brancheorganisatie van het primair onderwijs 2008 · Interview Wim Blok, voorzitter college van...
Transcript of brancheorganisatie van het primair onderwijs 2008 · Interview Wim Blok, voorzitter college van...
brancheorganisatie van het primair onderwijs
2008Eerste jaarbericht, 2008
Varrolaan 60
3584 BW Utrecht
Telefoon: 030 3100 933
Telefax: 030 3100 944
Website: www.poraad.nl
2 Colofon Voorwoord 3
Utrecht, januari 2009,
Het primair onderwijs is het fundament van het Nederlandse onderwijs. Daar leren 1,6 miljoen kinderen in ruim 7500 scholen de vaardigheden die zij nodig hebben voor hun verdere schoolloopbaan en voor hun deelname aan de samenleving. De schoolbesturen in deze grootste onderwijssector beschikken sinds de oprichting van de PO-Raad in januari 2008 over een eigen brancheorganisatie. De tijd was rijp om de gemeenschappelijke belangen van het primair onderwijs krachtiger te behartigen door één stem te laten horen.
Onze nog jonge brancheorganisatie staat voor de taak om namens de schoolbesturen de sector te vertegenwoordigen naar de politiek en de samenleving. De PO-Raad wil met een gedegen collectieve belangenbehartiging de maatschappelijke positie van het primair onderwijs versterken. Om zijn vertegenwoordigende rol goed te kunnen vervullen, luistert de PO-Raad naar zijn leden en legt de verbindingen die nodig zijn om tot een gemeenschappelijk standpunt te komen. Daarnaast wil de PO-Raad fungeren als de schakel tussen de leden bij het uitwisselen van de kennis die nodig is om de kwaliteit van het primair onderwijs te verbeteren.
Met genoegen presenteren wij u ons jaarbericht van 2008, dat een beeld geeft van de activiteiten van de PO-Raad in het eerste jaar van zijn nog prille bestaan. Onze leidraad daarbij is: werken aan goed onderwijs en goed werkgeverschap voor de ruim 175.000 mensen die in onze sector werken. Daarnaast maken een aantal schoolbesturen die bij de PO-Raad zijn aangesloten, kenbaar wat zij de komende jaren van hun brancheorganisatie verwachten. Hun inbreng in dit jaarbericht varieert van het éénpitterbestuur van de Ommerkanaalschool met 49 leerlingen tot een Rotterdams bovenschools bestuur met ruim 20.000 leerlingen, en is daarmee een illustratie van de grote diversiteit in onze boeiende sector.
De PO-Raad wil dat iedereen in 2009 nog meer over de mooie kanten van het primair onderwijs gaat horen. Met de kennis en ervaring van de scholen en besturen wil de PO-Raad het primair onderwijs versterken door samenspel
Bestuur PO-Raad
Kete Kervezee, voorzitter Simone WalvischRené van Harten
UITGEVERPO-Raad
Varrolaan 603584 BW Utrecht
HOOFDREDACTEURHarm van Gerven
MEDEWERKERS Marlies van den Bel
Edwin van BokhovenRené van Harten
Maurits HuigslootKete Kervezee
Gertjan van MiddenJos van der Pluijm
Martine PolRuud Sneller
Simone WalvischRoel Weener
Anje Margreet Woltjer
WEBSITEwww.poraad.nl
PRODUCTIE Jibe! Marketing www.jibemarketing.com
FOTOGRAFIE Fotostudio André Ruigrok
VORMGEVINGKEK Grafisch Ontwerp via Jibe! Marketing Paulien van de Bunt
DRUKWERKDrukkerij Tenset via Jibe! Marketing
JANUARI 2009Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigt, overgenomen of open baar gemaakt, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
COLOFON
Eerste jaarbericht, 2008
4 Inhoudsopgave Interview 5
Kennis delen“In onze dienstverlening moeten ondersteuning en
taakverlichting van schoolbesturen de kernbegrippen
zijn. Ik denk daarbij niet zozeer aan commerciële
dienstverlening in de vorm van consultancy. Wel
aan het voorzien in informatie die er specifiek op is
gericht om alle schoolbesturen in de juiste positie te
brengen, zodat zij hun werk goed kunnen doen. Direct
daarmee verbonden is het bevorderen van de kwaliteit
en professionaliteit van bestuur en management.
Daarnaast ben ik overtuigd van het belang van
kennisdeling, want wie kennis deelt vermenigvuldigt
haar. Er zijn tal van kennis genererende netwerken en
projecten waarin schoolbesturen participeren. De
PO-Raad ondersteunt en faciliteert deze netwerken, en
fungeert graag als verbindingsofficier bij het halen en
brengen van de kennis die daarin wordt ontwikkeld.”
“Een belangrijk vraagstuk voor de PO-Raad is: hoe gaan
wij onze leden – van eenpitter tot groot bovenschools
bestuur – optimaal betrekken bij de vereniging?
Vooral door de grote diversiteit van het onderwijsveld
is het van belang dit modern en slim te organiseren.
We hebben themanetwerken waaraan bestuurders
kunnen deelnemen, maar er is onder onze leden een
groot verschil in de beschikbare tijd. Bij grote besturen
is makkelijker tijd vrij te maken om mee te praten in de
brancheorganisatie, maar de PO-Raad wil nadrukkelijk
het hele veld vertegenwoordigen. Daarom zoeken we
slimme vormen om iedereen in die vertegenwoordiging
mee te nemen. Op onze nieuwe website komen
mogelijkheden voor leden om te reageren. We denken
ook aan ambassadeurs vanuit bestaande netwerken
en wellicht kunnen we een elektronisch ledenpanel
gaan inrichten, waarbij leden een paar keer per jaar
een vragenlijst voorgelegd krijgen. Ook op die manier
kunnen zij hun mening laten meespreken in het beleid
van de PO-Raad.”
Maximale toerustingVoor effectieve belangenbehartiging en dienstverlening
is maximale betrokkenheid van de leden bij hun
brancheorganisatie onmisbaar. Steeds weer moeten
wij ons in samenspraak met de leden afvragen: doen
we de goede dingen, en doen we ze goed? Uiteindelijk
staat daarbij het goede voor alles wat de kwaliteit van
het primair onderwijs bevordert. Belangrijk is dat de
leerling er beter van wordt. Niet voor niets legt het
primair onderwijs voor alle kinderen in Nederland het
fundament waarop hun verdere onderwijsloopbaan rust.
Ik heb er het volste vertrouwen in dat alle spelers in het
veld van het primair onderwijs alles op alles zullen zetten
om elk kind – van de bijzonder getalenteerde leerling tot
degene die moeilijk leert en worstelt met achterstanden
– een maximale toerusting voor de rest van het leven
mee te geven.”
Kete Kervezee:
De goede dingen goed doen
Sinds maart 2008 is Kete Kervezee voorzitter
van de PO-Raad. In onderwijsland is Kervezee
vooral bekend als inspecteur-generaal
van het onderwijs, maar zij heeft ook als
faculteitsdirecteur en als docent in het onderwijs
gewerkt. Het leggen van verbindingen tussen
onderwijs en andere maatschappelijke sectoren
is een herkenbaar, regelmatig terugkerend
thema in haar loopbaan. Verbinden is ook het
sleutelwoord in de visie van Kervezee op de rol
van de PO-Raad.
“Het is belangrijk dat de nog jonge PO-Raad niet volstaat met reageren op zaken die zich incidenteel voordoen, maar zelf zijn beleidsagenda bepaalt”, stelt Kervezee. “In deze agenda gaat het om een meerjarenperspectief op beleidsterreinen die voor de sector primair onderwijs relevant zijn. En om de tweeledige rol die de PO-Raad voor zichzelf ziet weggelegd: gemeenschappelijke belangenbehartiging en branchedienstverlening. Uit het oogpunt van belangenbehartiging stemt het mij zeer tevreden dat het primair onderwijs de eerste sector is met een CAO die gebaseerd is op het convenant LeerKracht. Ik hoop het komend jaar met meer van deze voorbeelden te laten zien dat collectieve belangenbehartiging er toe doet en dat een honderd procent aansluiting van alle scholen bij de PO-Raad de positie van het primair onderwijs versterkt.”
INHOUDSOPGAVE
5 De goede dingen doen Interview met Kete Kervezee, voorzitter PO-Raad
6 Spreken met gezag Interview Wim Blok, voorzitter
college van bestuur BOOR
7 Hoofdstuk 1: Goed onderwijs met ruimte voor
scholen en schoolbesturen
8 Ook afstemming nodig in (voortgezet) speciaal onderwijs
Interview Leendert de Boom,
voorzitter Stichting RENN4
10 De grote lijnen vasthouden Interview Jan Bot, voorzitter college
van bestuur stichting Kopwerk
12 Onderhandelen op basis van veldkennis Interview Herbert de Bruijne, algemeen directeur
stichting Openbaar Onderwijs aan de Amstel
13 Kwaliteit bovenaan zetten Interview Piet Derikx,
lid college van bestuur stichting Signum
15 Hoofdstuk 2: Goed werkgeverschap met
aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden
16 Bestuur PO-Raad
18 Niet breder maken Interview Freddy Janssens,
secretaris stichting Kapriom
19 De vaart er in houden Interview Willem van Leeuwen,
voorzitter Raad van Toezicht PO-Raad
20 Staan voor maatwerk Interview Jan Limbeck,
Christelijk Nationale School Ommerkanaal
21 Wij willen staan voor goed bestuur Interview Simone Walvisch,
Raad van Bestuur PO-Raad
22 Informeren en kennis delen Interview Theo van Mulken,
bestuurder ad interim stichting Alterius
23 Hoofdstuk 3: Goed toegeruste scholen
24 Denk vanuit de inhoud Interview Cécile Servaes,
voorzitter college van bestuur Catent
26 Continuïteit in beleid Interview Jaap Stoppels, voorzitter vereniging
Gereformeerd Onderwijs land van Heusden en
Altena en Brede en omgeving
27 Primair onderwijs: een investering met levenslang profijt
Interview René van Harten,
Raad van Bestuur PO-Raad
28 Laat zien voor wie je er bent Interview Albert Veldhuis, voorzitter college van
bestuur Christelijke Onderwijsgroep Drenthe
29 Hoofdstuk 4: De PO-Raad in beeld
30 Bewaak onze beleidsvrijheid Interview Karin van Weegen,
algemeen directeur Stichting de Basis
Hoofdstuk 1 7
Wim Blok:
Spreken met gezag
Wim Blok is voorzitter van het college van bestuur van de stichting BOOR (Bestuur Openbaar Onderwijs
Rotterdam). Deze stichting omvat 71 basisscholen, 8 scholen voor speciaal onderwijs en 7 scholen voor
voortgezet onderwijs. Voor het gedeelte primair onderwijs tellen deze scholen ruim 20.000 leerlingen.
