Bundel van de VrZW AB van 15 februari 2019 · Presentatie door F. van Herpen, kwartiermaker meldk...

217
Bundel van de VrZW AB van 15 februari 2019 Agenda bijlagen AGENDA AB 15 februari 2019.pdf 1 Opening, vaststelling agenda en mededelingen 1.a Termijn agenda A19.01.1a Termijnagenda.pdf 1.b Mededelingen 2.a Overzicht inkomende en uitgaande stukken A19.01.2a Ingekomen en uitgaande stukken_overzicht.pdf A19.01.2a Ingekomen en uitgaande stukken_brief aan vrzttrs VR periodiek beeld rbcb 2019.pdf A19.01.2a Ingekomen en uitgaande stukken_Jaarplan en begroting IFV 2019 (definitief).pdf A19.01.2a Ingekomen en uitgaande stukken_PvA periodiek beeld 2019 versie publiek.pdf A19.01.2a Ingekomen en uitgaande stukken_Raadsinformatiebrief MK NH.pdf A19.01.2a Ingekomen en uitgaande stukken_Reactiebrief bestuur IFV iz jaarplan IFV 2019.pdf A19.01.2a Ingekomen en uitgaande stukken_Toetsingskader Multi Taakuitvoering Vr 2018.pdf A19.01.2a Ingekomen en uitgaande stukken_VrZW Periodiek beeld rampenbestr en crisisbeh 2016- 2018.pdf 2.b Terugkoppeling Dagelijks Bestuur 30 januari 2019 (mondeling) 2.c Terugkoppeling Bestuurlijke Adviescommissies / Veiligheidsberaad Veiligheidsberaad (14 december) 3.a Conceptverslag Algemeen Bestuur 30 november 2018 A19.01.3a Concept verslag AB 30 november 2018.pdf 3.b Actiepuntenlijst AB 15 februari 2019 A19.01.3b Actiepuntenlijst AB 15 februari 2019.pdf 4 Risicobeheersing 4.a Regionaal risicoprofiel 2019-2020 (voorlopige vaststelling) A19.01.4a Regionaal risicoprofiel 2019-2020_besluitformulier AB.pdf A19.01.4a Regionaal Risicoprofiel vs AB 0.5.pdf A19.01.4a Regionaal risicoprofiel_brief gemeenteraden.pdf A19.01.4a Regionaal risicoprofiel_brief rijksheren.pdf A19.01.4a Regionaal risicoprofiel_brief veiligheidsregios.pdf 4.b Impactanalyse waterongevallen en overstromingen Dijkgraaf L. Kohsiek bespreekt aan de hand van een overstromingsscenario in de regio Zaanstreek- Waterland bestuurlijke dilemma’s en hoe wij ons daarop (kunnen) voorbereiden. 5 Brandweer 5.a Procesbeschrijving planning evaluatie dekkingsplan A19.01.5a Procesbeschrijving planning evaluatie dekkingsplan_besluitformulier AB.pdf 6 Multidisciplinaire samenwerking 6.a Regionaal crisisplan 2019-2020 A19.01.6a Regionaal crisisplan 2019-2020_besluitformulier AB.pdf A19.01.6a Regionaal crisisplan 2019-2020_concept.pdf 7 Financiën 7.a Voorfinanciering investering A19.01.7a Voorfinanciering investering_besluitformulier AB.pdf 8 Bestuurlijke aangelegenheden 8.a Eerste ervaringen Meldkamer Kennemerland/Zaanstreek-Waterland

Transcript of Bundel van de VrZW AB van 15 februari 2019 · Presentatie door F. van Herpen, kwartiermaker meldk...

Bundel van de VrZW AB van 15 februari 2019

Agenda bijlagen

AGENDA AB 15 februari 2019.pdf

1 Opening, vaststelling agenda en mededelingen1.a Termijn agenda

A19.01.1a Termijnagenda.pdf

1.b Mededelingen2.a Overzicht inkomende en uitgaande stukken

A19.01.2a Ingekomen en uitgaande stukken_overzicht.pdf

A19.01.2a Ingekomen en uitgaande stukken_brief aan vrzttrs VR periodiek beeld rbcb 2019.pdf

A19.01.2a Ingekomen en uitgaande stukken_Jaarplan en begroting IFV 2019 (definitief).pdf

A19.01.2a Ingekomen en uitgaande stukken_PvA periodiek beeld 2019 versie publiek.pdf

A19.01.2a Ingekomen en uitgaande stukken_Raadsinformatiebrief MK NH.pdf

A19.01.2a Ingekomen en uitgaande stukken_Reactiebrief bestuur IFV iz jaarplan IFV 2019.pdf

A19.01.2a Ingekomen en uitgaande stukken_Toetsingskader Multi Taakuitvoering Vr 2018.pdf

A19.01.2a Ingekomen en uitgaande stukken_VrZW Periodiek beeld rampenbestr en crisisbeh 2016-2018.pdf

2.b Terugkoppeling Dagelijks Bestuur 30 januari 2019 (mondeling)2.c Terugkoppeling Bestuurlijke Adviescommissies / Veiligheidsberaad

Veiligheidsberaad (14 december)3.a Conceptverslag Algemeen Bestuur 30 november 2018

A19.01.3a Concept verslag AB 30 november 2018.pdf

3.b Actiepuntenlijst AB 15 februari 2019A19.01.3b Actiepuntenlijst AB 15 februari 2019.pdf

4 Risicobeheersing4.a Regionaal risicoprofiel 2019-2020 (voorlopige vaststelling)

A19.01.4a Regionaal risicoprofiel 2019-2020_besluitformulier AB.pdf

A19.01.4a Regionaal Risicoprofiel vs AB 0.5.pdf

A19.01.4a Regionaal risicoprofiel_brief gemeenteraden.pdf

A19.01.4a Regionaal risicoprofiel_brief rijksheren.pdf

A19.01.4a Regionaal risicoprofiel_brief veiligheidsregios.pdf

4.b Impactanalyse waterongevallen en overstromingenDijkgraaf L. Kohsiek bespreekt aan de hand van een overstromingsscenario in de regio Zaanstreek-Waterland bestuurlijke dilemma’s en hoe wij ons daarop (kunnen) voorbereiden.

5 Brandweer5.a Procesbeschrijving planning evaluatie dekkingsplan

A19.01.5a Procesbeschrijving planning evaluatie dekkingsplan_besluitformulier AB.pdf

6 Multidisciplinaire samenwerking6.a Regionaal crisisplan 2019-2020

A19.01.6a Regionaal crisisplan 2019-2020_besluitformulier AB.pdf

A19.01.6a Regionaal crisisplan 2019-2020_concept.pdf

7 Financiën7.a Voorfinanciering investering

A19.01.7a Voorfinanciering investering_besluitformulier AB.pdf

8 Bestuurlijke aangelegenheden8.a Eerste ervaringen Meldkamer Kennemerland/Zaanstreek-Waterland

Presentatie door F. van Herpen, kwartiermaker meldkamer Noord-Holland. Kolom specifieke toelichting doorJ. van der Pijl (teamchef politie) en F. Kuntz (afdelingshoofd Incidentbestrijding brandweer). Aansluitend aande vergadering een bezoek aan de nieuwe meldkamer locatie

9 Communicatie besluitvorming Algemeen Bestuur / informatievoorziening gemeenteraden10 Rondvraag en sluiting

Agenda bijlagen

1 AGENDA AB 15 februari 2019.pdf

Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland (AB VrZW)

Agenda vergadering AB VrZW, nr. 1

Deelnemers: J. Hamming, D. Bijl, L. Sievers, A. Van der Stoel, J. van Beek, L. Kroon, R. Meerhof, P. Tange,

H. Raasing (secretaris), F. Strijthagen (directeur Publieke Gezondheid), L. van Duivenvoorde

(plv. coördinerend gemeentesecretaris), H. Fokkens (districtschef politie Zaanstreek-

Waterland), R. van Treeck (Provincie Noord-Holland) en R. Wiemerink (strategisch adviseur).

Afwezig: L. Kohsiek (dijkgraaf Hollands Noorderkwartier) en J. Pijning (Provincie Noord-Holland),

G. Blom (coördinerend gemeentesecretaris) en S. Preenen (plv. Hoofdofficier van Justitie)

Agendalid: N. Wamsteker (J&V) en T.P. Beaufort (RMC West).

Gasten: F. van Herpen (kwartiermaker meldkamer Noord-Holland), F. Kuntz (afdelingshoofd

Incidentbestrijding VrZW) en A. Bartels (Hoofd Ingenieursbureau HHNK).

Notulist: R. Wiemerink

Datum: 15 februari 2019

Tijd: 10.00 tot 11.30 uur

Locatie: LET OP! GEWIJZIGDE LOCATIE (i.v.m. werkbezoek aan meldkamer Noord-Holland)

Veiligheidsregio Kennemerland

Zijlweg 200, Haarlem

Ruimte 1.32

Parkeren bij de hoofdingang/receptie van de VRK

Nr. Onderwerp Inbreng Bijlage

1. Opening, vaststelling agenda en mededelingen

a. Termijnagenda

b. Mededelingen

H. Raasing

A19.01.1a

2. Ter kennisname

a. Ingekomen en uitgaande stukken (overzicht en bijlagen)

b. Terugkoppeling Dagelijks Bestuur 30 januari 2019 (mondeling)

c. Terugkoppeling Bestuurlijke Adviescommissies / Veiligheidsberaad

• Veiligheidsberaad (14 december)

H. Raasing

J. Hamming

J. Hamming

A19.01.2a

A19.01.2b

-

3. a. Conceptverslag Algemeen Bestuur 30 november 2018

b. Actiepuntenlijst AB 15 februari 2019

H. Raasing

H. Raasing

A19.01.3a

A19.01.3b

4. Risicobeheersing

a. Regionaal risicoprofiel 2019-2020 (voorlopige vaststelling)

b. Impactanalyse waterongevallen en overstromingen

A. Bartels, voorzitter van de stuurgroep ‘Watercrises’ (reguliere functie Hoofd

Ingenieursbureau HHNK) geeft een korte presentatie over de

overstromingsscenario’s in de regio Zaanstreek-Waterland.

P. Tange

P. Tange

A19.01.4a

-

5. Brandweer

a. Procesbeschrijving planning evaluatie dekkingsplan

J. van Beek

A19.01.5a

6. Multidisciplinaire samenwerking

a. Regionaal crisisplan 2019-2020

L. Sievers

A19.01.6a

7. Financiën

a. Voorfinanciering investering

D. Bijl

A19.01.7a

8. Bestuurlijke aangelegenheden

a. Eerste ervaringen Meldkamer Kennemerland/Zaanstreek-Waterland

Presentatie door F. van Herpen, kwartiermaker meldkamer Noord-Holland.

F. Kuntz, afdelingshoofd Incidentbestrijding brandweer, geeft een

kolomspecifieke toelichting.

Aansluitend aan de vergadering een bezoek aan de nieuwe

meldkamerlocatie.

J. Hamming

-

9. Communicatie besluitvorming Algemeen Bestuur / informatievoorziening

gemeenteraden

-

10. Rondvraag en sluiting

-

Na afloop van het bezoek aan de meldkamer wordt u een lunch aangeboden.

1.a Termijn agenda

1 A19.01.1a Termijnagenda.pdf

Versie 31 januari 2019

Termijnagenda DB en AB VrZW 2018

Onderwerp Pfh DB 20 maa

AB 5 apr

12 juni 28 juni

Maart/april 2019

Convenanten Meldkamer Noord-Holland

JH x

Akte van oprichting Brandweerschool (voorgenomen besluit)

JvB X

Jaarstukken 2018 (voorlopige vaststelling)

DB X

Begroting 2020 (voorlopige vaststelling)

DB X

Werkbezoek hulpverleningsposten Wormerland

PT ovb

Mei 2019

14 mei Start Meldkamer Noord-Holland

JH

24 mei Bestuursconferentie JH

Juni 2019

Jaarstukken 2018 (ter vaststelling)

DB X

Definitieve begroting 2020 (ter vaststelling)

DB X

Burap I DB X

Financiële verordening DB X

Onderzoek intensivering samenwerking VrZW – GGD ZaWa

LK X

Bestuurlijke dilemma’s overstromingen

PT X

Versie 31 januari 2019

Termijnagenda 2019

Onderwerp Pfh DB/AB

Analyse huidige praktijk advisering evenementenveiligheid

PT 2019

Brandweerschool (definitief besluit) JVB Q3 2019

Burap II 2019 DB Q4 2019

Jaarplan en begroting IFV 2020 JH Q4 2019

Evaluatie Regionaal dekkingsplan JvB 2019

Evaluatie instelling Meldkamer Noord-Holland

JH 2019

Handelingsperspectieven hoog water/overstromingen

PT 2019

2.a Overzicht inkomende en uitgaande stukken

1 A19.01.2a Ingekomen en uitgaande stukken_overzicht.pdf

A19.01.2a Overzicht ingekomen en uitgaande stukken Algemeen Bestuur VrZW |15 februari 2019

Join in Datum brief Betreft Afzender

23423 21-01-2019 Definitief Jaarplan en begroting IFV 2019 Instituut Fysieke Veiligheid

23363 08-01-2019 Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019 Ministerie van Justitie en Veiligheid

22976 19-10-2018 Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2016-2018 Ministerie van Justitie en Veiligheid

Join uit Datum brief Betreft Afzender

13954 29-01-2019 Raadsinformatiebrief MK NH Gemeente Landsmeer

1 A19.01.2a Ingekomen en uitgaande stukken_brief aan vrzttrs VR periodiek beeld rbcb 2019.pdf

Inspectie Justitie en VeiligheidMinisterie van Justitie en Veiligheid

> Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag

Inspectie Justitie en

Aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s Veiligheid

Turfmarkt 1472511 DP Den HaagPostbus 20301

i.a.a. 2500 EH Den Haag

de directeuren van de veiligheidsregios www.inspectie-Jenv.nl

ContactpersoonS.M.W. van Rossenberg

T 06 468 187 06s.m.w.van.rossenberg@i nspectievenj . n 1

Datum 7 januari 2019 Ons kenmerk

Onderwerp Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019 2447156

Kopie aanDe directeuren van deveilig heidsregios

Bij lagen2

Geachte heer/mevrouw,Bij beantwoording de datumen ons kenmerk vermelden.Wilt u slechts één zaak in uw

In de brief van 23 juli 2018 heeft de Inspectie u geïnformeerd over de werkwijze brief behandelen.

voor het Periodiek beeld rampenbestrijding en de crisisbeheersing 2019. In dezebrief informeer ik u nader over dit onderzoek. Voor alle informatie over hetonderzoek verwijs ik u naar het plan van aanpak in de bijlage of opwww.in snectie-jenv. ni.

Voor het opstellen van het Periodiek beeld voert de Inspectie vierdeelonderzoeken uit: vakbekwaamheid, kwaliteitszorg, samenwerking enoperationele prestaties. Voor de eerste drie deelonderzoeken vinden gesprekkenplaats in acht of negen veiligheidsregio’s. De gesprekken voor het onderzoekvakbekwaam held zijn reeds afgerond. De gesprekken voor de onderzoeken‘kwaliteitszorg’ en ‘samenwerking’ vinden plaats in het eerste kwartaal van 2019.

Het deelonderzoek ‘operationele prestaties’ vindt plaats in alle veiligheidsregio’s,op basis van de door de veiligheidsregio’s zelf aangeleverde overzichten / rodedradenanalyse van de operationele prestaties. In september 2018 zijn dezeoverzichten over de jaren 2016 en 2017 door bijna alle veiligheidsregio’saangeleverd. In het afgelopen najaarsgesprek met de lialson van deveiligheidsregio en de regio-inspecteur van de Inspectie gaf de Inspectie eenterugkoppeling over de navolgbaarheid en volledigheid van de aangeleverdeoverzichten.

Graag herinnert de Inspectie u aan het aanleveren van het overzicht / de rodedradenanalyse van de operationele prestaties met de resultaten en deverbeterpunten van 2018. De Inspectie ontvangt dit overzicht graag uiterlijk 1maart 2019. Mocht het niet mogelijk zijn de prestaties van geheel 2018 aan televeren, dan kunt de gegevens aanleveren van de maanden die wel beschikbaarzijn. De Inspectie vraagt u het overzicht, net als het vorige, op te stellen aan dehand van de vijf punten onder ‘Uitvoering’ (par. 3.3 en 4.3) van hetToetsingskader 4.0.

Pagina 1 van 2

Het betreft:Inspectie Justitie en

A. Melding en alarmering Veiligheid

B. Leiding en coördinatieC. Informatiemanagement DatumD. Crisiscommunicatie 7januari 2019

E. Nafase Ons kenmerk2447156

Tevens vraagt de Inspectie de aan uw Ilaison teruggekoppelde aandachtspuntenover de navolgbaarheid en volledigheid van het overzicht te betrekken in hetoverzicht over 2016, 2017 en 2018.

Op basis van de aangeleverde gegevens stelt de Inspectie vervolgens perveiligheidsregio een beeld op over de operationele prestaties en het anderedeelonderzoek (vakbekwaamheid, kwaliteitszorg of samenwerking) waarop deregio bevraagd is. Het beeld bevat een overzicht van de stand van zaken en eenbeoordeling. Na wederhoor op de bevindingen en de conclusies gaat de Inspectiemet de veiligheidsregio in gesprek over de bevindingen en het oordeel. Ditgesprek zal na verwachting rond de zomer 2019 plaats vinden.

Hoog

wr-generaal Inspectie Justitie en Veiligheid

Pagina 2 van 2

1 A19.01.2a Ingekomen en uitgaande stukken_Jaarplan en begroting IFV 2019 (definitief).pdf

Jaarplan en begroting IFV 2019

Versie: 3.0, 4 december 2018

2/51

Instituut Fysieke Veiligheid

Postbus 7010

6801 HA Arnhem

Kemperbergerweg 783, Arnhem

www.ifv.nl

[email protected]

026 355 24 00

Colofon

Titel: Jaarplan en begroting IFV 2019

Datum: 4 december 2018

Status: Definitief (vastgesteld AB IFV 14 december 2018)

Versie: 3.0

3/51

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave 3

1 Inleiding 4

1.1 Trends en ontwikkelingen in onze omgeving 5

1.2 Speerpunten IFV 2019 7

1.3 Meerjarenperspectief 9

2 Kennisontwikkeling en onderwijs 11

2.1 Begroting kennisontwikkeling en onderwijs 11

2.2 Wat bieden wij 12

3 Informatievoorziening 21

3.1 Begroting Informatievoorziening 21

3.2 Wat bieden wij 22

4 Materieelbeheer en procurement 25

4.1 Begroting materieelbeheer en procurement 25

4.2 Wat bieden wij 26

5 Diensten aan managementraden en bestuur 31

5.1 Begroting diensten aan managementraden en bestuur 31

5.2 Wat bieden wij 31

6 Begroting 2019 34

6.1 Begroting 2019 34

6.2 Financiering 2019 35

6.3 Toelichting op de begroting 2019 37

6.4 Investeringen in bedrijfsvoering 2019 37

7 Bedrijfsvoering en weerstandsvermogen 39

7.1 Bedrijfsvoering 39

7.2 Overhead 41

7.3 Weerstandsvermogen 41

7.4 Verbonden partijen 42

Bijlage 1 43

Bijlage 2 44

Bijlage 3 46

Bijlage 4 51

4/51

1 Inleiding

Het Instituut Fysieke Veiligheid groeit. In de afgelopen jaren is er veel werk verricht om het

IFV ook de komende jaren gereed te maken voor de toekomst. De ambitie van het IFV is om

op het terrein van de fysieke veiligheid een uniek en gezaghebbend instituut te zijn, dat

samen met zijn partners inspeelt op relevante ontwikkelingen (maatschappelijk, technisch,

sociaal, bestuurlijk). Dat doet het IFV voor de monodisciplinaire partners en in het multi-

domein van de risicobeheersing, crisisbeheersing en rampenbestrijding. Daartoe wordt

onderzoek verricht, vakkennis ontwikkeld en onderwijs verzorgd. Ook voorziet het IFV in een

innovatieplatform voor de veiligheidsregio’s en het ministerie van Justitie en Veiligheid en

fungeert hij als de spil in de informatievoorziening voor de veiligheidsregio’s. Daarnaast

groeit het IFV ook in zijn rol als ondersteuner van de veiligheidsregio’s, onder meer bij het in

beheer nemen van landelijke specialismen, nauwe samenwerking met operationele partners

en het begeleiden van regio’s bij hun primaire en bedrijfsvoeringstaken.

In dit jaarplan wordt weergegeven welke producten en diensten het IFV in 2019 levert en

hoe de veiligheidsregio’s daarin ondersteund worden. Daarbij ligt de focus op de

belangrijkste wijzigingen, ontwikkelingen en ambities.

Het jaarplan is ingedeeld naar de vier diensten van het IFV, dit zijn:

> Kennisontwikkeling en onderwijs;

> Informatievoorziening;

> Materieel en procurement;

> Diensten aan bestuur en managementraden.

De begroting voor 2019 maakt onderdeel uit van het jaarplan. Om de inzichtelijkheid in de

komende jaren te vergroten, is ook een meerjarenbegroting en een hoofdstuk over onze

bedrijfsvoering opgenomen.

Wettelijk kader IFV

Het IFV is op 1 januari 2013 opgericht als rechtspersoon met wettelijke taken door de

wijziging van de Wet veiligheidsregio’s (hierna Wvr).

Het IFV voert drie soorten opdrachten uit, elk met een andere financieringsbron.

1. Wettelijke taken (Wvr, art. 68):

Het IFV heeft taken op het gebied van de brandweerzorg, de rampenbestrijding,

crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening. Waaronder het verzorgen van

(officiers)opleidingen, examinering, kennisontwikkeling en –deling en het verwerven,

beheren en ter beschikking stellen van materieel.

2. Opdrachten voor de veiligheidsregio’s (Wvr, art. 69):

Het IFV kan in opdracht van een of meer besturen van de veiligheidsregio’s

werkzaamheden uitvoeren ten behoeve van de veiligheidsregio’s, waaronder het

ondersteunen bij de uitvoering van de taak, bedoeld in art. 22.

5/51

3. Opdrachten voor derden (Wvr, art. 70):

Het IFV kan in opdracht van derden andere werkzaamheden verrichten dan die welke

artikel 68 en 69 voortvloeien op het gebied van fysieke veiligheid.

De visie van het IFV

De (fysieke) veiligheid in ons land is geen statisch begrip maar een kwetsbare

verworvenheid. Maatschappelijke, technologische en demografische ontwikkelingen vormen

de reden om continu te werken aan het stabiliseren en verhogen van het veiligheidsniveau.

Dat vereist gericht investeren in onderzoek en kennisontwikkeling, waardoor onze

deskundigheid over en vaardigheden om adequaat te kunnen handelen bij rampen en crises

worden vergroot. Daarbij neemt de veiligheid in ons land toe als de afzonderlijke

crisisorganisaties goed zijn toegerust voor hun taken bij rampen en crises, uitgebreide

kennis hebben over elkaars competenties, kunnen beschikken over een gedeeld en actueel

informatiebeeld, en maximaal getraind zijn in het structureel samenwerken.

De missie van het IFV

Het IFV draagt bij aan een veilige samenleving door het versterken van de veiligheidsregio’s

en hun veiligheidspartners bij het professionaliseren van hun taken. Wij ontwikkelen en

delen relevante kennis, wij hebben expertise voor het verwerven en beheren van

gemeenschappelijk materieel, wij bieden dienstverlening op het gebied van

informatievoorziening en wij adviseren de betrokken besturen. Ons motto hierbij is:

signaleren en verbinden.

1.1 Trends en ontwikkelingen in onze omgeving

Als kennisinstituut en uitvoeringsorganisatie, speelt het IFV in op een veranderende

omgeving en is het cruciaal om zicht te hebben op relevante trends, ontwikkelingen en

nieuwe risico’s die van invloed zijn op het fysieke veiligheidsdomein.

Daarom heeft het IFV een analyse verricht naar relevante trends, ontwikkelingen en risico’s.

Deze trendanalyse heeft geresulteerd in een strategische kennisagenda die ook is

besproken met het veld. Dit vormt daarmee belangrijke input voor de koers van het IFV,

evenals de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan onze organisatie en de wijze waarop

het IFV uitvoering geeft aan zijn taken en opdrachten. Strategische en tactische keuzes die

voor 2019 worden gemaakt, zijn gebaseerd op deze trendanalyse. De belangrijkste

ontwikkelingen, vernieuwingen, ontwikkelingen en ambities zijn gespiegeld aan deze trends.

Dit geldt hoofdzakelijk voor de taken en opdrachten met betrekking tot kennisontwikkeling en

onderwijs.

Hieronder zijn de vijf thema’s uit deze trendanalyse weergegeven.

Verandering van het klimaat

Het klimaat verandert als gevolg van de opwarming van de aarde. Klimaatverandering leidt

tot een grotere kans op een ander soort incidenten en crises die zich acuut of juist sluipend

kunnen voordoen. Nederland kan in toenemende mate te maken krijgen met extreem weer,

zoals zware stormen of langdurige droogte, maar ook met overstromingen. Het is

voorstelbaar dat dergelijke crises grote gevolgen kunnen hebben voor de vitale

infrastructuur. Om Nederland voor te bereiden op dergelijke crises is samenwerking met en

tussen de algemene en functionele ketens noodzakelijk.

6/51

Het IFV heeft hier aandacht voor door de mogelijke gevolgen van klimaatverandering, waar

mogelijk, op te nemen in de lectoraatsplannen. Daarnaast vertoont deze trend belangrijke

raakvlakken met het programma Grootschalig Brandweeroptreden en Specialistisch

Optreden (GBO SO). Specifiek gaat het om de specialismen Natuurbrandbeheersing en het

nieuw te ontwikkelen specialisme Water.

Verduurzaming van de samenleving

Belangrijke exponenten van de verduurzaming zijn de circulaire economie en de

energietransitie. Het kabinetsvoornemen om Nederlandse woningen van het aardgasnet te

halen is hier een voorbeeld van. Verduurzaming van de samenleving biedt zowel kansen als

risico’s voor de fysieke veiligheid.

Brandveiligheid kan bij het ontwerp van gebouwen en de inventaris al als een belangrijke

factor worden meegenomen, tegelijkertijd worden ook andersoortige materialen gebruikt die

van invloed zijn op de brandbestrijding. Een ander voorbeeld is de lokale opslag van

elektriciteit, zoals batterijen in auto’s, huizen en wijken en het gebruik van alternatieve

brandstoffen, welke zorgen voor nieuwe risico’s in brandpreventie en incidentbestrijding.

Voor hulpdiensten is het van belang de gevaren hiervan te leren kennen, zodat zij zich

hierop kunnen voorbereiden en hierover kunnen adviseren.

De lectoraten van het IFV trekken gezamenlijk op in het onderzoeken van de gevolgen van

deze trend op de crisisbeheersing en incidentbestrijding. Dit is opgenomen in de

lectoraatsplannen. Een concreet voorbeeld is het verrichten van onderzoek naar de effecten

van nieuwe energiebronnen in voertuigen.

Informatisering en digitalisering

De samenleving is in toenemende mate afhankelijk van applicaties en infrastructuur die

onderling verbonden zijn. Dit biedt in de eerste plaats veel kansen, zoals het horizontaal

samenwerken van hulpdiensten in netwerken. Ook kunnen business intelligence en big data

analyse een belangrijke bijdrage leveren aan preventie, preparatie en repressie. Daarbij is

een gerichter preventiebeleid voorstelbaar.

Aan de andere kant maakt deze ontwikkeling de samenleving ook kwetsbaar. De

toenemende afhankelijkheid kan ontwrichtend werken in het geval van een grootschalige

uitval van vitale infrastructuur. Maar ook gerichte cyberaanvallen vormen een steeds reëlere

dreiging.

Het IFV speelt op deze trend in door een kenniscentrum data-analyse op te richten en de

bijbehorende technische infrastructuur te realiseren. Daarnaast vertoont deze trend

belangrijke raakvlakken met de activiteiten die worden verrichten in het Programma

Informatievoorziening en de ondersteuning van het programma Cyber voor de RDVR.

Veranderende demografie

De samenstelling van de Nederlandse bevolking verandert. De levensverwachting stijgt en

ouderen blijven steeds langer zelfstandig wonen. In toenemende mate betreft het ook

verminderd zelfredzame personen, vanzelfsprekend heeft dit gevolgen voor de hulpverlening

en de risico- en crisiscommunicatie in het geval van branden of crises.

Door de verstedelijking wonen steeds meer mensen op een relatief klein oppervlak. Dit stelt

eisen aan woningbouw, ruimtelijke inrichting en infrastructuur. Ontwikkelingen als verticaal

produceren, dubbel ruimtegebruik en de ondergrondse stad hebben gevolgen voor de

fysieke veiligheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid.

Hiernaast neemt ook het aantal eenpersoonshuishoudens toe, op dit moment betreft dit ruim

een derde van het totaal aantal huishoudens in Nederland. Mensen maken in sommige

7/51

gebieden minder vaak deel uit van sociale netwerken wat gevolgen kan hebben voor de

mate van zelfredzaamheid.

Deze trend vertoont belangrijke raakvlakken met de onderzoeksactiviteiten van het lectoraat

Brandpreventie en de activiteiten die worden verrichten in relatie tot Bevolkingszorg.

Toenemende mondialisering

De wereld is meer dan ooit toegankelijk geworden door digitalisering en de groei van

internationale handel en toerisme. Deze globalisatie neemt grenzen weg en maakt vrij

verkeer en handel steeds beter mogelijk.

Tegelijkertijd doen zich ontwikkelingen voor waardoor de druk op dit vrije verkeer toeneemt,

zoals migratie, terrorisme en internationale criminaliteit. Conflicten elders in de wereld

hebben consequenties voor Nederland. Crises elders in de wereld leiden bijvoorbeeld tot

instabiliteit aan de grenzen van Europa en kunnen verschillende gevolgen hebben voor

Nederland.

Deze trend heeft vooral indirect een relatie met crisisbeheersing. Het lectoraat

Crisisbeheersing neemt dit onderwerp waar mogelijk mee in de onderzoeksprogrammering,.

1.2 Speerpunten IFV 2019

Uitvoeringsagenda Brandweer

In opdracht van de Raad van Brandweercommandanten (RBC) werkt het IFV samen met de

RBC, de veiligheidsregio’s en andere stakeholders aan de Uitvoeringsagenda Brandweer.

De uitvoeringsagenda is gebaseerd op de Landelijke agenda Brandweerzorg 2018-2022,

waarin de RBC heeft aangegeven wat de brandweer de komende jaren landelijk samen wil

oppakken om de ambities uit Brandweer over morgen verder te realiseren. De

Uitvoeringsagenda Brandweer kan dan ook worden gezien als de ontwikkelagenda voor

Brandweer Nederland voor de komende periode (2018 – 2020).

De ambities van de RBC zijn uitgewerkt in 36 trajecten (gezamenlijk maakt dat de

uitvoeringsagenda) en het IFV heeft de opdracht gekregen de realisatie van de

uitvoeringsagenda op zich te nemen.

Het IFV heeft daarvoor een programmadirectie ingericht. Deze programmadirectie zorgt in

opdracht van de RBC (DB) dat alle trajecten worden opgestart en biedt ondersteuning bij het

projectmatig, programmamatig of ontwikkelgericht opzetten en uitvoeren van de trajecten,

stuurt en monitort de voortgang en zorgt voor de samenhang tussen de verschillende

trajecten. De inhoudelijke sturing op de trajecten vindt plaats vanuit de RBC (via DB RBC,

programmaleiders en portefeuillehouders).

Daarnaast speelt het IFV in vele trajecten een ondersteunende procesrol, bijvoorbeeld vanuit

de afdeling Ondersteuning Managementraden, verder levert het IFV kennis en expertise

vanuit bijvoorbeeld de lectoraten en vakgroepen en levert het IFV uitvoeringscapaciteit om

zaken georganiseerd te krijgen en vast te leggen.

In 2018 is de uitvoeringsagenda gestart en deze loopt door tot 2020. In het afgelopen jaar is

een groot aantal trajecten gestart en zijn enkele trajecten reeds afgerond. Een groot aantal

trajecten zitten op dit moment in de uitvoeringsfase en in 2019 wordt op enkele trajecten

extra ingezet. Reeds afgerond is de visie op realistisch oefenen, en ook is een

gezondheidsmonitor is ontwikkeld. Verder zijn enkele projecten van Rembrand afgerond,

zoals het traject ‘versterken rol gemeenten brandveiligheid’ en ‘rookmelders’.

8/51

Momenteel wordt in de diverse programmaraden een prioritering gemaakt in de trajecten.

Vooruitlopend op die exercitie krijgen in 2019 in ieder geval de volgende trajecten uit de

Uitvoeringsagenda Brandweer een extra impuls:

> Vrijwilligheid: Het Veiligheidsberaad heeft de RBC de opdracht gegeven een programma

uit te werken dat zich richt op de vraag hoe het brandweerstelsel robuust en

toekomstbestendig kan blijven met behoud van vrijwilligheid. Het programma krijgt een

doorlooptijd van vier jaar en daarbij worden twee sporen onderscheiden. In het eerste

spoor wordt vanuit het hier en nu aan de slag gegaan met het verbeteren van de inzet

van vrijwilligers bij de brandweer. Het tweede spoor richt zich op de toekomst waarin

wordt toegewerkt naar een nieuw brandweerstelsel met ruimte voor vrijwilligheid.

> Diversiteit: Er is een programmamanager aangetrokken (detachering bij IFV) die een

programmaplan opstelt voor de komende jaren om de regio’s te ondersteunen bij het

vraagstuk rondom diversiteit.

> Omgevingswet: Een majeure ontwikkeling die op de brandweer (veiligheidsregio) afkomt

is die van de Omgevingswet. In het afgelopen jaar zijn er impactanalyses opgesteld en

op basis van die inzichten (de impact op de brandweer) gaat gewerkt worden aan het

omgevingsrecht proof maken van de brandweer.

> Uitruk op maat: In 2019 wordt een evaluatie uitgevoerd naar het landelijk kader Uitruk op

maat om op basis daarvan een verkenning te starten naar een eventuele verbreding van

het landelijk kader.

> Vakbekwaamheid: De afgelopen jaren zijn er veel nieuwe inzichten en kennis opgedaan

die raken aan het vak. Het komende jaar wordt onderzocht wat dit betekent voor het

vakbekwaam blijven naar de toekomst toe en wordt vakmanschap op het gebied van

risicobeheersing (brandveilig leven) ‘nieuwe stijl’ ontwikkeld.

Kenniscentrum data-analyse

In 2018 is de basis gelegd voor de inrichting van een kenniscentrum data-analyse en in 2019

wordt dit verder ingericht. Met dit kenniscentrum kan het IFV actuele, betrouwbare en

onderling vergelijkbare data verzamelen en daarmee voorzien in de behoefte van de

veiligheidsregio’s. Niet alleen levert data-analyse en business intelligence een belangrijke

bijdrage aan het taakveld van de veiligheidsregio’s, maar ook vormt het belangrijke input

voor de lectoraten. Het Kenniscentrum data-analyse wordt uitgebreid toegelicht in de

hoofdstukken 2 en 3.

Omgevingswet

De Omgevingswet manifesteert zich de komende jaren nadrukkelijk in het fysieke

veiligheidsdomein. Om deze reden investeert het IFV in 2019 nadrukkelijk in de opbouw van

kennis en expertise ten aanzien van de inhoudelijke implicaties van deze nieuwe wetgeving.

Deze kennis wordt actief beschikbaar gemaakt voor de veiligheidsregio’s door, in nauwe

afstemming met de lectoraten, een ondersteuningsprogramma op te zetten waarin een

samenhangend pakket aan activiteiten en kennisproducten wordt aangeboden. In aanvulling

hierop wordt een leerkring Omgevingsrecht ingericht, inclusief plug-in sessies, leertafels en

een virtueel kantoor. Het doel bij deze activiteiten is om de veiligheidsregio’s zo goed

mogelijk voor te bereiken op en te ondersteunen bij de komst van de Omgevingswet. Dit

onderwerp komt uitgebreider aan de orde in hoofdstuk 2.

Informatievoorziening

Informatievoorziening voor de veiligheidsregio’s blijft steeds belangrijker worden. Om deze

reden investeert het IFV in 2019 actief in de gezamenlijke informatievoorziening voor de

veiligheidsregio’s. Niet alleen beheert het IFV verschillende informatiesystemen zoals het

Landelijk Crisismanagement Systeem (LCMS), de Slachtofferinformatie-systematiek (SIS),

9/51

de basisvoorziening Geo en de basisvoorziening Elektronische Leeromgeving (ELO), maar

worden deze ook doorontwikkeld.

De focus van het IFV ligt in 2019 op de technische realisatie van een datawarehouse-

omgeving waarin eenduidige en betrouwbare data wordt opgeslagen. Concreet betekent dit

de realisatie van een technisch platform, opslagcapaciteit, onderliggende databases, maar

ook het gebruik van eenduidige definities en datamodellen. De diensten in het kader van

informatievoorziening worden uitgebreid toegelicht in hoofdstuk 3.

Grootschalig Brandweer Optreden en Specialistisch Optreden (GBO SO)

Het programma GBO SO valt onder de Uitvoeringsagenda Brandweer en het programma

loopt tot en met 2020. In die periode worden de volgende vier landelijke specialismen

opgeleverd:

> Technische hulpverlening;

> Natuurbrandbeheersing;

> Incidentbestrijding gevaarlijke stoffen;

> Logistiek en ondersteuning.

Binnen deze specialismen richt het IFV zich in 2019 op het beheer van de organisatie rond

de specialismen, het landelijke materieel en de onderliggende informatiesystemen.

Daarnaast worden nieuwe onderdelen geïmplementeerd, zoals specialistische teams, een

landelijke drone-organisatie en een landelijke logistieke databank. Verder worden binnen de

specialismen nieuwe producten ontwikkeld. Voorbeelden hiervan zijn de ontwikkeling van

een scenario ‘spoorwegincidenten’ als uitbreiding van het team Specialistische Technische

Hulpverlening (STH), de ontwikkeling van een digitaal signaleringssysteem voor droogte en

de ontwikkeling van specialistische teams op het gebied van grootschalige ontsmetting.

Tot slot worden visies ontwikkeld op de specialismen Technische Hulpverlening en op het

nieuw te ontwikkelen specialisme Water. Het programma GBO SO wordt nader toegelicht in

hoofdstuk 4.

Evaluatie Wet veiligheidsregio’s

De evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s is voorzien in 2019. Het IFV heeft vanwege zijn

wettelijke positie een eigenstandige plaats in de evaluatie. De uitkomst van de evaluatie kan

effect hebben op de organisatie van het IFV en zijn dienstverlening. Samen met het bestuur

wordt de voorbereiding op de evaluatie gestart.

Innoveren

Door gericht te innoveren blijft het IFV werken aan zijn toegevoegde waarde en betekenis

voor de veiligheidsregio’s. De innovatie inspanningen zijn altijd gebaseerd op een vraag of

behoefte uit het veld, die door het IFV samen met derden in zogenaamd tripple helix verband

wordt uitgewerkt. In dit samenwerkingsverband treedt het IFV op als kennispartner. Het IFV

is geen subsidie instelling, maar went haar innovatiebudget aan voor het versterken van de

producten en zijn dienstverlening.

1.3 Meerjarenperspectief

De begroting voor 2019 staat niet op zichzelf, maar kent zijn basis in de gerealiseerde

begrotingen uit voorgaande jaren. Ter vergelijking zijn daarom ook de cijfers voor 2017 en

2018 opgenomen. De verwachting is dat de ontwikkelingen zoals die nu zichtbaar zijn, zich

doorzetten naar volgende jaren. Vandaar ook een doorkijk naar de begroting in 2020.

10/51

Belangrijkste punten uit het meerjarenperspectief tot en met 2020

> De omzet uit opleiden blijft in de periode 2019-2020 op niveau. Het IFV verwacht voor

alle doelgroepen dat de vraag naar opleidingen hoog blijft.

> Kennisontwikkeling krijgt in 2019 een extra impuls door de oprichting van het

Kenniscentrum data-analyse en het project RemBrand (als onderdeel van de

Uitvoeringsagenda Brandweer).

> De dienstverlening met betrekking tot het beheer van informatiesystemen groeit in de

periode 2019-2020 door het realiseren van de technische infrastructuur van het

Kenniscentrum data-analyse en het Verkeersplein.

> De omzet uit advies daalt vanaf 2019 onder andere doordat de ondersteuning van de

transitie naar een landelijke meldkamerorganisatie (LMO) stopt.

> De Rijksbijdragen 2020 nemen als gevolg van indexering met € 1.386.000,- toe ten

opzichte van 2019. Dit is een inschatting op basis van de eerste loon- en prijsbijstelling

die is ontvangen in 2018.

> De tarieven voor door het Veiligheidsberaad opgedragen taken nemen in 2019 met

3,28% toe ten opzichte van 2018 en in 2020 met 3% (voorlopige inschatting ten opzichte

van 2019) op basis van de afgesproken indexering.

> Naar verwachting neemt de omzet toe van de opdrachten die voor veiligheidsregio’s

worden uitgevoerd, als gevolg van extra diensten zoals opleidingen, trainingen,

bijscholingen, advies en onderzoek.

> De omzet uit opdrachten voor derden neemt toe als gevolg van enkele specifieke

doelsubsidies en doordat LCMS bij steeds meer partijen in de vitale sector wordt

uitgerold als basisvoorziening crisisbeheersing.

besteding per taak (bedragen in duizenden euro's)

Realisatie

2017

Begroting

2018

Begroting

2019

Begroting

2020

Wettelijke taken (artkikel 68 Wvr) 34.333 33.433 33.882 34.826

Opdrachten voor veiligheidsregio's (artikel 69 Wvr) 20.996 22.780 24.672 26.625

Opdrachten voor derden (artikel 70 Wvr) 5.103 2.817 2.710 3.026

Totaal 60.432 59.030 61.264 64.477

11/51

2 Kennisontwikkeling en onderwijs

2.1 Begroting kennisontwikkeling en onderwijs

Maatschappelijke, technologische en demografische ontwikkelingen zijn continu van invloed

op de fysieke veiligheid en crisisbeheersing in Nederland. Veiligheidsregio’s en

crisispartners moeten hierop anticiperen om rampen en crises adequaat te kunnen blijven

bestrijden. Het IFV investeert om deze reden actief in kennisontwikkeling en onderwijs. Door

het verrichten van onderzoek, en kennis en inzichten die hierbij worden opgedaan te

vertalen naar onderwijs, helpt het IFV veiligheidsregio’s en crisispartners bij het opleiden en

vakbekwaam houden van hun personeel en het professionaliseren van hun taken.

Voor de producten en diensten ten aanzien van kennisontwikkeling en onderwijs wordt

onderstaande meerjarenbegroting gehanteerd. In de beschrijving in dit hoofdstuk en in de

volgende hoofdstukken ligt de focus op relevante ontwikkelingen, de onderliggende ambities

en belangrijke wijzigingen.

Een belangrijk deel van deze diensten bestaat uit het uitvoeren van de wettelijke taken (art.

68 Wet veiligheidsregio’s), waarbij het ministerie van Justitie en Veiligheid als opdrachtgever

optreedt. Hiernaast worden opdrachten uitgevoerd voor de veiligheidsregio’s (art. 69 Wvr),

die zijn te verdelen in twee categorieën.

> Gezamenlijke opdrachten door alle veiligheidsregio’s;

> Individuele opdrachten van veiligheidsregio’s aan het IFV;

Het overzicht van de financiering van deze producten en diensten naar inkomstenstromen is

opgenomen in hoofdstuk 6.

Besteding per dienst (bedragen in duizenden euro's)

Realisatie

2017

Begroting

2018

Begroting

2019

Kennis makelen 790 1.230 1.230

Kennisontwikkeling 4.499 3.956 6.197

Kennisfuncties 1.659 1.000 1.015

Opleiden 9.393 9.502 8.621

Examinering 3.203 2.800 2.900

Training en bijscholing 2.260 2.190 2.126

Advies 898 971 497

Toezicht certificering 526 534 748

Projecten stafafdeling Bedrijfsvoering 110 26 26

Overige projectopbrengsten 1.638 614 52

Totaal 24.977 22.823 23.411

12/51

Belangrijkste wijzigingen in de begroting

De volgende begrotingsposten wijzigen significant in 2019:

> De financiering voor kennisontwikkeling neemt toe door de oprichting van het

Kenniscentrum data-analyse en werkzaamheden voor de Uitvoeringsagenda Brandweer;

> De omzet uit advies neemt af vanwege het eindigen van de ondersteuning van de

transitie naar een landelijke meldkamerorganisatie.

2.2 Wat bieden wij

Kennis makelen

Het Kennisplein is hét platform voor de integrale kennisuitwisseling voor professionals in het

fysieke veiligheidsdomein. In 2019 wordt de zichtbaarheid van het Kennisplein versterkt en

wordt het aanbod nog beter afgestemd op de informatie- en kennisbehoefte van de

veiligheidsregio’s. Een voorbeeld hiervan is dat op basis van de ontwikkelingen in de

veiligheidsregio’s, in nauwe afstemming met de lectoraten, een leerkring omgevingsrecht

wordt ingericht en een virtueel kantoor beschikbaar wordt gemaakt. Veiligheidsregio’s

worden hiermee in de gelegenheid gesteld met en van elkaar te leren hoe om te gaan met

het veranderende omgevingsrecht en informatie tijd- en plaats onafhankelijk te gebruiken.

Verder wordt het Kennisplein digitaal nog toegankelijker gemaakt, waarbij de producten en

diensten overzichtelijker worden gepresenteerd. De virtuele kantoren worden vernieuwd

zodat ze voldoen aan de vraag vanuit de regio’s.

Tot slot wordt kennisdeling gefaciliteerd door het organiseren van congressen voor partners.

Kennisontwikkeling

In 2019 neemt het budget voor kennisontwikkeling toe als gevolg van:

> Kenniscentrum data-analyse: € 1.124.000;

> Uitvoeringsagenda Brandweer: € 1.064.000 (project Vrijwilligheid € 500.000, project

RemBrand € 464.000, project Diversiteit €100.000).

In 2018 heeft het IFV een strategische kennis- en onderzoeksagenda gepresenteerd waarin

trends, ontwikkelingen en risico’s in beeld zijn gebracht voor het fysieke veiligheidsdomein.

Kennis makelen (bedragen in duizenden euro's)

Realisatie

2017

Begroting

2018

Begroting

2019

Totaal 790 1.230 1.230

Kennisontwikkeling (bedragen in duizenden euro's)

Realisatie

2017

Begroting

2018

Begroting

2019

Kennisborging 804 608 658

Onderzoek en contentontwikkeling 3.695 3.348 5.539

Totaal 4.499 3.956 6.197

13/51

De strategische kennis- en onderzoeksagenda stelt het IFV in staat om te anticiperen op een

veranderende wereld, zodat de producten en diensten daarop kunnen worden aangepast.

Jaarlijks wordt deze agenda bijgesteld als gevolg van actuele ontwikkelingen en wensen

vanuit de veiligheidsregio’s. Deze strategische kennis- en onderzoeksagenda wordt actief

afgestemd met het veld. Met het opheffen van de Wetenschappelijke Raad Brandweer

wordt de onderzoeksvraag uit de veiligheidsregio’s opgenomen in de strategische

kennisagenda.

De belangrijkste ontwikkelingen uit de strategische kennisagenda zijn vertaald naar de

meerjarige onderzoeksprogrammering van de lectoraten. Per lectoraat worden hieronder de

belangrijkste ontwikkelingen en speerpunten voor 2019 weergegeven. Belangrijk om hierbij

op te merken is dat het gaat om momentopnames. De wereld staat niet stil en ook het

vakgebied is volop in beweging. Verschillende ontwikkelingen evenals het onderzoek zelf,

leiden voortdurend tot nieuwe inzichten. Tot slot worden de gezamenlijke ambities van de

lectoraten ten aanzien van specifiek de nieuwe omgevingswet toegelicht.

Lectoraat brandweerkunde

In 2019 ligt de focus van het lectoraat op het vakgebied van de brandbestrijding, omdat hier

de grootste risico’s liggen voor brandweerpersoneel. Concrete activiteiten waar het lectoraat

in 2019 in dit kader aan werkt zijn:

> Invoering van de hernieuwde kijk op brandbestrijding;

> Onderzoek naar onbemenste inzet;

> Ontsluiting van de brandweerdoctrine;

> Onderzoek naar de menskant (human factors) van commandovoering in samenwerking

met universiteiten en regio’s;

> Het versterken van het leren in de frontlinie door action-learning. Dit betreft het op de

werkvloer volgen en begeleiden van de toepassing en ontwikkeling van nieuwe kennis

en kunde.

> Het verzamelen van casuïstiek om van te leren, door het grootschalig verzamelen,

analyseren en duiden van relevante incidenten uit de regio’s.

Verder werkt het lectoraat nauw samen met de andere lectoraten binnen het IFV. Zo wordt in

2019 samen met het lectoraat Transportveiligheid onderzoek verricht naar diverse

ontwikkelingen rond de energietransitie. Onder andere naar de effecten van nieuwe

energiebronnen en –opslag en de hulpverlening bij elektrische voertuigen en

transportongevallen.

Samen met het lectoraat Brandpreventie wordt onderzoek verricht naar brand en

brandverloop. Onder andere via een grootschalig experiment rond rookontwikkeling in

gelaagde gebouwen. Het doel is het opdoen van nieuwe inzichten voor het preventief en

repressief optreden bij dergelijke incidenten.

De richting van het lectoraat wordt naast de kennisagenda (zie bijlage), bepaalt door de

Landelijke Agenda Brandweerzorg, de behoefte van onze partners en de ontwikkelingen in

de maatschappij.

Lectoraat brandpreventie

In 2019 geeft het lectoraat verder invulling aan de volgende meerjarige onderzoekslijnen. Op

onderdelen hierbinnen is aandacht voor demografische ontwikkelingen, zoals het toenemend

aantal ouderen:

> Brandveiligheid woonomgeving;

> Relatie preventie-repressie;

> Risico’s van overmorgen;

14/51

> Passende regelgeving/implementatie in beleid;

> Fire Safety Engineering (FSE) met als doelstelling een (brand)veilige samenleving.

Deze onderzoeken zijn direct of indirect afgeleide activiteiten van de tien ambities uit de

lectorale rede ‘het kerkje van Spaarnwoude’ (Hagen 2007). In aanvulling op deze

onderzoekslijnen levert het lectoraat een belangrijke bijdrage aan het

ondersteuningsprogramma voor de veiligheidsregio’s bij de implementatie van het nieuwe

omgevingsrecht. In dit kader starten in 2019 onderzoeken naar de concrete consequenties

voor de veiligheidsregio’s van de veranderende omgevingswetgeving. Onderdeel daarvan

vormt de wijze waarop adviezen meer gericht kunnen worden op risico’s in plaats van op

regels. Op basis van de resultaten organiseert het lectoraat plug-in sessies en leertafels voor

de veiligheidsregio’s.

Concrete activiteiten die het lectoraat verder in 2019 verricht zijn het jaarlijkse onderzoek

naar fatale woningbranden en de organisatie van het 12de nationale congres Fire Safety &

Science.

Lectoraat Crisisbeheersing

Het IFV investeert gericht in de verdere ontwikkeling van crisisbeheersing als professie. In

2018 is daarom € 250.000,- extra toegevoegd aan het lectoraat Crisisbeheersing. In 2019

leidt dit tot een uitbreiding van het aantal onderzoeken, de kennisontwikkeling op dit thema

en de vertaling daarvan naar onderwijs. Het lectoraat geeft in 2019 uitvoering aan de

volgende meerjarige onderzoekslijnen:

> De verbrede visie op crises en crisisbeheersing;

> bevolkingszorg en zelfredzaamheid;

> Organisatievraagstukken rond (boven)regionale crisisbeheersing.

Verder verschijnt er in 2019 weer een uitgave in de reeks ‘Lessen uit crises en mini-crises’.

Hierin wordt ook dit jaar weer aandacht geschonken aan uiteenlopende soorten van onheil

en verstoringen die in het afgelopen jaar hebben plaatsgevonden en de resultaten die

gericht onderzoek hiernaar heeft opgeleverd. Bevolkingszorg en risico- en

crisiscommunicatie vormen in toenemende mate de kern van crisisbeheersing. Ook gezien

nieuwe crisistypen die ontstaan als gevolg van bijvoorbeeld de klimaatverandering en

mondiale ontwikkelingen. Om deze reden zijn ook informatie en communicatie de komende

jaren belangrijke thema’s binnen het lectoraat. In 2019 wordt onderzoek gestart naar de

wijze waarop de huidige GRIP-structuur aansluit bij de veranderende typologie van

incidenten in de veiligheidsregio’s. In het verlengde hiervan wordt onderzocht wat de impact

is van die veranderende typologie op de wijze waarop bevolkingszorgprocessen in de

toekomst kunnen worden ingericht. De uitkomsten van dit onderzoek worden breed

beschikbaar gesteld in congressen en plug-in kennissessies.

Lectoraat transportveiligheid

Transportinfrastructuren en –activiteiten zijn er in iedere veiligheidsregio en hebben per

definitie consequenties voor de veiligheid. Veel van de transportontwikkelingen zijn van

(inter)nationale aard, worden ingegeven door landelijk beleid en hebben veelal een landelijke

impact. De breed gedragen opvatting dat transportveiligheid een cruciaal thema is voor de

veiligheidsregio’s en de continuïteit van de Nederlandse samenleving maakt dat het lectoraat

Transportveiligheid bij het IFV de afgelopen jaren verder is uitgebreid en ontwikkeld. Het

lectoraat richt zich op transportveiligheidsvraagstukken op de vier (land)modaliteiten: weg,

water, spoor en buisleidingen. Zoals verwoord in de lectorale rede ‘Transportveiligheid:

15/51

ketens verbinden, netwerken smeden’ (Rosmuller, 2013), lopen innovaties in de

transportsector sneller dan veiligheidsregio’s zelf kunnen bijbenen.

De onderzoekslijnen van het lectoraat zijn gebaseerd op de strategische kennisagenda van

het IFV, maar ook op de Uitvoeringsagenda Brandweer, de Strategische agenda van het

Veiligheidsberaad en actuele maatschappelijke ontwikkelingen.

De focus van het lectoraat ligt in 2019 op de volgende onderwerpen:

> In nauwe samenwerking met de lectoraten Brandweerkunde en Brandpreventie worden

de consequenties van de energietransitie voor de samenleving en de brandweer verder

onderzocht en verkend;

> Het lectoraat onderzoekt de publiek-private samenwerking op het gebied van

transportveiligheidsvraagstukken en innovatie in de transportsector;

> In verband met de naderende invoering van de Omgevingswet en het gemoderniseerde

omgevingsbeleid, investeert het lectoraat in het verkennen en bijdragen aan de rol van

de veiligheidsregio als professionele adviseur bij ruimtelijke ontwikkelingsprocessen en

infrastructurele vraagstukken;

> Trends zoals de toenemende ondergrondse infrastructuur (o.a. tunnels en

parkeergarages), alternatieve brandstoffen en energiedragers, alsmede de gevolgen van

de meer risicogerichte wijze van advisering zijn onderwerp van onderzoek.

Het lectoraat geeft invulling aan deze speerpunten door onderzoeksprojecten samen met de

transportbranche en ketenpartners uit te voeren. Bij het onderzoek naar en de duiding van

veiligheidsconsequenties van innovaties in de transportsector wordt nadrukkelijk de

samenwerking gezocht met de private sector, zodat hun kennis en expertise wordt benut.

Omgevingswet

Een belangrijke ontwikkeling die zich de komende jaren nadrukkelijk manifesteert is de

ontwikkeling van de nieuwe omgevingswet. Het IFV ziet de komst van deze nieuwe wet

enerzijds als een uitdaging, maar ook als een grote kans om voor de veiligheidsregio’s

kennis en onderwijs aan te bieden waarmee zij hun deskundigheid kunnen vergroten. Om

deze reden zetten de lectoraten zich in 2019 nadrukkelijk en gezamenlijk in om invulling te

geven aan de inhoudelijke uitwerking van de komst van de omgevingswet en het

beschikbaar maken van de noodzakelijke kennis voor de veiligheidsregio’s.

Dit krijgt vorm in een ondersteuningsprogramma waarin een samenhangend pakket van

producten en activiteiten aan de samenwerkingspartners van het IFV wordt aangeboden.

Onderdelen daarbinnen zijn het opbouwen en delen van actuele juridische kennis, evenals

het vertalen van thema’s uit het regionale risicoprofiel naar thema’s waar gemeenten,

provincies en waterschappen mee bezig zijn. Het gaat onder meer om klimaatadaptie,

verduurzaming, energietransitie, mobiliteit, kernwaarden veilige leefomgeving, risicogericht

werken en integrale advisering.

Kenniscentrum data-analyse

Het IFV investeert in dataverzameling en data-analyse door te werken aan een landelijke

voorziening betrouwbare, actuele informatie wordt verzameld en aan de veiligheidsregio’s

wordt geleverd. Zowel de veiligheidsregio’s als de lectoraten hebben behoefte aan

betrouwbare en vergelijkbare data, landelijk en regionaal, die periodiek beschikbaar komen.

Data, data-analyse en business intelligence leveren een steeds grotere bijdrage aan het

kunnen volgen, begrijpen en duiden van ontwikkelingen en trends binnen het fysieke

veiligheidsdomein.

Om in deze behoefte te voorzien richt het IFV een kenniscentrum data-analyse in.

Daarbinnen worden relevante databases ingericht die zowel de lectoraten van het IFV, als

16/51

de veiligheidsregio’s uniek bronmateriaal voor onderzoek en analyse bieden. Het

kenniscentrum bevindt zich nu in de opstartfase en wordt in 2019 verder ingericht.

Projectfinanciering is afkomstig uit de BDuR en een subsidie van het ministerie van Justitie

en Veiligheid. Op termijn wordt een structurele bijdrage vanuit de veiligheidsregio’s voorzien.

Hieraan gerelateerd verzorgt het IFV de volgende structurele taken in opdracht van het

Veiligheidsberaad:

> Het continueren van de brandweerdata voor de brandweer;

> Het opzetten en bijhouden van de brandweerstatistiek;

> Het vierjaarlijks uitvoeren van het belevingsonderzoek brandweer.

Kennisfuncties

Kenniscentrum Arbeidsveiligheid

Het Kenniscentrum Arbeidsveiligheid (KCAV) zet zich in voor vitale medewerkers in een

vitale organisatie en werkt hierin nauw samen met het lectoraat Brandweerkunde. Met deze

inspanningen op het gebied van duurzame inzetbaarheid geeft het KCAV invulling aan de

uitvoeringsagenda 2018-2019 van Brandweer Nederland. Het KCAV heeft in 2019 de

volgende speerpunten:

> Gezondheidsmonitoring: Het monitoren van informatie over persoonskenmerken in

relatie tot blootstelling aan gevaren, met als doel om arbeidsgerelateerde aandoeningen

zoveel mogelijk te voorkomen;

> Periodiek Preventief Medisch Onderzoek (PPMO): De ontwikkeling van een

toekomstbestendig en gedifferentieerd PPMO voor brandweerpersoneel, gebaseerd op

de evaluatie van het huidige PPMO en rekening houdend met de verschillende taken

binnen het brandweervak;

> Hitteblootstelling: Onderzoek naar langetermijneffecten van frequente en/of langdurige

blootstelling aan hitte op de gezondheid van brandweerpersoneel, met als doel om tot

interventies te komen die de fysieke weerbaarheid vergroten.

Innovatie

Door gericht te innoveren blijft het IFV werken aan zijn toegevoegde waarde en de betekenis

van zijn dienstverlening voor de veiligheidsregio’s. Innovatie maakt integraal onderdeel uit

van alle producten en diensten van het IFV. Om deze reden is innovatie binnen het IFV niet

iets dat apart is weggezet.

Voor de invulling van de brugfunctie voor innovatie wordt een budget opgenomen dat

bestemd is voor het faciliteren en ondersteunen van innovatie-initiatieven waarbij het IFV

samenwerkt met de veiligheidsregio’s en het bedrijfsleven. In dit kader worden ook

subsidieaanvragen voor innovatieprojecten bij de Europese Unie begeleid.

Kennisfuncties (bedragen in duizenden euro's)

Realisatie

2017

Begroting

2018

Begroting

2019

Kenniscentrum Arbeidsveiligheid 980 700 700

Innovatie 679 300 315

Totaal 1.659 1.000 1.015

17/51

Opleiden

De kennis die voortkomt uit onderzoeken en kennisactiviteiten wordt verwerkt in de les- en

leerstof en trainingsprogramma’s van de Brandweeracademie, GHOR academie en de

Crisismanagementacademie. Het IFV signaleert daarbij een duidelijke behoefte aan

eigentijds leiderschap binnen de veiligheidsregio’s. De steeds complexere samenleving stelt

bijvoorbeeld hoge eisen aan leiderschap voor crisisfunctionarissen. Daarom investeert het

IFV in 2019 in de doorontwikkeling van de leergangen Management en Leiderschap. Door

leiderschap meer geïntegreerd als onderdeel van overige leerlijnen te programmeren en de

overlap tussen verschillende leiderschapsactiviteiten binnen het IFV weg te nemen, biedt het

IFV een betere dienstverlening met een duidelijke focus. Dit leidt echter in 2019 wel tot een

€ 500.000 lagere omzet voor leiderschapsontwikkeling.

Ook wordt actief ingezet op intensivering van de samenwerking met partners als Defensie en

de politie op het gebied van leiderschapstrajecten, zodat capaciteit, kennis en middelen zo

effectief mogelijk kunnen worden benut.

Opleidingen risicobeheersing

De eerder genoemde ontwikkelingen rond de Omgevingswet zijn van grote betekenis voor

de opleidingen op het terrein van risicobeheersing. In 2019 worden de kwalificatiedossiers

risicobeheersing herijkt, met medewerking van de leerkring Omgevingsrecht. Ook worden

nieuwe bijscholingen en introductielessen ontwikkeld. De volgende opleidingen worden

geactualiseerd en aangesloten op de nieuwe kwalificatiedossiers:

> Medewerker Brandpreventie;

> Specialist Risico’s en veiligheid;

> Specialist Brandpreventie;

> Specialist Industriële veiligheid;

> Fire Safety Engineer/Fire Safety Manager;

> Post HBO Fire Safety Engineer.

Crisismanagement

In januari 2019 start een nieuwe Master of Crisis and Public Order Management (MCPM)

met een maximum van 24 deelnemers. Dit is zevende opleiding in de reeks. De verwachting

is een toename van deelname aan de opleidingen van de Crisismanagement academie in de

periode tot en met 2022. De Crisismanagement academie is gestart in 2016 en is inmiddels

twee jaar een begrip. De Politieacademie is hierin een nauwe samenwerkingspartner. De

ambitie is om de activiteiten van de Crisismanagementacademie in gezamenlijkheid verder

uit te bouwen.

Opleiden (bedragen in duizenden euro's)

Realisatie

2017

Begroting

2018

Begroting

2019

Leergangen brandweermanagement 3.177 2.852 2.850

Overige brandweeropleidingen 1.010 630 810

Multi opleidingen 1.888 2.470 1.880

GHOR opleidingen 878 750 750

Leiderschapsontwikkeling 1.184 1.635 1.135

Publicaties-en leerstofontwikkeling 1.256 1.165 1.196

Totaal 9.393 9.502 8.621

18/51

In 2018 zijn op verzoek van het ministerie van Justitie en Veiligheid de kwalificatiedossiers

van de multidisciplinaire functies geactualiseerd. In 2019 worden de curricula daarom,

samen met de stakeholders, doorgenomen op inhoud en waar nodig geactualiseerd.

