BuiteNLand 5 havo hoofdstuk 1 t/m 3 - Voorpagina ... · Cultureel Westerse muziek en films in ......

29
Samenvattingen aardrijkskunde BuiteNLand 5 havo hoofdstuk 1 t/m 3

Transcript of BuiteNLand 5 havo hoofdstuk 1 t/m 3 - Voorpagina ... · Cultureel Westerse muziek en films in ......

Samenvattingen aardrijkskunde

BuiteNLand 5 havo hoofdstuk 1 t/m 3

Inhoud

InhoudOpmerkingHoofdstuk 1: globalisering

2: globalisering, one world?3: globalisering van de wereldeconomie: de oorzaken4: globalisering van de wereldeconomie: de gevolgen6: globalisering: cultureel bekeken7: culturele en sociale globalisering: de oorzaken8: culturele en sociale globalisering: de gevolgen

Hoofdstuk 2: endogene en exogene processen2: de opbouw van de aarde3: platentektoniek en aardbevingen4: vulkanisme6: gesloopt gesteente7: verweringsmateriaal in beweging8: de opbouw van het laagland10: de vorming van gebergten11: afbraak van gesteente12: de gesteentekringloop15: natuurlijke gevaren in de VS17: waiting for the Big One18: are you prepared?

Hoofdstuk 3: Indonesië1: reiziger of toerist?2: een ring van vuur3: de zee bedreigt de mens4: de gordel van de smaragd5: het ene eiland is het andere niet6: demografie: wie, waar en met hoeveel?7: economie: wie doet wat voor de kost?8: cultuur en cultuurverschillen9: binnenlandse migratie: verstedelijking en transmigratie10: de economisch-geografische ontwikkeling sinds 198011: de plaats van Indonesië in de wereldeconomie12: globalisering binnen Indonesië13: ontbossing: kan ik even vangen?14: ontbossing: dag boom, dag bodem, dag vis!

Hoofdstuk 1: globalisering

2: globalisering, one world?Globalisering of mondialisering is het proces waarbij de verwevenheid tussen gebieden op aarde toeneemt. Het heeft met aardrijkskunde te maken, omdat het invloed heeft op de inrichting en functie van gebieden. Shangai heeft een westerse uitstraling (inrichting) en is een belangrijk knooppunt in de internationale economie (functie).

Globalisering kent verschillende dimensies:

Dimensie Voorbeeld

Economisch Outsourcing, opdeling productieketen

Sociaal Via internet chatten met wereldbewoners, Facebook

Politiek Internationale oorlogen, EU, VN

Cultureel Westerse muziek en films in Afrika, Oosterse meditatie in Europa

Dat globalisering al sinds de middeleeuwen optreedt, blijkt uit de ontdekkingsreizen toendertijd. Sinds 1980 verloopt het proces echter op een tempo en schaal zoals nooit tevoren.

Belangrijk verschil met het verleden is dat tegenwoordig niet staten, maar MNO’s de globalisatie in gang zetten. Zij bouwen een wereldwijd netwerk van ondernemingen door fusies en overnames.

Niet alle gebieden kennen gelijke groei. Er is sprake van de fast world. De eerste groep is door hun wijze van produceren, consumeren, recreëren en informeren sterk verbonden met de rest van de moderne wereld. Grote agglomeraties in Noord-Amerika, de EU en Oost-Azië vormen vaak de kern van de fast world. Een andere benaming is triade.

Daartegenover staat de slow world, voornamelijk gebieden in zuidelijk Afrika, Centraal-Azië en Latijns-Amerika kennen een geringe of ontbrekende deelname aan de mondiale processen. Zij lijden onder concurrentie en handelsbarrières van de fast world. Hun traditionele, vaak agrarische economie biedt te weinig kansen.

Binnen één land kan er echter sprake zijn van beide typen economieën: fragmentarische modernisering. Hierbij zijn delen van een land, vaak de vruchtbare, economisch interessante, gemoderniseerd, terwijl economisch onrendabele gebieden nog in een agrarische sfeer verkeren. Voorbeeld:

● Marokko, vruchtbare kustvlakte met moderne bedrijven, maar traditionele akkerbouw in het Rifgebergte

3: globalisering van de wereldeconomie: de oorzaken

Globalisering kent drie belangrijke oorzaken.

● VrijhandelDoor het verdwijnen van importheffingen en handelsbelemmeringen kan er vrije handel worden gedreven, tot genoegen van multinationals. De WTO is een organisatie die zich hiervoor inzet.

● Tijd-ruimtecompressieSteeds betere, snellere en efficiëntere transportmiddelen maken dat relatieve afstanden afnemen. Hierdoor kunnen goederen sneller en goedkoper vervoerd worden. Onderscheid wordt gemaakt tussen transporttechnologie en informatietechnologie. De 21e eeuw lijkt de opmars van de data-overdracht te markeren. Drie oorzaken van de tijd-ruimtecompressie: - Reis- en vervoerkosten zijn gedaald - Transport en communicatie is goedkoper geworden, o.a. door toenemende capaciteit - Infrastructuur is sterk verbeterdEr is echter ook hier sprake van fragmentarische modernisering. Verbetering van de infrastructuur kent de neiging zich te concentreren in de best ontwikkelde regio’s. Gevolg is dat de tijd-ruimtecompressie niet overal even snel verloopt.

● Internationalisering van bedrijvenNa het verdwijnen van de planeconomie met het communisme is de vrijemarkteconomie het leidende systeem wereldwijd geworden. MNO’s zijn hier de motor achter. Zij proberen zo lucratief mogelijk te werken door de productieketen op te splitsen. Grondstoffen worden in lageloonlanden gewonnen, halffabrikaten elders, de afzetmarkt in de rijkste landen.Bedrijven passen voortdurend de locatie van hun fabrieken aan, vaak met nare gevolgen voor de werkgelegenheid en welvaart in een gebied.

4: globalisering van de wereldeconomie: de gevolgenGlobalisering verbindt verbieden, maar zorgt ook voor verbrokkeling. Dit blijkt uit de veranderende arbeidsdeling. Tot 1970 leverden landen uit de periferie grondstoffen aan centrumlanden. Nadelig voor de periferie is, dat grondstofprijzen minder snel stijgen dan die van eindproducten. De ruilvoet, de verhouding tussen deze twee factoren, verslechtert dus voor grondstofproducerende landen. Een boer moet dus steeds harder werken voor hetzelfde resultaat.

Het bolwerk van de triade lijkt bedreigd te worden door de global shift: het geleidelijk

verschuiven van het economisch zwaartepunt naar de Aziatische landen. Banen uit alle sectoren verdwijnen nu naar dit centrumgebied in wording.

Opvallende nieuwkomers in de vrijemarkteconomie zijn de voormalige Sovjet-landen. Zij kenden voorheen een in planeconomie, die in staatshanden was. De overgang van deze transitielanden naar het nieuwe economische model is een pijnlijke, die gepaard gaat met armoede. In de toekomst zal het succes zich uitwijzen.

