Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in...

119
1

Transcript of Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in...

Page 1: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

1

Page 2: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

Contact! Nederlands voor anderstaligen

Tekstboek

door Elsbeth de Leeuw Petra Roel Annemarie Cornax (Radboud in'to Languages)

met medewerking van Susan Mennen Ghislaine Giezenaar Jose Bakx (Radboud in'to Languages)

projectcoordinatie Radboud in'to Languages Susan Mennen

projectcoordinatie lntertaal Mathilde Kroon Nynke Scholtens

redactie Emma van Kampen Mathilde Kroon Jeanine Roos Nynke Scholtens (redactie lntertaal)

met medewerking van Roelfien Munnikes

grafische vormgeving ontwerp omslag: Jaap de Bruin, .j.j.design, Almere begeleiding lay-out: Julia de Vries (redactie lntertaal) lay-out: Jaap de Bruin, .j.j.design, Al mere illustraties : Jaap de Bruin, .j.j.design, Almere

ISBN 978 94 6030 1 346

Se druk 2013

© 2009 lntertaal, Amsterdam/ Antwerpen

Alie rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag warden vermenigvuldigd en/ of openbaar gemaakt in akoestische, filmische of welke andere vorm ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Het werk noch delen daarvan mogen warden ingescand en op een netwerk warden geplaatst. Dit geldt eveneens voor het intranet van onderwijsinstellingen.

Page 3: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

Voorwoord

Contact! Contact! is een driedelige, communicatieve, moderne leergang Nederlands voor hoogopgeleide, anderstalige volwassenen . De drie delen leiden naar niveau B2 van het Europees Referentiekader, het niveau van het staats­examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden.

Het belangrijkste doel van een taal is communicatie . Met behulp van Contact! leren cursisten de Nederlandse taal als instrument te gebruiken voor het geven en ontvan­gen van informatie, het uiten van gedachten, gevoelens, ervaringen en meningen. Gedurende het doorwerken van de leergang krijgen cursisten de benodigde lexicale en grammaticale bagage. Alie vaardigheden worden geoefend in een realistische, communicatieve setting.

Het belangrijkste didactische uitgangspunt van Contact! is dat zowel in het tekstboek als in het werkboek de lesstof is opgebouwd volgens het vierfasemodel van Neuner. Dit model onderscheidt vier fasen waarin taal­elementen aangeboden en verwerkt moeten worden. Om zo effectief mogelijk een taal te leren, gaan de oefeningen van receptief naar productief, en van geslo­ten naar open. In elk van de drie delen (A, B en C) van een hoofdstuk doorloopt de cursist het vierfasemodel van Neuner tweemaal. Dit geldt zowel voor het tekstboek als voor het werkboek.

De grammaticaoefeningen zijn socratisch van opzet. Dit houdt in dat de oefeningen de cursisten stimuleren om op basis van voorbeelden zelf bepaalde grammatica­regels af te leiden . Ook is ervoor gekozen de grammaticale onderwerpen cyclisch aan te bieden. Grammaticale onderwerpen komen in verschillende hoofdstukken weer terug, worden herhaald en geleidelijk uitgebreid en verdiept.

Contact! deel 1 Contact! deel l leidt naar niveau A2 en bestaat uit een tekstboek (met twee audio-cd's met luistermateriaal) + een woordenlijst, een werkboek (met drie audio-cd 's met luistermateriaal en uitspraakoefeningen) , een do­centenhandleiding en een website.

Het tekstboek bestaat uit twaalf hoofdstukken. De hoofdstukken bestaan allemaal uit drie delen (A, Ben C). Elk deel behandelt een subthema van het hoofdthema. De thema's sluiten nauw aan bij de belevingswereld van de beginnende cursist.

Oefeningen Elk hoofdstuk begint met een introductiepagina. Op deze pagina staan de titel van het hoofdstuk, de the­ma's en de taalfuncties. Daarnaast introduceren foto's het thema van het hoofdstuk. In het bijbehorende hoofdstuk in het werkboek staat een opdracht bij deze foto's . Na de introductiepagina volgen de oefeningen . In het tekstboek staan oefeningen voor alle vaardighe­den . Er is relatief veel aandacht voor spreekvaardigheid.

Ter bevordering van de communicatie werken cursisten in tweetallen, kleine groepjes of met de hele groep met rollenspellen, conversatie en spelletjes . Er is veel afwis­seling in werkvormen en soorten oefeningen zodat de cursisten hun interesse behouden . In de klassikale les­sen zal veel gewerkt worden met het tekstboek, terwijl cursisten het werkboek voornamelijk zelfstandig zul­len doorwerken. In het werkboek staan oefeningen voor alle vaardigheden, maar er is relatief meer aandacht voor schrijfvaardigheid.

Bij de oefeningen staan symbolen, zodat direct duidelijk is om wat voor soort opdracht het gaat. De verklarende lijst voor deze symbolen staat hieronder.

werkboekoefening

luisteroefening

spreekoefen ing - kettingoefening

spreekoefening in tweetallen

spreekoefening in drietallen

spreekoefening in groepjes

kopieerblad

Naast de oefeningen met bovengenoemde symbolen komen de volgende elementen in elk hoofdstuk van het tekstboek terug : notities, aanvulschema's, uitdruk­kingen, uitspraak, grammatica- en idioomoverzicht, can-do-statements. Bovendien bevat Contact! deel l vier spellen die cursis­ten in groepjes spelen. Hiermee herhalen ze op onge­dwongen, speelse wijze de lesstof.

Bijlagen Het tekstboek bevat vier bijlagen : 1. De lijst met grammaticale termen en voorbeelden . 2. Het grammaticaoverzicht. Hierin staat de behandelde

grammatica gerangschikt op thema. 3. De lijst met sterke en onregelmatige verba. 4. De transcripties van de luisterteksten uit het tekst­

boek die niet in de hoofdstukken zijn afgedrukt.

Bij het tekstboek hoort een apart boekje met een uit­gebreide woordenlijst per les en een alfabetische woor­denlijst, die de cursisten en studenten helpen bij zowel het opzoeken als het leren van woorden. Beide lijsten zijn vertaald in het Engels en er is ruimte om een eigen vertaling in te vullen.

Page 4: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

A

B

c

A

B

c

A

B

c

lnhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Waar komt u vandaan?

Hoe heet u? Vragen en reageren: naam, nationaliteit, land van

herkomst, talenkennis

1, 2, 3, 4 Vragen en reageren : adres, woonplaats, leeftijd,

geboortedatum Het alfabet Spellen Tellen

Tot de volgende keer! Begroeten en afscheid nemen Uzelf en iemand

anders voorstellen Vragen en reageren: beroep en studie Een formulier invullen

• pronomen personale : subjectsvorm presens

• presens hebben en zijn • woordvolgorde in hoofdzinnen en

vraagzinnen • alfabet

getallen (plus, min, gedeeld door, keer)

• woordvolgorde in vraagzinnen

Hoofdstuk 2 Zullen we iets afspreken?

Dat is lang geleden! Vragen en reageren : hoe het met iemand gaat De dagen van de week Vragen en reageren:

een afspraak maken

Tot hoe laat is het museum open? Tijden, klokkijken Vragen naar openingstijden Een agenda invullen

Wat gaan we eten? Een menukaart in het restaurant lezen Bestellen in een restaurant Zeggen dat je

iets niet begrijpt/verstaat De maanden, de seizoenen

• artikel (definiet / indefiniet) • woordvolgorde/inversie in

hoofdzinnen met tijds- of plaatsaanduiding

• modale verba au x iliari : moeten, mogen, willen, kunnen, zullen en gaan niet / geen adjectieven

Hoofdstuk 3 Doe jij vandaag de boodschappen?

lk lust geen spruitjes! Zeggen wat jewel en niet lekker vindt Smaken

Een kilo asperges alstublieft! Eten kopen : geld , gewichten, levensmiddelen,

verpakkingen , winkels Naar prijs en gewicht vragen

Mag het ietsje meer zijn? Boodschappen doen Vragen waar iets staat in

een winkel

• comparatieven I superlatieven • demonstratief pronomen • adverbia: hier, daar • om te + infinitief (ik heb zin om te

koken) • substantief: singularis/pluralis • er (hoeveel wil je er?)

twee hoofdzinnen en conjuncties (en, maar, want, dus, of)

Spel 1 Het wat-weet-u-al -spel!

lilJ Hoofdstuk 4 Wat doe je zoal op een dag?

A 's Morgens als ik opsta ... Je dag omschrijven Tijdstippen en dagdelen

aangeven Een verhaal structureren

B Smakelijk eten! Huishoudelijke taken (Eet)gewoontes, maaltijden Frequentie aangeven

c Wat zijn je hobby's? Praten over bezigheden , hobby's en sporten

• lk wil wel maar ... (+ herhaling modale verba au x iliari)

• lk ben aan het ... / lk ben bezig met ... / lk ga .. .

• woordvolgorde in hoofdzinnen met inversie (uitbreiding eerst, dan, daar­na, vervolgens, ten slotte)

• woordvolgorde bijzin en conjunctie 'omdat'

• imperatief (+ vriendelijke vorm met maar, eens, even)

• frequentiewoorden : nooit, soms, af en toe, meestal , altijd, vaak

Pagina

7

• /aa/ en /a/ • / oo/ en / o/ • vraagintonatie

27

• / ee/ en / e/ • /ie/ en /i/ • klemtoon

49

• lange en korte vocalen

• /uu/ en /u/

67

69

• zinsaccent

Page 5: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

A

B

Hoofdstuk 5 Zullen we naar de stad gaan?

Is hier een bioscoop in de buurt? De weg vragen en de weg wijzen: een route

beschrijven, afstand en lengtematen lemand bedanken en reageren Vervoermiddelen

Een dagje uit! Een voorstel doen en reageren Afspraken maken Plaatsen reserveren

• zelfstandig gebruik van adjectief (iets leuks, iets zinnigs , wat moois)

• rangtelwoorden • pronomen personale: subjectsvorm

+ objectsvorm • hoofdzin + bijzin en conjuncties

(als, terwijl , omdat)

C Uitverkoop! Winkelen : kleding, kledingwinkels, mode, kleuren

en maten

Hoofdstuk 6 Hoe zie je eruit?

Pag ina

85

• klemtoon

l l l

A Mijn vader is een beetje dik ... • possessief pronomen • ritme Familiesamenstelling Uiterlijk beschrijven Een compliment geven en reageren

B Gefeliciteerd! Feliciteren, condoleren en wensen Emoties

benoemen Feestdagen in Nederland

c lk zoek een lieve man! Karakter beschrijven ldeale partner beschrijven Relatievormen

Spel 2 Het u-bent-op-de-helft-spel!

• pronomina met en zonder nadruk • drie functies 'je': subjectsvorm,

objectsvorm, possessiefvorm • er I daar • praten over de toekomst (Hij gaat

morgen trouwen. Hij trouwt morgen. I Hij zal morgen trouwen .)

• separabele verba • woordvolgorde bij separabele verba • diminutief

Hoofdstuk 7 Voel je je niet goed?

A

B

lk voel me niet lekker! Lichaamsdelen benoemen

en ziektes benoemen

Bij de dokter Naar de huisarts , apotheek

geven Beterschap wensen

Klachten beschrijven

Advies vragen en Bijsluiters lezen

C Stress? Doe er wat aan! Gezondheid en manier van leven Advies vragen

en geven

• reflexieve verba en reflex ief pronomen

• perfectum (regelmatige vormen) • perfectum (onregelmatige vormen) • zou / zouden bij een advies • meer separabele verba

Hoofdstuk 8 Heb je je al ingeschreven?

A

B

Op het gemeentehuis Aangifte doen Een paspoort of rijbewijs

aanvragen /vernieuwen

Heb je dit al eerder gedaan? Een baan zoeken , solliciteren Werkervaring

omschrijven

C lk heb er zo'n zin in! lnformatie over een reis zoeken en vragen

• verwijzen naar objecten • liggen , staan, zitten bij objecten • participium van separabele verba • zo/zo'n • indirecte rede (conjunctie 'dat' en

woordvolgorde bijzin) • enkele verba met een vaste prepositie

141

143

• sjwa / of

167

• / ei / en / ij / • / au/ en / ou/ • /ui /

Page 6: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

Hoofdstuk 9 Hoe was jullie vakantie?

A Lekker op vakantie! Vertellen over reizen en bestemmingen Landen

en steden beschrijven Windrichtingen

B Vakantieverhalen Vertellen over je vakantie Vertellen over vroeger

C Lieve Marie Vertellen wat je hebt meegemaakt Een positieve/

negatieve reactie geven Een e-mail of brief schrijven: structuur en briefconventies

Spel 3 Het grate Waddeneilanden-spel!

• ergens, nergens, overal, hier, daar • verbum auxiliare: hoeven • imperfectum (regelmatig) • imperfectum (onregelmatig) • introductie: wanneer perfectum,

wanneer imperfectum

Hoofdstuk 10 Heb jij een leuk huis?

A Een tuin op het zuiden Woningtypen Een woning zoeken lndeling huis lnteresse tonen

B Ons paleisje Praten over je huis: afmetingen en materialen

C lk ga op kamers Een kamer huren/verhuren lnrichting: meubels

en apparaten

• er+ indefiniet subject • adjectieven eindigend op -en

(material en) • liggen, staan, zitten, hangen bij

objecten

Hoofdstuk 11 Heb je het al gehoord?

A

B

Wat een blunder! Een verhaal vertellen in het verleden Een

formele brief schrijven: structuur, vaste formules en briefconventies

Het nieuws Je mening over iets geven De hoofdpunten van

een nieuwsbericht begrijpen

C Typisch Nederlands? Praten over het weer lnformatie over Nederland

begrijpen

• herhaling perfectum en imperfectum

• imperfectum separabele verba • 'het (on)eens zijn met' • relatief pronomen die/ dat en de

relatieve bijzin

~ Hoofdstuk 12 Weet jij al wat je gaat doen?

A

B

c

Studeren, studeren, studeren Het Nederlandse schoolsysteem Vertellen over

je opleiding

Aan het werk! Praten over je beroep/werk Praten over

beroepswensen Praten over je werkdag

In de praktijk lnformatie begrijpen en vragen over een stage Een grafiek beschrijven

Spel 4 Het grate taal- en cultuurspel

Lijst met grammaticale termen en voorbeelden Grammaticaoverzicht Lijst met sterke en onregelmatige verba Transcripties Bronvermeld i ng

• herhaling futurum • iedereen, allemaal, iemand, nie­

mand, alles, niets, wat, iets, elk(e), ieder(e), heel, hele, veel, weinig

• zou/zouden bij een wens • herhaling imperatief

(gebod uitspreken) • bijzondere subjecten: persoonsvorm

singularis (De groep is tevreden.)

• /eu/ • foe/

Pagina

185

209

211

• /g/, /h/, /ng/, /w/, /r/

231

• ritme

263

• herhaling van alle uitspraak­onderwerpen

291

293 295 312 317 332

Page 7: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

Wat leert u in dit hoofdstuk?

A Hoe heet u?

B 1, 2, 3, 4

Vragen en reageren : naam, nationaliteit, land van herkomst, talenkennis

Vragen en reageren: adres, woonplaats, leeftijd, geboortedatum Het alfabet Tell en

C Tot de volgende keer! Begroeten en afscheid nemen Uzelf en iemand anders voorstellen Vragen en reageren : beroep en studie Een formulier invullen

9.

zeven 7

Page 8: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

A Hoe heet u?

Luisteren - Een nieuwe klas cd 1 - 1

a) Een docente begroet de nieuwe cursisten in de klas. Bekijk de presentielijst. Luister naar de dialogen. Wie is aanwezig? Kruis aan in de presentielijst.

- Presentiel ijst -- naam land aanwezig Mario Ambrosini Italie 0 Helmut Bergmann Du its land 0 Jacques Deveraux Frankrijk 0 Mohammed Kandili Turkije 0 Aziz Kermani Afghanistan 0 Su Ling China 0 Marwane Mohmed Marokko 0 Jose Martinez Spanje 0 Helen Mirror Groot-Brittannie l[i

Ingeborg Olvang Denemarken Elena Protsjenka Rusland

b) Luister nag een keer naar de dialoog. Wat hoort u? Omcirkel het juiste woord.

Voorbe Goedemorgen hallo! lk ben Annemarie Rutten. lk en JU ie docente. lk wil eerst graag weten wie ju I lie zijn .

Hoe/wie heet u? • lk ben Helen Mirror. lk kom uit Engeland, dus uit

Groot-Brittannie. Mijn moedertaal is Engels. lk spreek ook een beetje Nederlands.

En hoe/wie bent u? • lk ben Aziz en ik kom uit Afghanistan.

lk spreek Pasjtoe en een beetje Engels. Is Aziz je voornaam of je achternaam?

• Aziz is mijn voornaam. Kermani is mijn achternaam .

• lk heetJose. Mijn achternaam is Martinez. lk kom/ben uit Spanje, uit Barcelona. lk spreek Spaans en Catalaans.

En u? Wat/Wie is uw naam? • lk heet Mario Ambrosini. lk kom/ben uit ltalie,

uit Rome. Mijn moedertaal is ltaliaans. Welke talen spreekt u nog meer?

• Sorry, ik spreek alleen ltaliaans.

En wat is uw naam, meneer? • lk/jij heet Marwane Mahmed. lk/jij kom uit

Marokko en ik/jij spreek goed Arabisch en Frans.

En u, mevrouw? Wat is uw /je naam? • Mijn naam is Elena Protsjenka.

lk ben/heet Russin. lk kom uit Moskau. lk spreek Russisch, Engels, Pools en een beetje Arabisch.

8 acht

0 0

En u, meneer, hoe heet/bent u? • Mijn naam is Helmut Bergmann . lk ben Duitser.

lk kom uit Berlijn. Mijn moedertaal is Duits. lk spreek ook Engels en een beetje Spaans.

En wie heet/bent u? • lk heet Su Ling. lk kom uit China.

lk spreek Chinees en Engels.

En hoe heet/bent u? • lk heet Ingeborg Olvang. lk kom uit Denemarken.

lk spreek Deens, Zweeds en Engels.

lk mis nog iemand . Wie/Hoe is Mohammed Kandili? • lk heet Mohammed! Maar mijn roepnaam is Serhat.

lk kom/ben uit Turkije en ik spreek Turks, Engels en een beetje Nederlands.

En wie is Jacques Deveraux? Is Jacques Deveraux uit Frankrijk aanwezig? Nee? Oke. Nou, allemaal bedankt voor het voorstellen . Zullen we elkaar nu met 'je' aanspreken en niet meer met 'u'? Oke? Dan beginnen we nu met de les.

Page 9: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

c) Je wilt de naam, nationaliteit, moedertaal en talenkennis van iemand weten . Wat kun je zeggen? Vul het schema in.

informeel

vraag

heet je? Wat is je naam?

En ben jij?

Waar kom je vandaan? Uit welk land kom je?

Welke nationaliteit heb je?

Wat is je moedertaal?

Welke talen spreek je nag meer?

antwoord

lk l Helen. Mijn naam is Elena.

lk ben John.

lk kom I China.

lk ben Amerikaan.

Mijn moedertaal is

C-lk oak Frans, Duits en Engels.

formeel

vraag antwoord

heet u? lk heet Helen Mirror. Wat is uw naam? Mijn is Ingeborg Olvang.

En bent u? lk ben Su Ling.

Waar komt u vandaan? lk kom Denemarken. Uit welk land komt u?

Welke nationaliteit hebt u? 1k r , Deense.

Wat is uw moedertaal? Mijn moedertaal is Deens.

Welke talen spreekt u nag lk I ~oak Russi sch meer? en Pools.

. 1 2 lnvuloefening - lk kom uit ... , ik ben ... , ik spreek ...

Kijk nog een keer naar de dialogen uit oefening 1 b). Vul het schema in.

lk kom uit lk ben l lk spreek

• I t T

l Nederland Nederlander Nederlandse Nederlands

2 Eng eland Engelsman Engelse ---...i. -

3 Afghaan Afghaanse Pasjtoe

4 Spanje Spanjaard Spaanse Spaans

5 ltalie ltaliaan ltaliaanse 1..;f~.

6 ' - Marokkaan Marokkaanse Arabi sch

7 Rusland Rus I I Russisch

8 Du its land - Duitse Du its

9 , __ -a'2;;! Chinees Chinese Chinees

l 0 ./lfi f - Deen Deense Deens

l l Turkije Turk Turkse . -- - . -

-~ WB lA - 1,2, ~-

negen 9

Page 10: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

3 Grammatica - Woordvolgorde hoofdzin

Kijk naar het schema.

lk heet Koen.

Hij spree kt Nederlands.

Zij komt uit Nederland.

I subject I verbum rest

Vul nu het volgende schema in.

I s ubject I verbum rest

lk uit Amerika.

Hij spree kt

Mijn moedertaal Du its.

heet Helen.

Zijn naam John.

4 Spreken - Hoe heet je? Welke nationaliteit heb je? 1:8 Vraag elkaar naar naam en nationaliteit.

Voorbee/d: Cursist A: Hoe heet je? Cursist B: lk heet Stefan . Cursist A: Welke nationaliteit heb je? Cursist B: lk ben Duitser. Wat is je naam? Cursist C: Mijn naam is Cathy. Cursist B: Welke nationaliteit heb je? Cursist C: lk ben Amerikaanse. Etc.

5 lnvuloefening - En dit is ...

Vul in .

Mijn naam is Yadollah, maar mijn roepnaam is Yadi. lk kom 11 1 :i11

Iran. lk Farsi, Dari en ook goed Russisch, want mijn moeder

komt Rusland . Mijn vader is , hij is geboren

in Afghanistan. Het is een internationale familie!

is Amir. Amir komt Afghanistan. Dit is mijn vriend, zijn

Zijn moedertaal Dari. Hij spreekt ook een beetje Engels.

En dit is mijn docente. Zij komt uit Nederland, zij is

Haar is Nederlands en zij spreekt ook goed Engels en Frans .

·~=l=A=- ='.4,=5==::::::::::===::===::::='.__,I '

l 0 tien

Page 11: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

~ 6 Lezen - lk heet Annabelle

a) Lees de tekst.

b) Geef antwoord.

Ik heet Annabelle Olivier. Mijn moedertaal

is Frans. Ik spreek ook nog andere talen:

Engels, Duits en een beetje Nederlands. Ik

kom uit Frankrijk, maar ik woon in Neder­

land. Mijn moeder komt uit Marokko en ··

mijn vader komt uit Frankrijk. Ik heb een

dubbele nationaliteit: ik ben Fram;aise en

Marokkaanse. En wie ben jij?

1 . Hoe heet ze? 4. Uit welk land komt de vader van Annabelle?

Ze heet Annabelle Olivier. Hij komt

2 . Waar komt ze vandaan? 5. Uit welk land komt de moeder van Annabelle?

Ze komt Ze komt

3. Welke talen spreekt ze? 6. Welke nationaliteit heeft Annabelle?

Ze spreekt Ze is

c) Annabelle vraagt: "En wie ben jij?". Geef antwoord op de vraag.

Voorhee/d: lk ben Mariska Vervoort. lk kom uit Nederland. lk spreek Nederlands en Engels. lk ben Nederlandse.

7 Spreken - Wie zijn uw medecursisten? ~@

llltl' ·

Loop rend en vraag minimaal vijf medecursisten naar naam, land van herkomst, moedertaal en talenkennis.

Voorheeld: Cursist A: Hoe heet je? Cursist B: lk heet Fuat Yilmaz. Cursist A: Waar kom je vandaan? Cursist B: lk kom uit Turkije.

Uitdrukking

Cursist A: Wat is je moedertaal? Cursist B: Mijn moedertaal is Turks. Cursist A: Welke talen spreek je nog meer? Cursist B: lk spreek ook Engels. Etc.

nee hallo morgen

Daar is geen woord Frans bij!

elf 11

Page 12: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

B 1, 2, 3, 4

Luisteren - Het abc cd 1 - 2 /

a) Luister naar het alfabet.

Alfabet a b c d e f g h i j k I m n o p q r s t u v w x y z

b) Luister nag eens naar het alfabet. Herhaal de letters .

2 Luisteren - Hoe spel je dat?

a) Luister naar de dialoog en lees mee. cd 1 - 3

0 ja. En u? Wat is uw naam? Goedemorgen! We beginnen vandaag met de cursus Nederlands. lk zal mezelf eerst even voorstellen : mijn naam is Marlies de Jong.

• Mijn naam is Jose Fernandez. lk kom uit Spanje .

Mijn voornaam is Marlies en mijn achternaam is De Jong . En wie bent u?

• lk ben Aziz Ettahiri. lk kom uit Marokko. Ettahi r i? Hoe spel je dat?

Fernandez , kunt u dat spellen? • F - e - r - n - a - n - d - e - z.

Bed an kt .

En hoe heet u? • E - t - t - a - h - i - r - i. • Zeg maar 'jij ' hoar. Mijn naam is Adam Ukusare.

Oke Adam. Hoe spel je 'Ukusare'? • U - k - u - s - a - r - e.

b) Luister en zeg de zin en de letters na. ( cd 1 - 4

l . Mijn naam is Rasoulpour. 2. lk heet Karima. 3. lk ben mevrouw Kanfo ri .

R - a - s - o - u - I - p - o - u - r. K - a - r - i - m - a.

K- a - n -f - o- r -i. 4 . Mijn achternaam is Dubytska. 5. Mijn voornaam is Ljiljana.

D - u - b - y - t - s - k - a.

L - j - i - I - j - a - n - a.

3 Spreken - Hoe spellen jullie dat? ,a Vraag elkaar hoe u heet. Vraag dan hoe u uw naam spelt.

Voorhee/d: Cursist A : Hoe heet je? Cursist B: lk heet Moritz Schmaltz. Cursist A : Hoe spel je dat? Cursist B: S - c - h - m - a - I - t - z. Wat is je naam? Cursist C: Mijn naam is Chris Anderton. Etc.

