CONSUMPTIE 3 Geld over en te korteconomischbekeken.prd.vo.malmberg.nl/uploads/asset/... ·...

26
59 CONSUMPTIE Wil je een baantje? Heb je al een idee wat je zou willen doen? Met een baantje heb je een inkomen, en geld om dingen te kopen. Maar hoeveel kun je verdienen met een baantje? En welk baantje mag wel en welk niet, en waarom? Je onderzoekt welk baantje mag en wat je inkomen zal zijn. Als je al een baantje hebt, dan controleer je of alles klopt met de regels. Maak de actieve opdracht bij dit hoofdstuk. actieve opdracht 1 Sparen met profijt 60 2 Kopen op krediet 64 3 Het budgetplan 68 4 Rondkomen 72 5 Reserveren 76 Rekentrainer 80 Samenvatting en begrippen 82 Adviestoets en vervolg van leerroute Eindtoets Hoofdstuk 3 3 Geld over en te kort maandlasten m huur water elektriciteit it telefoon internet digitale televisie sportschool verzekeringen boodschappen kleedgeld kattenvoer benzine schoolgeld schoo ov v ov art

Transcript of CONSUMPTIE 3 Geld over en te korteconomischbekeken.prd.vo.malmberg.nl/uploads/asset/... ·...

Page 1: CONSUMPTIE 3 Geld over en te korteconomischbekeken.prd.vo.malmberg.nl/uploads/asset/... · 2017-03-29 · Hoofdstuk 3 Geld over en te kort 62 5 Meer spaargeld, meer rente Op de spaarrekening

59

CONSUMPTIECONSUMPTIE

Wil je een baantje? Heb je al een idee wat je zou willen doen? Met een baantje heb je een inkomen, en geld om dingen te kopen. Maar hoeveel kun je verdienen met een baantje? En welk baantje mag wel en welk niet, en waarom?

→ Je onderzoekt welk baantje mag en wat je inkomen zal zijn. Als je al een baantje hebt, dan controleer je of alles klopt met de regels.

Maak de actieve opdracht bij dit hoofdstuk.

actieve opdracht

1 Sparen met profi jt 60

2 Kopen op krediet 64

3 Het budgetplan 68

4 Rondkomen 72

5 Reserveren 76

• Rekentrainer 80

• Samenvatting en begrippen 82

• Adviestoets en vervolg van leerroute

• Eindtoets Hoofdstuk 3

3 Geld over en te kort

maandlastenmhuur

waterelektriciteitittelefooninternet

digitale televisiesportschool

verzekeringenp

boodschappeng

kleedgeldpppp

kattenvoerbenzine

schoolgeldschooovvov art

Page 2: CONSUMPTIE 3 Geld over en te korteconomischbekeken.prd.vo.malmberg.nl/uploads/asset/... · 2017-03-29 · Hoofdstuk 3 Geld over en te kort 62 5 Meer spaargeld, meer rente Op de spaarrekening

Hoofdstuk 3 Geld over en te kort

60

In deze paragraaf leer je over de voordelen van sparen.

afb. 2

2 TegenvallersSuzans fiets is gestolen. Ze betaalt de nieuwe

fiets met geld uit de ‘stroppenpot’. Dat is het

spaargeld dat ze apart houdt voor tegenvallers.

Ze had deze tegenvaller ook kunnen opvangen

door haar fiets te verzekeren tegen diefstal. In

dat geval had de verzekeraar de schade betaalt.

afb. 3

6 Welke tegenvaller heeft Suzan?

Haar fiets is gestolen. 7 Hoe vangt ze deze tegenvaller op?

Bijv. zij koopt een nieuwe fiets van het geld uit de stroppenpot.

8 Hoe had ze deze tegenvaller anders kunnen

opvangen?

Ze had haar fiets kunnen verzekeren tegen diefstal.

1 Grote aankopenErrol geeft minder geld uit dan hij verdient. Op

deze manier zal hij over een tijdje genoeg geld

hebben om een boot te kopen. Errol spaart voor

deze grote aankoop. Economen zeggen: door te

sparen verschuif je bestaande koopkracht naar

de toekomst.

afb. 1

1 Op welke manier spaart Errol?

Hij geeft minder geld uit dan hij verdient.

2 Waar spaart hij voor?

Voor een boot. 3 Hoeveel moet hij sparen voor hij de boot in

afbeelding 1 kan kopen?

€ 5.750. 4 Wat gebeurt er met zijn koopkracht als hij spaart?

Hij verschuift zijn koopkracht naar de toekomst.

5 Los de rebus op (afb. 2).

Sparen is later meer kopen.

1 Sparen met profi jt

Page 3: CONSUMPTIE 3 Geld over en te korteconomischbekeken.prd.vo.malmberg.nl/uploads/asset/... · 2017-03-29 · Hoofdstuk 3 Geld over en te kort 62 5 Meer spaargeld, meer rente Op de spaarrekening

CONSUMPTIE

61

afb. 5 Sparen bij de bank

Royaal rekening Eurostyle

REN

TEPE

RCEN

TAG

E 2,4

2,0

1,6

1,2

0,8

0,4

0

15 Wat doet Pim het liefst met zijn spaargeld?

Ervan afblijven, als dat kan. 16 Waar spaart hij voor?

Voor de rente. 17 Van wie krijgt Pim rente?

Van de bank waar hij spaart. 18 Bekijk afbeelding 5. Pim heeft € 55.000 op een

Royaal spaarrekening staan. Hoeveel rente krijgt hij

per jaar?

€ 55.000 : 100 × 2,0 = € 1.100

19 Pims zoon heeft € 1.600 op zijn Eurostyle

bankrekening staan. Hoeveel rente krijgt hij per jaar?

€ 1.600 : 100 × 1,8 = € 28,80

4 De hoogste renteNick heeft een flink geldbedrag in huis. Dat geld

brengt geen rente op en dat vindt hij niet leuk.

Want geld op een spaarrekening levert wel rente

op. Hij kiest de spaarrekening met het hoogste

rentepercentage. Zo krijgt hij de meeste rente

over zijn spaargeld.

afb. 6

9 Stel, Suzan had haar fiets verzekerd. Wie betaalt dan

de nieuwe fiets?

De verzekeraar. 10 Is een verzekering gratis?

Nee. 11 Bekijk afbeelding 3. Welke tegenvallers zie je?

Een gescheurd T-shirt, verf op de vloer, een kapotte stoel.

12 Hoe kun je dit soort tegenvallers opvangen?

Geld sparen in een stroppenpot en dat gebruiken om de schade te herstellen.

13 Daan spaart per maand € 30 voor zijn vakantie, € 50

voor een scooter, € 60 voor kleding en € 10 voor de

opvang van tegenvallers. Schrijf deze bedragen bij

de juiste sectoren van het cirkeldiagram (afb. 4).

14 Geef de sectoren van het cirkeldiagram ieder een

eigen kleur. Kleur daarna de vakjes van de legenda

op de juiste manier.

afb. 4 Spaardoelen van Daan per maand

scooter

kleding

vakantie

opvang tegenvallers

€ 10

€ 30

€ 50

€ 60

3 RentePim heeft nog geen bestemming voor zijn

spaargeld. Hij wil het liefst van zijn spaargeld

afblijven, als dat kan. Het gaat hem om de rente.

Hij heeft zijn spaargeld op een spaarrekening

gezet en krijgt elk jaar rente van de bank. De

rente kan hij uitgeven, zonder dat zijn spaargeld

vermindert.

Page 4: CONSUMPTIE 3 Geld over en te korteconomischbekeken.prd.vo.malmberg.nl/uploads/asset/... · 2017-03-29 · Hoofdstuk 3 Geld over en te kort 62 5 Meer spaargeld, meer rente Op de spaarrekening

Hoofdstuk 3 Geld over en te kort

62

5 Meer spaargeld, meer renteOp de spaarrekening van Cindy staat 1.500 euro.

Ze krijgt 3 procent rente per jaar, dat is

€ 1.500 : 100 × 3 = € 45. Als er 3.000 euro

spaargeld op haar rekening zou staan, had ze

meer rente gekregen. Want 3 procent van

3.000 euro is 90 euro. Hoe hoger het

spaarbedrag, hoe hoger de rente.

afb. 8

29 Hoeveel spaargeld heeft Cindy?

€ 1.500. 30 Welk rentepercentage krijgt ze over haar spaargeld?

3% per jaar. 31 Hoeveel rente krijgt ze per jaar?

€ 45. 32 Hoeveel spaargeld is er nodig om per jaar € 90 rente

te krijgen?

€ 3.000. 33 Streep het foute woord door. Hoe lager het

spaarbedrag, hoe hoger – lager de rente.

34 Bekijk afbeelding 8. Waarom krijgt de vrouw minder

rente dan de man?

Zij heeft minder gespaard bij de bank.