Globalisering zorgt ook voor verbrokkeling op landelijk niveau. Voor MNO’s zijn deze factoren belangrijk:

● Arbeidsmarkt (kennis- en loonniveau)● Geografische ligging● Opkomende arbeidsmarkt● Politieke stabiliteit

Overheden in de (semi-)periferie proberen MNO’s te lokken met gunstige vestigingsvoorwaarden. Voorbeelden:

● Gunstige belastingtarieven● Moderne infrastructuur● Onderdrukking van vakbonden

Ook in centrumlanden treedt verbrokkeling op. Verouderde, zware industrie delft het onderspit tegen hoogwaardige high-tech-industrie. Geleidelijk aan worden fabrieken en afdelingen gesloten in dit proces van de-industrialisatie, met werkloosheid en armoede tot gevolg. Voorbeelden van gebieden waar dit optreedt:

● Ruhr-gebied● Detroit● Wallonië

6: globalisering: cultureel bekekenCulturen veranderen en cultuurgebieden verschuiven. Dit proces heet diffusie. Globalisering zet de volgende factoren in gang die zorgen voor een versnelde diffusie:

● toerisme● internationale handel● migratie● moderne communicatiemiddelen

Op drie schaalniveaus vindt diffusie plaats:● Mondiaal

Van noord naar zuid (verwestering van ontwikkelingslanden) en andersom (import muziek, overname eetcultuur en sport)

● Tussen landenPer land kent deze soort diffusie een andere oorzaak, bijvoorbeeld een koloniale of vanwege een relatie als buurland. (Frans eten, Marokkaans in de Nederlandse straattaal)

● Binnen landenvanuit de grote steden wordt cultuur diffuus verspreid over het land. (Boeren die hun

waar verkopen in de stad en er cultuurelementen overnemen)

Massacommunicatie heeft ervoor gezorgd dat westerse cultuur tot in de verste uithoeken van de wereld doordringt. Vooral Amerikaanse multimedia en literatuur maken dat Engels de lingua franca van de globaliserende wereld is geworden, waardoor steeds meer ondergeschikte talen dreigen te verdwijnen. De diffusie van deze cultuur in niet-westerse gebieden heet amerikanisering. Er gaan geluiden op dat hierdoor de regionale identiteit wordt geschaad, en de wereld uiteindelijk een monocultuur zal worden. In Europa is de laatste jaren echter een bescheiden opleving van het nationalisme te bespeuren.

Om de volgende redenen zal er echter niet zonder slag of stoot een wereldcultuur ontstaan:

● De overname van Westerse cultuurelementen beperkt zich voornamelijk tot materiële zaken als kledij en voedsel. Normen en waarden van de eigen cultuur worden heel belangrijk geacht. Het opdringen van westerse normen en waarden zorgt voor weerstand, zoals te zien is in de moslimwereld onder fundamentalisten.

● In de periferie kan vaak alleen de elite betalen voor de westerse luxe en hechten er meer waarde aan dan de massa.

● Ook de westerse wereld staat onder invloed van exotische cultuurelementen, dit is goed te merken in de keuken, waar talloze verschillende culturen aan bod komen.

● Lokalisering: in elk gebied wordt de westerse invloed op een andere manier geïnterpreteerd.

7: culturele en sociale globalisering: de oorzaken

De wereldburger uit de fast world voelt zich dankzij de diffusie van westerse cultuurelementen in de metropolen thuis. Hij komt telkens weer gelijkaardige cultuurkenmerken tegen, zoals de soorten gebouwen, infrastructuur en voedsel.Dit staat in schril contrast met de situatie op het platteland, maar ook de traditionele cultuur in sommige gebieden begint gestaag te verdwijnen.Factoren die bijdragen aan de mondialisering van culturen:

● Internationale toerisme● Migratie● Snelle groei van informatietechnologie

Informatieuitwisseling is gigantisch verbeterd en gegroeid met de komst van satellieten en glasvezel. Er is absoluut sprake van tijd-compressie op dit gebied. Er zijn echter twee kanttekeningen: het merendeel van de informatiestromen is Engelstalig en eerder westers georiënteerd. Daarnaast vertonen de informatiestromen in grote lijnen hetzelfde patroon als de handelsstromen in de triade. Immers, deze landen zijn rijk en kunnen zich goede technologie en infrastructuren veroorloven.

Tientallen miljoenen mensen migreren jaarlijks, op zoek naar een beter leven. Europa is een favoriete bestemming van de veelal uit de periferie afkomstige gelukzoekers.

Tegenwoordig zijn verschillen in economische ontwikkeling, zowel nationaal als internationaal, de belangrijkste reden om te migreren. Redenen om je ergens te vestigen zijn pushfactoren, zoals de welvaart in de centrumlanden. Redenen om ergens te vertrekken zijn pullfactoren, zoals een ongunstig politiek en/of economisch klimaat in je geboorteland.Informatie-uitwisseling bevordert de migratie. Afrikanen zien op tv beelden van de westerse weelde, en worden hierdoor geprikkeld om te vertrekken.Inmiddels is de toestroom van migranten naar de centrumlanden zo groot, dat men aldaar allerlei eisen aan de nieuwkomers stelt. Enkel mensen met een kansrijk toekomstperspectief, dus met een opleiding, worden binnengelaten.Zowel het illegale als legale immigratiecircuit dragen bij aan de verdere menging van culturen in de wereld.

8: culturele en sociale globalisering: de gevolgenDoor globalisering maakt de wereld kennis met de Westerse cultuur, maar complete overname hiervan gebeurt niet zo snel. Mensen zullen cultuurkenmerken zoals kledingstijl overnemen, maar deze aanpassen aan hun eigen cultuur.De vervaging van cultuurgrenzen is het sterkst in de overgangszone van twee cultuurgebieden. Juist daar ontstaan de meeste conflicten. De diffusie van cultuur wordt gestuurd door de grote wereldsteden. een wereldstad is voor een groot deel van de wereld van belang op economisch, politiek en cultureel vlak. Voorbeelden:

● New York● Tokyo● Rio de Janeiro

Onderling zijn zij verbonden middels een cluster. Deze banden onderling zijn vaak sterker dan met het eigen achterland. Deze toegenomen verwevenheid heet de de netwerksamenleving. Deze netwerksamenleving verschilt op veel vlakken met de slow world. Bijvoorbeeld, in de fast world overheerst het christendom, in de slow world de islam. Mondiaal, maar ook regionaal, nemen deze tegenstellingen toe. Daarbij gaat het vaak om groepen met een verschillende culturele achtergrond, zoals conflicten tussen moslims en hindoes in India. Het proces waarbij tegenstellingen tussen bevolkingsgroepen worden versterkt heet polarisatie. Polarisatie kan door politici doelbewust aangewakkerd worden, om zich als een sterk leider te profileren. Ook kan het terrorisme veroorzaken, wanneer bevolkingsgroepen in een kwaad daglicht worden gezet.

De belangrijkste oorzaak voor de menging van culturen is echter de internationale migratie. De meeste migranten blijven in contact met hun geboorteland, financieel gezien door bijvoorbeeld geld naar de familie over te maken. Sterker is de sociaal-culturele band: er wordt getrouwd met vrouwen uit het thuisland, eigen cultuurkenmerken worden gekoesterd, er ontstaan wijken waar mensen met dezelfde cultuur bij elkaar wonen. Er ontstaan dan subculturen in de maatschappij, zoals de Marokkaans-Nederlandse gemeenschappen in de grote steden.

Hoofdstuk 2: endogene en exogene processen

2: de opbouw van de aardeDe aarde is ontstaan in een proces van samenklonterende materie gedurende 4,5 miljard jaar. Zij bestaat uit een solide kern waaruit gigantisch veel energie vrijkomt door kernsplijting.De buitenste aardlaag is de aardkorst, en bestaat uit solide, koele platen gesteente die dankzij stromingen van onderliggend gesteente, de aardmantel, ten opzichte van elkaar bewegen. De aardmantel beslaat het grootste volume van de aarde en bestaat uit viscoos gesteente. Zij wordt verwarmd vanuit de aardkern en vertoont daarom convectiestromen, circulaire bewegingen die beurtelings op- en neerwaarts gaan. De aardkorst en het gedeelte van de mantel dat ermee in contact staat, wordt de lithosfeer genoemd.De oceaanbodem bestaat voornamelijk uit basalt en is zo’ n 8 km dik, het vasteland uit graniet en ~40 km dik. Zodoende worden platen in beweging gebracht.Op de oceaanbodem zijn gigantische bergketens, midoceanische ruggen, te vinden. Zij ontstaan wanneer magma de ruimte tussen divergerende platen opvult. Een voorbeeld is de Mid-Antlantische rug. Troggen, kilometers diepe, smalle spleten in de oceaanbodem, zijn een gevolg van subductie. Deze zijn bijvoorbeeld ten oosten van Azië in de Grote Oceaan te vinden.