4 Getallen

a) Luister naar de getallen. 1 .) cd 1 - 5

0 nul

een 6 zes

2 twee 7 zeven

3 drie 8 acht

4 vier 9 negen

5 vijf 10 tien

l 2 twaa/f

11

12

13

14

1 5

elf

twaalf

dertien

veertien

vijftien

16 zestien

17 zeventien

18 achttien

19 negentien

20 twintig

Page 13: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

b)

c)

d)

21 eenentwintig

22 tweeentwintig

23 drieentwintig

30 dertig

40 veertig

50 vijftig

60 zestig

Meer getallen

1000

1500

2000

l .000.000

duizend

vijftienhonderd

tweeduizend

een miljoen

l.000.000.000 een miljard

24 vierentwintig

25 vijfentwintig

26 zesentwintig

70 zeventig

80 tachtig

90 negentig

100 honderd

27

28

29

200

300

400

zevenentwintig

achtentwi ntig

negenentwintig

tweehonderd

driehonderd

vierhonderd

NOTITIE

Bij geboortejaren zeggen we· "Ik ben · ·

geboren m negentientweeenzestig"

~ bij geboortejaren noem je het woord .honderd' niet, bij andere getallen noem 1e hetweI.

Vergelijk:

576

1962

vijfhonderdzesenzeventig

negentienhonderdtweeenzestig

lk woon op nummer 576.

Die tv kost 1962 euro.

het jaartal 1962 (negentientweeenzestig) en het bedrag 1962 euro (negentienhonderdtweeenzestig)

Luister nog eens naar de getallen en herhaal de getallen. cd 1 - 5

Welke van de twee getallen hoort u? Kruis aan. cd 1 - 6

l. ~ l 5 D 5 5. D 8 D

2. D 6 D 7 6. D 21 D

3. D l3 D 14 7. D 167 D

4. D 7 D 9 8. D 18 D

Luister naar de dialogen. Welke afbeelding hoort bij welke dialoog? Schrijf het juiste nummer bij de afbeelding.

dialoog

[ -. -. 3 :) [-. -. s :) c-. -. 7' ] c-.-. ~ J c-. ~-- :J [ -. ~3:) 1: -. ~s J dialoog

@ ~B-18 · 2·, ~ ~

dialoog

dialoog

T dialoog

18

41

176

80

( cd 1 - 7

dialoog

dialoog

dertien l 3

Page 14: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

18 s Spreken - Wat is je telefoonnummer? •. a

Vraag elkaar naar het telefoonnummer.

Voorbeeld: Cursist A: Wat is je telefoonnummer? Cursist B: 043-4870042. Wat is je telefoonnummer? Cursist C: 06-97264587. Etc.

6 Spreken - Hoeveel is ... ? '.~

Geef elkaar tien sommen op.

NOTITIE

Hoeveel is ... ?

Voorbeeld: Cursist A: Hoeveel is zes keer twee? (6 x 2)

1 + 1 = 2 een en/plus een is twee 10 - 7 = 3 tien min zeven 15 d.ne. . 5 x 2 = 10 vijf maal/keer twee 15 tien . 9 : 3 = 3 negen gedeeld door dne 15 dne

Cursist B: Dat is twaalf. Hoeveel is vijf plus negen? (5 + 9) Cursist A: Dat is veertien . Hoeveel is zestien gedeeld door vier? (16 : 4) Etc.

7 Lezen - Opa Jan

a) Lees de tekst.

Dit is opa Jan. Hij heet officieel Johannes

Karelsen, maar iedereen zegt opa Jan.

Hij is geboren in Den Haag, in het jaar

1929. Opa Jan is oud. Hij woont al zijn

hele leven in Den Haag, aan de Koningin

Emmakade op nummer 64. De postcode

is: 2318 CD. Hij heeft geen mobiele

telefoon, maar wel een vaste telefoon.

Zijn telefoonnummer is: 070-3357196.

Opa Jan is gezond, maar wel een beetje

eenzaam. Wie schrijft opa Jan een brief?

b) Geef antwoord op de vragen.

1 . Hoe heet opa Jan officieel?

2. In welke stad is opaJan geboren?

3. In welkjaar is opaJan geboren?

4. Waar woont opa Jan?

5. Op welk huisnummer woont opaJan?

c) Je wilt adres, huisnummer, telefoonnummer en leeftijd weten. Wat kun je zeggen? Vul nu het schema in.

inform eel form eel antwoord

Waar woon je? woont u? In Utrecht. Wat is je ad res? is uw adres? Kabelstraat 16.

Hoe schrijf je dat? Hoe schrijft u dat? ~

Kun je dat spellen? Kunt u dat spellen? K-a-b- D•n•Cl•

I - is je huisnummer? Wat is uw huisnummer? Op welk nummer woon je? =::Ji I nummer woont u? lk woon op nummer 1 0.

Welke postcode heb je? I postcode hebt u? 6789 AA.

[. _ is je telefoonnummer? I - uw telefoonnummer7 024-3888217.

is je mobiele nummer? [----, c:.J uw mobiele nummer? 06-39821716.

Wat is je e-mailadres? I - uw e-mailadres? [email protected].

I oud ben je7 Hoe oud bent u? lk ben 21 jaar.

Wat is je leeftijd? Wat is _ :=l leeftijd? lk ben 44.

Wat is je geboortedatum? Wat is~ l geboortedatum? 2januari 1975.

14 veertien

J

Page 15: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

8 Spreken - Wat is uw adres? \.~

Stel de vragen uit het schema nu aan elkaar. Cursist A stelt eerst de vragen uit het schema aan cursist B. Wissel daarna van rol.

Voorbeeld: Cursist A: Wat is je ad res? Cursist B: Riekstraat 30. Cursist A: Kun je dat spellen? Cursist B: Ja, r - i - e - k - s - t - r - a - a - t. Nummer 30 . Etc.

9 Lezen - Het Nederlands in de wereld

a) Lees de tekst en omcirkel de verba.

Voorbeeld: Het Nederlands@een lndo-Europese taal.

Het Nederlands is een lndo-Europese taal. Circa 23 miljoen mensen spreken het Nederlands als moeder­taal. De meeste van deze sprekers wonen in West-Europa. Het Nederlands is de officiele taal in Nederland en in Vlaanderen, een deel van Belgie. Het Nederlands van Vlaanderen heet Vlaams. Nederland en Belgie liggen in Europa. De inwoners van Suriname - ex-kolonie van Nederland - kennen het Nederlands ook, maar zij spreken meestal Sranantongo. De inwoners van de eilanden Aruba, Bonaire, Curai;:ao, Saba, Sint-Eustatius en Sint-Maarten - eilanden binnen het koninkrijk der Nederlanden - spreken wel Nederlands, maar meestal Papiaments. Deze eilanden en Suriname liggen in Midden- en Zuid-Amerika. Het Nederlands en het Duits behoren tot dezelfde familie. Ze lijken een beetje op elkaar. Het Nederlands heeft ook veel overeenkomsten met het Engels. Men spreekt Afrikaans in Zuid-Afrika. Ook het Afrikaans heeft banden met de Nederlandse taal. In de officiele taal van Indonesie, het Bahasa, zitten ook veel Nederlandse elementen, want Indonesie is ook een voormalige kolonie van Nederland. Nederlandse immigranten in de hele wereld spreken soms ook nog Nederlands.

Het Nederlands in de wereld

vijftien 1 5

Page 16: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

b) Vul de juiste vormen van het presens in.

infinitief

liggen spreken

singularis

ik lig spreek

jij/je ligt lig_ je/jij spreekt

u ligt

hij lig t

zij/ze lig t

het lig t

plural is

wij/we liggen

ju I lie liggen

zij/ze

c) De vorm van het presens bij 'jij/je' en 'u' is hetzelfde als bij

d) De pluralisvormen zijn identiek aan de

@) ______ --- . ' ru WB 1 B . 6, 7

10 Spreken en grammatica - Welke vorm?

spreekt

spree kt

spreken

Kijk naar het schema. Cursist A noemt een getal uit het schema. Cursist B geeft het pronomen personale met de juiste vorm van het verbum. Kies om de beurt tien getallen.

Voorbeeld: Cursist A: 85 Cursist B: We studeren. Etc.

spreken

begrijpen

wonen

luisteren

studeren

:.dansen

1 6 zestien

Cursist B: 26 Cursist A: lk woon.

wonen

woon

spreek_ je/jij woon t _ je/jij

. . . · · wiJ" (== met nadruk) • (== zonder nadruk) versus JlJ' ZlJ' 1e, ze, we

+-+ Hij is Nederlands rnaar jij bent Je bent Russisch. Russisch.

Zeis 18.

We spreken Nederlands.

ze wonen in Tilburg.

l k ben 19 rnaar zij is 18.

U spreekt geen Nederlands rnaar wij spreken wel Nederlands.

Wij wonen in Breda rnaar zij wonen in Tilburg.

Page 17: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

11 Spreken - Waar woont u? \@ 1~

U wilt graag meer informatie over uw medecursisten. U krijgt een fo rmulier van de docent. Loop rand en vraag drie medecursisten naar naam, adres, telefoonnummer, e-mailadres en leeftijd. Vul het formulie r in.

Voorbee/d: Cursist A: Wat is je naam? Cursist B: Mijn naam is LiaJin.

Cursist A: Hoe spel je dat? Cursist B: L - i - a - j - i - n.

Cursist A: Wat is je ad res? Cursist B: Oranjestraat 2 5.

Cursist A: Welke postcode heb je? Cursist B: 3511 RA.

Cursist A: Wat is je woonplaats? Cursist B: Utrecht.

Cursist A: En wat is je telefoonnummer? Cursist B: 030-4889231.

Cursist A: En wat is je mobiele nummer? Cursist B: 06-12673985.

Cursist A: Wat is je e-mail ad res? Cursist B: [email protected].

Cursist A: Hoe oud ben je? Cursist B: lk ben 28.

NOTITIE

@ = apenstaartje I at

Uitdrukking

lliJhoofdstuk l B, odel!lng l J

Naam: _______ "·----- --------"-----

' I I

-0-/ I '

Beter een vogel in de hand don tien in de lucht.

zeventien 1 7

Page 18: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

C Tot de volgende keer!

Luisteren - Begroeten en afscheid nemen ( cd 1 - 8

a) Luister naar de dialogen. Zet de woorden op de juiste plaats in het schema.

dag - doei - goedemiddag - hallo - hoi - tot ziens

komen (begroeten) weggaan (afscheid nemen)

informeel I l I

I

formeel goedemiadag I I

r= I

b) Bekijk de woorden nog een keer.

dag - doei - goedemiddag - hallo - hoi - tot ziens

Welke formele woorden kun je ook informeel gebruiken? Welke informele woorden kun je ook formeel gebruiken? Schrijf de woorden in het schema bij a).

c) Zet de extra woorden op de juiste plaats in het schema bij a).

goedenacht - goedenavond - tot de volgende keer - tot gauw - tot morgen - tot straks -tot zo - welterusten - goedemorgen

?~---... .

\~:L)=~--'!!.____=B =1 C= - =1 =======--!) 1 8 achttien

NOTITIE

Hoe spreek je mensen aan?

man -+ 'meneer' vrouw -+ 'mevrouw'

-+ 'je' ofvoornaam bekenden, jonge mensen -+ , ' f 'meneer I mevrouw' + achternaam onbekenden, oudere mensen u o

. zich aan u voorstelt, kunt u reageren met:. Als iema~d t ten' of: 'Prettig kennis te maken . 'Leuk u/ 1e te on moe • meeste Sams hoort u als reactie , Aangenaam . De mensen zeggen dit niet meer.

Page 19: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

2 lnvuloefening - Wat vraag je?

a) Maak een vraag bij het antwoord .

vraag

informeel formeel

Hoe schrijft u dat?

Hoe spelt u dat?

Wat is uw beroep?

b) Maak een vraagzin van een gewone hoofdzin. Gebruik de formele (u) en de informele Ge) vorm.

Woordvolgorde hoofdzin

Hij spreekt

le komt

I subject I verbum

Woordvolgorde vraagzin

form eel -- --informeel

form eel -informeel

::,@) ~B · ;~ - 2, 3, 4, 5 0

Nederlands.

antwoord

lk heet Miriam.

M - i- r - i - a - m.

Mijn achternaam is De Bok.

D - e - b - o - k.

lk woon in Nijmegen.

lk kom uit Marokko.

Holleweg (nummer) 16.

024-3768217.

lk studeer Russisch .

lk ben tandarts.

lk spreek Turks en Frans .

lk spreek twee talen .

uit Nederland.

I rest

Nederlands?

uit Nederland?

I rest

negentien 1 9

Page 20: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

3 Grammatica - Subject en persoonsvorm

a) Omcirkel het pronomen (subject) en de persoonsvorm.

Voorbeeld: Dag meneer, 8 Miriam Gomez.

Dialoog 1 Dag meneer, ik ben Anton Jansen en wie bent u?

• lk ben Carlos Santiago. Leuk u te ontmoeten, meneer Santiago. Waar komt u vandaan?

• lk kom uit Spanje, uit Sevilla. Bent u al lang in Nederland?

• lk ben hier al drie jaar. Wat voor werk doet u?

• lk ben kok. Wat leuk! Veel succes met uw werk.

• Bedankt. Tot ziens, meneer Santiago.

• Tot ziens.

Dialoog 3 He, hallo, Paul!

• He, hoi, Marga, wat leuk! Marga, dit zijn Stefania en Aldo. Ze komen uit ltalie. Prettig kennis metjullie te maken, ik ben Marga.

+ Hallo. Wonen jullie in Nederland?

+ Nee, wij zijn hier op vakantie . • Ze logeren bij mij.

Gezellig . Jullie spreken heel goed Nederlands .

+ Wij hebben een Nederlandse moeder. 0, dan begrijp ik het. Nou, fijne vakantie nog en tot ziens.

+ Tot ziens. • Doei, Marga. Tot snel!

b) Vul het schema in .

hebben

singularis

.I heb

hebt ! heb je

hebt/ heeft*

hij

zij/ I

het _J pluralis

zijn

bent

bent

Dialoog 2 Hoi, ik ben Monique en hoe heetjij?

• lk heet Peter. Waar kom jij vandaan, Peter?

• lk kom uit Amerika, uit Los Angeles. Nou, je spreekt al heel goed Nederlands.

• Dank jewel. Benje in Nederland voor je werk?

• Nee, ik studeer hier. Wat studeer je?

• lk studeer taalwetenschap. Nou, succes met je studie en tot ziens Peter.

• Doei.

Dialoog 4 • Met Nel Croes.

Goedemiddag mevrouw Croes , mijn naam is Judy Benne. lk ben de secretaresse van meneer Van der Wal. Hij wil u informatie over het congres toestu­ren ... Eh, wilt u het per e-mail of per post ontvangen?

• Per post graag. Oke, wat is uw adres?

• lk woon op de Amstelkade nummer 20 in Amster­dam. En wat is uw postcode?

• 1065 PK. Dank u wel. lk stuur de informatie meteen op.

• Oat is vriendelijk van u. Dank u wel. Dag mevrouw Croes, nog een fijne dag verder.

• U ook. Dag.

' ben je

I

I

wij/ l _J ju I lie ] J

1

* De officiele vorm bij 'u ' is 'hebt'. In de spreektaal hoort u vaak 'heeft' . Beide vormen zijn goed.

20 twintig

Page 21: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

4 Spreken - waar komt u vandaan? 'a Vraag elkaar waar u vandaan komt. Doe dit formeel of informeel.

Voorbeeld: Cursist A: Waar kom je vandaan? Cursist B: lk kom uit Turkije.

Uit welk land komt u? Cursist C: lk kom uit de Verenigde Staten.

Waar komt u vandaan? Etc.

5 Spreken - Wij komen uit ... @ ·~ a) U krijgt een kaartje van de docent.

U bedenkt een vraag over het woord op uw kaartje. ad res Voorbeeld: Wat is je adres? /In welke straat woon je?

b) Stel de vraag aan cursisten in uw groep. Zoek in de groep naar mensen met hetzelfde kaartje. Vorm samen een groepje.

c) Vraag in uw groep naar de naam van uw medecursisten.

d) De groep stelt zich aan de klas voor.

Voorbeeld: Cursist A: Dit is John . Hij woont in de Kerkstraat op nummer 8. Cursist B: Dit is Magda. Zij woont aan het Begoniaplein 23. Etc.

6 Schrijven - lnschrijfformulier

U wilt een cursus Nederlands volgen. U gaat naar een taleninstituut. U krijgt bij de balie een inschrijfformulier. Vul uw persoonlijke gegevens in.

Personalia:

Naam

Taleninstituut Gramrnaticaweq 101 1324 Tl Amsterdam Telefoon (020) 7162534 E-mail [email protected]

- achternaam:

- voorletters:

-roepnaam:

Adres

- straat:

O Vrouw O Man

NOTITIE

- huisnumrner: H t b -------- -------------- e ge ruik van (lees)tekens en hoofdletters in het Nederlands·. - woonplaats: ---"-------- ------------ · . -postcode:

Hoofdletters - aan het be . . gmvandez b .. · geografische namen str t m, lJ e1gennamen,

·. • aa namen en namen al b11voorbeeld: Hoe gaat het met u? van t en, Ik ben Jan Derks en ik kom uit Bel ie . Ik spreek Nederlands. g · Ik woon m de Kerkstraat.

Telefoonnummer

-vast:

• . (punt) , ? (vraagteken), ! (uitroepteken) - . • ' (komma) - pauze in de . aan het emde van de zin. • ( zm.

: dubbele punt) - voor een opsommin I . Voor een citaat, bijvoorbeeld· D d g om iets te verduidelijken.

. e ocent zegt: "Tot morgen".

-mobiel:

E-mailadres:

Nationaliteit:

Geboortedatum:

Beroep I opleiding:

eenentwintig 21

Page 22: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

7 Spreken - De sportschool @ Cursist A gaat naar de sportschool. Hij wil fitness gaan doen. Cursist B is baliemedewerker bij deze sportschool. Hij vraagt de persoonlijke gegevens van de klant (cursist A) en vult het formulier hieronder in. Wissel daarna van rol.

Persoonlijke gegevens van een nieuw lid:

SPORTSCHOOL

gezond Marathonweg 1 1335 XE Almere Telefoon : (036) 1726354 E-mail : sportschool@gezond .nl www.sportschoolgezond .nl

Na am

- achternaam:

- voorletters:

- roepnaam:

Ad res

- straat:

- huisnummer:

- woonplaats:

- postcode :

Telefoonnummer

- vast:

- mobiel:

E-mailadres:

Nationaliteit:

Geboortedatum:

Sport:

D Vrouw D Man

Vergelijk het formulier met het formulier van uw medecursist uit oefening 6.

8 Spreken - Interview (~) Een eerste ontmoeting. Wat kun je zeggen? Kies een cursist uit de groep. Interview de cursist. Gebruik het schema. Wissel daarna van rol.

vraag antwoord

informeel form eel

Hallo, ik ben ... Dag mevrouw, ik ben ... lk heet/ben ...

en hoe heet jij? en hoe heet u?

Waar kom je vandaan? Waar komt u vandaan? lk kom uit ...

Uit welke stad kom je? Uit welke stad komt u?

Waar woon je? Waar woont u? lk woon in ...

Welke nationaliteit heb je? Welke nationaliteit hebt u? lk ben ...

Wat voor werk doe je? Wat voor werk doet u? lk werk als ...

Wat is je beroep? Wat is uw beroep? lk ben ...

Wat studeer je? Wat studeert u? lk studeer ...

fu ic-7,8 1)

2 2 tweeentwintig

Page 23: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

Uitdrukking

Jong geleerd is oud gedaan.

Uitspraak cd 1 - 9

Lange en korte vocalen

Je hebt in het Nederlands 'lange' en 'korte' vocalen .

Luister naar de voorbeelden.

De /aa/ en de /a/ Voorbee/d: maan - man

De Joo/ en de /of Voorbeeld: zoon - zon

Syllabe eindigt op consonant ~ uitspraak een vocaal is kort

uitspraak twee vocalen is .@!l9.

Vraagintonatie

De melodie geeft aan dat het een vraag is.

Luister naar de voorbeelden.

• Ben jij Maarten? - lk ben Maarten.

•Woon je in de Kerkstraat? - lk woon in de Kerkstraat.

•Woon je in Nederland? - lk woon in Nederland.

~ WB 1 uitspraak - 1, 2, 3, _1 5 J)

drieentwintig 2 3

Page 24: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

Overzicht

Pronomina

pronomina (singularis, subject) pronomina (pluralis, subject)

ik jij, je wij, we u jullie hij zij , ze het zij, ze

Je, ze, we ( = zonder nadruk) versus j ij, zij, wij ( = met nadruk)

Je bent Russisch. +-+ Ze is 18. +-+ We spreken Nederlands. +-+ Ze wonen in Tilburg. +-+

Pre sens

presens won en

singularis

ik woon

Hij is Nederlands maar jij bent Russisch. lk ben 19 maar zij is 18. U spreekt geen Nederlands maar wij spreken wel Nederlands. Wij wonen in Breda maar zij wonen in Tilburg.

werken liggen

werk lig jij /je woont ! woon_ je/jij werkt ! werk_ je/jij ligt ! lig_ je/jij u woon t werkt ligt hij woont werkt lig t zij/ze woont werkt ligt het woont werkt lig t

pluralis

wij/we won en werken liggen jullie won en werken liggen zij/ze won en werken liggen

De verba 'hebben' en 'zijn'

pre sens hebben zijn

singularis

ik heb ben jij/je hebt ! heb je bent ! ben je u hebt/heeft" bent hij heeft is zij/ze heeft is het heeft is

p/uralis

wij/we hebben zijn jullie hebben zijn zij/ze hebben zijn

* De officiele vorm bij ' u' is 'hebt '. In de spreektaal hoort u vaak 'heeft' . Beide vormen zijn goed.

Woordvolgorde in hoofdzinnen

1. subject 2. verbum/persoonsvorm 3. rest

lk woon in Nederland.

Jij komt uit Denemarken.

We vol gen de cursus Nederlands.

24 vierentwintig

Page 25: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

Woordvolgorde in vraagzinnen

1. pronomen interrogativum 2. verb um/ persoonsvorm 3. subject 4. rest

Hoe

Wat

Waar

Wie

Waar

Welke talen

Hoeveel talen

Wat voor werk

Uit welk land

Enkele preposities lk woon in Nederland. Woon jij in Amsterdam? Zij komt uit Denemarken.

heet

is

woont

bent

kom

spree kt

spreek

do et

kom

je?

uw naam?

h''7 IJ.

u?

je vandaan?

u verder nog?

"'7 JIJ .

u?

je?

Wij zijn op/met vakantie. Wij praten met de cursisten in de klas. Bij de balie krijgt u een formulier.

lk woon in de Langestraat op nummer 1 3.

Vragen stellen Hoe heet je? Wat is je naam? Waar woon je? Waar kom je vandaan? Uit welk land kom je? Welke national iteit heb je? Wat is je moedertaal? Welke taal spreek je? Welke talen spreek je verder nog? Hoe spel je dat? Wat is je telefoonnummer? Wat is je e-mailadres? Welke postcode heb je? Wat voor werk doe je? Hoe oud ben je? Wat is je beroep? Wat studeer je? Wat is je geboortedatum?

Personalia Naam: - achternaam - voornaam - voorletters - roepnaam

Ad res: - straat - huisnummer - postcode - woonplaats

Hoe heet u? Wat is uw naam? Waar woont u? Waar komt u vandaan? Uit welk land komt u? Welke national iteit hebt u? Wat is uw moedertaal? Welke taal spreekt u? Welke talen spreekt u verder nog? Hoe spelt u dat? Wat is uw telefoonnummer? Wat is uw e-mailadres? Welke postcode hebt u? Wat voor werk doet u? Hoe oud bent u? Wat is uw beroep? Wat studeert u? Wat is uw geboortedatum?

Telefoonnummer: - vast - mobiel

E-mailadres Nationalite it Geboortedatum

Alfabet (26 letters) abcdefghijklmnopqrstuvwxyz

vijfentwintig 2 5

Page 26: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

Getallen

0 nul

een 6 zes 11 elf 16

2 twee 7 zeven 12 twaalf 17

3 drie 8 acht 13 dertien 18

4 vier 9 negen 14 veertien 19

5 vijf 10 t i en 15 vijftien

21 eenentwintig 40 veertig

22 tweeentwi ntig 50 vijftig

23 drieentwintig 60 zestig

24 vierentwintig 70 zeventig

25 vijfentwintig 80 tacht ig

26 zesentwintig 90 negentig

27 zevenentwintig 100 honderd

28 achtentwintig 200 tweehonderd

29 negenentwi ntig 550 vijfhonderdvijftig

30 dertig

Begroeten en jezelf en iemand anders voorstellen goedemorgen - goedemiddag - goedenavond hallo - hoi - dag Hallo, ik ben .. . Dag, ik heet ... en dit is ...

Afscheid nemen

20

1000

1900

2000

1.000.000

1 .000.000.000

zestien

zeventien

achttien

negentien

twintig

duizend

negentienhonderd

tweeduizend

een miljoen

een miljard

dag - tot de volgende keer - tot snel - tot gauw - tot straks - tot zo - tot morgen - welterusten - goedenacht doei tot ziens

lk kan nu:

vragen naar naam, nationaliteit, land van herkomst, talenkennis en reageren

vragen naar adres, woonplaats, leeftijd en geboortedatum en reageren

woorden spellen

tell en

begroeten en afscheid nemen

mezelf en iemand anders voorstellen

vragen naar beroep en studie en reageren

een formulier met personalia invullen

2 6 zesentwintig

ja nee

Page 27: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

Wat leert u in dit hoofdstuk?

A Dat is lang geleden!

B Tot hoe laat is het museum open?

c Waar gaan we eten?

1.

5.

6.

Vragen en reageren: hoe het met iemand gaat De dagen van de week Vragen en reageren: een afspraak maken

Tijden, klokkijken Vragen naar openingstijden Een agenda invullen

Een menukaart in het restaurant lezen Bestellen in een restaurant Zeggen datje iets niet begrijpt/verstaat De maanden, de seizoenen

7.

MENUKAART Wintenncnu

V<.><.>l];Cfe<·h!

e rwtcnsoep•

Triovo.n ge5toofdevis

Hollandscg:irn11lcncockt:Ul

Groningscmosterdsoep

Hoofdgcrecht

Bicfitukmct t:cbakk.cn:w-dappdtje~cnspruilje.s

Zalmlilct met ccn Holfoodsc s:ius . frietjcs ~n wortc ltje.1.

