Bundel van de VrZW AB van 15 februari 2019 · Presentatie door F. van Herpen, kwartiermaker meldk...
Transcript of Bundel van de VrZW AB van 15 februari 2019 · Presentatie door F. van Herpen, kwartiermaker meldk...
Bundel van de VrZW AB van 15 februari 2019
Agenda bijlagen
AGENDA AB 15 februari 2019.pdf
1 Opening, vaststelling agenda en mededelingen1.a Termijn agenda
A19.01.1a Termijnagenda.pdf
1.b Mededelingen2.a Overzicht inkomende en uitgaande stukken
A19.01.2a Ingekomen en uitgaande stukken_overzicht.pdf
A19.01.2a Ingekomen en uitgaande stukken_brief aan vrzttrs VR periodiek beeld rbcb 2019.pdf
A19.01.2a Ingekomen en uitgaande stukken_Jaarplan en begroting IFV 2019 (definitief).pdf
A19.01.2a Ingekomen en uitgaande stukken_PvA periodiek beeld 2019 versie publiek.pdf
A19.01.2a Ingekomen en uitgaande stukken_Raadsinformatiebrief MK NH.pdf
A19.01.2a Ingekomen en uitgaande stukken_Reactiebrief bestuur IFV iz jaarplan IFV 2019.pdf
A19.01.2a Ingekomen en uitgaande stukken_Toetsingskader Multi Taakuitvoering Vr 2018.pdf
A19.01.2a Ingekomen en uitgaande stukken_VrZW Periodiek beeld rampenbestr en crisisbeh 2016-2018.pdf
2.b Terugkoppeling Dagelijks Bestuur 30 januari 2019 (mondeling)2.c Terugkoppeling Bestuurlijke Adviescommissies / Veiligheidsberaad
Veiligheidsberaad (14 december)3.a Conceptverslag Algemeen Bestuur 30 november 2018
A19.01.3a Concept verslag AB 30 november 2018.pdf
3.b Actiepuntenlijst AB 15 februari 2019A19.01.3b Actiepuntenlijst AB 15 februari 2019.pdf
4 Risicobeheersing4.a Regionaal risicoprofiel 2019-2020 (voorlopige vaststelling)
A19.01.4a Regionaal risicoprofiel 2019-2020_besluitformulier AB.pdf
A19.01.4a Regionaal Risicoprofiel vs AB 0.5.pdf
A19.01.4a Regionaal risicoprofiel_brief gemeenteraden.pdf
A19.01.4a Regionaal risicoprofiel_brief rijksheren.pdf
A19.01.4a Regionaal risicoprofiel_brief veiligheidsregios.pdf
4.b Impactanalyse waterongevallen en overstromingenDijkgraaf L. Kohsiek bespreekt aan de hand van een overstromingsscenario in de regio Zaanstreek-Waterland bestuurlijke dilemma’s en hoe wij ons daarop (kunnen) voorbereiden.
5 Brandweer5.a Procesbeschrijving planning evaluatie dekkingsplan
A19.01.5a Procesbeschrijving planning evaluatie dekkingsplan_besluitformulier AB.pdf
6 Multidisciplinaire samenwerking6.a Regionaal crisisplan 2019-2020
A19.01.6a Regionaal crisisplan 2019-2020_besluitformulier AB.pdf
A19.01.6a Regionaal crisisplan 2019-2020_concept.pdf
7 Financiën7.a Voorfinanciering investering
A19.01.7a Voorfinanciering investering_besluitformulier AB.pdf
8 Bestuurlijke aangelegenheden8.a Eerste ervaringen Meldkamer Kennemerland/Zaanstreek-Waterland
Presentatie door F. van Herpen, kwartiermaker meldkamer Noord-Holland. Kolom specifieke toelichting doorJ. van der Pijl (teamchef politie) en F. Kuntz (afdelingshoofd Incidentbestrijding brandweer). Aansluitend aande vergadering een bezoek aan de nieuwe meldkamer locatie
9 Communicatie besluitvorming Algemeen Bestuur / informatievoorziening gemeenteraden10 Rondvraag en sluiting
Agenda bijlagen
1 AGENDA AB 15 februari 2019.pdf
Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland (AB VrZW)
Agenda vergadering AB VrZW, nr. 1
Deelnemers: J. Hamming, D. Bijl, L. Sievers, A. Van der Stoel, J. van Beek, L. Kroon, R. Meerhof, P. Tange,
H. Raasing (secretaris), F. Strijthagen (directeur Publieke Gezondheid), L. van Duivenvoorde
(plv. coördinerend gemeentesecretaris), H. Fokkens (districtschef politie Zaanstreek-
Waterland), R. van Treeck (Provincie Noord-Holland) en R. Wiemerink (strategisch adviseur).
Afwezig: L. Kohsiek (dijkgraaf Hollands Noorderkwartier) en J. Pijning (Provincie Noord-Holland),
G. Blom (coördinerend gemeentesecretaris) en S. Preenen (plv. Hoofdofficier van Justitie)
Agendalid: N. Wamsteker (J&V) en T.P. Beaufort (RMC West).
Gasten: F. van Herpen (kwartiermaker meldkamer Noord-Holland), F. Kuntz (afdelingshoofd
Incidentbestrijding VrZW) en A. Bartels (Hoofd Ingenieursbureau HHNK).
Notulist: R. Wiemerink
Datum: 15 februari 2019
Tijd: 10.00 tot 11.30 uur
Locatie: LET OP! GEWIJZIGDE LOCATIE (i.v.m. werkbezoek aan meldkamer Noord-Holland)
Veiligheidsregio Kennemerland
Zijlweg 200, Haarlem
Ruimte 1.32
Parkeren bij de hoofdingang/receptie van de VRK
Nr. Onderwerp Inbreng Bijlage
1. Opening, vaststelling agenda en mededelingen
a. Termijnagenda
b. Mededelingen
H. Raasing
A19.01.1a
2. Ter kennisname
a. Ingekomen en uitgaande stukken (overzicht en bijlagen)
b. Terugkoppeling Dagelijks Bestuur 30 januari 2019 (mondeling)
c. Terugkoppeling Bestuurlijke Adviescommissies / Veiligheidsberaad
• Veiligheidsberaad (14 december)
H. Raasing
J. Hamming
J. Hamming
A19.01.2a
A19.01.2b
-
3. a. Conceptverslag Algemeen Bestuur 30 november 2018
b. Actiepuntenlijst AB 15 februari 2019
H. Raasing
H. Raasing
A19.01.3a
A19.01.3b
4. Risicobeheersing
a. Regionaal risicoprofiel 2019-2020 (voorlopige vaststelling)
b. Impactanalyse waterongevallen en overstromingen
A. Bartels, voorzitter van de stuurgroep ‘Watercrises’ (reguliere functie Hoofd
Ingenieursbureau HHNK) geeft een korte presentatie over de
overstromingsscenario’s in de regio Zaanstreek-Waterland.
P. Tange
P. Tange
A19.01.4a
-
5. Brandweer
a. Procesbeschrijving planning evaluatie dekkingsplan
J. van Beek
A19.01.5a
6. Multidisciplinaire samenwerking
a. Regionaal crisisplan 2019-2020
L. Sievers
A19.01.6a
7. Financiën
a. Voorfinanciering investering
D. Bijl
A19.01.7a
8. Bestuurlijke aangelegenheden
a. Eerste ervaringen Meldkamer Kennemerland/Zaanstreek-Waterland
Presentatie door F. van Herpen, kwartiermaker meldkamer Noord-Holland.
F. Kuntz, afdelingshoofd Incidentbestrijding brandweer, geeft een
kolomspecifieke toelichting.
Aansluitend aan de vergadering een bezoek aan de nieuwe
meldkamerlocatie.
J. Hamming
-
9. Communicatie besluitvorming Algemeen Bestuur / informatievoorziening
gemeenteraden
-
10. Rondvraag en sluiting
-
Na afloop van het bezoek aan de meldkamer wordt u een lunch aangeboden.
1.a Termijn agenda
1 A19.01.1a Termijnagenda.pdf
Versie 31 januari 2019
Termijnagenda DB en AB VrZW 2018
Onderwerp Pfh DB 20 maa
AB 5 apr
12 juni 28 juni
Maart/april 2019
Convenanten Meldkamer Noord-Holland
JH x
Akte van oprichting Brandweerschool (voorgenomen besluit)
JvB X
Jaarstukken 2018 (voorlopige vaststelling)
DB X
Begroting 2020 (voorlopige vaststelling)
DB X
Werkbezoek hulpverleningsposten Wormerland
PT ovb
Mei 2019
14 mei Start Meldkamer Noord-Holland
JH
24 mei Bestuursconferentie JH
Juni 2019
Jaarstukken 2018 (ter vaststelling)
DB X
Definitieve begroting 2020 (ter vaststelling)
DB X
Burap I DB X
Financiële verordening DB X
Onderzoek intensivering samenwerking VrZW – GGD ZaWa
LK X
Bestuurlijke dilemma’s overstromingen
PT X
Versie 31 januari 2019
Termijnagenda 2019
Onderwerp Pfh DB/AB
Analyse huidige praktijk advisering evenementenveiligheid
PT 2019
Brandweerschool (definitief besluit) JVB Q3 2019
Burap II 2019 DB Q4 2019
Jaarplan en begroting IFV 2020 JH Q4 2019
Evaluatie Regionaal dekkingsplan JvB 2019
Evaluatie instelling Meldkamer Noord-Holland
JH 2019
Handelingsperspectieven hoog water/overstromingen
PT 2019
2.a Overzicht inkomende en uitgaande stukken
1 A19.01.2a Ingekomen en uitgaande stukken_overzicht.pdf
A19.01.2a Overzicht ingekomen en uitgaande stukken Algemeen Bestuur VrZW |15 februari 2019
Join in Datum brief Betreft Afzender
23423 21-01-2019 Definitief Jaarplan en begroting IFV 2019 Instituut Fysieke Veiligheid
23363 08-01-2019 Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019 Ministerie van Justitie en Veiligheid
22976 19-10-2018 Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2016-2018 Ministerie van Justitie en Veiligheid
Join uit Datum brief Betreft Afzender
13954 29-01-2019 Raadsinformatiebrief MK NH Gemeente Landsmeer
1 A19.01.2a Ingekomen en uitgaande stukken_brief aan vrzttrs VR periodiek beeld rbcb 2019.pdf
Inspectie Justitie en VeiligheidMinisterie van Justitie en Veiligheid
> Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag
Inspectie Justitie en
Aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s Veiligheid
Turfmarkt 1472511 DP Den HaagPostbus 20301
i.a.a. 2500 EH Den Haag
de directeuren van de veiligheidsregios www.inspectie-Jenv.nl
ContactpersoonS.M.W. van Rossenberg
T 06 468 187 06s.m.w.van.rossenberg@i nspectievenj . n 1
Datum 7 januari 2019 Ons kenmerk
Onderwerp Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019 2447156
Kopie aanDe directeuren van deveilig heidsregios
Bij lagen2
Geachte heer/mevrouw,Bij beantwoording de datumen ons kenmerk vermelden.Wilt u slechts één zaak in uw
In de brief van 23 juli 2018 heeft de Inspectie u geïnformeerd over de werkwijze brief behandelen.
voor het Periodiek beeld rampenbestrijding en de crisisbeheersing 2019. In dezebrief informeer ik u nader over dit onderzoek. Voor alle informatie over hetonderzoek verwijs ik u naar het plan van aanpak in de bijlage of opwww.in snectie-jenv. ni.
Voor het opstellen van het Periodiek beeld voert de Inspectie vierdeelonderzoeken uit: vakbekwaamheid, kwaliteitszorg, samenwerking enoperationele prestaties. Voor de eerste drie deelonderzoeken vinden gesprekkenplaats in acht of negen veiligheidsregio’s. De gesprekken voor het onderzoekvakbekwaam held zijn reeds afgerond. De gesprekken voor de onderzoeken‘kwaliteitszorg’ en ‘samenwerking’ vinden plaats in het eerste kwartaal van 2019.
Het deelonderzoek ‘operationele prestaties’ vindt plaats in alle veiligheidsregio’s,op basis van de door de veiligheidsregio’s zelf aangeleverde overzichten / rodedradenanalyse van de operationele prestaties. In september 2018 zijn dezeoverzichten over de jaren 2016 en 2017 door bijna alle veiligheidsregio’saangeleverd. In het afgelopen najaarsgesprek met de lialson van deveiligheidsregio en de regio-inspecteur van de Inspectie gaf de Inspectie eenterugkoppeling over de navolgbaarheid en volledigheid van de aangeleverdeoverzichten.
Graag herinnert de Inspectie u aan het aanleveren van het overzicht / de rodedradenanalyse van de operationele prestaties met de resultaten en deverbeterpunten van 2018. De Inspectie ontvangt dit overzicht graag uiterlijk 1maart 2019. Mocht het niet mogelijk zijn de prestaties van geheel 2018 aan televeren, dan kunt de gegevens aanleveren van de maanden die wel beschikbaarzijn. De Inspectie vraagt u het overzicht, net als het vorige, op te stellen aan dehand van de vijf punten onder ‘Uitvoering’ (par. 3.3 en 4.3) van hetToetsingskader 4.0.
Pagina 1 van 2
Het betreft:Inspectie Justitie en
A. Melding en alarmering Veiligheid
B. Leiding en coördinatieC. Informatiemanagement DatumD. Crisiscommunicatie 7januari 2019
E. Nafase Ons kenmerk2447156
Tevens vraagt de Inspectie de aan uw Ilaison teruggekoppelde aandachtspuntenover de navolgbaarheid en volledigheid van het overzicht te betrekken in hetoverzicht over 2016, 2017 en 2018.
Op basis van de aangeleverde gegevens stelt de Inspectie vervolgens perveiligheidsregio een beeld op over de operationele prestaties en het anderedeelonderzoek (vakbekwaamheid, kwaliteitszorg of samenwerking) waarop deregio bevraagd is. Het beeld bevat een overzicht van de stand van zaken en eenbeoordeling. Na wederhoor op de bevindingen en de conclusies gaat de Inspectiemet de veiligheidsregio in gesprek over de bevindingen en het oordeel. Ditgesprek zal na verwachting rond de zomer 2019 plaats vinden.
Hoog
wr-generaal Inspectie Justitie en Veiligheid
Pagina 2 van 2
1 A19.01.2a Ingekomen en uitgaande stukken_Jaarplan en begroting IFV 2019 (definitief).pdf
Jaarplan en begroting IFV 2019
Versie: 3.0, 4 december 2018
2/51
Instituut Fysieke Veiligheid
Postbus 7010
6801 HA Arnhem
Kemperbergerweg 783, Arnhem
www.ifv.nl
026 355 24 00
Colofon
Titel: Jaarplan en begroting IFV 2019
Datum: 4 december 2018
Status: Definitief (vastgesteld AB IFV 14 december 2018)
Versie: 3.0
3/51
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave 3
1 Inleiding 4
1.1 Trends en ontwikkelingen in onze omgeving 5
1.2 Speerpunten IFV 2019 7
1.3 Meerjarenperspectief 9
2 Kennisontwikkeling en onderwijs 11
2.1 Begroting kennisontwikkeling en onderwijs 11
2.2 Wat bieden wij 12
3 Informatievoorziening 21
3.1 Begroting Informatievoorziening 21
3.2 Wat bieden wij 22
4 Materieelbeheer en procurement 25
4.1 Begroting materieelbeheer en procurement 25
4.2 Wat bieden wij 26
5 Diensten aan managementraden en bestuur 31
5.1 Begroting diensten aan managementraden en bestuur 31
5.2 Wat bieden wij 31
6 Begroting 2019 34
6.1 Begroting 2019 34
6.2 Financiering 2019 35
6.3 Toelichting op de begroting 2019 37
6.4 Investeringen in bedrijfsvoering 2019 37
7 Bedrijfsvoering en weerstandsvermogen 39
7.1 Bedrijfsvoering 39
7.2 Overhead 41
7.3 Weerstandsvermogen 41
7.4 Verbonden partijen 42
Bijlage 1 43
Bijlage 2 44
Bijlage 3 46
Bijlage 4 51
4/51
1 Inleiding
Het Instituut Fysieke Veiligheid groeit. In de afgelopen jaren is er veel werk verricht om het
IFV ook de komende jaren gereed te maken voor de toekomst. De ambitie van het IFV is om
op het terrein van de fysieke veiligheid een uniek en gezaghebbend instituut te zijn, dat
samen met zijn partners inspeelt op relevante ontwikkelingen (maatschappelijk, technisch,
sociaal, bestuurlijk). Dat doet het IFV voor de monodisciplinaire partners en in het multi-
domein van de risicobeheersing, crisisbeheersing en rampenbestrijding. Daartoe wordt
onderzoek verricht, vakkennis ontwikkeld en onderwijs verzorgd. Ook voorziet het IFV in een
innovatieplatform voor de veiligheidsregio’s en het ministerie van Justitie en Veiligheid en
fungeert hij als de spil in de informatievoorziening voor de veiligheidsregio’s. Daarnaast
groeit het IFV ook in zijn rol als ondersteuner van de veiligheidsregio’s, onder meer bij het in
beheer nemen van landelijke specialismen, nauwe samenwerking met operationele partners
en het begeleiden van regio’s bij hun primaire en bedrijfsvoeringstaken.
In dit jaarplan wordt weergegeven welke producten en diensten het IFV in 2019 levert en
hoe de veiligheidsregio’s daarin ondersteund worden. Daarbij ligt de focus op de
belangrijkste wijzigingen, ontwikkelingen en ambities.
Het jaarplan is ingedeeld naar de vier diensten van het IFV, dit zijn:
> Kennisontwikkeling en onderwijs;
> Informatievoorziening;
> Materieel en procurement;
> Diensten aan bestuur en managementraden.
De begroting voor 2019 maakt onderdeel uit van het jaarplan. Om de inzichtelijkheid in de
komende jaren te vergroten, is ook een meerjarenbegroting en een hoofdstuk over onze
bedrijfsvoering opgenomen.
Wettelijk kader IFV
Het IFV is op 1 januari 2013 opgericht als rechtspersoon met wettelijke taken door de
wijziging van de Wet veiligheidsregio’s (hierna Wvr).
Het IFV voert drie soorten opdrachten uit, elk met een andere financieringsbron.
1. Wettelijke taken (Wvr, art. 68):
Het IFV heeft taken op het gebied van de brandweerzorg, de rampenbestrijding,
crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening. Waaronder het verzorgen van
(officiers)opleidingen, examinering, kennisontwikkeling en –deling en het verwerven,
beheren en ter beschikking stellen van materieel.
2. Opdrachten voor de veiligheidsregio’s (Wvr, art. 69):
Het IFV kan in opdracht van een of meer besturen van de veiligheidsregio’s
werkzaamheden uitvoeren ten behoeve van de veiligheidsregio’s, waaronder het
ondersteunen bij de uitvoering van de taak, bedoeld in art. 22.
5/51
3. Opdrachten voor derden (Wvr, art. 70):
Het IFV kan in opdracht van derden andere werkzaamheden verrichten dan die welke
artikel 68 en 69 voortvloeien op het gebied van fysieke veiligheid.
De visie van het IFV
De (fysieke) veiligheid in ons land is geen statisch begrip maar een kwetsbare
verworvenheid. Maatschappelijke, technologische en demografische ontwikkelingen vormen
de reden om continu te werken aan het stabiliseren en verhogen van het veiligheidsniveau.
Dat vereist gericht investeren in onderzoek en kennisontwikkeling, waardoor onze
deskundigheid over en vaardigheden om adequaat te kunnen handelen bij rampen en crises
worden vergroot. Daarbij neemt de veiligheid in ons land toe als de afzonderlijke
crisisorganisaties goed zijn toegerust voor hun taken bij rampen en crises, uitgebreide
kennis hebben over elkaars competenties, kunnen beschikken over een gedeeld en actueel
informatiebeeld, en maximaal getraind zijn in het structureel samenwerken.
De missie van het IFV
Het IFV draagt bij aan een veilige samenleving door het versterken van de veiligheidsregio’s
en hun veiligheidspartners bij het professionaliseren van hun taken. Wij ontwikkelen en
delen relevante kennis, wij hebben expertise voor het verwerven en beheren van
gemeenschappelijk materieel, wij bieden dienstverlening op het gebied van
informatievoorziening en wij adviseren de betrokken besturen. Ons motto hierbij is:
signaleren en verbinden.
1.1 Trends en ontwikkelingen in onze omgeving
Als kennisinstituut en uitvoeringsorganisatie, speelt het IFV in op een veranderende
omgeving en is het cruciaal om zicht te hebben op relevante trends, ontwikkelingen en
nieuwe risico’s die van invloed zijn op het fysieke veiligheidsdomein.
Daarom heeft het IFV een analyse verricht naar relevante trends, ontwikkelingen en risico’s.
Deze trendanalyse heeft geresulteerd in een strategische kennisagenda die ook is
besproken met het veld. Dit vormt daarmee belangrijke input voor de koers van het IFV,
evenals de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan onze organisatie en de wijze waarop
het IFV uitvoering geeft aan zijn taken en opdrachten. Strategische en tactische keuzes die
voor 2019 worden gemaakt, zijn gebaseerd op deze trendanalyse. De belangrijkste
ontwikkelingen, vernieuwingen, ontwikkelingen en ambities zijn gespiegeld aan deze trends.
Dit geldt hoofdzakelijk voor de taken en opdrachten met betrekking tot kennisontwikkeling en
onderwijs.
Hieronder zijn de vijf thema’s uit deze trendanalyse weergegeven.
Verandering van het klimaat
Het klimaat verandert als gevolg van de opwarming van de aarde. Klimaatverandering leidt
tot een grotere kans op een ander soort incidenten en crises die zich acuut of juist sluipend
kunnen voordoen. Nederland kan in toenemende mate te maken krijgen met extreem weer,
zoals zware stormen of langdurige droogte, maar ook met overstromingen. Het is
voorstelbaar dat dergelijke crises grote gevolgen kunnen hebben voor de vitale
infrastructuur. Om Nederland voor te bereiden op dergelijke crises is samenwerking met en
tussen de algemene en functionele ketens noodzakelijk.
6/51
Het IFV heeft hier aandacht voor door de mogelijke gevolgen van klimaatverandering, waar
mogelijk, op te nemen in de lectoraatsplannen. Daarnaast vertoont deze trend belangrijke
raakvlakken met het programma Grootschalig Brandweeroptreden en Specialistisch
Optreden (GBO SO). Specifiek gaat het om de specialismen Natuurbrandbeheersing en het
nieuw te ontwikkelen specialisme Water.
Verduurzaming van de samenleving
Belangrijke exponenten van de verduurzaming zijn de circulaire economie en de
energietransitie. Het kabinetsvoornemen om Nederlandse woningen van het aardgasnet te
halen is hier een voorbeeld van. Verduurzaming van de samenleving biedt zowel kansen als
risico’s voor de fysieke veiligheid.
Brandveiligheid kan bij het ontwerp van gebouwen en de inventaris al als een belangrijke
factor worden meegenomen, tegelijkertijd worden ook andersoortige materialen gebruikt die
van invloed zijn op de brandbestrijding. Een ander voorbeeld is de lokale opslag van
elektriciteit, zoals batterijen in auto’s, huizen en wijken en het gebruik van alternatieve
brandstoffen, welke zorgen voor nieuwe risico’s in brandpreventie en incidentbestrijding.
Voor hulpdiensten is het van belang de gevaren hiervan te leren kennen, zodat zij zich
hierop kunnen voorbereiden en hierover kunnen adviseren.
De lectoraten van het IFV trekken gezamenlijk op in het onderzoeken van de gevolgen van
deze trend op de crisisbeheersing en incidentbestrijding. Dit is opgenomen in de
lectoraatsplannen. Een concreet voorbeeld is het verrichten van onderzoek naar de effecten
van nieuwe energiebronnen in voertuigen.
Informatisering en digitalisering
De samenleving is in toenemende mate afhankelijk van applicaties en infrastructuur die
onderling verbonden zijn. Dit biedt in de eerste plaats veel kansen, zoals het horizontaal
samenwerken van hulpdiensten in netwerken. Ook kunnen business intelligence en big data
analyse een belangrijke bijdrage leveren aan preventie, preparatie en repressie. Daarbij is
een gerichter preventiebeleid voorstelbaar.
Aan de andere kant maakt deze ontwikkeling de samenleving ook kwetsbaar. De
toenemende afhankelijkheid kan ontwrichtend werken in het geval van een grootschalige
uitval van vitale infrastructuur. Maar ook gerichte cyberaanvallen vormen een steeds reëlere
dreiging.
Het IFV speelt op deze trend in door een kenniscentrum data-analyse op te richten en de
bijbehorende technische infrastructuur te realiseren. Daarnaast vertoont deze trend
belangrijke raakvlakken met de activiteiten die worden verrichten in het Programma
Informatievoorziening en de ondersteuning van het programma Cyber voor de RDVR.
Veranderende demografie
De samenstelling van de Nederlandse bevolking verandert. De levensverwachting stijgt en
ouderen blijven steeds langer zelfstandig wonen. In toenemende mate betreft het ook
verminderd zelfredzame personen, vanzelfsprekend heeft dit gevolgen voor de hulpverlening
en de risico- en crisiscommunicatie in het geval van branden of crises.
Door de verstedelijking wonen steeds meer mensen op een relatief klein oppervlak. Dit stelt
eisen aan woningbouw, ruimtelijke inrichting en infrastructuur. Ontwikkelingen als verticaal
produceren, dubbel ruimtegebruik en de ondergrondse stad hebben gevolgen voor de
fysieke veiligheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid.
Hiernaast neemt ook het aantal eenpersoonshuishoudens toe, op dit moment betreft dit ruim
een derde van het totaal aantal huishoudens in Nederland. Mensen maken in sommige
7/51
gebieden minder vaak deel uit van sociale netwerken wat gevolgen kan hebben voor de
mate van zelfredzaamheid.
Deze trend vertoont belangrijke raakvlakken met de onderzoeksactiviteiten van het lectoraat
Brandpreventie en de activiteiten die worden verrichten in relatie tot Bevolkingszorg.
Toenemende mondialisering
De wereld is meer dan ooit toegankelijk geworden door digitalisering en de groei van
internationale handel en toerisme. Deze globalisatie neemt grenzen weg en maakt vrij
verkeer en handel steeds beter mogelijk.
Tegelijkertijd doen zich ontwikkelingen voor waardoor de druk op dit vrije verkeer toeneemt,
zoals migratie, terrorisme en internationale criminaliteit. Conflicten elders in de wereld
hebben consequenties voor Nederland. Crises elders in de wereld leiden bijvoorbeeld tot
instabiliteit aan de grenzen van Europa en kunnen verschillende gevolgen hebben voor
Nederland.
Deze trend heeft vooral indirect een relatie met crisisbeheersing. Het lectoraat
Crisisbeheersing neemt dit onderwerp waar mogelijk mee in de onderzoeksprogrammering,.
1.2 Speerpunten IFV 2019
Uitvoeringsagenda Brandweer
In opdracht van de Raad van Brandweercommandanten (RBC) werkt het IFV samen met de
RBC, de veiligheidsregio’s en andere stakeholders aan de Uitvoeringsagenda Brandweer.
De uitvoeringsagenda is gebaseerd op de Landelijke agenda Brandweerzorg 2018-2022,
waarin de RBC heeft aangegeven wat de brandweer de komende jaren landelijk samen wil
oppakken om de ambities uit Brandweer over morgen verder te realiseren. De
Uitvoeringsagenda Brandweer kan dan ook worden gezien als de ontwikkelagenda voor
Brandweer Nederland voor de komende periode (2018 – 2020).
De ambities van de RBC zijn uitgewerkt in 36 trajecten (gezamenlijk maakt dat de
uitvoeringsagenda) en het IFV heeft de opdracht gekregen de realisatie van de
uitvoeringsagenda op zich te nemen.
Het IFV heeft daarvoor een programmadirectie ingericht. Deze programmadirectie zorgt in
opdracht van de RBC (DB) dat alle trajecten worden opgestart en biedt ondersteuning bij het
projectmatig, programmamatig of ontwikkelgericht opzetten en uitvoeren van de trajecten,
stuurt en monitort de voortgang en zorgt voor de samenhang tussen de verschillende
trajecten. De inhoudelijke sturing op de trajecten vindt plaats vanuit de RBC (via DB RBC,
programmaleiders en portefeuillehouders).
Daarnaast speelt het IFV in vele trajecten een ondersteunende procesrol, bijvoorbeeld vanuit
de afdeling Ondersteuning Managementraden, verder levert het IFV kennis en expertise
vanuit bijvoorbeeld de lectoraten en vakgroepen en levert het IFV uitvoeringscapaciteit om
zaken georganiseerd te krijgen en vast te leggen.
In 2018 is de uitvoeringsagenda gestart en deze loopt door tot 2020. In het afgelopen jaar is
een groot aantal trajecten gestart en zijn enkele trajecten reeds afgerond. Een groot aantal
trajecten zitten op dit moment in de uitvoeringsfase en in 2019 wordt op enkele trajecten
extra ingezet. Reeds afgerond is de visie op realistisch oefenen, en ook is een
gezondheidsmonitor is ontwikkeld. Verder zijn enkele projecten van Rembrand afgerond,
zoals het traject ‘versterken rol gemeenten brandveiligheid’ en ‘rookmelders’.
8/51
Momenteel wordt in de diverse programmaraden een prioritering gemaakt in de trajecten.
Vooruitlopend op die exercitie krijgen in 2019 in ieder geval de volgende trajecten uit de
Uitvoeringsagenda Brandweer een extra impuls:
> Vrijwilligheid: Het Veiligheidsberaad heeft de RBC de opdracht gegeven een programma
uit te werken dat zich richt op de vraag hoe het brandweerstelsel robuust en
toekomstbestendig kan blijven met behoud van vrijwilligheid. Het programma krijgt een
doorlooptijd van vier jaar en daarbij worden twee sporen onderscheiden. In het eerste
spoor wordt vanuit het hier en nu aan de slag gegaan met het verbeteren van de inzet
van vrijwilligers bij de brandweer. Het tweede spoor richt zich op de toekomst waarin
wordt toegewerkt naar een nieuw brandweerstelsel met ruimte voor vrijwilligheid.
> Diversiteit: Er is een programmamanager aangetrokken (detachering bij IFV) die een
programmaplan opstelt voor de komende jaren om de regio’s te ondersteunen bij het
vraagstuk rondom diversiteit.
> Omgevingswet: Een majeure ontwikkeling die op de brandweer (veiligheidsregio) afkomt
is die van de Omgevingswet. In het afgelopen jaar zijn er impactanalyses opgesteld en
op basis van die inzichten (de impact op de brandweer) gaat gewerkt worden aan het
omgevingsrecht proof maken van de brandweer.
> Uitruk op maat: In 2019 wordt een evaluatie uitgevoerd naar het landelijk kader Uitruk op
maat om op basis daarvan een verkenning te starten naar een eventuele verbreding van
het landelijk kader.
> Vakbekwaamheid: De afgelopen jaren zijn er veel nieuwe inzichten en kennis opgedaan
die raken aan het vak. Het komende jaar wordt onderzocht wat dit betekent voor het
vakbekwaam blijven naar de toekomst toe en wordt vakmanschap op het gebied van
risicobeheersing (brandveilig leven) ‘nieuwe stijl’ ontwikkeld.
Kenniscentrum data-analyse
In 2018 is de basis gelegd voor de inrichting van een kenniscentrum data-analyse en in 2019
wordt dit verder ingericht. Met dit kenniscentrum kan het IFV actuele, betrouwbare en
onderling vergelijkbare data verzamelen en daarmee voorzien in de behoefte van de
veiligheidsregio’s. Niet alleen levert data-analyse en business intelligence een belangrijke
bijdrage aan het taakveld van de veiligheidsregio’s, maar ook vormt het belangrijke input
voor de lectoraten. Het Kenniscentrum data-analyse wordt uitgebreid toegelicht in de
hoofdstukken 2 en 3.
Omgevingswet
De Omgevingswet manifesteert zich de komende jaren nadrukkelijk in het fysieke
veiligheidsdomein. Om deze reden investeert het IFV in 2019 nadrukkelijk in de opbouw van
kennis en expertise ten aanzien van de inhoudelijke implicaties van deze nieuwe wetgeving.
Deze kennis wordt actief beschikbaar gemaakt voor de veiligheidsregio’s door, in nauwe
afstemming met de lectoraten, een ondersteuningsprogramma op te zetten waarin een
samenhangend pakket aan activiteiten en kennisproducten wordt aangeboden. In aanvulling
hierop wordt een leerkring Omgevingsrecht ingericht, inclusief plug-in sessies, leertafels en
een virtueel kantoor. Het doel bij deze activiteiten is om de veiligheidsregio’s zo goed
mogelijk voor te bereiken op en te ondersteunen bij de komst van de Omgevingswet. Dit
onderwerp komt uitgebreider aan de orde in hoofdstuk 2.
Informatievoorziening
Informatievoorziening voor de veiligheidsregio’s blijft steeds belangrijker worden. Om deze
reden investeert het IFV in 2019 actief in de gezamenlijke informatievoorziening voor de
veiligheidsregio’s. Niet alleen beheert het IFV verschillende informatiesystemen zoals het
Landelijk Crisismanagement Systeem (LCMS), de Slachtofferinformatie-systematiek (SIS),
9/51
de basisvoorziening Geo en de basisvoorziening Elektronische Leeromgeving (ELO), maar
worden deze ook doorontwikkeld.
De focus van het IFV ligt in 2019 op de technische realisatie van een datawarehouse-
omgeving waarin eenduidige en betrouwbare data wordt opgeslagen. Concreet betekent dit
de realisatie van een technisch platform, opslagcapaciteit, onderliggende databases, maar
ook het gebruik van eenduidige definities en datamodellen. De diensten in het kader van
informatievoorziening worden uitgebreid toegelicht in hoofdstuk 3.
Grootschalig Brandweer Optreden en Specialistisch Optreden (GBO SO)
Het programma GBO SO valt onder de Uitvoeringsagenda Brandweer en het programma
loopt tot en met 2020. In die periode worden de volgende vier landelijke specialismen
opgeleverd:
> Technische hulpverlening;
> Natuurbrandbeheersing;
> Incidentbestrijding gevaarlijke stoffen;
> Logistiek en ondersteuning.
Binnen deze specialismen richt het IFV zich in 2019 op het beheer van de organisatie rond
de specialismen, het landelijke materieel en de onderliggende informatiesystemen.
Daarnaast worden nieuwe onderdelen geïmplementeerd, zoals specialistische teams, een
landelijke drone-organisatie en een landelijke logistieke databank. Verder worden binnen de
specialismen nieuwe producten ontwikkeld. Voorbeelden hiervan zijn de ontwikkeling van
een scenario ‘spoorwegincidenten’ als uitbreiding van het team Specialistische Technische
Hulpverlening (STH), de ontwikkeling van een digitaal signaleringssysteem voor droogte en
de ontwikkeling van specialistische teams op het gebied van grootschalige ontsmetting.
Tot slot worden visies ontwikkeld op de specialismen Technische Hulpverlening en op het
nieuw te ontwikkelen specialisme Water. Het programma GBO SO wordt nader toegelicht in
hoofdstuk 4.
Evaluatie Wet veiligheidsregio’s
De evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s is voorzien in 2019. Het IFV heeft vanwege zijn
wettelijke positie een eigenstandige plaats in de evaluatie. De uitkomst van de evaluatie kan
effect hebben op de organisatie van het IFV en zijn dienstverlening. Samen met het bestuur
wordt de voorbereiding op de evaluatie gestart.
Innoveren
Door gericht te innoveren blijft het IFV werken aan zijn toegevoegde waarde en betekenis
voor de veiligheidsregio’s. De innovatie inspanningen zijn altijd gebaseerd op een vraag of
behoefte uit het veld, die door het IFV samen met derden in zogenaamd tripple helix verband
wordt uitgewerkt. In dit samenwerkingsverband treedt het IFV op als kennispartner. Het IFV
is geen subsidie instelling, maar went haar innovatiebudget aan voor het versterken van de
producten en zijn dienstverlening.
1.3 Meerjarenperspectief
De begroting voor 2019 staat niet op zichzelf, maar kent zijn basis in de gerealiseerde
begrotingen uit voorgaande jaren. Ter vergelijking zijn daarom ook de cijfers voor 2017 en
2018 opgenomen. De verwachting is dat de ontwikkelingen zoals die nu zichtbaar zijn, zich
doorzetten naar volgende jaren. Vandaar ook een doorkijk naar de begroting in 2020.
10/51
Belangrijkste punten uit het meerjarenperspectief tot en met 2020
> De omzet uit opleiden blijft in de periode 2019-2020 op niveau. Het IFV verwacht voor
alle doelgroepen dat de vraag naar opleidingen hoog blijft.
> Kennisontwikkeling krijgt in 2019 een extra impuls door de oprichting van het
Kenniscentrum data-analyse en het project RemBrand (als onderdeel van de
Uitvoeringsagenda Brandweer).
> De dienstverlening met betrekking tot het beheer van informatiesystemen groeit in de
periode 2019-2020 door het realiseren van de technische infrastructuur van het
Kenniscentrum data-analyse en het Verkeersplein.
> De omzet uit advies daalt vanaf 2019 onder andere doordat de ondersteuning van de
transitie naar een landelijke meldkamerorganisatie (LMO) stopt.
> De Rijksbijdragen 2020 nemen als gevolg van indexering met € 1.386.000,- toe ten
opzichte van 2019. Dit is een inschatting op basis van de eerste loon- en prijsbijstelling
die is ontvangen in 2018.
> De tarieven voor door het Veiligheidsberaad opgedragen taken nemen in 2019 met
3,28% toe ten opzichte van 2018 en in 2020 met 3% (voorlopige inschatting ten opzichte
van 2019) op basis van de afgesproken indexering.
> Naar verwachting neemt de omzet toe van de opdrachten die voor veiligheidsregio’s
worden uitgevoerd, als gevolg van extra diensten zoals opleidingen, trainingen,
bijscholingen, advies en onderzoek.
> De omzet uit opdrachten voor derden neemt toe als gevolg van enkele specifieke
doelsubsidies en doordat LCMS bij steeds meer partijen in de vitale sector wordt
uitgerold als basisvoorziening crisisbeheersing.
besteding per taak (bedragen in duizenden euro's)
Realisatie
2017
Begroting
2018
Begroting
2019
Begroting
2020
Wettelijke taken (artkikel 68 Wvr) 34.333 33.433 33.882 34.826
Opdrachten voor veiligheidsregio's (artikel 69 Wvr) 20.996 22.780 24.672 26.625
Opdrachten voor derden (artikel 70 Wvr) 5.103 2.817 2.710 3.026
Totaal 60.432 59.030 61.264 64.477
11/51
2 Kennisontwikkeling en onderwijs
2.1 Begroting kennisontwikkeling en onderwijs
Maatschappelijke, technologische en demografische ontwikkelingen zijn continu van invloed
op de fysieke veiligheid en crisisbeheersing in Nederland. Veiligheidsregio’s en
crisispartners moeten hierop anticiperen om rampen en crises adequaat te kunnen blijven
bestrijden. Het IFV investeert om deze reden actief in kennisontwikkeling en onderwijs. Door
het verrichten van onderzoek, en kennis en inzichten die hierbij worden opgedaan te
vertalen naar onderwijs, helpt het IFV veiligheidsregio’s en crisispartners bij het opleiden en
vakbekwaam houden van hun personeel en het professionaliseren van hun taken.
Voor de producten en diensten ten aanzien van kennisontwikkeling en onderwijs wordt
onderstaande meerjarenbegroting gehanteerd. In de beschrijving in dit hoofdstuk en in de
volgende hoofdstukken ligt de focus op relevante ontwikkelingen, de onderliggende ambities
en belangrijke wijzigingen.
Een belangrijk deel van deze diensten bestaat uit het uitvoeren van de wettelijke taken (art.
68 Wet veiligheidsregio’s), waarbij het ministerie van Justitie en Veiligheid als opdrachtgever
optreedt. Hiernaast worden opdrachten uitgevoerd voor de veiligheidsregio’s (art. 69 Wvr),
die zijn te verdelen in twee categorieën.
> Gezamenlijke opdrachten door alle veiligheidsregio’s;
> Individuele opdrachten van veiligheidsregio’s aan het IFV;
Het overzicht van de financiering van deze producten en diensten naar inkomstenstromen is
opgenomen in hoofdstuk 6.
Besteding per dienst (bedragen in duizenden euro's)
Realisatie
2017
Begroting
2018
Begroting
2019
Kennis makelen 790 1.230 1.230
Kennisontwikkeling 4.499 3.956 6.197
Kennisfuncties 1.659 1.000 1.015
Opleiden 9.393 9.502 8.621
Examinering 3.203 2.800 2.900
Training en bijscholing 2.260 2.190 2.126
Advies 898 971 497
Toezicht certificering 526 534 748
Projecten stafafdeling Bedrijfsvoering 110 26 26
Overige projectopbrengsten 1.638 614 52
Totaal 24.977 22.823 23.411
12/51
Belangrijkste wijzigingen in de begroting
De volgende begrotingsposten wijzigen significant in 2019:
> De financiering voor kennisontwikkeling neemt toe door de oprichting van het
Kenniscentrum data-analyse en werkzaamheden voor de Uitvoeringsagenda Brandweer;
> De omzet uit advies neemt af vanwege het eindigen van de ondersteuning van de
transitie naar een landelijke meldkamerorganisatie.
2.2 Wat bieden wij
Kennis makelen
Het Kennisplein is hét platform voor de integrale kennisuitwisseling voor professionals in het
fysieke veiligheidsdomein. In 2019 wordt de zichtbaarheid van het Kennisplein versterkt en
wordt het aanbod nog beter afgestemd op de informatie- en kennisbehoefte van de
veiligheidsregio’s. Een voorbeeld hiervan is dat op basis van de ontwikkelingen in de
veiligheidsregio’s, in nauwe afstemming met de lectoraten, een leerkring omgevingsrecht
wordt ingericht en een virtueel kantoor beschikbaar wordt gemaakt. Veiligheidsregio’s
worden hiermee in de gelegenheid gesteld met en van elkaar te leren hoe om te gaan met
het veranderende omgevingsrecht en informatie tijd- en plaats onafhankelijk te gebruiken.
Verder wordt het Kennisplein digitaal nog toegankelijker gemaakt, waarbij de producten en
diensten overzichtelijker worden gepresenteerd. De virtuele kantoren worden vernieuwd
zodat ze voldoen aan de vraag vanuit de regio’s.
Tot slot wordt kennisdeling gefaciliteerd door het organiseren van congressen voor partners.
Kennisontwikkeling
In 2019 neemt het budget voor kennisontwikkeling toe als gevolg van:
> Kenniscentrum data-analyse: € 1.124.000;
> Uitvoeringsagenda Brandweer: € 1.064.000 (project Vrijwilligheid € 500.000, project
RemBrand € 464.000, project Diversiteit €100.000).
In 2018 heeft het IFV een strategische kennis- en onderzoeksagenda gepresenteerd waarin
trends, ontwikkelingen en risico’s in beeld zijn gebracht voor het fysieke veiligheidsdomein.
Kennis makelen (bedragen in duizenden euro's)
Realisatie
2017
Begroting
2018
Begroting
2019
Totaal 790 1.230 1.230
Kennisontwikkeling (bedragen in duizenden euro's)
Realisatie
2017
Begroting
2018
Begroting
2019
Kennisborging 804 608 658
Onderzoek en contentontwikkeling 3.695 3.348 5.539
Totaal 4.499 3.956 6.197
13/51
De strategische kennis- en onderzoeksagenda stelt het IFV in staat om te anticiperen op een
veranderende wereld, zodat de producten en diensten daarop kunnen worden aangepast.
Jaarlijks wordt deze agenda bijgesteld als gevolg van actuele ontwikkelingen en wensen
vanuit de veiligheidsregio’s. Deze strategische kennis- en onderzoeksagenda wordt actief
afgestemd met het veld. Met het opheffen van de Wetenschappelijke Raad Brandweer
wordt de onderzoeksvraag uit de veiligheidsregio’s opgenomen in de strategische
kennisagenda.
De belangrijkste ontwikkelingen uit de strategische kennisagenda zijn vertaald naar de
meerjarige onderzoeksprogrammering van de lectoraten. Per lectoraat worden hieronder de
belangrijkste ontwikkelingen en speerpunten voor 2019 weergegeven. Belangrijk om hierbij
op te merken is dat het gaat om momentopnames. De wereld staat niet stil en ook het
vakgebied is volop in beweging. Verschillende ontwikkelingen evenals het onderzoek zelf,
leiden voortdurend tot nieuwe inzichten. Tot slot worden de gezamenlijke ambities van de
lectoraten ten aanzien van specifiek de nieuwe omgevingswet toegelicht.
Lectoraat brandweerkunde
In 2019 ligt de focus van het lectoraat op het vakgebied van de brandbestrijding, omdat hier
de grootste risico’s liggen voor brandweerpersoneel. Concrete activiteiten waar het lectoraat
in 2019 in dit kader aan werkt zijn:
> Invoering van de hernieuwde kijk op brandbestrijding;
> Onderzoek naar onbemenste inzet;
> Ontsluiting van de brandweerdoctrine;
> Onderzoek naar de menskant (human factors) van commandovoering in samenwerking
met universiteiten en regio’s;
> Het versterken van het leren in de frontlinie door action-learning. Dit betreft het op de
werkvloer volgen en begeleiden van de toepassing en ontwikkeling van nieuwe kennis
en kunde.
> Het verzamelen van casuïstiek om van te leren, door het grootschalig verzamelen,
analyseren en duiden van relevante incidenten uit de regio’s.
Verder werkt het lectoraat nauw samen met de andere lectoraten binnen het IFV. Zo wordt in
2019 samen met het lectoraat Transportveiligheid onderzoek verricht naar diverse
ontwikkelingen rond de energietransitie. Onder andere naar de effecten van nieuwe
energiebronnen en –opslag en de hulpverlening bij elektrische voertuigen en
transportongevallen.
Samen met het lectoraat Brandpreventie wordt onderzoek verricht naar brand en
brandverloop. Onder andere via een grootschalig experiment rond rookontwikkeling in
gelaagde gebouwen. Het doel is het opdoen van nieuwe inzichten voor het preventief en
repressief optreden bij dergelijke incidenten.
De richting van het lectoraat wordt naast de kennisagenda (zie bijlage), bepaalt door de
Landelijke Agenda Brandweerzorg, de behoefte van onze partners en de ontwikkelingen in
de maatschappij.
Lectoraat brandpreventie
In 2019 geeft het lectoraat verder invulling aan de volgende meerjarige onderzoekslijnen. Op
onderdelen hierbinnen is aandacht voor demografische ontwikkelingen, zoals het toenemend
aantal ouderen:
> Brandveiligheid woonomgeving;
> Relatie preventie-repressie;
> Risico’s van overmorgen;
14/51
> Passende regelgeving/implementatie in beleid;
> Fire Safety Engineering (FSE) met als doelstelling een (brand)veilige samenleving.
Deze onderzoeken zijn direct of indirect afgeleide activiteiten van de tien ambities uit de
lectorale rede ‘het kerkje van Spaarnwoude’ (Hagen 2007). In aanvulling op deze
onderzoekslijnen levert het lectoraat een belangrijke bijdrage aan het
ondersteuningsprogramma voor de veiligheidsregio’s bij de implementatie van het nieuwe
omgevingsrecht. In dit kader starten in 2019 onderzoeken naar de concrete consequenties
voor de veiligheidsregio’s van de veranderende omgevingswetgeving. Onderdeel daarvan
vormt de wijze waarop adviezen meer gericht kunnen worden op risico’s in plaats van op
regels. Op basis van de resultaten organiseert het lectoraat plug-in sessies en leertafels voor
de veiligheidsregio’s.
Concrete activiteiten die het lectoraat verder in 2019 verricht zijn het jaarlijkse onderzoek
naar fatale woningbranden en de organisatie van het 12de nationale congres Fire Safety &
Science.
Lectoraat Crisisbeheersing
Het IFV investeert gericht in de verdere ontwikkeling van crisisbeheersing als professie. In
2018 is daarom € 250.000,- extra toegevoegd aan het lectoraat Crisisbeheersing. In 2019
leidt dit tot een uitbreiding van het aantal onderzoeken, de kennisontwikkeling op dit thema
en de vertaling daarvan naar onderwijs. Het lectoraat geeft in 2019 uitvoering aan de
volgende meerjarige onderzoekslijnen:
> De verbrede visie op crises en crisisbeheersing;
> bevolkingszorg en zelfredzaamheid;
> Organisatievraagstukken rond (boven)regionale crisisbeheersing.
Verder verschijnt er in 2019 weer een uitgave in de reeks ‘Lessen uit crises en mini-crises’.
Hierin wordt ook dit jaar weer aandacht geschonken aan uiteenlopende soorten van onheil
en verstoringen die in het afgelopen jaar hebben plaatsgevonden en de resultaten die
gericht onderzoek hiernaar heeft opgeleverd. Bevolkingszorg en risico- en
crisiscommunicatie vormen in toenemende mate de kern van crisisbeheersing. Ook gezien
nieuwe crisistypen die ontstaan als gevolg van bijvoorbeeld de klimaatverandering en
mondiale ontwikkelingen. Om deze reden zijn ook informatie en communicatie de komende
jaren belangrijke thema’s binnen het lectoraat. In 2019 wordt onderzoek gestart naar de
wijze waarop de huidige GRIP-structuur aansluit bij de veranderende typologie van
incidenten in de veiligheidsregio’s. In het verlengde hiervan wordt onderzocht wat de impact
is van die veranderende typologie op de wijze waarop bevolkingszorgprocessen in de
toekomst kunnen worden ingericht. De uitkomsten van dit onderzoek worden breed
beschikbaar gesteld in congressen en plug-in kennissessies.
Lectoraat transportveiligheid
Transportinfrastructuren en –activiteiten zijn er in iedere veiligheidsregio en hebben per
definitie consequenties voor de veiligheid. Veel van de transportontwikkelingen zijn van
(inter)nationale aard, worden ingegeven door landelijk beleid en hebben veelal een landelijke
impact. De breed gedragen opvatting dat transportveiligheid een cruciaal thema is voor de
veiligheidsregio’s en de continuïteit van de Nederlandse samenleving maakt dat het lectoraat
Transportveiligheid bij het IFV de afgelopen jaren verder is uitgebreid en ontwikkeld. Het
lectoraat richt zich op transportveiligheidsvraagstukken op de vier (land)modaliteiten: weg,
water, spoor en buisleidingen. Zoals verwoord in de lectorale rede ‘Transportveiligheid:
15/51
ketens verbinden, netwerken smeden’ (Rosmuller, 2013), lopen innovaties in de
transportsector sneller dan veiligheidsregio’s zelf kunnen bijbenen.
De onderzoekslijnen van het lectoraat zijn gebaseerd op de strategische kennisagenda van
het IFV, maar ook op de Uitvoeringsagenda Brandweer, de Strategische agenda van het
Veiligheidsberaad en actuele maatschappelijke ontwikkelingen.
De focus van het lectoraat ligt in 2019 op de volgende onderwerpen:
> In nauwe samenwerking met de lectoraten Brandweerkunde en Brandpreventie worden
de consequenties van de energietransitie voor de samenleving en de brandweer verder
onderzocht en verkend;
> Het lectoraat onderzoekt de publiek-private samenwerking op het gebied van
transportveiligheidsvraagstukken en innovatie in de transportsector;
> In verband met de naderende invoering van de Omgevingswet en het gemoderniseerde
omgevingsbeleid, investeert het lectoraat in het verkennen en bijdragen aan de rol van
de veiligheidsregio als professionele adviseur bij ruimtelijke ontwikkelingsprocessen en
infrastructurele vraagstukken;
> Trends zoals de toenemende ondergrondse infrastructuur (o.a. tunnels en
parkeergarages), alternatieve brandstoffen en energiedragers, alsmede de gevolgen van
de meer risicogerichte wijze van advisering zijn onderwerp van onderzoek.
Het lectoraat geeft invulling aan deze speerpunten door onderzoeksprojecten samen met de
transportbranche en ketenpartners uit te voeren. Bij het onderzoek naar en de duiding van
veiligheidsconsequenties van innovaties in de transportsector wordt nadrukkelijk de
samenwerking gezocht met de private sector, zodat hun kennis en expertise wordt benut.
Omgevingswet
Een belangrijke ontwikkeling die zich de komende jaren nadrukkelijk manifesteert is de
ontwikkeling van de nieuwe omgevingswet. Het IFV ziet de komst van deze nieuwe wet
enerzijds als een uitdaging, maar ook als een grote kans om voor de veiligheidsregio’s
kennis en onderwijs aan te bieden waarmee zij hun deskundigheid kunnen vergroten. Om
deze reden zetten de lectoraten zich in 2019 nadrukkelijk en gezamenlijk in om invulling te
geven aan de inhoudelijke uitwerking van de komst van de omgevingswet en het
beschikbaar maken van de noodzakelijke kennis voor de veiligheidsregio’s.
Dit krijgt vorm in een ondersteuningsprogramma waarin een samenhangend pakket van
producten en activiteiten aan de samenwerkingspartners van het IFV wordt aangeboden.
Onderdelen daarbinnen zijn het opbouwen en delen van actuele juridische kennis, evenals
het vertalen van thema’s uit het regionale risicoprofiel naar thema’s waar gemeenten,
provincies en waterschappen mee bezig zijn. Het gaat onder meer om klimaatadaptie,
verduurzaming, energietransitie, mobiliteit, kernwaarden veilige leefomgeving, risicogericht
werken en integrale advisering.
Kenniscentrum data-analyse
Het IFV investeert in dataverzameling en data-analyse door te werken aan een landelijke
voorziening betrouwbare, actuele informatie wordt verzameld en aan de veiligheidsregio’s
wordt geleverd. Zowel de veiligheidsregio’s als de lectoraten hebben behoefte aan
betrouwbare en vergelijkbare data, landelijk en regionaal, die periodiek beschikbaar komen.
Data, data-analyse en business intelligence leveren een steeds grotere bijdrage aan het
kunnen volgen, begrijpen en duiden van ontwikkelingen en trends binnen het fysieke
veiligheidsdomein.
Om in deze behoefte te voorzien richt het IFV een kenniscentrum data-analyse in.
Daarbinnen worden relevante databases ingericht die zowel de lectoraten van het IFV, als
16/51
de veiligheidsregio’s uniek bronmateriaal voor onderzoek en analyse bieden. Het
kenniscentrum bevindt zich nu in de opstartfase en wordt in 2019 verder ingericht.
Projectfinanciering is afkomstig uit de BDuR en een subsidie van het ministerie van Justitie
en Veiligheid. Op termijn wordt een structurele bijdrage vanuit de veiligheidsregio’s voorzien.
Hieraan gerelateerd verzorgt het IFV de volgende structurele taken in opdracht van het
Veiligheidsberaad:
> Het continueren van de brandweerdata voor de brandweer;
> Het opzetten en bijhouden van de brandweerstatistiek;
> Het vierjaarlijks uitvoeren van het belevingsonderzoek brandweer.
Kennisfuncties
Kenniscentrum Arbeidsveiligheid
Het Kenniscentrum Arbeidsveiligheid (KCAV) zet zich in voor vitale medewerkers in een
vitale organisatie en werkt hierin nauw samen met het lectoraat Brandweerkunde. Met deze
inspanningen op het gebied van duurzame inzetbaarheid geeft het KCAV invulling aan de
uitvoeringsagenda 2018-2019 van Brandweer Nederland. Het KCAV heeft in 2019 de
volgende speerpunten:
> Gezondheidsmonitoring: Het monitoren van informatie over persoonskenmerken in
relatie tot blootstelling aan gevaren, met als doel om arbeidsgerelateerde aandoeningen
zoveel mogelijk te voorkomen;
> Periodiek Preventief Medisch Onderzoek (PPMO): De ontwikkeling van een
toekomstbestendig en gedifferentieerd PPMO voor brandweerpersoneel, gebaseerd op
de evaluatie van het huidige PPMO en rekening houdend met de verschillende taken
binnen het brandweervak;
> Hitteblootstelling: Onderzoek naar langetermijneffecten van frequente en/of langdurige
blootstelling aan hitte op de gezondheid van brandweerpersoneel, met als doel om tot
interventies te komen die de fysieke weerbaarheid vergroten.
Innovatie
Door gericht te innoveren blijft het IFV werken aan zijn toegevoegde waarde en de betekenis
van zijn dienstverlening voor de veiligheidsregio’s. Innovatie maakt integraal onderdeel uit
van alle producten en diensten van het IFV. Om deze reden is innovatie binnen het IFV niet
iets dat apart is weggezet.
Voor de invulling van de brugfunctie voor innovatie wordt een budget opgenomen dat
bestemd is voor het faciliteren en ondersteunen van innovatie-initiatieven waarbij het IFV
samenwerkt met de veiligheidsregio’s en het bedrijfsleven. In dit kader worden ook
subsidieaanvragen voor innovatieprojecten bij de Europese Unie begeleid.
Kennisfuncties (bedragen in duizenden euro's)
Realisatie
2017
Begroting
2018
Begroting
2019
Kenniscentrum Arbeidsveiligheid 980 700 700
Innovatie 679 300 315
Totaal 1.659 1.000 1.015
17/51
Opleiden
De kennis die voortkomt uit onderzoeken en kennisactiviteiten wordt verwerkt in de les- en
leerstof en trainingsprogramma’s van de Brandweeracademie, GHOR academie en de
Crisismanagementacademie. Het IFV signaleert daarbij een duidelijke behoefte aan
eigentijds leiderschap binnen de veiligheidsregio’s. De steeds complexere samenleving stelt
bijvoorbeeld hoge eisen aan leiderschap voor crisisfunctionarissen. Daarom investeert het
IFV in 2019 in de doorontwikkeling van de leergangen Management en Leiderschap. Door
leiderschap meer geïntegreerd als onderdeel van overige leerlijnen te programmeren en de
overlap tussen verschillende leiderschapsactiviteiten binnen het IFV weg te nemen, biedt het
IFV een betere dienstverlening met een duidelijke focus. Dit leidt echter in 2019 wel tot een
€ 500.000 lagere omzet voor leiderschapsontwikkeling.
Ook wordt actief ingezet op intensivering van de samenwerking met partners als Defensie en
de politie op het gebied van leiderschapstrajecten, zodat capaciteit, kennis en middelen zo
effectief mogelijk kunnen worden benut.
Opleidingen risicobeheersing
De eerder genoemde ontwikkelingen rond de Omgevingswet zijn van grote betekenis voor
de opleidingen op het terrein van risicobeheersing. In 2019 worden de kwalificatiedossiers
risicobeheersing herijkt, met medewerking van de leerkring Omgevingsrecht. Ook worden
nieuwe bijscholingen en introductielessen ontwikkeld. De volgende opleidingen worden
geactualiseerd en aangesloten op de nieuwe kwalificatiedossiers:
> Medewerker Brandpreventie;
> Specialist Risico’s en veiligheid;
> Specialist Brandpreventie;
> Specialist Industriële veiligheid;
> Fire Safety Engineer/Fire Safety Manager;
> Post HBO Fire Safety Engineer.
Crisismanagement
In januari 2019 start een nieuwe Master of Crisis and Public Order Management (MCPM)
met een maximum van 24 deelnemers. Dit is zevende opleiding in de reeks. De verwachting
is een toename van deelname aan de opleidingen van de Crisismanagement academie in de
periode tot en met 2022. De Crisismanagement academie is gestart in 2016 en is inmiddels
twee jaar een begrip. De Politieacademie is hierin een nauwe samenwerkingspartner. De
ambitie is om de activiteiten van de Crisismanagementacademie in gezamenlijkheid verder
uit te bouwen.
Opleiden (bedragen in duizenden euro's)
Realisatie
2017
Begroting
2018
Begroting
2019
Leergangen brandweermanagement 3.177 2.852 2.850
Overige brandweeropleidingen 1.010 630 810
Multi opleidingen 1.888 2.470 1.880
GHOR opleidingen 878 750 750
Leiderschapsontwikkeling 1.184 1.635 1.135
Publicaties-en leerstofontwikkeling 1.256 1.165 1.196
Totaal 9.393 9.502 8.621
18/51
In 2018 zijn op verzoek van het ministerie van Justitie en Veiligheid de kwalificatiedossiers
van de multidisciplinaire functies geactualiseerd. In 2019 worden de curricula daarom,
samen met de stakeholders, doorgenomen op inhoud en waar nodig geactualiseerd.
Opleidingen Bevolkingszorg
Door de veranderende rol van de veiligheidsregio’s worden op landelijk niveau steeds
hogere eisen gesteld aan de manier waarop Bevolkingszorg is georganiseerd. Mede
hierdoor zijn er door de veiligheidsregio’s, verenigd in het Landelijk Overleg Coördinatoren
Bevolkingszorg (LOCB), drie landelijke ambities gesteld op het gebied van vakbekwaam
worden en blijven:
> Actualisatie en doorontwikkeling van de bestaande producten vakbekwaamheid
bevolkingszorg;
> Veiligheidsregio's faciliteren bij het vakbekwaam blijven van
bevolkingszorgfunctionarissen;
> Bevolkingszorg als betrouwbare partner binnen de crisisbeheersing.
Het IFV draagt bij aan deze ambities door het beheer van actuele kwalificatiedossiers en het
afnemen van examens waarbij de vakbekwaamheid wordt getoetst. Hiernaast worden
veiligheidsregio’s geholpen met de handreikingen voor vakbekwaamheid en worden
scholingsbijeenkomsten en netwerken voor bevolkingszorgfunctionarissen georganiseerd.
De ontwikkelde en gevalideerde basiskennis Bevolkingszorg wordt geborgd in de
opleidingen van de Brandweeracademie, de Crisismanagementacademie en de GHOR-
academie.
Brandweeropleidingen
In 2018 is de 51e voltijdsofficiersopleiding gestart. Een groot deel van het opleidingsbudget
(vouchergelden) wordt hier in 2019 aan besteed. Hierdoor daalt het beschikbare budget voor
‘Vakbekwaam worden’ .
Daarnaast komt het budget nog verder onder druk te staan vanwege de grote behoefte aan
reguliere (deeltijd)opleidingen, maar ook vanwege de vernieuwde opleidingen (Hoofd)
Officier van Dienst en Adviseur Gevaarlijke Stoffen. De verwachting is dat als gevolg van de
invoering van de Omgevingswet de opleidingsdruk vanuit de veiligheidsregio’s verder
toeneemt. Het IFV gaat daarom met de veiligheidsregio’s in gesprek om te zien hoe kan
worden voldaan aan de toenemende opleidingsvraag.
Verder versterkt het IFV in 2019 de docentenpool voor alle opleidingen zodat de kwaliteit
van het onderwijs een impuls krijgt en een structurele verbeterslag wordt gegarandeerd. Op
dit moment ligt de focus van de kerndocenten op lesgeven. In de komende jaren worden zij
actief betrokken bij de ontwikkeling van les- en leerstof, waardoor nog beter invulling wordt
gegeven aan de oorspronkelijk beoogde (kern)taken van de kerndocenten.
