Crisiscoördinatie in de Zorg - WordPress.com...2014/03/22 · 3.3 De Impact van Social Media 25...
Transcript of Crisiscoördinatie in de Zorg - WordPress.com...2014/03/22 · 3.3 De Impact van Social Media 25...
Scriptie CCZ definitieve versie @ Orbis Thuis / Hub van Mulken
Crisiscoördinatie in de Zorg
Case Study: Orbis Thuis locatie Glana
Naam: H.M.P.H. van Mulken
Veiligheidskundige/coördinator BHV
Datum: 22 Maart 2014
Opleiding: Crisiscoördinator Zorginstellingen
Scriptie CCZ definitieve versie @ Orbis Thuis / Hub van Mulken
Inhoudsopgave
Voorwoord 1
Samenvatting 3
Inleiding – van Calamiteitenplan naar Crisisplan 4
1 Crisiscoördinatie: termen, wetten, en plannen 6
1.1 Terminologie 6
1.2 Wet- en regelgeving 7
1.3 Beleidsplannen en rollen 9
1.4 Conclusie 11
2 Continuïteitsplanning: Theorie en Praktijk 12
2.1 BCM en BIA in Theorie 12
2.2 BCM en BIA in de Praktijk: locatie Glana 14
2.2.1 Preventie: Voorkom Ontruiming locatie Glana 15
2.2.2 Repressie: Aanpak Ontruiming locatie Glana 19
2.3 Conclusie 21
3 Crisiscommunicatie 23
3.1 Communicatie en Orbis 23
3.2 Communicatie en Social Media 24
3.3 De Impact van Social Media 25
3.4 Orbis en Communicatie in de Praktijk 26
3.4.1 Orbis in de praktijk: instructies vooraf 26
3.4.2 Orbis in de praktijk: evaluatie achteraf 27
3.5 Lessons Learned: Communicatie Advies 28
3.6 Conclusie 29
4 Crisismanagement 30
4.1 Voorbereidingen Orbis 30
4.2 Aandachtspunten Orbis 32
4.3 Crisis Teams en de Rol van de Coördinator BHV 36
4.4 Conclusie 38
Conclusie – Ontruimen: Wel of Niet? 39
Literatuuropgave 42
1
Voorwoord
Deze scriptie is geschreven in het kader van de opleiding “Crisiscoördinator
Zorginstellingen” aan de Rvarium Academie. Ik heb deze opleiding gevolgd om binnen
mijn eigen zorginstelling als coördinator en adviseur van het crisisbeleidsteam op te
kunnen treden in de aanloop van en tijdens een crisissituatie en nazorg.
In mijn rol als veiligheidskundige / coördinator BHV bij Orbis Medisch Zorgconcern
heb ik hier vanaf 2000 reeds ervaring in opgedaan. Eén van mijn eerste opdrachten was
destijds namelijk om een risico inventarisatie over de BHV en een plan van aanpak voor
een calamiteitenorganisatie te maken. In 2002 heb ik voor het toenmalige
Maaslandziekenhuis (nu Orbis Medisch Centrum) en voor Verpleging en Verzorging een
calamiteitenplan opgesteld. In die tijd was nog weinig bekend over
calamiteitenorganisaties, maar op basis van mijn ervaringen bij mijn vorige werkgever
(DSM) heb ik toen de plannen opgesteld. De plannen zijn destijds gemaakt in overleg
met de overheidsinstanties en worden door middel van jaarlijkse oefeningen ook nog
steeds getoetst op de werkbaarheid.
Met verloop van tijd groeide ook de kennis en ervaring in Nederland met
betrekking tot crisisbeheersing en ontstond het besef dat crisiscoördinator een functie is
waarvoor een gedegen opleiding noodzakelijk is. Dit was voor mij de aanleiding om deze
opleiding te gaan volgen en zo mijn kennis verder toe te spitsen.
Mijn scriptie schrijf ik voor de locatie Glana van Orbis Thuis (Verpleging en
Verzorging). Orbis Thuis is een onderdeel van Orbis Medisch Zorgconcern en bestaat
onder andere uit tien zorgcentra en een aantal nevenlocaties, verspreid gelegen over het
gebied tussen Beek en Echt (Limburg). Ik heb als doel de hier beschreven theorie daar in
de praktijk te brengen. De rol van crisiscoördinator in de zorg (CCZ) is nog onbekend in
onze organisatie. Wel heeft de divisie een coördinator BHV. De nadruk van deze functie
ligt echter meer op de warme fase –het moment wanneer zich daadwerkelijk een
crisissituatie voordoet. Door deze scriptie te maken stel ik mijzelf het doel de organisatie
te overtuigen van het nut, het doel, en de meerwaarde van een crisiscoördinator in de
zorg.
De opleiding “crisiscoördinator Zorginstellingen” heb ik als inspirerend ervaren.
Als je al jaren op het gebied van veiligheid en BHV binnen de zorg werkzaam bent, is het
op momenten wel een omschakeling in het denken over risico’s en continuïteit. Het werd
nu namelijk belangrijk om te kijken naar de risico’s en calamiteiten in combinatie met
continuïteit, communicatie tijdens een calamiteit en het crisismanagement.
Mijn dank gaat uit naar Orbis en de medewerking die ik heb gekregen om de
opleiding te volgen. Het was druk met de huiswerkopdrachten en scriptie naast de
verplichte lesuren –zeker gezien het feit dat mijn dagelijkse werkzaamheden gewoon
2
door moesten blijven gaan– maar ook mede dankzij de OTO-gelden heb ik het voor
elkaar gekregen om de opleiding tot het einde te kunnen volgen.
De scriptie is tot stand gekomen in samenwerking met mijn leidinggevende dhr. Tonglet.
Speciaal wil ik mijn familie bedanken voor de steun, hulp, en begrip die ze de afgelopen
periode voor mij hebben gehad.
Deze scriptie of onderdelen hiervan mogen alleen worden gekopieerd met toestemming van Orbis Thuis of de
auteur H.M.P.H. van Mulken.
3
Samenvatting
Calamiteiten en ontruimingen hebben grote impact op zorginstellingen. Het is daarom
essentieel om deze te voorkomen en, indien noodzakelijk, om deze in goede banen te
leiden. Er bestaan, in theorie, allerlei middelen om hierin te assisteren: van risico- en
impactanalyses op incident niveau tot continuïteits-planning op bedrijfsproces niveau.
Momenteel maakt Orbis Thuis, locatie Glana alleen gebruik van een bedrijfsnoodplan en
een calamiteitenplan, welke niet voldoen aan de ‘leidraad crisisorganisatie in de
zorgsector’. Deze scriptie zal aantonen wat dit huidige calamiteitenplan inhoudt en wat
haar gebreken zijn om, vervolgens, de toegevoegde waarde van crisismanagement
inclusief crisiscoördinator te onderstrepen – met een crisiscoördinator zal, in geval van
een calamiteit, de zorgvoorziening van Orbis naar een hoger niveau getild worden.
4
Inleiding – van Calamiteitenplan naar Crisisplan
“Kunnen we nog op de huidige locatie blijven of moeten we ontruimen?” Deze vraag stelt
het calamiteitenteam van een zorginstelling zich continu in het geval van een crisis. Een
ontruiming is een essentiële en bijna vanzelfsprekende veiligheidsstrategie indien zich
een acute bedreiging, zoals een brand of bommelding, voordoet. Als gevaar niet direct
bestreden kan worden, is vluchten immers veelal de beste optie. Echter, wanneer het
een zorginstelling betreft heeft de beslissing om te gaan ontruimen grote gevolgen. Waar
zich iedereen bij een kantoor of flatgebouw over het algemeen zelf wel kan redden en
voor een alternatief onderkomen kan zorgen, is dat bij een zorgcentrum vaak niet het
geval. Hier heeft men te maken met een grote groep minder tot niet redzame bewoners
en cliënten die gespecialiseerde zorg en voorzieningen vereisen. Dit heeft grote gevolgen
tijdens de ontruiming zelf en voor de opvang elders. Iedereen moet persoonlijk naar
buiten worden begeleid en vervolgens is het essentieel dat voor iedereen individueel
voor een passende oplossing wordt gezorgd.
Naast het feit dat het om specifieke gebruikers gaat, heeft een zorginstelling ook
een maatschappelijke positie die met name door de media scherp in de gaten wordt
gehouden. Bij de minste afwijking van de normale gang van zaken komt een
zorginstelling meteen in de schijnwerpers te staan en wordt alles nauwlettend in de
gaten gehouden.
Het voorkomen en –indien toch noodzakelijk– een goed en duidelijk verloop bij
calamiteiten is daarom essentieel. Om dit te garanderen is het belangrijk om een plan op
te stellen waarmee enerzijds risico’s vooraf in kaart worden gebracht om calamiteiten te
voorkomen en waarmee anderzijds alle procedures op de juiste manier worden
afgehandeld als er toch een crisissituatie ontstaat. Veelal hebben zorginstellingen de
procedures die gehandhaafd moeten worden tijdens een calamiteit of crisis geformuleerd
in de Bedrijfshulpverlening (BHV). Echter, de BHV-plannen beperken zich tot het intern
stabiliseren van een calamiteit in de warme fase. Het is noodzakelijk om alles in een
5
breder perspectief te gaan plaatsen: dus, om ook te bekijken naar hoe calamiteiten
voorkomen kunnen worden in de koude fase en hoe om te gaan met de buitenwereld
(externe communicatie, media) en nazorg in de day-after fase. Dit geheel is
ondergebracht in het zogenaamde crisismanagement en moet uitgevoerd worden door
de crisiscoördinator.
Aangezien Orbis Thuis reeds een calamiteitenplan heeft, zal deze scriptie nader
ingaan op de volgende hoofdvraag: Hoe kan het calamiteitenplan in de praktijk
uitgebreid worden naar crisismanagement met een crisiscoördinator voor locatie Glana?
Concreet richt deze scriptie zich op de locatie Glana van Orbis Thuis (Verpleging
en Verzorging). Orbis Thuis is een onderdeel van Orbis Medisch Zorgconcern en bestaat,
onder andere, uit tien zorgcentra en een aantal nevenlocaties verspreid gelegen over het
gebied tussen Beek en Echt (te Limburg). Orbis Glana heeft 300 bedden en 400 fte. Op
een normale werkdag zijn ongeveer 500 personen aanwezig waarvan een beperkt deel
zelfredzaam is. Glana biedt zowel gespecialiseerde zorg aan psychogeriatrische cliënten
(PG-cliënten) alsook zorg aan cliënten met een somatische aandoening. Deze zijn
gehuisvest in vijf bouwdelen die onderling zijn gekoppeld. Tevens beschikt de locatie
over een High-Care Hospice, waar 24 uur per dag medische zorg aanwezig is en men
ziekenhuis verplaatste zorg uitvoert. Door continue en totale zorg te leveren probeert
men te bereiken dat het lijden van de patiënten zo veel mogelijk wordt beperkt en
verzacht. De PG-cliënten zijn kwetsbare oudere mensen en voor deze cliënten is het erg
belangrijk dat ze veiligheid, geborgenheid, en begrip ontvangen. Daarom is de functie
van de crisiscoördinator hier zeer belangrijk. Bij meer dan 50 procent uitval van de
medewerkers zal het noodscenario in werking treden. Alleen de elementaire zaken die
nodig zijn (wassen, eten, en drinken) worden dan nog uitgevoerd. Voor locatie Glana zijn
een brandmelding of het uitvallen van het ICT-netwerk en / of de stroom de meeste
aannemelijke calamiteiten. Zoals gezegd, locatie Glana heeft een calamiteitenplan,
echter is dit plan alweer 8 jaar oud. Naast dat het gedateerd is blijkt het ook in de
praktijk niet meer optimaal te functioneren. Het is, met andere woorden, tijd voor een
verbeterslag.
De scriptie is opgesplitst in vier hoofdstukken en een afsluitende conclusie. Het
eerste hoofdstuk zal de basis leggen met definities, wetgevingen, en uitleg over de
bestaande noodplannen. Het tweede hoofdstuk richt zich op de Business Impact Analyse:
Wat zijn de gevolgen bij een calamiteit en hoe kan er het beste gehandeld worden? Het
derde hoofdstuk gaat over crisiscommunicatie: Wat, hoe, en met wie delen wij onze
informatie tijdens een crisis? Het vierde hoofdstuk kijkt naar het huidige
crisismanagement van Orbis en naar wat er betert kan worden. Als laatste geeft de
conclusie antwoord op de hoofdvraag en voorziet in gerichte toekomst-aanbevelingen
voor Orbis locatie Glana.
6
1. Crisiscoördinatie: termen, wetten, en plannen
Voordat er inhoudelijk ingegaan kan worden op alles wat komt kijken bij
crisiscoördinatie, is het allereerst belangrijk om ervoor te zorgen dat er geen ambiguïteit
bestaat over de in deze scriptie gebruikte terminologie. Om deze reden zal er kort
gekeken worden naar wat een calamiteit precies inhoudt. Vervolgens is het zinvol om te
kijken naar bestaande wet- en regelgeving, zodat getoetst kan worden in hoeverre Orbis
op dit moment voldoet aan haar verplichtingen in de zorg. Tot slot is een beknopte
uiteenzetting over de bestaande beleidsplannen nodig om de onderlinge relatie tussen de
bedrijfshulpverlening, de crisiscoördinator, het bedrijfsnoodplan, en het
bedrijfscontinuïteitsplan te verduidelijken.