20 Waarom krijgt Nick geen rente over zijn geld?

Hij heeft zijn spaargeld thuis. 21 Wat doet hij om wel rente te krijgen?

Bijv. hij zet zijn geld op een spaarrekening.

22 Bekijk afbeelding 6. Welk risico loopt Nick met zijn

spaargeld?

Bijv. dat het zoekraakt of gestolen wordt.

23 Geven alle spaarrekeningen dezelfde rente?

Nee. 24 Waarop let Nick bij het kiezen van de spaarrekening?

Op de hoogte van het rentepercentage.

25 Bekijk afbeelding 7. Nick zet € 15.000 op de

plusspaarrekening bij de SNS Bank. Hoeveel rente

krijgt hij per jaar?

€ 15.000 : 100 × 2,4 = € 360 26 Nick zet € 15.000 op een internet loyaalsparen

rekening bij de Rabobank en verandert dit bedrag

niet. Hoeveel rente krijgt hij na een jaar?

1,2% + 0,5% = 1,7%; € 15.000 : 100 × 1,7 = € 255

27 Hoeveel rente krijgt hij per jaar als hij € 15.000 zet

op een depositospaarrekening van vijf jaar bij de

ABN AMRO-bank?

€ 15.000 : 100 × 2,6 = € 390

28 Welk nadeel heeft deze depositospaarrekening?

Het spaargeld staat vijf jaar vast. afb. 7

Vergelijking van drie spaarrekeningen (de rentepercentages gelden voor het gehele spaarbedrag)plussparen SNS Bank€ 0 tot € 10.000 1,4%

vanaf € 10.000 2,4%

internet loyaalsparen Rabobank€ 0 tot € 20.000 1,2%*

vanaf € 20.000 1,6%*

depositosparen ABN AMRO**5 jaar 2,6%10 jaar 3,5%

* + 0,5% over het laagste saldo in het kalenderkwartaal.** Laagste spaarbedrag € 500; de jaren geven de minimale

spaarperiode weer.

Page 5: CONSUMPTIE 3 Geld over en te korteconomischbekeken.prd.vo.malmberg.nl/uploads/asset/... · 2017-03-29 · Hoofdstuk 3 Geld over en te kort 62 5 Meer spaargeld, meer rente Op de spaarrekening

CONSUMPTIE

63

Thuiswerkopdracht

Sparen bij de bank

Stel, je wilt een spaarrekening openen bij een bank.

Dan zijn er verschillende mogelijkheden. Je onderzoekt

welke spaarrekening geschikt is voor jou. Je zoekt de

rentepercentages en voorwaarden van verschillende

spaarrekeningen op.

Gebruik werkblad vmbo-b 3.1 bovenbouw.

→ Samenvatting en begrippen begint op bladzijde 82.

Maak de oefentoets bij deze paragraaf.

Aantekeningen

6 Langer sparen, meer renteMehmet heeft 2.000 euro op zijn spaarrekening

staan. De bank vergoedt 2,5 procent rente per

jaar, dat is 50 euro. Toch krijgt hij minder dan

50 euro rente. Dat komt omdat hij na drie

maanden zijn spaargeld opneemt. Hij krijgt

rente over een periode van drie maanden.

Dat is € 50 : 12 × 3 = € 12,50. Hoe korter de

spaarperiode, hoe lager de rente.

afb. 9 De rente berekenen

Cliff heeft € 1.200 gespaard. Hij krijgt 2% rente per

jaar.

• Dat is per jaar € 1.200 : 100 × 2 = € 24.

• Dat is per maand € 24 : 12 = € 2.

Rente per maand = rente per jaar : 12.

35 Hoeveel rente krijgt Mehmet per jaar?

€ 50. 36 Hoeveel is dat per drie maanden?

€ 50 : 12 × 3 = € 12,50 37 Dirk heeft € 25.000 spaargeld. Hij krijgt 4% rente per

jaar. Hoeveel rente krijgt hij per jaar? In afbeelding 9

staat hoe je dit moet berekenen.

€ 25.000 : 100 × 4 = € 1.000 38 Hoeveel rente is dat in negen maanden?

€ 1.000 : 12 × 9 = € 750 39 Hoeveel rente is dat in vijftien maanden?

€ 1.000 : 12 × 15 = € 1.250 40 Eefje heeft € 900 spaargeld. Ze krijgt per jaar 3,4%

rente over haar spaargeld. Hoeveel rente krijgt ze

gedurende vijf maanden?

Per jaar € 900 : 100 × 3,4 = € 30,60; per vijf maanden € 30,60 : 12 × 5 = € 12,75.

41 Streep het foute woord door. Hoe langer de

spaarperiode, hoe hoger – lager de rente.

Maak rekentrainer 3A op bladzijde 80.

Page 6: CONSUMPTIE 3 Geld over en te korteconomischbekeken.prd.vo.malmberg.nl/uploads/asset/... · 2017-03-29 · Hoofdstuk 3 Geld over en te kort 62 5 Meer spaargeld, meer rente Op de spaarrekening

Hoofdstuk 3 Geld over en te kort

64

Deze paragraaf gaat over geld lenen om aankopen te doen.

2 TegenvallersEdgar moet een andere auto kopen. Hij heeft

telkens motorpech en de reparatiekosten

worden steeds hoger. Zijn auto is rijp voor de

sloop. Dat is een tegenvaller voor hem, want hij

heeft niet gespaard voor een auto. Door geld te

lenen kan hij toch een andere auto kopen.

afb. 11

7 Bekijk afbeelding 11. Waarom is het verstandig van

Edgar om de auto weg te doen?

Bijv. hij heeft telkens motorpech en reparatiekosten.

8 Waarom is deze uitgave een tegenvaller voor hem?

Hij heeft er niet voor gespaard.

9 Edgar kan een auto niet missen. Geef daar een goede

reden voor.

Bijv. hij heeft de auto nodig voor zijn werk.

10 Hoe kan hij deze tegenvaller opvangen?

Met een lening. 11 In afbeelding 11 staan nog twee tegenvallers voor

Edgar. Welke tegenvallers zijn dit?

De cv-ketel is stuk en de caravan is vernield door een omgewaaide boom.

1 Rood staanSoms betaalt Edgar een hoger bedrag dan er op

zijn bankrekening staat. Hij komt daardoor rood

te staan op zijn bankrekening. Edgar heeft dan

een schuld aan de bank en moet rente betalen

over deze schuld. De schuld is tijdelijk. Zodra

zijn loon binnenkomt, is hij weer uit de rode

cijfers.

afb. 10

1 Streep het foute woord door. Waardoor staat Edgar

soms rood bij de bank?

Als een betaling hoger – lager is dan zijn tegoed bij

de bank.

2 Wat betekent rood staan op een bankrekening?

A Er is een schuld aan de bank.

B Er is een vordering op de bank.

3 Wat is het gevolg van een schuld aan de bank?

De rekeninghouder moet rente betalen.

4 Bekijk afbeelding 10. Hoe is de schuld van Edgar

uitgerekend?

€ 200 – € 350 = – € 150 5 De bank rekent per maand 1% kosten over de schuld.

Hoeveel kost dat Edgar deze maand?

€ 150 : 100 × 1 = € 1,50 6 Waarom is deze schuld tijdelijk?

Zodra zijn loon binnenkomt, is hij uit de rode cijfers.

2 Kopen op krediet

Page 7: CONSUMPTIE 3 Geld over en te korteconomischbekeken.prd.vo.malmberg.nl/uploads/asset/... · 2017-03-29 · Hoofdstuk 3 Geld over en te kort 62 5 Meer spaargeld, meer rente Op de spaarrekening

CONSUMPTIE

65

19 Streep de foute woorden door. Wat gebeurt er met je

koopkracht als je leent? Je verschuift koopkracht van

het heden naar de toekomst – de toekomst naar het

heden.

20 Voor welke aankoop zou jij geld willen lenen?

Eigen antwoord.

4 Afl ossen en rente betalenEdgar kan 15.000 euro lenen bij het autobedrijf.

Hij moet daarvoor drie jaar lang elke maand

500 euro betalen. Dat is voor de rente en de

aflossing van de lening. Het bedrag van

500 euro noem je een termijn. Na 36 termijnen

van 500 euro is de lening afgelost en de rente

betaald. Alles wat hij meer heeft betaald dan

15.000 euro is rente.

afb. 13 De totale rente op een lening

Frank sluit een lening van € 750. Hij moet

6 maandtermijnen van € 130 betalen.

• Dat is bij elkaar 6 × € 130 = € 780.

• De aflossing is € 750 (gelijk aan de lening).

• De rente is € 780 – € 750 = € 30.

21 Stel, Edgar sluit een lening bij het autobedrijf.

Hoeveel moet hij daarna elke maand betalen?

€ 500. 22 Hoe heet dit maandelijkse bedrag?

Een termijn. 23 Uit welke twee onderdelen bestaat dit bedrag?