GHOR-opleidingen
Vanaf 2019 wordt de e-learning voor de generieke modules van de opleidingen Algemeen
Commandant Geneeskundige Zorg (ACGZ), Hoofd Informatie Geneeskundige zorg (HIN),
Hoofd Ondersteuning Geneeskundige zorg (HON) en OvD-Geneeskundig in geactualiseerde
vorm binnen de ELO-omgeving aan de GHOR aangeboden. De samenhang tussen het
aanbod van de opleidingen ‘Vakbekwaam worden’ en ‘Vakbekwaam blijven’ voor de
verschillende GHOR-rollen wordt versterkt. Op basis van de visie ‘Vakbekwaam blijven’
wordt gewerkt aan producten die bijdragen aan de ontwikkeling van de reeds opgeleide
GHOR-professionals. Een voorbeeld hiervan is nascholing op actuele thema’s. Specifiek is
er in 2019 een bijscholingsaanbod voor de ACGZ en Directeuren Publieke Gezondheid
19/51
(DPG). Op basis van veldonderzoek wordt een HON-opleiding ontwikkelt die in 2019
beschikbaar komt. Tenslotte breidt het IFV het aanbod aan activiteiten voor Opleiden,
Trainen en Oefenen (OTO) uit binnen het domein van de publieke gezondheid.
Examinering
In 2019 wordt het verouderde examensysteem ‘MijnNBBE’ vervangen en wordt een nieuw,
toekomstbestendig examenmanagementsysteem geïmplementeerd. Bij de implementatie
van dit nieuwe systeem worden de organisatoren in de regio nauw betrokken. Verder streeft
het IFV naar het optimaliseren van de kwaliteit en professionaliteit voor lokale toetsing en
uitbreiding van de beoordelaarspool, door het bieden van aanvullende opleidingen,
trainingen en begeleiding.
Als gevolg van het nieuwe Besluit brandweerpersoneel is de prognose dat het aantal
examens voor bijvoorbeeld Manschap A en Bevelvoerder afneemt. Dit wordt verklaard
doordat er minder herkansingen zijn en er ook minder examens in de opleidingen zijn
opgenomen. Bovendien wordt een deel van de examens niet meer door het IFV afgenomen,
maar wordt dit op regionaal niveau afgewikkeld. Tegelijkertijd neemt het gemiddelde verloop
van manschappen en bevelvoerders bij veiligheidsregio’s toe. De vrijwilliger blijft minder lang
aan de brandweer verbonden. Hierdoor worden er juist meer opleidingen en examens
afgenomen. Met deze trend kan in de begroting maar in beperkte mate rekening worden
gehouden. Dit komt omdat betrouwbare meerjarenprognoses van de ontwikkeling van
personeelsaantallen en personeelsbehoefte in de regio’s nog onvoldoende beschikbaar zijn.
Training en bijscholing
Vanuit de regio’s is vraag naar trainingen waarin nieuwe inzichten uit onderzoek zijn vertaald
naar handelingsperspectief. Omdat dergelijke trainingen hoge vakinhoudelijke eisen aan de
docenten en trainers, worden de eigen docenten van het IFV opgeleid voor deze trainingen.
Examinering (bedragen in duizenden euro's)
Realisatie
2017
Begroting
2018
Begroting
2019
Totaal 3.203 2.800 2.900
Training en bijscholing (bedragen in duizenden euro's)
Realisatie
2017
Begroting
2018
Begroting
2019
Totaal 2.260 2.190 2.126
20/51
Toezicht certificering
Ook in 2019 houdt het IFV toezicht op de kwaliteit van examinering en certificering. Het
Bureau Toezicht Examinering en Certificering is betrokken bij de opzet en implementatie van
het herontwerp examinering om de kwaliteit van de nieuwe examineringswijze te borgen.
Verder worden de certificeringsprocessen aangepast die in 2020 ingaan en onder
accreditatie van de Raad van Accreditatie vallen. Hiernaast worden in 2019 de
certificeringsprocessen voor de duikmedisch begeleider geïmplementeerd en worden audits
uitgevoerd bij de opleidingsinstituten voor brandweeropleidingen en worden heraudits
voorbereid.
Advies
Het IFV krijgt regelmatig adviesverzoeken vanuit de veiligheidsregio’s. Deze adviezen
hebben doorgaans betrekking op specialistische onderwerpen als fire safety engineering, of
veiligheidsconsequenties voor repressief optreden bij nieuwe technologieën. Daarnaast
wordt er regelmatig om advies gevraagd bij de organisatie van bijzondere evenementen,
zoals Koningsdag. Aanleiding hiervoor is doorgaans een specifiek incident.
Ten aanzien van vakbekwaamheid en de vakbekwaamheidsorganisatie worden
veiligheidsregio’s op verzoek geadviseerd over organisatorische, onderwijskundige en
opleidingskundige aangelegenheden. Met ingang van 2019 eindigt het project van de
transitie naar de landelijke meldkamerorganisatie (LMO). Dit project en de bijbehorende
financiering waren ondergebracht bij het IFV.
Toezicht certificering (bedragen in duizenden euro's)
Realisatie
2017
Begroting
2018
Begroting
2019
Totaal 526 534 748
Advies (bedragen in duizenden euro's)
Realisatie
2017
Begroting
2018
Begroting
2019
Onderwijscuratorium 39 50 50
Advies 256 140 447
LMO ( transitie landelijke meldkamer) 680 781 0
Totaal 937 971 497
21/51
3 Informatievoorziening
3.1 Begroting Informatievoorziening
Veiligheidsregio’s en crisispartners hebben informatie nodig om goed te kunnen
functioneren. We spreken in sterk toenemende mate van ‘informatiegestuurd werken’. Dit
geldt niet alleen voor het optreden bij rampen en crises, maar ook voor de voorbereiding
daarop en het reduceren van risico’s. De informatisering en digitalisering van de
samenleving zet onverminderd door. Het IFV is ervan overtuigd dat landelijke samenwerking
op het gebied van informatievoorziening en business intelligence, onmiskenbaar voordelen
biedt voor de veiligheidsregio’s op het gebied van kwaliteit, efficiëntie, standaardisatie,
uniformiteit en samenwerking.
Om deze reden stimuleert en faciliteert het IFV de ontwikkeling van een gezamenlijke
informatievoorziening voor de veiligheidsregio’s. Hierbij wordt gewerkt vanuit de behoefte
van de samenwerkingspartners. Door onder meer het gericht verzamelen, analyseren en
aanbieden van data kunnen management en besturen van veiligheidsregio’s beter sturen,
uitvoeren, verantwoorden, vergelijken en leren.
Voor de producten en diensten ten aanzien van Informatievoorziening hanteert het IFV
onderstaande meerjarenbegroting. Net als voor kennisontwikkeling en onderwijs geldt dat
onderstaande producten en diensten worden gefinancierd uit verschillende bronnen. In
hoofdstuk 6 is het overzicht van de financiering van deze producten en diensten naar
inkomstenstromen opgenomen.
Belangrijkste wijzigingen in de begroting
De volgende begrotingsposten wijzigen significant in 2019:
> De omzet voor beheer LCMS neemt toe als gevolg van indexering en meer omzet bij
ketenpartners (waterschappen en zorgregio’s);
> De omzet voor het programma Informatievoorziening neemt toe door het realiseren van
de infrastructuur van het Kenniscentrum data-analyse (€ 500.000);
besteding per dienst (bedragen in duizenden euro's)
Realisatie
2017
Begroting
2018
Begroting
2019
Beheer LCMS 3.798 3.996 4.279
Beheer SIS 525 454 469
Beheer ELO 341 366 378
SCL 145 145 145
Programma informatievoorziening 698 1.203 1.803
Verkeersplein 0 0 293
Beheer Geo 642 620 696
Beheer GMS 0 150 150
Overig ( vervanging C2000) 208
Totaal 6.357 6.935 8.213
22/51
> Het Verkeersplein is een nieuwe, landelijke ICT-voorziening die het IFV sinds 2018
aanbiedt voor de veiligheidsregio’s;
> De omzet voor Geo neemt toe doordat vanaf 2019 de korting van de vier “voorloper-
regio’s” is vervallen.
3.2 Wat bieden wij
Beheer landelijke voorzieningen
Binnen het IFV zijn verschillende ICT-voorzieningen ondergebracht die ook in 2019 worden
beheerd en doorontwikkeld. Deze ICT-voorzieningen ondersteunen en versterken de rol van
de veiligheidsregio’s. De systemen die door het IFV worden beheerd zijn het Landelijk
Crisismanagement Systeem (LCMS), de basisvoorziening voor geografische informatie
(GEO) en de basisvoorziening Elektrische Leeromgeving (ELO).
LCMS
In 2019 worden verbeterde functionaliteiten in LCMS geïntegreerd, dit geldt hoofdzakelijk
voor het grafische deel, LCMS Plot. Daarnaast worden bestaande functies van het systeem
LCMS verbeterd op basis van gebruikersbehoeften die landelijk zijn afgestemd door
functioneel beheerders.
GEO
De basisvoorziening GEO wordt in 2019 verder afgestemd op andere landelijke en regionale
projecten en programma’s, zoals de integratie met LCMS, de doorontwikkeling van
kernregistraties, de ideeën rondom het koppelen van gemeenschappelijke applicaties en het
thema business intelligence. Dit leidt tot een breder en meer geïntegreerd gebruik van geo-
informatie zowel voor, tijdens en na incidenten.
ELO
In 2018 wordt de basisvoorziening ELO geëvalueerd. Afhankelijk van de uitkomsten van
deze evaluatie wordt het systeem op specifieke onderdelen verder doorontwikkeld. In 2019
ligt de focus op het koppelen van de basisvoorziening met regionale
vakbekwaamheidssystemen en het regionaal invullen van blended learning. Verder wordt in
2019 meer landelijke content beschikbaar gemaakt.
C2000 en implementatie vernieuwing C2000
Het IFV draagt bij aan de laatste stappen in de vernieuwing van C2000 (IVC) door het
ondersteunen en vertegenwoordigen van de brandweer in IVC-overleggen. Het nieuwe
C2000 wordt in 2019 in gebruik genomen. In de periode daarna vindt nazorg plaats, wordt
het oude netwerk uitgefaseerd en worden eventuele problemen verholpen.
Het IFV ondersteunt met de dienst Informatievoorziening de organisatie van kennisevents en
netwerkbijeenkomsten, waarmee de verbinding met en tussen de veiligheidsregio’s wordt
versterkt. De meest relevante netwerken die in 2019 worden ondersteund zijn het
Gebruikersoverleg C2000 en GMS, het Chief Information Officer (CIO)-beraad en de
architectuurboard. Daarnaast participeert het IFV namens de veiligheidsregio’s in
ontwikkelingen rond de Landelijke Meldkamerorganisatie (LMO) door onder meer het
bijdragen aan uniformering van werkprocessen.
23/51
Landelijke ICT-voorziening
Het Verkeersplein, een robuust en gesloten netwerk, is geïmplementeerd en steeds meer
veiligheidsregio's zijn aangesloten. In 2019 bouwt het IFV hierop voort door diensten te
ontwikkelen die gebruik maken van dit gesloten netwerk. Ook worden koppelingen gelegd
naar ketenpartners en worden projecten gestart op het gebied van landelijke koppelvlak voor
data-uitwisseling, hosting-diensten en integratie. Bestaande voorzieningen die nu nog via het
open internet worden benaderd, krijgen als primaire toegangsroute het gesloten netwerk (en
als back-up het internet). Beveiliging van het netwerk is vanzelfsprekend op een zeer hoog
niveau. De verwachting is ook dat er komende jaren steeds meer mogelijkheden komen en
nieuwe ideeën worden ontwikkeld. Het huidige Verkeersplein is daarmee pas het begin.
Ontwikkeling datawarehouse-omgeving:
Door de toenemende informatisering en de grote behoefte van onze partners aan informatie-
gestuurd optreden, data-analyse en business intelligence, creëert het IFV een landelijke
data-omgeving waarin eenduidig en betrouwbaar data wordt opgeslagen. Hieronder wordt
een technisch platform, opslagcapaciteit, de benodigde databases en tooling verstaan, maar
ook de bijbehorende eenduidige definities en datamodellen.
In 2019 werkt het IFV aan de technische realisatie van dit platform, het inregelen en borgen
van beheertaken, maar ook aan het creëren van de randvoorwaarden en het bewaken van
de samenhang. Business intelligence is veelomvattend en valt of staat met een technisch
platform. De ambitie van het IFV is om voor de veiligheidsregio’s één samenhangende
‘datawarehouse’-omgeving te creëren voor de volgende doeleinden:
> Het beschikbaar stellen van deze complete omgeving voor regio’s die hun regionale data
hierin willen onderbrengen;
> Het ontsluiten van landelijke data ten behoeve van branche-informatie;
> Het koppelen van andere databronnen (zoals CBS-gegevens);
> Het gebruik van deze omgeving voor landelijke trends en onderzoeken.
Het Kenniscentrum data-analyse i.o., zie daarvoor het voorgaande hoofdstuk, is beoogd
grootgebruiker.
Programma Informatievoorziening
Net als in de voorgaande jaren geeft het IFV uitvoering aan het programma
Informatievoorziening 2015-2020. Met dit meerjarenprogramma streven het IFV en de
veiligheidsregio’s naar een sterke, uniforme en waar mogelijk gemeenschappelijke
informatievoorziening in 2020 en de jaren daarna. In 2019 ligt de focus op de uitvoering van
de goedgekeurde werkplannen voor de prioriteiten Informatieveiligheid, Landelijke
kernregistraties, Landelijke ICT-voorziening, Business intelligence en Gemeenschappelijke
applicaties. Hiernaast onderzoeken wij samen met het veld of er nieuwe of aanvullende
behoeften zijn in relatie tot deze speerpunten.
Het programma streeft ernaar in om 2019 het volgende te realiseren:
> Informatieveiligheid: De veiligheidsregio’s streven naar de implementatie van de
gezamenlijk ontwikkelde set aan maatregelen. Het IFV biedt hierbij nazorg en helpt de
regio’s de implementatie vorm te geven. Vanwege de groeiende aandacht voor
cybersecurity inventariseren wij of er aanvullende behoeften zijn.
> Landelijke kernregistraties: Nu steeds meer kernregistraties zijn afgerond, worden in
2019 vervolgstappen gezet in het eenduidig gebruik van definities en het verzamelen en
opslaan van landelijk uniforme data.
24/51
> Business intelligence: Het combineren van landelijk verzamelde en beheerde data leidt
tot nieuwe inzichten en nieuwe sturingsinformatie. De landelijke ontsluiting van GMS-
data helpt de regio’s bij incidentanalyses op regionaal en landelijk niveau.
> Gemeenschappelijke applicaties: Het inzicht in de gemeenschappelijke applicaties biedt
samenwerkingsmogelijkheden ten aanzien van inkoopstrategieën. Op de langere termijn
streeft het IFV naar het stimuleren van standaardisatie bij de inkoop van software.
25/51
4 Materieelbeheer en procurement
4.1 Begroting materieelbeheer en procurement
Het IFV ondersteunt de veiligheidsregio’s met het verwerven, beheren en ter beschikking
stellen van materieel, uitrusting en (telecommunicatie)voorzieningen. De rol van het IFV is
hierin is in de afgelopen jaren verschoven van een uitvoerende naar een meer adviserende
rol. Het IFV vervult nu een meer kennisgerichte, faciliterende rol bij inkoop en de organisatie
van operationele voorbereiding en coördinatie en in 2019 zet deze lijn zich voort. In 2019
wordt verkend hoe de dienstverlening verder kan worden uitgebreid en geprofessionaliseerd.
Daarvoor wordt onder andere een verkenning gestart naar de intensivering van de
samenwerking met het LOCC.
Voor de producten en diensten ten aanzien van materieelbeheer en procurement hanteert
het IFV onderstaande meerjarenbegroting. Net als voor de andere producten en diensten
geldt dat onderstaande producten en diensten worden gefinancierd uit verschillende
bronnen. Zie hoofdstuk 6 voor het overzicht van de financiering van deze producten en
diensten naar inkomstenstromen.
Belangrijkste wijzigingen in de begroting
Bij instandhouding voorzieningen Multi zijn de bedragen voor het waarschuwings- en
alarmeringssysteem (WAS) en de noodcommunicatievoorziening (NCV) vooralsnog
opgenomen. Afhankelijk van de definitieve besluitvorming over het moment van stoppen van
het WAS en de evaluatie van de Noodcommunicatievoorziening (NCV). Na het stoppen van
het WAS is nog financiering noodzakelijk voor het ontmantelen van het WAS.
besteding per dienst (bedragen in duizenden euro's)
Realisatie
2017
Begroting
2018
Begroting
2019
Materieelbeheer 7.996 8.279 8.011
Instandhouding voorzieningen (multi) 8.323 7.191 7.191
Bovenregionale voorzieningen 2.272 3.915 3.915
Inkoop 1.425 1.500 1.450
Standaardisatie 738 680 680
Kleding dienstverlening 2.915 2.200 2.500
Totaal 23.670 23.765 23.747
26/51
4.2 Wat bieden wij
Materieelbeheer
Onderdeel van de wettelijke taak van het IFV is het vervangen van het beschikbare
rampenbestrijdingsmateriaal. Dit gebeurt in nauw overleg met het veld. Uitgangspunt hierbij
is dat vervanging niet één op één plaatsvindt, maar dat op basis van nieuwe inzichten,
methoden, doctrines en technieken wordt gekeken naar de feitelijke behoefte. Deze
vervangingskosten zijn aanzienlijk en spreiden zich daarom uit over meerdere jaren.
Bij de vorming van het IFV is materieel overgekomen vanuit JenV. Voor de vervanging van
dit materieel zijn jaarlijks en over langere tijd reserveringen noodzakelijk. Door jaarlijks een
deel van de Rijksbijdrage te reserveren, kunnen nieuwe investeringen gedaan worden
waarmee aan de wettelijke taak wordt voldaan. Deze reserveringen worden gestort in de
‘voorziening vervanging materieel’. De jaarlijkse dotaties aan deze voorziening vervanging
materieel bedragen € 2,961 miljoen. De vervangingsinvesteringen en ook de projecten om
deze investeringen voor te bereiden, zoals bijvoorbeeld het project Specialistisch Optreden,
worden uit deze voorziening betaald.
Met ingang van 2019 worden de beheerkosten voor brandweermaterieel begroot op
€ 540.000,- per jaar. Deze daling wordt veroorzaakt door het afstoten van de
brandweercompagnieën (waar GBO/SO voor in de plaats is gekomen). De dotatie aan de
voorziening vervanging materieel die nodig is om het meerjareninvesteringsplan te
financieren bedraagt € 2.961.000,-.
Ook in 2019 verzorgt het IFV het beheer van de bijzondere politiemiddelen voor een bedrag
van € 4.150.000,- per jaar. Dit betreft het beheer van gepantserde voertuigen voor
Verscherpt Rijdend Toezicht, bewakingscontainers en waterwerpers. Samen met de politie
wordt verkend hoe deze opdrachten in de komende jaren naar behoefte kunnen worden
uitgevoerd.
Daarnaast beheert het IFV de striping van politievoertuigen en worden diverse C2000
communicatiemiddelen beschikbaar gesteld, zoals mobiele opstelpunten en
noodaggregaten.
Materieelbeheer (bedragen in duizenden euro's)
Realisatie
2017
Begroting
2018
Begroting
2019
Materieelbeheer veiligheidsregio's 826 633 540
Dotatie aan voorziening vervanging materieel 2.961 3.096 2.961
Materieelbeheer politie 3.919 4.150 4.150
Diverse opdrachten vanuit ministeries/ overheden
(voormalig vtsPN, rouwregisters, kaliumjodide, etc.) 290 400 360
Totaal 7.996 8.279 8.011
27/51
Instandhouding voorzieningen (multi)
Het IFV verzorgt het beheer van het Waarschuwings- en Alarmeringssysteem (WAS), de
Noodcommunicatie voorziening (NCV) en de ondersteuning van USAR.NL. Gezien de
voorgenomen uitfasering en ontmanteling van het WAS per 1 januari 2020 neemt deze taak
naar verwachting af in 2019 en de jaren daarna. Na een definitief besluit tot uitfasering
verdwijnt deze taak, inclusief financiering, nadat de ontmanteling is voltooid. In 2019 werkt
het IFV daarom verder aan de voorbereiding van de uitfasering en ontmanteling, afhankelijk
van de besluitvorming in het najaar van 2018.
Het IFV beheert de landelijke logistieke voorraad, bedoeld voor calamiteiten in binnen- en
buitenland. Deze voorraad biedt mogelijkheden ter ondersteuning bij het opvangen en
verzorgen van burgers (o.a. veldbedden en slaapzakken), evenals technische en
ondersteunende middelen zoals aggregaten, klokpompen, zandzakken en een
zandzakkenmachine. In 2019 worden mogelijkheden verkend voor een nadere
professionalisering van deze taak door nader samen te werken met het LOCC.
Bovenregionale voorzieningen
In de bovenstaande tabel zijn de jaarlijkse beheerkosten opgenomen van de bovenregionale
voorzieningen.
Grootschalig Brandweer Optreden en Specialistisch Optreden (GBO SO)
In opdracht van de RBC, werkt het IFV samen met de RBC in het programma GBO SO aan
de doorontwikkeling van bovenregionaal brandweeroptreden. Het programma GBO SO valt
onder de Uitvoeringsagenda Brandweer en loopt tot en met 2020. In deze periode worden
vier landelijke specialismen opgeleverd en in beheer genomen en vindt de landelijke regie
plaats op grootschalig brandweeroptreden. De initiële kosten voor de ontwikkeling van deze
specialismen wordt gefinancierd uit de voorziening vervanging materieel en de beheerkosten
worden gefinancierd uit het hiervoor geraamde bedrag van € 3.000.000,- per jaar.
Instandhouding voorzieningen (multi) (bedragen in duizenden euro's)
Realisatie
2017
Begroting
2018
Begroting
2019
USAR 2.388 1.854 1.854
Beheer WAS 3.412 3.577 3.577
Beheer NCV 1.265 1.300 1.300
Landelijke logistieke voorraad 417 260 260
Derden 841 200 200
Totaal 8.323 7.191 7.191
Bovenregionale voorzieningen (multi) (bedragen in duizenden euro's)
Realisatie
2017
Begroting
2018
Begroting
2019
GBO/SO 1.401 3.060 3.060
GGB 571 525 525
Ondersteuning landelijke reddingsvloot 300 330 330
Totaal 2.272 3.915 3.915
28/51
In 2019 ligt onze focus binnen deze specialismen op het volgende.
Specialisme Technische hulpverlening (STH)
> Het beheer van de STH-organisatie, inclusief het materieel.
> De ontwikkeling van een nieuw scenario ‘Spoorincidenten’ in samenwerking met ProRail.
Met dit scenario worden de inzetmogelijkheden voor STH uitgebreid.
Specialisme Natuurbrandbeheersing (NBB)
> De doorontwikkeling en borging van onderliggende informatiesystemen, zoals het
natuurbrandverspreidingsmodel (NBVM) en de intelligente toepassing van satellietdata.
> De implementatie van specialistische teams, zoals het Fire Bucket Operations team
(FBO), het team Voorbranden, het team Natuurbrandonderzoek (NBO) en een team
NBB-adviseurs voor de inbreng van expertise in het CoPI en/of het ROT.
> De ontwikkeling van een digitaal signaleringssysteem voor droogte, genaamd ‘Early
Warning Signals’. Het IFV ontwikkelt dit systeem samen met het ministerie van JenV en
het Netherlands Space Office. Aan de hand van dit signaleringssysteem, voor een
belangrijk deel bestaande uit satellietdata, kan de brandweer een betere prognose
maken van natuurbrandrisico’s.
Specialisme Incidentbestrijding gevaarlijke stoffen (IBGS)
> Het doorontwikkelen van specialistische teams op het gebied van grootschalige
ontsmetting (GOE) en specialistische IBGS-eenheden. De landelijke organisatie van
deze teams leidt tot een efficiënter organisatie dan wanneer dit op regionaal niveau
wordt georganiseerd.
> Het ontwikkelen van een landelijke IBGS-backoffice en het versterken van de
samenwerking met partners, zoals het RIVM en Defensie, bij complexe bronbestrijding
en het bepalen van een effectgebied.
> Het beheer van landelijk IBGS-materieel, zoals radiologische meetapparatuur en de
brandweermiddelen in het kader van het Nationaal Plan Kernongevallenbestrijding
(NPK).
Specialisme Logistiek en Ondersteuning (L&O)
> Het beheer van landelijk logistiek materieel, waaronder stut- en stempelmateriaal.
> De implementatie van een landelijke drone-organisatie, waardoor de inzetmogelijkheden
van de brandweer toenemen.
> De implementatie van een landelijke databank L&O waarmee regionale logistieke
informatie centraal beschikbaar wordt gesteld voor alle veiligheidsregio’s. Deze
databank verschaft, in het geval van een calamiteit, inzicht in welke middelen
beschikbaar zijn en waar deze zich bevinden.
Naast de activiteiten op deze vier specialismen versterkt het IFV in 2019 zijn visie op GBO in
het algemeen en wordt een visie ontwikkeld op het specialisme Technische hulpverlening.
In 2019 wordt de regie op GBO versterkt, onder andere door de ontwikkeling van een
vernieuwde visie op GBO SO. Daarnaast ontwikkelt het IFV samen met de brandweer een
visie op het specialisme Technische hulpverlening en op het nieuw te ontwikkelen
specialisme Water. Met ingang van 2018 ondersteunt het IFV ook de inrichting en
instandhouding van de Nationale Reddingsvloot welke wordt gevormd door de
veiligheidsregio’s en Reddingsbrigade Nederland.
29/51
Grootschalige Geneeskundige Bijstand (GGB)
Op verzoek van GGD GHOR Nederland ondersteunt het IFV ook in 2019 het model voor
Grootschalige Geneeskundige Bijstand, evenals doorontwikkeling hiervan. Hiervoor is een
bedrag van € 525.000,- per jaar gereserveerd. Het IFV ondersteunt onder andere bij het
implementeren, uitvoeren en beheren van de leidraad GGB. Daarnaast verricht het IFV
landelijke coördinerende activiteiten ten aanzien van de inkoop en het beheer van
bovenregionaal materieel.
Inkoop
In 2019 ondersteunen en adviseren we de veiligheidsregio’s bij hun inkoopproces. Op basis
van gesprekken met de regio’s en andere afnemers professionaliseren wij onze inzet. Onze
speerpunten voor volgend jaar zijn:
> Het ondersteunen en adviseren van veiligheidsregio’s bij aanbestedingen door kennis en
formats beschikbaar te stellen;
> Het bieden van personele ondersteuning aan de veiligheidsregio’s;
> Het op verzoek geheel of gedeeltelijk overnemen van aanbestedingen.
Standaardisatie
Het IFV ondersteunt en adviseert de veiligheidsregio’s in het proces van standaardisatie. Dit
heeft betrekking op persoonlijke beschermingsmiddelen en arbeidsveiligheid, materieel,
striping en huisstijl. In 2019 wordt verkend hoe deze dienstverlening doorontwikkeld kan
worden.
Kleding dienstverlening
In 2019 wordt geïnvesteerd in accountmanagement, waarbij de inzet is om de
dienstverlening van het IFV nog nadrukkelijker aan te laten sluiten bij de wensen en
Realisatie
2017
Begroting
2018
Begroting
2019
Totaal 1.425 1.500 1.450
Standaardisatie (bedragen in duizenden euro's)
Realisatie
2017
Begroting
2018
Begroting
2019
Totaal 738 680 680
Kleding dienstverlening (bedragen in duizenden euro's)
Realisatie
2017
Begroting
2018
Begroting
2019
Totaal 2.915 2.200 2.500
30/51
behoeften van de brandweer. Hierbij wordt een sterke behoefte aan een aangepaste
kledingsoort voor de brandweer gesignaleerd, genaamd interventiekleding. Gezamenlijk met
de brandweer wordt verkend hoe in deze behoefte kan worden voorzien en hoe de
dienstverlening geïnnoveerd kan worden om het daarmee toekomstbestendig te houden.
31/51
5 Diensten aan managementraden en bestuur
5.1 Begroting diensten aan managementraden en bestuur
Het IFV ondersteunt en adviseert de managementraden, het Veiligheidsberaad, het
Multidisciplinair Adviesorgaan (MDA) en het (algemeen en dagelijks) bestuur IFV. Ook
ondersteunende netwerken en vakgroepen worden op verzoek van de managementraden
ondersteund door het IFV. Deze taken worden gefinancierd door bijdragen van de
veiligheidsregio’s en de BDuR.
Voor onze diensten aan managementraden en bestuur wordt onderstaande
meerjarenbegroting gehanteerd. Onderstaande producten en diensten worden gefinancierd
uit verschillende bronnen. Zie hoofdstuk 6 voor het overzicht van de financiering van deze
producten en diensten naar inkomstenstromen.
Belangrijkste wijzigingen in de begroting
In de begroting voor 2019 doen zich ten opzichte van voorgaande jaren geen significante
wijzigingen voor. Het werkbudget van het Veiligheidsberaad à € 300.000,- is opgenomen in
de begroting voor Bestuursondersteuning. In de begroting voor Diensten aan
managementraden is een bedrag van € 100.000 opgenomen voor ondersteuning van de
managementraad bevolkingszorg. Hierin is ook € 123.000 opgenomen voor de upgrade van
Brandweer.NL en € 143.000 voor het steunpunt Brandweer
5.2 Wat bieden wij
Met het onderbrengen van de afdelingen Bestuurs- en directie-ondersteuning (BDO) en
Ondersteuning Managementraden (OMR) binnen één dienst wordt beoogd de ondersteuning
en advisering van managementraden en bestuur te stroomlijnen en tegelijkertijd als
koppelvlak te laten fungeren tussen het veld, IFV en de te ondersteunen gremia onderling.
Dit gebeurt door afstemming van processen, het delen van informatie en het integraal
plannen en organiseren vanuit één secretariaat. Iedere afdeling acteert vanuit zijn eigen rol
en taak richting opdrachtgevers, maar zoekt verbinding via de ambtelijke processen en het
(bedragen in duizenden euro's)
Realisatie
2017
Begroting
2018
Begroting
2019
Bestuursondersteuning 1.955 1.695 1.690
Diensten aan managementraden 3.784 3.812 4.202
Totaal 5.739 5.507 5.892
32/51
delen van relevante informatie. Op deze wijze draagt de dienst ook in 2019 bij aan het
versterken van de verbinding tussen bestuur, managementraden, IFV en crisispartners in het
veiligheidsdomein.
Bestuursondersteuning
De afdeling Bestuurs- en Directieondersteuning adviseert en ondersteunt het
Veiligheidsberaad en onderliggende bestuurlijke adviescommissies, het Multidisciplinair
Adviesorgaan (MDA), het bestuur IFV en de directie IFV. In 2018 is gestart met een nieuwe
werkwijze in de advisering en ondersteuning van het Veiligheidsberaad en het bestuur IFV.
In 2019 wordt die lijn voortgezet en aangescherpt. Ook wordt periodiek een nieuwsbrief en
een magazine uitgebracht met wetenswaardigheden over het Veiligheidsberaad als
bestuurlijk platform, betrokken departementen en de afzonderlijke veiligheidsregio’s.
Verschillende samenwerkingspartners werken hier aan mee. Daarnaast wordt via
interactieve bijeenkomsten, zoals kennissessies, netwerkdagen en (bestuurlijke)
congressen, kennis en informatie gedeeld over thema’s die op de Strategische agenda van
het Veiligheidsberaad staan of die in opdracht van het Veiligheidsberaad zijn uitgevoerd door
het IFV.
Naast het Veiligheidsberaad bestaan er op landelijk niveau verschillende bestuurlijke
overleggen die zich richten op veiligheid. De meest relevante overleggen in dit kader zijn de
Commissie Bestuur en Veiligheid van de VNG en het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie.
Om synergiewinst te behalen en meer integraal en eenduidig te adviseren aan bestuurders
in hun verschillende rollen en aan de minister, is in opdracht van de voorzitters van het
Veiligheidsberaad, de Regioburgemeesters en de VNG, een beweging ingezet om de
ondersteunende bureaus van deze overleggen nauwer te laten samenwerken. Dit houdt
onder meer in dat thema’s die voor alle gremia van belang zijn, gezamenlijk kunnen worden
voorbereid. Daardoor wordt vanuit de verschillende perspectieven op veiligheid een zo
volledig mogelijk beeld verkregen van een vraagstuk. Ook waar het gaat om verdere
professionalisering van de bestuursadvisering vinden gezamenlijke activiteiten plaats.
De evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s, onder regie van het ministerie van JenV, is
voorzien in 2019. De afdeling BDO ondersteunt en adviseert het Veiligheidsberaad en het
bestuur IFV op de inhoudelijke thema’s daarbinnen en ten aanzien van het proces van de
wetsevaluatie. Verder adviseert en ondersteunt BDO de bestuurlijke en ambtelijke
portefeuillehouders bij de vormgeving, invulling en uitvoering van de Strategische Agenda
Veiligheidsberaad. De bestuurlijk portefeuillehouders en de voorzitter worden ondersteund
op het gebied van representatie en woordvoering.
Diensten aan managementraden
De afdeling Ondersteuning Managementraden ondersteunt de Raad Directeuren
Veiligheidsregio (RDVR), Raad van Brandweercommandanten (RBC) en het Landelijk
Netwerk Bevolkingszorg (LNB) bij het realiseren van hun ambities.
Binnen de managementraden doen zich, naast de reguliere werkzaamheden, verschillende
relevante ontwikkelingen voor die in 2019 om ondersteuning vragen van OMR. Voorbeelden
hiervan zijn de ontwikkeling en uitvoering van het programma Crisisbeheersing en
rampenbestrijding (RDVR), de ontwikkelagenda van de RDVR, het gezamenlijke programma
Mens en Bedrijfsvoering van de RDVR en RBC en de toekomstagenda Bevolkingszorg in
opdracht van het LNB. Voor de Uitvoeringsagenda Brandweer verricht OMR diverse
coördinerende en ondersteunende werkzaamheden. De thema’s die figureren op de
Uitvoeringsagenda vormen ook voor de programmaraden van de RBC de prioritaire dossiers
voor de komende jaren.
33/51
Het kwaliteitsbureau ondersteunt de veiligheidsregio’s bij het verrichten van de visitaties.
Vanuit OMR worden ook de brancheactiviteiten van de brandweer ondersteund, zoals de
jeugdbrandweer, brandweerdecoratie, Brandweermonument en -herdenking en
brandweergeschiedenis.
34/51
6 Begroting 2019
6.1 Begroting 2019
bedragen in duizenden euro's
Realisatie 2016 Realisatie 2017 Begroting 2018 Begroting 2019
Baten ( projecten)
Onderwijs 10.751 14.127 14.215 14.396
Kennis 9.109 8.946 8.141 10.389
Ondersteuning bestuur en managementraden 6.208 5.739 5.507 5.892
Informatievoorziening 5.333 6.357 6.935 8.213
Materieelbeheer 11.800 11.918 11.578 11.631
Opbrengst geleverde producten 2.967 3.289 2.200 2.500
Overige opbrengsten 3.413 2.240 2.125 76
49.581 52.615 50.701 53.097
Externe projectkosten 17.156 19.469 18.624 20.811
Kostprijs verkoop uitgeverij/verkoop
brandweerkleding 1.880 2.261 2.038 1.775
Bruto marge 30.545 30.885 30.039 30.510
Interne projectkosten 28.164 25.799 29.933 30.266
Projectresultaat (A) 2.380 5.086 105 244
Baten (afdeling) 28.160 26.582 31.290 34.937
Lasten (afdeling)
Personeelskosten 24.283 24.869 25.010 27.233
Materiële kosten 6.487 6.112 6.080 7.414
Afdelingsresultaat (B) -2.610 -4.398 199 290
Bedrijfsresultaat (A+B) -230 687 305 534
Financiële baten-lasten (+) -13 -5 -6 0
Bijzondere baten en lasten 50
Aandeel resultaat I.E. Beheer BV 120 84 56 150
Netto Resultaat -122 817 355 684
Aantal FTE 250 261 274 296
35/51
6.2 Financiering 2019
bedragen in duizenden euro's
Realisatie 2016 Realisatie 2017 Begroting 2018 Begroting 2019
1. Beschikbare financiering
Rijksbijdragen Algemeen excl. Politie 24.000 23.906 24.615 24.993
Rijksbijdrage Algemeen van voorgaande jaren 113 3.651 1.079
Totaal Rijksbijdrage 24.113 23.906 28.266 26.072
Bijdrage Politie 4.281 4.378 4.150 4.150
Facturen 6.092 5.787 3.478 3.660
Totaal Financiering wettelijke taak 34.486 34.071 35.894 33.882
Opdrachten voor veiligheidsregio's 19.919 20.996 22.450 24.672
Werkzaamheden voor derden 3.094 5.103 3.147 2.710
Totaal beschikbare financiering 57.499 60.170 61.492 61.263
2. Benodigde financiering
Omzet 49.581 52.615 50.701 53.097
Activiteiten waarvoor VenJ
contractpartij is* 7.918 7.555 8.000 8.166
- WAS en NCV 4.136 4.134 4.441 4.521
- Beheer Politiematerieel 3.782 3.420 3.559 3.645
Totaal benodigde financiering 57.499 60.170 58.700 61.263
3. Verschil 0 0 2.792 0
*) Gaat niet via V&W rekening van het IFV, maar zijn wel uitgaven die uit rijksbijdrage worden gefinancierd.
36/51
Besteding 2019 per dienst per taak
Totaal art. 68 art. 69 art. 70
Opbrengst Beleids- en strategie advisering 1.690 1.690
Opbrengst diensten aan managementraden 4.202 4.202
Opbrengst kennis makelen 1.230 1.150 80
Opbrengst kennisontwikkeling 6.197 3.484 1.699 1.014
Opbrengst kennisfuncties 1.015 1.000 15
Opbrengst opleiden 8.621 3.330 5.291
Opbrengst examinering 2.900 2.900
Opbrengst training en bijscholing 2.126 2.126
Opbrengst advies 497 197 300
Opbrengst beheer informatie systemen 8.213 650 6.188 1.375
Opbrengst toezicht certificering 748 704 44
Opbrengst materieelbeheer 8.011 8.011
Opbrengst instandhouding voorzieningen (multi) 7.191 6.991 200
Opbrengst bovenregionale voorzieningen 3.915 3.585 330
Opbrengst inkoop 1.450 1.200 250
Opbrengst standaardisatie 680 680
Opbrengst kleding dienstverlening 2.500 2.500
Opbrengst projecten stafafdeling Bedrijfsvoering 26 26
Overige projectopbrengsten 52 26 26
Totaal 61.264 33.882 24.672 2.710
Besteding per dienst 2019 naar wijze van financieren
Totaal Rijksbijdrage BDUR
Factuur of
beschikking
Opbrengst Beleids- en strategie advisering 1.690 1.390 300
Opbrengst diensten aan managementraden 4.202 4.202
Opbrengst kennis makelen 1.230 1.150 80
Opbrengst kennisontwikkeling 6.197 3.484 924 1.789
Opbrengst kennisfuncties 1.015 1.000 15
Opbrengst opleiden 8.621 2.930 889 4.802
Opbrengst examinering 2.900 2.900
Opbrengst training en bijscholing 2.126 2.126
Opbrengst advies 497 197 50 250
Opbrengst beheer informatie systemen 8.213 650 753 6.810
Opbrengst toezicht certificering 748 704 44
Opbrengst materieelbeheer 8.011 7.651 360
Opbrengst instandhouding voorzieningen (multi) 7.191 6.991 200
Opbrengst bovenregionale voorzieningen 3.915 3.585 330
Opbrengst inkoop 1.450 1.200 250
Opbrengst standaardisatie 680 680
Opbrengst kleding dienstverlening 2.500 2.500
Opbrengst projecten stafafdeling Bedrijfsvoering 26 26
Overige projectopbrengsten 52 52
Totaal 61.264 30.222 4.336 26.706
37/51
6.3 Toelichting op de begroting 2019
Baten
> De opgedragen gemeenschappelijke taken zijn met 3,28% geïndexeerd op basis van de
prijsindexcijfers uit de meicirculaire van het gemeentefonds.
> De Rijksbijdrage wordt sinds 2018 jaarlijks geïndexeerd door het ministerie van JenV.
Vanaf 2018 wordt aan het IFV de reguliere loon-en prijsstelling uitgekeerd onder het
voorbehoud dat JenV deze van het ministerie van Financiën ontvangt en binnen JenV
wordt besloten dit toe te kennen aan de betreffende begrotingsartikelen. Voor 2018
bedraagt deze indexatie € 378.000. Voor 2019 is deze nog niet bekend.
> De door JenV toegekende indexering van de BDUR over de jaren 2017 en 2018 is in de
opgenomen BDUR-uitkeringen voor 2019 verwerkt.
Lasten
> De personeelskosten stijgen in 2019 ten opzichte van de begroting 2018 als gevolg van
een toename van de personeelsbezetting aan eigen personeel met 17 fte en indexatie
van de salariskosten met 4% als gevolg van de nieuwe cao voor Rijksambtenaren.
> In 2019 is een dotatie aan de voorziening vervanging materieel opgenomen van € 2,96
miljoen.
6.4 Investeringen in bedrijfsvoering 2019
Specificatie investeringen 2019
Vervanging vervoermiddelen 148.182
Gebouwen/terreinen 50.554
Installaties 230.336
Automatisering hardware 498.733
Automatisering software 3 jaar 29.883
Automatisering software 6 jaar (o.a.
vervanging 'Mijn.NBBE', doorontwikkeling
Kennisplein en implementatie vervanging
publicatiedatabase)
899.958
Informatiebeveiliging en toegangscontrole 150.000
Inventarissen 44.455
Totaal 2.052.100
Toelichting op de investeringsbegroting
> Vervoermiddelen: vervanging van voertuigen uit het wagenpark IFV.
> Gebouwen/terreinen/vervanging: investeringen in de gebouwen en terreinen van het IFV
als gevolg van de meerjaren onderhoudsplanning.
> Automatisering hardware: reguliere vervanging van PC’s en laptops en tablets.
> Automatisering software: onder andere de vervanging van ‘Mijn Nbbe’, de
doorontwikkeling van het Kennisplein en de vervanging van de publicatiedatabase.
38/51
> Informatiebeveiliging: investeringen om informatiebeveiliging en toegangscontrole te
verbeteren.
> Inventarissen reguliere vervanging van inventaris van het IFV.
39/51
7 Bedrijfsvoering en weerstandsvermogen
7.1 Bedrijfsvoering
In 2019 voert het IFV projecten uit die onze bedrijfsvoering verbeteren en vereenvoudigen.
Deze projecten hebben vooral betrekking op het inkopen van diensten, zodanig dat aan de
EU-aanbestedingsrichtlijnen wordt voldaan en de meest effectieve en efficiënte oplossing
wordt gerealiseerd. Dit doet het IFV, waar mogelijk en wenselijk, in samenwerking met grote
aanbestedingstrajecten van derden.
Met ingang van 2017 werkt JenV met speerpunten voor bedrijfsvoering. Deze speerpunten
zijn strategisch van aard en hebben een effectieve en efficiënte bedrijfsvoering van het
ministerie en daaraan gelieerde organisaties tot doel. De speerpunten hebben een meerjarig
karakter en worden jaarlijks herijkt. In 2019 geeft het IFV uitvoering aan de onderstaande
bedrijfsvoeringskaders van JenV.
De wendbare organisatie
Dit speerpunt heeft betrekking op duurzame inzetbaarheid, eigentijds leiderschap en
flexibele organisatie. Het IFV is een wendbare organisatie die de uitvoering van haar taken
afstemt op de vraag van haar klanten, binnen de kaders van de missie en de visie van het
IFV. De herstructurering van het IFV per 1 januari 2018 heeft geleid tot het kader waarin het
werk en de inzet van medewerkers vraaggericht is georganiseerd. Op basis van de visie op
duurzame inzetbaarheid geeft het IFV aandacht aan leren en ontwikkelen, gezondheid en
vitaliteit en daarmee aan de arbeidsmarktwaarde van de medewerkers.
Met de HR-gesprekscyclus wordt de balans gevonden tussen de inzet en ambities van de
individuele medewerker en de opgave van het IFV. Met behulp van een
leiderschapsprogramma wordt het management van het IFV versterkt.
Maatschappelijk Verantwoord Inkopen
Maatschappelijk verantwoord inkopen is als proces geborgd binnen het IFV. Sinds het
manifest maatschappelijk verantwoord inkopen is ondertekend in 2016, zijn belangrijke
stappen gezet. Zo is duurzaamheid, conform ISO20400, geïntegreerd in het inkoopbeleid, de
inkoopstrategie en de inkoopprocessen van de organisatie.
In de afgelopen jaren zijn op dit gebied tastbare resultaten behaald, bijvoorbeeld bij de
inkoop van brandweer- en ambulancekleding. In de periode 2019-2023 wordt dit beleid
gecontinueerd en wordt verantwoording afgelegd over de gerealiseerde prestaties.
Toekomstvaste informatievoorziening
In 2019 werkt het IFV aan een toekomstvaste informatievoorziening. Aan de hand van zeven
speerpunten geeft het IFV hier invulling aan:
> Continuïteit van de informatievoorziening: Het IFV borgt de continuïteit van de
informatievoorziening door gebruik te maken van in de markt bewezen standaard
softwarepakketten, die modulair uitbreidbaar en in hoge mate configureerbaar zijn om
40/51
variaties in bedrijfsprocessen te ondersteunen. Het IFV werkt hiervoor samen met
gespecialiseerde leveranciers;
> Innovatie met informatievoorziening en ICT: De standaard software wordt door
marktpartijen doorontwikkeld op basis technologische ontwikkelingen en behoeften
binnen de markt. In combinatie met de configureerbaarheid van softwarepakketten biedt
dit kansen voor het IFV om zijn bedrijfsprocessen te innoveren;
> Weerbaarheid van de informatievoorziening: Informatieveiligheid speelt een steeds
belangrijkere rol binnen het IFV. De dienstverlening van het IFV is steeds meer IT-
gerelateerd. In 2018 heeft het IFV de Algemene verordening gegevensbescherming
(AVG) geïmplementeerd en in 2019 werkt het IFV aan het behalen van een ISO 27001
certificering. Voor kennisuitwisseling en samenwerking op dit vlak zoekt het IFV ook
verbinding met andere partners, waaronder het Nationaal Cyber Security Centrum;
> Samenwerking door informatie-uitwisseling: Het IFV wisselt op gestructureerde wijze
informatie uit met de veiligheidsregio’s en andere samenwerkingspartners door middel
van het Verkeersplein;
> Voldoende en goed opgeleid ICT-personeel: Het IFV wil een aantrekkelijke werkgever
zijn voor ICT-personeel. Het IFV werkt daarvoor met een vast team dat samenwerkt met
specialistische leveranciers en flexibel ICT-personeel uit de markt. In het geval van
schaarste gaat het IFV nadrukkelijker investeren in het opleiden van eigen ICT-
personeel;
> Bescherming van persoonsgegevens: Dit punt hangt sterk samen met het punt
‘Weerbaarheid van de informatievoorziening’ en wordt daarin meegenomen;
> Toekomstvaste informatiehuishouding: In 2019 implementeert het IFV
documentmanagementsoftware die ondersteunend is aan de geldende
archiefregelgeving en het archiefbeleid van het IFV.
Flexibiliteit, duurzaamheid en ontwikkelingen op het gebied van huisvesting en facilitair
In 2019 neemt het personeelsbestand van het IFV naar verwachting met 17 fte toe ten
opzichte van 2018. Dit betreft een uitbreiding als gevolg van de volgende ontwikkelingen:
> Uitvoeringsagenda Brandweer;
> Kenniscentrum data-analyse;
> Versterking bestuursondersteuning en diensten aan managementraden.
In de periode 2016 tot en met 2019 is de persoonsbezetting in het totaal met 41 fte
toegenomen doordat het IFV zich steeds meer ontwikkelt als een kennisorganisatie en het
accent steeds minder op materieelbeheer komt te liggen.
Omdat het IFV graag een flexibele en prettige werkomgeving creëert voor zijn medewerkers,
is in 2018 een verkenning verricht naar een nieuw werkplekconcept. Aan de hand van deze
verkenning is duidelijk geworden op welke wijze het IFV wil werken en welke mogelijke
verbouwingen of investeringen daarvoor noodzakelijk zijn. Bij deze verkenning wordt de
totale huisvesting in ogenschouw genomen, zowel Arnhem als Zoetermeer. In 2019 wordt
een functioneel Programma van Eisen en Wensen uitgewerkt.
41/51
Banenafspraak instroom arbeidsbeperkten
Het IFV staat positief tegenover de doelstelling in deze banenafspraak. In het huidige
wervings- en selectiebeleid vormt diversiteit de basis. Groepen worden niet gediscrimineerd
en in iedere functie wordt voldoende ontwikkelruimte geboden. Er wordt gezocht naar een
goede manier om zinvol en passend werk te organiseren met voldoende en adequate
begeleiding. Een van de punten die concreet wordt onderzocht is het via aanbestedingen
contracteren van facilitaire dienstverlening, welke gedeeltelijk door arbeidsbeperkten wordt
uitgevoerd.
7.2 Overhead
Het IFV heeft een bestuurlijke opdracht om een overheadpercentage van minder dan 25,7%
te realiseren. Dit is het overheadpercentage dat is berekend op basis van de door
Berenschot gebruikte definities en is de kwartielscore van de beste presterende ZBO’s . Eind
2016 had het IFV deze doelstelling bereikt met een overheadpercentage van 22,9%. Voor de
begroting 2019 realiseert het IFV een vergelijkbaar percentage.
De door de veiligheidsregio’s gebruikte definitie van overhead is gebaseerd op het BBV.
Dit is vergelijkbaar met de door Berenschot gehanteerd definitie.
Voor de uitvoering van de opdrachten en diensten van het IFV worden verschillende tarieven
gehanteerd. Voor de wettelijke taken en de opdrachten voor derden geldt het standaardtarief
en voor de gemeenschappelijke opdrachten van de veiligheidsregio’s geldt een gereduceerd
tarief.
De algemene overhead van het IFV wordt voor het grootste deel gedekt door de uitvoering
van de wettelijke taken. De opslag op de loonkosten in de tarieven voor de
gemeenschappelijke taken als dekking van de algemene overhead bedragen hierdoor
slechts 3%.
7.3 Weerstandsvermogen
Solvabiliteit
Het IFV hanteert als zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) een minimaal benodigde solvabiliteit
van 25%. Met een solvabiliteit van 31% in 2017 voldoet het IFV aan deze norm.
Eind 2017 beschikte het IFV over een eigen vermogen van € 17,8 miljoen, dit lijkt een
voldoende buffer om eventuele toekomstige financiële tegenvallers op te kunnen vangen.
Dit vermogen is echter slechts voor een deel vrij besteedbaar.
Voor de periode 2019-2023 ligt een sluitende begroting voor die bij exacte realisatie leidt tot
een toename van het eigen vermogen. Het begrote jaarlijkse positieve resultaat van de ZBO
IFV bedraagt nu circa 1% van de omzet. Dit is een kleine marge die ook lager kan uitvallen
door onvoorziene omstandigheden.
Bedrijfsrisico’s
De belangrijkste bedrijfsrisico’s hebben betrekking op wijzigingen in de organisatie en
bedrijfsrisico’s als gevolg van veranderende marktomstandigheden door het wegvallen of
verminderen van omzet. Binnen het eigen vermogen is daarom een bestemde reserve
‘Bedrijfsrisico’s’ van € 3,3 miljoen gevormd.
42/51
Een deel van het eigen vermogen is niet vrij besteedbaar, het gaat om:
> De wettelijke reserve van € 1,3 miljoen: Het IFV heeft een verplichte wettelijke reserve
als tegenhanger van de boekwaarde van de geactiveerde ontwikkelkosten voor de
nieuwe E-Synergy omgeving (het ERP-systeem waarmee de werkprocessen van het IFV
worden ondersteund), het nieuwe HR-systeem en de gebruikersinterface voor LCMS;
> Het bestemmingsfonds brandweerkleding van € 0,595 miljoen: Het IFV verzorgt voor
Brandweer Nederland de levering van brandweerkleding (uniformkleding,
kazernekleding en sportkleding). Bij het uitvoeren van deze taak heeft het IFV geen
winstoogmerk, maar er mag ook geen verlies op worden gemaakt. Aangezien de
verkoopaantallen slecht voorspelbaar zijn, is afgesproken om een reserve te vormen bij
het IFV om tegenvallers op te kunnen vangen zonder direct de tarieven te hoeven
aanpassen. Over 2017 heeft het IFV een resultaat geboekt op de verkoop van
brandweerkleding van € 0,28 miljoen. Dit resultaat is toegevoegd aan het
bestemmingsfonds brandweerkleding.
Andere financiële risico’s zijn:
> Langdurige uitval van medewerkers door ziekte;
> Onvrijwillige beëindigingen van dienstverbanden;
> Het hanteren van verdienmodellen voor de uitvoering van opgedragen
gemeenschappelijke taken waarbij het risico voor rekening van het IFV is;
> Het beëindigen van de dienstverlening aan de politie voor het beheer van de bijzondere
politiemiddelen;
> Wijzigingen in de kledingdienstverlening die een lagere omzet tot gevolg hebben.
Ter afdekking van verzekerbare risico’s heeft het IFV verschillende verzekeringen afgesloten
voor bijvoorbeeld materieel, personeel en gebouwen. Het risico veroorzaakt door
ziekteverzuim is niet verzekerd.
7.4 Verbonden partijen
Het IFV heeft in de volgende rechtspersonen een bestuurlijk en financieel belang:
Geconsolideerde
vennootschappen
Vestigingsplaats Aandelenbelang % consolidatie
NIBHV B.V. Rotterdam 77,78% 100%
I.E. Beheer B.V. Woerden 100% 100%
43/51
Bijlage 1
Overzicht producten en diensten van het IFV
Taken IFV Subtaken
Beleids- en strategie advisering Bestuursondersteuning Veiligheidsberaad
Diensten aan managementraden Ondersteuning managementraden
Collectieve producten
Kennis makelen Infopunt Veiligheid
LEC BRZO
Kennisontwikkeling Onderzoek en contentontwikkeling
Publicaties en leerstofontwikkeling
Kennisborging
Kennisfuncties Kenniscentrum voorrangsvoertuigen
Kenniscentrum arbeidsveiligheid
Ondersteuning innovatie Brandweer Nederland
Kennisfunctie inkoop
Ondersteuning landelijke aanbestedingen
Opleiden Leergangen brandweermanagement
Overige brandweeropleidingen
Multi opleidingen
GHOR opleidingen
Examinering
Training en bijscholing Oefenen bijscholing
Congressen en evenementen IFV
Collectieve trajecten leiderschapsontwikkeling
Operationele trainingen
Virtueel oefenen
Advies Adviesopdrachten
Informatievoorziening Beheer LCMS
Beheer Slachtoffer Informatiesysteem (SIS)
Beheer Elektronische Leeromgeving (ELO)
SCL-loket
Programma Informatievoorziening, 6 speerpunten
Beheer GEO
Beheer GMS
Toezicht certificering
Materieelbeheer
Instandhouding voorzieningen (multi) USAR
Beheer WAS
Beheer NCV
Landelijke logistieke voorraad
Bovenregionale voorzieningen GBO SO
GGB
Standaardisatie
Kleding dienstverlening
44/51
Bijlage 2
Overzicht financiële afspraken met regio’s voor aan het IFV opgedragen
werkzaamheden
45/51
12
34
56
78
910
1112
1314
VR
Orga
nisa
tie
Netc
entri
sch
werk
en
Prog
ram
ma
risic
o- e
n
cris
isco
mm
unic
atie
Behe
er S
ISG
ROO
TER
Alge
men
e
bijd
rage
Brw
NL
Prod
uct
finan
cier
ing
Brw
NL
Bijd
rage
Stg
.
Bran
dwee
r
mon
umen
t
Ont
wikk
elfo
nds
Less
tof
Bran
dwee
r
Elek
troni
sche
Leer
omge
ving
Bijd
rage
prog
ram
ma
GEO
Kern
regi
stra
tie+
gem
eens
chap
pel
ijke
appl
icat
ies
Land
elijk
e IC
T
omge
ving
VR'
sW
erkb
udge
t VB
Ond
erst
euni
ng
man
agem
entra
ad
Bevo
lkin
gszo
rgTO
TAAL
1Ve
ilighe
idsre
gio G
ronin
gen
€ 93
.282
€ 3.
907
€ 18
.755
€ 7.
511
€ 11
0.23
8€
54.3
47€
1.07
1€
32.0
51€
12.8
64€
27.8
55€
1.52
9€
11.7
06€
12.0
00€
4.00
0€
391.
117
2Ve
ilighe
idsre
gio F
riesla
nd€
103.
241
€ 3.
907
€ 18
.755
€ 7.
511
€ 12
2.00
8€
54.3
47€
1.07
1€
41.8
42€
16.7
94€
27.8
55€
1.52
9€
11.7
06€
12.0
00€
4.00
0€
426.
565
3Hu
lpver
lening
sdien
st D
rent
he€
78.0
86€
3.90
7€
18.7
55€
7.51
1€
92.2
80€
54.3
47€
1.07
1€
32.3
38€
12.9
79€
27.8
55€
1.52
9€
11.7
06€
12.0
00€
4.00
0€
358.
364
4Ve
ilighe
idsre
gio IJ
ssell
and
€ 82
.741
€ 3.
907
€ 18
.755
€ 7.
511
€ 97
.780
€ 54
.347
€ 1.
071
€ 32
.115
€ 12
.890
€ 27
.856
€ 1.
529
€ 11
.706
€ 12
.000
€ 4.
000
€ 36
8.20
7
5Ve
ilighe
idsre
gio T
went
e €
100.
123
€ 3.
907
€ 18
.755
€ 7.
511
€ 11
8.32
2€
54.3
47€
1.07
1€
35.9
10€
14.4
13€
27.8
56€
1.52
9€
11.7
06€
12.0
00€
4.00
0€
411.
449
6Ve
ilighe
idsre
gio N
oord
- en
Oos
t- Ge
lderla
nd€
130.
219
€ 3.
907
€ 18
.755
€ 7.
511
€ 15
3.88
9€
54.3
47€
1.07
1€
53.4
82€
21.4
66€
27.8
55€
1.52
9€
11.7
06€
12.0
00€
4.00
0€
501.
737
7Ve
ilighe
ids- e
n ge
zond
heids
regio
Gld
Midd
en€
107.
819
€ 3.
907
€ 18
.755
€ 7.
511
€ 12
7.41
7€
54.3
47€
1.07
1€
34.1
88€
13.7
22€
27.8
56€
1.52
9€
11.7
06€
12.0
00€
4.00
0€
425.
827
8Ve
ilighe
idsre
gio G
elder
land
Zuid
€ 87
.225
€ 3.
907
€ 18
.755
€ 7.
511
€ 10
3.07
9€
54.3
47€
1.07
1€
33.1
35€
13.2
99€
27.8
55€
1.52
9€
11.7
06€
12.0
00€
4.00
0€
379.
419
9Ve
ilighe
idsre
gio U
trech
t€
203.
532
€ 3.
907
€ 18
.755
€ 7.
511
€ 24
0.52
7€
54.3
47€
1.07
1€
75.0
73€
30.1
31€
27.8
55€
1.52
9€
11.7
06€
12.0
00€
4.00
0€
691.
944
10Ve
ilighe
idsre
gio N
oord
-Holl
and
Noor
d€
103.
687
€ 3.
907
€ 18
.755
€ 7.
511
€ 12
2.53
5€
54.3
47€
1.07
1€
49.8
15€
19.9
94€
27.8
55€
1.52
9€
11.7
06€
12.0
00€
4.00
0€
438.
711
11Ve
ilighe
idsre
gio Z
aans
treek
-Wat
erlan
d€
52.7
72€
3.90
7€
18.7
55€
7.51
1€
62.3
65€
54.3
47€
1.07
1€
28.4
47€
11.4
18€
27.8
55€
1.52
9€
11.7
06€
12.0
00€
4.00
0€
297.
683
12Ve
ilighe
idsre
gio K
enne
mer
land
€ 85
.419
€ 3.
907
€ 18
.755
€ 7.
511
€ 10
0.94
6€
54.3
47€
1.07
1€
23.4
08€
9.39
5€
27.8
55€
1.52
9€
11.7
06€
12.0
00€
4.00
0€
361.
849
13Ve
ilighe
idsre
gio A
mst
erda
m-A
mst
ellan
d€
163.
475
€ 3.
907
€ 18
.755
€ 7.
511
€ 19
3.19
0€
54.3
47€
1.07
1€
36.0
37€
14.4
64€
27.8
55€
1.52
9€
11.7
06€
12.0
00€
4.00
0€
549.
848
14Ve
ilighe
idsre
gio G
ooi e
n Ve
chts
treek
€
39.6
84€
3.90
7€
18.7
55€
7.51
1€
46.8
97€
54.3
47€
1.07
1€
15.6
91€
6.29
8€
27.8
55€
1.52
9€
11.7
06€
12.0
00€
4.00
0€
251.
250
15Ve
ilighe
idsre
gio H
aagla
nden
€ 17
1.04
0€
3.90
7€
18.7
55€
7.51
1€
202.
129
€ 54
.347
€ 1.
071
€ 34
.188
€ 13
.722
€ 27
.855
€ 1.
529
€ 11
.706
€ 12
.000
€ 4.
000
€ 56
3.76
016
Veilig
heids
regio
Holl
ands
Midd
en€
124.
604
€ 3.
907
€ 18
.755
€ 7.
511
€ 14
7.25
3€
54.3
47€
1.07
1€
39.3
54€
15.7
95€
27.8
55€
1.52
9€
11.7
06€
12.0
00€
4.00
0€
469.
688
17Ve
ilighe
idsre
gio R
otte
rdam
Rijn
mon
d€
205.
578
€ 3.
907
€ 18
.755
€ 7.
511
€ 24
2.94
6€
54.3
47€
1.07
1€
53.0
04€
21.2
74€
27.8
56€
1.52
9€
11.7
06€
12.0
00€
4.00
0€
665.
482
18Ve
ilighe
idsre
gio Z
uid-H
ollan
d Zu
id€
77.6
46€
3.90
7€
18.7
55€
7.51
1€
91.7
60€
54.3
47€
1.07
1€
30.3
93€
12.1
98€
27.8
55€
1.52
9€
11.7
06€
12.0
00€
4.00
0€
354.
678
19Ve
ilighe
idsre
gio Z
eelan
d€
60.9
27€
3.90
7€
18.7
55€
7.51
1€
72.0
01€
54.3
47€
1.07
1€
44.2
65€
17.7
66€
27.8
55€
1.52
9€
11.7
06€
12.0
00€
4.00
0€
337.
641
20Ve
ilighe
idsre
gio M
idden
- en
Wes
t-Bra
bant
€ 17
4.90
9€
3.90
7€
18.7
55€
7.51
1€
206.
702
€ 54
.347
€ 1.
071
€ 60
.626
€ 24
.333
€ 27
.855
€ 1.
529
€ 11
.706
€ 12
.000
€ 4.
000
€ 60
9.25
0
21Ve
ilighe
idsre
gio B
raba
nt-N
oord
€ 10
3.49
6€
3.90
7€
18.7
55€
7.51
1€
122.