1.1 Terminologie
Vaak zal in deze scriptie gesproken worden over crisis of calamiteit, en de daarbij
behorende fasen. Maar wat zijn de verschillende fasen van een calamiteit, en wat
betekenen ze? In principe bestaat een calamiteit uit 3 opeenlopende fasen, te
onderscheiden in de ‘koude’ fase, de ‘warme’ fase, en de ‘day after’ fase.
De koude fase betreft de voorbereidingsfase; op dit moment is er nog geen
sprake van een daadwerkelijke calamiteit. In deze fase worden niet alleen nieuwe
plannen opgesteld, maar de reeds aanwezige plannen worden ook opnieuw beoordeeld
op hun werkbaarheid. Daarnaast is dit ook het moment om bestaande contacten met
betrekking tot hulpverlening en opvang te evalueren om zo, waar nodig, te beoordelen
of samenwerking met nieuwe externe (keten)partners noodzakelijk is. Dit is dus de
analyse fase waarin gekeken dient te worden of bestaande, theoretische plannen
bijsturing behoeven op de mogelijke aankomende situatie in de praktijk.
In tegenstelling tot de koude fase, verwijst de warme fase wel naar het moment
waarop er daadwerkelijk sprake is van een calamiteit. Het is absoluut noodzakelijk dat
de crisisorganisatie met haar crisiscoördinator in actie komt. De taken van de
crisiscoördinator bestaan dan uit het adviseren van de voorzitter van het crisisteam, het
onderhouden van contacten met de hulpverlening, en het samenwerken met externe
(keten)partners. Tijdens deze fase handelt men enkel met het doel het incident te
stabiliseren zodat er geen verdere escalatie plaats kan vinden.
De ‘day after’ fase refereert naar de fase direct na afloop van een calamiteit: de
situatie is dan stabiel. Het is belangrijk om de organisatie weer zo snel mogelijk op de
‘normale’ bedrijfssituatie gericht te krijgen. In deze fase ligt de nadruk voornamelijk op
nazorg, herstel, en verantwoordelijkheid.
7
1.2 Wet- en regelgeving
Nu duidelijk is hoe de verschillende fasen van een calamiteit zijn opgebouwd, schenkt
deze paragraaf aandacht aan de vraag welke eisen de Nederlandse overheid stelt aan
organisaties inzake crisismanagement. Hierbij moet, bijvoorbeeld, gedacht worden aan
regelgeving omtrent voorbereiding op de ontruiming van gebouwen, in het bijzonder
gebouwen die bestemd zijn voor gebruik door niet zelfredzame personen. Er gelden
namelijk verschillende regelingen die verwijzen naar voorzieningen die getroffen moeten
worden bij calamiteiten: de Kwaliteitswet Zorginstellingen, de Wet BIG, de Arbo-wet, het
bouwbesluit, en de zogenaamde NEN 7510 richtlijn.
De Kwaliteitswet Zorginstellingen (KWZ) verplicht zorginstellingen hun eigen
kwaliteit te bewaken, te beheersen, en te verbeteren. De wet noemt een aantal
kwaliteitseisen waaraan voldaan dient te worden. Artikel 3 verwijst bijvoorbeeld naar de
plicht om verantwoorde zorg onder alle, dus ook bijzondere, omstandigheden te
leveren.1 Artikel 4 dicteert een meldingsplicht van calamiteiten.2 Terwijl artikel 5 weer
een zorginstelling oplegt een jaarlijks verslag met betrekking tot het kwaliteitsbeleid op
te leveren.3 Samenvattend noemt de wet verschillende kwaliteitseisen waaraan een
instelling moet voldoen: van verantwoorde zorg tot een kwaliteitsgericht beleid, van het
maken van een jaarverslag tot het opzetten van een kwaliteitssysteem. Zulke
kwaliteitseisen gelden natuurlijk niet alleen voor instellingen. De wet op de beroepen in
de individuele gezondheidszorg (wet BIG) meldt namelijk dat ook beroepsbeoefenaren in
de individuele zorg de taak hebben verantwoorde zorg te leveren onder alle
omstandigheden.4
Naast bovenstaande preventieve regelgevingen, zijn er ook wetten die
veiligheidseisen stellen ten tijde van een calamiteit, bijvoorbeeld in geval van een
ontruiming van een gebouw. De Arbeidsomstandighedenwet stelt op hoofdlijnen eisen in
relatie tot een ontruiming. Deze eisen worden vervolgens geconcretiseerd in het
1 artikel 3, KWZ: “De zorgaanbieder organiseert de zorgverlening op zodanige wijze, voorziet de instelling
zowel kwalitatief als kwantitatief zodanig van personeel en materieel, en draagt zorg voor een zodanige
verantwoordelijkheidstoedeling, dat een en ander leidt of redelijkerwijs moet leiden tot een verantwoorde
zorg.” 2 artikel 4, lid 1, KWZ: “De zorgaanbieder meldt aan de ingevolge artikel 8 met het toezicht belaste ambtenaar
onverwijld: a.iedere calamiteit die in de instelling heeft plaatsgevonden.” 3 artikel 5, lid 1, KWZ: “De zorgaanbieder legt jaarlijks vóór 1 juni per instelling een verslag ter openbare inzage,
waarin hij verantwoording aflegt van het beleid dat hij in het afgelopen kalenderjaar heeft gevoerd ter
uitvoering van deartikelen 2, 3 en 4 en van de kwaliteit van de zorg die hij in dat jaar heeft verleend.” 4 artikel 40, lid 1, Wet BIG: “Degene [...] die zijn beroep uitoefent anders dan in het kader van een instelling als
bedoeld in de Kwaliteitswet zorginstellingen, organiseert zijn beroepsuitoefening op zodanige wijze en
voorziet zich zodanig van materieel, dat een en ander leidt of redelijkerwijze moet leiden tot verantwoorde
zorg.”
8
zogenaamde Arbeidsomstandighedenbesluit en de Arbobeleidsregels. De tweede lijn
komt voort uit de Woningwet, die op haar beurt de bouwverordening aanstuurt. De
bouwverordening geeft een direct werkend voorschrift inzake ontruimingsplannen en
geeft tevens de mogelijkheid om via de gebruiksvergunning nadere regels te stellen
betreffende de ontruimingsorganisatie. Echter, de Arbo-wet vormt in eerste instantie de
basis. Waar in artikel 15 de werkgever verplicht wordt BHV’ers aan te wijzen,5 stelt
artikel 8 regels op met betrekking tot het correct inlichten over werkzaamheden en de
risico’s.6 Zo’n risico inventarisatie en evaluatie is tijdens een calamiteit van groot belang
om verdere escalatie te voorkomen.
Als aanvulling op de Arbo-wet, is er het Arbo-besluit. Hierin staan de regels waar
zowel werkgever als werknemer zich aan moeten houden om arbeidsrisico's tegen te
gaan. Het Arbo-besluit geeft een aantal belangrijke pijlers in het licht van een goede
voorbereiding op een calamiteit. Zo moeten er voldoende BHV’ers zijn met een goede
opleiding en training en moet de veiligheidssignalering in orde zijn. Ook moeten er
voldoende veilige en goed herkenbare vluchtroutes zijn en moeten er voldoende direct
bruikbare blusmiddelen aanwezig zijn. Het Bouw-besluit voegt een aantal
bouwtechnische voorschriften toe die de veiligheid in geval van een calamiteit ten goede
moet komen. Zo meldt artikel 7 dat het verboden is vluchtroutes en vluchtmogelijkheden
te belemmeren.7 Het is in het algemeen zeer waardevol om medewerkers goede
instructies te geven over wat zij moeten doen in geval van een calamiteit. Oefen
daarnaast met hen regelmatig het handelen in een noodsituatie zodat, in geval van een
echte calamiteit, er snel gehandeld kan worden.
Tot slot bestaat er, naast de hierboven besproken regels voor werkgevers en
werknemers, ook wetgeving omtrent bescherming van informatie: de zogenaamde NEN
7510. De NEN 7510 is een door het Nederlands Normalisatie-instituut ontwikkelde norm
voor informatiebeveiliging en is een richtlijn voor het veilig omgaan met informatie,
specifiek voor de zorg. Informatiebeveiliging is uitermate belangrijk in de zorg omdat er
vaak medische- en patiëntgegevens beheerd en uitgewisseld worden. Ten tijde van een
calamiteit is het dus van groot belang om de toegangsbeveiliging goed geregeld te
hebben zodat alleen geautoriseerde gebruikers toegang krijgen. Een hulpmiddel om dit
5 artikel 15, lid 1, Arbo-wet: “De werkgever laat zich ten aanzien van de naleving van zijn verplichtingen op
grond van artikel 3, eerste lid, onder e, van deze wet bijstaan door een of meer werknemers die door hem zijn
aangewezen als bedrijfshulpverleners.” 6 artikel 8, lid 1, Arbo-wet: “De werkgever zorgt ervoor dat de werknemers doeltreffend worden ingelicht over
de te verrichten werkzaamheden en de daaraan verbonden risico's, alsmede over de maatregelen die erop
gericht zijn deze risico's te voorkomen of te beperken.” 7 artikel 7, lid 16, Bouwbesluit 2012: “het [is] verboden [...] belemmeringen te veroorzaken waardoor: a)
melding van, alarmering bij of bestrijding van brand wordt belemmerd; b) het gebruik van vluchtmogelijk-
heden bij brand wordt belemmerd, of; c) het redden van personen of dieren bij brand wordt belemmerd.”
9
te bewerkstelligen is om elke geregistreerde gebruiker een unieke identificatie(code) te
geven.
De locatie Glana van Orbis voldoet aan alle wettelijke eisen zoals, gedeeltelijk, hierboven
uiteengezet. Echter, behalve dat er invulling moet worden gegeven aan wettelijke
voorschriften, gaat het er vooral om, om calamiteiten in de praktijk zoveel mogelijk te
voorkomen en de risico’s zoveel mogelijk te beperken wanneer een calamiteit zich toch
voordoet. Alleen door de organisatie geregeld te trainen en bewustwording te creëren, is
de organisatie in staat adequaat te reageren op calamiteiten. Een goed plan van aanpak
is dan ook essentieel voor een effectieve en proactieve crisiscoördinatie.
1.3 Beleidsplannen en rollen
Om opvolging van bovenstaande wetgeving te waarborgen, is het belangrijk om deze
regelingen te vertalen naar daadkrachtige beleidsplannen. Vervolgens is een goede
invulling en uitvoering van deze plannen door de juiste functies / rollen binnen een
organisatie noodzakelijk. Deze laatste paragraaf zal in meer detail naar de
beleidsplannen en rollen kijken, inclusief hun onderlinge verhoudingen.
Er zijn in principe twee soorten
beleidsplannen: het bedrijfsnoodplan en
het bedrijfscontinuïteitsplan. Het
noodplan (ook wel calamiteitenplan
genoemd) legt vast wat er voor en tijdens
een calamiteit moet gebeuren. Met
andere woorden: hoe bereidt men zich
voor op calamiteiten en hoe dient men
om te gaan met calamiteiten? Het
beschrijft de organisatiestructuren,
procedures, en afspraken in geval van
een calamiteit. Wie heeft welke
bevoegdheden en hoe is de afstemming met de regelgeving van andere organisaties? In
het calamiteiten-bestrijdingsplan staat vervolgens uitgewerkt hoe er gehandeld moet
worden bij verschillende soorten calamiteiten. Het noodplan besteedt, bijvoorbeeld,
aandacht aan onderwerpen zoals ontruiming, schadebeperking, en redding. Het
continuïteitsplan legt daarentegen ook vast hoe te handelen na een calamiteit. Dit plan
levert een raamwerk op voor het opbouwen van organisatorische veerkracht met het
vermogen om effectief te reageren op een calamiteit. Het hoogste doel is het
waarborgen van de voortgang van vitale bedrijfsprocessen. Vraagstukken als hoe de
10
belangen van de stakeholders veilig te stellen, hoe reputatie te bewaken, en hoe waarde
creërende activiteiten te beschermen staan centraal in het continuïteitsplan.
Het bedrijfsnoodplan en het bedrijfscontinuïteitsplan zijn geen op zichzelf staande
processen die afzonderlijk van elkaar kunnen opereren. Je hebt uitvoerende partijen
nodig: de BHV-coördinator en de crisiscoördinator. Wil je een calamiteit direct het hoofd
kunnen bieden dan heb je een BHV-organisatie nodig die op korte termijn kan handelen.
De bedrijfshulpverlening is de hulp die wordt verleend bij ongewenste gebeurtenissen in
een organisatie die voor de veiligheid en / of gezondheid van het personeel, patiënt, en
cliënt de eerste prioriteit vormt. De coördinator BHV voert de beleidsmatige kant van de
bedrijfshulpverlening uit en geeft invulling aan de BHV-taken. Hij maakt de vertaalslag
van beleid naar uitvoering, is belast met het voorkomen en beperken van calamiteiten,
en verzorgt de evaluatie van voorgevallen calamiteiten. Geleid door de coördinator BHV,
voert de BHV-organisatie dus het opgestelde bedrijfsnoodplan uit tijdens de warme fase.
