Bijlage 1. Corpus, met gegevens over patroonheiligen en priesters … · 1 Bijlage 1. Corpus, met...

1338
1 Bijlage 1. Corpus, met gegevens over patroonheiligen en priesters in de parochies van Friesland Inleiding Deze bijlage biedt een beredeneerd en van bronopgaven voorzien overzicht van alle bekende patroonheiligen en priesters voor de provincie Friesland uit de periode vóór 1600. Hij heeft een soortgelijke opzet gekregen als Romein’s Overzicht van de predikanten in de Hervormde gemeenten in Friesland, 1 met dien verstande dat hij per parochie is ingedeeld. De parochies zijn in alfabetische volgorde aangegeven. Daarbij worden ook reeds vóór 1500 verdwenen parochies meegenomen. Achtereenvolgens worden vermeld voor zover bekend de patroonheilige(n) van de kerk, bijzonderheden over de stichtingsgeschiedenis van de kerk en eventueel bekende zaken over de collatierechten, de overige aan de kerk verbonden beneficia (vicarieën, prebenden en kapellen) met hun patrocinia en eventuele bijzonderheden over de collatierechten, daarvan de namen van de bedienaren van de verschillende beneficia met zo mogelijk gegevens over herkomst, familiebetrekkingen, gevolgde studie(s) en verloop van de carrière. Zonder op alle bijzonderheden van de opbouw in te gaan, zij hier vermeld dat mede om aansluiting bij Romein te houden, voor de provincie- en plaatsnamen de Nederlandstalige versies zijn gebruikt, en dat bij de verwijzingen naar (archieven van) de voormalige Nedergerechten (steden en grietenijen) de namen uit de periode tot de gemeentelijke herindelingen zijn aangehouden. Wat de namen van de geestelijken betreft: die zijn weergegeven op de wijze zoals zij in de bronnen voorkomen, dus in de landstaal of in het Latijn. Het ‘terugvertalen’ van de Latijnse naar de inheemse naam is achterwege gelaten, ook al omdat niet altijd vaststaat hoe de oorspronkelijke namen voornaam en/of patroniem geluid kunnen hebben. Patroniemen worden als genitief of als ‘z.’ respectievelijk ‘dr.’ vermeld. Bij de geestelijken worden in deze bijlage de jaren van eerste respectievelijk laatste vermelding aangegeven en eventueel tussentijdse vermeldingen die relevant zijn voor de betrokkene, bijvoorbeeld in relatie tot familieleden. Met name indien slechts een voornaam bekend is, kan het voorkomen dat ten onrechte twee gelijknamige personen als één en dezelfde zijn beschouwd. Hetzelfde kan zich ook voordoen bij personen met dezelfde voornaam en hetzelfde patroniem. De kans op verwarring is in het laatste geval echter wel veel kleiner. Problemen kunnen zich ook voordoen bij het trachten vast te stellen of iemand heeft gestudeerd omdat de inschrijvingen als student niet altijd patroniem of familienaam vermelden maar bijvoorbeeld verwijzen naar plaats of streek van herkomst. De gebruiker zal steeds rekening moeten houden met zulke onzekerheden. 1 Romein, Friesland. In tegenstelling tot zijn overzicht over de predikanten in Drenthe voorzag hij het deel over Friesland niet van voorafgaande informatie over de kerk ter plaatse zelve.

Transcript of Bijlage 1. Corpus, met gegevens over patroonheiligen en priesters … · 1 Bijlage 1. Corpus, met...

  • 1

    Bijlage 1. Corpus, met gegevens over patroonheiligen en priesters in de

    parochies van Friesland

    Inleiding

    Deze bijlage biedt een beredeneerd en van bronopgaven voorzien overzicht van alle bekende

    patroonheiligen en priesters voor de provincie Friesland uit de periode vóór 1600. Hij heeft een

    soortgelijke opzet gekregen als Romein’s Overzicht van de predikanten in de Hervormde gemeenten

    in Friesland,1 met dien verstande dat hij per parochie is ingedeeld. De parochies zijn in alfabetische

    volgorde aangegeven. Daarbij worden ook reeds vóór 1500 verdwenen parochies meegenomen.

    Achtereenvolgens worden vermeld – voor zover bekend – de patroonheilige(n) van de kerk,

    bijzonderheden over de stichtingsgeschiedenis van de kerk en eventueel bekende zaken over de

    collatierechten, de overige aan de kerk verbonden beneficia (vicarieën, prebenden en kapellen) met

    hun patrocinia en eventuele bijzonderheden over de collatierechten, daarvan de namen van de

    bedienaren van de verschillende beneficia met zo mogelijk gegevens over herkomst,

    familiebetrekkingen, gevolgde studie(s) en verloop van de carrière.

    Zonder op alle bijzonderheden van de opbouw in te gaan, zij hier vermeld dat mede om

    aansluiting bij Romein te houden, voor de provincie- en plaatsnamen de Nederlandstalige versies

    zijn gebruikt, en dat bij de verwijzingen naar (archieven van) de voormalige Nedergerechten (steden

    en grietenijen) de namen uit de periode tot de gemeentelijke herindelingen zijn aangehouden. Wat

    de namen van de geestelijken betreft: die zijn weergegeven op de wijze zoals zij in de bronnen

    voorkomen, dus in de landstaal of in het Latijn. Het ‘terugvertalen’ van de Latijnse naar de

    inheemse naam is achterwege gelaten, ook al omdat niet altijd vaststaat hoe de oorspronkelijke

    namen – voornaam en/of patroniem – geluid kunnen hebben. Patroniemen worden als genitief of als

    ‘z.’ respectievelijk ‘dr.’ vermeld.

    Bij de geestelijken worden in deze bijlage de jaren van eerste respectievelijk laatste

    vermelding aangegeven en eventueel tussentijdse vermeldingen die relevant zijn voor de

    betrokkene, bijvoorbeeld in relatie tot familieleden. Met name indien slechts een voornaam bekend

    is, kan het voorkomen dat ten onrechte twee gelijknamige personen als één en dezelfde zijn

    beschouwd. Hetzelfde kan zich ook voordoen bij personen met dezelfde voornaam en hetzelfde

    patroniem. De kans op verwarring is in het laatste geval echter wel veel kleiner. Problemen kunnen

    zich ook voordoen bij het trachten vast te stellen of iemand heeft gestudeerd omdat de

    inschrijvingen als student niet altijd patroniem of familienaam vermelden maar bijvoorbeeld

    verwijzen naar plaats of streek van herkomst. De gebruiker zal steeds rekening moeten houden met

    zulke onzekerheden.

    1 Romein, Friesland. In tegenstelling tot zijn overzicht over de predikanten in Drenthe voorzag hij het deel over

    Friesland niet van voorafgaande informatie over de kerk ter plaatse zelve.

  • 2

    AALSUM

    Patroon: onbekend

    Bijzonderheden: ‘Aylsom’ wordt – met Birstum* - in 1315 genoemd onder de capelle

    (hier dochterkerken van Oldeboorn) die bisschop Guy uitdrukkelijk aan

    zich behoudt wanneer een nadere regeling wordt getroffen over de

    schenking van de kerk te Oldeboorn cum suis attinentiis in 1243 door

    bisschop Otto aan het Duitse huis te Nes.2

    Verder is over een kapel of kerk te Aalsum als zodanig niets bekend.

    Waarschijnlijk werd de kerk aan het tertiarissenhuis aldaar bij de stichting

    ca 1438 geschonken en deed deze vanaf toen dienst als kloosterkapel.3 De

    parochie zal toen zijn opgeheven en het gebied ervan verdeeld over Irnsum

    en Akkrum.4

    2 ARDOU, nr. 2290 resp. 2288. 3 Mol, Kloosters (ms), 166-167. 4 Gildemacher, ‘Ga’, 174 n. 17.

  • 3

    AALZUM

    Patroon: Catharina1

    Bijzonderheden: Het schip van het bestaande kerkgebouw wordt gedateerd op het einde van de 12e

    eeuw.2

    Een vicarie of prebende is hier niet aangetroffen. Wel is in 1472 sprake van een

    legaat aan ‘dat leen’ te Aalzum3 maar verder is daarover nietsgevonden.

    Pastorie

    1466 Symon4

    1472 Tyaert5

    1492 - 1505 Symon

    komt 3 september 1492 voor als pastoor van Tjaard Mockema6; de Mockema’s

    woonden hier.7 In 1502 komt hij als ‘Zwarte Heer Symon’ (de betekenis van

    ‘zwart’ is hier niet duidelijk) als pastoor alhier voor8 en hij wordt als pastoor ook

    genoemd in 1505.9

    1524 Petrus10

    1547 Cornelis11

    1579 – 1580 Hendrik Hesselsz.

    wordt in 157912 en 158013 als pastoor vermeld.

    1 Verhoeven 81. Op grond van een foutieve allocatie van ‘Sinte Anna toe Aelsum’, vermeld in 1541 (FT 170), (bedoeld

    is het klooster Aalsum) noemt Reitsma 109 n. 5 Anna als patrones van de kerk te Aalzum. 2 Van den Berg, De Dongeradelen 237. 3 OFO I, nr. 235. 4 PB 6305 Hs, nr. 5 Westdongeradeel 3. 5 OFO I, nr. 235 6 Groninger Archieven, Reg. Feith 1492/34. 7 PG, nr. 85. 8 Jancko Douwema’s Geschriften 129. 9 OFO I, nr. 504. 10 PB 6305 Hs, nr. 5 Westdongeradeel 3. 11 Hof nr. 16800, 315vv. 12 PB 6305 Hs, nr. 5 Westdongeradeel 3. 13 RA Dokkum nr. 16, 307; Reitsma, 110.

  • 4

    ABBEGA

    Patroon: Gertrudis1

    Bijzonderheden: Reeds in 1399 bestond hier een vicarie.2 In 1508 werd daarnaast een prebende

    gesticht.3 In 1543 wordt naast de pastorie alleen de vicarie genoemd.4 Ca 1550/2

    en 1558/60 worden alhier de pastorie, de vicarie en een prebende/vrijleen

    vermeld5, terwijl in 1581 sprake is van de pastorie, de vicarie zijnde een vrije

    prebende en ‘de andere vicarie’.6

    Pastorie

    1433 Idsaert7

    1445/6 Vacant

    In 1445/6 blijkt de pastorie recent tweemaal vacant te zijn geweest.8

    1453 Andreas9

    1482 - 1494/5 Goffa/Godfridus Attema

    Goffa komt voor het eerst als pastoor alhier voor 1482 (als Godfridus).10 Hij is

    hier nog 1494/511 en is vanaf 1502 tot 1509 bekend als pastoor te Oosterend *.

    Op 9 juli 1508 maakte hij zijn testament waarbij hij een rente vermaakte ten

    behoeve van een leen alhier.12 Naar de stichter heette het het (Goffe)

    Attemaleen.13

    1508 – 1511 Eling Syboldsz.14

    Elingius Siboldi van Bolsward werd als student in de rechten 24 augustus 1491 te

    Keulen ingeschreven.15

    vòòr 1530 ? Sybke

    Wanneer een inwoner van Abbega aan iemand uit Oosterlittens een zwaan

    verkoopt wordt de overeenkomst voor hem getekend door heer Sybke wiens

    functie en standplaats niet worden vermeld; een en ander moet zich vòòr 1530

    hebben afgespeeld.16 Mogelijk was hij de pastoor alhier.

    vòòr 1536 Myrck

    1 Verhoeven, 81. 2 Verwijs, 540. 3 FT, nr.75 4 BB I, 426-427. 5 St. Jan nr. 1165. 6 Tresoar, Coll. Aanwinsten nr. 242, 121vo. 7 PB Hs 1466. 8 St. Jan nr. 935, 21vo, 22. 9 OFO II, nr. 33. 10 GA Bolsward, Arch. Weeshuis nr. 79. 11 Oosterhout, 53. 12 FT, nr. 75. 13 HCL, Bibl. Gemeente Leeuwarden nr. F 151, 16. 14 FT, nr.75 resp. RvdA II, 290. 15 Zijlstra, nr. 5202. 16 OFO IV, nr. 258.

  • 5

    (ca 1528/9?) pastoor alhier, wordt door pastoor, heerschappen en gemene meenslieden te

    Arum* aan de landsheer (i.c. diens stadhouder Schenck van Toutenburg)

    voorgesteld ter benoeming als vicarius aldaar; de begeving staat aan de

    landsheer.17 Een en ander moet vóór 1536 (ca 1528/9 ?) hebben plaatsgevonden.

    1540 Botte

    Op 9 april 1540 keurt het Hof de verkoop, onlangs gedaan door Botte, pastoor

    alhier, met kerkvoogden en gemeente van enig kerkeland goed.18

    1551 - 1552 Pieter Roleves/Rolins

    In 1551 komt Pieter, pastoor alhier, namens zijn zuster Jantthien voor.19Op 7 juni

    1559 komt de vrouw van Doecke Rennerts te Goutum (Scharnegoutum?) voor als

    erfgenaam van Pieter Roleves, pastoor alhier.20 Hij komt als heer Peter alhier voor

    op 27 november 155221 en overleed als pastoor alhier vóór 8 oktober 1555.22 Op 3

    november 1556 wordt hij postuum Pieter Rolins genoemd.23 Zijn opvolger was

    1555 - 1558 Abbe Gossesz.,

    reeds in 1555 pastoor alhier.24 Hij is van 1550 tot 1553 bekend als pastoor te

    Tjalhuizum*. Hij is hier in ieder geval nog in 155825 en wordt nadien, maar dan

    zonder functie en standplaats, nog in 1560, 1561, 1563 en 1564 genoemd.26

    Op 27 oktober 1598 wordt de eis van Fokel Abbedr., vrouw van Meynert

    Ryurdtsz., burger van Sneek, tegen Attie Goslicx te Abbega en Schelto Ugez. te

    Bolsward afgewezen. Fokel stelde dat haar vader Abbe Gossesz., pastoor te

    Abbega, haar bij testament als erfgename had aangewezen en dat de gedaagden

    (i.c. Schelto’s vader Ugo Scheltesz. en Attie Goslicx) de boedel in beheer hadden

    en nimmer rekening en verantwoording hadden gedaan. De gedaagden stelden

    daartegenover dat zulks reeds lang geleden was geschied.27

    - 1580 Hessel Hilbrandi

    pastoor alhier, week in 1580 uit.28 Als gewezen en van hier vertrokken pastoor

    wordt hij in 1581 genoemd.29

    Vicarie

    De vicarie bestond reeds in 1399.30 Het patrocinium is niet bekend.