“Van een grote organisatie als de onze zou je kunnen denken: die kan alles zelf en heeft de PO-Raad
niet nodig”, geeft Blok aan. “Maar dat ligt toch anders. Wat dienstverlening betreft hebben wij veel
expertise in eigen huis. Desondanks verwacht ik dat wij op specifieke terreinen gebruik zullen maken
van de adviesfunctie van de PO-Raad, zoals bij interpretatiekwesties in de CAO en rechtspositie. Dat
beeld kan veranderen, als de ontwikkelingen in de komende jaren daartoe aanleiding geven.”
“De belangrijkste vorm van dienstverlening die de raad zijn leden kan bieden is volgens mij het bij
elkaar brengen van de mensen uit het veld, om zo de expertise te bundelen die in het primair onderwijs
aanwezig is. Bij het bundelen van expertise raken en ondersteunen dienstverlening en landelijke
belangenbehartiging elkaar. Om goed landelijk onderwijsbeleid te kunnen ontwikkelen is de PO-Raad
onmisbaar als spreekbuis met één geluid vanuit onze sector. Aan dat éne gezamenlijke geluid heeft het
tot nu toe ontbroken. Daar zit voor onze sector de grootste winst en ik hoop oprecht dat de PO-Raad
zich de komende jaren ontwikkelt tot een brancheorganisatie die spreekt met gezag. Of dat lukt, hangt
af van de schoolbesturen. Zij zijn het die de positie van de PO-Raad bepalen. Allereerst door er lid van
te worden en vervolgens door zich actief binnen hun brancheorganisatie op te stellen.”
6 Interview
De toets kan zijn officiële plek als tweede gegeven
daarmee gewoon behouden. Vandaar dat de
PO-Raad de staatssecretaris heeft geadviseerd een
onderzoek uit te laten voeren naar het moment van
de Cito-toets, om na te gaan of het mogelijk is om
het primair onderwijs beter gebruik te laten maken
van de beschikbare onderwijstijd door de toets te
verplaatsen van februari naar mei of juni.
Referentieniveaus bieden houvastHet advies van de PO-Raad is echter aanzienlijk breder
dan het spraakmakende onderdeel van de Cito-toets. In
dit advies staat de vraag centraal: draagt het invoeren
van twee referentieniveaus (een fundamenteel niveau
en een streefniveau) voor taal en rekenen bij aan goed
primair onderwijs dat de talenten van alle leerlingen
ontwikkelt? Komen daarbij ook de hoogbegaafden en
de zorgleerlingen tot hun recht? Om op deze vragen
een antwoord te krijgen, heeft de PO-Raad de afgelopen
maanden intensief overleg gevoerd in de vorm van
een veldraadpleging met besturen, schoolleiders,
leerkrachten en andere relevante partijen. Uit deze
raadpleging komt naar voren dat het onderwijsveld
positief staat ten opzichte van de invoering van
referentieniveaus voor de basisvaardigheden rekenen
en taal. Wanneer referentieniveaus met een goede
verantwoordelijkheidsverdeling worden gebruikt, geven
zij leerkrachten, schoolleiders en bestuurders houvast
voor het bewaken en versterken van de kwaliteit van
hun onderwijs. >>
De PO-Raad zet zich in voor goed onderwijs op goed toegeruste scholen. Zodat het primair onderwijs zijn maatschappelijke opdracht kan vervullen: de talenten van alle leerlingen maximaal ontwikkelen. Scholen en hun besturen moeten de ruimte krijgen om aan deze maatschappelijke opdracht zelf invulling te geven en vervolgens zich daarover te verantwoorden.In discussies over de kwaliteit van het primair onderwijs speelt ook in de actualiteit van 2008 het versterken van de basisvaardigheden taal en rekenen een belangrijke rol. Dat is niet verwonderlijk, want het gaat hier om basisvaardigheden die onmisbaar zijn voor het succes van kinderen in andere schoolvakken, in hun verdere schoolloopbaan en in de maatschappij.
Goed onderwijs met ruimte voor scholen en schoolbesturen
1.1 Taal en rekenen: basis voor succes
Een spraakmakend adviesHet zal weinig mensen zijn ontgaan dat de PO-
Raad half december 2008 een advies over taal en
rekenen in het primair onderwijs heeft uitgebracht
aan staatssecretaris Dijksma. Er was in de media
veel aandacht voor één aspect uit dit advies: het
verplaatsen van de Cito-toets van februari naar mei
of juni. De PO-Raad constateert namelijk dat de
afsluiting van het primair onderwijs niet optimaal
is voor een doorgaande leerlijn naar het voortgezet
onderwijs. De meeste scholen nemen de Cito-toets in
februari af; daarna besteden veel scholen aandacht
aan andere vaardigheden dan de basisvaardigheden
op het gebied van taal en rekenen. Onderzoek
toont aan dat veel leerlingen hierdoor al voor de
zomervakantie een achteruitgang vertonen in hun
basisvaardigheden. Dat betekent dat de leerlingen
met een te groot verlies van kennis beginnen aan het
voortgezet onderwijs.
De Cito-toets is in de wet bedoeld als tweede
gegeven om de schoolkeuze in het voortgezet
onderwijs te bepalen, naast het advies van de
basisschool. En in de praktijk blijkt dat meestal de
uitslag van de toets overeenkomt met het advies
van de basisschool. Leerlingen kunnen zich dus op
basis van het advies al inschrijven op een school voor
voortgezet onderwijs.
Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 1 9
Leendert de Boom:
Ook afstemming nodig in (voortgezet) speciaal onderwijs
Leendert de Boom is voorzitter van het college van bestuur van de Stichting RENN4 (Regionaal
Expertisecentrum Noord Nederland Cluster 4). Deze stichting vormt een samenwerkingsverband
van tien scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs met veertig onderwijslocaties. RENN4 geeft
onderwijs en begeleiding aan 2.200 leerlingen en ondersteunt daarnaast 3.400 leerlingen in het
regulier onderwijs. “Goed werkgeverschap en bekostiging zijn speerpunten die er de komende jaren
absoluut toe doen, ook voor ons”, benadrukt hij. “Nu de CAO-onderhandelingen bij de PO-Raad
terechtkomen, ben ik benieuwd hoe de raad daarin ook de belangen van het (voortgezet) speciaal
onderwijs meeneemt. Wij vallen onder de CAO van het primair onderwijs, maar in het voortgezet
speciaal onderwijs (vso) geven onze docenten les aan leerlingen van 13 tot 20 jaar. Zeker met het oog
op het komend lerarentekort is het belangrijk dat hun arbeidsvoorwaarden niet te veel uit de pas lopen
met het regulier voortgezet onderwijs.”
“De materiële bekostiging van het (voortgezet) speciaal onderwijs verdient ook de nodige aandacht. Het
vso moet een onderwijsaanbod realiseren dat varieert van praktijkonderwijs tot havo of hoger, en moet
dus ook praktijklokalen kunnen inrichten. Zonder samenwerking met het regulier voortgezet onderwijs
en het mbo – waar RENN4 overigens een groot voorstander van is – lukt het vso-scholen niet om rond te
komen. Tot mijn genoegen geeft de PO-Raad een hoge prioriteit aan de bekostiging, want het vele gepraat
daarover heeft tot nu toe niet geleid tot aanpassing van de normvergoedingen. En wat een andere prioriteit,
de hoofdlijnen van onderwijs, betreft: die vraagt niet alleen om een goede afstemming tussen de PO-Raad
en de besturenorganisaties. Er is ook afstemming nodig met de WEC-Raad en met de diverse landelijke
verenigingen die in het speciaal onderwijs werkzaam zijn. Ik ben ook benieuwd hoe de PO-Raad die
afstemming gaat realiseren.”
8 Interview
De hoogbegaafde leerlingOver de vraag of het hogere referentieniveau (het
streefniveau) voldoende uitdaging biedt voor
hoogbegaafde leerlingen zijn de opvattingen van
de deelnemers aan de veldraadpleging gevarieerd.
Enerzijds is gesteld dat een beschrijving voor
kinderen die veel meer kunnen niet nodig is. Het is
aan de school om deze leerlingen voldoende uit te
dagen en op hun niveau aan te spreken. Anderzijds
is opgemerkt dat een zogenoemd expertniveau voor
de vijf tot tien procent beste kinderen een extra
impuls geeft aan scholen om juist ook in deze groep
leerlingen te investeren. De PO-Raad adviseert de
staatssecretaris geen expertniveau in te voeren.
Scholen zijn vrij om voor leerlingen of een deel van
de leerlingen hogere niveaus na te streven, zodat zij
zelf een expertniveau op maat kunnen formuleren.
Een centraal bepaald expertniveau kan naar de
mening van de raad nooit voldoen voor alle begaafde
en hoogbegaafde leerlingen.
De zorgleerlingTijdens de veldraadpleging is duidelijk geworden
dat er aandacht dient te zijn voor de groep
zorgleerlingen. Het behalen van het beoogde
niveau is met extra inspanningen en faciliteiten
voor een deel van de zorgleerlingen haalbaar. Dit
geldt niet voor alle zorgleerlingen. Er is een groep
zorgleerlingen die het niveau ook met extra inzet en
faciliteiten niet zal halen. Op de vraag of er voor deze
groep afzonderlijke referentieniveaus moeten komen,
is uit de veldraadpleging geen eenduidig antwoord
gekomen. Ook binnen het speciaal onderwijs wordt
daar verschillend over gedacht.
Enerzijds is gesteld dat door het formuleren van een
extra referentieniveau de kans groot is dat leraren
hun doelen voor een grote groep leerlingen naar
beneden gaan bijstellen. Dat is niet de bedoeling,
maar aan de andere kant werkt het formuleren van
doelen die leerlingen toch niet kunnen halen juist
demotiverend voor leerling en leraar. De PO-Raad
pleit er voor de invoering van referentieniveaus
eerst te richten op de voorgestelde twee niveaus.
Daarnaast is echter wel nader onderzoek gewenst.
Pilots rond zorgleerlingen moeten informatie geven
over de effectiviteit van een speciaal niveau voor
zorgleerlingen.
