CONCEPT WERKBOEK ERGOTHERAPIERICHTLIJN · OPHI-II (niveau 4) - Wanneer er meer informatie nodig is...

30
CONCEPT WERKBOEK ERGOTHERAPIERICHTLIJN CHRONISCHE VERMOEIDHEID ten gevolge van MS, CVA of de ziekte van Parkinson In opdracht van het VU medisch centrum Adviseurs Dhr. H.W.W. Boersma Mw. C.N. Hirs Mw. J.O.B. de Lege Mw. A.E.M. van Roekel Dhr. M.A.J. van Rooij Senior adviseur Dhr. S.J. Poerbodipoero Datum 05-09-08 Bachelor opleiding Ergotherapie ASHP Hogeschool van Amsterdam

Transcript of CONCEPT WERKBOEK ERGOTHERAPIERICHTLIJN · OPHI-II (niveau 4) - Wanneer er meer informatie nodig is...

Page 1: CONCEPT WERKBOEK ERGOTHERAPIERICHTLIJN · OPHI-II (niveau 4) - Wanneer er meer informatie nodig is over de handelingsidentiteit, handelingscompetentie en handelingssituatie van de

CONCEPT WERKBOEK ERGOTHERAPIERICHTLIJN

CHRONISCHE VERMOEIDHEID ten gevolge van MS, CVA of de ziekte van Parkinson

In opdracht van het VU medisch centrum Adviseurs Dhr. H.W.W. Boersma Mw. C.N. Hirs Mw. J.O.B. de Lege Mw. A.E.M. van Roekel Dhr. M.A.J. van Rooij Senior adviseur Dhr. S.J. Poerbodipoero Datum 05-09-08 Bachelor opleiding Ergotherapie ASHP Hogeschool van Amsterdam

Page 2: CONCEPT WERKBOEK ERGOTHERAPIERICHTLIJN · OPHI-II (niveau 4) - Wanneer er meer informatie nodig is over de handelingsidentiteit, handelingscompetentie en handelingssituatie van de

Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid

2

Op de volgende manier kunt u refereren aan de ‘Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid ten gevolge van MS, CVA of de ziekte van Parkinson’:

Boersma H.W.W., Hirs C.N., Lege de J.O.B., Roekel van A.E.M. & Rooij van M.A.J. (2008) Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid ten gevolge van MS, CVA of de ziekte van Parkinson. Amsterdam: Amsterdam School for Health Professions. 2008

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of worden openbaar gemaakt door middel van

druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook. Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteurs, ASHP of VUmc. Het gebruik van cijfers en/of tekst als toelichting of ondersteuning bij artikelen, boeken en scripties is toegestaan, mits de bron duidelijk is vermeld.

Page 3: CONCEPT WERKBOEK ERGOTHERAPIERICHTLIJN · OPHI-II (niveau 4) - Wanneer er meer informatie nodig is over de handelingsidentiteit, handelingscompetentie en handelingssituatie van de

Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid

3

INHOUDSOPGAVE

1. VOORWOORD 4

2. FASE 1: ENTER/INITIATE 6

3. FASE 2: SET THE STAGE 7

4. FASE 3: ASSESS/EVALUATE 9

5. FASE 4: AGREE ON OBJECTIVES AND PLAN 11

6. FASE 5 IMPLEMENT THE PLAN 14

7. FASE 6: MONITOR AND MODIFY 16

8. FASE 7: EVALUATE THE OUTCOME 17

9. FASE 8: CONCLUDE/EXIT 18

10. AANBEVELINGEN 19

BIJLAGE I OVERZICHT STROOMDIAGRAM 23

BIJLAGE II WERKBLAD LEEFWIJZE VAN DE CLIËNT 24

BIJLAGE III WERKBLAD ONTSPANNING 26

BIJLAGE IV WERKBLAD DAGINDELING 27

BIJLAGE V WERKBLAD UITVOERING VAN ACTIVITEITEN 28

BIJLAGE VI WERKBLAD ERGONOMIE EN HOUDING 29

Page 4: CONCEPT WERKBOEK ERGOTHERAPIERICHTLIJN · OPHI-II (niveau 4) - Wanneer er meer informatie nodig is over de handelingsidentiteit, handelingscompetentie en handelingssituatie van de

Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid

4

1. VOORWOORD

Voor u ligt het werkboek behorend bij de ‘ergotherapierichtlijn chronische vermoeidheid ten gevolge van MS, CVA of de ziekte van Parkinson’, verder genoemd als ‘ergotherapierichtlijn chronische vermoeidheid’. Dit werkboek is bedoeld als praktische werkversie van de ergotherapierichtlijn chronische vermoeidheid. Het werkboek is, net als de ergotherapierichtlijn chronische vermoeidheid, opgebouwd aan de hand van de fasen van het Canadian Practice Process Framework (CPPF).

Hoofdstuk 2 tot en met 9 bevat de uitwerkingen per fase, de fasen komen overeen met hoofdstuk 6 tot en met 9 van de ergotherapierichtlijn chronische vermoeidheid (zie tabel 1.1: Hoofdstukindeling). Tabel 1.1: Hoofdstukindeling

Fase Werkboek Richtlijn

1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 6

2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 7

3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 8

4 Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 9

5 Hoofdstuk 6 Hoofdstuk 10

6 Hoofdstuk 7 Hoofdstuk 11

7 Hoofdstuk 8 Hoofdstuk 12

8 Hoofdstuk 9 Hoofdstuk 13

Elke fase bevat een stroomdiagram, waarin is weergegeven welke stappen de cliënt en de

ergotherapeut nemen. Na het stroomdiagram volgt een tabel, waarin de actiepunten uit deze fase zijn benoemd. Na de tabel staat informatie en/of tabellen, die belangrijk zijn voor de behandeling. Hoofdstuk 10 bevat een overzicht van de positieve aanbevelingen uit de ergotherapierichtlijn chronische vermoeidheid. Voor de negatieve aanbevelingen en aanbevelingen die betrekking hebben op de

herziening van deze richtlijn verwijzen wij naar de ergotherapierichtlijn chronische vermoeidheid. De aanbevelingen zijn zover mogelijk gebaseerd op wetenschappelijke literatuur. Op basis van het aantal onderzoeken en de mate van bewijs daarvan is er een niveau van bewijskracht toegekend aan de conclusies in de ergotherapierichtlijn chronische vermoeidheid. Vanuit de conclusies zijn de aanbevelingen geschreven. Het niveau van de aanbeveling is bepaald volgens de handleiding

‘Evidence based Richtlijnontwikkeling’ van het ‘Kwaliteitsinstituut voor Gezondheidszorg CBO’. zie tabel 1.2. Tabel 1.2: Niveau van bewijskracht

Niveau Conclusie gebaseerd op

1 Onderzoek van niveau A1 of tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A2.

2 1 onderzoek van niveau A2 of tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B.