    1399 Ayloff Willemsz.,

    17 PB Hs. 1382, 389v-390v. 18 Hof nr. 16709, 9. 19 RA Kollumerland nr. 4, 168. 20 Hof nr. 16691, 227vo. 21 RA Bolsward nr. 107, 460, 466. 22 RA Wymbritseradeel nr. 25, 60. 23 Ibid., 164. 24 RA Wymbritseradeel nr. 25, 60. 25 GA Bolsward, Oud Archief nr. 590. 26 RA Sneek nr. 23,1042 resp. nr. 24, 140-140v, 294v; RA Wymbritseradeel nr. 5, ongefolieerd, 10 april 1564. 27 Hof nr. 16482, 702vlgg. 28 CE, 351. 29 Tresoar, Coll. Aanwinsten nr. 242, 121vo. 30 Verwijs, 540.

  • 6

    dan kapelaan te Bolsward*, wordt in 1399 door hertog Albrecht met een vicarie

    alhier en één te Bolsward voorzien met verlof deze zelf of door een andere

    priester te bedienen.31

    1511 Dyura

    vermeld in 1511 als vicarius.32 Misschien is hij dezelfde als de in 1503 inzake het

    transport van een zate te Tjalhuizum vermelde heer Djorre Jans33 (het kan echter

    ook een Dyurre, 1511 prebendaat te Heeg* betreffen34).

    1533 Douwe35

    1565 Gerardus Suffridi,

    Friso, wordt 14 juni 1565 op de titel van vicarius of prebendaat alhier te Utrecht

    geëxamineerd om tot de wijdingen van subdiaken en diaken te worden

    toegelaten.36

    1573 N.N.

    wordt 27 februari 1573 als vicarius alhier geïnstitueerd.37

    Gertrudisprebende

    In 1508 vermaakte Goffe, destijds pastoor alhier en toen pastoor te Oosterend*, een

    geldbedrag ten behoeve van een leen alhier ter ere van St. Gertrudis. Collatoren ervan

    zouden zijn zijn twee naaste erfgenamen, de pastoor en de kerkvoogden alhier.38 Naar de

    stichter werd het later Goffe Attemaleen genoemd.39 In 1511 is sprake van wijlen Heer

    Goffa ‘nije provens landen’ alhier.40

    De geschiedenis van het leen is meermalen geschreven, o.m. door Bolt en laatstelijk door

    Abma.41

    ca 1510 Eling Syboldsz.

    pastoor alhier, was mogelijk de eerste beneficiant van dit leen.42

    1574 N.N.

    werd 8 augustus 1570 als prebendaat geïnstitueerd.43

    1574 N.N.

    evenzo op 16 april 1574.44

    31 Verwijs, 540. 32 RvdA II, 292. 33 RA Sneek nr. 143 nr. 21. 34 RvdA II, 293 35 Van Burmania 1. 36 ABU i. 550*, 132v. 37 St. Jan nr. 1168. 38 FT, nr. 75. 39 HCL, Bibl. Gemeente Leeuwarden nr. F 151, 16. 40 RvdA II, 293, 294. 41 H. Bolt, Geschiedenis van het Sint-Geertruidsleen te Abbega 1508 – 1933 (z.p.z.j.); G. Abma, Geschiedenis van het

    Sint-Geertruidsleen (aanvulling) te Abbega, Abbega 1990. 42 Abma, 22, 27. 43 St. Jan nr. 1168. 44 Ibid.

  • 7

    1575 N.N.

    evenzo op 21 juni 1575.45

    1575 N.N.

    evenzo op 27 augustus 1575.46

    1576 N.N.

    evenzo op 13 maart 1576.47

    In 1581 wordt op de beide ‘vicarien’ alhier gestudeerd door de zoon van Goffe

    Holckes (wel Douwe Goffes) en de zoon van de rector van de La-tijnse school te

    Sneek.48 Eerdere beneficianten waren volgens Abma Gepke Sioerds en Seerp

    Sioerds49, waarover verdere gegevens ontbreken. Mogelijk was laatstgenoemde de

    in 1565 genoemde Gerardus Suffridi (zie bij de vicarie).

    Overige

    z.j.e.d. ? Tiepcke Syurdts

    In oktober 1585 worden heer Tyepcke Syurdts in Abbega en zijn moeder Folcku

    in verband met een huis genoemd.50 Of hij hier vóór de Reformatie heeft gestaan

    dan wel nadien hierheen is verhuisd, is niet bekend.

    45 Ibid. 46 Ibid. 47 Ibid. 48 Abma, 27 49 Ibid., 27. 50 Hof nr. 16703, 186.

  • 8

    ACHLUM

    Patroon: Gertrudis.1

    Bijzonderheden: Het kerkgebouw stamt uit de 12e eeuw.2 Het patronaatsrecht behoorde

    oorspronkelijk aan de St. Paulusabdij te Utrecht3 en kwam later aan de abdij van

    Ludingakerk. In 1319 erkende de proost-aartsdiaken van St. Jan het

    patronaatsrecht van de abdij van een aantal kerken waaronder Achlum en gaf hij

    de abt de vrijheid om, zolang hij leefde, kanunniken in deze kerken als pastoor te

    institueren en destitueren.4 In 1370 echter erkende de abt van Ludingakerk het

    recht van de proost-aartsdiaken van St. Jan tot institutie en destitutie van deze

    kerken.5 In 1429 vindt de overgang van de abdij naar het kapittel te Windesheim

    plaats waarbij de abtswaardigheid komt te vervallen en het klooster van de

    zielzorg in parochies ontlast wordt.6 De patronaatsrechten zullen echter in

    dezelfde handen zijn gebleven (zie echter hierna).

    In Achlum bevond zich vóór de aansluiting bij Windesheim het vrouwenklooster

    van Ludingakerk; in 1530 werd het mannenklooster, dat zich te Ludingakerk

    bevond, naar Achlum verplaatst. Sedertdien fungeerden daaraan verbonden

    priesters als pastoor alhier (zie hierna).

    De kerk was blijkbaar niet bij het klooster geïncorporeerd: blijkens opgave uit

    1511 heeft de pastoor eigen inkomsten uit land; ook de patroon heeft enige kleine

    opbrengsten.7 In 1578 heeft Achlum eigen patroonsgoederen die door de

    kerkvoogden worden geadministreerd.8

    In 1512 is sprake van een onlangs gestichte prebende.9 Het Register van de

    Aanbreng noch de Beneficiaalboeken maken melding daarvan.

    Pastorie

    1445/6 Vacant

    Vacant

    In 1445/6 blijkt de pastorie recent tweemaal vacant te zijn geweest.10

    1512 Hillebrandus Hillebrandi

    werd in 1512 door de landsheer als pastoor gepresenteerd omdat de tot de collatie

    gerechtigden het over de keuze niet eens konden worden11(berustte de collatie dan

    toen niet meer bij de abdij te Ludingakerk?).

    1516 Theodoricus12

    1 Verhoeven 81. In het archief van de Hervormde gemeente te Achlum (ter plaatse) bevindt zich ‘dat rekenboeck der

    karckfolden van Sinte Ghertruijd tot Achlum’ (te citeren als KB Achlum). 2 KR, 9. 3 PKA 4, 38 n. 92 (op basis van: Arch. St. Paulusabdij nr. 32, 5v: aan de abdij behoorde toe de collatie en institutie van

    pastoor en perpetuus vicarius te Arum en Witmarsum en de pastoors te Kimswerd, Achlum en Lollum). 4 St. Jan nr. 1169 (Colmjon nr. 185: ‘Echelum’). 5 St. Jan nr. 1170 (Colmjon nr. 336: ‘Echelum’; hij geeft ten onrechte aan dat het om het patronaatsrecht ging). 6 Muller, Regesten nrs. 2350 t/m 2353. Over de overgang naar Windesheim: Hovinga, 53-55. 7 Tjessinga I, 27-31. 8 Arch. Bestuursinstellingen 1522-1581 nr. 938. 9 Aud. nr. 1528, 209. 10 St. Jan nr. 935, 22. 11 Aud. nr. 1528, 209. 12 RA Gelderland, Hertogelijk Archief nr. 150 nr. 2337.

  • 9

    1523 Vacant13

    1538 Vincent

    komt in 1538 als pastoor alhier voor.14 In 1540 heet hij wijlen Vincent, prior van

    Ludingakerk te Achlum.15

    1545 – 1550/2 Arnoldus van Sneek

    in 154316 en omstreeks Pasen 1544 vermeld als prior van Achlum17, komt in 1545

    voor als ‘de prior van Achlum die nu aldaer pastoir is’.18 In 1545 geeft Arnoldus,

    pastoor alhier, aan 40 jaren oud te zijn.19 Hij is nog pastoor alhier ca 1550/2.20

    155(3?)5 – 1557 Pieter van Oorschot

    komt in augustus 1556, december 1556 en 11 februari 1557 als pastoor alhier

    voor.21 Mogelijk was hij dat reeds in februari 1553 wanneer hij als één van de

    kerkvoogden alhier genoemd wordt.22 Een lijst van in 1557/8 overleden broeders

    noemt ‘in Achlum Fr. Petrus Orschott, Presb. Pf. et Pastor’.23

    1559 Pieter van Medemblik

    komt als pastoor alhier voor 11 mei 1559.24 Kort daarop wordt hij prior; als

    zodanig komt hij voor vanaf 12 juli 1561.25 Blijkbaar is hij in 1564/5 opnieuw

    pastoor alhier geworden (zie hierna). Hij is nog in mei 1576 ‘pater in Achlum,

    Luijnkerck en Bergum’.26

    1559 – 1564/5 Arnoldus van Sneek

    werd blijkbaar weer tot het pastoraat geroepen en komt vanaf 31 augustus 1559

    als zodanig voor.27 Hij is in ieder geval 11 maart 1563 nog pastoor28, werd echter

    in de loop van 1564/5 prior van het klooster te Anjum bij Berlikum.29

    1564/5 Pieter van Medemblik

    prior van Achlum, werd blijkbaar opnieuw tot pastoor gekozen. Daarop wijzen in

    ieder geval twee posten in het rekenboek van de kerk. De eerste is een boeking in

    het jaar 1564/5 van verteringskosten ‘int Cloester toen wy kosen den prior tot

    onsen pastoir’, de tweede een ongedateerde post (vóór 1567) van betaling aan de

    13 St. Jan nr. 1165. 14 RA Franekeradeel nr. 92, 56. 15 Ibid., 214. 16 Monasticon Windeshemense III, 312. 17 RA Franeker nr. 44, 455. 18 Ibid., 455. 19 Ibid., 464. 20 St. Jan nr. 1165 (de betrokken lijst is echter onbetrouwbaar). 21 RA Franekeradeel nr. 93, 9, 204v. 22 RA Franekeradeel nr. 92, 106. 23 Monasticon Windeshemense III, 300 (Staatsarchiv Schleswig, Urk. Abtlg. 116 Nr. 1856: Acta capituli 1558, Nomina

    fratrum defunctorum 1557/8) 311 (daar gesteld als vermelding in 1558). 24 RA Franekeradeel nr. 92, 258v. 25 GA Bolsward, Oud Archief nr. 590, 88v. 26 RA Franekeradeel nr. 5, 154. 27 RA Franekeradeel nr. 94, 265v. 28 KB Achlum. 29 Ibid., 12 november 1565, 25 februari 1567.

  • 10

    kapelaan voor zeven ‘Hoechtyden …. In die tijt doen pater pastoer was’.30 Hij is

    dan echter spoedig opgevolgd door

    1567 – 1574 Tzomme Heertsz. van Mantgum

    werd vòòr 1567 tot pastoor gekozen31 en komt 25 februari 1567 voor het eerst als

    zodanig voor.32 Als Tzomme Heertsz. wordt hij 3 oktober 1574 genoemd.33 Kort

    nadien werd hij pastoor te Bergum*, waar zijn orde ook een klooster had.

    1576 - 1580 Job Pieters/ Jacobus Petri

    in augustus 1575 nog genoemd als procurator van het klooster34, komt vanaf 6

    augustus 1576 als pastoor alhier voor.35 Hij was reeds in deze omgeving in 157036

    en was hier pastoor tot de Reformatie. Daarna werd hij blijkbaar schoolmeester

    alhier; als zodanig wordt hij in oktober 1580 genoemd.37 Nog in 1606/7 ontving

    hij als gewezen pastoor alhier een pensie uit de inkomsten die de provincie genoot

    uit de geconfisqueerde goederen van het klooster te Achlum.38

    Prebende

    In 1512 is sprake van de nova erecta prebende39 Ook hier deed de landsheer toen de presentatie.40

    Het

    patrocinium van de prebende is niet bekend.