3: platentektoniek en aardbevingenAardkorstplaten kunnen op drie manieren bewegen:

● ConvergentTwee plaatsen bewegen naar elkaar toe en botsen. Een zware oceaanplaat zakt onder een lichtere continentale plaat (subductie), hierbij ontstaat een trog. Een botsing op land laat een gebergte ontstaan.

● DivergentTwee platen bewegen van elkaar af. Op zwakke plekken in de aardkorst breekt lava door, stroomt naar buiten en stolt. Zo ontstaat nieuwe oceaanbodem.

● TransformTwee platen bewegen in tegengestelde richting langs elkaar.

De leer van het bewegen en botsen van platen heet de platentektoniek. Aardplaaten verschuiven dankzij de hete, vloeibare magma die onderlangs stroomt. Op zwakke plekken zorgt dit voor divergente breuken en nieuwe oceaanbodem, bij convergente breuken voor subductie. Zodoende worden aardplaten in evenwicht uitgebreid en afgebroken: de recycling van de aardbodem.De zwaarste aardbevingen ontstaan door convergente en transforme plaatbewegingen. Door de ruwe, pokdalige aard van het gesteente kan frictie gedurende jaren opbouwen en ineens vrijkomen, waarbij de plaat meestal enkele centimeters verschuift. Veel energie komt hierbij vrij, in de vorm van trillingen, die zich als een schokgolf door de hele aarde voortbewegen. De

exacte plaats waar de trillingen voor het eerst aan het aardoppervlak komen, het epicentrum, wordt door seismografen (meetkundige apparaten) geregistreerd. Niet deze trillingen alleen kunnen desastreus zijn voor de mensheid, tsunami’s als gevolg van een aardbeving kunnen lage kustgebieden verwoesten.

4: vulkanismeGesmolten gesteente dat zich onder de aardkorst bevindt, wordt magma genoemd. Wanneer het door een vulkaan naar het oppervlakte wordt getransporteerd, heet het lava. Een vulkaan is een opening in de aardkorst waaruit erupties zich voortdoen. Verschillende typen bestaan:

● SpleetvulkaanBij divergente breuken, zoals bij de Mid-Atlantische Rug bij IJsland, splijt de aardkorst bij dunne plekken en treden erupties op, waarbij dunne lava vrijkomt. Het magma in deze vulkanen is dun en vloeibaarder dan bij andere typen vulkanen.

● SchildvulkaanOver de oceaanbodem stroomt basaltlava rustig en gelijkmatig met een grote reikwijdte over de oceaanbodem.

● StratovulkaanBij subductiezones neemt de zware oceaanbodem zeewater en sediment mee de lithosfeer in. Vermengd met taaie magma stijgt dit naar de magmakamer, alwaar gas (water) een druk opbouwt. Uiteindelijk vindt er een explosie plaats, waarbij de krater wordt open geblazen, as en puimsteen naar buiten wordt geslingerd, neerstrijkt of door wind duizenden kilometers wordt meegenomen. Hierna stroomt de dikke lava over de hellingen, om vervolgens de kraterpijp weer af te sluiten, waarna het proces zich herhaalt. Zo vormt zich een kegel met afwisselende lagen as en lava. De Vesuvius is zo’n soort vulkaan.

Vaak hebben mensen zich gevestigd aan de voet van een (al dan niet) slapende stratovulkaan, omdat de aan as rijke bodem op den duur een goede voedingsbodem vormt voor agrarische activiteiten. Men heeft ontdekt dat op de grens van aardmantel en -korst bellen van heet mantelgesteente kunnen ontstaan. De zwakke aardkorst erboven breekt, en magma stroomt omhoog, terwijl de aardplaat zijn natuurlijke richting aanneemt. Zodoende ontstaat een hotspot: een permanente zwakke plek in de aardkorst, waar dunne lava vaak schildvulkanen voortbrengt. In zee zijn hotspots te herkennen aan eilandenketens, omdat de aardplaat eroverheen schuift, terwijl de hotspot op zijn plek blijft. Voorbeeld: Hawaii. Op plekken met afgezwakt vulkanisme kom je vaak geisers tegen, door aardwarmte verhitte, ondergrondse waterbassins die op gezette tijden de opgebouwde druk loslaten middels een fontein van heet water en stoom. Voorbeeld: Yellowstone Park. Dezelfde aardwarmte wordt bijv. in IJsland gebruikt om warmte en elektriciteit op te wekken. Hoe leidt subductie tot vulkanisme?

1. De onderduikende plaat smelt (subductie)2. Het nieuwe gesmolten materiaal de druk in de aardmantel neemt toe3. Het magma zoekt een weg naar boven

4. Er vindt een uitbarsting plaats (vulkanisme)

6: gesloopt gesteenteGesteente in de vrije natuur is onderhevig aan verwering: aftakeling door weer, water, plantenwortels en zuren. Er bestaat onderscheid tussen:Fysische verwering

● TemperatuurverschillenDoor dag en nacht koelt steen af en warmt op. Hierdoor zet het uit en krimpt het, jarenlang, aan de randheviger dan binnenin. Hierdoor ontstaan scheuren en barsten.

● VorstwerkingWater dat tussen spleten sijpelt, bevriest en maakt het gesteente stuk wanneer het uitzet.

● Biologisch/fysische werkingPlantenwortels breken gesteente op doordat ze erin vastgroeien. Hoe dikker de wortel groeit, hoe meer schade.

Chemische verwering● Oplossing in water

Mineralen lossen op in water. Als belangrijk onderdeel van gesteentes vindt afbraak plaats bij afname van deze mineralen.

● Aantasting door zurenCO2 is oplosbaar in water (zure regen) en lost zodoende gesteente op. Met mossen begroeid gesteente vergaat nóg sneller door zuurafgifte van deze planten.

● RoestenMineralen kunnen bij blootstelling aan zuurstof oxideren en vergaan. Kalksteen is een goed voorbeeld van zacht gesteente dat erg vatbaar is voor oplossing in water en aantasting door zure regen.

Uiteindelijk vergaat alle gesteente op aarde tot steeds fijnere texturen: zand en klei. In tropische gebieden zal chemische verwering sneller verlopen dan elders, en ontstaan dikke lagen klei: de verweringslaag. Deze is voedzaam en makkelijk doordringbaar voor planten en grondwater. In woestijnen en poolgebieden vindt juist fysische verwering plaats door de grote temperatuurverschillen, felle zon, dooi en bevriezing.

7: verweringsmateriaal in bewegingDoor de werking van de zwaartekracht zal al het losse materiaal op hellingen vroeg of laat naar beneden komen. Het kan vallen, rollen, glijden of naar beneden stromen. Er zijn verschillende soorten aardverschuivingen:

● vallend gesteente: losse stenen of rotsblokken vallen loodrecht naar beneden● bergstorting: een grote rotsmassa glijdt over een helling naar beneden● modderstromen: een verweringslaag die bestaat uit klei en/of zand raakt verzadigd

met water en vloeit naar beneden, soms wel met een snelheid van veertig kilometer per uur.

Doordat de losse brokken zich onderaan verzamelen, ontstaat er een puinhelling. Wanneer deze onbegroeid is, duidt dat op een recente puinlawine.