308
€ 54
.347
€ 1.
071
€ 35
.623
€ 14
.298
€ 27
.855
€ 1.
529
€ 11
.706
€ 12
.000
€ 4.
000
€ 41
8.40
5
22Ve
ilighe
idsre
gio B
raba
nt-Z
uidoo
st€
120.
912
€ 3.
907
€ 18
.755
€ 7.
511
€ 14
2.89
0€
54.3
47€
1.07
1€
43.3
09€
17.3
82€
27.8
55€
1.52
9€
11.7
06€
12.0
00€
4.00
0€
467.
174
23Ve
ilighe
idsre
gio L
imbu
rg-N
oord
€ 82
.364
€ 3.
907
€ 18
.755
€ 7.
511
€ 97
.336
€ 54
.347
€ 1.
071
€ 32
.115
€ 12
.890
€ 27
.855
€ 1.
529
€ 11
.706
€ 12
.000
€ 4.
000
€ 36
7.38
5
24Ve
ilighe
idsre
gio Z
uid-L
imbu
rg€
96.0
21€
3.90
7€
18.7
55€
7.51
1€
113.
475
€ 54
.347
€ 1.
071
€ 26
.534
€ 10
.650
€ 27
.855
€ 1.
529
€ 11
.706
€ 12
.000
€ 4.
000
€ 38
9.36
1
25Ve
ilighe
idsre
gio F
levola
nd
€ 64
.573
€ 3.
907
€ 18
.755
€ 7.
511
€ 76
.310
€ 54
.347
€ 1.
071
€ 18
.784
€ 7.
539
€ 27
.855
€ 1.
529
€ 11
.706
€ 12
.000
€ 4.
000
€ 30
9.88
7
TOTA
AL€
2.71
3.37
6€
97.6
80€
468.
882
€ 18
7.76
4€
3.20
6.58
2€
1.35
8.67
8€
26.7
84€
941.
726
€ 37
7.97
1€
696.
390
€ 38
.214
€ 29
2.64
4€
300.
000
€ 10
0.00
0€
10.8
06.6
90
Bedr
agen
201
9 wo
rden
geïn
dexe
erd
voor
loon
- en
prijs
ontw
ikkeli
ng o
p ba
sis v
an d
e CP
B ind
icato
ren
zoals
gep
ublic
eerd
in d
e m
eicirc
ulaire
201
8 va
n he
t gem
eent
efon
ds.
Dit b
etre
ft de
volg
ende
indic
ator
en: p
rijs o
verh
eidsc
onsu
mpt
ie be
loning
wer
knem
ers
(%) e
n pr
ijs b
ruto
binn
enlan
ds p
rodu
ct (%
) waa
rbij e
en g
ewog
en g
emidd
elde
is ge
hant
eerd
van
70%
loon
en
30%
mat
eriee
l.
Bijla
ge:
Over
zich
t fin
anci
ële
afsp
rake
n bi
j opg
edra
gen
wer
kzaa
mhe
den
aan
IFV
beho
rend
bij j
aarp
lan
2019
IFV
46/51
Bijlage 3
Toelichting bijdragen veiligheidsregio’s voor gemeenschappelijke taken
2019
1. Netcentrisch werken
In 2010 hebben alle veiligheidsregio’s het convenant Project Netcentrisch Werken getekend.
In het convenant is bepaald dat de veiligheidsregio’s vanaf 2012 gezamenlijk de volledige
exploitatielasten van het landelijk crisismanagement systeem (LCMS) dragen. De kosten
waren in het convenant begroot op maximaal € 2.500.000,- waarbij is aangegeven dat het
bedrag trendmatig wordt verhoogd. De verdeling van de kosten geschiedt op basis van
inwoneraantallen per veiligheidsregio.
2. Programma Risico- en crisiscommunicatie
In januari 2013 is in het Veiligheidsberaad het rapport “Eenheid in verscheidenheid”
vastgesteld. Dit rapport is een uitwerking van een bestuurlijk advies over bovenregionale
samenwerking naar aanleiding van de brand bij Moerdijk in 2011. Eén van de deelprojecten
in het rapport was het vormen, ontwikkelen en implementeren van een bovenregionale
crisiscommunicatie pool. Inmiddels is dit initiatief m.i.v. 2018 in afstemming met het veld
omgevormd naar een programma Risico- en crisiscommunicatie. De kosten hiervan worden
gelijkelijk verdeeld over de 25 regio’s.
3. Beheer Slachtoffer Informatie Systematiek (SIS)
In het Veiligheidsberaad van 31 mei 2013 is ingestemd met het implementatieplan voor SIS.
Voor de jaarlijkse beheerbijdrage was een bedrag begroot van € 432.000,- welk bedrag
inmiddels trendmatig is verhoogd in verband met loon- en prijsontwikkeling. Het bedrag
wordt gelijkelijk verdeeld over alle 25 regio’s.
4. Vakbekwaamheid Bevolkingszorg
Het project GROOTER is uitgevoerd om te komen tot een verdere professionalisering van de
bevolkingszorg binnen de veiligheidsregio’s en om de onderlinge uitwisselbaarheid tussen
functionarissen van gemeenten en veiligheidsregio’s te verbeteren. In het Veiligheidsberaad
van december 2013 is ingestemd met een voorstel inzake de borging en het beheer van de
producten van GROOTER. Onderdeel van het voorstel was om de jaarlijkse structurele
kosten van Vakbekwaamheid Bevolkingszorg te financieren door jaarlijkse facturatie aan de
veiligheidsregio’s waarbij is uitgegaan van een vaste bijdrage per regio. De kosten waren
begroot op € 173.000,-. Inmiddels is het bedrag naar boven bijgesteld i.v.m. loon- en
prijsontwikkeling.
5. Algemene bijdrage Brandweer Nederland
Jaarlijks wordt door de Raad van Brandweercommandanten (RBC) de begroting vastgesteld
voor de ondersteuning van het brandweerveld vanuit het IFV. De algemene bijdrage is voor
2019 vastgesteld op € 0,187 per inwoner.
6. Productfinanciering Brandweer Nederland
Voor specifieke producten wordt jaarlijks vanuit het IFV een vast bedrag per regio
gefactureerd. Dit betreft o.a. de volgende producten:
47/51
Brandweer.nl: Dit betreft de website met publieksinformatie van en door de brandweer in
Nederland, gericht op burgers. Het is daarmee een landelijk in te zetten instrument voor alle
korpsen om uitvoering te kunnen geven aan hun publieksvoorlichtingstaak. Vanuit
brandweer.nl kunnen bezoekers naar de regionale brandweersites. Deze websites bevatten
specifieke, regionaal georiënteerde publieksinformatie. Met brandweer.nl in combinatie met
de regionale websites – die via brandweer.nl worden ontsloten – worden burgers voorzien
van landelijk geldende en regionaal gebonden publieksinformatie. Besloten in de RRC,
agendapunt 2.04, d.d. 23 mei 2008. In de vergadering van de RBC van 21 september 2018
is ingestemd met de uitbreiding van de beheerorganisatie van Brandweer.nl. Bovenop het al
bestaande bedrag van € 131.000 wordt in 2019 € 123.000 (€ 4.911,- per regio) incidenteel
toegevoegd. Met ingang van 2020 wordt dit bedrag structureel toegevoegd.
Oefenbank: Sinds 2007 voert IFV voert de Oefenbank Brandweer (voorheen Nibra-
Oefenbank) als product ter ondersteuning van monodisciplinair oefenend Brandweer
Nederland. De Oefenbank Brandweer heeft als doel om oefenmedewerkers van korpsen
extra ondersteuning te bieden bij het maken van oefenbeleid en het uitvoeren van
oefeningen. Aanvullend op de Leidraad Oefenen worden hulpmiddelen zoals lesbrieven,
beeldcasussen, oefenrooster en oefendraaiboeken aangeboden. Besloten in de RRC,
agendapunt A.4, d.d. 15 juni 2007.
Innovatie Moed en Brandonderzoek: Technologische ontwikkelingen nemen een vlucht. We
kunnen dankzij de innovaties sneller, efficiënter maar ook veiliger en schoner optreden.
Binnen de RBC is een portefeuillehouder innovatie benoemd die contact houdt met in- en
externe netwerken die zich met innovatie bezig houden welke van belang zijn voor de
brandweer. Collega’s uit het hele land kunnen hun innovatieve ideeën insturen om in
aanmerking te komen voor de Jan van der Heyden innovatieprijs. De regiegroep bekijkt of de
inzendingen vernieuwend zijn en potentie in zich hebben om landelijk uitgerold te kunnen
worden. De ideeën worden gebundeld in een innovatieboekje, getoond op de innovatiemarkt
tijdens het brandweercongres en kun je ze online terugvinden.
Zo is ook brandonderzoek door de brandweer onmisbaar! Niet alleen om het repressief
optreden beter en veiliger te maken, maar ook in de rol van dé adviseur op het gebied van
brandveiligheid. De Raad van Brandweercommandanten staat voor een lerende
brandweerorganisatie en ziet in de toekomst het belang van brandonderzoek verder
toenemen.” Onderzoek levert veel informatie op over oorzaken van branden, brandverloop,
de effectiviteit van preventieve brandvoorzieningen, brandbestrijding en het gedrag van
mensen. Met deze informatie kunnen we branden nog beter en veiliger bestrijden en betere
voorlichting geven om branden te voorkomen. Landelijk worden de regionale
brandonderzoeksteams ondersteund en wordt verkregen data tot informatie en kennis
omgezet.
Tijdens de RRC meerdaagse van 21/22 maart 2011, agendapunt 5.04, is de RRC inhoudelijk
akkoord gegaan met de borgingsvoorstellen voor het structureel beleggen van
brandonderzoek en innovatie moed met ingang van 2013. Dit besluit is overgenomen in de
budgetbrief 2013 en voor de vorm in productfinanciering bekrachtigd in de RRC, agendapunt
1.08, d.d. 16 maart 2012.
Kwaliteitsbureau Brandweer
Het kwaliteitsbureau is in 2012 opgericht als deelproject van het project Cicero. Met dit
project heeft de brandweer in 2009 de verantwoordelijkheid en de regie genomen om zorg te
48/51
dragen voor kwaliteitsmanagement. Dit werd mede ingegeven door de nieuwe wettelijke
bepalingen in de Wet veiligheidsregio, zoals de verplichting tot het hanteren van een
kwaliteitszorgsysteem (art 23 Wvr) en het uitvoeren van visitaties (art 56 Wvr). Het
kwaliteitsbureau ondersteunt de brandweer en de veiligheidsregio’s hierbij middels een
viertal kerntaken:
> Adviseren en ondersteunen ten aanzien van kwaliteitsmanagement en
organisatieontwikkeling;
> Zorgdragen voor beheer en ontwikkeling van landelijke kwaliteitsmethoden;
> Coördineren en organiseren van assessmentprogramma’s (waaronder visitaties);
> Faciliteren van regionale uitwisseling van kennis en expertise.
De financiering voor deze activiteiten, in de vorm in productfinanciering, is genomen in het
kader van de Visie Kwaliteitszorg: Cicero, RRC agendapunt 2.03 d.d. 23 mei 2008 en
bekrachtigd in de budgetbrief 2010 RRC, agendapunt 2.01, d.d. 13 maart 2009.
In 2015 is, met het vaststellen van de visitatiemethode, de Veiligheidsregio brede
ondersteuning voor de visitaties is belegd bij het kwaliteitsbureau. Deze ondersteuning heeft
aanvullende (personele) investering gevraagd. Dit wordt gedekt binnen de reguliere
financiering van bureau Brandweer Nederland en door een deel van de
ondersteuningskosten per visitatie door te belasten aan de regio. De visitatiemethode is
vastgesteld in de managementraden: RBC (17 april 2015), Bevolkingszorg (13 mei 2015),
DPG GGD-GHOR (18 juni 2015), RDVR (18 juni 2015).
Brandweervraagorganisatie IM / Veiligheidsregio Vraagorganisatie Informatiemanagement
In de RRC van 16 januari 2009 is het plan “Grip op informatie” vastgesteld. Hierin wordt een
marsroute geschetst voor de Brandweer Vraagorganisatie Informatiemanagement. De PRIM
(Programmaraad IM) heeft op 14 maart 2013 aandachtspunten genoemd voor een verdere
inrichting van het innovatieplatform en nadere invulling voor de verbreding van de BVIM naar
de VVIM (Veiligheidsregio Vraagorganisatie Informatiemanagement), waarbij de middelen
van de brandweer voor de brandweer geborgd zijn (wie betaalt die bepaalt). Het
Portefeuillehouder Overleg Informatievoorziening (POI) van het veiligheidsberaad heeft op 4
april 2013 positief gereageerd op de notitie. In de RBC vergadering van 19 april 2013,
agendapunt 3.01 is conform voorstel besloten. Een verder vervolg hierop is de
Veiligheidsregio’s Referentie Architectuur (VERA). Deze ontwikkeling helpt de regio’s met
kaders en richtlijnen om hun informatie en ICT optimaal in te richten. Besloten in de RRC,
agendapunt 2.04, d.d. 15 mei 2009 en agendapunt 3.01 d.d.19 april 2013.
Steunpunt Brandweer
In 2016 is het Steunpunt als pilot van start gegaan. Het Steunpunt is bereikbaar voor
brandweermede-werkers, oud brandweermedewerkers en familieleden met vragen voor
informatie of voor hulp ten aanzien van psychosociale klachten. Financiering van het
Steunpunt vond plaats door middel van een incidentele subsidie over de periode 2016-2018.
In de vergadering van de RBC van 21 september 2018 is ingestemd met continuering van
het Steunpunt. Hiertoe is in de begroting vanaf 2019 rekening gehouden met per regio €
5.725,- aan de productfinanciering.
7. Bijdrage Brandweermonument
Ten behoeve van het beheer en onderhoud van het Brandweermonument en de jaarlijkse
herdenking die plaatsvindt van brandweermensen die tijdens de uitoefening van hun werk
om het leven zijn gekomen, wordt jaarlijks een vast bedrag per veiligheidsregio in rekening
gebracht. Besloten in de vergadering van de RBC op 16 maart 2012.
49/51
De Stichting Nationaal Brandweermonument is in 2017 opgeheven en de activiteiten hiervan
zijn ondergebracht bij het IFV.
8. Ontwikkelfonds les- en leerstof brandweer
In het Veiligheidsberaad van 25 mei 2012 is ingestemd met het versterkingsplan
Brandweeronderwijs. Onderdeel hiervan was het landelijk beleggen van onderhoud en
ontwikkeling van les- en leerstof bij het IFV. Het hiermee gemoeide bedrag was € 879.000,-
wat bij de regio’s op basis van het aantal operationele fte’s in rekening wordt gebracht.
Onder voorwaarde dat alle regio’s deze taak zouden beleggen bij het IFV, was het ministerie
van VenJ bereid om structureel een extra bedrag van € 250.000,- toe te voegen aan het
ontwikkelfonds voor les- en leerstof.
9. Elektronische leeromgeving (ELO)
In 2012 is binnen het brandweerveld de wens geuit om binnen het onderwijs gebruik te
maken van een zogenaamde elektronische leeromgeving. Nadat vrijwel alle regio’s hiervoor
belangstelling hadden getoond, is met ondersteuning van het IFV gestart met de
voorbereiding van een Europese aanbesteding. In de Raad van Brandweercommandanten is
op 14 maart 2014 ingestemd met de aanbesteding. Eerder in februari 2014 heeft het bestuur
IFV ingestemd met het Jaarplan IFV 2014, waarvan de investering in de ELO deel
uitmaakte.
Het bedrag voor de jaarlijkse exploitatie is oorspronkelijk begroot op € 347.390,- In 2015 is
een Convenant met SLA opgesteld tussen het IFV en de veiligheidsregio’s, waarin de
afspraken rond het beheer van de ELO worden vastgelegd. De exploitatiekosten zijn tot 1
januari 2016 bekostigd uit Europese subsidiemiddelen. Vanaf 2016 dragen de regio’s de
exploitatielasten waarbij voor de verdeelsleutel wordt uitgegaan van het aantal operationele
fte’s. Inmiddels is het bedrag voor 2019 naar boven bijgesteld als gevolg van loon- en
prijsontwikkeling.
10. Bijdrage programma GEO
Op 12 juni 2015 is het meerjarenprogramma Informatievoorziening 2015-2020 in het
Veiligheidsberaad vastgesteld. Eén van de prioriteiten uit dit programma is de
Basisvoorziening GEO die door het dagelijks bestuur VB op 3 december 2015 aan de
besturen van veiligheidsregio’s is voorgelegd. Inmiddels zijn met alle veiligheidsregio’s
convenanten afgesloten en dragen zij vanaf 2016 bij aan het programma. Op 2 maart 2016
heeft het DB Veiligheidsberaad ingestemd met het financieringsvoorstel voor de
Basisvoorziening GEO. De kosten van het programma GEO worden van 2016 t/m 2020
gelijkelijk verdeeld over alle regio’s. Vanaf 2021 (nadat de investering in HDP is
terugverdiend) komt de bijdrage van de regio’s voor GEO te vervallen en worden de kosten
gedekt uit de reguliere regionale bijdrage voor Netcentrisch werken.
11. Kernregistraties en gemeenschappelijke applicaties
In het VB van 16 december 2016 is ingestemd met het voorstel voor de programma’s
Kernregistraties en Gemeenschappelijke applicaties. Dit betreft de invulling van één van de
speerpunten uit het programma Informatievoorziening dat in het VB van 16 december 2016
is vastgesteld. In 2019 wordt hiervoor € 1.529,- in rekening gebracht. Vanaf 2020 bedraagt
dit de helft nl. € 765,-.
12. Landelijke ICT omgeving veiligheidsregio’s
Ook de realisatie van een landelijk ICT verkeersplein was één van de speerpunten uit het
programma Informatievoorziening. Vanaf 2018 worden regio’s hierop aangesloten en vanaf
50/51
2019 dragen de regio’s bij aan de exploitatielasten van deze voorziening (€ 11.706,- per
regio).
13. Werkbudget Veiligheidsberaad
In het Veiligheidsberaad van 11 december 2015 is gesproken over de doorontwikkeling van
het VB en de professionalisering van het IFV. Op 14 oktober 2015 was de notitie
Doorontwikkeling voorgelegd aan de besturen van de veiligheidsregio’s ter consultatie. Eén
van de voorstellen in de notitie was het aanleggen van een werkbudget ten laste van de
BDUR. In het VB van 11 december is het voorstel gedaan om per regio € 30.000,- op te
halen over de periode 2016-2019 zodat per jaar € 750.000,- beschikbaar komt. Als
uitvloeisel van de evaluatie van het VB in 2017 heeft het DB VB op 15 december 2017 een
alternatief voorstel gedaan aan het VB om vanaf 2018 structureel te beschikken over een
werkbudget van € 300.000,-. Per regio zal hiervoor € 12.000,- gecollecteerd worden.
14. Ondersteuning Managementraad Bevolkingszorg
Op 18 januari heeft de voorzitter van het VB aan alle regiovoorzitters een brief gestuurd met
daarin het voorstel om met ingang van 2018 een jaarlijkse bijdrage op te halen van € 4.000,-
per regio ten behoeve van landelijke ondersteuning van de Managementraad
Bevolkingszorg. Inmiddels hebben alle VR’s ingestemd met het voorstel.
1 A19.01.2a Ingekomen en uitgaande stukken_PvA periodiek beeld 2019 versie publiek.pdf
Periodiek beeld
rampenbestrijding en
crisisbeheersing 2019
Plan van Aanpak
Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019
2
1 Inleiding 3 1.1 Ontwikkeling van het toezicht op de veiligheidsregio’s 3
2 Uitgangspunten en afbakening 5 2.1 Conceptueel model 5 2.2 Kernaspecten voor een goede taakuitvoering 7 2.3 Afbakening 8
3 Doelstelling en onderzoekvragen 9 3.1 Doel 9 3.2 Onderzoeksvragen 9
4 Onderzoeksaanpak 10 4.1 Werkwijze 10 4.2 Spoor 1: Deelonderzoeken 10 4.3 Spoor 2: De monitor 13 4.4 Spoor 3: Thema- en incidentonderzoeken 13 4.5 Beoordeling 14 4.6 Kwaliteitsborging onderzoek 14 4.7 Op te leveren producten 15
5 Afstemming onderzoeken 16 5.1 Samenhang deelonderzoeken 16 5.2 Overige onderzoeken 17
6 Communicatie 18 6.1 Klankbordgroep 18 6.2 Wederhoor en bestuurlijke consultatie 18
Bijlagen
I Afkortingen 20
Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019
3
inho
udsopgav
e
1.1 Ontwikkeling van het toezicht op de
veiligheidsregio’s
Sinds 2010 brengt de Inspectie Justitie en Veiligheid (de Inspectie) op basis van
haar wettelijke taak één keer per drie jaar in beeld hoe de veiligheidsregio’s1
invulling geven aan de rampenbestrijding en crisisbeheersing. In 2019 brengt de
Inspectie voor de vierde keer een Periodiek beeld uit over de rampenbestrijding en
de crisisbeheersing. Dit periodieke beeld – voorheen de Staat van de
rampenbestrijding – is het eerste beeld dat het resultaat is van een samenhangend
geheel van toezichtsactiviteiten op een aantal specifieke onderdelen van de
multidisciplinaire taakuitvoering van de veiligheidsregio’s. Dit beeld markeert de
afsluiting van het toezicht van de afgelopen jaren en is de omslag naar een nieuwe
inrichting van het toezicht de komende jaren.
De Inspectie richt haar toezicht op de veiligheidsregio’s de komende jaren nog meer
op de kwaliteit van de taakuitvoering. In de ‘koers 2020’2 en het ‘toetsingskader
4.0’3 beschrijft de Inspectie op welke wijze zij de kwaliteit van de taakuitvoering in
beeld brengt en beoordeeld. Hierin zijn sturing, toerusting, ketensamenwerking en
kwaliteit belangrijke kernbegrippen. Ook verbreedt het toezicht zich de komende
jaren naar op de vier hoofdtaken van de veiligheidsregio’s:
1. rampenbestrijding en crisisbeheersing;
2. brandweerzorg;
3. grootschalige geneeskundige zorg en;
4. bevolkingszorg.
De Inspectie streeft ernaar om een actueel en compleet overzicht te maken van de
kwaliteit van de taakuitvoering van de veiligheidsregio’s. De Inspectie wil dit
1 Een veiligheidsregio is een gebied waarin wordt samengewerkt door verscheidene besturen en diensten bij
de uitvoering van de taken op het gebied van:
1. rampenbestrijding en crisisbeheersing;
2. brandweerzorg;
3. grootschalige geneeskundige zorg en;
bevolkingszorg 2 Hyperlink van maken 3 Hyperlink van maken
1
Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019
4
inho
udsopgav
e
overzicht bovendien delen met belanghebbenden in regelmatige publicaties. Ieder
jaar publiceert de Inspectie daarom een periodiek beeld over één van de hoofdtaken
van de veiligheidsregio’s. Het Periodiek beeld 2019 richt zich op rampenbestrijding
en crisisbeheersing. In 2020 volgt het periodiek beeld brandweerzorg en in 2021 het
periodiek beeld grootschalige geneeskundige zorg en bevolkingszorg. De periodieke
beelden zijn de uitkomst van een optelsom van toezichtsactiviteiten, zoals het
uitvoeren van deel- en themaonderzoeken, incidentonderzoeken, bezoeken aan de
veiligheidsregio’s door regio-inspecteurs en het verzamelen van (openbare) data.
De ‘Staat van de Veiligheidsregio’s’, in 2022, geeft vervolgens inzicht in de
prestaties voor alle hoofdtaken van de veiligheidsregio’s. De periodieke beelden
vormen hier de basis voor. In de periodieke beelden signaleert de Inspectie de
belangrijkste aandachtspunten. Vervolgens monitort de Inspectie de voortgang en
de opvolging van aanbevelingen en signaleert zij nieuwe ontwikkelingen in de
periode tot de publicatie van de ‘Staat van de Veiligheidsregio’s’.
Het huidige periodiek beeld markeert de omslag naar een nieuwe inrichting van het
toezicht de komende jaren. Hierbij worden de toezichtactiviteiten uitgebreid, niet
alleen wat betreft de taken van de veiligheidsregio’s maar ook wat betreft de
methoden die de Inspectie gebruikt. De inspectie maakt onder andere meer gebruik
van risico gestuurd onderzoek, data en monitoring. De inzichten die daar in
samenhang uit voort komen kunnen daarmee ook beter geduid en benut worden.
Dit plan van aanpak beschrijft hoe het periodiek beeld 2019 wordt opgesteld.
Tevens geeft dit plan inzicht in de benodigde capaciteit en doorlooptijd om het
periodieke beeld op te stellen en de inhoudelijke informatie van de gekozen
onderwerpen te verzamelen.
Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019
5
inho
udsopgav
e
2.1 Conceptueel model
Het ‘toetsingskader 4.0’ kent twee belangrijke uitgangspunten; één daarvan is een
conceptueel model van processen (of: onderdelen) waaruit de taakuitvoering
bestaat, het tweede is een aantal kernaspecten waarop de kwaliteit van de
taakuitvoering beoordeeld wordt.
Het toetsingskader beschrijft een model gebaseerd op de Plan Do Check Act (PDCA)
cyclus en de veiligheidsketen4. Het model gaat uit van vier processen die de
veiligheidsregio moet doorlopen bij de taakuitvoering, (onder andere) op het gebied
van rampenbestrijding en crisisbeheersing. Het gaat om:
1. Risicobeheersing;
2. Voorbereiding;
3. Uitvoering en;
4. Verantwoorden, leren en bijstellen.
De vier processen vormen gezamenlijk een cyclus waarbij de omgeving (burgers,
bedrijven) steeds centraal staat. Dat betekent dat in ieder proces duidelijk is wat de
burger kan verwachten en bijdragen. In Figuur 1 zijn de processen schematisch
weergegeven. Daaronder volgt een toelichting op de vier processen.
4 Proactie, preventie, preparatie, repressie en nazorg.
2
Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019
6
inho
udsopgav
e
Afbeelding 1. : Schematisch overzicht van processen in de taakuitvoering van veiligheidsregio’s.
Risicobeheersing Risicobeheersing gaat enerzijds om het inzicht in risico’s en de gevolgen hiervan.
Anderzijds gaat het om de maatregelen die de veiligheidsregio neemt en kan (laten)
nemen om deze risico’s te beheersen. Daarnaast moet het inzicht in de risico’s
vertaald worden naar keuzes in de voorbereiding.
In haar toezicht maakt de Inspectie onderscheid in algemene en specifieke risico’s.
Algemene risico’s komen doorgaans vaak en in iedere regio voor. Een voorbeeld zijn
grote verkeersongevallen. Daarnaast kent een regio vaak een aantal specifieke
risico’s, vanwege de bijzondere kenmerken van de regio. Voorbeelden hiervan zijn
bosbranden of ongevallen met gevaarlijke stoffen.
Voorbereiding Het gaat hierbij om hoe de veiligheidsregio zich op basis van de generieke en
specifieke risico’s op een mogelijke crisis of incident voorbereidt. Een onderdeel
daarvan is de aanwezigheid van actuele informatie over de aanpak van crises en
incidenten (plannen, procedures). Daarnaast is de opleiding, training en oefening
van de crisisorganisatie van belang. De Inspectie verwacht dat de voorbereiding is
uitgewerkt op verschillende niveaus, betreffende individuele functionarissen, de
teams en de gehele crisisorganisatie.
Uitvoering De Inspectie bekijkt, wat betreft de uitvoering, verschillende aspecten van de aanpak van rampen en crises:
de manier waarop de alarmering, opschaling en opkomst is verlopen;
hoe de coördinatie, sturing en advisering heeft plaatsgevonden;
waarom bepaalde keuzes zijn gemaakt en besluiten zijn genomen;
hoe het delen van informatie is verlopen;
hoe de verschillende betrokkenen (verwanten, nabestaanden, hulpverleners,
crisispartners en de bevolking) zijn geïnformeerd en hoe de crisiscommunicatie
m.b.t. informatievoorziening, schadebeperking en betekenisgeving is verlopen;
hoe de afschaling is verlopen en de na-/herstelzorg wordt georganiseerd.
De Inspectie verwacht dat de taakuitvoering doelmatig is. Daarbij gaat het om de
aanpak die gekozen is en de manier waarop die is uitgevoerd. Ook vindt de
Inspectie het van belang dat de aansluiting op de omgeving (de burger) centraal
wordt gesteld in de uitvoering. Dat betekent dat de burger betrokken en
Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019
7
inho
udsopgav
e
geïnformeerd wordt en dat de aanpak aansluit bij de wensen en verwachtingen van
de omgeving.
Verantwoorden, leren en bijstellen Het gaat hierbij om hoe de veiligheidsregio zich verantwoordt over de uitvoering van
haar taken en de bijbehorende financiën. Daarnaast gaat het om hoe de
veiligheidsregio’s evalueren en leren van de voorbereiding en aanpak van incidenten
en crises, zowel in de eigen regio als elders, en hoe zij concreet verbeteringen
doorvoeren.
2.2 Kernaspecten voor een goede taakuitvoering
Het tweede uitgangspunt van het ‘toetsingskader 4.0’ zijn de kernaspecten, die
voortkomen uit het ‘richtinggevend raster’ dat ontwikkeld is binnen de Inspectie
voor haar toezicht in het algemeen, in het kader van de ‘Koers 2020’.
Deze aspecten van uitvoeringskwaliteit zijn van belang om ieder proces binnen de
uitvoering goed te laten verlopen. Het gaat om de onderstaande vier aspecten:
Sturing
Bij sturing verwacht de Inspectie duidelijke en heldere:
rollen en verantwoordelijkheden;
doelstelling en uitgangspunten;
de besluitvorming en prioritering;
rapportage en communicatie, situationeel bewustzijn;
flexibiliteit en aanpassingsvermogen.
Toerusting
het gaat hierbij om de aanwezigheid van voldoende en voor de taak
geschikte mensen, middelen en financiën.
Ketensamenwerking
Het gaat hierbij om het informeren en afstemmen met crisispartners,
gemeenten, andere veiligheidsregio’s, vitale partners, het Rijk en
buurlanden.
Kwaliteit
Het gaat hierbij om het lerend vermogen, het bijstellen, het
verantwoorden en vastleggen hiervan door de betrokken organisaties.
In het toetsingskader zijn deze vier aspecten voor ieder van de vier processen van
het conceptueel model uitgewerkt. Daarbij zijn de aspecten verwerkt in de
verschillende eisen (normering) die voor ieder proces in het toetsingskader zijn
benoemd.
Het toetsingskader vormt de basis voor de operationalisering en beoordeling van
onderwerpen die voor het periodiek beeld 2019 worden onderzocht. Het periodiek
beeld 2019 is een optelsom van alle bevindingen en laat zien hoe de
veiligheidsregio’s de vier processen van het model doorlopen en hoe de
verschillende kwaliteitsaspecten daarbij zijn geborgd.
Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019
8
inho
udsopgav
e
2.3 Afbakening
Het periodiek beeld 2019 biedt inzicht in de taakuitvoering van veiligheidsregio’s op
het gebied van rampenbestrijding en crisisbeheersing. De Inspectie kiest er daarbij
voor om haar eigen capaciteit zo effectief mogelijk in te zetten. Bovendien wil de
Inspectie de ‘toezichtslast’ voor de betrokken organisaties te beperken en tegelijk
het lerend vermogen van de betrokken organisaties zo veel mogelijk te versterken.
Dit betekent dat niet iedere activiteit binnen ieder proces in iedere veiligheidsregio
op hetzelfde detailniveau door de Inspectie wordt bekeken. De Inspectie verkrijgt op
efficiënte wijze een compleet beeld van de taakuitvoering door risicogericht
(thema)onderzoeken uit te voeren en de uitkomsten daarvan te combineren met
inzichten uit incidentonderzoeken, reguliere contacten in het veld en analyse van
gegevens die met beperkte toezichtslast verkrijgbaar zijn.
Het periodiek beeld beslaat de periode 2016 tot en met 2018, waarbij de focus ligt
op de stand van zaken in 2018.
Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019
9
inho
udsopgav
e
3.1 Doel
Het doel van dit periodieke beeld is om inzicht te geven in de multidisciplinaire
taakuitvoering door de veiligheidsregio’s in het kader van de rampenbestrijding en
crisisbeheersing.
3.2 Onderzoeksvragen
Op basis van het doel luidt de centrale onderzoeksvraag als volgt:
Om deze centrale vraag te beantwoorden onderzoekt de Inspectie alle vier de
processen in de crisisbeheersing: risicobeheersing, voorbereiding, uitvoering, en
verantwoorden, leren en bijstellen. Deze elementen tezamen geven een goed beeld
op de taakuitvoering omdat ze de gehele cyclus van de taakuitvoering omvatten en
aansluiten bij de processen van veiligheidsketen.
Om de hoofdvraag te beantwoorden zijn de volgende deelvragen geformuleerd:
5. Hoe is het op hoofdlijnen gesteld met de multidisciplinaire taken van de
veiligheidsregio’s in het kader van de rampenbestrijding en crisisbeheersing?
6. In welke mate is er vooruitgang geboekt wat betreft eerder gesignaleerde
aandachtspunten en risico’s en hoe borgen de veiligheidsregio’s de eerdere
aanbevelingen van de Inspectie?
7. Welke nieuwe aandachtpunten en risico’s ziet de Inspectie voor de komende
jaren?
3 Doelstelling en
onderzoekvragen
Hoe voeren veiligheidsregio’s de multidisciplinaire taken uit in het
kader van de rampenbestrijding en crisisbeheersing en hoe wordt dit
geborgd?
3
Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019
10
inho
udsopgav
e
4.1 Werkwijze
De beantwoording van de onderzoeksvragen kent een aantal sporen met
verschillende toezichtsactiviteiten. Alle sporen tezamen bieden input voor het
periodieke beeld. Het gaat om de volgende sporen::
1. Deelonderzoeken;
2. De monitor;
3. Andere thema- en incidentonderzoeken op het gebied van rampenbestrijding
en crisisbeheersing.
4.2 Spoor 1: Deelonderzoeken
Met het spoor van deelonderzoeken geeft de Inspectie invulling aan het risico
gestuurd toezicht. De Inspectie onderzoekt voor ieder periodiek beeld
rampenbestrijding en crisisbeheersing op basis van een risicoanalyse een aantal
specifieke onderwerpen. Onderwerpen die op basis van de eerdere bevindingen op
orde waren, zoals bijvoorbeeld de planvorming, worden niet specifiek en verdiepend
meegenomen in de deelonderzoeken.
Op basis van de bevindingen uit de ‘Staat van de Rampenbestrijding 2016’ en
signalen vanuit verschillende stakeholders signaleert de Inspectie een viertal
onderwerpen waarbinnen zich risico’s voordoen in de voor een goede taakuitvoering
door de veiligheidsregio’s. Het gaat om de vakbekwaamheid van
crisisfunctionarissen, de kwaliteitszorg, de samenwerking en de operationele
prestaties. Hieronder volgt een korte toelichting waarom gekozen is voor deze
onderwerpen voor de deelonderzoeken.
Vakbekwaamheid crisisfunctionarissen
De Inspectie besteedde in de vorige ‘Staten’ nadrukkelijk aandacht aan de
planvorming in de voorbereidingsfase. De focus lag vooral op het hebben van een
visie op vakbekwaamheid en het bezit van een functionarisvolgsysteem. Dit bleek in
de overgrote meerderheid van de veiligheidsregio’s voor verbetering vatbaar. De
Inspectie wil om die reden nogmaals naar het onderwerp vakbekwaamheid kijken en
daarbij tevens verdiepend kijken naar de wijze waarop en de mate waarin de
veiligheidsregio’s borgen dat zij over vakbekwame functionarissen beschikken. De
4 Onderzoeksaanpak4
Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019
11
inho
udsopgav
e
beschikbaarheid van vakbekwaam personeel is immers belangrijk voor een goede
afwikkeling van rampen en crises door veiligheidsregio’s.
Operationele prestaties
De daadwerkelijke inzet bij een incident of crisis is waar het uiteindelijk om gaat.
Daarom kijkt de Inspectie ook in dit periodiek beeld, net als in alle voorgaande
Staten, weer kritisch naar de operationele taakuitvoering van de veiligheidsregio’s.
Uit de Staat 2016 bleek dat de veiligheidsregio’s doorgaans in ruime mate voldoen
aan de (kwantitatieve) eisen uit het Besluit veiligheidsregio’s (Bvr) maar dat de
onderdelen van de taakuitvoering die meer inzicht geven in de kwaliteit van de
operationele prestaties voor een groot deel nog voor verbetering vatbaar waren. Om
die reden kijkt de Inspectie, in lijn met de in 2016 in gang gezette werkwijze, vooral
naar de kwalitatieve aspecten van de taakuitvoering. De operationele prestaties
laten zien hoe de veiligheidsregio’s daadwerkelijk presteren bij systeemtesten, GRIP
incidenten, evenementen en andere grootschalige inzetten.
Kwaliteitszorg
De Inspectie besteedde ook in de vorige ‘Staten’ steeds aandacht aan het thema
kwaliteitszorg. Dit bleek in veel veiligheidsregio’s nog voor verbetering vatbaar. De
Inspectie ziet een goed werkende kwaliteitszorg als een belangrijke randvoorwaarde
voor het (blijvend) goed kunnen functioneren van organisaties. Door middel van
kwaliteitszorg krijgen organisaties zicht op processen en prestaties, wat
mogelijkheden biedt voor (tijdige) bijsturing. Bovendien biedt het toepassen van
kwaliteitszorg goede mogelijkheden om systematisch te leren en te verbeteren.
Samenwerking
De Inspectie heeft in de vorige Staten steeds aandacht gehad voor het thema
‘samenwerking’. Hierbij heeft zij geconstateerd dat de samenwerking met de vaste
kernpartners over het algemeen goed verloopt, maar dat samenwerking met de wat
verder afstaande ‘ partners’ soms nog lastig is. Ook als een incident of crisis
meerdere veiligheidsregio’s treft blijkt het in de praktijk niet altijd duidelijk te zijn
wat men van elkaar kan verwachten. De kwaliteit van de samenwerking is bepalend
voor een succesvolle aanpak van (de voorbereiding op) incidenten.
De Inspectie ziet deze onderwerpen op dit moment als de belangrijkste
risicogebieden voor de taakuitvoering. In termen van de processen uit het
conceptueel model betekent dit dat dat de Inspectie wat betreft het proces
voorbereiding bijzondere aandacht besteedt aan de vakbekwaamheid, dat de
Inspectie het van belang vindt om de processen uitvoering (operationele prestaties)
en kwaliteitszorg uitvoerig te onderzoeken en dat de Inspectie betreffende de hele
cyclus in de taakuitvoering aandacht heeft voor interregionale samenwerking. Het
proces risicobeheersing wordt meer vanuit de andere sporen belicht, zoals in de
volgende paragrafen wordt toegelicht.
De centrale onderzoeksvragen van de deelonderzoeken zijn
Vakbekwaamheid crisisfunctionarissen:
1. In welke mate borgen veiligheidsregio’s dat zij over vakbekwame
crisisfunctionarissen beschikken?
Uitvoering:
2. Hoe presteren de veiligheidsregio’s bij de aanpak van rampen en crises, en is
dit minimaal in de basis op orde?
Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019
12
inho
udsopgav
e
Kwaliteitszorg:
3. Hoe passen de veiligheidsregio’s de kwaliteitszorg-aspecten verantwoorden,
leren en bijstellen toe bij de multidisciplinaire taakuitvoering en is dit in de
basis op orde?
Samenwerking:
4. Hoe geven de veiligheidsregio’s invulling aan de samenwerking met
netwerkpartners, andere veiligheidsregio’s en – voor zover van toepassing –
het buitenland en is dit in de basis op orde?
De operationalisering van de onderzoeksvragen en de bijbehorende werkwijze en
planning van de deelonderzoeken is uitgewerkt in de separate plannen van aanpak
van de betreffende deelonderzoeken. Wel is de centrale vraag/ probleemstelling en
conceptualisering van elk onderzoek in lijn met de doelstelling en onderzoeksvragen
van het periodiek beeld en met het toetsingskader 4.0. In alle deelonderzoeken
worden de betreffende aanbevelingen over dat onderwerp uit de ‘Staat 2016’
meegenomen.
Selectie onderzoekseenheden deelonderzoeken
De deelonderzoeken Vakbekwaamheid, Samenwerking en Kwaliteitszorg worden
uitgevoerd in 8 of 9 veiligheidsregio’s. Voor een evenredige spreiding van de
deelonderzoeken over alle veiligheidsregio’s is de selectie van de te onderzoeken
regio’s per deelonderzoek in gezamenlijkheid met de deelprojectleiders gedaan.
Daarbij is het uitgangspunt dat alle regio’s over de deelonderzoeken zijn verdeeld en
dat in iedere regio een van de thema’s wordt onderzocht.
Bij de selectie van veiligheidsregio’s zijn de volgende aspecten betrokken:
geografische ligging;
indeling in politieregio’s;
omvang regio’s;
stedelijk / landelijk gebied
de resultaten uit de ‘Staat 2016’
betrokkenheid directeuren in klankbordgroep5
Op basis van de hierboven genoemde criteria komt de Inspectie tot de volgende
indeling per deelonderzoek:
Tabel a. Verdeling van de veiligheidsregio’s over de drie deelonderzoeken
Vakbekwaamheid Kwaliteitszorg Samenwerking
Twente Groningen Drenthe
Noord- en Oost-
Gelderland
Fryslân IJsselland
Zaanstreek-Waterland Gelderland Midden Gelderland-Zuid
Kennemerland Noord-Holland Noord Utrecht
Rotterdam-Rijnmond Haaglanden Amsterdam-Amstelland
Midden- en West-
Brabant
Zuid-Holland Zuid
Gooi en Vechtstreek
Brabant-Zuidoost Zeeland Hollands-Midden
5 De veiligheidsregio’s Midden- en West Brabant, IJsselland en Fryslân zijn vertegenwoordigd in de
klankbordgroep. Daarom zijn deze verdeeld over de drie deelonderzoeken. Voor een toelichting op de
klankbordgroep zie paragraaf xx
Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019
13
inho
udsopgav
e
Limburg-Noord Brabant-Noord Zuid-Limburg
Flevoland
Het deelonderzoek operationele prestaties (uitvoering) zal de Inspectie in alle
veiligheidsregio’s onderzoeken. Verbeteringen in de operationele prestaties hebben
voor burgers en bedrijven de meeste impact. Ook laat de ‘Staat 2016’ zien dat alle
veiligheidsregio’s nog leerpunten hebben wat betreft de uitvoering.
4.3 Spoor 2: De monitor
Naast de specifieke informatie uit de deelonderzoeken zal het Periodiek beeld ook
een beknopt beeld geven met vooral kwantitatieve informatie over
veiligheidsregio’s. Deze algemene informatie komt deels uit openbare bronnen en
deels uit gegevens die door de veiligheidsregio’s zelf zijn aangeleverd bij de
Inspectie. Het gaat hierbij om:
1. Algemene informatie:
a. aantal inwoners en gemeenten
b. inrichting veiligheidsregio
2. Kwantitatieve informatie:
c. de aanwezigheid van een actueel overzicht van risico’s,
d. activiteiten in het kader van risicobeheersing
e. de aanwezigheid van actuele wettelijk verplichte informatie
f. de beschikbare kwantitatieve informatie over oefenactiviteiten
g. aantal GRIP’s en grote incidenten
h. beschikbare informatie over personeel
Binnen Spoor 2 gaat in het bijzonder de aandacht uit naar het proces
risicobeheersing, omdat dit proces beperkt vertegenwoordigd is in de
deelonderzoeken.
Ook de informatie uit de halfjaarlijkse regiogesprekken door de regio-inspecteurs
over de ontwikkelingen in de veiligheidsregio’s en de opvolging van aanbevelingen
dragen bij aan het opstellen van het periodieke beeld. Het gaat hierbij om de
gesprekken die gevoerd zijn in de periode 2016-2018 waarbij informatie is
verzameld over ontwikkelingen in de veiligheidsregio ten aanzien van de processen
(risicobeheersing, voorbereiding, uitvoering, verantwoorden, leren en bijstellen). De
gesprekken worden per veiligheidsregio geanalyseerd.
4.4 Spoor 3: Thema- en incidentonderzoeken
Tenslotte neemt de Inspectie ook bevindingen uit thema- en incidentonderzoeken in
het opstellen van dit periodieke beeld mee. Het gaat dan specifiek over het
incidentonderzoek naar de stroomstoring Amsterdam (2017), het validatieonderzoek
naar het steekincident in Limburg (2017), het validatieonderzoek naar de brand in
Weesp (2018), en de (lopende) onderzoeken meldkamers (2018) en
Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019
14
inho
udsopgav
e
terrorismegevolgbestrijding (2018). Deze onderzoeken leveren daarnaast een
zelfstandig rapport op.
De twee validatieonderzoeken en het incidentonderzoek naar de stroomstoring
dragen bij aan het inzicht in de deelvragen over de uitvoering van de
multidisciplinaire taken en hoe de veiligheidsregio verantwoording aflegt, leert en
bijstelt.
Zowel bij het onderzoek meldkamers als het onderzoek terrorisme gevolgbestrijding
is gewerkt conform het conceptuele model uit het toetsingskader. Daarmee leveren
deze twee onderzoeken informatie over alle vier de processen (risicobeheersing,
voorbereiding, uitvoering, verantwoorden, leren en bijstellen).
4.5 Beoordeling
De Inspectie baseert de beoordeling van de veiligheidsregio’s op het toetsingskader
4.0. Op een aantal punten worden de regio’s beoordeeld op niveaus, te weten:
1. Onvoldoende;
2. voor verbetering vatbaar;
3. basis op orde en;
4. op niveau.
Dit gebeurt bij alle onderzoeken volgens dezelfde methode.
Bij de beoordeling zijn de eisen in het toetsingskader en de aantoonbaarheid van
belang.
In ieder deelonderzoek worden de specifieke normen indien nodig nog nader
ingevuld .
Om tot een eenduidig gedragen beeld te komen over de specifieke invulling van de
eisen uit het toetsingskader gaat de Inspectie samen met beleidsdepartement en de
veiligheidsregio’s in gesprek over de specifieke normen per onderwerp. Dit moet
resulteren in normen die aangeven wat minimaal verwacht mag worden van de
veiligheidsregio’s om ‘basis op orde’ te scoren. De daadwerkelijke beoordeling is een
taak van de Inspectie.
4.6 Kwaliteitsborging onderzoek
De kwaliteit van het periodieke beeld wordt geborgd door gebruik te maken van:
Input van de regio-Inspecteurs;
Collegiale tegenlezers zowel uit eigen domein als uit een ander domein;
Het uitvoeren van een interne kwaliteitscontrole (review);
Bespreking van (voortgang en kwaliteit van) het periodieke beeld in de
klankbordgroep (zie paragraaf 7.1).
Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019
15
inho
udsopgav
e
4.7 Op te leveren producten
Het Periodiek beeld 2019 levert een algemeen beeld op over de multidisciplinaire
taakuitvoering van de veiligheidsregio’s en vier verdiepende rapportages op de
thema’s van de deelonderzoeken. Daarnaast ontvangen de veiligheidsregio’s een
brief met een beeld van de bevindingen in de eigen regio.
Periodiek beeld 2019
Het Periodiek beeld van de rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019 biedt een
algemeen beeld van de uitvoering van de multidisciplinaire taken door de
veiligheidsregio’s in het kader van de rampenbestrijding en crisisbeheering. In het
beeld worden de bevindingen van alle sporen samen gebracht.
Het rapport markeert waar de veiligheidsregio’s in 2018 staan en geeft inzicht in het
opvolgen van de aanbevelingen uit de ‘Staat 2016’ en ‘best practices’. Daarnaast
levert het onderzoek op basis van de verschillende toezichtsactiviteiten een beeld op
van (nieuwe) aandachtspunten en risico’s voor de komende jaren.
Het periodieke beeld is bestemd voor de minister van Justitie en Veiligheid, die op
basis hiervan de Tweede Kamer kan informeren. De bevindingen uit dit periodiek
beeld dienen tevens als input voor de evaluatie van de wet veiligheidsregio’s.
Daarnaast zal het periodiek beeld ingebracht worden in het Veiligheidsberaad6.
Rapportage per deelonderzoek
Ieder deelonderzoek levert een eigen rapportage van bevindingen op. Deze
rapporten zijn de bijlagen bij het periodieke beeld en worden opgesteld conform het
rapportageformat van de Inspectie. Deze rapporten volgen het gezamenlijke
communicatie en publicatietraject van het periodieke beeld. De rapporten worden
gelijktijdig met de publicatie van het periodieke beeld openbaar gemaakt.
Bevindingen per veiligheidsregio
De informatie die wordt verzameld voor het opstellen van het periodieke beeld bevat
ook specifieke informatie per veiligheidsregio. Dit periodieke beeld zal in
tegenstelling tot de Staat 2016 geen uitgebreide regiobeelden op alle onderwerpen
opleveren. Wel zal het algemene deel in de bijlagen onderbouwd worden door
bevindingen per regio. Het gaat hierbij om:
Algemene informatie en kwantitatieve data over de betreffende veiligheidsregio
De score en conclusie per onderzocht onderwerp voor de betreffende
veiligheidsregio
Deze en alle aanvullende specifieke inhoudelijke data die verzameld is in alle
deelonderzoeken zal door middel van een brief aan de veiligheidsregio’s kenbaar
worden gemaakt.
Deze informatie is in eerste aanleg van belang voor de directeur en de
(operationele) medewerkers van de betreffende veiligheidsregio. Daarnaast kan
deze informatie van belang zijn voor het Algemeen Bestuur van de betreffende
veiligheidsregio en de gemeenteraden van de gemeenten in de veiligheidsregio.
6 Het Veiligheidsberaad bestaat uit de 25 voorzitters van de veiligheidsregio’s. Het Veiligheidsberaad
ondersteunt de veiligheidsregio's.
Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019
16
inho
udsopgav
e
5.1 Samenhang deelonderzoeken
Voor het Periodiek beeld 2019 is het ‘Toetsingskader 4.0’ het uitgangspunt. Het
toetsingskader kent vier processen (‘risicobeheersing’, ‘voorbereiding’, ‘uitvoering’
en ‘verantwoorden, leren en bijstellen’) en vier aspecten (‘sturing’, ‘toerusting’,
‘ketens en ketensamenwerking’ en ‘kwaliteit’)7.
De Inspectie heeft de deelonderzoeken zo gekozen en ingericht dat een verdieping
plaatsvindt op twee processen en op twee aspecten uit het toetsingskader (zie
afbeelding 2).
Afbeelding 2. Schematische weergave samenhang deelonderzoeken.
7 Zie voor een meer uitgebreide beschrijving het Toetsingskader 4.0 en het plan van aanpak
voor het Periodiek beeld 2019.
5
Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019
17
inho
udsopgav
e
Het deelonderzoek ‘Vakbekwaamheid crisisfunctionarissen’ geeft een beeld van het
proces ‘voorbereiding’ op alle aspecten; het deelonderzoek ‘Operationele prestaties’
richt zich op alle aspecten van proces ‘uitvoering’.
Het deelonderzoek ‘Samenwerking’ is, evenals het deelonderzoek ‘Kwaliteitszorg’, zo
ingericht dat alle processen worden doorlopen.
Zoals ook uit afbeelding 2 naar voren komt zijn op deze manier de vier
deelonderzoeken onlosmakelijk met elkaar verbonden. Om vergelijkbare informatie
op te halen stemmen de deelprojecten onderling af welke informatie zij van elkaar
nodig hebben.
5.2 Overige onderzoeken
Naast de deelprojecten voert de Inspectie ook twee thema onderzoeken waarbij de
veiligheidsregio’s betrokken zijn. Hiervoor is het wenselijk de werkzaamheden af te
stemmen. Het gaat om de volgende twee onderzoeken:
1. Terrorismegevolgbestrijding (TGB).
2. Opvolging aanbevelingen onderzoek meldkamers (gericht op de continuïteit
van de meldkamers).
Deze onderzoeken leveren ieder een eigen rapportage op, maar afstemming vindt
plaats op proces en inhoud. Om de afstemming te borgen sluit de projectleider TGB
aan bij het deelprojectleidersoverleg van het periodieke beeld. De projectleider van
het periodieke beeld is als projectteamlid betrokken bij het onderzoek meldkamers.
Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019
18
inho
udsopgav
e
6.1 Klankbordgroep
De Inspectie maakt voor dit onderzoek gebruik van een klankbordgroep. Deze
klankbordgroep heeft als doel de veiligheidsregio’s procesmatig te informeren en
draagvlak te creëren. De leden van de klankbordgroep vertegenwoordigen de
veiligheidsregio’s respectievelijk het beleidsdepartement JenV.
De klankbordgroep komt gedurende het project een aantal keren bijeen.
6.2 Wederhoor en bestuurlijke consultatie
Voorafgaand aan de inspectiebezoeken
De Inspectie publiceert dit plan van aanpak op haar website. Tevens stuurt de
Inspectie dit plan van aanpak met de plannen van aanpak van de deelonderzoeken
toe aan de voorzitters en de directeuren van de veiligheidsregio’s.
Tijdens de inspectiebezoeken
Tijdens de deelonderzoeken vinden inspectiebezoeken/interviews plaats. Gedurende
het Inspectiebezoek komt nadrukkelijk de aantoonbaarheid (het inzien van
documenten en systemen) aan de orde. De Inspectie stuurt vooraf haar
interviewprotocol naar de te interviewen personen en biedt per gesprek een verslag
voor wederhoor aan de geïnterviewde aan. Voor dit wederhoor op feitelijke
onjuistheden is twee weken gereserveerd. Op basis van het inspectiebezoek en de
interviews stelt de Inspectie een beeld op van de veiligheidsregio voor het
betreffende thema.
Na de inspectiebezoeken
Op basis van verzamelde en gevalideerde informatie vormt de Inspectie zich een
oordeel over het onderzoeksthema en de uitvoering in de praktijk bij de onderzochte
veiligheidsregio’s. De Inspectie stelt per onderzochte veiligheidsregio een beeld op
waarin zij expliciet onderscheid maakt tussen de bevindingen en haar oordeel. Dit
rapport zal op het niveau van de bevindingen uit het onderzoek voor wederhoor aan
de betreffende veiligheidsregio worden voorgelegd zodat deze kan reageren op
mogelijke feitelijke onjuistheden.
6
Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019
19
inho
udsopgav
e
De terugkoppeling ten aanzien van de beoordeling vindt voor alle deelonderzoeken
tegelijk plaats in het (voorjaars)gesprek met de directeuren van de veiligheidsregio.
Bij de gesprekken is de directeur toezicht en de regio-inspecteur aanwezig.
Na verwerking van de wederhoor en na interne vaststelling van alle rapportages
stelt de Inspectie een algemeen beeld met rode draden op basis van de
onderzoeksthema’s. Het totaal beeld en de bevindingen van de rode draden per
onderwerp worden besproken in de Raad van directeuren veiligheidsregio’s.
Dit beeld wordt ter beschikking gesteld aan alle veiligheidsregio’s.
Na vaststellen periodiek beeld
Na vaststellen van het periodieke beeld zal de Inspecteur Generaal de het rapport
met bevindingen van de Inspectie delen in het Veiligheidsberaad en in de Kring van
Commissarissen van de Koning.
Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2019
20
inho
udsopgav
e
Afkorting Betekenis
Bvr Besluit veiligheidsregio’s
DGpol Directoraat Generaal Politie
DP Deelprojectleider
GHOR Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio
GRIP Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings Procedure
PDCA Plan Do Check Act
PL Projectleider
RI Regio-Inspecteur
TGB Terrorismegevolgbestrijding
I
Missie Inspectie Justitie en Veiligheid
De Inspectie Justitie en Veiligheid houdt voor de samenleving, de ondertoezichtgestelden en de politiek en bestuurlijk verantwoordelijken
toezicht op het terrein van justitie en veiligheid
om inzicht te geven in de kwaliteit van de taakuitvoering en de naleving van regels en normen,
om risico’s te signaleren
en om organisaties aan te zetten tot verbetering.
Hiermee draagt de Inspectie bij aan een rechtvaardige en veilige samenleving.
Dit is een uitgave van:
Inspectie Justitie en Veiligheid
Ministerie van Justitie en Veiligheid
Turfmarkt 147 | 2511 DP Den Haag
Postbus 20301 | 2500 EH Den Haag
Contactformulier | www.inspectie-jenv.nl
Juni 2018
Aan deze publicatie kunnen geen rechten worden ontleend.
Vermenigvuldigen van informatie uit deze publicatie is toegestaan,
mits deze uitgave als bron wordt vermeld.
1 A19.01.2a Ingekomen en uitgaande stukken_Raadsinformatiebrief MK NH.pdf
Raadsinformatie-brief Onderwerp
Voortgang realisatie
Meldkamer Noord-Holland
Datum
28 januari 2019
Pagina
1
Geachte raadsleden,
In oktober 2018 informeerden wij de gemeenten dat de geplande samenvoeging van Meldkamer
Noord-Holland in Haarlem in het eerste kwartaal van 2019 niet haalbaar was. Oorzaak was het
besluit van de minister van Justitie en Veiligheid om de geplande vernieuwing van het
spraaknetwerk van C2000 te verschuiven van eind 2018 naar 2019. C2000 is het systeem
waarmee hulpverleners kunnen communiceren met de meldkamer en met elkaar. Het besluit
van de minister had direct gevolgen voor de start van Meldkamer Noord-Holland in Haarlem. De
nieuwe meldkamerlocatie in Haarlem is al ingericht op het nieuwe C2000-systeem.
Sinds oktober 2018 is door het directieteam een aantal scenario’s uitgewerkt. Voorop stond
daarbij het belang van de verschillende betrokken meldkamerorganisaties in ons gebied om toch
zo spoedig mogelijk te gaan samenvoegen met het oog op de continuïteit en de bedrijfsvoering
en ook omdat (verdere) vertraging demotiverend is voor het personeel. Eind 2018 is gekozen
voor een scenario waarbij de meldkamers wel al gaan samenvoegen op de nieuwe
meldkamerlocatie, maar daarbij nog gebruik gaan maken van de oude C2000 infrastructuur.
Hiertoe moet de nieuwe meldkamerlocatie in Haarlem aangepast worden; de kosten hiervoor
worden in beginsel gedragen door het ministerie van J&V.
Over dit scenario heeft afgelopen weken nauw overleg plaatsgevonden met betrokken partijen,
om te komen tot een integrale planning. Hierbij zijn we afhankelijk van schaarse landelijke ICT-
capaciteit die ook voor de samenvoeging van de meldkamer in Den Bosch moet worden ingezet
– die samenvoeging vindt namelijk in dezelfde periode plaats. Op basis van alle informatie die
nu beschikbaar is, gaan we ervan uit dat de samenvoeging van Meldkamer Noord-Holland in
Haarlem medio mei 2019 plaats gaat vinden.
De samenvoegende en ondersteunende partijen stellen alles in het werk om deze
samenvoeging in mei te realiseren. Een belangrijk onderdeel van de voorbereidingen is het
opleiden en trainen van de meldkamermedewerkers voor de nieuwe meldkamer. Daarnaast is
sinds 1 januari het nieuwe managementteam Meldkamer Noord-Holland operationeel onder
leiding van het nieuwe hoofd meldkamer Anke Kortenray.
Parallel aan de samenvoeging wordt landelijk gewerkt aan een wetswijziging waarmee het
beheer van de meldkamers – wat nu nog een verantwoordelijkheid is van de Veiligheidsregio’s –
overgaat naar de politie. De verwachting is dat deze wetswijziging met ingang van 1 januari
2020 van kracht wordt.
U wordt periodiek door middel van raadsinformatiebrieven geïnformeerd over de gang van
zaken, en via uw burgemeester – als lid van het Algemeen Bestuur van de veiligheidsregio –
over de belangrijkste mijlpalen.
Namens Bestuurlijk Overleg Meldkamer Noord-Holland,
T.J. Romeyn, Veiligheidsregio Noord-Holland Noord
F.C. Dales, Veiligheidsregio Kennemerland
J. Hamming, Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland
1 A19.01.2a Ingekomen en uitgaande stukken_Reactiebrief bestuur IFV iz jaarplan IFV 2019.pdf
InstituutFysiekeVeiligheid
Voorzitters veiligheidsregio
Instituut Fysieke VeiligheidPostbus 70106801 HA ArnhemKemperbergerweg 783,[email protected] 355 24 00
Inlichtingen bijMaaike Beenders, KeesHuijbenOns kenmerkA001Bijlage(n)1
Datum 17 januari 2018 Onderwerp Jaarplan IFV 2019
Geachte voorzitter veiligheidsregio,
In onze brief van 25 september 2018 is het conceptjaarplan 2019 van het IFV inclusief begroting voor zienswijze aan uw veiligheidsregio voorgelegd, conform de Wet Veiligheidsregio’s. Een groot aantal veiligheidsregio’s heeft hun zienswijze daarop ingediend.
Graag spreek ik mijn dank uit voor de door uw regionaal bestuur ingediende zienswijze. Uw waardering voor de wijze waarop wij u hebben betrokken bij de totstandkoming van het jaarplan en voor onze transparantie ten aanzien van de financiering van het IFV stellen wij op prijs.
De zienswijzen van de veiligheidsregio’s hebben geleid tot een aangepaste versie van het jaarplan IFV 2019. Deze versie is op 14 december 2018 vastgesteld door het algemeen bestuur van het IFV en als bijlage bij deze brief opgenomen.Net als vorig jaar zijn de managementraden en het netwerk Finance & Control van de veiligheidsregio’s betrokken geweest bij de voorbereiding van het jaarplan en de begroting. Dit jaar zijn ook de bestuursadviseurs van de veiligheidsregio’s betrokken bij de totstandkoming van het jaarplan. Deze werkwijze stelt ons in staat om maximaal aan te sluiten bij de wensen en behoeften uit het veld.
In deze brief reageer ik inhoudelijk op de meest voorkomende elementen uit de ontvangen zienswijzen. Ook ontvangt u van mij het definitieve jaarplan en het overzicht van alle ontvangen reacties.
Meer aandacht voor multidisciplinaire crisisbeheersingZienswijzeMeer aandacht voor crisisbeheersing in het jaarplan en capaciteit en financiën ter ondersteuning hiervan.Het jaarplan IFV bevat veel aan de brandweer gerelateerde onderwerpen, waardoor een monodisciplinair karakter overheerst. De samenleving heeft te maken met nieuwe en onbekende dreigingen. De crises van de toekomst en de omvang en effecten hiervan
InstituutFysiekeVeiligheid Pagina
2/5
Ons kenmerk
A001
laten zich moeilijk voorspellen. Nieuwe crisestypen overstijgen snel het regionale niveau en beperken zich niet tot landsgrenzen of tot afzonderlijke kolommen.De aandacht voor crisisbeheersing wordt om die reden steeds prominenter en zichtbaarder in de agenda’s van de veiligheidsregio’s. Veiligheidsregio’s blijven hun uitvoerende, monodisciplinaire organisaties versterken, maar ontwikkelen zich tegelijkertijd meer en meer tot netwerkgerichte, multidisciplinaire crisesorganisaties.Op landelijk niveau richt de strategische agenda van het Veiligheidsberaad zich onder meer op een gezamenlijke aanpak van ongekende crises. Deze ambities zijn ook op ambtelijk niveau herkenbaar in de landelijke ontwikkelagenda veiligheidsregio’s, die momenteel vorm krijgt.