    1512 Theodoricus Petri

    werd door de landsheer tot de prebende gepresenteerd.41

    1568 Dominicus Pauli,

    Friso, werd 11 maart 1568 opde titel van de prebende alhier geexamineerd ter

    toelating tot de wijding van subdiaken.42

    30 Ibid. De vermelding in EVC nr. 4220, 120 van hem als pastoor d.d. 23 december 1572 alhier is onjuist; een ander

    afschrift van het stuk (Hof nr. 82, 223) noemt hem’prior van ‘Nijkerck ende Achlum’. 31 KB Achlum. 32 KB Achlum. 33 KB Achlum. 34 RA Franekeradeel nr. 5, 84. 35 KB Achlum. 36 RA Wonseradeel nr. 98, 200. 37 RA Franekeradeel nr. 13 nr. 1. 38 AFB 1993, 108. Vgl. AAU 31, 1906, 202: pensie aan Jacobus Petri, gewezen pastoor alhier, betaald in 1589 (evenals

    aan Tzumme Mantheganus, gewezen procurator). 39 Aud. nr. 1528, 209. 40 Aud. nr. 1528, 209. 41 Aud. nr. 1528, 209. 42 ABU nr. 550*, 146v.

  • 11

    AEGUM

    Patroon: mogelijk Nicolaas1

    Bijzonderheden: Een vicarie of prebende is hier niet aangetroffen.

    Pastorie

    1389 Ricardus2

    1511 Tyaert3

    1543 – 1547 Jelle4

    - 1550 Frans Hees5

    Na diens vertrek of overlijden blijkt de pastorie één van de eerste drie in dit jaar

    vacerende in Friesland te zijn; in een dergelijk geval staat zulks dan ter begeving

    aan de landsheer. Het Hof van Friesland vraagt aan de ‘solliciteurs’ (hier wel

    volmachten) van de gemeente of zij een geschikte priester weten om de kerk

    voorlopig te bedienen. Zij antwoorden er geen te hebben kunnen vinden maar

    verklaren zich 15 april 1550 bereid een poging te doen alsnog met een voorstel te

    komen.6

    1550 Augustijn Hillebrantsz.

    Reeds op 24 april 1550 wordt placet verleend aan de benoeming van Augustijn

    Hillebrantsz. tot pastoor alhier.7

    1564 Bartholomeus Sybrantsz

    pastoor alhier, koopt 11 oktober 1564 bij de decretale verkoop van land, destijds

    toebehorende aan nu wijlen dr. Stephanus Sybrandi, pastoor te Groningen

    (daarvoor pastoor van Leeuwarden-Oldehove*), een huis met sate te Wijnjeterp

    (en Teye Sybrantsz. te Wijnjeterp enig land).8 Zij zullen broers van Stephanus zijn

    geweest.

    Bij een soortgelijke verkoop van land te Hemrik van Stephanus (het verzoek

    daartoe werd ingediend 6 juni 1564, de verkoop vond plaats in mei 1565) is

    belender van het betrokken land Bartholomeus, pastoor te Hemrik*.9 Zonder

    twijfel gaat het om dezelfde persoon. Hij moet eerst in Hemrik* gestaan hebben

    (juni 1564; februari 1565 is daar een ander) en is dan in oktober 1564 hier.

    1574 N.N.

    1 Verhoeven 81: de klok uit 1325 werd gegoten in honorem sancti Nicolai. Opdrachten als deze geven vrijwel altijd de

    kerkpatroon aan (naamgevingen daarentegen meestal niet). 2 GPCV I, 248. 3 RvA I, 264. 4 BB I, 118 (1543) resp. Hof nr. 16689, 259 (1547). 5 RR nr. 49, 12. 6 Hof nr. 16690, 56. 7 RR nr. 49, 12. 8 Hof nr. 16800, 509. 9 Hof nr. 16800, 721.

  • 12

    werd 4 augustus 1574 als pastoor alhier geïnstitueerd.10 Ongetwijfeld gaat het om

    1576 – 1580 Uylcke Annesz./Ulricus Andreae

    voor het eerst als pastoor alhier vermeld 15 maart 1576.11 Hij week in 1580 uit.12

    10 St. Jan nr. 1168. 11 Tresoar, Hs. PB nr. 908. 12 CE, 347.

  • 13

    AKKERWOUDE

    Patroon: Pancratius1

    Bijzonderheden: Van den Berg merkt op dat de grietenijkaart van Eekhoff in het noordelijk deel

    van het dorpsgebied een oud kerkhof aangeeft, mogelijk uit de tijd vóór de

    ontginning van de Dokkumer wouden. De Achterweg, gelegen tussen dit kerkhof

    en de Voorweg, vertegenwoordigt mogelijk de oudste fase van deze ontginning.

    De Voorweg moet reeds in het derde kwart van de 12e eeuw hebben bestaan

    gezien de datering van de oudste bouwfragmenten van de kerken te

    Dantumawoude en Murmerwoude.2 Zij geeft aan dat de oorspronkelijke kerk van

    tufsteen geweest moet zijn, op grond van een mededeling van Wumkes in de

    Stads- en Dorpskroniek van Friesland dat in 1849 de toren, die voor een deel uit

    tufsteen bestond, op afbraak werd verkocht.3 In een latere publicatie geeft zij

    echter Akkerwoude niet aan bij de tufstenen kerken van Noordelijk Oostergo.4 De

    in de toren verwerkte tufsteen zou echter afkomstig kunnen zijn van de daarvóór

    op de eerdere plaats staande kerk.

    In 1511 is sprake van ‘de priesters’ alhier5; er moet dus toen naast de pastoor

    tenminste één andere priester gestaan hebben. De Beneficiaalboeken (1543)

    maken van een vicarie of prebende geen melding.

    In de tweede helft van de 16e eeuw worden instituties vermeld tot een prebende of

    vicarie (1553), een prebende (april 1563),tot de Mariaprebende (1561) of –vicarie

    (1566) en de St. Annaprebende (september 1563,1567) of –vicarie (1568). Of er

    sprake was van steeds hetzelfde beneficie (dus een Maria en Annaprebende) of

    van twee, blijft onduidelijk. De vermeldingen in 1563 indiceren twee beneficies.

    De gegevens betreffende de (verschillende?) beneficia zullen afzonderlijk worden

    vermeld.

    In 1580/1 worden voor Akkerwoude geen inkomsten van een vicarie en/of

    prebende aangegeven.6

    Pastorie

    1421 - 1423 Willem

    Op 5 maart 1421 excommuniceert bisschop Frederik enkele landdekens, onder

    wie Wilhelmus, pastoor in ‘Eewert’, omdat zij zich verzet hebben tegen de

    competentie van `s bisschops suffragaan en vicaris Mathias.7 Een en ander zal

    echter geen blijvend effect hebben gehad, want op 5 juli 1421 komt Willem als

    pastoor te ‘Etwert’ (leesfout voor ‘Ecwert’) voor.8 Ook in 1423 komt Wilhelmus

    als pastoor te ‘Ecwert’ voor.9 Aangenomen is dat met ‘Ecwert’ Akkerwoude is

    bedoeld; in 1421 moet de locatie in ieder geval tussen Dokkum en Hardegarijp

    gezocht worden .

    1 Verhoeven 81. 2 Van den Berg, Dantumadeel, XII en 24. 3 Ibid., 28. 4 Van den Berg, Kollumerland, XIV. 5 RvdA I, 189. 6 Reitsma, 172-174. 7 Muller, Regesten nr. 2235 (vgl. nr. 2231, 21 februari 1421). 8 OFO I, nr. 34. 9 FT, nr. 6

  • 14

    1441 Willem10

    Dezelfde als de voorgaande ?

    1470 - 1488 Tako11

    1512 - 1517 Wynold12

    ca 1519 – 1539 Mello Romkes Feddema

    Mei 1525 geeft Mello Romkonis, pastoor alhier, aan hier nu zes jaren in functie te

    zijn.13 Melle Feddema (die zelf als Mello Romkonis tekent) is hier in ieder geval

    nog pastoor 13 april 153914 en 15 juli 1539.15

    Op 6 september 1542 wordt heer Melle (zonder functie en standplaats) met

    Johannes Wopkesz. genoemd16, op 19 oktober 1543 heer Melle Feddesz. alhier

    met dezelfde als volmacht van de veengenoten van Dantumadeel.17

    In 1543 staat hij echter reeds te Ternaard*.18 Vóór 9 december 1547 is hij

    overleden; verwezen wordt dan naar zijn testament. Zijn naaste verwant is

    Ryoerdt Feddema.19 De vermelding op 28 juni 1549 van Melle, pastoor alhier, als

    eiser in een zaak,20 kan dus op hem geen betrekking hebben; het zal de

    vicarius/prebendaat zijn geweest (zie hierna).

    vóór 1543 Rolff21

    Hij werd opgevolgd door

    1543 Bernardus Theodorici

    uit Stellingwerf, die in 1543 verklaart hier nog slechts korte tijd in functie te zijn;

    hij tekent in Ackerwolt Christi vicarius,22 een aanduiding die verder zelden wordt

    aangetroffen.

    1550 - 1550 Inne Tzioelesz.

    komt voor het eerst voor als pastoor alhier 11 juni 1550.23 Op 3 september 1550

    ontvangt hij het placet op de benoeming als pastoor te Genum*.24 Vanaf 1517/8

    tot tenminste 1543 was hij pastoor te Driesum*.

    1561 Rodolphus Wilhelmi

    10 OFO I, nr. 85. 11 OFO IV, nr. 36 resp. I, nr. 359. 12 Oosterhout, 219 resp. Arch. Klooster Klaarkamp nr. 20 reg. 6. 13 Hof nr. 93. 14 GPCV II, 788. 15 Hof nr. 16481, 266. 16 Hof nr. 16689, 237. 17 Hof nr. 16689, 275. 18 BB I, 171. Hij is daar nog in 1546. 19 Hof nr. 16689, 553. 20 Hof nr. 16690. 11. 21 BB I, 193-195. 22 BB I, 193-195. 23 NA, Arch. ACB nr. 944. 24 RR nr. 49, 20.

  • 15

    Hij en de gemeente ‘van Ackerwoude partium Stellinckwervie’ (!) presenteerden

    eind 1561 een nieuwe clericus tot de Mariaprebende alhier, waarop de officiaal

    van St. Marie te Utrecht deze institueerde.25 Waarom deze instantie optrad (met de

    uitdrukkelijke verwijzing naar Stellingwerf, dat wel behoorde tot het

    aartsdiaconaat van de proost van St. Marie) is niet bekend. Rodolphus Wilhelmi

    komt van 1570 (nog niet 1567) tot 1580 voor als pastoor te Giekerk*.

    1563 Bonifacius Corvinus

    komt 4 april 156326 en 16 september 156327 als pastoor alhier voor. Op 25 juni

    1549 was hij ingeschreven als student te Leuven, op 10 september 1551 te

    Keulen.28 In 1557 en 1558 is hij sacrista/vicarius te Hallum*, in 1566 komt hij

    voor als vicarius te Minnertsga*

    1569 Roelandt

    wordt in 1569 vermeld als pastoor alhier.29

    1571 N.N.

    werd 23 januari 1571 als pastoor alhier geïnstitueerd.30 Mogelijk was het

    - 1580 Roleff Thomasz.

    Rodolphus, pastoor alhier, week in 1580 uit naar Groningen.31 Op 18 januari 1581

    wordt opgegeven dat Roleff Thomasz., gewezen pastoor alhier, nu te Groningen

    is.32 In 1583 wordt hij pastoor te Midwolda, waar hij in ieder geval nog in 1590

    staat.

    Mogelijk is hij dezelfde als de gelijknamige persoon die in 1561 vicarius wordt te

    Westermeer*. In 1570 is hij pastoor te Garijp*.

    Mariaprebende (of vicarie)

    Deze wordt voor het eerst in 1561 vermeld. De collatie berustte toen bij de pastoor en de

    Kerkvoogden;33 in 1567/8 bij pastoor, kerkvoogden en gemeente.34

    1566 - 1561 Augustinus (pr.)

    Na diens resignatie werd

    1561 Bocatus Francisci

    op 5 december 1561 tot deze prebende geïnstitueerd.35 Op de titel daarvan werd

    hij 18 december 1561 toegelaten tot de wijding van subdiaken.36

    25 Oudmunster nr. 1879, 9v-10 en St. Marie nr. 1802, 13. 26 ABU nr. 535-2, 12vo. 27 Oudmunster nr. 34-1, 33v. 28 Zijlstra nrs. 8799, 5585. 29 PB Hs 1466. 30 St. Jan nr. 1168. 31 CE, 344. 32 Reitsma, 173. 33 Oudmunster nr. 1879, 9v-10 en St. Marie nr. 1802, 13. 34 ABU nr. 535-3, 8. 35 Oudmunster nr. 1879, 9v-10 en St. Marie nr. 1802, 13. 36 ABU nr. 550*, 108v; vgl. ABU nr. 550*bis.

  • 16

    1566 - 1567 Nicolaus Wilhelmi

    werd 6 juni 1566 op de titel van de Mariavicarie in ecclesia sancti Pancratii de

    Ackerwolde geëxamineerd ter toelating tot de wijding van subdiaken en diaken;

    over de opbrengst van het beneficie gaf hij 22 mei 1567 uitsluitsel.37

    Annaprebende (of vicarie)

    Van deze prebende of vicarie is voor het eerst sprake in 1563. De collatie berustte toen bij de

    pastoor en de kerkvoogden.38

    - †1563 Reinerus Bernardi (pr.)