Doorlopende leerlijnNaast het verbeteren van de kwaliteit van het
taal- en rekenonderwijs in het primair onderwijs
moet de invoering van referentieniveaus ook leiden
tot het verbeteren van de doorlopende leerlijn
tussen de verschillende onderwijssectoren.
Wanneer de sectoren bij de invoering een
verschillend tijdpad volgen zal de doelstelling -
het verbeteren van de doorlopende leerlijn -
niet snel gehaald worden. Daarom is het voor de
PO-Raad essentieel dat de invoering en eventuele
handhaving van referentieniveaus in het primair
onderwijs gelijk op moet gaan met die in het
voortgezet onderwijs. Ook binnen de diverse
lerarenopleidingen zal gelijktijdig aandacht moeten
zijn voor deze doorlopende leerlijn.>>
Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 1 1110 Interview
In het licht van de doorlopende leerlijn zal er
daarnaast een betere aansluiting moeten komen
tussen methodes en toetsen in het primair en
voortgezet onderwijs. Bij de aanpassing van
methodes en toetsen aan de referentieniveaus
zullen de methode- en toetsmakers dus ook voor
een betere aansluiting moeten zorgen tussen de
methodes en toetsen in primair en voortgezet
onderwijs. Bijzondere aandacht vraagt de PO-Raad
voor de methoden en toetsen die bij de vroeg- en
voorschoolse educatie worden gebruikt. Deze zullen
moeten aansluiten bij de methoden en toetsen in het
primair onderwijs.
Blijvende aandacht nodigEen voorwaarde om de invoering van de
referentieniveaus tot een succes te maken, is dat
de focus op rekenen en taal blijft liggen. Dit geldt
zowel voor het beleid van de overheid als voor
het beleid binnen de onderwijsorganisatie. Van de
overheid wordt verwacht dat zij zich beperkt in het
uitstrooien van nieuwe maatregelen over het veld
en meer samenhang aanbrengt in het bestaande
beleid. Leerkrachten geven ook aan dat zij van hun
schoolleiders en bestuurders verwachten dat zij tijd
en rust krijgen om duurzaam aan de verbetering van
de kwaliteit van basisvaardigheden te werken. Hierin
zal de sector primair onderwijs dus ook zelf zijn
verantwoordelijkheid moeten nemen.
De rol van de PO-RaadDe PO-Raad wil een stimulerende rol spelen bij
het verbeteren van de kwaliteit van het taal- en
rekenonderwijs en bij het versterken van de
doorlopende leerlijn. Dat wil zeggen dat de PO- Raad
na zijn veldraadpleging in 2008 in de komende jaren:
• hetveldinformeertenoptimaalbetrektbijde
invoering van de referentieniveaus;
• netwerkenorganiseertomkennistedelen;
• vragenbundeltophetterreinvanleermiddelen,
scholing en ondersteuning;
• samenmetdeVO-Raadpilotsinrichtomde
overgang tussen primair en voortgezet onderwijs
te verbeteren.
• afstemmingzoektmetdevroeg-envoorschoolse
educatie en de lerarenopleidingen;
• samenmetdeouderorganisatieswilnagaanhoe
ouders het beste bij het verbeteren van het taal-
en rekenonderwijs van hun kinderen betrokken
kunnen worden.
1.2 Projectbureau Kwaliteit
Het Projectbureau Kwaliteit (PK) is betrokken bij
de uitvoering van een aantal thema’s en trajecten
uit de kwaliteitsagenda Scholen voor Morgen van
staatssecretaris Dijksma. Sinds oktober 2008 heeft de
PO-Raad de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor
de activiteiten van dit bureau overgenomen. Het
projectbureau is samen met 1.325 scholen aan het
werk om de kwaliteit van het taal- en leesonderwijs op
deze scholen te verhogen. Een groep van 325 scholen
is sinds twee jaar bezig en groep van 1.000 scholen
heeft de afgelopen maanden de eerste stappen gezet.
Deze scholen krijgen drie jaar lang een financiële
impuls en gaan in groepen aan het werk om de taal- en
leesprestaties van hun leerlingen te verbeteren.
Daarnaast gaan er op korte termijn 375 scholen een
vergelijkbaar proces in, gericht op het verbeteren van
hun rekenonderwijs. Ook hier geldt dat het doel is
om de rekenprestaties van kinderen op deze scholen
omhoog te brengen. De inspectie van het onderwijs
gaat de deelnemende scholen de komende drie jaar
volgen om na te gaan wat de effecten zullen zijn.
Daarnaast is het projectbureau met twintig besturen
aan het werk om te verkennen op welke manier
scholen en besturen meer en beter gebruik kunnen
maken van gegevens over opbrengsten van hun
onderwijs. Centraal staat de vraag hoe besturen
en scholen hun onderwijsprocessen kunnen
verbeteren op grond van deze gegevens. Het
Projectbureau Kwaliteit ondersteunt en organiseert
deze trajecten. Dit doet het projectbureau samen
met een groot aantal andere organisaties, zoals
schoolbegeleidingsdiensten, landelijke pedagogische
centra, pabo’s, Kennisnet, nascholingsinstellingen en
educatieve uitgeverijen. >>
Jan Bot:
De grote lijnen vasthoudenJan Bot is voorzitter van het college van bestuur van de stichting Kopwerk. Deze stichting is werkzaam
in het noordelijke deel van Noord-Holland. Er zijn 22 protestants-christelijke basisscholen bij Kopwerk
aangesloten, met in totaal rond de 3800 leerlingen. “CAO-onderhandelingen zijn voor ons essentieel en ik
ben blij met de beweging die is waar te nemen in de arbeidsvoorwaarden”, stelt Jan Bot. “Gelukkig hoeven
we niet meer alle docenten hetzelfde te behandelen. Over de uitwerking van loon- en functiedifferentiatie
komen we nog te spreken, maar de eerste stappen zijn gezet. Waar wij last van hebben is dat de overheid
ook hier weer stuurt op input, met gedetailleerde voorschriften over percentages salarisverhoging in
de komende jaren. Dat zien we eveneens bij de lump sum, waar beleidsvrijheid steeds verder wordt
ingeperkt door het oormerken van middelen. En onlangs kwam OCW af met signaleringsgrenzen om
grote vermogens van schoolbesturen op te sporen. Ook weer een kwestie van inputsturing, terwijl er
afgesproken is dat de overheid stuurt op output: de kwaliteit van het onderwijs. Daar moeten we weer
naar terug.”
“Er is op het gebied van kwaliteit en inhoud nog genoeg te doen voor de overheid. Zoals een consistente
keuze ten aanzien van zorgleerlingen. Bij Kopwerk proberen wij zo veel mogelijk zorgleerlingen een
plaats te geven in het basisonderwijs. Daarbij lopen we niet alleen op tegen ingewikkelde regels en
geldstromen, maar ook tegen een voortdurend wisselend beleidsperspectief. De PO-Raad krijgt van mij
over vijf jaar een lintje als hij er in is geslaagd om de grote lijnen vast te houden, beleidsterreinen met
elkaar te verbinden en richting te geven aan ontwikkelingen. Trap niet in de valkuil om op afroep van
iedereen over allerlei detailkwesties een mening te geven. Word geen speelbal van de politiek, maar kom
met een stevig eigen geluid. Breng daarbij de grote maatschappelijke betekenis van het primair onderwijs
voor het voetlicht, want het wordt tijd voor een nieuw zelfbewustzijn van onze sector.”
Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 1 1312 Interview
1.3 Passend Onderwijs: geen kind tussen wal en schip
Zorgplicht voor schoolbesturenVoor elke leerling een goede plek in het
onderwijs. Dat is het uitgangspunt van Passend
Onderwijs. De schoolbesturen uit het primair
en voortgezet onderwijs, het middelbaar
beroepsonderwijs en de regionale expertisecentra
zijn er primair verantwoordelijk voor dat dit
passend onderwijsaanbod er komt. Omdat
besturenieder voor zich geen dekkend aanbod
voor alle leerlingen kunnen realiseren, werken zij in
regionale netwerken met elkaar samen. Daarbij is
ook voorzien in samenwerking met maatschappelijke
instellingen als jeugdzorg en gezondheidszorg. De
verantwoordelijkheid voor Passend Onderwijs is voor
schoolbesturen geen vrijblijvende zaak. In 2011 wordt
deze wettelijk vastgelegd door het opnemen van een
zorgplicht in de onderwijswetgeving. In het verlengde
daarvan wordt de regionale samenwerking tussen
besturen verplicht gesteld en in de periode 2008 –
2011 moeten de regionale netwerken tot stand komen.
De invoering van Passend Onderwijs is gaande;
experimenten lopen al of zijn in voorbereiding.
De PO-Raad heeft als vertegenwoordiger van de
sector primair onderwijs zitting in de regiegroep
Passend Onderwijs. Deze groep voert de regie over
het invoeringstraject van Passend Onderwijs en
hanteert onder de verantwoordelijkheid van de PO-
Raad een volgsysteem dat via periodieke metingen
inzicht geeft in de voortgang van de activiteiten in
de regio’s. Daarnaast neemt de PO-Raad deel aan het
Breed Overleg Onderwijsachterstanden. In dit overleg
wordt het beleid voor kinderen met achterstanden
gevormd. Een belangrijk onderdeel daarvan is de
voor- en vroegschoolse educatie. In september 2008
heeft de PO-Raad een convenant getekend met de
onderwijsvakorganisaties, de VNG en OCW over het
belang van voor- en vroegschoolse educatie.
Visie van de PO-RaadNaast deelname aan de regiegroep heeft de PO-Raad
een eigen netwerk Passend Onderwijs ingericht.
Mede op basis van de ervaringen uit dit netwerk
heeft de PO-Raad een visie op Passend Onderwijs
opgesteld, waarin de raad een aantal voorstellen
doet om het huidige invoeringstraject bij te sturen.
De PO-Raad heeft zijn visie inmiddels met OCW-
staatssecretaris Dijksma besproken en heeft daarbij
geconstateerd dat de visie van de raad ook bij haar
op de nodige steun kan rekenen. De belangrijkste
voorstellen van de PO-Raad zijn:
• Investeerindekwaliteitvanonderwijsaanzorgleerlingen
Naast het goed organiseren van de afstemming
met het speciaal (basis)onderwijs en andere
partijen moet ook de kwaliteit van de zorg in de
reguliere klas omhoog. De PO-Raad stelt voor op
landelijk niveau meer verbinding te zoeken tussen
de invoeringstrajecten rondom de kwaliteitsagenda
Scholen voor Morgen en Passend Onderwijs.