Zuurkoolstamppotmctrooli;worst

P1mnenkock me t spinaziccn gdte nk:i.M

Vo.nil\e·ijs mcL warme chucol!ldcsaus en slai:room Warmc appdbol

Griesm.:elpudding met t11me~11.p

Flcn~jes mct sin~o.s nppc!sau ,;

OPEN

M[NUKMRT

zevenentwintig 2 7

Page 28: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

A Dat is lang geleden!

Luisteren - Zullen we naar het cafe gaan? cd l - 10

a) U hoort een telefoongesprek tussen twee vrienden. Zij willen een afspraak maken. Luister naar de dialoog. Kruis aan: waar of niet waar.

waar niet waar

l. Geert en Mustafa zijn vrienden.

2. Mustafa heeft examen op woensdag.

DD DD DD DD DD

3. In het weekend gaat Mustafa een vriendin bezoeken.

4 . Het gaat niet goed met de vader van Mustafa.

5. Mustafa en Geert hebben volgende week donderdag een afspraak.

Nde~::~~~ het (teW!oon)toe•~1 ~~~~ b . lt1·e=degsm ~~~..,,_...!

de mobiele telefoon = het mo ie ~

het telefoongesprek

. _ n nummer (in)toetsen . een nummer draa1en - ee t (over) = De telefoon nnkelt.

- ·nkelen -+ De telefoon gaa . (over)gaan - n

+--+ opnemen Jaap wil de telefoon opnemen.

"Metjaap. "

ophangen Jaap meet ophangen. "Tot ziens."

b) Je wilt weten hoe het met iemand gaat. Wat kun je zeggen? Luister nog een keer naar de dialoog. Vul het schema in.

vraag

informeel formeel

Hallo Mustafa, dat is lang gele- Goedemorgen mevrouw Jansen, den! dat is lang geleden!

Hoe l _ het metje? L • gaat het met u?

Hoe is het met je? Hoe is het met u?

Alles goed (met je)? Alles goed met u?

Hoe is het je vader? Hoe is het I -----, meneer Jansen?

antwoord

informeel informeel I form eel

Goed, en metjou/u? Kan niet beter. Heel goed. Geweldig. © Prima. ©

Uitstekend.

Z'n gangetje. @ Het gaat. @ ~ NOTITIE Het gaat wel.

(Heel) slecht. @ Niet zo goed. @ onregelmati Kijk in het ov

stuko

g verbum: gaan. . erzicht aan het eind van d1t

hoofd PP· 46 ·

2 8 achtentwintig

Page 29: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

11 2 Sp re ken - Hoe gaat het met je? ~ (@ U krijgt een kaartje van de docent. Loop rond en vraag hoe het met uw medecursisten gaat. Kijk op het kaartje voor het antwoord.

Voorbee/d: Cursist A: Hoe gaat het met je? Cursist B: Heel goed. En met jou? © Cursist A: Het gaat wel. @

3 lnvuloefening - Dagen van de week

a) Maak de dagen compleet.

WEEK 12

maandag _________ _ 09.00 we!:kfilL____ _ 13.00_taodar:!~----

dinsdag ___ _

09.00 werken__ __ 13.00_Nede.Llandse Le.s _

... dag ---- --

Jl-9_._QQ_w.e_rke _13,QQ_we.IB..eL~----

b) Lezen - Kinderrijmpje

Goedemorgen maandag. Hoe gaat het met dinsdag? Doe de groeten aan woensdag en zeg tegen donderdag dat ik aanstaande vrijdag met de trein van zaterdag zondag kom logeren .

09.0D werken_ _ _____ . _ 13.LQO_w_erken ____ _

vrij ... 09.00 werk=e~---­

J 3LOO_N_ederJandse Les __

zater... ____ _

zon ...

het jaar I het jaartal 6

2015 • It I' r/I'/ de maand

~ WB ;~--3, 4, ~ ·- maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag

4 Grammatica - Het artikel I 2 3

6 7 . ~ 9 ( de agenda )

15 16 17

21 zz 23

zondag de (week)dag

negenentwintig 2 9

Page 30: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

a) Zoek het definiete artikel in de kalender.

artikel

bij singularis bij pluralis

definiet indefiniet definiet indefiniet

de kalender een kalender de kalenders kalenders

een maand de maanden maanden

een jaar de jaren jaren

een jaartal de jaartallen jaartallen

een weekdag de weekdagen weekdagen

een dag de dagen dagen

een weekeinde de weekeindes/weekeinden weekeindes /weekeinden

een weekend de weekends/weekenden weekends/weekenden

b) definiet artikel = of indefiniet artikel = het artikel bij pluralisvormen =

5 Spreken - Welke dag is het vandaag? ;~

Stel elkaar vragen over dagen en dagdelen. Kies uit de volgende vragen:

•Welke dag is het vandaag? •Welke dag is het morgen? • Welke dag is het overmorgen? • Op welke dagen in de week volg je de curs us

Nederlands? • Op welk dagdeel volg je de cursus Nederlands? • Op welk dagdeel doe je je huiswerk?

Voorbeeld: Cursist A: Welke dag is het vandaag? Cursist B: Het is vandaag maandag.

6 Lezen - Speciale dagen

a) Lees de tekst.

Soms krijgt een dag een speciale betekenis door een antler woord. Oat zie je aan uitdrukkingen voor de dagen van de week. 'Maandag wasdag' bijvoorbeeld. Op de dag na het wee:kend doen de mensen vaak de was. Was moet je strijken. L0gisch gevolg: op dinsdag strijken mensen de was. We noemen dinsdag dus ook wel 'strijkdag'. Woensdag staat ook bekend ais gehaktdag, want gehakt is vaak in de reclame op woensdag. En dan heb je in het christelijke geloof Witte Donderdag, Goede Vrijdag en Stille Zaterdag, de dagen voor het paasfeest. Witte Donderdag is in de christelijke traditie de dag van het Laatste Avondmaal. 'Vrijdag visdag' is ook een bekende uitspraak. Sommige katholieken eten op vrijdag geen vlees, maar vis.

30 dertig

NOTITIE

dedag: _de morgen/ de ochtend _ tussen de middag -demiddag -de avond -de nacht

vandaag (= deze dag): _ vanmorgen / vanochtend

-vanmiddag -vanavond -vannacht

Het is vandaag woensdag. Het is morgen donderdag. Het is overmorgen vrijdag. Het was gisteren dinsdag.

Het was eergisteren maan·d~~ == zaterdag en zondag .. het weekend == het weekem di d woensdag donderdag en vr13dag doordeweeks ==op maandag, ns ag, ,

combinatie van dag + dagdeel: woensdagmorgen/ woensdagochtend

zondagmiddag vrijdagavond zaterdagnacht

Op zwarte zaterdag gaan veel mensen op va­kantie en zijn de wegen vol met auto's. Zondag is een rustdag. De meeste mensen werken niet op zondag.

-

Page 31: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

b) Welke dag is het?

iD ~B2A - 6, 7 1)

7 Spreken - Vragen stellen :@ a) U wilt samen met een medecursist naar een cafe. Op welke dag kunt u afspreken?

Voorheeld: Cursist A: Ga je mee naar het cafe? Cursist B: Ja, goed. Cursist A: Op welke dagen kun je? Cursist B: Op maandag, donderdag en vrijdag. Cursist A: lk kan op vrijdag. Cursist B: Vrijdagavond? Cursist A: Goed, tot vrijdagavond.

dag

b) U wilt samen met een medecursist huiswerk maken. Op welke dag kunt u afspreken?

Voorheeld: Cursist B: Zullen we samen huiswerk maken? Cursist A: Oat is goed . Cursist B: Wanneer zullen we afspreken? Cursist A: Op maandagmiddag? Cursist B: Oke, tot maandag .

Uitdrukking

A f spraak is af spraak!

eenendertig 3 1

Page 32: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

B Tot hoe laat is het museum open?

Luisteren - Twee vriendinnen maken een afspraak cd 1 - 11

Luister naar het telefoongesprek. Kruis aan: waar of niet waar.

waar niet waar

l. Karin werkt in de pizzeria.

2. Esther werkt in een museum.

3. Het museum is gesloten op maandag.

4. Karin werkt niet op zaterdag.

5. Karin en Esther maken een afspraak op zaterdag om l 0.00 uur.

DD DD DD DD DD

2 Lezen - Hollandse meesters

a) Lees de tekst.

llollandse meesters Veel beroemde schilders komen uit Nederland. We noemen ze Hollandse meesters. Bekende Nederlandse schil­ders zijn bijvoorbeeld: Rembrandt

Mauritshuis in Den Haag hebben een grate collectie Hollandse meesters. Veel mensen kennen 'de Nachtwacht' van Rembrandt. Andere beroemde schilderijen zijn 'De zonnebloemen' van Van Gogh, 'Het vrolijke huisgezin' van Jan Steen en 'Het meisje met de parel' van Vermeer.

van Rijn (geboren in het jaar 1606), Vincent van Gogh (1853), Johannes Vermeer (1632) en Jan Steen (1626). Het Frans Hals Museum in Haarlem, het Rijksmuseum in Amsterdam en het

-.__,,...-~------..-

b) Van welke schilder zijn de schilderijen?

l. Rembrandt van Rijn 2. Jan Steen 3. Vincent van Gogh 4. Johannes Vermeer

A B c

c) Kent u nog andere Nederlandse schilders?

3 2 tweeendertig

D

Page 33: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

3 lnvuloefening - Hoe laat is het?

a) Vul in.

Hoe laat is het? Het is ...

08.00 uur 0 acht uur

I 09.00 uur ~ I 09.05 uur 0 vijf over negen

e "'+----------------__, 's morgens.

I 09.15 ""' kwart over negen

0 tien voor half tien 09.20 uur

's ochtends.

i 12.00 uur (!» precies I exact

0 half I 14.30 uur ~-

14.28 uur 0 bijna half drie

0 _______ ___, 's middags.

15.35 uur vijf over half vier

16.40 uur 0 tien half vijf

20.45 uur 0 kwart voor negen f-- -20.50 uur 0 tien voor negen

r-;-J.53 uur 0 zeven tien

I 01.00 uur CJ een uur

b) Vul in.

Een dag duurt uur. Een duurt 60 minuten. Een halfuur duurt minuten. Een kwartier duurt Orie kwartier duurt Een minuut duurt

minuten. minuten .

seconden.

,g WB ; B- ~ - :- I)

4 Spreken - Klokkijken '~ ~ U krijgt een kopieerblad van de docent. Cursist A zegt hoe laat het is. Cursist B zet de wijzers in de klok. Wissel daarna van rol.

Voorbeeld: 1 5.00 uur Cursist A: Het is dr ie uur.

Cursist B:

avonds.

's nachts.

NOTI'T'IE Hoe zeg je het?

Analoge tijden:

:~~ woord uur gebruik je alleen bij het hele uur · uur Het is negen uur. ·

Bij de andere tijden laat je het woord uur we . 9.0S uur u 1 . ..

1 g .

ne Is VI] over negen. 12·30 uur Het is half · · een. Digitale tijden:

Het woord uur staat tussen het hele uur d . 10. 30 uur ti·e d . en e mmuten: 2

n uur ert1g 1.45 uur ee 1 . .

D nen wmt1g uur vijfenveertig e mensen zeggen meestal:

half elf '.s morgens kwart voor lien '.s avonds

drieendertig 3 3

Page 34: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

5 Grammatica - Woordvolgorde met tijd/plaats

a) Lees de dialoog. Geef antwoord op de vragen.

Esther: Wanneer is het museum eigenlijk open? Karin : ledere dag, behalve op maandag. Op maandag is het museum gesloten. Esther: Van hoe laat tot hoe laat is het museum open? Karin : Het museum gaat om 10.00 uur open en sluit om 17.00 uur. Esther: Oke, van tien tot vijf ... Dan kan ik aanstaande zaterdag gaan. Moet jij dan werken? Karin : Op zaterdag werk ik, ja. Esther: Dan kom ik zaterdag om 1 0.00 uur een kopje koffie drinken. En dan ga ik daarna kunst kijken ... Karin: 0 nee, op zaterdag is het anders. In het weekend gaat het museum pas om 12.00 uur open .. . Esther: 0, dan kan ik ook wel. Zal ik dan om 12.00 uur komen? Karin : Dat is goed. Dan zal ik een lekker kopje koffie voor je maken. Esther: Oke, leuk. He, ik moet nu gaan . Anders kom ik niet op tijd op mijn afspraak. lk zie je zaterdag ... Karin: Tot zaterdag.

1. Het museum is open op

2. Het museum gaat doordeweeks open om

3. Het museum sluit doordeweeks om

4. Het museum gaat in het weekend open om

b) Zet de woorden in de juiste volgorde in het schema. Begin met het subject.

Voorbeeld: zie - je - zaterdag - ik

1. werk - ik - op zaterdag 2. niet meer - zij - werkt - in de pizzeria 3. staat - in Nijmegen - het museum 4. het museum - om vijf uur - sluit

Ik zie je zaterdag. -l.

2. ·- ·--

3. ·- - ·-

4.

I subject I verbum I rest I tijd I plaats

c) Gebruik de zinnen uit b). Begin nu met tijd of plaats.

1 . Op zaterdag

2. -3.

-

4. -

I tijd I plaats

34 vierendertig

Page 35: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

6 lnvuloefening - Hoe laat? Wanneer? Op welke dagen?

Vul het schema in.

vraag

Hoe laat gaat het museum open?

Hoe laat gaat het museum dicht?

Hoe laat ga jij werken?

Hoe laat ben jij klaar met werken?

Hoe laat begint het concert?

Hoe laat is het concert afgelopen?

Van hoe laat tot hoe laat werk jij?

antwoord

Om negen uur 's morgens.

Om zes uur 's middags.

Om half acht 's ochtends.

Om kwart voor vier's middags.

Om tien uur 's avonds.

09.00 uur

...... "**

02.00 uur

neg en vijf (uur). 09.00-1 7.00 uur

Op welke dagen is het museum open? Van woensdag tot en met zondag.

Op welke dagen is het museum gesloten? maandag en dinsdag.

Wanneer heb jij tijd?

rril}ws 28-3, 4 'C"

Vrijdag.

1)

7 Spreken - Naar het museum @ ,~

vrijdag. het weekend. half vijf.

NOTITIE

Vergelijk!

Wanneer gaat het museum open? -om t1en uur

Wanneer is het museum open? - van t1en tot vijfuur

- ~an dinsdag tot zondag - iedere dag, behalve maandag

a) U krijgt een kopieerblad van de docent. Doe de oefening.

Situatie 1 Cursist A: U wilt naar het Mauritshuis in Den Haag .

Bel naar het museum. Vraag op welke dagen het museum open is. Vraag ook van hoe laat tot hoe laat. Schrijf het antwoord in het schema.-

Cursist B: U werkt in het museum. U geeft antwoord op de vragen. Gebruik de informatie op uw kopieerblad.

Situatie 2 Cursist B: U wilt naar het Rijksmuseum in

Amsterdam . Bel naar het museum. Vraag op welke dagen het museum open is. Vraag ook van hoe laat tot hoe laat. Schrijf het antwoord in het schema.

Cursist A: U werkt in het museum . U geeft antwoord op de vragen. Gebruik de informatie op uw kopieerblad.

dag: open I gesloten: I openingstijden:

maandag

dinsdag

woensdag

donderdag

vrijdag

zaterdag

I zondag I feestdagen I

b) Vergelijk uw antwoorden met de openingstijden op het kopieerblad van uw medecursist.

vijfendertig 3 5

Page 36: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

8 Grammatica - Modale verba auxiliari

a) Omcirkel de verba.

x~eeld: ~weiets~

Zeg, je vader is toch barkeeper? Hij heeft toch een cafe?

• Ja, inderdaad. Cafe 'De Struisvogel'. Dat wil ik wel eens zien.

• Nou, dat kan. Zullen we afspreken in 'De Struisvogel'? Ja, leuk. Wacht even, dan pak ik mijn agenda.

• Kun je morgenavond? Even kijken, welke dag is dat? 0 woensdag. Nee, woensdag heb ik geen tijd. lk moet studeren. Donderdagochtend heb ik examen en vrijdag ook.

• En in het weekend? Nee, sorry, dan kan ik ook niet. Dan ga ik mijn familie bezoeken.

b) Vul het schema in.

presens

singularis

ik jij/je

LI

hij zij/ze het

plura/is

wij/we jullie zij/ze

moeten

moet ! moetje mo et mo et moet mo et

moeten moeten moeten

mogen

mag mag ! mag je mag mag mag

will en

wilt/wil* ! wilje wilt wil wil wil

• Gezellig! Hoe is het met je vader? U itstekend.

• Doe je vader de groeten. Zal ik doen.

( ... )

• Zullen we dan voor volgende week afspreken? Dat is goed ... Donderdagavond?

• Donderdagavond? Ja, dan kan ik. Oke, hartstikke leuk. Dan kunnen we weer eens bijpraten. Goed, we zien elkaar volgende week donderdag. Zullen we om acht uur afspreken?

• Mag het een uurtje later zijn? Ja hoor. Negen uur is ook goed.

• Oke, super. Tot volgende week. Tot volgende week.

kunnen

kunt/kan*

' /kan* je kunt kan kan kan

zullen

zult/zal* ! zul/zal* je zult zal zal zal

zullen zullen

gaan

* Beide vormen zijn mogelijk. De vormen wilt/kunt/zult zijn officieler. In formele teksten kunt u beter deze vormen gebruiken.

c) Kijk naar de voorbeeldzinnen.

- Wanneer zullen we afspreken? - lk ga morgen een museum bezoeken. - lk kan geen afspraak op maandag maken. Dan moet ik werken. - Dat wil ik wel eens zien. - Mag het een uurtje later zijn?

Na de modale verba auxiliari en 'gaan' kan een volgen.

36 zesendertig

Page 37: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

9 Spreken - Welke afspraken heb je? ;@_ --------a) Zet uw afspraken van deze week in de

agenda.

b) Vraag elkaar naar uw afspraken.

Voorbeeld: Cursist A: Wat doe je op zaterdag? Cursist B: Op zaterdag ga ik naar het

museum. Wat doe je op maandag?

c: -!!!. WEEK 15

Cursist A: Dan heb ik cursus Nederlands.

l 0 Grammatica - Negatie

a) Vul in.

Zullen we naar het cafe gaan? Kun je morgen, op dinsdag?

Op woensdag heb ik tijd.

14 woe nsdag __ _

·-·---- ·---~ ----- ----- --

, ik kan nu niet. Sorry. , morgen kan ik ook

lk kan weg. lk moet studeren. Woensdag dan?

_is donderdag _________ _

- - --------·-· ----- -------- ------ - ---~--

·-- ----------- -- --

16 vrijdag. __ _

----------

17 zaterdag

------

Gaje morgen mee naar het museum? sorry, dan kan ik . lk heb morgen tijd. lk kan de hele week, behalve morgen. lk kan helaas afspraak voor morgen maken. lk moet de hele dag werken. Nee, ik heb nu zin. Misschien een andere keer.

De regel is: negatie voor substantief =

b) Je wilt een afspraak maken. Wat kun je zeggen?

Els zegt: Katja zegt:

Zullen we iets afspreken? Ja, leuk.

Wat zullen we afspreken? We kunnen naar het museum gaan.

Nee sorry, op maandag kan ik niet. Zullen we op maandag afspreken? Dan moet ik werken .

Nee sorry, dan heb ik al een afspraak.

Op welke dag kun je dan wel? lk kan wel op woensdag.

Op woensdag heb ik geen tijd. Jammer. En op donderdag?

Op donderdag kan ik wel. Leuk. Hoe laat zullen we afspreken?

Om twee uur? Twee uur is prima.

Gezellig! Tot donderdag .

l zevenendertig 3 7

3 !E.

Page 38: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

28~~~~~~~~~ 11 Spreken - Wat gaat u doen? (~

Bekijk de drie afbeeldingen. Kies waar u samen heen wilt. Kijk in uw agenda bij oefening 9 en maak een afspraak.

Voorbeeld: Cursist A: Wat zullen we gaan doen? Cursist B: Zullen we naar het cafe gaan? Cursist A: Oat is goed. Wanneer zullen we afspreken? Cursist B: Kun je op zaterdagmiddag? Cursist A: Nee, sorry, zaterdagmiddag kan ik niet. Dan heb ik al een afspraak. Cursist B: Wanneer kun je dan wel? Cursist A: lk kan wel op zaterdagavond. Cursist B: Oke, zaterdagavond dan. Hoe laat zullen we afspreken? Cursist A: Om half negen? Cursist B: Half negen is prima. Gezellig. Cursist A: Tot zaterdag dan. Cursist B: Tot zaterdag.

Uitdrukking

Beter laat dan nooit.

3 8 achtendertig

rr~. ~

Page 39: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

C Waar gaan we eten?

Luisteren - Franca en Els gaan uit eten

a) Luister naar dialoog 1. Kruis aan: waar of niet waar. cd 1 - 12

waar niet waar

1. Els komt op de verjaardag van Franca.

2. Franca en Els maken een afspraak op zaterdag in het eetcafe.

DD DD DD DD

3. Franca weet waar de Javastraat is.

4. Franca en Els maken een afspraak om 19.00 uur.

b) Luister naar dialoog 2. Kruis aan: waarof niet waar.

1. Aardbeien eten we in de winter.

2. Stamppot eten we in de lente.

3. Asperges eten we in de zomer.

4. Wild zwijn eten we in de herfst.

c) Luister naar dialoog 3. Kijk naar de menukaart. Wat bestellen Franca en Els? Kruis aan.

MENUKAART

WINTERMENU VOORGERECHT

D Erwtensoep*

0 Trio van gestoofde vis

D Hollandse garnalencocktail

D Groningse mosterdsoep

HOOFDGERECHT

D Biefstuk met gebakken aardappeltjes en spruitjes

D Zalmfilet met een Hollandse saus, frietjes en worteltjes

D Zuurkoolstamppot met rookworst

D Pannenkoek met spinazie en geitenkaas

DESSERT

D Vanille-ijs met warme chocoladesaus en slagroom

D Warme appelbol

D Griesmeelpudding met bessensap

D Flensjes met sinaasappelsaus

* Ook verkrijgbaar als hoofdgerecht met roggebrood met spek.

0 cd 1 - 13

cd 1 - 14

waar niet waar

DD DD DD DD

MENUKAART

het dessert = het nagerecht = het toetje

negenendertig 3 9

Page 40: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

2 lnvuloefening - Gerechten

Zet het nummer van de foto in de juiste kolom in het schema.

3

5 6 7

voorgerecht hoofdgerecht dessert

3 lnvuloefening - Het juiste verbum en de juiste vorm

Bestellen in een restaurant. Wat kun je zeggen? Kies het juiste verb um en vul de juiste vorm in.

nemen of kunnen? 1- Neem l jij ook een voorgerecht?

mogen of zullen? L we wijn bij het eten drinken?

hebben of moeten? I .I u een keuze kunnen maken?

kunnen of willen? Ja, ik graag het trio van gestoofde vis .

willen of zullen? u ook een voorgerecht?

moeten of willen? u er nog iets bij drinken?

mogen of hebben? we nog even de wijnkaart zien?

Je begrijpt iets niet. Wat kun je zeggen?

Pardon, ik begrijp het niet. Kunt u dat nog eens zeggen?

Sorry, ik verstaje/u niet. Kunje/Kunt u dat herhalen?

Sorry, ik begrijp je/u niet. Kun je/Kunt u dat herhalen?

Sorry, wat betekent 'het seizoen'?

Neem me niet kwalijk/Neemt u me niet kwalijk, kunt u dat herhalen?

40 veertig

4

8

dranken

4

NOTITIE

Je verstaat het niet = je hoort het . 1 ruet.

Page 41: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

4 Spreken - Naar het eetcafe ,@ U gaat samen met een medecursist eten in Eetcafe 'Het Seizoen'. U nee mt een driegangenmenu voor 30 euro. Kijk naar de menukaart bij oefening 1 c). Kies een voorgerecht en een hoofdgerecht. Bes tel bij de ober I serveerster. Wissel daarna van rol en kies een nagerecht.

Voorbeeld: Cursist C: Goedenavond, hebt u een keuze kunnen maken? Cursist A: Ja, wij willen graag het driegangenmenu voor 30 euro. Cursist C: Prima. Cursist A: Als voorgerecht wil ik graag erwtensoep.

Als hoofdgerecht de zalmfilet alstublieft. Cursist C: Uitstekend. En u? Hebt u een keuze kunnen maken? Cursist B: Jazeker. Voor mij de Hollandse garnalencocktail en als

hoofdgerecht wil ik graag de biefstuk . Maar kan ik ook frietjes in plaats van gebakken aardappeltjes krijgen?

Cursist C: Natuurlijk. Wat wilt u drinken bij het eten? Cursist A: lk wil graag een glas witte wijn. Cursist B: Voor mij een glas rode wijn alstublieft.

5 Vocabulaire - Seizoenen

Vul in.

de ober de serveerster

= juni , juli , augustus = september, oktober, november

= maart, april, mei

6 Lezen - Zomertijd

a) Lees de tekst.

Zomertijd In het laatste weekend van maart, in de nacht van zaterdag op zondag, -om 02.00 uur - gaat de klok een uur vooruit. De zomertijd begint op de laatste zon­dag van maart en eindigt op de laatste zondag van oktober. In de nacht van zaterdag op zondag gaat de klok om twee uur 's nachts een uur vooruit, dus van twee naar drie uur. Door de zomer-

het seizoen == het jaargetijde de lente == het voorjaar de herfst == het najaar in de zomer == 's zomers in de winter == 's winters

= december, januari, fe,hb~ru~a;-;rTi __________ _j

tijd kunnen we 's avonds een uur langer van het daglicht profiteren. Nederland kent de zomertijd sin

eenenveertig 4 1

Page 42: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

b) Vul in.

De w intertijd is de gewone tijd en duurt maanden. In het laatste van oktober gaat de klok om drie uur 's nachts een uur achteruit . Steeds in de nacht van op . In de winte rtijd is het eerder licht en 's avonds eerder donker.

7 Spreken - Verjaardagskalender :@ Bekijk de verjaardagskalender. Loop rond en vraag uw medecursisten wanneer ze j arig zij n. Schrijf de namen op de kalender.