Het IFV wil zich ontwikkelen tot een toonaangevend multidisciplinair kennisinstituut met een toekomstbestendige en klantgerichte oriëntatie. We zijn verheugd te zien dat hierin mooie stappen worden gezet. Het IFV kan dit nog verder versterken door nadrukkelijker aan te sluiten bij bovengenoemde ontwikkelingen en de aandacht voor multidisciplinaire crisisbeheersing in het jaarplan te vergroten. Ook vragen we het IFV te onderzoeken hoe capaciteit en financiën ter ondersteuning hiervan in overleg met de veiligheidsregio’s beschikbaar kunnen worden gesteld.
Toelichting IFVHet IFV zal de komende anderhalf jaar benutten om de inhoudelijke en financiële verbindingen tussen de eigen kennis- en onderzoeksagenda en de strategische agenda’s van het Veiligheidsberaad en de managementraden verder te versterken. Tevens zal aansluiting worden gezocht bij de agenda van het ministerie van JenV. Dit is een proces van intensieve, wederzijdse samenwerking met alle betrokkenen. Dit betekent onder meer dat het IFV de aandacht voor multidisciplinaire crisisbeheersing in zijn taken en werkzaamheden al in de aanloop naar 2020 verder zal vergroten.
Het IFV ontwikkelt al kennis over multidisciplinaire crisisbeheersing vanuit de lectoraten crisisbeheersing en transportveiligheid, waar extra financiële middelen voor zijn gereserveerd. Door te focussen op de trends en ontwikkelingen in onze omgeving en deze onderwerpen mee te nemen in de vakgebieden zoals informatievoorziening, kennisontwikkeling en onderwijs, zorgt het IFV voor aandacht en innovatie in crisisbeheersing.
Regeling begroting en verantwoording IFVZienswijzeDe totstandkoming van een ‘regeling begroting en verantwoording IFV’.Het IFV is een zelfstandig bestuursorgaan. Voor zijn jaarverantwoording valt het IFV onder de Richtlijn voor de jaarverslaggeving voor organisaties zonder winststreven (RJ 640). Daarnaast zijn specifieke regels opgenomen in de Wet veiligheidsregio’s, het Besluit rijksbijdrage IFV en de Regeling accountantscontrole IFV.Gezien de omvang en de taken van het IFV bieden deze richtlijn en regels onze bestuursadviseurs onvoldoende houvast om onze voorzitter als lid van het algemeen bestuur te ondersteunen in de besluitvorming.
InstituutFysiekeVeiligheid Pagina
3/5
Ons kenmerkA001
De genoemde specifieke regels staan het algemeen bestuur niet in de weg om nadere regels voor het IFV vastte stellen. In een 'regeling begroting en verantwoording IFV’ kunnen onder meer afspraken worden gemaakt over:> de (wijze van besluitvorming rondom) resultaatbestemming;> begrotingswijzigingen;> de omvang (en mutaties) van reserves en voorzieningen.
Zo’n regeling kan de zienswijzeprocedure ondersteunen en leidt ertoe dat onze zienswijze zich tot hoofdlijnen kan beperken en meer op de beleidsinhoud is gericht.
Toelichting IFVFHet IFV moet net zoals de veiligheidsregio’s al aan heel veel regelgeving voldoen. Dit uitbreiden met nog meer regelgeving voor het opstellen van de begroting en de verantwoording is alleen gewenst als dit een duidelijke meerwaarde biedt. In het jaarverslag van het IFV dat aan het algemeen bestuur van het IFV ter vaststelling wordt aangeboden, worden de reserves en voorzieningen gedetailleerd en op een transparante wijze weergegeven. Een eventueel resultaat van het IFV gaat ten gunste of ten laste van het eigen vermogen, nadat het algemeen bestuur IFV het jaarverslag heeft vastgesteld. Afwijkingen ten opzichte van de begroting gedurende het jaar worden besproken met het dagelijks bestuur IFV. Het IFV verricht de taken voor de veiligheidsregio’s op basis van doorberekening van de integrale kosten op voorcalculatiebasis. Doordat het IFV een ZBO is en geen gemeenschappelijke regeling, worden eventuele tekorten in de financiering van het IFV niet verrekend met de veiligheidsregio’s. Het IFV is zelf dus volledig risicodragend.
Omvang IFVZienswijzeEen onderzoek naar de mogelijkheden om toekomstige taakontwikkelingen op te pakken via ‘oud voor nieuw’ en de (collectieve) financiering daarvan.Uit de begroting (hoofdstuk 6) blijkt dat het aantal fte binnen het IFV jaarlijks toeneemt: 11 fte in 2017, 13 fte in 2018 en 17 fte in 2019. Ook de omzet neemt jaarlijks toe. De taken van het IFV lijken alleen maar toe te nemen. Dit roept de vraag op of het IFV in zijn verdere ontwikkeling naar de toekomst niet ook eens een blik dient te werpen op de wendbaarheid van het hele takenpakket en of wellicht 'oud voor nieuw’ niet ook de mogelijkheid schept om nieuwe taken op te pakken.
Toelichting IFVHet IFV past 'oud voor nieuw’ al toe en zal dit bijvoorbeeld ook op korte termijn in de praktijk brengen met het voorstel voor een Kenniscentrum data-analyse. Dit betekent dat zoveel als mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande financiering om nieuwe initiatieven en diensten te financieren. Natuurlijk in overleg met de veiligheidsregio’s via de bestaande gremia.
InstituutFysiekeVeiligheid
Ons kenmerkA001Pagina4/5
Kenniscentrum data-analyseZienswijzeEen toelichting op de verwachte (financiële) ontwikkelingen rondom het Kenniscentrum data-analyse.Het IFV richt middels een rijksbijdrage van € 1,6 mln. in 2019 een Kenniscentrum data- analyse in. Daarbij staat vermeld dat sprake is van projectfinanciering en dat op termijn een structurele bijdrage vanuit de veiligheidsregio’s wordt voorzien.Deze opmerking wekt de suggestie dat de veiligheidsregio’s geen keuze hebben, waarbij daarnaast ook de verwachte omvang van deze toekomstige bijdrage niet in beeld is gebracht. Het zou goed zijn dit nader te duiden en aan te geven of nog sprake is van een keuze en wat de eventuele consequenties zijn. Ons verzoek is om hierover nader met de veiligheidsregio’s in overleg te treden.Hetzelfde geldt voor de wijze waarop, meer in algemene zin, de kosten van zowel de huidige als de toekomstige vormen van collectieve dienstverlening worden verdeeld over de veiligheidsregio’s. Wij roepen u op de rationale achter de bestaande verdeling op te nemen in de begroting, en met ons tot transparante uitgangspunten te komen voor toekomstige ontwikkelingen.
Toelichting IFVHet IFV werkt het Kenniscentrum data-analyse de komende maanden verder uit. Hierbij worden ook de financiële gevolgen voor de veiligheidsregio's aangegeven en zal maximaal gebruik worden gemaakt van het principe ‘oud voor nieuw’. Dit betekent dat het streven is zoveel mogelijk bestaande financiering te gebruiken om nieuwe initiatieven en diensten te financieren. Via het Programmaoverleg Informatievoorziening van de veiligheidsregio’s zal hiervoor een voorstel worden gedaan aan de Raad van Directeuren Veiligheidsregio en de Raad van Brandweercommandanten.
Tarieven IFVZienswijzeEén van de regio’s merkt op : "De tarieven van het IFV worden binnen de regio nog steeds als hoog ervaren in relatie tot de ervaren dienstverlening, en iedere mogelijkheid om binnen het IFV efficiënter te werken zou aangegrepen moeten worden. Wij merken dat de tarieven van het IFV soms belemmerend werken om het IFV een opdracht te verlenen.”
Toelichting IFVHet IFV merkt dat deze beeldvorming ook bij enkele andere veiligheidsregio’s (nog steeds) leeft. Wij merken op dat in de gehanteerde tarieven van het IFV een onderscheid is gemaakt tussen wettelijke taken (art. 68 Wvr), gemeenschappelijke werkzaamheden voor veiligheidsregio’s (art. 69 Wvr) en diensten voor derden (art. 70 Wvr). Voor de activiteiten op het gebied van art. 68 en art. 70 geldt een standaardtarief, maar voor de werkzaamheden op het gebied van art. 69 is een verlaagd tarief van toepassing dat voor veiligheidsregio’s circa 17% onder het standaardtarief ligt.
InstituutFysiekeVeiligheid Pagina
5/5
Ons kenmerk
A001
Het IFV streeft binnen de kaders van de Wet markt en overheid naar de meest gunstige prijs-kwaliteitverhouding voor veiligheidsregio’s.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Met vriendelijke groet,
1 A19.01.2a Ingekomen en uitgaande stukken_Toetsingskader Multi Taakuitvoering Vr 2018.pdf
Toetsingskader
Multidisciplinaire Taakuitvoering Veiligheidsregio's
Versie 4.0 maart 2018
Toetsingskader
Multidisciplinaire Taakuitvoering Veiligheidsregio's
2
1 Inleiding 3 1.1 Koers Inspectie JenV 2018-2020 3 1.2 Uitgangspunten 4 1.3 Zicht op operationele prestaties 5 1.4 Regio-inspecteurs 5
2 Beschrijving model 6
3 Toetsingskader op hoofdlijnen 9 3.1 Risicobeheersing 9 3.2 Voorbereiding 9 3.3 Uitvoering 10 3.4 Verantwoorden, leren en bijstellen 10
4 Toetsingskader uitgewerkt 11 4.1 Risicobeheersing 11 4.2 Voorbereiding 12 4.3 Uitvoering 13 4.4 Verantwoorden, leren en bijstellen 17
Bijlage I Afkortingen 18
Toetsingskader
Multidisciplinaire Taakuitvoering Veiligheidsregio's
3
inhoudsopgav
1.1 Koers Inspectie JenV 2018-2020
De Inspectie Justitie en Veiligheid (Inspectie JenV) bestaat vijf jaar. In deze periode is het toezichtveld van de Inspectie uitgegroeid tot het hele domein van justitie en veiligheid. Niet alleen de Inspectie als organisatie is volop in beweging. Het departementsbrede programma ‘JenV Verandert’ en kabinetsstandpunten over toezicht, zoals de ‘Aanwijzingen inzake Rijksinspecties’, vragen om helderheid over de positie van toezichthouders. Ook incidenten met veel maatschappelijke impact wakkeren het publieke debat aan over de betekenis en rol van toezicht.
Het vijfjarig bestaan is een mooie mijlpaal om terug en vooral vooruit te kijken en na te denken over de koers voor de komende jaren. In dialoog met haar stakeholders heeft de Inspectie die koers voor de komende jaren bepaald.
Een belangrijke voorwaarde voor het goed invullen van deze koers is dat de Inspectie in verbinding staat met beleid en uitvoering (haar ondertoezichtstaanden). De Inspectie gaat werken en communiceren op een manier die openheid en gezamenlijke ontwikkeling bevordert, en verwacht dit ook van haar omgeving.
De koers van de Inspectie JenV kent vier hoofdlijnen: 1. De Inspectie bevordert het lerend vermogen van de organisaties waar
zij toezicht op houdt. 2. De Inspectie richt haar toezicht meer op het functioneren van ketens en
netwerken, met als uitgangspunt de maatschappelijke opgaven van JenV.
3. De Inspectie stelt periodieke beelden op over het functioneren van de uitvoering.
4. De Inspectie heeft een vanzelfsprekende rol bij het onderzoeken van incidenten binnen het terrein van justitie en veiligheid.
1
Toetsingskader
Multidisciplinaire Taakuitvoering Veiligheidsregio's
4
inhoudsopgav
De Inspectie levert de komende jaren periodiek een beeld op over het functioneren van de uitvoering in de verschillende toezichtsgebieden. De Inspectie legt meer focus op het functioneren van stelsels, ketens en netwerken, in aanvulling op het organisatiegerichte toezicht. Zij brengt de prestaties, de belangrijkste randvoorwaarden en de risico’s voor de kwaliteit van de taakuitvoering in beeld.
Als de Inspectie tekortkomingen of risico’s signaleert, gaat zij in toenemende mate op zoek naar de achterliggende redenen. Zij betrekt hier zo nodig ook randvoorwaarden als ICT en bedrijfsvoering bij. Waar ligt het aan? De Inspectie blijft zich in dit kader de komende jaren ook richten op het bevorderen van het lerend vermogen. Zo zal zij vaker vervolgonderzoek doen naar aanleiding van eerdere aanbevelingen: Leert men van incidenten en van de rapporten? En zo nee, waarom niet? Ook investeert de Inspectie in het stimuleren van de ontwikkeling van kwaliteitssystemen in de uitvoering. Waar de ondertoezichtstaanden laten zien zelf ‘in control’ te zijn, past de Inspectie de intensiteit van haar toezicht aan.
Voor de rampenbestrijding en crisisbeheersing is een belangrijke rol weggelegd voor de 25 veiligheidsregio’s. De Inspectie brengt met haar toezicht in beeld of ‘het stelsel van rampenbestrijding en crisisbeheersing’ werkt. De Inspectie beoordeelt niet alleen de kwaliteit van de taakuitvoering door de verschillende organisaties, maar geeft ook aan of het voor de uitvoering wel mogelijk is om aan de verwachtingen te voldoen.
Wat het toezicht op de crisisbeheersing en rampenbestrijding betreft zet de Inspectie haar werkwijze voort door periodiek de kwaliteit van de taakuitvoering van de multidisciplinaire rampenbestrijding in beeld te brengen. De Inspectie gaat hiervoor structureel informatie verzamelen over de uitvoering van de taken door zowel de veiligheidsregio’s als de organisaties op nationaal niveau. Daarbij stimuleert zij de ontwikkeling van kwalitatieve normen die inzicht geven in het presterend vermogen.
In dit toetsingskader zet de Inspectie de in 2016 ingezette lijn voort, om op een meer kwalitatieve manier naar de multidisciplinaire taakuitvoering van de veiligheidsregio’s te kijken.
1.2 Uitgangspunten
Belangrijke uitgangspunten bij het opstellen van dit toetsingskader zijn: 1. Toezicht wordt gehouden vanuit verbinding waarbij de veiligheidsregio zelf moet
aantonen/laten zien dat zij aan de gestelde normen/eisen voldoet. Door verbinding met de regio’s weet de Inspectie of de regio’s de goede dingen doen en in welke mate. De regio’s worden door de Inspectie uitgenodigd om steeds te vertellen wat ze doen, waarom ze doen wat ze doen en hoe dat geduid moet worden.
2. Er wordt toezicht gehouden vanuit het grotere belang om de crisisorganisaties van de regio’s te helpen verbeteren en te ontwikkelen. De Inspectie onderzoekt en monitort dus vooral om de crisisorganisatie te verbeteren. Daarbij is er ruimte voor de eigen context van de regio.
Toetsingskader
Multidisciplinaire Taakuitvoering Veiligheidsregio's
5
inhoudsopgav
3. Bij incidenten en crisis gaat het niet alleen om de meer ‘traditionele’ crises zoals branden en vrijkomen van gevaarlijke stoffen maar ook om de rol van de veiligheidsregio’s bij crises in de functionele ketens en het sociale domein.
4. Het toezicht is gericht op de kwaliteit van de taakuitvoering waarin de huidige wet- en regelgeving wordt meegenomen1.
1.3 Zicht op operationele prestaties
De Inspectie wil meer zicht krijgen op de operationele prestaties van de veiligheidsregio, en dit niet langer alleen baseren op de prestaties bij de jaarlijkse systeemtest. Hiervoor is het nodig om meer informatie over zowel oefeningen als (GRIP-)incidenten te krijgen. De Inspectie vindt het daarbij van belang om zowel op organisatie-, team- en functieniveau zicht te krijgen op de prestaties. Daarbij gaat de Inspectie uit van de huidige wetgeving, waarin het jaarlijks integraal beproeven van alle onderdelen van de hoofdstructuur is vastgelegd. Zo wordt vastgesteld in hoeverre (de verschillende onderdelen van) de hoofdstructuur en de bijbehorende diensten in staat is (zijn) om adequaat informatie te delen en activiteiten op elkaar af te stemmen. Om meer zicht te krijgen op de prestaties van de veiligheidsregio wil de Inspectie dat de veiligheidsregio’s jaarlijks laten zien hoe zij op basis van alle inzetten zowel bij oefeningen als bij GRIP-incidenten op functionaris, team en organisatie niveau presteren.
1.4 Regio-inspecteurs
De Inspectie zet de regio-inspecteurs meer structureel in om de verbinding met de veiligheidsregio te optimaliseren. Per veiligheidsregio zijn twee regio-inspecteurs actief die jaarlijks op basis van gesprekken en data een beeld vormen over de veiligheidsregio. De regio-inspecteur onderhoudt de contacten met de veiligheidsregio en zorgt ervoor dat relevante informatie tussen veiligheidsregio en Inspectie wordt gedeeld. De regio-inspecteur is op de hoogte van de strategische, tactische koers en operationele uitwerking hiervan. De regio-inspecteur signaleert wanneer risico’s voor de taakuitvoering en/of de opvolging van de wettelijke eisen ontstaat.
1 Het gaat daarbij onder andere om de Wet veiligheidsregio’s en het Besluit veiligheidsregio’s.
Toetsingskader
Multidisciplinaire Taakuitvoering Veiligheidsregio's
6
inhoudsopgav
De Inspectie benadert de Staat van de Rampenbestrijding 2019 meer kwalitatief en stelt daarbij burgers en bedrijven centraal. Hiervoor zijn vier processen in het toetsingskader uitgewerkt.
Risicobeheersing Het gaat hierbij om het zicht op de in de veiligheidsregio aanwezige risico’s en waarom welke keuzes zijn gemaakt. Het gaat hierbij zowel om de generieke risico’s als om de veiligheidsregio specifieke risico’s. Daarnaast gaat het bij de risicobeheersing ook om de mitigerende maatregelen/acties die de veiligheidsregio neemt om de kans of het effect van de risico’s te reduceren.
Voorbereiding Het gaat hierbij om hoe de veiligheidsregio zich generiek en specifiek op mogelijke crises voorbereidt (plannen) en welke maatregelen ze heeft getroffen voor een parate crisisorganisatie op functieniveau, teamniveau en organisatieniveau.
Uitvoering Het gaat hierbij om hoe een incident of de crisis is aangepakt en waarom dit doelmatig en in aansluiting op de omgeving is geweest. De toelichting gaat in op: • de manier waarop de alarmering, opschaling en opkomst is verlopen; • hoe de coördinatie, sturing en advisering heeft plaatsgevonden; • waarom bepaalde keuzes en besluiten zijn gemaakt; • hoe het delen van informatie is verlopen; • hoe de verschillende betrokkenen (verwanten, nabestaanden, hulpverleners,
crisispartners en de bevolking) zijn geïnformeerd en hoe de crisiscommunicatie met betrekking tot informatievoorziening, schadebeperking en betekenisgeving is verlopen;
• hoe de afschaling is verlopen en de na-/herstelzorg wordt georganiseerd.
Verantwoorden, leren en bijstellen Het gaat hierbij om hoe de veiligheidsregio zich verantwoordt en leert van de aanpak en voorbereiding van incidenten en crisis.
2
Toetsingskader
Multidisciplinaire Taakuitvoering Veiligheidsregio's
7
inhoudsopgav
De vier processen vormen gezamenlijk een cyclus waarbij de omgeving (burgers, bedrijven) steeds centraal staat. Voor een goede uitvoering/governance van de processen zijn vier aspecten benoemd:
• Sturing • Toerusting • Ketens en netwerken • Kwaliteit
Schematisch wordt dit als volgt weergegeven:
Afbeelding 1. Aspecten per proces
Toetsingskader
Multidisciplinaire Taakuitvoering Veiligheidsregio's
8
inhoudsopgav
De vier aspecten die van belang zijn voor een goede uitvoering/governance van de processen zijn als volgt uitgewerkt.
Afbeelding 2. Verdere uitwerking van de vier aspecten per proces.
Op basis van dit model heeft de Inspectie een toetsingskader opgesteld. Daarbij zijn de processen en aspecten verwerkt in de verschillende eisen die onder ieder onderwerp van het toetsingskader zijn benoemd.
Toetsingskader
Multidisciplinaire Taakuitvoering Veiligheidsregio's
9
inhoudsopgav
3.1 Risicobeheersing
A. De veiligheidsregio heeft zicht op de aanwezige generieke en specifieke risico’s voor de veiligheidsregio in het kader van haar taakuitvoering.
B. De veiligheidsregio treft maatregelen/onderneemt actie om de kans of het effect van de risico’s te reduceren.
3.2 Voorbereiding
A. De veiligheidsregio beschikt op basis van de in de veiligheidsregio aanwezige risico’s over actuele toegankelijke informatie ten behoeve van een parate crisisorganisatie voor mens, middel en proces.
B. De veiligheidsregio beschikt over een parate crisisorganisatie op functieniveau, teamniveau en organisatieniveau.
De veiligheidsregio heeft zicht op de generieke en specifieke risico’s voor de veiligheidsregio in het kader van haar taakuitvoering en treft risico reducerende maatregelen.
De veiligheidsregio is door middel van een parate crisisorganisatie op functieniveau, teamniveau en organisatieniveau voorbereid op generieke en regiospecifieke effecten van incidenten en crisis.
3
Toetsingskader
Multidisciplinaire Taakuitvoering Veiligheidsregio's
10
inhoudsopgav
3.3 Uitvoering
A. De meldkamer zorgt bij aanvang en tijdens een incident of crisis voor tijdige alarmering en informatie-uitwisseling door eenduidige aansturing.
B. De (onderdelen van de) crisisorganisatie sturen en coördineren de operationele en bestuurlijke aanpak van een incident of crisis effectief en efficiënt.
C. De (onderdelen van de) crisisorganisatie en de extern betrokken partners beschikken over tijdige, actuele en relevante informatie gedurende een incident of crisis.
D. De verschillende doelgroepen (zoals getroffenen, media, bevolking, verwanten, interne organisatie) worden tijdig, doelgericht en regelmatig geïnformeerd over het incident of de crisis.
E. Na afschaling is sprake van een duidelijke overdracht van activiteiten van de crisisorganisatie naar de ‘nafase’-organisatie, waarbij de vervolgactiviteiten zijn belegd.
3.4 Verantwoorden, leren en bijstellen
A. De veiligheidsregio verantwoordt zich over de multidisciplinaire taakuitvoering. B. De veiligheidsregio leert van oefeningen en operationele inzetten
(evenementen, incidenten en crises) en stelt indien nodig de voorbereiding en de aanpak bij.
De veiligheidsregio pakt een incident of crisis doelmatig en in aansluiting op de omgeving aan.
De veiligheidsregio verantwoordt zich over de multidisciplinaire taakuitvoering, leert van oefeningen en operationele inzetten en stelt indien nodig de voorbereiding en de aanpak bij.
Toetsingskader
Multidisciplinaire Taakuitvoering Veiligheidsregio's
11
inhoudsopgav
Hieronder is per onderwerp uitgewerkt wat belangrijke elementen per onderwerp en norm zijn.
4.1 Risicobeheersing
Het gaat hierbij om de volgende elementen.
• De door het bestuur van de veiligheidsregio bepaalde keuzes voor een generieke multidisciplinaire voorbereiding op de taakuitvoering.
• Een door het bestuur afgestemd en vastgesteld overzicht van de risico’s (regionaal risicoprofiel) waar de veiligheidsregio zich specifiek op voorbereidt. De wijze van totstandkoming:
o is navolgbaar; o gebeurt met inbreng van direct belanghebbende partijen, zoals
gemeenten, vitale partners en bedrijven en, voor regiogrensoverschrijdende risico’s samen met de omliggende veiligheidsregio’s en/of landen.
• Het bewustzijn en de verhouding van de regionale risico’s tot de nationale risico’s (risicoprofiel) en de risico’s van de partners (risicoprofielen).
• Het delen van informatie, betrekken en afstemmen met gemeenten, partners en omliggende veiligheidsregio’s over de inhoud en het proces van het regionaal risicoprofiel.
• Het continu monitoren of het regionaal risicoprofiel nog actueel is en of (tussentijdse) bijstellingen noodzakelijk zijn.
• Het inzichtelijk maken van (keuzes) en informeren over de generieke en
specifieke risico’s voor burgers en bedrijven.
A. De veiligheidsregio heeft zicht op de aanwezige generieke en specifieke risico’s voor de veiligheidsregio in het kader van haar taakuitvoering.
4
Toetsingskader
Multidisciplinaire Taakuitvoering Veiligheidsregio's
12
inhoudsopgav
Het gaat hierbij om de volgende elementen.
• Het op basis van het risicoprofiel vaststellen op welke risico's de veiligheidsregio maatregelen treft of actie onderneemt om de kans of het effect van het risico te reduceren. Op aspecten waar de veiligheidsregio indirect invloed op kan uitoefenen stelt de veiligheidsregio acties vast om stakeholders die direct invloed hebben (positief) te beïnvloeden. Het gaat daarbij om het signaleren, adviseren en activeren van stakeholders.
• Het bijstellen van de risicobeheersing op basis van het resultaat van de maatregelen/acties die de kans of het effect van de risico’s reduceren.
• Het continu monitoren en evalueren van maatregelen en acties en indien nodig het bijstellen van de maatregelen of acties.
4.2 Voorbereiding
Het gaat hierbij om de volgende elementen.
• De veiligheidsregio beschikt over actuele informatie waarin het beleid en de aanpak van incidenten en crisis in samenhang en op basis van de in de veiligheidsregio aanwezige generieke en specifieke risico’s is beschreven voor mens, middel en proces. Denk hierbij aan plannen (beleidsplan, MOTO beleidsplan, crisisplan, continuïteitsplan, oefenplannen), kwalificatieprofielen, procedures, werkafspraken, checklists, operationele sturingsinformatie.
• De wijze van informatieverzameling gebeurt met inbreng en afstemming van direct belanghebbende partijen, zoals gemeenten, vitale partners en bedrijven en voor regiogrensoverschrijdende risico’s samen met de omliggende regio’s en/of landen en het Rijk.
• Het bestuur van de veiligheidsregio maakt inzichtelijk waar de prioriteiten
(investeringen) ten aanzien van beleid en oefenen de komende jaren liggen.
• Het delen van informatie, betrekken en afstemmen met gemeenten, partners en omliggende veiligheidsregio’s over de inhoud en het proces van plannen/afspraken.
B. De veiligheidsregio treft maatregelen/onderneemt actie om de kans of het effect van de risico’s te reduceren.
A. De veiligheidsregio beschikt, op basis van de in de veiligheidsregio aanwezige risico’s, over actuele toegankelijke informatie ten behoeve van een parate crisisorganisatie voor mens, middel en proces.
Toetsingskader
Multidisciplinaire Taakuitvoering Veiligheidsregio's
13
inhoudsopgav
• Het continu monitoren of de informatie nog actueel is en of (tussentijdse) bijstellingen van plannen/procedures/afspraken noodzakelijk zijn.
• Het communiceren met burgers en bedrijven over de generieke en specifieke risico’s en het mogelijke handelingsperspectief.
Het gaat hierbij om de volgende elementen.
• Opleidings-, trainings-, en oefenactiviteiten zijn gericht op de gehele crisisorganisatie, teams en individuele functionarissen en volgen uit het beleid en de plannen gebaseerd op generieke en specifieke risico’s in de regio.
• Het is hierbij van belang dat: o ook wordt samengewerkt met alle interne en indien nodig met
externe partners, zoals meldkamer, brandweer, politie, GHOR, gemeenten, vitale partners, bedrijven, de omliggende regio’s en/of landen, het Rijk en burgers;
o de vakbekwaamheid van de crisisfunctionarissen op basis van opleiden, trainen, oefenen en repressieve inzetten is geborgd, zodat de daaruit samengestelde crisisteams en de crisisorganisatie de beoogde prestaties kunnen leveren;
o de teams en crisisorganisatie in onderlinge samenhang worden getraind en geoefend waarbij de prestaties inzichtelijk zijn;
o periodiek wordt gerapporteerd over de mate van vakbekwaamheid, paraatheid en bereikte doelen.
• De veiligheidsregio monitort of opleidings- en trainings-, en oefenactiviteiten nog actueel zijn en of (tussentijdse) bijstellingen noodzakelijk zijn.
• De veiligheidsregio beschikt op basis van het vastgestelde beleid en de plannen over voldoende mensen, middelen en informatie om een tijdige inzet tijdens incidenten en crises te garanderen.
4.3 Uitvoering
Het gaat hierbij om de volgende elementen.
B. De veiligheidsregio beschikt over een parate crisisorganisatie op functieniveau, teamniveau en organisatieniveau.
A. De meldkamer zorgt bij aanvang en tijdens een incident of crisis voor tijdige alarmering en informatie-uitwisseling door eenduidige aansturing.
Toetsingskader
Multidisciplinaire Taakuitvoering Veiligheidsregio's
14
inhoudsopgav
• Op basis van de aard en omstandigheden van de ramp of crisis zorgt de meldkamer voor:
o een 24/7 beschikbare multidisciplinaire functionaris die bij een inzet van de drie disciplines:
coördineert tussen de drie disciplines; zorgt voor eenduidige aansturing; de eerste noodzakelijke besluiten neemt ten behoeve van de
operationele inzet; zorgt voor interne en externe informatie-uitwisseling.
o het tijdig alarmeren en informeren van de juiste interne en externe functionarissen en eenheden/teams. Het gaat hierbij ook om de liaison vitaal, andere veiligheidsregio’s, het Rijk en buurlanden;
o het (op verzoek) tijdig uitvoeren van het informeren van de bevolking (NL alert, WAS);
o bewaken van de opkomst en (her)alarmering indien nodig; o aanpassen van de inzet op verzoek van de teams of functionarissen; o het delen, bundelen verrijken en veredelen van informatie tussen de
drie disciplines.
Het gaat hierbij om de volgende elementen.
• De teams en functionarissen werken conform procedures, richtlijnen en handboeken en passen maatwerk toe als specifieke omstandigheden van het betreffende incident hiertoe aanleiding geven.
• Binnen en tussen de teams en functionarissen van de crisisorganisatie en externe partners vindt regelmatige afstemming en informatie-uitwisseling plaats en is duidelijk wie wat doet in het kader van de operationele en bestuurlijke aanpak op basis van rol, verantwoordelijkheid en verwachtingen.
• De ingezette crisisteams adviseren over operationele, tactische en strategische vraagstukken.
• Het is duidelijk op welke vraagstukken door wie een besluit of actie moet
worden genomen ten aanzien van de operationele en strategische sturing.
• De teams stemmen regelmatig af of: o het bijstellen van de operationele aanpak en sturing nodig is; o de huidige inzet van functionarissen nog passend is bij het incident; o de continuïteit van de crisisorganisatie gegarandeerd wordt gedurende
het incident; o advies/aansluiting van experts en externe netwerkpartners nodig is.
• De gekozen aanpak/interventie sluit aan bij:
B. De crisisorganisatie stuurt en coördineert de operationele en bestuurlijke aanpak van een incident of crisis effectief en efficiënt.
Toetsingskader
Multidisciplinaire Taakuitvoering Veiligheidsregio's
15
inhoudsopgav
o beoogde effecten en resultaten; o benoemde doelstellingen en uitgangspunten; o de specifieke omstandigheden van het incident in de context van de
regio; o het actuele beeld van het incident; o de mogelijkheden van de hulpverleningsdiensten; o de mate van zelfredzaamheid van de bevolking/maatschappij; o de zorgbehoefte van de getroffenen; o prioritering en uitgewerkte scenario’s; o eventuele initiatieven van burgers en bedrijven.
• De leiders van de teams komen op basis van een beeld (van het incident) tot
een oordeel en tot een gewogen en vastgelegd besluit.
Het gaat hierbij om de volgende elementen.
• De functionarissen, teams en externe partners (vitale partners, buurregio’s buurlanden en Rijk) delen de benodigde informatie met elkaar over:
o het beeld van het incident; o omgevingsbeeld/analyse; o de doelstellingen en uitgangspunten op operationeel, tactisch en
strategisch niveau; o de besluiten; o de aanpak; o de getroffen maatregelen; o de prognose; o de mogelijk uitgewerkte scenario’s; o communicatieberichten.
• De functionarissen, teams en externe partners controleren of cruciale informatie
is overgekomen.
C. De crisisorganisatie en de extern betrokken partners beschikken over tijdige, actuele en relevante informatie gedurende een incident of crisis.
D. Met verschillende doelgroepen (zoals getroffenen, media, bevolking, verwanten en de interne organisatie) wordt tijdig, doelgericht en regelmatig gecommuniceerd over het incident of de crisis.
Toetsingskader
Multidisciplinaire Taakuitvoering Veiligheidsregio's
16
inhoudsopgav
Het gaat hierbij om de volgende elementen.
• Communicatie richt zich op informatieverstrekking, betekenisgeving en handelingsperspectief.
• Feitelijke informatie wordt snel gecommuniceerd. Over betekenisgeving en
handelingsperspectief vindt afstemming plaats. • De verschillende doelgroepen zijn benoemd en ontvangen tijdig, regelmatig en
op maat informatie. • De communicatieboodschap:
o is afgestemd met (externe) partners (uit de functionele keten). Daarbij is duidelijk wie waarover communiceert en op welk moment en met welk doel;
o wordt gebracht met passende communicatiemiddelen afgestemd op het incident, de omstandigheden en de doelgroepen;
o is gericht op de specifieke informatiebehoefte, kennis en niveau van de verschillende doelgroepen.
• Het ten tijde van het incident inzichtelijk is hoe de boodschap is over gekomen (effect van communicatie). Dit continu wordt meegenomen in het kader van crisiscommunicatie.
Het gaat hierbij om de volgende elementen.
• De overdracht naar de nafase is gebaseerd op een diagnose van: o de situatie; o omgeving; o vervolgactiviteiten.
• Daarbij zijn voor alle teams en functionarissen en externe partners de volgende
punten duidelijk: o taken en verantwoordelijkheden; o moment van overdracht of overgangsfase; o op maat communicatie naar de doelgroepen (bevolking) hierover
zowel op proces als inhoud.
E. Na afschaling is sprake van een duidelijke overdracht van activiteiten van de crisisorganisatie naar de ‘nafase’-organisatie. Daarbij zijn vervolgactiviteiten belegd.
Toetsingskader
Multidisciplinaire Taakuitvoering Veiligheidsregio's
17
inhoudsopgav
4.4 Verantwoorden, leren en bijstellen
Het gaat hierbij om de volgende elementen.
• De veiligheidsregio rapporteert/verantwoordt zich jaarlijks aan het algemeen bestuur over de verschillende elementen van de multidisciplinaire taakuitvoering (in de koude en warme fase) en de bijbehorende financiële middelen.
Het gaat hierbij om de volgende elementen.
• De inzet van de crisisorganisatie wordt systematisch met betrokken partners (en regio’s) geëvalueerd. Aanbevelingen, verbeterpunten en good practices worden (geclusterd) vastgelegd en toegewezen. Er wordt toegezien op de daadwerkelijke implementatie van de aanbevelingen. Indien nodig wordt de voorbereiding of aanpak bijgesteld.
• Periodiek worden terugkerende aanbevelingen/verbeterpunten (rode draden) geïdentificeerd. De daaruit volgende acties worden toegewezen en er wordt toegezien op de daadwerkelijke implementatie. Indien nodig wordt de voorbereiding of aanpak bijgesteld.
• De uitkomsten van andere evaluaties, onderzoeken en ontwikkelingen op het
gebied van crisisbeheersing en rampenbestrijding worden benut en verwerkt in de eigen voorbereiding en aanpak.
• In de veiligheidsregio vindt eens per vijf jaar een visitatie plaats. De uitkomsten
van deze visitatie worden in de veiligheidsregio opgepakt met het oog op verbetering.
A. De veiligheidsregio verantwoordt zich over de multidisciplinaire taakuitvoering.
B. De veiligheidsregio leert van oefeningen en operationele inzetten (evenementen, incidenten en crises) en stelt indien nodig de voorbereiding en aanpak bij.
Toetsingskader
Multidisciplinaire Taakuitvoering Veiligheidsregio's
18
inhoudsopgav
Afkorting Betekenis GHOR geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio GRIP gecoördineerde regionale incidentbestrijdingsprocedure Inspectie Inspectie Justitie en Veiligheid Inspectie JenV Inspectie Justitie en Veiligheid JenV Justitie en Veiligheid MOTO Multidisciplinair Opleiden, Trainen en Oefenen WAS Waarschuwings- en AlarmeringsSysteem
I
Missie Inspectie Justitie en Veiligheid De Inspectie Justitie en Veiligheid houdt voor de samenleving, de ondertoezichtgestelden en de politiek en bestuurlijk verantwoordelijken
toezicht op het terrein van justitie en veiligheid om inzicht te geven in de kwaliteit van de taakuitvoering en de naleving van regels en normen,
om risico’s te signaleren en om organisaties aan te zetten tot verbetering.
Hiermee draagt de Inspectie bij aan een rechtvaardige en veilige samenleving.
Dit is een uitgave van: Inspectie Justitie en Veiligheid Ministerie van Justitie en Veiligheid Turfmarkt 147 | 2511 DP Den Haag Postbus 20301 | 2500 EH Den Haag Contactformulier | www.inspectie-jenv.nl Maart 2018 Aan deze publicatie kunnen geen rechten worden ontleend. Vermenigvuldigen van informatie uit deze publicatie is toegestaan, mits deze uitgave als bron wordt vermeld.
1 A19.01.2a Ingekomen en uitgaande stukken_VrZW Periodiek beeld rampenbestr en crisisbeh 2016-2018.pdf
Ministerie van Justitie en Veiligheid
Veiligheidsregio Zaanstreek-WaterlandContactpersoon
t.a.v. de heet Hamming drs, A.W. (Anton) Dorst
Postbus 150 coördinerend inspecteur
1500 ED ZAANDAM M 06 481 322 [email protected]
Ons kenmerk2323096
Kopie aanDe directeuren van deveil igheidsreg io’s
Bij lagenDatum 23 juli 2018 2
Onderwerp Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2016-2018
Geachte heer Hamming,
Inleiding
In 2019 brengt de Inspectie Justitie en Veiligheid (de Inspectie) een periodiekbeeld uit over de rampenbestrijding en de crisisbeheersing over de periode 2016— 2018. Dit periodieke beeld — voorheen de Staat van de rampenbestrijding — ishet resultaat van een samenhangend geheel van toezichtsactiviteiten op eenaantal specifieke onderdelen van de taakuitvoering van de veiligheidsregio’s.
Het opstellen van het periodieke beeld gebeurt aan de hand van hetToetsingskader Multidisciplinaire taakuitvoering veiligheidsregio’s 4.0 van maart2018 (zie bijlage 2). De veiligheidsregio’s en de beleidsdirectie van het ministerievan JenV zijn betrokken geweest bij het opstellen hiervan. Met behulp van hetnieuwe toetsingskader beoordeelt de Inspectie de taakuitvoering van deveiligheidsregio’s op een meer kwalitatieve manier. Een van de uitgangspunten isdat de veiligheidsregio’s zelf moeten kunnen aantonen / laten zien dat zij aan degestelde normen / eisen voldoen.
De Inspectie heeft in de afgelopen periode alle veiligheidsregio’s bezocht om eentoelichting te geven op het nieuwe toetsingskader. Hierbij is tevens aan de ordegeweest wat de Inspectie van de veiligheidsregio’s verwacht en wat deveiligheidsregio’s van de Inspectie kunnen verwachten.
Voor het opstellen van het Periodiek beeld voert de Inspectie vierdeelonderzoeken uit. Een van de deelonderzoeken betreft het thema‘vakbekwaamheid crisisfunctionarissen’. Vooruitlopend op het plan van aanpakvoor het periodieke beeld heeft de Inspectie hiervoor reeds een apart plan vanaanpak opgesteld en dit begin mei 2018 gepubliceerd op de website van deInspectie. Kort hierop is aan alle veiligheidsregio’s verzocht informatie aan televeren, die de Inspectie wilde benutten bij het maken van de keuze in welkeveiligheidsregio’s het verdiepende onderzoek plaatsvindt. Dit leverde bij eenaantal veiligheidstegio’s vragen op, die zich met name richtte op hetveronderstelde capaciteitsbeslag voor de veiligheidsregio. Daarnaast kwam de
Pagina 1 van 6
vraag aan de orde hoe dit deelonderzoek zich verhoudt tot de anderedeelonderzoeken en of de Inspectie voor die deelonderzoeken eenzelfdewerkwijze wil hanteren. Datum
23juli 2018
Ons kenmerkDe vragen vanuit de veiligheidsregio’s waren aanleiding voor een overleg van de 2323096Inspectie met een vertegenwoordiging van de Raad Directeuren Veiligheidsregioop 10 juli 2018, waarbij ook de directeur Veiligheidsregio’s en Crisisbeheersingvan het ministerie van ]enV aanwezig was. Tijdens dit overleg is de opzet van hetperiodieke beeld en de werkwijze bij de uitvoering van de deelonderzoeken aande orde geweest. Daarnaast is gesproken over de beoordeling van deveiligheidsregio’s op basis van het Toetsingskader 4.0.
De vertegenwoordigers van de veiligheidsregio’s hebben de Inspectie verzochtvoor de deelonderzoeken eenzelfde werkwijze te hanteren. De Inspectie heefttoegezegd hieraan te willen voldoen. Deze toezegging heeft als consequentie datde werkwijze voor het onderzoek ‘vakbekwaamheid crisisfunctionarissen’ wordtaangepast, in die zin dat de uitvraag van de gegevens komt te vervallen, alsmedehet in het plan van aanpak beschreven zelfevaluatie-instrument. Tevens is deInspectie gevraagd de veiligheidsregio’s en de beleidsdirectie te betrekken bij hetopstellen van een beoordelingskader. Ook aan deze wens komt de Inspectietegemoet.
In het vervolg van deze brief breng ik u meet specifiek op de hoogte van dewerkwijze van de Inspectie voor het opstellen van het ‘Periodiek beeldrampenbestrijding en crisisbeheersing 2016 — 2018’.
Werkwijze Inspectie
Door middel van het Periodiek beeld biedt de Inspectie inzicht in de uitvoering ende borging van de multidisciplinaire taken door de vefligheidsregio’s. Voor hetopstellen van het periodieke beeld over de periode 2016 - 2018 voert de Inspectievier deelonderzoeken uit. Deze deelonderzoeken hebben betrekking op devolgende thema’s:
1. Vakbekwaamheid crisisfunctionarissenHet gaat hierbij om de mate van borging van de vakbekwaamheid van
crisisfunctionarissen.2. Kwaliteit
Dit betreft de mate waarin de veiligheidsregio’s de kwaliteit van detaakuitvoering borgen.
3. SamenwerkingHierbij gaat het om de invulling van de (inter)regionale samenwerking
4. Operationele prestatiesDeze hebben betrekking op de prestaties tijdens de inzet van decrisisorganisatie bij GRIP-incidenten, evenementen, systeemtesten,oefeningen en andere relevante (grootschalige) inzetten.
De eerste drie deelonderzoeken vinden plaats in acht of negen veiligheidsregio’s.Het deelonderzoek ‘operationele prestaties’ vindt plaats alle veiligheidsregio’s. Denormen en de systematiek van het Toetsingskader 4.0 zijn het uitgangspunt voor
Pagina 2 van 6
alle deelonderzoeken. De uitkomsten van de deelonderzoeken worden verwerkttot een landelijk beeld van de rampenbestrijding en crisisbeheersing in Nederland.
Datum23juli 2018
Het plan van aanpak voor het opstellen van het periodiek beeld met de vierOns kenmerk
uitvoeringsplannen van de deelonderzoeken verschijnt in september 2018. 2323096
De deelonderzoeken
Voor de deel onderzoeken ‘vakbekwaamheid crisisfunctionarissen’,‘kwaliteit’ en ‘samenwerking’ gaat de Inspectie als volgt te werk.
• Ieder deelonderzoek vindt plaats in acht of negen veiligheidsregio’s. Deverdeling van de veiligheidsregio’s over de drie deelonderzoeken isopgenomen in bijlage 1.
• Bij de start van een deelonderzoek wordt geen richtinggevendeinformatie-uitvraag gedaan. De Inspectie bezoekt de veiligheidsregio’s enhoudt interviews met verantwoordelijke functionarissen en/ofmateriedeskundigen. De Inspectie stimuleert veiligheidsregio’s om tervoorbereiding op de bezoeken een eigen beeld op basis van hettoetsingskader aan te leveren.
• Tijdens het inspectiebezoek komt nadrukkelijk de aantoonbaarheid (hetinzien van documenten en systemen) aan de orde.
• Op basis van het inspectiebezoek stelt de Inspectie een beeld op van deveiligheidsregio voor het onderzochte thema. Het beeld bevat eenoverzicht van de stand van zaken en een beoordeling.
• De inspectie gaat met de veiligheidsregio’s in gesprek over de uitkomstenvan het deelonderzoek.
• Het onderzoek vakbekwaamheid start direct na toezending van deze brief.Het verzoek van 9 mei 2018 betreffende het aan leveren van informatiekomt te vervallen. Het staat de veiligheidsregio’s overigens vrij om deantwoorden op de reeds toegestuurde vragen aan de Inspectie toe tezenden.
Voor het deelonderzoek ‘operationele prestaties’ hanteert de Inspectie devolgende werkwijze:
• Het deelonderzoek vindt plaats in alle veiligheidsregio’s.• Vertrekpunt voor dit deelonderzoek is het beeld van de veiligheidsregio’s
uit de Staat van de rampenbestrijding 2016.• Voor dit deelonderzoek vraagt de Inspectie de veiligheidsregio’s een
overzicht / rode dradenanalyse aan te leveren van de operationeleprestaties en wat de resultaten en de verbeterpunten zijn van de jaren2016, 2017 en 2018. De veiligheidsregio doet dit aan de hand van de vijfpunten onder ‘Uitvoering’ (par. 3.3 en 4.3) van het Toetsingskader 4.0.Het betreft:
A. Melding en alarmering3. Leiding en coördinatieC. InformatiemanagementD. CrisiscommunicatieE. Nafase
Pagina 3 van 6
• De gegevens over de jaren 2016 en 2017 leveren de veiligheidsregio’san voor 1 september 2018, de gegevens over het jaar 2018 voor 1maart 2019.
23juh 2018• De veiligheidsregio’s betrekken in hun overzicht / rode dradenanalyse in
Ons kenmerkelk geval de systeemtesten in de betreffende jaren en waar mogelijk 2323096informatie uit evaluaties van GRIP-incidenten, evenementen, oefeningenen andere relevante (grootschalige) inzetten.
• De Inspectie gaat tijdens het reguliere inspectiebezoek in het najaar van2018 met de veiligheidsregio’s in gesprek over de aangeleverde gegevensover de jaren 2016 en 2017.
• Tijdens het Inspectiebezoek komt nadrukkelijk de aantoonbaarheid (hetinzien van documenten en systemen) aan de orde.
• Op basis van het inspectiebezoek en de aangeleverde gegevens stelt deInspectie een beeld op van de veiligheidsregio voor wat betreft deoperationele prestaties. Het beeld bevat een overzicht van de stand vanzaken en een beoordeling.
• Na afronding van het onderzoek gaat de Inspectie met de veiligheidsregioin gesprek over het totaal van de aangeleverde gegevens.
De beoordeling
De Inspectie stelt voor de beoordeling van de veiligheidsregio’s eenbeoordelingskader op. Dit gebeurt bij alle deelonderzoeken volgens eenzelfdemethodiek. De Inspectie gaat samen met beleidsdepartement en deveiligheidsregio’s in gesprek over de normatiek. De Inspectie neemt samen methet beleidsdepartement het initiatief hiervoor. Dit moet resulteren in gedragennormen wat minimaal mag worden verwacht van de veiligheidsregio’s. Deeindregie ligt bij de Inspectie. Het bepalen van de daadwerkelijke score is eentaak van de Inspectie.
Klankbordgroep
De Inspectie maakt gebruik van een klankbordgroep om de veiligheidsregio’sprocesmatig te informeren en draagvlak te creëren. De klankbordgroep bestaatuit vertegenwoordigers van Raad Directeuren Veiligheidsregio, hetbeleidsdepartement ]enV en de Inspectie en is als volgt samengesteld:
• Tijs van Lieshout, Directeur Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant,tevens voorzitter Raad Directeuren Veiligheidsregio
• Wim Kleinhuis, Directeur Veiligheidsregio Fryslân• Arjen Schepers, Directeur Veiligheidsregio I]sselland• Paul Gelton, Directeur DCVB, ministerie JenV• Kees Möhring, Directeur Toezicht, Inspectie ]enV• Sabine van Rossenberg, coördinerend / specialistisch inspecteur, Inspectie
]enV
De klankbordgroep komt gedurende het project een keer per twee maandenbijeen.
Pagina 4 van 6
Raakvlakken met andere onderzoekenDatumZ3juh 2018
Naast de deelonderzoeken voert de Inspectie twee thema-onderzoeken uit, dieOns kenmerkgerelateerd zijn aan het Periodiek beeld RB-CB 2016 — 2018. Het betreft: 2323096
1. Opvolging aanbeveling onderzoek meldkamers2. Terrorismegevoigbestrijding
Het eerste onderzoek vindt momenteel plaats in een aantal veiligheidsregio’s’ enricht zich met name op de continuïteit van de meldkamers. Over het tweedeonderzoek wordt u op korte termijn nader geïnformeerd. Beide onderzoekenleveren een eigen rapportage op, maar de Inspectie neemt de bevindingen ophoofdlijnen mee in het Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing20 16-20 18.
Het vervolg op het periodieke beeld
Het opleveren van het Periodiek beeld RB-CB 2016 — 2018 betekent niet dathiermee de toezichtsactiviteiten zijn afgerond. Voor het periodieke beeld wordenniet alle veiligheidsregio’s op alle thema’s onderzocht. Het toezicht van deInspectie op de veiligheidsregio’s heeft een cyclisch karakter. De Inspectieverwacht dat de veiligheidsregio’s voor de thema’s waarop zij niet zijn onderzochtzelf aan de slag gaan, mede op basis van de geconstateerde verbeterpunten uithet Periodiek beeld. Ongeveer anderhalf jaar na het uitbrengen van het periodiekebeeld moet dan duidelijk zijn hoe de andere veiligheidsregio’s er voor staan op debetreffende onderwerpen. De wijze waarop de Inspectie hieraan invulling geeftwordt nader uitgewerkt in het plan van aanpak dat in september a.s. verschijnt.
Hoogachtend,Het Hoofd v n de Inspectie Justitie en Veiligheid,n mens dez
,recteur ezicht
1 Het betreft de veiligheidsregio’s Gelderland-Zuid, Amsterdam-Amstelland, Gooi enVechtstreek, Midden- en West-Brabant, Brabant Zuidoost, Limburg-Noord en Zuid-Limburg.
Pagina 5 van 6
DatumBijlage 123 juli 2018
Ons kenmerk2323096
Verdeling deelonderzoeken over de veiligheidsregio’s
Het dee lo nderzoek ‘vakbekwaamheid crisisfunctionarissen’ wordt uitgevoerdin de veilig heidsregio’s
• Twente• Noord- en Oost-Gelderland• Zaanstreek-Waterland• Kennemerland• Rotterdam-Rijnmond• Midden- en West-Brabant• Brabant-Zuidoost• Limburg-Noord• Flevoland
Het deelonderzoek ‘kwaliteit’ wordt uitgevoerd in de veiligheidsregio’s• Groningen• Fryslân• Gelderland-Midden• Noord-Holland Noord• Haaglanden• Zuid-Holland Zuid• Zeeland• Brabant-Noord
Het deelonderzoek ‘samenwerking’ wordt uitgevoerd in de veiligheidsregio’s• Drenthe• lisselland• Gelderland-Zuid• Utrecht• Amsterdam-Amstelland• Gooi en Vechtstreek• Hollands-Midden• Zuid-Limburg
Pagina 6 van 6
3.a Conceptverslag Algemeen Bestuur 30 november 2018
1 A19.01.3a Concept verslag AB 30 november 2018.pdf
1
A19.01.3a
Concept verslag vergadering Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland (AB VrZW) - nr. 5/2018
Deelnemers: D. Bijl, L. Sievers, A.L. Van der Stoel, L. Kroon, R. Meerhof, P. Tange, H.
Raasing (secretaris), N. van Ginkel (plv. coördinerend gemeentesecretaris), F. Strijthagen (directeur Publieke Gezondheid), H. Fokkens (districtschef politie Zaanstreek-Waterland), T.P. Beaufort (RMC West), J. Pijning (Provincie Noord-Holland), S. Keukens (strategisch adviseur)
Afwezig: J. Hamming, J. van Beek, G. Blom, L. Kohsiek, S. Preenen Datum: 30 november 2018 Notulen: S. Keukens
A18.05.1 Opening,
mededelingen en
vaststelling
agenda
a. Termijnagenda
D. Bijl opent de vergadering om 9.03 uur. Hij meldt dat de voorzitter zich ziek
afgemeld heeft. J. van Beek is tevens afwezig en G. Blom laat zich vervangen
door N. van Ginkel. D. Bijl heet kolonel Beaufort welkom in dit gezelschap en heet
ook de bezoekers op de publieke tribune welkom.
De termijnagenda wordt voor kennisgeving aangenomen.
A18.05.2 Ter kennisname
a. Ingekomen en
uitgaande
stukken
(overzicht en
bijlagen t.k.n.)
b. Concept-
verslag
Dagelijks
Bestuur 14
november 2018
c. Terug-
koppeling
Bestuurlijke
Advies-
commissies /
Veiligheids-
beraad
d. Jeugdkorps
Markermeer-
gebied
(presentatie: L.
Sievers)
Het Algemeen Bestuur neemt kennis van het overzicht van ingekomen en
uitgaande stukken. Naar aanleiding van de brief van het Veiligheidsberaad over
de evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s vraagt L. Sievers zich af hoe de
uitwisseling van opinies in het Veiligheidsberaad is verlopen. H. Raasing zegt toe
dit na te vragen.
Het Algemeen Bestuur neemt kennis van het conceptverslag van het Dagelijks
Bestuur van 14 november 2018.
De afgelopen periode hebben geen overleggen van bestuurlijke
adviescommissies of het Veiligheidsberaad plaats gevonden.
L. Sievers verzorgt een presentatie over de opzet en inrichting van het Young Fire
& Rescue Team in het Markermeergebied. Het team is tot stand gekomen in
samenwerking tussen de gemeenten, VrZW, politie, KNRM en het Rode Kruis. Er
hebben zich 14 jongeren aangemeld, waarvan 10 meisjes. Op 19 januari vindt de
feestelijke aftrap van het team plaats. L. Sievers nodigt de leden van het
Algemeen Bestuur uit hierbij aanwezig te zijn.
A18.05.3 a. Concept- Het conceptverslag van het Algemeen Bestuur van 19 oktober 2018 wordt
2
verslag
Algemeen
Bestuur 19
oktober 2018
b. Actiepunten-
lijst AB 30
november 2018
ongewijzigd vastgesteld. Naar aanleiding van het verslag meldt F. Strijthagen dat
hij contact heeft gehad met Ambulance Amsterdam over de aanrijtijden in
Zaanstreek-Waterland. Ambulance Amsterdam zal in het Algemeen Bestuur van
februari 2019 een overzicht van de aanrijtijden over 2018 geven.
Bovenstaande toezegging wordt verwerkt in de actiepuntenlijst.
A18.05.4 Bestuurlijke
aangelegenheden
a. Kaderbrief
2020
D. Bijl vraagt aandacht voor beslispunt 3, en de wijze waarop het betrekken van
de gemeenteraden bij de doorontwikkeling vorm gegeven wordt.
L. Kroon stelt dat veel verschillende partijen betrokken zijn in het domein zorg en
veiligheid. Daarom hebben burgemeester Sievers en wethouder zorg Mutluer
(Zaanstad) opdracht gekregen van de colleges B&W een verbeterslag in het
domein aan te brengen. Ze is van mening dat VrZW vooruitlopend op de
uitkomsten daarvan geen actieve rol in het domein moet spelen. Daarnaast is ze
van mening dat nieuwe ambities altijd eerst voor akkoord aan het Algemeen
Bestuur voorgelegd moeten worden, met een financieringsvoorstel. A.L. van der
Stoel sluit zich aan bij de woorden van L. Kroon.
P. Tange maakt een onderscheid tussen nieuwe wettelijke en nieuwe niet-wettelijk
taken. Hij is het eens dat nieuwe niet-wettelijke taken altijd eerst voor akkoord aan
het Algemeen Bestuur worden voorgelegd.
H. Raasing reageert dat het Algemeen Bestuur opdracht gegeven heeft de
samenwerking tussen VrZW en GGD ZW te intensiveren, met name gericht op
efficiencywinst in de bedrijfsvoering.
D. Bijl stelt voor de teksten in de kaderbrief over de financiering van nieuwe
ambities en de verbinding tussen zorg en veiligheid in lijn met bovenstaande te
nuanceren. H. Raasing zegt toe de Kaderbrief 2020 hierop aan te passen. Met
deze toezegging stemt het Algemeen Bestuur in met de kaderbrief voor de
begroting 2020. Voordat de aangepaste kaderbrief naar de gemeenteraden wordt
gestuurd, wordt deze – met bovenstaande aanpassingen – voor akkoord aan de
leden van het Algemeen Bestuur voorgelegd.
Ten aanzien van het betrekken van de gemeenteraden meldt H. Raasing dat de
doorontwikkeling van de organisatie past binnen de ambities van het huidige
beleidsplan. Op verzoek van het Algemeen Bestuur biedt VrZW aan met de
gemeenteraden in gesprek te gaan over de doorontwikkeling. Het initiatief voor
deze gesprekken ligt bij de gemeenteraden. Daarnaast benut VrZW de regionale
raadsledenbijeenkomst op 6 maart 2019 om met raadsleden in gesprek te gaan
over de doorontwikkeling. L. Sievers stelt voor de regionale
raadsledenbijeenkomst op 6 maart op het hoofdkantoor van VrZW te organiseren.
H. Raasing zegt toe hierover contact op te nemen met de organisatie van de
bijeenkomst.
D. Bijl verzoekt de gemaakte afspraken en het tijdspad inzichtelijk te maken, ten
behoeve van afstemming met de griffies. H. Raasing zegt dit toe.
Het Algemeen Bestuur besluit:
1. In te stemmen met de kaderbrief voor de begroting 2020.
3
b. Jaarplan en
begroting IFV
2019
2. De Kaderbrief 2020 conform artikel 34b Wet Gemeenschappelijke
regelingen ter kennisgeving aan de gemeenteraden toe te sturen.
3. In te stemmen met het voorstel dat VrZW tijdens de regionale
raadsledenbijeenkomst op 6 maart 2019 aan de hand van de Kaderbrief
2020 in gesprek gaat met de gemeenteraden over de doorontwikkeling
van de organisatie, en op verzoek (mogelijk op een eerder moment)
toelichting geeft over de doorontwikkeling van de organisatie in raads-
/commissievergaderingen.
L. Kroon onderschrijft de kritische zienswijze op het Jaarplan en begroting IFV
2019. P. Tange sluit zich daarbij aan.
A.L. van der Stoel constateert dat in de zienswijze een passage over de
verbinding tussen zorg en veiligheid is opgenomen. Deze dient in lijn gebracht te
worden met de opmerkingen gemaakt bij voorgaande bespreking van de
Kaderbrief 2020. L. Sievers vult aan dat ontwikkelingen op het gebied van zorg en
veiligheid lokaal moeten starten, en dat het IFV daar op termijn bij aan kan sluiten.
In plaats van andersom. D. Bijl stelt voor de passage over zorg en veiligheid in de
zienswijze te schrappen. Het Algemeen Bestuur stemt hiermee in.
L. Kroon vraagt zich af of vanuit VrZW een negatieve zienswijze op het Jaarplan
en begroting IFV 2019 gegeven moet worden. J. Rozendal reageert dat vanuit
meerdere regio’s kritische zienswijze te verwachten zijn. Ten aanzien van de
verdeelsleutel zal VrZW steun moeten zoeken bij andere kleinere regio’s, zoals
Gooi en Vechtstreek. L. Sievers stelt voor de brief kritischer af te sluiten met de
zin: ‘Met deze zienswijze geven we aan dat we grote moeite hebben met het
Jaarplan en begroting IFV 2019.’ Het Algemeen Bestuur stemt hiermee in.
Het Algemeen Bestuur besluit:
1. Kennis te nemen van het Jaarplan en begroting IFV 2019, waarin de
activiteiten van het IFV in 2019 en de financiering daarvan beschreven
staat;
2. In te stemmen de volgende aandachtspunten op het Jaarplan en
begroting IFV 2019 en onder aandacht van het Algemeen Bestuur IFV te
brengen:
a. Het IFV zou de aandacht voor multidisciplinaire crisisbeheersing
in het jaarplan moeten vergroten.
b. Blik op de wendbaarheid van het hele takenpakket en of wellicht
‘oud voor nieuw’ niet ook de mogelijkheid schept om nieuwe
taken op te pakken.
c. In een aanvullende ‘regeling begroting en verantwoording IFV’
afspraken maken over de (wijze van besluitvorming rondom)
resultaatbestemming, begrotingswijzigingen en de omvang (en
mutaties) van reserves en voorzieningen.
d. Wijze van financiering, waarbij regio’s gelijkelijk aangeslagen
worden.
e. Een nadere onderbouwing van oplopende kosten voor een aantal
activiteiten.
A18.05.5 Financiën
a. Burap II 2018
b. Financiële
L. Kroon stelt voor Burap II 2018 in nauwe samenhang met de Financiële dekking
GHOR Zaanstreek-Waterland te bezien. Aangezien voorgesteld wordt een deel
van het verwachte incidentele overschot te benutten voor dekking van de
frictiekosten voor inrichting van de GHOR Zaanstreek-Waterland. Als
4
dekking GHOR
Zaanstreek-
Waterland
c. Financiële
verordening
burgemeester van Waterland kan ze niet instemmen met het voorstel om de
aanloopkosten van €162.000 te dekken uit het incidenteel overschot over 2018.
Ze stelt voor het bedrag voorlopig niet te dekken, zodat het zichtbaar wordt als
een tekort. Ze geeft aan dit wel alvast als winstwaarschuwing richting de
gemeenteraden te communiceren.
Als portefeuillehouder Financiën heeft D. Bijl geen moeite met het ambtelijke
voorstel, maar hij begrijpt de overwegingen van L. Kroon ook. Hij stelt voor op de
ingeslagen weg door te gaan, met de inrichting van de GHOR. Begin 2019 zullen
de portefeuillehouders GHOR en Financiën en de directeuren VrZW en GGD ZW
met een dekkingsvoorstel voor de aanloopkosten komen. J. Rozendal vult aan dat
Burap II 2018 hier niet op aangepast hoeft te worden.
F. Strijthagen meldt het positieve nieuws dat het wel gelukt is een reguliere
begroting voor de GHOR Zaanstreek-Waterland op te leveren die lager is dan de
kosten van de oorspronkelijke constructie met GHOR Amsterdam-Amstelland. L.
Sievers complimenteert VrZW en GGD ZW daarnaast op de kostenbesparing op
overhead, als belangrijk aandeel in de structurele dekking.