3 1 onderzoek van niveau B of C.

4 Mening van deskundigen.

De gebruikte assessments bij de ergotherapierichtlijn chronische vermoeidheid zijn terug te vinden in: ‘Concept Bijlagenboek Assessments Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid ten gevolge van MS, CVA of de ziekte van Parkinson’, in dit werkboek verder genoemd als ‘bijlagenboek’.

Page 5: CONCEPT WERKBOEK ERGOTHERAPIERICHTLIJN · OPHI-II (niveau 4) - Wanneer er meer informatie nodig is over de handelingsidentiteit, handelingscompetentie en handelingssituatie van de

Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid

5

Voor achtergrondinformatie, methodologie, theoretische onderbouwing, conclusies, overige

overwegingen en literatuurvermelding verwijzen we u naar de ‘ergotherapierichtlijn chronische vermoeidheid’. In het kader van de leesbaarheid van het werkboek is ervoor gekozen om de afkortingen van de assessments te gebruiken. De volledige namen van de assessments zijn terug te vinden in de

verklarende woordenlijst van de ergotherapierichtlijn chronische vermoeidheid.

Page 6: CONCEPT WERKBOEK ERGOTHERAPIERICHTLIJN · OPHI-II (niveau 4) - Wanneer er meer informatie nodig is over de handelingsidentiteit, handelingscompetentie en handelingssituatie van de

Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid

6

2. FASE 1: ENTER/INITIATE

Actiepunt Activiteit

1. Kennismaking - Hulpvraag verduidelijken

2. Vermoeidheid in kaart brengen - MFIS afnemen (zie bijlagenboek)

3. Inclusiecriteria - Beoordelen of cliënt binnen inclusiecriteria valt

INCLUSIECRITERIA - De cliënt heeft een verwijzing voor ergotherapiebehandeling.

- De cliënt heeft de diagnose MS, CVA of de ziekte van Parkinson. - Uit de inventarisatie van de hulpvraag blijkt dat de problemen van de cliënt samenhangen met

chronische vermoeidheid. Chronische vermoeidheid is: ‘vermoeidheid die, ongeacht het tijdstip van de dag, aanwezig is op meer dan de helft van de dagen gedurende een periode langer dan zes weken achter elkaar’.

- De cliënt heeft een MFIS-score ≥ 38.

Page 7: CONCEPT WERKBOEK ERGOTHERAPIERICHTLIJN · OPHI-II (niveau 4) - Wanneer er meer informatie nodig is over de handelingsidentiteit, handelingscompetentie en handelingssituatie van de

Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid

7

3. FASE 2: SET THE STAGE

Actiepunt Activiteit

1. Theoretisch kader kiezen - Theoretisch kader kiezen

2. Inventariseren handelingsproblemen Bij onvoldoende informatie

- COPM afnemen

- IPA of OPHI-II afnemen

3. Vaststellen handelingsproblemen - Bespreken met de cliënt

4. Selecteren van onderwerpen voor verdere analyse

- Bespreken met de cliënt

INVENTARISEREN HANDELINGSPROBLEMEN

Assessment Afnemen

COPM (niveau 3) - De COPM wordt standaard afgenomen

IPA (niveau 3) - Wanneer er meer informatie over het handelen van de cliënt nodig is - Wanneer de COPM en OPHI-II vanwege cognitieve problemen niet

afgenomen kunnen worden

OPHI-II (niveau 4) - Wanneer er meer informatie nodig is over de handelingsidentiteit,

handelingscompetentie en handelingssituatie van de cliënt

Zie voor de assessments ‘inventariseren handelingsproblemen’ het bijlagenboek.

Page 8: CONCEPT WERKBOEK ERGOTHERAPIERICHTLIJN · OPHI-II (niveau 4) - Wanneer er meer informatie nodig is over de handelingsidentiteit, handelingscompetentie en handelingssituatie van de

Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid

8

THEORETISCH KADERS EN ONDERWERPEN

Theoretische kaders Kenmerken theoretische kaders Onderwerpen passend bij theoretische kaders

Neurologisch-cognitief Vermoeidheid treedt sneller op door:

- beperkt bewegen - herhaald bewegen - verminderde concentratie

- Uitvoering van activiteiten

- Ergonomie en houding - Aanpassingen en het gebruik van

hulpmiddelen

Fysieke revalidatie Vermoeidheid treedt sneller op door:

- verminderde kracht - verminderd uithoudingsvermogen

- Ontspanning

- Dagindeling - Uitvoering van activiteiten - Ergonomie en houding

Psycho-emotioneel Er zijn problemen met betrekking tot: - coping

- herkennen van grenzen - beperkt ziekte-inzicht - dagindeling

- Leefwijze van de cliënt - Ontspanning

- Dagindeling - Uitvoering van activiteiten - Aanpassingen en het gebruik van

hulpmiddelen

Sociaal-cultureel Er is geen duidelijkheid over het functioneren van de cliënt in zijn sociale omgeving: - overtuigingen - houding

- rollen - gewoonten van de cliënt

- Leefwijze van de cliënt - Communicatie - Dagindeling - Uitvoering van activiteiten

Ontwikkeling Er is sprake van veranderingen en/of verstoringen in de ontwikkeling van de

cliënt

- Leefwijze van de cliënt - Uitvoering van activiteiten

Omgeving Veranderingen in de omgeving van de cliënt kan het handelingsprobleem compenseren of bevorderen

- Leefwijze van de cliënt - Communicatie - Dagindeling

- Uitvoering van activiteiten - Ergonomie en houding - Aanpassingen en het gebruik van

hulpmiddelen

Page 9: CONCEPT WERKBOEK ERGOTHERAPIERICHTLIJN · OPHI-II (niveau 4) - Wanneer er meer informatie nodig is over de handelingsidentiteit, handelingscompetentie en handelingssituatie van de

Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid

9

4. FASE 3: ASSESS/EVALUATE

Actiepunt Activiteit

1. Bespreken handelingsproblemen - Bespreken met de cliënt

2. Bepalen inhoudsmodel - Kiezen tussen CMOP-E en CMCE

3. Inventariseren en analyseren - Afnemen assessments

4. Evalueren van de bevindingen - Bespreken uitkomsten van assessments

5. Bepalen behandeling volgens inclusie-criteria

- Beoordelen of de cliënt binnen het laatste inclusiecriterium valt

INVENTARISEREN EN ANALYSEREN

Assessment Doel

Activiteitenprofiel (niveau 4) Inventarisatie dagindeling en verdeling van de energie

Rollenlijst (niveau 4) Inzicht krijgen in betekenisvolle activiteiten uit het verleden, het heden en de toekomst

Werknemersrol Interview (niveau

3)

Inzicht krijgen bij cliënten die bij terugkeer naar werk

vermoeidheidproblemen ervaren

AMPS ( niveau 2) Inzicht krijgen in proces en motorische vaardigheden van de cliënt

Standaard observatie (niveau 4) Inzicht krijgen in het uitvoeren van activiteiten van de cliënt

Zie voor de assessments ‘inventariseren en analyseren’ het bijlagenboek.