Ter aanvulling op de coördinator BHV kijkt de crisiscoördinator, naast de warme fase,
ook naar de voorbereidende koude fase en de day after fase. Hij heeft een meer
aansturende functie die de bedrijfsprocessen en de continuïteit van de organisatie moet
bewaken.
Zoals het bedrijfscontinuïteitsplan een lange termijn toevoeging is voor het
bedrijfsnoodplan, is de crisiscoördinator van toegevoegde waarde op de coördinator BHV.
De crisiscoördinator heeft de lange termijn visie die het geheel moet overzien. Dit pleit
dan ook voor het creëren van een dergelijke functie binnen een organisatie als Orbis.
Coördinator BHV en Coördinator Crisis binnen Orbis
Binnen Orbis Thuis bestaat op dit moment de functie coördinator BHV. Hij is lid van
zowel het Calamiteitenteam als het Beleidsteam, en vormt daarmee direct de
verbindingsschakel tussen deze twee afzonderlijke teams. Als centraal coördinatiepunt
stuurt hij enerzijds de acties van het Calamiteitenteam en, anderzijds, rapporteert hij
aan het Beleidsteam. De coördinator BHV heeft ook een adviserende rol. Hij geeft advies
aan zowel het afdelingshoofd, of de calamiteitverantwoordelijke van dienst, van de
afdeling(en) waar de calamiteit plaatsvindt als aan de bevelvoerder en de officier van de
Brandweer.
In de huidige organisatie van Orbis Thuis is er echter nog geen functie opgericht
die de taken van een crisiscoördinator op zich neemt. Dit zou een nieuwe functie
worden, waarbij als aanvulling op het adviseren ook een grote taak weggelegd is in de
coördinatie van de overkoepelende processen. Naast de taken van de coördinator BHV
zou hij ook verantwoordelijk moeten zijn voor:
11
- coördinatie primaire- en overige bedrijfsprocessen (in crisis- en
rampomstandigheden) in de warme fase, rekening houdend met de
lokale, regionale, en landelijke plannen en procedures;
- afstemming beleid ten aanzien van de continuering van zorg met ROP-
coördinator in de koude fase;
- vertaling strategische beleidsbeslissingen van het CBT/CMT naar
tactische en operationele opdrachten;
- faciliteert besluitvorming over prioritering van kritische processen.
1.4 Conclusie
Buiten de verplichting om een goede zorg aan bewoners en cliënten te leveren geeft de
overheid ook in de vorm van wettelijke bepalingen aan dat de zorg tijdens en na
calamiteiten goed moet zijn geregeld. Kijkend naar Orbis Thuis, kan er geconcludeerd
worden dat helaas nog niet alle regelingen uitgewerkt zijn, maar ze voldoet wel aan de
wettelijke randvoorwaarden.
Het concept van de crisisorganisatie inclusief crisiscoördinator is nieuw, en heeft
een aantal overlappende verantwoordelijkheden met de huidige functie van de
bedrijfshulpverlening en de coördinator BHV. De crisisorganisatie onderscheidt zich
echter door zich te richten op continuïteit en andere lange termijn doelen, terwijl de BHV
op de korte termijn acteert. Ook hier kan geconcludeerd worden dat Orbis Thuis hier nog
niet op geacteerd heeft: de noodzaak van het in kaart brengen, en bewaken, van
bedrijfscontinuïteit is niet breed in de organisatie verankerd. Dit is nieuw en er zal veel
tijd gestoken moeten worden in het creëren van awareness en ‘sense of urgency’: de
ideale rol voor de crisiscoördinator.
12
2. Continuïteitsplanning: Theorie en Praktijk
Zoals in het vorige hoofdstuk besproken, richt continuïteitsplanning zich op het
waarborgen van de voortgang van vitale bedrijfsprocessen. Voor een zorginstelling
betekent dit de continuïteit van het leveren van verantwoorde en goede zorg, ook in het
geval van een calamiteit en / of ontruiming. Eén van de belangrijkste instrumenten om
dit te bewerkstelligen is de zogenaamde ‘Business Continuity Management’ (BCM)-
aanpak in combinatie met een ‘Business Impact Analysis’ (BIA). Alvorens te analyseren
hoe Orbis Thuis locatie Glana deze aanpak toepast, is het eerst nodig kort uit te leggen
wat een BCM en BIA inhouden.
2.1 BCM en BIA in Theorie
Business Continuity Management is de benaming voor het proces dat enerzijds
potentiele bedreigingen voor een organisatie in kaart brengt en, anderzijds, bepaalt wat
de uitwerking op de operatie van de organisatie is als deze bedreigingen zich
daadwerkelijk manifesteren. Bij een volledig getest en effectief BCM zal de continuïteit
van de organisatie nauwelijks verstoord worden indien zich een calamiteit voordoet. Op
dezelfde manier is het een logisch gevolg dat de continuïteit doorgaans wel ernstig in
gevaar komt wanneer een organisatie geen gedegen BCM heeft. Cruciale vraagstukken
blijven dan onbeantwoord: Wat krijgt prioriteit? Wat is de juiste oplossing voor het
probleem? Welke instrumenten zijn er nodig om kordaat op te treden? Er kan dan, met
andere woorden, niet direct aan een voorgeschreven procedure van herstel begonnen
worden.
Een volwaardig BCM bestaat uit een samenhangend stelsel van maatregelen die
zowel preventief, detectief, repressief, als correctief van opzet en inhoud zijn. In
preventieve zin hebben de maatregelen tot doel te voorkomen dat situaties zich
voordoen die de continuïteit van de
organisatie kunnen aantasten. Indien
een risico zich toch manifesteert, zorgen
detectieve maatregelen ervoor dat zo
spoedig mogelijk bekend wordt dat een
bedreiging zich voordoet. Om de
bedreiging vervolgens zo snel mogelijk
te stoppen en de gevolgschade zoveel
mogelijk te beperken treden repressieve
maatregelen in werking. Correctieve maatregelen zorgen er tot slot voor dat de
13
bedrijfsprocessen worden hersteld. Gezamenlijk zorgen de BCM maatregelen er dus voor
dat de continuïteit van de organisatie zo min mogelijk in gevaar komt en / of zo kort
mogelijk onderbroken wordt.
Naast identificatie van risico’s is het even zo belangrijk om een prioritering op te
zetten, zodat in geval van een calamiteit de processen met de grootste gevolgen als
eerste opgevangen worden. Een Business Impact Analysis helpt dit in kaart te brengen.
Een BIA heeft tot doel te bepalen wat de impact van een calamiteit is en welke
onderdelen van de organisatie het meest kwetswaar zijn. De leidende vraag is dan: bij
welke bedrijfsprocessen ontstaan de grootste gevolgen voor de continuïteit van de
organisatie wanneer uitval plaatsvindt?
Een volwaardige BIA is drieledig:
dat wil zeggen, hij bestaat uit een
strategisch, een tactisch, en een
operationeel BIA component. In een
strategische BIA worden de diensten en
producten gedefinieerd en geprioriteerd en
worden de hersteltijdspaden en
acceptatieniveaus van verstoringen of
bedrijfscontinuïteitsdoelstellingen bepaald.
Een tactische BIA bepaalt de processen die nodig zijn voor het leveren van de meest
kritieke producten en diensten van de organisatie en beoordeelt de impact van de
verstoring op deze processen. De operationele BIA definieert en prioriteert de activiteiten
die een bijdrage leveren aan de gedefinieerde processen die de meest kritieke producten
en diensten leveren op een operationeel niveau. Daarnaast bepaalt het de resources
(mensen en middelen) die nodig zijn voor het herstel en de continuïteit van deze
activiteiten.
Op basis van zo’n drieledige BIA moeten alle bedrijfsfuncties van de
(zorg)instelling onder de loep genomen worden en wordt gekeken welke essentieel zijn
voor het voortbestaan van de organisatie. Per proces wordt vervolgens bepaald wat de
gevolgen zijn wanneer discontinuïteit plaatsvindt en hoe snel de schade onacceptabel
wordt. Hierbij zijn twee termen van
belang: Maximaal Toelaatbare
Uitvalsduur (MTU) en Maximaal
Toelaatbare Periode van Verstoring
(MTPV). De MTU is het punt waarop
herstel moet hebben plaatsgevonden en
er weer sprake moet zijn van activiteit
binnen het bedrijfsproces. De MTPV
14
beschrijft het tijdsbestek waarbinnen het bedrijfsproces weer op het normale
activiteitenniveau moet zitten. Wanneer de MTPV is verstreken wordt de
levensvatbaarheid onherroepelijk bedreigd: dit is het ergst denkbare scenario. Een
voorbeeld van zo’n situatie is als de stroom uitvalt door kortsluiting in een hoofdverdeler,
en deze voor dagen of weken uit bedrijf is. De MTU en MTPV vormen samen de
maximaal tolerabele duur van disruptie (MTD).
Het is de taak van de crisiscoördinator om dit gehele proces in goede banen te
leiden. In de koude fase moet hij met de verantwoordelijke managers de kritische
bedrijfsprocessen evalueren en zoeken naar mogelijke oplossingen. Door per
bedrijfsproces de MTD te bepalen, kan de crisiscoördinator een rangorde toekennen
waarin duidelijk naar voren komt welke processen direct prioriteit dienen te krijgen bij
uitval. Met name bij het tegelijkertijd uitvallen van meerdere bedrijfsprocessen is deze
rangorde essentieel aangezien niet altijd alles tegelijk opgepakt en herstelt kan worden.
Op deze manier kan in de warme fase het meest kritieke bedrijfsproces (het proces dat
de hoogste prioriteit toegekend heeft gekregen; het proces waarbij uitval absoluut
onacceptabel is) direct, als eerste, hersteld worden. Indien herstel niet meer mogelijk is,
kan de crisiscoördinator een noodzakelijke ontruiming direct in gang zetten.
2.2 BCM en BIA in de Praktijk: locatie Glana
Nu duidelijk is wat de BCM en BIA inhouden, is het mogelijk om te kijken hoe deze
toegepast kunnen worden in de praktijk. Hiervoor zal gebruik gemaakt worden van een
case-study met betrekking op Orbis Thuis, locatie Glana. Er zal gekeken worden naar
hoe ontruiming voorkomen kan worden en, indien toch ontruimd moet worden, waar dan
aandacht aan besteed dient te worden.
Specifiek voor locatie Glana is in
overleg met de intramuraal manager
gekozen voor het toepassen van een
strategische BIA. Dit betekent dus dat
enerzijds alle diensten en producten
gedefinieerd en geprioriteerd moeten
worden en dat er, anderzijds,
hersteltijdspaden en acceptatieniveaus van
verstoringen of bedrijfscontinuïteits-
doelstellingen bepaald moeten worden.
Buiten de technische en organisatorische
problemen worden ook de bewoners,
cliënten, en het overige personeel meegenomen in de BIA. De hierboven getoonde figuur
laat zien dat eerst alle onderdelen (gebouwen, materialen, personeel, etc.) van locatie
15
Glana apart moeten worden bekeken alvorens de strategie bepaald kan worden om in de
toekomst calamiteiten te bestrijden en stabiliseren.
2.2.1 Preventie: Voorkom Ontruiming locatie Glana
Zoals eerder aangegeven hebben de BCM en BIA tot doel het in kaart brengen van
risico’s en de gevolgen zodat in geval van een calamiteit kordaat opgetreden kan
worden. Het vermijden van een algehele ontruiming is dus van enorm belang omdat dit
voor een zorginstelling zoals locatie Glana grote gevolgen heeft. Wat zijn de preventieve
maatregelen die getroffen kunnen worden om ontruiming te voorkomen in geval van een
calamiteit? De voor locatie Glana uitgevoerde BIA heeft de volgende aandachtsgebieden
(met bijbehorende prioriteiten) opgeleverd: communicatie, liften, basisvoorzieningen
(utilities; proviand), brandmeldinstallaties, ICT, en personeel.
Communicatie
De communicatiemiddelen zoals telefonie en het VOS (verpleeg oproep systeem) hebben
prioriteit één omdat ze van wezenlijk belang zijn voor de organisatie. Bij het uitvallen is
het totale communicatiesysteem namelijk weg. Er is een strikte MTD aangewezen van
één uur. Mocht deze maximale toelaatbare disruptieduur toch overschreden worden, dan
is een mogelijke oplossing dat er een externe aansluiting gemaakt wordt die gevoed kan
worden door een andere stroomgroep of door gebruik te maken van een klein aggregaat
(beperkt vermogen, 3000 Watt). Hierdoor zijn de communicatiesystemen dan weer
operationeel.
Liften
De liften hebben prioriteit twee gekregen en hebben ook een MTD van één uur ten
behoeve van de PG-cliënten. Het uitvallen van de liften zou, gelet op de beperkte
zelfredzaamheid van de cliënten, een groot probleem kunnen opleveren. Het vervoer van
cliënten van en naar de afdeling is dan niet meer mogelijk. Tevens bemoeilijkt dit het
ophalen van huisvuil en het verzorgen van eten en drinken. Een langdurige uitval van de
liften betekent automatisch dat er extra mankracht nodig is.
