Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van...

54
Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van tontineovereenkomsten Masterproef van de opleiding ‘Master in het notariaat’ Ingediend door Tilly Martens (00904477) Promotor: Prof. dr. Jan Bael Commissaris: dhr. Daan De Witte

Transcript of Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van...

Page 1: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent

Academiejaar 2014-2015

Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van tontineovereenkomsten

Masterproef van de opleiding ‘Master in het notariaat’

Ingediend door

Tilly Martens (00904477)

Promotor: Prof. dr. Jan Bael Commissaris: dhr. Daan De Witte

Page 2: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

DANKWOORD

In dit voorwoord wil ik graag een aantal mensen bedanken die mij gesteund en geholpen hebben

tijdens het schrijven van deze masterproef. Na vele uren in de bibliotheek is deze masterproef

afgewerkt, maar dit was niet mogelijk geweest zonder de steun en hulp van bepaalde personen.

Eerst en vooral wil ik mijn ouders en zus bedanken voor hun niet aflatende steun tijdens het schrijven

van deze masterproef, maar ook doorheen mijn ganse rechtenopleiding en de masteropleiding

notariaat. Ze stonden altijd klaar voor mij, waarvoor ik hen zeer dankbaar ben.

Tevens bedank ik ook dhr. Daan de Witte voor de begeleiding tijdens het uitwerken van deze

masterproef. Ook een woord van dank aan mijn promotor, professor Jan Bael, die mijn interesse voor

het notariaat alleen maar heeft doen toenemen door zijn aangename manier van lesgeven.

Tilly Martens

Page 3: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1. Een inleiding: wat bracht de partijen tot bij het Hof van Cassatie? .................................. 1

Hoofdstuk 2. De algemene kenmerken van een tontineovereenkomst ................................................. 4

2.1. Wat is een tontineovereenkomst? ............................................................................................... 4

2.2. Overeenkomsten ten bezwarende titel of ten kosteloze titel ..................................................... 7

2.3. De nadelen van een tontineovereenkomst ................................................................................ 12

2.3.1. De rol van de verkoper ........................................................................................................ 13

2.3.2. Het statuut van het goed pendente conditione ................................................................... 14

2.4. Vergelijking met bedingen van aanwas ...................................................................................... 15

2.4.1. Gelijkenissen met tontinebedingen .................................................................................... 15

2.4.2. Verschillen met tontinebedingen ........................................................................................ 16

2.4.3. Gelijke behandeling van tontinebedingen en bedingen van aanwas ................................. 17

Hoofdstuk 3. De beëindiging van tontineovereenkomsten .................................................................. 19

3.1. Situering van de beëindigingsproblematiek ............................................................................... 19

3.2. De uitonverdeeldheidtreding ..................................................................................................... 21

3.2.1. Zelfstandige grond tot beëindiging ..................................................................................... 21

3.2.2. Rechtsverhouding van de partijen na de overeenkomst .................................................... 24

3.3. Beëindigingsgronden in het cassatiearrest van 6 maart 2014 ................................................... 26

3.3.1. Het verval van de overeenkomst door het verdwijnen van de oorzaak ............................. 27

3.3.2. Verbod op rechtsmisbruik ................................................................................................... 32

3.4. Andere beëindigingsgronden ..................................................................................................... 38

Hoofdstuk 4. Conclusie .......................................................................................................................... 42

Hoofdstuk 5. Bibliografie ....................................................................................................................... 45

5.1. Wetgeving................................................................................................................................... 45

5.2. Rechtspraak ................................................................................................................................ 45

5.3. Rechtsleer ................................................................................................................................... 48

Page 4: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

1

Hoofdstuk 1. Een inleiding: wat bracht de partijen tot bij het Hof van Cassatie?

1. Het arrest van het Hof van Cassatie van 6 maart 2014 handelt over de beëindiging van een

tontineovereenkomst.1 De feitelijke situatie deed zich voor tussen een ongehuwd koppel dat op 18

april 1991 een onroerend goed kocht met een tontinebeding in de verkoopakte.2 De langstlevende

partner zal bij het overlijden van de eerstervende partner geacht worden steeds eigenaar te zijn

geweest, terwijl de eerstervende geacht wordt nooit eigenaar te zijn geweest.3 In 2008 eindigt de

relatie tussen de partners waarbij de ene (ex-)partner wenst over te gaan tot de verdeling. De andere

(ex-)partner weigert dit echter waardoor ze beiden juridisch gezien verbonden blijven door het

tontinebeding. Een uitstapregeling of een beperking in de tijd ontbraken waardoor de (ex-)partner

die uit onverdeeldheid wou treden gerechtelijke stappen heeft ondernomen.4

2. In eerste aanleg werd op 28 mei 2009 een vonnis geveld waarbij de rechtbank van eerste

aanleg te Tongeren besloot dat de verdeling mogelijk moest zijn.5 Zowel bij het hof van beroep te

Antwerpen op 11 maart 2013 als bij het Hof van Cassatie op 6 maart 2014 werd de verdeling geacht

toelaatbaar te zijn.6 De beëindiging van tontineovereenkomsten is een veelbesproken thema in de

rechtsleer.7 Door de kenmerken van het tontinebeding en het bestaande verbod van bedingen

betreffende toekomstige of nog niet-opengevallen nalatenschappen (ook wel het verbod van

erfovereenkomsten genoemd)8, is de beëindiging van dergelijke bedingen bijzonder precair. Men

voelt aan dat het onbillijk en onrechtvaardig zou zijn om partners blijvend juridisch verbonden te

laten wanneer de relatie is beëindigd.9 De partner die weigert om de tontineovereenkomst te

beëindigen zou op die manier druk kunnen uitoefenen op de partner die de overeenkomst wél wil

1 Cass. 6 maart 2014, AR C.13.0362.N, Arr.Cass. 2014, 641, JLMB 2014, 1230, noot P.L., Not.Fisc.M. 2014, 105,

noot E. ADRIAENS, RABG 2015, 283, noot V. VANDERHULST, RGDC 2014, 487, noot L. SAUVEUR, RW 2013-14, 1625, noot D. MICHIELS, TBBR 2014, 261, noot F. PEERAER en T.Not. 2014, 231, concl. A. VAN INGELGEM. 2 E. ADRIAENS, “Cassatie biedt ex-partners uitweg uit tontine”, Juristenkrant, afl. 288, 23 april 2014, 1.

3 D. MICHIELS, “Relatiebreuk beëindigt tontine” (noot onder Cass. 6 maart 2014), RW 2013-14, 1625.

4 E. ADRIAENS, “Deelgenoot tontineovereenkomst kan eenzijdig de verdeling vorderen na einde onderliggende

relatie” (noot onder Cass. 6 maart 2014), Not.Fisc.M. 2014, 106. 5 D. MICHIELS, “Relatiebreuk beëindigt tontine” (noot onder Cass. 6 maart 2014), RW 2013-14, (1625) 1626.

6 Ibid.

7 Zie onder meer F. BOUCKAERT, “Hoe tontine- en aanwasbedingen kunnen worden beëindigd? Bedenkingen

bij het vonnis van de rechtbank te Gent van 2 september 2003, bij het arrest van het hof van beroep te Gent van 24 maart 2005 en bij het vonnis van de rechtbank te Brugge van 16 januari 2004” (noot onder Gent 24 maart 2005, Rb. Brugge 16 januari 2004 en Rb. Gent 2 september 2003), T.Not. 2005, 387-396; Y.-H. LELEU, “Des clauses d’accroissement et de tontine: plus solide que la couple?” in KONINKLIJKE FEDERATIE VAN BELGISCHE NOTARISSEN (ed.), Familie op maat, Mechelen, Kluwer, 2005, 291-314; M. PUELINCKX-COENE, “Voortdurende liefde, voortdurende gulheid? Nog maar eens over bedingen van aanwas en tontine, een ander verhaal dat nooit eindigt”, T.Not. 2007, 262-271. Ook met betrekking tot aanwas: D. MICHIELS, “De beëindiging van aanwasbedingen” (noot onder Antwerpen 19 maart 2008), RW 2008-09, 1439-1442. 8 Art. 1130, tweede lid BW.

9 F. BUYSSENS, “Over rechtvaardigheid in het recht”, T.Fam. 2014, (174) 175.

Page 5: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

2

beëindigen. Het gevaar van machtsmisbruik is niet onbestaande.10 Juridisch-technisch een oplossing

vinden voor de beëindiging van tontineovereenkomsten is echter niet gemakkelijk. Het arrest van het

Hof van Cassatie van 6 maart 2014 biedt een mogelijkheid om tontinebedingen te beëindigen maar

de vraag is hoe deze beëindiging moet geïnterpreteerd worden in het licht van de bestaande

cassatierechtspraak en de bestaande principes in het Belgische recht met betrekking tot

tontineovereenkomsten.

3. Vooraleer we het cassatiearrest ontleden, valt er op te merken dat deze hele discussie zich niet

had voorgedaan indien de oorspronkelijke tontineclausule beter was opgesteld. Het notariaat speelt

in deze materie een zeer grote rol. De tontineovereenkomst is een creatie van de rechtsleer.11 Het

enige wettelijke kader bestaat uit het algemene verbintenissenrecht. 12 De notaris zal

tontineovereenkomsten moeten opstellen die aan de noden van de partijen voldoen en juridisch

toelaatbaar zijn. Vandaag gaat men er in de rechtsleer van uit dat een tontinebeding zonder

beëindigingsmogelijkheden eigenlijk niet meer kan aangeraden worden door de notaris, behoudens

op uitdrukkelijk verzoek van de partijen.13

4. Om te beginnen kan de vraag gesteld worden of het arrest van het Hof van Cassatie de

algemene kenmerken van de tontineovereenkomst handhaaft. In het Burgerlijk Wetboek is er

nergens een specifiek artikel te vinden met betrekking tot tontine. De rechtsleer, en vooral het

notariaat, heeft de tontineovereenkomst terug tot leven gebracht zodat ongehuwde partners elkaar

juridisch kunnen beschermen. De kenmerken van de tontineovereenkomst zijn van uitermate belang

bij het interpreteren van de beëindigingsmogelijkheid gegeven door het Hof van Cassatie op 6 maart

2014. Bovendien kan ook opgemerkt worden dat het belang van dit arrest zal afhangen van hoe

breed de beëindigingsmogelijkheid kan geïnterpreteerd worden. Als het om een specifieke

beëindigingsgrond voor tontineovereenkomsten gaat, zal het cassatiearrest geen grote gevolgen met

10

Y.-H. LELEU, “Des clauses d’accroissement et de tontine: plus solide que la couple?” in KONINKLIJKE FEDERATIE VAN BELGISCHE NOTARISSEN (ed.), Familie op maat, Mechelen, Kluwer, 2005, (291) 296. 11

Zie D. MICHIELS, “Over de principiële geldigheid van het beding van aanwas naar het Belgische recht” (noot onder Gent 18 december 2003), CABG 2006, afl. 6, (6) 6-8 en de verwijzingen aldaar. 12

B. CASIER, “Rechten van schuldeisers ten aanzien van een beding van tontine”, Jura Falc. 2010-11, (269) 270. 13

E. ADRIAENS, “Cassatie biedt ex-partners uitweg uit tontine”, Juristenkrant, afl. 288, 23 april 2014, 1; C. ENGELS, “Vrijwillig aangegane onverdeeldheid: pacta sunt servanda?” (noot onder Cass. 6 maart 2014, Cass. 20 september 2013 en Brussel 18 juni 2013), T.Not. 2014, (198) 205; S. MAES, “Bedingen van aanwas en tontine. Opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd?”, NJW 2008, (378) 387; D. MICHIELS, “Actualia inzake bedingen van tontine en aanwas” in N. CARETTE en R. BARAIX, Tendensen Vermogensrecht 2013, Antwerpen, Intersentia, 2013, (111) 125; Ook bij het beding van aanwas wordt dit sterk aangeraden: zie J. BAEL, “Titel V: De bedingen van aanwas en de tontinebedingen” in C. DE WULF (ed.), Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van Notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, (603) 612-617.

Page 6: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

3

zich meebrengen aangezien tontineovereenkomsten vandaag niet meer aangeraden worden.14 De

verkoopakte waarover het cassatiearrest gaat dateert nog van 1991, terwijl vandaag vooral bedingen

van aanwas worden gehanteerd.15 Tontine- en aanwasbedingen hebben vooral hun doelstelling

gemeen, maar ze zijn compleet verschillend geformuleerd. De verschillen tussen beide bedingen en

of bijgevolg de beëindigingsmogelijkheid die wordt aangereikt in het cassatiearrest ook van

toepassing is op bedingen van aanwas, wordt verder onderzocht.

5. Bovendien kan een overweging in het cassatiearrest van 6 maart 2014 een impact hebben op

een specifiek kenmerk van de tontineovereenkomst. Het gaat met name over de kwalificatie van een

tontineovereenkomst als een overeenkomst ten kosteloze dan wel ten bezwarende titel. Het Hof van

Cassatie overweegt immers dat de tontineovereenkomst gesloten is “vanuit de onderlinge burgerlijke

en fiscaalrechtelijke verzorgingsgedachte van de ene partner ten aanzien van de andere

samenlevende partner bij het overlijden van één van de partijen”.16 Deze overweging neigt misschien

naar een kwalificatie van een overeenkomst ten kosteloze titel.

6. Na de kenmerken van tontinebedingen (en bedingen van aanwas) te hebben bekeken, kan er

door deze kenmerken een beeld geschetst worden over de problematiek van de beëindiging van de

tontineovereenkomst. Welke mogelijkheden hebben de rechtsleer en vooral de rechtspraak geboden

om een einde te maken aan een tontineovereenkomst? De belangrijkste vraag betreft op welke

beëindigingsgrond het Hof van Cassatie zich op 6 maart 2014 heeft gebaseerd om de

tontineovereenkomst te beëindigen en tot de uitonverdeeldheidtreding heeft besloten. Kan het

arrest gekaderd worden in reeds bestaande beëindigingsmogelijkheden of heeft het Hof een

specifieke beëindigingsgrond geformuleerd?

14

J. BAEL, “Titel V: De bedingen van aanwas en de tontinebedingen” in C. DE WULF (ed.), Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van Notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, (603) 722-728 en S. MAES, “Bedingen van aanwas en tontine. Opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd?”, NJW 2008, (378) 393. 15

D. MICHIELS, Tontine en aanwas, Mechelen, Kluwer, 2008, 7. 16

Cass. 6 maart 2014, AR C.13.0362.N.

Page 7: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

4

Hoofdstuk 2. De algemene kenmerken van een tontineovereenkomst

2.1. Wat is een tontineovereenkomst?

7. Een tontineovereenkomst is een beding in de verkoopakte waarbij de verkoper een goed

verkoopt aan ieder van de kopers onder de opschortende voorwaarde van overleving van de andere

koper en onder ontbindende voorwaarde van vooroverlijden vóór de andere koper.17 Andere

manieren van verwerving zijn ook mogelijk bij een tontinebeding, zoals bv. schenking.18 Een

tontineovereenkomst is bijgevolg een onzelfstandige overeenkomst aangezien ze altijd samengaat

met een hoofdovereenkomst (bv. een verkoop of een schenking).19 In het cassatiearrest van 6 maart

2014 gaat het, zoals in de meeste gevallen, om een verkoop van een onroerend goed.20

Stel dat een partner overlijdt dan wordt de langstlevende geacht steeds de eigendom te hebben

gehad, de opschortende voorwaarde van overleving is bij de langstlevende vervuld en werkt terug

tot datum van het tontinebeding, m.n. de datum van de verkoopakte. De ontbindende voorwaarde

van vooroverlijden van de langstlevende partner zal daarentegen nooit vervuld worden. Op het

moment van het overlijden van één van de partners, zal de langstlevende dus pas definitief het

(onroerend) goed verworven hebben.21 Door de werking van de voorwaarden leidt het tontinebeding

er bijgevolg toe dat de langstlevende koper geacht wordt bij het overlijden van de eerstervende altijd

eigenaar te zijn geweest. De eerstervende daarentegen geacht nooit eigenaar te zijn geweest.22 Het

doel van een tontineovereenkomst is het beschermen van de langstlevende door bij overlijden van

eerstervende (de rechten op) het goed aan de langstlevende te laten toebehoren.23

8. Er zijn verschillende soorten clausules van tontinebedingen, afhankelijk of het om volle

eigendom (clausule Defrénois of Savatier) dan wel om vruchtgebruik en blote eigendom (clausule

Raucent en clausule Istas) gaat.24 In het cassatiearrest van 6 maart 2014 ging het om een

17

J. BAEL, “Titel V: De bedingen van aanwas en de tontinebedingen” in C. DE WULF (ed.), Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van Notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, (603) 718; D. MICHIELS, Tontine en aanwas, Mechelen, Kluwer 2008, 7. 18

D. MICHIELS, Tontine en aanwas, Mechelen, Kluwer 2008, 10. 19

B. CASIER, “Rechten van schuldeisers ten aanzien van een beding van tontine”, Jura Falc. 2010-11, (269) 271. 20

Een tontineovereenkomst kan ook betrekking hebben op andere goederen, zie bv. V. SAGAERT “Tontine en aanwas door het oog van het goederenrecht” in B. TILLEMAN en A. VERBEKE(eds.), Actualia Vermogensrecht, Recht en onderneming 15, Brugge, Die Keure, 2005, (145) 160-163. 21

J. BAEL “De bedingen van aanwas en de tontinebedingen” in KONINKLIJKE FEDERATIE VAN BELGISCHE NOTARISSEN (ed.), Familie op maat, Mechelen, Kluwer, 2005, (89) 126-127. 22

E. ADRIAENS, “Deelgenoot tontineovereenkomst kan eenzijdig de verdeling vorderen na einde onderliggende relatie” (noot onder Cass. 6 maart 2014), Not.Fisc.M. 2014, (106) 107. 23

S. MAES, “Bedingen van aanwas en tontine. Opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd?”, NJW 2008, 378. 24

J. BAEL, “Titel V: De bedingen van aanwas en de tontinebedingen” in C. DE WULF (ed.), Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van Notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, (603) 717-734; S.

Page 8: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

5

tontinebeding betreffende de volle eigendom.25 Hierna bespreken we enkel de tontineovereenkomst

die betrekking heeft op de volle eigendom.

9. Het tontinebeding is gecreëerd door de rechtsleer om het verbod op erfovereenkomsten te

kunnen omzeilen.26 In het Belgische recht is het volgens art. 1130 tweede lid BW immers verboden

om een overeenkomst te sluiten betreffende een nog niet-opengevallen nalatenschap. Het Hof van

Cassatie heeft het te hanteren criterium voor dit verbod ingevuld in een arrest van 10 november

1960.27 Het is van belang of er louter eventuele rechten worden verleend. Als dit het geval is, gaat

het om een verboden erfovereenkomst. Dit is de klassieke interpretatie van het verbod. In de

rechtsleer gaan er echter stemmen op om een dergelijk verbod anders te interpreteren en zelfs af te

schaffen, vooral onder leiding van BAEL.28 Hoewel de afschaffing van dit verbod zeker aan te raden is,

houden we ons hier bij de (problemen van) de klassieke interpretatie, aangezien ook in het notariaat

steeds voorzichtigheid geboden is zolang de wetgever niet ingrijpt.

Het verbod op erfovereenkomsten wordt ‘omzeild’ in het tontinebeding door de werking van de

opschortende en ontbindende voorwaarde.29 Door de terugwerkende kracht van deze voorwaarden

komt het goed komt in het vermogen van de langstlevende terecht en wordt geacht rechtstreeks van

de verkoper te zijn verkregen. Het onroerend goed komt nooit in het vermogen (en a fortiori nooit in

de nalatenschap) van de eerstervende terecht.30 Aangezien het goed niet in de nalatenschap van de

eerstervende zit, gaat het hier dus niet om een verboden overeenkomst betreffende een

toekomstige nalatenschap. Toch moet men opletten bij het opstellen van de tontineovereenkomst.

Bepaalde modaliteiten kunnen neigen naar een verboden beding over een niet-opengevallen

MAES, “Bedingen van aanwas en tontine. Opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd?”, NJW 2008, (378) 383-384. 25

F. PEERAER, “Hof van Cassatie aanvaardt dat tontine ophoudt te bestaan wanneer partners uit elkaar gaan” (noot onder Cass. 6 maart 2014), TBBR 2014, 261. 26

Voor een korte duiding van de ontstaansgeschiedenis van het tontinebeding, zie B. CASIER, “Rechten van schuldeisers ten aanzien van een beding van tontine”, Jura Falc. 2010-11, (269) 270 en T. LEROY, “De herontdekking van de tontine: het zakenrechtelijk statuut van een goed na het beëindigen van de tontine”, Jura Falc. 2012, (679) 683. 27

Cass. 10 november 1960, RCJB 1961, 8, noot J.-G. RENAULD. Zie ook Cass. 9 maart 1989, RW 1989-90, 118; Cass. 11 april 1980, Arr.Cass. 1979-80, 996; S. MAES, “Bedingen van aanwas en tontine. Opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd?”, NJW 2008, (378) 383. 28

J. BAEL, “Naar een afschaffing van het verbod van erfovereenkomsten? Enkele bedenkingen de lege ferenda betreffende het verbod van erfovereenkomsten.” in F. BUYSSENS, K. GEENS, H. LAGA, B. TILLEMAN en A. VERBEKE (eds.), Over naar Familie: Liber Amicorum Luc Weyts, Brugge, Die Keure, 2011, 43-89; Y.-H. LELEU, “Des clauses d’accroissement et de tontine: plus solide que la couple?” in KONINKLIJKE FEDERATIE VAN BELGISCHE NOTARISSEN (ed.), Familie op maat, Mechelen, Kluwer, 2005, (291) 298; S. MAES, “Bedingen van aanwas en tontine. Opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd?”, NJW 2008, (378) 393; D. MICHIELS, “Overzicht van rechtspraak. Tontine en aanwas”, CABG 2006, afl. 6, (1) 20. 29

D. MICHIELS, Tontine en aanwas, Mechelen, Kluwer, 2008, 11-12. 30

J. BAEL “De bedingen van aanwas en de tontinebedingen” in KONINKLIJKE FEDERATIE VAN BELGISCHE NOTARISSEN (ed.), Familie op maat, Mechelen, Kluwer, 2005, (89) 126-127.

Page 9: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

6

nalatenschap (zie infra randnr. 54). In het cassatiearrest van 6 maart 2014 wordt er niets gezegd over

het verbod op erfovereenkomsten, maar de hele problematiek van de beëindiging ligt nauw verwant

met dit verbod.

