Boek anders dan anderen (ada) tweede druk 2010
-
Upload
alfred-massaut-sstt -
Category
Leadership & Management
-
view
164 -
download
8
Transcript of Boek anders dan anderen (ada) tweede druk 2010
[0]
ALFRED MASSAUT
MENS
PROCES STRATEGIE
Netwerk-organisatie
Trans-formatie
Functio-neel
Anders Dan Anderen (ADA) Het effect van persoonlijke drijfveren, het mobiliseren van menselijk potentieel en strategische interacties op het overleven en floreren van organisaties.
[1]
ADA – ANDERS DAN ANDEREN
[2]
[3]
ADA
ANDERS DAN ANDEREN
Alfred Massaut (2010 - tweede druk)
[4]
[5]
“Altijd in mijn hart”
[6]
Copyright © 2010 en
grafische vormgeving: Alfred Massaut
Tekstcorrecties: Ronald en Bert Massaut
Uitgever: Alfred Massaut
ADA Organisatieadvies www.adaorganisatieadvies.nl
ISBN 978-90-9025251-3
(speciale uitgave, tweede druk)
Rechten: Natuurlijk mag je de dingen die je leuk vindt in dit boek ge-
bruiken, kopiëren, overtypen en doorvertellen. Immers beter
goed geleend dan slecht bedacht. Het is wel zo beleefd om er
dan even bij te vermelden dat je het van mij hebt. Om nu het
hele boek te kopiëren en net te doen alsof jij het hebt ge-
schreven, dat gaat wel erg ver. Dat begrijp je toch wel.
[7]
ADA METHODIEK
Als je de dingen doet zoals je ze altijd al gedaan hebt, leidt dat
juist tot die resultaten die je altijd al gekregen hebt en precies
daarom doet ADA 1 het allemaal anders.
ADA maakt onder meer gebruik van een speciale Methode,
die past binnen een unieke sociotechnische beweging, een
traditie van inmiddels ruim 60 jaar. De naam ADA draagt de
methode dan ook met trots en niet geheel zonder reden.
ADA leidt tot uitzonderlijke resultaten die met andere me-
thoden moeilijk kunnen worden gerealiseerd. De methode
pakt zaken radicaal anders aan door medewerkers centraal te
stellen. Jij blij → ik blij. Maar ook ik blij → jij blij. Het werkt
twee kanten op. Je leest het al, een niet alledaagse methode,
die afwijkt van wat veel anderen doen, zodat jij en jouw orga-
nisatie pas echt tot hun recht kunnen komen.
Wil je meer continuïteit? Wil je meer winst? Wil je meer vol-
doening en vreugde in je werk? Wil je jezelf maximaal kunnen
ontplooien? Wil je tot de besten behoren? Dan stel je ADA
(Anders Dan Anderen) niet uit!
1 Zie ADA (anders dan anderen), pagina 221.
[8]
Waar moet(en), manager, product, hij, hem en medewerker
staat, wordt vanzelfsprekend ook willen/kunnen/mogen, di-
recteur-eigenaar, dienst, zij, haar en medewerkster bedoeld.
[9]
ADA METHODE - COMMERCIEEL
WAT IS HET? WAT DOET HET? WAT IS HET VOORDEEL?
ADA is een doeltreffende, in de praktijk toegepaste driestaps
methode om organisaties te laten overleven en floreren. 1.
Het realiseren van collegiale samenwerking. 2. Het op een
unieke wijze herontwerpen van bedrijfsprocessen. 3. Het
initiëren van strategische interacties met de omgeving.
ADA zorgt voor een toename van de kwaliteit van de organi-
satie en de kwaliteit van de arbeid als ook de interne arbeids-
verhoudingen. Het primaire proces vormt de leidraad bij het
optimaliseren van de productie- en de besturingsstructuur.
Het vergroot de betrokkenheid van de medewerkers onder-
ling en in relatie tot de organisatie. Het motiveert hen tot
maximale zelfontplooiing met positieve effecten op de flexibi-
liteit, beheersbaarheid en het innovatieve vermogen van de
organisatie.
ADA leidt tot een actieve, klantgerichte procesorganisatie die
netwerkrelaties aangaat met haar omgeving. Een stimulerend
werkklimaat, medewerkers die zich optimaal kunnen ontwik-
kelen, organisatietrots kennen en gemotiveerd zijn, zorgen
door hun houding en gedrag voor excellente bedrijfsresulta-
ten.
[10]
[11]
BEDANKT
Een bijzonder woord van dank gaat uit naar Chelo, Bert, Jan-
ke, Alexander, Esmeralda en Ronald Massaut. Maar niet op de
laatste plaats bedank ik allen; vrienden, vriendinnen, (ex)
collega’s, (ex) klanten, (ex) leveranciers, (ex) zakenpartners en
al die mensen die ik heb mogen ontmoeten in welke samen-
hang dan ook. Zonder hen had dit boek nimmer tot stand
kunnen komen. Ik had ook jullie graag bij naam en toenaam
willen noemen maar echt praktisch is dat niet.
[12]
KORTE INHOUD
13 Beschouwende inleiding
31 Persoonlijk voorwoord
35 Verhalende inhoud
37 H1. [Van fouten moet je leren]
55 H2. [Een wereld van verschil]
107 H3. [Mobiliseren van menselijk potentieel]
183 H4. [Na zaaien volgt oogsten]
208 Faalkosten
214 Ontwikkelingsgesprek
221 ADA (anders dan anderen)
223 Over Alfred Massaut
226 Aforismen
228 Literatuur suggesties
[13]
BESCHOUWENDE INLEIDING
Ondernemingen die goed presteren halen de media en het
management wordt geroemd om haar prestatie. Echter wei-
nig ondernemingen slagen erin om voor langere tijd de media
te sieren. Zo bezien zijn ook vele grote, op het eerste oog
gezonde ondernemingen, door en door ongezond. Zij voelen
deze slechte gezondheid van de onderneming aan als stress
op het werk en een eindeloze strijd om de macht en de lei-
ding. Cynisme en gelatenheid veroorzaakt door een werkom-
geving die negatieve effecten heeft op de menselijke creativi-
teit, energie en toewijding zijn het gevolg. De dagelijkse sfeer
bij de meeste ondernemingen is waarschijnlijk minder inspi-
rerend dan we willen toegeven.
Daaruit volgt mijns inziens de logische
vraag: “Over welke onderscheidende,
gemeenschappelijke, kenmerken be-
schikken de ondernemingen die
voortdurend positief in het nieuws
verschijnen?” Deze vraag is absoluut
niet nieuw. In 1982 verscheen het
boek “In Search of Excellence” van Tom Peters en Robert H.
Waterman. Peters en Waterman, beiden adviseur en werk-
zaam bij McKinsey, deden onderzoek naar organisaties, struc-
turen en mensen. Met als resultaat een achttal gemeen-
schappelijke kenmerken die het succes van deze organisaties
verklaarden. In het kort komen deze kenmerken op het vol-
gende neer;
[14]
1. Actieve besluitvorming. Actie, actie en nog eens actie
ten einde bureaucratie te vermijden.
2. Klantgerichtheid. Luister naar je klanten en leer van
diegenen aan wie je levert.
3. Ondernemerschap. Met nadruk op innovatie en het
koesteren van je topproducten.
4. Mensgerichtheid. Medewerkers vormen de bron van
kwaliteit en productiviteit.
5. Waardetoevoegend. Doelgericht, er boven op zitten.
6. Schoenmaker blijf bij je leest. Geen nieuwe produc-
ten/diensten in nieuwe markten/nieuwe klanten.
7. Weinig managementlagen. Eenvoudige, horizontale
organisatiestructuur.
8. Gecombineerde de- en centralisatie. Hoge mate van
vrijheid op vestigingsniveau, met collectieve waarden
op organisatieniveau.
Het enorme succes van het boek werd echter snel overscha-
duwd doordat al in 1984 bleek dat 33 % van de beschreven 43
excellente organisaties (veelal grote ondernemingen in de
technologiesector met dominante posities in statische mark-
ten) helemaal geen excellente (financiële) bedrijfsresultaten
realiseerden.
In “De levende Onderneming” beschrijft Arie de Geus een
door de Koninklijke Shell Groep uitgevoerd, maar niet gepu-
bliceerd, onderzoek uit 1983 waaruit blijkt dat de gemiddelde
levensduur van grote ondernemingen “slechts” 40 jaar be-
draagt. Indien afgezien wordt van de omvang van de onder-
neming, dan bedraagt deze gemiddelde levensduur maar
slechts 12½ jaar. Ondernemingen met een lange gemiddelde
levensduur hebben volgens het onderzoek de volgende vier
gemeenschappelijke kenmerken;
[15]
1. ze zijn gevoelig voor hun omgeving waardoor ze in
staat zijn te leren en zich aan te passen.
2. ze vertonen samenhang en identiteit waardoor ze
een eigen gemeenschap vormen.
3. ze vertonen tolerantie en decentralisatie waardoor ze
constructieve in- en externe relaties opbouwen.
4. ze kennen een behoudend financieel beleid waardoor
ze de eigen groei en ontwikkeling beheersen.
Er bestaan diverse opvattingen over
het doel van een onderneming. Aan-
deelhouders zullen zeggen dat een
onderneming op de eerste plaats
bestaat voor het behalen van financi-
eel rendement. Economen schetsen
een bredere doelstelling door te stel-
len dat bedrijven bestaan om diensten en producten te leve-
ren en zo het leven van de mens gerieflijker en aangenamer
te maken. Bedrijven bestaan om de klant te dienen. Politici
daarentegen geloven dat bedrijven bestaan om het algemeen
welzijn te dienen, om banen te creëren en te zorgen voor een
stabiel economisch platform voor alle belanghebbenden van
de maatschappij. Vanuit het perspectief van de levende on-
derneming zijn al die bovengenoemde doelen slechts secun-
dair. Het doel van de onderneming is te overleven en te flo-reren. Het werk wat we gezamenlijk doen is slechts een mid-
del tot dat doel.
Dit vraagt om hele praktische, maar moeilijke vaardigheden
van managers. Het betekent dat managers in een snel en
telkens veranderende omgeving, medewerkers moeten be-trekken bij de voortgaande ontwikkeling van de onderne-
[16]
ming. De mate waarin medewerkers zich bekommeren om de
onderneming, erop vertrouwen, en betrokken zijn bij het
werk heeft een positief effect op het resultaat en op de le-
vensduur van de onderneming. Voor het management ligt
mijns inziens dan ook de mooiste en meest uitdagende taak
weggelegd. Het op een dermate wijze sturing geven aan een onderneming met de opzet om haar aan zijn opvolger(s) over te dragen in een betere gezondheid dan men het heeft gekregen (rentmeesterschap). Maar hoe geef je sturing aan
een onderneming en waar moet je dan op letten.
Sturing geven aan een on-
derneming betekent ook
sturing geven aan medewer-kers. Met de intentie om de
competenties die ze te bie-
den hebben in de vorm van kennis, vaardigheden, houding en
gedrag, optimaal te benutten. Maar uit een onderzoek uitge-
voerd door adviesbureau Towers Perrin in 2005 blijkt dat
slechts 14 % van alle medewerkers zeer betrokken is bij hun
werk, terwijl 24 % helemaal niet betrokken is. De rest zit er-
gens in het midden. Dit gebrek aan betrokkenheid is zonder
enige twijfel op te lossen door een cultuurverandering. Deze
interventies hebben tot doel medewerkers gedragsvormen
voor te houden die effectiever en constructiever zijn. Daarbij
wordt echter vaak vergeten wat de voedingsbodem is van de
huidige cultuur. Veel bedrijven kennen de eigen cultuur niet
eens. Het is immers aannemelijk dat individueel en sociaal
gedrag zich afspeelt in een omgeving die kennelijk dit bepaal-
de gedrag stimuleert. Het mislukken van cultuurverandering
wordt dan ook vooral veroorzaakt doordat in de werkomge-
ving de oude krachten die het oude gedrag stimuleerden niet
zijn weggenomen. De invloed die de werkomgeving uitoefent
[17]
wordt hoofdzakelijk bepaald door sociale factoren. Iedereen
binnen een onderneming maakt deel uit van formele- en in-
formele groepen. Deze groepen kennen, al dan niet geschre-
ven, regels. Een aantal factoren heeft invloed op de gedrags-
regels binnen een groep. Een groep die onder hoge externe druk staat, zal onderlinge tegenstellingen begraven en veelal
gedisciplineerd werken. Groepen die deze hoge druk niet
ervaren hebben meer aandacht voor interne zaken wat leidt
tot discussies. Het richten op meerdere doelen geeft ruimte
tot interne belangen die worden gebruikt om bepaalde activi-
teiten wel of niet te doen. Focus op één doel zorgt voor ande-
re vormen van communicatie en samenwerking, het concen-
treert aandacht en energie. Groepen kunnen moeilijk toegan-
kelijk zijn voor buitenstaanders. Deze gesloten groepen vor-
men een voedingsbodem voor subculturen terwijl open groe-
pen juist een sterke wisselwerking kennen met de omgeving.
Als je het gedrag van een groep wilt veranderen zul je inzicht
moeten hebben in waarom men handelt zoals men doet.
Maar wat verklaart nu ons gedrag.
Sturing geven aan een onderneming
betekent dus ook sturing geven aan het
gedrag van medewerkers. Psycholoog
Abraham Maslow ontwikkelde in 1934
een model, de (behoefte) piramide van
Maslow, die ons gedrag verklaart. Mas-
low onderscheidt een vijftal niveaus:
1. Fysiek (wat je nodig hebt om in leven te blijven)
2. Veiligheid (rust, orde en gezondheid)
3. Sociaal (het gevoel bij anderen te horen, geaccep-
teerd worden, zorgen voor)
[18]
4. Waardering (respect hebben voor jezelf en krijgen
van anderen)
5. Maximale ontplooiing (volledige ontwikkeling van je
kwaliteiten).
Je kunt pas een volgende behoefte gaan bevredigen als je de
lagere behoefte hebt gerealiseerd. Alles wat iemand doet,
wordt geïnspireerd door de verwachting dat hij daarmee een
behoefte kan bevredigen. Wordt iemand langdurig gehinderd
in het bevredigen van een behoefte, dan leidt dat tot demoti-
vatie. Het meest lastige is dat iemand zich niet precies bewust
is van welke behoefte om bevrediging vraagt.
In het model van Ditts & Bateson worden een zestal neurolo-
gische niveaus beschreven. Het model onderscheidt:
1. Omgeving (waar ben je)
2. Gedrag (wat doe je)
3. Capaciteiten (wat kun je)
4. Overtuigingen (wat vind je)
5. Drijfveren (wat voel/wil je)
6. Identiteit (hoe ben je).
De mate van onbewustheid neemt toe van niveau 1. naar
niveau 6. Een verandering in één
niveau veroorzaakt veranderingen
in andere niveaus. De basis voor het
model is het uitgangspunt dat een
mens een probleem moet oplossen
op het niveau waar dat probleem
zich voordoet. Dat geldt ook voor
organisaties. Vaak betreft dit een
leerproces.
[19]
Ieder mens en iedere organisatie
leert op zijn of haar eigen manier.
Leren is een proces dat uiteindelijk
leidt tot gedragsverandering. Mits je
dat wilt! David A. Kolb is een Ameri-
kaanse leerpsycholoog die de zoge-
naamde leercyclus van Kolb heeft
ontwikkeld. Volgens Kolb is effectief
of duurzaam leren het resultaat van
het cyclisch doorlopen van een proces waarbij vier gedragin-
gen op elkaar inhaken. Daarbij staat de leeractiviteit centraal.
De volgende gedragingen worden onderscheiden:
1. Concreet ervaren. Het opdoen van werkelijke erva-
ring met de realiteit staat hier centraal. Inlevingsver-
mogen en het ontbreken van vooroordelen zorgt dat
je openstaat voor nieuwe ervaringen.
2. Waarnemen en overdenken (reflectie). Nadenken
over de waargenomen werkelijkheid. Wat zijn de al
dan niet bedoelde effecten van de handeling. We
kunnen hierop reflecteren door de ervaringen vanuit
diverse standpunten te bekijken.
3. Abstract conceptualiseren. In hoeverre hangen de er-
varingen en reflecties samen met deze unieke hande-
ling en wat zijn de overeenkomsten met de bevindin-
gen die eerder zijn opgedaan. De geformuleerde hy-
pothese wordt in de toekomst getoetst.
4. Actief experimenteren. Er wordt getoetst of de basis-
stelling -model of schema in de realiteit stand houdt.
Dit gebeurt experimenteel door middel van nieuwe
handelingen. Hierbij is het noodzakelijk dat men in
staat is beslissingen te nemen en die ook daadwerke-
lijk uit te voeren.
[20]
Deze laatste stap leidt tot het opdoen van nieuwe ervaringen,
reflecties en concepten zodat de leercyclus heel vlug en
steeds opnieuw rond wordt gemaakt.
De persoonlijke ontwikkeling van ons
zelfbewustzijn is door Maslow weerge-
geven in een theoriemodel dat onder-
scheid maakt tussen bewustzijn en be-
kwaamheid. Hierbij worden vier stadia,
ook wel bewustwordingsfases genoemd,
onderscheiden.
• Fase 1. Onbewust-onbekwaam: Je ontwikkelt je con-
form protocollen uit de maatschappij en je neemt
normen en waarden over die in jouw omgeving als
normaal worden gezien. Je ziet nog geen verbanden
en geeft geen diepere betekenis aan alles wat plaats
vindt.
• Fase 2. Bewust-onbekwaam: Je beseft dat er meer is
wat bij het begrijpen van het leven hoort. Je hebt je
leven nog niet totaal in de hand, maar het leven heeft
je wel bepaalde lessen geleerd die nuttig zijn voor het
vervolg.
• Fase 3. Bewust-bekwaam: Je wordt je bewust van je
mogelijkheden om je eigen leven vorm te geven. Je
kiest je eigen thema’s en middelen om daar mee be-
zig te zijn. Je zelfbewustzijn en het begrip voor ande-
ren zal aanzienlijk groeien. Je kiest voor het pad dat
bij jou past.
[21]
• Fase 4. Onbewust-bekwaam: Je zoekt punten waarop
jij jezelf kunt verbeteren en je zoekt situaties die jou
groei versterken. Je wordt je steeds bewuster van je
eigen processen en je ontwikkeling. Je beseft dat je
zelf verantwoordelijk bent voor je dagelijkse leven, je
ervaringen en wat anderen er van zien.
Er wordt wel gesteld dat mensen vroeger alleen behoeften
(zie Maslow) hadden, maar tegenwoordig kiest de mens op
basis van waarden. Professor Clarence W. Graves heeft jaren-
lang onderzoek gedaan naar gedragspatronen en kwam tot de
volgende theorie: ieder mens heeft een set van waarden in
zich, die elkaar aanvullen en soms ook met elkaar conflicte-
ren. Elk mens kent een ander gewicht aan deze set waarden
toe. Daarbij zijn aanleg en omgeving bepalend. Veel van het
gedrag van een individu kan hieruit worden verklaard. Deze
combinatie leidt tot een voor ieder mens uniek waardepro-
fiel. Maar wat geeft nu richting aan iemands gedrag. Ieder
mens wordt gedreven door zijn eigen drijfveren.
Sturing geven aan een onderneming
betekent dus ook sturing geven aan de
persoonlijke drijfveren van medewer-
kers. Maar worden medewerkers wel
gedreven door hun manager. Ik denk
het niet. Als we weten wat iemands
drijfveren zijn dan kunnen we de desbe-
treffende persoon wel beter begrijpen, aansturen en inspire-
ren. Drijfveren geven namelijk richting aan iemands gedrag en
motivatie om dingen wel of niet te doen. Ieder mens is ver-
schillend en heeft daarom ook een andere benadering nodig.
Door aan te sluiten bij de drijfveren van medewerkers wordt
er veel effectiever leiding gegeven. Het zal je dan ook niet
[22]
verbazen dat er veel onderzoek is gedaan naar drijfveren en
dat er veel organisatiebureaus actief werkzaam zijn op dit
gebied. Daarnaast zijn er veel testmethoden om classificatie
mogelijk te maken. Management drives onderscheidt een
zestal drijfveren (gebaseerd op het waardesysteem van Gra-
ves), die zowel in volgorde als in sterkte kunnen verschillen.
Elke drijfveer heeft een positieve en een negatieve kant. Het
laat zien wat jou energie geeft en wat jou energie kost. De
combinatie van drijfveren geeft inzicht in de volgorde waarin
men denkt, voelt en voorspelbaar handelt. Ze zijn gekoppeld
aan een kleur waardoor conclusies op een overzichtelijke
wijze zichtbaar worden gemaakt. Men onderscheidt de vol-
gende zes kleuren met bijbehorende drijfveren:
1. Geel (analyseren en begrijpen)
2. Groen (mensen en sociale verbanden)
3. Oranje (vooruitgang)
4. Blauw (zekerheid en duidelijkheid)
5. Rood ( durf, tempo en kracht)
6. Paars ( veiligheid en thuisgevoel).
Naast een individueel waardeprofiel
kunnen deze profielen tezamen worden
gebruikt voor een ontwikkeltraject op
individueel-, team- en organisatieniveau.
Het geeft inzicht in samenwerkingsmo-
gelijkheden met anderen. Waarom pres-
teren bepaalde teams beter dan ande-
ren? Daarnaast geeft kennis van drijfveren een duidelijke
indicatie voor de heersende organisatiecultuur. Zo bezien
worden managers ook wel aangeduid als cultuurdragers bin-
nen de organisatie en bepalen daarmee in hoge mate het
gedrag dat je in die organisatie tegenkomt. Een goede mix
[23]
van deze verschillende persoonlijkheden (maar met gemeen-
schappelijke kenmerken) die elkaar kunnen stimuleren of
corrigeren lijkt dan ook noodzakelijk. Zo speelt een ieder zijn
specifieke rol binnen het team.
Sturing geven aan een onderne-
ming betekent dus ook sturing
geven aan teamrollen van me-
dewerkers. In 1981 kwam het
boek Management Teams uit van
de Britse wetenschapper Mere-
dith Belbin. Teamrol management zoals Belbin’s model ook
wel wordt genoemd, is gebaseerd op een aantal uitgangspun-
ten:
1. De leden van het team dragen op drie manieren bij
aan het bereiken van de doelstellingen van het team.
Op basis van hun professionele-, organisatorische- en
persoonlijkheid of teamrol.
2. Elk team heeft behoefte aan een optimaal evenwicht
tussen de teamrollen. Een goede taakverdeling in
overeenstemming met hun natuurlijke teamrollen is
daarbij van groot belang. Daarnaast zullen comple-
mentaire bijdragen leiden tot betere resultaten dan
concurrerende bijdragen.
3. Ieder persoon heeft twee of drie teamrollen die “van
nature” goed bij hem passen en waarin hij zich thuis
voelt. Mensen dienen zich beter bewust te worden
van hun natuurlijke rollen, deze ontwikkelen en pro-
ductief maken in de samenwerking met anderen.
[24]
Het model van Belbin onderscheidt negen teamrollen:
1. Bedrijfsman (nuchter, ordelijk en taakgericht)
2. Brononderzoeker (extravert, enthousiast en avon-
tuurlijk)
3. Plant (solistisch, rijk aan verbeelding en fantasie)
4. Monitor (verstandig, bedachtzaam en kritisch)
5. Vormer (extravert en dynamisch, gepassioneerd en
wilskrachtig)
6. Voorzitter (natuurlijke coördinator)
7. Zorgdrager (nauwgezet, zorgzaam en zorgvuldig)
8. Groepswerker (behulpzaam en attent)
9. Specialist (toegewijde vakman).
Een effectief team, gericht op de taak die het moet uitvoeren,
heeft in samenstelling een goede balans tussen deze negen
klassieke teamrollen. Al eeuwen zoeken we naar manieren
om onszelf en anderen in beweging te krijgen. Motivatie is
dan ook omgeven met veel mystiek.
Sturing geven aan een onderneming
betekent dus ook sturing geven aan
het motiveren van medewerkers.
Wat zijn nu die magische ingrediën-
ten van motivatie? Volgens Teresa
Amabile, hoogleraar aan de Harvard
Business School, worden medewer-
kers niet gemotiveerd door de
waardering die ze krijgen van hun managers. Overigens leeft
die gedachte wel bij managers. Uit haar onderzoek blijkt dat
het magische ingrediënt van motivatie, de ervaring is dat je als werkende mens een stapje vooruit zet. In de behoeftepi-
ramide van Maslow treffen we op het vierde niveau de be-
[25]
hoefte aan waardering en op het vijfde niveau de behoefte
aan ontplooiing. Deze beide behoeften krijgen inhoud door je
eigen kernkwaliteiten. Om deze kwaliteiten, waar je trots op
bent, wil je worden gewaardeerd. Dat zijn de kwaliteiten die
je graag wilt ontplooien zodat jij en de onderneming daarvan
kunnen profiteren. Het gedrag van mensen wordt verklaard
door die gedrevenheid. Wil je iemand motiveren dan zul je
dus zijn kwaliteiten moeten kennen en zijn valkuilen. De
kernkwadrantentheorie van Ofman is bedoeld om het ver-
band tussen motivatie en kwaliteiten te verklaren. Het
kernkwadrant draait om vier termen: kernkwaliteit, valkuil,
allergie en uitdaging. Het model beschrijft hun onderlinge
verband. Kernkwaliteiten zijn aangeboren eigenschappen. Het
is motiverend om in een omgeving te werken waarin er een
beroep wordt gedaan op die kernkwaliteiten.
Parallel aan de bovenbeschreven drijf-
veren, wordt ook over motivatie al de-
cennia lang onderzoek gedaan. In dat
kader is het Harvard Classic artikel van
Frederick Herzberg uit 1988 (origineel
uit 1968) de moeite zeker waard, want
hoe krijg je een medewerker zo ver dat
hij doet wat jij wilt. In dat artikel wordt
nogmaals duidelijk dat de psychologie van de motivatie zeer
gecompliceerd is en niet met zekerheden is omgeven. Dat
geeft vaak aanleiding tot een stroom, al dan niet academisch
onderbouwde, modellen die stuk voor stuk menen “dé” op-
lossing te bieden voor dit magische onderwerp. Maar veel van
die oplossingen kosten geld. Er moet toch een eenvoudige,
doeltreffende methode zijn om te zorgen dat iemand iets
doet:
[26]
1. Vragen? Maar wat als die persoon antwoordt dat hij
het niet wil. Dan moet er weer een psycholoog aan te
pas komen om de reden van zijn stijfkoppigheid te
achterhalen.
2. Opdracht geven? Uit zijn reactie blijkt dat hij het niet
begrijpt. Dat vraagt dan weer om een communicatie-
specialist om te leren hoe je een bodschap over-
brengt.
3. Een financiële beloning in het vooruitzicht stellen?
Het opzetten van een werkend systeem van financiële
prikkels is in de praktijk uiterst moeilijk.
4. Laten zien wat hij moet doen? Ook dat vraagt weer
om een dure opleiding.
Wellicht is de meest doeltreffende, minst omslachtige me-
thode om iemand iets te laten doen, gewoon om hem een
flinke schop te geven. Dat kan uiteraard op verschillende ma-
nieren:
A. Een negatieve, fysieke kick. Een letterlijke variant die
in het verleden dan ook veelvuldig werd toegepast.
Het behoeft geen nader betoog dat hieraan veel be-
zwaren kleven.
B. Een negatieve, psychische kick. Ook deze variant kent
vele bezwaren. Desondanks zijn er mijns inziens veel
organisaties waar deze variant, al dan niet bewust,
veelvuldig wordt toegepast. Het leidt wel tot actie,
maar zeker niet tot motivatie.
[27]
C. Een positieve kick. Onder deze variant wordt be-
doeld; “Als jij dit of dat voor mij of de onderneming
doet, dan krijg jij in ruil daarvoor iedere denkbare
compensatie zoals in het bedrijfsleven maar wordt
toegepast.” De vraag is nu of dit dan wel tot motivatie
leidt. Veel managers zullen zeggen van wel. Het na-
deel van deze methode is echter dat je medewerkers
iedere keer weer opnieuw tot actie aan moet zetten
door daar iets tegenover te stellen. Als de dingen op
de wereld werken volgens oorzaak - gevolgschema’s
(als je dit doet, gebeurt dat), dan ben je verantwoor-
delijk voor de gevolgen van je acties. Wat is verstan-
dig en verantwoord, daar gaat het om.
Er is pas sprake van motivatie als een
medewerker geen prikkel van buitenaf
nodig heeft, maar uit vrije wil handelt.
Gezien de populariteit van deze posi-
tieve schopvariant is het zinvol om een
aantal voorbeelden hiervan nader te
beschouwen.
Pogingen om mensen vanuit personeelsbeleid te motiveren,
zoals het verminderen van de werktijd, stijgende lonen, se-
cundaire arbeidsvoorwaarden, intermenselijke betrekkingen,
sensitivity training, communicatie (over en weer), suggestieve
betrokkenheid bij het werk en counseling zijn prikkels die
slechts kortstondig tot actie leiden, terwijl de kosten van deze
programma’s aanzienlijk zijn.
Uit onderzoek blijkt namelijk dat de factoren die leiden tot
voldoening in het werk (en tot motivatie) geheel andere zijn
dan de factoren die leiden tot onvrede met het werk. Daarbij
[28]
wordt een onderscheid gemaakt tussen onvrede vermijden-
de- of omgevingsfactoren en groei- of motiverende factoren.
De basis hiervoor is gelegen in de twee soorten behoeften die
mensen hebben.
• Omgevingsfactoren: Deze eerste reeks behoeften
komt voort uit de dierlijke natuur van de mens, de
aangeboren neiging om pijn vanuit de omgeving te
vermijden. Aangevuld met onze fundamentele biolo-
gische behoefte. Deze stimuli zijn niet inherent aan
het werk, maar aan de werkomgeving. Voorbeelden
hiervan zijn o.a. bedrijfsbeleid, supervisie, inter-
persoonlijke betrekkingen, werkomstandigheden, sa-
laris, status en zekerheid.
• Motivatiefactoren: Deze tweede reeks behoeften
hangt samen men onze unieke menselijke eigen-
schap, het vermogen om te presteren en door presta-
ties psychisch volwassen te worden. De stimuli voor
de behoefte aan groei, zijn taken die groei bevorde-
ren, de inhoud van het werk. Deze stimuli zijn dus wel
inherent aan het werk. Voorbeelden hiervan zijn o.a.
prestaties, erkenning voor die prestaties, het werk
zelf, verantwoordelijkheid en groei of promotie.
Uit de resultaten van het onderzoek
blijkt, dat de motiverende factoren de
hoofdoorzaak waren van voldoening
(motivatie) en dat de omgevingsfacto-
ren de hoofdoorzaak waren van on-
genoegen.
[29]
Opvattingen over personeelsmanagement zijn onder te ver-
delen in een drietal stromingen:
1. Organisatietheoretici (productieproces). Zij geloven
dat de menselijke behoeften hetzij zo irrationeel, het-
zij zo uiteenlopend en flexibel zijn, dat de belangrijk-
ste taak van het personeelsmanagement is om zo
pragmatisch mogelijk te zijn als de situatie vereist. Bij
een juiste organisatie van het werk, zo is de redene-
ring, worden de banen zo efficiënt mogelijk gestruc-
tureerd. De beste houding tegenover het werk volgt
dan vanzelf.
2. Productietechnologen (banen). Zij beweren dat de
mensheid mechanisch is ingesteld en wordt gedreven
door economische factoren. Het bedenken van het
meest geschikte systeem van prikkels en het zodanig
organiseren van de werkomstandigheden dat de
menselijke machine op de meest efficiënte wijze
wordt benut, is hier dan ook het uitgangspunt. Het zo
efficiënt mogelijk structureren van de banen zal lei-
den tot de optimale organisatie van het werk en de
juiste houding tegenover dat werk.
3. Gedragswetenschappers (houding). Zij kijken vooral
naar de gevoelens van de groep, de houding van indi-
viduele medewerkers en het sociale en psychologi-
sche klimaat van de organisatie. Het accent ligt op
één of meerdere omgevingsfactoren en motiverende
factoren. Inter-persoonlijke betrekkingen verbeteren
door middel van trainingen, in de veronderstelling zo
het gewenste gedrag van medewerkers te bewerk-
stelligen speelt een belangrijke rol. De juiste houding
zal leiden tot een efficiënte structuur van het werk en
van de organisatie.
[30]
De theorie over motiverende factoren en omgevingsfactoren
is vergelijkbaar met die van de produc-
tietechnologen, maar heeft een tegenge-
steld doel. Deze (motivatie) theorie stelt
voor om het werk te verrijken ten einde
tot een doeltreffende benutting van de
medewerkers te komen, in plaats van het
werk te rationaliseren om de efficiency
te vergroten. Taakverrijking stelt iedere
medewerker in de gelegenheid om psychisch te groeien. We
mogen dan ook niemand uitsluiten van deze mogelijkheid.
Deze “beschouwende inleiding” maakt één ding overduidelijk.
Ondanks de enorme hoeveelheid, al dan niet wetenschappe-
lijke theorieën en modellen, is de betrokkenheid van mede-
werkers nog altijd gering. Met dit boek wil ik daar verandering
in aan brengen.
[31]
PERSOONLIJK VOORWOORD
Met meer dan vijfentwintig jaar werkervaring in uiteenlopen-
de beroepen, branches en organisaties heb ik aan den lijve
ondervonden wat de effecten zijn van de verschillende ma-
nieren om iemand iets (of juist niets) te laten doen. Daarnaast
is het opvallend dat drie van de vijf organisaties waar ik werk-
zaam ben geweest, niet meer bestaan vanwege faillissement
of overname. Nee, mij treft geen blaam want dat had plaats
na mijn vertrek. Maar dat blijft slechts een schrale troost.
Ondanks het ontbreken van een bedrijfskundige vooroplei-
ding heb ik als manager - ondernemer zeer goede bedrijfsre-
sultaten behaald. Pas op latere leeftijd heb ik, na verkoop van
mijn bedrijf aan een grote organisatie, dit vermeende hiaat
opgevuld met een (MBA) studie strategisch management.
Daarbij kwam ik tot de verrassende conclusie dat voor vele
intuïtief uitgevoerde activiteiten, die aanleiding waren tot
genoemde successen, wetenschappelijke (bedrijfskundige)
modellen bestonden.
De laatste zes jaar heb ik deze persoonlijke ervaringen ge-
combineerd met diverse (al dan niet) wetenschappelijke be-
drijfsmodellen ingezet, om een doorsnee BV Nederland orga-
nisatie te transformeren naar een excellente organisatie.
Over dat proces gaat dit boek. Het beschrijft een in de praktijk
toegepaste en bewezen methodiek die organisaties in staat
stelt om te excelleren.