Regelmatig vallen er slachtoffers door deze lawines. De mens draagt bij aan het ontstaan ervan door het kappen van bossen (het natuurlijke vasthoudende vermogen gaat verloren) en het aanleggen van snelwegen (het uitvlakken van hellingen kan instabiliteit veroorzaken). In de bergen bevindt zich de bovenloop van de rivier. Gesteente wordt van de oevers weggesleurd, zand en grind schuren geleidelijk aan een dal uit. De wanden brokkelen af en er ontstaat een V-vormig dal: riviererosie. Gletsjers nemen ook grotere keien aan de zijkanten mee, waardoor niet alleen de bodem, maar ook het gesteente slijt. Er vormt zich dan een U-vormig dal. Door het smelten van de gletsjers zie je in Europa vaak een kleine rivier in een veel te groot, U-vormig dal. Alle achtergelaten brokstukken van de gletsjer worden morene genoemd. Op plaatsen waar veel materiaal door de rivier is neergelegd, is er sprake van een puinwaaier. In minder steile gebieden blijft het verweringsmateriaal liggen, waardoor er een verweringslaag ontstaat. Deze lagen maken begroeiing (bos) mogelijk en houden water vast. Wanneer dit bos gekapt, zal bij regen de grond van de verweringslaag meegenomen worden, waardoor er modderlawines ontstaan en rivieren verstopt raken. Zo erodeert de verweringslaag weg, waarmee de sponsachtige verdwijnt en rivieren vaker overstromen.

8: de opbouw van het laaglandNaarmate de rivier verder het laagland nadert, neemt de stroomsnelheid af, waardoor meer en meer materiaal wordt neergelegd (sediment). De rivier is in de benedenloop beland.In de benedenloop stroomt de rivier niet meer door een dal, maar door een uitgestrekt vlak gebied, de overstromingsvlakte. Zodra er te veel water in de rivier zit, treedt zij buiten haar oevers. Hierbij neemt de stroomsnelheid af en worden deeltjes afgezet. De zandkorrels, de zwaarste, bij de oever, de kleideeltjes, de lichtste, verder op de overstromingsvlakte. Echter, door bedijking wordt dit natuurlijke proces geremd.In het grootste gedeelte van de rivierloop voegen zijrivieren zich bij. In de benedenloop gebeurt het omgekeerde: door lagere stroomsnelheid en de alsmaar groter wordende water- en sedimentmassa gaat de rivier splitsen, de zogenaamde zijtakken. Hierbij kan de rivierbedding verlegd worden. Wanneer het rivierwater met sediment in zee stroomt, valt de stroming weg en zakt het sediment naar de bodem. Als er voldoende wordt aangevoerd, hoopt de bodem zich alsmaar op, zodat er een nieuwe landmassa ontstaat, de delta. Voorbeelden:

● Nijl● Rhône

Dit is niet altijd het geval. Wanneer de zeestroming te sterk is, krijgt het sediment geen kans om zich op te hopen. Dit is het geval bij de Amazon. De rand van een delta bestaat vaak uit een zandbank. Wanneer deze boven water uitsteken, heeft de wind er vrij spel. Obstakels, vooral planten, houden het door de wind verplaatste zand tegen, waardoor het geleidelijk aan duinen ontstaan. Alleen de fijnste zandkorrels worden meegenomen, omdat deze het lichtst zijn.

10: de vorming van gebergtenDoor de continue trekkende en duwende krachten in de aardkorst ontstaan barsten en plooien in het gesteente. Aan de randen van convergerende platen ontstaan onder gigantische krachten meestal plooiingsgebergten. In de ondiepe zeeën voor de kusten van subductiezones wordt door rivieren sediment afgezet. Met de tijd wordt de druk steeds hoger en wordt sedimentgesteente gevormd. Door de convergerende beweging wordt dit gesteente geleidelijk samengedrukt en vormen zich sinusvormige plooien, vergelijkbaar met het samendrukken van een tafelkleed. Op deze wijze worden de plooien steeds hoger en groter, zodat gebergteketens beginnen te ontstaan. Een voorbeeld zijn de Alpen, waar kalkgesteente en oceanische fossielen vindbaar zijn op kilometers hoogte. Wanneer het gebergte botst met een continentale plaat, kan de kracht nergens anders heen dan omhoog, en het gebergte zal dan verder groeien.Wanneer door convergentie scheuren in de aardkorst ontstaan, noemen we die breuken. Een voorbeeld is het uit elkaar scheuren van Afrika, waar breuken vullen met water, de grond zakt en meren ontstaan.Een breuk typeert zich als een horst, een steile verhoging van het landschap (het breukgebergte), met een laag deel ertussenin, waar de breuk zichtbaar kronkelt als een begroeide of gehavende naad door het landschap, de slenk. Kenmerkend voor breuken zijn de vulkanen die er kunnen voorkomen dankzij de zwakke en dunne aardkorst.

11: afbraak van gesteenteProcessen die vanuit het binnenste van de aarde werken op de aardkorst, zijn endogene processen. Vormende processen van buitenaf zijn exogene processen. Voorbeelden:

● Sedimentatie, exogeen● Aardbevingen, endogeen● Verwering, exogeen● Platentektoniek,

endogeen Zonne-energie drijft de exogene processen aan. De zon zorgt voor warmte, wind en regen. De hydrologische kringloop zorgt dat rivieren van water worden voorzien en erosie en sedimentatie kunnen plaatsvinden. Sommige gebergten worden hoger, maar worden tegelijkertijd ook afgebroken. Zulke bergen hebben veel reliëf, zoals de Andes en Himalaya.Er zijn echter ook gebergten die lager zijn en minder reliëf hebben. Deze gebergten zijn oud, de exogene krachten hebben de overhand. Ze slijten en groeien niet meer aan. Oude gebergten laten zien dat aardplaten vroeger anders hebben bewogen en gebotst. Oude gebergten zijn honderden miljoenen jaren oud.Het tegenovergestelde type, de jonge gebergten, zijn tientallen miljoenen jaren oud en zijn nog in ontwikkeling.

12: de gesteentekringloopMet gesteente wordt bedoeld: mineralen die de aardkorst vormen. Hoofdzakelijk bestaan drie soorten:

● Stollingsgesteenteontstaat door het afkoelen en stollen van magma. Vulkanisch gesteente is een product van lava die bij erupties over het aardoppervlak stroomt. Touwlava is zo’n gesteente, waarbij de stroomrichting nog duidelijk te zien is als plooien. Onder het aardoppervlak gestolde lava koelt veel langzamer af, waardoor kristallen ontstaan: dieptegesteenten, bijvoorbeeld graniet.

● Sedimentgesteenteresten van planten en verweringsmateriaal worden afgezet en hopen geleidelijk op, tot de zwaartekracht onder grote druk de deeltjes steeds steviger samenperst tot een gesteente. Kenmerkend voor sedimentgesteente zijn de laagjes en fossielen zichtbaar. Afhankelijk van de stroomsnelheid van water in een gebied bestaat dit gesteente uit hoofdzakelijk klei of zand. Snelstromend water laat grove zanddeeltjes afzetten, stilstaand water laat fijne klei bezinken.

● Metamorf gesteenteDit type gesteente (meta=half, morf=vorm) is een resultaat van grote druk dieper in de aardkorst, die echter niet groot genoeg is om het gesteente weer te laten smelten. Het verliest veel van zijn oorspronkelijke eigenschappen zoals kleur of korrelgrootte.

Soort gesteente Ontstaat uit (1) Naam gesteente (2) Metamorf gesteente (3)

stollingsgesteente dieptegest. vulkanisch gest.

magmalava

granietbasalt, touwlava, puimsteen

--

sedimentgesteente zandkleiplanten > veenkoraal/schelpen

zandsteenschaliebruinkoolkalksteen

kwartsietleisteensteenkool-

Op twee wijzen wordt gesteente op aarde in een kringloop gebracht en uiteindelijk hergebruikt: de gesteentekringloop. Deze processen worden aangestuurd door verwering, sedimentatie, vulkanisme en gebergtevorming. Slechts een fractie van dit proces is voor ons zichtbaar, het merendeel speelt zich onder het aardoppervlak af.

● Van gebergte tot sediment tot gebergteGebergte wordt geleidelijk afgebroken door exogene processen (van buitenaf, niet door tektonische processen), zoals verwering en erosie, wordt meegenomen door de rivier en belandt als lagen sediment op de oceaanbodem: de hydrologische kringloop is hierbij betrokken. Sedimentgesteente wordt gevormd onder grote druk, dat uiteindelijk weer door convergerende aardplaten als gebergte omhoog geheven wordt: de cyclus is rond.

