Culturele diversiteit in opgroeien en opvoeden: feiten en cijfers · Bron: Boekhorn & de Jong 2008....
Transcript of Culturele diversiteit in opgroeien en opvoeden: feiten en cijfers · Bron: Boekhorn & de Jong 2008....
-
Allochtone jeugdigen staan zowel in beleid als in de
publieke discussie volop in de belangstelling.
Terecht, want bijna een kwart van alle jeugdigen in
Nederland van 0 tot 25 jaar is van allochtone a� omst.
De aandacht richt zich met name op problemen die
bepaalde groepen jeugdigen hebben of veroorzaken.
Maar er zijn ook positieve ontwikkelingen te zien. Met
name op de terreinen onderwijs en arbeidsparticipatie
is de situatie van allochtone jeugdigen verbeterd. Het
aantal jongeren dat een diploma in het hoger onderwijs
behaalt is verdubbeld, allochtone vrouwen halen vaker
een startkwalifi catie en het aantal jongeren met werk
is toegenomen. Maar ondanks dat bestaan er op een
aantal gebieden nog steeds verschillen met autochtone
jeugdigen.
FACTSHEET
Culturele diversiteit in opgroeien en opvoeden: feiten en cijfers
In onderzoek wordt een aantal kenmerken van gezin-
nen onderscheiden die samenhangen met het vaker
voorkomen van problemen. Laag inkomen, opgroeien in
een eenoudergezin, niet-westerse afkomst en een laag
opleidingsniveau van de moeder zijn risicofactoren. Pro-
blemen in de ontwikkeling en opvoeding van kinderen
komen beduidend vaker voor bij gezinnen waar twee of
meer van deze risicokenmerken aanwezig zijn. Vooral
niet-westerse allochtone gezinnen in Nederland hebben
vaak te maken met meerdere risicofactoren.
Welke landelijke cijfers zijn er precies bekend over
het functioneren van allochtone jeugdigen binnen de
Nederlandse samenleving? Welke verschillen zijn er
tussen autochtone en allochtone jeugdigen en tussen de
verschillende allochtone groepen? Als antwoord op deze
vragen biedt deze factsheet een overzicht van cijfers
over het functioneren van allochtone jeugdigen en hun
gezinnen op de terreinen opvoeding, welbevinden en
onderwijs en werk.
-
Nederlands Jeugdinstituut 2
hun ouders zijn naar Nederland
gekomen. Slechts 20 procent van de
allochtone 0- tot 25-jarigen is in een
ander land dan Nederland geboren.
In deze factsheet beperken we ons
grotendeels tot jeugdigen van de
vier grootste groepen niet-westerse
allochtonen in Nederland en hun
opvoeders. Het gaat in deze factsheet
dus over jeugdigen en ouders van
Turkse, Marokkaanse, Surinaamse
en Antilliaanse afkomst.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) hanteert de volgende defi nitie van ‘allochtoon’: Iemand die in Nederland woont (en staat ingeschreven) en van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen personen die zelf in het buitenland zijn geboren (de eerste generatie) en personen die in Nederland zijn geboren (de tweede generatie) (CBS 2005). Het CBS maakt onderscheid tussen westerse en niet-westerse allochtonen. ‘Niet-westerse’ allochtonen zijn allochtonen die uit Turkije, Afrika, Latijns-Amerika en Azië (met uitzondering van Japan en Indonesië) a� omstig zijn.
Enkele demografi sche gegevens
Een kwart van de Nederlandse
bevolking van 0 tot 25 jaar is alloch-
toon. Twee derde hiervan valt onder
de noemer niet-westerse allochtoon.
De diversiteit binnen de niet-wes-
terse allochtone bevolking is groot.
Zo zijn zij afkomstig uit diverse
werelddelen en landen en hebben
zij zeer uiteenlopende culturele en
migratieachtergronden en sociale
posities. De diversiteit neemt alleen
maar verder toe nu steeds meer
nieuwe groepen deel gaan uitmaken
van de niet-westerse allochtone
bevolking.