• Investeerinbetrokkenheidvanlerarenenschoolleiders
Op het niveau van schoolleider en leerkracht blijkt
nog weinig draagvlak te zijn voor het traject.
• Biedmeerruimtevoorhetbestuurlijkeproces
De huidige eisen die worden gesteld aan de
aanvragen voor een veldinitiatief zijn erg hoog.
Besturen die willen vertrekken vanuit de inhoud,
voldoen soms niet aan alle eisen rondom het aantal
samenwerkingspartners. Zij komen dan niet in
aanmerking voor subsidie, terwijl deze initiatieven
juist erg waardevol zijn en veel kunnen opleveren.
Experimenten met financieringOok stelt de PO-Raad voor op korte termijn
experimenten in te richten voor mogelijke
budgetfinanciering. Hierbij is een keuze mogelijk
voor een experiment waarbij de middelen zoveel
mogelijk via de lumpsum rechtstreeks naar de
schoolbesturen gaan of aan een regionaal netwerk
of een andere eenheid worden toegekend. Met deze
experimenten is het mogelijk om van onderaf uit
te zoeken welke manier van werken de voorkeur
verdient. De PO-Raad benadrukt dat het principe van
een zorgplicht voor het schoolbestuur opnieuw ter
discussie moet worden gesteld, wanneer later in het
traject blijkt dat het schoolbestuur geen zeggenschap
over de middelen krijgt.
Hoofdstuk 1
Herbert de Bruijne:
Onderhandelen op basis van veldkennisHerbert de Bruijne is algemeen directeur van stichting Openbaar Onderwijs aan de Amstel. Bij deze
stichting zijn 23 openbare basisscholen uit de Amsterdamse stadsdelen Oud-Zuid, Centrum en Zuider-
Amstel aangesloten, met in totaal ruim 6600 leerlingen. “Om slagvaardig te kunnen onderhandelen
met het ministerie van OCW en met de onderwijsvakbonden moet de PO-Raad kennis hebben van
wat er leeft bij de schoolbesturen en in de scholen”, meent de Bruijne. “Dat is belangrijk bij CAO-
onderhandelingen. Het is mooi dat het primair onderwijs de eerste sector is met een CAO die aansluit
bij het Convenant LeerKracht. Maar we zien wel dat oude principes van vakbonden hindernissen
vormen bij het realiseren van ideeën die leven in het veld over het toepassen van de in dit convenant
genoemde functiedifferentiatie. En veldkennis is belangrijk bij wetgeving over bijvoorbeeld
tussenschoolse opvang, die in veel opzichten niet aansluit bij de praktijk waar de scholen mee te maken
hebben.”
“Het primair onderwijs is nu vertegenwoordigd door één brancheorganisatie. Dat is winst ten opzichte
van de vroegere versnippering over diverse besturenorganisaties, die ook nog eens meerdere
onderwijssectoren moesten bedienen. Om die vertegenwoordigende rol de komende jaren met
overtuiging te kunnen vervullen, doet de PO-Raad er goed aan om te zoeken naar diverse vormen
van communicatie waarmee hij dicht bij zijn leden staat. Dat gebeurt al via het organiseren van
regiobijeenkomsten en het ontwikkelen van netwerkconstructies. Ga daar vooral mee door, maar
daarnaast kan waardevolle communicatie met de leden ook verlopen via het aanbieden van een
aantal producten en diensten waar schoolbesturen graag gebruik van maken. Bij het leveren van
gerichte ondersteuning en gedegen adviezen aan je leden doe je als organisatie namelijk een schat aan
informatie en veldkennis op, waarmee je sterker staat in de onderhandelingen die je moet voeren.”
Hoofdstuk 2 15
Piet Derikx:
Kwaliteit bovenaan zettenPiet Derikx is lid van het college van bestuur van de stichting Signum. Signum verzorgt in
’s-Hertogenbosch en Zaltbommel primair onderwijs op bijzondere grondslag in 25 scholen met ruim
6.600 leerlingen. Daarnaast voert deze stichting de directie over 40 peuterspeelzalen. “De PO-Raad
brengt alle zaken van alle schoolbesturen bij elkaar en legt daarbij een verbinding tussen datgene wat
op de werkvloer wordt aangedragen en de landelijke beleidskaders.” Aldus Derikx, die al in een vroeg
stadium actief betrokken was bij het tot stand brengen van de PO-Raad. “Bij al zijn werk doet de raad
er goed aan om de kwaliteit van het onderwijs bovenaan de lijst te zetten. Want of we nu spreken over
financiën, huisvesting, beheer, personeelsbeleid of werkgeverschap: alle belangen op die terreinen zijn
ondersteunend aan kwalitatief goed onderwijs. Het gaat om datgene wat er werkelijk toe doet om de
persoonlijke ontwikkeling van kinderen optimaal te laten verlopen.”
“Zonder het verleden te willen diskwalificeren: één brancheorganisatie voor het gehele primair
onderwijs past beter bij de situatie waarin schoolbesturen heden ten dage verkeren. En ook al is de
PO-Raad er nog maar net en moet hij nog veel bewijzen, wij merken nu al dat de raad concreet iets
doet met onderwerpen die Signum aandraagt. Zoals bij de kindcentra voor kinderen van 0 tot 13 jaar
waar Signum naar toe wil, de aandacht in het basisonderwijs voor wetenschap en techniek en het
taalbeleid dat onze gemeente in samenspraak met de schoolbesturen wil opzetten. Wij hebben ook het
educatief partnerschap tussen school en ouders als aandachtspunt aangedragen en zijn benieuwd of
dit onderwerp draagvlak vindt bij de andere leden van de PO-Raad. Want samenspraak met alle leden
is van cruciaal belang voor onze nieuwe brancheorganisatie. Ik hoop dan ook dat het lukt om eveneens
de kleinere schoolbesturen met hun belangen volwaardig in de raad aan bod te laten komen.”
14 Interview
2.1 Convenant LeerKracht
In april 2008 hebben de Werkgeversvereniging
Primair Onderwijs en de PO-Raad een
onderhandelaarsakkoord met de minister van
OCW en de onderwijsvakorganisaties bereikt
over het Convenant LeerKracht van Nederland.
Na een digitale ledenraadpleging is dit
onderhandelaarsakkoord omgezet in een definitief
akkoord. De werkgevers in het onderwijs zijn
tevreden over het bereikte resultaat, omdat daarmee
de arbeidsmarktpositie van het basis- en speciaal
onderwijs aanzienlijk wordt versterkt. Hogere
salarissen en betere loopbaanperspectieven maken
het aantrekkelijker om als leraar in het primair
onderwijs te gaan werken. De wervingskracht op
de arbeidsmarkt zal hierdoor toenemen. Met dit
akkoord is een noodzakelijke stap gezet om het
dreigende leraren- en directeurentekort in het
primair onderwijs het hoofd te kunnen bieden.
2.2 CAO: beter loopbaanperspectief
In november 2008 hebben de Werkgevers -
vereniging Primair Onderwijs en de PO-Raad
een onderhandelaarsakkoord met de onderwijs-
vakorganisaties bereikt over een nieuwe CAO
voor het primair onderwijs. Ook dit akkoord is
inmiddels door de leden goedgekeurd. Hiermee
is het primair onderwijs de eerste sector die de
afspraken uit het Convenant LeerKracht heeft
vastgelegd in een CAO. De nieuwe CAO gaat in op
1 januari 2009 en heeft een looptijd van een jaar.
Een belangrijk onderdeel uit deze nieuwe CAO is
de uitwerking van de convenantsafspraak om het
loopbaanperspectief van leraren te verbeteren
door het invoeren van een functiemix en door het
verkorten van salarisschalen, zodat leraren sneller
meer gaan verdienen. De functiemix houdt in dat op
iedere school voor leraren meer functies met hogere
salarisschalen worden gecreëerd. Daardoor kunnen
meer leraren doorstromen naar hogere functies,
of kunnen scholen meer hoog gekwalificeerde
leraren aantrekken. De schoolbesturen bepalen
in overleg met de personeelsgeleding van de
medezeggenschapsraad hoe zij de functiemix gaan
realiseren.
2.3 PO-Raad aan tafel
De afgelopen jaren was het afsluiten van een CAO
van werkgeverskant de verantwoordelijkheid
van de Werkgeversvereniging Primair
Onderwijs. Vanaf 1 januari 2009 zit de PO-
Raad als werkgeversvertegenwoordiger aan de
onderhandelingstafel bij het afsluiten van de
CAO voor het primair onderwijs. Deze CAO bevat
afspraken over de secundaire arbeidsvoorwaarden
in het basisonderwijs en speciaal (basis)onderwijs.
Daarnaast wordt de CAO over de primaire
arbeidsvoorwaarden, zoals salarissen, ziektekosten
en sociale zekerheid nog door het ministerie van
OCW met de centrales van onderwijspersoneel
afgesloten. Naar verwachting neemt de
politiek in 2009 het besluit om ook de primaire
arbeidsvoorwaarden te doordecentraliseren, zoals
overal elders in het onderwijs al gebruikelijk is.
Vanaf dat moment zal de PO-Raad onderhandelen
met de onderwijsvakorganisaties over één
CAO voor zowel de primaire als de secundaire
arbeidsvoorwaarden. De raad heeft zich in 2008
voorbereid op zijn taak als onderhandelaar
namens de werkgevers in het primair onderwijs.
Er is samen met de vakbonden een ‘overlegtafel’
ingericht die – ook als er geen directe CAO-
onderhandelingen plaatsvinden – verkenningen
naar gezamenlijke oplossingen van vraagstukken op
arbeidsvoorwaardengebied mogelijk maakt.
De PO-Raad zet zich in voor goed werkgeverschap van de schoolbesturen en voor arbeidsvoorwaarden die het aantrekkelijk maken om in het primair onderwijs te werken. Het primair onderwijs is sinds november 2008 de eerste onderwijssector die de afspraken uit het Convenant LeerKracht van Nederland in een CAO heeft verwerkt.
