veld in gaan om het totale gebied op te nemen en zodoende informatie verzamelen, maar die ook binnen het Bureau Erfgoed een begeleidende rol kunnen vervullen voor de bewoners (zie hoofdstuk 5).

Page 10: 'Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting' PDF document

Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting 14 juli 2015

10

Communicatie en participatie In samenspraak met de lokale stakeholders (denk aan lokale bestuurders, ambtenaren, erfgoedpartijen en bewoners) wordt uiteindelijk een keuze gemaakt voor het aan te vullen (en te beschermen) erfgoed. Belangrijk hierin is de communicatie, participatie en het lokale debat. Samen bepalen de Groningers wat van waarde in hun provincie is, welk erfgoed het verhaal van Groninger vertelt en wat koste wat het kost bewaard en beschermd moet worden. Ook kunnen bewoners informatie over het erfgoed verschaffen. Ondanks het feit dat deze opdracht in korte tijd wordt uitgevoerd, vormt de participatie van de bewoners een nadrukkelijke randvoorwaarde. Hierbij wordt het motto gehanteerd: ‘Alleen ben je sneller, samen kom je verder’. De participatie kan georganiseerd worden door middel van klankbordgroepen (zie paragraaf 4.4 communicatie). Juridisch toetsingskader Voor het toekennen van een status aan het nieuw te beschermen erfgoed bestaan verschillende scenario’s of combinaties daarvan. Voor alle scenario’s geldt dat dit gebiedsgericht wordt bekeken in goed overleg met de bewoners en gemeenten:

1. Gemeenten nemen alle objecten op in de bestemmingsplannen/omgevingsplannen. Hiermee is er sprake van een ruimtelijke bescherming. De omgevingsplannen zijn geschikt om de cultuurhistorische structuren vast te leggen, maar onvoldoende om op objectniveau bescherming af te dwingen.

2. Gemeenten wijzen de objecten aan als gemeentelijk monument. Daarnaast nemen de gemeenten de cultuurhistorische structuren op in de omgevingsplannen. Met de rijksmonumenten en de beschermde gezichten vormen de gemeentelijke monumenten en de structuren samen het cultuurlandschap. Gemeenten stellen een gemeentelijke erfgoedverordening op die als juridisch kader dient voor de aanwijzing. Iedere gemeente zal vervolgens de objecten moet aanwijzen. Dit kost tijd en vraagt om een goede regie vanuit de Nationaal Coördinator Groningen om een uniforme aanwijzing te organiseren. Een aantal gemeenten heeft al karakteristieke panden geïnventariseerd. Bestuurlijk heeft dit niet geleid tot het aanwijzen van gemeentelijke monumenten. Gemeenten geven aan dit enkel te willen op basis van vrijwilligheid. Het is dus van belang in dit traject tijd en aandacht te besteden aan het communiceren met de bewoners. Echter, hierbij moet ook worden opgemerkt dat de urgentie die nu boven het gebied hangt tot nieuwe bestuurlijke inzichten kan leiden.

3. De provincie wijst de objecten aan als provinciaal monument. Daarnaast nemen de gemeenten de cultuurhistorische structuren in de omgevingsplannen. Met de rijksmonumenten, de beschermde gezichten vormen de provinciale monumenten, de structuren samen het cultuurlandschap. De provincie stelt een provinciale erfgoedverordening op om de aanwijzing een juridisch kader te bieden. Omdat de provincie voor het hele gebied in één keer kan aanwijzen van de objecten relatief snel plaatsvinden.

De redengevende monumentenomschrijving van de objecten is het juridisch toetsingskader in de planvorming. De redengevende omschrijvingen dienen als handleiding, toetsingskader en richtinggevend instrument bij het plegen van wijzigingen of verbouwingen aan het monument. Daarom is het zaak objecten zo gedetailleerd mogelijk te beschrijven. Zowel de reeds geregistreerde als het nieuw toe te voegen erfgoed worden gebundeld in een overzichtelijke cultuurhistorische waardenkaart en een dynamische digitale database (Erfgoedmonitor) die permanent wordt aangevuld en geraadpleegd voor de meest actuele informatie (zie hiervoor ook opdracht 3 en 4). Deze kaart is een van de onderleggers voor de structuurvisie voor het aardbevingsgebied. Opdracht 3) Erfgoedmeting Tijdens de opname in het gebied wordt een nulmeting gedaan van de bouwkundige kwaliteit van het onroerend cultureel erfgoed (Erfgoedmeting). Dit is bedoeld om een goed beeld te krijgen van de vitaliteit van het erfgoed en geeft inzicht in de opgave die in het gebied ligt. Tijdens een expertsmeetingvan het project “Levende Monumenten in een Leefbare Omgeving”(RCE 2015) is namelijk uitgesproken dat hoe beter de bouwkundige staat van het pand is, hoe minder schade bij een aardbeving ontstaat. Naast opname van de schade wordt ook gekeken naar de algehele bouwkundige kwaliteit van het pand. Hiermee is het erfgoed zowel kwalitatief als kwantitatief geinventariseerd. Deze erfgoedmeting kan worden gezien als een eerste stap in het bouwkundig versterken.

Page 11: 'Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting' PDF document

Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting 14 juli 2015

11

Erfgoedteams Bij deze opnames, waarvoor de flexibele erfgoedteams worden ingezet, kunnen gelijktijdig andere nuttige gegevens over het pand worden geverifieerd en/of aangevuld voor de complementering van het erfgoedbestand, maar wordt ook met bewoners gesproken ten behoeve van het herstellen van vertrouwen. Zoals gezegd: voor het actualiseren en inventariseren van het erfgoed, zal naast het nodige bureauwerk ook veldwerk gepleegd moeten worden. Nu al gaan teams bouwkundigen in opdracht van het Centrum voor Veilig Wonen langs panden waar schade is gemeld. Deze teams van bouwkundigen worden uitgebreid met bouw- en architectuurhistorici. Deze erfgoedteams slaan zo twee vliegen in een klap: tijdens de pandbezoeken kan dan zowel een schadeopname en kwaliteitsbepaling worden gedaan door de bouwkundigen (met monumentenzorg als specialisatie), als een cultuurhistorische waardenstelling door de historici worden opgesteld. De erfgoedteams bezoeken niet alleen panden met gemelde schade, maar gaan ook in fases per gemeente proactief op pad langs de gebouwen om de Erfgoedmeting en Cultuurhistorische opnames uit te voeren. Een voorwaarde bij het werken met dergelijke erfgoedteams is dat de communicatie over de komst van deze teams glashelder wordt gevoerd met de burgers. Het betrekken van de gemeente is daarbij een absolute noodzaak. Opdracht 4) Erfgoedmonitor Een belangrijk doel van dit project is te komen tot een totaaloverzicht van het cultureel erfgoed in het bevingsgebied, zowel in digitale kaart als database-vorm waarin alle relevante informatie voortaan op structurele wijze wordt vastgelegd. Om het erfgoed te kunnen classiferen en snel op ontwikkelingen te kunnen anticiperen (prioriteren), is het van groot belang dat alle verzamelde informatie in een digitale database wordt vastgelegden intern wordt ontsloten middels een toegangkelijke dynamische digitale raadpleegomgeving. In deze omgeving is het mogelijk informatie zowel te raadplegen als te,verrijken en te bewerken. De digitale database en Erfgoedmonitor wordt een uitgebreid databestand waarin per object een schat aan informatie te vinden is over bijvoorbeeld de cultuurhistorisch waarden, maar ook het schadebeeld als gevolg van bevingen, eventuele ligging in de ruimtelijke context, etc. De database is bruikbaar voor analyse en onderzoek (onderhoudstoestand) in relatie tot de opgaven in het bevingsgebied. De database geeft een cijfermatige onderbouwing aan beleidsmatige keuzes op de korte-, middellange- en lange termijn en toont, wanneer de data wordt bijgehouden, nadien aan wat de effecten zijn van ingezet beleid (verantwoording). Omdat de database gekoppeld wordt aan de bevingskaart, is deze ook te gebruiken voor analyses om inzicht te krijgen in de mate waarin bevingen schade aanbrengen aan de monumentale objecten. Juridische aspecten voor de opdrachten en de vastlegging in de database [bron: jurist provincie groningen] Nog in bewerking(wordt in augustus aangevuld) Voor de opdrachten 1 tot en met 4 is het uitgangspunt dat de Nationaal Coördinator Groningen eigenaar wordt van de relevante onderzoeksresultaten. Dat betekent dat in de opdrachten daartoe bepalingen worden opgenomen zoals is aangegeven in de Handreiking inkoop datasets en onderzoeksopdrachten voor zover noodzakelijk (ter voorkoming van hoge kosten). Alleen in het geval dat de Nationaal Coördinator Groningen volledig eigenaar is van de ruwe data en eventuele onderzoeks- en rekenmethoden (dus inclusief intellectuele eigendomsrechten) kan zonder beperkingen informatie worden gedeeld met de buitenwereld, zodat tegemoet kan worden gekomen aan het principe van maximale transparantie en (digitale) ontsluiting. We onderscheiden daarbij twee groepen informatie:

openbare informatie informatie specifiek voor intern gebruik

Voor beide informatiegroepen worden bepalingen opgenomen in een gebruikersprotocol.

Page 12: 'Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting' PDF document

Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting 14 juli 2015

12

Voor zover het data betreft die de Nationaal Coördinator bij voorbaat extern wilt delen geldt:

1. De bronbestanden betreffen alleen openbare informatie. De meeste bronbeheerder kunnen dit aangeven.

2. De informatie is ook beschikbaar als open data, voor zover de bronhouders hiervoor toestemming (kunnen) geven. Het auteursrecht van sommige leveranciers prevaleert, daarom zullen in in aantal gevallen aanvullende afspraken met de leverancier nodig zijn.

Daarnaast wordt een gedeelte van de informatie alleen intern gebruikt. Het betreft bijvoorbeeld persoonlijke gegevens of informatie die de persoonlijke levensfeer van gebruikers van objecten raakt. Maar ook informatie die bij externe bronhouders wordt ingekocht en waar auteursrecht op rust en/of waarvan het niet zinvol is om deze als openbare informatie aan te bieden omdat deze informatie alleen gebruikt wordt voor analysedoeleinden. Voor deze voor intern gebruik bedoelde informatie geldt dat:

a) Onder verwijzing naar de opdracht van het Informatieplatform Nationaal Coördinator Groningen moet de database technisch en organisatorisch dusdanig worden ingericht dat persoonsgegevens naar wettelijke maatstaven optimaal wordt beschermd. (Hier volgen we beveiligingstandaarden volgens NCSC). Deze informatie wordt niet in de online database verwerkt en alleen lokaal (bij de Nationaal Coördinator Groningen) beveiligd opgeslagen.

b) Een deel van de informatie bedoeld voor intern gebruik zou indien wenselijk, wel extern ontsloten kunnen worden, maar dan wordt deze informatie vooraf op voldoende hoog abstractieniveau geaggregeerd (tenminste op 6 cijferig postcodeniveau, en op 5 cijferig postcodeniveau indien het aantal records lager is dan 4, of indien nodig op 4 cijferig postcodeniveau of hoger. Zolang de informatie voldoende wordt geaggregeerd).