Opleidingen Bevolkingszorg

Door de veranderende rol van de veiligheidsregio’s worden op landelijk niveau steeds

hogere eisen gesteld aan de manier waarop Bevolkingszorg is georganiseerd. Mede

hierdoor zijn er door de veiligheidsregio’s, verenigd in het Landelijk Overleg Coördinatoren

Bevolkingszorg (LOCB), drie landelijke ambities gesteld op het gebied van vakbekwaam

worden en blijven:

> Actualisatie en doorontwikkeling van de bestaande producten vakbekwaamheid

bevolkingszorg;

> Veiligheidsregio's faciliteren bij het vakbekwaam blijven van

bevolkingszorgfunctionarissen;

> Bevolkingszorg als betrouwbare partner binnen de crisisbeheersing.

Het IFV draagt bij aan deze ambities door het beheer van actuele kwalificatiedossiers en het

afnemen van examens waarbij de vakbekwaamheid wordt getoetst. Hiernaast worden

veiligheidsregio’s geholpen met de handreikingen voor vakbekwaamheid en worden

scholingsbijeenkomsten en netwerken voor bevolkingszorgfunctionarissen georganiseerd.

De ontwikkelde en gevalideerde basiskennis Bevolkingszorg wordt geborgd in de

opleidingen van de Brandweeracademie, de Crisismanagementacademie en de GHOR-

academie.

Brandweeropleidingen

In 2018 is de 51e voltijdsofficiersopleiding gestart. Een groot deel van het opleidingsbudget

(vouchergelden) wordt hier in 2019 aan besteed. Hierdoor daalt het beschikbare budget voor

‘Vakbekwaam worden’ .

Daarnaast komt het budget nog verder onder druk te staan vanwege de grote behoefte aan

reguliere (deeltijd)opleidingen, maar ook vanwege de vernieuwde opleidingen (Hoofd)

Officier van Dienst en Adviseur Gevaarlijke Stoffen. De verwachting is dat als gevolg van de

invoering van de Omgevingswet de opleidingsdruk vanuit de veiligheidsregio’s verder

toeneemt. Het IFV gaat daarom met de veiligheidsregio’s in gesprek om te zien hoe kan

worden voldaan aan de toenemende opleidingsvraag.

Verder versterkt het IFV in 2019 de docentenpool voor alle opleidingen zodat de kwaliteit

van het onderwijs een impuls krijgt en een structurele verbeterslag wordt gegarandeerd. Op

dit moment ligt de focus van de kerndocenten op lesgeven. In de komende jaren worden zij

actief betrokken bij de ontwikkeling van les- en leerstof, waardoor nog beter invulling wordt

gegeven aan de oorspronkelijk beoogde (kern)taken van de kerndocenten.

GHOR-opleidingen

Vanaf 2019 wordt de e-learning voor de generieke modules van de opleidingen Algemeen

Commandant Geneeskundige Zorg (ACGZ), Hoofd Informatie Geneeskundige zorg (HIN),

Hoofd Ondersteuning Geneeskundige zorg (HON) en OvD-Geneeskundig in geactualiseerde

vorm binnen de ELO-omgeving aan de GHOR aangeboden. De samenhang tussen het

aanbod van de opleidingen ‘Vakbekwaam worden’ en ‘Vakbekwaam blijven’ voor de

verschillende GHOR-rollen wordt versterkt. Op basis van de visie ‘Vakbekwaam blijven’

wordt gewerkt aan producten die bijdragen aan de ontwikkeling van de reeds opgeleide

GHOR-professionals. Een voorbeeld hiervan is nascholing op actuele thema’s. Specifiek is

er in 2019 een bijscholingsaanbod voor de ACGZ en Directeuren Publieke Gezondheid

19/51

(DPG). Op basis van veldonderzoek wordt een HON-opleiding ontwikkelt die in 2019

beschikbaar komt. Tenslotte breidt het IFV het aanbod aan activiteiten voor Opleiden,

Trainen en Oefenen (OTO) uit binnen het domein van de publieke gezondheid.

Examinering

In 2019 wordt het verouderde examensysteem ‘MijnNBBE’ vervangen en wordt een nieuw,

toekomstbestendig examenmanagementsysteem geïmplementeerd. Bij de implementatie

van dit nieuwe systeem worden de organisatoren in de regio nauw betrokken. Verder streeft

het IFV naar het optimaliseren van de kwaliteit en professionaliteit voor lokale toetsing en

uitbreiding van de beoordelaarspool, door het bieden van aanvullende opleidingen,

trainingen en begeleiding.

Als gevolg van het nieuwe Besluit brandweerpersoneel is de prognose dat het aantal

examens voor bijvoorbeeld Manschap A en Bevelvoerder afneemt. Dit wordt verklaard

doordat er minder herkansingen zijn en er ook minder examens in de opleidingen zijn

opgenomen. Bovendien wordt een deel van de examens niet meer door het IFV afgenomen,

maar wordt dit op regionaal niveau afgewikkeld. Tegelijkertijd neemt het gemiddelde verloop

van manschappen en bevelvoerders bij veiligheidsregio’s toe. De vrijwilliger blijft minder lang

aan de brandweer verbonden. Hierdoor worden er juist meer opleidingen en examens

afgenomen. Met deze trend kan in de begroting maar in beperkte mate rekening worden

gehouden. Dit komt omdat betrouwbare meerjarenprognoses van de ontwikkeling van

personeelsaantallen en personeelsbehoefte in de regio’s nog onvoldoende beschikbaar zijn.

Training en bijscholing

Vanuit de regio’s is vraag naar trainingen waarin nieuwe inzichten uit onderzoek zijn vertaald

naar handelingsperspectief. Omdat dergelijke trainingen hoge vakinhoudelijke eisen aan de

docenten en trainers, worden de eigen docenten van het IFV opgeleid voor deze trainingen.

Examinering (bedragen in duizenden euro's)

Realisatie

2017

Begroting

2018

Begroting

2019

Totaal 3.203 2.800 2.900

Training en bijscholing (bedragen in duizenden euro's)

Realisatie

2017

Begroting

2018

Begroting

2019

Totaal 2.260 2.190 2.126

20/51

Toezicht certificering

Ook in 2019 houdt het IFV toezicht op de kwaliteit van examinering en certificering. Het

Bureau Toezicht Examinering en Certificering is betrokken bij de opzet en implementatie van

het herontwerp examinering om de kwaliteit van de nieuwe examineringswijze te borgen.

Verder worden de certificeringsprocessen aangepast die in 2020 ingaan en onder

accreditatie van de Raad van Accreditatie vallen. Hiernaast worden in 2019 de

certificeringsprocessen voor de duikmedisch begeleider geïmplementeerd en worden audits

uitgevoerd bij de opleidingsinstituten voor brandweeropleidingen en worden heraudits

voorbereid.

Advies

Het IFV krijgt regelmatig adviesverzoeken vanuit de veiligheidsregio’s. Deze adviezen

hebben doorgaans betrekking op specialistische onderwerpen als fire safety engineering, of

veiligheidsconsequenties voor repressief optreden bij nieuwe technologieën. Daarnaast

wordt er regelmatig om advies gevraagd bij de organisatie van bijzondere evenementen,

zoals Koningsdag. Aanleiding hiervoor is doorgaans een specifiek incident.

Ten aanzien van vakbekwaamheid en de vakbekwaamheidsorganisatie worden

veiligheidsregio’s op verzoek geadviseerd over organisatorische, onderwijskundige en

opleidingskundige aangelegenheden. Met ingang van 2019 eindigt het project van de

transitie naar de landelijke meldkamerorganisatie (LMO). Dit project en de bijbehorende

financiering waren ondergebracht bij het IFV.

Toezicht certificering (bedragen in duizenden euro's)

Realisatie

2017

Begroting

2018

Begroting

2019

Totaal 526 534 748

Advies (bedragen in duizenden euro's)

Realisatie

2017

Begroting

2018

Begroting

2019

Onderwijscuratorium 39 50 50

Advies 256 140 447

LMO ( transitie landelijke meldkamer) 680 781 0

Totaal 937 971 497

21/51

3 Informatievoorziening

3.1 Begroting Informatievoorziening

Veiligheidsregio’s en crisispartners hebben informatie nodig om goed te kunnen

functioneren. We spreken in sterk toenemende mate van ‘informatiegestuurd werken’. Dit

geldt niet alleen voor het optreden bij rampen en crises, maar ook voor de voorbereiding

daarop en het reduceren van risico’s. De informatisering en digitalisering van de

samenleving zet onverminderd door. Het IFV is ervan overtuigd dat landelijke samenwerking

op het gebied van informatievoorziening en business intelligence, onmiskenbaar voordelen

biedt voor de veiligheidsregio’s op het gebied van kwaliteit, efficiëntie, standaardisatie,

uniformiteit en samenwerking.

Om deze reden stimuleert en faciliteert het IFV de ontwikkeling van een gezamenlijke

informatievoorziening voor de veiligheidsregio’s. Hierbij wordt gewerkt vanuit de behoefte

van de samenwerkingspartners. Door onder meer het gericht verzamelen, analyseren en

aanbieden van data kunnen management en besturen van veiligheidsregio’s beter sturen,

uitvoeren, verantwoorden, vergelijken en leren.

Voor de producten en diensten ten aanzien van Informatievoorziening hanteert het IFV

onderstaande meerjarenbegroting. Net als voor kennisontwikkeling en onderwijs geldt dat

onderstaande producten en diensten worden gefinancierd uit verschillende bronnen. In

hoofdstuk 6 is het overzicht van de financiering van deze producten en diensten naar

inkomstenstromen opgenomen.

Belangrijkste wijzigingen in de begroting

De volgende begrotingsposten wijzigen significant in 2019:

> De omzet voor beheer LCMS neemt toe als gevolg van indexering en meer omzet bij

ketenpartners (waterschappen en zorgregio’s);

> De omzet voor het programma Informatievoorziening neemt toe door het realiseren van

de infrastructuur van het Kenniscentrum data-analyse (€ 500.000);

besteding per dienst (bedragen in duizenden euro's)

Realisatie

2017

Begroting

2018

Begroting

2019

Beheer LCMS 3.798 3.996 4.279

Beheer SIS 525 454 469

Beheer ELO 341 366 378

SCL 145 145 145

Programma informatievoorziening 698 1.203 1.803

Verkeersplein 0 0 293

Beheer Geo 642 620 696

Beheer GMS 0 150 150

Overig ( vervanging C2000) 208

Totaal 6.357 6.935 8.213

22/51

> Het Verkeersplein is een nieuwe, landelijke ICT-voorziening die het IFV sinds 2018

aanbiedt voor de veiligheidsregio’s;

> De omzet voor Geo neemt toe doordat vanaf 2019 de korting van de vier “voorloper-

regio’s” is vervallen.

3.2 Wat bieden wij

Beheer landelijke voorzieningen

Binnen het IFV zijn verschillende ICT-voorzieningen ondergebracht die ook in 2019 worden

beheerd en doorontwikkeld. Deze ICT-voorzieningen ondersteunen en versterken de rol van

de veiligheidsregio’s. De systemen die door het IFV worden beheerd zijn het Landelijk

Crisismanagement Systeem (LCMS), de basisvoorziening voor geografische informatie

(GEO) en de basisvoorziening Elektrische Leeromgeving (ELO).

LCMS

In 2019 worden verbeterde functionaliteiten in LCMS geïntegreerd, dit geldt hoofdzakelijk

voor het grafische deel, LCMS Plot. Daarnaast worden bestaande functies van het systeem

LCMS verbeterd op basis van gebruikersbehoeften die landelijk zijn afgestemd door

functioneel beheerders.

GEO

De basisvoorziening GEO wordt in 2019 verder afgestemd op andere landelijke en regionale

projecten en programma’s, zoals de integratie met LCMS, de doorontwikkeling van

kernregistraties, de ideeën rondom het koppelen van gemeenschappelijke applicaties en het

thema business intelligence. Dit leidt tot een breder en meer geïntegreerd gebruik van geo-

informatie zowel voor, tijdens en na incidenten.

ELO

In 2018 wordt de basisvoorziening ELO geëvalueerd. Afhankelijk van de uitkomsten van

deze evaluatie wordt het systeem op specifieke onderdelen verder doorontwikkeld. In 2019

ligt de focus op het koppelen van de basisvoorziening met regionale

vakbekwaamheidssystemen en het regionaal invullen van blended learning. Verder wordt in

2019 meer landelijke content beschikbaar gemaakt.

C2000 en implementatie vernieuwing C2000

Het IFV draagt bij aan de laatste stappen in de vernieuwing van C2000 (IVC) door het

ondersteunen en vertegenwoordigen van de brandweer in IVC-overleggen. Het nieuwe

C2000 wordt in 2019 in gebruik genomen. In de periode daarna vindt nazorg plaats, wordt

het oude netwerk uitgefaseerd en worden eventuele problemen verholpen.

Het IFV ondersteunt met de dienst Informatievoorziening de organisatie van kennisevents en

netwerkbijeenkomsten, waarmee de verbinding met en tussen de veiligheidsregio’s wordt

versterkt. De meest relevante netwerken die in 2019 worden ondersteund zijn het

Gebruikersoverleg C2000 en GMS, het Chief Information Officer (CIO)-beraad en de

architectuurboard. Daarnaast participeert het IFV namens de veiligheidsregio’s in

ontwikkelingen rond de Landelijke Meldkamerorganisatie (LMO) door onder meer het

bijdragen aan uniformering van werkprocessen.

23/51

Landelijke ICT-voorziening

Het Verkeersplein, een robuust en gesloten netwerk, is geïmplementeerd en steeds meer

veiligheidsregio's zijn aangesloten. In 2019 bouwt het IFV hierop voort door diensten te

ontwikkelen die gebruik maken van dit gesloten netwerk. Ook worden koppelingen gelegd

naar ketenpartners en worden projecten gestart op het gebied van landelijke koppelvlak voor

data-uitwisseling, hosting-diensten en integratie. Bestaande voorzieningen die nu nog via het

open internet worden benaderd, krijgen als primaire toegangsroute het gesloten netwerk (en

als back-up het internet). Beveiliging van het netwerk is vanzelfsprekend op een zeer hoog

niveau. De verwachting is ook dat er komende jaren steeds meer mogelijkheden komen en

nieuwe ideeën worden ontwikkeld. Het huidige Verkeersplein is daarmee pas het begin.

Ontwikkeling datawarehouse-omgeving:

Door de toenemende informatisering en de grote behoefte van onze partners aan informatie-

gestuurd optreden, data-analyse en business intelligence, creëert het IFV een landelijke

data-omgeving waarin eenduidig en betrouwbaar data wordt opgeslagen. Hieronder wordt

een technisch platform, opslagcapaciteit, de benodigde databases en tooling verstaan, maar

ook de bijbehorende eenduidige definities en datamodellen.

In 2019 werkt het IFV aan de technische realisatie van dit platform, het inregelen en borgen

van beheertaken, maar ook aan het creëren van de randvoorwaarden en het bewaken van

de samenhang. Business intelligence is veelomvattend en valt of staat met een technisch

platform. De ambitie van het IFV is om voor de veiligheidsregio’s één samenhangende

‘datawarehouse’-omgeving te creëren voor de volgende doeleinden:

> Het beschikbaar stellen van deze complete omgeving voor regio’s die hun regionale data

hierin willen onderbrengen;

> Het ontsluiten van landelijke data ten behoeve van branche-informatie;

> Het koppelen van andere databronnen (zoals CBS-gegevens);

> Het gebruik van deze omgeving voor landelijke trends en onderzoeken.

Het Kenniscentrum data-analyse i.o., zie daarvoor het voorgaande hoofdstuk, is beoogd

grootgebruiker.

Programma Informatievoorziening

Net als in de voorgaande jaren geeft het IFV uitvoering aan het programma

Informatievoorziening 2015-2020. Met dit meerjarenprogramma streven het IFV en de

veiligheidsregio’s naar een sterke, uniforme en waar mogelijk gemeenschappelijke

informatievoorziening in 2020 en de jaren daarna. In 2019 ligt de focus op de uitvoering van

de goedgekeurde werkplannen voor de prioriteiten Informatieveiligheid, Landelijke

kernregistraties, Landelijke ICT-voorziening, Business intelligence en Gemeenschappelijke

applicaties. Hiernaast onderzoeken wij samen met het veld of er nieuwe of aanvullende

behoeften zijn in relatie tot deze speerpunten.

Het programma streeft ernaar in om 2019 het volgende te realiseren:

> Informatieveiligheid: De veiligheidsregio’s streven naar de implementatie van de

gezamenlijk ontwikkelde set aan maatregelen. Het IFV biedt hierbij nazorg en helpt de

regio’s de implementatie vorm te geven. Vanwege de groeiende aandacht voor

cybersecurity inventariseren wij of er aanvullende behoeften zijn.

> Landelijke kernregistraties: Nu steeds meer kernregistraties zijn afgerond, worden in

2019 vervolgstappen gezet in het eenduidig gebruik van definities en het verzamelen en

opslaan van landelijk uniforme data.

24/51

> Business intelligence: Het combineren van landelijk verzamelde en beheerde data leidt

tot nieuwe inzichten en nieuwe sturingsinformatie. De landelijke ontsluiting van GMS-

data helpt de regio’s bij incidentanalyses op regionaal en landelijk niveau.

> Gemeenschappelijke applicaties: Het inzicht in de gemeenschappelijke applicaties biedt

samenwerkingsmogelijkheden ten aanzien van inkoopstrategieën. Op de langere termijn

streeft het IFV naar het stimuleren van standaardisatie bij de inkoop van software.

25/51

4 Materieelbeheer en procurement

4.1 Begroting materieelbeheer en procurement

Het IFV ondersteunt de veiligheidsregio’s met het verwerven, beheren en ter beschikking

stellen van materieel, uitrusting en (telecommunicatie)voorzieningen. De rol van het IFV is

hierin is in de afgelopen jaren verschoven van een uitvoerende naar een meer adviserende

rol. Het IFV vervult nu een meer kennisgerichte, faciliterende rol bij inkoop en de organisatie

van operationele voorbereiding en coördinatie en in 2019 zet deze lijn zich voort. In 2019

wordt verkend hoe de dienstverlening verder kan worden uitgebreid en geprofessionaliseerd.

Daarvoor wordt onder andere een verkenning gestart naar de intensivering van de

samenwerking met het LOCC.

Voor de producten en diensten ten aanzien van materieelbeheer en procurement hanteert

het IFV onderstaande meerjarenbegroting. Net als voor de andere producten en diensten

geldt dat onderstaande producten en diensten worden gefinancierd uit verschillende

bronnen. Zie hoofdstuk 6 voor het overzicht van de financiering van deze producten en

diensten naar inkomstenstromen.

Belangrijkste wijzigingen in de begroting

Bij instandhouding voorzieningen Multi zijn de bedragen voor het waarschuwings- en

alarmeringssysteem (WAS) en de noodcommunicatievoorziening (NCV) vooralsnog

opgenomen. Afhankelijk van de definitieve besluitvorming over het moment van stoppen van

het WAS en de evaluatie van de Noodcommunicatievoorziening (NCV). Na het stoppen van

het WAS is nog financiering noodzakelijk voor het ontmantelen van het WAS.

besteding per dienst (bedragen in duizenden euro's)

Realisatie

2017

Begroting

2018

Begroting

2019

Materieelbeheer 7.996 8.279 8.011

Instandhouding voorzieningen (multi) 8.323 7.191 7.191

Bovenregionale voorzieningen 2.272 3.915 3.915

Inkoop 1.425 1.500 1.450

Standaardisatie 738 680 680

Kleding dienstverlening 2.915 2.200 2.500

Totaal 23.670 23.765 23.747

26/51

4.2 Wat bieden wij

Materieelbeheer

Onderdeel van de wettelijke taak van het IFV is het vervangen van het beschikbare

rampenbestrijdingsmateriaal. Dit gebeurt in nauw overleg met het veld. Uitgangspunt hierbij

is dat vervanging niet één op één plaatsvindt, maar dat op basis van nieuwe inzichten,

methoden, doctrines en technieken wordt gekeken naar de feitelijke behoefte. Deze

vervangingskosten zijn aanzienlijk en spreiden zich daarom uit over meerdere jaren.

Bij de vorming van het IFV is materieel overgekomen vanuit JenV. Voor de vervanging van

dit materieel zijn jaarlijks en over langere tijd reserveringen noodzakelijk. Door jaarlijks een

deel van de Rijksbijdrage te reserveren, kunnen nieuwe investeringen gedaan worden

waarmee aan de wettelijke taak wordt voldaan. Deze reserveringen worden gestort in de

‘voorziening vervanging materieel’. De jaarlijkse dotaties aan deze voorziening vervanging

materieel bedragen € 2,961 miljoen. De vervangingsinvesteringen en ook de projecten om

deze investeringen voor te bereiden, zoals bijvoorbeeld het project Specialistisch Optreden,

worden uit deze voorziening betaald.

Met ingang van 2019 worden de beheerkosten voor brandweermaterieel begroot op

€ 540.000,- per jaar. Deze daling wordt veroorzaakt door het afstoten van de

brandweercompagnieën (waar GBO/SO voor in de plaats is gekomen). De dotatie aan de

voorziening vervanging materieel die nodig is om het meerjareninvesteringsplan te

financieren bedraagt € 2.961.000,-.

Ook in 2019 verzorgt het IFV het beheer van de bijzondere politiemiddelen voor een bedrag

van € 4.150.000,- per jaar. Dit betreft het beheer van gepantserde voertuigen voor

Verscherpt Rijdend Toezicht, bewakingscontainers en waterwerpers. Samen met de politie

wordt verkend hoe deze opdrachten in de komende jaren naar behoefte kunnen worden

uitgevoerd.

Daarnaast beheert het IFV de striping van politievoertuigen en worden diverse C2000

communicatiemiddelen beschikbaar gesteld, zoals mobiele opstelpunten en

noodaggregaten.

Materieelbeheer (bedragen in duizenden euro's)

Realisatie

2017

Begroting

2018

Begroting

2019

Materieelbeheer veiligheidsregio's 826 633 540

Dotatie aan voorziening vervanging materieel 2.961 3.096 2.961

Materieelbeheer politie 3.919 4.150 4.150

Diverse opdrachten vanuit ministeries/ overheden

(voormalig vtsPN, rouwregisters, kaliumjodide, etc.) 290 400 360

Totaal 7.996 8.279 8.011

27/51

Instandhouding voorzieningen (multi)

Het IFV verzorgt het beheer van het Waarschuwings- en Alarmeringssysteem (WAS), de

Noodcommunicatie voorziening (NCV) en de ondersteuning van USAR.NL. Gezien de

voorgenomen uitfasering en ontmanteling van het WAS per 1 januari 2020 neemt deze taak

naar verwachting af in 2019 en de jaren daarna. Na een definitief besluit tot uitfasering

verdwijnt deze taak, inclusief financiering, nadat de ontmanteling is voltooid. In 2019 werkt

het IFV daarom verder aan de voorbereiding van de uitfasering en ontmanteling, afhankelijk

van de besluitvorming in het najaar van 2018.

Het IFV beheert de landelijke logistieke voorraad, bedoeld voor calamiteiten in binnen- en

buitenland. Deze voorraad biedt mogelijkheden ter ondersteuning bij het opvangen en

verzorgen van burgers (o.a. veldbedden en slaapzakken), evenals technische en

ondersteunende middelen zoals aggregaten, klokpompen, zandzakken en een

zandzakkenmachine. In 2019 worden mogelijkheden verkend voor een nadere

professionalisering van deze taak door nader samen te werken met het LOCC.

Bovenregionale voorzieningen

In de bovenstaande tabel zijn de jaarlijkse beheerkosten opgenomen van de bovenregionale

voorzieningen.

Grootschalig Brandweer Optreden en Specialistisch Optreden (GBO SO)

In opdracht van de RBC, werkt het IFV samen met de RBC in het programma GBO SO aan

de doorontwikkeling van bovenregionaal brandweeroptreden. Het programma GBO SO valt

onder de Uitvoeringsagenda Brandweer en loopt tot en met 2020. In deze periode worden

vier landelijke specialismen opgeleverd en in beheer genomen en vindt de landelijke regie

plaats op grootschalig brandweeroptreden. De initiële kosten voor de ontwikkeling van deze

specialismen wordt gefinancierd uit de voorziening vervanging materieel en de beheerkosten

worden gefinancierd uit het hiervoor geraamde bedrag van € 3.000.000,- per jaar.

Instandhouding voorzieningen (multi) (bedragen in duizenden euro's)

Realisatie

2017

Begroting

2018

Begroting

2019

USAR 2.388 1.854 1.854

Beheer WAS 3.412 3.577 3.577

Beheer NCV 1.265 1.300 1.300

Landelijke logistieke voorraad 417 260 260

Derden 841 200 200

Totaal 8.323 7.191 7.191

Bovenregionale voorzieningen (multi) (bedragen in duizenden euro's)

Realisatie

2017

Begroting

2018

Begroting

2019

GBO/SO 1.401 3.060 3.060

GGB 571 525 525

Ondersteuning landelijke reddingsvloot 300 330 330

Totaal 2.272 3.915 3.915

28/51

In 2019 ligt onze focus binnen deze specialismen op het volgende.

Specialisme Technische hulpverlening (STH)

> Het beheer van de STH-organisatie, inclusief het materieel.

> De ontwikkeling van een nieuw scenario ‘Spoorincidenten’ in samenwerking met ProRail.

Met dit scenario worden de inzetmogelijkheden voor STH uitgebreid.

Specialisme Natuurbrandbeheersing (NBB)

> De doorontwikkeling en borging van onderliggende informatiesystemen, zoals het

natuurbrandverspreidingsmodel (NBVM) en de intelligente toepassing van satellietdata.

> De implementatie van specialistische teams, zoals het Fire Bucket Operations team

(FBO), het team Voorbranden, het team Natuurbrandonderzoek (NBO) en een team

NBB-adviseurs voor de inbreng van expertise in het CoPI en/of het ROT.

> De ontwikkeling van een digitaal signaleringssysteem voor droogte, genaamd ‘Early

Warning Signals’. Het IFV ontwikkelt dit systeem samen met het ministerie van JenV en

het Netherlands Space Office. Aan de hand van dit signaleringssysteem, voor een

belangrijk deel bestaande uit satellietdata, kan de brandweer een betere prognose

maken van natuurbrandrisico’s.

Specialisme Incidentbestrijding gevaarlijke stoffen (IBGS)

> Het doorontwikkelen van specialistische teams op het gebied van grootschalige

ontsmetting (GOE) en specialistische IBGS-eenheden. De landelijke organisatie van

deze teams leidt tot een efficiënter organisatie dan wanneer dit op regionaal niveau

wordt georganiseerd.

> Het ontwikkelen van een landelijke IBGS-backoffice en het versterken van de

samenwerking met partners, zoals het RIVM en Defensie, bij complexe bronbestrijding

en het bepalen van een effectgebied.

> Het beheer van landelijk IBGS-materieel, zoals radiologische meetapparatuur en de

brandweermiddelen in het kader van het Nationaal Plan Kernongevallenbestrijding

(NPK).

Specialisme Logistiek en Ondersteuning (L&O)

> Het beheer van landelijk logistiek materieel, waaronder stut- en stempelmateriaal.

> De implementatie van een landelijke drone-organisatie, waardoor de inzetmogelijkheden

van de brandweer toenemen.

> De implementatie van een landelijke databank L&O waarmee regionale logistieke

informatie centraal beschikbaar wordt gesteld voor alle veiligheidsregio’s. Deze

databank verschaft, in het geval van een calamiteit, inzicht in welke middelen

beschikbaar zijn en waar deze zich bevinden.

Naast de activiteiten op deze vier specialismen versterkt het IFV in 2019 zijn visie op GBO in

het algemeen en wordt een visie ontwikkeld op het specialisme Technische hulpverlening.

In 2019 wordt de regie op GBO versterkt, onder andere door de ontwikkeling van een

vernieuwde visie op GBO SO. Daarnaast ontwikkelt het IFV samen met de brandweer een

visie op het specialisme Technische hulpverlening en op het nieuw te ontwikkelen

specialisme Water. Met ingang van 2018 ondersteunt het IFV ook de inrichting en

instandhouding van de Nationale Reddingsvloot welke wordt gevormd door de

veiligheidsregio’s en Reddingsbrigade Nederland.

29/51

Grootschalige Geneeskundige Bijstand (GGB)

Op verzoek van GGD GHOR Nederland ondersteunt het IFV ook in 2019 het model voor

Grootschalige Geneeskundige Bijstand, evenals doorontwikkeling hiervan. Hiervoor is een

bedrag van € 525.000,- per jaar gereserveerd. Het IFV ondersteunt onder andere bij het

implementeren, uitvoeren en beheren van de leidraad GGB. Daarnaast verricht het IFV

landelijke coördinerende activiteiten ten aanzien van de inkoop en het beheer van

bovenregionaal materieel.

Inkoop

In 2019 ondersteunen en adviseren we de veiligheidsregio’s bij hun inkoopproces. Op basis

van gesprekken met de regio’s en andere afnemers professionaliseren wij onze inzet. Onze

speerpunten voor volgend jaar zijn:

> Het ondersteunen en adviseren van veiligheidsregio’s bij aanbestedingen door kennis en

formats beschikbaar te stellen;

> Het bieden van personele ondersteuning aan de veiligheidsregio’s;

> Het op verzoek geheel of gedeeltelijk overnemen van aanbestedingen.

Standaardisatie

Het IFV ondersteunt en adviseert de veiligheidsregio’s in het proces van standaardisatie. Dit

heeft betrekking op persoonlijke beschermingsmiddelen en arbeidsveiligheid, materieel,

striping en huisstijl. In 2019 wordt verkend hoe deze dienstverlening doorontwikkeld kan

worden.

Kleding dienstverlening

In 2019 wordt geïnvesteerd in accountmanagement, waarbij de inzet is om de

dienstverlening van het IFV nog nadrukkelijker aan te laten sluiten bij de wensen en

Realisatie

2017

Begroting

2018

Begroting

2019

Totaal 1.425 1.500 1.450

Standaardisatie (bedragen in duizenden euro's)

Realisatie

2017

Begroting

2018

Begroting

2019

Totaal 738 680 680

Kleding dienstverlening (bedragen in duizenden euro's)

Realisatie

2017

Begroting

2018

Begroting

2019

Totaal 2.915 2.200 2.500

30/51

behoeften van de brandweer. Hierbij wordt een sterke behoefte aan een aangepaste

kledingsoort voor de brandweer gesignaleerd, genaamd interventiekleding. Gezamenlijk met

de brandweer wordt verkend hoe in deze behoefte kan worden voorzien en hoe de

dienstverlening geïnnoveerd kan worden om het daarmee toekomstbestendig te houden.

31/51

5 Diensten aan managementraden en bestuur

5.1 Begroting diensten aan managementraden en bestuur

Het IFV ondersteunt en adviseert de managementraden, het Veiligheidsberaad, het

Multidisciplinair Adviesorgaan (MDA) en het (algemeen en dagelijks) bestuur IFV. Ook

ondersteunende netwerken en vakgroepen worden op verzoek van de managementraden

ondersteund door het IFV. Deze taken worden gefinancierd door bijdragen van de

veiligheidsregio’s en de BDuR.

Voor onze diensten aan managementraden en bestuur wordt onderstaande

meerjarenbegroting gehanteerd. Onderstaande producten en diensten worden gefinancierd

uit verschillende bronnen. Zie hoofdstuk 6 voor het overzicht van de financiering van deze

producten en diensten naar inkomstenstromen.

Belangrijkste wijzigingen in de begroting

In de begroting voor 2019 doen zich ten opzichte van voorgaande jaren geen significante

wijzigingen voor. Het werkbudget van het Veiligheidsberaad à € 300.000,- is opgenomen in

de begroting voor Bestuursondersteuning. In de begroting voor Diensten aan

managementraden is een bedrag van € 100.000 opgenomen voor ondersteuning van de

managementraad bevolkingszorg. Hierin is ook € 123.000 opgenomen voor de upgrade van

Brandweer.NL en € 143.000 voor het steunpunt Brandweer

5.2 Wat bieden wij

Met het onderbrengen van de afdelingen Bestuurs- en directie-ondersteuning (BDO) en

Ondersteuning Managementraden (OMR) binnen één dienst wordt beoogd de ondersteuning

en advisering van managementraden en bestuur te stroomlijnen en tegelijkertijd als

koppelvlak te laten fungeren tussen het veld, IFV en de te ondersteunen gremia onderling.

Dit gebeurt door afstemming van processen, het delen van informatie en het integraal

plannen en organiseren vanuit één secretariaat. Iedere afdeling acteert vanuit zijn eigen rol

en taak richting opdrachtgevers, maar zoekt verbinding via de ambtelijke processen en het

(bedragen in duizenden euro's)

Realisatie

2017

Begroting

2018

Begroting

2019

Bestuursondersteuning 1.955 1.695 1.690

Diensten aan managementraden 3.784 3.812 4.202

Totaal 5.739 5.507 5.892

32/51

delen van relevante informatie. Op deze wijze draagt de dienst ook in 2019 bij aan het

versterken van de verbinding tussen bestuur, managementraden, IFV en crisispartners in het

veiligheidsdomein.

Bestuursondersteuning

De afdeling Bestuurs- en Directieondersteuning adviseert en ondersteunt het

Veiligheidsberaad en onderliggende bestuurlijke adviescommissies, het Multidisciplinair

Adviesorgaan (MDA), het bestuur IFV en de directie IFV. In 2018 is gestart met een nieuwe

werkwijze in de advisering en ondersteuning van het Veiligheidsberaad en het bestuur IFV.

In 2019 wordt die lijn voortgezet en aangescherpt. Ook wordt periodiek een nieuwsbrief en

een magazine uitgebracht met wetenswaardigheden over het Veiligheidsberaad als

bestuurlijk platform, betrokken departementen en de afzonderlijke veiligheidsregio’s.

Verschillende samenwerkingspartners werken hier aan mee. Daarnaast wordt via

interactieve bijeenkomsten, zoals kennissessies, netwerkdagen en (bestuurlijke)

congressen, kennis en informatie gedeeld over thema’s die op de Strategische agenda van

het Veiligheidsberaad staan of die in opdracht van het Veiligheidsberaad zijn uitgevoerd door

het IFV.

Naast het Veiligheidsberaad bestaan er op landelijk niveau verschillende bestuurlijke

overleggen die zich richten op veiligheid. De meest relevante overleggen in dit kader zijn de

Commissie Bestuur en Veiligheid van de VNG en het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie.

Om synergiewinst te behalen en meer integraal en eenduidig te adviseren aan bestuurders

in hun verschillende rollen en aan de minister, is in opdracht van de voorzitters van het

Veiligheidsberaad, de Regioburgemeesters en de VNG, een beweging ingezet om de

ondersteunende bureaus van deze overleggen nauwer te laten samenwerken. Dit houdt

onder meer in dat thema’s die voor alle gremia van belang zijn, gezamenlijk kunnen worden

voorbereid. Daardoor wordt vanuit de verschillende perspectieven op veiligheid een zo

volledig mogelijk beeld verkregen van een vraagstuk. Ook waar het gaat om verdere

professionalisering van de bestuursadvisering vinden gezamenlijke activiteiten plaats.

De evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s, onder regie van het ministerie van JenV, is

voorzien in 2019. De afdeling BDO ondersteunt en adviseert het Veiligheidsberaad en het

bestuur IFV op de inhoudelijke thema’s daarbinnen en ten aanzien van het proces van de

wetsevaluatie. Verder adviseert en ondersteunt BDO de bestuurlijke en ambtelijke

portefeuillehouders bij de vormgeving, invulling en uitvoering van de Strategische Agenda

Veiligheidsberaad. De bestuurlijk portefeuillehouders en de voorzitter worden ondersteund

op het gebied van representatie en woordvoering.

Diensten aan managementraden

De afdeling Ondersteuning Managementraden ondersteunt de Raad Directeuren

Veiligheidsregio (RDVR), Raad van Brandweercommandanten (RBC) en het Landelijk

Netwerk Bevolkingszorg (LNB) bij het realiseren van hun ambities.

Binnen de managementraden doen zich, naast de reguliere werkzaamheden, verschillende

relevante ontwikkelingen voor die in 2019 om ondersteuning vragen van OMR. Voorbeelden

hiervan zijn de ontwikkeling en uitvoering van het programma Crisisbeheersing en

rampenbestrijding (RDVR), de ontwikkelagenda van de RDVR, het gezamenlijke programma

Mens en Bedrijfsvoering van de RDVR en RBC en de toekomstagenda Bevolkingszorg in

opdracht van het LNB. Voor de Uitvoeringsagenda Brandweer verricht OMR diverse

coördinerende en ondersteunende werkzaamheden. De thema’s die figureren op de

Uitvoeringsagenda vormen ook voor de programmaraden van de RBC de prioritaire dossiers

voor de komende jaren.

33/51

Het kwaliteitsbureau ondersteunt de veiligheidsregio’s bij het verrichten van de visitaties.

Vanuit OMR worden ook de brancheactiviteiten van de brandweer ondersteund, zoals de

jeugdbrandweer, brandweerdecoratie, Brandweermonument en -herdenking en

brandweergeschiedenis.

34/51

6 Begroting 2019

6.1 Begroting 2019

bedragen in duizenden euro's

Realisatie 2016 Realisatie 2017 Begroting 2018 Begroting 2019

Baten ( projecten)

Onderwijs 10.751 14.127 14.215 14.396

Kennis 9.109 8.946 8.141 10.389

Ondersteuning bestuur en managementraden 6.208 5.739 5.507 5.892

Informatievoorziening 5.333 6.357 6.935 8.213

Materieelbeheer 11.800 11.918 11.578 11.631

Opbrengst geleverde producten 2.967 3.289 2.200 2.500

Overige opbrengsten 3.413 2.240 2.125 76

49.581 52.615 50.701 53.097

Externe projectkosten 17.156 19.469 18.624 20.811

Kostprijs verkoop uitgeverij/verkoop

brandweerkleding 1.880 2.261 2.038 1.775

Bruto marge 30.545 30.885 30.039 30.510

Interne projectkosten 28.164 25.799 29.933 30.266

Projectresultaat (A) 2.380 5.086 105 244

Baten (afdeling) 28.160 26.582 31.290 34.937

Lasten (afdeling)

Personeelskosten 24.283 24.869 25.010 27.233

Materiële kosten 6.487 6.112 6.080 7.414

Afdelingsresultaat (B) -2.610 -4.398 199 290

Bedrijfsresultaat (A+B) -230 687 305 534

Financiële baten-lasten (+) -13 -5 -6 0

Bijzondere baten en lasten 50

Aandeel resultaat I.E. Beheer BV 120 84 56 150

Netto Resultaat -122 817 355 684

Aantal FTE 250 261 274 296

35/51

6.2 Financiering 2019

bedragen in duizenden euro's

Realisatie 2016 Realisatie 2017 Begroting 2018 Begroting 2019

1. Beschikbare financiering

Rijksbijdragen Algemeen excl. Politie 24.000 23.906 24.615 24.993

Rijksbijdrage Algemeen van voorgaande jaren 113 3.651 1.079

Totaal Rijksbijdrage 24.113 23.906 28.266 26.072

Bijdrage Politie 4.281 4.378 4.150 4.150

Facturen 6.092 5.787 3.478 3.660

Totaal Financiering wettelijke taak 34.486 34.071 35.894 33.882

Opdrachten voor veiligheidsregio's 19.919 20.996 22.450 24.672

Werkzaamheden voor derden 3.094 5.103 3.147 2.710

Totaal beschikbare financiering 57.499 60.170 61.492 61.263

2. Benodigde financiering

Omzet 49.581 52.615 50.701 53.097

Activiteiten waarvoor VenJ

contractpartij is* 7.918 7.555 8.000 8.166

- WAS en NCV 4.136 4.134 4.441 4.521

- Beheer Politiematerieel 3.782 3.420 3.559 3.645

Totaal benodigde financiering 57.499 60.170 58.700 61.263

3. Verschil 0 0 2.792 0

*) Gaat niet via V&W rekening van het IFV, maar zijn wel uitgaven die uit rijksbijdrage worden gefinancierd.

36/51

Besteding 2019 per dienst per taak

Totaal art. 68 art. 69 art. 70

Opbrengst Beleids- en strategie advisering 1.690 1.690

Opbrengst diensten aan managementraden 4.202 4.202

Opbrengst kennis makelen 1.230 1.150 80

Opbrengst kennisontwikkeling 6.197 3.484 1.699 1.014

Opbrengst kennisfuncties 1.015 1.000 15

Opbrengst opleiden 8.621 3.330 5.291

Opbrengst examinering 2.900 2.900

Opbrengst training en bijscholing 2.126 2.126

Opbrengst advies 497 197 300

Opbrengst beheer informatie systemen 8.213 650 6.188 1.375

Opbrengst toezicht certificering 748 704 44

Opbrengst materieelbeheer 8.011 8.011

Opbrengst instandhouding voorzieningen (multi) 7.191 6.991 200

Opbrengst bovenregionale voorzieningen 3.915 3.585 330

Opbrengst inkoop 1.450 1.200 250

Opbrengst standaardisatie 680 680

Opbrengst kleding dienstverlening 2.500 2.500

Opbrengst projecten stafafdeling Bedrijfsvoering 26 26

Overige projectopbrengsten 52 26 26

Totaal 61.264 33.882 24.672 2.710

Besteding per dienst 2019 naar wijze van financieren

Totaal Rijksbijdrage BDUR

Factuur of

beschikking

Opbrengst Beleids- en strategie advisering 1.690 1.390 300

Opbrengst diensten aan managementraden 4.202 4.202

Opbrengst kennis makelen 1.230 1.150 80

Opbrengst kennisontwikkeling 6.197 3.484 924 1.789

Opbrengst kennisfuncties 1.015 1.000 15

Opbrengst opleiden 8.621 2.930 889 4.802

Opbrengst examinering 2.900 2.900

Opbrengst training en bijscholing 2.126 2.126

Opbrengst advies 497 197 50 250

Opbrengst beheer informatie systemen 8.213 650 753 6.810

Opbrengst toezicht certificering 748 704 44

Opbrengst materieelbeheer 8.011 7.651 360

Opbrengst instandhouding voorzieningen (multi) 7.191 6.991 200

Opbrengst bovenregionale voorzieningen 3.915 3.585 330

Opbrengst inkoop 1.450 1.200 250

Opbrengst standaardisatie 680 680

Opbrengst kleding dienstverlening 2.500 2.500

Opbrengst projecten stafafdeling Bedrijfsvoering 26 26

Overige projectopbrengsten 52 52

Totaal 61.264 30.222 4.336 26.706

37/51

6.3 Toelichting op de begroting 2019

Baten

> De opgedragen gemeenschappelijke taken zijn met 3,28% geïndexeerd op basis van de

prijsindexcijfers uit de meicirculaire van het gemeentefonds.

> De Rijksbijdrage wordt sinds 2018 jaarlijks geïndexeerd door het ministerie van JenV.

Vanaf 2018 wordt aan het IFV de reguliere loon-en prijsstelling uitgekeerd onder het

voorbehoud dat JenV deze van het ministerie van Financiën ontvangt en binnen JenV

wordt besloten dit toe te kennen aan de betreffende begrotingsartikelen. Voor 2018

bedraagt deze indexatie € 378.000. Voor 2019 is deze nog niet bekend.

> De door JenV toegekende indexering van de BDUR over de jaren 2017 en 2018 is in de

opgenomen BDUR-uitkeringen voor 2019 verwerkt.

Lasten

> De personeelskosten stijgen in 2019 ten opzichte van de begroting 2018 als gevolg van

een toename van de personeelsbezetting aan eigen personeel met 17 fte en indexatie

van de salariskosten met 4% als gevolg van de nieuwe cao voor Rijksambtenaren.

> In 2019 is een dotatie aan de voorziening vervanging materieel opgenomen van € 2,96

miljoen.

6.4 Investeringen in bedrijfsvoering 2019

Specificatie investeringen 2019

Vervanging vervoermiddelen 148.182

Gebouwen/terreinen 50.554

Installaties 230.336

Automatisering hardware 498.733

Automatisering software 3 jaar 29.883

Automatisering software 6 jaar (o.a.

vervanging 'Mijn.NBBE', doorontwikkeling

Kennisplein en implementatie vervanging

publicatiedatabase)

899.958

Informatiebeveiliging en toegangscontrole 150.000

Inventarissen 44.455

Totaal 2.052.100

Toelichting op de investeringsbegroting

> Vervoermiddelen: vervanging van voertuigen uit het wagenpark IFV.

> Gebouwen/terreinen/vervanging: investeringen in de gebouwen en terreinen van het IFV

als gevolg van de meerjaren onderhoudsplanning.

> Automatisering hardware: reguliere vervanging van PC’s en laptops en tablets.

> Automatisering software: onder andere de vervanging van ‘Mijn Nbbe’, de

doorontwikkeling van het Kennisplein en de vervanging van de publicatiedatabase.

38/51

> Informatiebeveiliging: investeringen om informatiebeveiliging en toegangscontrole te

verbeteren.

> Inventarissen reguliere vervanging van inventaris van het IFV.

39/51

7 Bedrijfsvoering en weerstandsvermogen

7.1 Bedrijfsvoering

In 2019 voert het IFV projecten uit die onze bedrijfsvoering verbeteren en vereenvoudigen.

Deze projecten hebben vooral betrekking op het inkopen van diensten, zodanig dat aan de

EU-aanbestedingsrichtlijnen wordt voldaan en de meest effectieve en efficiënte oplossing

wordt gerealiseerd. Dit doet het IFV, waar mogelijk en wenselijk, in samenwerking met grote

aanbestedingstrajecten van derden.

Met ingang van 2017 werkt JenV met speerpunten voor bedrijfsvoering. Deze speerpunten

zijn strategisch van aard en hebben een effectieve en efficiënte bedrijfsvoering van het

ministerie en daaraan gelieerde organisaties tot doel. De speerpunten hebben een meerjarig

karakter en worden jaarlijks herijkt. In 2019 geeft het IFV uitvoering aan de onderstaande

bedrijfsvoeringskaders van JenV.

De wendbare organisatie

Dit speerpunt heeft betrekking op duurzame inzetbaarheid, eigentijds leiderschap en

flexibele organisatie. Het IFV is een wendbare organisatie die de uitvoering van haar taken

afstemt op de vraag van haar klanten, binnen de kaders van de missie en de visie van het

IFV. De herstructurering van het IFV per 1 januari 2018 heeft geleid tot het kader waarin het

werk en de inzet van medewerkers vraaggericht is georganiseerd. Op basis van de visie op

duurzame inzetbaarheid geeft het IFV aandacht aan leren en ontwikkelen, gezondheid en

vitaliteit en daarmee aan de arbeidsmarktwaarde van de medewerkers.

Met de HR-gesprekscyclus wordt de balans gevonden tussen de inzet en ambities van de

individuele medewerker en de opgave van het IFV. Met behulp van een

leiderschapsprogramma wordt het management van het IFV versterkt.

Maatschappelijk Verantwoord Inkopen

Maatschappelijk verantwoord inkopen is als proces geborgd binnen het IFV. Sinds het

manifest maatschappelijk verantwoord inkopen is ondertekend in 2016, zijn belangrijke

stappen gezet. Zo is duurzaamheid, conform ISO20400, geïntegreerd in het inkoopbeleid, de

inkoopstrategie en de inkoopprocessen van de organisatie.

In de afgelopen jaren zijn op dit gebied tastbare resultaten behaald, bijvoorbeeld bij de

inkoop van brandweer- en ambulancekleding. In de periode 2019-2023 wordt dit beleid

gecontinueerd en wordt verantwoording afgelegd over de gerealiseerde prestaties.

Toekomstvaste informatievoorziening

In 2019 werkt het IFV aan een toekomstvaste informatievoorziening. Aan de hand van zeven

speerpunten geeft het IFV hier invulling aan:

> Continuïteit van de informatievoorziening: Het IFV borgt de continuïteit van de

informatievoorziening door gebruik te maken van in de markt bewezen standaard

softwarepakketten, die modulair uitbreidbaar en in hoge mate configureerbaar zijn om

40/51

variaties in bedrijfsprocessen te ondersteunen. Het IFV werkt hiervoor samen met

gespecialiseerde leveranciers;

> Innovatie met informatievoorziening en ICT: De standaard software wordt door

marktpartijen doorontwikkeld op basis technologische ontwikkelingen en behoeften

binnen de markt. In combinatie met de configureerbaarheid van softwarepakketten biedt

dit kansen voor het IFV om zijn bedrijfsprocessen te innoveren;

> Weerbaarheid van de informatievoorziening: Informatieveiligheid speelt een steeds

belangrijkere rol binnen het IFV. De dienstverlening van het IFV is steeds meer IT-

gerelateerd. In 2018 heeft het IFV de Algemene verordening gegevensbescherming

(AVG) geïmplementeerd en in 2019 werkt het IFV aan het behalen van een ISO 27001

certificering. Voor kennisuitwisseling en samenwerking op dit vlak zoekt het IFV ook

verbinding met andere partners, waaronder het Nationaal Cyber Security Centrum;

> Samenwerking door informatie-uitwisseling: Het IFV wisselt op gestructureerde wijze

informatie uit met de veiligheidsregio’s en andere samenwerkingspartners door middel

van het Verkeersplein;

> Voldoende en goed opgeleid ICT-personeel: Het IFV wil een aantrekkelijke werkgever

zijn voor ICT-personeel. Het IFV werkt daarvoor met een vast team dat samenwerkt met

specialistische leveranciers en flexibel ICT-personeel uit de markt. In het geval van

schaarste gaat het IFV nadrukkelijker investeren in het opleiden van eigen ICT-

personeel;

> Bescherming van persoonsgegevens: Dit punt hangt sterk samen met het punt

‘Weerbaarheid van de informatievoorziening’ en wordt daarin meegenomen;

> Toekomstvaste informatiehuishouding: In 2019 implementeert het IFV

documentmanagementsoftware die ondersteunend is aan de geldende

archiefregelgeving en het archiefbeleid van het IFV.

Flexibiliteit, duurzaamheid en ontwikkelingen op het gebied van huisvesting en facilitair

In 2019 neemt het personeelsbestand van het IFV naar verwachting met 17 fte toe ten

opzichte van 2018. Dit betreft een uitbreiding als gevolg van de volgende ontwikkelingen:

> Uitvoeringsagenda Brandweer;

> Kenniscentrum data-analyse;

> Versterking bestuursondersteuning en diensten aan managementraden.

In de periode 2016 tot en met 2019 is de persoonsbezetting in het totaal met 41 fte

toegenomen doordat het IFV zich steeds meer ontwikkelt als een kennisorganisatie en het

accent steeds minder op materieelbeheer komt te liggen.

Omdat het IFV graag een flexibele en prettige werkomgeving creëert voor zijn medewerkers,

is in 2018 een verkenning verricht naar een nieuw werkplekconcept. Aan de hand van deze

verkenning is duidelijk geworden op welke wijze het IFV wil werken en welke mogelijke

verbouwingen of investeringen daarvoor noodzakelijk zijn. Bij deze verkenning wordt de

totale huisvesting in ogenschouw genomen, zowel Arnhem als Zoetermeer. In 2019 wordt

een functioneel Programma van Eisen en Wensen uitgewerkt.

41/51

Banenafspraak instroom arbeidsbeperkten

Het IFV staat positief tegenover de doelstelling in deze banenafspraak. In het huidige

wervings- en selectiebeleid vormt diversiteit de basis. Groepen worden niet gediscrimineerd

en in iedere functie wordt voldoende ontwikkelruimte geboden. Er wordt gezocht naar een

goede manier om zinvol en passend werk te organiseren met voldoende en adequate

begeleiding. Een van de punten die concreet wordt onderzocht is het via aanbestedingen

contracteren van facilitaire dienstverlening, welke gedeeltelijk door arbeidsbeperkten wordt

uitgevoerd.

7.2 Overhead

Het IFV heeft een bestuurlijke opdracht om een overheadpercentage van minder dan 25,7%

te realiseren. Dit is het overheadpercentage dat is berekend op basis van de door

Berenschot gebruikte definities en is de kwartielscore van de beste presterende ZBO’s . Eind

2016 had het IFV deze doelstelling bereikt met een overheadpercentage van 22,9%. Voor de

begroting 2019 realiseert het IFV een vergelijkbaar percentage.

De door de veiligheidsregio’s gebruikte definitie van overhead is gebaseerd op het BBV.

Dit is vergelijkbaar met de door Berenschot gehanteerd definitie.

Voor de uitvoering van de opdrachten en diensten van het IFV worden verschillende tarieven

gehanteerd. Voor de wettelijke taken en de opdrachten voor derden geldt het standaardtarief

en voor de gemeenschappelijke opdrachten van de veiligheidsregio’s geldt een gereduceerd

tarief.

De algemene overhead van het IFV wordt voor het grootste deel gedekt door de uitvoering

van de wettelijke taken. De opslag op de loonkosten in de tarieven voor de

gemeenschappelijke taken als dekking van de algemene overhead bedragen hierdoor

slechts 3%.

7.3 Weerstandsvermogen

Solvabiliteit

Het IFV hanteert als zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) een minimaal benodigde solvabiliteit

van 25%. Met een solvabiliteit van 31% in 2017 voldoet het IFV aan deze norm.

Eind 2017 beschikte het IFV over een eigen vermogen van € 17,8 miljoen, dit lijkt een

voldoende buffer om eventuele toekomstige financiële tegenvallers op te kunnen vangen.

Dit vermogen is echter slechts voor een deel vrij besteedbaar.

Voor de periode 2019-2023 ligt een sluitende begroting voor die bij exacte realisatie leidt tot

een toename van het eigen vermogen. Het begrote jaarlijkse positieve resultaat van de ZBO

IFV bedraagt nu circa 1% van de omzet. Dit is een kleine marge die ook lager kan uitvallen

door onvoorziene omstandigheden.

Bedrijfsrisico’s

De belangrijkste bedrijfsrisico’s hebben betrekking op wijzigingen in de organisatie en

bedrijfsrisico’s als gevolg van veranderende marktomstandigheden door het wegvallen of

verminderen van omzet. Binnen het eigen vermogen is daarom een bestemde reserve

‘Bedrijfsrisico’s’ van € 3,3 miljoen gevormd.

42/51

Een deel van het eigen vermogen is niet vrij besteedbaar, het gaat om:

> De wettelijke reserve van € 1,3 miljoen: Het IFV heeft een verplichte wettelijke reserve

als tegenhanger van de boekwaarde van de geactiveerde ontwikkelkosten voor de

nieuwe E-Synergy omgeving (het ERP-systeem waarmee de werkprocessen van het IFV

worden ondersteund), het nieuwe HR-systeem en de gebruikersinterface voor LCMS;

> Het bestemmingsfonds brandweerkleding van € 0,595 miljoen: Het IFV verzorgt voor

Brandweer Nederland de levering van brandweerkleding (uniformkleding,

kazernekleding en sportkleding). Bij het uitvoeren van deze taak heeft het IFV geen

winstoogmerk, maar er mag ook geen verlies op worden gemaakt. Aangezien de

verkoopaantallen slecht voorspelbaar zijn, is afgesproken om een reserve te vormen bij

het IFV om tegenvallers op te kunnen vangen zonder direct de tarieven te hoeven

aanpassen. Over 2017 heeft het IFV een resultaat geboekt op de verkoop van

brandweerkleding van € 0,28 miljoen. Dit resultaat is toegevoegd aan het

bestemmingsfonds brandweerkleding.

Andere financiële risico’s zijn:

> Langdurige uitval van medewerkers door ziekte;

> Onvrijwillige beëindigingen van dienstverbanden;

> Het hanteren van verdienmodellen voor de uitvoering van opgedragen

gemeenschappelijke taken waarbij het risico voor rekening van het IFV is;

> Het beëindigen van de dienstverlening aan de politie voor het beheer van de bijzondere

politiemiddelen;

> Wijzigingen in de kledingdienstverlening die een lagere omzet tot gevolg hebben.

Ter afdekking van verzekerbare risico’s heeft het IFV verschillende verzekeringen afgesloten

voor bijvoorbeeld materieel, personeel en gebouwen. Het risico veroorzaakt door

ziekteverzuim is niet verzekerd.

7.4 Verbonden partijen

Het IFV heeft in de volgende rechtspersonen een bestuurlijk en financieel belang:

Geconsolideerde

vennootschappen

Vestigingsplaats Aandelenbelang % consolidatie

NIBHV B.V. Rotterdam 77,78% 100%

I.E. Beheer B.V. Woerden 100% 100%

43/51

Bijlage 1

Overzicht producten en diensten van het IFV

Taken IFV Subtaken

Beleids- en strategie advisering Bestuursondersteuning Veiligheidsberaad

Diensten aan managementraden Ondersteuning managementraden

Collectieve producten

Kennis makelen Infopunt Veiligheid

LEC BRZO

Kennisontwikkeling Onderzoek en contentontwikkeling

Publicaties en leerstofontwikkeling

Kennisborging

Kennisfuncties Kenniscentrum voorrangsvoertuigen

Kenniscentrum arbeidsveiligheid

Ondersteuning innovatie Brandweer Nederland

Kennisfunctie inkoop

Ondersteuning landelijke aanbestedingen

Opleiden Leergangen brandweermanagement

Overige brandweeropleidingen

Multi opleidingen

GHOR opleidingen

Examinering

Training en bijscholing Oefenen bijscholing

Congressen en evenementen IFV

Collectieve trajecten leiderschapsontwikkeling

Operationele trainingen

Virtueel oefenen

Advies Adviesopdrachten

Informatievoorziening Beheer LCMS

Beheer Slachtoffer Informatiesysteem (SIS)

Beheer Elektronische Leeromgeving (ELO)

SCL-loket

Programma Informatievoorziening, 6 speerpunten

Beheer GEO

Beheer GMS

Toezicht certificering

Materieelbeheer

Instandhouding voorzieningen (multi) USAR

Beheer WAS

Beheer NCV

Landelijke logistieke voorraad

Bovenregionale voorzieningen GBO SO

GGB

Standaardisatie

Kleding dienstverlening

44/51

Bijlage 2

Overzicht financiële afspraken met regio’s voor aan het IFV opgedragen

werkzaamheden

45/51

12

34

56

78

910

1112

1314

VR

Orga

nisa

tie

Netc

entri

sch

werk

en

Prog

ram

ma

risic

o- e

n

cris

isco

mm

unic

atie

Behe

er S

ISG

ROO

TER

Alge

men

e

bijd

rage

Brw

NL

Prod

uct

finan

cier

ing

Brw

NL

Bijd

rage

Stg

.

Bran

dwee

r

mon

umen

t

Ont

wikk

elfo

nds

Less

tof

Bran

dwee

r

Elek

troni

sche

Leer

omge

ving

Bijd

rage

prog

ram

ma

GEO

Kern

regi

stra

tie+

gem

eens

chap

pel

ijke

appl

icat

ies

Land

elijk

e IC

T

omge

ving

VR'

sW

erkb

udge

t VB

Ond

erst

euni

ng

man

agem

entra

ad

Bevo

lkin

gszo

rgTO

TAAL

1Ve

ilighe

idsre

gio G

ronin

gen

€ 93

.282

€ 3.

907

€ 18

.755

€ 7.

511

€ 11

0.23

8€

54.3

47€

1.07

1€

32.0

51€

12.8

64€

27.8

55€

1.52

9€

11.7

06€

12.0

00€

4.00

0€

391.

117

2Ve

ilighe

idsre

gio F

riesla

nd€

103.

241

€ 3.

907

€ 18

.755

€ 7.

511

€ 12

2.00

8€

54.3

47€

1.07

1€

41.8

42€

16.7

94€

27.8

55€

1.52

9€

11.7

06€

12.0

00€

4.00

0€

426.

565

3Hu

lpver

lening

sdien

st D

rent

he€

78.0

86€

3.90

7€

18.7

55€

7.51

1€

92.2

80€

54.3

47€

1.07

1€

32.3

38€

12.9

79€

27.8

55€

1.52

9€

11.7

06€

12.0

00€

4.00

0€

358.

364

4Ve

ilighe

idsre

gio IJ

ssell

and

€ 82

.741

€ 3.

907

€ 18

.755

€ 7.

511

€ 97

.780

€ 54

.347

€ 1.

071

€ 32

.115

€ 12

.890

€ 27

.856

€ 1.

529

€ 11

.706

€ 12

.000

€ 4.

000

€ 36

8.20

7

5Ve

ilighe

idsre

gio T

went

e €

100.

123

€ 3.

907

€ 18

.755

€ 7.

511

€ 11

8.32

2€

54.3

47€

1.07

1€

35.9

10€

14.4

13€

27.8

56€

1.52

9€

11.7

06€

12.0

00€

4.00

0€

411.

449

6Ve

ilighe

idsre

gio N

oord

- en

Oos

t- Ge

lderla

nd€

130.

219

€ 3.

907

€ 18

.755

€ 7.

511

€ 15

3.88

9€

54.3

47€

1.07

1€

53.4

82€

21.4

66€

27.8

55€

1.52

9€

11.7

06€

12.0

00€

4.00

0€

501.

737

7Ve

ilighe

ids- e

n ge

zond

heids

regio

Gld

Midd

en€

107.

819

€ 3.

907

€ 18

.755

€ 7.

511

€ 12

7.41

7€

54.3

47€

1.07

1€

34.1

88€

13.7

22€

27.8

56€

1.52

9€

11.7

06€

12.0

00€

4.00

0€

425.

827

8Ve

ilighe

idsre

gio G

elder

land

Zuid

€ 87

.225

€ 3.

907

€ 18

.755

€ 7.

511

€ 10

3.07

9€

54.3

47€

1.07

1€

33.1

35€

13.2

99€

27.8

55€

1.52

9€

11.7

06€

12.0

00€

4.00

0€

379.

419

9Ve

ilighe

idsre

gio U

trech

t€

203.

532

€ 3.

907

€ 18

.755

€ 7.

511

€ 24

0.52

7€

54.3

47€

1.07

1€

75.0

73€

30.1

31€

27.8

55€

1.52

9€

11.7

06€

12.0

00€

4.00

0€

691.

944

10Ve

ilighe

idsre

gio N

oord

-Holl

and

Noor

d€

103.

687

€ 3.

907

€ 18

.755

€ 7.

511

€ 12

2.53

5€

54.3

47€

1.07

1€

49.8

15€

19.9

94€

27.8

55€

1.52

9€

11.7

06€

12.0

00€

4.00

0€

438.

711

11Ve

ilighe

idsre

gio Z

aans

treek

-Wat

erlan

d€

52.7

72€

3.90

7€

18.7

55€

7.51

1€

62.3

65€

54.3

47€

1.07

1€

28.4

47€

11.4

18€

27.8

55€

1.52

9€

11.7

06€

12.0

00€

4.00

0€

297.

683

12Ve

ilighe

idsre

gio K

enne

mer

land

€ 85

.419

€ 3.

907

€ 18

.755

€ 7.

511

€ 10

0.94

6€

54.3

47€

1.07

1€

23.4

08€

9.39

5€

27.8

55€

1.52

9€

11.7

06€

12.0

00€

4.00

0€

361.

849

13Ve

ilighe

idsre

gio A

mst

erda

m-A

mst

ellan

d€

163.

475

€ 3.

907

€ 18

.755

€ 7.

511

€ 19

3.19

0€

54.3

47€

1.07

1€

36.0

37€

14.4

64€

27.8

55€

1.52

9€

11.7

06€

12.0

00€

4.00

0€

549.

848

14Ve

ilighe

idsre

gio G

ooi e

n Ve

chts

treek

39.6

84€

3.90

7€

18.7

55€

7.51

1€

46.8

97€

54.3

47€

1.07

1€

15.6

91€

6.29

8€

27.8

55€

1.52

9€

11.7

06€

12.0

00€

4.00

0€

251.