● Van magma tot basalt tot magmaBij de midoceanische ruggen ontstaat nieuwe oceaanbodem, die bestaat uit basalt. Uiteindelijk zal dit gesteente bij de subductiezones weer in de lithosfeer belanden, om als magma weer onderdeel van de convectiestromen te worden. Bij diezelfde ruggen komt het weer omhoog: de cyclus is rond.

15: natuurlijke gevaren in de VSIn de Verenigde Staten heeft men te maken met drie grote natuurgevaren, veroorzaakt door zowel endogene als exogene processen.

● Aardbevingen aan de westkustIn California bevindt zich de San Andreas-breuk, een transforme breuk waar de Grote Oceaan langs de Noord-Amerikaanse plaat schuurt. Dagelijks komen hier aardbevingen voor (een hoge frequentie=hoeveelheid), maar met een intensiteit (hevigheid) hoger dan 6 komen slechts eens per 20/30 jaar voor.

● HurricanesHet zuidoosten en de Golf van Mexico worden van juni tot november vaak (zo’n 10 maal) getroffen door hurricanes, tropische stormen die, wanneer ze over land trekken, gigantische schade aanrichten, maar dan ook juist sterk in kracht afnemen, omdat zij zich voeden met warm zeewater. Een tropische storm wordt pas als hurricane geclassificeerd, wanneer de windsnelheid hoger is dan 118 km/u

(Beaufort 12). Ze worden ook op intensiteit ingedeeld, niet alle hurricanes zijn even verwoestend. Er wordt getracht middels weersatellieten de baan van een hurricane te voorspellen, dit wordt vergemakkelijkt door de relatief lage bewegingssnelheid. Hurricane Katrina liet schade van catastrofale proporties achter. Er wordt gesuggereerd dat een toename van hurricanes een gevolg is van klimaatverandering, hier zijn echter geen harde bewijzen voor, aangezien het aantal hurricanes per jaar sterk fluctueert.

● Tornado’sIn tegenstelling tot een hurricane, zijn dit zeer lokale en kleine, maar zware hozen, die als een trechter uit een buienwolk naar het aardoppervlak reiken. Snelheden van 400 km/u zijn niet ongewoon. Ze kennen een veel kortere duur dan een hurricane: hoogstens zijn zij enkele uren actief. Nog niet duidelijk is waarom orkanen

ontstaan, maar wel is bekend dat zij vooral in het voorjaar ontstaan wanneer warme, vochtige lucht uit het zuiden botst met koude lucht uit het noorden. Wanneer grote onweersbuien met grote verticale temperatuursverschillen ontstaan, is de kans op tornado’s groot. Het midden van de VS, het gebied tussen de Appalachen en de Rocky Mountains, wordt Tornado Alley genoemd, vanwege de veelvoud aan tornado’s daar.

17: waiting for the Big OneDe stad Los Angeles in California ligt langs de San Andreas-breuk. Hierdoor heeft de stad haar historie lang te maken gehad met aardbevingen.De laatste decennia is Los Angeles door expansie steeds dichterbij deze breuk komen te liggen, ook treden er breuken op in de grond onder de stad, omdat de breuk bij LA een bochtig verloop kent, waardoor er meer spanning in de grond ontstaat. Het gebergte rond LA wordt nog steeds hoger.Dagelijks vinden tientallen lichte (Richter < 3) aardbevingen plaats dankzij deze actieve breuk. Zware aardbevingen (Richter > 6) vinden sporadisch (eens in tientallen jaren gemiddeld) plaats, maar zorgen dan vooral gigantische materiële schade en veel gewonden. Wanneer er al geruime tijd geen aardbevingen zich hebben voortgedaan in een bepaald gebied rond deze breuk, is het logisch dat er binnenkort daar een (zware) aardbeving plaatsvindt.De stad LA kent zeer kwetsbare infrastructuren en bebouwing, waardoor een aardbeving uiteenlopende gevolgen heeft: ondergrondse leidingen, metro, oude gebouwen die niet aardbevingsbestendig zijn, enzovoorts.LA kent een watertekort, dus wordt drinkwater van verre aangevoerd middels aquaducten en stuwmeren. Een damdoorbraak kent catastrofale gevolgen. Naar deze waterinfrastructuur gaat dus speciale aandacht uit om watertoevoer veilig en constant te houden.Zuidelijk LA is gebouwd op een ondergrond bestaand uit zand, klei en water. Aardbevingstrillingen brengen dit mengsel in beweging, waartegen maatregelen genomen moeten worden.Opmerkelijk is het lage percentage huiseigenaren dat een aardbevingsverzekering afsluit. Aardbevingen in LA brengen astronomisch hoge schadebedragen voort, zonder verzekering loop je een enorm risico om failliet te gaan bij een aardbeving.

18: are you prepared?De staat Florida is een populaire recreatiebestemming vanwege het klimaat en de stranden. Het is echter de meest kwetsbare als het om hurricanes gaat: tientallen zijn er de afgelopen eeuw aan land gekomen, en er komen ook nog eens tornado’s voor.Twee hurricanes zullen in Florida niet snel vergeten worden:

● Hurricane AndrewTrok in 1992 door Florida en zorgde voor tientallen miljarden dollars aan materiële schade, maar met een relatief beperkt aantal slachtoffers, omdat mensen waren geëvacueerd of voorzorgsmaatregelen hadden genomen.

● Hurricane KatrineZorgde in 2005 voor de vernieling van de stad New Orleans, waarbij de dijken rond de stad doorbraken, de stad overstroomde en vooral de armere delen zwaar werden getroffen: de mensen daar waren te arm om zich te weren. Uiteindelijk werd de gehele stad ontruimd, de economie viel stil. De gevolgen van dit alles zijn nog steeds merkabar en dat zal nog jaren zo zijn. Zowel de materiële schade als het aantal slachtoffers waren veel groter dan ten tijde van Andrew.Katrina bracht een maatschappelijk debat teweeg: de overheden hadden niet de juiste maatregelen genomen om de stad voldoende te beschermen, zo wist men af van de lage dijken, maar werd er niets ondernomen. De federale regering werd verweten veel te laat ingegrepen te hebben.

Na Katrina moesten verzekeringsmaatschappijen zoveel geld uitbetalen, dat zij daarna de polissen enorm verhoogden of zelfs de verzekering afschaften, waardoor veel mensen zich nu geen verzekering kunnen veroorloven. Zonder orkaanverzekering kan in Florida geen hypotheek worden aangevraagd, hetgeen gevolgen kan hebben op de huizenmarkt: mensen zullen eerder geneigd zijn te huren in plaats van te kopen.

Hoofdstuk 3: Indonesië

1: reiziger of toerist? Verschillende mensen hebben een verschillend beeld van de ligging, grootte en kenmerken van hun vakantiebestemming. Reizigers zijn doorgaans meer bewust van de lokale cultuur en bijzonderheden dan de toerist, die niet zich niet zo bewust zijn van het vakantieland, en zich vermaken in een westerse omgeving als een all-in-resort. Beide typen mensen hebben een mentaal beeld van het land, een beeld van een gebied zoals je dat voor ogen houdt, dat vaak berust op vooroordelen en stereotypen. Voorbeelden: Fransen zijn arrogant, Amerikanen asociaal en dik, in de Randstad is het overal druk. Op basis van een mentaal beeld beleid voeren is gevaarlijk en onzinnig, Ronald Reagan was berucht om zijn simplistische wereldbeeld. Een geografisch beeld daarentegen is een visie op een land gebaseerd op verifieerbare, onafhankelijke data: feiten. Voorbeelden: de omvang, klimaat, overheersende religie en valuta van een land vormen zo’n geografisch beeld.

