CDR-nr2-Beke

7
Sinds het einde van de jaren vijftig raakt de mens meer en meer op zichzelf gericht. De menselijke ontplooiing wordt gemaximaliseerd in de mate dat hij of zij persoonlijke ambities kan waarmaken, individuele begeertes kan vervullen, zijn vrijheid kan ver- groten en zich richt op zijn persoonlijk eigenbelang. Maar hierdoor kan ook de sociale samenhang onder druk komen. Deze laatste wordt verder nog in vraag gesteld door de evolutie naar een multiculturele samenleving. Hierdoor is een geactualiseerde visie op het algemeen belang nodig die niet in strijd is met de onderlinge verschillen maar wel de aandacht vestigt op onze feitelijke verbondenheid in ons maatschappelijk handelen. Teruggrijpen naar de idee van een homogene samenleving zal niet volstaan om de sociale samenhang opnieuw te vergroten. De verzuilde samenleving, waar de rooms- katholieke kerk een sociologisch dominante positie – ja, wel haast een monopolie – in- nam, is al enige tijd voorbij. Onze samenleving kent rooms-katholieken, protestanten, moslims, joden, randgelovigen, niet-gelovigen, enz. Ook de idee van een Vlaanderen met alleen maar stamboomvlamingen zal niets bijdragen aan een grotere of herwonnen sociale samenhang. Hieruit kan de idee groeien dat religies en een veelheid van nationaliteiten de samenleving alleen maar verdelen. Dat is niet zo. Nationaliteitsgevoelens en religies maken mensen bewust van het feit dat ze voortkomen uit en lid zijn van een bepaalde gemeenschap. En dit creëert het besef dat er zaken zijn die men samen te delen heeft. Mensen zijn niet teruggeworpen op zichzelf maar verbonden met anderen. Het is die veelvuldige verbondenheid met verschillende gemeenschappen binnen het kader van een samenleving (civil society) die wij het actief pluralisme noemen. Wouter Beke Sociale samenhang op grond van gedeelde normen en waarden Sociale samenhang in een multiculturele samenleving wordt niet bereikt door iedereen terug te laten plooien op zichzelf. Maar ook niet door de idee voor te houden dat we in dit tijdperk van globalisering kunnen terug- keren naar een homogene samenleving. Sociale samenhang veronderstelt wel dat een aantal fundamentele waarden en normen worden gedeeld om iedereen elkaars vrijheid in verantwoordelijkheid te kunnen geven. 19 Sociale samenhang op grond van gedeelde normen en waarden

description

CDR nr2 Artikel Beke

Transcript of CDR-nr2-Beke

Sinds het einde van de jaren vijftig raakt de mens meer en meer op zichzelf gericht. De

menselijke ontplooiing wordt gemaximaliseerd in de mate dat hij of zij persoonlijke

ambities kan waarmaken, individuele begeertes kan vervullen, zijn vrijheid kan ver-

groten en zich richt op zijn persoonlijk eigenbelang. Maar hierdoor kan ook de sociale

samenhang onder druk komen. Deze laatste wordt verder nog in vraag gesteld door de

evolutie naar een multiculturele samenleving. Hierdoor is een geactualiseerde visie op

het algemeen belang nodig die niet in strijd is met de onderlinge verschillen maar wel

de aandacht vestigt op onze feitelijke verbondenheid in ons maatschappelijk handelen.

Teruggrijpen naar de idee van een homogene samenleving zal niet volstaan om

de sociale samenhang opnieuw te vergroten. De verzuilde samenleving, waar de rooms-

katholieke kerk een sociologisch dominante positie – ja, wel haast een monopolie – in-

nam, is al enige tijd voorbij. Onze samenleving kent rooms-katholieken, protestanten,

moslims, joden, randgelovigen, niet-gelovigen, enz. Ook de idee van een Vlaanderen

met alleen maar stamboomvlamingen zal niets bijdragen aan een grotere of herwonnen

sociale samenhang.

Hieruit kan de idee groeien dat religies en een veelheid van nationaliteiten de

samenleving alleen maar verdelen. Dat is niet zo. Nationaliteitsgevoelens en religies

maken mensen bewust van het feit dat ze voortkomen uit en lid zijn van een bepaalde

gemeenschap. En dit creëert het besef dat er zaken zijn die men samen te delen heeft.