De rente en de aflossing. 24 Na hoeveel maanden is de lening afgelost en de

rente betaald?

36 maanden. 25 Hoeveel betaalt Edgar in totaal?

36 × € 500 = € 18.000 26 Hoeveel rente betaalt hij in totaal?

€ 18.000 – € 15.000 = € 3.000

12 Edgar wil die tegenvallers opvangen, maar hij heeft

geen spaargeld om nieuwe aankopen te doen. Voor

welke aankoop kan hij het beste een lening sluiten?

De nieuwe cv-ketel. 13 Voor welke aankoop kan hij beter gaan sparen?

Voor de nieuwe caravan.

3 Een leningEdgar moet 15.000 euro lenen voor het kopen

van een nieuwe auto. De verkoper van het

autobedrijf zegt: ‘U kunt een krediet krijgen.’

Dat betekent dat Edgar geld kan lenen. Hij moet

het krediet terugbetalen en hij moet daarnaast

rente betalen. Hierdoor kan hij in de komende

tijd minder geld uitgeven. Door te lenen

verschuift hij toekomstige koopkracht naar het

heden. Hierdoor kan hij toch een andere auto

kopen.

afb. 12

14 Hoeveel moet Edgar lenen voor zijn nieuwe auto?

€ 15.000. 15 Waar kan hij dit bedrag lenen?

Bij het autobedrijf. 16 Hoe noemt de autoverkoper de lening?

Een krediet. 17 Bekijk afbeelding 12. Hoe vaak moet hij na de lening

geld terugbetalen?

A Alles in één keer.

B Elke maand een deel.

18 Bekijk afbeelding 12 nog eens. Wat is de volgorde bij

een krediet?

A Eerst geld halen, dan geld brengen.

B Eerst geld brengen, dan geld halen.

Page 8: CONSUMPTIE 3 Geld over en te korteconomischbekeken.prd.vo.malmberg.nl/uploads/asset/... · 2017-03-29 · Hoofdstuk 3 Geld over en te kort 62 5 Meer spaargeld, meer rente Op de spaarrekening

Hoofdstuk 3 Geld over en te kort

66

31 Stel, de reclame van de bank in afbeelding 15 is juist.

Welke conclusie over het rentepercentage van deze

bank is dan juist?

Het rentepercentage is lager dan bij andere geldschieters.

32 Bekijk het staafdiagram (afb. 16). Rick wil € 10.000

lenen, de looptijd is drie jaar. Hoeveel rente betaalt

hij in totaal aan de Xbank?

36 × € 330 – € 10.000 = € 1.880

33 Hoeveel is de totale rente van dezelfde lening bij de

Ybank?

36 × € 300 – € 10.000 = € 800

afb. 16

Xbank Ybank

EURO

360

330

300

270

240

180

210

0

Maandtermijnen bij de Xbank en de Ybank(lening € 10.000; looptijd 3 jaar)

6 Verschillen in looptijdEdgar neemt een lening van 15.000 euro met

een looptijd van 36 maanden. Het duurt dus

36 maanden voordat hij de lening heeft

afgelost. De rente is: 36 × € 460 – € 15.000 =

€ 1.560. Bij een looptijd van 48 maanden is

de termijn 90 euro lager, maar hij betaalt

meer termijnen. De rente is dan: 48 × € 370 –

€ 15.000 = € 2.760. Bij een langere looptijd leen

je langer. Hoe langer je leent, hoe meer rente je

betaalt.

27 Bekijk afbeelding 14. In deze tabel staan drie

kredieten. Bereken de totale rente bij elk krediet en

schrijf die in de tabel. In afbeelding 13 staat hoe je

dit uitrekent.

afb. 14

Drie kredietenkrediet looptijd termijn-

bedragtotale rente

€ 1.900 9 maanden € 220 € 80 € 9.800 2 jaar € 445 € 880 € 12.000 4 jaar € 295 € 2.160

5 Verschillen in renteEdgar praat ook met zijn bank over een lening.

De bank wil hem 15.000 euro lenen als hij in

36 termijnen de rente en aflossing betaalt.

Precies hetzelfde als bij het autobedrijf. De

lening van de bank is goedkoper, want de

termijn bij de bank is lager dan de termijn bij

het autobedrijf. De aflossing is gelijk, maar de

rente is lager.

afb. 15

28 Waar is de lening goedkoper?

A Bij de bank.

B Bij het autobedrijf.

29 Waardoor verschilt de lening bij de bank met die van

het autobedrijf?

A Bij de bank is de aflossing lager.

B Bij de bank is d e maandelijkse termijn lager.

30 Waardoor is de lening van de bank goedkoper?

De rente is lager.

Page 9: CONSUMPTIE 3 Geld over en te korteconomischbekeken.prd.vo.malmberg.nl/uploads/asset/... · 2017-03-29 · Hoofdstuk 3 Geld over en te kort 62 5 Meer spaargeld, meer rente Op de spaarrekening

CONSUMPTIE

67

Thuiswerkopdracht

Eigen geld of andermans geld

Als je iets duurs wilt kopen, kun je dat misschien

met eigen geld betalen. Maar je kunt dat ook met

andermans geld betalen. Je moet dan een lening

sluiten. Een lening sluiten is niet altijd verstandig. Je

onderzoekt of het verantwoord is om een lening af te

sluiten voor een door jou gewenste grote aankoop.

Gebruik werkblad vmbo-b 3.2 bovenbouw.

→ Samenvatting en begrippen begint op bladzijde 82.

Maak de oefentoets bij deze paragraaf.

Aantekeningen

afb. 17

Lenen en betalenlening maandtermijn bij een looptijd van

36 maanden 48 maanden 60 maanden€ 5.000 € 153 € 119 € 98€ 10.000 € 300 € 235 € 190€ 15.000 € 460 € 370 € 290€ 20.000 € 631 € 492 € 408€ 25.000 € 767 € 594 € 490

34 Bekijk afbeelding 17. Edgar leent € 15.000. Wat is de

maandtermijn bij een looptijd van 36 maanden?

€ 460. 35 Hoeveel rente heeft hij betaald na 36 maanden?

36 × € 460 – € 15.000 = € 1.560

36 Wat is de maandtermijn bij een looptijd van

60 maanden?

€ 290. 37 Hoeveel rente heeft hij betaald na 60 maanden?

60 × € 290 – € 15.000 = € 2.400

38 Streep de foute woorden door. Bij een kortere

looptijd:

• wordt de maandelijkse termijn hoger – lager.

• wordt de totale rente hoger – lager.

39 Bekijk afbeelding 17 nog eens. Riza leent € 20.000

met een looptijd van 36 maanden. Wat is zijn

maandtermijn?

€ 631. 40 Hoeveel rente heeft hij betaald na 36 maanden?

36 × € 631 – € 20.000 = € 2.716

41 Hoeveel is zijn maandtermijn als hij € 20.000 leent

met een looptijd van 60 maanden?

€ 408. 42 Hoeveel rente heeft hij betaald na 60 maanden?

60 × € 408 – € 20.000 = € 4.480

Maak rekentrainer 3B op bladzijde 80.

Page 10: CONSUMPTIE 3 Geld over en te korteconomischbekeken.prd.vo.malmberg.nl/uploads/asset/... · 2017-03-29 · Hoofdstuk 3 Geld over en te kort 62 5 Meer spaargeld, meer rente Op de spaarrekening

Hoofdstuk 3 Geld over en te kort

68

afb. 19

Rebecca’s inkomstensoort inkomsten bedrag per maandloon € 1.430 per

maand€ 1.430

vakantiegeld € 1.320 per jaar € 110 zorgtoeslag € 60 per maand € 60 rente € 114 per

kwartaal€ 38

extra inkomsten € 12 per week € 52 totaal € 1.690

2 Uitgaven in soortenRebecca wil niet meer gedachteloos haar geld

uitgeven. Om dat te bereiken gaat ze budgetten

vaststellen. Een budget is het bedrag dat

beschikbaar is voor bepaalde uitgaven. Ze wil

budgetten voor de persoonlijke uitgaven, voor

de huishoudelijke uitgaven, voor de vaste lasten

en voor de incidentele uitgaven (afb. 20).

afb. 20

6 Welk gedrag van zichzelf wil Rebecca veranderen?

Dat ze gedachteloos haar geld uitgeeft.

7 Hoe wil ze dat voor elkaar krijgen?

Ze gaat budgetten vaststellen.

1 InkomstenRebecca gaat erg gemakkelijk met haar geld

om. Ze denkt er niet bij na als ze het uitgeeft. Ze

weet niet eens waar ze haar geld allemaal aan

uitgeeft. Ze komt vaak en onverwacht geld te

kort. Ze wil meer kijk op haar uitgaven en gaat

een budgetplan maken. Ze rekent eerst haar

gemiddelde inkomsten per maand uit.

afb. 18 Het gemiddelde per maand

berekenen

• € 474 kinderbijslag per kwartaal is:

€ 474 : 3 = € 158 per maand.