2: een ring van vuur Indonesië ligt op het Sunaplat, een aardplaat die gedeeltelijk onder water is gelopen, omringd wordt door breukvlakken, alwaar vulkanische activiteit veelvoudig voorkomt.Jaarlijks vinden er, dankzij frictie in de aardkorst, honderden aardbevingen en wel tien vulkaanuitbarstingen plaats. Een lahar is een modderlawine als gevolg van een vulkanische uitbarsting. Deze kan ontstaan wanneer:

● een kratermeer inscheurt● de sneeuw op de bergtop smelt door de vrijgekomen hitte

Er ontstaat dan een brij van water, as en modder. Deze stromen laten dorpen, landbouwgrond en vegetatie verwoest achter. De seismische activiteit in dit gebied kent ook voordelen. In de buurt van de plaatranden worden edelmetalen gewonnen, die afkomstig zijn uit opgestegen en gestold magma in de aardkorst. Van een andere oorsprong zijn de fossiele energiebronnen waaraan Indonesië rijk is. Onder hoge druk en hoge temperatuur vergaat organisch materiaal tot aardolie en steenkol in duizenden jaren tijd. Zij worden vaak aangetroffen op continentaal plat. Gezien de ligging van Indonesië op het Sundaplat heeft het relatief veel fossiele energiebronnen vergeleken met buurlanden als de Filipijnen en Laos.

3: de zee bedreigt de mens

op kerst 2004 vond er een krachtige zeebeving (tsunami) plaats, die Azië en Afrika trof, doordat twee aardplaten tientallen meters verschoven. Een functionerend waarschuwingssysteem had burgers de tijd kunnen geven te evacueren, maar dit was toendertijd niet aanwezig. Honderdduizenden slachtoffers eiste de tsunami en miljoenen mensen ervaren nog steeds de lasten. Zij hebben geen huis meer, akkers zijn verzilt en boten vernietigd. Dankzij de wederopbouw is er tijdelijk werk, maar hierna zal men het moeilijk krijgen op de arbeidsmarkt. De relatieve zeespiegelstijging is ook een gevaar voor Indonesië. Dit heeft gevolgen voor de laaggelegen delta’s, waar er veel mensen door worden bedreigd. Sommige wetenschappers beschouwen natuurlijke klimaatschommeling en daardoor het smelten van het poolijs en het uitzetten van het water als de oorzaak, maar steeds vaker gaat het geluid op dat het versnelde broeikaseffect de oorzaak is. In ieder geval zal het water aan de kust steeds hoger gaan staan en vaker extreme weertypes optreden (natte, droogte, wind). Vergeleken met andere landen in Azië is de situatie voor Indonesië nog relatief gunstig. Het kent weinig laaggelegen, kwetsbare en dichtbevolkte gebieden. Toch zullen er op termijn vele inwoners voor het water moeten wijken.

4: de gordel van de smaragd Indonesië kent een warm, vochtig en constant klimaat: een tropisch regenwoudklimaat (Af), omdat de temperatuur er niet onder de 18C zakt en het er veel regent. Hierdoor gedijen planten, organismen en landbouwgewassen er zeer goed. Hoog in de bergen is het er echter kouder dan op zeeniveau, waar je je als toerist goed tegen moet kleden. De oostelijke eilanden kennen ook een afwijkend klimaat, namelijk het savanneklimaat, dat een droge periode in het jaar kent. De vegetatie daar bestaat uit grasvlakten met boomgroepen. Gebieden waar een wind heerst die om het halfjaar wisselt van richting, waardoor een natte en een droge tijd ontstaan, kennen een moessonklimaat. Het regent er tijdens een periode van natte genoeg om de bodem het hele jaar vochtig te houden. Een moesson is een wind die halfjaarlijks zo’n 180 graden draait, waardoor deze om-en-om van Zuid-China naar het droge Australië waait, van hoge naar lage druk. In december-maart waait er een droge wind vanuit het Chinese binnenland, die voor droogte zorgt. In juni-oktober waait een zeer droge wind vanuit Australië over de evenaar, waarna deze vochtig wordt en een moesson teweeg brengt. Zuidoost Indonesië kent dus droogte in januari en natte in juli. Het verschil tussen deze weerstijden is het grootst in het zuidoosten en het kleinst in het noordwesten. Gebieden in de lijzijde van gebergte kennen zelfs een nóg drogere moesson. De biodiversiteit in Indonesië is de grootste op aarde. Duizenden verschillende soorten bomen komen er voor. In Af-gebieden komt tropisch regenwoud voor, minder dichte bossen en mangrove komen voor in Aw-gebieden en langs de kust. Ondanks deze overvloed aan vegetatie is menselijke invloed door boskap sterk merkbaar.

5: het ene eiland is het andere niet Wat is de logica van de huidige grenzen in Indonesië? Bij aardrijkskunde wordt onderscheid gemaakt tussen formele regio’s en functionele regios’s. De eerste soort wordt gedefinieerd op basis van samenhangende ruimtelijke kenmerken, zoals landbouw, begroeiing, neerslag en religie. Bijvoorbeed, Bali is een formele regio op basis van het hindoeïstische geloof dat er heerst. Functionele regio’s beschrijven een verband tussen verschillende activiteiten. Voorbeelden:

● Het woon-werkverkeer tussen dorpen en een stad● Het strand als recreatieplek en de stad als werkvoorziening

Indonesië bestaat uit een archipel: een snoer van eilanden op open zee. De geografische locatie, zoals bepaald met coördinaten, heet de absolute ligging. De houding van Indonesië op het gebied van bijvoorbeeld handel en religie ten opzichte van buurlanden valt onder de relatieve ligging. Een land met een archipelstructuur heeft moeite om op economisch en politiek vlak een eenheid te worden, zo ook Indonesië. Door de ligging aan zee kent het vele invloeden in taal en religie dankzij de handel. Via zee werd sneller gereisd dan over het onherbergzame land. Het Maleis ontwikkelde zich als universele handelstaal (lingua franca).

6: demografie: wie, waar en met hoeveel? Indonesië kent het hoogste inwoneraantal van Zuidoost Azië. De bevolkingsdichtheid is door het gemiddelde karakter echter niet bijzonder hoog. Dit is een gevolg van zeer ongelijke bevolkingsspreiding. Op Java en Bali is zelfs op het platteland de bevolkingsdichtheid enorm hoog, dankzij gunstige landbouwomstandigheden (vruchtbare vulkanische bodem, beschikbaarheid irrigatiewater). Hierdoor is er veel werk en veel voedsel beschikbaar voor de groeiende bevolking. Andere eilanden zijn minder vruchtbaar. Door de groeiende welvaart in het land (verbeterde hygiëne en medische zorg) na de onafhankelijkheid is de bevolking enorm gegroeid. Zonder family planning door de overheid had Indonesië een nóg hoger inwoneraantal dan 217 miljoen (waarmee het een vierde plaats wereldwijd inneemt). Dankzij family planning, waarmee de overheid volwassenen stimuleert slechts 2 kinderen maximaal te nemen, is de natuurlijke bevolkingsgroei sinds de jaren 70 afgenomen. De overheid voorziet in anticonceptiemiddelen, goede voorlichting en klinieken op het platteland. Echter zijn meerdere factoren betrokken bij de afname van de bevolkingsgroei:

● Afname van de armoede● Verbeterd onderwijs, vooral voor meisjes● Toegenomen verstedelijking

Regionale verschillen in de bevolkingsgroei zijn onvermijdelijk in een land zo groot als Indonesië. De verlaging van het geboortecijfer op Java was meer succesvol dan elders, waardoor het aandeel van de Javaanse bevolking op de totale bevolking is afgenomen.

Ondanks dat een dalend geboortecijfer past in een trend van welvaartsgroei, het demografisch transititiemodel, kennen rijkere buurlanden Maleisië en de Filipijnen hogere geboortecijfers. Dit komt door de islam en het katholicisme, een cultuur kennen waarin een groot gezin als goed wordt gezien. Bij sociale bevolkingsgroei is er sprake van groei of krimp door vestiging of vertrek, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen binnen- en buitenlandse migratie. Beide stromen kennen selectieve migratie: niet alle delen van de bevolking nemen deel.Veel Indonesiërs trekken naar Maleisië omdat:

● De ligging gunstig is● Het relatief welvarend is● Er grote vraag is naar arbeidskrachten● De taal en religie vertrouwd zijn

Er werken zo’n twee miljoen Indonesiërs in Maleisië, waarvan de helft illegaal. Het merendeel belandt in krottenwijken, waar soms de spanningen tussen migranten en lokale bewoners uitlopen op geweldsuitspattingen.