Het primaire doel van een organisatie is te overleven en te
floreren. Om dat doel te bereiken zullen managers alle me-
dewerkers moeten betrekken bij de voortgaande ontwikke-
[32]
ling van de organisatie. De competenties die ze te bieden
hebben in de vorm van kennis, vaardigheden en houding en
gedrag, dient het management te mobiliseren. Hun mate van
betrokkenheid bij het werk en de organisatie bepaalt naast
externe factoren het bedrijfsresultaat en de levensduur van
de organisatie. Stel alle medewerkers dan ook centraal. Dat is
stap één. Uitgangspunt hierbij is dat de organisatie pas resul-
taten kan gaan realiseren als alle medewerkers tezamen als
een harmonieus geheel gemotiveerd zijn om het doel van de
onderneming (continuïteit) vorm te geven.
Om een harmonieus en gemotiveerd team te kunnen realise-
ren moeten we de omgevingsfactoren die leiden tot onvrede
met het werk wegnemen. Dat vraagt om transparantie en
vertrouwen. Het loslaten van onze behoefte aan regels en
controle door een andere vorm van leiderschap. Een gedegen
inzicht in communicatie, onze drijfveren, maar bovenal in
onze gemeenschappelijke noden. Dat zal de onderlinge rela-
ties doen verbeteren. Alles tezamen zorgt dit voor de nood-
zakelijke cultuurverandering. Daarnaast moeten we de moti-
vatiefactoren die leiden tot voldoening (motivatie) in het
werk ontwikkelen. Dat betekent optimaal gebruik maken van
de kernkwaliteiten van alle medewerkers en hun behoefte
aan ontplooiing en persoonlijke groei te faciliteren. Taakver-
rijking, verantwoordelijkheid en waardering voor hun presta-
ties zullen tezamen met het wegnemen van negatieve omge-
vingsfactoren leiden tot de gewenste motivatie.
Iedereen betrekken betekent vanuit strategisch oogpunt de
bedrijfsprocessen zo inrichten dat iedereen ook daadwerkelijk
taakverrijkingmogelijkheden heeft. Als medewerkers over
[33]
onvoldoende regelcapaciteit beschikken 2 dan leidt dat tot
stress. Daarom moeten we eerst de interne bedrijfsprocessen
op orde brengen alvorens interacties met de omgeving in de
vorm van strategische intenties tot stand te brengen. De eni-
ge integrale methode voor het herontwerpen van de bedrijfs-
processen die zowel kijkt naar de kwaliteit van de arbeid (in-
houd, omstandigheden, verhoudingen en voorwaarden) als
ook naar de kwaliteit van de organisatie (flexibiliteit, be-
heersbaarheid en innovatie) is de sociotechniek. Deze toege-
paste wetenschap ondersteunt de bovenbeschreven doelstel-
lingen inzake omgevings- en motivatiefactoren.
Als harmonieus geheel kan de organisatie zich nu pas gaan
richten op strategische interacties met haar omgeving. Daar-
toe behoren klantgerichtheid en het aangaan van diverse
(strategische) samenwerkingsverbanden door middel van
(allianties) netwerkvorming. Dat vraagt om specifieke inzich-
ten, een duidelijk leerproces en een maximale persoonlijke
ontplooiing van betrokken medewerkers. Het resultaat is
bevlogenheid. Het primaire doel van de organisatie om te
overleven en te floreren wordt zo gewaarborgd.
Ik wil maar één ding. Gelukkig zijn met wie ik ben, wat ik ben
en wat ik heb. Dat gun ik jou ook. Jij blij → ik blij, maar ook ik
blij → jij blij 3, want het werkt namelijk twee kanten op. Ik gun
je dat niet omdat ik dat moet, maar omdat ik dat wil. Dat is
een diep gewortelde keuze ontstaan door inzicht, herkenning
2 Zie management drives, pagina 21-22.
3 Zie literatuur suggesties, Ik ben o.k. en jij bent o.k. “De transactio-
nele analyse”.
[34]
en inspanning. Dat proces 4 deel ik graag met je. Dat vraagt
wel om openheid en duidelijkheid. Aan “Zou het wellicht zo
kunnen zijn dat ….” hebben we dan ook helemaal niets. Je zal
zelf de nuances in grijs moeten aanbrengen in mijn zwart-wit
benadering. Mijn enthousiasme en bevlogenheid zal bij som-
migen een allergische reactie op kunnen roepen. Maar ja, als
ik al niet enthousiast ben, hoe kun jij het dan ooit worden!
Sidder 5 en tril je elk moment van ingehouden (verkoop)drift,
zit je dagelijks boordevol activiteit, draag je bij aan een prach-
tige teamgeest en stimuleer je anderen, heb je regelmatig
sprankelende ideeën en behandel je iedere klant alsof het de
eerste is? Ik zou het gewoon eens proberen.
Mijn persoonlijke ontwikkeling als mens, collega, manager,
ondernemer, uitvinder en auteur heb ik opgenomen in dit
boek. Aangevuld met persoonlijke anekdotes die wisselend
als plezierig, fascinerend en soms ronduit teleurstellend kun-
nen worden ervaren. Zij hebben mij gemaakt tot wat ik ben
en daarvoor ben ik iedereen oprecht dankbaar 6. Ik zie het als
mijn taak deze ervaringen met je te delen.
Deze tweede druk bevat een groot aantal wezenlijke toevoe-
gingen en wijzigingen waardoor de beschreven methodiek
nog duidelijker en sterker naar voren komt. Zonder de vele
opbouwende reacties zou deze verbeterslag niet tot stand
zijn gekomen, waarvoor nogmaals dank.
4 Zie pagina 53.
5 Uit “Het geld ligt op straat”, L.Fokkema, (1974).
6 Zie pagina 5.
[35]
VERHALENDE INHOUD
De tijdelijke optimalisatie van bedrijfsresultaten en een ver-
ouderd inzicht in hiërarchie en management, is ten koste
gegaan van het belangrijkste kapitaal van de organisatie, de
factor mens. Slechts met moeite geven we dat toe. Maar [van
fouten moet je leren].
Vertrouwen geven en op basis van gelijkwaardigheid samen-
werken is daarbij essentieel. Als we onze persoonlijke drijfve-
ren kunnen bevredigen, dan heeft dat een positief effect op
onze houding en ons gedrag. We leren elkaar beter begrijpen
en waarderen. Het draagt bij aan de homogeniteit van het
team. Dat feit maakt [een wereld van verschil]. Want mana-
gers willen maar één ding, maar medewerkers ook.
We willen voor vol worden aangezien en ons steentje bijdra-
gen. Het primaire proces is daarbij leidend. Het optimaal
[mobiliseren van menselijk potentieel] heeft positieve effec-
ten op arbeidsvreugde, arbeidsinhoud en de flexibiliteit, be-
heersbaarheid en het innovatief vermogen van organisaties.
Het stelt ons tevens in staat te profiteren van strategische
interacties met onze omgeving.
Nu we de werkelijke waarde van het menselijke potentieel
hebben (her)ontdekt voelen we ons als herboren. Een nieuw
begin. In [na zaaien volgt oogsten] wordt dit samengevat in
een model voor duurzame, onderscheidende bedrijfsresulta-
ten die alleen voor excellente organisaties zijn weggelegd.
Een juiste implementatie is daarbij een noodzaak.
[36]
[37]
VAN FOUTEN MOET JE LEREN
“DE WAARHEID IS EEN GOED IDEE, ZOLANG HET MAAR
NIET BESCHAMEND OF BEDREIGEND IS.”
[38]
HOOFDSTUK 1: VAN FOUTEN MOET JE LEREN
INHOUDSOPGAVE:
39 Van fouten moet je leren.
50 Let op.
[39]
VAN FOUTEN MOET JE LEREN
De belangrijkste secundaire doelstelling van iedere organisa-
tie is winst maken. Daarvoor moeten organisaties uitmunten-
de prestaties leveren. Zonder deze uitmuntende prestaties
kan er nimmer sprake zijn van een duurzaam bestaansrecht
en loopt de continuïteit van de organisatie ernstig gevaar met
alle negatieve gevolgen van dien voor klanten, leveranciers,
financiers en medewerkers. Afgeleid daaraan weer hun klan-
ten, leveranciers, financiers en medewerkers.
Organisaties moeten voortdurend
flexibel reageren op markt- en concur-
rentieveranderingen. Ze moeten zich
spiegelen aan anderen en daar hun
voordeel uit halen. Ten einde efficien-
cyvoordelen te behalen moeten orga-
nisaties meer en meer uitbesteden.
Daarnaast moeten organisaties een aantal kerncompetenties,
voor zover zij daarover beschikken, koesteren om concurren-
ten voor te blijven. Ondanks de enorme voordelen die door
operationele effectiviteit zijn behaald, zijn veel organisaties
teleurgesteld. Teleurgesteld, omdat het onmogelijk is geble-
ken deze voordelen te vertalen naar duurzame winst. Het
concurrentievoordeel komt voort uit de unieke wijze waarop
activiteiten op elkaar zijn afgestemd, samenhangen en elkaar
onderling versterken. Een organisatie kan uitsluitend beter
zijn dan een concurrent, wanneer het een verschil tot stand
kan brengen die de organisatie ook in de tijd bezien in stand
weet te houden.
[40]
Bedrijven die goed presteren halen de pers. Het management
wordt geroemd om haar prestatie, pronkt met de veren, maar
nog liever met de bonus. Wat is “het management”? We
hebben het hier toch zeker over een groepsprestatie, een
succes dat ontstaat doordat een team tot meer in staat is dan
de som der medewerkers. Met andere woorden een unieke
samenwerkingsvorm die is gebaseerd op maximale ontplooi-
ing van individuele vaardigheden, openstellen voor de me-
ning van een ander, waar nodig het geven van opbouwende
kritiek, bereid zijn zulke kritiek te aanvaarden en uit te gaan
van menselijke gelijkwaardigheid, ondanks verschillen in func-
tie en verantwoordelijkheid.
De kern van de probleemstelling ligt
maar al te vaak in de maatschappelijk
aanvaarde en cultuurgebonden ge-
dachte over hiërarchie. Wat resul-
teert in de meest gangbare organisa-
tiestructuur bestaande uit managers
op diverse hiërarchische niveaus en
medewerkers. Van medewerkers
wordt veelal verwacht dat ze de, tot hun niveau gereduceer-
de, versimpelde, overzichtelijke taken conform instructie
uitvoeren. Terwijl van managers wordt verwacht dat zij een
hoge mate van empathie en assertiviteit vertonen, een posi-
tieve faalangst hebben, een gezond zelfvertrouwen, een laag
risicomijdend gedrag, goede luisteraars zijn, op het juiste
moment negatieve maar vooral positieve feedback geven en
beschikken over een uitstekende zelfdiscipline. Bovenstaande
suggereert naast blijkbaar noodzakelijke hiërarchische ver-
schillen (rangen en standen), verschillen in vereiste compe-
tenties en complexiteit van de uit te voeren taken naast ma-
[41]
nagers die door, hiërarchisch, hogere managers gemanaged
moeten worden.
Helaas maakt bovenstaande praktijk
enerzijds onvoldoende gebruik van
het menselijke potentieel van het
overgrote deel aan medewerkers
binnen de organisatie en legt zij an-
derzijds een te zware nadruk op de
vermeende kwaliteit van het management. Van medewerkers
wordt algemeen aangenomen dat zij in hun positie niet over
bijzondere kennis en vaardigheden beschikken dan die nood-
zakelijk voor het uitvoeren van de aan hun toegewezen taak.
Voor al het meerdere zorgt het management. Vaak wordt
vergeten dat veel van deze medewerkers buiten hun werk-
kring actief zijn, binnen verenigingen, belangenorganisaties of
vrijwilligerswerk, dan wel dat zij een bijzondere hobby heb-
ben. Zij geven daarmee vaak blijk te beschikken over vaardig-
heden die managers niet willen of kunnen onderkennen. Voor
veel medewerkers is dit een prettige compensatie voor, he-
laas voor sommigen een afrekening met, het gemis aan waar-
dering op hun werk. Hoe succesvol 7 is het management dan?
Of een manager succesvol functioneert wordt, naast vakin-
houdelijke en rationele aspecten, mede bepaald door per-
soonsgebonden- en omgevingsgebonden aspecten. Daarnaast
is onze cultuur erg gericht op het bereiken van consensus en
houden we er niet van dat een ander ons vertelt wat we moe-
ten doen. We zijn individualistisch ingesteld en bepalen zelf
7 Het navolgende deel is gebaseerd op diverse artikelen uit internet
inzake effectiviteit, functioneel gedrag, managers en management.
[42]
wel wat goed voor ons is en dat maakt besturing van mede-
werkers niet eenvoudig. Overtuigingen van mensen worden
enerzijds bepaald door ervaringen die zij opdoen en ander-
zijds beïnvloed door o.a. persoonlijkheid, opvoeding en cul-
tuur. Rationele argumenten ondersteunen onze beslissingen
maar worden wel beïnvloed door gewoonten, tradities, ambi-
ties, marktpositie en macht. Alle partijen zullen vanuit hun
perspectief proberen zaken te beïnvloeden. Deze verschillen-
de perspectieven leiden tot verschillende werkelijkheden.
Managers, mensen in het algemeen, selecteren die feiten
waarvan zij denken dat deze in hun voordeel zijn. Daar zit nu
juist het probleem. Maar zelden weten managers hoe zij het
gedrag van hun medewerkers daadwerkelijk moeten interpre-
teren en daarnaast kijken managers onvoldoende kritisch
naar zichzelf. Zo bezien valt het nog niet mee om een succes-
vol manager te zijn, laat staan te blijven. Hoe word je mana-
ger?
Veel managers zijn manager geworden,
omdat ze vakinhoudelijk goed waren en
wellicht omdat men dacht dat ze leiding-
gevende capaciteiten hadden. Als belo-
ning, omdat ze gewoonweg lang genoeg
bij het bedrijf werkzaam waren of pro-
motie kregen vanuit senioriteit. Daarnaast vindt promotie van
managers vaak nog plaats zonder gegronde procedures en
speelt het “Old Boys Network” nog vaak een aanzienlijke rol.
Daar komt in veel situaties nog bij, dat op het moment dat
iemand tot manager werd gepromoveerd, de interne- en ex-
terne marktomstandigheden aanzienlijk anders waren dan
vandaag de dag. Wellicht de belangrijkste reden om de in-
vloed van het “Old Boys Network” te beëindigen, aangezien
velen van hun die de naam niet eens kunnen uitspreken, zich
[43]
blijven beroepen op hun resultaten behaald in het verleden
en deze denken door te kunnen trekken naar het heden. He-
laas biedt dit, parallel aan de financiële markten, vandaag de
dag geen garantie voor een succesvolle toekomst. Als een
sollicitatieprocedure voor een managementfunctie al is uitbe-
steed aan bijvoorbeeld een executive search bureau, dan zal
deze in lijn met de verwachtingen van hun opdrachtgever
vooral zoeken naar kandidaten uit het vakgebied. Daarnaast
is het verrassend om te zien hoe vaak het item “strategische
kennis” in het functieprofiel van deze kandidaten is opgeno-
men.
Al eerder beschreef ik het misverstand
tussen operationele effectiviteit en stra-
tegie. Strategie is wel degelijk een studie
en het vinden van werkelijk, duurzame,
strategische opties is bijzonder moeilijk.
Zoals al eerder betoogd kunnen disfuncti-
onerende managers 8 zich handhaven,
omdat ze anderen en zichzelf voor de gek houden. Zaken
worden verdoezeld en zelfs dat verdoezelen we graag. Daar-
naast zijn de competenties van het hiërarchisch hogere ma-
nagement, directie, commissarissen en/of raden van bestuur
vaak overeenkomstig slecht ontwikkeld, waardoor het dis-
functioneren niet wordt opgemerkt of oogluikend wordt toe-
gestaan. Daarnaast is het helaas zo dat zwakke leiders ook
dienovereenkomstige managers om zich heen verzamelen.
Niet goed voor de organisatie, maar ook niet bedreigend voor
8 Managers weten in toenemende mate steeds slechter op welke
knoppen ze moeten drukken en in welke volgorde om een bepaald,
gewenst, resultaat te bereiken. (Castells, 1998)
[44]
de top. Het al eerder genoemde “Old Boys Network” speelt
ook daarin nog steeds een rol. Opvolgers binnen bedrijven,
hebben vaak een overeenkomstige sociale en maatschappe-
lijke achtergrond, waaronder studiegenoten en medeleden
van genootschappen en dergelijke. Oud geld en macht. Ran-
gen en standen.
De meeste organisaties kennen een
functioneel geconcentreerde structuur.
Deze structuur kenmerkt zich doordat
werkzaamheden van dezelfde soort zijn
geconcentreerd in afdelingen. Veelal
onderscheid men drie hoofdgroepen:
Voorbereiden, Ondersteunen en Ma-
ken. Orders worden onzichtbaar gemaakt doordat ze worden
opgesplitst in diverse bewerkingssoorten. Vaak zijn bepaalde
afdelingen weer onderverdeeld in subafdelingen met ieder
hun eigen bewerkingsspecialisme en hiërarchisch ingerichte
personele bezetting. Een enkele order kan dus een groot aan-
tal routes doorlopen via diverse afdelingen die allen auto-
noom functioneren en van elkaar gescheiden zijn. Hierdoor is
geen duidelijk stromend product meer herkenbaar. Dit heeft
ernstige negatieve gevolgen voor de functie-eisen (criteria):
Flexibiliteit, Beheersbaarheid en Innovatievermogen. Boven
beschreven organisatiestructuur heeft ook een negatief effect
op de mobilisatie van het menselijke arbeidsvermogen en
daarmee de functie-eis: Kwaliteit van de Arbeid. Het tot stand
brengen van een andere organisatiestructuur is dan ook ge-
wenst om een optimale benutting van het menselijk arbeids-
potentieel te kunnen realiseren.
[45]
We zullen van onze fouten moeten leren. Maar doen we dat
ook? Mensen hebben geleerd om zaken te verdoezelen, om
organisaties te laten overleven en het management niet van
streek te maken. Als je dat maar lang genoeg wordt geleerd,
dan komen mensen al snel tot het inzicht dat deze handels-
wijze noodzakelijk, praktisch, realistisch en zelfs zorgzaam is.
Men zou dus een overzicht kunnen maken van al deze en
andere onbespreekbare onderwerpen. Voor velen een hele
bijzondere gebeurtenis, maar juist het ontwikkelen van iets
bijzonders is een teken van echte progressie en daarmee een
leerproces. Laten we elkaar dus de waarheid zeggen! Helaas
bestaat er maar al te vaak de funda-
mentele aanname; “De waarheid is een goed idee, zolang het maar niet beschamend of bedreigend is.” Dat
zijn nu juist de condities waarbij de
waarheid een noodzaak is.
Waarom houden we zaken voor ons en delen die niet met
anderen? 9 Maar al te vaak wordt dit veroorzaakt door een
diepgewortelde organisatiecultuur, immers:
- Je moet je kennis vasthouden totdat je het kan inruilen
als tegenprestatie (beloning).
- Je “baas” zou moeten weten wat jij weet, maar dat weet
hij niet en hij zou zich bedreigd voelen door jouw grotere
kennis.
- Als je kennis openbaart, krijg je extra werk, maar geen
extra beloning.
9 Gebaseerd op een presentatie van W. Foppen, ESADE, Barcelona,
2001.
[46]
- Je “baas” gelooft niet dat jij in jouw positie iets waarde-
vols weet en zal daarom niet naar jou luisteren.
- Je kennis staat haaks tegenover regels en cultuur van het
bedrijf en je weet dat het geen zin heeft het naar voren te
brengen.
- Zodra je kennis deelt met anderen, verzwakt dat je eigen
positie.
Veel managers houden vooral zichzelf
bezig. Bezig met het binnen de regels
houden van de organisatie. In uitleggen
waarom zaken fout lopen in plaats van te
handelen. Ze beschikken wel over vol-
doende vaardigheden maar gebruiken ze onvoldoende. Ze
hebben een goed IQ maar een onvoldoende ontwikkeld EQ.
Een succesvolle manager heeft charisma, visie, doorzettings-
vermogen, enthousiasme, creativiteit, gedrevenheid, initiatief
en gemeende interesse in zijn of haar medewerkers. En zo is
houding en gedrag veel meer bepalend voor succes en effec-
tiviteit dan de vele vaardigheden bij elkaar. En dat is juist
waar het bij, managers en medewerkers, beiden aan ont-
breekt; “houding en gedrag”. Ook medewerkers ontbreekt
het helaas aan het nemen van hun verantwoordelijkheid en
het tonen van initiatief. Ze doen hun taak en daar houdt het
dan helaas vaak mee op. Ze weten vaak meer van hun hobby
dan van hun werk. Ze worden daar vanwege organisatiecul-
tuur en hiërarchische verhoudingen ook niet altijd toe uitge-
nodigd en initiatieven worden vaak in de kiem gesmoord. De
omgeving is zelden ideaal. Ze doen ongetwijfeld hun best.
Maar als onze houding en gedrag niet veranderen dan zal het
resultaat van “ons best doen” minimaal zijn. Daar moet ver-
andering in komen. Maar hoe?
[47]
Hoe kunnen we een leerproces mogelijk
maken die anderen in staat stelt maxi-
maal te functioneren. We ontkomen
daarbij niet aan veranderen. Het vraagt
om een duidelijke verandering in hou-
ding en gedrag van medewerkers, maar
vooral van managers. We ontkomen
daarbij niet aan het ontwikkelen van nieuwe vaardigheden.
Helaas speelt 90 % van de drijfveren die de aanzet vormen tot
die juiste vaardigheden, houding en gedrag, zich af in ons
onderbewuste. Wat zijn uw persoonlijke drijfveren? Waar
doet u het allemaal voor? Dag naar dag, van vroeg tot laat zijn
we geroutineerd bezig met ons werk. Veelal gedisciplineerd
investeren we onze gelimiteerde energie. Als we dan uitgeput
thuis komen, resteert er voor velen onder ons niet veel meer
dan wat te eten, tv te kijken en naar bed te gaan. Deze le-
venswijze stelt ons in staat om onze honger te stillen, onze
dorst te lessen en met een dak boven ons hoofd ons te be-
schermen tegen weersinvloeden. Als daarmee onze lichame-
lijke behoefte is bevredigd verlangen we naar meer. We wil-
len van het leven genieten en ons goed voelen. Het is tijd
voor een nieuw mobieltje, een bepaald merk parfum, een
gouden sieraad, een plasma tv, dat grote(re) huis, die
mooie(re) auto, die verre (tropische) vakantie en al die ande-
re zaken die passen bij onze welstand en welvaart. Helaas is
het bezit van de zaak vaak het einde van het vermaak. Onte-
vreden over deze kortstondige vorm van behoeftebevrediging
gaan we op zoek. Op zoek naar meer. Want diep in ons on-
derbewuste willen we allemaal het zelfde.
Mensen en organisaties streven naar bevrediging van hun
behoeftes. Als zij daarin worden gedwarsboomd dan zorgt dat
voor negatieve emoties. Ze zullen alle mogelijke technieken
[48]
inzetten om hun doel te bereiken. Met alle gevolgen van dien.
Variërend van milde teleurstelling tot blinde woede. Ze gaan
niet op zoek naar de oorzaak maar nemen simpelweg ande-
ren kwalijk dat zij van alles tekortkomen. Geen hand in eigen
boezem, want de schuld ligt bij een ander. We spelen elkaar
de bal niet meer toe, maar snoe-
pen hem af. We praten niet meer
mét elkaar, maar óver elkaar. We
werken niet meer mét elkaar,
maar tégen elkaar. We vertrouwen elkaar niet meer, maar
wantrouwen elkaar. Bij gebrek aan goede communicatieve
vaardigheden, openheid, transparantie en transformationeel
leiderschap is de organisatie niet in staat te excelleren, door-
dat haar medewerkers zich in deze omgeving nimmer maxi-
maal kunnen ontplooien.
Het moet toch mogelijk zijn om uit de vele managementthe-
ma’s als genoemd in “beschouwende inleiding” een gemeen-
schappelijk beeld te vormen. Een organisatiewijsheid waar
alle medewerkers zich op hoofdlijnen in vinden en overeen-
komstig hun bijdrage leveren. Is het werkelijk zo moeilijk om
te begrijpen dat iedere medewerker een unieke set compe-
tenties bezit. Waardering daarvoor de beste beloning is. We
hem in staat moeten stellen om die vaardigheden verder te
ontwikkelen. Hij ze vol enthousiasme in kan zetten voor ons
gezamenlijke doel. Zijn teamrol ondanks in onze ogen afwij-
kend gedrag, hem nu juist zo waardevol maakt. Dat is toch
minstens het onderzoeken waard.
Het geven van vertrouwen en samenwerking op basis van
gelijkwaardigheid kan organisaties vrij van gangbare hiërar-
chie doen ontstaan. Waar taken worden verricht op basis van
beheersbare processen. Het aanvaarden en aanvaard wor-
[49]
den, oprechte aandacht, respect en waardering voor elkaar
en onszelf, geeft enorme impulsen aan persoonlijke ontwik-
keling die, naast meer winst, zullen bijdragen aan duurzame,
onderscheidende organisatieresultaten.
Dit boek is bedoeld voor al die mensen die dagelijks menselij-
ke waardigheid willen ervaren, die zich willen ontplooien, die
willen leren en openstaan voor een andere levenswijsheid.
Helaas is niet iedereen in de gelegenheid om morgen op het
werk te kunnen stellen; “Vanaf vandaag doen we alles an-
ders.” Niet alle managers willen, laat staan kunnen, zich
kwetsbaar opstellen. Raden van bestuur, commissarissen en
directies staan niet te springen om de “controle” uit handen
te geven. Zij willen bewijs, zij willen weten of ze er beter van
worden. Verdienen we er meer mee? Het antwoord is rond-
uit, JA! Er wordt meer geld verdiend, maar wat verdien jij
ermee? Een waardige, uitnodigende, altijd voldoening geven-
de werkplek. Niets minder dan dat!
[50]
LET OP …
Maar let op. Dit is geen boek uit de serie “boeken voor dum-
mies”, niet een eenvoudige handleiding bij het inrichten van
organisaties, ook niet een zelfhulpboek voor persoonlijke
ontwikkeling met allerlei pasklare antwoorden en kant-en-
klare oplossingen. In het boek zijn geen eenvoudige formules,
theorieën of instructies opgenomen die bij navolging tot ge-
garandeerd succes leiden. Als dat je verwachting is, dan kom
je helaas bedrogen uit.
Dit boek is bedoeld tot nadenken. Na te denken over de be-
langrijkste processen binnen je organisatie, hun onderlinge
samenhang en jouw specifieke rol daarin. Kun je binnen die
structuur jezelf maximaal ontwikkelen en op die wijze een
excellerende bijdrage leveren aan de resultaten? Op soms
filosofische wijze word je uitgedaagd om na te denken over
datgene waar je mee bezig bent, wat je werkelijke drijfveren
zijn en of dat je gelukkig maakt. Je zult dus bij jezelf te rade
moeten gaan, bewuste keuzes maken en je zult inspanning
moeten leveren. Verandering vereist namelijk inzicht, her-
kenning, keuze en inspanning. Neem je geen genoegen met je
huidige situatie en heb je het lef om eens iets anders uit te
proberen? Dan is dit boek zeker iets voor jou.
Je vraag: “Maar werkt dit?” kan ik het best als volgt beant-
woorden. Om de algemeen geaccepteerde regel onderuit te
halen dat alle kraaien zwart zijn, is het voldoende dat je be-
wijst dat er ten minste één witte kraai bestaat. En Ja!, die
witte kraai heb ik gevonden. Sterker nog, ik heb meegewerkt
aan de totstandkoming van die witte kraai, door mijn eigen
persoonlijke ontwikkeling en door de juiste omgeving te facili-
[51]
teren. Een omgeving waarin anderen tot volledige ontwikke-
ling konden komen. Maar ik ook.
Dit inventariserende hoofdstuk is slechts een opmaat, een
voorbereiding, voor meer. In “een wereld van verschil” gaan
we op zoek naar die drijfveren die zich voor 90 % afspelen in
ons onderbewuste. Die drijfveren, die de aanzet vormen tot
de juiste vaardigheden, houding en gedrag. Stop alvast met
eerst zien, dan geloven. Geloof het maar. Je gaat het zien. Die
belofte doe ik je nu. Die eerste stap zet ik. Maar let op. Je
krijgt niets als je zelf niet eerst investeert. Je zult moeten
zaaien, voordat je kunt oogsten.
[52]
A D A ANDERS DAN ANDEREN
[53]
“MIJN ACTIES ZIJN ALS
RIMPELINGEN IN HET WATER,
DIE OP HUN BEURT ANDEREN
HETZELFDE LATEN DOEN,
WAARDOOR ZE ELKAAR
VERSTERKEN, KEER OP KEER OP
KEER10
”.
10
Mijn persoonlijke drijfveer: “anderen inspireren tot maximale
ontplooiing” (Alfred Massaut).
[54]
[55]
EEN WERELD VAN VERSCHIL
“DE BEVREDIGING VAN ONZE DRIJFVEREN STELT
ONS IN STAAT DOELEN TE BEREIKEN DIE VOOR
ANDEREN ONDENKBAAR ZIJN.”
[56]
HOOFDSTUK 2: EEN WERELD VAN VERSCHIL
INHOUDSOPGAVE:
57 Een wereld van verschil.
60 Communicatie.
71 Vertrouwen.
75 Drijfveren.
81 Aandacht.
82 Acceptatie.
83 Respect.
84 Waardering.
87 Leiderschap.
90 Organisatiecultuur.
92 Samen naar de top.
95 Realiseer je wel.
99 Tijd voor iets totaal anders.
[57]
EEN WERELD VAN VERSCHIL
In mijn eigen-wijsheid heb ik gezocht naar de achterliggende
drijfveren van mensen (managers en medewerkers) die kun-
nen zorgen voor een noodzakelijke wijziging in houding en
gedrag en daarmee organisaties in staat stellen excellente
bedrijfsresultaten te realiseren. Daarbij kwam ik tot onder-
staand resultaat. De keuzes die we maken, het gedrag dat we
vertonen en zelfs het karakter dat we hebben, worden door
drie belangrijke zaken bepaald. We worden gemotiveerd,
voortgedreven en gevormd door onze instincten, verlangens 11 en noden. Echter uitsluitend de behoeftebevrediging van
onze noden geeft de nodige energie om te doen wat we wil-
len doen, te zijn wie we willen zijn en uit te kunnen groeien
tot ons beste zelf. Want diep in ons hart willen we allemaal
hetzelfde: Oprecht gelukkig zijn. Gelukkig zijn met wie we zijn
en wat we hebben. We hebben allemaal dezelfde behoeftes.
We hebben behoefte aan aandacht, acceptatie, respect en
waardering.
Het integreren, het verankeren binnen het bedrijfsproces, van
deze zogenaamde “zachte” vaardigheden is de verantwoorde-
lijkheid van alle medewerkers. Hierdoor wordt een omgeving
gecreëerd waar een stimulerend werkklimaat heerst met
hoge scores op medewerkertevredenheid, organisatietrots,
identiteit met de organisatie, motivatie, innovatief vermogen,
interne mobiliteit, persoonlijke ontwikkeling, waardering en
relatie met de klant, waardoor de factor gunnen weer een rol
speelt. Het zal leiden tot een andere organisatiecultuur. Het
11
Zie figuur 1: Wensen en verlangens.
[58]
brengt “bevlogenheid” terug binnen organisaties, zoals een
kunstenaar zijn ziel in een kunstwerk weet vast te leggen. “De bevrediging van onze drijfveren 12 stelt ons in staat doelen te bereiken die voor anderen ondenkbaar zijn.” En dat maakt
een wereld van verschil.
Deze nieuwe organisatieaanpak vraagt
om een brede acceptatie, draagvlak en
geloofwaardigheid van en vertrouwen in
het management. De rol van “het ma-
nagement” komt hierbij niet tot uiting in
wat hij of zij zegt, maar in hoe hij of zij
zich gedraagt. Dit voorbeeldgedrag is een
doorslaggevende factor. Wellicht, meer
dan ooit tevoren, bepaalt ons gedrag hoe anderen ons zien en
ons handelen beoordelen.
Je kunt medewerkers niet motiveren als je ze niet vertrouwt.
Het geven van vertrouwen begint bij openheid en transparan-
tie, het opbouwen van vertrouwen gaat stap voor stap. We
zullen moeten oefenen en oefenen tot het een vast onder-
deel van ons functioneren wordt.
Daarbij is een goede communicatie noodzakelijk. Maar helaas
is ook dat, noch bij managers, noch bij medewerkers, een
sterk ontwikkelde vaardigheid.
12
Eigen citaat (Alfred Massaut).
[59]
En dit ……….. En dat.
Veel ……….. Liefst meer.
Nu ……….. Of straks.
Maar
altijd prijs!
WENSEN en VERLANGENS
Figuur 1: Wensen en verlangens.
[60]
COMMUNICATIE
Door gebrekkige communicatievaardigheden, maar ook een
slechte onderlinge relatie, ontstaan vaak heftige confronta-
ties tussen collega’s onderling die positieve ontwikkelingen in
de weg staan. We hebben elkaar niet goed verstaan, niet
goed begrepen of voelen ons aangevallen door wellicht een
wat onzorgvuldige woordkeus. Daar zijn we niet van gediend
en dat zal die ander weten ook. Dat vraagt om inzicht en ken-
nis van communicatie 13. Maar doen we er daarna ook wat
mee.
Communicatie
Bij communicatie gaat het om contact
en de interactie tussen mensen. We
communiceren in direct contact door
middel van spraak en lichaamstaal.
Verschillende onderzoekers schatten
dat meer dan 70 % van de communicatie tussen mensen non-
verbaal plaats vindt. Stemklank en lichaamstaal zijn daarbij
uitermate belangrijk.
Gevoelens uitdrukken door lichaamstaal
Lichaamstaal is een veel eenvoudigere manier om gevoelens
uit te drukken, dan door middel van gesproken taal. Je zegt
bijvoorbeeld tegen iemand niet zo makkelijk dat je hem of
haar niet mag, maar door middel van lichaamstaal kun je dat
13
Het navolgende deel is gebaseerd op diverse artikelen uit internet
inzake communicatie en lichaamstaal.
[61]
goed laten merken. Meestal gaan gesproken taal en lichaams-
taal samen. Op het moment dat iemand iets zegt, wordt tege-
lijkertijd informatie meegegeven door middel van lichaams-
taal. Deze non-verbale extra informatie kan de inhoudelijke
boodschap ondersteunen of juist tegenspreken.
Boodschap, zender en ontvanger
Bij het communiceren tussen één of meer mensen, wordt
informatie overgedragen. Deze informatie noemen we de
boodschap. De persoon die een boodschap aan de ander
overdraagt wordt de zender genoemd. De persoon die de
boodschap ontvangt noemt men de ontvanger. Bij communi-
catie is er sprake van tweerichtingsverkeer. Dit wil zeggen dat
de ontvanger ook zender is. De ontvanger reageert namelijk
altijd op de zender.
Coderen, beeldvorming, decoderen en interpretatie
Als we over communicatie spreken, bedoelen we de bewuste
informatieoverdracht. Hierbij is het de bedoeling dat een
boodschap die de zender aan de ontvanger overdraagt, door
hem ook begrepen wordt. Om de informatie die de zender wil
overdragen zo goed mogelijk bij de ontvanger over te kunnen
brengen, zal de zender zich in de situatie (begripsvermogen,
emotionele toestand, eerdere ervaringen en dergelijke) van
de ontvanger moeten verplaatsen. Dit noemt men de fase van
de beeldvorming.