    Na diens overlijden werd 16 september 1563 tot deze prebende geïnstitueerd

    1563 - 1564 Menardus Johannis

    uit Sneek,39 die op dezelfde dag geëxamineerd was ter toelating tot de wijding van

    subdiaken en 24 februari 1564 uitsluitsel gaf over de opbrengst van het

    beneficie.40

    - 1567 Bocko Theodardi

    Na diens dood of resignatie41 kwam op deze prebende

    1567 - 1568 Boëtius Ludolphi

    die 18 september 1567 op de titel van deze prebende ter toelating tot de

    wijding van subdiaken werd geëxamineerd42 en (pas) 13 maart 1568 tot de Annavicarie alhier werd

    geïnstitueerd.43

    Prebende (of vicarie)

    - 1553 Mello (pr.)

    Na diens dood of resignatie wordt prebendaat of vicarius alhier

    1553 Thetardus Annonis

    die op 13 maart 1553 werd geïnstitueerd44 en 15 maart 1553 werd geëxamineerd

    ter toelating tot de wijding van subdiaken.45

    - 1563 Onno Surensis (pr.)

    Na diens resignatie komt hier als prebendaat

    1563 Gerardus Hermanni Scutte

    37 ABU nr. 550*, 138v. 38 Oudmunster nr. 34-1, 33v. 39 Oudmunster nr. 34-1, 33v. 40 ABU nr. 550*, 18 jo. nr. 550*bis. 41 ABU nr. 535-3, 8. 42 ABU nr. 550*, 143v. 43 ABU nr. 535-3, 8. 44 ABU nr. 535, 176-176v. 45 ABU nr. 550*, 40.

  • 17

    die 2 april 1563 werd geïnstitueerd46 en d.a.v. werd toegelaten tot alle wijdingen.47

    46 ABU nr. 535-2, 12v. 47 ABU nr. 550*, 114v in margine.

  • 18

    AKKRUM

    Patroon: Laurentius1

    In 1482 is sprake van het ‘synt Katerinna lant’,2 maar deze vermelding zal de

    vicarie betreffen.

    Bijzonderheden: Op 23 maart 1472 verklaren de parochianen van Akkrum een regeling te hebben

    getroffen met de prior en het convent te Haske over de bediening van hun kerk, de

    keuze van de pastoor en rechten op bepaalde goederen van de kerk. Onder meer

    wordt bepaald dat het personaatschap met het pas-toorshuis en het huis van de

    ‘jongerschap’ (vicarie) over 20 jaren aan de parochianen zullen komen. Na

    dezelfde tijd zullen de parochianen vrij zijn een priester buiten de orde te kiezen

    die nochtans het consent van prior en convent zal moeten hebben.3

    Mol geeft aan dat het initiatief hiertoe van het convent uit gekomen moet zijn. De

    congregatie van Windersheim, waarbij het convent te Haske zich had aangesloten,

    wenste geen zielzorg in de parochiekerken. De parochianen hadden juist belang

    bij pastoors uit het convent omdat de kwaliteit van de kloosterlingen door de

    windesheimse hervorming verbeterd was. Het resultaat is blijkbaar een

    compromis geweest.4

    Wanneer het (augustijner) klooster rechten verwierf op de kerk inclusief de

    pastorie en de vicarie is onbekend. In 1315 behoort Akkrum tot de kerken die de

    bisschop aan zich houdt bij het treffen van een regeling met de commanderij te

    Nes.5

    Reeds in 1472 is sprake van een vicarie alhier,6 terwijl de later als Andringaleen

    bekend staande prebende reeds vòòr 1476 moet zijn gesticht door Tyaerd

    Andringa.7

    Pastorie

    1389 …brand8

    1447 Ludulfus

    pastoor alhier, was kanunnik van het convent te Haske.9

    1464 Henrick Ade…10

    1472 Koenraad11

    1 Schotanus, Beschrijvinge van Frieslandt, ex. in Tresoar nr. 3187 a Gesch., 219, 17e-eeuwse aantekening in margine. 2 OFO I, nr. 320; vgl. Verhoeven, 81. 3 Arch. Haskerconvent nr. 43 reg. 8. 4Vgl. Mol, De Friese huizen, 79. 5 ARDOU nr. 2291; Berkelbach van der Sprenkel nr. 309. 6 Arch. Haskerconvent nr. 43 reg. 8. 7 FT, nr. 35. 8 Arch. Klooster Klaarkamp nr. 60 reg. 3 (naamloos), fragment van de naam uit het zegelrandschrift (Tresoar, Zegelfoto

    nr. 1204). 9 OFO I, nr. 97; hij was ‘canonicus’ (dus kanunnik van het Haskerconvent) blijkens het zegelrandschrift (Tresoar,

    Zegelfoto nr. 743). 10 Arch. Klooster Aalsum nr. 17 reg. 32; ‘Ade…’ blijkens het zegelrandschrift (Tresoar, Zegelfoto nr. 887). 11 Van Burmania, 2.

  • 19

    1474 - 1476 Waltia/Wolterus Johannis

    komt in 147412 en 147613 als pastoor alhier voor.

    ? vòòr 1480 ? Herman

    In 1481 verkoopt Sywert Jella Oenkama goederen in de Bantstermieden aan het

    convent te Haske. Van twee percelen is aangegeven dat hij ze kocht onder het

    zegel van heer Herman, die ook zijn pastoor was.14 In 1481 zegelt voor hem de

    pastoor alhier15; mogelijk is derhalve Herman hier te lokaliseren.

    1480 - 1481 Jacobus Sinonis

    komt in 1480 en 1481 als pastoor alhier voor; zijn volledige naam blijkt uit het

    zegelrandschrift.16 Een gelijknamige persoon is in 1495-1496 pastoor te

    Beetgum*;17 diens zegel is niet hetzelfde als dat in 1480/1 maar beide vertonen

    wel St. Petrus, zodat het hoogstwaarschijnlijk om dezelfde persoon gaat.

    1486 - 1493 Hotthye Andringa

    komt voor het eerst als pastoor alhier voor in 148618 en is dit nog in oktober

    1493.19 In 1480 is hij pastoor te Terhorne*. Hij was een lid van de

    plaatselijke hoofdelingenfamilie.20

    1493/4 Petrus Juckema

    ‘Kaplahothia’, wordt in de rekening van de bisschoppelijke vicaris over 1493/4 als

    pastoor alhier vermeld.21 ‘Kaplahotnia’ zal een verschrijving zijn voor iets als

    kapel van of bij Rottum (Terkaple?).

    1501 - 1513 Johannes …edi

    komt vanaf 1501 als pastoor alhier voor22 en is dit nog in 1513.23

    ca 1518 –1525 Fredericus Dokonis

    geeft in 1525 aan hier nu circa 7 jaren als pastoor te staan.24

    1535 Abel Alberts Dooks25

    1540/1 Bernardus Bernardi

    12 OFO I, nr. 247; volledige naam volgens het zegelrandschrift (Tresoar, Zegelfoto nr. 806). 13 OFO I, nr. 268. Hij heet hier Waltia en wordt door Sierksma (die het door Jorrit Andringa opgestelde en daar Waltia

    bezegelde testament dateert op 1496!) volkomen ten onrechte vereenzelvigd met Watse (Waltkia) Sierks Sierksma,

    heerschap, ov. 1499, Sierksma, k. 413. 14 OFO I, nr. 306. 15 OFO I, nr. 306. 16 Arch. Klooster Aalsum nr. 72 reg. 102 (Tresoar, Zegelfoto nr. 912), nr. 22 reg. 32 (Ibid. nr. 1016). 17 Tresoar, Zegelfoto’s nrs. 132, 134, 137. 18 Arch. Klooster Aalsum nr. 63 reg. 108. 19 Arch. Haskerconvent nr. 4 reg. 43. 20 Brouwers, Andringa, 16. 21 Heeringa, Rekeningen II, 59. 22 ARDOU nr. 2263. 23 ARDOU nr. 2263; Arch. Haskerconvent nr. 1A, 150. De achternaam volgens het zegelrandschrift bij OFO II, nr. 231

    (Tresoar, Zegelfoto nr. 859). 24 Hof nr. 93 d.d. 26 mei 1525. 25 Rijksarchief Gelderland, Arch. Waardenburg en Neerijnen nr. 51.

  • 20

    In 1540/1 komt hij als pastoor alhier voor.26 In 1535 is hij nog vicarius alhier.

    1544 Lambert Joichimsz.27

    1557/8 - 1560 Boldewijn van Culemborg28

    Hij overleed korte tijd na 1560 en werd opgevolgd door

    - 1564 Erasmus Elostanus

    In maart 1564 geeft hij, destijds pastoor en vervolgens vicarius alhier, aan bij de

    verkrijging van pastorie en vicarie diverse kosten te hebben gemaakt. De

    gemeente heeft hem enige vergoeding betaald terwijl de commandeur van Nes

    hem alle ingekomen ontvangsten van de pastorie na het overlijden van de pastoor

    Boldewijn had toegezegd. Hij verklaart de pastorie en later de vicarie uit vrije wil

    te hebben geresigneerd. Tot 1 mei a.s. zal hij de dienst op de pastorie nog

    waarnemen en daarvoor vergoedingen ontvangen.29

    1568 - 1579 Jemcke/Johannes Hylconis

    Jemcke komt voor het eerst als pastoor voor in 1568,30 als Joannes Hilckonis in

    157031 en nog in mei 1579.32

    (Catharina)vicarie

    De vicarie moet reeds in 1472 hebben bestaan en stond toen blijkbaar evenals de pastorie

    onder het Haskerconvent; de rechten werden toen overgedragen aan de parochianen.33 Het pa-

    trocinium is niet rechtstreeks bekend maar de vermelding van ‘synt Katerinne land’ in 148234

    zal hierop betrekking hebben.

    1476 Boldewin35

    1501 Garbrandus36

    ca 1518/9-1535 Bernardus Bernardi

    verklaart in mei 1525 hier reeds 6 jaren als vicarius te staan37 en is hier nog in

    1535.38 In 1540/1 is hij pastoor alhier, vanaf 1545 bekend als pastoor te

    Hempens*.

    1544 Fedde Sytziema39

    26 Kuiken e.a., Stadsrekening Groningen 1540/1541, 37. 27 BB I, 28. 28 RR nr. 21, 56 (1557/8) resp. RA Sneek nr. 141, 262v. (1560). 29 Protocol Cleuting, 165. 30 Arch. Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg nr. 1465. 31 RA Rauwerderhem nr. 1, 54v. 32 Collectie Gabbema nr. 213, 75-76. 33 Arch. Haskerconvent nr. 43 reg. 8. 34 OFO I, nr. 320. 35 OFO I, nr. 266. 36 ARDOU nr. 2263. 37 Hof nr. 93 d.d. 26 mei 1525. 38 Hof nr. 16688, 117. Het lijkt ons de vraag of hij dezelfde is als Bernardus Bernardi, van Sneek, 19 juni 1523 te

    Keulen als student ingeschreven, Zijlstra, nr. 5177. 39 BB II, 29.

  • 21

    (waarschijnlijk dezelfde als Fedde, pastoor te Kortehemmen*). In (1548?) 1550 is

    hij pastoor te Hemrik*.

    1560 ? Ede Tiaertsz.

    wordt in 1560 als priester alhier genoemd.40 Hij zal dan de vicarius moeten zijn

    geweest.

    - 1564 Erasmus Elostanus

    aanvankelijk pastoor (zie aldaar), later vicarius alhier; hij resigneerde de vicarie

    omstreeks maart 1564.41

    1564 - Ruardus Bernardi

    van Akkrum, werd 20 september 1564 op de titel van de vicarie alhier

    geëxamineerd om tot alle wijdingen te worden toegelaten.42

    1567 - Joannes Annius

    Friso, werd 18 september 1567 op de titel van de vicarie alhier geëxamineerd om

    tot de wijding van subdiaken te worden toegelaten.43

    Vanaf 1571 (1570?) was hij pastoor te Akmarijp*. Hij zal dezelfde zijn als

    Jaucke, één van de gelegitimeerde kinderen van Anne Jauckes/Annius Joannis,

    pastoor te Terkaple*.

    1570 N.N.

    werd 10 november 1570 als vicarius alhier geïnstitueerd.44

    1572 N.N.

    werd 25 juni 1572 als vicarius alhier geïnstitueerd.45 Wellicht heer Regnerus van

    Akkrum, vermeld 21 maart 1575?46

    1576 N.N.

    werd 7 augustus 1576 als vicarius alhier geïnstitueerd.47 Het zal hier gaan om

    1577 – 1579 Wilhelmus Jacobs

    Willem wordt als vicarius alhier vermeld in 1577,48 als Wilhelmus Jacobs,

    vicarius, nog in mei 1579.49

    ‘Andringa’-prebende

    Op 15 mei 1476 legateert Jorret Andringa aan de ‘prove’ die zijn broer Tyaerd ‘bigonnen

    hat’.50 Later – in een ongedateerd stuk – wordt gerefereerd aan Tzyaerdt Andringa de Acke-

    40 Van Burmania, 2. 41 Protocol Cleuting, 165. 42 ABU nr. 550*, 124v. 43 Ibid., 142v. 44 St. Jan nr. 1168. 45 St. Jan i. 1168. 46 RA Rauwerderhem nr. 1, 189. Zie ook bij de Andringaprebende alhier. 47 St. Jan i. 1168. 48 Van Burmania, 2. 49 Gabbema nr. 213, 75-76. 50 FT, nr. 35.