Basisvoorzieningen
De basisvoorzieningen, te verdelen in utilities die nodig zijn om locatie Glana in gebruik
te kunnen houden en proviand voor bewoners en cliënten, hebben prioriteit drie en
hebben een MTD van één tot zes uur. De utilities bestaan uit stroom, aardgas,
watervoorziening, zuurstof, en afval; proviand bestaat uit eten en drinken.
Met betrekking tot stroom, is het belangrijk om te weten dat locatie Glana een
samenvoeging is van de voormalige zorginstellingen St. Odilia en St. Jansgeleen. In
16
1999 is St. Odilia ontstaan uit het vroegere Barbara ziekenhuis. Dat ziekenhuis had een
eigen noodstroomaggregaat dat tot op heden nog voldoet aan de Nederlandse norm voor
noodverlichting: de NEN-EN 1838:2013. Zodoende beschikt ook het St. Odilia deel van
locatie Glana over noodstroom. Als de stroom dus uitvalt in het St. Odilia deel, dan
wordt er direct overgeschakeld naar noodstroom die, gegarandeerd, voor zeven dagen
kan voorzien in stroom. Voor het St. Jansgeleen deel (en het Hospice) van locatie Glana
bestaat deze back-up helaas niet. Een mogelijke oplossing zou kunnen zijn dat er een
externe aansluiting voor een aggregaat aangemaakt gaat worden.
Aardgas heeft locatie Glana alleen nodig voor de gasgestookte verwarmingsketels
en de gasfornuizen in de centrale keuken. Als het aardgas uitvalt, heeft dit tot gevolg dat
de verwarming niet meer functioneert. In de zomermaanden zal dit niet leiden tot grote
problemen maar in de wintermaanden moet er rekening mee gehouden worden dat de
temperatuur per uur ongeveer één graad Celsius zal dalen. Verder kan bij het uitvallen
van het aardgas in de keuken niet worden gekookt. Dit hoeft niet direct te leiden tot een
evacuatie omdat de mogelijkheid bestaat het eten via andere locaties van Orbis te laten
verzorgen.
Wat betreft de watervoorziening wordt er gebruik gemaakt van drinkwater voor
zowel de douches en het spoelen van toiletten. Mocht de watervoorziening wegvallen,
dan kan gekoeld drinkwater via flessen (mineraal)water gekocht en direct aangeleverd
worden. Hiervoor zijn echter momenteel nog geen afspraken gemaakt met externe
leveranciers. Voor het douchen is men niet per definitie op drinkwater aangewezen
omdat, door gebruik te maken van ‘Swash’ wasdoekjes, cliënten toch gewassen kunnen
worden. Het water dat gebruikt wordt voor schoonmaak en het spoelen van toiletten is
wel afhankelijk van drinkwater: dit water zou aangevoerd kunnen worden in containers
door Water Maatschappij Limburg. De eis is wel dat de container in een afgesloten
gebied met een stroomvoorziening en verlichting kan worden geplaatst. Van daaruit kan
met emmers de watervoorziening worden gegarandeerd. Een afspraak met WML voor
het plaatsen van een watercontainer is momenteel nog niet gemaakt.
De voormalige zorginstelling St. Odilia beschikte over een eigen, gecertificeerd
zuurstofnetwerk. Hierdoor is het voor de huidige cliënten gehuisvest in het St. Odilia deel
van locatie Glana ook mogelijk om hier gebruik van te maken. Bij uitval van dit
zuurstofnetwerk, hebben zij toegang tot zuurstof via draagbare zuurstoftanks en / of
gascilinders. Naar gelang van verbruik en het aantal gebruikers is er een beperkte
voorraad zuurstof aanwezig voor maximaal twee dagen. De cliënten gehuisvest in het St.
Jansgeleen deel van locatie Glana hebben geen zuurstofnetwerk, en kunnen alléén
zuurstof krijgen via draagbare zuurstoftanks en / of gascilinders. Indien de voorraad
zuurstoftanks op zou raken, bestaat altijd de mogelijkheid de voorraad van andere
locaties en het ziekenhuis te lenen.
17
De afvalverwerkende voorzieningen kan men ook als basisvoorziening
beschouwen. Het afval wordt handmatig op de afdelingen opgehaald en daarna
verwerkt. Locatie Glana beschikt daarnaast over een perscontainer. Bij uitval van de
perscontainer kan er een standaard container worden besteld waarin het dagelijks
huisvuil kan worden gedeponeerd. Om een eventuele rattenplaag en infestaties van
ander ongedierte te voorkomen, moet deze container wel dagelijks worden geleegd.
Wat betreft proviand beschikt de keuken van locatie Glana over een
noodvoorraad van eten en drinken voor ongeveer 50 personen. Ter aanvulling is met
leverancier ‘Daily Fresh’ een verplichting tot levering van extra proviand gemaakt. Indien
door omstandigheden niet geleverd kan worden (in 2013 heeft ‘Daily Fresh’ bijvoorbeeld
brand gehad), bestaat de mogelijkheid om eten en drinken te verkrijgen via de keukens
van andere Orbis locaties of via andere externe leveranciers.
Brandmeldinstallaties
De brandmeldinstallatie (BMI) mag in principe niet uitvallen en heeft dus prioriteit 1.
Echter bestaat altijd de mogelijkheid dat dit toch gebeurd. Binnen locatie Glana wordt
gebruik gemaakt van drie verschillende BMI’s, ieder met een eigen leverancier. Het St.
Jansgeleen deel en het Hospice gedeelte van locatie Glana maken gebruik van
gecertificeerde installaties van, respectievelijk, de firma’s Siemens en Novitel. Met beide
leveranciers is de afspraak gemaakt dat (ver)storingen binnen 24 uur verholpen moeten
zijn. Het St. Odilia deel heeft een installatie van firma Wormald. Hoewel deze niet
gecertificeerd is, voldoet hij wel aan de eisen gesteld in de NEN (NEderlandse Norm) 3575.
Het probleem is echter dat de bekabeling niet aangelegd is volgens de NEN en dat,
omdat ze zeer verouderd is, er geen reserve onderdelen meer te verkrijgen zijn. Gelet
op de beperkte tijd dat het bouwdeel St. Odilia in Glana nog in gebruik zal zijn, zijn er
een aantal afspraken gemaakt om toch de veiligheid te waarborgen:
- De doorgaans maandelijkse werkzaamheden van een opgeleid persoon
BMI worden hier wekelijk uitgevoerd;
- De installatie wordt, naast de jaarlijkse verplichte controle, nog extra
tweemaal per jaar geïnspecteerd door een gecertificeerd bedrijf;
- De frequentie van de verplichte jaarlijkse handhaving
gebruiksvergunning wordt voor deze locatie verdubbeld naar tweemaal
per jaar;
- Indien de BMI uitvalt, en wanneer deze niet binnen vier uur te
repareren is, zullen conform afspraken met externe partijen
brandwachten ingezet worden;
18
Op basis van de bovenstaande extra genomen maatregelen, verleent de gemeente
Sittard-Geleen een gebruiksvergunning voor een periode van 12 maanden met een optie
tot verlenging.
ICT
Bij locatie Glana wordt via het algemene ICT-netwerk gebruik gemaakt van drie grote
ICT systemen, welke prioriteit 1 hebben. Ten eerste is er een SAP systeem waarmee de
voorraden in kaart zijn gebracht voor nieuwe bestellingen. Hoewel er in de afgelopen vijf
jaar geen problemen zijn geweest wat betreft uitval voor langere tijd, heeft dit SAP
systeem toch een MTD van één uur toegewezen gekregen. Met de leveranciers –intern
de afdeling IM (Informatie Management) en extern firma KPN– is geen verplichting tot
levering gemaakt. Ten tweede draait er een Elektronisch Medicatie Systeem, welke een
integraal onderdeel is van het ICT-netwerk. Dit systeem heeft een zero-tolerance beleid
wat betreft de MTD: het systeem mag niet uitvallen. Dagelijks wordt er schriftelijk een
back-up gemaakt voor alle afdelingen. Tot slot wordt gebruik gemaakt van het
zogenaamde Care-systeem welke alle patiëntgegevens bevat. Met firma Pink Rocade is
de afspraak gemaakt dat het systeem maximaal 72 uur uit mag vallen. Aangezien
verantwoordelijke artsen deze MTD van drie dagen te lang vinden, moet er met Pink
Rocade opnieuw onderhandelt worden of deze maximale disruptieduur ingekort kan
worden.
Indien het algemene ICT-netwerk van locatie Glana uit zou vallen, is het mogelijk
om de (patiënt)gegevens via andere locaties van Orbis op te vragen. Ook is het mogelijk
voor werknemers met een zogenaamde ‘token’ om tijdens een calamiteit toch toegang te
krijgen tot gegevens, zolang ze maar beschikking hebben over een internetaansluiting.
Hoewel niet iedere werknemer op dit moment in het bezit is van zo’n token, wordt het
niet noodzakelijk geacht om het aantal geautoriseerde token-gebruikers uit te breiden.
Personeel
Uit de uitgevoerde strategische BIA voor locatie Glana is tot slot gebleken dat wanneer
meer dan de helft van de medewerkers uitvalt, dit tot zeer grote problemen kan leiden.
Een voorbeeld hiervan is een griepepidemie: wanneer zich dit voordoet, zullen alleen nog
maar de basale taken worden uitgevoerd en zal iemand met een ondersteunende taak
hier ook voor worden ingezet.
In geval van een calamiteit zouden bovenstaande preventieve maatregelen ervoor
moeten zorgen dat, indien de MTD’s niet overschreden worden, een ontruiming van
locatie Glana niet uitgevoerd hoeft te worden. De beschreven back-up plannen en
alternatieven moeten een vangnet voor de desbetreffende processen vormen. Echter,
19
deze zijn van tijdelijke aard. Het is daarom ook belangrijk om te kijken wat er moet
gebeuren in geval van een ontruiming. In de volgende paragraaf zal hier nader op
ingegaan worden.
2.2.2 Repressie: Aanpak Ontruiming locatie Glana
Indien bovenstaande alternatieven niet toereikend zijn zal toch gekozen moeten worden
voor een ontruiming van locatie Glana. Mocht het calamiteitenteam onder
voorzitterschap van de intramuraal manager besluiten de locatie te gaan ontruimen
(gedurende de ‘warme fase’) moet aan de volgende vijf punten aandacht worden
geschonken: medicatie, informatie, opvang, transport, en nazorg.
Als eerste de medicatie: bij een gehele of gedeeltelijke ontruiming van locatie
Glana moet het verantwoordelijke management geoefend zijn in het beheren en
opvragen van gegevens van bewoners en cliënten. Als, bijvoorbeeld, iemand een
afspraak zou hebben met een medisch specialist, dan moet het medisch dossier van de
bewoner / cliënt direct beschikbaar zijn. Is dit dossier niet in de vorm van een harde,
papieren kopie op de locatie aanwezig, dan zal er een informatienummer moeten worden
ingesteld, bemand met personeel dat voldoende geautoriseerd is en met een medische
achtergrond: bijvoorbeeld de verpleeghuisarts. Via dit informatienummer zou dan alsnog
inzage in het dossier plaats kunnen vinden.
Het tweede aandachtspunt is
informatievoorziening, en dan specifiek de
informatie richting personeel, de familie
van cliënten en / of bewoners. Uit ervaring
is gebleken dat dit niet altijd goed
geregeld is in geval van een ontruiming.
Het is daarom noodzakelijk dat een
informatietelefoon-nummer opgezet gaat
worden die in de informatiebehoefte
omtrent opvanglocaties kan voorzien. Vanzelfsprekend moeten de adressen en
telefoonnummers van de opvanglocaties beschikbaar zijn en moet duidelijk
gedocumenteerd zijn welke bewoner / cliënt waar ondergebracht is. Naast het
informeren van externen, is het echter ook noodzakelijk dat leden van het crisisteam
direct kunnen zien welke bewoner naar welke locatie gaat. Een mogelijk hulpmiddel
hiervoor is een identificatie-polsband. Tijdens een evacuatie dienen daarom alle
bewoners en cliënten een polsbandje met hun naam en een volgnummer te krijgen.
In geval van ontruiming is het, wat betreft externe opvang, een optie dat
bewoners en cliënten bij hun familie ondergebracht worden. Dit alternatief is voor slechts
een korte periode (minder dan 24 uur) werkbaar omdat thuis niet altijd de juiste
20
verzorging verleend kan worden. Een van de oorzaken hiervoor is het feit dat het eigen
Orbis personeel verdeeld moet worden over alle opvanglocaties, en dit kan niet altijd
toereikend zijn. Met Orbis Thuiszorg moet dus een duidelijke afspraak gemaakt worden
met betrekking tot de benodigde en te leveren zorg voor geëvacueerden die naar hun
familie zijn gegaan. Aangezien thuisopvang voor korte perioden al een dilemma vormt, is
dit tijdens een langdurige evacuatie al helemaal geen werkbare oplossing omdat de
thuissituatie niet ingericht is voor optimale zorgverlening.