Page 10: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

7

2.2. Overeenkomsten ten bezwarende titel of ten kosteloze titel

10. Buiten het ontwijken van het verbod op erfovereenkomsten, heeft een tontinebeding nog een

aantal belangrijke gevolgen. Deze zijn geënt op het feit dat een tontinebeding gezien wordt als een

kanscontract onder bezwarende titel (art. 1104 j° 1964 BW).31 Net omdat een tontineovereenkomst

niet beschouwd wordt als een schenking (dit is een overeenkomst ten kosteloze titel, art. 1105 BW),

zullen de erfgenamen van de eerstervende hun reservataire aanspraken niet kunnen inroepen tegen

de langstlevende partner. Dit is vooral bij ongehuwde, feitelijk samenwonende partners die geen

wettelijk erfrecht of reserve hebben tegenover elkaar een groot pluspunt.32 Door een tontinebeding

ten bezwarende titel is er geen vordering tot inbreng of inkorting mogelijk door de erfgenamen.33

Er valt ook nog op te merken dat er fiscale implicaties zijn wanneer de tontineovereenkomst

beschouwd wordt als een contract ten bezwarende titel. Voor de registratierechten maakt dit

immers een verschil uit of het schenkingsrecht (nu in Vlaanderen schenkbelasting genoemd34) of het

verkooprecht van toepassing is. Voor roerende goederen is het voordeliger om de

tontineovereenkomst als ten bezwarende titel te kwalificeren aangezien het verkooprecht slechts

betrekking heeft op onroerende goederen. 35 Successierechten (nu in Vlaanderen erfbelasting

genoemd36) zijn op geen enkele manier verschuldigd, aangezien het goed nooit in de nalatenschap

zit.37 Voor de fiscus is de tontineovereenkomst (en het beding van aanwas) tussen niet-gehuwden

(concubanten) een contract ten bezwarende titel, terwijl hij dergelijke overeenkomst tussen

echtgenoten wel beschouwt als een contract ten kosteloze titel.38 Over de fiscale implicaties van de

tontineovereenkomsten wordt verder niet ingegaan, er moet alleen rekening worden gehouden dat

de fiscale kant van de zaak eveneens een belangrijke factor is bij het beslissen voor een

tontine/aanwasovereenkomst.39

31

Gent 24 maart 2005, T.Not. 2005, 403, noot F. BOUCKAERT; E. ADRIAENS, “Deelgenoot tontineovereenkomst kan eenzijdig de verdeling vorderen na einde onderliggende relatie” (noot onder Cass. 6 maart 2014), Not.Fisc.M. 2014, (106) 107; J. BAEL, “Titel V: De bedingen van aanwas en de tontinebedingen” in C. DE WULF (ed.), Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van Notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, (603) 735 en F. BOUCKAERT, “Hoe tontine- en aanwasbedingen kunnen worden beëindigd? Bedenkingen bij het vonnis van de rechtbank te Gent van 2 september 2003, en bij het arrest van het hof van beroep te Gent van 24 maart 2005 en bij het vonnis van de rechtbank te Brugge van 16 januari 2004” (noot onder Gent 24 maart 2005, Rb. Brugge 16 januari 2004 en Rb. Gent 2 september 2003), T.Not. 2005, (387) 392. 32

Bij echtgenoten is er wel een wettelijke reserve (art. 915 BW) en wettelijk erfrecht voorzien (art. 745bis e.v. BW). Ook wettelijk samenwonende partners hebben een wettelijk erfrecht (art. 745octies BW). 33

D. MICHIELS, Tontine en aanwas, Mechelen, Kluwer, 2008, 23-24. 34

Zie art. 1.1.0.0.2, eerste lid, 19° en 2.8.1.0.1 Vlaamse Codex Fiscaliteit (hierna: VCF). 35

Zie art. 1.1.0.0.2, eerste lid, 24° en 2.9.1.0.1 VCF. 36

Zie art. 1.1.0.0.2, eerste lid, 9° VCF. 37

V. SAGAERT “Tontine en aanwas door het oog van het goederenrecht” in B. TILLEMAN en A. VERBEKE (eds.), Actualia Vermogensrecht, Recht en onderneming 15, Brugge, Die Keure, 2005, (145) 147. 38

D. MICHIELS, Tontine en aanwas, Mechelen, Kluwer, 2008, 22. 39

Voor de fiscale implicaties kan erop gewezen worden op het feit dat de fiscale voordelen van tontinebedingen zijn afgezwakt door het wettelijk erfrecht van de wettelijk samenwonende partner en de

Page 11: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

8

11. De vraag is of de kwalificatie van de tontineovereenkomst als een overeenkomst ten

bezwarende titel wel zo sluitend is. Is het wel mogelijk om er vanuit te gaan dat dergelijke

kwalificatie zonder meer op elke tontineovereenkomst van toepassing is? Hoe wordt er bepaald of

een tontineovereenkomst een overeenkomst ten bezwarende dan wel ten kosteloze titel is? Er is

geen eensgezindheid over het antwoord op deze vragen. De rechtsleer hanteert (schijnbaar) andere

criteria dan de rechtspraak. Ook binnen de rechtsleer zelf zijn er verschillende stellingen te vinden.

12. Volgens BAEL kan er bij tontineovereenkomsten geen sprake zijn van een herkwalificatie van

bezwarende titel naar kosteloze titel aangezien het tontinebeding wordt gezien als een

overeenkomst tussen de verkoper en de verkrijgers en niet de verkrijgers onderling.40 MAES stelt dan

weer dat men deze theorie over de gelijkwaardigheid van kansen van het beding van aanwas ook

moet toepassen op een tontineovereenkomst, aangezien het beide kanscontracten zijn.41 In de mate

dat deze tweede stelling correct is, geldt de hier verder besproken uiteenzetting over de kwalificatie

ook voor tontineovereenkomsten.

Volgens de rechtsleer zijn er twee zaken van belang voor de kwalificatie van de overeenkomst. Ten

eerste is er de gelijkwaardigheid van de kansen. Een aanwasovereenkomst is een kanscontract

waarbij de kansen gelijkwaardig verdeeld moeten zijn indien men het kanscontract wil kunnen

beschouwen als een overeenkomst ten bezwarende titel.42 De tegenprestatie van de wederpartij

wordt immers gevonden in de gelijke kans.43 Hierbij spelen de leeftijd en de gezondheidstoestand

van de partijen een rol, aangezien de overlevingskansen ongeveer dezelfde moeten zijn.44 Bij

bedingen van aanwas spreekt men van gelijkwaardigheid en niet volledige gelijkheid van kansen

omdat deze gelijkwaardigheid niet te strikt moet opgevat worden. Enkel indien de ongelijkheid een

tarieven van erfbelasting waarbij feitelijk samenwonende partners ook van het laagste tarief genieten (zie art. 1.1.0.0.2. zesde lid 4° en 2.7.4.1.1 VCF). Voor een korte fiscale bespreking, zie onder andere D. MICHIELS, “De verklaring van aanwas en de fiscale gevolgen”, T.Not. 2008, 319-324 en J. RUYSSEVELDT, Praktijkgids successieplanning, s.l., s.n., 2011, 307-310 (deze besprekingen handelen nog over de oude wetgeving, nu vervangen door de VCF). 40

J. BAEL, “Titel V: De bedingen van aanwas en de tontinebedingen” in C. DE WULF (ed.), Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van Notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, (603) 740. 41

S. MAES, “Bedingen van aanwas en tontine. Opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd?”, NJW 2008, (378) 390; Ook LELEU lijkt deze stelling te volgen in zijn uiteenzetting in Y.-H. LELEU, “Des clauses d’accroissement et de tontine: plus solide que la couple?” in KONINKLIJKE FEDERATIE VAN BELGISCHE NOTARISSEN (ed.), Familie op maat, Mechelen, Kluwer, 2005, (291) 309-312. 42

J. BAEL, “Titel V: De bedingen van aanwas en de tontinebedingen” in C. DE WULF (ed.), Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van Notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, (603) 736-737; S. MAES, “Bedingen van aanwas en tontine. Opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd?”, NJW 2008, (378) 381. 43

S. MAES, “Bedingen van aanwas en tontine. Opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd?”, NJW 2008, (378) 381. 44

Ibidem, 382.

Page 12: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

9

bepaalde grens overschrijdt zal er een probleem zijn voor de gelijkwaardigheid van de kansen.45

Indien de kansen niet gelijkwaardig zijn, kan dit gecompenseerd worden door bv. een ongelijk

aandeel in de prijs te betalen.46 Deze gelijkwaardigheid van kansen moet bovendien aanwezig zijn op

het moment van het ondertekenen van de overeenkomst van aanwas.47 De vraag rijst hier wat er

moet gebeuren met bedingen die in de tijd beperkt zijn en verlengd worden na een aantal jaren. Wat

indien het beding van aanwas wordt verlengd en de kansen na een aantal jaren niet meer gelijk zijn?

De vraag is hier welk tijdstip men in aanmerking moet nemen om de gelijkwaardigheid van kansen te

beoordelen: het sluiten van de originele overeenkomst of het moment van de verlenging? Volgens

LELEU en MICHIELS moet er enkel bij het ondertekenen van de originele aanwasovereenkomst een

gelijkwaardigheid van kansen zijn en niet bij elke verlenging.48 Dit omwille van het feit dat de

automatische verlenging gebeurt met een wilsuiting die haar grondslag vindt ten tijde van de

originele aanwasovereenkomst. 49 Bij een hernieuwing van de aanwasovereenkomst (en geen

automatische verlenging) zou er bij elke nieuwe overeenkomst de toets aan de gelijkwaardigheid van

kansen moeten plaatsvinden.50

Ten tweede zou men eigenlijk ook naar de werkelijke bedoeling van de partijen moeten kijken om te

weten of een overeenkomst ten bezwarende titel dan wel ten kosteloze titel kan worden

beschouwd.51 In tegenstelling tot een contract ten bezwarende titel is er bij een contract ten

kosteloze titel in principe geen tegenprestatie maar enkel een beweegreden om iemand te

begiftigen.52 Om te bepalen of het om een overeenkomst ten kosteloze titel gaat, moet nagegaan

45

J. BAEL, “Titel V: De bedingen van aanwas en de tontinebedingen” in C. DE WULF (ed.), Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van Notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, (603) 739. 46

J. BAEL, “Titel V: De bedingen van aanwas en de tontinebedingen” in C. DE WULF (ed.), Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van Notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, (603) 738; Y.-H. LELEU, “Des clauses d’accroissement et de tontine: plus solide que la couple?” in KONINKLIJKE FEDERATIE VAN BELGISCHE NOTARISSEN (ed.), Familie op maat, Mechelen, Kluwer, 2005, (291) 309. LELEU oppert dat deze compensatie ook achteraf kan plaatsvinden. 47

Zie voor aanwas: D. MICHIELS, “Over de principiële geldigheid van het beding van aanwas naar het Belgische recht” (noot onder Gent 18 december 2003), CABG 2006, afl. 6, (6) 10. 48

Y.-H. LELEU, “Des clauses d’accroissement et de tontine: plus solide que la couple?” in KONINKLIJKE FEDERATIE VAN BELGISCHE NOTARISSEN (ed.), Familie op maat, Mechelen, Kluwer, 2005, (291) 299 en D. MICHIELS, “Over de principiële geldigheid van het beding van aanwas naar het Belgische recht” (noot onder Gent 18 december 2003), CABG 2006, afl. 6, (6) 11. 49

D. MICHIELS, “Over de principiële geldigheid van het beding van aanwas naar het Belgische recht” (noot onder Gent 18 december 2003), CABG 2006, afl. 6, (6) 11. 50

J. BAEL “De bedingen van aanwas en de tontinebedingen” in KONINKLIJKE FEDERATIE VAN BELGISCHE NOTARISSEN (ed.), Familie op maat, Mechelen, Kluwer, 2005, (89) 175. 51

S. MAES, “Bedingen van aanwas en tontine. Opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd?”, NJW 2008, (378) 382. 52

F. BOUCKAERT, “Hoe tontine- en aanwasbedingen kunnen worden beëindigd? Bedenkingen bij het vonnis van de rechtbank te Gent van 2 september 2003, bij het arrest van het hof van beroep te Gent van 24 maart 2005 en bij het vonnis van de rechtbank te Brugge van 16 januari 2004” (noot onder Gent 24 maart 2005, Rb. Brugge 16 januari 2004 en Rb. Gent 2 september 2003), T.Not. 2005, (387) 388 en 390.

Page 13: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

10

worden of er een animus donandi is want deze wordt niet vermoed.53 Is deze animus donandi

aanwezig, dan is er sprake van een schenking in plaats van een contract ten bezwarende titel.

13. Theoretisch gezien zijn dit de twee vereisten om te beslissen of een beding van aanwas en

eventueel een tontinebeding al dan niet worden aanzien als een overeenkomst ten kosteloze titel.

Soms wordt er door de rechtspraak zonder enige overweging gesteld dat de tontineovereenkomst

een contract ten bezwarende titel is.54 De rechtspraak lijkt op die manier de stelling te volgen van

BAEL, waarbij een tontineovereenkomst sowieso een kanscontract ten bezwarende titel is (zie vorig

randnr.). De afwezigheid van motivering omtrent de mogelijkheid tot herkwalificering kan echter ook

liggen aan het feit dat het niet ter discussie kwam voor de rechtbank/het hof waardoor deze ook

geen stelling hoeft in te nemen. Bovendien steunt het argument van de visie BAEL op de rol van de

verkoper bij een tontineovereenkomst. De rechtspraak minimaliseert de rol van de verkoper bij

tontine (zie infra randnrs. 17 en 18), waardoor het onlogisch zou zijn dat ze zich hier wel op de

aanwezigheid van de verkoper steunt. In een arrest van het hof van beroep te Gent van 24 mei 2005

overweegt het hof in verband met een tontineovereenkomst dat “het bezwarend karakter van het

tontinebeding zich uitdrukt in de gelijke overlevingskansen van de kopers”.55 Bovendien stelt het hof

dat het feit dat de partijen in het tontinebeding expliciet schrijven dat het om een kanscontract ten

bezwarende titel gaat, op zich niet doorslaggevend is maar slechts een element kan zijn dat in de

beoordeling wordt betrokken door de rechter.56 Dit duidt toch op het feit dat de gelijkwaardigheid

van kansen in de rechtspraak wél speelt bij een tontineovereenkomst. De stelling van BAEL is dan

misschien wel de stelling die alle kenmerken van het tontinebeding consequent doortrekt, de

(weinige) rechtspraak lijkt hem niet te volgen. Belangrijk is om op te merken dat er zeer weinig

rechtspraak is met betrekking tot de gelijkwaardigheid van kansen bij tontinebedingen waardoor

conclusies trekken uit de karige rechtspraak zeer precair is.

Andere rechtspraak met betrekking tot bedingen van aanwas zou dus naar analogie kunnen worden

toegepast. Deze rechtspraak onderzoekt wel duidelijk de vraag of een beding van aanwas een

overeenkomst ten bezwarende titel is, maar zij focussen zich dan louter op de gelijkheid van

kansen.57 Het hof van beroep te Antwerpen stelt bovendien dat het niet uitmaakt hoe en door wie

53

Ibidem, 382. 54

Voorbeelden zijn enkel te vinden in Gent, met name Gent 12 maart 2009, www.juridat.be en Rb. Gent 2 september 2003, T.Not. 2005, 409, noot F. BOUCKAERT. 55

Gent 24 maart 2005, T.Not. 2005, (403) 405. 56

Zie Gent 24 maart 2005, T.Not. 2005, (403) 406. 57

Rb. Turnhout 7 januari 2005, CABG 2006, afl. 6, 60, noot D. MICHIELS; Gent 18 december 2003, CABG 2006, afl. 6, 2, noot D. MICHIELS.

Page 14: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

11

het goed wordt gefinancierd om de gelijkwaardigheid van kansen te bepalen.58 De rechtspraak

bekijkt de gelijkwaardigheid van kansen aan de hand van alle feitelijke omstandigheden die de

gezondheidstoestand beïnvloeden (bv. meerdere jobs accumuleren leidt tot de vaststelling dat de

persoon zeker in een goede gezondheidstoestand verkeerde).59 De gezondheidstoestand en de

leeftijd worden bovendien samen bekeken, bv. een leeftijdsverschil van zestien jaar vormt geen

probleem wanneer de jongere partner borstkanker heeft gehad.60

14. Het cassatiearrest van 6 maart 2014 handelt in eerste instantie niet over de kwalificatie van

overeenkomsten ten bezwarende of ten kosteloze titel. Enkel in eerste aanleg stelde de rechtbank

zonder motivering dat de tontineovereenkomst een overeenkomst ten bezwarende titel is.61 Toch

kan er ook een link gelegd worden met een eventuele herkwalificatie naar een kosteloos karakter

omdat het Hof van Cassatie overweegt dat de tontineovereenkomst gesloten werd “vanuit de

onderlinge burgerlijke en fiscaalrechtelijke verzorgingsgedachte van de ene partner ten aanzien van

de andere samenlevende partner bij het overlijden van één van de partijen”.62 Deze verwoording van

de reden waarom partijen een tontine- of aanwasbeding sluiten is niet nieuw in de rechtspraak.63 Als

dit de beoordeling van de werkelijke bedoeling van de partijen bij het sluiten van de

tontineovereenkomst is, schuilt het gevaar van een herkwalificatie naar een overeenkomst ten

kosteloze titel om de hoek.

Beide vereisten, zowel gelijkheid van kansen als de werkelijke bedoeling van partijen om een

contract ten bezwarende titel te sluiten moeten in theorie voldaan zijn. Indien men de rechtspraak

volgt waarbij enkel de gelijkheid van kansen van belang is, maakt de vermelding van de

verzorgingsgedachte bij het Hof van Cassatie van 6 maart 2014 niet veel uit. Ook indien men de visie

van BAEL volgt waarbij tontine nooit ten kosteloze titel kan zijn, heeft de werkelijke bedoeling van de

partijen geen invloed op het karakter van de overeenkomst (zie supra randnr. 12). Als men niet enkel

naar de rechtspraak kijkt maar de beoordeling van het karakter correct juridisch-technisch benadert,

dan speelt de werkelijke bedoeling van de partijen wél een rol bij de beoordeling van het karakter

van de overeenkomst. Wat is dan het gevolg van de vermelding van de verzorgingsgedachte bij het

58

Antwerpen 30 juni 2008, onuitg., aangehaald door V. ALLAERTS, “Hoofdstuk III: Samenwoningsrecht” in W. PINTENS, J. DU MONGH en CH. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2008, Antwerpen, Intersentia, 2008; LELEU komt ook tot de conclusie dat de rechtspraak geen belang hecht aan de financiering, Y.-H. LELEU, “Des clauses d’accroissement et de tontine: plus solide que la couple?” in KONINKLIJKE FEDERATIE VAN BELGISCHE NOTARISSEN (ed.), Familie op maat, Mechelen, Kluwer, 2005, (291) 299. Contra: Gent 18 december 2003, CABG 2006, afl. 6, 2, noot D. MICHIELS. 59

Gent 18 december 2003, CABG 2006, afl. 6, 2, noot D. MICHIELS. 60

Rb. Turnhout 7 januari 2005, CABG 2006, afl. 6, 60, noot D. MICHIELS. 61

Zie samenvatting van Rb. Tongeren 28 mei 2009, onuitg., aangehaald in Cass. 6 maart 2014, AR C.13.0362.N. 62

Cass. 6 maart 2014, AR C.13.0362.N 63

In beide gevallen ging het om een tontinebeding, zie Rb. Gent 18 april 2006, T.Not. 2006, 539; Rb. Brussel 14 juni 2004, CABG 2006, afl. 6, 47, noot D. MICHIELS.

Page 15: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

12

cassatiearrest van 6 maart 2014? Kan men algemeen stellen dat achter tontinebedingen en a fortiori

bedingen van aanwas een verzorgingsgedachte schuilt, wat kan wijzen op een animus donandi en

bijgevolg een kosteloos karakter? Dit is waarschijnlijk een brug te ver. De werkelijke bedoeling van

een overeenkomst wordt gevonden in de bewoordingen van de overeenkomst en de feitelijke

omstandigheden waarin de overeenkomst is tot stand gekomen.64 De rechter kan de bedoeling van

de partijen geval per geval bekijken. Hij is niet gebonden aan de bewoordingen van de overeenkomst

op zich en kan ook externe factoren in zijn beoordeling betrekken.65 De uitspraak van het Hof van

Cassatie heeft misschien in het specifieke geval beoordeeld dat er een verzorgingsgedachte aanwezig

is, maar dit wil niet algemeen zeggen dat deze gedachte aanwezig is bij alle tontine- en

aanwasbedingen. Het cassatiearrest duidt hier wel aan dat er een verzorgingsgedachte, dus een

animus donandi kan zijn. Dit betekent niet dat het bestaan van een genegenheidsrelatie of

verzorgingsgedachte noodzakelijk het bestaan van vrijgevigheid of animus donandi inhoudt.66

15. Als besluit en gevolg voor het notariaat, kan er bij deze toch op gewezen worden dat de

bewoordingen best zo weinig mogelijk blijk moeten geven dat de tontineovereenkomst (of beding

van aanwas) gesloten is vanuit een verzorgingsgedachte. Best wordt er niets vermeld van een

eventuele verzorgingsgedachte naar de ander toe.67 De notaris zou er best ook de cliënten op wijzen

dat er bij tontine (en aanwas) bedingen een kleine kans bestaat dat de overeenkomst wordt

geherkwalificeerd. Wanneer er gelijkwaardige kansen zijn, is er echter meestal geen probleem. De

rechtspraak lijkt weinig gevolgen te trekken voor het karakter van de overeenkomst aan de hand van

de werkelijke bedoeling.

2.3. De nadelen van een tontineovereenkomst

16. De voordelen en doelstellingen van tontineovereenkomsten werden voorheen al aangehaald.

Een tontinebeding biedt de mogelijkheid om de langstlevende partner te beschermen. Bovendien is

er geen inkorting mogelijk door de reservataire erfgenamen en de successierechten (erfbelastingen)

worden vermeden. 68 De werking van de opschortende en ontbindende voorwaarden in de

tontineovereenkomst zorgen voor een mooie ontwijking van het verbod op erfovereenkomsten maar

64

J. BAEL, “Titel V: De bedingen van aanwas en de tontinebedingen” in C. DE WULF (ed.), Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van Notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, (603) 742. 65

J. BAEL, “Titel V: De bedingen van aanwas en de tontinebedingen” in C. DE WULF (ed.), Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van Notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, (603) 743. 66

Zie bv. Rb. Turnhout 7 januari 2005, CABG 2006, afl. 6, 60, noot D. MICHIELS. 67

Maar voor de beëindiging van de overeenkomst zou een vermelding van de doelstelling van de tontineovereenkomst wel welkom zijn. Een afweging tussen beide is hier vereist (zie verder). 68

E. ADRIAENS, “Deelgenoot tontineovereenkomst kan eenzijdig de verdeling vorderen na einde onderliggende relatie” (noot onder Cass. 6 maart 2014), Not.Fisc.M. 2014, (106) 107; D. MICHIELS, Tontine en aanwas, Mechelen, Kluwer, 2008, 23-24.