  • 22

    rum als stichter van het Andringaleen.51 In 1544 berust de collatie bij Jorrit Andringa.52

    In 1581 procederen Thiaert Gosses van Andringa en zijn zuster (kleinkinderen van Thiaert,

    broer van de in 1544 genoemde Jorrit) en Gosse Andringa c.s. (kleinkinderen van

    evengenoemde Jorrit) anderzijds over dit leen waarvan dan gezegd wordt dat de voorouders

    van de twee laatstgenoemde broers Thiaert en Jorrit het hebben gesticht.53 Op 1 mei 1588

    wordt het het ‘derde leen’ genoemd.54

    Het patrocinium van deze prebende is niet bekend.

    1502 Mr. Henrick

    tevens pastoor te Beetsterzwaag*, komt in 1502 als prebendaat voor.55

    Daarna is de geschiedenis onduidelijk. Jorrit Andringa had destijds de prebende aan één

    van zijn zoons (een naam wordt niet genoemd) gegeven en verzocht Keimpe van Martena,

    raad van de keizer († 1538), te schrijven aan mr. Rienck, pastoor te Goïngarijp, als

    voogd over de kinderen van Thiaert Andringa († na 1528, voor 1543) om deze te

    bewegen de grietman te verzoeken de nominatie te bezegelen; zelf had hij ook aan mr. Rienck

    geschreven.56

    Op 28 mei 1549 wordt in het proces tussen dr. Alexius van Geel namens zijn zoon tegen

    Gabbe Andringa (de zoon van Jorrit) cum suis uitgesproken dat deze moet restitueren alle

    inkomsten uit het (derde) leen of de prebende, genaamd Andringa, door wijlen Jorrit An-

    dringa over de periode 1532 tot en met 1537 ontvangen.57 Van Geel procedeerde – namens

    zijn zoon Alexius - ook tegen een andere tak van de Andringa’s, te weten tegen Rienck An-

    dringa, zoon van Gosse; 15 september 1551 werd daarin vonnis gewezen door het Hof.58 Het

    lijkt er daarom op dat van 1532 tot en met 1537

    1532 - 1537 Alexius van Geel

    deze prebende bezat.

    51 Oudmunster nr. 32-1, 108. 52 BB II, 30. 53 Arch. EVC nr. 5161. Voor sterfjaar na 1528: Brouwers, Andringa, 17-18. 54 Arch. EVC nr. 5161. 55 ARDOU nr. 2262. 56 Arch. EVC nr. 5161. 57 Hof i. 16690, 7. Arch. van Andringa de Kempenaer i. 598 noemt de sententie d.d. 4 mei 1549 tussen van Geel

    ener- en Gabbe en Jarich Andringa, mede namens hun broers en zusters anderzijds. Degene die deze aantekening

    maakte moet dan de beschikking hebben gehad over de volledige tekst van de sententie (gewezen 4, uitgesproken

    28 mei 1549). Het Sententieboek uit deze periode is niet bewaard gebleven.

    Het proces kreeg blijkbaar nog een vervolg: Hof i. 16690, 63, 17 juni 1550. Blijkens de aangehaalde notie in

    Arch. van Andringa de Kempenaer betrof het de beoordeling door het Hof van de ingediende declaraties. 58 De sententie, die niet bewaard bleef, wordt vermeld in: Arch. van Andringa de Kempenaer nr. 598. Het

    Sententieboek uit deze periode bleef niet bewaard. De zaak wordt vermeld in Hof nr.16690, 178, 3 september

    1551.Brouwers acht de kans groot dat Rienck op kosten van de prebende wilde studeren (Brouwers, Andringa,

    28). Hij zou later priester zijn geworden (ibid.). Zijn identificatie met de in 1559 te Keulen en 1564 te Orléans

    rechten studerende Reynerus (Rienck) Andringa (Zijlstra nrs. 6535, 9809) is onjuist; dat was de latere dr.

    Rienck Andringa (Brouwers, Andringa, 29).

    Het zou kunnen zijn dat de in 1548 met de prebende voorziene Reyneko Godefridi dezelfde was als Rienck

    Gosses (al zou men dan voor de verlatinisering eerder Goswini hebben verwacht). De begeving aan Reyneke

    Goverts ook meegedeeld in Oudheden en Gestichten, 214 en Van Burmania, 2. Familieaantekeningen van

    Andringa (Arch. van Andringa de Kempenaer nr. 598) noemen daarentegen – zonder verdere bijzonderheden –

    Rienck Andringa, die geestelijke was, zoon van Hotthye Andringa (broer van Thiaert en Jorrit) (zij het na een

    doorhaling van de naam Gosse en vervanging door Hotthye). Is één van hen wellicht de in 1575 vermelde heer

    Regnerus van Akkrum 46?

  • 23

    Op 15 oktober 1537 geeft Henricus Ludolphi, pastoor te Leeuwarden-Oldehove*,

    aan dat de pastoor alhier er over klaagt dat zijn prebendaat, d.w.z. zijn

    onderpastoor, een vrouw heeft waarvan deze zegt dat het zijn echte huisvrouw

    is;59 namen worden niet vermeld.

    1537? - 1546? Pieter Johansz.

    In 1544 wordt Jorrit Andringa als collator van de prebende vermeld.

    Met zijn consent was deze door de stadhouder gegeven aan Pieter Johansz.,

    kleinzoon van ‘Meester Hans’ te Leeuwarden.60

    1546? Georgius Andringa,

    cler., uit Akkrum, werd jure devoluto voorzien met deze prebende, gesticht door

    Tzyaedt Andringa de Ackerum en vacant door de demissie en inhabiliteit van

    Petrus Johannis, die de prebende 8 á 9 jaren had bezeten.61 Het stuk is

    ongedateerd en niet is aangegeven door wie en om welke reden het devolutierecht

    werd uitgoefend (wellicht onenigheid der collatoren?).

    George zal geweest zijn Jarich, zoon van Jorrit voornoemd. Hij huwde vóór 1561.

    Omdat de volgende begeving van begin 1548 is, zijn de bovenstaande

    tijdsbepalingen aangenomen.

    1548 Reyneko Godefridi

    van Akkrum, werd na overlijden of resignatie van Jaring, zoon van Georg

    Andringa, jure devoluto na Petrus Johannis met de prebende voorzien, door de

    bisschop, aan wie het begevingsrecht nu was vervallen, op 16 januari 1548 de

    prebende verleend62 Ook nu is niet bekend waarom het devolutierecht werd

    uitgeoefend (wellicht weer onenigheid onder de collatoren?).

    Mogelijk was hij Rienck Gosses Andringa (zie hiervoor).

    1563 Frerick Gabbesz. Andringa

    wordt in 1563 als clericus en prebendaat vermeld.63 Hij was een zoon van Gabbe

    Jorrits Andringa en Lysbeth Hansdr. en leefde – gehuwd – nog in 1580.64

    59 Aud. nr. 1475/1, 74-74v (niet in Microfiches Brussel). 60 BB II, 30. 61 Oudmunster nr. 32-1, 108. 62 St. Marie nr. 2761, 45v en OKKN nr. 16, 36-37. 63 Arch. Provinciaal Bestuur 1813-1918 (1922) nr. 3776, 9v; Van Burmania, 2. 64 Brouwers, Andringa, 29-30.

  • 24

    AKMARIJP

    Patroon: Gertrudis.1

    Bijzonderheden: De plaats van de oudste kerk, waarvoor een datering uit de 12e eeuw kan worden

    aangenomen2, werd in 1993 vastgesteld.3 De voormalige kerkstede werd in 1543

    door de prebende (niet: vicarie4) gebruikt.

    In 1511 wordt de prebende alhier voor het eerst genoemd.5 De dan ook genoemde

    ‘Capelle van Sinte Johannes’ is de parochiekerk van Sint. Johannesga*. Kerkelijk

    was het blijkbaar zelfstandig maar in wereldlijk opzicht werd Sint Johannesga bij

    Akmarijp gerekend.6 De kerke- en pastoriegoederen van Sint Johannesga worden

    in 1544 afzonderlijk onder Akmarijp opgegeven.7 In 1628 is er geschil over de

    vraag of Sint Johannesga een vicarie was van Akmarijp of een zelfstandige kerk

    met een eigen pastoor; het laatste wordt door vele getuigen gesteld.8

    Pastorie

    1362 Sybrandus9

    1389 Dodo10

    1489 Wicherus Wi…di11

    1511 Otto12

    ca 1518/9-1526 Mr Renick Renicks Reynarda

    In 1525 geeft Mgr Reynerus Reyneri aan hier nu 6 jaren pastoor te zijn13

    Als zodanig komt hij nog voor in 1526.14

    Hij was een zoon van Renick N. en Geel Ockema, dochter van Pier Ockema en

    Syouck Reynarda15 en werd, als afkomstig van Akkrum (zijn moeder was her-

    trouwd met de aldaar woonachtige Gosse Andringa), op 14 november 1512 met

    zijn broer Pier als student te Rostock ingeschreven.16

    1 Verhoeven, 81. 2 De Langen, 92. 3 PKA 6, 23-30; De Langen,’Onderzoek’, 102-106; De Langen en Noomen, ‘Akmarijp’, 34-37. 4 De Langen en Noomen, ‘Akmarijp, 35-36. Later staat het wel als vicarieland te boek (ca 1700, PKA 6, 120-122 nr. 11. 5 RvdA 1511 (Pleatslike Skiednis II, 147). 6 De pastoor van St. Johannesga wordt 1511 onder de Aanbreng van Akmarijp genoemd (RvA 1511, Pleatslike Skiednis

    II, 148). BB II, 23: Sinte Johannisga in Ackmarijp. 7 BB II, 23. 8 Arch. EVC i. 3793. 9 Brom, Bullarium Trajectense II nr. 1678; in voetnoot aldaar foutief: ‘Atmarix’ is Alkmaar? 10 Arch. Klaarkamp nr. 60 reg. 3 (zonder naam); de voornaam volgens het zegelrandschrift (Tresoar, Zegelfoto nr.

    1206). 11 OFO I, nr. 365; deel van de achternaam vogens zegelrandschrift (Tresoar, Zegelfoto nr. 985). 12 RvdA 1511 (Pleatslike Skiednis II, 147). 13 Hof nr. 93 d.d. 27 mei 1525. 14 RA Sneek nr. 142, 839. 15 Walsweer,’Rouckema’s’, 41-42; Hellinga en Noomen, ’Genealogia Ayttana’, 255-256. 16 Zijlstra nrs. 7620 en 7621. Hij is niet dezelfde als de latere pastoor te Bozum*, zoals Zijlstra nr. 7621 stelt. Pier en

    Renick Renickszoenen te Broek zijn 1511 eigenaren van een sate met 69½ pondemaat land te Oppenhuizen, RvdA II,

    36. Renick was dus toen nog geen priester.

  • 25

    Na zijn pastoraat alhier moet hij pastoor te Goïngarijp* zijn geworden waar hij als

    Reynarda (de naam van zijn grootmoeder van moederszijde) genoemd wordt.

    Jancko Douwama – in gevangenschap te Vilvoorde – wijst mr. Renick, waarbij

    mogelijk hij is bedoeld, en mr. Galcko (zie Oldeboorn*) – in zijn vermoedelijk in

    juli 1528 geschreven ‘Instructie an sijn wijff’ aan als voogden over zijn

    kinderen.17 Waar hij toen stond is onbekend.

    1544 Anna Siblesz.18

    Hij was vóór ca 1540 pastoor te Oldeouwer* en is vanaf 1546 bekend als pastoor

    te Grouw*.

    1550 Lolle Thiabbesz.19

    1563 Jeep Hothiesz./Jacobus Hotzionis

    wordt in 1563 als pastoor alhier genoemd.20 Hij overleed 20 april 1601, oud 75

    jaren, en wordt op zijn grafzerk alhier vicarius te Roordahuizum* (waar hij vanaf

    1570 als zodanig bekend is) en destijds pastoor alhier genoemd21

    1570 N.N.

    werd 2 mei 1570 als pastoor alhier geïnstitueerd.22 De betrokkene moet geweest

    zijn

    1571 - 1579 Jaucke Annes/Joannes Annius

    die hier 1 april 1571 voor het eerst als pastoor voorkomt.23 Pastoor alhier is hij

    nog in 157824, terwijl Joannes Annius als geestelijke in Utingeradeel nog 17 mei

    1579 vermeld wordt.25

    Hij werd in 1567 vicarius te Akkrum*.

    Prebende

    Van de reeds in 151126 vermelde prebende is het patrocinium niet bekend. In 1598 wordt het

    leen als vicarie aangeduid.27

    1511 Wthien

    wordt 1511 naast de pastoor alhier als geestelijke genoemd28 en moet dan de

    prebendaat zijn geweest.

    1563 - 1564 Obbo Hermansz.

    17 Kist en Wind, 161 (aldaar n. 17 plaatsen zij hem ten onrechte eerst te Goïngarijp* en daarna te Akmarijp) en 26

    (datering van de Instructie). Vermelding als pastoor te Goïngarijp* ongedateerd: Arch. EVC nr. 5161: dan voogd over

    de kinderen van Tiaerdt Andringa die overleed na 1528: Brouwers, Andringa, 17-18. 18 BB II, 22. 19 RA Sneek nr. 142, 831. 20 Van Burmania, 1v (Jeep Hothiesz.). 21 De Walle, 25 nr. 75, i.v. Akmarijp (Jacobus Hotzionis). 22 St. Jan i. 1168, lijst 1570-1577. Volgens de lijst 1570-1571 betrof de institutie een beneficiant. 23 RA Gaasterland nr. 6, 40v. 24 PI, 272. 25 Collectie Gabbema nr. 213. 26 RvdA 1511 (Pleatslike Skiednis II, 147). 27 Ibid., 148. 28 Ibid., 148.