Voorheeld: Cursist A: Wanneer ben jij j arig? Cursist B: Op 25 juni. Cursist A: Wanneer ben jij jarig? Cursist C: lk ben op 8 augustus jarig . Etc.

Januar i Februar i Ma art

10 10 10 11 11 11 12 12 12 13 13 13 14 14 15 15 16 16 17 17 18 18 19 19 w 20 21 21 22 22 23 23 24 24 25 25 26 26 27 27 28 28 29 29 30 31

Juli Augustus

10 11 12

1a 14 15 16 17 18 19 2Q 21 22 23 2,4

25 26 27 28 29 30 31

42 tweeenveertig

April Mei Juni

10 10 10 11 11 11 12 12 12 13 13 13 14 14 14 15 15 15 16 16 16 17 17 17 18 18 18 19 19 19 20 w 20 21 21 21 22 22 22

23 23 24 24 25 25 26 26 27' 27 26 26 29 29 30 30 31

Oktober December

10 10 11 12 12 13 13 14 14 15 15 16 16 17 17 16 18 jg 19 w 20 21 21 22 22 23 23 24 24 25 25 26 26 27 27

28 28 29 29 30 30

31

Page 43: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

8 Lezen - Een nieuw eetcafe

a) Lees de tekst. Omcirkel de adjectieven.

Voo;:-~d: een~eetcafe

Persbericht In de J avastraat is sinds kort een nieuw eetcafe: 'Het Sei­zoen'. Het is een gezellig cafe met lekkere gerechten. De vriendelijke obers serveren alleen biologische producten. De gerechten zijn seizoensge­bonden. 'Het Seizoen' heeft

b) Vul het juiste adjectief in.

per jaargetijde een andere menukaart. In de zomer staan bijvoorbeeld verse aardbeien en antler vers fruit of ge­grilde vis op het menu. In de herfst kun je groene sla met verse vijgen en rode ui eten of wilde paddenstoelen. In de winter hebben ze natuurlijk de Hollandse stamppot of

nieuw een lnieuw 1 eetcafe gegrild

gezellig een cafe rood

lekker gerechten wild

vriendelijk de obers Hollands

producten wit biologisch

lamsvlees groen

een menukaart ander

vers fruit groot

aardbeien breed

vers fruit

vijgen

c) Vul de juiste vorm van het adjectief in .

erwtensoep. In de lente staan witte of groene asperges en biologisch lamsvlees op de kaart. 'Het Seizoen' heeft een grote wijnkaart en een breed assortiment drank. Het caf e is geopend van dinsdag tot en met zondag van 17.30 tot 24.00 uur. De keuken sluit om 22.00uur.

vis

ui

paddenstoelen

de stamp pot

asperges

asperges

sla

een wijnkaart

een assortiment

definiet artikel indefiniet artikel / geen artikel

de de vriendelijke ober een vriendelijke ober /vriendelijke ober de Hollands stamppot een Hollandse stamppot/Hollandse stamppot

het het lekkere gerecht een lekker gerecht/ lekker gerecht het gezellige cafe een cafe/gezellig cafe

de vriendelijk obers vriendelijke obers

pluralis de Hollandse stamppotten Hollandse stamppotten de lekkere gerechten lekker gerechten de gezellige cafes gezellige cafes

drieenveertig 43

Page 44: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

d) Vul de schema's in .

de-woo rd het-woord

definiet artikel adjectief + e adjectief + I

indefiniet artikel/ adjectief + adjectief +

geen artikel

pluralis

definiet artikel adjectief + e

geen artikel adjectief +

~);B;~ -: i 4, -~, -6,~ - I)

9 Spreken - Uit eten (~

U bent jarig . U wilt uw medecursist uitnodigen voor een etentje in een restaurant. Bel hem of haar op. Vertel op welke dag, waar en hoe laat het etentje is. Vraag of uw medecursist kan komen. Wissel daarna van rol.

Voorbeeld: Cursist B: Met Eva. Cursist A: Hallo, met Gerrit. Cursist B: Hoi Gerrit, hoe is het met jou? Cursist A: Heel goed. En metjou? Cursist B: Prima. Cursist A: Zeg, ik ben donderdag jarig. lk wil je graag uitnodigen

voor een etentje in een gezellig restaurant . Cursist B: Wat leuk! Hoe laat? Cursist A: Kun je om zeven uur? Cursist B: Ja, zeven uur is prima. En waar is het restaurant? Cursist A: In deJavastraat. Het heet 'Het Seizoen'.

Het is een nieuw restaurant. Cursist B: Hartstikke leuk. Cursist A: Dan zie ikje donderdag om zeven uur in 'Het Seizoen'. Cursist B: Oke, gezellig, tot donderdag. Cursist A: Tot donderdag!

44 vieren veertig

Page 45: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

Maart roert zijn staart.

April doet wat hij wil.

In mei leggen alle vogeltjes een ei.

Uitspraak ( '·

cd 1 - 1 5

Lange en korte vocalen

/aa/ en /a/ en /oo/ en /o/ zijn 'lange' en 'korte' vocalen (hoofdstuk l ); je hebt in het Nederlands nog meer 'lange' en 'korte' vocalen.

Luister naar de voorbeelden.

De fee/ en de /e/ Voorbeeld: been - ben

De /ie/ en de /i/ Voorbeeld: wiel - wil

Syllabe eindigt op consonant~ uitspraak een vocaal is kart

uitspraak twee vocalen is .@!lg

Klemtoon De klemtoon is het accent in een woord . De klemtoon is vast: hij valt op de eerste, tweede of derde syllabe.

Luister naar de voorbeelden.

donderdag donderdag (de klemtoon valt op de eerste syllabe)

serveerster serveerster (de klemtoon valt op de tweede syllabe)

schilderij schilderjj (de klemtoon valt op de derde syllabe)

' [;[] WB 2 uits raak - 1, 2, 3, 4 5

vijfenveertig 4 5

Page 46: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

Overzicht

Artikelen

definiet

indefiniet

Adjectieven

definiet artikel

indefiniet artikel geen artikel

definiet artikel

geen artikel

de witte en groene asperges de rode ui de wilde paddenstoelen de grote wijnkaart het zware hoofdgerecht

singularis

de, het

een

de-woo rd

adjectief + e

adjectief + e

pluralis

adjectief + e

adjectief + e

het leuke restaurant een lekker dessert een breed assortiment vers fruit

Woordvolgorde met tijd of plaats aan het begin van de zin

tijd / plaats verbum subject

Op zaterdag ga ik

In de pizzeria werkt Karin

Modale verba auxiliari + gaan

het presens

moeten mogen will en kunnen

singularis

ik mo et mag wil kan jij/je mo et mag wilt/wil* kunt/kan*

pluralis

de

-

het-woord

adjectief + e

adjectief + _

rest

naar het museum.

niet meer.

zullen gaan

zal ga zult/zal* gaat

! moetje ! mag je ! wil je ! kun/kan '' je ! zul/zal* je ! gaje LI mo et mag wilt kunt zult gaat hij mo et mag wil kan zal gaat zij I ze moet mag wil kan zal gaat het moet mag wil kan zal gaat

pluralis

wij/we moeten mogen willen kunnen zullen gaan ju I lie moeten mogen willen kunnen zullen gaan zij/ze moeten mogen willen kunnen zullen gaan

* Beide vormen zijn mogelijk. De vormen wilt/kunt/zult zijn officieler. In formele teksten kunt u beter deze vormen gebruiken .

46 zesenveertig

Page 47: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

Negatie

Nee, ik kan niet op woensdag. Nee, op woensdag heb ik geen tijd .

negatie niet

negatie voor substantief geen

Enkele preposities Zullen we naar het museum gaan? Het museum is open van 09.00 tot 17.00 uur. Het is gesloten op maandag. Om drie uur kan ik niet. In de nacht van zaterdag op zondag. Dit schilderij is van Rembrandt. lk kijk naar het schilderij. Een museum voor kunst en archeologie. In het weekend is het niet zo druk. Tussen de middag eet ik. Hij wacht op een vriendin. Hij werkt in een museum . lk ben druk met de studie . lk heb het druk met de examens. Zuurkool met rookworst . Na het weekend ga ik op/met vakantie.

vragen hoe het met iemand gaat:

informeel

Hoe gaat / is het met je?

Alles goed?

Meer vragen stellen Hoe laat begint de les?

form eel

Hoe gaat/ is het met u?

Alles goed met u?

Op welke dagen is de cursus? Wanneer begint de cursus? Wanneer ben jij jarig? Welke dag is het vandaag?

Dagen van de week

antwoorden:

informeel

Goed I prim a/ gewel-dig / kan niet beter, dank je .

Gaat wel. Niet zo goed. Z'n gangetje. (Heel) slecht.

maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag, zondag

Tijden en klokkijken

Hoe laat is het?

Het is acht uur. Het is tien voor twaalf.

Het is half negen. Het is vijf voor een.

Het is kwart voor tien. Het is vijf over twee.

Het is kwart over elf. Het is tien over drie.

formeel

Goed / prima, dank u.

Gaat wel. Niet zo goed .

Het is vijf voor half vier.

Het is tien voor half vijf.

Het is vijf over half zes.

Het is tien over half zeven.

zevenenveertig 4 7

Page 48: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

Vragen naar openingstijden Wanneer is het museum open? Hoe laat gaat het museum dicht/open? Van hoe laat tot hoe laat is het museum open? Tot hoe laat is het museum open? Hoe laat sluit het museum? Wanneer gaat het museum dicht/ open? Op welke dagen is het museum gesloten/ open?

Een afspraak maken en reageren Zullen we naar het museum gaan? Ga je mee naar ... ? Wat zullen we gaan doen? Wanneer zullen we afspreken? Ja leuk! Kun je morgenochtend om l 0.00 uur? Liever een uur later. Oat is prima. Tot dan! lk kan om tien uur 's morgens/'s ochtends, drie uur 's middags, negen uur 's avonds, twee uur 's nachts.

Wat staat er op het menu? het voorgerecht, het hoofdgerecht en het nagerecht/ dessert de drankenkaart, de wijnkaart, de menukaart

Bestellen in een restaurant lk wil graag het trio van gestoofde vis. Mogen we de wijnkaart even zien? We willen graag het driegangenmenu. Als voorgerecht wil ik graag de erwtensoep. Als hoofdgerecht de zalmfilet, alstublieft. Voor mij de Hollandse garnalencocktail graag. Kan ik ook frietjes in plaats van gebakken aardappeltjes krijgen?

Zeggen dat je iets niet begrijpt/verstaat Sorry, wat betekent ... ? Pardon, ik verstaje/u niet. Kun je/Kunt u dat herhalen? Kun je/Kunt u dat nog eens zeggen? lk begrijp je / u niet. Neem me/Neemt u me niet kwalijk, wat is ... ?

Maanden, seizoenen januari, februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus, september, oktober, november, december de lente/het voorjaar, de zomer, de herfst/het najaar, de winter in de zomer /'s zomers, in de winter /'s winters, in de lente, in de herfst

lk kan nu:

vragen hoe het met iemand gaat en reageren

de dagen van de week, de maanden en de seizoenen noemen

vragen naar de tijd en zeggen hoe laat het is

vragen naar openingstijden

een afspraak maken en reageren

een menukaart lezen en bestellen in een restaurant

zeggen dat ik iets niet begrijp I niet versta

48 achtenveertig

ja nee

Page 49: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

Wat leert u 1n dit hoofdstuk?

A lk lust geen spruitjes!

B Een kilo asperges alstublieft!

c Mag het ietsje meer zijn?

1.

4. 5.

Zeggen wat jewel en niet lekker vindt Smaken

Eten kopen : geld, gewichten, levensmiddelen, verpakkingen, winkels Naar prijs en gewicht vragen

Boodschappen doen Vragen waar iets staat in een winkel

6.

I~ ft!I Boodschappen wwwah.nl AH Wobwln"'1s o •• ,, ... , ,

- Iii pgmtf§i AH BONUS ZakeU,

aardappelan, vanie vlee6, vleeswwsn, zu.Vet, Dakk•tl. dlllpvr11ts 1 vOON'Ddl<as gl'Ot!flW, fn.ril maantrtan kip , vc 83tlD8:s lr.a8s koek

Bonusaanbiedingen CJ Cl

AH Frultblswlt .. bosvrtu::htcn

r"·-~ "'"'' I~ 2voor E 2.19

10.

rn F~ m

A H Goud.s.coud p lakJl&n

<\ 1900'

Laagste actleprljsgarantle op

-Cullloro de! Dlab!o Chardonnay D.75M

Wat eten - vandaag? zaterd

negenenveertig 49

Page 50: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

3k\ __ A lk lust geen spruitjes!

Luisteren - Avondeten cd 1 - 16

Vader, moeder, Sven en Loes gaan avondeten. Luister naar de dialoog. Kruis aan: waar of niet waar.

waar niet waar

l. Sven vindt karbonades niet lekker.

2. Loes lust graag spruitjes.

3. De regel is : je krijgt een toetje maar je moet eerstje bard leegeten.

DD DD DD DD DD DD

4. Sven wil gele via als toetje.

5. Loes houdt niet van zoete dingen.

6. De melk is niet goed meer.

2 lnvuloefening - Dat lust ik niet

Je vindt iets (niet) lekker. Wat kun je zeggen? Luister nog een keer naar de dialoog. Vul in.

lekker

informeel

lk vind speculaas lekker /heel lekker / I -1 lk ben op chocoladepudding .

form eel

lk vind gele via lekker / ' 1 lekker / I t

lk houd van rauwkost. lk lust sperziebonen.

3 Spreken - Wat vindt u lekker? @

niet lekker

lk vind melk niet (zo) lekker. lk vind andijvie echt r: ! lk vind spruitjes echt smerig! lk ze echt niet.

lk l rauwe haring niet (zo) lekker. lk I niet (zo) van karbonades. 1kr- geen spruitjes.

Kijk naar de foto's. Kies een voedingsproduct voor het ontbijt of de lunch. Vraag uw medecursisten wat zij lekker vinden. Stel elkaar minstens drie vragen.

het witbrood

de smeerleverworst ltiii;tiij§i--

de boterhamworst het ekookte e!

de ha elsla lll li!iilii@ii}-·.

50 vijftig

Page 51: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

Voorbeeld: Cursist A: Vind je bruin brood lekker? Cursist B: Nee, ik vind bruinbrood niet zo lekker.

Houd jij van kaas? Cursist C: Ja, ik vind kaas heerlijk.

Lust jij smeerleverworst? Cursist A: Nee, ik lust geen smeerleverworst. Etc.

4 Lezen - Ontbijt in een hotel

Lees de tekst. Omcirkel het adjectief.

Voorbeeld: Dit ei is nietS

NOTITIE

Brood uit het vuistje! Een boterham smeren

Een man zit aan het ontbijt in een hotel. Het ontbijt is niet goed. Hij roept de ober.

Man : Ober: Man : Ober: Man: Ober: ( ... )

Ober! Ja meneer? Dit ei is niet warm! lk breng u een nieuw ei. Het moet een zacht ei zijn. Uitstekend meneer.

Man : Ober: Man :

Ober: Man:

Ober! Ja meneer? lk wil verse jus, geen vies sinaasappelsap uit een pak. 0, en het ei is koud, de melk is zuur, de kaas is oud en de thee is bitter. Dit is geen lekker ontbijt! Het spijt me meneer. Het is vandaag een drukke dag. Oat is geen excuus. Dit is gewoon geen goed hotel.

5 Grammatica - Adjectief: comparatief en superlatief

klein kleiner het kleinst(e)

a) Lees de tekst hiernaast. Omcirkel de comparatief en de superlatief.

Voorbeeld: De eieren zijnE9

b) Lees de teksten van oefening 4 en Sa) nog een keer. Vul nu het schema in. Kijk ook naar de omcirkelde woorden bij oefening 4 en Sa).

adjectief comparatief superlatief

- het warmst(e)

·-- ----- nieuwer het nieuwst(e)

--·-- - _ _J het zachtst(e)

het verst(e) -

viezer het viest(e)

kouder het koudst(e)

zuurder - het zuurst(e)

ouder het oudst(e)

bitterder het bitterst(e)

lekker het lekkerst(e)

grater het grootst(e)

beter

duur het duurst(e)

eenenvijft ig 51

Page 52: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

c) Vu l in. = adjectief + Let op: adjectief dat eindigt op -r + Comparatief

Superlatief + adjectief +

6 Spreken - Lekker, lekkerder ... :~

Cursist A noemt drie voedingsproducten. NOTITIE Cursist B zegt welk product hij lekkerder /viezer vindt

Chips zijn zout. Spruitjes zijn bitte r.

Citroenen zijn zuur. Hagelslag is zoet . en we lk product het lekkerst/viest.

Wissel daarna van rol.

Voorbeeld: Cursist A: Pinda's, haring, spruitjes.

hartig = zout (bijvoorbeeld: kaas en worst)

Cursist B: lk vind haring lekkerder /viezer dan spruitjes. Maar pinda's vind ik het lekkerst/viest. Etc.

7 Spreken - Smaken a a) Noem om de beurt een voedingsproduct.

b) Cu rsist A kiest een voedingsproduct. Hij vraagt cu rsist B hoe dat smaakt. Cu rsist B vraagt aan cursist C of hij het lekker of niet lekker vindt.

Voorbeeld: Cursist A: Hoe smaakt chocolade? Cursist B: Chocolade smaakt zoet.

Vind je chocolade lekker? Cursist C: Nee, ik houd niet van chocolade.

Hoe smaakt ... ? Etc.

8 Lezen - Wat zal ik kopen?

a) Lees de tekst hiernaast en kruis aan.

deze d ie

het boodschappenlijstje

de boontjes

de groente

de spruitjes

de sla

de tomaten

het bosje radijs

b) Vul het juiste artikel in.

hi er

-woo rd en dit --woo rd en deze

c) Vul in. lk neem deze sla en dat bosje radijs

= dichtbij = verder weg

:J59,r~~ ~~ -~ ~-: ~ - - ---- · 5 2 tweeenvijftig

lk ga echt niet kopen wat hier op dit boodschappenlijstje staat. Die boontjes neem

ik niet mee! lk houd niet van die groente. Maar boontjes zijn wel lekkerder dan die rare spruitjes. Spruitjes vind ik echt

het viest. lk weet het al, ik neem gewoon deze sla hier, die tomaten en dat bosje radijs daar en ik maak vanavond

een gemengde salade!

dit dat

daar

dat

die

Page 53: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

9 Lezen en spreken - lk heb geen zin! ,a a) Lees de tekst.

lk heb geen zin om te werken vandaag, maar ik m6et werken. lk heb ook geen zin om te eten, maar het is ongezond om niet te eten.

lk heb geen zin in een broodje kaas of in een broodje ham. lk heb ook geen zin om te praten of te luisteren, maar ik zal wel moeten.

b) Vul in.

Na 'zin hebben om te' volgt een

Na 'zin hebben in' volgt een

c) Vraag elkaar waar u zin in hebt en reageer.

Voorhee/d: Cursist A: Heb jij zin om te studeren? Cursist B: Nee, ik heb geen zin om te studeren.

Heb jij zin in thee? Cursist C: Ja, ik heb zin in thee.

Heb jij zin om te praten? Cursist D: Nee, ik heb geen zin om te praten. Etc.

~ WB3A-7,8 --

10 Sp re ken - Een medecursist komt eten .,EJ

lk heb geen zin in deze dag!

U wilt een medecursist uitnodigen om te komen eten. U weet niet goed wat hij lekker vindt. Stel vragen. Wat gaat u koken? Wissel daarna van rol.

Voorhee/d: Cursist A: Cursist B: Cursist A: Cursist B: Cursist A: Cursist B: Cursist A: Cursist B: Cursist A: Cursist B: Cursist A: Cursist B:

Zullen we vanavond samen eten? Ja, gezellig. Wat zal ik maken? Houd je van vis? Nee, sorry, ik lust geen vis, ik eet liever vlees. Oke, vlees dan. Vind je karbonade lekker? lk vind karbonade heerlijk. Houd je van gekookte aardappels? lk vind gebakken aardappeltjes lekkerder. Welke groente vind je lekker? lk ben dol op sperziebonen. Wat vind je het lekkerste toetje? lk ben gek op chocoladevla.

Uitdrukking

I I

Over smaak volt niet te twisten.

drieenvijftig 5 3

Page 54: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

B Een kilo asperges, alstublieft!

Luisteren - Op de markt cd 1 - 1 7

a) Luister naar de tekst en lees mee.

Ja, ik fl fl heb geen bananen,

ik heb geen bananen vandaag! lk heb radijsjes, hele mooie, witte en

rooie, maar ja, ik heb geen bananen, ik heb geen bananen

vandaag!

Moeder: Nou, die heb ik ook niet nodig, maar wel asperges. Doe die maar, die daar liggen. Die vind ik het mooist.

Marktkoopman : Hoeveel wilt u er? Moeder: Doet u maar twee kilo. En verder nog een krop sla, een komkommer en twee rode paprika's. Marktkoopman : Oat was het? lk heb hier ook nog prachtige radijs liggen. Moeder: Nee, dat heb ik niet nodig, maar ik wil nog wel graag een kilo aardappels en een pond

Loes: Moeder: Loes: Moeder: Loes: Moeder: Marktkoopman: Moeder: Marktkoopman: Moeder:

sperziebonen. Even kijken, wat heb ik verder nog nodig? Waar is mijn boodschappenlijstje? 0 ja, nog een bosje peterselie en twee ons champignons. Moeten we nog veel, mam? We moeten nog vlees, brood en kaas hebben . Hoe laat is het eigenlijk? Orie uur. 0, is het al zo laat? Dan moeten we opschieten, Loes. lk wil nog wel even naar de slager. Vlees kunnen we toch ook in de supermarkt kopen? Jawel, maar ik wil graag biologisch vlees. Oat vind ik het lekkerste van de biologische stager. Oat was het zo? Ja. Hoeveel is het? Oat is dan 23 euro 50. Alstublieft.

Marktkoopman: Hebt u het niet kleiner dan 50 euro? Moeder: Nee, het spijt me. Marktkoopman: Met 26 euro 50. Dank u wel hoar en tot ziens. Moeder: U ook bedankt en tot ziens.

b) Omcirkel de substantieven in de tekst.

Voorbee/d: En verder nog een~en~n twee rodeۤ

c) Welke substantieven zijn singularis, welke zijn plural is? Vul in.

singularis plural is

kilo (2x) bananen

1 ~

d) Vul in .

Plural is van een substantief -+ -en of Pluralis van een substantief op -a, -i, -o, -u, of -y-+'

54 vierenvij ftig

NOTITIE

ff. thee water, suiker, zout, melk, spinazie,

k o ie, • · f ·t 1 s la, witlof , peterselie, broccoli, rm 'v ee s

-+ geen pluralis.

Let op : het ei _ de eieren de ui - de uien

Page 55: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

2 Vocabulaire - Groente en fruit

Kijk naar de afbeeldingen. Vul het schema in. Vul ook de singularis- en pluralisvormen in . ...J-

sla courgettes peer asperges tomaten appel spinazie witlof

kiwi sinaasappel komkommer paprika's pompoen citroenen wortels sperziebonen

suikermeloen spruitjes kersen broccoli blauwe bessen banaan watermeloenen aard beien

-- ~ ... TI TIE erwten ananas bloemkool framboos pruim

NO

. 'J . ...__ ~ Het artikel bij fruitsoorten en groentesoorten is meestal de: de appel, de peer, de kers de

~ t_r 0~ ~ l sla, de andijvie, de rodekool. '

- rnaar: -bramen radijsje uien sjalotje knoflook bet fruit , bet sjalotje, bet radijsje m

GROENTE FRUIT

singularis pluralis singularis pluralis

sla - peer peren

spinazie -

witlof -

k'.l broccoli -

I)

vijfenvijftig 5 5

Page 56: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

3 Luisteren - Bij de slager cd 1 - 18

a) U bent bij de slager. Wat kun je zeggen? Luister naar de tekst en vul in.

slager klant

Wie is er aan de beurt? lk .J aan de beurt.

Wie mag ik helpen? Mij. lk wil graag een halve kilo rundvlees.

Mag ik u een kilo mager rundvlees? Zegt u het maar. lk I anderhalf ons ham.

En L - u ook maar een stukje smeerleverworst.

Hoeveel wilt u (er)? Vier, ., ... ,,:-·,:o.·· !.

Hoeveel mag het zijn? Doet u .l een ons of twee .

Anders nog iets? Ja, ik wil nog wat van die pikante worstjes, I .•' t

Oat het? Ja, dat was het.

betalen

Hoeveel ik afrekenen? Hoeveel krijgt u van me? Hoeveel is het (bij elkaar)?

het geld

~- ,,!, ( "'} .. 1/ .

'

-

de euro het muntstuk

de prijs

€ 0,05 vijf (euro)cent

€ 0,10 tien (euro)cent

€ 0,20 twintig (euro)cent

€ 0,50 vijftig (euro)cent

€ 1,- een euro

€ 2,- twee euro

€ 5, - vijf euro

informeren naar de prijs

----- kost het rundvlees? Hoe duur is het rundvlees? Hoeveel kost deze worst?

NOTITIE -+ Deze auto kost 80 .000 euro (€ 80.000,-) .

duur --"' Een worstje kost 50 eurocent (€ 0,50) . goe dkoop -,,

het bankbiljet

de munten

NOTITIE € 10,95 tien euro vijfennegentig

b) Je wilt de prijs van iets weten. Wat kun je zeggen? Vul in.

Hoeveel het?

kost dat?

Wat kost l J (

Hoe is dit?

5 6 zesenvijftig

1 ons = 100 gram= 100 g . 1 pond = 500 gram = een halve kilo 1 kilo = 1000 gram = 1 kg

d ,

5, en 'pond' niet meer gebruiken,

"nk 1. 5 de woor en on . Officieel mogen w1 e ier teeds ook de winkehers. maar veel mensen zeggen die woorden nog s ,

Dat stuk vlees weegt vier ons.

een dozijn = twaalf stuks een ons of twee = circa twee ons wat = een paar Ik wil graag wat worstjes. . Ik wil graag een paar worst1es.