Als eenmaal duidelijk is wie waar
naartoe gebracht moet worden, is het
zaak om het transport in goede banen te
leiden. Orbis beschikt zelf over vier
personentransportbusjes die ingericht
zijn voor rolstoelvervoer. Echter tijdens
een algehele evacuatie zullen deze,
logischer wijs, niet voldoende capaciteit
bieden. Aangezien het geen mogelijkheid
is om bewoners en cliënten te vervoeren met autobussen, moeten er goede afspraken
gemaakt worden met verschillende vervoers- en taxibedrijven.
Tot slot zijn er correctieve maatregelen nodig in de nazorg fase (dit is de ‘day
after’ fase). Onder nazorg wordt verstaan het proces waarbij na afsluiting van een
incident de fase van verantwoording en herstel aanvangt. Dus, met andere woorden,
maatregelen nemen die leiden tot de terugkeer naar de normale situatie van vóór de
calamiteit. Hierbij kan gedacht worden aan het repareren van defecten, het terughalen
van bewoners, en communicatie met media en andere belanghebbenden.
Waar er voor de aandachtsgebieden medicatie, informatie, transport, en nazorg
mogelijke oplossingen bedacht en opgezet zijn, is het de langdurige opvang die voor
locatie Glana de grootste problemen veroorzaakt. Om deze reden heb ik een zogenaamd
‘Opvang Convenant’ bedacht.
Het Opvang Convenant
Het opvangen van bewoners en cliënten van een gehele zorginstelling kan, zeker bij
langdurige opvang, leiden tot grote problemen bij de opvanglocatie. Denk hierbij aan het
beschikbare verzorgende personeel, de benodigde medische voorzieningen, maaltijden,
en kosten. Als oplossing zou gedacht kunnen worden aan spreiding van de geëvacueerde
personen over meerdere locaties. Hoewel dit principe ook toegepast wordt bij het
onderbrengen bij familie, is in de vorige paragraaf al duidelijk beschreven wat de
belemmeringen en nadelen van de thuislocatie zijn. Er moet in plaats daarvan gekeken
21
worden naar locaties die wel voldoende kunnen voorzien in zowel de personele als
materiële behoeften van de cliënten: oftewel, andere zorginstellingen.
Het afgelopen jaar ben ik met mijn collegae van andere zorginstellingen in Zuid-
Limburg in conclave gegaan: enerzijds om te polsen of zij met dezelfde uitdagingen
omtrent externe opvang worstelen en, anderzijds, of zij perspectief zien in mijn
spreidingsvoorstel. Als alle zorginstellingen meedoen (ongeveer 150 stuks), en elke
instelling aangeeft één of twee personen te willen en kunnen opvangen, dan is het
mogelijk om alle bewoners en cliënten van locatie Glana onder te brengen bij
professionele collega zorginstellingen. Dit zou dan vervolgens betekenen dat:
- de geëvacueerde personen op de nieuwe opvanglocatie niet alleen
toegang hebben tot de juiste zorg, maar ook tot verantwoorde zorg;
- de professionele opvanglocaties minder zwaar belast worden (omdat ze
maar een klein percentage van de geëvacueerden ontvangen);
- de non-professionele opvanglocaties (familie, thuissituatie) ontzien
worden;
- de kosten gespreid worden;
- en, tot slot, de opvangsituatie voor een langere periode geschikt is,
omdat de algehele impact lager is.
Dit convenant heeft de potentie om direct een groot probleemstuk met betrekking tot
langdurige, externe opvang van bewoners en cliënten van locatie Glana op te lossen.
Indien ik met mijn collegae tot een overeenkomst kom, dan kan er een voorstel tot het
Opvang Convenant aan de Raden van Bestuur ingediend worden.
2.3 Conclusie
Aan de hand van de strategische BIA zijn voor de diensten van Orbis de risico’s in kaart
gebracht om, vervolgens, een juiste prioritering te kunnen toekennen. De preventieve en
back-up maatregelen moeten ervoor zorgen dat, indien de MTD’s niet overschreden
worden, een ontruiming van locatie Glana niet uitgevoerd hoeft te worden. Mocht
ontruiming toch noodzakelijk zijn, dan moet aan punten zoals medicatie, opvang,
transport, informatie, en nazorg aandacht besteed worden. Vooral bij langdurige
ontruiming vormt de opvang van bewoners en cliënten een groot probleem. Het opvang
Convenant kan hier een uitkomst in bieden.
Het is de taak van een crisiscoördinator om dit gehele proces in goede banen te
leiden. In de koude fase moet hij met de verantwoordelijke managers de kritische
bedrijfsprocessen evalueren en zoeken naar mogelijke oplossingen. In de warme fase is
22
hij de verbindingsschakel tussen de in- en externe hulpdiensten. Communicatie staat
hierin centraal. Het volgende hoofdstuk zal dieper op crisiscommunicatie ingaan.
23
3. Crisiscommunicatie
In het vorige hoofdstuk werd er nadrukkelijk op risico’s ingegaan en wat te doen om
deze te elimineren gedurende de ‘koude fase’. In dit tweede hoofdstuk gaat het over de
communicatie met familie, medewerkers, media, en andere externen tijdens een
calamiteit (de zogenaamde ‘warme fase’). Communicatie is feitelijk het uitwisselen van
informatie, en in het huidige informatietijdperk waarin de ‘social media’ een steeds
belangrijkere rol spelen, is de toegang tot, en het delen van, informatie letterlijk binnen
ieders handbereik. Het is dan ook geen verrassing dat men in geval van een calamiteit
uiteindelijk met het communicatievraagstuk te maken gaat krijgen: wat, hoe, en met wie
delen wij onze informatie? Dit levert zowel mogelijkheden als risico’s op, en een goed
plan van aanpak met betrekking tot communicatie is daarom essentieel.
In dit hoofdstuk zal als eerste aandacht gegeven worden aan hoe communicatie
binnen Orbis opgezet is. Vervolgens wordt naar de impact van de social media gekeken.
Daarna volgt een praktijksituatie inclusief analyse. Tot slot wordt een advies uitgedragen
over hoe om te gaan met communicatie tijdens een crisis.
3.1 Communicatie en Orbis
Binnen Orbis bestaat een aparte afdeling die verantwoordelijk is voor communicatie. De
afdeling communicatie maakt onderdeel uit van het beleidsteam Orbis Thuis, en werkt in
principe Orbis breed. Het takenpakket van deze afdeling bestaat uit het adviseren van
het beleidsteam op het gebied van PR, het opstellen van voorlichtingsplannen, en het
uitbrengen van eindrapportages. Daarnaast heeft de afdeling als doel het correct en
tijdig informeren van stakeholders en journalisten. Binnen Orbis zijn er op dit moment
afspraken omtrent communicatie met (mobiele) telefoon en portofoon, maar in hoeverre
zijn deze nog van toepassing op de uitdagingen die de opmars van de social media met
zich meebrengen?
Zoals hierboven aangegeven leven we in het informatietijdperk. Niet alleen het
volume van informatie, maar ook de snelheid van communicatie, neemt zowel opwaarts
als neerwaarts toe. De toename van het volume heeft als gevolg dat de verwerking van
alle informatie steeds moeilijker wordt: ontvangt men wel alle, maar met name, de
correcte informatie? Tegelijkertijd resulteert de toename van snelheid in een afname van
de zogenaamde beslissingstijd: trekt men wel de correcte conclusies uit de aangeleverde
(wellicht incomplete en onjuiste) informatie? Indien men zich niet goed genoeg
geïnformeerd voelt, is de drempel om zelf op zoek te gaan naar nieuwe informatie ook
nog eens erg laag. Uit ervaring blijkt tevens dat in geval van crisis de feitelijke
24
informatie aangevuld wordt met informatie uit soortgelijke situaties uit het verleden.
Men gaat vaak (onterecht) vergelijkingen trekken en dit kan een vertekend beeld
opleveren. Tot slot komt het steeds vaker voor dat de dominante, social media eerder
geïnformeerd zijn dan de autoriteiten: een foto of one-liner is door een passant immers
binnen enkele seconden de wereld in gestuurd.
Deze nieuwe situatie vereist een nieuwe aanpak. Er is echter binnen Orbis op dit
moment geen concreet communicatieplan aanwezig, en er is dus geen duidelijkheid over
hoe, en of, gebruik gemaakt moet gaan worden van de social media.
3.2 Communicatie en Social Media
De social media staan volop in de belangstelling van communicatieprofessionals en
crisisprofessionals. Steeds meer mensen gebruiken social media om informatie of
meningen met elkaar te delen. Tijdens incidenten en crises kunnen berichten via social
media zeer invloedrijk zijn, zowel door hun snelheid als toegankelijkheid: binnen het
eerste uur van een crisis wordt via social media meer informatie verspreid door burgers
dan door de overheid via alle andere communicatiemiddelen samen. De social media zijn
hot. Maar wat zijn de social media precies?
‘Social media’ is een verzamelbegrip voor internettoepassingen (platformen)
waarop gebruikers informatie met elkaar kunnen delen op een gebruiksvriendelijke,
gemakkelijke, en vaak leuke wijze. Het gaat dan niet alleen om tekstuele informatie,
maar ook om geluid (podcasts, muziek) en beeldmateriaal (foto’s en video’s).
Voorbeelden van veelgebruikte social media zijn Twitter (tekst en foto), Facebook (tekst,
foto en video), en YouTube (video).
Twitter is een micro-blog service die gebruikers de mogelijkheid biedt om
berichten van maximaal 140 karakters te versturen: ‘tweets’. Tweets worden getoond op
de gebruikerspagina en bij andere gebruikers die hebben aangegeven deze te willen
ontvangen: de zogenaamde ‘followers’. Berichten kunnen verstuurd worden via PC,
laptop, tablet, of mobiele telefoon. Twitter is een gratis service en kent een groot aantal
gebruikers. Een andere gratis online service met veel gebruikers is Facebook. Facebook
biedt de mogelijkheid om een sociaal netwerk te onderhouden. Geregistreerde
gebruikers kunnen berichten, foto’s, en video’s plaatsen. De geplaatste media wordt dan
automatisch gedeeld binnen je Facebook community / vriendengroep. Het medium dat
veelal gebruikt wordt voor het verspreiden van video’s is YouTube. Hier kan men eigen
videomateriaal plaatsen, het videomateriaal van anderen bekijken, en commentaar
geven op geplaatste video’s.
Doorgaans gebeurt dit delen van informatie via social media zonder tussenkomst
van een professionele redactie, hetgeen de snelheid van informatieuitwisseling uiteraard
ten goede komt. Hieraan hangt direct ook een risico bij het ontbreken van de
25
verificatieslag: dat wat gedeeld wordt, is niet per definitie de waarheid. Hoe dan ook, de
social media stellen je in staat om contact te leggen en contact te onderhouden met
andere gebruikers, en hier liggen dan ook weer mogelijkheden voor Orbis.
3.3 De Impact van Social Media
Zoals gezegd bieden de social media zowel kansen als mogelijkheden. Echter, ze
brengen ook risico’s met zich mee. Een van de mogelijke negatieve gevolgen van
massacommunicatie (en de eerder vermeldde problemen die het met zich meebrengt) is
imagoschade. Het is dan ook de taak van de Orbis communicatieafdeling om het imago
te bewaken en, indien nodig, imagoschade te beperken.
De communicatieafdeling van Orbis moet een beeld oproepen en in stand houden
dat een optimale waardering bij de gewenste doelgroep waarborgt. Zowel de keuze van
de zogenaamde imago-instrumenten als de bepaling van de imago-soorten luistert
daarbij zeer nauw. Het imago kan niet aan het toeval overgelaten worden, maar moet
zoveel mogelijke beheersbaar gemaakt en gepland worden. Niettemin kan tijdens een
calamiteit toch imagoschade optreden. Dit kan al gebeuren als de familie van een cliënt
verkeerd ingelicht wordt, of als een voorbijganger een comprimerende foto of bericht
plaatst. Door goede training, juiste voorlichting, en effectief handelen kan imagoschade
beperkt worden. Zorg ervoor dat er na het uitbreken van een crisis zo snel mogelijk een
bericht met de concrete feiten de wereld ingestuurd wordt. Wordt dit niet, of te laat,
gedaan dan zijn anderen je voor en is de kans dat er verkeerde of onvolledige informatie
verspreid wordt groot. Zulke negatieve berichtgeving moet kort maar beslist
weersproken worden, en er moet verder geen aandacht aan geschonken worden. In
geval van grote imagoschade moet een positieve campagne het nodige tegenwicht
bieden.
Om goed met het bombardement aan informatie via de social media om te gaan,
bestaat er een handige social media management tool: ‘HootSuite’. Hiermee kan
gemonitord worden wat er over Orbis en locatie Glana gezegd wordt op social media.
Ten tijde van een calamiteit of crisis kun je daarmee dus in één oogopslag zien wat de
stemming is en welke geruchten er de ronde doen. Vervolgens kan er met behulp van de
social media imago-ondersteunende en opbouwende informatie uitgegeven worden. De
toegevoegde waarde van de social media met betrekking tot crisiscommunicatie ligt in:
- Informatie vergaren: Wat zegt men? Wat is de publieke opinie?