Mensen zijn niet teruggeworpen op zichzelf maar verbonden met anderen. Het is die

veelvuldige verbondenheid met verschillende gemeenschappen binnen het kader van

een samenleving (civil society) die wij het actief pluralisme noemen.

Wouter Beke

Sociale samenhang op grond van gedeelde normen en waarden

Sociale samenhang in een multiculturele samenleving wordt niet bereikt door iedereen terug te laten plooien op zichzelf. Maar ook niet door de idee voor te houden dat we in dit tijdperk van globalisering kunnen terug-keren naar een homogene samenleving. Sociale samenhang veronderstelt wel dat een aantal fundamentele waarden en normen worden gedeeld om iedereen elkaars vrijheid in verantwoordelijkheid te kunnen geven.

19Sociale samenhang op grond van gedeelde normen en waarden

Volgens Jürgen Habermas ligt de sociale samenhang in een democratie precies

in de communicatieve praxis, in de publieke discussie over de sociale samenhang en de

grondslag van de samenleving. Habermas formuleert dus eigenlijk volgende paradox: in

het gemeenschappelijk zoeken naar de grondslag die ons bindt, leeft de gemeenschap-

pelijke grondslag die we zoeken1. In een multiculturele samenleving ligt de sociale sa-

menhang dus eerder in een proces dan in een resultaat.

Voorwaarde daartoe volgens Habermas is dat we kunnen uitgaan van burgers

als in principe redelijke personen die in staat zijn zichzelf tegenover anderen te verant-

woorden en de verantwoording van anderen te beoordelen2. Habermas staat dus ook

een actief pluralisme voor. Volgens hem kunnen religies echter pas hun plaats opeisen

in de samenleving wanneer men aan een aantal normatieve verwachtingen voldoet. Zo

moet men zich het ethos van de democratische rechtsstaat hebben eigen gemaakt. Dit

betekent onder meer de erkenning van de godsdienstvrijheid, de egalitaire sociale mo-

raal, de autonomie van de rechtsstaat en van de wetenschap3.

Habermas formuleert nog een aantal andere voorwaarden opdat een actief plura-

lisme – en dus ook de actieve aanwezigheid van religies in onze samenleving – mogelijk

kan zijn. Ten eerste moeten religies erkennen dat er over bepaalde geloofswaarden een

redelijke onenigheid mogelijk kan zijn. Ten tweede moeten religies ook de autonomie

van de seculiere wetenschap erkennen en ervoor zorgen dat geloofsovertuigingen en

wetenschappelijke kennis elkaar niet tegenspreken. Ten derde moet religie erkennen dat

de politieke orde in een moderne pluralistische samenleving gebaseerd is op de priori-

taire en universele waarden van vrijheid en gelijkheid4.

Zelfs de 5,6% van het BBP blijft een behoorlijk zware uitdaging, al moet je die ook

niet overroepen als je die afzet tegen de verwachte groei van de economie. De Europese

vergrijzingsprognoses gaan voor België uit van een gemiddelde jaarlijkse groei van 1,6%

van 2010 tot 2060. De huidige moeilijke economische situatie zal immers opnieuw po-

sitief kunnen omgebogen worden, nemen we aan. Met de prognose van de vergrijzings-

commissie bereiken we tegen 2060 meer dan een verdubbeling van ons binnenlands

product: 5,6% is maar een fractie van die aangroei. 5,6% opvangen moet dus haalbaar

zijn. Dit vraagt wel een keuze die compleet ingaat tegen wat sommigen ons als maat-

schappijmodel – voorlopig met succes – trachten in te pompen. We moeten er in slagen

voldoende maatschappelijk draagvlak te creëren voor het reserveren van een (beperkt)

stuk van de aangroei van de koek voor de financiering van de vergrijzingskosten.

