Cultuur en psychodiagnostiek - Springer978-90-368-1069-2/1.pdf · Woord vooraf bij de tweede druk...

18
Cultuur en psychodiagnostiek

Transcript of Cultuur en psychodiagnostiek - Springer978-90-368-1069-2/1.pdf · Woord vooraf bij de tweede druk...

Cultuur en psychodiagnostiek

Redactie:Ria BorraRob van DijkRaymond Verboom

Cultuur en psychodiagnostiekProfessioneel werken met psychodiagnostische instrumenten

Tweede, herziene druk

ISBN 978-90-368-1068-5 ISBN 978-90-368-1069-2 (eBook)DOI 10.1007/978-90-368-1069-2

© Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media BV 2016 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën of opnamen, hetzij op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet j° het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden.

Samensteller(s) en uitgever zijn zich volledig bewust van hun taak een betrouwbare uitgave te verzorgen. Niettemin kunnen zij geen aansprakelijkheid aanvaarden voor drukfouten en andere onjuistheden die eventueel in deze uitgave voorkomen.

NUR 777Basisontwerp omslag: Studio Bassa, CulemborgAutomatische opmaak: Scientific Publishing Services (P) Ltd., Chennai, IndiaEerste druk 2011Tweede herziene druk 2016

Bohn Stafleu van Loghum Het Spoor 2 Postbus 246 3990 GA Houten

www.bsl.nl

V

Voor Hacene Seddik

VII

Woord vooraf

Het gebruik van psychodiagnostische instrumenten bij migranten of vluchtelingen, met name het validiteitsprobleem, is een telkens terugkerend onderwerp in opleidingen, werksi-tuaties en collegiale consultaties. De instrumenten zijn immers ontwikkeld voor de autoch-tone bevolking en allochtone normeringsgroepen ontbreken doorgaans. Welke tests zijn te gebruiken en welke niet? Waar moet je op letten? Hoe interpreteer je de testresultaten? Kor-tom, hoe doe je dat in het algemeen, psychodiagnostisch testonderzoek bij deze groepen? En mogelijk meer nog, hoe doen ervaren interculturele hulpverleners dat in de praktijk?

Hacene Seddik, intercultureel psycholoog, heeft een aantal jaren geleden vanuit de Sectie Interculturalisatie van het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) het vraagstuk van het psychodiagnostisch testonderzoek in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) weer op de agenda gezet. Eerder was hij al betrokken geweest bij publicaties over psychologische tests in het onderwijs en personeelswerk. Na een aantal gesprekken met hem en andere deskundigen ontstond al snel het idee om een boek met casuïstiek samen te stellen, zodat de lezer aan de hand van casussen, ofwel N = 1 studies, een blik kan werpen in de inter-culturele hulpverleningskeuken. De achterliggende gedachte was dat een dergelijk boek het meest aansluit bij het leerproces van professionele hulpverleners. Het boek zou niet zozeer encyclopedisch moeten zijn en antwoord geven op de vraag hoe uiteenlopende tests in geval van verschillende cliëntengroepen toe te passen zijn, maar exemplarisch voor een werkwijze of aanpak. Het idee was niet nieuw. Al eerder was een vergelijkbaar case book over de cultural formulation of diagnosis (Borra et al. 2002) verschenen en die formule bleek een succes te zijn. We waren nog maar net begonnen het plan uit te voeren, toen Hacene onverwacht overleed tijdens familiebezoek in zijn geboorteland Algerije.

Het idee van een case book is uitgemond in dit boek voor gezondheidszorgpsychologen en anderen die beroepshalve in de ggz met psychodiagnostische instrumenten werken. Het is ook work in progress, een stap in de systematisering van praktijkervaring. Veertien auteurs beschrijven hierin nauwgezet in een geanonimiseerde casus het psychodiagnos-tisch onderzoek van een van hun cliënten. We zijn hun allereerst zeer erkentelijk voor de bereidheid de lezer openhartig deelgenoot te maken van hun overwegingen. Die erken-telijkheid geldt ook voor de auteurs van de inleidende hoofdstukken die vanuit verschil-lende perspectieven het psychodiagnostisch onderzoek in een bredere context plaatsen. Ze hebben allen veel werk verzet.

We dragen dit boek op aan zijn geestelijk vader, Hacene Seddik, en hopen dat het zijn weg zal vinden naar opleiding en beroepspraktijk.

Ria BorraRob van DijkRaymond Verboom

Woord vooraf bij de tweede druk

Het doet ons veel genoegen dat Cultuur en psychodiagnostiek sinds zijn verschijnen in 2011 zijn weg naar de klinische praktijk en de opleidingen heeft gevonden. Nu, vijf jaar later, bleek er behoefte te zijn aan een geactualiseerde tweede editie. Alle auteurs wilden daaraan meewerken en hebben in korte tijd hun hoofdstukken kritisch doorgenomen en waar nodig aangevuld met nieuwe, relevante publicaties.

Daarnaast zijn ook enkele nieuwe hoofdstukken toegevoegd. Allereerst vonden wij het van belang aandacht te schenken aan twee cultuursensitieve tests die de afgelopen jaren op de markt zijn gekomen, de Cross-Culturele Dementiescreening (CCD) en Delft Cognitive and Memory Test (DECOMET) een non-verbale intelligentietest. In twee hoofdstukken worden deze tests geïntroduceerd. Hoofdstuk 4 gaat in op een nieuwe ontwikkeling: het begrip fairness en de introductie van de fairness matrijs door COTAN. In de eerste editie ontbrak verder aandacht voor testonderzoek in een juridisch kader, bijvoorbeeld rapportages in strafzaken. Deze omissie is in deze uitgave rechtgezet door toevoeging van een hoofdstuk waarin een casus beschreven wordt die betrekking heeft op een pro justitia rapportage jeugdigenstrafrecht. De introductie van de vijfde editie van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-5) (American Psy-chiatric Association 2013a) in de Verenigde staten leidde ertoe dat een casus vervangen is vanwege ingrijpende veranderingen in de classificatie van het ziektebeeld. In andere casussen is waar nodig in voetnoten verwezen naar de nieuwe DSM-5 classificaties. Ten slotte zijn verwijzingen toegevoegd naar het Cultural Formulation Interview (CFI), dat in DSM-5 werd geïntroduceerd.