Page 16: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

13

als men deze constructie volledig erkent met al haar gevolgen, kunnen er ook nadelen ontdekt

worden.69

2.3.1. De rol van de verkoper

17. Een eerste probleem dat opduikt is de rol van de verkoper in dit hele verhaal. Door de

terugwerkende kracht van de opschortende voorwaarde wordt de langstlevende geacht de

eigendom vanaf het moment van de verkoopakte verworven te hebben en dit rechtstreeks van de

verkoper. Het goed wordt rechtstreeks van de verkoper aan de langstlevende verkocht. Eigenlijk

heeft de eerstervende een prijs betaald voor een goed dat nooit aan hem heeft toebehoord. De

verkoper zou dus eigenlijk de prijs van de eerstervende aan de erfgenamen moeten geven terwijl hij

datzelfde deel nu van de langstlevende zou moeten vorderen.70 De band met de verkoper blijft bij de

tontine terugkomen, zo is de verkoper ook nodig bij een wijziging of afschaffing van het

tontinebeding.71 In de rechtsleer wordt dikwijls geopperd dat de verkoper niet moet tussenkomen

omdat dit helemaal niet de bedoeling is van de partijen bij een tontinebeding.72 Er is bovendien een

vonnis van de rechtbank van eerste aanleg van Brugge van 16 januari 2004 waarin gesteld wordt dat

de verkoper niet moet tussenkomen wanneer de partijen impliciet bedoeld hebben dat er

wijzigingen aan de overeenkomst mogen gebeuren zonder tussenkomst van de verkoper.73 Nochtans

is deze zienswijze niet consequent: enkel de voordelen van het tontinebeding worden aanvaard en

de nadelige gevolgen worden genegeerd.74

18. Het cassatiearrest van 6 maart 2014 vermeldt niets over de band die de verkoper zou hebben

met het tontinebeding. Ook in eerste en tweede aanleg lijkt aan de verkoper geen aandacht

geschonken te zijn.75 Het Hof besluit echter in haar arrest dat het tontinebeding is beëindigd. Hieruit

69

Voor een volledige bespreking van alle nadelen, zie J. BAEL “De bedingen van aanwas en de tontinebedingen” in KONINKLIJKE FEDERATIE VAN BELGISCHE NOTARISSEN (ed.), Familie op maat, Mechelen, Kluwer, 2005, (89) 128-133. 70

J. BAEL, “Titel V: De bedingen van aanwas en de tontinebedingen” in C. DE WULF (ed.), Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van Notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, (603) 723. 71

Ibidem, 722. 72

F. BOUCKAERT, “Hoe tontine- en aanwasbedingen kunnen worden beëindigd? Bedenkingen bij het vonnis van de rechtbank te Gent van 2 september 2003, bij het arrest van het hof van beroep te Gent van 24 maart 2005 en bij het vonnis van de rechtbank te Brugge van 16 januari 2004” (noot onder Gent 24 maart 2005, Rb. Brugge 16 januari 2004 en Rb. Gent 2 september 2003), T.Not. 2005, (387) 391-392; D. MICHIELS, Tontine en aanwas, Mechelen, Kluwer, 2008, 12. 73

Rb. Brugge 16 januari 2004, T.Not. 2005, 415, noot F. BOUCKAERT. 74

BAEL stelt dat dit nadeel van de rol van de verkoper (en de andere nadelen) moet(en) erkend worden en stelt voor om tontinebedingen te vervangen door aanwasbedingen, zie J. BAEL “De bedingen van aanwas en de tontinebedingen” in KONINKLIJKE FEDERATIE VAN BELGISCHE NOTARISSEN (ed.), Familie op maat, Mechelen, Kluwer, 2005, (89) 128-138; Ook in die zin, V. SAGAERT “Tontine en aanwas door het oog van het goederenrecht” in B. TILLEMAN en A. VERBEKE (eds.), Actualia Vermogensrecht, Recht en onderneming 15, Brugge, Die Keure, 2005, (145) 154. 75

Zie de samenvatting van de eerste en tweede aanleg in Cass. 6 maart 2014, AR C.13.0362.N.

Page 17: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

14

zou kunnen worden afgeleid dat de verkoper niet moet tussenkomen in geval van de beëindiging van

het tontinebeding in dit geval. Dit in tegenstelling tot wanneer de tontineovereenkomst op een

andere manier eindigt, bijvoorbeeld wanneer kopers beslissen om de overeenkomst te wijzigen of te

beëindigen. Men zou hierin kunnen lezen dat de rechtspraak de rol van de verkoper bij het

tontinebeding niet erkent en de visie van de rechtsleer ondersteunt dat de verkoper niet betrokken

hoeft te worden bij de overeenkomst omdat dat niet de bedoeling is van de partijen. Toch moet men

voorzichtig zijn met deze conclusies, het enige wat opgemerkt kan worden is dat er in het

cassatiearrest helaas geen belang wordt gehecht aan de rol van de verkoper.

2.3.2. Het statuut van het goed pendente conditione

19. Een tweede nadeel van het tontinebeding is dat door de terugwerkende kracht van de

voorwaarden de rechten van beide partners tijdens hun leven (dus vóór de voorwaarden vervuld

zijn) onduidelijk zijn. Het gaat in casu immers om één onroerend goed die beide partners samen

hebben aangekocht. Er zijn meerdere eigenaars op één goed waardoor er sprake kan zijn van een

onverdeeldheid.76 Maar door de terugwerkende kracht van de voorwaarden wordt er in de rechtsleer

gedebatteerd of het om een onverdeeldheid gaat of om louter voorwaardelijke rechten. 77 Sommige

rechtsleer gaat ervan uit dat de consequenties van de voorwaarden ten volle moeten worden

geaccepteerd waardoor er geen sprake kan zijn van een onverdeeldheid pendente conditione (tijdens

het leven van de partners).78 Volgens een andere stelling is er dan weer wel sprake van een

onverdeeldheid omdat er anders nieuwe zakelijke rechten sui generis worden gecreëerd en het goed

dan, bij gebrek aan eigenaar pendente conditione, zou toebehoren aan de staat.79 Het feit of er een

onverdeeldheid bestaat is van belang voor een mogelijke beëindigingsmogelijkheid van de

tontineovereenkomst. Indien er een onverdeeldheid bestaat, zou er een mogelijkheid kunnen

bestaan tot uitonverdeeldheidtreding. Indien men oordeelt dat er geen sprake is van een

onverdeeldheid, is een uitonverdeeldheidtreding logischerwijze uitgesloten. SAGAERT stelt terecht

76

D. MICHIELS, “Aanwasbedingen en mede-eigendom” in KONINKLIJKE FEDERATIE VAN BELGISCHE NOTARISSEN (ed.), Familie op maat, Mechelen, Kluwer, 2005, (87) 87-88. 77

Voor een overzicht van de strekkingen: S. MAES, “Bedingen van aanwas en tontine. Opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd?”, NJW 2008, (378) 385; D. MICHIELS, Tontine en aanwas, Mechelen, Kluwer, 2008, 17-18; N. NIJBOER, “Contractuele regelingen tussen echtgenoten en samenwoners – Deel 2. Samenwoners. Tontine- en aanwasbedingen”, TEP 2008, (287) 302-303. 78

B. CASIER, “Rechten van schuldeisers ten aanzien van een beding van tontine”, Jura Falc. 2010-11, (269) 275; S. MAES, “Bedingen van aanwas en tontine. Opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd?”, NJW 2008, (378) 385-386. BAEL stelt een verbeterde versie voor van de clausule Defrénois waarbij er dan wel sprake is van een onverdeeldheid, zie J. BAEL, “Titel V: De bedingen van aanwas en de tontinebedingen” in C. DE WULF (ed.), Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van Notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, (603) 721. 79

T. LEROY, “De herontdekking van de tontine: het zakenrechtelijk statuut van een goed na het beëindigen van de tontine”, Jura Falc. 2012, (679) 684; D. MICHIELS, Tontine en aanwas, Mechelen, Kluwer, 2008, 19 en N. NIJBOER, “Contractuele regelingen tussen echtgenoten en samenwoners – Deel 2. Samenwoners. Tontine- en aanwasbedingen”, TEP 2008, (287) 302-303.

Page 18: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

15

dat de discussie omtrent het zakenrechtelijk statuut pendente conditione weinig uitmaakt aangezien

de vraag of uitonverdeeldheidtreding mogelijk is vooral afhangt van het verbod op

erfovereenkomsten.80 De mogelijkheid tot uitonverdeeldheidtreding wordt verder besproken (zie

infra randnrs. 32 e.v.).

20. In het cassatiearrest van 6 maart 2014 wordt er niets gezegd over de toestand van goed tijdens

het leven van de partners. Er wordt besloten dat het tontinebeding is opgehouden te bestaan en dat

er daardoor een gewone onverdeeldheid ontstaat, waarop art. 815 BW van toepassing is.81 Hieruit

zou men kunnen afleiden dat er voorheen geen onverdeeldheid bestond, maar de reden waarom het

Hof nadruk legt op de ontstane onverdeeldheid zit hem wellicht in het feit dat een tontine een

conventionele onverdeeldheid is, maar dat er door de vervallenverklaring van de tontine een gewone

onverdeeldheid bestaat (zie infra randnrs. 37 e.v.). Het hof van beroep te Antwerpen in tweede

aanleg stelt immers dat er sprake is geweest van een onverdeeldheid tijdens een periode

waarbinnen de deelgenoten juridisch hebben samengeleefd en bijgevolg mede-eigenaars waren en

in onverdeeldheid waren.82 Volgens het hof van beroep te Antwerpen is de tontineovereenkomst een

vrijwillige onverdeeldheid.83 Er is ook andere rechtspraak die stelt dat er sprake is van een

onverdeeldheid.84 Het Hof van Cassatie heeft in haar arrest van 6 maart 2014 zich hier helaas niet

over uitgesproken.

2.4. Vergelijking met bedingen van aanwas

2.4.1. Gelijkenissen met tontinebedingen

21. Tontine- en aanwasbedingen worden dikwijls in één adem genoemd. In wezen hebben deze

bedingen hetzelfde doel: een goed wordt in onverdeeldheid gebracht tussen twee personen en bij

het overlijden van één van de partners krijgt de langstlevende de volle eigendom (of het

vruchtgebruik) van het goed. 85 De manier waarop deze doelstelling wordt bereikt is echter

verschillend bij tontinebedingen dan wel bedingen van aanwas.

80

V. SAGAERT, “De beëindiging van conventionele onverdeeldheden. Ja, maar of neen, tenzij?” in A.-L. VERBEKE en F. BUYSSENS (eds.), Actuele reflecties over notariële materies, Brussel, Larcier, 2012, (71) 83-84. 81

Cass. 6 maart 2014, AR C.13.0362.N. 82

Zie samenvatting tweede aanleg in Cass. 6 maart 2014, AR C.13.0362.N. 83

Ibidem. 84

Rb. Gent 30 maart 2004, T.Not. 2006, 523, noot; Rb. Brugge 16 januari 2004, T.Not. 2005, 415, noot F. BOUCKAERT. Sommige rechtspraak erkent de onverdeeldheid impliciet door te antwoorden op welke onverdeeldheden art. 815 BW van toepassing is, zie bv Bergen 12 januari 2010, RNB 2013, 712, noot L. SAUVEUR. 85

J. BAEL “De bedingen van aanwas en de tontinebedingen” in KONINKLIJKE FEDERATIE VAN BELGISCHE NOTARISSEN (ed.), Familie op maat, Mechelen, Kluwer, 2005, (89) 91.

Page 19: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

16

22. Een beding van aanwas is een beding waarbij een goed in onverdeeldheid wordt gebracht en

waarbij het aandeel van de ene partner zal aangroeien (aanwassen) bij het aandeel van de andere

partner onder opschortende voorwaarde van vooroverlijden.86 De gelijkenissen tussen tontine- en

aanwasbedingen zijn groot. Het gaat immers in beide gevallen om een kanscontract.87 Zoals

hierboven besproken, is het vraagstuk over de kwalificatie van het beding van aanwas als een

overeenkomst ten kosteloze of ten bezwarende titel ook toepasselijk (zie supra randnrs. 10 e.v.). De

bedoeling van beide bedingen is om de langstlevende te beschermen door het verbod van

erfovereenkomsten te omzeilen.

2.4.2. Verschillen met tontinebedingen

23. De verschillen tussen het beding van aanwas en het tontinebeding speelden zich vroeger net af

op het vlak van het verbod van erfovereenkomsten. Omdat er bij het beding van aanwas geen sprake

is van de werking van opschortende én ontbindende voorwaarden wordt het goed wel nog geacht in

het vermogen te zitten van de eerststervende.88 Het beding van aanwas werkt immers meer naar de

toekomst toe door een verkrijging in onverdeeldheid onder opschortende voorwaarde, in

tegenstelling tot de retroactieve werking van de voorwaarden van de tontineovereenkomst.89

Het Hof van Cassatie heeft echter de aanwezigheid van louter eventuele rechten als criterium

aangeduid om te zien of er sprake is van een verboden erfovereenkomst.90 Bij een aanwasbeding

heeft elke deelgenoot definitief (zij het onder opschortende voorwaarde) beslist over zijn aandeel in

het goed.91 Deze deelgenoot heeft niet meer het recht om terug te komen op deze beslissing,

waardoor het niet om louter eventuele rechten gaat. Een beding van aanwas schendt dus niet het

verbod van erfovereenkomsten.92 Ook de rechtspraak aanvaardt deze visie, waardoor het beding van

86

N. NIJBOER, “Contractuele regelingen tussen echtgenoten en samenwoners – Deel 2. Samenwoners. Tontine- en aanwasbedingen”, TEP 2008, (287) 297. 87

S. MAES, “Bedingen van aanwas en tontine. Opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd?”, NJW 2008, (378) 390. 88

N. NIJBOER, “Contractuele regelingen tussen echtgenoten en samenwoners – Deel 2. Samenwoners. Tontine- en aanwasbedingen”, TEP 2008, (287) 299. 89

T. LEROY, “De herontdekking van de tontine: het zakenrechtelijk statuut van een goed na het beëindigen van de tontine”, Jura Falc. 2012, (679) 682; D. MICHIELS, “Aanwasbedingen en mede-eigendom” in KONINKLIJKE FEDERATIE VAN BELGISCHE NOTARISSEN (ed.), Familie op maat, Mechelen, Kluwer, 2005, (87) 88. 90

Cass. 9 maart 1989, RW 1989-90, 118; Cass. 11 april 1980, Arr.Cass. 1979-80, 996; Cass. 10 november 1960, RCJB 1961, 8, noot J.-G. RENAULD. 91

N. NIJBOER, “Contractuele regelingen tussen echtgenoten en samenwoners – Deel 2. Samenwoners. Tontine- en aanwasbedingen”, TEP 2008, (287) 300. 92

J. BAEL, “Titel V: De bedingen van aanwas en de tontinebedingen” in C. DE WULF (ed.), Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van Notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, (603) 941; S. MAES, “Bedingen van aanwas en tontine. Opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd?”, NJW 2008, (378) 391; N. NIJBOER, “Contractuele regelingen tussen echtgenoten en samenwoners – Deel 2. Samenwoners. Tontine- en aanwasbedingen”, TEP 2008, (287) 300.

Page 20: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

17

aanwas net zoals een tontinebeding juridisch toelaatbaar wordt geacht.93 Wel moet men bij het

formuleren van de modaliteiten en tijdsbepalingen, net zoals bij een tontinebeding, rekening houden

dat men niet in de sfeer van het verbod op erfovereenkomsten belandt (zie infra randnr. 54).

24. De andere verschillen van tussen tontine- en aanwasbedingen spreken enkel uit in het

voordeel van aanwas. De twee nadelen die men bij een tontineovereenkomst had (zie supra randnrs.

16 e.v.) zijn bij een beding van aanwas niet terug te vinden. Een beding van aanwas is een

overeenkomst tussen de twee deelgenoten waarbij de verkoper niet betrokken wordt.94 Het is dus

perfect mogelijk om, in tegenstelling bij tontine, na de aankoop van een huis in een afzonderlijke

akte een beding van aanwas te sluiten. Een tontinebeding is enkel mogelijk in de verkoopakte tussen

de verkoper en de twee verwervers, waarbij het gaat om een driepartijenovereenkomst.95 Bij een

beding van aanwas daarentegen is er sprake van een tweepartijenovereenkomst.96

Het vraagstuk of er al dan niet onverdeeldheid is speelt ook niet bij een beding van aanwas. Er zijn

geen opschortende én ontbindende voorwaarden waardoor er pendente conditione bij een beding

van aanwas sprake is van een onverdeeldheid.97

2.4.3. Gelijke behandeling van tontinebedingen en bedingen van aanwas

25. Aangezien het verschil tussen bedingen van aanwas en tontinebedingen enkel inhoudt dat de

nadelen van tontine niet aanwezig zijn bij een beding van aanwas, wordt er in de rechtsleer

geopperd om bedingen van aanwas te gebruiken in plaats van tontine.98 In de notariële praktijk is het

ook zo dat sinds 1993 tontinebedingen op de achtergrond verdwenen zijn.99

93

Zie onder andere: Antwerpen 19 maart 2008, RW 2008-09, 1436, noot D. MICHIELS; Rb. Brussel 1 oktober 2004, CABG 2006, afl. 6, 43, noot D. MICHIELS en Gent 18 december 2003, CABG 2006, afl. 6, 2, noot D. MICHIELS. 94

J. BAEL “De bedingen van aanwas en de tontinebedingen” in KONINKLIJKE FEDERATIE VAN BELGISCHE NOTARISSEN (ed.), Familie op maat, Mechelen, Kluwer, 2005, (89) 138. 95

D. MICHIELS, “Aanwasbedingen en mede-eigendom” in KONINKLIJKE FEDERATIE VAN BELGISCHE NOTARISSEN (ed.), Familie op maat, Mechelen, Kluwer, 2005, (87) 88. 96

Daarbij valt echter wel op te merken dat het ook mogelijk is om een opeenvolgende aanwas te voorzien in een beding van aanwas (waarbij er bijgevolg wel sprake kan zijn van drie personen, zij het drie personen die in onverdeeldheid het goed verkrijgen), zie D. MICHIELS, “Aanwasbedingen en mede-eigendom” in KONINKLIJKE FEDERATIE VAN BELGISCHE NOTARISSEN (ed.), Familie op maat, Mechelen, Kluwer, 2005, (87) 94. 97

S. MAES, “Bedingen van aanwas en tontine. Opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd?”, NJW 2008, (378) 392; D. MICHIELS, Tontine en aanwas, Mechelen, Kluwer, 2008, 40; V. SAGAERT “Tontine en aanwas door het oog van het goederenrecht” in B. TILLEMAN en A. VERBEKE (eds.), Actualia Vermogensrecht, Recht en onderneming 15, Brugge, Die Keure, 2005, (145) 164. Contra: één (foutieve) overweging van het hof van beroep te Brussel, Brussel 18 oktober 2006, JT 2006, 793, noot D. STERCKX. 98

J. BAEL, “Titel V: De bedingen van aanwas en de tontinebedingen” in C. DE WULF (ed.), Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van Notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, (603) 724-728; S. MAES, “Bedingen van aanwas en tontine. Opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd?”, NJW 2008, (378) 393; N. NIJBOER, “Contractuele regelingen tussen echtgenoten en samenwoners – Deel 2. Samenwoners. Tontine- en aanwasbedingen”, TEP 2008, (287) 299. 99

D. MICHIELS, Tontine en aanwas, Mechelen, Kluwer, 2008, 7.

Page 21: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

18

Bedingen van aanwas zijn bijgevolg voor de toekomstige notariële praktijk van een veel groter

belang. Het belang van de gevolgen van het cassatiearrest van 6 maart 2014 zal dus in grote mate

afhangen van het feit of de principes uit het arrest voor het tontinebeding ook kunnen toegepast

worden op het beding van aanwas.

26. Zoals hierboven besproken, zijn er veel gelijkenissen tussen tontine- en aanwasbedingen.

Bovendien kunnen volgens BOUCKAERT tontine- en aanwasbedingen op dezelfde manier behandeld

worden omdat de rol van de verkoper toch geminimaliseerd wordt bij tontinebedingen.100 Ook

VANDERHULST stelt dat specifiek voor het hierbesproken cassatiearrest de gevolgen voor de

tontineovereenkomst naar analogie mogen worden toegepast op het beding van aanwas.101 De twee

verschillen, met name de rol van de verkoper en de vraag of er pendente conditione sprake kan zijn

van een onverdeeldheid, zijn twee kenmerken van het tontinebeding waarover gezwegen wordt in

het cassatiearrest.102 Alleen in het arrest van het hof van beroep van Antwerpen (tweede aanleg van

de zaak) wordt er duidelijk gesteld dat het om een onverdeeldheid gaat, net zoals in het geval van

een beding van aanwas. Een beding van aanwas is net zo zeer als een tontineovereenkomst beperkt

qua modaliteiten en beëindigingswijzen door het verbod op erfovereenkomsten. Enkel indien men

ervan uitgaat dat de beëindigingsmogelijkheid die het cassatiearrest biedt een specifiek

toepassingsgeval is voor tontine (zie infra randnr. 36) zou men eventueel kunnen besluiten dat de

gevolgen van het cassatiearrest niet van toepassing zijn op het beding van aanwas.103 Daardoor zou

de impact van het arrest van het Hof minder groot zijn. Nochtans kan deze visie niet gevolgd worden

(zoals verder geargumenteerd wordt) mede omdat tontine en aanwasbedingen dezelfde doelstelling

hebben. Indien het nut van een tontineovereenkomst volledig weggenomen is, kan dit waarschijnlijk

ook gelden voor een beding van aanwas.

100

F. BOUCKAERT, “Hoe tontine- en aanwasbedingen kunnen worden beëindigd? Bedenkingen bij het vonnis van de rechtbank te Gent van 2 september 2003, en bij het arrest van het hof van beroep te Gent van 24 maart 2005 en bij het vonnis van de rechtbank te Brugge van 16 januari 2004” (noot onder Gent 24 maart 2005, Rb. Brugge 16 januari 2004 en Rb. Gent 2 september 2003), T.Not. 2005, (387) 392. Ook in die zin, T. LEROY, “De herontdekking van de tontine: het zakenrechtelijk statuut van een goed na het beëindigen van de tontine”, Jura Falc. 2012, (679) 682. 101

V. VANDERHULST, “Tontine verliest uitwerking bij relatiebreuk” (noot onder Cass. 6 maart 2014), RABG 2015, (287) 289. 102

Ibidem. 103

ADRIAENS gaat ervan uit dat het om een specifieke beëindigingsgrond gaat, zie E. ADRIAENS, “Deelgenoot tontineovereenkomst kan eenzijdig de verdeling vorderen na einde onderliggende relatie” (noot onder Cass. 6 maart 2014), Not.Fisc.M. 2014, (106) 112.

