Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de...

110
Bijzonder onderzoek Hoven van beroep Onderzoek bij de hoven van beroep naar de evolutie in de periode 2008 -2013 van de effectieve personeelsbezetting, de afwezigheden wegens medische redenen, de input (het aantal nieuwe zaken), de output (het aantal eindbeslissingen), de verhouding output/input, de hangende zaken, de rotatietijd van de hangende zaken, de verhouding tussen de wijziging van de output t.o.v. de wijziging van de productiecapaciteit en de vertegenwoordigingsgraad van de financiële dossiers in verhouding tot het totale aantal hangende zaken. Hoge Raad voor de Justitie | Conseil supérieur de la Justice Juni 2016

Transcript of Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de...

Page 1: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

Bijzonder onderzoek

Hoven van beroep

Onderzoek bij de hoven van beroep naar de evolutie in de periode 2008 -2013 van de effectieve personeelsbezetting, de afwezigheden wegens medische redenen, de input (het aantal nieuwe zaken), de output (het aantal eindbeslissingen), de verhouding output/input, de hangende zaken, de rotatietijd van de hangende zaken, de verhouding tussen de wijziging van de output t.o.v. de wijziging van de productiecapaciteit en de vertegenwoordigingsgraad van de financiële dossiers in verhouding tot het totale aantal hangende zaken.

Ho

ge R

aad

vo

or

de

Just

itie

|

Co

nse

il su

pér

ieu

r d

e la

Ju

stic

e

Jun

i 20

16

Page 2: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

Bijzonder onderzoek Hoven van Beroep

Onderzoek bij de hoven van beroep naar de evolutie in de periode 2008 -2013 van de effectieve personeelsbezetting, de afwezigheden wegens medische redenen, de input (het aantal nieuwe zaken), de output (het aantal eindbeslissingen), de verhouding output/input, de hangende zaken, de rotatietijd van de hangende zaken, de verhouding tussen de wijziging van de output t.o.v. de wijziging van de productiecapaciteit en de vertegenwoordigingsgraad van de financiële dossiers in verhouding tot het totale aantal hangende zaken.

Verslag goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de Hoge Raad voor de Justitie

op 22 juni 2016

Er bestaat ook een Franse versie van dit verslag. Il existe aussi une version française de ce rapport. U kunt dit verslag raadplegen of downloaden op de website van de Hoge Raad voor de Justitie of via onderstaande QR code:

Hoge Raad voor de Justitie IJzerenkruisstraat 67 B-1000 Brussel Tel: +32 (0)2 535 16 16 www.hrj.be

Page 3: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

Inhoud 1. VERZOEK TOT HET INSTELLEN VAN EEN BIJZONDER ONDERZOEK NAAR DE HOVEN VAN BEROEP ............................. 1 2. ANALYSE VAN HET VERZOEK VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE .................................................................................. 2

2.1. HET VERZOEK VAN DE MINISTER ..................................................................................................................... 2 2.2. ONDERZOEK M.B.T. HET VOORWERP VAN HET BIJZONDER ONDERZOEK .................................................................. 2 2.3. AFBAKENING VAN HET VOORWERP VAN HET ONDERZOEK .................................................................................... 3 2.4. PRELIMINAIRE OVERWEGINGEN DIE TEN GRONDSLAG LIGGEN AAN DE SELECTIE VAN DE RELEVANTE CIJFERS ................... 4

3. VOORWERP VAN HET BIJZONDER ONDERZOEK ......................................................................................................... 6 4. METHODOLOGIE ....................................................................................................................................................... 7

4.1. GEGEVENSBRONNEN ................................................................................................................................... 7 4.2. RATIO-ANALYSE .......................................................................................................................................... 8

4.2.1. De personeelsbezetting ................................................................................................................. 8 4.2.2. Evolutie van de afwezigheid om medische redenen ................................................................... 11 4.2.3. De evolutie van de input (het aantal nieuwe zaken) ................................................................... 12 4.2.4. De evolutie van de output (het aantal eindbeslissingen) ............................................................ 12 4.2.5. Verhouding output/input ............................................................................................................ 13 4.2.6. De evolutie van het aantal hangende zaken ............................................................................... 14 4.2.7. De meting van de verwerking van de hangende zaken in de tijd : de rotatietijd ........................ 16 4.2.8. De evolutie van de verhouding van de output tot de productiecapaciteit .................................. 17 4.2.9. Index van vertegenwoordiging financiële zaken t.o.v. totaal hangende zaken .......................... 20

5. OPMERKINGEN BIJ DE GEHANTEERDE METHODOLOGIE .......................................................................................... 22

5.1. HOF VAN BEROEP ANTWERPEN ................................................................................................................... 22 5.2. HOF VAN BEROEP BRUSSEL ......................................................................................................................... 24 5.3. HOF VAN BEROEP GENT ............................................................................................................................. 25 5.4. HOF VAN BEROEP LUIK ............................................................................................................................... 26 5.5. HOF VAN BEROEP BERGEN .......................................................................................................................... 27

6. VERLOOP VAN HET ONDERZOEK ............................................................................................................................. 30 7. ALGEMENE VASTSTELLINGEN M.B.T. STATISTISCHE GEGEVENS VAN ALLE HOVEN VAN BEROEP .............................. 32

7.1. REGISTRATIE VAN PERSONEELSGEGEVENS ...................................................................................................... 32 7.2. REGISTRATIE VAN DE ZAKEN ........................................................................................................................ 34 7.3. VERGELIJKBAARHEID VAN DE GEGEVENS. ....................................................................................................... 36 7.4. CONTROLE OP DE VASTSTELLINGSTERMIJNEN EN ROTATIETIJD ............................................................................ 37

8. VASTSTELLINGEN PER HOF VAN BEROEP ................................................................................................................. 38

8.1. HOF VAN BEROEP TE ANTWERPEN ............................................................................................................... 38 8.2. HOF VAN BEROEP TE BRUSSEL ..................................................................................................................... 50 8.3. HOF VAN BEROEP TE GENT ......................................................................................................................... 61 8.4. HOF VAN BEROEP TE LUIK ........................................................................................................................... 75 8.5. HOF VAN BEROEP TE BERGEN ...................................................................................................................... 86

9. CONCLUSIES ........................................................................................................................................................... 97

9.1. ANALYSE VAN HET VERZOEK VAN DE MINISTER ................................................................................................ 97 9.2. METHODOLOGIE EN VERLOOP VAN HET ONDERZOEK ........................................................................................ 97 9.3. RESULTAAT VAN HET ONDERZOEK ................................................................................................................. 98

9.3.1. Factoren die het trekken van conclusies beperken ..................................................................... 98 9.3.2. Beperkingen : geen directe vergelijkingen of rangschikking, vaststellen van tendensen ......... 100 9.3.3. Conclusies per hof van beroep .................................................................................................. 101 9.3.4. Slotbemerking ........................................................................................................................... 103

10. BIJLAGE ................................................................................................................................................................ 105

Page 4: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens
Page 5: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

1

1. Verzoek tot het instellen van een bijzonder onderzoek naar de hoven van beroep

De Hoge Raad voor de Justitie (HRJ) ontving op 24 juni 2013 volgend schrijven van toenmalig minister van Justitie, mevr. Annemie Turtelboom:

“Op basis van de jaarrapporten van de hoven van beroep, lijken er tussen de verschillende hoven aanzienlijke verschillen te bestaan inzake het wegwerken van de stock van hangende zaken en het aantal gevelde arresten per raadsheer. Ik wens in dit verband ook te wijzen op een aantal tendensen die voortvloeien uit cijfers waarover ik beschik. Zonder hierbij exhaustief te willen zijn kan bijvoorbeeld gewezen worden op het feit dat, wat betreft de verhouding input-output 2012 in correctionele zaken, het Hof van Beroep van Brussel een achterstand opbouwt (input-output verhouding van 96,97 %) terwijl het Hof van Beroep van Antwerpen, Gent, Luik of Bergen op dat vlak voor hetzelfde jaar een achterstand wegwerkt (input-output verhouding van meer dan 100 %). Hetzelfde kan gezegd worden voor een aantal andere jaren. Ook bij de input-outputverhouding inzake beroepen ingesteld tegen beslissingen van de Kamer van Inbeschuldigingstelling blijkt het Hof van Beroep te Brussel al sinds 2008 zwakker te presteren dan bijvoorbeeld het Hof van Beroep van Gent of Bergen. Als laatste voorbeeld verwijs ik naar de instroom van correctionele zaken en beroepen ingesteld tegen beslissingen van de Kamer van inbeschuldigingstelling: deze instroom ligt als sinds 2008 lager bij het Hof van beroep te Antwerpen. Nochtans ligt de uitstroom in deze materie hoger bij het Hof van beroep te Antwerpen dan in het Hof van Beroep te Brussel. Dit alles terwijl het Hof van Beroep te Brussel veruit over het grootste wettelijk en effectief kader kan beschikken. Ik verwijs ook naar de audits en naar de bijzonder onderzoeken die door de Hoge Raad reeds werden uitgevoerd inzake diverse rechtbanken en hoven. In toepassing van onder meer artikel 259bis-16, §1, 2e lid Ger.W. verzoek ik u het initiatief te nemen dat de verenigde advies- en onderzoekscommissie een bijzonder onderzoek zou instellen en meer bepaald een analyse zou maken van de jaarverslagen en de oorzaken van de verschillen in cijfers zou bloot leggen van de vijf hoven van beroep. Gelet op de sinds langer dan vandaag bestaande maatschappelijke relevantie en gelet op, meer recent, de publiek commotie die is opgetreden naar aanleiding van een recent arrest van het hof van beroep waarbij, na een lange procesgang, een eenvoudige schuldigverklaring werd uitgesproken als gevolg aan een grootscheeps fraude, lijkt het mij noodzakelijk dat door de Hoge Raad mijn vraag met spoedeisendheid zou worden behandeld. Ik zou u dan ook dank weten mij uw verslag zo snel als mogelijk te willen bezorgen”

Page 6: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

2

2. Analyse van het verzoek van de minister van Justitie 2.1. Het verzoek van de minister In haar brief wijst de minister op verschillen tussen de hoven inzake “het wegwerken van de stock van hangende zaken en het aantal gevelde arresten per raadsheer”. In de voorbeelden die zij aanhaalt, wordt gewezen op tendensen op het vlak van instroom, uitstroom en de verhouding tussen beiden. Zij vraagt dat de Hoge Raad “een bijzonder onderzoek zou instellen en meer bepaald een analyse zou maken van de jaarverslagen en de oorzaken van de verschillen in cijfers zou bloot leggen van de vijf hoven van beroep”. 2.2. Onderzoek m.b.t. het voorwerp van het bijzonder onderzoek In toepassing van artikel 259bis-16, §1, 2e lid van het Gerechtelijk Wetboek moet de Hoge Raad gevolg geven aan het verzoek van de minister van Justitie. De Hoge Raad kan zelf wel beslissen het voorwerp te verfijnen of aan te passen, bijvoorbeeld aan de beschikbare middelen en het beschikbare cijfermateriaal. De specificiteit van de vraag van de minister ligt in het feit dat opdracht wordt gegeven een onderzoek in te stellen op basis van statische cijfergegevens (instroom, uitstroom, stock hangende zaken, personeelsbezetting, verhouding input-output), daaruit vaststellingen te doen (i.v.m. het wegwerken van de stock, het aantal arresten per raadsheer,…) en vervolgens de oorzaken ervan bloot leggen. Het toepassen van een klassieke redenering “feit – gevolg – oorzakelijk verband”, die ten grondslag ligt van een onderzoeksprocedure, op basis van statistische gegevens, bevat belangrijke methodologische vragen, zoals de vraag naar de betrouwbaarheid, de inhoud en de vergelijkbaarheid van het statistisch materiaal. Ook is het leggen van een oorzakelijk verband zeer moeilijk. Deze methodologische vragen zijn des te belangrijker omdat de cijfermatige berekening een indruk van nauwkeurigheid en betrouwbaarheid geeft die weinig ruimte biedt voor een genuanceerd beeld. De cijfergegevens zijn te vinden, zoals de minister in haar brief aangeeft, in de werkingsverslagen die de hoven jaarlijks opstellen en onder meer aan de minister en de Hoge Raad moeten overmaken, maar ook in de publicaties van de statistieken en cijfergegevens van het Vast Bureau voor Statistiek en Werklastmeting (VBSW)1. Uit het onderzoek blijkt echter dat de vergelijkbaarheid van de cijfergegevens tussen de hoven onderling beperkt is en dit hoofzakelijk om twee redenen:

‐ zowel voor de werkingsverslagen als voor het leveren van de gegevens voor de statistieken ten behoeve van het VBSW bestaat er onvoldoende zekerheid dat in alle griffies dezelfde zaken op dezelfde correcte manier worden ingegeven;2

‐ er is bij weten van de Hoge Raad nooit enige verificatie gedaan, bijvoorbeeld in de vorm van een audit, naar de manier waarop de gegevens geregistreerd worden.

De Hoge Raad heeft ook moeten vaststellen dat sommige gegevens niet op systematische wijze geregistreerd worden (zoals bijvoorbeeld de taakverdeling tussen de raadsheren) en dat het derhalve moeilijk is om op sommige vragen een cijfermatig antwoord te geven.

1 Op 1 september 2008 werden de medewerkers en de bevoegdheden van de vroegere Afdeling Statistieken van de FOD Justitie overgenomen door het VBSW. Het VBSW werd opgericht in het kader van het protocol “project werklastmeting bij hoven en rechtbanken” dat op 4 juni 2008 werd ondertekend door de minister van Justitie, vertegenwoordigers van de FOD Justitie en vertegenwoordigers van de magistratuur (zetel). In 2014 werd het VBSW opgenomen in het College van de hoven en rechtbanken. De steundienst van het College heeft de statistische projecten overgenomen van het VBSW. 2 Dat er zich in de praktijk ook effectief een probleem voordoet, werd overigens door de Hoge Raad vastgesteld (zie onder meer de punten 4.2.1, 7.1 en 7.2).

Page 7: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

3

De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens het eigenlijke onderzoek aan te vatten en naarmate zij zich een beeld kon vormen over de betrouwbaarheid van de gegevens, het voorwerp van het onderzoek opnieuw afgebakend vanuit een pragmatisch oogpunt. 2.3. Afbakening van het voorwerp van het onderzoek ‐ De Hoge Raad beperkt zich tot het verzamelen van de cijfers, deze in vorm te zetten en te interpreteren.

Het daadwerkelijk vaststellen van de oorzaken van de verschillen tussen de hoven zou, gezien de beperkte vergelijkbaarheid van de cijfergegevens tussen de hoven onderling problematisch zijn. Het opnieuw samenstellen van de cijfers bij de hoven zelf vereist veel en moeilijk werk.

‐ Om toch interessante gegevens te bieden over de werking van de hoven en het management van deze hoven werd besloten om voor elk hof de gegevens over zes jaar te verzamelen (2008 t/m 2013)3, zodat voor elk hof de tendensen kunnen worden vastgesteld, of met andere woorden of een hof het beter of slechter heeft gedaan dan in het voorgaande jaar of de voorgaande jaren.

Dit veronderstelt wel dat de gegevens gedurende de bestudeerde periode steeds op dezelfde manier zijn ingegeven. Door deze aanpak wordt een hof dan niet met een ander hof vergeleken, maar wordt nagegaan of het hof zijn werking verbetert.

Concreet heeft de Hoge Raad de voor haar inziens relevante en beschikbare cijfergegevens over de zes bestudeerde jaren verzameld, bepaalde ratio’s berekend en de cijfergegevens tussen de verschillende jaren vergeleken om daaruit een evolutie te kunnen afleiden.

‐ De Hoge Raad heeft ook besloten om het wegwerken van de stock door de hoven in dezelfde periode te onderzoeken.

Wel moet men er zich van bewust zijn dat dit onderzoek naar het wegwerken van de stock op zich geen beoordeling van de werking van de hoven inhoudt. Immers de eigenheden van elk hof komen in deze cijfers niet tot uitdrukking, zoals het aantal nieuwe dossiers over de besproken periode. Zo kan een hof dat zijn stock niet heeft weggewerkt beter gepresteerd hebben dan een ander dat wel zijn stock zou hebben weggewerkt indien dat hof dat bewuste jaar een bijzonder hoge instroom zou hebben gehad.

‐ Wat de vraag naar het aantal arresten per raadsheer betreft, is na analyse van de beschikbare gegevens gebleken dat hier geen zinvol antwoord op gegeven kon worden. Het aantal gevelde arresten kan immers niet worden losgezien van de soort zaken waarin een arrest werd geveld. Het spreekt voor zich dat een verstekarrest in een doorsnee zaak (bijvoorbeeld in verband met drugsgebruik) op het vlak van werklast niet te vergelijken is met een tegensprekelijk arrest in een bouwzaak met vier partijen en een deskundigenonderzoek.

Men kan ervan uitgaan dat de gemiddelde werklast van een bepaald soort dossier, welk dat ook moge zijn, in elk hof van vergelijkbare zwaarte is. Maar het is zeker dat de werklast die gepaard gaat met verschillende soorten dossiers verschillend is.

Gezien de onderlinge verhouding tussen de soort zaken binnen elk hof verschillend is, is een gemiddelde zaak in één hof niet dezelfde dan in een ander hof. Deze moeilijkheid zou overbrugd kunnen worden door de analyse uit te voeren per soort zaak, maar daarbij is de Hoge Raad gestuit op het probleem dat het precieze gebruik van de beschikbare raadsheren naar gelang het soort zaak niet bekend is.

3 Er werd bij aanvang van het onderzoek voor de referentieperiode 2008 tot 2012 gekozen. Enerzijds omdat de minister in haar brief zelf wijst op evoluties die sinds 2008 aan de gang zijn en ook omdat pas vanaf 2008 de cijfers in correctionele zaken worden gegenereerd door de nationale datawarehouse die gebruikt maakt van de “Justice”-applicatie van de hoven van beroep (zie de publicaties “Kerncijfers van de gerechtelijke activiteit, gegevens 2000–2013”, pg. 55 e.v. en “De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken”, pg. 6, op http://justitie.belgium.be/nl/informatie/statistieken/hoven_en_rechtbanken), wat meer betrouwbare gegevens moet opleveren. Anderzijds omdat bij aanvang van het onderzoek de gegevens van het jaar 2012 de meest recente waren. Intussen zijn uiteraard ook de gegevens van 2013 beschikbaar (behalve voor de financiële dossiers).Deze zijn niet besproken met de eerste voorzitters op de hoorzittingen maar werden wel op 1 juli 2015 met het ontwerp verslag aan de eerste voorzitters overgemaakt met de vraag naar eventuele opmerkingen. Op dat moment waren de cijfers voor het jaar 2014 nog niet beschikbaar, reden waarom deze niet meer mee konden worden opgenomen in het onderzoek.

Page 8: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

4

Men zou natuurlijk op een zeer simpele manier het aantal gevelde eindarresten op één jaar kunnen delen door de voor dat jaar beschikbare raadsheren, maar dat zou, om de hierboven vermelde redenen, tot misleidende resultaten leiden, die niet verantwoord zouden zijn.

De HRJ heeft derhalve besloten een dergelijke analyse niet uit te voeren.

Wel werd besloten om per hof de evolutie van het aantal eindbeslissingen in verband te brengen met de evolutie van het aantal raadsheren en referendarissen gedurende een periode van zes jaar.

Hoe dat verband wordt gelegd komt uitvoerig aan bod in het hoofdstuk met de titel ‘methodologie’. - Het spreekt voor zich dat de werking van een hof van beroep uit meer bestaat dan het produceren van

eindarresten of het wegwerken van de stock van hangende zaken. Zo worden er ook bepaalde strafonderzoeken gevoerd onder leiding van een magistraat van het hof en worden er jaarlijks ook vele tussenarresten geveld. Dit bijzonder onderzoek heeft dan ook niet de ambitie om de gehele werking van de hoven te onderzoeken, maar heeft slechts enkele aspecten van deze werking als voorwerp.

- Het onderzoek is ook geen werklastmeting, die eerder als opzet heeft na te gaan welke de

personeelsbehoeften bij de hoven zijn en niet welke productie er concreet met het bestaande personeel is gerealiseerd.

2.4. Preliminaire overwegingen die ten grondslag liggen aan de selectie van de relevante cijfers In de brief van de minister hebben de aangehaalde voorbeelden betrekking op de correctionele dossiers en de activiteit van de kamer van inbeschuldigingstelling. Er wordt verwezen naar de input-output4 verhouding. Deze verhouding wordt berekend door het delen van output met de input, en de uitkomst te vermenigvuldigen met 100 waardoor men de verhouding als een percentage uitdrukt. Er worden opmerkingen geformuleerd over de evolutie van deze verhouding binnen de vijf hoven van beroep en tussen de vijf hoven onderling. De HRJ komt na analyse tot de volgende bedenkingen: Een hof van beroep heeft niet enkel correctionele dossiers te verwerken, maar een nog groter aantal burgerlijke dossiers. Waar de brief van de minister enkel ingaat op de verwerking van de correctionele dossiers en een verwijzing maakt naar de instroom van de dossiers op de kamer van inbeschuldigingstelling, gaat men voorbij aan de burgerlijke dossiers van de hoven van beroep. Omdat een verminderde output in de correctionele dossiers een gevolg kan zijn van een vermeerderde output in de burgerlijke dossiers, en vice versa, dienen beide evoluties nagegaan te worden. Ook binnen de correctionele dossiers moet om dezelfde redenen onderscheid gemaakt worden tussen de diverse categorieën die het VBSW onderscheidt, nl. “correctionele dossier” (in enge zin), “Jeugd”, “KI” (kamer van inbeschuldigingstelling), “KI sociaal” en “Sociaal”. Indien men een beoordeling wenst te maken van de productie van een hof van beroep moet men rekening houden met de personeelsbezetting. De personeelsbezetting is een belangrijke causale factor voor de prestatie van een hof van beroep. Logischerwijze zou men kunnen verwachten dat een stijging van de personeelsbezetting een positieve invloed zal hebben op de output. Een daling in de personeelsbezetting zal dan weer een negatieve invloed hebben op de output. Maar, stel dat de personeelsbezetting met 10 % terugloopt en de output daalt met 5 %, dan dient men te concluderen dat er een stijging is van de output per personeelslid hoewel de output in absolute cijfers daalt. Dit is een element waarmee dus rekening moet worden gehouden. In zijn toetsing gaat de Hoge Raad uit van een evenredige evolutie zodat een stijging van 10 % van het personeel tot 10 % stijging in de productie moet leiden.

4 De vraag van de minister beoogt na te gaan in welke mate de stock van de hangende zaken is gedaald. Dit is het geval wanneer de output groter is dan de input. In dat geval bekomt men een waarde die groter is dan één wanneer men de output deelt door de input. De minister hanteert eveneens de kritische waarde één voor het aanduiden van de gunstige en ongunstige evoluties. Een waarde groter dan één wordt gunstig bevonden, een waarde kleiner dan één ongunstig.

Page 9: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

5

Er dient enkel met het effectief inzetbaar personeel rekening gehouden te worden. Daarom is het belangrijk om een juist zicht te krijgen op de niet ingevulde plaatsen (bijvoorbeeld n.a.v. een vacature), de delegaties en de afwezigheden wegens ziekte. De afwezigheid wegens ziekte kan vele oorzaken hebben, maar heeft steeds een nadelige impact op de productie. De onderzochte periode dient voldoende lang te zijn om een bepaalde evolutie te kunnen beoordelen. Het is onvoldoende om de prestatie van een hof enkel te vergelijken met de prestatie van hetzelfde hof in het vorige jaar. Er kunnen zich éénmalige en uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een belangrijk impact hebben op de werking. Daardoor dient men minimaal een termijn van vijf jaar te evalueren. De tijd nodig om een zaak af te handelen en het aantal hangende zaken moet onderzocht worden. Sinds jaren bevat ieder regeerakkoord en iedere beleidsbrief van de minister van Justitie de doelstelling om de gemiddelde doorlooptijd5 van een dossier te verminderen en het aantal hangende zaken te reduceren.6 Deze aandacht drukt de bezorgdheid uit over de tijd die de rechtszoekende moet wachten voordat zijn zaak afgehandeld wordt. De evolutie van deze tijd en van het aantal hangende zaken dient dus bestudeerd te worden. De financiële dossiers dienen afzonderlijk te worden beoordeeld. Uit de brief blijkt duidelijk dat de vraag van de minister mee zijn oorsprong vindt in een aantal artikelen in de media over de te lange duur van de behandeling van de financiële dossiers. Daarom dient het onderzoek ook de nodige aandacht te spenderen aan dit soort dossiers. Het betreft uiteraard een beperkt aantal dossiers binnen het totaal aantal dossiers. Op basis van deze bedenkingen heeft de HRJ beslist de voorhanden zijnde cijfer gegevens te selecteren en deze in bepaalde ratio’s te verwerken zoals in hoofdstuk 4 “Methodologie” nader uiteengezet zal worden.

5 Met de doorlooptijd wordt de periode bedoeld die verstrijkt tussen de datum waarop een zaak aanhangig wordt gemaakt en de datum van de eindbeslissing of weglating van deze zaak. 6 Zie het Justitieplan van minister Koen Geens, 18 maart 2015, pg. 26, punt 49 en het regeerakkoord Di Rupo p 139, laatste alinea, beleidsnota justitie 27 december 2012, minister Turtelboom pagina 4 eerste alinea .

Page 10: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

6

3. Voorwerp van het bijzonder onderzoek In dit bijzonder onderzoek zal de Hoge Raad, op basis van de statistische gegevens die beschikbaar zijn bij het Vast Bureau voor Statistiek en Werklastmeting en in de jaarlijkse werkingsverslagen van de hoven van beroep, per hof van beroep nagaan wat tussen 2008 en 2013 de evolutie is op het vlak van:

- Personeelsbezetting

- Afwezigheid wegens medische redenen

- Input (nieuwe zaken)

- Output (eindbeslissingen)

- Ratio output/input

- Hangende zaken

- Rotatietijd (de meting van de verwerking van de hangende zaken in de tijd)

- Verhouding tussen de wijziging van de output en de wijziging van de productiecapaciteit

- Index van vertegenwoordiging financiële zaken t.o.v. totaal hangende zaken Kenmerken van elk hof zullen gezamenlijk in beeld worden gebracht . Uiteindelijk zal de Hoge Raad aanbevelingen formuleren.

Page 11: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

7

4. Methodologie 4.1. Gegevensbronnen

Wanneer men gegevens over de werking van een rechtscollege verzamelt, kan men gebruik maken van twee externe bronnen. Enerzijds zijn dit de jaarlijkse werkingsverslagen van alle rechtscolleges en anderzijds zijn dit de statistische gegevens die worden gepubliceerd door het VBSW.

- De HRJ neemt de gegevens i.v.m. de personeelsbezetting in dit onderzoek over uit de werkingsverslagen.

Tijdens het onderzoek hebben de eerste voorzitters de gelegenheid gekregen om eventuele anomalieën te melden.

In het eerste hoofdstuk van het jaarlijkse werkingsverslag (dat goedgekeurd wordt door de algemene vergadering) rapporteert een rechtscollege over de personele middelen waarover ze beschikt. Alle verschillende personeelscategorieën worden daarbij opgenomen. Dit is de enige informatiebron voor gegevens over de bezetting tijdens een kalenderjaar (de gegevens die de FOD Justitie kan verstrekken, geven steeds de situatie weer op een bepaald tijdstip en niet voor een geheel jaar- zie ook hoofdstuk 7). Het betreft gegevens die jaarlijks door de rechtscolleges moeten samengesteld worden. Men moet er daarbij op wijzen dat deze samenstelling gebeurt op basis van een niet onaanzienlijk aantal manuele berekeningen, wat de betrouwbaarheid van de cijfers verlaagt. Dit is onder meer het geval voor de berekening van de gemiddelde bezetting. Het risico op vergissingen in dit onderdeel van de rapportage is dus bestaande. Eveneens is het mogelijk dat de verschillende hoven er een andere berekeningswijze op nahouden, of dat in de loop der jaren de berekeningswijze in het zelfde hof varieert.7

- Voor de gegevens m.b.t. de inkomende, uitgaande en hangende dossiers van de hoven maakt de HRJ gebruik van de gegevens die ter beschikking worden gesteld door het VBSW, omdat de informatie veel gedetailleerder is dan wat in de werkingsverslagen wordt opgegeven. De werkingsverslagen bevatten enkel een aantal samenvattende gegevens i.v.m. de input8, output9 en de voorraad hangende zaken10.

Volgende tabellen met gegevens uit de publicatie van het VBSW worden gebruikt11: Correctionele dossiers, tabel 1.2. – Globale tabel: indeling per rol - categorie Correctionele dossiers, tabel 1.3. – indeling per type inschrijving Correctionele dossiers, tabel 1.5. - indeling naar de aard van de zaak Burgerlijke dossiers, tabel 1.3. – indeling volgens de aard van de zaak

Tijdens het onderzoek werden door de meeste hoven ook eigen gegevens i.v.m. de input, de output en de voorraad hangende zaken overgemaakt, die soms verschillen van de gegevens van het VBSW. Zowel het VBSW als de hoven stellen dat ze hun gegevens bekomen uit dezelfde database. De verschillen ontstaan door een verschil in de wijze van telling.

In dit onderzoek maakt de HRJ gebruik van de gegevens van het VBSW omdat deze de enige zijn die de nodige uniformiteit hebben om voor alle hoven dezelfde berekeningen te maken.

Daarenboven uitten een aantal hoven in hun brieven van februari 2014 weliswaar bezwaren tegen sommige cijfers van het VBSW, maar toonden zij de onjuistheid van deze cijfers niet aan. Ook in de jaarlijkse werkingsverslagen, waar een onderdeel is voorzien waarin de rechtscolleges moeten aangeven of de gepubliceerde statistische gegevens verschillen van hun eigen geregistreerde gegevens, geven de hoven niet aan dat er verschillen zijn. In één geval heeft een hof gewezen op de onjuistheid van de gepubliceerde cijfers m.b.t. de hangende zaken, onjuistheid die ook in de cijfers van het hof zelf aanwezig was. Tijdens het onderzoek heeft het hof correcties uitgevoerd. De steundienst van het college van de hoven en

7 Dat dit niet alleen een “risico” of “mogelijkheid” is, maar zich ook effectief in de praktijk voordoet, werd overigens door de Hoge Raad vastgesteld (zie punt 4.2.1). 8 Met input wordt in dit bijzonder onderzoek het aantal nieuwe zaken bedoeld dat gedurende de periode van één kalenderjaar wordt ingeschreven. Bv. de input van 2008 zijn alle nieuwe zaken die werden ingeschreven in dat kalenderjaar. 9 Met output wordt in dit bijzonder onderzoek het aantal zaken bedoeld waarin een eindbeslissing werd genomen gedurende een kalenderjaar. De output 2008 is dus gelijk aan alle zaken waarin een eindbeslissing werd genomen gedurende 2008. In de eindbeslissingen zijn alle eindarresten en de weglatingen meegerekend, maar geen tussenarresten 10 Met de voorraad hangende zaken op een bepaald ogenblik wordt het aantal zaken bedoeld die reeds werden ingeschreven op dat ogenblik als nieuwe zaak en waarin nog geen eindarrest of beslissing tot weglating werd genomen. 11 Gegevens terug te vinden op volgende website: http://justitie.belgium.be/nl/informatie/statistieken/hoven_en_rechtbanken/2013/

Page 12: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

8

rechtbanken, die in opvolging van het VBSW instaat voor de jaarlijkse publicatie van de statistische gegevens, heeft de onjuistheid van de gepubliceerde cijfers en de doorgevoerde correcties bevestigd. Dit onderzoek heeft dan ook enkel met de gecorrigeerde cijfers rekening gehouden.

Tijdens het onderzoek werd de mogelijkheid geboden aan de eerste voorzitters van de hoven om eventueel nog opmerkingen te formuleren over deze statistische gegevens. Hun opmerkingen zijn opgenomen in het hoofdstuk 8.

4.2. Ratio-analyse

Het heeft weinig zin om louter absolute cijfers met elkaar te vergelijken. In de analyse zal daarom ook rekening moeten worden gehouden met andere factoren, zoals het feit dat de productie van eindbeslissingen wordt beïnvloed door het aantal personeelsleden waarover men beschikt. Daarom kan men een aantal absolute waarden ook met elkaar in verband brengen onder de vorm van een ratio (= verhoudingsgetal). Het aantal mogelijke ratio’s en statistische gegevens is quasi onuitputtelijk, waardoor de HRJ een keuze heeft gemaakt die relevant lijkt voor de goede uitvoering van deze opdracht.

Hierna wordt een toelichting gegeven over de gebruikte statistische gegevens en berekende ratio’s, bestaande uit volgende rubrieken: (a) De motivering van de keuze (b) De bron van de gegevens en de precieze inhoud van de gegevens (c) De schematische voorstelling (d) De interpretatie De waarde van een ratio of een statistisch gegeven is vaak zonder betekenis omdat ze het gevolg kan zijn van een uitzonderlijke situatie. Het is dus belangrijk om na te gaan wat de evolutie in de tijd is van deze waarde. Daarom worden de waarden berekend voor zes opeenvolgende jaren, vanaf 2008.

4.2.1. De personeelsbezetting

a) De motivering van de keuze De werkzaamheden van een hof van beroep zijn bijzonder arbeidsintensief. Omdat de minister in haar brief onder meer vraagt te onderzoeken in welke mate de hoven de stock van de hangende zaken wegwerken, is het logisch dat ook moet nagegaan worden hoe de personeelsbezetting evolueerde. Indien deze stijgt, kan men immers verwachten dat het aantal eindbeslissingen ook toeneemt. Voor dit onderzoek is dus de effectieve personeelsbezetting van belang en niet de (theoretische) personeelsformatie (het ‘kader’).

b) De bron en de precieze inhoud van de gegevens De gegevens m.b.t. de personeelsbezetting zijn te vinden in de jaarlijkse werkingsverslagen opgesteld door de hoven van beroep. Het betreffen volgende gegevens uit de eerste tabel van “Hoofdstuk I: Personele middelen” van deze verslagen: “gemiddelde personeelsformatie”, “gemiddelde bezetting personeelsformatie”, “delegaties of externe opdrachten” en “afwezigheden om medische redenen”.

Hoewel de werkingsverslagen een indeling in talrijke personeelscategorieën voorzien, worden deze voor dit onderzoek gehergroepeerd tot drie hoofdcategorieën:

‐ de magistraten

‐ de referendarissen/contractuele juristen

‐ de griffiers en het administratief personeel

Page 13: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

9

Volgende velden uit het formulier van de werkingsverslagen worden gebruikt in dit onderzoek:

‐ Voor het bepalen van het aantal magistraten worden enkel de gegevens uit de velden m.b.t. “de magistraten” gebruikt. De plaatsvervangende raadsheren en magistraten (art. 383§2 Ger. W.) worden niet meegerekend.

‐ Voor de referendarissen/contractuele juristen worden enkel de gegevens uit de gelijknamige velden gebruikt.

‐ Voor de griffiers en het administratief personeel worden de gegevens uit de velden “griffiers”, “ander administratief personeel” en “ander contractueel administratief personeel” samengevoegd.

De HRJ wil enkel rekening houden met het effectief ingezette personeel. Dit betekent voor de berekening in aantal VTE’s (voltijdse equivalenten) dat de delegaties naar een andere functie en de afwezigheden wegens ziekte12 initieel in mindering werden gebracht van de “gemiddelde bezetting van de personeelsformatie”. Conform het model van het werkingsverslag houden de gegevens m.b.t. de “gemiddelde bezetting van de personeelsformatie” in principe rekening met de datum waarop iemand in dienst kwam of uit dienst is getreden. Tijdens de bespreking van het verslag van 16 december 2015 met alle hoven is echter gebleken dat de cijfergegevens m.b.t. de magistraten in het vak “gemiddelde bezetting van de personeelsformatie” bij een welbepaald hof niet correct waren voor de jaren 2012 en 2013. Verder onderzoek naar deze cijfers heeft aan het licht gebracht dat ook de in de werkingsverslagen gehanteerde cijfers m.b.t. de magistraten van de andere hoven mogelijk niet overeenstemde met de door in dit onderzoek gebruikte berekeningswijze en dus onvoldoende betrouwbaar waren, hoewel deze cijfers door de hoven zelf waren gevalideerd. Er werd met name vastgesteld dat achter de cijfergegevens die in de werkingsverslagen van de hoven te vinden zijn in de rubriek “gemiddelde bezetting van de personeelsformatie” (Hoofdstuk I: Personele middelen, 1, tabel a) soms een verschillende berekeningswijze schuil gaat, mogelijk te wijten aan een verschillende interpretatie van de regels die in het modelformulier zijn uiteengezet als leidraad voor het invullen van deze cijfergegevens. Dit betekent bijvoorbeeld dat in sommige gevallen voor het bekomen van het cijfer dat is ingevuld in de rubriek “gemiddelde bezetting van de personeelsformatie” door het hof enkel rekening werd gehouden met (tijdelijk) niet ingevulde plaatsen. In andere gevallen werden ook de afwezigheden wegens delegaties of externe opdrachten in mindering gebracht. En in nog andere gevallen werden ook al de “afwezigheden om medische redenen” in mindering gebracht. Het bleek ook dat soms in hetzelfde hof van jaar tot jaar een andere telmethodiek werd gehanteerd. Met andere woorden, het cijfer dat in de werkingsverslagen te vinden is onder de rubriek “gemiddelde bezetting van de personeelsformatie” dekt niet altijd dezelfde lading. En, omdat dit cijfer door de Hoge Raad initieel als basis werd genomen voor de berekening van de (effectieve) “personeelsbezetting”, was hierdoor ook de vergelijkbaarheid van deze cijfers (en het vaststellen van een evolutie) onvoldoende betrouwbaar. Gezien het belang van deze cijfers werd besloten om ter plaatse, in elk hof, samen met de eerste voorzitter, na te gaan hoe de cijfers precies tot stand zijn gekomen en werd overgegaan tot een herberekening van de “personeelsbezetting”. Alleen op deze wijze kan zekerheid worden gegeven dat alle cijfers van alle hoven en alle jaren op dezelfde wijze zijn berekend. De daarbij gehanteerde formule is in punt c) beschreven. Dit betekent ook dat de cijfers m.b.t. de personeelsbezetting bij de magistraten in dit verslag niet noodzakelijk overeenkomen met de cijfers uit de werkingsverslagen. Ten slotte, wat de categorie “griffiers en administratief personeel” betreft moeten de absolute cijfers met de nodige omzichtigheid worden behandeld. Vooreerst zegt het globale cijfer niets over de onderlinge verhouding tussen het aantal griffiers (niveau B) en het administratief personeel (niveau C en D). Daarenboven kunnen zich in deze categorie ook bevinden: medewerkers die instaan voor het onderhoud, bewaking of beheer van het gebouw, archivarissen, een beheersadviseur of –directeur, enz. Deze personen werken niet rechtstreeks mee

12 Het aantal dagen afwezigheid wegens medische redenen volgens het werkingsverslag. Het aantal dagen afwezigheid wordt gedeeld door 220 (= 365 kalenderdagen – 104 weekenddagen – 11 betaalde feestdagen – 20 dagen jaarlijkse vakantie – 5 dagen paasverlof en 5 dagen kerstverlof) arbeidsdagen per jaar om het overeenstemmende aantal voltijdse equivalenten te berekenen.

Page 14: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

10

aan de productie van arresten of werken soms zelfs niet rechtstreeks voor het hof, maar zijn wel aan het hof toegewezen. Gezien de situatie op dit vlak verschilt van hof tot hof zijn de cijfers dus ook niet helemaal onderling vergelijkbaar. Om de evolutie beter tot uitdrukking te brengen worden er naast de werkelijke waarden ook indexcijfers vermeld in de overzichten van de personeelsbezetting. Voor de berekening van deze indexcijfers wordt 2008 als basisindex genomen.

c) De schematische voorstelling

De personeelsbezetting in VTE’s wordt voor elke personeelscategorie berekend als volgt: Personeelsbezetting= Gemiddelde personeelsformatie

− "(tijdelijk) niet (of in overtal) ingevulde plaatsen"13- "𝑎𝑓𝑤𝑒𝑧𝑖𝑔ℎ𝑒𝑑𝑒𝑛 𝑤𝑒𝑔𝑒𝑛𝑠 𝑑𝑒𝑙𝑒𝑔𝑎𝑡𝑖𝑒𝑠 𝑒𝑛 𝑒𝑥𝑡𝑒𝑟𝑛𝑒 𝑜𝑝𝑑𝑟𝑎𝑐ℎ𝑡𝑒𝑛14"

− "𝑎𝑓𝑤𝑒𝑧𝑖𝑔ℎ𝑒𝑑𝑒𝑛 𝑜𝑚 𝑚𝑒𝑑𝑖𝑠𝑐ℎ𝑒 𝑟𝑒𝑑𝑒𝑛𝑒𝑛15"

De berekening van de indexcijfers die in dit onderzoek worden gebruikt, gebeurde volgens de hieronder vermelde formule:

Indexcijfer magistraten = (aantal magistraten jaar t) × 100

aantal magistraten 2008

Indexcijfer referendarissen = (aantal referendarissen jaar t) × 100

aantal referendarissen 2008

Indexcijfer griffiers en administratief personeel =aantal griffiers en administratief personeel jaar t ×100

aantal griffiers en administratief personeel 2008

d) De interpretatie Voor het eerste bestudeerde jaar (2008) is het indexcijfer gelijk aan 100. Als het indexcijfer hoger ligt dan 100 wil dit zeggen dat het werkelijke beschikbare personeel gedurende dat jaar in percentage hoger ligt dan in 2008 en het omgekeerde als het cijfer lager is dan 100. Let wel, in dit hoofdstuk wordt een louter beschrijvende weergave van de “personeelsbezetting” gegeven. Wanneer de personeelsbezetting zal worden gekoppeld aan de output (in hoofdstuk 4.2.8 “De evolutie van de verhouding van de output tot de productiecapaciteit”) zal enkel rekening worden gehouden met de categorieën die rechtstreeks bijdragen tot de productie van arresten, nl. de magistraten en (in mindere mate) de referendarissen. De som van deze beide categorieën, waarbij de referendarissen worden meegeteld ten belope van ¼ magistraat, wordt dan de “productiecapaciteit” genoemd.

13 Eerst wordt de som van alle niet ingevulde plaatsen berekend in aantal kalenderdagen. Het resultaat wordt vervolgens omgezet naar VTE’s. Dit gebeurt volgens de methode die staat beschreven in het modelformulier: afwezige periode in aantal dagen/365 (vb. vanaf 1 september met pensioen en datzelfde jaar niet meer vervangen = 122 dagen (september, oktober, november en december) afwezig = 122/365 = 0,33 VTE). In geval er plaatsen in overtal zouden zijn, worden die op dezelfde wijze in rekening gebracht: periode in overtal in aantal kalenderdagen/365. Het resultaat wordt dan in mindering gebracht van de (tijdelijk) niet ingevulde plaatsen. 14 Het betreft enkel delegaties en externe opdrachten waarvoor geen vervanging is voorzien. De berekening gebeurt op dezelfde wijze als beschreven in de vorige voetnoot: afwezige periode in aantal kalenderdagen /365. 15 De berekening gebeurt op volgende wijze, gezien het aantal ziektedagen in principe in werkdagen is opgegeven: aantal afwezige dagen/220. Beschikt het hof enkel over het aantal ziektedagen in kalenderdagen dan gebeurt de berekening als volgt: aantal afwezige kalenderdagen/365.

Page 15: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

11

4.2.2. Evolutie van de afwezigheid om medische redenen

a) De motivering van de keuze Voor de bepaling van de effectieve personeelsbezetting moet de afwezigheid van personeel in mindering worden gebracht. Daarbij is de afwezigheid wegens medische redenen een belangrijke factor. Wanneer iemand niet aanwezig is n.a.v. een medische ongeschiktheid dient hij immers ook niet opgenomen te worden als productiefactor.

Tijdens het onderzoek heeft de HRJ ook een antwoord gezocht op volgende vragen:

‐ Bestaat er een specifiek registratiesysteem binnen het Hof voor de afwezigheden van magistraten wegens medische redenen?

‐ Worden alle afwezigheden wegens medische redenen overgemaakt aan de FOD justitie?

‐ Bestaat er een actieplan om de afwezigheden wegens medische redenen te beheersen?

b) De bron en de precieze inhoud van de gegevens

De gegevens m.b.t. de afwezigheid wegens medische redenen zijn te vinden in de jaarlijkse werkingsverslagen opgesteld door de hoven van beroep. Dezelfde velden als in voorgaande rubriek worden gebruikt.

De afwezigheden opgenomen in de velden “afwezigheden om medische redenen” hebben betrekking op alle personeelsleden van het hof, ook op degene die gedelegeerd werden, gezien deze nog steeds behoren tot het hof. Omdat de afwezigheid wegens medische redenen niet wordt uitgesplitst voor de gedelegeerden, heeft ze dus zowel betrekking op het personeel dat aanwezig is in de hoven als op het personeel dat gedelegeerd werd door dezelfde hoven.

c) De schematische voorstelling De berekening gebeurde als volgt per personeelscategorie:

% afwezigheid wegens ziekte =(

aantal dagen afwezigheid wegens ziekte

220)×100

"Gemiddelde personeelsformatie" - "(tijdelijk) niet (of in overtal) ingevulde plaatsen"

d) De interpretatie

Vanaf het ogenblik dat de afwezigheid systematisch waarden vertoont die hoger zijn dan vijf procent, heeft men een ongunstige situatie. Er kan in dit verband worden verwezen naar diverse studies, waaruit enerzijds blijkt dat het absenteïsme in de publieke sector hoger is dan in de private sector, zonder dat deze verschillen zeer groot zijn, en anderzijds dat gemiddelde percentages vanaf vijf procent aangeduid worden als te vermijden waarden. 16 Bij hoge afwezigheidspercentages verwacht de HRJ dat het management de nodige aandacht schenkt aan deze problematiek en zoekt naar de oorzaken en oplossingen (bv. plan voor re-integratie na langdurige afwezigheden).

16 Zie http://www.workforall.org/assets/Absent%E9isme%20secteur%20public.pdf http://www.fedweb.belgium.be/fr/actualites/2012/20120201_medex_absenteisme.jsp#.VUXquPm8PGc

Page 16: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

12

4.2.3. De evolutie van de input17 (het aantal nieuwe zaken)

a) De motivering van de keuze Vermits in het onderzoek er een berekening moet worden gemaakt van de verhouding tussen de output en de input, dient uiteraard in eerste instantie de input bestudeerd te worden.

b) De bron en de precieze inhoud van de gegevens. Het aantal nieuwe zaken dat de hoven jaarlijks ontvangen, is te vinden in de statistische gegevens die door het VBSW ter beschikking worden gesteld, in het veld “Nieuw”. De absolute cijfers worden overgenomen uit volgende tabellen : - correctionele dossiers, tabel 1.2 – globale tabel: indeling per rol – categorie - burgerlijke dossiers, tabel 1.3 – indeling volgens de aard van de zaak

De gegevens worden per hof uitgesplitst in burgerlijke zaken en correctionele zaken. Deze laatste omvat de categorieën “correctioneel”, “jeugd”, “kamer van in beschuldigingstelling (KI)”, “kamer van inbeschuldigingstelling sociaal (KI sociaal)” en “sociaal”. Een loutere optelling van alle ingeleide zaken zou weinig betekenis hebben.

Om deze gegevens in een gemakkelijk interpreteerbare vorm weer te geven worden naast de absolute waarden indexcijfers berekend voor alle waarden, waarbij het jaar 2008 wordt gebruikt voor de basisindex.

c) De schematische voorstelling

De indexcijfers worden berekend als volgt:

index (basis 2008) =𝑊𝑎𝑎𝑟𝑑𝑒 𝑗𝑎𝑎𝑟 𝑡

𝑊𝑎𝑎𝑟𝑑𝑒 𝑖𝑛 2008× 100

d) De interpretatie.

Voor het eerste bestudeerde jaar (2008) is het indexcijfer gelijk aan 100. Als het indexcijfer hoger ligt dan 100 wil dit zeggen dat het aantal nieuwe zaken gedurende dat jaar in percentage hoger ligt dan in 2008 en het omgekeerde als het cijfer lager is dan 100. 4.2.4. De evolutie van de output (het aantal eindbeslissingen)

a) De motivering van de keuze Vermits in het onderzoek er een berekening moet worden gemaakt van de verhouding tussen de output en de input, dient uiteraard ook de output bestudeerd te worden

17 Er moet worden opgemerkt dat het VBSW zelf de “input” op een andere wijze definieert (nl. “de nieuwe zaken tijdens een bepaald kalenderjaar + de hangende zaken bij het begin van dat kalenderjaar”) dan de minister in haar vraag, De HRJ gebruikt in dit onderzoek de interpretatie van de minister teneinde verwarring te vermijden en de gevraagde ratio output/input te kunnen berekenen.

Page 17: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

13

b) De bron en de precieze inhoud van de gegevens.

Het aantal eindbeslissingen dat de hoven jaarlijks uitspreken, is te vinden in de statistische gegevens die door het VBSW ter beschikking worden gesteld, in het veld “output”.

Ook hier worden zowel de absolute cijfers als de indexcijfers weergegeven.

Het betreft gegevens die voorkomen in de volgende tabellen van de publicaties door het VBSW.18 - correctionele dossiers, tabel 1.2 – globale tabel: indeling per rol – categorie - burgerlijke dossiers, tabel 1.3 – indeling volgens de aard van de zaak

De output omvat alle zaken waarvoor er tijdens een bepaalde statistische periode een beslissing werd genomen die een einde maakt aan de zaak (eindbeslissing). Deze zaken zijn hierdoor niet meer hangend. Als eindbeslissing worden dus enkel de arresten genomen die de zaak beëindigen (dus geen tussenarresten), met inbegrip van de weglatingen in burgerlijke dossiers.

Zoals bij de input worden de gegevens per hof uitgesplitst in burgerlijke zaken en correctionele zaken. Deze laatste omvat de rollen “correctioneel”, “jeugd”, “kamer van in beschuldigingstelling (KI)”, “kamer van inbeschuldigingstelling sociaal (KI sociaal)” en “sociaal”. Deze indeling wordt, zoals reeds gezegd, overgenomen van het VBSW en geldt voor alle hoven. De HRJ kan dan ook geen rekening houden met berekeningen die steunen op een andere indeling of methode die door hoven zelf zijn gemaakt.

Een loutere optelling van alle eindbeslissingen zou weinig betekenis hebben. Om deze gegevens in een gemakkelijk interpreteerbare vorm weer te geven worden naast de absolute waarden indexcijfers berekend voor alle waarden, waarbij het jaar 2008 wordt gebruikt voor de basisindex.

c) De schematische voorstelling

De absolute cijfers worden overgenomen uit de statistische gegevens verstrekt door het VBSW en de indexcijfers worden berekend als volgt:

index (basis 2008) =𝑊𝑎𝑎𝑟𝑑𝑒 𝑗𝑎𝑎𝑟 𝑡

𝑊𝑎𝑎𝑟𝑑𝑒 𝑖𝑛 2008× 100

d) De interpretatie.

Voor het eerste bestudeerde jaar (2008) is het indexcijfer gelijk aan 100.

Als het indexcijfer hoger ligt dan 100 wil dit zeggen dat het aantal eindbeslissingen gedurende dat jaar in percentage hoger ligt dan in 2008 en het omgekeerde als het cijfer lager is dan 100.

4.2.5. Verhouding output/input

a) De motivering van de keuze

De minister verwijst in haar verzoek expliciet naar de verhouding tussen de output (het aantal eindbeslissingen) en de input (het aantal nieuwe zaken). Deze verhouding is van belang in die zin dat de uitslag ervan zal bepalen of een rechtscollege haar achterstand of stock (hangende zaken) wegwerkt of vergroot. Door deze ratio kan men dus een idee krijgen of het hof het hoofd kan bieden aan de instroom van nieuwe zaken.

18 Zie voetnoot 11.

Page 18: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

14

b) De bron en de precieze inhoud van de gegevens De gegevens van de input en de output worden overgenomen uit de twee vorige rubrieken (4.2.3 en 4.2.4), met inbegrip van de uitsplitsing in burgerlijke en correctionele zaken.

c) De schematische voorstelling

output / input ratio =𝑂𝑢𝑡𝑝𝑢𝑡 𝑗𝑎𝑎𝑟 𝑡 (𝑑𝑜𝑠𝑠𝑖𝑒𝑟𝑠 𝑚𝑒𝑡 𝑒𝑒𝑛 𝑒𝑖𝑛𝑑𝑏𝑒𝑠𝑙𝑖𝑠𝑠𝑖𝑛𝑔)

𝐼𝑛𝑝𝑢𝑡 𝑗𝑎𝑎𝑟 𝑡 (𝑛𝑖𝑒𝑢𝑤𝑒 𝑑𝑜𝑠𝑠𝑖𝑒𝑟𝑠)

d) De interpretatie Indien in een bepaald jaar het aantal zaken waarin een eindbeslissing is genomen groter is dan het aantal nieuwe zaken, bekomt men met deze ratio een waarde die groter is dan één. In dat geval wordt er achterstand weggewerkt en zal het aantal hangende zaken logischerwijze ook verminderen. Indien de waarde van deze ratio daalt beneden de kritische grens één, werden er meer nieuwe dossiers geregistreerd dan er eindbeslissingen werden genomen. Het aantal hangende zaken zal dan toenemen en dus ook de achterstand.

De betekenis van deze ratio heeft evenwel zijn beperkingen, omdat men aan de hand van het resultaat van deze ratio niet kan nagaan welke factoren de eventuele positieve of negatieve evolutie hebben beïnvloed. Ook moet duidelijk zijn dat een waarde groter dan “één” niet noodzakelijk impliceert dat er sprake is van een gestegen productie, omdat deze waarde ook kan bereikt worden dankzij een daling van het aantal nieuwe dossiers.

Deze verhouding moet daarom geïnterpreteerd worden o.a. na het beantwoorden van een aantal onderliggende vragen:

a. Hoe evolueerde het aantal nieuwe zaken (zie 4.2.3)?

b. Hoe evolueerde het aantal eindbeslissingen (zie 4.2.4)? c. Zijn de ratio’s voor alle categorieën hoger of lager dan één of “compenseert” het ene resultaat het

andere? d. Wordt de evolutie verantwoord door een wijziging in de personeelsbezetting (zie 4.2.1)?

e. Wordt de evolutie verantwoord door een punctuele gebeurtenis (omvangrijke zaak, brand,…)

4.2.6. De evolutie van het aantal hangende zaken

a) De motivering van de keuze De minister verwijst in haar verzoek expliciet naar “het wegwerken van de stock van hangende zaken”.

De stock van hangende zaken kan worden aanzien als een indicatie voor het bestaan van achterstand in de behandeling van zaken. De evolutie van het aantal hangende zaken geniet dan ook de nodige politieke aandacht19.

Zoals eerder gesteld (zie hoofdstuk 2.3) is deze voorraad en de evolutie ervan ook maatschappelijk van belang gezien het één van de verklarende factoren is voor de tijd die de rechtzoekende zal moeten wachten voordat zijn zaak behandeld zal worden.

19 vb. http://www.dekamer.be/kvvcr/pdf_sections/searchlist/Regeerakkoord_1_december_2011.pdf, pagina 139 laatste alinea http://www.premier.be/sites/default/files/articles/Accord_de_Gouvernement_-_Regeerakkoord.pdf, pagina 109 en 110.

Page 19: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

15

b) De bron en de precieze inhoud van de gegevens Het aantal zaken dat bij de hoven hangend is op 31 december van elk jaar, is te vinden in de statistische gegevens die door het VBSW ter beschikking worden gesteld, in het veld “Hangend Einde 31/12”. 20 In dit cijfer zijn, naast de dossiers waarin nog niets is gebeurd, onder andere ook de volgende dossiers begrepen: - Dossiers waarin een vaststellingsdatum werd bepaald; - Dossiers waarin de debatten werden heropend; - Dossiers waarin een deskundige nog verslagen moet neerleggen; - Dossiers die in beraad werden genomen maar nog niet uitgesproken.

Zoals in punt 4.2.5 al aangehaald zal de evolutie van het aantal hangende zaken worden bepaald door de waarde van de verhouding output/input.

c) De schematische voorstelling De evolutie van het aantal hangende zaken wordt opgegeven in de statistische gegevens van het VBSW. Deze gegevens worden ook voorgesteld onder de vorm van een indexcijfer, waarin 2008 het basisjaar is.

index (basis 2008) =𝑊𝑎𝑎𝑟𝑑𝑒 𝑗𝑎𝑎𝑟 𝑡

𝑊𝑎𝑎𝑟𝑑𝑒 𝑖𝑛 2008× 100

d) De interpretatie.

De absolute cijfers zijn niet altijd sprekend, maar de evolutie in de tijd is interessant want dat geeft aan of het rechtscollege ofwel zijn achterstand inhaalt of niet. Daarom wordt ook gebruik gemaakt van indexcijfers.

Het aantal hangende zaken kan omwille van diverse redenen stijgen of dalen. a. Een toename of afname van het aantal nieuwe dossiers b. Een toename of afname van het aantal eindbeslissingen c. Een combinatie van beide voorgaande situaties.

20 De HRJ heeft deze waarden opnieuw berekend op basis van de gegevens die voorkomen in het veld “hangend aanvang 01/01” voor het jaar 2008, en de jaarlijkse gegevens m.b.t. de input en output. De aldus berekende gegevens stemmen exact overeen met de gegevens die voorkomen in het veld “hangend einde 31/12” van het VBSW.

Page 20: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

16

4.2.7. De meting van de verwerking van de hangende zaken in de tijd : de rotatietijd

a) Motivering van de keuze Het aantal hangende zaken op het einde van een jaar kan men aanzien als een voorraad nog te presteren werkzaamheden. Hoe hoger het aantal hangende zaken is, hoe meer tijd er zal nodig zijn om al deze hangende zaken af te handelen.

De tijd die het hof nodig heeft om de zaken te verwerken, kan op verschillende wijze benaderd worden.

De tijd kan op een historische basis uitgedrukt worden via de doorlooptijd, die de tijd weergeeft tussen de datum waarop een zaak bij een hof wordt ingeschreven en de datum waarop een eindbeslissing wordt genomen. Deze doorlooptijd wordt systematisch vastgesteld voor elk afgehandeld dossier door het VBSW. De gemiddelde waarde van de doorlooptijd wordt dan berekend en vormt derhalve een zuiver historisch gegeven dat eventueel op de toekomst kan worden geprojecteerd.

De tijd om de hangende zaken te behandelen kan ook benaderd worden door het controleren van de vaststellingstermijn voor elke kamer (de termijn tussen de datum waarop een vaststelling is gevraagd en de datum waarop de zaak vastgesteld is) en de termijn van het beraad (tijd nodig om in beraad genomen zaak uit te spreken).

Er kan ook gekozen worden voor een meer voorspellende evaluatie van deze tijd door de berekening van de rotatietijd of de tijd die nodig is om alle hangende zaken te behandelen in het geval van een constant productieritme. M.a.w. als het hof bv een voorraad van 300 zaken heeft en er worden 100 zaken per jaar uitgesproken, kan men de tijd die nodig is om de 300 zaken uit te spreken berekenen (in dit voorbeeld drie jaar). Elk van deze benaderwijzes heeft zijn voor- en nadelen. De doorlooptijd is heel nauwkeurig, op de dag na wordt de daadwerkelijk verstreken tijd gemeten, maar aan de andere kant drukt het alleen het verleden uit voor zaken waarin een eindbeslissing is genomen (de verstreken termijn voor hangende zaken wordt niet uitgedrukt). Het controleren van de vaststellingstermijn is heel concreet, maar heeft als nadeel dat maar een gedeelte van de reële tijd die nodig is om een zaak af te handelen uitgedrukt is: de verlengingen van de termijn door bv de uitstellen na vaststelling, tussenvonnissen, heropening van de debatten of deskundigonderzoek zijn daar niet in opgenomen. Wat de correctionele zaken betreft is de vaststellingstermijn daarenboven niet relevant gezien het parket-generaal de zaken vaststelt en dit doorgaans doet op maximum drie maanden, terwijl de andere zaken niet meteen vastgesteld worden. In hoven zoals Brussel waar men de burgerlijke zaken niet onmiddellijk vaststelt maar waar men met wachtlijsten werkt, kan de vaststellingstermijn als zodanig niet gebruikt worden. De rotatietijd heeft als nadeel vrij theoretisch te zijn gezien ze een voorspelling is die onmogelijk rekening kan houden met alles wat in de toekomst kan gebeuren maar heeft weer als voordeel dat men op korte termijn het effect van managementbeslissingen kan evalueren. Indien men bv in een verhoging voorziet van de productiecapaciteit (bv opening van een nieuwe kamer) zal het aantal eindbeslissingen stijgen. Ingevolge hiervan zal de noemer van de breuk groter worden (zie hieronder) en dus, bij een ongewijzigde teller van de breuk (aantal hangende zaken) zal de rotatietijd in dagen verminderen en dus ook de voorziene wachttijd. Indien men het instrument van de doorlooptijd gebruikt zal een stijging in capaciteit niet onmiddellijk een reële invloed op de doorlooptijd hebben indien men eerst de oude zaken zou afwerken waarvan de behandeltijd in de afgelopen jaren al opgelopen is. Mogelijk zal de doorlooptijd zelfs (tijdelijk) kunnen oplopen als men besluit juist de kasten met oude moeilijke zaken te legen. Door deze af te handelen zal de hoge doorlooptijd van die zaken immers mee in de statistieken opgenomen worden. Omdat de toekomst moet primeren voor het management, sluit de berekening van de meer dynamische rotatietijd op dit vlak nauwer aan bij de behoeften van dit onderzoek dan de overwegend statische doorlooptijd berekend door het VBSW. Hoewel de interne controle over de vaststellingstermijn en termijn van beraad onontbeerlijk is, is deze voor dit onderzoek om de hierboven aangehaalde redenen ontoereikend.

Page 21: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

17

b) De bron en de precieze inhoud van de gegevens

De rotatietijd van de hangende zaken wordt dan ook gedefinieerd als “de tijd die een hof nodig heeft om alle hangende zaken weg te werken, gesteld dat de productie van eindbeslissingen constant blijft en dat er intussen geen nieuwe zaken behandeld worden (last in, last out)”. Om een rotatietijd te berekenen heeft men twee gegevensreeksen nodig. Enerzijds dient men te beschikken over het aantal hangende zaken op het einde van het jaar en anderzijds over de output (=aantal eindbeslissingen) tijdens het jaar.

Beide gegevens worden overgenomen uit de statistische gegevens van het VBSW, en werden reeds hiervoor besproken onder de rubrieken: ‐ Evolutie van de output (zie 4.2.4) ‐ Evolutie van het aantal hangende zaken (zie 4.2.6)

c) De schematische voorstelling

De formule die gebruikt wordt voor de berekening is de volgende:

𝑅𝑜𝑡𝑎𝑡𝑖𝑒𝑡𝑖𝑗𝑑 𝑖𝑛 𝑑𝑎𝑔𝑒𝑛 =𝐴𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 ℎ𝑎𝑛𝑔𝑒𝑛𝑑𝑒 𝑧𝑎𝑘𝑒𝑛 𝑜𝑝 ℎ𝑒𝑡 𝑒𝑖𝑛𝑑𝑒 𝑣𝑎𝑛 ℎ𝑒𝑡 𝑗𝑎𝑎𝑟 𝑡

𝐴𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑧𝑎𝑘𝑒𝑛 𝑤𝑎𝑎𝑟𝑖𝑛 𝑒𝑒𝑛 𝑒𝑖𝑛𝑑𝑏𝑒𝑠𝑙𝑖𝑠𝑠𝑖𝑛𝑔 𝑤𝑒𝑟𝑑 𝑔𝑒𝑛𝑜𝑚𝑒𝑛 𝑡𝑖𝑗𝑑𝑒𝑛𝑠 ℎ𝑒𝑡 𝑗𝑎𝑎𝑟 𝑡

365

d) De interpretatie

Hoe korter de rotatietijd, hoe sneller de nog hangende zaken zullen zijn afgehandeld. Hoe langer de rotatietijd, hoe langer het duurt voor de voorraad hangende zaken zal zijn afgehandeld.

Wanneer men het aantal eindbeslissingen per jaar verhoogt (vb. door extra personeel in te zetten of door het vereenvoudigen van de procedure of de werkprocessen) zal de rotatietijd afnemen. Dit is het dynamische aspect van deze berekening.

Indien zou blijken dat de statistische verwerking van het aantal hangende zaken niet volledig betrouwbaar zou zijn, lijkt het toch mogelijk om de tendensen van de bekomen waarden te gebruiken in dit onderzoek, m.a.w. verbetert of verslechtert de situatie. 4.2.8. De evolutie van de verhouding van de output tot de productiecapaciteit

a) Motivering van de keuze

De minister vraagt uitdrukkelijk om de verschillen tussen de hoven te verklaren van het aantal arresten dat per raadsheer wordt uitgesproken

Zoals in hoofdstuk 2 (punt 2.3) al is uiteengezet is het weinig zinvol het jaarlijks aantal gevelde arresten per raadsheer te berekenen en tussen de hoven te vergelijken. Een “arrest” is immers een begrip dat zeer heterogeen is en de werklast die gepaard gaat met het vellen van een arrest in een burgerlijke zaak, correctionele zaak, KI, sociale zaak of jeugdzaak is niet gelijk. Ook binnen dezelfde soort zaken is het ene arrest trouwens het andere niet. Er zou dus minstens per soort zaak moeten worden gekeken naar het aantal arresten per raadsheer. Echter, de Hoge Raad heeft geen informatie over de verdeling van het aantal raadsheren over de soorten zaken in de onderzochte periode.

Page 22: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

18

De Hoge Raad is daarom van oordeel dat het berekenen van het aantal arresten per raadsheer weinig zinvol is en riskeert een ongenuanceerd beeld te geven van de productie van een hof. Daarenboven is de problematiek van de output per raadsheer een aangelegenheid die eerder thuishoort bij de werklastmeting.

Wel is het zinvol om na te gaan of de evolutie van de output in overeenstemming is met de evolutie van de “productiecapaciteit”. Deze productiecapaciteit is de som van de personeelscategorieën die het meest bepalend zijn voor de productie van arresten, nl. de “magistraten” en “referendarissen/juristen”.. Ook omwille van de redenen die in punt “4.2.1 De personeelsbezetting” zijn uiteengezet, zou het niet correct zijn om hiervoor ook rekening te houden met de categorie “griffiers en administratief personeel”. Het probleem hierbij is dat, voor de productie van de arresten, zoals door de eerste voorzitters werd opgemerkt, aan een referendaris niet hetzelfde gewicht mag worden toegekend als aan een magistraat. De vraag rijst dan voor hoeveel een referendaris wel moet worden meegeteld. Bij gebrek aan wetenschappelijk onderzoek hierover, werd aan de eerste voorzitters gevraagd om hierover tot een consensus te komen. Tijdens individuele besprekingen met de eerste voorzitters werd vastgesteld dat de zienswijzes soms ver uiteen lagen: sommige eerste voorzitters wensten aanvankelijk dat de referendarissen helemaal niet worden meegeteld (omdat ze geen arresten maken, omdat ze wel kwalitatief iets bijbrengen maar niet kwantitatief, omdat ze vaak eenmaal opgeleid het hof verlaten om zelf magistraat te worden,…), andere vinden dat hun inbreng niet kan worden genegeerd (omdat ze werk doen dat anders door een magistraat moet worden gedaan, omdat het mogelijk is om ze nuttig in te schakelen in de werking van de rechtbank, bijvoorbeeld door specifieke materies uit te diepen en op te volgen,…). Toch zijn de eerste voorzitters tot een gezamenlijk standpunt gekomen: « En l’absence d’une étude préalable sérieuse relative à l’impact réel des référendaires sur la productivité des juridictions - étude qu’il n’est pas possible de réaliser à brève échéance - les premiers présidents des cours d’appel estiment ne pas être en mesure d’évaluer d’une manière scientifiquement acceptable la portée de cet impact. Ils peuvent, tout au plus, vous communiquer que même dans les cours qui comportent un nombre relativement significatif de référendaires ils ont pu observer qu’en termes de gain de productivité, l’apport des référendaires - qui est, de nature essentiellement qualitative plutôt que quantitative - leur paraît faible, surtout les premières années de leur activité. En comparaison à un équivalent temps-plein magistrat, l’apport en termes de productivité (quantitatif), ne nous semble en tous cas pas excéder un ratio de l’ordre de 25%. » Bij gebrek aan een andere, wetenschappelijk onderbouwde norm21 heeft de HRJ dan ook besloten de ratio te hanteren die door de eerste voorzitters is aangereikt. Concreet betekent dit dat voor de berekening van de productiecapaciteit een verhouding referendaris/magistraat wordt gehanteerd van 25% (1 VTE referendaris = 0,25 VTE magistraat). Voor alle duidelijkheid, dit wil niet zeggen dat de Hoge Raad deze ratio bewezen acht. De bijdrage van de referendarissen is wellicht afhankelijk van de manier waarop ze door een hof worden ingezet en die kan sterk verschillen van hof tot hof. Om een precies beeld hiervan te krijgen is echter bijkomend onderzoek nodig.

21 Er kan in dit verband trouwens worden opgemerkt dat in het “Werklastmetingsrapport hoven van beroep” van het VBSW (september 2013) ook geen oplossing werd gevonden voor deze kwestie: “In dit rapport werd rekening gehouden met bepaalde vastgestelde lokale verschillen en de resultaten geven voor elk hof van beroep in grote trekken het beeld van de situatie “as is”. Tijdens het onderzoek werd immers vastgesteld dat bepaalde hoven soms meer tijd nodig hebben dan andere voor de afhandeling van een zelfde product. Sommige van die lokale verschillen kunnen worden verklaard door een verschillende manier van werken, voor andere verschillen konden externe verklarende factoren worden geobjectiveerd. Er is echter nog bijkomend onderzoek nodig naar mogelijke andere verklarende factoren, alsook een kwantificering van de impact van deze factoren op de tijden. Dit geldt bijvoorbeeld voor de impact van de inbreng van de referendarissen en de aanwezigheid van HR-adviseurs op de werklast van de magistraten en op de graad van specialisatie van de magistraten.”(Preambule, pg.2). http://www.rechtbanken-tribunaux.be/sites/default/files/public/content/download/files/werklastmetingsrapport_hoven_van_beroep_09_2013_nl.pdf

Page 23: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

19

Ten slotte, om de evolutie van de verhouding van de output tot de productiecapaciteit na te gaan kan men de evolutie van de output (indexcijfer) delen door de evolutie van de productiecapaciteit (indexcijfer), de uitslag van de breuk zal dan aangeven of de evolutie van de output groter of kleiner is dan de evolutie van de productiecapaciteit.

b) De bron en de precieze inhoud van de gegevens Om deze evolutie te berekenen heeft men twee gegevensreeksen nodig. Enerzijds dient men te beschikken over de jaarlijkse output (aantal eindbeslissingen) per hof. Anderzijds over de jaarlijkse productiecapaciteit.

De gegevens van de output worden overgenomen uit de statistische gegevens van het VBSW en werden hiervoor reeds besproken onder de rubriek“Evolutie van de output” (zie 4.2.4). De gegevens nodig voor het berekenen van de productiecapaciteit werden hiervoor reeds besproken onder de rubriek “De personeelsbezetting” (zie 4.2.1). De berekening van de productiecapaciteit gebeurt door de personeelscategorieën “magistraten” en “(referendarissen/juristen) x 0,25” op te tellen.

Voor de berekening van de verhouding wordt gebruik gemaakt van de indexcijfers. De deling van twee indexcijfers leidt tot een ander indexcijfer. Er wordt voor gekozen om de berekening per sector (burgerlijk, correctioneel,…) uit te voeren, met dien verstande dat het indexcijfer van de output van de sector wordt gedeeld door het indexcijfer van de totale productiecapaciteit, gezien de productiecapaciteit per sector niet bekend is. Door het gebruiken van het indexcijfer van de globale productiecapaciteit gaat de berekening uit van de vooronderstelling dat de schommeling in productiecapaciteit evenredig werd verdeeld tussen de diverse sectoren, wat in de praktijk niet noodzakelijk het geval is.

De berekening geeft derhalve de verhouding aan tussen de evolutie van de output en de evolutie van de productiecapaciteit in een evenredige verdeling van deze capaciteit.

c) De schematische voorstelling

De gebruikte formule is de volgende:

Verhouding van de output tot de productiecapaciteit

=𝐼𝑛𝑑𝑒𝑥𝑐𝑖𝑗𝑓𝑒𝑟 𝑜𝑢𝑡𝑝𝑢𝑡

𝐼𝑛𝑑𝑒𝑥𝑐𝑖𝑗𝑓𝑒𝑟 𝑝𝑒𝑟𝑠𝑜𝑛𝑒𝑒𝑙𝑠𝑏𝑒𝑧𝑒𝑡𝑡𝑖𝑛𝑔 𝑚𝑎𝑔𝑖𝑠𝑡𝑟𝑎𝑡𝑒𝑛 𝑒𝑛 (𝑟𝑒𝑓𝑒𝑟𝑒𝑛𝑑𝑎𝑟𝑖𝑠𝑠𝑒𝑛 𝑥 0,25) × 100

d) De interpretatie

Indien de werkelijke productie evenredig is gewijzigd met de productiecapaciteit is de ratio gelijk aan honderd. Is de ratio hoger dan honderd dan is de productie meer gestegen dan de productiecapaciteit. Is de ratio lager dan honderd dan is de productie minder gestegen dan de productiecapaciteit.

Met deze berekening wordt de veronderstelling nagegaan dat een variatie aan capaciteit een evenredige variatie aan output met zich mee brengt. M.a.w. met 10 % meer capaciteit zou men 10 % meer output moeten hebben. Een afwijking ten opzichte van het cijfer honderd geeft de afwijking aan t.o.v. deze veronderstelling.

Gezien er gebruik wordt gemaakt van de productiecapaciteit over het gehele hof en niet verdeeld per sector, moet het resultaat van deze berekening altijd gegeven worden voor alle sectoren samen.

Voor de burgerlijke en correctionele dossiers bestaan er belangrijke voorraden hangende zaken. Deze voorraden hebben tot gevolg dat men op geen enkel ogenblik in een situatie komt van een gebrek aan werk. In die optiek

Page 24: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

20

is het logisch dat de index van de output gedeeld door de index van de productiecapaciteit een vrij constant verloop zou kennen en dat deze deling een resultaat oplevert dat een waarde van ongeveer 100 bedraagt. Hogere waarden kunnen wijzen op een andere allocatie van de beschikbare middelen, maar bijvoorbeeld ook het gevolg zijn van een efficiëntieverhoging (vb. rationalisering werkprocessen) , een verhoging van de werkuren of een wijziging in de wetgeving. Andere allocaties van de middelen zullen vaak zichtbaar zijn binnen andere sectoren tijdens hetzelfde jaar, wegens de werking van de communicerende vaten. M.a.w. als er bijvoorbeeld meer magistraten worden ingezet in de burgerlijke sector, ten koste van de correctionele sector, zal bij een zelfde werkdruk logischerwijze de productie in de burgerlijke sector stijgen maar in de correctionele sector dalen. Deze redenering gaat echter niet op voor de dossiers van de KI omdat de output daar quasi volledig samenvalt met het aantal nieuwe zaken. 4.2.9. Index van vertegenwoordiging financiële zaken t.o.v. totaal hangende zaken

a) De motivering van de keuze

De aanleiding voor het bijzonder onderzoek is volgens de minister o.a. te vinden in een aantal berichten in de media met betrekking tot financiële dossiers waarin de redelijke termijn was verstreken.

Het laattijdig verwerken van de financiële zaken kan een zeer slechte invloed hebben op het imago van Justitie in de samenleving. Ook kan de verjaring van belangrijke fraudezaken een belangrijk financieel effect hebben voor de Belgische staat.

Om deze redenen wenst de HRJ een beeld te krijgen van de snelheid waarmee financiële zaken door de hoven worden behandeld, op basis van de statistische registraties.

Dit kan gerealiseerd worden door na te gaan of er een relatieve oververtegenwoordiging bestaat van financiële dossiers in de hangende zaken. Een relatieve oververtegenwoordiging zal zich voordoen wanneer het aandeel in de hangende zaken groter is dan het aandeel in het aantal nieuwe zaken.

De uitsplitsing van de gegevens door het VBSW (F1 – fiscale fraude, F2 – fiscale valsheid, F3 – Douane en accijnzen, F4 – andere/fiscaal strafrecht, G3 – Inbreuk faillissementswet/bedrieglijk onvermogen, I16 – douane en accijnzen) laat toe deze vraag te beantwoorden. Evenwel dient vastgesteld te worden dat het aantal correctionele financiële dossiers bijzonder gering blijkt te zijn (ongeveer 200 per jaar voor alle hoven samen), waardoor er geen betrouwbare conclusies kunnen getrokken worden voor deze correctionele dossiers.

De berekening wordt daarom enkel gemaakt voor de burgerlijke financiële dossiers. b) De bron en de precieze inhoud van de gegevens De statistische gegevens worden door het VBSW ter beschikking gesteld per aard van de zaak (dossiertype). Er is geen dossiertype “financieel”, maar de beschikbare indeling is bijzonder uitgebreid en laat toe een groepering te maken van de financiële dossiers. Om het aantal financiële burgerlijke dossiers zo goed mogelijk te kunnen inschatten, worden volgende dossiertypes samengevoegd voor de berekeningen22: - Verzekeringen - Handelspraktijken - Vennootschappen

22 Deze dossiertypes zijn in de publicaties van het VBSW te vinden onder “Burgerlijke dossiers, tabel 1.3. – indeling volgens de aard van de zaak”. Zie ook voetnoot 11.

Page 25: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

21

- Bankwezen - Faillissement - Gerechtelijk akkoord - Directe belastingen - Indirecte belastingen

De HRJ opteert voor deze dossiertypes omdat naar zijn mening in principe in deze rubrieken het hoogste aantal financiële dossiers vervat zitten, en dit in vergelijking met de andere beschikbare dossiertypes. De HRJ is er zich van bewust dat deze dossiertypes niet alleen financiële dossiers bevatten en dat alle financiële dossiers daar niet in zijn vervat. Wel meent de HRJ dat statistisch gezien de evolutie van deze groepering van dossiers betekenisvol is voor de manier waarop financiële dossier behandeld worden. Omdat er m.b.t. deze financiële dossiers echter geen gegevens voor 2013 werden ontvangen van het VBSW, wordt de berekening hier uitgevoerd tot 2012.

c) De schematische voorstelling

Graad van vertegenwoordiging =( 𝐴𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 ℎ𝑎𝑛𝑔𝑒𝑛𝑑𝑒 𝑓𝑖𝑛𝑎𝑛𝑐𝑖ë𝑙𝑒 𝑑𝑜𝑠𝑠𝑖𝑒𝑟𝑠 𝑗𝑎𝑎𝑟 31/12/𝑡

𝑇𝑜𝑡𝑎𝑎𝑙 𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 ℎ𝑎𝑛𝑔𝑒𝑛𝑑𝑒 𝑑𝑜𝑠𝑠𝑖𝑒𝑟𝑠 𝑗𝑎𝑎𝑟 31/12/𝑡)

(𝐴𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑛𝑖𝑒𝑢𝑤𝑒 𝑓𝑖𝑛𝑎𝑛𝑐𝑖ë𝑙𝑒 𝑑𝑜𝑠𝑠𝑖𝑒𝑟𝑠 𝑗𝑎𝑎𝑟 𝑡

𝑇𝑜𝑡𝑎𝑎𝑙 𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑛𝑖𝑒𝑢𝑤𝑒 𝑑𝑜𝑠𝑠𝑖𝑒𝑟𝑠 𝑗𝑎𝑎𝑟 𝑡)

Bovenstaande berekening wordt enkel uitgevoerd voor burgerlijke dossiers. d) De interpretatie

In het hypothetische geval waarbij alle dossiers ongeveer dezelfde prioriteit krijgen, zal de graad van vertegenwoordiging van een financieel dossier in de eindvoorraad ongeveer dezelfde zijn als de graad van vertegenwoordiging in de input.

Als de output/input ratio voor ieder dossiertype gelijk is, zullen alle dossiertypes automatisch ook hetzelfde aandeel hebben in de hangende zaken. Als de doorlooptijd langer is dan die van de gemiddelde zaken dan zal gedurende een tijd de output lager zijn dan de gemiddelde output en zal dat dossiertype in de stock oververtegenwoordigd raken. De redenering is dat indien een dossiertype meer tijd in beslag neemt, waardoor zij niet tijdig verwerkt wordt, dan moet het management de nodige middelen ter beschikking stellen om de output te verhogen.

Concreet wil dit zeggen dat wanneer het resultaat van de berekening uitkomt op een waarde 1, dit betekent dat de financiële burgerlijke dossiers in dezelfde mate vertegenwoordigd zijn in de hangende zaken als in de nieuwe zaken. De behandeling van financiële burgerlijke dossiers neemt dan niet meer of minder tijd in beslag dan de behandeling van andere burgerlijke dossiers. Bij een resultaat groter dan 1 is er een oververtegenwoordiging van de financiële burgerlijke dossiers in de hangende zaken ten opzichte van de nieuwe zaken, wat wijst op een langere behandeltijd ten opzichte van alle burgerlijke zaken.

Bij een resultaat kleiner dan 1 is er een ondervertegenwoordiging van de financiële burgerlijke dossiers in de hangende zaken ten opzichte van de nieuwe zaken, wat wijst op een kortere behandeltijd ten opzichte van alle burgerlijke zaken. Er moet op worden gewezen dat deze berekening minder betrouwbaar wordt naar gelang de input sterk schommelt. Als bijvoorbeeld de input op één jaar met 50 % daalt dan zal de “oververtegenwoordiging” met praktisch 50 % stijgen al heeft het hof haar productie niet gewijzigd.

Page 26: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

22

5. Opmerkingen bij de gehanteerde methodologie Tijdens het onderzoek werd de mogelijkheid geboden aan de eerste voorzitters van de hoven om opmerkingen te formuleren over de statistische gegevens. De belangrijkste opmerkingen zijn opgenomen in het hoofdstuk 8, dat de vaststellingen per hof bespreekt. Sommige opmerkingen hebben echter betrekking op de in dit bijzonder onderzoek door de HRJ gehanteerde methodologie. Deze worden hierna weergegeven per hof en per ratio. 5.1. Hof van Beroep Antwerpen 1. De personeelsbezetting Geen opmerkingen. 2. Evolutie van de afwezigheid wegens medische redenen Aangezien magistraten en griffiers kunnen thuis werken, is het mogelijk dat niet alle ziektedagen worden geregistreerd. De registratie gebeurt in de praktijk immers alleen wanneer iemand een zitting moet missen. De cijfers zijn dus eerder een minimale inschatting voor de magistraten en de griffiers. 3. De evolutie van de input (het aantal nieuwe zaken) Wat de correctionele zaken betreft wordt de aandacht gevestigd op volgende problemen bij de analyse van de cijfers:

‐ Niet alle zaken die ingeschreven worden als “nieuwe zaak” zullen ook echt moeten worden behandeld. Het parket-generaal heeft een autonome beoordelingsbevoegdheid om te beslissen wanneer een zaak al dan niet wordt vastgesteld. Zo is het perfect mogelijk dat bv. in zaken van stedenbouw het parket-generaal eerst onderzoekt of een regularisatie van de situatie tot stand wordt gebracht alvorens een dagstelling in de zaak te laten betekenen zaken. Er kunnen dus meerdere jaren verlopen tussen het aantekenen van het hoger beroep en de vaststelling van de zaak. De werklast voor een bepaald jaar wordt dan ook niet door het hof zelf bepaald, maar meestal door de procureur-generaal die beslist over de dagstelling. Het hof maakt daarom voor haar beheer zelf een onderscheid tussen “ingeschreven zaken” en “ingeleide/vastgestelde zaken”.

‐ Het probleem van de gehanteerde telmethodiek: de cijfers kunnen per categorie worden getrokken (zijnde “correctionele dossiers”, “jeugd”, “KI”, “KI sociaal” en “sociaal”) of per rol (zijnde “BV” (burgerlijke vordering), “CO” (correctionele zaak), “FP” (federaal parket), “FR” (Franchimont), “HZ” (herziening), “JP” (jeugd penaal), “PD” (pro deo),…. In de mate de cijfers in de categorie “correctionele dossiers” getrokken worden, moeten deze worden gecorrigeerd door ze per rol te onderzoeken.

‐ De afbakening van het begrip “nieuwe zaak” is soms moeilijk omdat niet elke rol toelaat een dossier als “nieuwe zaak” te kwalificeren, zoals dat wel het geval is in burgerlijke zaken. Als men de vergelijking wil maken met de behandeling van de burgerlijke zaken dient dus een onderscheid gemaakt te worden tussen de verschillende gehanteerde rollen in de strafsectie. Soms is een rol eerder een opsomming van incidenten in reeds bestaande zaken. Dit is bijvoorbeeld het geval voor de rol “VI” (voorlopige invrijheidstellingen), waar de strafzaak zelf waarin de aangehoudene om zijn vrijlating verzoekt immers veelal pas later wordt “afgewerkt”. De eindbeslissing over het verzoek “VI” moet – indien vergeleken met een analyse van de burgerlijke cijfers - dan ook eerder beschouwd worden als een tussenarrest. Ook voor de “burgerlijke vorderingen in strafzaken” (afhandeling burgerlijke belangen) is het geen uitgemaakte zaak dat deze automatisch als een “nieuwe zaak” moeten worden beschouwd. Indien wel, moet er ook rekening worden gehouden met het aantal weglatingen ter zake, net zoals in burgerlijk zaken.

Page 27: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

23

4. De evolutie van de output (het aantal eindbeslissingen) Geen opmerkingen. 5. Verhouding output/input - Het hof gebruikt deze gegevens en volgt ze op, maar gebruikt ze niet zozeer als een managementtool.

Daarvoor gebruikt men eerder de gegevens m.b.t. de doorlooptijden per kamer.

- Het is correcter om voor de output/input verhouding in correctionele zaken de input niet te baseren op de “ingeschreven zaken” maar wel op de “ingeleide/vastgestelde zaken” en met a) uitsluiting van de cijfers “voorwaardelijke invrijheidstellingen”, b) enkel de eindarresten in burgerlijke zaken waarbij de burgerlijke belangen werden aangehouden en c) medetelling van de weglatingen in burgerlijke zaken (tot op heden waren er geen correctionele herinschrijvingen).

6. De evolutie van het aantal hangende zaken In correctionele zaken is het probleem dat alle ingeschreven beroepen in de “hangende zaken” worden meegerekend en (dus ook) alle zaken waarin nooit een dagstelling is betekend door het parket-generaal. Daardoor worden mogelijk tal van zaken meegerekend waarin het parket-generaal het niet (meer) opportuun acht om tot dagstelling over te gaan. Daarom werkt het hof, om zijn toekomstige reële werklast in te schatten, al jaren met de door het parket-generaal aangeleverde cijfers. Het totaal aantal hangende zaken op 31 december van elk jaar wordt bekomen door bij het cijfer van het geheel der zaken dat staat vastgesteld voor de correctionele kamers het aantal zaken op te tellen dat ligt te wachten voor dagstelling (de stock). 7. De rotatietijd van de hangende zaken in aantal dagen ‐ De berekening van de rotatietijd in burgerlijke zaken is een louter theoretische manier van berekenen die

geen rekening houdt met gewijzigde omstandigheden, zoals het optreden van eenmalige fenomenen, het wegvallen van de aanvullende ter-kamers of de gewijzigde regeling van art. 747, §2 Ger.W., welke laatste twee wijzigingen zich vertalen in een nominatief mindere uitstroom, terwijl de werklast per raadsheer wel toeneemt. Er zijn ook grote verschillen tussen de kamers onderling.

‐ Het hof kijkt eerder naar de evolutie van de vaststellingsdata. Deze worden trouwens aan de balie meegedeeld en de lijst van de vaststellingen kan on-line geconsulteerd worden op juridat.

‐ De termijn van beraad is voorwerp van een monitoring en als het beraad meer dan drie maanden duurt, wordt de betrokken magistraat door de eerste voorzitter uitgenodigd voor een gesprek. De oorzaak is vaak te vinden in ziekte van de magistraat of de complexiteit van de zaak. De gemiddelde termijn van beraad bedraagt iets meer dan een maand.

8. De evolutie van de verhouding van de output tot de personeelsbezetting Geen opmerkingen. 9. Financiële dossiers - De categorie “financiële” burgerlijke zaken is artificieel. Zaken m.b.t. de Wet Handelspraktijken,

verzekeringen of vennootschappen zijn bijvoorbeeld niet op een andere wijze “financieel“ dan bouwzaken of zaken m.b.t. overheidsopdrachten.

- De opdeling tussen penale en burgerlijke “financiële” zaken is eerder artificieel.

Page 28: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

24

5.2. Hof van Beroep Brussel 1. De personeelsbezetting Geen opmerkingen. 2. Evolutie van de afwezigheid wegens medische redenen

‐ Het hof is niet op de hoogte van alle ziektedagen. Als de magistraat geen zitting heeft, wordt de eerste voorzitter meestal niet verwittigd. Dat geldt overigens ook voor de griffiers. Bovendien werken sommige magistraten in de praktijk maar voor 50% terwijl ze officieel voor 100% werken. Het statuut laat immers geen deeltijds werk toe voor magistraten.

‐ Pas als een magistraat meer dan een maand afwezigheid is, wordt dit gemeld aan de FOD Justitie. Deze is dus niet op de hoogte van ziektes van minder dan een maand.

3. De evolutie van de input (het aantal nieuwe zaken)

Er bestaan verschillen tussen de cijfers van het VBSW en degene die door het hof zelf werden berekend (voor details: zie hoofdstuk 8).

4. De evolutie van de output (het aantal eindbeslissingen)

Er bestaan verschillen tussen de cijfers van het VBSW en degene die door het hof zelf werden berekend (voor details: zie hoofdstuk 8). 5. Verhouding output/input

Geen opmerkingen. 6. De evolutie van het aantal hangende zaken

De cijfers inzake hangende zaken zijn niet met elkaar te vergelijken en tonen de onderliggende verschillen tussen de dossiers niet op het vlak van volume, complexiteit en werklast. 7. De rotatietijd van de hangende zaken in aantal dagen .

- Het hof werkt met een systeem waarbij zaken niet meteen worden vastgesteld (= een datum krijgen voor de behandeling van de zaak) maar eerst op een wachtlijst terecht komen en pas later worden vastgesteld.

- Het is relevanter voor het management om te kijken naar de evolutie van de vaststellingstermijnen.

- De termijn van het beraad wordt opgevolgd door toepassing te maken van art. 770 Ger. W. 8. De evolutie van de verhouding van de output tot de personeelsbezetting

Geen opmerkingen. 9. Financiële dossiers - De behandelingstijd van een financieel dossier is doorgaans langer dan voor een gemiddeld burgerlijk

dossier.

- De lange duur van deze procedures is niet enkel te wijten aan het hof, vaak neemt alleen al het informatieonderzoek of gerechtelijk onderzoek jaren in beslag.

Page 29: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

25

5.3. Hof van Beroep Gent 1. De personeelsbezetting Geen opmerkingen. 2. Evolutie van de afwezigheid om medische redenen In principe worden alle afwezigheden om medische redenen doorgegeven aan de FOD Justitie, maar dit impliceert niet dat alle afwezigheden gekend zijn. De werkelijke afwezigheid bij de magistraten ligt hoger gezien voor magistraten die ziek zijn op de dagen dat ze geen zitting hebben in de regel geen doktersattest wordt ingediend. 3. De evolutie van de input (het aantal nieuwe zaken) - In correctionele zaken stelt de procureur-generaal de zaken vast. Deze levert ook de cijfergegevens aan, die

verschillen van de cijfergegevens van het VBSW omdat beiden met een ander informaticaprogramma werken.

- Voor de KI is het niet zo relevant of er meer of minder zaken binnenkomen, omdat ze toch meteen moeten worden behandeld.

4. De evolutie van de output (het aantal eindbeslissingen) Geen opmerkingen. 5. Verhouding output/input - Het hof heeft, gelet op de krappe bemeting van de kaders, niet voldoende beschikbare knowhow in huis

om de berekeningswijzes van de HRJ doelmatig te kunnen controleren.

- Elk dossier heeft zijn eigen specificiteit inzake omvang, aard, aantal partijen, complexiteit,… Eerder dan input en output te vergelijken zou de beschikbare capaciteit met de reële werklast moeten vergeleken worden.

6. De evolutie van het aantal hangende zaken Geen opmerkingen. 7. De rotatietijd van de hangende zaken in aantal dagen Geen opmerkingen. 8. De evolutie van de verhouding van de output tot de personeelsbezetting Geen opmerkingen. 9. Financiële dossiers Geen opmerkingen.

Page 30: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

26

5.4. Hof van beroep Luik 1. Personeelsbezetting Er zou in deze tabellen enkel het personeel mogen worden opgenomen dat griffietaken uitvoert (griffiers en administratief personeel dat voor de griffie werkt). 2. Evolutie van de afwezigheid om medische redenen Ziekten van minder dan drie dagen worden niet opgenomen (ze worden niet geregistreerd). De mogelijkheid tot thuiswerk leidt er ook toe dat niet alle ziektedagen gekend zijn en geregistreerd worden. 3. Evolutie van de input (het aantal nieuwe zaken) ‐ Wanneer delen van een dossier terugkomen (bv. burgerlijke belangen in correctionele zaken), volgt een

inschrijving als nieuw dossier.

‐ In correctionele zaken worden de zaken vastgesteld door het parket-generaal en het hof houdt zich er dus zelf niet mee bezig. Niet alle zaken worden meteen vastgesteld, de zittingen zijn pas voor de drie volgende maanden “ingevuld”.

‐ Het hof van beroep van Luik is het enige hof dat dezelfde databank gebruikt als het parket-generaal. Ook al vormen de ruwe gecodeerde gegevens eenzelfde bron, de cijfers verschillen wel naargelang de extractiewijze, de gebruikte filters of de extractiecriteria.

4. Evolutie van de input (het aantal nieuwe zaken) In correctionele zaken zijn er geen weglatingen mogelijk. 5. Verhouding output/input - Er moet rekening worden gehouden met het feit dat bepaalde hoven gebruik maken van ambtshalve

weglatingen (art. 730, §2 van het Ger.W.), terwijl andere hoven dat niet doen. Dit heeft uiteraard een invloed op de output, en dus ook op de input-outputverhouding, evenals op de mogelijkheid om de hoven hieromtrent te vergelijken.

- In correctionele zaken zijn er geen weglatingen mogelijk. 6. Evolutie van het aantal hangende zaken - In correctionele zaken bevindt de voorraad van hangende zaken zich vooral op het niveau van het parket-

generaal en niet van het hof.

- Het al dan niet opnemen van de assisenzaken in de correctionele zaken heeft een sterke invloed op de statistieken.

- In een nota aan de HRJ beschrijft het hof de verschillende controle-instrumenten waarover het beschikt via een aangepaste en regelmatige extractie van zijn databank. Zo heeft het hof onder meer andere overzichtsmodellen aan de commissie overgemaakt:

een vast overzicht van alle hangende zaken per kamer;

een vast overzicht van alle zaken in beraad en van hun tijd in beraad, gerangschikt in aflopende volgorde.

- In burgerlijke zaken wordt een tijdpad voor de pleidooien en de uitwisseling van de conclusies bij de inleidende zitting vastgesteld voor alle zaken, maar dat is het niet het geval in alle hoven.

Page 31: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

27

7. Rotatietijd van de hangende zaken in aantal dagen In burgerlijke zaken is het belangrijkste volgens het hof na te gaan hoe lang de agenda’s van de kamer volledig zijn. Dit is gemiddeld ongeveer 12 maanden. Voor elke kamer kan de eerste voorzitter de evolutie van dit gegeven volgen met een informaticatool. Om de twee weken analyseert het management van het hof deze evolutie en de mogelijke problemen, en kunnen er aanpassingen plaatsvinden. Zoals in punt 6 vermeld, heeft het hof een nota voor de HRJ opgesteld met een beschrijving van de verschillende controle-instrumenten waarover het beschikt via een aangepaste en regelmatige extractie van zijn databank, die het toezicht op de behandelingstermijn mogelijk moeten maken (vaststellingstermijnen van de kamers, toezicht op de beraadslagingstermijn, werkelijke bezetting van de zittingen, vergelijking van de productie van de kamers in de tijd). 8. Evolutie van de verhouding tussen de output en de personeelsbezetting Geen opmerkingen. 9. Financiële dossiers Geen opmerkingen. 5.5. Hof van beroep Bergen 1. Personeelsbezetting Geen opmerkingen. 2. Evolutie van de afwezigheid om medische redenen ‐ Een aantal bepalingen werden in het Gerechtelijk Wetboek opgenomen met betrekking tot de magistraten

(art. 331 Ger.W. e.v.), maar ze zijn zeer beknopt en wijzen niet op de verwachte arbeidstijd. De afwezigheden moeten schriftelijk worden genoteerd (er is geen informaticaprogramma) aan de hand van de medische attesten die zijn binnengekomen. In het algemeen meldt een magistraat het niet wanneer hij minder dan drie dagen ziek is en geen zitting moet houden. Voor de referendarissen, de griffier en het administratief personeel zijn de zaken duidelijker en met het MEDEX-systeem kunnen de afwezigheden worden beheerd.

‐ De HRJ baseert zich op 220 werkdagen per jaar ongeacht de categorie. Tijdens de werkzaamheden over de werklastmeting in de hoven werden er evenwel 212,5 werkdagen voor de magistraten en 200 dagen voor de griffiers en het administratief personeel vastgesteld.

‐ Het werkingsverslag bevraagt de hoven over de afwezigheid wegens ziekte “die een invloed op de rechtspraak heeft”. Deze vraag wordt verschillend geïnterpreteerd naargelang de rechtscolleges. Het verslag van Bergen neemt enkel de afwezigheden van meer dan een maand op, omdat het meent dat de afwezigheden van minder dan een maand geen echte invloed hebben op de te houden zittingen, en dat dankzij de vervangingsdienst van zieke magistraten. Andere hoven daarentegen vinden dat alle afwezigheden een invloed op de rechtspraak hebben.

3. Evolutie van de input (het aantal nieuwe zaken) De cijfers van het VBSW zijn zeer vaak lager dan de werkelijke cijfers die door ons hof zijn gecodeerd (zie punt 8.5.c. voor de concrete cijfers).

Page 32: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

28

4. Evolutie van de output (het aantal nieuwe zaken) ‐ Dit statistische gegeven houdt geen rekening met de tussenarresten (een niet te verwaarlozen werk) en met

het feit dat het percentage van het aantal weglatingen en samenvoegingen (met betrekking tot de dossiers die geen werk vereisten) en van de arresten van rechtsbijstand (met betrekking tot de dossiers die weinig werk vereisten) kan verschillen naargelang de hoven.

‐ Het is jammer dat de assisenzaken niet afzonderlijk worden geanalyseerd. Deze processen zijn tijdrovend en vereisen veel gerechtspersoneel en administratief personeel. De verhouding tussen het aantal assisenprocessen en de andere correctionele zaken is echter niet overal gelijk.

‐ De cijfers van het VBSW zijn zeer vaak lager dan de werkelijke cijfers die door ons hof zijn gecodeerd (zie punt 8.5.d. voor de concrete cijfers).

5. Verhouding output/input ‐ Zowel het totale aantal burgerlijke zaken als het totale aantal correctionele zaken geeft geen enkele

aanwijzing met betrekking tot de onderlinge verschillen inzake werklast, omdat deze in verband staan met de verschillende soorten zaken.

‐ Om het beleid te bepalen, houdt het hof rekening met de evolutie van de vaststellingstermijnen in plaats van met deze verhouding.

6. Evolutie van het aantal hangende zaken ‐ De cijfers weerspiegelen de werkelijke situatie niet. Sommige van deze zaken zullen nooit worden

behandeld. De werkelijke voorraad is dus lager dan wat hier berekend wordt.

‐ Wanneer de partijen zelf hun zaak vertragen, moet dat niet worden beschouwd als achterstand van het hof.

‐ In correctionele zaken kan een zaak worden vastgesteld na een termijn van drie tot zes maanden.

‐ Het hof zelf heeft geen hangende correctionele zaken, omdat deze bij het parket-generaal hangend zijn.

‐ Wettelijk gezien zijn weglatingen niet mogelijk voor correctionele zaken die niet meer opnieuw verschijnen (bv. bij burgerlijke belangen).

‐ De beraadslagingstermijn wordt opgevolgd bij toepassing van artikel 770 Ger.W., maar het is normaal dat de beraadslaging langer dan een maand duurt in de grote zaken. De problemen in verband met de beraadslaging zijn uitzonderlijk en over het algemeen van praktische aard.

7. Rotatietijd van de hangende zaken in aantal dagen Geen opmerkingen. 8. Evolutie van de verhouding tussen de output en de personeelsbezetting ‐ Het is uiterst moeilijk om de productie van de arresten en het aantal raadsheren zeer nauwkeurig te laten

samenvallen, gelet op de onbeschikbaarheden en de verplichting, vooral bij burgerlijke zaken, om de zittingen meerdere maanden op voorhand te plannen.

‐ Om de werking van de hoven van beroep te analyseren en de personeelsbezetting en het uitgevoerde werk te vergelijken, zijn de meest relevante statistieken op het vlak van “output” diegene van de “intellectuele” arresten, zowel de eindarresten als de tussenarresten.

Page 33: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

29

9. Financiële dossiers ‐ De financiële zaken zijn vaak zeer ingewikkelde en lijvige dossiers met meerdere partijen, wat een invloed

heeft op de totale behandelingstermijn.

‐ De advocaten voeren regelmatig een procedureslag in deze soort dossiers.

‐ De opleiding inzake financiën wordt vrijwillig gevolgd en kan niet aan een raadsheer worden opgelegd. Het gaat dus om een materie die niet iedereen kan behandelen.

‐ De voorgestelde tabellen en de conclusies die eruit worden getrokken, hangen af van de vraag of de op statistisch vlak als hangend voorgestelde zaken werkelijk zaken zijn die nog behandeld moeten worden.

Page 34: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

30

6. Verloop van het onderzoek Op 12 september 2013 beslist de verenigde advies en onderzoekscommissie (VAOC) van de HRJ een werkgroep te belasten met dit onderzoek. Bij het Vast Bureau voor Statistiek en Werklastmeting (VBSW) worden de gegevens m.b.t. de input, output en hangende zaken van de vijf hoven van beroep van de voorbije vijf jaar opgevraagd en de werkingsverslagen van de hoven van beroep worden onderzocht. Op 13 oktober 2013 wordt beslist dat de verzamelde gegevens dienen gevalideerd te worden door de vijf hoven van beroep. Zij krijgen de cijfergegevens die op hun eigen hof betrekking hebben bij brief van 13 januari 2014 en krijgen de nodige tijd voor de controle van de gegevens en het formuleren van opmerkingen. Van de hoven wordt op 16 januari (Gent), 24 januari (Brussel), 6 februari (Antwerpen en Luik) en 7 februari 2014 (Bergen) een antwoord ontvangen. Op 25 april 2014 en 14 mei 2014 komt de werkgroep opnieuw samen om de resultaten van deze validatie te bespreken en wordt beslist om op basis van de verzamelde gegevens een rapport per hof van beroep op te stellen, deze over te maken aan de eerste voorzitters bij de vijf hoven van beroep en hen voldoende tijd te geven voor de analyse van deze rapporten. Intussen wordt op 28 april 2014 ook aan het VBSW gevraagd welke de precieze data zijn waarop de hoven de cijfers van het VBSW hebben gevalideerd, maar er wordt geen antwoord ontvangen. De verslagen per hof worden overgemaakt op 5 september 2014. De antwoorden van de hoven worden ontvangen op 3 oktober (Antwerpen), 7 oktober (Gent en Luik) en 20 oktober (Bergen). Van het Hof van Beroep van Brussel wordt geen antwoord ontvangen. Daarop wordt door de werkgroep besloten de eerste voorzitters uit te nodigen om hen de kans te geven toelichting te verschaffen bij de door hen gemaakte opmerkingen. Dit gebeurt bij brief van 22 oktober 2014. Tevens wordt een antwoord geformuleerd op de brieven van de eerste voorzitters van Gent (brief 21 oktober 2014), Luik en Bergen (beiden bij brief van 20 november 2014). De hoorzittingen vinden plaats op respectievelijk 24 november 2014, 26 november 2014 en 1 december 2014. Bij brief van 16 december 2014 worden de eerste voorzitters herinnerd aan de documenten die zij navolgend op de hoorzittingen zouden overmaken. De hoven antwoorden hierop op 23 december 2014 (Gent), 24 december 2014 (Luik), 21 januari 2015 (Bergen), 12 februari 2015 (Antwerpen) en 16 februari 2015 (Brussel). Op grond van alle verzamelde gegevens en alle schriftelijke en mondelinge opmerkingen van de hoven, wordt per hof een nieuw ontwerp van verslag opgemaakt. Deze verslagen worden bij brief van 1 juli 2015 aan de respectievelijke eerste voorzitters verzonden en er wordt gevraagd om eventuele opmerkingen tegen 15 september 2015 over te maken. Dit leidt tot een verslag, dat op 19 november 2015 door de VAOC en op 16 december 2015 door de algemene vergadering van de HRJ wordt goedgekeurd. Het verslag wordt op 22 december 2015 overgemaakt aan de hoven van beroep en aan de minister van Justitie. Op 13 januari 2016 wordt het verslag op de Hoge Raad toegelicht en besproken met alle eerste voorzitters van de hoven. Uit deze bespreking blijkt dat sommige in het verslag gehanteerde cijfers m.b.t. personeelsgegevens nog steeds onvoldoende betrouwbaar zijn. Daarop beslist de VAOC, na akkoord van de minister van Justitie, zijn

Page 35: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

31

werkzaamheden voort te zetten en deze problematiek verder uit te klaren via directe contacten met de eerste voorzitters van alle hoven. Op 7 april (Bergen), 8 april (Brussel), 19 april (Gent), 21 april (Antwerpen) en 22 april (Luik) worden de hoven door een delegatie van de VAOC bezocht en worden, samen met de eerste voorzitter, de personeelscijfers m.b.t. de magistraten nagekeken en (waar nodig) opnieuw berekend. Voorts worden ook de kwesties van de referendarissen (in welke mate tellen zij mee voor de berekening van de “productiecapaciteit”?) en de 750 correctionele hangende zaken in Gent die in de statistieken staan vermeld onder “onbekende groep” (in welke mate zijn dit effectief hangende zaken?) verder onderzocht. Dit leidt, tot slot, tot een eindverslag dat op 9 juni 2016 door de VAOC en op 22 juni 2016 door de algemene vergadering van de Hoge Raad wordt goedgekeurd.

Page 36: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

32

7. Algemene vaststellingen m.b.t. statistische gegevens van alle hoven van beroep

7.1. Registratie van personeelsgegevens De centrale registratie De registratie van de personeelsgegevens van magistraten, referendarissen, griffiers en administratief personeel bij de hoven gebeurt door de FOD Justitie, directoraat-generaal rechterlijke organisatie, die het sociaal secretariaat is voor alle materies inzake personeel en organisatie. Deze registratie laat echter niet toe om de informatie aan te leveren die nodig is voor het invullen van de gemiddelde personeelsbezetting in het jaarlijks werkingsverslag (hoofdstuk 1 “De personele middelen”). Met de huidige software van de FOD Justitie kan blijkbaar enkel de situatie op een bepaald ogenblik worden vastgesteld en niet de gemiddelde bezetting over een bepaalde periode.23 De hoven dienen dus zelf in te staan voor de berekening van de gemiddelde personeelsbezetting. De huidige minister van Justitie is zich bewust van dit probleem, zo blijkt uit zijn Justitieplan, en stelt een oplossing in het vooruitzicht door middel van de implementatie van nieuwe software die de nodige managementondersteuning moet mogelijk maken.24 Het is uiteraard positief dat de minister de nodige aandacht schenkt aan het probleem. Niettemin wenst de Hoge Raad te wijzen op de risico’s die de huidige situatie, waarbij er geen deugdelijk systeem bestaat dat alle magistraten en personeelsleden (en hun effectieve plaats van tewerkstelling) registreert en opvolgt, inhoudt. Sinds de wet van 18 februari 2014 betreffende de invoering van een verzelfstandigd beheer voor de rechterlijke organisatie hebben de korpschefs en hun directiecomités de mogelijkheid om via de toepassing van mobiliteitsmaatregelen (i.e. plaats van tewerkstelling) hun werking te verbeteren. De genomen maatregelen moeten zodanig worden geregistreerd dat het directiecomité en andere stakeholders ten allen tijde controle hebben op de juiste plaats van tewerkstelling. Een ontoereikende registratie of onaangepaste informaticatool zal leiden tot het verlies van de vereiste controlemogelijkheden. Op die manier kunnen er zich zelfs fouten voordoen in de berekening van het loon (vb. verplaatsingskosten, vergoeding woon/werkverkeer). Men dient daarbij voor ogen te houden dat tachtig procent van het budget voor de rechtscolleges en de parketten wordt gebruikt voor de betalingen van de lonen. Een correcte registratie en verwerking van de personeelsgegevens is dus noodzakelijk voor de toewijzing van de personeelskosten aan de individuele rechtscolleges. Het gebrek aan een goede personeelsregistratie is ook nefast voor het werken met beheersovereenkomsten gezien deze dienen gebaseerd te worden op een werklastmeting, die in essentie niets meer is dan het vastleggen van het causaal verband tussen de output en de personeelsbezetting. De geringe betrouwbaarheid van de beschikbare gegevens is dus een factor die zware gevolgen kan hebben voor de werking van de nieuwe beheersstructuur van Justitie. Het zal vooreerst problemen stellen voor de werklastmeting, vervolgens voor de opmaak van de beheersovereenkomsten en ten slotte voor de werking van het interne controlesysteem.

23 Het Rekenhof deed in haar recent verslag “HR-audit van het gerechtspersoneel” (8 april 2015) vergelijkbare vaststellingen. Zie website: https://www.rekenhof.be/NL/Publicaties. 24 Justitieplan van 18 maart 2015, Koen Geens, minister van Justitie, pagina 103: “Voor de personeelsapplicaties van de rechterlijke orde wordt een business intelligence (BI)-rapportering ontwikkeld om actueel over de personeelsevolutie te kunnen rapporteren en deze adequaat te kunnen monitoren op de verschillende beheerniveaus.”

Page 37: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

33

Aanbeveling De FOD Justitie dient zo snel mogelijk te zorgen voor een performant systeem dat de centrale registratie en opvolging van de personeelsgegevens van magistraten, referendarissen, juristen, griffiers en administratief personeel mogelijk maakt en alle informatie die nodig is voor het aanmaken van het jaarlijks werkingsverslag aanlevert.

De registratie door de hoven Gezien de informatica van de FOD Justitie momenteel niet voorziet in een gedecentraliseerde consultering en berekening van VTE’s gedurende een bepaalde periode, berekenen de hoven van beroep zelf de waarden die moeten gerapporteerd worden in de werkingsverslagen. Deze werkwijze heeft tot gevolg dat het risico bestaat op vergissingen of fouten. Meer nog, uit het onderzoek is gebleken dat er effectief vergissingen zijn gebeurd in de registratie van de personeelsgegevens. Ook is gebleken dat de gebruikte berekeningswijze soms verschilt van hof tot hof en zelfs van jaar tot jaar binnen eenzelfde hof. Dit is mogelijk te wijten aan een verschillende interpretatie van de regels die in het modelformulier zijn uiteengezet als leidraad voor het invullen van deze cijfergegevens in het werkingsverslag. Gezien het belang van deze cijfers voor dit onderzoek werd door de HRJ zelf, samen met de eerste voorzitters, nagegaan hoe de cijfers precies tot stand zijn gekomen en werden herberekeningen uitgevoerd. Alleen zo kon voldoende zekerheid worden verkregen dat alle cijfers van alle hoven en alle jaren op dezelfde wijze zijn berekend (zie punt 4.2.1).

Aanbeveling Het college van de hoven en rechtbanken dient, zolang er gebrek is aan een centrale registratie voor personeelsgegevens, toe te zien op de correcte toepassing van de richtlijnen m.b.t. de uniforme invoering van de gegevens door de hoven teneinde een vergelijking van de gegevens mogelijk te maken. Zo moet bijvoorbeeld a) duidelijk worden omschreven wat precies moet worden ingevuld onder “gemiddelde personeelsbezetting” (dienen bv. de gedelegeerden – die niet zijn vervangen – en/of de afwezigheden wegens medische redenen hier reeds in mindering te worden gebracht) b) steeds worden gespecifieerd, wanneer wordt gevraagd een getal in “dagen” op te geven, of het gaat om werkdagen of kalenderdagen.

Aanbeveling De minister van Justitie dient, zolang er gebrek is aan een centrale registratie voor personeelsgegevens, in het nieuw op te stellen standaardformulier voor de jaarlijkse werkingsverslagen (art. 340,§3 Ger. W.) nog duidelijkere instructies geven over het invullen ervan, zodat uiteenlopende interpretaties en vergissingen zoveel mogelijk worden vermeden. Uit de werkingsverslagen moet duidelijk blijken wat het “effectief beschikbare personeel” is geweest gedurende de betrokken periode.25

25 Volgens artikel 340 §3 van het gerechtelijk wetboek, ingevoerd bij wet van 18 februari 2014 betreffende de invoering van een

verzelfstandigd beheer voor de rechterlijke organisatie, bepaalt de Minister van Justitie, na advies van de HRJ, het College van het openbaar ministerie en het College van de hoven en rechtbanken, elk voor wat hun organisatie betreft, het standaardformulier volgens hetwelk de werkingsverslagen worden opgesteld. De HRJ zal ook in het kader van een toekomstig advies aan de minister deze aanbevelingen hernemen en zou bijvoorbeeld nieuwe modeltabellen kunnen aanreiken.

Page 38: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

34

De registratie van de afwezigheden om medische redenen bij magistraten en griffiers Een apart probleem vormt de registratie van de afwezigheden om medische redenen bij magistraten en griffiers. Vooreerst dient opgemerkt dat er actueel weinig wettelijke regels bestaan i.v.m. afwezigheden wegens ziekte bij magistraten26, zodat er in de verschillende rechtscolleges, dus ook in de hoven, verschillende praktijken bestaan. Aangezien magistraten en (de meeste) griffiers de mogelijkheid hebben om thuis te werken, is het echter mogelijk dat niet alle ziektedagen worden geregistreerd omdat het hof niet op de hoogte is van alle ziektedagen. De registratie gebeurt in de praktijk meestal enkel als iemand een zitting moet missen of als de ziekte een afwezigheid van meer dan drie dagen met zich meebrengt. In de andere gevallen wordt in de regel geen doktersattest ingediend. Ook werken sommige magistraten in de praktijk maar voor 50% terwijl ze officieel voor 100% werken, het statuut laat immers geen deeltijds werk toe voor magistraten, zelfs al zou dat bijvoorbeeld om medische redenen verantwoord zijn. Daarbij komt dat de afwezigheden schriftelijk moeten worden genoteerd, bij gebrek aan een informaticaprogramma hiervoor, aan de hand van de medische attesten die zijn binnengekomen. Dit maakt dat de geregistreerde afwezigheden om medische redenen bij de magistraten en griffiers waarschijnlijk een stuk lager ligt dan de werkelijkheid. Daarenboven zijn er verschillende praktijken voor het doorgeven van de afwezigheden van magistraten aan de FOD Justitie. In het ene hof worden in principe alle (gekende) afwezigheden om medische redenen doorgegeven, in het andere hof wordt dit pas gemeld als een magistraat meer dan een maand afwezig is. Voor de referendarissen, de griffier en het administratief personeel zijn de zaken duidelijker en met het MEDEX-systeem kunnen de afwezigheden worden beheerd.

Aanbeveling De FOD Justitie dient in het (toekomstige) systeem dat de centrale registratie en opvolging van de personeelsgegevens van magistraten, referendarissen, juristen, griffiers en administratief personeel mogelijk maakt tevens aandacht te hebben voor een uniforme registratie van de afwezigheden om medische redenen.

7.2. Registratie van de zaken Het gebruik van verschillende gegevensbronnen Tijdens het onderzoek is gebleken dat de hoven ook gebruik maken van de gegevens van het parket-generaal voor het beheer van hun correctionele afdeling. Nochtans beschikken de hoven ook over gegevens uit hun eigen informaticatoepassing (HBCA). Er bestaan m.a.w. twee gegevensbronnen voor de bepaling van de “nieuwe zaken” (input) :

- Het VBSW bekomt zijn gegevens via de FOD Justitie. De hoven van beroep registreren hun dossiers namelijk in software die wordt gecentraliseerd bij de FOD Justitie. Op geregelde tijdstippen (maandelijks) stelt de FOD Justitie de gegevens uit deze database ter beschikking van het VBSW. Het betreft verschillende databestanden die door het VBSW aan elkaar worden gelinkt voor het bekomen van een aantal tellingen. De gegevens in de database van de hoven zijn dus dezelfde als bij het VBSW. Het VBSW hanteert voor het bepalen van een “nieuwe zaak” de datum waarop deze zaak aanhangig is gemaakt bij het hof (akte van hoger beroep).

26 Er is enkel voorzien dat leden van het hof van beroep niet langer dan drie dagen afwezig mogen zijn zonder vergunning van de eerste

voorzitter van het hof (artikel 331 Ger. W.) en dat voor een afwezigheid van meer dan één maand vergunning vereist is van de minister van

Justitie (art. 332 Ger. W.). Indien de afwezigheid te wijten is aan ziekte kan het verlenen van de vergunning afhankelijk worden gesteld van

een medische controle door de Administratieve gezondheidsdienst (art. 332bis Ger. W.)

Page 39: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

35

- De hoven van beroep daarentegen gebruiken voor het beheer van hun correctionele zaken de statistische gegevens en informatie van het parket- generaal. In correctionele zaken is het immers zo dat het parket-generaal de zaken vaststelt bij het hof van beroep. Het parket-generaal hanteert voor het bepalen van een “nieuwe zaak” niet noodzakelijk dezelfde datum als het VBSW, maar bijvoorbeeld de datum van de inschrijving van de zaak op de rol.

De statische gegevens m.b.t. de nieuwe zaken die enerzijds door het VBSW en anderzijds door het PG worden gehanteerd, kunnen dus variëren. Wat de hangende correctionele zaken (voorraad) betreft kunnen de cijfers eveneens variëren, wat logisch is gezien deze afhankelijk zijn van het aantal nieuwe zaken. Bovendien blijken de hoven weinig aandacht te spenderen aan de hangende zaken omdat het parket-generaal de zaken vaststelt voor het hof. Voor de eindbeslissingen (output) beroepen de hoven zich wel op hun eigen registratie. Dit betekent dat het aantal eindbeslissingen in principe dient overeen te stemmen met de cijfers van het VBSW.

Aanbeveling

Het college van de hoven en rechtbanken, dat moet instaan voor de goede algemene werking van de zetel en dat de taken van het vroegere VBSW heeft overgenomen, dient bij voorrang het probleem van de verschillende cijfergegevens in correctionele zaken op te lossen. Bij de uitwerking van een oplossing zullen er ook voldoende interne controlemaatregelen moeten worden voorzien, zodanig dat alle cijfers gecommuniceerd door het parket-generaal, het VBSW en het hof van beroep kunnen worden afgestemd op elkaar.

De betrouwbaarheid van de “officiële” gepubliceerde statistische gegevens Tijdens het onderzoek is gebleken dat er een probleem is met de betrouwbaarheid van de statistische gegevens die door het VBSW (nu het College van de hoven en rechtbanken) werden gepubliceerd. Het feit dat het VBSW jarenlang cijfers heeft gepubliceerd die duidelijk problematisch waren (nl. de 750-tal correctionele hangende zaken die bij een hof onder de “aard van de zaak” waren ingeschreven als “onbekende groep”) doet vragen rijzen over de controleprocedures bij het VBSW. Temeer die zaken, na verificatie door het hof tijdens dit onderzoek, bij nader inzien door het hof zelf onjuist in de applicatie blijken ingevoerd te zijn en dus geen echte hangende zaken waren. De correctionele stock van dat hof werd gedurende die jaren, ten onrechte, bijna dubbel zo hoog ingeschat (zie punt 8.3.j) Gezien fouten bij het invoeren van de zaken ook bij de andere hoven kunnen voorkomen, rijst dan ook de vraag naar de betrouwbaarheid van de gepubliceerde statistische gegeven in correctionele zaken voor de andere hoven. Zoals hiervoor al werd gezegd (punt 7.1) is de kwaliteit van het cijfermateriaal van essentieel belang gezien dit in het kader van een verzelfstandiging van het beheer van de rechtscolleges een belangrijk gegeven zal zijn voor o.a. de verdeling van de middelen.

Aanbeveling Het college van de hoven en rechtbanken dient er zich van te vergewissen dat de statistische gegevens die ze publiceert betrouwbaar zijn. De HRJ beveelt daarom aan dat er een uniforme uitgeschreven registratiehandleiding wordt opgesteld én er regelmatige een audit van deze registratie gebeurt zodat er redelijke zekerheid kan worden verschaft over de betrouwbaarheid en de vergelijkbaarheid van de cijfers.

Page 40: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

36

De precieze inhoud van de stock van hangende zaken Tijdens het onderzoek is gebleken dat de precieze inhoud van de stock aan hangende correctionele zaken van hof tot hof kan verschillen. Zo is er vastgesteld dat er binnen de hoven een verschillende praktijk bestaat met betrekking tot de correctionele zaken die op strafgebied zijn afgesloten maar waarin er nog moet worden beslist over de burgerlijke belangen. In het ene hof is de afwikkeling van de burgerlijke belangen in de statistieken onder een aparte catalogering gekend. Een zaak die er volledig afgehandeld is op strafgebied (eindarrest) wordt er bijgevolg geschrapt uit de hangende zaken. In het andere hof is het geen uitgemaakte zaak dat de afhandeling van de burgerlijke belangen automatisch als een “nieuwe” zaak wordt behandeld, het wordt eerder aanzien als een “incident” op een bestaande zaak. Indien de afhandelingen van de burgerlijke belangen wèl als nieuwe zaken worden beschouwd, rijst de vraag of ook hier, net als in burgerlijke zaken, de techniek van de “ambtshalve weglatingen” (730§2 Ger. W.) kan worden gehanteerd. Het ene hof past deze mogelijkheid van ambtshalve weglating toe, het andere niet. Daarbij komt dat niet alle zaken die worden ingeschreven als “nieuwe zaak” ook echt een “nieuwe zaak” uitmaken die ooit zal moeten behandeld worden door het hof van beroep. Dit omdat enerzijds wel elke keer dat hoger beroep wordt aangetekend de desbetreffende zaak wordt ingeschreven, maar anderzijds het parket-generaal een autonome beoordelingsbevoegdheid heeft om te beslissen wanneer zo’n zaak al dan niet wordt vastgesteld voor het hof van beroep. Deze zaken worden meestal maar door de correctionele kamers van het hof van beroep behandeld in de mate ze door het parket-generaal worden ingeleid/vastgesteld d.m.v. een dagvaarding. Zo is het mogelijk dat het parket-generaal, bv. in zaken van stedenbouw eerst onderzoekt of een regularisatie van de situatie tot stand is gebracht alvorens een dagstelling in de zaak te laten betekenen. Dit alles maakt dat de stock aan hangende zaken van het ene hof moeilijk kan worden vergeleken met de stock van een ander hof.

Aanbeveling Het college van de hoven en rechtbanken dient er voor te zorgen dat er duidelijke instructies zijn op het vlak van de afwikkeling van de burgerlijke belangen nadat er in de zaak een eindarrest is uitgesproken op strafgebied (inschrijven als nieuwe zaak of niet), zodat hierover geen verschillende praktijken bestaan bij de hoven.

Aanbeveling De wetgever dient ervoor te zorgen dat er duidelijk wordt bepaald of de ambtshalve weglating (artikel 730§2 Ger. W.) ook kan worden toegepast in correctionele zaken waarin een eindarrest is uitgesproken op correctioneel gebied maar niet op het vlak van de afwikkeling van de burgerlijke belangen.

7.3. Vergelijkbaarheid van de gegevens. Naast het probleem van de betrouwbaarheid van de gegevens stelt zich nog een ander probleem, nl. dat van de vergelijkbaarheid van de gegevens. Sommige hoven hebben bevoegdheden die andere hoven niet hebben (voor deze zogenaamde “exclusieve bevoegdheden” zijn alleen zij voor heel België bevoegd). Elk hof is ook anders samengesteld: de verhouding magistraten t.o.v. referendarissen/juristen kan sterk variëren (in het ene hof is er ongeveer één referendaris/jurist per 20 magistraten, in het andere hof is er ongeveer één referendaris/jurist per 5 magistraten), de verhouding magistraten t.o.v. griffiers en administratief personeel kan

Page 41: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

37

sterk variëren (in het ene hof zijn er ongeveer evenveel griffiers en administratief personeel als magistraten, in het andere hof zijn er ongeveer 50% meer griffiers en administratief personeel dan magistraten) en de inhoud van de categorie “griffiers en administratief personeel” kan sterk variëren (de cijfers per hof zeggen bijvoorbeeld niets over de onderlinge verhouding tussen het aantal griffiers (niveau B) en het administratief personeel (niveau C en D), noch over de aanwezigheid in de cijfers van personeel voor het onderhoud, bewaking of beheer van het gebouw, archivarissen, een beheersadviseur of –directeur, enz.). Daarbij komt dat de exacte impact van elk personeelstype op de productie (hun aandeel in de productiecapaciteit) onbekend is en ook moeilijk vast te stellen. Dit is bijvoorbeeld het geval voor de referendarissen/juristen, die in dit onderzoek voor het berekenen van de productiecapaciteit meegeteld worden als ¼ magistraat, maar deze verhouding is niet op wetenschappelijk wijze vastgesteld. Verder onderzoek is nodig om een preciezere verhouding vast te stellen. Gezien de situatie op al deze vlakken verschilt van hof tot hof is een vergelijking tussen de hoven louter op basis van cijfers problematisch.

Aanbeveling Als het College of de minister een echte vergelijking zou willen maken tussen de hoven op basis van cijfers en daar gevolgen aan wil verbinden dan moeten de bevoegde instanties bepalen hoe de hoven met verschillende samenstellingen en/of verschillende bevoegdheden met elkaar vergeleken zullen worden.

7.4. Controle op de vaststellingstermijnen en rotatietijd Tijdens de hoorzittingen is gebleken dat alle hoven er een controle op de vaststellingstermijnen op na houden, waar ze ook melding van moeten maken in hun jaarlijkse werkingsverslagen. De eerste voorzitters gebruiken over het algemeen die vaststellingstermijnen om hun “achterstand” in te schatten. In de meerderheid van de gevallen wordt deze vaststellingstermijnen gecontroleerd door middel van een script in de database van de hoven. Ook wordt deze controle in de meeste hoven uitgevoerd samen met een controle van het nuttig gebruik van de beschikbare zittingstijden (controle van de uitstellen) en een controle van de beraadtermijnen, al dan niet door direct gebruikt van de database. Zoals in hoofdstuk 4.2.7 al gesteld is, zijn de vaststellingstermijnen op zich niet genoeg om de behandeltijd van de zaken volledig weer te geven. Dit doet natuurlijk niets af aan de noodzakelijkheid van de door de hoven uitgevoerde controle.

Page 42: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

38

8. Vaststellingen per hof van beroep

8.1. Hof van Beroep te Antwerpen

a. Evolutie van de personeelsbezetting

De evolutie van de personeelsbezetting wordt in onderstaande tabel en grafiek in absolute cijfers weergegeven voor enerzijds de magistraten, de referendarissen/juristen en de som van beiden en anderzijds de griffiers en het administratief personeel. Er wordt ook een indexcijfer berekend voor de som van de magistraten en referendarissen en een indexcijfer voor de groep van de griffiers en het administratief personeel (basisindex is 2008).

Tabel 1: personeelsbezetting HvB Antwerpen

mag

istr

aten

ind

ex (

20

08

= 1

00

)

refe

ren

dar

isse

n e

n

juri

sten

ind

ex (

20

08

= 1

00

)

grif

fier

s en

ad

m

per

son

eel

ind

ex (

20

08

= 1

00

)

2008 60,83 100,00 3,19 100,00 60,08 100,00

2009 60,95 100,20 4,31 135,26 58,59 97,51

2010 60,64 99,69 4,42 138,83 57,68 96,00

2011 60,86 100,05 5,40 169,47 59,06 98,29

2012 59,66 98,08 5,63 176,83 57,49 95,68

2013 61,52 101,13 7,58 237,86 54,95 91,46

Grafiek 1: personeelsbezetting HvB Antwerpen

Uit deze gegevens blijkt dat het aantal effectieve magistraten in de ganse periode stabiel is gebleven en het aantal referendarissen meer dan verdubbeld (van 3,19 in 2008 naar 7,58 in 2013). Anderzijds is het aantal griffiers en administratieve personeelsleden in dezelfde periode teruggelopen (daling met 1,71 tot 8,54 procent).

Tijdens het onderzoek werd opgemerkt dat een belangrijk deel van de magistraten de pensioengerechtigde leeftijd zal bereiken gedurende de komende jaren. Er stelt zich dus een probleem van vergrijzing, waardoor een belangrijk deel van de ervaring zal verloren gaan. Bovendien vreest het hof dat de vacatures niet meer tijdig zullen ingevuld worden.

Page 43: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

39

b. Evolutie van de afwezigheid om medische redenen

De afwezigheid wegens medische redenen wordt in de onderstaande tabel en grafiek weergegeven als een percentage ten opzichte van de effectieve personeelsbezetting.

Tabel 2: evolutie van de afwezigheid om medische redenen HvB Antwerpen

2008 2009 2010 2011 2012 2013

magistraten 2,74% 1,41% 1,27% 2,62% 2,70% 1,21%

referendarissen en juristen 4,88% 1,15% 1,91% 0,00% 7,04% 11,56%

griffiers en administratief personeel 5,24% 5,30% 4,75% 4,11% 4,16% 5,48%

Grafiek 2: evolutie van de afwezigheid om medische redenen HvB Antwerpen

Uit deze gegevens blijkt dat, behalve voor de referendarissen in 2012 en in 2013, de afwezigheid wegens medische redenen bij de magistraten en de referendarissen beneden de norm van 5 % blijft. Het cijfer voor de referendarissen moet evenwel gerelativeerd worden omdat het een categorie personeelsleden betreft met een geringe omvang, waardoor een langdurige ziekte van één persoon meteen een grote invloed heeft op het percentage.

De afwezigheden bij de categorie “griffiers en administratief personeel” liggen de hele periode in de buurt van de 5%. Dit dient te worden opgevolgd.

Het hof merkt hierover het volgende op:

- In 2012 steeg het aantal afwezigheden wegens ziekte bij de raadsheren van de burgerlijke kamers ingevolge langdurige ziektes.

- De frequentie waarmee een burn-out of andere langdurige ziektes voorkomt is stijgend.

- In geval van ziekte van een magistraat gaat de zitting soms toch door uit collegiale overwegingen.

- Hoewel de werkdruk voor alle magistraten min of meer gelijk is, is deze niet voor iedereen haalbaar, waardoor er soms een verband is tussen werklast en afwezigheid wegens ziekte.

- Momenteel is de werkdruk zeer hoog, waardoor magistraten hun nevenactiviteiten (volgen van opleidingen, zetelen in commissies, …) laten vallen.

Page 44: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

40

c. De evolutie van het aantal nieuwe zaken (input)

Het aantal nieuwe zaken wordt in onderstaande tabel per soort zaak voorgesteld in absolute cijfers en onder de vorm van een indexcijfer (basisindex is 2008).

Tabel 3: evolutie van het aantal nieuwe zaken HvB Antwerpen

index ( 2008 = 100)

bu

rger

lijke

do

ssie

rs

corr

ecti

on

ele

do

ssie

rs

Jeu

gd

KI

KI s

oci

aal

soci

aal

bu

rge

rlijk

e

do

ssie

rs

corr

ect

ion

ele

do

ssie

rs

Jeu

gd

KI

KI s

oci

aal

soci

aal

2008 4.159 1.619 306 2.859 8 93 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00

2009 4.523 1.642 304 3.426 11 59 108,75 101,42 99,35 119,83 137,50 63,44

2010 4.906 1.750 386 3.482 6 82 117,96 108,09 126,14 121,79 75,00 88,17

2011 4.760 1.791 324 3.649 9 71 114,45 110,62 105,88 127,63 112,50 76,34

2012 4.694 1.884 325 3.460 6 85 112,86 116,37 106,21 121,02 75,00 91,40

2013 4.503 1.638 335 3.388 6 71 108,27 101,17 109,48 118,50 75,00 76,34

In de onderstaande grafiek wordt de evolutie van de indexcijfers voorgesteld. Omwille van de te beperkte aantallen die voorkomen op de rollen ‘KI sociaal’ en ‘sociaal’, worden beiden niet opgenomen in de grafische voorstelling en verder ook niet besproken.

Grafiek 3: evolutie van het aantal nieuwe zaken HvB Antwerpen

Uit deze gegevens blijkt dat het aantal nieuwe burgerlijke dossiers tussen 2008 en 2010 sterk toeneemt (in 2010 ligt het aantal 18% hoger dan in 2008) om daarna langzaam af te nemen (in 2013 ligt het aantal bijna 10 % minder dan in 2010). Het aantal correctionele dossiers stijgt anderzijds systematisch behalve het laatste jaar waar de curve bijna op het niveau van 2008 terug valt. Tot 2011 stijgt ook het aantal zaken van de KI systematisch om daarna licht terug te vallen. Het aantal jeugdzaken stijgt eveneens en vertoont een zeer grote piekwaarde in het jaar 2010 (een stijging met 26% ten opzichte van 2009). Enkel voor Antwerpen wordt vastgesteld dat het aantal dossiers van de KI in 2013 hoger ligt dan in 2008, zelfs substantieel hoger (+ 18%) met een piek tot 27 % in 2011. Voor alle andere hoven wordt een substantiële daling vastgesteld (minstens – 8 %).

Page 45: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

41

Het hof merkt hierover het volgende op: ‐ Wat de burgerlijke zaken betreft wordt gewezen op de toegenomen gemiddelde jaarlijkse instroom: in de

jaren 2008 – 2012 gemiddeld 4611 zaken ten opzichte van gemiddeld 4163 zaken in de jaren 2003 - 2007 . ‐ Wat de stijging van het aantal zaken in de KI betreft heeft het hof geen verklaring.

d. De evolutie van het aantal eindbeslissingen (output)

Het aantal eindbeslissingen wordt in de onderstaande tabel weergegeven in absolute cijfers en onder vorm van indexcijfers (basisindex is 2008). Tabel 4: aantal eindbeslissingen HvB Antwerpen

index ( 2008 = 100)

bu

rger

lijke

do

ssie

rs

corr

ecti

on

ele

do

ssie

rs

Jeu

gd

KI

KI s

oci

aal

soci

aal

bu

rge

rlijk

e d

oss

iers

corr

ect

ion

ele

do

ssie

rs

Jeu

gd

KI

KI s

oci

aal

soci

aal

2008 4.784 1.716 308 2.840 4 93 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00

2009 4.721 1.705 294 3.381 11 105 98,68 99,36 95,45 119,05 275,00 112,90

2010 4.581 1.755 366 3.493 11 81 95,76 102,27 118,83 122,99 275,00 87,10

2011 4.920 1.809 345 3.662 7 77 102,84 105,42 112,01 128,94 175,00 82,80

2012 4.635 1.824 329 3.482 8 73 96,89 106,29 106,82 122,61 200,00 78,49

2013 4.198 1.719 324 3.363 5 74 87,75 100,17 105,19 118,42 125,00 79,57

In de onderstaande grafiek wordt de evolutie van de indexcijfers voorgesteld. Omwille van de te beperkte aantallen die voorkomen op de rollen ‘KI sociaal’ en ‘sociaal’, worden beiden niet opgenomen in de grafische voorstelling en verder niet besproken.

Grafiek 4: evolutie van het aantal eindbeslissingen HvB Antwerpen

Uit deze gegevens blijkt dat er een stijging is van het aantal eindbeslissingen in de correctionele dossiers vanaf 2010 maar dat in 2013 men weer op het niveau van 2008 terugkomt. In burgerlijke zaken schommelt het aantal eindbeslissingen: daling in 2009 en 2010, stijging in 2011 en opnieuw daling in 2012 en 2013 tot sterk beneden het niveau van 2008 (-12 %).

Page 46: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

42

Het aantal eindbeslissingen in de KI stijgt sterk tussen 2008 en 2011 en neemt in 2012 en 2013 terug af maar ligt nog steeds 18 % hoger dan in 2008. Deze evolutie ligt volledig in de lijn van de vaststelling die hiervoor werd gedaan op het vlak van de nieuwe zaken (zie punt c). De jeugdzaken kennen aanvankelijk een grillig verloop: lichte daling in 2009, sterke stijging in 2010 en een systematische daling vanaf 2011. Dit grillige verloop is wellicht te wijten aan het eerder kleine aantal jeugdzaken, waardoor het weinig zinvol is hier conclusies aan te verbinden.

Het hof merkt hierover het volgende op:

- Het jaar 2008 als vergelijkingsbasis impliceert dat voor Antwerpen wordt vergeleken met hét topjaar qua wegwerking van de gerechtelijke achterstand en op het vlak van de doorlooptijden. Ingevolge een samenwerkingsprotocol met de minister van Justitie, resulterend in de wet van 14.12.04 vond in de jaren 2005-2006 immers een (tijdelijke) kaderuitbreiding plaats met het oog op de versterking van de strijd tegen de gerechtelijke achterstand. Als doelstelling werd gesteld tegen eind 2008 de behandelingstijden in te korten tot minder dan 12 maanden in burgerlijke zaken en tot minder dan 8 maande in strafzaken. Deze doelstellingen werden gehaald, meer zelf eind 2008 bedroeg de gemiddelde doorlooptijd 8,46 maanden (burgerlijke kamer) en 6,24 maanden (strafkamer). Deze cijfers konden tot 2011 worden gehandhaafd, maar vervolgens liepen de burgerlijke doorlooptijden op exponentiële wijze uit. Dit omdat de burgerlijke instroom exponentieel toenam en omdat er niet kan worden verwacht dat de raadsheren zich blijven inzetten alsof het hof in permanente crisismodus verkeert.

- In burgerlijke zaken zorgt het wegvallen van de aanvullende ter-kamers (met 1 beroeps- en 2 plaatsvervangende magistraten die ook arresten maakten) ervoor dat minder zaken uit de stock konden worden weggewerkt: in 2007 waren deze kamers nog goed voor 382 arresten, in 2011 voor 68 en in 2012 nog maar voor 5 arresten.

- De wijziging van art. 747§2 Ger. W., door de wet van 26 april 2007, heeft als neveneffect dat steeds minder zaken kunnen weggelaten worden van de rol op grond van art. 730 Ger. W. Alle nieuw ingeleide zaken worden sindsdien immers vastgesteld op vaste datum. Het aantal weglatingen is sinds 2008 dan ook enorm gedaald: van 648 in 2008 naar 246 in 2012. Het betekent ook dat het hof sindsdien meer zaken dan voorheen dient te behandelen, want de weggelaten zaken leverden geen werklast op voor de magistraten.

- In correctionele zaken is er een grote gelijkenis met de cijfers van het hof voor de periode 2008 – 2011. Dit is echter niet het geval voor 2012, waar het cijfer van het hof lager ligt dan het cijfer in dit verslag. Hiervoor is geen sluitende verklaring gevonden.

Page 47: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

43

e. Verhouding output/input

In de onderstaande tabel en grafiek wordt de output/input verhouding berekend voor zowel de burgerlijke als de correctionele dossiers gedurende de periode vanaf 2008 tot en met 2013.

Het hof heeft tijdens het onderzoek een uitgebreide nota overgemaakt met daarin ook een eigen berekening van de output/input verhouding tot 2012. Daarom worden zowel de berekening van de HRJ, gebaseerd op de cijfers van het VBSW, als de berekening van het hof in de tabel opgenomen.

Tabel 5: verhouding output/input HvB Antwerpen

burgerlijke dossiers correctionele dossiers

VB

SW

Ho

f A

ntw

erp

en

VB

SW

Ho

f A

ntw

erp

en

2008 1,15 1,15 1,06 1,03

2009 1,04 1,05 1,04 1,02

2010 0,93 0,94 1,00 1,01

2011 1,03 1,04 1,01 1,02

2012 0,99 0,97 0,97 0,99

2013 0,93 1,05

Grafiek 5: verhouding output/input HvB Antwerpen (bron: VBSW)

Uit de vergelijking van de berekeningen blijkt dat de cijfers van het hof tot 2012 geen fundamentele verschillen vertonen met die van de HRJ. De positieve en negatieve scores van de ratio’s worden zonder uitzondering geregistreerd in dezelfde jaren en voor dezelfde rol.

Uit beide berekeningen blijkt dat de output/input verhouding van de burgerlijke dossiers over het algemeen licht positief is, maar een dalende tendens vertoont en in 2010 beduidend lager was dan de kritische waarde één. In 2013 daalt de verhouding volgens de cijfers van het VBSW weer naar het niveau van 2010. In correctionele zaken vertoont de output/input verhouding eveneens een dalende tendens, maar zal de ratio pas in 2012 een negatieve waarde bereiken om in 2013 weer duidelijk boven de waarde één terug te komen. Bij de berekening van de productiviteit wordt hierop verder ingegaan (punt h).

Page 48: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

44

Opmerkelijk is in 2013 de verbetering in correctionele zaken en de tegenoverstelde evolutie in burgerlijke zaken.

Het hof merkt hierover het volgende op:

- Wat de burgerlijke zaken betreft is de negatieve ratio in 2010 te verklaren door een opmerkelijke piek in het aantal inkomende zaken. In 2011 daarentegen is de positieve ratio te verklaren door het eenmalig wegvallen van 144 fiscale zaken (100 doorhalingen en 44 onontvankelijke in volkomen gelijkaardige zaken). In 2012 was er een piek van ziektedagen bij de burgerlijke raadsheren ingevolge langdurige ziektes, wat de negatieve ratio verklaart.

- Zowel in burgerlijke als in correctionele zaken is de dalende trend te wijten aan een stijging van de input en niet aan een vermindering van de output, het hof stelt dat in de periode 2003 -2007 gemiddeld 4.162,5 zaken gemiddeld aan burgerlijke zaken werden ingeleid terwijl dat gemiddelde gedurende de jaren 2008-2012 naar 4.610,8 steeg. Op de input heeft het hof weinig invloed. Waar mogelijk tracht men deze te beperken (vb. via proefproject rond bemiddeling) of een ontradend effect te creëren (vb. zoals naar aanleiding van de grote toename van familiale kort gedingen, voornamelijk te wijten aan de pro deo-zaken, of door het bevorderen van een eenheid van rechtspraak).

f. Evolutie van het aantal hangende zaken

Het aantal hangende zaken wordt in de onderstaande tabel weergegeven in absolute cijfers en onder vorm van indexcijfers (basisindex is 2008). Tabel 6: aantal hangende zaken per 31 december HvB Antwerpen

index ( 2008 = 100)

bu

rger

lijke

do

ssie

rs

corr

ecti

on

ele

do

ssie

rs

Jeu

gd

KI

KI s

oci

aal

soci

aal

bu

rge

rlijk

e

do

ssie

rs

corr

ect

ion

ele

do

ssie

rs

Jeu

gd

KI

KI s

oci

aal

soci

aal

2008 7.951 1.255 66 176 5 90 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00

2009 7.753 1.192 76 221 5 44 97,51 94,98 115,15 125,57 100,00 48,89

2010 8.078 1.187 96 210 0 45 101,60 94,58 145,45 119,32 0,00 50,00

2011 7.918 1.169 75 197 2 39 99,58 93,15 113,64 111,93 40,00 43,33

2012 7.977 1.229 71 175 0 51 100,33 97,93 107,58 99,43 0,00 56,67

2013 8.269 1.156 81 200 1 48 104,00 92,11 122,73 113,64 20,00 53,33

In de onderstaande grafiek wordt de evolutie van de indexcijfers voorgesteld. Omwille van de te beperkte aantallen die voorkomen op de rollen ‘KI sociaal’ en ‘sociaal’, worden beiden niet opgenomen in de grafische voorstelling en verder niet besproken.

Page 49: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

45

Grafiek 6: evolutie van de hangende zaken per 31 december HvB Antwerpen

Uit deze gegevens blijkt dat het aantal hangende burgerlijke zaken behoudens een lichte daling in 2009 vrijwel stabiel gebleven is tot 2012, m.a.w. er wordt geen verdere achterstand opgelopen maar er werd ook geen achterstand weggewerkt. In 2013 stijgt de hangende burgerlijke dossiers met ongeveer 4 %.

Over de hele periode daalt het aantal hangende correctionele dossiers om in 2013 bijna 8 % lager te liggen dan in 2008. Voor jeugd en KI is de evolutie grillig, maar systematisch boven het niveau van 2008.

In 2013 is er behalve voor de correctionele dossiers een belangrijke stijging vast te stellen. Het hof merkt hierover het volgende op:

- In burgerlijke zaken lijkt het alsof het aantal hangende zaken niet verder wordt weggewerkt, maar men moet wel rekening houden met een indrukwekkend gestegen instroom, het wegvallen van de aanvullende ter-kamers en de spectaculaire vermindering van het aantal weglatingen. De werkdruk op de burgerlijke raadsheren is wel degelijk toegenomen en er werd harder gewerkt.

- Het hof werkt, om zijn toekomstige reële werklast in te schatten, al jaren met de door het parket-generaal aangeleverde cijfers. Het totaal aantal hangende zaken op 31 december van elk jaar wordt bekomen door bij het cijfer van het geheel der zaken dat staat vastgesteld voor de correctionele kamers het aantal zaken op te tellen dat ligt te wachten voor dagstelling (de stock). Dit levert volgende cijfers op: 1068 zaken in 2008, 1220 zaken in 2009, 981 zaken in 2010, 937 zaken in 2011 en 964 zaken in 2012. Deze cijfers liggen over het algemeen een stuk lager dan de cijfers van de HRJ.

Page 50: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

46

g. De rotatietijd van de hangende zaken in aantal dagen

In onderstaande tabel en grafiek wordt de gemiddelde rotatietijd van de hangende zaken, uitgedrukt in dagen, weergegeven voor de burgerlijke en correctionele dossiers.

Tabel 7: rotatietijd hangende zaken HvB Antwerpen

in aantal dagen

bu

rger

lijke

do

ssie

rs

corr

ecti

on

ele

do

ssie

rs

2008 607 267

2009 599 255

2010 644 247

2011 587 236

2012 628 246

2013 719 245

Grafiek 7: rotatietijd hangende zaken HvB Antwerpen

Uit deze gegevens blijkt een overeenstemming met de vaststellingen over de evolutie van het aantal hangende zaken: globaal genomen is de rotatietijd van de hangende zaken vrij stabiel, met een zorgwekkende evolutie wat betreft de burgerlijke dossiers in 2012 en 2013. In correctionele zaken is een lichte daling vast te stellen.

Het hof merkt hierover het volgende op:

- De stijging in 2010 voor de burgerlijke zaken is te wijten aan de grotere instroom datzelfde jaar en de daling in 2011 is te danken aan het wegvallen van de fiscale zaken. De schommelingen zijn dus niet te wijten aan onregelmatigheden.

- Tussen 2008 en 2012 is de gemiddelde doorlooptijd in burgerlijke zaken sterk toegenomen (van +/- 10 maanden in 2008 naar +/- 16,5 maanden in 2013). Dit is onder meer te wijten aan de wet van 26 april 2007, waardoor alle zaken meteen op vaste datum moeten worden vastgesteld, terwijl er vroeger veel zaken op de rol bleven staan en meer toepassing kon worden gemaakt van art. 730 Ger. W. (weglatingen). Het aantal weglatingen is sinds 2008 enorm gedaald (van 648 in 2008 naar 246 in 2012). De komende jaren wordt gevreesd voor een forse toename van de doorlooptijd gezien de permanente stijgende input en het wegvallen van de weglatingen.

Page 51: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

47

- In correctionele zaken ligt de gemiddelde doorlooptijd volgens het hof aanzienlijk lager dan wat het onderzoek laat uitschijnen, sinds 2010 zelfs onder de 200 dagen. Dit ten gevolge van de andere telmethodiek voor het begrip “hangende zaken” en ook omdat – in de mate dat alle burgerlijke vorderingen worden meegeteld over de jaren heen – ook de weglatingen in burgerlijke vorderingen dienen meegeteld te worden. Er is geen achterstand.

h. Verhouding tussen de wijziging van de output t.o.v. de wijziging van de productiecapaciteit Eerst wordt de evolutie van de productiecapaciteit berekend. Voor de samenstelling van de hieronder vermelde tabel wordt gebruik gemaakt van de gegevens in punt a (personeelsbezetting) van dit hoofdstuk van het verslag. Tabel 8: productiecapaciteit HvB Antwerpen

mag

istr

aten

refe

ren

dar

isse

n e

n

juri

sten

refe

ren

dar

isse

n e

n

juri

sten

x 0

,25

mag

istr

aten

en

(ref

eren

dar

isse

n x

0,2

5)

ind

ex (

20

08

= 1

00

) 2008 60,83 3,19 0,80 61,63 100,00

2009 60,95 4,31 1,08 62,03 100,65

2010 60,64 4,42 1,11 61,75 100,19

2011 60,86 5,40 1,35 62,21 100,95

2012 59,66 5,63 1,41 61,07 99,09

2013 61,52 7,58 1,89 63,41 102,90

Grafiek 8: de productiecapaciteit bij het HvB Antwerpen

Uit deze gegevens blijkt dat de productiecapaciteit over de volledige periode stabiel is gebleven, met een heel lichte stijging in 2013.

Vervolgens wordt de verhouding tussen de wijziging van de output t.o.v. de wijziging van de productiecapaciteit berekend.

Voor de samenstelling van de hieronder vermelde tabel wordt gebruik gemaakt van de gegevens uit voorgaande tabel (productiecapaciteit) en punt d (output) van dit hoofdstuk van het verslag.

Page 52: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

48

Tabel 9: verhouding index output/index productiecapaciteit HvB Antwerpen

index ( 2008 = 100)

bu

rge

rlijk

e

do

ssie

rs

corr

ect

ion

ele

do

ssie

rs

Jeu

gd

KI

KI s

oci

aal

soci

aal

2008 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00

2009 98,05 98,72 94,84 118,28 273,22 112,17

2010 95,57 102,08 118,60 122,76 274,47 86,93

2011 101,88 104,43 110,96 127,73 173,36 82,02

2012 97,77 107,26 107,79 123,73 201,83 79,21

2013 85,28 97,35 102,23 115,08 121,48 77,33

In de onderstaande grafiek wordt de evolutie van de indexcijfers voorgesteld. Omwille van de te beperkte aantallen die voorkomen op de rollen ‘KI sociaal’ en ‘sociaal’, worden beiden niet opgenomen in de grafische voorstelling en verder ook niet besproken.

Grafiek 9: verhouding index output/index magistraten en referendarissen HvB Antwerpen

Uit deze gegevens blijkt dat in burgerlijke zaken de waarden zich sinds 2008 steeds beneden de 100 bevinden, met uitzondering van 2011 (101,88). Dit wil zeggen dat de productie in burgerlijke zaken minder gestegen is dan de productiecapaciteit. Voor de correctionele zaken wordt in 2009 eveneens een waarde (nipt) beneden de 100 waargenomen, terwijl in 2010, 2011 en 2012 waarden worden waargenomen boven de 100 om in 2013 weer onder de 100 te vallen. In 2010 tot 2012 was de stijging van de productie dus groter dan de stijging van de productiecapaciteit. In de KI liggen de waarden steeds hoger dan 100, de evolutie van de productie ligt dus systematisch hoger dan de evolutie van de gemiddelde personeelsbezetting. In jeugdzaken is er enkel in 2009 een waarde onder de 100. De andere jaren ligt ook hier de evolutie van de productie hoger dan de evolutie van de gemiddelde personeelsbezetting.

Algemeen moet worden vastgesteld dat in de laatste jaren de evolutie een dalende lijn vertoont.

Page 53: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

49

i. Index van vertegenwoordiging van financiële zaken t.o.v. totaal hangende zaken

Voor de burgerlijke financiële dossiers wordt de graad van vertegenwoordiging berekend in onderstaande tabel.

Tabel 10: index van vertegenwoordiging in de hangende zaken HvB Antwerpen

burgerlijk Hangende zaken nieuwe zaken index van

vertegen-woordiging totaal financieel % aandeel totaal financieel % aandeel

2008 7.951 1144 14,39% 4.159 550 13,22% 1,09

2009 7.753 1071 13,81% 4.523 587 12,98% 1,06

2010 8.078 1150 14,24% 4.906 654 13,33% 1,07

2011 7.918 1116 14,09% 4.760 615 12,92% 1,09

2012 7.977 1073 13,45% 4.694 633 13,49% 1,00

Uit deze gegevens blijkt dat er geen sprake is van een significante oververtegenwoordiging van de financiële burgerlijke dossiers in de hangende burgerlijke zaken binnen het hof. Dit wil zeggen dat financiële burgerlijke zaken niet significant trager worden afgehandeld dan de gemiddelde burgerlijke zaak.

Page 54: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

50

8.2. Hof van beroep te Brussel

a) Evolutie van de personeelsbezetting De evolutie van de personeelsbezetting wordt in onderstaande tabel en grafiek in absolute cijfers weergegeven voor enerzijds de magistraten, de referendarissen/juristen en de som van beiden en anderzijds de griffiers en het administratief personeel. Er wordt ook een indexcijfer berekend voor de som van de magistraten en referendarissen en een indexcijfer voor de groep van de griffiers en het administratief personeel (basisindex is 2008).

Tabel 11: personeelsbezetting HvB Brussel

mag

istr

aten

ind

ex (

20

08

= 1

00

)

refe

ren

dar

isse

n e

n

juri

sten

ind

ex (

20

08

= 1

00

)

grif

fier

s en

ad

m

per

son

eel

ind

ex (

20

08

= 1

00

)

2008 68,07 100,00 10,20 100,00 74,55 100,00

2009 67,38 98,99 7,33 71,91 70,75 94,90

2010 65,95 96,89 10,31 101,07 68,47 91,85

2011 67,41 99,03 9,51 93,27 73,60 98,72

2012 68,32 100,37 7,97 78,10 76,71 102,90

2013 66,67 97,94 11,47 112,45 72,91 97,80

Grafiek 10: personeelsbezetting HvB Brussel

Uit deze gegevens blijkt dat het totale aantal effectief beschikbare magistraten tijdens de onderzochte periode licht is afgenomen en in 2013 ongeveer 2% lager ligt dan in 2008. Het aantal referendarissen en juristen is over het algemeen eveneens afgenomen, zij het sterker (met uitschieters in 2009 (- 28 %) en 2012 (- 21,9 %)), maar ligt in 2013 wel 12,45 % hoger dan in 2008. De categorie “griffiers en administratief personeel” is over het algemeen ook afgenomen en ligt enkel in 2012 hoger (bijna 3 %) dan in het referentiejaar 2008.

Tijdens het onderhoud op 24 november 2014 merkte de eerste voorzitter van het hof op dat de (oorspronkelijke) cijfers in de werkingsverslagen van het hof niet correct waren wat de magistraten betreft wegens een misverstand m.b.t. de delegaties. In 2009 zouden er 66,10 VTE’s geweest zijn, in 2011 66,7 VTE’s en in 2012 65,7 VTE’s. Een berekening met correcte cijfers zou navolgend worden overgemaakt aan de HRJ, maar werd niet

Page 55: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

51

ontvangen. Evenmin ontving de HRJ van het hof een werkingsverslag voor het jaar 2013. De HRJ was derhalve in de onmogelijkheid om in het verslag van 16 december 2015 de personeelsbezetting in 2013 weer te geven zoals ze dat voor de andere hoven heeft gedaan. Ten tijde van de afronding van het verslag werd nog steeds geen werkingsverslag voor 2013 ontvangen. De HRJ heeft de gegevens over de personeelsbezetting wel via een andere weg bekomen. Tijdens het onderhoud op 8 april 2016 met de eerste voorzitter van het hof werden de cijfers m.b.t. de magistraten, ook voor het jaar 2013, ter plaatse nagekeken en opnieuw berekend, samen met de eerste voorzitter. Er werd overeenstemming bereikt over de cijfers die in bovenstaande tabel zijn opgenomen. De cijfers m.b.t. de personeelscategorieën “referendarissen en juristen” en “griffiers en administratief personeel”, zoals ze zijn opgenomen in het ontwerp van werkingsverslag en aan de algemene vergadering van het hof ter goedkeuring zullen worden voorgelegd, werden op 13 mei 2016 door de eerste voorzitter overgemaakt. 27

b) Evolutie van de afwezigheid om medische redenen

De afwezigheid wegens medische redenen wordt in de onderstaande tabel en grafiek weergegeven als een percentage ten opzichte van de effectieve personeelsbezetting. Tabel 12: evolutie van de afwezigheid om medische redenen HvB Brussel

2008 2009 2010 2011 2012 2013

magistraten 1,33% 1,60% 2,63% 3,13% 2,29% 4,22%

referendarissen en juristen 5,38% 20,96% 1,82% 1,92% 7,69% 4,28%

griffiers en administratief personeel 4,42% 9,71% 10,98% 8,05% 7,46% 6,32%

Grafiek 11: evolutie van de afwezigheid om medische redenen HvB Brussel

Uit deze gegevens blijkt dat de afwezigheid van de griffiers en het administratief personeel sinds 2009 constant hoger ligt dan het normcijfer van 5% en in 2010 steeg tot bijna 11%. Dit impliceert dat er sprake is van een vrij belangrijk capaciteitsverlies ten gevolge van ziektes en dat deze ongunstige situatie dient te worden opgevolgd.

In de groep van referendarissen worden er sterke pieken en dalen vastgesteld, maar gezien deze groep bestaat uit een beperkt aantal personen heeft de ziekte van enkelen meteen een grote impact op het percentage

27 Uiteindelijk werd het werkingsverslag over het jaar 2013 op 6 juni 2016 door de algemene vergadering van het hof goedgekeurd.

Page 56: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

52

afwezigheden en zijn de schommelingen vaak sterk maar minder relevant. Bij de magistraten zijn er minder grote schommelingen en de waarden zijn over het algemeen laag. Het hof merkt hierover het volgende op:

- De cijfers voor de magistratuur zijn laag, maar dat komt ook omdat het hof niet op de hoogte is van alle ziektedagen (zie “opmerkingen bij de methodologie”).

- Langdurige afwezigheden komen zelden voor en zijn niet altijd aan burn out of psychische omstandigheden toe te schrijven.

- Er moet langer gewacht worden op vervanging van personeelsleden dan magistraten wanneer ze het hof verlaten, bijvoorbeeld bij opruststelling, waardoor er een gebrek aan griffiers dreigt om alle zittingen te laten doorgaan.

c) De evolutie van het aantal nieuwe zaken (input)

Het aantal nieuwe zaken wordt in onderstaande tabel per soort zaak voorgesteld in absolute cijfers en onder de vorm van een indexcijfer (basisindex is 2008).

Tabel 13: evolutie van het aantal nieuwe zaken HvB Brussel

index ( 2008 = 100)

bu

rger

lijke

do

ssie

rs

corr

ecti

on

ele

do

ssie

rs

Jeu

gd

KI

KI s

oci

aal

soci

aal

bu

rge

rlijk

e

do

ssie

rs

corr

ect

ion

ele

do

ssie

rs

Jeu

gd

KI

KI s

oci

aal

soci

aal

2008 4.436 1.459 327 2.738 10 41 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00

2009 4.620 1.449 341 2.916 11 38 104,15 99,31 104,28 106,50 110,00 92,68

2010 4.489 1.375 380 2.988 15 68 101,19 94,24 116,21 109,13 150,00 165,85

2011 4.349 1.335 391 2.848 13 51 98,04 91,50 119,57 104,02 130,00 124,39

2012 4.396 1.391 409 2.436 24 39 99,10 95,34 125,08 88,97 240,00 95,12

2013 3.960 1.322 405 2.548 12 54 89,27 90,61 123,85 93,06 120,00 131,71

In de onderstaande grafiek wordt de evolutie van de indexcijfers voorgesteld. Omwille van de te beperkte aantallen die voorkomen op de rollen ‘KI sociaal’ en ‘sociaal’, worden beiden niet opgenomen in de grafische voorstelling en verder ook niet besproken.

Grafiek 12: evolutie van het aantal nieuwe zaken HvB Brussel

Page 57: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

53

Gezien de gegevens m.b.t. de nieuwe zaken uit de statistieken van het VBSW worden overgenomen en niet uit de werkingsverslagen kan hier wel de evolutie tot en met 2013 worden weergegeven.

Ten opzichte van 2008 blijft het aantal nieuwe burgerlijke dossiers stabiel tot 2012, om in 2013 met een tiental procent te dalen.

De correctionele dossiers daalden over de gehele periode met ongeveer 10 % en de dossiers van de KI met ongeveer 7 %.

De daling is continu voor de burgerlijke dossiers sinds haar maximale waarde in 2009 en voor de correctionele dossiers sinds 2008. Het aantal jeugdzaken is systematisch toegenomen tot 2012 maar kent een lichte teruggang in 2013. Gezien echter het gering aantal jeugdzaken is deze stijging in nominale cijfers minder spectaculair dan onder vorm van een indexcijfer.

De gedaalde activiteit van de KI is in overeenstemming met de tendens die wordt vastgesteld bij vier van de vijf hoven van beroep, al moet worden opgemerkt dat de daling zich in Brussel pas in 2012 manifesteerde. Het aantal nieuwe dossiers in de KI lag tussen 2008 en 2011 wel systematisch hoger.

Het hof merkt hierover op dat er verschillen bestaan tussen de cijfers van het VBSW en degene die door het hof zelf werden berekend. Het totaal van de correctionele rollen (correctioneel, jeugd, KI, KI sociaal en sociaal) bedraagt in 2012 volgens het VBSW 4299 dossiers. Volgens de eigen cijfers van het hof gaat het om 4402 dossiers. Voor de andere jaren gaf het hof geen aanduiding van de precieze verschillen die het vaststelt.

Gezien de aangehaalde verschillen klein zijn (ongeveer 2%), zijn zij niet van die aard dat ze een invloed hebben op de in dit bijzonder onderzoek vastgestelde tendensen.

d) De evolutie van het aantal eindbeslissingen (output)

Het aantal eindbeslissingen wordt in de onderstaande tabel weergegeven in absolute cijfers en onder vorm van indexcijfers (basisindex is 2008).

Tabel 14: aantal eindbeslissingen HvB Brussel

index ( 2008 = 100)

bu

rger

lijke

do

ssie

rs

corr

ecti

on

ele

do

ssie

rs

Jeu

gd

KI

KI s

oci

aal

soci

aal

bu

rge

rlijk

e d

oss

iers

corr

ect

ion

ele

do

ssie

rs

Jeu

gd

KI

KI s

oci

aal

soci

aal

2008 4.951 1.380 317 2.780 9 46 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00

2009 4.432 1.517 339 2.885 11 40 89,52 109,93 106,94 103,78 122,22 86,96

2010 6.157 1.387 374 2.927 16 46 124,36 100,51 117,98 105,29 177,78 100,00

2011 4.407 1.438 395 2.900 13 45 89,01 104,20 124,61 104,32 144,44 97,83

2012 4.783 1.367 411 2.462 23 44 96,61 99,06 129,65 88,56 255,56 95,65

2013 4.420 1.264 388 2.572 10 43 89,27 91,59 122,40 92,52 111,11 93,48

In de onderstaande grafiek wordt de evolutie van de indexcijfers voorgesteld. Omwille van de te beperkte aantallen die voorkomen op de rollen ‘KI sociaal’ en ‘sociaal’, worden beiden niet opgenomen in de grafische voorstelling en verder niet besproken.

Page 58: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

54

Grafiek 13: evolutie van het aantal eindbeslissingen HvB Brussel

Uit deze gegevens blijkt dat voor de burgerlijke dossiers, behalve in 2010, het aantal eindbeslissingen steeds lager was dan in 2008. In de correctionele dossiers worden enkele schommelingen vastgesteld en is het aantal eindbeslissingen in 2012 ongeveer gelijk aan het aantal eindbeslissingen in 2008 (zeer lichte daling) om in 2013 met 7,53 % te zakken. Het aantal eindbeslissingen in de KI dossiers daalt in 2012 tot een niveau dat significant lager is dan dat van 2008, wat een rechtstreeks gevolg is van de daling van het aantal nieuwe zaken in 2012 (zie punt c.) in 2013 stijgt de curve weer licht. De jeugdzaken daarentegen stegen jaar na jaar en liggen in 2012 30 % hoger dan in 2008 en in 2013 22 %.

Algemeen wordt in 2013 een dalende tendens vastgesteld voor alle afgebeelde categorieën behalve voor de KI.

Het hof merkt hierover het volgende op:

- De grote piek in 2010 in de burgerlijke dossiers is vooral het gevolg van de toepassing van de ambtshalve weglatingen (art. 730 §2 Ger.W.).

- Sinds jaren was het probleem van achterstand het grootst bij de burgerlijke zaken, daarom werden daar meer middelen ingezet, wat dan weer ten koste ging van het correctionele in 2012.

- Er bestaan verschillen tussen de cijfers van het VBSW en degene die door het hof zelf werden berekend. Het totaal bedraagt voor de correctionele rollen (correctioneel, jeugd, KI, KI sociaal en sociaal) in 2012 volgens het VBSW 4307 eindbeslissingen. Volgens de eigen cijfers van het hof gaat het om 4340 eindbeslissingen. Voor de andere jaren gaf het hof geen aanduiding van de precieze verschillen die het vaststelt.

Gezien de aangehaalde verschillen klein zijn (ongeveer 0,5%), zijn zij niet van die aard dat ze een invloed hebben op de in dit bijzonder onderzoek vastgestelde tendensen.

Page 59: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

55

e) Verhouding output/input

In de onderstaande tabel en grafiek wordt de output/input verhouding berekend voor zowel de burgerlijke als de correctionele dossiers gedurende de periode vanaf 2008 tot en met 2012.

Tabel 15: verhouding output/input HvB Brussel

b

urg

erlij

ke

do

ssie

rs

corr

ecti

on

ele

do

ssie

rs

2008 1,12 0,95

2009 0,96 1,05

2010 1,37 1,01

2011 1,01 1,08

2012 1,09 0,98

2013 1,12 0,96

Grafiek 14: verhouding output/input HvB Brussel

Uit deze gegevens blijkt dat in burgerlijke zaken de ratio output/input, met uitzondering voor het jaar 2009, positief is. De grote piek in 2010 (ratio 1,37) is uiteraard het logische gevolg van de piek in de eindbeslissingen in 2010, te danken aan de toepassing van de ambtshalve weglatingen (art. 730 §2 Ger.W.).

In correctionele zaken is de ratio negatief voor 2008, 2012 en 2013 en positief tussen 2009 en 2011. De negatieve tendens versterkt zich in 2013 t.o.v. 2012. De vaststelling die de minister in haar brief doet, nl. dat in 2012 de verhouding output/input in correctionele zaken negatief is, is correct, maar daar staat tegenover dat in hetzelfde jaar deze ratio voor de burgerlijke dossiers sterk is gestegen. Vermits de burgerlijke dossiers in grotere aantallen voorkomen (ongeveer driemaal zoveel) lijkt deze stijging van die aard dat ze de terugval voor de correctionele dossiers ruimschoots compenseert.

Het hof merkt hierover het volgende op:

- Er was sinds jaren een probleem met de achterstand in de burgerlijke zaken, waardoor beslist werd om meer middelen in te zetten voor deze dossiers, wat dan weer ten koste ging van het correctionele in 2012.

- Het hof volgt de evolutie van de output/input ratio op en houdt hiermee rekening voor de managementbeslissingen.

Page 60: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

56

f) De evolutie van het aantal hangende zaken

Het aantal hangende zaken wordt in de onderstaande tabel weergegeven in absolute cijfers en onder vorm van indexcijfers (basisindex is 2008). Tabel 16: aantal hangende zaken per 31 december HvB Brussel

index ( 2008 = 100)

bu

rger

lijke

do

ssie

rs

corr

ecti

on

ele

do

ssie

rs

Jeu

gd

KI

KI s

oci

aal

soci

aal

bu

rge

rlijk

e

do

ssie

rs

corr

ect

ion

ele

do

ssie

rs

Jeu

gd

KI

KI s

oci

aal

soci

aal

2008 13.380 1.674 66 266 1 25 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00

2009 13.568 1.606 68 297 1 23 101,41 95,94 103,03 111,65 100,00 92,00

2010 11.900 1.594 74 358 0 45 88,94 95,22 112,12 134,59 0,00 180,00

2011 11.842 1.491 70 306 0 51 88,51 89,07 106,06 115,04 0,00 204,00

2012 11.455 1.515 68 280 1 46 85,61 90,50 103,03 105,26 100,00 184,00

2013 11.000 1.565 85 269 3 57 82,21 93,49 128,79 101,13 300,00 228,00

In de onderstaande grafiek wordt de evolutie van de indexcijfers voorgesteld. Omwille van de te beperkte aantallen die voorkomen op de rollen ‘KI sociaal’ en ‘sociaal’, worden beiden niet opgenomen in de grafische voorstelling en verder ook niet besproken.

Grafiek 15: aantal hangende zaken per 31 december HvB Brussel

Uit deze gegevens blijkt dat het aantal hangende burgerlijke zaken sinds 2009 continu is gedaald. Ten opzichte van 2008 impliceert dit een daling met ongeveer 18 %.

Ook het aantal hangende correctionele zaken is tot 2011 afgenomen, om vanaf 2012 weer te stijgen, echter zonder het niveau van 2008 te bereiken. Opmerkelijk is de sterke stijging in jeugdzaken, maar met een absoluut getal van 85 in 2013 heeft het geen doorslaggevende betekenis. Deze evoluties zijn in overeenstemming met de vaststellingen omtrent de output/input ratio, met dien verstande dat waar de output/input ratio positief is het aantal hangende zaken daalt en waar de ratio negatief is het aantal hangende zaken stijgt.

Page 61: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

57

g) De rotatietijd van de hangende zaken in aantal dagen

In onderstaande tabel wordt de gemiddelde rotatietijd van de hangende zaken uitgedrukt in dagen weergegeven voor de burgerlijke en correctionele dossiers.

Tabel 17: rotatietijd hangende zaken HvB Brussel

Grafiek 16: rotatietijd hangende zaken HvB Brussel

Uit deze gegevens blijkt dat tussen 2008 en 2009 de rotatietijd voor de burgerlijke zaken is toegenomen, wat te verklaren is door de output/input verhouding die in 2009 lager was dan één. Sinds 2009 neemt ze af en in 2010 wordt zelfs een extreme daling vastgesteld, die echter te wijten is aan de extreme stijging van de output in dat jaar ten gevolge van het toepassen van de weglatingsprocedure (zie supra). In 2013 is een geringe verhoging te melden.

Voor de correctionele dossiers vertoont het verloop van de waarden minder belangrijke schommelingen. In 2013 ligt de rotatietijd wel iets hoger dan in 2008.

in aantal dagen

bu

rger

lijke

do

ssie

rs

corr

ecti

on

ele

do

ssie

rs

2008 986 443

2009 1.117 386

2010 705 419

2011 981 378

2012 874 405

2013 908 452

Page 62: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

58

h) Verhouding tussen de wijziging van de output t.o.v. de wijziging van de productiecapaciteit

Eerst wordt de evolutie van de productiecapaciteit berekend. Voor de samenstelling van de hieronder vermelde tabel wordt gebruik gemaakt van de gegevens in punt a (personeelsbezetting)van dit hoofdstuk van het verslag.

Tabel 18. productiecapaciteit HvB Brussel

mag

istr

aten

refe

ren

dar

isse

n e

n

juri

sten

refe

ren

dar

isse

n e

n

juri

sten

x 0

,25

mag

istr

aten

en

(ref

eren

dar

isse

n x

0,2

5)

ind

ex (

20

08

= 1

00

)

2008 68,07 2,55 0,64 68,71 100,00

2009 67,38 7,33 1,83 69,21 100,74

2010 65,95 10,31 2,58 68,53 99,74

2011 67,41 9,51 2,38 69,79 101,57

2012 68,32 7,97 1,99 70,31 102,33

2013 66,67 11,47 2,87 69,54 101,21

Grafiek 17: de productiecapaciteit bij HvB Brussel

Uit deze gegevens blijkt dat de productiecapaciteit in deze periode globaal gezien stabiel is gebleven. Vervolgens wordt de verhouding tussen de wijziging van de output t.o.v. de wijziging van de productiecapaciteit berekend. Voor de samenstelling van de hieronder vermelde tabel wordt gebruik gemaakt van de gegevens uit voorgaande tabel (productiecapaciteit) en punt d (output) van dit hoofdstuk van het verslag.

Page 63: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

59

Tabel 19:. verhouding index uitstroom/index productiecapaciteit HvB Brussel

index ( 2008 = 100)

bu

rge

rlijk

e

do

ssie

rs

corr

ect

ion

ele

do

ssie

rs

Jeu

gd

KI

KI s

oci

aal

soci

aal

2008 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00

2009 88,86 109,12 106,16 103,02 121,33 86,32

2010 124,69 100,77 118,29 105,56 178,25 100,26

2011 87,63 102,59 122,68 102,70 142,21 96,31

2012 94,40 96,80 126,70 86,54 249,73 93,47

2013 88,21 90,50 120,94 91,41 109,78 92,36

In de onderstaande grafiek wordt de evolutie van de indexcijfers voorgesteld. Omwille van de te beperkte aantallen die voorkomen op de rollen ‘KI sociaal’ en ‘sociaal’, worden beiden niet opgenomen in de grafische voorstelling en verder ook niet besproken.

Grafiek 18: verhouding index uitstroom/index productiecapaciteit HvB Brussel

In 2009 zien we in de correctionele dossiers en de burgerlijke dossiers een tegengestelde evolutie in de verhouding van de index van de uitstroom t.o.v. de index van de productiecapaciteit: in de burgerlijke dossiers zakt de verhouding tot 88,86 en in de correctionele dossiers stijgt de verhouding tot 109,12. In 2010 daarentegen is de verhouding in burgerlijke zaken 124,69 (dus een zeer grote stijging t.o.v. 2009) en 100,77 in correctionele (dus een daling t.o.v. 2009 maar nog steeds nipt beter dan het referentiejaar 2008-). De grote stijging in burgerlijke zaken is het gevolg van de grote piek in 2010 van de output, die volgens het hof zelf te danken is aan de toepassing van de ambtshalve weglatingen (zie punt d). In 2011 valt de verhouding in burgerlijke zaken weer volledig terug op het niveau van 2009 (87,63), terwijl de verhouding in correctionele zaken vrij stabiel blijft (102,59). In 2012 verbetert de verhouding licht in burgerlijke zaken (94,40) en vermindert de verhouding licht in correctionele zaken (96,80), maar beiden leveren dus waarden die onder de 100 liggen.

Page 64: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

60

In 2013 ten slotte daalt de verhouding zowel in burgerlijke (88,21) als in correctionele zaken (90,50) en liggen beiden ruim onder de 100. In jeugdzaken valt een systematische stijging waar te nemen tot 2012 (126,70), met een kleine terugval in 2013 (120,94). In KI-zaken is er een lichte stijging tot 2010 (105,56), daarna een vrij grote daling tot 2012 (86,54) en in 2013 opnieuw een lichte stijging (91,41). Enkel in 2010 leveren alle verhoudingen waarden op die hoger zijn dan 100. Dit impliceert dat er in verhouding met het aantal magistraten en referendarissen op alle terreinen meer werd geproduceerd. i) Index van vertegenwoordiging financiële zaken t.o.v. totaal hangende zaken In onderstaande tabel wordt het aandeel van de financiële burgerlijke dossiers berekend in de hangende zaken en in de nieuwe zaken. De verhouding tussen beide aandelen vormt de graad van vertegenwoordiging. Tabel 20: index van vertegenwoordiging in de hangende zaken HvB Brussel

Burgerlijk Hangende zaken nieuwe zaken index van

vertegen-woordiging Totaal financieel % aandeel Totaal financieel % aandeel

2008 13.380 2937 21,95% 4.436 1080 24,35% 0,90

2009 13.568 3022 22,27% 4.620 996 21,56% 1,03

2010 11.900 3018 25,36% 4.489 962 21,43% 1,18

2011 11.842 3148 26,58% 4.349 972 22,35% 1,19

2012 11.455 3010 26,28% 4.396 886 20,15% 1,30

Uit deze gegevens blijkt dat voor de burgerlijke zaken de financiële dossiers in een toenemende mate oververtegenwoordigd geraken in het aantal hangende zaken. Dit wil zeggen dat de financiële zaken in toenemende mate trager worden afgehandeld dan de gemiddelde burgerlijke zaak. Deze situatie moet opgevolgd worden.

Page 65: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

61

8.3. Hof van Beroep te Gent

a. Evolutie van de personeelsbezetting

De evolutie van de personeelsbezetting wordt in onderstaande tabel en grafiek in absolute cijfers weergegeven voor enerzijds de magistraten, de referendarissen/juristen en de som van beiden en anderzijds de griffiers en het administratief personeel. Er wordt ook een indexcijfer berekend voor de som van de magistraten en referendarissen en een indexcijfer voor de groep van de griffiers en het administratief personeel (basisindex is 2008).

Tabel 21: personeelsbezetting HvB Gent

mag

istr

aten

ind

ex (

20

08

= 1

00

)

refe

ren

dar

isse

n e

n

juri

sten

ind

ex (

20

08

= 1

00

)

grif

fier

s en

ad

m

per

son

eel

ind

ex (

20

08

= 1

00

)

2008 55,46 100,00 1,50 100,00 84,36 100,00

2009 54,33 97,96 2,00 133,33 83,35 98,80

2010 57,11 102,98 7,98 531,82 86,81 102,90

2011 52,79 95,19 7,98 532,12 84,14 99,73

2012 54,87 98,94 7,98 532,12 85,46 101,30

2013 52,84 95,28 11,75 783,64 81,55 96,66

Grafiek 19: personeelsbezetting HvB Gent

Tijdens het onderzoek werd vastgesteld dat er zich een probleem voordoet met de telling van het aantal personeelsleden gedurende de jaren 2008 tot en met 2010. Het onderhoudspersoneel (17 personen) en de huisbewaarders (2 personen) werden gedurende die jaren niet opgenomen in het werkingsverslag van het hof. Omdat het de bedoeling is de cijfers te kunnen vergelijken doorheen de tijd, werd ervoor geopteerd om voor deze drie jaren (2008, 2009 en 2010) de cijfers van het administratief personeel met 19 VTE’s te verhogen, teneinde tot een correcte vergelijking te kunnen overgaan. In de bovenstaande tabel werd dit reeds verwerkt.

Page 66: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

62

De tabel toont aan dat het aantal magistraten over de beschouwde periode vrij stabiel is gebleven (met uitschieters van + 2,98 % in 2010 tot – 4,81 % in 2011), maar dat het aantal referendarissen enorm is is toegenomen op zes jaar tijd (van 1,5 in 2008 naar 11,75 in 2013). De categorie “griffiers en administratief personeel” is in dezelfde periode vrij stabiel gebleven en ligt in 2012 1,3 % hoger dan in 2008 om in 2013 3,3 % onder het niveau van 2008 te dalen.

Het hof merkt hierover het volgende op:

- Het hof heeft een aantal referendarissen gekregen in eerste instantie omwille van de zaak Lernout en Hauspie en vervolgens nog een aantal omdat de beleidsverantwoordelijken inzagen dat dit hof historisch onderbedeeld was.

- Het magistratenkader van het hof te Brussel is de laatste 20 jaar gegroeid met meer dan 50 %, dat van Antwerpen met 45 %, dat van Luik en Bergen met 35 % en dat van Gent met 24 %. Het college van eerste voorzitters bij de hoven van beroepen de arbeidshoven heeft zich in een vergadering van 29 september 2014 eenparig geschaard achter de aanspraak van het hof van Gent om zijn kader uitgebreid te zien met minstens 2 magistraten.

- De aanwerving van (goedkope) referendarissen (met een minderwaardig statuut) is geen parate noch werkzame oplossing voor het wegwerken van de werkvoorraad waarmee het hof te kampen heeft. Alle goede referendarissen beogen zo snel mogelijk een overgang naar de magistratuur. De energie die magistraten moeten steken in de opleiding van deze referendarissen levert om die reden onvoldoende return op. Anderen zijn ongeschikt voor het werk op het niveau van een hof en worden dan ook meestal ingezet voor eerder repetitieve taken of het maken van samenvattingen. Doordat de meeste een statutaire betrekking hebben, zijn ze niet zomaar te vervangen.

- De verhouding tussen magistraten enerzijds en personeel en referendarissen anderzijds zit fout en zou minstens 1/3 moeten zijn om de werkvoorraad doelmatig en met succes aan te pakken.

b. Evolutie van de afwezigheid om medische redenen De afwezigheid wegens medische redenen wordt in de onderstaande tabel en grafiek weergegeven als een percentage ten opzichte van de effectieve personeelsbezetting. Tabel 22: evolutie van de afwezigheid om medische redenen HvB Gent

2008 2009 2010 2011 2012 2013

magistraten 2,07% 2,69% 1,09% 4,24% 2,94% 2,78%

referendarissen en juristen 0,00% 0,00% 0,28% 0,23% 0,23% 2,05%

griffiers en administratief personeel 3,95% 3,16% 5,65% 4,68% 5,87% 7,99%

Page 67: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

63

Grafiek 20: afwezigheid wegens ziekte HvB Gent

Omdat er zich een probleem stelde met de categorie administratief personeel in de periode vanaf 2008 tot en met 2010, waarbij het onderhouds- en bewakingspersoneel niet werd opgenomen, ontstaat er een breekpunt in de vergelijkbaarheid van de gegevens. De afwezigheid wegens medische redenen wordt voor deze jaren berekend zonder de opname van de 19 leden van het onderhouds- en bewakingspersoneel omdat van deze personeelsleden er geen gegevens over hun afwezigheid werden opgenomen in de werkingsverslagen. De berekende waarden hebben voor deze jaren dus slechts een indicatief karakter.

Uit de andere gegevens blijkt dat er zich in geen enkele groep een systematisch probleem voordoet inzake capaciteitsverlies wegens een bijzonder hoog afwezigheidspercentage. Wel wordt vastgesteld dat de waarde voor de griffiers en het administratief personeel in 2012 is gestegen tot boven het normcijfer van 5 % en in 2013 tot bijna 8 %, wat moet worden opgevolgd.

Het hof merkt hierover het volgende op:

- De redenen van deze afwezigheden zijn veelal van aard dat een beheersing quasi onmogelijk is (therapie voor kanker, operaties aan rug en heupen). Dit verklaart de “forse” stijging in 2011 en 2012 en zal zich in 2014 opnieuw manifesteren.

- Burn-out wordt meestal veroorzaakt door bovenmatige werklast die men niet kan verminderen omdat het hof er anders op afgerekend wordt.

- Wanneer één magistraat langdurig ziek wordt, heeft dit een grotere impact op het gemiddelde vermits ze met minder zijn dan het administratief personeel.

- Momenteel is het probleem het grootst in de burgerlijke sectie, waar een 20-tal magistraten werken.

Page 68: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

64

c. De evolutie van het aantal nieuwe zaken (input)

Het aantal nieuwe zaken wordt in onderstaande tabel per soort zaak voorgesteld in absolute cijfers en onder de vorm van een indexcijfer (basisindex is 2008).

Tabel 23: Aantal nieuwe zaken HvB Gent

index ( 2008 = 100)

bu

rger

lijke

do

ssie

rs

corr

ecti

on

ele

do

ssie

rs

Jeu

gd

KI

KI s

oci

aal

soci

aal

bu

rge

rlijk

e

do

ssie

rs

corr

ect

ion

ele

do

ssie

rs

Jeu

gd

KI

KI s

oci

aal

soci

aal

2008 4.062 1.421 190 2.262 5 93 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00

2009 4.222 1.555 167 2.380 5 64 103,94 109,43 87,89 105,22 100,00 68,82

2010 4.363 1.738 180 2.235 2 62 107,41 122,31 94,74 98,81 40,00 66,67

2011 4.525 1.833 165 2.244 2 68 111,40 128,99 86,84 99,20 40,00 73,12

2012 4.285 1.743 174 2.069 5 71 105,49 122,66 91,58 91,47 100,00 76,34

2013 4.170 1.761 149 2.126 13 71 102,66 123,93 78,42 93,99 260,00 76,34

In de onderstaande grafiek wordt de evolutie van de indexcijfers voorgesteld. Omwille van de te beperkte aantallen die voorkomen op de rollen ‘KI sociaal’ en ‘sociaal’, worden beiden niet opgenomen in de grafische voorstelling en verder ook niet besproken.

Grafiek 21: Aantal nieuwe zaken HvB Gent

Er wordt vastgesteld dat de instroom van het aantal burgerlijke en correctionele dossiers stijgt tot en met het jaar 2011, maar dat er in 2012 een daling is die zich voor de burgerlijke dossiers in 2013 voortzet. De stijging van het aantal correctionele dossiers bedraagt sinds 2010 meer dan 20 % ten opzichte van 2008. De burgerlijke dossiers zijn na een stijging in 2012 teruggevallen op ongeveer het niveau van 2009.

Het aantal dossiers van de KI daalt vanaf 2009 tot 2012 en stijgt licht in 2013, wat in overeenstemming is met de tendens die ook in drie andere hoven wordt vastgesteld.

Het hof merkt hierover op dat correctionele zaken met gedetineerden snel worden vastgesteld door de procureur-generaal en de agenda’s van de correctionele kamers steeds voor de komende 3 à 4 maanden worden volgeboekt.

Page 69: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

65

d. De evolutie van het aantal eindbeslissingen (output)

Het aantal eindbeslissingen wordt in de onderstaande tabel weergegeven in absolute cijfers en onder vorm van indexcijfers (basisindex is 2008).

Tabel 24: Aantal eindbeslissingen HvB Gent

index ( 2008 = 100)

bu

rger

lijke

do

ssie

rs

corr

ecti

on

ele

do

ssie

rs

Jeu

gd

KI

KI s

oci

aal

soci

aal

bu

rge

rlijk

e d

oss

iers

corr

ect

ion

ele

do

ssie

rs

Jeu

gd

KI

KI s

oci

aal

soci

aal

2008 4.340 1576 168 2.290 6 100 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00

2009 4.422 1418 175 2.375 7 111 101,89 89,97 104,17 103,71 116,67 111,00

2010 4.222 1.595 162 2.283 1 78 97,28 101,21 96,43 99,69 16,67 78,00

2011 3.958 1.969 171 2.222 3 67 91,20 124,94 101,79 97,03 50,00 67,00

2012 3.975 2.067 176 2.035 3 46 91,59 131,15 104,76 88,86 50,00 46,00

2013 4.139 1.843 134 2.088 14 52 95,37 116,94 79,76 91,18 233,33 52,00

In de onderstaande grafiek wordt de evolutie van de indexcijfers voorgesteld. Omwille van de te beperkte aantallen die voorkomen op de rollen ‘KI sociaal’ en ‘sociaal’, worden beiden niet opgenomen in de grafische voorstelling en verder niet besproken.

Grafiek 22: Aantal eindbeslissingen HvB Gent

Uit deze gegevens blijkt dat er sprake is van een grote stijging van het aantal eindbeslissingen in de correctionele dossiers (in 2012 ligt het aantal 31 % hoger dan in 2008) met een terugval in 2013 (maar nog 17 % hoger dan in 2008), terwijl het aantal eindbeslissingen in burgerlijke dossiers is afgenomen (daling van 9 % in 2012 ten opzichte van 2008) met een lichte verbetering in 2013 zonder het niveau van 2008 te bereiken.

Het aantal eindbeslissingen in de KI daalde vanaf 2009, wat een rechtstreeks gevolg is van de daling van het aantal nieuwe zaken in deze periode (zie punt c.). De daling bedraagt 9 % in 2013 ten opzichte van 2008.

De curve die de eindbeslissingen in jeugdzaken weergeeft blijft tot 2012 redelijk stabiel maar daalt met 25 % in 2013.

Page 70: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

66

Het hof merkt hierover het volgende op :

- In de penale sector daalde het aantal arresten in (vooral) 2009 en 2010 vergeleken met 2008. Een van de verklaringen hiervoor kan gevonden worden in de nasleep van de zaak Lernout & Hauspie (ingeleid op 21 mei 2007, in beraad genomen in januari 2009, arrest van 2100 bladzijden uitgesproken op 20 september 2010). Deze zaak heeft zeer lage tijd drie magistraten geïmmobiliseerd. Daarbij komt dat van 2008 tot 2011 een groot aantal assisenzaken werd behandeld.

- Gezien de activiteiten van de KI zijn afgenomen, is daar capaciteit vrijgekomen en werd één van de zes magistraten weggehaald uit de KI om elders te worden ingezet.

- De historische onderbedeling van het Hof te Gent, die nu ook wordt erkend door de andere hoven (zie ook punt a), heeft vanzelfsprekend een invloed op de output.

- De voorzitter heeft de mogelijkheid om aan een bepaalde sector meer magistraten toe te wijzen en er zo de productie te verhogen, maar dat wreekt zich dan in de sectoren waar deze magistraten zijn weggehaald gezien het tekort aan magistraten structureel is. Daar is door het hof niets aan te doen.

- De laatste jaren is de productie van het hof zeer goed ten overstaan van de andere hoven.

e. Verhouding output/input

In de onderstaande tabel en grafiek wordt de output/input verhouding berekend voor zowel de burgerlijke als de correctionele dossiers gedurende de periode vanaf 2008 tot en met 2012.

Tabel 25: verhouding output/input HvB Gent

bu

rger

lijke

do

ssie

rs

corr

ecti

on

ele

do

ssie

rs

2008 1,07 1,11

2009 1,05 0,91

2010 0,97 0,92

2011 0,87 1,07

2012 0,93 1,19

2013 0,99 1,05

Grafiek 23: verhouding output/input HvB Gent

Page 71: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

67

De gegevens tonen duidelijk dat er een dalende tendens is voor de output/input ratio bij de burgerlijke dossiers, terwijl de ratio voor de correctionele dossiers vanaf 2011 is gestegen tot een zeer hoge waarde in 2012. In 2013 buigen beide curves naar de kritische waarde één toe.

De zeer hoge waarde in 2012 voor de correctionele dossiers heeft duidelijk een positieve invloed op het aantal hangende zaken. Het omgekeerde doet zich in de burgerlijke zaken voor (zie punt f).

Het hof merkt hierover het volgende op:

‐ Het verschil is te wijten aan de verhoging van de instroom terwijl de theoretische verwerkingscapaciteit dezelfde bleef.

‐ Het probleem van de afwezigheid om medische redenen deed zich vooral voor in de burgerlijke sectie, waar een 20-tal magistraten werken.

f. De evolutie van het aantal hangende zaken

Het aantal hangende zaken wordt in de onderstaande tabel weergegeven in absolute cijfers en onder vorm van indexcijfers (basisindex is 2008).

Tabel 26: Aantal hangende zaken per 31 december HvB Gent

index ( 2008 = 100)

bu

rger

lijke

do

ssie

rs

corr

ecti

on

ele

do

ssie

rs

Jeu

gd

KI

KI s

oci

aal

soci

aal

bu

rge

rlijk

e

do

ssie

rs

corr

ect

ion

ele

do

ssie

rs

Jeu

gd

KI

KI s

oci

aal

soci

aal

2008 9.265 1790 57 398 2 148 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00

2009 9.065 1927 49 403 0 101 97,84 107,65 85,96 101,26 0,00 68,24

2010 9.206 2070 67 355 1 85 99,36 115,64 117,54 89,20 50,00 57,43

2011 9.773 1934 61 377 0 86 105,48 108,04 107,02 94,72 0,00 58,11

2012 10.083 1610 59 411 2 111 108,83 89,94 103,51 103,27 100,00 75,00

2013 10.114 1565 55 467 1 132 109,16 87,43 96,49 117,34 50,00 89,19

In de onderstaande grafiek wordt de evolutie van de indexcijfers voorgesteld. Omwille van de te beperkte aantallen die voorkomen op de rollen ‘KI sociaal’ en ‘sociaal’, worden beiden niet opgenomen in de grafische voorstelling en verder ook niet besproken.

Grafiek 24: Hangende zaken HvB Gent

Page 72: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

68

De gegevens tonen aan dat het aantal hangende burgerlijke zaken steeg vanaf 2010. Deze vaststelling volgt logischerwijs uit de reeds gedane vaststelling (zie punt e) dat de verhouding output/input in burgerlijke zaken vanaf 2010 onder één ligt.

Het aantal hangende correctionele zaken is sinds 2010 in belangrijke mate afgenomen tot een niveau dat lager is dan in 2008. Zie in dit verband ook op welke problemen de HRJ in zijn onderzoek is gestoten m.b.t. cijfers van de hangende correctionele zaken bij het hof van Gent (punt j). De hangende dossiers op de KI worden op deze grafiek weergegeven, maar gezien het Gerechtelijk Wetboek zeer strikte en korte termijnen voorziet voor de behandeling van dit soort zaken, volgt de output in principe steeds de input. Toch stelt men vast dat sinds 2010 de voorraad in belangrijke mate gestegen is, maar in absolute waarde is deze stijging gering. Het hof merkt hierover het volgende op:

- Voor de burgerlijke hangende zaken is er een klein verschil met de cijfers van het hof: er zouden 10.089 hangende zaken zijn in 2012 i.p.v. 10.083.

- De stijging van het aantal burgerlijke hangende zaken is te wijten aan de stijging van het aantal nieuwe zaken, terwijl het niveau van de afgehandelde zaken hetzelfde bleef.

- Voor de penale zaken gaat het hof voort op de cijfers van het parket-generaal en hieruit zou blijken dat voor de KI er in 2012 maar 239 zaken i.p.v. 411 hangende zaken zijn; voor jeugd in dezelfde periode worden maar 20 i.p.v. 59 dossiers teruggevonden.

g. De rotatietijd van de hangende zaken in aantal dagen

In onderstaande tabel en grafiek wordt de gemiddelde rotatietijd van de hangende zaken, uitgedrukt in dagen, weergegeven voor de burgerlijke en correctionele dossiers.

Tabel 27: Rotatietijd HvB Gent

in aantal dagen

bu

rger

lijke

do

ssie

rs

corr

ecti

on

ele

do

ssie

rs

2008 779 415

2009 748 496

2010 796 474

2011 901 359

2012 926 284

2013 892 310

Page 73: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

69

Grafiek 25: Rotatietijd HvB Gent

Uit deze gegevens blijkt dat de rotatietijd voor de burgerlijke dossiers een stijgende tendens vertoont sinds 2009 met een dalende lijn in 2013. Dit hangt samen met de evolutie zowel van het aantal eindbeslissingen en de hangende zaken die behalve het laatste jaar geen gunstig verloop kende.

Voor de correctionele dossiers is de rotatietijd sinds 2009 duidelijk in dalende lijn met een lichte opgaande evolutie in 2013. Ook dit hangt samen met de stijging van het aantal eindbeslissingen en het dalende aantal hangende correctionele zaken. Zie in dit verband ook op welke problemen de HRJ in zijn onderzoek is gestoten m.b.t. de cijfers van de hangende correctionele zaken bij het hof van Gent (punt j).

h. Verhouding tussen de wijziging van de output en de wijziging van de productiecapaciteit Eerst wordt de productiecapaciteit berekend. Voor de samenstelling van de hieronder vermelde tabel wordt gebruik gemaakt van de gegevens in punt a (personeelsbezetting) van dit hoofdstuk van het verslag. Tabel 28: productiecapaciteit HvB Gent

mag

istr

aten

refe

ren

dar

isse

n e

n

juri

sten

refe

ren

dar

isse

n e

n

juri

sten

x 0

,25

mag

istr

aten

en

(ref

eren

dar

isse

n x

0,2

5)

ind

ex (

20

08

= 1

00

)

2008 55,46 1,50 0,38 55,84 100,00

2009 54,33 2,00 0,50 54,83 98,20

2010 57,11 7,98 1,99 59,10 105,86

2011 52,79 7,98 2,00 54,79 98,12

2012 54,87 7,98 2,00 56,87 101,85

2013 52,84 11,75 2,94 55,78 99,90

Page 74: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

70

Grafiek 26: productiecapaciteit HvB Gent

Uit deze gegevens blijkt dat de productiecapaciteit wat schommelingen kende, globaal gezien tijdens deze periode licht is toegenomen maar in 2013 weer op hetzelfde niveau zit als in het referentiejaar 2008. Vervolgens wordt de verhouding tussen de wijziging van de output t.o.v. de wijziging van de productiecapaciteit berekend. Voor de samenstelling van de hieronder vermelde tabel wordt gebruik gemaakt van de gegevens uit voorgaande tabel (productiecapaciteit) en punt d (output) van dit hoofdstuk van het verslag. Tabel 29: Verhouding index output/index productiecapaciteit HvB Gent

index ( 2008 = 100)

bu

rge

rlijk

e

do

ssie

rs

corr

ect

ion

ele

do

ssie

rs

Jeu

gd

KI

KI s

oci

aal

soci

aal

2008 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00

2009 103,76 91,62 106,08 105,61 118,81 113,03

2010 91,90 95,61 91,09 94,18 15,74 73,69

2011 92,95 127,33 103,74 98,89 50,96 68,28

2012 89,93 128,78 102,86 87,25 49,09 45,17

2013 95,47 117,06 79,84 91,27 233,57 52,05

In de onderstaande grafiek wordt de evolutie van de indexcijfers voorgesteld. Omwille van de te beperkte aantallen die voorkomen op de rollen ‘KI sociaal’ en ‘sociaal’, worden beiden niet opgenomen in de grafische voorstelling en verder ook niet besproken.

Page 75: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

71

Grafiek 27: Verhouding index output/index magistraten en referendarissen HvB Gent

Uit deze gegevens wordt ook hier de tegengestelde evolutie tussen de burgerlijke en de correctionele dossiers duidelijk.

Waar in de output van de burgerlijke zaken na 2009 een daling werd vastgesteld (zie punt d), wordt een vergelijkbare daling vastgesteld als de output wordt gerelateerd aan de evolutie van de productiecapaciteit.

Waar in de output van de correctionele zaken sinds 2011 een sterke stijging werd vastgesteld en een (kleinere) terugval in 2013 (zie punt d), wordt hier vastgesteld dat deze sterke stijging en terugval zich ook voordoen als ze worden gerelateerd aan de evolutie van de productiecapaciteit. Met andere woorden, de productie is verhoudingsgewijs meer gestegen dan de gemiddelde productiecapaciteit. Er dient tevens opgemerkt te worden dat in 2010 over de ganse lijn waarden worden genoteerd die lager zijn dan 100. Met andere woorden, de productie gerelateerd aan de evolutie van de personeelsbezetting was dat jaar op alle vlakken negatief en, in tegenstelling tot andere jaren, was er geen compensatie van negatieve waarden op het ene terrein door positieve waarden op een ander terrein. Deze ongunstige evolutie valt samen met de Lernout & Hauspie zaak.

Ten slotte wordt ook een duidelijke terugval in 2013 vastgesteld in de jeugdzaken. i. Index van vertegenwoordiging financiële zaken t.o.v. totaal hangende zaken

In onderstaande tabel wordt het aandeel weergegeven van de financiële burgerlijke dossiers in het totale aantal hangende burgerlijke zaken en in het totale aantal nieuwe burgerlijke zaken. De verhouding tussen beide aandelen vormt de graad van vertegenwoordiging.

Tabel 30: index van vertegenwoordiging in de hangende zaken HvB Gent

Burgerlijk Hangende zaken nieuwe zaken index van

vertegen-woordiging Totaal financieel % aandeel totaal financieel % aandeel

2008 9.265 1638 17,68% 4.062 618 15,21% 1,16

2009 9.065 1545 17,04% 4.222 689 16,32% 1,04

2010 9.206 1437 15,61% 4.363 644 14,76% 1,06

2011 9.773 1407 14,40% 4.525 643 14,21% 1,01

2012 10.083 1472 14,60% 4.285 720 16,80% 0,87

Page 76: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

72

Uit deze gegevens blijkt dat de burgerlijke financiële zaken niet oververtegenwoordigd zijn in het aantal hangende zaken en dat vanaf 2008 deze ratio systematisch verbeterde, om in 2012 zelfs te dalen tot een waarde beneden 1 (0,87). Dit wil zeggen dat sinds 2012 de burgerlijke financiële zaken ondervertegenwoordigd zijn in het aantal hangende zaken en dat met andere woorden deze zaken sneller worden afgehandeld dan de gemiddelde burgerlijke zaak.

Het hof merkt hierover het volgende op: - Er wordt bevestigd dat er geen probleem is op dit vlak. - Indien er een probleem zou bestaan in de strafsector kan de procureur-generaal steeds vorderen een

burgerlijke kamer om te zetten in een strafkamer. j. De ‘onbekende groep’ in de correctionele dossiers

Tijdens het onderzoek werd vastgesteld dat er voor het Hof van Beroep te Gent ongeveer 750 hangende zaken voorkomen in de correctionele statistieken als ‘onbekende groep’. De HRJ stelde zich vragen bij dit ongewoon hoge aantal zaken.

Het hof gaf hierover initieel volgende verklaring, die opgenomen werd in het verslag van 16 december 2015:

‐ Het gaat om een historisch probleem, ontstaan naar aanleiding van een verkeerde wijze van registratie in het verleden. Het betreft in hoofdzaak zeer oude zaken die niet gecodeerd werden; er zijn zaken die dateren van 1986, die op strafgebied al lang beëindigd zijn maar die om allerhande redenen “verplaatst” werden en zo in het systeem geraakten.

‐ Het is niet meteen duidelijk welke zaken hier allemaal in zitten en er kon in 2014 geen capaciteit worden vrijgemaakt om dit volledig uit te zoeken. Er werden wel steekproeven genomen (40-tal dossiers), waaruit werd vastgesteld dat het allemaal afgehandelde zaken zijn; de dossiers werden terug opgehaald omwille van eerherstellen, afgewezen voorzieningen in cassatie, herroeping van probatie e.d. en zijn daarna in de kasten (en het systeem) blijven hangen. In 2015 zal capaciteit worden vrijgemaakt om al deze dossiers te verifiëren en rechtzettingen te doen in deze gegevens, na overleg met het VBSW.

Eind december 2015 meldt het hof van Gent dat er inmiddels een rechtzetting van de cijfers is gebeurd via de centrale ICT verantwoordelijke in Brussel. In de bijlage van de brief is er sprake van 1647 gecontroleerde dossiers, waarvan er 1399 niet meer hangend zijn omdat er een eindarrest is. Wanneer de HRJ begin 2016 beslist zijn onderzoek voor te zetten, wordt ook deze kwestie verder onderzocht, waarbij aan het hof van Gent werd gevraagd om via het College van de hoven en rechtbanken (waarvan de steundienst, in opvolging van het voormalige Vast Bureau voor Statistiek en Werklastmeting, instaat voor de publicatie van de statistieken) aan te tonen dat deze aanpassing wordt aanvaard en in de officiële jaarlijkse statistieken zal worden opgenomen.

Net voor het afsluiten van het onderzoek, op 19 mei 2016, komt er een verklaring van de statistische dienst van de steundienst van het College van de hoven en rechtbanken, waarin het volgende wordt bevestigd:

- Op 22 december 2015 is een correctie uitgevoerd in de applicatie van de correctionele griffie van het Hof

van Beroep te Gent. Als gevolg hiervan werden er 1415 zaken op non-actief gezet, waaronder 697 van de bovenvermelde 750 zaken.

- Bijna al deze zaken dateren van de periode voor er gewerkt werd met de beheersapplicatie HBCA (die alle

hoven van beroep gebruiken) en werden onjuist, zij het zéér summier, in de applicatie ingevoerd. Dit had tot gevolg dat al deze zaken, die in realiteit reeds afgesloten waren, in de applicatie niet als afgehandelde zaak werden opgenomen en altijd als hangend zouden worden beschouwd.

- Deze non-actieve zaken zullen niet opgenomen worden als output van 2015, maar zullen als output worden

opgenomen van het jaar waarin de zaak in realiteit werd afgehandeld. Dit is mogelijk door het uitgebreide (manuele) opzoekingswerk van enkele griffiers en medewerkers van het hof van beroep te Gent. In

Page 77: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

73

onderstaande tabel kan u zien wat deze correctie zal betekenen voor de output van het hof van beroep Gent (en daaraan gekoppeld: de stock) van de afgelopen jaren.

- De steundienst zal deze correctie met de nodige uitleg opnemen in de jaarlijkse publicatie van de

activiteitenstatistiek van het burgerlijk jaar 2015, maar zal de statistische publicaties van de voorbijgaande jaren niet aanpassen en opnieuw publiceren. Een statistische publicatie is telkens een momentopname, met de gegevens die hierin worden opgenomen proberen we een zo correct mogelijke weergave van de op het moment van publicatie geldende realiteit te schetsen.

- Tot slot wil de steundienst erop wijzen dat fouten bij het invoeren van de zaken niet beperkt zijn tot één hof

van beroep. In tegenstelling tot andere beheersapplicaties zitten er in de applicatie van de hoven van beroep verschillende controles ingebouwd om foute coderingen tegen te gaan. Dit neemt niet weg dat dergelijke fouten niet kunnen voorkomen bij de andere hoven van beroep. Om meer zekerheid te hebben zal elk hof van beroep dezelfde tijdrovende en intensieve controles als het hof van beroep te Gent moeten uitvoeren. De steundienst zal de andere hoven op de hoogte stellen van deze doorgevoerde correctie en hen vragen hun cijfers, op dezelfde manier, na te kijken.

Tabel 31: aantal zaken extra in de output na de correctie

jaar output aantal zaken

jaar output aantal zaken

1980 1 2000 167

1985 1 2001 232

1986 3 2002 205

1987 6 2003 23

1988 1 2004 23

1989 3 2005 17

1990 1 2006 9

1991 6 2007 11

1992 8 2008 1

1993 17 2009 2

1994 50 2010 1

1995 65 2011 3

1996 46 2012 2

1997 94 2013 1

1998 94 2014 1

1999 321

Als gevolg van deze bevestiging heeft de HRJ beslist de statistische gegevens van het hof te Gent m.b.t. de “output”, de “hangende zaken” en de “rotatietijd” in correctionele zaken te wijzigen overeenkomstig de hierboven en hierna vermelde cijfers.28 Voor de stock aan hangende zaken betekenen de nieuwe cijfers bijna een halvering van de stock t.o.v. de gepubliceerde cijfers:

28 Er dient ten slotte opgemerkt dat, ook na correctie van deze cijfers door het hof zelf, de eerste voorzitter van het hof te Gent in een schrijven aan de HRJ vaststelt dat deze cijfers niet overeenstemmen met de cijfers van de procureur-generaal. Wat dit probleem betreft zie de vaststelling die werd gedaan in punt “7.2 De registratie van de correctionele zaken: Het gebruik van verschillende gegevensbronnen”.

Page 78: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

74

Tabel 32: Hangende zaken per 31/12 HvB Gent

Jaar Gepubliceerde cijfers VBSW

Correctie Nieuwe cijfers

2008 3.195 -1405 1790

2009 3.334 -1407 1927

2010 3.478 -1408 2070

2011 3.345 -1411 1934

2012 3.023 -1413 1610

2013 2.979 -1414 1565

Dit heeft tot gevolg dat ook de rotatietijd in correctionele zaken bijna werd gehalveerd: Tabel 33: Rotatietijd HvB Gent

in aantal dagen

Ro

tati

etijd

op

bas

is

van

de

gep

ub

licee

rde

cijf

ers

Ro

tati

etijd

op

bas

is

van

de

geco

rrig

eerd

e c

ijfe

rs

2008 740 415

2009 859 496

2010 796 474

2011 621 359

2012 534 284

2013 590 310

Page 79: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

75

8.4. Hof van beroep te Luik

a. Evolutie van de personeelsbezetting

De onderstaande tabel en grafiek geven de evolutie van de personeelsbezetting in absolute cijfers weer voor wat betreft de magistraten, de referendarissen/juristen en de som van deze twee categorieën enerzijds en voor wat betreft de griffiers en het administratief personeel anderzijds. Er is ook een indexcijfer berekend voor de som van de magistraten en de referendarissen, evenals een indexcijfer voor de groep die uit griffiers en administratief personeel bestaat (basisindex is 2008). Tabel 34: personeelsbezetting bij het hof van beroep van Luik

mag

istr

aten

ind

ex (

20

08

= 1

00

)

refe

ren

dar

isse

n e

n

juri

sten

ind

ex (

20

08

= 1

00

)

grif

fier

s en

ad

m

per

son

eel

ind

ex (

20

08

= 1

00

)

2008 42,21 100,00 3,57 100,00 46,93 100,00

2009 41,15 97,49 3,71 103,94 46,90 99,93

2010 40,93 96,97 3,76 105,34 47,34 100,86

2011 42,36 100,36 3,76 105,22 41,20 87,79

2012 42,08 99,69 3,75 105,09 45,26 96,43

2013 41,02 97,18 3,78 105,85 48,09 102,46

Grafiek 28: personeelsbezetting bij het HvB van Luik

Uit deze gegevens blijkt dat de personeelsbezetting van magistraten en referendarissen weinig geëvolueerd is tussen 2008 en 2013. In 2013 is de personeelsbezetting haast gelijk aan de personeelsbezetting van 2008 (daling van 2,82% bij de magistraten en stijging van 5,85% bij de referendarissen). Wat de griffiers en het administratief personeel betreft is de personeelsbezetting constant tijdens de periode van 2008 tot en met 2010, daalt vervolgens in 2011 met 12% om in 2013 opnieuw te stijgen naar een niveau dat 2% hoger ligt dan in 2008.

Page 80: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

76

Het hof heeft hierover de volgende opmerkingen:

- Er moet in deze tabellen enkel het personeel worden opgenomen dat griffietaken uitvoert (griffiers en administratief personeel dat voor de griffie werkt). We nemen in onze eigen berekeningen dus niet de archivarissen op noch de personen die voor de FOD Justitie werken (bv. logistiek en infrastructuur).

- De besparingsmaatregelen van de regering hebben een grote invloed op de plaatsen die zijn vrijgekomen. Ze worden pas met veel vertraging ingevuld.

- Het personeelsverloop is groot door overplaatsingen en problemen met betrekking tot de huisvesting van het hof.

b. Evolutie van de afwezigheid om medische redenen

In de onderstaande tabel wordt de afwezigheid om medische redenen weergegeven als een percentages ten opzichte van de werkelijke personeelsbezetting. Tabel 35: evolutie van de afwezigheid om medische redenen bij het hof van beroep van Luik

2008 2009 2010 2011 2012 2013

magistraten 2,43% 4,50% 1,01% 0,95% 1,46% 0,45%

referendarissen en juristen 5,98% 2,27% 0,96% 1,08% 1,20% 0,48%

griffiers en administratief personeel 8,65% 7,31% 4,77% 9,34% 8,84% 5,05%

Grafiek 29: evolutie van de afwezigheid om medische redenen bij het hof van beroep van Luik

Uit deze gegevens blijkt dat de waarden haast altijd hoog zijn voor de griffiers en voor het administratief personeel (enkel in 2011 zakken de afwezigheden nipt onder het normcijfer van 5%), waar die voor de magistraten systematisch laag zijn. Het laatste jaar toont een gunstige algemene evolutie aan.

Dit betekent voor de griffiers en het administratief personeel een groot capaciteitsverlies door de afwezigheden om medische redenen. Deze situatie dient te worden opgevolgd. Het hof merkt hierover het volgende op:

‐ De afwezigheden bij het personeel zijn inderdaad hoog omdat de besparingen op het laagste niveau het sterkst worden waargenomen, wat stress en ziektes tot gevolg heeft. Dit zorgt voor problemen want als het onderste deel van de ketting breekt kunnen de magistraten ook niet verder.

‐ Bij de magistraten zelf valt de afwezigheid goed mee (zie evenwel de opmerking van het hof hierover in het hoofdstuk “opmerkingen over de methodologie”).

‐ Er zijn ook veel ziektes bij de archivarissen, die wel onder het hof vallen maar niet voor het hof werken, waardoor de statistieken ongunstig zijn voor het hof.

Page 81: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

77

c. Evolutie van het aantal nieuwe zaken (input) Het aantal nieuwe zaken wordt in onderstaande tabel per soort zaak voorgesteld in absolute cijfers en onder de vorm van een indexcijfer (basisindex is 2008).

Tabel 36: evolutie van het aantal nieuwe zaken bij het hof van beroep van Luik

index ( 2008 = 100)

bu

rger

lijke

do

ssie

rs

corr

ecti

on

ele

do

ssie

rs

jeu

gd

KI

KI s

oci

aal

soci

aal

bu

rge

rlijk

e

do

ssie

rs

corr

ect

ion

ele

do

ssie

rs

jeu

gd

KI

KI s

oci

aal

soci

aal

2008 2.763 908 191 2.028 12 47 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00

2009 3.193 974 236 1.958 3 65 115,56 107,27 123,56 96,55 25,00 138,30

2010 3.017 1.007 202 1.828 7 35 109,19 110,90 105,76 90,14 58,33 74,47

2011 2.896 1.098 237 1.887 2 35 104,81 120,93 124,08 93,05 16,67 74,47

2012 2.887 1.029 194 1.698 12 31 104,49 113,33 101,57 83,73 100,00 65,96

2013 2.895 967 259 1.871 5 40 104,78 106,50 135,60 92,26 41,67 85,11

In de onderstaande grafiek wordt de evolutie van de indexcijfers voorgesteld. Omwille van de te beperkte aantallen die voorkomen op de rollen ‘KI sociaal’ en ‘sociaal’, worden beiden niet opgenomen in de grafische voorstelling en verder ook niet besproken.

Grafiek 30: evolutie van het aantal nieuwe zaken bij het hof van beroep van Luik

Tijdens het onderzoek heeft het hof zijn eigen gegevens over het aantal nieuwe correctionele dossiers overgemaakt. Zowel het hof als het VBSW verklaren dat hun gegevens uit dezelfde databank voortkomen. De verschillen zijn toe te schrijven aan de boekingswijze. De HRJ gebruikt de gegevens van het VBSW voor dit onderzoek, aangezien enkel deze gegevens voldoende gelijkvormig zijn om dezelfde berekeningen toe te laten voor alle hoven. Het aantal nieuwe burgerlijke dossiers steeg tussen 2008 en 2009 om daarna in mindere mate af te nemen tijdens de twee volgende jaren. De inputcijfers zijn stabiel geworden in 2012 en 2013. Het aantal nieuwe correctionele dossiers steeg sinds 2008, om daarna opnieuw te dalen in 2012 en 2013 en tegelijk 6% hoger te blijven dan in 2008.

Page 82: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

78

We stellen een daling van het aantal dossiers bij de KI vast. De waarden stijgen in 2011 en 2013, maar blijven lager dan de waarden van 2008 over de hele periode. Het aantal nieuwe jeugdzaken is over de volledige periode toegenomen maar varieert sterk naargelang de jaren, met een hoge piek in 2013.

De daling van het aantal zaken bij de KI is een tendens die ook werd vastgesteld in drie andere hoven (Gent, Brussel en Bergen).

d. Evolutie van het aantal eindbeslissingen (output) Het aantal eindbeslissingen wordt in de onderstaande tabel weergegeven in absolute cijfers en onder de vorm van indexcijfers (basisindex is 2008). Tabel 37: aantal eindbeslissingen van het hof van beroep van Luik

index ( 2008 = 100)

bu

rger

lijke

do

ssie

rs

corr

ecti

on

ele

do

ssie

rs

jeu

gd

KI

KI s

oci

aal

soci

aal

bu

rge

rlijk

e d

oss

iers

corr

ect

ion

ele

do

ssie

rs

jeu

gd

KI

KI s

oci

aal

soci

aal

2008 3.092 893 198 2.060 13 33 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00

2009 3.092 953 231 2.006 4 39 100,00 106,72 116,67 97,38 30,77 118,18

2010 3.273 855 202 1.846 7 21 105,85 95,74 102,02 89,61 53,85 63,64

2011 3.047 1.054 208 1.874 2 28 98,54 118,03 105,05 90,97 15,38 84,85

2012 3.040 1.123 215 1.732 9 31 98,32 125,76 108,59 84,08 69,23 93,94

2013 2.929 1.112 241 1.899 6 64 94,73 124,52 121,72 92,18 46,15 193,94

In de onderstaande grafiek wordt de evolutie van de indexcijfers voorgesteld. Omwille van de te beperkte aantallen die voorkomen op de rollen ‘KI sociaal’ en ‘sociaal’, worden beide categorieën niet opgenomen in de grafische voorstelling en verder niet besproken.

Grafiek 31: Evolutie van het aantal eindbeslissingen van het hof van beroep van Luik

Voorafgaand aan de interpretatie van deze berekening dient erop gewezen te worden dat er een probleem was met 318 burgerlijke dossiers, die volgens de eerste voorzitter dienden opgenomen te worden in de weglatingen (en dus eindbeslissingen) voor het jaar 2012, terwijl die zijn opgenomen in de statistische verwerking voor het jaar 2013. Na onderzoek bleek deze opmerking gegrond. Daarom werden de outputgegevens van de burgerlijke

Page 83: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

79

dossiers van 2012 en 2013 aangepast: 318 bijkomende dossiers werden voor 2012 geboekt, en hetzelfde aantal werd afgehouden van de output van 2013. Uit deze gegevens blijkt dat het aantal eindbeslissingen in correctionele en jeugdzaken is toegenomen sinds 2008. Voor deze twee soorten zaken wordt in 2010 een sterke onderbreking in deze stijgende tendens opgemerkt. Het aantal eindbeslissingen in burgerlijke zaken was vrij constant en kende enkel in 2010 een stijging. De daling van het aantal eindbeslissingen bij de KI is het rechtstreekse gevolg van de hierboven reeds vastgestelde daling in het aantal nieuwe zaken (zie punt c), net zoals in de hoven van beroep van Brussel, Gent en Bergen. De relatieve stijging van 2013 houdt ook verband met de input. e. Verhouding output/input

In de onderstaande tabel en grafiek wordt de input-outputverhouding berekend voor zowel de burgerlijke als de correctionele dossiers gedurende de periode vanaf 2008 tot en met 2012. Het hof heeft ook zelf de evolutie van de input-outputverhouding voor de correctionele dossiers berekend. Deze berekening werd er ook in opgenomen.

Tabel 38: verhouding output/input bij het hof van beroep van Luik

Correctionele dossiers

Bu

rger

lijke

do

ssie

rs

VB

SW

Ho

f va

n b

ero

ep

van

Lu

ik

vers

chil

2008 1,12 0,98 0,94 0,04

2009 0,97 0,98 1,00 -0,02

2010 1,08 0,85 0,82 0,03

2011 1,05 0,96 0,90 0,06

2012 1,05 1,09 1,17 -0,08

2013 1,01 1,15

Grafiek 32: verhouding output/input bij het hof van beroep van Luik

Page 84: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

80

Uit deze tabel blijkt dat er geen echte tegenstrijdigheden bestaan tussen beide berekeningen van de correctionele dossiers. De hoogste en laagste scores doen zich in dezelfde jaren voor en in sommige gevallen zijn de gegevens van het hof minder gunstig voor het hof dan degene die werden berekend op basis van de cijfers van het VBSW. De algemene tendens is in essentie dezelfde met een wat groter verschil in 2012.

De bovenvermelde gegevens wijzen erop dat het verloop van de input-outputverhouding in burgerlijke zaken hoofdzakelijk positief is, ondanks een negatieve waarde in 2009 en een neerwaartse tendens sinds 2010. In correctionele zaken is de verhouding lichtjes negatief tot in 2011, met een negatieve uitschieter in 2010 (0,85), toen er 15% minder zaken werden afgehandeld dan er dat jaar binnenkwamen. In 2012 werd de verhouding positief en dat is gebleven in 2013. Het hof merkt nog het volgende op: - Op correctioneel vlak zijn er geen weglatingen mogelijk. - De stijging van het aantal de eindbeslissingen in correctionele zaken in 2012 vloeit voort uit het toewijzen

van twee extra magistraten voor de behandeling van correctionele zaken.

f. Evolutie van het aantal hangende zaken

Het aantal hangende zaken wordt in de onderstaande tabel weergegeven in absolute cijfers en onder de vorm van een indexcijfer (basisindex is 2008).

Tabel 39: aantal hangende zaken op 31 december bij het hof van beroep van Luik

index ( 2008 = 100)

bu

rger

lijke

do

ssie

rs

corr

ecti

on

ele

do

ssie

rs

jeu

gd

KI

KI s

oci

aal

soci

aal

bu

rge

rlijk

e

do

ssie

rs

corr

ect

ion

ele

do

ssie

rs

jeu

gd

KI

KI s

oci

aal

soci

aal

2008 5.392 1.395 62 451 1 40 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00

2009 5.493 1.416 67 403 0 66 101,87 101,51 108,06 89,36 0,00 165,00

2010 5.237 1.568 67 385 0 80 97,13 112,40 108,06 85,37 0,00 200,00

2011 5.086 1.612 96 398 0 87 94,32 115,56 154,84 88,25 0,00 217,50

2012 4.933 1.518 75 364 3 87 91,49 108,82 120,97 80,71 300,00 217,50

2013 4.905 1.374 93 324 1 63 90,97 98,49 150,00 71,84 100,00 157,50

In de onderstaande grafiek wordt de evolutie van de indexcijfers voorgesteld (op basis van de gegevens van het VBSW). Omwille van de te beperkte aantallen die voorkomen op de rollen ‘KI sociaal’ en ‘sociaal’, worden beide categorieën niet opgenomen in de grafische voorstelling en verder ook niet besproken.

Page 85: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

81

Grafiek 33: hangende zaken op 31 december bij het hof van beroep van Luik

Tijdens het onderzoek heeft het hof zijn eigen gegevens overgemaakt over het aantal hangende zaken. Er moet worden opgemerkt dat de verschillen tussen de cijfers van het hof en die van het VBSW betreffende het aantal hangende zaken beperkt zijn (van 1,2 tot 2,5%).

Uit bovenstaande gegevens blijkt dat de voorraad van burgerlijke dossiers tussen 2009 en 2012 is gedaald, maar een opmerkelijke verhoging kende in 2013. We stellen het tegenovergestelde vast in correctionele zaken, hoewel de dalende lijn al in 2012 kon worden vastgesteld. Het aantal dossiers op de rol ‘jeugd’ kent ook een stijging tussen 2008 en 2013, met piekwaarden in 2011 en 2013. g. De rotatietijd van de hangende zaken in aantal dagen

In onderstaande tabel wordt de gemiddelde rotatietijd van de hangende zaken, uitgedrukt in dagen, weergegeven voor de burgerlijke en correctionele dossiers.

Tabel 40: rotatietijd van de hangende zaken bij het hof van beroep van Luik

in aantal dagen

bu

rger

lijke

do

ssie

rs

Co

rrec

tio

ne

le

do

ssie

rs

2008 637 570

2009 648 542

2010 584 669

2011 609 558

2012 592 493

2013 611 451

Page 86: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

82

Grafiek 34: rotatietijd van de hangende zaken bij het hof van beroep van Luik

De verbetering van de rotatie voor de burgerlijke dossiers is in overeenstemming met de daling van het aantal hangende zaken in 2010, en de outputdaling neutraliseert de daling van de voorraad vanaf 2011. De twee factoren leiden tot een verlenging van de rotatietijd in 2013. Voor de correctionele dossiers is de tendens eerder te danken aan de evolutie van de output die vanaf 2011 hogere waarden kent dan die van de evolutie van de hangende zaken. In 2013 is het opnieuw de daling van het aantal hangende zaken die de neerwaartse curve verklaart. Het hof merkt op dat de burgerlijke zaken vastgesteld worden op ongeveer 12 maanden. Dit is niet noodzakelijk tegenstrijdig met de gedane vaststellingen en berekeningen die werden gedaan, omdat de vaststellingstermijn slechts een onderdeel is van de totale doorlooptijd van een dossier.

h. Verhouding tussen de wijziging van de output t.o.v. de wijziging van de productiecapaciteit Eerst wordt de productiecapaciteit berekend. Voor de samenstelling van de hieronder vermelde tabel wordt gebruik gemaakt van de gegevens in punt a (personeelsbezetting) van dit hoofdstuk van het verslag. Tabel 41: productiecapaciteit HvB Luik

mag

istr

aten

refe

ren

dar

isse

n e

n

juri

sten

refe

ren

dar

isse

n e

n

juri

sten

x 0

,25

mag

istr

aten

en

(ref

eren

dar

isse

n x

0,2

5)

ind

ex (

20

08

= 1

00

)

2008 42,21 3,57 0,89 43,10 100,00

2009 41,15 3,71 0,93 42,08 97,62

2010 40,93 3,76 0,94 41,87 97,14

2011 42,36 3,76 0,94 43,30 100,46

2012 42,08 3,75 0,94 43,02 99,80

2013 41,02 3,78 0,95 41,97 97,36

Page 87: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

83

Grafiek 35: de productiecapaciteit bij het hof van beroep van Luik

Uit deze gegevens blijkt dat de productiecapaciteit wat schommelingen kende maar globaal gezien over deze periode licht is afgenomen en in 2013 iets meer dan 2,5 % lager ligt dan in het referentiejaar 2008. Vervolgens wordt de verhouding tussen de wijziging van de output t.o.v. de wijziging van de productiecapaciteit berekend Voor de samenstelling van de hieronder vermelde tabel wordt gebruik gemaakt van de gegevens uit voorgaande tabel (productiecapaciteit) en punt d (output) van dit hoofdstuk van het verslag. Tabel 42: verhouding index output/index productiecapaciteit HvB Luik

index ( 2008 = 100)

bu

rge

rlijk

e d

oss

iers

corr

ect

ion

ele

do

ssie

rs

jeu

gd

KI

KI s

oci

aal

soci

aal

2008 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00

2009 102,44 109,32 119,51 99,75 31,52 121,06

2010 108,97 98,56 105,02 92,25 55,43 65,51

2011 98,10 117,49 104,57 90,56 15,31 84,46

2012 98,51 126,00 108,80 84,24 69,37 94,12

2013 97,30 127,90 125,02 94,68 47,41 199,20

In de onderstaande grafiek wordt de evolutie van de indexcijfers voorgesteld. Omwille van de te beperkte aantallen die voorkomen op de rollen ‘KI sociaal’ en ‘sociaal’, worden beiden niet opgenomen in de grafische voorstelling en verder ook niet besproken.

Page 88: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

84

Grafiek 36: verhouding index output/index magistraten en referendarissen bij het hof van beroep van Luik

Uit deze gegevens blijkt dat de waarden voor de burgerlijke dossiers tussen 2008 en 2010 hoger liggen dan 100. Concreet betekent dit dat de productie is gestegen, terwijl er een minieme afname was van de productiecapaciteit. Van 2011 tot 2013 werden waarden behaald die licht onder het cijfer 100 blijven. Voor de correctionele dossiers is er globaal gezien een sterke stijging tussen 2008 en 2013, met een terugval in 2010. Voor de jeugddossiers liggen de waarden systematisch hoger dan 100 en in 2013 zelfs 25% hoger. Wat de KI betreft dalen de waarden jaarlijks tussen 2009 en 2012. De curve stijgt weer in 2013 maar blijft onder 100. Dit betekent dat de productie daalde in verhouding tot de productiecapaciteit. We merken ook een tegenstelling op in 2010 tussen de gunstige evolutie van de burgerlijke dossiers enerzijds en de sterk ongunstige evolutie van de drie andere sectoren anderzijds. Globaal gezien kan voor 2009 zeker een gunstige beoordeling worden gegeven omdat alle belangrijkste categorieën uit deze indeling (burgerlijk, correctioneel en jeugd) positieve waarden opleveren.

Page 89: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

85

i. Vertegenwoordigingsgraad van de financiële dossiers in verhouding tot het totale aantal hangende zaken In de onderstaande tabel wordt het aandeel van de financiële burgerlijke dossiers berekend in de hangende zaken en in de nieuwe zaken. De verhouding tussen beide aandelen vormt de graad van vertegenwoordiging. Tabel 43: vertegenwoordigingsgraad in de hangende zaken bij het hof van beroep van Luik

burgerlijk hangende zaken nieuwe zaken

graad van vertegenwoordiging totaal financieel % aandeel totaal financieel % aandeel

2008 5.392 1028 19,07% 2.763 486 17,59% 1,08

2009 5.493 1057 19,24% 3.193 486 15,22% 1,26

2010 5.237 1075 20,53% 3.017 511 16,94% 1,21

2011 5.086 1075 21,14% 2.896 488 16,85% 1,25

2012 4.933 1090 22,10% 2.887 511 17,70% 1,25

Uit deze gegevens blijkt dat er een oververtegenwoordiging is van de hangende burgerlijke financiële dossiers ten overstaan van het totale aantal hangende burgerlijke dossiers. Dit wil zeggen dat afhandeling van financiële dossiers gemiddeld langer duurt dan de afhandeling van de gemiddelde burgerlijke zaak.

Het hof merkt verder nog het volgende op:

- De lange behandelingsduur valt ook te verklaren door het feit dat financiële burgerlijke dossiers meer dan andere burgerlijke dossiers gedurende jaren stil liggen omdat partijen geen initiatieven nemen. Daardoor wordt in dit soort zaken verhoudingsgewijs meer toepassing gemaakt van de weglatingsprocedure (art. 730 Ger.W.).

Page 90: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

86

8.5. Hof van beroep te Bergen

a. Evolutie van de personeelsbezetting

De evolutie van de personeelsbezetting wordt in de onderstaande tabel en grafiek in absolute cijfers weergegeven voor de magistraten, de referendarissen/juristen en de som van deze twee categorieën enerzijds en de griffiers en het administratief personeel anderzijds. Er wordt ook een indexcijfer berekend voor de som van de magistraten en referendarissen en een indexcijfer voor de groep van de griffiers en het administratief personeel (basisindex is 2008). Tabel 44: personeelsbezetting bij het hof van beroep van Bergen

mag

istr

aten

ind

ex (

20

08

= 1

00

)

refe

ren

dar

isse

n e

n

juri

sten

ind

ex (

20

08

= 1

00

)

grif

fier

s en

ad

m

per

son

eel

ind

ex (

20

08

= 1

00

)

2008 28,68 100,00 2,00 100,00 24,00 100,00

2009 29,71 103,59 2,00 100,00 29,52 123,00

2010 28,39 98,99 1,00 50,00 32,47 135,28

2011 26,95 93,97 1,25 62,50 35,86 149,42

2012 26,50 92,40 1,00 50,00 32,19 134,13

2013 25,52 88,98 1,58 78,86 36,92 153,84

Grafiek 37: personeelsbezetting bij het HvB van Bergen

Uit deze gegevens blijkt dat er een duidelijke vermindering is van het aantal effectieve magistraten (in 2013 zijn er 11,02 % minder dan in 2008) aan de ene zijde, en een grote vermeerdering van het aantal griffiers en administratief personeel aan de andere zijde (in 2013 zijn er 54 % meer dan in 2008). De effectieve bezetting bij de referendarissen is laag (fluctueert tussen de 1 en 2) en nam licht af ten opzichte van 2008.

Page 91: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

87

Het hof maakt over de personeelsbezetting de volgende opmerkingen:

- Hoewel het totale personeelsbestand is toegenomen, nam het aantal magistraten af, wat voor het hof de belangrijkste categorie is. De toename situeert zich vooral op het vlak van lager geschoold administratief personeel dat werd verkregen naar aanleiding van het proces van de gasramp in Gellingen.

- Het hof kon in de betrokken periode tevens beschikken over 19 plaatsvervangende raadsheren en twee plaatsvervangende magistraten (art. 383, §2 Ger.W.).

- Het aantal referendarissen staat momenteel niet in verhouding tot het aantal magistraten (er is slechts één referendaris, of 3% van het aantal magistraten, terwijl dit bij andere hoven tussen de 10 en 20% ligt). Het hof vraagt zich af of er normen zijn voor de verhouding tussen het aantal magistraten/referendarissen/griffiers/administratief personeel?

- Naar aanleiding van het vertrek van de vorige hoofdgriffier in juni 2014 heeft het vier maanden geduurd vooraleer er een nieuwe hoofdgriffier in functie trad.

b. Evolutie van de afwezigheid om medische redenen

De afwezigheid om medische redenen wordt in de onderstaande tabel en grafiek weergegeven als een percentage ten opzichte van de effectieve personeelsbezetting.

Tabel 45: evolutie van de afwezigheid om medische redenen bij het hof van beroep van Bergen

2008 2009 2010 2011 2012 2013

Magistraten 2,39% 3,41% 6,25% 3,22% 3,14% 5,86%

Referendarissen en juristen 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 50,00% 21,14%

Griffiers en administratief personeel 17,24% 8,95% 9,84% 7,96% 5,02% 6,98%

Grafiek 38: evolutie van de afwezigheid om medische redenen bij het hof van beroep van Bergen

Uit deze gegevens blijkt dat er zeer hoge percentages worden genoteerd voor de griffiers en het administratief personeel en dat enkel het percentage in 2012 een normale waarde vertoont.

De afwezigheden wegens ziekte van de magistraten stijgt boven de 5% in 2010 en 2013. Met betrekking tot de zeer beperkte personeelsbezetting bij de referendarissen , is het percentage niet veelzeggend.

Het hof merkt hierover het volgende op:

- Op dit ogenblik wordt de werklast als “normaal” ervaren.

Page 92: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

88

c. De evolutie van het aantal nieuwe zaken (input)

Het aantal nieuwe zaken wordt in de onderstaande tabel per soort zaak voorgesteld in absolute cijfers en onder de vorm van een indexcijfer (basisindex is 2008). Tabel 46: evolutie van het aantal nieuwe zaken bij het hof van beroep van Bergen

index ( 2008 = 100)

bu

rger

lijke

do

ssie

rs

corr

ecti

on

ele

do

ssie

rs

Jeu

gd

KI

KI s

oci

aal

soci

aal

bu

rge

rlijk

e

do

ssie

rs

corr

ect

ion

ele

do

ssie

rs

Jeu

gd

KI

KI s

oci

aal

soci

aal

2008 1.678 551 200 1.162 0 21 100,00 100,00 100,00 100,00 0 100,00

2009 1.931 504 189 1.178 0 33 115,08 91,47 94,50 101,38 0 157,14

2010 2.017 580 162 1.094 0 29 120,20 105,26 81,00 94,15 0 138,10

2011 1.927 625 205 1.118 0 30 114,84 113,43 102,50 96,21 0 142,86

2012 1.865 547 169 970 0 27 111,14 99,27 84,50 83,48 0 128,57

2013 1.810 499 140 912 0 23 107,87 90,56 70,00 78,49 0 109,52

In de onderstaande grafiek wordt de evolutie van de indexcijfers voorgesteld. Omwille van de te beperkte aantallen die voorkomen op de rol ‘sociaal’ en de afwezigheid van inschrijvingen op de rol ‘KI sociaal’, worden beiden niet opgenomen in de grafische voorstelling en verder ook niet besproken.

Grafiek 39: evolutie van het aantal nieuwe zaken bij het hof van beroep van Bergen

Uit deze gegevens blijkt dat het aantal burgerlijke dossiers steeg tussen 2008 tot 2010 (+ 20%) en daalde tussen 2010 en 2013 (- 13%), waardoor het aantal nieuwe zaken in 2013 nog steeds 7% hoger ligt dan in 2008. Het aantal nieuwe correctionele dossiers kent een eerder grillig verloop: een daling in 2009 (- 8,5%), een stijging tussen 2009 en 2011 (+ 22%) en opnieuw een daling in 2012 en 2013 (- 23%), waardoor de waarde in 2013 10% lager ligt dan de waarde in 2008. Ook de jeugdzaken kennen een vergelijkbaar verloop: een daling tussen 2008 en 2010, een stijging in 2011 en dan een sterke daling in 2012 en 2013. Hier ligt de waarde in 2013 30% lager dan in 2008. Het aantal nieuwe dossiers in de KI kent een terugloop, die in 2013 resulteert in een waarde die meer dan 20% lager is dan in 2008.

Page 93: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

89

Het hof merkt over de nieuwe zaken het volgende op:

- De cijfers van het VBSW zijn zeer vaak lager dan de werkelijke cijfers die door ons hof zijn gecodeerd. In burgerlijke zaken werd bijvoorbeeld door het hof gecodeerd: 1.800 (i.p.v. 1.810) zaken in 2013, 1.842 (i.p.v. 1.865) in 2012, 1.904 (i.p.v. 1.927) in 2011, 2.008 (i.p.v. 2.017) in 2010, 1.917 (i.p.v. 1.931) in 2009 en 1.658 (i.p.v. 1.678) in 2008 (Dit is een verschil van +/- 1%. In correctionele zaken schommelen de verschillen met de cijfers van het VBSW tussen de 2% en 7%, n.v.d.r.).

- In correctionele zaken stelt het parket-generaal de zaken vast bij het hof. Er wordt regelmatig vergaderd met de procureur-generaal over de verwachte evolutie.

- Het aantal dossiers van de KI daalde omwille van de Salduz-wetgeving.

- Er zijn geen wachtlijsten, maar de wettelijke verplichting om burgerlijke zaken meteen vast te stellen heeft tot gevolg dat partijen gemakkelijker uitstel vragen. Hierdoor kan de capaciteit van de zittingen soms niet ten volle benut worden.

d. De evolutie van het aantal eindbeslissingen (output) Het aantal eindbeslissingen wordt in de onderstaande tabel weergegeven in absolute cijfers en onder de vorm van indexcijfers (basisindex is 2008).

Tabel 47: aantal eindbeslissingen van het hof van beroep van Bergen

index ( 2008 = 100)

bu

rger

lijke

do

ssie

rs

corr

ecti

on

ele

do

ssie

rs

Jeu

gd

KI

KI s

oci

aal

soci

aal

bu

rge

rlijk

e d

oss

iers

corr

ect

ion

ele

do

ssie

rs

Jeu

gd

KI

KI s

oci

aal

soci

aal

2008 2.205 526 156 1.160 0 12 100,00 100,00 100,00 100,00 0 100,00

2009 2.320 477 212 1.191 0 20 105,22 90,68 135,90 102,67 0 166,67

2010 2.285 521 161 1.091 0 17 103,63 99,05 103,21 94,05 0 141,67

2011 2.067 578 210 1.111 0 24 93,74 109,89 134,62 95,78 0 200,00

2012 1.963 532 162 958 0 44 89,02 101,14 103,85 82,59 0 366,67

2013 2.017 526 152 905 0 15 91,47 100,00 97,44 78,02 0 125,00

In de onderstaande grafiek wordt de evolutie van de indexcijfers voorgesteld. Omwille van de te beperkte aantallen die voorkomen op de rol ‘sociaal’ en de afwezigheid van inschrijvingen op de rol ‘KI sociaal’, worden beiden niet opgenomen in de grafische voorstelling en verder niet besproken.

Page 94: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

90

Grafiek 40: Evolutie van het aantal eindbeslissingen van het hof van beroep van Bergen

Uit deze gegevens blijkt dat het aantal eindbeslissingen in burgerlijke dossiers sinds 2009 daalde tot een niveau in 2012 dat 11% lager is dan in 2008, en weer licht steeg in 2013.

In correctionele zaken zien we dezelfde evolutie als voor het aantal nieuwe zaken: een daling in 2009, een stijging tussen 2009 en 2011, dan opnieuw een daling in 2012 en een stabilisatie in 2013, terwijl de input voor dit jaar daalt. De waarde in 2013 is opnieuw nagenoeg dezelfde als die in 2008.

Het aantal eindbeslissingen in jeugdzaken ligt in de referentieperiode continu hoger dan in 2008, behalve in 2013, met piekwaarden in 2009 en 2011 (+ 35%).

In overeenstemming met de input van de dossiers in de KI daalde ook de output in deze dossiers. Het hof merkt op over de eindbeslissingen dat de cijfers van het VBSW zeer vaak lager zijn dan de werkelijke cijfers die door het hof zijn gecodeerd. In burgerlijke zaken werd bijvoorbeeld door het hof gecodeerd: 2.014 (i.p.v. 2.017) zaken in 2013, 1.960 (i.p.v. 1963) in 2012, 2.056 (i.p.v. 2.067) in 2011,, 2.291 (i.p.v. 2.285) in 2010, 2.323 (i.p.v. 2.320) in 2009 en 2.216 (i.p.v. 2.205) in 2008 (Dit is een verschil van minder dan 1%. In correctionele zaken schommelen de verschillen met de cijfers van het VBSW tussen de 1% en de 2,5%, n.v.d.r.). Het hof heeft een aantal stukken meegedeeld die vermelden dat het hof initiatieven neemt, zowel intern als ten overstaan van de balie, opdat de zittingen zo goed mogelijk zouden worden benut. Het hof heeft ook een tabel overgemaakt die is gebruikt om de naleving van de beraadslagingstermijnen te controleren.

Page 95: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

91

e. Verhouding output/input

In de onderstaande tabel en grafiek wordt de input-outputverhouding berekend voor zowel de burgerlijke als de correctionele dossiers gedurende de periode vanaf 2008 tot en met 2012.

Tabel 48: verhouding output/input bij het hof van beroep van Bergen

bu

rger

lijke

do

ssie

rs

corr

ecti

on

ele

do

ssie

rs

2008 1,31 0,95

2009 1,20 0,95

2010 1,13 0,90

2011 1,07 0,92

2012 1,05 0,97

2013 1,11 1,05

Grafiek 41: verhouding output/input bij het hof van beroep van Bergen

Uit deze gegevens blijkt dat de waarden voor de burgerlijke dossiers systematisch beduidend hoger zijn dan één, met evenwel een neerwaartse tendens die zich in 2013 herstelt. Dit is een gunstige verhouding.

Voor de correctionele dossiers behaalt de verhouding nooit de kritische waarde één behalve in het laatste jaar waarin de waarde voor het eerst overschreden wordt. Dit heeft een ongunstig gevolg over de hele periode: het aantal hangende correctionele zaken kent globaal gezien een stijgend verloop (zie verder).

Het hof merkt hierover het volgende op: - Wat de burgerlijke zaken betreft is de verhouding in de loop der jaren gedaald door de vermindering van

de achterstand in burgerlijke aangelegenheden. - Wat de correctionele zaken betreft is de verhouding nagenoeg gelijk aan één en er is dus geen specifieke

toelichting nodig.

Page 96: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

92

f. Evolutie van het aantal hangende zaken Het aantal hangende zaken wordt in de onderstaande tabel weergegeven in absolute cijfers en onder de vorm van indexcijfers (basisindex is 2008).

Tabel 49: aantal hangende zaken op 31 december bij het hof van beroep van Bergen

index ( 2008 = 100)

bu

rger

lijke

do

ssie

rs

corr

ecti

on

ele

do

ssie

rs

Jeu

gd

KI

KI s

oci

aal

soci

aal

bu

rge

rlijk

e

do

ssie

rs

corr

ect

ion

ele

do

ssie

rs

Jeu

gd

KI

KI s

oci

aal

soci

aal

2008 4.708 355 88 107 0 38 100,00 100,00 100,00 100,00 0 100,00

2009 4.319 382 65 94 0 51 91,74 107,61 73,86 87,85 0 134,21

2010 4.051 441 66 97 0 63 86,05 124,23 75,00 90,65 0 165,79

2011 3.911 488 61 104 0 69 83,07 137,46 69,32 97,20 0 181,58

2012 3.813 503 68 116 0 52 80,99 141,69 77,27 108,41 0 136,84

2013 3.621 474 56 123 0 64 76,91 133,52 63,64 114,95 0 168,42

In de onderstaande grafiek wordt de evolutie van de indexcijfers voorgesteld. Omwille van de te beperkte aantallen die voorkomen op de rol ‘sociaal’ en de afwezigheid van inschrijvingen op de rol ‘KI sociaal’, worden beiden niet opgenomen in de grafische voorstelling en verder ook niet besproken.

Grafiek 42: hangende zaken op 31 december bij het hof van beroep van Bergen

Uit deze gegevens blijkt dat, volledig in overeenstemming met de evolutie van de input-outputverhouding, het aantal hangende burgerlijke dossiers zonder onderbreking is afgenomen sinds 2008 tot een niveau dat 23% lager ligt. Het betreft een daling in nominale cijfers van meer dan 1.000 dossiers.

Het aantal hangende correctionele zaken is in de referentieperiode stelselmatig toegenomen behalve in 2013 en ligt in 2012 40% hoger dan in 2008. Dit is het resultaat van een input-outputverhouding die stelselmatig lager is dan één, met uitzondering van 2013. In nominale cijfers stemt dit overeen met een stijging van ongeveer 120 dossiers in 2013.

Het aantal jeugdzaken nam sinds 2008 sterk af. De waarden liggen in elk jaar 20 tot 35% lager dan in 2008 met een maximum van 36% in 2013.

Page 97: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

93

In de KI is het aantal hangende zaken eerst gedaald (in 2009) om daarna stelselmatig te stijgen. In 2013 ligt het aantal 14% hoger dan in 2008. In absolute cijfers is deze stijging echter klein.

Het hof merkt met betrekking tot de hangende zaken op dat de cijfers niet de werkelijke situatie weerspiegelen. Sommige van deze zaken zullen nooit worden behandeld. De werkelijke voorraad is dus lager dan wat hier berekend wordt. g. De rotatietijd van de hangende zaken in aantal dagen

In de onderstaande tabel en grafiek wordt de gemiddelde rotatietijd van de hangende zaken, uitgedrukt in dagen, weergegeven voor de burgerlijke en correctionele dossiers.

Tabel 50: rotatietijd van de hangende zaken bij het hof van beroep van Bergen

in aantal dagen

bu

rger

lijke

do

ssie

rs

corr

ecti

on

ele

do

ssie

rs

2008 779 246

2009 679 292

2010 647 309

2011 691 308

2012 709 345

2013 655 329

Grafiek 43: rotatietijd van de hangende zaken bij het hof van beroep van Bergen

In overeenstemming met de vaststelling dat het aantal hangende burgerlijke zaken daalde, leidde dit tot een situatie die verbeterde ten opzichte van 2008. De minimale rotatietijd voor de burgerlijke dossiers werd in 2010 bereikt, alvorens in 2011 en 2012 te stijgen om uiteindelijk opnieuw te dalen en nagenoeg het lagere niveau te bereiken in het laatste jaar waarop de studie betrekking heeft.

De rotatietijd van de correctionele dossiers vertoont een continu stijgend verloop, met een lichte daling in het laatste jaar.

Page 98: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

94

h. Verhouding tussen de wijziging van de output t.o.v. de wijziging van de productiecapaciteit Eerst wordt de productiecapaciteit berekend. Voor de samenstelling van de hieronder vermelde tabel wordt gebruik gemaakt van de gegevens in punt a (personeelsbezetting) van dit hoofdstuk van het verslag. Tabel 51: productiecapaciteit HvB Bergen

mag

istr

aten

refe

ren

dar

isse

n e

n

juri

sten

refe

ren

dar

isse

n e

n

juri

sten

x 0

,25

mag

istr

aten

en

(ref

eren

dar

isse

n x

0,2

5)

ind

ex (

20

08

= 1

00

)

2008 28,68 2,00 0,50 29,18 100,00

2009 29,71 2,00 0,50 30,21 103,53

2010 28,39 1,00 0,25 28,64 98,15

2011 26,95 1,25 0,31 27,26 93,43

2012 26,50 1,00 0,25 26,75 91,67

2013 25,52 1,58 0,39 25,91 88,81

Grafiek 44: productiecapaciteit HvB van Bergen

Uit deze gegevens blijkt dat de productiecapaciteit in 2009 is toegenomen om vervolgens systematisch af te nemen. In 2013 ligt de productiecapaciteit meer dan 10% lager dan in het referentiejaar 2008. Vervolgens wordt de verhouding tussen de wijziging van de output t.o.v. de wijziging van de productiecapaciteit berekend. Voor de samenstelling van de hieronder vermelde tabel wordt gebruik gemaakt van de gegevens uit voorgaande tabel (productiecapaciteit) en punt d (output) van dit hoofdstuk van het verslag.

Page 99: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

95

Tabel 52: verhouding index output/index productiecapaciteit HvB Bergen

index ( 2008 = 100)

bu

rge

rlijk

e

do

ssie

rs

corr

ect

ion

ele

do

ssie

rs

Jeu

gd

KI

KI s

oci

aal

soci

aal

2008 100,00 100,00 100,00 100,00 0 100,00

2009 101,63 87,59 131,26 99,17 0 160,98

2010 105,58 100,92 105,15 95,83 0 144,34

2011 100,33 117,61 144,08 102,51 0 214,07

2012 97,11 110,33 113,28 90,09 0 399,98

2013 103,00 112,60 109,71 87,85 0 140,75

In de onderstaande grafiek wordt de evolutie van de indexcijfers voorgesteld. Omwille van de te beperkte aantallen die voorkomen op de rol ‘sociaal’ en de afwezigheid van inschrijvingen op de rol ‘KI sociaal’, worden beiden niet opgenomen in de grafische voorstelling en verder ook niet besproken.

Grafiek 45: verhouding index output/index productiecapaciteit bij het HvB van Bergen

Uit deze gegevens blijkt dat alleen in 2011 de waarden voor iedere categorie hoger zijn dan 100. Dit betekent dat het aantal eindbeslissingen voor alle rollen in vergelijking met de productiecapaciteit hoger ligt dan het referentiejaar 2008. Het betreft dus een kalenderjaar met een toename van de productiviteit op alle vlakken.

Voor de burgerlijke zaken ligt de verhouding jaarlijks iets hoger dan 100, met uitzondering van 2012, dus over het algemeen is er in verhouding tot de productiecapaciteit meer geproduceerd. Voor de correctionele zaken ligt de verhouding eveneens jaarlijks hoger dan 100, meestal zelfs een stuk hoger, met uitzondering van een dip in

2009. Ook hier is er in het algemeen in verhouding tot de productiecapaciteit meer geproduceerd.

In jeugdzaken ligt de verhouding elk jaar hoger dan 100, meestal zelfs een stuk hoger. Enkel in de zaken voor de KI liggen de waarden jaarlijks lager dan 100, met uitzondering van 2011.

Page 100: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

96

Het hof merkt op dat het dossier van de gasramp in Gellingen veel tijd in beslag heeft genomen (arrest gewezen in juni 2011) en dat hiervoor extra administratief personeel werd verkregen, maar dat dit dossier in de cijfers maar voor één dossier telt. i. Financiële dossiers

In de onderstaande tabel wordt het aandeel van de financiële burgerlijke dossiers berekend in de hangende zaken en in de nieuwe zaken. De verhouding tussen beide aandelen vormt de graad van vertegenwoordiging.

Tabel 53: vertegenwoordigingsgraad in de hangende zaken bij het hof van beroep van Bergen

burgerlijk hangende zaken nieuwe zaken graad van

vertegenwoordiging totaal financieel % aandeel totaal financieel % aandeel

2008 4.708 928 19,71% 1.678 206 12,28% 1,61

2009 4.319 900 20,84% 1.931 282 14,60% 1,43

2010 4.051 809 19,97% 2.017 293 14,53% 1,37

2011 3.911 836 21,38% 1.927 358 18,58% 1,15

2012 3.813 765 20,06% 1.865 293 15,71% 1,28

Uit deze gegevens blijkt dat de financiële zaken oververtegenwoordigd zijn in het aantal hangende zaken. Hieruit volgt een minder snelle afhandeling van deze zaken in vergelijking met de andere zaken. Er is sinds 2008 echter sprake van een belangrijke daling van de graad van vertegenwoordiging. Deze bereikt een minimum in 2011, om in 2012 opnieuw een stijging te ondergaan. De graad van oververtegenwoordiging verdwijnt evenwel niet. Er wordt ook vastgesteld dat er vrij grote fluctuaties zijn in het aantal nieuwe financiële zaken, wat een invloed heeft op de berekening indien de fluctuatie niet samenvalt met die van het totale aantal nieuwe zaken.

Page 101: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

97

9. CONCLUSIES 9.1. Analyse van het verzoek van de minister De voormalige minister van Justitie, mevrouw Turtelboom, heeft de HRJ om een onderzoek verzocht. De vraag ging er voornamelijk over om de prestaties van de hoven van beroep te vergelijken, in het bijzonder wat de verhouding van binnenkomende en uitgaande zaken betreft en het aantal arresten per raadsheer. De HRJ heeft gevolg gegeven aan deze vraag, maar heeft ze moeten omvormen in die zin dat er momenteel geen statistische gegevens bestaan die voldoende nauwkeurig en betrouwbaar zijn om alle gestelde vragen te beantwoorden. Vooral op de vraag over het aantal arresten per raadsheer kan er geen antwoord gegeven worden waarmee een vergelijking tussen de hoven mogelijk is omdat niets kan bevestigen dat de verkregen cijfers vergelijkbaar zijn wat onder meer de verschillende verhoudingen van arresttypes in elk hof betreft. 9.2. Methodologie en verloop van het onderzoek De reikwijdte van het onderzoek en de wijze van uitvoering is het voorwerp van een belangrijk methodologisch hoofdstuk dat vaak volledig moest worden uitgewerkt bij gebrek aan voorgaanden. Bij het uitvoeren van het onderzoek heeft de HRJ in een eerste fase de beschikbare statistische gegevens verzameld bij het VBSW en in de jaarverslagen van elk hof over de jaren 2008 tot 2012. Zo heeft de HRJ eerst inlichtingen ingewonnen over de beschikbare personele middelen (personeel tewerkgesteld bij elk hof, afwezigheden), dan voor de belangrijkste dossiertypes het aantal nieuwe dossiers (input) bepaald, om vervolgens de gegevens te verzamelen van de productie (output) over dezelfde dossiertypes, en tenslotte werden de cijfers van het aantal te behandelen zaken (de voorraad) verzameld. Met deze gegevens heeft de HRJ een aantal verhoudingen gekozen die het verband tussen verschillende gegevens mathematisch uitdrukken. Zo heeft de HRJ de input-outputverhouding voor elk jaar bepaald, de rotatietijd van de burgerlijke en correctionele dossiers (de tijd die nodig is bij een constante productie om de hele voorraad te behandelen) en heeft hij de wijziging van de productie van elk dossiertype vergeleken met de globale wijziging van de productiecapaciteit. De HRJ heeft ook getracht om weer te geven hoe de hoven zowel de financiële burgerlijke als correctionele dossiers behandelen door de vertegenwoordigingsgraad van deze zaken in de voorraad te vergelijken met het aantal van deze zaken in de instroom. Vervolgens heeft de HRJ de cijfers aan de verschillende hoven voorgelegd en heeft hen gehoord tijdens hoorzittingen via hun eerste voorzitters. Er werden bepaalde documenten gevraagd en de hoven konden schriftelijke opmerkingen maken. De HRJ heeft in het verslag de belangrijkste opmerkingen opgenomen en heeft zijn verslag aangepast wanneer dat zinvol was, zoals door het niet meer analyseren van de financiële correctionele zaken waarvan het aantal te laag werd bevonden om er statistische informatie uit te halen. Vervolgens werd een ontwerpverslag, aangevuld met de gegevens voor 2013, meegedeeld aan de hoven die hun opmerkingen hebben kunnen maken. Uit deze werkzaamheden komt een aanzienlijk corpus voort dat een methodologische omschrijving omvat en een beschrijvend gedeelte van de statistieken en verhoudingen van de verschillende hoven met een korte toelichting. Dit heeft geleid tot een verslag dat door de algemene vergadering van de HRJ op 16 december 2015 werd goedgekeurd. Uit de bespreking van het verslag met de hoven is echter gebleken dat er nog steeds problemen waren met de gehanteerde cijfers m.b.t. personeelsgegevens. Daarop werd door de HRJ besloten, met akkoord

Page 102: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

98

van de minister van Justitie, het onderzoek voort te zetten. Alle hoven werden bezocht om er, samen met de eerste voorzitter, de personeelscijfers m.b.t. de magistraten na te kijken en (waar nodig) opnieuw te berekenen. Tevens werd de kwestie van de referendarissen (in welke mate tellen zij mee voor de berekening van de “productiecapaciteit”?) en de correctionele hangende zaken bij het hof van Gent verder onderzocht. Dit heeft, tot slot, geleid tot een eindverslag dat op 9 juni door de VAOC en op 22 juni 2016 door de algemene vergadering van de HRJ werd goedgekeurd. De voornaamste grafieken worden gebundeld in de bijlage zodat de lezer het onderzoek in zijn geheel kan lezen en hij tegelijk wordt uitgenodigd om de analyse betreffende elk hof en elke grafiek te raadplegen. 9.3. Resultaat van het onderzoek 9.3.1. Factoren die het trekken van conclusies beperken De HRJ wil vooreerst de aandacht vestigen op de volgende punten die de mogelijkheden hebben beperkt om uit het onderzoek precieze conclusies te trekken: a. De registratie van de personeelsgegevens

De registratie van de personeelsgegevens van magistraten, referendarissen, griffiers en administratief personeel bij de hoven gebeurt door de FOD Justitie, maar laat niet toe om de informatie aan te leveren die nodig is voor het invullen van de “gemiddelde personeelsbezetting” in het jaarlijks werkingsverslag (hoofdstuk 1 “De personele middelen”). De hoven dienen dus zelf in te staan voor de berekening van de gemiddelde personeelsbezetting, waardoor het risico bestaat op vergissingen, fouten of een verschillende interpretatie van het begrip “gemiddelde personeelsbezetting”. Daarenboven is het niet duidelijk welke de precieze verhoudingen zijn binnen de categorie griffier/administratief personeel (onderlinge verhouding personeel niveau A, B, C en D) en of deze personen, die weliswaar aan het hof zijn toegewezen, wel effectief voor het hof werken (vb. onderhoudspersoneel, gebouwenbeheerder, archivarissen) (zie punt 4.2.1. b).

Aanbeveling De HRJ beveelt aan dat de FOD Justitie zo snel mogelijk dient te zorgen voor een performant systeem dat de centrale registratie en opvolging van de personeelsgegevens van magistraten, referendarissen, juristen, griffiers en administratief personeel mogelijk maakt en alle informatie die nodig is voor het aanmaken van het jaarlijks werkingsverslag aanlevert. De FOD Justitie dient in dit (toekomstige) systeem van centrale registratie en opvolging van de personeelsgegevens tevens aandacht te hebben voor een uniforme registratie van de afwezigheden om medische redenen. De HRJ beveelt aan dat het college van de hoven en rechtbanken, zolang er gebrek is aan een centrale registratie van de personeelsgegevens, dient toe te zien op de correcte toepassing van de richtlijnen m.b.t. de uniforme invoering van de gegevens door de hoven teneinde een vergelijking van de gegevens mogelijk te maken. Zo moet bijvoorbeeld a) duidelijk worden omschreven wat precies moet worden ingevuld onder “gemiddelde personeelsbezetting” (dienen bv. de gedelegeerden – die niet zijn vervangen – en/of de afwezigheden wegens medische redenen hier reeds in mindering te worden gebracht?), b) steeds worden gespecifieerd, wanneer wordt gevraagd een getal in “dagen” op te geven, of het gaat om werkdagen of kalenderdagen. De HRJ beveelt aan dat de minister van Justitie, zolang er gebrek is aan een centrale registratie van de personeelsgegevens, in het nieuw op te stellen standaardformulier voor de jaarlijkse werkingsverslagen (art. 340,§3 Ger. W.) nog duidelijkere instructies dient te geven over het invullen ervan, zodat uiteenlopende interpretaties en vergissingen zoveel mogelijk worden vermeden. Uit de werkingsverslagen moet duidelijk blijken wat het “effectief beschikbare personeel” is geweest gedurende de betrokken periode.

Page 103: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

99

b. De registratie van de zaken Uit het onderzoek is gebleken dat de hoven ook gebruik maken van de gegevens van het parket-generaal voor het beheer van hun correctionele afdeling. De statische gegevens m.b.t. de nieuwe zaken en de hangende zaken, die enerzijds door het VBSW en anderzijds door het parket-generaal worden gehanteerd, kunnen dus variëren.. Er is ook een probleem met de betrouwbaarheid van de statistische gegevens die door het VBSW (nu het College van de hoven en rechtbanken) werden gepubliceerd. Gezien bij een hof fouten werden vastgesteld bij het invoeren van de zaken en dit volgens de steundienst van het College bij alle hoven kan voorkomen, rijst dan ook de vraag naar de betrouwbaarheid van de gepubliceerde statistische gegeven in correctionele zaken voor de andere hoven. Ook werd vastgesteld dat de precieze inhoud van de stock aan hangende correctionele zaken van hof tot hof kan verschillen.

Aanbeveling De HRJ beveelt aan dat het college van de hoven en rechtbanken, dat moet instaan voor de goede algemene werking van de zetel en dat de taken van het vroegere VBSW heeft overgenomen, bij voorrang het probleem van de verschillende cijfergegevens in correctionele zaken dient op te lossen. Bij de uitwerking van een oplossing zullen er ook voldoende interne controlemaatregelen moeten worden voorzien, zodanig dat alle verschillen tussen cijfers gecommuniceerd door het parket-generaal, het VBSW en het hof van beroep kunnen afgestemd worden op elkaar. De HRJ beveelt aan dat het college van de hoven en rechtbanken er zich van dient te vergewissen dat de statistische gegevens die ze publiceert betrouwbaar zijn. Een uniforme uitgeschreven registratiehandleiding dient te worden opgesteld én er dient regelmatig een audit van deze registratie te gebeuren zodat er redelijke zekerheid kan worden verschaft over de betrouwbaarheid en de vergelijkbaarheid van de cijfers. De HRJ beveelt aan dat het college van de hoven en rechtbanken er voor dient te zorgen dat er duidelijke instructies zijn op het vlak van de afwikkeling van de burgerlijke belangen nadat er in de zaak een eindarrest is uitgesproken op strafgebied (inschrijven als nieuwe zaak of niet), zodat hierover geen verschillende praktijken bestaan bij de hoven. De HRJ beveelt aan dat de wetgever er voor dient te zorgen dat er duidelijk wordt bepaald of de ambtshalve weglating (artikel 730§2 Ger. W.) ook kan worden toegepast in correctionele zaken waarin een eindarrest is uitgesproken op correctioneel gebied maar niet op het vlak van de afwikkeling van de burgerlijke belangen.

c. De vergelijkbaarheid van de gegevens. De situatie op het vlak van de bevoegdheden (sommige hoven hebben “exclusieve bevoegdheden”), op het vlak van de samenstelling van de hoven (de verhouding magistraten t.o.v. referendarissen/juristen en de verhouding magistraten t.o.v. griffiers en administratief personeel, de inhoud van de categorie “griffiers en administratief personeel”) en op het vlak van de exacte impact van elk personeelstype op de productie verschilt van hof tot hof. Daarom is een vergelijking tussen de hoven louter op basis van cijfers problematisch.

Aanbeveling Als het College of de minister een echte vergelijking zou willen maken tussen de hoven op basis van cijfers en daar gevolgen aan wil verbinden dan moeten de bevoegde instanties bepalen hoe de hoven met verschillende samenstellingen en/of verschillende bevoegdheden met elkaar vergeleken zullen worden.

Page 104: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

100

9.3.2. Beperkingen : geen directe vergelijkingen of rangschikking, vaststellen van tendensen Enerzijds heeft de HRJ uiteindelijk moeten afzien van directe vergelijkingen tussen de hoven omdat de beschikbare statistische gegevens, om redenen die in het deel “methodologie” en “algemene vaststellingen” zijn toegelicht, onvoldoende garantie op betrouwbaarheid en eenvormigheid bieden. Ook een rangschikking of een vergelijking in absolute waarden is niet verantwoord om dezelfde redenen. Het lijkt logisch dat één van de prioritaire taken van het college van hoven en rechtbanken er op korte termijn in bestaat om op redelijke wijze het vergelijkbare karakter van de beschikbare gegevens te verzekeren. Deze taak is niet alleen noodzakelijk om dit soort onderzoeken naar behoren te vervullen, maar ook en vooral in het kader van de opdracht van het college om de beschikbare middelen tussen de verschillende entiteiten te verdelen. Anderzijds meent de HRJ dat het naast elkaar plaatsen van bepaalde resultaten, onder de vorm van grafieken, een meerwaarde geeft omdat zo algemene tendensen zichtbaar worden, evoluties van verschillende gegevens binnen een bepaald hof kunnen worden samen gelezen en deze onderlinge evoluties eventueel ook bij een ander hof kunnen worden teruggevonden. Waar dit zinvol is, worden daarom overeenstemmende of uiteenlopende tendensen belicht. ‐ Wat de nieuwe dossiers betreft tonen de statistieken van de vijf hoven over het algemeen een stijgende

trend aan van de inleidingen in het begin van de onderzochte periode en vervolgens een daling, waardoor het beeld van een bergparabool ontstaat.

In bepaalde hoven wijken bepaalde dossiertypes van deze tendens af, zoals de correctionele zaken in Gent of de jeugdzaken in Luik en Brussel, die een stijging kennen. Deze regionale verschillen zouden kunnen worden bestudeerd om de oorzaken ervan te achterhalen, te meer omdat in deze dossiertypes het Openbaar Ministerie aanwezig is. Een werkhypothese zou kunnen zijn dat het Openbaar Ministerie een invloed op de curve heeft.

‐ De analyse van de output-inputcurves toont over het algemeen aan dat wanneer de burgerlijke curve stijgt, de correctionele curve daalt en omgekeerd. Alleen in Bergen wordt deze vaststelling gedeeltelijk ontkracht. Deze wisselwerking lijkt erop te wijzen dat de hoven, wanneer ze hun inspanningen op een sector richten, hun middelen in een andere sector gaan halen. Dat bevestigt de analyse van de HRJ die zegt dat bij het bestuderen van de productiviteit het onmogelijk is om een productietype (bijvoorbeeld de correctionele dossiers) te isoleren van andere productietypes.

‐ De tabellen over de rotatietijd in aantal dagen tonen aan dat er bij alle hoven, behalve in Luik, een duidelijk verschil is tussen de rotatietijd voor de burgerlijke dossiers en de rotatietijd voor de correctionele dossiers die duidelijk korter is dan de eersten.

De rotatietijd voor de correctionele dossiers moet wel met de nodige omzichtigheid worden gelezen gezien de vaststellingen die hiervoor werden gedaan m.b.t. de stock aan correctionele hangende zaken.

‐ De statistieken over de personeelsbezetting tonen aan dat er soms opvallende verschillen zijn tussen de

hoven in de verhouding “magistraten” enerzijds en “griffiers en administratief personeel” anderzijds. Er kunnen hieruit echter geen conclusies worden getrokken omdat het niet duidelijk is welke de precieze verhoudingen zijn binnen de categorie griffiers en administratief personeel (onderlinge verhouding personeel niveau A, B, C en D) en of deze personen, die weliswaar aan het hof zijn toegewezen, wel effectief voor het hof werken (vb. onderhoudspersoneel, gebouwenbeheerder, archivarissen) (zie ook punt 4.2.1 b).

Tot slot wijst de HRJ erop dat de cijfers slechts een (klein) gedeelte van de werkelijkheid in het veld laten zien. Ze zeggen bijvoorbeeld niets over de materiële werkomstandigheden van het hof die de wijzigingen in de cijfers kunnen rechtvaardigen (bv. een verhuizing, een belangrijke zaak, een managementwissel …). De cijfers zijn dus geen doel op zichzelf, zeker omdat we de beperkingen van de kwaliteit ervan kennen, maar eerder een stimulans, een aanzet tot een denkoefening, zowel met betrekking tot de interne werking van het hof als tot de evolutie ervan ten opzichte van andere hoven.

Page 105: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

101

9.3.3. Conclusies per hof van beroep Hierna is een analyse per hof gemaakt van de statistische gegevens en verhoudingen, zoals die op het moment van het opstellen van het verslag beschikbaar waren. Uit het onderzoek van de HRJ is gebleken dat deze gegevens mogelijk niet allen even betrouwbaar zijn. Daarom worden aan deze analyse geen aanbevelingen gekoppeld. In de toekomst zal de betrouwbaarheid van de gegevens door de hoven en het college van de hoven en rechtbanken moeten worden uitgeklaard en zullen eventueel correcties moeten worden aangebracht. De conclusies per hof moeten dus met de nodige voorzichtigheid gelezen worden. a. Antwerpen Het hof van beroep van Antwerpen wordt gekenmerkt door een korte rotatietijd in correctionele zaken over de gehele periode, een grote toename van het aantal KI dossiers en een dalende output in alle belangrijke sectoren (burgerlijk, correctioneel, KI en jeugd) in 2013 t.o.v. 2012. De rotatietijd in correctionele zaken is sinds 2008 vrij stabiel gebleven maar is, zoals gezegd vrij kort. De verminderde output in 2013 had hierop geen invloed, gezien de input datzelfde jaar nog sterker daalde, waardoor de output/input verhouding positief was. De rotatietijd in burgerlijke zaken is eveneens vrij kort en sinds 2008 eveneens vrij stabiel gebleven, maar is in 2013 duidelijk toegenomen. Dit is te wijten aan de sterk verminderde output, terwijl de input in veel mindere mate daalde. De verminderde output is volgens het hof zelf te wijten aan het feit dat 2008 hét topjaar was qua wegwerking van de gerechtelijke achterstand, ingevolge een samenwerkingsprotocol met de minister van Justitie, resulterend in een (tijdelijke) kaderuitbreiding met het oog op de versterking van de strijd tegen de gerechtelijke achterstand. Er zou zelfs beter gedaan zijn dan de afgesproken doelstellingen. Nog steeds volgens het hof konden deze cijfers tot 2011 worden gehandhaafd, maar vervolgens liepen de burgerlijke doorlooptijden op exponentiële wijze uit omdat de burgerlijke instroom exponentieel toenam en omdat er niet verwacht kan worden dat de raadsheren zich blijven inzetten alsof het hof in permanente crisismodus verkeert.29 Als de verminderde productie in 2013 in verhouding wordt gebracht met de productiecapaciteit, wordt ook hier een daling vastgesteld. M.a.w. de daling van de output (productie) wordt niet verklaard door een daling van de productiecapaciteit, die in tegendeel is gestegen, er is dus sprake van een daling van de productiviteit. Voor de verhoogde toename van het aantal KI-zaken kon door het hof zelf geen verklaring worden gevonden. b. Brussel

Het hof van beroep van Brussel wordt gekenmerkt door een grote stijging van de output in burgerlijke zaken in 2010 (door het hof verklaard doordat het systeem van de ambtshalve weglatingen werd toegepast)30, een daling van het aantal hangende zaken op correctioneel en vooral burgerlijk vlak en een evolutie in de verhouding output/input die op burgerlijk vlak een quasi perfect spiegelbeeld vertoont met het de verhouding op correctioneel vlak (tenminste als de piek op burgerlijk vlak in 2010 wordt gerelativeerd door de hierboven reeds aangehaalde verklaring). Tevens kenmerkend voor Brussel is zijn zeer hoge stock aan hangende zaken en het feit dat begin 2016 voor de jaren 2013 en 2014 nog steeds geen werkingsverslag was neergelegd, wat overigens een wettelijke verplichting is (artikel 340 §3 van het Gerechtelijk Wetboek).31 De rotatietijd in correctionele zaken is sinds 2008 vrij stabiel gebleven, wat niet verwonderlijk is gezien de verhouding output/input in de bestudeerde periode drie keer (licht) positief en drie keer (licht) negatief was. Hoewel de input daalde, slaagde het hof er niet in de rotatietijd te doen afnemen.

29 Zie pagina 42. 30 Zie pagina 54. 31 De werkingsverslagen voor de jaren 2013 en 2014 werden uiteindelijk op 6 juni 2016 goedgekeurd door de algemene vergadering van het hof.

Page 106: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

102

De rotatietijd in burgerlijke zaken is eveneens vrij stabiel gebleven (tenminste als men abstractie maakt van de piek op burgerlijk vlak wegens de hierboven reeds aangehaalde verklaring) en in 2012 iets gedaald, wat te verklaren is door een duidelijk positieve verhouding output/input in 2012. In 2013 stijgt de rotatietijd weer licht door de afname van de output al is de output/input verhouding gunstig. Deze ontwikkeling is te verklaren door de zeer hoge stock aan hangende zaken, immers de rotatietijd is de verhouding tussen de output en de stock. Deze hoge stock verklaart mede dat Brussel in 2013 een lange rotatietijd heeft. Als de productie in verhouding wordt gebracht met de productiecapaciteit, zien we dat op correctioneel vlak de productiviteit tot 2011 elk jaar hoger lag dan in het referentiejaar 2008 om daarna te dalen onder het niveau van 2008. Op burgerlijk vlak is er, met uitzondering van de piek in 2010 (die kan worden gerelativeerd door de hierboven reeds aangehaalde verklaring), systematisch een lagere productiviteit dan in 2008. In de jeugdzaken is er dan weer een systematisch hogere productiviteit. Op het vlak van de KI ligt de productiviteit tot 2011 hoger en sindsdien lager dan in 2008. c. Gent Het hof van beroep van Gent wordt gekenmerkt door een toename van de input op burgerlijk en vooral op correctioneel vlak (op burgerlijk vlak is er wel weer een afname sinds 2011), een grote stijging van de output op correctioneel vlak sinds 2009, een grote toename van het aantal hangende KI-dossiers sinds 2010 en een evolutie in de rotatietijd die op burgerlijk vlak een quasi perfect spiegelbeeld vertoont met de rotatietijd op correctioneel vlak. De rotatietijd in correctionele zaken is sinds 2009 gedaald. Hoewel de input substantieel toenam, slaagde het hof erin door een nog grotere stijging van de output (vanaf 2011 is er een positieve verhouding output/input) een daling van rotatietijd te bekomen. De rotatietijd in burgerlijke zaken vertoont haast exact een tegenovergestelde evolutie: in elk jaar waar de rotatietijd op correctioneel vlak afnam, steeg deze op burgerlijk vlak. Dit is te wijten aan een toegenomen input en afgenomen output (sinds 2010 is de verhouding output/input negatief). Het laat uitschijnen dat de inhaalbeweging die op correctioneel vlak is gemaakt ten koste is gegaan van de burgerlijke sector, wat ook door het hof zelf wordt bevestigd. Het heeft ertoe geleid dat in 2013 de rotatietijd in burgerlijke zaken vrij lang is. Als de productie in verhouding wordt gebracht met de productiecapaciteit, zien we in het jaar 2010 een grote daling voor alle sectoren, m.a.w. de productiviteit is dat jaar op alle vlakken gedaald en ligt ruim onder het niveau van 2008. Het hof verklaart dit door de impact van een megadossier (Lernout & Hauspie), dat in de statistieken maar als één zaak wordt aangerekend maar zeer lange tijd drie magistraten heeft geïmmobiliseerd, door de historische onderbedeling van het hof en doordat de aanwerving van referendarissen (met een minderwaardig statuut) geen oplossing biedt voor het wegwerken van de werkvoorraad waarmee het hof te kampen heeft.32 Na 2010 stijgt de productiviteit op correctioneel vlak substantieel, maar op burgerlijk vlak blijft deze (ruim) onder het niveau van 2008. d. Luik

Het hof van beroep van Luik wordt gekenmerkt door een stijging van de input in burgerlijke zaken en correctionele zaken, een daling van de input van KI-dossiers, een sterke stijging van de output in correctionele zaken vanaf 2010 en een evolutie in de verhouding output/input die op burgerlijk vlak in grote mate een spiegelbeeld vertoont met de verhouding op correctioneel vlak. De rotatietijd in correctionele zaken is in 2010 sterk toegenomen om sindsdien stelselmatig te dalen tot een niveau dat onder dat van 2008 ligt. Deze vaststelling loopt gelijk met een daling van de output in 2010 en een stevige stijging in de jaren erna.

32 Zie pagina’s 62 en 66.

Page 107: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

103

De rotatietijd in burgerlijke zaken is vrij kort, kende wat schommelingen maar eindigde in 2013 ongeveer op hetzelfde niveau als in 2008. Als de productie in verhouding wordt gebracht met de productiecapaciteit, zien we een stijging op burgerlijk vlak tot 2010 en daarna een daling (net zoals er een daling is van de output) en een substantiële stijging op correctioneel vlak. Enkel op het vlak van de KI is er een afname van de productiviteit. Het hof blijkt sinds 2011 zijn middelen vooral te hebben ingezet op het correctionele vlak wat wel ten koste is gegaan van de burgerlijke zaken. e. Mons

Het hof van beroep van Mons wordt gekenmerkt door een sterke toename in de effectieve bezetting van de griffiers/administratief personeel en een sterke afname qua magistraten, een sterke toename van de input op burgerlijk vlak, een sterke afname van het aantal nieuwe KI-dossiers, een sterke stijging van het aantal correctionele hangende zaken (er is pas in 2013 een trendbreuk doordat de verhouding output/input pas dat jaar voor het eerst positief was) en een duidelijke afname van het aantal burgerlijke hangende zaken (de sterke toename van de input en de afname van de output leidden tussen 2008 en 2012 jaarlijks tot een daling van de verhouding output/input, maar deze bleef nog steeds positief waardoor het aantal hangende zaken bleef dalen). De rotatietijd in correctionele zaken is toegenomen. Hoewel zowel de input als de output over de gehele periode bijna op hetzelfde niveau is gebleven, was de verhouding output/input tot 2012 steeds negatief. Het hof heeft hiervoor geen specifieke verklaring. Pas in 2013 werd deze verhouding positief en steeg de rotatietijd niet meer. De rotatietijd is echter nog steeds vrij kort. De rotatietijd in burgerlijke zaken is afgenomen. Dit is, zoals gezegd, te danken aan een voor de gehele periode positieve verhouding output/input, hoewel deze tussen 2008 en 2012 jaarlijks verminderde. Het heeft er toe geleid dat in 2013 de rotatietijd vrij kort is. Als de verminderde productie in verhouding wordt gebracht met de productiecapaciteit, wordt voor de meeste sectoren (burgerlijk, correctioneel en jeugd) een duidelijke stijging vastgesteld ten opzichte van het refertejaar 2008. Voor de KI-dossiers is de verhouding relatief stabiel gebleven tot 2011, daarna volgt een duidelijke daling. M.a.w. de productiviteit is algemeen toegenomen, de afname van de output in burgerlijke zaken was dus verhoudingsgewijs minder groot dan de afname van de productiecapaciteit(sterke afname qua magistraten en status quo qua referendarissen). 9.3.4. Slotbemerking De HRJ heeft met dit onderzoek getracht het verzoek van de minister van Justitie zo goed en nuttig mogelijk uit te voeren, hoewel dit niet eenvoudig was. Vanaf het begin werd immers gestoten op een aantal praktische problemen, zoals het feit dat dergelijk onderzoek nog nooit was gevoerd, de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van de statistische gegevens (vooral op het vlak van de personeelsbezetting en in correctionele zaken) en de vergelijkbaarheid van de statistische gegevens. Daarom heeft het onderzoek ook langer geduurd dan voorzien, wat de HRJ zelf ook betreurt, en zijn er uiteindelijk op grond van deze statistische gegevens geen aanbevelingen gedaan aan de individuele hoven. Het was voor de HRJ zeker gemakkelijker geweest om al na het vooronderzoek de opdracht terug te geven aan de minister omwille van bovenvermelde problemen. De HRJ heeft er echter voor gekozen om door te zetten, net met de bedoeling om nog accurater te kunnen aangeven waar en op welke niveaus het schoentje knelt en wat er nodig is om dergelijk onderzoek in de toekomst op een vlottere manier te kunnen uitvoeren. De HRJ drukt dan ook de wens uit dat de aanbevelingen die in dit kader zijn gedaan (aan de hoven, het college van de hoven en rechtbanken, de minister van Justitie en de FOD Justitie) een oplossing brengen voor de vastgestelde problemen.

Page 108: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

104

Ten slotte kan nog worden vermeld dat, nu de methodologie is uitgewerkt, de gehanteerde analyse ook vrij gemakkelijk kan worden toegepast op de gegevens van latere jaren.

Page 109: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

105

10. Bijlage

Antwerpen Brussel | Bruxelles Gent Liège Mons

Page 110: Bijzonder onderzoek Hoven van beroep · 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens

106

Antwerpen Brussel | Bruxelles Gent Liège Mons