- Informatie delen: Wat wil ik dat men te weten komt? Nieuws?
Voorlichting? Instructiemateriaal? Waarschuwing? Alarm?
- Interactie: benader doelgroepen met vragen en ontvang feedback. Blijf
in dialoog en verzand niet in een monoloog.
- Marketing: promoot je website, toon je producten / services, etc.
26
3.4 Orbis en Communicatie in de Praktijk
Tijdens de jaarlijkse grote oefeningen van Orbis is aan communicatie steeds aandacht
geschonken. Bij een ontruiming zullen onze bewoners / cliënten verplaatst moeten
worden. Dit kan zijn naar familie, bekenden, of zelfs naar een andere externe locatie.
Het informeren van familie over de nieuwe locatie van de bewoner of cliënt is belangrijk.
Een mogelijk spreidingsplan van mogelijke opvangplekken is dan nodig. Daarnaast is een
goede voorbereiding van cruciaal belang. Hieronder volgt een praktijksituatie waarin de
wijze van communicatie expliciet getoetst werd door Orbis.
3.4.1 Orbis in de praktijk: instructies vooraf
“Tijdens de ontruiming is het onvermijdelijk dat de pers zich vrij snel zal melden. Hier
moet het oefenteam professioneel mee om kunnen gaan. De perslieden zullen overal
proberen binnen te komen en bovendien zullen ze vragen stellen aan bewoners,
bezoekers en personeel.
Naast de pers is natuurlijk ook de toestroom van familie en anderen niet te
vermijden. Ook deze dienen op correcte wijze opgevangen en ingelicht te worden.
Natuurlijk moeten er tijdens de ontruiming ook al voorbereidende stappen worden
genomen met betrekking tot de evacuatie naar de andere zorginstellingen. Dit zal
besproken moeten worden in de Sitraps. Er dient alvast contact opgenomen te worden
met opvangende zorginstellingen met de vraag hoeveel bewoners ze zouden kunnen
opvangen. Vervolgens zullen er vervoersbedrijven ingeschakeld moeten worden om
bewoners naar de opvangende zorginstellingen te evacueren. Dit is de
verantwoordelijkheid van de dienstdoende locatiemanager (voorzitter van het
calamiteitenteam). Het is van belang dat de bewoners op de verzamelplaats (restaurant
ruimte 1) op de juiste manier worden ingelicht over de evacuatie. Wat gaat er gebeuren
en wat zijn de vooruitzichten? Bovendien moet er een registratie van de bewoners
worden bijgehouden. Deze registratie is noodzakelijk om te weten waar de bewoners
naartoe zijn geëvacueerd. Als familie wil weten waar vader/moeder naartoe is gegaan,
kan het personeel zo aangeven in welke zorginstelling hij/zij opgevangen is. Er kan
hierbij gebruik worden gemaakt van polsbandjes, maar ook dit is afhankelijk van de
beslissing die de voorzitter van het calamiteitenteam neemt. Nadat alle bewoners
geregistreerd zijn, zullen ze verspreid worden over 4 busjes die hen naar andere locaties
evacueren.
Voorafgaand aan de oefening wordt er ‘s ochtends een persbericht uitgezonden om de
regionale pers en anderen op de hoogte te brengen van de calamiteitenoefening. Als er
veel brandweer, politie en andere externe hulpverlenende diensten rondom de locatie
27
opgesteld staan, zal er namelijk vrijwel direct pers opgeroepen worden. Om de pers te
laten weten dat het hier om een oefening gaat is het dus noodzakelijk om vooraf een
persbericht uit te zenden. Het persbericht zal worden opgesteld door de afdeling PR.
Omdat er in een werkelijke situatie natuurlijk wel moet worden omgegaan met de pers,
zullen er een aantal fictieve perslieden gecreëerd worden. Deze rollen worden vervuld
door leden van toneelverenigingen. Tijdens de oefening zal de afdeling PR vanuit Orbis
aanwezig zijn om als persvoorlichter deel te nemen in het Beleidsteam. En tot slot zal er
na afloop van de oefening ook nog gecommuniceerd moeten worden naar bewoners,
deelnemers, etc. Ook dit bericht zal de afdeling PR voor haar rekening nemen”.8
3.4.2 Orbis in de praktijk: evaluatie achteraf
Wat betreft communicatie is de familie van de bewoners een week voor de oefening
geïnformeerd over wat er ging gebeuren. Op de dag van de oefening zelf is een
persbericht verzonden en zijn in de directe omgeving flyers opgehangen. Op die manier
zouden alle betrokken partijen op de hoogte
gesteld moeten zijn dat op de desbetreffende
avond een oefening zou plaatsvinden in het
zorgcentrum Hoogstaete. Echter, voor passanten
was niet duidelijk dat het om oefening ging; zij
zagen enkel de hulpdiensten ter plekke. Via social
media (Twitter, Facebook) waren hier geen
berichten over verzonden.
Daarnaast werden van te voren gemaakte
afspraken niet altijd nageleefd. Zo werd er
bijvoorbeeld door iemand van de afdeling
communicatie met de pers afgesproken dat ze na
15 minuten een antwoord zouden krijgen op de
gestelde vragen. Omdat dit echter niet gebeurde,
en de pers dus geen terugkoppeling kreeg, ging
men uiteindelijk zelf door het gebouw lopen om informatie te vergaren. Dit had tot
gevolg dat de pers overal kon kijken en zelf een beeld ging vormen van de situatie. Een
ander voorbeeld van hoe de communicatie niet goed liep is dat een geëvacueerde cliënt
voorzien van polsbandje met opvanglocatie afgeleverd werd op de verkeerde locatie. Dit
werd vervolgens ook niet gecommuniceerd met familie en andere belanghebbenden via
een persbericht.
Naar aanleiding van deze oefening is duidelijk geworden dat het registreren en
evacueren van cliënten goed geoefend moet worden. Ook is het noodzakelijk om aan de
8 Deze tekst komt rechtstreeks uit het draaiboek van een Orbis oefening uit de praktijk.
28
buitenzijde van het gebouw een spandoek met opschrift ‘oefening’ op te hangen. Voor
cliënten en bewoners zou dit binnen in het gebouw door middel van banners aangegeven
moeten worden. De afdeling communicatie moet, tot slot, zorgen voor correcte en tijdige
berichtgevingen.
3.5 Lessons Learned: Communicatie Advies
Uit ervaring blijkt dat als het tijdens een crisis misgaat bij de communicatie dit vaak
komt door het gebrek aan duidelijkheid op vragen zoals: Wie doet wat? Wie informeert
wie? Wie is verantwoordelijk? Snelheid van communicatie en kwaliteit van informatie
naar bewoners, cliënten, personeel, publiek, en de pers is van het grootste belang. De
zogenaamde ‘BOBOC’ methodiek helpt bij het maken van communicatie beslissingen
tijdens een crisis.
BOBOC staat voor de verschillende
fasen in een besluitvormingscyclus:
Beeldvorming, Oordeelsvorming, Besluit-
vorming, Opdracht, en Controle. Men begint
met de eigen beeldvorming: Wat is er
gebeurd? Wat is de omvang? Wie zijn er
betrokken? Verzamel alle feiten, communiceer
deze intern en stel de juiste vragen zodat de
informatie correct is. Analyseer vervolgens
deze feiten in de oordeelsvormingsfase: Wat
zijn de gevolgen? Welke middelen hebben we
tot onze beschikking? Wat is een mogelijk back-up scenario? Antwoord op deze vragen
vormt het adviespakket. Tijdens de volgende fase, de besluitvorming, worden definitieve
beslissingen genomen. Dit is het plan van aanpak. Daarna wordt de opgestelde strategie
uitgevoerd in de opdrachtfase: Wie doet wat, waar, wanneer, en hoe? Tot slot worden in
de controlefase de beoogde resultaten vergeleken met de opgestelde doelstellingen: Zijn
de opdrachten correct uitgevoerd? Is het resultaat gewenst?
Deze BOBOC methodiek is goed toe te passen bij de communicatie tijdens een
crisis. In de beeldvormingsfase kijkt men naar de calamiteit en, indien mogelijk, naar
wat er op de social media gezegd wordt. HootSuite zou hier een leidende rol in kunnen
spelen. In de oordeelsvormingsfase wordt vervolgens geanalyseerd wat eventueel de
publieke opinie is en wordt gekeken naar hoe alle andere betrokken partijen
(hulpdiensten, omstanders, media) geïnformeerd kunnen worden. Hier moet dan
gekeken worden naar de toepasbaarheid van de verschillende media: persberichten,
Twitter, Facebook, enzovoorts. In de besluitvormingsfase wordt de te varen koers
bepaald. In de opdrachtfase voert de aangewezen verantwoordelijke van de afdeling
29
Orbis communicatie de toegewezen taken uit. In de controlefase kan wederom gebruik
gemaakt worden van HootSuite om te verifiëren of de genomen acties de gewenste
effecten hebben. Verandert de publieke opinie op een positieve manier, of treedt er
imagoschade op? Deze vijf BOBOC stappen vormen een iteratief proces dat herhaald
dient te worden om continu te monitoren en, indien nodig, de communicatieplannen bij
te stellen.
3.6 Conclusie
In dit hoofdstuk is het huidige communicatiebeleid van Orbis besproken en
geanalyseerd. De tekortkomingen zijn uitgelicht en, in het licht van het
informatietijdperk waarin social media veel invloed heeft, is aangetoond wat de
toegevoegde waarde van het gebruik van social media kan zijn voor Orbis. Door het
herhaaldelijk toepassen van de BOBOC methodiek kan Orbis tijdens een crisis op de
hoogte blijven van de informatie die circuleert, en of dit de gewenste, juiste informatie
is. Waar nodig kunnen corrigerende, imago-herstellende berichten uitgestuurd worden.
Op deze manier wordt de social media direct betrokken binnen het
communicatieplan en kan het van toegevoegde waarde zijn op het bestaande
communicatiebeleid voor (mobiele) telefoon en portofoon.
30
4. Crisismanagement
In het vorige hoofdstuk is gekeken naar het aspect van communicatie naar buiten toe
tijdens een calamiteit. In plaats van externe communicatie, zal dit hoofdstuk nader
kijken naar hoe Orbis de interne afspraken, communicatie, en verhoudingen geregeld
heeft in geval van een calamiteit. Zoals hoofdstuk 2 duidelijk heeft gemaakt, is een goed
plan van aanpak essentieel. Maar minstens net zo belangrijk is het oefenen van het
opgestelde calamiteitenplan. Daarom zal er nu eerst naar de voorbereidingen gekeken
worden die Orbis treft om vervolgens naar de resultaten van de oefeningen te kijken:
wat zijn de aandachtspunten voor Orbis? Hoe kan het crisismanagement van Orbis naar
een hoger niveau getild worden?
4.1 Voorbereidingen Orbis
Calamiteiten worden doorgaans gekenmerkt door een substantiële dreiging, een
verrassingselement, veel onzekerheid, en korte beslistijden. Om hier zo goed mogelijk
mee om te kunnen gaan tijdens een calamiteit, is het zaak om vooraf de juiste
voorbereidingen te treffen. Het definiëren van taken en onderlinge verhoudingen tussen
(sleutel)functionarissen is daarom noodzakelijk: efficiënt opereren mag niet aan het
toeval overgelaten worden. Wil, vervolgens, opgeschaalde zorg echt toereikend zijn dan
moet er systematisch aandacht aan de voorbereiding geschonken worden. Binnen Orbis
staat de term ‘OTO’ centraal voor alles wat met calamiteitvoorbereiding te maken heeft:
opleiden, trainen, en oefenen.
Zoals in hoofdstuk 1 uitgelegd, stelt de overheid als algemene eis dat de
medewerkers van een zorginstelling zodanig moeten zijn opgeleid dat zij in geval van
een calamiteit de taken naar behoren kunnen uitvoeren. Om deze ‘zorg op maat’ te
kunnen leveren, is als eerste scholing belangrijk. Om binnen Orbis te komen tot een
uniform BHV-curriculum, is een opleidingsplan opgesteld. Naast het feit dat alle
medewerkers elk jaar de algemene opleidingen moeten volgen9, geeft dit plan ook
specifiek per functie aan welke opleidingen verplicht zijn. Ter aanvulling is in maart 2014
gestart met E-learning waarbij medewerkers 24 uur per dag toegang hebben tot de
leeromgeving. Bij succesvolle afronding ontvangt de medewerker een certificaat. Om het
opleidingsniveau op peil te houden is, enerzijds, een OTO-meerjarenplan gemaakt voor
de periode 2015-2020 en, anderzijds, zal de opgedane theoretische kennis in de praktijk
gebracht moeten worden. Voor een adequate uitvoering van de BHV ten tijde van een
9 Algemene opleidingen zijn, bijvoorbeeld, ‘Wat te doen bij een calamiteit?’ en ‘Hoe kleine blusmiddelen te
gebruiken?’.