  • 26

    werd 16 september 1563 op de titel van de prebende alhier geëxamineerd ter

    toelating tot de wijding van subdiaken en gaf 17 maart 1564 de waarde van de

    prebende op.29

    1574 N.N.

    werd 24 november 1574 als prebendaat alhier geïnstitueerd.30

    29 ABU nr. 550*, 118. 30 St. Jan nr. 1168.

  • 27

    ALLINGAWIER

    Patroon: Michael1

    Bijzonderheden: in 1970 en 1977 werd archeologisch onderzoek verricht. Het oudste bouwwerk

    was een tufstenen kerk, gedateerd 2e helft van de 12e eeuw (eerder gaf Halbertsma

    als datering: wellicht 11e eeuw).2 Daarop volgde omstreeks de 2e helft van de 13e

    eeuw een bakstenen kerk die wegens verzakking in 1634 werd afgebroken en

    vervangen door het huidige kerkgebouw.3

    In een ca 1550/2 opgestelde parochielijst van Westergo wordt het als ‘Abbinga’

    opgevoerd met een vicarie.4

    Pastorie

    1426 Bauke5

    1445 Dodo

    werd in dit jaar alhier als pastoor geïnstitueerd.6 Kort daarop was de pastorie

    echter vacant.

    1445/6 Vacant7

    na 1470 Bernardus Sirici

    (ca 1474?) was tevens commissaris-generaal van de aartsdiaken van St. Jan in Westergo.8

    1484 Mathias9

    1496 - 1504 Mr. Baucke10

    † voor 1509 Reyner11

    1524 - 1531 Mr. Janna/Johannes12

    1543 Focke Elingsz.13

    Hij zal dezelfde zijn als Fucko Elingsz., die in 1567 pastoor werd te Vries, toen uit

    Friesland kwam en nog in 1570 te Vries is.14 Waar hij in de tussenliggende tijd

    heeft gestaan is niet bekend.

    1 Schotanus, Beschrijvinge van Frieslandt, ex. in Tresoar, nr. 3187 a Gesch., 211. 2 Halbertsma, Nieuwsbulletin KNOB 1971 k. 28. 3 Halbertsma, Archeologisch Nieuws, Bulletin KNOB 76, 1977, 252-254. 4 St. Jan nr. 1165. 5 PB Hs. 1466. 6 St. Jan nr. 935, 21. 7 Ibid., 21v. 8 Ibid., 13v. 9 PB Hs. 1466. 10 PG, nr. 173 resp. OFO I, nr. 488. 11 OFO IV, nr. 188. 12 OFO II, nr. 318 resp. Hof nr. 90. 13 BB I, 192. 14 GA, Arch. Ewsum nr. (oud) 246 reg. 574 nieuw nr. 442 resp. nr. (oud) 189A XXXI nieuw nr. 40.

  • 28

    1545 Jacob15

    ca 1550/2 Nicolaus Rewardi16

    1578 - 1580 Paulus Pauli

    vermeld in 157817, week in 1580 uit.18 Hij werd in 1557 pastoor te Cornwerd*, is

    daar in 1567 niet meer.

    Vicarie

    Over de ca 1550/52 genoemde vicarie, die dan bezet wordt door quidam clericus, is verder

    niets bekend.19

    ca 1550/2 N.N.,

    quidam clericus.20

    ALMENUM : zie HARLINGEN

    15 Hof nr. 16798, 142vlg. 16 St. Jan nr. 1165 (de lijst ca 1550/2 is deels onbetrouwbaar: vermelding hier onder ‘Abbinga’, naast een vermelding

    van Abbingawier, waarmee Engwier* bedoeld zal zijn). 17 PI, 234. 18 CE, 356. 19 St. Jan nr. 1165. 20 Ibid.

  • 29

    AMELAND

    Het eiland Ameland kende drie parochies: Hollum, Ballum (oorspronkelijk de kapel van Jel-

    merastate) en Nes. Enkele malen is sprake van de pastoor van of op Ameland, zonder dat

    duidelijk is in welke van de drie parochies deze werkzaam is (al ligt Hollum het meest in de

    lijn der verwachting).

    Merkwaardig is de vermelding van de ‘altera portio’ van de ‘nieuwe’ parochiekerk ‘nunc

    insula Amelandia’ in het bisdom Utrecht in 14581 Het zou betekenen dat de pastorie van deze kerk

    in twee delen is gesplitst. Van een dergelijke deling is verder niets gebleken.

    Als pastoors (of andere geestelijken) van of op Ameland worden vermeld

    1445 - 1450 Frederik

    genoemd in 14452 en 1450 wanneer hij het testament van Ritske Jelmera

    (die St Magnus (de patroonheilige van de kerk te Hollum*) zijn patroon

    noemt) zegelt.3 Hij zal dus wel te Hollum hebben gestaan.

    - 1458 (Cornelius Petri/Petrus Cant/Petrus Olendus/Villelmus Tronkym/

    Johannis de Verserdiik

    Nicolaus Balduini

    Arnoldus Petri) Op 14 oktober 1458 bewilligt paus Pius II een suppliek van Arnoldus Petri,

    clericus van het bisdom Utrecht, die een geschil heeft met diverse tegen-

    standers (diversos adversarios) over de altera portio van de nieuwe pa-

    rochiekerk op het eiland Ameland (waarvan de jaarlijkse opbrengst 9 mark

    zilver niet te boven gaat), in welk geschil reeds meerdere vonnissen zijn ge-

    wezen, en die nu strijdt tegen Nicolaus Balduini, priester van het bisdom

    Utrecht, die deze portio nu in handen heeft. Arnoldus verzoekt opnieuw

    voorziening met deze kerk, vacant door het overlijden van Cornelius Petri

    of Petrus Cant of Petrus Oldendus of Villelmus Tronkym of Michael Jo-

    hannis de Verserdiik, en dispensatie wegens onwettige geboorte.4 Over het

    verdere verloop is niets bekend.

    1488 Jelle

    deken op Ameland.5

    1494 - 1503 Mr Peter

    pastoor op Ameland,6 zal dezelfde zijn als heer Peter, 1501 pastoor te Hol-

    lum*.

    1510 Claes

    1 RG VIII nr. 308. 2 Blok, Verslag Duitsland, 219 (betreft een oorkonde in het Staatsarchiv te Bremen). 3 FT, nr. 13 4 RG VIII nr. 308. 5 NA, Arch. Nassause Domeinen na 1581, nr. 1806. 6 OFO II, nr. 191 resp.NA, Arch. Nassause Domeinen na 1581, nr. 1814.

  • 30

    heer Claes op Ameland, vermeld 1510.7

    7 OFO II, nr. 244.

  • 31

    ANJUM (Menaldumadeel)

    In 1256 werd door een aantal personen uit de omgeving onder leiding van de pastoor

    Vibrandus en een verder niet te traceren geestelijke Sibod van Epingahuis alhier een klooster van

    reguliere kanunniken (augustijnen) gesticht.1 De pastorie van Anjum werd in het klooster

    geincorporeerd.2

    Het dorp bleef blijkbaar een ‘administratieve’ eenheid3, maar het gebied viel (later) kerkelijk onder

    Berlikum.4 De pastorie zal aanvankelijk bediend zijn geweest door kanunniken van het klooster

    maar na de aansluiting daarvan in 14395 bij het kapittel van Windesheim (waar de zielzorg in

    parochies in feite niet was toegestaan) zal daaraan (of eerder?) een einde zijn gekomen.

    Pastorie

    1256 Vibrandus6

    1 Mol, ‘Kleaster Anjum, 24-25 (n.a.v. Lambooij, 244-245). 2 Mol, ‘Kleaster Anjum’, 25. Dat Anjum in 1256 inderdaad een parochie was blijkt uit het mirakelboek in de Vita

    Siardi: Lambooij en Mol, Abtenlevens, 344 (vgl. ook Mol,’Kleaster Anjum’, 24). Het wordt ook vermeld in de

    parochielijsten van Westergo uit de 15e eeuw (Mol,’ Kleaster Anjum’, 39 n. 8, cit. Muller en Joosting, Bronnen I, 347,

    die deze lijst echter dertiende-eeuws noemt. 3 Gildemacher, Waternamen, 53 (kaart) en 55. Het komt echter niet voor in de Taxenlijsten ca 1501 (GPCV II, 13-29)

    en wordt als afzonderlijk dorp ook niet genoemd in de Registers van de Aanbreng en de Beneficiaalboeken. 4 Ibid., 47 (kaart). Muller, Atlas, 557 geven daarentegen aan dat het is verenigd met Slappeterp. 5 In dat jaar werd het klooster te ‘Anigen’ aangenomen als lid van de Congregatie van Windesheim: Van der Woude,

    Acta, 35. 6 Mol, ‘ Kleaster Anjum’, 24-25.

  • 32

    ANJUM (Oostdongeradeel)

    Patroon: onbekend. Reitsma noemt ‘misschien St. Michael’ als patroon.1

    Bijzonderheden: bij de opgraving in 1975 werden de fundamenten van delen van de vroegere

    tufstenen kerk gevonden. Als datering daarvan is opgegeven het derde kwart van

    de 12e eeuw.2 Sporen van een oudere kerk worden niet vermeld3 maar

    ongetwijfeld is hier al veel eerder – ‘Anighem’ wordt reeds in 945 genoemd4 –

    een kerk geweest.5

    In 1472 is sprake van de mogelijke stichting van het ‘fierdleen’ alhier en

    worden hier twee priesters met name vermeld.6 In 1491 wordt van de drie

    priesters alhier melding gemaakt.7 Later is sprake van vicarii en prebenda-ten

    zodat vastgesteld kan worden dat hier een vicarie en een prebende zijn geweest.

    Ook de patrocinia daarvan zijn niet bekend. Van een vierde leen blijkt verder

    niets.

    Pastorie

    1389 Riccardus8

    1449 Douwa

    komt in 1449 voor als persona van Gabe Holdinga, medegrietman van

    Oostdongeradeel,9 en zal dus hier getraceerd moeten worden omdat de Holdinga’s

    te Anjum gevestigd waren.

    1482 Symon

    persona alhier, zegelt 28 maart 1482 de verkoop van land te Wartena door een

    inwoner van Aegum.10

    1482 Mr. Botta

    wordt in een stuk d.d. 2 oktober 1482 als pastoor alhier genoemd.11 In 1472 is hij

    één van de priesters alhier.12

    1492 Hidde Cammingha

    1 Reitsma, 120 n. 3. 2 Elzinga, De Vrije Fries 56, 1976, 160; Van den Berg, De Dongeradelen, 247 (cit. Dronke, Traditiones, c. 37). 3 Elzinga, Archeologisch Nieuws, Bulletin KNOB 76, 1977, 128-129. 4 Dronke, Traditiones, c. 37. 5 Over de ontwikkeling van het gebied: De Langen, 91, 145, 128-129. 6 OFO I, nr. 235. 7 OFO III, nr. 21. 8 GPCV I, 248; Arch. Klaarkamp nr. 60 reg. 3. 9 OFO II, nr. 28. 10 OFO I, nr. 319 (daar: persona te Aegum) juncto Vries, Correcties, 33 (in: Aingum, dat er inderdaad staat hoewel

    Aegum gezien de context veel logischer is). Op zijn zegel (Tresoar, Zegelfoto nr. 1602) het Lam Gods, een verwijzing

    naar Johannes de Doper. 11 OFO I, nr. 235 resp. Van Buijtenen, St. Vitus, 151-153. Een vermelding in GPCV I, 235 (op grond van Schotanus,

    Tablinum, 67-68) in 1401 is een vergissing; vgl. GPCV I, 694 (1481). 12 OFO I, nr. 235.

  • 33

    komt als pastoor alhier voor in 1492.13 Als pastoor van Leeuwarden-Nijehove* is

    hij bekend van 1479 tot 1484; hij staat daar niet meer in 1486.

    Van 1502 tot 1511 wordt hij vermeld als pastoor te Dokkum*. Bij vermelding in

    1500 wordt geen functie en standplaats genoemd.14 Hij zal de heer Hidde zijn van

    wie landbezit alhier in 1511 wordt vermeld.15

    1511 Low16

    1526 - 1537 Mathias Petersz.

    komt voor het eerst voor 21 september 152617 en nog in 1537.18

    1544/5 Joannes Heyndrick.19

    1558 Adriaan Wernertsz.

    komt in 1558 als pastoor alhier voor; met de vicarius Focke Aelckez. is hij curator

    over de krankzinnige heer Botte Gabbez. (wiens functie en standplaats niet

    worden genoemd), zoon van Gabbe Rempckez. en broer van wijlen Remcke

    Gabbez.20

    Adriaan Wernertsz. komt van 1547/8 voor als pastoor te Blessum*; in 1564 is hij

    vicarius perpetuus van Leeuwarden-Oldehove*, in 1566 pastoor van Leeuwarden-

    Nijehove*.

    1562 - 1580 Andreas Harckesz.

    wordt als pastoor alhier voor het eerst genoemd in 1562.21 Zonder functie en

    standplaats komt hij in 1557 reeds voor.22 In 1580 heet hij ‘oude pastoor’ alhier.23

    Reeds in 1582 is hij predikant te Roordahuizum24, vanwaar hij 1596/7 naar

    Goënga c.a. ging; zijn opvolger kwam daar 1609.25

    Vicarie

    De vicarie moet – evenals de prebende – gesticht zijn vóór 1472 omdat dan sprake is van de

    mogelijke stichting van een vierde leen.26 Zoals reeds vermeld is het patrocinium ervan niet

    bekend.