Het is aanbevelenswaardig een juridisch deskundige te laten beoordelen of bepaalde informatie bedoeld voor intern gebruik, openbaar is in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Voor zowel de openbare informatie als de interne informatie wordt in overleg met het projectteam een gebruikersprotocol opgesteld waarin per parameter wordt omschreven hoe de gebruiker met de data om gaat. Elke gebruiker, in het bijzonder van de interne informatie, conformeert zich aan de bepaling in het gebruikersprotocol. Vanuit kosten- en efficientie overwegingen ligt het auteurs- en intellectueel eigendomsrecht van de soft- en eventuele hardware bij de opdrachtnemer. De data die in deze software wordt opgeslagen, bewerkt en verrijkt, is altijd te benaderen door de Nationaal Coordinator Groningen en voor zover er geen andere auteursrechten van bronhouders op rusten, wordt deze data ook als back-up lokaal opgeslagen. Voor verdere informatie over de inrichting, beveiling en protocollen van de software, de opslag van de data binnen Nederland op basis van ISO27001 certificering en inrichting van de back-up, verwijzen ook graag we naar bijlage IV; opbouw database pilot Onderdendam.

Page 13: 'Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting' PDF document

Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting 14 juli 2015

13

3. Stappenplan per opdracht De hierboven beschreven opdrachten bepalen de stappen in de uitwerking van de opdracht. Het gaat er om te voorkomen dat wat van waarde is wordt gesloopt. Omdat wordt gewerkt met een gebiedsgerichte aanpak, wordt begonnen met het begrijpen, beschrijven en waarderen van de ruimtelijke context. Vandaaruit wordt het erfgoedgeinventariseerd, aangevuld, dan geclassificeerd en geprioriteerd, om vervolgens de producten te creëren: de cultuurhistorische waardenkaart en de erfgoedmonitor. Opdracht 0) Ruimtelijke context In deze opdracht wordt beschreven hoe alle waardevolle informatie over de ruimtelijke context in een GIS-kaart voor het aardbevingsgebied wordt verwerkt. Het eindproduct is een GIS-kaart voor het aardbevingsgebied. Het onderzoek wordt in samenspraak met de gemeenten uitgevoerd. Hierdoor kan optimaal gebruik worden gemaakt van de aanwezige kennis bij gemeenten en historische verenigingen.Een integraal team van deskundigen op het vlak van landschap, stedenbouw en cultuurhistorie voerthet onderzoek uit. Daarbij worden de GIS-bestanden van de kwaliteitsgids van de provincie als vertrekpunt worden genomen.Ook wordt gebruik gemaakt vanliteratuur (bv. Golden raand, Dorpen in Groningen, enz.), relevant beleid provincie, gemeenten (bv. landschapsontwikkelingsplannen, toelichting bestemmingsplannen, enz.), redengevende omschrijvingen van beschermde stads- en dorpsgezichten en relevante websites (zoals. www.google.nl/maps, www.hisgis.nl, www.watwaswaar.nl, www.ahn.nl, enz.) en www.bevingmonitor.com(met informatie uit opdracht 0 t/m 4). Stap 1)Inventarisatie Startbijeenkomst van een dagdeel in de gemeente met lokale deskundigen (gemeente, historische vereniging) met tot doel het doorspreken van de opgave en het uitwisselen van kennis. Welke voor deze opgave relevante informatie is beschikbaar? Het onderzoek richt zich hoofdzakelijk op de periode voor de Tweede Wereldoorlog maar tijdens de startbijeenkomst wordt ook stil gestaan bij, naar onze inschatting incidenteel voorkomende naoorlogse stedenbouwkundige en cultuurhistorisch waardevolle ensembles. Dit levert per gemeente een complete inventarisatie op van relevante gegevens voor het onderzoek. NB: De verzamelde informatie is in beginsel bedoeld voor intern gebruik. Ook is de informatie voorzien van een gebruikersprotocol waarin staat beschreven op welke wijze informatie desgewenst publiekelijk gedeeld wordt. Het gebruikersprotocol wordt opgesteld in de geest van de opdracht; herstel van vertrouwen bij bewoners.

Figuur 02: Schetsmatige analyse van Usquert [Libau]

Page 14: 'Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting' PDF document

Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting 14 juli 2015

14

Stap 2) Analyse Analyse van de informatie:de resultaten worden schetsmatig in beeld gebracht op afdrukken van de provinciale kwaliteitsgids (zie figuur 02). Hoe is het landschap ontstaan, en wat betekent dit voor de nederzettingspatronen? Welke dorpstypen komen voor en wat zijn hun algemene ruimtelijke karakteristieken? Daarnaast wordt ingezoomd op de kernen zelf en worden de stedenbouwkundig en cultuurhistorisch waardevolle nederzettingspatronen schetsmatig in kaart gebracht. Vervolgens worden de nederzettingspatronen uitgewerkt in gebieden die ruimtelijk samenhangend zijn. Per ruimtelijk samenhangend deelgebied worden de ruimtelijke karakteristieken beknopt beschreven. Stap 3) Werkatelier In een werkatelier van een dag in de desbetreffende gemeente worden de analyseresultaten met lokale deskundigen (gemeente, historische vereniging, monumenten- / erfgoedcommissie) doorgesproken en indien nodig aangevuld en/of aangescherpt. Dit levert een kaart (per gemeente en per kern) op met daarop schetsmatig de landschappelijk en cultuurhistorisch waardevolle nederzettingspatronen en dorpstypen. Stap 4) GIS-kaart In deze stap worden de schetsmatige onderzoeksresultaten verwerkt in de GIS-kaart van de provinciale kwaliteitsgids. De resultaten worden zodanig bewerkt dat de data eenvoudig en met minimaal tekenwerk aan de GIS-kaart kunnen worden toegevoegd. Het concept-eindproduct wordt per gemeente, op een centrale plek waar de GIS-kaart digitaal geraadpleegd kan worden, doorgenomen in een dagdeel durend eindoverleg. De verschillende nederzettingspatronen inclusief de karakteristieken worden tijdens de presentatie van een dagdeel doorgesproken. Op basis van eventuele op- of aanmerkingen wordt het concept-eindproduct definitief gemaakt. Opdracht 1) Inventarisatie en actualisatie van het erfgoedbestand Opdracht 1 behelst het opstellen van een lijst van alle panden met de status van rijksmonument, karakteristiek pand in het buitengebied, gemeentelijk monument of (beeldbepalend pand in een) beschermd Stads- en Dorpsgezicht. Ook het genaamde ‘niet gebouwd’ erfgoed wordt opgenomen. Denk aan waardevolle tuinen, oude bomen en landschapselementen (zie ook bijlage III voor een bronnenlijst). Stap 1) Inventarisatie (adressen, beschermde status, objecttypering en basisgegevens eigenaar/bewoner) Archief- en bureauonderzoek: verzamelen beschikbare gegevens individuele objecten Van de reeds bekende panden en objecten wordt de beschikbare documentatie nagelopen op volledigheid van informatie. Daar waar nodig wordt de informatie aangevuld met gegevens uit bestaande bronnen. Denk aan: het monumentenregister, de monumentendossiers (panddossiers) in de regionale archieven en de ‘behoefteramingformulieren’ van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Ook de stukken die worden ingediend ten behoeve van subsidieaanvragen of vergunningsaanvragen (begrotingen, bestekken en tekeningen) bevatten waardevolle informatie. Behalve bij de Rijksdienst en de regionale archieven zijn ook gegevens te vinden bij de eigenaren/beheerders, welstand en de gemeenten. Daarnaast heeft Stichting Monumentenwacht Groningen met ruim 700 abonneehouders een betrouwbaar inzicht in de fysieke staat van een groot deel van alle Rijksmonumenten in het aardbevingsgebied. De betrokken overheden dienen de benodigde informatie kosteloos ter beschikking te stellen. Naast het gebouwde erfgoed moet ook het ‘niet gebouwde erfgoed’ worden geïnventariseerd en worden beoordeeld op volledigheid van de informatie. Als basis hiervoor worden bestaande bestanden met bijvoorbeeld dijken, wierden en verkavelingstructuren gebruikt. NB: Omdat al deze gegevens op verschillende plekken worden bewaard, onderling niet zonder meer vergelijkbaar zijn en bovendien vaak niet compleet of actueel zijn, is op dit moment geen harde uitspraak te doen wat er uiteindelijk aan basisinformatie te is verkrijgen en hoeveel tijd het zal kosten om gegevens te verzamelen. Mogelijk zal blijken dat panden nog geheel moeten worden opgenomen.

Page 15: 'Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting' PDF document

Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting 14 juli 2015

15

Stap 2) Aanvullen ontbrekende gegevens per pand, object, element en structuur Veel van de opgezochte gegevens en documentatie zullen onvoldoende blijken. Voor deze (als beschermde) panden en objecten zal een (bouwhistorische en bouwkundige) opname noodzakelijk zijn om de gegevens aan te vullen. De urgentie van deze complete aanvullende opnameswordt per pand / object bepaald. Het opnemen van de panden en objecten behelst een bouwkundige opname en een bouwhistorische verkenning met waardenstelling (omschrijving gebruiks- en bouwgeschiedenis, huidige toestand en bepalen monumentale waarden van het pand / object) met waarderingstekeningen. Opdracht 2)Cultuurhistorische waardenstelling en waardenkaart Per gemeente worden gebiedsopnames gemaakt die leiden tot aanvullende waardenstellingen (in combinatie met de selectie van nieuw erfgoed). Onderzoeksteams maken op basis van visuele opnames en met behulp van gemeenteambtenaren, lokale deskundigen een groslijst van panden, objecten, ensembles, tuinen, landschappen,elementen of stads- en dorpsgezichten waarmee de erfgoedlijst wordt aangevuld.Dit werk wordt gedaan door een (flexibel)erfgoedteam van architectuur- of bouwhistorici (of vergelijkbaar). Stap 1) Opstellenwaarderingskader/ -criteria Met het waarderingskader wordt bepaald of een pand, object of belangrijke ruimtelijke structuur op de nieuwe erfgoedlijst komt. Hiervoor wordt het waarderingskader van de Rijksdienst voor Cultureel erfgoed gehanteerd. Met dit model wordt het volgende per object beschreven: cultuurhistorische waarden, de stedenbouwkundig/ensemble waarde, architectuurhistorische waarde, gaafheid en herkenbaarheid en zeldzaamheid (eventueel ook de bouw- en gebruiksgeschiedenis). Deze redengevende omschrijving vormt de juridische basis van de bescherming van het erfgoed. Stap2) Groslijst van nieuw toe te voegen erfgoed per gebied Dit kan op basis van visuele analyse vanaf de weg. Daarnaast kunnen de digitale bestanden die beschikbaar zijn bij NAM en/of CVWworden benut.Ook wordt de groslijst aangevuld met de eerdere MPS en voorselectie (MIP). In principe wordt tot en met 1965 geinventariseerd, maar het is ook mogelijk objecten van latere datum op te nemen. Uiteraard wordt voor het maken van deze groslijst ook gebruik gemaakt van de aanwezige deskundigheid in de gemeente. De gemeenten en lokale stakeholdersworden bij het opstellen van de groslijst betrokken. Stap 3) Typologische selectie maken uit de groslijst Maak van uit de groslijst een typologische selectie en bepaal welke panden de beste voorbeelden zijn van deze typologie en/of de conclusies van opdracht 0 (ruimtelijke context) versterken. Zodoende worden niet alle panden van een bepaalde type beschermd, maar alleen de meeste gave en sprekende voorbeelden. Stap 4) Per typologische selectie, en verspreid over de kaart van het gebied, de panden ten opzichte van elkaar gaan ‘wegen’ De vooraf opgestelde kaders hanteren in een beoordelingsformulier per pand en deze gebruiken om een weging per criterium in te vullen. Deze formulieren worden vervolgens ten opzichte van elkaar vergeleken om een beargumenteerde keuze te kunnen maken voor het onderling bepalen van de cultuurhistorische waarde per object. In bijlage II is een voorbeeld te vinden van een dergelijk beoordelingsformulier. Stap 5) Definitieve aanvullende erfgoedlijst van de desbetreffende gemeente vaststellen Vooraf wordt en selectiecommissie samengesteld, bestaande uit lokale stakeholders, lokale ambtenaren en een afgevaardigde vanuit de provincie. Deze commissie stelt de voorlopige definitieve nieuwe lijst vast. Dit is ook het moment waarop de mening van de burgers gevraagd wordt en een debat plaatsvindt over wat de Groningers zelf van waarde vinden. Dit kan in twee dagdelen plaats vinden. Stap 6) Redengevende omschrijvingen van alle panden op de nieuwe lijst Dit wordt de daadwerkelijk cultuurhistorische rapportage met waardenstelling. Deze rapportage geeft inzicht in de monumentale waarden in termen van behoud (doelstelling), maar ook de eventuele ‘vrijheidsgraden’ (mate van aanraakbaarheid). In die zin geldt de waardenstelling ook als handvat bij herstel bevingschade, ‘bouwkundig versterken’ en een eventueel toekomstige herbestemming. De rapportage bevat geen gedetailleerde bouwhistorische ontleding van het gebouw, maar stelt vast wat er is aan cultuurhistorische waarden en hoe daarmee om te gaan: ‘Wat moet worden hersteld, maar ook: kan en mag worden aangepast?’. Een uitgebreide

Page 16: 'Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting' PDF document

Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting 14 juli 2015

16

bouwhistorische rapportage is terug te vinden in de erfgoedmeting. De redengevende omschrijvingen omvatten: Algemene gegevens: adres, plaats, gemeente, kadastraal nummer, gebied, naam, architect, bouwjaar, functie (oorspr.), functie (huidig), Monumentenstatus, Aanwijzing, MIP-code), werknummer, ID. Beschrijving: Afbeelding, bouw- en gebruiksgeschiedenis, omschrijving huidige situatie: locatie, bouwvolume, gevels, vensters/deuren, dak, kunst/ornamentiek, wijzigingen. Waardering: cultuurhistorische waarde, stedenbouwkundige waarde, architectuurhistorische waarde, gaafheid/herkenbaarheid, zeldzaamheid.

Stap 7) Controle, opleveren concept totaalrapport, bespreken en definitief maken In deze stap wordt een totaalrapport gecreëerd van de cultuurhistorische waardenstelling, maar wordt ook de koppeling gemaakt met de erfgoedmeting en wordt de informatie van beide bronnen eventueel met elkaar vergeleken en waar nodig aangevuld. Vervolgens kunnen alle gebouwen worden vastgelegd in een totaaloverzicht. Tussentijdse toetsing is noodzakelijk.Dit houdt in dat tussentijds gecontroleerd wordt of de lijst en de informatie compleet is en of de volgende stappen genomen kunnen worden. Stap 8) Cultuurhistorische waardenkaart De laatste stap is het creëren van een cultuurhistorische waardenkaart inclusief het koppelenvan de database op objectniveau. Alle geinventariseerde gegevens (per pand, per gebied, per kern) worden door GIS-specialisten in lagen op een kaartondergrond aangebracht. Niet alleen de objecten (per status) kunnen in een laag terug worden gevonden, ook de verschillende gebiedskwaliteiten, archeologische vindplaatsen of verwachtingsgebieden, aanwezigheid van kernmerkende collecties, kortom: het totale erfgoedbestand wordt op de kaart weergegeven. NB: Voor wat betreft de archeologie: voor alle gemeenten is een GIS-basis archeologie. Alle archeologische beleidskaarten die ouder zijn dan vijf jaar dienen geactualiseerd te worden. Dit valt buiten deze opdracht. Opdracht 3) Erfgoedmeting Om de bouwkundige staat van de objecten te kunnen bepalen wordt een nulmeting (Erfgoedmeting) uitgevoerd. Stap 1) Opname van de huidige toestand Het opnemen van de objecten behelst een bouwkundige opname (gelijktijdig uitgevoerd met de bouwhistorische opname uit opdracht 2). Een bouwkundige zal het object opnemen. Hij / zij kijkt naar alle gevels, maar zal ook in het interieur een visuele inspectie uitvoeren (geen destructief onderzoek). Overal worden foto’s van gemaakt en bijzonderheden worden genoteerd. Stap 2) Schrijven van een onderhoudsrapportage met meerjaren onderhoudsplanning (en –begroting) De geconstateerde onderhoudsstaat wordt beschreven in een technisch inspectierapport met een meerjarige onderhoudsplanning. In dit technisch rapport wordt gelijk ook advies gegeven over de herstelmethoden. De meerjarige onderhoudsplanning wordt opgesteld voor een periode van zes jaar (we hanteren hier de lengte van de BRIM-cyclus) en omvat naast onderhoudswerkzaamheden ook een apart gespecificeerd budget voor renovatieachtige activiteiten, denk aan: maatregelen ten behoeve van duurzaamheid en/of waardevermeerdering. Stap 3) Begeleiden van herstel- en onderhoud Op basis van de visuele inspectie met hersteladvies in het technisch rapport, kunnen ook de werkzaamheden worden uitgezet en begeleid. Dit geldt niet alleen voor de onderhoud gerelateerde werkzaamheden, maar ook bij herstel van mijnbouwschade. Opdracht 4) Erfgoedmonitor De uitvoering van opdracht 4, de opbouw van een gestructureerde en toekomstgerichte database en het digitaal monitoren van objecten in het aardbevingsgebied, loopt tegelijk met de opdrachten 0 t/m 3. Data komt in een eigen omgeving en is zodanig generiek dat het altijd te gebruiken is. De NCG stelt deze data ter beschikking. Het samenbrengen van de informatie in combinatie met informatie uit de digitale quickscan van objecten lopen hand in hand vanaf de start project. Alleen op deze wijze is op deze schaal binnen tijd en budget het gewenste resultaat te bereiken. Alle verzamelde informatie wordt direct geordend opgeslagen in een centrale database en direct ontsloten in de online omgeving en via de digitale cultuurhistorische waardenkaart.

Page 17: 'Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting' PDF document

Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting 14 juli 2015

17

Figuur 03: Realisatie inventarisatie per jaar per bron. Deze aanpak resulteert in de realisatie zoals getoond in figuur 03. Waarbij per jaar, per bron de inbreng als percentage van het geheel is getoond. Enkele aandachtspunten: Het eerste jaar is de realisatie circa 30%, het tweede jaar 55%, derde jaar 70%, vierde jaar 90% en het vijfde

jaar 100% De inbreng van Arup, CVW lijkt vrij laag, maar dat is de verklaren door het feit dat ze al een grote opgave

hebben met reguliere objecten en daarvan valt een percentage onder deze onderzoeksgroep De inbreng van de teams (opdracht 1 tm 3) groeit met de jaren omdat de menskracht vanaf de eerste dag

naar verwachting niet op volle sterkte is De inbreng vanuit Monumentenwacht en repeterende digitale monitoring zijn slechts in geringe mate

cumulatief. Want hier zit voor een deel herhaling in De inbreng vanuit quick scans neemt gedurende de jaren af. En gaat over in reguliere monitoring. In de uitwerking wordt aandacht besteed aan het opzetten van een kleinschalige pilot, alvorens het model verder uit te rollen. Want ondanks dat het een beproefd informatiemodel inclusief hard-en software betreft, is het intensief testen van de robuustheid van het geheel bij dit specifieke project van een bijzonder groot belang. Er is nu rekening gehouden met een test (pilots) op twee schalen:

Eerste test in en rondom een kern (als pilot Onderdendam) Tweede test op het gemeenteniveau (als pilot gemeente Loppersum) Uitrol naar andere gemeenten.

Page 18: 'Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting' PDF document

Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting 14 juli 2015

18

Figuur 04: stroomschema stappen opbouw digitale database. In de tekst corresponderen de hoofdletters (Aof bijvoorbeeld E)met de letters in figuur 04. Stap 1)Vullen van een uniform bronbestand op basis van bestaande informatie Alle bestaande digitale datasets en bronnen worden onderzocht op geschiktheid en samengevoegd tot een uniform bronbestand die aan landelijke standaarden voldoet. Aan dit bestand wordt input vanuit de opdrachten 0, 1, 2 en 3 aan toegevoegd. Het resultaat is een doorgaans voor circa 70% complete database (ervaringsgetal op basis van onderzoeken binnen vier andere provincies in Nederland), inclusief GIS-dataset, waarvan de adressen en/of locaties van alle objecten in de onderzoeksgroep of portefeuille kloppend zijn; Vanaf deze fase wordt doorlopend de informatie uit opdracht 0,1,2 en 3 (periodiek) toegevoegd aan de datase. De informatie uit deze opdrachten wordt derhalve digitaal en volgens een vooraf bepaald format aangeleverd. Stap 2) Bestaande informatie structureren, digitaliseren en aanvullen met nader onderzoek Vervolgens worden de objecten uit stap 1 aangevuld met informatie over het gebruik, de omvang, informatie over schade en staat van onderhoud (camera-auto & informatie uit veldonderzoek €, informatie over leegstand, of het object te koop of te huur is en hoe lang, leeftijden van gebruikers. Tijdens deze stap worden in de regel veel nieuwe objecten ‘gevonden’. Deze objecten worden ook toegevoegd aan de database en verrijkt met de hierboven beschreven informatie. Een belangrijk deel van de aanvullende informatie bestaat uit de tekst met daarin de waardenstelling. Stap 3)Uniforme bronbestand wordt gecompleteerd met extra informatie uit stap 2 De verder in stap 2 compleet gemaakte dataset (zowel als het gaat om aantallen objecten als aanvullende parameters) wordt toegevoegd aan de gestructureerde database uit stap 1. Nu is heel exact te bepalen van welke objecten nog aanvullende informatie (zoals waardenstelling of ligging binnen cultuurhistorische structuren) gewenst is en gezien het risico op grotere schade in de nabij toekomst, met welke prioriteit. Stap 4) Ontsluiten van de data De dataset is nu compleet genoeg om al tijdens het inventarisatieproces van de 0-meting, online te ontsluiten. Dat kan via een Intranet-omgeving, of via een beveiligde online omgeving. Een volgende logische stap is het online ontsluiten van (een deel van de data) voor een breder publiek.