Page 10: CONCEPT WERKBOEK ERGOTHERAPIERICHTLIJN · OPHI-II (niveau 4) - Wanneer er meer informatie nodig is over de handelingsidentiteit, handelingscompetentie en handelingssituatie van de

Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid

10

BEPALEN BEHANDELING VOLGENS INCLUSIECRITERIA

Het laatste inclusiecriterium is: één of meerdere van de volgende factoren spelen een rol bij de cliënt: - inefficiënt omgaan met energie; - disbalans tussen rust en activiteit/overbelasting; - coping problematiek; - problemen of vragen over de gevolgen van vermoeidheid op het handelen.

Page 11: CONCEPT WERKBOEK ERGOTHERAPIERICHTLIJN · OPHI-II (niveau 4) - Wanneer er meer informatie nodig is over de handelingsidentiteit, handelingscompetentie en handelingssituatie van de

Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid

11

5. FASE 4: AGREE ON OBJECTIVES AND PLAN

Actiepunt Activiteit

1. Probleemstelling - Probleemstelling opstellen met de cliënt

2. Behandeldoelen - Behandeldoelen SMART/RUMBA opstellen met de cliënt

3. Plan van aanpak - Plan van aanpak opstellen met de cliënt o Behandelstrategieën kiezen o Interventievormen kiezen o Aansluiten bij de leerstijl van de

cliënt

ERGOTHERAPEUTISCHE PROBLEEMSTELLING OPSTELLEN De ergotherapeutische probleemstelling bestaat uit:

- de naam, leeftijd en sociale status van de cliënt; - het handelingsprobleem van de cliënt; - door welke belemmeringen het handelingsprobleem ontstaat; - welke beperkingen dit met zich mee brengt en hoe de cliënt dit ervaart; - de oorzaak (medische diagnose en functiestoornissen) van het handelingsprobleem;

- de wensen en vragen met betrekking tot het toekomstig handelen van de cliënt. PLAN VAN AANPAK OPSTELLEN Het plan van aanpak bestaat: - ergotherapeutische behandelstrategieën;

- de type interventie; - objectieve en meetbare doelen, gekoppeld aan einddoelen; - doelen gekoppeld aan de cliënt; - frequentie en duur van de behandelsessies; - eventuele afstemming met andere disciplines en/of betrokken instanties;

- assessment(s) ter evaluatie van de einddoelen.

Page 12: CONCEPT WERKBOEK ERGOTHERAPIERICHTLIJN · OPHI-II (niveau 4) - Wanneer er meer informatie nodig is over de handelingsidentiteit, handelingscompetentie en handelingssituatie van de

Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid

12

BEHANDELSTRATEGIEËN

Theoretische kaders Behandelstrategie Omschrijving

Psycho-emotioneel Sociaal-cultureel

Omgeving

Health promotion Het creëren van betekenisvolle ervaringen die het (beteke-

nisvolle) rolgebonden handelen stimuleren.

Psycho-emotioneel Sociaal-cultureel

Omgeving

Preventie Het voorkomen van belem-meringen in het rolgebonden

handelen.

Neurologisch-cognitief Fysieke revalidatie Ontwikkeling

Herstel of ontwikkeling Gericht op het ontwikkelen, verbeteren en/of herstellen van vaardigheden en mogelijk-heden. Het gaat vooral om

trainen, aanleren en doorzetten.

Neurologisch-cognitief Psycho-emotionele Omgeving

Aanpassing of compensatie Gericht op de omgeving en activiteiten om deze op de mogelijkheden van de cliënt af

te stemmen.

Fysieke revalidatie Psycho-emotioneel Sociaal-cultureel

Omgeving

Handhaving Het behouden van mogelijk-heden om betekenisvolle activi-teiten te blijven uitvoeren.

INTERVENTIEVORMEN

Interventievorm

Therapeutisch gebruik van jezelf

Therapeutisch gebruik van activiteiten

Het consultatieproces

Het educatieproces

LEERSTIJLEN De leerstijlen worden bepaald aan de hand van de leercyclus van Kolb.

Het leren is een cyclus proces dat bestaat uit vier fases: - dromen/bezinnen;

- denken; - beslissen; - doen.

Beslissen

Concrete ervaring

Abstracte begripsvorming

Reflectie observatie Actief experimenteren

Dromen/bezinnen Doen

Denken

Page 13: CONCEPT WERKBOEK ERGOTHERAPIERICHTLIJN · OPHI-II (niveau 4) - Wanneer er meer informatie nodig is over de handelingsidentiteit, handelingscompetentie en handelingssituatie van de

Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid

13

AANPAKSTIJLEN

Leerstijl van de cliënt Aanpakstijl van de ergotherapeut

Beslisser Instructie aanpak

Bezinner Reflectie aanpak

Denker Zelfstudie aanpak

Doener Oefen aanpak

De aanpakstijlen lopen parallel met de stappen die genomen worden in de leercirkel van Kolb, te weten:

− concrete ervaring (CE);

− reflectieve observatie (RO);

− abstracte begrippen en concepten (AC);

− actief experimenteren (AE).

Aanpakstijl Volgorde in stappen Didactiek

Instructie aanpak AC � AE � CE � RO Startpunt in theorie, gesloten opdrachten/ oefeningen

Reflectie aanpak CE � RO � AC � AE

Startpunt in het opdoen van ervaringen, gesloten opdrachten/oefeningen

Zelfstudie aanpak AC � AE � CE � RO Startpunt in theorie, open opdrachten/oefeningen

Oefen aanpak CE � RO � AC � AE Startpunt in het opdoen van ervaring, open opdrachten/oefeningen

Page 14: CONCEPT WERKBOEK ERGOTHERAPIERICHTLIJN · OPHI-II (niveau 4) - Wanneer er meer informatie nodig is over de handelingsidentiteit, handelingscompetentie en handelingssituatie van de

Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid

14

6. FASE 5 IMPLEMENT THE PLAN

Actiepunt Activiteiten

1. Uitvoering plan van aanpak - Interventies kiezen

INTERVENTIES

Theoretisch kader Onderwerp Interventies

Psycho-emotionele theorie Sociaal-culturele theorie Ontwikkelingstheorie Omgevingstheorie