Gedachten lezen is geen gave waar de meeste mensen over
beschikken. Als ik dus mijn gedachten aan jou wil overdragen,
zal ik deze eerst moeten vertalen naar een manier die voor
jou te begrijpen is. Dit vertalen, van gedachten naar woorden,
noemt men coderen. Nadat de ontvanger de boodschap heeft
[62]
gedecodeerd zal hij trachten de informatie te interpreteren.
Centraal daarbij staat de vraag: “wat betekent dit voor mij?”
Meen wat je zegt, de ontvanger merkt het!
Referentiekader
Of de boodschap inderdaad bij de ander overkomt, is afhan-
kelijk van verschillende factoren. Zo is het belangrijk dat de
zender iets weet of veronderstelt over de geschiedenis en de
achtergrond van de ontvanger. Miscommunicatie kan ont-
staan door een verschillend referentiekader.
Ruis
In de communicatie tussen mensen kan
nog veel meer mis gaan. De externe
factoren die de ontvanger afleiden en
daardoor de communicatie verstoren
worden externe ruis genoemd. Het
juiste begrip van de overgebrachte
informatie kan ook worden belemmerd door interne factoren
bij de ontvanger. Dit wordt interne ruis genoemd. De ontvan-
ger kan bijvoorbeeld onjuiste verwachtingen hebben met
betrekking tot de boodschap, geëmotioneerd zijn of te weinig
voorkennis hebben over het onderwerp. Hij kan ook afgeleid
zijn door zijn eigen gedachten.
Terugkoppeling of feedback
Voor de zender van de boodschap is het belangrijk om te
weten of de boodschap aangekomen is bij de ontvanger zoals
hij heeft bedoeld. Dit kan hij te weten komen door een reac-
tie van de ontvanger. Als de ontvanger naar hem kijkt en
knikt, mag hij aannemen dat de ontvanger luistert. Als er re-
actie wordt gegeven op de boodschap spreekt men over te-
[63]
rugkoppeling of feedback. We kunnen onderscheid maken
tussen verbale en non-verbale feedback. Non-verbale feed-
back is bijvoorbeeld een frons, een klap met een vuist op
tafel, of een diepe zucht bij het horen van een vervelende
mededeling. De zender kan hierdoor weten dat de lading van
zijn boodschap is overgekomen.
Inhoud en betrekking
In de communicatie met anderen
kunnen we boodschappen op in-
houdsniveau en op betrekkingsni-
veau zenden. Bij de communicatie
op inhoudsniveau gaat het om het
overdragen van concrete inhoudelij-
ke informatie. We willen de ander iets duidelijk maken over
een bepaald onderwerp. Dit is de inhoud van het gesprek. De
inhoud van een boodschap is meestal het makkelijkst over te
brengen door middel van gesproken taal of afgesproken ge-
baren. Toch is de inhoud niet het enige dat we overbrengen
in de communicatie. Tegelijkertijd met onze woorden geven
we signalen die aangeven hoe we de ander zien en hoe hij
onze boodschap moet interpreteren. Op betrekkingsniveau
gaat het er om hoe een boodschap moet worden opgevat en
hoe de verhoudingen zijn tussen de betrokkenen in een rela-
tie. Woorden kunnen bijvoorbeeld veel harder aankomen dan
ze bedoeld zijn. Om onze gevoelens en bedoelingen duidelijk
te maken gebruiken we daarom liever beeldende taal. Vaak
wordt tegelijkertijd een boodschap op inhoudsniveau en op
betrekkingsniveau gegeven.
[64]
Drie aspecten
De communicatie op betrekkingsniveau bestaat uit de vol-
gende drie aspecten:
• Het expressieve aspect.
• Het relationele aspect.
• Het appellerende aspect.
Het expressieve aspect zegt iets over de manier van uitdruk-
ken van de zender en de indruk die dit op de ontvanger
maakt. Maakt hij een deskundige indruk of is het een leek?
Komt hij betrouwbaar over? Is hij vriendelijk of onvriendelijk?
Heeft hij de tijd, of is hij onrustig en lijkt hij haast te hebben?
Is hij persoonlijk of afstandelijk? Is hij brutaal en arrogant of
juist beleefd?
Het relationele aspect zegt iets over hoe de ontvanger de
relatie en de verhoudingen met de zender ziet. Is de positie
van de zender gelijkwaardig, hoger of ondergeschikt? Schat
de ontvanger intelligentie van de zender hoog of laag in? Is de
ontvanger waarderend of geringschattend ten opzichte van
de zender? Is de ontvanger belangstellend of onverschillig?
Bij het appellerende aspect gaat het er om dat de inhoud van
de boodschap door de ontvanger wordt uitgevoerd. De bood-
schap kan dan op verschillende manieren worden overge-
bracht: bevelend, vragend, verzoekend, smekend of informe-
rend.
Vaak wordt de inhoud van de boodschap in woorden uitge-
drukt en de betrekking met behulp van lichaamstaal. Vooral
de intonatie en de mimiek spelen hierbij een grote rol. Non-
[65]
verbale communicatie communiceert over de verbale com-
municatie. Bij twijfel over de waarheid van de boodschap of
de oprechtheid van de spreker wordt aan de non-verbale
communicatie meer geloof gehecht dan aan de verbale com-
municatie.
Metacommunicatie
Door te communiceren op betrekkingsniveau, kunnen we de
betekenis van een boodschap of zelfs van onze relatie met de
ander verduidelijken. Dit kan zowel met, als zonder woorden
plaatsvinden. Spreken over de relatie, onderlinge verhoudin-
gen en gevoelens gaat ons echter vaak moeizaam af. Hoe
vinden we de juiste woorden om te verwoorden wat we voe-
len, zonder de ander te kwetsen? Om deze reden stellen we
het vaak uit om de ander te bekritiseren en geven we mis-
schien ook te weinig complimentjes.
Het is goed om behalve de inhoud, ook de
betrekkingsaspecten van de communicatie
duidelijk te krijgen. Hiertoe is het nodig om
de ander aan te spreken op, of te bevragen
over zijn manier van communiceren. We
spreken dan niet over de inhoud van de
boodschap, maar over de achterliggende
betekenis daarvan en over de relationele kant. We communi-
ceren dus over de communicatie. Dit wordt metacommunica-
tie genoemd: “Je zegt wel dat het je niet uitmaakt dat onze
afspraak niet doorgaat, maar ik bemerk aan je gezicht en aan
je stem dat je teleurgesteld bent, is dat zo?” Vaak wordt de
inhoud van een boodschap weergegeven in woorden en
wordt de betrekking duidelijk gemaakt door middel van li-
chaamstaal.
[66]
Mensen kunnen verrast zijn wanneer je hen aanspreekt op de
betrekkingaspecten van de communicatie en je bijvoorbeeld
iets over hun gezichtsuitdrukking zegt in plaats van over de
inhoud van hun boodschap. Toch is metacommuniceren bin-
nen een relatie heel belangrijk om bedoelingen en verhou-
dingen duidelijk te krijgen.
Non-verbale communicatie
In de communicatietheorie worden zeven functies van de
non-verbale communicatie onderscheiden:
1. Herhaling van hetgeen verbaal is medegedeeld. (tegelij-
kertijd ja zeggen en knikken, de weg uitleggen en wijzen).
2. Vervanging van de verbale communicatie. (ja knikken,
nee schudden, vragende gezichtsuitdrukking, embleem-
gebaren).
3. Tegenspreken van de verbale communicatie. (iets beves-
tigen maar daarbij twijfelend het hoofd schudden of de
schouders ophalen).
4. Affectieve (gevoelsmatige) ondersteuning van het ge-
sproken woord. (bezorgde frons of bemoedigend schou-
derklopje).
5. Informatie over de onderlinge relatie. (glimlachen, oog-
contact, aanraken, afstand, lichaamshouding).
6. Beklemtonen van de verbale communicatie. (wijzen met
een priemende vinger in de lucht als je een beschuldiging
uit of met luide toon verwijten maken en driftig op de ta-
fel slaan).
7. Structureren en reguleren van de verbale communicatie.
(de punten en komma's van de gesproken zinnen: hum-
men, aankijken en wegkijken, spreekpauzes en onder-
steunende handgebaren).
[67]
Zo bezien is msn’en, twitteren, chatten en sms’en wel een erg
gehandicapte vorm van communicatie. Door te leren op de
juiste wijze te communiceren, stelt dit ons wel in staat te
spreken over onderlinge verhoudingen en gevoelens. Dan
vinden we de juiste woorden en de juiste bijhorende li-
chaamstaal om een ander te bekritiseren, of te complimente-
ren, zonder daarbij die ander te kwetsen. Maar ja, een ander
aanspreken op zijn verantwoordelijkheid 14, dat doe je toch
niet! Of juist wel?
Ga moeilijke discussies, gemakshalve, niet uit de weg. Want
als je iets dwars zit en dat niet uitspreekt dan blijf jij er mee
zitten. Maak het bespreekbaar, dat stelt de ander in de gele-
genheid om er iets mee te doen, er iets van te leren. Dat
komt de onderlinge relatie alleen maar ten goede. We moe-
ten het onbespreekbare, bespreekbaar maken. De onderste
steen moet boven komen. Daar moet je alles aan doen, alle
energie in steken. Prima als de ander, er anders over denkt.
Verschil mag er zijn. Blaas de verschillen niet op maar concen-
treer je op de grote overeenkomsten. Als je de angel uit de
discussie haalt, is de behoefte aan discussie weg. Wind je niet
op over het verschil, maar zoek naar de oorzaak. Aanvaard
het verschil anders krijg je een geschil.
14
Zie figuur 2: Communicatie.
[68]
Wat is de dagelijkse effectiviteit van je
werkzaamheden?
En die van je collega (‘s)?
Praat je daar wel eens met hen over?
Waarom niet?
COMMUNICATIE
Figuur 2: Communicatie.
[69]
“Goed communiceren levert geld op, terwijl slecht communi-ceren geld kost”; In het kader van optimalisatie en modernisering van de pro-
ductie, besloot ik een HD plasma snijinstallatie aan te schaf-
fen. Diverse leveranciers werden geselecteerd en uiteindelijk
werd een keuze gemaakt. In de afrondende bespreking, in een
nabij gelegen restaurant, kwam uiteraard de prijsstelling ter
sprake. We lieten het bij de technisch commerciële verkoper
overkomen alsof wij van een andere, niet bestaande, partij
een kwalitatief gelijkwaardige machine tegen een gunstigere
prijsstelling konden aanschaffen. Maar omdat hij uitvoerige
demo’s had verzorgd gaven we er toch de voorkeur aan de
order bij hem te plaatsen, mits de prijs ons aansprak. (Sorry,
niet netjes, maar wel effectief.) “Maar wie is die andere aan-
bieder dan? Ja, moeten wij dat aan jou vertellen, je kent je
eigen concurrenten toch wel beter dan wij.” We deden hem
uiteindelijk een voorstel waartegen hij geen ja kon zeggen
zonder goedkeuring van zijn directeur. “Bel hem dan, wij
wachten wel even.” Die goedkeuring kwam en dat leverde ons
veel geld op. Maar daarmee is deze anekdote nog niet over.
De installatie werd geleverd, maar de in gebruikstelling ging
moeizaam. Kort gezegd kwam het erop neer dat er een lucht-
filter unit nodig was om goed te kunnen snijden. Maar wie
gaat dat betalen? Daar kwamen we dus niet uit met deze
verkoper. Hij schakelde zijn verkoopleider in en die zou het
varkentje wel eens wassen. Er volgden wat mooie verhalen
over de kwaliteit van de organisatie, de service, naam en
faam enzovoort, enzovoort. Kort daarna begon hij met stellin-
gen in de trant van; “U bent het toch met mij eens, dat ….. “
Uiteraard waren dat stellingen waarop ik feitelijk alleen “ja”
kon zeggen. Bij de tweede stelling herkende ik het patroon, de
methodiek van de “Ja - cadans”. De methode is gebaseerd op
het gegeven dat mensen zeer moeilijk “nee” kunnen zeggen,
[70]
als zij kort daarvoor meerdere malen “ja” hebben gezegd. En
dus zei ik bewust bij de vierde stelling “NEEEE”, terwijl dat ook
een ja – stelling was. “Je bent niet de enige die wel eens een
verkoopcursus heeft gevolgd. Ik ken die tactiek ook, hoor.” zei
ik tegen de verkoopleider. “Maar mag ik je erop wijzen dat je
net beweerde dat er geen enkele machine jullie werkplaats
verlaat zonder die luchtfilter unit. Dat geldt dus ook voor onze
machine. We betalen dus helemaal niets. Je lost het maar op.”
En daar was de kous mee af. Vooral verkopers, praten vaak
onnodig veel. Kort daarna liep ik naar de werkplaats waar de
verkoper bezig was de machine te optimaliseren. We keken
elkaar aan, we hoefden niets te zeggen en begonnen allebei
te lachen. Mooi hé.
[71]
VERTROUWEN
Je kan mensen niet motiveren als je ze niet vertrouwt. Het
vereist in de eerste plaats vertrouwen in jezelf. In een omge-
ving waar wantrouwen heerst komen geen positieve verande-
ringen tot stand. Het geven van vertrouwen 15 begint bij
openheid en transparantie. Je zegt wat je doet en je doet wat
je zegt. Vertrouwen en leiderschap zijn sterk met elkaar ver-
bonden. De doelstellingen van de organisatie moeten helder
zijn en aansluiten bij de ambities van de medewerkers. Ze
moeten zich achter de waarden van de organisatie kunnen
stellen. Het verdient dan ook aanbeveling om bijvoorbeeld
een gezamenlijke bedrijfscode, of ge-
dragscode, op te stellen. In deze code
staan vaak kernwaarden als integriteit,
kwaliteit, professionaliteit en dergelij-
ke. Vertrouwen heb je niet zo maar,
daar moet je hard aan werken, aan
bouwen, dat moet je verdienen. Vertrouwen bouw je stap
voor stap op. Dat geldt voor persoonlijk vertrouwen als ook
het vertrouwen in de organisatie en haar processen. Ver-
trouwen kost tijd. Vertrouwen komt te voet en gaat te paard.
Verwarm iets tien jaar lang, het kan in één dag volledig zijn
afgekoeld. Vertrouwen vraagt om een voortdurende, nimmer
aflatende, inspanning. Vertrouwen zorgt er voor dat mensen
zich gewaardeerd voelen, ze zullen meer initiatief nemen, ze
krijgen meer voldoening in hun werk, ze werken beter samen,
delen informatie, er wordt meer geleerd en er worden min-
15
Zie ook Literatuur suggesties; Eckart’s Notes en Business Spirituali-
teit.
[72]
der fouten gemaakt waardoor medewerkers beter presteren.
Dat zorgt voor betere bedrijfsresultaten. Maar net zoals jij dat
vertrouwen wilt hebben, heeft die ander er ook behoefte aan
dat jij hem of haar vertrouwt. Des te groter het vertrouwen in
elkaar en in de organisatie als geheel, des te meer ruimte we
elkaar kunnen geven om ons ook persoonlijk te ontwikkelen.
Het ontvangen van vertrouwen zorgt voor verantwoordelijk-
heid, want (bijna) niemand wil het, in hem of haar, gegeven
vertrouwen beschamen.
“Tranen van onmacht”; Een product dat enerzijds niet op prijs kan concurreren en
anderzijds te weinig additionele technische, of commerciële,
ondersteuning biedt, heeft als nadeel dat het eigenlijk nergens
bij hoort. Er wordt van twee kanten tegen aangeschopt. Het
ondervindt hinder aan beide kanten en dat komt de verkoop
niet ten goede. Dat kan beter, dacht ik als verkoopleider. Laat
ik dat eens uitwerken. En daar ging best wat tijd in zitten.
Heel veel tijd, privé tijd. Om draagvlak te creëren en kwalita-
tief een hoogstaand stuk samen te stellen, betrok ik mijn mar-
keting- en techniekcollega bij de uiteindelijke totstandkoming
van het volledige plan. Het plan voorzag enerzijds in een
nieuw product dat op prijs kon concurreren en anderzijds in
een kwalitatief hoogstaand topproduct waarbij alle mogelijke
toeters en bellen als technische en commerciële ondersteu-
ning werden geboden. Compleet met promotieactiviteiten en
planning van nieuw aan te trekken personeel. Uiteraard zou
ons bestaande product kannibalistisch lijden qua omzet door
de introductie van deze twee nieuwe producten, maar dat zou
ruimschoots worden goedgemaakt door de additionele omzet.
Het rapport werd verspreid richting directie en door de direc-
tie nader benoemde andere hoge heren. Een datum werd
gepland voor de bespreking van dit plan. Aangezien ik de
[73]
meeste tijd aan dit plan had besteed vonden mijn beide colle-
ga’s dat ik uiteraard de presentatie mocht doen. Dat is niet
altijd een juiste beslissing, hoe goed bedoeld dan ook, want ik
had dat nog nooit gedaan. Daarom was ik best wel zenuwach-
tig want de cultuur van de organisatie stond niet bekend als
uitnodigend. Uiteindelijk zaten we met ons drieën tegenover
een man of zeven. Je raadt het al, nog voordat de presentatie
goed en wel ten einde was, hadden we de poppen aan het
dansen. De hoogste baas liet ons even zijn mening weten.
Geen bedankje hoor. Nee, wie dachten wij wel wie we waren?
Dus wij wisten het weer even beter, beter dan de man die het
bedrijf groot had gemaakt. Hoe haalden we het in ons hoofd,
waar haalden we de moed vandaan? Eenmaal terug op mijn
kantoor overkwam mij iets wat mij nog nooit was overkomen.
Ik barstte zo in tranen uit. Wat een onrecht, wat een on-
macht! Respectloos! Uiteindelijk kregen we toch toestemming
om alle plannen uit te voeren. Het prijsconcurrerende product
kwam er en de omzet en ons marktaandeel steeg aanzienlijk.
Ik was betrokken bij het aannemen van de nieuwe mensen
voor het topproduct. Ik gaf ze verkooptraining en liet ze tech-
nisch scholen. Er kwam een prachtige stand op de Bouwbeurs
ter introductie van dit topproduct. In die tijd ging het financi-
eel al wat minder in de branche. Geen salarisverhogingen,
enzovoort. Bij hoge uitzondering, vanwege bijzondere presta-
ties, had mijn business unit manager er voor mij toch honderd
gulden bruto per maand erbij weten te krijgen. Dit was niet de
waardering die ik zocht. Ik was ronduit boos en vertelde hem
wat hij met het geld mocht doen. Ja, inderdaad, je raadt het
al. Ik had het wel gezien, daar wilde ik niet blijven. Op mijn
laatste werkdag nodigde diezelfde hoogste baas mij uit op zijn
kantoor. Hij sprak zijn waardering uit voor het feit dat, on-
danks dat ik het verst weg woonde, ik toch altijd als eerste op
de zaak was en vaak als laatste weer wegging. Jammer dat ik
[74]
besloot te gaan, want hij had grootse plannen met mij gehad.
Het was prettig geweest als hij mij dat op een andere wijze
had laten weten. Normalerwijze hoefde iemand die wegging
nooit meer terug te komen, maar voor mij maakte hij een
uitzondering. Maar ja, ik was nog jong. Hoe liep dit nu verder
af? R & D kreeg het topproduct niet klaar voor de Bouwbeurs.
Sterker nog, het zou nog vele jaren duren voordat een derge-
lijk product gereed was. Het jaar na mijn vertrek vond men
marge weer belangrijker en verloor, door gebrek aan consis-
tent beleid, daarmee direct de moeizaam opgebouwde nieu-
we klanten en omzet. Ruim een jaar na mijn vertrek sprak ik
met een concurrerende leverancier. Hij vertelde mij dat ze
intern in dubio hadden gezeten. Ze waren zo blij dat ik weg-
ging, dat ze me een bos bloemen wilden sturen als dank. Soms
heeft de concurrent meer respect voor je dan zij van wie je het
zo graag wilt ontvangen. Al met al een mooie tijd. Hé, wat zeg
jij nu? Oké, goed dan, een leerzame tijd en dat in slechts 2½
jaar.
[75]
DRIJFVEREN
De keuzes die we maken, het gedrag dat we vertonen en zelfs
het karakter dat we hebben worden door drie belangrijke
zaken bepaald. We worden gemotiveerd, voortgedreven en
gevormd door onze instincten, verlangens en noden. Deze
drijfveren 16 bepalen grotendeels onze handel en wandel,
want we willen onze instincten, verlangens en noden bevre-
digd zien. Dat is ons doel en in die volgorde.
In eerste instantie draait alles om overleven. We bevinden
ons dan op het basisniveau der instincten. Het is onze eerste
natuur om te zorgen voor gezondheid, ons zelfbehoud. Zolang
we maar goed luisteren naar onze instincten dan worden we
beloond met harmonie en evenwicht. We slapen voldoende,
ontspannen op tijd en eten en drinken met mate. Door aller-
lei invloeden hebben we geleerd onze grenzen te verleggen
en alleen nog naar ons verstand te luisteren waardoor we uit
balans raken. We zoeken naar genot en raken verslaafd aan
nicotine, alcohol, versnaperingen en geestvernauwende mid-
delen. Daarvoor betalen we naast de lichamelijke rekening
met schuldgevoel, onzekerheid en angst voor ziektes. Zodra
we onze overleving enigszins veilig hebben gesteld door naar
ons lichaam te luisteren, verlangen we al snel naar meer.
In tweede instantie gaan we voor het bevredigen van onze
wensen en verlangens. Door ons denken menen we het ni-
veau van onze instincten te kunnen overtreffen. We denken
van alles nodig te hebben. Willen, wensen en verlangen zijn
16
Zie figuur 3: Onze drijfveren, overgenomen uit Blanca van den
Brand, pag. 50; zie literatuur suggesties.
[76]
onze tweede natuur geworden. Op verbazingwekkende wijze
denken we dat ons leven zal verbeteren als we een bepaalde
status hebben bereikt of een bepaalde aankoop hebben ge-
daan. Is het ene verlangen ingewilligd dan dient de volgende
zich alweer aan. Daarnaast willen we niet alleen tevreden zijn,
maar bij voorkeur gelukkiger dan die ander. Om dat te kun-
nen meten gaan we vergelijken. Daarbij is het belangrijker
wat je hebt, dan hoe je je voelt. Helaas denken we nooit ge-
noeg te hebben. Al te vaak blijven we hangen op dit niveau,
terwijl hier slechts kortstondig genot te behalen valt en geen
langdurige tevredenheid. Het verlangen is vaak mooier dan
het hebben. Maar helaas, het bezit van de zaak is het einde
van het vermaak. We verwarren welzijn met welvaart. We
gaan massaal voor uiterlijke weelde in plaats van innerlijke
rijkdom. Pas als we door onze verlangens heen breken, naar
ons hart luisteren en onze instincten koesteren, ligt de weg
voor ons open naar duurzaam geluk.
Behoeftebevrediging van de derde orde
geeft ons de nodige energie om te doen wat
we willen doen, te zijn wie we willen zijn en
uit te kunnen groeien tot ons beste zelf.
Diep in ons hart willen we allemaal hetzelf-
de: Oprecht gelukkig zijn. Gelukkig zijn met
wie we zijn en wat we hebben. We hebben
allemaal dezelfde behoeftes. We hebben
behoefte aan aandacht, acceptatie, respect en waardering.
We willen ons goed voelen over onszelf, dat is ons doel. He-
laas zijn deze emotionele noden enerzijds niet tastbaar en
anderzijds vaak ook nog eens volledig onbewust.
[77]
Noden ….. Geluk
Verlangens ….. Genot
Instincten ….. Gezondheid
Onze drijfveren zijn gedragsbepalend in ons
dagelijkse leven, maar bovenal in onze relatie
met en tot elkaar, want onze onbevredigde
behoeftes streven te allen tijde naar bevrediging.
We streven nu eenmaal naar gezondheid, genot
en uiteindelijk naar geluk. Alleen de bevrediging
van onze noden (aandacht, acceptatie, respect
en waardering) bezorgt ons gevoelens van geluk
en kan ons in staat stellen doelen te bereiken die
voor anderen ondenkbaar zijn.
Figuur 3: Onze drijfveren.
[78]
Op zoek naar de materiële tegenhanger van onze emotionele
behoeften zoeken we naar meer geld en bezittingen ter ver-
vanging van onze behoefte aan aandacht en acceptatie. We
willen opslag en promotie als compensatie voor onze behoef-
te aan waardering. We wedijveren met anderen vanuit onze
behoefte aan respect. We verlangen naar dingen en ervarin-
gen. Niet om de dingen en ervaringen zelf, maar om het goe-
de gevoel dat ze ons geven. Maar helaas, waardering kun je
niet kopen en respect kun je niet afdwingen. Zelden lopen
mensen over van tevredenheid en voldoening. Onbewust
bepalen de bevrediging van onze emotionele behoeften gro-
tendeels ons gedrag, ons handelen en onze levensvreugde.
Het zijn de bouwstenen voor onze persoonlijke groei. De rela-
tie met onze directe omgeving is uiterst belangrijk. De ver-
houding die we hebben met onze collega’s kunnen van door-
slaggevend belang zijn voor onze persoonlijke groei, bloei en
ontwikkeling. Zij kunnen ons maken door ons aandacht, ac-
ceptatie, respect en waardering te geven en bovenal te gun-
nen, maar zij zijn anderzijds ook in staat ons te breken door
ons deze bouwstenen te onthouden. We hebben nu eenmaal
anderen nodig om ons maximaal te kunnen ontplooien. In die
zin zijn we van elkaar afhankelijk.
[79]
“De benzine wordt duur betaald”; Vrij onverwacht werd ik benaderd door een relatie uit mijn
verleden. Zijn directeur had aangegeven dat hij de organisatie
ging verlaten en hij was benieuwd of ik nog iemand voor hem
wist. Al vrij snel werd duidelijk dat hij wilde weten of ik inte-
resse had in die functie. Daar waren we snel uit. Ja! Helaas
kwam hij ruim een jaar daarna te overlijden, waardoor ik uit-
eindelijk ook de andere aandeelhouder persoonlijk leerde
kennen. Hij stelde mij in de gelegenheid de aandelen van zijn
overleden zakenpartner over te nemen. Zijn onderhandelingen
met de erven heb ik ervaren als verre van menselijk. Parallel
aan de huurovereenkomst van zijn onroerend goed en onze
latere onderlinge financiële overeenkomsten. Het waren druk-
ke jaren en het één volgde het ander op. Los van vele organi-
satorische en administratieve veranderingen deden we aan-
zienlijke investeringen in het machinepark, HD plasmainstalla-
tie, lasrobot enzovoort. Daarnaast deed ik mijn eerste uitvin-
ding, een revolutionair product, waarop ik een 6-jarig Euro-
pees octrooi kreeg. Dit betekende wederom aanzienlijke inves-
teringen in spuitgietmatrijzen, uitbreiding van het magazijn
en een omschakeling van productie op order naar voorraad-
productie. Het ging ons goed, we verdienden leuk. Maar ik
wilde meer. Meer aandelen en dat was op zich geen pro-
bleem. De voorwaarden die mijn zakenpartner stelde waren
duidelijk. Meer dan voldoende winst maken en daarna na rato
daar ook nog zelf, volledig, voor betalen. Ongelooflijk, dat
bestaat toch niet, hij heeft nooit wat bijgedragen aan het
resultaat. Hij belde een paar keer per jaar om te vragen; “Hoe
staat het met de cash-flow?” Wat een teleurstelling. In het
kader van synergievoordelen werd ik kort na dit incident be-
naderd door een grote marktpartij die ons wilde overnemen.
Naast andere voordelen lag voor mij de extra uitdaging in het
samenvoegen van twee gespecialiseerde, zeg maar installa-
[80]
tietechnische, organisaties. Een afspraak werd gemaakt en we
spraken af ergens in het buitenland. De koper en zijn adviseur
kwamen per privévliegtuig en wij haalden hen op met de auto
van mijn zakenpartner. Midden in de stad stopte de auto er
mee. De benzine was op, mijn zakenpartner was even verge-
ten te tanken. Daar sta je dan, waarop de koper tegen mij
zegt; “Dit kost hem zeker een miljoen.” Achteraf gezien koste
het nog vele malen meer. En niet alleen geld. Het gras is bij de
buren niet groener. De deal kwam rond en tot mijn verbazing
verkocht de nieuwe eigenaar binnen een half jaar al zijn orga-
nisaties aan een groep participatiebedrijven. Als management
mochten wij ook mee participeren. Heel mooi toch, of niet?
Het jaar na de verkoop kwam mijn uitvinding volledig tot zijn
recht, raakten we een concurrent uiteindelijk kwijt, steeg ons
marktaandeel van 50 % naar ruim 80 % en verviervoudigde de
winst. Helaas kon ik de samenvoeging van beide bovenge-
noemde bedrijven wel vergeten, want als je niet alle aandelen
bezit kan je een bedrijf niet zo maar integraal verkopen. Dat
werd een juridische strijd. Daarnaast verliet de eigenaar een
jaar na verkoop de organisatie en werd opgevolgd door een
minder sociaalbevlogen holdingdirecteur. De combinatie van
bovenstaande, mijn BDE 17
en het niet toekennen van een
ordinaire bonusregeling groeide uiteindelijk uit tot een conflict
die eindigde met mijn vertrek. Acht jaar van mijn leven, een
uitvinding, mijn ziel en zaligheid, mijn bedrijf, mijn kindje, ik
was het kwijt. Weg! Dat is nooit met geld te compenseren.
Maar van fouten moet je leren, hoe hard dan ook. Treurend
over het verleden, teleurgesteld over het heden en bezorgd
over de toekomst hebben we geen tijd om van het leven te
genieten.
17
Zie over Alfred Massaut, pagina 223.
[81]
AANDACHT
We hebben allemaal in bepaalde mate behoefte aan aan-
dacht, belangstelling en oprechte opmerkzaamheid van ande-
ren, dus ook van onze collega’s. We verwachten van hem en
haar dat zij welgemeende interesse in ons tonen, naar ons
luisteren en met ons meedenken. Een collega die op de hoog-
te wil blijven van ons welzijn. Zo’n collega nodigt uit om ons
verhaal te doen en ook eens onze “dagelijkse” sores voor te
leggen. Zo’n collega creëert een positief klimaat waarin we
ons zelf kunnen zijn. Een beetje tijd en aandacht hebben voor
elkaar vormt de basis voor een waarde-
volle collegiale relatie. Maar net zoals wij
een sterke behoefte aan aandacht heb-
ben, heeft onze collega dat net zo zeer.
Het is daarom in die onderlinge relatie
altijd een kwestie van geven en nemen.
Aandacht schenken is een kwestie van
gunnen. Een bewuste keuze. Die schaarse tijd en interesse is
het mooiste wat we kunnen geven. Een kostbaar 18 geschenk.
Stop daarom met die eenzijdige belangstelling voor jezelf en
word je ook bewust van een ander. Toon belangstelling en
informeer naar elkaar. Doe je dat niet, dan kies je voor af-
standelijkheid en dat komt de collegialiteit niet ten goede.
Een slechte basis voor het realiseren van gezamenlijke doelen
en onderscheidende prestaties.
18
Citaten aandacht, acceptatie, respect en waardering bewerkt uit
Blanca van den Brand, pag. 67 - 70; zie literatuur suggesties.
[82]
ACCEPTATIE
We zijn allemaal uniek en willen als zodanig geaccepteerd
worden. Als we eenmaal ons verhaal gedaan hebben, dan
hebben we behoefte aan een zekere mate van acceptatie en
begrip van onze toehoorder. We verwachten van onze collega
dat die ons in onze waarde laat en onze specifieke eigenaar-
digheden en eventuele vreemde gewoonten voor lief neemt.
Een collega die onze onderlinge verschillen op de eerste
plaats ziet als bijkomstig en niet als onoverkomelijk. We mo-
gen een andere mening hebben, wetende dat die ander ons
dat niet zal aanrekenen. In een dergelijk
begripvol klimaat kunnen we onze wen-
sen en grenzen kenbaar maken. Als we
ons aanvaard voelen kunnen we ons in
alle facetten, ondanks onze menselijke
eigenaardigheden, laten zien. En zoals jij
de onbedwingbare behoefte voelt om geaccepteerd te wor-
den, voelt ook jouw collega dat precies zo. Zo zul jij ook de
kracht op moeten brengen om je collega te nemen zoals hij is,
los van jouw eigen verwachtingen, mening en wensen. Doe je
dat niet, dan zul je jouw collega tot vervelens toe kunnen
trachten te veranderen, jouw richting op te dresseren, maar
is bij voorbaat gedoemd tot mislukken. Een dergelijke, weder-
zijdse intolerantie zorgt uitsluitend voor een hoop irritatie,
kritiek, verzet en weerstand, maar nimmer tot enige positieve
verandering. Als we elkaar niet aanvaarden, zorgt elk verschil
tot een geschil en komen we nooit een stap verder.
[83]
RESPECT
Als we dan eenmaal onze voor- en afkeuren kenbaar hebben
gemaakt en onze grenzen hebben aangegeven dan willen we
dat anderen daar rekening mee houden, want we hebben
allemaal behoefte aan een zekere mate van respect. Respect
in de betekenis van “omkijken naar” en “rekening houden
met”. We hebben behoefte aan een collega die iets doet om-
dat hij of zij weet dat we dat graag zo hebben, of juist iets
laat, omdat hij of zij weet dat het ons tegen de borst stuit.
Niet omdat het moet, maar omdat de ander dat graag wil. We
willen geen respect vanuit onzekerheid, onderdanigheid of uit
diep ontzag, maar we willen gewoon-
weg het gevoel hebben mee te tellen en
inspraak te hebben in besluitvorming en
toekomstplanning. Dat stimuleert ons
dan weer om nog meer rekening te
houden met onze collega. Want net als
dat jij in je waarde gelaten wilt worden,
wil ook jouw collega voor vol worden
aangezien. Dat vraagt om een flinke dosis aanpassing en
flexibiliteit van ons allen. Ontbreekt echter ieder blijk van
respect, dan zijn we eerder concurrenten dan collega’s van
elkaar. Elkaars vijanden in plaats van elkaars bondgenoten.
Geen vriendschap, maar elkaar continu kleineren en een kop-
je kleiner maken voeren dan de boventoon. Zo kunnen we
onmogelijk gezamenlijk groeien en onze doelen bereiken.