Page 19: 'Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting' PDF document

Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting 14 juli 2015

19

Stap 5) Database geeft prioritering van het erfgoed aan Deze nu circa 95% complete database levert input voor een eerste verbeterslag van de data door de teams die invulling geven aan opdracht 0, 1, 2 en 3. Van stap C naar E (Focus, aanvullen, prioriteren). Het werkproces wordt hierdoor een stuk efficienter en gaat ook sneller. Een bijzonder moment, vanaf nu is het mogelijk de teams maximaal efficiënt in te zetten op basis van de database. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk objecten die veel schade hebben, leeg staan maar vermoedelijk ook veel cultuurhistorische waarde hebben, met prioriteit door een expert te laten bezoeken. Stap 6) Bewoners hebben toegang tot de Erfgoedmonitor Met dit in de praktijk beproefde informatiemodel is het eenvoudig gelijktijdig informatie op te halen via app’s zoals de Monumentenwacht inventarisatie app, de bewoners-app waarmee deze zelf schades kunnen fotograferen en uploaden. Ook is het uitbreiden van dit systeem met een team-app mogelijk zodat de betrokken teams bij de opdrachten 1, 2 en 3 direct on site alle informatie via een iPad verwerken. Stap 7) Structureel en periodiek monitoren Na een fase van opbouwen van een gestructureerde database en het opzetten van een state of the art beleids-informatie tool is het bijhouden van de informatie middels het gestructureerd periodiek monitoren, mogelijk. In overleg met de Overheidsdienst Groningen wordt gekozen voor een aanpak die het beste past bij dit gebied. Een aantal opties zijn denkbaar:

- Het periodiek, bijvoorbeeld (half)jaarlijks actualiseren van alle informatie uit veldonderzoek € en via de digitale monitoring (B)

- Het periodiek updaten van alle informatie uit € en (B) in combinatie met aanvullende rapportages schade in euro’s na drie dagen na elke zware beving met behulp van crowd sourcing (app voor bewoners i.c.m.de Monumentenwacht-app) en bepaling schadebeeld op basis digitale informatie

- Het realtime bijhouden van alle informatie door middel van het leggen van directe digitale koppeling en doorlopende actualistatie van gegevens zowel vanuit het veld als via digitale weg. En in combinatie met rapportage schade in euro’s drie dagen na een eventuele zware beving.

Het is aanbevelenswaardig de exacte invulling van de periodieke monitoring pas te bepalen na het doorlopen van een eerste cyclus van stappen A tot en met F.

Page 20: 'Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting' PDF document

Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting 14 juli 2015

20

4. Organisatie en proces

Het ‘eigen’ woonhuis geldt als een bijzonder belangrijke plek. Begrijpelijk dat de overlast van aardbevingen en (het gevoel van) onveiligheid dan zeer ingrijpend is. Zeker na een voorgeschiedenis van ontkenning, gebrekkige informatie, frustraties, wantrouwen en (nog) niet nagekomen beloften…

Bevingschade, (terugkerend) herstelwerk en de grootschalige aanpak ‘bouwkundig versterken’ hebben veel impact op bewoners. Mensen ondervinden (langdurig) overlast en moeten soms tijdelijk weg uit hun vertrouwde omgeving. Dat is vervelend, maar onvermijdelijk. Eigenaren/bewoners zullen (meer) begrip hebben voor die situatie en constructief meewerken met de aanpak wanneer ze vooraf goed zijn geïnformeerd. Vandaar ons voorstel als startpunt van de grootschalige aanpak te beginnen met een communicatietraject. Zo markeert de waardenstelling dan letterlijk het begin van het ‘ontzorgen’ (wat kan worden voortgezet door het oprichten van een Bureau Erfgoed binnen de Nationaal Coördinator Groningen). Om eigenaren/bewoners te ontzorgen zijn specialisten nodig. Deze specialisten zijn kundig op het gebied van(historische) erfgoedwaarden, van schade, herstel en onderhoud. Zij zijn in staat in heldere taal uit te leggen wat er gaat gebeuren, wanneer, en zij kunnen eigenaren/bewoners begeleiden van het begin tot het eind. In paragraaf 4.1 staat opgenomen hoe zo’n team van specialisten moet worden samengesteld. In paragraaf 4.4 zal het communicatieplan nader worden toegelicht. Verder is het van belang de planning helder te hebben en overzicht te hebben in het totale budget dat benodigd is per gemeente. Informatie hierover is dan ook terug te vinden in respectievelijk paragraaf 4.2 en 4.3. 4.1Organisatiestructuur Projectteam binnen de NCG Wij stellen voor een kernteam of projectteam in te stellen van drie à vier personen.Dit projectteam werkt bij de Nationaal Coördinator Groningen en is verantwoordelijk voor het opleveren van de Cultuurhistorische waardenstelling, erfgoedmeting en de erfgoedmonitor. Dit kernteam bestaat uit een projectleider (1 fte) en enkele inhoudelijke specialisten (0,4 fte) op het gebied van landschap, cultuurlandschap en/of cultureel erfgoed. Aan dit (drie- à vierkoppig) projectteam worden enkele andere personen toegevoegd zoals iemand met kennis van geo en IT (0,2 fte), iemand uit de werkgroep die dit PvA heeft geschreven, minimaal een vertegenwoordiger vanuit de provincie (0,2fte) en iemand vanuit een gemeente (0,2 fte) die gemandateerd namens alle gemeenten.Dit projectteam bewaakt de voortgang van het proces en de inhoudelijke kwaliteit en stuurt de Erfgoedteams aan.

Figuur 05: projectorganisatie

Page 21: 'Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting' PDF document

Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting 14 juli 2015

21

Ook voert dit team opdracht 0 uit in alle (elf) gemeenten. Opdracht 0, de ruimtelijke context, ishet kaderscheppende gedeelte voor de volgende opdrachten. Om de cultuurhistorische kaart te kunnen maken zijn GIS-specialisten nodig. Tegelijkertijd is het van belang om direct de ICT-specialisten van opdracht 4 te betrekken: samen stellen zij de database op en creëren zij de lagen voor de cultuurhistorische waardenkaart. Zodra opdracht 1 gaat lopen, kunnen zij de database en kaart direct aanvullen met de bestaande gegevens van de panden / objecten / elementen.Na uitvoeren van opdracht 2 en 3 zijn zij ook degene die alle verzamelde nieuwe gegevens verwerken in opdracht 4 (Erfgoedmonitor) en actualiseren van de cultuurhistorische waardenkaart. Zowel de database als de kaart zijn dynamische documenten. Erfgoedteams Om opdracht 1, 2 en 3 te kunnen uitvoeren worden Erfgoedteams samengesteld. De Erfgoedteams bestaan uit complementaire specialisten (varierend van 2 tot 5 personen) die op pad gaan om het totale gebied op te nemen. Deze mensen moeten naast specialistische kennis ook over goede communicatieve vaardigheden beschikken. De Erfgoedteams bestaan uit de volgende specialisten: Bouwkundigen (monumentenspecialisten) en bouw- / architectuurhistorici. Tevens wordt een ambtenaar vanuit de gemeente toegevoegd. Klankbordgroep per gemeente Om de aansluiting met eigenaren en gemeenten verder nog te borgen en draagvlak te creëren, is het advies te gaan werken met een klankbordgroep per gemeente. Deze klankbordgroepen worden aangestuurd door het projectteam. Het effect van deze werkwijze kan worden getoetst bij de pilot. Met de leden van de klankbordgroep (dorpscoördinatoren, enkele monumenteigenaren, gemeente ambtenaren en specialisten uit het Erfgoedteam) wordt dan samengewerkt wat betreft het proces, maar ook inhoudelijk. Communicatie naar alle bewoners in het gebied kan dan ook in nauwe afstemming met de leden van de klankbordgroep worden vormgegeven. In paragraaf 4.4 wordt communicatie verder uitgewerkt. 4.2 Planning Het project kent een doorlooptijd van vijf jaar. Dit wordt gefaseerd opgepakt:

1. In de eerste fase wordt gestart met een kleine dorpskern (zoals Onderdendam) en omgeving als pilot op basis waarvan het vervolg verder wordt vorm gegeven.

2. De volgende fase is de opname van een gehele gemeente (bijvoorbeeld Loppersum). Waarna ook de projectorganisatie, planning en budget kan worden geëvalueerd en eventueel herijkt.

3. De piek van de werkzaamheden komt naar verwachting na het eerste jaar. Dan rolt de inventarisatie zich uit over de volgende aardbevingsgemeenten (11 gemeente in totaal, behalve stad).

4.3 Budget Voor het budget wordt verwezen naar bijIage I Begroting met daarin ook een toelichting op deze begroting en een overzicht van de ureninzet. 4.4 Communicatie Zoals hierboven aangegeven is communicatie een belangrijk element in het plan van aanpak. Bewoners moeten geïnformeerd worden over nut en noodzaak van de cultuurhistorische waardenstelling en nulmeting. Eigenaren van cultuurhistorisch erfgoed moeten vooraf toestemming verlenen voor deelname aan de erfgoedmeting en daarvoor is draagvlak nodig. Een minimale voorwaarde voor draagvlak is dat mensen goed geïnformeerd moeten zijn. Daarnaast komen mensen over de vloer bij eigenaren in het geval van veldwerk en het ‘inmeten’ van bestaande toestanden. Er bestaat een groot risico wanneer er niet goed gecommuniceerd wordt, argwaan en wantrouwen neemt verder toe terwijl het doel van de Nationaal Coördinator Groningen is het vertrouwen te herstellen.