250

15Ve

ilighe

idsre

gio H

aagla

nden

€ 17

1.04

0€

3.90

7€

18.7

55€

7.51

1€

202.

129

€ 54

.347

€ 1.

071

€ 34

.188

€ 13

.722

€ 27

.855

€ 1.

529

€ 11

.706

€ 12

.000

€ 4.

000

€ 56

3.76

016

Veilig

heids

regio

Holl

ands

Midd

en€

124.

604

€ 3.

907

€ 18

.755

€ 7.

511

€ 14

7.25

3€

54.3

47€

1.07

1€

39.3

54€

15.7

95€

27.8

55€

1.52

9€

11.7

06€

12.0

00€

4.00

0€

469.

688

17Ve

ilighe

idsre

gio R

otte

rdam

Rijn

mon

d€

205.

578

€ 3.

907

€ 18

.755

€ 7.

511

€ 24

2.94

6€

54.3

47€

1.07

1€

53.0

04€

21.2

74€

27.8

56€

1.52

9€

11.7

06€

12.0

00€

4.00

0€

665.

482

18Ve

ilighe

idsre

gio Z

uid-H

ollan

d Zu

id€

77.6

46€

3.90

7€

18.7

55€

7.51

1€

91.7

60€

54.3

47€

1.07

1€

30.3

93€

12.1

98€

27.8

55€

1.52

9€

11.7

06€

12.0

00€

4.00

0€

354.

678

19Ve

ilighe

idsre

gio Z

eelan

d€

60.9

27€

3.90

7€

18.7

55€

7.51

1€

72.0

01€

54.3

47€

1.07

1€

44.2

65€

17.7

66€

27.8

55€

1.52

9€

11.7

06€

12.0

00€

4.00

0€

337.

641

20Ve

ilighe

idsre

gio M

idden

- en

Wes

t-Bra

bant

€ 17

4.90

9€

3.90

7€

18.7

55€

7.51

1€

206.

702

€ 54

.347

€ 1.

071

€ 60

.626

€ 24

.333

€ 27

.855

€ 1.

529

€ 11

.706

€ 12

.000

€ 4.

000

€ 60

9.25

0

21Ve

ilighe

idsre

gio B

raba

nt-N

oord

€ 10

3.49

6€

3.90

7€

18.7

55€

7.51

1€

122.

308

€ 54

.347

€ 1.

071

€ 35

.623

€ 14

.298

€ 27

.855

€ 1.

529

€ 11

.706

€ 12

.000

€ 4.

000

€ 41

8.40

5

22Ve

ilighe

idsre

gio B

raba

nt-Z

uidoo

st€

120.

912

€ 3.

907

€ 18

.755

€ 7.

511

€ 14

2.89

0€

54.3

47€

1.07

1€

43.3

09€

17.3

82€

27.8

55€

1.52

9€

11.7

06€

12.0

00€

4.00

0€

467.

174

23Ve

ilighe

idsre

gio L

imbu

rg-N

oord

€ 82

.364

€ 3.

907

€ 18

.755

€ 7.

511

€ 97

.336

€ 54

.347

€ 1.

071

€ 32

.115

€ 12

.890

€ 27

.855

€ 1.

529

€ 11

.706

€ 12

.000

€ 4.

000

€ 36

7.38

5

24Ve

ilighe

idsre

gio Z

uid-L

imbu

rg€

96.0

21€

3.90

7€

18.7

55€

7.51

1€

113.

475

€ 54

.347

€ 1.

071

€ 26

.534

€ 10

.650

€ 27

.855

€ 1.

529

€ 11

.706

€ 12

.000

€ 4.

000

€ 38

9.36

1

25Ve

ilighe

idsre

gio F

levola

nd

€ 64

.573

€ 3.

907

€ 18

.755

€ 7.

511

€ 76

.310

€ 54

.347

€ 1.

071

€ 18

.784

€ 7.

539

€ 27

.855

€ 1.

529

€ 11

.706

€ 12

.000

€ 4.

000

€ 30

9.88

7

TOTA

AL€

2.71

3.37

6€

97.6

80€

468.

882

€ 18

7.76

4€

3.20

6.58

2€

1.35

8.67

8€

26.7

84€

941.

726

€ 37

7.97

1€

696.

390

€ 38

.214

€ 29

2.64

4€

300.

000

€ 10

0.00

0€

10.8

06.6

90

Bedr

agen

201

9 wo

rden

geïn

dexe

erd

voor

loon

- en

prijs

ontw

ikkeli

ng o

p ba

sis v

an d

e CP

B ind

icato

ren

zoals

gep

ublic

eerd

in d

e m

eicirc

ulaire

201

8 va

n he

t gem

eent

efon

ds.

Dit b

etre

ft de

volg

ende

indic

ator

en: p

rijs o

verh

eidsc

onsu

mpt

ie be

loning

wer

knem

ers

(%) e

n pr

ijs b

ruto

binn

enlan

ds p

rodu

ct (%

) waa

rbij e

en g

ewog

en g

emidd

elde

is ge

hant

eerd

van

70%

loon

en

30%

mat

eriee

l.

Bijla

ge:

Over

zich

t fin

anci

ële

afsp

rake

n bi

j opg

edra

gen

wer

kzaa

mhe

den

aan

IFV

beho

rend

bij j

aarp

lan

2019

IFV

46/51

Bijlage 3

Toelichting bijdragen veiligheidsregio’s voor gemeenschappelijke taken

2019

1. Netcentrisch werken

In 2010 hebben alle veiligheidsregio’s het convenant Project Netcentrisch Werken getekend.

In het convenant is bepaald dat de veiligheidsregio’s vanaf 2012 gezamenlijk de volledige

exploitatielasten van het landelijk crisismanagement systeem (LCMS) dragen. De kosten

waren in het convenant begroot op maximaal € 2.500.000,- waarbij is aangegeven dat het

bedrag trendmatig wordt verhoogd. De verdeling van de kosten geschiedt op basis van

inwoneraantallen per veiligheidsregio.

2. Programma Risico- en crisiscommunicatie

In januari 2013 is in het Veiligheidsberaad het rapport “Eenheid in verscheidenheid”

vastgesteld. Dit rapport is een uitwerking van een bestuurlijk advies over bovenregionale

samenwerking naar aanleiding van de brand bij Moerdijk in 2011. Eén van de deelprojecten

in het rapport was het vormen, ontwikkelen en implementeren van een bovenregionale

crisiscommunicatie pool. Inmiddels is dit initiatief m.i.v. 2018 in afstemming met het veld

omgevormd naar een programma Risico- en crisiscommunicatie. De kosten hiervan worden

gelijkelijk verdeeld over de 25 regio’s.

3. Beheer Slachtoffer Informatie Systematiek (SIS)

In het Veiligheidsberaad van 31 mei 2013 is ingestemd met het implementatieplan voor SIS.

Voor de jaarlijkse beheerbijdrage was een bedrag begroot van € 432.000,- welk bedrag

inmiddels trendmatig is verhoogd in verband met loon- en prijsontwikkeling. Het bedrag

wordt gelijkelijk verdeeld over alle 25 regio’s.

4. Vakbekwaamheid Bevolkingszorg

Het project GROOTER is uitgevoerd om te komen tot een verdere professionalisering van de

bevolkingszorg binnen de veiligheidsregio’s en om de onderlinge uitwisselbaarheid tussen

functionarissen van gemeenten en veiligheidsregio’s te verbeteren. In het Veiligheidsberaad

van december 2013 is ingestemd met een voorstel inzake de borging en het beheer van de

producten van GROOTER. Onderdeel van het voorstel was om de jaarlijkse structurele

kosten van Vakbekwaamheid Bevolkingszorg te financieren door jaarlijkse facturatie aan de

veiligheidsregio’s waarbij is uitgegaan van een vaste bijdrage per regio. De kosten waren

begroot op € 173.000,-. Inmiddels is het bedrag naar boven bijgesteld i.v.m. loon- en

prijsontwikkeling.

5. Algemene bijdrage Brandweer Nederland

Jaarlijks wordt door de Raad van Brandweercommandanten (RBC) de begroting vastgesteld

voor de ondersteuning van het brandweerveld vanuit het IFV. De algemene bijdrage is voor

2019 vastgesteld op € 0,187 per inwoner.

6. Productfinanciering Brandweer Nederland

Voor specifieke producten wordt jaarlijks vanuit het IFV een vast bedrag per regio

gefactureerd. Dit betreft o.a. de volgende producten:

47/51

Brandweer.nl: Dit betreft de website met publieksinformatie van en door de brandweer in

Nederland, gericht op burgers. Het is daarmee een landelijk in te zetten instrument voor alle

korpsen om uitvoering te kunnen geven aan hun publieksvoorlichtingstaak. Vanuit

brandweer.nl kunnen bezoekers naar de regionale brandweersites. Deze websites bevatten

specifieke, regionaal georiënteerde publieksinformatie. Met brandweer.nl in combinatie met

de regionale websites – die via brandweer.nl worden ontsloten – worden burgers voorzien

van landelijk geldende en regionaal gebonden publieksinformatie. Besloten in de RRC,

agendapunt 2.04, d.d. 23 mei 2008. In de vergadering van de RBC van 21 september 2018

is ingestemd met de uitbreiding van de beheerorganisatie van Brandweer.nl. Bovenop het al

bestaande bedrag van € 131.000 wordt in 2019 € 123.000 (€ 4.911,- per regio) incidenteel

toegevoegd. Met ingang van 2020 wordt dit bedrag structureel toegevoegd.

Oefenbank: Sinds 2007 voert IFV voert de Oefenbank Brandweer (voorheen Nibra-

Oefenbank) als product ter ondersteuning van monodisciplinair oefenend Brandweer

Nederland. De Oefenbank Brandweer heeft als doel om oefenmedewerkers van korpsen

extra ondersteuning te bieden bij het maken van oefenbeleid en het uitvoeren van

oefeningen. Aanvullend op de Leidraad Oefenen worden hulpmiddelen zoals lesbrieven,

beeldcasussen, oefenrooster en oefendraaiboeken aangeboden. Besloten in de RRC,

agendapunt A.4, d.d. 15 juni 2007.

Innovatie Moed en Brandonderzoek: Technologische ontwikkelingen nemen een vlucht. We

kunnen dankzij de innovaties sneller, efficiënter maar ook veiliger en schoner optreden.

Binnen de RBC is een portefeuillehouder innovatie benoemd die contact houdt met in- en

externe netwerken die zich met innovatie bezig houden welke van belang zijn voor de

brandweer. Collega’s uit het hele land kunnen hun innovatieve ideeën insturen om in

aanmerking te komen voor de Jan van der Heyden innovatieprijs. De regiegroep bekijkt of de

inzendingen vernieuwend zijn en potentie in zich hebben om landelijk uitgerold te kunnen

worden. De ideeën worden gebundeld in een innovatieboekje, getoond op de innovatiemarkt

tijdens het brandweercongres en kun je ze online terugvinden.

Zo is ook brandonderzoek door de brandweer onmisbaar! Niet alleen om het repressief

optreden beter en veiliger te maken, maar ook in de rol van dé adviseur op het gebied van

brandveiligheid. De Raad van Brandweercommandanten staat voor een lerende

brandweerorganisatie en ziet in de toekomst het belang van brandonderzoek verder

toenemen.” Onderzoek levert veel informatie op over oorzaken van branden, brandverloop,

de effectiviteit van preventieve brandvoorzieningen, brandbestrijding en het gedrag van

mensen. Met deze informatie kunnen we branden nog beter en veiliger bestrijden en betere

voorlichting geven om branden te voorkomen. Landelijk worden de regionale

brandonderzoeksteams ondersteund en wordt verkregen data tot informatie en kennis

omgezet.

Tijdens de RRC meerdaagse van 21/22 maart 2011, agendapunt 5.04, is de RRC inhoudelijk

akkoord gegaan met de borgingsvoorstellen voor het structureel beleggen van

brandonderzoek en innovatie moed met ingang van 2013. Dit besluit is overgenomen in de

budgetbrief 2013 en voor de vorm in productfinanciering bekrachtigd in de RRC, agendapunt

1.08, d.d. 16 maart 2012.

Kwaliteitsbureau Brandweer

Het kwaliteitsbureau is in 2012 opgericht als deelproject van het project Cicero. Met dit

project heeft de brandweer in 2009 de verantwoordelijkheid en de regie genomen om zorg te

48/51

dragen voor kwaliteitsmanagement. Dit werd mede ingegeven door de nieuwe wettelijke

bepalingen in de Wet veiligheidsregio, zoals de verplichting tot het hanteren van een

kwaliteitszorgsysteem (art 23 Wvr) en het uitvoeren van visitaties (art 56 Wvr). Het

kwaliteitsbureau ondersteunt de brandweer en de veiligheidsregio’s hierbij middels een

viertal kerntaken:

> Adviseren en ondersteunen ten aanzien van kwaliteitsmanagement en

organisatieontwikkeling;

> Zorgdragen voor beheer en ontwikkeling van landelijke kwaliteitsmethoden;

> Coördineren en organiseren van assessmentprogramma’s (waaronder visitaties);

> Faciliteren van regionale uitwisseling van kennis en expertise.

De financiering voor deze activiteiten, in de vorm in productfinanciering, is genomen in het

kader van de Visie Kwaliteitszorg: Cicero, RRC agendapunt 2.03 d.d. 23 mei 2008 en

bekrachtigd in de budgetbrief 2010 RRC, agendapunt 2.01, d.d. 13 maart 2009.

In 2015 is, met het vaststellen van de visitatiemethode, de Veiligheidsregio brede

ondersteuning voor de visitaties is belegd bij het kwaliteitsbureau. Deze ondersteuning heeft

aanvullende (personele) investering gevraagd. Dit wordt gedekt binnen de reguliere

financiering van bureau Brandweer Nederland en door een deel van de

ondersteuningskosten per visitatie door te belasten aan de regio. De visitatiemethode is

vastgesteld in de managementraden: RBC (17 april 2015), Bevolkingszorg (13 mei 2015),

DPG GGD-GHOR (18 juni 2015), RDVR (18 juni 2015).

Brandweervraagorganisatie IM / Veiligheidsregio Vraagorganisatie Informatiemanagement

In de RRC van 16 januari 2009 is het plan “Grip op informatie” vastgesteld. Hierin wordt een

marsroute geschetst voor de Brandweer Vraagorganisatie Informatiemanagement. De PRIM

(Programmaraad IM) heeft op 14 maart 2013 aandachtspunten genoemd voor een verdere

inrichting van het innovatieplatform en nadere invulling voor de verbreding van de BVIM naar

de VVIM (Veiligheidsregio Vraagorganisatie Informatiemanagement), waarbij de middelen

van de brandweer voor de brandweer geborgd zijn (wie betaalt die bepaalt). Het

Portefeuillehouder Overleg Informatievoorziening (POI) van het veiligheidsberaad heeft op 4

april 2013 positief gereageerd op de notitie. In de RBC vergadering van 19 april 2013,

agendapunt 3.01 is conform voorstel besloten. Een verder vervolg hierop is de

Veiligheidsregio’s Referentie Architectuur (VERA). Deze ontwikkeling helpt de regio’s met

kaders en richtlijnen om hun informatie en ICT optimaal in te richten. Besloten in de RRC,

agendapunt 2.04, d.d. 15 mei 2009 en agendapunt 3.01 d.d.19 april 2013.

Steunpunt Brandweer

In 2016 is het Steunpunt als pilot van start gegaan. Het Steunpunt is bereikbaar voor

brandweermede-werkers, oud brandweermedewerkers en familieleden met vragen voor

informatie of voor hulp ten aanzien van psychosociale klachten. Financiering van het

Steunpunt vond plaats door middel van een incidentele subsidie over de periode 2016-2018.

In de vergadering van de RBC van 21 september 2018 is ingestemd met continuering van

het Steunpunt. Hiertoe is in de begroting vanaf 2019 rekening gehouden met per regio €

5.725,- aan de productfinanciering.

7. Bijdrage Brandweermonument

Ten behoeve van het beheer en onderhoud van het Brandweermonument en de jaarlijkse

herdenking die plaatsvindt van brandweermensen die tijdens de uitoefening van hun werk

om het leven zijn gekomen, wordt jaarlijks een vast bedrag per veiligheidsregio in rekening

gebracht. Besloten in de vergadering van de RBC op 16 maart 2012.

49/51

De Stichting Nationaal Brandweermonument is in 2017 opgeheven en de activiteiten hiervan

zijn ondergebracht bij het IFV.

8. Ontwikkelfonds les- en leerstof brandweer

In het Veiligheidsberaad van 25 mei 2012 is ingestemd met het versterkingsplan

Brandweeronderwijs. Onderdeel hiervan was het landelijk beleggen van onderhoud en

ontwikkeling van les- en leerstof bij het IFV. Het hiermee gemoeide bedrag was € 879.000,-

wat bij de regio’s op basis van het aantal operationele fte’s in rekening wordt gebracht.

Onder voorwaarde dat alle regio’s deze taak zouden beleggen bij het IFV, was het ministerie

van VenJ bereid om structureel een extra bedrag van € 250.000,- toe te voegen aan het

ontwikkelfonds voor les- en leerstof.

9. Elektronische leeromgeving (ELO)

In 2012 is binnen het brandweerveld de wens geuit om binnen het onderwijs gebruik te

maken van een zogenaamde elektronische leeromgeving. Nadat vrijwel alle regio’s hiervoor

belangstelling hadden getoond, is met ondersteuning van het IFV gestart met de

voorbereiding van een Europese aanbesteding. In de Raad van Brandweercommandanten is

op 14 maart 2014 ingestemd met de aanbesteding. Eerder in februari 2014 heeft het bestuur

IFV ingestemd met het Jaarplan IFV 2014, waarvan de investering in de ELO deel

uitmaakte.

Het bedrag voor de jaarlijkse exploitatie is oorspronkelijk begroot op € 347.390,- In 2015 is

een Convenant met SLA opgesteld tussen het IFV en de veiligheidsregio’s, waarin de

afspraken rond het beheer van de ELO worden vastgelegd. De exploitatiekosten zijn tot 1

januari 2016 bekostigd uit Europese subsidiemiddelen. Vanaf 2016 dragen de regio’s de

exploitatielasten waarbij voor de verdeelsleutel wordt uitgegaan van het aantal operationele

fte’s. Inmiddels is het bedrag voor 2019 naar boven bijgesteld als gevolg van loon- en

prijsontwikkeling.

10. Bijdrage programma GEO

Op 12 juni 2015 is het meerjarenprogramma Informatievoorziening 2015-2020 in het

Veiligheidsberaad vastgesteld. Eén van de prioriteiten uit dit programma is de

Basisvoorziening GEO die door het dagelijks bestuur VB op 3 december 2015 aan de

besturen van veiligheidsregio’s is voorgelegd. Inmiddels zijn met alle veiligheidsregio’s

convenanten afgesloten en dragen zij vanaf 2016 bij aan het programma. Op 2 maart 2016

heeft het DB Veiligheidsberaad ingestemd met het financieringsvoorstel voor de

Basisvoorziening GEO. De kosten van het programma GEO worden van 2016 t/m 2020

gelijkelijk verdeeld over alle regio’s. Vanaf 2021 (nadat de investering in HDP is

terugverdiend) komt de bijdrage van de regio’s voor GEO te vervallen en worden de kosten

gedekt uit de reguliere regionale bijdrage voor Netcentrisch werken.

11. Kernregistraties en gemeenschappelijke applicaties

In het VB van 16 december 2016 is ingestemd met het voorstel voor de programma’s

Kernregistraties en Gemeenschappelijke applicaties. Dit betreft de invulling van één van de

speerpunten uit het programma Informatievoorziening dat in het VB van 16 december 2016

is vastgesteld. In 2019 wordt hiervoor € 1.529,- in rekening gebracht. Vanaf 2020 bedraagt

dit de helft nl. € 765,-.

12. Landelijke ICT omgeving veiligheidsregio’s

Ook de realisatie van een landelijk ICT verkeersplein was één van de speerpunten uit het

programma Informatievoorziening. Vanaf 2018 worden regio’s hierop aangesloten en vanaf

50/51

2019 dragen de regio’s bij aan de exploitatielasten van deze voorziening (€ 11.706,- per

regio).

13. Werkbudget Veiligheidsberaad

In het Veiligheidsberaad van 11 december 2015 is gesproken over de doorontwikkeling van

het VB en de professionalisering van het IFV. Op 14 oktober 2015 was de notitie

Doorontwikkeling voorgelegd aan de besturen van de veiligheidsregio’s ter consultatie. Eén

van de voorstellen in de notitie was het aanleggen van een werkbudget ten laste van de

BDUR. In het VB van 11 december is het voorstel gedaan om per regio € 30.000,- op te

halen over de periode 2016-2019 zodat per jaar € 750.000,- beschikbaar komt. Als

uitvloeisel van de evaluatie van het VB in 2017 heeft het DB VB op 15 december 2017 een

alternatief voorstel gedaan aan het VB om vanaf 2018 structureel te beschikken over een

werkbudget van € 300.000,-. Per regio zal hiervoor € 12.000,- gecollecteerd worden.

14. Ondersteuning Managementraad Bevolkingszorg

Op 18 januari heeft de voorzitter van het VB aan alle regiovoorzitters een brief gestuurd met

daarin het voorstel om met ingang van 2018 een jaarlijkse bijdrage op te halen van € 4.000,-

per regio ten behoeve van landelijke ondersteuning van de Managementraad

Bevolkingszorg. Inmiddels hebben alle VR’s ingestemd met het voorstel.

Bijlage 4

Geldstromen naar artikelen Wet veiligheidsregio’s

1 A19.01.2a Ingekomen en uitgaande stukken_PvA periodiek beeld 2019 versie publiek.pdf

Periodiek beeld

rampenbestrijding en

crisisbeheersing 2019

Plan van Aanpak

Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019

2

1 Inleiding 3 1.1 Ontwikkeling van het toezicht op de veiligheidsregio’s 3

2 Uitgangspunten en afbakening 5 2.1 Conceptueel model 5 2.2 Kernaspecten voor een goede taakuitvoering 7 2.3 Afbakening 8

3 Doelstelling en onderzoekvragen 9 3.1 Doel 9 3.2 Onderzoeksvragen 9

4 Onderzoeksaanpak 10 4.1 Werkwijze 10 4.2 Spoor 1: Deelonderzoeken 10 4.3 Spoor 2: De monitor 13 4.4 Spoor 3: Thema- en incidentonderzoeken 13 4.5 Beoordeling 14 4.6 Kwaliteitsborging onderzoek 14 4.7 Op te leveren producten 15

5 Afstemming onderzoeken 16 5.1 Samenhang deelonderzoeken 16 5.2 Overige onderzoeken 17

6 Communicatie 18 6.1 Klankbordgroep 18 6.2 Wederhoor en bestuurlijke consultatie 18

Bijlagen

I Afkortingen 20

Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019

3

inho

udsopgav

e

1.1 Ontwikkeling van het toezicht op de

veiligheidsregio’s

Sinds 2010 brengt de Inspectie Justitie en Veiligheid (de Inspectie) op basis van

haar wettelijke taak één keer per drie jaar in beeld hoe de veiligheidsregio’s1

invulling geven aan de rampenbestrijding en crisisbeheersing. In 2019 brengt de

Inspectie voor de vierde keer een Periodiek beeld uit over de rampenbestrijding en

de crisisbeheersing. Dit periodieke beeld – voorheen de Staat van de

rampenbestrijding – is het eerste beeld dat het resultaat is van een samenhangend

geheel van toezichtsactiviteiten op een aantal specifieke onderdelen van de

multidisciplinaire taakuitvoering van de veiligheidsregio’s. Dit beeld markeert de

afsluiting van het toezicht van de afgelopen jaren en is de omslag naar een nieuwe

inrichting van het toezicht de komende jaren.

De Inspectie richt haar toezicht op de veiligheidsregio’s de komende jaren nog meer

op de kwaliteit van de taakuitvoering. In de ‘koers 2020’2 en het ‘toetsingskader

4.0’3 beschrijft de Inspectie op welke wijze zij de kwaliteit van de taakuitvoering in

beeld brengt en beoordeeld. Hierin zijn sturing, toerusting, ketensamenwerking en

kwaliteit belangrijke kernbegrippen. Ook verbreedt het toezicht zich de komende

jaren naar op de vier hoofdtaken van de veiligheidsregio’s:

1. rampenbestrijding en crisisbeheersing;

2. brandweerzorg;

3. grootschalige geneeskundige zorg en;

4. bevolkingszorg.

De Inspectie streeft ernaar om een actueel en compleet overzicht te maken van de

kwaliteit van de taakuitvoering van de veiligheidsregio’s. De Inspectie wil dit

1 Een veiligheidsregio is een gebied waarin wordt samengewerkt door verscheidene besturen en diensten bij

de uitvoering van de taken op het gebied van:

1. rampenbestrijding en crisisbeheersing;

2. brandweerzorg;

3. grootschalige geneeskundige zorg en;

bevolkingszorg 2 Hyperlink van maken 3 Hyperlink van maken

1

Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019

4

inho

udsopgav

e

overzicht bovendien delen met belanghebbenden in regelmatige publicaties. Ieder

jaar publiceert de Inspectie daarom een periodiek beeld over één van de hoofdtaken

van de veiligheidsregio’s. Het Periodiek beeld 2019 richt zich op rampenbestrijding

en crisisbeheersing. In 2020 volgt het periodiek beeld brandweerzorg en in 2021 het

periodiek beeld grootschalige geneeskundige zorg en bevolkingszorg. De periodieke

beelden zijn de uitkomst van een optelsom van toezichtsactiviteiten, zoals het

uitvoeren van deel- en themaonderzoeken, incidentonderzoeken, bezoeken aan de

veiligheidsregio’s door regio-inspecteurs en het verzamelen van (openbare) data.

De ‘Staat van de Veiligheidsregio’s’, in 2022, geeft vervolgens inzicht in de

prestaties voor alle hoofdtaken van de veiligheidsregio’s. De periodieke beelden

vormen hier de basis voor. In de periodieke beelden signaleert de Inspectie de

belangrijkste aandachtspunten. Vervolgens monitort de Inspectie de voortgang en

de opvolging van aanbevelingen en signaleert zij nieuwe ontwikkelingen in de

periode tot de publicatie van de ‘Staat van de Veiligheidsregio’s’.

Het huidige periodiek beeld markeert de omslag naar een nieuwe inrichting van het

toezicht de komende jaren. Hierbij worden de toezichtactiviteiten uitgebreid, niet

alleen wat betreft de taken van de veiligheidsregio’s maar ook wat betreft de

methoden die de Inspectie gebruikt. De inspectie maakt onder andere meer gebruik

van risico gestuurd onderzoek, data en monitoring. De inzichten die daar in

samenhang uit voort komen kunnen daarmee ook beter geduid en benut worden.

Dit plan van aanpak beschrijft hoe het periodiek beeld 2019 wordt opgesteld.

Tevens geeft dit plan inzicht in de benodigde capaciteit en doorlooptijd om het

periodieke beeld op te stellen en de inhoudelijke informatie van de gekozen

onderwerpen te verzamelen.

Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019

5

inho

udsopgav

e

2.1 Conceptueel model

Het ‘toetsingskader 4.0’ kent twee belangrijke uitgangspunten; één daarvan is een

conceptueel model van processen (of: onderdelen) waaruit de taakuitvoering

bestaat, het tweede is een aantal kernaspecten waarop de kwaliteit van de

taakuitvoering beoordeeld wordt.

Het toetsingskader beschrijft een model gebaseerd op de Plan Do Check Act (PDCA)

cyclus en de veiligheidsketen4. Het model gaat uit van vier processen die de

veiligheidsregio moet doorlopen bij de taakuitvoering, (onder andere) op het gebied

van rampenbestrijding en crisisbeheersing. Het gaat om:

1. Risicobeheersing;

2. Voorbereiding;

3. Uitvoering en;

4. Verantwoorden, leren en bijstellen.

De vier processen vormen gezamenlijk een cyclus waarbij de omgeving (burgers,

bedrijven) steeds centraal staat. Dat betekent dat in ieder proces duidelijk is wat de

burger kan verwachten en bijdragen. In Figuur 1 zijn de processen schematisch

weergegeven. Daaronder volgt een toelichting op de vier processen.

4 Proactie, preventie, preparatie, repressie en nazorg.

2

Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019

6

inho

udsopgav

e

Afbeelding 1. : Schematisch overzicht van processen in de taakuitvoering van veiligheidsregio’s.

Risicobeheersing Risicobeheersing gaat enerzijds om het inzicht in risico’s en de gevolgen hiervan.

Anderzijds gaat het om de maatregelen die de veiligheidsregio neemt en kan (laten)

nemen om deze risico’s te beheersen. Daarnaast moet het inzicht in de risico’s

vertaald worden naar keuzes in de voorbereiding.

In haar toezicht maakt de Inspectie onderscheid in algemene en specifieke risico’s.

Algemene risico’s komen doorgaans vaak en in iedere regio voor. Een voorbeeld zijn

grote verkeersongevallen. Daarnaast kent een regio vaak een aantal specifieke

risico’s, vanwege de bijzondere kenmerken van de regio. Voorbeelden hiervan zijn

bosbranden of ongevallen met gevaarlijke stoffen.

Voorbereiding Het gaat hierbij om hoe de veiligheidsregio zich op basis van de generieke en

specifieke risico’s op een mogelijke crisis of incident voorbereidt. Een onderdeel

daarvan is de aanwezigheid van actuele informatie over de aanpak van crises en

incidenten (plannen, procedures). Daarnaast is de opleiding, training en oefening

van de crisisorganisatie van belang. De Inspectie verwacht dat de voorbereiding is

uitgewerkt op verschillende niveaus, betreffende individuele functionarissen, de

teams en de gehele crisisorganisatie.

Uitvoering De Inspectie bekijkt, wat betreft de uitvoering, verschillende aspecten van de aanpak van rampen en crises:

de manier waarop de alarmering, opschaling en opkomst is verlopen;

hoe de coördinatie, sturing en advisering heeft plaatsgevonden;

waarom bepaalde keuzes zijn gemaakt en besluiten zijn genomen;

hoe het delen van informatie is verlopen;

hoe de verschillende betrokkenen (verwanten, nabestaanden, hulpverleners,

crisispartners en de bevolking) zijn geïnformeerd en hoe de crisiscommunicatie

m.b.t. informatievoorziening, schadebeperking en betekenisgeving is verlopen;

hoe de afschaling is verlopen en de na-/herstelzorg wordt georganiseerd.

De Inspectie verwacht dat de taakuitvoering doelmatig is. Daarbij gaat het om de

aanpak die gekozen is en de manier waarop die is uitgevoerd. Ook vindt de

Inspectie het van belang dat de aansluiting op de omgeving (de burger) centraal

wordt gesteld in de uitvoering. Dat betekent dat de burger betrokken en

Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019

7

inho

udsopgav

e

geïnformeerd wordt en dat de aanpak aansluit bij de wensen en verwachtingen van

de omgeving.

Verantwoorden, leren en bijstellen Het gaat hierbij om hoe de veiligheidsregio zich verantwoordt over de uitvoering van

haar taken en de bijbehorende financiën. Daarnaast gaat het om hoe de

veiligheidsregio’s evalueren en leren van de voorbereiding en aanpak van incidenten

en crises, zowel in de eigen regio als elders, en hoe zij concreet verbeteringen

doorvoeren.

2.2 Kernaspecten voor een goede taakuitvoering

Het tweede uitgangspunt van het ‘toetsingskader 4.0’ zijn de kernaspecten, die

voortkomen uit het ‘richtinggevend raster’ dat ontwikkeld is binnen de Inspectie

voor haar toezicht in het algemeen, in het kader van de ‘Koers 2020’.

Deze aspecten van uitvoeringskwaliteit zijn van belang om ieder proces binnen de

uitvoering goed te laten verlopen. Het gaat om de onderstaande vier aspecten:

Sturing

Bij sturing verwacht de Inspectie duidelijke en heldere:

rollen en verantwoordelijkheden;

doelstelling en uitgangspunten;

de besluitvorming en prioritering;

rapportage en communicatie, situationeel bewustzijn;

flexibiliteit en aanpassingsvermogen.

Toerusting

het gaat hierbij om de aanwezigheid van voldoende en voor de taak

geschikte mensen, middelen en financiën.

Ketensamenwerking

Het gaat hierbij om het informeren en afstemmen met crisispartners,

gemeenten, andere veiligheidsregio’s, vitale partners, het Rijk en

buurlanden.

Kwaliteit

Het gaat hierbij om het lerend vermogen, het bijstellen, het

verantwoorden en vastleggen hiervan door de betrokken organisaties.

In het toetsingskader zijn deze vier aspecten voor ieder van de vier processen van

het conceptueel model uitgewerkt. Daarbij zijn de aspecten verwerkt in de

verschillende eisen (normering) die voor ieder proces in het toetsingskader zijn

benoemd.

Het toetsingskader vormt de basis voor de operationalisering en beoordeling van

onderwerpen die voor het periodiek beeld 2019 worden onderzocht. Het periodiek

beeld 2019 is een optelsom van alle bevindingen en laat zien hoe de

veiligheidsregio’s de vier processen van het model doorlopen en hoe de

verschillende kwaliteitsaspecten daarbij zijn geborgd.

Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019

8

inho

udsopgav

e

2.3 Afbakening

Het periodiek beeld 2019 biedt inzicht in de taakuitvoering van veiligheidsregio’s op

het gebied van rampenbestrijding en crisisbeheersing. De Inspectie kiest er daarbij

voor om haar eigen capaciteit zo effectief mogelijk in te zetten. Bovendien wil de

Inspectie de ‘toezichtslast’ voor de betrokken organisaties te beperken en tegelijk

het lerend vermogen van de betrokken organisaties zo veel mogelijk te versterken.

Dit betekent dat niet iedere activiteit binnen ieder proces in iedere veiligheidsregio

op hetzelfde detailniveau door de Inspectie wordt bekeken. De Inspectie verkrijgt op

efficiënte wijze een compleet beeld van de taakuitvoering door risicogericht

(thema)onderzoeken uit te voeren en de uitkomsten daarvan te combineren met

inzichten uit incidentonderzoeken, reguliere contacten in het veld en analyse van

gegevens die met beperkte toezichtslast verkrijgbaar zijn.

Het periodiek beeld beslaat de periode 2016 tot en met 2018, waarbij de focus ligt

op de stand van zaken in 2018.

Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019

9

inho

udsopgav

e

3.1 Doel

Het doel van dit periodieke beeld is om inzicht te geven in de multidisciplinaire

taakuitvoering door de veiligheidsregio’s in het kader van de rampenbestrijding en

crisisbeheersing.

3.2 Onderzoeksvragen

Op basis van het doel luidt de centrale onderzoeksvraag als volgt:

Om deze centrale vraag te beantwoorden onderzoekt de Inspectie alle vier de

processen in de crisisbeheersing: risicobeheersing, voorbereiding, uitvoering, en

verantwoorden, leren en bijstellen. Deze elementen tezamen geven een goed beeld

op de taakuitvoering omdat ze de gehele cyclus van de taakuitvoering omvatten en

aansluiten bij de processen van veiligheidsketen.

Om de hoofdvraag te beantwoorden zijn de volgende deelvragen geformuleerd:

5. Hoe is het op hoofdlijnen gesteld met de multidisciplinaire taken van de

veiligheidsregio’s in het kader van de rampenbestrijding en crisisbeheersing?

6. In welke mate is er vooruitgang geboekt wat betreft eerder gesignaleerde

aandachtspunten en risico’s en hoe borgen de veiligheidsregio’s de eerdere

aanbevelingen van de Inspectie?

7. Welke nieuwe aandachtpunten en risico’s ziet de Inspectie voor de komende

jaren?

3 Doelstelling en

onderzoekvragen

Hoe voeren veiligheidsregio’s de multidisciplinaire taken uit in het

kader van de rampenbestrijding en crisisbeheersing en hoe wordt dit

geborgd?

3

Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019

10

inho

udsopgav

e

4.1 Werkwijze

De beantwoording van de onderzoeksvragen kent een aantal sporen met

verschillende toezichtsactiviteiten. Alle sporen tezamen bieden input voor het

periodieke beeld. Het gaat om de volgende sporen::

1. Deelonderzoeken;

2. De monitor;

3. Andere thema- en incidentonderzoeken op het gebied van rampenbestrijding

en crisisbeheersing.

4.2 Spoor 1: Deelonderzoeken

Met het spoor van deelonderzoeken geeft de Inspectie invulling aan het risico

gestuurd toezicht. De Inspectie onderzoekt voor ieder periodiek beeld

rampenbestrijding en crisisbeheersing op basis van een risicoanalyse een aantal

specifieke onderwerpen. Onderwerpen die op basis van de eerdere bevindingen op

orde waren, zoals bijvoorbeeld de planvorming, worden niet specifiek en verdiepend

meegenomen in de deelonderzoeken.

Op basis van de bevindingen uit de ‘Staat van de Rampenbestrijding 2016’ en

signalen vanuit verschillende stakeholders signaleert de Inspectie een viertal

onderwerpen waarbinnen zich risico’s voordoen in de voor een goede taakuitvoering

door de veiligheidsregio’s. Het gaat om de vakbekwaamheid van

crisisfunctionarissen, de kwaliteitszorg, de samenwerking en de operationele

prestaties. Hieronder volgt een korte toelichting waarom gekozen is voor deze

onderwerpen voor de deelonderzoeken.

Vakbekwaamheid crisisfunctionarissen

De Inspectie besteedde in de vorige ‘Staten’ nadrukkelijk aandacht aan de

planvorming in de voorbereidingsfase. De focus lag vooral op het hebben van een

visie op vakbekwaamheid en het bezit van een functionarisvolgsysteem. Dit bleek in

de overgrote meerderheid van de veiligheidsregio’s voor verbetering vatbaar. De

Inspectie wil om die reden nogmaals naar het onderwerp vakbekwaamheid kijken en

daarbij tevens verdiepend kijken naar de wijze waarop en de mate waarin de

veiligheidsregio’s borgen dat zij over vakbekwame functionarissen beschikken. De

4 Onderzoeksaanpak4

Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019

11

inho

udsopgav

e

beschikbaarheid van vakbekwaam personeel is immers belangrijk voor een goede

afwikkeling van rampen en crises door veiligheidsregio’s.

Operationele prestaties

De daadwerkelijke inzet bij een incident of crisis is waar het uiteindelijk om gaat.

Daarom kijkt de Inspectie ook in dit periodiek beeld, net als in alle voorgaande

Staten, weer kritisch naar de operationele taakuitvoering van de veiligheidsregio’s.

Uit de Staat 2016 bleek dat de veiligheidsregio’s doorgaans in ruime mate voldoen

aan de (kwantitatieve) eisen uit het Besluit veiligheidsregio’s (Bvr) maar dat de

onderdelen van de taakuitvoering die meer inzicht geven in de kwaliteit van de

operationele prestaties voor een groot deel nog voor verbetering vatbaar waren. Om

die reden kijkt de Inspectie, in lijn met de in 2016 in gang gezette werkwijze, vooral

naar de kwalitatieve aspecten van de taakuitvoering. De operationele prestaties

laten zien hoe de veiligheidsregio’s daadwerkelijk presteren bij systeemtesten, GRIP

incidenten, evenementen en andere grootschalige inzetten.

Kwaliteitszorg

De Inspectie besteedde ook in de vorige ‘Staten’ steeds aandacht aan het thema

kwaliteitszorg. Dit bleek in veel veiligheidsregio’s nog voor verbetering vatbaar. De

Inspectie ziet een goed werkende kwaliteitszorg als een belangrijke randvoorwaarde

voor het (blijvend) goed kunnen functioneren van organisaties. Door middel van

kwaliteitszorg krijgen organisaties zicht op processen en prestaties, wat

mogelijkheden biedt voor (tijdige) bijsturing. Bovendien biedt het toepassen van

kwaliteitszorg goede mogelijkheden om systematisch te leren en te verbeteren.

Samenwerking

De Inspectie heeft in de vorige Staten steeds aandacht gehad voor het thema

‘samenwerking’. Hierbij heeft zij geconstateerd dat de samenwerking met de vaste

kernpartners over het algemeen goed verloopt, maar dat samenwerking met de wat

verder afstaande ‘ partners’ soms nog lastig is. Ook als een incident of crisis

meerdere veiligheidsregio’s treft blijkt het in de praktijk niet altijd duidelijk te zijn

wat men van elkaar kan verwachten. De kwaliteit van de samenwerking is bepalend

voor een succesvolle aanpak van (de voorbereiding op) incidenten.

De Inspectie ziet deze onderwerpen op dit moment als de belangrijkste

risicogebieden voor de taakuitvoering. In termen van de processen uit het

conceptueel model betekent dit dat dat de Inspectie wat betreft het proces

voorbereiding bijzondere aandacht besteedt aan de vakbekwaamheid, dat de

Inspectie het van belang vindt om de processen uitvoering (operationele prestaties)

en kwaliteitszorg uitvoerig te onderzoeken en dat de Inspectie betreffende de hele

cyclus in de taakuitvoering aandacht heeft voor interregionale samenwerking. Het

proces risicobeheersing wordt meer vanuit de andere sporen belicht, zoals in de

volgende paragrafen wordt toegelicht.

De centrale onderzoeksvragen van de deelonderzoeken zijn

Vakbekwaamheid crisisfunctionarissen:

1. In welke mate borgen veiligheidsregio’s dat zij over vakbekwame

crisisfunctionarissen beschikken?

Uitvoering:

2. Hoe presteren de veiligheidsregio’s bij de aanpak van rampen en crises, en is

dit minimaal in de basis op orde?

Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019

12

inho

udsopgav

e

Kwaliteitszorg:

3. Hoe passen de veiligheidsregio’s de kwaliteitszorg-aspecten verantwoorden,

leren en bijstellen toe bij de multidisciplinaire taakuitvoering en is dit in de

basis op orde?

Samenwerking:

4. Hoe geven de veiligheidsregio’s invulling aan de samenwerking met

netwerkpartners, andere veiligheidsregio’s en – voor zover van toepassing –

het buitenland en is dit in de basis op orde?

De operationalisering van de onderzoeksvragen en de bijbehorende werkwijze en

planning van de deelonderzoeken is uitgewerkt in de separate plannen van aanpak

van de betreffende deelonderzoeken. Wel is de centrale vraag/ probleemstelling en

conceptualisering van elk onderzoek in lijn met de doelstelling en onderzoeksvragen

van het periodiek beeld en met het toetsingskader 4.0. In alle deelonderzoeken

worden de betreffende aanbevelingen over dat onderwerp uit de ‘Staat 2016’

meegenomen.

Selectie onderzoekseenheden deelonderzoeken

De deelonderzoeken Vakbekwaamheid, Samenwerking en Kwaliteitszorg worden

uitgevoerd in 8 of 9 veiligheidsregio’s. Voor een evenredige spreiding van de

deelonderzoeken over alle veiligheidsregio’s is de selectie van de te onderzoeken

regio’s per deelonderzoek in gezamenlijkheid met de deelprojectleiders gedaan.

Daarbij is het uitgangspunt dat alle regio’s over de deelonderzoeken zijn verdeeld en

dat in iedere regio een van de thema’s wordt onderzocht.

Bij de selectie van veiligheidsregio’s zijn de volgende aspecten betrokken:

geografische ligging;

indeling in politieregio’s;

omvang regio’s;

stedelijk / landelijk gebied

de resultaten uit de ‘Staat 2016’

betrokkenheid directeuren in klankbordgroep5

Op basis van de hierboven genoemde criteria komt de Inspectie tot de volgende

indeling per deelonderzoek:

Tabel a. Verdeling van de veiligheidsregio’s over de drie deelonderzoeken

Vakbekwaamheid Kwaliteitszorg Samenwerking

Twente Groningen Drenthe

Noord- en Oost-

Gelderland

Fryslân IJsselland

Zaanstreek-Waterland Gelderland Midden Gelderland-Zuid

Kennemerland Noord-Holland Noord Utrecht

Rotterdam-Rijnmond Haaglanden Amsterdam-Amstelland

Midden- en West-

Brabant

Zuid-Holland Zuid

Gooi en Vechtstreek

Brabant-Zuidoost Zeeland Hollands-Midden

5 De veiligheidsregio’s Midden- en West Brabant, IJsselland en Fryslân zijn vertegenwoordigd in de

klankbordgroep. Daarom zijn deze verdeeld over de drie deelonderzoeken. Voor een toelichting op de

klankbordgroep zie paragraaf xx

Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019

13

inho

udsopgav

e

Limburg-Noord Brabant-Noord Zuid-Limburg

Flevoland

Het deelonderzoek operationele prestaties (uitvoering) zal de Inspectie in alle

veiligheidsregio’s onderzoeken. Verbeteringen in de operationele prestaties hebben

voor burgers en bedrijven de meeste impact. Ook laat de ‘Staat 2016’ zien dat alle

veiligheidsregio’s nog leerpunten hebben wat betreft de uitvoering.

4.3 Spoor 2: De monitor

Naast de specifieke informatie uit de deelonderzoeken zal het Periodiek beeld ook

een beknopt beeld geven met vooral kwantitatieve informatie over

veiligheidsregio’s. Deze algemene informatie komt deels uit openbare bronnen en

deels uit gegevens die door de veiligheidsregio’s zelf zijn aangeleverd bij de

Inspectie. Het gaat hierbij om:

1. Algemene informatie:

a. aantal inwoners en gemeenten

b. inrichting veiligheidsregio

2. Kwantitatieve informatie:

c. de aanwezigheid van een actueel overzicht van risico’s,

d. activiteiten in het kader van risicobeheersing

e. de aanwezigheid van actuele wettelijk verplichte informatie

f. de beschikbare kwantitatieve informatie over oefenactiviteiten

g. aantal GRIP’s en grote incidenten

h. beschikbare informatie over personeel

Binnen Spoor 2 gaat in het bijzonder de aandacht uit naar het proces

risicobeheersing, omdat dit proces beperkt vertegenwoordigd is in de

deelonderzoeken.

Ook de informatie uit de halfjaarlijkse regiogesprekken door de regio-inspecteurs

over de ontwikkelingen in de veiligheidsregio’s en de opvolging van aanbevelingen

dragen bij aan het opstellen van het periodieke beeld. Het gaat hierbij om de

gesprekken die gevoerd zijn in de periode 2016-2018 waarbij informatie is

verzameld over ontwikkelingen in de veiligheidsregio ten aanzien van de processen

(risicobeheersing, voorbereiding, uitvoering, verantwoorden, leren en bijstellen). De

gesprekken worden per veiligheidsregio geanalyseerd.

4.4 Spoor 3: Thema- en incidentonderzoeken

Tenslotte neemt de Inspectie ook bevindingen uit thema- en incidentonderzoeken in

het opstellen van dit periodieke beeld mee. Het gaat dan specifiek over het

incidentonderzoek naar de stroomstoring Amsterdam (2017), het validatieonderzoek

naar het steekincident in Limburg (2017), het validatieonderzoek naar de brand in

Weesp (2018), en de (lopende) onderzoeken meldkamers (2018) en

Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019

14

inho

udsopgav

e

terrorismegevolgbestrijding (2018). Deze onderzoeken leveren daarnaast een

zelfstandig rapport op.

De twee validatieonderzoeken en het incidentonderzoek naar de stroomstoring

dragen bij aan het inzicht in de deelvragen over de uitvoering van de

multidisciplinaire taken en hoe de veiligheidsregio verantwoording aflegt, leert en

bijstelt.

Zowel bij het onderzoek meldkamers als het onderzoek terrorisme gevolgbestrijding

is gewerkt conform het conceptuele model uit het toetsingskader. Daarmee leveren

deze twee onderzoeken informatie over alle vier de processen (risicobeheersing,

voorbereiding, uitvoering, verantwoorden, leren en bijstellen).

4.5 Beoordeling

De Inspectie baseert de beoordeling van de veiligheidsregio’s op het toetsingskader

4.0. Op een aantal punten worden de regio’s beoordeeld op niveaus, te weten:

1. Onvoldoende;

2. voor verbetering vatbaar;

3. basis op orde en;

4. op niveau.

Dit gebeurt bij alle onderzoeken volgens dezelfde methode.

Bij de beoordeling zijn de eisen in het toetsingskader en de aantoonbaarheid van

belang.

In ieder deelonderzoek worden de specifieke normen indien nodig nog nader

ingevuld .

Om tot een eenduidig gedragen beeld te komen over de specifieke invulling van de

eisen uit het toetsingskader gaat de Inspectie samen met beleidsdepartement en de

veiligheidsregio’s in gesprek over de specifieke normen per onderwerp. Dit moet

resulteren in normen die aangeven wat minimaal verwacht mag worden van de

veiligheidsregio’s om ‘basis op orde’ te scoren. De daadwerkelijke beoordeling is een

taak van de Inspectie.

4.6 Kwaliteitsborging onderzoek

De kwaliteit van het periodieke beeld wordt geborgd door gebruik te maken van:

Input van de regio-Inspecteurs;

Collegiale tegenlezers zowel uit eigen domein als uit een ander domein;

Het uitvoeren van een interne kwaliteitscontrole (review);

Bespreking van (voortgang en kwaliteit van) het periodieke beeld in de

klankbordgroep (zie paragraaf 7.1).

Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019

15

inho

udsopgav

e

4.7 Op te leveren producten

Het Periodiek beeld 2019 levert een algemeen beeld op over de multidisciplinaire

taakuitvoering van de veiligheidsregio’s en vier verdiepende rapportages op de

thema’s van de deelonderzoeken. Daarnaast ontvangen de veiligheidsregio’s een

brief met een beeld van de bevindingen in de eigen regio.

Periodiek beeld 2019

Het Periodiek beeld van de rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019 biedt een

algemeen beeld van de uitvoering van de multidisciplinaire taken door de

veiligheidsregio’s in het kader van de rampenbestrijding en crisisbeheering. In het

beeld worden de bevindingen van alle sporen samen gebracht.

Het rapport markeert waar de veiligheidsregio’s in 2018 staan en geeft inzicht in het

opvolgen van de aanbevelingen uit de ‘Staat 2016’ en ‘best practices’. Daarnaast

levert het onderzoek op basis van de verschillende toezichtsactiviteiten een beeld op

van (nieuwe) aandachtspunten en risico’s voor de komende jaren.

Het periodieke beeld is bestemd voor de minister van Justitie en Veiligheid, die op

basis hiervan de Tweede Kamer kan informeren. De bevindingen uit dit periodiek

beeld dienen tevens als input voor de evaluatie van de wet veiligheidsregio’s.

Daarnaast zal het periodiek beeld ingebracht worden in het Veiligheidsberaad6.

Rapportage per deelonderzoek

Ieder deelonderzoek levert een eigen rapportage van bevindingen op. Deze

rapporten zijn de bijlagen bij het periodieke beeld en worden opgesteld conform het

rapportageformat van de Inspectie. Deze rapporten volgen het gezamenlijke

communicatie en publicatietraject van het periodieke beeld. De rapporten worden

gelijktijdig met de publicatie van het periodieke beeld openbaar gemaakt.

Bevindingen per veiligheidsregio

De informatie die wordt verzameld voor het opstellen van het periodieke beeld bevat

ook specifieke informatie per veiligheidsregio. Dit periodieke beeld zal in

tegenstelling tot de Staat 2016 geen uitgebreide regiobeelden op alle onderwerpen

opleveren. Wel zal het algemene deel in de bijlagen onderbouwd worden door

bevindingen per regio. Het gaat hierbij om:

Algemene informatie en kwantitatieve data over de betreffende veiligheidsregio

De score en conclusie per onderzocht onderwerp voor de betreffende

veiligheidsregio

Deze en alle aanvullende specifieke inhoudelijke data die verzameld is in alle

deelonderzoeken zal door middel van een brief aan de veiligheidsregio’s kenbaar

worden gemaakt.

Deze informatie is in eerste aanleg van belang voor de directeur en de

(operationele) medewerkers van de betreffende veiligheidsregio. Daarnaast kan

deze informatie van belang zijn voor het Algemeen Bestuur van de betreffende

veiligheidsregio en de gemeenteraden van de gemeenten in de veiligheidsregio.

6 Het Veiligheidsberaad bestaat uit de 25 voorzitters van de veiligheidsregio’s. Het Veiligheidsberaad

ondersteunt de veiligheidsregio's.

Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019

16

inho

udsopgav

e

5.1 Samenhang deelonderzoeken

Voor het Periodiek beeld 2019 is het ‘Toetsingskader 4.0’ het uitgangspunt. Het

toetsingskader kent vier processen (‘risicobeheersing’, ‘voorbereiding’, ‘uitvoering’

en ‘verantwoorden, leren en bijstellen’) en vier aspecten (‘sturing’, ‘toerusting’,

‘ketens en ketensamenwerking’ en ‘kwaliteit’)7.

De Inspectie heeft de deelonderzoeken zo gekozen en ingericht dat een verdieping

plaatsvindt op twee processen en op twee aspecten uit het toetsingskader (zie

afbeelding 2).

Afbeelding 2. Schematische weergave samenhang deelonderzoeken.

7 Zie voor een meer uitgebreide beschrijving het Toetsingskader 4.0 en het plan van aanpak

voor het Periodiek beeld 2019.

5

Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019

17

inho

udsopgav

e

Het deelonderzoek ‘Vakbekwaamheid crisisfunctionarissen’ geeft een beeld van het

proces ‘voorbereiding’ op alle aspecten; het deelonderzoek ‘Operationele prestaties’

richt zich op alle aspecten van proces ‘uitvoering’.

Het deelonderzoek ‘Samenwerking’ is, evenals het deelonderzoek ‘Kwaliteitszorg’, zo

ingericht dat alle processen worden doorlopen.

Zoals ook uit afbeelding 2 naar voren komt zijn op deze manier de vier

deelonderzoeken onlosmakelijk met elkaar verbonden. Om vergelijkbare informatie

op te halen stemmen de deelprojecten onderling af welke informatie zij van elkaar

nodig hebben.

5.2 Overige onderzoeken

Naast de deelprojecten voert de Inspectie ook twee thema onderzoeken waarbij de

veiligheidsregio’s betrokken zijn. Hiervoor is het wenselijk de werkzaamheden af te

stemmen. Het gaat om de volgende twee onderzoeken:

1. Terrorismegevolgbestrijding (TGB).

2. Opvolging aanbevelingen onderzoek meldkamers (gericht op de continuïteit

van de meldkamers).

Deze onderzoeken leveren ieder een eigen rapportage op, maar afstemming vindt

plaats op proces en inhoud. Om de afstemming te borgen sluit de projectleider TGB

aan bij het deelprojectleidersoverleg van het periodieke beeld. De projectleider van

het periodieke beeld is als projectteamlid betrokken bij het onderzoek meldkamers.

Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019

18

inho

udsopgav

e

6.1 Klankbordgroep

De Inspectie maakt voor dit onderzoek gebruik van een klankbordgroep. Deze

klankbordgroep heeft als doel de veiligheidsregio’s procesmatig te informeren en

draagvlak te creëren. De leden van de klankbordgroep vertegenwoordigen de

veiligheidsregio’s respectievelijk het beleidsdepartement JenV.

De klankbordgroep komt gedurende het project een aantal keren bijeen.

6.2 Wederhoor en bestuurlijke consultatie

Voorafgaand aan de inspectiebezoeken

De Inspectie publiceert dit plan van aanpak op haar website. Tevens stuurt de

Inspectie dit plan van aanpak met de plannen van aanpak van de deelonderzoeken

toe aan de voorzitters en de directeuren van de veiligheidsregio’s.

Tijdens de inspectiebezoeken

Tijdens de deelonderzoeken vinden inspectiebezoeken/interviews plaats. Gedurende

het Inspectiebezoek komt nadrukkelijk de aantoonbaarheid (het inzien van

documenten en systemen) aan de orde. De Inspectie stuurt vooraf haar

interviewprotocol naar de te interviewen personen en biedt per gesprek een verslag

voor wederhoor aan de geïnterviewde aan. Voor dit wederhoor op feitelijke

onjuistheden is twee weken gereserveerd. Op basis van het inspectiebezoek en de

interviews stelt de Inspectie een beeld op van de veiligheidsregio voor het

betreffende thema.

Na de inspectiebezoeken

Op basis van verzamelde en gevalideerde informatie vormt de Inspectie zich een

oordeel over het onderzoeksthema en de uitvoering in de praktijk bij de onderzochte

veiligheidsregio’s. De Inspectie stelt per onderzochte veiligheidsregio een beeld op

waarin zij expliciet onderscheid maakt tussen de bevindingen en haar oordeel. Dit

rapport zal op het niveau van de bevindingen uit het onderzoek voor wederhoor aan

de betreffende veiligheidsregio worden voorgelegd zodat deze kan reageren op

mogelijke feitelijke onjuistheden.

6

Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019

19

inho

udsopgav

e

De terugkoppeling ten aanzien van de beoordeling vindt voor alle deelonderzoeken

tegelijk plaats in het (voorjaars)gesprek met de directeuren van de veiligheidsregio.

Bij de gesprekken is de directeur toezicht en de regio-inspecteur aanwezig.

Na verwerking van de wederhoor en na interne vaststelling van alle rapportages

stelt de Inspectie een algemeen beeld met rode draden op basis van de

onderzoeksthema’s. Het totaal beeld en de bevindingen van de rode draden per

onderwerp worden besproken in de Raad van directeuren veiligheidsregio’s.

Dit beeld wordt ter beschikking gesteld aan alle veiligheidsregio’s.

Na vaststellen periodiek beeld

Na vaststellen van het periodieke beeld zal de Inspecteur Generaal de het rapport

met bevindingen van de Inspectie delen in het Veiligheidsberaad en in de Kring van

Commissarissen van de Koning.

Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019

20

inho

udsopgav

e

Afkorting Betekenis

Bvr Besluit veiligheidsregio’s

DGpol Directoraat Generaal Politie

DP Deelprojectleider

GHOR Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio

GRIP Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings Procedure

PDCA Plan Do Check Act

PL Projectleider

RI Regio-Inspecteur

TGB Terrorismegevolgbestrijding

I

Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019

21

inho

udsopgav

e

Missie Inspectie Justitie en Veiligheid

De Inspectie Justitie en Veiligheid houdt voor de samenleving, de ondertoezichtgestelden en de politiek en bestuurlijk verantwoordelijken

toezicht op het terrein van justitie en veiligheid

om inzicht te geven in de kwaliteit van de taakuitvoering en de naleving van regels en normen,

om risico’s te signaleren

en om organisaties aan te zetten tot verbetering.

Hiermee draagt de Inspectie bij aan een rechtvaardige en veilige samenleving.

Dit is een uitgave van:

Inspectie Justitie en Veiligheid

Ministerie van Justitie en Veiligheid

Turfmarkt 147 | 2511 DP Den Haag

Postbus 20301 | 2500 EH Den Haag

Contactformulier | www.inspectie-jenv.nl

Juni 2018

Aan deze publicatie kunnen geen rechten worden ontleend.

Vermenigvuldigen van informatie uit deze publicatie is toegestaan,

mits deze uitgave als bron wordt vermeld.

1 A19.01.2a Ingekomen en uitgaande stukken_Raadsinformatiebrief MK NH.pdf

Raadsinformatie-brief Onderwerp

Voortgang realisatie

Meldkamer Noord-Holland

Datum

28 januari 2019

Pagina

1

Geachte raadsleden,

In oktober 2018 informeerden wij de gemeenten dat de geplande samenvoeging van Meldkamer

Noord-Holland in Haarlem in het eerste kwartaal van 2019 niet haalbaar was. Oorzaak was het

besluit van de minister van Justitie en Veiligheid om de geplande vernieuwing van het

spraaknetwerk van C2000 te verschuiven van eind 2018 naar 2019. C2000 is het systeem

waarmee hulpverleners kunnen communiceren met de meldkamer en met elkaar. Het besluit

van de minister had direct gevolgen voor de start van Meldkamer Noord-Holland in Haarlem. De

nieuwe meldkamerlocatie in Haarlem is al ingericht op het nieuwe C2000-systeem.

Sinds oktober 2018 is door het directieteam een aantal scenario’s uitgewerkt. Voorop stond

daarbij het belang van de verschillende betrokken meldkamerorganisaties in ons gebied om toch

zo spoedig mogelijk te gaan samenvoegen met het oog op de continuïteit en de bedrijfsvoering

en ook omdat (verdere) vertraging demotiverend is voor het personeel. Eind 2018 is gekozen

voor een scenario waarbij de meldkamers wel al gaan samenvoegen op de nieuwe

meldkamerlocatie, maar daarbij nog gebruik gaan maken van de oude C2000 infrastructuur.

Hiertoe moet de nieuwe meldkamerlocatie in Haarlem aangepast worden; de kosten hiervoor

worden in beginsel gedragen door het ministerie van J&V.

Over dit scenario heeft afgelopen weken nauw overleg plaatsgevonden met betrokken partijen,

om te komen tot een integrale planning. Hierbij zijn we afhankelijk van schaarse landelijke ICT-

capaciteit die ook voor de samenvoeging van de meldkamer in Den Bosch moet worden ingezet

– die samenvoeging vindt namelijk in dezelfde periode plaats. Op basis van alle informatie die

nu beschikbaar is, gaan we ervan uit dat de samenvoeging van Meldkamer Noord-Holland in

Haarlem medio mei 2019 plaats gaat vinden.

De samenvoegende en ondersteunende partijen stellen alles in het werk om deze

samenvoeging in mei te realiseren. Een belangrijk onderdeel van de voorbereidingen is het

opleiden en trainen van de meldkamermedewerkers voor de nieuwe meldkamer. Daarnaast is

sinds 1 januari het nieuwe managementteam Meldkamer Noord-Holland operationeel onder

leiding van het nieuwe hoofd meldkamer Anke Kortenray.

Parallel aan de samenvoeging wordt landelijk gewerkt aan een wetswijziging waarmee het

beheer van de meldkamers – wat nu nog een verantwoordelijkheid is van de Veiligheidsregio’s –

overgaat naar de politie. De verwachting is dat deze wetswijziging met ingang van 1 januari

2020 van kracht wordt.

U wordt periodiek door middel van raadsinformatiebrieven geïnformeerd over de gang van

zaken, en via uw burgemeester – als lid van het Algemeen Bestuur van de veiligheidsregio –

over de belangrijkste mijlpalen.

Namens Bestuurlijk Overleg Meldkamer Noord-Holland,

T.J. Romeyn, Veiligheidsregio Noord-Holland Noord

F.C. Dales, Veiligheidsregio Kennemerland

J. Hamming, Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland

1 A19.01.2a Ingekomen en uitgaande stukken_Reactiebrief bestuur IFV iz jaarplan IFV 2019.pdf

InstituutFysiekeVeiligheid

Voorzitters veiligheidsregio

Instituut Fysieke VeiligheidPostbus 70106801 HA ArnhemKemperbergerweg 783,[email protected] 355 24 00

Inlichtingen bijMaaike Beenders, KeesHuijbenOns kenmerkA001Bijlage(n)1

Datum 17 januari 2018 Onderwerp Jaarplan IFV 2019

Geachte voorzitter veiligheidsregio,

In onze brief van 25 september 2018 is het conceptjaarplan 2019 van het IFV inclusief begroting voor zienswijze aan uw veiligheidsregio voorgelegd, conform de Wet Veiligheidsregio’s. Een groot aantal veiligheidsregio’s heeft hun zienswijze daarop ingediend.

Graag spreek ik mijn dank uit voor de door uw regionaal bestuur ingediende zienswijze. Uw waardering voor de wijze waarop wij u hebben betrokken bij de totstandkoming van het jaarplan en voor onze transparantie ten aanzien van de financiering van het IFV stellen wij op prijs.