Page 57: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

gewichten

het gram een gram zout

het ons een ans worst

het pond (de halve kilo) een pond kaas

de kilo een kilo aardappels

inhoudsmaten

de liter een liter melk

de halve l iter een halve liter koffiemelk

woorden van hoeveelheid

de bos/het bosje een bosje peterselie

de krop een krop sla

de tros een tros druiven

het stuk een stu k vie es

er

Hoeveel worstjes wilt u? lk wil vier worstjes.

lk wil er vier.

Hoeveel flessen wijn hebt u nodig? lk heb twee flessen w ijn nodig.

lk heb er twee nodig.

c) Vul in. Gebru ik elk woord een keer. Kies uit :

anderhalve kilo - er - 150 gram - een krop - een liter - een stuk

1. lk wil graag salami. 2. Mag ik sla van u? 3. Doe maar aardappels. 4. lk drink elke dag melk. 5. lk wil graag oude kaas. 6. Wat een heerlijke meloenen, ik neem !;]fR-':fl1 twee .

d) Vu l in . Gebruik elk woord een keer. Kies uit:

een kilo - een liter - een ans - een tros - er - gram

1 . Wat kost kersen? 2. Doet u maar ""'i5m ham. 3. En graag 200 rookspek. 4. Komkommers? Hoeveel wilt u ? 5. lk wil nog druiven kopen. 6. Je moet elke dag water drinken.

!€'.] ; B 3B- 3, 4, 5

zevenenvijftig 5 7

Page 58: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

4 Spreken - Bij de slager ~i9 Cursist A (de klant) komt bij de slager. Hij wil vlees(waren) kopen. Cursist B (de slager) helpt de klant. Wissel daarna van rol.

Voorbeeld: Slager: Wie mag ik helpen? Klant : Ja, ik wil graag een kilo rundvlees. Slager: Anders nog iets? Klant: Doet u nog maar wat pikante worstjes. Slager: Hoeveel wilt u er? Klant : Hoeveel kosten de worstjes? Slager: Een euro per stuk. Klant : Doet u er maar vier. Slager: Anders nog iets? Klant : Ja, een stukje leverworst alstublieft. Slager: Hoeveel mag het zijn? Klant : Twee ans graag. Hoeveel krijgt u van me? Slager: Dat is dan € 15,95 alstublieft.

5 lnvuloefening - Wie verkoopt wat?

Vul in.

persoon product

de bakker

de banketbakker gebak en koek ·

de groenteboer

~ de kaasboer

de visboer

de slijter drank

de marktkoopman I -vrouw kaas, brood, vis, groente, fruit, etc.

6 Spreken - Waar koop je wat? .,fij Kies een product. Vraag elkaar waar je dat product kunt kopen.

Voorbeeld: Cursist A: Waar kan ik vis kopen? Cursist B: Vis koop je bij de visboer of op de markt of in de supermarkt.

Waar kan ik wijn kopen? Cursist C: Wijn koop je bij de slijterij of in de supermarkt. Etc.

7 Vocabulaire - Verpakkingen

verpakkingen I

waar?

de slagerij

de bakkerij

de banketbakkerij

de groentewinkel

de viswinkel

de slijterij

een pak melk/karnemelk/yoghurt een pakje boter

een fies ranja een doos koekjes

een krat bier/pils

een zak aardappels

een kuipje margarine

een blik erwten

een pot(je) appelmoes

een rol drop

5 8 achtenvijftig

een tube mayonaise

Page 59: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

Welke verpakking past bij deze producten? Zet het nummer van de afbeelding bij het juiste woord in het schema. U hebt soms meerdere mogelijkheden .

l. de cola 2. de suiker --7. het kattenvoer 8. de koffie

• H ""~ ....... ,

· ~i!!~ ',t • 3. de augurken 4. de hagelslag

9. de lucifers l 0. de melk

13. de aardappels 14. de mayonaise l 5. de beschuit 16. de tomaten

een pak(je)

een fles(je)

een krat

een zak(je)

een tube

/ /-~- -- -- - - -\[ITT WB 38 - 6, 7 ""--

8 Spreken - Mag ik van u ...

een blik(je)

een doos(je)

een pot

een kuipje

een rol

5. de boter 6. de margarine

l l. het bier 12. de thee

l 7. de eieren 18. de sperziebonen

-

5 -6

I

U krijgt een kopieerblad van de docent. Cursist A (de klant) wil de producten op zijn kopieerblad kopen. Hij vraagt de prijs aan cursist B (de winkelier). De winkelier heeft de prijzen op zijn kop ieerblad staan en geeft antwoord . Wissel daarna van rol.

Voorbeeld: Klant: Winkelier : Kl ant: Winkelier: Etc.

Mag ik een pond gehakt van u? Een pond gehakt, alstublieft. Hoevee l kost het? Dat is dan € 3,75.

Uitdrukking

11

Van alle markten thuis zijn.

negenenvijftig 5 9

Page 60: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

c 3C_

Mag het ietsje meer zijn? \ cd l - 19 /

NOTITI, B" . ulk zmvel = melkproducten (bijvoorbeeld: ~~

boter, kaas) ~~

Luisteren en invuloefening - In de supermarkt

a) Luister naar de dialoog.

b) Je zoekt iets in een supermarkt. Wat kun je zeggen? ---------------1 ~\5:2:::'.<J:_ __ J

Luister nog een keer naar de dialoog. Vul in.

lk de broodafdel ing.

Pardon, kunt u mij vertellen __ _. ik de zuivelafdeling kan vinden?

lk zoek de huishoudelijke artikelen . Waar ik de wasknijpers? I

Waar ___ ik afrekenen?

NOTITIE

De melk staat in het koelvak. De broodjes liggen in het schap.

2 Spreken - Naar de supermarkt l~ :@

liggen de wasknijpers?

~- ---- - --' """"" •a ~, ~; - --- .... _

U krijgt een kopieerblad van de docent. Op het kopieerblad van cursist A (verkoopmedewerker) staat een afdeling in een supermarkt. Op het kopieerblad van cursist B (klant) staat een product. De klant gaat op zoek naar de juiste afdeling om het product te kopen. Verkoopmedewerker en klant voeren een gesprek.

Voorbee/d: Cursist A heeft een kopieerblad met 'broodafdeling' . Hij verkoopt brood bij de supermarkt. Cursist B heeft een kopieerblad met 'een half bruinbrood en vier krentenbollen' . Hij is klant en gaat naar de broodafdeling om deze producten te kopen.

Verkoopmedewerker: Goedemorgen, kan ik u helpen? Klant: Verkoopmedewerker: Kl ant: Verkoopmedewerker:

Goedemorgen. Ja, ik wil graag een half bruin brood. Alstublieft, een half bruinbrood. Anders nog iets? Ja, doet u ook nog maar vier krentenbollen. Alstublieft. Anders nog iets?

Klant : Nee, dank u wel, dat was het.

3 Spreken en schrijven - Boodschappenlijstje (® Deze maand zijn jullie jarig. Jullie geven samen een etentje voor vier personen. Maak samen een boodschappenlijstje met tien verschillende producten. Jullie willen niet naar de supermarkt. Schrijf ook op waar jullie de producten gaan kopen.

60 zestig

wat en hoeveel?

5. ---------lb .

7-_______ _ f?. -------- -

__') . ________ _ 10.---------

waar?

1 . _______ _

~- --------

4 . _______ _

5. _______ _

lb.--------

7 ---------f?. _______ _

10.--- - ----'-

Page 61: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

4 Lezen en spreken - Hoe eet ik gezond? "@ a) Lees de tekst.

Gebruik de 'schijf van vijf' en kies elke dag voor gezond, lekker en veilig eten. Goed en gezond eten betekent met gezond verstand bewuste keuzes maken. De schijf van vijf zegt: - eet gevarieerd, - eet niet te veel en beweeg, - gebruik liever niet te veel vet, - eet volop groente, fruit en brood, - ga veilig met voedsel om. Met de vijf vakken in de schijf kun je gevarieerde maaltijden klaarmaken. Die schijf geeft ook veel adviezen over hoeveelheden voedsel. Dat is belangrijk, want je lichaam krijgt zo genoeg voedingsstoffen. Wat heb je nodig? Meer dan genoeg brood, aardappels,

b) Welke producten van de afbeelding kent u?

rijst , pasta, peulvruchten, groente en fruit en twee keer per week vis. Dit 'recept' voor een gezonde voeding moet je aanvullen met zuivel en vlees, eieren en margarine of olie. Mensen denken <lat ze vlees moeten eten of ze eten gewoon graag vlees , maar weinig of minder vlees eten is niet slecht. Je kunt bijvoorbeeld ook goed vleesvervangers gebruiken. Maar je moet ook genoeg drinken. Dat is beter voor je spijsvertering. Anderhalve liter water of vocht per <lag is wel het minste, dus je moet niet vergeten om te drinken. Gezond eten is belangrijk om gezond te leven, maar vooral om gezond te blijven. Zo blijf je het beste op gewicht. Ook is het risico op ziektes als diabetes en kanker kleiner.

c) Welke producten eet u zelf maar staan niet op de afbeelding?

\@) WB3~ -- 1, 2

5 Grammatica - Goed, beter, best!

a) Omcirkel de onregelmatige comparatief- en superlatiefvormen in de tekst bij oefening 4.

Voorbeeld: ls~ewegen~om te doen?

b) Zet de omcirkelde vormen uit a) in het schema.

comparatief superlatief

goed -·

veel - het meest(e)

weinig ---. L

graag liefst(

~ W~3C-3 - t)

)

6 Schrijven en spreken - Wat eet en drinkt u het liefst? .. J!J a) Schrijf op wat uw favoriete ontbijt, lunch en avondeten is.

ontbijt lunch avondeten

eenenzestig 6 l

Page 62: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

b) Vraag elkaar wat u het liefst eet bij ontbijt, lunch en avondeten .

Voorbee/d: Cursist A: Wat eet u het liefst bij het ontbijt? Cursist B: 's Morgens eet ik het liefst yoghurt

met muesli en drink ik een glas verse jus. Etc.

7 Grammatica - Woordvolgorde met conjuncties

a) Zoek in de leestekst bij oefening 4 naar zinnen met: en, of, maar, want en dus. Deze woorden noemen we conjunct ies. Conjuncties zijn woorden die twee zinnen verbinden. Onderstreep deze conjuncties .

b) Vu l de zinnen uit 4a) in het schema in. Let op de woordvolgorde.

Voorbee/d:

NOTITIE En staat ook vaak in een opsomming: groente, fruit, zuivel en vlees .

Je moet elke dag genoeg drinken, want je lichaam gebruikt altijd veel vocht.

want je lichaam gebruikt altijd veel vocht

en

of

maar

dus

I conjunctie I subject I verbum I rest

c) Wat valt u op aan de woordvolgorde van de zin na de conjunctie?

8 Spreken - Zinnen afmaken ~

Curs ist A maakt een korte zin. Cursist B maakt de zin af met een conjunctie. Hij maakt daarna een nieuwe zin.

Voorbee/d: Cursist A: lk ga naar de winkel .. . Cursist B: lk ga naar de winkel want ik heb kaas nodig.

lk heb hong er .. . Cursist C: lk heb honger en ik heb dorst. Etc.

i@) ~B 3~ - ~. 5,·6

62 tweeenzestig

Page 63: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

9 Spreken - Boodschappen doen 1@ U doet de boodschappen voor uw verjaardagsetentje op de markt, bij de slager en de slijter. Enkele medecursisten zijn de marktkoopman, slager of slijter. Gebruik het boodschappenlijstje van oefening 3.

Uitdrukking

Wat de boer niet kent, dat (vr)eet hij niet.

Uitspraak ( cd 1 - 20

Lange en korte vocalen Je hebt in het Nederlands 'lange' en 'korte' vocalen. In hoofdstuk 1 staan de /aa/ - de /a/ en de /oo/ - de /o/. In hoofdstuk 2 staan de /ee/ - de /e/ en de /ie/ - de /i/.

Syllabe eindigt op consonant -+ uitspraak een vocaal is kart uitspraak twee vocalen is lang

Je hebt oak nog de /uu/ en de /u/.

Luister naar de voorbeelden.

de /uu/ en de /u/ voorbeeld: zuur - zus

1€'] WB 3 uits~raak : l·, 2, 3, 4, ~ . !)

drieenzestig 63

Page 64: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

Overzicht

Comparatieven I superlatieven

regelmatig

adjectief comparatief

koud kouder lekker lekkerder

Let op de spelling :

groot groter lief Ii ever vies viezer

maar: vers verser

onregelmatig

comparatief

weinig minder veel me er graag Ii ever goed beter

Demonstratief pronomen dichtbij: deze, dit verder weg: die, dat vergelijking: lk vind deze soep lekker, maar die soep lust ik niet.

Adverbia dichtbij : hier verder weg: daar

Om te + infinitief Jk heh geen zin om te koken. lk heh zin in een kop koffie. Na zin hebben om te -+ een infinitief. Na zin hebben in -+ een substantief.

Substantief: singularis/pluralis de bloemkool, de bloemko len de bes, de be ssen het radijsje, de radijsjes de winkel, de winkels het spruitje, de spruitjes de euro, de euro's

Pluralis -+-en of -s Bij substantieven op -a, -i, -o, -u of -y-+ 's

Er Mag ik tomaten van u? Hoeveel wilt u er? lk wil er vier.

64 vierenzestig

superlatief

het koudst(e) het lekkerst(e)

het grootst(e) het liefst(e) het viest(e)

het verst(e)

superlatief

het minst(e) het meest(e) het liefst(e) het best(e)

Page 65: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

Conjuncties

hoofdzin en/ of/ maar I want I dus

subject - verbum - rest

vraagzin of

vraagwoord - verbum - subject - rest

lk eet een boterham en ik drink een beker melk. lk doe de boodschappen of ik kook. lk ga naar de stad , maar ik doe geen boodschappen. lk ga naar de stad , want ik moet boodschappen doen. lk lust geen spruitjes, dus ik eet ze niet. Wil je een biertje of wil je liever een glas wijn?

Enkele preposities De melk is over de datum. Dat is goed voor je spijsvertering. Op gewicht blijven . Aan de beurt zijn. Een boterham met hagelslag. Hij vraagt naar de prijs. Zij doet de boodschappen bij de supermarkt. lk koop groente op de markt. De man is op zijn werk. De krentenbollen liggen achter u. De koekjes liggen in het schap. Het ontbijt staat op tafel.

Zeggen wat je wel en niet lekker vindt lk vind spinazie lekker I heel lekker /heerlijk . lk ben dol op dropjes. lk eet het liefst brood . lk vind worteltjes niet lekker. lk houd niet van vis. lk lust geen spruitjes. lk vind broccoli echt vies! lk vind haring echt smerig!

lets bestellen in een winkel /op de markt Mag ik een volkoren van u? lk wil graag ... Doet u mij maar .. . Anderhalf pond belegen kaas alstublieft . Hebt u nog ... ?

Geld (de) euro, (de) (euro)cent Dat is dan vijftig euro vijfennegentig: € 50,95.

Naar de prijs vragen Hoeveel kost het / dat? Wat kost het / dat? Hoe duur is het / dat?

Afrekenen Hoeveel moet ik afrekenen? Hoeveel krijgt u van me? Hoeveel is het (bij elkaar)?

hoofdzin

subject - verbum - rest

vraagzin

vraagwoord - verbum - subject - rest

vijfenzestig 6 5

Page 66: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

Gewichten en inhoudsmaten (het) gram, (het) ans, (het) pond, (de) kilo, (de) liter, (de) halve liter

Verpakkingen het blikUe), de doos, het doosje , de fies, het flesje, het krat, het kuipje, het pakUe), de pot, het potje, de rol, de tube, de zak, het zakje

lets zoeken in een winkel lk zoek de broodafdeling. Pardon , kunt u mij vertellen waar ik de zuivelafdel ing kan vinden? lk zoek de hu ishoudelijke arti kelen. Waar vind ik de wasknijpers? / Waar liggen de wasknijpers? Waar kan ik afrekenen?

lk kan nu:

zeggen of ik iets lekker of niet lekker vind

verpakkingen, maten, hoeveelheden van levensmiddelen benoemen

naar prijs en gewicht vragen

boodschappen doen in een winkel/op de markt

vragen waar iets staat in een winkel

66 zesenzestig

ja nee

Page 67: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.
Page 68: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

Noem vijf be roe pen.

Noem vijf winkels.

Noem vijf soorten fruit.

Noem vijf soorten groente.

Page 69: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

Wat leert u in dit hoofdstuk?

A

B

c

1.

4.

's Morgens als ik opsta ...

Smakelijk eten!

Wat zijn je hobby's?

Welkom op de

taalcursus

8.

5.

Je dag omschrijven Tijdstippen en dagdelen aangeven Een verhaal structureren

Huishoudelijke taken (Eet)gewoontes, maaltijden Frequentie aangeven

Praten over bezigheden, hobby's en sporten

3.

6.

negenenzestig 69 .·

Page 70: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

- ~ . I . •

• .... . . 1 , ... .-" ' . , 4A ____ , ,•

A 's Morgens als ik ops ta ...

Luisteren - Benje met iets bezig? cd 1 - 21, 22, 23, 24

Luister naar de dialogen en kruis aan.

dialoog l Tim moet vandaag D de keuken schoonmaken.

dialoog 2 De man D doet ochtendgymnastiek.

dialoog 3 De vriendinnen willen D lunchen .

D de we en de badkamer schoonmaken.

D heeft een ochtendhumeur.

D squashen.

dialoog 4 De vrouw doet D drie keer per week aan fitness. D iedere dag aan fitness.

2 lnvuloefening - Welke vorm is niet goed?

Streep de onjuiste vorm door. NOTITIE

l. Hij kan~ vandaag niet komen want hij moet werken. 2. lk wil/zal de keuken wel schoonmaken, maar ik kan niet. lk wil wel, maar ik kan niet.

3. Zullen/Moeten we iets gaan drinken vanavond of wil je liever televisiekijken?

. . drinken maar ik kan niet . lk wil wel koffie met 3e dan hen ik aan het lesgeven.

4. lk mag/wil wel met Steven gaan hardlopen, maar ik moet huiswerk maken .

lk wil wel squashen, maar . . g ti]. d ar ik heb zo we1ru · lk wil wel meer sporten, ma

5. Wilt/Gaat u een kopje koffie? 6. lk moet/wil graag meer gaan sporten.

3 Grammatica - Wat ben je aan het doen? Wat ga je straks doen?

nu straks - zo I zometeen --~~~~~~~~~~~~~~~~

lk lees een boek. Zo meteen ga ik huiswerk maken. ========::::;;;;;;;~~~~~~~~==== Hij is nu aan het schoonmaken. Hij gaat straks hardlopen.

==;;:;:;;-=:;::::::::::=======================-1 k ben bezig met strijken en straks ga ik een boek lezen.

===================================--Z i j is nu nog aan het douchen, maar ze komt zo.

:=:======:::::::::=======================:; lk ben bezig met ochtendgymnastiek en daarna ga ik ontbijten. i==~~==;::=========::--========-We zijn aan het chatten. Straks gaan wij voetballen. --~---~~~~~~~~~~~~~~

Vul in.

Na het verbum zijn + aan het komt

Na bezig zijn met komt

Na gaan komt

J) ..I

70 zeventig

of

- - .... -

NOTITIE .. nhet werk (= Wij werken nu.) We z13n aa · . . t )

d Slag (= WiJ begmnen nu me · .. We gaan aan e ·

Page 71: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

4 Spreken - Wat wilt u liever doen? r8 Vertel elkaar wat u aan het doen bent en wat u liever wilt doen.

Voorbee/d: Cursist A: lk ben aan het studeren, maar ik wil liever hardlopen. Cursist B: lk heb Nederlandse les , maar ik wil liever op vakantie gaan. Cursist C: lk volg een cursus Nederlands, maar ik wil liever ... Etc.

5 lnvuloefening - Weekend

a) Lees de tekst en bekijk de afbeeldingen. Zet de nummers van de afbeeldingen op de juiste plaats in de tekst.

1. 2. 3. 6.

7. 8. 12 .

m9 ~ r; ~ ~ ~ -::< -/

l 3. 14. 15. 16.

' s Morgens om ongeveer 10.00 uur word ik wakker cg] . Eerst ga ik douchen Den daarna poets ik mijn tanden D. Dan maak ik mijn ontbijt Den lees de krant D.

17.

lk werk de hele week, dus in het weekend doe ik het huishouden . Zaterdagochtend lap ik de ramen Den dan ga ik stofzuigen Den dweilen D . Hierna drink ik een kop koffie D. Tussen de middag haal ik een lekker broodje bij de bakker D. 's Middags ga ik eerst joggen D. Daarna ga ik iets drinken met een vriend of vriendin D . Om 18.00 uur kook ik het avondeten D. 's Avonds ga ik chatten D of televisiekijken D. Ten slotte ga ik naar bed en lees ik D nog een paar bladzijden. Tegen middernacht ga ik slapen D .

b) Omcirkel de tijdstippen en dagdelen in de tekst.

Voor eld: 's Morgens om~ur word ik wakker.

1)

eenenzeventig 71

Page 72: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

6 Spreken - Hoe is uw dag?

Een verhaal structureren. Wat kun je zeggen?

eerst Eerst word ik wakker.

Dan ga ik douchen, dan I daarna/ vervolgens daarna poets ik mijn tanden,

en vervolgens lees ik de krant.

ten slotte/ tot s lot Ten slotte ga ik werken.

Vraag elkaar wat u doet op een doordeweekse dag. Gebruik: 's ochtends/ 's morgens, 's middags, om zes uur, etc.

Voorbeeld: Cursist A: Wat doe jij maandag? Cursist B: 's Morgens word ik meestal om 7.00 uur wakker, maar ik blijf tot 8.00 uur liggen.

Om 8.00 uur ga ik douchen. Etc.

7 Grammatica - lnversie

a) Wat doet Kerim 's morgens? Vul in.

wordt

Dan

Vervolgens

I adverbium (tijd)

b) Wat ziet u aan de woordvo lgorde?

Na een adverbium komt eerst Dit noemen we inversie.

hij

en dan

c) Zet in de juiste volgorde. Er zijn meerdere mogelijkheden. Wat doet Kerim 's middags?

wakker.

uit bed.

ontbijten.

naar de cursus .

I rest

~·' 1'. ' • •I o

Vervolgens gaat hij boodschappen doen. - Eerst gaat hij lunchen. - Ten slotte gaat hij koken . - Dan gaat hij huiswerk maken .

d) Zet in de juiste volgorde. Maak zinnen met eerst/ dan/ daarna/vervolgens/ten slotte. Er zijn meerdere mogelijkheden. Wat doet Kerim 's avonds?

afwassen - tandenpoetsen - avondeten - slapen - televisiekijken

72 tweeenzeventig

Page 73: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

Tjl1·. j

' n ,,

8 Spreken - Wat doe je dit weekend?

U krijgt een agenda voor zaterdag en zondag van de docent. Vul de agenda in. Loop rond en vertel uw medecursisten over uw activiteiten op zaterdag en zondag. Vraag ook wat uw medecursisten in het weekend doen. Gebruik de adverbia van tijd, zie oefening 6.

Voorbeeld: Cursist A: Wat doe je dit weekend? Cursist B: Op zaterdag ga ik eerst huiswerk maken . Dan ga ik lunchen.

Daarna ga ik sporten en vervolgens ga ik televisiekijken. 's Avonds ga ik naar de film. Ten slotte ga ik naar bed om 23 .30 uur. En wat doe jij op zaterdag?

Cursist A: 's Morgens ga ik altijd naar de markt. Daarna ... Etc.

Uitdrukking

Een bezig bijtje.

drieenzeventig 73

Page 74: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

B

4.B Smakelijk eten!

Lu isteren - Wie doet wat in huis? I

cd 1 - 25

Moeder en Anne praten over het huishouden . Luister naar de tekst en kruis aan.

Wie doet wat? vader moeder Anne

eten koken D D D was sen I de was doen D D D strijken D D D de badkamer schoonmaken D D D de we schoonmaken D D D de keuken schoonmaken D D D de vuilnis buitenzetten D D D in de tuin werken D D D stofzuigen D D D de ramen lappen D D D boodschappen doen D D D de afwasmachine inruimen D D D de kamer opruimen D D D

2 Grammatica - Conjuncties

a) Omcirkel de conjuncties in de volgende zinnen.

Voorbeeld: lk doe meer in het huishouden 9 ik werk ook minder uren.

1. Vind je het vervelend om iedere dag te koken of vind je het leuk? 2. Jij stofzuigt en jij lapt ook altijd de ramen, dus je doet meer in het huishouden. 3. Hij kan alleen in het weekend koken want hij is doordeweeks laat thuis . 4. Zij doet iets meer in het huishouden omdat ze minder uren werkt.

b) Vul in.

hoofdzin conjunctie hoofdzin

Hij kan alleen in het weekend koken want

Zij doet iets meer in het huishouden want

hij

ze

hoofdzin conjunctie bijzin

doordeweeks laat thuis.

minder uren.

Hij kan alleen in het weekend koken omdat hij doordeweeks laat thuis

Zij doet iets meer in het huishouden omdat

c) Vul in.

In de bijzin staat het verb um I de persoonsvorm aan het van de zin.

7 4 vierenzeventig

NOTITll='

Interpunctie: kornrna de conjuncties want, orndat, In lange zinnen staat voor De komma is niet verplicht, rnaar en dus vaak een komma.

k weglaten. t u kunt hem oo Nederlands, want de docen e Ik ga morgen niet naar de cursus

is op v~kantie. de cursus want het is vakantie. lk ga met naar

Page 75: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

'1 l

• I I I 7

3 lnvuloefening - Conjuncties

a) Vul in: want of omdat.

l. lk doe de boodschappen 2. Stofzuig jij vandaag,

mijn vriendin de hele dag werkt. _ jij hebt meer tijd.

3. Ute spreekt goed Nederlands 4. lk ga naar de cursus

zij woont al twee jaar in Utrecht. ik goed Nederlands wil spreken.