Page 22: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

19

Hoofdstuk 3. De beëindiging van tontineovereenkomsten

3.1. Situering van de beëindigingsproblematiek

27. Een overeenkomst sluiten om de partner te beschermen bij overlijden is een nobele zaak.

Maar wat moet er gebeuren indien de relatie wordt beëindigd? Het probleem van de beëindiging

speelt zich vooral af wanneer één partner uit onverdeeldheid wil treden terwijl de andere dit

weigert. Indien één partner in onverdeeldheid wil blijven en de andere partner niet, kan er immers

geen sprake zijn van een beëindiging door onderling akkoord. Eenzijdige beëindiging van de tontine-

of aanwasovereenkomst is niet zomaar mogelijk. Het besproken cassatiearrest handelt over een

situatie waarin één partij uit onverdeeldheid wil treden maar de andere dit weigert. Indien er geen

mogelijkheid tot beëindiging van het tontinebeding zou worden toegelaten, zou de partij die weigert

uit onverdeeldheid te treden een ongepaste druk kunnen uitoefenen op de partij die wél uit

onverdeeldheid wil treden.104 Gelukkig is er nu aanvaard in de rechtspraak dat de partij die het

onroerend goed exclusief blijft bewonen een genotsvergoeding verschuldigd is.105 Indien de ex-

partner niet uit onverdeeldheid wil treden en het onroerend goed toch blijft bewonen kan deze

mogelijke vergoeding een mogelijke druk zetten om toch de tontine- of aanwasovereenkomst te

beëindigen.106

28. Het cassatiearrest van 6 maart 2014 lijkt een principe te willen vestigen met betrekking tot de

beëindiging van tontineovereenkomsten, gelet op de algemene bewoordingen in het tweede

onderdeel van de motivering van het Hof. De reden van het Hof van Cassatie waarom het

tontinebeding ophoudt te bestaan, is echter niet zo duidelijk. Het tweede onderdeel luidt namelijk

als volgt:

“Het bestaan van een oorzaak in de zin van de artikelen 1108 en 1131 van het Burgerlijk

Wetboek moet in beginsel worden beoordeeld op het ogenblik van de totstandkoming van de

rechtshandeling waarvan zij een geldigheidsvereiste is. De latere verdwijning ervan heeft in

de regel geen gevolgen voor de geldigheid van de rechtshandeling.

Een tontineovereenkomst die de strekking heeft voort te bouwen op een tussen de partijen

bestaande feitelijke of juridische verhouding, houdt evenwel op te bestaan, wanneer deze

104

Y.-H. LELEU, “Des clauses d’accroissement et de tontine: plus solide que la couple?” in KONINKLIJKE FEDERATIE VAN BELGISCHE NOTARISSEN (ed.), Familie op maat, Mechelen, Kluwer, 2005, (291) 296. 105

Cass. 19 september 2011, RW 2012-13, 1300, noot D. MICHIELS; Antwerpen 19 maart 2008, RW 2008-09, 1436, noot D. MICHIELS. 106

B. MEESTERS, “Hoofdstuk III: Samenwoningsrecht” in W. PINTENS en C. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2013, Antwerpen, Intersentia, 2013, (33) 48; D. MICHIELS, “Tontine en exclusief genot” (noot onder Cass. 19 september 2011), RW 2012-13, (1300) 1303.

Page 23: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

20

onderliggende verhouding een einde neemt derwijze dat hierdoor aan de verdere uitwerking

van de overeenkomst iedere zin wordt ontnomen.

(…)

Het arrest dat oordeelt dat aangezien de oorzaak van de overeenkomst die gelijk is “in de

affectieve relatie van de deelgenoten en als doel heeft het goed samen te kunnen beheren en

elkaar rechten te garanderen na het overlijden van één van hen”, door de beëindiging van de

relatie “geen bestaansreden meer heeft” zodat het tontinebeding geen uitwerking meer heeft

en er tussen de partijen dienvolgens “een gewone onverdeeldheid” is ontstaan en op die

gronden beslist dat de verweerder op grond van art. 815 van het Burgerlijk Wetboek de

verdeling kan vorderen, is naar recht verantwoord.” 107(eigen onderlijning)

29. Eenzijdige beëindiging door opzegging van de partijen is bij een tontinebeding niet zomaar

mogelijk. Zowel het verbod op erfovereenkomsten als het toepassingsgebied van art. 815 BW spelen

een rol in de mogelijke uitonverdeeldheidtreding. Het cassatiearrest van 6 maart 2014 stelt dat er op

na het einde van het tontinebeding sprake is van een ‘toevallige onverdeeldheid’. Er wordt eerst

besproken wat dit inhoudt en welke gevolgen daaruit voortvloeien.

30. Nadien wordt er gekeken naar de mogelijke gronden waarop het Hof van Cassatie zich

mogelijks heeft gesteund in haar arrest voor de beëindiging. De rechtsleer is hier immers niet

eensgezind over.108

31. Zoals reeds hierboven besproken, geldt de beëindigingsproblematiek in gelijke mate voor

bedingen van aanwas.109 Tenzij anders aangegeven kunnen dus dezelfde redeneringen gemaakt

worden voor een beding van aanwas.

107

Cass. 6 maart 2014, AR C.13.0362.N. 108

E. ADRIAENS, “Deelgenoot tontineovereenkomst kan eenzijdig de verdeling vorderen na einde onderliggende relatie” (noot onder Cass. 6 maart 2014), Not.Fisc.M. 2014, (106) 112; C. ENGELS, “Vrijwillig aangegane onverdeeldheid: pacta sunt servanda?” (noot onder Cass. 6 maart 2014, Cass. 20 september 2013 en Brussel 18 juni 2013), T.Not. 2014, (198) 202-203; D. MICHIELS, “Relatiebreuk beëindigt tontine” (noot onder Cass. 6 maart 2014), RW 2013-14, (1625) 1628; PEERAER, F., “Hof van Cassatie aanvaardt dat tontine ophoudt te bestaan wanneer partners uit elkaar gaan” (noot onder Cass. 6 maart 2014), TBBR 2014, (261) 262-263 en V. VANDERHULST, “Tontine verliest uitwerking bij relatiebreuk” (noot onder Cass. 6 maart 2014), RABG 2015, 287-293. 109

Zie supra, randnrs. 25-26.

Page 24: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

21

3.2. De uitonverdeeldheidtreding

3.2.1. Zelfstandige grond tot beëindiging

32. Nadat het Hof stelt dat de tontineovereenkomst geen uitwerking meer heeft, stelt ze vast dat

er een ‘gewone onverdeeldheid is ontstaan.110 De vaststelling van deze onverdeeldheid vindt dus

plaats nadat de tontineovereenkomst tot een einde is gekomen. De discussie of er sprake is van een

onverdeeldheid tijdens het leven wordt in het arrest bijgevolg niet beslecht (zie supra randnr. 20).

Tussen de partijen is er immers geen uitwerking meer van het tontinebeding waardoor de vraag of er

sprake is van een onverdeeldheid tijdens het bestaan van het tontinebeding irrelevant wordt. Het

ontstaan van een gewone onverdeeldheid is van belang om te weten wat de rechtsverhouding is

tussen de partijen nadat de tontineovereenkomst is beëindigd. De vraag rijst echter of de

uitonverdeeldheidtreding op zich, zoals voorzien in art. 815 BW, geen grond kon vormen voor het

einde van de tontineovereenkomst.

33. Er zijn meerdere visies m.b.t. het statuut van het onroerend goed tijdens de uitwerking van de

tontineovereenkomst (zie supra randnrs. 19-20). Indien men stelt dat er tijdens de uitwerking van de

tontineovereenkomst geen sprake is van een onverdeeldheid, was er automatisch geen mogelijkheid

tot uitonverdeeldheidtreding tijdens het bestaan van het tontinebeding simpelweg omdat er geen

onverdeeldheid is om uit te treden.111 Deze visie vindt geen toepassing in het geval van het beding

van aanwas, aangezien er daar automatisch sprake is van een onverdeeldheid pendente conditione.

34. De tweede visie gaat ervan uit dat er een onverdeeldheid is tijdens het leven van de partijen

bij een tontineovereenkomst. Is de uitonverdeeldheidtreding dan niet automatisch mogelijk? Uit

onverdeeldheid treden tijdens het leven van de beide partijen bij een tontinebeding is onmogelijk op

grond van meerdere redenen. Ten eerste is eenzijdige opzegging aldus niet mogelijk omdat volgens

art. 1134 BW een overeenkomst partijen strekt tot wet (pacta sunt servanda). Wanner er een

bepaalde termijn voorzien is of een uitstapregeling, is er een mogelijkheid tot

uitonverdeeldheidtreding door de uitwerking van deze voorwaarden. Maar bij sommige (vooral

oudere) tontine- en aanwasbedingen zijn dergelijke contractuele voorwaarden niet aanwezig,

waardoor het niet mogelijk is om uit onverdeeldheid te treden.

Ten tweede, indien eenzijdige beëindiging van het beding van tontine en aanwas zomaar mogelijk

zou zijn, zou het beding een niet toegelaten beding betreffende een nog niet opengevallen

110

Cass. 6 maart 2014, AR C.13.0362.N. 111

Ook in die zin, N. NIJBOER, “Contractuele regelingen tussen echtgenoten en samenwoners – Deel 2. Samenwoners. Tontine- en aanwasbedingen”, TEP 2008, (287) 303.

Page 25: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

22

nalatenschap uitmaken (zie supra randnr. 9). 112 Indien de verdeling ten allen tijde kan gevorderd

worden door één partij is het immers mogelijk om eenzijdig terug te komen op het beding, wat

louter eventuele rechten impliceert.113

Ten derde volgt de onmogelijkheid tot uitonverdeeldheidtreding ook voort uit de aard van het

beding van tontine of aanwas zelf.114 Er is sprake van een doelvermogen, een (onroerend) goed

wordt bestemd om op het moment van het overlijden van de eerstervende exclusief aan de

langstlevende toe te behoren omwille van een beschermingsgedachte.115 Dit doelvermogen staat los

van het persoonsbegrip en krijgt een zelfstandige inhoud waardoor eenzijdige beëindiging door één

partij niet mogelijk is.116

Een vierde reden voor de onmogelijkheid tot uitonverdeeldheidtreding is te vinden in het

toepassingsgebied van art. 815 BW. Volgens dit artikel kan niemand genoodzaakt worden om in

onverdeeldheid te blijven en kan ten allen tijde de verdeling worden gevorderd. Zou men dit artikel

niet kunnen toepassen op bedingen van aanwas en tontine? Om de toepassing van dit artikel te

bekijken moet men een onderscheid maken tussen de verschillende onverdeeldheden.117 Een

toevallige of gewone onverdeeldheid slaat op een hereditaire onverdeeldheid die door wettelijke,

contractuele of testamentaire devolutie tot stand is gekomen.118 Het is een onverdeeldheid die de

partijen ‘overvalt’ en toevallig tot stand komt.119 Een vrijwillige of conventionele onverdeeldheid

daarentegen is een onverdeeldheid die door de partijen gewild, bewust en vrijwillig tot stand is

gekomen.120 Tontine- en aanwasovereenkomsten zijn vrijwillige onverdeeldheden aangezien ze door

de partijen zelf tot stand zijn gekomen door het sluiten van de overeenkomst.121 De rechtsleer was

altijd al overtuigd dat art. 815 BW van toepassing was op toevallige of gewone onverdeeldheid maar

112

V. SAGAERT, “De beëindiging van conventionele onverdeeldheden. Ja, maar of neen, tenzij?” in A.-L. VERBEKE en F. BUYSSENS (eds.), Actuele reflecties over notariële materies, Brussel, Larcier, 2012, (71) 84. 113

Zie overweging a) van Rb. Antwerpen, 28 juni 2002, CABG 2006, afl. 6, (36) 37, noot D. MICHIELS. Zie verder ook V. SAGAERT, “De beëindiging van conventionele onverdeeldheden. Ja, maar of neen, tenzij?” in A.-L. VERBEKE en F. BUYSSENS (eds.), Actuele reflecties over notariële materies, Brussel, Larcier, 2012, (71) 84. 114

D. MICHIELS, “Aanwasbedingen en mede-eigendom” in KONINKLIJKE FEDERATIE VAN BELGISCHE NOTARISSEN (ed.), Familie op maat, Mechelen, Kluwer, 2005, (87) 89. 115

Ibidem. 116

N. NIJBOER, “Contractuele regelingen tussen echtgenoten en samenwoners – Deel 2. Samenwoners. Tontine- en aanwasbedingen”, TEP 2008, (287) 304. 117

J. VERSTRAETE, “De vordering om uit onverdeeldheid te treden. Vrijwillige versus toevallige onverdeeldheid” (noot onder Cass. 20 september 2013), T.Not. 2014, (187) 188. 118

Ibidem; Een toevallige mede-eigendom kan ook een post-communautaire onverdeeldheid zijn, zie N. CARETTE, “Actuele ontwikkelingen zakenrecht 2013” in R. BARAIX en N. CARETTE (eds.), Tendensen Vermogensrecht 2014, Antwerpen, Intersentia, (51) 63. 119

N. CARETTE, “Actuele ontwikkelingen zakenrecht 2013” in R. BARAIX en N. CARETTE (eds.), Tendensen Vermogensrecht 2014, Antwerpen, Intersentia, (51) 63. 120

Ibidem. 121

C. ENGELS, “Vrijwillig aangegane onverdeeldheid: pacta sunt servanda?” (noot onder Cass. 6 maart 2014, Cass. 20 september 2013 en Brussel 18 juni 2013), T.Not. 2014, (198) 201.

Page 26: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

23

twijfelde over de toepassing van het artikel op vrijwillige onverdeeldheden.122 Ook in de rechtspraak

was er veel navolging voor de stelling dat art. 815 BW niet van toepassing is op vrijwillige

onverdeeldheden.123 In een recent arrest van 20 september 2013 heeft het Hof van Cassatie dit in

letterlijke bewoordingen beslist.124 De bindende kracht van de overeenkomst (art. 1134 BW) zorgt

ervoor dat er bij vrijwillige onverdeeldheden enkel uit onverdeeldheid kan getreden worden indien

de overeenkomst dit voorziet.125 Art. 815 BW kan bijgevolg, op grond van voornoemd cassatiearrest,

geen toepassing vinden op de vrijwillige onverdeeldheid van de tontine- en aanwasovereenkomst.

Los van het cassatiearrest van 20 september 2013, was de toepassing van art. 815 BW op deze

overeenkomsten al problematisch. De toepassing van het artikel op een tontineovereenkomst zou

immers in strijd zijn met het principe van pacta sunt servanda, in strijd zijn met de aard van het

tontinebeding én van dit beding een verboden erfovereenkomst maken.

35. Een vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Brugge op 16 januari 2004 stelde reeds vóór

het cassatiearrest van 20 september 2013 dat art. 815 BW niet van toepassing was op een vrijwillige

onverdeeldheid zoals een tontineovereenkomst. Toch vond de rechtbank wel een zelfstandige grond

om de verdeling te kunnen bevelen.126 Doordat het doel van de tontineovereenkomst gewijzigd is, is

er sprake van een toevallige (of gewone) onverdeeldheid waarop art. 815 BW wél van toepassing is.

De rechtbank lijkt te stellen dat dit artikel toepassing vindt wanneer het doel van de overeenkomst is

gewijzigd. Deze uitspraak vermeldt echter nergens het probleem dat de verdeling die ten allen tijde

gevorderd kan worden een verboden erfovereenkomst kan uitmaken. Beter is om deze uitspraak te

lezen als een beëindigingsmogelijkheid van de tontineovereenkomst en waarbij, na deze beëindiging,

de vrijwillige onverdeeldheid wordt omgezet in een toevallige onverdeeldheid (zie hierna). Indien de

122

Zie voor de verschillende stellingen, C. ENGELS, “Vrijwillig aangegane onverdeeldheid: pacta sunt servanda?” (noot onder Cass. 6 maart 2014, Cass. 20 september 2013 en Brussel 18 juni 2013), T.Not. 2014, (198) 200-201; V. SAGAERT, “De beëindiging van conventionele onverdeeldheden. Ja, maar of neen, tenzij?” in A.-L. VERBEKE en F. BUYSSENS (eds.), Actuele reflecties over notariële materies, Brussel, Larcier, 2012, (71) 73-75; J. VERSTRAETE, “De vordering om uit onverdeeldheid te treden. Vrijwillige versus toevallige onverdeeldheid” (noot onder Cass. 20 september 2013), T.Not. 2014, (187) 188-189. 123

Zie onder meer, Gent 12 maart 2009, www.juridat.be; Gent 10 april 2008, onuitg., aangehaald door V. ALLAERTS, “Hoofdstuk III: Samenwoningsrecht” in W. PINTENS, J. DU MONGH en CH. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2008, Antwerpen, Intersentia, 2008, 80 ; Brussel 18 april 2008, www.juridat.be; Antwerpen 19 maart 2008, RW 2008-09, 1436, noot D. MICHIELS; Luik 23 januari 2008, Rec.gén.enr.not. 2008, 229; Gent 8 mei 2003, NJW 2003, 971, noot BW; Rb. Brugge 16 januari 2004, T.Not. 2005, 415, noot F. BOUCKAERT en Rb. Antwerpen, 28 juni 2002, CABG 2006, afl. 6, 36, noot D. MICHIELS. Contra: Rb. Gent 17 juni 2008, onuitg., aangehaald door V. ALLAERTS, “Hoofdstuk III: Samenwoningsrecht” in W. PINTENS, J. DU MONGH en CH. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2008, Antwerpen, Intersentia, 2008, 77. 124

Cass. 20 september 2013, AR C.08.0018.F. 125

N. CARETTE, “Actuele ontwikkelingen zakenrecht 2013” in R. BARAIX en N. CARETTE (eds.), Tendensen Vermogensrecht 2014, Antwerpen, Intersentia, (51) 65. 126

Rb. Brugge 16 januari 2004, T.Not. 2005, 415, noot F. BOUCKAERT.

Page 27: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

24

tontineovereenkomst immers zou blijven bestaan maar een gewone onverdeeldheid zou uitmaken

waarop art. 815 BW van toepassing is, zou ze een verboden erfovereenkomst uitmaken.

36. Het Cassatiearrest van 6 maart 2014 zou misschien ook wel toepassing kunnen maken van

deze zelfstandige beëindigingsgrond. Wanneer iedere zin van de overeenkomst is ontnomen en de

overeenkomst geen reden van bestaan meer heeft, wordt de tontineovereenkomst beëindigd.

Daardoor ontstaat er een gewone onverdeeldheid ontstaat. Er kan dan uit onverdeeldheid getreden

worden door art. 815 BW. Er moet geen rechtsgrondslag gevonden worden in de reden waarom de

overeenkomst beëindigd wordt, de stelling van het Hof van Cassatie op zich maakt de grondslag uit:

indien aan de overeenkomst iedere zin wordt ontnomen door het verdwijnen van de onderliggende

verhouding houdt de overeenkomst op te bestaan.

ADRIAENS en BUYSSENS stellen dat er in het cassatiearrest van 6 maart 2014 sprake is van een

nieuwe specifieke beëindigingsgrond voor een tontinebeding waardoor er sprake is van een ad hoc

oplossing.127 De relevantie van het arrest zou nihil zijn moest er sprake zijn van een louter

uitzonderingsgeval. Elke rechterlijke uitspraak is echter een oplossing op een specifiek feitenverhaal

waarover de rechter(s) moeten oordelen. Het zou jammer zijn om ervan uit te gaan dat het Hof van

Cassatie hier zelf een beëindigingsmogelijkheid heeft ontwikkeld aangezien er reeds andere gronden

mogelijk zijn op basis van de bestaande rechtsfiguren. Het is beter om de rechtspraak te zien in deze

bestaande rechtsfiguren en de uitspraak van het Hof van Cassatie daarin proberen te kaderen.

3.2.2. Rechtsverhouding van de partijen na de overeenkomst

37. In het cassatiearrest van 6 maart 2014 wordt art. 815 BW vooral vermeld om de toestand van

de partijen na het beëindigen van de tontineovereenkomst te verduidelijken. 128 Nadat de

tontineovereenkomst is beëindigd, bepaalt het Hof dat er een ‘gewone onverdeeldheid’ ontstaat

waarop art. 815 BW wél van toepassing is. Voor de partij die de procedure begonnen is, was dit het

doel, namelijk om uit onverdeeldheid te kunnen treden. Aangezien er in de tontineovereenkomst

geen onverdeeldheid bestaat die zomaar verdeeld kan worden, wordt de tontineovereenkomst

beëindigd waardoor er een onverdeeldheid ontstaat die wél tot de verdeling kan leiden. Het Hof van

Cassatie zorgt er in dit opzicht voor dat haar arrest in de lijn ligt met het arrest van 20 september

2013. 129 Volgens dit arrest kan art. 815 BW immers niet van toepassing zijn op vrijwillige

127

E. ADRIAENS, “Deelgenoot tontineovereenkomst kan eenzijdig de verdeling vorderen na einde onderliggende relatie” (noot onder Cass. 6 maart 2014), Not.Fisc.M. 2014, (106) 112 en F. BUYSSENS, “Over rechtvaardigheid in het recht”, T.Fam. 2014, 174. 128

E. ADRIAENS, “Deelgenoot tontineovereenkomst kan eenzijdig de verdeling vorderen na einde onderliggende relatie” (noot onder Cass. 6 maart 2014), Not.Fisc.M. 2014, (106) 112. 129

Ook in die zin, V. VANDERHULST, “Tontine verliest uitwerking bij relatiebreuk” (noot onder Cass. 6 maart 2014), RABG 2015, (287) 292.

Page 28: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

25

onverdeeldheden.130 Het Hof verduidelijkt hier dat de uitonverdeeldheidtreding op basis van art. 815

BW na de tontineovereenkomst toepassing vindt omdat het hier wel degelijk om een gewone of

toevallige onverdeeldheid gaat. Moest er na de beëindiging van de tontineovereenkomst slechts

sprake zijn van een vrijwillige onverdeeldheid, zou het onmogelijk zijn om uit onverdeeldheid te

treden op grond van art. 815 BW, wat het beëindigen van de tontineovereenkomst vrij nutteloos zou

maken.

De tontineovereenkomst waarbij de partijen de onverdeeldheid vrijwillig en bewust hebben

gecreëerd, is opgehouden te bestaan. Na het einde van deze tontineovereenkomst is er sprake van

een onverdeeldheid die ze niet bewust en vrijwillig gewild hebben maar die hen eerder ‘overvalt’.131

Er is dus sprake van een toevallige onverdeeldheid na de beëindiging van de tontineovereenkomst.