De zienswijzen van de veiligheidsregio’s hebben geleid tot een aangepaste versie van het jaarplan IFV 2019. Deze versie is op 14 december 2018 vastgesteld door het algemeen bestuur van het IFV en als bijlage bij deze brief opgenomen.Net als vorig jaar zijn de managementraden en het netwerk Finance & Control van de veiligheidsregio’s betrokken geweest bij de voorbereiding van het jaarplan en de begroting. Dit jaar zijn ook de bestuursadviseurs van de veiligheidsregio’s betrokken bij de totstandkoming van het jaarplan. Deze werkwijze stelt ons in staat om maximaal aan te sluiten bij de wensen en behoeften uit het veld.

In deze brief reageer ik inhoudelijk op de meest voorkomende elementen uit de ontvangen zienswijzen. Ook ontvangt u van mij het definitieve jaarplan en het overzicht van alle ontvangen reacties.

Meer aandacht voor multidisciplinaire crisisbeheersingZienswijzeMeer aandacht voor crisisbeheersing in het jaarplan en capaciteit en financiën ter ondersteuning hiervan.Het jaarplan IFV bevat veel aan de brandweer gerelateerde onderwerpen, waardoor een monodisciplinair karakter overheerst. De samenleving heeft te maken met nieuwe en onbekende dreigingen. De crises van de toekomst en de omvang en effecten hiervan

InstituutFysiekeVeiligheid Pagina

2/5

Ons kenmerk

A001

laten zich moeilijk voorspellen. Nieuwe crisestypen overstijgen snel het regionale niveau en beperken zich niet tot landsgrenzen of tot afzonderlijke kolommen.De aandacht voor crisisbeheersing wordt om die reden steeds prominenter en zichtbaarder in de agenda’s van de veiligheidsregio’s. Veiligheidsregio’s blijven hun uitvoerende, monodisciplinaire organisaties versterken, maar ontwikkelen zich tegelijkertijd meer en meer tot netwerkgerichte, multidisciplinaire crisesorganisaties.Op landelijk niveau richt de strategische agenda van het Veiligheidsberaad zich onder meer op een gezamenlijke aanpak van ongekende crises. Deze ambities zijn ook op ambtelijk niveau herkenbaar in de landelijke ontwikkelagenda veiligheidsregio’s, die momenteel vorm krijgt.

Het IFV wil zich ontwikkelen tot een toonaangevend multidisciplinair kennisinstituut met een toekomstbestendige en klantgerichte oriëntatie. We zijn verheugd te zien dat hierin mooie stappen worden gezet. Het IFV kan dit nog verder versterken door nadrukkelijker aan te sluiten bij bovengenoemde ontwikkelingen en de aandacht voor multidisciplinaire crisisbeheersing in het jaarplan te vergroten. Ook vragen we het IFV te onderzoeken hoe capaciteit en financiën ter ondersteuning hiervan in overleg met de veiligheidsregio’s beschikbaar kunnen worden gesteld.

Toelichting IFVHet IFV zal de komende anderhalf jaar benutten om de inhoudelijke en financiële verbindingen tussen de eigen kennis- en onderzoeksagenda en de strategische agenda’s van het Veiligheidsberaad en de managementraden verder te versterken. Tevens zal aansluiting worden gezocht bij de agenda van het ministerie van JenV. Dit is een proces van intensieve, wederzijdse samenwerking met alle betrokkenen. Dit betekent onder meer dat het IFV de aandacht voor multidisciplinaire crisisbeheersing in zijn taken en werkzaamheden al in de aanloop naar 2020 verder zal vergroten.

Het IFV ontwikkelt al kennis over multidisciplinaire crisisbeheersing vanuit de lectoraten crisisbeheersing en transportveiligheid, waar extra financiële middelen voor zijn gereserveerd. Door te focussen op de trends en ontwikkelingen in onze omgeving en deze onderwerpen mee te nemen in de vakgebieden zoals informatievoorziening, kennisontwikkeling en onderwijs, zorgt het IFV voor aandacht en innovatie in crisisbeheersing.

Regeling begroting en verantwoording IFVZienswijzeDe totstandkoming van een ‘regeling begroting en verantwoording IFV’.Het IFV is een zelfstandig bestuursorgaan. Voor zijn jaarverantwoording valt het IFV onder de Richtlijn voor de jaarverslaggeving voor organisaties zonder winststreven (RJ 640). Daarnaast zijn specifieke regels opgenomen in de Wet veiligheidsregio’s, het Besluit rijksbijdrage IFV en de Regeling accountantscontrole IFV.Gezien de omvang en de taken van het IFV bieden deze richtlijn en regels onze bestuursadviseurs onvoldoende houvast om onze voorzitter als lid van het algemeen bestuur te ondersteunen in de besluitvorming.

InstituutFysiekeVeiligheid Pagina

3/5

Ons kenmerkA001

De genoemde specifieke regels staan het algemeen bestuur niet in de weg om nadere regels voor het IFV vastte stellen. In een 'regeling begroting en verantwoording IFV’ kunnen onder meer afspraken worden gemaakt over:> de (wijze van besluitvorming rondom) resultaatbestemming;> begrotingswijzigingen;> de omvang (en mutaties) van reserves en voorzieningen.

Zo’n regeling kan de zienswijzeprocedure ondersteunen en leidt ertoe dat onze zienswijze zich tot hoofdlijnen kan beperken en meer op de beleidsinhoud is gericht.

Toelichting IFVFHet IFV moet net zoals de veiligheidsregio’s al aan heel veel regelgeving voldoen. Dit uitbreiden met nog meer regelgeving voor het opstellen van de begroting en de verantwoording is alleen gewenst als dit een duidelijke meerwaarde biedt. In het jaarverslag van het IFV dat aan het algemeen bestuur van het IFV ter vaststelling wordt aangeboden, worden de reserves en voorzieningen gedetailleerd en op een transparante wijze weergegeven. Een eventueel resultaat van het IFV gaat ten gunste of ten laste van het eigen vermogen, nadat het algemeen bestuur IFV het jaarverslag heeft vastgesteld. Afwijkingen ten opzichte van de begroting gedurende het jaar worden besproken met het dagelijks bestuur IFV. Het IFV verricht de taken voor de veiligheidsregio’s op basis van doorberekening van de integrale kosten op voorcalculatiebasis. Doordat het IFV een ZBO is en geen gemeenschappelijke regeling, worden eventuele tekorten in de financiering van het IFV niet verrekend met de veiligheidsregio’s. Het IFV is zelf dus volledig risicodragend.

Omvang IFVZienswijzeEen onderzoek naar de mogelijkheden om toekomstige taakontwikkelingen op te pakken via ‘oud voor nieuw’ en de (collectieve) financiering daarvan.Uit de begroting (hoofdstuk 6) blijkt dat het aantal fte binnen het IFV jaarlijks toeneemt: 11 fte in 2017, 13 fte in 2018 en 17 fte in 2019. Ook de omzet neemt jaarlijks toe. De taken van het IFV lijken alleen maar toe te nemen. Dit roept de vraag op of het IFV in zijn verdere ontwikkeling naar de toekomst niet ook eens een blik dient te werpen op de wendbaarheid van het hele takenpakket en of wellicht 'oud voor nieuw’ niet ook de mogelijkheid schept om nieuwe taken op te pakken.

Toelichting IFVHet IFV past 'oud voor nieuw’ al toe en zal dit bijvoorbeeld ook op korte termijn in de praktijk brengen met het voorstel voor een Kenniscentrum data-analyse. Dit betekent dat zoveel als mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande financiering om nieuwe initiatieven en diensten te financieren. Natuurlijk in overleg met de veiligheidsregio’s via de bestaande gremia.

InstituutFysiekeVeiligheid

Ons kenmerkA001Pagina4/5

Kenniscentrum data-analyseZienswijzeEen toelichting op de verwachte (financiële) ontwikkelingen rondom het Kenniscentrum data-analyse.Het IFV richt middels een rijksbijdrage van € 1,6 mln. in 2019 een Kenniscentrum data- analyse in. Daarbij staat vermeld dat sprake is van projectfinanciering en dat op termijn een structurele bijdrage vanuit de veiligheidsregio’s wordt voorzien.Deze opmerking wekt de suggestie dat de veiligheidsregio’s geen keuze hebben, waarbij daarnaast ook de verwachte omvang van deze toekomstige bijdrage niet in beeld is gebracht. Het zou goed zijn dit nader te duiden en aan te geven of nog sprake is van een keuze en wat de eventuele consequenties zijn. Ons verzoek is om hierover nader met de veiligheidsregio’s in overleg te treden.Hetzelfde geldt voor de wijze waarop, meer in algemene zin, de kosten van zowel de huidige als de toekomstige vormen van collectieve dienstverlening worden verdeeld over de veiligheidsregio’s. Wij roepen u op de rationale achter de bestaande verdeling op te nemen in de begroting, en met ons tot transparante uitgangspunten te komen voor toekomstige ontwikkelingen.

Toelichting IFVHet IFV werkt het Kenniscentrum data-analyse de komende maanden verder uit. Hierbij worden ook de financiële gevolgen voor de veiligheidsregio's aangegeven en zal maximaal gebruik worden gemaakt van het principe ‘oud voor nieuw’. Dit betekent dat het streven is zoveel mogelijk bestaande financiering te gebruiken om nieuwe initiatieven en diensten te financieren. Via het Programmaoverleg Informatievoorziening van de veiligheidsregio’s zal hiervoor een voorstel worden gedaan aan de Raad van Directeuren Veiligheidsregio en de Raad van Brandweercommandanten.

Tarieven IFVZienswijzeEén van de regio’s merkt op : "De tarieven van het IFV worden binnen de regio nog steeds als hoog ervaren in relatie tot de ervaren dienstverlening, en iedere mogelijkheid om binnen het IFV efficiënter te werken zou aangegrepen moeten worden. Wij merken dat de tarieven van het IFV soms belemmerend werken om het IFV een opdracht te verlenen.”

Toelichting IFVHet IFV merkt dat deze beeldvorming ook bij enkele andere veiligheidsregio’s (nog steeds) leeft. Wij merken op dat in de gehanteerde tarieven van het IFV een onderscheid is gemaakt tussen wettelijke taken (art. 68 Wvr), gemeenschappelijke werkzaamheden voor veiligheidsregio’s (art. 69 Wvr) en diensten voor derden (art. 70 Wvr). Voor de activiteiten op het gebied van art. 68 en art. 70 geldt een standaardtarief, maar voor de werkzaamheden op het gebied van art. 69 is een verlaagd tarief van toepassing dat voor veiligheidsregio’s circa 17% onder het standaardtarief ligt.

InstituutFysiekeVeiligheid Pagina

5/5

Ons kenmerk

A001

Het IFV streeft binnen de kaders van de Wet markt en overheid naar de meest gunstige prijs-kwaliteitverhouding voor veiligheidsregio’s.

Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

Met vriendelijke groet,

1 A19.01.2a Ingekomen en uitgaande stukken_Toetsingskader Multi Taakuitvoering Vr 2018.pdf

Toetsingskader

Multidisciplinaire Taakuitvoering Veiligheidsregio's

Versie 4.0 maart 2018

Toetsingskader

Multidisciplinaire Taakuitvoering Veiligheidsregio's

2

1 Inleiding 3 1.1 Koers Inspectie JenV 2018-2020 3 1.2 Uitgangspunten 4 1.3 Zicht op operationele prestaties 5 1.4 Regio-inspecteurs 5

2 Beschrijving model 6

3 Toetsingskader op hoofdlijnen 9 3.1 Risicobeheersing 9 3.2 Voorbereiding 9 3.3 Uitvoering 10 3.4 Verantwoorden, leren en bijstellen 10

4 Toetsingskader uitgewerkt 11 4.1 Risicobeheersing 11 4.2 Voorbereiding 12 4.3 Uitvoering 13 4.4 Verantwoorden, leren en bijstellen 17

Bijlage I Afkortingen 18

Toetsingskader

Multidisciplinaire Taakuitvoering Veiligheidsregio's

3

inhoudsopgav

1.1 Koers Inspectie JenV 2018-2020

De Inspectie Justitie en Veiligheid (Inspectie JenV) bestaat vijf jaar. In deze periode is het toezichtveld van de Inspectie uitgegroeid tot het hele domein van justitie en veiligheid. Niet alleen de Inspectie als organisatie is volop in beweging. Het departementsbrede programma ‘JenV Verandert’ en kabinetsstandpunten over toezicht, zoals de ‘Aanwijzingen inzake Rijksinspecties’, vragen om helderheid over de positie van toezichthouders. Ook incidenten met veel maatschappelijke impact wakkeren het publieke debat aan over de betekenis en rol van toezicht.

Het vijfjarig bestaan is een mooie mijlpaal om terug en vooral vooruit te kijken en na te denken over de koers voor de komende jaren. In dialoog met haar stakeholders heeft de Inspectie die koers voor de komende jaren bepaald.

Een belangrijke voorwaarde voor het goed invullen van deze koers is dat de Inspectie in verbinding staat met beleid en uitvoering (haar ondertoezichtstaanden). De Inspectie gaat werken en communiceren op een manier die openheid en gezamenlijke ontwikkeling bevordert, en verwacht dit ook van haar omgeving.

De koers van de Inspectie JenV kent vier hoofdlijnen: 1. De Inspectie bevordert het lerend vermogen van de organisaties waar

zij toezicht op houdt. 2. De Inspectie richt haar toezicht meer op het functioneren van ketens en

netwerken, met als uitgangspunt de maatschappelijke opgaven van JenV.

3. De Inspectie stelt periodieke beelden op over het functioneren van de uitvoering.

4. De Inspectie heeft een vanzelfsprekende rol bij het onderzoeken van incidenten binnen het terrein van justitie en veiligheid.

1

Toetsingskader

Multidisciplinaire Taakuitvoering Veiligheidsregio's

4

inhoudsopgav

De Inspectie levert de komende jaren periodiek een beeld op over het functioneren van de uitvoering in de verschillende toezichtsgebieden. De Inspectie legt meer focus op het functioneren van stelsels, ketens en netwerken, in aanvulling op het organisatiegerichte toezicht. Zij brengt de prestaties, de belangrijkste randvoorwaarden en de risico’s voor de kwaliteit van de taakuitvoering in beeld.

Als de Inspectie tekortkomingen of risico’s signaleert, gaat zij in toenemende mate op zoek naar de achterliggende redenen. Zij betrekt hier zo nodig ook randvoorwaarden als ICT en bedrijfsvoering bij. Waar ligt het aan? De Inspectie blijft zich in dit kader de komende jaren ook richten op het bevorderen van het lerend vermogen. Zo zal zij vaker vervolgonderzoek doen naar aanleiding van eerdere aanbevelingen: Leert men van incidenten en van de rapporten? En zo nee, waarom niet? Ook investeert de Inspectie in het stimuleren van de ontwikkeling van kwaliteitssystemen in de uitvoering. Waar de ondertoezichtstaanden laten zien zelf ‘in control’ te zijn, past de Inspectie de intensiteit van haar toezicht aan.

Voor de rampenbestrijding en crisisbeheersing is een belangrijke rol weggelegd voor de 25 veiligheidsregio’s. De Inspectie brengt met haar toezicht in beeld of ‘het stelsel van rampenbestrijding en crisisbeheersing’ werkt. De Inspectie beoordeelt niet alleen de kwaliteit van de taakuitvoering door de verschillende organisaties, maar geeft ook aan of het voor de uitvoering wel mogelijk is om aan de verwachtingen te voldoen.

Wat het toezicht op de crisisbeheersing en rampenbestrijding betreft zet de Inspectie haar werkwijze voort door periodiek de kwaliteit van de taakuitvoering van de multidisciplinaire rampenbestrijding in beeld te brengen. De Inspectie gaat hiervoor structureel informatie verzamelen over de uitvoering van de taken door zowel de veiligheidsregio’s als de organisaties op nationaal niveau. Daarbij stimuleert zij de ontwikkeling van kwalitatieve normen die inzicht geven in het presterend vermogen.

In dit toetsingskader zet de Inspectie de in 2016 ingezette lijn voort, om op een meer kwalitatieve manier naar de multidisciplinaire taakuitvoering van de veiligheidsregio’s te kijken.

1.2 Uitgangspunten

Belangrijke uitgangspunten bij het opstellen van dit toetsingskader zijn: 1. Toezicht wordt gehouden vanuit verbinding waarbij de veiligheidsregio zelf moet

aantonen/laten zien dat zij aan de gestelde normen/eisen voldoet. Door verbinding met de regio’s weet de Inspectie of de regio’s de goede dingen doen en in welke mate. De regio’s worden door de Inspectie uitgenodigd om steeds te vertellen wat ze doen, waarom ze doen wat ze doen en hoe dat geduid moet worden.

2. Er wordt toezicht gehouden vanuit het grotere belang om de crisisorganisaties van de regio’s te helpen verbeteren en te ontwikkelen. De Inspectie onderzoekt en monitort dus vooral om de crisisorganisatie te verbeteren. Daarbij is er ruimte voor de eigen context van de regio.

Toetsingskader

Multidisciplinaire Taakuitvoering Veiligheidsregio's

5

inhoudsopgav

3. Bij incidenten en crisis gaat het niet alleen om de meer ‘traditionele’ crises zoals branden en vrijkomen van gevaarlijke stoffen maar ook om de rol van de veiligheidsregio’s bij crises in de functionele ketens en het sociale domein.

4. Het toezicht is gericht op de kwaliteit van de taakuitvoering waarin de huidige wet- en regelgeving wordt meegenomen1.

1.3 Zicht op operationele prestaties

De Inspectie wil meer zicht krijgen op de operationele prestaties van de veiligheidsregio, en dit niet langer alleen baseren op de prestaties bij de jaarlijkse systeemtest. Hiervoor is het nodig om meer informatie over zowel oefeningen als (GRIP-)incidenten te krijgen. De Inspectie vindt het daarbij van belang om zowel op organisatie-, team- en functieniveau zicht te krijgen op de prestaties. Daarbij gaat de Inspectie uit van de huidige wetgeving, waarin het jaarlijks integraal beproeven van alle onderdelen van de hoofdstructuur is vastgelegd. Zo wordt vastgesteld in hoeverre (de verschillende onderdelen van) de hoofdstructuur en de bijbehorende diensten in staat is (zijn) om adequaat informatie te delen en activiteiten op elkaar af te stemmen. Om meer zicht te krijgen op de prestaties van de veiligheidsregio wil de Inspectie dat de veiligheidsregio’s jaarlijks laten zien hoe zij op basis van alle inzetten zowel bij oefeningen als bij GRIP-incidenten op functionaris, team en organisatie niveau presteren.

1.4 Regio-inspecteurs

De Inspectie zet de regio-inspecteurs meer structureel in om de verbinding met de veiligheidsregio te optimaliseren. Per veiligheidsregio zijn twee regio-inspecteurs actief die jaarlijks op basis van gesprekken en data een beeld vormen over de veiligheidsregio. De regio-inspecteur onderhoudt de contacten met de veiligheidsregio en zorgt ervoor dat relevante informatie tussen veiligheidsregio en Inspectie wordt gedeeld. De regio-inspecteur is op de hoogte van de strategische, tactische koers en operationele uitwerking hiervan. De regio-inspecteur signaleert wanneer risico’s voor de taakuitvoering en/of de opvolging van de wettelijke eisen ontstaat.

1 Het gaat daarbij onder andere om de Wet veiligheidsregio’s en het Besluit veiligheidsregio’s.

Toetsingskader

Multidisciplinaire Taakuitvoering Veiligheidsregio's

6

inhoudsopgav

De Inspectie benadert de Staat van de Rampenbestrijding 2019 meer kwalitatief en stelt daarbij burgers en bedrijven centraal. Hiervoor zijn vier processen in het toetsingskader uitgewerkt.

Risicobeheersing Het gaat hierbij om het zicht op de in de veiligheidsregio aanwezige risico’s en waarom welke keuzes zijn gemaakt. Het gaat hierbij zowel om de generieke risico’s als om de veiligheidsregio specifieke risico’s. Daarnaast gaat het bij de risicobeheersing ook om de mitigerende maatregelen/acties die de veiligheidsregio neemt om de kans of het effect van de risico’s te reduceren.

Voorbereiding Het gaat hierbij om hoe de veiligheidsregio zich generiek en specifiek op mogelijke crises voorbereidt (plannen) en welke maatregelen ze heeft getroffen voor een parate crisisorganisatie op functieniveau, teamniveau en organisatieniveau.

Uitvoering Het gaat hierbij om hoe een incident of de crisis is aangepakt en waarom dit doelmatig en in aansluiting op de omgeving is geweest. De toelichting gaat in op: • de manier waarop de alarmering, opschaling en opkomst is verlopen; • hoe de coördinatie, sturing en advisering heeft plaatsgevonden; • waarom bepaalde keuzes en besluiten zijn gemaakt; • hoe het delen van informatie is verlopen; • hoe de verschillende betrokkenen (verwanten, nabestaanden, hulpverleners,

crisispartners en de bevolking) zijn geïnformeerd en hoe de crisiscommunicatie met betrekking tot informatievoorziening, schadebeperking en betekenisgeving is verlopen;

• hoe de afschaling is verlopen en de na-/herstelzorg wordt georganiseerd.

Verantwoorden, leren en bijstellen Het gaat hierbij om hoe de veiligheidsregio zich verantwoordt en leert van de aanpak en voorbereiding van incidenten en crisis.

2

Toetsingskader

Multidisciplinaire Taakuitvoering Veiligheidsregio's

7

inhoudsopgav

De vier processen vormen gezamenlijk een cyclus waarbij de omgeving (burgers, bedrijven) steeds centraal staat. Voor een goede uitvoering/governance van de processen zijn vier aspecten benoemd:

• Sturing • Toerusting • Ketens en netwerken • Kwaliteit

Schematisch wordt dit als volgt weergegeven:

Afbeelding 1. Aspecten per proces

Toetsingskader

Multidisciplinaire Taakuitvoering Veiligheidsregio's

8

inhoudsopgav

De vier aspecten die van belang zijn voor een goede uitvoering/governance van de processen zijn als volgt uitgewerkt.

Afbeelding 2. Verdere uitwerking van de vier aspecten per proces.

Op basis van dit model heeft de Inspectie een toetsingskader opgesteld. Daarbij zijn de processen en aspecten verwerkt in de verschillende eisen die onder ieder onderwerp van het toetsingskader zijn benoemd.

Toetsingskader

Multidisciplinaire Taakuitvoering Veiligheidsregio's

9

inhoudsopgav

3.1 Risicobeheersing

A. De veiligheidsregio heeft zicht op de aanwezige generieke en specifieke risico’s voor de veiligheidsregio in het kader van haar taakuitvoering.

B. De veiligheidsregio treft maatregelen/onderneemt actie om de kans of het effect van de risico’s te reduceren.

3.2 Voorbereiding

A. De veiligheidsregio beschikt op basis van de in de veiligheidsregio aanwezige risico’s over actuele toegankelijke informatie ten behoeve van een parate crisisorganisatie voor mens, middel en proces.

B. De veiligheidsregio beschikt over een parate crisisorganisatie op functieniveau, teamniveau en organisatieniveau.

De veiligheidsregio heeft zicht op de generieke en specifieke risico’s voor de veiligheidsregio in het kader van haar taakuitvoering en treft risico reducerende maatregelen.

De veiligheidsregio is door middel van een parate crisisorganisatie op functieniveau, teamniveau en organisatieniveau voorbereid op generieke en regiospecifieke effecten van incidenten en crisis.

3

Toetsingskader

Multidisciplinaire Taakuitvoering Veiligheidsregio's

10

inhoudsopgav

3.3 Uitvoering

A. De meldkamer zorgt bij aanvang en tijdens een incident of crisis voor tijdige alarmering en informatie-uitwisseling door eenduidige aansturing.

B. De (onderdelen van de) crisisorganisatie sturen en coördineren de operationele en bestuurlijke aanpak van een incident of crisis effectief en efficiënt.

C. De (onderdelen van de) crisisorganisatie en de extern betrokken partners beschikken over tijdige, actuele en relevante informatie gedurende een incident of crisis.

D. De verschillende doelgroepen (zoals getroffenen, media, bevolking, verwanten, interne organisatie) worden tijdig, doelgericht en regelmatig geïnformeerd over het incident of de crisis.

E. Na afschaling is sprake van een duidelijke overdracht van activiteiten van de crisisorganisatie naar de ‘nafase’-organisatie, waarbij de vervolgactiviteiten zijn belegd.

3.4 Verantwoorden, leren en bijstellen

A. De veiligheidsregio verantwoordt zich over de multidisciplinaire taakuitvoering. B. De veiligheidsregio leert van oefeningen en operationele inzetten

(evenementen, incidenten en crises) en stelt indien nodig de voorbereiding en de aanpak bij.

De veiligheidsregio pakt een incident of crisis doelmatig en in aansluiting op de omgeving aan.

De veiligheidsregio verantwoordt zich over de multidisciplinaire taakuitvoering, leert van oefeningen en operationele inzetten en stelt indien nodig de voorbereiding en de aanpak bij.

Toetsingskader

Multidisciplinaire Taakuitvoering Veiligheidsregio's

11

inhoudsopgav

Hieronder is per onderwerp uitgewerkt wat belangrijke elementen per onderwerp en norm zijn.

4.1 Risicobeheersing

Het gaat hierbij om de volgende elementen.

• De door het bestuur van de veiligheidsregio bepaalde keuzes voor een generieke multidisciplinaire voorbereiding op de taakuitvoering.

• Een door het bestuur afgestemd en vastgesteld overzicht van de risico’s (regionaal risicoprofiel) waar de veiligheidsregio zich specifiek op voorbereidt. De wijze van totstandkoming:

o is navolgbaar; o gebeurt met inbreng van direct belanghebbende partijen, zoals

gemeenten, vitale partners en bedrijven en, voor regiogrensoverschrijdende risico’s samen met de omliggende veiligheidsregio’s en/of landen.

• Het bewustzijn en de verhouding van de regionale risico’s tot de nationale risico’s (risicoprofiel) en de risico’s van de partners (risicoprofielen).

• Het delen van informatie, betrekken en afstemmen met gemeenten, partners en omliggende veiligheidsregio’s over de inhoud en het proces van het regionaal risicoprofiel.

• Het continu monitoren of het regionaal risicoprofiel nog actueel is en of (tussentijdse) bijstellingen noodzakelijk zijn.

• Het inzichtelijk maken van (keuzes) en informeren over de generieke en

specifieke risico’s voor burgers en bedrijven.

A. De veiligheidsregio heeft zicht op de aanwezige generieke en specifieke risico’s voor de veiligheidsregio in het kader van haar taakuitvoering.

4

Toetsingskader

Multidisciplinaire Taakuitvoering Veiligheidsregio's

12

inhoudsopgav

Het gaat hierbij om de volgende elementen.

• Het op basis van het risicoprofiel vaststellen op welke risico's de veiligheidsregio maatregelen treft of actie onderneemt om de kans of het effect van het risico te reduceren. Op aspecten waar de veiligheidsregio indirect invloed op kan uitoefenen stelt de veiligheidsregio acties vast om stakeholders die direct invloed hebben (positief) te beïnvloeden. Het gaat daarbij om het signaleren, adviseren en activeren van stakeholders.

• Het bijstellen van de risicobeheersing op basis van het resultaat van de maatregelen/acties die de kans of het effect van de risico’s reduceren.

• Het continu monitoren en evalueren van maatregelen en acties en indien nodig het bijstellen van de maatregelen of acties.

4.2 Voorbereiding

Het gaat hierbij om de volgende elementen.

• De veiligheidsregio beschikt over actuele informatie waarin het beleid en de aanpak van incidenten en crisis in samenhang en op basis van de in de veiligheidsregio aanwezige generieke en specifieke risico’s is beschreven voor mens, middel en proces. Denk hierbij aan plannen (beleidsplan, MOTO beleidsplan, crisisplan, continuïteitsplan, oefenplannen), kwalificatieprofielen, procedures, werkafspraken, checklists, operationele sturingsinformatie.

• De wijze van informatieverzameling gebeurt met inbreng en afstemming van direct belanghebbende partijen, zoals gemeenten, vitale partners en bedrijven en voor regiogrensoverschrijdende risico’s samen met de omliggende regio’s en/of landen en het Rijk.

• Het bestuur van de veiligheidsregio maakt inzichtelijk waar de prioriteiten

(investeringen) ten aanzien van beleid en oefenen de komende jaren liggen.

• Het delen van informatie, betrekken en afstemmen met gemeenten, partners en omliggende veiligheidsregio’s over de inhoud en het proces van plannen/afspraken.

B. De veiligheidsregio treft maatregelen/onderneemt actie om de kans of het effect van de risico’s te reduceren.

A. De veiligheidsregio beschikt, op basis van de in de veiligheidsregio aanwezige risico’s, over actuele toegankelijke informatie ten behoeve van een parate crisisorganisatie voor mens, middel en proces.

Toetsingskader

Multidisciplinaire Taakuitvoering Veiligheidsregio's

13

inhoudsopgav

• Het continu monitoren of de informatie nog actueel is en of (tussentijdse) bijstellingen van plannen/procedures/afspraken noodzakelijk zijn.

• Het communiceren met burgers en bedrijven over de generieke en specifieke risico’s en het mogelijke handelingsperspectief.

Het gaat hierbij om de volgende elementen.

• Opleidings-, trainings-, en oefenactiviteiten zijn gericht op de gehele crisisorganisatie, teams en individuele functionarissen en volgen uit het beleid en de plannen gebaseerd op generieke en specifieke risico’s in de regio.

• Het is hierbij van belang dat: o ook wordt samengewerkt met alle interne en indien nodig met

externe partners, zoals meldkamer, brandweer, politie, GHOR, gemeenten, vitale partners, bedrijven, de omliggende regio’s en/of landen, het Rijk en burgers;

o de vakbekwaamheid van de crisisfunctionarissen op basis van opleiden, trainen, oefenen en repressieve inzetten is geborgd, zodat de daaruit samengestelde crisisteams en de crisisorganisatie de beoogde prestaties kunnen leveren;

o de teams en crisisorganisatie in onderlinge samenhang worden getraind en geoefend waarbij de prestaties inzichtelijk zijn;

o periodiek wordt gerapporteerd over de mate van vakbekwaamheid, paraatheid en bereikte doelen.

• De veiligheidsregio monitort of opleidings- en trainings-, en oefenactiviteiten nog actueel zijn en of (tussentijdse) bijstellingen noodzakelijk zijn.

• De veiligheidsregio beschikt op basis van het vastgestelde beleid en de plannen over voldoende mensen, middelen en informatie om een tijdige inzet tijdens incidenten en crises te garanderen.

4.3 Uitvoering

Het gaat hierbij om de volgende elementen.

B. De veiligheidsregio beschikt over een parate crisisorganisatie op functieniveau, teamniveau en organisatieniveau.

A. De meldkamer zorgt bij aanvang en tijdens een incident of crisis voor tijdige alarmering en informatie-uitwisseling door eenduidige aansturing.

Toetsingskader

Multidisciplinaire Taakuitvoering Veiligheidsregio's

14

inhoudsopgav

• Op basis van de aard en omstandigheden van de ramp of crisis zorgt de meldkamer voor:

o een 24/7 beschikbare multidisciplinaire functionaris die bij een inzet van de drie disciplines:

coördineert tussen de drie disciplines; zorgt voor eenduidige aansturing; de eerste noodzakelijke besluiten neemt ten behoeve van de

operationele inzet; zorgt voor interne en externe informatie-uitwisseling.

o het tijdig alarmeren en informeren van de juiste interne en externe functionarissen en eenheden/teams. Het gaat hierbij ook om de liaison vitaal, andere veiligheidsregio’s, het Rijk en buurlanden;

o het (op verzoek) tijdig uitvoeren van het informeren van de bevolking (NL alert, WAS);

o bewaken van de opkomst en (her)alarmering indien nodig; o aanpassen van de inzet op verzoek van de teams of functionarissen; o het delen, bundelen verrijken en veredelen van informatie tussen de

drie disciplines.

Het gaat hierbij om de volgende elementen.

• De teams en functionarissen werken conform procedures, richtlijnen en handboeken en passen maatwerk toe als specifieke omstandigheden van het betreffende incident hiertoe aanleiding geven.

• Binnen en tussen de teams en functionarissen van de crisisorganisatie en externe partners vindt regelmatige afstemming en informatie-uitwisseling plaats en is duidelijk wie wat doet in het kader van de operationele en bestuurlijke aanpak op basis van rol, verantwoordelijkheid en verwachtingen.

• De ingezette crisisteams adviseren over operationele, tactische en strategische vraagstukken.

• Het is duidelijk op welke vraagstukken door wie een besluit of actie moet

worden genomen ten aanzien van de operationele en strategische sturing.

• De teams stemmen regelmatig af of: o het bijstellen van de operationele aanpak en sturing nodig is; o de huidige inzet van functionarissen nog passend is bij het incident; o de continuïteit van de crisisorganisatie gegarandeerd wordt gedurende

het incident; o advies/aansluiting van experts en externe netwerkpartners nodig is.

• De gekozen aanpak/interventie sluit aan bij:

B. De crisisorganisatie stuurt en coördineert de operationele en bestuurlijke aanpak van een incident of crisis effectief en efficiënt.

Toetsingskader

Multidisciplinaire Taakuitvoering Veiligheidsregio's

15

inhoudsopgav

o beoogde effecten en resultaten; o benoemde doelstellingen en uitgangspunten; o de specifieke omstandigheden van het incident in de context van de

regio; o het actuele beeld van het incident; o de mogelijkheden van de hulpverleningsdiensten; o de mate van zelfredzaamheid van de bevolking/maatschappij; o de zorgbehoefte van de getroffenen; o prioritering en uitgewerkte scenario’s; o eventuele initiatieven van burgers en bedrijven.

• De leiders van de teams komen op basis van een beeld (van het incident) tot

een oordeel en tot een gewogen en vastgelegd besluit.

Het gaat hierbij om de volgende elementen.

• De functionarissen, teams en externe partners (vitale partners, buurregio’s buurlanden en Rijk) delen de benodigde informatie met elkaar over:

o het beeld van het incident; o omgevingsbeeld/analyse; o de doelstellingen en uitgangspunten op operationeel, tactisch en

strategisch niveau; o de besluiten; o de aanpak; o de getroffen maatregelen; o de prognose; o de mogelijk uitgewerkte scenario’s; o communicatieberichten.

• De functionarissen, teams en externe partners controleren of cruciale informatie

is overgekomen.

C. De crisisorganisatie en de extern betrokken partners beschikken over tijdige, actuele en relevante informatie gedurende een incident of crisis.

D. Met verschillende doelgroepen (zoals getroffenen, media, bevolking, verwanten en de interne organisatie) wordt tijdig, doelgericht en regelmatig gecommuniceerd over het incident of de crisis.

Toetsingskader

Multidisciplinaire Taakuitvoering Veiligheidsregio's

16

inhoudsopgav

Het gaat hierbij om de volgende elementen.

• Communicatie richt zich op informatieverstrekking, betekenisgeving en handelingsperspectief.

• Feitelijke informatie wordt snel gecommuniceerd. Over betekenisgeving en

handelingsperspectief vindt afstemming plaats. • De verschillende doelgroepen zijn benoemd en ontvangen tijdig, regelmatig en

op maat informatie. • De communicatieboodschap:

o is afgestemd met (externe) partners (uit de functionele keten). Daarbij is duidelijk wie waarover communiceert en op welk moment en met welk doel;

o wordt gebracht met passende communicatiemiddelen afgestemd op het incident, de omstandigheden en de doelgroepen;

o is gericht op de specifieke informatiebehoefte, kennis en niveau van de verschillende doelgroepen.

• Het ten tijde van het incident inzichtelijk is hoe de boodschap is over gekomen (effect van communicatie). Dit continu wordt meegenomen in het kader van crisiscommunicatie.

Het gaat hierbij om de volgende elementen.

• De overdracht naar de nafase is gebaseerd op een diagnose van: o de situatie; o omgeving; o vervolgactiviteiten.

• Daarbij zijn voor alle teams en functionarissen en externe partners de volgende

punten duidelijk: o taken en verantwoordelijkheden; o moment van overdracht of overgangsfase; o op maat communicatie naar de doelgroepen (bevolking) hierover

zowel op proces als inhoud.

E. Na afschaling is sprake van een duidelijke overdracht van activiteiten van de crisisorganisatie naar de ‘nafase’-organisatie. Daarbij zijn vervolgactiviteiten belegd.

Toetsingskader

Multidisciplinaire Taakuitvoering Veiligheidsregio's

17

inhoudsopgav

4.4 Verantwoorden, leren en bijstellen

Het gaat hierbij om de volgende elementen.

• De veiligheidsregio rapporteert/verantwoordt zich jaarlijks aan het algemeen bestuur over de verschillende elementen van de multidisciplinaire taakuitvoering (in de koude en warme fase) en de bijbehorende financiële middelen.

Het gaat hierbij om de volgende elementen.

• De inzet van de crisisorganisatie wordt systematisch met betrokken partners (en regio’s) geëvalueerd. Aanbevelingen, verbeterpunten en good practices worden (geclusterd) vastgelegd en toegewezen. Er wordt toegezien op de daadwerkelijke implementatie van de aanbevelingen. Indien nodig wordt de voorbereiding of aanpak bijgesteld.

• Periodiek worden terugkerende aanbevelingen/verbeterpunten (rode draden) geïdentificeerd. De daaruit volgende acties worden toegewezen en er wordt toegezien op de daadwerkelijke implementatie. Indien nodig wordt de voorbereiding of aanpak bijgesteld.

• De uitkomsten van andere evaluaties, onderzoeken en ontwikkelingen op het

gebied van crisisbeheersing en rampenbestrijding worden benut en verwerkt in de eigen voorbereiding en aanpak.

• In de veiligheidsregio vindt eens per vijf jaar een visitatie plaats. De uitkomsten

van deze visitatie worden in de veiligheidsregio opgepakt met het oog op verbetering.

A. De veiligheidsregio verantwoordt zich over de multidisciplinaire taakuitvoering.

B. De veiligheidsregio leert van oefeningen en operationele inzetten (evenementen, incidenten en crises) en stelt indien nodig de voorbereiding en aanpak bij.

Toetsingskader

Multidisciplinaire Taakuitvoering Veiligheidsregio's

18

inhoudsopgav

Afkorting Betekenis GHOR geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio GRIP gecoördineerde regionale incidentbestrijdingsprocedure Inspectie Inspectie Justitie en Veiligheid Inspectie JenV Inspectie Justitie en Veiligheid JenV Justitie en Veiligheid MOTO Multidisciplinair Opleiden, Trainen en Oefenen WAS Waarschuwings- en AlarmeringsSysteem

I

Missie Inspectie Justitie en Veiligheid De Inspectie Justitie en Veiligheid houdt voor de samenleving, de ondertoezichtgestelden en de politiek en bestuurlijk verantwoordelijken

toezicht op het terrein van justitie en veiligheid om inzicht te geven in de kwaliteit van de taakuitvoering en de naleving van regels en normen,

om risico’s te signaleren en om organisaties aan te zetten tot verbetering.

Hiermee draagt de Inspectie bij aan een rechtvaardige en veilige samenleving.

Dit is een uitgave van: Inspectie Justitie en Veiligheid Ministerie van Justitie en Veiligheid Turfmarkt 147 | 2511 DP Den Haag Postbus 20301 | 2500 EH Den Haag Contactformulier | www.inspectie-jenv.nl Maart 2018 Aan deze publicatie kunnen geen rechten worden ontleend. Vermenigvuldigen van informatie uit deze publicatie is toegestaan, mits deze uitgave als bron wordt vermeld.

1 A19.01.2a Ingekomen en uitgaande stukken_VrZW Periodiek beeld rampenbestr en crisisbeh 2016-2018.pdf

Ministerie van Justitie en Veiligheid

Veiligheidsregio Zaanstreek-WaterlandContactpersoon

t.a.v. de heet Hamming drs, A.W. (Anton) Dorst

Postbus 150 coördinerend inspecteur

1500 ED ZAANDAM M 06 481 322 [email protected]

Ons kenmerk2323096

Kopie aanDe directeuren van deveil igheidsreg io’s

Bij lagenDatum 23 juli 2018 2

Onderwerp Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2016-2018

Geachte heer Hamming,

Inleiding

In 2019 brengt de Inspectie Justitie en Veiligheid (de Inspectie) een periodiekbeeld uit over de rampenbestrijding en de crisisbeheersing over de periode 2016— 2018. Dit periodieke beeld — voorheen de Staat van de rampenbestrijding — ishet resultaat van een samenhangend geheel van toezichtsactiviteiten op eenaantal specifieke onderdelen van de taakuitvoering van de veiligheidsregio’s.

Het opstellen van het periodieke beeld gebeurt aan de hand van hetToetsingskader Multidisciplinaire taakuitvoering veiligheidsregio’s 4.0 van maart2018 (zie bijlage 2). De veiligheidsregio’s en de beleidsdirectie van het ministerievan JenV zijn betrokken geweest bij het opstellen hiervan. Met behulp van hetnieuwe toetsingskader beoordeelt de Inspectie de taakuitvoering van deveiligheidsregio’s op een meer kwalitatieve manier. Een van de uitgangspunten isdat de veiligheidsregio’s zelf moeten kunnen aantonen / laten zien dat zij aan degestelde normen / eisen voldoen.

De Inspectie heeft in de afgelopen periode alle veiligheidsregio’s bezocht om eentoelichting te geven op het nieuwe toetsingskader. Hierbij is tevens aan de ordegeweest wat de Inspectie van de veiligheidsregio’s verwacht en wat deveiligheidsregio’s van de Inspectie kunnen verwachten.

Voor het opstellen van het Periodiek beeld voert de Inspectie vierdeelonderzoeken uit. Een van de deelonderzoeken betreft het thema‘vakbekwaamheid crisisfunctionarissen’. Vooruitlopend op het plan van aanpakvoor het periodieke beeld heeft de Inspectie hiervoor reeds een apart plan vanaanpak opgesteld en dit begin mei 2018 gepubliceerd op de website van deInspectie. Kort hierop is aan alle veiligheidsregio’s verzocht informatie aan televeren, die de Inspectie wilde benutten bij het maken van de keuze in welkeveiligheidsregio’s het verdiepende onderzoek plaatsvindt. Dit leverde bij eenaantal veiligheidstegio’s vragen op, die zich met name richtte op hetveronderstelde capaciteitsbeslag voor de veiligheidsregio. Daarnaast kwam de

Pagina 1 van 6

vraag aan de orde hoe dit deelonderzoek zich verhoudt tot de anderedeelonderzoeken en of de Inspectie voor die deelonderzoeken eenzelfdewerkwijze wil hanteren. Datum

23juli 2018

Ons kenmerkDe vragen vanuit de veiligheidsregio’s waren aanleiding voor een overleg van de 2323096Inspectie met een vertegenwoordiging van de Raad Directeuren Veiligheidsregioop 10 juli 2018, waarbij ook de directeur Veiligheidsregio’s en Crisisbeheersingvan het ministerie van ]enV aanwezig was. Tijdens dit overleg is de opzet van hetperiodieke beeld en de werkwijze bij de uitvoering van de deelonderzoeken aande orde geweest. Daarnaast is gesproken over de beoordeling van deveiligheidsregio’s op basis van het Toetsingskader 4.0.

De vertegenwoordigers van de veiligheidsregio’s hebben de Inspectie verzochtvoor de deelonderzoeken eenzelfde werkwijze te hanteren. De Inspectie heefttoegezegd hieraan te willen voldoen. Deze toezegging heeft als consequentie datde werkwijze voor het onderzoek ‘vakbekwaamheid crisisfunctionarissen’ wordtaangepast, in die zin dat de uitvraag van de gegevens komt te vervallen, alsmedehet in het plan van aanpak beschreven zelfevaluatie-instrument. Tevens is deInspectie gevraagd de veiligheidsregio’s en de beleidsdirectie te betrekken bij hetopstellen van een beoordelingskader. Ook aan deze wens komt de Inspectietegemoet.

In het vervolg van deze brief breng ik u meet specifiek op de hoogte van dewerkwijze van de Inspectie voor het opstellen van het ‘Periodiek beeldrampenbestrijding en crisisbeheersing 2016 — 2018’.

Werkwijze Inspectie

Door middel van het Periodiek beeld biedt de Inspectie inzicht in de uitvoering ende borging van de multidisciplinaire taken door de vefligheidsregio’s. Voor hetopstellen van het periodieke beeld over de periode 2016 - 2018 voert de Inspectievier deelonderzoeken uit. Deze deelonderzoeken hebben betrekking op devolgende thema’s:

1. Vakbekwaamheid crisisfunctionarissenHet gaat hierbij om de mate van borging van de vakbekwaamheid van

crisisfunctionarissen.2. Kwaliteit

Dit betreft de mate waarin de veiligheidsregio’s de kwaliteit van detaakuitvoering borgen.

3. SamenwerkingHierbij gaat het om de invulling van de (inter)regionale samenwerking

4. Operationele prestatiesDeze hebben betrekking op de prestaties tijdens de inzet van decrisisorganisatie bij GRIP-incidenten, evenementen, systeemtesten,oefeningen en andere relevante (grootschalige) inzetten.

De eerste drie deelonderzoeken vinden plaats in acht of negen veiligheidsregio’s.Het deelonderzoek ‘operationele prestaties’ vindt plaats alle veiligheidsregio’s. Denormen en de systematiek van het Toetsingskader 4.0 zijn het uitgangspunt voor

Pagina 2 van 6

alle deelonderzoeken. De uitkomsten van de deelonderzoeken worden verwerkttot een landelijk beeld van de rampenbestrijding en crisisbeheersing in Nederland.

Datum23juli 2018

Het plan van aanpak voor het opstellen van het periodiek beeld met de vierOns kenmerk

uitvoeringsplannen van de deelonderzoeken verschijnt in september 2018. 2323096

De deelonderzoeken

Voor de deel onderzoeken ‘vakbekwaamheid crisisfunctionarissen’,‘kwaliteit’ en ‘samenwerking’ gaat de Inspectie als volgt te werk.

• Ieder deelonderzoek vindt plaats in acht of negen veiligheidsregio’s. Deverdeling van de veiligheidsregio’s over de drie deelonderzoeken isopgenomen in bijlage 1.

• Bij de start van een deelonderzoek wordt geen richtinggevendeinformatie-uitvraag gedaan. De Inspectie bezoekt de veiligheidsregio’s enhoudt interviews met verantwoordelijke functionarissen en/ofmateriedeskundigen. De Inspectie stimuleert veiligheidsregio’s om tervoorbereiding op de bezoeken een eigen beeld op basis van hettoetsingskader aan te leveren.

• Tijdens het inspectiebezoek komt nadrukkelijk de aantoonbaarheid (hetinzien van documenten en systemen) aan de orde.

• Op basis van het inspectiebezoek stelt de Inspectie een beeld op van deveiligheidsregio voor het onderzochte thema. Het beeld bevat eenoverzicht van de stand van zaken en een beoordeling.

• De inspectie gaat met de veiligheidsregio’s in gesprek over de uitkomstenvan het deelonderzoek.

• Het onderzoek vakbekwaamheid start direct na toezending van deze brief.Het verzoek van 9 mei 2018 betreffende het aan leveren van informatiekomt te vervallen. Het staat de veiligheidsregio’s overigens vrij om deantwoorden op de reeds toegestuurde vragen aan de Inspectie toe tezenden.

Voor het deelonderzoek ‘operationele prestaties’ hanteert de Inspectie devolgende werkwijze:

• Het deelonderzoek vindt plaats in alle veiligheidsregio’s.• Vertrekpunt voor dit deelonderzoek is het beeld van de veiligheidsregio’s

uit de Staat van de rampenbestrijding 2016.• Voor dit deelonderzoek vraagt de Inspectie de veiligheidsregio’s een

overzicht / rode dradenanalyse aan te leveren van de operationeleprestaties en wat de resultaten en de verbeterpunten zijn van de jaren2016, 2017 en 2018. De veiligheidsregio doet dit aan de hand van de vijfpunten onder ‘Uitvoering’ (par. 3.3 en 4.3) van het Toetsingskader 4.0.Het betreft:

A. Melding en alarmering3. Leiding en coördinatieC. InformatiemanagementD. CrisiscommunicatieE. Nafase

Pagina 3 van 6

• De gegevens over de jaren 2016 en 2017 leveren de veiligheidsregio’san voor 1 september 2018, de gegevens over het jaar 2018 voor 1maart 2019.

23juh 2018• De veiligheidsregio’s betrekken in hun overzicht / rode dradenanalyse in

Ons kenmerkelk geval de systeemtesten in de betreffende jaren en waar mogelijk 2323096informatie uit evaluaties van GRIP-incidenten, evenementen, oefeningenen andere relevante (grootschalige) inzetten.

• De Inspectie gaat tijdens het reguliere inspectiebezoek in het najaar van2018 met de veiligheidsregio’s in gesprek over de aangeleverde gegevensover de jaren 2016 en 2017.

• Tijdens het Inspectiebezoek komt nadrukkelijk de aantoonbaarheid (hetinzien van documenten en systemen) aan de orde.

• Op basis van het inspectiebezoek en de aangeleverde gegevens stelt deInspectie een beeld op van de veiligheidsregio voor wat betreft deoperationele prestaties. Het beeld bevat een overzicht van de stand vanzaken en een beoordeling.

• Na afronding van het onderzoek gaat de Inspectie met de veiligheidsregioin gesprek over het totaal van de aangeleverde gegevens.

De beoordeling

De Inspectie stelt voor de beoordeling van de veiligheidsregio’s eenbeoordelingskader op. Dit gebeurt bij alle deelonderzoeken volgens eenzelfdemethodiek. De Inspectie gaat samen met beleidsdepartement en deveiligheidsregio’s in gesprek over de normatiek. De Inspectie neemt samen methet beleidsdepartement het initiatief hiervoor. Dit moet resulteren in gedragennormen wat minimaal mag worden verwacht van de veiligheidsregio’s. Deeindregie ligt bij de Inspectie. Het bepalen van de daadwerkelijke score is eentaak van de Inspectie.

Klankbordgroep

De Inspectie maakt gebruik van een klankbordgroep om de veiligheidsregio’sprocesmatig te informeren en draagvlak te creëren. De klankbordgroep bestaatuit vertegenwoordigers van Raad Directeuren Veiligheidsregio, hetbeleidsdepartement ]enV en de Inspectie en is als volgt samengesteld:

• Tijs van Lieshout, Directeur Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant,tevens voorzitter Raad Directeuren Veiligheidsregio

• Wim Kleinhuis, Directeur Veiligheidsregio Fryslân• Arjen Schepers, Directeur Veiligheidsregio I]sselland• Paul Gelton, Directeur DCVB, ministerie JenV• Kees Möhring, Directeur Toezicht, Inspectie ]enV• Sabine van Rossenberg, coördinerend / specialistisch inspecteur, Inspectie

]enV

De klankbordgroep komt gedurende het project een keer per twee maandenbijeen.

Pagina 4 van 6

Raakvlakken met andere onderzoekenDatumZ3juh 2018

Naast de deelonderzoeken voert de Inspectie twee thema-onderzoeken uit, dieOns kenmerkgerelateerd zijn aan het Periodiek beeld RB-CB 2016 — 2018. Het betreft: 2323096

1. Opvolging aanbeveling onderzoek meldkamers2. Terrorismegevoigbestrijding

Het eerste onderzoek vindt momenteel plaats in een aantal veiligheidsregio’s’ enricht zich met name op de continuïteit van de meldkamers. Over het tweedeonderzoek wordt u op korte termijn nader geïnformeerd. Beide onderzoekenleveren een eigen rapportage op, maar de Inspectie neemt de bevindingen ophoofdlijnen mee in het Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing20 16-20 18.

Het vervolg op het periodieke beeld

Het opleveren van het Periodiek beeld RB-CB 2016 — 2018 betekent niet dathiermee de toezichtsactiviteiten zijn afgerond. Voor het periodieke beeld wordenniet alle veiligheidsregio’s op alle thema’s onderzocht. Het toezicht van deInspectie op de veiligheidsregio’s heeft een cyclisch karakter. De Inspectieverwacht dat de veiligheidsregio’s voor de thema’s waarop zij niet zijn onderzochtzelf aan de slag gaan, mede op basis van de geconstateerde verbeterpunten uithet Periodiek beeld. Ongeveer anderhalf jaar na het uitbrengen van het periodiekebeeld moet dan duidelijk zijn hoe de andere veiligheidsregio’s er voor staan op debetreffende onderwerpen. De wijze waarop de Inspectie hieraan invulling geeftwordt nader uitgewerkt in het plan van aanpak dat in september a.s. verschijnt.

Hoogachtend,Het Hoofd v n de Inspectie Justitie en Veiligheid,n mens dez

,recteur ezicht

1 Het betreft de veiligheidsregio’s Gelderland-Zuid, Amsterdam-Amstelland, Gooi enVechtstreek, Midden- en West-Brabant, Brabant Zuidoost, Limburg-Noord en Zuid-Limburg.

Pagina 5 van 6

DatumBijlage 123 juli 2018

Ons kenmerk2323096

Verdeling deelonderzoeken over de veiligheidsregio’s

Het dee lo nderzoek ‘vakbekwaamheid crisisfunctionarissen’ wordt uitgevoerdin de veilig heidsregio’s

• Twente• Noord- en Oost-Gelderland• Zaanstreek-Waterland• Kennemerland• Rotterdam-Rijnmond• Midden- en West-Brabant• Brabant-Zuidoost• Limburg-Noord• Flevoland

Het deelonderzoek ‘kwaliteit’ wordt uitgevoerd in de veiligheidsregio’s• Groningen• Fryslân• Gelderland-Midden• Noord-Holland Noord• Haaglanden• Zuid-Holland Zuid• Zeeland• Brabant-Noord

Het deelonderzoek ‘samenwerking’ wordt uitgevoerd in de veiligheidsregio’s• Drenthe• lisselland• Gelderland-Zuid• Utrecht• Amsterdam-Amstelland• Gooi en Vechtstreek• Hollands-Midden• Zuid-Limburg

Pagina 6 van 6

3.a Conceptverslag Algemeen Bestuur 30 november 2018

1 A19.01.3a Concept verslag AB 30 november 2018.pdf

1

A19.01.3a

Concept verslag vergadering Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland (AB VrZW) - nr. 5/2018

Deelnemers: D. Bijl, L. Sievers, A.L. Van der Stoel, L. Kroon, R. Meerhof, P. Tange, H.

Raasing (secretaris), N. van Ginkel (plv. coördinerend gemeentesecretaris), F. Strijthagen (directeur Publieke Gezondheid), H. Fokkens (districtschef politie Zaanstreek-Waterland), T.P. Beaufort (RMC West), J. Pijning (Provincie Noord-Holland), S. Keukens (strategisch adviseur)

Afwezig: J. Hamming, J. van Beek, G. Blom, L. Kohsiek, S. Preenen Datum: 30 november 2018 Notulen: S. Keukens

A18.05.1 Opening,

mededelingen en

vaststelling

agenda

a. Termijnagenda

D. Bijl opent de vergadering om 9.03 uur. Hij meldt dat de voorzitter zich ziek

afgemeld heeft. J. van Beek is tevens afwezig en G. Blom laat zich vervangen

door N. van Ginkel. D. Bijl heet kolonel Beaufort welkom in dit gezelschap en heet

ook de bezoekers op de publieke tribune welkom.

De termijnagenda wordt voor kennisgeving aangenomen.

A18.05.2 Ter kennisname

a. Ingekomen en

uitgaande

stukken

(overzicht en

bijlagen t.k.n.)

b. Concept-

verslag

Dagelijks

Bestuur 14

november 2018

c. Terug-

koppeling

Bestuurlijke

Advies-

commissies /

Veiligheids-

beraad

d. Jeugdkorps

Markermeer-

gebied

(presentatie: L.

Sievers)

Het Algemeen Bestuur neemt kennis van het overzicht van ingekomen en

uitgaande stukken. Naar aanleiding van de brief van het Veiligheidsberaad over

de evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s vraagt L. Sievers zich af hoe de

uitwisseling van opinies in het Veiligheidsberaad is verlopen. H. Raasing zegt toe

dit na te vragen.

Het Algemeen Bestuur neemt kennis van het conceptverslag van het Dagelijks

Bestuur van 14 november 2018.

De afgelopen periode hebben geen overleggen van bestuurlijke

adviescommissies of het Veiligheidsberaad plaats gevonden.

L. Sievers verzorgt een presentatie over de opzet en inrichting van het Young Fire

& Rescue Team in het Markermeergebied. Het team is tot stand gekomen in

samenwerking tussen de gemeenten, VrZW, politie, KNRM en het Rode Kruis. Er

hebben zich 14 jongeren aangemeld, waarvan 10 meisjes. Op 19 januari vindt de

feestelijke aftrap van het team plaats. L. Sievers nodigt de leden van het

Algemeen Bestuur uit hierbij aanwezig te zijn.

A18.05.3 a. Concept- Het conceptverslag van het Algemeen Bestuur van 19 oktober 2018 wordt

2

verslag

Algemeen

Bestuur 19

oktober 2018

b. Actiepunten-

lijst AB 30

november 2018

ongewijzigd vastgesteld. Naar aanleiding van het verslag meldt F. Strijthagen dat

hij contact heeft gehad met Ambulance Amsterdam over de aanrijtijden in

Zaanstreek-Waterland. Ambulance Amsterdam zal in het Algemeen Bestuur van

februari 2019 een overzicht van de aanrijtijden over 2018 geven.

Bovenstaande toezegging wordt verwerkt in de actiepuntenlijst.

A18.05.4 Bestuurlijke

aangelegenheden

a. Kaderbrief

2020

D. Bijl vraagt aandacht voor beslispunt 3, en de wijze waarop het betrekken van

de gemeenteraden bij de doorontwikkeling vorm gegeven wordt.

L. Kroon stelt dat veel verschillende partijen betrokken zijn in het domein zorg en

veiligheid. Daarom hebben burgemeester Sievers en wethouder zorg Mutluer

(Zaanstad) opdracht gekregen van de colleges B&W een verbeterslag in het

domein aan te brengen. Ze is van mening dat VrZW vooruitlopend op de

uitkomsten daarvan geen actieve rol in het domein moet spelen. Daarnaast is ze

van mening dat nieuwe ambities altijd eerst voor akkoord aan het Algemeen

Bestuur voorgelegd moeten worden, met een financieringsvoorstel. A.L. van der

Stoel sluit zich aan bij de woorden van L. Kroon.

P. Tange maakt een onderscheid tussen nieuwe wettelijke en nieuwe niet-wettelijk

taken. Hij is het eens dat nieuwe niet-wettelijke taken altijd eerst voor akkoord aan

het Algemeen Bestuur worden voorgelegd.

H. Raasing reageert dat het Algemeen Bestuur opdracht gegeven heeft de

samenwerking tussen VrZW en GGD ZW te intensiveren, met name gericht op

efficiencywinst in de bedrijfsvoering.

D. Bijl stelt voor de teksten in de kaderbrief over de financiering van nieuwe

ambities en de verbinding tussen zorg en veiligheid in lijn met bovenstaande te

nuanceren. H. Raasing zegt toe de Kaderbrief 2020 hierop aan te passen. Met

deze toezegging stemt het Algemeen Bestuur in met de kaderbrief voor de

begroting 2020. Voordat de aangepaste kaderbrief naar de gemeenteraden wordt

gestuurd, wordt deze – met bovenstaande aanpassingen – voor akkoord aan de

leden van het Algemeen Bestuur voorgelegd.

Ten aanzien van het betrekken van de gemeenteraden meldt H. Raasing dat de

doorontwikkeling van de organisatie past binnen de ambities van het huidige

beleidsplan. Op verzoek van het Algemeen Bestuur biedt VrZW aan met de

gemeenteraden in gesprek te gaan over de doorontwikkeling. Het initiatief voor

deze gesprekken ligt bij de gemeenteraden. Daarnaast benut VrZW de regionale

raadsledenbijeenkomst op 6 maart 2019 om met raadsleden in gesprek te gaan

over de doorontwikkeling. L. Sievers stelt voor de regionale

raadsledenbijeenkomst op 6 maart op het hoofdkantoor van VrZW te organiseren.

H. Raasing zegt toe hierover contact op te nemen met de organisatie van de

bijeenkomst.

D. Bijl verzoekt de gemaakte afspraken en het tijdspad inzichtelijk te maken, ten

behoeve van afstemming met de griffies. H. Raasing zegt dit toe.

Het Algemeen Bestuur besluit:

1. In te stemmen met de kaderbrief voor de begroting 2020.

3

b. Jaarplan en

begroting IFV

2019

2. De Kaderbrief 2020 conform artikel 34b Wet Gemeenschappelijke

regelingen ter kennisgeving aan de gemeenteraden toe te sturen.

3. In te stemmen met het voorstel dat VrZW tijdens de regionale

raadsledenbijeenkomst op 6 maart 2019 aan de hand van de Kaderbrief

2020 in gesprek gaat met de gemeenteraden over de doorontwikkeling

van de organisatie, en op verzoek (mogelijk op een eerder moment)

toelichting geeft over de doorontwikkeling van de organisatie in raads-

/commissievergaderingen.

L. Kroon onderschrijft de kritische zienswijze op het Jaarplan en begroting IFV

2019. P. Tange sluit zich daarbij aan.

A.L. van der Stoel constateert dat in de zienswijze een passage over de

verbinding tussen zorg en veiligheid is opgenomen. Deze dient in lijn gebracht te

worden met de opmerkingen gemaakt bij voorgaande bespreking van de

Kaderbrief 2020. L. Sievers vult aan dat ontwikkelingen op het gebied van zorg en

veiligheid lokaal moeten starten, en dat het IFV daar op termijn bij aan kan sluiten.

In plaats van andersom. D. Bijl stelt voor de passage over zorg en veiligheid in de

zienswijze te schrappen. Het Algemeen Bestuur stemt hiermee in.

L. Kroon vraagt zich af of vanuit VrZW een negatieve zienswijze op het Jaarplan

en begroting IFV 2019 gegeven moet worden. J. Rozendal reageert dat vanuit

meerdere regio’s kritische zienswijze te verwachten zijn. Ten aanzien van de

verdeelsleutel zal VrZW steun moeten zoeken bij andere kleinere regio’s, zoals

Gooi en Vechtstreek. L. Sievers stelt voor de brief kritischer af te sluiten met de

zin: ‘Met deze zienswijze geven we aan dat we grote moeite hebben met het

Jaarplan en begroting IFV 2019.’ Het Algemeen Bestuur stemt hiermee in.

Het Algemeen Bestuur besluit:

1. Kennis te nemen van het Jaarplan en begroting IFV 2019, waarin de

activiteiten van het IFV in 2019 en de financiering daarvan beschreven

staat;

2. In te stemmen de volgende aandachtspunten op het Jaarplan en

begroting IFV 2019 en onder aandacht van het Algemeen Bestuur IFV te

brengen:

a. Het IFV zou de aandacht voor multidisciplinaire crisisbeheersing

in het jaarplan moeten vergroten.

b. Blik op de wendbaarheid van het hele takenpakket en of wellicht

‘oud voor nieuw’ niet ook de mogelijkheid schept om nieuwe

taken op te pakken.

c. In een aanvullende ‘regeling begroting en verantwoording IFV’

afspraken maken over de (wijze van besluitvorming rondom)

resultaatbestemming, begrotingswijzigingen en de omvang (en

mutaties) van reserves en voorzieningen.

d. Wijze van financiering, waarbij regio’s gelijkelijk aangeslagen

worden.

e. Een nadere onderbouwing van oplopende kosten voor een aantal

activiteiten.