    1511 Joannes

    13 OFO IV, nr. 96. 14 NA, Arch. ACB nr. 264. 15 RvdA I, 154. 16 RvdA I, 152. 17 Hof nr. 16480, 205 (d.d. 26 juni 1528). 18 BB I, 159; het patroniem volgens Hof nr. 16480, 205 (1526) en nr. 16481, 442 (1536). 19 RR nr. 12, 65v. 20 Hof nr. 16800, 684vlg. 21 Van Burmania, 2v. 22 RA Hennaarderadeel nr. 38, 244. 23 Reitsma, 119; vgl. Arch. Bestuursinstellingen 1580-1795 nr. 2776. 24 Arch.Bestuursinstellingen 1580-1795 nr. 2285, 136: 1582 toekenning van een studiebeurs aan Harco Andreas, zoon

    van de predikant te Roordahuizum. Deze student wordt door Zijlstra niet genoemd. 25 Kalma, Classisboek Sneek, XXIX noemt hem 1586-1589 te Roordahuizum, ca 1598-ca 1607 te Goënga. Romein,

    164, noemt hem te Roordahuizum reeds 1586 en nog 1596, 338, beroepen te Goënga c.a. 1596/7, opvolger 1609. 26 OFO I, nr. 235.

  • 34

    wordt in 1511 vermeld met het grondbezit van ‘het Leen’.27 Omdat dit bezit veel

    groter was (zelfs groter dan dat van de pastoor) dan dat van heer Dirk28 zal hij de

    vicarius zijn geweest. Van hem zullen afkomstig zijn geweest de vier pondematen,

    die wijlen heer Johannes had gegeven aan de vicarie.29

    1537 - 1544 Douwe

    komt in 1537 als vicarius alhier voor het eerst voor30 en is dit nog in 1549.31

    1558 Focke Aelckesz.32

    vóór ca 1566 Joannes Douwesz.

    Van Burmania vermeldt dat in een proces voor het Hof (waarin vonnis werd

    gewezen 22 mei 1591) met de kerkvoogden alhier Joannes Douwesz. en zijn

    zuster Trijn opgaven dat hun grootvader heer Joannes Douwesz., vicarius alhier,

    reeds meer dan 25 jaren dood, land te Anjum had.33

    1565? - 1580 Jetze Sipckesz.

    Van Burmania noemt hem hier reeds in 1565 prebendaat, ook wel vicarius

    genoemd34; hij zou hier in 1574 nog zijn.35 Blijkens opgave eind 1580 was hij tot

    de Reformatie vicarius alhier.36 In dat jaar week hij uit (wel naar Groningen); zijn

    naam wordt daarbij als Hieronymus opgegeven.37 Hij is in 1561 bekend als

    pastoor te Beetgum*, zou in 1563 prebendaat zijn te Hallum* volgens van

    Burmania38 en volgens dezelfde in 1566 vicarius te Janum*39 (hetgeen niet

    overeenstemt met aanwezigheid alhier in 1565 als boven vermeld).

    Van 1583 tot 1595 was hij pastoor te Sauwerd (Gr.).

    ? 1575 Ritske/Richardus Francisci Feitsma

    in 1566 priester te ‘Eerenwolde’ (Eernewoude?), was in 1575 vicarius alhier40

    Deze vermelding is echter niet in overeenstemming met het voorgaande.

    Prebende

    Ook de prebende moet reeds in 1472 hebben bestaan (zie hiervoor). Ook hiervan is het patro-

    cinium niet bekend.

    1511 Dirk

    27 RvdA I, 152. 28 RvdA I, 152. 29 BB I, 161. 30 Ibid. I, 160, 162. 31 Hof nr. 16688, 17. 32 Hof nr. 16800, 684vlg. 33 Van Burmania, 2v. Ook vermeld in: HCL, Bibliotheek gemeente Leeuwarden nr. F 191 (E.M. van Burmania, Lijst

    van leenen), 1. De sententies van het Hof uit die periode zijn niet bewaard gebleven. De zaak wordt genoemd in Hof nr.

    16704, 295, 21 april 1591. 34 Van Burmania, 2v. 35 Ibid., 2v. 36 Reitsma, 119. 37 CE, 342. 38 Van Burmania, 13v. 39 Ibid., 17v. 40 Ibid., 2vo; Tresoar, Hs. PB nr. 390, 40 i.v. Feitsma.

  • 35

    de derde geestelijke waarvan in 1511 landbezit wordt genoemd41; hij zal de

    prebendaat zijn geweest.

    - 1550 Popke Gerkesz.

    prebendaat alhier, wordt in 1550 pastoor te Foudgum*.42 Hij wordt opge-volgd

    door

    1550 Hendrik Jansz.

    tot dan pastoor te Murmerwoude.43

    Overigen

    1453 Hendrik44

    1472 Mr. Botta en Claws45

    1492 Peter46

    In 1537 is sprake van enig land, destijds door heer Thomas geschonken aan de kerk alhier; het

    land is nu verlaten door heer Jouw.47 Hun relatie tot Anjum is niet bekend resp. onduidelijk.

    41 RvdA I, 152. 42 RR nr. 49, 18 (daar foutief Aegum). 43 RR nr. 49, 23. 44 OFO II, nr. 34. 45 OFO I, nr. 235. 46 OFO IV, nr. 96. 47 BB I, 159.

  • 36

    ANNEBUREN

    Bijzonderheden: gelegen ca 750 m. ten Noorden van Tirns*. Halbertsma maakt in 1973

    melding van het aantreffen van kloostermoppen en brokken tufsteen . Het

    bouwwerk waarvan deze afkomstig waren ‘kan bezwaarlijk iets anders zijn

    geweest dan een kapel of kerkje’. Omdat Anneburen niet en Tirns wel genoemd

    wordt in het oudst bewaarde parochieregister van Westergo, vermoedelijk

    opgesteld in het laatste kwart van de 13e eeuw, veronderstelt hij dat de kerk te

    Anneburen na de buitendijking van het dorp omstreeks 1200 voorzover het al niet

    door overstromingen was verwoest is afgebroken en te Tirns op de huidige plaats

    is herbouwd.1

    De kroniek van Andreas Cornelius bericht dat de kerk te Tirns in 1295 werd

    gesticht ‘op die wtterste hoeck’ van het oude land en het pastoorshuis op het

    nieuwe land.2

    1 Halbertsma, Archeologisch Nieuws, Nieuwsbulletin KNOB 1973, *121-*123. 2 Tresoar, PB Hs. 1382, LXVI.

  • 37

    APPELSCHA

    Patroon: Nicolaas1

    Bijzonderheden: de Middeleeuwse kerk in 1903 afgebroken.2

    Pastorie

    Over Appelscha ontbreekt ten aanzien van daar gestaan hebbende geestelijken elk

    spoor. Wanneer op 10 april 1580 in Ooststellingwerf opgave wordt gedaan van de

    geestelijke goederen wordt van een pastoor geen melding gemaakt.3

    1 Verhoeven, 81 leidt uit de opdracht van de in 1435 gegoten klok niet af dat St. Nicolaas de patroonheilige was maar

    vrijwel altijd is dat bij dedicaties als deze wel het geval. 2 Jager en Van Ginkel, Stellingwerven, 131. 3 AFB, 28.

  • 38

    ARUM

    Patroon: Lambertus1

    Bijzonderheden: Arum moet een zeer oude parochie zijn geweest. Noomen suggereert dat bisschop

    Ansfried (995-1010) de kerk heeft gesticht.2 Deze kerk was de moederkerk van

    Kimswerd* - waar vroeg in de 12e eeuw een tufstenen kerk werd gebouwd - en

    Witmarsum*.3 Het patronaat van deze drie kerken behoorde toe aan de St.

    Paulusabdij te Utrecht, waarvan de abt tevens als aartsdiaken voor het gebied der

    drie parochies optrad. Hoe en wanneer deze rechten zijn ontstaan is niet bekend.

    De aartsdiakonale rechten kunnen aan genoemde abdij zijn gekomen toen in de

    11e eeuw de proosten van enkele kapittelkerken in Utrecht aartsdiakonaten in

    Friesland kregen toegewezen en de St.Paulusabdij eveneens – zij het met een klein

    gebied- werd bedacht.4

    Het lijkt er op dat de abdij kort na 1420 zijn rechten te Arum en Kimswerd

    verloor. Althans wordt nadien daarvan niets vernomen. Alleen te Witmarsum

    bleven zowel collatie- als aartsdiakonale rechten bewaard. De aartsdiakonale

    bevoegdheden zullen zijn overgegaan op de proost van St. Jan.

    Aan wie de patronaatsrechten kwamen is niet bekend. Echter, op 7 april 1500

    bevestigt paus Alexander VI Godfrid Liuwes van Beym (wel bedoeld zal zijn

    Sioerd Lieuwes Beyma) in het patronaatsrecht van de kerken te Arum, Pingjum*,

    Lollum* en Zurich*.5 De laatstgenoemde drie parochies zullen als latere

    afsplitsingen van Arum beschouwd kunnen worden.

    Ca 1550/2 worden voor Arum opgegeven de pastorie en een ‘klein’ leen.6

    Niettemin waren er meer beneficia. Naast de pastorie is eind 14e/begin 15e eeuw

    steeds sprake van een vicarius perpetuus. Later wordt een dergelijke functionaris

    slechts spaarzaam genoemd. In de 16e eeuw is sprake van een vicarie, die reeds

    voor ca 1520 bestond.7 De Onze Lieve Vrouwe prebende moet ca 1497 reeds

    hebben bestaan.8 Daarnaast was er een sacristieleen, tenminste vanaf ca 15189, en

    tenslotte het Hansmabeneficie waarvan in 1541 voor het eerst blijkt.10

    Pastorie

    1368 Johannes11

    - 1394 Johannes de Ettena

    1 Verhoeven, 81. In 1548 is sprake van ‘Sinte Lamberts kerckhove to Arum’’, FT, nr. 199. 2 Geakunde Wunseradiel, 227. Tevens zijn daar twee sarcofagen, gedateerd medio 11e eeuw, gevonden, Ibid., 126. 3 Genoemd door Broer, Uniek, 455 n. 2. 4 Hierover: Broer, Uniek, 453-475. Overigens betwijfelt zij of hier sprake is geweest van een aartsdiakonaat in de volle

    betekenis daarvan, met name het recht om de seend – feitelijk de basis van de aartsdiakonale rechten – te houden, Ibid.,

    465. 5 Arch. Bestuursinstellingen 1522-1581 nr 1192. 6 St. Jan nr. 1165. 7 ABU nr. 250-1, 8v. 8 Hof nr. 93, 2v. 9 Hof nr. 93, d.d. 27 mei 1525. 10 Arch. EVC nr. 2578. 11 Arch. St. Paulusabdij nr. 30, 162.

  • 39

    Na zijn resignatie wordt door de abt van St. Paulus op 18 november 1394

    gepresenteerd en geïnstitueerd12

    1394 - 1417 Emerus van Harlingen

    voordien vicarius perpetuus alhier.13 Later ontstaat over de pastorie een geschil

    met

    1412 - 1414 Johannes van Wilsem

    De abt van St. Paulus verleent de kerk aan en institueert op 16 april 1412

    Johannes van Wilsum, na de ‘libera resignatio’ van Emerus van Harlingen, die

    vervolgens vicarius perpetuus van de kerk wordt genoemd en last krijgt Johannes

    in het bezit van de kerk te stellen.14 Dezelfde dag wordt de priesters van Arum en

    Witmarsum gelast er voor te zorgen dat Emerus ‘quondam curatus in Arum’

    corporaliter resigneert en zijn beneficie cedeert en er van weerhouden wordt

    iemand anders in zijn beneficie te laten treden op verbeurtenis van de ban en 100

    mark.15

    Emerus legde zich hierbij blijkbaar niet neer met het gevolg dat de abt van St.

    Paulus op 14 maart 1414 – gehoord hebbende de klachten van Emerus, pastoor

    alhier, dat hij na een rustig bezit van meer dan 18 jaren van zijn beneficie, daarin

    nu lastig wordt gevallen door Johannes van Wilsem op grond van bepaalde

    bewijsstukken, zijn ondergeschikten opdraagt Emerus in het rustige bezit van zijn

    beneficie te laten zolang de twist tussen beide priesters nog niet gerechtelijk door

    de abt is afgedaan.16 Op 12 maart 1414 reeds had de abt Titardus, perpetuus

    vicarius te Witmarsum, opgedragen er voor te zorgen dat Johannes van Wilsem

    niet langer molesteeert inzake de kerk alhier.17 Op 11 juni 1414 annuleert de abt

    als aartsdiaken het compromis (waarvan de inhoud onbekend is) en wijst hij

    Eptatus, perpetuus vicarius te Workum, en de abt van Ludingakerk als arbiters in

    het geschil over de kerk alhier aan18, en dezelfde dag verzoekt hij Douwa

    Gerbranda, Wiko Teringha, Bouwa Sibolda en de gemeente te Arum om Emerus

    daar te houden als pastoor totdat hij (eventueel) met recht uit de kerk gewonnen

    zal zijn.19

    Nadien is in het cartularium van de abdij over deze zaak niets aangetekend, maar

    blijkbaar bleef Emerus in het bezit van de pastorie totdat hij in 1417 resigneerde20

    en werd opgevolgd door (dezelfde)

    1417 Johannes van Wilsem

    die de pastorie daarop nog slechts korte tijd heeft bezeten.

    - 1420/31 Tyalko Titardi

    na wiens resignatie

    1420/31 Ulbodus Takonis

    12 Ibid., 157. 13 Ibid., 157. 14 Ibid., 296v. 15 Ibid., 296v. 16 Ibid., 314v. 17 Ibid., 316. 18 Ibid., 318. 19 Ibid., 318v. 20 Ibid., 355.

  • 40

    als pastoor alhier werd gepresenteerd.21 Nadien wordt in de cartularia van de St.