Indien men zou oordelen dat er na de tontineovereenkomst geen sprake zou zijn van een

onverdeeldheid, zou men terechtkomen in een juridisch vacuüm. Er mogen geen nieuwe zakelijke

rechten worden gecreëerd op grond van het numerus clausus beginsel van het zakenrecht.132 Na het

beëindigen van de tontineovereenkomst is er dus sprake van een toevallige onverdeeldheid waarop

art. 815 BW van toepassing is.

38. Volgens ENGELS daarentegen zijn de twee arresten van het Hof van Cassatie niet op elkaar

afgestemd. Hij ziet dat het Hof van Cassatie van 6 maart 2014 een gewone onverdeeldheid creëert

door de theorie van het verlies van het nut van de overeenkomst.133 In het cassatiearrest van 20

september 2013 heeft het Hof niet de ratio of doelstelling van de overeenkomst onderzocht om te

zien of het nog zin heeft om de vrijwillige onverdeeldheid in stand te houden.134 Nochtans kan men

stellen dat beide arresten het principe standhouden dat er geen verdeling mogelijk is volgens art. 815

BW op een vrijwillige onverdeeldheid. Het Hof van Cassatie is in haar arrest op 6 maart 2014 in die

zin verder gegaan dat ze de vrijwillige onverdeeldheid heeft laten beëindigen door de

tontineovereenkomst geen uitwerking meer te laten verlenen door ‘het verlies van nut’ (of andere

grondslagen, zie infra randnrs. 39 e.v.). Na deze beëindiging was er geen sprake meer van vrijwillige

maar een gewone onverdeeldheid waarop art. 815 BW wel van toepassing is. In het arrest van 20

130

Cass. 20 september 2013, AR C.08.0018.F. 131

T. LEROY, “De herontdekking van de tontine: het zakenrechtelijk statuut van een goed na het beëindigen van de tontine”, Jura Falc. 2012, (679) 693-694. 132

F. BOUCKAERT, “Hoe tontine- en aanwasbedingen kunnen worden beëindigd? Bedenkingen bij het vonnis van de rechtbank te Gent van 2 september 2003, bij het arrest van het hof van beroep te Gent van 24 maart 2005 en bij het vonnis van de rechtbank te Brugge van 16 januari 2004” (noot onder Gent 24 maart 2005, Rb. Brugge 16 januari 2004 en Rb. Gent 2 september 2003), T.Not. 2005, (387) 396; T. LEROY, “De herontdekking van de tontine: het zakenrechtelijk statuut van een goed na het beëindigen van de tontine”, Jura Falc. 2012, (679) 693. 133

C. ENGELS, “Vrijwillig aangegane onverdeeldheid: pacta sunt servanda?” (noot onder Cass. 6 maart 2014, Cass. 20 september 2013 en Brussel 18 juni 2013), T.Not. 2014, (198) 203. 134

Ibidem.

Page 29: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

26

september 2013 heeft het Hof zich echter beperkt tot het verwoorden van het principe van het

toepassingsgebied van art. 815 BW. Het Hof vond het toen niet nodig (of de partijen hebben dit niet

zo beargumenteerd) om de vrijwillige onverdeeldheid te beëindigen en te herkwalificeren naar een

gewone onverdeeldheid waarop art. 815 BW wel van toepassing is. Het feit dat het Hof van Cassatie

in haar eerder arrest in 2013 niet zover is gegaan om te proberen om de overeenkomst te laten

beëindigen door het verlies van het nut is wel inconsequent. Men kan niet stellen zoals ENGELS dat

de theorie van het verlies van het nut is verworpen in 2013 en daarna terug is gehanteerd in een

cassatiearrest is in 2014.135 Mogelijks was de overeenkomst die aan de basis lag voor het arrest in

2013 niet vatbaar voor een beëindiging op grond van het verlies van het nut (of rechtsmisbruik), daar

waar een tontineovereenkomst er wel vatbaar voor is. De twee cassatiearresten spreken elkaar

bijgevolg niet tegen. Het principe van het toepassingsgebied van art. 815 BW is in beide arresten

gehanteerd, zij het dat er een verschil bestaat omtrent de mogelijkheid tot beëindiging door de

toetsing van het verlies van het nut.

3.3. Beëindigingsgronden in het cassatiearrest van 6 maart 2014

39. Het probleem van de beëindiging speelt zich vooral af wanneer één partner uit onverdeeldheid

wil treden terwijl de andere dit weigert. De omstandigheden zijn gewijzigd, met name er is geen

sprake meer van een liefdesrelatie, waardoor de verdere uitvoering van de tontineovereenkomst

niet wenselijk is. Dit neigt naar een situatie waarin de imprevisieleer een rol zou kunnen spelen. Na

de totstandkoming van de tontineovereenkomst hebben er zich abnormale en redelijkerwijze

onvoorzienbare omstandigheden voorgedaan waardoor de verdere uitvoering van de overeenkomst

enorm bemoeilijkt wordt waardoor het contractueel evenwicht zwaar is verstoord.136 Deze leer

wordt echter niet aanvaard door het Belgische Hof van Cassatie.137 Op overmacht kan men zich

eveneens niet beroepen aangezien de uitvoering van de tontineovereenkomst op zich niet

onmogelijk geworden is.138 Door de ontkenning van de imprevisieleer, houdt het Hof van Cassatie

geen rekening met gewijzigde omstandigheden na het sluiten van de tontineovereenkomst. Deze

visie is streng en legt de nadruk op de bindende kracht van overeenkomsten. Volgens art. 1134 BW

strekt een overeenkomst de partijen immers tot wet. Toch lijkt het Hof hier te erkennen dat een

consequente weigering om rekening te houden met gewijzigde omstandigheden niet in alle gevallen

135

C. ENGELS, “Vrijwillig aangegane onverdeeldheid: pacta sunt servanda?” (noot onder Cass. 6 maart 2014, Cass. 20 september 2013 en Brussel 18 juni 2013), T.Not. 2014, (198) 203. 136

S. VAN LOOCK, “De imprevisieleer in België: Quosque tandem abutere patientia nostra?”, TBBR 2013, (446) 447. 137

Cass. 14 april 1994, RW 1994-95, 434; Cass. 7 februari 1994, RW 1994-95, 121. 138

Voor een definitie van overmacht en het verschil met imprevisie, zie S. VAN LOOCK, “De imprevisieleer in België: Quosque tandem abutere patientia nostra?”, TBBR 2013, (446) 447-448.

Page 30: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

27

aangewezen is.139 Daarom zoekt het Hof toch naar een oplossing om te tontineovereenkomst toch te

kunnen beëindigen in haar arrest van 6 maart 2014. Ze zoekt naar oplossingen in bestaande

rechtsfiguren zoals het verval van de overeenkomst wegens het verdwijnen van de oorzaak en de

matigende werking van de goede trouw en het verbod op rechtsmisbruik.140 Hierna onderzoeken we

of deze bestaande rechtsfiguren niet aan de grondslag kunnen liggen van de beëindiging van de

tontineovereenkomst in het cassatiearrest van 6 maart 2014.

3.3.1. Het verval van de overeenkomst door het verdwijnen van de oorzaak

40. Het verval van een overeenkomst door het verdwijnen van de oorzaak zou een manier kunnen

zijn om een einde te stellen aan een tontineovereenkomst waarbij er geen tijdsbepaling of

uittredingsclausule is voorzien. Voor schenkingen en legaten heeft de theorie van het verval een

interessante evolutie gekend in de Cassatierechtspraak. In een eerste arrest van 16 november 1989

heeft het Hof de theorie van het verval in het leven geroepen bij de schenkingen.141 Het verval van de

schenking was enkel mogelijk indien de doorslaggevende beweegreden, waarmee de schenking

onlosmakelijk was verbonden, was weggevallen en dit buiten de wil om van de schenker.142 Het gaat

hier om de oorzaak als voortbestaansvoorwaarde waarbij de latere verdwijning ervan een probleem

geeft.143 Bij het verdwijnen van de oorzaak vervalt bijgevolg de schenking.

In twee daaropvolgende arresten heeft het Hof van Cassatie de theorie van het verval echter

getemperd. Eerst deed ze dat op 21 januari 2000 door bij het verval van een testament de

voorwaarde toe te voegen dat de verdwijning van de beweegreden zich moest hebben voorgedaan

vóór het overlijden van de testator.144 Het arrest van 12 december 2008 wordt echter gezien als een

principiële afwijzing van de theorie van het verval aangezien het Hof aldaar, net zoals in haar arrest

van 21 januari 2000, het volgende stelt:

“Het bestaan van de oorzaak in de zin van art. 1108 en 1131 BW moet in beginsel worden

beoordeeld op het ogenblik van de totstandkoming van de rechtshandeling waarvan zij een

139

F. PEERAER, “Hof van Cassatie aanvaardt dat tontine ophoudt te bestaan wanneer partners uit elkaar gaan” (noot onder Cass. 6 maart 2014), TBBR 2014, (261) 263. 140

Zie Cass. 14 april 1994, RW 1994-95, 434; Cass. 7 februari 1994, RW 1994-95, 121. In beide arresten wijst het Hof de imprevisieleer af maar verwijst wel naar de uitvoering te goeder trouw. Zie ook S. VAN LOOCK, “De imprevisieleer in België: Quosque tandem abutere patientia nostra?”, TBBR 2013, (446) 452-453. 141

Cass. 16 november 1989, RGDC 1990, 294, noot L. RAUCENT; Volgens RAUCENT was dit een nieuwigheid in het Belgische recht wat hij goedkeurde, zie L. RAUCENT, “La disparition de la cause dans les donations: à propos de l’arrêt de la Cour de cassation du 16 novembre 1989”, RGDC 1990, 261-268. 142

Cass. 16 november 1989, RGDC 1990, 294, noot L. RAUCENT en R. BARBAIX,“Driemaal is scheepsrecht. Of toch niet? Het Hof van Cassatie spreekt zich opnieuw uit over het verval van de schenking door het verdwijnen van de determinerende beweegreden”, Not.Fisc.M. 2009, (297) 299. 143

Dit in tegenstelling tot de oorzaak als geldigheidsvereiste bij het ontstaan van de overeenkomst. Dit wordt immers gesanctioneerd met de nietigheid, zie J. NEUTS, “Over het verval van het testament als gevolg van het verdwijnen van de oorzaak” (noot onder Cass. 21 januari 2000), RW 2000-01, (1018) 1019. 144

Cass. 21 januari 2000, RW 2000-01, 1016, noot J. NEUTS.

Page 31: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

28

geldigheidsvereiste is. De latere verdwijning ervan heeft in de regel geen gevolgen voor de

geldigheid van de rechtshandeling.”145

In de rechtsleer wordt de Cassatierechtspraak over de theorie van het verval nauwkeurig opgevolgd

met allerhande meningen over het al dan niet positieve gevolg ervan.146 Het cassatiearrest van 2008

wordt gezien als een afwijzing maar door het woord ‘in de regel’ wordt er gesteld dat uitzonderingen

op deze principiële afwijzing mogelijk zijn waarbij de theorie van het verval wél toepassing kan

vinden.147

41. De theorie van het verval vindt in de hierboven vermelde Cassatierechtspraak enkel toepassing

op rechtshandelingen om niet (m.n. schenkingen en legaten). Tontine- en aanwasbedingen zijn

normalerwijze rechtshandelingen ten bezwarende titel (zie supra, randnrs 10 e.v.). De vraag rijst dan

ook of de theorie van het verval wel toepassing kan vinden op deze rechtshandelingen. BOUCKAERT

merkt op dat er een verschil moet behouden worden tussen deze twee soorten rechtshandelingen:

bij rechtshandelingen ten bezwarende titel ligt de oorzaak in de prestatie van de tegenpartij terwijl

de oorzaak bij rechtshandelingen om niet te vinden is in de determinerende beweegreden bij de

prestatie van de partij zelf.148 Ook het hof van beroep te Gent maakt dit onderscheid.149 In de lagere

rechtspraak werd er soms beroep gedaan op de theorie van het verval van de oorzaak bij tontine- en

aanwasovereenkomsten wanneer de relatie was beëindigd.150 De onderliggende oorzaak werd

geacht de (liefdes)relatie te zijn en wanneer deze (liefdes)relatie wegviel, was de oorzaak verdwenen

waardoor de overeenkomst verviel. Het verval van de tontine- en aanwasovereenkomst werd als een

145

Cass. 12 december 2008, RW 2008-09, 1690, noot R. BARBAIX en Cass. 21 januari 2000, RW 2000-01, (1016) 1018, noot J. NEUTS. 146

Zie onder andere, R. BARBAIX, “Driemaal is scheepsrecht. Of toch niet? Het Hof van Cassatie spreekt zich opnieuw uit over het verval van de schenking door het verdwijnen van de determinerende beweegreden”, Not.Fisc.M. 2009, 297-310; P. DELNOY, “Het verval van de rechtshandelingen door het verdwijnen van hun oorzaak – tweede bedrijf”, Not.Fisc.M. 2000, 177-193; M. MASSCHELEIN, “Het verval van de schenking wegens het verdwijnen van de oorzaak: het einde van een lang verhaal?”(noot onder Cass. 12 december 2008), TBBR 2009, 240-246; J. NEUTS, “Over het verval van het testament als gevolg van het verdwijnen van de oorzaak” (noot onder Cass. 21 januari 2000), RW 2000-01, 1018-1021; L. RAUCENT, “La disparition de la cause dans les donations: à propos de l’arrêt de la Cour de cassation du 16 novembre 1989”, RGDC 1990, 261-268. 147

R. BARBAIX, “Driemaal is scheepsrecht. Of toch niet? Het Hof van Cassatie spreekt zich opnieuw uit over het verval van de schenking door het verdwijnen van de determinerende beweegreden”, Not.Fisc.M. 2009, (297) 303. 148

F. BOUCKAERT, “Hoe tontine- en aanwasbedingen kunnen worden beëindigd? Bedenkingen bij het vonnis van de rechtbank te Gent van 2 september 2003, bij het arrest van het hof van beroep te Gent van 24 maart 2005 en bij het vonnis van de rechtbank te Brugge van 16 januari 2004” (noot onder Gent 24 maart 2005, Rb. Brugge 16 januari 2004 en Rb. Gent 2 september 2003), T.Not. 2005, (387) 388. 149

Gent 12 maart 2009, www.juridat.be; zie ook Rb. Mechelen 30 mei 2001, CABG 2006, afl. 6, 29, noot D. MICHIELS. 150

Rb. Brussel 18 april 2005, CABG 2006, afl. 6, 54, noot D. MICHIELS; Rb. Brussel 14 juni 2004, CABG 2006, afl. 6, 47, noot D. MICHIELS; Rb. Gent 2 september 2003, T.Not. 2005, 409, noot F. BOUCKAERT.

Page 32: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

29

rechtvaardige oplossing beschouwd.151 Toch werd deze lagere rechtspraak verbroken in hoger

beroep.152 De rechtspraak lijkt nagenoeg unaniem te beslissen dat de theorie van het verval niet van

toepassing is op rechtshandelingen ten bezwarende titel en dus geen toepassing kan vinden bij

tontine- en aanwasovereenkomsten.153

42. Het tweede onderdeel van het beschikkende gedeelte van het cassatiearrest van 6 maart 2014

begint met een herhaling van het principe dat de oorzaak moet beoordeeld worden bij het ontstaan

van de overeenkomst en de latere verdwijning van deze oorzaak in de regel geen gevolgen heeft voor

de geldigheid van de overeenkomst.154 Net zoals in 2000 en 2008 beslist het Hof van Cassatie om de

theorie van het verval in principe af te wijzen.155

Het vervolg van de motivering van het Hof is echter onduidelijk. Het Hof stelt dat de

tontineovereenkomst ‘evenwel’ ophoudt te bestaan doordat de onderliggende verhouding een einde

heeft genomen. Sommige rechtsgeleerden, onder wie PEERAER156 en VANDERHULST157, zijn van

mening dat het Hof door deze motivering aangeeft dat ze een uitzondering erkent op de principiële

afwijzing van het verval van de overeenkomst.158 Het zou hier bijgevolg gaan om een uitzonderlijke

toepassing van het verval van de overeenkomst wegens het verdwijnen van de oorzaak.

151

D. MICHIELS, “Over het verval van de tontine”(noot onder Rb. Brussel 14 juni 2004), CABG 2006, afl. 6, (52) 53. 152

Zie bv. Gent 24 maart 2005, T.Not. 2005, 403, noot F. BOUCKAERT (verbreking van Rb. Gent 2 september 2003, T.Not. 2005, 409, noot F. BOUCKAERT) en Brussel 2 april 2008, www.juridat.be (verbreking van Rb. Brussel 18 april 2005, CABG 2006, afl. 6, 54, noot D. MICHIELS). 153

Zie onder meer, Gent 10 april 2008, onuitg., aangehaald door V. ALLAERTS, “Hoofdstuk III: Samenwoningsrecht” in W. PINTENS, J. DU MONGH en CH. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2008, Antwerpen, Intersentia, 2008, 80; Gent 12 maart 2009, www.juridat.be; Brussel 2 april 2008, www.juridat.be; Antwerpen 19 maart 2008, RW 2008-09, 1436, noot D. MICHIELS; Luik 23 januari 2008, Rec.gén.enr.not. 2008, 229; Brussel 18 oktober 2006, JT 2006, 793, noot D. STERCKX; Gent 24 maart 2005, T.Not. 2005, 403, noot F. BOUCKAERT; Antwerpen 24 december 2003, CABG 2006, afl. 6, 40, noot D. MICHIELS; Rb. Bergen 9 april 2013, Rec.gén.enr.not. 2013, 346, noot; Rb. Gent 17 juni 2008, onuitg., aangehaald door V. ALLAERTS, “Hoofdstuk III: Samenwoningsrecht” in W. PINTENS, J. DU MONGH en CH. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2008, Antwerpen, Intersentia, 2008, 77; Rb. Gent 18 april 2006, T.Not. 2006, 542; Rb. Antwerpen 28 juni 2002, CABG 2006, afl. 6, 36, noot D. MICHIELS; Rb. Mechelen 30 mei 2001, CABG 2006, afl. 6, 29, noot D. MICHIELS. 154

Cass. 6 maart 2014, AR C.13.0362.N. 155

Cass. 12 december 2008, RW 2008-09, 1690, noot R. BARBAIX en Cass. 21 januari 2000, RW 2000-01, (1016) 1018, noot J. NEUTS. 156

F. PEERAER, “Hof van Cassatie aanvaardt dat tontine ophoudt te bestaan wanneer partners uit elkaar gaan” (noot onder Cass. 6 maart 2014), TBBR 2014, 261. 157

V. VANDERHULST, “Tontine verliest uitwerking bij relatiebreuk” (noot onder Cass. 6 maart 2014), RABG 2015, (287) 290; Ook MEESTERS is volgens VANDERHULST deze mening toegedaan. 158

N. CARETTE, “Actuele ontwikkelingen zakenrecht 2013” in R. BARAIX en N. CARETTE (eds.), Tendensen Vermogensrecht 2014, Antwerpen, Intersentia, (51) 69; Ook VERSTRAETE lijkt in het cassatiearrest van 6 maart 2014 te koppelen aan de theorie van het verval, J. VERSTRAETE, “De vordering om uit onverdeeldheid te treden. Vrijwillige versus toevallige onverdeeldheid” (noot onder Cass. 20 september 2013), T.Not. 2014, (187) 191.

Page 33: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

30

43. Toch is niet iedereen het hierover eens. Vooreerst valt op te merken dat het Hof voor de

beëindiging van de overeenkomst niet het woord ‘vervallen’ gebruikt maar kiest voor de

bewoordingen ‘ophouden te bestaan’ en ‘geen uitwerking meer hebben’. Dit kan erop wijzen dat het

Hof doelbewust heeft gekozen om de theorie van het verval niet te accepteren. Er was immers

duidelijk door de eiseres gesteld dat de overeenkomst ‘vervallen’ was en ook in de conclusie van de

advocaat-generaal VAN INGELGEM was er sprake van het ‘vervallen van de overeenkomst’.159 Het

Hof kiest misschien doelbewust niet voor het woord ‘verval’ maar voor alternatieven om duidelijk te

maken dat het hier niet gaat om het verval van de overeenkomst door het verdwijnen van de

oorzaak.

Ten tweede kan gesteld worden dat indien er hier een toepassing zou gemaakt worden van het

verval van de overeenkomst, het Hof van Cassatie tegen haar eigen tendens ingaat. Het Hof heeft

immers in 2000 en 2008 de theorie van het verval beperkt (zie supra randnr. 40). Het is juist omwille

van die reden dat de advocaat-generaal VAN INGELGEM concludeert tot de vernietiging.160 Zeker na

het cassatiearrest van 2008 waarbij de theorie van het verval een serieuze halt is geroepen, behoort

de theorie van het verval in principe tot het verleden.161 Het zou inconsequent zijn moest het Hof van

Cassatie allerlei uitzonderingsgevallen toelaten op de principiële afwijzing van deze theorie.

Bovendien zou het ook inconsequent zijn van het Hof van Cassatie om de voorwaarden van deze

theorie naast zich neer te leggen bij deze uitzondering. Een belangrijke voorwaarde stelt dat de

oorzaak moet verdwijnen door een omstandigheid buiten de wil om van de partij.162 De toepassing

hiervan bij een tontineovereenkomst geeft problemen. Indien de onderliggende verhouding (met

name de (liefdes)relatie) eindigt, zal de eisende partij moeten aantonen dat dit uitsluitend door

omstandigheden buiten haar wil om is gebeurd.163 Het hof van beroep te Gent heeft reeds

geoordeeld dat het onmogelijk is om te bewijzen dat het einde van een relatie is gebeurd buiten de

wil om van een (ex-)partner.164 Indien het Hof hier werkelijk een uitzondering toekent op de

principiële afwijzing van het verval legt ze dan ook deze voorwaarde naast zich neer?

159

Concl. A. VAN INGELGEM bij Cass. 6 maart 2014, AR C.13.0362.N. 160

Concl. A. VAN INGELGEM bij Cass. 6 maart 2014, AR C.13.0362.N. 161

In die zin, D. MICHIELS, “Relatiebreuk beëindigt tontine” (noot onder Cass. 6 maart 2014), RW 2013-14, (1625) 1628; T. LEROY, “De herontdekking van de tontine: het zakenrechtelijk statuut van een goed na het beëindigen van de tontine”, Jura Falc. 2012, (679) 688. 162

Cass. 16 november 1989, RGDC 1990, 294, noot L. RAUCENT. 163

E. ADRIAENS, “Deelgenoot tontineovereenkomst kan eenzijdig de verdeling vorderen na einde onderliggende relatie” (noot onder Cass. 6 maart 2014), Not.Fisc.M. 2014, (106) 109; P. DELNOY, “Het verval van de rechtshandelingen door het verdwijnen van hun oorzaak – tweede bedrijf”, Not.Fisc.M. 2000, (177) 185; Y.-H. LELEU, “Des clauses d’accroissement et de tontine: plus solide que la couple?” in KONINKLIJKE FEDERATIE VAN BELGISCHE NOTARISSEN (ed.), Familie op maat, Mechelen, Kluwer, 2005, (291) 303. 164

Gent 12 maart 2009, www.juridat.be; dit terwijl de relatie in casu was verbroken door het feit dat de partner een relatie was begonnen met een andere man.