Leefwijze van de cliënt

- Uitleg geven over de leefregels bij MS, CVA of ziekte van Parkinson

Fysieke-revalidatietheorie Psycho-emotionele theorie

Ontspanning - Het geven van ontspanningsoefeningen

Sociaal-culturele theorie Omgevingstheorie

Communicatie - Communicatie met naastbetrokkenen

Fysieke-revalidatietheorie Psycho-emotionele theorie Sociaal-culturele theorie Omgevingstheorie

Dagindeling - Prioriteiten aanbrengen in activiteiten - Veranderen van het tijdstip waarop een

activiteit wordt uitgevoerd - Rust en activiteit verspreiden over de

dag - Het veranderen van de frequentie van de

activiteit Neurologisch-cogniteve theorie Fysieke-revalidatie theorie Psycho-emotioneel Sociaal-culturele theorie Ontwikkelingstheorie Omgevingstheorie

Uitvoering van activiteiten

- Elimineren van onnodige bewegingen en/of deeltaken van een activiteit

- Veranderen van handelingsvolgorde van een activiteit

- Simplificeren van (deel)taken in activiteiten door hulpmiddelen en/of aanpassingen

- Combineren van (deel)taken in activiteiten

- Rustmomenten inbouwen tijdens langere activiteiten

Neurologisch-cognitieve theorie Fysieke-revalidatie theorie Omgevingstheorie

Ergonomie en houding

- Uitleg over ergonomische principes tijdens statische en dynamische belasting

- Lichaamshouding tijdens activiteit en rust Neurologisch-cognitieve theorie Psycho-emotionele theorie Omgevingstheorie

Aanpassingen en het gebruik van hulpmiddelen

- Uitleg geven over aanpassingen en/of hulpmiddelen

- Begeleiden van de aanvraag van aanpassingen en/of hulpmiddelen.

Zie voor de werkbladen bij de interventies bijlage II tot en met VI.

Page 15: CONCEPT WERKBOEK ERGOTHERAPIERICHTLIJN · OPHI-II (niveau 4) - Wanneer er meer informatie nodig is over de handelingsidentiteit, handelingscompetentie en handelingssituatie van de

Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid

15

BEHANDELING VAN CLIËNTEN MET COGNITIEVE STOORNISSEN Cognitieve stoornis Aandachtspunten

Attentiestoornissen - Laat de cliënt oefenen in een rustige ruimte - Geef overzichtelijke, korte opdrachten - Herhaal opdrachten steeds in dezelfde volgorde als de cliënt er moeite

mee heeft zijn aandacht van het ene onderwerp naar het andere te verplaatsen

- Bereid een nieuwe taak zorgvuldig voor en houd er rekening mee dat het niet vanzelfsprekend is dat een cliënt de instructies direct opvolgt

- Besef tijdens de therapie dat de cliënt zijn aandacht moet verdelen

wanneer er tijdens de behandeling wordt gepraat of wanneer een handeling verstoord wordt (bijvoorbeeld door een telefoon)

Geheugenstoornissen - Neem veel tijd voor de inprenting als het tempo vertraagd is. Laat de cliënt de opdracht hardop herhalen om de inprenting te bevorderen

- Laat de cliënt gebruik maken van hulpmiddelen om een geheu-genstoornis zo goed mogelijk te compenseren

- Oefen een handeling totdat ze voor een groot deel automatisch verloopt - Bespreek het resultaat van een oefening of activiteit direct na afloop.

Iemand met een verminderd geheugen kan vaak niet praten over een

oefening of activiteit die gisteren heeft plaatsgevonden - Raak niet geïrriteerd als de instructie elke keer weer volstrekt nieuw voor

de cliënt lijkt. Herkenning van een taak zal pas na meerdere malen optreden en dan nog alleen wanneer de instructie elke keer op dezelfde manier wordt gegeven

Stoornissen met be-trekking tot het op-lossen van problemen

- Leer de cliënt allereerst zijn probleem te benoemen. Veelal is de cliënt er niet bewust van het feit dat er een probleem is dat oplosbaar is

- Weersta de verleiding om voor problemen van de cliënt pasklare oplossingen aan te dragen. Het is beter om de cliënt te helpen het probleem te analyseren en gezamenlijk een strategie te bepalen,

waarmee het probleem kan worden opgelost

Stoornissen in de informatieverwerking

- Probeer een sfeer van vertrouwen te scheppen en houdt steeds bewust rekening met de mogelijkheid dat de cliënt iets niet heeft begrepen

- Vraag na of de cliënt iets goed heeft begrepen

- Vermijd het gebruik van bijzinnen, het van de hak op de tak springen en het vervatten van meerdere boodschappen in één zin

- Verleng in het gesprek de adempauzes en geef de cliënt zo meer tijd om de informatie te verwerken

- Ondersteun de communicatie met praktische gebaren

- Ga zo zitten of staan dat de cliënt uw gezicht kan zien; dat helpt bij het vangen en vasthouden van aandacht

- Ondersteun het geheugen van de cliënt door het besprokene samen te vatten en aantekeningen van belangrijke gesprekken mee te geven

Page 16: CONCEPT WERKBOEK ERGOTHERAPIERICHTLIJN · OPHI-II (niveau 4) - Wanneer er meer informatie nodig is over de handelingsidentiteit, handelingscompetentie en handelingssituatie van de

Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid

16

7. FASE 6: MONITOR AND MODIFY

Actiepunt Activiteit

1. Reflecteren plan van aanpak - Klinisch redeneren

2. Aanpassen plan van aanpak - Bespreken met cliënt

KLINISCH REDENEREN Reflecteren op het plan van aanpak wordt gedaan door klinisch redeneren, dit bestaat uit:

− narratief redeneren;

− pragmatisch redeneren;

− procedureel redeneren;

− interactief redeneren;

− conditioneel redeneren.

AANPASSEN PLAN VAN AANPAK In de volgende situaties kan aanpassen van het plan van aanpak nodig zijn bij:

- nieuwe problemen; - veranderingen in de mogelijkheden en/of beperkingen van de cliënt; - veranderingen in het handelen of de omgeving van de cliënt; - veranderende wensen en/of behoeften; - resultaten die afwijken van de verwachtte resultaten.

Page 17: CONCEPT WERKBOEK ERGOTHERAPIERICHTLIJN · OPHI-II (niveau 4) - Wanneer er meer informatie nodig is over de handelingsidentiteit, handelingscompetentie en handelingssituatie van de

Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid

17

8. FASE 7: EVALUATE THE OUTCOME

Actiepunt Activiteit

1. Meten effect behandeling - Met gebruikte assessment: o COPM o IPA

o Activiteitenprofiel

2. Evalueren plan van aanpak - Evalueren met cliënt

EVALUEREN PLAN VAN AANPAK Aandachtspunten voor de evaluatie zijn: - Proces:

o De samenwerking tussen cliënt en ergotherapeut; o De verantwoordelijkheid van zowel cliënt als ergotherapeut; o De manier waarop de ergotherapeut de cliënt heeft ondersteunt en begeleidt.