A.L. van der Stoel informeert naar de achtergrond van de hoge piketkosten van
€40.000. H. Raasing geeft aan dat de piketregeling bestuurlijk vastgesteld is. L.
Kroon reageert dat toegezegd is om de piketregeling te agenderen voor het
Algemeen Bestuur. H. Raasing antwoordt dat de vraag uitstaat bij de
coördinerend gemeentesecretaris. Het onderwerp wordt toegevoegd aan de
termijnagenda.
Het Algemeen Bestuur besluit:
1. Kennis te nemen van de inhoud van de 2e bestuursrapportage (Burap)
over de periode januari tot en met augustus 2018;
2. De bijbehorende (financiële) mutaties te verwerken in de begroting 2018
en het te bestemmen resultaat voorlopig vast te stellen op € 732.000
positief;
3. De structurele mutaties uit de 1e en 2e bestuursrapportage 2018 als 1e
begrotingswijziging te verwerken in de (eerder vastgestelde) primitieve
begroting 2019.
Het Algemeen Bestuur besluit:
1. In te stemmen met de 5 voornoemde maatregelen met een totaalbedrag
van €254.000 zodat vanaf 2019 structurele dekking van de kosten voor
het GHOR-bureau ontstaat.
2. VrZW opdracht te geven deze voorstellen te verwerken in de eerste
bestuursrapportage van 2019.
Het Algemeen Bestuur besluit de Financiële Verordening 2018 met
terugwerkende kracht per 1 januari 2018 vast te stellen.
A18.05.6 Multidisciplinaire
samenwerking
a. Overzicht activiteiten in het kader van terrorisme-gevolg-
T. P. Beaufort constateert dat de rol van defensie niet terugkomt in de rapportage
van de Inspectie Justitie & Veiligheid. Hij zal hierover bij de inspectie een signaal
afgeven.
A.L. van der Stoel vraagt of defensie betrokken wordt bij oefeningen in het kader
van terrorismegevolgbestrijding. H. Raasing geeft aan dat VrZW regelmatig met
5
bestrijding (thema-onderzoek Inspectie Justitie en Veiligheid)
alle betrokken partijen oefent. H. Fokkens vult aan dat de politie een terrein in
Alkmaar tot zijn beschikking heeft waar gezamenlijk dergelijke scenario’s
beoefend worden. T.P. Beaufort meent dat defensie meer betrokken zou kunnen
worden bij de voorbereiding op terrorismegevolgbestrijding. Zijn ervaring leert dat
er regelmatig coördinatieproblemen zijn.
Het Algemeen Bestuur besluit kennis te nemen van het overzicht activiteiten in het
kader van terrorismegevolgbestrijding.
A18.05.7 Brandweer
a. Intentie-
verklaring
Brandweer-
school Noord-
Holland
b. Belevings-
onderzoek
repressief
brandweer-
personeel
L. Kroon zou liever zien dat de samenwerking tussen de regio’s tot een verlaging
van kosten zou leiden, in plaats van het uitgangspunt dat het geen verhoging van
kosten met zich mee mag brengen. H. Raasing reageert dat het uitgangspunt is
om hogere kwaliteit te leveren tegen dezelfde kosten.
Het Algemeen Bestuur besluit:
1. de intentie uit te spreken om samen te gaan werken op het gebied van de
vakbekwaamheid brandweerpersoneel, om zo doelmatig te voldoen aan
de eisen die de maatschappij aan deze vakbekwaamheid stelt;
2. in te stemmen in met de conclusies die op dit vlak door de
commandanten zijn getrokken, en zien voorstellen voor besluitvorming
voor de oprichting van een coöperatie tegemoet.
D. Bijl refereert aan de goede bijeenkomst die 14 november jl. heeft plaats
gevonden, tussen een afvaardiging van het Algemeen Bestuur, de OR, een
delegatie van de brandweerposten en het Managementteam VrZW. Hij is blij te
zien waar we nu staan.
Het Algemeen Bestuur besluit:
1. Middels bijgevoegde concept raadsinformatiebrief de gemeenteraden in
Zaanstreek-Waterland te informeren inzake de opvolging van het
belevingsonderzoek afgenomen onder het repressief personeel van VrZW
in 2017;
2. De actie met betrekking tot het organiseren van een vervolggesprek
tussen het Algemeen Bestuur en een afvaardiging van repressief
personeel en de Ondernemingsraad van VrZW zoals eerder betrokken bij
zogenaamde ‘Brandweercafés’ met als doel het bestuur te informeren
inzake de opvolging van het belevingsonderzoek als voldaan te
beschouwen.
A18.05.8 Communicatie
besluitvorming
Algemeen Bestuur
/ informatie-
voorziening
gemeenteraden
Door middel van bijgevoegde raadsinformatiebrieven worden de gemeenteraden
geïnformeerd over de vaststelling van Burap II 2018 en de opvolging van het
belevingsonderzoek repressief brandweerpersoneel.
A18.05.9 Rondvraag en
sluiting
L. Sievers meldt dat zij en S. Mutluer (wethouder zorg, Zaanstad) opdracht
hebben gekregen een verbeterslag aan te brengen in het domein zorg en
veiligheid. Inmiddels hebben zij een procesontwerp gemaakt. Op korte termijn
komen ze hiervoor langs bij de burgemeesters.
Na afscheid genomen te hebben van S. Keukens – die vandaag voor de laatste
keer aanwezig was bij een vergadering van het Algemeen Bestuur, sluit D. Bijl de
3.b Actiepuntenlijst AB 15 februari 2019
1 A19.01.3b Actiepuntenlijst AB 15 februari 2019.pdf
Actiepuntenlijst AB Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland, pagina 1
A19.01.3b
Actiepuntenlijst Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland Agendapunt + status Onderwerp Toelichting/status Wie Termijn
Algemeen Bestuur 30 november 2018
A18.05.2a Ingekomen en uitgaande stukken (overzicht en bijlagen t.k.n.)
Stand van zaken opvolging gesprek Veiligheidsberaad – Minister J&V iz evaluatie Wet veiligheidsregio’s � Afgehandeld: email 13 december 2018
Secretaris z.s.m
A18.05.4a Kaderbrief 2020 Hoofdkantoor VrZW (Prins Bernhardplein) aanbieden als locatie regionale raadsledenbijeenkomst 6 maart 2019 � Afgehandeld: griffies wensen geen gebruik te maken
van aanbod
Secretaris z.s.m.
A18.05.4a Kaderbrief 2020 Gemaakte afspraken en tijdpad iz Kaderbrief 2020 inzichtelijk maken voor bestuurders � Afgehandeld: email 13 december 2018
Secretaris z.s.m.
Algemeen Bestuur 19 oktober 2018
A18.04.1 Opening, mededelingen en vaststelling agenda
Plannen werkbezoek hulpverleningspost Wormerland Secretaris Eerste helft 2019
Algemeen Bestuur 29 juni 2018
A18.03.4a Informatievoorziening gemeenteraden
Werkbezoek gemeenteraden aan Meldkamer Noord-Holland Secretaris (ism regionaal kwartiermaker MK NH)
Medio 2019
4.a Regionaal risicoprofiel 2019-2020 (voorlopige vaststelling)
1 A19.01.4a Regionaal risicoprofiel 2019-2020_besluitformulier AB.pdf
Besluitformulier Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland
Datum vergadering: 15 februari 2019
Onderwerp: Regionaal Risicoprofiel 2019-2020
Nummer: 19.01.4a
Naam Steller: G.J. Winter
Afdeling: Risicobeheersing
Korte inhoud: Het Regionaal Risicoprofiel 2019-2020 (RRP) beschrijft de grootschalige, relevante risico’s binnen de regio die kunnen leiden tot een ramp of een crisis. Het geeft een kwalitatief oordeel over de kans en de impact van het risico. Daarnaast gaat het in op de beïnvloedingsmogelijkheden van het risico. Het huidige regionaal Risicoprofiel Zaanstreek-Waterland 2015-2018 (RRP) is door u vastgesteld op 1 mei 2015. Onderhavig RRP 2019-2020 is opgesteld voor de duur van twee jaar om zo een betere aansluiting te creëren op de beleidscyclus van VrZW. De nog relevante risico’s uit het RRP 2015-2018 zijn overgenomen in het RRP 2019-2020. Er zijn 6 scenario’s toegevoegd, te weten: extreem weer, een besmettelijke dierziekte, een brand in een opslag met gevaarlijke stoffen < 10 ton, zorgcontinuïteit, een grote zedenzaak en opvang van grote groepen mensen. Gelijk het vorig RRP zijn ook voor de nieuwe scenario’s beïnvloedingsmogelijkheden geformuleerd. Het Algemeen bestuur stelt het RRP voorlopig vast en biedt het aan de gemeenteraden aan ter consultatie. Daarnaast worden de partijen bedoeld in Art.15-4 van de Wet veiligheidsregio’s gevraagd om een zienswijze in te dienen op het voorlopig vastgestelde RRP. Na het verwerken van de opbrengst van de consultatieronde en de zienswijzen wordt het RRP definitief vastgesteld door het bestuur. Het RRP wordt na definitieve vaststelling uitgewerkt in een ‘interactieve infographic’ t.b.v. de visualisatie op de website van VrZW. NB: De presentatie aan de gemeenteraden vindt onder meer plaats tijdens een regionale bijeenkomst voor raadsleden op 6 maart 2019. Daarnaast wordt aan de raden aangeboden om in commissie/raad een toelichting te geven.
Voorstel om te beslissen:
Het Algemeen Bestuur wordt gevraagd:
1. Het Regionaal Risicoprofiel Zaanstreek-Waterland 2019-2020 voorlopig vast te stellen.
2. Het voorlopig vastgestelde Regionaal Risicoprofiel Zaanstreek-Waterland 2019-2020 aan te bieden aan de gemeenteraden, de Rijksheren en omliggende veiligheidsregio’s en deze te vragen om een zienswijze hierop.
Advies Veiligheidsdirectie: Akkoord met doorgeleiding naar Dagelijks en Algemeen Bestuur
Advies Dagelijks Bestuur: Akkoord met doorgeleiding naar het Algemeen Bestuur.
Personele gevolgen: • Geen
Financiële gevolgen: • Geen
Verhouding met ander beleid: • Wet veiligheidsregio’s • Begroting 2019
• Regionaal risicoprofiel 2015-2018
Besproken met: • Portefeuillehouder Risicobeheersing, dhr. P. Tange
Besluit:
Aldus besloten door het Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland in de vergadering van 15 februari 2019 namens deze, voorzitter, secretaris, J. Hamming H. Raasing
1 A19.01.4a Regionaal Risicoprofiel vs AB 0.5.pdf
1
Inhoudsopgave Inhoudsopgave .......................................................................................................................1
1. Samenvatting ..................................................................................................................3
2. Inleiding ...........................................................................................................................4
2.1 Aanleiding .............................................................................................................4
2.2 Werkwijze .............................................................................................................4
2.3 Leeswijzer .............................................................................................................4
3. Risico-inventarisatie ........................................................................................................5
3.1 Inleiding ................................................................................................................5
3.2 Werkwijze .............................................................................................................5
3.3 Ontwikkelingen .....................................................................................................5
3.4 Risico-inventarisatie ..............................................................................................7
4. Risicobeoordeling ............................................................................................................9
4.1 Inleiding ................................................................................................................9
4.2 Werkwijze .............................................................................................................9
5. Beïnvloedingsmogelijkheden .........................................................................................11
5.1 Inleiding ..............................................................................................................11
5.2 Natuurlijke omgeving ..........................................................................................11
5.4 Technologische omgeving ..................................................................................12
5.5 Vitale infrastructuur en voorzieningen .................................................................12
5.6 Verkeer en vervoer .............................................................................................13
5.7 Gezondheid ........................................................................................................13
5.8 Sociaal maatschappelijke omgeving ...................................................................13
6. Bijlage scenario’s .............................................................................................................15
6.1 Dijkdoorbraak primaire waterkering. ........................................................................15
6.2 Extreem winterweer .................................................................................................15
6.3 Besmettelijke dierziekte ...........................................................................................16
6.4 Brand in een gebouw met niet of verminderd zelfredzame personen .......................17
6.5 Brand cacao-opslag.................................................................................................18
6.6 Brand in opslag gevaarlijke stoffen <10 ton .............................................................18
6.7 Uitval vitale voorziening ...........................................................................................19
6.8 Aanvaring op het water ............................................................................................20
2
6.9 Zorgcontinuïteit (Regionale zorgcontinuïteit in gevaar) ............................................21
6.10 Extreem geweld .....................................................................................................22
6.11 Grote Zedenzaak ...................................................................................................22
6.12 Opvang grote groep mensen .................................................................................23
6.13 Verstoring evenement/ Paniek in menigten............................................................24
7. Bijlage: Verantwoording risico-inventarisatie.....................................................................26
Natuurlijke omgeving .....................................................................................................26
Gebouwde omgeving ....................................................................................................27
Technologische omgeving .............................................................................................27
Vitale infrastructuur en voorzieningen............................................................................28
Verkeer en vervoer ........................................................................................................29
Gezondheid ...................................................................................................................30
Sociaal-maatschappelijke omgeving..............................................................................30
8. Bijlage, Beoordelingscriteria .............................................................................................32
9. Bijlage, betrokken partijen expertsessies ..........................................................................33
3
1. Samenvatting
De Wet Veiligheidsregio’s bepaalt dat iedere veiligheidsregio beschikt over een Regionaal
Risicoprofiel. Het Regionaal Risicoprofiel (RRP) beschrijft de grootschalige, relevante risico’s
binnen de regio die kunnen leiden tot een ramp of een crisis. Het geeft een kwalitatief
oordeel over de kans en de impact van het risico. Daarnaast gaat het in op de
beïnvloedingsmogelijkheden van het risico.
Het huidige regionaal Risicoprofiel Zaanstreek-Waterland 2015-2018 (RRP) is door het
bestuur vastgesteld op 1 mei 2015. Onderhavig RRP 2019-2020 is opgesteld voor de duur
van twee jaar om zo een betere aansluiting te creëren op de beleidscyclus van VrZW. In
2020 wordt een geheel nieuw RRP 2021-2024 opgesteld om als input te dienen voor het
Beleidsplan 2021-2024 van VrZW.
Het RRP 2019-2020 is opgesteld in de samenwerking met Veiligheidsregio Noord-Holland
Noord en veiligheidspartners (publiek en privaat) (zie bijlage 9). In een gezamenlijke
expertsessie is een risico-inventarisatie gemaakt. Van de risico’s zijn generieke scenario’s
beschreven. De scenario’s zijn in een volgende expertsessie door experts gewogen op
impact en waarschijnlijkheid. Dit heeft geresulteerd in een risicodiagram.
De nog relevante risico’s uit het RRP 2015-2018 zijn overgenomen in het RRP 2019-2020.
Er zijn 6 scenario’s toegevoegd, te weten: extreem weer, een besmettelijke dierziekte, een
brand in een opslag met gevaarlijke stoffen < 10 ton, zorgcontinuïteit, een grote zedenzaak
en opvang van grote groepen mensen.
Op basis van de risico-inventarisatie en de risicoanalyse zijn beïnvloedingsmogelijkheden
beschreven. Deze dragen bij aan het verminderen van het risico op rampen en crisis in de
regio. Naar aanleiding van het RRP 2015-2018 zijn veel acties uitgevoerd om de destijds
beschreven risico’s te verkleinen. Deze risico’s worden daarom alleen kort genoemd. De
nieuw toegevoegde risico’s en de beïnvloedingsmogelijkheden zijn uitgebreider beschreven.
De beïnvloedingsmogelijkheden richten zich met name op verdergaande samenwerking en
afstemming tussen veiligheidsregio en veiligheidspartners bij de risico’s die meer sociale
componenten kennen.
4
2. Inleiding
2.1 Aanleiding
Het Regionaal Risicoprofiel Zaanstreek-Waterland 2015-2018 (RRP) is door het bestuur
vastgesteld op 1 mei 2015. Bij het vaststellen van het RRP 2015-2018 is de wens
uitgesproken om het RRP meer dynamisch te maken door jaarlijks met crisispartners te
kijken of er nieuwe ontwikkelingen zijn en of er daardoor nieuwe scenario’s moeten worden
toegevoegd. Dit heeft toen geresulteerd in een aanvulling op het RRP in 2017. Deze ‘oude’
scenario’s komen in dit RRP 2019-2020 opnieuw, maar dan meer generiek, aan de orde. Er
is gekozen voor een RRP voor de duur van twee jaar in verband met een betere aansluiting
op de plancyclus van VrZW. In 2020 wordt het RRP daarom geheel opnieuw opgesteld en
dient als input voor het beleidsplan 2021-2024.
Het doel van het RRP is een basis creëren voor Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland en
haar veiligheidspartners om te kunnen bepalen waar de meest effectieve maatregelen
genomen kunnen worden op het gebied van risicobeheersing en incidentbestrijding. Deze
keuzes worden in het beleidsplan van de regio verankerd. Het RRP helpt het bestuur om de
gemaakte keuzes in het veiligheidsbeleid te onderbouwen en te verantwoorden.
2.2 Werkwijze
Het RRP 2019-2020 is opgesteld in samenwerking met relevante publieke en private
partijen. Daarnaast is er nauw samengewerkt met Veiligheidsregio Noord-Holland Noord
(VRNHN). Omdat de regio’s een grotendeels vergelijkbare set aan risico’s kennen, was het
efficiënt om de risico-inventarisatie en de risicobeoordeling gezamenlijk uit te voeren. De
scenario’s zijn ook gezamenlijk opgesteld. Hierbij is wel rekening gehouden met de
verschillen tussen de regio’s en zijn niet alle scenario’s in de risicoprofielen hetzelfde.
2.3 Leeswijzer
In hoofdstuk 3 wordt beschreven welke nationale en internationale ontwikkelingen er zijn die
van invloed kunnen worden op de reeds bestaande risico’s of die nieuwe risico’s kunnen
opleveren. Ook is in hoofdstuk 3 de inventarisatie van de risico’s beschreven. In hoofdstuk 4
komt aan de orde wat de impact en de waarschijnlijkheid is van de geïnventariseerde
risico’s. In hoofdstuk 5 worden de beïnvloedingsmogelijkheden beschreven die bijdragen aan
het verlagen van het risico.
5
3. Risico-inventarisatie
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de opbrengst van de risico-inventarisatie kwalitatief beschreven. De
eerste paragraaf gaat over de werkwijze die gehanteerd is. Daarna wordt een, niet limitatief,
overzicht gegeven van (landelijke en internationale) ontwikkelingen die de veiligheid mogelijk
negatief gaan beïnvloeden. Ten slotte komen de risico’s die door de experts gezien en
benoemd worden, per thema, aan de orde.
3.2 Werkwijze
Op 11 april 2018 heeft er een expertsessie plaats gevonden waarbij op thematische wijze
een risico-inventarisatie heeft plaats gevonden. Namens de veiligheidspartners waren 75
experts, op verschillende vakgebieden, aanwezig. Zij vertegenwoordigden 18 verschillende
organisaties die in de regio’s Zaanstreek-Waterland en Noord-Holland Noord actief zijn.
Onder leiding van een voorzitter heeft er aan zeven gesprekstafels een gestructureerd
gesprek plaats gevonden over de risico’s die zich voordoen in de beide regio’s. Hierbij is
specifiek gekeken of het risico zich in beide regio’s manifesteert of dat het slechts van
toepassing is op een van de regio’s. Zo vinden de experts bijvoorbeeld dat het risico van een
kernongeval zich alleen voordoet in VRNHN, vanwege de geringe effectafstanden van een
kernincident in Petten.
De zeven thema’s, met de bijbehorende crisistypen, zijn:
o Natuurlijke omgeving: overstromingen, natuurbranden, extreme
weersomstandigheden, aardbevingen, plagen, dierziekten;
o Gebouwde omgeving: branden in kwetsbare objecten, instorting in grote
gebouwen en kunstwerken;
o Technologische omgeving: incidenten met brandbare/explosieve stoffen,
incidenten met giftige stoffen, kernincidenten;
o Vitale infrastructuur en voorzieningen: verstoring energievoorziening,
verstoring drinkwatervoorziening, verstoring rioolwaterafvoer en
afvalwaterzuivering, verstoring telecommunicatie en ICT, verstoring
afvalverwerking, verstoring voedselvoorziening;
o Verkeer en vervoer: luchtvaartincidenten, incidenten op of onder water,
verkeersincidenten op land, incidenten in tunnels;
o Gezondheid: bedreiging volksgezondheid, ziektegolf;
o Sociaal maatschappelijk: paniek in menigten, verstoring openbare orde,
terreur
3.3 Ontwikkelingen
In deze paragraaf worden ontwikkelingen benoemd die van invloed kunnen zijn op de
veiligheid. Het gaat hierbij om ontwikkelingen die risico’s kunnen opleveren en/of kunnen
vergroten.
De klimaatverandering is een duidelijk zichtbare ontwikkeling die bepaalde risico’s vergroot.
De stijgende waterspiegel, extreme neerslag, extreme droogte, hitte en ijsvorming kunnen
steeds grotere problemen veroorzaken. De oorzaak van de klimaatverandering is echter niet
6
te beïnvloeden. Dit betekent dat geïnvesteerd moet worden in het bestrijden van de
gevolgen.
Ook demografisch zijn er ontwikkelingen in de regio. Mensen worden ouder. De experts
geven aan dat zij verwachten dat er meer risicovolle situaties zullen ontstaan en dat de
zelfredzaamheid zal afnemen. Dit legt een grotere druk op de ambulancevoorzieningen en
op de spoedeisende eerste hulp. Daarnaast vraagt de vergrijzing meer aandacht in de relatie
tot de klimaatverandering, zoals bijvoorbeeld langdurige hitte. Ook vraagt de vergijzing
andere manieren van wonen. Momenteel is de ontwikkeling gaande dat verminderd
zelfredzamen wonen in ‘normale’ woongebouwen die geen extra veiligheidsvoorzieningen
hebben. Specifieke woongebouwen voor verminderd zelfredzamen beschikken wel over
extra veiligheidsvoorzieningen.
In de gebouwde omgeving worden de nodige ontwikkelingen gezien die de risico’s vergroten.
Het eindigen van de levensduur van bepaalde bouwwerken is er daar één van. De
geraadpleegde experts geven aan dat zij meer bouwfouten constateren en dat de kennis van
uitvoerders en controleurs afneemt. Een aantal recente voorbeelden van instortingen van
parkeergarages sterkt het vermoeden dat draagconstructies niet altijd goed worden
uitgevoerd. Daarnaast geven experts aan dat zij grote zorgen hebben over de deregulering
en de privatisering van de bouwregelgeving. Zij vinden dat wijzigingen in de regelgeving in
sommige gevallen zorgen voor een lager veiligheidsniveau. In kantoorgebouwen
bijvoorbeeld, die worden getransformeerd tot woongebouwen, is het veiligheidsniveau lager
dan in gebouwen die gebouwd zijn met een woonfunctie.
Op het technologisch vlak zijn er ontwikkelingen die risico’s kunnen vergoten. Door
afhankelijkheid van allerlei technologische voorzieningen zijn zowel de hulpverleners als de
samenleving kwetsbaar geworden. Uitval van ICT-voorzieningen is daar een duidelijk
voorbeeld van. Ook cybercriminaliteit in combinatie met het ‘internet of things’ kan van
invloed zijn op de veiligheid.
De kans op storingen in het (Europese) elektriciteitsnetwerk worden groter. Door optredende
cascade-effecten kunnen de gevolgen van stroomstoringen groot zijn. Ook de
energietransitie kan vaker leiden tot een stroomstoring. Daarnaast worden in het kader van
de energietransitie nieuwe energiebronnen ontwikkeld. De zwaarte van de risico’s, die deze
ontwikkeling met zich meebrengt, is nu nog niet te overzien. Naar verwachting zal hier in de
nabije toekomst meer duidelijkheid over komen. In het RRP 2021-2024 wordt hier aandacht
alsnog aan besteed.
Een risico op het gebied van drinkwater wordt veroorzaakt door vervuiling van het
oppervlaktewater. Daarnaast heeft een langdurige periode van droogte invloed op de
beschikbaarheid van schoon oppervlaktewater voor de drinkwatervoorziening.
Op het gebied van verkeer en vervoer wordt het risico vergroot door een toenemende drukte
op de weg, het water en het spoor. Ook veranderen de vervoersmiddelen. Te denken valt
hierbij aan de elektrische auto, de e-bike en de steeds grotere vrachtwagens. Door
zelfrijdend verkeer wordt het veiliger op de weg, maar door het rijden op geringe afstand van
elkaar zal de impact van een ongeval in de toekomst mogelijk groter zijn. Daarnaast is er
sprake van ander brandstofgebruik. Het gebruik van o.a. elektriciteit, LNG en waterstof geeft
andere risico’s dan het gebruik van de traditionele brandstoffen.
7
Risicovolle ontwikkelingen op het thema gezondheid gaan over antibioticaresistentie, het
tekort aan personeel in de geestelijke gezondheidszorg en langere en grotere
griepepidemieën. Door langere griepepidemieën ontstaat er een tekort aan zorg. Door het
tekort aan personeel in de geestelijke gezondheidszorg kunnen mensen, die zorg nodig
hebben, deze zorg in de toekomst mogelijk niet meer krijgen. GGZ Nederland spreekt over
een mogelijke opname stop of het sluiten van klinieken. Experts wijzen erop dat als deze
ontwikkeling doorzet, het risico op incidenten met psychiatrische patiënten mogelijk
toeneemt.
Minder tolerantie, polarisatie en extremisme zijn ontwikkelingen die kunnen leiden tot een
grotere kans op geweld. Ook het afdwingen van (cultuur)veranderingen, zoals te zien is bij
de landelijke intocht van Sinterklaas en de zwarte pietendiscussie of bij het dilemma rondom
de grote grazers bij de Oostvaardersplassen, leidt tot extreme situaties.
De polarisering en de individualisering van de maatschappij neemt toe. De sociale netwerken
veranderen, o.a. door het gebruik van social media. Dit zorgt ervoor dat ‘samenredzaamheid’
op een andere manier vorm moet worden gegeven en niet altijd vanzelfsprekend is.
Fakenieuws, en zeker real-time gemaakt fakenieuws, wordt momenteel steeds vaker gezien
en wordt lang niet altijd herkend als nep. Door fakenieuws kan er maatschappelijke onrust
ontstaan.
3.4 Risico-inventarisatie
In deze paragraaf wordt per thema aangegeven welke risico’s relevant zijn voor de regio
Zaanstreek-Waterland. De risico’s zijn per thema benoemd door experts uit het vakgebied. In
deze paragraaf komen ook risico’s aan de orde die al eerder zijn benoemd en waarop al
acties zijn uitgevoerd naar aanleiding van het RRP 2015-2018. Ondanks het feit dat er al
veel gedaan is om deze risico’s te verkleinen, is het risico niet weg. Door het opnieuw te
benoemen blijft het onder de aandacht. De verantwoording voor de gemaakte keuzes staat
in bijlage 7.
Natuurlijke omgeving
Het thema ‘Natuurlijke omgeving’ omvat crisistypen die een natuurlijke oorzaak hebben. De
relevante crisistypen voor onze regio zijn de crisistypen ‘overstromingen’ en ‘extreme
weersomstandigheden’. Het scenario’s ‘Dijkdoorbraak primaire waterkering’ (zie 6.1) is
overgenomen uit het RRP 2015-2018.
Gebouwde omgeving
Het thema ‘gebouwde omgeving’ omvat crisistypen die betrekking hebben op het bouwen en
gebruiken van gebouwen en kunstwerken. Tunnels maken geen deel uit van dit thema. Bij
branden gaat het om incidenten die de dagelijkse brandweerzorg overstijgen. Voor de
branden die ‘regulier’ zijn geldt het brandrisicoprofiel met de bijbehorende
beheersmaatregelen. Het scenario ‘Brand in een gebouw met niet of verminderd
zelfredzame personen’ is overgenomen uit het RRP 2015-2018 (zie 6.4).
Aanvullend scenario RRP 2019-2020: Extreem winterweer (zie 6.2) en een besmettelijke
dierziekte (zie 6.3).
8
Technologische omgeving
Het maatschappelijk thema ‘technologische omgeving’ omvat crisistypen die betrekking
hebben op incidenten met gevaarlijke stoffen. Het gaat hierbij om brandbare, explosieve,
giftige en radioactieve stoffen. De incidenten kunnen plaatsvinden tijdens transport of bij een
stationaire bron. Het scenario ‘Brand in cacao opslag’ is overgenomen uit het RRP 2015-
2018 (zie 6.5).
Vitale infrastructuur en voorzieningen
Het thema ‘vitale infrastructuur en voorzieningen’ omvat crisistypen die leiden tot een
verstoring van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor het kunnen leiden van een
ongestoord leven. Het scenario ‘Uitval vitale voorzieningen’ is overgenomen uit het RRP
2015-2018 (zie 6.7).
Verkeer en Vervoer
Het thema ‘verkeer en vervoer’ omvat crisistypen die betrekking hebben op een verstoring
van een van de verkeersmodaliteiten, lucht, weg, spoor en water. Een verstoring kent vaak
als oorzaak het zich voordoen van een incident, maar kan ook andere oorzaken hebben
zoals extreme weersomstandigheden of blokkades. Het scenario ‘Aanvaring op het water’ is
overgenomen uit het RRP 2015-2018 (zie 6.8).
Gezondheid
Onder dit thema worden crisistypen benoemd die een impact hebben op de lichamelijke
gezondheid van de burgers in de regio. Het gaat hierbij om de impact naar aanleiding van
virussen, infecties en bacteriën binnen het kader van het risicoprofiel en niet om impact als
gevolg van incidenten met bijvoorbeeld gevaarlijke stoffen.
Sociaal-maatschappelijke omgeving
Onder dit thema worden crisistypen benoemd die een grote maatschappelijke en sociale
impact kunnen hebben. Het gaat hierbij zowel om de zichtbare (demonstraties/vernielingen)
als in eerste instantie onzichtbare (groeiende onrust in de buurt) crisis. De volgende
scenario’s zijn overgenomen uit het RRP 2015-2018: ‘Extreem geweld’ (zie 6.10)) en
‘Verstoring evenement – Paniek in menigten’ (zie 6.13).
Aanvullend scenario RRP 2019-2020: Brand in een opslag met gevaarlijke stoffen minder
dan 10 ton (zie 6.6)
Aanvullend scenario RRP 2019-2020: Zorgcontinuïteit (zie 6.9)
Aanvullende scenario’s RRP 2019-2020: Grote zedenzaak(zie 6.11) en Opvang grote
groep mensen (6.12).
9
4. Risicobeoordeling
4.1 Inleiding
De opbrengst van de risico-inventarisatie heeft geleid tot het opstellen van 13 scenario’s die
worden opgenomen in het RRP. Om inzicht te krijgen in de kans en de omvang van de
gevolgen van de geïnventariseerde risico’s zijn de scenario’s beoordeeld op impact en
waarschijnlijkheid. Om de impact en de waarschijnlijkheid van het risico te beoordelen is
gebruik gemaakt van de beoordelingscriteria uit de landelijke handreiking uit 2010 (zie bijlage
8). Deze beoordeling levert een risicodiagram op waarbij op de verticale as de impact wordt
weergegeven en op de horizontale as de waarschijnlijkheid.
4.2 Werkwijze
Op 17 oktober 2018 hebben veertig experts hun oordeel gegeven over de impact en de
waarschijnlijkheid van de scenario’s. De experts waren geselecteerd op basis van hun
kennis over de opgestelde scenario’s. Bij de beoordeling hebben de experts de criteria uit de
handreiking gehanteerd.
Op het gebied van de waarschijnlijkheid heeft het oordeel van de inhoudsdeskundige op dat
vakgebied, zwaarder gewogen dan van de andere experts omdat de waarschijnlijkheid van
het voorkomen van een scenario redelijk of zelfs redelijk goed kan worden ingeschat door
een deskundige uit het werkveld.
Ten aanzien van de impact van de scenario’s heeft de inschatting een bepaald resultaat
opgeleverd. De impact van het risico is echter niet exact te bepalen met behulp van de
impactcriteria. Dit komt doordat de impact voor een deel ook bepaald wordt door de
perceptie van dat risico. De perceptie van een risico en de maatschappelijke onrust die
ontstaat indien zo’n soort incident zich voordoet, is in de afgelopen jaren van groot belang
geworden door intensief gebruik van social media. Door dit subjectieve criterium zal de
plaats van een risico in het risicodiagram altijd discussie oproepen. De vraag is of het erg is
dat het risicodiagram geen exacte weergave is van nauwkeurig berekende impact en
waarschijnlijkheid. De experts zijn namelijk van mening dat het risicodiagram op zichzelf niet
het doel is, maar een middel om in gesprek te blijven met elkaar om de risico’s op een
effectieve manier te beïnvloeden. De gehanteerde werkwijze leidt tot goede samenwerking
met zowel private als publieke partijen, wat leidt tot een betere bestrijdbaarheid en
beheersbaarheid van crisis en rampen.
De score van impact en waarschijnlijkheid is tot stand gebracht met het instrument
‘Mentimeter’. De experts konden tegelijkertijd en onafhankelijk van elkaar een score
aangeven op de verticale as van de impact en de horizontale as van de waarschijnlijkheid.
Het instrument bepaalde de gemiddelde waarde van de uitgebrachte scores. Door plenair de
scores en de spreiding van de scores te bespreken kwam uiteindelijk een eindoordeel tot
stand. Het resultaat is weergegeven in figuur 1, het risicodiagram.
11
5. Beïnvloedingsmogelijkheden
5.1 Inleiding
De risico-inventarisatie heeft in beeld gebracht welke risicovolle situaties er zijn in de regio
Zaanstreek-Waterland. De risicoanalyse geeft een inschatting hoe erg dit is. In dit hoofdstuk
wordt beschreven hoe de risicovolle situaties beïnvloed kunnen worden, zodat het risico
vermindert. Dit kan worden bewerkstelligd door ofwel de waarschijnlijkheid van het risico te
reduceren of door het verkleinen van de impact.
Het RRP 2019-2020 bestaat uit de relevante risico’s uit het RRP 2015-2018 aangevuld met
‘nieuwe’ risico’s. De risico’s uit het RRP 2015-2018 worden slechts kort aangestipt.
Maatregelen die de ‘nieuwe’ risico’s kunnen beïnvloeden worden uitgebreider beschreven.
5.2 Natuurlijke omgeving
Het risico van ernstige wateroverlast of een overstroming heeft in onze regio al jaren de
aandacht. Het blijft een relevant risico in het RRP, maar er zullen geen extra maatregelen op
worden ingezet.
Extreem winterweer is een risico waarvan de waarschijnlijkheid niet te beïnvloeden is. Het
komt echter niet onverwacht. Het KNMI kan tijdig een goede inschatting maken wanneer het
weer extreem slecht wordt. Hierover wordt gecommuniceerd middels een weeralarm.
Extreem winterweer leidt tot verstoring van het dagelijks leven, waarbij verstoring van de
mobiliteit een belangrijke oorzaak is. Op dit vlak nemen de weg-, vaarweg en
spoorwegbeheerders zelfstandig hun maatregelen. De brandweer heeft een procedure
‘extreem weer’. In het geval van ijzel en zware sneeuwval wordt personeel gekazerneerd. Dit
verkort de opkomsttijd. Het ter plaatse komen van de operationele diensten, bij een incident,
kan echter wel moeizaam verlopen.
De distributie van voedsel, medicijnen en brandstof ligt niet direct in de invloedssfeer van de
Veiligheidsregio. Hier worden dan ook geen beïnvloedingsmogelijkheden geformuleerd. Wel
communiceert VrZW handelingsperspectieven bij extreem slecht weer. Hierin is onder
andere opgenomen om naar je naasten om te kijken als zij niet meer de deur uitkunnen. Ook
het Rode Kruis richt zich in dit soort situaties op het communiceren over burenhulp. VrZW is
voornemens om in 2019 per gemeente brandweerposten aan te wijzen die bij uitval van
elektriciteit en ICT voorzieningen (bijv. als gevolg van extreem weer) dienst kunnen doen als
meld- en communicatiepunt voor burgers.
Bij een ziektegolf bij dieren in de agrarische sector hebben de rijksoverheid en landelijke
instanties de leiding bij de bestrijding en de beheersing van de crisis. Onduidelijk is het waar
de verantwoordelijkheid ligt indien dode dieren worden gevonden in de natuur.
Beïnvloedingsmogelijkheid: Stem verantwoordelijkheden (o.a. voor opruimen en
communicatie naar burgers) af tussen gemeenten en andere betrokken partijen zoals het
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en Staatbosbeheer.
12
Naar aanleiding van de aardbeving van juni 2018 in Warder is in bestuurlijk overleg besloten
dat informatie over een aardbeving gedeeld moet worden met betrokken partijen. De
betrokken partijen bepalen zelf of de informatie voor hen relevant is. Afgesproken is dat
VrZW als platform dient voor dit proces.
5.3 Gebouwde omgeving
Een grote brand in een gebouw met niet of verminderd zelfredzame personen wordt gezien
als een risico. De afgelopen jaren is er fors ingezet op dit type bouwwerken om het risico te
verlagen.
5.4 Technologische omgeving
Het risico van brand in een opslag van cacao is gedaald. Dit komt door de ‘Werkinstructie
Cacao-opslagen’. Door de werkinstructie verkleint de kans op brand en wordt de
bestrijdbaarheid van een brand verhoogt.
Opslag van gevaarlijke stoffen < 10 ton valt onder het activiteitenbesluit. Bij dit soort
opslagen is vaak niet bekend wat er opgeslagen ligt en welke voorzieningen er zijn getroffen,
ondanks dat er een register moet worden bijgehouden voor opslagen van > 2,5 ton. Dit heeft
onder andere te maken met het feit dat bij dit soort opslagen verschillende diensten toezicht
houden en de informatie niet actief wordt gedeeld. Binnen de categorie opslag gevaarlijke
stoffen < 10 ton, zijn bepaalde typen opslagen risicovoller dan andere typen. Voor die
categorieën is het zinvol om een aanvalsplan te maken. Ook het naleefgedrag is van invloed
op het risico. Dit vraagt om beter inzicht in deze opslagen in de regio.
5.5 Vitale infrastructuur en voorzieningen
Het scenario uitval vitale voorzieningen gaat over langdurige uitval van elektriciteit. In het
RRP 2015-2018 is hier al uitgebreid aandacht aan besteed. Om de gevolgen van uitval van
Beïnvloedingsmogelijkheid: Onderzoek of een snellere ontruiming van dit soort gebouwen
plaats kan vinden door de inzet van burgerhulpverleners.
Beïnvloedingsmogelijkheid: Stel vast welke partijen betrokken zijn bij een aardbeving en
informeer deze partijen over de risico’s van een aardbeving. Communiceer met deze
partijen als er een aardbeving heeft plaatsgevonden.
Beïnvloedingsmogelijkheid: Bepaal de rol en verantwoordelijkheid van de verschillende
partijen met betrekking tot de crisiscommunicatie.
Beïnvloedingsmogelijkheid: Stel voorbereide boodschappen op.
Beïnvloedingsmogelijkheid: Organiseer structureel overleg tussen de brandweer, de OD
IJmond en de ODNZKG over opslagen met gevaarlijke stoffen < 10 ton.
Beïnvloedingsmogelijkheid: Maak burgers en bedrijven meer bewust van de kans op een
grote stroomuitval. Door de ‘grote’ waarschijnlijkheid van dit scenario gaan burgers en
bedrijven mogelijk meer maatregelen nemen
13
vitale voorzieningen beter te kunnen bestrijden zijn de nodige maatregelen genomen.
5.6 Verkeer en vervoer
Het scenario ‘aanvaring op het water’ speelt zich af op het Markermeer. Voor de
crisisbestrijding op het IJsselmeer is een incidentbestrijdingsplan (IBP) IJsselmeergebied
gemaakt. Het IBP is gebaseerd op de ‘Handreiking incidentbestrijding op het water’ van het
IFV.
5.7 Gezondheid
De zorginstellingen zijn primair zelf verantwoordelijk voor de eigen bedrijfsvoering en de zorg
voor patiënten. In vrijwel alle gevallen worden problemen met het zorgaanbod of een
personeelstekort intern, dus binnen de instelling, opgelost. In geval van een (griep) epidemie
kan het zijn dat problemen niet zonder hulp van andere instellingen kunnen worden opgelost
of dat problemen bij de individuele instellingen effecten hebben in de keten. Huisartsen en
huisartsenposten die naar elders moeten doorverwijzen, extra verplaatsingen door
ambulancediensten, uitstroom die stagneert, etc. Samenwerking in de keten is dan
noodzakelijk om de (spoed-)zorg en daarmee de zorgcontinuïteit te garanderen in de regio.
Hiervoor is regie nodig en een escalatiemodel. Dit escalatiemodel is op 19 oktober 2018 door
het Regionaal Overleg Acute Zorgketen (ROAZ) vastgesteld en geeft structuur in een fase
wanneer het nog onduidelijk is of en in welke mate er maatregelen noodzakelijk zijn ten
behoeve van de zorgcapaciteit in de regio. Het geeft tijdens het griepseizoen (de warme
fase) een verbeterde coördinatie, gebaseerd op verbeterde informatie. De afgesproken
fasering in het escalatiemodel geeft duidelijkheid door vooraf af te spreken op welk niveau
(operationeel, tactisch, strategisch) er in de keten zal worden samengewerkt.
Andere maatregelen om te voorkomen dat de zorgcontinuïteit in de regio uit balans raakt zijn
het opstarten van het LCMS-GZ door de GHOR. Via deze netcentrische werkwijze vindt
uitwisseling van informatie tussen de zorginstellingen plaats over de individuele
zorgcapaciteit en worden knelpunten benoemd om tot een (keten)oplossing te komen.
Ook het opleiden, trainen en oefenen (OTO) (vakbekwaamheid) van de zorginstellingen in
het kader van het Kwaliteitskader Crisisbeheersing en OTO 2.0 is een beïnvloedingsmiddel.
De instellingen worden door het ROAZ financieel in staat gesteld zich door middel van OTO-
activiteiten voor te bereiden op crises die de zorgcontinuïteit van de instelling (kunnen)
raken. Dit vakbekwaamheidstraject draagt bij aan het adequaat reageren op dergelijke
crises.
5.8 Sociaal maatschappelijke omgeving
Op het gebied van extreem geweld wordt veel actie ondernomen door de veiligheidsregio.
De veiligheidsregio heeft geen invloed op het verkleinen van de kans, maar wel op het
verlagen van de impact.
De opvang van grote groepen mensen is een proces van de gemeente (bevolkingszorg). Er
is een lijst met grote locaties in de regio en het aantal personen dat daar opgevangen kan
worden. Indien de capaciteit in de eigen regio onvoldoende is kunnen ook andere
veiligheidsregio’s helpen. De coördinerend gemeentesecretaris heeft de regie over de
opschaling als de opvang de gemeentegrens overschrijdt. Hulp vanuit het land wordt
geregeld via de vertegenwoordiger bevolkingszorg vanuit het (Landelijk Operationeel
Coördinatie Centrum (LOCC). Het Rode Kruis speelt een grote rol bij de uitvoering van de
opvang. Omdat de opvang van grote groepen mensen niet tot in detail te regelen is, vraagt
14
dit veel improvisatievermogen. Dit bleek uitstekend te werken bij de opvang van
vluchtelingen tijdens de crisis van 2015.
Een grote zedenzaak voorkomen is een lastige opgave. Het kan op veel plaatsen voorkomen
en de dader blijft vaak een tijd ‘onder de radar’. Bij de kinderopvang en de zwemlessen zijn
al de nodige maatregelen genomen. Hier is het 4-ogen principe ingevoerd, waardoor de kans
op een grote zedenzaak bij deze activiteiten, is afgenomen. De verantwoordelijkheden bij de
afhandeling van een grote zedenzaak zijn duidelijk. De politie, de gemeente en de GGD
stemmen de (na)zorg af. De politie en het Openbaar Ministerie zijn verantwoordelijk voor
opsporing en vervolging van de dader. Om de situatie snel beheersbaar te krijgen is het
belangrijk om zo snel mogelijk duidelijkheid te krijgen over de locaties waar de dader heeft
gewerkt. Het collectieve deel van de beheersbaarheid bestaat uit het organiseren van
voorlichtingsbijeenkomsten. De rol van de GGD bestaat eruit om individuele vragen van
ouders over betrokken kinderen te beantwoorden en zo nodig te verwijzen. Instructie van
ouders hoe met hun kinderen om te gaan, hoort hier ook bij. Ook krijgen ouders de
mogelijkheid tot een gesprek met een hulpverlener. Het is belangrijk duidelijk en transparant
te zijn. Dit kan ook betekenen dat er gecommuniceerd wordt dat er weinig gecommuniceerd
kan worden vanwege het proces. Hierdoor kan mogelijk (grote) maatschappelijk onrust
worden voorkomen.
15
6. Bijlage scenario’s
6.1 Dijkdoorbraak primaire waterkering.
Inleiding
De klimatologische verandering waardoor de zeespiegel stijgt en er vaker sprake is van
hevige regenval zorgt ervoor dat de kans op ernstige wateroverlast en overstroming is
toegenomen. Ook komen er steeds meer extreme weersituaties voor.
Context
Voor waterveiligheid wordt in Nederland het concept ‘meerlaagsveiligheid’ gehanteerd. Dit
houdt in dat de veiligheid bewerkstelligd wordt in drie verschillende lagen. Laag 1 is ‘de dijk
op orde’. Laag 2 vraagt aandacht voor ‘de ruimtelijke inrichting achter de dijk’. Laag 3 is de
crisisbeheersing voor als het toch mis gaat. Analyses wijzen uit dat het ontstaan van grote
waterdiepten en de uitval van vitale infrastructuur zorgen voor veel slachtoffers en
maatschappelijke ontwrichting.
Mogelijke oorzaken/ triggers
• Klimaatverandering
• Technisch falen
• Opzet
Incidentverloop
Tijdens een hevige storm breekt een primaire waterkering door, waardoor er binnen een paar
uur anderhalve meter water komt te staan in gebied waar 40.000 mensen wonen. Evacueren
is door de weersomstandigheden geen optie. De meeste mensen kunnen tijdig een droge
verdieping bereiken. Velen worden echter tijdens de vlucht overvallen door het water en
kunnen het gebied niet tijdig verlaten. Een groot aantal lukt het wel om tijdig weg te komen.
18 uur na de dijkdoorbraak is het gelukt om de dijk te dichten en is de storm gaan liggen. Het
reddingswerk duurt enige dagen, het herstelwerk enige maanden.
Gevolgen
Er vallen tien dodelijke slachtoffers en er zijn meer dan honderd gewonden. Door de uitval
van de vitale infrastructuur ontstaat een gebrek aan primaire levensbehoeften zoals voedsel,
drinkwater en warmte. De wegen zijn onbegaanbaar geworden. De stroom is uitgevallen,
waardoor alle communicatiemogelijkheden in het gebied ook zijn uitgevallen. De
hulpdiensten kunnen het gebied niet in en ondersteuning van defensie is ingeschakeld. De
effecten van de overstroming zijn in heel Noord-Holland merkbaar.
6.2 Extreem winterweer
Inleiding
Extreme winterse omstandigheden leiden tot stagnatie van de mobiliteit en daardoor onder
andere tot verstoring van de spoedeisende hulpverlening. Ook vallen mogelijk vitale
voorzieningen uit. Hierdoor komt de continuïteit van de samenleving in het geding.
Context
16
Extreme meteorologische omstandigheden kunnen leiden tot ontwrichting van het
maatschappelijk verkeer. Het betreft een oorzaak waar geen invloed op uitgeoefend kan
worden. Als gevolg van klimaatverandering is de verwachting dat in de toekomst de
frequentie en vorm van extreme weersituaties toenemen. De slechte voorspelbaarheid van
het weer is de grote onzekerheid en beïnvloed dus de mate waarop geanticipeerd kan
worden.
Mogelijke oorzaken/ triggers
• Klimaatverandering
Incidentverloop
Er is in de regio sprake van aanhoudende extreme winterse omstandigheden: (zware)
sneeuwval, ijzel en een extreem lage (gevoels-) temperatuur. Doordat de winterse
omstandigheden al enige weken aanhouden, ontstaat er een tekort aan strooizout. Door de
combinatie van het tekort aan gladheidsbestrijdingsmiddelen en de aanhoudende sneeuw en
ijzel, worden (delen van) wegen afgesloten. Hierdoor volgt een grote verkeersstagnatie. De
verminderde toegankelijkheid van wegen heeft daarnaast nadelige consequenties voor
aanrijtijden en operationele inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. Ook ontstaan
problemen op het spoor en de waterwegen.
Gevolgen
Kwetsbare groepen van de bevolking worden het meest getroffen door dit scenario.
Daarnaast vindt er verstoring van de mobiliteit plaats. Hierdoor komt ook de spoedeisende
hulpverlening in gevaar, terwijl er mogelijk meer incidenten gaan plaats vinden. Werknemers
van bedrijven, maar met name medewerkers van zorginstellingen of de thuiszorg, kunnen
hun werk niet bereiken. Ook de bevoorrading van primaire levensbehoeften (voedsel en
medicijnen) en de distributie van brandstof stagneert. Verstoring van de mobiliteit en uitval
van de vitale voorzieningen brengt economische schade met zich mee.
6.3 Besmettelijke dierziekte
Inleiding
Besmettelijke dierziekten kennen verschillende verschijningsvormen en veel
slachtoffergroepen (bacterieel, virus, zoönose, vee, pluimvee, wild etc.). Sommige
dierziekten zijn overdraagbaar op de mens en kunnen leiden tot langdurige klachten (b.v. Q-
koorts). Een uitbraak van een besmettelijke dierziekte heeft impact op zowel slachtoffers,
burgers, hulpverleners en bestuurders. Daarnaast kan er sprake zijn van maatschappelijke
onrust.
Context
In de regio zijn veel veehouderijen gevestigd. Bij de uitbraak van een besmettelijke dierziekte
neemt de overheid landelijke of regionale maatregelen om te voorkomen dat de ziekte zich
verspreid. Deze maatregelen worden opgenomen in een tijdelijke Regeling. Belangrijkste
kenmerken zijn: bedreiging van de volksgezondheid, maatschappelijke onrust en gevolgen
voor de (intensieve) veehouderij.
17
Mogelijke oorzaken/ triggers
• Overdracht door mens en/of dier uit een ander besmet gebied
• Overdracht door wilde dieren
• Slechte hygiëne
Incidentverloop
Tijdens de zomervakantieperiode breekt er een besmettelijke dierziekte uit in de regio. Er is
sprake van quarantainemaatregelen en het ruimen van dode dieren. Ook is er sprake van
besmettingsgevaar voor mensen. Dit stelt met name de operationele hulpverlening
(Brandweer, politie, ambulancedienst) voor een grote uitdaging. De verantwoordelijke
partijen (met name de Nederlandse voedsel en Waren Autoriteit) neemt de benodigde
maatregelen. De toeristische sector wordt getroffen door het beperken van bewegingsvrijheid
van mensen in het getroffen gebied.
Gevolgen
De uitbraak heeft bovenregionale effecten, waaronder een nationaal vervoersverbod. Het
vervoer van dieren, producten en afval wordt aan banden gelegd. Diverse mensen worden
ziek en voor enige tijd opgenomen in het ziekenhuis. Een grote groep dieren moet geruimd
worden, dit heeft grote impact en langdurige (m.n. economische) consequenties voor de
getroffen sector.
6.4 Brand in een gebouw met niet of verminderd zelfredzame personen
Inleiding
In een woongebouw waar veel niet of verminderd zelfredzamen wonen, ontstaat ’s nachts
brand in één van de woningen.
Context
Binnen de regio bevinden zich een groot aantal gebouwen waar niet of verminderd
zelfredzame personen wonen. Dit kunnen gewone woongebouwen zijn of gebouwen bedoeld
voor zorg. Gebouwen waar zorg verleend wordt, moeten voldoen aan extra voorwaarden op
het gebied van brandveiligheid. Hier is altijd personeel aanwezig, waarvan een deel beschikt
over een BHV- opleiding. In zorginstellingen is altijd een brandmeldinstallatie aanwezig die
direct doormeldt naar de brandweer. Hierdoor is de brandweer altijd snel ter plaatse en zal
het aantal slachtoffers bij brand beperkt blijven. In gebouwen waar geen zorg verleend wordt,
zijn alleen die brandpreventieve voorzieningen aanwezig die gelden voor een gewoon
woongebouw.
Mogelijke oorzaken/ triggers
• Kortsluiting door defecte apparatuur.
• Een vergeten pan op het vuur.
• Roken in bed.
Incidentverloop
In een woning, in een gebouw waar veel niet of verminderd zelfredzamen wonen, ontstaat ’s
nachts brand. De bewoner slaapt en ontdekt de brand niet. De brand ontwikkelt zich snel.
Doordat dit gebouw niet voorzien is van een brandmeldinstallatie worden de brandweer laat
gealarmeerd. Hierdoor kan de brandweer de bewoner niet meer redden. Ze richten zich
vervolgens op de bestrijding van de brand en op ontruiming van een deel van het gebouw.
18
Dit is een tijdrovende gebeurtenis, omdat veel bewoners geholpen moeten worden tijdens de
ontruiming. Dit leidt tot extra slachtoffers door rookinhalatie en tot valpartijen.
Gevolgen
Een woning brand uit, in een groot deel van het gebouw ontstaat rook- en waterschade.
Twee personen overlijden, vijf personen worden met rookinhalatie opgenomen in het
ziekenhuis en er zijn drie slachtoffers door valpartijen. De overige bewoners moeten worden
opgevangen. Er ontstaat maatschappelijke en bestuurlijke onrust.
6.5 Brand cacao-opslag
Inleiding
In een gebouw waar cacaobonen worden opgeslagen ontstaat een grote brand.
Context
Cacaobranden zijn moeilijk te bestrijden branden. Een brand in een opslag van cacaopoeder
grijpt snel om zich heen, terwijl brand in een opslag van cacaobonen een smeulfase kent.
Een cacaobrand kan heel lang duren omdat het om grote opslagen gaat en omdat de brand
lastig te bestrijden is. In een convenant tussen Amsterdam-Amstelland en Zaanstreek-
Waterland is vastgelegd dat een cacaobrand in een nieuwe opslagloods niet langer dan 9
dagen mag duren.
Mogelijke oorzaken/ triggers
• Menselijk handelen
• Technisch falen
Incidentverloop
Er breekt brand uit in een grote opslagloods (10.000 m2 vloeroppervlak) voor cacaobonen.
De brand ontwikkelt zich tot een grote brand. Alle werknemers kunnen zich tijdig in veiligheid
brengen. De brand vraagt een grote inzet en veel capaciteit van de brandweer. Nadat de
vuurhaarden zijn bestreden, wordt de constructie van het gebouw gesloopt om de nog
brandende bonen naar buiten te rijden en verder af te blussen. Het blussen duurt in totaal 6
dagen. De brand levert veel overlast op voor de omgeving.
Gevolgen
Bij de brand in de opslag zijn geen slachtoffers gevallen. De overlast voor de omgeving is
echter heel groot. Bewoners zijn geëvacueerd en op het naastgelegen bedrijventerrein kan
niet worden gewerkt. Dit zorgt voor (grote) economische schade. Door grote hoeveelheden
bluswater is milieuschade ontstaan.
6.6 Brand in opslag gevaarlijke stoffen <10 ton
Inleiding
In een opslag met gevaarlijke stoffen ontstaat brand. In de opslag ligt een grote hoeveelheid
gevaarlijke stoffen opgeslagen, maar minder dan 10 ton.
Context
In de regelgeving voor de opslag van gevaarlijke stoffen is 10 ton een grenswaarde.
Hierboven zijn vele preventieve voorzieningen vereist, eronder niet. Veel bedrijven zoeken
uit kostenoverweging de grens op. Naast de beperkte preventieve voorzieningen, is de
brandweer vaak niet bekend met de aanwezigheid van de gevaarlijke stoffen.
19
Mogelijke oorzaken/ triggers
• Menselijk handelen
• Technisch falen
• Weersomstandigheden
Incidentverloop
Rond middernacht ontstaat brand in een opslag met gevaarlijke stoffen. Na enige tijd wordt
de brand opgemerkt door voorbijgangers. De rook- en warmteontwikkeling is bij aankomst
van de brandweer al zodanig dat een binnen inzet niet mogelijk is. Doordat er weinig wind is
blijven dikke rookwolken lang hangen in de woonwijk. In de nabijheid van de brand bevindt
zich een zorginstelling. De sirenes en NL Alert worden ingezet. Bij de zorginstelling ontstaat
paniek en start een spontane evacuatie door familieleden en omwonenden. Het duurt lang
voordat er voldoende professionele hulp is. Tijdens de bluswerkzaamheden komen grote
hoeveelheden vervuild bluswater in de sloten terecht. Meerderde dagen blijft er
onduidelijkheid over de vrijgekomen gevaarlijke stoffen. Hierdoor is het lang onrustig in de
wijk.
Gevolgen
Vijftien personen worden behandeld voor rookinhalatie. Twee ouderen moeten in het
ziekenhuis blijven. De grond en de sloten in de omgeving moeten worden gesaneerd.
Kinderen wordt ontraden buiten te spelen en groenten uit eigen tuin mogen niet meer worden
gegeten. Tijdens informatiebijeenkomsten is sprake van een grote ongerustheid en worden
tevens vragen gesteld over de vergunningverlening en handhaving bij het bedrijf.
6.7 Uitval vitale voorziening
Inleiding
Nederland kent vele vitale voorzieningen. Denk bijvoorbeeld aan gas, water, elektriciteit en
ICT. Deze kunnen door verschillende oorzaken uitvallen.
Context
De continuïteit van de vitale voorzieningen heeft in Nederland hoge prioriteit. Op Rijksniveau
wordt er alles aan gedaan om de vitale infrastructuur te beschermen tegen uitval. Toch
kunnen allerlei oorzaken ervoor zorgen dat een (of meerdere) van de vitale voorzieningen
uitvalt. Hier kan ook sprake zijn van keteneffecten. Uitval van de vitale voorzieningen raakt
alle sectoren van de samenleving. Burgers, bedrijven, organisaties, hulpverlening en de
overheid krijgen te maken met de gevolgen van de uitval.
Mogelijke oorzaken/ triggers
• Keteneffect van ander incident
• Technisch falen
• Opzet
• Cyberaanval
Incidentverloop
Op een strenge winterdag (-7 ˚C) valt de elektriciteit uit. Deze storing duurt langer dan 24
uur. Als gevolg van de elektriciteitsstoring vallen (na verloop van tijd) ook ander functies uit.
O.a. telefonie, internet, verwarming, verkeerslichten, openbaar vervoer, industriële
processen etc. vallen uit of hebben last van de storing. Hierdoor sluiten supermarkten, is er
20
geen betalingsverkeer mogelijk en loopt het verkeer vast. Door het tegelijkertijd optreden van
allerlei keteneffecten ontstaat maatschappelijke ontwrichting. Zorginstellingen komen in de
problemen en crisiscommunicatie is een probleem. De hulpverleningsdiensten kunnen niet
gealarmeerd worden via de reguliere weg en hebben grote problemen om hun
informatievoorziening te organiseren.
Gevolgen
De gevolgen zijn talrijk en groot. De hulpverleningsdiensten kunnen niet adequaat reageren
op meldingen. Minder zelfredzame en kwetsbare groepen (thuis en in instellingen) krijgen
last van de kou. Het kopen van de eerste levensbehoeften is een probleem geworden. Er zijn
2 slachtoffers te betreuren die rechtsreeks gerelateerd kunnen worden aan de
omstandigheden. Eén verminderd zelfredzaam persoon komt thuis om het leven door de
koude en 1 slachtoffer van een aanrijding overlijdt door te late komst van hulp.
6.8 Aanvaring op het water
Inleiding
In dit scenario raakt een vrachtschip in aanvaring met een schip dat veel passagiers aan
boord heeft (dit kan een partyschip, een cruiseschip of een veerpont betreffen).
Context
In en om de regio bevindt zich veel water. Op de wateren vindt toenemend
scheepvaartverkeer plaats, zowel beroepsmatig als recreatief. Het scenario aanvaring op het
water kan vele vormen aannemen. Risico’s zijn: gevaar voor mensen (mensen over boord),
explosiegevaar, het vrijkomen van gevaarlijke stoffen en milieuvervuiling. Voor de reguliere
hulpdiensten gelden moeilijke omstandigheden, zoals: gevaar voor hulpverleners, de
bereikbaarheid van het incident, onbekendheid met nautische aspecten en een beperkt
aantal aanlandingsplaatsen voor hulpverleningsboten.
Mogelijke oorzaken/ triggers
• Menselijk handelen
• Technisch falen
• Opzet
• Economische druk
• Weersomstandigheden
Incidentverloop
Op het Markermeer vindt een aanvaring plaats tussen een cruiseschip en een vrachtschip.
Op het cruiseschip zijn 100 personen aanwezig, exclusief bemanningsleden. Het vrachtschip
bevat containers met een onbekende inhoud. Het cruiseschip blijft in de vaargeul liggen
terwijl de gewonden afgevoerd worden. Naar de drenkelingen wordt gezocht. Op het
vrachtschip zijn geen gewonden. De containers bevatten gevaarlijke stoffen, maar deze zijn
niet gaan lekken. Het vrachtschip lekt olie. Het vrachtschip kan niet verder varen.
Gevolgen
Een aanvaring tussen twee schepen op open water is een complex scenario. Er zijn veel
partijen betrokken bij de hulpverlening. Dit bemoeilijkt de onderlinge communicatie en de
afhandeling van het incident. Er vallen 3 dodelijke slachtoffers en 10 mensen raken gewond.
21
Als er veel slachtoffers vallen bij een incident zal er maatschappelijke onrust ontstaan. Ook
zal er veel media-aandacht zijn.
Door een incident op het water kan er een stremming van de scheepsvaart optreden. Dit leidt
tot economische schade. Door de lekkage van olie ontstaat milieuvervuiling.
6.9 Zorgcontinuïteit (Regionale zorgcontinuïteit in gevaar)
Inleiding
Door een toename van de zorgvraag structureel (vergrijzing) of acuut (door een incident) is
de zorgcontinuïteit in de regio in gevaar. Maatschappelijke onrust en verstoring van de
openbare orde en veiligheid is te verwachten.
Context
De missie van ketenregie is het smeden van de keten in de voorbereiding, zodat de
continuïteit van zorg geboden kan worden tijdens een ramp of crisis. Om deze missie te
bereiken worden de acute ketenpartners en de care instellingen in de witte kolom
gestimuleerd zich voor te bereiden op hun taak bij de rampenbestrijding en crisisbeheersing.
Samenwerkingsafspraken worden vastgelegd in convenanten met de acute ketenpartners.
Daarnaast is het uitgangspunt dat alle zorginstellingen (zowel acute zorgpartners, waaronder
de publieke gezondheid, als care-instellingen) zelf verantwoordelijk zijn voor het (blijven)
verlenen van zorg, ook onder bijzondere omstandigheden zoals een (interne) ramp of crisis.
Hiervoor dienen zorginstellingen zichzelf voor te bereiden op gebeurtenissen die ertoe
kunnen leiden dat er een disbalans ontstaat in het leveren van zorg door de instelling zelf.