5. lk kook iedere dag ik moet goed eten.

b) Vul de juiste conjunctie in. Er zijn meerdere mogelijkheden. Kies uit:

en - of - maar - dus - want - omdat

l. Jij doet vandaag de boodschappen je kookt. 2. lk kook iedere dag ik goed wil eten. 3. lk moet de hele dag werken. Wil jij de keuken schoonmaken 4. lk ga naar de cursus ik wil goed Nederlands spreken. 5. lk moet nog veel huiswerk maken ik ga nu naar huis. 6. lk moet nog veel huiswerk maken ""'1 _,..,..-_.ll"""IJ!:f ik heb geen zin.

i~ WB -:; ~ - ~ ,2, 3, 4 - -1)

4 Spreken - Wie doet wat bij u thuis? :@

de boodschappen doen?

Vertel elkaar over uw eigen situatie. Hoe is de taakverdeling bij u thuis? Vertel oak waarom de taakverdeling zo is.

Voorbeeld: Cursist A: Bij mij thuis kook ik altijd omdat mijn man pas laat thuis is. Cursist B: lk was af omdat mijn vrouw vaak kookt. Cursist C: lk stofzuig elke dag en mijn vriend lapt de ramen . Etc.

5 Lezen - Wat eten we vanavond?

a) Lees het recept en raad welk Nederlands gerecht dit is.

Bereiding Doe de spliterwten in een pan met drie liter water.

I,

500 g spl iterwten l kg varkensribbetjes 250 g spek

Doe de ribbetjes en het spek bij de spliterwten en kook alles ongeveer twee uur zachtjes.

3 preien l knolselderie

Dit is het recept voor:

Snijd de preien in ringen . Snijd de knolselderie en de aardappels in blokjes. Doe ook de prei , de knolselderie, de aardappels en de rookworst in de pan en kook alles nog dertig minuten. Blijf constant roeren want het mag niet aanbranden . Neem de worst, de ribbetjes en het spek uit de pan . Snijd het vlees van de ribbetjes en verdeel het in stukjes. Snijd de worst in plakjes en doe alles terug in de pan . Breng het gerecht op smaak met zout en peper. Serveer met roggebrood met spek.

vijfenzeventig 7 5

' . ... ,

Page 76: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

b) Omcirkel de verba in het recept bij a).

Voorbeeld: @e spliterwten in een pan met drie liter water.

c) Vul in.

De omcirkelde vormen uit b) geven een opdracht of een instructie. Dit heet de imperatief. Deze vorm is hetzelfde als de -vorm .

• -:i 6 lnvuloefening - Doe dit, doe dat!

Vul de juiste vorm van het verbum in.

Anne moet: haar tanden poetsen. haar huiswerk maken. naar de winkel gaan. de boodschappen doen. het eten koken . een beker melk drinken. het vlees bakken. een beetje harder lopen.

:@) WB 46--~, 6

Moeder zegt: Poets je tanden!

je huiswerk! naar de winkel!

7 Spreken - Mijn favoriete gerecht 1.~

NOTITIE

Let op! , .. , Imperatief van het verbum z11n : Wees eens wat aardiger.

NOTITIE

Korn maar (even) hier! Ga m aar (even) zitten!

Korn eens (even) bij mij . Ga eens (even) weg!

Maar (even) en eens (even) kunt u gebruiken om een

imperatief vriendelijker te maken. "· !

Korn hier! (== onvriendelijk)_ . Korn eens hier! (== vriendehjk)

In een recept worden m aar (even) en eens (even) nifil

gebruikt.

Vertel elkaar wat uw favoriete gerecht is. Vertel oak hoe u dit gerecht maakt. U kunt de verba bij de afbeeldingen gebruiken.

Voorbee/d: Mijn favoriete gerecht is aardappelsalade. Dit is het recept : Kook eerst de aardappels 25 minuten. Snijd dan de aardappels in kleine stukjes. Snijd daarna de groenten . Je kunt bijvoorbeeld tomaten, paprika en ui gebruiken. Doe vervolgens de groenten bij de aardappels. Roer tot slot mayonaise door de aardappels en de groenten . Breng het gerecht op smaak met peper en zout. Eet smakelijk!

fruiten bakken / braden

koken roeren snijden schillen

8 Lezen en invuloefening - Wat en wanneer eten Nederlanders?

a) Lees de tekst. Vul het juiste woord in. Kies uit:

raspen persen

avondeten - beker - brood - daarna - drie - fruit - groente - kopUe) - lunch - niet - ontbijt (2x) - ontbijten -pasta - toetje - uur - warme

76 zesenzeventig

Page 77: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

.,

N ederlanders eten meestal keer op een dag. Ze beginnen met het tussen 7.00 en 8.00 uur. In het weekend ontbijten ze soms later of ze combineren het met de . Dat noemen ze brunchen: een combinatie van het Engelse woord 'breakfast' (= ) en lunchen. Dat is dan we! een stevige maaltijd! Maar doordeweeks is de maaltijd 's ochtends nooit zwaar: ze eten een of twee boterhammen met kaas, vleeswaren of zoet beleg en drinken er een

koffie of thee bij. Of ze eten yoghurt, kwark, muesli of cornflakes. Sommige mensen zelfs helemaal niet!

volgt de lunch om ongeveer een 's middags. In veel

"

andere culturen is de lunch een maaltijd, maar in Nederland . De Nederlandse lunch bestaat bijna altijd alleen uit met een melk of karnemelk, soms met een kop soep vooraf en toe. De laatste maaltijd - zo tussen zes en half acht 's avonds - is het of ook wel het diner. Maar dineren betekent in Nederland eigenlijk chic uit eten gaan; dat doen Nederlanders heel af en toe. De avondmaaltijd is wel warm en is heel gevarieerd. Aardappels - ze nemen er meestal twee of drie per persoon, met een beetje jus, vlees en is een traditionele Nederlandse avondmaaltijd, maar tegenwoordig eten ze ook vaak , rijst en zo nu en dan taco's en wraps. Vaak maakt een , zoals vla of yoghurt, de avondmaaltijd compleet.

b) Frequentiewoorden geven aan hoe vaak iets gebeurt. Omcirke l de frequentiewoorden in de tekst uit a).

Voorbeeld: Nederlanders eten~op een dag.

c) Schrijf nu zelf op wat u eet op een dag. Gebruik de volgende frequentiewoorden:

vaak - meestal - nooit - a/tijd - soms

9 Spreken - Hoe vaak ... ? @ Vraag elkaar hoe vaak u iets doet. Geef antwoord op de vragen en gebruik frequentiewoorden.

Voorbeeld: Cursist A: Hoe vaak eet jij spruitjes? Cursist B: lk eet nooit spruitjes. Spruitjes zijn niet lekker. Hoe vaak drink jij melk? Cursist C: lk drink altijd melk bij de lunch. Hoe vaak gajij naar een restaurant? Etc.

l 0 Spreken - Eetgewoontes

Vertel elkaar over de eetgewoontes uit uw eigen cultuur. Gebruik de volgende vragen: • Hoeveel maaltijden eet je per dag? • Zijn de maaltijden warm of koud? • Wat drink je bij de maaltijden? •Wat zijn typische gerechten uit jouw land? • Wat eet je zelf vaak? Wat eet je nooit?

Uitdrukking

Zo zout heb ik het nog nooit gegeten.

zevenenzeventig 77

Page 78: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

-4.Ci .. C Wat zijn je hobby's?

Luisteren - Een sportprogramma ' c cd 1 - 26

U hoort het commentaar bij een sportprogramma. Geef antwoord op de vragen.

1. Om welke sport gaat het? 2. Hoeveel deelnemers hebben een tijd onder de 2 uur 8 (2 uur en 8 minuten)?

2 Beeldoefening - Sporten \a Zoek in uw woordenboek de naam van de sport.

l. 2.

6. 7.

l l. 1 2.

16. 1 7.

,-. .

L~':_. .. ' ·i ~ -

~.

3.

8.

1 3 .

18.

.. ~ ~-----...:.

·~~ '~-,~ -

""' .

4 .

I • ,,;... , I , \

, ' l : - • .A ., ~

9.

14.

l 9.

Je beoefent een sport. Wat kun je zeggen?

lk doe aan voetbal. lk tennis een keer per week.

lk zit op hockey. lk volleybal elk weekend .

lk ga naar tennisles. Vandaag ga ik tennissen, morgen ga ik voetballen en overmorgen ga ik hockeyen.

lk doe ook nog aan fitness. Twee keer per week ga ikjoggen / hardlopen.

lk zit bij een voetbalclub. lk train iedere dag als ik een wedstrijd moet spelen.

lk ben lid van een hockeyclub. lk ga naar de sportschool om te sporten.

~~ WB-~~-1, ~. J - 1)

7 8 ach tenzeventig

5.

l 0.

l 5.

20.

. n:-r.-:-. _.

Page 79: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

3 Spreken - lk zit op ... <3 Vraag elkaar welke sport u doet.

Voorheeld: Cursist A: Welke sport doe jij?

·.

Cursist B: lk zit op voetbal en ik doe aan fitness. Welke sport doe jij? Cursist C: lk zwem twee keer per week. Etc.

4 Spreken - Sport :.~ Vertel elkaar over sport. Stel elkaar de volgende vragen:

•Welke sport is in jouw land het populairst? • Naar we Ike sport kijk je het liefst?

NOTITIE

I I

•Welke sport doe je zelf graag en waarom? • Van welke sport houd je niet?

vrije tijd hebben = a!s je niet aan het werk bent

~~e~~t weekend heb ik veeJ vrije tijd, want dan werk ik

~n mijn v.rijeHjd = wat je doet inje vrije tijd n mi;n vn;e t1;d lees ik graag.

5 Lezen en spreken - Wat doen Nederlanders in hun vrije tijd?

a) Lees de tekst en bekijk het diagram. Maak de tekst compleet.

Nederlanders besteden uu~ per week aan mediagebruik: ze lezen, ze

luisteren naar muziek en ze zijn vooral aan het computeren of aan het

televisiekijken. Ze besteden 9 uur aan de . Ze gaan bij

elkaar op visite of ze bellen elkaar. Voor hobby's gebruiken ze uur. Ver-

der zijn ze ruim 3,5 uur van hun vrije tijd onderweg, met de auto, op de fiets, te

voet of met het openbaar vervoer. Aan en besteden de

Nederlanders 5 uur per week. Aan vrijwilligerswerk, zorg voor familie/vrienden en

religie besteden ze uur.

Vrijetijdsbesteding van Nederlanders van 12 jaar en ouder in uren per week

vrijwilligerswerk, zorg voor familie I vrienden, religie (1,5 uur)

NOTITIE

I•-

sport (2,5 uur) Openbaar vervoer = !rein tram bus t ' , ,mero.

mobiliteit (3,5 uur)

media (19 uur)

hobby's(6 uur) .....;.--

sociale contacten (9 uur)

negenenzeventig 79

Page 80: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

b) En wat doet u het liefste in uw vrije tijd? Kruis aan.

nooit so ms vaak

televisiekijken D D D lezen D D D

koken D D D

naar de bioscoop gaan D D D

het theater bezoeken D D D

een museum bezoeken D D D

muziek maken D D D

naar muziek luisteren D D D

dansen D D D

op visite gaan D D D

naar het cafe gaan D D D

uit eten gaan D D D

schaken D D D

dammen D D D

kaarten D D D

chatten/msn 'en D D D fotograferen D D D

schilderen D D D ---reizen D D D

(met de hond) wandelen D D D

een fietstocht maken D D D

sporten D D D computeren D D D spelletjes doen D D D gamen D D D slapen D D D

bloggen D D D

c) Vertel elkaar wat u hebt aangekruist bij b) en waarom . -~ @--· ····· ·-lrm WB4C-5 ~)

6 Spreken - Wat zijn uw hobby's? :8 Vraag elkaar welke hobby's u hebt.

Voorbeeld: Cursist A: Wat zijn je hobby' s?

~1;·~ . ,,,,-I. • --

;:· ; r~ '". ~!""'F.' : !;-~ ~~ ~ !1.1

Cursist B: lk zit op voetbal , ik re is graag en ik houd van computerspelletjes. Wat doe jij in je vrije tijd? Cursist C: lk houd van dansen . lk ga het liefst zelf dansen. lk vind het ook leuk om naar het theater te gaan. Etc.

80 tachtig

Page 81: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

7 Vocabulaire - Muziekinstrumenten

a) Bekijk de instrumenten en vul de namen van de instrumenten in.

de blokfluit de dwars Rll/121

b) Welk instrument spelen zij? Vul in.

1. Hij speelt it

2. Zij speelt

\ . ~ ~.

' ' i ' L~,, r ~V. c

3. 5.

4. " . 6.

8 Spreken - lk speel ... a Vraag elkaar welk instrument u speelt. Vraag elkaar ook welk instrument u zou willen spelen.

Voorbee/d: Cursist A: Welk instrument speel je? Cursist B: lk speel piano. Cursist A: Welk instrument zou je willen spelen? Cursist B: lk zou ook gitaar willen spelen.

Speel je een instrument? Cursist C: Nee. lk zou graag viool willen spelen. Etc.

NOTITIE

De stem

de zang - zingen de zanger - de zangeres

De zangeres zingt een populair lied.

@i1•Tf

NOTITIE

Met ik zou willen spreek je een wens uit.

ikzou } jij/je/uzou willenzingen hij/zij/het ZOU

zoujij/je/u zouhij } willen zingen?

Alle enkelvoudsvormen va h Kijk ook in het overzicht n het verbum zijn hier hetzelfde.

aan et emd van dit hoofdstuk.

eenentachtig 81

Page 82: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

9 Luisteren - lk speel in een band () , cd 1 - 27

l • .. ,, ~ f

' l

Luister eerst naar de tekst. Maak aantekeningen tijdens het luisteren.

Schrijf daarna uw eigen versie van de tekst. Gebruik daarbij de volgende woorden: Eelco de Vries, muzikant, Nedertop, Nederlandstalige muziek, covers, bekende liedjes, twee zangers en een zangeres, gitarist, zangles, keyboardles, mijn passie

Lever de tekst in bij de docent.

:i] n~B -4~ -8, 9,- ~ ~- ~)

10 Spreken - Leuke hobby! @ Vertel elkaar over uw hobby's. Gebruik de volgende vragen:

• Wat zijn je hobby's? • Besteed je veel tijd aan deze hobby's? • Welke activiteit wil je oak graag doen en waarom? • Welke activiteit wil je absoluut niet doen en waarom niet?

Uitdrukking

1-.

Moan~~1

v ~=:::::;-,

Het is altijd hetzelfde liedje.

Uitspraak Zinsaccent

cd 1 - 28

Het zinsaccent is het accent in een zin. In een zin krijgt een woord of krijgen meerdere woorden een accent. De spreker bepaalt welke woorden hij in een zin belangrijk vindt. Deze woorden krijgen het accent.

Luister naar de voorbeelden.

lk wil koffie, geen thee. (Het zinsaccent valt op 'koffie' .)

.!:::lli lust geen spruitjes, maar ik wel! (Het zinsaccent valt op 'hij' en 'ik' .)

lk woon al tien jaar in Nederland. (Het zinsaccent valt op 'tien' .)

~ WB 4 -~;~spr~~~ - l, 2, 3, ~- --- D 82 tweeentachtig

Page 83: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

Overzicht

lnversie bij woordvolgorde in de zin

Eerst neem ik Dan/ daarna/ hierna/ vervolgens poets ik Ten slotte ga ik

adverbium verbum I persoonsvorm subject

Bezigheden uitdrukken Na het verbum zijn + aan het komt een infinitief. Na bezig zijn met komt een infinitief of een substantief. Na gaan komt een infinitief.

lk ben aan het studeren. Hij is bezig met afwassen. Zij is bezig met de afwas. We gaan morgen samen koken.

Conjuncties en, maar, dus, want en of omdat

-+ verbinden twee hoofdzinnen -+ verbindt een hoofdzin en een bijzin

Ze wil graag veel sporten maar ze heeft niet veel tijd. 's Avonds ben ik altijd moe dus ik ga niet te laat naar bed. lk ga vanavond uit eten omdat ik jarig ben.

lmperatief De imperatief =de ik-vorm =de stam van het verbum

Snijd het vlees in stukjes. Korn eens even hier. Ga maar zitten.

Enkele preposities lk help Luca met het huiswerk. lk doe aan hockey en fitness. lk zit op voetbal. lk ben bij een tennisclub. lk ben aan het squashen. lk ben bezig met mijn favoriete hobby. lk kom net uit bed. We nemen drie aardappels per persoon. Vanavond staat erwtensoep op het menu. De ingredienten staan in het recept. Hij brengt de soep op smaak met zout en peper. De hardloper heeft een tijd onder de acht minuten . Hij luistert naar muziek. lk wandel met de hond.

Opsomming Eerst gaan we ontbijten, dan gaan we naar school, daarna hebben we pauze, vervolgens gaan we fitnessen, Tot slot eten we een appel. Ten slotte maken we ons huiswerk.

Freq uentiewoorden nooit, soms, (heel) af en toe, (zo) nu en dan, vaak, meestal, altijd

een douche.

mijn tanden. naar bed/slapen. l.

rest

...

I

'1

drieentachtig 83

Page 84: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

lk kan nu:

mijn dag omschrijven

tijdstippen en dagdelen aangeven

een verhaal structureren

huishoudelijke taken benoemen

praten over (eet)gewoontes en maaltijden

frequentie aangeven

praten over bezigheden, hobby's, sport, etc.

84 vierentachtig

.. L .i - ,_ · .

ja nee

Page 85: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

Wat leert u in dit hoofdstuk?

A Is hier een bioscoop in de buurt?

8 Een dagje uit!

c Uitverkoop!

1.

4.

De weg vragen en de weg wijzen : een route beschrijven, afstand en lengtematen lemand bedanken en reageren Vervoermiddelen

Een voorstel doen en reageren Afspraken maken Plaatsen reserveren

Winkelen : kleding, kledingwinkels, mode, kleuren en maten

IW•·:l·4l·1111!'

9l3511!" •• Uitgelicht

Van 0 Adres 0 Trelnstlitton

l totkarlCICfl t:j

Haar 0 Adru Q Trelnst1tlon

l 1o.cktndert ·:J

., 9222 ooderzoelc over mpb!c » Pl!. GpS yeC§l@ van 9292 mo

Hullnr ao-- Actueel • maandag,

A av Er Zljo op dit m

_&,ov fil""""'1llW

A Auto erzljn oo dltm

Hulsnr

r"""!r•nl!IJ!'!!ll!!!!!!!!l!!l!!!!!!l!l!ll'""l~o.•um 1 "411dug 1m u ,_, =, zakelljk

7. 9.

TIJd~ 8 Vertrek Q Aankomst

Actueel weer » (neerS!jlgenyerwadJtiog)

vijfentachtig 85

Page 86: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

A Is hier een bioscoop in de buurt?

Luisteren - Mag ik u iets vragen? cd 1 -29, 30, 31

a) Luister naar de dialogen. Vul het schema in.

Dit is dichtbij ver weg.

Voorbeeld: Waar wil de man naartoe gaan? Naar het station

dialoog 1 Waar wil de man naartoe gaan? Naar

dialoog 2 Waar wil de vrouw naartoe gaan? Naar

dialoog 3 Waar willen Milou en Ellen naartoe gaan? Naar

DD DD DD

b) Luister nog een keer naar de dialogen. Teken de route op de kaartjes.

D D D

l 1111 D .....

<tl <tl ..._ ..... Ill c Q) ~

LU

Kerkstraat

D dialoog 1 dialoog 2 dialoog 3

2 lnvuloefening - Weet u de weg naar ... ?

a) Je wilt de weg vragen. Wat kun je zeggen? Vul in.

1. I I mevrouw, mag ik u iets vragen? Weet u de naar de stadsschouwburg?

D

2. I I meisjes, mag ik wat vragen? r-" l jullie mij de weg wijzen naar het postkantoor?

~

3. Sorry meneer, I J ik u iets I 1? Weet u de bibliotheek is?

4. Pardon mevrouw, ik ben op naar het station.

5. Dag meneer, hoe kom ik de VVV?

6. Dag mevrouw, weet soms waar ik een restaurant kan vinden?

7. Hallo jongens, I 'I hier een bioscoop in de buurt?

8. Hallo meisjes, w~ten misschien het museum voor moderne kunst?

'

NOTITIE ~ De VVV is een informatiecentrum voor toeris_me en

t. 'VVV' is een afkorting van 'Veremging voor recrea ie. Vreemdelingenverkeer' ·

86 zesentachtig

Page 87: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

b) Je wilt iemand bedanken. Wat kun je zeggen? Vul in.

LI wel, meneer. dank.

jLillie wel/ jewel, jongens. Graag hoor.

r __J , meneer. Geen I . 1, het is geen moeite.

Dank 1 mevroLiw. Niets te P ~-

3 Spreken - Is de Schoolstraat dichtbij? '8

Bekijk de kaart van Groningen. Cursist A kiest een straat. Hij vraagt cursist B of de straat ver weg of dichtbij is. Cursist B reageert. Dan kiest cursist B een straat. Hij vraagt aan cursist C of de straat ver weg of dichtbij is.

Voorbeeld: CLirsist A: Dag meneer. Weet LI of de Schoolstraat ver weg of dichtbij is? CLirsist B: NatLILirlijk. De Schoolstraat is dichtbij.

Dag mevroLiw. Is de GLildenstraat dichtbij of ver weg? CLirsist C: De GLildenstraat is ver weg. Etc.

1(il) WB SA· 1, 2 """-- . 1)

zevenentachtig 8 7

Page 88: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

4 Grammatica - lets leuks

We willen iets leuks gaan doen.

Niks moeilijks aan!

We gaan wat anders doen .

a) Vul in.

'Leuks' komt van het adjectief leuk 'Moeilijks' komt van het adjectief 'Anders' komt van het adjectief

b) Vul in.

iets

wat

niets

niks

+ adjectief + I

.J)

5 Luisteren en invuloefeningen - De eerste links cd 1 - 32

a) Luister naar de dialoog. Vul het nummer van de juiste afbeelding in en lees mee.

2 3 4

jp< ' --- ,,...,,, __ -!..-~ -

6 7 8 9

Dag meneer, mag ik u iets vragen? • Jazeker.

lk zoek de Steenbokstraat. Weet u waar die is?

5

• 0, dan rijdt u de verkeerde kant op. U kunt hier het beste omkeren (4) en dan gaat u de brug ( ) over. Daarna neemt u de eerste zijstraat rechts ( ) . Dan komt u na ongeveer l 00 meter bij een rotonde ( ) en daar gaat u rechtdoor ( ) , de tweede afslag dus. Dat is in de richting van het centrum . Bij het tweede stoplicht ( ) gaat u rechtsaf. U rijdt door tot aan het vijfde kruispunt ( ) en daar slaat u linksaf ( ) Na het zebrapad ( ) gaat u naar rechts en dat is de Steenbokstraat. Het is niet ver, nog geen kilometer. Kunt u dat nog een keer herhalen?

88 achtentachtig

Page 89: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

b) Je wilt de weg wijzen. Wat kun je zeggen? Vul in.

Dag meneer I mevroLiw /jongens/ meisjes. Mag ik wat ?

de Plantsoenenlaan ?

---- LI de weg de Plantsoenenlaan? KLint LI me de weg de Plantsoenenlaan?

c) De hoeveelste is het? Vul in .

le=

2e =

3e = derde

4e = vierde

Se=

6e =

le= 8e = achtste

9e = negende

l Oe =

d) Hoever is het? Vul in.

kilometer= l 000 meter hectometer = l 00 decameter = l 0

= l 0 decimeter

l le=

l 2e =

l 3e =

14e =

l 8e =

20e =

21 e =

22e =

30e = dertigste

40e = veertig

decimeter= centimeter = l 0 millimeter

\9m~-4.~- 0 6 Spreken - Weet u waar ... ? \a

NatLILirlijk.

Sorry, dat weet ik niet. lk ben hier niet bekend. Jazeker. U gaat hier alsmaar recht

I die straat ken ik

U de eerste straat links/rechts. De Plantsoenenlaan ligt aan LIW rechterhand /

hand. Voor de Plantsoenenlaan

---=~ kant op. U kLint het beste hier U gaat hier de brLig -----' Bij de rotonde neemt LI de derde Het is aan de Daar slaat LI

/linkerkant. /linksaf.

50e= ~'i';ii-;J

60e =

70e =

80e = tachtigste

90e =

ste l OOe =

lOle =

l OOOe =

2000e =

l .000.000e =

eerste

Cursist A vraagt de weg aan een voorbijganger (cursist B) . Cursist B reageert en vraagt dan de weg aan een voorbijganger (cursist C).

Voorbeeld: CLirsist A: Dag meneer. Weet LI een bioscoop in de bLILirt? CLirsist B: NatLILirlijk. U moet hier steeds rechtdoor gaan.

Daar is de bioscoop. Dag mevroLiw. Weet LI de weg naar de VVV?

CLirsist C: Zeker. Etc.

negenentachtig 89

Page 90: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

7 Spreken - Weet u waar de Hamburgerstraat is? ~ @ Cursist A gaat op bezoek bij vrienden in Utrecht. Zij zijn verhuisd naar de Hamburgerstraat. U weet niet waar de Hamburgerstraat is. U bent in de Brandstraat. U vraagt de weg aan een voorbij­ganger (curs ist B) .

Cursist B loopt op de Brandstraat. Een voorbijganger (cursist A) vraagt u de weg. (U krijgt een plattegrond van de docent.)

Voer het gesprek.

Wissel nu van rol. Cursist B vraagt de weg naar de Mariahoek aan cursist A (een voorbijganger). (U krijgt een plattegrond van de docent.)