Page 22: 'Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting' PDF document

Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting 14 juli 2015

22

Een goede en zorgvuldige communicatie vergt veel inzet. Er moeten informatieavonden georganiseerd worden, informatiemateriaal gemaakt worden, wellicht nieuwsbrieven/informatie voor op de gemeentelijke websites en website van de Nationaal Coördinator Groningen et cetera. Deze capaciteit is bij de meeste gemeenten niet standaard voorhanden. Daar moet een oplossing voor gezocht worden. Gezien het hoge afbreukrisico wordt geadviseerd een eigen communicatieadviseur toe te voegen aan het projectteam die een beknopt communicatieplan kan uitwerken nadat dit PvA is goedgekeurd. De communicatie moet in nauwe afstemming met de gemeenten gebeuren, ook dat vergt extra inspanning. De inschatting is dat 0,4 fte nodig is voor communicatieadvies en –uitvoering. Klankbordgroep

1. Maak een selectie voor de klankbordgroep. Denk aan ondernemers, dorpsbelangen, bewoners, historische verenigingen en een afgevaardigde van de gemeente

2. Organiseer een startgesprek waarin de de bedoeling van het inventarisatieproject wordt uitgelegd en de rol van deze klankbordgroep wordt verhelderd. Maak duidelijke afspraken over de reikwijdte van hun rol en inspraak

3. Bied een meeloopdag aan voor het veldwerk. Hoe gaan het team van bouwkundigen/historici te werk? 4. Overleg om te informeren, de kaders uit te leggen, de ruimtelijke context toelichten 5. Inventariseer bij de klankbordgroep welke objecten zij graag terug zien op de erfgoedlijst 6. Maak als inventarisatieteam een goede afweging welke objecten worden toegevoegd 7. Presenteer aan de klankbordgroep en vraag feedback. Pas eventueel de lijst aan 8. Eindpresentatie voor alle geinteresseerden.

Page 23: 'Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting' PDF document

Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting 14 juli 2015

23

5. Aanbevelingen en afbreukrisico’s Aanbevelingen Bureau Erfgoed Aangezien het bij erfgoed altijd gaat om maatwerk, is het van belang dat bewoners specialistische adviseurs tot hun beschikking krijgen. Niet alleen de erfgoedteams die langs komen om het erfgoed op te nemen, maar ook éénvaste plek waar zij vragen kunnen stellen, informatie op kunnen halen en meldingen van schade kunnen doen. Een loket dat in direct contact staat met het Projetteam, maar ook met de Erfgoedteams. Ons advies is dan ook om de monumentenzorg en –herstel te beleggen in een speciaal Bureau Erfgoed bij het CVW dan wel NCG. . De inzet van gemeenten en RCE Gemeenten en RCE zullen de bij hen beschikbare bestaande databestanden moeten leveren. Dit vraagt extra ambtelijke inzet. Ook moeten de bestanden dusdanig geleverd worden dat de NCG hier geen extra inzet voor nodig is. Daarnaast wordt vanuit de gemeenten inzet gevraagd in de erfgoedteams en mogelijk het projectteam. Wat betreft nieuw erfgoed: er wordt geadviseerd om eigenaren van (nieuwe)gemeentelijke of provinciale monumenten tegemoet te komen met een subsidie op onderhoud. Dit betekent dat de gemeenten en/of de provincie naast een erfgoedverordening ook een subsidieverordening dienen op te stellen. Koppeling met structuurvisie De resultaten van de opdrachten 0t/m 2 vormen een onderlegger voor de structuurvisie. Om deze reden wordt aangeraden om de inhoudelijke mensen van het projectteam ook in te zetten bij de structuurvisie. Koppeling met overige opdrachten / programma’s / initiatieven ‘Heft in eigen hand’ Alvorens te starten met het uitrollen van het programma ‘heft in eigen hand’ zal eerst de cultuurhistorische waardenstelling moeten zijn afgerond. Bewoners dienen meer te worden betrokken bij de inventarisatie, schadeopname en herstel van hun eigen woning. Werkgroep HOO (‘Houdt Onderdendam Overeind’) In Onderdendam is een werkgroep actief met het in kaart brengen van de gevolgen van gaswinnig op de panden in het dorp op de (middel)lange termijn. Er zijn inmiddels allerlei gegevensbestanden verzameld en het doel van de werkgroep is te komen tot een dorpsbreed beeld van de situatie. Met dit totale beeld wordt een basis gelegd voor de voglende stappen: het aardbevingsbestendig maken van Onderdendam zonder de unieke ruimtelijke kwaliteit, de historische uitstraling en de levendigheid van het dorp aan te tasten. De werkgroep wordt betrokken bij de pilot.

Afbreukrisico’s Er is een aantal belangrijke zaken dat een bedreiging vormt voor het slagen van dit project of zand in de motor zou kunnen strooien. Houd rekening (en voorkom!) onderstaande afbreukrisico’s:

Alle betrokken partijen zoals overheden en erfgoedpartners op landelijk, regionaal en lokaal niveau moeten bereid zijn hun medewerking te verlenen en uren beschikbaar te stellen. Met name in het aanleveren van data, en het meedraaien in de erfgoedteams. Indien deze uren niet vrijgemaakt kunnen worden, zal de kwaliteit van het project verminderen en de voortgang vertragen

Om snelheid te kunnen maken en kwaliteit te kunnen leveren moeten de (financiële) middelen toereikend genoeg zijn

Communicatie tussen de NCG met de bewoners/eigenaren, maar ook met de overheden is cruciaal voor de voortgang, kwaliteit en niet in de laatste plaats voor het vertrouwen. Transparantie is geboden. Indien de communicatie niet helder is, zal het vertrouwen van de bevolking in de NCG verdwijnen

In het verlengde van het vorige afbreukrisico: er moet ook duidelijkheid zijn. Bijvoorbeeld over de verhouding NCG en CVW. Dit afbreukrisico is projectoverstijgend, en moet in de eerste plaats door de NCG geregeld en gecommuniceerd worden

Onvoldoende koppeling tussen de verschillende bestanden zal ruis en vertraging bij de inventarisatie opleveren (>> hoe te ondervangen?)

Geen goede afspraken over de omgang met privacygevoelige informatie.

Page 24: 'Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting' PDF document

Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting 14 juli 2015

24

Bijlage I Begroting

Voor bepalen kosten ‘Erfgoedmeting’ is aantal, grootte en moeilijkheidsgraad van de onderzoeken objecten dominant. Dit is op dit moment niet bekend, dus zijn voor de begroting aannames gedaan. De afgelopen periode fluctueert de bandbreedte aan te versterken panden enorm. 30-50-90.000 objecten met uitschieter tot 160.000 voor het gehele aardbevingsgebied (de elf gemeenten én stad). Feit is dat het totaal aantal panden en objecten ‘met enig volume’ binnen de elf gemeenten toch zeker130.000 stuks bedraagt. Daarvan is ongeveer 35% gebouwd voor 1965 enzodoende onderdeel vandit plan van aanpak (opdracht 2). Grofweg 15-30% van dit aanbod is potentieel relevant voor een ‘Erfgoedmeting’ (opdracht 3). De ondergrens van deze inschatting is gehanteerd als uitgangspunt voor de kostenraming, ongeveer 8.500 objecten, waarvan circa 1.300 al Rijksmonument of gemeentelijk monument zijn. Totale kosten ‘Erfgoedmeting’, inclusief overhead en huisvesting (ex BTW) zijn relatief hoog.Teruggerekend is dat circa € 4.500 per objectof 36 à 48 uur aan bemensing voor een gemiddeld pand.

Keuzes maken: classificeren, prioriteren, wegen en aanpak

1. Kaf van koren scheiden binnen het totale objectenbestand 11 gemeenten 130.000 objecten!

Om te komen tot de juiste onderzoeksgroep wordt gestart met het maken van een slimme selectie van potentieel relevante erfgoed objecten onder het totale objectenbestand van 130.000 objecten ‘met enig volume’ in de 11 gemeenten binnen het aardbevingsgebied (bron BAG). Deze objecten bestaan grofweg uit:

60% Woonhuizen 30% Niet gedefinieerd objecten (zonder adres en (administratieve) functie) 10% ‘Overige’ panden en objecten zoals (kantoor, winkel, onderwijs, etc, maar ook sluizen, grenspalen, enz.)

Het resultaat van deze eerste filterstap is een selectie van objecten met een potentieel erfgoedkarakter, welke nader wordt onderzocht in stap 2.

2. Fijn filteren objecten op potentieel erfgoed: 50.000 á 75.000

De groep potentieel relevante objecten is nu zo’n 50.000 tot 75.000 objecten groot. En wordt, veelal via digitale weg, nader gespecificeerd en beoordeeld (geselecteerd) resulterend in een heel accurate kernlijst van erfgoed.

3. Verrijken & monitoring erfgoedobjecten: 8.500 á 15.000

Na het twee maal filteren van het totale objectenbestand blijft een uiteindelijk aantal van 8.500 tot 15.000 erfgoedobjecten over. Naar deze objecten wordt volledig onderzoek gedaan, inclusief een waardenstelling.

In de begroting hieronder volgt een overzicht met de globale kosten van een dergelijk ‘getrechterd’ onderzoek, uitgaande van totaal 8.500 panden en een doorlooptijd van 5 jaar (periode 2015-2020).

Page 25: 'Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting' PDF document

Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting 14 juli 2015

25

Kosten per opdracht3

Opdracht 0) Ruimtelijke context Stap 1 Inventarisatie € 35.000,- Stap 2 Analyse € 150.000,- Stap 3 Werkatelier € 60.000,- Stap 4 Eindrapportage en GIS-Kaart € 55.000,- Ontsluiten basiskaart, inclusief koppeling digitale

gebiedsinformatie per object € 40.000,-

Totaal: € 340.000,-

Opdracht 1) Inventarisatie en actualisatie van het erfgoedbestandStap 1 Inventarisatie (archieven- en bureauonderzoek: verzamelen alle

beschikbare gegevens van de individuele objecten van de elf gemeenten)

€ 50.000,-4

Stap 2 Aanvullen ontbrekende gegevens per pand, object, element en structuur (voor 1.253 rijksmonumenten en 97 gemeentelijke monumenten), stel 30% van de behoeft aanvulling (redengevende omschrijving) à € 800 tot € 2.400 per pand Aanvullen ontbrekend gegevens per pand, object, element en structuur (voor circa 3.100 bestaande beeldbepalende en karakteristieke panden), stel 100% dient te worden beschreven à € 800,- tot € 1.800,-

€ 540.000,-

€ 3.500.000,-

Verwerken en ontsluiten van de informatie uit opdracht 1 in de digitale geo-omgeving (centrale database en de online cultuurhistorische waardenkaart)

€ 50.000,-

Totaal: € 4.140.000,-

Opdracht 2) Cultuurhistorische waardenstelling en waardenkaartStap 1 Opstellen waarderingskader en – criteria € 50.000,- Stap 2 Groslijst van nieuw toe te voegen erfgoed per gebied: veldwerk

(fietsmethode) € 80.000,-

Stap 3 Typologische selectie maken uit de groslijst (grove selectie), aanname: terugbrengen van 75.000 naar 15.000 objecten Incl. camera-auto: meting staat van onderhoud (schade-beelden) op digitale wijze vanaf de openbare weg.