Mogelijke oorzaken/ triggers
• Sluiting van (delen van) de locatie
• Groot aanbod cliënten
• Verplaatsen van cliënten
• Tekort aan personeel
• Uitval nutsvoorzieningen, apparatuur en ICT
• Logistieke stagnatie
• Uitbraak infectieziekten
Incidentverloop
Als gevolg van een aanhoudende griepepidemie in de regio staat de zorgcontinuïteit onder
grote druk. Er is een tekort aan eigen personeel bij de zorginstellingen. Ook is er als gevolg
van de griep een toegenomen acute zorgvraag. Hierdoor kunnen niet alle patiënten worden
opgenomen. Daarnaast speelt de vergrijzing van de samenleving een rol, waardoor er bij
een griepepidemie een extra groot beroep op de intramurale zorgcapaciteit in de regio wordt
gedaan.
Gevolgen
Veel burgers worden geraakt door het niet kunnen leveren van verantwoorde zorg door de
zorginstellingen: bijvoorbeeld door het uitstellen van operaties, overbelaste spoedeisende
hulp en/of overplaatsingen naar andere ziekenhuizen of zorginstellingen. De verstopping van
de keten raakt niet alleen de intramurale zorg, maar betekent ook een overbelasting van de
mantelzorg, de huisartsen, de thuiszorg en het ambulancevervoer.
22
6.10 Extreem geweld
Inleiding
Op een druk treinstation in de regio vindt een schietpartij plaats. Hierbij vallen meerdere
slachtoffers.
Context
Extreem geweld is breder dan terrorisme. Extreem geweld verwijst naar:
• Geweld met vuur- of steekwapens, handgranaten;
• Geweld met objecten (voertuigen, vaartuigen, vliegtuigen, drones);
• Geweld met explosieven (bomaanslag);
• Geweld met een gevaarlijke stof (CBRN/E);
• Een gijzeling of een geplande aanhouding.
Alleen de politie of de NCTV kunnen extreem geweld duiden.
Mogelijke oorzaken/ triggers
• Idealisme
• Economische schade
• Inmenging van de Nederlandse overheid in buitenlandse ideologische brandhaarden.
• Lone wolf acties
• Aanslagen in andere landen
Incidentverloop
Tijdens de ochtendspits vindt er een schietpartij plaats op een NS-station. Hier staan veel
reizigers te wachten die onderweg zijn naar hun werk of naar school. De schutter is mogelijk
nog aanwezig en de mogelijkheid bestaat dat er meerdere schutters zijn. De schutter heeft
telefonisch een bomdreiging door gebeld na zijn aanval op de reizigers. Hierdoor trekken de
politie-eenheden zich terug. De hulpverlening komt niet op gang en het is onduidelijk om
hoeveel slachtoffers het gaat. Getuigen melden tientallen slachtoffers. Er is sprake van grote
paniek.
Gevolgen
Door de schietpartij zijn 7 dodelijke slachtoffers gevallen. Zeventien mensen raken gewond
doordat ze geraakt zijn door kogels. Als gevolg van de paniek op het perron zijn 40 personen
licht- tot zwaargewond geraakt. Veel reizigers zijn getraumatiseerd geraakt door het incident
en moeten worden opgevangen. Het incident trekt veel media-aandacht, zowel nationaal als
internationaal. Ook ontstaat maatschappelijke ontreddering en angst. Naast
maatschappelijke onrust heeft het incident psychische impact op slachtoffers en de personen
die aanwezig waren op het treinstation.
6.11 Grote Zedenzaak
Inleiding
Een grote zedenzaak leidt altijd tot maatschappelijke onrust en psychische schade bij de
(direct) betrokkenen.
Context
Zedenzaken, vooral die zaken waarbij er sprake is van meerdere (mogelijke) slachtoffers,
veroorzaken vaak grote onrust bij betrokkenen en hun omgeving. Het is belangrijk te zorgen
voor een goede afstemming tussen hulpverlening, opvang, informatie en ondersteuning voor
23
betrokkenen bij zedenzaken die zich afspelen buiten gezinsverband en waarbij meerdere
(vermoedelijke) slachtoffers betrokken zijn. Verder is het belangrijk te komen tot
vermindering en/of regulering van maatschappelijke onrust die het gevolg kan zijn van
(vermoedelijke) zedenzaken.
Zorg versus veiligheid
Omdat het gaat om strafbare feiten, is de driehoek van OM-burgemeester-politie dominant.
Tegelijkertijd moet de zorg voor slachtoffers de juiste aandacht krijgen.
Communicatie
Er kan een spanning zijn tussen de behoefte aan informatie, privacy en het
onderzoeksbelang van het OM. Verder kan veel onrust worden opgewekt in
onlinecommunicatie (social media).
Incidentverloop
Een zwemleraar is aangehouden op verdenking van het onzedelijk betasten van kinderen
(leeftijd 5-8 jaar) tijdens de zwemles in een zwembad. Na de aanhouding blijkt de man in het
bezit te zijn van veel kinderporno en blijkt hij voorheen op diverse kinderdagverblijven te
hebben gewerkt. Uit de analyse van de in beslag genomen spullen blijkt dat hij ook daar
kinderen (leeftijd 1-4 jaar) onzedelijk heeft betast en hier fotomateriaal van heeft gemaakt.
Uiteindelijk zijn er zo'n 100 kinderen slachtoffer geweest van de man.
Gevolgen
Zedenzaken zijn zaken die met veel emoties gepaard gaan, veel vragen oproepen, zeer
ingrijpend zijn en daarom een grote zorgvuldigheid van handelen vereisen. Om die
zorgvuldigheid te kunnen waarmaken is het nodig dat betrokken hulpverleners en politie
samenwerken aan zo optimaal mogelijke opvang en voorlichting van alle betrokkenen. Naast
maatschappelijke onrust heeft een zedenzaak ook een psychische impact op slachtoffers en
hun omgeving en mogelijk ook een lichamelijke impact. Door goed en zorgvuldig samen te
werken moet het wel mogelijk zijn om de onrust te minimaliseren en de schade voor
betrokkenen niet groter te maken dan deze al is.
6.12 Opvang grote groep mensen
Inleiding
Onder het thema Sociaal maatschappelijke omgeving kan onderscheid worden gemaakt
tussen een flitsramp en een crisis die een aanlooptijd kent. De bestrijding van een flitsramp,
zoals het bestrijden van rellen of gewelddadigheden kent een meer klassieke aanpak dan
het bestrijden van een crisis die een aanlooptijd kent, zoals de vluchtelingencrisis. In het
laatste geval wordt ook niet automatisch aan de crisisorganisatie van de Veiligheidsregio
gedacht. Naar aanleiding van de vluchtelingencrisis en de casus Fort Oranje stellen de
experts voor om opvang van grote groepen mensen als incidenttype toe te voegen.
Context
Niet alleen een vluchtelingencrisis, maar ook een overstroming of een grootschalige en
langdurige ontruiming van een wooncomplex, kan leiden tot noodzakelijke opvang van een
grote groep mensen. De opvang kondigt zich van tevoren aan en kent een
voorbereidingstijd. Er zijn in het verleden een aantal voorbeelden in Nederland geweest,
waarbij grote groepen mensen moesten worden opgevangen bij een grootschalige en
langdurige ontruiming van woongebouwen (Voorbeelden: Fort Oranje, Ontruiming van 90
24
huizen (190 bewoners) boven de parkeergarage onder het Bos en Lommerplein in
Amsterdam, Gasexplosie Diemen 2014).
Mogelijke oorzaken/ triggers
• Vluchtelingencrisis
• Overstroming
• Instortingsgevaar groot bouwwerk
Incidentverloop
Door een combinatie van factoren dreigt de dijk van het Markermeer nabij Edam-Volendam
te bezwijken. De crisisorganisatie is opgeschaald en op advies van de waterpartijen wordt
besloten om de bevolking van Edam-Volendam preventief te evacueren. Dit betekent dat
ongeveer 35.000 mensen ergens anders onderdak moeten vinden. Een substantieel deel
van deze mensen zal elders in Nederland bij familie of kennissen onderdak vinden, maar een
nader te bepalen hoeveelheid mensen zal door de overheid geholpen moeten worden. Er is
48 uur om de evacuatie voor te bereiden en uit te voeren. De dreigende dijkdoorbraak wordt
voorzien op het hoogtepunt van de storm, die over 48 uur verwacht wordt.
Gevolgen
Het lukt niet om voor alle evacuees binnen 48 uur opvang te regelen. Veel mensen zijn op
zichzelf aangewezen en voelen zich in de steek gelaten door de overheid. Er ontstaat grote
maatschappelijke onrust.
6.13 Verstoring evenement/ Paniek in menigten
Inleiding
Tijdens een evenement ontstaat een grote vechtpartij tussen rivaliserende groepen. Mensen
raken in paniek en komen hierdoor in de verdrukking. Hierdoor ontstaat nog grotere paniek.
Context
In de regio worden grote en kleinere evenementen georganiseerd. Daar waar grote groepen
mensen samenkomen bestaat het risico op paniek.
Mogelijke oorzaken/ triggers
• Incident of aanslag
• Dreiging of schrikreactie
• Weersomstandigheden
Incidentverloop
Tijdens een muziekfestival zoeken twee groepen de confrontatie met elkaar op. Door het
tumult willen veel mensen weg, terwijl anderen de sensatie juist opzoeken. Het gerucht doet
de ronde dat er wapens bij betrokken zijn. Als mensen in de verdrukking komen ontstaat
grote paniek. In de paniek worden mensen onder de voet gelopen.
Gevolgen
Tijdens de vechtpartij raken 5 personen ernstig gewond en 20 personen moeten voor lichtere
verwondingen worden behandeld. Door de paniek die ontstaat worden vele mensen onder
de voet gelopen, 2 overlijden aan de gevolgen hiervan. 15 Personen raken ernstig gewond
en vele tientallen moeten behandeld worden aan botbreuken, snijwonden en kneuzingen.
25
Het mobiele telefoonnet valt enige tijd uit door overbelasting. In de nasleep worden
vraagtekens gezet bij de vergunningverlening en de controles van het evenement.
26
7. Bijlage: Verantwoording risico-inventarisatie
Natuurlijke omgeving
In de regio Zaanstreek-Waterland bestaat het risico op een overstroming. Een overstroming
kan plaatsvinden vanuit het Markermeer, vanuit het Noordzeekanaal en door een
dijkdoorbraak van een boezemdijk. Deze risico’s worden momenteel interregionaal
uitgewerkt in het project ‘Impactanalyse ernstige wateroverlast en overstroming in Noord-
Holland boven het Noordzeekanaal’ (IWO). In dit project wordt ook wateroverlast als gevolg
van extreme neerslag meegenomen.
Het crisistype ‘natuurbranden’ vormt een minder groot risico in de regio. Door
klimaatverandering zullen er in de toekomst wel langere periodes van droogte zijn. Hierdoor
wordt het risico op natuurbranden in de toekomst groter. Dit crisistype is volgens de experts
voor deze regio niet relevant genoeg om te worden uitgewerkt, ook omdat
natuurbrandbestrijding onder de basisbrandweerzorg valt.
Een ander crisistype dat relevant is voor onze regio zijn ‘extreme weersomstandigheden’. De
oorzaak van het weer is niet te beïnvloeden. Extreme weersomstandigheden (koudegolf,
sneeuw en ijzel en storm en windhozen) leiden tot een verstoorde mobiliteit en mogelijk tot
problemen met de vitale infrastructuur. Het incidenttype koudegolf, sneeuw en ijzel is reeds
behandeld in het risicoprofiel 2016-2017. Een hittegolf kent andere problematieken.
Verschillende organisaties geven handelingsperspectieven af bij een hittegolf. Gebouwen
zijn echter nog niet ‘hitteproof’. De hittestresstest geeft informatie waar in de stedelijke
gebieden de warmte opgeslagen ligt en de temperatuur daardoor hoger is. Voor bepaalde
doelgroepen, zoals ouderen, is een lange periode van hitte levensbedreigend. Ook de
infrastructuur, bijvoorbeeld bruggen en het spoor, heeft last van extreme hitte.
Voor het crisistype ‘plagen’ is door de experts aangegeven dat blauwalg (of andersoortige
algen) gezien moet worden als een plaag. Hierop worden voldoende maatregelen genomen,
zoals een verbeterde doorstroming van het water en risicocommunicatie.
Ziektegolven bij dieren, zoals mond en klauwzeer en de vogelgriep zijn (bijna) jaarlijks
terugkerende dierziekten. De regie op dierziekten in de agrarische sector ligt bij het
ministerie van landbouw of het ministerie van economische zaken. Indien er dode dieren
worden gevonden in de vrije natuur is het niet duidelijk wie verantwoordelijk is voor het
opruimen van de kadavers en voor de informatievoorziening richting de burgers.
In juni 2018 heeft zich een aardbeving met de kracht van 2,5 op de schaal van richter
voorgedaan in Warder. Naar aanleiding van deze aardbeving heeft er bestuurlijk overleg
plaatsgevonden. In dit overleg is de wens uitgesproken om informatie te delen met betrokken
partijen over de risico’s van een aardbeving en om informatie te delen als er een aardbeving
heeft plaatsgevonden.
27
Gebouwde omgeving
Ten aanzien van het crisistype ‘branden in kwetsbare objecten’ zijn de experts eenduidig.
Een grote brand in een gebouw met niet of verminderd zelfredzame personen wordt gezien
als een risico. Omdat dit risico in de afgelopen jaren al is onderkend is de veiligheidsregio
(brandweer) hierop voorbereid. Hetzelfde geldt voor een grote brand in een gebouw met een
publieksfunctie. Brand in een dichte binnenstad wordt ook niet verder uitgewerkt. Een brand
in een binnenstad is ‘going concern’ en valt daarom onder de basisbrandweerzorg, waarbij
wel extra aandacht gaat naar een onbeheersbare brand waarbij de brandweer defensief
optreedt in verband met de veiligheid van het eigen personeel. Hierdoor kan extra schade
ontstaan.
Een grote brand in bijzonder hoge gebouwen of ondergrondse bebouwing is een risico. De
experts hebben bijzonder hoge gebouwen gedefinieerd vanaf 50 meter hoog en
ondergrondse bebouwing vanaf het niveau -3. Een inzet in dit soort gebouwen wijkt af van de
dagdagelijkse werkzaamheden, waarbij ook technische voorzieningen kunnen falen.
Bovendien kan er ondergronds bijzondere opslag plaatsvinden. Omdat er in de regio maar
drie gebouwen zijn boven de 50 meter en er geen bouwwerk is lager dan niveau -3 wordt dit
incidenttype niet nader uitgewerkt.
Ten aanzien van het crisistype ‘instortingen in grote gebouwen en kunstwerken’ waren de
experts het erover eens dat een instorting door een explosie niet gezien wordt als een risico.
Een instorting door gebreken aan de constructie of aan de fundering is mogelijk wel een
risico. In april 2018 werd in de media bericht dat er een risico bestaat op het instorten van
bruggen en viaducten door slecht onderhoud. Rijkswaterstaat doet aanvullend onderzoek
naar dit risico. Dit risico kan consequenties hebben voor de mobiliteit van zowel de burger
als van de hulpverlener en zal onrust veroorzaken indien een instorting plaatsvindt.
Aan het crisistype ‘branden in kwetsbare objecten’ is het incidenttype ‘brand in een opslag
met gevaarlijke stoffen < 10 ton’ toegevoegd. Door de experts is aandacht gevraagd voor het
incidenttype ‘brand in een opslag met gevaarlijke stoffen < 10 ton’. Voor deze opslag regelt
het activiteitenbesluit welke regelgeving van toepassing is. Omdat het vaak onbekend is wat
ligt opgeslagen en welke voorzieningen zijn getroffen en het gegeven dat de locaties vaak
niet bekend zijn, kunnen deze gebouwen gevaar opleveren voor zowel de
hulpverleningsdiensten als de omgeving. Dit scenario valt onder het thema ‘technologische
omgeving’ en wordt daar als scenario opgenomen.
Technologische omgeving
Ten aanzien van de crisistypen ‘incident met brandbare/explosieve stof in open lucht’ en
‘incident met giftige stof in open lucht’ zijn de experts van mening dat deze relevant zijn voor
de regio. Alle partijen hebben planvorming voor dit soort incidenten. Rampen zijn meestal het
gevolg van mechanisch of menselijk falen. Er is specifiek aandacht besteed aan een
scenario waarbij de Penitentiaire Inrichting op Hoogtij getroffen wordt door een giftige wolk.
Hiervoor is adequate planvorming.
De technologische ontwikkelingen in de huidige maatschappij vragen om ook op een andere
manier te kijken naar deze incidenttypen. Door technologisch falen kunnen cascade-effecten
ontstaan. De huidige planvorming geeft hier onvoldoende antwoord op. Toepassing van
28
verdere technologische ontwikkelingen kunnen van invloed zijn op de impact en de
waarschijnlijkheid van de scenario’s.
Brand in cacao-opslag is nog steeds een risico. De experts zijn van mening dat het scenario
‘brand in cacao-opslag’ opnieuw opgenomen moet worden in het RRP.
Kernincidenten worden door de experts als niet relevant beschouwd voor onze regio. De
ontwikkelingen rondom de zones van het Energieonderzoek Centrum Nederland zijn in kaart
gebracht. Hieruit is gebleken dat een scenario ‘kernincident’ voor VrZW minder relevant is.
Vitale infrastructuur en voorzieningen
Ten aanzien van het crisistype ‘verstoring energievoorziening’ wordt voornamelijk uitval van
elektriciteit gezien als een risico. Door de energietransitie kunnen er meer problemen
ontstaan in de stroomvoorziening. Het afstemmen van vraag en aanbod van elektriciteit
vraagt ook aandacht. Piekbelastingen in elektriciteitsgebruik nemen toe door bijvoorbeeld het
gelijktijdig opladen van elektrische auto’s, bijvoorbeeld na de spits.
Bij uitval van elektriciteit kunnen allerlei cascade-effecten ontstaan. De recente
stroomstoringen hebben laten zien dat ook voorzieningen als telecommunicatie en ICT uit
kunnen vallen. Daarnaast is de mobiliteit in het geding door het uitvallen van treinen en
ontstaan er problemen op de weg door het uitvallen van matrixborden, verkeerslichten etc.
Een groot probleem dat kan ontstaan, is het niet meer bereikbaar zijn van het noodnummer
112. In Zaanstreek-Waterland is in het RRP 2015-2018 al aandacht besteed aan uitval van
elektriciteit. Momenteel wordt er gewerkt aan maatregelen die het mogelijk maken dat
burgers 112 kunnen blijven bereiken. Hiertoe worden op termijn meldpunten ingericht waar
spoedeisende meldingen kunnen worden gedaan. Om als veiligheidsregio en als gemeente
burgers in de regio te kunnen informeren worden informatiepunten voorbereid.
Uitval van spraak- en datacommunicatie heeft zowel consequenties voor de burgers als voor
de (hulp)organisaties. Bij uitval van spraak- en datacommunicatie kunnen vele vormen van
communicatie komen te vervallen. (Bijvoorbeeld: internetapplicaties, C 2000, P 2000, LCMS,
crisiscommunicatie naar de burger, NL Alert, etc.). Uitval van spraak- en datacommunicatie
kan apart plaatvinden maar het kan ook het gevolg zijn van een stroomstoring. Indien uitval
van spraak- en datacommunicatie langer duurt kan dit gevolgen hebben voor de continuïteit
van de primaire processen van hulpverleners, maar ook van burgers, bedrijven en
instellingen. Ook kan een langdurige uitval gevolgen hebben op het gebied van de openbare
orde en veiligheid. De meldkamer en de crisisorganisatie beschikken over een
continuïteitsplan om de primaire processen zo lang mogelijk operationeel te houden.
Op het gebied van verstoring van de drinkwatervoorziening worden geen echte risico’s
verwacht. Crisiscommunicatie en het voorzien in nooddrinkwater zijn geregeld, waardoor op
dit vlak geen echte problemen te verwachten zijn.
Bij uitval van de vitale voorzieningen worden geen grote problemen ten aanzien van de
veiligheid verwacht bij de grote industriële bedrijven, waaronder de BRZO-bedrijven. Deze
categorie bedrijven heeft de veiligheid bij uitval van vitale voorzieningen goed geregeld.
29
Het incidenttype cybercrime kan leiden tot uitval van (data)communicatie, maar wordt niet
nader uitgewerkt omdat de gevolgen in de meeste gevallen op landelijke schaal zijn. Lokaal
kan echter wel een crisis ontstaan door cybercrime omdat technische installaties kunnen
falen. Uitval van een vitale voorziening kan dus wel een crisis tot gevolg hebben waar de
veiligheidsregio mee wordt geconfronteerd. Dit type crisis valt dan eigenlijk onder thema 3 en
is daar verder uitgewerkt. De experts zijn van mening dat preparatie op cybercrime een
eigen verantwoordelijkheid is, waar de veiligheidsregio niet op gaat acteren.
De crisistypen ‘verstoring rioolwaterafvoer en afvalwaterzuivering’, ‘verstoring
afvalverwerking’ en ‘verstoring voedselvoorziening’ worden door de experts minder relevant
geacht.
Verkeer en vervoer
Ten aanzien van het crisistype ‘luchtvaartincidenten’ wordt gesteld dat het minder
waarschijnlijk is dat dit plaatsvindt in de regio Zaanstreek-Waterland omdat 80 % van de
ongevallen binnen een straal van 10 kilometer van de luchthaven plaatsvindt. Naar
verwachting vindt er eens per 10 jaar een ongeluk plaats.
Het crisistype ‘incidenten op of onder water’ wordt door de experts gezien als iets dat met
grote waarschijnlijkheid kan plaatsvinden. Door toenemende drukte op het water zijn zowel
de risico’s als de gevolgen van een incident groter. Een incident op het water zorgt voor een
stremming van het verkeer op het water, wat in de meeste gevallen resulteert in
economische schade. Stremming op het water kan ook door andere oorzaken ontstaan,
bijvoorbeeld door een zeemijn in het Noordzeekanaal, een lage waterstand, drukte of
vervuiling van het water. Omdat zowel in het RRP 2015-2018 als in het RRP 2016-2017 een
scenario is beschreven van een incident op het water, maar omdat het risico op een incident
blijft bestaan blijft er aandacht voor dit crisistype. Dit heeft geresulteerd in één generiek
scenario’s dat in het regionaal risicoprofiel wordt meegenomen
VrZW is betrokken geweest bij het opstellen van het nautisch risicoprofiel IJsselmeergebied
(SAMIJ). Het nautisch risicoprofiel is meegenomen in de overwegingen voor het regionaal
risicoprofiel 2019-2020. Dit risicoprofiel is aanvullend aan het regionaal risicoprofiel.
Op het gebied van ‘verkeersincidenten op het land’ wordt volgens de experts ook een
toename van risico’s verwacht. Op het land wordt het risico op een incident groter doordat
het drukker is op de weg en op het spoor. Bovendien is het wegverkeer aan het veranderen.
De vrachtwagens worden groter, er komen meer elektrische auto’s en er zijn in Zaanstreek-
Waterland veel vervoerbewegingen doordat er drie grote distributiecentra zijn. Door
verschillende oorzaken (bv een ongeluk, slecht weer, een stroomstoring) ontstaat er
gemakkelijk een verkeersinfarct. Als daarnaast het openbaar vervoer uitvalt, wordt de druk
op het wegennet nog groter. Hierdoor komt de bereikbaarheid in het geding, zeker voor de
hulpverleningsdiensten. De gevolgen van verkeersinfarcten zijn verder veelal economisch.
De enige tunnel in de regio Zaanstreek-Waterland is de Hemspoortunnel. Door deze tunnel
worden geen gevaarlijke stoffen vervoerd. Door de lengte van de tunnel en door het feit dat
de tunnel twee veiligheidsregio’s verbindt, wordt aandacht gevraagd voor de coördinatie en
het beoefenen van een incident. Verdere samenwerking tussen veiligheidsregio’s geldt voor
meerder locaties waar het verkeer en vervoer elkaar raakt. Te denken valt hierbij aan de
30
Hempont en de pont Buitenhuizen. Ook kan een incident in de Coentunnel een effect hebben
op de mobiliteit in de regio Zaanstreek-Waterland.
De Metropoolregio Amsterdam is in 2018 gestart met een project om de vitale kwetsbare
infrastructuur in beeld te brengen. Hieronder valt o.a. het wegennetwerk. VrZW participeert in
dit project. In het kader van de ‘Impactanalyse Ernstige Wateroverlast en Overstroming’
wordt met oog op de evacuatiemogelijkheden gekeken het naar de capaciteit van het
wegennetwerk.
Gezondheid
De experts geven aan dat een relevant risico is dat de regionale zorgcontinuïteit gevaar
loopt. Het niet kunnen voorzien in verantwoorde zorg door meerdere zorginstellingen wordt
als een bedreiging voor de volksgezondheid gezien. Een structurele toename van de
zorgvraag door vergrijzing of een acute toename van de zorgvraag door een incident of een
ziektegolf brengt de zorgcontinuïteit in gevaar. Ook uitval van eigen personeel brengt de
zorgcontinuïteit in die gevallen in gevaar. Bij een acute toename van de zorgvraag, waarbij
de zorgcontinuïteit niet gewaarborgd is, kan maatschappelijke onrust ontstaan en verstoring
van de openbare orde en veiligheid.
Daarnaast is ook stil gestaan bij de risico’s die personen met verward gedrag met zich
meebrengen en het probleem met de antibioticaresistente (ABR). De problematiek rond
personen met verward gedrag vraagt om een integrale benadering van verschillende
partijen. Antibioticaresistentie is een mondiaal probleem en wordt gemonitord door de GGD.
Deze beide onderwerpen worden niet relevant geacht voor opname in het RRP.
Sociaal-maatschappelijke omgeving
Op verzoek van de Veiligheidsdirectie is bij dit thema een scenario ‘grote zedenzaak’
uitgewerkt.
Het crisistype ‘paniek in menigten’ wordt vervangen door het crisistype ‘verstoring van
evenementen’. Paniek is vaak een effect dat kan ontstaan bij een verstoring van een
evenement. De oorzaak van paniek in een menigte kan daarentegen divers zijn. Ook rellen
rondom demonstraties en andere manifestaties kunnen paniek veroorzaken.
Ook wordt het crisistype ‘verstoring openbare orde’ vervangen. Het crisistype ‘verstoring
openbare orde’ wordt vervangen door het crisistype ‘maatschappelijke ontwrichting en
verstoring van de openbare orde met gevolgen voor de (sociale) veiligheid’. Dit crisistype
past beter bij de huidige tijd. Onder het thema maatschappelijk onrust zijn veel scenario’s
denkbaar. De gebeurtenis die de crisis veroorzaakt kan zowel moedwillig als niet moedwillig
zijn. Niet alle maatschappelijke ontwikkelingen leiden tot een incidenttype, maar wel tot een
crisistype.
De experts maken bij bovenstaand crisistype onderscheid tussen een flitsramp en een crisis
die een aanlooptijd kent. De bestrijding van een flitsramp, zoals het bestrijden van rellen of
gewelddadigheden kent een meer klassieke aanpak dan het bestrijden van een crisis die een
aanlooptijd kent, zoals de vluchtelingencrisis. In het laatste geval ligt de verantwoordelijkheid
ook niet altijd bij de klassieke hulpverleningsdiensten. Naar aanleiding van de
31
vluchtelingencrisis en de situatie bij de camping Fort Oranje stellen de experts voor om
plotselinge opvang van grote groepen mensen als incidenttype toe te voegen.
Onder het thema sociaal-maatschappelijke omgeving is het crisistype ‘extreem geweld’
toegevoegd. Dit crisistype vervangt het incidenttype gewelddadige Jihadistische aanslag uit
het RRP 2015-2018. Bij het bestrijden van een aanslag maakt het niet uit of die aanslag
vanuit een bepaalde ideologie is gepleegd of dat het geweld plaatsvindt vanuit een andere
grondslag. Deze denkwijze wordt ook verspreid binnen de hulpverleningsorganisaties in de
vakbekwaamheid op het gebied van terrorismegevolgbestrijding.
Het thema ondermijning, dat in het Nationaal Veiligheidsprofiel wordt gezien als een risico,
wordt door de experts gezien als een risico dat niet in een regionaal risicoprofiel thuishoort.
Thema’s als buitenlandse beïnvloeding worden landelijk opgepakt. Lokaal kan wel sprake
zijn van vermenging van de onderwereld met de bovenwereld. In die gevallen zullen er,
afhankelijk van de situatie, meerdere partijen betrokken zijn bij de bestrijding. Op het gebied
van criminele ondermijning loopt de aanpak via de politie, het OM en de gemeente en is er in
eerste instantie niet direct een rol voor de veiligheidsregio weggelegd. VrZW wordt wel in die
gevallen betrokken waar de fysieke veiligheid van de omgeving een issue wordt.
De uitdaging ligt erin om onderscheid te maken tussen de incidenttypen die een aanlooptijd
kennen en de incidenttypen die als flitsramp worden beschouwd. Het is vaak onvoldoende
duidelijk wie de leiding heeft, of het initiatief neemt bij crisistypen die een aanlooptijd kennen.
Bij de flitsramp is dit duidelijk. In andere gevallen moet je je afvragen wie het initiatief pakt.
Voorgesteld wordt om het gesprek aan te gaan over de rol van de veiligheidsregio bij
dergelijke crisis. Dit is ook aan de orde gekomen tijdens een expertsessie in 2017.
32
8. Bijlage, Beoordelingscriteria
Voor de beoordeling van de impact zijn zes vitale belangen gehanteerd:
1. Territoriale veiligheid
2. Fysieke veiligheid
3. Economische veiligheid
4. Ecologische veiligheid
5. Sociale en politieke stabiliteit
6. Veiligheid cultureel erfgoed
Deze vitale belangen zijn met elkaar verweven; aantasting van één ervan kan leiden tot
aantasting van andere belangen. Zo kan bijvoorbeeld een inbreuk op de fysieke veiligheid de
sociale en politieke stabiliteit onder druk zetten. Alle vitale belangen zijn vertaald naar één tot
maximaal drie impactcriteria. De gekozen criteria worden representatief geacht voor het
kunnen beoordelen en rangschikken van verschillende soorten incidentscenario’s op basis
van alle soorten impact (slachtoffers, schade, verlies, kosten e.d.) Met dit uniforme
beoordelingskader wordt het mogelijk om ‘appels met peren te vergelijken’ dat wil zeggen
verschillende risico’s op vergelijkbare wijze te waarderen.
De impactcriteria zijn ingedeeld in vijf klassen:
• beperkt gevolg
• aanzienlijk gevolg
• ernstig gevolg
• zeer ernstig gevolg
• catastrofaal gevolg
Voor het beoordelen van de waarschijnlijkheid is ook een indeling in klassen gehanteerd:
• geen concrete aanwijzingen en gebeurtenis wordt niet voorstelbaar geacht
� zeer onwaarschijnlijk
• geen concrete aanwijzingen, maar gebeurtenis wordt enigszins voorstelbaar
geacht � onwaarschijnlijk
• geen concrete aanwijzingen, gebeurtenis is voorstelbaar � mogelijk
• de gebeurtenis wordt zeer voorstelbaar geacht � waarschijnlijk
• concrete aanwijzingen dat de gebeurtenis geëffectueerd zal worden � zeer
waarschijnlijk
33
9. Bijlage, betrokken partijen expertsessies Bij het opstellen van het RRP 2019-2020 zijn bij het opstellen van de scenario’s, de
expertsessies en het opstellen van de beïnvloedingsmogelijkheden de onderstaande
organisaties betrokken geweest:
• Ambtenaren Openbare Orde en Veiligheid
• Brandweer
• Defensie
• Dienst Justitiële Inrichtingen
• Gasunie
• Gemeenten
• Geneeskundige en Gezondheidsdienst (GGD)
• Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen (GHOR)
• Havenbedrijf Amsterdam
• Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
• Liander
• LTO noord
• NS
• Omgevingsdiensten
• Politie Noord-Holland
• ProRail
• Provinciaal Waterleidingbedrijf Noord-Holland
• Provincie Noord-Holland
• Rijkswaterstaat
• Rode Kruis
• SAMIJ
• Tennet
• Veiligheidsregio’s
• Vodafone/Ziggo
1 A19.01.4a Regionaal risicoprofiel_brief gemeenteraden.pdf
Secretariaat veiligheidsregio
Postbus 150
1500 ED Zaandam
Telefoon 075 - 681 18 11
Fax 075 - 617 41 41
www.vrzw.nl
Geachte leden van de gemeenteraad,
Hierbij bieden wij u het voorlopig vastgestelde Regionaal Risicoprofiel Zaanstreek-Waterland
2019-2020 aan. Dit Regionaal Risicoprofiel vervangt het Regionaal Risicoprofiel Zaanstreek-
Waterland 2015-2018. Wij nodigen u uit uw zienswijze ten aanzien van het Regionaal Risicoprofiel
2019-2020 kenbaar te maken.
Het Regionaal Risicoprofiel is een planfiguur op grond van de Wet veiligheidsregio’s. Artikel 13 van
de Wet veiligheidsregio’s schrijft voor dat het Regionaal Risicoprofiel vastgesteld wordt door het
bestuur van de veiligheidsregio, na overleg met de raden van de deelnemende gemeenten. Wij
verzoeken u daarom:
1. Aan te geven of het Regionaal Risicoprofiel zowel lokaal als regionaal herkenbaar is;
2. Aan te geven of u nog aanvullende risico’s met grote en/of regionale impact opgenomen
wenst in het Regionaal Risicoprofiel;
3. Aan te geven welke wensen u heeft ten aanzien van het te voeren veiligheidsbeleid van de
veiligheidsregio.
Het Regionaal Risicoprofiel beschrijft, aan de hand van zeven maatschappelijke thema’s en dertien
scenario’s, de risico’s op rampen en crises in de regio Zaanstreek-Waterland. Het pretendeert hierbij
niet alle mogelijke scenario’s in beeld te brengen, omdat dit onmogelijk is. Het ramp- of crisisscenario,
dat zich mogelijk zal manifesteren, zal per definitie afwijken of slechts ten dele geanalyseerd zijn in
het Regionaal Risicoprofiel.
De veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland ziet het Regionaal Risicoprofiel als een middel om met
haar veiligheidspartners het veiligheidsbeleid vorm te geven. Dit doet zij door op basis van de risico’s
in de regio beheersingsmaatregelen, als dan niet met partners, te initiëren. Hiervoor organiseert de
veiligheidsregio’s expertsessies met een brede vertegenwoordiging van publieke en private
organisaties. Bij het opstellen van het voorliggend Regionaal Risicoprofiel zijn deze expertsessies
Datum 15 februari 2019 Telefoon (075) 681 1884
Onze referentie Fax
Uw referentie E-mail [email protected]
Uw brief van Onderwerp Regionaal Risicoprofiel Zaanstreek-Waterland 2019-2020
samen met veiligheidsregio Noord-Holland Noord georganiseerd. Dit had als doel om het proces
efficiënt te maken voor bovenregionaal georganiseerde veiligheidspartners.
Op 15 februari 2019 is het Regionaal Risicoprofiel voorlopig vastgesteld door het bestuur van
veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland. In de periode 15 februari 2019 tot en met 15 april 2019 wordt
het voorlopig vastgestelde Regionaal Risicoprofiel aan u voorgelegd. Ook worden in deze periode,
conform de Wet, de Rijksheren1 geraadpleegd. Bij het definitief vaststellen van het Regionaal
Risicoprofiel, op 28 juni 2019, neemt het bestuur de ontvangen opmerkingen en voorstellen mee bij
haar besluitvorming.
Op 6 maart 2019 wordt tijdens de regionale raadsledenbijeenkomst in het stadhuis van Zaanstad een
toelichting gegeven op het Regionaal Risicoprofiel. Mocht u daarnaast een toelichting wensen tijdens
de behandeling van het Regionaal Risicoprofiel in uw raad, dan zijn wij uiteraard bereid hieraan
invulling te geven.
Graag verzoeken wij u kennis te nemen van het Regionaal Risicoprofiel 2019-2020 en uw reactie
uiterlijk 15 april 2019 te sturen aan het bestuur van Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland. Het
definitief vastgestelde risicoprofiel is een belangrijk fundament voor het meerjaren regionaal
beleidsplan van de veiligheidsregio. Het ontwerpbeleidsplan wordt in 2020 met u overlegd.
Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Hoogachtend,
namens het bestuur van veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland,
J. Hamming H. Raasing
Voorzitter Secretaris
1 de hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat;
de rijkshavenmeester van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat;
de Regionaal Militair Commandant;
de directeur van de kamer van koophandel;
de regionaal directeur van het Ministerie van LNV;
de regionaal geneeskundig inspecteur van het Ministerie van VWS;
de regionaal inspecteur van het Ministerie van VROM.
1 A19.01.4a Regionaal risicoprofiel_brief rijksheren.pdf
Secretariaat veiligheidsregio
Postbus 150
1500 ED Zaandam
Telefoon 075 - 681 18 11
Fax 075 - 617 41 41
www.vrzw.nl
Geachte …………………………..,
Hierbij bieden wij u het voorlopig vastgestelde Regionaal Risicoprofiel Zaanstreek-Waterland
2019-2020 aan. De Wet veiligheidsregio’s bepaalt dat het bestuur van de veiligheidsregio de
Rijksheren om een zienswijze ter zake vraagt, voordat het Regionaal Risicoprofiel (RRP) definitief
wordt vastgesteld. Wij verzoeken u daarom kennis te nemen van het RRP Zaantreek-Waterland
2019-2020 en uw zienswijze voor 15 april 2019 aan ons op te sturen.
Het voorliggende RRP 2019-2020 is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met Veiligheidsregio
Noord-Holland Noord. Het beschrijft, aan de hand van zeven maatschappelijke thema’s en dertien
scenario’s, de risico’s op rampen en crises in de regio Zaanstreek-Waterland. Het pretendeert hierbij
niet alle mogelijke scenario’s in beeld te brengen, omdat dit onmogelijk is. Het ramp- of crisisscenario,
dat zich mogelijk zal manifesteren, zal per definitie afwijken of slechts ten dele geanalyseerd zijn in
het RRP.
De veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland ziet het RRP als een middel om met haar
veiligheidspartners het veiligheidsbeleid vorm te geven. Dit doet zij op basis van doorlopend overleg
over de risico’s in de regio met als doel om hiervoor beheersingsmaatregelen te initiëren. Hiervoor
organiseert de veiligheidsregio’s expertsessies met een brede vertegenwoordiging van publieke en
private organisaties.
Op 15 februari 2019 is het RRP voorlopig vastgesteld door het bestuur van veiligheidsregio
Zaanstreek-Waterland. In de periode 15 februari 2019 tot en met 15 april 2019 wordt het voorlopig
vastgestelde RRP aan u voorgelegd. Ook worden in deze periode, conform de Wet, de
gemeenteraden en de aangrenzende veiligheidsregio’s geraadpleegd. Bij het definitief vaststellen van
het RRP, op 28 juni 2019, neemt het bestuur de ontvangen opmerkingen en voorstellen mee in haar
overwegingen.
Indien u vragen heeft over voorliggend RRP, dan kunt u contact opnemen met de projectleider de
heer G.J. Winter ([email protected]).
Wij ontvangen uw reactie graag uiterlijk op 15 april 2019. U kunt deze sturen aan:
Datum 15 februari 2019
Telefoon (075) 681 1884
Onze referentie
referentie
Fax
Uw referentie E-mail [email protected]
Uw brief van Onderwe
rp
Regionaal Risicoprofiel Zaanstreek-Waterland 2019-2020
Het bestuur van veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland
Postbus 150
1500 EE Zaandam
Of per email aan;
Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Hoogachtend,
namens het bestuur van veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland,
J. Hamming H. Raasing
Voorzitter Secretaris
1 A19.01.4a Regionaal risicoprofiel_brief veiligheidsregios.pdf
Secretariaat veiligheidsregio
Postbus 150
1500 ED Zaandam
Telefoon 075 - 681 18 11
Fax 075 - 617 41 41
www.vrzw.nl
Geachte …………………………..,
Hierbij bieden wij u het voorlopig vastgestelde Regionaal Risicoprofiel Zaanstreek-Waterland 2019-
2020 aan. De Wet veiligheidsregio’s bepaalt dat het bestuur van de veiligheidsregio de aangrenzende
veiligheidsregio’s om een zienswijze ter zake vraagt, voordat het Regionaal Risicoprofiel (RRP)
definitief wordt vastgesteld. Wij verzoeken u daarom kennis te nemen van het RRP Zaantreek-
Waterland 2019-2020 en uw zienswijze voor 15 april 2019 aan ons op te sturen.
Het voorliggende RRP 2019-2020 is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met Veiligheidsregio
Noord-Holland Noord. Het beschrijft, aan de hand van zeven maatschappelijke thema’s en
dertienscenario’s, de risico’s op rampen en crises in de regio Zaanstreek-Waterland. Het pretendeert
hierbij niet alle mogelijke scenario’s in beeld te brengen, omdat dit onmogelijk is. Het ramp- of
crisisscenario, dat zich mogelijk zal manifesteren, zal per definitie afwijken of slechts ten dele
geanalyseerd zijn in het RRP.
De veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland ziet het RRP als een middel om met haar
veiligheidspartners het veiligheidsbeleid vorm te geven. Dit doet zij op basis van doorlopend overleg
over de risico’s in de regio met als doel om hiervoor beheersingsmaatregelen te initiëren. Hiervoor
organiseert de veiligheidsregio’s expertsessies met een brede vertegenwoordiging van publieke en
private organisaties.
Op 15 februari 2019 is het RRP voorlopig vastgesteld door het bestuur van veiligheidsregio
Zaanstreek-Waterland. In de periode 15 februari 2019 tot en met 15 april 2019 wordt het voorlopig
vastgestelde RRP aan u voorgelegd. Ook worden in deze periode, conform de Wet, de
gemeenteraden en de aangrenzende veiligheidsregio’s geraadpleegd. Bij het definitief vaststellen van
het RRP, op 28 juni 2019, neemt het bestuur de ontvangen opmerkingen en voorstellen mee in haar
overwegingen.
Indien u vragen heeft over voorliggend RRP, dan kunt u contact opnemen met de projectleider de
heer G.J. Winter ([email protected]).
Datum 15 februari 2019
Telefoon (075) 681 1884
Onze referentie
referentie
Fax
Uw referentie E-mail [email protected]
Uw brief van Onderwe
rp
Regionaal Risicoprofiel Zaanstreek-Waterland 2019-2020
Wij ontvangen uw reactie graag uiterlijk op 15 april 2019. U kunt deze sturen aan:
Het bestuur van veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland
Postbus 150
1500 EE Zaandam
Of per email aan;
Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Hoogachtend,
namens het bestuur van veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland,
J. Hamming H. Raasing
Voorzitter Secretaris
5.a Procesbeschrijving planning evaluatie dekkingsplan
1 A19.01.5a Procesbeschrijving planning evaluatie dekkingsplan_besluitformulier AB.pdf
Besluitformulier Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland
Datum vergadering: 15 februari 2019
Onderwerp: Procesbeschrijving/planning evaluatie dekkingsplan
Nummer: 19.01.5a
Naam Steller: Ruurd Bron
Afdeling: Incidentbestrijding
Korte inhoud: Het huidige dekkingsplan is opgesteld na de regionalisering van de brandweer en omvat een looptijd van vijf jaar: 2016-2020. Daarnaast heeft het Algemeen Bestuur besloten dat het bestaande dekkingsplan in 2019 wordt geëvalueerd. In de vergadering van december 2017 is door het Algemeen Bestuur de opdracht voor evaluatie dekkingsplan geformuleerd: “In het 1e kwartaal 2019 zal aan het bestuur een procesvoorstel worden voorgelegd op welke wijze de evaluatie tot stand wordt gebracht, alsmede op welke wijze het proces voor een nieuw dekkingsplan wordt vorm gegeven. Het doel daarbij is om in 2020 een nieuw dekkingsplan volgens de bepalingen uit de Wet Veiligheidsregio’s vast te stellen. Dit leidt dan tot een nieuw dekkingsplan 2021-2025”. De evaluatie richt zich op de periode 2016-2018 waarin de maatregelen zijn uitgevoerd die voortkwamen uit dekkingsplan. In de bestuursvergadering van 29 juni 2018 is het Algemeen Bestuur geïnformeerd middels een eindrapportage. Hiermee is 2018 het eerste jaar waarbij het dekkingsplan volledig is geïmplementeerd. De evaluatie omvat een advies waarin wordt ingegaan op
- de bestuurlijke en operationele uitgangspunten van het dekkingsplan 2016-2020 en de realisatie/feitelijke resultaten daarvan
- de actuele dekking (in kaart brengen van opkomsttijden en bezetting posten) - de effectiviteit van het organisatieconcept van Purmerend (extern onderzoek) - landelijke ontwikkelingen (bijvoorbeeld Rembrandt) - ontwikkelingen rond dekkingsplannen binnen NW 4 - aanbevelingen voor het op te stellen dekkingsplan 2021-2025
De aanbevelingen vormen een belangrijke bouwsteen voor het nieuw op te stellen dekkingsplan 2021-2025. Het procesvoorstel voor dit nieuwe dekkingsplan wordt in 2019 aan het bestuur aangeboden. Het onderzoek naar de effectiviteit van het organisatieconcept van de 24 uursdienst van Purmerend wordt door een externe partij uitgevoerd met daarbij aandacht voor de bijdrage aan de regionale dekking en wijze van organiseren met vrijwilligers in deze diensten. De bestuurlijk portefeuillehouder mevrouw Van Beek wordt betrokken bij de opdrachtformulering voor het onderzoek. Sinds 2015 loopt de pilot met het tweepersoonsbrandweervoertuig (SI2). De evaluatie van de pilot is op hoofdlijnen gereed, geconcludeerd kan worden dat het werken met SI2 een veilig en verantwoorde manier is om brandweerzorg te leveren. De wijze waarop de inzet van de SI-2 het beste tot zijn recht komt vraagt nog een nadere uitwerking. In het tweede kwartaal zal de evaluatie en een advies aan het bestuur worden aangeboden. Zowel de evaluatie van de SI-2 als het advies worden betrokken bij de evaluatie van het dekkingsplan en het op te stellen dekkingsplan 2021-2025. Voor het rapporteren over de voortgang en het creëren van draagvlak voor de evaluatie wordt gebruik gemaakt van de reguliere overlegstructuren: - portefeuillehouder dekkingsplan burgemeester mevrouw van Beek - bestuurlijke stakeholders: burgemeesters via periodiek overleg met hoofd Incidentbestrijding / gebiedscommandant (GC) en de portefeuillehouder - gemeenteraden via bestuurders
- operationeel niveau: Managementoverleg Incidentbestrijding (MOIB), postcoördinatoren (Poco) in Repressief gebiedsoverleg (RGO), Ondernemingsraad (OR), klankbordgroep vrijwilligers - communicatie via reguliere kanalen over proces, voortgang en uitkomst via onder andere nieuwsbrieven, website De evaluatie wordt binnen de bestaande capaciteit van VrZW uitgevoerd, waarbij de uitkomst van het externe onderzoek wordt meegenomen. Planning op hoofdlijnen
fase I bestuurlijk vaststellen procesplanning 15 februari 2019 fase 2 opstellen rapportage februari-juni 2019 fase 3 bestuurlijk vaststellen rapportage 11 oktober 2019
Met deze evaluatie en het aansluitend opstellen van het dekkingsplan wordt op cyclische wijze aandacht gegeven aan de invulling van de incidentbestrijding binnen Zaanstreek Waterland. Hiermee werken we verder aan een stabiele organisatie. De wijze van invulling van de evaluatie dekkingsplan sluit goed aan op de uitkomsten van onderzoeken die onder het personeel (beroeps en vrijwilligers) zijn uitgevoerd. Dit zijn onder andere het medewerkers onderzoek VrZW uit 2018, het belevingsonderzoek brandweer van het Veiligheidsberaad in 2017 en inrichting repressieve brandweerzorg van het ministerie van J&V (2018). Via de reguliere overleggen zijn de medewerkers betrokken bij de totstandkoming van de procesbeschrijving / planning. Ook worden bij voorbeeld de postcoördinatoren betrokken bij de evaluatie waar het hun eigen posten betreft en wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan communicatie over voortgang en bij de uitkomsten van de evaluatie.
Voorstel om te beslissen: Het Algemeen Bestuur wordt gevraagd:
1. In te stemmen met het voorgestelde proces en planning van de evaluatie dekkingsplan 2016-2020;
2. De bestuurlijk portefeuillehouder mevrouw Van Beek te betrekken bij de opdrachtformulering voor het onderzoek in Purmerend.
Advies Veiligheidsdirectie: Voor kennisgeving aangenomen
Advies Dagelijks Bestuur: Akkoord met doorgeleiding naar het AB.
Personele gevolgen: • n.v.t.
Financiële gevolgen: • De kosten voor de externe inhuur zijn voorzien binnen de begroting van VrZW
Verhouding met ander beleid: • Wet en Besluit veiligheidsregio’s
• Kwaliteitsbeleid VrZW
Besproken met: • Bestuurlijk portefeuillehouder Brandweer mw. Van Beek
Besluit:
Aldus besloten door het Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland in de vergadering van 15 februari 2019 namens deze, voorzitter, secretaris, J. Hamming H. Raasing
6.a Regionaal crisisplan 2019-2020
1 A19.01.6a Regionaal crisisplan 2019-2020_besluitformulier AB.pdf
Besluitformulier
Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland
Datum vergadering: 15 februari 2019
Onderwerp: Regionaal Crisisplan VrZW 2019-2020
Nummer: 19.01.6a
Naam Steller: C. Cools
Afdeling: Vakbekwaamheid en Kennis
Korte inhoud:
Achtergrond
Het regionaal crisisplan (RCP) is naast het regionaal risicoprofiel en het regionaal
beleidsplan één van de drie verplichte planfiguren uit de Wet veiligheidsregio’s. Het RCP
moet één keer per vier jaar opnieuw worden vastgesteld door het Algemeen Bestuur van de
veiligheidsregio.
Het RCP is een operationeel plan op hoofdlijnen voor de hoofdstructuur van de
crisisbeheersing (calamiteitencoördinatie/meldkamer, CoPI, ROT en GBT/RBT) en de
taakorganisaties van Bevolkingszorg, Brandweerzorg, Geneeskundige zorg en Politiezorg.
Voorliggend RCP VrZW 2019-2020 is opgesteld voor de duur van twee jaar om zo een
betere aansluiting te creëren op de beleidscyclus van VrZW, zoals werd geadviseerd in de
Staat van de Rampenbestrijding (Inspectie JenV).
Bij het opstellen van het RCP voor VrZW heeft het referentiekader Regionaal Crisisplan
2016 als uitgangspunt gediend. Het referentiekader geeft de landelijke ontwikkeling van
inzichten op het terrein van de rampenbestrijding en crisisbeheersing weer en bouwt
daarmee verder op de gedachten zoals die in wetgeving zijn vastgelegd.
Inhoud RCP VrZW 2019-2020
In het RCP VrZW 2019-2020 komen de volgende onderwerpen aan bod: het
multidisciplinaire knoppenmodel en de GRIP (inclusief opkomsttijden- en opkomstlocaties),
de geactualiseerde referenties (functie en vorm) van de hoofdstructuur en de
monodisciplinaire taakorganisaties en de belangrijkste (afspraken met)
samenwerkingspartners.
Wijzingen t.o.v. RCP VrZW 2015-2018
De afgelopen planperiode zijn geen grote structurele wijzigingen in de
crisisbeheersingsstructuur van VrZW doorgevoerd. Een herziening van het RCP was
daardoor niet nodig; er kon worden volstaan met een actualisatieslag. Voornaamste
wijzigingen ten opzichte van het RCP VrZW 2015-2018 zijn:
• De GRIP-regeling is geïntegreerd in het RCP. Met de vaststelling van het RCP 2019-
2020 komt GRIP Zaanstreek-Waterland 2017 te vervallen.
• Bij het referentiekader Regionaal Crisisplan 2016 ligt de nadruk op de multidisciplinaire
aspecten van de crisisbeheersing(sorganisatie). Een aantal (monodisciplinaire)
onderdelen kwam daarmee te vervallen (o.a. detailbeschrijving monodisciplinaire
processen en afspraken met crisispartners). Hiermee is het RCP een beknopt(er)
naslagwerk geworden.
• Enkele veranderingen zijn eerder als aparte bestuursbesluiten vastgesteld en verwerkt
in het voorliggende crisisplan. Het gaat om het invoeren van de rol van
calamiteitencoördinator op de meldkamer en de taken, verantwoordelijkheden en
bevoegdheden die aan deze rol zijn toegekend en het afkondigen van GRIP 1 door een
geneeskundig centralist in geval van een incident met 10-20 slachtoffers.
• Actuele ontwikkelingen zoals de Meldkamer Noord-Holland en de oprichting van een
eigen GHOR-organisatie zijn opgenomen voor zover dit mogelijk was.
Inwerkingtreding
Vanwege de geringe inhoudelijke wijzigingen in het RCP kan het plan direct na vaststelling
in werking treden. Crisisfunctionarissen zullen op de hoogte gesteld moeten worden van het
nieuwe crisisplan. In samenwerking met het team Communicatie van VrZW wordt een
(interactieve) Infographic ontworpen die gedeeld kan worden met de crisisfunctionarissen.
Interregionale samenwerking
Met het oog op de meldkamer Noord-Holland en de te verwachte intensievere
samenwerking met onze buurregio’s (o.a. op het gebied van interregionale piketten) is door
de veiligheidsdirecties de wens uitgesproken een NW3 crisisplan op te stellen. Vanaf het
voorjaar 2019 zullen de gesprekken gestart worden om voor de volgende planperiode toe te
werken naar een NW3 plan.
Voorstel om te beslissen:
Het Algemeen Bestuur wordt gevraagd:
1. het Regionaal Crisisplan VrZW 2019-2020 vast te stellen en
2. dientengevolge daarvan de GRIP Zaanstreek-Waterland 2017 in te trekken.
Advies Veiligheidsdirectie: Akkoord met doorgeleiding naar Dagelijks en Algemeen
Bestuur
Advies Dagelijks Bestuur: Akkoord met doorgeleiding naar het Algemeen Bestuur
Personele gevolgen: Geen
Financiële gevolgen: Geen
Verhouding met ander beleid: • GRIP Zaanstreek-Waterland 2017
• Crisisplan Publieke Gezondheid 2018
• Meerjarenbeleidsplan Multidisciplinair Opleiden,
Trainen en Oefenen (MOTO) 2017-2020
• Ontwikkelplan Netcentrisch Crisisbeheersing 2016-
2020
Besproken met: • Bestuurlijk portefeuillehouder Multidisciplinaire
samenwerking, L. Sievers
Besluit:
Aldus besloten door het Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland
in de vergadering van 15 februari 2019
namens deze,
voorzitter, secretaris,
J. Hamming H. Raasing
1 A19.01.6a Regionaal crisisplan 2019-2020_concept.pdf
Regionaal Crisisplan
Veiligheidsregio
Zaanstreek-Waterland
2019-2020
Versie 0.4
Inhoud
1. Inleiding ....................................................................................................................................... 3
1.1 Doel en toepasbaarheid van het regionaal crisisplan ................................................................ 3
1.2 Voor wie? ................................................................................................................................. 3
1.3 Context regionaal crisisplan ...................................................................................................... 3
1.4 Vaststelling en inwerkingtreding regionaal crisisplan ................................................................. 4
1.5 Uitgangspunten regionaal crisisplan ......................................................................................... 4
1.6 Wijzigingen ten opzichte van het RCP VrZW 2015-2018 ........................................................... 5
1.7 Leeswijzer ................................................................................................................................ 5
2. Multidisciplinaire knoppenmodel en GRIP ................................................................................. 6
2.1 GRIP nader geduid................................................................................................................... 6
2.2 Opkomsttijden en opkomstlocaties ........................................................................................... 9
2.3 Leiding en coördinatie ............................................................................................................ 10
2.4 Informatiemanagement en Netcentrisch werken ..................................................................... 10
2.5 Resourcemanagement ........................................................................................................... 12
3. De hoofdstructuur bij rampen en crises ................................................................................... 13
3.1 Calamiteitencoördinatie (meldkamer)...................................................................................... 13
3.2 Commando Plaats Incident..................................................................................................... 14
3.3 Regionaal Operationeel Team ................................................................................................ 15
3.4 Gemeentelijk Beleidsteam ...................................................................................................... 15
3.5 Regionaal Beleidsteam........................................................................................................... 16
4. Bevolkingszorg .......................................................................................................................... 18
4.1 Stafsectie Bevolkingszorg ...................................................................................................... 19
4.2 Taakorganisatie crisiscommunicatie ....................................................................................... 19
4.3 Taakorganisatie publieke zorg ................................................................................................ 20
4.4 Taakorganisatie omgevingszorg ............................................................................................. 21
4.5 Taakorganisatie nafase .......................................................................................................... 21
4.6 Taakorganisatie informatie ..................................................................................................... 22
4.7 Taakorganisatie ondersteuning............................................................................................... 22
5. Brandweerzorg .......................................................................................................................... 23
5.1 Stafsectie Brandweerzorg ...................................................................................................... 23
5.2 Taakorganisatie bron- en emissiebestrijding ........................................................................... 24
5.3 Taakorganisatie grootschalige redding ................................................................................... 24
5.4 Taakorganisatie grootschalige ontsmetting ............................................................................. 25
5.5 Taakorganisatie informatie ..................................................................................................... 26
5.6 Taakorganisatie ondersteuning............................................................................................... 26
6. Geneeskundige zorg.................................................................................................................. 28
6.1 Stafsectie Geneeskundige zorg .............................................................................................. 28
6.2 Taakorganisatie acute gezondheidszorg ................................................................................. 29
6.3 Taakorganisatie publieke gezondheidszorg ............................................................................ 30
6.4 Taakorganisatie informatie ..................................................................................................... 31
6.5 Taakorganisatie ondersteuning............................................................................................... 32
7. Politiezorg .................................................................................................................................. 33
7.1 staf Grootschalig en Bijzonder Optreden ................................................................................ 34
7.2 Taakorganisatie mobiliteit ....................................................................................................... 34
7.3 Taakorganisatie ordehandhaving ............................................................................................ 35
7.4 Taakorganisatie bewaken & beveiligen ................................................................................... 36
7.5 Taakorganisatie opsporing ..................................................................................................... 36
7.6 Taakorganisatie interventie..................................................................................................... 37
7.7 Taakorganisatie informatie ..................................................................................................... 37
7.8 Taakorganisatie ondersteuning............................................................................................... 38
8. Samenwerking met crisispartners ............................................................................................ 40
Bijlage I Geraadpleegde bronnen ................................................................................................. 43
Bijlage II Afkortingen ..................................................................................................................... 44
Bijlage III Begrippenlijst ................................................................................................................ 45
3
1. Inleiding
Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland (VrZW) vervult een actieve en coördinerende rol bij de
bestrijding van rampen en de beheersing van crises en de voorbereiding hierop. De werkwijze die we
hierbij hanteren heeft betrekking op de volgende vragen:
• Wat bedreigt veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland en hoe erg is dat?
• Wat moet VrZW dan kunnen en wat hebben we daarvoor nodig?
• Wie doet wat en wie informeert wie binnen VrZW?
Het bestuur van VrZW heeft voor het beantwoorden van de eerste twee vragen een risicoprofiel en
een beleidsplan vastgesteld. Het risicoprofiel geeft een overzicht van risicovolle situaties in deze regio
die tot een brand, ramp of crisis kunnen leiden. Het beleidsplan beschrijft - op basis van het
risicoprofiel - de te nemen beleidsmaatregelen in het kader van de rampenbestrijding en
crisisbeheersing.
Voor het beantwoorden van de derde vraag is een beschrijving nodig van de bijbehorende
organisatie, verantwoordelijkheden, bevoegdheden en taken. Het voorliggende regionaal crisisplan
(RCP) voorziet daarin. Ook bevat het RCP afspraken die gemaakt zijn met andere, direct betrokken
partijen in het kader van de rampenbestrijding en crisisbeheersing. De verplichting om een crisisplan
te maken, komt voort uit de Wet veiligheidsregio’s (Wvr).
1.1 Doel en toepasbaarheid van het regionaal crisisplan Het RCP heeft als doel te komen tot een uniforme organisatie van de regionale en multidisciplinaire
crisisbeheersing binnen veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland. Dit waarborgt dat men binnen de
veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland op dezelfde manier met de rampenbestrijding en
crisisbeheersing omgaat. Ook verheldert dit wie waarvoor verantwoordelijk is en wat bestuurders en
hulpverleners van elkaar mogen verwachten.
Het crisisplan is toepasbaar op alle mogelijke rampen en crisissituaties, waarbij de regionale
samenwerking maatwerk kan leveren. Het kan daarbij gaan om multidisciplinaire opschaling in het
kader van de Gecoördineerde Regionale Incidenten Bestrijdings Procedure (GRIP) én om
monodisciplinaire opschaling bij grootschalig optreden.
1.2 Voor wie? Het RCP VrZW is voornamelijk bestemd voor de crisisfunctionarissen in de veiligheidsregio
Zaanstreek-Waterland en de crisispartners die door afspraken, convenanten en wettelijke bepalingen
betrokken zijn bij onze crisisorganisatie. Ook collega’s die zich bezighouden met het multidisciplinaire
opleiden, trainen en oefenen of beleidsontwikkeling behoren tot de doelgroep.
1.3 Context regionaal crisisplan Bij het opstellen van het RCP voor VrZW heeft het referentiekader Regionaal Crisisplan (rRCP) 2016
als uitgangspunt gediend. Het referentiekader geeft de landelijke ontwikkeling van inzichten op het
terrein van de rampenbestrijding en crisisbeheersing weer en bouwt daarmee verder op de gedachten
zoals die in wetgeving zijn vastgelegd. Het RCP is een plan op hoofdlijnen en verwijst naar bestaande
multi- en monodisciplinaire plannen.
4
1.4 Vaststelling en inwerkingtreding regionaal crisisplan De Wvr bepaalt dat het algemeen bestuur van de veiligheidsregio minimaal één keer per vier jaar
opnieuw een crisisplan vaststelt. Voorliggend RCP VrZW 2019-2020 is opgesteld voor de duur van
twee jaar om zo een betere aansluiting te creëren op de beleidscyclus van VrZW.
Op 15 februari 2019 heeft het algemeen bestuur van VrZW het RCP VrZW 2019-2020 vastgesteld.
Na vaststelling van het RCP is het direct van kracht. Het RCP is beschikbaar op de website van
VrZW.
1.5 Uitgangspunten regionaal crisisplan Hieronder volgen de belangrijkste uitgangspunten van het RCP VrZW 2019-2020:
Proportionaliteit en subsidiariteit
De taak van de overheid is het beschermen van vitale belangen van de samenleving (internationale
rechtsorde, nationale rechtsorde, openbare veiligheid en economische veiligheid). De (dreigende)
aantasting van een of meer van deze vitale belangen kan door het daartoe bevoegde gezag worden
gekwalificeerd als een ramp of crisis. Vanuit juridisch perspectief is er sprake van een ramp of
crisis, als het daartoe bevoegde gezag die gebeurtenis als zodanig kwalificeert met het oog op
besluitvorming. Voor overheidsgezag betekent dat de uitoefening van (nood)bevoegdheden, die
wordt begrensd door de volgende twee beginselen:
• Proportionaliteitsbeginsel: er dient sprake te zijn van een (dreigende) aantasting van een of meer
vitale belangen van de samenleving.