Cultureel minimum

Democratie is meer dan het nemen van beslissingen bij meerderheid. Democratie is het

aanvaarden en verdedigen van een kern van wezenlijke rechten. Daartoe moeten burgers

20 Sociale samenhang op grond van gedeelde normen en waarden

een aantal wezenlijke politieke deugden in zich dragen want anders wordt de democratie

uitgehold. Deze deugden (zoals de mensenrechten, de democratie zelf, vrijheid en gelijk

respect) zijn volgens Habermas schatplichtig aan een christelijke erfenis en het zou fout

zijn om ons van deze bron van solidariteit en betekenis af te snijden5. Individuele vrij-

heden in een democratie kunnen maar gegarandeerd worden wanneer en in de mate dat

deze politieke deugden door iedereen aanvaard, gedeeld en verdedigd worden.

Het beste bewijs dat democratie meer is dan het nemen van meerderheidsbe-

slissingen, is de plaats die de mensenrechten in ons politiek en maatschappelijk bestel

krijgen. Mensenrechten zijn niet opgenomen in een gewone wet maar in de grondwet

verankerd en dus slechts via een bijzondere procedure te wijzigen. Bovendien zijn ze

Europees en internationaal in officiële verklaringen opgenomen en kunnen burgers zich

op deze Europese en internationale verklaringen beroepen.

De democratie moet dan ook de mogelijkheidsvoorwaarden formuleren om zo’n

proces toe te laten. Er kunnen zich in een samenleving dus meningsverschillen voor-

doen; sterker nog: er zullen conflicten ontstaan. Essentieel is echter dat er een minimum

aan gemeenschappelijke band moet bestaan. Maar deze opvatting van democratie kan

ook alleen maar gehandhaafd worden wanneer de fundamentele waarden en normen

door iedereen gerespecteerd worden. Er is dus een cultureel minimum dat aanvaard

moet worden om een minimum aan sociale samenhang te hebben.

De C van actief pluralisme

De gemeenschappelijke basis van een samenleving wordt vertolkt in waarden, die gear-

ticuleerd worden in normen en wetten, geboden en verboden. Precies de C van de chris-

tendemocratische partij legt de nadruk op een belangrijke historische grondslag van die

waarden. Of zoals het Kerstprogramma stelde in 1945: “De partij is christelijk omdat ze

wil bouwen op de menselijke waarden welke de grondvesten van onze westerse bescha-

ving uitmaken. Historisch werden ze door het christendom aangebracht. Maar vandaag

zijn ze gemeenschappelijk bezit zowel van gelovigen als van ongelovigen”6. De wortels

van de partij, die diep-, amper-, anders- en niet-gelovigen onder haar kiezers, leden en

mandatarissen telt, liggen o.a. in een christelijk verleden.

Een actief pluralisme kan maar wanneer er een minimum aan gedeelde normen

en waarden bestaat. Over welke ordeningsprincipes en waarden spreken we dan? Voor

mij gaat het over twee ordeningsprincipes en vier fundamentele waarden.

Vooreerst is er het principe van de scheiding tussen kerk en staat, dat bijvoorbeeld

in de centrale tekst van het christendom – het evangelie – vertolkt wordt. Wanneer aan

Jezus gevraagd wordt of het geoorloofd is belastingen te betalen aan de Romeinse Keizer,

verzoekt Jezus een belastingmunt te tonen. “Welke beeltenis staat hierop?”, vraagt hij.

“Die van de Keizer”, wordt er geantwoord. Daarom zegt Jezus: “Geef aan God wat God

21Sociale samenhang op grond van gedeelde normen en waarden

toekomt, en aan de Keizer wat de Keizer toekomt”. De staat heeft dus een eigen legitimi-

teit die door de religie niet in vraag gesteld mag worden, maar religies hebben ook hun

plaats in de samenleving die door de staat erkend moet worden. Ten tijde van Jezus was

het jodendom een toegelaten godsdienst in het Romeinse rijk. Maar de joden hadden

niet het recht om iemand ter dood te veroordelen, dus moesten ze in het geval van Jezus

beroep doen op de Romein Pilatus. Het principe van de scheiding tussen kerk en staat is

dus geen uitvinding van de Franse revolutie maar vindt reeds veel vroeger verschillende

uitdrukkingen. In de vijfde eeuw is het door Augustinus verder uitgewerkt in het om-

vangrijke werk De Civitate Dei. Dat boek moet gelezen worden als een verweerschrift

tegen de kritiek dat het de oorzaak van het christendom was dat Rome in politiek verval

is geraakt. Door het edict van Milaan in 313 was het christendom toegelaten geworden

en enkele decennia later tot staatsgodsdienst, waarop nauwelijks honderd jaar later het