31
calamiteit is het trainen van praktijk situaties van groot belang. Om deze reden is het
verplicht gesteld om een keer per jaar een ontruiming te simuleren. Ter voorbereiding op
zulke grote trainingen is het belangrijk de rollen van, en relaties tussen, de verschillende
crisisteams af te stellen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een zogenaamde ‘table-
top’:
Door gebruik te maken van ‘table-top’ oefeningen kunnen de teams eenvoudig
voorbereid worden en weet iedereen wat hij moet doen.
Naast bovenstaande zaken die voorafgaand aan het uitbreken van een calamiteit
structuur en duidelijkheid aanbrengen is het even zo belangrijk om regelingen te treffen
in de nasleep van een calamiteit. Enerzijds betekent dit goed documenteren wat plaats
gevonden heeft, anderzijds betekent dit voorbereidingen treffen in het kader van nazorg
voor de betrokkenen. Wat betreft documentatie is het na afloop van een calamiteit
noodzakelijk dat de verantwoordelijke managers een rapportage maken. De rapportage
32
moet bij elke calamiteit worden ingevuld en verzonden worden aan een leidinggevende.
Deze documentatie heeft twee voordelen. Ten eerste maakt het inzichtelijk wat er heeft
plaatsgevonden in de ogen van de verschillende betrokken actoren. Ten tweede voorziet
deze rapportage de afdeling communicatie van waardevolle en correcte informatie over
de calamiteit. In het verleden werd dit niet met de communicatieafdeling gedeeld,
waardoor men de vragen van pers en / of familieleden niet altijd goed kon
beantwoorden. Wat betreft nazorg is het belangrijk om betrokkenen na een calamiteit op
te vangen en, indien nodig, professioneel te ondersteunen. Orbis medewerkers kunnen
tijdens hun werkzaamheden in situaties terecht komen die schokkende ervaringen
opleveren. Hoewel de medewerkers goed opgeleid zijn, blijven zij ook mensen en zijn
ook zij niet immuun voor trauma’s. Ter invulling hiervan heeft Orbis het
bedrijfsopvangteam (BOT) en de Orbis persoonlijk adviseur (OPA) opgericht. In eerste
instantie, onmiddellijk na een incident, is het de taak van directe collegae en de
leidinggevende om als aanspreekpunt te fungeren. Mochten de problemen groter worden
en traumatisch zijn, dan heeft Orbis een BOT paraat. De leden van het BOT zijn speciaal
getraind met een soort van psychische EHBO-cursus. Hoewel het geen
traumaspecialisten zijn, kunnen zij wel medewerkers met traumatische ervaringen
opvangen en tijdig doorverwijzen naar specialistische hulp. Buiten het BOT fungeert de
OPA als professionele gesprekspartner voor medewerkers met persoonlijke problemen.
Kort samengevat moet Orbis enerzijds als werkgever voorzien in de
nazorgbehoefte van haar medewerkers. Anderzijds is Orbis verantwoordelijk voor de
organisatie en realisatie van acute zorg in dagelijkse en bijzondere situaties, en stemt
via het Regionaal Overleg Acute Zorg Limburg (ROAZ) haar opleiding- en trainingbeleid
hierop af. De jaarlijkse oefeningen leveren naast ervaring ook de mogelijkheid op voor
het management om lering te trekken uit de gebeurtenissen: Wat zijn de
verbeterpunten? Waar moet in de toekomst meer aandacht aan geschonken worden?
4.2 Aandachtspunten Orbis
In het calamiteitenplan ligt het accent niet alleen op het bestrijden van de calamiteit,
maar ook op de gecoördineerde inzet van de verschillende hulpverlenende instanties,
diensten, en afdelingen. De afgelopen jaren is het plan getoetst door middel van
oefeningen. Uit deze oefeningen zijn de volgende acht aandachtspunten naar voren
gekomen: presentie, situatie rapportage, actielijsten, bezetting, hiërarchie,
beslissingstijd, taakkaarten, en financiën.
Tijdens een calamiteit moeten de leidinggevenden van de verschillende betrokken
teams bij elkaar komen om de situatie te bespreken en de te nemen acties vast te
stellen. Het is van groot belang dat alle leden op het afgesproken tijdstip aanwezig zijn.
Deze presentie is noodzakelijk in het kader van een volledige beeldvorming van de
33
calamiteit. Om tot een goede, persoonlijke beeldvorming te komen kan er gebruik
gemaakt worden van de zogenaamde situatie rapporten: SITRAP’s (voor een voorbeeld,
zie bijlage). Voor het opstellen van een SITRAP is het belangrijk om de huidige situatie
te beschrijven. Hierdoor kan men
vervolgens beter antwoord geven
op de vraag: wat heb ik nodig op
korte en lange termijn? In de
hiernaast getoonde figuur ontbreekt
in de linker situatie zo’n reflectie-
moment. Deze opzet bleek ook in
de praktijk niet te werken omdat er
geen tijd was voor een eigen
beeldvorming. De rechter situatie
daarentegen biedt een oplossing voor dit probleem door expliciet een eigen reflectie
moment te introduceren na ieder overleg en na het opstellen van een SITRAP. Hierdoor
zijn de overleggen niet alleen effectiever, maar leiden ze ook sneller tot het vormen van
een oplossingsvoorstel. Om de productiviteit van de overleggen optimaal te houden is
het belangrijk dat men niet gestoord wordt. Idealiter zou als oplossing een persoonlijk en
/ of telefonisch aanspreekpunt aangesteld moeten worden die alleen in zeer dringende
gevallen het overleg mag verstoren. Structuur in de overleggen wordt aangebracht door
gebruik te maken van een actielijst (voor een voorbeeld, zie bijlage). De actielijst toont
niet alleen wie het knelpunt gemeld heeft maar ook aan wie het knelpunt toebedeeld is:
wie is (eind)verantwoordelijk? De actielijst geeft inzicht in afgeronde en openstaande
actiepunten en vormt dus een zeer bruikbaar handvat voor het overleg. Aangezien de
overleggen niet eenmalig zijn, maar cyclisch (ze herhalen zich zo vaak als nodig
gedurende de calamiteit), wordt het voordeel dat structuur en time-management
oplevert alleen maar groter.
Naast presentie van het management, is aanwezigheid van medewerkers op de
werkvloer ook essentieel. Bij een calamiteit zijn overdag en in de avonduren voldoende
personeelsleden, familie, en andere bezoekers aanwezig die hulp kunnen bieden. Echter,
in het weekend en in de nachturen
(‘WAN-uren’) is de bezetting niet
voldoende gebleken. Waar er overdag
gemiddeld 100 medewerkers aanwezig
zijn, verdeeld over 13 afdelingen, zijn
er tijdens de nachtelijke uren (22:00
tot 07:00) 15 personeelsleden
aanwezig. De bezettingsgraad daalt
34
dus drastisch van ruim zeven medewerkers per afdeling naar slechts één per afdeling.
Bij een calamiteit tijdens onderbezetting is er met andere woorden op zeer korte termijn
behoefte aan hulp. Voor locatie Glana is de vraag uitgezet of personeelsleden zich
beschikbaar willen stellen om in zo’n situatie uit te komen helpen. Momenteel hebben
ongeveer 100 medewerkers gehoor gegeven aan deze oproep. Dit lijkt op het eerste
gezicht een goede en passende oplossing, echter de opkomst is vrijwillig en onbetaald,
waardoor in de laatste jaren de opkomst gemiddeld 30 procent is. Om de opkomst te
verhogen zou het management het aanmelden voor het hulpteam kunnen promoten en
het daadwerkelijk reageren op een oproep kunnen vergoeden of compenseren. Een
andere, aanvullende, optie om te onderzoeken is of het inzetten van vrijwilligers die niet
in dienst zijn van Orbis van toegevoegde waarde kan zijn in een wijkhulpteam.
Naast deze vrijwillige opkomst, is het verantwoordelijk management verplicht te
komen. Alle leden van het calamiteiten- en beleidsteam zijn in een sms-groep geplaatst
en moeten binnen 30 minuten actief zijn. Om dit te borgen is een wachtdienstrooster
gemaakt. De CMO stuurt een bericht uit en de dienstdoende leden moeten zonder eerst
contact te hebben opgenomen met de unitmanager en / of CVD-er naar de opgegeven
locatie gaan, want contact opnemen verstoort alleen maar in de beginfase van de
calamiteit. Bij een brandmelding is het echter niet mogelijk contact op te nemen met de
locatie omdat de brandmelding op de Dect-telefoon voorrang heeft op het gewone
bellen. Hoe dan ook, het maakt voor het operationeel team niet uit wie er komt want er
komt sowieso een gekwalificeerd team ter plaatse. Door een groepsoproep te doen ziet
iedere andere manager dat op zijn of een andere locatie van Orbis het team is
opgeroepen. Hij of zij kan dan zelf contact opnemen met de dienstdoende leden om te
vragen of assistentie wenselijk is.
In een grote zorginstelling zoals Orbis waar verschillende teams en veel
medewerkers betrokken zijn, is hiërarchie van groot belang. De richtlijnen en opdrachten
die door het calamiteitenteam en / of het beleidsteam tijdens een calamiteit worden
uitgevaardigd dienen door alle leidinggevenden en medewerkers van de organisatie
alsook derden onverkort te worden opgevolgd. Hetzelfde principe van rangorde geldt ook
voor de aanwijzingen van brandweer en politie. In alle hulpverleningsteams is de
hoogstgeplaatste (of diens plaatsvervanger) leidend bij de te nemen beslissingen ten
aanzien van de uitvoering van de taken van het desbetreffende team. Bij tussenkomst
van brandweer of politie bepaalt de gemeentewet dat de burgemeester (of de door hem
aangewezen brandweercommandant / commissaris van politie) het opperbevel voert bij
de bestrijding van een calamiteit. Leidinggevenden en andere besluitnemers hebben
vaak met een zeer krappe beslissingstijd te maken: in een kort tijdsbestek moet een
overvloed aan informatie gefilterd worden op relevantie. Een hulpmiddel in deze situatie
is de BOBOC-methodiek, zoals reeds omschreven in hoofdstuk 2. Door deze methode toe
35
te passen kan, zodra het beeld van de situatie gevormd is, de situatie constant
beoordeeld worden op urgentie en belangrijkheid. Dit ondersteunt het beoordelings- en
besluitvormingsproces ten tijde van hoge druk. Als er tijdens een calamiteit veel
tijdsdruk is, en er dus snel gehandeld dient te worden, mag er geen twijfel bestaan over
de toebedeelde taken van hoger af: wie zou wat moeten doen en wie zou
verantwoordelijk moeten zijn voor welke actie. Een handig hulpmiddel hiervoor is de
taakkaart. Taakkaarten dragen bij aan het vormen van een uniforme aanpak want het
geeft direct duidelijkheid over de uit te
voeren taken, verantwoordelijkheden,
en bevoegdheden van een bepaalde
functie. Op deze manier voorkom je ook
dat taken dubbel of zelfs helemaal niet
uitgevoerd worden. Een organisatie-
brede implementatie van de taakkaarten
legt tevens ook meteen de ’chain of
command’ van de hiërarchie op: Waar
moet ik me melden? Van wie krijg ik
mijn informatie? Aan wie geef ik mijn
informatie?
Tot slot het financiële aspect.
Zoals reeds duidelijk gemaakt, heeft de
uitval van een geheel bouwdeel grote
gevolgen voor de continuïteit van Orbis. In de uitgevoerde BIA is ook aandacht
geschonken aan de mogelijkheid dat externe leveranciers niet kunnen leveren. Als
cliënten worden geëvacueerd naar andere locaties zullen de vergoedingen die de
zorgverleners verrekenen met Orbis dus ook naar de andere opvanglocaties moeten
gaan. Dit houdt in dat er geen inkomsten zullen zijn terwijl de kosten gewoon door gaan.
Uit onderzoek blijkt dat 80 procent van de bedrijven bij een brand failliet gaan omdat er
simpelweg geen inkomsten zijn en de lonen toch uitbetaald moeten worden. Daarnaast
ontvangt Orbis via de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) een vergoeding
per cliënt. Bij een evacuatie naar een andere locatie zal deze vergoeding eveneens naar
de opvanglocatie gaan. Orbis heeft een bedrijfsrisicoverzekering omdat dit een enorm
continuïteitsrisico vormt. Onderzocht moet worden of de verzekering ook geldt als de
bewoners/ cliënten door een calamiteit voor een langere tijd zijn overgeschreven naar
een andere zorginstantie.
Ondanks alle voorbereidingsinspanningen en ondanks de bovenstaande
aandachtsgebieden blijkt uit de evaluaties van verschillende oefeningen dat
medewerkers het nog steeds moeilijk vinden om volgens de vooraf opgestelde structuur
36
te werken. Zo wordt de tijdklok niet of nauwelijks gehanteerd en wordt rapportage niet
goed of zelfs helemaal niet uitgevoerd. Daarnaast blijkt ook dat de rol die de coördinator
BHV vervult in het huidige calamiteitenplan van Orbis problematisch is. De volgende
paragraaf zal hier nader op in gaan.
4.3 Crisis Teams en de Rol van de Coördinator BHV
Naast een goed plan (hoofdstuk 2) en goede communicatie (hoofdstuk 3) is het voor het
goed managen van een calamiteit noodzakelijk om goed opererende teams te hebben.