7: economie: wie doet wat voor de kost?Bij het bestuderen van de welvaart in Indonesië zijn de volgende zaken van belang:

● Het bnp per hoofd vergeleken met dat van andere landen● Het brp per hoofd. Vergelijking van brp’s van provincies en hoe dit zich verhoudt tot

het nationale bnp.● De verdeling en verschuiving van de beroepsbevolking. Denk aan het groeien van de

tertiaire sector.● De samenstellingen van het import-/exportpakket. Importeert Indonesië vooral

grondstoffen of exporteert het juist veel, vergeleken met andere landen?● De handelsbalans. Is de export meer waard dan de import?● De betalingsbalans. Komt Indonesië netto geld tekort, of houdt het over? Geld

overgemaakt door gastarbeiders en renteschulden zijn hierbij van belang.Indonesië kent een samenleving waarin de agrarische beroepsbevolking gestaag afneemt, maar nog steeds volop aanwezig is. Het land maakt een economische groei door, maar heeft ook crises moeten verdragen. Het land scoort steeds hoger op de VN-welzijnsindex door toenemende democratisering. Indonesië staat op het punt tot de semi-periferie toe te treden. Regionaal, op verschillende zoomniveaus, zijn er vele verschillen tussen gebieden als het om deze VN-welzijnsindex gaat. Onvoldoende gebieden blijken te profiteren van de welvaartsgroei, die selectief blijkt te zijn.

8: cultuur en cultuurverschillen Bij onderzoek naar de eenheid van Indonesië op cultureel vlak zijn de volgende zaken van belang:

● Etnische verschillenIndonesië kent verschillende rassen, met variërende uiterlijke kenmerken.

● Verschillen in sociale organisatie

Er bestaan ingewikkelde samenlevingen, die gebaseerd zijn op de formaliteiten van voormalige vorstendommen. Men kent daar ingewikkelde beleefdheidsregels. Dit is niet te vergelijken met eenvoudige beschavingen elders in het land.

● Taalkundige verschillenHet land kent honderden talen en dialecten. Om de eenheid te verbeteren, is een officiële taal, Bahasia Indonesia.

● Religieuze verschillenHet merendeel is er moslim, maar ook miljoenen christenen, hindoes en natuurgodsdienstigen vinden er hun thuis.

De geografische onherbergzaamheid heeft altijd al migratiepatronen gestuurd. De lokale omstandigheden bepalen de uiteindelijke vorm van de cultuur. Hoe ontoegankelijker een gebied, des te groter de relatieve afstanden (reliëf en water), des te hoger de culturele diversiteit. In de ontoegankelijke bergen heersen andere culturen dan aan de kust.Tijdens de Nederlandse koloniale tijd gebeurde echter het omgekeerde: volkeren werden onder dwang samengevoegd.

9: binnenlandse migratie: verstedelijking en transmigratieIndonesië kent een hoog urbanisatietempo en dus een stel stijgende urbanisatiegraad. Op verschillende manieren is dit te merken:

● Het ontstaan van uniforme stedelijke landschappen, met een westerse uitstraling, zoals zakencentra en hotels.

● De enorme snelheid waarmee de verstedelijking plaatsvindt. Oude bebouwing en infrastructuur wordt constant vernieuwd.

● De sterk verontreinigde lucht o.a. door het vele verkeer.● De overbevolking. Voorheen werden woonvergunningen enkel verstrekt aan mensen

met een baan, waardoor velen in sloppenwijken belandden. Ook de infrastructuur raakt overbelast.

In de rangorde van steden, de stedelijke hiërarchie, voert Jakarta de boventoon, absoluut de grootste qua inwoneraantal en functies: een primate city. Samen met de andere steden vormt het een stedelijk netwerk. Toch is de binnenlandse positie van Jakarta minder dominant als die van andere Aziatische hoofdsteden, zoals Bangkok. De Indonesische overheid tracht de overbevolking tegen te gaan door o.a. mensen naar dunbevolkte gebieden te laten verhuizen: transmigratie. Dit bleek vaak rampzalig te verlopen:

● De bodems raakten snel uitgeput, waardoor men arm bleef.● Velen hadden heimwee, maar waren niet meer welkom thuis. Enkel de migratie naar

de stad was nog een optie.● Conflicten met de lokale bevolking over cultuur en land zorgden voor oorlogen.

Ondanks het stopzetten van het transmigratieprogramma zal de politieke en ecologische schade nog generaties voelbaar zijn.

10: de economisch-geografische ontwikkeling sinds 1980De laatste decennia is de interesse van buitenlandse bedrijven in de natuurlijke rijkdommen en lage lonen in Indonesië sterk toegenomen, en daarmee de globalisatie. Op verschillende manieren is dit te merken:

● Voorheen werden ruwe grondstoffen geëxporteerd. Sinds de jaren 70 worden meer

en meer grondstoffen eerst verwerkt tot goederen: exportvalorisatie, zodat er meer verdiend kan worden. Voorbeeld: houten tuinmeubels exporteren i.p.v. ruw kaphout.

● Toegenomen landbouwkennis, waardoor grootschaliger en sneller geproduceerd kan worden. Voorbeelden: hoogwaardig zaaigoed, tractoren, bestrijdingsmiddelen. De overgang van traditionele naar moderne landbouw heet agrarische transitie.

● Een tweedeling van boeren, enerzijds de grote, commerciële boerenbedrijven en anderzijds de traditionele, kleinschalige boer die daar niet mee kan concurreren. Gevolg is een afname van mensen werkzaam in de landbouwsector en zelfs deagrarisatie: Het snel verdwijnen van landbouwactiviteit uit een gebied.

● De groei van plantagebouw: grootschalige, commerciële bedrijven met een monocultuur aan gewassen, waarvoor oerwoud in hoog tempo wordt gekapt. Plantages leveren aan de wereldmarkt.

Indonesië voerde voorheen een beleid van importsubstitutie uit. Dit betekent, dat eenvoudige goederen zoals voedsel en kleding in eigen land werden gemaakt in plaats van geïmporteerd. Dit beleid mislukte omdat:

● De binnenlandse koopkracht te laag was● Er nog steeds afhankelijkheid van Westerse technologie bleef● Er niet genoeg geld was om te investeren in dure fabrieken

Nu heeft Indonesië voorbeeld genomen aan het beleid van andere Aziatische landen, de exportgerichte industrialisatie. Hierbij wordt zo veel mogelijk geëxporteerd naar rijke landen door veelal MNO’s. Zij vestigen zich dankzij gunstige omstandigheden:

● Geen belasting op in- en uitvoer van (grond)stoffen● Goedkope grond, (haven)faciliteiten en gebouwen● Geen of weinig winstbelasting● Goedkope arbeidskrachten● Weinig inspraak vakbonden

Deze gunstige omstandigheden gelden vooral in EPZ’s, Export Processing Zones, door de overheid aangewezen locaties waar MNO’s zich gunstig kunnen vestigen. Er vestigen zich o.a. assamblagebedrijven, die onderdelen van een product importeren en ze in elkaar zetten tot een eindproduct.

Dit nieuwe beleid blijkt wél succesvol in delen van Indonesië, de koopkracht stijgt en de interne markt wordt gestimuleerd door de groeiende vraag. Door de globalisering ontstaat ook vraag naar typisch Westerse dienstverlening in de tertiaire sector, denk aan hotels en financiële/juridische dienstverlening. Deze bedrijven worden met buitenlands kapitaal opgezet.Dit staat in schril contrast met de clandestiene, informele economie die in veel steden de belangrijkste werkgever van de armen is.