• Subsidiariteitsbeginsel: normale bevoegdheden/structuren zijn niet toereikend voor het
voorkomen van die (dreigende) aantasting, dan wel het beheersen of herstellen van de gevolgen
daarvan.
Functionele en algemene ketens
Binnen het stelsel van rampenbestrijding en crisisbeheersing worden twee soorten (bestuurlijke)
ketens onderscheiden:
• De functionele ketens hebben betrekking op (> 40) beleidsterreinen zoals:
infectieziektebestrijding, justitie en terrorisme, schaarste, drinkwater en voedsel, energie,
transport, financiën, telecommunicatie en media, onderwijs en cultureel erfgoed. Deze
beleidsterreinen raken aan zogenoemde vitale sectoren, en verstoring daarvan kan leiden tot
maatschappelijke ontwrichting. Het gezag binnen functionele ketens is over het algemeen belegd
bij vakministers of gedeconcentreerd (onder andere bij zogenoemde rijksheren).
• De algemene keten betreft de beleidsterreinen openbare orde en openbare veiligheid c.q. de
generieke rampenbestrijding. Het gezag binnen de algemene keten is belegd bij de burgemeester
óf bij de voorzitter veiligheidsregio.
Algemene operationele leiding
Algemene operationele leiding doorbreekt normale verhoudingen tussen de burgemeester c.q.
voorzitter veiligheidsregio en operationele diensten. Het is geen zelfstandige bevoegdheid: de
algemene operationele leiding door een daartoe aan te wijzen regionaal operationeel leider (ROL)
wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de direct betrokken burgemeester(s) óf voorzitter
veiligheidsregio en binnen de door dat gezag gestelde grenzen. De regionaal operationeel leider kan
bindende aanwijzingen aan de algemeen commandanten (AC) in het ROT geven, zonder daarbij te
treden in de bevoegdheden van de betrokken AC-en van een operationele dienst daarbij hun eigen
verantwoordelijkheden hebben en houden. Dit in tegenstelling tot de leider CoPI, die (juridisch gezien)
niet de operationele leiding heeft. In het CoPI is sprake van operationele coördinatie; de leider CoPI
geeft leiding aan het beeld-, oordeel- en besluitvormingsproces op de plaats van het incident.
5
Maatwerk in opschaling en de randvoorwaarden daartoe
Afhankelijk van de gebeurtenis, is binnen elk van de daartoe – conform GRIP – gealarmeerde
organieke onderdelen van de regionale crisisorganisatie alleen sprake van medewerkers wier
aanwezigheid binnen dat onderdeel in verband met de omstandigheden van belang is. Dat maakt
maatwerk mogelijk in bestuurlijke en operationele opschaling of combinaties daarvan. Maar wat
de organisatievorm van de lokale c.q. regionale crisisbesluitvormingsstructuur ook is:
• er is sprake van rolbewustzijn, rolacceptatie en roldiscipline bij elke medewerker;
• elke medewerker weet wie zijn direct leidinggevende is, en de span of control van elke
leidinggevende is afgestemd op de onder verantwoordelijkheid van die leidinggevende te behalen
bestuurlijke of operationele prestaties.
1.6 Wijzigingen ten opzichte van het RCP VrZW 2015-2018 De afgelopen planperiode zijn geen grote structurele wijzigingen in de crisisbeheersingsstructuur
van VrZW doorgevoerd. Een herziening van het RCP was daardoor niet nodig; er kon worden
volstaan met een actualisatieslag. Opvallende wijzigingen ten opzichte van het RCP VrZW 2015-
2018 zijn:
• De GRIP-regeling is geïntegreerd in het RCP. Bij de actualisatie van GRIP eind 2016, bleek dat er
(te) veel overlap bestond tussen beiden documenten om ze als aparte documenten te laten
bestaan.
• Het rRCP 2016 diende als kader en gaf ook richting aan de opbouw van het voorliggende RCP.
Bij deze versie ligt de nadruk op de multidisciplinaire aspecten van de
crisisbeheersing(sorganisatie). Een aantal (monodisciplinaire) onderdelen kon daarmee vervallen
(o.a. gedetailleerde beschrijving van monodisciplinaire processen en afspraken met
crisispartners). Hiermee is het RCP een beknopt(er) naslagwerk geworden.
• Enkele veranderingen zijn eerder als aparte bestuursbesluiten vastgesteld en verwerkt in het
voorliggende crisisplan. Het gaat om het invoeren van de rol van calamiteitencoördinator (CaCo)
op de meldkamer en de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden die aan deze rol zijn
toegekend. Ook het afkondigen van GRIP 1 door een centralist van de meldkamer
Ambulancezorg (MKA) in geval van een incident met 10-20 slachtoffers is toegevoegd aan het
crisisplan.
• Actuele ontwikkelingen zoals de meldkamer Noord-Holland en de oprichting van een eigen
GHOR-organisatie zijn opgenomen voor zover dit mogelijk was.
1.7 Leeswijzer Dit RCP start met een toelichting op het multidisciplinaire knoppenmodel en de GRIP. In dit hoofdstuk
komen ook de opkomsttijden- en opkomstlocaties aan bod. Hoofdstuk 3 beschrijft vervolgens de
referenties (functie, vorm en basisvereisten) van de zogenoemde hoofdstructuur:
calamiteitencoördinatie (meldkamer), Commando Plaats Incident (CoPI), Regionaal Operationeel
Team (ROT), Gemeentelijk Beleidsteam (GBT) en Regionaal Beleidsteam (RBT). De hoofdstukken 4
tot en met 7 bevatten de geactualiseerde referenties van de stafsecties Bevolkingszorg,
Brandweerzorg, Geneeskundige zorg en Politiezorg. In het laatste hoofdstuk komen onze
belangrijkste samenwerkingspartners aan de orde en is een beknopte weergave van de
handelingswijze van onze crisisorganisatie in situaties van Extreem Geweld opgenomen.
Er zijn drie bijlagen. De eerste bijlage geeft een kort overzicht van geraadpleegde bronnen. De
volgende bijlage bevat een lijst van gehanteerde afkortingen. De begrippenlijst uit de derde bijlage
kan niet los gezien worden van de uitgewerkte referenties.
6
2. Multidisciplinaire knoppenmodel en GRIP
Bij een complex incident moeten hulpverleners van brandweer, politie, Geneeskundige Hulpverlening
in de Regio (GHOR) en bevolkingszorg vanuit hun dagelijkse werkzaamheden snel kunnen
omschakelen naar één multidisciplinaire organisatie die zorgt voor de incidentbestrijding. Dit kan door
het hanteren van het zogenaamde ‘multidisciplinaire knoppenmodel’ en het toepassen van de GRIP.
Het multidisciplinaire knoppenmodel legt in essentie een relatie tussen de aard van het incident en de
daarop af te stemmen capaciteit. Het is mogelijk om met dit model de juiste operationele processen te
activeren en de aansturing en ondersteuning daarop af te stemmen. Hierdoor hoeven niet per definitie
alle processen (en functionarissen) automatisch te worden ingezet. Binnen het multidisciplinaire
knoppenmodel heeft elke kolom de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de eigen processen
en bepaalt iedere kolom zelf welke monodisciplinaire processen worden geactiveerd. Of, met andere
woorden, welke ‘knoppen’ binnen de eigen organisatie moeten worden ingedrukt.
GRIP is de multidisciplinaire opschalingsprocedure, die in de kern draait om de multidisciplinaire
coördinatie- en afstemmingsbehoefte. Afhankelijk van de aard en omvang van een incident kan snel
volgens vaste patronen worden opgeschaald naar de rampenbestrijdings- en
crisisbeheersingsorganisatie in volle omvang. GRIP geeft duiding aan het incident; een GRIP-fase
zorgt ervoor dat de betrokkenen een beeld hebben van de omvang en complexiteit van een incident.
2.1 GRIP nader geduid
2.1.1 Uitgangspunten GRIP
Uitgangspunt Toelichting
GRIP-fasen zijn niet per se
opvolgend
De passende GRIP-fase kan direct worden afgeroepen zonder
dat het lagere GRIP-niveau is ingesteld.
Initiële opschalingsopdrachten
staan niet ter discussie
Als één van de hulpverleningsdiensten of gemeenten
multidisciplinaire opschaling noodzakelijk acht, volgen de
andere diensten. Is een GRIP-team operationeel, dan gebeurt
verdere opschaling in overleg.
De kernbezetting van een team
komt altijd
De minimale samenstelling van een team reageert altijd op de
GRIP-alarmering.
GRIP kan flexibel worden
ingezet
De GRIP-regeling kent een duidelijke structuur. Operationeel
leidinggevenden, burgemeesters of voorzitter veiligheidsregio
kunnen van de regeling afwijken.
Niet alle teams hoeven
geactiveerd te worden
Wanneer in de regio geen incidentenbestrijding ter plaatse maar
alleen effectbestrijding plaatsvindt (bijvoorbeeld bij rookoverlast
of een ramp op afstand), kan men kiezen alleen een ROT en/of
BT te formeren. Dit kan ook het geval zijn bij een
regiogrensoverstijgende ‘GRIP 5’.
2.1.2 GRIP-fasen
GRIP beschrijft hoe de coördinatie tussen de hulpverleningsdiensten verloopt. Hiertoe kent elke
GRIP-fase eenhoofdige leiding op operationeel en bestuurlijke niveau.
7
GRIP Situatie Operationeel
crisisteam Bevoegd gezag
Ondersteuning en
advisering
bevoegd gezag
0 Normale dagelijkse werkwijze ‘Motorkapoverleg’
plaats incident
Burgemeester (Hoofd)Officieren
van Dienst
((H)OvD’s)
1 Behoefte aan
multidisciplinaire coördinatie
ter plaatse van incident
CoPI Burgemeester Leider CoPI
2 Behoefte aan
multidisciplinaire coördinatie
ruimer dan alleen op de
plaats van het incident
of ter voorbereiding op een
mogelijk incident
ROT, al dan niet
met één of
meerdere CoPI’s
Burgemeester Regionaal
Operationeel
Leider (ROL)
3 Behoefte aan
multidisciplinaire coördinatie
in de omstandigheid dat
bestuurlijke opgaven voor de
burgemeester vragen om
ondersteuning door een GBT
ROT, al dan niet
met één of
meerdere CoPI’s
Burgemeester ROL én GBT
4 Behoefte aan
multidisciplinaire coördinatie
bij een ramp of crisis van
meer dan plaatselijke
betekenis of ernstige vrees
voor het ontstaan daarvan
ROT, al dan niet
met één of
meerdere CoPI’s
Voorzitter
veiligheidsregio
(vr)
ROL én RBT
5 Behoefte aan
multidisciplinaire en
bestuurlijke coördinatie bij
een ramp of crisis van meer
dan plaatselijke betekenis in
meerdere regio’s of ernstige
vrees voor het ontstaan
daarvan,
waartoe de betrokken
voorzitters vr in
gezamenlijkheid besluiten
omdat het bestuurlijk
noodzakelijk wordt gevonden
ROT’s in elke
betrokken regio,
naar behoefte al
dan niet met één
of meerdere
CoPI’s
Voorzitters vr
wijzen samen
één coördinerend
I-ROT aan (in
principe dat van
de bronregio)
Voorzitters vr, elk
voor zich
Voorzitters maken
samen afspraken
over coördinerend
voorzitterschap (in
principe voorzitter
uit bronregio)
ROL’s én RBT’s
in alle betrokken
regio’s, waarvan
één aangewezen
als coördinerend
ROL en
coördinerend I-
RBT (in principe
dat van de
bronregio)
8
2.1.3 Bevoegdheid op- en afschalen
Opschalen Bevoegd
naar GRIP 1 • CaCo
• gealarmeerde OvD’s van brandweer-, politie-, bevolkingszorg en
geneeskundige zorg, HOvD-B;
• centralist Meldkamer Ambulancezorg bij het instellen van code 10
(d.w.z. 10-20 slachtoffers).
naar GRIP 2 • CaCo
• de leider CoPI, ROL;
• ingezette OvD’s en algemeen commandanten brandweer-, politie-,
bevolkingszorg en geneeskundige zorg (bij direct opschalen naar
GRIP 2).
naar GRIP 3 • de burgemeester kondigt GRIP 3 af, eventueel na advies van de
leider CoPI of ROL;
• In acute situaties kan ook de leider CoPI of ROL opschalen, de
burgemeester bekrachtigt de opschaling dan achteraf.
naar GRIP 4 • de voorzitter veiligheidsregio, al dan niet op verzoek van de
burgemeesters van de betrokken gemeenten of de hoogst
operationeel leidinggevende (leider CoPI of ROL);
• in acute situaties kan de hoogst operationeel leidinggevende
opschalen, de voorzitter veiligheidsregio bekrachtigt deze
opschaling dan achteraf.
naar GRIP 5 De voorzitters van de betrokken veiligheidsregio’s besluiten hiertoe in
gezamenlijkheid1.
Afschalen Bevoegd
vanuit GRIP 1 De leider CoPI besluit, na overleg met de deelnemers van het CoPI, tot
afschaling vanuit GRIP 1 en informeert de burgemeester van de
betrokken gemeente hierover.
vanuit GRIP 2 De ROL besluit, na overleg met de algemeen commandanten, tot
afschaling vanuit GRIP 2. Hij laat zich daarbij adviseren door de leider
CoPI en informeert de burgemeester van de betrokken gemeente
hierover.
vanuit GRIP 3 De burgemeester besluit tot bestuurlijke afschaling. Hij laat zich door de
ROL adviseren over de nieuwe te hanteren GRIP-fase.
vanuit GRIP 4 De voorzitter veiligheidsregio besluit tot bestuurlijke afschaling en
overlegt daartoe met de burgemeesters van de betrokken gemeenten.
De voorzitter laat zich door de ROL adviseren over de nieuw te
hanteren GRIP-fase.
vanuit GRIP 5 De voorzitters van de betrokken veiligheidsregio’s besluiten
gezamenlijk tot bestuurlijke afschaling.
1 Mochten de voorzitters van de betrokken veiligheidsregio’s het tijdens een specifiek incident niet eens kunnen worden over GRIP 5, dan voorziet de Wvr (artikel 42) erin dat de Minister dienaangaande de Commissaris(sen) van de Koning een aanwijzing kan laten geven.
9
2.2 Opkomsttijden en opkomstlocaties
2.2.1 Opkomsttijden
Het Besluit veiligheidsregio’s (Bvr, artikel 2.3.2) schrijft tijden voor waarbinnen onderdelen of
functionarissen met de uitvoering van hun taken starten. De tijden gelden niet alleen voor een GRIP-
opschaling, maar zijn ook van toepassing bij het hanteren van het multidisciplinair knoppenmodel.
Team Tijd
Meldkamer
CaCo 0 minuten
CoPI
CoPI-leden 30 minuten
ROT
Informatiemanager ROT en Communicatieadviseur ROT 30 minuten
Sectiemedewerkers Informatiemanagement 40 minuten
ROL, Algemeen Commandanten en ondersteuning 45 minuten
Overige sectiemedewerkers 60 minuten
GBT
GBT-leden 60 minuten
RBT
RBT-leden -
2.2.2 Opkomstlocaties
Crisisteam Adres
Meldkamer
VrZW (brandweer/politie) Zijlweg 200, Haarlem
Ambulancezorg (geneeskundige zorg)2 Elandsgracht 117, Amsterdam
CoPI
Mobiele container Nabij het incident
ROT
ROT-leden Regionaal Coördinatie Centrum (RCC)
Prins Bernhardplein 112, Zaandam
Kamer 3.05
(Staf)secties RCC
Prins Bernhardplein 112, Zaandam
Kamer 3.01
GBT en RBT
RCC
Prins Bernhardplein 112, Zaandam
Kamer 4.01
2 In 2019 zal de MKA voor Zaanstreek-Waterland ook vanuit de meldkamer in Haarlem uitvoering geven aan haar taken.
10
2.3 Leiding en coördinatie De algemene operationele leiding ligt bij een daartoe aangewezen ROL en wordt uitgevoerd onder
verantwoordelijkheid van de direct betrokken burgemeester(s) of voorzitter veiligheidsregio en binnen
de door het gezag gestelde grenzen. De regionaal operationeel leider kan bindende aanwijzingen aan
de algemeen commandanten in het ROT geven, zonder daarbij te treden in de bevoegdheden van die
commandanten aangaande de wijze van uitvoeren van de taken.
Naast algemene operationele leiding kent iedere discipline ook nog de (monodisciplinaire)
operationele leiding. De hoogst leidinggevende is de algemeen commandant. Operationele leiding
over een operationele dienst vindt bij opschaling naar een ROT plaats onder de paraplu van de
algemene operationele leiding. Dat de betrokken AC-en van een operationele dienst daarbij hun eigen
verantwoordelijkheden hebben.
Conform de filosofie van het knoppenmodel zijn meerdere varianten denkbaar in bestuurlijke en
operationele leiding en coördinatie:
• Het getroffen c.q. bedreigde gebied is gelegen binnen één gemeente
de burgemeester voert de bestuurlijke leiding op de beleidsterreinen openbare orde en openbare
veiligheid. De burgemeester kan een GBT bijeenroepen voor bestuurlijke coördinatie bij
samenloop met andere beleidsterreinen (functionele ketens). Het geven van bevelen aan
operationele diensten vindt direct óf via de door de burgemeester aangewezen ROL plaats.
• Het getroffen c.q. bedreigde gebied is gemeentegrensoverschrijdend
o de direct betrokken burgemeesters voeren de bestuurlijke coördinatie op de
beleidsterreinen openbare orde en openbare veiligheid in het getroffen/bedreigde gebied,
zonder daarbij in elkaars (nood)bevoegdheden te treden. De burgemeesters kunnen een
GBT bijeenroepen voor die bestuurlijke coördinatie binnen de algemene keten, én de
bestuurlijke coördinatie tussen die burgemeesters en gezagsdragers op andere
beleidsterreinen (functionele ketens). Het geven van bevelen aan operationele diensten
vindt direct óf via de door de gezamenlijke burgemeesters aangewezen ROL plaats.
o de voorzitter van de veiligheidsregio kan een RBT bijeenroepen. Zodra de voorzitter een
RBT bijeenroept, is van rechtswege sprake van bestuurlijke leiding door de voorzitter van
de veiligheidsregio op de beleidsterreinen openbare orde en veiligheid, ongeacht of het
getroffen c.q. bedreigde gebied wordt doorsneden door gemeentegrenzen. Het RBT is
geen besluitvormend orgaan op de beleidsterreinen openbare orde en veiligheid, maar een
adviesorgaan. Daarnaast is binnen het RBT sprake van bestuurlijke coördinatie tussen de
voorzitter en gezagsdragers op andere beleidsterreinen (functionele ketens). Het geven
van bevelen aan operationele diensten vindt bij opschaling naar een RBT altijd plaats via
de door de voorzitter veiligheidsregio aangewezen ROL. De ROL neemt daartoe deel aan
de vergaderingen van het RBT.
2.4 Informatiemanagement en Netcentrisch werken
Informatiemanagement
Het proces Informatiemanagement (IM) is de belangrijkste randvoorwaarde voor het proces Leiding &
Coördinatie (L&C). Naarmate de benodigde informatie completer en sneller beschikbaar komt, wordt
het proces L&C veel beter ondersteund. Het gaat hier om het operationele informatiemanagement,
dat wil zeggen het managen van de informatie rond het operationeel optreden. Het gaat niet om
informatiemanagement in de brede zin van het woord, zoals informatiestrategie, informatiebeleid en
informatieplanning. Informatiemanagement is, met andere woorden, het totaal aan activiteiten om de
juiste (operationele) informatie tijdig en in de juiste vorm, aan de juiste personen beschikbaar te
stellen.
11
Voor het operationele informatiemanagement maken we onderscheid in:
• Het verwerken van informatie, onder meer tot gedeelde beelden.
• Het veredelen van alle eigen beelden tot een situatiebeeld en het voeren van regie daarop en op
het proces van informatieverwerking.
• Het voeren van regie op het totaalbeeld door de daartoe aangewezen functionarissen afhankelijk
van opschaling).
Alle functionarissen in de crisisorganisatie zijn verantwoordelijk voor het delen (haal- en brengplicht)
van informatie voor een actuele beeldvorming. Informatiefunctionarissen zorgen ervoor dat relevante
informatie geregistreerd wordt in het landelijk crisis management systeem (LCMS) en daarmee
beschikbaar wordt gesteld aan andere partijen. Hierdoor beschikken alle onderdelen van de
hoofdstructuur van de crisisorganisatie gelijktijdig over een zo actueel mogelijk beeld van het incident.
Netcentrisch werken
Netcentrisch werken is met name een ondersteuning voor een multidisciplinaire manier van
samenwerking, waarbij diverse partners kunnen bijdragen aan het begrip van de situatie, maar ook
aan het gecoördineerd optreden. De mate waarin informatie gedeeld kan worden en de impact die dit
heeft op de manier van samenwerken bepaalt wat haalbaar is in de samenwerking. Op hoofdlijnen
bestaat het Netcentrisch werken uit de volgende acht thema’s:
1. Thematisch werken.
2. Relatie met beeldvorming, oordeelsvorming en besluitvorming (BOB).
3. Relatie met het (regionaal) risicoprofiel, beleidsplan en crisisplan.
4. Netwerkdenken en crisispartners.
5. Regie voeren op informatie.
6. Samenstelling van een actueel gedeeld beeld: tekst, plaatje en een praatje.
7. Grensoverschrijdende samenwerking.
8. Beheer en beveiliging.
Samenwerking IM en L&C
In het netwerk van samenwerkende organisaties krijgen de leider CoPI en de ROL en de
regievoerend informatiemanager steeds nadrukkelijker de rol van netwerkregisseur. De leider CoPI en
de ROL hebben hierbij vooral een verbindende rol tussen de zelfstandige organisaties en zelfbewuste
professionals. De informatiemanager onderhoudt een totaalbeeld dat hieraan ondersteunend is. In dit
totaalbeeld – waarover de informatiemanager regie voert – staan een aantal verbindende thema’s
centraal. Waar tot nu toe het accent lag op de vorming van een gezamenlijk beeld, krijgt nu
gezamenlijke oordeelsvorming een steeds prominentere plek. Gevoed door het totaalbeeld, vindt
inhoudelijke afstemming tussen verschillende organisaties plaats.
Wettelijke eisen aan operationeel Informatiemanagement
Het Besluit veiligheidsregio’s stelt eisen aan:
• De tijdige beschikbaarheid van informatiemanagers ten tijde van crises en rampen. Het Bvr stelt
dat de informatiemanager binnen 30 minuten in het CoPI en bij opschaling in het ROT eveneens
binnen 30 minuten aanwezig moet zijn om te starten met het opstellen van een beeld van het
incident (artikel 2.3.1).
• De gegevens worden nadat zij beschikbaar zijn binnen tien minuten verwerkt in het eigen beeld
en voor zover mogelijk geverifieerd (artikel 2.4.2). De gegevens worden langs geautomatiseerde
weg beschikbaar gesteld aan (artikel 2.4.1):
o de onderdelen van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing.
o andere de bij de ramp of crisis betrokken partijen die deze gegevens nodig hebben voor de
uitvoering van hun taken en bevoegdheden.
o onze Minister.
12
2.5 Resourcemanagement Resourcemanagement omvat het tijdig en in juiste kwantiteit verwerven en ter beschikking stellen
van personele en facilitaire voorzieningen. Het doel van Resourcemanagement is het adviseren over
en coördineren van middelen en maatregelen die nodig zijn om de crisisbeheersingsorganisatie in
staat te stellen langer op te treden dan de periode van operationele en logistieke zelfredzaamheid.
De multidisciplinaire aansturing vanuit het ROT vindt binnen VrZW nog niet plaats. Wel kennen de
kolommen een eigen Hoofd ondersteuning (Hon) die de monodisciplinaire ondersteuning van de
processen uitvoert.
Bij het proces Resourcemanagement kan gedacht worden aan:
• Personele voorzieningen
Zoals het organiseren dat de competente medewerker op het juiste tijdstip inzetbaar en
beschikbaar is.
• Facilitaire voorzieningen
Zoals het zorgen voor de tijdige beschikbaarheid van huisvesting, service & middelen en ICT
voor alle processen. Het gaat bijvoorbeeld om:
o Bevoorrading.
o Onderhoud.
o Geneeskundige verzorging gewond personeel.
o Transport personeel.
o Materiële dienstverlening (o.a. geld, energie, brandstof, waterwinning, toiletvoorziening).
o Infrastructurele ondersteuning.
• Aanvragen bijstand
Het formeel aanvragen van grootschalige bijstand via het Landelijk Operationeel Coördinatie
Centrum (LOCC) moet multidisciplinair gecoördineerd worden tot één gezamenlijke aanvraag
van alle disciplines in de regio. Conform de Wvr (artikel 51) vindt de formele schriftelijke
bijstandsaanvraag aan de Minister via de voorzitter veiligheidsregio plaats. De informele
bijstandsaanvragen kunnen rechtstreeks per mail of telefoon aan het LOCC gericht worden (zie
Handboek Bijstand van het LOCC). In de gevallen waarvoor afspraken met omliggende regio’s
zijn gemaakt kan het formele bijstandsverzoek rechtstreeks aan een omliggende regio gericht
worden (dit heet dan steunverlening). Binnen VrZW is dit gemandateerd aan de (H)OvD
Brandweer voor onder andere: logistieke bijstand materieel, incidentbestrijding gevaarlijke
stoffen (IBGS) en Cacaobrandbestrijding. Daarnaast is in 2014 een onderlinge
bijstandsafspraak geformaliseerd tussen de Veiligheidsregio’s Noord-Holland Noord,
Kennemerland en Zaanstreek-Waterland beschikken voor de bijstand van een tweede CoPI.
Kennisadviesstructuur
De veiligheidsregio kan via een vraagregisseur voor kennis- en adviesvragen bij complexe of
grootschalige incidenten het expertnetwerk van het Crisis Expert Team (CET) inschakelen via de
voorzitter van het CET. Dat is een inhoudelijk deskundige met directe toegang tot alle kennisinstituten
in het netwerk. Er zijn twee CET’s beschikbaar:
• CET Milieu en Drinkwater.
• CET Straling.
In de eerste fase van een incident of crisis (de acute fase) kunnen de afzonderlijke kennisinstituten
nog steeds rechtstreeks benaderd worden voor enkelvoudige adviesvragen of meetondersteuning ten
behoeve van de bron- en effectbestrijding. Voor kleine stralingsincidenten kan ook nog steeds de
Kern Fysische Dienst via het Meld- en Informatie Centrum van de Inspectie Leefomgeving &
Transport worden benaderd.
Binnen VrZW is nog geen vraagregisseur structureel aangewezen. Bij een incident wordt dan
gevraagd om één (inhoudelijk deskundig) aanspreekpunt uit de regio zodat het voor de voorzitter CET
helder is wie namens de veiligheidsregio de gesprekspartner is. Dit zal veelal een (Geneeskundig)
Adviseur Gevaarlijke Stoffen zijn.
13
3. De hoofdstructuur bij rampen en crises
Dit hoofdstuk beschrijft de hoofdstructuur bij grote rampen en crises en is uitgewerkt tot en met de
maximaal opgeschaalde situatie. De aard en omvang van de meeste incidenten vraagt echter niet om
deze mate van opschaling. Veelal kan worden volstaan met het activeren van een beperkt aantal
crisisteams en/of functionarissen.
De hoofdstructuur bestaat uit de volgende (artikel 2.1.1. Bvr):
• Meldkamer.
• Eén of meerdere Commando’s Plaats Incident.
• Regionaal Operationeel Team.
• Gemeentelijk Beleidsteam of Regionaal Beleidsteam.
Figuur 2: De hoofdstructuur bij rampenbestrijding en crisisbeheersing
De volgende paragrafen gaan nader in op de multidisciplinaire crisisteams. De (maximale)
samenstelling van de crisisteams is vermeld (o.b.v. de Wvr en Bvr). De feitelijke bemensing van de
crisisteams hangt af van de te behalen prestaties. Taakbeschrijvingen van functionarissen zijn
gedeeltelijk vastgelegd in de Ministeriële regeling personeel veiligheidsregio’s (2010). Wat niet in deze
regeling is opgenomen, is vastgelegd in (monodisciplinaire) handboeken, piketregelingen,
monodisciplinaire organisatiestructuren en functiebeschrijvingen.
3.1 Calamiteitencoördinatie
(meldkamer) De Wvr gaat uit van één gemeenschappelijke meldkamer
(GMK), die zorgt voor de calamiteitencoördinatie. De
verwachting is dat medio 2019 meldkamer Noord-Holland (MK
NH) is gevormd. Vanuit Haarlem zullen dan alle
meldkamerprocessen voor de veiligheidsregio’s
Kennemerland, Noord-Holland Noord en Zaanstreek-Waterland worden uitgevoerd. De
14
meldkamerprocessen Geneeskundige zorg zullen vanaf een later moment vanuit Haarlem
plaatsvinden. Tot die tijd verzorgt de meldkamer Ambulancezorg van veiligheidsregio Amsterdam-
Amstelland ook de meldkamerprocessen Geneeskundige zorg voor Zaanstreek-Waterland.
Functie calamiteitencoördinatie
In situaties die voldoen aan – door het bestuur van de veiligheidsregio vastgestelde – criteria voor
grootschalige alarmering, is binnen de meldkamer sprake van calamiteitencoördinatie.
Calamiteitencoördinatie richt zich op het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van grootschalige
alarmering en relevante meldkamerprocessen. Het gaat daarbij om:
• Reguliere alarmering.
• Alarmeren bevolking door middel van onder andere het landelijke Waarschuwings- en
alarmeringsstel (WAS) en NL Alert.
• Alarmering hoofdstructuur.
Vorm calamiteitencoördinatie
De feitelijke bemensing van de hieronder weergegeven functies hangt af van de te behalen prestaties
op het terrein van calamiteitencoördinatie:
• CaCo.
• Meldkamermedewerkers voor het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van:
o meldkamerprocessen Brandweerzorg, Geneeskundige zorg en Politiezorg.
o meldkamerprocessen op het terrein van grootschalige alarmering.
o ondersteunende processen calamiteitencoördinatie (zoals een informatiemanager MK).
• Functionarissen wier aanwezigheid in verband met de omstandigheden van belang is.
3.2 Commando Plaats Incident Een CoPI is een operationele entiteit. Bij meerdere CoPI’s op de
plaats van het incident, is de coördinatie belegd bij het ROT.
Functie CoPI
• Leiding en coördinatie op de plaats van het incident onder
verantwoordelijkheid van de burgemeester(s) of de ROL.
Men richt zich op (het voorbereiden van de) te behalen operationele prestaties op het terrein van
de openbare orde en veiligheid, die vanaf de plaats van het incident kunnen worden overzien en
aangestuurd.
• Het CoPI stemt af met andere betrokken partijen en adviseert de burgemeester(s) of ROL over de
te behalen operationele prestaties.
• De leider CoPI draagt zorg voor het bijhouden van het ‘eigen’ of totaalbeeld (conform paragraaf 4
van het Besluit veiligheidsregio’s).
Vorm CoPI
De feitelijke bemensing van de hieronder weergegeven functies hangt af van de te behalen prestaties
op de plaats van het incident:
• Leider CoPI.
• Officieren van dienst (OvD) van de direct betrokken operationele disciplines.
• Informatiemanager CoPI.
• Voorlichter van Dienst (VvD).
• Ondersteuning CoPI:
o Geo-informatiemedewerker (Gim).
• Functionarissen wier aanwezigheid in verband met de omstandigheden van belang is (zoals de
(Gezondheidskundig) Adviseur Gevaarlijke Stoffen ((G)AGS) en veiligheidsadviseur).
REGIONAAL / GEMEENTELIJK BELEIDSTEAM
TAAKORGANISATIES
BEVOLKINGSZORGMELDKAMER
COM MANDO PLAATS
INCIDENT
TAAKORGANISATIES
OVERIGE PARTNERS
TAAKORGANISATIES
POLITIEZORG
TAAKORGANISATIES GENEESKUNIDGE
ZORG
TAAKORGANISATIES
BRANDWEEERZORG
Secti e
Bevolkings-
zorg
REGIONAAL OPERATIONEEL TEAM
Sectie
Informatie-
management
Secties
Overige
partners
Sectie Polit iezorg
Sectie
Genees-kundi ge
Zorg
Sec tie
Brandweer-
zorg
Ui tvoeren
Bevolkingszorg
Ondersteunen
Bevolkingszorg
Ondersteune n
Calamite iten-
coördinatie
Uitvoe re n
Calamite iten-coördinatie
Ondersteunen
Incide ntbestrijdi ng
Ondersteunen
Ketenpartners
U itvoeren
Incide ntbestrijdi ng
Uitvoe re n
Ketenpartners
Ondersteunen
Polit iezorg
OndersteunenGenee
sk undige Zorg
Onde rsteunen
Brandweerzorg
Uitvoeren
Polit iezorg
Uitvoere n
Gene eskundige Zorg
Uitvoeren
Brandweerzorg
15
3.3 Regionaal Operationeel Team Het ROT is operationele entiteit die op tactisch niveau de
werkzaamheden uitvoert.
Functie ROT
• Operationele coördinatie onder leiding van de daartoe
aangewezen ROL en binnen de door de burgemeester(s) of
voorzitter veiligheidsregio aan die operationele leiding gestelde grenzen. Het ROT richt zich op
(de voorbereiding op) het behalen van operationele prestaties op het terrein van de openbare
orde en veiligheid die niet kunnen worden overzien en aangestuurd vanaf de plaats van het
incident, of er is geen plaats incident.
• Het ROT stemt af met andere betrokken partijen en adviseert het bestuur over de te behalen
operationele prestaties.
• De ROL draagt zorg voor het bijhouden van het totaalbeeld (conform paragraaf 4 van het Besluit
veiligheidsregio’s).
Vorm ROT
De feitelijke bemensing van de hieronder weergegeven functies hangt af van de te behalen prestaties
door het ROT:
• ROL.
• Algemeen commandanten (AC-en) van de direct betrokken operationele disciplines.
• Informatiemanager ROT.
• Communicatieadviseur ROT.
• Secties per operationele discipline bestaande uit één of meer medewerkers (tot de sectie
Bevolkingszorg behoort ook sectiemedewerker communicatie. De informatiecoördinator (Ico) en
Gim behoren tot de sectie Informatiemanagement).
• Ondersteuning ROT:
o RCC-ondersteuner.
o Journaalschrijver.
• Functionarissen wier aanwezigheid in verband met de omstandigheden van belang is (zoals
Regionaal Militair Operationeel Adviseur (RMOA) en leidinggevenden binnen andere sectoren).
3.4 Gemeentelijk Beleidsteam Het GBT is een bestuurlijke entiteit, die op strategisch niveau
opereert. Opschaling naar een gemeentelijk beleidsteam vindt
plaats bij een lokale ramp of crisis, waarbij de burgemeester
optreedt als voorzitter.
Functie GBT
• Bestuurlijke leiding en coördinatie op de beleidsterreinen openbare orde en openbare veiligheid,
tot het moment dat de voorzitter van de veiligheidsregio een RBT bijeenroept.
• De GBT-leden uit de functionele ketens zijn gezagsdragers op hun eigen beleidsterreinen. In die
zin is binnen het GBT ook sprake van bestuurlijke coördinatie tussen de algemene en functionele
ketens.
Vorm GBT
De feitelijke bemensing van de hieronder weergegeven functies hangt af van de te behalen prestaties
door het (gemeentelijk) beleidsteam:
• Burgemeester(s) van de direct betrokken gemeente(n).
• ROL.
Sectie
Bevolkings-zorg
REGIONAAL OPERATIONEEL TEAM
REGIONAAL / GEMEENTELIJK BELEIDSTEAM
TAAKORGANISATIES BEVOLKINGSZORG
MELDKAMERCOMMANDO PLAATS
INCIDENTTAAKORGANISATIES OVERIGE PARTNERS
TAAKORGANISATIES POLITIEZORG
TAAKORGANISATIES
GENEESKUNIDGE ZORG
TAAKORGANISATIES BRANDWEEERZORG
Sectie
Informatie-management
Secties
Overige partners
Sectie Politiezorg
Sectie Genees-kundige
Zorg
Sectie
Brandweer-zorg
Uitvoeren Bevolkingszorg
OndersteunenBevolkingszorg
Uitvoeren Calamiteiten-coördinatie
Uitvoeren Calamiteiten-coördinatie
OndersteunenIncidentbestrijding
Ondersteunen Ketenpartners
Uitvoeren Incidentbestrijding
Uitvoeren Ketenpartners
Ondersteunen Politiezorg
Ondersteunen Geneeskundige Zorg
OndersteunenBrandweerzorg
Uitvoeren Politiezorg
Uitvoeren Geneeskundige Zorg
Uitvoeren Brandweerzorg
16
• (Hoofd)Officier van justitie (Hovj).
• Strategisch adviseurs Bevolkingszorg, Brandweerzorg, Geneeskundige zorg en Politiezorg.
• Informatiecoördinator GBT.
• Strategisch Communicatieadviseur GBT.
• Andere - op basis van de bestuurlijke netwerkkaarten - betrokken crisispartners op bestuurlijk
niveau (waaronder de dijkgraaf en Regionaal Militair Commandant (RMC) of namens hem een
Regionaal Militair Beleidsadviseur (RMBA)).
• Ondersteuning GBT:
o RCC-ondersteuner.
o Journaalschrijver.
• Functionarissen wier aanwezigheid in verband met de omstandigheden van belang is (zoals
beleidsadviseurs van de direct betrokken operationele diensten).
3.5 Regionaal Beleidsteam Het RBT is een bestuurlijke entiteit, die op strategisch niveau
opereert. Opschaling naar een RBT vindt plaats bij een
bovenlokale ramp of crisis, onder voorzitterschap van de
voorzitter van het bestuur van de veiligheidsregio. Opschaling
naar een RBT gaat altijd gepaard met opschaling naar een
ROT, een dwingend voorgeschreven structuur conform artikel
39 Wet veiligheidsregio’s.
Zodra de voorzitter van de veiligheidsregio een RBT bijeenroept, is van rechtswege sprake van
bestuurlijke leiding door de voorzitter van de veiligheidsregio op de beleidsterreinen openbare orde en
veiligheid, ongeacht of het getroffen c.q. bedreigde gebied wordt doorsneden door gemeentegrenzen.
De voorzitter neemt – tenzij de vereiste spoed zich daartegen verzet – geen besluiten dan nadat hij/zij
het RBT heeft geraadpleegd en geeft bevelen aan de ROL die hij/zij nodig acht in verband met de
uitvoering van door hem/haar genomen besluiten. De ROL neemt deel aan de vergaderingen van het
RBT.
Functie RBT
• Advisering van de voorzitter veiligheidsregio op de beleidsterreinen openbare orde en openbare
veiligheid bij een ramp/crisis van meer dan plaatselijke betekenis.
• De RBT-leden uit de functionele ketens zijn gezagsdragers op hun eigen beleidsterreinen. In die
zin is binnen het RBT ook sprake van bestuurlijke coördinatie tussen de algemene en functionele
ketens.
Vorm RBT
• Voorzitter veiligheidsregio3.
• Overige functies conform RBT:
o Burgemeester(s) van de direct betrokken gemeente(n).
o (H)ovj.
o ROL.
o Strategisch adviseurs Bevolkingszorg, Brandweerzorg, Geneeskundige zorg en Politiezorg.
• Informatiecoördinator RBT.
• Strategisch Communicatieadviseur RBT.
• Andere - op basis van de bestuurlijke netwerkkaarten - betrokken crisispartners op bestuurlijk
niveau (waaronder de dijkgraaf en RMC of namens hem een RMBA).
3 Alleen burgemeesters binnen de regio kunnen de voorzitter vervangen in geval van afwezigheid of aflossing. Dit gebeurt in
volgorde van grootte van gemeente (besluit Algemeen Bestuur 1 oktober 2010).
Sectie
Bevolkings-zorg
REGIONAAL OPERATIONEEL TEAM
REGIONAAL / GEMEENTELIJK BELEIDSTEAM
TAAKORGANISATIES BEVOLKINGSZORG
MELDKAMERCOMMANDO PLAATS
INCIDENTTAAKORGANISATIES OVERIGE PARTNERS
TAAKORGANISATIES POLITIEZORG
TAAKORGANISATIES
GENEESKUNIDGE ZORG
TAAKORGANISATIES BRANDWEEERZORG
Sectie
Informatie-management
Secties
Overige partners
Sectie Politiezorg
Sectie Genees-kundige
Zorg
Sectie
Brandweer-zorg
Uitvoeren Bevolkingszorg
OndersteunenBevolkingszorg
Uitvoeren Calamiteiten-coördinatie
Uitvoeren Calamiteiten-coördinatie
OndersteunenIncidentbestrijding
Ondersteunen Ketenpartners
Uitvoeren Incidentbestrijding
Uitvoeren Ketenpartners
Ondersteunen Politiezorg
Ondersteunen Geneeskundige Zorg
OndersteunenBrandweerzorg
Uitvoeren Politiezorg
Uitvoeren Geneeskundige Zorg
Uitvoeren Brandweerzorg
17
• Ondersteuning RBT:
o RCC-ondersteuner.
o Journaalschrijver.
• Functionarissen wier aanwezigheid in verband met de omstandigheden van belang is (zoals
beleidsadviseurs van de direct betrokken operationele diensten).
18
4. Bevolkingszorg
De term Bevolkingszorg kan onbedoeld aanleiding tot misvattingen geven. In een crisissituatie wordt
vanuit een samenwerkingsverband van hulpverleners (brandweer, politie, GHOR, gemeenten,
defensie en eventueel anderen) immers vanuit de ‘zorg voor de bevolking’ diverse activiteiten
ondernomen. De hulpverleningsorganisatie kent daarbij een taakverdeling en specialisatie op taken.
Met de term Bevolkingszorg als aparte hulpverleningsdienst wordt het deel van de crisisorganisatie
bedoeld, waar de gemeente(n) een specifieke (wettelijke) taak in de crisisorganisatie is/zijn
toegewezen en vaak vanuit de gemeenten vorm en inhoud wordt gegeven. Het gaat daarbij
bijvoorbeeld om opvang en verzorging, omgevingszorg, crisiscommunicatie en nafase.
Bevolkingszorg. Eigentijds en realistisch
In veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland willen we een realistische en eigentijdse Bevolkingszorg.
Zelfredzaamheid, vraaggericht werken, voorbereiden op realistische scenario’s en aansluiten bij de
lokale situatie zijn daarbij belangrijke voorwaarden. Crisisfunctionarissen kunnen snel, adequaat en
met improvisatie reageren op de gevolgen van een calamiteit. Naast directe hulp zorgt Bevolkingszorg
ook voor communicatie over de crisis of calamiteit. Bevolkingszorg ten tijde van een crisis of calamiteit
zet zich in voor getroffenen die niet in staat zijn zichzelf te helpen. Hierbij wordt spontane hulp uit de
samenleving geaccepteerd en aangesloten op wat de samenleving al in gang heeft gezet. Ook is het
van belang dat de lokale getroffen gemeente snel op een adequate manier aansluit op de beheersing
van de effecten.
Bijzondere context
Voor het uitvoeren van deze wettelijke taken wordt veelal gebruikgemaakt van medewerkers in dienst
van gemeente(n). Hoewel de inhoud van de taken soms in het verlengde ligt van de dagelijkse
werkzaamheden van de gemeentelijke medewerker, maakt de crisis-context waarbinnen dit
plaatsvindt (werken onder een commandostructuur, hoge druk, beperkte informatie) dat dit
desondanks sterk af kan wijken van de dagelijkse praktijk. Daar komt bij dat voor de meeste leden
van de gemeentelijke crisisorganisatie de uitvoering van deze crisistaken een neventaak is, terwijl
men voor een andere functie (met bijbehorend competentieprofiel) bij de werkgever is aangesteld. Het
werken in een crisisorganisatie komt voor een gemeenteambtenaar, in relatie tot een collega
brandweerman of politiemedewerker, ook veel minder vaak voor. Het vakbekwaam worden en blijven
vergt daarom extra aandacht. De collega-hulpverleningsdiensten moeten kunnen rekenen op
vakbekwame teamgenoten in een crisisteam. Om dit te stroomlijnen is de rol van de Officier van
Dienst Bevolkingszorg (OvD-Bz) voornaam gepositioneerd. De OvD-Bz bepaalt welke processen hij
zelf aan kan en voor welke processen hij een beroep doet op de Algemeen Commandant
Bevolkingszorg (AC-Bz).
Bevolkingszorg in de regio Zaanstreek-Waterland heeft, in navolging van de ideeën van
Bevolkingszorg Op Orde 2.0, een onderscheid gemaakt in acute processen en de staande
organisatie. Op deze wijze zijn crisisprocessen gescheiden van reguliere processen.
Daar waar het spoedeisende karakter van de ramp of crisis afloopt en daar waar de bijzondere taken
van bevolkingszorg overgaan op reguliere taken van de gemeente, daar eindigt de
verantwoordelijkheid van de crisisorganisatie en begint de verantwoordelijkheid van de staande
organisatie. Hieruit volgt dat de crisistaken van bevolkingszorg liggen op opvang en verplaatsen,
bouwbeheer, bestuurlijke ondersteuning en preparatie nafase. Daarnaast blijft de verantwoordelijkheid
van het informeren van derden, die processen voor bevolkingszorg uitvoeren, gedurende de crisis wel
bij de crisisorganisatie. Dit zijn bijvoorbeeld de Omgevingsdienst op het gebied van milieubeheer,
Slachtofferinformatiesystematiek (SIS) op het gebied van verwanteninformatie of de gemeenten ten
aanzien van ruimtebeheer.
19
4.1 Stafsectie Bevolkingszorg
Functie stafsectie Bevolkingszorg
Het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van het tijdig, op de juiste plaats en in de juiste vorm
aan de juiste afnemers leveren van de juiste producten/diensten op het terrein van de grootschalige
Bevolkingszorg. Deze functie kan worden uitgevoerd binnen of buiten de organisatorische context van
de hoofdstructuur.
Vorm stafsectie Bevolkingszorg
• Algemeen Commandant Bevolkingszorg (AC-Bz).
• Informatiecoördinator Bevolkingszorg (Hoofd informatie Bz).
• Medewerker Bevolkingszorg (Hoofd ondersteuning Bz).
• Afhankelijk van de te behalen operationele prestaties op het terrein van de grootschalige
Bevolkingszorg4 vervullen de informatiecoördinator en de medewerker Bevolkingszorg de rollen
Hoofd Ondersteuning, Hoofd Publieke zorg en Hoofd Omgevingszorg.
• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de omstandigheden
van belang is.
Relatie met hoofdstructuur
• De AC-Bz draagt zorg voor het leveren van personele, facilitaire en informatievoorzieningen aan
ketenprocessen binnen de regionale crisisorganisatie.
• Binnen de context van de hoofdstructuur neemt de AC-Bz deel aan besluitvormingsprocessen
binnen het ROT en adviseert de ROL over de te behalen operationele prestaties op het terrein
van de Bevolkingszorg.
• De medewerker bevolkingszorg richt zich vooral op het contact met de buitenwereld en het
uitzetten of checken van acties.
• De informatiecoördinator zorgt voor de informatie in LCMS en is aanspreekpersoon voor het SIS
en communicatie.
4.2 Taakorganisatie crisiscommunicatie
Functie taakorganisatie crisiscommunicatie
Het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht op het ondersteunen
van de burgemeester(s) of voorzitter veiligheidsregio bij het waarschuwen5, informeren, duiden (het
geven van betekenis aan een (dreigende) ramp/crisis) en instrueren van (groepen van) de
bevolking ten tijde van een (dreigende) ramp/crisis, het in de juiste vorm aan de juiste afnemers
leveren van de juiste diensten en producten op het terrein van crisiscommunicatie/voorlichting, de
daarmee samenhangende verslaglegging en het continueren van die activiteiten over een bepaalde
periode.
Vorm taakorganisatie crisiscommunicatie
De feitelijke bemensing van de in de opsomming weergegeven functies hangt af van de te behalen
prestaties op het terrein van de crisiscommunicatie. Bij het bepalen van de prestaties wordt rekening
gehouden met zelfredzaamheid.6
4 Wordt bepaald door de AC. De opschaling naar de kernbezetting van de stafsectie kan ook plaatsvinden voor het faciliteren van de werkzaamheden van de OvD-Bevolkingszorg. 5 Het feitelijk waarschuwen van de bevolking d.m.v. WAS of NL Alert is een taak van de brandweer cq. de burgemeester op grond van artikel 25 lid 1 onder c. en art. 7 lid 1 en 39 lid 1 onder a Wvr. Voor acute situaties is de bevoegdheid gemandateerd aan daartoe aangewezen operationeel leidinggevenden conform het mandaatbesluit VrZW 2018. 6 In Bevolkingszorg op Orde 2.0 zijn ten behoeve van crisiscommunicatie prestaties nader uitgewerkt.
20
• Hoofd taakorganisatie crisiscommunicatie (HToC)7.
• Medewerkers ten behoeve van het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten op
het terrein van:
o Pers- & publieksvoorlichting.
o Advies & analyse.
• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de omstandigheden
van belang is.
Relatie met hoofdstructuur
• Bij een (dreigende) aantasting van de openbare orde en veiligheid8 is crisiscommunicatie in
eerste aanleg een verantwoordelijkheid van de direct betrokken burgemeester(s) of voorzitter
veiligheidsregio.
• De opschaling naar de taakorganisatie is niet per se afhankelijk van opschaling naar een GRIP 2
of stafsectie Bevolkingszorg of andere onderdelen van de regionale crisisorganisatie, zolang maar
duidelijk is wie de direct leidinggevende is van de HToC.
4.3 Taakorganisatie publieke zorg
Functie taakorganisatie publieke zorg
Het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht op het tijdig, op de
juiste plaats en in de juiste vorm verplaatsen, opvangen en verzorgen van (de juiste groepen van) de
bevolking, de daarmee samenhangende verslaglegging en het continueren van die activiteiten over
een bepaalde periode.
Vorm taakorganisatie publieke zorg
• Teamleider opvang en verplaatsen.
• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de
omstandigheden van belang is.
Relatie met hoofdstructuur
• Veelal gaat het om een beperkte verplaatsing (hoeveelheid personen, afstand). In buitengewone
omstandigheden kan sprake zijn van grootschalige evacuatie. Denkbaar is dat die vorm van
evacuatie anders vorm wordt gegeven binnen de structuur van de regionale crisisorganisatie, al
dan niet naast de taakorganisatie publieke zorg.
• De OvD-Bz bepaalt in eerste instantie de inzet van de teamleider opvang en tevens of hij/zijzelf
de aansturing op zich neemt of dit bij het ROT neerlegt.
• De teamleider opvang en verplaatsen is tevens coördinator opvanglocatie. Dit houdt in dat hij
sturing geeft aan alle partijen die zich op een opvanglocatie kunnen bevinden, zoals beveiliging,
Rode Kruis, dierenambulance, psychosociale hulpverlening, legers des heils.
7 Het Bvr spreekt over een Coördinerend Voorlichter. Dit is binnen VrZW de HToC. Deze voert zijn taken uit in het
actiecentrum/taakorganisatie crisiscommunicatie. 8 Crisiscommunicatie vindt ook plaats op andere beleidsterreinen onder gezag van de zogenoemde functionele ketens. Crisiscommunicatie vereist dan ook afstemming tussen de direct betrokken ketens. Zie Wvr, Besluit informatie inzake rampen en crises en het addendum rRCP-2016.
21
4.4 Taakorganisatie omgevingszorg
Functie taakorganisatie omgevingszorg
Het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht op het tijdig, op de
juiste plaats en in de juiste vorm voorkomen van een (dreigende) aantasting van het milieu en
bepaalde infrastructurele voorzieningen, dan wel het beheersen en herstellen daarvan, de daarmee
samenhangende verslaglegging en het continueren van die activiteiten over een bepaalde periode.
Vorm taakorganisatie omgevingszorg
• Teamleider ruimtebeheer (te bereiken via calamiteitennummers).
• Teamleider bouwbeheer (Inspecteurs Bouw- en Woningtoezicht gemeenten).
• Teamleider milieubeheer (Omgevingsdienst).
• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de omstandigheden
van belang is.
Relatie met hoofdstructuur
• De opschaling naar de taakorganisatie is niet per se afhankelijk van opschaling naar een
stafsectie Bevolkingszorg of andere onderdelen van de regionale crisisorganisatie, zolang maar
duidelijk is wie de direct leidinggevende is van het hoofd van de taakorganisatie.
• De OvD-Bz bepaalt wie nodig is en start het betreffende proces.
• In geval van de omgevingsdienst heeft de OvD-Bz slechts een signalerende en informerende
functie.
• De OvD-Bz bepaalt in eerste instantie de inzet van het proces en tevens of hij/zijzelf de
aansturing op zich neemt of dit bij het ROT neerlegt.
4.5 Taakorganisatie nafase
Functie taakorganisatie nafase
Het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht op het tijdig, op de
juiste plaats en in de juiste vorm voorbereiden van vormen van collectieve rouwverwerking, nazorg
aan de juiste (groepen) personen, herstellen van materiële schade, evaluatie9 en verantwoording, de
daarmee samenhangende verslaglegging en het continueren van die activiteiten over een bepaalde
periode. Hierbij is van belang dat de crisisorganisatie de voorbereidingen treft voor nafase, maar dat
de daadwerkelijke uitvoering ligt bij de getroffen gemeente zelf.
Vorm taakorganisatie nafase
• OvD-Bz.
• AC-Bz.
• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de omstandigheden
van belang is.
Relatie met hoofdstructuur
• De opschaling naar de taakorganisatie is niet per se afhankelijk van opschaling naar een
stafsectie Bevolkingszorg of andere onderdelen van de regionale crisisorganisatie, zolang maar
duidelijk is wie de direct leidinggevende is van het hoofd van de taakorganisatie.
• Het proces Nafase is de verantwoordelijkheid voor de gemeente zelf. Het proces Preparatie
nafase is de verantwoordelijkheid van de crisisorganisatie. Preparatie nafase houdt in dat de
getroffen gemeente(n) alle informatie krijgen om een adequate nafase te kunnen opzetten.
9 Naast de evaluatie t.b.v. de in artikel 40 Wvr bedoelde verantwoording, de preparatie op verbetermanagement.
22
• (Preparatie) Nafase kan al starten tijdens de crisis. Denk aan collectieve rouwverwerking
gedurende een crisis.
• Tot en met GRIP 1 is de OvD-Bz verantwoordelijk voor de preparatie nafase en vanaf GRIP 2 is
de AC-Bz verantwoordelijk.
• De adviseur crisisbeheersing van de getroffen gemeente(n) is eerste aanspreekpunt voor de
nafase, zowel voor de crisisorganisatie als voor de gemeentelijke organisatie.
4.6 Taakorganisatie informatie
Functie taakorganisatie informatie
Het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht op het tijdig, op de
juiste plaats en in de juiste vorm leveren van de juiste informatievoorzieningen aan de juiste
afnemers, de daarmee samenhangende verslaglegging en het continueren van die activiteiten over
een bepaalde periode.
Vorm taakorganisatie informatie
• Informatiecoördinator Bevolkingszorg.
Relatie met hoofdstructuur
De taakorganisatie informatie is element van het netwerk voor informatiemanagement binnen de
regionale crisisorganisatie. De informatiecoördinator Bz draagt - mede op basis van de verslaglegging
binnen de stafsectie en taakorganisaties - zorg voor het zogenoemde ‘eigen beeld’ dat tijdig en in de
juiste vorm ter beschikking wordt gesteld aan degene die binnen de hoofdstructuur van de regionale
crisisorganisatie verantwoordelijk is voor het bijhouden van het zogenoemde ‘totaalbeeld’.
4.7 Taakorganisatie ondersteuning
Functie taakorganisatie ondersteuning
Het op operationeel niveau plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn
gericht op het tijdig, op de juiste plaats en in de juiste vorm leveren van de juiste personele en
facilitaire voorzieningen aan de juiste afnemers, de daarmee samenhangende verslaglegging en
het continueren van die activiteiten over een bepaalde periode.
Vorm taakorganisatie ondersteuning
De feitelijke bemensing van de in de opsomming weergegeven functies hangt af van de te behalen
prestaties op het terrein van resourcemanagement.
• Medewerker Bevolkingszorg.
Relatie met hoofdstructuur
Binnen de structuur van de stafsectie is altijd sprake van de taakorganisatie ondersteuning en de
medewerker Bevolkingszorg neemt deel aan de besluitvormingsprocessen binnen de stafsectie
Bevolkingszorg en adviseert de AC-Bz ten behoeve van diens rol binnen het ROT.
23
5. Brandweerzorg
De inrichting van de Brandweerzorg is gebaseerd op het Deelplan Brandweerzorg VrZW (vastgesteld
30 juni 2015) en is in lijn met het referentiekader Brandweerzorg. Hierin wordt voor grootschalig
brandweeroptreden de inrichting van leiding en coördinatie, de primaire brandweerprocessen, het
informatieproces en het ondersteuningsproces beschreven. De leiding is daarbij in handen van de
AC-Brandweerzorg die ondersteund wordt door leidinggevenden op afzonderlijke processen.
Brandweerzorg kenmerkt zich hoofdzakelijk tot brongerichte incidenten, waarbij de leidinggevende
naar de plaats incident gestuurd wordt. Andere disciplines die meer in de periferie van een incident
opereren, kennen ook een op afstand kenmerkende sturingswijze. Hierin gaat de brandweer op zich
mee, maar de veelal operationele beslissingen worden bij de brandweer in het veld genomen. Om de
samenwerking tussen de andere disciplines goed vorm te geven, is het deelplan vooral gericht op de
organisatie van het brandweerdeel op het ROT-niveau.
5.1 Stafsectie Brandweerzorg
Functie stafsectie Brandweerzorg
Operationele leiding onder verantwoordelijkheid van de burgemeester of voorzitter veiligheidsregio
en binnen de door hem/haar gestelde grenzen en die is gericht op het plannen, uitvoeren, monitoren
en bijstellen van het tijdig, op de juiste plaats en in de juiste vorm aan de juiste afnemers leveren
van de juiste producten/diensten op het terrein van de grootschalige Brandweerzorg in het
algemeen. Deze vorm van operationele leiding kan worden uitgevoerd binnen of buiten de
organisatorische context van de hoofdstructuur.
Vorm stafsectie Brandweerzorg
De feitelijke bemensing van de in de opsomming weergegeven functies hangt af van de te behalen
prestaties op het terrein van brandweerzorg
• AC-Brandweerzorg (AC-B).
• Hoofd informatie Brandweerzorg (Hin-B).
• Hoofd ondersteuning Brandweerzorg (Hon-B).
• En afhankelijk van de te behalen operationele prestaties op het terrein van de grootschalige
Brandweerzorg10:
o Hoofd bron- en emissiebestrijding.
o Hoofd grootschalige redding.
o Hoofd grootschalige ontsmetting.
o Coördinator verkenningseenheden (CvE).
o Adviseur gevaarlijke stoffen ROT (AGS-ROT).
• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de stafsectie in verband met de omstandigheden van
belang is (zoals staffuncties op het terrein van verslaglegging, (crisis)communicatie,
veiligheidscoördinatie, beleidsadviseurs en liaisonfunctie naar ketenpartners).
Relatie met hoofdstructuur
• De AC-B draagt zorg voor het leveren van personele, facilitaire en informatievoorzieningen aan
ketenprocessen binnen de regionale crisisorganisatie (bijvoorbeeld crisiscommunicatie,
grootschalige evacuatie, informatie- en resourcemanagement).
10 Wordt bepaald door de AC-B. De opschaling naar de kernbezetting van de stafsectie (AC-B, Hin-B en Hon-B) kan ook plaatsvinden voor het faciliteren van de werkzaamheden van de OvD-B.
24
• Binnen de context van de hoofdstructuur neemt de AC-B deel aan besluitvormingsprocessen
binnen het ROT en adviseert de operationeel leider over de te behalen operationele prestaties op
het terrein van de Brandweerzorg.
• Bij fysieke scheiding tussen stafsectie en ROT kan de AC-B zijn taken binnen de stafsectie
Brandweerzorg delegeren aan een tweede AC (buddysysteem).
• Binnen de context van de hoofdstructuur neemt de OvD-B deel aan besluitvormingsprocessen
binnen het CoPI over de ter plaatse te behalen operationele prestaties.
5.2 Taakorganisatie bron- en emissiebestrijding
Functie taakorganisatie bron- en emissiebestrijding
Het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht op het in de juiste vorm
aan de juiste afnemers leveren van de juiste diensten en producten op het terrein van bron- en
emissiebestrijding, de daarmee samenhangende verslaglegging, en het continueren van die
activiteiten over een bepaalde periode.
Vorm bron- en emissiebestrijding
De feitelijke bemensing van de in de opsomming weergegeven functies hangt af van de te behalen
prestaties op het terrein van de bron- en emissiebestrijding.
• Hoofd bron- en emissiebestrijding11.
• Medewerkers ten behoeve van het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten op
het terrein van:
o Brandbestrijding.
o Hulpverlening.
o IBGS, inclusief kleinschalige ontsmetting.
o Waterongevallenbestrijding.
o Advisering (waaronder AGS).
• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de omstandigheden
van belang is.
Relatie met hoofdstructuur
De opschaling naar de taakorganisatie hangt samen met de opschaling naar de stafsectie
Brandweerzorg, en het hoofd van de taakorganisatie neemt deel aan de besluitvormingsprocessen
binnen de stafsectie en adviseert de AC-B over de te behalen prestaties op het terrein van bron- en
emissiebestrijding ten behoeve van diens rol binnen het ROT.
5.3 Taakorganisatie grootschalige redding
Functie taakorganisatie grootschalige redding
Het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht op het in de juiste vorm
aan de juiste afnemers leveren van de juiste diensten en producten op het terrein van grootschalige
redding, de daarmee samenhangende verslaglegging, en het continueren van die activiteiten over
een bepaalde periode.
11 De aansturing van eenheden in het veld vindt altijd plaats onder leiding van een OvD-B, al dan niet als lid van een ter plaatse ingericht CoPI. De AC-B kan bepalen dat de aansturing van die OvD-B en overige activiteiten binnen de taakorganisatie, zonder tussenkomst van een hoofd bron- en emissiebestrijding, plaatsvindt via de kernbezetting van de stafsectie: AC-B, Hin en Hon. Die overname vindt niet plaats als ook sprake is van opschaling naar de taakorganisatie grootschalige redding en/of grootschalige ontsmetting
25
Vorm taakorganisatie grootschalige redding
De feitelijke bemensing van de in de opsomming weergegeven functies hangt af van de te behalen
prestaties op het terrein van de brandweerzorg.
• Hoofd grootschalige redding.
• Medewerkers ten behoeve van het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten op
het terrein van:
o Specialistische technische hulpverlening.
o Urban Search and Rescue (USAR).
o Advisering.
• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de omstandigheden
van belang is.