• € 6.948 studiefinanciering per jaar is:

€ 6.948 : 12 = € 579 per maand.

• € 1.260 pacht per halfjaar is:

€ 1.260 : 6 = € 210 per maand.

• wekelijks € 19,50 aan reiskosten ontvangen is:

€ 19,50 × 52 : 12 = € 84,50 per maand.

1 Rebecca weet niet waar haar geld blijft. Hoe komt

dat?

Ze denkt er niet bij na als ze geld uitgeeft.

2 Welk nadeel heeft ze hierdoor?

Ze komt vaak en onverwacht geld te kort.

3 Hoe krijgt ze meer kijk op haar uitgaven?

Door een budgetplan te maken.

4 Wat rekent ze als eerste uit?

Haar gemiddelde inkomsten per maand.

5 Bekijk afbeelding 19 met Rebecca’s inkomsten.

Bereken haar gemiddelde inkomsten per maand en

schrijf de uitkomsten in de tabel. In afbeelding 18

staat hoe je dit uitrekent.

In deze paragraaf leer je hoe je controle krijgt over je uitgaven.

3 Het budgetplan

Page 11: CONSUMPTIE 3 Geld over en te korteconomischbekeken.prd.vo.malmberg.nl/uploads/asset/... · 2017-03-29 · Hoofdstuk 3 Geld over en te kort 62 5 Meer spaargeld, meer rente Op de spaarrekening

CONSUMPTIE

69

afb. 21

4 De hoogte van de budgettenRebecca telt alle huishoudelijke uitgaven van

de laatste drie maanden bij elkaar op. Ze komt

uit op 900 euro. Gemiddeld per maand is dat

€ 900 : 3 = € 300. Dat bedrag wordt haar budget

per maand voor de huishoudelijke uitgaven.

Op dezelfde manier rekent ze ook de andere

budgetten uit.

afb. 22 Rebecca’s uitgaven per maand per budget

huishoudelijke uitgaven

persoonlijke uitgaven

vaste lasten

incidentele uitgaven

€ 400

€ 300€ 690

€ 200

17 Bekijk het cirkeldiagram (afb. 22). Wat is Rebecca’s

budget voor de huishoudelijke uitgaven?

€ 300 per maand. 18 Hoe is ze op dat bedrag gekomen?

Ze heeft de huishoudelijke uitgaven van drie maanden bij elkaar opgeteld. En het totaal gedeeld door drie.

19 Wat is haar budget voor de persoonlijke uitgaven?

€ 400 per maand. 20 En wat is haar budget voor de vaste lasten?

€ 690 per maand.

8 Wat is een budget?

Een bedrag dat beschikbaar is voor bepaalde uitgaven.

9 Bekijk de tabel in afbeelding 19 nog eens. Welk

bedrag heeft Rebecca per maand maximaal

beschikbaar voor haar budgetten?

€ 1.690.

3 Het sorteren van de uitgavenRebecca deelt al haar uitgaven in.

Boodschappen bijvoorbeeld vallen onder de

huishoudelijke uitgaven en sport valt onder de

persoonlijke uitgaven. Het internetabonnement

valt onder de vaste lasten en een nieuwe

strijkbout onder de incidentele uitgaven. Het

sorteren van de uitgaven is nodig, anders kan ze

de hoogte van de budgetten niet vaststellen.

10 Wat doet Rebecca nadat ze haar gemiddelde

inkomsten per maand heeft uitgerekend?

Ze deelt haar uitgaven in.

11 Bekijk afbeelding 20 nog eens. Welk soort uitgaven

is het telefoonabonnement?

Vaste lasten. 12 Welk soort uitgaven is de aankoop van een pak melk?

Huishoudelijke uitgaven. 13 Welk soort uitgaven is de aanschaf van een

bioscoopkaartje?

Persoonlijke uitgaven. 14 Welk soort uitgaven is de aankoop van een laptop?

Incidentele uitgaven. 15 Waar is het sorteren van de uitgaven voor nodig?

Om de hoogte van de budgetten te kunnen vaststellen.

16 Bekijk de uitgaven in afbeelding 21. Van welke

budgetten worden deze uitgaven betaald?

A Vaste lasten. B Persoonlijke uitgaven. C Incidentele uitgaven. D Huishoudelijke uitgaven.

Page 12: CONSUMPTIE 3 Geld over en te korteconomischbekeken.prd.vo.malmberg.nl/uploads/asset/... · 2017-03-29 · Hoofdstuk 3 Geld over en te kort 62 5 Meer spaargeld, meer rente Op de spaarrekening

Hoofdstuk 3 Geld over en te kort

70

27 Kan ze een of meer budgetten verhogen? Streep het

foute woord door. Leg je antwoord uit.

Ja – Nee. Uitleg: ze heeft een overschot.

28 Rebecca laat haar budgetten zoals ze zijn. Wat

betekent dit voor haar? Streep de foute woorden

door.

Ze gaat sparen – bezuinigen – lenen.

6 Een blijvend tekortRebecca’s inkomen daalt, omdat ze korter

gaat werken. Ze moet budgetteren, want er

ontstaat een blijvend tekort. De vraag is:

welke uitgaven zijn minder belangrijk? Ze moet

prioriteiten stellen: ze verlaagt het budget voor

de persoonlijke uitgaven en ze besluit om iets

minder te sparen. Zo werkt ze het tekort weg.

afb. 24

Budgetplan Rebecca voor- en nadat ze korter gaat werken (per maand)

inkomsten budgetten voor na voor na----------------------------------------------------------------------------------------------------loon € 1.430 € 1.290vakantiegeld € 110 € 100zorgtoeslag € 60 € 60rente € 38 € 38extra inkomsten € 52 € 52persoonlijke uitgaven € 400 € 300huishoudelijke uitgaven € 300 € 300vaste lasten € 690 € 690incidentele uitgaven € 200 € 200spaarbedrag € 100 € 50----------------------------------------------------------------------------------------------------totaal € 1.690 € 1.540 € 1.690 € 1.540

29 Waardoor dalen de inkomsten van Rebecca?

Ze gaat korter werken. 30 Bekijk het budgetplan (afb. 24). Met welk bedrag

dalen haar inkomsten per maand?

€ 1.690 – € 1.540 = € 150 31 Streep het foute woord door. Nu ze korter werkt,

heeft Rebecca een blijvend – tijdelijk tekort.

32 Ze moet prioriteiten stellen. Wat betekent dat?

Ze moet uitzoeken welke uitgaven minder belangrijk zijn.

21 En wat is haar budget voor de incidentele uitgaven?

€ 200 per maand. 22 Welk bedrag heeft ze per maand nodig voor alle

budgetten?

€ 400 + € 300 + € 690 + € 200 = € 1.590

5 Schuiven met bedragenRebecca heeft haar gemiddelde inkomsten en

haar gemiddelde uitgaven uitgerekend. Hieruit

blijkt dat ze geld overhoudt. Met dit gegeven

kan ze haar inkomsten en uitgaven opnieuw op

elkaar afstemmen. Ze kan gaan budgetteren. Ze

kan bijvoorbeeld het overschot verdelen over de

budgetten. Ze kan een budget verhogen en een

ander budget verlagen. Maar ze verandert niets:

ze laat de budgetten en het overschot zoals ze

zijn.

afb. 23

inkomsten

1.690

1.590

uitgaven

EURO

’S 1.800

1.700

1.600

1.500

1.400

1.200

1.300

0

Gemiddelde inkomsten en uitgaven van Rebecca

23 Gebruik het staafdiagram (afb. 23). Wat zijn de

gemiddelde inkomsten per maand van Rebecca?

€ 1.690. 24 Hoeveel geeft ze gemiddeld per maand uit?

€ 1.590. 25 Streep het foute woord door en vul aan. Hoeveel is

haar overschot of tekort?

Haar overschot – tekort is: € 100. 26 Ze gaat budgetteren. Wat doet ze dan?

Ze stemt de inkomsten en uitgaven opnieuw op elkaar af.

Page 13: CONSUMPTIE 3 Geld over en te korteconomischbekeken.prd.vo.malmberg.nl/uploads/asset/... · 2017-03-29 · Hoofdstuk 3 Geld over en te kort 62 5 Meer spaargeld, meer rente Op de spaarrekening

CONSUMPTIE

71

Thuiswerkopdracht

Cirkeldiagrammen over budgetteren

Monica maakt een werkstuk over budgetteren. Ze

heeft bij het Nibud gegevens opgevraagd voor een

budgetplan van een gezin met kinderen. Ze moet deze

gegevens over de gezinsinkomsten verwerken in een

cirkeldiagram en datzelfde doen met de gegevens over

de gezinsuitgaven. En dat ga jij voor haar doen.

Gebruik werkblad vmbo-b 3.3 bovenbouw.

→ Samenvatting en begrippen begint op bladzijde 82.