Romeinse rijk implodeerde. Dit ‘experiment’ was voor Augustinus niet voor herhaling

vatbaar en hij ontwikkelde de tweestedenleer: de aardse stad heeft haar eigen orde, haar

eigen recht en eigen wetten en het is volgens hem de plicht van christenen deze te res-

pecteren en te dienen als loyale burgers. Daarnaast moeten christenen ook streven naar

de juiste liefde, de echte rechtvaardigheid en de ware vrede. Die zal alleen gerealiseerd

kunnen worden in de stad van God7.

Een ander ordeningsprincipe betreft het subsidiariteitsbeginsel. Dit principe

werd voor het eerst geformuleerd in 1891 in de sociale encycliek van paus Leo XIII, Re-

rum Novarum, en veertig jaar later uitgewerkt in de encycliek Quadragesimo Anno van

paus Pius XI. In deze encyclieken wordt gesteld dat politieke maatregelen het samen-

leven van burgers moeten stimuleren en vooruit helpen, maar niet vervangen: “Het is

onrechtvaardig en bovendien nadelig, ja noodlottig voor de goede orde om wat door een

kleinere en ongeschikte gemeenschap gedaan en tot stand gebracht kan worden, naar

een grotere en hogere gemeenschap te verwijzen. Immers, iedere sociale bemoeienis is

volgens haar eigen natuur en begrip subsidiair: zij dient hulp te brengen aan de leden

van een sociaal lichaam, maar mag ze noot vernietigen of absorberen”8. In de encyclie-

ken Mater et Magistra (1961), Pacem in Terris (1963) en Centesimus Annus (1991) is dit

verder uitgewerkt. Betreffend subsidiariteitsbeginsel vinden we als politiek ordenings-

principe op verschillende manieren terug. In de Europese Unie wordt het subsidiari-

teitsbeginsel juridisch vertaald in artikel 5 van het Verdrag tot oprichting van de Euro-

pese Gemeenschap (EG-Verdrag): “De Gemeenschap treedt op gebieden die niet onder

haar exclusieve bevoegdheid vallen slechts op indien en voor zover de doelstellingen

van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwe-

zenlijkt en derhalve vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden

beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt”. Het beginsel is bedoeld om

een leidraad te zijn tussen de verschillende, met elkaar concurrerende bevoegdheden

tussen de Europese Unie, haar lidstaten en de eventuele deelstaten van die lidstaten.

Het is aan het Europees Hof van Justitie om hierover te waken en zich hierover uit te

22 Sociale samenhang op grond van gedeelde normen en waarden

spreken.

In het recente Verdrag van Lissabon is ook een nieuwe belangrijke toepassing van

het subsidiariteitsprincipe ingevoerd. Europa dient expliciet rekening te houden met de

regionale of lokale dimensies bij het opmaken van nieuwe regels en de nationale parle-

menten moeten via de zogenaamde ‘subsidiariteitstoets’ hierop toezien. Maar ook in de

Belgische staatsstructuur is het beginsel van het subsidiariteitsprincipe ingeschreven.

Zo bepaalt artikel 35 van de Belgische grondwet dat de federale overheid enkel beschikt

over bevoegdheden die haar uitdrukkelijk zijn toegewezen. Datgene waarvoor zij niet

uitdrukkelijk bevoegd is, komt toe aan de deelstaten. Dit artikel is in 1993 in de grond-

wet gevoegd maar nog steeds niet uitgevoerd. Op geregelde tijdstippen wordt het debat

– in het kader van discussies over de staatshervorming – echter gevoerd om dit artikel

toch uitvoering te geven en op die manier een verdere voltooiing van het Belgisch fede-

ralisme vorm te geven.

Het subsidiariteitsbeginsel is ook het ordeningsprincipe inzake het actief plura-

lisme. De overheid moet zich niet in de plaats stellen van de civiele samenleving. Wat

mensen zelf kunnen doen, moet niet door de overheid worden overgenomen. De over-

heid slaagt er vandaag al nauwelijks in haar kerntaken behoorlijk waar te maken, zodat

ze zich niet onnodig in de plaats moet willen stellen.