Page 34: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

31

Een eventuele bijkomende reden dat het hier niet gaat om een toepassing van de theorie van het

verval is gebaseerd op het verbod van erfovereenkomsten (art. 1130 tweede lid BW).165 De rechtbank

van eerste aanleg van Antwerpen stelde in 2002 dat het verval van de overeenkomst door het

verdwijnen van de relatie zou neerkomen op een eenzijdige beëindiging, wat louter eventuele

rechten impliceert.166 Indien het Hof de voorwaarde blijft hanteren dat de oorzaak moet verdwenen

zijn buiten de wil om van de eisende partij, houdt het verval van de overeenkomst geen verboden

erfovereenkomst in. Indien ze deze voorwaarde echter laat varen, wat ze lijkt te doen, rest de vraag

hoe deze uitzondering moet geplaatst worden binnen het bestaande verbod op

erfovereenkomsten.167

Om te besluiten kan er gesteld worden dat er veel vragen rijzen met betrekking tot toepassing van de

leer van het verval op dit cassatiearrest. Omwille van deze reden besluiten sommige rechtsgeleerden

dan ook dat de theorie van het verval van de overeenkomst niet wenselijk is.168 Ondanks dat de

motivering van cassatiearrest van 6 maart 2014 wel gelijkenissen vertoont met de theorie van het

verval, kan men niet zonder meer stellen dat de tontineovereenkomst is vervallen door het

verdwijnen van de oorzaak. Het Hof begint haar motivatie met de principiële afwijzing van de theorie

van het verval. De afwijzing van de theorie van het verval in 2008 was een goede zaak voor de

rechtszekerheid.169 Uitzonderingen op deze principiële afwijzing lijken niet logisch in het licht van de

tendens van de bestaande Cassatierechtspraak. Er is een principiële afwijzing van de theorie van het

verval op overeenkomsten ten bezwarende titel.170 Het Hof van Cassatie bevestigt bovendien het

arrest van het hof van beroep te Antwerpen dat niet de theorie van het verval toepast maar deze van

het rechtsmisbruik (zie verder). Al deze redenen samen leiden tot de vaststelling dat het

cassatiearrest in eerste instantie lijkt op een toepassing van het verval van de overeenkomst, maar

dat de beëindigingsgrond misschien niet is wat ze lijkt.

165

S. MAES, “Bedingen van aanwas en tontine. Opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd?”, NJW 2008, (378) 387-388. 166

Rb. Antwerpen 28 juni 2002, CABG 2006, afl. 6, 36, noot D. MICHIELS. 167

Zoals reeds hierboven geargumenteerd, zou dit verbod op erfovereenkomsten m.b.t. bedingen over de eigen nalatenschap beter afgeschaft worden zoals BAEL voorstelt, zie randnr. 9. 168

Zie onder andere, D. MICHIELS, “Relatiebreuk beëindigt tontine” (noot onder Cass. 6 maart 2014), RW 2013-14, (1625) 1628; L. SAUVEUR, X (noot onder Cass. 20 september 2013 en Cass. 6 maart 2014), RGDC 2014, (490) 490-491 en E. WELING-LILIEN, “Clauses d’accroissement. La théorie de l’abus de droit, une solution pour y mettre fin?”(noot onder Luik 21 juni 2011), RTDF 2012, (1055) 1064. 169

M. MASSCHELEIN, “Het verval van de schenking wegens het verdwijnen van de oorzaak: het einde van een lang verhaal?”(noot onder Cass. 12 december 2008), TBBR 2009, (240) 246. 170

Zie bv. R. BARBAIX, “Driemaal is scheepsrecht. Of toch niet? Het Hof van Cassatie spreekt zich opnieuw uit over het verval van de schenking door het verdwijnen van de determinerende beweegreden”, Not.Fisc.M. 2009, (297) 307 en randnr.41 en de verwijzingen aldaar.

Page 35: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

32

3.3.2. Verbod op rechtsmisbruik

44. Een andere beëindigingsmogelijkheid die aangereikt wordt voor tontine- en

aanwasovereenkomsten is het verbod op rechtsmisbruik. Volgens art. 1134 derde lid BW moeten

overeenkomsten ter goeder trouw worden uitgevoerd. Het Hof van Cassatie heeft hieruit het

algemeen rechtsbeginsel van het verbod op rechtsmisbruik afgeleid (ook wel het beginsel van de

uitvoering te goeder trouw genoemd).171 Het algemene criterium van het verbod op rechtsmisbruik

houdt in dat een recht niet mag worden uitgeoefend op een “wijze die kennelijk de grenzen te buiten

gaat van de normale uitoefening van dat recht door een bedachtzaam en zorgvuldig persoon”.172 Er

kan gesteld worden dat de (ex-)partner die in onverdeeldheid wil blijven rechtsmisbruik pleegt. Hij

oefent immers zijn contractuele rechten, die hij uit het tontinebeding put, uit op een wijze die

kennelijk de wijze te buiten gaat van de uitoefening van een zorgvuldig persoon. Een zorgvuldig

persoon zou immers niet in onverdeeldheid willen blijven wanneer de relatie verbroken is. Voor

tontineovereenkomsten kan van dit algemeen criterium gebruik gemaakt worden om zo de

beëindiging van de overeenkomst te bekomen.173

45. Naast dit algemeen bestaan er ook specifieke criteria van het verbod op rechtsmisbruik.174 Zo

is het bijvoorbeeld verboden om als partij de rechten uit de overeenkomst uit te oefenen wanneer

dit slechts een gering voordeel schept dat niet in verhouding is met het nadeel dat dit creëert t.a.v.

de andere partij.175 Ook het contractuele recht uitoefenen zonder redelijk belang op een wijze die het

meeste schade berokkent aan de tegenpartij is een specifiek criterium waarvan gebruik gemaakt

wordt in de rechtspraak met betrekking tot aanwasbedingen.176

Een specifiek criterium dat reeds erkend werd door het Hof van Cassatie in 1989 lijkt van belang voor

tontine- en aanwasovereenkomsten.177 Volgens dit criterium geeft men blijk van rechtsmisbruik

171

Zie onder andere Cass. 10 september 1971, Arr.Cass. 1972, 31. Ook toegepast in Cass. 14 oktober 2010, Not.Fisc.M. 2014, 263, noot E. ALOFS; Cass. 17 mei 1990, Arr.Cass. 1989-90, 1188, T.Not. 1990, 402, noot en Cass. 19 september 1983, Arr.Cass. 1983-84, 52. 172

Cass. 10 september 1971, Arr.Cass. 1972, 31. Zie ook Cass. 14 oktober 2010, Not.Fisc.M. 2014, 263, noot E. ALOFS. Voor rechtsleer zie, L. SAUVEUR, “L’abus de droit: une solution judiciaire pour les partenaires liés par une clause de tontine ou d’accroissement après rupture de leur relation” (noot onder Luik 21 juni 2011 en Bergen 12 januari 2010), RNB 2013, (720) 722. 173

Zie bv. Bergen 12 januari 2010, RNB 2013, 712, noot L. SAUVEUR. 174

Voor een korte opsomming zie, L. SAUVEUR, “L’abus de droit: une solution judiciaire pour les partenaires liés par une clause de tontine ou d’accroissement après rupture de leur relation” (noot onder Luik 21 juni 2011 en Bergen 12 januari 2010), RNB 2013, (720) 726-727 en E. WELING-LILIEN, “Clauses d’accroissement. La théorie de l’abus de droit, une solution pour y mettre fin?”(noot onder Luik 21 juni 2011), RTDF 2012, (1055) 1066. 175

Cass. 19 september 1983, Arr.Cass. 1983-84, 52; voor een toepassingsgeval m.b.t. een beding van aanwas, zie, Gent 10 april 2008, onuitg., aangehaald door V. ALLAERTS, “Hoofdstuk III: Samenwoningsrecht” in W. PINTENS, J. DU MONGH en CH. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2008, Antwerpen, Intersentia, 2008, 80. 176

Luik 21 juni 2011, RNB 2013, 717, noot L. SAUVEUR en RTDF 2012, 1053, noot E. WELING-LILIEN. 177

Cass. 21 september 1989, Arr.Cass. 1989-90, 92.

Page 36: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

33

wanneer “een partij de uitvoering eist van een contractuele bepaling die doelloos is geworden en

niet langer verantwoord is”.178 Dit specifiek criterium verwoordt exact het beëindigingsprobleem bij

tontine- en aanwasbedingen na het einde van een (liefdes)relatie. De ene partij wil uit

onverdeeldheid treden en wenst bijgevolg dat het tontine- of aanwasbeding wordt beëindigd. De

andere partij die het einde van dergelijke overeenkomst weigert eist eigenlijk de uitvoering van een

contractuele bepaling, m.n. het beding van aanwas of tontine, waarvan de uitvoering doelloos is

geworden. Er is immers geen sprake meer van een (liefdes)relatie tussen de twee partijen waardoor

de uitvoering van het contractueel beding niet langer verantwoord is.

46. Het verbod op rechtsmisbruik is de laatste jaren vaak succesvol ingeroepen in verband met

tontine- en aanwasovereenkomsten.179 Indien rechtsmisbruik wordt vastgesteld, is er de matigende

werking van de goede trouw waarbij de rechter de partij die rechtsmisbruik pleegt kan

‘terugfluiten’.180 De partij zal zijn recht gematigd zien en gedwongen worden tot de normale

uitoefening van zijn recht, met name een uitoefening zoals een normaal en voorzichtig persoon.181 Bij

een tontine- of aanwasovereenkomst zal deze sanctie erin bestaan dat het bestaan van de

overeenkomst niet meer kan ingeroepen worden en de uitonverdeeldheidtreding moet aanvaard

worden.182

47. Toch moet er worden opgemerkt dat de leer van het rechtsmisbruik ook zijn nadelen heeft. Er

zijn al een aantal aandachtspunten merkbaar door de reeds gevelde rechtspraak. Eerst en vooral,

wanneer de rechter moet oordelen over rechtsmisbruik, moet hij steeds rekening houden met de

concrete omstandigheden.183 Elk feitenrelaas is uniek, waardoor er nooit echt rechtszekerheid zal

bestaan dat de rechter in het ene of andere geval het rechtsmisbruik zal aanvaarden. Zo is er een

arrest van het hof van beroep te Antwerpen waarbij geoordeeld wordt dat er van rechtsmisbruik

geen sprake kan zijn aangezien de deelgenoot, die oorspronkelijk exclusieve eigenaar was, het

178

Ibidem. 179

Zie onder andere Luik 21 juni 2011, RNB 2013, 717, noot L. SAUVEUR en RTDF 2012, 1053, noot E. WELING-LILIEN; Bergen 12 januari 2010, RNB 2013, 712, noot L. SAUVEUR; Gent 24 maart 2005, T.Not. 2005, 403, noot F. BOUCKAERT; Rb. Hasselt 17 april 2007, RW 2008-09, 376 (evenwel verbroken door Antwerpen 19 maart 2008, RW 2008-09, 1436, noot D. MICHIELS) en Rb. Gent 18 april 2006, T.Not. 2006, 542. Contra: Rb. Brugge 16 juni 2014, Rec.gén.enr.not. 2014, 429. In dit vonnis werd in casu rechtsmisbruik niet aanvaard maar het werd wel erkend als een mogelijke beëindigingsgrond. 180

D. MICHIELS, “Relatiebreuk beëindigt tontine” (noot onder Cass. 6 maart 2014), RW 2013-14, (1625) 1628. 181

L. SAUVEUR, “L’abus de droit: une solution judiciaire pour les partenaires liés par une clause de tontine ou d’accroissement après rupture de leur relation” (noot onder Luik 21 juni 2011 en Bergen 12 januari 2010), RNB 2013, (720) 723. 182

Ibidem. 183

E. WELING-LILIEN, “Clauses d’accroissement. La théorie de l’abus de droit, une solution pour y mettre fin?”(noot onder Luik 21 juni 2011), RTDF 2012, (1055) 1068-1069.

Page 37: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

34

onverdeeld aandeel van het aanwasbeding aan zijn partner heeft verkocht voor een gunstige prijs.184

Het feit dat de oorspronkelijke exclusieve eigenaar zich dan beriep op het aanwasbeding vormde

geen rechtsmisbruik. Ook indien men te lang wacht na de verbreking van de relatie (in casu vijf jaar)

om een vordering in te stellen zal rechtsmisbruik waarschijnlijk niet aanvaard worden.185 Deze

rechtspraak toont duidelijk aan dat de feitelijke omstandigheden met betrekking tot het verbod op

rechtsmisbruik een grote rol spelen. 186 De motivering van de rechter(s) is dan ook niet

onbelangrijk.187

Een tweede nadeel schuilt in de bedingen van aanwas en tontine die beperkt zijn in de tijd. Wellicht

zijn dergelijke in de tijd beperkt bedingen niet vatbaar voor een mogelijk verbod op rechtsmisbruik.

Een arrest van het hof van beroep te Luik stelt immers dat de partijen deze bepaalde termijn expliciet

zijn overeengekomen waardoor het inroepen van deze termijn geen rechtsmisbruik inhoudt.188

48. De beëindigingsgrond van de tontineovereenkomst in het cassatiearrest van 6 maart 2014 is

volgens SAUVEUR189 en MICHIELS190 gebaseerd op het verbod op rechtsmisbruik. Zij zien de paragraaf

die handelt over het bestaan van de oorzaak als losstaand van de paragraaf die handelt over het

einde van de overeenkomst. Zoals eerder gezegd zijn deze twee paragrafen niet duidelijk aan elkaar

gelinkt door de motivering van het Hof.

Het cassatiearrest stelt dat de tontineovereenkomst ophoudt te bestaan wanneer “aan de verdere

uitwerking van de overeenkomst iedere zin wordt ontnomen”.191 Volgens SAUVEUR gaat het hier om

een nieuw autonoom en specifiek criterium van het verbod op rechtsmisbruik, met name het verbod

om een overeenkomst (of contractuele rechten) in te roepen terwijl deze overeenkomst haar zin

heeft verloren.192 In de rechtspraak is dit specifiek criterium al meerdere malen ingeroepen om zo

rechtsmisbruik toe te passen op een tontine- of aanwasovereenkomst.193 Door het verdwijnen van de

onderliggende feitelijke of juridische verhouding, met name het einde van de affectieve relatie,

184

Antwerpen 19 maart 2008, RW 2008-09, 1436, noot D. MICHIELS. 185

Zie Gent 12 maart 2009, www.juridat.be. 186

Zie bv. ook Rb. Brugge 16 juni 2014, Rec.gén.enr.not. 2014, 429. 187

E. WELING-LILIEN, “Clauses d’accroissement. La théorie de l’abus de droit, une solution pour y mettre fin?”(noot onder Luik 21 juni 2011), RTDF 2012, (1055) 1069. 188

Luik 23 januari 2008, Rec.gén.enr.not. 2008, 229. Ook in die zin: Rb. Gent 12 april 2011, RW 2012-13, 226; L. SAUVEUR, “L’abus de droit: une solution judiciaire pour les partenaires liés par une clause de tontine ou d’accroissement après rupture de leur relation” (noot onder Luik 21 juni 2011 en Bergen 12 januari 2010), RNB 2013, (720) 728-729 en E. WELING-LILIEN, “Clauses d’accroissement. La théorie de l’abus de droit, une solution pour y mettre fin?”(noot onder Luik 21 juni 2011), RTDF 2012, (1055) 1067. 189

L. SAUVEUR, X (noot onder Cass. 20 september 2013 en Cass. 6 maart 2014), RGDC 2014, 490-494. 190

D. MICHIELS, “Relatiebreuk beëindigt tontine” (noot onder Cass. 6 maart 2014), RW 2013-14, 1625-1628. 191

Cass. 6 maart 2014, AR C.13.0362.N. 192

L. SAUVEUR, X (noot onder Cass. 20 september 2013 en Cass. 6 maart 2014), RGDC 2014, (490) 491. 193

Zie onder meer, volgens L. SAUVEUR, Luik 21 juni 2011, RNB 2013, 717, noot L. SAUVEUR en RTDF 2012, 1053, noot E. WELING-LILIEN; Bergen 12 januari 2010, RNB 2013, 712, noot L. SAUVEUR; Gent 24 maart 2005, T.Not. 2005, 403, noot F. BOUCKAERT; Rb. Gent 18 april 2006, T.Not. 2006, 542.

Page 38: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

35

wordt aan de tontineclausule iedere zin ontnomen. De partij die zich blijft beroepen op deze clausule

maakt zich schuldig aan rechtsmisbruik. MICHIELS ziet deze vorm van rechtsmisbruik als een

verlengde van het eerdere cassatiearrest van 21 september 1989 waarbij men geen uitvoering van

een overeenkomst mag eisen indien deze doelloos is geworden en niet langer verantwoord is(cfr.

supra randnr. 45). 194 De partij die aandringt op de uitvoering van de zinloze/doelloze

tontineovereenkomst handelt niet ter goeder trouw.195 De stelling dat de overeenkomst iedere zin

ontnomen wordt, lijkt ook sterk op de motivering van verschillende rechtbanken/hoven met

betrekking tot rechtsmisbruik.

Het verbod op rechtsmisbruik is minder gecontesteerd dan de theorie van het verval van de

overeenkomst door het verdwijnen van de onderliggende beweegreden. Volgens deze auteurs is de

theorie van het verval van de oorzaak veel te twijfelachtig en onduidelijk waardoor het verbod op

rechtsmisbruik een welkom alternatief is om de beëindiging van de tontine- en

aanwasovereenkomsten te aanvaarden.196

MICHIELS stelt dat juist de sanctie van het rechtsmisbruik inhoudt dat de tontineovereenkomst

vervallen is.197 Er is sprake van rechtsmisbruik indien men zich op een overeenkomst beroept die

doelloos is geworden. MICHIELS zijn redenering vermeldt echter niet wanneer een overeenkomst

doelloos wordt. De toepassing van het rechtsmisbruik is gemakkelijker te begrijpen wanneer men in

stappen werkt. De eerste stap is de reden vinden waarom de tontineovereenkomst doelloos is

geworden (of zoals het Hof het verwoordt: ‘iedere zin ontnomen is’). Het is immers doordat de

overeenkomst doelloos is geworden dat een beroep op de tontineclausule rechtsmisbruik uitmaakt.

Deze stap mag niet overgeslagen worden. Eerst moet men kijken naar de clausule zelf, wat het Hof

van Cassatie ook doet. Het Hof oordeelt dat een clausule of overeenkomst doelloos wordt indien de

onderliggende juridische en feitelijke verhoudingen waarop een tontineovereenkomst wenst voort te

bouwen een einde nemen. Op die manier is de tontineovereenkomst zinloos geworden. Dan kunnen

we overgaan naar de tweede stap. Na te hebben vastgesteld dat de overeenkomst doelloos is

geworden, kan een normale en voorzichtige persoon zich niet meer beroepen op de clausule. Een

normale en voorzichtige persoon zou door onderling akkoord een einde maken aan de

onverdeeldheid. Doet die persoon dat niet en blijft hij zich beroepen op de tontineclausule, dan

pleegt hij rechtsmisbruik. Een gezamenlijk akkoord is niet meer mogelijk aangezien deze persoon zich

194

D. MICHIELS, “Relatiebreuk beëindigt tontine” (noot onder Cass. 6 maart 2014), RW 2013-14, (1625) 1628. 195

Ibidem. 196

D. MICHIELS, “Relatiebreuk beëindigt tontine” (noot onder Cass. 6 maart 2014), RW 2013-14, (1625) 1628; L. SAUVEUR, “L’abus de droit: une solution judiciaire pour les partenaires liés par une clause de tontine ou d’accroissement après rupture de leur relation” (noot onder Luik 21 juni 2011 en Bergen 12 januari 2010), RNB 2013, (720) 726. Ook in die zin, E. WELING-LILIEN, “Clauses d’accroissement. La théorie de l’abus de droit, une solution pour y mettre fin?”(noot onder Luik 21 juni 2011), RTDF 2012, (1055) 1064. 197

D. MICHIELS, “Relatiebreuk beëindigt tontine” (noot onder Cass. 6 maart 2014), RW 2013-14, (1625) 1628.

Page 39: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

36

blijft beroepen op de clausule. De sanctie bestaat er dan in dat de tontineovereenkomst geen

uitwerking meer krijgt waardoor een toevallige onverdeeldheid ontstaat. Deze sanctie van

(her)kwalificatie naar een toevallige onverdeeldheid was nodig aangezien het Hof van Cassatie reeds

eerder heeft beslist dat art. 815 BW niet van toepassing was op vrijwillige onverdeeldheden.198 De

sanctie moet aldus bestaan in een (her)kwalificatie om in de lijn te liggen met haar vorig arrest. Art.

815 BW moet van toepassing zijn aangezien de toepassing ervan de tegenpartij de mogelijkheid geeft

om uit onverdeeldheid te kunnen treden.

In dit opzicht is het niet alleen een nieuw gegeven dat het Hof van Cassatie gebruik maakt van

rechtsmisbruik voor de beëindiging van een tontineovereenkomst maar bovendien dat het einde van

de overeenkomst daaraan gekoppeld wordt.199

49. Tegenstanders van deze visie merken op dat er in het beschikkend gedeelte van het

cassatiearrest nergens art. 1134 derde lid BW of het verbod op rechtsmisbruik vermeld staat.200

Misschien geeft het meer blijk van ‘wishful thinking’ dan van een correcte juridische redenering

aangezien het verbod op rechtsmisbruik volgens deze auteurs een ideale oplossing zou zijn. Toch kan

hetzelfde geopperd worden van de leer van het verval van de overeenkomst door het verdwijnen van

de oorzaak. In de motivering van het Hof staat nergens vermeld dat de overeenkomst ‘vervallen’ is.

Er wordt louter gesteld dat de overeenkomst ‘ophoudt te bestaan’ of ‘geen uitwerking meer heeft’.