[84]
WAARDERING
Aandacht, acceptatie en respect hebben we nodig om ons
optimaal te kunnen ontwikkelen. Waardering is juist dat extra
waardoor we optimaal kunnen functioneren en haalt het bes-
te in ons naar boven. We voelen ons super. Het is nu eenmaal
een fantastisch gevoel om gewaardeerd en bewonderd te
worden om wie we zijn, wat we zijn en de doelstellingen die
we samen hebben gerealiseerd. Waardering, ook van onze
collega, waarderen we allemaal. Het is heerlijk als onze colle-
ga, met wie we het allemaal samen doen, onze inspanningen
bij tijd en wijle op prijs stelt. We willen
toch allemaal zo af en toe als held van
de wedstrijd op de schouders worden
gedragen. We hoeven niet aanbeden te
worden, geen collega die aan onze voe-
ten ligt en tegen ons opkijkt. We willen
een collega die af en toe trots op ons is
en onze aanwezigheid als waardevol
beschouwt. Af en toe een beetje dank-
baarheid geeft ons het heerlijke gevoel nodig te zijn. Waarde-
ring heeft altijd op iedereen een positieve uitwerking, op jou
en op je collega. Daarom moet jij net zo goed je collega zo af
en toe eens bedanken voor wat hij of zij voor je doet. Ont-
breekt het aan wederzijdse waardering, dan verdragen we
alles veel slechter van elkaar en worden we op den duur
steeds intoleranter. Aan ons de keus: elkaar verachten of als
collega’s hoogachten.
[85]
“Zeg nooit, nooooooooiiiitttt”; Geen twee mensen zijn het zelfde. Geen twee mensen zijn
gelijk. We zijn allemaal complexe persoonlijkheden met een
geheel eigen karakter. Allemaal hebben we een uniek levens-
verhaal en een strikt persoonlijke ontwikkeling doorgemaakt.
Iedereen heeft zo zijn eigen manier van doen, een eigen ma-
nier van laten. Door oppervlakkigheid en onwetendheid geven
deze verschillen vaak aanleiding tot flinke onderlinge confron-
taties. De gemoederen lopen daarbij hoog op. Onderlinge
conflicten dragen echter nooit bij aan excellente resultaten,
sterker nog ze staan die juist in de weg. We moeten ze dus
oplossen en wel zo snel mogelijk. Zo gebeurde het dat colle-
ga’s bij mij kwamen en zeiden; “Ik kan niet met die man op-
schieten. Ik hou me in, maar vandaag of morgen. De manier
waarop hij dingen tegen mij zegt en de houding waarmee.” Er
waren meer collega’s die ditzelfde probleem hadden. Zelfs zo
erg dat men beweerde dat het nooit meer goed zou komen,
dat wilden ze al niet eens meer. Het eindresultaat van het
jarenlang ontbreken aan oprechte aandacht, wederzijdse
acceptatie, respect en waardering. En inderdaad, deze man
kon de dingen bijzonder ongenuanceerd zeggen. Daarnaast
gebruikte hij ook nog eens een verkeerde lichaamstaal. Maar
hij bedoelde het helemaal niet slecht. In de kern was het een
prima vent, een goede medewerker, met kennis en kunde. Hij
wilde graag dat mensen hem meer respecteerden en waar-
deerden om deze kennis. Helaas gebruikte hij onbewust daar-
bij verkeerde methodes waardoor hij, daar waar hij zoveel
behoefte aan had, niet kreeg. Juist het tegenover gestelde.
Dan praat je daar met alle betrokkenen afzonderlijk, maar ook
gezamenlijk, over. Accepteer nu eens dat hij zo is. Kijk naar de
goede kanten. En andersom, realiseer je wat het met die an-
der doet, houd daar rekening mee en probeer dat te verande-
ren. Maar dat heeft tijd nodig. Het is een leerproces en dat
[86]
gaat bij de één sneller en makkelijker dan bij de ander. Tot
aan zijn VUT bleef het stroperig en moeizaam. Geef echter
nooit op. Na een algemene vergadering was er altijd ruimte
voor een hapje en een drankje. Ik geef toe, de beste man had
wat teveel gedronken, maar deed iets wat zijn collega’s nooit
hadden verwacht. Met alle collega’s met wie hij deze conflic-
ten had gehad hield hij een praatje. Hij vertelde ze hoe prettig
hij met ze had samengewerkt en sprak zijn waardering uit
voor ieders persoonlijke ontwikkeling en die als collega binnen
de organisatie. Hij maakte schoon schip. Ze spraken de zaken
uit. Iedereen voelde zich gewoon goed. Daar heb ik waarde-
ring voor.
[87]
LEIDERSCHAP
Om misverstanden te voorkomen; Leiderschap is de goede dingen (juist) doen, management de (juiste) dingen goed doen 19. Leiderschap en management is dus niet hetzelfde.
Door het in gang te zetten proces, zoals wordt beschreven in
“een wereld van verschil” en “mobiliseren van menselijk po-
tentieel”, is er constant sprake van verandering. Het managen
van die processen noemt men vaak verandermanagement.
Daar komt nog bij dat deze veranderingen steeds sneller
gaan, elkaar versterken en steeds radicaler zijn. Daarom
spreekt men ook wel over transformaties. Deze transforma-
ties zijn niet meer te managen, die overkomen je. Daar hoort
een ander soort leiderschap bij. Transformationeel leider-schap. Leiderschap (wat we allemaal zelf graag willen ontvan-
gen) met grote aandacht voor individuele talenten, met grote
tolerantie voor verschillen en dat niet streeft naar conformi-
teit. Veel EQ en minder IQ. Met principes die het eigen belang
overstijgen. Die verantwoording neemt voor wat je bent en
waar je heengaat. Vertrouwen is het principe. Met coaching
gericht op persoonlijke ontplooiing.
Een organisatie die is gebaseerd op transformationeel leider-
schap 20 heeft enkele typerende kenmerken:
19
Definitie volgens Warren Bennis. (tussen haakjes, mijn eigen toe-
voeging) 20
Onderzoek door o.a. Bernard Bass (1990).
[88]
• Open systemen:
Men heeft inzicht in verbondenheid en collectieve dyna-
miek. Synergie tussen technologie en mens, tussen sys-
teem en proces. Wederzijdse invloed in plaats van contro-
le.
• Tolerantie voor chaos:
Geen wanorde, maar vrije ongestructureerde energie vol
mogelijkheden en gevoel voor zelforganiserende proces-
sen.
• Bereidheid om dingen uit te proberen:
Vertrouwen – loslaten – delegeren - mensen die komen
en gaan naar gelang de organisatie ontwikkelt.
• Uitdagen bestaande orde:
Openstaan voor kansen en mogelijkheden - buiten be-
staande wegen denken - tolerant voor afwijkende ideeën.
• Coaching:
Persoonlijke ontplooiing van medewerkers (voorafgegaan
door eigen ontwikkeling van de leider).
Persoonlijk hecht ik veel waarde aan het geven van vertrou-
wen en samenwerking op basis van de menselijke gelijkwaar-
digheid. Waarbij deze gelijkwaardigheid niet moet worden
verward met gelijkheid, gezien het verschil in positie en ver-
antwoordelijkheid. Immers; “Monnik en krijger, laven on-derweg hun dorst, aan dezelfde bron 21”. Een goede relatie
met elkaar is daarvoor een voorwaarde. Door regelmatig con-
tact kan deze relatie groeien. Tezamen brengt het een colle-
giale sfeer tot stand waarin iedereen zich maximaal kan ont-
wikkelen en presteren.
21
Zie aforismen, bladzijde 226.
[89]
De medewerker speelt binnen de organisatie een belangrijke-
re rol. Kennis en inzicht, creativiteit en ideeënrijkdom zijn
eigenschappen waarmee organisaties zich moeten onder-
scheiden. Het is van levensbelang om die mensen binnen je
organisatie de ruimte te geven. Je moet deze kennis vastleg-
gen en eruit halen wat er in zit. Dat vraagt om een houding
waarbij je voor de medewerkers een omgeving creëert waarin
zij zich maximaal kunnen ontplooien.
De kar als metafoor. De organisatie
is als een grote kar en we willen die
kar in beweging krijgen. Als koetsier
kan je gerust de kar een eerste zetje
geven, in de juiste richting duwen.
Daarna zul je op de bok plaats moe-
ten nemen om de snelheid en de
richting te bepalen. Een aantal mensen zullen die kar gaan
trekken, weer anderen nemen liever op de kar plaats, zij rij-
den mee. Helaas zijn er ook mensen die met hun hakken in
het zand achter de kar gaan hangen en uit alle macht zullen
proberen de kar af te remmen. Als de kar heuvelopwaarts
dreigt stil te vallen, zal je van de bok moeten komen om door
gezamenlijke inspanning de kar weer vlot te trekken. Je kwali-
teiten als koetsier bepalen hoeveel er achter de kar aan blij-
ven hangen, hoe vol de kar is en of het een twee-, vier- of
achtspan wordt.
[90]
ORGANISATIECULTUUR
Een veel gebruikte definitie van organisatiecultuur is de ge-
meenschappelijke verzameling van normen, waarden en ge-
dragsuitingen die gedeeld worden door de leden van de or-
ganisatie. Een aantal medewerkers, veelal het management,
bepalen door hun gedrag de cultuur. Zij zijn de cultuurdra-
gers. Medewerkers delen veelal die cultuur, al is het vaak na
aanpassing. Het hebben van een organisatiecultuur is functi-
oneel vanuit standaardisering en onzekerheid. Zo doen we dit
in onze organisatie, zo pakken wij zaken aan, zo zijn de al dan
niet beschreven regels! Een organisatiecultuur ontstaat door
de personele samenstelling, de interactieprocessen, de speci-
fieke doelstellingen en de plaats van de organisatie in een
breder maatschappelijk verband. Een cultuurverandering kan
bijdragen aan ander gewenst gedrag. Helaas zijn veel organi-
saties zich niet bewust van hun eigen cultuur en de effecten
daarvan op hun medewerkers en hun omgeving. Inzicht hierin
is dus waardevol.
Onder “leiderschap” zijn de typerende kenmerken die de
basis vormen van de nieuwe gewenste organisatiecultuur van
een op transformatie gerichte organisatie al geschetst. Maar
bedenk wel. Wie nooit iets anders heeft gekend zal zich zeer
ongemakkelijk kunnen voelen in deze open en op vertrouwen
gebaseerde werkomgeving. Er zijn altijd medewerkers die er
de voorkeur aan geven via duidelijke instructies aan het werk
te gaan, die in groepsverband willen werken en bewust kie-
zen voor stabiliteit en rust.
[91]
Onderstaand voorbeeld maakt overduidelijk wat organisatie-
cultuur en cultuurverschillen betekenen. Een aantal korte
passages uit “Eckart’s Notes 22”:
Kijk, Jean Marc, vanaf heden gaan we dat heel anders aan-
pakken. Twee grote veranderingen; één: vanaf nu gaan we
allemaal veel informeler met elkaar om en twee: je bent nu
baas van een echte zelfstandige vennootschap…….. Ik ben
hem aan het inwerken in de structuur en cultuur van het cel-
concept. Over hoe wij gewend zijn om medewerkers eigen
zelfstandigheid te geven, hen te vertrouwen en hen te coa-
chen in plaats van de hiërarchieke baas uit te hangen. Ik wil
ook straks nog even een beetje met een paar van je seniorjon-
gens praten en voeling krijgen. Jean Marc pakt direct de tele-
foon en beveelt deze seniorjongens zich ogenblikkelijk te mel-
den, want Monsieur le Président Directeur Général de Origin is
over uit Nederland en wil jullie ogenblikkelijk spreken. Ja, ja,
Jean Marc heeft zijn bedrijf echt onder controle, reken maar!
Het eerste half uur van die gesprekken hebben de jongens
gebruikt om de zweetpareltjes van hun hoofd te wissen. Veel
is er daarna niet veranderd. Toen ik Jean Marc een paar we-
ken later nog eens belde vanuit Nederland, hoorde ik heel
duidelijk, klák, zijn hakken tegen elkaar gaan. Hij was dus ook
nog voor mij gaan staan! Aan de telefoon! Over cultuurver-
schillen gesproken …. Het is met Origin Frankrijk dan ook nooit
wat geworden.
22
Zie literatuur suggesties, pagina 228.
[92]
SAMEN NAAR DE TOP
Elkaar de nodige aandacht geven, eventuele verschillen ac-
cepteren en rekening houden met elkaar vormen een goede
basis voor een fijne collegiale relatie. Dat is voor iedereen
weggelegd. Dat is gewoon een kwestie van doen. Respect en
waardering vormen een optimale toevoeging. Tezamen met
een andere vorm van leiderschap en een andere inrichting
van de organisatiestructuur draagt dit bij aan de gewenste
cultuuromslag.
Onze emotionele behoeften (aandacht, acceptatie, respect en
waardering) zijn als een berg en het realiseren van onze doel-
stellingen (excellente bedrijfsresultaten) de top. Die top be-
reiken we alleen als we ons stap
voor stap omhoog werken. Niet
alleen, niet individueel, maar teza-
men. Daarbij beginnen we onderaan
en werken ons langzaam omhoog.
Naarmate we hoger komen, we
meer behoeften bevredigd hebben, wordt onze onderlinge
relatie stabieler. Dat heeft positieve gevolgen, want met de
top in zicht is het makkelijker om ontberingen te doorstaan.
Zo mogen we er op vertrouwen dat we de vruchten van onze
inspanningen zullen plukken als we geduld hebben. Velen zijn
een levenlang onderweg naar deze hoogst haalbare top. En
die is lastig te bereiken. Lastig, maar voor ons niet onmogelijk.
De weg er naar toe is waar het om draait. Je voelt je met ie-
dere stap beter over jezelf en je collega’s. Het leidt tot nieuwe
inzichten. Want vanaf de top ziet alles er anders uit. Omdat jij
en zij veranderd zijn. En dat maakt het grote verschil.
[93]
Om je doel te bereiken is het parallel aan een expeditie naar
de Himalaya, niet noodzakelijk dat iedereen die top haalt. Je
kunt ook vanuit het basiskamp of de vooruitgeschoven kam-
pen 1-4 een bijdrage leveren aan het gezamenlijke doel. Aan-
dacht voor elkaar betekent ook dat je elkaar leert kennen en
begrijpen. Want als jij de drijfveren, de kernkwaliteiten en de
rol van je collega binnen het team kent, dan begrijp je ook zijn
bijbehorende houding en gedrag. Als je inziet dat zijn speci-
fieke kwaliteiten bijdragen aan het gezamenlijke doel dan ben
je ook bereid die houding en gedrag te accepteren. Als zijn
concrete bijdrage aan het doel zichtbaar wordt dan zul je hem
gaan respecteren en waarderen. Dat is nu precies de bedoe-
ling. Zo zal je collega ook jou om je unieke capaciteiten accep-
teren, respecteren en waarderen. We zullen ons minder erge-
ren aan verkeerd woordgebruik. Niet de woordkeus, maar de
inhoud wordt van belang. Meen wat je zegt want die ander
merkt het.
Natuurlijk is het vergroten van kennis en inzicht van belang.
Het is echter geen garantie voor verandering. Mensen maken
keuzes en dat is hun goed recht. Ben ik in staat en/of bereid
om die inspanning te leveren? Is het mij dat waard, heb ik dat
er voor over, wil ik dat? Welke keuze medewerkers ook ma-
ken, je zult het moeten accepteren en respecteren. De me-
dewerker zal ook moeten accepteren dat hij zelf verantwoor-
delijk is voor die keuze. Dat die keuze een oorzaak en gevolg
heeft. Als jij dit niet kunt, niet wilt of niet doet dan gebeurt
dat! Dat is geen bestraffing!
[94]
Vergelijkbaar aan bovenstaande geldt dit ook voor de psycho-
logie 23 van de motivatie. De redenen die leiden tot onvrede
met het werk, moeten we waar mogelijk wegnemen. De fac-
toren die leiden tot motivatie moeten we maximaal inzetten.
Ieder mens is uniek en vraagt om een op hem toegespitste
benadering. Er zijn meerdere methoden om te zorgen dat
iemand iets (extra’s) doet. Welke methode dient te worden
toegepast is per medewerker (groep) verschillend. Als je het
derde niveau van noden 24 hebt bereikt zal maximale zelfont-
plooiing een waardevolle beloning zijn voor die extra inzet.
Voor diegene die wellicht hun hele leven op het tweede ni-
veau van wensen en verlangens zullen blijven hangen, is de
positieve kickvariant een overeenkomstige beloning voor die
extra inzet.
We jagen allemaal persoonlijk welzijn na. Alleen de manier
waarop we dat doen, verschilt. Ons doel is gelijk, de middelen
zijn anders. Dit is geen statisch proces, maar dynamisch. Een
ontwikkeling. Het zijn fases die we doorlopen. Als we tevre-
den zijn en ons goed voelen en het goed hebben, wensen we
dat anderen net zo goed toe. Ik blij → jij blij. Maar ook jij blij
→ ik blij. Het werkt twee kanten op. Zo geven we om te kun-
nen nemen en nemen we vervolgens weer om te kunnen
geven.
23
Zie beschouwende inleiding, pagina 25-27. 24
Zie drijfveren, pagina 75-78.
[95]
REALISEER JE WEL …
Maar realiseer je wel. In eerste instantie moeten we onszelf
liefhebben, accepteren, respecteren, waarderen en vertrou-
wen. Als het ons ontbreekt aan eigenliefde, dan kunnen je
collega’s je nog zoveel geven, het zal dan nooit genoeg zijn.
De grap is dat we door ons vervelende gedrag steeds minder
gedaan krijgen, waar we juist zo ontzettend behoefte aan
hebben. Want hoe vervelender wij worden, des te minder we
gedaan krijgen, hoe minder ons wordt gegund. Kom je aan-
dacht tekort, zeg het dan! Denk je niet geaccepteerd te wor-
den, maak er een punt van! Wil je inspraak in een beslissing,
geef je mening! Snak je naar een compliment, laat het ge-
woon weten! Dat is ons geheim 25.
Ik heb je enthousiast willen maken met deze “wereld van
verschil”, gebaseerd op mijn ervaringen en eigen-wijsheid,
om een nieuwe levenswijze te integreren in je dagelijkse
werk. Ik heb getracht (on)geschreven regels over vertrouwen,
drijfveren, leiderschap en organisatiecultuur bespreekbaar te
maken. Daarmee heb ik wellicht deuren geopend waarvan je
liever had gehad dat ik ze voor je gesloten hield. Ik heb je
wakker willen schudden zodat je weer bewuster bent van en
kritischer op jezelf. Nu is het aan jou. Jij bent aan zet. Je kunt
vandaag ervoor kiezen over te gaan tot actie. Je kunt het van-
daag nog uitproberen door deze “wereld van verschil” in de
praktijk toe te passen. Maar dat is en blijft een hele beproe-
ving. Ik realiseer me terdege dat het gemakkelijker gezegd is
dan gedaan, want ondanks dat ik het, algemeen genomen,
25
Zie figuur 4: Ons geheim.
[96]
succesvol heb weten toe te passen, stoei ik er nog iedere dag
mee om deze wijsheden, dag in, dag uit, onderdeel van mijn
dagelijkse leven te maken.
Zowel op mijn werk, als bij mij thuis. Want op de eerste plaats
moet je het thuisfront koesteren. Dat is je basis. Daar moet
het goed zijn. Daar moet je nog meer energie in stoppen dan
in de onderlinge relaties op je werk. Overal hoor je het om je
heen. Er gaan meer relaties naar de knoppen, dan dat er top-
pen. Collega’s kiezen we vaak niet zelf, niet bewust, maar we
brengen er wel meer tijd mee door dan met onze (eventuele)
partner. Des te meer reden om ook in al die collega’s de nodi-
ge energie te stoppen. Want ongeacht je rol binnen de orga-
nisatie, of je nu wel of niet de onderwerpen van het volgende
hoofdstuk mag, kunt of wilt realiseren, dit nemen ze je niet
meer af en dat maakt “een wereld van verschil”. Voor jou en
voor je omgeving.
Organisaties zijn er zeker bij gebaat als op de middelbare
school en daarna, uitvoerig aandacht zou worden besteed
aan het effect van houding en gedrag op anderen. Oprechte
aandacht voor elkaar en het leren accepteren en waarderen
van elkaars unieke constructieve eigenschappen en drijfve-
ren.
Dit hoofdstuk is de opmaat, de voorbereiding, naar meer.
Want het realiseren van een duurzaam, onderscheidend,
bedrijfsresultaat valt en staat op de eerste plaats bij een goe-
de onderlinge collegiale relatie. In “mobiliseren van menselijk
potentieel” gaan we de mogelijkheden van taakverrijking na-
der vormgeven.
[97]
Geloof in datgene waar we mee bezig
zijn en dat wat we willen bereiken.
Wees dankbaar voor wat we al bereikt
hebben. Visualiseer dat wat nog
komen moet. Vertrouw op een goed
eindresultaat en gedraag je daar naar.
Blijf positief en benader elkaar ook als
zodanig.
ONS GEHEIM
Figuur 4: Ons geheim.
[98]
A D A ANDERS DAN ANDEREN
[99]
WELKOM, JE BENT NU BIJNA IN HET MIDDEN VAN HET BOEK.
TIJD VOOR IETS TOTAAL ANDERS 26.
26
Naar een idee van Anton Vugts, presentatie Martens Beton, Leer-
gang ABM Lemniscaat (1999-2001).
[100]
[101]
MOOI HÉ? MAAR WAAR KIJK JIJ EIGENLIJK NAAR?
ZEKER WETEN? KIJK NOG EENS GOED!
LATEN WE EVEN INZOOMEN.
[102]
[103]
WAT ZIE JE NU? ZIE JE AL WAT ANDERS?
JA! GOED!
NEE? LATEN WE NOG EENS VERDER INZOOMEN.
[104]
[105]
DIT ZAG IK! JIJ TOCH OOK!
IK DACHT; “JEETJE, WAT ZIT DIE MAN ZIJN BROEK SLECHT! ZOU HIJ ZOVEEL AFGEVALLEN ZIJN? HIJ ZAL TOCH NIET ZIEK ZIJN? HET IS ZEKER WARM WEER, WANT HIJ HEEFT KORTE MOUWEN! MET DAT VEILIGHEIDSJASJE AAN ZAL HIJ HET DAN WEL HELEMAAL ERG WARM HEBBEN! EN AL DAT STOF IN DIE GROEVE, LIJKT MIJ OOK NIET ERG GEZOND! ZO’N MACHINE KOST NATUURLIJK EEN KAPITAAL, WAT EEN VERANTWOORDING! KAN HIJ DAAR S’NACHTS WEL VAN SLAPEN? HOELANG ZOU ZIJN OPLEIDING DUREN?”
DAT DACHT JIJ TOCH OOK? NEE? DAT MEEN JE NIET?
[106]
[107]
MOBILISEREN VAN MENSELIJK
POTENTIEEL
“MONNIK EN KRIJGER, LAVEN ONDERWEG HUN
DORST, AAN DEZELFDE BRON .”
[108]
HOOFDSTUK 3: MOBILISEREN VAN MENSE-
LIJK POTENTIEEL.
INHOUDSOPGAVE:
109 Mobiliseren van menselijk potentieel.
115 Strategische intenties.
117 FIN – Typering van organisaties.
120 Diplomatie van organisaties.
126 Functioneel geconcentreerde structuur.
130 Sociotechnische herontwerp.
136 Functie-eisen.
139 Primaire proces.
144 Orderstroom karakterisatie.
146 Gewenste productiestructuur.
149 Gewenste besturingsstructuur.
157 Relatie stadia.
160 Proces stadia.
164 Kerncompetenties.
167 Regiefunctie.
170 Netwerkorganisatie.
173 Bedenk wel.
[109]
MOBILISEREN VAN MENSELIJK POTENTIEEL
In “een wereld van verschil” heb ik aangegeven hoe we een
wijziging van houding en gedrag kunnen realiseren door in te
spelen op de persoonlijke drijfveren van mensen. Dit is de
basis, de eerste stap, dat is het begin. Het is de eerste stap op
weg naar het “mobiliseren van menselijk potentieel”. Daartoe
behoort ook het mobiliseren van arbeidspotentieel. Deze
laatstgenoemde mobilisatievorm kunnen we tot stand bren-
gen door onze bedrijfsprocessen te herontwerpen. Dat is stap
twee. Hierdoor wordt taakverrijking mogelijk. Een transfor-
matieproces 27 van een productgedreven (functioneel inge-
richte) organisatie naar een marktgedreven (proces) organisa-
tie is dan ook gewenst.
Bovenstaande zorgt ervoor dat we de arbeidsvreugde, ar-
beidsinhoud en betrokkenheid van al onze medewerkers ver-
groten. De omgeving, onze organisatiecultuur, die we daar-
mee tot stand brengen, heeft een positief effect op onze cre-
ativiteit. Dat creatieve proces maakt het mogelijk strategische
posities te ontwikkelen, samenhang tot stand te brengen en
ze onderling te versterken. Dat is stap drie. De ontwikkeling
van (nieuwe) kerncompetenties en daarmee het tot stand
brengen van concurrentievoordelen, is ons doel. Alleen zo
kunnen we duurzame, onderscheidende bedrijfsresultaten tot
stand brengen die alleen voor excellente organisaties zijn
weggelegd.
27
Zie figuur 5: Transformatieproces van functioneel naar proces
georiënteerd.
[110]
Veel, vaak grote, organisaties doen dit al. Zij beschikken over
vaardigheden, mensen en middelen, of kunnen deze inhuren,
om goede resultaten te behalen. Zo halen zij de pers. In dit
hoofdstuk wil ik aantonen dat deze goede resultaten ook voor
mkb-bedrijven zijn weggelegd. Ook zij kunnen strategische
posities ontwikkelen. Sterker nog, om de continuïteit ook ten
tijde van slecht weer (kredietcrisis) te waarborgen, mogen zij
dit niet alleen doen, maar moeten ze dat doen. Dat zorgt
naast vele andere voordelen voor de broodnodige duurzame
winst.
De laatste zes jaar ben ik in de rol van directeur-manager van
een mkb-productiebedrijf binnen de houtbranche actief bezig
geweest met het herontwerpen van bedrijfsprocessen en het
ontwikkelen van strategische posities. De producten die wij
ontwierpen, produceerden en plaatsten zijn; houtskeletbouw
elementen en houten bergingen 28 (beter bekent als tuinhuis-
jes, schuurtjes). Onze markt; nieuwbouw van (eens) gezins-
woningen. Klantengroep; hoofdzakelijk aannemerij. Kort ge-
zegd; eenvoudige, onderling vergelijkbare, producten, veel
aanbieders door laag drempelige (financieel - kennis) toetre-
ding en felle prijsconcurrentie. Dit hoofdstuk beschrijft wat ik
heb gedaan, hoe ik dat heb gedaan en het effect daarvan op
mijn collega’s en het bedrijf. Het initiatief en de begeleiding
lag bij mij, de uitvoering bij mijn collega’s. Ik nam mijn (werk)
ervaring en kennis 29 mee en bracht het over, mijn collega’s
pakten het op en brachten iets unieks tot stand.
28
Zie figuur 6: Illustratie van product- en projectvoorbeelden. 29
Strategische heroriëntatie van Hendrikx Matrijzen en Prototypen.
[11
1]
FF
FF
FF
T i j
d
Fu
ncti
on
eel
geo
riën
teerd
Overg
an
gsfa
se
Pro
ces g
eo
riën
teerd
P P P
P PPP
roce
s A
Pro
ces
B
Pro
ces
C
A F D E L I N G
A F D E L I N G
A F D E L I N G
A F D E L I N G
A F D E L I N G
A F D E L I N G
Pro
ces
A
Pro
ces
B
Pro
ces
C
Fig
uu
r 5
: Tra
nsf
orm
ati
ep
roce
s va
n f
un
cti
on
ee
l n
aa
r p
roce
s g
eo
rië
nte
erd
.
[112]
“De kennismaking:” Vrij kort na mijn indiensttreding, eind dat jaar, had ik met alle
medewerkers een kennismakingsgesprek. Ik wilde hen, hun
wensen en hun mogelijkheden graag beter leren kennen. Zo
stelde ik o.a. aan iedereen de vraag: “Nu is dit je taak/functie,
maar wat wil je straks gaan doen” Toen ik deze vraag aan
onze telefonist/receptionist stelde, reageerde hij: “Wat bedoel
je?” Dus gaf ik deze oudere medewerker een voorbeeld. “Over
niet al te lange tijd ben je 25 jaar in dienst bij de organisatie.
Natuurlijk gaan we dat vieren. Dan zitten we op je receptie,
heel gezellig, maar dan wordt het stil en kijkt men in mijn
richting. Ik neem aan dat men dan van mij verwacht dat ik
een toespraak houd. Dan begint die toespraak 30
waarschijn-
lijk zo: “Beste …… , Als de dag van gisteren zie ik je nog bij
onze organisatie komen. In je korte broek en je mooie houten
klompen. En op de eerste dag nam je de telefoon aan. Zo ook
op de tweede dag, de eerste week, de eerste maand, het eer-
ste jaar, zo ook het tweede en het tiende jaar. Beste ….. , be-
dankt voor het 25 jaar opnemen van de telefoon!” De beste
man keek mij verbaasd aan, teleurgesteld, wat hem betrof
was het gesprek over. Dat zegt wel wat over de man, maar
vooral over het bedrijf en de cultuur. Naast de telefoon opne-
men schreef hij handmatig alle etiketten ten behoeve van de
identificatie van de losse elementen zoals ze getimmerd wer-
den in de productie. Een investering van nog geen € 500 voor
het printen van deze stickers vanuit ons tekenprogramma en
het duidelijker communiceren van rechtstreekse telefoon-
nummers reduceerde zijn dagtaak tot 50 %. Maar ja, de zwa-
ger van de eigenaar zet je niet zo aan de kant, zo werkt dat
30
Naar een idee van Anton Vugts, presentatie Martens Beton, Leer-
gang ABM Lemniscaat (1999-2001).
[113]
niet en dus gaf ik hem een zinvollere taak. Maar er was wel
meer aan de hand. Al vrij snel werd duidelijk dat het door de
eigenaar verwachtte nul resultaat over dat jaar feitelijk een
zwaar verlies werd. En zo startte ik in mijn eerste volledige
boekjaar, waarin de organisatie haar 20-jarige bestaan vier-
de, zelfs met een negatief eigen vermogen. Ik had het graag
anders gewild. Daar moest ik het mee doen. Dat gold ook voor
het personeel, de organisatiestructuur en de cultuur. Er moest
hard worden gewerkt, alle zeilen worden bijgezet om het tij te
keren. Zo brak er eerst een periode aan van bijna twee jaar
waarin ik gedoseerd mijn collega’s beetje bij beetje kennis liet
maken met de vele aspecten van “strategisch” bezig zijn. Los
van alle financiële zakelijke acties, zoals kostprijscalculaties,
uurtarieven en opslagen voor algemene kosten, moest op de
eerste plaats het verlies worden omgebogen. Allemaal maat-
regelen om de operationele effectiviteit te vergroten door o.a.
een andere wijze van inkopen, andere wijze van voorraadbe-
heer, andere inrichting van de productiehal en samenstelling
van teams, productsamenstelling, betere onderlinge afstem-
ming tussen afdelingen, betere collegiale sfeer, betere plan-
ning en hogere productiviteit. Dat had tezamen het gewenste
positieve effect. We maakten weer winst, hoe klein dan ook.
Maar de liquiditeit bleef gering.
[114]
Figuur 6: Illustratie van product- en projectvoorbeelden.
[115]
STRATEGISCHE INTENTIES
Om tot goede (strategische) beslissingen te komen is het for-
muleren van een strategie een zeer goed hulpmiddel. Een
strategie geeft richting en koers aan een organisatie, ze focust
op aandacht en inspanning, ze maakt definiëring van de orga-
nisatie mogelijk, ze stimuleert consistentie en samenhang in
activiteiten en ze vergroot de betrokkenheid van medewer-
kers. Toch is dit slechts één manier hoe één individu naar
strategie kijkt, want “waar je staat, hangt af van waar je zit”.
Wat is strategie nu eigenlijk? Een niet eenvoudige vraag om
eenduidig te beantwoorden. Er zijn wederom veel definities,
zoals; plan van aanpak, een voorgenomen reeks van hande-
lingen om een bepaalde situatie het hoofd te bieden, een
manoeuvre, een patroon, een perspectief, een concept of een
abstractie.
Strategie versus tactiek? Als tactiek het geheel van middelen
en doelstellingen vormt om strategie te verwezenlijken, dan is
er geen hiërarchisch verschil tussen beiden. Het verschil tus-
sen beiden is het ambitieniveau. Meer “het proberen er het beste van te maken”! Want vaak zorgen de onvolkomenhe-
den van de markt en de mens er voor dat strategische inten-
ties niet altijd worden waargemaakt. De intenties van de
meeste bedrijven zijn tactisch en maar zelden strategisch.
Meestal doen we dingen omdat de buren het doen, want “zij
hebben daar vast een goed plan voor”. Het heeft dus niets
met IQ te maken. Des te meer een reden om de intentie te
hebben om het ook toe te passen. Dus ook voor al die mkb-
bedrijven. En daarmee ook voor jou.
[116]
Om een beter inzicht te krijgen in mogelijke strategische in-
tenties, is een verdere indeling in groepen welkom. Ik onder-
scheid 31 daarbij het volgende drietal:
1. Ontwikkelen: Systematisch inzicht krijgen in en vorm
geven aan het denken over het functioneren van de or-
ganisatie en het vermogen zelfstandige opties te ontwik-
kelen voor (nieuwe) organisatiestrategieën.
2. Uitdagen: Analyseren en toepassen van mogelijke strate-
gieën binnen het uitdagende speelveld van interne- en
externe belanghebbenden waar de organisatie mee
wordt geconfronteerd.
3. Reageren: Strategische analyse van beperkende organisa-
tiefactoren. De dynamische reactie op eventuele disfunc-
ties en het gewenste herontwerpproces voor verandering
en vernieuwing van de (interne) organisatie.
Op de strategische uitdagingen uit 1. en 2. kan de organisatie
uitsluitend alert inspelen als de organisatie beschikt over een
slagvaardige (interne) organisatie. Daarom nu eerst een meer
algemene theoretische achtergrond, gevolgd door 3. en daar-
na de eventuele strategische intenties.
31
Gebaseerd op leergang Lemniscaat ABM 1999-2001, door respec-
tievelijk Cas Vroom, Arthur Wassenberg en Herman Kuipers.
[117]
FIN - TYPERING VAN ORGANISATIES
Om eenduidig over organisaties te kunnen praten is het heb-
ben van een algemeen geldend model uitermate prettig. Een
dergelijk model 32 heb ik op basis van algemeen aanvaarde
criteria samengesteld. De meeste begrippen zijn afkomstig uit
Engels- of Amerikaanstalige artikelen en heb ik om begrijpba-
re redenen waar enigszins mogelijk vertaald naar Nederlands-
talige begrippen.
Organisaties kunnen worden getypeerd aan de hand van on-
derstaande criteria. Zij kunnen in meerdere of mindere mate
onderhandelingsmacht ontlenen aan die criteria en bepalen
daarmee in grote lijnen de beweeglijkheid van de organisatie.
Door inzet van één of meerdere criteria zal de organisatie
veranderen. De organisatie op tijdstip T is ontstaan doordat
op het tijdstip T-1 activiteiten zijn ontplooid die aanleiding gaf
tot die verandering. Activiteiten die nu worden doorgevoerd
zullen leiden tot wederom een (iets) andere organisatie op
het tijdstip T+1.
Voor een verdere begripsbepaling onderstaande uitleg:
• F = Financieel: is het financiële kapitaal van de organisa-
tie. Hoe komt de organisatie aan haar geld en wat kan of
mag zij ermee?
32
Zie figuur 7: FIN typeringsmodel voor organisaties.
[118]
• I = Intellectueel: is het intellectuele kapitaal van de orga-
nisatie. Wat zijn de kerncompetenties van de organisatie?
Waar is zij goed in? Welk kunstje beheerst de organisatie
beter dan haar concurrent!
• N = Netwerk: is het netwerk kapitaal van de organisatie.
In welke mate beschikt de organisatie over een onder-
scheidend netwerk? Haar toegang tot de markt? Zijn er
samenwerkingsverbanden of externe allianties met der-
den?
• Interne belanghebbenden: bijvoorbeeld; functionele spe-
cialisten, ondernemingsraad, eigenaar, raad van bestuur,
divisies en werkmaatschappijen.
• Mobilisatie: Is het vermogen van de interne coalities om
zich als een krachtig en bestendig front (cohesie, rich-
tingsgevoel en flexibiliteit) te manifesteren om daarmee
voor langere tijd aan de strategische koers vast te hou-
den. Staan de neuzen dezelfde kant op?
• Externe belanghebbenden: bijvoorbeeld; concurrenten,
klanten, leveranciers, vakbonden, overheidsinstellingen,
actiegroepen, adviesorganen en researchinstellingen.
• Mobiliteit: Is het vermogen van de organisatie om be-
staande afhankelijkheden op basis van financieel-, intel-
lectueel- en netwerkkapitaal te verminderen of te ver-
vangen door profijtelijker afhankelijkheden.
Een belanghebbende (stakeholder) is populair gezegd “een ieder die belang heeft bij jouw (voort)bestaan”.
[11
9]
mo
bil
isa
tie
mo
bil
ite
it
EX
TE
RN
E
be
lan
gh
eb
be
nd
en
INT
ER
NE
be
lan
gh
eb
be
nd
en
T +1
TT -1
De
org
an
isa
tie
Ne
twe
rk
Fin
an
cie
el
ka
pit
aa
l
Inte
lle
ctu
ee
l
Fig
uu
r 7
: F
IN t
yp
eri
ng
smo
de
l vo
or
org
an
isa
tie
s.
[120]
DIPLOMATIE VAN ORGANISATIES
In het vorige deel heb ik de basisbegrippen beschreven. Je
kunt organisaties dus beschrijven op basis van hun financiel-,
intellectueel- en netwerkkapitaal. Daaraan ontleent de orga-
nisatie haar bestaansrecht. Als alle neuzen dezelfde kant op
staan, ofwel de interne belanghebbers beschikken over een
gemeenschappelijk strategisch plan, dan komt dat de mobili-
satie van de organisatie ten goede en kan het plan ten uitvoer
worden gebracht. De organisatie kan er voor kiezen een an-
dere positie in te nemen. Dat interactieveld, die strategische
ontmoeting, is interessant.
Hoe gedragen organisaties zich in het managen van afhanke-
lijkheidsrelaties in de praktijk? Voor de analyse van strate-
gisch gedrag in situaties van onderlinge afhankelijkheid wordt
gebruik gemaakt van verschillende invalshoeken. Samen vor-
men deze een sociologische speltheorie 33. “De strategische
driehoek”. Hierbij kijkt men naar spelers binnen de organisa-
tie als tevens naar de betrekkingen tussen organisaties. De
diplomatie wordt verklaard vanuit de wisselwerking tussen
interne en externe belanghebbers, de spelers. Deze speltheo-
rie kan op een tweetal manieren worden beschreven:
33
Zie figuur 8: Model Sociologische speltheorie; de strategische
driehoek. Tekst en figuur gebaseerd op schema’s en theorieën van
A.F.P. Wassenberg, zie literatuursuggesties.
[12
1]
AR
EN
A
AG
EN
DA
TIJ
D
Sa
me
nst
ellin
g
en
niv
ea
u.
(FIN
, m
ob
ilit
eit
en
mo
bilis
ati
e)
Sp
elin
zet,
om
ga
ng
svo
rme
n
en
re
ge
ls.
Vo
or
ho
e
lan
g?
Te
mp
o.
Rit
me
.
Fig
uu
r 8
: M
od
el
socio
log
isch
e s
pe
lth
eo
rie
; d
e s
tra
teg
isch
e d
rie
ho
ek.
[122]
• I: De “strategische cyclus”: de “oorzaak en gevolg” relatie
tussen voorwaarden, gedrag, verplichtingen en uitkom-
sten (die terugwerken op de oorspronkelijke voorwaar-
den).
• II: De “strategische driehoek”: het “kompas” bij de vorm-
geving van strategisch beleid, waarbij afhankelijk van de
omstandigheden, één van de in de driehoek genoemde
begrippen, arena, agenda of tijd, wisselend gebruikt
wordt om de andere begrippen te beïnvloeden.
Een nadere beschrijvende toelichting van deze speltheorie:
• Het speelveld: De interne- en externe “arena” waarin de
spelers elkaar treffen.
• De spelvoorwaarden: Het geheel van interne en externe
afhankelijkheden.
• De spelinzet: De interne- en externe “agenda”, dat wil
zeggen, de waarden, belangen en intenties van de spe-
lers.
• De spelregels: De formele- en informele gedragscode die
uit de eerder genoemde “arena” en “agenda” voortvloei-
en.
• Het spel: De interne- en externe onderhandelingsproces-
sen die voortvloeien uit de “arena” en de “agenda”.
• De verplichtingen: Vorm, inhoud en timing van de onder-
handelingsprocessen.
• De speluitkomsten: De mate van realisatie van de spelin-
zet van de afzonderlijke spelers als ook de verandering
van de initiële spelcondities van het geheel.
• De spelduur: Eenmalige of herhaalde karakter van de
onderhandelingen, de duurzaamheid van de verplichtin-
[123]
gen en de “tijd” die gemoeid is met de verandering van
de initiële spelvoorwaarden.
Daarnaast is het van belang om een grenskeuze (waar trekt
een organisatie haar grens t.o.v. de omgeving) en een do-
meinkeuze (welk deel van de organisatie wordt afgezonderd
tot speelveld of “arena”) te maken.
Om grens- en domeinkeuze te maken moet inzicht bestaan in
noodzaak, ruimte en capaciteit tot strategisch, respectievelijk
tactisch gedrag:
• Noodzaak verwijst naar structurele en conjuncturele om-
standigheden en ontwikkelingen.
• Ruimte verwijst naar de bewegingsvrijheid van de spelers
(mobiliteit).
• Capaciteit verwijst naar de interne cohesie en besluit-
vaardigheid van de spelers (mobilisatie).
Grens- en domeinkeuze zijn het gevolg van de wisselwerking
tussen externe allianties en interne coalities. Daarnaast kun-
nen grens- en domeinkeuze ook coalities en allianties veroor-
zaken als instrument voor de realisatie van strategische be-
doelingen.
Dit spelmodel is in de basis toepasbaar voor alle organisaties,
groot en klein, maar de bijzondere intenties worden beter
verduidelijkt bij toepassing voor grotere marktspelers. Denk
dan bijvoorbeeld aan Microsoft - EU, KLM - Alitalia , Boskalis -
Smit enzovoort.
[124]
Dit speltheoriemodel staat qua complexiteit gezien het verst
van de vaak toegepaste SWOT analyse. SWOT staat (vertaald)
voor Sterkte, Zwakte, Kansen en Bedreigingen. Aan de hand
van de interne- en externe analyse komen we tot gewenste
aanpassingen, voeren die door en kijken naar het resultaat.
Op basis van al deze mogelijke interacties zijn er nog al wat
mogelijke groepen belanghebbenden 34. We kunnen deze
groepering maken door te beoordelen aan de hand waarvan
belanghebbenden hun macht ontlenen. Zo onderscheiden we
de criteria “macht”, “urgentie” en “legitimiteit”. Een belang-
hebbende kan dus aan één of meerdere criteria zijn onder-
handelingsmacht ontlenen. Met name bij het criterium
“macht” is het belangrijk te weten welke machtsvorm hier
bedoeld wordt op basis van de hulpbronnen financieel-, intel-
lectueel- of netwerkkapitaal. Daarnaast is de herkomst van
die bron belangrijk. Wie bezit de bron(nen)? Als laatste on-
derzoek je hoe arm of rijk de speler aan deze bronnen is en of
daardoor aanvulling of deling gewenst is. De onderhande-
lingsmacht van een belanghebbende neemt toe bij de classifi-
catie van 1. tot en met 7. Nummer 8. is feitelijk geen belang-
hebbende, maar kan dit in de toekomst wel worden.
34
Zie figuur 9: Typologie van belanghebbenden.
[12
5]
MA
CH
T
UR
GE
NT
IE
LE
GIT
IMIT
EIT
Gro
ep
en
Be
lan
gh
eb
be
nd
en
:1
.S
lap
en
d2
.D
iscr
ee
t3
.E
ise
nd
4.
Do
min
an
t5
.G
ev
aa
rlij
k6
.A
fha
nke
lijk
7.
Be
pa
len
d
8.
(La
ten
t /g
ee
n)
4
5
6
7
8
1
2
3
Fin
an
cie
el-
,
Inte
lle
ctu
ee
l-
en
Ne
twe
rk-
ka
pit
aa
l.
Fo
rme
el:
we
tte
n,
reg
els
.
Info
rme
el:
va
nu
it f
ats
oe
n.
Acu
te
afh
an
kelijk
he
id.
Tij
dsd
ime
nsi
e v
an
urg
en
tie
en
leg
itim
ite
it.
Fig
uu
r 9
: T
yp
olo
gie
va
n b
ela
ng
he
bb
en
de
n.
[126]
FUNCTIONEEL GECONCENTREERDE STRUCTUUR
De meeste organisaties kennen een functioneel geconcen-
treerde structuur. Deze structuur kenmerkt zich doordat
werkzaamheden van dezelfde soort zijn geconcentreerd in
afdelingen. Veelal onderscheidt men drie hoofdgroepen:
Voorbereiden, Ondersteunen en Maken. Orders worden on-
zichtbaar gemaakt doordat ze worden opgesplitst in diverse
bewerkingssoorten. Vaak zijn bepaalde afdelingen weer on-
derverdeeld in subafdelingen met ieder hun eigen bewer-
kingsspecialisme en hiërarchisch ingerichte personele bezet-
ting. Een enkele order kan dus een groot aantal routes door-
lopen via diverse afdelingen die allen autonoom functioneren
en van elkaar gescheiden zijn. Hierdoor is geen duidelijk
stromend product meer herkenbaar. Met alle negatieve ge-
volgen van dien. In zo’n structuur richt de creativiteit zich op
het oplossen van de eigen problemen in plaats van die van
het geheel, die de eigenlijke oorzaak zijn.
De organisatie zoals ik deze bij indiensttreding aantrof, is als
volgt te omschrijven: Separate afdelingen; administratie, ver-
koop, techniek - tekenwerk, planning - inkoop, machinale
bewerking en productie. Alle afdelingen zijn zelfstandig (eigen
eilandjes) met weinig synergie tussen de afdelingen. Over-
dracht van afdeling naar afdeling verloopt moeizaam, iedere
afdeling moet zich opnieuw inleven in het project en de kans
op fouten is erg groot. Medewerkers kunnen de totstandko-
ming van het eindproduct niet overzien. Er is geen samen-
hangend overzicht over het totale proces. Er is destijds een
bewuste keuze gemaakt om alles zoveel mogelijk voor te be-
reiden op indirect niveau, zodat de directe medewerkers niet
[127]
hoeven na te denken, maar alleen maar hoeven te produce-
ren. Zo ontstaat een totale organisatie van 36 medewerkers,
waarvan 13 behoren tot het indirect personeel en 23 tot het
directe productiepersoneel.
Een andere organisatiestructuur is dan ook noodzakelijk om
een optimale benutting van het menselijk arbeidspotentieel
mogelijk te maken. Een andere besturingstructuur draagt bij
aan een verhoging van de regelcapaciteit. Daarbij is het van
belang dat medewerkers het gehele product kunnen over-
zien. Om deze verandering mogelijk te maken kiezen we er
voor de bedrijfsprocessen te herontwerpen. Een dergelijk
herontwerp heb ik in de praktijk toegepast. Dat ga ik hierna
stapsgewijs beschrijven en toelichten, inzichtelijk gemaakt
aan de hand van diverse schematische figuren. Daarin wordt
tevens stapsgewijs verduidelijkt hoe de organisatie- en bestu-
ringsstructuur er, voor en na herontwerp, uitziet.
De kerstboom als metafoor. De boom
alleen is ons niet mooi genoeg. Om er
enig cachet aan te geven willen we
hem versieren. En mooi ook. We zoe-
ken naar onze grootste, glimmende,
piek. Die plaatsen we boven in. Dat is
ons hoogtepunt. Daarna gaan we op
zoek naar de mooiste ballen. Die glim-
mende, zilveren of gouden, ballen
plaatsen we boven in de boom. Zo
werken we langzaam naar beneden. Maar beneden aange-
komen merken we helaas dat we door de mooie ballen heen
zijn. We schrapen de laatste restjes bij elkaar. Die dingen die
we eigenlijk liever niet hadden gebruikt plaatsen we, bij ge-
brek aan beter, dan maar onderin. Anders lijkt het zo kaal. En
[128]
daar vallen ze minder op. De laatste slingers completeren ons
project. En zo gaat het er bij de meeste bedrijven helaas ook
aan toe.
Het organisatieschema 35 van een functioneel ingerichte or-
ganisatie, waarin de hiërarchie tot uiting komt alsmede het
aantal managementlagen, heeft ook duidelijke trekken van
bovenvermelde kerstboom.
35
Zie figuur 10: Organigram functionele organisatie.
[12
9]
directie
manager
verkoop
admini-
stratie
manager
productie
planning
inkoop
tekenaar
1
manager
techniek
logistiek
voorman
machinale
voorman
productie
manager
machinale
Tekenaar
2
uitvoering
telefonist
assistent
calculatie
assistent
timmer-
team3
timmer-
team5
timmer-
team4
timmer-
team2
timmer-
team1
timmer-
team6
schaven
zagen
platen
schaven
en korten
korten
logistiek
D + K
team 2x
Fig
uu
r 1
0:
Org
an
igra
m f
un
cti
on
ele
org
an
isa
tie
.
[130]
SOCIOTECHNISCHE HERONTWERP
Reductie van complexiteit is de hoofdgedachte achter het
herontwerp van het proces. Het ontwerpen verloopt in twee
fasen; het ontwerp van de productiestructuur van macro-
naar microniveau, gevolgd door de besturingsstructuur in
omgekeerde volgorde. Het ontwerpproces is niet statisch.
Eerder gemaakte keuzes kunnen op basis van argumenten
worden herzien.
Vergroting van de totale kwaliteit van de organisatie vormde
het uitgangspunt voor verandering. Bij het uitvoeren van een
organisatieveranderingstraject kan je verschillende strategie-
ën hanteren die richting geven aan de gemaakte keuzes. In dit
praktijkvoorbeeld is er bewust gekozen voor de sociotechni-sche benadering. Bij deze benadering worden de aandachts-
gebieden kwaliteit van de arbeid, kwaliteit van de organisatie
en kwaliteit van de interne arbeidsverhoudingen in samen-
hang met elkaar bekeken. Het sociotechnische herontwerp
heeft een aantoonbaar positief effect op de kwaliteit van
arbeid en organisatie. En dat is precies ons doel.
Het sociotechnische herontwerpproces 36 bestaat uit een
aantal stappen:
36
Zie figuur 11: Schematische weergave sociotechnische heront-
werp. Figuur en tekst overgenomen uit H. Kuipers & P. van Amels-
voort, pagina 53, zie literatuur suggesties. De integrale ontwerpke-
ten nader uitgewerkt.
[131]
• Maken van een omgevingsanalyse; belangrijk uitgangs-
punt is dat de inrichting van de organisatie wordt afge-
stemd op de relevante omgevingscondities.
• Vaststellen van functie-eisen; op basis van de omgevings-
analyse kan de organisatie haar functie-eisen vaststellen.
Deze functie-eisen zijn een vertaling van de visie die een
organisatie heeft op haar omgeving. Daarbij wordt de
omgeving niet gezien als een statisch gegeven, maar
heeft de organisatie ook invloed op de manier hoe zij
haar omgeving definieert.
• Bepalen van de orderstroomkarakteristieken; om de ge-
wenste organisatiestructuur te kunnen bepalen moet
eerst de orderstroom worden geanalyseerd. Drie ken-
merken van de orderstroom zijn bepalend voor de varia-
tie waarop de organisatie moet kunnen inspelen: com-
plexiteit, dynamiek en onzekerheid. Op basis van de ken-
merken van de orderstroom kan het type orderstroom
worden vastgesteld: turbulent, heterogeen, (semi) homo-
geen of continu.
• De combinatie; de combinatie van de orderstroomkarak-
teristieken en de functie-eisen die gesteld zijn, vormt de
eerste herontwerpstap: het aanpassen van de gewenste
organisatiestructuur.
• Integrale aanpak; uitgaande van een integrale aanpak
wordt vanuit het geheel naar de delen gewerkt: bij het
ontwerpen van de productiestructuur moet eerst op ma-
croniveau worden gekozen voor een inrichtingsprincipe.
[132]
Vervolgens kan deze hoofdstructuur op meso- en micro-
niveau verder worden ingevuld.
• Versimpelen productiestructuur; dit kan worden verwe-
zenlijkt door:
1. het creëren van parallelle orderstromen. De keuze van
de stromen wordt gemaakt aan de hand van grondige
analyse van de werkprocessen. Doel is het toewijzen van
dergelijke orderstromen aan zelfstandige productunits.
2. Het segmenteren van orderstromen; het doel hiervan
is het groeperen van een bepaalde hoeveelheid afgeron-
de zinvolle taken, die vervolgens kunnen worden toege-
wezen aan groepen van werknemers.
• Inrichten van de besturingsstructuur; na het vaststellen
van de productiestructuur wordt beoordeeld hoe deze
het best bestuurd kan worden. Het ontwerp van de be-
sturingsstructuur loopt van micro naar macro. Voor deze
volgorde wordt gekozen om op deze wijze zoveel mogelijk
regelcapaciteit op uitvoerend niveau neer te leggen.
• Inrichting technische systemen; dit is de laatste stap van
het sociotechnisch herontwerpproces. De gedachte hier-
achter is dat de kwaliteit van de arbeid, de kwaliteit van
de organisatie en de onderlinge arbeidsverhoudingen lei-
dend zijn bij het maken van een nieuw organisatieont-
werp. De techniek is daarbij ondersteunend.
[13
3]
Om
gevin
gO
rde
r-
str
oo
m
Pro
du
ctie
str
uctu
ur
Be
stu
rin
g
str
uctu
ur
Tech
nis
ch
e
syste
me
n
Pro
du
ctie
syste
me
n
Be
stu
rin
gsyste
me
n
On
de
r-ste
un
en
de
syste
me
n
Info
rma
tiesyste
me
n
Ma
cro
Pro
du
ctie
str
uctu
ur
Ma
cro
Be
stu
rin
gs
str
uctu
ur
Me
so
Pro
du
ctie
str
uctu
ur
Me
so
Be
stu
rin
gs
str
uctu
ur
Mic
ro p
rod
uctie
str
uctu
ur
Ka
rakte
ris-
tieke
nva
nd
e a
an
de
ord
ers
tro
om
ge
ko
pp
eld
ea
ctiv
iteite
n-
cyclu
s
Po
siti
on
eri
ng
in
de
om
ge
vin
g
Fig
uu
r 1
1:
Sch
em
ati
sch
e w
ee
rga
ve
so
cio
tech
nis
ch
e h
ero
ntw
erp
.
[134]
Een uitvoerige beschrijving van de theoretische achtergron-
den 37 inzake latente stromen en parallelle teams kan een
noodzaak zijn. Latente stromen zijn zichtbare. opeenvolgen-
de, wederkerige productie bewerkingen. Parallelle teams zijn
teams die onafhankelijk van elkaar en naast elkaar eenzelfde
product of range aan producten produceren. Met 20 man in
de productie nu, zou bijvoorbeeld een 2-tal teams van 10 man
een goede mogelijkheid bieden om een eindproduct in zijn
geheel te produceren van ontwerp tot en met de assemblage.
De genoemde stappen van het sociotechnische herontwerp
zal ik aansluitend stap voor stap inzichtelijk maken.
37
Zie literatuur suggesties; L. U. De Sitter.
[135]
RUIMTE VOOR AANTEKENINGEN.
[136]
FUNCTIE-EISEN
De functie-eisen worden bepaald door de omgeving waarin
de organisatie opereert. De functie-eisen38 die aan het her-
ontwerp gesteld worden zijn gebaseerd op de gewenste or-
ganisatiekwaliteit en de wens om snel, flexibel en slagvaardig
op de wens van de klant in te spelen met behoud van de pro-
ductkwaliteit en het vergroten van de kwaliteit van de arbeid.
De omgeving vraagt meer en meer een flexibele leverancier
van houten buitenbergingen die niet alleen de standaard
“recht-toe-recht-aan” producten levert, maar ook het afwij-
kende en complexere. Dat vraagt om een breed producten-
pakket en daarmee goed opgeleid en breed inzetbaar perso-
neel. Medewerkers maak je breed inzetbaar door taakverrui-
ming en taakverrijking door te voeren. Dat vergroot de kwali-
teit van de arbeid en de motivatie en betrokkenheid van me-
dewerkers. Door verantwoordelijkheden op een zo laag mo-
gelijk niveau in de organisatie neer te leggen en “eilandjescul-
tuur” op te heffen, betrek je medewerkers meer bij de orga-
nisatie en het productieproces. Medewerkers zien het eind-
product en leveren daar hun bijdrage aan. Een gezonde en
goed functionerende organisatie is (naast andere voorwaar-
den) slechts mogelijk met gemotiveerde medewerkers op de
juiste plaats. Daarom is het creëren van een bijzondere ar-
beidsomgeving (cultuur), waarin het uitnodigt om houding en
gedrag aan te passen, noodzakelijk.
38
Zie figuur 12: Functie-eisen.
[137]
FUNCTIE-EISEN
Typering Extern Intern
Organisatie-eisen Flexibiliteit:
Breed bergingenpakket Snelle wijziging proces
Variabele productiecapaciteit
Grote projecten uitvoeren Regisserende capaciteit
Snelle levertijd Korte doorlooptijd
Breed inzetbaar personeel
Beheersbaarheid:
Gegarandeerde levertermijn Betrouwbare doorlooptijd
Goede kwaliteit Klachtafhandeling
Kwaliteitscontrole
Marktconforme prijs Offertes niet verliezen op prijs
Innovatief:
Inspelen op nieuwe technologie IT-kennis
IT-ondersteuning klant Vakkennis
Arbeid-eisen Arbeidsinhoud:
Ontwikkelingsbehoefte Training, ontplooiing,
zelfsturende teams, multi-
inzetbaar, taakverrijking
Arbeidsomstandigheden:
Arbeidsklimaat Ongevallen
ARBO en veiligheid Ziekteverzuim
Goed werkklimaat
Regelcapaciteit vergroting
Arbeidsverhoudingen:
Effectief overleg en goede Open en eerlijk,
communicatie betrokkenheid, Teamwork,
Transparantie, goede
informatievoorziening
Arbeidsvoorwaarden:
CAO Employee benefits
Figuur 12: Functie-eisen.
[138]
De arbeidsmarkt is onder normale omstandigheden zo vra-
gend, dat de organisatie voortdurend de werksituatie van de
medewerker moet optimaliseren. Dat kan o.a. worden bereikt
door een goed werkklimaat, goede arbeidsvoorwaarden, op-
leidingen en ontplooiingsmogelijkheden. Communicatie, in-
formatie en teamwerk zijn wezenlijke aspecten die bij goed
functioneren uitstralen naar zowel de organisatie als de klant.
Het innovatieve karakter wordt vooral gevraagd op het ge-
bied van ICT. Toegang tot informatie en het gezamenlijk kun-
nen ontwerpen van onderdelen van een gebouw.
Deze functie-eisen zijn overzichtelijk in een schema (zie figuur
12, pagina 137) vast te leggen met een overzicht van externe
en interne eisen.
[139]
PRIMAIRE PROCES
Leidend voor het productieproces is het primaire proces. Het
primaire proces 39 is te omschrijven als de meest voorkomen-
de, logische, opeenvolging van activiteiten die nodig zijn om
tot het eindproduct te komen.
Een veelvoorkomende opeenvolging van activiteiten bij de
totstandkoming van een houten buitenberging is; klant teke-
ningen maken, productietekeningen maken, uittrekstaten
materialen maken, zagen, schaven, korten, frezen, verduur-
zamen - drogen - verven, productiemal maken, stijl- en regel-
werk monteren, bekledingmateriaal monteren, levering en
montage.
Het proces begint met een mondelinge of schriftelijke aan-
vraag. Indien nodig, voor de calculatie, wordt overleg gevoerd
met de manager techniek inzake haalbaarheid en/of bijzon-
dere eisen en met de manager productie inzake productietij-
den.
Nadat hier een positieve reactie op gekomen is, wordt in
overleg met de klant de specificatie nauwkeurig vastgelegd,
een vaste totaalprijs afgesproken en een eerste verwachte
levertijd bepaald.
Daarna wordt gestart met het produceren van klanttekenin-
gen. Deze worden naar de klant gezonden voor goedkeuring.
Na goedkeuring worden deze tekeningen omgezet naar pro-
39
Zie figuur 13: Primair proces.
[140]
ductietekeningen en worden materiaallijsten geproduceerd.
Eventuele gewenste wijzigingen worden verwerkt en als ze
aanleiding geven tot een aanpassing van de prijs, dan zorgt de
manager verkoop daarvoor.
Inkoop van materialen kan plaats vinden zodra er een defini-
tieve goedkeuring van de klant is ontvangen. Vooruitlopend
op deze goedkeuring kunnen materialen al wel worden gere-
serveerd. In deze fase wordt in overleg met de uitvoerder van
het project een definitieve leverdatum vastgesteld.
Nadat alle machinale bewerkingen zijn uitgevoerd, worden de
materialen, al naar gelang de opdracht, aan derden verzon-
den voor verdere behandeling zoals verduurzamen, drogen
en een eventuele verfbehandeling. Bij terugkomst worden
deze gecontroleerd en aan de productieafdeling aangeboden
die de losse onderdelen samenstelt tot elementen. Na eind-
controle worden de elementen vervoerd naar de bouwlocatie
waar ze tot eindproducten worden afgemonteerd.
De administratie zorgt voor de facturatie en nacalculatie,
maakt de documenten compleet, waarna alles in het archief
wordt opgeslagen.
[14
1]
ve
rko
op
en
ord
er-
acce
pta
tie
na
ca
lcu
-
latie
en
op
ruim
en
ge
ge
ve
ns
pro
du
ctie
teke
nw
erk
we
rkvoo
r-
bere
idin
g
inkoo
p
ma
ch
inale
bew
erk
ing
half-
fab
rika
ten
pro
du
ctie
en
assem
-
bla
ge
leveri
ng
mon
tage
na
zorg
Co
ns
tru
cti
e/W
VB
P R
O D
U C
T I E
P L
A N
N I
N G
A D
M I N
I S
T R
A T
I E
A U
T O
M A
T I
S E
R I
N G
ON
DE
RS
TE
UN
EN
DE
PR
OC
ES
SE
N n
iet
lim
ita
tie
f
Fig
uu
r 1
3:
Pri
ma
ir p
roce
s.
[142]
Om een goed inzicht te krijgen in de verantwoordelijkheden van de
diverse functies binnen de primaire- en ondersteunende processen
kan het RACI model 40 worden gebruikt.
RACI staat voor eindverantwoordelijk (Responsible), uitvoerend (Ac-
countable), consulterend (Consulting) en informerend (Infor-mation).
Dit model geeft aan wie, wanneer en waarvoor verantwoordelijk is.
Door deze schematische weergave kan eenvoudig een beeld worden
verkregen over een al dan niet logische samenhang van verantwoor-
delijkheden.
De volgende conclusies kunnen uit dit schema worden getrokken:
“Verantwoordelijkheden zijn teveel verdeeld over verschillende func-
ties en liggen te hoog in de organisatie. Medewerkers voelen zich
hierdoor uitsluitend verantwoordelijk voor werkzaamheden binnen
hun afdeling en kijken niet over de “schutting”. Dit wekt eerder het
“ik” gevoel op dan het gewenste “wij” gevoel. Dat leidt tot een be-
perkte motivatie en betrokkenheid en onnodige opdeling van arbeid.”
40
Zie figuur 14: RACI model van de oorspronkelijke functionele organisatie.
[14
3]
Pro
ces t
aak
(R)e
sp
on
sib
le(A
)cco
un
tab
le(C
)on
su
ltin
g(I
)nfo
rmati
on
Afk
Fu
ncti
e
aan
vra
ag c
alc
ula
tie
en o
ffert
eH
VH
VH
P H
TC
AD
MD
IRdir
ectie
opdra
ch
t accepta
tie en p
lan
nin
gH
VH
VP
IWA
DM
P
IW D
IRH
Vverk
oo
p
kla
nt
teke
nin
ge
n m
aken
HT
CT
HT
C H
PH
P
CM
P
IWH
PH
oofd
pro
ductie
pro
ductie te
kenin
ge
n m
ake
nH
TC
TH
TC
H
PH
P
CM
P
IWH
TC
Hoofd
tech
n.
+ c
on
st.
uittr
eksta
ten
mate
riale
n m
aken
HT
CT
HT
C H
PH
P
CM
P
IWT
Teken
aar
zag
en
CM
MM
HT
C H
PP
IWC
AP
Chef
assem
bl. +
pro
d.
schaven
CM
MM
HT
C H
PP
IWC
MC
hef
machin
ale
frezen
CM
MM
HT
C H
PP
IWP
IWP
lan.
inkoo
p e
n w
erk
v.
kort
en
CM
MM
HT
C H
PP
IWM
PR
Med
ew
erk
er
pro
du
cti
e
tussencon
trole
CM
CM
HT
C H
PP
IWM
MM
ed
ew
erk
er
mach
inale
verd
uurz
am
ing en n
ad
rog
en
CM
CM
H
PH
TC
H
PP
IW H
PA
DM
Adm
inis
tratie
pro
duktie
mal
maken
CA
PM
PR
HT
C H
PC
AP
P
IWO
VO
veri
ge w
erk
za
am
he
de
n
stijl e
n r
eg
elw
erk
monte
ren
CA
PM
PR
HT
C H
PC
AP
P
IWP
MP
roje
ctm
an
ag
er
afw
erk
ingsm
ate
ria
al
monte
ren
CA
PM
PR
HT
C H
PC
AP
P
IW
ein
dcontr
ole
CA
P
HP
CA
PH
TC
H
PC
AP
P
IW
leveri
ng
, m
onta
ge en
overi
ge
nP
M
PIW
PM
HT
C H
PA
DM
P
IW D
IR
factu
reri
ng
, nacalc
ula
tie en f
ilen
geg
evens
HV
AD
M
HV
PM
HV
D
IR
Ve
rkla
rin
g
Res
po
nsib
leE
indvera
ntw
oord
elijk
Acco
un
tab
leD
oet
de t
aa
k en k
an h
ier
dir
ect
op w
ord
en
aan
gespro
ke
n
Co
nsu
ltin
gB
ela
ngri
jk i
n h
et
pro
ces en c
onsensu
s vo
or
beslu
itvorm
ing
Info
rma
tio
nV
oor
eig
en
pro
ces i
s d
eze i
nfo
rmatie vitaal
verk
oo
p
co
ns-
tru
cti
e
pro
du
cti
e
mach
i-n
ale
assem
-b
lag
een
pro
du
cti
e
verk
oo
p
Fig
uu
r 1
4:
RA
CI
mo
de
l va
n d
e o
ors
pro
nke
lijk
e f
un
cti
on
ele
org
an
isa
tie
.
Pri
ma
ir p
roce
s
[144]
ORDERSTROOMKARAKTERISATIE
Er zijn drie soorten kenmerken van de orderstromen die be-
palend zijn voor de variatie waarop de organisatie moet kun-
nen inspelen: complexiteit, dynamiek en onzekerheid.
• Complexiteit is de mate waarin de orderstroom is samen-
gesteld uit orders die van elkaar verschillen qua product-
kenmerken, uit te voeren bewerkingen en levertijd.
• Dynamiek is de mate waarin omvang en samenstelling
van de orderstroom fluctueren in de tijd.
• Onzekerheid is de mate waarin men de fluctuaties in de
orderstroom van tevoren kan zien aankomen.
De orderstroom is veel minder kris - kras dan in eerste instan-
tie werd gedacht. Er is wel degelijk een logische volgorde in
de bewerkingen die tussen houten buitenbergingen onderling
nauwelijks verschilt. De karakterisering van de orderstroom is
mede hierdoor meer semihomogeen dan heterogeen.
Met name de integratie van de constructie (tekenontwerp)
afdeling, productie halffabricaten door de machinale afdeling
en de assemblage van alle onderdelen door de productie af-
deling is cruciaal. Hiermee kan het gehele maakproces van
ontwerp tot montage worden geïntegreerd en derhalve
wordt arbeidsdeling voorkomen.
De productie van houten bergingen is complex doordat elk
eindproduct verschilt qua lengte, breedte en hoogte. Varia-
[145]
ties in vormgeving zoals plat of hellend, met/zonder contai-
nerwand, met/zonder dakoverstek, met/zonder carport en
met/zonder boeiboord enzovoort. Daarnaast zijn er vele vari-
aties in afwerkingmaterialen in zowel horizontale of verticale
richting aan te brengen. De hoofdbewerkingen zijn echter
identiek. Op grond daarvan is de dynamiek redelijk te noe-
men. Doordat we werken met een capaciteitsplanning is de
omvang van de uit te voeren productie in redelijke mate be-
heersbaar.
Omdat de projecten grotendeels afhankelijk zijn van nieuw-
bouw en het aanbod daarvan varieert in omvang en tijd, is de
onzekerheid redelijk groot. Dit benadrukt het belang van een
uiterst goede planningsystematiek.
Concluderend kunnen we stellen dat de karakterisering van
de orderstroom meer semihomogeen dan heterogeen is. Doel
van deze karakterisatie van de orderstroom is o.a. reductie
van complexiteit. Op basis van deze analyse kun je de ge-
wenste productiestructuur bepalen.
[146]
GEWENSTE PRODUCTIESTRUCTUUR
Onder de productiestructuur 41 verstaan we de architectuur
van de groepering en de koppeling van uitvoerende functies
ten opzichte van de orderstroom. Belangrijkste uitgangspunt
is de vermindering van de complexiteit en onzekerheid. Het
aangrijpingspunt is het primaire proces, waarbij getracht
moet worden een koppeling tussen voorbereidende, uitvoe-
rende en ondersteunende functies te maken. De ontwerpfase
kan zich, gezien de geringe omvang van de organisatie, be-
perken tot het ontwerpen van taakgroepen. Een taakgroep is
de kleinste organisatorische eenheid waarbinnen taken nog
kunnen worden beoordeeld en ontworpen.
Op basis van de uitgevoerde orderstroomkarakterisatie kan
gesteld worden dat er een integratie moet komen tussen
verkoop, constructie – werkvoorbereiding en productie. De
productiewerkzaamheden voor het maken van een houten
buitenberging laten een bepaalde logische volgorde zien,
zoals beschreven bij het primaire proces, die het mogelijk
maakt te gaan werken met drie productteams. Bestaande uit
drie teamleiders, de machinale medewerkers in één team en
opgesplitst in de andere twee teams de assemblage mede-
werkers (timmerlieden). De montage- en werkvoorbereiding-
activiteiten (ontwerp, constructie, planning en inkoop) kun-
nen worden ondergebracht in een werkvoorbereidingteam.
Bestaande uit de webmanager, drie procesmanagers en een
montagemanager.
41
Zie figuur 15: Nieuwe, gewenste, productiestructuur: de proces-
organisatie.
[14
7]
PT
3
Pro
du
ctie
-
tea
m 3
PT
1P
rod
uctie
-
tea
m 1
PT
2
Pro
du
ctie
-te
am
2
OT
On
de
rste
un
ing
-
tea
mO
T-s
am
en
ste
llin
g:
•Dir
ecte
ur
•Ve
rko
op
ma
na
ge
r
•Ho
ofd
ad
min
istr
atie
•Te
lefo
nis
t/re
ce
ptio
nis
t
PT
3-s
am
en
ste
llin
g:
•Te
am
leid
er h
alffa
bri
ka
ten
gro
ep
(lo
gis
tieke
ta
ak)
•Ma
ch
ina
le m
ed
ew
erk
ers
(4
f.e
.)
PT
1-s
am
en
ste
llin
g:
•Te
am
leid
er a
sse
mb
lag
e g
roe
p 1
(lo
gis
tieke
ta
ak)
•Pro
du
ctie
tea
ms 1
, 2
, 3
(6
f.e
.)
•De
ur/
Ko
zijn
co
mb
ina
tie
te
am
(2
f.e
.)
PT
2-s
am
en
ste
llin
g:
•Te
am
leid
er a
sse
mb
lag
e g
roe
p 2
(lo
gis
tieke
ta
ak)
•Pro
du
ctie
te
am
s 4
, 5
, 6
(6
f.e
.)
WV
T
We
rkvo
or-
be
reid
ing
-
tea
m
WV
T-s
am
en
ste
llin
g:
•We
bm
an
ag
er
(pla
nn
ing –
inko
op
)
•Pro
ce
sm
an
ag
ers
(3
f.e
.)
•Mo
nta
ge
ma
na
ge
r
Fig
uu
r 1
5:
Nie
uw
e,
ge
we
nst
e p
rod
ucti
est
ructu
ur
pro
ce
so
rga
nis
ati
e.
[148]
Deze medewerkers worden per project gekoppeld aan en staan in dienst van de productieteams 1, 2 en 3.
De overige ondersteunende activiteiten worden onderge-
bracht in een ondersteuningsteam bestaande uit de ver-
koopmanager, hoofd administratie, en telefonist - receptio-
nist - administratief medewerker. Deze teams werken nauw
samen waarbij de directeur de spil vormt. Schematisch (zie
figuur 15, pagina 147) zijn de verschillende teams in de nieu-
we gewenste productiestructuur eenvoudig samen te vatten.
In vergelijking tot de “oude” bezetting zoals genoemd bij de
oorspronkelijk functioneel ingerichte organisatie, is er sprake
van een totale personeelsafname met zes medewerkers,
waarvan vier indirecte medewerkers. Deze vermindering
heeft via natuurlijk verloop plaats gevonden. In deze tussen-
liggende periode is de omzet wel met circa 20 % toegenomen.
Het herontwerpen van bedrijfsprocessen heeft een aantoon-
baar positief effect op de totale productiviteit per medewer-
ker onder afname van het aantal managementposities. Naast
de al bekende positieve effecten op organisatie- en arbeidsei-
sen.
[149]
GEWENSTE BESTURINGSTRUCTUUR
Zoals in het herontwerp is aangegeven is er gekozen voor een
productiestructuur door middel van drie productieteams, één
werkvoorbereidingteam en één ondersteuningteam.
Door het werkvoorbereidingteam op projectbasis te koppelen aan één of meerdere productieteams hebben zij gezamenlijk hun eigen verantwoordelijkheid gekre-gen voor het produceren van een totaal project (eind-product) met daaraan gekoppeld hun eigen werkzaam-heden.
Hierdoor zijn er minder managers nodig, is er minder over-
dracht van en naar afdelingen, is er sprake van meer onder-
linge synergie en zijn de verantwoordelijkheden zo laag mo-
gelijk in de organisatie neergelegd. Aan het ontwerpen van de
besturingsstructuur voor de vijf teams lagen de volgende
besturingsvoorwaarden ten grondslag:
• Doelstelling: meer klantgericht, efficiënter, hogere lever-
betrouwbaarheid en werken met kortere levertijden.
• Informatie: het clusteren van informatie daar waar het
moet zijn.
• Model en toestand: beschikken over een model en toe-
stand van de omgeving. Wat verwacht de omgeving (on-
dersteuningteam is afhankelijk van de informatie en pro-
ductieruimte van de drie productieteams in combinatie
met het werkvoorbereidingteam).
[150]
• Flexibiliteit: hoe flexibel is de gekozen productiestruc-
tuur? Kan de productiestructuur worden aangepast, is er
ruimte binnen de drie productieteams en het werkvoor-
bereidingteam om te wisselen met werknemers en capa-
citeit.
• Benutten van regelmogelijkheden: uit de informatie-
stroom moet je een keuze kunnen maken (wat zijn de re-
gelmogelijkheden voor de productieteams, het werk-
voorbereidingteam en het ondersteuningteam).
Nu de productiestructuur is ontworpen komen we toe aan
het ontwerpen van de besturingstructuur 42, waarbij de vol-
gende stappen worden onderscheiden:
• De taakgroepregeling. De regeling van de onderscheiden
teams PT1, PT2, PT3, WVT en OT.
• De lokale regeling binnen de segmenten. Het totaal van
PT1+PT2+PT3+WVT+OT.
• De interlokale regeling tussen de segmenten. Het ma-
nagement team.
• De globale regeling over de segmenten. De directie.
Voor de verschillende regelkringen heb ik de regelfuncties en
de uitvoerende functies weergegeven in een tabel.
De invoering van de besturingsstructuur is gefaseerd doorge-
voerd over een periode van ruim één jaar. Daarbij is o.a. ge-
bruik gemaakt van collega’s uit de oorspronkelijke manage-
mentlaag die tijdens het herontwerpproces coachend zijn
opgetreden en de medewerkers hebben begeleid bij dit
42
Zie figuur 16: Regelende- en uitvoerende functies per regelkring.
[151]
Regelende functies Uitvoerende functies
Ondersteuningsteam (OT) Verkoop Klantcontact
Budgetbewaking Acquisitie
Klantenbeheer Personeelszaken
Administratie Fakturatie
Klachtenafhandeling Archivering
Werkoverleg Administratie
Selectie nieuwe medewerkers Debiteurenbeheer
Productteam (PT1, PT2, PT3) Voorraadbewaking Werkvoorbereiding
Werkindeling Productie eindprodukten
Roulatieschema Uitbestedingen
Planning Inkoop
Onderhoud Technisch beheer
Werkoverleg Eindcontrole
Klachtenafhandeling Klantcontact
Selectie nieuwe medewerkers
OT + PT1 + PT2 + PT3 Roulatie taakgroepen Coaching personeel
Budgetverantwoordelijkheid Rapportage
Voorzieningen ARBO Budgetbewaking
Planning Veiligheidsbewaking
Inzet personeel Werkinstructies
Klachtenafhandeling Innovatie
Werving/selectie
Werkoverleg
Opleidingen
Managementteam (MT) Arbeidsinzet (uitwisseling) Tactische bedrijfsvoering
Kwaliteits aspecten (Komo) Strategie ontwikkeling
Fasciliteiten gebouw Personeelsbeleid
Investeringen Inkoop productiemiddelen
Opleidingsniveau
MT-overleg
Directie Financiering Algemene bedrijfsvoering
Organisatie ontwikkeling Strategie ontwikkeling
Figuur 16: Regelende - en uitvoerende functies per regelkring.
[152]
veranderingsproces en het verkrijgen van nieuwe vaardighe-
den. Medewerkers kunnen immers niet ineens overgaan van
de bestaande structuur en werkwijze naar de nieuwe produc-
tiestructuur en de daarbij van toepassing zijnde nieuwe taken
en verantwoordelijkheden.
Voor deze “nieuwe” situatie 43 kunnen we wederom het RACI
model toepassen. Ten opzichte van de oorspronkelijk uit-
gangssituatie zijn er een aantal wezenlijke verschillen te con-
stateren. Als we beide modellen met elkaar vergelijken, dan
valt het volgende op:
• De constructie (teken- en werkvoorbereiding) afdeling,
machinale en productie/assemblage zijn samengevoegd
tot project/productteams (=PT¹²³+WVT). De procesmana-
gers begeleiden het totale proces van klanttekening tot
montage op de bouw.
• Planning en eindcontrole ligt volledig bij de productteams
in plaats van bij de “chef”.
• De productiemedewerkers zijn niet alleen verantwoorde-
lijk voor een onderdeel van het product, maar voor het
gehele project/eindproduct. Er is sprake van het oprekken
van functies. Arbeidsdeling is gereduceerd.
• In de nieuwe situatie ontstaan er drie project/product
teams en één ondersteuning team. De directeur heeft
een coördinerende functie.
43
Zie figuur 17: RACI model “nieuw” voor de gewenste besturings-
structuur.
[15
3]
Pro
ces t
aak
(R)e
sp
on
sib
le(A
)cco
un
tab
le(C
)on
su
ltin
g(I
)nfo
rmati
on
Afk
Ben
am
ing
aan
vra
ag c
alc
ula
tie en o
ffert
eO
TO
TO
T/t
l1,2
,3/d
irn
vt
dir
directie
opdra
ch
t accepta
tie en p
lan
nin
gO
T/p
t1,2
,3p
t1,2
,3alle
n/d
irallen
OT
onders
teu
nin
gste
am
kla
nt
teke
nin
ge
n m
aken
pt2
, 3
pt2
, 3
tl2,3
allen
pt1
pro
ductt
eam
1
pro
ductie te
kenin
ge
n m
aken
pt1
,2,
3p
t1,2
, 3
tl1,2
,3allen
pt2
pro
ductt
eam
2
uittr
eksta
ten
mate
ria
len m
aken
pt1
,2,
3p
t1,2
, 3
tl1,2
,3allen
pt3
pro
ductt
eam
3
zagen
pt3
pt3
tl3
allen
tl1
team
leid
er
1
schaven
pt3
pt3
tl3
allen
tl2
team
leid
er
2
frezen
pt3
pt3
tl3
allen
tl3
team
leid
er
3
kort
en
pt3
pt3
tl3
allen
allen
iedere
en
tussencon
trole
pt3
pt3
tl3
allen
verd
uurz
am
ing
/na
dro
ge
n/v
erv
en
pt1
, 2,
3p
t1,
2,
3tl
1,2
,3allen
pro
duktie
mal
make
np
t1,2
pt1
,2tl
1,2
allen
stijl e
n r
eg
elw
erk
mon
tere
np
t1,2
pt1
,2tl
1,2
allen
afw
erk
ingsm
ate
ria
al
monte
ren
pt1
,2p
t1,2
tl1,2
allen
ein
dcontr
ole
pt1
,2p
t1,2
tl1,2
allen
leveri
ng
, m
onta
ge e
n o
veri
ge
np
t1,2
pt1
,2tl
1,2
allen
factu
reri
ng
, nacalc
ula
tie en f
ilen g
eg
even
sO
T/p
t1,2
,3O
t/p
t1,2
,3O
Tallen
Verk
larin
g
Re
sp
on
sib
leE
indvera
ntw
oo
rde
lijk
Acc
ou
nta
ble
Doet
de t
aak e
n k
an h
ier
direct
op w
ord
en
aan
ge
sp
roke
n
Co
nsu
ltin
gB
ela
ngrijk
in h
et
pro
ces e
n c
onsensu
s voo
r beslu
itvorm
ing
Info
rma
tio
nV
oor
eig
en pro
ces is
deze in
form
atie vitaal
verk
oo
p e
n
ad
min
istr
ati
e
Co
nstr
ucti
e+
Teken
en
Werk
vo
orb
. In
ko
op
Pla
nn
ing
Pro
du
cti
e
mach
inale
+P
rod
ucti
eassem
bla
ge
verk
oo
p e
n
ad
min
istr
ati
e
Fig
uu
r 1
7:
RA
CI
mo
de
l “n
ieu
w” v
oo
r d
e g
ew
en
ste
be
stu
rin
gst
ructu
ur.
Pri
ma
ir p
roce
s
[154]
Dit heeft geleid tot een verhoging van de kwaliteit van de
organisatie en de kwaliteit van de arbeid:
• Flexibiliteit: korte doorlooptijd en breed inzetbaar perso-
neel.
• Beheersbaarheid: betrouwbare levertijd, goede kwaliteit
en marktconform.
• Arbeidsinhoud: zelfsturende teams, multi-inzetbaar en
taak verrijkend.
• Arbeidsverhoudingen: betrokkenheid, overleg en team-
werk.
Als we deze nieuwe procesorganisatie proberen te plaatsen in
een organigram 44, zoals bij functionele organisaties, ontstaat
er wel een heel bijzonder plaatje.
Het herontwerpen van bedrijfsprocessen is een specifieke
vorm van strategieontwikkeling die het ons mogelijk maakt
beter te zijn dan onze concurrent, omdat het een verschil tot
stand brengt, die de organisatie ook in de tijd bezien in stand
kan houden. Dit concurrentievoordeel komt voort uit de
unieke wijze waarop activiteiten op elkaar zijn afgestemd,
samenhangen en elkaar onderling versterken.
Door dit herontwerp hebben we gezien dat we veel meer
kunnen realiseren met minder mensen. De interne organisa-
tie is hiermee op orde en nu kunnen we beginnen aan de
klantgerichtheid. Als we deze extra tijdbesparing, de mobili-
satie van het menselijk potentieel, optimaal willen benutten
44
Zie figuur 18: Organigram procesorganisatie.
[15
5]
PT
1pro
ductie
en
asse
mbla
geM
BT
machin
ale
bew
erk
ingen
PT
2pro
ductie e
n
assem
bla
ge
T2
team
-
leid
er
T3
team
-le
ider
T1
team
-
leid
er
A
B
B
C
CD
D
A
pro
ces
mng.
3
assis
tent
dir
ecte
ur
pro
ces
mng.
1
adm
ini-
str
atie
verk
oop
pro
ces
mn
g.
2
web
manage
r
uitvo
eri
ng
werk
Fig
uu
r 1
8:
Org
an
igra
m p
roce
so
rga
nis
ati
e.
[156]
geeft ons dat wellicht mogelijkheden voor meer strategische
opties. Maar wat dan?
“Wat collega’s er van zeggen”: De veranderingen van de organisatie maakten een intensieve
ontwikkeling van kennis en vaardigheden van medewerkers
noodzakelijk. Er is dan ook veel tijd en geld gestoken in het
opleiden van alle medewerkers. De productiemensen deden
praktische opleidingen als tekening lezen en de plan-
ner/inkoper een opleiding projectmanagement. Een proces-
manager volgde een uitvoerige opleiding “sterkteleer” en de
twee andere procesmanagers de opleiding “timmerfabrikant”.
In een afstudeeropdracht stond onder “persoonlijke feedback”
over het herontwerpproces het volgende: “De nieuwe produc-
tie- en besturingsstructuur van onze nu procesgeoriënteerde
organisatie heeft mij persoonlijk zeer positief beïnvloed. Voor-
op gesteld, om dit mogelijk te maken, heb je iemand nodig
met een natuurlijk leiderschap om dit door te voeren. Doordat
er nu transparantie heerst binnen de organisatie, is mijn blik
verruimd, heb ik meer vertrouwen en vrijheden gekregen,
mag en kan ik daardoor meer initiatief nemen, is mijn betrok-
kenheid zeer vergroot en voel ik me meer verantwoordelijk
voor het gehele proces. Mede door de taakverruiming (taak-
verrijking) en de ontplooiingsmogelijkheden (zoals het volgen
van deze opleiding) ben ik zowel als mens en als medewerker
binnen het bedrijf gegroeid. Een veranderingsproces dat ik
zeker niet had willen missen.”
Daar doe je het voor, denk ik!
[157]
RELATIE STADIA
Wat kan een organisatie nu doen om haar huidige positie uit
te breiden of om te zetten in een meer profijtelijke positie?
Laten we dit eens nader beschouwen.
Het relatiestadium 45 karakteriseert de aard van de relatie die
tot stand is gebracht, de rol. De relatie van probleemoplosser
en vertrouwenspartner is vaak van lange duur, hij heeft zijn
positie gevestigd, terwijl die van (voorkeur) leverancier vaak
van tijdelijke aard kan zijn. Tussen beiden loopt een duidelijke
grens. Bij een leverancier staat het leveren van een product
centraal, terwijl bij een vertrouwenspartner de toegevoegde
waarde het uitgangspunt vormt. Een vertrouwenspartner
heeft een ontkoppeling van het belang van de prijs mogelijk
gemaakt.
Het kennisniveau van een leverancier is vaak smal en gespe-
cialiseerd in een beperkt gebied. Daarentegen is het kennisni-
veau van een vertrouwenspartner juist heel breed of de ver-
trouwenspartner heeft in de relationele sfeer juist toegang
tot een breed pakket aan technieken en technologieën.
In het beslismodel vervult in ieder stadium de relatie haar
eigen rol. Die van de leverancier is veelal beperkt en hoofdza-
kelijk op uitvoerend gebied. Door deze beperkte relatie is
uitbreiding binnen het beslismoment uitgesloten. Voor de
probleemoplosser zijn er wel mogelijkheden binnen de be-
slismomenten op de gebieden van haalbaarheid en planning.
45
Zie figuur 19: Relatiestadia tussen klant en leverancier. Gebaseerd
op een advies uitgevoerd in opdracht van Mourik Services, 2001.
[158]
Gezien bovenstaande is het dan ook logisch dat wij als organi-
satie de vrijgekomen tijd bij de procesmanagers optimaal
hebben benut om alle mogelijke kennis rondom ons product,
in de breedst mogelijke zin, te vergaren en aan te bieden.
Daarmee hebben we bewust gekozen voor een ontwikke-
lingstraject van leverancier naar vertrouwenspartner zodat
enerzijds onze prijsstelling van minder belang wordt en an-
derzijds onze positie wordt versterkt. Het bewust sturen op
meer toegevoegde waarde.
Daarmee zijn twee belangrijke “strategische” stappen geno-
men:
1. Stijging op de relationele ladder.
2. Intensivering kennisniveau en technologie.
[15
9]
1/
re-a
cti
ef
2/
die
nst
/pro
du
ct
leve
ren
d
3/
pro
du
ct/
die
nst
ce
ntr
aa
l
4/
pri
js c
on
cu
rre
nti
e
5/
op
era
tio
ne
el
niv
ea
u
ve
rtro
uw
en
s-
pa
rtn
er
pro
ble
em
-
op
losse
r
vo
ork
eu
rs-
leve
ran
cie
r
leve
ran
cie
r
Breed:
pakket.
Smal:
dienst.
Rol
Kennisniveau en
Technologie.
Betrokkenheid in
beslismoment klant.
AB
C
strategisch
evaluatie
nazorg
haalbaarheid
uitvoeren
beheer
12
1/
pro
acti
ef
2/
toe
ge
vo
egd
e w
aa
rde
leve
ren
d
3/
kla
nt
ce
ntr
aa
l
4/
pri
js g
ee
n t
he
ma
5/
dir
ecti
e n
ive
au
Fig
uu
r 1
9:
Re
lati
est
ad
ia t
usse
n k
lan
t e
n l
eve
ran
cie
r.
[160]
PROCES STADIA
Naast de al genoemde relatiestadia tussen klant en leveran-
cier kan de organisatie voorts kijken naar de processtadia 46
tussen klant en leverancier.
Bedrijfsprocessen van de klant spelen zich vaak af in verschil-
lende stadia en op verschillende niveaus. In het bijzonder
indien een overschakeling van leverancier naar vertrouwens-partner wordt doorgevoerd zal deze organisatie er voor kie-
zen in één of meerdere processtadia of procesniveaus te par-
ticiperen.
Het volgen van het procesniveau van de klant (in dit voor-
beeld; de aannemerij) kan via een viertal hoofdrichtingen:
• A. Langs de logistieke keten. Het gehele primaire proces
van de aannemer zelf.
• B. Langs de installatieketen. Het gehele proces nodig voor
het tot stand brengen van een gebouw/woning(en).
• C. Het aanbieden van meerdere diensten. Niet alleen het
huidige product. (zie relatiestadia)
• D. Het tevens aanbieden van concepten op tactisch en
strategisch niveau in plaats van uitsluitend operationeel.
46
Zie figuur 20: Processtadia tussen klant en leverancier. Gebaseerd
op een advies uitgevoerd in opdracht van Mourik Services, 2001.
[16
1]
strategisch
tactisch
operationeel
Le
ge
nd
a:
A/
log
isti
eke
ke
ten
B/
inst
alla
tie
ke
ten
C/
mu
lti-
dis
cip
lin
air
D/
co
nce
ptu
ele
niv
ea
uD
C
B
A
3
4
5
6
7
omzetgroei
haalbaarheid
onderhoud en
beheer
vormgeving
basis
ontwerp
detail
ontwerp
vervanging –
recycling
acquisitie
Werkvoor-bereiding
inkoop
tekenwerk
nazorg
onderhoudbeheer
Fig
uu
r 2
0:
Pro
ce
ssta
dia
tu
sse
n k
lan
t e
n l
eve
ran
cie
r.
[162]
Gezien bovenstaande is het dan ook logisch dat wij als organi-
satie hierop hebben ingespeeld door enerzijds meerdere pro-
ducten aan te bieden en anderzijds op een hoger conceptueel
niveau met onze klant samen te werken. Hierdoor wordt onze
initiële grens- en domeinkeuze verlegd. Een aantal voorbeel-
den hiervan zijn:
• Op het moment dat wij een houten buitenberging leveren
vinden er binnen dat procesmoment van de klant meer-
dere activiteiten plaats. Denk daarbij aan de onderliggen-
de fundering, de dakbedekking van de berging, tuin- en
straatwerkzaamheden, eventueel hekwerk en/of poorten
maar ook elektrische voorzieningen voor de berging en
verlichting van de buitenruimte. Dit biedt extra mogelijk-
heden tot product/marktcombinaties.
• Een houten buitenberging kan wellicht ook gebruikt wor-
den om energie op te wekken, door er zonnepanelen op
of ertegenaan te monteren. Het dak kan dienst doen als
waterbuffer en opslag voor bijvoorbeeld het spoelen van
het toilet. Daken kunnen worden voorzien van begroei-
ing. Enzovoort.
• Naast nieuwbouw is er nog een grote markt voor renova-
tie. Uitbreiding van aanvullende vaardigheden zoals o.a.
slopen en afvoeren van bestaande bergingen is dan ge-
wenst, naast vaardigheden in het regisseren van al deze
coördinerende werkzaamheden.
• Producten hebben onderhoud nodig in diverse vormen.
Dus bijvoorbeeld het aanbieden van onderhoud- en be-
heercontracten.
• Na de levensduur van het product dient dit ook eens ge-
sloopt, afgevoerd en gerecycled te worden. Wederom
mogelijkheden genoeg voor tactische activiteiten.
[163]
• Er is een steeds grotere tendens merkbaar van het geza-
menlijk ontwerpen. Door flinke investeringen in teken- en
ontwerpsoftware kunnen we ons product integreren in
het totaalontwerp van de klant en aansluitingen met
werk van derden controleren op hiaten. Op deze wijze in-
tegreer je in het ontwerpproces van je klant. Dat maakt
het uniek.
Bovengenoemde activiteiten hebben we ontplooid waardoor
we wederom een aantal belangrijke “strategische” stappen
hebben genomen:
3. Integreren binnen de logistieke keten van de aannemer.
4. Integreren binnen de installatie keten van het totale ge-
bouw/project.
5. Integraal aanbieden van meerdere diensten.
6. Diensten aanbod op conceptueel hoger niveau.
7. Marktuitbreiding, acquisitie en organische groei.
Het betekent ook dat dit heeft geleidt tot een aanzienlijke
uitbreiding van ons relatienetwerk. Allemaal samenwerkings-verbanden om meerdere producten en diensten, met een
hoger kennisniveau, aan te kunnen bieden. Een goed inzicht
in de beschreven speltheorie in relatie tot deze nieuwe allian-
ties is dan noodzakelijk.
[164]
KERNCOMPETENTIES
Organisaties behalen concurrentievoordeel door hun kern-
competenties en bij het ontbreken daarvan bestaat de nood-
zaak ze juist te ontwikkelen. Wat zijn nu eigenlijk kerncompe-
tenties en aan welke criteria dienen ze te voldoen om als zo-
danig te mogen worden aangemerkt?
Kerncompetenties zijn die eigenschappen die bijzonder zijn
voor de organisatie. Kerncompetenties kunnen visueel wor-
den weergegeven in een overzichtelijk systeemanalyse model 47. Kerncompetenties moeten de onderstaande tests kunnen
doorstaan om als zodanig te mogen worden aangemerkt:
• Vervanging: Is het makkelijk te kopiëren?
• Duurzaamheid: Kan het ook in de tijd standhouden?
• Toepasbaar: Voegt het waarde toe aan de klant?
• Onderscheid: Is het werkelijk onderscheidend ten opzich-
te van de concurrent?
• Uitbreiding: De kerncompetentie moet een basis vormen
tot additionele activiteiten.
Op basis van bovenstaande zal het duidelijk zijn dat vele or-
ganisaties wel denken over verschillende kerncompetenties
te beschikken, maar dat dit feitelijk zelden zo is. Sterker nog
er zijn mijns inziens veel organisaties die in het geheel niet
over kerncompetenties beschikken. Dat is en blijft niet zonder
potentieel gevaar voor de continuïteit.
47
Zie figuur 21: Systeemanalyse met daarin opgenomen kerncompe-
tenties. Na een idee van M.E. Porter. “What is Strategy?”
[16
5]
drijf-
veren
ken-
nis
mng.
pro-
ces
stad.
pro-
ces
mng.
rela-
tie
stad.
oplei-
ding.
pro-
duct
range
tot.
ont-
werp
klant
cen-
traal
be-
heers
baar
flexi-
bel
inno-
vatief
allian-
ties
con-
cept.
niv.
beslis
mo-
ment
toe-
gev.
wrd.
ICT
tech-
niek
com
peten
ties?
com
peten
ties?
com
peten
ties?
com
peten
ties?
com
peten
ties?
com
peten
ties?
com
peten
ties?
com
peten
ties?
Fig
uu
r 2
1:
Syst
ee
ma
na
lyse
me
t d
aa
rin
op
ge
no
me
n k
ern
co
mp
ete
nti
es.
[166]
Vraag je daarnaast eens af; “wie beschikt er over die kern-
competentie?” Is het een competentie van de organisatie, of
zit de competentie in hoofden van personen. Deze personen
kunnen de organisatie immers verlaten en daarmee verlaat
de kerncompetentie ook de organisatie.
Veel mkb-bedrijven hebben het probleem dat bedrijfspecifie-
ke kennis niet organisatiebreed aanwezig is. Vaak hangt het af
van de eigenaar-directeur met wellicht daarnaast nog één
specifieke manager. In mijn praktijkvoorbeeld heb ik met het
invoeren van procesmanagers (3 medewerkers) en het ont-
wikkelen en concentreren van die noodzakelijk specifieke
kennis bij deze procesmanagers, de directie/eigenaar afhan-
kelijkheid van de organisatie teruggebracht tot een verwaar-
loosbaar niveau. Bij het wegvallen, om welke reden dan ook,
van deze manager - directeur - eigenaar is wellicht de spil uit
het bedrijf, maar niet de continuïteit. Dat maakt een wereld
van verschil.
[167]
REGIEFUNCTIE
Aan het eind van de vorige eeuw zijn veel ondernemingen er
toe over gegaan om één of meerdere bedrijfsactiviteiten uit
te besteden aan een dienstverlenende onderneming of toele-
verancier. Deze strategische keuze wordt aangeduid als uitbe-
steding (outsourcing). Veelal betreft het hier ondersteunende
bedrijfsprocessen waaronder salarisadministratie, onderhoud
aan gebouwen of machinepark, opslag en distributie van
grondstoffen, halffabricaten, logistieke processen, transport
en ICT beheer. De inzet van dit deel van de eigen medewer-
kers, organisatiemiddelen en geïnvesteerd vermogen worden
niet langer als noodzakelijk geacht om de bedrijfsdoelstellin-
gen na te streven. Bij voorkeur wordt gezocht naar een partij
voor wie deze activiteit nu juist een kernactiviteit (kerncom-
petentie) is. De voordelen van uitbesteding zijn groot terwijl
de risico’s beperkt zijn.
Het gehele voortbrengingsproces behorende bij een product
of dienst kan worden opgesplitst in kleine, logische opeenvol-
gende stappen zoals eerder aangeduid als het primaire 48
proces. Iedere stap dient waarde toe te voegen. Deze toege-
voegde waarde dient in overeenstemming te zijn met de te
leveren inspanning. Indien geen of onvoldoende waarde
wordt toegevoegd, kan de organisatie besluiten deze stap uit
te besteden aan een specialist. Denk hierbij bijvoorbeeld aan
het leveren van halffabricaten maar ook het uitbesteden van
het gehele maakproces van een product. De gedachte hier-
achter is dat een organisatie zelden in staat is om in alle stap-
48
Zie pagina 139, het primaire proces.
[168]
pen van het primaire proces te excelleren. Een organisatie die
zich heeft toegelegd op slechts een deel van dit primaire pro-
ces kan daartoe wel in staat zijn.
Centraal daarbij staat de vraag, voeg ik de meeste waarde toe
vanwege mijn excellente toegang tot de markt (market-
champion, als voorbeeld Albert Heijn) of haal ik de meeste
waarde uit mijn excellente kennis van het voortbrengingspro-
ces (product-champion, in dit voorbeeld Unilever). Zonder
over te gaan tot een uitvoerige uiteenzetting, geldt ook hier
dat de voordelen van uitbesteding groot zijn, maar onder
toename van het risico. Het risico zoals wij dat ervaren is met
name gelegen in de toename van afhankelijkheid. Voor het
leveren van het eindproduct zijn wij immers afhankelijk ge-
worden van een derde partij.
Met het uitbesteden van specifieke delen binnen het primaire
proces zoals in dit geval het uitbesteden van de productie,
geeft de organisatie aan dit deel niet langer als intellectueel
kapitaal 49 (kerncompetentie) te beschouwen. De organisatie
kiest bewust voor samenwerking met externe belanghebben-
den, vergroot hiermee haar netwerk en gebruikt haar mobili-
teitsvermogen door haar bestaande (productie) afhankelijk-
heid te vervangen door een profijtelijker (alliantie) afhanke-
lijkheid. De analyse van dit strategische gedrag 50 staat uitvoe-
rig beschreven in de sociologische speltheorie.
Het managen van dit uitbestede (productie) deel binnen het
primaire proces wordt aangeduid als het regisseren van acti-
49
Zie pagina 117, FIN typering van organisaties. 50
Zie pagina 120, Diplomatie van organisaties.
[169]
viteiten. Datzelfde geldt ook voor al die additionele activitei-
ten die oorspronkelijk niet tot het primaire proces van de
organisatie behoorden. Denk daarbij ook aan de noodzakelij-
ke dienstenuitbreiding 51 om uit te kunnen groeien tot ver-
trouwenspartner. Deze regiefunctie is dermate belangrijk dat
organisaties ze dienen te ontwikkelen als nieuwe kerncompe-
tentie.
Voor organisaties die specifieke op maat gemaakte vaak
eenmalige projectgebonden diensten leveren, kan uitbeste-
ding van de productie veel voordelen opleveren. Als eerste
stap tot volledige uitbesteding van de productie is bewust
gekozen om te starten met de aanmaak van halffabricaten
door derden gezien de geringe (wellicht negatieve) waarde-
toevoeging van dit deelproces door het team machinale be-
werking, ook aangeduid als productieteam 3 (PT3).
51
Zie pagina 157, Relatie stadia.
[170]
NETWERKORGANISATIE
Ieder bedrijf dat een leidende positie wil bereiken zal moeten
samenwerken met en leren van anderen. Alles in de verwach-
ting een deel van de toekomstige mogelijkheden te kunnen
bemachtigen. De concurrentiestrijd om de toekomst gaat niet
zozeer om het marktaandeel maar om het kansaandeel. Het
streven naar de grootste competentie op nieuwe terreinen,
lang voordat de precieze vorm en structuur van die nieuwe
markt helemaal zichtbaar is. Het streven naar diversiteit van
het aanbod, in kwaliteit, in kennis, in toegang tot informatie,
in toegang tot klanten en in het beter voorzien en snappen
van ontwikkelingen.
De meeste markten zijn verzadigd of worden gekenmerkt
door extreme concurrentie. Samenwerking met andere be-
drijven is een mogelijkheid om winstgevende groei te realise-
ren. Een netwerkorganisatie wordt dan ook vaak beschreven
als een samenwerkingsverband dat zich kenmerkt door se-
mistabiele relaties tussen autonome organisaties. Door ge-
bruikmaking van elkaars kerncompetenties ontstaat er meer-
waarde voor zowel de autonome organisaties als ook voor de
al dan niet gezamenlijke klantenkring. De kern van het net-
werk wordt bepaald door die schakel die het belangrijkste
product heeft of de sterkste relatie met de markt.
Veel organisaties zijn zich niet altijd bewust van het feit dat
iedere organisatie een schakel vormt binnen veelal meerdere
netwerken. De strategische noodzaak tot netwerken is uit-
voerig beschreven in de hoofdstukken relatiestadium en pro-
cesstadium tussen klant en leverancier. Een onderscheid kan
worden gemaakt in interne netwerken zoals beschreven in de
[171]
systeemanalyse (kerncompetenties) en externe netwerken
zoals beschreven in typologie van belanghebbenden (diplo-
matie van organisaties). De onderlinge samenhang en wissel-
werking tussen deze twee netwerken is cruciaal. Het organi-
satievermogen van deze netwerken om zich in verder expan-
derende netwerken te transformeren zal een enorme impuls
geven aan de snelheid tot innovatie en het leerproces. Dit
vermogen te kunnen omzetten in een nieuwe kerncompeten-
tie is pas werkelijk waardevol. Het verzamelen, het delen en
het toepassen van die kennis vormt het belangrijkste proces.
Zo ontstaan lerende netwerken als aanjagers van verandering
en innovatie. De interactie tussen beide netwerken biedt
nieuwe zakelijke kansen. Kennis en netwerkcompetenties zijn
doorslaggevende factoren. Innoveren en anders organiseren
in minder tijd, onafhankelijk van tijd en plaats. Dit brengt een
verschuiving met zich mee van de traditionele ketenaanpak
naar een geïntegreerde netwerkbenadering. Een aanzienlijke
cultuurwijziging is hiervoor noodzakelijk. Netwerken ontstaan
en worden verbroken, afhankelijk van het al dan niet bezitten
van specifieke kennis. Welke kerncompetenties heb jij te bie-
den?
Maar bovenal worden netwerken bepaald door inter-
persoonlijke relaties. De mens gaat ook hierdoor een steeds
grotere rol spelen binnen organisaties. Afhankelijk van het
eigen organisatieniveau en bovenal de organisatiecultuur zal
de weg naar een verder expanderend netwerk lang en voor
sommigen onrealistisch zijn. Voor die laatste categorie zal die
weg, de weg naar de afgrond zijn.
[172]
[173]
BEDENK WEL …
Maar bedenk wel. Als je iets wil bereiken moet je dat als team
doen. Samen wil je de eindstreep halen. Soms moet je op
anderen wachten. Je sleept ze tezamen naar die eindstreep.
Als team gaan veranderingen vaak net zo snel als de lang-
zaamste binnen dat team. Mij ging het veel te langzaam, mijn
collega’s te snel. Ik kreeg jaren om ervaring en kennis op te
bouwen, mijn collega’s slechts een aantal weken, soms
maanden. Ik moest het doseren, stapsgewijs opbouwen,
waardoor de samenhang vaak later zichtbaar werd. Daarbij
kwam een stap wel eens te vroeg en kwam een andere stap
te laat. Alles begint bij “een wereld van verschil”. Ik heb bo-
venstaande lessen ter harte genomen. In “mobiliseren van
menselijk potentieel” heb ik de correcte volgorde van stappen
beschreven. Ik heb de theorie in praktijk gebracht en daarvan
geleerd.
Het mobiliseren van menselijk (arbeids)potentieel, om het
ontwikkelen van strategische kerncompetenties mogelijk te
maken, hoe inzichtelijk gemaakt dan ook, is een tijdrovende
aangelegenheid. Het vraagt om een voortdurende inspanning
en doorzettingsvermogen. Het vraagt visie en toewijding. Een
andere vorm van leiderschap. Het houdt nooit op en dat is
maar goed ook. Het lerende organisatiemodel heeft de voor-
keur. De organisatie, haar managers en medewerkers moeten
veranderen. Motivatie, betrokkenheid en competenties van
alle medewerkers, en het ontwikkelen daarvan, vormen het
aangrijpingspunt van die verandering. Een tijdrovend proces
van vallen en opstaan. Gelijk een dans van twee stappen
vooruit en soms weer één terug. Maar het is de moeite
waard. Er is zoveel te winnen, voor iedereen.
[174]
Als je eenmaal een bewuste keuze hebt gemaakt; “Ik wil dit
ook, hier kies ik voor!”, dan blijft er nog slechts één vraag
over. Hoe krijg ik dat voor elkaar? Dat is mede afhankelijk van
je rol binnen de organisatie. Maar wat die rol dan ook is, het
vraagt om draagvlak. Een gezamenlijke keuze om je te onder-
scheiden van anderen. Bij de besten te willen horen. Jij, je
collega(s) en het bedrijf. Het willen streven naar excellente
bedrijfsresultaten.
Ben je eigenaar of directeur, dan is dat makkelijk. Ga ervoor!
Ben je manager? Overtuig de eigenaar of directeur, geef hem
dit boek cadeau, of kom zelf met alle argumenten 52 en maak
je medewerkers enthousiast. Heb je geen leidinggevende
functie? Geen man/vrouw overboord! Mobiliseer je colle-
ga(s), vorm een front, overtuig gezamenlijk je manager, be-
trek hem erbij, schakel hem in. Want ook jij kunt voor veran-
dering zorgen. Heb je angst? Waarvoor? Wie zegt nu “nee”
tegen meer flexibiliteit, betere beheersbaarheid, groter inno-
vatief vermogen en meer winst? Niemand toch! Ja, zelf heb je
andere redenen om dit te willen, om je nek uit te steken. Jij
wilt aandacht, acceptatie, respect en waardering. Maar die
ander ook. Jij wilt jezelf maximaal kunnen ontplooien, je wilt
meedenken, voor vol worden aangezien, een bijdrage leveren
en er toe doen. Die ander wist dat, misschien, nog niet. Jij
wel. Prima toch!
52
Zie figuur 22: Argumentatie.
[175]
Alles wat je over ADA zou kunnen zeggen,
daarvan is slechts een gedeelte belangrijk.
Hiervan weet jij weliswaar veel, maar niet alles
en van wat jij weet, heb je niet alles direct paraat.
Wat je wel paraat hebt, druk je niet altijd helder uit.
Van wat je helder uitdrukt, horen wij niet alles.
Van wat wij horen, begrijpen wij niet alles.
Van wat wij begrijpen, geloven wij niet alles.
Van wat wij geloven, vinden wij slechts een deel
belangrijk genoeg om er volledig voor te gaan.
ARGUMENTATIE
Figuur 22: Argumentatie.
[176]
Helaas staan in dit boek vele voorbeelden en situaties be-
schreven waardoor de kans, hoe klein dan ook, bestaat dat
bovenstaande niet lukt. Dan zal je verdrietig worden en te-
leurgesteld zijn. Maar het zegt meer over hem, dan over jou.
Bedenk dan goed;
“Jouw teleurstelling als werknemer, is zijn mislukking als manager!”
[177]
“Gevolgen van de kredietcrisis”: Als resultaat van onze inspanningen nam de winst, langzaam,
maar gestaag toe. 2007 en 2008 boekten we een leuke winst,
maar eind 2008 kreeg ik de eerste negatieve signalen. Minder
orders. Onze orderportefeuille liep langzaam terug. Om op tijd
op deze nieuwe situatie in te spelen, besloot ik een eerste
reorganisatie door te voeren. Voor twee indirecte medewer-
kers vroeg ik ontslag aan bij het CWI, twee indirecte mede-
werkers gingen met de VUT en van nog eens vier directe me-
dewerkers werd hun contract niet verlengd. Deze eerste reor-
ganisatie kondigde ik op, onze eerste werkdag, maandag 5
januari 2009 aan. Helaas zou dit niet de laatste reorganisatie
zijn, want het ging steeds slechter in de nieuwbouw. Het ging
hard achteruit, heel hard. Zo extreem hard dat er binnen drie
maanden na de eerste reorganisatie nog slechts 50 % van de
omzet over bleef. En zelfs dat zou, in het jaar daarop aanslui-
tend, nog verder verslechteren. Daarnaast gingen de prijzen
hard naar beneden. Puur bedrijfsmatig zou het logisch zijn dat
de prijzen toenemen als de omzet daalt. Maar in een laag
drempelige markt, met laag drempelige producten, tref je
vaak “simpele” concurrenten met “simpele” managers. Ui-
teraard heeft dit alles direct gevolgen voor de winst. Nou ja,
winst? Over winst spraken we al niet meer. Verlies en een
zwaar verlies ook.
Om de continuïteit van de organisatie, en de continuïteit van
werk en inkomen voor de “achterblijvers”, zoveel mogelijk te
waarborgen voerde ik noodgedwongen een tweede reorgani-
satie door. Op donderdag 28 mei 2009 riep ik het voltallige
personeel bij elkaar en gaf een uitvoerige toelichting over de
ontstane situatie en de onvermijdelijk oplossingen. Nogmaals
twee indirecte medewerkers en zes directe medewerkers zou-
den de organisatie moeten verlaten. Ditmaal geen aanvraag
[178]
via het CWI maar een ontbinding van de arbeidsovereenkomst
met wederzijds goedvinden. Na beide reorganisaties was het
personeelsbestand gereduceerd tot 50 %. Binnen een half jaar
was ik de helft van mijn collega’s kwijt. Dat zorgt voor ver-
driet, heel veel verdriet en pijn. Het ging om mensen, heel veel
mensen. Juist die mensen, waarvan ik afscheid heb moeten
nemen, staken mij een hart onder de riem. Ze zeiden; “Al die
jaren heb je met alles wat we deden, met alle veranderingen
die we doorvoerden, het bij het rechte eind gehad. Als dank
daarvoor en voor al onze collega’s die achterblijven gaan wij
niet moeilijk doen en accepteren ons ontslag, hoe verdrietig
dan ook.” Dat maakte mij warm van binnen, nog steeds.
Maar niet iedereen had deze levenswijsheid. Een drietal men-
sen, met allemaal, voorheen, leidinggevende functies, rea-
geerden hun frustraties over hun eigen tekortkomingen als
mens en (ex) managers, hun welhaast parasitaire behoefte
aan respect en waardering, af door via de kantonrechter een
aanzienlijke ontbindingsvergoeding te eisen. Dat zagen zij als
compensatie. De kantonrechter wees in haar wijsheid (dit is
wel anders geweest) in alle drie de zaken hun verzoeken af. Ze
kregen niets, helemaal niets. Dit benadrukt nogmaals mijn
eigen-wijsheid over de vaardigheden van die grote groep
mensen die algemeen worden gezien als slechts “mensen van
de werkvloer”.
Ik schreef de eigenaar een managementbrief met daarin mijn
visie over de ontstane situatie en een toekomstperspectief. Hij
beoordeelde dat als uiterst pessimistisch. Na de bouwvakva-
kantie 2009 spraken wij uitvoerig over te nemen stappen. Dan
wordt pas echt duidelijk dat de belangen van een eigenaar en
van een bevlogen directeur tegenstrijdig kunnen zijn. Om een
lang verhaal kort te maken. De eigenaar verzocht mij vriende-
[179]
lijk, doch dringend, na zes jaar intensieve betrokkenheid ook
maar akkoord te gaan met een ontbinding van mijn eigen
arbeidscontract. Hij nam de afwikkeling zelf wel over.
Dus vertrok ik, maar niet met roem en glorie, maar als een
dief in de nacht. Ik vertrok zonder afscheid te nemen van mijn
collega’s. Waarom? Een door mij aangevraagde noodzakelijke
kredietverhoging was wel toegezegd maar nog niet onderte-
kend. Zonder die tijdelijke overbrugging kon de organisatie
niet aan haar betalingsverplichtingen, waaronder salarissen,
voldoen. Leveranciers en klanten mochten het niet weten,
want dat zou een negatief effect kunnen hebben. De eigenaar
vertelde mijn collega’s dat ik door alle perikelen van 2009 ziek
was geworden! Kreeg ik geld mee? Nee! Ondanks dat mijn
contract voor deze situatie passages vermeldde die mij daar
recht op gaven. Voor velen een klein vermogen. Door gebrek
aan voldoende gegenereerde winsten uit het verleden (een
25-jarig bestaan in 2009) was er gewoonweg geen geld om de
gevolgen van de kredietcrisis op te vangen. Een uitbetaling
van mijn ontbindingsvergoeding zou de organisatie dan ook
op het randje (of erover heen) van faillissement hebben ge-
bracht. En dat wilde ik “mijn mensen” niet aan doen. Ik wilde
hun continuïteit van werk en inkomen niet in gevaar brengen.
Want diezelfde mensen waren, toen ik daar om continuïteits-
redenen een beroep op deed, wel bereid om naast hun auto
van de zaak, 10 % van hun salaris in te leveren. Zij waren al-
lemaal bereid om een offer te brengen. Daar heb ik respect en
waardering voor en zo bracht ik, op mijn manier, mijn offer.
Of heb ik ze toch in de steek gelaten? Moeilijk hé!
[180]
A D A ANDERS DAN ANDEREN
[181]
“HET IS ZOVEEL GEMAKKELIJKER
OM EEN NIEUWE GEDACHTE
TE INTRODUCEREN, DAN EEN
OUDE 53
ERUIT TE KRIJGEN”.
53
Oude gedachten staan vaak lijnrecht tegenover vernieuwing. Men
zal eerst afstand moeten nemen van deze oude gedachte(n) en alles
wat daaraan gekoppeld zit, alvorens succesvol nieuwe gedachte(n)
te kunnen introduceren.
[182]
[183]
NA ZAAIEN VOLGT OOGSTEN
“VANDAAG IS DE EERSTE DAG VAN DE REST VAN JE
LEVEN …. SUCCES ….. DOE WAT EXTRA’S MET DIE
REST.”
[184]
HOOFDSTUK 4: NA ZAAIEN VOLGT OOGSTEN.
INHOUDSOPGAVE:
185 Na zaaien volgt oogsten.
187 ADA Model.
196 Implementatie.
203 Tot slot.
[185]
NA ZAAIEN VOLGT OOGSTEN
Als we inspelen op de achterliggende drijfveren van mensen,
dan kunnen we zorgen voor een noodzakelijke wijziging in
houding en gedrag. Daarmee stel je de organisatie in staat
onderscheidende bedrijfsresultaten te realiseren. De keuzes
die we maken, het gedrag dat we vertonen en zelfs het karak-
ter dat we hebben, worden door drie belangrijke zaken be-
paald. We worden gemotiveerd, voortgedreven en gevormd
door onze instincten, verlangens en noden. Echter uitsluitend
de behoeftebevrediging van onze noden geeft de nodige
energie om te doen wat we willen doen, te zijn wie we willen
zijn en uit te kunnen groeien tot ons beste zelf. En dat maakt
“een wereld van verschil”. Het vormt de opmaat, de voorbe-
reiding, voor de rest.
Organisaties die hun kwaliteit willen vergroten moeten alle
mogelijke middelen inzetten om dat doel te bereiken. Dat
vraagt om creativiteit. Daar heeft zij iedereen bij nodig. Al
haar medewerkers. Want we zijn allemaal in de kern bijzon-
der creatief. Maar onze creativiteit moet wel worden ge-
waardeerd en gestimuleerd. Met een juiste organisatiecultuur
en daarbij passend leiderschap creëren we een omgeving
waarin die creativiteit zich verder kan ontwikkelen. We moe-
ten de troepen mobiliseren. Want in het “mobiliseren van menselijk potentieel” zit ons intellectuele kapitaal. En dat
hebben we hard nodig om enerzijds onze bedrijfsprocessen te
verbeteren en anderzijds strategische kerncompetenties te
ontwikkelen.
In functioneel ingerichte organisaties doorlopen orders een
groot aantal routes via diverse gescheiden afdelingen die
[186]
allen autonoom functioneren. Dit heeft ernstige negatieve
gevolgen voor de functie-eisen: Kwaliteit van de arbeid, Flexi-
biliteit, Beheersbaarheid en Innovatievermogen. Hierdoor is
geen duidelijk stromend product meer herkenbaar. Het tot
stand brengen van een andere organisatiestructuur, door
herontwerp van bedrijfsprocessen, is dan ook gewenst om
“het mobiliseren van arbeidspotentieel” mogelijk te maken.
Reductie van complexiteit is hier het uitgangspunt.
Organisaties moeten hun kerncompetenties koesteren en bij
het ontbreken daarvan deze ontwikkelen, om concurrenten
voor te blijven. Het inspelen 54 enerzijds op de relatiestadia
tussen klant en organisatie en anderzijds op het bedrijfspro-
ces van de klant, biedt organisaties mogelijkheden tot strate-
gievorming om daarmee haar domeingrens te verleggen.
Organisaties kunnen onderhandelingsmacht ontlenen aan
haar financiële -, intellectuele - en netwerkkapitaal. Haar mo-
biliteit bepaalt in hoeverre zij deze afhankelijkheden kan
verminderen, of vervangen door profijtelijker afhankelijkhe-
den. Reductie van afhankelijkheid is hier het uitgangspunt.
Concurrentievoordelen komen voort uit de unieke wijze
waarop genoemde activiteiten op elkaar zijn afgestemd, sa-
menhangen en elkaar onderling versterken.
54
Zie nogmaals bladzijde 157-163.
[187]
ADA MODEL
De afzonderlijke elementen zijn uitvoerig beschreven. Het
voorwerk is af. Een volgende fase breekt aan. Na zaaien volgt
oogsten. Tijd voor een compleet beeld. Van Methode naar
Model 55.
Let wel, het gaat om het idee (de methode) erachter en niet
zo zeer om het model. Toch is dit model geen overbodige
luxe. Het praat immers makkelijk over een model. Alle ele-
menten uit de methode staan in het model weergegeven.
Onderlinge verbanden, hoe ze samenwerken en elkaar even-
tueel versterken worden duidelijker in een model. Het maakt
het vervelende bladeren in (dikke) naslagwerken overbodig.
Het werkt als geheugensteun tijdens een gesprek met ande-
ren. Je kunt het toepassen en het vergroot de kans dat we het
samen over hetzelfde hebben.
Ik daag de lezer uit om mijn ideeën zoals beschreven in dit
boek uit te dragen door ze zelf toe te passen en/of een ander
ervan te overtuigen dat hij ze (ook) toe moet passen. Die
ideeën vormen mijn manier om naar die aspecten van organi-
saties te kijken waarvan ik vind dat ze belangrijk zijn. Die me-
thodiek, “ADA Methode”, heb ik vertaald naar het “ADA Mo-
del” om bovenstaande makkelijker te maken.
55
Zie figuur 23 (linker en rechter helft): ADA model voor excellente
bedrijfsresultaten.
[188]
Bedrijfs-
code
Trans-
forma-
tioneel
leider-
schap
Verbeteren en vernieuwen
Strategie
en
beleid
Aanpassen
Plannen
1
4
Vertrou-
wen
waardering
respect
acceptatie
aandacht
Figuur 23: ADA Model.
[189]
van
Func-
tioneel
naar
Proces
orga-nisatie
Uitvoeren
2
3
DRIJF-
VEREN
Proces
mng. Relatie
stad.
Kennis
mng.
Proces
stad.
Rol + KennisKlant proces
+
A
A T
Politieke
spelBelang-
hebbenden
+
Intellectueel
Netwerk
Financieel
Mobi-
lisatie
Mobi-
liteit
Meten en
analyseren
[190]
Het “ADA Model” vertoont een aantal parallellen met het INK 56 - managementmodel. Het INK model heeft geleid tot een
beeld van excellente organisaties. Deze organisaties voldoen
aan een vijftal kenmerken en worden beschouwd als voor-
waarden waaraan die organisatie moet voldoen om te kun-
nen excelleren:
1. Leiderschap met lef. 2. Resultaatgerichtheid. 3. Continue verbeteren. 4. Transparantie. 5. Samenwerking.
De in dit boek beschreven “ADA Methode” voldoet aan al
deze vijf genoemde voorwaarden en legt daarmee de basis
voor excellente bedrijfsresultaten.
De basis van kwaliteitszorg en dus ook van het “ADA Model”
vormt kortweg de “PDCA 57
cyclus”. Deze cyclus onderscheidt
vier stappen:
• Plannen (Plan): Bepalen van ambities en richting, ontwik-
kelen van (strategisch) beleid, uitwerken naar doelen en
het plannen van activiteiten.
• Uitvoeren (Do): Uitvoeren van de plannen en activiteiten.
56
INK staat voor Instituut Nederlandse Kwaliteit. Doel; Organisaties
te ondersteunen bij het vergroten van hun kwaliteit. 57
PDCA staat voor Plan-Do-Check-Act, ook wel de “Deming cirkel”
genoemd en is afkomstig van Edward Deming.
[191]
• Meten en Analyseren (Check): Meten van behaalde resul-
taten, analyse van de meetgegevens, uitkomsten vergelij-
ken met de afgesproken doelen en het trekken van con-
clusies.
• Aanpassen (Act): Formuleren van verbeterpunten op
basis van de getrokken conclusies. Dit kan zowel een
nieuwe planfase inluiden als een tussentijdse bijstelling
van het beleid.
Door deze cyclus steeds te doorlopen, werkt de organisatie
systematisch aan kwaliteitsverbetering. Helaas blijven veel
organisaties steken bij stap drie; Meten en Analyseren. De
reden is dat het vaak ontbreekt aan meetbaar geformuleerde
doelen 58.
Het “ADA Model” is een denkraam om naar organisaties te
kijken. Het model kan worden opgesplitst in een organisatie-
gebied (Plannen en Uitvoeren), een resultaatgebied (Meten
en Analyseren) en een evaluatiegebied (Aanpassen). Deze
drie aandachtgebieden zal ik hieronder, aan de hand van de
“PDCA - cyclus” nader toelichten.
1. Plannen:
Transformationeel leiderschap 59
:
De manier waarop de organisatie inspireert tot voortdurende
verbetering. Drie zaken spelen daarbij een rol:
58
Zie implementatie, pagina 196; (KSF) Kritieke Succesfactoren, (PI)
Prestatie Indicatoren en de figuren 24 en 25. 59
Zie Leiderschap, pagina 87 en Organisatiecultuur, pagina 90.
[192]
• De visie op de toekomst.
• De structuur en de cultuur binnen de organisatie om de
visie te realiseren.
• De faciliteiten en ondersteuning die de directie biedt en
de mate waarin de directie ook de visie daadwerkelijk in
eigen gedrag laat zien.
Strategie en beleid 60
:
De manier waarop de organisatie haar visie ten uitvoer brengt
door een heldere en uitgewerkte strategie te ontwikkelen en
de wijze van vertaling in concreet beleid, plannen en budget-
ten. De gebruikte informatiebronnen om strategie te ontwik-
kelen en de communicatie.
Zoals beschreven in H2 “een wereld van verschil” is het geven
van vertrouwen een belangrijke voorwaarde. De doelstellin-
gen van de organisatie moeten helder zijn en aansluiten bij de
ambities van de medewerkers. Ze moeten zich achter de
waarden van de organisatie kunnen stellen. Het opstellen van
een bedrijfscode kan bijdragen aan deze saamhorigheid.
Daarnaast is een verandering van houding en gedrag een be-
langrijke voorwaarde. Deze verandering kun je realiseren
door de persoonlijke drijfveren van medewerkers centraal te
stellen.
2. Uitvoeren:
Hiertoe behoren de individuele aandachtsgebieden manage-
ment van medewerkers, - middelen en - processen. Deze drie
60
Zie Strategische intenties, pagina 115 en Diplomatie van organisa-
ties, pagina 120.
[193]
aandachtsgebieden hangen echter heel nauw met elkaar sa-
men 61 en kunnen beter als geheel worden bezien.
In H3 “Mobiliseren van menselijk potentieel” worden de
positieve intenties richting alle medewerkers voldoende be-
licht. Hierin ligt de basis voor het personeelsbeleid, investe-
ring in kennis en competentieontwikkeling van de medewer-
kers, de waardering en respect voor de inzet van de mede-
werkers en de zorg en welzijn van de medewerkers.
Zoals in “Strategische intenties” uitvoerig beschreven, dien je
er eerst voor te zorgen dat de (interne) organisatie op orde is.
Je kunt dat doen door de bedrijfsprocessen te herontwerpen 62. De nieuwe, gewenste, productie- en besturingsstructuur
stelt je in staat de strategische opties 63 uit te voeren.
Je kunt dan inspelen op enerzijds het relatiestadium tussen
klant(en) en de organisatie en anderzijds op het processtadi-
um tussen de klant(en) en organisatie. Daarbij zijn de kern-
competenties 64, dan wel het ontwikkelen van deze compe-
tenties, van wezenlijk belang. In diplomatie van organisaties 65
is uitvoerig beschreven dat de omgeving (onze belangheb-
bers) hierop zal reageren. De beoogde reductie van afhanke-
lijkheid, dan wel de wijziging van deze afhankelijkheid in meer
profijtelijke afhankelijkheden, zal een reactie van klanten,
concurrenten, leveranciers, medewerkers en/of de maat-
61
Zie FIN – Typering van organisaties, pagina 117. 62
Zie Sociotechnische herontwerp, pagina 130 en verder. 63
Zie Relatie Stadia, pagina 157 en Proces Stadia, pagina 160. 64
Zie Kerncompetenties, pagina 164. 65
Zie pagina 120 en verder, figuur 8 en 9.
[194]
schappij tot stand brengen en daar moet je zoveel mogelijk
rekening mee houden.
3. Meten en Analyseren:
De resultaten van de organisatie afkomstig uit het onderdeel
“2. Uitvoeren” van de “PDCA - cyclus” kunnen worden geme-
ten. Ook hier worden weer verschillende groepen belangheb-
benden onderscheiden voor wie de organisatie resultaten wil
behalen. De medewerkers als geheel, klanten en leveranciers,
de maatschappij en voor de eigenaar-financier(s). Deze groe-
pen kun je wederom samenvatten in het bekende FIN – mo-
del 66. Voor de laatste groep geldt; “Zijn de financiële doelen
bereikt?”, ofwel het financiële kapitaal van de organisatie!
Voor de eerste drie groepen is het van belang of de beoogde
doelstelling inzake het intellectuele- en netwerkkapitaal zijn
gerealiseerd. Is de interne coalitie versterkt en daarmee het
mobilisatievermogen van de organisatie? Zijn de externe alli-
anties verstevigd en is daarmee de mobiliteit van de organisa-
tie vergroot? Als het antwoord op deze vragen negatief is,
dan zal je andere acties moeten ondernemen.
4. Aanpassen:
Dit is het aandachtsgebied van verbeteren en vernieuwen.
Vaak levert het uitvoeren van een positiebepaling of een zelf-
evaluatie veel verbeterpunten op. Nu kan de organisatie orde
scheppen, samenhang aanbrengen en prioriteiten stellen.
66
Zie pagina 117, figuur 7.
[195]
Excellente organisaties. Om tot een werkelijk excellente organisatie uit te groeien zal
de organisatie diverse fases van ontwikkeling moeten doorlo-
pen. Deze fases lopen op in mate van complexiteit.
Zo kan de organisatie, afhankelijk van de markt waarin ze
opereert, doorgroeien van activiteiten georiënteerd via pro-
ces georiënteerd naar systeem georiënteerd. Dat niveau
wordt bereikt als bij het onderdeel “2. Uitvoeren” wordt ge-
stopt bij de procesorganisatie.
Het uitvoeren van de beschreven “Strategische 67
Intenties”
en rekening houden met of inspelen op het model “Sociologi-
sche speltheorie 68”, geeft aan dat de organisatie een keten-
of transformatie georiënteerde organisatie wil worden.
Naast de al genoemde algemene gelijkenis met het INK model
vertoont de “ADA methode” veel overeenkomsten met de
gemeenschappelijke kenmerken uit “In search of excellence 69” zowel als die genoemd in “De levende organisatie 70”.
!Succes met een voor iedereen hoogst mogelijke fase!
67
Zie pagina 115, maar ook pagina 167 “Regiefunctie” en “Net-
werkorganisatie” pagina 170. 68
Zie diplomatie van organisaties, pagina 120. 69
Zie pagina 14. 70
Zie pagina 15.
[196]
IMPLEMENTATIE
Na de formulering van de strategie kan de implementatie
plaatsvinden. De organisatiesystemen en procedures moeten
worden aangepast. Een overschakeling van strategisch den-
ken naar handelen in de praktijk. Een goede communicatie is
een noodzakelijk instrument voor een succesvolle implemen-
tatie. Deze vertaalslag is wellicht het moeilijkste onderdeel.
De uitgangspunten van de strategie, de achterliggende drijf-
veren en het collectieve draagvlak zijn belangrijk. Het opstel-
len van een bedrijfs- of gedragscode, waarin deze gezamenlij-
ke visie wordt verwoord, kan een prima uitgangspunt voor de
interne en externe communicatie vormen.
Strategie implementatie wordt vaak veronachtzaamd. Dit
wordt veroorzaakt door de scheiding tussen formulering en
implementatie. Hoe is de strategie tot stand gekomen? Van
onder op, door het betrekken van diverse medewerkers uit
diverse “lagen” van de organisatie, of is het van bovenaf op-
gelegd? Hoewel niet altijd volledig mogelijk, heeft het de
voorkeur zoveel mogelijk medewerkers te betrekken bij het
strategievormingsproces. Het “lerende organisatiemodel“
heeft daarbij de voorkeur omdat bij dit model de motivatie,
betrokkenheid en competenties van medewerkers, het aan-
grijpingspunt vormen voor de verandering. Het gericht ont-
wikkelen van vaardigheden en competenties van medewer-
kers is dan ook voor de realisatie van de nieuwe strategie van
cruciaal belang.
[197]
Als je de “ADA Methode” wil gaan toepassen, bespreken of
implementeren, kun je gebruik maken van het “ADA Model”.
Voor een goede implementatie echter, heb je uiteraard nog
veel meer gegevens nodig. Gegevens die niet allemaal uitvoe-
rig in dit boek staan beschreven, omdat ze buiten de context
liggen.
Verder kun je alle belangrijke criteria ten aanzien van organi-
satieresultaten, medewerkers, klanten en de maatschappij
vastleggen in een overzichtsmodel 71 (Balanced Scorecard).
Dit model geeft als het ware een helikopterbeeld van hoe
goed/slecht de organisatie presteert aan de hand van speci-
fieke criteria. Hierin wordt opgenomen het verleden, het
heden en de toekomst. Aan de hand van gewenste waarden
worden de gemeten waarden in drie kleuren, rood, oranje en
groen aangegeven. Het waardeoordeel per kleur spreekt voor
zich. In één oogopslag is het duidelijk of de organisatie goed
bezig is met het realiseren van haar doelen, dan wel dat
(acuut) optreden gewenst is.
Daarnaast heb ik een aantal, minder specifieke, ontbrekende
gegevens in bijgaand schema voor je aangevuld om de nood-
zaak van een bondige samenhang toch duidelijk te maken.
Een dergelijk samenhangschema72 noemt men een Strategie-boom.
71
Zie figuur 24: Helikopterbeeld door Balanced Scorecard. 72
Zie figuur 25: Samenhangschema. De strategieboom. Gebaseerd
op een idee van F. Hoes. Presentatie Schenker-BTL, Lemniscaat.
[198]
BALANCED SCORECARD
periode: maand / jaar
afgelopen deze komendeperiode periode periode
Ondernemingsresultaten:
omzet (prognose)
Winst (prognose)
Orderportefeuille
Liquiditeit
Progressie lerende organisatie
Medewerkers:
Ziekteverzuim
Planning productie
Planning procesmanagers
Algemene tevredenheid.
Klanten:
Op tijd leveren.
Aantal klachten.
Faalkosten.
Innovativiteit/verbeterideëen
Algemene tevredenheid.
Maatschappij:
naleven arbo/milieu regels.
Werken volgens afgesproken waarden en normen.
Figuur 24: Helikopterbeeld door Balanced Scorecard.
[19
9]
WAT
HOE
KSF
PI
20?? -20??
20??
Kritieke
Prestatie
gewenst
Strategische doelen
Jaarlijkse doelen
succesfactoren
indicatoren
niveau
WAAROM
Gezamenlijke visie
Werknemerstevredenheid
Werknemerstevreden-
vaststellen
Opzetten bedrijfscode
heidsonderzoek
8.0
Wat is je
bestaansrecht?
Transparante en
Organisatiestructuur
Leveringsbetrouwbaarheid
Klachtenregistraties
97%
eenduidige
Hoofdprocessen en
organisatie
proceseigenaren
Klantgerichtheid
Klantenonderzoek
100%
WAARHEEN
Procesm
anagement
Productiestructuur en
Voortdurend lerende
Aantal
Defini-
Wat wil je zijn
invoeren
besturingstructuur
organisatie
verbeterideeen
ëren
of worden?
Diensten-en/of
Relatiestadia en Proces
Innovativiteit
Aantal nieuwe
Defini-
productenpakket
stadia vergroten tussen
producten, verbeteringen
ëren
UITGANGSPUNT
ontwikkelen
ons en de klant
Kwaliteit inform
atie
Efficiency verbetering
Nul
!Vertrouwen geven!
Optimaliseren
Volledig, actueel
systeem
werkvoorbereidingsproces
meeting
planningsysteem
betrouwbaar en relevant
Economische omvang
Omzet en bruto winst
Defini-
DRIJFVEREN
Kennisniveau
Opleidingen medewerkers
van het bedrijf
per medewerker
ëren
Aandacht
vergroten
Kennismanagement
Acceptatie
Werken volgens afge-
Sociale controle
Respect
Inform
atiserings-
Informatie-systeem
sproken drijfveren
Collegiaal advies.
100%
Waardering
processen
E-mail, internet verkeer
doorvoeren
koppeling van documenten
Fig
uu
r 2
5:
Sa
me
nh
an
gsc
he
ma
(d
e s
tra
teg
ieb
oo
m).
[200]
Een overzichtschema waarin opgenomen:
• Waarom: Wat is ons bestaansrecht als organisatie?
• Waarheen: Wat willen we zijn (worden) als organisatie?
• Drijfveren: Wat zijn daarbij onze omgangsvormen?
• Wat: Wat moeten we daarvoor doen?
• Hoe: Hoe willen we dat bereiken?
• KSF: Wat zijn dan de (KSF) kritieke succesfactoren 73? We
noemen het kritiek omdat het wezenlijk is voor de realisa-
tie van de strategische doelen van de organisatie. Het
moet beïnvloedbaar zijn.
• PI: Onze prestatie indicatoren (PI) om de kritieke succes-
factoren te kunnen meten. Hoe gaan we dat meten? En
wat is ons gewenste niveau?
73
Zie figuur 26. Voorbeeld kritieke succesfactor; “Medewerkers
tevredenheid”.
[201]
MEDEWERKERS TEVREDENHEIDS ONDERZOEK
resultaat meting maand / jaar
Wij vinden het belangrijk dat iedereen tevreden is in zijn werk. Dat mensen zich prettig voelen en trots zijn op de onderneming waar ze werken, dat ze zich kunnen ontplooien en dat hun talentenmogen bijdragen aan het resultaat. Wij werken op een unieke wijze samen. Taken zijn gebaseerd op beheersbare procesen en we zijn een beetje dwars van hierarchie. Maar voelen de werknemers dat ook zo? Om daar achter te komen moeten we geregeld meten.
gemeten waarderingvolledig volledigoneens eens
STELLING: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Ik heb veel plezier in mijn werk.
Ik kan zelfstandig mijn werk indelen.
Ik kan mij persoonlijk goed ontplooien.
Ik voel mij verantwoordelijk voor kwaliteit.
Ik voel mij verantwoordelijk voor productiviteit
Ik ben tevreden over mijn salaris.
Ik ben tevreden over alle diverse extra zaken.
Ik word gewaardeerd door anderen.
Ik word volledig vertrouwd.
Ik word gerespecteerd door anderen.
Ik kan mijn talenten goed kwijt.
Ik word geaccepteerd als persoon
Ik word gelijkwaardig behandeld.
Ik krijg voldoende aandacht van anderen.
Ik doe mijn uiterste best om fouten te voorkomen.
Ik heb een uitstekende relatie met mijn collega's.
Ik ben trots op mijn werk.
gemiddelde score: 7,99
Figuur 26: Medewerkers tevredenheids onderzoek.
[202]
[203]
TOT SLOT …
Maar tot slot wil ik even terug gaan naar het begin. Het pri-
maire doel is het overleven van de organisatie. De belangrijk-
ste secundaire doelstelling van iedere organisatie is winst
maken. Daarvoor moeten organisaties uitmuntende presta-
ties leveren. Zonder deze uitmuntende prestaties kan er
nimmer sprake zijn van een duurzaam bestaansrecht en loopt
de continuïteit van de organisatie ernstig gevaar met alle
negatieve gevolgen van dien.
Om dat te realiseren heb je iedereen nodig. Alle medewer-
kers, iedereen. Dat kun je doen door het menselijk potentieel
te mobiliseren. Op de eerste plaats moet je inspelen op de
persoonlijke drijfveren van mensen in het algemeen, om
daarmee een wijziging van houding en gedrag mogelijk te
maken. Dat brengt al een aanzienlijke verbetering, verande-
ring, met zich mee. Zo zie je de noodzaak om bedrijfsproces-
sen te herontwerpen en kun je gezamenlijk strategie ontwik-
kelen waardoor de domeingrens van de organisatie wordt
verlegd en je afhankelijkheid wordt gereduceerd. Dat zorgt
voor duurzame omzet en bovenal duurzame winst.
ADA is een doeltreffende, in de praktijk toegepaste driestaps
methode om organisaties te laten overleven en floreren. 1.
Het realiseren van collegiale samenwerking. 2. Het op een
unieke wijze herontwerpen van bedrijfsprocessen. 3. Het
initiëren van strategische interacties met de omgeving.
ADA zorgt voor een toename van de kwaliteit van de organi-
satie en de kwaliteit van de arbeid als ook de interne arbeids-
verhoudingen. Het primaire proces vormt de leidraad bij het
[204]
optimaliseren van de productie- en de besturingsstructuur.
Het vergroot de betrokkenheid van de medewerkers onder-
ling en in relatie tot de organisatie. Het motiveert hen tot
maximale zelfontplooiing met positieve effecten op de flexibi-
liteit, beheersbaarheid en het innovatieve vermogen van de
organisatie.
ADA leidt tot een actieve, klantgerichte procesorganisatie die
netwerkrelaties aangaat met haar omgeving. Een stimulerend
werkklimaat, medewerkers die zich optimaal kunnen ontwik-
kelen, organisatietrots kennen en gemotiveerd zijn, zorgen
door hun houding en gedrag voor excellente bedrijfsresulta-
ten.
Alle lezers die actief zijn in de marketing, logistiek, inkoop en
verkoop moet ik wellicht teleurstellen. Over jouw concrete
vakinhoudelijke bijdrage is nauwelijks wat beschreven. Niet
omdat die niet van belang zou zijn. Zo bepaalt bijvoorbeeld de
markt de prijs voor je product of dienst. Een goede verkoper
gaat echter voor de meerprijs die de klant bereid is te beta-
len. De in dit boek beschreven driestaps methode is “slechts”
een kapstok. Het uitvoerig beschrijven van jouw specifieke
bijdrage komt de leesbaarheid van dit boek niet ten goede.
Die bijdrage wordt zeker niet ontkend. Overeenkomstig het
beschreven primaire proces 74 valt jouw bijdrage onder de
ondersteunende processen.
Wellicht denk je; “Hij is wel soft, hij stelt zich wel kwetsbaar
op!” Als je vindt dat je kwetsbaar bent door je manier van
opstellen, dan zeg je dat je bang bent dat iemand dat weleens
74
Zie bladzijde 139.
[205]
tegen je kan gebruiken. Dat is een teken van gebrek aan ver-
trouwen in die ander, een uiting van mogelijk negatieve erva-
ringen en een slechte basis om een waardevolle relatie met
anderen op te bouwen. Ik heb zelf bewust voor deze “softe”
levenswijze gekozen. Omdat ik mij als mens daar goed bij
voel. Dat wil niet zeggen dat het daardoor geen winst op kan
leveren. Sterker nog, het levert juist meer winst op. Want
mensen die goed in hun vel zitten, presteren beter, zijn crea-
tiever, werken beter samen, maken minder fouten, zijn be-
reid een stapje extra te doen, sterker nog, ze willen graag wat
extra’s doen. En doen dat ook. Natuurlijk is salaris belangrijk,
maar deze unieke organisatiesfeer, maakt de financiële belo-
ning als tegenprestatie voor de geleverde arbeid minder be-
langrijk. Daarnaast hebben de medewerkers geen behoefte
om hun “geluk” bij de concurrent te beproeven want zij we-
ten ook wel dat zij deze bijzondere collegiale sfeer bij die an-
der niet krijgen. En dat is nu precies wat ze niet willen missen
of inruilen voor een iets hoger salaris. Zo hebben beide partij-
en, zowel de organisatie als haar medewerkers, hun voordeel.
Hun winst. Een werkelijk unieke “Win-Win” situatie.
Neem je geen genoegen met je huidige situatie? Kom in actie!
De keus is aan jou. Je kunt er vandaag nog voor kiezen om
zaken anders te doen, want;
“Vandaag is de eerste dag van de rest van je leven …. !SUCCES! ….. doe wat extra’s met die rest”.
[206]
MENS
PROCES STRATEGIE
Netwerk-
organisatie
Trans-formatie
Functio-
neel
AANVULLENDE INFORMATIE.
[207]
A D A ANDERS DAN ANDEREN
[208]
FAALKOSTEN
Waar gehakt wordt, vallen spaanders. Binnen alle organisaties
worden fouten gemaakt, laat dat duidelijk zijn. Ondanks het
feit dat “nul fouten” een utopie is, betekent dat nog niet dat
het voorkomen van fouten geen structurele aandacht hoeft te
krijgen. De aan falen toe te rekenen kosten, die immers
rechtstreeks ten laste komen van de winst, zijn daarvoor veel
te hoog. Daarnaast gaan medewerkers vaak laconiek om met
fouten en als eerder besproken, proberen ze gemaakte fou-
ten te verdoezelen of ze te reduceren tot een mindere om-
vang.
De organisatiecultuur moet dan ook uitnodigen tot het open-
lijk uitkomen voor fouten. De kosten van dat falen te registre-
ren en nog belangrijker de achterliggende reden van dat falen
te achterhalen. Ook voor faalkosten geldt wederom, de on-
derste steen moet boven komen. Het moet de medewerker
duidelijk zijn dat het niet melden van een fout zwaarder
weegt dan het bespreekbaar maken van dat falen.
Ik blijf van mening dat bijna alle fouten kunnen worden voor-
komen. De achterliggende reden voor het maken van die fout
ligt immers bij ons zelf. We moeten dan ook bij ons zelf te
rade gaan. Vaak ligt de oorzaak bij onvoldoende concentratie,
onvoldoende focus op de activiteit en een gebrek aan “flow”.
We moeten in een soort “stroom” komen waardoor persoon-
lijk falen werkelijk een uitzondering is. En daar hebben we
[209]
een “leeg hoofd” 75 bij nodig! Want een leeg hoofd zorgt
voor:
1.Minder stress. Ons moderne werk speelt zich voor een
groot deel af in ons hoofd, maar ook in onze gedachten. Af-
spraken, plannen, ideeën, prioriteiten, emoties en beloftes.
Helaas komen veel van die gedachten, op de meest onhandi-
ge momenten, onbewust naar boven. Je bent druk bezig met
een belangrijke klus en opeens schiet het door je hoofd. Ik
moet dit nog doen, of die nog bellen. Dat gaat ook buiten
werktijd door. Vaak realiseren we het ons al niet eens meer.
Maar al die gedachtes leveren een beetje stress op. En samen
kan dat heel veel zijn.
2. Betrouwbaarheid. Aan het eind van de avond schiet het je
opeens te binnen, dat je overdag iemand had moeten bellen.
Dat zet je uit je hoofd en de volgende dag ben je het verge-
ten. Maar als je steeds op de verkeerde momenten aan din-
gen denkt, kun je nooit erg betrouwbaar zijn in het nakomen
van afspraken en beloftes. En daar zijn de mensen om je heen
juist wel gevoelig voor. Leun dus niet op je onbewuste voor
het bijhouden van al die zaken, maar gebruik een goed sys-
teem buiten je hoofd. Dan word je vanzelf een stuk betrouw-
baarder.
3. Overzicht over je werk en leven. Het gaat om het stellen
van prioriteiten. Maar dan moet je wel eerst alle, maar dan
ook alle, opties op een rijtje hebben waaruit je zou kunnen
kiezen. In je hoofd zweven al die klussen, projecten en plan-
nen. Maar van enige natuurlijke sortering is geen sprake. Je
75
Artikel Taco Oosterkamp, 2007.
[210]
zult bewust moeten nadenken over het belang van ieder
item. Je moet dan wel een totaaloverzicht hebben. Door we-
derom een goed, betrouwbaar, systeem buiten je hoofd bij te
houden, help je jezelf met een totaaloverzicht over alles en
weet je wat er speelt. Dan kun je opeens wel prioriteiten be-
palen.
4. Creativiteit en productiviteit. Je hoofd heeft maar een
beperkte geheugenruimte en al die niet ter zake doende klus-
jes verdringen je creativiteit en beperken je in je productivi-
teit. Door de gegevens die je even niet meer nodig hebt tijde-
lijk te parkeren op je eigen harde schijf krijg je genoeg ruimte
voor je korte termijn geheugen. Zet al die klusjes dus uit je
hoofd zodat je meer ruimte en rust hebt voor je eigenlijke
werk, dat wat je leuk vindt.
5. “Flow”. Een leeg hoofd helpt je ook om je beter te concen-
treren. En juist die concentratie is noodzakelijk om “flow” te
bereiken. Het vraagt om concentratie en focus. Losse gedach-
tes over allerlei rompslomp en klusjes verstoren deze “flow”.
Een vol hoofd verhindert de concentratie van je bewuste ge-
dachten, dus maak leeg dat hoofd. Doe het nu!
Falen is mijns inziens, met de juiste houding en gedrag, niet
noodzakelijk. Als er dan toch gefaald wordt, dan ga je daar zo
mee om:
• Erken dat je een fout hebt gemaakt. Je hoeft je niet te
schamen voor die fout, want het kan iedereen wel eens
overkomen.
[211]
• Biecht je fout zo snel mogelijk op aan je mentor/coach en
eventuele gedupeerde(n). Schuif de schuld niet af op an-
deren, maar vertel de waarheid en houd je aan de feiten.
Des te groter de omvang van je fout en het gevolg daar-
van voor anderen, des te belangrijker het is dat je de ver-
antwoordelijkheid neemt.
• Laat merken dat het je oprecht spijt. Dat je ervan wilt
leren. In het bijzonder aan diegene die de dupe is van je
fout.
• Zoek actief naar een oplossing. Als je de verantwoording
neemt voor je fout, betekent dat ook dat je de verant-
woordelijkheid op je neemt voor het oplossen van de ge-
volgen.
• Leer van je fout door deze te analyseren. Verspil geen tijd
aan; “Wie of wat kan ik de schuld geven, hoe voorkom ik
dat een ander erachter komt en hoe kan ik mezelf verde-
digen?” Je doet er beter aan je af te vragen wat er mis
ging, in hoeverre je verantwoordelijk bent en hoe je er-
voor zorgt dat de negatieve gevolgen zo klein mogelijk
blijven.
• Voorkom herhaling. Wat had je anders of beter kunnen
doen, zodat het niet was gebeurd? Wat kun je in de toe-
komst doen om herhaling te voorkomen?
Het registreren, analyseren en voorkomen van fouten is
noodzakelijk om ze bij de bron aan te kunnen pakken. Speci-
aal daarvoor heb ik een faalkostenformulier ontwikkeld
waarbij diegene die de fout maakt, ook als die fout door een
[212]
collega wordt geconstateerd, verplicht is dat formulier volle-
dig in te vullen. Ik gebruik dat formulier voor statistische be-
werking op procesniveau en om het resultaat van de inspan-
ning, om de faalkosten terug te dringen, te kunnen meten. Als
spil binnen de organisatie ken ik uiteraard alle gemaakte fou-
ten. Helaas constateerde ik dat door een bepaalde medewer-
ker structureel geen faalkosten formulier werd ingevuld. Toen
ik diegene daarop aansprak zei hij: “Dat komt door een ver-
keerde naam van het formulier, want wie wil er nu toegeven
dat hij heeft gefaald.” Deze angst voor dossiervorming ont-
staat door het jarenlang ontbreken van vertrouwen. Een ge-
voel dat je niet snel kan veranderen. Het opbouwen van ver-
trouwen is immers een langdurig traject. Deze zelfde mede-
werker was ook teleurgesteld dat hij in al die jaren, ondanks
zijn geweldige inspanning, nooit eens een winstuitkering had
ontvangen. Dus paste ik het formulier voor hem aan met de
toepasselijk naam “Registratie Sam-Sam kosten” 76. Niet dat
deze nieuwe naam nu het gewenste effect had. Het formulier
bleef oningevuld. Je moet nu eenmaal accepteren dat niet
iedereen kan of wil veranderen. Die medewerker(s) moet je
een andere (ondersteunende) taak geven. Als het niet anders
kan, of niet het juiste effect heeft, dan moet je ze begeleiden
naar een andere baan. Bij een andere werkgever.
76
Zie figuur 27; Faalkosten registratie.
[213]
REGISTRATIE SAM-SAM KOSTEN
SAM-SAM kosten zijn kosten die we met zijn allen maken doordat we niet altijd alles goed kunnen doen. Er zijn mensen die noemen dat fouten. Van fouten worden we zenuwachtig, wie wil er nu fouten maken, laat staan toegeven. Deze kosten zorgen er wel voor dat we zelden winst maken en er zelden in mee kunnen delen. Dus geen SAM-SAM. Dit formulier heeft als doel, te leren kosten te voorkomen, waardoor we wel SAM-SAM krijgen. Mooi toch!
procesverkoop
datum: webmanager
projectnaam: procesmanager
Projectnummer: machinaal
Naam medewerker: productie
uitvoering
Wat ging er nu precies anders dan de bedoeling was? Graag een korte omschrijving, geen hele verhalen.
Wat is de reden waarom het anders ging dan de bedoeling was? Geef daarvan een korte omschrijving.
Hoe had jij of wij dat nu kunnen voorkomen? Wat had je moeten doen of laten? Eerst nadenken, dan pas opschrijven!
Overzicht van de kosten:
Gebruikte materialen: Overigen:
m.u. machinaal
m.u. productie
subtotaal: € m.u. tekenaar
Doorbelasten aan: Intern / Derden € montage
Totale kosten: € € transport
Figuur 27: Faalkosten registratie.
[214]
ONTWIKKELINGSGESPREK
Bij toepassing van het “ADA Model” kun je niet meer volstaan
met de alom bekende functionering- en beoordelingsge-
sprekken. De persoonlijke ontwikkeling en groei van de me-
dewerker staat immers centraal bij alle veranderingsproces-
sen. De term ontwikkelingsgesprek lijkt dan ook meer op zijn
plaats.
Een ontwikkelinggesprek 77 is het periodiek overleg tussen
coach/mentor en de medewerker om te komen tot een oor-
deel over de taakinhoud en de wijze waarop taken binnen
een (deel)proces worden uitgevoerd. Ook het wederzijds
functioneren binnen de werksituatie komt daarbij nadrukke-
lijk aan de orde. De reden om deze gesprekken te houden
heeft alles te maken met het bereiken van een zo goed moge-
lijk evenwicht tussen de belangen van de organisatie enerzijds
en die van de medewerker anderzijds. Een gezonde en goed
functionerende organisatie is, naast andere voorwaarden,
immers slechts mogelijk bij de gratie van gemotiveerde me-
dewerkers op de juiste plaats. Medewerkers hebben ui-
teraard zelf ook belang bij een gezonde en goed functione-
rende organisatie. Door de invoering van dit systeem van
ontwikkelingsgesprekken (minimaal 2 keer per jaar) kan tege-
lijk een stap worden gezet richting een stijl van stu-
ring/coördinatie, waarin door middel van overleg wordt ge-
zocht naar oplossingen voor problemen.
77
Zie figuur 28, voorbeeld ontwikkelingsgesprek.
[215]
Een ontwikkelingsgesprek biedt aan de medewerker en de
coach/mentor de mogelijkheid in een open tweegesprek alle
zaken aan de orde te stellen, die van direct of indirect belang
zijn bij het functioneren. Kenmerk van dit gesprek is het
tweerichtingsverkeer tussen gelijkwaardige gesprekspartners.
Gelijkwaardig moet hierbij niet worden verward met gelijk-
heid. Het vereist een instelling die is gebaseerd op het zich
openstellen voor de mening van een ander, waar nodig het
geven van opbouwende kritiek, bereid zijn zulke kritiek te
aanvaarden en uit te gaan van de menselijke gelijkwaardig-
heid, ondanks verschil in positie en verantwoordelijkheid. Een
goede relatie tussen mentor/coach en medewerker is een
voorwaarde voor een goed ontwikkelingsgesprek. Door re-
gelmatig contact, waarin deze relatie kan groeien, wordt het
gesprek zinvol en voor de medewerker geloofwaardig.
Deze ontwikkelingsgesprekken sluiten prima aan bij de eerder
genoemde aspecten aandacht, acceptatie, respect en waar-
dering. Ondersteund door een juiste vorm van communicatie,
waaronder tevens het collegiaal oordeel, is de medewerker
zich bij voortduring bewust van zijn persoonlijke progressie,
waardoor een separaat beoordelingsgesprek niet noodzake-
lijk is.
[216]
F O R M U L I E R O N T W I K K E L I N G S G E S P R E K
d.d periode
naam medewerk(st)er
proces
taak
naam coach/mentor
Organisatie van het werk. Het realiseren van doelstellingen hangt nauw samen met de wijze
waarop het werk is georganiseerd.
aandachtspunten opmerkingen/afspraken
Zijn (ook niet beschreven) afspraken
en instructies helder en toereikend?
Welke komen voor verbetering in
aanmerking?
Heb je voldoende vrijheid bij het
nemen van beslissingen?
Is je werkplanning en je controle
op je werk adequaat?
Welke verbeteringen zijn mogelijk,
ook ten aanzien van fouten?
Welke andere suggesties zijn er?
Kennis en deskundigheid De eisen die aan het werk worden gesteld kunnen betekenen dat de
medewerker zich nieuwe vaardigheden/inzichten eigen moet maken
aandachtspunten opmerkingen/afspraken
Heb je behoefte aan opleiding
of training?
Voldoet de begeleiding van je
mentor/coach en collega's, of
moet die worden geïntensiveerd?
Welke andere suggesties heb je?
Figuur 28: Voorbeeld ontwikkelingsgesprek.
[217]
Loopbaanontwikkeling Zowel vanuit organisatorische als vanuit persoonlijke overwegingen kan
het wenselijk zijn regelmatig van taak te veranderen; Dat kan een moeilijker proces zijn, maar een overstap
naar een taak/proces op een gelijk kennis- en verantwoordelijkheidsniveau is ook mogelijk.
aandachtspunten opmerkingen/afspraken
Biedt de taak/proces nog voldoende
uitdagingen/doorgroeimogelijkheden?
Is de taak/proces te zwaar of te licht?
Voor welke taak/proces heb je
nog meer belangstelling?
Hoe zie je binnen het bedrijf
je perspectief (verwachtingen)?
Wat zijn je persoonlijke drijfveren,
(motivatie) waar doe je het voor?
Zijn er bepaalde zaken die
je dwars zitten?
Welke andere suggesties heb je?
Werkomstandigheden De (al dan niet) fysieke omstandigheden waaronder de functie wordt
uitgevoerd en ondersteund zijn belangrijke factoren.
aandachtspunten opmerkingen/afspraken
Ben je tevreden over de fysieke om-
standigheden? En de psychische?
Hoe is de collegiale sfeer, zijn er
conflicten? Zie je verbeteringen?
Krijg en geef je voldoende aandacht,
respect en waardering?
Heb je nog specifieke wensen?
Heb je suggesties die de relatie met
je mentor/coach kan verbeteren?
Welke voorzieningen zijn gewenst?
Welke andere suggesties heb je?
voor accoord medewerker voor accoord mentor/coach
[218]
[219]
A D A ANDERS DAN ANDEREN
[220]
[221]
ADA (ANDERS DAN ANDEREN)
Veel mensen hebben er moeite mee anders te zijn dan ande-
ren. Dat wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de vaak nega-
tieve associaties die dat “anders zijn” bij mensen oproept. Zo
wordt het fenomeen van “het zwarte schaap”, in tegenstel-
ling tot “de zwarte zwaan”, nog steeds omhuld door de nega-
tieve gedachte die het bij mensen oproept. Het zwarte
schaap, de zondebok, het buitenbeentje, de vreemde eend in
de bijt, het pispaaltje, zijn allemaal uitdrukkingen die naar een
persoon verwijzen die door zijn of haar gedrag, kwaliteiten en
opvattingen niet stroken met de code van de kudde.
Als ik al een zwart(e) zwaan/schaap zou zijn, dan voel ik mij
daar prima bij. Je moet immers niet van de massa zijn, maar
ze –eren 78. Mijn houding, kwaliteiten en opvattingen zijn het
resultaat van een lang leerproces van inzicht, herkenning,
keuze en inspanning. Een proces waar nimmer een eind aan
komt. Diep in jouw hart wil je hetzelfde als ik. Maar je kennis
en je vaardigheden, die ook jij zonder meer bezit, moet je wel
elke dag bijhouden. Liever nog: steeds verder ontwikkelen.
Doe je dat niet, dan raak je het langzaam maar zeker kwijt.
Met dit boek heb ik getracht je enthousiast te maken om een
nieuwe levenswijze te integreren in je dagelijkse werk. Ik heb
getracht ongeschreven regels over hiërarchie, management
en persoonlijke drijfveren bespreekbaar te maken. Daarmee
heb ik wellicht deuren geopend waarvan je liever had gehad
78
Hier wordt bedoeld; accepteren, respecteren, waarderen, mobili-
seren, enzovoort. Alle werkwoorden eindigend op –eren.
[222]
dat ik ze voor je gesloten hield. Ik heb je wakker willen schud-
den zodat je weer bewuster bent van en kritischer op jezelf.
Door bedrijfsprocessen te herontwerpen word je blik ver-
ruimd, krijg je vertrouwen en vrijheid, mag je en kan je meer
initiatief nemen, word je betrokkenheid vergroot en voel je
medeverantwoordelijkheid voor het veranderingsproces.
Door je taakverruiming en je ontplooiingsmogelijkheden groei
je als mens en als collega.
Nu is het aan jou! Jij bent aan zet! Je kunt vandaag ervoor
kiezen over te gaan tot actie. Je kunt het vandaag nog uitpro-
beren door ook ADA, anders dan anderen, te worden. Jij, je
collega, iedereen. Of durf je soms niet?
Ik ga graag het gesprek met jou aan:
• Heeft dit boek iets met je gedaan? Laat het me we-
ten. Liever nog, handel er naar. Kom in actie.
• Heb je mijn hulp nodig? Stuur me een berichtje.
• Ben je na het lezen van dit boek teleurgesteld en
boos? Ook dan wil ik het graag weten, zodat ik je ver-
der kan helpen met deze, voor veel mensen, ingewik-
kelde materie.
Je kunt dus al je reacties kwijt. Ga naar;
[email protected] en lucht je hart!
[223]
OVER ALFRED MASSAUT
Na mijn studie geologie aan de faculteit “Wis- en Natuurwe-
tenschappen” van de Universiteit van Amsterdam ging ik di-
rect aan de slag. Vanwege gebrek aan werk niet in de geolo-
gie. Gedurende mijn studietijd ben ik altijd werkzaam ge-
weest binnen het dakbedekkingbedrijf van mijn vader en
leerde daar dakdekken, dakinspectie, advies en opname, cal-
culatie, werkvoorbereiding en begeleiding van de uitvoering.
Geen moeizame heroriëntatie op de arbeidsmarkt. De keuze
was al snel gemaakt.
Ik haalde mijn patroonsdiploma en werkte als bedrijfsleider in
een vestiging die zich moeizaam staande kon houden.
Al gauw kwam ik tot de conclusie dat ik dat ook zelf wel kon
en begon een eigen handels- en adviesbureau. Ik deed een
studie marketing en industriële verkoop en vertegenwoordig-
de als zelfstandig agent/marketing- en exportmanager een
Spaanse fabrikant van dakmaterialen in Noord- en Midden
Europa.
Het vele reizen, het prille vaderschap en een te grote afhan-
kelijkheid van één fabrikant was aanleiding om mijn zelfstan-
dig ondernemerschap in te ruilen voor de functie van ver-
koopleider bij een grote Nederlandse producent van isolatie-
en dakmaterialen.
Toen ik de gelegenheid kreeg als directeur op eigen-wijsheid
vorm te geven aan een totale organisatie in de metaalbran-
che pakte ik die met beide handen aan. Ik volgde een studie
toepasbare bedrijfskunde en door omstandigheden werd ik
[224]
mede eigenaar. Het bedrijf floreerde en ik zocht een extra
uitdaging, meer en groter. Dat alles leidde tot de verkoop van
het bedrijf en geheel onverwacht deed zich kort daarop we-
derom de mogelijkheid voor om als lid van het management
mee te participeren in deze nieuwe bedrijvengroep. Door een
wat ongelukkige, oorspronkelijke, studiekeuze wilde ik mijn
bedrijfskundige kennis verder uitbreiden en volgde een MBA
studie Strategisch Management. Het kon niet op.
Op vrijdag 7 september 2001, circa 20.45 uur, werd ik getrof-
fen door een BDE. Deze Bijna Dood Ervaring zette mijn, emo-
tionele, leven volledig op zijn kop. Niets was meer hetzelfde
en ikzelf ook niet. Het had mij volledig veranderd. Ik ging van
rationeel naar emotioneel. Alles leek zo onrechtvaardig. Ik
voelde dingen, ik wist dingen. Ik snapte er niets van. Mijn
omgeving nog minder. Ik zocht antwoorden, hulp, maar vond
het niet. Was dit het nu? Was ik hiervoor op aarde? Maakte
dit mij nu gelukkig? Gelukkig met wie ik was en wat ik had?
Jarenlang was het onderwerp niet bespreekbaar zonder spon-
taan in tranen uit te barsten. Door een verhoogde sensitiviteit
deel ik niet alleen het geluk, maar ook de zorgen van ande-
ren. Het is me gegund om in mijn werk op een betekenisvolle
wijze bij te dragen aan het geluk van mijn collega’s en privé
aan die van mijn naasten.
Na een lange periode van persoonlijke herbezinning en een
korte heroriëntatie op de arbeidsmarkt kreeg ik opnieuw de
gelegenheid om als directeur op eigen-wijsheid vorm te ge-
ven aan een bedrijf in de houtbranche. Dat heb ik gedaan,
maar wel anders, want ik was als mens en manager veran-
derd. Een excellente organisatie met aandacht voor persoon-
lijke drijfveren, persoonlijke groei, arbeidsvreugde en inhoud
[225]
voor alle medewerkers, daar heb ik aan gebouwd en over dat
totale proces van herontwerp gaat dit boek.
De kredietcrisis, een ramp voor in het bijzonder de nieuw-
bouw van woningen, maakte een vroegtijdig einde aan de
voltooiing van het ingezette proces. Binnen zes maanden na
mijn vertrek is het faillissement van de organisatie uitgespro-
ken. Mijn levenswerk was daarmee niet ten einde. Naast een
nieuwe herbezinning op de arbeidsmarkt had ik voldoende
tijd en motivatie. Ik volgde mijn hart en schreef dit boek. Een
hele opgave. In het kader van een schoolopdracht vroeg mijn
dochter: “Ome Ronald, jij bent toch journalist?” Hij ant-
woordde grappig bedoeld: “Wel nee meid, ik ben stukjes
schrijver.” En zo heb ik het schrijven van dit boek ook ervaren.
Het schrijven van stukjes. Maar wel stukjes die onderling op
elkaar zijn afgestemd, samenhangen en elkaar onderling ver-
sterken. Daar ligt volgens mij de kracht van dit boek, precies
het concurrentievoordeel. Want dit boek schrijf ik niet alleen
voor mezelf, maar ook voor jou. Zodat jij en jouw organisatie
er hun voordeel mee kunnen doen. Dat is het doel.
Ter afsluiting een parallel tussen dit boek en mijn persoonlijke
drijfverensequentie 79. De combinatie gebalanceerd volwas-
sen oranje gevolgd door geel/blauw/groen geeft aan dat doe-
len en resultaten worden verbonden met goede ideeën, het
organiseren van bedrijfsprocessen en door het creëren van
draagvlak bij medewerkers. Het beschrijft mijn specifieke
wijze hoe ik na 25 jaar werkervaring naar organisaties kijk en
doelen denk te kunnen bereiken.
79
Zie literatuur suggesties, “Het grote drijfverenboek”.
[226]
AFORISMEN
[1] Argyris [1990]
The most fundamental assumption of the underground ma-nagerial world is that truth is a good idea when it is not em-barrassing or threatening – the very conditions under which truth is specially needed.
De waarheid is een goed idee, zolang hij maar niet bescha-
mend of bedreigend is. (aangepaste, beperkte, vertaling)
[2] Alfred Massaut [ADA - anders dan anderen] 2010
De bevrediging van onze drijfveren stelt ons in staat doelen te bereiken die voor anderen ondenkbaar zijn.
Monty python [flying circus] 1969 And now for something completely different.
Tijd voor iets totaal anders. (aangepaste vertaling)
Monty python [meaning of life] 1983 Hello and welcome to the middle of the film.
Welkom, je bent nu bijna in het midden van het boek. (aangepaste vertaling)
[227]
[3] S. van den Nieuwendijk. [haiku]
Monnik en krijger, laven onderweg hun dorst, aan dezelfde bron.
Haiku is een compact drieregelig gedicht van 17 lettergrepen.
Hoewel er een verdeling wordt aangebracht (5-7-5) bestaat
het gedicht in wezen uit één zin.
[gladiator] 2004
Your disappointment as a son, is my failure as a father.
Jouw teleurstelling als werknemer, is zijn mislukking als ma-
nager. (aangepaste vertaling)
[4] Jaap Sinke [Sinke sales practicum] 1993
Vandaag is de eerste dag van de rest van je leven …. SUC-CES….. doe wat extra’s met die rest.
[228]
LITERATUUR SUGGESTIES
[a] c.t.b. ahaus en
f.j. diepman [balanced scorecard & model Nederlandse
kwaliteit] 1998
[b] k. van berkel [zelfsturende teams] 1999
j. bommerenz en
k. van zijtveld [kun je een rups leren vliegen] 2008
b. van den brand [de liefde bedrijven] 2007
r. byrne [the secret] 2007
[c] j. champy [re-engineering van management processen]
1997
p. de chauvigny en
s.j. de blot [business spiritualiteit] 2008
s.r. covey [de zeven eigenschappen van effectief lei-
derschap] 2008
[d] d. op den dries [de tweede helft] 2009
a. dijksterhuis [het slimme onbewuste] 2008
[e] p. eetgerink [praktische organisatiepsychologie] 2007
r. engelfriet en
p. van der geer [hoe vang ik een rat] 2007
[229]
[f] l. fokkema [het geld ligt op straat] 1980
[g] m. george, d. rowlands
en b. kastle [wat is lean six sigma?] 2010
a. de geus [de levende organisatie] 1999
r.m. grant [contemporary strategy analysis] 1998
[h] g. hamel en
c.k. prahalad [competing for the future] 1999
m. hammer en
j. champy [re-engineering the corporation] 1999
th. a. harris [Ik ben o.k. - Jij bent o.k.] 2009
s. ten have en
anderen [management modellenboek] 1999
m. herold [de spiraal van waarden en denken] 2006
th. Homan [organisatiedynamica] 2009
[j] j. jorritsma en
w.j. van de wetering [ontdek je sterke kanten] 2008
[k] r.s. kaplan en
d.p. norton [op kop met de balanced scorecard] 1999
[230]
h. kuipers &
p. van amelsvoort [slagvaardig organiseren: inleiding in de So-
ciotechnische ontwerpleer] 1990
h. kuipers [RESPONDING - lemniscaat management
school] 1999 - 2001
[l] b. lohman en
j. van os [praktisch lean management] 2009
r. van loon en
j. wijsbek [de organisatie als verhaal] 2003
[m] h. mintzberg [strategievorming] 1994
h. mintzberg [mintzberg over management] 1999
[o] d. ofman [bezieling en kwaliteit in organisaties] 2009
[p] m.e. porter [what is strategy] 1996
m.e. porter [concurrentie voordeel] 1993
m.e. porter [concurrentie strategie] 1998
[r] g. rietveld [inkoop, een nieuw paradigma] 2010
d.r. riso en
r. hudson [ontdek je persoonlijkheidstype] 2006
[231]
[s] l. schönbeck [oneerbiedige wijsbegeerte van het ma-
nagement] 2001
r. semler [semco-stijl] 2007
k. b. smit [goed verkopen, winst voor twee] 2009
l.u. de sitter [synergetisch produceren] 2000
[t] n. n. taleb [de zwarte zwaan] 2009
[v] j. verhulst [ret-jezelf] 2005
h. versnel [het grote drijfverenboek] 2009
a. vijverberg [inleiding in de strategie] 1998
c.w. vroom [IMAGINING - lemniscaat management
school] 1999 - 2001
[w] a.f.p. wassenberg [strategievorming] 1995
a.f.p. wassenberg [CHALLENGING - lemniscaat management
school] 1999 – 2001
e. wintzen [eckart’s notes] 2007
[ij] th. ijzermans en
c. dirks [beren op de weg, spinsels in je hoofd] 1999
[232]
ADA - ANDERS DAN ANDEREN
[233]
ACHTERZIJDE BOEK.
De kredietcrisis van 2008 en de daarop volgende economische crisis
heeft geleid tot een enorme toename van
faillissementen. Op het eerste oog prachtige
bedrijven gingen op de fles terwijl andere
bedrijven het overleefden. Waarom is het ene
bedrijf gezonder dan het andere? Wat maakt
het verschil? Hebben ze gemeenschappelijke
kenmerken? Wat zijn die dan? Wat kan ik
doen om de continuïteit van mijn organisatie
te waarborgen en te laten floreren?
De auteur, drs. Alfred Massaut MSM, geeft in zijn boek antwoord op
deze vragen. Het boek beschrijft een in de praktijk toegepaste drie-
stappen methode waarmee organisaties hun doel, het overleven en
floreren van de organisatie maximaal kunnen waarborgen. De auteur
inventariseert de psychologie van de motivatie die ervoor zorgt dat
mensen iets doen. Dat resulteert in een gemeenschappelijk beeld van,
voor velen nog onbewuste, persoonlijke drijfveren van mensen die
(stap 1) een wijziging in houding en gedrag tot stand brengen. Om
taakverrijking en ontplooiing (stap 2) mogelijk te maken benut de
auteur op een creatieve wijze strategische managementtheorieën.
Uitvoerig beschreven en voorzien van veel praktijkvoorbeelden. Toe-
passing van de sociotechniek transformeert functioneel ingerichte
organisaties tot procesorganisaties. Door verdergaande strategische
interacties (stap 3) met haar omgeving, transformeren zij verder tot
moderne netwerkorganisaties die in staat zijn te overleven en te flo-
reren.