Naast de scheiding tussen kerk en staat en het subsidiariteitsbeginsel gaat het

over vier fundamentele waarden die een sterke onderlinge samenhang vertonen: ver-

antwoordelijkheid, solidariteit, rentmeesterschap en het personalisme. Deze vier waar-

den heb ik methodisch omgezet in vier werkwoorden: versterken, verzorgen, verduur-

zamen en verbinden.

Vooreerst is er het versterken. Mensen zijn geen abstracte wezens maar concrete

mensen met een voorgeschiedenis en met de opdracht en verantwoordelijkheid elk zelf

een klein stukje geschiedenis te schrijven. Het is ook deze persoonlijke verantwoorde-

lijkheid die ons verplicht ons te verzetten tegen een systeemdenken waarbij de indi-

viduele mens ondergeschikt wordt gemaakt aan een groot verhaal. Een verzorgings-

staat moet in een geglobaliseerde wereld de verantwoordelijke vrijheid van zijn burgers

versterken door hun alle kansen te geven om hun talenten ten volle te benutten en te

ontwikkelen: via onderwijs, garanties op goede gezondheidszorg en begeleiding op de

arbeidsmarkt. Door empowerment wordt duidelijk dat de verzorgingsstaat vanuit een

nieuwe invalshoek moet worden gerealiseerd: beter voorkomen dan genezen. Concreet:

beter voorkomen van uitsluiting dan de gevolgen te moeten opvangen; beter voorko-

men van ziektes dan levenslang uitkeringen te moeten betalen; beter voorkomen van

werkloosheid door een aangepast onderwijs en activeringsbeleid dan werkloosheids-

vergoedingen te moeten uitbetalen.

Naast empowerment is er het verzorgen. Wie ziek is of bejaard, een ongeval heeft

gehad of met een handicap geboren is, moet verzorgd kunnen worden, professioneel en

door zijn eigen kring. Goede kwaliteit en brede toegankelijkheid, met keuzevrijheid,

23Sociale samenhang op grond van gedeelde normen en waarden

staan hier voorop. Zorg voor elkaar toont zich het meest zichtbaar in de verzorging ten

aanzien van zij die daar nood aan hebben. Een samenleving die geen aandacht heeft voor

zorgbehoevenden is het niet waard ‘samen-leving’ te heten. Waar we zorgzaam omgaan

met elkaar, bedacht op ieders tekorten en talenten, wordt de sociale samenhang van een

maatschappij bevorderd en het geluk van eenieder aangemoedigd.

Ten derde heb ik het over vooruitzien of duurzaamheid. De mondiale economi-

sche ontwikkeling vereist een massaal gebruik van grondstoffen en energie. Deze be-

hoeften veroorzaken ook tekorten, wat de welvaart van de huidige en nog meer van de

toekomstige generaties bedreigt en ook militaire conflicten dichterbij kan brengen. Ver-

mits de mondiale economie vooral gebaseerd is op fossiele brandstoffen, komt het leven

op de planeet zelf in het gedrang. Inzake duurzaamheid wordt de samenleving dan ook

uitgedaagd om tegelijkertijd een mondiale welvaartsspreiding te aanvaarden, verder te

zorgen voor de eigen welvaart, de kansen van de komende generaties te vrijwaren en te

voorkomen dat het leven van mens, plant en dier op onze planeet in het gedrang komt.

In een globaliserende en mondialiserende wereld wordt de functie van het ver-

binden nog belangrijker. Het is het bewustzijn dat in een snel veranderende wereld een

plek bestaat waar je ‘thuis’ kunt zijn en die je kansen geeft om verantwoordelijkheden te

nemen, maar waar je ook op kan rekenen bij tegenslag. Dat verbinden gebeurt in eerste

instantie door de familie. Het is de plaats waar je jezelf kan ontplooien en waar je kan

opgroeien, waar waarden en kennis worden doorgegeven, waar je leert omgaan en reke-

ning houden met anderen, waar je je veilig en beschermd kunt voelen, waar je de kracht

vindt om de buitenwereld aan te kunnen. Maar het gaat over meer dan de familie. Ook

de lokale buurt, het verenigingsleven en de taalgemeenschap zorgen voor deze ‘thuis’,

waardoor je kan terugvallen op anderen én verantwoordelijkheid kan opnemen ten be-

hoeve van hen en allen.