Het loutere tekstuele argument spreekt zich voor geen van beide visies voordelig uit. De twee visies,

met name gaat het om een toepassing van de theorie van het verval óf om een toepassing van het

verbod op rechtsmisbruik, struikelen over dezelfde lacune in de motivering van het Hof. De vraag

blijft of er een verbinding moet gezocht worden tussen het in de eerste paragraaf herhaalde principe

van de theorie van het verval of niet. VANDERHULST haalt aan dat er in de tweede paragraaf met

betrekking tot het einde van de tontineovereenkomst “evenwel” staat geschreven. 201 Deze

“evenwel” houdt inderdaad een tegenstelling in ten aanzien van de eerste paragraaf die stelt dat in

principe de theorie van het verval niet van toepassing is. Maar houdt deze tegenstelling in dat de

theorie van het verval in casu wél van toepassing is? Of duidt de “evenwel” aan dat men zich niet

moet baseren op de theorie van het verval maar op het verbod van rechtsmisbruik? Het tekstueel

analyseren van het cassatiearrest kan geen uitsluitsel geven over de gebruikte beëindigingsgrond.

198

Cass. 20 september 2013, AR C.08.0018.F., RGDC 2014, 489, noot L. SAUVEUR. 199

D. MICHIELS, “Relatiebreuk beëindigt tontine” (noot onder Cass. 6 maart 2014), RW 2013-14, (1625) 1628. 200

V. VANDERHULST, “Tontine verliest uitwerking bij relatiebreuk” (noot onder Cass. 6 maart 2014), RABG 2015, (287) 291. 201

V. VANDERHULST, “Tontine verliest uitwerking bij relatiebreuk” (noot onder Cass. 6 maart 2014), RABG 2015, (287) 290.

Page 40: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

37

Er valt echter wel op te merken dat het Hof toch tenminste een principe in verband met de theorie

van het verval verwoordt, in tegenstelling tot het verbod op rechtsmisbruik waarvan er geen spoor te

vinden is in de motivering van het arrest. De reden waarom het Hof het principe van het verval van

de overeenkomst vermeldt, is waarschijnlijk omdat Het Hof moet antwoorden op de grieven van de

eiseres waarbij zij de vraag stelt waarom de overeenkomst ‘vervallen’ is.202 Vandaar dat het Hof van

Cassatie wel het principe van de theorie van het verval moet verwoorden in haar motivering.

De conclusie van advocaat-generaal VAN INGELGEM behandelt ook enkel de theorie van het verval.

De conclusie van de advocaat-generaal stelde echter de vernietiging voor omdat hij van oordeel was

dat de theorie van het verval niet speelde gelet op de tendens in de Cassatierechtspraak.203 Het Hof

is niet verplicht om de conclusie van het openbaar ministerie te volgen (wat ze ook niet doet, wat ze

beslist om het arrest van het hof van beroep te bevestigen in plaats van te vernietigen). Toch kan de

visie van de advocaat-generaal een extra argument vormen dat de visie van de theorie van het verval

in casu niet van toepassing is.

De conclusie van de advocaat-generaal vermeldt wel de werking van de goede trouw. Toch beslist hij,

zonder enige motivering, dat deze in casu niet van toepassing is. Hij baseert zich daarvoor op een

arrest van het hof van beroep te Antwerpen.204 Het is spijtig dat de advocaat-generaal niet de moeite

heeft genomen om uit te leggen waarom het verbod om rechtsmisbruik in casu geen belang heeft.

Elk feitenverhaal is anders en zeker het feitenverhaal van het vermelde arrest van het hof van beroep

te Antwerpen. Het hof heeft aldaar besloten dat er in dat specifieke geval geen sprake was van

rechtsmisbruik omwille van specifieke feitelijke omstandigheden die het hof ook duidelijk heeft

gemotiveerd (met name de ex-partner die in onverdeeldheid wou blijven had net het goed verkocht

voor een onverdeeld deel aan zijn toenmalige partner voor een goedkopere prijs).

Bovendien bevestigt het Hof van Cassatie het arrest van het hof van beroep te Antwerpen (dat op

haar beurt het vonnis van de rechtbank van Tongeren bevestigt) waarin rechtsmisbruik wél wordt

vermeld en aanvaard (met name de werking van de goede trouw).205

De motivering van het Hof van Cassatie op 6 maart 2014 lijkt, zoals hierboven vermeld, enorm op de

motivering van sommige hoven/rechtbanken die over het verval van de overeenkomst wegens het

verdwijnen van de oorzaak oordelen. Toch kan hetzelfde gezegd worden van de motivering van

hoven/rechtbanken die oordeelden over het verbod op rechtsmisbruik. 206

202

Cass. 6 maart 2014, AR C.13.0362.N. 203

Concl. A. VAN INGELGEM bij Cass. 6 maart 2014, AR C.13.0362.N. 204

Antwerpen 19 maart 2008, RW 2008-09, 1436, noot D. MICHIELS. 205

Antwerpen 11 maart 2013, onuitg., aangehaald in Cass. 6 maart 2014, AR C.13.0362.N. 206

Zie bv. Bergen 12 januari 2010, RNB 2013, 712, noot L. SAUVEUR, waarin er gesteld wordt dat “la clause de tontine a perdu tout son sens”.

Page 41: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

38

Om te besluiten kan men stellen dat het verbod op rechtsmisbruik een logische beëindigingsgrond

zou vormen, maar dat niet met zekerheid valt te zeggen op welke grond het Hof van Cassatie zich

gebaseerd heeft in haar arrest van 6 maart 2014.

3.4. Andere beëindigingsgronden

50. Buiten de beëindigingsmogelijkheden die aan de basis kunnen liggen bij het cassatiearrest van

6 maart 2014, zijn er ook nog ander manieren waarbij tontine- en aanwasovereenkomsten kunnen

beëindigd worden. Er is de mogelijkheid om door onderling akkoord het tontinebeding te laten

eindigen. Nadat hun (liefdes)relatie verbroken is, zullen de partijen logischerwijze de

tontineovereenkomst willen beëindigen. Indien beide partijen het tontinebeding willen beëindigen is

er juridisch gezien geen probleem. In de rechtsleer wordt erkend dat tontine kan beëindigd worden

door onderling akkoord.207 Rechtspraak vinden met betrekking tot deze beëindigingsmogelijkheid is

moeilijk aangezien er geen discussie is tussen de ex-partners en er bijgevolg geen reden is om naar

de rechtbank te gaan. Toch wordt er door sommige handelingen verondersteld dat er een gemeen

akkoord is, zonder daarover expliciet overeen gekomen te zijn. Indien beide partijen gezamenlijk het

onroerend goed verkopen dat zij hebben verkregen met een beding van tontine, wordt er geacht een

gezamenlijk akkoord te zijn tussen de partijen om het tontinebeding te beëindigen.208 Toch is het

beter om expliciet het beding te beëindigen. Bij gebrek aan duidelijke beëindiging van de tontine- of

aanwasovereenkomst bestaat toch het gevaar dat de rechtbank stelt dat de overeenkomst niet

beëindigd is.209 Zo zal bijvoorbeeld het afleggen van een verklaring van wettelijke samenwoning niet

inhouden dat het tontinebeding beëindigd is.210 Het is bijgevolg aan te raden dat de notaris eerst zijn

cliënten aanraadt om de tontine- of aanwasovereenkomst expliciet te beëindigen alvorens hij zijn

cliënten nieuwe overeenkomsten laat sluiten met betrekking tot het (onroerend) goed waarop een

beding van aanwas of een tontinebeding rust.

207

E. ADRIAENS, “Deelgenoot tontineovereenkomst kan eenzijdig de verdeling vorderen na einde onderliggende relatie” (noot onder Cass. 6 maart 2014), Not.Fisc.M. 2014, (106) 107; B. CASIER, “Rechten van schuldeisers ten aanzien van een beding van tontine”, Jura Falc. 2010-11, (269) 276; B. MEESTERS, “Hoofdstuk III: Samenwoningsrecht” in W. PINTENS en C. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2013, Antwerpen, Intersentia, 2013, (33) 47; D. MICHIELS, Tontine en aanwas, Mechelen, Kluwer, 2008, 19; N. NIJBOER, “Contractuele regelingen tussen echtgenoten en samenwoners – Deel 2. Samenwoners. Tontine- en aanwasbedingen”, TEP 2008, (287) 301. 208

Rb. Gent 30 maart 2004, T.Not. 2006, 523, noot. 209

Zie F. BOUCKAERT, “Hoe kunnen partijen van een tontine-overeenkomst afgeraken?” (noot onder Gent 3 september 1999), T.Not. 2001, (613) 615. 210

Dit zou bovendien strijdig zijn met het verbod op erfovereenkomsten. Zie bv. Rb. Brugge 16 juni 2014, Rec.gén.enr.not. 2014, 429 en Bergen 16 mei 2014, Rec.gén.enr.not. 2014, 427, noot (bevestiging van Rb. Bergen 9 april 2013, Rec.gén.enr.not. 2013, 346, noot). Bij het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Bergen probeerde de partij te stellen dat de wijziging van het wettelijk erfrecht van de wettelijk samenwonende partner het verval meebracht van de overeenkomst door verdwijnen van de oorzaak, de vraag rest natuurlijk of het hof van beroep niet had kunnen stellen dat het tontinebeding was beëindigd door wederzijds akkoord.

Page 42: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

39

51. Een andere beëindigingsmogelijkheid die bovendien voor de hand ligt is het overlijden van één

van de partijen.211 Dan zal het tontinebeding haar doel bereiken, bij overlijden zal de langstlevende

exclusieve eigenaar worden.212 Het beding zal echter geen uitwerking krijgen wanneer het overlijden

veroorzaakt is door de wederpartij van de tontine- of aanwasovereenkomst.213

52. Een ander geval dat veel aandacht krijgt in de rechtsleer is het feit dat derden (schuldeisers) de

tontineovereenkomst kunnen ‘openbreken’.214 Hier is terug de discussie van belang of er al dan niet

van een onverdeeldheid sprake is bij een tontine. De meeste rechtsleer gaat ervan uit dat er, of er nu

sprake is van een onverdeeldheid of niet, de schuldeisers wel degelijk de uitonverdeeldheidtreding

kunnen eisen en hun beslag kunnen uitoefenen op het goed.215 Indien de schuldeisers geen beslag

zouden kunnen leggen, zou er door de tontineovereenkomst een niet-wettelijke (en aldus niet

toegelaten) uitzondering gecreëerd worden op de principiële beslagbaarheid van het vermogen van

de schuldenaar (art. 7 en 8 Hyp.W.).216 Het hof van beroep te Gent oordeelde ook in die zin met als

overweging dat een tontineovereenkomst louter interne werking heeft.217 In het licht van het te

bespreken cassatiearrest laten we deze discussie achterwege aangezien het in casu een deelgenoot is

die wenst over te gaan tot de beëindiging van de tontineovereenkomst.

53. Het probleem van de beëindiging van tontine speelt zich in het besproken cassatiearrest van 6

maart 2014 af omdat er geen tijdsbepaling of uitstapregeling voorzien is. Een tontinebeding zonder

211

T. LEROY, “De herontdekking van de tontine: het zakenrechtelijk statuut van een goed na het beëindigen van de tontine”, Jura Falc. 2012, (679) 691. 212

Bij gelijktijdig overlijden wordt het doel echter niet bereikt en kunnen er problemen ontstaan, zie J. BAEL “De bedingen van aanwas en de tontinebedingen” in KONINKLIJKE FEDERATIE VAN BELGISCHE NOTARISSEN (ed.), Familie op maat, Mechelen, Kluwer, 2005, (89) 126-127; T. LEROY, “De herontdekking van de tontine: het zakenrechtelijk statuut van een goed na het beëindigen van de tontine”, Jura Falc. 2012, (679) 683. 213

Rb. Gent 18 april 2006, T.Not. 2006, 539; Voorwaarden van een overeenkomst moeten immers uitgelegd worden op de manier zoals de partijen ze bedoeld hebben (art. 1175 BW). 214

Term overgenomen van E. ADRIAENS, “Deelgenoot tontineovereenkomst kan eenzijdig de verdeling vorderen na einde onderliggende relatie” (noot onder Cass. 6 maart 2014), Not.Fisc.M. 2014, (106) 107. 215

E. ADRIAENS, “Deelgenoot tontineovereenkomst kan eenzijdig de verdeling vorderen na einde onderliggende relatie” (noot onder Cass. 6 maart 2014), Not.Fisc.M. 2014, (106) 107; F. BOUCKAERT, “Hoe tontine- en aanwasbedingen kunnen worden beëindigd? Bedenkingen bij het vonnis van de rechtbank te Gent van 2 september 2003, en bij het arrest van het hof van beroep te Gent van 24 maart 2005 en bij het vonnis van de rechtbank te Brugge van 16 januari 2004” (noot onder Gent 24 maart 2005, Rb. Brugge 16 januari 2004 en Rb. Gent 2 september 2003), T.Not. 2005, (387) 395; T. LEROY, “De herontdekking van de tontine: het zakenrechtelijk statuut van een goed na het beëindigen van de tontine”, Jura Falc. 2012, (679) 685-686; S. MAES, “Bedingen van aanwas en tontine. Opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd?”, NJW 2008, (378) 386; D. MICHIELS, Tontine en aanwas, Mechelen, Kluwer, 2008, 21; Voor een bespreking van de verschillende stellingen, zie B. CASIER, “Rechten van schuldeisers ten aanzien van een beding van tontine”, Jura Falc. 2010-11, (269) 276-284. 216

C. ENGELS, “Vrijwillig aangegane onverdeeldheid: pacta sunt servanda?” (noot onder Cass. 6 maart 2014, Cass. 20 september 2013 en Brussel 18 juni 2013), T.Not. 2014, (198) 204; D. MICHIELS, “Relatiebreuk beëindigt tontine” (noot onder Cass. 6 maart 2014), RW 2013-14, (1625) 1626. 217

Gent 21 december 2010, RW 2011-12, 1908.

Page 43: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

40

bedongen beëindigingsmogelijkheid zou ongeldig kunnen zijn omdat dit op een eeuwigdurend

vervreemdingsverbod zou neerkomen. Het is immers een algemeen rechtsbeginsel dat niemand zich

eeuwigdurend kan verbinden zonder opzegmogelijkheid. 218 Het vervreemdingsverbod is maar

geoorloofd indien er een rechtmatig belang is en het verbod beperkt is in de tijd.219 Bij een

tontinebeding gaat het om een levenslang vervreemdingsverbod voor de eerstervende. BOUCKAERT

besluit dat dit bijgevolg geen eeuwigdurend vervreemdingsverbod inhoudt.220 Nochtans merkt

SAGAERT op dat een vervreemdingsverbod met lange duur, met name een duur die de

levensverwachting overstijgt, eveneens nietig kan geacht worden. 221 De termijn van het

vervreemdingsverbod moet bekeken worden vanuit het rechtmatig belang, tontineovereenkomsten

mogen niet langer zijn dan nodig.222

De mogelijkheid om het eeuwigdurend verbod in te roepen als een beëindiging van de

tontineovereenkomst wordt vooral in rechtsleer besproken, zonder naar reeds bestaande

rechtspraak te verwijzen. 223 BAEL merkt bovendien op dat er enkel praktisch gezien een

vervreemdingsverbod rust op het goed dat onder een beding van tontine of aanwas is gebracht.224

Juridisch gezien kan men immers nog steeds beschikken over zijn aandeel dat hij bezit onder het

beding.225 In de praktijk zal het echter moeilijk zijn om een koper te vinden voor dit aandeel. Hoe het

ook zij, een tontine- of aanwasbeding dat niet in de tijd beperkt is, wordt normaliter niet meer in het

notariaat aanbevolen. Indien er toch nog een (oud) beding zou opduiken dat niet in de tijd beperkt is,

wordt er meestal beroep gedaan op andere beëindigingsgronden in plaats van op het eeuwigdurend

218

Cass. 6 april 1978, Arr.Cass. 1978, 898; Cass. 22 november 1973, Arr.Cass. 1974, 327 en Cass. 9 maart 1973, Arr.Cass. 1973, 671. 219

V. SAGAERT “Tontine en aanwas door het oog van het goederenrecht” in B. TILLEMAN en A. VERBEKE (eds.), Actualia Vermogensrecht, Recht en onderneming 15, Brugge, Die Keure, 2005, (145) 155. 220

F. BOUCKAERT, “Hoe tontine- en aanwasbedingen kunnen worden beëindigd? Bedenkingen bij het vonnis van de rechtbank te Gent van 2 september 2003, bij het arrest van het hof van beroep te Gent van 24 maart 2005 en bij het vonnis van de rechtbank te Brugge van 16 januari 2004” (noot onder Gent 24 maart 2005, Rb. Brugge 16 januari 2004 en Rb. Gent 2 september 2003), T.Not. 2005, 387. 221

V. SAGAERT, “De beëindiging van conventionele onverdeeldheden. Ja, maar of neen, tenzij?” in A.-L. VERBEKE en F. BUYSSENS (eds.), Actuele reflecties over notariële materies, Brussel, Larcier, 2012, (71) 85-86; V. SAGAERT “Tontine en aanwas door het oog van het goederenrecht” in B. TILLEMAN en A. VERBEKE (eds.), Actualia Vermogensrecht, Recht en onderneming 15, Brugge, Die Keure, 2005, (145) 156. 222

Ibidem. 223

Zie bv. E. ADRIAENS, “Deelgenoot tontineovereenkomst kan eenzijdig de verdeling vorderen na einde onderliggende relatie” (noot onder Cass. 6 maart 2014), Not.Fisc.M. 2014, (106) 111; N. CARETTE, “Actuele ontwikkelingen zakenrecht 2013” in R. BARAIX en N. CARETTE (eds.), Tendensen Vermogensrecht 2014, Antwerpen, Intersentia, (51) 67 en D. MICHIELS, “Relatiebreuk beëindigt tontine” (noot onder Cass. 6 maart 2014), RW 2013-14, (1625) 1627. 224

J. BAEL, “Titel V: De bedingen van aanwas en de tontinebedingen” in C. DE WULF (ed.), Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van Notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, (603) 616. 225

De persoon die het aandeel van (onroerend) goed verwerft heeft wel de verplichting om het beding van aanwas of tontine te respecteren, ander zou dit problemen opleveren met het verbod uit art. 1130 tweede lid BW, zie J. BAEL “De bedingen van aanwas en de tontinebedingen” in KONINKLIJKE FEDERATIE VAN BELGISCHE NOTARISSEN (ed.), Familie op maat, Mechelen, Kluwer, 2005, (89) 104-105.

Page 44: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

41

vervreemdingsverbod. Ook in het cassatiearrest van 6 maart 2014 wordt er niets vermeld over het

mogelijk eeuwigdurend vervreemdingsverbod waaronder het tontinebeding zonder uitstapregeling

zou kunnen vallen.

54. Vandaag wordt er in het notariaat gewerkt met bedingen van aanwas en tontine die een

uitstapregeling voorzien of beperkt zijn in de tijd. Eerst probeerde het notariaat de problemen van

tontine- en aanwasbedingen die bleven doorwerken ná de relatie te voorkomen door een

uitdrukkelijke ontbindende voorwaarde te voorzien in bepaalde gevallen. Door het verbod op

erfovereenkomsten kan echter niet eender welke omstandigheid worden aangegeven als een reden

voor ontbinding. Indien er louter eventuele rechten worden verleend, zal het ontbindend beding een

verboden erfovereenkomst uitmaken. Hiermee moet opgelet worden omdat er in de rechtspraak

zowel voorbeelden te vinden zijn waarbij enkel de opzegmogelijkheid nietig wordt verklaard omwille

van de strijdigheid met het verbod op erfovereenkomsten226 als waarbij het hele tontine- of

aanwasbeding nietig wordt verklaard.227 Het notariaat heeft hier dus een belangrijke rol om te

proberen om de wens van de partijen tot uiting te brengen in het beding maar eveneens buiten het

toepassingsgebied te blijven van het verbod op erfovereenkomsten. Ook al is de rechtsleer het soms

niet eens met de strenge invulling van het verbod op erfovereenkomsten, toch is het in het notariaat

voorzichtigheid geboden.228 Het einde van het tontine- of aanwasbeding voorzien wanneer de

samenleving ophoudt, is een verboden erfovereenkomst aangezien elke partij dit volgens de

rechtspraak eenzijdig kan beslissen.229

Aangezien het gevaar van een verboden erfovereenkomst groot is bij bedingen van aanwas en

tontinebedingen die een opzegmogelijkheid voorzien, raadt men vooral clausules aan die beperkt zijn

in de tijd.230 Deze wordt toelaatbaar geacht in de rechtspraak.231

226

Rb. Antwerpen 28 juni 2002, CABG 2006, afl. 6, 36, noot D. MICHIELS. 227

Gent 16 december 2004, CABG 2006, afl. 5, 12, noot D. MICHIELS. 228

Zie bv. M. PUELINCKX-COENE, “Voortdurende liefde, voortdurende gulheid? Nog maar eens over bedingen van aanwas en tontine, een ander verhaal dat nooit eindigt”, T.Not. 2007, 262-271. 229

Rb. Mechelen 30 mei 2001, CABG 2006, afl. 6, 29, noot D. MICHIELS. 230

Zie supra, randnr. 3. 231

Zie bv. Luik 23 januari 2008, Rec.gén.enr.not. 2008, 229; Rb. Brussel 1 oktober 2004, CABG 2006, afl. 6, 43, noot D. MICHIELS; Zie ook BAEL, J., “De bedingen van aanwas en de tontinebedingen” in KONINKLIJKE FEDERATIE VAN BELGISCHE NOTARISSEN (ed.), Familie op maat, Mechelen, Kluwer, 2005, (89) 108-109.

Page 45: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

42

Hoofdstuk 4. Conclusie

55. Het tontinebeding en het beding van aanwas zijn twee rechtsfiguren die gecreëerd zijn door de

rechtsleer. Er zijn geen specifieke wetsartikelen te vinden in het Burgerlijk Wetboek, er is enkel een

algemeen kader van verbintenissenrecht. Het is goed dat het notariaat creatief kan omspringen met

het recht en bedingen kan construeren om cliënten oplossingen te bieden in verband met hun

familiale vermogensplanning. Toch zou een enigszins wettelijk kader niet overbodig zijn in deze

materie.232 Het grootste nadeel in verband met constructies die niet wettelijk verankerd zijn is de

rechtsonzekerheid. MICHIELS stelt dan ook voor om in het Burgerlijk Wetboek enkele artikelen in te

voegen over tontine en aanwas.233 Een aantal algemene bepalingen zouden niet overbodig zijn om

enkele prangende vraagstukken van tontine en aanwas te kunnen beantwoorden. De wet zou

kunnen bepalen hoe bedingen kunnen worden beëindigd, of en wanneer ze al dan niet ten kosteloze

of ten bezwarende titel zijn en wanneer er sprake is van een verboden beding over een toekomstige

nalatenschap. Een afschaffing van het verbod op erfovereenkomsten zoals BAEL voorstelt zou zelfs

een nóg betere oplossing zijn.234 Enig wettelijk kader zou niet misstaan.