Goed werkgeverschap met aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden
Hoofdstuk 2
1716 PO-Raad PO-Raad 17
Het bureau van de PO-Raad bestaat op dit moment uit:
Kete Kervezee, voorzitterSimone Walvisch, bestuurslidRené van Harten, bestuurslid
Martine Pol, bestuurssecretarisMieke de Vos, bestuurssecretaresse (niet op de foto)Margriet Zondervan, bestuurssecretaresseMonique de Wilde, officemanager (niet op de foto)Harm van Gerven, communicatieadviseur/woordvoerder
Marlies van den Bel, adviseurElise van Bokhorst, adviseurEdwin van Bokhoven, adviseurGertjan van Midden, adviseurMaurits Huigsloot, adviseurHans Schwartz, managerAnje Margreet Woltjer, adviseur (niet op de foto)
Roel Weener, Projectbureau KwaliteitJos van der Pluijm, Projectbureau KwaliteitGea Spaans, Projectbureau KwaliteitGert Gelderblom, Projectbureau Kwaliteit (niet op de foto)Simone van der Reep, Projectbureau Kwaliteit (niet op de foto)Henk Keesenberg, Passend onderwijs (niet op de foto)
Interview 19
Freddy Janssens:
Niet breder makenFreddy Janssens is secretaris van de Stichting Kapriom (Katholiek Primair Onderwijs in Midden Zeeuws
Vlaanderen). Onder deze stichting ressorteren elf rooms-katholieke basisscholen in Terneuzen en
omgeving met in totaal ruim 1200 leerlingen. “In onze regio gelden lagere opheffingsnormen en mede
daardoor lukt het ons elf kleine tot zeer kleine scholen overeind te houden”, meldt Janssens. “Maar ook
wij kunnen goed merken dat de materiële bekostiging van het primair onderwijs al jaren onder de maat
is. Daar klopt zo langzamerhand helemaal niets meer van. Ik juich het dan ook toe dat de PO-Raad de
bekostiging als prioriteit beschouwt en ik hoop van ganser harte dat de raad er in de onderhandelingen
met OCW hogere budgetten uit weet te slepen.”
“Al datgene wat voorheen door de gezamenlijke werkgeversorganisaties werd gedaan is wat mij
betreft een belangrijk aandachtsgebied voor de PO-Raad, die nu het geëigende orgaan is geworden
om de CAO-onderhandelingen te gaan voeren. Maar breder dan dat hoeft de PO-Raad volgens
ons niet te worden. Kapriom is lid van de PO-Raad, maar is en blijft daarnaast lid van onze eigen
besturenorganisatie, de Bond KBO. Daar willen we graag ook in de toekomst te rade blijven gaan voor
identiteitszaken, juridische dienstverlening en dergelijke. En voor advies over de interne organisatie van
onze stichting, die er naar streeft om het schoolnabije bestuur waar mogelijk te behouden. Wij merken
dat zowel de PO-Raad als de Bond KBO bezig zijn om de bakens naar de toekomst te verzetten. Ik ga er
van uit dat zij tot in lengte van jaren heel goed naast elkaar kunnen bestaan.”
18 Interview
Committment als basis“De PO-Raad moet zich als brancheorganisatie nog
uitkristalliseren. Daaraan lever ik als toezichthouder
met mijn kennis, ervaring en energie graag een
bijdrage. Om dynamiek en flexibiliteit in een
brancheorganisatie te bevorderen, is het belangrijk
dat de leden zelf thema’s agenderen en daarbij
tijdelijke netwerken vormen om met die thema’s aan
de slag te gaan. Zo bereik je dat de leden zich actief
binnen de vereniging opstellen en dat zij eigenaar
zijn en blijven van de onderwerpen die zij aandragen.
Wanneer zo’n netwerk samen met het bestuur tot
een standpunt is gekomen, zouden we niet moeten
sturen op de consensusvraag: is iedereen het er mee
eens? Wel op de vraag naar committment: kunt u er
mee leven dat dit het standpunt van de PO-Raad is,
ook al zou u het zelf anders hebben opgeschreven?”
“Uit het oogpunt van goed bestuur moet de
onafhankelijkheid van een raad van toezicht boven
alle twijfel verheven zijn. Het grootste deel van de
raad van toezicht van de PO-Raad is benoemd op
voordracht van de besturenorganisaties. Daarover heb
ik een aantal kritische vragen gesteld. Ik ben daarbij
tot de conclusie gekomen dat alle leden van de raad
zonder last of ruggespraak opereren en in volstrekte
onafhankelijkheid hun standpunten bepalen. En wat
de besturenorganisaties betreft: zij verdienen een
groot compliment voor hun besluit om de PO-Raad
op te richten. Eenduidige belangenbehartiging is in
het belang van het hele primair onderwijs.”
Steun en ruimte“Ik heb er alle vertrouwen in dat de overdracht van
taken van de besturenorganisaties naar de PO-Raad
in goede harmonie verloopt. Wel is er hier en daar
verschil in tempo. Het is van cruciaal belang om de
vaart er in te houden. De PO-Raad moet volop steun
en ruimte krijgen om zich in stevig tempo verder te
ontwikkelen en zijn aantrekkingskracht te vergroten
op schoolbesturen die nog niet zijn aangesloten. Dat
moet niet te lang duren. Liever met z’n allen in één
hok om eventuele hindernissen snel op te ruimen
dan een traag en moeizaam verlopend proces waar
iedereen zich tegenaan bemoeit.”
Willem van Leeuwen:
De vaart er in houden
Willem van Leeuwen is voorzitter van de
raad van toezicht van de PO-Raad. In het
dagelijks leven hanteert hij al ruim tien jaar
de voorzittershamer van Aedes, de vereniging
van circa vijfhonderd woningcorporaties.
Die functie zal hij begin 2009 neerleggen.
Daarnaast is Van Leeuwen onder meer
voorzitter of lid van diverse andere raden
van toezicht en voorzitter van het platform
Maatschappelijk Ondernemen van MKB-
Nederland en VNO-NCW.
“Maatschappelijk ondernemen is altijd het hart van al mijn werkzaamheden geweest”, geeft Willem van Leeuwen aan. “Destijds heb ik na mijn heao-opleiding gesolliciteerd in drie sectoren waarin maatschappelijk ondernemen cruciaal is: het onderwijs, de zorg en de volkshuisvesting. Tijdens het eerste sollicitatiegesprek bij een rechtsvoorganger van Aedes klikte het meteen en hakte ik de knoop door, maar voor hetzelfde geld was ik in het onderwijs terecht gekomen. Toegespitst op het primair onderwijs: in mijn huidige werk zie ik dat deze onderwijssector bij het wijkgericht werken vooraan staat in de keten. Het beste zicht op wat zich op microniveau in de wijk afspeelt is te vinden bij de basisschool en bij de woningcorporatie.”
21Interview 21
Evenwicht en duidelijkheid“Bij de positionering van de PO-Raad als jonge
brancheorganisatie ten opzichte van de vakbonden
en andere relevante gesprekspartners als OCW,
de onderwijsinspectie en de politiek vormen de
principes van goed bestuur de rode draad. Deze
principes gelden landelijk voor de verhoudingen
tussen overheid en schoolbesturen. Maar evenzeer
binnen de school: tussen schoolbesturen en leraren
en tussen de school, de ouders en de buurt. Goed
bestuur betekent: evenwicht tussen de componenten
richting, ruimte, resultaat en rekenschap. En
duidelijkheid over ieders verantwoordelijkheden.
Veel schoolbesturen zijn al met goed bestuur bezig
en de PO-Raad gaat een project opzetten om samen
met zijn leden te bepalen waar de sector primair
onderwijs met goed bestuur naar toe wil en welk
instrumentarium daarvoor nodig is.”
“Er komt wetgeving omtrent goed bestuur. Daarin
wordt de verantwoordelijkheid om tot een code
goed bestuur te komen waarschijnlijk bij de sector
gelegd. Andere onderwijssectoren hebben al zo’n
code. Een governancecode werkt alleen als deze tot
stand komt op basis van gesprekken die je binnen de
sector met elkaar voert. De kenmerkende aspecten
van goed bestuur die uit deze gesprekken naar voren
komen, moet je al werkend in een code kunnen
opnemen. Dan verwerft een code draagvlak bij
degenen die hem toe moeten passen. De wetgeving
legt sterk de nadruk op verticale verantwoording en
zit daarmee aan de achterkant van goed bestuur:
het rekenschap afleggen. Daar zal elk schoolbestuur
toe bereid zijn, mits de drie daaraan voorafgaande
componenten en de daarbij passende condities ook
aan bod komen.”
Bekostiging en kwaliteit“Passende condities voor goed onderwijs zijn bij
de bekostiging van scholen ver te zoeken. Een
voorbeeld: de vergoeding per vierkante meter om
een nieuw schoolgebouw in te richten is de helft
van de vergoeding die beschikbaar is voor een
nieuw gemeentehuis. Geen wonder dat veel ouders
hun kinderen terecht zien komen in een nieuwe
school met een slecht binnenklimaat. Belabberde
ventilatie zorgt er voor dat de kinderen en de leraren
tien procent minder presteren dan normaal. Een
slechte bouwkwaliteit zorgt bovendien voor extra
exploitatiekosten, zoals een hoge energierekening.
Die extra kosten leggen een beslag op geld dat voor
het personeel was bestemd. Niemand ligt wakker
van bekostiging van scholen, maar iedereen wil
wel goed onderwijs. Die twee hebben alles met
elkaar te maken.”
Simone Walvisch:
Wij willen staan voor goed bestuur
Simone Walvisch heeft altijd in en rondom
het onderwijs gewerkt. Er in: als lerares in het
voortgezet onderwijs en als docent vakdidactiek,
studieleider en clusterdirecteur aan een
lerarenopleiding in het hbo. En rondom: negen
jaar bij OCW, onder meer als projectdirecteur
arbeidsmarkt- en personeelsbeleid, en de laatste
vijf jaar als lid van het college van bestuur
van het Openbaar Onderwijs Almere, een
schoolbestuur met vijftig basisscholen en vier
scholen voor voortgezet onderwijs.
“Mijn loopbaan vormt een mooie lange lijn, waarin ik het onderwijs van verschillende kanten heb gezien,” geeft Walvisch aan. “Dat is mooie bagage voor mijn huidige werk. Ik kan met allerlei posities rekening houden. Het is belangrijk dat de PO-Raad de overlegtafel van het primair onderwijs goed organiseert. Aan die tafel representeren wij onze achterban en daar ontmoeten wij de vakbonden bij het voorbereiden van de nieuwe CAO voor 2010. Bij een goed georganiseerde tafel hoort regelmatig informeel overleg in een klimaat dat uitnodigt om gezamenlijk nieuwe mogelijkheden te verkennen. Bijvoorbeeld de ruimte om bij vastliggende financiële kaders te komen tot levensfasebewust personeelsbeleid, dat zich naast de arbeidsparticipatie van ouderen ook richt op de positie van de jongere werknemer.”