Maak de oefentoets bij deze paragraaf.

Aantekeningen

33 Met welke twee veranderingen werkt ze het tekort

weg?

Ze verlaagt het budget van de persoonlijke uitgaven met € 100 en het spaarbedrag met € 50.

34 Bekijk het budgetplan van Hans (afb. 25). Hans

rekent € 40 meer voor zijn klussen. Hij verhoogt het

budget voor de auto met € 100. Het resterende tekort

bezuinigt hij op de persoonlijke uitgaven. Verbeter

de bedragen in zijn budgetplan.

afb. 25

Budgetplan Hans (per maand)

inkomsten budgetten----------------------------------------------------------------------------------------------------loon € 1.075vakantiegeld € 56rente € 38klussen € 156 huurtoeslag € 100persoonlijke uitgaven € 185 huishoudelijke uitgaven € 275vaste lasten € 465de auto € 250 spaarbedrag € 250----------------------------------------------------------------------------------------------------totaal € 1.425 € 1.425

196

125

1.465 1.465

350

Maak rekentrainer 3C op bladzijde 80.

Page 14: CONSUMPTIE 3 Geld over en te korteconomischbekeken.prd.vo.malmberg.nl/uploads/asset/... · 2017-03-29 · Hoofdstuk 3 Geld over en te kort 62 5 Meer spaargeld, meer rente Op de spaarrekening

Hoofdstuk 3 Geld over en te kort

72

7 Bekijk afbeelding 27. Bereken het totale bedrag

aan overschotten van Roy van januari tot en met

december.

€ 150 + € 250 + € 50 + € 100 + € 75 = € 625

8 Bereken het totale bedrag aan tekorten van Roy van

januari tot en met december.

€ 100 + € 50 + € 100 + € 150 + € 100 + € 125 = € 625

9 Heeft Roy een financieel probleem?

Nee. 10 Leg je antwoord op vraag 9 uit.

Bijv. de overschotten in sommige maanden zijn voldoende om de tekorten in andere maanden mee te betalen.

afb. 27

jan.– 150

+ 250+ 200+ 150+ 100

+ 500

– 50– 100

feb.mrt. apr.

meijun.

jul.aug.

sept.

okt.nov.

dec.

+ 300

+ de uitgaven zijn lager dan de budgetten– de uitgaven zijn hoger dan de budgetten

Overschotten en tekorten Roy

2 Interen op het spaargeldSuzan past haar oude budgetplan aan. Het

budget voor de vaste lasten moet 100 euro

omhoog door de hogere huur. Ze komt geld

te kort, als ze niets doet. Ze kan de tekorten

opvangen door spaargeld op te nemen. Maar op

den duur raakt ze dan al haar spaargeld kwijt.

Ze zoekt naar een andere oplossing.

1 Financieel adviesSuzan is verhuisd naar een duurdere

huurwoning. Ze heeft nu een blijvend

geldtekort, want haar uitgaven zijn gestegen

en haar inkomsten niet. Daarom moet ze

budgetteren. Suzan wil weten hoe ze dit het

beste kan aanpakken en vraagt om advies bij

het Nibud en bij de Consumentenbond. Bij

deze organisaties kun je advies krijgen over

geldzaken.

afb. 26

1 Wanneer kreeg Suzan een geldtekort?

Toen ze verhuisde naar een duurdere huurwoning.

2 Is dit geldtekort tijdelijk of blijvend?

Blijvend. 3 Het tekort is ontstaan doordat haar:

A inkomsten dalen.

B inkomsten stijgen.

C uitgaven dalen.

D uitgaven stijgen.

4 Wat moet ze nu gaan doen?

Budgetteren. 5 Welke twee organisaties vraagt ze om advies

(afb. 26)?

Het Nibud en de Consumentenbond.

6 Waarover willen deze organisaties advies geven?

Over geldzaken.

In deze paragraaf leer je hoe je de problemen oplost die ontstaan door een geldtekort.

4 Rondkomen

Page 15: CONSUMPTIE 3 Geld over en te korteconomischbekeken.prd.vo.malmberg.nl/uploads/asset/... · 2017-03-29 · Hoofdstuk 3 Geld over en te kort 62 5 Meer spaargeld, meer rente Op de spaarrekening

CONSUMPTIE

73

afb. 29 Inkomsten en uitgaven van Suzan na haarverhuizing in euro’s

april

1.33

5

1.33

5

2.335

1.24

0 1.74

0

1.57

0

1.55

01.

335

1.39

0

1.59

0

1.55

0

1.45

0

1.60

0

meijuni

juli

augustus

september

oktober

november

december

inkomsten uitgaven

1.33

5

1.33

5

1.33

5

1.33

5

1.33

5

17 Bekijk het staafdiagram (afb. 29). In welke maanden

blijft er geld over?

In april en mei. 18 Lossen deze overschotten haar financiële problemen

op?

Nee. 19 Leg je antwoord op vraag 18 uit.

Het totale tekort is groter dan het totale overschot.

20 Bekijk nog eens het staafdiagram (afb. 29). Hoeveel

is het totaal van de inkomsten in april tot en met

december?

8 × € 1.335 + € 2.355 = € 10.680 + € 2.355 = € 13.035

21 Hoeveel is het totaal van de uitgaven in die periode?

€ 1.240 + € 1.740 + € 1.570 + € 1.550 + € 1.390 + € 1.590 + € 1.550 + € 1.450 + € 1.600 = € 13.680

22 Streep het foute woord door. De tekorten zijn

groter – kleiner dan de overschotten.

4 Lenen verhoogt de lastenSuzan overweegt een lening te sluiten.

Ze kan dan de tekorten opvangen met het

geleende geld. Maar door een lening gaan de

vaste lasten omhoog, want ze moet rente en

aflossing betalen door de lening. De tekorten

worden alleen maar groter. Een lening zou haar

financiële problemen vergroten.

afb. 28

Budgetplan Suzan voor en na de verhuizing (maandbedragen)

inkomsten budgetten voor na----------------------------------------------------------------------------------------------------loon € 1.300vakantiegeld € 85zorgtoeslag € 35persoonlijke uitgaven € 270huishoudelijke uitgaven € 350vaste lasten € 550 € 650incidentele uitgaven € 250----------------------------------------------------------------------------------------------------totaal € 1.420 € 1.420 € 1.520

11 Van welk budget betaalt Suzan de huur?

De vaste lasten. 12 Bekijk het budgetplan (afb. 28). Met welk bedrag

moet het budget voor de vaste lasten omhoog?

Met € 100. 13 Hoeveel wordt het tekort op haar budgetplan?

€ 1.420 – € 1.520 = € 100 14 Hoe kan ze dit tekort opvangen zonder te

bezuinigen?

Ze kan elke maand € 100 spaargeld opnemen.

15 Welk nadeel heeft deze oplossing?

Haar spaargeld gaat op. 16 Suzan heeft € 1.000 gespaard. In hoeveel maanden

is haar spaargeld op?

In € 1.000 : € 100 = 10 maanden.

3 OverschottenSuzan heeft enkele maanden waarin ze geld

overhoudt. Ook met de nieuwe, hogere huur

blijft dat zo. Maar haar financiële zorgen worden

er niet minder van. Want naast goedkope

maanden zijn er veel dure maanden met

tekorten. En de tekorten zijn samen hoger dan

de overschotten.

Page 16: CONSUMPTIE 3 Geld over en te korteconomischbekeken.prd.vo.malmberg.nl/uploads/asset/... · 2017-03-29 · Hoofdstuk 3 Geld over en te kort 62 5 Meer spaargeld, meer rente Op de spaarrekening

Hoofdstuk 3 Geld over en te kort

74

5 Hogere inkomstenSuzan zou geholpen zijn met een hoger

loon. Niet voor één maand, maar blijvend.

Bijvoorbeeld door een betere baan of door meer

uren te werken. Maar dat wil haar werkgever

niet. Daarom blijft er voor Suzan maar één

oplossing over. Ze moet bezuinigen op haar

uitgaven. Bezuinigen is vaak de enige oplossing

bij een blijvend tekort.

afb. 31

Budgetplan Suzanvoor en na de bezuinigingen (maandbedragen)

inkomsten budgetten voor na----------------------------------------------------------------------------------------------------loon € 1.300vakantiegeld € 85zorgtoeslag € 35persoonlijke uitgaven € 270 € 250huishoudelijke uitgaven € 350 € 300vaste lasten € 650 € 650incidentele uitgaven € 250 € 220----------------------------------------------------------------------------------------------------totaal € 1.420 € 1.520 € 1.420

30 Waarom is een hoger loon een oplossing voor Suzans

geldzorgen?

Hierdoor verdwijnt het tekort op haar budgetplan.

31 Welke twee mogelijkheden zijn er om je loon te

verhogen?

Een beter betaalde baan zoeken, meer uren werken, promotie maken.