- Inhoud: o De participatie en autonomie van de cliënt bij onderhandeling over doelen, prioriteiten

en keuzes die zijn gemaakt tijdens de behandeling; o Respect voor diversiteit; o Wel of niet behalen van de doelen.

Page 18: CONCEPT WERKBOEK ERGOTHERAPIERICHTLIJN · OPHI-II (niveau 4) - Wanneer er meer informatie nodig is over de handelingsidentiteit, handelingscompetentie en handelingssituatie van de

Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid

18

9. FASE 8: CONCLUDE/EXIT

Actiepunt Activiteit

1. Afronden behandeling - Bespreken met cliënt

2. Follow-up - Afspraak maken om te evalueren

AFRONDEN VAN DE BEHANDELING Belangrijke punten bij afronding zijn: - wanneer de doelen niet behaald zijn moet het voor zowel de cliënt als de ergotherapeut duidelijk

zijn waarom de behandeling toch wordt afgerond;

- het is belangrijk te benoemen dat de cliënt altijd terug kan komen en uit te leggen hoe de cliënt dit moet aanpakken.

Page 19: CONCEPT WERKBOEK ERGOTHERAPIERICHTLIJN · OPHI-II (niveau 4) - Wanneer er meer informatie nodig is over de handelingsidentiteit, handelingscompetentie en handelingssituatie van de

Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid

19

10. AANBEVELINGEN

Fase 1: Enter/Initiate Het is aan te bevelen om te starten met een kennismakingsgesprek omdat dit bijdraagt aan het cliëntgericht werken. (niveau 4)

Het is aan te bevelen om eerst het kennismakingsgesprek af te ronden, voordat er een assessment wordt afgenomen. (niveau 4)

Het verdient een aanbeveling om het afnemen van de MFIS als standaard te beschouwen, om de invloed van vermoeidheid op het dagelijks handelen in kaart te brengen. (niveau 2)

Het kan zinvol zijn om de naastbetrokkenen van de cliënt aanwezig te laten zijn bij het afnemen van

de MFIS, als er bij de cliënt sprake is van cognitieve stoornissen. (niveau 4)

Het is aan te bevelen cliënten te behandelen volgens de ergotherapierichtlijn chronische vermoeidheid, wanneer zij vallen binnen de inclusiecriteria van deze richtlijn. (niveau 4)

Fase 2: Set the Stage Het kan zinvol zijn om de neurologisch-cognitieve theorie te gebruiken wanneer er sneller vermoeidheid optreedt tijdens activiteiten door beperkt bewegen, herhaald bewegen of verminderde concentratie. (niveau 4)

Het kan zinvol zijn om de fysieke revalidatie theorie te gebruiken wanneer er sprake is van verminderde kracht en/of fysieke uithoudingsvermogen tijdens het dagelijks handelen van de cliënt. (niveau 4)

Het kan zinvol zijn om de psycho-emotionele theorie te gebruiken wanneer er sprake is van problemen met betrekking tot coping, problemen met het herkennen van grenzen, beperkt ziekte-inzicht en/of problemen bij de dagindeling. (niveau 4)

Het kan zinvol zijn om de sociaal-culturele theorie te gebruiken bij het achterhalen van de overtuigingen, houding, rollen en gewoonten die ten grondslag liggen aan het dagelijks handelen van de cliënt. (niveau 4)

Het kan zinvol zijn om de ontwikkeling theorie te gebruiken wanneer er sprake is van veranderingen en/of verstoringen in de ontwikkeling van de cliënt. (niveau 4)

Het kan zinvol zijn om de omgevingstheorie te gebruiken wanneer de handelingsproblemen van de cliënt worden veroorzaakt door belemmeringen in de fysieke, sociale, culturele en/of institutionele omgeving. (niveau 4)

Het kan zinvol zijn om de omgevingstheorie te gebruiken wanneer de fysieke, sociale, culturele en/of institutionele omgeving de handelingsproblemen van de cliënt kan compenseren of zijn mogelijkheden kan bevorderen. (niveau 4)

Afname van de COPM wordt als standaard beschouwd om de handelingsproblemen te inventariseren bij cliënten met chronische vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson. (niveau 2)

Het kan zinvol zijn de IPA af te nemen als aanvulling op de COPM, wanneer blijkt dat er meer informatie over het handelen van de cliënt nodig is. (niveau 3)

Page 20: CONCEPT WERKBOEK ERGOTHERAPIERICHTLIJN · OPHI-II (niveau 4) - Wanneer er meer informatie nodig is over de handelingsidentiteit, handelingscompetentie en handelingssituatie van de

Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid

20

Het kan zinvol zijn de IPA gezamenlijk met de cliënt in te vullen, wanneer blijkt dat de COPM vanwege cognitieve problemen niet afgenomen kan worden. (niveau 3)

Het is te overwegen de OPHI-II, of gedeeltes hieruit, af te nemen wanneer blijkt dat er meer informatie nodig is over de handelingsidentiteit, handelingscompetentie en/of handelingssituatie van de cliënt. (niveau 4)

Het heeft de voorkeur om de handelingsproblemen samen met de cliënt vast te stellen. (niveau 4)

Het is aan te bevelen om samen met de cliënt en zijn naastbetrokkenen één of meerdere onderwerpen te selecteren die tijdens de behandeling aan bod moeten komen. (niveau 4)

Fase 3: Assess/evaluate Het kan zinvol zijn om de handelingsproblemen met de cliënt en zijn naastbetrokkenen te bespreken. (niveau 4)

Het kan zinvol zijn om het CMOP-E of het CMCE als inhoudsmodel te gebruiken bij behandeling volgens de ergotherapierichtlijn chronische vermoeidheid. (niveau 4)

Het kan zinvol zijn om het activiteitenprofiel af te nemen bij cliënten die problemen ervaren in de verdeling van hun energie. (niveau 4)

Het is te overwegen dat cliënt en ergotherapeut het activiteitenprofiel gefaseerd invullen als er bij de cliënt sprake is van emotionele kwetsbaarheid. (niveau 4)

Het kan zinvol zijn om de rollenlijst af te nemen, wanneer de ergotherapeut meer inzicht wil krijgen in betekenisvolle activiteiten die de cliënt in het verleden uitvoerden, in het heden uitvoert of in de toekomst wil uitvoeren. (niveau 4)