Marokkanen en Turken vormen de
grootste groep niet-westerse alloch-
tonen, gevolgd door Surinamers en
Antillianen.
De meeste allochtone jeugdigen
zijn zelf in Nederland geboren,
Niet-westerse allochtoon
Westerse allochtoon
Autochtoon
Bevolking van 0 tot 25 jaar
16%
7%
77%
Allochtone bevolking 0 tot 25 jaar naar herkomst
Overig niet-westers
Ned. Antill / Arubaans
Surinaams
Marokkaans
Turks
Westerse allochtoon
30%
14%
15%
11%
5%
24%
Bron: CBS 2009
-
3 Culturele diversiteit in opgroeien en opvoeden
GezinssamenstellingIn Nederland wonen ruim
2,5 miljoen gezinnen. Onder een
gezin verstaan we een of twee ouders
met minstens één thuiswonend kind.
13 procent van alle gezinnen heeft
één of twee ouders van niet-westerse
afkomst (Boekhorn & de Jong
2008).
Eenoudergezinnen In 2006 zijn er 452.000 eenouder-
gezinnen. Dat is 18 procent van alle
huishoudens met kinderen. In een
derde van de eenoudergezinnen is in
ieder geval een van de ouders niet-
westers allochtoon. Verhoudingsge-
wijs komt eenouderschap het vaakst
voor bij Antilliaanse en Surinaamse
gezinnen. De helft van de gezinnen
van Antilliaanse-Arubaanse her-
komst en 45 procent van de Suri-
naamse gezinnen heeft één ouder.
Gezin en opvoeding
Aantallen kinderen per gezin Het aantal kinderen dat Nederlandse
vrouwen gemiddeld krijgen ligt rond
de 1,7. Allochtone vrouwen krijgen
van oudsher meer kinderen. Twintig
jaar geleden lag het gemiddelde
kindertal van bijvoorbeeld Turkse
en Marokkaanse vrouwen rond de
5. Maar in de afgelopen decennia
krijgen allochtone vrouwen en vooral
Turkse en Marokkaanse vrouwen
minder kinderen. Bij Marokkaanse
vrouwen van de eerste generatie
die eind jaren zestig zijn geboren,
is het gemiddelde kindertal nu 2,7.
Ondanks deze aanzienlijke daling
in aantallen kinderen is het verschil
met autochtone vrouwen nog steeds
groot.
0 10 20 30 40 50 60
Surinaams
Turks
Marokkaans
Antilliaans-Arubaans
Autochtoon
percentage van totale herkomstgroep
Eenoudergezinnen
Bron: Boekhorn & de Jong 2008
-
Nederlands Jeugdinstituut 4
Gezinnen in achterstandssituatiesKinderen die wonen in een gezin
met een lage sociaaleconomische
status (SES) lopen meer risico pro-
blemen te krijgen. Onder een lage
SES wordt verstaan een laag oplei-
dingsniveau van de ouders en het
leven in armoede, bijvoorbeeld door
werkloosheid van de ouder(s). Rela-
tief veel allochtone kinderen hebben
hiermee te maken.
Ruim een kwart van de allochtone
huishoudens had in 2006 een laag
inkomen. Dit is vier keer zo veel als
bij autochtone huishoudens. Binnen
de niet-westerse huishoudens liep
het aandeel met een laag inkomen
uiteen van 22 procent van de Suri-
naamse gezinnen tot 32 procent van
de Marokkaanse gezinnen (CBS,
Armoedebericht 2008).