A18.05.5 Financiën

a. Burap II 2018

b. Financiële

L. Kroon stelt voor Burap II 2018 in nauwe samenhang met de Financiële dekking

GHOR Zaanstreek-Waterland te bezien. Aangezien voorgesteld wordt een deel

van het verwachte incidentele overschot te benutten voor dekking van de

frictiekosten voor inrichting van de GHOR Zaanstreek-Waterland. Als

4

dekking GHOR

Zaanstreek-

Waterland

c. Financiële

verordening

burgemeester van Waterland kan ze niet instemmen met het voorstel om de

aanloopkosten van €162.000 te dekken uit het incidenteel overschot over 2018.

Ze stelt voor het bedrag voorlopig niet te dekken, zodat het zichtbaar wordt als

een tekort. Ze geeft aan dit wel alvast als winstwaarschuwing richting de

gemeenteraden te communiceren.

Als portefeuillehouder Financiën heeft D. Bijl geen moeite met het ambtelijke

voorstel, maar hij begrijpt de overwegingen van L. Kroon ook. Hij stelt voor op de

ingeslagen weg door te gaan, met de inrichting van de GHOR. Begin 2019 zullen

de portefeuillehouders GHOR en Financiën en de directeuren VrZW en GGD ZW

met een dekkingsvoorstel voor de aanloopkosten komen. J. Rozendal vult aan dat

Burap II 2018 hier niet op aangepast hoeft te worden.

F. Strijthagen meldt het positieve nieuws dat het wel gelukt is een reguliere

begroting voor de GHOR Zaanstreek-Waterland op te leveren die lager is dan de

kosten van de oorspronkelijke constructie met GHOR Amsterdam-Amstelland. L.

Sievers complimenteert VrZW en GGD ZW daarnaast op de kostenbesparing op

overhead, als belangrijk aandeel in de structurele dekking.

A.L. van der Stoel informeert naar de achtergrond van de hoge piketkosten van

€40.000. H. Raasing geeft aan dat de piketregeling bestuurlijk vastgesteld is. L.

Kroon reageert dat toegezegd is om de piketregeling te agenderen voor het

Algemeen Bestuur. H. Raasing antwoordt dat de vraag uitstaat bij de

coördinerend gemeentesecretaris. Het onderwerp wordt toegevoegd aan de

termijnagenda.

Het Algemeen Bestuur besluit:

1. Kennis te nemen van de inhoud van de 2e bestuursrapportage (Burap)

over de periode januari tot en met augustus 2018;

2. De bijbehorende (financiële) mutaties te verwerken in de begroting 2018

en het te bestemmen resultaat voorlopig vast te stellen op € 732.000

positief;

3. De structurele mutaties uit de 1e en 2e bestuursrapportage 2018 als 1e

begrotingswijziging te verwerken in de (eerder vastgestelde) primitieve

begroting 2019.

Het Algemeen Bestuur besluit:

1. In te stemmen met de 5 voornoemde maatregelen met een totaalbedrag

van €254.000 zodat vanaf 2019 structurele dekking van de kosten voor

het GHOR-bureau ontstaat.

2. VrZW opdracht te geven deze voorstellen te verwerken in de eerste

bestuursrapportage van 2019.

Het Algemeen Bestuur besluit de Financiële Verordening 2018 met

terugwerkende kracht per 1 januari 2018 vast te stellen.

A18.05.6 Multidisciplinaire

samenwerking

a. Overzicht activiteiten in het kader van terrorisme-gevolg-

T. P. Beaufort constateert dat de rol van defensie niet terugkomt in de rapportage

van de Inspectie Justitie & Veiligheid. Hij zal hierover bij de inspectie een signaal

afgeven.

A.L. van der Stoel vraagt of defensie betrokken wordt bij oefeningen in het kader

van terrorismegevolgbestrijding. H. Raasing geeft aan dat VrZW regelmatig met

5

bestrijding (thema-onderzoek Inspectie Justitie en Veiligheid)

alle betrokken partijen oefent. H. Fokkens vult aan dat de politie een terrein in

Alkmaar tot zijn beschikking heeft waar gezamenlijk dergelijke scenario’s

beoefend worden. T.P. Beaufort meent dat defensie meer betrokken zou kunnen

worden bij de voorbereiding op terrorismegevolgbestrijding. Zijn ervaring leert dat

er regelmatig coördinatieproblemen zijn.

Het Algemeen Bestuur besluit kennis te nemen van het overzicht activiteiten in het

kader van terrorismegevolgbestrijding.

A18.05.7 Brandweer

a. Intentie-

verklaring

Brandweer-

school Noord-

Holland

b. Belevings-

onderzoek

repressief

brandweer-

personeel

L. Kroon zou liever zien dat de samenwerking tussen de regio’s tot een verlaging

van kosten zou leiden, in plaats van het uitgangspunt dat het geen verhoging van

kosten met zich mee mag brengen. H. Raasing reageert dat het uitgangspunt is

om hogere kwaliteit te leveren tegen dezelfde kosten.

Het Algemeen Bestuur besluit:

1. de intentie uit te spreken om samen te gaan werken op het gebied van de

vakbekwaamheid brandweerpersoneel, om zo doelmatig te voldoen aan

de eisen die de maatschappij aan deze vakbekwaamheid stelt;

2. in te stemmen in met de conclusies die op dit vlak door de

commandanten zijn getrokken, en zien voorstellen voor besluitvorming

voor de oprichting van een coöperatie tegemoet.

D. Bijl refereert aan de goede bijeenkomst die 14 november jl. heeft plaats

gevonden, tussen een afvaardiging van het Algemeen Bestuur, de OR, een

delegatie van de brandweerposten en het Managementteam VrZW. Hij is blij te

zien waar we nu staan.

Het Algemeen Bestuur besluit:

1. Middels bijgevoegde concept raadsinformatiebrief de gemeenteraden in

Zaanstreek-Waterland te informeren inzake de opvolging van het

belevingsonderzoek afgenomen onder het repressief personeel van VrZW

in 2017;

2. De actie met betrekking tot het organiseren van een vervolggesprek

tussen het Algemeen Bestuur en een afvaardiging van repressief

personeel en de Ondernemingsraad van VrZW zoals eerder betrokken bij

zogenaamde ‘Brandweercafés’ met als doel het bestuur te informeren

inzake de opvolging van het belevingsonderzoek als voldaan te

beschouwen.

A18.05.8 Communicatie

besluitvorming

Algemeen Bestuur

/ informatie-

voorziening

gemeenteraden

Door middel van bijgevoegde raadsinformatiebrieven worden de gemeenteraden

geïnformeerd over de vaststelling van Burap II 2018 en de opvolging van het

belevingsonderzoek repressief brandweerpersoneel.

A18.05.9 Rondvraag en

sluiting

L. Sievers meldt dat zij en S. Mutluer (wethouder zorg, Zaanstad) opdracht

hebben gekregen een verbeterslag aan te brengen in het domein zorg en

veiligheid. Inmiddels hebben zij een procesontwerp gemaakt. Op korte termijn

komen ze hiervoor langs bij de burgemeesters.

Na afscheid genomen te hebben van S. Keukens – die vandaag voor de laatste

keer aanwezig was bij een vergadering van het Algemeen Bestuur, sluit D. Bijl de

6

vergadering om 10.15 uur.

3.b Actiepuntenlijst AB 15 februari 2019

1 A19.01.3b Actiepuntenlijst AB 15 februari 2019.pdf

Actiepuntenlijst AB Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland, pagina 1

A19.01.3b

Actiepuntenlijst Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland Agendapunt + status Onderwerp Toelichting/status Wie Termijn

Algemeen Bestuur 30 november 2018

A18.05.2a Ingekomen en uitgaande stukken (overzicht en bijlagen t.k.n.)

Stand van zaken opvolging gesprek Veiligheidsberaad – Minister J&V iz evaluatie Wet veiligheidsregio’s � Afgehandeld: email 13 december 2018

Secretaris z.s.m

A18.05.4a Kaderbrief 2020 Hoofdkantoor VrZW (Prins Bernhardplein) aanbieden als locatie regionale raadsledenbijeenkomst 6 maart 2019 � Afgehandeld: griffies wensen geen gebruik te maken

van aanbod

Secretaris z.s.m.

A18.05.4a Kaderbrief 2020 Gemaakte afspraken en tijdpad iz Kaderbrief 2020 inzichtelijk maken voor bestuurders � Afgehandeld: email 13 december 2018

Secretaris z.s.m.

Algemeen Bestuur 19 oktober 2018

A18.04.1 Opening, mededelingen en vaststelling agenda

Plannen werkbezoek hulpverleningspost Wormerland Secretaris Eerste helft 2019

Algemeen Bestuur 29 juni 2018

A18.03.4a Informatievoorziening gemeenteraden

Werkbezoek gemeenteraden aan Meldkamer Noord-Holland Secretaris (ism regionaal kwartiermaker MK NH)

Medio 2019

4.a Regionaal risicoprofiel 2019-2020 (voorlopige vaststelling)

1 A19.01.4a Regionaal risicoprofiel 2019-2020_besluitformulier AB.pdf

Besluitformulier Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland

Datum vergadering: 15 februari 2019

Onderwerp: Regionaal Risicoprofiel 2019-2020

Nummer: 19.01.4a

Naam Steller: G.J. Winter

Afdeling: Risicobeheersing

Korte inhoud: Het Regionaal Risicoprofiel 2019-2020 (RRP) beschrijft de grootschalige, relevante risico’s binnen de regio die kunnen leiden tot een ramp of een crisis. Het geeft een kwalitatief oordeel over de kans en de impact van het risico. Daarnaast gaat het in op de beïnvloedingsmogelijkheden van het risico. Het huidige regionaal Risicoprofiel Zaanstreek-Waterland 2015-2018 (RRP) is door u vastgesteld op 1 mei 2015. Onderhavig RRP 2019-2020 is opgesteld voor de duur van twee jaar om zo een betere aansluiting te creëren op de beleidscyclus van VrZW. De nog relevante risico’s uit het RRP 2015-2018 zijn overgenomen in het RRP 2019-2020. Er zijn 6 scenario’s toegevoegd, te weten: extreem weer, een besmettelijke dierziekte, een brand in een opslag met gevaarlijke stoffen < 10 ton, zorgcontinuïteit, een grote zedenzaak en opvang van grote groepen mensen. Gelijk het vorig RRP zijn ook voor de nieuwe scenario’s beïnvloedingsmogelijkheden geformuleerd. Het Algemeen bestuur stelt het RRP voorlopig vast en biedt het aan de gemeenteraden aan ter consultatie. Daarnaast worden de partijen bedoeld in Art.15-4 van de Wet veiligheidsregio’s gevraagd om een zienswijze in te dienen op het voorlopig vastgestelde RRP. Na het verwerken van de opbrengst van de consultatieronde en de zienswijzen wordt het RRP definitief vastgesteld door het bestuur. Het RRP wordt na definitieve vaststelling uitgewerkt in een ‘interactieve infographic’ t.b.v. de visualisatie op de website van VrZW. NB: De presentatie aan de gemeenteraden vindt onder meer plaats tijdens een regionale bijeenkomst voor raadsleden op 6 maart 2019. Daarnaast wordt aan de raden aangeboden om in commissie/raad een toelichting te geven.

Voorstel om te beslissen:

Het Algemeen Bestuur wordt gevraagd:

1. Het Regionaal Risicoprofiel Zaanstreek-Waterland 2019-2020 voorlopig vast te stellen.

2. Het voorlopig vastgestelde Regionaal Risicoprofiel Zaanstreek-Waterland 2019-2020 aan te bieden aan de gemeenteraden, de Rijksheren en omliggende veiligheidsregio’s en deze te vragen om een zienswijze hierop.

Advies Veiligheidsdirectie: Akkoord met doorgeleiding naar Dagelijks en Algemeen Bestuur

Advies Dagelijks Bestuur: Akkoord met doorgeleiding naar het Algemeen Bestuur.

Personele gevolgen: • Geen

Financiële gevolgen: • Geen

Verhouding met ander beleid: • Wet veiligheidsregio’s • Begroting 2019

• Regionaal risicoprofiel 2015-2018

Besproken met: • Portefeuillehouder Risicobeheersing, dhr. P. Tange

Besluit:

Aldus besloten door het Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland in de vergadering van 15 februari 2019 namens deze, voorzitter, secretaris, J. Hamming H. Raasing

1 A19.01.4a Regionaal Risicoprofiel vs AB 0.5.pdf

1

Inhoudsopgave Inhoudsopgave .......................................................................................................................1

1. Samenvatting ..................................................................................................................3

2. Inleiding ...........................................................................................................................4

2.1 Aanleiding .............................................................................................................4

2.2 Werkwijze .............................................................................................................4

2.3 Leeswijzer .............................................................................................................4

3. Risico-inventarisatie ........................................................................................................5

3.1 Inleiding ................................................................................................................5

3.2 Werkwijze .............................................................................................................5

3.3 Ontwikkelingen .....................................................................................................5

3.4 Risico-inventarisatie ..............................................................................................7

4. Risicobeoordeling ............................................................................................................9

4.1 Inleiding ................................................................................................................9

4.2 Werkwijze .............................................................................................................9

5. Beïnvloedingsmogelijkheden .........................................................................................11

5.1 Inleiding ..............................................................................................................11

5.2 Natuurlijke omgeving ..........................................................................................11

5.4 Technologische omgeving ..................................................................................12

5.5 Vitale infrastructuur en voorzieningen .................................................................12

5.6 Verkeer en vervoer .............................................................................................13

5.7 Gezondheid ........................................................................................................13

5.8 Sociaal maatschappelijke omgeving ...................................................................13

6. Bijlage scenario’s .............................................................................................................15

6.1 Dijkdoorbraak primaire waterkering. ........................................................................15

6.2 Extreem winterweer .................................................................................................15

6.3 Besmettelijke dierziekte ...........................................................................................16

6.4 Brand in een gebouw met niet of verminderd zelfredzame personen .......................17

6.5 Brand cacao-opslag.................................................................................................18

6.6 Brand in opslag gevaarlijke stoffen <10 ton .............................................................18

6.7 Uitval vitale voorziening ...........................................................................................19

6.8 Aanvaring op het water ............................................................................................20

2

6.9 Zorgcontinuïteit (Regionale zorgcontinuïteit in gevaar) ............................................21

6.10 Extreem geweld .....................................................................................................22

6.11 Grote Zedenzaak ...................................................................................................22

6.12 Opvang grote groep mensen .................................................................................23

6.13 Verstoring evenement/ Paniek in menigten............................................................24

7. Bijlage: Verantwoording risico-inventarisatie.....................................................................26

Natuurlijke omgeving .....................................................................................................26

Gebouwde omgeving ....................................................................................................27

Technologische omgeving .............................................................................................27

Vitale infrastructuur en voorzieningen............................................................................28

Verkeer en vervoer ........................................................................................................29

Gezondheid ...................................................................................................................30

Sociaal-maatschappelijke omgeving..............................................................................30

8. Bijlage, Beoordelingscriteria .............................................................................................32

9. Bijlage, betrokken partijen expertsessies ..........................................................................33

3

1. Samenvatting

De Wet Veiligheidsregio’s bepaalt dat iedere veiligheidsregio beschikt over een Regionaal

Risicoprofiel. Het Regionaal Risicoprofiel (RRP) beschrijft de grootschalige, relevante risico’s

binnen de regio die kunnen leiden tot een ramp of een crisis. Het geeft een kwalitatief

oordeel over de kans en de impact van het risico. Daarnaast gaat het in op de

beïnvloedingsmogelijkheden van het risico.

Het huidige regionaal Risicoprofiel Zaanstreek-Waterland 2015-2018 (RRP) is door het

bestuur vastgesteld op 1 mei 2015. Onderhavig RRP 2019-2020 is opgesteld voor de duur

van twee jaar om zo een betere aansluiting te creëren op de beleidscyclus van VrZW. In

2020 wordt een geheel nieuw RRP 2021-2024 opgesteld om als input te dienen voor het

Beleidsplan 2021-2024 van VrZW.

Het RRP 2019-2020 is opgesteld in de samenwerking met Veiligheidsregio Noord-Holland

Noord en veiligheidspartners (publiek en privaat) (zie bijlage 9). In een gezamenlijke

expertsessie is een risico-inventarisatie gemaakt. Van de risico’s zijn generieke scenario’s

beschreven. De scenario’s zijn in een volgende expertsessie door experts gewogen op

impact en waarschijnlijkheid. Dit heeft geresulteerd in een risicodiagram.

De nog relevante risico’s uit het RRP 2015-2018 zijn overgenomen in het RRP 2019-2020.

Er zijn 6 scenario’s toegevoegd, te weten: extreem weer, een besmettelijke dierziekte, een

brand in een opslag met gevaarlijke stoffen < 10 ton, zorgcontinuïteit, een grote zedenzaak

en opvang van grote groepen mensen.

Op basis van de risico-inventarisatie en de risicoanalyse zijn beïnvloedingsmogelijkheden

beschreven. Deze dragen bij aan het verminderen van het risico op rampen en crisis in de

regio. Naar aanleiding van het RRP 2015-2018 zijn veel acties uitgevoerd om de destijds

beschreven risico’s te verkleinen. Deze risico’s worden daarom alleen kort genoemd. De

nieuw toegevoegde risico’s en de beïnvloedingsmogelijkheden zijn uitgebreider beschreven.

De beïnvloedingsmogelijkheden richten zich met name op verdergaande samenwerking en

afstemming tussen veiligheidsregio en veiligheidspartners bij de risico’s die meer sociale

componenten kennen.

4

2. Inleiding

2.1 Aanleiding

Het Regionaal Risicoprofiel Zaanstreek-Waterland 2015-2018 (RRP) is door het bestuur

vastgesteld op 1 mei 2015. Bij het vaststellen van het RRP 2015-2018 is de wens

uitgesproken om het RRP meer dynamisch te maken door jaarlijks met crisispartners te

kijken of er nieuwe ontwikkelingen zijn en of er daardoor nieuwe scenario’s moeten worden

toegevoegd. Dit heeft toen geresulteerd in een aanvulling op het RRP in 2017. Deze ‘oude’

scenario’s komen in dit RRP 2019-2020 opnieuw, maar dan meer generiek, aan de orde. Er

is gekozen voor een RRP voor de duur van twee jaar in verband met een betere aansluiting

op de plancyclus van VrZW. In 2020 wordt het RRP daarom geheel opnieuw opgesteld en

dient als input voor het beleidsplan 2021-2024.

Het doel van het RRP is een basis creëren voor Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland en

haar veiligheidspartners om te kunnen bepalen waar de meest effectieve maatregelen

genomen kunnen worden op het gebied van risicobeheersing en incidentbestrijding. Deze

keuzes worden in het beleidsplan van de regio verankerd. Het RRP helpt het bestuur om de

gemaakte keuzes in het veiligheidsbeleid te onderbouwen en te verantwoorden.

2.2 Werkwijze

Het RRP 2019-2020 is opgesteld in samenwerking met relevante publieke en private

partijen. Daarnaast is er nauw samengewerkt met Veiligheidsregio Noord-Holland Noord

(VRNHN). Omdat de regio’s een grotendeels vergelijkbare set aan risico’s kennen, was het

efficiënt om de risico-inventarisatie en de risicobeoordeling gezamenlijk uit te voeren. De

scenario’s zijn ook gezamenlijk opgesteld. Hierbij is wel rekening gehouden met de

verschillen tussen de regio’s en zijn niet alle scenario’s in de risicoprofielen hetzelfde.

2.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 3 wordt beschreven welke nationale en internationale ontwikkelingen er zijn die

van invloed kunnen worden op de reeds bestaande risico’s of die nieuwe risico’s kunnen

opleveren. Ook is in hoofdstuk 3 de inventarisatie van de risico’s beschreven. In hoofdstuk 4

komt aan de orde wat de impact en de waarschijnlijkheid is van de geïnventariseerde

risico’s. In hoofdstuk 5 worden de beïnvloedingsmogelijkheden beschreven die bijdragen aan

het verlagen van het risico.

5

3. Risico-inventarisatie

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de opbrengst van de risico-inventarisatie kwalitatief beschreven. De

eerste paragraaf gaat over de werkwijze die gehanteerd is. Daarna wordt een, niet limitatief,

overzicht gegeven van (landelijke en internationale) ontwikkelingen die de veiligheid mogelijk

negatief gaan beïnvloeden. Ten slotte komen de risico’s die door de experts gezien en

benoemd worden, per thema, aan de orde.

3.2 Werkwijze

Op 11 april 2018 heeft er een expertsessie plaats gevonden waarbij op thematische wijze

een risico-inventarisatie heeft plaats gevonden. Namens de veiligheidspartners waren 75

experts, op verschillende vakgebieden, aanwezig. Zij vertegenwoordigden 18 verschillende

organisaties die in de regio’s Zaanstreek-Waterland en Noord-Holland Noord actief zijn.

Onder leiding van een voorzitter heeft er aan zeven gesprekstafels een gestructureerd

gesprek plaats gevonden over de risico’s die zich voordoen in de beide regio’s. Hierbij is

specifiek gekeken of het risico zich in beide regio’s manifesteert of dat het slechts van

toepassing is op een van de regio’s. Zo vinden de experts bijvoorbeeld dat het risico van een

kernongeval zich alleen voordoet in VRNHN, vanwege de geringe effectafstanden van een

kernincident in Petten.

De zeven thema’s, met de bijbehorende crisistypen, zijn:

o Natuurlijke omgeving: overstromingen, natuurbranden, extreme

weersomstandigheden, aardbevingen, plagen, dierziekten;

o Gebouwde omgeving: branden in kwetsbare objecten, instorting in grote

gebouwen en kunstwerken;

o Technologische omgeving: incidenten met brandbare/explosieve stoffen,

incidenten met giftige stoffen, kernincidenten;

o Vitale infrastructuur en voorzieningen: verstoring energievoorziening,

verstoring drinkwatervoorziening, verstoring rioolwaterafvoer en

afvalwaterzuivering, verstoring telecommunicatie en ICT, verstoring

afvalverwerking, verstoring voedselvoorziening;

o Verkeer en vervoer: luchtvaartincidenten, incidenten op of onder water,

verkeersincidenten op land, incidenten in tunnels;

o Gezondheid: bedreiging volksgezondheid, ziektegolf;

o Sociaal maatschappelijk: paniek in menigten, verstoring openbare orde,

terreur

3.3 Ontwikkelingen

In deze paragraaf worden ontwikkelingen benoemd die van invloed kunnen zijn op de

veiligheid. Het gaat hierbij om ontwikkelingen die risico’s kunnen opleveren en/of kunnen

vergroten.

De klimaatverandering is een duidelijk zichtbare ontwikkeling die bepaalde risico’s vergroot.

De stijgende waterspiegel, extreme neerslag, extreme droogte, hitte en ijsvorming kunnen

steeds grotere problemen veroorzaken. De oorzaak van de klimaatverandering is echter niet

6

te beïnvloeden. Dit betekent dat geïnvesteerd moet worden in het bestrijden van de

gevolgen.

Ook demografisch zijn er ontwikkelingen in de regio. Mensen worden ouder. De experts

geven aan dat zij verwachten dat er meer risicovolle situaties zullen ontstaan en dat de

zelfredzaamheid zal afnemen. Dit legt een grotere druk op de ambulancevoorzieningen en

op de spoedeisende eerste hulp. Daarnaast vraagt de vergrijzing meer aandacht in de relatie

tot de klimaatverandering, zoals bijvoorbeeld langdurige hitte. Ook vraagt de vergijzing

andere manieren van wonen. Momenteel is de ontwikkeling gaande dat verminderd

zelfredzamen wonen in ‘normale’ woongebouwen die geen extra veiligheidsvoorzieningen

hebben. Specifieke woongebouwen voor verminderd zelfredzamen beschikken wel over

extra veiligheidsvoorzieningen.

In de gebouwde omgeving worden de nodige ontwikkelingen gezien die de risico’s vergroten.

Het eindigen van de levensduur van bepaalde bouwwerken is er daar één van. De

geraadpleegde experts geven aan dat zij meer bouwfouten constateren en dat de kennis van

uitvoerders en controleurs afneemt. Een aantal recente voorbeelden van instortingen van

parkeergarages sterkt het vermoeden dat draagconstructies niet altijd goed worden

uitgevoerd. Daarnaast geven experts aan dat zij grote zorgen hebben over de deregulering

en de privatisering van de bouwregelgeving. Zij vinden dat wijzigingen in de regelgeving in

sommige gevallen zorgen voor een lager veiligheidsniveau. In kantoorgebouwen

bijvoorbeeld, die worden getransformeerd tot woongebouwen, is het veiligheidsniveau lager

dan in gebouwen die gebouwd zijn met een woonfunctie.

Op het technologisch vlak zijn er ontwikkelingen die risico’s kunnen vergoten. Door

afhankelijkheid van allerlei technologische voorzieningen zijn zowel de hulpverleners als de

samenleving kwetsbaar geworden. Uitval van ICT-voorzieningen is daar een duidelijk

voorbeeld van. Ook cybercriminaliteit in combinatie met het ‘internet of things’ kan van

invloed zijn op de veiligheid.

De kans op storingen in het (Europese) elektriciteitsnetwerk worden groter. Door optredende

cascade-effecten kunnen de gevolgen van stroomstoringen groot zijn. Ook de

energietransitie kan vaker leiden tot een stroomstoring. Daarnaast worden in het kader van

de energietransitie nieuwe energiebronnen ontwikkeld. De zwaarte van de risico’s, die deze

ontwikkeling met zich meebrengt, is nu nog niet te overzien. Naar verwachting zal hier in de

nabije toekomst meer duidelijkheid over komen. In het RRP 2021-2024 wordt hier aandacht

alsnog aan besteed.

Een risico op het gebied van drinkwater wordt veroorzaakt door vervuiling van het

oppervlaktewater. Daarnaast heeft een langdurige periode van droogte invloed op de

beschikbaarheid van schoon oppervlaktewater voor de drinkwatervoorziening.

Op het gebied van verkeer en vervoer wordt het risico vergroot door een toenemende drukte

op de weg, het water en het spoor. Ook veranderen de vervoersmiddelen. Te denken valt

hierbij aan de elektrische auto, de e-bike en de steeds grotere vrachtwagens. Door

zelfrijdend verkeer wordt het veiliger op de weg, maar door het rijden op geringe afstand van

elkaar zal de impact van een ongeval in de toekomst mogelijk groter zijn. Daarnaast is er

sprake van ander brandstofgebruik. Het gebruik van o.a. elektriciteit, LNG en waterstof geeft

andere risico’s dan het gebruik van de traditionele brandstoffen.

7

Risicovolle ontwikkelingen op het thema gezondheid gaan over antibioticaresistentie, het

tekort aan personeel in de geestelijke gezondheidszorg en langere en grotere

griepepidemieën. Door langere griepepidemieën ontstaat er een tekort aan zorg. Door het

tekort aan personeel in de geestelijke gezondheidszorg kunnen mensen, die zorg nodig

hebben, deze zorg in de toekomst mogelijk niet meer krijgen. GGZ Nederland spreekt over

een mogelijke opname stop of het sluiten van klinieken. Experts wijzen erop dat als deze

ontwikkeling doorzet, het risico op incidenten met psychiatrische patiënten mogelijk

toeneemt.

Minder tolerantie, polarisatie en extremisme zijn ontwikkelingen die kunnen leiden tot een

grotere kans op geweld. Ook het afdwingen van (cultuur)veranderingen, zoals te zien is bij

de landelijke intocht van Sinterklaas en de zwarte pietendiscussie of bij het dilemma rondom

de grote grazers bij de Oostvaardersplassen, leidt tot extreme situaties.

De polarisering en de individualisering van de maatschappij neemt toe. De sociale netwerken

veranderen, o.a. door het gebruik van social media. Dit zorgt ervoor dat ‘samenredzaamheid’

op een andere manier vorm moet worden gegeven en niet altijd vanzelfsprekend is.

Fakenieuws, en zeker real-time gemaakt fakenieuws, wordt momenteel steeds vaker gezien

en wordt lang niet altijd herkend als nep. Door fakenieuws kan er maatschappelijke onrust

ontstaan.

3.4 Risico-inventarisatie

In deze paragraaf wordt per thema aangegeven welke risico’s relevant zijn voor de regio

Zaanstreek-Waterland. De risico’s zijn per thema benoemd door experts uit het vakgebied. In

deze paragraaf komen ook risico’s aan de orde die al eerder zijn benoemd en waarop al

acties zijn uitgevoerd naar aanleiding van het RRP 2015-2018. Ondanks het feit dat er al

veel gedaan is om deze risico’s te verkleinen, is het risico niet weg. Door het opnieuw te

benoemen blijft het onder de aandacht. De verantwoording voor de gemaakte keuzes staat

in bijlage 7.

Natuurlijke omgeving

Het thema ‘Natuurlijke omgeving’ omvat crisistypen die een natuurlijke oorzaak hebben. De

relevante crisistypen voor onze regio zijn de crisistypen ‘overstromingen’ en ‘extreme

weersomstandigheden’. Het scenario’s ‘Dijkdoorbraak primaire waterkering’ (zie 6.1) is

overgenomen uit het RRP 2015-2018.

Gebouwde omgeving

Het thema ‘gebouwde omgeving’ omvat crisistypen die betrekking hebben op het bouwen en

gebruiken van gebouwen en kunstwerken. Tunnels maken geen deel uit van dit thema. Bij

branden gaat het om incidenten die de dagelijkse brandweerzorg overstijgen. Voor de

branden die ‘regulier’ zijn geldt het brandrisicoprofiel met de bijbehorende

beheersmaatregelen. Het scenario ‘Brand in een gebouw met niet of verminderd

zelfredzame personen’ is overgenomen uit het RRP 2015-2018 (zie 6.4).

Aanvullend scenario RRP 2019-2020: Extreem winterweer (zie 6.2) en een besmettelijke

dierziekte (zie 6.3).

8

Technologische omgeving

Het maatschappelijk thema ‘technologische omgeving’ omvat crisistypen die betrekking

hebben op incidenten met gevaarlijke stoffen. Het gaat hierbij om brandbare, explosieve,

giftige en radioactieve stoffen. De incidenten kunnen plaatsvinden tijdens transport of bij een

stationaire bron. Het scenario ‘Brand in cacao opslag’ is overgenomen uit het RRP 2015-

2018 (zie 6.5).

Vitale infrastructuur en voorzieningen

Het thema ‘vitale infrastructuur en voorzieningen’ omvat crisistypen die leiden tot een

verstoring van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor het kunnen leiden van een

ongestoord leven. Het scenario ‘Uitval vitale voorzieningen’ is overgenomen uit het RRP

2015-2018 (zie 6.7).

Verkeer en Vervoer

Het thema ‘verkeer en vervoer’ omvat crisistypen die betrekking hebben op een verstoring

van een van de verkeersmodaliteiten, lucht, weg, spoor en water. Een verstoring kent vaak

als oorzaak het zich voordoen van een incident, maar kan ook andere oorzaken hebben

zoals extreme weersomstandigheden of blokkades. Het scenario ‘Aanvaring op het water’ is

overgenomen uit het RRP 2015-2018 (zie 6.8).

Gezondheid

Onder dit thema worden crisistypen benoemd die een impact hebben op de lichamelijke

gezondheid van de burgers in de regio. Het gaat hierbij om de impact naar aanleiding van

virussen, infecties en bacteriën binnen het kader van het risicoprofiel en niet om impact als

gevolg van incidenten met bijvoorbeeld gevaarlijke stoffen.

Sociaal-maatschappelijke omgeving

Onder dit thema worden crisistypen benoemd die een grote maatschappelijke en sociale

impact kunnen hebben. Het gaat hierbij zowel om de zichtbare (demonstraties/vernielingen)

als in eerste instantie onzichtbare (groeiende onrust in de buurt) crisis. De volgende

scenario’s zijn overgenomen uit het RRP 2015-2018: ‘Extreem geweld’ (zie 6.10)) en

‘Verstoring evenement – Paniek in menigten’ (zie 6.13).

Aanvullend scenario RRP 2019-2020: Brand in een opslag met gevaarlijke stoffen minder

dan 10 ton (zie 6.6)

Aanvullend scenario RRP 2019-2020: Zorgcontinuïteit (zie 6.9)

Aanvullende scenario’s RRP 2019-2020: Grote zedenzaak(zie 6.11) en Opvang grote

groep mensen (6.12).

9

4. Risicobeoordeling

4.1 Inleiding

De opbrengst van de risico-inventarisatie heeft geleid tot het opstellen van 13 scenario’s die

worden opgenomen in het RRP. Om inzicht te krijgen in de kans en de omvang van de

gevolgen van de geïnventariseerde risico’s zijn de scenario’s beoordeeld op impact en

waarschijnlijkheid. Om de impact en de waarschijnlijkheid van het risico te beoordelen is

gebruik gemaakt van de beoordelingscriteria uit de landelijke handreiking uit 2010 (zie bijlage

8). Deze beoordeling levert een risicodiagram op waarbij op de verticale as de impact wordt

weergegeven en op de horizontale as de waarschijnlijkheid.

4.2 Werkwijze

Op 17 oktober 2018 hebben veertig experts hun oordeel gegeven over de impact en de

waarschijnlijkheid van de scenario’s. De experts waren geselecteerd op basis van hun

kennis over de opgestelde scenario’s. Bij de beoordeling hebben de experts de criteria uit de

handreiking gehanteerd.

Op het gebied van de waarschijnlijkheid heeft het oordeel van de inhoudsdeskundige op dat

vakgebied, zwaarder gewogen dan van de andere experts omdat de waarschijnlijkheid van

het voorkomen van een scenario redelijk of zelfs redelijk goed kan worden ingeschat door

een deskundige uit het werkveld.

Ten aanzien van de impact van de scenario’s heeft de inschatting een bepaald resultaat

opgeleverd. De impact van het risico is echter niet exact te bepalen met behulp van de

impactcriteria. Dit komt doordat de impact voor een deel ook bepaald wordt door de

perceptie van dat risico. De perceptie van een risico en de maatschappelijke onrust die

ontstaat indien zo’n soort incident zich voordoet, is in de afgelopen jaren van groot belang

geworden door intensief gebruik van social media. Door dit subjectieve criterium zal de

plaats van een risico in het risicodiagram altijd discussie oproepen. De vraag is of het erg is

dat het risicodiagram geen exacte weergave is van nauwkeurig berekende impact en

waarschijnlijkheid. De experts zijn namelijk van mening dat het risicodiagram op zichzelf niet

het doel is, maar een middel om in gesprek te blijven met elkaar om de risico’s op een

effectieve manier te beïnvloeden. De gehanteerde werkwijze leidt tot goede samenwerking

met zowel private als publieke partijen, wat leidt tot een betere bestrijdbaarheid en

beheersbaarheid van crisis en rampen.

De score van impact en waarschijnlijkheid is tot stand gebracht met het instrument

‘Mentimeter’. De experts konden tegelijkertijd en onafhankelijk van elkaar een score

aangeven op de verticale as van de impact en de horizontale as van de waarschijnlijkheid.

Het instrument bepaalde de gemiddelde waarde van de uitgebrachte scores. Door plenair de

scores en de spreiding van de scores te bespreken kwam uiteindelijk een eindoordeel tot

stand. Het resultaat is weergegeven in figuur 1, het risicodiagram.

10

Figuur 1: risicodiagram

11

5. Beïnvloedingsmogelijkheden

5.1 Inleiding

De risico-inventarisatie heeft in beeld gebracht welke risicovolle situaties er zijn in de regio

Zaanstreek-Waterland. De risicoanalyse geeft een inschatting hoe erg dit is. In dit hoofdstuk

wordt beschreven hoe de risicovolle situaties beïnvloed kunnen worden, zodat het risico

vermindert. Dit kan worden bewerkstelligd door ofwel de waarschijnlijkheid van het risico te

reduceren of door het verkleinen van de impact.

Het RRP 2019-2020 bestaat uit de relevante risico’s uit het RRP 2015-2018 aangevuld met

‘nieuwe’ risico’s. De risico’s uit het RRP 2015-2018 worden slechts kort aangestipt.

Maatregelen die de ‘nieuwe’ risico’s kunnen beïnvloeden worden uitgebreider beschreven.

5.2 Natuurlijke omgeving

Het risico van ernstige wateroverlast of een overstroming heeft in onze regio al jaren de

aandacht. Het blijft een relevant risico in het RRP, maar er zullen geen extra maatregelen op

worden ingezet.

Extreem winterweer is een risico waarvan de waarschijnlijkheid niet te beïnvloeden is. Het

komt echter niet onverwacht. Het KNMI kan tijdig een goede inschatting maken wanneer het

weer extreem slecht wordt. Hierover wordt gecommuniceerd middels een weeralarm.

Extreem winterweer leidt tot verstoring van het dagelijks leven, waarbij verstoring van de

mobiliteit een belangrijke oorzaak is. Op dit vlak nemen de weg-, vaarweg en

spoorwegbeheerders zelfstandig hun maatregelen. De brandweer heeft een procedure

‘extreem weer’. In het geval van ijzel en zware sneeuwval wordt personeel gekazerneerd. Dit

verkort de opkomsttijd. Het ter plaatse komen van de operationele diensten, bij een incident,

kan echter wel moeizaam verlopen.

De distributie van voedsel, medicijnen en brandstof ligt niet direct in de invloedssfeer van de

Veiligheidsregio. Hier worden dan ook geen beïnvloedingsmogelijkheden geformuleerd. Wel

communiceert VrZW handelingsperspectieven bij extreem slecht weer. Hierin is onder

andere opgenomen om naar je naasten om te kijken als zij niet meer de deur uitkunnen. Ook

het Rode Kruis richt zich in dit soort situaties op het communiceren over burenhulp. VrZW is

voornemens om in 2019 per gemeente brandweerposten aan te wijzen die bij uitval van

elektriciteit en ICT voorzieningen (bijv. als gevolg van extreem weer) dienst kunnen doen als

meld- en communicatiepunt voor burgers.

Bij een ziektegolf bij dieren in de agrarische sector hebben de rijksoverheid en landelijke

instanties de leiding bij de bestrijding en de beheersing van de crisis. Onduidelijk is het waar

de verantwoordelijkheid ligt indien dode dieren worden gevonden in de natuur.

Beïnvloedingsmogelijkheid: Stem verantwoordelijkheden (o.a. voor opruimen en

communicatie naar burgers) af tussen gemeenten en andere betrokken partijen zoals het

Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en Staatbosbeheer.

12

Naar aanleiding van de aardbeving van juni 2018 in Warder is in bestuurlijk overleg besloten

dat informatie over een aardbeving gedeeld moet worden met betrokken partijen. De

betrokken partijen bepalen zelf of de informatie voor hen relevant is. Afgesproken is dat

VrZW als platform dient voor dit proces.

5.3 Gebouwde omgeving

Een grote brand in een gebouw met niet of verminderd zelfredzame personen wordt gezien

als een risico. De afgelopen jaren is er fors ingezet op dit type bouwwerken om het risico te

verlagen.

5.4 Technologische omgeving

Het risico van brand in een opslag van cacao is gedaald. Dit komt door de ‘Werkinstructie

Cacao-opslagen’. Door de werkinstructie verkleint de kans op brand en wordt de

bestrijdbaarheid van een brand verhoogt.

Opslag van gevaarlijke stoffen < 10 ton valt onder het activiteitenbesluit. Bij dit soort

opslagen is vaak niet bekend wat er opgeslagen ligt en welke voorzieningen er zijn getroffen,

ondanks dat er een register moet worden bijgehouden voor opslagen van > 2,5 ton. Dit heeft

onder andere te maken met het feit dat bij dit soort opslagen verschillende diensten toezicht

houden en de informatie niet actief wordt gedeeld. Binnen de categorie opslag gevaarlijke

stoffen < 10 ton, zijn bepaalde typen opslagen risicovoller dan andere typen. Voor die

categorieën is het zinvol om een aanvalsplan te maken. Ook het naleefgedrag is van invloed

op het risico. Dit vraagt om beter inzicht in deze opslagen in de regio.

5.5 Vitale infrastructuur en voorzieningen

Het scenario uitval vitale voorzieningen gaat over langdurige uitval van elektriciteit. In het

RRP 2015-2018 is hier al uitgebreid aandacht aan besteed. Om de gevolgen van uitval van

Beïnvloedingsmogelijkheid: Onderzoek of een snellere ontruiming van dit soort gebouwen

plaats kan vinden door de inzet van burgerhulpverleners.

Beïnvloedingsmogelijkheid: Stel vast welke partijen betrokken zijn bij een aardbeving en

informeer deze partijen over de risico’s van een aardbeving. Communiceer met deze

partijen als er een aardbeving heeft plaatsgevonden.

Beïnvloedingsmogelijkheid: Bepaal de rol en verantwoordelijkheid van de verschillende

partijen met betrekking tot de crisiscommunicatie.

Beïnvloedingsmogelijkheid: Stel voorbereide boodschappen op.

Beïnvloedingsmogelijkheid: Organiseer structureel overleg tussen de brandweer, de OD

IJmond en de ODNZKG over opslagen met gevaarlijke stoffen < 10 ton.

Beïnvloedingsmogelijkheid: Maak burgers en bedrijven meer bewust van de kans op een

grote stroomuitval. Door de ‘grote’ waarschijnlijkheid van dit scenario gaan burgers en

bedrijven mogelijk meer maatregelen nemen

13

vitale voorzieningen beter te kunnen bestrijden zijn de nodige maatregelen genomen.

5.6 Verkeer en vervoer

Het scenario ‘aanvaring op het water’ speelt zich af op het Markermeer. Voor de

crisisbestrijding op het IJsselmeer is een incidentbestrijdingsplan (IBP) IJsselmeergebied

gemaakt. Het IBP is gebaseerd op de ‘Handreiking incidentbestrijding op het water’ van het

IFV.

5.7 Gezondheid

De zorginstellingen zijn primair zelf verantwoordelijk voor de eigen bedrijfsvoering en de zorg

voor patiënten. In vrijwel alle gevallen worden problemen met het zorgaanbod of een

personeelstekort intern, dus binnen de instelling, opgelost. In geval van een (griep) epidemie

kan het zijn dat problemen niet zonder hulp van andere instellingen kunnen worden opgelost

of dat problemen bij de individuele instellingen effecten hebben in de keten. Huisartsen en

huisartsenposten die naar elders moeten doorverwijzen, extra verplaatsingen door

ambulancediensten, uitstroom die stagneert, etc. Samenwerking in de keten is dan

noodzakelijk om de (spoed-)zorg en daarmee de zorgcontinuïteit te garanderen in de regio.

Hiervoor is regie nodig en een escalatiemodel. Dit escalatiemodel is op 19 oktober 2018 door

het Regionaal Overleg Acute Zorgketen (ROAZ) vastgesteld en geeft structuur in een fase

wanneer het nog onduidelijk is of en in welke mate er maatregelen noodzakelijk zijn ten

behoeve van de zorgcapaciteit in de regio. Het geeft tijdens het griepseizoen (de warme

fase) een verbeterde coördinatie, gebaseerd op verbeterde informatie. De afgesproken

fasering in het escalatiemodel geeft duidelijkheid door vooraf af te spreken op welk niveau

(operationeel, tactisch, strategisch) er in de keten zal worden samengewerkt.

Andere maatregelen om te voorkomen dat de zorgcontinuïteit in de regio uit balans raakt zijn

het opstarten van het LCMS-GZ door de GHOR. Via deze netcentrische werkwijze vindt

uitwisseling van informatie tussen de zorginstellingen plaats over de individuele

zorgcapaciteit en worden knelpunten benoemd om tot een (keten)oplossing te komen.

Ook het opleiden, trainen en oefenen (OTO) (vakbekwaamheid) van de zorginstellingen in

het kader van het Kwaliteitskader Crisisbeheersing en OTO 2.0 is een beïnvloedingsmiddel.

De instellingen worden door het ROAZ financieel in staat gesteld zich door middel van OTO-

activiteiten voor te bereiden op crises die de zorgcontinuïteit van de instelling (kunnen)

raken. Dit vakbekwaamheidstraject draagt bij aan het adequaat reageren op dergelijke

crises.

5.8 Sociaal maatschappelijke omgeving

Op het gebied van extreem geweld wordt veel actie ondernomen door de veiligheidsregio.

De veiligheidsregio heeft geen invloed op het verkleinen van de kans, maar wel op het

verlagen van de impact.

De opvang van grote groepen mensen is een proces van de gemeente (bevolkingszorg). Er

is een lijst met grote locaties in de regio en het aantal personen dat daar opgevangen kan

worden. Indien de capaciteit in de eigen regio onvoldoende is kunnen ook andere

veiligheidsregio’s helpen. De coördinerend gemeentesecretaris heeft de regie over de

opschaling als de opvang de gemeentegrens overschrijdt. Hulp vanuit het land wordt

geregeld via de vertegenwoordiger bevolkingszorg vanuit het (Landelijk Operationeel

Coördinatie Centrum (LOCC). Het Rode Kruis speelt een grote rol bij de uitvoering van de

opvang. Omdat de opvang van grote groepen mensen niet tot in detail te regelen is, vraagt

14

dit veel improvisatievermogen. Dit bleek uitstekend te werken bij de opvang van

vluchtelingen tijdens de crisis van 2015.

Een grote zedenzaak voorkomen is een lastige opgave. Het kan op veel plaatsen voorkomen

en de dader blijft vaak een tijd ‘onder de radar’. Bij de kinderopvang en de zwemlessen zijn

al de nodige maatregelen genomen. Hier is het 4-ogen principe ingevoerd, waardoor de kans

op een grote zedenzaak bij deze activiteiten, is afgenomen. De verantwoordelijkheden bij de

afhandeling van een grote zedenzaak zijn duidelijk. De politie, de gemeente en de GGD

stemmen de (na)zorg af. De politie en het Openbaar Ministerie zijn verantwoordelijk voor

opsporing en vervolging van de dader. Om de situatie snel beheersbaar te krijgen is het

belangrijk om zo snel mogelijk duidelijkheid te krijgen over de locaties waar de dader heeft

gewerkt. Het collectieve deel van de beheersbaarheid bestaat uit het organiseren van

voorlichtingsbijeenkomsten. De rol van de GGD bestaat eruit om individuele vragen van

ouders over betrokken kinderen te beantwoorden en zo nodig te verwijzen. Instructie van

ouders hoe met hun kinderen om te gaan, hoort hier ook bij. Ook krijgen ouders de

mogelijkheid tot een gesprek met een hulpverlener. Het is belangrijk duidelijk en transparant

te zijn. Dit kan ook betekenen dat er gecommuniceerd wordt dat er weinig gecommuniceerd

kan worden vanwege het proces. Hierdoor kan mogelijk (grote) maatschappelijk onrust

worden voorkomen.

15

6. Bijlage scenario’s

6.1 Dijkdoorbraak primaire waterkering.

Inleiding

De klimatologische verandering waardoor de zeespiegel stijgt en er vaker sprake is van

hevige regenval zorgt ervoor dat de kans op ernstige wateroverlast en overstroming is

toegenomen. Ook komen er steeds meer extreme weersituaties voor.

Context

Voor waterveiligheid wordt in Nederland het concept ‘meerlaagsveiligheid’ gehanteerd. Dit

houdt in dat de veiligheid bewerkstelligd wordt in drie verschillende lagen. Laag 1 is ‘de dijk

op orde’. Laag 2 vraagt aandacht voor ‘de ruimtelijke inrichting achter de dijk’. Laag 3 is de

crisisbeheersing voor als het toch mis gaat. Analyses wijzen uit dat het ontstaan van grote

waterdiepten en de uitval van vitale infrastructuur zorgen voor veel slachtoffers en

maatschappelijke ontwrichting.

Mogelijke oorzaken/ triggers

• Klimaatverandering

• Technisch falen

• Opzet

Incidentverloop

Tijdens een hevige storm breekt een primaire waterkering door, waardoor er binnen een paar

uur anderhalve meter water komt te staan in gebied waar 40.000 mensen wonen. Evacueren

is door de weersomstandigheden geen optie. De meeste mensen kunnen tijdig een droge

verdieping bereiken. Velen worden echter tijdens de vlucht overvallen door het water en

kunnen het gebied niet tijdig verlaten. Een groot aantal lukt het wel om tijdig weg te komen.

18 uur na de dijkdoorbraak is het gelukt om de dijk te dichten en is de storm gaan liggen. Het

reddingswerk duurt enige dagen, het herstelwerk enige maanden.

Gevolgen

Er vallen tien dodelijke slachtoffers en er zijn meer dan honderd gewonden. Door de uitval

van de vitale infrastructuur ontstaat een gebrek aan primaire levensbehoeften zoals voedsel,

drinkwater en warmte. De wegen zijn onbegaanbaar geworden. De stroom is uitgevallen,

waardoor alle communicatiemogelijkheden in het gebied ook zijn uitgevallen. De

hulpdiensten kunnen het gebied niet in en ondersteuning van defensie is ingeschakeld. De

effecten van de overstroming zijn in heel Noord-Holland merkbaar.

6.2 Extreem winterweer

Inleiding

Extreme winterse omstandigheden leiden tot stagnatie van de mobiliteit en daardoor onder

andere tot verstoring van de spoedeisende hulpverlening. Ook vallen mogelijk vitale

voorzieningen uit. Hierdoor komt de continuïteit van de samenleving in het geding.

Context

16

Extreme meteorologische omstandigheden kunnen leiden tot ontwrichting van het

maatschappelijk verkeer. Het betreft een oorzaak waar geen invloed op uitgeoefend kan

worden. Als gevolg van klimaatverandering is de verwachting dat in de toekomst de

frequentie en vorm van extreme weersituaties toenemen. De slechte voorspelbaarheid van

het weer is de grote onzekerheid en beïnvloed dus de mate waarop geanticipeerd kan

worden.

Mogelijke oorzaken/ triggers

• Klimaatverandering

Incidentverloop

Er is in de regio sprake van aanhoudende extreme winterse omstandigheden: (zware)

sneeuwval, ijzel en een extreem lage (gevoels-) temperatuur. Doordat de winterse

omstandigheden al enige weken aanhouden, ontstaat er een tekort aan strooizout. Door de

combinatie van het tekort aan gladheidsbestrijdingsmiddelen en de aanhoudende sneeuw en

ijzel, worden (delen van) wegen afgesloten. Hierdoor volgt een grote verkeersstagnatie. De

verminderde toegankelijkheid van wegen heeft daarnaast nadelige consequenties voor

aanrijtijden en operationele inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. Ook ontstaan

problemen op het spoor en de waterwegen.

Gevolgen

Kwetsbare groepen van de bevolking worden het meest getroffen door dit scenario.

Daarnaast vindt er verstoring van de mobiliteit plaats. Hierdoor komt ook de spoedeisende

hulpverlening in gevaar, terwijl er mogelijk meer incidenten gaan plaats vinden. Werknemers

van bedrijven, maar met name medewerkers van zorginstellingen of de thuiszorg, kunnen

hun werk niet bereiken. Ook de bevoorrading van primaire levensbehoeften (voedsel en

medicijnen) en de distributie van brandstof stagneert. Verstoring van de mobiliteit en uitval

van de vitale voorzieningen brengt economische schade met zich mee.

6.3 Besmettelijke dierziekte

Inleiding

Besmettelijke dierziekten kennen verschillende verschijningsvormen en veel

slachtoffergroepen (bacterieel, virus, zoönose, vee, pluimvee, wild etc.). Sommige

dierziekten zijn overdraagbaar op de mens en kunnen leiden tot langdurige klachten (b.v. Q-

koorts). Een uitbraak van een besmettelijke dierziekte heeft impact op zowel slachtoffers,

burgers, hulpverleners en bestuurders. Daarnaast kan er sprake zijn van maatschappelijke

onrust.

Context

In de regio zijn veel veehouderijen gevestigd. Bij de uitbraak van een besmettelijke dierziekte

neemt de overheid landelijke of regionale maatregelen om te voorkomen dat de ziekte zich

verspreid. Deze maatregelen worden opgenomen in een tijdelijke Regeling. Belangrijkste

kenmerken zijn: bedreiging van de volksgezondheid, maatschappelijke onrust en gevolgen

voor de (intensieve) veehouderij.

17

Mogelijke oorzaken/ triggers

• Overdracht door mens en/of dier uit een ander besmet gebied

• Overdracht door wilde dieren

• Slechte hygiëne

Incidentverloop

Tijdens de zomervakantieperiode breekt er een besmettelijke dierziekte uit in de regio. Er is

sprake van quarantainemaatregelen en het ruimen van dode dieren. Ook is er sprake van

besmettingsgevaar voor mensen. Dit stelt met name de operationele hulpverlening

(Brandweer, politie, ambulancedienst) voor een grote uitdaging. De verantwoordelijke

partijen (met name de Nederlandse voedsel en Waren Autoriteit) neemt de benodigde

maatregelen. De toeristische sector wordt getroffen door het beperken van bewegingsvrijheid

van mensen in het getroffen gebied.

Gevolgen

De uitbraak heeft bovenregionale effecten, waaronder een nationaal vervoersverbod. Het

vervoer van dieren, producten en afval wordt aan banden gelegd. Diverse mensen worden

ziek en voor enige tijd opgenomen in het ziekenhuis. Een grote groep dieren moet geruimd

worden, dit heeft grote impact en langdurige (m.n. economische) consequenties voor de

getroffen sector.

6.4 Brand in een gebouw met niet of verminderd zelfredzame personen

Inleiding

In een woongebouw waar veel niet of verminderd zelfredzamen wonen, ontstaat ’s nachts

brand in één van de woningen.

Context

Binnen de regio bevinden zich een groot aantal gebouwen waar niet of verminderd

zelfredzame personen wonen. Dit kunnen gewone woongebouwen zijn of gebouwen bedoeld

voor zorg. Gebouwen waar zorg verleend wordt, moeten voldoen aan extra voorwaarden op

het gebied van brandveiligheid. Hier is altijd personeel aanwezig, waarvan een deel beschikt

over een BHV- opleiding. In zorginstellingen is altijd een brandmeldinstallatie aanwezig die

direct doormeldt naar de brandweer. Hierdoor is de brandweer altijd snel ter plaatse en zal

het aantal slachtoffers bij brand beperkt blijven. In gebouwen waar geen zorg verleend wordt,

zijn alleen die brandpreventieve voorzieningen aanwezig die gelden voor een gewoon

woongebouw.

Mogelijke oorzaken/ triggers

• Kortsluiting door defecte apparatuur.

• Een vergeten pan op het vuur.

• Roken in bed.

Incidentverloop

In een woning, in een gebouw waar veel niet of verminderd zelfredzamen wonen, ontstaat ’s

nachts brand. De bewoner slaapt en ontdekt de brand niet. De brand ontwikkelt zich snel.

Doordat dit gebouw niet voorzien is van een brandmeldinstallatie worden de brandweer laat

gealarmeerd. Hierdoor kan de brandweer de bewoner niet meer redden. Ze richten zich

vervolgens op de bestrijding van de brand en op ontruiming van een deel van het gebouw.

18

Dit is een tijdrovende gebeurtenis, omdat veel bewoners geholpen moeten worden tijdens de

ontruiming. Dit leidt tot extra slachtoffers door rookinhalatie en tot valpartijen.

Gevolgen

Een woning brand uit, in een groot deel van het gebouw ontstaat rook- en waterschade.

Twee personen overlijden, vijf personen worden met rookinhalatie opgenomen in het

ziekenhuis en er zijn drie slachtoffers door valpartijen. De overige bewoners moeten worden

opgevangen. Er ontstaat maatschappelijke en bestuurlijke onrust.

6.5 Brand cacao-opslag

Inleiding

In een gebouw waar cacaobonen worden opgeslagen ontstaat een grote brand.

Context

Cacaobranden zijn moeilijk te bestrijden branden. Een brand in een opslag van cacaopoeder

grijpt snel om zich heen, terwijl brand in een opslag van cacaobonen een smeulfase kent.

Een cacaobrand kan heel lang duren omdat het om grote opslagen gaat en omdat de brand

lastig te bestrijden is. In een convenant tussen Amsterdam-Amstelland en Zaanstreek-

Waterland is vastgelegd dat een cacaobrand in een nieuwe opslagloods niet langer dan 9

dagen mag duren.

Mogelijke oorzaken/ triggers

• Menselijk handelen

• Technisch falen

Incidentverloop

Er breekt brand uit in een grote opslagloods (10.000 m2 vloeroppervlak) voor cacaobonen.

De brand ontwikkelt zich tot een grote brand. Alle werknemers kunnen zich tijdig in veiligheid

brengen. De brand vraagt een grote inzet en veel capaciteit van de brandweer. Nadat de

vuurhaarden zijn bestreden, wordt de constructie van het gebouw gesloopt om de nog

brandende bonen naar buiten te rijden en verder af te blussen. Het blussen duurt in totaal 6

dagen. De brand levert veel overlast op voor de omgeving.

Gevolgen

Bij de brand in de opslag zijn geen slachtoffers gevallen. De overlast voor de omgeving is

echter heel groot. Bewoners zijn geëvacueerd en op het naastgelegen bedrijventerrein kan

niet worden gewerkt. Dit zorgt voor (grote) economische schade. Door grote hoeveelheden

bluswater is milieuschade ontstaan.

6.6 Brand in opslag gevaarlijke stoffen <10 ton

Inleiding

In een opslag met gevaarlijke stoffen ontstaat brand. In de opslag ligt een grote hoeveelheid

gevaarlijke stoffen opgeslagen, maar minder dan 10 ton.

Context

In de regelgeving voor de opslag van gevaarlijke stoffen is 10 ton een grenswaarde.

Hierboven zijn vele preventieve voorzieningen vereist, eronder niet. Veel bedrijven zoeken

uit kostenoverweging de grens op. Naast de beperkte preventieve voorzieningen, is de

brandweer vaak niet bekend met de aanwezigheid van de gevaarlijke stoffen.

19

Mogelijke oorzaken/ triggers

• Menselijk handelen

• Technisch falen

• Weersomstandigheden

Incidentverloop

Rond middernacht ontstaat brand in een opslag met gevaarlijke stoffen. Na enige tijd wordt

de brand opgemerkt door voorbijgangers. De rook- en warmteontwikkeling is bij aankomst

van de brandweer al zodanig dat een binnen inzet niet mogelijk is. Doordat er weinig wind is

blijven dikke rookwolken lang hangen in de woonwijk. In de nabijheid van de brand bevindt

zich een zorginstelling. De sirenes en NL Alert worden ingezet. Bij de zorginstelling ontstaat

paniek en start een spontane evacuatie door familieleden en omwonenden. Het duurt lang

voordat er voldoende professionele hulp is. Tijdens de bluswerkzaamheden komen grote

hoeveelheden vervuild bluswater in de sloten terecht. Meerderde dagen blijft er

onduidelijkheid over de vrijgekomen gevaarlijke stoffen. Hierdoor is het lang onrustig in de

wijk.

Gevolgen

Vijftien personen worden behandeld voor rookinhalatie. Twee ouderen moeten in het

ziekenhuis blijven. De grond en de sloten in de omgeving moeten worden gesaneerd.

Kinderen wordt ontraden buiten te spelen en groenten uit eigen tuin mogen niet meer worden

gegeten. Tijdens informatiebijeenkomsten is sprake van een grote ongerustheid en worden

tevens vragen gesteld over de vergunningverlening en handhaving bij het bedrijf.

6.7 Uitval vitale voorziening

Inleiding

Nederland kent vele vitale voorzieningen. Denk bijvoorbeeld aan gas, water, elektriciteit en

ICT. Deze kunnen door verschillende oorzaken uitvallen.

Context

De continuïteit van de vitale voorzieningen heeft in Nederland hoge prioriteit. Op Rijksniveau

wordt er alles aan gedaan om de vitale infrastructuur te beschermen tegen uitval. Toch

kunnen allerlei oorzaken ervoor zorgen dat een (of meerdere) van de vitale voorzieningen

uitvalt. Hier kan ook sprake zijn van keteneffecten. Uitval van de vitale voorzieningen raakt

alle sectoren van de samenleving. Burgers, bedrijven, organisaties, hulpverlening en de

overheid krijgen te maken met de gevolgen van de uitval.

Mogelijke oorzaken/ triggers

• Keteneffect van ander incident

• Technisch falen

• Opzet

• Cyberaanval

Incidentverloop

Op een strenge winterdag (-7 ˚C) valt de elektriciteit uit. Deze storing duurt langer dan 24

uur. Als gevolg van de elektriciteitsstoring vallen (na verloop van tijd) ook ander functies uit.

O.a. telefonie, internet, verwarming, verkeerslichten, openbaar vervoer, industriële

processen etc. vallen uit of hebben last van de storing. Hierdoor sluiten supermarkten, is er

20

geen betalingsverkeer mogelijk en loopt het verkeer vast. Door het tegelijkertijd optreden van

allerlei keteneffecten ontstaat maatschappelijke ontwrichting. Zorginstellingen komen in de

problemen en crisiscommunicatie is een probleem. De hulpverleningsdiensten kunnen niet

gealarmeerd worden via de reguliere weg en hebben grote problemen om hun

informatievoorziening te organiseren.

Gevolgen

De gevolgen zijn talrijk en groot. De hulpverleningsdiensten kunnen niet adequaat reageren

op meldingen. Minder zelfredzame en kwetsbare groepen (thuis en in instellingen) krijgen

last van de kou. Het kopen van de eerste levensbehoeften is een probleem geworden. Er zijn

2 slachtoffers te betreuren die rechtsreeks gerelateerd kunnen worden aan de

omstandigheden. Eén verminderd zelfredzaam persoon komt thuis om het leven door de

koude en 1 slachtoffer van een aanrijding overlijdt door te late komst van hulp.

6.8 Aanvaring op het water

Inleiding

In dit scenario raakt een vrachtschip in aanvaring met een schip dat veel passagiers aan

boord heeft (dit kan een partyschip, een cruiseschip of een veerpont betreffen).

Context

In en om de regio bevindt zich veel water. Op de wateren vindt toenemend

scheepvaartverkeer plaats, zowel beroepsmatig als recreatief. Het scenario aanvaring op het

water kan vele vormen aannemen. Risico’s zijn: gevaar voor mensen (mensen over boord),

explosiegevaar, het vrijkomen van gevaarlijke stoffen en milieuvervuiling. Voor de reguliere

hulpdiensten gelden moeilijke omstandigheden, zoals: gevaar voor hulpverleners, de

bereikbaarheid van het incident, onbekendheid met nautische aspecten en een beperkt

aantal aanlandingsplaatsen voor hulpverleningsboten.

Mogelijke oorzaken/ triggers

• Menselijk handelen

• Technisch falen

• Opzet

• Economische druk

• Weersomstandigheden

Incidentverloop

Op het Markermeer vindt een aanvaring plaats tussen een cruiseschip en een vrachtschip.

Op het cruiseschip zijn 100 personen aanwezig, exclusief bemanningsleden. Het vrachtschip

bevat containers met een onbekende inhoud. Het cruiseschip blijft in de vaargeul liggen

terwijl de gewonden afgevoerd worden. Naar de drenkelingen wordt gezocht. Op het

vrachtschip zijn geen gewonden. De containers bevatten gevaarlijke stoffen, maar deze zijn

niet gaan lekken. Het vrachtschip lekt olie. Het vrachtschip kan niet verder varen.

Gevolgen

Een aanvaring tussen twee schepen op open water is een complex scenario. Er zijn veel

partijen betrokken bij de hulpverlening. Dit bemoeilijkt de onderlinge communicatie en de

afhandeling van het incident. Er vallen 3 dodelijke slachtoffers en 10 mensen raken gewond.

21

Als er veel slachtoffers vallen bij een incident zal er maatschappelijke onrust ontstaan. Ook

zal er veel media-aandacht zijn.

Door een incident op het water kan er een stremming van de scheepsvaart optreden. Dit leidt

tot economische schade. Door de lekkage van olie ontstaat milieuvervuiling.