We hopen dat ook deze editie eraan zal bijdragen dat psychologen en psychodiagnostisch werkenden, al dan niet in opleiding, zich beter toegerust voelen voor de psychodiagnos-tiek bij cultureel andere cliënten.

Ria BorraRob van DijkRaymond Verboom

Het register in het nawerk op pagina 356 van de tweede druk bevatte foutieve paginanummers. De foutieve paginanummers zijn gecorrigeerd.

Inleiding

In het najaar van 2010 verscheen De dochters van Zahir. Tussen traditie en wereldbur-gerschap (Dijke en Terpstra 2010). De studie kijkt terug op drie jaar crisisopvang en behandeling van vrouwen die te maken kregen met eerwraak of de dreiging daarvan. Het gaat om vrouwen van uiteenlopende herkomst, van wie de meerderheid van Turkse, Marokkaanse of Irakese afkomst is. In het hoofdstuk Psychologische testdiagnostiek staan de resultaten vermeld van de psychologische onderzoeken die in de loop der jaren bij 71 vrouwen hebben plaatsgevonden met behulp van verschillende instrumenten, zoals de SCL-90, NPV-2, UCL en MCT-M. De auteurs merken op dat de meeste van de gebruikte tests ontwikkeld zijn op basis van gegevens van autochtone kinderen en jongeren. Bij de waardering van de resultaten, zo vervolgen de auteurs, is het van belang er rekening mee te houden dat deze migrantenvrouwen “mogelijk de vragen uit de lijsten anders inter-preteren of anders beantwoorden dan Nederlandse vrouwen en meisjes” (2010, pag. 74). Vervolgens worden de onderzoeksresultaten gepresenteerd in tabellen en grafieken en vergeleken met de algemene Nederlandse normgroep en de psychiatrische normgroep. Hoe rekening gehouden is met een mogelijke andere interpretatie, blijft onduidelijk.

De kwestie van de crossculturele validiteit van het psychodiagnostische instrumentarium die hier aan de orde is, is niet uniek voor deze studie. Het is een structureel probleem, omdat gevalideerde tests en vragenlijsten voor intercultureel psychodiagnostisch onder-zoek slechts in beperkte mate voorhanden zijn. Psychologen en psychodiagnostische medewerkers in de ggz staan daarom voor de vraag of zij al dan niet gebruikmaken van het testmateriaal, hoe zij testcondities kunnen optimaliseren en vooral hoe de onder-zoeksresultaten te duiden zijn. In de aangehaalde en in veel andere studies zijn geen vingerwijzingen te vinden voor het beantwoorden van deze vragen. Hoe klaren bedre-ven interculturele hulpverleners deze ingewikkelde klus? Zijn er handvatten voor een methodische aanpak af te leiden uit de psychologische theorievorming en uit de onder-zoekspraktijk van professionele psychodiagnostici? Deze twee vragen staan centraal in dit boek.

In de vijf jaar na het verschijnen van de eerste editie van Cultuur en psychodiagnostiek is deze situatie niet wezenlijk veranderd. Psychodiagnostici hebben nog steeds niet de beschikking over cultureel gevalideerde versies van veel gebruikte psychologische tests. Wel hebben zij inmiddels de beschikking over twee nieuwe, specifieke tests, de Cross-Culturele Dementiescreening (CCD) voor oudere migranten en de Delft Cognitive and Memory Test (DECOMET), een non-verbale intelligentietest voor migrantenjonge-ren. In juli 2015 is de COTAN in Nederland gekomen met een scenario voor testontwik-kelaars en testgebruikers voor de beoordeling van het fair gebruik van tests. Een dergelijke gedragscode voor fair testen is tien jaar eerder in de USA opgesteld en onderschreven door de belangrijkste beroepsorganisaties in de geestelijke gezondheidszorg (Joint Comit-tee on Testing Practices 2004). In 2013 verscheen de DSM-5 (Nederlandse vertaling 2014). Daarin zijn de classificaties herzien en neemt intelligentiemeting in de classificatie

IX

X Inleiding

een veel minder belangrijke plaats in dan in de vorige editie (American Psychiatric Asso-ciation 1994). De behoefte aan een handreiking voor intercultureel psychodiagnostisch onderzoek, waarin Cultuur en Psychodiagnostiek voorziet, is echter onverminderd. Dit was de reden voor een tweede, geactualiseerde uitgave, waarin genoemde recente ontwik-kelingen en publicaties zijn verwerkt. Drie nieuwe hoofdstukken zijn toegevoegd: twee hoofdstukken over de ontwikkeling van voornoemde tests en een casus over psychodi-agnostisch onderzoek in een justitieel kader.

Cultuur en psychodiagnostiek is primair bedoeld voor psychologen, psychodiagnostische medewerkers en andere professionals in de ggz die zelfstandig of in opdracht van derden psychodiagnostisch onderzoek verrichten bij cultureel andere patiënten (culturally diffe-rent patients, Gailly 2000; Dijk 2007). Het boek veronderstelt basiskennis van psychologisch testonderzoek en daarbij gebruikte instrumenten. Het biedt aan de hand van exemplarische casussen een aanvulling op de standaardliteratuur die in de opleiding en de dagelijkse praktijk gebruikt wordt.

Cultuur en psychodiagnostiek valt uiteen in drie delen. Het eerste deel biedt het kader, de uitgangspunten, het tweede deel dertien casussen en in het derde deel wordt op basis van een terugblik een stramien met praktische handvatten geboden voor de interculturele psychodiagnostiek.

Het eerste deel opent met een overzicht van de stand van zaken in de praktijk van de inter-culturele psychodiagnostiek. Fons van de Vijver beschrijft de problemen met de validiteit van bestaande psychologische tests indien toegepast bij cliënten met een migratieach-tergrond. Het is volgens hem maar de vraag of op termijn voor iedere bevolkingsgroep ongeacht cultuur of etniciteit valide testmateriaal voorhanden zal zijn. Tegelijkertijd geldt dat niet elke test voor elke migrantengroep geheel ongeschikt is. Van de Vijver komt tot een aantal vuistregels of heuristieken voor het gebruik van de reguliere psychologische instrumenten bij migranten en hun kinderen. Kern daarvan is een goed beeld te krijgen van de testbaarheid van de cliënt en van de beperkingen van het testmateriaal.

In de interculturele psychodiagnostiek is culturele sensitiviteit een onmisbaar ingrediënt. Over dit thema is veel geschreven. Indra Boedjarath maakt in het tweede hoofdstuk de balans op en gaat in op de vraag wat onder cultuurbewuste hulpverlening verstaan moet worden. Ze maakt duidelijk dat het gaat om een onlosmakelijke combinatie van cultureel bewustzijn, culturele kennis, culturele sensitiviteit en culturele competenties. Boedjarath geeft aan dat dichotoom denken in termen van allochtoon versus autochtoon, indivi-dualistisch versus collectivistisch, te beperkt is voor de interculturele hulpverlening. Ze bepleit kruispuntdenken zoals dat in de vrouwenhulpverlening ontwikkeld is, waarbij iedere persoon meerdere sociale deelidentiteiten heeft en zich kenmerkt door een unieke positionering op verschillende assen of dimensies. Aan de hand van de casus van Ashna, een jonge Surinaams-Hindoestaanse vrouw, licht zij haar standpunt toe.

Inleiding

Ria Borra gaat in hoofdstuk drie in op het methodische kader voor interculturele psy-chodiagnostiek. Kern daarvan is de regulatieve cyclus die de basis is van professioneel handelen in de zorg. Het is een model voor planmatig handelen op grond van expli-ciet gemaakte vooronderstellingen en hypotheses die in de praktijk getoetst worden. Ze benadrukt dat ook inzichten uit de kwalitatieve onderzoeksmethodologie bruikbaar zijn voor de interculturele psychodiagnostiek, zoals triangulatie en een cyclisch-iteratieve werkwijze. De culturele formulering en het daarvan afgeleide culturele interview kunnen verder bijdragen om het levensverhaal van de cliënt en zijn unieke ervaringswereld in kaart te brengen.

Mariëtte Hoogsteder en Ethel Borges Dias geven vervolgens aan hoe het er in Neder-land voorstaat met de ontwikkeling van gevalideerde psychologische tests voor speci-fieke groepen migranten. Ze wijzen erop dat sinds de jaren negentig van de vorige eeuw meerdere keren aangegeven is dat beschikbare psychologische tests ernstige beperkingen hebben indien toegepast in de interculturele hulpverlening. Deze noodsignalen hebben niet geresulteerd in een omvangrijke ontwikkeling van gevalideerde tests voor migran-tengroepen. Gevalideerde en genormeerde tests voor deze groepen zijn nog steeds slechts mondjesmaat voor handen. Zij beschrijven de laatste ontwikkelingen binnen de COTAN op het terrein van fairness in het gebruik van testmateriaal bij mensen uit een andere cultuur en het gebruik van de fairness matrijs. Op grond van een eigen inventarisatie geven zij een overzicht van de huidige beschikbaarheid van specifiek testmateriaal. Over de belangrijkste instrumenten die in de casussen in dit boek toegepast zijn, bieden zij in de appendix van dit hoofdstuk basale informatie.

Miriam Goudsmit, Jos van Campen en Özgül Uysal-Bozkιr beschrijven in 7H. 5 de ont-wikkeling van de CCD, een voor migrantenouderen ontwikkeld non-verbaal psychodi-agnostisch instrument. Ze laten zien hoe deze test tot stand gekomen is en voor welke vragen de ontwikkelaars zich gesteld zagen. Het hoofdstuk toont de complexiteit van de ontwikkeling van crosscultureel valide instrumenten voor ouderen van Turkse en Marok-kaanse herkomst, maar ook welke relevantie het instrument heeft voor ouderen met een andere culturele achtergrond.

In 7H. 6 bieden Willem Kort en Mark Schittekatte de lezer inzicht in de ontwikkeling en toepasbaarheid van een tweede cultuursensitieve test. Met de DECOMET, een non-ver-bale, volledig digitale cultuursensitieve intelligentietest die in 2016 op de markt komt, slaan ze een nieuwe weg in.

Te veel nadruk op de psychodiagnostiek en daarbinnen op het afnemen van tests brengt ook het risico van blikvernauwing met zich mee. Ine Vink en Rob van Dijk waarschu-wen in het zevende hoofdstuk dan ook voor te veel inzoomen en maken duidelijk dat de vraagstelling in de psychodiagnostiek niet zonder oog voor de sociale context kan. Arbeid neemt daarin een centrale plaats in. Het is nog maar de vraag, zo stellen zij, of gelet op die vraagstelling het afnemen van een psychologische test of vragenlijst afdoende is.

XI

XII Inleiding

De centrale boodschap van deel een is dat de beperkte beschikbaarheid van gevalideerde en genormeerde instrumenten voor de interculturele hulpverlening hulpverleners voor een professionele uitdaging stelt. Dat betekent dat in de interculturele hulpverlenings-praktijk van geval tot geval (N = 1) nagegaan zal moeten worden of bestaand testmate-riaal te gebruiken is, met welke storende factoren rekening moet worden gehouden, hoe de testcondities te optimaliseren zijn en last but not least hoe de onderzoeksresultaten te duiden zijn in het licht van de individuele, sociale en culturele context van de cliënt.

De dertien casussen in deel twee van het boek zijn even zoveel voorbeelden van hoe ervaren professionals in dergelijke situaties handelden. In deze case studies gunnen ze de lezer een blik in hun interculturele hulpverleningskeuken. De casussen vormen de kern van het boek. Ze illustreren de weerbarstigheid van de dagelijkse interculturele psycho-diagnostische praktijk. We willen aan de hand van praktijksituaties inzicht geven in wat good clinical practice is in het geval van psychodiagnostisch onderzoek. De nadruk ligt daarbij op het beschrijven van het wezen van het psychodiagnostisch-methodische pro-ces door het verloop ervan in uiteenlopende situaties te beschrijven. Daartoe hebben we professionals gevraagd aan de hand van een exemplarische casus uit hun praktijk zoveel mogelijk in detail te beschrijven hoe het psychodiagnostische onderzoek is uitgevoerd en hun overwegingen daarbij te verwoorden. Om de casusbeschrijvingen vergelijkbaar te maken hebben we deze auteurs een stramien meegegeven dat aansluit bij de regulatieve cyclus (zie 7H. 3).

In de opzet om een in meer opzichten diverse groep auteurs en casussen bijeen te brengen zijn wij naar onze mening geslaagd. De hulpverleners zijn werkzaam in verschillende sectoren van de geestelijke gezondheidszorg. Onder hen zijn gz-psychologen, klinisch psychologen, psychologen NIP, psychotherapeuten en een enkele orthopedagoog en psy-chiater. Ook wat ervaringsjaren, geslacht en etniciteit betreft, is er sprake van een diverse groep. De auteurs van de casussen vertegenwoordigen een veelheid van perspectieven en vormen in meer opzichten een afspiegeling van de groep psychodiagnostische onderzoe-kers. Ze onderscheiden zich evenwel door hun kennis van en ervaring met interculturele hulpverlening. In overleg met de auteurs is gezocht naar een brede spreiding van de casus-sen. Dit rijk geschakeerde palet van casussen vergroot de herkenbaarheid voor een lezers-publiek dat werkzaam is in uiteenlopende sectoren van de geestelijke gezondheidszorg. Daarbij hebben we ons wel beperkt tot de reguliere ggz en hebben we afgezien van casu-istiek uit de forensische psychiatrie en de verslavingszorg. De geselecteerde casussen zijn afkomstig uit zowel de jeugd- als de volwassenen- en ouderenzorg. Ook hier is sprake van diversiteit, niet alleen wat leeftijd, geslacht, generatie, herkomst en migratiemotief betreft, maar ook wat problematiek en ingezette psychodiagnostische instrumenten betreft.

De casussen in dit boek pretenderen niet een overzicht te bieden van alle testsituaties en alle cliëntengroepen. De opzet van het boek is immers niet encyclopedisch, maar juist exemplarisch. Het boek heeft niet tot doel richtlijnen te bieden hoe te handelen bij een vijfjarig Somalisch meisje of een zeventigjarige Marokkaanse vrouw, maar het wil psy-chologen aan de hand van praktijkvoorbeelden uit de interculturele psychodiagnostiek

Inleiding

motiveren en inspireren daarmee zelf aan de slag te gaan. De auteurs beschrijven hun overwegingen bij het al dan niet inzetten van reguliere psychodiagnostische instrumen-ten. Ze geven aan hoe zij de testcondities optimaliseerden en testresultaten duidden gelet op het profiel en de achtergrond van de cliënt. Het zijn stuk voor stuk illustraties van een werkwijze waarin sprake is van unieke zoektochten en werkwijzen om met gemankeerd gereedschap toch onderbouwde uitspraken te doen over het lijden van de cliënt en over onderliggende stoornissen in het psychische functioneren. Het zijn met andere woorden dertien good clinical practices die bijdragen aan practice based evidence.

In de eerste elf casussen passeren cliënten met verschillende categorieën psychische pro-blemen, met verschillende cultuur, etniciteit en herkomst en van verschillende leeftijd en geslacht de revue. Ze worden gepresenteerd op volgorde van de leeftijd van de cliënt.

De eerste drie casussen betreffen kinderen en jongeren. Yvonne Montfoort beschrijft het onderzoek van een vijfjarig Somalisch meisje met een taalstoornis en mogelijk een cognitieve beperking en Nina Kamar doet hetzelfde voor een negenjarig Iraaks-Koer-disch meisje bij wie ADHD wordt vermoed. Victor Kouratovsky bespreekt de casus van een zeventienjarige, angstige en agressieve jongen van Marokkaanse herkomst. In een tweede casus licht Yvonne Montfoort de testdiagnostiek binnen het juridische kader toe aan de hand van een pro justitia rapportage over een zeventienjarige Angolese jongen. Dan volgen de casussen van enkele volwassen cliënten: een 21-jarige Surinaams-Hin-doestaanse vrouw met sociale en emotionele problemen (Chantal Kalika-Rampersad), een 22-jarige getraumatiseerde en ernstig verwaarloosde Turkse vrouw (Tunç Taşlıyurt) en een 24-jarige Iraaks-Koerdische man met stemmings- en angstklachten (Sibil Özde-mir). Raymond Verboom is de tweede auteur van deze drie casussen. Mohsen Edrisi en Liesbeth Eurelings-Bontekoe vervolgen met de casus van een 33-jarige Iraanse man met de diagnose psychotische stoornis NAO. De drie volgende casussen betreffen oudere migranten. Fabian Saarloos presenteert de casus van een vijftigjarige Palestijnse vrouw met onverklaarde pijnklachten; Belgin Bayazit van een zestigjarige Turkse man met depressieve klachten en Ineke Brands en Esther van den Berg ten slotte lichten het onder-zoek bij een zeventigjarige Marokkaanse vrouw met geheugenproblemen toe.

De reeks eindigt met twee casusbeschrijvingen waarin de auteurs door hen aangepaste en ontwikkelde instrumenten toepassen. Tekleh Zandi laat zien wat de meerwaarde is van een cultuursensitieve versie van de CASH; Ria Borra beschrijft een casus waarin het Diagnostisch Interview Turkse Vrouwen zijn diensten bewijst.

In het derde deel van dit boek komen de lijnen bij elkaar en wordt uitgaande van de regulatieve cyclus een stramien geboden voor methodisch werken in de psychodiag-nostiek met cultureel andere cliënten. Per stap of fase van de cyclus worden basisvragen geformuleerd en reflexieve momenten aangegeven.

Nederland is in cultureel en etnisch opzicht de afgelopen decennia veranderd. Deze ontwikkeling zal zich gezien de voortgaande globalisering en het daardoor uitdijende

XIII

XIV Inleiding

wereldwijde verkeer van mensen, materieel en informatie ook in de toekomst voortzet-ten. Een van de effecten daarvan is dat mensen in onderlinge contacten hun eigenheid benadrukken, ofwel dat bevolkingsgroepen zich etnisch en cultureel profileren (Ruijter 2000). Globalisering leidt ertoe dat hulpverleners in de ggz in toenemende mate te maken krijgen met cliënten met een culturele achtergrond die anders is dan de dominante cul-tuur. Tegelijkertijd is er sprake van toenemende diversiteit onder de bevolking, zelfs van hyperdiversiteit (Kirmayer en Ryder 2016). Ook zien we hybride culturen ontstaan. Zo spreken Pinxten en De Munter (2006) in dit verband van culturele creolisering. Anderen zoals Lakes et al. (2006) benadrukken het belang om in een klinische setting te focussen op de individual experience of culture. Kirmayer en Ryder waarschuwen dan ook om land van herkomst niet als maatstaf voor cultuur te zien. Ze bepleiten een ecosociaal perspectief waarin individuen gezien worden in een dynamische interactie met lokale sociale contexten en zich bedienen van meerdere culturele repertoires. Ontwikkelingen in de informatietechnologie en sociale media dragen volgens Kirmayer en Ryder bij aan culturele en maatschappelijke veranderingen, die op hun beurt nieuwe identiteiten en vormen van psychopathologie doen ontstaan.

Het is onze stelling dat kwaliteit van interculturele zorg meer bepaald wordt door het cultuurbewust handelen van de professional dan door het consciëntieus volgen van richt-lijnen, protocollen en instructies. Wij denken dat het in de psychodiagnostiek vooral gaat om professioneel handelen met oog voor de achterliggende vooronderstellingen van con-cepten, instrumenten en methoden. Het zijn vooronderstellingen die door hun vanzelf-sprekendheid gemakkelijk over het hoofd gezien kunnen worden. Professioneel handelen in de interculturele hulpverlening houdt ook een kritische houding in ten opzichte van de resultaten van evidence based onderzoek dat ten grondslag ligt aan het protocollair werken in de ggz. In het merendeel van de gevallen zijn migranten niet in het onderzoek geïncludeerd. Een dergelijke werkwijze hoeft niet te leiden tot alleen maar werken vanuit de eigen praktijkervaring. Wat we met dit boek willen onderstrepen, is dat de psychodi-agnosticus op basis van zijn professionele inschatting van de cliënt na zal moeten gaan wat relevante onderzoeksgegevens zijn om conclusies op te baseren. Het gebruik van psychodiagnostische instrumenten is daarin geen doel op zich, maar een van de middelen om deze informatie te vergaren.

We hopen dat Cultuur en psychodiagnostiek ertoe zal bijdragen om in unieke situaties in de interculturele psychodiagnostiek professioneel te handelen.

Inhoud

I Deel I Uitgangspunten voor interculturele psychodiagnostiek

1 Interculturele psychodiagnostiek: zes vuistregels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3

Fons J. R. van de Vijver

2 Cultuurbewust hulpverlenen: kennis, houding en vaardigheden combineren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17

Indra Boedjarath

3 Cultuurbewuste psychodiagnostiek: de regulatieve cyclus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35

Ria Borra

4 Tests en testgebruik in een interculturele context: een verkennend overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47

Mariëtte Hoogsteder en Ethel Borges Dias

5 Cross-Culturele Dementiescreening: ontwikkeling, resultaat, geleerde lessen en adviezen voor de praktijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81

Miriam Goudsmit, Jos van Campen en Özgül Uysal-Bozkιr

6 Werk in uitvoering: de non-verbale DECOMET . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105

Willem Kort en Mark Schittekatte

7 Ik en de ander. Van testen naar problemen oplossen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113

Ine Vink en Rob van Dijk

II Deel II Casuïstiek

8 Degene die geduld heeft, krijgt zijn beloning. Procesdiagnostiek bij een vijfjarige Somalische kleuter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127

Yvonne Montfoort

9 “Koerden bestaan niet.” Een negenjarig Irakees-Koerdisch meisje met vermoeden van ADHD . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141

Nina Kamar

10 “Ze haten me omdat ik te mooi ben.” Een zeventienjarige Marokkaanse jongen met autistiforme trekken en agressieve uitbarstingen . . . . . . . . . . . . . . . . 159

Victor Kouratovsky

XV

XVI Inhoud

11 Thuis zijn er nooit problemen. Psychologisch onderzoek naar de persoonlijkheid van de verdachte op verzoek van de rechter commissaris . . 179

Yvonne Montfoort

12 Zwakbegaafd of autistiform? Onderzoek van een 21-jarige vrouw van Surinaams-Hindoestaanse afkomst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 197

Chantal Kalika-Rampersad en Raymond Verboom

13 Het zwarte schaap. Psychodiagnostisch onderzoek van een ernstig verwaarloosde en getraumatiseerde Turkse vrouw van 22 jaar . . . . . . . . . . . . . . . 217

Tunç Taşlıyurt en Raymond Verboom

14 Hoge aspiraties. Persoonlijkheidsonderzoek bij een vierentwintigjarige man van Iraaks-Koerdische afkomst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 231

Sibel Özdemir en Raymond Verboom

15 Twijfel over diagnose bij een Iraanse man. Psychotische stoornis of desorganisatie na migratie bij autisme? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 247

Mohsen Edrisi en Liesbeth Eurelings-Bontekoe

16 Boos, boos, boos. Projectieve technieken bij een vijftigjarige Palestijnse vrouw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 259

Fabian Saarloos

17 Impulsdoorbraken bij een oudere Turkse man. Hoe een classificatie persoonlijkheidsstoornis door intelligentieonderzoek drastisch van inhoud veranderde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 279

Belgin Bayazit

18 Sinaasappels in de slaapkamer. Neuropsychologisch onderzoek bij een oudere vrouw van Marokkaanse afkomst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 291

Ineke Brands en Esther van den Berg

19 Hoe cultuursensitief zijn diagnostische vragenlijsten? Twee versies van de CASH bij een Marokkaans-Nederlandse vrouw vergeleken . . . . . . . . . . . 307

Tekleh Zandi

20 “Mijn trots is vertrapt.” De SCL-90 en het Diagnostisch Interview Turkse Vrouwen bij een depressieve, angstige Turkse vrouw . . . . . . . . . . . . . . . . . 317

Ria Borra

42XVIIInhoud

III Deel III Praktische handvatten

21 Cultuurbewuste psychodiagnostiek: een methodische aanpak . . . . . . . . . . . . . . . 331

Ria Borra, Rob van Dijk en Raymond Verboom

Bijlagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 343

XVII

Over de auteurs

Drs. B. (Belgin) Bayazit (1981) is een Nederlandse van Turkse afkomst. Ze is als gz-psycholoog in oplei-ding werkzaam bij het Expertise Centrum Diagnostiek (ECD) van Altrecht en zal in december 2016 de opleiding voltooien. Tijdens haar werk heeft zij zich onder meer verdiept in ADHD bij volwassenen. Ze is in 2005 afgestudeerd als orthopedagoog aan de Universiteit van Utrecht en sinds 2011 is ze werkzaam als systeemtherapeut.

Dr. E. (Esther) van den Berg (1978) werkt als klinisch neuropsycholoog op de afdeling Neurologie van het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam. Zij promoveerde in 2009 (cum laude) op een onderzoek naar de effecten van type 2-diabetes op het cognitief functioneren bij ouderen.

Drs. I. (Indra) Boedjarath (1964) heeft zich als psycholoog-psychotherapeut toegelegd op de transcultu-rele en genderspecifieke psychotherapie en seksuologie. Zij was directeur van Mikado, het landelijk ken-niscentrum interculturele zorg. Zij werkt als vrijgevestigd psychotherapeut bij het Mental Health Center (MHC) Den Haag. en daarnaast als hoofdbehandelaar bij de Opvoedpoli/Care Express te Den Haag. Ook verricht ze een promotieonderzoek naar suïcidaal gedrag en cultuur. Haar kennis draagt zij regelmatig over door middel van publicaties, lezingen, trainingen en colleges.

E. S. (Ethel) Borges Dias MSc (1984) is psycholoog en werkzaam als gedragsdeskundige en versla-vingsconsulent (Brains 4 Use) bij de Rijks Justitiële Jeugdinrichting locatie De Hartelborgt. In 2010 was zij als junior adviseur verbonden aan Mikado, het landelijk kenniscentrum interculturele zorg.

R. (Ria) Borra (1949) was als psychotherapeute BIG met als specialisaties systeem- en gedragstherapie tot haar vervroegd pensioen in april 2013 werkzaam bij de Riagg Rijnmond, afdeling Transculturele Hulp-verlening als psychotherapeute en onderzoekster. Als uitvloeisel van haar onderzoek naar depressie en het idiom of distress van Turkse vrouwen heeft zij verschillende boeken en artikelen gepubliceerd op het terrein van de transculturele diagnostiek, depressie en somatisatie.

Dr. A.M.A. (Ineke) Brands (1961) werkt als klinisch neuropsycholoog bij Altrecht op de afdeling Neuro-psychiatrie, Vesalius te Woerden. Daarnaast is ze verbonden aan de vakgroep Psychologische Functieleer van de Universiteit Utrecht. Ze promoveerde in 2007 op een onderzoek naar de effecten van type 1- en type 2-diabetes op de hersenen.

Drs. J.P.C.M. (Jos) van Campen (1960) is klinisch geriater in het MC Slotervaart te Amsterdam. Sinds 2004 is hij betrokken bij de ontwikkeling van een geheugenpolikliniek voor migranten in het ziekenhuis. Tevens is hij een van de ontwikkelaars van de Cross-Culturele Dementiescreening.

Drs. R.C.J. (Rob) van Dijk (1954) is medisch antropoloog en werkzaam als adviseur diversiteitsmanage-ment bij Parnassia Academie, onderdeel van Parnassia Groep. Hij is sinds 1980 in diverse functies werk-zaam op het terrein van cultuur, migratie en gezondheid.

Drs. M. (Mohsen) Edrisi (1970) is klinisch psycholoog en psychoanalyticus. Hij is directeur van GGZ Divers en hoofddocent behandeling (gz-opleidingen regio Leiden) bij de RINO Groep te Utrecht.

Prof. Dr. E.H.M. (Liesbeth) Eurelings-Bontekoe (1950) is klinisch psycholoog. Ze was tot eind november 2015 verbonden aan de Universiteit Leiden, sectie Klinische Psychologie. Ze is als supervisor psychodiag-nostiek verbonden aan Arkin GGZ Amsterdam.

Over de auteurs

Drs. M. (Miriam) Goudsmit (1980) is neuropsycholoog/gezondheidszorgpsycholoog. Momenteel volgt zij de specialistenopleiding tot klinisch psycholoog. Zij is werkzaam op de afdeling Medische Psychologie/Zie-kenhuispsychiatrie van het MC Slotervaart in Amsterdam. Zij deed naast de klinische praktijk wetenschap-pelijk onderzoek dat in 2014 leidde tot de publicatie van de Cross-Culturele Dementiescreening.

Dr. M.H.H. (Mariëtte) Hoogsteder (1965) is ontwikkelingspsycholoog en onderzoeker, werkzaam als coör-dinator Academische Werkplaats Jeugd en Gezondheid bij VU medisch centrum, Sociale Geneeskunde. Zij was tot eind 2013 als senior adviseur verbonden aan Mikado, landelijk kenniscentrum interculturele zorg. Haar werk richt zich op de toegankelijkheid en kwaliteit van de gezondheidszorg voor iedereen, en ze zet zich in voor een gelijkwaardige verbinding tussen wetenschap, (zorg)praktijk en beleid.

C. (Chantal) Kalika-Rampersad MSc (1985) is van Surinaams-Hindoestaanse afkomst. Ze is afgestudeerd als ontwikkelingspsycholoog aan de Vrije Universiteit en momenteel is ze werkzaam als gedragswetenschapper bij het team Onderwijs Jeugdzorg van Stichting Jeugdformaat, waar ze zich met name richt op de behande-ling van kinderen en jeugdigen op het basisonderwijs en voortgezet onderwijs in de regio Haaglanden.

Drs. N. (Nina) Kamar (1978) is gz-psycholoog in opleiding tot klinisch psycholoog/psychotherapeut, werkzaam bij Lucertis, regio Rijnmond, onderdeel van Parnassia Groep. Zij werkt met kinderen, jongeren en hun gezinnen met diverse culturele achtergronden op het gebied van psychodiagnostiek, (psycho)therapie en consultatie.

Drs. W. (Willem) Kort (1943) was twintig jaar in het hoger onderwijs werkzaam als docent, onderwijsont-wikkelaar. Hij was hoofd personeelsontwikkeling RET (openbaar vervoer) binnen de HRM. Als zelfstandig gevestigd psycholoog was hij actief op het gebied van loopbaanadvisering en potentieelbeoordeling en hij was als projectleider betrokken bij de ontwikkeling van de WISC-II, DAT, DST en CELF-4-NL.

Dr. V.G. (Victor) Kouratovsky (1957) is klinisch psycholoog en kinder- en jeugdpsycholoog specialist NIP en als zodanig werkzaam bij Lucertis kinder- en jeugdpsychiatrie, locatie Rotterdam, onderdeel van Par-nassia Groep, Daarnaast is hij directeur en specialist bij ExpatPsy. Hij is onder meer gespecialiseerd op het gebied van kinderen en adolescenten met een achtergrond van (gedwongen) migratie en heeft daar meermaals over gepubliceerd. Hij is actief als praktijkopleider en supervisor voor gz-psychologen en kli-nisch psychologen en als docent op postacademisch en specialistisch niveau. In 2015 ontving hij van het NIP de Sindbadonderscheiding voor zijn verdiensten voor de interculturele psychologie.

Drs. Y. (Yvonne) Montfoort (1964) is klinisch psycholoog/psychotherapeut K&J. Voorheen was zij onder andere werkzaam als vaktherapeut beeldend vormen binnen de forensische jeugdpsychiatrie. Ze is werk-zaam bij GGZ Breburg, locatie Tilburg. Ze is gespecialiseerd in cultuursensitieve diagnostiek, advies en behandeling. Daarnaast is zij NIFP forensisch rapporteur strafzaken.

S. (Sibel) Özdemir MSc (1986) studeerde in 2009 af aan de Universiteit Utrecht in de klinische en gezond-heidspsychologie. Ze werkte als basispsychologe bij NOAGG, transculturele geestelijke gezondheidszorg, locatie Utrecht, en bij de Praktijk voor Psychiatrie van dr. S. Güner in Westervoort. Momenteel is zij buiten de ggz werkzaam.

Drs. F. (Fabian) Saarloos (1981) is zoon van Nederlandse ouders en groeide tot zijn twintigste als expat op in de Arabische Golfstaten en het Midden-Oosten. Hij studeerde tot 2006 aan de Universiteit Utrecht en de Uni-versiteit van Damascus klinische en interculturele psychologie en Arabische taal en cultuur. Na zijn afstuderen was hij werkzaam als gz-psycholoog en onderzoeker voor de afdeling Transculturele Hulpverlening van Riagg Rijnmond en sinds 2014 werkt hij bij Stichting Sarya, een instelling voor cultuursensitieve psychotherapie en

XIX

XX Over de auteurs

psychiatrie, waar hij zich bezighoudt met diagnostiek en behandeling van psychopathologie bij voornamelijk Arabische en islamitische cliënten. Hij is tevens betrokken bij het opzetten van een cultuurspecifieke ggz in klinieken en onderzoeksprojecten in de Verenigde Arabische Emiraten en het Sultanaat van Oman.

Dr. M. (Mark) Schittekatte (1961) is coördinator van het Testpracticum PPW van de Universiteit Gent. Zijn vakgebied betreft adaptatie van psychodiagnostische instrumenten, met als aandachtspunt diagnostiek bij allochtonen. Hij is docent in de postacademische opleidingen tot schoolpsycholoog aan de Radboud Universiteit Nijmegen (SPON) en Amsterdam (RINO), voorzitter van de BFP-commissie Psychodiagnostiek en het Vlaams Forum voor Diagnostiek. Verder is hij lid van het EC van de European Association of Psycho-logical Assessment (EAPA), lid van the board of assessment van de European Federation of Psychologists Associations (EFPA) en lid van de raad van bestuur van de Vlaamse Vereniging voor Schoolpsychologie.

T. (Tunç) Taşlıyurt MSc (1979) is in 2007 afgestudeerd als psycholoog aan de Universiteit van Amster-dam. Hij is van Turkse herkomst en in 1985 naar Nederland gekomen. Ten tijde van het schrijven van de casus voor het boek werkte hij als basispsycholoog bij NOAGG, een instelling voor transculturele ggz in Utrecht. Daarna werkte hij twee jaar bij Allekleur Zorg, transculturele ggz in Amsterdam om vervolgens zijn loopbaan te vervolgen bij i-psy Amsterdam, onderdeel van Parnassia Groep. Zijn belangstelling gaat vooral uit naar cluster B-problematiek. Hij is sinds maart 2016 in opleiding tot psychotherapeut.

Drs. Ö. (Özgül) Uysal-Bozkιr (1984) is neuropsycholoog/psycholoog NIP. Zij was projectleider van de SYMBOL-studie (een omvangrijk wetenschappelijk onderzoek van het AMC onder oudere migranten) en schreef met de resultaten van de studie haar proefschrift (UvA-AMC). Zij blijft zich in de toekomst inzet-ten voor diverse functies op het terrein van ouderenzorg, (neuro)psychologie en diversiteit.

Drs. R.J. (Raymond) Verboom (1952) was tot april 2016 werkzaam bij Altrecht als klinisch psycholoog-psycho-therapeut met als doelgroep persoonlijkheidsproblematiek en als praktijkopleider voor de psychologische discipline. Thans is hij werkzaam in een eigen praktijk. Hij houdt zich sinds 1997 bezig met psychodiagnostiek bij migranten en vluchtelingen en heeft op dit terrein gepubliceerd. Daarnaast was hij als psychoanalyticus actief in de werkgroep Psychoanalyse en Multiculturele samenleving, uitgaande van NVPA, NPG en NVPP.

Prof. dr. F.J.R. (Fons) van de Vijver (1952) is hoogleraar cultuurpsychologie aan de Universiteit van Til-burg, North-West University in Zuid-Afrika en de University of Queensland in Australië. Hij is auteur van meer dan vierhonderdvijftig publicaties op het terrein van intelligentie, acculturatie, multiculturalisme, bruikbaarheid van psychologische tests voor allochtonen en methodologische aspecten van groepsver-gelijkingen. Hij is redacteur bij verschillende wetenschappelijke tijdschriften en voormalig hoofdredac-teur van het Journal of Cross-Cultural Psychology.

Drs. I. (Ine) Vink (1952) werkt als gz-psycholoog en gedragstherapeut bij Winnock en Esens, een intercultu-rele gezondheidsorganisatie. Ze studeerde Noord-Afrikaans Arabisch aan de Sorbonne in Parijs en werkte van 1981 tot 1990 in Algerije voor het Ministerie van Volksgezondheid en Sociale Zaken. Ze is oprichter en bestuurslid van de Sectie Interculturalisatie van het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP); oprichter en trekker van de taskforce Cultural and Ethnic Diversity van de European Federation of Psychological Asso-ciations (EFPA), en docent Wereldpraktijk en lid van de Vereniging EMDR Nederland (VEN).

Dr. T. (Tekleh) Zandi (1968) is psychiater en werkzaam bij GGZ Centraal, locatie Zon en Schild te Amers-foort. Hiernaast werkt ze als vrijgevestigde psychiater in Utrecht. Ze is in 2014 gepromoveerd op het proefschrift The role of cultural background in diagnosing psychotic disorders. Tot voor kort was zij bestuurslid van de afdeling Transculturele Psychiatrie van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie. Zij is verder betrokken bij het onderwijs in transculturele psychiatrie binnen de opleiding tot psychiater.