56. Het besproken arrest van het Hof van Cassatie duidt nog maar eens aan dat er in het geval van

een tontine- of aanwasovereenkomst beter wordt voorzien in een beëindigingsmogelijkheid. Deze

overeenkomsten worden het best preventief voorzien van een tijdsbepaling of een

beëindigingsmogelijkheid (die weliswaar de toetsing aan het verbod op erfovereenkomsten kan

doorstaan). De talloze feitenrelazen die aan de basis liggen van de rechtspraak tonen aan dat relaties

dikwijls niet levenslang duren, in tegenstelling tot de tontine- en aanwasovereenkomsten. De

voorzichtige notaris voorziet het best in zijn akte alle mogelijke toekomstige problemen tussen de

twee partijen.

57. Het doel van de tontineovereenkomst (en bij uitbreiding het beding van aanwas) moet

duidelijk, nauwkeurig en juist worden omschreven door de notaris in de notariële akte.235 Zo zal er bij

een latere betwisting de kans kleiner zijn dat de overeenkomst in een andere zin geïnterpreteerd

232

Ook in die zin, D. MICHIELS, “De beëindiging van aanwasbedingen” (noot onder Antwerpen 19 maart 2008), RW 2008-09, (1439) 1442 en T. LEROY, “De herontdekking van de tontine: het zakenrechtelijk statuut van een goed na het beëindigen van de tontine”, Jura Falc. 2012, (679) 694. 233

Voor een bespreking van Michiels zijn voorstel, zie D. MICHIELS, “Actualia inzake bedingen van tontine en aanwas” in N. CARETTE en R. BARAIX, Tendensen Vermogensrecht 2013, Antwerpen, Intersentia, 2013, 111-144; Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat betreft bedingen van tontine en aanwas, Parl.St. Kamer 2011-12, nr. 53K2373/001. 234

J. BAEL, “Naar een afschaffing van het verbod van erfovereenkomsten? Enkele bedenkingen de lege ferenda betreffende het verbod van erfovereenkomsten.” in F. BUYSSENS, K. GEENS, H. LAGA, B. TILLEMAN en A. VERBEKE (eds.), Over naar Familie: Liber Amicorum Luc Weyts, Brugge, Die Keure, 2011, 43-89. 235

In dezelfde zin, zie C. ENGELS, “Vrijwillig aangegane onverdeeldheid: pacta sunt servanda?” (noot onder Cass. 6 maart 2014, Cass. 20 september 2013 en Brussel 18 juni 2013), T.Not. 2014, (198) 206.

Page 46: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

43

wordt. Het Hof van Cassatie heeft in haar arrest van 6 maart 2014 immers duidelijk zich gebaseerd op

de ‘tussen de partijen bestaande feitelijke of juridische verhouding’. Indien deze verhouding

verdwijnt, wordt iedere zin van de tontineovereenkomst ontnomen waardoor deze ophoudt te

bestaan. Het belang van het duidelijk formuleren van deze onderliggende verhouding kan dus niet

ontkend worden. Het formuleren van deze bedoeling moet echter zoveel afwegingen doorstaan dat

de vraag rijst hoe deze dan wel moet omschreven worden.

58. Bij het formuleren van dergelijke onderliggende verhouding en doelstelling van de

tontineovereenkomst, houdt men best rekening met de mogelijke (doch betwiste) herkwalificatie

van een kanscontract ten bezwarende titel naar een overeenkomst ten kosteloze titel. Ondanks het

feit dat de rechtspraak zich lijkt te focussen op de gelijkwaardigheid van kansen, lijkt de correct

juridische opvatting dat nog steeds de werkelijke bedoeling van partijen beslissend is bij deze

herkwalificatie. Best wordt de nadruk gelegd op het feit dat de reden van de tontineovereenkomst

ligt in de bescherming van de partner na het overlijden maar evenzeer in de tegenprestatie in het

geval deze partner eerst overlijdt. De mogelijkheid om het goed volledig te verwerven (in volle

eigendom of in vruchtgebruik) ingeval de partner eerst overlijdt, wordt best duidelijk weergegeven in

de overeenkomst. De wederkerigheid en tegenprestatie zijn ook van belang, niet enkel de

verzorgingsgedachte van de ene naar de andere partner toe. Zo kan het Hof van Cassatie in dit arrest

stellen dat de reden van de tontineovereenkomst ligt in de verzorgingsgedachte maar daarmee heeft

ze niet gesteld dat dit de enige reden is.

59. Het doel van de tontineovereenkomst ligt meestal in de onderliggende liefdesrelatie en

samenwoning van de partners. Deze wordt best benadrukt zodat de beëindigingsgrond die het Hof

van Cassatie hier heeft geboden mogelijk blijft voor de partners. Door de beëindiging van de relatie

te definiëren als een onderliggende verhouding waardoor de verdere uitvoering van de

overeenkomst geen zin meer heeft, kan er aan de partijen toch nog een mogelijkheid geschonken

worden om de overeenkomst te beëindigen. Hiermee zal men wel naar de rechter moeten gaan. De

feitenrechter zal in elk specifiek geval moeten beoordelen of de zin ontnomen is van de

overeenkomst.236 Door in de tontineovereenkomst de zin van de overeenkomst te laten afhangen

van de onderliggende liefdesrelatie zal geen sluitende oplossing zijn, de feitenrechter kan nog steeds

geval per geval bekijken. Toch kan deze formulering de eisende partij helpen in zijn argumentatie

voor de rechter.

236

E. ADRIAENS, “Deelgenoot tontineovereenkomst kan eenzijdig de verdeling vorderen na einde onderliggende relatie” (noot onder Cass. 6 maart 2014), Not.Fisc.M. 2014, (106) 111.

Page 47: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

44

60. Theoretisch gezien kan er geen uitsluitsel gegeven worden met betrekking tot welke

beëindigingsgrond het Hof van Cassatie nu heeft gehanteerd in haar arrest van 6 maart 2014. Hoewel

mijn lichte voorkeur uitgaat naar het verbod op rechtsmisbruik, is de motivering van het Hof zo

onduidelijk dat het onmogelijk is om een besluit te vormen met betrekking tot de beëindigingsgrond.

Er kan wel op gewezen worden op het feit dat het Hof hiermee toch de trend volgt die gezet was in

de rechtspraak dat het tontinebeding wel beëindigd moet worden na het verbreken van de relatie.

Alleen de rechtsgrondslag waarop men zich moet baseren voor de beëindiging van de

tontineovereenkomst, is onduidelijk. In de rechtspraak worden er vele mogelijke rechtsfiguren

gehanteerd: het verval van de overeenkomst wegens het verdwijnen van de oorzaak, het verbod op

rechtsmisbruik, het verlies van het nut, wijziging van het doelvermogen.. Het Hof van Cassatie had

zich hier duidelijk kunnen uitspreken over welke grond de rechtspraak moet hanteren in dergelijk

geval maar dat heeft ze helaas niet gedaan. Wel kan dit cassatiearrest toch hoop geven voor de

partner die uit onverdeeldheid wil treden. Waarom het cassatiearrest heeft beslist tot

uitonverdeeldheidtreding is een misschien een raadsel, maar de tontineovereenkomst is wél

beëindigd. Mede gezien de onduidelijke motivering zullen de gevolgen voor het notariaat miniem

zijn, aangezien het notariaat al reeds de oplossing heeft gevonden voor bedingen die blijven

doorwerken na het verbreken van een relatie: bedingen die in de tijd beperkt zijn. Het aangeven van

de doelstelling van de tontineovereenkomst zou misschien, zoals hierboven geargumenteerd, nuttig

zijn. Toch moeten er teveel afwegingen gemaakt worden waardoor het formuleren van de

doelstelling zeer gevaarlijk wordt. Het feit dat de discussies na het verbreken van de relatie soms zo

hoog oplopen dat ze zelfs tot bij het Hof van Cassatie terechtkomen, kan er alleen maar op wijzen dat

de notaris best preventief blijft voorzien in een beperking in de tijd.

Page 48: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

45

Hoofdstuk 5. Bibliografie

5.1. Wetgeving

Burgerlijk Wetboek van 21 maart 1804.

Hypotheekwet van 16 december 1851.

Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013.

Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat betreft bedingen van tontine en aanwas,

Parl.St. Kamer 2011-12, nr. 53K2373/001.

5.2. Rechtspraak

Cass. 6 maart 2014, AR C.13.0362.N, Arr.Cass. 2014, 641, JLMB 2014, 1230, noot P.L., Not.Fisc.M.

2014, 105, noot E. ADRIAENS, RABG 2015, 283, noot V. VANDERHULST, RGDC 2014, 487, noot L.

SAUVEUR, RW 2013-14, 1625, noot D. MICHIELS, TBBR 2014, 261, noot F. PEERAER en T.Not. 2014,

231, concl. A. VAN INGELGEM.

Cass. 20 september 2013, AR C.08.0018.F., RGDC 2014, 489, noot L. SAUVEUR.

Cass. 19 september 2011, RW 2012-13, 1300, noot D. MICHIELS.

Cass. 14 oktober 2010, Not.Fisc.M. 2014, 263, noot E. ALOFS.

Cass. 12 december 2008, RW 2008-09, 1690, noot R. BARBAIX.

Cass. 21 januari 2000, RW 2000-01, 1016, noot J. NEUTS.

Cass. 14 april 1994, RW 1994-95, 434.

Cass. 7 februari 1994, RW 1994-95, 121.

Cass. 17 mei 1990, Arr.Cass. 1989-90, 1188 en T.Not. 1990, 402, noot.

Cass. 16 november 1989, RGDC 1990, 294, noot L. RAUCENT.

Cass. 21 september 1989, Arr.Cass. 1989-90, 92.

Cass. 9 maart 1989, RW 1989-90, 118.

Page 49: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

46

Cass. 19 september 1983, Arr.Cass. 1983-84, 52.

Cass. 11 april 1980, Arr.Cass. 1979-80, 996.

Cass. 6 april 1978, Arr.Cass. 1978, 898.

Cass. 22 november 1973, Arr.Cass. 1974, 327.

Cass. 9 maart 1973, Arr.Cass. 1973, 671.

Cass. 10 september 1971, Arr.Cass. 1972, 31.

Cass. 10 november 1960, RCJB 1961, 8, noot J.-G. RENAULD.

Bergen 16 mei 2014, Rec.gén.enr.not. 2014, 427, noot.

Antwerpen 11 maart 2013, onuitg., aangehaald in Cass. 6 maart 2014, AR C.13.0362.N.

Luik 21 juni 2011, RNB 2013, 717, noot L. SAUVEUR en RTDF 2012, 1053, noot E. WELING-LILIEN.

Gent 21 december 2010, RW 2011-12, 1908.

Bergen 12 januari 2010, RNB 2013, 712, noot L. SAUVEUR.

Gent 12 maart 2009, www.juridat.be.

Gent 15 oktober 2008, www.juridat.be.

Antwerpen 30 juni 2008, onuitg., aangehaald door V. ALLAERTS, “Hoofdstuk III: Samenwoningsrecht”

in W. PINTENS, J. DU MONGH en CH. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2008, Antwerpen, Intersentia,

2008, 79.

Gent 10 april 2008, onuitg., aangehaald door V. ALLAERTS, “Hoofdstuk III: Samenwoningsrecht” in W.

PINTENS, J. DU MONGH en CH. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2008, Antwerpen, Intersentia, 2008,

80.

Brussel 2 april 2008, www.juridat.be.

Antwerpen 19 maart 2008, RW 2008-09, 1436, noot D. MICHIELS.

Luik 23 januari 2008, Rec.gén.enr.not. 2008, 229.

Page 50: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

47

Brussel 18 oktober 2006, JT 2006, 793, noot D. STERCKX.

Gent 24 maart 2005, T.Not. 2005, 403, noot F. BOUCKAERT.

Gent 16 december 2004, CABG 2006, afl. 5, 12, noot D. MICHIELS.

Antwerpen 24 december 2003, CABG 2006, afl. 6, 40, noot D. MICHIELS.

Gent 18 december 2003, CABG 2006, afl. 6, 2, noot D. MICHIELS.

Gent 8 mei 2003, NJW 2003, 971, noot BW.

Rb. Brugge 16 juni 2014, Rec.gén.enr.not. 2014, 429.

Rb. Bergen 9 april 2013, Rec.gén.enr.not. 2013, 346, noot.

Rb. Gent 12 april 2011, RW 2012-13, 226.

Rb. Tongeren 28 mei 2009, onuitg., aangehaald in Cass. 6 maart 2014, AR C.13.0362.N.

Rb. Gent 17 juni 2008, onuitg., aangehaald door V. ALLAERTS, “Hoofdstuk III: Samenwoningsrecht” in

W. PINTENS, J. DU MONGH en CH. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2008, Antwerpen, Intersentia,

2008, 77.

Rb. Hasselt 17 april 2007, RW 2008-09, 376.

Rb. Gent 18 april 2006, T.Not. 2006, 539.

Rb. Gent 18 april 2006, T.Not. 2006, 542.

Rb. Mechelen 16 oktober 2005, T.Not. 2006, 418, noot L. WEYTS.

Rb. Brussel 18 april 2005, CABG 2006, afl. 6, 54, noot D. MICHIELS.

Rb. Turnhout 7 januari 2005, CABG 2006, afl. 6, 60, noot D. MICHIELS.

Rb. Brussel 1 oktober 2004, CABG 2006, afl. 6, 43, noot D. MICHIELS.

Rb. Brussel 14 juni 2004, CABG 2006, afl. 6, 47, noot D. MICHIELS.

Rb. Gent 30 maart 2004, T.Not. 2006, 523, noot.

Rb. Brugge 16 januari 2004, T.Not. 2005, 415, noot F. BOUCKAERT.

Page 51: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

48

Rb. Gent 2 september 2003, T.Not. 2005, 409, noot F. BOUCKAERT.

Rb. Antwerpen 28 juni 2002, CABG 2006, afl. 6, 36, noot D. MICHIELS.

Rb. Mechelen 30 mei 2001, CABG 2006, afl. 6, 29, noot D. MICHIELS.

5.3. Rechtsleer

ADRIAENS, E., “Cassatie biedt ex-partners uitweg uit tontine”, Juristenkrant, afl. 288, 23 april 2014, 1.

ADRIAENS, E., “Deelgenoot tontineovereenkomst kan eenzijdig de verdeling vorderen na einde

onderliggende relatie” (noot onder Cass. 6 maart 2014), Not.Fisc.M. 2014, 106-112.

ALLAERTS, V., “Hoofdstuk III: Samenwoningsrecht” in W. PINTENS, J. DU MONGH en CH. DECLERCK

(eds.), Patrimonium 2008, Antwerpen, Intersentia, 2008, 55-88.

BAEL, J., “Naar een afschaffing van het verbod van erfovereenkomsten? Enkele bedenkingen de lege

ferenda betreffende het verbod van erfovereenkomsten.” in F. BUYSSENS, K. GEENS, H. LAGA, B.

TILLEMAN en A. VERBEKE (eds.), Over naar Familie: Liber Amicorum Luc Weyts, Brugge, Die Keure,

2011, 43-89.

BAEL, J., “Titel V: De bedingen van aanwas en de tontinebedingen” in C. DE WULF (ed.), Notarieel

familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van Notariële akten, Mechelen, Kluwer,

2011, 603-815.

BAEL, J., “De bedingen van aanwas en de tontinebedingen” in KONINKLIJKE FEDERATIE VAN

BELGISCHE NOTARISSEN (ed.), Familie op maat, Mechelen, Kluwer, 2005, 89-288.

BARBAIX, R., “Driemaal is scheepsrecht. Of toch niet? Het Hof van Cassatie spreekt zich opnieuw uit

over het verval van de schenking door het verdwijnen van de determinerende beweegreden”,

Not.Fisc.M. 2009, 297-310.

BOUCKAERT, F., “Hoe tontine- en aanwasbedingen kunnen worden beëindigd? Bedenkingen bij het

vonnis van de rechtbank te Gent van 2 september 2003, bij het arrest van het hof van beroep te Gent

van 24 maart 2005 en bij het vonnis van de rechtbank te Brugge van 16 januari 2004” (noot onder

Gent 24 maart 2005, Rb. Brugge 16 januari 2004 en Rb. Gent 2 september 2003), T.Not. 2005, 387-

396.

Page 52: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

49

BOUCKAERT, F, “Hoe kunnen partijen van een tontine-overeenkomst afgeraken?” (noot onder Gent 3

september 1999), T.Not. 2001, 613-616.

BUYSSENS, F., “Over rechtvaardigheid in het recht”, T.Fam. 2014, 174-175.

CARETTE, N., “Actuele ontwikkelingen zakenrecht 2013” in R. BARAIX en N. CARETTE (eds.),

Tendensen Vermogensrecht 2014, Antwerpen, Intersentia, 51-83.

CASIER, B., “Rechten van schuldeisers ten aanzien van een beding van tontine”, Jura Falc. 2010-11,

269-284.

DELNOY, P., “Het verval van de rechtshandelingen door het verdwijnen van hun oorzaak – tweede

bedrijf”, Not.Fisc.M. 2000, 177-193.

ENGELS, C., “Vrijwillig aangegane onverdeeldheid: pacta sunt servanda?” (noot onder Cass. 6 maart

2014, Cass. 20 september 2013 en Brussel 18 juni 2013), T.Not. 2014, 198-207.

LELEU, Y.-H., “Des clauses d’accroissement et de tontine: plus solide que la couple?” in KONIKLIJKE

FEDERATIE VAN BELGISCHE NOTARISSEN (ed.), Familie op maat, Mechelen, Kluwer, 2005, 291-314.

LEROY, T., “De herontdekking van de tontine: het zakenrechtelijk statuut van een goed na het

beëindigen van de tontine”, Jura Falc. 2012, 679-696.

MAES, S., “Bedingen van aanwas en tontine. Opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd?”, NJW 2008,

378-393.

MASSCHELEIN, M., “Het verval van de schenking wegens het verdwijnen van de oorzaak: het einde

van een lang verhaal?” (noot onder Cass. 12 december 2008), TBBR 2009, 240-246.

MEESTERS, B., “Hoofdstuk III: Samenwoningsrecht” in W. PINTENS en C. DECLERCK (eds.),

Patrimonium 2013, Antwerpen, Intersentia, 2013, 33-50.

MICHIELS, D., “Relatiebreuk beëindigt tontine” (noot onder Cass. 6 maart 2014), RW 2013-14, 1625-

1628.

MICHIELS, D., “Actualia inzake bedingen van tontine en aanwas” in N. CARETTE en R. BARAIX (eds.),

Tendensen Vermogensrecht 2013, Antwerpen, Intersentia, 2013, 111-144.

MICHIELS, D., “Tontine en exclusief genot” (noot onder Cass. 19 september 2011), RW 2012-13,

1300-1303.

Page 53: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

50

MICHIELS, D., “De beëindiging van aanwasbedingen” (noot onder Antwerpen 19 maart 2008), RW

2008-09, 1439-1442.

MICHIELS, D., “De verklaring van aanwas en de fiscale gevolgen”, T.Not. 2008, 319-324.

MICHIELS, D., Tontine en aanwas, Mechelen, Kluwer, 2008, 94 p.

MICHIELS, D., “Overzicht van rechtspraak. Tontine en aanwas”, CABG 2006, afl. 6, 1-66.

MICHIELS, D., “Over de principiële geldigheid van het beding van aanwas in het Belgische

recht” (noot onder Gent 18 december 2003), CABG 2006, afl. 6, 6-11.

MICHIELS, D., “Over het verval van de tontine”(noot onder Rb. Brussel 14 juni 2004), CABG

2006, afl. 6, 52-53.

MICHIELS, D., “Over het verval van het beding van aanwas” (noot onder Rb. Brussel 18 april

2005), CABG 2006, afl. 6, 58-59.

MICHIELS, D., “Aanwasbedingen en mede-eigendom” in KONINKLIJKE FEDERATIE VAN BELGISCHE

NOTARISSEN (ed.), Familie op maat, Mechelen, Kluwer, 2005, 87-94.

NEUTS, J., “Over het verval van het testament als gevolg van het verdwijnen van de oorzaak” (noot

onder Cass. 21 januari 2000), RW 2000-01, 1018-1021.

NIJBOER, N., “Contractuele regelingen tussen echtgenoten en samenwoners – Deel 2. Samenwoners.

Tontine- en aanwasbedingen”, TEP 2008, 287-325.

PEERAER, F., “Hof van Cassatie aanvaardt dat tontine ophoudt te bestaan wanneer partners uit

elkaar gaan” (noot onder Cass. 6 maart 2014), TBBR 2014, 261-263.

PUELINCKX-COENE, M., “Voortdurende liefde, voortdurende gulheid? Nog maar eens over bedingen

van aanwas en tontine, een ander verhaal dat nooit eindigt”, T.Not. 2007, 262-271.

RAUCENT, L., “La disparition de la cause dans les donations: à propos de l’arrêt de la Cour de

cassation du 16 novembre 1989”, RGDC 1990, 261-268.

RUYSSEVELDT, J., Praktijkgids successieplanning, s.l., s.n., 2011, 928 p.

Page 54: Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/713/RUG01-002213713_2015_0001_AC.pdfAcademiejaar 2014-2015 Cass. 6 maart 2014: over de beëindiging

51

SAGAERT, V., “De beëindiging van conventionele onverdeeldheden. Ja, maar of neen, tenzij?” in A.-L.

VERBEKE en F. BUYSSENS (eds.), Actuele reflecties over notariële materies, Brussel, Larcier, 2012, 71-

86.

SAGAERT, V., “Tontine en aanwas door het oog van het goederenrecht” in B. TILLEMAN en A.

VERBEKE (eds.), Actualia Vermogensrecht, Recht en onderneming 15, Brugge, Die Keure, 2005, 145-

167.

SAUVEUR, L., X (noot onder Cass. 20 september 2013 en Cass. 6 maart 2014), RGDC 2014, 490-494.

SAUVEUR, L., “L’abus de droit: une solution judiciaire pour les partenaires liés par une clause de

tontine ou d’accroissement après rupture de leur relation” (noot onder Luik 21 juni 2011 en Bergen

12 januari 2010), RNB 2013, 720-729.

STERCKX, D., “Tontines et clauses d’accroissement – Le dur désir d’en sortir”, JT 2006, 794-795.

VANDERHULST, V., “Tontine verliest uitwerking bij relatiebreuk” (noot onder Cass. 6 maart 2014),

RABG 2015, 287-293.

VAN LOOCK, S., “De imprevisieleer in België: Quosque tandem abutere patientia nostra?”, TBBR

2013, 446-464.

VERSTRAETE, J., “De vordering om uit onverdeeldheid te treden. Vrijwillige versus toevallige

onverdeeldheid” (noot onder Cass. 20 september 2013), T.Not. 2014, 187-197.

WELING-LILIEN, E., “Clauses d’accroissement. La théorie de l’abus de droit, une solution pour y

mettre fin?”(noot onder Luik 21 juni 2011), RTDF 2012, 1055-1070.