€ 1.400.000,-

Stap 4 Per typologische selectie en verspreid over de kaart van het gebied de panden ten opzichte van elkaar gaan ‘wegen’ Terugbrengen van 15.000 naar circa 4.300 objecten door middel van een cultuurhistorische waardenstelling en selectie (zie bijlage II)

€ 100.000,-

Stap 5 Vaststellen definitieve erfgoedlijst per gemeente incl. Stap 6 Aanvullen ontbrekend gegevens per pand, object, element en

structuur (voor circa 4.300 nieuwe erfgoed-objecten), stel 100% dient te worden beschreven à € 800,- tot € 1.800,-

€ 4.900.000,-

Stap 7 Opstellen rapportage cultuurhistorische waardenstelling incl. Stap 8 Verwerken en ontsluiten van de informatie via een online

toegankelijke cultuurhistorische waardenkaart € 40.000,-

Verwerken en ontsluiten van de informatie uit opdracht 1 in de digitale geo-omgeving (centrale database)

€ 100.000,-

Totaal: € 6.670.000,-

3 Alle totalen gaan uit van de elf gemeenten gezamenlijk 4 NB: uitgaande van ambtelijke inzet

Page 26: 'Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting' PDF document

Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting 14 juli 2015

26

Opdracht 3) Erfgoedmeting Stap 1 + Stap 2

Opname van de huidige toestand 1.350 bestaande monumenten (rijks- en gemeentelijk): - Van circa 30% zullen tekeningen moet worden gemaakt à € 800 tot € 3.200,- per pand - Circa 75 % moet bouwkundig worden opgenomen, à € 600 tot € 2.100,- per pand - Circa 75% behoeft een bouwkundig advies, à € 800 tot € 3.200,- per pand +/- 3.100 bestaande karakteristieke of beeldbepalende panden: - Van circa 30% zullen tekeningen moet worden gemaakt à € 800 tot € 3.200,- per pand - Circa 100 % moet bouwkundig worden opgenomen, à € 600 tot € 2.100,- per pand - Circa 90% behoeft een bouwkundig advies, à € 800 tot € 3.200,- per pand Ongeveer 4.300geselecteerde objecten (nieuw erfgoed): - Van circa 20% zullen tekeningen moet worden gemaakt à € 800 tot € 3.200,- per pand - Circa 100 % moet bouwkundig worden opgenomen, à € 600 tot € 2.100,- per pand - Circa 90% behoeft een bouwkundig advies, à € 800 tot € 3.200,- per pand

€ 630.000,- € 960.000,- € 1.400.000,- € 1.500.000,- € 3.400.000,- € 4.400.000,- € 1.400.000,- € 4.700.000,- €6.200.000,-

Stap 3 Begeleiden van herstel- en onderhoudswerkzaamheden pm5 Verwerken en ontsluiten van de informatie uit opdracht 3 in de

digitale geo-omgeving (centrale database)€ 50.000,-

Totaal: €24.640.000,-

Opdracht 4) Erfgoedmonitor Database Erfgoed Monitor 11 gemeenten

Inrichten user-interface voor ontsluiten informatie uit opdracht 0 t/m 3

Beveiliging van data Ophalen en verwerken basisinformatie voor

ontbrekende objecten Informatie object en gebruiker, digitale bronnen Inrichten online beleidsstrategie dashboard voor

regievoering

Totaal: € 450.000,-

Overige kosten

‘Programmamanagement en Control’ cq kosten ‘Bureau Erfgoed’

In overleg met Nationaal Coördinator Groningen PM

Monitoring van gegevens vanaf 2e jaar inclusief onderhoud software

Periodiek digitaal monitoren zoals opdracht 4 vanaf 2e jaar (jaar 2 tot en met 5) PM

5 Valt buiten de scope van dit plan van aanpak

Page 27: 'Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting' PDF document

Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting 14 juli 2015

27

Ureninzet

NB. Gemiddelde tijdsbesteding is 36 à 48 uur per object, uitgaande van een totaalopdracht voor de elf gemeenten.

Opdracht 0) Ruimtelijke context Stap1 11 gemeenten, 90 kleine kernen en 20 (middel) grote kernen á 280uur/gemeente 0,4fte/j Opdracht1) Inventarisatieen actualisatie van het erfgoedbestaand Stap1 archievenonderzoek 11 gemeenten, incl. digitale verwerking (NB aanname ambtelijke inzet ‘om niet’) Stap2 1.253 Rijksmonumenten + 97 gemeentelijke monumenten stel 30% aanvullen redengevende omschrijving á 8-24 per pand 4700 uur 0,7fte/j stel 30% tekening bestaande toestand á 16-64 12600 1,7 stel 75% bouwkundige opname á 8-28 12800 1,7 stel 75% bouwtechnisch advies á 6-26 14000 1,6 aanname 3.100 beeldbepalende en karakteristieke panden stel 100% opstellen redengevende omschrijving á 8-18 per pand 35000 4,8 stel 30% tekening bestaande toestand á 16-64 30000 4,1 stel 100% bouwkundige opname á 8-28 45000 6,2 stel 90% bouwtechnisch advies á 6-26 36000 5,0 Opdracht 2) Cultuurhistorische waardenstelling en waardenkaart Stap3b groslijst (grove selectie) 80.00015.000 panden ommeland (camera auto) PM Stap4+ selectie (shortlist 15.0004.300 panden) 1000 0,2 Opdracht 3) Erfgoedmeting Stap1+ aanname +4.300 tentatieve panden (beeldbepalend en karakteristiek) stel 100% opstellen redengevende omschrijving á 8-18 per pand 49000 6,8 stel 20% tekening bestaande toestand á 16-64 28000 3,8 stel 100% bouwkundige opname á 8-28 63000 8,6 stel 90% bouwtechnisch advies á 6-26 52000 7,1 verwerken en ontsluiten informatie uit opdrachten 1, 2 en 3 PM

in centrale database en geo-kaart in online omgeving, Database Erfgoed Monitor 11 gemeenten, etc. 2500 0,4

Opdracht 4) Erfgoedmonitor Uren zijn verwerkt in de hierboven beschreven opdrachten.

In kostenraming ‘Erfgoedmeting’ is gemiddeld uurtarief ongeveer 100 euro/uur, te differentiëren naar (bandbreedte, in vet uitgangspunt kostenraming): 120 euro/uur procesmanager, restauratiearchitect 85-115 specialist cultuur- architectuurhistorie, landschap, GIS, IT, enz. 45-75 adviseur ‘Monumentenwacht’ 45-55 opname/tekening Bestaande Toestand (inhuur) 45-55 secretariaat PM inzet ‘overheden’ (out of pocket = 0) Projectorganisatie 2015-2020 Stedenbouw/Ruimtelijke kwaliteit 0,6fte/j Waardenstelling CH 12,3 Tekening BT 9,6 Bouwkundige opname (‘MW’) 16,5 Bouwtechnisch advies 13,7 ----------------------------------------------------------------- Subtotaal 53 Overhead 7 (management, secretariaat, administratie, HRM, GIS, ICT+, enz.)

Page 28: 'Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting' PDF document

Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting 14 juli 2015

28

Recapitulatie/toelichting

Daarbij de veronderstelling dat álle werkzaamheden ‘Erfgoedmeting’ zijn te labelen als directe werkzaamheden inzake uitvoeringsvoorbereiding ‘schadeherstel e/o bouwkundig versterken’ en daarmee voor rekening CVW/NAM komen. Dit maakt budgetreservering laste van de overheid(-sdienst) overbodig. Wellicht inmiddels achterhaald (àlagere PGA waarden = minder uitvoeringskosten). maar begin dit jaar was veronderstelling dat gemiddelde uitvoersom ‘preventief versterken’ woningen bevingsgebied 180.000 euro zou bedragen. In dat geval bedragen de gemiddelde kosten van de ‘Erfgoedmeting’ zo’n 2,5% van de bouwkosten, een relatief bescheiden honorarium in relatie tot uitvoersom. Serie effecten zijn (nog) niet verdisconteerd. In principe geldt ‘Monumenten=Maatwerk’, in aardbevingsgebied is geen ‘seriematig’ erfgoed (zoals bijvoorbeeld ‘jaren 30 woonwijken’ in stedelijk gebied). Bovendien betreft opname het onderzoek naar ‘wat er (nog) is aan cultuurhistorische waarden’ en ‘de actuele bouwtechnische staat’. Beiden zijn uniek voor een object. NB: wanneer ‘Erfgoedmeting’ wordt gezien als integraal onderdeel van totale keten ‘opname-overleg-concept-ontwerp-berekening-uitvoering-nazorg’ kunnen echter wel aanzienlijke synergie voordelen worden behaald. ‘Erfgoedmeting’ geldt daarbij als startpunt ketenbenadering. Bovendien potentieel eerste dialoog eigenaar/bewoner (à kans, latente succesfactor), ‘Erfgoedmeting’ als basis voor herstel vertrouwen en/of genereren draagvlak. ‘Waardenstelling’ geeft behalve inzicht in de monumentale waarden (doel behoud) ook inzicht in de eventuele ‘vrijheidsgraden’ (mate van aanraakbaarheid). Daarbij gaat de Waardenstelling verder waar de Redengevende Omschrijving normaliter stopt. In die zin geldt de waardenstelling ook als handvat bij herstel bevingsschade, ‘bouwkundig versterken’ en een eventueel toekomstige herbestemming: ‘Wat moet worden hersteld (beschermd) en wat mag eventueel worden aangepast?’ Zonder dergelijke handreiking dreigt bij panden met beschermde status (Rijksmonumenten) proces van herstel en versterken te vertragen.

Uitgangspunt dekking:

Bij de verbouwing van een bestaand pand vormen behalve de uitvoeringskosten alle plankosten een belangrijk onderdeel van de totale investering. Gebruikelijke plankosten betreffen de inzet van ter zake kundige adviseurs. Bijvoorbeeld voor het architectonisch ontwerp, de bouwtekeningen of de constructieberekeningen. De kosten van een dergelijke inzet is vaak een vast percentage van de aanneemsom. Bovendien zijn er bijkomende kosten. Bijvoorbeeld omdat bij een bestaand gebouw het panddossier onvolledig is. Dit betekent dat voor een efficiënte inzet van de architect, constructeur of installatiedeskundige additioneel onderzoek noodzakelijk is. Bijvoorbeeld het inmeten en uittekenen van de bestaande situatie, de opname van bestaande installaties, een onderzoek van bestaande constructieve elementen, et cetera. Daarbij geldt inzicht in de bestaande toestand als waarborg voor een goed plan. Dit maakt dat bij een verbouwing ‘van enige omvang’ de plankosten algemeen zijn geaccepteerd.