20 Interview
Jan Limbeck:
Staan voor maatwerkEen van de kleinste schoolbesturen in het ledenbestand van de PO-Raad is het bestuur van de 49
leerlingen tellende Christelijk Nationale School Ommerkanaal te Ommen. Jan Limbeck, directeur
van deze school, vindt het belangrijk dat de PO-Raad staat voor maatwerk. “Geen school is hetzelfde
en dat moeten we ook niet willen. De CNS Ommerkanaal staat bekend om zijn goede zorg voor
leerlingen met problemen. Onze citoscores aan het eind van de rit zijn goed, maar vanwege onze
leerlingenpopulatie kunnen tussentijdse resultaten wel eens lager uitvallen dan gemiddeld. Bij de
onderwijsinspectie is daar weinig begrip voor. En hoewel onze school een positieve beoordeling van
de inspectie heeft, ervaar ik het inspectietoezicht als te generaliserend. Conclusies op basis van een
schoolbezoek zijn vaak te kort door de bocht. Ik zou graag zien dat de PO-Raad bij zijn bemoeienis
met de hoofdlijnen van het onderwijsbeleid zijn invloed aanwendt om in het inspectietoezicht meer
aandacht te krijgen voor de specifieke situatie van de individuele school.”
“Wij zijn lid van de PO-Raad geworden vanwege het belang van een sterke vertegenwoordiging van
het primair onderwijs op landelijk niveau. Onderdeel daarvan is de situatie van de éénpitters goed voor
het Haagse voetlicht brengen. Tegengaan van toenemende planlast en regeldruk is ook voor éénpitters
essentieel. Ik ben blij met de lumpsumbekostiging, maar de verantwoording van de bestedingen brengt
steeds meer regeltjes met zich mee. In reactie daarop kun je wel meer taken gaan uitbesteden aan een
administratiekantoor of andere externe instantie, maar dat kost dan weer meer geld. Voeg daarbij het in
het onderwijs zo actuele thema van de werkdruk – onderzoek van de PCSO onder duizend directeuren
van basisscholen laat zien dat 95 procent daarvan de werkdruk te hoog
vindt – en er is voor de PO-Raad de komende jaren genoeg te doen.”
Hoofdstuk 3 23
Theo van Mulken:
Informeren en kennis delenTheo van Mulken is bestuurder ad interim van de stichting Alterius te Heerlen (REC-4). Bij deze
stichting zijn twee scholen voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen aangesloten, met in totaal ruim
400 leerlingen. “Ik ben er heel blij mee dat de PO-Raad de slag heeft geslagen om samen met de
vakbonden de CAO-onderhandelingen te gaan voeren en ik hoop dat de raad uitgroeit tot een
krachtige gesprekspartner die representatief is voor het gehele veld van het primair onderwijs. Daarbij
is het zaak dat de PO-Raad relevante zaken op de agenda houdt, zoals de follow-up op het rapport van
de commissie-Dijsselbloem. Dit rapport roept de politiek op om terug te gaan naar de bron van het
onderwijs, daarnaar te luisteren en het beleid daarop aan te passen. Het is de vraag wat er met nu dit
waardevolle rapport gebeurt en het zou goed zijn als de PO-Raad daar een wakend oog op houdt.”
“Verder heb ik behoefte aan objectieve informatie die besturen steun en advies biedt. Informatie van
vakbonden over bijvoorbeeld functiewaardering en functiedifferentiatie is vaak gekleurd en soms te
beperkt. Bij Alterius hebben we gezocht naar mogelijkheden om een nieuw aan te trekken bestuurder
binnen de CAO te benoemen. Maar deze functie – die steeds vaker in het onderwijs voorkomt – is niet
binnen de CAO te vinden en ook elders is een beschrijving ervan moeilijk te achterhalen. Daarnaast zie
ik een rol voor de PO-Raad bij het delen van kennis die bij de leden beschikbaar is. Zo lopen wij hard
op tegen problemen die voortkomen uit de vergrijzing en de ontgroening in onze regio. Wij zijn graag
bereid onze ervaringen op dit punt te delen met collega-bestuurders elders in het land. De PO-Raad
kan daarbij prima de functie van kennismakelaar vervullen.”
22 Interview
De PO-Raad heeft dit bij de staatssecretaris
aangekaart. Deze heeft aangegeven in de toekomst
vernieuwingsmiddelen beschikbaar te stellen via
een zogenoemde bestemmingsbox: er worden wel
doelen geformuleerd, maar de middelen worden
niet per doel geoormerkt. Aan de schoolbesturen
wordt wel verantwoording gevraagd over het
realiseren van de doelen, maar de besturen zijn vrij
in de mate van besteding per doel.
3.3. Binnenmilieu moet beter
Het binnenmilieu op de scholen laat ernstig
te wensen over. Acht op de tien scholen heeft
daar in meer of mindere mate mee te maken.
Zelfs in nieuwgebouwde scholen komen grote
problemen voor met het binnenmilieu. Dat zal
veel te maken hebben met het gegeven dat de
hoogte van de vergoeding voor nieuwbouw is
gebaseerd op VNG-normen van twaalf jaar geleden.
In verschillende onderzoeken is vastgesteld dat
een slecht binnenmilieu leidt tot tien procent
rendementsverlies in de prestaties van de
leerlingen en docenten. Naast de rijksoverheid (als
eerstverantwoordelijke partij voor de regelgeving
en de bekostiging) en de gemeenten (voor
de nieuwbouw) voelt de PO-Raad zich mede
verantwoordelijk voor een goede oplossing van
het probleem. Daarom heeft de raad met de
rijksoverheid en de VNG onderhandeld over een
convenant, waarin afspraken zijn gemaakt om
uiteindelijk tot een verbetering te komen.
In dit convenant staan afspraken over de
inzet van alle partijen. Voor de PO-Raad is het
daarbij belangrijk dat op niet al te lange termijn
daadwerkelijk uitzicht op verbetering ontstaat. Dat
kan niet zonder extra middelen van de overheid. Het
gaat dan om extra middelen voor de bouw >>
Schoolbesturen zijn aanspreekbaar op de kwaliteit van hun werk. Zij willen zorg dragen voor goed onderwijs en verantwoording afleggen over de resultaten die de scholen leveren. Daar staat wel de voorwaarde van goed toegeruste scholen tegenover. De PO-Raad zet zich in voor een structurele verbetering van de basisbekostiging van de scholen, die nu onder de maat is
Goed toegeruste scholen
3.1 Basisbekostiging schiet tekort
De basisbekostiging voor de scholen in het
basisonderwijs is, omgerekend per leerling,
het laagste van alle schoolsoorten. De
normvergoedingen die de scholen krijgen voor hun
materiële instandhouding lopen al jaren achter op
de werkelijkheid. Een voorbeeld: de energieprijzen
in Nederland zijn tussen 2000 en 2008 gestegen
met 75 procent, terwijl de prijscompensatie die
de scholen in diezelfde periode kregen slechts 20
procent bedroeg. Soortgelijke voorbeelden zijn er
te geven als het gaat om de leer- en hulpmiddelen
voor de leerlingen, het onderhoud van de
gebouwen en de schoonmaakkosten. Al met al
bedraagt het totale tekort voor een gemiddelde
basisschool met circa 200 leerlingen bijna 24.000
euro per jaar. Voor alle scholen opgeteld gaat het
om ongeveer 180 miljoen euro.
Een structurele oplossing is nodig, ook omdat
in de nu geldende normvergoedingen geen
rekening wordt gehouden met zwaardere normen
betreffende de arbo-wetgeving, de brandveiligheid,
het binnenklimaat van de scholen en de
uitbreiding van het vloeroppervlak als gevolg van
onderwijskundige vernieuwingen, zoals het sterk
toenemend gebruik van computers. De PO-Raad
heeft dit probleem indringend onder de aandacht
gebracht van de staatssecretaris en de Vaste
Kamercommissie voor OCW, en zal dat het komend
jaar blijven doen.
3.2 De bestemmingsbox
Daarnaast worden de middelen voor vernieuwing
en verbetering van het onderwijs beschikbaar
gesteld in de vorm van projectmiddelen: incidenteel
en met een grote plan- en verantwoordingslast.
Hoofdstuk 3
Hoofdstuk 3 25
Cécile Servaes:
Denk vanuit de inhoudCécile Servaes is voorzitter van het college van bestuur van Catent te Zwolle, tot voor kort de
stichting voor rooms-katholiek onderwijs in de IJssel- en Vechtstreek. Bij Catent zijn 32 basisscholen
met in totaal zo’n vijfduizend leerlingen aangesloten. “Enorm belangrijk is het behartigen van
de werkgeversbelangen in de sector”, geeft Servaes aan. “Krachtig opereren op het gebied van
arbeidsvoorwaarden is zonder meer nodig. Ik ben dan ook blij met de afgesloten CAO en met de
wetenschap dat de PO-Raad de CAO-onderhandelingen gaat voeren. Vanwege de schaalvergroting in
het primair onderwijs is het van belang voortvarend aandacht te besteden aan de beloningsstructuur
voor bestuurders die buiten de CAO vallen. Steeds meer besturen gaan werken volgens het model van
een college van bestuur en een raad van toezicht. Voor deze bestuurders is niets geregeld.”
“Het functiebouwwerk van het primair onderwijs bevat tal van voorbeeldfuncties. Veel besturen
wijken daar van af. Ik denk dat het goed is wanneer de PO-Raad meekijkt naar deze ontwikkeling,
zodat de invulling van bijvoorbeeld de LB/LC-functie niet te veel uit elkaar te gaat lopen. Een ander
aandachtspunt blijft het realiseren van Passend Onderwijs en de betrokkenheid van regionale
expertisecentra daarbij. Er wordt nog te veel in structuren en te weinig vanuit de inhoud gedacht.
Kennelijk is het lastig om heilige huisjes te verlaten. Niemand kan in zijn eentje het structuurdenken
doorbreken. Daarom pleit ik er voor dat de PO-Raad stimulansen geeft om de inhoud centraal te stellen.
Voor de toekomst is de vraag belangrijk hoe de PO-Raad zich meer kan manifesteren. De communicatie
naar het veld staat daarbij centraal. Die is gediend met een spreiding van bijeenkomsten over het
land, want vaak vinden die centraal plaats. Verder kan de communicatie krachtiger, want naast de
nieuwsbrief hoor ik verder nog weinig van de raad. Behalve dan het advies inzake de citotoets, waar ik
erg blij mee was.”