8 Luisteren - Welk vervoermiddel gebruikt u? cd 1 - 33

a) Luister naar de tien uitspraken. Om welk vervoermiddel gaat het bij deze uitspraken? Vul het nummer van de uitspraak in bij de juiste afbeelding.

a b 1

f

NOTITIE

• enkele reis of enkeltje = een kaartje voo~::e~::::is • retourtje = een kaartje voor de heen- en

90 negentig

Page 91: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

b) Een journalist vraagt met welk vervoermiddel mensen reizen . Lu ister naar de dialogen. (2 - cd 1 - 34 Vul het schema in. /

te voet/lopend fiets brommer scooter auto bus tram trein taxi vliegtuig

dialoog 1 D D D D I D D D D DlD man

dialoog 2 D D D D D D D D D D vrouw

dialoog 3 D D D D I D D D I D D D man

dialoog 4 D D D D D D D D D D vrouw

dialoog 5 D D D D D D D D D D jongen

meisje D D D D D D D D D D

c) Je wilt vertellen welk vervoermiddel je gebruikt. Wat kun je zeggen? Vul in.

lk ben te voet/lopend, met de fiets, met de auto, etc.

lk I de trein, de bus, de fiets, de metro, etc.

lk pak

lk reis met het openbaar vervoer, de auto, de trein, de bus, de metro, het vliegtuig, etc.

lk l .. I met

@)~~~~~ - 1)

9 Spreken - Hoe komt u naar de cursus? \a Vraag elkaar met welk vervoermiddel u naar de cursus komt.

Voorbeeld: Cursist A: Hoe kom je naar de curs us? Cursist B: lk ben/ga met de fiets.

Hoe gajij naar de les? Cursist C: Eerst fiets ik naar het station. Dan pak ik de trein. Het laatste stukje ga ik lopend.

Met welk vervoermiddel ga jij naar de les? Etc.

10 Spreken - Toerist in Maastricht ,~ 1"'-~ U gaat een dagje uit in Maastricht. U kent de stad niet. U komt met de trein aan op het Centraal Station en staat nu op de Spoorweglaan .

Cursist A vraagt de weg naar: • het Bonnefantenmuseum aan de Avenue Ceramique. • de stadswallen bij de Wyckerwal. Cursist B wijst de weg. U krijgt een plattegrond van de docent. Gebruik 'eerst', 'dan', 'daarna', etc.

Cursist B vraagt de weg naar: • de Maasboulevard. • de Sint-Servaesbasiliek aan het Vrijthof. Cursist A wijst de weg. U krijgt een plattegrond van de docent. Gebruik 'eerst', 'dan', 'daarna', etc.

fJ9 WB5A-7

eenennegenUg 91

Page 92: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

r l l Spreken - Hoe moet ik lopen? \~ @ U krijgt een kopieerblad met een opdracht van de docent. Lees de opdracht. Voer daarna de opdracht uit.

Naar de bekende weg vragen.

92 tweeennegentig

Page 93: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

B Een dagje uit!

~1 Lezen en luisteren - Musical, echt iets voor ons!

a) Lees de advertentie. Kies het juiste antwoord.

Houdt u van musical? Dan hebt u geluk als u in Groningen of omgeving woont.

Musicalliefhebbers kunnen genieten van Brandende Liefde. Brandende Liefde is een boek van Jan Wolkers. Het is nu ook tot musical bewerkt door Dick van den Heuvel. Het verhaal goat over een onmogelijke driehoeksrelatie tussen een gepassioneerde kunstenaar, een beeldschone muze en een lerares Frans in een statig huis.

Reserveer snel, want we verwachten veel liefhebbers voor deze prachtige musical. U kunt kaarten bestellen via internet, schriftelijk, telefonisch of aan de kassa. Voor meer informatie: bel (050) 368 03 68 of kijk op onze site www.de-oosterpoort.nl

Kassa informatie: Openingstijden maandag tot en met zaterdag van 10.00 tot 19.00 uur (of tot aanvang voorstelling)

Telefonisch bereikbaar: maandag tot en met zaterdag van 10.00 tot 18.00 uur, tel. (050) 368 03 68

l . Brandende liefde is a. een boek. b. een musical. c. zowel een boek als een musical.

2. Brandende /iefde gaat over a. de liefde van een kunstenaar voor zijn werk. b. een relatie tussen drie personen. c. een kunstenares die een leraar Frans ontmoet.

b) Luister naar de dialoog. Omcirkel de pronomina in de tekst.

Voorbeeld: @ vind musicals echt iets voor@

Frans : He, zie je dat? Willem : Wat? Frans: lk lees hier dat we naar de musical Brandende Liefde kunnen.

Er is een voorstelling in Groningen. lk vind het echt iets voor ons. Willem: Goed idee! Frans : Weet je wat? We gaan echt een dagje uit. Dan gaan we overdag

naar het Stripmuseum, want ik wil dat wel eens zien .

cd 1 - 35

Willem : Geweldig. He, zullen we Hans en Nelleke meevragen naar Groningen? We hebben hen al een tijdje niet meer gezien.

Frans : Goed idee. lk bel hen meteen. Willem : lk weet dat Hans dol is op strips.

We doen hem echt een plezier met een bezoek aan het Stripmuseum. (. .. )

Frans : Ze willen mee hoor, Willem! Nelleke vertelde me dat zij vaak naar musicals gaan . We moeten wel reserveren als we zeker van plaatsen willen zijn.

Willem: Doe dat dan maar meteen. Dan schenk ik een glaasje wijn in terwijl jij belt.

Ontmoet al jouw helden in het allerleukste museum van Nederland:

SpongeBob - Suske & Wiske · Agent 327 · Donold Duck · Tonie Sidonia · Diego

· Dm:·Jan · Jon, Jans & de kinderen -11.ulfie · Ollie 8. Bommel · Doro - Sigmund

en nog veel meerl

drieennegentig 9 3

Page 94: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

c) Lees nogmaals de dialoog bij b). Onderstreep de pronomina die geen subject zijn.

Voorbeeld: ® vind musicals echt iets voor~

d) Vul in:

objectsvorm pron omen I subjectsvorm pronomen pronomen na een

prepositie

singularis

ik mij /me jij/ I jou /je u u hij

I I hoar het het

p/uralis

wij/ ju I lie

I __ ==i /hun/ze

e) Vul het juiste pronomen in.

Voorbeeld: Heb jij het telefoonnummer van Vladimir? lk wil hem

NOTITIE • Hen, bun of ze als object

Personen : . ebruik 1· e hen hun of ze als object. -t Voor personen g '

Ze is iets informeler dan hen of hun.

-t Na een prepositie gebruik je hen of ze.

Dinge n : -t Voor dingen gebruik je ze.

• me, je (= zonder nadruk)

Jan kijkt naar m e.

lk zie je morgen.

versus mij , jou (= met nadruk)

+-+ Jan kijkt naar mijn vriendin,

niet naar mij · +-+ lk zie jou morgen, maar

Thomas niet.

uitnodigen voor een etentje.

Willem, weet jij waar Saskia is? lk zoek al de hele middag. • Nee, geen idee. Waarom zoek je ?

moet het telefoonnummer van Vladimir hebben . lk wil ook uitnodigen voor het etentje bij

• Waarom vraag je het niet aan Nora. kent beter dan Saskia. Dat is een goed idee van . lk bel meteen.

• Dan kun meteen vragen of en Carlo ook willen komen.

{~Y-~B SB-~ 1·, 2 I)

2 Spreken - Een uitje r,@ Je wilt een voorstel doen of op een voorstel reageren. Wat kun je zeggen?

antwoord ©. ~ vraag antwoord ...

~

Ga je mee naar het Bonnefanten- Ja graag. Oat lijkt me leuk. Nou nee, ik heb niet zo'n zin. lk museum in Maastricht? ga liever naar de bioscoop.

Heb je zin om mee uit eten te Wat heerlijk! Wanneer gaan we? Nee, dank je. lk kan niet. gaan?

Ga je mee naar een restaurant? lk Wat aardig van je. Dank jewel. Nee helaas/jammer, ik heb geen trakteer. tijd. Een andere keer misschien .

Heb je zin om te gaan stappen/ Ja leuk. Waar gaan we heen? lk heb wel zin, maar geen tijd. uit te gaan? Sorry, ik moet studeren.

Zullen we naar de opera gaan? Ja hartstikke leuk, ik ben dol op Nou nee, liever niet. lk houd niet opera. zo van opera. Doe mij maar een

musical.

94 vierennegentig

Page 95: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

Cursist A doet een voorstel voor een uitje: museum, bioscoop, restaurant, opera, musical, cafe, theater, concert, etc. Cursist B reageert positief. Cursist C reageert negatief. Wissel van rol.

Voorheeld: Cursist A: Heb je zin om vanavond naar de film te gaan? Cursist B: Ja, leuk. Hoe laat gaan we? Cursist C: Nee, vanavond kan ik niet, jam mer. Etc.

@ wBSB-3,4,5 -

3 Grammatica - Conjuncties

Hij gaat naar het stripmuseum omdat hij strips leuk vindt. Je moet vaak de weg vragen als je een stad niet kent. lk schenk wijn in terwijl jij Janneke belt.

Bij een reden gebruik je als conjunctie: Bij een voorwaarde/ conditie gebruik je als conjunctie: Bij ge/ijktijdigheid gebruik je als conjunctie:

Kies het juiste woord en vul in. Kies uit:

als - maar - omdat - terwijl - want

l. Hij heeft een verrassing voor haar, ze 1s Jang. 2. jij de afwas doet, dan zal ik koken. 3. lk ga naar huis ik mijn huiswerk nog moet maken. 4. Hij kookt het eten zij gezellig met haar vriendin praat. 5. lk wil wel helpen ik weet de weg ook niet.

4 Grammatica - Woordvolgorde bijzin

a) Lees de zinnen. Vul het schema in.

l. We gaan naar een restaurant omdat we lekker willen eten. 2. Hij gaat naar het Stripmuseum omdat hij strips leuk vindt. 3. We moeten reserveren als we zeker van plaatsen willen zijn. 4. Je moet vaak de weg vragen als je een stad niet kent. 5. lk schenk wijn in terwijl jij Janneke belt. 6. Zij gaat naar een musical terwijl hij gaat voetballen.

hoofdzin bijzin

conjunctie subject rest

l. We gaan naar een restaurant

2. Hij gaat naar het Stripmuseum

3. We moeten reserveren

4. Je moet vaak de weg vragen

5. lk schenk wijn in

6. Zij gaat naar een musical

b) In een bijzin staat het verbum / staan de verba altijd aan het

~B-- 6: 7 ·

verbum/verba

van de zin.

vijfennegentig 9 5

Page 96: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

5 Luisteren - Naar het theater! 1 .) cd 1 - 36

Luister naar het telefoongesprek. Kruis aan : waar of niet waar.

l. Frans Jansen wil naar de opera.

2. Frans Jansen wil op de dertiende naar de voorstelling.

3. Er zijn in totaal drie voorstellingen van Brandende Liefde.

4. Frans Jansen reserveert vier plaatsen op het balkon.

5. De kaartjes kosten € 120,- per stLik.

6. Frans Jansen wil de kaartjes op de avond van de voorstelling afhalen.

6 Spreken - Wanneer wilt u komen? (~ a) Je wilt plaatsen voor een musical reserveren. Wat kun je zeggen?

Vul in.

Goedemorgen I goedemiddag I goedenavond, Oat kan.

waar niet waar

DD DD DD DD DD DD

ik wil graag drie I reserveren Wanneer wilt LI komen? /Voor wanneer wilt LI voor Ciske de Rat. reserveren?

Aanstaande zaterdag als het kan. Wilt LI naar de middag- of de avond

We willen graag 's avonds. De avondvoorstelling begint om kwart over acht. Driemaal zegt LI?

Ja graag. U kLint de kaartjes een halfLILir van tevoren

r Tot LIW dienst/ geen I en veel plezier

Fijn, : I . tijdens de I - l

b) U wilt samen naar een film- of theatervoorstelling.

?

Zoek op internet of in een theater- of bioscoopgids een voorstelling uit. Bespreek samen naar welke voorstelling u gaat.

c) Cursist A: Reserveer plaatsen voor de voorstelling. Cursist B is de medewerker van het theater of de bioscoop. Cursist B: U werkt in het theater of de bioscoop. Cursist A belt en reserveert plaatsen. Wissel van rol.

96 zesennegentig

Page 97: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

7 Lezen - Het Nederlands Stripmuseum in Groningen

a) Lees de informatie over het Nederlands Stripmuseum in Groningen.

Openingstijden Het Nederlands Stripmuseum in Groningen is het hele jaar geopend : dinsdag t/m zondag van l 0.00 uur tot l 7.00 uur. In de schoolvakanties is het Str ipmuseum ook op maandag geopend van 13.00 tot 17.00 uur.

Prijzen

lndividuele entreeprij zen p.p.

Volwassenen € 7,95

Kinderen (3 t/m 11 jaar) en senioren € 6,75

(65+)

Kinderen onder 3 jaar gratis

Eerste Kerstdag en Nieuwjaarsdag is het museum gesloten.

Adres en route Het Nederlands Stripmuseum Groningen Winkelcentrum De Westerhaven Westerhaven 71 971 8 AC Groningen 050-3178470

www.stripmuseumgroningen.nl

Te voet Vanaf Groningen Centraal Station

lndividuele entreeprijzen p.p.

Groepen (min. 20 personen) € 5,95

Scholen en zorginstellingen € 4,75

(min. 20 personen)

Museumjaarkaart gratis

c:

Het museum is lopend gemakkelijk in ongeveer tien minuten te bereiken vanaf het Centraal Station , zie het kaartje hiernaast.

Met de auto Vanaf Zwolle

F Groningen • \ Centraal Station ·

Rijd via de A28 Groningen binnen en volg de borden richting het centrum tot het Emmaviaduct. Na het viaduct links afslaan naar de Emmasingel (volg P-route west). Na 440 meter rechts afslaan naar de Eendrachtsbrug . U komt dan bij parkeergarage Westerhaven. Hier kunt u de auto parkeren . Westerhaven 71 is het gebouw aan uw rechterhand.

Openbaar vervoer Vanaf Groningen Centraal Station Vervolg de route per bus (lijn l 5; Zern ike). Bij halte Westerhaven uitstappen (u staat tegenover de ingang van het museum). Lijn 15 rijdt niet in het weekend. U kunt dan lijn 3 richting Vinkhu izen gebruiken en uitstappen bij halte Steenhouwerskade. Aan de overkant van de halte ligt het museum.

b) Geef antwoord op de vragen. Maak hele zinnen.

l. U wilt in de herfstvakantie naar het Stripmuseum in Groningen. U wilt op een maandag gaan. Kan dat?

2. U bent dertig jaar. Hoeveel entreegeld moet u betalen in het Stripmuseum? liT'.

t1t-::r;i'>li hul~r i 3. U gaat met uw dochter van zes naar het Stripmuseum. U hebt een museumjaarkaart.

Uw dochter heeft geen museumjaarkaart. Hoeveel entreegeld moet u betalen in het Stripmuseum?

4. U wilt met de auto naar het Stripmuseum gaan. Waar kunt u de auto parkeren?

5. U gaat met de trein naar Groningen. Vanaf het station w ilt u met de bus naar het Stripmuseum gaan . Welke bus moet u nemen?

zevenennegentig 9 7

Page 98: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

8 Spreken - Wat gaan we doen in Groningen? @ U woont in Amsterdam. U gaat een dagje met twee medecursisten naar Groningen. Uw medecursisten wonen oak in Amsterdam. Bespreek met elkaar: • wanneer en met welk vervoermiddel u naar Groningen gaat, • wat u in Groningen gaat doen (winkelen, bioscoop, theater, museum), • waar en hoe laat u met elkaar gaat eten.

9 Lezen en schrijven - Maak uw eigen stripverhaal! @ a) Lees de strips. Omcirkel het juiste antwoord.

In het Nederlands Stripmuseum in Groningen kun je kennismaken met bekende Nederlandse striphelden. Een daarvan ziet u hieronder: het is Dirkjan, getekend door Mark Retera.

JIPPIE. [ v'ANl',A,AGr SC.HOO(.RE.\S~E. ! WAT' GAAN WE. DoEN MENEE>'.. VAN DIWTEN

De jongens ... a. willen graag naar Medemblik op schoolreisje. b. gaan dit jaar niet naar Medemblik op schoolreisje. c. willen met de bus naar Medemblik.

Dirkjan doet een dagje Groningen. Wat is waar? a. Dirkjan gaat naar het Scheepvaartmuseum. b. Dirkjan ziet zichzelf in het Stripmuseum. c. De Dirkjanstrook in het Stripmuseum is niet origineel.

98 achtennegentig

Page 99: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

b) Bedenk een tekst voor deze strip. Schrijf de tekst in de tekstballonnen.

Uitdrukking

De bloemetjes buiten zetten.

negenennegentig 99

Page 100: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

C Uitverkoop!

Lezen - Aanbiedingen

a) Lees de advertentie. Kruis aan: waar of niet waar.

1. Op overhemden krijg je 50 % korting.

2. Truien zijn alleen te koop in de kleuren rood en blauw.

3. Je kunt twee truien kopen, maar je hoeft maar een trui te betalen.

4. Alie spijkerbroeken kosten nu€ 69,95.

b) Vocabulaire.

Kleurenschema

0 • • • • wit zwart rood blauw turkoois gee I

• • • • • paars oranje bruin grijs bordeaux beige

donkerblauw ~~ blauw

100 honderd

waar niet waar

DD DD DD DD

• roze

• groen

• lila

lichtblauw

Page 101: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

Kleding

Wat draag je?

fl\ ~ " de blouse I bloes dejurk het vest de rok de (lange) broek/ de pantalon

I de spijkerbroek het topje/het hemdje het mantelpak het T-shirt het overhemd

I de trui de korte broek hetjasje/het colbert het pak/het kostuum de stropdas

4 de vlinderstrik de jas de das I de sjaal de handschoen

• lk draag een blouse met lange/korte mouwen. • lk heb een jurk aan. • lk trek een broek aan. • lk heb maat 42. • Hij is gekleed in een pak. • lk koop vaak tweedehands kleren. • De broek/trui staat je goed.

Opje hoofd:

de muts de pet de hoed de hoofddoek

• lk draag een hoed. • lk heb een pet op. • lk doe een muts op.

Onder je kleren (ondergoed):

de onderbroek/ de slip het hemd de bh

Nachtkleding:

de pyjama de nachtjapon I het nachthemd

honderdeen l 0 l

Page 102: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

Badkleding:

a """ de bikini het badpak de zwembroek

Aan je voeten en benen:

J de sok de panty I de kous schoenen laarzen gymschoenen I sportschoenen

• lk draag altijd makkelijke schoenen. • lk draag schoenen met hoge hakken. • Deze schoenen zitten lekker. • De laarzen passen goed.

2 Spreken - Wat draag je? a Vraag elkaar wat je aan hebt, aan je voeten, aan je handen, op je hoofd.

Voorbeeld: Cursist A: Wat draag je aan je voeten? Cursist B: lk draag schoenen aan mijn voeten.

Wat draag jij aan je voeten? Cursist C: lk draag laarzen.

Wat draag jij op je hoofd? Etc.

3 Spreken - Welke kleur? ~~ a) Vraag elkaar welke kleuren de potloden hebben.

Voorbeeld: Cursist A: Welke kleur heeft het derde potlood van links? Cursist B: Het derde potlood van links is lichtblauw.

Welke kleur heeft het tweede potlood van rechts? Cursist C: Het tweede potlood van rechts is geel. Etc.

b) Een cursist noemt een getal. Een andere cursist zegt welke kleur het is. De derde cursist maakt een zin met de kleur en een kledingstuk. Wissel daarna van rol.

Voorbeeld:

1 6 8 10 Cursist A: Welke kleur heeft nummer l 7? Cursist B: Lichtgroen. Cursist C: lk draag een lichtgroen overhemd. Cursist B: Welke kleur heeft nummer 8? 14 17 19 27 Cursist C: Lichtblauw. Etc.

33 45 49 54 61 73 78 82

1 02 honderdtwee

Page 103: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

4 Luisteren en spreken - Modeshow ; (; cd 1 - 37

a) Bekijk afbeelding A tot en met F. Luister naar de presentator van de modeshow. Hij beschrijft de kleding van vier modellen. Raad welk model de presentator beschrijft. Vul in.

A model B model C model D model

b) Kijk naar de afbeeldingen en vul het schema in.

1. 2. 3.

kledingstuk kleur(en)

l.jurk

2. lichtgrijs I donkergrijs

3. .. . ... - .. -···- . ~ .............. ·-·~·-~ ~ -_ _:~::_..=::::.~~:::~: .::.;.:..:.;...:~-~~~::.:. :· ._ ~ ~-

4.

c) Bedek het ingevulde schema van b). Vraag elkaar naar de kleur en het motief van de kledingstukken in b).

Voorbeeld: Cursist A: Welke kleuren heeft de korte broek? Cursist B: De korte broek is lichtgrijs en donkergrijs. Cursist A: En welk motief heeft de korte broek? Cursist B: De korte broek is geruit. Welk kleuren heeft de rok? Etc.

IED · ~B SC- 3, 4 . I)

E model F model

4.

motief

gestreept/ met strepen

geruit/ met Schotse ruit

gestippeld/met stippen

gebloemd /met

honderddrie 103

Page 104: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

5 Spreken - Dat is Tanja! @ Beschrijf de kleding van een medecursist. Noem zijn/haar naam niet. De cursist die raadt welke cursist je beschrijft, beschrijft de volgende persoon.

Voorbeeld: Cursist A: Deze persoon draagt een blauwe spijkerbroek met een wit T-shirt. Cursist B: Dat is Jonas! Deze cursist draagt een lange zwarte broek en een zwarte trui. Cursist C: Dat is Tanja! Etc.

,'..@)-WB SC - ~- -

6 Luisteren - Voor de helft van de prijs cd 1 - 38

Dick is met zijn vrouw Marijke in een kledingwinkel. Luister naar de dialoog. Kruis aan: waar of niet waar.

l. Dick wil liever even rondkijken.

2. Dick wil een T-shirt kopen .

3. Dick heeft maat L.

4. Dick wil een wit overhemd.

5. De verkoper vindt dat de kleur goed bij Dick past.

6. Het tweede overhemd is 50 % goedkoper.

7 lnvuloefening - Lange of korte mouwen?

waar niet waar

DD DD DD DD DD DD

Je gaat naar de winkel om overhemden te kopen. Wat kun je zeggen? Vul in.

verkoper /verkoopster kl ant

Kan ik u helpen of wilt u Ii ever even Nou , ik eigenlijk een paar I ,.....__J? overhemden.

Welke hebt u? XX5 /XS I 5 IM I L/XL/XXL

Hebt u een speciale kleur in gedachten? Nee, niet echt. Welke [' -i hebt u? Ja, doe maar iets groens I blauws.

Wat denkt u van een kleur? Nee, r --, een andere kleur .

Groen of blauw, wat denkt u daarvan? Ja, dat vind ik leuke kleuren.

Lange of korte I I? ' - mouwen graag.

Wilt u ze even passen? Daar zijn de Ja, ik wil ze graag even r i-• • v·_'.'f. --~'':·"" -: , ~ · ~;eif./•: "l Nee, dat hoeft niet.

U hebt geluk, het tweede overhemd krijgt u voor J ik even!/Dat is mooi! I de van de prijs. Heb ik even geluk!

l 04 honderdvier

Page 105: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

8 Spreken - Kleren en maten e ma ten

dames

kleding

xxs = 32 XS= 34 s = 36 M = 38 - 40 L = 42 XL= 44 XXL= 46 - 48

schoenen

kinderen 18 - 35 dames : 36 - 42 heren : 36 - 50

heren

kleding

s = 46 M = 48 L = 50 XL=52-54 XXL=56-58

overhemden

5=37/38 M=39/40 L = 41I42 XL= 43/44 XXL= 45/46

kinderen

kleding

baby's en peuters 50 - 86 meisjes 92 - l 76 jongens 92 - l 76

Cursist A vraagt cursist B naar zijn kledingmaat. Cursist B antwoordt en vraagt cursist C naar zijn schoenmaat.

Voorbee/d: Cursist A: Welke kledingmaat heb jij? Cursist B: lk heb maat 38.

Welke schoenmaat heb jij? Cursist C: lk heb maat 42. Etc.

honderdvijf 1 0 5

Page 106: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

9 Spreken - Kleren passen, kleren kopen ;~ Lees de situatie en de aanwijzingen in het schema. Cursist A is de verkoper. Cursist B is de klant. Voer het gesprek in een kledingwinkel en vul in.

Verkoper Kl ant

l. Vraag of u de klant kunt helpen. ~ Zeg dat u een lange broek zoekt.

2. Vraag naar de maat en de kleur. ~ Zeg uw maat en kleur.

3. Zeg dat u geen broek hebt in deze kleur. Zeg dat LI wel een broek hebt. ~ Zeg dat LI de r 1r' !;.,~!t. broek wilt zien.

4. Laat de broek zien en vraag of de klant hem wil passen.

5. Vraag naar de maat en de kleur.

6. Laat een blouse zien in deze kleur.

7. Vertel waar de paskamer is (achterin).

8. Geef de grotere maat blouse. Vraag of u de klant verder kunt helpen.

9. Vertel waar de kassa is (voorin).

l 0. Reageer.

l 06 honderdzes

~ Zeg dat u hem wilt passen. Zeg dat u oak een blouse zoekt.

~ Zeg uw maat en kleur.

~ Zeg dat u de blouse mooi vindt. Vraag waar de paskamer is.

~ Bedank. Zeg dat de broek goed is. Vraag een grotere maat blouse.

~ Vertel dat u de kleren mooi vindt. Vraag waar de kassa is.

~ Bedank de verkoper.

Page 107: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

10 Spreken - Naar de kledingwinkel ·~ .~ U krijgt een kopieerblad met een opdracht van de docent. Lees de opdracht. Voer daarna de opdracht uit.

Uitdrukking

Kleren maken de man.

Uitspraak Q_ cd 1 - 39

Klemtoon

De klemtoon is het accent in een woord. De klemtoon ligt vast. Hij valt op de eerste, tweede, derde of vierde syllabe.