Relatie met hoofdstructuur
De opschaling naar de taakorganisatie hangt samen met de opschaling naar de stafsectie
Brandweerzorg, en het hoofd van de taakorganisatie neemt deel aan de besluitvormingsprocessen
binnen de stafsectie en adviseert de AC-B over de te behalen prestaties op het terrein van
grootschalige redding ten behoeve van diens rol binnen het ROT.
5.4 Taakorganisatie grootschalige ontsmetting
Functie taakorganisatie grootschalige ontsmetting
Het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht op het in de juiste vorm
aan de juiste afnemers leveren van de juiste diensten en producten op het terrein van grootschalige
ontsmetting, de daarmee samenhangende verslaglegging, en het continueren van die activiteiten over
een bepaalde periode.
Vorm taakorganisatie grootschalige ontsmetting
De feitelijke bemensing van de in de opsomming weergegeven functies hangt af van de te behalen
prestaties op het terrein van de brandweerzorg.
• Hoofd grootschalige ontsmetting.
• Medewerkers ten behoeve van het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten op
het terrein van:
o Ontsmetten van mens (hulpverleners en slachtoffers) en dier.
o Ontsmetten van voertuigen en infrastructuur12.
o Advisering (waaronder AGS).
• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de omstandigheden
van belang is.
Relatie met hoofdstructuur
De opschaling naar de taakorganisatie hangt samen met de opschaling naar de stafsectie
Brandweerzorg, en het hoofd van de taakorganisatie neemt deel aan de besluitvormingsprocessen
binnen de stafsectie en adviseert de AC-B over de te behalen prestaties op het terrein van
grootschalige ontsmetting ten behoeve van diens rol binnen het ROT.
12 Deze taak kan ook uitgevoerd worden door de CBRN eenheid van Defensie (Chemisch, Biologisch, Radioactief, Nucleair).
26
5.5 Taakorganisatie informatie
Functie taakorganisatie informatie
Het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht op het tijdig, op de
juiste plaats en in de juiste vorm leveren van de juiste informatievoorzieningen aan de juiste
afnemers, de daarmee samenhangende verslaglegging, en het continueren van die activiteiten over
een bepaalde periode.
Vorm taakorganisatie informatie
De feitelijke bemensing van de in de opsomming weergegeven functies hangt af van de te
behalen prestaties op het terrein van informatiemanagement.
• Hoofd informatie. Brandweerzorg.
• Medewerkers ten behoeve van het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten op
het terrein van:
o Intake informatiemanagement13, ten behoeve van:
- taakorganisatie bron- en emissiebestrijding.
- taakorganisatie grootschalige redding.
- taakorganisatie grootschalige ontsmetting.
- taakorganisatie ondersteuning.
• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de omstandigheden
van belang is.
Relatie met hoofdstructuur
• Binnen de structuur van de stafsectie is altijd sprake van de taakorganisatie informatie en het
hoofd daarvan neemt deel aan de besluitvormingsprocessen binnen de stafsectie en adviseert de
AC-B ten behoeve van diens rol binnen het ROT.
• De taakorganisatie informatie is element van het netwerk voor informatiemanagement binnen de
regionale crisisorganisatie. De Hin-B draagt – mede op basis van de verslaglegging binnen de
stafsectie en taakorganisaties – zorg voor het zogenoemde ‘eigen beeld’ dat tijdig en in de juiste
vorm ter beschikking wordt gesteld aan degene die binnen de hoofdstructuur van de regionale
crisisorganisatie verantwoordelijk is voor het bijhouden van het zogenoemde ‘totaalbeeld’.
5.6 Taakorganisatie ondersteuning
Functie taakorganisatie ondersteuning
Het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht op het tijdig, op de
juiste plaats en in de juiste vorm leveren van de juiste personele en facilitaire voorzieningen aan de
juiste afnemers, de daarmee samenhangende verslaglegging, en het continueren van die
activiteiten over een bepaalde periode.
Vorm taakorganisatie ondersteuning
De feitelijke bemensing van de in de opsomming weergegeven functies hangt af van de te behalen
prestaties op het terrein van resourcemanagement.
• Hoofd ondersteuning Brandweerzorg.
• Medewerkers ten behoeve van het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten op
het terrein van:
o Intake resourcemanagement, ten behoeve van:
- taakorganisatie bron- en emissiebestrijding.
13 Aannemen van verzoeken voor het verwerven, verwerken en veredelen van informatie en het tijdig in de juiste vorm verstrekken daarvan aan relevante afnemers.
27
- taakorganisatie grootschalige redding.
- taakorganisatie grootschalige ontsmetting.
- taakorganisatie informatie.
o Coördinatie (preparatie) nafase14.
• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de omstandigheden
van belang is.
Relatie met hoofdstructuur Binnen de structuur van de stafsectie is altijd sprake van de taakorganisatie ondersteuning en het
hoofd daarvan neemt deel aan de besluitvormingsprocessen binnen de stafsectie en adviseert de AC-
B ten behoeve van diens rol binnen het ROT.
14 Denk daarbij o.a. aan (het voorbereiden van) de nazorg van personeel, evalueren en verantwoorden en verbetermanagement.
28
6. Geneeskundige zorg
Het landelijk Crisismodel GHOR vormt de basis voor de referenties van de Geneeskundige zorg. Op
26 april 2013 heeft de Raad van Directeuren Publieke Gezondheid dit landelijk model voor de invulling
van het geneeskundige deel van het regionale crisisplan vastgesteld. In dit plan worden de
organisatie, taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden in het kader van de rampenbestrijding en
crisisbeheersing opgenomen. In 2019 zal de uitvoeringsorganisatie van de GHOR Zaanstreek-
Waterland vorm krijgen. Onderstaand is zoveel mogelijk geformuleerd naar de wenselijke situatie van
2019.
Binnen de stafsectie Geneeskundige zorg is sprake van vier taakorganisaties:
• Taakorganisatie acute gezondheidszorg.
• Taakorganisatie publieke gezondheidszorg.
• Taakorganisatie informatie.
• Taakorganisaties ondersteuning (incl. regionale zorgcontinuïteit).
De Directeur Publieke Gezondheid (DPG) is verantwoordelijk voor de samenwerking van de
zorginstellingen op het terrein van de acute gezondheidszorg (triage, behandelen en vervoeren) en de
Publieke Gezondheidszorg (Infectieziekten, Medische milieukunde (inclusief GAGS, Psychosociale
hulpverlening (PSH) en Gezondheidsonderzoek bij rampen. Aanvullend op het Crisismodel GHOR
hebben de ketenpartners hun eigen Integraal Crisisplan. De zorginstellingen hebben een
eigenstandige rol bij het in stand houden van de zorgcontinuïteit tijdens crises en rampen en hebben
dit beschreven in hun Integraal Crisisplan.
6.1 Stafsectie Geneeskundige zorg
Functie stafsectie Geneeskundige zorg
Operationele leiding onder verantwoordelijkheid van de burgemeester of voorzitter veiligheidsregio
binnen de door hem – op advies van de DPG – gestelde grenzen. Deze leiding is gericht op het
plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van het tijdig, op de juiste plaats en in de juiste vorm aan
de juiste afnemers leveren van producten/diensten op het terrein van de opgeschaalde
Geneeskundige zorg. Deze functie kan worden uitgevoerd binnen of buiten de organisatorische
context van de hoofdstructuur.
De opschaling naar de kernbezetting van de stafsectie kan ook plaatsvinden voor het faciliteren van
de werkzaamheden van de OvD-G.
Vorm stafsectie Geneeskundige zorg
De feitelijke bemensing van de in de opsomming weergegeven functies hangt af van de te behalen
prestaties op het terrein van de geneeskundige zorg.
• Algemeen Commandant Geneeskundige zorg (AC-Gz).
• Hoofd Informatie Geneeskundige zorg (HIn-Gz).
• Hoofd Ondersteuning Geneeskundige zorg (Hon-Gz).15
15 Per 1 januari 2020 worden de Hoofd Informatie (HIn) en Hoofd Ondersteuning (HOn) samengevoegd in één functie: Lid
Stafsectie Geneeskundige zorg. Deze functionaris vervult in eerste instantie beide rollen. Indien nodig roept deze functionaris collega’s op basis van vrije instroom op, om de rol HIn of HOn specifiek op zich te nemen.
29
• Afhankelijk van de te behalen operationele prestaties op het terrein van de Geneeskundige zorg:
o Hoofd Acute Zorg.(uitgevoerd door OvD-G en bij opschaling de AC-Gz).
o Hoofd Publieke Gezondheidszorg (uitgevoerd door crisis coördinator crisisteam GGD
Zaanstreek-Waterland).
• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de stafsectie in verband met de omstandigheden van
belang is (zoals staffuncties op het terrein van verslaglegging, (crisis)communicatie,
veiligheidscoördinatie, beleidsadviseurs en liaisonfunctie naar zorginstellingen en individuele
beroepsbeoefenaars).
Uitvoering
De geneeskundige zorg tijdens crisissituaties wordt geleverd door zorginstellingen, zoals de regionale
ambulancevoorziening (RAV), de gemeenschappelijke gezondheidsdienst (GGD), het Nederlandse
Rode Kruis, traumacentra en ziekenhuizen. De GHOR geeft invulling aan de functies AC-Gz, Hin-Gz
en Hon-Gz16 ten behoeve van de sectie Geneeskundige zorg en aan de OvD-G ten behoeve van de
taakorganisatie acute gezondheidszorg. De stafsectie geneeskundige zorg zal, afhankelijk van het
doel en personele invulling, gelokaliseerd zijn bij de GGD Zaanstreek-Waterland (Vurehout) of bij het
RCC van VrZW (Prins Bernhardplein).
Relatie met hoofdstructuur
• De AC-Gz is belast met de operationele leiding over de geneeskundige hulpverlening onder
verantwoordelijkheid van het daartoe bevoegde gezag en binnen de door dat gezag gestelde
grenzen. De AC-Gz is bevoegd de nodige opdrachten te geven aan organisaties en diensten van
verschillende disciplines voor het (doen) uitvoeren van de geneeskundige hulpverlening.
• De AC-Gz draagt zorg voor het leveren van personele, facilitaire en informatievoorzieningen aan
ketenprocessen binnen de regionale crisisorganisatie (bijvoorbeeld crisiscommunicatie,
grootschalige evacuatie, informatie- en resourcemanagement).
• De AC-Gz adviseert de Directeur publieke gezondheid in diens wettelijke adviestaak (bestuurlijke
advisering) op het terrein van de acute en publieke gezondheidszorg.
• Binnen de context van de hoofdstructuur neemt de AC-Gz deel aan besluitvormingsprocessen
binnen het ROT en stemt af met de operationeel leider over de te behalen operationele prestaties
op het terrein van de geneeskundige hulpverlening en publieke gezondheidszorg. Bij fysieke
scheiding tussen stafsectie en regionaal operationeel stemt de AC-Gz binnen het ROT zijn
werkzaamheden af met zijn waarnemer binnen de stafsectie.
6.2 Taakorganisatie acute gezondheidszorg
Functie taakorganisatie acute gezondheidszorg
Het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht op het in de juiste vorm
aan de juiste afnemers leveren van bepaalde diensten en producten op het terrein van de
geneeskundige hulpverlening, de daarmee samenhangende registratie, en het continueren van die
activiteiten over een bepaalde periode.
Vorm taakorganisatie acute gezondheidszorg
De feitelijke bemensing van de in de opsomming weergegeven functies hangt af van de te behalen
prestaties op het terrein van de acute zorg.
• Hoofd acute Gezondheidszorg.
• Medewerkers ten behoeve van het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten op
het terrein van:
16 zie voetnoot 15.
30
o Geneeskundige hulpverlening17.
o Grootschalige geneeskundige bijstand.
o Gewondenspreiding.
o Advisering (bijvoorbeeld de GAGS).
o Registratie/Verslaglegging.
• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de omstandigheden
van belang is.
Uitvoering taakorganisatie acute zorg
Ambulance Amsterdam, aangevuld door het Rode Kruis, is de uitvoerder van de taakorganisatie acute
gezondheidszorg. Advisering vindt plaats vanuit de taakorganisatie publieke gezondheidszorg (GGD).
Relatie met hoofdstructuur
De opschaling naar de taakorganisatie hangt samen met de opschaling naar de stafsectie
Geneeskundige zorg, en het hoofd van de taakorganisatie neemt deel aan de
besluitvormingsprocessen binnen de stafsectie en adviseert de AC-Gz over de te behalen prestaties
op het terrein van de ambulancezorg ten behoeve van diens rol binnen het ROT.
6.3 Taakorganisatie publieke gezondheidszorg
Functie taakorganisatie publieke gezondheidszorg
Het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht op het in de juiste
vorm aan de juiste afnemers leveren van bepaalde diensten en producten op het terrein van de
publieke gezondheidszorg, de daarmee samenhangende registratie, en het continueren van die
activiteiten over een bepaalde periode.
Vorm taakorganisatie publieke gezondheidszorg
De feitelijke bemensing van de in de opsomming weergegeven functies hangt af van de te behalen
prestaties op het terrein van de publieke gezondheidszorg.
• Hoofd publieke gezondheidszorg.
• Medewerkers ten behoeve van het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten op
het terrein van:
o Infectieziektebestrijding18.
o Medische milieukunde.
o Gezondheidsonderzoek bij rampen en crises.
o Psychosociale hulpverlening.
• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de omstandigheden
van belang is.
Uitvoering taakorganisatie publieke gezondheidszorg
GGD Zaanstreek-Waterland is de uitvoerder van de taakorganisatie publieke gezondheidszorg. Dit is
vastgelegd in het Crisisplan Publieke Gezondheid van de GGD.
Relatie met hoofdstructuur
De opschaling naar de taakorganisatie hangt samen met de opschaling naar de stafsectie
Geneeskundige zorg, en het hoofd van de taakorganisatie neemt deel aan de
17 Als element van de acute zorgketen en waaraan de direct betrokken partijen (reguliere) resources ter beschikking stellen. Het gaat hier over de geneeskundige hulpverlening ‘in het veld’; tot aan de overname daarvan binnen de daartoe ingerichte (reguliere) diensten en organisaties, conform rampenopvangplannen (ROP). 18 Binnen de stafsectie kan – naast de taakorganisaties acute en publieke gezondheidszorg – opschaling plaatsvinden naar de taakorganisatie infectieziektebestrijding onder leiding van het Hoofd infectieziektebestrijding.
31
besluitvormingsprocessen binnen de stafsectie en adviseert de AC-Gz over de te behalen prestaties
op het terrein van de publieke gezondheidszorg, ten behoeve van diens rol binnen het ROT.
6.4 Taakorganisatie informatie
Functie taakorganisatie informatie
Het – in nauwe afstemming met de in artikel 33 lid 1 van de Wet veiligheidsregio’s beschreven
organisaties – plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht op het in de
juiste tijd, op de juiste plaats en in de juiste vorm leveren van bepaalde informatievoorzieningen aan
de juiste afnemers, de daarmee samenhangende registratie, en het continueren van die activiteiten
over een bepaalde periode.
Vorm taakorganisatie informatie
De feitelijke bemensing van de in de opsomming weergegeven functies hangt af van de te behalen
prestaties op het terrein van informatiemanagement.
• Hoofd informatie Geneeskundige zorg.
• Medewerkers ten behoeve van het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten op
het terrein van:
o Intake informatiemanagement19, ten behoeve van:
- taakorganisatie acute gezondheidszorg.
- taakorganisatie publieke gezondheidszorg.
- crisisteam(s) ‘artikel 33-organisaties’.
- Verwanteninformatie.
- taakorganisatie ondersteuning.
o Registratie/Verslaglegging.
• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de omstandigheden
van belang is.
Uitvoering taakorganisatie informatie
GHOR en de zorginstellingen zijn uitvoerder van de taakorganisatie informatie.
Relatie met hoofdstructuur
• Binnen de structuur van de stafsectie is altijd sprake van de taakorganisatie informatie en het
hoofd daarvan neemt deel aan de besluitvormingsprocessen binnen de stafsectie en adviseert de
AC-Gz ten behoeve van diens rol binnen het ROT.
• De taakorganisatie informatie is element van het netwerk voor informatiemanagement binnen de
regionale crisisorganisatie. De Hin-Gz draagt – mede op basis van de verslaglegging binnen de
stafsectie en taakorganisaties – zorg voor het zogenoemde ‘eigen beeld’ dat tijdig en in de juiste
vorm ter beschikking wordt gesteld aan degene die binnen de hoofdstructuur van de regionale
crisisorganisatie verantwoordelijk is voor het bijhouden van het zogenoemde ‘totaalbeeld’.
19 Aannemen van verzoeken voor het verwerven, verwerken en veredelen van informatie en het tijdig in de juiste vorm verstrekken daarvan aan relevante afnemers.
32
6.5 Taakorganisatie ondersteuning
Functie taakorganisatie ondersteuning
Het – in nauwe afstemming met de in artikel 33 lid 1 van de Wet veiligheidsregio’s beschreven
organisaties – plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht op het in de
juiste tijd, op de juiste plaats en in de juiste vorm leveren van bepaalde personele en facilitaire
voorzieningen aan de juiste afnemers, de daarmee samenhangende registratie, en het continueren
van die activiteiten over een bepaalde periode.
Vorm taakorganisatie ondersteuning
De feitelijke bemensing van de in de opsomming weergegeven functies hangt af van de te behalen
prestaties op het terrein van resourcemanagement. • Hoofd ondersteuning Geneeskundige zorg.
• Medewerkers ten behoeve van het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten op
het terrein van:
o Intake resourcemanagement, ten behoeve van:
- taakorganisatie acute gezondheidszorg.
- taakorganisatie publieke gezondheidszorg.
- crisisteam(s) ‘artikel 33-organisaties’.
- Verwanteninformatie.
- taakorganisatie informatie.
o Coördinatie (preparatie) nafase20.
o Registratie/Verslaglegging.
• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de omstandigheden
van belang is.
Uitvoering
GHOR en de zorginstellingen zijn uitvoerder van de taakorganisatie informatie.
Relatie met hoofdstructuur
Binnen de structuur van de stafsectie is altijd sprake van de taakorganisatie ondersteuning en het
hoofd daarvan neemt deel aan de besluitvormingsprocessen binnen de stafsectie en adviseert de AC-
Gz ten behoeve van diens rol binnen het ROT.
20 Denk daarbij o.a. aan (het voorbereiden van) de nazorg van personeel, evalueren en verantwoorden en verbetermanagement.
33
7. Politiezorg
Sinds het referentiekader uit 2009 is er binnen de regionale politiekorpsen hard gewerkt aan het
verder verbeteren van het grootschalig en bijzonder politieoptreden op basis van ervaringen uit het
veld. Een belangrijke ontwikkeling in dat perspectief is de vorming van de Nationale Politie. Sinds 1
januari 2013 is niet langer sprake van 25 regionale politiekorpsen en een Korps landelijke
politiediensten, maar van één Nationale Politie, bestaande uit tien regionale eenheden, een landelijke
eenheid en het Politiedienstencentrum. Binnen de regionale eenheden is sprake van districten en
basisteams. Een eenheid of district is territoriaal congruent aan een veiligheidsregio. De leiding en het
beheer over de nationale politie berust bij de korpschef onder verantwoordelijkheid van de minister
van Justitie & Veiligheid. De kerntaak van de politie is het handhaven van de rechtsorde en verlenen
van hulp aan hen die deze behoeven. De politie voert haar taken uit in ondergeschiktheid aan het
gezag van de:
• Burgemeester of voorzitter veiligheidsregio, voor wat betreft het handhaven van de openbare orde
en hulpverlening.
• Officier van justitie, voor wat betreft de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde.
Binnen elke eenheid kan de politiechef, op basis van proportionaliteit en subsidiariteit, een staf
Grootschalig en Bijzonder Politieoptreden (sGBO) inrichten. De regionale eenheden schalen met
enige regelmaat monodisciplinair op, dus zonder onderdeel te worden van de regionale
crisisorganisatie. Op nationaal niveau kan de korpschef op basis van die beginselen een Nationale
Staf Grootschalig en Bijzonder politieoptreden (NSGBO) inrichten binnen de context van de nationale
crisisbesluitvormingsstructuur.
In de multidisciplinaire context heeft de politie een sectie Politiezorg in het ROT. Dit staat los van de
monodisciplinaire opschaling in een sGBO. In het geval van multidisciplinaire opschaling waarbij veel
of complexe politieprocessen aan de orde zijn schaalt de politie monodisciplinair op naar sGBO in de
multidisciplinaire context. In die gevallen is de sectie Politiezorg de intermediair tussen ROT en
sGBO.
• Een sGBO voert haar taken uit onder het gezag van de burgemeester en/of officier van justitie.
Afstemming met het gezag vindt bij monodisciplinair optreden in beginsel plaats door de
Algemeen Commandant (AC) sGBO. Waar vereist kan de lokale driehoek ook bestaan uit de
burgemeester – (hoofd)officier van justitie – hoofd van het territoriaal onderdeel dat congruent is
aan de grenzen van de gemeente c.q. veiligheidsregio. De AC-sGBO geeft in dat geval uitvoering
aan de bevelen van deze driehoek.
• De sectie Politiezorg in het ROT voert haar taken uit onder het gezag van de direct betrokken
burgemeester(s) óf voorzitter veiligheidsregio en de (hoofd)officier van justitie, al dan niet binnen
de constructie van een (regionaal) beleidsteam. Afstemming met het decentraal gezag vindt bij
multidisciplinair optreden plaats door de ROL, die de algemene operationele leiding heeft over de
bij de ramp/crisis betrokken operationele disciplines. De AC Politiezorg geeft – als lid van het
ROT en hoofd van de sectie Politiezorg – uitvoering aan de bevelen van de ROL.
De hierna beschreven referenties hebben betrekking op die van de sGBO binnen de structuur van de
regionale crisisorganisatie. Een belangrijk uitgangspunt hierbij is de wens van de Nationale Politie om
het aantal (hoofden van) taakorganisaties binnen de stafsectie en sGBO-structuur op een realistisch
niveau te brengen, mede gelet op een verantwoorde span of control van de AC-en. De beschreven
referenties gelden voor de gehele Nationale Politie. Daarvan is het voordeel dat de benodigde
competenties ook overal dezelfde zijn, waardoor landelijke uitwisseling van rollen met het oog op
kennis- en expertise-uitwisseling eenvoudig kan plaatsvinden.
34
7.1 staf Grootschalig en Bijzonder Optreden
Functie sGBO
Operationele leiding onder verantwoordelijkheid van de burgemeester of voorzitter veiligheidsregio
en/of ‘driehoek’ binnen de door dit gezag gestelde grenzen en die is gericht op het plannen, uitvoeren,
monitoren en bijstellen van het tijdig, op de juiste plaats en in de juiste vorm aan de juiste afnemers
leveren van de juiste producten/diensten op het terrein van de grootschalige Politiezorg in het
algemeen. Deze functie kan worden uitgevoerd binnen of buiten de organisatorische context van de
hoofdstructuur.
Vorm sGBO
• Algemeen commandant Politiezorg (AC-P).
• Hoofd Informatie Politiezorg (Hin-P).
• Hoofd Ondersteuning Politiezorg (Hon-P).
• Adviseur Crisisbeheersing.
• (optioneel) Waarnemer / Evaluator.
• En afhankelijk van de te behalen operationele prestaties op het terrein van de Politiezorg:
o Hoofd Ordehandhaving.
o Hoofd Mobiliteit. |
o Hoofd Bewaken & Beveiligen. |
o Hoofd Opsporing. |
o Hoofd Opsporingsexpertise. | Deze ‘knoppen’ worden actief
o Hoofd Handhaven Netwerken. | afhankelijk van het specialisme
o Hoofd Bestuurlijke Ondersteuning. | en de span of control.
o Hoofd Communicatie. |
o Hoofd Interventie. |
Relatie met hoofdstructuur
• De AC-P draagt zorg voor het leveren van personele, facilitaire en informatievoorzieningen aan
ketenprocessen binnen de regionale crisisorganisatie (bijvoorbeeld grootschalige evacuatie,
informatie- en resourcemanagement).
• Binnen de context van de hoofdstructuur neemt de AC-P (ROT) deel aan
besluitvormingsprocessen binnen het ROT en adviseert de operationeel leider in over de te
behalen operationele prestaties op het terrein van de Politiezorg. Indien er sprake is van politiële
opschaling naar een sGBO doet hij dat in samenspraak met de AC-sGBO.
• De AC-P (ROT) adviseert het hoofd van het territoriale onderdeel bij diens wettelijke adviesfunctie
binnen de ‘driehoek’.
• Door de fysieke scheiding tussen de sGBO en ROT delegeert de AC-sGBO zijn taken binnen de
hoofdstructuur aan een AC-P.
7.2 Taakorganisatie mobiliteit
Functie taakorganisatie mobiliteit
Het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht op het in de juiste vorm
aan de juiste afnemers leveren van de juiste diensten en producten op het terrein van het handhaven
van mobiliteit, de daarmee samenhangende verslaglegging, en het continueren van die activiteiten
over een bepaalde periode.
Vorm taakorganisatie mobiliteit
De feitelijke bemensing van de in de opsomming weergegeven functies hangt af van de te behalen
prestaties op het terrein van mobiliteit.
35
• Hoofd ordehandhaving óf Hoofd mobiliteit21.
• Medewerkers ten behoeve van het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten op
het terrein van:
o Verkeersgeleiding.
o Verkeerstoezicht.
o Verkeershandhaving.
o Advisering.
o Verslaglegging.
• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de omstandigheden
van belang is.
Relatie met hoofdstructuur
De opschaling naar de taakorganisatie hangt in enkele gevallen samen met de opschaling naar de
sectie Politiezorg. Als dat het geval is adviseert het hoofd van de taakorganisatie de AC-P (ROT) over
de te behalen prestaties op het terrein van mobiliteit ten behoeve van diens rol binnen het ROT.
7.3 Taakorganisatie ordehandhaving
Functie taakorganisatie ordehandhaving
Het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht op het in de juiste vorm
aan de juiste afnemers leveren van de juiste diensten en producten op het terrein van
ordehandhaving22, de daarmee samenhangende verslaglegging, en het continueren van die
activiteiten over een bepaalde periode.
Vorm taakorganisatie ordehandhaving
De feitelijke bemensing van de in de opsomming weergegeven functies hangt af van de te behalen
prestaties op het terrein van ordehandhaving. • Hoofd ordehandhaving.
• Medewerkers ten behoeve van het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten op
het terrein van:
o Crowdcontrol.
o Riotcontrol (relbestrijding).
o Handhaven netwerken (indien geen Hoofd handhaven netwerken is aangewezen).
o Recherchemaatregelen (indien geen Hoofd opsporing is aangewezen).
o Advisering (o.a. op het terrein van crowdmanagement).
o Verslaglegging.
• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de omstandigheden
van belang is.
Relatie met hoofdstructuur
De opschaling naar de taakorganisatie hangt in enkele gevallen samen met de opschaling naar de
sectie Politiezorg. Als dat het geval is adviseert het hoofd van de taakorganisatie de AC-P (ROT) over
de te behalen prestaties op het terrein van mobiliteit ten behoeve van diens rol binnen het ROT.
21 Zie opmerking Vorm sGBO. 22 Hier public order management: het realiseren van de gewenste openbare orde, handhaven van de bestaande orde en relbestrijding.
36
7.4 Taakorganisatie bewaken & beveiligen
Functie taakorganisatie bewaken & beveiligen
Het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht op het in de juiste vorm
aan de juiste afnemers leveren van de juiste diensten en producten op het terrein van Bewaken &
Beveiligen, de daarmee samenhangende verslaglegging, en het continueren van die activiteiten over
een bepaalde periode.
Vorm taakorganisatie bewaken & beveiligen
De feitelijke bemensing van de in de opsomming weergegeven functies hangt af van de te behalen
prestaties op het terrein van bewaken & beveiligen. • Hoofd Ordehandhaving óf Hoofd bewaken & beveiligen.
• Medewerkers ten behoeve van het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten op
het terrein van:
o bewaken & beveiligen van personen.
o bewaken & beveiligen van objecten.
o bewaken & beveiligen van diensten.
o Advisering.
o Verslaglegging.
• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de omstandigheden
van belang is.
Relatie met hoofdstructuur
De opschaling naar de taakorganisatie hangt in enkele gevallen samen met de opschaling naar de
sectie Politiezorg. Als dat het geval is adviseert het hoofd van de taakorganisatie de AC-P (ROT) over
de te behalen prestaties op het terrein van mobiliteit ten behoeve van diens rol binnen het ROT.
7.5 Taakorganisatie opsporing
Functie taakorganisatie opsporing
Het op operationeel niveau plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht
op het in de juiste vorm aan de juiste afnemers leveren van de juiste diensten en producten op het
terrein van tactische, technische en forensische opsporing of andere bijzondere
recherchetoepassingen, de daarmee samenhangende verslaglegging, en het continueren van die
activiteiten over een bepaalde periode.
Vorm taakorganisatie opsporing
De feitelijke bemensing van de in de opsomming weergegeven functies hangt af van de te behalen
prestaties op het terrein van (speciale) interventies.
• Hoofd opsporing.
• Medewerkers ten behoeve van het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten op
het terrein van:
o (Grootschalige) opsporing.
o Opsporingsexpertise.
o Recherchemaatregelen.
o Advisering.
o Verslaglegging.
• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de omstandigheden
van belang is.
37
Relatie met hoofdstructuur
De opschaling naar de taakorganisatie hangt in enkele gevallen samen met de opschaling naar de
sectie Politiezorg. Als dat het geval is adviseert het hoofd van de taakorganisatie de AC-P (ROT) over
de te behalen prestaties op het terrein van mobiliteit ten behoeve van diens rol binnen het ROT.
7.6 Taakorganisatie interventie
Functie taakorganisatie interventie
Het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht op het in de juiste vorm
aan de juiste afnemers leveren van de juiste diensten en producten op het terrein van (speciale)
interventies, de daarmee samenhangende verslaglegging, en het continueren van die activiteiten over
een bepaalde periode.
Vorm taakorganisatie interventie
De feitelijke bemensing van de in de opsomming weergegeven functies hangt af van de te behalen
prestaties op het terrein van (speciale) interventies.
• Hoofd interventie23.
• Medewerkers ten behoeve van het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten op
het terrein van:
o Aanhouding en ondersteuning.
o Expertise & operationele ondersteuning (waaronder langeafstandsprecisievuur).
o Advisering.
o Verslaglegging.
• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de omstandigheden
van belang is.
Relatie met hoofdstructuur
De opschaling naar de taakorganisatie hangt in enkele gevallen samen met de opschaling naar de
sectie Politiezorg. Als dat het geval is adviseert het hoofd van de taakorganisatie de AC-P (ROT) over
de te behalen prestaties op het terrein van mobiliteit ten behoeve van diens rol binnen het ROT.
7.7 Taakorganisatie informatie
Functie taakorganisatie informatie
Het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht op het tijdig, op de
juiste plaats en in de juiste vorm leveren van de juiste informatievoorzieningen aan de juiste
afnemers, de daarmee samenhangende verslaglegging, en het continueren van die activiteiten over
een bepaalde periode.
Vorm taakorganisatie informatie
De feitelijke bemensing van de in de opsomming weergegeven functies hangt af van de te behalen
prestaties op het terrein van informatiemanagement. • Hoofd informatie.
23 Conform artikel 9 lid 3 van de Regeling Dienst Speciale Interventies (DSI): de chef van aanhoudings- en ondersteuningseenheid tot het moment dat sprake is van de inzet van de Dienst Speciale Interventies op basis van een operationeel plan van inzet (OPVI) dat is goedgekeurd door de minister van veiligheid en justitie of in diens naam, de voorzitter van het college van procureurs-generaal. Bij een inzet op basis van een OPVI is sprake van commandovoering door het Hoofd DSI. De DSI is geen taakorganisatie binnen de structuur van de SGBO c.q. actiecentrum politie. Het Hoofd DSI en de AC stemmen - binnen de kaders van het daartoe bevoegde gezag - af over het voorkomen c.q. beheersen van ongewenste effecten van de inzet van de DSI voor de openbare orde en veiligheid.
38
• Medewerkers ten behoeve van het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten op
het terrein van:
o Intake informatiemanagement ten behoeve van de:
- taakorganisatie mobiliteit.
- taakorganisatie ordehandhaving.
- taakorganisatie bewaken & beveiligen.
- taakorganisatie opsporing.
- taakorganisatie interventie.
- taakorganisatie ondersteuning.
- verwanteninformatie.
o Verslaglegging.
• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de omstandigheden
van belang is.
Relatie met hoofdstructuur
• De opschaling naar de taakorganisatie hangt in enkele gevallen samen met de opschaling naar
de sectie Politiezorg. Als dat het geval is adviseert het hoofd van de taakorganisatie de AC-P
(ROT) over de te behalen prestaties op het terrein van mobiliteit ten behoeve van diens rol binnen
het ROT.
• De taakorganisatie informatie is element van het informatienetwerk binnen de regionale
crisisorganisatie en draagt – mede op basis van de verslaglegging binnen de stafsectie en
taakorganisaties – zorg voor het zogenoemde ‘eigen beeld’ dat tijdig en in de juiste vorm ter
beschikking wordt gesteld aan degene die binnen de hoofdstructuur van de regionale
crisisorganisatie verantwoordelijk is voor het bijhouden van het zogenoemde ‘totaalbeeld’.
7.8 Taakorganisatie ondersteuning
Functie taakorganisatie ondersteuning
Het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten die zijn gericht op het tijdig, op de
juiste plaats en in de juiste vorm leveren van de juiste personele en facilitaire voorzieningen aan de
juiste afnemers, de daarmee samenhangende registratie, en het continueren van die activiteiten over
een bepaalde periode.
Vorm taakorganisatie ondersteuning
De feitelijke bemensing van de in de opsomming weergegeven functies hangt af van de te behalen
prestaties op het terrein van resourcemanagement.
• Hoofd ondersteuning.
• Medewerkers ten behoeve van het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van activiteiten op
het terrein van:
o Intake resourcemanagement, ten behoeve van:
- taakorganisatie mobiliteit.
- taakorganisatie ordehandhaving.
- taakorganisatie bewaken & beveiligen.
- taakorganisatie opsporing.
- taakorganisatie interventie.
- taakorganisatie informatie.
- verwanteninformatie.
o Coördinatie (preparatie) nafase24
o Registratie/Verslaglegging. 24 Denk daarbij o.a. aan (het voorbereiden van) de nazorg van personeel, evalueren en verantwoorden en verbetermanagement.
39
• Functionarissen wier aanwezigheid binnen de taakorganisatie in verband met de omstandigheden
van belang is.
Relatie met hoofdstructuur
• De opschaling naar de taakorganisatie hangt in enkele gevallen samen met de opschaling naar
de sectie Politiezorg. Als dat het geval is adviseert het hoofd van de taakorganisatie de AC-P
(ROT) over de te behalen prestaties op het terrein van mobiliteit ten behoeve van diens rol binnen
het ROT.
40
8. Samenwerking met crisispartners
In elke crisis moet de crisisorganisatie haar activiteiten afstemmen op de activiteiten van tal van
andere overheden en externe partners. Met welke partijen moet worden samengewerkt, hangt samen
met de aard en omvang van het incident. Naast het regionale samenwerkingsverband van de
veiligheidsregio zijn er private en publieke partijen die door hun expertise en capaciteiten een
(ondersteunende) taak of een (mede)verantwoordelijkheid hebben in de voorbereiding op en de
daadwerkelijke bestrijding van rampen en crises. We duiden deze partijen aan als crisispartners. Dit
hoofdstuk beschrijft hoe VrZW met de crisispartners samenwerkt.
Bestuurlijke netwerk
De bestuurlijke netwerkkaarten beschrijven de bestuurlijke verantwoordelijkheden en verplichtingen in
crisisbeheersing op terreinen variërend van vreemdelingen tot de bestrijding van
bodemverontreiniging en van rampenbestrijding tot dierziektebestrijding. Ze zijn bedoeld als handvat
en oriëntatiepunt waarmee verantwoordelijke bestuurders en beleidsteams tijdens een (dreigende)
crisissituatie hun eigen besluitvorming en aanpak kunnen vormgeven. Naast de netwerkkaarten zijn
ook de bevoegdhedenschema’s beschikbaar. In deze schema’s zijn de relevante
(nood)bevoegdheden en verplichtingen te vinden met verwijzingen naar de internationale en nationale
wet- en regelgeving. Deze schema’s zijn de juridische basis van de bestuurlijke netwerkkaarten. De
bestuurlijke netwerkkaarten en bevoegdhedenschema’s zijn te vinden op de website van het Instituut
Fysieke Veiligheid (IFV).
Openbaar Ministerie
Het Arrondissementsparket Noord-Holland van het Openbaar Ministerie (OM) omvat het
verzorgingsgebied van de Veiligheidsregio's Noord-Holland Noord, Kennemerland en Zaanstreek-
Waterland. Het OM draagt ook tijdens een ramp of crisis zorg voor de strafrechtelijke handhaving van
de rechtsorde. De burgemeester en de (hoofd)officier van justitie (h)ovj delen het gezag over de
politie. Indien de politie in een gemeente optreedt ter handhaving van de openbare orde en ter
uitvoering van de hulpverleningstaak, staat zij onder gezag van de burgemeester. Indien de politie
optreedt ter strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, dan wel taken verricht ten dienste van de
justitie, staat zij onder gezag van de (h)ovj. Om deze reden heeft de Wvr hovj aangemerkt als lid van
het RBT. Daarnaast maakt voor VrZW een officier van justitie standaard deel uit van het GBT.
Defensie
Defensie is naast politie, brandweer, geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio en
gemeenten een structurele veiligheidspartner binnen de Strategie Nationale Veiligheid. Defensie kan
in geval van een (dreigende) ramp of crisis op verzoek van civiele autoriteiten militaire bijstand of
militaire steunverlening bieden (zie daarvoor ook de ‘Catalogus Nationale operaties’ op de website
van Defensie). Binnen Defensie is een geografische verdeling gemaakt waarbij de Regionaal Militair
Commandant (RMC) belast is met de coördinatie van militaire bijstand en militaire steunverlening in
het kader van het openbaar belang in het toegewezen gebied. De RMC is het militaire aanspreekpunt
voor bestuurlijke autoriteiten en operationele directies binnen de veiligheidsregio’s en is tevens
rijksheer van Defensie op grond van noodwetgeving, hij wordt ondersteund door een Regionaal
Militair Beleids Adviseur (RMBA). Elke veiligheidsregio beschikt over een Regionaal Militair
Operationeel Adviseurs (RMOA) als liaison op operationeel niveau. Liaisons van Defensie maken
desgevraagd deel uit van de operationele en bestuurlijke overlegstructuren van de veiligheidsregio’s.
Regionale afspraken zijn vastgelegd in het Samenwerkingsconvenant Veiligheidsregio Zaanstreek-
Waterland, Politie Eenheid Noord Holland en Defensie dat 20 juni 2014 is ondertekend. In 2019 wordt
het convenant herijkt.
41
Sector Vitale Infrastructuur
Ontwikkelingen als globalisering, klimaatverandering en informatisering zorgen ervoor dat onze
samenleving steeds complexer wordt. Hierdoor ontstaan nieuwe soorten risico’s waarmee we
rekening moeten houden. Zo spelen de zgn. vitale processen een steeds grotere rol in de
maatschappij. Uitval van vitale processen kunnen dan ook grote effecten hebben op de continuïteit en
veiligheid van onze samenleving. Om hier op voor te bereiden zijn in 2013 samenwerkingsafspraken
in convenanten tussen vitale partners en VrZW vastgelegd. VrZW heeft met de volgende vitale
partners convenanten afgesloten:
• PWN (en politie) over drinkwater.
• Liander, Tennet en Gasunie (en politie) over gas en elektriciteit.
• ProRail (en politie) over spoorwegincidenten.
• Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) en Rijkswaterstaat over keren en
beheren oppervlaktewater.
De samenwerking is verder voortgezet via het ‘Netwerk Vitale Veiligheid Noord-Holland’. Naast de
Veiligheidsregio’s in NW3 nemen circa 20 verschillende partners deel aan het netwerk. Onderwerpen
die in het netwerk behandeld worden zijn:
• gezamenlijke duiding van de risico’s.
• afspraken maken rond de uitwerking van maatregelen.
• gezamenlijke oefeningen, opleidingen en trainingen.
• afstemming over inhoud van risico- en crisiscommunicatie.
• afspraken maken en uitwerken rondom informatiedeling tijdens een crisis.
• bieden van een platform om ervaring en informatie uit te wisselen.
Water- en scheepvaartzorg
Waterbeheer en scheepvaartzorg is binnen de veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland de
verantwoordelijkheid van meerdere overheden en organisaties. Het Hoogheemraadschap Hollands
Noorderkwartier, Rijkswaterstaat, de provincie Noord-Holland, de Dienst Waterpolitie van de landelijke
eenheid van de Nationale Politie, de Kustwacht, Reddingsbrigades en het Centraal Nautisch Beheer
(CNB) Noordzeekanaal hebben kunnen hierbij een taak hebben.
De inrichting van de crisisbeheersingsorganisatie van waterbeheer en scheepvaartzorg staat
beschreven in het incidentbestrijdingsplan (IBP) IJsselmeergebied en het IBP Noordzeekanaal.
Extreem Geweld
De partners binnen VrZW bereiden zich (operationeel) voor op de reacties in situaties van Extreem
Geweld. Extreem Geweld is breder dan terrorisme. Extreem Geweld verwijst naar:
• Geweld met vuur- of steekwapens, handgranaten.
• Geweld met objecten (voertuigen, vaartuigen, vliegtuigen, drones).
• Geweld met explosieven (bomaanslag).
• Geweld met een gevaarlijke stof (CBRN/E).
• Een gijzeling of een geplande aanhouding.
Alleen de politie of de NCTV kunnen extreem geweld duiden. De verantwoordelijk bestuurder bepaalt
de duiding. In de aanpak van Extreem Geweld wordt zowel landelijk als regionaal de volgende
prioritering gehanteerd:
• het nemen van preventieve maatregelen en het redden van mensenlevens.
• het nemen van maatregelen om de gevolgen van een aanslag te minimaliseren.
• het informeren van het publiek en het vergroten van het publieksvertrouwen;
• het voorkomen van aanslagen.
• het opsporen, aanhouden en vervolgen van daders.
• het bijdragen aan een zo snel mogelijke terugkeer naar een genormaliseerde situatie.
42
Het RCP van VrZW is ook toepasbaar voor het alarmeren en opschalen bij een Extreem Geweld
incident. Afwijkende afspraken tussen crisispartners over de aanpak van Extreem Geweld incident zijn
vastgelegd in de Informatiekaart Extreem Geweld.
Alerteringssysteem Terrorismebestrijding
Sinds 2005 kennen we in Nederland de ATb-systematiek. Het ATb is een vorm van publiek-private
samenwerking tussen de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV),
inlichtingen- en veiligheidsdiensten, politie, het lokaal bevoegd gezag, relevante ministeries en 15
aangesloten bedrijfssectoren25. Het ATb biedt de overheid en bedrijven handelingsperspectief bij
situaties waar sprake is van een terroristische dreiging. Het hoofddoel is om de kans op een aanslag
bij vitale en kwetsbare bedrijven te verkleinen en de betreffende bedrijven veilig te laten functioneren,
ook onder een eventuele dreiging. Zowel bedrijven als de politie hebben (beveiligings-)maatregelen in
het kader van het ATb voorbereid die – na afstemming – kunnen worden ingezet bij een
dreigingssituatie (besluitvorming door lokaal bevoegd gezag en betreffende bedrijven).
Het ATb is in 2018 geactualiseerd en aangesloten op bestaande crisisstructuren. Op lokaal niveau
gaat het hierbij om de gezagsdriehoek en/of de multidisciplinaire crisisorganisatie. Op nationaal
niveau betreft dit de nationale crisisorganisatie. Met betrokken bedrijven vindt op lokaal/regionaal
niveau één-op-één- contact plaats om te informeren en maatregelen af te stemmen.
25 Deze sectoren zijn in financieel-economische zin van vitaal belang of zijn een aantrekkelijk doelwit lijken voor terroristen. Het
gaat om: zeehavens, olie, chemie, drinkwater, elektriciteit, telecom, gas, nucleair, financieel, spoor, stad- en streekvervoer, publieksevenementen, hotels, tunnels- en waterkeringen en luchthavens.
43
Bijlage I Geraadpleegde bronnen
• Wet en Besluit veiligheidsregio’s.
• Besluit en Regeling personeel veiligheidsregio’s.
• Wet Publieke Gezondheid.
• Instituut Fysieke Veiligheid (2014) GRIP-regeling 1 t/m 5 en GRIP Rijk.
• Instituut Fysieke Veiligheid (2014). Referentiekader netcentrische crisisbeheersing.
• Instituut Fysieke Veiligheid (2016). Referentiekader Regionaal Crisisplan.
• Instituut Fysieke Veiligheid (2017). GRIP en de flexibele toepassing ervan.
• Instituut Fysieke Veiligheid (2018). Bestuurlijke Netwerkkaarten Crisisbeheersing.
• Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (2018). Handreiking Alerteringssysteem
Terrorismebestrijding (ATb). Publiek-Private Samenwerking bij een terroristische dreigingssituatie
• Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (2016). Nationaal handboek
crisisbesluitvorming.
• Veiligheidsberaad, Commissie Bevolkingszorg op orde (2014). Bevolkingszorg op orde 2.0.
44
Bijlage II Afkortingen
Afkorting Omschrijving
AC-B,-Bz, -Gz, -Pz Algemeen Commandant Brandweerzorg, -Bevolkingszorg, -Geneeskundige
Zorg, -Politiezorg
AGS Adviseur Gevaarlijke Stoffen
ATb Alerteringssysteem Terrorismebestrijding
Bvr Besluit veiligheidsregio’s
CaCo Calamiteitencoördinator
CBRN(/E) Chemisch, Biologisch, Radioactief, Nucleair(/Explosief)
CET Crisis Expert Team
CoPI Commando Plaats Incident
DPG Directeur Publieke Gezondheid
DSI Dienst Speciale Interventies
GAGS Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen
GBT Gemeentelijk Beleidsteam
GGD Gemeenschappelijke gezondheidsdienst
GHOR Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio
Gim Geo-informatiemedewerker
GMK Gemeenschappelijke Meldkamer
GRIP Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdings Procedure
Hin Hoofd Informatie
Hon Hoofd Ondersteuning
(H)OvD-B, -Bz, -GZ, -P (Hoofd)Officier van Dienst-Brandweerzorg, -Bevolkingszorg,
-Geneeskundige Zorg, -Politiezorg
(H)Ovj (Hoofd)Officier van justitie
HToC Hoofd taakorganisatie Crisiscommunicatie
IBGS Incidentbestrijding gevaarlijke stoffen
ICO Informatiecoördinator
IM Informatiemanagement
LCMS Landelijk Crisis Management Systeem
LOCC Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum
MKA, MK NH Meldkamer Ambulancezorg, Meldkamer Noord-Holland
NW3 NoorWdest 3
RBT Regionaal Beleidsteam
RCC Regionaal Coördinatiecentrum
(r)RCP (referentiekader) Regionaal Crisisplan
RMBA Regionaal Militair Beleids Adviseur
RMC Regionaal Militair Commandant
RMOA Regionaal Militair Operationeel Adviseur
ROL Regionaal Operationeel Leider
ROT Regionaal Operationeel Team
sGBO staf Grootschalig en Bijzonder Optreden
SIS Slachtofferinformatiesystematiek
USAR Urban Search and Rescue
VvD Voorlichter van Dienst
WAS Waarschuwings- en Alarmeringsstelsel
Wvr Wet veiligheidsregio’s
45
Bijlage III Begrippenlijst
Begrip Omschrijving
Crisisorganisatie De organisatievorm waarbinnen de direct betrokken bestuurlijke en
operationele partijen – ten tijde van een (dreigende) ramp/crisis –
inhoud geven aan kennisgestuurde besluitvorming.
Vitale belangen van de
samenleving
Juridisch perspectief (staatsnoodrecht):
• Internationale rechtsorde
• Nationale rechtsorde (waaronder openbare orde)
• Openbare veiligheid
• Economische veiligheid.
Beleidsperspectief (o.a. ten behoeve van impactbeoordeling):
• Territoriale veiligheid
• Fysieke veiligheid
• Ecologische veiligheid
• Economische veiligheid
• Sociale en politieke stabiliteit.
Vitale sectoren • Energie
• Telecommunicatie/ICT
• Drinkwater
• Voedsel
• Gezondheid
• Financieel
• Keren en beheren oppervlaktewater
• Openbare orde en veiligheid
• Rechtsorde
• Openbaar bestuur
• Transport
• Chemische en nucleaire industrie.
Crisis (in juridische zin) De kwalificatie van een gebeurtenis als crisis staat – in juridische
zin – los van de feiten (‘ernstige’ gebeurtenis). Het is een
bestuurlijke kwalificatie met het oog op besluitvorming. Voor
overheidsgezag betekent dit het toepassen van
noodbevoegdheden. Die kwalificatie wordt begrensd door twee
beginselen:
• Proportionaliteit: er is sprake van een (dreigende) aantasting
van een of meer vitale belangen (c.q. sectoren) van de
samenleving.
• Subsidiariteit: reguliere bevoegdheden/structuren worden niet
afdoende geacht voor het voorkomen, beheersen of herstellen
van die (dreigende) aantasting.
Ramp (in juridische zin) De crisis die betrekking heeft op de (dreigende) aantasting van het
vitale belang openbare veiligheid en waarbij normale
bevoegdheden in verband met de gecoördineerde inzet van
diensten en organisaties van andere disciplines ontoereikend zijn.
Een ramp is in die zin altijd een crisis, maar een crisis is niet altijd
een ramp.
Bovenlokale ramp/crisis Bij een ramp/crisis – lees: (dreigende) aantasting van de openbare
orde en openbare veiligheid – van ‘meer dan plaatselijke betekenis’
kunnen maatregelen/voorzieningen, naar het oordeel van de
46
Begrip Omschrijving
voorzitter van de veiligheidsregio, niet langer op grond van een
afweging van de omstandigheden in elk van de betrokken
gemeenten genomen worden. Maatregelen en voorzieningen
moeten immers worden genomen op grond van een beoordeling
van de omstandigheden in het hele getroffen gebied, zonder acht
te slaan op de toevallige omstandigheid dat dit gebied wordt
doorsneden door gemeentegrenzen. Mocht de voorzitter van de
veiligheidsregio menen dat het bijeenroepen van een RBT niet
nodig is, terwijl de commissaris van de koning c.q. minister van
Justitie en Veiligheid wel van mening is dat die regionale
opschaling nodig is, dan kan daartoe een aanwijzing worden
gegeven aan de voorzitter.
Algemene keten Gezag/Bestuur op de beleidsterreinen openbare veiligheid en openbare
orde
Openbare orde en
veiligheid
• Openbare orde: integriteit van de (semi)publieke ruimte
overeenkomstig haar bestemming naar tijd en plaats.
• Openbare veiligheid: fysieke integriteit van personen en zaken
(waaronder levende have) en het milieu.
Functionele ketens Gezag/bestuur/beheer op beleidsterreinen zoals
infectieziektebestrijding, justitie, terrorisme, schaarste algemeen,
drinkwater en voedsel, energie, transport, financiën,
telecommunicatie en media, onderwijs en cultureel erfgoed.
Bestuurlijke leiding Bestuurlijke leiding kan plaatsvinden op lokaal, regionaal,
bovenregionaal, nationaal en internationaal niveau:
• De burgemeester heeft de bestuurlijke leiding binnen zijn
gemeente op de beleidsterreinen openbare orde en openbare
veiligheid.
• De voorzitter veiligheidsregio heeft de bestuurlijke leiding op de
beleidsterreinen openbare orde en openbare veiligheid zodra
hij/zij daartoe een RBT bijeenroept.
• Gezagsdragers binnen de functionele ketens hebben de
(gedeconcentreerde) bestuurlijke leiding op hun eigen
beleidsterreinen. Te denken valt aan de hoofdofficier van
justitie, voorzitter waterschap en zogenoemde rijksheren
• De algemene keten kan onder centraal gezag belast zijn met
de uitvoering, bijvoorbeeld bij de bestrijding van bepaalde
infectieziekten, onder het gezag van de minister van VWS.
• De commissaris van de koning c.q. minister kunnen algemene
of bijzondere aanwijzingen geven aan de burgemeester of
voorzitter veiligheidsregio. Die aanwijzingsbevoegdheden zijn
gebaseerd op proportionaliteit en subsidiariteit. Voor bepaalde
aanwijzingen gelden specifieke vormvereisten (Koninklijk
Besluit).
• Op basis van een daartoe geslagen Koninklijk Besluit kan de
minister de bestuurlijke leiding binnen de algemene keten
geheel of gedeeltelijk aan zich trekken of een andere autoriteit
daarmee belasten.
Bestuurlijke coördinatie Afstemming binnen of tussen de algemene en/of functionele
ketens, zonder daarbij te treden in elkaars functionele, juridische of
geografische bevoegdheden. Zowel het GBT als RBT kennen
elementen van bestuurlijke leiding (gezag op bepaald
beleidsterrein) en bestuurlijke coördinatie.
47
Begrip Omschrijving
Algemene operationele
leiding
Algemene operationele leiding doorbreekt normale verhoudingen
tussen de burgemeester c.q. voorzitter veiligheidsregio en
operationele diensten. Het is geen zelfstandige bevoegdheid: de
algemene operationele leiding door een daartoe aan te wijzen ROL
wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de direct
betrokken burgemeester(s) óf voorzitter veiligheidsregio en binnen
de door dat gezag gestelde grenzen. De burgemeester kan een
ROL aanwijzen, de voorzitter moet een ROL aanwijzen. In beginsel
is de ROL ‘ontkleurd’, maar kan ook ‘gekleurd’ zijn. Bijvoorbeeld bij
crises op het terrein van de volksgezondheid: een ROL uit de ‘witte
kolom’. Of bij crises op het terrein van de nationale rechtsorde
(waaronder openbare orde): een ROL van de politie.
Operationele leiding De hoogst leidinggevende binnen een operationele discipline: een
door het daartoe bevoegde gezag aan te wijzen AC. Operationele
leiding over een operationele dienst vindt bij opschaling naar een
ROT plaats onder de paraplu van de algemene operationele
leiding. Dat de betrokken AC-en van een operationele dienst
daarbij hun eigen verantwoordelijkheden hebben en houden doet
aan dat uitgangspunt niet af.
Operationele coördinatie Meerhoofdige operationele leiding waarbij de betrokken
operationeel leidinggevenden niet treden in elkaars functionele,
juridische en geografische bevoegdheden. Vormen van
operationele coördinatie zijn een operationeel team26, zoals de
OvD’s binnen een CoPI. De leider CoPI heeft (juridisch gezien) niet
de operationele leiding; hij/zij geeft leiding aan het beeld-, oordeel-
en besluitvormingsproces op de plaats van het incident en daarbij
benodigde ondersteuning.
Span of control Het aantal medewerkers waaraan leiding wordt gegeven. Dit is van
vele factoren afhankelijk, zoals de beschikbare resources, de aard
en omvang van werkzaamheden, de omvang en complexiteit van
het gebied en de mate van decentralisatie in leiding & coördinatie.
Als de situatie voortdurend en snel verandert zal een
leidinggevende minder elementen direct kunnen aansturen.
Uitgangspunt binnen het referentiekader is dat –voor wat betreft de
operationele leiding – het strategisch en tactisch niveau minimaal
drie en maximaal zeven medewerkers direct aansturen. Op
operationeel niveau kan sprake zijn van een hoger aantal
medewerkers.
Sectie Binnen het ROT vormen AC en een of enkele sectiemedewerkers
de sectie.
Stafsectie Binnen het ROT zijn de AC-enverantwoordelijk voor de processen
Bevolkingszorg, Brandweerzorg, Geneeskundige zorg en
Politiezorg. Hiervoor beschikken zij over een stafsectie die bestaat
uit de rollen hoofd Informatie (Hin), een hoofd Ondersteuning (Hon)
en afhankelijk van de te behalen operationele prestaties één of
meer hoofden van een taakorganisatie.
Taakorganisatie Een taakorganisatie bestaat uit een hoofd, teamleiders en
uitvoerenden van de deelprocessen.
Intelligence Het werkproces dat bestaat uit een reeks van drie processtappen:
26 Denk ook aan de sGBO+-structuur in dat verband. Operationeel leidinggevenden van andere diensten worden door de AC-P uitgenodigd om deel te nemen aan de vergadering binnen de sGBO.
48
Begrip Omschrijving
identificeren, analyseren en beoordelen van feiten en gegevens
over:
• gevaren/dreigingen (risico-intelligence)
• interventiecapaciteit (actie-intelligence)
• (latente) systeemfouten (verbeter-intelligence).
Intelligence is randvoorwaardelijk voor kennisgestuurd incident-c.q.
verbetermanagement tegen de achtergrond van het
zorgvuldigheidsbeginsel (zie ook §4 van het Bvr).
Gevaar/Dreiging Gevaar verwijst naar niet intentioneel handelen. Dreiging verwijst
naar intentioneel/boosaardig handelen.
Interventiecapaciteit Resources voor het in de juiste tijd, in de juiste omgeving en in de
juiste vorm voorkomen, beheersen of herstellen van een
(dreigende) aantasting van de veiligheid, en het continueren
daarvan over een bepaalde periode.
Resources (De combinatie van) mensen, middelen en methoden.
Systeemfout In de bedrijfsvoering besloten fouten die onder bepaalde condities
kunnen leiden tot actieve fouten c.q. ondermaatse prestaties. Te
denken valt aan middelen, Opleiden, Trainen, Oefenen (OTO),
strijdige belangen. Zie www.tripodsolutions.nl.
Incidentmanagement Het op basis van risico- en actie-intelligence kennisgestuurd beleid
bepalen, aanpak bepalen, werk verdelen en werk uitvoeren.
Verbetermanagement Het op basis van verbeter-intelligence kennisgestuurd het
verbeterbeleid bepalen, verbeteraanpak bepalen, verbeterwerk
verdelen en verbeterwerk uitvoeren.
Ketenproces Resources die door verschillende organisaties aan elkaar worden
geleverd met het doel om via een bestaande of daartoe in te
richten entiteit bepaalde(elementen van) bedrijfsprocessen uit te
voeren, gericht op het leveren van een bepaald product/dienst aan
een bepaalde klant.
Bedrijfsproces Reeks werkprocessen die bijdragen aan een bepaald
bedrijfsresultaat.
Werkproces Reeks processtappen die bijdragen aan het behalen van een
bepaald resultaat binnen een bepaald bedrijfsproces.
Processtap Reeks handelingen die bijdragen aan het behalen van een bepaald
resultaat binnen een bepaald werkproces.
Handeling Laagste procesniveau dat bijdraagt aan het behalen van een
bepaald resultaat binnen een bepaalde processtap.
Processtructuur Een schematische weergave van besturende, primaire, secundaire
en verbeterprocessen in hun onderlinge samenhang.
Organisatiestructuur • Organieke structuur:
o Een schematische weergave van organieke entiteiten binnen
een organisatie: organogram c.q. de ‘hark’.
• Functiestructuur:
o Plaats binnen (een bepaalde organiek onderdeel van) de
organisatie
o Functienaam
o Werkzaamheden (in casu procesrollen)
o Vereiste kennis voor die werkzaamheden.27
• Personele structuur:
27 Weggeman: kennis is het product van informatie x ervaring x vaardigheden x gedrag [I.EVA].
49
Begrip Omschrijving
o Vaste of flexibel samengestelde resourcepools
(persoon/groep) voor het bemensen van bepaalde
functies/teams binnen een of meerdere onderdelen van de
organisatie. Die resourcepools kunnen lokaal, regionaal of
(inter)nationaal zijn ingericht.
Organisatiecomponenten Over het algemeen kunnen de volgende componenten binnen een
organisatie worden onderscheiden (COPAFIJTH):
• Communicatievoorzieningen
• Organisatorische voorzieningen
• Personele voorzieningen
• Administratieve voorzieningen
• Facilitaire voorzieningen (materiaal/materieel)
• Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
• Juridische voorzieningen
• Technologische voorzieningen
• Huisvestingsvoorzieningen.
7.a Voorfinanciering investering
1 A19.01.7a Voorfinanciering investering_besluitformulier AB.pdf
Besluitformulier Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland
Datum vergadering: 15 februari 2019
Onderwerp: Voorfinanciering investering
Nummer: 19.01.7a
Naam Steller: J. Rozendal / J. Pranger
Afdeling: Bedrijfsvoering
Korte inhoud: Het gebouw Prins Bernardplein is in eigendom van de gemeente Zaanstad. In het gebouw is (onder meer) een oefencentrum met gashaarden gevestigd. Dit oefencentrum vervult een belangrijke rol bij het vakbekwaam worden én blijven van de medewerkers van VrZW, alsook voor derden. De exploitatie van het oefencentrum is voor rekening en risico van de gemeente Zaanstad. In het oefencentrum is een gasinstallatie geïnstalleerd waardoor het mogelijk is binnenbranden te simuleren. Al enige tijd wordt in overleg met de gemeente Zaanstad gewerkt aan de vervanging van deze installatie die inmiddels is afgeschreven (2016). Op basis van een businesscase neemt de gemeente Zaanstad in de komende periode een besluit over deze investering. De gasinstallatie vertoont storingen. Deze storingen zijn recent verergerd, waardoor de continuïteit van de dienstverlening in het gedrang is. Ook de accreditatie als toets- en examenlocatie voor eigen en andere partijen komt in het geding. Bovendien lopen het oefencentrum en VrZW een kans op imagoschade door de gebrekkige dienstverlening. De gemeente Zaanstad blijkt op dit moment geen investeringskrediet/investeringsruimte te hebben om deze investering op de benodigde korte termijn te realiseren. Omwille van het belang van de continuïteit van de dienstverlening en ook de veiligheid van de medewerkers wordt voorgesteld deze investering voor te financieren door VrZW. Dat betekent dat VrZW de investering doet, onder de voorwaarde en afspraak dat Zaanstad de kosten draagt voor afschrijving en kapitaal (deze afspraak is door de gemeente Zaanstad bevestigd). De kapitaallasten worden in het gesloten systeem van de exploitatie van het oefencentrum 1 op 1 afgerekend met de gemeente Zaanstad, uitgaande van een afschrijvingstermijn van tien jaren. Hiermee is mogelijk deze investering toch op korte termijn te realiseren.
Voorstel om te beslissen:
Het Algemeen Bestuur wordt gevraagd:
1. in te stemmen met het voorfinancieren van een investering van €100.000 in het oefencentrum Prins Bernardplein en verwerking van dit besluit in Burap I 2019.
Advies Veiligheidsdirectie: n.v.t.
Advies Dagelijks Bestuur: Akkoord met doorgeleiding naar het Algemeen Bestuur.
Personele gevolgen: Geen
Financiële gevolgen: De kosten van de investering worden 1 op 1 afgerekend met de gemeente Zaanstad. Er zijn geen financiële gevolgen voor de andere gemeenten.
Verhouding met ander beleid: • Burap I 2019
Besproken met: • Portefeuillehouder Financiën, dhr. Bijl
• Gemeente Zaanstad
Besluit: