BRIEVEN VAN, AAN EN OVER JAN FRANS WILLEMS...BRIEVEN VAN, AAN EN OVER JAN FRANS WILLEMS 1793-1846...

312
BRIEVEN VAN, AAN EN OVER JAN FRANS WILLEMS

Transcript of BRIEVEN VAN, AAN EN OVER JAN FRANS WILLEMS...BRIEVEN VAN, AAN EN OVER JAN FRANS WILLEMS 1793-1846...

  • BRIEVEN VAN, AAN EN OVER

    JAN FRANS WILLEMS

  • UITTREKSEL UIT HET REGLEMENT De werken van de professoren en docenten, oud-professoren en oud-

    docenten worden uitgegeven onder de persoonlijke verantwoordelijkheid van de schrijvers. De andere krachtens een beslissing van de Faculteit.

  • I -

    RIJKSUNIVERSITEIT TE GENT WERKEN UITGEGEVEN DOOR DE FACULTEIT VAN DE

    LETTEREN EN WIJSBEGEERTE 146e AFLEVERING

    ADA DEPREZ

    BRIEVEN VAN, AAN EN OVER JAN FRANS WILLEMS

    1793-1846

    AANTEKENINGEN 11

    1825-1829

    1968

    "DE TEMPEL", TEMPELHOF 37, BRUGGE (BELGIË)

  • VAN DIT WERK WERDEN GEDRUKT OP DB PERSEN

    VAN DB SINTB·CATHARINA DRUKKERIJ TB BRUGGE,

    OP HOUTVRIJ VELIJN, 600 EXEMPLAREN WAAR• VAN 50 VOORBEHOUDEN AAN DE SCHRIJVER,

    GENUMMERD I TOT L EN 550 EXEMPLAREN VOOR DE HANDEL

    GENUMMERD I TOT 550.

    DIT IS NUMMER 31

    D 1968/0036/4

  • ALFABETISCHE LIJST VAN AFKORTINGEN

    Naast de lijsten met afkortingen, opgegeven in de Algemene Inleiding, I, p. I84-I90, en 11, p. Io-I6 en 3I5-3I6, alsook in de Aantekeningen, I, p. VII-VIII, gebruikten we bij de aantekeningen nog:

    Bull. Comm. royale d' histoire Compte-rendu des Séances de la Com-mission Royale d'Histoire ou Recueil de ses Bulletins, Bruxelles, M. Hayez, I, I837 e.v.

    Clignett, Bydragen

    Huydecoper, Proeoe

    Kruseman

    Mess. se. hist.

    Bydragen tot de oude Nederlandsche let-terkunde, door Mr. Jac. Arn. Clignett, 's-Gravenhage, Erve J. Thierry & C. Men-sing, I8I9.

    Proeve van Taal- en Dichtkunde; in Vrij-moedige Aanmerkingen op Vondels Ver-taalde Herscheppingen van Ovidius, voor-gesteld door B. Huydecoper, Amsterdam, E. Vischer & J. Tirion, I730.

    Bouwstoffen voor een geschiedenis van den Nederlandsehen boekhandel, gedurende de halve eeuw I83o-I88o door A. C. Kruse-man, Amsterdam, P. N. van Kampen, I 886-I 887, 2 dln.

    Messager des sciences et des arts, Recueil publié par la Société royale des Beaux-Arts et des Lettres, et par celle d' Agriculture et de Botanique de Gand, Gand, P. F. de Goesin-Verhaeghe, I, I 823 e.v. ; Messager des Sciences et des Arts de la Belgique, ou Nouvelles Archives historiques, litté-raires et scientifiques, Gand, P. J. V ander-haeghen, I, I833 e.v.

    VII

  • M.L.

    Paquot, M ém.

    Schmitz, Willem I

    Ter Horst

    V lil

    Mein Leben. Aufzeichnungen und Erin-nerungen von Hoffmann von Fallersleben, Hannover, Carl Rümpler, 1868, 6 dln.

    Mémoires pour servir à l'histoire littéraire des dix-sept provinces des Pays-Bas, de la principauté de Liége, et de quelques con-trées voisines, Louvain, Imprimerie Aca-démique, 1765-1770, 3 dln.

    Willem I, koning van Noord en Zuid door Yves Schmitz, Hasselt, Heideland, 1966.

    Dr. D. J. H. ter Horst, Catalogus van de handschriften der Koninklijke Neder-landsche Akademie van Wetenschappen, in bruikleen in de Koninklijke Bibliotheek, 's-Gravenhage, Algemeene Landsdrukke-rij, 19J8.

  • Aantekeningen bij brief nr. 282

    Antwerpen, s.2.I82s. Koninklijke Bibliotheek, 's-Gravenhage, nr. I2I B I2 I. Gepubliceerd door Rooses, p. 32-33. 4 p. (24 X I9,5), waarvan p. I-3 beschreven, p. 4 blanco.

    1. Nl. de Ged. &f Verh. v. Kon. Gen. Antw., waarover cf. Inl., 11, p. 4I3.

    2. De laatste brief van De Vries in ons bezit is nr. 25I van het voor-gaande jaar. Hier is dus vermoedelijk sprake van een verloren gegaan schrijven. Cf. Inl., I, p. 325. Het is trouwens opmerkelijk dat wij tussen 8.I2.I824 en 5.2.I825 geen enkele brief bezitten: waarschijnlijk zijn hier verschillende stuks verloren gegaan, terwijl Willems zelf blijkbaar in het corresponderen verhinderd werd door ziekte. Brief nr. 284 schijnt dit te bevestigen.

    3· Willems' vriend en beschermer, de staatsminister en Leidse hoog-leraar J. M. Kemper, was op 20.7.I824 overleden. Cf. de brieven nr. 26I en 262 en Inl., II, p. I55-I56.

    4· Cf. Aant., I, p. 239, n. 2. 5· Cf. Inl., 11, p. I8I-I82 en Aant., I, p. IS, n. 4· 6. De bedoelde zes kinderen zijn Isabelle (0 I8I2) en Eduard (0 I8I4)

    Walravens, Willems' stiefkinderen, en Felix (0 I8I9), Malvine ( 0 I82o), Mathilde (0 I822) en Paulina (o I823), Willems' eigen kinderen. Cf. Inl., II, p. 346-348 en 357-360.

    7· Het zou interessant zijn geweest te weten naar welke openbare of privé-school Willems zijn zoontje had gestuurd. Dit was evenwel a.h.v. de voorhanden bronnen niet uit te maken.

    8. Bedoeld zijn hier ongetwijfeld de Kleine gedichten voor kinderen, Utrecht, I787, of een latere editie. Deze worden eigenaardig genoeg niet aangetroffen in de B. W., wel de Gedichten en over-denkingen (B. W. nr. 3826) en daarnaast een uitgebreide verzameling van Van Alphens andere werken (B. W. nrs. 249I, 3826-3829, 33I5 en 4400).

    9· Hier is vermoedelijk bedoeld het vijfde deel van het Biographisch, anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters, bijeenverzameld en uitgegeven door P. G. Witsen Geysbeek, Amster-dam, I82I-I827, 6 din (B. W. nr. 3273). Bedoelde passus hebben

    I

  • we niet kunnen terugvinden, niettegenstaande de Nedd. Letteroef., I, I834, p. I65-I66 ons aanvankelijk een vingerwijzing leek te bevatten in de richting van Vanderborcht of Poirters. Misschien betreft het hier echter de notitie over Colijn van Rijssele opp. 205. Op verschillende plaatsen worden in het werk nl. De Vries of Willems genoemd, alleen daar staan beide namen samen.

    IO. Tot een recensie van Willems' Over Holl. & Vl. schryfw., waar-over cf. Inl., 11, p. 377-378, is het blijkbaar in geen enkel Noord-nederlands tijdschrift gekomen. Kennelijk zaten zowel Siegenbeek als De Vries, en in mindere mate ook Wiselius, met het geval verlegen. Cf. over dit werk eveneens een niet-gepubliceerd stuk van Willems, bewaard in U.B.G. nr. G. I5113, vermoedelijk uit I824 of I825, getiteld Aenteekeningen op het kort overzigt van den heer U.A. [ = Ubald Andala], dat we als bijlage I, achteraan in dit deel, p. 289-292 geven. Over deze Anclala reeds Aant., I, p. III, I69 en 225; over zijn werk cf. Inl., 11, p. 494·

    Aantekeningen bij brief nr. 283

    Antwerpen, 5.2.I825. Koninklijke Bibliotheek, 's-Gravenhage, nr. I2I B I2 I. Niet gepubliceerd. 4 p. (25,5 X 20,5), waarvan p. I beschreven, p. 2-4 blanco.

    2

    I. Nl. de Ged. & Verh. v. Kon. Gen. Antw., waarover cf. Inl., 11, p. 4IJ.

    2. Van een tweede bundel is, voor zover bekend, niets meer gekomen. Toch duikt de gedachte eraan ook nog later, bv. in brief nr. 288, op.

    3· Advokaat François Dochez was voorzitter van het genootschap geworden. Blijkbaar was de oude voorzitter Delin overleden en werd op 4.I2.I824 een nieuw bestuur gekozen. Cf. de stukken gevoegd bij het ex. van de Algemeene Wetten van het Antwerpsch Tael- en Dichtlievend Genoótschap: Tot Nut der Jeugd, map nr. 11928 in het A.M.V.C. te Antwerpen. Cf. eveneens L. van den Wyngaert, Almanach indicateur commercial de la ville d' Anvers pour l'an I825, Anvers, I824, die als voorletters J.B.J. opgeeft en als adres Minderbroedersrui.

  • Aantekeningen biJ brief nr. 284

    Antwerpen, I5.2.I825. Koninklijke Bibliotheek, 's-Gravenhage, nr. I33 C 11 VIII, 4I. Niet gepubliceerd. 4 p. ( 24 X 20 ), waarvan p. I -3 beschreven, p. 4 blanco.

    I. Dit was vermoedelijk J oanna Wilhelmina van Dinter-Steeger, de toekomstige schoonmoeder van Willems' stiefdochter Isabelle Walravens, die in I838 in het huwelijk zou treden. Cf. Inl., 11, p. 347· Wellicht was zij de echtgenote van Henri van Dinter, kommies bij de registratie Antwerpen Noord, het kantoor van Willems ? Cf. L. van den Wyngaert, Indicateur commercial de la ville d'Anvers pour l'année I826, Anvers, I825, p. 34·

    2. Cf. de biografische schetsen van al deze correspondenten in Inl., 11, vooraan.

    3· Hier wordt Joh. Chr. Schotel (de vader van Willems' latere corres-pondent G. D. J. Schotel) bedoeld, over wie cf. N.N.B.W., X, I937, kol. 89I-892 door H. van Guldener: 0 Dordrecht I787, t I8J8. Hij verwierf vooral bekendheid als zeeschilder. De in de Ned. Muzen-Almanak, VII, I825, t.o.p. I56 geplaatste illustratie: De Visscher, wijst eveneens in die richting. Een tweede spoor van medewerking van Schotel hebben we in deze bundel niet aan-getroffen. We veronderstellen dus dat Willeros hier verwart met twee illustraties van Schelfhout t.o.p. 114 en 220, die evenwel geheel andere onderwerpen behandelen.

    4· Naar we vermoeden moet dit de aloude Maatschappij ter aan-moediging der schoone Kunsten van Antwerpen zijn, die o.m. in I8I5 had geijverd voor teruggave van de door Frankrijk in I793 ontroofde schilderijen, en waarvan Herreyns toen voorzitter en Verdussen secretaris was. De maatschappij beijverde zich eveneens voor het reorganiseren van de lessen in de Antwerpse Academie en richtte tentoonstellingen in. Cf. Aant., I, p. I2 en F. Jos. van den Branden, Geschiedenis der Antwerpsche Schilderschool, Antwerpen, I883, p. I347-I389. Willems was echter in I8I6 eveneens tweede secretaris van de nieuwe Maatschappij der Kunstvrienden, die in augustus I 8 I 6 tot stand kwam, en waarvan de leden uit de Academie stamden en de gouverneur van de provincie voorzitter was. Dit dubbele lidmaatschap brengt een zekere mogelijkheid tot verwarring mee. Cf. eveneens Antw. XIXde eeuw, p. 304;

    3

  • NR. 284

    Schmook, Teun, p. 18, 43-46, 185, alsmede de brieven nr. 287, 3I4a en 347·

    5· Hier duikt andermaal het plan van een uitgave van een gedichten-bundel van Willeros op, die nooit tot stand kwam maar waarvan het kladboek berust in U.B.G.Hs. nr. 2722. Cf. Jan Frans Willems. Een bijdrage tot zijn biografie tot 1824, in Hand. Znl. Mij voor Taal- en Lettk. en Gesch., XIX, 1965, p. 269, n. 19 en Aant., I, p. 63, n. 4·

    6. De Gramschap in dry boeken verdeelt. Over ettelyke jaeren in latynsche dichten in 't licht uytgegeven ... nu in nederduitsche rymen overgestelt door Livinus de Meyer, Gendt, 1778 (in B. W. nr. 3708 de editie van 1728), zou pas in 1827 bij A. B. Steven te Gent door de zorgen van Schrant opnieuw verschijnen als De gramschap in drie boeken, een latynsch en vlaamsch leerdicht ... op nieuw uitgegeven met aanteekeningen (B. W. nr. 3709). Willeros zelf publiceerde in de Belgische Muzen-Almanak, 11, 1827, uitgegeven door diezelfde Steven, op p. 128-136: De torenbrand van Mechelen. Dit stuk nam hij over in de Iste aflevering van zijn Mengelingen, 1827, p. 1-27, maar dan samen met de oorspronkelijke Latijnse tekst. Van enige verdere activiteit van Willeros op dit terrein is niets terug te vinden, zodat het vermoeden voor de hand ligt dat het hier eerder om een losse inval gaat.

    7· Voor deze Gedichten van Immerzeel cf. Aant., I, p. 44· Een gunstige bespreking hiervan verscheen in de V ad. Letter oef., 1 ste deel: boekbeschouwing, 1825, p. 94-96.

    8. Cf. Aant., I, p. 222, n. 9; voor Witsen Geysbeek Aant., I, p. 224, n. 2 en 225, n. 5·

    9· Cf. Aant., I, p. 246, n. 4· 10. Hier wordt de Hollandsche Maatschappij van fraaije Kunsten en

    Wetenschappen bedoeld. Cf. Aant., I, p. 229 en Ho:ffmann von Fallersleben, in M.L., 11, p. 344· Bij een bezoek aan Nederland in 1836 woonde hij een dergelijke vergadering bij, en schreef hij :

  • NR. z86

    beginnt. Nach und nach wird die Unterhaltung lebendiger, aber erst heim Nachtisch überlässt man sich der Fröhlichkeit. Da folgt Trinkspruch auf Trinkspruch. Auch mir wird ein Hoch aus-gebracht. Ich danke mit einigen W orten, die mir eben einfallen :

    Leve de wetenschap de altijd groeijende, Leve de kunst de altijd bloeijende, De President en de Secretaris ! Zoo dankt een vreemdeling die ook daar is.

    Ein junger Dichter trägt dann ein langes Gedicht vor. Er fragt mich urn meine Meinung über die Art seines Vortrags. Ich kann nur bemerken, dass die holländische Vortragsweise weder unserem Gefühle noch unserem Geschmacke zusagt. J etzt wird gesungen, und so muss ich mich denn auch hören lassen. lch singe : >, und : >. Erst Nachts I Uhr kehren wir heim.>>

    Aantekeningen bzj brief nr. 285

    Amsterdam, I7·3·I825. Kon. Ned. Akademie van Wetenschappen, Amsterdam, Uitgaande

    Depêches, 11, exp. 503. Niet gepubliceerd. Minuut, geschreven in vreemde hand, en door Wiselius alleen onder-

    tekend.

    1. Cf. Inl., 11, p. 4I3. 2. Deze brief ging verloren. Cf. Inl., I, p. 324.

    Aantekeningen bij brief nr. 286

    Antwerpen, 5·4·I825· Koninklijke Bibliotheek, 's-Gravenhage, nr. I33 C 11 VIII, 42. Niet gepubliceerd. 2 p. (23,5 X zo), waarvan p. I beschreven, p. 2 adreszijde. Adres : Wel edelen Heer

    Den heer Immerzeel junior Boekhandelaar Rotterdam

    Stempel : Antwerpen

    5

  • NR. z86

    6

    1. Van 3 tot 6.2.1825 waren grote gedeelten van de Nederlandse kustvlakten en stroommondingen onder water gelopen. Ook in het Zuiden geschiedde dit, zij het in veel mindere mate, en dan nog praktisch uitsluitend langs de linkeroever van de Schelde, van Kallo tot Antwerpen, en verder van St.-Amands tot Rupelmonde. N.a.v. deze ramp en de daardoor ontstane armoede werden collectes gehouden, en gaf Immerzeel een luxe-editie uit van een Gedenkboek van Neerlands Watersnood, in Februarij I825 door J. C. Beijer, 's-Gravenhage, 1826, 2 dln. Vooraan staat een lijst van intekenaars, en op p. xxii een dubbele intekening van Willems : een gewone, als (( J. F. Willems, Corresponderend Lid van het Koninklijk Nederlandsch Instituut te Antwerpen, schrijfpapier>>, en een tweede als (( J. F. Willems, als President van het Lees-gezelschap: Door onderzoek leert men, te Antwerpen>>. Dit is een onbekend gebleven genootschap, dat niet mag worden verward met een soort onderafdeling van Tot Nut der Jeugd, want hier-voor tekende De Potter in. Wellicht is dit het literaire genootschap (( Door ondervinding leert men >>, waarvan een echo te bespeuren valt in Antwerpsch Nieuwsblad, 14.2.1818 (ex. S.A. Antwerpen)? Een weerklank van deze ramp vindt men in de tijdschriften-literatuur van de tijd, o.m. in de Vad. Letteroef., 1825.

    2. Vermoedelijk betreft het hier Jan Cornelis de Potter, die in 1827 en 1828 populariserende werkjes schreef over de tolrechten op geest-rijke dranken en de accijns op het geslacht, beide bij Schoesetters verschenen, en lid was van Tot Nut der Jeugd (cf. n. 1.)

    3· Gouverneur van Antwerpen was op dit ogenblik Jonkheer A. C. Membrede. Cf. Inl., Il, p. 187.

    4· De overstromingen in het Zuiden werden achteraan in het Gedenk-boek opgenomen: op p. 515-529 de schade in de provincie Ant-werpen, en op p. 530-531 die in de stad zelf.

    5· Vermoedelijk betreft het hier een van de 11 dln van de Dicht- en prozai"sche werken, Rotterdam, 1824 (B. W. nr. 3912), of anders een van de 5 dln van de BiJdragen ter bevordering der schoone kunsten en wetenschappen, uitgegeven door Mr. R. F eith en J. Kantelaar, Rotterdam, 1825 (B. W. nr. 3913).

    6. Cf. brief nr. 284. 7· Q. Horati Flacci Opera, ed. Klingner, 1950, Carm. I, 3· Het gedicht

    van Willems komt niet voor in zijn kladboek, waarover cf. brief nr. 284, n. 5·

    8. Het lied der Belgen aan de Bataven, in Ned. Muzen-Almanak, VIII, 1826, p. 199-201. Cf. Inl., II, p. 440.

  • 9· Voor de Gramschapcf.brief nr. 284, n. 6. IO. Vermoedelijk werd Willems de latere druk van I778 uit Gent door

    Vervier of door Schrant beloofd. II. Duidt dit op een zekere verkoeling van de relaties tussen Willems

    en Immerzeel, of op een zich bewust worden van een hogere sociale status, die moeilijk met het « boekverkopen )) in overeen-stemming te brengen was ?

    Aantekeningen bij brief nr. 287

    Antwerpen, 5·4.1825. Koninklijke Bibliotheek, 's-Gravenhage, nr. 121 B I2 I. Gedeeltelijk gepubliceerd door Rooses, p. 34-36. 4 p. ( 26 X 22 ), beschreven. Op p. 4 ook adres. Adres : Weledel Gestrengen Heer

    Den heer Mr. Jeronimo DeVries Griffier der Stad Amsterdam.

    1. Cf. ook brief nr. 284, n. 4· 2. De datum van de Haarlemse tentoonstelling zelf was verschoven

    omdat er in oktober te Brussel een grote tentoonstelling zou worden gehouden. Cf. de in n. IO geciteerde bijdrage. Dat J. de Vries zich overigens herhaaldelijk met het inrichten van tentoon-stellingen en het bemiddelen bij de aankoop van schilderijen bezig hield, zal wel een gevolg van zijn functie bij het stadsbestuur zijn : cf. hiervoor brief nr. 303, n. 8. Wellicht komt dit ook door het feit dat het Trippenhuis zowel de verschillende klassen van het Instituut als de rijkscollectie van schilderijen onderdak verleende. Cf. Jb. Kon. Ned. Ak. van Wet., 1965-1966, Amsterdam, 1966, p. 12.

    3· Misschien is dit Johan Hendrik Louis Meyer, een schilder-etser, 0 Amsterdam 1809, tUtrecht 1866. Hij was een leerling van Pieneman en onderging mede invtoed van Jacob Maris en J. Moerenhout. Hij vertoefde veel in het buitenland, o.m. 1827-1833 in Frankrijk, 1839-1841 te Antwerpen en Maastricht en 1841 te Parijs. Cf. N.N.B.W., X, 1937, kol. 627 door G. A. Wumkes. In verband met zijn jeugdige leeftijd in 1825 lijkt ons evenwel de bemiddeling van Gerrit Johan Meijer, ° Kleef 1781, t Groningen 1848, waarschijnlijker. Hij was leraar aan het atheneum te Brussel

    7

  • en vanaf 1825 als hoogleraar verbonden aan de Leuvense uni-versiteit en het Collegium Philosophicum. Hij speelde ook . een actieve rol in de Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen. Cf. N.N.B.W., 111, 1914, kol. 856-857 door E. Zuidema. Of gaat het hier gewoon om een niet nader gekend expediteur ?

    4· Dergelijke aankondigingen van tentoonstellingen en oproepen tot insturen van stukken treft men niet alleen in de dagbladen maar eveneens in tijdschriften als de V ad. Letteroef. aan.

    5· Cf. Inl., II, p. 413. 6. Willems' Franse verzen in Ged. & V erh. v. Kon. Gen. Antw. waren

    de , p. 312, overgenomen uit Antw. Alm., II, 1816, p. 99-100, en op p. 313, overgenomen uit Antw. Alm., IV, 1818, p. 90-91. Cf. Inl., 11, p. 439·

    7· Er verscheen blijkbaar geen tweede bundel meer. 8. Ofwel wordt hier [J. de Vries], Maria van Reygersberch aan haren

    Broeder Nicolaas van Reigersberch, in Vad. Letteroef., 1824, 2de stuk : Mengelwerk, p. I 9-27 bedoeld, ofwel de tekst van een toe-spraak, op 23.2.1825 in Felix Meritis gehouden, en gepubliceerd als : Maria van Reigersbergen, geschetst bij gelegenheid van eene openbare prijsuitdeeling in de afdeeling Teekenkunde der Maat-schappij: Felix Meritis, uitgegeven te Amsterdam, bij Ten Brink en De Vries in 1827, op p. 171-235 van de bundel Hugo de Groot en Maria van Reigersbergen (B. W. nr. 2270).

    9· In de bekende NOordnederlandse tijdschriften vonden we geen recensie van de Ged. & V erh. v. Kon. Gen. Antw. terug.

    10. Viertal Brieven aan eenen Vriend, over de Tentoonstelling der Kunstwerken van nog levende Nederlandsche Meesters, te Amster-dam, van den jare 1824, in V ad. Letteroef., 2de stuk : Mengelwerk, 1825, p. 28-36, 82-86, 175-180 en 224-230, een niet ondertekende bijdrage.

    11. Cf. Inl., II, p. 313. 12. Cf. Aant., I, p. 26-27, n. 5· 13. Bedoeld wordt hier de anoniem verschenen recensie van de Galerij

    van Roomsche Beelden, of Beerdendienst der XIXe Eeuw door J. G. Swaving, Dordrecht, 1824, verschenen opp. 104-108 van de V ad. Letteroef., Iste stuk: boekbeschouwing, 1825, een editie die aldaar als > aangeprezen wordt, en een boek dat > enz. wordt genoemd. Wellicht alludeert Willeros hier ook op de ver-volging van de aanhangers van Bilderdijk en da Costa in 1823-

    8

  • 1825? Cf. hiervoor C. G. N. de Vooys in Gesch. v.d. Lett. der Ned., VII, p. 96-97 en de notitie over Bilderdijk in N.N.B. W., 11, 1912, kol. 156-157 door S. W. F. Margadant en over da Costa in N.N. B. W., VI, 1924, kol. 339 door L. Knappert.

    14. VoorM. de Broglie cf. Aant., I, p. 128, n. 40 en B.N., III, 1872, kol. 83-88 door J. J. de Smet.

    15. Voor Le Mercure beige cf. Aant., I, p. 76, n. 6; voor Les Annales belgiques, het Gentse tijdschrift uit de kring van Vervier en Cornelissen cf. Aant., I, p. 75-76, n. 5· Le Messager des Arts (1823-183o) vormde hierop een vervolg en behandelde naast letterkunde ook geschiedenis en botanie. L' Aristarque des spectacles, des lettres, des arts, des mceurs et de la politique verscheen te Brussel wekelijks sedert ca. 1823. Hieraan werkte F. [de Reiffenberg] mede: cf. het ex. U.B. Leuven nr. Z. 2106. La Sentinelle des Pays-Bas was een bekend satirisch tijdschrift, dat te Brussel verscheen onder de redactie van Ch. Froment over wie cf. Aant., I, p. 159-16o, n. 5·

    16. Voor De Foere cf. B.N., VII, 1883, kol. 150-164 door J. Steeher en Inl., 11, p. 109-110. De periode van diens aanval op de ver-draagzaamheid en de protestanten valt vermoedelijk te situeren na het uitzitten van zijn gevangenisstraf van 1817 tot 1819, en is te zoeken in zijn tijdschrift Le Speetaleur belge.

    17. Cf. Aant., I, p. 204, n. 2. 18. Cf. Inl., 11, p. 517. 19. J. F. Lichtenberger, Histoire de l'invention de l'imprimerie pour

    servir de défense à la ville de Strasbourg contre les prétentions de Harlem. Avec une préface de M. J. G. Schweighäuser, Strasbourg-Paris, 1825 (B. W. nr. 355). Meer speciaal zal hier het hoofdstuk Traditions de Harlem, op p. 12-20, bedoeld zijn.

    20. Cf. V er handeling over den oorsprong, de uitvinding, verbetering en volmaking der boekdrukkunst, door Jacobus Koning, commis-griffier bij de regtbank van eersten aanleg te Amsterdam, lid van de Maat-schappij der Nederlandsche Letterkunde. Door de Hollandsche Maat-schappij der Wetenschappen te Haarlem, in mei I8I6, met dengouden eerprijs bekroond, Haarlem, 1816, als tweede deel van de Letter-en Oudheidkundige Verhandelingen (B. W. nr. 357). Hierin poneert hij dat de boekdrukkunst te Haarlem werd uitgevonden in 1423, waardoor het vierde eeuwfeest op 1 o. 7.182 3 aldaar kon worden gevierd. Over Koning zelf cf. Inl., 11, p. 161.

    21. Revue encyclopédique ou analyse raisonnée des productions les plus remarquables dans les sciences, les arts industriels, la littérature et les beaux-arts, Paris, I-XIV, I819-1832, 53 dln. Dit was de voort-

    9

    za

  • NR. 288

    zetting van Les annales encyclopédiques. Het betreft hier de recensie van de Geschichte der Erfindung der Buchdrucker Kunst, die tegelijk ook in het Frans was verschenen (cf. n. I9), in dl XXV, januari I825, p. 230-231.

    Aantekeningen bij brief nr. 288

    Antwerpen, I6.4.I825. Universiteitsbibliotheek en Bibliotheek der Maatschappij der Neder-

    landse Letterkunde, Leiden, nr. L. Ioo2/5· Niet gepubliceerd. 4 p. (26,5 X 22), beschreven. Opp. 4 ook adres. Adres : HoogEdele Gestrenge Heer

    Den heere Mr. W. Bilderdijk te

    Leyden

    I. Het handschrift van de Rijmbijbel waarvan hier sprake werd na het overlijden van Willems in december I846 ondershands door de Koninklijke Bibliotheek te Brussel aangekocht voor de som van Iooo fr. Het berust er onder nr. I9545· Cf. de uitvoerige be-schrijving ervan in Dr. G. I. Lieftincks studie, Drie handschriften uit de librije van de abdij van Sint Bernards opt Schelt, in T.N. T.L., LXIX, I952, p. 3-4. Dr. Lieftinck veronderstelt evenwel ver-keerdelijk dat het hs. op de auctie Willems in februari I84 7 zou zijn verworven. Cf. de als bijlage II achteraan in dit deel gegeven en door Snellaert geschreven lijst (( HSS. van Willems verkocht aen de burgondsche Bibliotheek>> in U.B.G. nr. G. 15772/23, nr. I. Het stuk is hs. B in de uitgave van J. David, Rymbybel van Jacob van Maerlant, Brussel, 4 dln, 1858-I861, en wordt aldaar in de ((Voorrede>>, 111, 1859, p. xv-xvii besproken. Cf. eveneens De Vreese, Bouwstoffen, nr. 1167/2: >. Op een van de schutbladen komt volgende aantekening van Willems voor : « Dit handschrift bevat den Rymbybel van Jacob van Maerlant, vol-tooid in den jare I270 (zie aen het einde). Het zelve is, naer het oordeel van Bilderdyk, een goed, oud en echt Hs. in de lezing juist en onverdorven, en geheel compleet. Het was vroeger in-gebonden met een parkernenten afschrift van MAERLANTS NATURENBLOME, hetwelk voor 1322 blijkt geschreven te zyn, en van eene nederduitsche berymde vertaling van den ROMAN

    IO

  • l

    NR. 288

    DE LA ROSE, tezamen afkomstig uit de abtdy van St Bernard ad Schaldim, en door my gekocht in de rnaend April I825. J. F. WILLEMS >>.Cf. J. van den Gheyn, S.J., Catalogue des Manuscrits de la Bibliothèque royale de Belgique, Bruxelles, I, I90I, nr. I05, p. 50-51. Dat de drie handschriften reeds bij aankoop los van elkaar stonden lijkt ons waarschijnlijk uit de aanhef van deze brief en uit de tweede paragraaf.

    2. Is Willeros in het voorjaar van I 82 5 op bezoek bij Bilderdijk geweest? Deze brief zou het doen vermoeden, evenals nr. 3I4a. Wel weten we dat hij medio november I 824 vijf dagen te Leiden heeft vertoefd, Den Haag bezocht en bij Siegenbeek heeft ge-logeerd. Cf. de brieven nr. 230 en 232. De zaak heeft enig belang, omdat daaruit zou kunnen blijken op welk tijdstip Willeros het handschrift in handen heeft gekregen. De aantekening in het exemplaar van de Rose (cf. n. 5) doet vermoeden dat hij reeds vóór het schrijven van deze brief tot de aankoop was overgegaan.

    3· Voor de diefstal van de goden van Laban cf. Genesis, JI, I8-35· In de Rymbybel, ed. David, I, 2557-2595.

    4· Dit uittreksel bevindt zich niet meer bij de brief, maar werd wellicht door Bilderdijk aangevuld en gecorrigeerd, en aan Willeros teruggezonden. Cf. brief nr. 306, n. IJ.

    5· Bedoeld handschrift van Die Rose werd, na allerlei wederwaardig-heden en wrijvingen, waarover de volgende brieven ons nader in-lichten, door Willeros voor f. 200 aan de Tweede Klasse van het Instituut verkocht. Het berust sedert I937 te 's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, bruikleen van de Kon. Ned. Akademie van Wetenschappen, nr. XXIV. Een beschrijving bij G. I. Lieftinck, in T.N.T.L., LXIX, I952, p. I-J. Cf. ook De Vreese, Bouwstoffen, nr. III8,I (>).Het handschrift werd door E. Verwijs als grondtekst (hs. A) voor zijn uitgave van Die Rose, 's-Gravenhage, I 868, gebruikt. Cf. diens « Inleiding >>, p. xxvi, waar wordt mede-gedeeld dat het ((door het voormalig Instituut van Willeros (werd) gekocht, die het met andere werken, afkomstig uit de bibliotheek der Abdij Sancti Bernardi ad Scaldim, door aankoop in bezit kreeg, gelijk uit eene aanteekening van diens hand van IO April I825 blijkt. Vroeger was het samengebonden met een Rijmbijbel en eene Na turen Bloeme. >>

    6. Les Poètes franfois ... , 11, Paris, I824, p. I09 (B. W. nr. 2779), waar bovendien na het vers « ou l'art d'amors est tote enclose ... >> bij wijze van overgang tot de laatste vier regels nog de opmerking

    II

  • NR. 288

    volgt :

  • NR. 288

    de Belgique, Paris, I9J7, pl. 59b, en in de Gesch. V.d. Lett. d. Ned., 11, I942/2, p. J04. Het handschrift zelf wordt eveneens beschreven bij Dr. Lieftinck, in T.N.T.L., LXIX, I958, p. 4-6.

    9· Teuthonista ( cf. Aant., I, p. JO, n. 7), p. lxxviii-lxxx (B. W. nr. JJ45)· IO. Bedoeld is hs. Leiden, Bibl. Mij N.L., nr. I9I, waarvan het vierde

    gedeelte de Esopet bevat. Cf. De Vreese, Bouwstoffen, nr. 4I6,I en Dr. Lieftinck, Codices I68-360 Societatis cui nomen Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, Lugduni Batavorum, I948, p. IJ.

    II. De tekst van het handschrift Stuttgart, Württembergische Landes-bibliothek, Ms. poët. et philos. fol. 22 [ = Comburgse codex], waarin Die Rose staat, was toen nog niet uitgegeven en zijn bestaan in Nederland nog vrijwel onbekend. Toen Ed. Kausler hem in I844 in het tweede deel van zijn Denkmäler altniederländischer Sprache und Litteratur, Tübingen (B. W. nr. J477) publiceerde, liet Willems in B.M., VIII, I844, p. I04-I I4 de JJ2 eerste verzen naar het in I825 verkochte handschrift afdrukken. Cf. ook F. D. Gräter, Braga und Hermode oder Neues Magazin für die Vater-ländischen Alterthümer der Sprache, Kunst und Sitten, V, [ = Odina und Teuthona, I], Breslau, I8I2 (B. W. nr. 4725), p. 224-375: Ueber die Merkwürdigkeiten der Bibliothek des ehmaligen Ritterstifts Comburg am Kocher. Dit is een rapport uit I8o5, waarin Die Rose op p. 2JO gesignaleerd wordt en op p. 265 een klein citaat van de verzen I2-I6 en de eindregel gegeven wordt. Over de Comburgse codex stelde Gräter reeds jaren ervoor, in de Allgemeine Literaturzeitung, nr. ISJ, I9.II.I796, p. I298-1302 een bericht op, dat hier onopgemerkt was gebleven. De codex was blijkbaar door Gernardus van Schwalbach uit Brussel naar Comburg meegebracht en werd in I8o5 door de vorst van Württemberg aan de bibliotheek te Stuttgart geschonken. Gräters bijdrage van I8I2 weidde echter vooral uit over de Reinaert, waarvan hij J465 verzen (van p. 276-J75) mededeelde. Het bestaan van Die Rose was eveneens bekend aan Ferdinand W eckherlin, Beiträge zur Geschichte altdeutscher Sprache und Dichtkunst, Stuttgart, I8II. Cf. de bespreking van dit werk door J. Grimm, in de Leipziger Literatur-Zeitung, I8Iz, II, nr. 205, p. I633-I638 en overgenomen in diens Kleinere Schriften, VI: Recensionen und Vermischte Aufsätze, lil, Berlin, I882, p. IOI-Io6.

    I2. Cf. Inl., 11, p. I4I-I42. IJ. Cf. Inl., 11, p. 4IJ.

    IJ

  • Aantekeningen bij brief nr. 289

    Eeiden, 18.4.1825. Universiteitsbibliotheek, Gent, nr. G. 15769/15. Gepubliceerd in Brieven van Mr. Willem Bilderdijk, vijfde deel,

    Rotterdam, W. Messchert, 1837, p. 195-197; in overdruk, p. 8-ro. 4 p. (23 X 19,5), waarvan p. 1-2 beschreven, p. 3 blanco, p. 4 adres-

    zijde. Adres : WelEdelgeboren Heere,

    De Heer J. F. Willems, ss. tt. Lid van het koninklijk Taal- en Dicht-genootschap, &c. te

    Antwerpen. Stempel : Leyden

    I. Nl. brief nr. 288. 2. Bedoeld handschrift van de Rijmbijbel berust thans te 's-Graven-

    hage in de Koninklijke Bibliotheek, als bruikleen van de Kon. Ned. Akademie van Wetenschappen, nr. XVIII. Cf. De Vreese, Bouwstoffen, nr. no7,6: >. Het is hs. Fin de uitgave van David, die echter enkel de copie, die Bilderdijk reeds in 1810 van het handschrift had vervaardigd, schijnt te hebben gebruikt. Toen Bilderdijk echter tot het inzicht kwam dat

  • de Preussische Staatsbibliothek (ms. germ. fol. 622). Vóór Hoff-mann het naar Breslau meenam had Bilderdijk er in zijn copie van hs. F (zie vorige aantekening) varianten uit opgetekend. Het handschrift werd in IJ2I te Waterduinen (bij Kadzand) sedert IJ77 weggespoeld, geschreven. Het werd door David als tekst-handschrift (hs. A) voor zijn editie van de Rymbybel (cf. brief nr. 288, n. r) gebruikt. Cf. zijn >, III, p. xiii-xiv en xxiii; De Vreese, Bouwstoffen, nr. 1107,I en I50Ja, en Hoffmann von Fallersleben, in Alg. K. &J L., I82I, 2de deel, p. 372.

    4• Reeds in I 8 I 2 had Bilderdijk met J acob Grimm gecorrespondeerd over Die Rose n.a.v. het Comburgse handschrift: cf. Brieven van Mr. Willem Bilderdij'k, 111, Amsterdam, I837, p. 204-206. Dat hij in zijn [Nieuwe] Taal- en Dichtkundige Verscheidenheden het werk zou hebben besproken, zoals zou kunnen worden afgeleid uit C. C. de Bruin, in N. Tg., XLVIII, I955, p. I2, is ons echter niet gebleken. Wel wordt in het eerste deel van de Verscheidenheden, Rotterdam, I82o (B. W. nr. 3964), p. IJ6 als voorkomende in een in Duitsland bewaard handschrift terloops vermeld. Het laatste detail was Willems echter geheel ontgaan. Hij zou het pas opmerken op 23 april 1825 ( cf. brief nr. 290 ).

    5· Hier zal Mr. Jacob Visser bedoeld zijn. Cf. B. W. der Ned., XVIII, I874, p. 257: 0 I724, t 1804, studeerde hij te Leiden en werd rijksadvocaat te Den Haag. Daarnaast wijdde hij zich aan de studie van de geschiedenis van de boekdrukkunst en werd lid van de Maatschappij van Leiden. Zijn bibliotheek werd geveild te Den Haag op I6.12.I8II.

    6. Zijn handschrift is thans nr. 76 E 4 in de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage. Cf. De Vreese, Bouwstoffen, nr. 923,4. Het is hs. V in de uitgave van E. Verwijs, Jacob van Maerlant's Naturen Bloeme, Leiden, I878, en werd in zijn Inleiding op p. lv-lvii be-sproken. Vlg. De Vreeseis het van de 2de helft van de I5de eeuw.

    7. Het afschrift van Bilderdijk uit de Kon. Ned. Akademie van Wetenschappen, hs. XVII, in bruikleen te 's-Gravenhage, Konink-lijke Bibliotheek. Cf. C. C. de Bruin, in N. Tg., XLVIII, I955, p. 4-5 en Ter Horst, p. IJ.

    8. Vermeld in de > tot de Teuthonista ( cf. Aant., I, p. JO, n. 7), p. lxxviii-lxxx. Blijkbaar werd het door Clignett op een auctie te Gent gekocht en in of vóór I8I7 weer verkocht. Cf. Mij N.L., 1804, p. 7 door J. W. te Water. Welk handschrift hiermee kan bedoeld zijn is niet duidelijk : wellicht ging het verloren ? Het

  • NR. 290

    werd in elk geval door de latere uitgevers niet bij hun edities gebruikt.

    9· 's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, bruikleen van de Kon. Ned. Akademie van Wetenschappen, hs. XVI; hs. A in de uitgave van E. Verwijs. Zie aldaar de Inleiding, p. lvii; De Vreese, Bouwstoffen, nr. 924,2 : >, en Ter Horst, p. 12-13.

    10. Leiden, Universiteitsbibliotheek, hs. 14 A, door E. Verwijs als teksthandschrift gebruikt. Cf. zijn Inleiding, p. li-lv en De Vreese, Bouwstoffen, nr. 924,1 : >.

    11. Cf. brief nr. 288, n. 7·

    Aantekeningen bij brief nr. 290

    Antwerpen, 23·4·1825. Universiteitsbibliotheek en Bibliotheek der Maatschappij der Neder-

    landse Letterkunde, Leiden, nr. L. 1002/4. Niet gepubliceerd. 4 p. (26,5 X 22), beschreven. Opp. 4 ook adres. Adres : Hoog Edel Gestrengen Heere

    Den heere Mr. W. Bilderdyk te

    Leyden Stempel : Antwerpen

    1. De handschriften werden, volgens deze brief, dus gekocht tussen 18 en 23 april 1825. Over de bewaarplaatscf.brief nr. 294· Willems had ze echter al vroeger ter inzage ontvangen, aangezien zijn aan-tekening in het handschrift van Die Rose van 10 april 1825 dateert. Cf. brief nr. 288, n. 5· De copie van Willems van Dt'e Rose werd na zijn overlijden aan de Koninklijke Bibliotheek te Brussel af-gestaan voor 100 fr. Cf. de op het einde van dit deel als bijlage 11 gegeven lijst, nr. 3 1.

    2. Cf. brief nr. 289, n. 4· 3· Bedoeld is A. Sanderus, Bibliotheca belgica manuscrtpta, sive elenchus

    universalis codicum mss. in celebrioribus Belgii ecclesiis, urbium ac privatorum bibliotheci's latentium, Insulis, 2 dln, I641-1643 (B.W. nr. 2412).

    4· Die Rose, ed. Verwijs, 1-17. 5· De hier geciteerde regels behoren niet tot Die Rose, maar wel tot

    de zg. Roman van Cassamus, die er in het handschrift onmiddellijk

    16

  • op volgt. Cf. Roman van Cassamus (Fragment), ed. Verwijs, I875-I 890. Na een grondiger kennismaking met het handschrift zou Willems echter zijn vergissing inzien. Cf. brief nr. 301.

    6. Voor Clopinel cf. brief nr. 294. Zou Willems hier al twijfelen of dit stuk nog bij Die Rose behoort, en denken aan een ander stuk ?

    7· Le Roman de la Rose par Guillaume de Lorris et Jehan de Meung. Nouvelle édition revue et corrigée sur les meilleurs et plus anciens manuscrits, Paris, I8I4, 4 dln (B. W. nr. 28I I).

    8. Cf. over de Frenesie brief nr. 288, n. 7. 9· Dit afschrift ging vermoedelijk verloren.

    Io. Dr. Lieftinck schreef in T.N.T.L., LXIX, I952, p. 2:

  • Adres : WelEdelgeboren Heer, De Heer J. F. Willems, ss. tt. te

    Antwerpen. Stempel: Le[y]de[n]

    I. Brief nr. 290. 2. Niet te lezen > maar >, van dullen : dwaas zijn. Cf.

    C. Kruyskamp, De Middelnederlandse Boerden, 's-Gravenhage, I957, waar de tekst van de Frenesie op p. 96-99 wordt afgedrukt met verklarende aantekeningen, die als correctief mogen dienen voor de wel eens fantaisistische tekstverklaringen en emendaties van Bilderdijk.

    3· Frenesie, 30-3I. 4· Bedoeld is het vers : Ki bien fra bien ara. 5· Taal- en Dichtkundige Verscheidenheden, I, Rotterdam, I82o (B. W.

    nr. 3964), P· I59· 6. Dit vers luidt : die duuel soude mi bet hebben. 7· Het woord komt voor in v. 62: Nv willic scone vrouwen vrien. 8. De Natuurkunde des Heelals, in I847 te Leiden door J. Clarisse

    gepubliceerd, genoot de bijzondere belangstelling van Bilderdijk, die er ca. I 8 I 2 een afschrift van vervaardigde : het is thans hs. XXV van de Kon. Ned. Akademie, in bruikleen in de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage, en werd vervaardigd naar 's-Graven-hage, Koninklijke Bibliotheek, hs. 76 E 4 (dat naast de Natuur-kunde des Heelals ook Jacob van Maerlants Naturen Bloeme bevat - cf. brief nr. 288, n. 6) : in deze copie komen ook collaties door Bilderdijk van andere handschriften van de Natuurkunde voor (o.a. hs. Kon. Ned. Ak. XVI). Cf. Ter Horst, p. IS. In het vierde deel van zijn Taal- en Dichtkundige Verscheidenheden, Rotterdam, I823, p. 7 I -96, bracht Bilderdijk trouwens een : Verslag van ver-schillende handschriften van de Natuurkunde des Heelals, thans gewoonlijk toegeschreven aan Broeder Gheraert. Cf. C. C. de Bruin, in N.Tg., XLVIII, I955, p. 5·

    9· Zie over de kalender Dr. Lieftinck, in T.N.T.L., LXIX, I952, p. I2-I5.

    10. Cf. brief nr. 290, n. 7·

    x8

  • Aantekeningen bij brief nr. 292

    Antwerpen, 9.5.I825. Koninklijke Bibliotheek, 's-Gravenhage, nr. I21 B 12 I. Gedeeltelijk gepubliceerd door Rooses, p. 36-37. 4 p. (25,5 X 21), waarvan p. I-J beschreven, p. 4 adreszijde. Adres : W eledelGestrengen Heere

    Den heere Mr. J eronymo Devries Amsterdam

    NR. 292

    I. Blijkbaar ging hier een brief verloren, waarin De Vries antwoordde op brief nr. 287 en zijn instemming betuigde met Willems' voorstel. Cf. Inl., I, p. 325.

    2. Ook deze brief van Willems ging verloren. Cf. Inl., I, p. 325. 3· Cf. de volgende brieven: nr. 293 aan Wiselius en 294 aan de

    Klasse zelf. 4· Voor deze copieën van Bilderdijk cf. brief nr. 289, n. 2 en 7· 5· Cf. Inl., Il, p. 141-142. Spreekt hier een zekere naijver van de

    financieel minder door het lot begunstigde voor de schatrijke verzamelaar, of valt hier eerder de tegenstelling tussen de uitgever en bewerker van Middelnederlandse teksten en de amateuristische bibliofiel op ? Willems zou later bepaald vriendelijker over Van Hulthem denken en schrijven, toen hij na zijn verplaatsing uit Antwerpen en tijdens zijn verblijf te Eeklo de hele Van Hulthem-codex ter copiëring ter beschikking kreeg. Cf. C. P. Serrure, Het groot Hulthemsch handschrift, in Vad. Museum, liJ, 1859-186o, p. 143, die zich als tussenschakel bij de relatie Willems-Van Hulthem voorstelt. Thans kregen we ook de beschikking over meer biografische gegevens over de Gentse bibliofiel in Karel van Hulthem r764-I832 (Tentoonstelling georganiseerd ter gelegenheid van de 200ste verjaardag van zijn geboorte), Brussel, Koninklijke Bibliotheek, 1964, reeks Catalogi nr. 15; en Fernand Leleux, Charles van Hulthem I764-I832, Bruxelles, Mémoires de 1' Aca-démie royale de Belgique, Classe des Lettres, LVIII, afl. 4, Bruxelles, 1965.

    6. De oorspronkelijke band, van een nieuwe rug voorzien, werd ver-moedelijk bij de Naturen Bloeme behouden; bij de Rose en de Rijmbijbel kwam een kostbare I 9de-eeuwse band. Cf. Dr. Lieftinck, in T.N.T.L., LXIX, 1952, p. 3, 4 en 6. Cf. over de band eveneens brief nr. 288, tweede paragraaf en brief nr. 294·

  • NR. 294

    7· Op I4.7.I825 werd Wilhelmus Henricus Willerus geboren. Cf. Inl., 11, p. 360.

    8. Cf. brief nr. 284, n. IO.

    Aantekeningen bij brief nr. 293

    Antwerpen, 9.5.I825. Kon. Ned. Akademie van Wetenschappen, Amsterdam, Brieven van

    Binnenlandsche Korrespondenten, exp. Io8. Niet gepubliceerd. 4 p. (34,5 X 22), waarvan p. I beschreven, p. 2-4 blanco.

    I. Cf. volgende brief.

    Aantekeningen bij brief nr. 294

    Antwerpen, 9·5·I825. Kon. Ned. Akademie van Wetenschap pen, Amsterdam, Brieven van

    Binnenlandsche Korrespondenten, exp. 108; in een onvolledige copie ook in Universiteitsbibliotheek, Gent, nr. G. 15250.

    Niet gepubliceerd. I4 p. (34,5 X 22), beschreven.

    I. Voor verdere bijzonderheden over deze drie handschriften cf.

    20

    Dr. Lieftinck, in T.N.T.L., LXIX, I952, p. 1-29. De bewuste afstammeling van een oude Spaanse familie was Karel Caïmo, eigenaar van het kasteel ten Essche, nabij het Tolhuis te Niel (gemeente Schelle) aan de Schelde. Vermoedelijk ca. 1758 geboren, huwde hij op I4·5·I792 met Helena van der Cruyce van Kleidaal (t I8o6), en overleed op I3.6.I8I8. Hij nam deel aan de Brabantse Omwenteling van 1789 en raakte eveneens gemengd in de boeren-oorlog van oktober 1798: op zijn grondgebied ontscheepten nl. de brigands van het Land van Waas. Hij werd gevangen genomen en via Antwerpen naar Parijs gestuurd : de krijgsraad te Gent sprak hem tenslotte vrij. Zijn kasteel was ondertussen door de Franse oorlogsschepen zwaar beschadigd geworden en gedeeltelijk zelfs tot puin geschoten. Bij hem, evenals bij zijn buurman Quarteer van het Tolhuis, werd een deel van het boekenbezit van de abdij van St. Bernard opgeborgen, tot de zaak in 1824 ter ore

  • L

    NR. 294

    van het departement kwam en er beslag werd gelegd. Cf. Alfred Harou, Quelques mots sur la commune de H emixem et 1' abbaye de St. Bernard, Anvers, I886, p. 40. Zijn zonen Ferdinand Frans, kapitein der jagers te paard, en Frans Louis, verkochten het kasteel in I834· Cf. De heerlijkheden van het land van Mechelen. Geschiedenis der gemeente Schelle door J. Th. de Raadt en J. B. Stockmans, Lier, [I894], p. 62.

    2. Cf. brief nr. 290, n. 3· 3· Brussel, Koninklijke Bibliotheek, hs. nr. I9545 : cf. brief nr. 288,

    n. I. 4· Brussel, Koninklijke Bibliotheek, hs. nr. I9546: cf. brief nr. 288,

    n. 8. 5· Thans Kon. Ned. Akademie van Wetenschappen, nr. XXIV,

    sedert I937 in bruikleen te 's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek: cf. brief nr. 288, n. 5· In deze I62oo regels is Cassamus en de Frenesie begrepen.

    6. Cf. over deze merkwaardige gehistorieerde beginletter Dr. Lieftinck, in T.N.T.L., LXIX, I952, p. 6-9, met reproductie.

    7. Cf. brief nr. 288, n. 8 in fine. 8. Willems bedoelt met staande letter het gewone gotische boek-

    schrift, de littera textualis. 9· Met lopend of kanselarijschrift is de cursiefletter bedoeld. Cf.

    eveneens brief nr. 290, n. 12. Io. Willems was van ca. I8I6 tot zijn benoeming in de registratie in

    I822 in het Antwerpse stadsarchief werkzaam, en was er ver-moedelijk in contact gekomen met de charters. Cf. Inl., 11, p. 348-349 en 351.

    I I. Cf. brief nr. 288, n. I o. 12. Vergelijk hiermee de uitlating van Bilderdijk in brief nr. 289, die

    Willems hier kennelijk heeft geïnspireerd:. Cf. ook brief nr. 289, n. 2.

    13. Nl. in het werk Boek-zaal der Nederduitsche Bybels ... , Amsterdam, 1732 (B. W. nr. 9) (tweede uitgave Hoorn, 1764) waar Isaac Ie Long {° Frankfurt a.M. I683, t na 1762) in zijn

  • NR. 294

    p. 67 en Hoffmann, M.L., p. 68-69) respectievelijk in 1784 en 1785 het 1ste en 2de deel van Maerlants Spiegel Historiael uit. Cf. Aant., I, p. 30, n. 6.

    15. De uitgebreide en kostbare bibliotheek van de vooraanstaande jurist en staatsman Mr. Johan Meerman (cf. N.N.B.W., IV, 1918, kol. 956-958 door H. Brugmans), 0 's-Gravenhage I.II.1753, t 19. 8.1815) werd in 1824 te 's-Gravenhage geveild. Een verslag hierover in de V ad. Letteroef., 1825, tweede stuk: Mengelwerk, p. 20-28. Het handschrift van de Rijmbijbel wordt aldaar p. 27 vermeld als verkocht voor een bedrag van f. 231. Veel van Meermans codices werden door zijn jongere vriend Van Westreen en van Tiellandt (cf. Inl., 11, p. 304) verworven, en vormden samen met diens eigen bezit het later onder stringente bepalingen aan de staat gelegateerde Museum Meermanno-Westreenianum. Cf. o.m. Dr. P. J. H. Vermeeren en Dra. A. F. Dekker, Inventaris van de handschriften Museum Meermanno-Westreenianum, 's-Gravenhage, 1960, die ver-melden dat Westreen en ondershands 28 hsn. verwierf en op de veiling van 1824 nog 45 stuks bijkocht. Het Museum bezit twee hsn. Rijmbijbel, 1 van ca. 1332 en 1 van 1453, respectievelijk vermeld op p. 63 en 64.

    16. Vermoedelijk is dit een stuk uit de Wrake, nl. waar de vervolging van de Joden door Mohammed ca. 622 n.Chr. wordt beschreven. Diens getrouwen waren de (( muhädjirun >> = de getrouwen.

    17. Cf. Rymbybel, ed. David (aangehaald in brief nr. 288, n. 1), 111, r8s9, 27105-34890.

    18. I. le Long, Boek-zaal der Nederduitsche Bybels ... Hoorn, 1774/2, p. 162-163. De hier gedeeltelijk geciteerde verzen beantwoorden aan 34878, 34880-34888 en 34890 in de ed. David.

    19. I. Ie Long, a.w., p. 168; cf. Rymbybel, ed. David, 22715-22729. 20. I. Ie Long, a.w., p. 169; cf. Rymbybel, ed. David, 22745-22746. 21. De verzen in de kolom links overgenomen uit de > tot

    de Teuthonista vormen de laatste 15 regels van Der Naturen Bloeme. Ze beantwoorden in de uitgave van Verwijs aan het 13de boek, 148-162.

    22. Cf. over de kalender Dr. Lieftinck, in T.N.T.L., LXIX, 1952, p. 12-15.

    23. Deze verzen werden gepubliceerd door Dr. Lieftinck, p. 23. 24. Cf. A. Ypey, Geschiedenis der Nederlandsche Tale, Utrecht, 1812.

    22

    Cf. Aant., I, p. 43, n. 6 en 7· Een uitvoerige bespreking hiervan verscheen in de Hand. 3de Ned. Congres I8SI, Brussel, 1852, p. 67 e.v. door H. J. Koenen.

  • NR. 294

    25. Cf. J. J. Mak, De Gedichten van Anthonis de Roovere, Zwolle, 1955, p. 259 en ook p. 69.

    26. W. Kops, Schets een er Geschiedenisse der Rederij keren, in Werken van de Maetschappy der Nederlandsche Letterkunde te Leyden, 11, 1774, p. 213-351. Anthonis de Roovere overleed te Brugge op 16 mei 1482. Zijn geboortejaar wordt gewoonlijk ca. 1430 geplaatst.

    27. Vgl. hiermede de conclusies van Dr. Lieftinck, in T.N.T.L., LXIX, 1952, p. 17 : .

    28. Les Poètes franfois ... , 11, p. noen 121-122 (B.W. nr. 2779). 29. Cf. brief nr. 290, n. 6. 30. Cf. over deze uitgave, verschenen in 1526 of 1527 en herdrukt in

    1529, 1531 en 1537-1538, E. Langlois in zijn ed. van Le Roman de la Rose, I, Paris, 1914, p. 43-44.

    31. De uitgave van l'abbé Lenglet du Fresnoy verscheen in 1735 gelijktijdig te Amsterdam en te Parijs. Cf. ed. Langlois, I, p. 44-45.

    32. Ed. Verwijs, 1-42. 33· Ed. Langlois, 41-44. 34· Ed. Verwijs, 41-42. 35· De Franse tekst (ed. Langlois, 361-384) geciteerd naar het reeds

    vermelde Les Poètes franfois ... , I, p. iii: « Description du temps, tirée duRoman de la Rose >>,die op zijn beurt naar de uitgave van Méon verwijst, die Willems toen nog niet bezat. De tekst uit Die Rose, ed. Verwijs, 353-373.

    36. Epitre, 11I, 48. 37. Cf. brief nr. 288, n. 7. 38. Met Ducange wordt het Glossarium ad scriptores mediae et infimae

    latinitatis, 3 dln, Paris, 1678, bedoeld van Sieur Charles du Fresne, seigneur du Cange (0 Amiens 161o, t Parijs 1688). Het werk werd later herhaaldelijk herdrukt en aangevuld : o.m. door de Benedic-tijnen, 6 dln, Paris, 1733-1736 (B. W. nr. 2648), met supplement door Dom Carpentier, 10 dln, Paris, 1766. Cf. R. van Caeneghem en F. L. Ganshof, Encyclopedie van de geschiedenis der Middel-eeuwen, Gent, 1962, p. 265.

    39· Rijmkronijk van Melis Stoke met historie- oudheid- en taalkundige aanmerkingen door B. Huydecoper, Leiden, 1772, 3 dln (B. W. nr. 3486). Het hier bedoelde in dl. III, p. 159, noot: ewe =wit, wet; eesetter = wetgever.

    23

  • Aantekeningen bij brief nr. 295

    Antwerpen, 9·5·I825· Koninklijke Bibliotheek, 's-Gravenhage, nr. I33 C rr VIII, 43· Niet gepubliceerd. 4 p. (25,5 x 2I), waarvan p. I beschreven, p. 2-4 blanco.

    r. Nl. de brieven nr. 292, 293 en 294· 2. Cf. brief nr. 286, n. 8 en Inl., 11, p. 440.

    Aantekeningen biJ brief nr. 296

    Amsterdam, 2o.s.I825. Universiteitsbibliotheek, Gent, W.I, nr. I03. Gepubliceerd door Bols, nr. Io6, p. 99· 4 p. (25 X 2I), waarvan p. I beschreven, p. 2-3 blanco, p. 4 adreszijde. Adres : Den WelEdelen Heere

    J. Fr. Willems, Korrespondent der Tweede Klasse van het Koninklyk-Neder-landsche Instituut, te Antwerpen. Franko

    Stempel : Amsterdam Franco

    Deze brief werd geschreven in een vreemde hand, en werd door Wiselius alleen ondertekend.

    r. Nl. de brieven nr. 293 en 294· 2. Deze commissie bestond volgens de Notulen, vervat in het Notulen-

    boek, !Ie Klasse I824-I830 (IV), p. 46-47, uit Koning (cf. Inl., 11, p. I6I-I62), Ten Broecke Hoekstra (cf. Inl., 11, p. 55-56) en JohannesPietervan Cappelle: cf. N.N.B. W., V, I92I, kol. 99-IOI door H. Brugmans: 0 Vlissingen 9·4.1783, tAmsterdam 26.8.I829. Hij was een leerling van D. J. van Lennep en studeerde god-geleerdheid, natuur-, wis- en letterkunde. In r8o8 werd hij commies bij het Instituut tot I8rr, en daarna preceptor aan de Latijnse school te Amsterdam. Hij werd hoogleraar in de Neder-landse letterkunde en geschiedenis te Amsterdam, respectievelijk

    24

  • NR. 297

    in 1816 en 1819. Samen met Siegenbeek en Simons bezorgde hij in 1824 een editie van de Nederlandsche Historien van P. C. Hooft (B. W. nr. 1287) in 8 dln, en hielp mede aan de redactie van een woordenboek op Hooft : cf. brief nr. 320, nr. 3· De Notulen van de vergadering van de klasse vermelden : >

    3· Dit is een eerder omslachtig antwoord, blijkbaar bedoeld om tijd te winnen en het rapport van de commissie af te wachten.

    Aantekeningen bij brief nr. 297

    Utrecht, 1.6.1825. Universiteitsbibliotheek, Gent, W.I, nr. 104. Gedeeltelijk gepubliceerd door Bols, nr. 107, p. 100. 2 p. (25,5 x 20,5), beschreven. Brief in zeer slechte staat.

    1. Voor Johannes Frederik Loclewijk Schröder, 0 Dornberg (West-falen) 30.I0.1774, tUtrecht 20.3.1845, cf. N.N.B.W., X, 1937, kol. 896 door F. S. Knipscheer. Hij was Luthers predikant en vanaf 1815 hoogleraar in de wiskunde te Utrecht. Later doceerde hij ook logica, metafysica en zedeleer. Cf. over hem eveneens Herm. Joh. Royaards, De hoogleeraar Schröder in eenige hoofd-trekken geschetst, ook uit den mond zijner vrienden en leerlingen, in Utrechtsche Studenten Almanak voor het jaar I846, p. 1-68, en J. Douwes, De wifsgeer J. F. L. Schröder, Groningen, 1870. Hij was lid van het Provinciaal U trechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen vanaf 1816 tot zijn overlijden, en vanaf die tijd eveneens directeur en zde secretaris. In 1817 werd hij Iste

    25

  • NR. 297

    secretaris tot 1841. In de historische atlas van Utrecht berust een prent met zijn beeltenis.*

    2. Het P.U.G. werd gesticht te Utrecht in 1772: cf. Verhandelingen van het P. U.G. van Kunsten en Wetenschappen, I, 1781, p. ii-x. Over de geschiedenis (en de portretten van de leden) van het genootschap cf. Prof. Dr. P. Fijn van Draat, in Jaarboekje van , 1933, p. 115-137· Willems was vanaf 1820 tot 1841 lid: na 1841 komt hij niet meer voor in de rekeningen van de penningmeester. In het archief van het P. U. G. werden geen brieven van hem teruggevonden.

    3· Albert van Beek (1787-1856) was koopman-suikerraffinadeur te Utrecht en werd in 1819lid. Vanaf 1850 was hij raad en generaal-meester der Munt. In juni r824 werd hij bestuurslid en tevens vermoedelijk penningmeester tot zijn overlijden.

    4· Prof. S. = Prof. Schröder. 5· Verhandelingen van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap van

    Kunsten en Wetenschappen, l, 1781 - IX, 1801. Later werden dit Nieuwe Verhandelingen, 1822-1854, 36 dln, Letterkundige Ver-handelingen, Geschied- en Letterkundige V er handelingen, Natuur-kundige Verhandelingen, enz. In de tussentijd van 1802 tot 1821 liet de boekhandelaar J. Altheer de verhandelingen van het genoot-schap voor eigen rekening drukken.

    6. De Maatschappij tot Nut van 't Algemeen gaf sedert 1794 populariserende werkjes voor het onderwijs en de volksopvoeding uit: tussen de jaren 1815-1830 waren dat een 8-tal titels, die alle grote oplagen kenden.

    7. Deze brief ging verloren. 8. Voor Hendrik van Werkhoven cf. Aant., I, p. 225. In de Indicateur

    commercial de la ville d'Anvers pour l'année I826, par L. van den Wyngaert, Anvers, [1825], komt H. W. van Werkhoven opp. 13 voor in de > Op p. 9 5 staat als adres rue de la Place-Verte, sect. 3, n° 671. In de Indicateur commercial voor 1827 komt hij voor op p. xviii als kommies bij A. F. Snollaerts, directeur van de registratie, het zegel, de griffie, de hypotheken en de successiën, en opp. 4 met het adres Paardenmarkt, sect. 2, nr. 365, als advocaat-stagiair.

    9· Hij huwde later met een jongere dochter van G. Bergmann, Adelaide Elise Berthe Caroline Georgine, 0 Lier 12.9.1799, die

    *De inlichtingen over Prof. Schröder en het P.U.G. werden ons welwillend verstrekt door Mr. drs. J, Andries van het Gemeentearchief Utrecht.

    26

  • zich na de revolutie van I83o met haar man en gezin te Amersfoort vestigde.

    IO. P. van Werkhoven staat in dl IX van de Verhandelingen P.U.G., I8oi, p. IJ te boek als lid van het genootschap en

  • NR. 299

    Aantekeningen bij brief nr. 299

    Amsterdam, 4.6.I825. Universiteitsbibliotheek, Gent, W.I, nr. I05. Gepubliceerd door Bols, nr. Io8, p. IOO-IOI. 4 p. (25,5 X 2I), waarvan p. I beschreven, p. 2-3 blanco, p. 4 adres-

    zijde. Adres : Den WelEdelen Heere

    J. Fr. Willems, Korrespondent der Tweede Klasse van het Koninklyk-Nederlandsche Instituut te Antwerpen franko

    Stempel : Amsterdam franco

    Deze brief werd geschreven in een vreemde hand, en door Wiselius alleen ondertekend.

    1. Cf. reeds brief nr. 296, n. 2. In het Notulenboek Ile Klasse I824-I8JO (IV), p. 5I-53 vindt men een> Dit stuk (bewaard in Rapporten IV, nr. I9) luidt:

  • NR. 299

    dezelve behandeld zyn, gevoegd : - de tweede Klasse echter in bezit zynde der twee eerste gedachte stukken, heeft uit dien hoofde de Kommissie opgedragen hare byzondere aandacht op den Roman de la Rose te willen vestigen, uit welke oorzaak zy dan ook haar bericht hierby heeft bepaald. - In de eerste plaats behoeft de kommissie hare geeerde medeleden niet te herinneren aan de moeylykheid van het tydstip te bepalen, wanneer, en in welk byzonder gewest het gesteld was; dezer waarheid kan in de Neder-landsche taal ' de historie van Reintje de Vos ', en in 't Hoog-duitsche, het Heldenboek de onwraakbaarste getuigenis opleveren - dien ten gevolge wenschte de Kommissie het stuk zelve onder hare oogen te hebben, en nog bovendien omdat dusdanig een uit-treksel, als hier voorhanden, niet toereikt, om met eenig recht te bepalen, hoe oud het handschrift, in welk tydvak het werk waar-schynlyker wyze opgesteld, en hoeveel nut, uit het oogpunt der taal beschouwd, het tot opheldering onzer moederspraak kan op-leveren. Verders heeft de commissie het niet ondienstig geoordeeld eenen brok uit een ander Handschrift van den Roman de la Rose hier nevens te voegen ten bewyze dat eene N ederlandsche vertaling van den Roman de la Rose de tweede klasse van het K Instituut niet zoo geheel vreemd was, en tevens, uit aanmerking, dat eene vergelyking niet dan van de grootste waarde in zaken van dien aard konde zyn-Eene bemerking echter van den Heere Wilmsen kan zy niet by-treden, dat namelyk de Vlaamsche text met den Fransehen ver-geleken, de vertaler het in dichterlyke schildering, gemak van behandeling en eigenaardigheid op den Fransehen den voorrang verdient. Vertalers immers hoe groote dichters zy zyn mogen, kunnen zich op geene oorspronkelykheid en vinding, maar daarop alleen beroemen, dat zy de taal wel wetende te kneden, met eene nette en gedrangene beschryving op den voor hen liggenden text hunne winst zoeken te doen. De kommissie ziet verders met genoegen in den Heere Willemsen, een waardig korrespondent, die de belangens van de tweede klasse van t instituut behartigt en door zyne werkzaamheden toont .een yverig beoefenaar der Nederl. taal in vroegere eeuwen te zyn, met aandacht deszelfs verklaringen op den Roman de la Rose gelezen hebbende heeft zy ze· álle op eene na gelukkig verklaard gevonden, namelyk monde is geene dood-kist noch mulde noch moldè des bakkers, maar eenvoudig aarde den schryver verwyzende naar Melis Stoke (uitgave van H:uidekoper) derde B:v. I58I. Sp. histr.

    29

  • NR. JOO

    Maerlant J p. 2 B. 22-J8 Vs. J p. I B. Jo-J6 Vs. J p. 2 B. 26-J I vs. v. Velthem Sp. hist. p. 256 en 42J. F. wetten p. 95· Met deze gelukkige proeve durft zy den Heere Willemsen geredelyk aanmoedigen meer en meer de oude schryvers te beoefenen, over-tuigd zynde dat alleen door vergelyking derzelve de kennis der oude moederspraak verkregen kan worden.

    }. P. van Cappelle }. Koning J. ten Broecke Hoekstra ~> Diensvolgens besloot de commissie vlg. het Notulenboek, >

    2. Cf. hierover reeds brief nr. 289, n. 4 Bilderdijk had in een brief aan }. Grimmeen uittreksel van een J00-400 regels van de Rose gevraagd. Cf. de Brieven van Mr. Willem Bilderdijk, ed. Messchert, III, Amsterdam, I8J7, p. 204-206.

    Aantekeningen bij brief nr. 300

    Antwerpen, 6.6.I825. Kon. Ned. Akademie van Wetenschappen, Amsterdam, Brieven van

    Binnenlandsche Korrespondenten, exp. I09. Niet gepubliceerd. 4 p. ( 2 5 X 2 I) waarvan p. I beschreven, p. 2-4 blanco.

    I. Nl. brief nr. 296. Willems had op dat ogenblik blijkbaar brief nr. 299 nog niet ontvangen en schreef achteraf als reactie hierop het postscriptum van nr. JOO.

    2. Nl. brief nr. JOI. J. Dit zou hij de volgende dag doen. Cf. brief nr. J02.

    JO

  • NR. JOI

    Aantekent"ngen mj brt"ef nr. JOI

    Antwerpen, 5.6.r825. Kon. Ned. Akademie van Wetenschappen, Amsterdam, Brieven van

    Binnenlandsche Korrespondenten, exp. 109. Niet gepubliceerd. 12 p. (25,5 x 20,5), beschreven.

    1. Cf. brief nr. 294· 2. Nl. tot de zogenaamde Roman van Cassamus, cf.brief nr. 288, n. 7

    en 290, n. 5· 3· Cf. Dr. Lieftinck, in T.N.T.L., LXIX, 1952, p. 7, n. r. 4· Die Rose, ed. Verwijs, 9888-9984. 5· Korbeek-(over-)Dijle of Korbeek-Lo, ook heden nog een open

    vraag gebleven. Cf. W. E. Hegman, Hein van Aken. Nieuwe gegevens over 's dichters biografie, in Hand. Znl. Mij voor Taal-en Lettk. en Gesch., XI, 1957, p. 53-67.

    6. Willems vermeldt hem in zijn Verhandeling, I, p. 164-168. Hij zou trouwens later, in 1836, de Rymkronyk van Jan van Heelu publiceren. Cf. Inl., 11, p. 388-389.

    7· Cf. Verhandeling, I, p. 182-183, waar hij verkeerdelijk Niclaes wordt genoemd. In feite gaat het hier om Jan de Clerc of Jan van Boendale, schrijver van de Brahantsche Yeesten, later eveneens door Willems uitgegeven, nl. in 1839 en 1843. Cf. Inl., 11, p. 390-391 en 392-393.

    8. Blijkens Willems' Verhandeling, I, p. r83-191 toen nog beschouwd als de auteur van de Dietsche Doctrinael en zelfs van de Leken-spiegel.

    9· Die Rose, ed. Verwijs, 9964. ro. Lekenspiegel, 3de boek, c. 17, 91-96, in de editie Der Leken Spieghel,

    leerdicht van den jare IJJO, door Jan Boendale, gezegd Jan de Clerc, schepenklerk te Antwerpen, Ut"tgegeven door Dr. M. de Vries, Leiden, 1844-1845, 3 dln, 111, p. 183.

    11. Cf. Aant., I, p. 30, n. 7· 12. Die Rose, ed. Verwijs, 14408-14412. 13. Roman van Cassamus, ed. Verwijs, I-134· 14. Ibid., 165-216. 15. Cf. Dr. Lieftinck, in T.N.T.L., LXIX, 1952, p. 2. 16. Wat inderdaad het geval is. De Roman van Cassamus is nl. een

    bewerking van Le VCEU du Paon, een Frans gedicht van Jacques de Longuyon uit 1313, dat pas in 1921, samen met een Engelse

    JI

  • NR. JOl

    bewerking werd gepubliceerd door R. L. G. Ritchie, Buick of" Alexander, 4 dln, Edinburgh-London, 1921. De tekst van het Franse gedicht in de dln 2-4. Cf. R. Bossuat, Manuel biblio-graphique de la littérature française du moyen age, Melun, 1951, nr. 4159. Cf. eveneens brief nr. 288, n. 7·

    17. Willems schijnt inderdaad zijn gegevens te ontlenen aan het reeds aangehaalde Les Poètes jrançois ... (cf. brief nr. 288, n. 6) waar al de door hem geciteerde namen opp. 83-84 voorkomen. Opp. 84 daarbij de : Cammencement du roman d' Alexandre, de elf eerste verzen. Li Roman d'Alixandre, par Lambert Li Tors (en niet Cors zoals in Les Poètes jrançois ... en dus ook bij Willems wordt op-gegeven) et Alexandre de Bernay werd in 1846 door H. Michelant uitgegeven. Van de Roman de Toute Chevalerie van Thomas van Kent schijnt tot dusverre geen uitgave te bestaan; wel gaf Paul Meyer er grote fragmenten van in Alexandre le Grand dans la littérature jrançaise du moyen age, Paris, I 886, 2 dln.

    18. Roman van Cassamus, ed. Verwijs, 442. 19. François Raynouard (r76I-1836), Frans letterkundige en geleerde,

    auteur van werken over Romaanse taal- en letterkunde (o.m. over de troubadours). Cf. N.B.Gén., XLI, 1862, kol. 773-778 door de Pongerville. Willems bedoelt hier vermoedelijk zijn Choix de poésies originales des troubadours, Paris, 6 dln, r8r6-1821. Daarnaast schreef hij ook Des troubadours et des cours d'amour, Paris, 1817.

    20. L'abbé Claude Millot (1726-1785) schreef eveneens een Histoz're littéraire des troubadours, 1774, 3 dln. Cf. over hem N.B.Gén., XXXV, r865, kol. 545-547 door P. Loy.

    21. Voor François Gudé, sieur de la Croix du Maine et du Verdice cf. J. A. Rigoley de Juvigny, Bibliothèques françoises, Paris, 1772-1773, 6 dln, en N.B.Gén., XII, 1856, kol. 499-501 door B. Hauréau.

    22. L'abbé Guillaume Massieu (1665-1772) schreef een Histoire de la Poésie françoise à partir du onzième siècle, Paris, 1739. Cf. N.B.Gén., XXXIV, 1865, kol. 191-192 door C. Hippeau.

    23. Etienne Barbazan (1696-1770) bezorgde een aantal tekstuitgaven, o.m. van Fabliaux et Contes des poëtes françois du XI, XII, XIII, XIV et XVe siècles, Paris, 1756, 3 dln (B. W. nr. 2933) en van L'ordène de Chevalerie, Lausanne et Paris, 1759.

    24. Cf. Les Poètes françois ... , VI, 1824: ofwel bedoelt Willems hier de op p. 365-378 gegeven Table générale des poètes françois avant Malherbe, qui ne font pas partie de ce recueil; avec l'indication de leurs principaux ouvrages, ofwel p. 379-386: Trouvères et poètes françois des XIe, XIIe et XIIIe siècles.

    32

  • NR. 302

    Aantekeningen bij brief nr. 302

    Antwerpen, 7.6.I825. Koninklijke Bibliotheek, 's-Gravenhage, nr. I2I B I2 I. Gepubliceerd door Rooses, p. 37-44. 8 p. (25,5 X 2I), waarvan p. I-7 beschreven, p. 8 adreszijde. Adres : W eledelgestrengen Heere

    Den heer Mr. Jeronimo DeVries Lid van het Instituet enz enz. Amsterdam franco

    Stempel: Antwerpen franco

    Aantekening opp. I : Deze brief keere beter naar Belgie terug AdV [=Abraham de Vries Jz.]

    I. Cf. brief nr. 289, in het bijzonder nr. 4· Willems stelt de zaken hier enigszins verkeerd voor, waar hij het heeft over een

  • NR. 302

    bespreekt deze laatste de hsn. A en B, die nog in het bezit zijn geweest van Huydecoper zelf, en hs. C, dat door Douza werd gebruikt en berust te 's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, hs. nr. I28 E 5· Voor de editie van I772 cf. brief nr. 294, n. 39·

    5· Voor Matthias Röver cf. B.W. der Ned., XVI, I874, p. 5I5-5I6: 0 Delft 6.I.I7I9, t 6.4.I8o3. Hij was een begaafd Latijns en Grieks dichter en studax. Hij woonde eerst als advokaat te Den Haag, maar kwam zich na een paar jaar ambteloos te Delft vestigen, waar hij zich aan studie wijdde. Zijn bibliotheek werd geveild als Biblio-theca Räveriana, sive catalogus librorum, qui studiis inservierunt Matthiae Räveri. Insunt magno numero raro obini, nonnulli codices t"n pergamena aut charta scrz"ptl, et llbri eruditorum manu notati ... , Lugduni Batavorum, ... die 2 Junit" I8o6 et seqq., Lugduni Bata-vorum, ... Het ex. U.B.G. cat. I8o6 draagt in vreemde hand opgetekend de behaalde prijzen.

    6. Cf. Inl., II, p. 115-116. 7· Nl. brief nr. 30I. 8. Bedoeld is de zogenaamde Roman van Cassamus, waarover reeds

    sprake was in brief nr. 288, n. 7, 290, n. 5 en nr. 30I, n. 2. 9· Deze beschrijving van Serrure lijkt ons enigszins misleidend : hij

    was nog zeer jong, en had zijn middelbare studies aan het atheneum te Antwerpen nog niet voltooid. Dit geschiedde, volgens de palmares van deze instelling, pas op I9.8.I825, met goed gevolg: Serrure was primus voor Latijn en tweede voor Grieks. In de andere vakken had hij veel minder gepresteerd. Vooraleer in I 826 naar Leuven rechten te gaan studeren was hij ca. een half jaar klerk bij Willems. Zijn begaafdheden op gebied van het Middel-nederlands zullen toen wel niet veel verder gereikt hebben dan het transcriberen van het oude schrift, want pas in I 828 legde hij te Antwerpen met betrekkelijk succes een examen hierover af. Cf. de onuitgegeven licentiaatsverhandeling van G. de Keulenaer, Constant Philippe Serrure, Gent, I96o.

    IO. Een afschrift, echter niet van de hand van Serrure, maar wel van Willems zelf, werd na diens overlijden aan de Koninklijke Biblio-theek te Brussel verkocht voor de som van Ioo fr. en berust er thans onder nr. I9555·

    34

    Cf. de als Bijlage 11 gegeven lijst, nr. 31. Vergelijk hiermee wat Willeros schrijft aan Bilderdijk in brief nr. 309 : (( Ik heb thans het geheele stuk (nl. zijn handschrift van Die Rose) overgeschreven.>> Werden er twee afschriften vervaardigd ? Dit van Serrure is in elk geval zoek.

  • NR. 303

    11. Cf. brief nr. 296. 12. Cf. brief nr. 299· 13. Bedoeld werd in 1812 door Jacob Grimm aan

    Bilderdijk als gevolmachtigde van de Klasse gezonden. Cf. ook brief nr. 289, n. 4 en 299, n. 2.

    14. De zogenaamde kroniek van Klaas Kolijn had destijds heel wat opschudding verwekt. Cf. hierover J. W. Muller, Over historische en literaire namaak, in De Tijdspiegel, LXIX, 1912, dl. 3, p. 221-260, meer speciaal p. 226-232; en De Buck, p. 12.

    15. Cf. het Berigt wegens eene boekverkooping, onlangs te Parijs gehouden, medegedeeld door den Baron van Westreen en van Tiellandt, te 's-Gravenhage, in V ad. Letteroef., 1825, tweede stuk, Mengelwerk, p. 331, waar onder nr. 62 een Roman de la Rose wordt vermeld :

  • 4 p. (22,5 X 19), waarvan p. 1-2 beschreven, p. 3 blanco, p. 4 adres-zijde.

    Adres : Den Heer J.Fr Willems S.T. te Antwerpen

    Nota : met vriend [vermoedelijk B. Schreuder of H. Scheerder]. Cf. slot van deze brief en nr. 305.

    1. Waarschijnlijk worden hiermee Willems' officiële rapporten aan de Klasse, nrs. 293, 294, 300 en 301 bedoeld, alsmede Willems' onderhandse brief aan De Vries, nr. 292.

    2. Over deze commissiecf.brief nr. 296, n. 2. 3· Cf. brief nr. 292. 4· Bedoelt De Vries hier brief nr. 299? Of had een nieuw en in-

    schikkelijker antwoord van Wiselius bij de redactie enige ver-traging opgelopen?

    5· Cf. Inl., n, p. 55-56. 6. Nl. de Ged. & V erh. v. Kon. Gen. Antw., waarover Inl., 11, p. 413. 7. Deze brief ging blijkbaar verloren, maar werd door ons, als tussen

    derden gewisseld, niet in Inl., I, opgenomen. 8. De Vries bekleedde in het stedelijk bestuur van Amsterdam de

    functie van griffier en chef der secretarie (cf. A. de Vries jr. aan M. Rooses, 17·3·1874 - A.M.V.C. nr. V. 91 17/Bla).

    9· Cf. Inl., II, p. 53-54.

    Brief nr. 304 wordt nr. 323a

    Aantekeningen bij brief nr. 305

    Amsterdam, 15.6.1825. Universiteitsbibliotheek, Gent, W.I, nr. 107. Gepubliceerd door Bols, nr. 110, p. 102-IOJ. 4 p. (25 X 21,5), waarvan p. 1-2 beschreven, p. 3 blanco, p. 4 adres-

    zijde.

  • Adres: N° 2. Den Heer J. F. Willems SS. TT. te Antwerpen

    Brief in slechte staat.

    NR. 306

    I. Geschreven na ontvangst van brief nr. 302. De Vries was blijkbaar inmiddels te Amsterdam teruggekeerd.

    2. Dit was S. I. Wiselius, over wie cf. Inl., II, p. 309-3II. 3· De president van de Klasse was Mr. Jonas Daniël Meyer, over

    wie cf. N.N.B. W., VI, I924, kol. I020-I023 door J. Zwarts: 0 Arnhem I5·9·178o, tAmsterdam 6.12.1834· Hij studeerde . rechten te Leiden en promoveerde in 1796. Hij werd de vriend van Falck, Kernper e.a. en bekleedde weldra een vooraanstaande plaats bij de balie te Amsterdam. Als jurist werd hij door Willem I benoemd in de commissie tot herziening van de grondwet (I 8 I 3 ). V oorheen was hij door Loclewijk Na poleon benoemd tot lid van het pas opgerichte Instituut. Daarnaast was hij een combattief verdediger van de Joodse belangen in de maatschappij.

    4· Cf. Inl., 11, p. 342-343. 5· Was Scheerder de drager van beide brieven? Aanvankelijk leek de

    veronderstelling dat dit Schreuder was geweest, meer voor de hand te liggen, i.v.m. een allusie in de laatste alinea van brief nr. 303 en Schreuders afkomst van Baarn, waar hij als onderwijzer werk-zaam was geweest vooraleer de benoeming te Lier te aanvaarden.

    Aantekeningen bij brief nr. 306

    Antwerpen, 24.6.I825. Universiteitsbibliotheek en Bibliotheek der Maatschappij der Neder-

    landse Letterkunde, Leiden, nr. L. IOOZ/3· Niet gepubliceerd. 8 p. (25,5 x 2I), waarvan p. I-7 beschreven, p. 8 adreszijde. Adres : HoogEdel Gestrengen Heere

    Den Heere Mr. Bilderdyk te Leyden franco

    Stempel : Antwerpen Franco

    37

  • I. Cf. brief nr. 289. 2. Cf. brief nr. 294, n. 38. 3· Cf. voor de tekst van de Frenesie en de taalkundige verklaringen

    de uitgave van Dr. C. Kruyskamp, De Middelnederlandse Boerden, 's-Gravenhage, 1957, p. 96-99: « everarclijn >> wordt aldaar ver-klaard als zwervende bedelmonnik. Cf. eveneens brief nr. 294,

    n. 39· 4· Die Rose, ed. Verwijs, 9896-9920. 5· Ibid., 9935-9971. 6. Cf. brief nr. 301, n. 4· 7· Ibid., n. 8. 8. Taal- en Dichtkundige Verscheidenheden, I, Rotterdam, 1820, p.

    146-148, waar blijkens de (p. ix) over > wordt gehandeld.

    9· Cf. brief nr. 301, n. 9· 10. Roman van Cassamus, ed. Verwijs, 1-48. 11. Ibid., 125-134, 165-184 en 189-196. 12. Cf. hiertegenover brief nr. 301, n. 13. 13. Het «uittrekseltje>> van de Rijmbijbel, door Bilderdijk van de

    gevraagde aanvullingen voorzien, werd samen met brief nr. 308 naar Willems teruggestuurd. Is hier sprake van hetzelfde uit-treksel als in brief nr. 288 ?

    Aantekeningen bij brief nr. 307

    Antwerpen, 1.7.1825· Koninklijke Bibliotheek, 's-Gravenhage, nr. 121 B 12 1. Gedeeltelijk gepubliceerd door Rooses, p. 44-45. 4 p. (20,5 X 12,5), waarvan p. 1-3 beschreven, p. 4 blanco. Nota : op p. 1 bovenaan komt een aantekening voor van de hand van

    Max Rooses : H. Scheerder Schoolhouder te Amst. - Schryver van Schoolboeken.

    1. Voor H. Scheerder cf. Inl., 11, p. 239. Hij bracht in die tijd blijk-baar een bezoek aan het Zuiden en meer bepaald aan Antwerpen, en vermoedelijk ook aan Lier, waar hij met Schreuder bevriend was.

    2. Nrs. 303 en 305. 3· Deze Latijnse sententie konden wij niet terechtbrengen. 4· Cf. Inl., 11, p. 115-II6.

  • 5· In het postscriptum van brief nr. 300. 6. Nl. nr. 305.

    NR. J08

    7· Op 14·7.1825 werd Willems' zoon Willem geboren. Cf. Inl., II, p. 360.

    8. L. G. Visscher, Over het herstel en de invoering der Nederlandsche taal, Brussel, Brest van Kempen, 1825. In een inleiding van een zo-tal pp. behandelt hij op ons nogal realistische lijkende wijze de toestand van het Nederlands in het Zuiden, in administratie, samenleving en school. Het scherpst valt hij hierbij uit tegen het Brussels genootschap Concordia. Wat hij beweert over het Neder-lands te Luxemburg is vermoedelijk overdreven : de lessen van Schilperoort waren er geen succes, en de opvolging door Ten Broecke Hoekstra evenmin. Hij heeft het ook over een verder onbekend gebleven stuk van deze laatste, getiteld Verhandeling over de onverschilligheid der Vlamingen omtrent hunne moeder-taal. Wat Willeros in deze voorrede stoorde is niet zo duidelijk.

    Aantekeningen biJ brief nr. 3o8

    Leiden, r8.7.1825. Universiteitsbibliotheek, Gent, nr. G. 15769/15. Gepubliceerd in Brieven van Mr. Willem Bilderdtjk, vijfde deel, Rotter-

    dam, W. Messchert, 1837, p. 201-204; in overdruk, p. 14-17. 4 p. (23 X 19), waarvan p. 1-3 beschreven, p. 4 adreszijde. Adres : WelEdelgeboren Heer

    De Heer J.F. Willems, ss. tt. Secretaris van het Koninglijk Genootschap van T. en Dichtkunde, &c. te Andwerpen.

    Stempel : Leyden

    1. Brief nr. 306. 2. Voor de Frenesie, 88 cf. de in brief nr. 306, n. 3 geciteerde editie

    van Dr. Kruyskamp, p. 99, waar staat. 3· Ibid., p. 97, waar als verklaring: kleding van een landloper voor-

    gesteld wordt. 4· In 1825 was hs. B (thans Brussel, Koninklijke Bibliotheek, nr.

    14601) opgedoken bij de verkoping, door de boekhandelaar Den

    39

  • NR. J08

    Hengst, van de bibliotheek van de heer Rendorp van Marquette te Amsterdam. De hele verzameling werd ondershands door een Engels verzamelaar opgekocht. Het hs. werd na een paar jaar te Londen op een auctie verworven door Sir Richard Heber. Bij diens dood werd het te Londen in februari 18J6 [en niet in februari 18J8, zoals in de nota vooraan in het hs. te lezen staat] door de Belgische regering op aanraden van Willems en Serrure op een verkoping voor de in die tijd buitengewoon hoge som van IJI pond (volgens het Vad. Museum, V, 186J, p. 261; of 4000 fr. volgens de notavooraan in het hs.) aangekocht. Cf. het

  • tekeningen bij de uitgave van de Rijmkronijk van Melis Stoke. Cf. brief nr. 294, n. 39·

    8. In de correspondentie van Grimm met Bilderdijk uit 1812 was de naam blijkbaar opgedoken naast de vermelding van W eckherlin, want Bilderdijk heeft het over de dichter > in de Brieven van Mr. Willem Bilderdijk, derde deel, 1837, p. 204-207, terwijl hij op p. 230 een extract van 300-400 regels van Die Rose vraagt. De brieven van Grimm aan Bilderdijk zijn helaas op weinige uitzonderingen na (bewaard in de Maatschappij te Leiden) verloren gegaan. Cf. Dr. J. Bosch, Willem Bilderdijk, Briefwisseling. Aanvullende uitgave ... , Wageningen, 1955, p. xi en xxxvii. De bewaarde stukken werden in 1835 door H. W. Tydeman uit de nalatenschap Bilderdijk verworven, in 1865 bij Nijhoff en Brill geveild, er door Dr. A. de Jager gekocht, en in 1904 aan de Maatschappij te Leiden geschonken.

    9· Bedoeld is de Roman van Cassamus. 10. Het > waarover ook brief nr. 306, n. IJ, bevindt zich

    niet meer bij de brief.

    Aantekeningen bij brief nr. 309

    Antwerpen, 25·7.I825. Universiteitsbibliotheek en Bibliotheek der Maatschappij der Neder-

    landse Letterkunde, Leiden, nr. L. 1002(2. Met bijlage, te Leiden verkeerdelijk geclasseerd bij nr. L. I002(5. Niet gepubliceerd. 4 p. (25,5 X 2I}, waarvan p. I-3 beschreven, p. 4 adreszijde. Adres: HoogEdelGestrenge Heer

    Den heere Mr. W. Bilderdyk SS. TT. te Leyden.

    De bijlage is een strook papier (21,5 x 11,5), beschreven.

    I. Cf. brief nr. 308. 2. Typisch is wel dat Willeros met geen woord rept over zijn twee

    stukken (cf. de nrs. 294 en 301) aan het Instituut geschreven. Voor deze instelling had Bilderdijk geen goed woord meer over, sedert hij er in I8I7 was uitgetrokken. Cf. o.m. C. C. de Bruin, in N. Tg., XLVIII, I955, p. 4, en De Buck, p. I I6.

  • 3· Vergelijk hiermee de uitlating in brief nr. 302, en zie aldaar meer in het bijzonder n. I o.

    4· Cf. brief nr. 290, n. 7. 5· Willems had een passus uit brief nr. 308 van Bilderdijk als een

    voorstel tot uitgave opgevat. 6. Bedoeld is de zg. Roman van Cassamus. 7· Cf. brief nr. 308, n. 4 en Bilderdijks Taal- en Dichtkundige Ver-

    scheidenheden, Rotterdam, I82o, I, p. IJ6. 8. Over Pierre of Perrot de Saint-Cloud, de auteur van Renard et

    Isengrin (branche 11-Va) cf. L. Foulet, Le Roman de Renard, Paris, 19I4, p. 2I7-237·

    9· Rutebreuf, de Franse dichter uit de 2de helft van de 13de eeuw, schrijver van de bekende Miracle de Théophile en ver-moedelijk ook van de allegorische satire Renard le Bestourné, geschreven tussen I26I en I270. Cf. L. Foulet, Renard, p. 494·

    IO. De Laserna Santander, Mémoire historz"que sur la bibliothèque dite de Bourgogne, présentement bibliothèque publique de Bruxelles, Bruxelles, I8o9 (B. W. nr. 24I4) waar opp. 113 Jacquemars Gielée wordt besproken. Renard le Nouvel van Jacquemars Gielée (ca. I288) is opgenomen in de uitgave van Méon (cf. brief nr. 290, n. 7), IV, p. I25-46I. Cf. L. Foulet, Renard, p. 494· Zie voor De Laserna brief nr. 465, n. 14.

    I I. De tweede uitgave van het Dictionarium Triglotton, hoc est tribus linguis latina, graeca, et ea qua tota haec inferior Germania utitur, ... Joanne Seruilio Collectore et interprete, Antverpiae, I552 (B. W. nr. 3346).

    I2. De fragmenten zijn klaarblijkelijk afkomstig uit een leven van de H. Franciscus in verzen, echter niet uit Sinte Franciscus Leven van J acob van Maerlant : vgl. o.m. het tweede fragment met de editie van P. Maximilianus, Zwolle, I954, 11,9368-9378. Opp. 346-34 7 somt deze auteur een dertigtal Middelnederlandse hand-schriften op, als navolgingen van het Franciscus-leven van de IJde-eeuwse mysticus Bonaventura.

    IJ. Later schijnt Willems op deze attributie te zijn teruggekomen, of heeft hij het fragment uit het oog verloren. In ieder geval vermeldt hij het niet meer in zijn editie van een Fragment van het Oude Riddergedicht Willem van Oranje, in B.M., VIII, I843, p. I86-2o8. De Franse roman werd later gepubliceerd door W. Jonckbloet, Guillaume d'Orange, Chanson de geste des XI et XII stëcles, La Haye,

    1854· 14. Van Wijn, Hist. Avondstonden, I, p. 244 noot (met verwijzing naar

  • NR. 310

    Brabantsche Yeesten, II, 4162-4I65) en p. 264 de bekende aan-haling uit het kapittel: Tscelden jegen die borderers, uit de Spieghel Historiael, lVI, 29, 73-76: bij Van Wijn: ... van Harlem

    CLAIS VAN BRECHTEN scone dichte. Dit dient echter gelezen : ... van Haerlem

    Clays, ver Brechten sone, dichte. Cf. Dr. M. de Vries en Dr. E. Verwijs, Jacob van Maerlant's Spiegel Hzstoriael, met de fragmenten der later toegevoegde gedeelten, bewerkt door Philip Utenbroeke en Lodewyc van Velthem, Leiden) r863, lil, p. 205.

    15. De Reliques of Ancient English Poetry van Thomas Percy (1729-rSu) verschenen in 3 dln in 1765 (B.W. nr. 3215, de editie van 1803).

    16. Cf. voor deze personages brief nr. 310, n. 2.

    Aantekeningen bij brief nr. JIO

    Leiden, s.8.r825. Universiteitsbibliotheek, Gent, nr. G. 15769/rs. Gepubliceerd in Brieven van Mr. Willem Bilderdijk, vijfde deel, Rotter-

    dam, W. Messchert, 1837, p. 204-206; in overdruk, p. 17-19. 4 p. (23 X 19), waarvan p. 1-2 beschreven, p. 3 blanco, p. 4 adreszijde. Adres : WelEdele Heere,

    De Heer J. F. Willems, Lid van verscheiden Genootschappen van letteren enz. enz. te Andwerpen.

    I. Cf. over al deze onderwerpen brief nr. 309. 2. Bedoeld is Richard I, bijgenaamd zonder Vrees, hertog van

    Normandië van 942 tot 996, geboren te Fécamp in 933, wiens dochter Redwig hertogin van Bretanje werd door haar huwelijk met Godfried van Anjou. Richard van Normandië is verder een personage dat in de volksverbeelding is blijven voortleven. Hij komt in bijna alle voor, maar is er meestal niet veel meer dan een naam. Indien de afkorting Pp inderdaad Pepijn moet worden gelezen, dan hebben we hier waarschijnlijk

    43

  • NR. 310

    te doen met een viertal kleine brokstukken van een Middel-nederlandse versie van Garin le Lorrain, waar Richard van Nor-mandië als opstandige vazal van Pepijn optreedt. Deze veronder-stelling wordt verder bevestigd door het voorkomen van de naam > aan het einde van het fragment. V er der kan de > wellicht vereenzelvigd worden met Jofroi d'Anjou, die eveneens in tal van > optreedt en zowel op de historische personages Godfried I (954-986) als Godfried 11 (1040-1o6o) teruggaat. Cf. J. Bédier, Les Légendes épiques, IV, Paris, 1913, p. 3-18.

    3· Het is onzeker waarop Bilderdijk hier alludeert. In de veronder-stelling dat hij de bewuste fragmenten ook heeft gepubliceerd zou wellicht de Lekenspiegel, waarvan fragmenten voorkomen in Bilder-dijks Nieuwe Taal- en Dichtkundige Verscheidenheden, dln I en 111 of Noydekin, in dl 111, in aanmerking kunnen komen.

    4· Cf. de proloog van Der Naturen Bloeme, ed. Verwijs, 101-111:

    Ie hebbe beloeft, ende wilt ghelden Gewillike ende sonder scelden, Te dichtene enen Bestiaris; N ochtanne wetic wel dat waer is, Dat haer Willem Uten Hove, Een priester van goeden love Van Aerdenburch, enen heeft gemaect, Maer hi wasser in ontraect. Want hine u ten W alschen dichte, So word hi ontleet te lichte, Ende heeft dat waer begheven.

    5· Cf. brief nr. 288, n. 11, voor de editie. Friedrich David Gräter, o Schwäbisch Hall 22.4.1768, t Schorndorf 2.8.1830, studeerde filologie te Tübingen en werd leraar. Daarnaast interesseerde hij zich voor de Germaanse oudheid, correspondeerde met Grimm en gaf tijdschriften uit, zoals bv. Bragur, Leipzig 1791-1802; lduma und Hermode, Breslau 1812-1816 enz. Cf. A.D.B., XLI, 1879, p. 599 door J. Franck; N.D.B., I, 1953, p. 63-65 door 0. Basler.

    6. Deze zin werd in de editie Messchert voorzichtigheidshalve weg-gelaten!

    7· Vergelijk hiermede de uitlating in de Taal- en Dichtkundige Ver-scheidenheden, I, p. 145-146 en de brief van Bilderdijk aan Jacob Grimm van 31 Maart 1813, waar hij zeer streng oordeelt over de Reinaert-editie in de Odina und Teuthona. Cf. de Brieven van Mr.

    44

  • NR. 31I

    Willem Bilderdijk, derde deel, p. 240-242 en C. C. de Bruin in N. Tg., XLVIII, 1955, p. 6.

    8. Bedoeld zal wel Johann Christoph Adelung (1732-18o6) zijn, de bekende Duitse taalkundige en auteur van grammaticale hand-boeken en van een woordenboek, waarvan de tweede uitgave verscheen tussen 1793 en 18oi. Over Adelung en zijn taalconceptie cf. De Buck, p. 49-52 en verder de instructieve notitie in A.D.B., I, 1875, p. 8o-84 door W. Scherer.

    9· Bilderdijk bedoelt hier waarschijnlijk Ch. van Hulthem, over wie Inl., 11, p. 141-I42 en brief nr. 292, n. 5·

    Aantekeningen bij brief nr. JII

    's-Gravenhage, 8.8.1825. Universiteitsbibliotheek, Gent, W.I, nr. 109. Gepubliceerd door Bols, nr. II2, p. I04-105. Brief in slechte staat. 4 p. (23 X 19), waarvan p. 1-3 beschreven, p. 4 adreszijde. Adres: Wel Edelen Gestr. Heere

    Den Heere J F Willeros S.T. te Antwerpen

    Stempel : 8/9

    I. Deze brief ging verloren en bevatte vermoedelijk gelijkaardige mededelingen over zijn nieuwe handschriften als aan de Tweede Klasse en aan Bilderdijk. Cf. Inl., I, p. 325.

    2. Cf. Aant., I, p. 30, n. 6: in de voorrede gaf Clignett een paar korte fragmenten, p. xl-xlii : o.m. het begin en het slot van de voorrede. Het handschrift, thans in de Koninklijke Bibliotheek te 's-Graven-hage, bruikleen Kon. Akademie nr. XX, werd door Clignett, blijkens een aantekening op het schutblad, aangekocht te Gent op 19·3·1782 als nr. 267, p. 28 van een catalogus. Het handschrift was vermoedelijk afkomstig uit een Jezuïetencollege te Brugge en de verkoop valt wellicht te verklaren uit de opheffing van de orde in 1773. Cf. verder Dr. M. de Vries en Dr. E. Verwijs, Jacob van Maerlant' s Spiegel Historiael, I, p. Ixxxix-xe.

    3· Cf. brief nr. 289, n. 5 en 6. 4· Cf. Aant., I, p. 30, n. 7 : op p. lxxviii-lxxix gaf Clignett de op-

    dracht aan Niclaas van Cats, de verdeling van het hs. in 13 boeken,

    45

  • NR. 312

    de alfabetische opsomming der dieren en de vete tussen leken en geestelijken.

    5· Clignett had op een bepaald ogenblik noodgedwongen zijn boeken en handschriften verkocht : cf. Aant., I, p. 44 en De Buck, p. 49-52. Wanneer het Instituut daarop Der Naturen Bloeme van Steen-winkel heeft aangekocht is niet bekend. Cf. n. 2.

    6. Cf. brief nr. 289, n. 6 en 5· 7· Cf. het Vertoog over het aantal hss. door Huydecoper gebruikt bij de

    uitgaaf der Rijmkronijk van Melis Stoke, 's-Gravenhage, 1825 (B. W. nr. 4362).

    Aantekeningen bij brief nr. JI2

    Antwerpen, 21.8.1825. Archief Lammens-Verhaegen, Gent, map nr. 70, Autographes, 11. Gedeeltelijk gepubliceerd door Rooses, p. 45-46. 4 p. (26 X 21), waarvan p. 1-3 beschreven, p. 4 adreszijde. Adres : Wel edelen Heere

    Den heere C. Vervier op de hoogpoorte te Gend

    Stempel : Antwerpen Nota: deze brief werd aan J. Lammens vermoedelijk geschonken door

    Willems' zoon Felix. Cf. de correspondentie van diens dochter Marie met E. H. Jan Bols, in Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuur-leven, Antwerpen, map W. 706 B, 2de kaft. Aldaar eveneens een getypte copie van deze brief.

    I. De laatste brief was nr. 188 van 1822. Vermoedelijk is hier dus een leemte in de correspondentie, zonder dat het mogelijk was nader te bepalen vanaf wanneer : misschien dateerde Verviers brief aan Willems van het voorjaar 1825?

    2. Voor de geboorte van Willem cf. Inl., 11, p. 360. 3· Willem overleed reeds op 3.8., Mathilde op 12.8.1825. Cf. Inl.,

    11, p. 359-360. 4· Voor oom Blornaerts cf. Inl., 11, p. 342-3. 5· Cf. Inl., 11, p. 343· 6. Cf. Inl., 11, p. 357-358. 7· Over Holl. & Vl. schryfw., cf. Inl., 11, p. 377-378.

  • NR. 312a

    8. Voor Willems' Verhandeling cf. Inl., 11, p. 374 en 377· Ook deze passus duidt op een onderbreking in de briefwisseling.

    9· Cf. Aant., I, p. 172, nr. 3· 10. Vermoedelijk is dit een kennis van Willems uit Gent, die bij het

    gerecht werkzaam was ? De griffier van Regat prudentia vires was L. d'Hulster.

    11. Cf. voor Martin Jean de Bast Aant., I, p. 57, n. 6. Zijn uitgebreide verzameling medailles werd door hem aan Willem I afgestaan, die ze schonk aan de universiteit van Gent en Leiden en het kabinet te Den Haag. Zijn boeken werden geveild te Gent op 25 juli 1825: cf. de Catalogue d'une très-belle colZeetion de livres choisis en plusieurs langues et facultés, ... parmi lesquels se trouvent quelques manuscrits sur velin, ... délaissés par M. J. de Bast, Gand (ex. U.B.G. cat. 1825).

    12. Cf. de vorige brieven voor deze aankopen. Willems lijkt ons hier in de kwestie van het Instituut nogal te overdrijven.

    IJ. Cf. brief nr. 307, n. 8.

    Aantekeningen bij brief nr. JI2a

    Antwerpen, 24.8.1825. Privé-archief Wiselius, Hengelo. Niet gepubliceerd. 4 p. (26 X 20,5), waarvan p. 1-3 beschreven, p. 4 adreszijde. Adres : HoogEdelGestrengen Heer

    Den Heer Mr. Wiselius Ridder der orde van den Nederl. Leeuw Secretaris by het koninklyk Instituut enz Amsterdam

    Stempel: Antwerpen Nota : hierbij bevond zich een stukje handschrift in bijlage.

    1. Cf. brief nr. 292 en vooral 302. 2. Nl. de hsn. in het bezit van Ho:ffmann von Fallersleben en Grimm,

    en vooral de Comburgse codex. 3· Nr. 299· 4· Over deze copie reeds brief nr. 302, n. 10. 5· Is dit waar ? Bedoelt hij hiermede het aanbod van Bilderdijk ? Of

    dat van Lord Heber, die in die jaren in ons land vertoefde en vaak

    47

  • op veilingen, ook te Antwerpen, opdook ? Of gebruikt Willeros hier een commercieel trucje ?

    6. Dit fragment staat in de ed. Verwijs van Die Rose, 46-74.

    Aantekeningen bij brief nr. JIJ

    Amsterdam, 29.8.I825. Universiteitsbibliotheek, Gent, W.I, nr. 110. Gepubliceerd door Bols, nr. liJ, p. Io6-I07. 4 p. {2J,5 X I9,5) waarvan p. I-3 beschreven, p. 4 blanco.

    I. Brief nr. 292. 2. Deze waren, volgens het Notulenboek lle Klasse I824-I8Jo (IV),

    p. 46, Van Lennep, fungerend als wn. voorzitter, Wiselius, Hooft, Loots, Van Cappelle, Koning en Ten Broecke Hoekstra.

    J. Voor deze commissie cf. brief nr. 296, n. 2. 4· Brief nr. 299· 5· Bedoeld zal zijn Vanderhorst: cf. L. vanden Wyngaert, Almanach

    indicateur commercial de la ville d'Anvers pour l'an I825, p. 36; in het Adresboek of Handelsalmanak der stad Amsterdam voor het jaar I8J2 komt een C. van der Horst voor, wonende op de Singel, bij het Koningsplein, van waaruit de koninklijke diligences ver-trokken.

    6. Cf. brief nr. 3I4a, n. 7·

    Brief nr. JI4 wordt nr. J22a

    Aantekeningen bij brief nr. JI4a

    Antwerpen, 22.g.I825. Privé-archief Wiselius, Hengelo. Niet gepubliceerd. 4 p. (26 X 22), waarvan p. I-3 beschreven, p. 4 blanco.

    I. Brief nr. JIJ. 2. Cf. reeds brief nr. 284, n. 4· J· Cf. brief nr. 302, n. I. 4· Cf. brief nr. 289, n. 4·

  • NR. 316

    5· Cf. brief nr. 302, n. 15. 6. Cf. brief nr. 288, n. 6. 7· Dit schijnt een vrij langdurig bezoek van Willems aan het Noorden

    in het voorjaar van I825 te bevestigen. Cf. reeds brief nr. 288, n. 2.

    Aantekeningen bij brief nr. JIS

    Antwerpen, 26.9.1825. Universiteitsbibliotheek, Gent, nr. G. 15772(9. Niet gepubliceerd. 4 p. (34 X 2I ), waarvan p. I beschreven, p. 2-4 blanco.

    I. Het resultaat daarvan was het Historisch Onderzoek naer den Oor-sprong en den waren naem der openbare plaetsen en andere Oudheden van de stad Antwerpen. (Van stads wege uitgegeven), Antwerpen, 1828. Cf. Inl., II, p. 413-414.

    2. De overige leden waren, blijkens het ) op p. iv-v: J. G. Smalderen (cf. I