Om een crisis het hoofd te kunnen bieden zijn er teams samengesteld. De crisisteams
zijn tijdelijke structuren die een organisatie inzet om de calamiteit, ramp, of crisis te
beheersen of de gevolgen daarvan te beperken. Bij Orbis Thuis kent men drie soorten
teams: het BHV-team, het calamiteitenteam, en het beleidsteam.
Het BHV-team is locatie gericht en dient binnen enkele minuten na een oproep
inzetbaar te zijn. Dit team is bevoegd en capabel om levensreddende handelingen uit te
voeren en heeft als hoofdtaak het beperken en bestrijden van een beginnende
calamiteit. Ook bieden zij naast opvang en eerste hulp bij ongevallen ondersteuning aan
de brandweer en andere hulpdiensten.
Tenslotte mag het BHV-team, indien
nodig, opdracht geven tot opschalen: het
laten oproepen van het calamiteitenteam.
Het calamiteitenteam bestaat uit
een kleine groep van gespecialiseerde
externe en interne hulpverleners. Zij
worden opgeroepen indien een of
meerdere afdelingen ontruimd moeten
worden of indien het BHV-team de
calamiteit niet kan afhandelen. Het team
dient binnen 15 minuten (en in de WAN-
uren binnen 30 minuten) na oproep
inzetbaar te zijn en heeft tot taak zich
snel op de hoogte te stellen van de
situatie. Het calamiteitenteam informeert de bevelvoerder van de brandweer over alle
relevante gegevens en organiseert, indien nodig: de redding van gewonden, het
beperken van de calamiteit, de evacuatie van personen, het door laten functioneren van
installaties en apparatuur, het opheffen en / of reduceren van de overlast, en het treffen
van noodvoorzieningen. Tot slot kunnen ook zij opdracht geven tot opschalen: het laten
oproepen van het beleidsteam.
37
Het beleidsteam is het bevoegd bestuurslichaam dat wordt opgeroepen bij een
substantiële calamiteit. Dit team dient binnen 30 minuten na oproep inzetbaar te zijn en
heeft als hoofdtaken het organiseren van de opvang en het ondersteunen van
slachtoffers. Ook geven zij informatie en voorlichting aan familieleden slachtoffers,
medewerkers van Orbis, en de pers. In het algemeen zijn de acties van het beleidsteam
gericht op het verder functioneren van Orbis. Het calamiteitenplan van Orbis is zo
opgesteld dat bij een melding (zie figuur) de verantwoordelijke van het desbetreffende
team bepaalt wanneer een calamiteit niet meer beheersbaar is en opgeschaald moet
worden naar het volgende team.
Tijdens een grote calamiteit zullen de drie bovenstaande teams altijd aanwezig
zijn om de mensen in het veld te ondersteunen. Bij crisismanagement staan de
samenstelling van de teams en de onderlinge verhoudingen tussen de teams centraal.
Voor Orbis geldt onderstaande situatie:
Het ‘veld’ zijn alle medewerkers die in uitvoerende zin bij een calamiteit betrokken zijn.
Zij richten in en voeren op het plaats incident –afdeling of bouwdeel– taken uit onder
leiding van de unitmanager / CVD-er. De Commando Plaats Incident (‘COPI’) heeft,
aangevuld met de bedrijfsdeskundige, de operationele leiding op de plaats van het
incident. Voor Orbis is dat de coördinator BHV. Het calamiteitenteam vormt het tactische
crisismanagement onder voorzitterschap van de intramuraal manager. Zij richten in en
leiden de operationele coördinatie. Het beleidsteam vormt het strategisch
crisismanagement onder leiding van de voorzitter van de Raad van Bestuur. Zij geven
38
richting en voeren de bestuurlijke coördinatie.
De intramuraal manager en de coördinator BHV
zijn beiden vertegenwoordigd in zowel het
calamiteitenteam als het beleidsteam.
Daarnaast is de coördinator BHV ook nog
present binnen de COPI en het veld. In de
huidige opzet heeft de coördinator BHV een te
grote taak: het is bijna onmogelijk om bij een
grote calamiteit te acteren binnen de vier
verschillende componenten en om, daarnaast,
ook nog te vergaderen en een eigen beeldvorming te creëren. Een mogelijke oplossing
voor dit probleem zou de toevoeging van een crisiscoördinator zijn. Aangezien deze
functie onbekend is binnen Orbis, komt deze (nog) niet voor in het huidige
calamiteitenplan. De functie zal samen met de functie van de coördinator BHV moeten
worden herschreven in het nieuwe calamiteitenplan, dat in juli 2014 gereed moet zijn.
Calamiteitenteam Beleidsteam
4.4 Conclusie
Om goed voorbereid te zijn op calamiteiten heeft Orbis Thuis een calamiteitenplan. In
het plan ligt het accent niet alleen op het bestrijden van de calamiteit maar ook op de
gecoördineerde inzet van interne en externe hulpverlenende instanties, diensten, en
afdelingen. De afgelopen jaren is het plan veelvuldig getoetst doormiddel van oefeningen
en table-tops. Naast de verschillende aangekaarte aandachtspunten, vormt de huidige
rol van de coördinator BHV het grootste knelpunt voor Orbis. Gedurende de warme fase
fungeert hij immers als belangrijke schakel tussen de acterende teams. Echter, het is bij
een grote calamiteit voor de coördinator BHV bijna onmogelijk te werken volgens zijn
taakkaart. Het opzetten van goed crisismanagement en de aanwezigheid van een
crisiscoördinator zou goede ondersteuning bieden gedurende de koude en day-after
fasen.
39
Conclusie – Ontruimen: Wel of Niet?
Hoe lang kunnen we nog blijven? Moeten we gaan ontruimen? Waar gaan we dan naar
toe? Tijdens een calamiteit zijn er geen pasklare antwoorden op deze vragen ter
beschikking. Er is geen barometer die aangeeft dat er nu moet worden geëvacueerd.
Echter, met behulp van situatierapporten en tussentijdse overleggen kan bepaald
worden of het verantwoord is om nog te blijven of dat er toch geëvacueerd moet
worden. Het crisisteam van Orbis probeert het moment van ontruiming zo lang mogelijk
uit te stellen omdat het evacueren een grote impact heeft: niet iedere bewoner of cliënt
kan namelijk zomaar verplaatst worden naar een andere locatie. Daarnaast heeft Orbis,
buiten de verplichting om een goede zorg aan bewoners en cliënten te leveren, ook de
verplichting de zorg tijdens en na calamiteiten goed te regelen. De procedures omtrent
het stabiliseren van een calamiteit zijn reeds vastgelegd in het bedrijfsnoodplan en het
calamiteitenplan van Orbis. Echter, zij voldoen niet aan de ‘leidraad crisisorganisatie in
de zorgsector’. Deze scriptie heeft daarom bekeken hoe de bestaande plannen van Orbis,
locatie Glana, in de praktijk uitgebreid kunnen worden met een crisismanagement, dit in
opdracht van het bestuur en onder verantwoordelijkheid van de directie en het
management uitgevoerd door de crisiscoördinator. In de voorgaande hoofdstukken zijn
drie belangrijke pilaren naar voren gekomen die nodig zijn om het huidige
calamiteitenbeleid naar een hoger niveau te tillen: een impact analyse, een
crisiscommunicatieplan, en afgestemde teams.
Hoewel Orbis voldoet aan de wettelijke eisen en verplichtingen, is het niet altijd
mogelijk om calamiteiten te voorkomen. Met behulp van een strategische business
impact analyse zijn de risico’s en de prioriteiten van de diensten van Orbis locatie Glana
in kaart gebracht. In het geval van een calamiteit is het nu duidelijk welke diensten als
eerste aandacht behoeven en wat de mogelijke gevolgen zijn indien dit niet gebeurt.
Gedegen crisismanagement vereist een goede voorbereiding, het creëren van inzicht, en
het beperken van verrassingen. Het tweede verbeterpunt betreft crisiscommunicatie.
Hoewel binnen Orbis een aparte afdeling bestaat die verantwoordelijk is voor
communicatie, is er op dit moment geen concreet communicatieplan opgesteld. Door de
groeiende hoeveelheid informatie en de dominantie van de social media is het
noodzakelijk dat er een plan komt dat de informatiestromen stuurt. Verantwoord
crisismanagement vereist dat de juiste informatie, op het juiste moment, op de juiste
plek aankomt zodat mogelijke imagoschade beperkt blijft. De derde en laatste pijler
heeft betrekking op de verhoudingen tussen de betrokken teams tijdens een calamiteit.
Het calamiteitenplan zorgt voor een gecoördineerde inzet van interne hulpverleners en
teams. Orbis kent drie soorten teams: een operationeel team, een tactisch
40
calamiteitenteam, en een strategisch beleidsteam. Hoewel de coördinator BHV (lid van
zowel het calamiteitenteam als het beleidsteam) als verbindende schakel fungeert tussen
de afzonderlijke teams en de medewerkers in het veld, ontbreekt binnen Orbis een plan
dat de onderlinge teamrelaties definieert en reguleert. Voor gestructureerd
crisismanagement is het echter wél noodzakelijk dat dit er komt en dat er een actor
aangesteld wordt die de overkoepelende processen uitvoert en bewaakt: de
crisiscoördinator. De crisiscoördinator zou voor Orbis een nieuwe functie moeten worden
die, naast het ondersteunen van de coördinator BHV tijdens de warme fase, taken
verricht in de koude en day-after fasen. Crisismanagement heeft namelijk niet alleen
betrekking op activiteiten tijdens de calamiteit zelf, maar ook op zaken die vooraf en
naderhand geregeld moeten worden.
Tot slot mag geconcludeerd worden dat de gehele opleiding ‘Crisiscoördinator
Zorginstelling’ zeer leerzaam voor mij is geweest. Als veiligheidskundige en coördinator
BHV ben ik mij ervan bewust geworden dat het bestrijden en beheersen van een
calamiteit een complex gebeuren is. Naar aanleiding van de opleiding zijn een aantal
aandachtspunten en leermomenten aan het licht gekomen. Deze aandachtspunten zullen
aan het verantwoordelijk management ter vaststelling worden voorgelegd zodat ze
daarna door mij worden opgepakt en uitgewerkt:
Voorbereiding:
- De Business Impact Analysis (BIA) techniek moet organisatie breed
worden uitgevoerd;
- De afdeling communicatie moet een crisiscommunicatieplan opstellen;
- Met betrekking tot opleidingen moet het OTO-meerjarenplan vóór
november 2014 gemaakt zijn;
- Het ICT-netwerk mag niet uitvallen, het Care-syteem mag 72 uur
uitvallen. Met de firma Pink Rocade en de eigen ICT-afdeling moeten
duidelijke afspraken gemaakt worden over de maximale periode van
verstoring;
- Het gebruik van water is een van de problemen voor de locatie Glana. In
samenwerking met de watermaatschappij moet een ‘table-top’ oefening
gehouden worden.
Ondersteuning:
- Het aantal medewerkers dat zich heeft aangemeld voor het
locatiehulpteam moet uitgebreid worden. Door het management zullen
41
doormiddel van een aanmeldingscampagne meer personeelsleden moeten
worden geworven voor het team;
- Onderzocht moet worden of het mogelijk is om de groep van het
locatiehulpteam uit te breiden met vrijwilligers;
- In het wijkplatform moet uitleg worden gegeven over de hulp die
buurtbewoners zouden kunnen leveren bij een calamiteit.
Opvang:
- Het evacueren naar andere locaties moet geoefend worden;
- Met collega zorginstellingen zal een Convenant moeten worden opgesteld
over opvang van bewoners en cliënten tijdens een evacuatie;
- De voorwaarden van de dekking (in geval bewoners tijdens een calamiteit
buiten Orbis opgevangen worden) moet met de verzekeringsmaatschappij
worden bekeken.
Beleidsplannen:
- Het huidige calamiteitenplan is 8 jaar oud, onbekend binnen de
organisatie, en nooit aangepast. Het plan heeft een update nodig en om
het plan te borgen moet een E-Learning-module gemaakt worden;
- Een crisisplan bestaat nog niet binnen Orbis Thuis. In het eerste kwartaal
van 2015 moet Orbis een crisisplan hebben;
- Er zal awareness moeten worden gecreëerd voor dit crisisplan;
- De functie crisiscoördinator is onbekend binnen Orbis Thuis. In opdracht
van het bestuur zal in samenwerking met de afdeling HR een functieprofiel
moeten worden opgesteld en een crisiscoördinator worden benoemd.
42
Literatuuropgave
- Calamiteitenplan Orbis Thuis versie 4.0 april 2010.
- Orbis BHV-Opleidingsplan.
- Business Continuity Management “weg van gebaande paden”.
- Leidraad Cobra “continuïteit bij rampen in verpleeg- en verzorgingsinstellingen"
juli 2006.
- Leidraad Crisisorganisaties in de zorgsector.
- Kwaliteitskader Crisisbeheersing en OTO.
De zorgsector aantoonbaar voorbereid op rampen en crises.
- Zelfredzaamheid en crisissituaties infopunt Veiligheid.
- Hospital Major incident management and support H.M.I.M.S 2005.
- Adviseren als tweede beroep, Hannah Nathans 2006.
- Lesstof Rvarium academie