    Paulusabdij over Arum niets meer vermeld.

    1445 - 1448 Syardus

    komt in 1445 voor als pastoor alhier en deken van Franeker en Arum.22 Van 1440

    tot 1443 is hij bekend als pastoor te Oosterlittens* en was hij eveneens deken van

    Arum en Franeker. In 1448 komt hij nog voor als pastoor alhier en deken van

    Franeker.23

    1456 Claes24

    1466 Sicka25

    1468 Syardus Watkens

    pastoor alhier, stichtte in 1468 het klooster van de kruisbroeders te Franeker.26 Hij

    was afkomstig van Franeker en werd 29 juli 1461 te Keulen als student in de

    rechten ingeschreven.27

    1481 Theodoretus28

    1481 Vacant

    Op 17 november 1481 wordt meegedeeld dat hier momenteel geen pastoor is.29

    1486 Douwa30

    1487 Hotse31

    1496 - 1501 Douwa32

    1507 Mr Jarich33

    1520 Tako

    tevens deken van Arum.34

    z.j.e.d. Lyeuwe

    (ca 1528/9?) pastoor alhier, Gerrolt van Heerma en Lyeuwe Beyma, heerschappen, Epe

    Syersma, Tyete Baerdt en Wilck Meynarda, kerkvoogden, en de gemene

    meenslieden van Arum delen – in een ongedateerd stuk – aan de Stadhouder mee

    21 Arch. St. Paulusabdij nr. 31, 35v (ongedateerd, ten tijde van abt Gerardus van Bomasse, 1420-1431). 22 St. Jan nr. 935, 20vo. 23 Arch. Epemastate, IJsbrechtum (ter plaatse), nr. 10. 24 Schotanus, Tablinum, 84. 25 OFO III, 6 (Van Burmania, 3 geeft: 1456). 26 GA Franeker, Inv. Obreen reg. 20. 27 Zijlstra nr. 5225. 28 PB Hs 1466. 29 OFO IV, nr.59. 30 OFO IV, nr. 72. 31 PB Hs 1466. 32 PG, nr. 160 resp. OFO I, nr. 453. 33 OFO I, nr. 525. 34 ABU nr. 231, 80.

  • 41

    dat de vicarie, die ter begeving staat aan Zijne Majesteit (de landsheer dus), vacant

    is door de resignatie van heer Johannes Folkerts; zij stellen voor de pastoor te

    Abbega* in diens plaats te benoemen.35

    Deze Lyeuwe moet wel onderscheiden worden van mr. Lieuwe, als priester alhier

    genoemd bv. 20 september 152636; deze was (van ca 1497 tot na 1540) prebendaat

    alhier. Lyeuwe Beyma was de zoon van Sjoerd Beyma die in 1528 overleed37;

    daarna zal Lyeuwe hier heerschap zijn geworden. In ieder geval moet de

    presentatie vóór 1536 hebben plaatsgevonden in welk jaar Gerrolt van Heerma

    stierf.38 Wij denken echter dat deze ca 1528/9 heeft plaatsgevonden.

    1531 - 1532 Johannes Sytzaz./Zytzama

    Hij komt (kort na 28 februari) 1531 alhier (wel als pastoor) voor39; in ieder geval

    is hij pastoor 19 april 1531.40 Als zodanig wordt hij nog genoemd 28 oktober

    1532, dan met zijn broer Harmen.41 In 1538 procedeert Herman Piersz. (Sytzama)

    alleen over een erfenis;42 Johannes zal dus toen reeds overleden zijn geweest. In

    ieder geval is hij in 1541 dood.43

    In 1525 en 1528 komt hij als priester te Pingjum* voor, mogelijk kort voor of

    nadien te Harlingen*. In 1530 wordt heer Johannes Zijtzama zonder functie en

    standplaats genoemd.44

    1533 Joannes

    komt 17 oktober 1533 als pastoor alhier voor.45 Mogelijk gaat het om de

    voorgaande, mogelijk ook om de volgende:

    1538 - 1543? Johannes Folkerts

    komt 6 juli 1538 en 20 oktober 1538 (hij tekent dan met patroniem) voor als

    pastoor alhier46, evenals op 19 februari 1541.47 In het voorgaande kwam reeds ter

    sprake dat hij als vicarius alhier resigneerde. Na zijn resignatie als pastoor werd

    1543? - 1558 Bocke Donia

    te Oosterend* in een niet aangegeven jaar op 29 april tot pastoor alhier gekozen.48

    Het jaar moet 1543 zijn geweest; hij komt nog 29 april 1543 als prebendaat aldaar

    voor49 (als procespartij in een reeds lopend proces) en is in ieder geval 18 oktober

    1542 nog te Oosterend.50 In december 1543 is hij in ieder geval pastoor alhier.51

    In 1558 wordt hij pastoor te Harlingen*.

    35 PB Hs. 1382, 389v-390v. 36 Hof nr. 16480, 189 (30 oktober 1528). 37 Stb. I, 35, ibid., 194. 38 Ibid., 194. 39 Hof nr. 90. 40 RA Hennaarderadeel nr. 36, 128. 41 RA Hennaarderadeel ., 165, 171. 42 Hof nr. 16481, 900. 43 Documentenboek van Sytzama. 44 RA Hennaarderadeel nr. 36, 406. 45 RA Hennaarderadeel nr. 20, 672. 46 Arch. Liauckamastate nr. 188 47 Arch. EVC nr. 2578. 48 Tresoar, 1040 Hs, 38. 49 Hof nr. 16689, 259. 50 RA Hennaarderadeel nr. 37, 248. 51 RA Hennaarderadeel nr. 37, 41v.

  • 42

    1559 - 1567 Jacobus Jacobi Spanhemius

    (dus afkomstig van Spannum), voordien pastoor te Hitzum*, werd 30 januari 1559

    als pastoor alhier geïnstitueerd.52 Hij tekent 31 oktober 1560 als Spanhemius.53 In

    1567 week hij uit.54

    De naam van zijn onmiddellijke opvolger is niet bekend.

    Een andere Jacobus Jacobi Spanhemius is van 1571 tot 1580 pastoor te

    Schalsum*.

    1570 ( = ?1571) N.N. (=? Sibrandus)

    In december 1570 werd hier een nieuwe pastoor geïnstitueerd; zijn naam is niet

    aangegeven.55 Het zou dan moeten gaan om Sibrandus, als pastoor alhier genoemd

    in 1571.56

    1574 N.N.

    werd 27 april 1574 als pastoor alhier geïnstitueerd; zijn naam is niet aangegeven.57

    1576 - 1580 N.N./Sibe, Sybrandus

    ontving op 5 april 1576 zijn institutie als pastoor alhier; ook ditmaal wordt een

    naam niet vermeld.58 Omdat geen latere instituties bekend zijn moet het gaan om

    Sibe, in 1578 als pastoor vermeld.59 Hij week in 1580 uit naar Groningen, waar hij

    in 1581 stierf.60

    (PB Hs. 1466 vermeldt nog dat Lou Fryttema, pastoor alhier, pastoor werd te

    Pieterburen (Gr.); een jaartal wordt niet aangegeven. Deze mededeling kan niet

    juist zijn: Fryttema, geboren ca 1527/8, was in 1558 pastoor te Pingjum*, in 1561

    prebendaat te Wommels* en werd in 1562 pastoor te Eenrum (Gr.), waar hij in

    1591 overleed. Te Pieterburen, waar in 1559 een nieuwe niet met name bekende

    pastoor kwam, is hij niet bekend.)

    Vicaria perpetua

    In de periode ca 1380 tot 1417 is steeds sprake van de vicaria perpetua alhier, een beneficie

    naast de pastorie. Ook van dit beneficie bezat de abt van St. Paulus te Utrecht het collatie-

    recht. In 1486 is sprake van de vicaria perpetua ad altarem S. Georgii alhier waarvan de

    collatie (dan) bij leken berust.61 Daarna is in 151562 en 155863 nog sprake van een

    vicarius perpetuus . Of het in de laatste gevallen om hetzelfde beneficie gaat lijkt ons de

    vraag; waarschijnlijk gaat het om de vanaf het eerste kwart der 16e eeuw bekende vicarie.

    52 St. Jan nr. 1165. 53 Documentenboek Van Sytzama, 79. 54 Winsemius, Historiarum rerum, 88. 55 St. Jan nr. 1168. 56 PB Hs 1466. 57 St. Jan nr. 1168. 58 St. Jan nr. 1168. 59 PI, 230. 60 CE, 356. 61 Vaticaans Archief, Reg. Suppl. 864, 6v (mededeling van het Deutsches Historisches Archiv, Rome, 10 oktober 1989). 62 NA, Arch. ACB nr. 389k. 63 Documentenboek Van Sytzama, 75-76.

  • 43

    - 1381 Reinerus

    na wiens resignatie door de abt van St. Paulus

    1381 - 1382 Ghelmarus van Texel

    op 24 november 1381met de vicaria perpetua alhier werd voorzien.64 Nadat deze

    kort daarop resigneerde wordt op 10 mei 1382

    1382 - 1387 Nicolaus van Koudum

    diaken, met deze vicarie voorzien.65 Hij resigneert in 1387 waarna de abt op 7 juli

    1387 presenteert

    1387 - 1394 Emerus van Harlingen66

    die op 18 november 1394 als pastoor alhier wordt geïnstitueerd (zie hiervoor). Hij

    wordt opgevolgd door

    1394 Senco van Kimswerd

    gepresenteerd op 9 december 1394.67 Ook hij was hier slechts korte tijd. Op 25

    juni 1395 wordt hij gepresenteerd als pastoor te Witmarsum*.

    - 1401 Stultetus

    resigneerde in 1401 waarna werd aangewezen

    1401 - 1402 Anko van Harlingen68

    die hier in 1402 nog is.69

    1412 Emerus van Harlingen

    In het voorgaande werd reeds aangegeven dat hij in 1412 als pastoor alhier zou

    hebben geresigneerd en weer vicarius zou zijn geworden. Blijkbaar echter

    verdedigde hij met succes zijn rechten op de pastorie alhier; hij komt als vicarius

    dan ook niet meer voor.

    - 1417 Syricus

    Na diens resignatie wordt op 22 maart 1417 gepresenteerd

    1417 Gerardus Gelmari van Texel70

    Nadien komen geen vermeldingen van deze vicaria perpetua in relatie met de

    abdij van St. Paulus te Utrecht voor.

    1486 Simon Sickonis

    scolarius van het bisdom Utrecht en door leken gepresenteerd ad perpetuam

    vicariam ad altarem S. Georgii te ‘Alduum’ in het diocees Utrecht, krijgt in 1486

    64 Arch. St. Paulusabdij nr. 30, 65. 65 Ibid., 52. 66 Ibid., 157. 67 Ibid., 157v; in de datering is quarto doorgehaald en vervangen door quinto. Toch moet 1394 zijn bedoeld omdat de

    vacature anders meer dan een jaar zou hebben geduurd en Senco medio 1395 pastoor te Witmarsum werd. 68 Ibid., 228v. 69 Ibid., 227-228. 70 Ibid., 353v.

  • 44

    toestemming zich buiten de daarvoor geldende termijnen tot alle wijdingen te

    laten bevorderen.71

    ca 1501/2 -1515 Johannes

    perpetuus vicarius alhier, die zijn beneficie van de hertog van Saksen (toen

    landsheer van Friesland) had verkregen en dit meer dan 13 jaren had bezeten,

    klaagt in oktober 1515 erover dat hij door de Geldersen is verjaagd.72

    1558 Joannes Harincksz.

    komt in 1558 als perpetuus vicarius alhier voor.73

    Vicarie

    De vicarie wordt voor het eerst in het eerste kwart van de 16e eeuw genoemd. Het patrocinium

    is niet bekend.

    tussen 1516-1524 Johan Dolvess

    In een ongedateerd stuk staat bisschop Philips van Bourgondië (bisschop van

    Utrecht) de gemeente de inkomsten van de vicarie alhier toe nadat deze door

    vertrek of overlijden van Johan Dolvess vacant zal zijn geworden.74

    ca 1528/9? Johannes Folkerts

    resigneerde in een onbekend jaar waarna aan de landsheer, die de begeving van de

    vicarie heeft, wordt voorgesteld Myrck, pastoor te Abbega*, met de vicarie te

    voorzien.75

    ca 1528/9? ? Myrck

    Of hij hier inderdaad is gekomen is niet bekend.

    1543 - 1550 Feddrick Sybez.

    komt in 1543 voor het eerst als vicarius alhier voor.76 Hij was een zoon van Sybe

    Feddrix en Syouck.77 Op 10 december 1549 ontving hij het placet op zijn

    benoeming als pastoor te Dongjum*78, waarop hij 19 februari 1550 als vicarius

    alhier resigneerde.79

    Fedde Sibrandi, van Edens, werd 1511 student te Wittenberg en 14 juli 1413 te

    Keulen,80 4 april 1514 tot subdiaken81 en 10 juni 1514 te Utrecht tot priester

    gewijd.82

    1550 Johannes Harmansz.

    71 Vaticaans Archief, Reg. Suppl. 864, 6v (mededeling Deutsches Historisches Archiv, Rome, 10 oktober 1989) 72 NA, Arch. ACB nr. 389k. 73 Documentenboek Van Sytzama, 75-76. 74 ABU nr. 250-1, 8v. 75 Tresoar, Hs 1382, 389v-390v. 76 BB I, 306. 77 RA Hennaarderadeel nr. 37, 350, 2 juni 1546. 78 RR nr. 49, 3. 79 RR nr. 49, 10. 80 Zijlstra nrs. 2822 en 11878. 81 Domkap