24 Interview
en de exploitatie van scholen. Daarnaast is een
extra investering noodzakelijk om in bestaande
scholen verbeteringen te kunnen aanbrengen. De
gemaakte afspraken geven de PO-Raad voldoende
vertrouwen dat in de loop van de convenantperiode
duidelijkheid ontstaat over de vraag hoeveel extra
middelen er nodig zijn en op welke manier deze
beschikbaar kunnen komen. Op aandringen van
de PO-Raad is de werkingsduur van het convenant
teruggebracht van vijf naar drie jaar. Door deze
beperkte duur is er een overzichtelijke periode
vastgelegd waarin de problemen worden aangepakt.
3.4 Erkenning als borgstellingsorganisatie
Vanaf 31 oktober 2008 kunnen besturen van
bijzondere scholen zich bij de PO-Raad aansluiten
voor borgstelling van hun bekostiging. Per die
datum heeft staatssecretaris Dijksma de raad
erkend als borgstellingsorganisatie voor het primair
onderwijs. De staatssecretaris is van plan om op
termijn de verplichte borgstelling voor bijzondere
scholen te schrappen. Toch heeft ze de PO-Raad
erkend om belemmeringen voor aansluiting bij
de raad weg te nemen. De PO-Raad heeft hiermee
een zelfde erkenning gekregen als de bestaande
besturenorganisaties voor bijzonder onderwijs.
3.5 Huisvestingsregels lopen achter
Naast de betrokkenheid bij de totstandkoming
van een convenant voor de verbetering van het
binnenmilieu richt de PO-Raad zijn aandacht
op een vereenvoudiging van de regels rondom
de huisvesting van scholen. Deze zijn niet
alleen ingewikkeld, maar leiden ook tot veel
administratieve werkzaamheden. Bovendien passen
de complexe regels inmiddels niet meer bij de
huidige ontwikkelingen in het primair onderwijs.
Op de eerste plaats zijn de regels gebaseerd op
een jaarcyclus in plaats van een meerjarenbeleid.
Daarnaast zijn de regels niet geschikt voor
moderne financieringsconstructies, die horen bij
de ontwikkeling van de brede school en bij de
betrokkenheid van nieuwe partijen, waaronder de
woningbouwcorporaties.
Vereenvoudiging en modernisering zijn dan ook
noodzakelijk. Een verdere decentralisatie van met name
het gemeentelijke aandeel in de onderhoudskosten
van de scholen naar de schoolbesturen ligt daarbij
ook voor de hand. Een beleidsnotitie van de PO-Raad
over dit onderwerp staat voor komend jaar op de rol,
evenals een totaalbeleidsplan voor de huisvesting van
scholen. De PO-Raad is inmiddels ook betrokken bij het
Scholenbouw Service Centrum, de Buurtalliantie en het
Steunpunt Brede School. Ook heeft de raad een bijdrage
geleverd aan de handreiking ‘Huisvesting BSO in
bestaande schoolgebouwen’ voor scholen, gemeenten
en instellingen voor buitenschoolse opvang.
3.6 Invoering persoonsgebonden nummer
Sinds de oprichting van de PO-Raad functioneert de
Stichting Persoonsgebonden Nummer Onderwijs
(PGNO) onder auspiciën van de raad. Deze stichting
heeft onder meer tot doel scholen voor te bereiden
op nieuwe uitwisseling van leerlingengegevens met
de Informatie- en Beheergroep op basis van het
persoonsgebonden nummer. In 2008 heeft PGNO met
alle schoolbesturen een overeenkomst gesloten om
de scholen te ondersteunen bij het op orde brengen
van de leerlingengegevens voor deze uitwisseling.
In 2008 zijn zo’n 4500 scholen - door PGNO begeleid
– hiermee van start gegaan. Daarnaast heeft PGNO
samen met de softwareleveranciers, de IB-Groep en
CFI verder gewerkt aan de voorbereiding van de fase
waar de scholen rechtstreeks met de IB-Groep gaan
uitwisselen. Deze fase moet in het voorjaar van 2009
van start gaan.
Hoofdstuk 3
Interview 27
Faciliteren en verbinden“Schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor het
onderwijs dat op hun scholen wordt gegeven. De PO-
Raad is er om de besturen te faciliteren en met elkaar
te verbinden. Een boeiende taak, want het primair
onderwijs is uitermate divers. Ouders hebben de
vrijheid om te kiezen uit een grote verscheidenheid in
pedagogisch-didactische werkwijze, in denominatie
en in omvang van scholen en schoolbesturen. Die
combinatie van keuzevrijheid en diversiteit is een
groot goed. Naast alle verschillen zijn er tal van
onderwerpen waar alle scholen en schoolbesturen
belang bij hebben, zoals adequate huisvesting, een
reële bekostiging en arbeidsvoorwaarden die goed
werkgeverschap mogelijk maken. Er is voor een
brancheorganisatie in deze veelzijdige sector dus
genoeg werk aan de winkel.”
“Van de 1300 schoolbesturen in het primair onderwijs
zijn er 600 die één school onder hun hoede hebben,
de zogenoemde eenpitters. Het is belangrijk om ook
deze kleine besturen de gelegenheid te geven een
actieve rol in de PO-Raad te spelen. In gesprekken
met eenpitters zoeken we naar vormen om hun
inbreng binnen de raad op een goede manier vorm te
geven, bijvoorbeeld door het benutten van bestaande
netwerken van eenpitters in de netwerkstructuur
van de PO-Raad. Het komend jaar staan we voor
de taak om de netwerken van de PO-Raad tot
een weerspiegeling van het totale veld te maken.
Daarnaast staat ledenwerving op de rol. Nog steeds
krijgen we er wekelijks nieuwe leden bij krijgen, maar
de vreugde over deze aanwas tempert onze ambitie
niet om alle besturen in het primair onderwijs te
overtuigen van het nut en de noodzaak lid te worden
van de PO-Raad. ”
René van Harten:
Primair onderwijs: een investering met levenslang profijt
Voorzien van een rugzak die rijk is gevuld met
onderwijservaring is René van Harten in januari
2008 begonnen als fulltime bestuurslid van de
PO-Raad. Na een loopbaan van ruim twintig
jaar bij Effatha (een scholengemeenschap
voor doven, slechthorenden en leerlingen met
een ernstige communicatieve stoornis) is hij
gepokt en gemazeld in het speciaal onderwijs.
Na Effatha was Van Harten acht jaar bestuurder
van de Stichting Meervoud, waaronder twintig
basisscholen ressorteren.
“Bij Effatha heb ik negen jaar voor de klas gestaan en via mijn lidmaatschap van de raad van toezicht van de pabo Marnix Academie te Utrecht leg ik de verbinding met het opleiden van leraren”, vertelt Van Harten. “Uit eigen ervaring weet ik dat leraren professionals met passie zijn, die erg betrokken zijn bij hun leerlingen en bij hun vak. In het primair onderwijs staan zij voor de opdracht om de talenten van 1,6 miljoen kinderen – allemaal met hun eigen mogelijkheden en beperkingen – maximaal tot ontplooiing te brengen. Die opdracht vergt naast betrokkenheid ook resultaatgericht werken, en goede condities om als leraar je werk te kunnen doen. De PO-Raad heeft de ambitie in gezamenlijkheid te bewerkstelligen dat onze sector beschikt over de middelen die nodig zijn voor kwalitatief goed onderwijs. Bedenk wel: een overheid die investeert in primair onderwijs, doet een investering waar mensen hun leven lang profijt van hebben.”
26 Interview
Jaap Stoppels:
Continuïteit in beleidJaap Stoppels is voorzitter van de Vereniging voor Gereformeerd Onderwijs in het land van Heusden en
Altena en Breda en omgeving. Onder deze vereniging ressorteert één school met circa 110 leerlingen: de
gereformeerde basisschool De Halm te Almkerk. “Wij zijn bewust lid geworden van de PO-Raad, want wij
vinden het belangrijk dat ook het primair onderwijs een eigen brancheorganisatie heeft die de belangen van
de sector behartigt”, geeft Stoppels aan. “Het primair onderwijs is een veelkleurig geheel. Dat moet vooral
zo blijven en daar leveren wij graag een bijdrage aan. Wel is het voor ons als eenpitter lastiger om actief aan
de brancheorganisatie deel te nemen dan voor grote scholenclusters met duizenden leerlingen. Binnen de
PO-Raad moeten we wegen vinden om te voorkomen dat de eenpitters ondersneeuwen.”
“Belangenbehartiging en dienstverlening op het gebied van de CAO en de macrobekostiging zijn voor
ons belangrijke aspecten van het werk van de PO-Raad. Maar zeker zo belangrijk is dat de raad op landelijk
niveau de politiek informeert over de consequenties van overheidsbeleid voor de scholen, en zijn invloed
aanwendt om continuïteit in beleid te bewerkstelligen. Waar wij als kleine school last van ondervinden, is
de neiging van de overheid om ondanks de lumpsumbekostiging steeds vaker bepaalde bedragen apart
te oormerken. Wij zien graag dat de PO-Raad zich te weer stelt tegen deze voortgaande aantasting van
de eigen vrijheid en verantwoordelijkheid voor de besteding van gelden. Daarnaast is het van belang om
duidelijk af te bakenen waar onze nieuwe brancheorganisatie wel of niet over gaat. Een bijdrage leveren aan
het ontwikkelen van landelijk geldende referentieniveaus voor onderwijs in rekenen en taal is wat mij betreft
prima als activiteit van de PO-Raad. Dat ligt geheel anders als het zou gaan om bijvoorbeeld criteria voor
godsdienstonderwijs. Ik ben blij dat de PO-Raad zich bewust over die afbakening beraadt, wat ook blijkt uit
de samenstelling van de raad van toezicht.”
Hoofdstuk 4 29
Albert Velthuis:
Laat zien voor wie je er bentAlbert Velthuis is voorzitter van het college van bestuur van de Christelijke Onderwijsgroep
Drenthe. Bij deze groep zijn 21 scholen voor primair onderwijs aangesloten, met in totaal circa
3800 leerlingen. “Voor mij ligt het essentiële van de PO-Raad niet in de dienstverlening, maar in de
belangenbehartiging”, maakt Velthuis duidelijk. “Dienstverlening, zoals juridische advisering, kan ik
momenteel nog steeds heel goed halen bij onze besturenorganisatie en in de regio. Ik vind het vooral
belangrijk dat we nu in de PO-Raad een nationaal instituut hebben, dat namens de hele sector een
krachtige lobby op gang kan brengen om zo een vuist te maken naar OCW en de politiek. Want het
wordt hoog tijd dat het primair onderwijs een adequate materiële bekostiging krijgt. Dat is iets anders
dan af en toe een project dat het leuk doet in de portefeuille van de minister of de staatssecretaris,
waarbij de scholen aan tal van regels en planvoorschriften moeten voldoen om het toegezegde geld
binnen te halen.”