Grofweg is het bij de verbouwing van ‘monumentaal vastgoed’ hetzelfde. Alleen is het lijstje ter zake kundige adviseurs vaak wat uitgebreider: een bouwhistoricus, een archeoloog, restauratiearchitect, et cetera. Elke specialist een specifiek vakinhoudelijke deelproduct als onderdeel van een integraal plan. En in geval de ‘verbouwing’ het herstel van mijnbouwschade of preventief versterken betreft dan is dat niet anders. Vanzelfsprekend om dan alle honoraria in directe relatie tot de uitvoeringsactiviteiten te verrekenen via CVW/NAM. Een dergelijke redeneerlijn maakt de noodzaak tot budgetreservering voor alle werkzaamheden in dit PvA ten laste van overheid(-sdienst) overbodig.

Onzekerheden kostenraming:

aantal panden binnen huidige beschermde dorpsgezichten die als object moeite waard zijn om nader te inventariseren (waardestelling+bouwtechnische staat) inschatting ongeveer een derde panden binnen gebiedscontour beschermde gezicht, totaal 1.500 á 2.000 objecten

aanvullende werkzaamheden panddossiers rijksmonumenten voorlopige inschatting behoefte aanvulling redengevende omschrijving, noodzaak tekening bestaande toestand, behoefte opname bouwtechnische staat

Page 29: 'Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting' PDF document

Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting 14 juli 2015

29

NB: grote variëteit bestaande objecten in termen als omvang, grootte, complexiteit, onderhoudstoestand, afwerkingen, et cetera, dus bijzonder lastig om op objectniveau de benodigde tijd (=kosten) van de verschillende werkzaamheden goed in te schatten

Aandachtspunten

uitgangspunt selectie 20 á 60 nieuwe panden per gemeente met (tentatief) beschermde status, dus totaal +600MAX. Een en ander op basis van standaard kenmerken gaafheid, zeldzaamheid, enz. Deze algemene vakinhoudelijke criteria zijn in relatie tot de gebiedsgerichte aanpak vanwege mijnbouwschade mogelijk te scherp gesteld. Gaat behalve cultuur historische waarden ook om behoud / versterken sfeer, identiteit, karakter en imago. Kortom, beeldbepalend/karakteristiek pand mag minder zeldzaam, gaaf, enz. zijn. Daarbij is impact vervangende nieuwbouw op sfeer, karakter en identiteit een belangrijk aandachtspunt. ‘Oud en nieuw’ moet in balans zijn, anders verliezen ‘dorp en het landschap’ aan eigenheid, maar wat is de kritische verhouding? Is onze focus (8.500 objecten = 17%) niet te beperkt? Wat dreigen we te verliezen wanneer een grootschalige vervangende nieuwbouw vanwege constructieve en/of financieel economische overwegingen onafwendbaar blijkt.

De overige objecten worden in bestemmingsplannen / omgevingsplannen opgenomen. Op deze wijze worden cultuurhistorische structuren behouden.

Page 30: 'Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting' PDF document

Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting 14 juli 2015

30

Bijlage II Waarderingskader Waarderingskaders zijn gebaseerd op de richtlijnen bouwhistorisch onderzoek van de RCE.

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft een standaard ontwikkeld voor het waarderen van bouwkunst. Daarmee kunnen de monumentale waarden van een gebouw, object, civiel kunstwerk en ruimtelijke structuur helder en eenduidig vastgesteld worden. De waardering speelt een leidende rol bij het aanwijzen van het erfgoed als monument én bij het wijzigen van het beschermde erfgoed.

De waardering is gebaseerd op vijf hoofdcriteria of hoofdwaarden die zijn onderverdeeld in subcriteria. De vakgebieden kunst en geschiedenis vormen de basis van de waardering van het gebouwde erfgoed. Maar daarnaast spelen ook geestelijke, geografische, streekhistorische, sociaaleconomische, bestuurlijke en technische ontwikkelingen een rol in de waardering, naast gaafheid en zeldzaamheid. Ieder monument heeft een eigen palet van waarden. Voor elke hoofdwaarde geldt: de waarden worden getoetst aan de hand van criteria gaafheid, authenticiteit, herkenbaarheid en zeldzaamheid.

I Situatief ruimtelijke beeldwaarden of Stedenbouwkundige- en ensemblewaarden (samenhang) Een pand, object, civiel kunstwerk of ruimtelijke structuur is van situationele- en ensemblewaarde indien het een essentieel onderdeel vormt van een groter geheel dat van cultuurhistorisch, architectuurhistorisch en stedenbouwbouwkundig van (regionale) betekenis is. Daarbij is het doorgaans ook van beeldbepalende betekenis voor het aanzien van een omgeving, wijk, stad of streek, en is het van belang vanwege de hoge kwaliteit van de bebouwing en de historisch-ruimtelijke relatie met groenvoorzieningen, wegen, wateren en/of bodemgesteldheid en archeologie.

II Architectuurhistorische waarden Een pand, object, civiel kunstwerk of ruimtelijke structuur is van architectuur- en kunsthistorische waarde indien het een representant is van een bepaalde stroming of ontwikkeling uit de architectuur-, bouw- of kunstgeschiedenis. Daarbij kan ook een belangrijke vertegenwoordiger zijn van het oeuvre van een bouwmeester, architect, ingenieur of kunstenaar, of van waarde vanwege bijzonder materiaalgebruik, ornamentiek of monumentale kunst. Denk ook aan een opvallende samenhang tussen exterieurs en interieur. III Cultuurhistorische waarden Een pand, object, civiel kunstwerk of ruimtelijke structuur is van cultuurhistorische waarde omdat een maatschappelijke ontwikkeling uitdrukt zoals sociaaleconomische ontwikkelingen, bestuurlijke/beleidsmatige en/of geestelijke ontwikkelingen. Daarbij kan het ook van belang zijn als een representant van een geografische, landschappelijke of historisch ruimtelijke ontwikkeling in dat gebied. Ook technische en typologische ontwikkelingen zijn onderdeel van een maatschappelijke ontwikkeling en kunnen derhalve van cultuurhistorische waarde zijn.

IV Streekhistorische waarden Een pand, object, civiel kunstwerk of ruimtelijke structuur is van streekhistorische waarde indien het uitdrukking geeft aan de streekgebonden maatschappelijk, culturele, sociaaleconomische en/geestelijke ontwikkeling. Daarbij kan het een representant zijn van een historische functie, gebruik of product dat typerend is voor deze streek. Ook kan het een herinnering zijn aan een historische gebeurtenis, of een markante gebruiker of bewoners van het gebied.

Page 31: 'Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting' PDF document

Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting 14 juli 2015

31

Voorbeeld beoordelingsformulier

begrippenkader relevant specifiek toelichting Stedenbouwkundige en ensemblewaardebetekenis van het object t.a.v. ruimtelijke wandvorming ■ langs de spoorlijn Zutphen - Enschede - Gronau, nog altijd aan het dubbelspoor gelegen,

geen perron meer■ niet aan de directe doorgaande weg, enkel opvallend gelegen langs de spoorlijn

waarde van het object in een groter geheel / ensemble ■ een van de vele station van de staatsspoorwegen uit het begin van de 20e eeuw, de 5e klassewaren de kleinste stations wat opliep tot de 1e klasse voor de grootste stations; enkele stations zijn gesloopt om te worden vervangen door grotere, het merendeel heeft geen functie meer en staat leeg of heeft een herbestemming gekregen

bijzondere waarden, inrichting / kwaliteit van de omgeving ■ geeft betekenis aan de omgeving door cultuurhistorische waarde, streekhistorische waarde, type, bouwvolume, authenticiteit en bouwtrant

Architectonische beeldwaarde hoofdvorm: massa- of volumewerking van object

betekenis van de contour m.b.t. het object als zodanig ■ hoofdvolume dat als middenrisaliet eruit springt, geflankeerd door twee zijvleugels welke aan de straatzijde iets minder terugspringen dan aan de perronzijde; hoofdvolume werd oorspronkelijk uitgevoerd op gelijke hoogte als de zijvleugels, hier in 1914 verhoogd waardoor het station nog meer monumentaliteit door een forser bouwvolume ging uitstralen

kenmerkende eigenschappen van de massa-opbouw ■ hoog middenvolume als hoofdvolume onder zadelkap, met aan weerzijde nagenoeg gelijke hoogte zijvleugels onder zadelkap, aan de straatzijde springen deze volumes iets terug en aan de perronzijde springen de volumes flink terug; oorspronkelijk zal volgens dit type het middenvolume van gelijkehoogte zijn geweest als de zijvleugels, echter in 1914 is het middenvolume verhoogd, aan de linkerzijdegezien vanaf de straatkant, is een lager volume onder platdak aangebouwd

afstemming van het object naar relatieve omvang in verhouding tot andere stations van hetzelfde type is dit een van de weinigen die in de eerste 25 jaar na oplevering is verhoogd en vervolgens als zodanig is gebleven, dit maakt het station uniek ten opzichte van de andere stations van hetzelfde type (op een enkeling na waarbij ook het middenvolume is verhoogd en ook is blijven staan (niet is gesloopt), als ook Laren-Almen), van de 38 stationsdie naar dit type zijn gebouwd zijn er nog 8 over; in de omgeving is het waterstaatsstation uniekdoor zijn bouwstijl en volume, zeker ten opzichte van de gebouwen in de omgeving welke veelallandelijke gebouwen zijn (boerderijen met schuren)

specifieke kenmerken in de vormbehandeling ■ kantige vormen terug te zien in de zadeldaken, schoorsteen, dakkapellen, de geprofileerde daklijsten en de lagere zijaanbouw, ook de roedes in de ramen benadrukken deze kantige vormen; ronde vormen door de korfbooggevormde vensters en de rondvensters in de zijvleugels, maar ook door de afronding als spaarveld in de gepleisterde gevel van het hoofdvolume

aanzichten

betekenis van de gerichtheid ■ aan de straatzijde is de entree gelegen, aan de perronzijde is ook een entree gelegen, deze beidegevels zijn gelijkwaardig in hun openheid uitgevoerd, maar ook naar de zijgevels is geen onderscheidgemaakt in de grootte en openheid van de gevelopeningen

specifieke eigenschappen van de geleding ■ geen specifieke eigenschappen in de gevelgeleding, opvallend is de precieze uitlijning van degevelopeningen en de belijning in het decoratieve spaarveld in het stucwerk van het hoogopgaandetussenvolume, wel benadrukken de geprofileerde daklijsten met overstek nadrukkelijk het geveleinde

gehalte van de gevelcompositie zoals eerder gemeld zijn alle vensters en openingen op een gelijke wijze met elkaar uitgelijnd,dit geeft een rustig en klassiek aangezicht, zeker doordat de vensters op de 1e verdieping in het hoofdvolume zijn omlijst door pilasters en een rondboog (in contrast tot de verder gebruikte korfboog)