32 Waarom kan Suzan geen hoger loon krijgen?

Haar werkgever wil het niet geven. 33 Welke oplossing blijft er voor haar over?

Ze moet bezuinigen op haar uitgaven. 34 Bekijk het budgetplan (afb. 31). Schrijf de juiste

bedragen in de zinnen hierna. Suzan bezuinigt:

• op de persoonlijke uitgaven: € 20. • op de huishoudelijke uitgaven: € 50. • op de incidentele uitgaven: € 30.

35 Hoeveel bezuinigt ze per maand bij elkaar?

€ 20 + € 50 + € 30 = € 100

23 Waarom overweegt Suzan een lening te sluiten?

Ze kan met het geleende geld de tekorten opvangen.

24 Welke extra uitgaven krijgt ze door een lening?

Het betalen van rente en aflossing.

25 Welk budget moet omhoog door een lening?

Het budget voor de vaste lasten.

26 Streep de foute woorden door. Door een lening:

• worden de tekorten groter – kleiner.

• worden de financiële problemen groter – kleiner.

27 Suzan komt per maand € 100 te kort. Stel, ze leent

€ 1.200 om deze tekorten een jaar lang op te vangen.

Waarom zal dat niet lukken van dat bedrag?

Door de rente en aflossing is het maandelijkse tekort groter dan € 100.

28 De wasmachine van Abe is stuk en hij heeft geen

geld voor een nieuwe. Welk aanbod doet de winkel in

afbeelding 30 zodat hij toch een nieuwe wasmachine

kan kopen?

Geld lenen en daarna de lening met termijnen van € 45 per maand terugbetalen.

29 In welke situatie is het onverstandig om op dit

aanbod van de winkel in te gaan?

Bijv. als Abe elke maand geld te kort komt.

afb. 30

Page 17: CONSUMPTIE 3 Geld over en te korteconomischbekeken.prd.vo.malmberg.nl/uploads/asset/... · 2017-03-29 · Hoofdstuk 3 Geld over en te kort 62 5 Meer spaargeld, meer rente Op de spaarrekening

CONSUMPTIE

75

Thuiswerkopdracht

Persoonlijke vaste lasten

Moet er voor jou contributie voor een vereniging

betaald worden, lesgeld voor de muziekschool, de

rekening van het boekenfonds, of het abonnement

voor je mobieltje, een tijdschrift of het busvervoer? Dit

zijn geen vaste lasten van het hele gezin, maar van jou

persoonlijk. Je onderzoekt met hulp van thuis welke

vaste lasten voor jou betaald worden en hoeveel ze

kosten.

Gebruik werkblad vmbo-b 3.4 bovenbouw.

→ Samenvatting en begrippen begint op bladzijde 82.

Maak de oefentoets bij deze paragraaf.

Aantekeningen

6 BezuinigenSuzan gaat bezuinigen op haar uitgaven.

Ze schrapt een aantal luxe artikelen, zoals

flessen wijn en bonbons. Verder haalt ze haar

boodschappen in goedkopere winkels en maakt

ze gebruik van de aanbiedingen. Ook stelt ze de

aankoop van nieuwe meubels uit.

afb. 32

36 Bekijk afbeelding 32. Hoe zie je dat Suzan bezuinigt

op haar aankopen?

Bijv. ze profiteert van een aanbieding. 37 Wat voor soort artikelen koopt Suzan minder als ze

gaat bezuinigen?

Luxe artikelen. 38 Op welke twee manieren bezuinigt ze op haar

noodzakelijke boodschappen?

Ze koopt in goedkopere winkels en ze maakt gebruik van de aanbiedingen.

39 Suzan koopt voor € 24,75 groenten en fruit op

de weekmarkt. Dezelfde producten kosten in de

supermarkt € 27,50. Hoeveel procent voordeliger is

het kopen op de markt?

€ 27,50 – € 24,75 = € 2,75; € 2,75 : € 27,50 × 100 = 10%

40 Hoe bezuinigt ze op haar meubels?

Ze stelt de vervanging ervan uit. 41 Je bezuinigt niet altijd als je gebruikmaakt van een

aanbieding. Leg dit uit.

Bijv. hetzelfde product kan in een andere winkel nog goedkoper zijn.

Maak rekentrainer 3D op bladzijde 81.

Page 18: CONSUMPTIE 3 Geld over en te korteconomischbekeken.prd.vo.malmberg.nl/uploads/asset/... · 2017-03-29 · Hoofdstuk 3 Geld over en te kort 62 5 Meer spaargeld, meer rente Op de spaarrekening

Hoofdstuk 3 Geld over en te kort

76

2 De reserve gebruikenWesley gebruikt zijn reserves bij de vervanging

van zijn koelkast (afb. 34). Zijn reserves dalen

door deze aankoop en hij moet ervoor zorgen

dat deze weer worden aangevuld, anders

raken ze op. Bij elke aankoop van duurzame

gebruiksgoederen bedenkt hij hoe snel hij zijn

reserves weer moet aanvullen.

afb. 34

7 Waarvan betaalt Wesley zijn nieuwe koelkast?

Van geld uit zijn reserves. 8 Bekijk afbeelding 34. Wat gebeurt er met zijn

reserves als hij de koelkast koopt?

Zijn reserves dalen met € 1.800.

9 Wat moet er gebeuren na deze aankoop?

De reserves moeten weer aangevuld worden.

10 Wat gebeurt er als Wesley zijn reserves gebruikt en

deze niet aanvult?

Op den duur raken zijn reserves op.

11 Jorindi koopt de bloes en de blu-rayspeler in

afbeelding 35. Met welk bedrag dalen zijn reserves?

€ 79 + € 87 = € 166

1 Een reserve vormenWesley heeft veel spullen in huis die aan

vervanging toe zijn en daar is veel geld mee

gemoeid. Wesley heeft hiervoor een deel van

zijn spaargeld apart gehouden. Economen

zeggen: hij heeft een reserve gevormd

voor de vervanging van zijn duurzame

consumptiegoederen.

afb. 33

1 Welke uitgaven ziet Wesley aankomen?

De vervanging van zijn spullen in huis. 2 Waarvan gaat hij deze uitgaven betalen?

Van het geld dat hij hiervoor heeft gereserveerd.

3 Op welke manier heeft Wesley een reserve gevormd?

Bijv. hij heeft spaargeld apart gehouden.

4 Bekijk afbeelding 33. Waarom is de zitbank aan

vervanging toe?

Deze is oud en versleten. 5 Waarom zijn de televisie en de computer aan

vervanging toe?

Bijv. ze zijn ouderwets.

6 Welke andere producten uit afbeelding 33 zijn aan

vervanging toe?

Bijv. de keukenkastjes.

Deze paragraaf gaat over geld reserveren voor grote uitgaven.

5 ReserverenIn plaats van deze paragraaf in je boek, mag je ook de vervangende paragraaf op je ePack maken. Overleg hierover met je docent.

Page 19: CONSUMPTIE 3 Geld over en te korteconomischbekeken.prd.vo.malmberg.nl/uploads/asset/... · 2017-03-29 · Hoofdstuk 3 Geld over en te kort 62 5 Meer spaargeld, meer rente Op de spaarrekening

CONSUMPTIE

77

16 Bekijk de tabel (afb. 37). Wat is de gebruiksduur in

maanden van deze producten? Schrijf de uitkomsten

in de vierde kolom van de tabel.

17 Hoeveel moet er per product maandelijks worden

gereserveerd? Schrijf de uitkomsten in de vijfde

kolom van de tabel.

afb. 37

Reserveren met gebruiksduurpro-duct

aanschaf-prijs

gebruiksduur in reserveringjaren maanden per maand

1 € 216 2 24 € 9 2 € 1.008 8 96 € 10,50 3 € 144 1,5 18 € 8 4 € 1.530 3 36 € 42,50

4 Reserveren voor een eerste aankoop

Wesley spaart voor een scooter. Hij heeft

1.400 euro gespaard, maar dat is niet genoeg.

De scooter die hij wil hebben, kost ongeveer

3.350 euro (afb. 38). Er moet nog € 3.350 –

€ 1.400 = € 1.950 bij. Hij wil over zes maanden

de scooter kopen, daarom moet hij hiervoor

€ 1.950 : 6 = € 325 per maand reserveren.

afb. 38

18 Wanneer wil Wesley de scooter kopen?

Over zes maanden. 19 Hoeveel geld moet hij dan betalen?

€ 3.350 20 Hoeveel heeft hij al gereserveerd?

€ 1.400. 21 Hoe berekent hij het nog te reserveren bedrag?

€ 3.350 – € 1.400 = € 1.950

afb. 35

3 De reservering per maandAls Wesley een nieuwe zitbank koopt, daalt zijn

reserve met 648 euro. De gebruiksduur van de

zitbank is zes jaar, dat is 6 × 12 = 72 maanden.