6.9 Zorgcontinuïteit (Regionale zorgcontinuïteit in gevaar)

Inleiding

Door een toename van de zorgvraag structureel (vergrijzing) of acuut (door een incident) is

de zorgcontinuïteit in de regio in gevaar. Maatschappelijke onrust en verstoring van de

openbare orde en veiligheid is te verwachten.

Context

De missie van ketenregie is het smeden van de keten in de voorbereiding, zodat de

continuïteit van zorg geboden kan worden tijdens een ramp of crisis. Om deze missie te

bereiken worden de acute ketenpartners en de care instellingen in de witte kolom

gestimuleerd zich voor te bereiden op hun taak bij de rampenbestrijding en crisisbeheersing.

Samenwerkingsafspraken worden vastgelegd in convenanten met de acute ketenpartners.

Daarnaast is het uitgangspunt dat alle zorginstellingen (zowel acute zorgpartners, waaronder

de publieke gezondheid, als care-instellingen) zelf verantwoordelijk zijn voor het (blijven)

verlenen van zorg, ook onder bijzondere omstandigheden zoals een (interne) ramp of crisis.

Hiervoor dienen zorginstellingen zichzelf voor te bereiden op gebeurtenissen die ertoe

kunnen leiden dat er een disbalans ontstaat in het leveren van zorg door de instelling zelf.

Mogelijke oorzaken/ triggers

• Sluiting van (delen van) de locatie

• Groot aanbod cliënten

• Verplaatsen van cliënten

• Tekort aan personeel

• Uitval nutsvoorzieningen, apparatuur en ICT

• Logistieke stagnatie

• Uitbraak infectieziekten

Incidentverloop

Als gevolg van een aanhoudende griepepidemie in de regio staat de zorgcontinuïteit onder

grote druk. Er is een tekort aan eigen personeel bij de zorginstellingen. Ook is er als gevolg

van de griep een toegenomen acute zorgvraag. Hierdoor kunnen niet alle patiënten worden

opgenomen. Daarnaast speelt de vergrijzing van de samenleving een rol, waardoor er bij

een griepepidemie een extra groot beroep op de intramurale zorgcapaciteit in de regio wordt

gedaan.

Gevolgen

Veel burgers worden geraakt door het niet kunnen leveren van verantwoorde zorg door de

zorginstellingen: bijvoorbeeld door het uitstellen van operaties, overbelaste spoedeisende

hulp en/of overplaatsingen naar andere ziekenhuizen of zorginstellingen. De verstopping van

de keten raakt niet alleen de intramurale zorg, maar betekent ook een overbelasting van de

mantelzorg, de huisartsen, de thuiszorg en het ambulancevervoer.

22

6.10 Extreem geweld

Inleiding

Op een druk treinstation in de regio vindt een schietpartij plaats. Hierbij vallen meerdere

slachtoffers.

Context

Extreem geweld is breder dan terrorisme. Extreem geweld verwijst naar:

• Geweld met vuur- of steekwapens, handgranaten;

• Geweld met objecten (voertuigen, vaartuigen, vliegtuigen, drones);

• Geweld met explosieven (bomaanslag);

• Geweld met een gevaarlijke stof (CBRN/E);

• Een gijzeling of een geplande aanhouding.

Alleen de politie of de NCTV kunnen extreem geweld duiden.

Mogelijke oorzaken/ triggers

• Idealisme

• Economische schade

• Inmenging van de Nederlandse overheid in buitenlandse ideologische brandhaarden.

• Lone wolf acties

• Aanslagen in andere landen

Incidentverloop

Tijdens de ochtendspits vindt er een schietpartij plaats op een NS-station. Hier staan veel

reizigers te wachten die onderweg zijn naar hun werk of naar school. De schutter is mogelijk

nog aanwezig en de mogelijkheid bestaat dat er meerdere schutters zijn. De schutter heeft

telefonisch een bomdreiging door gebeld na zijn aanval op de reizigers. Hierdoor trekken de

politie-eenheden zich terug. De hulpverlening komt niet op gang en het is onduidelijk om

hoeveel slachtoffers het gaat. Getuigen melden tientallen slachtoffers. Er is sprake van grote

paniek.

Gevolgen

Door de schietpartij zijn 7 dodelijke slachtoffers gevallen. Zeventien mensen raken gewond

doordat ze geraakt zijn door kogels. Als gevolg van de paniek op het perron zijn 40 personen

licht- tot zwaargewond geraakt. Veel reizigers zijn getraumatiseerd geraakt door het incident

en moeten worden opgevangen. Het incident trekt veel media-aandacht, zowel nationaal als

internationaal. Ook ontstaat maatschappelijke ontreddering en angst. Naast

maatschappelijke onrust heeft het incident psychische impact op slachtoffers en de personen

die aanwezig waren op het treinstation.

6.11 Grote Zedenzaak

Inleiding

Een grote zedenzaak leidt altijd tot maatschappelijke onrust en psychische schade bij de

(direct) betrokkenen.

Context

Zedenzaken, vooral die zaken waarbij er sprake is van meerdere (mogelijke) slachtoffers,

veroorzaken vaak grote onrust bij betrokkenen en hun omgeving. Het is belangrijk te zorgen

voor een goede afstemming tussen hulpverlening, opvang, informatie en ondersteuning voor

23

betrokkenen bij zedenzaken die zich afspelen buiten gezinsverband en waarbij meerdere

(vermoedelijke) slachtoffers betrokken zijn. Verder is het belangrijk te komen tot

vermindering en/of regulering van maatschappelijke onrust die het gevolg kan zijn van

(vermoedelijke) zedenzaken.

Zorg versus veiligheid

Omdat het gaat om strafbare feiten, is de driehoek van OM-burgemeester-politie dominant.

Tegelijkertijd moet de zorg voor slachtoffers de juiste aandacht krijgen.

Communicatie

Er kan een spanning zijn tussen de behoefte aan informatie, privacy en het

onderzoeksbelang van het OM. Verder kan veel onrust worden opgewekt in

onlinecommunicatie (social media).

Incidentverloop

Een zwemleraar is aangehouden op verdenking van het onzedelijk betasten van kinderen

(leeftijd 5-8 jaar) tijdens de zwemles in een zwembad. Na de aanhouding blijkt de man in het

bezit te zijn van veel kinderporno en blijkt hij voorheen op diverse kinderdagverblijven te

hebben gewerkt. Uit de analyse van de in beslag genomen spullen blijkt dat hij ook daar

kinderen (leeftijd 1-4 jaar) onzedelijk heeft betast en hier fotomateriaal van heeft gemaakt.

Uiteindelijk zijn er zo'n 100 kinderen slachtoffer geweest van de man.

Gevolgen

Zedenzaken zijn zaken die met veel emoties gepaard gaan, veel vragen oproepen, zeer

ingrijpend zijn en daarom een grote zorgvuldigheid van handelen vereisen. Om die

zorgvuldigheid te kunnen waarmaken is het nodig dat betrokken hulpverleners en politie

samenwerken aan zo optimaal mogelijke opvang en voorlichting van alle betrokkenen. Naast

maatschappelijke onrust heeft een zedenzaak ook een psychische impact op slachtoffers en

hun omgeving en mogelijk ook een lichamelijke impact. Door goed en zorgvuldig samen te

werken moet het wel mogelijk zijn om de onrust te minimaliseren en de schade voor

betrokkenen niet groter te maken dan deze al is.

6.12 Opvang grote groep mensen

Inleiding

Onder het thema Sociaal maatschappelijke omgeving kan onderscheid worden gemaakt

tussen een flitsramp en een crisis die een aanlooptijd kent. De bestrijding van een flitsramp,

zoals het bestrijden van rellen of gewelddadigheden kent een meer klassieke aanpak dan

het bestrijden van een crisis die een aanlooptijd kent, zoals de vluchtelingencrisis. In het

laatste geval wordt ook niet automatisch aan de crisisorganisatie van de Veiligheidsregio

gedacht. Naar aanleiding van de vluchtelingencrisis en de casus Fort Oranje stellen de

experts voor om opvang van grote groepen mensen als incidenttype toe te voegen.

Context

Niet alleen een vluchtelingencrisis, maar ook een overstroming of een grootschalige en

langdurige ontruiming van een wooncomplex, kan leiden tot noodzakelijke opvang van een

grote groep mensen. De opvang kondigt zich van tevoren aan en kent een

voorbereidingstijd. Er zijn in het verleden een aantal voorbeelden in Nederland geweest,

waarbij grote groepen mensen moesten worden opgevangen bij een grootschalige en

langdurige ontruiming van woongebouwen (Voorbeelden: Fort Oranje, Ontruiming van 90

24

huizen (190 bewoners) boven de parkeergarage onder het Bos en Lommerplein in

Amsterdam, Gasexplosie Diemen 2014).

Mogelijke oorzaken/ triggers

• Vluchtelingencrisis

• Overstroming

• Instortingsgevaar groot bouwwerk

Incidentverloop

Door een combinatie van factoren dreigt de dijk van het Markermeer nabij Edam-Volendam

te bezwijken. De crisisorganisatie is opgeschaald en op advies van de waterpartijen wordt

besloten om de bevolking van Edam-Volendam preventief te evacueren. Dit betekent dat

ongeveer 35.000 mensen ergens anders onderdak moeten vinden. Een substantieel deel

van deze mensen zal elders in Nederland bij familie of kennissen onderdak vinden, maar een

nader te bepalen hoeveelheid mensen zal door de overheid geholpen moeten worden. Er is

48 uur om de evacuatie voor te bereiden en uit te voeren. De dreigende dijkdoorbraak wordt

voorzien op het hoogtepunt van de storm, die over 48 uur verwacht wordt.

Gevolgen

Het lukt niet om voor alle evacuees binnen 48 uur opvang te regelen. Veel mensen zijn op

zichzelf aangewezen en voelen zich in de steek gelaten door de overheid. Er ontstaat grote

maatschappelijke onrust.

6.13 Verstoring evenement/ Paniek in menigten

Inleiding

Tijdens een evenement ontstaat een grote vechtpartij tussen rivaliserende groepen. Mensen

raken in paniek en komen hierdoor in de verdrukking. Hierdoor ontstaat nog grotere paniek.

Context

In de regio worden grote en kleinere evenementen georganiseerd. Daar waar grote groepen

mensen samenkomen bestaat het risico op paniek.

Mogelijke oorzaken/ triggers

• Incident of aanslag

• Dreiging of schrikreactie

• Weersomstandigheden

Incidentverloop

Tijdens een muziekfestival zoeken twee groepen de confrontatie met elkaar op. Door het

tumult willen veel mensen weg, terwijl anderen de sensatie juist opzoeken. Het gerucht doet

de ronde dat er wapens bij betrokken zijn. Als mensen in de verdrukking komen ontstaat

grote paniek. In de paniek worden mensen onder de voet gelopen.

Gevolgen

Tijdens de vechtpartij raken 5 personen ernstig gewond en 20 personen moeten voor lichtere

verwondingen worden behandeld. Door de paniek die ontstaat worden vele mensen onder

de voet gelopen, 2 overlijden aan de gevolgen hiervan. 15 Personen raken ernstig gewond

en vele tientallen moeten behandeld worden aan botbreuken, snijwonden en kneuzingen.

25

Het mobiele telefoonnet valt enige tijd uit door overbelasting. In de nasleep worden

vraagtekens gezet bij de vergunningverlening en de controles van het evenement.

26

7. Bijlage: Verantwoording risico-inventarisatie

Natuurlijke omgeving

In de regio Zaanstreek-Waterland bestaat het risico op een overstroming. Een overstroming

kan plaatsvinden vanuit het Markermeer, vanuit het Noordzeekanaal en door een

dijkdoorbraak van een boezemdijk. Deze risico’s worden momenteel interregionaal

uitgewerkt in het project ‘Impactanalyse ernstige wateroverlast en overstroming in Noord-

Holland boven het Noordzeekanaal’ (IWO). In dit project wordt ook wateroverlast als gevolg

van extreme neerslag meegenomen.

Het crisistype ‘natuurbranden’ vormt een minder groot risico in de regio. Door

klimaatverandering zullen er in de toekomst wel langere periodes van droogte zijn. Hierdoor

wordt het risico op natuurbranden in de toekomst groter. Dit crisistype is volgens de experts

voor deze regio niet relevant genoeg om te worden uitgewerkt, ook omdat

natuurbrandbestrijding onder de basisbrandweerzorg valt.

Een ander crisistype dat relevant is voor onze regio zijn ‘extreme weersomstandigheden’. De

oorzaak van het weer is niet te beïnvloeden. Extreme weersomstandigheden (koudegolf,

sneeuw en ijzel en storm en windhozen) leiden tot een verstoorde mobiliteit en mogelijk tot

problemen met de vitale infrastructuur. Het incidenttype koudegolf, sneeuw en ijzel is reeds

behandeld in het risicoprofiel 2016-2017. Een hittegolf kent andere problematieken.

Verschillende organisaties geven handelingsperspectieven af bij een hittegolf. Gebouwen

zijn echter nog niet ‘hitteproof’. De hittestresstest geeft informatie waar in de stedelijke

gebieden de warmte opgeslagen ligt en de temperatuur daardoor hoger is. Voor bepaalde

doelgroepen, zoals ouderen, is een lange periode van hitte levensbedreigend. Ook de

infrastructuur, bijvoorbeeld bruggen en het spoor, heeft last van extreme hitte.

Voor het crisistype ‘plagen’ is door de experts aangegeven dat blauwalg (of andersoortige

algen) gezien moet worden als een plaag. Hierop worden voldoende maatregelen genomen,

zoals een verbeterde doorstroming van het water en risicocommunicatie.

Ziektegolven bij dieren, zoals mond en klauwzeer en de vogelgriep zijn (bijna) jaarlijks

terugkerende dierziekten. De regie op dierziekten in de agrarische sector ligt bij het

ministerie van landbouw of het ministerie van economische zaken. Indien er dode dieren

worden gevonden in de vrije natuur is het niet duidelijk wie verantwoordelijk is voor het

opruimen van de kadavers en voor de informatievoorziening richting de burgers.

In juni 2018 heeft zich een aardbeving met de kracht van 2,5 op de schaal van richter

voorgedaan in Warder. Naar aanleiding van deze aardbeving heeft er bestuurlijk overleg

plaatsgevonden. In dit overleg is de wens uitgesproken om informatie te delen met betrokken

partijen over de risico’s van een aardbeving en om informatie te delen als er een aardbeving

heeft plaatsgevonden.

27

Gebouwde omgeving

Ten aanzien van het crisistype ‘branden in kwetsbare objecten’ zijn de experts eenduidig.

Een grote brand in een gebouw met niet of verminderd zelfredzame personen wordt gezien

als een risico. Omdat dit risico in de afgelopen jaren al is onderkend is de veiligheidsregio

(brandweer) hierop voorbereid. Hetzelfde geldt voor een grote brand in een gebouw met een

publieksfunctie. Brand in een dichte binnenstad wordt ook niet verder uitgewerkt. Een brand

in een binnenstad is ‘going concern’ en valt daarom onder de basisbrandweerzorg, waarbij

wel extra aandacht gaat naar een onbeheersbare brand waarbij de brandweer defensief

optreedt in verband met de veiligheid van het eigen personeel. Hierdoor kan extra schade

ontstaan.

Een grote brand in bijzonder hoge gebouwen of ondergrondse bebouwing is een risico. De

experts hebben bijzonder hoge gebouwen gedefinieerd vanaf 50 meter hoog en

ondergrondse bebouwing vanaf het niveau -3. Een inzet in dit soort gebouwen wijkt af van de

dagdagelijkse werkzaamheden, waarbij ook technische voorzieningen kunnen falen.

Bovendien kan er ondergronds bijzondere opslag plaatsvinden. Omdat er in de regio maar

drie gebouwen zijn boven de 50 meter en er geen bouwwerk is lager dan niveau -3 wordt dit

incidenttype niet nader uitgewerkt.

Ten aanzien van het crisistype ‘instortingen in grote gebouwen en kunstwerken’ waren de

experts het erover eens dat een instorting door een explosie niet gezien wordt als een risico.

Een instorting door gebreken aan de constructie of aan de fundering is mogelijk wel een

risico. In april 2018 werd in de media bericht dat er een risico bestaat op het instorten van

bruggen en viaducten door slecht onderhoud. Rijkswaterstaat doet aanvullend onderzoek

naar dit risico. Dit risico kan consequenties hebben voor de mobiliteit van zowel de burger

als van de hulpverlener en zal onrust veroorzaken indien een instorting plaatsvindt.

Aan het crisistype ‘branden in kwetsbare objecten’ is het incidenttype ‘brand in een opslag

met gevaarlijke stoffen < 10 ton’ toegevoegd. Door de experts is aandacht gevraagd voor het

incidenttype ‘brand in een opslag met gevaarlijke stoffen < 10 ton’. Voor deze opslag regelt

het activiteitenbesluit welke regelgeving van toepassing is. Omdat het vaak onbekend is wat

ligt opgeslagen en welke voorzieningen zijn getroffen en het gegeven dat de locaties vaak

niet bekend zijn, kunnen deze gebouwen gevaar opleveren voor zowel de

hulpverleningsdiensten als de omgeving. Dit scenario valt onder het thema ‘technologische

omgeving’ en wordt daar als scenario opgenomen.

Technologische omgeving

Ten aanzien van de crisistypen ‘incident met brandbare/explosieve stof in open lucht’ en

‘incident met giftige stof in open lucht’ zijn de experts van mening dat deze relevant zijn voor

de regio. Alle partijen hebben planvorming voor dit soort incidenten. Rampen zijn meestal het

gevolg van mechanisch of menselijk falen. Er is specifiek aandacht besteed aan een

scenario waarbij de Penitentiaire Inrichting op Hoogtij getroffen wordt door een giftige wolk.

Hiervoor is adequate planvorming.

De technologische ontwikkelingen in de huidige maatschappij vragen om ook op een andere

manier te kijken naar deze incidenttypen. Door technologisch falen kunnen cascade-effecten

ontstaan. De huidige planvorming geeft hier onvoldoende antwoord op. Toepassing van

28

verdere technologische ontwikkelingen kunnen van invloed zijn op de impact en de

waarschijnlijkheid van de scenario’s.

Brand in cacao-opslag is nog steeds een risico. De experts zijn van mening dat het scenario

‘brand in cacao-opslag’ opnieuw opgenomen moet worden in het RRP.

Kernincidenten worden door de experts als niet relevant beschouwd voor onze regio. De

ontwikkelingen rondom de zones van het Energieonderzoek Centrum Nederland zijn in kaart

gebracht. Hieruit is gebleken dat een scenario ‘kernincident’ voor VrZW minder relevant is.

Vitale infrastructuur en voorzieningen

Ten aanzien van het crisistype ‘verstoring energievoorziening’ wordt voornamelijk uitval van

elektriciteit gezien als een risico. Door de energietransitie kunnen er meer problemen

ontstaan in de stroomvoorziening. Het afstemmen van vraag en aanbod van elektriciteit

vraagt ook aandacht. Piekbelastingen in elektriciteitsgebruik nemen toe door bijvoorbeeld het

gelijktijdig opladen van elektrische auto’s, bijvoorbeeld na de spits.

Bij uitval van elektriciteit kunnen allerlei cascade-effecten ontstaan. De recente

stroomstoringen hebben laten zien dat ook voorzieningen als telecommunicatie en ICT uit

kunnen vallen. Daarnaast is de mobiliteit in het geding door het uitvallen van treinen en

ontstaan er problemen op de weg door het uitvallen van matrixborden, verkeerslichten etc.

Een groot probleem dat kan ontstaan, is het niet meer bereikbaar zijn van het noodnummer

112. In Zaanstreek-Waterland is in het RRP 2015-2018 al aandacht besteed aan uitval van

elektriciteit. Momenteel wordt er gewerkt aan maatregelen die het mogelijk maken dat

burgers 112 kunnen blijven bereiken. Hiertoe worden op termijn meldpunten ingericht waar

spoedeisende meldingen kunnen worden gedaan. Om als veiligheidsregio en als gemeente

burgers in de regio te kunnen informeren worden informatiepunten voorbereid.

Uitval van spraak- en datacommunicatie heeft zowel consequenties voor de burgers als voor

de (hulp)organisaties. Bij uitval van spraak- en datacommunicatie kunnen vele vormen van

communicatie komen te vervallen. (Bijvoorbeeld: internetapplicaties, C 2000, P 2000, LCMS,

crisiscommunicatie naar de burger, NL Alert, etc.). Uitval van spraak- en datacommunicatie

kan apart plaatvinden maar het kan ook het gevolg zijn van een stroomstoring. Indien uitval

van spraak- en datacommunicatie langer duurt kan dit gevolgen hebben voor de continuïteit

van de primaire processen van hulpverleners, maar ook van burgers, bedrijven en

instellingen. Ook kan een langdurige uitval gevolgen hebben op het gebied van de openbare

orde en veiligheid. De meldkamer en de crisisorganisatie beschikken over een

continuïteitsplan om de primaire processen zo lang mogelijk operationeel te houden.

Op het gebied van verstoring van de drinkwatervoorziening worden geen echte risico’s

verwacht. Crisiscommunicatie en het voorzien in nooddrinkwater zijn geregeld, waardoor op

dit vlak geen echte problemen te verwachten zijn.

Bij uitval van de vitale voorzieningen worden geen grote problemen ten aanzien van de

veiligheid verwacht bij de grote industriële bedrijven, waaronder de BRZO-bedrijven. Deze

categorie bedrijven heeft de veiligheid bij uitval van vitale voorzieningen goed geregeld.

29

Het incidenttype cybercrime kan leiden tot uitval van (data)communicatie, maar wordt niet

nader uitgewerkt omdat de gevolgen in de meeste gevallen op landelijke schaal zijn. Lokaal

kan echter wel een crisis ontstaan door cybercrime omdat technische installaties kunnen

falen. Uitval van een vitale voorziening kan dus wel een crisis tot gevolg hebben waar de

veiligheidsregio mee wordt geconfronteerd. Dit type crisis valt dan eigenlijk onder thema 3 en

is daar verder uitgewerkt. De experts zijn van mening dat preparatie op cybercrime een

eigen verantwoordelijkheid is, waar de veiligheidsregio niet op gaat acteren.

De crisistypen ‘verstoring rioolwaterafvoer en afvalwaterzuivering’, ‘verstoring

afvalverwerking’ en ‘verstoring voedselvoorziening’ worden door de experts minder relevant

geacht.

Verkeer en vervoer

Ten aanzien van het crisistype ‘luchtvaartincidenten’ wordt gesteld dat het minder

waarschijnlijk is dat dit plaatsvindt in de regio Zaanstreek-Waterland omdat 80 % van de

ongevallen binnen een straal van 10 kilometer van de luchthaven plaatsvindt. Naar

verwachting vindt er eens per 10 jaar een ongeluk plaats.

Het crisistype ‘incidenten op of onder water’ wordt door de experts gezien als iets dat met

grote waarschijnlijkheid kan plaatsvinden. Door toenemende drukte op het water zijn zowel

de risico’s als de gevolgen van een incident groter. Een incident op het water zorgt voor een

stremming van het verkeer op het water, wat in de meeste gevallen resulteert in

economische schade. Stremming op het water kan ook door andere oorzaken ontstaan,

bijvoorbeeld door een zeemijn in het Noordzeekanaal, een lage waterstand, drukte of

vervuiling van het water. Omdat zowel in het RRP 2015-2018 als in het RRP 2016-2017 een

scenario is beschreven van een incident op het water, maar omdat het risico op een incident

blijft bestaan blijft er aandacht voor dit crisistype. Dit heeft geresulteerd in één generiek

scenario’s dat in het regionaal risicoprofiel wordt meegenomen

VrZW is betrokken geweest bij het opstellen van het nautisch risicoprofiel IJsselmeergebied

(SAMIJ). Het nautisch risicoprofiel is meegenomen in de overwegingen voor het regionaal

risicoprofiel 2019-2020. Dit risicoprofiel is aanvullend aan het regionaal risicoprofiel.

Op het gebied van ‘verkeersincidenten op het land’ wordt volgens de experts ook een

toename van risico’s verwacht. Op het land wordt het risico op een incident groter doordat

het drukker is op de weg en op het spoor. Bovendien is het wegverkeer aan het veranderen.

De vrachtwagens worden groter, er komen meer elektrische auto’s en er zijn in Zaanstreek-

Waterland veel vervoerbewegingen doordat er drie grote distributiecentra zijn. Door

verschillende oorzaken (bv een ongeluk, slecht weer, een stroomstoring) ontstaat er

gemakkelijk een verkeersinfarct. Als daarnaast het openbaar vervoer uitvalt, wordt de druk

op het wegennet nog groter. Hierdoor komt de bereikbaarheid in het geding, zeker voor de

hulpverleningsdiensten. De gevolgen van verkeersinfarcten zijn verder veelal economisch.

De enige tunnel in de regio Zaanstreek-Waterland is de Hemspoortunnel. Door deze tunnel

worden geen gevaarlijke stoffen vervoerd. Door de lengte van de tunnel en door het feit dat

de tunnel twee veiligheidsregio’s verbindt, wordt aandacht gevraagd voor de coördinatie en

het beoefenen van een incident. Verdere samenwerking tussen veiligheidsregio’s geldt voor

meerder locaties waar het verkeer en vervoer elkaar raakt. Te denken valt hierbij aan de

30

Hempont en de pont Buitenhuizen. Ook kan een incident in de Coentunnel een effect hebben

op de mobiliteit in de regio Zaanstreek-Waterland.

De Metropoolregio Amsterdam is in 2018 gestart met een project om de vitale kwetsbare

infrastructuur in beeld te brengen. Hieronder valt o.a. het wegennetwerk. VrZW participeert in

dit project. In het kader van de ‘Impactanalyse Ernstige Wateroverlast en Overstroming’

wordt met oog op de evacuatiemogelijkheden gekeken het naar de capaciteit van het

wegennetwerk.

Gezondheid

De experts geven aan dat een relevant risico is dat de regionale zorgcontinuïteit gevaar

loopt. Het niet kunnen voorzien in verantwoorde zorg door meerdere zorginstellingen wordt

als een bedreiging voor de volksgezondheid gezien. Een structurele toename van de

zorgvraag door vergrijzing of een acute toename van de zorgvraag door een incident of een

ziektegolf brengt de zorgcontinuïteit in gevaar. Ook uitval van eigen personeel brengt de

zorgcontinuïteit in die gevallen in gevaar. Bij een acute toename van de zorgvraag, waarbij

de zorgcontinuïteit niet gewaarborgd is, kan maatschappelijke onrust ontstaan en verstoring

van de openbare orde en veiligheid.

Daarnaast is ook stil gestaan bij de risico’s die personen met verward gedrag met zich

meebrengen en het probleem met de antibioticaresistente (ABR). De problematiek rond

personen met verward gedrag vraagt om een integrale benadering van verschillende

partijen. Antibioticaresistentie is een mondiaal probleem en wordt gemonitord door de GGD.

Deze beide onderwerpen worden niet relevant geacht voor opname in het RRP.

Sociaal-maatschappelijke omgeving

Op verzoek van de Veiligheidsdirectie is bij dit thema een scenario ‘grote zedenzaak’

uitgewerkt.

Het crisistype ‘paniek in menigten’ wordt vervangen door het crisistype ‘verstoring van

evenementen’. Paniek is vaak een effect dat kan ontstaan bij een verstoring van een

evenement. De oorzaak van paniek in een menigte kan daarentegen divers zijn. Ook rellen

rondom demonstraties en andere manifestaties kunnen paniek veroorzaken.

Ook wordt het crisistype ‘verstoring openbare orde’ vervangen. Het crisistype ‘verstoring

openbare orde’ wordt vervangen door het crisistype ‘maatschappelijke ontwrichting en

verstoring van de openbare orde met gevolgen voor de (sociale) veiligheid’. Dit crisistype

past beter bij de huidige tijd. Onder het thema maatschappelijk onrust zijn veel scenario’s

denkbaar. De gebeurtenis die de crisis veroorzaakt kan zowel moedwillig als niet moedwillig

zijn. Niet alle maatschappelijke ontwikkelingen leiden tot een incidenttype, maar wel tot een

crisistype.

De experts maken bij bovenstaand crisistype onderscheid tussen een flitsramp en een crisis

die een aanlooptijd kent. De bestrijding van een flitsramp, zoals het bestrijden van rellen of

gewelddadigheden kent een meer klassieke aanpak dan het bestrijden van een crisis die een

aanlooptijd kent, zoals de vluchtelingencrisis. In het laatste geval ligt de verantwoordelijkheid

ook niet altijd bij de klassieke hulpverleningsdiensten. Naar aanleiding van de

31

vluchtelingencrisis en de situatie bij de camping Fort Oranje stellen de experts voor om

plotselinge opvang van grote groepen mensen als incidenttype toe te voegen.

Onder het thema sociaal-maatschappelijke omgeving is het crisistype ‘extreem geweld’

toegevoegd. Dit crisistype vervangt het incidenttype gewelddadige Jihadistische aanslag uit

het RRP 2015-2018. Bij het bestrijden van een aanslag maakt het niet uit of die aanslag

vanuit een bepaalde ideologie is gepleegd of dat het geweld plaatsvindt vanuit een andere

grondslag. Deze denkwijze wordt ook verspreid binnen de hulpverleningsorganisaties in de

vakbekwaamheid op het gebied van terrorismegevolgbestrijding.

Het thema ondermijning, dat in het Nationaal Veiligheidsprofiel wordt gezien als een risico,

wordt door de experts gezien als een risico dat niet in een regionaal risicoprofiel thuishoort.

Thema’s als buitenlandse beïnvloeding worden landelijk opgepakt. Lokaal kan wel sprake

zijn van vermenging van de onderwereld met de bovenwereld. In die gevallen zullen er,

afhankelijk van de situatie, meerdere partijen betrokken zijn bij de bestrijding. Op het gebied

van criminele ondermijning loopt de aanpak via de politie, het OM en de gemeente en is er in

eerste instantie niet direct een rol voor de veiligheidsregio weggelegd. VrZW wordt wel in die

gevallen betrokken waar de fysieke veiligheid van de omgeving een issue wordt.

De uitdaging ligt erin om onderscheid te maken tussen de incidenttypen die een aanlooptijd

kennen en de incidenttypen die als flitsramp worden beschouwd. Het is vaak onvoldoende

duidelijk wie de leiding heeft, of het initiatief neemt bij crisistypen die een aanlooptijd kennen.

Bij de flitsramp is dit duidelijk. In andere gevallen moet je je afvragen wie het initiatief pakt.

Voorgesteld wordt om het gesprek aan te gaan over de rol van de veiligheidsregio bij

dergelijke crisis. Dit is ook aan de orde gekomen tijdens een expertsessie in 2017.

32

8. Bijlage, Beoordelingscriteria

Voor de beoordeling van de impact zijn zes vitale belangen gehanteerd:

1. Territoriale veiligheid

2. Fysieke veiligheid

3. Economische veiligheid

4. Ecologische veiligheid

5. Sociale en politieke stabiliteit

6. Veiligheid cultureel erfgoed

Deze vitale belangen zijn met elkaar verweven; aantasting van één ervan kan leiden tot

aantasting van andere belangen. Zo kan bijvoorbeeld een inbreuk op de fysieke veiligheid de

sociale en politieke stabiliteit onder druk zetten. Alle vitale belangen zijn vertaald naar één tot

maximaal drie impactcriteria. De gekozen criteria worden representatief geacht voor het

kunnen beoordelen en rangschikken van verschillende soorten incidentscenario’s op basis

van alle soorten impact (slachtoffers, schade, verlies, kosten e.d.) Met dit uniforme

beoordelingskader wordt het mogelijk om ‘appels met peren te vergelijken’ dat wil zeggen

verschillende risico’s op vergelijkbare wijze te waarderen.

De impactcriteria zijn ingedeeld in vijf klassen:

• beperkt gevolg

• aanzienlijk gevolg

• ernstig gevolg

• zeer ernstig gevolg

• catastrofaal gevolg

Voor het beoordelen van de waarschijnlijkheid is ook een indeling in klassen gehanteerd:

• geen concrete aanwijzingen en gebeurtenis wordt niet voorstelbaar geacht

� zeer onwaarschijnlijk

• geen concrete aanwijzingen, maar gebeurtenis wordt enigszins voorstelbaar

geacht � onwaarschijnlijk

• geen concrete aanwijzingen, gebeurtenis is voorstelbaar � mogelijk

• de gebeurtenis wordt zeer voorstelbaar geacht � waarschijnlijk

• concrete aanwijzingen dat de gebeurtenis geëffectueerd zal worden � zeer

waarschijnlijk

33

9. Bijlage, betrokken partijen expertsessies Bij het opstellen van het RRP 2019-2020 zijn bij het opstellen van de scenario’s, de

expertsessies en het opstellen van de beïnvloedingsmogelijkheden de onderstaande

organisaties betrokken geweest:

• Ambtenaren Openbare Orde en Veiligheid

• Brandweer

• Defensie

• Dienst Justitiële Inrichtingen

• Gasunie

• Gemeenten

• Geneeskundige en Gezondheidsdienst (GGD)

• Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen (GHOR)

• Havenbedrijf Amsterdam

• Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

• Liander

• LTO noord

• NS

• Omgevingsdiensten

• Politie Noord-Holland

• ProRail

• Provinciaal Waterleidingbedrijf Noord-Holland

• Provincie Noord-Holland

• Rijkswaterstaat

• Rode Kruis

• SAMIJ

• Tennet

• Veiligheidsregio’s

• Vodafone/Ziggo

1 A19.01.4a Regionaal risicoprofiel_brief gemeenteraden.pdf

Secretariaat veiligheidsregio

Postbus 150

1500 ED Zaandam

Telefoon 075 - 681 18 11

Fax 075 - 617 41 41

[email protected]

www.vrzw.nl

Geachte leden van de gemeenteraad,

Hierbij bieden wij u het voorlopig vastgestelde Regionaal Risicoprofiel Zaanstreek-Waterland

2019-2020 aan. Dit Regionaal Risicoprofiel vervangt het Regionaal Risicoprofiel Zaanstreek-

Waterland 2015-2018. Wij nodigen u uit uw zienswijze ten aanzien van het Regionaal Risicoprofiel

2019-2020 kenbaar te maken.

Het Regionaal Risicoprofiel is een planfiguur op grond van de Wet veiligheidsregio’s. Artikel 13 van

de Wet veiligheidsregio’s schrijft voor dat het Regionaal Risicoprofiel vastgesteld wordt door het

bestuur van de veiligheidsregio, na overleg met de raden van de deelnemende gemeenten. Wij

verzoeken u daarom:

1. Aan te geven of het Regionaal Risicoprofiel zowel lokaal als regionaal herkenbaar is;

2. Aan te geven of u nog aanvullende risico’s met grote en/of regionale impact opgenomen

wenst in het Regionaal Risicoprofiel;

3. Aan te geven welke wensen u heeft ten aanzien van het te voeren veiligheidsbeleid van de

veiligheidsregio.

Het Regionaal Risicoprofiel beschrijft, aan de hand van zeven maatschappelijke thema’s en dertien

scenario’s, de risico’s op rampen en crises in de regio Zaanstreek-Waterland. Het pretendeert hierbij

niet alle mogelijke scenario’s in beeld te brengen, omdat dit onmogelijk is. Het ramp- of crisisscenario,

dat zich mogelijk zal manifesteren, zal per definitie afwijken of slechts ten dele geanalyseerd zijn in

het Regionaal Risicoprofiel.

De veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland ziet het Regionaal Risicoprofiel als een middel om met

haar veiligheidspartners het veiligheidsbeleid vorm te geven. Dit doet zij door op basis van de risico’s

in de regio beheersingsmaatregelen, als dan niet met partners, te initiëren. Hiervoor organiseert de

veiligheidsregio’s expertsessies met een brede vertegenwoordiging van publieke en private

organisaties. Bij het opstellen van het voorliggend Regionaal Risicoprofiel zijn deze expertsessies

Datum 15 februari 2019 Telefoon (075) 681 1884

Onze referentie Fax

Uw referentie E-mail [email protected]

Uw brief van Onderwerp Regionaal Risicoprofiel Zaanstreek-Waterland 2019-2020

samen met veiligheidsregio Noord-Holland Noord georganiseerd. Dit had als doel om het proces

efficiënt te maken voor bovenregionaal georganiseerde veiligheidspartners.

Op 15 februari 2019 is het Regionaal Risicoprofiel voorlopig vastgesteld door het bestuur van

veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland. In de periode 15 februari 2019 tot en met 15 april 2019 wordt

het voorlopig vastgestelde Regionaal Risicoprofiel aan u voorgelegd. Ook worden in deze periode,

conform de Wet, de Rijksheren1 geraadpleegd. Bij het definitief vaststellen van het Regionaal

Risicoprofiel, op 28 juni 2019, neemt het bestuur de ontvangen opmerkingen en voorstellen mee bij

haar besluitvorming.

Op 6 maart 2019 wordt tijdens de regionale raadsledenbijeenkomst in het stadhuis van Zaanstad een

toelichting gegeven op het Regionaal Risicoprofiel. Mocht u daarnaast een toelichting wensen tijdens

de behandeling van het Regionaal Risicoprofiel in uw raad, dan zijn wij uiteraard bereid hieraan

invulling te geven.

Graag verzoeken wij u kennis te nemen van het Regionaal Risicoprofiel 2019-2020 en uw reactie

uiterlijk 15 april 2019 te sturen aan het bestuur van Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland. Het

definitief vastgestelde risicoprofiel is een belangrijk fundament voor het meerjaren regionaal

beleidsplan van de veiligheidsregio. Het ontwerpbeleidsplan wordt in 2020 met u overlegd.

Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

Hoogachtend,

namens het bestuur van veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland,

J. Hamming H. Raasing

Voorzitter Secretaris

1 de hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat;

de rijkshavenmeester van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat;

de Regionaal Militair Commandant;

de directeur van de kamer van koophandel;

de regionaal directeur van het Ministerie van LNV;

de regionaal geneeskundig inspecteur van het Ministerie van VWS;

de regionaal inspecteur van het Ministerie van VROM.

1 A19.01.4a Regionaal risicoprofiel_brief rijksheren.pdf

Secretariaat veiligheidsregio

Postbus 150

1500 ED Zaandam

Telefoon 075 - 681 18 11

Fax 075 - 617 41 41

[email protected]

www.vrzw.nl

Geachte …………………………..,

Hierbij bieden wij u het voorlopig vastgestelde Regionaal Risicoprofiel Zaanstreek-Waterland

2019-2020 aan. De Wet veiligheidsregio’s bepaalt dat het bestuur van de veiligheidsregio de

Rijksheren om een zienswijze ter zake vraagt, voordat het Regionaal Risicoprofiel (RRP) definitief

wordt vastgesteld. Wij verzoeken u daarom kennis te nemen van het RRP Zaantreek-Waterland

2019-2020 en uw zienswijze voor 15 april 2019 aan ons op te sturen.

Het voorliggende RRP 2019-2020 is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met Veiligheidsregio

Noord-Holland Noord. Het beschrijft, aan de hand van zeven maatschappelijke thema’s en dertien

scenario’s, de risico’s op rampen en crises in de regio Zaanstreek-Waterland. Het pretendeert hierbij

niet alle mogelijke scenario’s in beeld te brengen, omdat dit onmogelijk is. Het ramp- of crisisscenario,

dat zich mogelijk zal manifesteren, zal per definitie afwijken of slechts ten dele geanalyseerd zijn in

het RRP.

De veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland ziet het RRP als een middel om met haar

veiligheidspartners het veiligheidsbeleid vorm te geven. Dit doet zij op basis van doorlopend overleg

over de risico’s in de regio met als doel om hiervoor beheersingsmaatregelen te initiëren. Hiervoor

organiseert de veiligheidsregio’s expertsessies met een brede vertegenwoordiging van publieke en

private organisaties.

Op 15 februari 2019 is het RRP voorlopig vastgesteld door het bestuur van veiligheidsregio

Zaanstreek-Waterland. In de periode 15 februari 2019 tot en met 15 april 2019 wordt het voorlopig

vastgestelde RRP aan u voorgelegd. Ook worden in deze periode, conform de Wet, de

gemeenteraden en de aangrenzende veiligheidsregio’s geraadpleegd. Bij het definitief vaststellen van

het RRP, op 28 juni 2019, neemt het bestuur de ontvangen opmerkingen en voorstellen mee in haar

overwegingen.

Indien u vragen heeft over voorliggend RRP, dan kunt u contact opnemen met de projectleider de

heer G.J. Winter ([email protected]).

Wij ontvangen uw reactie graag uiterlijk op 15 april 2019. U kunt deze sturen aan:

Datum 15 februari 2019

Telefoon (075) 681 1884

Onze referentie

referentie

Fax

Uw referentie E-mail [email protected]

Uw brief van Onderwe

rp

Regionaal Risicoprofiel Zaanstreek-Waterland 2019-2020

Het bestuur van veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland

Postbus 150

1500 EE Zaandam

Of per email aan;

[email protected]

Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

Hoogachtend,

namens het bestuur van veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland,

J. Hamming H. Raasing

Voorzitter Secretaris

1 A19.01.4a Regionaal risicoprofiel_brief veiligheidsregios.pdf

Secretariaat veiligheidsregio

Postbus 150

1500 ED Zaandam

Telefoon 075 - 681 18 11

Fax 075 - 617 41 41

[email protected]

www.vrzw.nl

Geachte …………………………..,

Hierbij bieden wij u het voorlopig vastgestelde Regionaal Risicoprofiel Zaanstreek-Waterland 2019-

2020 aan. De Wet veiligheidsregio’s bepaalt dat het bestuur van de veiligheidsregio de aangrenzende

veiligheidsregio’s om een zienswijze ter zake vraagt, voordat het Regionaal Risicoprofiel (RRP)

definitief wordt vastgesteld. Wij verzoeken u daarom kennis te nemen van het RRP Zaantreek-

Waterland 2019-2020 en uw zienswijze voor 15 april 2019 aan ons op te sturen.

Het voorliggende RRP 2019-2020 is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met Veiligheidsregio

Noord-Holland Noord. Het beschrijft, aan de hand van zeven maatschappelijke thema’s en

dertienscenario’s, de risico’s op rampen en crises in de regio Zaanstreek-Waterland. Het pretendeert

hierbij niet alle mogelijke scenario’s in beeld te brengen, omdat dit onmogelijk is. Het ramp- of

crisisscenario, dat zich mogelijk zal manifesteren, zal per definitie afwijken of slechts ten dele

geanalyseerd zijn in het RRP.

De veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland ziet het RRP als een middel om met haar

veiligheidspartners het veiligheidsbeleid vorm te geven. Dit doet zij op basis van doorlopend overleg

over de risico’s in de regio met als doel om hiervoor beheersingsmaatregelen te initiëren. Hiervoor

organiseert de veiligheidsregio’s expertsessies met een brede vertegenwoordiging van publieke en

private organisaties.

Op 15 februari 2019 is het RRP voorlopig vastgesteld door het bestuur van veiligheidsregio

Zaanstreek-Waterland. In de periode 15 februari 2019 tot en met 15 april 2019 wordt het voorlopig

vastgestelde RRP aan u voorgelegd. Ook worden in deze periode, conform de Wet, de

gemeenteraden en de aangrenzende veiligheidsregio’s geraadpleegd. Bij het definitief vaststellen van

het RRP, op 28 juni 2019, neemt het bestuur de ontvangen opmerkingen en voorstellen mee in haar

overwegingen.

Indien u vragen heeft over voorliggend RRP, dan kunt u contact opnemen met de projectleider de

heer G.J. Winter ([email protected]).

Datum 15 februari 2019

Telefoon (075) 681 1884

Onze referentie

referentie

Fax

Uw referentie E-mail [email protected]

Uw brief van Onderwe

rp

Regionaal Risicoprofiel Zaanstreek-Waterland 2019-2020

Wij ontvangen uw reactie graag uiterlijk op 15 april 2019. U kunt deze sturen aan:

Het bestuur van veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland

Postbus 150

1500 EE Zaandam

Of per email aan;

[email protected]

Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

Hoogachtend,

namens het bestuur van veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland,

J. Hamming H. Raasing

Voorzitter Secretaris

5.a Procesbeschrijving planning evaluatie dekkingsplan

1 A19.01.5a Procesbeschrijving planning evaluatie dekkingsplan_besluitformulier AB.pdf

Besluitformulier Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland

Datum vergadering: 15 februari 2019

Onderwerp: Procesbeschrijving/planning evaluatie dekkingsplan

Nummer: 19.01.5a

Naam Steller: Ruurd Bron

Afdeling: Incidentbestrijding

Korte inhoud: Het huidige dekkingsplan is opgesteld na de regionalisering van de brandweer en omvat een looptijd van vijf jaar: 2016-2020. Daarnaast heeft het Algemeen Bestuur besloten dat het bestaande dekkingsplan in 2019 wordt geëvalueerd. In de vergadering van december 2017 is door het Algemeen Bestuur de opdracht voor evaluatie dekkingsplan geformuleerd: “In het 1e kwartaal 2019 zal aan het bestuur een procesvoorstel worden voorgelegd op welke wijze de evaluatie tot stand wordt gebracht, alsmede op welke wijze het proces voor een nieuw dekkingsplan wordt vorm gegeven. Het doel daarbij is om in 2020 een nieuw dekkingsplan volgens de bepalingen uit de Wet Veiligheidsregio’s vast te stellen. Dit leidt dan tot een nieuw dekkingsplan 2021-2025”. De evaluatie richt zich op de periode 2016-2018 waarin de maatregelen zijn uitgevoerd die voortkwamen uit dekkingsplan. In de bestuursvergadering van 29 juni 2018 is het Algemeen Bestuur geïnformeerd middels een eindrapportage. Hiermee is 2018 het eerste jaar waarbij het dekkingsplan volledig is geïmplementeerd. De evaluatie omvat een advies waarin wordt ingegaan op

- de bestuurlijke en operationele uitgangspunten van het dekkingsplan 2016-2020 en de realisatie/feitelijke resultaten daarvan

- de actuele dekking (in kaart brengen van opkomsttijden en bezetting posten) - de effectiviteit van het organisatieconcept van Purmerend (extern onderzoek) - landelijke ontwikkelingen (bijvoorbeeld Rembrandt) - ontwikkelingen rond dekkingsplannen binnen NW 4 - aanbevelingen voor het op te stellen dekkingsplan 2021-2025

De aanbevelingen vormen een belangrijke bouwsteen voor het nieuw op te stellen dekkingsplan 2021-2025. Het procesvoorstel voor dit nieuwe dekkingsplan wordt in 2019 aan het bestuur aangeboden. Het onderzoek naar de effectiviteit van het organisatieconcept van de 24 uursdienst van Purmerend wordt door een externe partij uitgevoerd met daarbij aandacht voor de bijdrage aan de regionale dekking en wijze van organiseren met vrijwilligers in deze diensten. De bestuurlijk portefeuillehouder mevrouw Van Beek wordt betrokken bij de opdrachtformulering voor het onderzoek. Sinds 2015 loopt de pilot met het tweepersoonsbrandweervoertuig (SI2). De evaluatie van de pilot is op hoofdlijnen gereed, geconcludeerd kan worden dat het werken met SI2 een veilig en verantwoorde manier is om brandweerzorg te leveren. De wijze waarop de inzet van de SI-2 het beste tot zijn recht komt vraagt nog een nadere uitwerking. In het tweede kwartaal zal de evaluatie en een advies aan het bestuur worden aangeboden. Zowel de evaluatie van de SI-2 als het advies worden betrokken bij de evaluatie van het dekkingsplan en het op te stellen dekkingsplan 2021-2025. Voor het rapporteren over de voortgang en het creëren van draagvlak voor de evaluatie wordt gebruik gemaakt van de reguliere overlegstructuren: - portefeuillehouder dekkingsplan burgemeester mevrouw van Beek - bestuurlijke stakeholders: burgemeesters via periodiek overleg met hoofd Incidentbestrijding / gebiedscommandant (GC) en de portefeuillehouder - gemeenteraden via bestuurders

- operationeel niveau: Managementoverleg Incidentbestrijding (MOIB), postcoördinatoren (Poco) in Repressief gebiedsoverleg (RGO), Ondernemingsraad (OR), klankbordgroep vrijwilligers - communicatie via reguliere kanalen over proces, voortgang en uitkomst via onder andere nieuwsbrieven, website De evaluatie wordt binnen de bestaande capaciteit van VrZW uitgevoerd, waarbij de uitkomst van het externe onderzoek wordt meegenomen. Planning op hoofdlijnen

fase I bestuurlijk vaststellen procesplanning 15 februari 2019 fase 2 opstellen rapportage februari-juni 2019 fase 3 bestuurlijk vaststellen rapportage 11 oktober 2019

Met deze evaluatie en het aansluitend opstellen van het dekkingsplan wordt op cyclische wijze aandacht gegeven aan de invulling van de incidentbestrijding binnen Zaanstreek Waterland. Hiermee werken we verder aan een stabiele organisatie. De wijze van invulling van de evaluatie dekkingsplan sluit goed aan op de uitkomsten van onderzoeken die onder het personeel (beroeps en vrijwilligers) zijn uitgevoerd. Dit zijn onder andere het medewerkers onderzoek VrZW uit 2018, het belevingsonderzoek brandweer van het Veiligheidsberaad in 2017 en inrichting repressieve brandweerzorg van het ministerie van J&V (2018). Via de reguliere overleggen zijn de medewerkers betrokken bij de totstandkoming van de procesbeschrijving / planning. Ook worden bij voorbeeld de postcoördinatoren betrokken bij de evaluatie waar het hun eigen posten betreft en wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan communicatie over voortgang en bij de uitkomsten van de evaluatie.

Voorstel om te beslissen: Het Algemeen Bestuur wordt gevraagd:

1. In te stemmen met het voorgestelde proces en planning van de evaluatie dekkingsplan 2016-2020;

2. De bestuurlijk portefeuillehouder mevrouw Van Beek te betrekken bij de opdrachtformulering voor het onderzoek in Purmerend.

Advies Veiligheidsdirectie: Voor kennisgeving aangenomen

Advies Dagelijks Bestuur: Akkoord met doorgeleiding naar het AB.

Personele gevolgen: • n.v.t.

Financiële gevolgen: • De kosten voor de externe inhuur zijn voorzien binnen de begroting van VrZW

Verhouding met ander beleid: • Wet en Besluit veiligheidsregio’s

• Kwaliteitsbeleid VrZW

Besproken met: • Bestuurlijk portefeuillehouder Brandweer mw. Van Beek

Besluit:

Aldus besloten door het Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland in de vergadering van 15 februari 2019 namens deze, voorzitter, secretaris, J. Hamming H. Raasing

6.a Regionaal crisisplan 2019-2020

1 A19.01.6a Regionaal crisisplan 2019-2020_besluitformulier AB.pdf

Besluitformulier

Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland

Datum vergadering: 15 februari 2019

Onderwerp: Regionaal Crisisplan VrZW 2019-2020

Nummer: 19.01.6a

Naam Steller: C. Cools

Afdeling: Vakbekwaamheid en Kennis

Korte inhoud:

Achtergrond

Het regionaal crisisplan (RCP) is naast het regionaal risicoprofiel en het regionaal

beleidsplan één van de drie verplichte planfiguren uit de Wet veiligheidsregio’s. Het RCP

moet één keer per vier jaar opnieuw worden vastgesteld door het Algemeen Bestuur van de

veiligheidsregio.

Het RCP is een operationeel plan op hoofdlijnen voor de hoofdstructuur van de

crisisbeheersing (calamiteitencoördinatie/meldkamer, CoPI, ROT en GBT/RBT) en de

taakorganisaties van Bevolkingszorg, Brandweerzorg, Geneeskundige zorg en Politiezorg.

Voorliggend RCP VrZW 2019-2020 is opgesteld voor de duur van twee jaar om zo een

betere aansluiting te creëren op de beleidscyclus van VrZW, zoals werd geadviseerd in de

Staat van de Rampenbestrijding (Inspectie JenV).

Bij het opstellen van het RCP voor VrZW heeft het referentiekader Regionaal Crisisplan

2016 als uitgangspunt gediend. Het referentiekader geeft de landelijke ontwikkeling van

inzichten op het terrein van de rampenbestrijding en crisisbeheersing weer en bouwt

daarmee verder op de gedachten zoals die in wetgeving zijn vastgelegd.

Inhoud RCP VrZW 2019-2020

In het RCP VrZW 2019-2020 komen de volgende onderwerpen aan bod: het

multidisciplinaire knoppenmodel en de GRIP (inclusief opkomsttijden- en opkomstlocaties),

de geactualiseerde referenties (functie en vorm) van de hoofdstructuur en de

monodisciplinaire taakorganisaties en de belangrijkste (afspraken met)

samenwerkingspartners.

Wijzingen t.o.v. RCP VrZW 2015-2018

De afgelopen planperiode zijn geen grote structurele wijzigingen in de

crisisbeheersingsstructuur van VrZW doorgevoerd. Een herziening van het RCP was

daardoor niet nodig; er kon worden volstaan met een actualisatieslag. Voornaamste

wijzigingen ten opzichte van het RCP VrZW 2015-2018 zijn:

• De GRIP-regeling is geïntegreerd in het RCP. Met de vaststelling van het RCP 2019-

2020 komt GRIP Zaanstreek-Waterland 2017 te vervallen.

• Bij het referentiekader Regionaal Crisisplan 2016 ligt de nadruk op de multidisciplinaire

aspecten van de crisisbeheersing(sorganisatie). Een aantal (monodisciplinaire)

onderdelen kwam daarmee te vervallen (o.a. detailbeschrijving monodisciplinaire

processen en afspraken met crisispartners). Hiermee is het RCP een beknopt(er)

naslagwerk geworden.

• Enkele veranderingen zijn eerder als aparte bestuursbesluiten vastgesteld en verwerkt

in het voorliggende crisisplan. Het gaat om het invoeren van de rol van

calamiteitencoördinator op de meldkamer en de taken, verantwoordelijkheden en

bevoegdheden die aan deze rol zijn toegekend en het afkondigen van GRIP 1 door een

geneeskundig centralist in geval van een incident met 10-20 slachtoffers.

• Actuele ontwikkelingen zoals de Meldkamer Noord-Holland en de oprichting van een

eigen GHOR-organisatie zijn opgenomen voor zover dit mogelijk was.

Inwerkingtreding

Vanwege de geringe inhoudelijke wijzigingen in het RCP kan het plan direct na vaststelling

in werking treden. Crisisfunctionarissen zullen op de hoogte gesteld moeten worden van het

nieuwe crisisplan. In samenwerking met het team Communicatie van VrZW wordt een

(interactieve) Infographic ontworpen die gedeeld kan worden met de crisisfunctionarissen.

Interregionale samenwerking

Met het oog op de meldkamer Noord-Holland en de te verwachte intensievere

samenwerking met onze buurregio’s (o.a. op het gebied van interregionale piketten) is door

de veiligheidsdirecties de wens uitgesproken een NW3 crisisplan op te stellen. Vanaf het

voorjaar 2019 zullen de gesprekken gestart worden om voor de volgende planperiode toe te

werken naar een NW3 plan.

Voorstel om te beslissen:

Het Algemeen Bestuur wordt gevraagd:

1. het Regionaal Crisisplan VrZW 2019-2020 vast te stellen en

2. dientengevolge daarvan de GRIP Zaanstreek-Waterland 2017 in te trekken.

Advies Veiligheidsdirectie: Akkoord met doorgeleiding naar Dagelijks en Algemeen

Bestuur

Advies Dagelijks Bestuur: Akkoord met doorgeleiding naar het Algemeen Bestuur

Personele gevolgen: Geen

Financiële gevolgen: Geen

Verhouding met ander beleid: • GRIP Zaanstreek-Waterland 2017

• Crisisplan Publieke Gezondheid 2018

• Meerjarenbeleidsplan Multidisciplinair Opleiden,

Trainen en Oefenen (MOTO) 2017-2020

• Ontwikkelplan Netcentrisch Crisisbeheersing 2016-

2020

Besproken met: • Bestuurlijk portefeuillehouder Multidisciplinaire

samenwerking, L. Sievers

Besluit:

Aldus besloten door het Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland

in de vergadering van 15 februari 2019

namens deze,

voorzitter, secretaris,

J. Hamming H. Raasing

1 A19.01.6a Regionaal crisisplan 2019-2020_concept.pdf

Regionaal Crisisplan

Veiligheidsregio

Zaanstreek-Waterland

2019-2020

Versie 0.4

Inhoud

1. Inleiding ....................................................................................................................................... 3

1.1 Doel en toepasbaarheid van het regionaal crisisplan ................................................................ 3

1.2 Voor wie? ................................................................................................................................. 3

1.3 Context regionaal crisisplan ...................................................................................................... 3

1.4 Vaststelling en inwerkingtreding regionaal crisisplan ................................................................. 4

1.5 Uitgangspunten regionaal crisisplan ......................................................................................... 4

1.6 Wijzigingen ten opzichte van het RCP VrZW 2015-2018 ........................................................... 5

1.7 Leeswijzer ................................................................................................................................ 5

2. Multidisciplinaire knoppenmodel en GRIP ................................................................................. 6

2.1 GRIP nader geduid................................................................................................................... 6

2.2 Opkomsttijden en opkomstlocaties ........................................................................................... 9

2.3 Leiding en coördinatie ............................................................................................................ 10

2.4 Informatiemanagement en Netcentrisch werken ..................................................................... 10

2.5 Resourcemanagement ........................................................................................................... 12

3. De hoofdstructuur bij rampen en crises ................................................................................... 13

3.1 Calamiteitencoördinatie (meldkamer)...................................................................................... 13

3.2 Commando Plaats Incident..................................................................................................... 14

3.3 Regionaal Operationeel Team ................................................................................................ 15

3.4 Gemeentelijk Beleidsteam ...................................................................................................... 15

3.5 Regionaal Beleidsteam........................................................................................................... 16

4. Bevolkingszorg .......................................................................................................................... 18

4.1 Stafsectie Bevolkingszorg ...................................................................................................... 19

4.2 Taakorganisatie crisiscommunicatie ....................................................................................... 19

4.3 Taakorganisatie publieke zorg ................................................................................................ 20

4.4 Taakorganisatie omgevingszorg ............................................................................................. 21

4.5 Taakorganisatie nafase .......................................................................................................... 21

4.6 Taakorganisatie informatie ..................................................................................................... 22

4.7 Taakorganisatie ondersteuning............................................................................................... 22

5. Brandweerzorg .......................................................................................................................... 23

5.1 Stafsectie Brandweerzorg ...................................................................................................... 23

5.2 Taakorganisatie bron- en emissiebestrijding ........................................................................... 24

5.3 Taakorganisatie grootschalige redding ................................................................................... 24

5.4 Taakorganisatie grootschalige ontsmetting ............................................................................. 25

5.5 Taakorganisatie informatie ..................................................................................................... 26

5.6 Taakorganisatie ondersteuning............................................................................................... 26

6. Geneeskundige zorg.................................................................................................................. 28

6.1 Stafsectie Geneeskundige zorg .............................................................................................. 28

6.2 Taakorganisatie acute gezondheidszorg ................................................................................. 29

6.3 Taakorganisatie publieke gezondheidszorg ............................................................................ 30

6.4 Taakorganisatie informatie ..................................................................................................... 31

6.5 Taakorganisatie ondersteuning............................................................................................... 32

7. Politiezorg .................................................................................................................................. 33

7.1 staf Grootschalig en Bijzonder Optreden ................................................................................ 34

7.2 Taakorganisatie mobiliteit ....................................................................................................... 34

7.3 Taakorganisatie ordehandhaving ............................................................................................ 35

7.4 Taakorganisatie bewaken & beveiligen ................................................................................... 36

7.5 Taakorganisatie opsporing ..................................................................................................... 36

7.6 Taakorganisatie interventie..................................................................................................... 37

7.7 Taakorganisatie informatie ..................................................................................................... 37

7.8 Taakorganisatie ondersteuning............................................................................................... 38

8. Samenwerking met crisispartners ............................................................................................ 40

Bijlage I Geraadpleegde bronnen ................................................................................................. 43

Bijlage II Afkortingen ..................................................................................................................... 44

Bijlage III Begrippenlijst ................................................................................................................ 45

3

1. Inleiding

Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland (VrZW) vervult een actieve en coördinerende rol bij de

bestrijding van rampen en de beheersing van crises en de voorbereiding hierop. De werkwijze die we

hierbij hanteren heeft betrekking op de volgende vragen:

• Wat bedreigt veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland en hoe erg is dat?

• Wat moet VrZW dan kunnen en wat hebben we daarvoor nodig?

• Wie doet wat en wie informeert wie binnen VrZW?

Het bestuur van VrZW heeft voor het beantwoorden van de eerste twee vragen een risicoprofiel en

een beleidsplan vastgesteld. Het risicoprofiel geeft een overzicht van risicovolle situaties in deze regio

die tot een brand, ramp of crisis kunnen leiden. Het beleidsplan beschrijft - op basis van het

risicoprofiel - de te nemen beleidsmaatregelen in het kader van de rampenbestrijding en

crisisbeheersing.

Voor het beantwoorden van de derde vraag is een beschrijving nodig van de bijbehorende

organisatie, verantwoordelijkheden, bevoegdheden en taken. Het voorliggende regionaal crisisplan

(RCP) voorziet daarin. Ook bevat het RCP afspraken die gemaakt zijn met andere, direct betrokken

partijen in het kader van de rampenbestrijding en crisisbeheersing. De verplichting om een crisisplan

te maken, komt voort uit de Wet veiligheidsregio’s (Wvr).

1.1 Doel en toepasbaarheid van het regionaal crisisplan Het RCP heeft als doel te komen tot een uniforme organisatie van de regionale en multidisciplinaire

crisisbeheersing binnen veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland. Dit waarborgt dat men binnen de

veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland op dezelfde manier met de rampenbestrijding en

crisisbeheersing omgaat. Ook verheldert dit wie waarvoor verantwoordelijk is en wat bestuurders en

hulpverleners van elkaar mogen verwachten.

Het crisisplan is toepasbaar op alle mogelijke rampen en crisissituaties, waarbij de regionale

samenwerking maatwerk kan leveren. Het kan daarbij gaan om multidisciplinaire opschaling in het

kader van de Gecoördineerde Regionale Incidenten Bestrijdings Procedure (GRIP) én om

monodisciplinaire opschaling bij grootschalig optreden.

1.2 Voor wie? Het RCP VrZW is voornamelijk bestemd voor de crisisfunctionarissen in de veiligheidsregio

Zaanstreek-Waterland en de crisispartners die door afspraken, convenanten en wettelijke bepalingen

betrokken zijn bij onze crisisorganisatie. Ook collega’s die zich bezighouden met het multidisciplinaire

opleiden, trainen en oefenen of beleidsontwikkeling behoren tot de doelgroep.

1.3 Context regionaal crisisplan Bij het opstellen van het RCP voor VrZW heeft het referentiekader Regionaal Crisisplan (rRCP) 2016

als uitgangspunt gediend. Het referentiekader geeft de landelijke ontwikkeling van inzichten op het

terrein van de rampenbestrijding en crisisbeheersing weer en bouwt daarmee verder op de gedachten

zoals die in wetgeving zijn vastgelegd. Het RCP is een plan op hoofdlijnen en verwijst naar bestaande

multi- en monodisciplinaire plannen.

4

1.4 Vaststelling en inwerkingtreding regionaal crisisplan De Wvr bepaalt dat het algemeen bestuur van de veiligheidsregio minimaal één keer per vier jaar

opnieuw een crisisplan vaststelt. Voorliggend RCP VrZW 2019-2020 is opgesteld voor de duur van

twee jaar om zo een betere aansluiting te creëren op de beleidscyclus van VrZW.