“Mijn advies aan de nog jonge PO-Raad is: laat meteen vanaf het begin zien voor wie je er bent. De
raad is geen intermediair tussen het onderwijsveld en de minister; hij is er om de belangen van de
schoolbesturen te behartigen. En dan niet alleen van de grote besturen in de grote steden van de
Randstad, maar evenzeer van de kleinere besturen elders. In mijn toekomstverwachting maak ik mij
nog niet direct zorgen, maar ben ik nog wel wat kritisch omtrent de vraag of de PO-Raad de grandeur
zal bereiken die hem hier en daar wordt toegedacht. Dat hoeft voor mij zeker niet de grandeur van
een groot kantoor en een uitgebreid bureau te zijn. Integendeel; ik wens de raad een effectieve en
eensgezinde manier van werken toe, waarmee alle schoolbesturen hun voordeel kunnen doen.”
28 Interview
agendapunt kunnen inbrengen en bespreken
met het bestuur van de PO-Raad. Het bestuur
geeft tevens leiding aan het bureau van de PO-
Raad, waar .... medewerkers werkzaam zijn. De
PO-Raad heeft ook een raad van toezicht. Die is
breed samengesteld en kent een aantal leden
van buiten het onderwijs. Deze samenstelling
komt tegemoet aan de grote maatschappelijke
verantwoordelijkheid die het primair onderwijs
heeft, en aan de noodzaak om verbindingen
aan te gaan met vertegenwoordigers uit diverse
maatschappelijke sectoren.
4.3 De opzet van netwerken
De sector primair onderwijs is heel divers van
aard en samenstelling. Dat geldt ook voor het
ledenbestand van de PO-Raad. Om zijn functie
als brancheorganisatie goed te kunnen vervullen,
heeft de raad behoefte aan een goed overleg met
al zijn leden. Eén van de methoden waarmee dat
zulk overleg vorm kan krijgen is het werken met
netwerken op de verschillende beleidsterreinen.
Doelstelling van deze netwerken is drieledig:
gevraagd en ongevraagd adviseren van het
bestuur van de PO-Raad, fungeren als klankbord
en onderling uitwisselen van kennis en ervaring. In
2008 is een Netwerk Kwaliteit, een Netwerk >>
De PO-Raad in beeld
4.1 Oproep tot krachtenbundeling
Deze zes ‘founding fathers’ hebben vanwege het
belang van deze krachtenbundeling, samen met
de ISBO (de besturenorganisatie voor islamitische
scholen) en de VGS, alle schoolbesturen
opgeroepen om lid van de PO-Raad te worden,
omdat zij van mening zijn dat een optimale
bundeling van krachten de verdere ontwikkeling
van hoogwaardig primair onderwijs ten goede
komt. De PO-Raad, de besturenorganisaties en
de AVS werken nauw met elkaar samen in het
PO-Platform. Wat de onderlinge taakverdeling
betreft is afgesproken dat de PO-Raad zich richt
op de behartiging van de collectieve belangen,
zoals de hoofdlijnen van het onderwijsbeleid,
de arbeidsvoorwaarden en de bekostiging van
scholen. De besturenorganisaties blijven een
eigen rol spelen bij identiteitsgebonden thema’s
en bij thema’s die te maken hebben met de
richting en inrichting van het onderwijs.
4.2 Vereniging met raad van toezicht
De PO-Raad is een vereniging, waarin de
algemene ledenvergadering het beleid bepaalt.
De dagelijkse leiding van de raad berust bij
een bestuur dat drie leden telt. Elke eerste
bestuursvergadering van de maand is een open
bestuursvergadering, waar schoolbesturen een
De PO-Raad is een nog jonge brancheorganisatie die gebaseerd is op een breed bestuurlijk draagvlak. De raad is opgericht op 22 januari 2008 door vijf besturenorganisaties (de Besturenraad, de Bond KBO, de LVGS, de VBS en de VOS-ABB) en de Algemene Vereniging van Schoolleiders. Het doel van deze zes organisaties voor bestuur en management in het primair onderwijs is de gemeenschappelijke belangen van het primair onderwijs een krachtiger stem te geven door het oprichten van één brancheorganisatie.
Hoofdstuk 4
Hoofdstuk 4 31
Karin van Weegen:
Bewaak onze beleidsvrijheidKarin van Weegen is algemeen directeur van Stichting De Basis, het bestuur van het openbaar primair
onderwijs te Arnhem. Bij De Basis zijn 17 basisscholen en een school voor speciaal basisonderwijs
aangesloten. “Naast de CAO, rechtspositie en arbeidsvoorwaarden is het van essentieel belang dat de PO-
Raad de innovatieve agenda van het primair onderwijs eenduidig bij OCW voor het voetlicht krijgt”, stelt Van
Weegen. “Daarbij moet de raad uitermate alert zijn op de manier waarop OCW zijn speerpunten en projecten
aankondigt. Vaak brengen projecten op het niveau van de individuele school een grote verantwoordingslast
en knellende regelgeving met zich mee, waardoor de onderliggende doelstellingen soms uit het oog verloren
worden. Dat zie je gebeuren bij de taalpilots en bij de schakelklassen, maar ook bij uitwerkingsnotitie van het
convenant LeerKracht. De overheid gaat zich toch weer bemoeien met het hoe: de manier waarop scholen tot
hun geleverde prestaties komen. Die ontwikkeling staat haaks op de beleidsvrijheid die hoort bij de lumpsum-
bekostiging en leidt ertoe dat het lastig is integraal beleid te voeren.”
“Het is ook belangrijk dat de PO-Raad bijdraagt aan een professioneel imago van het primair onderwijs. De sector
wordt vaak nogal knullig afgeschilderd en het wordt tijd dat daar een eind aan komt. Eenduidigheid is daarbij
essentieel. Bij het initiatief om de PO-Raad op te richten – waar ik zelf bij betrokken was – speelde slagkracht door
krachtenbundeling een cruciale rol. Ik heb begrip voor het dilemma waar de nog jonge PO-Raad mee zit: zolang
de aansluitingsgraad nog klein is heb je minder menskracht, terwijl je tegelijkertijd om die aansluitingsgraad te
vergroten moet laten zien dat je een belangrijke speler bent. Je kunt niet zomaar wat roepen. Het is lastig om
de goede items te vinden. Het advies over de citotoets is daarvan een sprekend voorbeeld. In de media wordt
dan een aspect uitvergroot, namelijk de veronderstelling aan dat er in de periode na de citotoets in de scholen
niet meer wordt gewerkt. Dat is in ieder geval in onze scholen absoluut niet het geval. De kern van het advies is
volgens mij dat de positie van de toets ten opzichte van het schooladvies wordt gecorrigeerd. Dat werd hoog
tijd, want het gewicht dat de cito-eindtoets in de loop der jaren kreeg is te groot.”
30 Interview
Passend Onderwijs en een Netwerk Huisvesting
opgestart. Inmiddels is ook een oproep geplaatst
voor de vorming van een Netwerk Bekostiging. De
leden van de arbeidsvoorwaardencommissie van de
Werkgeversvereniging Primair Onderwijs gaan omwille
van de continuïteit door met hun werk, als in 2009 de PO-
Raad de werkgeversfunctie op zich neemt.
4.4 Onderzoek naar informatiebehoefte
In november 2008 is een onderzoek gestart naar de
gegevens- en informatiebehoefte van de PO-Raad om
zijn rollen als cao-onderhandelaar, belangenbehartiger
en mogelijke dienstverlener richting de leden inzichtelijk
te maken. Op basis van dit onderzoek zal de PO-
Raad in het voorjaar 2009 nadere keuzes maken met
betrekking tot de vormgeving en inrichting van de
informatievoorziening voor de verschillende doeleinden.
Hierbij zal zo veel mogelijk aansluiting worden gezocht
bij bestaande voorzieningen.
4.5 De PO-Raad in de media
In het eerste jaar van zijn bestaan is de PO-Raad
bescheiden, maar regelmatig in het nieuws geweest. De
vereniging heeft het afgelopen jaar vooral gebruikt om
op de belangrijkste punten het primair onderwijs op een
rij te krijgen. Daarmee kan de PO-Raad het komend jaar
naar buiten treden. In januari 2008 hebben verschillende
kranten aandacht besteed aan de oprichting van de
Hoofdstuk 4
PO-Raad: ‘De onderwijssector is eindelijk volwassen’
(Trouw) en ‘PO-Raad overstijgt zuilen in onderwijs’
(Nederlands Dagblad). Andere kranten noemden de
eerste voorzitter, Kete Kervezee. Vanaf het begin hebben
journalisten de PO-Raad regelmatig reacties op actuele
berichten gevraagd, bijvoorbeeld over het vermogen
van basisscholen, conciërges en de kredietcrisis. De
PO-Raad is ook in het nieuws gekomen met taal- en
rekenverbeterprojecten, die onder verantwoordelijkheid
van de PO-Raad worden uitgevoerd.
Op Prinjesdag heeft de PO-Raad gevraagd om meer
structurele middelen voor het primair onderwijs:
‘Investeren in basisonderwijs is preventie in jeugdzorg’.
De sectororganisatie ziet dat het primair onderwijs
relatief minder geld krijgt dan andere sectoren. Daarbij
komen scholen door toenemende eisen en stijgende
prijzen structureel geld tekort voor de materiële
bekostiging. In het nieuws was er ook aandacht voor de
nieuwe CAO voor het primair onderwijs. Verder heeft de
PO-Raad half december 2008 de staatssecretaris advies
gegeven over de invoering van referentieniveaus voor
taal en rekenen. Zoals al vermeld, mocht dit advies zich
verheugen in een brede belangstelling van de media;
vooral vanwege het pleidooi om het afnemen van de
Cito-toets te verschuiven naar mei of juni. Het komend
jaar laat de PO-Raad meer van zich horen. Daarmee
werkt de brancheorganisatie aan versterking van het
primair onderwijs.