Het kan zinvol zijn om de naastbetrokkenen van de cliënt aanwezig te laten zijn bij het afnemen van de rollenlijst, als er bij de cliënt sprake is van cognitieve stoornissen. (niveau 4)

Het is aan te bevelen om de WRI af te nemen bij cliënten, die vanwege hun vermoeidheid problemen ervaren bij de terugkeer naar werk. (niveau 3)

Vanwege de objectiviteit heeft de AMPS de voorkeur boven een standaard observatie. (niveau 2)

Het heeft de voorkeur om de standaard observatie uit te voeren wanneer er in de instelling geen ergotherapeut is die voor de AMPS geijkt is. Tevens kan de standaard observatie uitgevoerd worden wanneer er in samenspraak met de cliënt een activiteit gekozen wordt die niet in de AMPS beschreven staat. (niveau 4)

Het kan zinvol zijn om de bevindingen van de assessments te evalueren met de cliënt en zijn naastbetrokkenen. (niveau 4)

Het is aan te bevelen cliënten te behandelen volgens de ergotherapierichtlijn chronische vermoeidheid die vallen binnen de inclusiecriteria van de richtlijn. (niveau 4)

Page 21: CONCEPT WERKBOEK ERGOTHERAPIERICHTLIJN · OPHI-II (niveau 4) - Wanneer er meer informatie nodig is over de handelingsidentiteit, handelingscompetentie en handelingssituatie van de

Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid

21

Fase 4: Agree on objectives and plan Het is aan te bevelen dat een ergotherapeutische probleemstelling bestaat uit: - De naam, leeftijd en sociale status van de cliënt - Het handelingsprobleem van de cliënt - De belemmeringen waardoor het handelingsprobleem ontstaat - De beperkingen die de chronische vermoeidheid met zich mee brengt en hoe de cliënt dit ervaart - De oorzaak (medische diagnose en functiestoornissen) van het handelingsprobleem - De wensen en vragen met betrekking tot het toekomstig handelen van de cliënt (niveau 4)

Het is aan te bevelen dat, wanneer er bij de cliënt sprake is van cognitieve stoornissen, de naastbetrokkenen van de cliënt aanwezig zijn bij het bespreken van de ergotherapeutische probleemstelling. (niveau 4)

Het is aan te bevelen om de ergotherapeutische probleemstelling kenbaar te maken aan de belanghebbenden. (niveau 4)

Het is aan te bevelen om de doelen volgens het SMART-principe óf de RUMBA-regel op te stellen.

(niveau 4)

Het is aan te bevelen dat de naastbetrokkenen van de cliënt aanwezig zijn, wanneer er bij de cliënt

sprake is van cognitieve stoornissen. (niveau 4)

Het is aan te bevelen om bij het opstellen van het plan van aanpak de volgende punten te verwerken: - de gekozen ergotherapeutische behandelstrategieën - het type interventie - de objectieve en meetbare doelen, gekoppeld aan einddoelen - de frequentie en duur van de behandelsessies - eventuele afstemming met andere disciplines en/of betrokken instanties - assessment(s) ter evaluatie van de einddoelen (niveau 4)

Het is aan te bevelen om het plan van aanpak te bespreken met de cliënt en zijn naastbetrokkenen. (niveau 4)

Het is aan te bevelen om bij het opstellen van het plan van aanpak een bewuste keuze te maken over de vormen van de te bieden interventie. (niveau 4)

Het kan zinvol zijn om binnen de ergotherapiebehandeling de leercyclus van Kolb te doorlopen. (niveau 4)

Het kan zinvol zijn om de aanpakstijl van de ergotherapeut aan te laten sluiten bij de leerstijl van de cliënt. (niveau 4)

Fase 5: Implement the plan De werkgroep is van mening dat interventies uit het ECC en uit de vermoeidheidsmanagement programma’s, gegeven in individuele vorm, positieve resultaten hebben en leiden tot een verminderd gevoel van vermoeidheid. (niveau 2)

De werkgroep is van mening dat het zinvol kan zijn om de interventies af te stemmen op de wensen en behoeftes van de cliënt. (niveau 4)

Het kan zinvol zijn om rekening te houden met eventuele cognitieve stoornissen van de cliënt. (niveau 4)

Page 22: CONCEPT WERKBOEK ERGOTHERAPIERICHTLIJN · OPHI-II (niveau 4) - Wanneer er meer informatie nodig is over de handelingsidentiteit, handelingscompetentie en handelingssituatie van de

Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid

22

Fase 6: Monitor and modify

Het kan zinvol zijn om verschillende vormen van klinisch redeneren te gebruiken bij het reflecteren op het plan van aanpak. (niveau 4)

Het kan zinvol zijn om het plan van aanpak aan te passen wanneer er sprake is van: - nieuwe problemen - veranderingen in de mogelijkheden en beperkingen van de cliënt - veranderingen in het handelen of de omgeving van de cliënt - verandering in de wensen en/of behoeftes van de cliënt - afwijkende resultaten in vergelijking met de verwachtte resultaten (niveau 4)

Fase 7: Evaluate the outcome Het is aan te bevelen om de hertest van de COPM in te vullen. (niveau 3)

Het verdient aanbeveling de IPA of het activiteitenprofiel opnieuw af te nemen, als een van deze assessments is gebruikt tijdens de behandeling. (niveau 3)

Het kan zinvol zijn om bij de evaluatie van het plan van aanpak de doelen, de resultaten van de behandeling en het ergotherapeutische proces aan de orde te laten komen. (niveau 4)

Fase 8: Conclude/exit

Het kan zinvol zijn om de behandeling samen met de cliënt en zijn naastbetrokkenen te bespreken en te beëindigen. (niveau 4)

Het kan zinvol zijn om een follow-up afspraak te maken, waarbij de veranderingen in het handelen van de cliënt worden geëvalueerd en problemen worden besproken. (niveau 4)

Het kan zinvol zijn om na drie tot zes maanden na het beëindigen van de behandeling te meten of er nog veranderingen zijn opgetreden in het handelen van een cliënt. (niveau 4)

Page 23: CONCEPT WERKBOEK ERGOTHERAPIERICHTLIJN · OPHI-II (niveau 4) - Wanneer er meer informatie nodig is over de handelingsidentiteit, handelingscompetentie en handelingssituatie van de

Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid

23

BIJLAGE I OVERZICHT STROOMDIAGRAM

Page 24: CONCEPT WERKBOEK ERGOTHERAPIERICHTLIJN · OPHI-II (niveau 4) - Wanneer er meer informatie nodig is over de handelingsidentiteit, handelingscompetentie en handelingssituatie van de

Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid

24

BIJLAGE II WERKBLAD LEEFWIJZE VAN DE CLIËNT

LEEFREGELS BIJ MS, CVA EN ZIEKTE VAN PARKINSON De visuele cirkel geeft weer hoe chronische vermoeidheid kan ontstaan (zie figuur 1 vermoeidheidscyclus). Vermoeidheid kan leiden tot afname van activiteiten. Een afname van de activiteiten heeft een passieve levensstijl die kan leiden tot een gevoel van inadequaatheid of van onkunde. Deze gevoelens kunnen stress veroorzaken, waardoor de vermoeidheid kan toenemen

Vermoeidheid

Stress Afname activiteiten

Gevoel van inadequaatheid

Figuur 1: vermoeidheidscyclus

Invloed van rust:

- rust is preventief en herstellend; - door te rusten krijgt de cliënt weer energie; - tijdens rust wordt energie door het lichaam opgeslagen. Adviezen voor rust:

- rust op tijd, dus voordat de vermoeidheid optreedt, dit kan ernstige vermoeidheid voorkomen; - wanneer op tijd gerust wordt, dan is de hersteltijd korter; - neem korte, frequente rustperiodes; - experimenteer met duur, timing en frequentie van rust; - wissel activiteit en rust af;

- stem activiteiten op elkaar af, maak een planning en plan hierin ook de rust; OMGAAN MET TEMPERATUUR(VERSCHILLEN) BIJ MS Temperatuurstijgingen van het lichaam, zoals koorts of een warme omgeving, kunnen vermoeidheid

veroorzaken. Het gaat hierom totale lichaamsopwarming. Plaatselijke opwarming, zoals tijdens het afwassen en bij het gebruik van een hotpack, hebben geen invloed. Adviezen kunnen zijn: - ga na bij welke temperatuur het best gefunctioneerd kan worden;

- koud douchen kan een energiekick geven (langzaam opvoeren); - warmte in bed niet hoger dan de lichaamstemperatuur (let bijvoorbeeld op synthetische dekens); - plan de zwaardere activiteiten in de ochtend: hoe vroeger hoe beter, bijvoorbeeld een parttime baan

of zwaar huishoudelijk werk in de ochtend plannen; - middagrust: overbruggen van temperatuurpiek, pas wel op voor te veel slapen in verband met

slapeloosheid ’s nachts; - goed ventilerende kleding (bijvoorbeeld natuurlijke stoffen); - ga niet vlak bij een warmtebron als zoals een verwarming of warme lamp zitten.

Page 25: CONCEPT WERKBOEK ERGOTHERAPIERICHTLIJN · OPHI-II (niveau 4) - Wanneer er meer informatie nodig is over de handelingsidentiteit, handelingscompetentie en handelingssituatie van de

Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid

25

ONDERHOUDEN VAN EEN OPTIMALE CONDITIE Het is belangrijk om binnen de fysieke mogelijkheden zo fit mogelijk te blijven. Bewegen is niet slecht, maar let er wel op dat trainen, sporten of activiteiten niet leiden tot overbelasting of overdreven uitputting. Deskundige begeleiding kan hierbij zinvol zijn.

Page 26: CONCEPT WERKBOEK ERGOTHERAPIERICHTLIJN · OPHI-II (niveau 4) - Wanneer er meer informatie nodig is over de handelingsidentiteit, handelingscompetentie en handelingssituatie van de

Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid

26

BIJLAGE III WERKBLAD ONTSPANNING

ONTSPANNINGSOEFENINGEN Stress en spanning kunnen aanleiding zijn voor verhoogde spierspanning en zorgen voor een verminderd motorisch functioneren (bijvoorbeeld minder goed lopen). Aanleiding tot stress kunnen onder andere zijn: de wisselende lichamelijke mogelijkheden, sociale rollen die mogelijk veranderen en onbegrip van de naastbetrokkenen of de omgeving.

Adviezen kunnen zijn: - het gebruik van ontspannings- en relaxtechnieken; - ademhalingstechnieken, visualisatie, yoga en tai chi zijn ontspanningstechnieken die thuis gedaan

kunnen worden (overleg met fysiotherapeut of bewegingsagoog);

- assertiviteit en verwerking (overleg met maatschappelijk werk).

Page 27: CONCEPT WERKBOEK ERGOTHERAPIERICHTLIJN · OPHI-II (niveau 4) - Wanneer er meer informatie nodig is over de handelingsidentiteit, handelingscompetentie en handelingssituatie van de

Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid

27

BIJLAGE IV WERKBLAD DAGINDELING

Vermoeidheid neemt traag af waardoor het niet verstandig is om tot het uiterste te gaan. De vermoeidheidsgrenzen dienen herkent en erkent te worden. Hoe groter de inspanning, hoe langer de herstelperiode duurt. Echter, af en toe moe worden is niet erg en moet zeker niet voortdurend vermeden worden.

Om inzicht te krijgen in de dagindeling van de cliënt, kan het activiteitenprofiel ingevuld worden. Na het invullen van het activiteitenprofiel kan een overzicht verkregen worden in de dagindeling, waardoor: - er prioriteiten in activiteiten kan worden aangebracht; - rust en activiteiten verspreid kunnen worden over de dag.

Adviezen kunnen zijn: - kortdurende inspanningen leveren (bijvoorbeeld activiteiten opdelen, drie korte pauzes zijn

effectiever dan één lange pauze); - voldoende rust nemen na een inspanning;

- inspanning zoveel mogelijk spreiden over de dag; - zoveel mogelijk pieken proberen te vermijden, het is de kunst om te stoppen voor de

vermoeidheidssymptomen optreden; - plan uitspattingen of latertjes zoveel mogelijk, en de rust periode nadien langer te maken dan

normaal, of beter nog, vooraf te rusten. Maar het vooral niet achterwege laten;

- een dag/week schema kan helpen om inspanningen te verdelen over een dag/week.

Page 28: CONCEPT WERKBOEK ERGOTHERAPIERICHTLIJN · OPHI-II (niveau 4) - Wanneer er meer informatie nodig is over de handelingsidentiteit, handelingscompetentie en handelingssituatie van de

Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid

28

BIJLAGE V WERKBLAD UITVOERING VAN ACTIVITEITEN

Met behulp van een activiteitenanalyse en/of observatie kan een activiteit onderzocht worden. Zo wordt bekeken welke (deel)activiteiten veel energie kosten, zodat deze (deel)activiteiten aangepast kunnen worden en energie bespaard kan worden. ELVOSICO- REGELS Het gebruik van minder energie tijdens een activiteit betekent dat er meer energie overblijft voor andere activiteiten. Als een activiteit te veel energie kost, betekent dat deze activiteit moet worden aangepast. Om minder energie te verbruiken tijdens activiteiten kunnen de ELVOSICO- regels worden toegepast; EL = Elimineren

VO = Volgorde veranderen SI = Simplificeren CO = Combineren

Elimineren Elimineren is het achterwege laten van activiteiten, die niet noodzakelijkerwijs uitgevoerd hoeven te worden. Veel taken worden gedaan omdat iemand dat nu eenmaal gewend is, zonder er nog echt over na te denken. Bij verminderde belastbaarheid, moet er nagedacht worden of iedere taak wel gedaan moet

worden en moet er bekeken worden of de taak niet uit handen gegeven kan worden.