Luister naar de voorbeelden.

kleding

parkeergarage

bioscoop

museumjaarkaart

kle-ding (De klemtoon valt op de eerste syllabe.)

par-keer-ga-ra-ge (De klemtoon valt op de tweede syllabe.)

bi-os-coop (De klemtoon valt op de derde syllabe.)

mu-se-um-jaar-kaart (De klemtoon valt op de vierde syllabe.)

honderdzeven 1 07

Page 108: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

Overzicht

Zelfstandig gebruik van mooi, ander, leuk, moeilijk, etc.

mooi - iets moois ander - wat anders leuk - (n)iets leuks moeilijk - niks moeilijks

Rangtelwoorden

le = eerste 6e = zesde 2e = tweede le= zevende 3e = derde Se= achtste

11 e = elfde 1 2e = twaalfde 1 3e = dertiende

4e = vierde 9e = negende 14e = veertiende Se = vijfde 1 Oe = tiende

1 OOe = honderdste l 0 le = honderdeerste l OOOe = duizendste 2000e = tweeduizendste 1.000.000e = miljoenste

Pronomen personale

l Se = achttiende

objectsvorm pronomen I

20e = twintigste 21 e = eenentwintigste 22e = tweeentwintigste 30e = dertigste 40e = veertigste

subjectsvorm pronomen pronomen na een prepositie

singularis

ik mij/me jij I je jou / je u u hij hem zij / ze haar het het

pluralis

wij/we ons jullie jullie zij/ze hen/hun/ze

Hen, hun of ze als object

Personen:

SOe = vijftigste 60e = zestigste 70e = zeventigste SOe = tachtigste 90e = negentigste

-+ Voor personen gebruik je hen, hun of zeals object. Zeis iets informeler dan hen of hun. -+ Na een prepositie gebruik je hen of ze. Dingen: -+ Voor dingen gebruik je ze.

me, je (= zonder nadruk) mij, jou (= met nadruk)

Jan kijkt naar me. Jan kijkt naar mijn vriendin, niet naar mij. lk zie je morgen. lk zie jou morgen, maar Thomas niet.

Conjuncties

conjunctie

gelijktijdigheid terwijl

red en omdat

voorwaarde als

1 08 honderdacht

Page 109: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

Woordvolgorde bijzin

hoofdzin

U komt vanzelf bij het postkantoor

Enkele preposities de weg vragen naar het theater bij het station rechtsaf na de stoplichten linksaf u gaat de brug over aan de rechterkant aan uw linkerhand lk ben dol op opera. lk heb een trui aan.

De weg vragen

bijzin

conjunctie subject

als LI

Dag mevrouw, mag ik u iets vragen? Weet u de weg naar ... ?

rest

rechtsaf

Hallo/dag jongens, mag ik wat vragen? Kunnen jullie me de weg wijzen naar ... ? Sorry meneer, mag ik u iets vragen? Weet u waar ... is? Dag mevrouw, ik ben op zoek naar ... . Dag meneer, weet u soms waar ik ... kan vinden? Hallo meisjes, is hier ... /weten jullie ... in de buurt?

De weg wijzen U gaat rechtdoor, (naar) links, linksaf, (naar) rechts, rechtsaf. U kunt hier beter omkeren. U moet de weg oversteken. U neemt de eerste afslag I straat rechts . Het is aan de rechterkant/linkerkant. Het ligt aan uw rechterhand/linkerhand.

Lengtematen I afstanden l kilometer= l 000 meter

hectometer = l 00 meter decameter = l 0 meter meter= l 0 decimeter decimeter= l 0 centimeter centimeter= l 0 millimeter

dichtbij, vlakbij ver, ver weg

lemand bedanken

bedanken

Dank u wel, meneer. Dank jewel I Dank jullie wel, jongens. Bedankt, meneer. Dank u, mevrouw.

Vervoermiddelen

reageren

Geen dank. Graag gedaan hoor. Geen dank, het is geen moeite. Niets te danken.

de trein, de bus, de tram, de metro ~ het openbaar vervoer de auto, de fiets, de taxi, het vliegtuig lk ben te voet/lopend. lk neem de auto. lk pak de fiets. lk ga met de metro. lk reis met de trein.

verb um

gaat.

honderdnegen 1 09

Page 110: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

Een voorstel doen Ga je mee naar het cafe? Heb je zin om naar de film te gaan? Zullen we iets leuks gaan doen? Heb je zin om naar de film te gaan?

positief op een voorstel reageren

Ja, (hartstikke) leuk. Gezellig. Goed idee. Graag. Prima.

Plaatsen reserveren Mag ik twee kaartjes voor .. . ?

negatief op een voorstel reageren

Nee, sorry, ik heb geen tijd . Nou nee, ik heb niet zo'n zin. Nee, helaas / jammer, ik kan niet. Een andere keer misschien. Liever niet. lk houd niet zo van opera.

We willen graag naar de middagvoorstelling /avondvoorstelling. lk wil graag plaatsen reserveren voor de film van acht uur. Kan ik nog plaatsen reserveren voor de voorstelling van aanstaande zaterdag?

Kleding lk draag een rok. lk heb een jurk aan. lk trek een broek aan . lk heb maat 42. lk ben gekleed in een lange jurk. lk heb nieuwe / tweedehands kleren. lk heb een muts op. lk zet een hoed op . Deze schoenen zitten lekker.

In een kledingwinkel Verkoper:

Kan ik u misschien helpen? Welke maat hebt u? Wilt u ze passen? De paskamers zijn achter / voor in de winkel. De overhemden zijn nu de helft goedkoper.

Kl ant: lk wil liever I eerst even rondkijken. lk zoek een spijkerbroek. lk wil ze graag even passen. Kan ik dit even passen? Hebt u dit overhemd ook een maatje kleiner? Hebt u deze broek misschien in een andere kleur?

lk kan nu:

de weg vragen en de weg wijzen

een route beschrijven

afstanden benoemen

iemand bedanken en reageren

een voorstel doen en reageren

pl aatsen reserveren voor een voorstelling

kleding kopen

kleuren en maten benoemen

l l 0 honderdtien

ja nee

Page 111: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

Wat leert u in dit hoofdstuk?

A Mijn vader is een beetje dik ...

B Gefeliciteerd!

c lk zoek een lieve man!

4.

6.

Fam i I iesamenstel Ii ng Uiterlijk beschrijven Een compliment geven en reageren

Feliciteren , condoleren en wensen Emoties benoemen Feestdagen in Nederland

Karakter beschrijven ldeale partner beschrijven Relatievormen

8.

honderdelf 111

Page 112: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

A Mijn vader is een beetje dik ...

Luisteren - Dit is mijn familie ( cd l - 40

a) U hoort een gesprek tussen Diane en Bernd. Diane vertelt over haar familie. Luister naar de dialoog. Schrijf de namen bij de personen. Kies uit:

Anna - Hanna - Inge - Jeanne - Johan - Max - Michael - Onno - Paul - Sarina - Willem

b) Luister nog een keer naar de dialoog. Wie is wie? Schrijf de namen voor de familierelatie met Diane achter de namen van de personen. Kies uit:

hroer (2x) - moeder - neefUe) (2x) - nichtUe) (2x) - schoonzus - vader - zus - zwager

Anna

Johan

Paul

Hanna

Max

Sarina

c) Vul het j uiste woord in. Kies uit:

Inge

Michael

Willem

Jeanne

On no

hroer (2x) - kinderen - kleinkinderen - neefUe) - nichtUe) (2x) - oma - oom - opa - ouders - schoonzus - tante -vader - vrouw - zus - zwager

l. Mijn moeder Anna is getrouwd met mijn Johan. 2. Mijn hebben vier kinderen: Onno, Inge, Paul en ikzelf. 3. Pauls heet Sarina; Paul is mijn , Sarina is dus mijn 4. Ze hebben twee , Hanna en Willem; dat zijn mijn neefje en 5. Mijn ouders zijn hun grootouders. Ze zijn erg blij met hun 6. Hun kleinzoon en kleindochter zijn ook dol op hun en 7. Onno is mijn andere . Hij is vrijgezel. 8. Mijn heet Inge. Zeis getrouwd met Michael. Michael is dus mijn

Michael en Inge hebben een zoon. Hij heet Max. Hij is mijn 9. Joop, de broer van mijn vader is mijn . Hij heeft een vrouw, dat is mijn

Jackie. Zij staan niet op de foto . Joop en Jackie hebben ook een dochter: Jeanne. Jeanne is mijn ~-.

11 2 honderdtwaa/f

Page 113: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

d) Vul nu de stamboom van de familie van Diane in.

x Davidt

2 Grammatica - Possessief pronomen

a) Kijk naar de volgende zinnen. We hebben binnenkort een feest in onze familie! lk weet nog bijna niets van jouw familie. Het gezin == ouders en kinderen

'Onze' en 'jouw' zijn voorbeelden van een possessief pronomen. De fantilie == het gezin, de ouders (== vader en rnoeder) , grootouders

b) Omcirkel het possessief pronomen in de dialoog. (== gro~trnoeder/orna en grootvader / opa), kmderen, kleinkinderen, broers, zussen, oorns, !antes, neven en nichten

Diane: Bernd : Diane: Bernd : Diane:

Bernd :

Diane:

Bernd: Diane :

Bernd : Diane:

Bernd : Diane: Bernd : Diane:

Bernd :

Diane : Bernd: Diane:

Bernd : Diane:

Bernd:

Hee Bernd, we hebben binnenkort een feest in~familie! 0 ja? Leuk! lk weet toch nog bijna niets van~familie, we kennen elkaar net! Nou ja, al twee maanden toch? Hmmm. lk vind het leuk als je mijn familie leert kennen. Oat kan mooi op 14 juni. Mijn ouders zijn dan vijfendertig jaar getrouwd . Ja, leuk. Heb je daar een foto? Vertel eens wie het allemaal zijn? Die man helemaal links op de fofo, met die roze trui en die blauwe broek, is dat je vader? Ja. Hij heet Johan. Naast hem zit mijn moeder Anna, die vrouw met dat blonde, lange haar. Ze draagt een prachtige rode jurk. 0 , ja! En wie zijn die kleine kinderen? Mijn jongste broe r Paul heeft twee kinderen. Het meisje heet Hanna, ze is vijf jaar oud . Mijn nichtje Hanna zit bij mijn vader op schoot, in dat bloemenjurkje. Ze wil altijd bij haar opa zitten. Haar broertje, mijn neefje dus, heet Willem. Hij is net drie . En wie is je broer Paul dan? Hij staat helemaal rechts op de foto, hij draagt een grijs pak met een stropdas . Hij heeft zwart haar. Zie je hem? Ja, ik zie hem. Met dat witte overhemd bedoel je? Ja, dat is mijn jongste broer Paul. En wie is zijn vrouw? Oat is Sarina, ze zit naast haar zoontje Willem. Daar, met dat groene T-shirt en die oranje rok. Ze is mijn favoriete schoonzus, we gaan vaak samen winkelen. Ze kan ook heerlijk lndonesisch koken, ze komt uit lndonesie. En hoe zit het verder met ju I lie familie op deze foto? Wie is die lange man met die lange, bruine haren? Die man in dat rode T-shirt en die spijkerbroek? Oat is mijn oudste broer Onno. Hij is nog vrijgezel. 0 ja. En wie is die lange vrouw in die blauwe spijkerbroek? Je bedoelt die met dat rode haar? Oat is mijn zus , Inge. Ze is getrouwd met Michael. Mijn zwage r Michael staat naast haar, met hun baby Max op de arm. Max is een schatje, he? Hij is nu tien maanden , en wat een prachtige krullen heeft hij , he? Ko mt je zwager uit Nederland? Nee, hij komt uit Kenia. Mijn zus heeft mijn zwager in Kenia o·ntmoet en ze waren direct smoorver­liefd. Ze zijn nu vijf jaar getrouwd. Wat een internationale familie .

Diane : Jazeker, en het wordt nag mooier, want naast Michael zit mijn nicht Jeanne. Jeanne draagt een paarse blouse en een paarse rok. Ze is veertig en woont al haar hele leven in Canada. Ze is weduwe, haar man David is twee maanden geleden overleden .

Bernd : 0 , wat erg voor haar. Diane: Ja, inderdaad. Jeanne is de dochter van de broer van mijn vader, oom Joop. Hij woont ook in Canada,

met mijn tante Jackie. Bernd : Nou, ik ben nu erg nieuwsgierig naar je familie! Leuk dat ik ze binnenkort zie!

honderddertien l l 3

Page 114: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

c) Vul in.

pronomen personale possessief pronomen

(subjectvorm)

singularis

ik

jij/je - I

u uw

hij -- /ze _J

het zijn

plural is -

wij/we - , ons

jullie

I hun

d) Kijk naar deze zinnen uit de tekst:

l. Dat is mijn zus, Inge. 2. Mijn jongste broer Paul heeft twee kinderen. 3. Ze is mijn favoriete schoonzus. 4. Ze zit naast haar zoontje Willem. 5. Het meisje heet Hanna. Haar broertje heet Willem . 6. Dat is mijn jongste broer Paul. Zijn vrouw heet Sarina.

Vul in en omcirkel het juiste antwoord.

l . Een possessief pronomen hoort altijd bij een 2. Als er een adjectief voor het

het possessief pronomen 3. Vul in 'zijn' of 'haar':

staat, staat het adjectief.

Dit is Diane. broer heet Paul. Paul is de broer van Diane. Diane is een vrouw I man. U kiest dus voor het possessief pronomen 'haar/zijn' . Dit is Paul. zus heet Diana. Diane is de zus van Paul. Paul is een vrouw/man. U kiest dus voor het possessief pronomen 'haar/zijn'. Dit is Bernd. vriendin heet Diane. Dit is Diane. vriend heet Bernd.

3 Spreken - Hoeveel broers heb jij? e Stel elkaar vragen over uw familie. Vraag bijvoorbeeld naar aantal familieleden, naam, leeftijd, etc.

Voorbeeld: Cursist A: Hoeveel zussen heb jij? Cursist B: lk heb twee zussen.

Hoe oud is jouw vader? Cursist C: Mijn vader is 79 jaar.

Hoe heet jouw zus? Cursist D: lk heb geen zus . Etc.

1 1 4 honderdveertien

1)

,,.

~

NOTIT IE 1 Ons/onze 1

. I{ijk naar J

Het huis i l De famili

de voorbeelden:

t -+ Mi1"n/zijn/hun huis is groot . s groo . ·1· ·

. t -+ Mi1'n/ zijn/hun fam1 le lS e lS groo .

root. g . .. t -+MiJ'n/zijn/hunhuizenzijn De huizen z13n groo · groot.

Maar:

Het huis is groot. -+ Ons huis is ?"~oot . De familie is groot. -+ Onze fam1he lS ?"root. t

. . ·n groot -+ Onze huizen z13n groo . De hmzen ZlJ ·

NOTITIE

Kijk naar de voorbeelden:

l . Ken je mijn broer Paul? ?

2. Komt je zwager uit Nederland. 3. Mag ik je iets vragen?

'Je' kan drie dingen betekenen:

1) pronomen personale (~ubj~ctvorm): je = jij 2) possessief pronomen: 1e = 1ouw . - . 3) pronomen personale (objectvorm): 1e - JOU

D rm •1· e' is altijd de vorm zonder nadruk.

evo ' .. d vormen De vormen 'jij', 'jouw' en 'jou z13n e

metnadruk.

Voorbeeld van vormen met nadruk: .. . kent l. lk ken alle mensen op dit feest, maar JlJ

deze mensen nog niet. . . 1

2. Dit is jouw boek niet, dit is m11n bolek. 3 . Bernd feliciteert jou, maar m11 met.

Page 115: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

4 Grammatica - Er/daar

a) Kijk naar de voorbeelden.

Mijn nicht Jeanne woont in Canada. Ze woont er al veertig jaar. Er= In

Mijn zus heeft mijn zwager in Kenia ontmoet. Ze was er op vakantie. Er= In

Thomas is op het strand. Daar zit hij vaak. Hij vindt het er erg leuk. Daar en er=

Vul in. Er en daar verwijzen naar een Als daar verwijst naar een , staat het aan het van een zin.

b) Lees de brief van On no, Inge, Paul en Diane. Vervang de onderstreepte woorden door er of daar.

Beste familieleden,

Jullie hebben allemaal de uitnodiging gehad: op 14 juni vieren

onze ouders hun 35-jarig huwelijksfeest in Groningen! In

Groningen is het dan hopelijk droog, want het feest is buiten.

Wij hopen dat iedereen op het feest is. We hebben een vraag

aan jullie. Zoals jullie weten, zijn onze ouders dol op Spanje.

In Spanje zijn ze al minstens dertig keer geweest. Ze gaan graag

naar het strand, omdat ze op het strand lekker bruin kunnen

worden! Maar niet alleen voor het zonnen komen ze in Spanje!

In Spanje kun je namelijk ook heerlijk eten, en zoals jullie

weten, is eten een grote hobby van onze ouders!

Wij hebben daarom een idee. Wij willen graag een kookboek

maken voor onze ouders. Het zou leuk zijn als we dat aan hen

kunnen geven. Willen jullie een (Spaans) recept meenemen?

Die leggen we allemaal op een tafel en hopelijk ligt op de tafel

dan een grote stapel met heerlijke recepten! Wij maken dan

een mooi kookboek van alle recepten. Dan hebben onze ouders

na het feest een leuke herinnering aan hun 35-jarig huwelijks­

feest. Als je vragen hebt, bel of mail dan even naar Diane.

Jullie hebben allemaal hoar e-mailadres en telefoonnummer.

Vee! groetjes en tot de 14e juni,

Onno, Inge, Paul en Diane.

honderdvijftien 1 1 5

Page 116: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

6A.~~~~~~~~-s Spreken - lk werk er al vijf jaar (,~

Stel elkaar vragen. Geef antwoord met er of daar. Antwoord eerst positief en dan negatief. Gebruik de volgende vragen.

Voorbeeld: Cursist A: Werk je in Ti Iburg? Cursist B: Ja, ik werk er al 5 jaar. /Nee, daar werk ik niet,

ik werk in Eindhoven.

1. Volg je muzieklessen in Arnhem? 2. Leer je Zweeds praten in Zweden? 3. Ben jij vanavond ook op het festival? 4. Woon je al lang in Nederland? 5. Wandel je graag in het park? 6. Fiets je graag in een stad? 7. Volg je een cursus bij het cultureel centrum?

@)-- --·- -----1 rg-i WB 6A - 5 \~

6 Luisteren en spreken - Uiterlijk ( cd 1 - 41 /

a) Diane en Bernd zijn op het feest. Diane vertelt Bernd over haar familieleden. Luister naar de beschrijvingen van de personen. Wat zegt Diane over haar familie? Omcirkel het juiste woord .

ti\'!

lJ)O

"'-5

rfo

•2.?

100

- -:t5

'i"

~5

1. Tante Anke Dit is tante Anke.

Zeis dun/slank/mollig/dik. Ze heeft kort/ halflang / lang haar. Haar haar is blond/donkerblond/

ti\'!

lJ)O

l'f-5

rfo

•2.?

100

- -:t5

'i"

~5

2. Oom Theo Daar links staat oom Theo.

Hij is erg dun/slank/mollig/dik, hij weegt 1 50 kilo. Hij is kaal.

bruin/rood/grijs/zwart. Hij heeft bruine/blauwe / groene ogen. Ze heeft krullend / steil/golvend haar. Hij heeft een snor / baard . Ze heeft bruine/blauwe / groene ogen. Hij is klein / van gemiddelde lengte / Zeis klein / van gemiddelde lengte / lang. lang.

Ze draagt een bril I geen bril. Hij heeft veel / weinig rimpels . lk vind tante Anke knap / niet zo knap / Hij is jong / van middelbare leeftijd / oud, mooi. maar hij ziet er ouder uit vind ik. Zeis jong/van middelbare leeftijd / oud, lk vind oom Theo niet zo knap. maar ze ziet er jong uit. Hij is best mooi / lelijk.

l l 6 honderdzestien

tt'I"

lJ)O

ll'-f

rfo

•2.?

100

-:t5

'i"

~5

3. Neef Thomas 0, daar heb je mijn neef Thomas! lk vind hem heel knap/niet zo knap.

Hij heeft blauwe/groene / bruine ogen. Zijn haar is krullend/steil/golvend en

het is kort / halflang / lang. Hij heeft blond / bruin / rood / grijs / zwart haar.

Hij is heel klein / van gemiddelde lengte / heel lang.

Hij heeft een snor / baard. Hij draagt een bril I geen bril. Hij is wel een beetje dun I slank / mollig / dik. Hij is jong/van middelbare leeftijd/oud, 23 jaar.

Page 117: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

4. Neefje Max Zie je mijn neefje Max?

Wat is het toch een lief jongetje.

Hij heeft grote blauwe/ groene/bruine ogen en

krullend / steil / golvend haar.

Hij is klein / van gemiddelde lengte / lang.

Hij heeft blond / donkerblond / bruin/rood / grijs/zwart

haar.

Hij is lekker dun/ slank/ mollig/ dik en lacht altijd .

Hij heeft een blanke/donkere huid, net als zijn vader.

Hij is nog jong/van middelbare leeftijd I oud, pas tien

maanden!

100

5.VaderJohan Heee, daar is mijn vader.

Zieje, hij is een beetje dun/slank/mollig/dik zal ik maar

zeggen.

Hij heeft blond I donkerblond I bruin I rood I grijs I zwart haar.

Hij heeft een snor /baard.

Hij is klein/van gemiddelde lengte/lang.

Hij heeft blauwe/groene/bruine ogen en krullend / steil/

golvend haar.

Hij is al jong/van middelbare leeftijd/oud, maar mensen

zeggen dat hij er jong uitziet. Wat vind jij?

b) Je wilt iemands uiterlijk beschrijven. Wat kun je zeggen? Vul in.

uiterlijk

lengte: Max is ------, tante Anke is van gemiddelde lengte en neef Thomas is lang.

postuur: Neef Thomas is , tante Anke is , Max is mollig, oom Theo is dik.

haar: Tante Anke heeft steil haar, neef Thomas heeft •••••• haar en neef Max heeft -~~--........ I ------ haar. Oom Theo heeft geen haar: hij is , tante Anke heeft haar, neef Thomas heeft haar, neef Max heeft kort haar. Neef Thomas heeft blond haar, tante Anke heeft ------ haar, neef Max heeft en vader Johan heeft grijs haar.

ogen: Tante Anke heeft blauwe ogen, neef Max heeft ______ __... ogen, oom Theo heeft ••••••• ogen.

mening geven: Neef Thomas is knap, oom Theo is lk vind tante Anke , maar oom Theo is -=======--: Tante Anke ziet er ----~ uit, oom Theo ziet er ouder uit.

honderdzeventien 1 1 7

Page 118: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

c) Een dief beschrijven (.~ @ U krijgt een kopieerblad van de docent. Gebruik de informatie op het kopieerblad. U (cursist A) loopt op straat. Opeens steelt iemand uw tas! Gelukkig hebt u de dief gezien. Bel naar de politie. Beschrijf het uiterlijk van de dief. Cursist Bis politieagent. Luister naar cursist A. Kijk of de dief bekend is bij de politie. Voer het telefoongesprek. Wissel daarna van rol.

Voorbeeld: Cursist A zegt: "De dief is lang, ongeveer 1 ,90 meter. Hij is mollig. Hij heeft zwart, krullend haar."

d) Zoek op internet naar een website waar u een compositietekening kunt maken. Ga bijvoorbeeld naar: http:/ /flashface.ctapt.de Maak een compositietekening. Stuur deze tekening met een beschrijving van de persoon naar de docent.

7 Vocabulaire en spreken - Je hebt donker haar en blauwe ogen i@ Cursist A beschrijft cursist B. Wissel daarna van rol. Gebruik de informatie uit oefening 6b).

8 lnvuloefening - Complimenteren

a) Je wilt een compliment geven of je krijgt een compliment. Wat kun je zeggen? Vul in. Kies uit:

heh - /euke - mooi - prachtige - staat

een compliment geven een compliment krijgen

Wat heb je mooie ogen! Dankje wel!

Wat een trui hebt u vandaag aan! Dank u wel! lk vind uw jurk ook erg mooi.

Wat een broek! Bedankt!

Wat een rokje! Wat leuk dat je dat zegt!

Wat een leuke tas je! Jouw tas is anders ook geweldig!

Die kleur je fantastisch ! Bedankt, hoor!

Wat zie je er leuk uit! Dank je, jij ook!

Wat zit je haar mooi vandaag! Bed an kt!

Je draagt een prachtige jurk vandaag! Dank je, hij is nieuw.

b) Zoek op internet naar 'Nationale Complimentendag'. Geef antwoord op de vragen.

1. Wanneer is het Nationale Complimentendag?

2. U wilt weten waarom deze dag bestaat. Naar welk telefoonnummer kunt u bellen als u vragen hebt

over de Nationale Complimentendag? 3. U weet niet goed hoe u een compliment moet geven. U zoekt tips op de website.

Noteer hier drie tips voor het geven van een compliment:

4 . Wat vindt u van Nationale Complimentendag?

5. Wie wilt u een compliment geven op Nationale Complimentendag?

6. Wat is het mooiste compliment dat u ooit hebt gekregen?

11 8 honderdachttien

Page 119: Contact! - vis.ff.uni-lj.si · examen NT2, programma II. De leergang kan zowel in Nederland als in het buitenland gebruikt worden. Het belangrijkste doel van een taal is communicatie.

9 Spreken - Wat heb je mooie ogen! e Geef elkaar een compliment en reageer op het compliment van de ander.

Voorbeeld: Cursist A: Wat zie je er leuk uit! Cursist B: Dank je!

Je hebt heel mooie ogen. Cursist C: 0, dank jewel.

Wat een leuke tas heb je. Etc.

10 Spreken - Uw familie ~ Verte l elkaar over uw familie. Doe dat op de volgende manier: Cursist A interviewt cursist B. Cursist B interviewt cursist C. Cursist C interviewt cursist A.

Stel minimaal tien vragen. U kunt bijvoorbeeld de volgende vragen gebruiken: • Uit we Ike personen bestaat je gezin? • Uit hoeveel personen bestaat je familie? • Hoe ziet je broer I zus eruit? • Hoeveel ooms / tantes heb je? • Kun je het uiterlijk van een tante en een oom beschrijven? • Hoeveel nichten I neven heb je? • Wie heeft al kinderen? Hoeveel kinderen hebben ze? Etc.

11 Schrijven - Over wie heb je het?

Neem een leeg vel papier. Schrijf op dit papier tien zinnen over het uiterlijk van een medecursist. Schrijf onderaan een compliment voor de medecursist.

Let op! Schrijf in neutrale vorm, bijvoorbeeld : De cursist draagt een groene broek. Hij I zij heeft blond, long hoar. Etc.

Lever het papier in bij de docent.

1)

Uitdrukking

M aria 1987 M aria 2010

Lelijk in de luier, mooi in de sluier.

honderdnegentien 1 1 9