11: de plaats van Indonesië in de wereldeconomieHet model van de vliegende ganzen stelt dat bedrijven (MNO’s) van periferieland naar periferieland trekken, op zoek naar de voor hen gunstigste, dus goedkoopste en efficiëntste omstandigheden. De aanwezigheid van de MNO’s betekent meer banen en welvaartsgroei. Wanneer de arbeidsvoorwaarden strikter worden en lonen stijgen, vertrekt de MNO weer naar

een ander land, waardoor de economie van de voorganger weer inzakt. Aziatische landen proberen hun economie exportgericht in te richten: zoveel mogelijk producten exporteren naar rijke landen. Dit slaagt echter niet overal, want niet alle landen hebben een economie die sterk genoeg is.Indonesië behoort tot de periferie en dit is af te lezen aan de volgende kenmerken:

● De export van grondstoffen is nog steeds groter dan die van eindproducten. Toch is Indonesië op weg naar een gemengde economie, waarbij geen enkele sector voor meer dan 50% van het exportpakket voor zijn rekening neemt.

● Er is in Indonesië nog geen brede, koopkrachtige middenklasse, die vraag en economische groei kan stimuleren.

● Het bnp per hoofd is laag en er is sprake van fragmentarische modernisering.De economie van Indonesië draagt nog steeds de kenmerken van een centrum-periferiemodel. Voorheen was Nederland het centrum, nu heeft Japan die plaats ingenomen.

Indonesië biedt Japan een omvangrijke afzetmarkt en goedkope arbeidskrachten. Echter, conform het model van de vliegende ganzen, verliest Indonesië op dit gebied steeds meer terrein aan China, waar de lonen nog lager liggen. Dit brengt ook met zich mee dat China een groeiende afzetmarkt is voor de Indonesische economie.

12: globalisering binnen Indonesiëde centrum-periferietegenstellingen binnen Indonesië zijn de laatste jaren alleen maar toegenomen. Dit is direct gerelateerd aan de globalisering. In grote delen van het land is het volk aangewezen op zichzelf en hun directe omgeving economisch gezien. Deze gebieden kennen dus een lokale oriëntatie.Dit in tegenstelling tot Java en Sumatra, waar de MNO’s in grote getale zijn gevestigd, en daarmee diffusie van Westerse cultuur plaatsvindt. Deze gebieden kennen een mondiale oriëntatie en ontwikkelen zich anders dan voorgenoemde.Men consumeert typisch Westerse consumptiegoederen, maar ook Westerse normen en waarden hebben invloed op de jeugd: zij stellen zich onafhankelijker op.Al met al kan op basis van statistiek, zoals urbanisatietempo, urbanisatiegraad, bnp per hoofd en het demografisch transitiemodel worden geconcludeerd dat het verschil in oriëntatie de samenleving drastisch verschillende levensstijlen voortbrengt. Indonesië is een soft state: het kent een zwak bestuur dankzij de corruptie die er welig tiert. De kwaliteit van het bestuur is belangrijk voor de ontwikkeling van een land. Democratisering en verbeterd toezicht op de financiën kan Indonesië goed doen. Er zijn echter wetenschappers die vrezen voor toenemende regionale ongelijkheid wanneer decentralisatie optreedt: regio’s die minder rijk zijn, bijvoorbeeld door gebrek aan natuurlijke rijkdommen, kunnen dan financiële problemen krijgen.

13: ontbossing: kan ik even vangen? Door globalisering worden natuurlijke hulpmiddelen op steeds grotere schaal ingezet, wat voor geld en banen in Indonesië zorgt. De keerzijde is de soms onherstelbare aantasting van het tropisch regenwoud. Ontbossing is te benaderen vanuit twee dimensies:

● Economische dimensie. Wie is betrokken en wat levert hen op?● Ecologische dimensie. Wat zijn de gevolgen voor het milieu en wie hebben daar last

van?

Op drie niveaus vindt ontbossing plaats.Lokaal niveau

● Boeren die stukken jungle platbranden om er voor twee jaar gewassen te verbouwen en weer verder te trekken: zij doen aan ladangbouw. De uitgeputte, verlaten akker krijgt de tijd om zich weer tot bos te herstellen. Er is sprake van duurzame landbouw.

● Een groeiend aantal sedentaire boeren (niet rondtrekkend). Door bevolkingsgroei en transmigratie neemt de vraag naar een vast stuk grond toe. Als brandstof gebruiken zij hout, mede omdat de subsidie op gas is stopgezet. Er vindt geen duurzame bosbouw, maar ontbossing plaats.

Nationaal en internationaal niveau● De commerciële houtkap voor de houtverwerkingsindustrie en houtskoolfabrieken.

Onder het mom van het aflossen van de staatsschuld wordt houtkap voor 70% illegaal verricht, met toestemming van corrupte ambtenaren die er zelf ook nog aan verdienen.

● De mijnindustrie ruimt grote stukken woud om er open groeves aan te leggen, waardoor het landschap permanent verandert.

● Projectontwikkelaars laten het woud plaatsmaken voor plantages, kwekerijen en resorts.

De export van hout is een belangrijke economische activiteit voor Indonesië, maar doordat er vele buitenlandse bedrijven aan deelnemen, profiteert het er nauwelijks van. Ontbossing is een goed voorbeeld van hoe een gebied in de periferie globaliseert, maar er nauwelijks van profiteert.

14: ontbossing: dag boom, dag bodem, dag vis! Het tropisch regenwoud van Indonesië kent een zeer hoge interne stabiliteit (bijv. bij omvallen boom wordt ruimte al snel ingenomen door planten), maar een lage externe(bijv. bij aanleggen weg wordt ecosysteem aangetast). Gevolgen voor natuur

● Een verstoorde waterbalans. Het woud heeft een vochthoudend vermogen. Bij droogte zal er te weinig water zijn om de akkers te bevloeien, bij grote natte stroomt er juist veel te veel water uit de wouden, waardoor oogsten mislukken.

● Ook verbruikt de papierindustrie heel veel water, waardoor er een tekort aan irrigatiewater kan ontstaan. Ook worden giftige stoffen geloosd, dat stank en huidaandoeningen teweeg brengt.

● Een verlaging van de biodiversiteit. Indonesië kent ontzettend veel soorten planten en dieren, die door boskap in aantal afnemen of zelfs uitsterven. Hun leefomgeving wordt vernietigd, ze raken gestrest door menselijke aanwezigheid.

● Afname van de bodemkwaliteit (landdegradatie). Door ontbossing stroomt water sneller weg naar de rivieren, waardoor de toplaag van de bodem, die rijk aan voeding is, wordt meegenomen (versnelde bodemerosie). Hierdoor verdwijnt kostbare landbouwgrond. In zee vertroebelt dit slib het water, waardoor kwekerijen en koraalriffen ontregeld raken.

● Door kap van mangrovebossen verdwijnt de natuurlijke bescherming tegen tsunami’s, en hebben malariamuggen vrije doorgang.

● Door ongecontroleerde bosbranden, vaak veroorzaakt door het stoken van afvalhout, worden fijne stof- en asdeeltjes de lucht in gestoten, waardoor een enorm gebied

vervuild wordt. Gevolgen voor de maatschappijOndanks de grote natuurgevaren in Indonesië, vormt de ontbossing de grootste bedreiging voor de inheemse bevolking. Hun leefgebied wordt steeds kleiner, en de ladangbouw ontaardt in roofbouw. De natuurlijke herstelcyclus wordt verstoord, het bos herstelt zich niet meer. Steeds meer inheemse bevolkingsgroepen geven hun traditionele manier van leven op, om naar de stad te trekken. Door ontbossing, bosverbranding en enorme plantages heeft Indonesië wereldwijd een groot aandeel in de CO2-uitstoot. De grote rookproductie van de veelvoudige bosbranden zorgt voor veel overlast in de buurlanden, waar mondkapjes soms noodzakelijk zijn.