Ook het opleidingsniveau van alloch-
tone ouders ligt lager dan dat van
autochtonen. Het verschil is het
grootst bij niet-westerse allochtonen
van de eerste generatie. 21 procent
heeft de lagere school als hoogst vol-
tooide opleiding tegenover 7 procent
van de autochtone bevolking. Onder
de niet-westerse allochtonen zijn
Turken en Marokkanen van de eerste
generatie gemiddeld het laagst opge-
leid. Ruim 30 procent heeft alleen
lagere school. Onder Surinamers en
Turkse en Marokkaanse gezinnen
zijn dus over het algemeen groter
dan autochtone gezinnen. De kinde-
ren groeien ook vaker dan autoch-
tone kinderen op met meer dan één
broertje of zusje. Gezinnen met drie
of meer kinderen komen relatief het
meeste voor onder de Marokkanen.
Surinaamse en Antilliaanse gezinnen
zijn ongeveer even groot als autoch-
tone gezinnen.
Het kindertal van de tweede genera-
tie niet-westerse allochtone vrouwen
zal naar verwachting weinig meer
verschillen van het kindertal van
autochtone vrouwen. Bij de tweede
generatie Surinaamse vrouwen ligt
het kindertal zelfs lager dan dat van
autochtone vrouwen (Boekhorn & de
Jong 2008).
Gezinnen met thuiswonende kinderen t/m 18 jaar in 2002
Kindertal Turks Marokkaans Surinaams Antilliaans Autochtoon
1 kind 25% 25% 33% 38% 30%
2 kinderen 44% 31% 44% 41% 48%
3 of meer kinderen 31% 45% 22% 21% 22%
Bron: Distelbrink & Hooghiemstra 2005
-
5 Culturele diversiteit in opgroeien en opvoeden
Antillianen gaat het respectievelijk
om 13 procent en 15 procent. Het
verschil neemt wel af bij de volgende
generaties. De tweede generatie niet-
westerse allochtonen volgt inmiddels
veel meer onderwijs dan de eerste
generatie (Verweij e.a. 2009).
TienermoedersIn 2007 hebben 2540 meisjes jonger
dan 20 jaar een kind gekregen.
Hierbij gaat het om 1489 autochtone
tieners en 1051 meisjes van alloch-
tone afkomst. Ten opzichte van een
jaar eerder is vooral het geboortecij-
fer onder tieners van niet-westerse
afkomst gedaald. In 2001 waren
er 1736 tienermoeders van niet-
westerse afkomst; in 2007 waren het
er nog 779. Het geboortecijfer onder
Deelname aan VVE-programma’s en peuterspeelzaal van leerlingen die nu in groep 2 zitten (percentage van de bevolkings-
groep dat deelneemt)
VVE ‘02 VVE ‘96 psz ‘02 psz ‘96
Turks 51 32 74 46
Marokkaans 41 26 51 25
Surinaams 24 11 67 66
Antilliaans 17 19 57 55
Autochtoon (laag opgeleid) 13 3 83 79
Autochtoon (hoog opgeleid) 5 1 79 81
Bron: CBS 2005
meisjes van Turkse en Marokkaanse
afkomst nadert die van autochtone
meisjes. De geboortecijfers bij Antil-
liaanse tienermeisjes is licht gedaald
maar is nog altijd acht keer zo hoog
als bij autochtone meisjes (CBS
2008; Garssen 2007).
OpvoedingHoe ouders de opvoeding beleven
blijkt samen te hangen met het
voorkomen van opvoedproblemen.
Bij ouders die negatief gestemd zijn
over de opvoeding, worden vaker
opvoedproblemen gesignaleerd dan
bij ouders die positief gestemd zijn.
94 procent van de ouders met kinde-
ren in de leeftijd van 0 tot 12 jaar is
tevreden over de opvoeding. De helft
hiervan heeft echter wel in het afge-
lopen jaar enige zorgen of problemen
gehad met de opvoeding. 6 procent
van de ouders heeft een negatieve
beleving van de opvoeding. Een
negatieve beleving van de opvoe-
ding houdt in dat zij ontevreden zijn
over de opvoeding, het belastend en
zwaar vinden en/of zich veel zorgen
maken over de opvoeding. Een
negatieve beleving van de opvoeding
komt bij sommige groepen ouders
vaker voor dan bij andere. Onder
andere ouders met een niet-westerse
afkomst, ouders uit eenoudergezin-
nen, ouders die onder de armoede-
grens leven en gezinnen waarbij de
moeder een lage opleiding heeft,
zijn vaker negatief gestemd over de
opvoeding (Zeijl e.a. 2005).
Onderwijs en arbeid
Deelname aan VVE-program-ma’s en peuterspeelzalenVoor kinderen met een risico van
onderwijsachterstand zijn er de
zogenoemde programma’s voor
voor- en vroegschoolse educatie
(VVE-programma’s). Het gaat hierbij
om programma’s die starten op de
peuterleeftijd en doorlopen in groep
1 en 2 van de basisschool. VVE-
programma’s zijn er voor alle ach-
terstandsgroepen, zowel allochtone
als autochtone. In de praktijk blijken
vooral de allochtone groepen deel
te nemen aan deze programma’s.
Autochtone kinderen gaan veel vaker
naar de peuterspeelzaal. Na 2002
wordt het land van herkomst niet
meer geregistreerd, dus na dat jaar
zijn er geen cijfers over de verde-
ling en deelname van allochtone en
autochtone kinderen meer bekend.
-
Nederlands Jeugdinstituut 6
Voortgezet onderwijsEen kwart van alle leerlingen binnen
het voortgezet onderwijs gaat naar
het vmbo. Allochtonen zijn hierbij
oververtegenwoordigd: 36 procent
van de Turkse en Marokkaanse leer-
lingen zit op het vmbo. Op de havo
en zeker op het vwo zijn relatief veel
autochtonen te vinden: 17 en
18 procent. Maar weinig leerlingen
van Turkse en Marokkaanse her-
komst zitten op deze opleidingen
(beiden 11 procent op de havo en
7, respectievelijk 6 procent op het
vwo).
Schoolverzuim en schoolverlatenRelatief veel allochtone jongeren
verlaten het onderwijs zonder het
behalen van een startkwalificatie.
In het schooljaar 2007/2008 verliet
3 procent van de autochtone jonge-
ren het onderwijs voortijdig, terwijl
ruim 8 procent van de jongeren met
een Antilliaanse achtergrond zonder
startkwalificatie het onderwijs
verliet.
Hoger onderwijsHet aantal allochtonen dat hoger
onderwijs volgt is de laatste dertien
jaar sterk gestegen. In het schooljaar
2006/2007 volgde 12 procent van de
12- tot 25-jarige allochtone jongeren
een opleiding in het hoger onderwijs,
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Vwo 3-6
Havo 3-5
Vmbo 3-4
Leerjaren 1-2
AntilliaansSurinaamsMarokkaansTurksWesterse allochtoon
Autochtoon
Bron: CBS 2009
Verdeling leerlingen naar herkomstgroep in het voortgezet onderwijs
Voortijdig schoolverlaters naar herkomst
Voortijdig schoolverlaters % Van bevolkingsgroep
Autochtoon 3
Turks 5,7
Marokkaans 7
Surinaams 6,7
Antilliaans/Arubaans 8,3
Bron: Ministerie van OC&W 2007
onder autochtonen was dit bijna
17 procent. Toch zijn allochtone
jongeren vergeleken met autochtone
jongeren nog altijd ondervertegen-
woordigd in het hoger beroepson-
derwijs en op de universiteit.
Onder de 18- tot 25-jarigen is vooral
het aandeel niet-westerse allochtone
vrouwen dat over een startkwalifi-
-
7 Culturele diversiteit in opgroeien en opvoeden
catie beschikt of een opleiding volgt,
sterk toegenomen: van 74 procent in
2003 naar 85 procent in 2008.
Het aantal niet-westerse jonge-
ren dat het hoger onderwijs met
een hbo-diploma of een master-
of doctoraaldiploma verlaat is
sinds 2000/2001 verdubbeld. In
2000/2001 ontvingen ruim 2000
niet-westerse allochtone jongeren
een diploma in het hoger onderwijs.
In 2006/2007 waren dat er ruim
twee keer zo veel (CBS 2009).
ArbeidsmarktHet aandeel jongeren met werk
onder de niet-westerse allochtonen
van 15 tot 23 jaar nam toe: van 47
procent in 2003 naar 56 procent in
2008. Ondanks deze toename van
het aandeel werkzame niet-westerse
allochtone jongeren hebben zij nog
steeds veel minder vaak een baan
dan autochtone jongeren (81 procent
in 2008) (CBS 2009).
0
2000
4000
6000
8000
10000
12000
14000
16000
18000
Antilliaans
Surinaams
Marokkaans
Turks
2008/092005/062000/011995/96
Niet-westerse allochtonen in het hoger onderwijs
Bron: CBS 2009
-
Nederlands Jeugdinstituut 8
Welbevinden
Psychisch welbevindenJeugdigen in de leeftijd van 8 tot en
met 16 jaar zijn over het algemeen
zeer tevreden over hun leven. De 8-
tot 12-jarigen geven een gemiddeld
cijfer van 8,3 (Zeijl e.a. 2005). De
oudere kinderen geven een gemid-
deld cijfer van 7,8 (Dorsellaer e.a.
2007). Tussen autochtone en alloch-
tone kinderen zijn geen significante
verschillen in de mate van welbevin-
den.
Psychosociale problemen in het voortgezet onderwijs
0
5
10
15
20
25
30
autochtoon
allochtoon
problemenmet
leeftijdsgenoten
hyperactiviteitgedragsproblemenemotioneleproblemen
perc
enta
ge le
erlin
gen
Bron: Van Dorsselaer e.a. 2007
Psychosociale problemenKinderen van 0 tot 12 jaar
Volgens artsen en verpleegkundigen
in de jeugdgezondheidszorg heeft
11 tot 28 procent van de kinderen
van 0 tot 12 jaar (percentage is
afhankelijk van de leeftijd) last van
psychosociale problemen. Volgens
ouders heeft 4 tot 6 procent van
de kinderen last van psychosociale
problematiek. Binnen de psychoso-
ciale problemen wordt onderscheid
gemaakt in gedragsproblemen en
emotionele problemen.
De artsen en verpleegkundigen
signaleren evenveel psychosociale
problemen onder de verschillende
etnische groepen. Er zijn weinig
verschillen tussen kinderen van
-
9 Culturele diversiteit in opgroeien en opvoeden
westerse en niet-westerse afkomst.
Een uitzondering hierop is dat ze bij
Marokkaanse kinderen zelfs minder
problemen zien.
Ouders van met name Turkse en
Marokkaanse kinderen rapporteren
echter vaker psychosociale proble-
men dan ouders van Nederlandse
kinderen (Zeijl e.a. 2005).
Wanneer gekeken wordt naar de
aard van de problematiek blijken,
volgens de ouders, bij Turkse en
Marokkaanse kinderen vooral emo-
tionele problemen (bijvoorbeeld
teruggetrokkenheid, psychosoma-
tische klachten, angst of depressie)
vaker voor te komen dan bij hun
Nederlandse leeftijdsgenoten. Bij
kinderen van Turkse afkomst komen
emotionele problemen volgens de
ouders drie keer zo vaak voor als
bij westerse kinderen. Ook geven
kinderen (8 tot 12 jaar) van Turkse
afkomst zelf aan vaker depressief te
zijn dan westerse kinderen.
Land van herkomst speelt in de
peiling Jeugd en Gezondheid (Zeijl
e.a. 2005) bij de zogenoemde exter-
naliserende of gedragsproblemen
veel minder een rol dan bij emotio-
nele problemen.
Kinderen van 11 tot 17 jaar
Ruim 16 procent van de jongeren in
het voortgezet onderwijs geeft aan
last te hebben van psychosociale
problemen. Psychosociale proble-
men beslaan in dit onderzoek: emo-
tionele problemen, gedragsproble-
men, hyperactiviteit en problemen
met leeftijdsgenoten (Van Dorsselaer
e.a. 2007).
Een op de vijf jongeren heeft last van
emotionele problemen. Autochtone
en allochtone leerlingen geven even
vaak aan emotionele problemen
(stemmingsproblemen, depressie
en psychosomatische klachten) te
hebben.
Allochtone leerlingen rapporteren
bijna twee keer zo veel gedrags-
problemen (bijvoorbeeld vechten,
agressief gedrag, stelen) en proble-
men met leeftijdsgenoten, terwijl
autochtone leerlingen twee keer zo
vaak problemen met hyperactivi-
teit (impulsiviteit, rusteloosheid en
gebrek aan concentratie) rapporte-
ren.
KindermishandelingOver het voorkomen van de meeste
vormen van kindermishandeling
binnen allochtone gezinnen bestaan
geen betrouwbare cijfers. Wel zijn
in beperkte mate cijfers bekend over
het voorkomen van seksueel mis-
bruik en prostitutie onder allochtone
jongeren.
Uit onderzoek uit 2006 blijkt een op
de tien jongens van Marokkaanse
en Turkse afkomst slachtoffer te
zijn van seksuele dwang. Het gaat
hierbij om seksueel misbruik door
pedoseksuelen en gedwongen prosti-
tutie. De onderzoekers geven hierbij
aan dat er waarschijnlijk sprake is
van onderrapportage omdat alloch-
tone jongens zelden melding doen
hiervan en als er wel meldingen zijn
deze zelden worden omgezet in aan-
giften (www.pharos.nl).
Naar schatting 1.500 tot 2.000
minderjarige meisjes waren in 1998
werkzaam in de prostitutie (Venicz
en Vanwesenbeeck 1998). Twee
derde van deze meisjes zou van niet-
westerse afkomst zijn. Marokkaanse
meisjes lijken tien keer vaker in de
jeugdprostitutie vertegenwoordigd
te zijn dan in de algehele bevol-
kingsgroep; Surinaamse en Turkse
meisjes zijn ongeveer drie keer zo
vaak vertegenwoordigd (MOVISIE
2008).
-
Nederlands Jeugdinstituut 10
bekijken blijkt ook hier dat jongeren
van allochtone afkomst het vaakst
hiermee te maken krijgen. Met name
jongeren van Marokkaanse, Suri-
naamse en Antilliaanse afkomst zijn
oververtegenwoordigd.
Verblijf in justitiële jeugdinrichting In 2007 verblijven 4188 jongeren
in een justitiële jeugdinrichting.
Hiervan is 57 procent van allochtone
afkomst.
Zelfrapportage daderschapWanneer aan jongeren van 10 tot 18
jaar zelf gevraagd wordt of ze zich in
het voorgaande jaar schuldig hebben
gemaakt aan een misdrijf geeft circa
40 procent een bevestigend ant-
woord. Hoewel autochtone jongeren
iets vaker dan allochtone jonge-
ren zeggen een misdrijf te hebben
gepleegd is het verschil niet signifi-
cant (Van der Laan & Blom 2006).
van de Nederlandse Antillen of
Aruba (Blom & Van der Laan 2007).
Jongeren met een Halt-afdoeningWanneer we de gegevens van jon-
geren met een Halt-afdoening
Criminaliteit
Geregistreerde jeugd-criminaliteit2,5 procent van alle jongeren van 12
tot 18 jaar is door de politie verhoord
als verdachte van een strafbaar feit.
Allochtone jeugdigen worden ver-
houdingsgewijs vaker verdacht van
een misdrijf dan autochtone jonge-
ren. Van alle minderjarige verdach-
ten in 2005 is 42 procent van alloch-
tone afkomst (Blom & Van der Laan
2007). Het aandeel niet-westerse
allochtone jongeren dat in aanraking
komt met de politie is substantieel
hoger dan dat van de autochtone
jongeren
Vooral jongeren van Marokkaanse,
Antilliaanse en Arubaanse afkomst
zijn oververtegenwoordigd in de
jeugdcriminaliteit. Ten opzichte van
autochtone jongeren van 12 tot en
met 17 jaar registreerde de politie in
2005 vijf keer zo veel processen-ver-
baal per 100 Marokkaanse jongeren
en bijna zes keer zo veel processen-
verbaal per 100 jongeren afkomstig
0
50
100
150
200
250
300
350
Overige niet-westerse
allochtoon
Antilliaans /Arubaans
SurinaamsMarokkaansAllochtoonAutochtoon
Jongeren met Halt-verwijzing 2006
Aant
al p
er 1
0.00
0 in
won
ers
Bron: CBS 2009
0
2
4
6
8
10
TurksSurinaamsAntilliaans/Arubaans
MarokkaansAutochtoon
Jongeren die in 2006 in aanraking zijn gekomen met politie (exclusief Halt)
perc
enta
ge v
an h
erko
mst
groe
p
Bron: CBS 2009
-
11 Culturele diversiteit in opgroeien en opvoeden
Tot slot
Momenteel zijn nog de meeste niet-
westerse allochtone ouders buiten
Nederland geboren. Zij behoren
daarmee tot de eerste generatie.
Deze eerste generatie ouders wordt
veelal gekenmerkt door een lage
opleiding, relatief grote gezinnen en
een laag inkomen. Dit zijn risicoken-
merken voor het ontwikkelen van
problemen. Binnen de komende tien
jaar zal een groot deel van de niet-
westerse bevolking in Nederland
geboren en getogen zijn. Dit bete-
kent dat veel meer kinderen zullen
worden opgevoed door ouders die de
Nederlandse samenleving kennen,
die een hoger onderwijsniveau halen
en die ook de Nederlandse taal
(beter) beheersen. Verschillen in
functioneren tussen autochtone en
allochtone jeugdigen zullen steeds
kleiner worden.
Positieve ontwikkelingen in deze
richting zijn al gaande. Zo is het
aantal niet-westerse jongeren dat
een hbo-opleiding volgt flink geste-
gen, het aantal dat de opleiding
met succes afrondt verdubbeld en
hebben deze jongeren steeds vaker
een baan.
Er zijn ook terreinen die nog veel
aandacht behoeven: criminaliteit
onder jongeren van Marokkaanse en
Antilliaanse afkomst springt hierbij
het meeste in het oog.
De beschikbare gegevens over psy-
chosociale problemen zijn niet een-
duidig. Niet-westerse ouders en kin-
deren van 8 tot 12 jaar rapporteren
vaker emotionele problemen. In het
voortgezet onderwijs hebben autoch-
tone en allochtone leerlingen even
vaak last van emotionele problemen.
Het gaat hier echter wel om een
op de vijf leerlingen. Hierbij is dus
zowel voor autochtone als allochtone
leerlingen aandacht nodig.
Meer informatie
Wilt u meer weten over diversiteit? Bekijk dan het dossier op onze website. Hier vindt u onder andere een overzicht van wat werkt bij jeugdigen uit etnische minderheidsgroepen. Daarnaast biedt het dossier informatie over lopend en afgesloten onderzoek, beleid en relevante literatuur. Het digitale dossier Culturele diversiteit in opgroeien en opvoeden is te vinden via www.nji.nl/culturelediversiteit.
-
Nederlands Jeugdinstituut 12
Bronnen
Blom, M, & van der Laan, A.M.
(2007). Monitor Jeugd terecht.
Factsheet 2007-3. Den Haag:
Wetenschappelijk Onderzoek- en
Documentatiecentrum.
Boekhorn, P. & Jong, T. de (2008).
Gezinnen van de toekomst. Cijfers
en trends. E-Quality.
Centraal Bureau voor de Statistiek
(2005). Jaarrapport integratie
2005. Den Haag/Heerlen: CBS.
Centraal Bureau voor de Statistiek
(2008). Armoedemonitor 2008. Den
Haag/Heerlen: CBS.