Wie pleit voor normen en waarden, pleit voor sociale samenhang: de mens die

niet teruggeworpen wordt op zichzelf maar zorgzaam is voor de ander.

Vrijheid en verantwoordelijkheid

Zowel de Grieks-Romeinse als de christelijke wortels van onze samenleving en niet in

het minst van de christendemocratische partij, dragen een grote klemtoon in zich op

vrijheid en verantwoordelijkheid9. Het appel dat van het evangelie uitgaat, gaat er im-

mers a priori van uit dat er vrijheid is – of gecreëerd wordt – om er in de concrete wer-

kelijkheid gevolg en dus gestalte aan te geven. Precies die gestalte is teken van het feit

dat we onze verantwoordelijkheid opnemen. In het perspectief van het dienen van het

algemeen belang ga ik ervan uit dat de ‘vrijheid tot verantwoordelijkheid’ gegarandeerd

moet worden aan allen opdat elkeen naar eigen mogelijkheden zijn/haar verantwoor-

delijkheid effectief kan opnemen.

24 Sociale samenhang op grond van gedeelde normen en waarden

De tweespan van vrijheid en verantwoordelijkheid kan slechts gedijen in een

context van gedeelde waarden en normen. Pas dit ‘delen’ maakt van vrijheid ‘gedeelde

vrijheid’ en van verantwoordelijkheid ‘gedeelde verantwoordelijkheid’: gedeeld in de

zin van ‘samen gedragen’. Waar een minimum aan ‘delen’ van waarden en normen af-

wezig is, wordt niet bijgedragen aan de ruimte om elkaar vrijheid en verantwoordelijk-

heid te gunnen, en al zeker niet om beide in alle billijkheid te laten zegevieren.

De waarden en normen die we op grond van ons verleden hebben aangeleverd

gekregen, maken dat vrijheid niet mag verworden tot zelf beschikkingsrecht, en dus dat

verantwoordelijkheid nooit kan perverteren tot ‘baas in eigen buik’. De relationaliteit

van de centrale waarden en normen en van vrijheid en verantwoordelijkheid, maken

dat een individuele egocentrische rationaliteit nooit de bovenhand kan halen. Dat is de

negatieve verwoording van al het positieve dat het personalisme als vanouds voorstaat.

Wie die overtuiging niet deelt – hetzij als autochtoon, hetzij als allochtoon, om het

woord en de tweedeling te noemen – heeft zich niet alleen afgescheurd van de waarden

en normen die het verleden als rijkdom heeft overgeleverd, maar ook van de ‘samen’ van

onze samen-leving.

[Wouter Beke is algemeen voorzitter van CD&V]

1 E. Borgman, Overlopen naar de barbaren: Het publieke belang van religie en christendom, Kampen: Klement / Kalmthout: Pelckmans, 2009, p. 64.

2 Borgman, Overlopen naar de barbaren, p. 63.

3 J. Habermas & J. Ratzinger, Dialectiek van de secularisering: Over rede en religie, Kampen: Klement / Kalmthout: Pelckmans, 2009, p. 15.

4 P. Loobuyck & S. Rummens, De uitdaging van het postseculiere perspectief: Jürgen Habermas over religie en de publieke rede, in Tijdschrift voor Filosofie 71 (2009), p. 339. 5 Habermas & Ratzinger, Dialectiek van de secularisering, p. 29-30. Zie ook: Loobuyck & Rummens, De uitdaging van het postseculiere perspectief, p. 336.

6 Wie zal de bouwmeester zijn? De Christelijke Volkspartij (Politieke en Sociale Uitgaven), Brasschaat: Dienen, 1945, herdruk: Tongerlo: Sint-Norbertusdrukkerij, 1995, p. 7. 7 B.J. De Clercq, Macht en principe: Over de rechtvaardiging van de politieke macht, Tielt: Lannoo, 1994, p. 36-39. 8 Borgman, Overlopen naar de barbaren, p. 68. 9 Cf. Wouter Beke, De mythe van het vrije ik: Pleidooi voor een menselijke vrijheid, Averbode: Altiora, 2007.

25Sociale samenhang op grond van gedeelde normen en waarden