Als hij de zitbank na zes jaar vervangt, moet

de reserve met 648 euro zijn aangevuld. Dat

gebeurt als hij per maand voor de vervanging

van de zitbank € 648 : 72 = € 9 reserveert.

afb. 36 Reserveren voor vervanging zonder

restwaarde

Lieke koopt een HDTV voor € 1.464. Ze wil dit

apparaat over acht jaar vervangen.

• De gebruiksduur is 8 × 12 = 96 maanden.

• De vervanging van de tv kost € 1.464.

• Lieke reserveert € 1.464 : 96 = € 15,25 per

maand.

12 Hoeveel jaar gaat de zitbank van Wesley mee?

Zes jaar. 13 Hoe lang is de gebruiksduur in maanden?

6 × 12 = 72 maanden. 14 Hoe berekent Wesley het maandelijks te reserveren

bedrag?

€ 648 : 72 = € 9 15 Bekijk afbeelding 36. Hoeveel zal Lieke per maand

reserveren als de HDTV zeven jaar meegaat en de

prijs bij de vervanging € 1.134 is?

7 × 12 = 84 maanden; € 1.134 : 84 = € 13,50

Page 20: CONSUMPTIE 3 Geld over en te korteconomischbekeken.prd.vo.malmberg.nl/uploads/asset/... · 2017-03-29 · Hoofdstuk 3 Geld over en te kort 62 5 Meer spaargeld, meer rente Op de spaarrekening

Hoofdstuk 3 Geld over en te kort

78

27 Streep het foute woord door. Hoe hoger de

restwaarde, hoe meer – minder je moet reserveren.

28 Bekijk de tabel (afb. 41). Reken de maandelijkse

reservering uit voor de vier producten in deze tabel.

In afbeelding 40 staat hoe je dit moet doen. Schrijf je

antwoorden in de laatste kolom.

afb. 41

Reserveren met een restwaardepro-duct

aanschaf-prijs

rest-waarde

gebruiks-duur

maandelijk-se reserve-ring

1 € 1.360 € 400 2 jaar € 40 2 € 17.444 € 6.500 8 jaar € 114 3 € 880 € 100 1 jaar € 65 4 € 6.000 € 1.500 3 jaar € 125

6 Meevallers en tegenvallersWesley berekent de reserveringen zo precies

mogelijk. Toch kunnen zich meevallers en

tegenvallers voordoen. De gebruiksduur

kan korter of langer zijn dan verwacht, de

vervangingsprijs kan hoger of lager zijn dan

verwacht en de restwaarde kan hoger of lager

zijn dan verwacht. Hoe beter hij alles inschat,

hoe groter de kans dat hij precies voldoende

reserveert.

afb. 42

29 De reserveringen kunnen meevallen of tegenvallen.

Dat kan door een verkeerde inschatting van drie

gegevens. Welke gegevens zijn dat?

De gebruiksduur, de vervangingsprijs en de restwaarde.

22 En hoe berekent hij het maandelijks te reserveren

bedrag?

€ 1.950 : 6 = € 325 23 Gebruik de tabel (afb. 39). Reken de maandelijkse

reservering uit voor de vier producten. Schrijf je

antwoorden in laatste kolom.

afb. 39

Reserveren voor een eerste aankooppro-duct

aan-schaf-prijs

aankoop over

al ge-spaard

maande-lijks te reserveren

1 € 5.600 36 maanden € 1.100 € 125 2 € 20.000 48 maanden € 9.680 € 215 3 € 1.900 14 maanden € 290 € 115 4 € 870 6 maanden € 90 € 130

5 RestwaardeAls Wesley de scooter koopt, kost deze

3.350 euro. Hij wil de scooter na twee jaar

vervangen. Hij hoeft minder te reserveren dan

de aankoopprijs, want de scooter heeft na twee

jaar nog een restwaarde van 1.700 euro. In twee

jaar moet hij reserveren: € 3.350 – € 1.700 =

€ 1.650. Dat is per maand: € 1.650 : 24 =

€ 68,75.

afb. 40 Reserveren voor vervanging met

restwaarde

Bas wil over drie maanden een nieuwe piano kopen.

Het instrument kost € 1.600. Hij heeft er al € 1.090

voor gereserveerd. Zijn oude piano levert nog € 120

op.

• Hij moet in drie maanden reserveren:

€ 1.600 – € 1.090 – € 120 = € 390.

• Dat is per maand: € 390 : 3 = € 130.

24 Hoe lang wil Wesley de scooter gebruiken?

Twee jaar. 25 Hoeveel is zijn scooter nog waard na deze periode?

€ 1.700. 26 Hoe noem je dit bedrag?

De restwaarde.

Page 21: CONSUMPTIE 3 Geld over en te korteconomischbekeken.prd.vo.malmberg.nl/uploads/asset/... · 2017-03-29 · Hoofdstuk 3 Geld over en te kort 62 5 Meer spaargeld, meer rente Op de spaarrekening

CONSUMPTIE

79

Thuiswerkopdracht

Persoonlijke reserveringen

Bijna iedereen heeft een fiets, een horloge, een eigen

kamer met een bed, meubels, een telefoon en een

computer. Het zijn duurzame gebruiksgoederen.

Je onderzoekt hoeveel er per maand gereserveerd moet

worden voor de vervanging van jouw meest kostbare,

persoonlijke, duurzame gebruiksgoederen.

Gebruik werkblad vmbo-b 3.5 bovenbouw.

→ Samenvatting en begrippen begint op bladzijde 82.

Maak de oefentoets bij deze paragraaf.

Maak de adviestoets bij dit hoofdstuk.

Maak in overleg met je docent de eindtoets bij dit

hoofdstuk.

Aantekeningen

30 Bekijk afbeelding 42. Wat betekent een goed

onderhoud van de scooter voor de gebruiksduur?

De gebruiksduur wordt langer. 31 Wat voor financieel voordeel heeft Wesley als hij zijn

scooter goed onderhoudt?

Hij hoeft minder per maand te reserveren voor de vervanging, omdat de restwaarde hoger zal zijn.

32 Streep de foute woorden door. Wanneer valt het

gereserveerde bedrag mee?

• Als de gebruiksduur korter – langer is dan

verwacht.

• Als de vervangingsprijs hoger – lager is dan

verwacht.

• Als de restwaarde hoger – lager is dan

verwacht.

33 Freek heeft een auto gekocht voor € 18.000. Hij

wil er vier jaar in rijden. De restwaarde na vier jaar

schat hij op € 6.000. Bereken het maandelijks te

reserveren bedrag.

4 × 12 = 48 maanden; € 18.000 – € 6.000 = € 12.000; € 12.000 : 48 = € 250

34 Na vier jaar blijkt de restwaarde € 4.560 te

zijn. Hoeveel heeft Freek per maand te weinig

gereserveerd?

In totaal € 6.000 – € 4.560 = € 1.440; per maand € 1.440 : 48 = € 30

Maak rekentrainer 3E op bladzijde 81.

Page 22: CONSUMPTIE 3 Geld over en te korteconomischbekeken.prd.vo.malmberg.nl/uploads/asset/... · 2017-03-29 · Hoofdstuk 3 Geld over en te kort 62 5 Meer spaargeld, meer rente Op de spaarrekening

Rekentrainer

Hoofdstuk 3 Geld over en te kort

80

Bereken de rentekosten van de lening.bedrag lening

loop-tijd in jaren

maand-termijn

totale rentekosten

€ 34.000 9 € 340 € 2.720 € 7.000 3 € 220 € 920 € 8.450 4 € 200 € 1.150 € 1.830 2 € 80 € 90 € 11.250 5 € 210 € 1.350 € 15.000 6 € 239 € 2.208

Bereken de rentekosten van de lening.bedrag lening

loop-tijd in jaren

maandter-mijn

totale rentekosten

€ 12.530 4,5 € 270 € 2.050 € 6.530 2,5 € 235 € 520 € 7.810 3,5 € 210 € 1.010 € 28.000 6,5 € 380 € 1.640 € 5.000 1,5 € 324 € 832 € 25.000 2,5 € 954,60 € 3.638

3C Het gemiddelde per maand berekenen

→ Alle rekenvaardigheden op een rij: nr. 4 op blz. 215

• De inkomsten in een kwartaal zijn € 1.585,

€ 757, € 619, € 1.857, € 687, € 1.477 en € 872.

Bereken de gemiddelde inkomsten per maand.

€ 1.585 + € 757 + € 619 + € 1.857 + € 687 + € 1.477 + € 872 = € 7.854; € 7.854 : 3 = € 2.618

• De inkomsten in een halfjaar zijn € 324, € 42,

€ 104 en € 268. Bereken de gemiddelde

inkomsten per maand.