Volgorde veranderen

Volgorde veranderen houdt in dat (deel)activiteiten op een ander moment of in een andere volgorde dan gebruikelijk worden uitgevoerd. Door de volgorde van een activiteit te veranderen kan energie bespaard worden. Door bij voorbeeld ‘s

ochtends al de avondmaaltijd voor te bereiden, hoeft ’s avonds niet alles achter elkaar gedaan te worden.

Simplificeren Simplificeren is het gemakkelijker maken van activiteiten. Dit kan door het weglaten van deelhandelingen en/of het gebruik van bepaalde hulpmiddelen.

Combineren Combineren is het samenvoegen van zowel handelingen als voorwerpen. Door bij voorbeeld activiteiten te combineren die boven gedaan moeten worden, hoeft er minder worden trap gelopen. Maar ook door spullen die met elkaar worden gebruikt bij elkaar op te bergen.

Page 29: CONCEPT WERKBOEK ERGOTHERAPIERICHTLIJN · OPHI-II (niveau 4) - Wanneer er meer informatie nodig is over de handelingsidentiteit, handelingscompetentie en handelingssituatie van de

Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid

29

BIJLAGE VI WERKBLAD ERGONOMIE EN HOUDING

ERGONOMISCHE PRINCIPES TIJDENS STATISCHE EN DYNAMISCHE BELASTING Het is voor een spier erg vermoeiend om voortdurend aangespannen te zijn (statische belasting). Het is beter om te bewegen zodat verschillende spiergroepen afwisselend aan- en ontspannen (dynamische belasting). De spier heeft dan een rustmoment na een kort inspanningsmoment, waardoor het uithoudingsvermogen toeneemt. Voorbeelden van statische belasting zijn; staan, schrijven,

computerwerk, ongesteund zitten, tandenpoetsen. Voorbeelden van dynamische belasting zijn; lopen, afwisselen van korte activiteiten, activiteit afwisselen met pauzes, bewegen tijdens activiteiten. Een andere manier om gebruik te maken van ergonomie is het gebruik van hulpmiddelen. Het gebruik van hulpmiddelen kan ertoe leiden dat er gedurende activiteiten energie bespaart wordt.

Adviezen kunnen zijn: - Activiteiten zo dynamisch mogelijk uitvoeren, door bijvoorbeeld te bewegen tijdens het staand

uitvoeren van een activiteit (strijken, afwassen, op de bus wachten). - Gebruik van hulpmiddelen om energie te besparen: zoals bijvoorbeeld keukenmachine, elektrische

tandenborstel, hoekmes, etc.

UITGANGSHOUDING Zowel bij het staan als het zitten is een goede werkhouding belangrijk. Bij een verkeerde houding worden spieren, banden en gewrichten verkeerd- of overbelast. Door een juiste uitgangshouding aan te

nemen tijdens een activiteit kan overbelasting voorkomen worden. Staan: Bij het staan worden de buik-, bil en beenspieren aangespannen. Om deze spieren minder te belasten kan steun nemen of leunen tegen het werkvlak helpen. Ook een stakruk kan helpen.

Let bij het staan op: - comfortabele schoenen; - voeten op schouderbreedte; - gelijke gewichtsverdeling over beide voeten; - buig de knieën ligt;

- kantel het bekken (geen holle rug); - ontspan de armen langs het lichaam; - houd het hoofd op; - verander regelmatig van houding; - door het gewicht van de linker naar de rechter voet te verplaatsen(wiebelen) kan men de statische

houding dynamisch maken. Op deze manier is de ruggengraat in de juiste houding gepositioneerd is Zitten: Zitten voor werk

- gebruik een rechte rugleuning; - houd de voeten plat op de vloer of op een voetenbank; - houd je heupen ten opzichte van je knieën in een hoek van 90 graden; - de knieën iets hoger dan de heupen; - houd de rug recht;

- geef de lumbale wervelkolom steun; - zit dichtbij het bureau of werkstuk; - houd de ellebogen op 90 graden wanneer er aan een bureau wordt gewerkt.

Page 30: CONCEPT WERKBOEK ERGOTHERAPIERICHTLIJN · OPHI-II (niveau 4) - Wanneer er meer informatie nodig is over de handelingsidentiteit, handelingscompetentie en handelingssituatie van de

Concept Werkboek Ergotherapierichtlijn Chronische Vermoeidheid

30

Zitten bij ontspanning/rust:

- heupen in een hoek van 90 graden; - kantel de stoel iets naar achter tot ongeveer 60 graden; - houd de benen ondersteund; - ondersteun zoveel mogelijk ieder lichaamsdeel.

Liggen: - lig op de zij en houd het bovenste been flexie en ondersteund door een kussen; - liggend op de rug met een kussentje onder de knieën. WERKPLEKINDELING Bij de werkplekinrichting bij computerwerk zijn er verschillende aspecten waarmee rekening gehouden moet worden. Als de gebruiker veel op het beeldscherm kijkt moet deze recht voor hem zijn opgesteld. Wanneer dit niet het geval is, is het aan te bevelen het document recht voor de gebruiker te plaatsen, bijvoorbeeld in een documenthouder (zie figuur 1 Werkplek indeling bij computerwerk).

Figuur 1: Werkplek indeling bij computerwerk

TILLEN Adviezen kunnen zijn: - wissel tilwerkzaamheden regelmatig af met andere werkzaamheden; - gebruik tilhulpmiddelen;

- zorg voor goede handgrepen aan het te tillen voorwerp; - voer zware tilwerkzaamheden met meer personen uit; - het vooroverbuigen van de romp bij het tillen zoveel mogelijk voorkomen; - draaiing en zijwaarts buigen van de romp zoveel mogelijk voorkomen; - houdt de last zo dicht mogelijk het lichaam (draag de te tillen last dicht bij je buik);

- het lichaam symmetrisch belasten, door in beide handen ongeveer dezelfde last te tillen; - vermijd grote versnellingen van de romp en de last, maak dus langzame vloeiende tilbewegingen; - verklein het gewicht van de last, maar verhoog de tilfrequentie zonder dat het gewicht van de last

groten wordt.