Op 15 februari 2019 heeft het algemeen bestuur van VrZW het RCP VrZW 2019-2020 vastgesteld.

Na vaststelling van het RCP is het direct van kracht. Het RCP is beschikbaar op de website van

VrZW.

1.5 Uitgangspunten regionaal crisisplan Hieronder volgen de belangrijkste uitgangspunten van het RCP VrZW 2019-2020:

Proportionaliteit en subsidiariteit

De taak van de overheid is het beschermen van vitale belangen van de samenleving (internationale

rechtsorde, nationale rechtsorde, openbare veiligheid en economische veiligheid). De (dreigende)

aantasting van een of meer van deze vitale belangen kan door het daartoe bevoegde gezag worden

gekwalificeerd als een ramp of crisis. Vanuit juridisch perspectief is er sprake van een ramp of

crisis, als het daartoe bevoegde gezag die gebeurtenis als zodanig kwalificeert met het oog op

besluitvorming. Voor overheidsgezag betekent dat de uitoefening van (nood)bevoegdheden, die

wordt begrensd door de volgende twee beginselen:

• Proportionaliteitsbeginsel: er dient sprake te zijn van een (dreigende) aantasting van een of meer

vitale belangen van de samenleving.

• Subsidiariteitsbeginsel: normale bevoegdheden/structuren zijn niet toereikend voor het

voorkomen van die (dreigende) aantasting, dan wel het beheersen of herstellen van de gevolgen

daarvan.

Functionele en algemene ketens

Binnen het stelsel van rampenbestrijding en crisisbeheersing worden twee soorten (bestuurlijke)

ketens onderscheiden:

• De functionele ketens hebben betrekking op (> 40) beleidsterreinen zoals:

infectieziektebestrijding, justitie en terrorisme, schaarste, drinkwater en voedsel, energie,

transport, financiën, telecommunicatie en media, onderwijs en cultureel erfgoed. Deze

beleidsterreinen raken aan zogenoemde vitale sectoren, en verstoring daarvan kan leiden tot

maatschappelijke ontwrichting. Het gezag binnen functionele ketens is over het algemeen belegd

bij vakministers of gedeconcentreerd (onder andere bij zogenoemde rijksheren).

• De algemene keten betreft de beleidsterreinen openbare orde en openbare veiligheid c.q. de

generieke rampenbestrijding. Het gezag binnen de algemene keten is belegd bij de burgemeester

óf bij de voorzitter veiligheidsregio.

Algemene operationele leiding

Algemene operationele leiding doorbreekt normale verhoudingen tussen de burgemeester c.q.

voorzitter veiligheidsregio en operationele diensten. Het is geen zelfstandige bevoegdheid: de

algemene operationele leiding door een daartoe aan te wijzen regionaal operationeel leider (ROL)

wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de direct betrokken burgemeester(s) óf voorzitter

veiligheidsregio en binnen de door dat gezag gestelde grenzen. De regionaal operationeel leider kan

bindende aanwijzingen aan de algemeen commandanten (AC) in het ROT geven, zonder daarbij te

treden in de bevoegdheden van de betrokken AC-en van een operationele dienst daarbij hun eigen

verantwoordelijkheden hebben en houden. Dit in tegenstelling tot de leider CoPI, die (juridisch gezien)

niet de operationele leiding heeft. In het CoPI is sprake van operationele coördinatie; de leider CoPI

geeft leiding aan het beeld-, oordeel- en besluitvormingsproces op de plaats van het incident.

5

Maatwerk in opschaling en de randvoorwaarden daartoe

Afhankelijk van de gebeurtenis, is binnen elk van de daartoe – conform GRIP – gealarmeerde

organieke onderdelen van de regionale crisisorganisatie alleen sprake van medewerkers wier

aanwezigheid binnen dat onderdeel in verband met de omstandigheden van belang is. Dat maakt

maatwerk mogelijk in bestuurlijke en operationele opschaling of combinaties daarvan. Maar wat

de organisatievorm van de lokale c.q. regionale crisisbesluitvormingsstructuur ook is:

• er is sprake van rolbewustzijn, rolacceptatie en roldiscipline bij elke medewerker;

• elke medewerker weet wie zijn direct leidinggevende is, en de span of control van elke

leidinggevende is afgestemd op de onder verantwoordelijkheid van die leidinggevende te behalen

bestuurlijke of operationele prestaties.

1.6 Wijzigingen ten opzichte van het RCP VrZW 2015-2018 De afgelopen planperiode zijn geen grote structurele wijzigingen in de crisisbeheersingsstructuur

van VrZW doorgevoerd. Een herziening van het RCP was daardoor niet nodig; er kon worden

volstaan met een actualisatieslag. Opvallende wijzigingen ten opzichte van het RCP VrZW 2015-

2018 zijn:

• De GRIP-regeling is geïntegreerd in het RCP. Bij de actualisatie van GRIP eind 2016, bleek dat er

(te) veel overlap bestond tussen beiden documenten om ze als aparte documenten te laten

bestaan.

• Het rRCP 2016 diende als kader en gaf ook richting aan de opbouw van het voorliggende RCP.

Bij deze versie ligt de nadruk op de multidisciplinaire aspecten van de

crisisbeheersing(sorganisatie). Een aantal (monodisciplinaire) onderdelen kon daarmee vervallen

(o.a. gedetailleerde beschrijving van monodisciplinaire processen en afspraken met

crisispartners). Hiermee is het RCP een beknopt(er) naslagwerk geworden.

• Enkele veranderingen zijn eerder als aparte bestuursbesluiten vastgesteld en verwerkt in het

voorliggende crisisplan. Het gaat om het invoeren van de rol van calamiteitencoördinator (CaCo)

op de meldkamer en de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden die aan deze rol zijn

toegekend. Ook het afkondigen van GRIP 1 door een centralist van de meldkamer

Ambulancezorg (MKA) in geval van een incident met 10-20 slachtoffers is toegevoegd aan het

crisisplan.

• Actuele ontwikkelingen zoals de meldkamer Noord-Holland en de oprichting van een eigen

GHOR-organisatie zijn opgenomen voor zover dit mogelijk was.

1.7 Leeswijzer Dit RCP start met een toelichting op het multidisciplinaire knoppenmodel en de GRIP. In dit hoofdstuk

komen ook de opkomsttijden- en opkomstlocaties aan bod. Hoofdstuk 3 beschrijft vervolgens de

referenties (functie, vorm en basisvereisten) van de zogenoemde hoofdstructuur:

calamiteitencoördinatie (meldkamer), Commando Plaats Incident (CoPI), Regionaal Operationeel

Team (ROT), Gemeentelijk Beleidsteam (GBT) en Regionaal Beleidsteam (RBT). De hoofdstukken 4

tot en met 7 bevatten de geactualiseerde referenties van de stafsecties Bevolkingszorg,

Brandweerzorg, Geneeskundige zorg en Politiezorg. In het laatste hoofdstuk komen onze

belangrijkste samenwerkingspartners aan de orde en is een beknopte weergave van de

handelingswijze van onze crisisorganisatie in situaties van Extreem Geweld opgenomen.

Er zijn drie bijlagen. De eerste bijlage geeft een kort overzicht van geraadpleegde bronnen. De

volgende bijlage bevat een lijst van gehanteerde afkortingen. De begrippenlijst uit de derde bijlage

kan niet los gezien worden van de uitgewerkte referenties.

6

2. Multidisciplinaire knoppenmodel en GRIP

Bij een complex incident moeten hulpverleners van brandweer, politie, Geneeskundige Hulpverlening

in de Regio (GHOR) en bevolkingszorg vanuit hun dagelijkse werkzaamheden snel kunnen

omschakelen naar één multidisciplinaire organisatie die zorgt voor de incidentbestrijding. Dit kan door

het hanteren van het zogenaamde ‘multidisciplinaire knoppenmodel’ en het toepassen van de GRIP.

Het multidisciplinaire knoppenmodel legt in essentie een relatie tussen de aard van het incident en de

daarop af te stemmen capaciteit. Het is mogelijk om met dit model de juiste operationele processen te

activeren en de aansturing en ondersteuning daarop af te stemmen. Hierdoor hoeven niet per definitie

alle processen (en functionarissen) automatisch te worden ingezet. Binnen het multidisciplinaire

knoppenmodel heeft elke kolom de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de eigen processen

en bepaalt iedere kolom zelf welke monodisciplinaire processen worden geactiveerd. Of, met andere

woorden, welke ‘knoppen’ binnen de eigen organisatie moeten worden ingedrukt.

GRIP is de multidisciplinaire opschalingsprocedure, die in de kern draait om de multidisciplinaire

coördinatie- en afstemmingsbehoefte. Afhankelijk van de aard en omvang van een incident kan snel

volgens vaste patronen worden opgeschaald naar de rampenbestrijdings- en

crisisbeheersingsorganisatie in volle omvang. GRIP geeft duiding aan het incident; een GRIP-fase

zorgt ervoor dat de betrokkenen een beeld hebben van de omvang en complexiteit van een incident.

2.1 GRIP nader geduid

2.1.1 Uitgangspunten GRIP

Uitgangspunt Toelichting

GRIP-fasen zijn niet per se

opvolgend

De passende GRIP-fase kan direct worden afgeroepen zonder

dat het lagere GRIP-niveau is ingesteld.

Initiële opschalingsopdrachten

staan niet ter discussie

Als één van de hulpverleningsdiensten of gemeenten

multidisciplinaire opschaling noodzakelijk acht, volgen de

andere diensten. Is een GRIP-team operationeel, dan gebeurt

verdere opschaling in overleg.

De kernbezetting van een team

komt altijd

De minimale samenstelling van een team reageert altijd op de

GRIP-alarmering.

GRIP kan flexibel worden

ingezet

De GRIP-regeling kent een duidelijke structuur. Operationeel

leidinggevenden, burgemeesters of voorzitter veiligheidsregio

kunnen van de regeling afwijken.

Niet alle teams hoeven

geactiveerd te worden

Wanneer in de regio geen incidentenbestrijding ter plaatse maar

alleen effectbestrijding plaatsvindt (bijvoorbeeld bij rookoverlast

of een ramp op afstand), kan men kiezen alleen een ROT en/of

BT te formeren. Dit kan ook het geval zijn bij een

regiogrensoverstijgende ‘GRIP 5’.

2.1.2 GRIP-fasen

GRIP beschrijft hoe de coördinatie tussen de hulpverleningsdiensten verloopt. Hiertoe kent elke

GRIP-fase eenhoofdige leiding op operationeel en bestuurlijke niveau.

7

GRIP Situatie Operationeel

crisisteam Bevoegd gezag

Ondersteuning en

advisering

bevoegd gezag

0 Normale dagelijkse werkwijze ‘Motorkapoverleg’

plaats incident

Burgemeester (Hoofd)Officieren

van Dienst

((H)OvD’s)

1 Behoefte aan

multidisciplinaire coördinatie

ter plaatse van incident

CoPI Burgemeester Leider CoPI

2 Behoefte aan

multidisciplinaire coördinatie

ruimer dan alleen op de

plaats van het incident

of ter voorbereiding op een

mogelijk incident

ROT, al dan niet

met één of

meerdere CoPI’s

Burgemeester Regionaal

Operationeel

Leider (ROL)

3 Behoefte aan

multidisciplinaire coördinatie

in de omstandigheid dat

bestuurlijke opgaven voor de

burgemeester vragen om

ondersteuning door een GBT

ROT, al dan niet

met één of

meerdere CoPI’s

Burgemeester ROL én GBT

4 Behoefte aan

multidisciplinaire coördinatie

bij een ramp of crisis van

meer dan plaatselijke

betekenis of ernstige vrees

voor het ontstaan daarvan

ROT, al dan niet

met één of

meerdere CoPI’s

Voorzitter

veiligheidsregio

(vr)

ROL én RBT

5 Behoefte aan

multidisciplinaire en

bestuurlijke coördinatie bij

een ramp of crisis van meer

dan plaatselijke betekenis in

meerdere regio’s of ernstige

vrees voor het ontstaan

daarvan,

waartoe de betrokken

voorzitters vr in

gezamenlijkheid besluiten

omdat het bestuurlijk

noodzakelijk wordt gevonden

ROT’s in elke

betrokken regio,

naar behoefte al

dan niet met één

of meerdere

CoPI’s

Voorzitters vr

wijzen samen

één coördinerend

I-ROT aan (in

principe dat van

de bronregio)

Voorzitters vr, elk

voor zich

Voorzitters maken

samen afspraken

over coördinerend

voorzitterschap (in

principe voorzitter

uit bronregio)

ROL’s én RBT’s

in alle betrokken

regio’s, waarvan

één aangewezen

als coördinerend

ROL en

coördinerend I-

RBT (in principe

dat van de

bronregio)

8

2.1.3 Bevoegdheid op- en afschalen

Opschalen Bevoegd

naar GRIP 1 • CaCo

• gealarmeerde OvD’s van brandweer-, politie-, bevolkingszorg en

geneeskundige zorg, HOvD-B;

• centralist Meldkamer Ambulancezorg bij het instellen van code 10

(d.w.z. 10-20 slachtoffers).

naar GRIP 2 • CaCo

• de leider CoPI, ROL;

• ingezette OvD’s en algemeen commandanten brandweer-, politie-,

bevolkingszorg en geneeskundige zorg (bij direct opschalen naar

GRIP 2).

naar GRIP 3 • de burgemeester kondigt GRIP 3 af, eventueel na advies van de

leider CoPI of ROL;

• In acute situaties kan ook de leider CoPI of ROL opschalen, de

burgemeester bekrachtigt de opschaling dan achteraf.

naar GRIP 4 • de voorzitter veiligheidsregio, al dan niet op verzoek van de

burgemeesters van de betrokken gemeenten of de hoogst

operationeel leidinggevende (leider CoPI of ROL);

• in acute situaties kan de hoogst operationeel leidinggevende

opschalen, de voorzitter veiligheidsregio bekrachtigt deze

opschaling dan achteraf.

naar GRIP 5 De voorzitters van de betrokken veiligheidsregio’s besluiten hiertoe in

gezamenlijkheid1.

Afschalen Bevoegd

vanuit GRIP 1 De leider CoPI besluit, na overleg met de deelnemers van het CoPI, tot

afschaling vanuit GRIP 1 en informeert de burgemeester van de

betrokken gemeente hierover.

vanuit GRIP 2 De ROL besluit, na overleg met de algemeen commandanten, tot

afschaling vanuit GRIP 2. Hij laat zich daarbij adviseren door de leider

CoPI en informeert de burgemeester van de betrokken gemeente

hierover.

vanuit GRIP 3 De burgemeester besluit tot bestuurlijke afschaling. Hij laat zich door de

ROL adviseren over de nieuwe te hanteren GRIP-fase.

vanuit GRIP 4 De voorzitter veiligheidsregio besluit tot bestuurlijke afschaling en

overlegt daartoe met de burgemeesters van de betrokken gemeenten.

De voorzitter laat zich door de ROL adviseren over de nieuw te

hanteren GRIP-fase.

vanuit GRIP 5 De voorzitters van de betrokken veiligheidsregio’s besluiten

gezamenlijk tot bestuurlijke afschaling.

1 Mochten de voorzitters van de betrokken veiligheidsregio’s het tijdens een specifiek incident niet eens kunnen worden over GRIP 5, dan voorziet de Wvr (artikel 42) erin dat de Minister dienaangaande de Commissaris(sen) van de Koning een aanwijzing kan laten geven.

9

2.2 Opkomsttijden en opkomstlocaties

2.2.1 Opkomsttijden

Het Besluit veiligheidsregio’s (Bvr, artikel 2.3.2) schrijft tijden voor waarbinnen onderdelen of

functionarissen met de uitvoering van hun taken starten. De tijden gelden niet alleen voor een GRIP-

opschaling, maar zijn ook van toepassing bij het hanteren van het multidisciplinair knoppenmodel.

Team Tijd

Meldkamer

CaCo 0 minuten

CoPI

CoPI-leden 30 minuten

ROT

Informatiemanager ROT en Communicatieadviseur ROT 30 minuten

Sectiemedewerkers Informatiemanagement 40 minuten

ROL, Algemeen Commandanten en ondersteuning 45 minuten

Overige sectiemedewerkers 60 minuten

GBT

GBT-leden 60 minuten

RBT

RBT-leden -

2.2.2 Opkomstlocaties

Crisisteam Adres

Meldkamer

VrZW (brandweer/politie) Zijlweg 200, Haarlem

Ambulancezorg (geneeskundige zorg)2 Elandsgracht 117, Amsterdam

CoPI

Mobiele container Nabij het incident

ROT

ROT-leden Regionaal Coördinatie Centrum (RCC)

Prins Bernhardplein 112, Zaandam

Kamer 3.05

(Staf)secties RCC

Prins Bernhardplein 112, Zaandam

Kamer 3.01

GBT en RBT

RCC

Prins Bernhardplein 112, Zaandam

Kamer 4.01

2 In 2019 zal de MKA voor Zaanstreek-Waterland ook vanuit de meldkamer in Haarlem uitvoering geven aan haar taken.

10

2.3 Leiding en coördinatie De algemene operationele leiding ligt bij een daartoe aangewezen ROL en wordt uitgevoerd onder

verantwoordelijkheid van de direct betrokken burgemeester(s) of voorzitter veiligheidsregio en binnen

de door het gezag gestelde grenzen. De regionaal operationeel leider kan bindende aanwijzingen aan

de algemeen commandanten in het ROT geven, zonder daarbij te treden in de bevoegdheden van die

commandanten aangaande de wijze van uitvoeren van de taken.

Naast algemene operationele leiding kent iedere discipline ook nog de (monodisciplinaire)

operationele leiding. De hoogst leidinggevende is de algemeen commandant. Operationele leiding

over een operationele dienst vindt bij opschaling naar een ROT plaats onder de paraplu van de

algemene operationele leiding. Dat de betrokken AC-en van een operationele dienst daarbij hun eigen

verantwoordelijkheden hebben.

Conform de filosofie van het knoppenmodel zijn meerdere varianten denkbaar in bestuurlijke en

operationele leiding en coördinatie:

• Het getroffen c.q. bedreigde gebied is gelegen binnen één gemeente

de burgemeester voert de bestuurlijke leiding op de beleidsterreinen openbare orde en openbare

veiligheid. De burgemeester kan een GBT bijeenroepen voor bestuurlijke coördinatie bij

samenloop met andere beleidsterreinen (functionele ketens). Het geven van bevelen aan

operationele diensten vindt direct óf via de door de burgemeester aangewezen ROL plaats.

• Het getroffen c.q. bedreigde gebied is gemeentegrensoverschrijdend

o de direct betrokken burgemeesters voeren de bestuurlijke coördinatie op de

beleidsterreinen openbare orde en openbare veiligheid in het getroffen/bedreigde gebied,

zonder daarbij in elkaars (nood)bevoegdheden te treden. De burgemeesters kunnen een

GBT bijeenroepen voor die bestuurlijke coördinatie binnen de algemene keten, én de

bestuurlijke coördinatie tussen die burgemeesters en gezagsdragers op andere

beleidsterreinen (functionele ketens). Het geven van bevelen aan operationele diensten

vindt direct óf via de door de gezamenlijke burgemeesters aangewezen ROL plaats.

o de voorzitter van de veiligheidsregio kan een RBT bijeenroepen. Zodra de voorzitter een

RBT bijeenroept, is van rechtswege sprake van bestuurlijke leiding door de voorzitter van

de veiligheidsregio op de beleidsterreinen openbare orde en veiligheid, ongeacht of het

getroffen c.q. bedreigde gebied wordt doorsneden door gemeentegrenzen. Het RBT is

geen besluitvormend orgaan op de beleidsterreinen openbare orde en veiligheid, maar een

adviesorgaan. Daarnaast is binnen het RBT sprake van bestuurlijke coördinatie tussen de

voorzitter en gezagsdragers op andere beleidsterreinen (functionele ketens). Het geven

van bevelen aan operationele diensten vindt bij opschaling naar een RBT altijd plaats via

de door de voorzitter veiligheidsregio aangewezen ROL. De ROL neemt daartoe deel aan

de vergaderingen van het RBT.

2.4 Informatiemanagement en Netcentrisch werken

Informatiemanagement

Het proces Informatiemanagement (IM) is de belangrijkste randvoorwaarde voor het proces Leiding &

Coördinatie (L&C). Naarmate de benodigde informatie completer en sneller beschikbaar komt, wordt

het proces L&C veel beter ondersteund. Het gaat hier om het operationele informatiemanagement,

dat wil zeggen het managen van de informatie rond het operationeel optreden. Het gaat niet om

informatiemanagement in de brede zin van het woord, zoals informatiestrategie, informatiebeleid en

informatieplanning. Informatiemanagement is, met andere woorden, het totaal aan activiteiten om de

juiste (operationele) informatie tijdig en in de juiste vorm, aan de juiste personen beschikbaar te

stellen.

11

Voor het operationele informatiemanagement maken we onderscheid in:

• Het verwerken van informatie, onder meer tot gedeelde beelden.

• Het veredelen van alle eigen beelden tot een situatiebeeld en het voeren van regie daarop en op

het proces van informatieverwerking.

• Het voeren van regie op het totaalbeeld door de daartoe aangewezen functionarissen afhankelijk

van opschaling).

Alle functionarissen in de crisisorganisatie zijn verantwoordelijk voor het delen (haal- en brengplicht)

van informatie voor een actuele beeldvorming. Informatiefunctionarissen zorgen ervoor dat relevante

informatie geregistreerd wordt in het landelijk crisis management systeem (LCMS) en daarmee

beschikbaar wordt gesteld aan andere partijen. Hierdoor beschikken alle onderdelen van de

hoofdstructuur van de crisisorganisatie gelijktijdig over een zo actueel mogelijk beeld van het incident.

Netcentrisch werken

Netcentrisch werken is met name een ondersteuning voor een multidisciplinaire manier van

samenwerking, waarbij diverse partners kunnen bijdragen aan het begrip van de situatie, maar ook

aan het gecoördineerd optreden. De mate waarin informatie gedeeld kan worden en de impact die dit

heeft op de manier van samenwerken bepaalt wat haalbaar is in de samenwerking. Op hoofdlijnen

bestaat het Netcentrisch werken uit de volgende acht thema’s:

1. Thematisch werken.

2. Relatie met beeldvorming, oordeelsvorming en besluitvorming (BOB).

3. Relatie met het (regionaal) risicoprofiel, beleidsplan en crisisplan.

4. Netwerkdenken en crisispartners.

5. Regie voeren op informatie.

6. Samenstelling van een actueel gedeeld beeld: tekst, plaatje en een praatje.

7. Grensoverschrijdende samenwerking.

8. Beheer en beveiliging.

Samenwerking IM en L&C

In het netwerk van samenwerkende organisaties krijgen de leider CoPI en de ROL en de

regievoerend informatiemanager steeds nadrukkelijker de rol van netwerkregisseur. De leider CoPI en

de ROL hebben hierbij vooral een verbindende rol tussen de zelfstandige organisaties en zelfbewuste

professionals. De informatiemanager onderhoudt een totaalbeeld dat hieraan ondersteunend is. In dit

totaalbeeld – waarover de informatiemanager regie voert – staan een aantal verbindende thema’s

centraal. Waar tot nu toe het accent lag op de vorming van een gezamenlijk beeld, krijgt nu

gezamenlijke oordeelsvorming een steeds prominentere plek. Gevoed door het totaalbeeld, vindt

inhoudelijke afstemming tussen verschillende organisaties plaats.

Wettelijke eisen aan operationeel Informatiemanagement

Het Besluit veiligheidsregio’s stelt eisen aan:

• De tijdige beschikbaarheid van informatiemanagers ten tijde van crises en rampen. Het Bvr stelt

dat de informatiemanager binnen 30 minuten in het CoPI en bij opschaling in het ROT eveneens

binnen 30 minuten aanwezig moet zijn om te starten met het opstellen van een beeld van het

incident (artikel 2.3.1).

• De gegevens worden nadat zij beschikbaar zijn binnen tien minuten verwerkt in het eigen beeld

en voor zover mogelijk geverifieerd (artikel 2.4.2). De gegevens worden langs geautomatiseerde

weg beschikbaar gesteld aan (artikel 2.4.1):

o de onderdelen van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing.

o andere de bij de ramp of crisis betrokken partijen die deze gegevens nodig hebben voor de

uitvoering van hun taken en bevoegdheden.

o onze Minister.

12

2.5 Resourcemanagement Resourcemanagement omvat het tijdig en in juiste kwantiteit verwerven en ter beschikking stellen

van personele en facilitaire voorzieningen. Het doel van Resourcemanagement is het adviseren over

en coördineren van middelen en maatregelen die nodig zijn om de crisisbeheersingsorganisatie in

staat te stellen langer op te treden dan de periode van operationele en logistieke zelfredzaamheid.

De multidisciplinaire aansturing vanuit het ROT vindt binnen VrZW nog niet plaats. Wel kennen de

kolommen een eigen Hoofd ondersteuning (Hon) die de monodisciplinaire ondersteuning van de

processen uitvoert.

Bij het proces Resourcemanagement kan gedacht worden aan:

• Personele voorzieningen

Zoals het organiseren dat de competente medewerker op het juiste tijdstip inzetbaar en

beschikbaar is.

• Facilitaire voorzieningen

Zoals het zorgen voor de tijdige beschikbaarheid van huisvesting, service & middelen en ICT

voor alle processen. Het gaat bijvoorbeeld om:

o Bevoorrading.

o Onderhoud.

o Geneeskundige verzorging gewond personeel.

o Transport personeel.

o Materiële dienstverlening (o.a. geld, energie, brandstof, waterwinning, toiletvoorziening).

o Infrastructurele ondersteuning.

• Aanvragen bijstand

Het formeel aanvragen van grootschalige bijstand via het Landelijk Operationeel Coördinatie

Centrum (LOCC) moet multidisciplinair gecoördineerd worden tot één gezamenlijke aanvraag

van alle disciplines in de regio. Conform de Wvr (artikel 51) vindt de formele schriftelijke

bijstandsaanvraag aan de Minister via de voorzitter veiligheidsregio plaats. De informele

bijstandsaanvragen kunnen rechtstreeks per mail of telefoon aan het LOCC gericht worden (zie

Handboek Bijstand van het LOCC). In de gevallen waarvoor afspraken met omliggende regio’s

zijn gemaakt kan het formele bijstandsverzoek rechtstreeks aan een omliggende regio gericht

worden (dit heet dan steunverlening). Binnen VrZW is dit gemandateerd aan de (H)OvD

Brandweer voor onder andere: logistieke bijstand materieel, incidentbestrijding gevaarlijke

stoffen (IBGS) en Cacaobrandbestrijding. Daarnaast is in 2014 een onderlinge

bijstandsafspraak geformaliseerd tussen de Veiligheidsregio’s Noord-Holland Noord,

Kennemerland en Zaanstreek-Waterland beschikken voor de bijstand van een tweede CoPI.

Kennisadviesstructuur

De veiligheidsregio kan via een vraagregisseur voor kennis- en adviesvragen bij complexe of

grootschalige incidenten het expertnetwerk van het Crisis Expert Team (CET) inschakelen via de

voorzitter van het CET. Dat is een inhoudelijk deskundige met directe toegang tot alle kennisinstituten

in het netwerk. Er zijn twee CET’s beschikbaar:

• CET Milieu en Drinkwater.

• CET Straling.

In de eerste fase van een incident of crisis (de acute fase) kunnen de afzonderlijke kennisinstituten

nog steeds rechtstreeks benaderd worden voor enkelvoudige adviesvragen of meetondersteuning ten

behoeve van de bron- en effectbestrijding. Voor kleine stralingsincidenten kan ook nog steeds de

Kern Fysische Dienst via het Meld- en Informatie Centrum van de Inspectie Leefomgeving &

Transport worden benaderd.

Binnen VrZW is nog geen vraagregisseur structureel aangewezen. Bij een incident wordt dan

gevraagd om één (inhoudelijk deskundig) aanspreekpunt uit de regio zodat het voor de voorzitter CET

helder is wie namens de veiligheidsregio de gesprekspartner is. Dit zal veelal een (Geneeskundig)

Adviseur Gevaarlijke Stoffen zijn.

13

3. De hoofdstructuur bij rampen en crises

Dit hoofdstuk beschrijft de hoofdstructuur bij grote rampen en crises en is uitgewerkt tot en met de

maximaal opgeschaalde situatie. De aard en omvang van de meeste incidenten vraagt echter niet om

deze mate van opschaling. Veelal kan worden volstaan met het activeren van een beperkt aantal

crisisteams en/of functionarissen.

De hoofdstructuur bestaat uit de volgende (artikel 2.1.1. Bvr):

• Meldkamer.

• Eén of meerdere Commando’s Plaats Incident.

• Regionaal Operationeel Team.

• Gemeentelijk Beleidsteam of Regionaal Beleidsteam.

Figuur 2: De hoofdstructuur bij rampenbestrijding en crisisbeheersing

De volgende paragrafen gaan nader in op de multidisciplinaire crisisteams. De (maximale)

samenstelling van de crisisteams is vermeld (o.b.v. de Wvr en Bvr). De feitelijke bemensing van de

crisisteams hangt af van de te behalen prestaties. Taakbeschrijvingen van functionarissen zijn

gedeeltelijk vastgelegd in de Ministeriële regeling personeel veiligheidsregio’s (2010). Wat niet in deze

regeling is opgenomen, is vastgelegd in (monodisciplinaire) handboeken, piketregelingen,

monodisciplinaire organisatiestructuren en functiebeschrijvingen.

3.1 Calamiteitencoördinatie

(meldkamer) De Wvr gaat uit van één gemeenschappelijke meldkamer

(GMK), die zorgt voor de calamiteitencoördinatie. De

verwachting is dat medio 2019 meldkamer Noord-Holland (MK

NH) is gevormd. Vanuit Haarlem zullen dan alle

meldkamerprocessen voor de veiligheidsregio’s

Kennemerland, Noord-Holland Noord en Zaanstreek-Waterland worden uitgevoerd. De

14

meldkamerprocessen Geneeskundige zorg zullen vanaf een later moment vanuit Haarlem

plaatsvinden. Tot die tijd verzorgt de meldkamer Ambulancezorg van veiligheidsregio Amsterdam-

Amstelland ook de meldkamerprocessen Geneeskundige zorg voor Zaanstreek-Waterland.

Functie calamiteitencoördinatie

In situaties die voldoen aan – door het bestuur van de veiligheidsregio vastgestelde – criteria voor

grootschalige alarmering, is binnen de meldkamer sprake van calamiteitencoördinatie.

Calamiteitencoördinatie richt zich op het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van grootschalige

alarmering en relevante meldkamerprocessen. Het gaat daarbij om:

• Reguliere alarmering.

• Alarmeren bevolking door middel van onder andere het landelijke Waarschuwings- en

alarmeringsstel (WAS) en NL Alert.

• Alarmering hoofdstructuur.

Vorm calamiteitencoördinatie

De feitelijke bemensing van de hieronder weergegeven functies hangt af van de te behalen prestaties

op het terrein van calamiteitencoördinatie:

• CaCo.

• Meldkamermedewerkers voor het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van:

o meldkamerprocessen Brandweerzorg, Geneeskundige zorg en Politiezorg.

o meldkamerprocessen op het terrein van grootschalige alarmering.

o ondersteunende processen calamiteitencoördinatie (zoals een informatiemanager MK).

• Functionarissen wier aanwezigheid in verband met de omstandigheden van belang is.

3.2 Commando Plaats Incident Een CoPI is een operationele entiteit. Bij meerdere CoPI’s op de

plaats van het incident, is de coördinatie belegd bij het ROT.

Functie CoPI

• Leiding en coördinatie op de plaats van het incident onder

verantwoordelijkheid van de burgemeester(s) of de ROL.

Men richt zich op (het voorbereiden van de) te behalen operationele prestaties op het terrein van

de openbare orde en veiligheid, die vanaf de plaats van het incident kunnen worden overzien en

aangestuurd.

• Het CoPI stemt af met andere betrokken partijen en adviseert de burgemeester(s) of ROL over de

te behalen operationele prestaties.

• De leider CoPI draagt zorg voor het bijhouden van het ‘eigen’ of totaalbeeld (conform paragraaf 4

van het Besluit veiligheidsregio’s).

Vorm CoPI

De feitelijke bemensing van de hieronder weergegeven functies hangt af van de te behalen prestaties

op de plaats van het incident:

• Leider CoPI.

• Officieren van dienst (OvD) van de direct betrokken operationele disciplines.

• Informatiemanager CoPI.

• Voorlichter van Dienst (VvD).

• Ondersteuning CoPI:

o Geo-informatiemedewerker (Gim).

• Functionarissen wier aanwezigheid in verband met de omstandigheden van belang is (zoals de

(Gezondheidskundig) Adviseur Gevaarlijke Stoffen ((G)AGS) en veiligheidsadviseur).

REGIONAAL / GEMEENTELIJK BELEIDSTEAM

TAAKORGANISATIES

BEVOLKINGSZORGMELDKAMER

COM MANDO PLAATS

INCIDENT

TAAKORGANISATIES

OVERIGE PARTNERS

TAAKORGANISATIES

POLITIEZORG

TAAKORGANISATIES GENEESKUNIDGE

ZORG

TAAKORGANISATIES

BRANDWEEERZORG

Secti e

Bevolkings-

zorg

REGIONAAL OPERATIONEEL TEAM

Sectie

Informatie-

management

Secties

Overige

partners

Sectie Polit iezorg

Sectie

Genees-kundi ge

Zorg

Sec tie

Brandweer-

zorg

Ui tvoeren

Bevolkingszorg

Ondersteunen

Bevolkingszorg

Ondersteune n

Calamite iten-

coördinatie

Uitvoe re n

Calamite iten-coördinatie

Ondersteunen

Incide ntbestrijdi ng

Ondersteunen

Ketenpartners

U itvoeren

Incide ntbestrijdi ng

Uitvoe re n

Ketenpartners

Ondersteunen

Polit iezorg

OndersteunenGenee

sk undige Zorg

Onde rsteunen

Brandweerzorg

Uitvoeren

Polit iezorg

Uitvoere n

Gene eskundige Zorg

Uitvoeren

Brandweerzorg

15

3.3 Regionaal Operationeel Team Het ROT is operationele entiteit die op tactisch niveau de

werkzaamheden uitvoert.

Functie ROT

• Operationele coördinatie onder leiding van de daartoe

aangewezen ROL en binnen de door de burgemeester(s) of

voorzitter veiligheidsregio aan die operationele leiding gestelde grenzen. Het ROT richt zich op

(de voorbereiding op) het behalen van operationele prestaties op het terrein van de openbare

orde en veiligheid die niet kunnen worden overzien en aangestuurd vanaf de plaats van het

incident, of er is geen plaats incident.

• Het ROT stemt af met andere betrokken partijen en adviseert het bestuur over de te behalen

operationele prestaties.

• De ROL draagt zorg voor het bijhouden van het totaalbeeld (conform paragraaf 4 van het Besluit

veiligheidsregio’s).

Vorm ROT

De feitelijke bemensing van de hieronder weergegeven functies hangt af van de te behalen prestaties

door het ROT:

• ROL.

• Algemeen commandanten (AC-en) van de direct betrokken operationele disciplines.

• Informatiemanager ROT.

• Communicatieadviseur ROT.

• Secties per operationele discipline bestaande uit één of meer medewerkers (tot de sectie

Bevolkingszorg behoort ook sectiemedewerker communicatie. De informatiecoördinator (Ico) en

Gim behoren tot de sectie Informatiemanagement).

• Ondersteuning ROT:

o RCC-ondersteuner.

o Journaalschrijver.

• Functionarissen wier aanwezigheid in verband met de omstandigheden van belang is (zoals

Regionaal Militair Operationeel Adviseur (RMOA) en leidinggevenden binnen andere sectoren).

3.4 Gemeentelijk Beleidsteam Het GBT is een bestuurlijke entiteit, die op strategisch niveau

opereert. Opschaling naar een gemeentelijk beleidsteam vindt

plaats bij een lokale ramp of crisis, waarbij de burgemeester

optreedt als voorzitter.

Functie GBT

• Bestuurlijke leiding en coördinatie op de beleidsterreinen openbare orde en openbare veiligheid,

tot het moment dat de voorzitter van de veiligheidsregio een RBT bijeenroept.

• De GBT-leden uit de functionele ketens zijn gezagsdragers op hun eigen beleidsterreinen. In die

zin is binnen het GBT ook sprake van bestuurlijke coördinatie tussen de algemene en functionele

ketens.

Vorm GBT

De feitelijke bemensing van de hieronder weergegeven functies hangt af van de te behalen prestaties

door het (gemeentelijk) beleidsteam:

• Burgemeester(s) van de direct betrokken gemeente(n).

• ROL.

Sectie

Bevolkings-zorg

REGIONAAL OPERATIONEEL TEAM

REGIONAAL / GEMEENTELIJK BELEIDSTEAM

TAAKORGANISATIES BEVOLKINGSZORG

MELDKAMERCOMMANDO PLAATS

INCIDENTTAAKORGANISATIES OVERIGE PARTNERS

TAAKORGANISATIES POLITIEZORG

TAAKORGANISATIES

GENEESKUNIDGE ZORG

TAAKORGANISATIES BRANDWEEERZORG

Sectie

Informatie-management

Secties

Overige partners

Sectie Politiezorg

Sectie Genees-kundige

Zorg

Sectie

Brandweer-zorg

Uitvoeren Bevolkingszorg

OndersteunenBevolkingszorg

Uitvoeren Calamiteiten-coördinatie

Uitvoeren Calamiteiten-coördinatie

OndersteunenIncidentbestrijding

Ondersteunen Ketenpartners

Uitvoeren Incidentbestrijding

Uitvoeren Ketenpartners

Ondersteunen Politiezorg

Ondersteunen Geneeskundige Zorg

OndersteunenBrandweerzorg

Uitvoeren Politiezorg

Uitvoeren Geneeskundige Zorg

Uitvoeren Brandweerzorg

16

• (Hoofd)Officier van justitie (Hovj).

• Strategisch adviseurs Bevolkingszorg, Brandweerzorg, Geneeskundige zorg en Politiezorg.

• Informatiecoördinator GBT.

• Strategisch Communicatieadviseur GBT.

• Andere - op basis van de bestuurlijke netwerkkaarten - betrokken crisispartners op bestuurlijk

niveau (waaronder de dijkgraaf en Regionaal Militair Commandant (RMC) of namens hem een

Regionaal Militair Beleidsadviseur (RMBA)).

• Ondersteuning GBT:

o RCC-ondersteuner.

o Journaalschrijver.

• Functionarissen wier aanwezigheid in verband met de omstandigheden van belang is (zoals

beleidsadviseurs van de direct betrokken operationele diensten).

3.5 Regionaal Beleidsteam Het RBT is een bestuurlijke entiteit, die op strategisch niveau

opereert. Opschaling naar een RBT vindt plaats bij een

bovenlokale ramp of crisis, onder voorzitterschap van de

voorzitter van het bestuur van de veiligheidsregio. Opschaling

naar een RBT gaat altijd gepaard met opschaling naar een

ROT, een dwingend voorgeschreven structuur conform artikel

39 Wet veiligheidsregio’s.

Zodra de voorzitter van de veiligheidsregio een RBT bijeenroept, is van rechtswege sprake van

bestuurlijke leiding door de voorzitter van de veiligheidsregio op de beleidsterreinen openbare orde en

veiligheid, ongeacht of het getroffen c.q. bedreigde gebied wordt doorsneden door gemeentegrenzen.

De voorzitter neemt – tenzij de vereiste spoed zich daartegen verzet – geen besluiten dan nadat hij/zij

het RBT heeft geraadpleegd en geeft bevelen aan de ROL die hij/zij nodig acht in verband met de

uitvoering van door hem/haar genomen besluiten. De ROL neemt deel aan de vergaderingen van het

RBT.

Functie RBT

• Advisering van de voorzitter veiligheidsregio op de beleidsterreinen openbare orde en openbare

veiligheid bij een ramp/crisis van meer dan plaatselijke betekenis.

• De RBT-leden uit de functionele ketens zijn gezagsdragers op hun eigen beleidsterreinen. In die

zin is binnen het RBT ook sprake van bestuurlijke coördinatie tussen de algemene en functionele

ketens.

Vorm RBT

• Voorzitter veiligheidsregio3.

• Overige functies conform RBT:

o Burgemeester(s) van de direct betrokken gemeente(n).

o (H)ovj.

o ROL.

o Strategisch adviseurs Bevolkingszorg, Brandweerzorg, Geneeskundige zorg en Politiezorg.

• Informatiecoördinator RBT.

• Strategisch Communicatieadviseur RBT.

• Andere - op basis van de bestuurlijke netwerkkaarten - betrokken crisispartners op bestuurlijk

niveau (waaronder de dijkgraaf en RMC of namens hem een RMBA).

3 Alleen burgemeesters binnen de regio kunnen de voorzitter vervangen in geval van afwezigheid of aflossing. Dit gebeurt in

volgorde van grootte van gemeente (besluit Algemeen Bestuur 1 oktober 2010).

Sectie

Bevolkings-zorg

REGIONAAL OPERATIONEEL TEAM

REGIONAAL / GEMEENTELIJK BELEIDSTEAM

TAAKORGANISATIES BEVOLKINGSZORG

MELDKAMERCOMMANDO PLAATS

INCIDENTTAAKORGANISATIES OVERIGE PARTNERS

TAAKORGANISATIES POLITIEZORG

TAAKORGANISATIES

GENEESKUNIDGE ZORG

TAAKORGANISATIES BRANDWEEERZORG

Sectie

Informatie-management

Secties

Overige partners

Sectie Politiezorg

Sectie Genees-kundige

Zorg

Sectie

Brandweer-zorg

Uitvoeren Bevolkingszorg

OndersteunenBevolkingszorg

Uitvoeren Calamiteiten-coördinatie

Uitvoeren Calamiteiten-coördinatie

OndersteunenIncidentbestrijding

Ondersteunen Ketenpartners

Uitvoeren Incidentbestrijding

Uitvoeren Ketenpartners

Ondersteunen Politiezorg

Ondersteunen Geneeskundige Zorg

OndersteunenBrandweerzorg

Uitvoeren Politiezorg

Uitvoeren Geneeskundige Zorg

Uitvoeren Brandweerzorg

17

• Ondersteuning RBT:

o RCC-ondersteuner.

o Journaalschrijver.

• Functionarissen wier aanwezigheid in verband met de omstandigheden van belang is (zoals

beleidsadviseurs van de direct betrokken operationele diensten).

18

4. Bevolkingszorg

De term Bevolkingszorg kan onbedoeld aanleiding tot misvattingen geven. In een crisissituatie wordt

vanuit een samenwerkingsverband van hulpverleners (brandweer, politie, GHOR, gemeenten,

defensie en eventueel anderen) immers vanuit de ‘zorg voor de bevolking’ diverse activiteiten

ondernomen. De hulpverleningsorganisatie kent daarbij een taakverdeling en specialisatie op taken.

Met de term Bevolkingszorg als aparte hulpverleningsdienst wordt het deel van de crisisorganisatie

bedoeld, waar de gemeente(n) een specifieke (wettelijke) taak in de crisisorganisatie is/zijn

toegewezen en vaak vanuit de gemeenten vorm en inhoud wordt gegeven. Het gaat daarbij

bijvoorbeeld om opvang en verzorging, omgevingszorg, crisiscommunicatie en nafase.

Bevolkingszorg. Eigentijds en realistisch

In veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland willen we een realistische en eigentijdse Bevolkingszorg.

Zelfredzaamheid, vraaggericht werken, voorbereiden op realistische scenario’s en aansluiten bij de

lokale situatie zijn daarbij belangrijke voorwaarden. Crisisfunctionarissen kunnen snel, adequaat en

met improvisatie reageren op de gevolgen van een calamiteit. Naast directe hulp zorgt Bevolkingszorg

ook voor communicatie over de crisis of calamiteit. Bevolkingszorg ten tijde van een crisis of calamiteit

zet zich in voor getroffenen die niet in staat zijn zichzelf te helpen. Hierbij wordt spontane hulp uit de

samenleving geaccepteerd en aangesloten op wat de samenleving al in gang heeft gezet. Ook is het

van belang dat de lokale getroffen gemeente snel op een adequate manier aansluit op de beheersing

van de effecten.

Bijzondere context

Voor het uitvoeren van deze wettelijke taken wordt veelal gebruikgemaakt van medewerkers in dienst

van gemeente(n). Hoewel de inhoud van de taken soms in het verlengde ligt van de dagelijkse

werkzaamheden van de gemeentelijke medewerker, maakt de crisis-context waarbinnen dit

plaatsvindt (werken onder een commandostructuur, hoge druk, beperkte informatie) dat dit

desondanks sterk af kan wijken van de dagelijkse praktijk. Daar komt bij dat voor de meeste leden

van de gemeentelijke crisisorganisatie de uitvoering van deze crisistaken een neventaak is, terwijl

men voor een andere functie (met bijbehorend competentieprofiel) bij de werkgever is aangesteld. Het

werken in een crisisorganisatie komt voor een gemeenteambtenaar, in relatie tot een collega

brandweerman of politiemedewerker, ook veel minder vaak voor. Het vakbekwaam worden en blijven

vergt daarom extra aandacht. De collega-hulpverleningsdiensten moeten kunnen rekenen op

vakbekwame teamgenoten in een crisisteam. Om dit te stroomlijnen is de rol van de Officier van

Dienst Bevolkingszorg (OvD-Bz) voornaam gepositioneerd. De OvD-Bz bepaalt welke processen hij

zelf aan kan en voor welke processen hij een beroep doet op de Algemeen Commandant

Bevolkingszorg (AC-Bz).

Bevolkingszorg in de regio Zaanstreek-Waterland heeft, in navolging van de ideeën van

Bevolkingszorg Op Orde 2.0, een onderscheid gemaakt in acute processen en de staande

organisatie. Op deze wijze zijn crisisprocessen gescheiden van reguliere processen.

Daar waar het spoedeisende karakter van de ramp of crisis afloopt en daar waar de bijzondere taken

van bevolkingszorg overgaan op reguliere taken van de gemeente, daar eindigt de

verantwoordelijkheid van de crisisorganisatie en begint de verantwoordelijkheid van de staande

organisatie. Hieruit volgt dat de crisistaken van bevolkingszorg liggen op opvang en verplaatsen,

bouwbeheer, bestuurlijke ondersteuning en preparatie nafase. Daarnaast blijft de verantwoordelijkheid

van het informeren van derden, die processen voor bevolkingszorg uitvoeren, gedurende de crisis wel

bij de crisisorganisatie. Dit zijn bijvoorbeeld de Omgevingsdienst op het gebied van milieubeheer,

Slachtofferinformatiesystematiek (SIS) op het gebied van verwanteninformatie of de gemeenten ten

aanzien van ruimtebeheer.

19

4.1 Stafsectie Bevolkingszorg

Functie stafsectie Bevolkingszorg

Het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van het tijdig, op de juiste plaats en in de juiste vorm

aan de juiste afnemers leveren van de juiste producten/diensten op het terrein van de grootschalige

Bevolkingszorg. Deze functie kan worden uitgevoerd binnen of buiten de organisatorische context van

de hoofdstructuur.

Vorm stafsectie Bevolkingszorg

• Algemeen Commandant Bevolkingszorg (AC-Bz).

• Informatiecoördinator Bevolkingszorg (Hoofd informatie Bz).

• Medewerker Bevolkingszorg (Hoofd ondersteuning Bz).

• Afhankelijk van de te behalen operationele prestaties op het terrein van de grootschalige

Bevolkingszorg4 vervullen de informatiecoördinator en de medewerker Bevolkingszorg de rollen

Hoofd Ondersteuning, Hoofd Publieke zorg en Hoofd Omgevingszorg.

• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de omstandigheden

van belang is.

Relatie met hoofdstructuur

• De AC-Bz draagt zorg voor het leveren van personele, facilitaire en informatievoorzieningen aan

ketenprocessen binnen de regionale crisisorganisatie.

• Binnen de context van de hoofdstructuur neemt de AC-Bz deel aan besluitvormingsprocessen

binnen het ROT en adviseert de ROL over de te behalen operationele prestaties op het terrein

van de Bevolkingszorg.

• De medewerker bevolkingszorg richt zich vooral op het contact met de buitenwereld en het

uitzetten of checken van acties.

• De informatiecoördinator zorgt voor de informatie in LCMS en is aanspreekpersoon voor het SIS

en communicatie.

4.2 Taakorganisatie crisiscommunicatie

Functie taakorganisatie crisiscommunicatie

Het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht op het ondersteunen

van de burgemeester(s) of voorzitter veiligheidsregio bij het waarschuwen5, informeren, duiden (het

geven van betekenis aan een (dreigende) ramp/crisis) en instrueren van (groepen van) de

bevolking ten tijde van een (dreigende) ramp/crisis, het in de juiste vorm aan de juiste afnemers

leveren van de juiste diensten en producten op het terrein van crisiscommunicatie/voorlichting, de

daarmee samenhangende verslaglegging en het continueren van die activiteiten over een bepaalde

periode.

Vorm taakorganisatie crisiscommunicatie

De feitelijke bemensing van de in de opsomming weergegeven functies hangt af van de te behalen

prestaties op het terrein van de crisiscommunicatie. Bij het bepalen van de prestaties wordt rekening

gehouden met zelfredzaamheid.6

4 Wordt bepaald door de AC. De opschaling naar de kernbezetting van de stafsectie kan ook plaatsvinden voor het faciliteren van de werkzaamheden van de OvD-Bevolkingszorg. 5 Het feitelijk waarschuwen van de bevolking d.m.v. WAS of NL Alert is een taak van de brandweer cq. de burgemeester op grond van artikel 25 lid 1 onder c. en art. 7 lid 1 en 39 lid 1 onder a Wvr. Voor acute situaties is de bevoegdheid gemandateerd aan daartoe aangewezen operationeel leidinggevenden conform het mandaatbesluit VrZW 2018. 6 In Bevolkingszorg op Orde 2.0 zijn ten behoeve van crisiscommunicatie prestaties nader uitgewerkt.

20

• Hoofd taakorganisatie crisiscommunicatie (HToC)7.

• Medewerkers ten behoeve van het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten op

het terrein van:

o Pers- & publieksvoorlichting.

o Advies & analyse.

• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de omstandigheden

van belang is.

Relatie met hoofdstructuur

• Bij een (dreigende) aantasting van de openbare orde en veiligheid8 is crisiscommunicatie in

eerste aanleg een verantwoordelijkheid van de direct betrokken burgemeester(s) of voorzitter

veiligheidsregio.

• De opschaling naar de taakorganisatie is niet per se afhankelijk van opschaling naar een GRIP 2

of stafsectie Bevolkingszorg of andere onderdelen van de regionale crisisorganisatie, zolang maar

duidelijk is wie de direct leidinggevende is van de HToC.

4.3 Taakorganisatie publieke zorg

Functie taakorganisatie publieke zorg

Het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht op het tijdig, op de

juiste plaats en in de juiste vorm verplaatsen, opvangen en verzorgen van (de juiste groepen van) de

bevolking, de daarmee samenhangende verslaglegging en het continueren van die activiteiten over

een bepaalde periode.

Vorm taakorganisatie publieke zorg

• Teamleider opvang en verplaatsen.

• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de

omstandigheden van belang is.

Relatie met hoofdstructuur

• Veelal gaat het om een beperkte verplaatsing (hoeveelheid personen, afstand). In buitengewone

omstandigheden kan sprake zijn van grootschalige evacuatie. Denkbaar is dat die vorm van

evacuatie anders vorm wordt gegeven binnen de structuur van de regionale crisisorganisatie, al

dan niet naast de taakorganisatie publieke zorg.

• De OvD-Bz bepaalt in eerste instantie de inzet van de teamleider opvang en tevens of hij/zijzelf

de aansturing op zich neemt of dit bij het ROT neerlegt.

• De teamleider opvang en verplaatsen is tevens coördinator opvanglocatie. Dit houdt in dat hij

sturing geeft aan alle partijen die zich op een opvanglocatie kunnen bevinden, zoals beveiliging,

Rode Kruis, dierenambulance, psychosociale hulpverlening, legers des heils.

7 Het Bvr spreekt over een Coördinerend Voorlichter. Dit is binnen VrZW de HToC. Deze voert zijn taken uit in het

actiecentrum/taakorganisatie crisiscommunicatie. 8 Crisiscommunicatie vindt ook plaats op andere beleidsterreinen onder gezag van de zogenoemde functionele ketens. Crisiscommunicatie vereist dan ook afstemming tussen de direct betrokken ketens. Zie Wvr, Besluit informatie inzake rampen en crises en het addendum rRCP-2016.

21

4.4 Taakorganisatie omgevingszorg

Functie taakorganisatie omgevingszorg

Het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht op het tijdig, op de

juiste plaats en in de juiste vorm voorkomen van een (dreigende) aantasting van het milieu en

bepaalde infrastructurele voorzieningen, dan wel het beheersen en herstellen daarvan, de daarmee

samenhangende verslaglegging en het continueren van die activiteiten over een bepaalde periode.

Vorm taakorganisatie omgevingszorg

• Teamleider ruimtebeheer (te bereiken via calamiteitennummers).

• Teamleider bouwbeheer (Inspecteurs Bouw- en Woningtoezicht gemeenten).

• Teamleider milieubeheer (Omgevingsdienst).

• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de omstandigheden

van belang is.

Relatie met hoofdstructuur

• De opschaling naar de taakorganisatie is niet per se afhankelijk van opschaling naar een

stafsectie Bevolkingszorg of andere onderdelen van de regionale crisisorganisatie, zolang maar

duidelijk is wie de direct leidinggevende is van het hoofd van de taakorganisatie.

• De OvD-Bz bepaalt wie nodig is en start het betreffende proces.

• In geval van de omgevingsdienst heeft de OvD-Bz slechts een signalerende en informerende

functie.

• De OvD-Bz bepaalt in eerste instantie de inzet van het proces en tevens of hij/zijzelf de

aansturing op zich neemt of dit bij het ROT neerlegt.

4.5 Taakorganisatie nafase

Functie taakorganisatie nafase

Het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht op het tijdig, op de

juiste plaats en in de juiste vorm voorbereiden van vormen van collectieve rouwverwerking, nazorg

aan de juiste (groepen) personen, herstellen van materiële schade, evaluatie9 en verantwoording, de

daarmee samenhangende verslaglegging en het continueren van die activiteiten over een bepaalde

periode. Hierbij is van belang dat de crisisorganisatie de voorbereidingen treft voor nafase, maar dat

de daadwerkelijke uitvoering ligt bij de getroffen gemeente zelf.

Vorm taakorganisatie nafase

• OvD-Bz.

• AC-Bz.

• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de omstandigheden

van belang is.

Relatie met hoofdstructuur

• De opschaling naar de taakorganisatie is niet per se afhankelijk van opschaling naar een

stafsectie Bevolkingszorg of andere onderdelen van de regionale crisisorganisatie, zolang maar

duidelijk is wie de direct leidinggevende is van het hoofd van de taakorganisatie.

• Het proces Nafase is de verantwoordelijkheid voor de gemeente zelf. Het proces Preparatie

nafase is de verantwoordelijkheid van de crisisorganisatie. Preparatie nafase houdt in dat de

getroffen gemeente(n) alle informatie krijgen om een adequate nafase te kunnen opzetten.

9 Naast de evaluatie t.b.v. de in artikel 40 Wvr bedoelde verantwoording, de preparatie op verbetermanagement.

22

• (Preparatie) Nafase kan al starten tijdens de crisis. Denk aan collectieve rouwverwerking

gedurende een crisis.

• Tot en met GRIP 1 is de OvD-Bz verantwoordelijk voor de preparatie nafase en vanaf GRIP 2 is

de AC-Bz verantwoordelijk.

• De adviseur crisisbeheersing van de getroffen gemeente(n) is eerste aanspreekpunt voor de

nafase, zowel voor de crisisorganisatie als voor de gemeentelijke organisatie.

4.6 Taakorganisatie informatie

Functie taakorganisatie informatie

Het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht op het tijdig, op de

juiste plaats en in de juiste vorm leveren van de juiste informatievoorzieningen aan de juiste

afnemers, de daarmee samenhangende verslaglegging en het continueren van die activiteiten over

een bepaalde periode.

Vorm taakorganisatie informatie

• Informatiecoördinator Bevolkingszorg.

Relatie met hoofdstructuur

De taakorganisatie informatie is element van het netwerk voor informatiemanagement binnen de

regionale crisisorganisatie. De informatiecoördinator Bz draagt - mede op basis van de verslaglegging

binnen de stafsectie en taakorganisaties - zorg voor het zogenoemde ‘eigen beeld’ dat tijdig en in de

juiste vorm ter beschikking wordt gesteld aan degene die binnen de hoofdstructuur van de regionale

crisisorganisatie verantwoordelijk is voor het bijhouden van het zogenoemde ‘totaalbeeld’.

4.7 Taakorganisatie ondersteuning

Functie taakorganisatie ondersteuning

Het op operationeel niveau plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn

gericht op het tijdig, op de juiste plaats en in de juiste vorm leveren van de juiste personele en

facilitaire voorzieningen aan de juiste afnemers, de daarmee samenhangende verslaglegging en

het continueren van die activiteiten over een bepaalde periode.

Vorm taakorganisatie ondersteuning

De feitelijke bemensing van de in de opsomming weergegeven functies hangt af van de te behalen

prestaties op het terrein van resourcemanagement.

• Medewerker Bevolkingszorg.

Relatie met hoofdstructuur

Binnen de structuur van de stafsectie is altijd sprake van de taakorganisatie ondersteuning en de

medewerker Bevolkingszorg neemt deel aan de besluitvormingsprocessen binnen de stafsectie

Bevolkingszorg en adviseert de AC-Bz ten behoeve van diens rol binnen het ROT.

23

5. Brandweerzorg

De inrichting van de Brandweerzorg is gebaseerd op het Deelplan Brandweerzorg VrZW (vastgesteld

30 juni 2015) en is in lijn met het referentiekader Brandweerzorg. Hierin wordt voor grootschalig

brandweeroptreden de inrichting van leiding en coördinatie, de primaire brandweerprocessen, het

informatieproces en het ondersteuningsproces beschreven. De leiding is daarbij in handen van de

AC-Brandweerzorg die ondersteund wordt door leidinggevenden op afzonderlijke processen.

Brandweerzorg kenmerkt zich hoofdzakelijk tot brongerichte incidenten, waarbij de leidinggevende

naar de plaats incident gestuurd wordt. Andere disciplines die meer in de periferie van een incident

opereren, kennen ook een op afstand kenmerkende sturingswijze. Hierin gaat de brandweer op zich

mee, maar de veelal operationele beslissingen worden bij de brandweer in het veld genomen. Om de

samenwerking tussen de andere disciplines goed vorm te geven, is het deelplan vooral gericht op de

organisatie van het brandweerdeel op het ROT-niveau.

5.1 Stafsectie Brandweerzorg

Functie stafsectie Brandweerzorg

Operationele leiding onder verantwoordelijkheid van de burgemeester of voorzitter veiligheidsregio

en binnen de door hem/haar gestelde grenzen en die is gericht op het plannen, uitvoeren, monitoren

en bijstellen van het tijdig, op de juiste plaats en in de juiste vorm aan de juiste afnemers leveren

van de juiste producten/diensten op het terrein van de grootschalige Brandweerzorg in het

algemeen. Deze vorm van operationele leiding kan worden uitgevoerd binnen of buiten de

organisatorische context van de hoofdstructuur.

Vorm stafsectie Brandweerzorg

De feitelijke bemensing van de in de opsomming weergegeven functies hangt af van de te behalen

prestaties op het terrein van brandweerzorg

• AC-Brandweerzorg (AC-B).

• Hoofd informatie Brandweerzorg (Hin-B).

• Hoofd ondersteuning Brandweerzorg (Hon-B).

• En afhankelijk van de te behalen operationele prestaties op het terrein van de grootschalige

Brandweerzorg10:

o Hoofd bron- en emissiebestrijding.

o Hoofd grootschalige redding.

o Hoofd grootschalige ontsmetting.

o Coördinator verkenningseenheden (CvE).

o Adviseur gevaarlijke stoffen ROT (AGS-ROT).

• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de stafsectie in verband met de omstandigheden van

belang is (zoals staffuncties op het terrein van verslaglegging, (crisis)communicatie,

veiligheidscoördinatie, beleidsadviseurs en liaisonfunctie naar ketenpartners).

Relatie met hoofdstructuur

• De AC-B draagt zorg voor het leveren van personele, facilitaire en informatievoorzieningen aan

ketenprocessen binnen de regionale crisisorganisatie (bijvoorbeeld crisiscommunicatie,

grootschalige evacuatie, informatie- en resourcemanagement).

10 Wordt bepaald door de AC-B. De opschaling naar de kernbezetting van de stafsectie (AC-B, Hin-B en Hon-B) kan ook plaatsvinden voor het faciliteren van de werkzaamheden van de OvD-B.

24

• Binnen de context van de hoofdstructuur neemt de AC-B deel aan besluitvormingsprocessen

binnen het ROT en adviseert de operationeel leider over de te behalen operationele prestaties op

het terrein van de Brandweerzorg.

• Bij fysieke scheiding tussen stafsectie en ROT kan de AC-B zijn taken binnen de stafsectie

Brandweerzorg delegeren aan een tweede AC (buddysysteem).

• Binnen de context van de hoofdstructuur neemt de OvD-B deel aan besluitvormingsprocessen

binnen het CoPI over de ter plaatse te behalen operationele prestaties.

5.2 Taakorganisatie bron- en emissiebestrijding

Functie taakorganisatie bron- en emissiebestrijding

Het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht op het in de juiste vorm

aan de juiste afnemers leveren van de juiste diensten en producten op het terrein van bron- en

emissiebestrijding, de daarmee samenhangende verslaglegging, en het continueren van die

activiteiten over een bepaalde periode.

Vorm bron- en emissiebestrijding

De feitelijke bemensing van de in de opsomming weergegeven functies hangt af van de te behalen

prestaties op het terrein van de bron- en emissiebestrijding.

• Hoofd bron- en emissiebestrijding11.

• Medewerkers ten behoeve van het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten op

het terrein van:

o Brandbestrijding.

o Hulpverlening.

o IBGS, inclusief kleinschalige ontsmetting.

o Waterongevallenbestrijding.

o Advisering (waaronder AGS).

• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de omstandigheden

van belang is.

Relatie met hoofdstructuur

De opschaling naar de taakorganisatie hangt samen met de opschaling naar de stafsectie

Brandweerzorg, en het hoofd van de taakorganisatie neemt deel aan de besluitvormingsprocessen

binnen de stafsectie en adviseert de AC-B over de te behalen prestaties op het terrein van bron- en

emissiebestrijding ten behoeve van diens rol binnen het ROT.

5.3 Taakorganisatie grootschalige redding

Functie taakorganisatie grootschalige redding

Het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht op het in de juiste vorm

aan de juiste afnemers leveren van de juiste diensten en producten op het terrein van grootschalige

redding, de daarmee samenhangende verslaglegging, en het continueren van die activiteiten over

een bepaalde periode.

11 De aansturing van eenheden in het veld vindt altijd plaats onder leiding van een OvD-B, al dan niet als lid van een ter plaatse ingericht CoPI. De AC-B kan bepalen dat de aansturing van die OvD-B en overige activiteiten binnen de taakorganisatie, zonder tussenkomst van een hoofd bron- en emissiebestrijding, plaatsvindt via de kernbezetting van de stafsectie: AC-B, Hin en Hon. Die overname vindt niet plaats als ook sprake is van opschaling naar de taakorganisatie grootschalige redding en/of grootschalige ontsmetting

25

Vorm taakorganisatie grootschalige redding

De feitelijke bemensing van de in de opsomming weergegeven functies hangt af van de te behalen

prestaties op het terrein van de brandweerzorg.