opmaak

karakteristiek materiaal / -toepassing ■ gepleisterde gevels, houten kozijnen met slanke roedes, kruispan op het daktyperende kleurtoon / kleurtoepassing ■ wit gepleisterde gevel, licht beige pleisterwerk aan de frontgevels van het hoofdvolume, witte kozijnen

donker groene draaiende delen en roedes, antraciet dakpannen, donker bruine keramische schoorsteen pijpen op een witgepleisterde schoorsteen, zinken HWA´s

karakteristieke detaillering / ornamenten ■ gootlijsten en windveren hebben een geschulpte rand, rondboogvensters op de verdieping,roedeverdeling in de vensters, spaarveld in de twee frontgevels van het hoofdvolume, korfboogvormige vensters behalve de vensters in het hoofdvolume op de 1e verdieping, deze zijn rondboogvormige en voorzien van pilasters en een in het stucwerk aangezet ontlastingsboog met een onderdorpel als gedragen door kraagsteen, kruispan op het dak, roedeverdelingen in de vensters

betekenis van de gaafheid m.b.t. de kwetsbaarheid ■ authentieke roedeverdeling nog zichtbaar in de vensters op de verdieping, oorspronkelijke schoorsteen en pannen behouden gebleven en ook de geveldecoraties zijn nog als op de foto uit het archief en het is daarmee aan te nemen dat deze nog authentiek zijn

constructie ■ waterstaatsgebouw, gebouwd in simpele, degelijke wijze met een eclectische inslag als het gaat om de verwijzingen naar de bestaande bouwstijlen; ook de constructie is simpel en degelijk, houten kapgemetselde gevels, afgepleisterd, houten vloeren

specifiek accent in het directe omgevingsbeeld

Objectgericht waarderingskader: De waardebepaling van het afzonderlijk gebouwde object t.o.v. andere objecten.Het doel van de waardestelling is niet om exact wetenschappelijk te bepalen wat beschermenswaardig is, maar om op een inzichtelijke en consistente manier

te kunnen vaststellen wat de onderlinge waardeverhouding is. Zo ontstaat een rangorde die als ondergrond kan dienen voor beleidsmatige keuzes.

Page 32: 'Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting' PDF document

Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting 14 juli 2015

32

Cultuurhistorische waardehistorisch stedenbouwkundige context ■ station voor de staatsspoorlijn Zutphen - Enschede - Gronau (grens)typerende kunsthistorische stroming of stijl ■ in de trant van de waterstaatsstijl; een stijl waarbij de ingenieurs van de staat verantwoordelijk waren

voor zowel het ontwerp als het budget en waarbij gebruik werd gemaakt van alle decoraties, bouwstijlen en materialen die door de ingenieur werden goedgekeurd (mooi gevonden) en binnen budget bleven (economisch, deugdelijk, doelmatig, functioneel en statig)

oorspronkelijke cultuurhistorische/bouwhistorische waarden ■ typerend voor de tijd: overheidsbouwwerken met geveldecoraties die verwijzen naar meerdere verschillende stijlen van laat 19e eeuw; de stations werden nagenoeg allemaal volgens het standaardontwerp gebouwd onder het toeziend oog van de staatsarchitect; slechts enkele zijn in gewijzigde vorm gebouwd; ook in deze stijl gebouwd zijn veel tolhuisjes, kerken, gemalen, brugwachterwoningen, etc. alle gebouwen waarbij de overheid een vinger in de pap had

authenticiteit (architectonische gaafheid) van het object ■ oorspronkelijk volume van na 1914 behouden, zelfde geldt voor alle decoraties en de kruispannenop het dak, enkel de schoorsteenpijpen zijn niet meer 3 zoals ze oorspronkelijk waren en op het plat dak van de zijaanbouw is een hekwerk getimmerd

zeldzaamheid van het object in zijn context ■ 1 van 9 van de overgebleven 5e klasse staatsstations, waarvan er ooit 38 moeten zijn geweest,zelfs van de 9 overgebleven worden enkele door leegstand bedreigd!

Streekhistorische waardeweerspiegeling culturele, economische ontwikkeling ■ sinds de overheid zich in 1859 ging bemoeien met het aanleggen van spoorlijnen ging de ontwikkeling

in een razend tempo, ook station Markelo maakt een belangrijk onderdeel uit van deze ontwikkeling vande spoorlijnen in Nederland, aan het einde van de 20e eeuw waren grootse plannen voor het bouwen van standaard stations; de eerste klasse (de grootste) is uiteindelijk geen enkel station gebouwd, van de 2e klasse maar 1 (Zutphen) en die is gesloopt, van de derde klasse zijn er 8 gebouwd waarvan er nog 4 staan, de 4e klasse werden uiteindelijk 15 stations, ook daar staan er nog maar 7 van zijn

representant architect / architectonisch oeuvre ■ K.H. van Brederode, vermoedelijk de ontwerper van de eerste generatie Waterstaatstations, bouwde economisch, deugdelijk en functionele overheidsgebouwen,geboren 11 december 1827 te Haarlem, van '43-'53 werkzaam bij aanleg spoorlijn Haarlem-Rotterdamvan 1860-1880 ingenieur bij aanleg van Staatsspoorwegen, vanaf 1882 als directeur / hoofd-ingenieur bij de KNLS, overleden 19 september 1897 te Deventer

kenmerken regionale bouwwijze / -trant / ornament ■ Stationsgebouw type SS 5e klasse (Maatschappij tot Exploitatie van StaatsSpoorwegen)herinnering aan persoon / gebeurtenis / curiositeit ■ verhuizing van Franse vluchtelingen (ca 1915-1920)

gebruikt als film decor nadat de laatste stationsbeambte (de heer van der Kolk) in 1971 verhuisdex 1 x 2 Totaalscore: 27

relevant: als het aspect concreet in beeld is. specifiek: als er sprake is van bijzondere waarde.Bouwjaar: 1863

Huidige bouwtechnische toestand: leegstaand: onder verbouwingOpmerkingen: geopend 1 november 1865

gesloten 16 mei 1953verbouwingen: in 1901 aan de linkerzijde een zeer korte vleugel aangebouwdin 1914 is het middendeel verhoogd

Informatie bronnen: http://www.stationsweb.nlgoor knipselbestand: uit Tubantia 24 april 2008: station moet op monumentenlijstde Hofmarken Beeldbankwww.dehofmarken.nl

Aanbevelingen: onderzoek doen naar het interieur;kritisch de roedeverdelingen bekijken: zijn de voor dit stationstype zo karakteristieke decoraties erin aanwezig?

Datum opname: augustus 2011

Page 33: 'Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting' PDF document

Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting 14 juli 2015

33

Bijlage IIIBronnenlijst Lijst van erfgoeddata (niet uitputtend) Monumentenregister Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Monumenten inventarisatie project (MIP) Libau Monumenten selectie project (MSP) Libau Archeologische beleidskaarten Gemeenten / Libau Bestemmingsplannen Gemeenten / www.ruimtelijkeplannen.nl Structuurvisies Provincie Groningen Indicatieve Kaart van Archeologische waarden (IKAW) Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Cultuurhistorische waarden-/informatiekaart Provincie Groningen Gemeentelijke Monumentenlijsten Gemeenten

(het aardbevingsgebied (11 gemeenten + stad): alleen Appingedam, Winsum, stad Groningen en Hoogezand-Sappemeer)

Historisch kaartmateriaal www.watwaswaar.nl en www.hisgis.nl Gebouwdossiers Gemeentelijke archieven / regionaal archief /

Libau Welstands- en monumentencommissie / Monumentenwacht Groningen

Erfgoedmonitor Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (www.erfgoedmonitor.nl)

Lijst provinciale landschapsdata (GIS) Onderwerp Waardenstelling

uitgevoerd Opmerkingen

Aardkundig waardevolle gebieden ja Slingertuinen en monumentale boerenerven nee Groene linten nee Landgoederen nee Borgterreinen nee Oude dijken nee Kolken en drinkpoelen nee Dijkcoupures en schotbalkenhokjes nee Wierden nee bestand niet eenduidig

verschillende bronnen Openheid - Verkaveling nee Karakteristieke waterlopen nee Karakteristieke wegen nee alleen Middag-Humsterland en

gebied ten noorden van Appingedam en Delfzijl

Kanalen en wijken nee Molens nee Cultuurhistorisch waardevolle bruggen en sluizen nee check nodig, oud bestand Vestingen nee oud bestand

Page 34: 'Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting' PDF document

Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting 14 juli 2015

34

Bijlage IV Pilot fase 1 plan van aanpak Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting Onderdendam en omgeving Het plan van aanpak ‘Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting’ voorziet in een effectieve aanpak waarmee binnen 5 jaar het culturele erfgoed in het aardbevingsgebied in de provincie Groningenvolledig in kaart wordt gebracht. Starten met een pilot Alvorens te starten met de uitrol van dit plan van aanpakis het van belang de voorgestelde aanpak te testen op een klein gebied. Op basis van de opgedane ervaringen kan indien nodig een preciezere inschatting worden gemaakt van de (financiële) omvang en planning van de totale waardenstelling en erfgoedmeting. Voor dekleinschalige pilotis de kern en omgeving van Onderdendamgekozen (gemeente Bedum). Dit gebied, liggend tussen Winsum en Middelstum, bevat ongeveer 650 objecten (zie figuur 06). Daarbij worden de stappen uit het plan simultaan doorlopen:

1. Ruimtelijke context 2. Inventarisatie en actualisatie van het erfgoedbestand 3. Cultuurhistorische waardenstelling en waardenkaart 4. Erfgoedmeting 5. Erfgoedmonitor

Tijdens de pilot worden theoretische kaders binnen elke stap getoetst en waar nodig fijn geslepen. Ook worden de benodigde IT-infrastructuur en werkprocessen getest.

Figuur 06: ligging objecten in en rond de kern Onderdendam (gemeente Bedum).

Page 35: 'Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting' PDF document

Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting 14 juli 2015

35

Benodigde inzet voor Pilot Onderdendam variant A De doorlooptijd voor deze pilot bedraagt naar verwachting 3 tot 4 maanden. De kosten voor de benodigde inzet van de pilot zijn begroot op€ 495.000. Dit bedrag is begroot op basis van de verwachten te inventariseren objecten x het gemiddelde bedrag per object uit de grootschalige aanpak à € 4.500,- opgehoogd met overhead. Met deze investering beschikt de Nationaal Coördinator over:

650 Objecten in en rond Onderdendam worden digitaal gescreend voor verdere selectie 215 Objecten zullen potentieel voldoen aan definitie van erfgoed 110 Objecten daarvanworden mogelijk geselecteerd als erfgoed, waarvan 40 bestaande

rijksmonumenten