Centraal Bureau voor de Statistiek
(2008). Steeds minder allochtone
tienermoeders. Webmagazine 9 juni
2008.
Centraal Bureau voor de Statistiek
(2009a). Landelijke Jeugdmonitor.
Jeugd en integratie. Rapportage
eerste kwartaal 2009. Den Haag/
Heerlen: CBS.
Centraal Bureau voor de Statistiek
(2009b). Bevolkingsstatistieken.
Den Haag/Heerlen: CBS.
Distelbrink, M. & Hooghiemstra, E.
(2005). Allochtone gezinnen. Feiten
en cijfers. Den Haag: Nederlandse
Gezinsraad.
Dorsselaer, S. van., Zeijl, E., Eeck-
hout, S. van den, ter Bogt, T. & Vol-
lebergh, W. (2007). HBSC 2005:
Gezondheid en welzijn van jongeren
in Nederland. Utrecht: Trimbos-
instituut.
Garssen, J. (2007). De Nederlandse
demografie in zeven tegenstellingen.
Bevolkingstrends 4e kwartaal 2007.
Den Haag/Heerlen: CBS.
Laan, A.M. van der & Blom, M.
(2006). Jeugddelinquentie: risico’s
en bescherming. Bevindingen uit de
WODC Monitor Zelfgerapporteerde
Jeugdcriminaliteit 2005. Meppel/
Den Haag: Boom Juridische uitge-
vers/ Wetenschappelijk Onderzoek-
en Documentatiecentrum.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur &
Wetenschappen (2007). Factsheet
voortijdig schoolverlaten. Novem-
ber 2007. Den Haag: Ministerie van
Onderwijs, Cultuur & Wetenschap-
pen.
MOVISIE (2008). Factsheet meisjes
prostitutie. Feiten en Cijfers.
Utrecht: MOVISIE.
Venicz, L. & Vanwesenbeeck, L.
(1998). Aard en omvang van
(gedwongen) prostitutie onder
minderjarige (allochtone) meisjes.
Utrecht: NISSO.
Verweij, A., Sanderse, C., Lucht, F.
van der (2009). Scholing en oplei-
ding. Heden, verleden en toekomst.
www.nationaalkompas.nl gedown-
load op 06-10-2009.
Zeijl, E., Crone, M., Wiefferink, K.,
Keuzenkamp, S. & Reijneveld, M.
(2005). Kinderen in Nederland. Den
Haag/Leiden: Sociaal en Cultureel
Planbureau / TNO Kwaliteit van
Leven.
Websites
www.cbs.nl
http://jeugdstatline.cbs.nl
www.jeugdmonitor.cbs.nl
www.pharos.nl
Colofon
© 2009 Nederlands Jeugdinstituut
Tekst: Deniz Ince, Machteld van der Pijll
Foto’s: Marsel Loermans, Bettina Neumann, Charles Ro� ey, Patrick Sheándell O’Caroll (PhotoAlto), Don Wijns (Frissewind)
Nederlands JeugdinstituutCatharijnesingel 47Postbus 192213501 DE UtrechtT (030) 230 63 44F (030) 230 63 12W www.nji.nl
Infolijn (030) 230 65 64, e-mail [email protected]
Het Nederlands Jeugdinstituut
Het Nederlands Jeugdinstituut werkt voor beleidsmakers, sta� unctionarissen en beroepskrachten in de sector jeugd, opvoeding en onderwijs. Wij maken kennis beschikbaar voor de praktijk, maar verwerken ook kennisvragen vanuit de praktijk. Op die manier wordt een kenniscyclus georganiseerd, die de jeugdsector helpt de kwaliteit en e� ectiviteit van de dienstverlening te verbeteren. Voor vragen of advies kunt u vrijblijvend contact met ons opnemen. Dit kan via de Infolijn (030) 230 65 64, op werkdagen tussen 09.00-13.00 uur.