• Hoofd grootschalige redding.

• Medewerkers ten behoeve van het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten op

het terrein van:

o Specialistische technische hulpverlening.

o Urban Search and Rescue (USAR).

o Advisering.

• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de omstandigheden

van belang is.

Relatie met hoofdstructuur

De opschaling naar de taakorganisatie hangt samen met de opschaling naar de stafsectie

Brandweerzorg, en het hoofd van de taakorganisatie neemt deel aan de besluitvormingsprocessen

binnen de stafsectie en adviseert de AC-B over de te behalen prestaties op het terrein van

grootschalige redding ten behoeve van diens rol binnen het ROT.

5.4 Taakorganisatie grootschalige ontsmetting

Functie taakorganisatie grootschalige ontsmetting

Het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht op het in de juiste vorm

aan de juiste afnemers leveren van de juiste diensten en producten op het terrein van grootschalige

ontsmetting, de daarmee samenhangende verslaglegging, en het continueren van die activiteiten over

een bepaalde periode.

Vorm taakorganisatie grootschalige ontsmetting

De feitelijke bemensing van de in de opsomming weergegeven functies hangt af van de te behalen

prestaties op het terrein van de brandweerzorg.

• Hoofd grootschalige ontsmetting.

• Medewerkers ten behoeve van het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten op

het terrein van:

o Ontsmetten van mens (hulpverleners en slachtoffers) en dier.

o Ontsmetten van voertuigen en infrastructuur12.

o Advisering (waaronder AGS).

• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de omstandigheden

van belang is.

Relatie met hoofdstructuur

De opschaling naar de taakorganisatie hangt samen met de opschaling naar de stafsectie

Brandweerzorg, en het hoofd van de taakorganisatie neemt deel aan de besluitvormingsprocessen

binnen de stafsectie en adviseert de AC-B over de te behalen prestaties op het terrein van

grootschalige ontsmetting ten behoeve van diens rol binnen het ROT.

12 Deze taak kan ook uitgevoerd worden door de CBRN eenheid van Defensie (Chemisch, Biologisch, Radioactief, Nucleair).

26

5.5 Taakorganisatie informatie

Functie taakorganisatie informatie

Het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht op het tijdig, op de

juiste plaats en in de juiste vorm leveren van de juiste informatievoorzieningen aan de juiste

afnemers, de daarmee samenhangende verslaglegging, en het continueren van die activiteiten over

een bepaalde periode.

Vorm taakorganisatie informatie

De feitelijke bemensing van de in de opsomming weergegeven functies hangt af van de te

behalen prestaties op het terrein van informatiemanagement.

• Hoofd informatie. Brandweerzorg.

• Medewerkers ten behoeve van het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten op

het terrein van:

o Intake informatiemanagement13, ten behoeve van:

- taakorganisatie bron- en emissiebestrijding.

- taakorganisatie grootschalige redding.

- taakorganisatie grootschalige ontsmetting.

- taakorganisatie ondersteuning.

• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de omstandigheden

van belang is.

Relatie met hoofdstructuur

• Binnen de structuur van de stafsectie is altijd sprake van de taakorganisatie informatie en het

hoofd daarvan neemt deel aan de besluitvormingsprocessen binnen de stafsectie en adviseert de

AC-B ten behoeve van diens rol binnen het ROT.

• De taakorganisatie informatie is element van het netwerk voor informatiemanagement binnen de

regionale crisisorganisatie. De Hin-B draagt – mede op basis van de verslaglegging binnen de

stafsectie en taakorganisaties – zorg voor het zogenoemde ‘eigen beeld’ dat tijdig en in de juiste

vorm ter beschikking wordt gesteld aan degene die binnen de hoofdstructuur van de regionale

crisisorganisatie verantwoordelijk is voor het bijhouden van het zogenoemde ‘totaalbeeld’.

5.6 Taakorganisatie ondersteuning

Functie taakorganisatie ondersteuning

Het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht op het tijdig, op de

juiste plaats en in de juiste vorm leveren van de juiste personele en facilitaire voorzieningen aan de

juiste afnemers, de daarmee samenhangende verslaglegging, en het continueren van die

activiteiten over een bepaalde periode.

Vorm taakorganisatie ondersteuning

De feitelijke bemensing van de in de opsomming weergegeven functies hangt af van de te behalen

prestaties op het terrein van resourcemanagement.

• Hoofd ondersteuning Brandweerzorg.

• Medewerkers ten behoeve van het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten op

het terrein van:

o Intake resourcemanagement, ten behoeve van:

- taakorganisatie bron- en emissiebestrijding.

13 Aannemen van verzoeken voor het verwerven, verwerken en veredelen van informatie en het tijdig in de juiste vorm verstrekken daarvan aan relevante afnemers.

27

- taakorganisatie grootschalige redding.

- taakorganisatie grootschalige ontsmetting.

- taakorganisatie informatie.

o Coördinatie (preparatie) nafase14.

• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de omstandigheden

van belang is.

Relatie met hoofdstructuur Binnen de structuur van de stafsectie is altijd sprake van de taakorganisatie ondersteuning en het

hoofd daarvan neemt deel aan de besluitvormingsprocessen binnen de stafsectie en adviseert de AC-

B ten behoeve van diens rol binnen het ROT.

14 Denk daarbij o.a. aan (het voorbereiden van) de nazorg van personeel, evalueren en verantwoorden en verbetermanagement.

28

6. Geneeskundige zorg

Het landelijk Crisismodel GHOR vormt de basis voor de referenties van de Geneeskundige zorg. Op

26 april 2013 heeft de Raad van Directeuren Publieke Gezondheid dit landelijk model voor de invulling

van het geneeskundige deel van het regionale crisisplan vastgesteld. In dit plan worden de

organisatie, taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden in het kader van de rampenbestrijding en

crisisbeheersing opgenomen. In 2019 zal de uitvoeringsorganisatie van de GHOR Zaanstreek-

Waterland vorm krijgen. Onderstaand is zoveel mogelijk geformuleerd naar de wenselijke situatie van

2019.

Binnen de stafsectie Geneeskundige zorg is sprake van vier taakorganisaties:

• Taakorganisatie acute gezondheidszorg.

• Taakorganisatie publieke gezondheidszorg.

• Taakorganisatie informatie.

• Taakorganisaties ondersteuning (incl. regionale zorgcontinuïteit).

De Directeur Publieke Gezondheid (DPG) is verantwoordelijk voor de samenwerking van de

zorginstellingen op het terrein van de acute gezondheidszorg (triage, behandelen en vervoeren) en de

Publieke Gezondheidszorg (Infectieziekten, Medische milieukunde (inclusief GAGS, Psychosociale

hulpverlening (PSH) en Gezondheidsonderzoek bij rampen. Aanvullend op het Crisismodel GHOR

hebben de ketenpartners hun eigen Integraal Crisisplan. De zorginstellingen hebben een

eigenstandige rol bij het in stand houden van de zorgcontinuïteit tijdens crises en rampen en hebben

dit beschreven in hun Integraal Crisisplan.

6.1 Stafsectie Geneeskundige zorg

Functie stafsectie Geneeskundige zorg

Operationele leiding onder verantwoordelijkheid van de burgemeester of voorzitter veiligheidsregio

binnen de door hem – op advies van de DPG – gestelde grenzen. Deze leiding is gericht op het

plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van het tijdig, op de juiste plaats en in de juiste vorm aan

de juiste afnemers leveren van producten/diensten op het terrein van de opgeschaalde

Geneeskundige zorg. Deze functie kan worden uitgevoerd binnen of buiten de organisatorische

context van de hoofdstructuur.

De opschaling naar de kernbezetting van de stafsectie kan ook plaatsvinden voor het faciliteren van

de werkzaamheden van de OvD-G.

Vorm stafsectie Geneeskundige zorg

De feitelijke bemensing van de in de opsomming weergegeven functies hangt af van de te behalen

prestaties op het terrein van de geneeskundige zorg.

• Algemeen Commandant Geneeskundige zorg (AC-Gz).

• Hoofd Informatie Geneeskundige zorg (HIn-Gz).

• Hoofd Ondersteuning Geneeskundige zorg (Hon-Gz).15

15 Per 1 januari 2020 worden de Hoofd Informatie (HIn) en Hoofd Ondersteuning (HOn) samengevoegd in één functie: Lid

Stafsectie Geneeskundige zorg. Deze functionaris vervult in eerste instantie beide rollen. Indien nodig roept deze functionaris collega’s op basis van vrije instroom op, om de rol HIn of HOn specifiek op zich te nemen.

29

• Afhankelijk van de te behalen operationele prestaties op het terrein van de Geneeskundige zorg:

o Hoofd Acute Zorg.(uitgevoerd door OvD-G en bij opschaling de AC-Gz).

o Hoofd Publieke Gezondheidszorg (uitgevoerd door crisis coördinator crisisteam GGD

Zaanstreek-Waterland).

• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de stafsectie in verband met de omstandigheden van

belang is (zoals staffuncties op het terrein van verslaglegging, (crisis)communicatie,

veiligheidscoördinatie, beleidsadviseurs en liaisonfunctie naar zorginstellingen en individuele

beroepsbeoefenaars).

Uitvoering

De geneeskundige zorg tijdens crisissituaties wordt geleverd door zorginstellingen, zoals de regionale

ambulancevoorziening (RAV), de gemeenschappelijke gezondheidsdienst (GGD), het Nederlandse

Rode Kruis, traumacentra en ziekenhuizen. De GHOR geeft invulling aan de functies AC-Gz, Hin-Gz

en Hon-Gz16 ten behoeve van de sectie Geneeskundige zorg en aan de OvD-G ten behoeve van de

taakorganisatie acute gezondheidszorg. De stafsectie geneeskundige zorg zal, afhankelijk van het

doel en personele invulling, gelokaliseerd zijn bij de GGD Zaanstreek-Waterland (Vurehout) of bij het

RCC van VrZW (Prins Bernhardplein).

Relatie met hoofdstructuur

• De AC-Gz is belast met de operationele leiding over de geneeskundige hulpverlening onder

verantwoordelijkheid van het daartoe bevoegde gezag en binnen de door dat gezag gestelde

grenzen. De AC-Gz is bevoegd de nodige opdrachten te geven aan organisaties en diensten van

verschillende disciplines voor het (doen) uitvoeren van de geneeskundige hulpverlening.

• De AC-Gz draagt zorg voor het leveren van personele, facilitaire en informatievoorzieningen aan

ketenprocessen binnen de regionale crisisorganisatie (bijvoorbeeld crisiscommunicatie,

grootschalige evacuatie, informatie- en resourcemanagement).

• De AC-Gz adviseert de Directeur publieke gezondheid in diens wettelijke adviestaak (bestuurlijke

advisering) op het terrein van de acute en publieke gezondheidszorg.

• Binnen de context van de hoofdstructuur neemt de AC-Gz deel aan besluitvormingsprocessen

binnen het ROT en stemt af met de operationeel leider over de te behalen operationele prestaties

op het terrein van de geneeskundige hulpverlening en publieke gezondheidszorg. Bij fysieke

scheiding tussen stafsectie en regionaal operationeel stemt de AC-Gz binnen het ROT zijn

werkzaamheden af met zijn waarnemer binnen de stafsectie.

6.2 Taakorganisatie acute gezondheidszorg

Functie taakorganisatie acute gezondheidszorg

Het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht op het in de juiste vorm

aan de juiste afnemers leveren van bepaalde diensten en producten op het terrein van de

geneeskundige hulpverlening, de daarmee samenhangende registratie, en het continueren van die

activiteiten over een bepaalde periode.

Vorm taakorganisatie acute gezondheidszorg

De feitelijke bemensing van de in de opsomming weergegeven functies hangt af van de te behalen

prestaties op het terrein van de acute zorg.

• Hoofd acute Gezondheidszorg.

• Medewerkers ten behoeve van het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten op

het terrein van:

16 zie voetnoot 15.

30

o Geneeskundige hulpverlening17.

o Grootschalige geneeskundige bijstand.

o Gewondenspreiding.

o Advisering (bijvoorbeeld de GAGS).

o Registratie/Verslaglegging.

• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de omstandigheden

van belang is.

Uitvoering taakorganisatie acute zorg

Ambulance Amsterdam, aangevuld door het Rode Kruis, is de uitvoerder van de taakorganisatie acute

gezondheidszorg. Advisering vindt plaats vanuit de taakorganisatie publieke gezondheidszorg (GGD).

Relatie met hoofdstructuur

De opschaling naar de taakorganisatie hangt samen met de opschaling naar de stafsectie

Geneeskundige zorg, en het hoofd van de taakorganisatie neemt deel aan de

besluitvormingsprocessen binnen de stafsectie en adviseert de AC-Gz over de te behalen prestaties

op het terrein van de ambulancezorg ten behoeve van diens rol binnen het ROT.

6.3 Taakorganisatie publieke gezondheidszorg

Functie taakorganisatie publieke gezondheidszorg

Het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht op het in de juiste

vorm aan de juiste afnemers leveren van bepaalde diensten en producten op het terrein van de

publieke gezondheidszorg, de daarmee samenhangende registratie, en het continueren van die

activiteiten over een bepaalde periode.

Vorm taakorganisatie publieke gezondheidszorg

De feitelijke bemensing van de in de opsomming weergegeven functies hangt af van de te behalen

prestaties op het terrein van de publieke gezondheidszorg.

• Hoofd publieke gezondheidszorg.

• Medewerkers ten behoeve van het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten op

het terrein van:

o Infectieziektebestrijding18.

o Medische milieukunde.

o Gezondheidsonderzoek bij rampen en crises.

o Psychosociale hulpverlening.

• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de omstandigheden

van belang is.

Uitvoering taakorganisatie publieke gezondheidszorg

GGD Zaanstreek-Waterland is de uitvoerder van de taakorganisatie publieke gezondheidszorg. Dit is

vastgelegd in het Crisisplan Publieke Gezondheid van de GGD.

Relatie met hoofdstructuur

De opschaling naar de taakorganisatie hangt samen met de opschaling naar de stafsectie

Geneeskundige zorg, en het hoofd van de taakorganisatie neemt deel aan de

17 Als element van de acute zorgketen en waaraan de direct betrokken partijen (reguliere) resources ter beschikking stellen. Het gaat hier over de geneeskundige hulpverlening ‘in het veld’; tot aan de overname daarvan binnen de daartoe ingerichte (reguliere) diensten en organisaties, conform rampenopvangplannen (ROP). 18 Binnen de stafsectie kan – naast de taakorganisaties acute en publieke gezondheidszorg – opschaling plaatsvinden naar de taakorganisatie infectieziektebestrijding onder leiding van het Hoofd infectieziektebestrijding.

31

besluitvormingsprocessen binnen de stafsectie en adviseert de AC-Gz over de te behalen prestaties

op het terrein van de publieke gezondheidszorg, ten behoeve van diens rol binnen het ROT.

6.4 Taakorganisatie informatie

Functie taakorganisatie informatie

Het – in nauwe afstemming met de in artikel 33 lid 1 van de Wet veiligheidsregio’s beschreven

organisaties – plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht op het in de

juiste tijd, op de juiste plaats en in de juiste vorm leveren van bepaalde informatievoorzieningen aan

de juiste afnemers, de daarmee samenhangende registratie, en het continueren van die activiteiten

over een bepaalde periode.

Vorm taakorganisatie informatie

De feitelijke bemensing van de in de opsomming weergegeven functies hangt af van de te behalen

prestaties op het terrein van informatiemanagement.

• Hoofd informatie Geneeskundige zorg.

• Medewerkers ten behoeve van het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten op

het terrein van:

o Intake informatiemanagement19, ten behoeve van:

- taakorganisatie acute gezondheidszorg.

- taakorganisatie publieke gezondheidszorg.

- crisisteam(s) ‘artikel 33-organisaties’.

- Verwanteninformatie.

- taakorganisatie ondersteuning.

o Registratie/Verslaglegging.

• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de omstandigheden

van belang is.

Uitvoering taakorganisatie informatie

GHOR en de zorginstellingen zijn uitvoerder van de taakorganisatie informatie.

Relatie met hoofdstructuur

• Binnen de structuur van de stafsectie is altijd sprake van de taakorganisatie informatie en het

hoofd daarvan neemt deel aan de besluitvormingsprocessen binnen de stafsectie en adviseert de

AC-Gz ten behoeve van diens rol binnen het ROT.

• De taakorganisatie informatie is element van het netwerk voor informatiemanagement binnen de

regionale crisisorganisatie. De Hin-Gz draagt – mede op basis van de verslaglegging binnen de

stafsectie en taakorganisaties – zorg voor het zogenoemde ‘eigen beeld’ dat tijdig en in de juiste

vorm ter beschikking wordt gesteld aan degene die binnen de hoofdstructuur van de regionale

crisisorganisatie verantwoordelijk is voor het bijhouden van het zogenoemde ‘totaalbeeld’.

19 Aannemen van verzoeken voor het verwerven, verwerken en veredelen van informatie en het tijdig in de juiste vorm verstrekken daarvan aan relevante afnemers.

32

6.5 Taakorganisatie ondersteuning

Functie taakorganisatie ondersteuning

Het – in nauwe afstemming met de in artikel 33 lid 1 van de Wet veiligheidsregio’s beschreven

organisaties – plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht op het in de

juiste tijd, op de juiste plaats en in de juiste vorm leveren van bepaalde personele en facilitaire

voorzieningen aan de juiste afnemers, de daarmee samenhangende registratie, en het continueren

van die activiteiten over een bepaalde periode.

Vorm taakorganisatie ondersteuning

De feitelijke bemensing van de in de opsomming weergegeven functies hangt af van de te behalen

prestaties op het terrein van resourcemanagement. • Hoofd ondersteuning Geneeskundige zorg.

• Medewerkers ten behoeve van het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten op

het terrein van:

o Intake resourcemanagement, ten behoeve van:

- taakorganisatie acute gezondheidszorg.

- taakorganisatie publieke gezondheidszorg.

- crisisteam(s) ‘artikel 33-organisaties’.

- Verwanteninformatie.

- taakorganisatie informatie.

o Coördinatie (preparatie) nafase20.

o Registratie/Verslaglegging.

• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de omstandigheden

van belang is.

Uitvoering

GHOR en de zorginstellingen zijn uitvoerder van de taakorganisatie informatie.

Relatie met hoofdstructuur

Binnen de structuur van de stafsectie is altijd sprake van de taakorganisatie ondersteuning en het

hoofd daarvan neemt deel aan de besluitvormingsprocessen binnen de stafsectie en adviseert de AC-

Gz ten behoeve van diens rol binnen het ROT.

20 Denk daarbij o.a. aan (het voorbereiden van) de nazorg van personeel, evalueren en verantwoorden en verbetermanagement.

33

7. Politiezorg

Sinds het referentiekader uit 2009 is er binnen de regionale politiekorpsen hard gewerkt aan het

verder verbeteren van het grootschalig en bijzonder politieoptreden op basis van ervaringen uit het

veld. Een belangrijke ontwikkeling in dat perspectief is de vorming van de Nationale Politie. Sinds 1

januari 2013 is niet langer sprake van 25 regionale politiekorpsen en een Korps landelijke

politiediensten, maar van één Nationale Politie, bestaande uit tien regionale eenheden, een landelijke

eenheid en het Politiedienstencentrum. Binnen de regionale eenheden is sprake van districten en

basisteams. Een eenheid of district is territoriaal congruent aan een veiligheidsregio. De leiding en het

beheer over de nationale politie berust bij de korpschef onder verantwoordelijkheid van de minister

van Justitie & Veiligheid. De kerntaak van de politie is het handhaven van de rechtsorde en verlenen

van hulp aan hen die deze behoeven. De politie voert haar taken uit in ondergeschiktheid aan het

gezag van de:

• Burgemeester of voorzitter veiligheidsregio, voor wat betreft het handhaven van de openbare orde

en hulpverlening.

• Officier van justitie, voor wat betreft de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde.

Binnen elke eenheid kan de politiechef, op basis van proportionaliteit en subsidiariteit, een staf

Grootschalig en Bijzonder Politieoptreden (sGBO) inrichten. De regionale eenheden schalen met

enige regelmaat monodisciplinair op, dus zonder onderdeel te worden van de regionale

crisisorganisatie. Op nationaal niveau kan de korpschef op basis van die beginselen een Nationale

Staf Grootschalig en Bijzonder politieoptreden (NSGBO) inrichten binnen de context van de nationale

crisisbesluitvormingsstructuur.

In de multidisciplinaire context heeft de politie een sectie Politiezorg in het ROT. Dit staat los van de

monodisciplinaire opschaling in een sGBO. In het geval van multidisciplinaire opschaling waarbij veel

of complexe politieprocessen aan de orde zijn schaalt de politie monodisciplinair op naar sGBO in de

multidisciplinaire context. In die gevallen is de sectie Politiezorg de intermediair tussen ROT en

sGBO.

• Een sGBO voert haar taken uit onder het gezag van de burgemeester en/of officier van justitie.

Afstemming met het gezag vindt bij monodisciplinair optreden in beginsel plaats door de

Algemeen Commandant (AC) sGBO. Waar vereist kan de lokale driehoek ook bestaan uit de

burgemeester – (hoofd)officier van justitie – hoofd van het territoriaal onderdeel dat congruent is

aan de grenzen van de gemeente c.q. veiligheidsregio. De AC-sGBO geeft in dat geval uitvoering

aan de bevelen van deze driehoek.

• De sectie Politiezorg in het ROT voert haar taken uit onder het gezag van de direct betrokken

burgemeester(s) óf voorzitter veiligheidsregio en de (hoofd)officier van justitie, al dan niet binnen

de constructie van een (regionaal) beleidsteam. Afstemming met het decentraal gezag vindt bij

multidisciplinair optreden plaats door de ROL, die de algemene operationele leiding heeft over de

bij de ramp/crisis betrokken operationele disciplines. De AC Politiezorg geeft – als lid van het

ROT en hoofd van de sectie Politiezorg – uitvoering aan de bevelen van de ROL.

De hierna beschreven referenties hebben betrekking op die van de sGBO binnen de structuur van de

regionale crisisorganisatie. Een belangrijk uitgangspunt hierbij is de wens van de Nationale Politie om

het aantal (hoofden van) taakorganisaties binnen de stafsectie en sGBO-structuur op een realistisch

niveau te brengen, mede gelet op een verantwoorde span of control van de AC-en. De beschreven

referenties gelden voor de gehele Nationale Politie. Daarvan is het voordeel dat de benodigde

competenties ook overal dezelfde zijn, waardoor landelijke uitwisseling van rollen met het oog op

kennis- en expertise-uitwisseling eenvoudig kan plaatsvinden.

34

7.1 staf Grootschalig en Bijzonder Optreden

Functie sGBO

Operationele leiding onder verantwoordelijkheid van de burgemeester of voorzitter veiligheidsregio

en/of ‘driehoek’ binnen de door dit gezag gestelde grenzen en die is gericht op het plannen, uitvoeren,

monitoren en bijstellen van het tijdig, op de juiste plaats en in de juiste vorm aan de juiste afnemers

leveren van de juiste producten/diensten op het terrein van de grootschalige Politiezorg in het

algemeen. Deze functie kan worden uitgevoerd binnen of buiten de organisatorische context van de

hoofdstructuur.

Vorm sGBO

• Algemeen commandant Politiezorg (AC-P).

• Hoofd Informatie Politiezorg (Hin-P).

• Hoofd Ondersteuning Politiezorg (Hon-P).

• Adviseur Crisisbeheersing.

• (optioneel) Waarnemer / Evaluator.

• En afhankelijk van de te behalen operationele prestaties op het terrein van de Politiezorg:

o Hoofd Ordehandhaving.

o Hoofd Mobiliteit. |

o Hoofd Bewaken & Beveiligen. |

o Hoofd Opsporing. |

o Hoofd Opsporingsexpertise. | Deze ‘knoppen’ worden actief

o Hoofd Handhaven Netwerken. | afhankelijk van het specialisme

o Hoofd Bestuurlijke Ondersteuning. | en de span of control.

o Hoofd Communicatie. |

o Hoofd Interventie. |

Relatie met hoofdstructuur

• De AC-P draagt zorg voor het leveren van personele, facilitaire en informatievoorzieningen aan

ketenprocessen binnen de regionale crisisorganisatie (bijvoorbeeld grootschalige evacuatie,

informatie- en resourcemanagement).

• Binnen de context van de hoofdstructuur neemt de AC-P (ROT) deel aan

besluitvormingsprocessen binnen het ROT en adviseert de operationeel leider in over de te

behalen operationele prestaties op het terrein van de Politiezorg. Indien er sprake is van politiële

opschaling naar een sGBO doet hij dat in samenspraak met de AC-sGBO.

• De AC-P (ROT) adviseert het hoofd van het territoriale onderdeel bij diens wettelijke adviesfunctie

binnen de ‘driehoek’.

• Door de fysieke scheiding tussen de sGBO en ROT delegeert de AC-sGBO zijn taken binnen de

hoofdstructuur aan een AC-P.

7.2 Taakorganisatie mobiliteit

Functie taakorganisatie mobiliteit

Het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht op het in de juiste vorm

aan de juiste afnemers leveren van de juiste diensten en producten op het terrein van het handhaven

van mobiliteit, de daarmee samenhangende verslaglegging, en het continueren van die activiteiten

over een bepaalde periode.

Vorm taakorganisatie mobiliteit

De feitelijke bemensing van de in de opsomming weergegeven functies hangt af van de te behalen

prestaties op het terrein van mobiliteit.

35

• Hoofd ordehandhaving óf Hoofd mobiliteit21.

• Medewerkers ten behoeve van het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten op

het terrein van:

o Verkeersgeleiding.

o Verkeerstoezicht.

o Verkeershandhaving.

o Advisering.

o Verslaglegging.

• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de omstandigheden

van belang is.

Relatie met hoofdstructuur

De opschaling naar de taakorganisatie hangt in enkele gevallen samen met de opschaling naar de

sectie Politiezorg. Als dat het geval is adviseert het hoofd van de taakorganisatie de AC-P (ROT) over

de te behalen prestaties op het terrein van mobiliteit ten behoeve van diens rol binnen het ROT.

7.3 Taakorganisatie ordehandhaving

Functie taakorganisatie ordehandhaving

Het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht op het in de juiste vorm

aan de juiste afnemers leveren van de juiste diensten en producten op het terrein van

ordehandhaving22, de daarmee samenhangende verslaglegging, en het continueren van die

activiteiten over een bepaalde periode.

Vorm taakorganisatie ordehandhaving

De feitelijke bemensing van de in de opsomming weergegeven functies hangt af van de te behalen

prestaties op het terrein van ordehandhaving. • Hoofd ordehandhaving.

• Medewerkers ten behoeve van het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten op

het terrein van:

o Crowdcontrol.

o Riotcontrol (relbestrijding).

o Handhaven netwerken (indien geen Hoofd handhaven netwerken is aangewezen).

o Recherchemaatregelen (indien geen Hoofd opsporing is aangewezen).

o Advisering (o.a. op het terrein van crowdmanagement).

o Verslaglegging.

• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de omstandigheden

van belang is.

Relatie met hoofdstructuur

De opschaling naar de taakorganisatie hangt in enkele gevallen samen met de opschaling naar de

sectie Politiezorg. Als dat het geval is adviseert het hoofd van de taakorganisatie de AC-P (ROT) over

de te behalen prestaties op het terrein van mobiliteit ten behoeve van diens rol binnen het ROT.

21 Zie opmerking Vorm sGBO. 22 Hier public order management: het realiseren van de gewenste openbare orde, handhaven van de bestaande orde en relbestrijding.

36

7.4 Taakorganisatie bewaken & beveiligen

Functie taakorganisatie bewaken & beveiligen

Het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht op het in de juiste vorm

aan de juiste afnemers leveren van de juiste diensten en producten op het terrein van Bewaken &

Beveiligen, de daarmee samenhangende verslaglegging, en het continueren van die activiteiten over

een bepaalde periode.

Vorm taakorganisatie bewaken & beveiligen

De feitelijke bemensing van de in de opsomming weergegeven functies hangt af van de te behalen

prestaties op het terrein van bewaken & beveiligen. • Hoofd Ordehandhaving óf Hoofd bewaken & beveiligen.

• Medewerkers ten behoeve van het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten op

het terrein van:

o bewaken & beveiligen van personen.

o bewaken & beveiligen van objecten.

o bewaken & beveiligen van diensten.

o Advisering.

o Verslaglegging.

• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de omstandigheden

van belang is.

Relatie met hoofdstructuur

De opschaling naar de taakorganisatie hangt in enkele gevallen samen met de opschaling naar de

sectie Politiezorg. Als dat het geval is adviseert het hoofd van de taakorganisatie de AC-P (ROT) over

de te behalen prestaties op het terrein van mobiliteit ten behoeve van diens rol binnen het ROT.

7.5 Taakorganisatie opsporing

Functie taakorganisatie opsporing

Het op operationeel niveau plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht

op het in de juiste vorm aan de juiste afnemers leveren van de juiste diensten en producten op het

terrein van tactische, technische en forensische opsporing of andere bijzondere

recherchetoepassingen, de daarmee samenhangende verslaglegging, en het continueren van die

activiteiten over een bepaalde periode.

Vorm taakorganisatie opsporing

De feitelijke bemensing van de in de opsomming weergegeven functies hangt af van de te behalen

prestaties op het terrein van (speciale) interventies.

• Hoofd opsporing.

• Medewerkers ten behoeve van het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten op

het terrein van:

o (Grootschalige) opsporing.

o Opsporingsexpertise.

o Recherchemaatregelen.

o Advisering.

o Verslaglegging.

• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de omstandigheden

van belang is.

37

Relatie met hoofdstructuur

De opschaling naar de taakorganisatie hangt in enkele gevallen samen met de opschaling naar de

sectie Politiezorg. Als dat het geval is adviseert het hoofd van de taakorganisatie de AC-P (ROT) over

de te behalen prestaties op het terrein van mobiliteit ten behoeve van diens rol binnen het ROT.

7.6 Taakorganisatie interventie

Functie taakorganisatie interventie

Het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht op het in de juiste vorm

aan de juiste afnemers leveren van de juiste diensten en producten op het terrein van (speciale)

interventies, de daarmee samenhangende verslaglegging, en het continueren van die activiteiten over

een bepaalde periode.

Vorm taakorganisatie interventie

De feitelijke bemensing van de in de opsomming weergegeven functies hangt af van de te behalen

prestaties op het terrein van (speciale) interventies.

• Hoofd interventie23.

• Medewerkers ten behoeve van het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten op

het terrein van:

o Aanhouding en ondersteuning.

o Expertise & operationele ondersteuning (waaronder langeafstandsprecisievuur).

o Advisering.

o Verslaglegging.

• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de omstandigheden

van belang is.

Relatie met hoofdstructuur

De opschaling naar de taakorganisatie hangt in enkele gevallen samen met de opschaling naar de

sectie Politiezorg. Als dat het geval is adviseert het hoofd van de taakorganisatie de AC-P (ROT) over

de te behalen prestaties op het terrein van mobiliteit ten behoeve van diens rol binnen het ROT.

7.7 Taakorganisatie informatie

Functie taakorganisatie informatie

Het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht op het tijdig, op de

juiste plaats en in de juiste vorm leveren van de juiste informatievoorzieningen aan de juiste

afnemers, de daarmee samenhangende verslaglegging, en het continueren van die activiteiten over

een bepaalde periode.

Vorm taakorganisatie informatie

De feitelijke bemensing van de in de opsomming weergegeven functies hangt af van de te behalen

prestaties op het terrein van informatiemanagement. • Hoofd informatie.

23 Conform artikel 9 lid 3 van de Regeling Dienst Speciale Interventies (DSI): de chef van aanhoudings- en ondersteuningseenheid tot het moment dat sprake is van de inzet van de Dienst Speciale Interventies op basis van een operationeel plan van inzet (OPVI) dat is goedgekeurd door de minister van veiligheid en justitie of in diens naam, de voorzitter van het college van procureurs-generaal. Bij een inzet op basis van een OPVI is sprake van commandovoering door het Hoofd DSI. De DSI is geen taakorganisatie binnen de structuur van de SGBO c.q. actiecentrum politie. Het Hoofd DSI en de AC stemmen - binnen de kaders van het daartoe bevoegde gezag - af over het voorkomen c.q. beheersen van ongewenste effecten van de inzet van de DSI voor de openbare orde en veiligheid.

38

• Medewerkers ten behoeve van het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten op

het terrein van:

o Intake informatiemanagement ten behoeve van de:

- taakorganisatie mobiliteit.

- taakorganisatie ordehandhaving.

- taakorganisatie bewaken & beveiligen.

- taakorganisatie opsporing.

- taakorganisatie interventie.

- taakorganisatie ondersteuning.

- verwanteninformatie.

o Verslaglegging.

• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de omstandigheden

van belang is.

Relatie met hoofdstructuur

• De opschaling naar de taakorganisatie hangt in enkele gevallen samen met de opschaling naar

de sectie Politiezorg. Als dat het geval is adviseert het hoofd van de taakorganisatie de AC-P

(ROT) over de te behalen prestaties op het terrein van mobiliteit ten behoeve van diens rol binnen

het ROT.

• De taakorganisatie informatie is element van het informatienetwerk binnen de regionale

crisisorganisatie en draagt – mede op basis van de verslaglegging binnen de stafsectie en

taakorganisaties – zorg voor het zogenoemde ‘eigen beeld’ dat tijdig en in de juiste vorm ter

beschikking wordt gesteld aan degene die binnen de hoofdstructuur van de regionale

crisisorganisatie verantwoordelijk is voor het bijhouden van het zogenoemde ‘totaalbeeld’.

7.8 Taakorganisatie ondersteuning

Functie taakorganisatie ondersteuning

Het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht op het tijdig, op de

juiste plaats en in de juiste vorm leveren van de juiste personele en facilitaire voorzieningen aan de

juiste afnemers, de daarmee samenhangende registratie, en het continueren van die activiteiten over

een bepaalde periode.

Vorm taakorganisatie ondersteuning

De feitelijke bemensing van de in de opsomming weergegeven functies hangt af van de te behalen

prestaties op het terrein van resourcemanagement.

• Hoofd ondersteuning.

• Medewerkers ten behoeve van het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten op

het terrein van:

o Intake resourcemanagement, ten behoeve van:

- taakorganisatie mobiliteit.

- taakorganisatie ordehandhaving.

- taakorganisatie bewaken & beveiligen.

- taakorganisatie opsporing.

- taakorganisatie interventie.

- taakorganisatie informatie.

- verwanteninformatie.

o Coördinatie (preparatie) nafase24

o Registratie/Verslaglegging. 24 Denk daarbij o.a. aan (het voorbereiden van) de nazorg van personeel, evalueren en verantwoorden en verbetermanagement.

39

• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de omstandigheden

van belang is.

Relatie met hoofdstructuur

• De opschaling naar de taakorganisatie hangt in enkele gevallen samen met de opschaling naar

de sectie Politiezorg. Als dat het geval is adviseert het hoofd van de taakorganisatie de AC-P

(ROT) over de te behalen prestaties op het terrein van mobiliteit ten behoeve van diens rol binnen

het ROT.

40

8. Samenwerking met crisispartners

In elke crisis moet de crisisorganisatie haar activiteiten afstemmen op de activiteiten van tal van

andere overheden en externe partners. Met welke partijen moet worden samengewerkt, hangt samen

met de aard en omvang van het incident. Naast het regionale samenwerkingsverband van de

veiligheidsregio zijn er private en publieke partijen die door hun expertise en capaciteiten een

(ondersteunende) taak of een (mede)verantwoordelijkheid hebben in de voorbereiding op en de

daadwerkelijke bestrijding van rampen en crises. We duiden deze partijen aan als crisispartners. Dit

hoofdstuk beschrijft hoe VrZW met de crisispartners samenwerkt.

Bestuurlijke netwerk

De bestuurlijke netwerkkaarten beschrijven de bestuurlijke verantwoordelijkheden en verplichtingen in

crisisbeheersing op terreinen variërend van vreemdelingen tot de bestrijding van

bodemverontreiniging en van rampenbestrijding tot dierziektebestrijding. Ze zijn bedoeld als handvat

en oriëntatiepunt waarmee verantwoordelijke bestuurders en beleidsteams tijdens een (dreigende)

crisissituatie hun eigen besluitvorming en aanpak kunnen vormgeven. Naast de netwerkkaarten zijn

ook de bevoegdhedenschema’s beschikbaar. In deze schema’s zijn de relevante

(nood)bevoegdheden en verplichtingen te vinden met verwijzingen naar de internationale en nationale

wet- en regelgeving. Deze schema’s zijn de juridische basis van de bestuurlijke netwerkkaarten. De

bestuurlijke netwerkkaarten en bevoegdhedenschema’s zijn te vinden op de website van het Instituut

Fysieke Veiligheid (IFV).

Openbaar Ministerie

Het Arrondissementsparket Noord-Holland van het Openbaar Ministerie (OM) omvat het

verzorgingsgebied van de Veiligheidsregio's Noord-Holland Noord, Kennemerland en Zaanstreek-

Waterland. Het OM draagt ook tijdens een ramp of crisis zorg voor de strafrechtelijke handhaving van

de rechtsorde. De burgemeester en de (hoofd)officier van justitie (h)ovj delen het gezag over de

politie. Indien de politie in een gemeente optreedt ter handhaving van de openbare orde en ter

uitvoering van de hulpverleningstaak, staat zij onder gezag van de burgemeester. Indien de politie

optreedt ter strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, dan wel taken verricht ten dienste van de

justitie, staat zij onder gezag van de (h)ovj. Om deze reden heeft de Wvr hovj aangemerkt als lid van

het RBT. Daarnaast maakt voor VrZW een officier van justitie standaard deel uit van het GBT.

Defensie

Defensie is naast politie, brandweer, geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio en

gemeenten een structurele veiligheidspartner binnen de Strategie Nationale Veiligheid. Defensie kan

in geval van een (dreigende) ramp of crisis op verzoek van civiele autoriteiten militaire bijstand of

militaire steunverlening bieden (zie daarvoor ook de ‘Catalogus Nationale operaties’ op de website

van Defensie). Binnen Defensie is een geografische verdeling gemaakt waarbij de Regionaal Militair

Commandant (RMC) belast is met de coördinatie van militaire bijstand en militaire steunverlening in

het kader van het openbaar belang in het toegewezen gebied. De RMC is het militaire aanspreekpunt

voor bestuurlijke autoriteiten en operationele directies binnen de veiligheidsregio’s en is tevens

rijksheer van Defensie op grond van noodwetgeving, hij wordt ondersteund door een Regionaal

Militair Beleids Adviseur (RMBA). Elke veiligheidsregio beschikt over een Regionaal Militair

Operationeel Adviseurs (RMOA) als liaison op operationeel niveau. Liaisons van Defensie maken

desgevraagd deel uit van de operationele en bestuurlijke overlegstructuren van de veiligheidsregio’s.

Regionale afspraken zijn vastgelegd in het Samenwerkingsconvenant Veiligheidsregio Zaanstreek-

Waterland, Politie Eenheid Noord Holland en Defensie dat 20 juni 2014 is ondertekend. In 2019 wordt

het convenant herijkt.

41

Sector Vitale Infrastructuur

Ontwikkelingen als globalisering, klimaatverandering en informatisering zorgen ervoor dat onze

samenleving steeds complexer wordt. Hierdoor ontstaan nieuwe soorten risico’s waarmee we

rekening moeten houden. Zo spelen de zgn. vitale processen een steeds grotere rol in de

maatschappij. Uitval van vitale processen kunnen dan ook grote effecten hebben op de continuïteit en

veiligheid van onze samenleving. Om hier op voor te bereiden zijn in 2013 samenwerkingsafspraken

in convenanten tussen vitale partners en VrZW vastgelegd. VrZW heeft met de volgende vitale

partners convenanten afgesloten:

• PWN (en politie) over drinkwater.

• Liander, Tennet en Gasunie (en politie) over gas en elektriciteit.

• ProRail (en politie) over spoorwegincidenten.

• Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) en Rijkswaterstaat over keren en

beheren oppervlaktewater.

De samenwerking is verder voortgezet via het ‘Netwerk Vitale Veiligheid Noord-Holland’. Naast de

Veiligheidsregio’s in NW3 nemen circa 20 verschillende partners deel aan het netwerk. Onderwerpen

die in het netwerk behandeld worden zijn:

• gezamenlijke duiding van de risico’s.

• afspraken maken rond de uitwerking van maatregelen.

• gezamenlijke oefeningen, opleidingen en trainingen.

• afstemming over inhoud van risico- en crisiscommunicatie.

• afspraken maken en uitwerken rondom informatiedeling tijdens een crisis.

• bieden van een platform om ervaring en informatie uit te wisselen.

Water- en scheepvaartzorg

Waterbeheer en scheepvaartzorg is binnen de veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland de

verantwoordelijkheid van meerdere overheden en organisaties. Het Hoogheemraadschap Hollands

Noorderkwartier, Rijkswaterstaat, de provincie Noord-Holland, de Dienst Waterpolitie van de landelijke

eenheid van de Nationale Politie, de Kustwacht, Reddingsbrigades en het Centraal Nautisch Beheer

(CNB) Noordzeekanaal hebben kunnen hierbij een taak hebben.

De inrichting van de crisisbeheersingsorganisatie van waterbeheer en scheepvaartzorg staat

beschreven in het incidentbestrijdingsplan (IBP) IJsselmeergebied en het IBP Noordzeekanaal.

Extreem Geweld

De partners binnen VrZW bereiden zich (operationeel) voor op de reacties in situaties van Extreem

Geweld. Extreem Geweld is breder dan terrorisme. Extreem Geweld verwijst naar:

• Geweld met vuur- of steekwapens, handgranaten.

• Geweld met objecten (voertuigen, vaartuigen, vliegtuigen, drones).

• Geweld met explosieven (bomaanslag).

• Geweld met een gevaarlijke stof (CBRN/E).

• Een gijzeling of een geplande aanhouding.

Alleen de politie of de NCTV kunnen extreem geweld duiden. De verantwoordelijk bestuurder bepaalt

de duiding. In de aanpak van Extreem Geweld wordt zowel landelijk als regionaal de volgende

prioritering gehanteerd:

• het nemen van preventieve maatregelen en het redden van mensenlevens.

• het nemen van maatregelen om de gevolgen van een aanslag te minimaliseren.

• het informeren van het publiek en het vergroten van het publieksvertrouwen;

• het voorkomen van aanslagen.

• het opsporen, aanhouden en vervolgen van daders.

• het bijdragen aan een zo snel mogelijke terugkeer naar een genormaliseerde situatie.

42

Het RCP van VrZW is ook toepasbaar voor het alarmeren en opschalen bij een Extreem Geweld

incident. Afwijkende afspraken tussen crisispartners over de aanpak van Extreem Geweld incident zijn

vastgelegd in de Informatiekaart Extreem Geweld.

Alerteringssysteem Terrorismebestrijding

Sinds 2005 kennen we in Nederland de ATb-systematiek. Het ATb is een vorm van publiek-private

samenwerking tussen de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV),

inlichtingen- en veiligheidsdiensten, politie, het lokaal bevoegd gezag, relevante ministeries en 15

aangesloten bedrijfssectoren25. Het ATb biedt de overheid en bedrijven handelingsperspectief bij

situaties waar sprake is van een terroristische dreiging. Het hoofddoel is om de kans op een aanslag

bij vitale en kwetsbare bedrijven te verkleinen en de betreffende bedrijven veilig te laten functioneren,

ook onder een eventuele dreiging. Zowel bedrijven als de politie hebben (beveiligings-)maatregelen in

het kader van het ATb voorbereid die – na afstemming – kunnen worden ingezet bij een

dreigingssituatie (besluitvorming door lokaal bevoegd gezag en betreffende bedrijven).

Het ATb is in 2018 geactualiseerd en aangesloten op bestaande crisisstructuren. Op lokaal niveau

gaat het hierbij om de gezagsdriehoek en/of de multidisciplinaire crisisorganisatie. Op nationaal

niveau betreft dit de nationale crisisorganisatie. Met betrokken bedrijven vindt op lokaal/regionaal

niveau één-op-één- contact plaats om te informeren en maatregelen af te stemmen.

25 Deze sectoren zijn in financieel-economische zin van vitaal belang of zijn een aantrekkelijk doelwit lijken voor terroristen. Het

gaat om: zeehavens, olie, chemie, drinkwater, elektriciteit, telecom, gas, nucleair, financieel, spoor, stad- en streekvervoer, publieksevenementen, hotels, tunnels- en waterkeringen en luchthavens.

43

Bijlage I Geraadpleegde bronnen

• Wet en Besluit veiligheidsregio’s.

• Besluit en Regeling personeel veiligheidsregio’s.

• Wet Publieke Gezondheid.

• Instituut Fysieke Veiligheid (2014) GRIP-regeling 1 t/m 5 en GRIP Rijk.

• Instituut Fysieke Veiligheid (2014). Referentiekader netcentrische crisisbeheersing.

• Instituut Fysieke Veiligheid (2016). Referentiekader Regionaal Crisisplan.

• Instituut Fysieke Veiligheid (2017). GRIP en de flexibele toepassing ervan.

• Instituut Fysieke Veiligheid (2018). Bestuurlijke Netwerkkaarten Crisisbeheersing.

• Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (2018). Handreiking Alerteringssysteem

Terrorismebestrijding (ATb). Publiek-Private Samenwerking bij een terroristische dreigingssituatie

• Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (2016). Nationaal handboek

crisisbesluitvorming.

• Veiligheidsberaad, Commissie Bevolkingszorg op orde (2014). Bevolkingszorg op orde 2.0.

44

Bijlage II Afkortingen

Afkorting Omschrijving

AC-B,-Bz, -Gz, -Pz Algemeen Commandant Brandweerzorg, -Bevolkingszorg, -Geneeskundige

Zorg, -Politiezorg

AGS Adviseur Gevaarlijke Stoffen

ATb Alerteringssysteem Terrorismebestrijding

Bvr Besluit veiligheidsregio’s

CaCo Calamiteitencoördinator

CBRN(/E) Chemisch, Biologisch, Radioactief, Nucleair(/Explosief)

CET Crisis Expert Team

CoPI Commando Plaats Incident

DPG Directeur Publieke Gezondheid

DSI Dienst Speciale Interventies

GAGS Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen

GBT Gemeentelijk Beleidsteam

GGD Gemeenschappelijke gezondheidsdienst

GHOR Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio

Gim Geo-informatiemedewerker

GMK Gemeenschappelijke Meldkamer

GRIP Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdings Procedure

Hin Hoofd Informatie

Hon Hoofd Ondersteuning

(H)OvD-B, -Bz, -GZ, -P (Hoofd)Officier van Dienst-Brandweerzorg, -Bevolkingszorg,

-Geneeskundige Zorg, -Politiezorg

(H)Ovj (Hoofd)Officier van justitie

HToC Hoofd taakorganisatie Crisiscommunicatie

IBGS Incidentbestrijding gevaarlijke stoffen

ICO Informatiecoördinator

IM Informatiemanagement

LCMS Landelijk Crisis Management Systeem

LOCC Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum

MKA, MK NH Meldkamer Ambulancezorg, Meldkamer Noord-Holland

NW3 NoorWdest 3

RBT Regionaal Beleidsteam

RCC Regionaal Coördinatiecentrum

(r)RCP (referentiekader) Regionaal Crisisplan

RMBA Regionaal Militair Beleids Adviseur

RMC Regionaal Militair Commandant

RMOA Regionaal Militair Operationeel Adviseur

ROL Regionaal Operationeel Leider

ROT Regionaal Operationeel Team

sGBO staf Grootschalig en Bijzonder Optreden

SIS Slachtofferinformatiesystematiek

USAR Urban Search and Rescue

VvD Voorlichter van Dienst

WAS Waarschuwings- en Alarmeringsstelsel

Wvr Wet veiligheidsregio’s

45

Bijlage III Begrippenlijst

Begrip Omschrijving

Crisisorganisatie De organisatievorm waarbinnen de direct betrokken bestuurlijke en

operationele partijen – ten tijde van een (dreigende) ramp/crisis –

inhoud geven aan kennisgestuurde besluitvorming.

Vitale belangen van de

samenleving

Juridisch perspectief (staatsnoodrecht):

• Internationale rechtsorde

• Nationale rechtsorde (waaronder openbare orde)

• Openbare veiligheid

• Economische veiligheid.

Beleidsperspectief (o.a. ten behoeve van impactbeoordeling):

• Territoriale veiligheid

• Fysieke veiligheid

• Ecologische veiligheid

• Economische veiligheid

• Sociale en politieke stabiliteit.

Vitale sectoren • Energie

• Telecommunicatie/ICT

• Drinkwater

• Voedsel

• Gezondheid

• Financieel

• Keren en beheren oppervlaktewater

• Openbare orde en veiligheid

• Rechtsorde

• Openbaar bestuur

• Transport

• Chemische en nucleaire industrie.

Crisis (in juridische zin) De kwalificatie van een gebeurtenis als crisis staat – in juridische

zin – los van de feiten (‘ernstige’ gebeurtenis). Het is een

bestuurlijke kwalificatie met het oog op besluitvorming. Voor

overheidsgezag betekent dit het toepassen van

noodbevoegdheden. Die kwalificatie wordt begrensd door twee

beginselen:

• Proportionaliteit: er is sprake van een (dreigende) aantasting

van een of meer vitale belangen (c.q. sectoren) van de

samenleving.

• Subsidiariteit: reguliere bevoegdheden/structuren worden niet

afdoende geacht voor het voorkomen, beheersen of herstellen

van die (dreigende) aantasting.

Ramp (in juridische zin) De crisis die betrekking heeft op de (dreigende) aantasting van het

vitale belang openbare veiligheid en waarbij normale

bevoegdheden in verband met de gecoördineerde inzet van

diensten en organisaties van andere disciplines ontoereikend zijn.

Een ramp is in die zin altijd een crisis, maar een crisis is niet altijd

een ramp.

Bovenlokale ramp/crisis Bij een ramp/crisis – lees: (dreigende) aantasting van de openbare

orde en openbare veiligheid – van ‘meer dan plaatselijke betekenis’

kunnen maatregelen/voorzieningen, naar het oordeel van de

46

Begrip Omschrijving

voorzitter van de veiligheidsregio, niet langer op grond van een

afweging van de omstandigheden in elk van de betrokken

gemeenten genomen worden. Maatregelen en voorzieningen

moeten immers worden genomen op grond van een beoordeling

van de omstandigheden in het hele getroffen gebied, zonder acht

te slaan op de toevallige omstandigheid dat dit gebied wordt

doorsneden door gemeentegrenzen. Mocht de voorzitter van de

veiligheidsregio menen dat het bijeenroepen van een RBT niet

nodig is, terwijl de commissaris van de koning c.q. minister van

Justitie en Veiligheid wel van mening is dat die regionale

opschaling nodig is, dan kan daartoe een aanwijzing worden

gegeven aan de voorzitter.

Algemene keten Gezag/Bestuur op de beleidsterreinen openbare veiligheid en openbare

orde

Openbare orde en

veiligheid

• Openbare orde: integriteit van de (semi)publieke ruimte

overeenkomstig haar bestemming naar tijd en plaats.

• Openbare veiligheid: fysieke integriteit van personen en zaken

(waaronder levende have) en het milieu.

Functionele ketens Gezag/bestuur/beheer op beleidsterreinen zoals

infectieziektebestrijding, justitie, terrorisme, schaarste algemeen,

drinkwater en voedsel, energie, transport, financiën,

telecommunicatie en media, onderwijs en cultureel erfgoed.

Bestuurlijke leiding Bestuurlijke leiding kan plaatsvinden op lokaal, regionaal,

bovenregionaal, nationaal en internationaal niveau:

• De burgemeester heeft de bestuurlijke leiding binnen zijn

gemeente op de beleidsterreinen openbare orde en openbare

veiligheid.

• De voorzitter veiligheidsregio heeft de bestuurlijke leiding op de

beleidsterreinen openbare orde en openbare veiligheid zodra

hij/zij daartoe een RBT bijeenroept.

• Gezagsdragers binnen de functionele ketens hebben de

(gedeconcentreerde) bestuurlijke leiding op hun eigen

beleidsterreinen. Te denken valt aan de hoofdofficier van

justitie, voorzitter waterschap en zogenoemde rijksheren

• De algemene keten kan onder centraal gezag belast zijn met

de uitvoering, bijvoorbeeld bij de bestrijding van bepaalde

infectieziekten, onder het gezag van de minister van VWS.

• De commissaris van de koning c.q. minister kunnen algemene

of bijzondere aanwijzingen geven aan de burgemeester of

voorzitter veiligheidsregio. Die aanwijzingsbevoegdheden zijn

gebaseerd op proportionaliteit en subsidiariteit. Voor bepaalde

aanwijzingen gelden specifieke vormvereisten (Koninklijk

Besluit).

• Op basis van een daartoe geslagen Koninklijk Besluit kan de

minister de bestuurlijke leiding binnen de algemene keten

geheel of gedeeltelijk aan zich trekken of een andere autoriteit

daarmee belasten.

Bestuurlijke coördinatie Afstemming binnen of tussen de algemene en/of functionele

ketens, zonder daarbij te treden in elkaars functionele, juridische of

geografische bevoegdheden. Zowel het GBT als RBT kennen

elementen van bestuurlijke leiding (gezag op bepaald

beleidsterrein) en bestuurlijke coördinatie.

47

Begrip Omschrijving

Algemene operationele

leiding

Algemene operationele leiding doorbreekt normale verhoudingen

tussen de burgemeester c.q. voorzitter veiligheidsregio en

operationele diensten. Het is geen zelfstandige bevoegdheid: de

algemene operationele leiding door een daartoe aan te wijzen ROL

wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de direct

betrokken burgemeester(s) óf voorzitter veiligheidsregio en binnen

de door dat gezag gestelde grenzen. De burgemeester kan een

ROL aanwijzen, de voorzitter moet een ROL aanwijzen. In beginsel

is de ROL ‘ontkleurd’, maar kan ook ‘gekleurd’ zijn. Bijvoorbeeld bij

crises op het terrein van de volksgezondheid: een ROL uit de ‘witte

kolom’. Of bij crises op het terrein van de nationale rechtsorde

(waaronder openbare orde): een ROL van de politie.

Operationele leiding De hoogst leidinggevende binnen een operationele discipline: een

door het daartoe bevoegde gezag aan te wijzen AC. Operationele

leiding over een operationele dienst vindt bij opschaling naar een

ROT plaats onder de paraplu van de algemene operationele

leiding. Dat de betrokken AC-en van een operationele dienst

daarbij hun eigen verantwoordelijkheden hebben en houden doet

aan dat uitgangspunt niet af.

Operationele coördinatie Meerhoofdige operationele leiding waarbij de betrokken

operationeel leidinggevenden niet treden in elkaars functionele,

juridische en geografische bevoegdheden. Vormen van

operationele coördinatie zijn een operationeel team26, zoals de

OvD’s binnen een CoPI. De leider CoPI heeft (juridisch gezien) niet

de operationele leiding; hij/zij geeft leiding aan het beeld-, oordeel-

en besluitvormingsproces op de plaats van het incident en daarbij

benodigde ondersteuning.

Span of control Het aantal medewerkers waaraan leiding wordt gegeven. Dit is van

vele factoren afhankelijk, zoals de beschikbare resources, de aard

en omvang van werkzaamheden, de omvang en complexiteit van

het gebied en de mate van decentralisatie in leiding & coördinatie.

Als de situatie voortdurend en snel verandert zal een

leidinggevende minder elementen direct kunnen aansturen.

Uitgangspunt binnen het referentiekader is dat –voor wat betreft de

operationele leiding – het strategisch en tactisch niveau minimaal

drie en maximaal zeven medewerkers direct aansturen. Op

operationeel niveau kan sprake zijn van een hoger aantal

medewerkers.

Sectie Binnen het ROT vormen AC en een of enkele sectiemedewerkers

de sectie.

Stafsectie Binnen het ROT zijn de AC-enverantwoordelijk voor de processen

Bevolkingszorg, Brandweerzorg, Geneeskundige zorg en

Politiezorg. Hiervoor beschikken zij over een stafsectie die bestaat

uit de rollen hoofd Informatie (Hin), een hoofd Ondersteuning (Hon)

en afhankelijk van de te behalen operationele prestaties één of

meer hoofden van een taakorganisatie.

Taakorganisatie Een taakorganisatie bestaat uit een hoofd, teamleiders en

uitvoerenden van de deelprocessen.

Intelligence Het werkproces dat bestaat uit een reeks van drie processtappen:

26 Denk ook aan de sGBO+-structuur in dat verband. Operationeel leidinggevenden van andere diensten worden door de AC-P uitgenodigd om deel te nemen aan de vergadering binnen de sGBO.

48

Begrip Omschrijving

identificeren, analyseren en beoordelen van feiten en gegevens

over:

• gevaren/dreigingen (risico-intelligence)

• interventiecapaciteit (actie-intelligence)

• (latente) systeemfouten (verbeter-intelligence).

Intelligence is randvoorwaardelijk voor kennisgestuurd incident-c.q.

verbetermanagement tegen de achtergrond van het

zorgvuldigheidsbeginsel (zie ook §4 van het Bvr).

Gevaar/Dreiging Gevaar verwijst naar niet intentioneel handelen. Dreiging verwijst

naar intentioneel/boosaardig handelen.

Interventiecapaciteit Resources voor het in de juiste tijd, in de juiste omgeving en in de

juiste vorm voorkomen, beheersen of herstellen van een

(dreigende) aantasting van de veiligheid, en het continueren

daarvan over een bepaalde periode.

Resources (De combinatie van) mensen, middelen en methoden.

Systeemfout In de bedrijfsvoering besloten fouten die onder bepaalde condities

kunnen leiden tot actieve fouten c.q. ondermaatse prestaties. Te

denken valt aan middelen, Opleiden, Trainen, Oefenen (OTO),

strijdige belangen. Zie www.tripodsolutions.nl.

Incidentmanagement Het op basis van risico- en actie-intelligence kennisgestuurd beleid

bepalen, aanpak bepalen, werk verdelen en werk uitvoeren.

Verbetermanagement Het op basis van verbeter-intelligence kennisgestuurd het

verbeterbeleid bepalen, verbeteraanpak bepalen, verbeterwerk

verdelen en verbeterwerk uitvoeren.

Ketenproces Resources die door verschillende organisaties aan elkaar worden

geleverd met het doel om via een bestaande of daartoe in te

richten entiteit bepaalde(elementen van) bedrijfsprocessen uit te

voeren, gericht op het leveren van een bepaald product/dienst aan

een bepaalde klant.

Bedrijfsproces Reeks werkprocessen die bijdragen aan een bepaald

bedrijfsresultaat.

Werkproces Reeks processtappen die bijdragen aan het behalen van een

bepaald resultaat binnen een bepaald bedrijfsproces.

Processtap Reeks handelingen die bijdragen aan het behalen van een bepaald

resultaat binnen een bepaald werkproces.

Handeling Laagste procesniveau dat bijdraagt aan het behalen van een

bepaald resultaat binnen een bepaalde processtap.

Processtructuur Een schematische weergave van besturende, primaire, secundaire

en verbeterprocessen in hun onderlinge samenhang.

Organisatiestructuur • Organieke structuur:

o Een schematische weergave van organieke entiteiten binnen

een organisatie: organogram c.q. de ‘hark’.

• Functiestructuur:

o Plaats binnen (een bepaalde organiek onderdeel van) de

organisatie

o Functienaam

o Werkzaamheden (in casu procesrollen)

o Vereiste kennis voor die werkzaamheden.27

• Personele structuur:

27 Weggeman: kennis is het product van informatie x ervaring x vaardigheden x gedrag [I.EVA].

49

Begrip Omschrijving

o Vaste of flexibel samengestelde resourcepools

(persoon/groep) voor het bemensen van bepaalde

functies/teams binnen een of meerdere onderdelen van de

organisatie. Die resourcepools kunnen lokaal, regionaal of

(inter)nationaal zijn ingericht.

Organisatiecomponenten Over het algemeen kunnen de volgende componenten binnen een

organisatie worden onderscheiden (COPAFIJTH):

• Communicatievoorzieningen

• Organisatorische voorzieningen

• Personele voorzieningen

• Administratieve voorzieningen

• Facilitaire voorzieningen (materiaal/materieel)

• Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

• Juridische voorzieningen

• Technologische voorzieningen

• Huisvestingsvoorzieningen.

7.a Voorfinanciering investering

1 A19.01.7a Voorfinanciering investering_besluitformulier AB.pdf

Besluitformulier Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland

Datum vergadering: 15 februari 2019

Onderwerp: Voorfinanciering investering

Nummer: 19.01.7a

Naam Steller: J. Rozendal / J. Pranger

Afdeling: Bedrijfsvoering

Korte inhoud: Het gebouw Prins Bernardplein is in eigendom van de gemeente Zaanstad. In het gebouw is (onder meer) een oefencentrum met gashaarden gevestigd. Dit oefencentrum vervult een belangrijke rol bij het vakbekwaam worden én blijven van de medewerkers van VrZW, alsook voor derden. De exploitatie van het oefencentrum is voor rekening en risico van de gemeente Zaanstad. In het oefencentrum is een gasinstallatie geïnstalleerd waardoor het mogelijk is binnenbranden te simuleren. Al enige tijd wordt in overleg met de gemeente Zaanstad gewerkt aan de vervanging van deze installatie die inmiddels is afgeschreven (2016). Op basis van een businesscase neemt de gemeente Zaanstad in de komende periode een besluit over deze investering. De gasinstallatie vertoont storingen. Deze storingen zijn recent verergerd, waardoor de continuïteit van de dienstverlening in het gedrang is. Ook de accreditatie als toets- en examenlocatie voor eigen en andere partijen komt in het geding. Bovendien lopen het oefencentrum en VrZW een kans op imagoschade door de gebrekkige dienstverlening. De gemeente Zaanstad blijkt op dit moment geen investeringskrediet/investeringsruimte te hebben om deze investering op de benodigde korte termijn te realiseren. Omwille van het belang van de continuïteit van de dienstverlening en ook de veiligheid van de medewerkers wordt voorgesteld deze investering voor te financieren door VrZW. Dat betekent dat VrZW de investering doet, onder de voorwaarde en afspraak dat Zaanstad de kosten draagt voor afschrijving en kapitaal (deze afspraak is door de gemeente Zaanstad bevestigd). De kapitaallasten worden in het gesloten systeem van de exploitatie van het oefencentrum 1 op 1 afgerekend met de gemeente Zaanstad, uitgaande van een afschrijvingstermijn van tien jaren. Hiermee is mogelijk deze investering toch op korte termijn te realiseren.

Voorstel om te beslissen:

Het Algemeen Bestuur wordt gevraagd:

1. in te stemmen met het voorfinancieren van een investering van €100.000 in het oefencentrum Prins Bernardplein en verwerking van dit besluit in Burap I 2019.

Advies Veiligheidsdirectie: n.v.t.

Advies Dagelijks Bestuur: Akkoord met doorgeleiding naar het Algemeen Bestuur.

Personele gevolgen: Geen

Financiële gevolgen: De kosten van de investering worden 1 op 1 afgerekend met de gemeente Zaanstad. Er zijn geen financiële gevolgen voor de andere gemeenten.

Verhouding met ander beleid: • Burap I 2019

Besproken met: • Portefeuillehouder Financiën, dhr. Bijl

• Gemeente Zaanstad

Besluit:

Aldus besloten door het Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland in de vergadering van 15 februari 2019 namens deze, voorzitter, secretaris, J. Hamming H. Raasing