€ 324 + € 42 + € 104 + € 268 = € 738; € 738 : 6 = € 123

3A De rente berekenen → Alle rekenvaardigheden op een rij: nr. 15 op blz. 218

Hoeveel is de rente?spaar-bedrag

rente % per jaar

spaar-periode

rentebedrag

€ 800 4% 1 jaar € 32 € 4.200 2,4% 1 jaar € 100,80 € 2.800 3,5% 1 jaar € 98 € 300 2% 1 jaar € 6 € 1.800 4% 2 jaren € 144 € 950 2% 3 jaren € 57 € 695 3% 2 jaren € 41,70 € 5.000 2,4% 4 jaren € 480 € 3.500 2,4% 1 maand € 7 € 3.300 2,8% 4 maanden € 30,80 € 1.500 4,2% 8 maanden € 42 € 270 4% 5 maanden € 4,50

3B De totale rente op een lening → Alle rekenvaardigheden op een rij: nr. 16 op blz. 219

Bereken de rentekosten van de lening.bedrag lening

loop-tijd in maan-den

maand-termijn

totale rentekosten

€ 5.000 12 € 442 € 304 € 10.000 48 € 230 € 1.040 € 15.000 48 € 328,50 € 768 € 25.000 60 € 436,20 € 1.172 € 8.000 36 € 240 € 640 € 10.000 9 € 1.292 € 1.628

Page 23: CONSUMPTIE 3 Geld over en te korteconomischbekeken.prd.vo.malmberg.nl/uploads/asset/... · 2017-03-29 · Hoofdstuk 3 Geld over en te kort 62 5 Meer spaargeld, meer rente Op de spaarrekening

CONSUMPTIE

81

3E Reserveren voor vervanging → Alle rekenvaardigheden op een rij: nr. 19 op blz. 219

Welk bedrag moet je per maand reserveren?aankoop-prijs

al gespaard

rest-waarde

ge-bruiks-duur

reserve-ring

€ 800 € 200 € 0 1 jaar € 50 € 729 € 369 € 0 2 jaar € 15 € 559 € 55 € 0 3 jaar € 14 € 1.584 € 432 € 0 4 jaar € 24

Welk bedrag moet je per maand reserveren?aankoop-prijs

al gespaard

rest-waarde

ge-bruiks-duur

reserve-ring

€ 16.000 € 6.000 € 4.000 2 jaar € 250 € 6.200 € 1.200 € 200 1 jaar € 400 € 76.600 € 18.000 € 25.000 4 jaar € 700 € 8.460 € 800 € 1.000 3 jaar € 185

Welk bedrag moet je per maand reserveren?aankoop-prijs

al gespaard

rest-waarde

ge-bruiks-duur

reserve-ring

€ 2.420 € 900 € 800 1 jaar € 60 € 6.700 € 700 € 1.200 2 jaar € 200 € 1.780 € 300 € 100 0,5 jaar € 230 € 9.400 € 500 € 950 2,5 jaar € 265

• De uitgaven in vier weken zijn € 6, € 13, € 8,

€ 20, € 5, € 35, € 17 en € 16. Bereken de

gemiddelde uitgaven per week.

€ 6 + € 13 + € 8 + € 20 + € 5 + € 35 + € 17 + € 16 = € 120; € 120 : 4 = € 30

• De uitgaven in 1,5 jaar zijn € 3.456, € 3.841,

€ 3.269, € 1.857, € 2.695, en € 2.162. Bereken de

gemiddelde uitgaven per maand.

€ 3.456 + € 3.841 + € 3.269 + € 1.857 + € 2.695 + € 2.162 = € 17.280; € 17.280 : 18 = € 960

3D Budgetteren → Alle rekenvaardigheden op een rij: nr. 18 op blz. 219

Bezuinig € 480 door elk budget met hetzelfde bedrag te verlagen.budgetten oude bedragen nieuwe

bedragenhuishoudelijke

uitgaven

€ 490 € 370

persoonlijke

uitgaven

€ 372 € 252

vaste lasten € 1.267 € 1.147 incidentele

uitgaven

€ 451 € 331

totaal € 2.580 € 2.100

De vaste lasten stijgen met € 150 door de aankoop van een auto. Stel de nieuwe bedragen vast door op de andere budgetten evenveel te bezuinigen.budgetten oude bedragen nieuwe

bedragenhuishoudelijke

uitgaven

€ 270 € 220

persoonlijke

uitgaven

€ 190 € 140

vaste lasten € 670 € 820 incidentele

uitgaven

€ 200 € 150

totaal € 1.330 € 1.330

Page 24: CONSUMPTIE 3 Geld over en te korteconomischbekeken.prd.vo.malmberg.nl/uploads/asset/... · 2017-03-29 · Hoofdstuk 3 Geld over en te kort 62 5 Meer spaargeld, meer rente Op de spaarrekening

Samenvatting en begrippen

Samenvatting

Hoofdstuk 3 Geld over en te kort

82

Je kunt lenen voor:

• een grote uitgave;

• het opvangen van een tegenvaller;

• het opvangen van een tijdelijk geldtekort.

Na een lening (krediet) betaal je:

• het geleende bedrag terug (aflossing);

• rente over het geleende bedrag.

Veel leningen worden terugbetaald in termijnen.

Berekening:

Totale rente =

optelsom maandtermijnen – bedrag lening.

De te betalen rente is hoger bij een:

• hoger rentepercentage;

• hoger leenbedrag;

• langere looptijd.

3 Het budgetplan

Een budgetplan maak je als volgt:

• Reken de gemiddelde inkomsten per maand uit.

• Bedenk welke budgetten je wilt nemen.

• Verdeel de uitgaven van meerdere maanden

over deze budgetten.

• Reken de gemiddelde uitgaven per budget uit.

• Reken uit of er een overschot of tekort is.

• Stel de budgetten vast.

1 Sparen met profi jt

Door te sparen verschuif je bestaande koopkracht

naar de toekomst.

Je kunt sparen voor:

• grote aankopen;

• de rente;

• het opvangen van tegenvallers.

Je kunt tegenvallers ook opvangen met een

verzekering.

De spaarrente is hoger bij een:

• hoger rentepercentage;

• hoger spaarbedrag;

• langere spaarperiode.

Berekeningen:

• spaarbedrag : 100 × rentepercentage =

rente per jaar;

• rente per jaar : 12 × aantal maanden =

rente gedurende een aantal maanden.

2 Kopen op krediet

Door te lenen verschuif je toekomstige koopkracht

naar het heden.

Page 25: CONSUMPTIE 3 Geld over en te korteconomischbekeken.prd.vo.malmberg.nl/uploads/asset/... · 2017-03-29 · Hoofdstuk 3 Geld over en te kort 62 5 Meer spaargeld, meer rente Op de spaarrekening

CONSUMPTIE

83

5 Reserveren

De reserves vormen een deel van het spaargeld.

De reserves dalen door:

• de aanschaf van duurzame

consumptiegoederen;

• het vervangen van duurzame

consumptiegoederen.

Berekening:

Reservering per maand =

(aanschafprijs – restwaarde – al gespaard bedrag) :

gebruiksduur in maanden.

Er is een meevaller als:

• de aanschafprijs lager is dan geschat;

• de gebruiksduur langer is dan geschat;

• de restwaarde hoger is dan geschat.

→ Ga verder met begrippen op de volgende bladzijde.

Bij een overschot:

• kun je sparen;

• kun je de budgetten verhogen.

Bij een tekort:

• kun je minder gaan sparen;

• kun je de budgetten verlagen.

Bij het budgetteren moet je prioriteiten stellen.

4 Rondkomen

Een geldtekort kun je opvangen met:

• interen op je spaargeld;

• een loonsverhoging;

• een lening;

• bezuinigen.

Tijdelijke overschotten lossen geen blijvend tekort

op.

Een lening:

• veroorzaakt hogere vaste lasten;

• vergroot financiële problemen bij een blijvend

geldtekort.

Bezuinigen doe je bijvoorbeeld door:

• goedkoper in te kopen;

• aankopen uit te stellen;

• overbodige aankopen te schrappen.

Page 26: CONSUMPTIE 3 Geld over en te korteconomischbekeken.prd.vo.malmberg.nl/uploads/asset/... · 2017-03-29 · Hoofdstuk 3 Geld over en te kort 62 5 Meer spaargeld, meer rente Op de spaarrekening

Hoofdstuk 3 Geld over en te kort

84

Begrippen1 Sparen met profi jt

sparen

Het verschuiven van bestaande koopkracht naar de

toekomst.

2 Kopen op krediet

krediet

Een lening.

lenen

Het verschuiven van toekomstige koopkracht naar

het heden.

termijn

Het bedrag dat iemand regelmatig moet betalen.

looptijd

De periode waarin geld wordt geleend of geld op

een spaarrekening staat.

3 Het budgetplan

budget

Een bedrag waarvan je een bepaald soort uitgaven

moet doen.

budgetteren

Het op elkaar afstemmen van de inkomsten en

uitgaven.

4 Rondkomen

5 Reserveren

reserveren

Geld opzijleggen voor bepaalde uitgaven.

restwaarde

De prijs die een product na gebruik opbrengt.