bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen …bij de komst van onze Here Jezus Christus in...

24
Het dodenrijk De verblijfplaats van de zielen na het sterven Waar gaan de zielen 1 van de verlosten na de dood naartoe? ‘Naar de hemel!’ is het gangbare antwoord. ‘Een plotselinge dood is plotselinge heerlijkheid voor hen.’ Wat zegt de Schrift daarover? ‘Heengaan is met Christus zijn, wat verreweg het beste is’ (vgl. Fil. 1:23). In deze passage gaat het echter niet over de plaats waar de zielen van de overledenen zijn, maar alleen over hun sterk verbeterde toestand en situatie. ‘Ja, toch wel. Want Christus is in de hemel. En als iemand dan bij Christus is, is hij ook in de hemel.’ Als Christus dan zegt: ‘En zie, Ik ben met u alle dagen’ (Matt. 28:20), betekent dat dan dat Hij op de aarde is? Ik veronderstel van niet. Laten we daarom wat uitgebreider naar dit onderwerp kijken, aan de hand van de volgende punten: 1. DE VERBLIJFPLAATS VAN DE ZIELEN VAN DE OVERLEDENEN IN HET ALGEMEEN. 2. DE VERSCHILLENDE GEBIEDEN DIE DAAR ZIJN TOEGEWEZEN AAN DE VERLOSTEN EN DE VERLORENEN. 3. ANTWOORDEN OP TEGENWERPINGEN. 1. HADES, DE VERBLIJFPLAATS VAN DE OVERLEDEN ZIELEN Wat is leven? Het is menselijkerwijs gesproken een toestand die het gevolg is van de aanwezigheid van de ziel (en de geest) in het lichaam. Want de mens kan in drie delen worden opgedeeld: ‘En ik bid God dat geheel uw geest, ziel en lichaam 1 Govett gebruikt in dit hoofdstuk steeds ‘geest(en)’. In de Nederlandse vertaling wordt meestal ‘ziel(en)’ gebruikt. - E. M.

Transcript of bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen …bij de komst van onze Here Jezus Christus in...

Page 1: bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen …bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen dele onberispelijk bewaard moge blijken te zijn’ (1 Thess. 5:23). Bij de

Het dodenrijk

De verblijfplaats van de zielen na het sterven Waar gaan de zielen1 van de verlosten na de dood naartoe? ‘Naar de hemel!’ is het gangbare antwoord. ‘Een plotselinge dood is plotselinge heerlijkheid voor hen.’ Wat zegt de Schrift daarover? ‘Heengaan is met Christus zijn, wat verreweg het beste is’ (vgl. Fil. 1:23). In deze passage gaat het echter niet over de plaats waar de zielen van de overledenen zijn, maar alleen over hun sterk verbeterde toestand en situatie. ‘Ja, toch wel. Want Christus is in de hemel. En als iemand dan bij Christus is, is hij ook in de hemel.’ Als Christus dan zegt: ‘En zie, Ik ben met u alle dagen’ (Matt. 28:20), betekent dat dan dat Hij op de aarde is? Ik veronderstel van niet. Laten we daarom wat uitgebreider naar dit onderwerp kijken, aan de hand van de volgende punten:

1. DE VERBLIJFPLAATS VAN DE ZIELEN VAN DE OVERLEDENEN IN HET ALGEMEEN.

2. DE VERSCHILLENDE GEBIEDEN DIE DAAR ZIJN TOEGEWEZEN AAN DE VERLOSTEN EN DE VERLORENEN.

3. ANTWOORDEN OP TEGENWERPINGEN.

1. HADES, DE VERBLIJFPLAATS VAN DE OVERLEDEN ZIELEN Wat is leven? Het is menselijkerwijs gesproken een toestand die het gevolg is van de aanwezigheid van de ziel (en de geest) in het lichaam. Want de mens kan in drie delen worden opgedeeld: ‘En ik bid God dat geheel uw geest, ziel en lichaam

1 Govett gebruikt in dit hoofdstuk steeds ‘geest(en)’. In de Nederlandse vertaling wordt meestal ‘ziel(en)’ gebruikt. - E. M.

Page 2: bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen …bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen dele onberispelijk bewaard moge blijken te zijn’ (1 Thess. 5:23). Bij de

bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen dele onberispelijk bewaard moge blijken te zijn’ (1 Thess. 5:23). Bij de dood wordt de eenheid tussen deze delen opgeheven. En de ziel (die nauw verbonden is met de geest) gaat naar een speciaal gebied dat in de Schrift een speciale naam heeft. In het Oude Testament wordt het SJEOOL genoemd en in het Nieuwe Testament HADES. Deze waarheid blijft verborgen voor de lezers van de meeste gevestigde bijbelvertalingen. Want de vertalers geven ‘sjeool’ en ‘hades’ soms weer met ‘graf’ en soms met ‘hel’. Maar deze woorden hebben nooit een van die twee betekenissen. Er worden volledig andere woorden gebruikt om de plaatsen aan te duiden waarin de lichamen van de doden worden neergelegd.2 Over deze plaatsen wordt vaak in het meervoud gesproken. Maar er is maar één hades, waarin alle zielen van alle gestorven verblijven: ‘Gaan zij niet allen naar een en dezelfde plaats?’ (Pred. 6:6 - HSV; zie ook 3:20). ‘Maar kan dat niet gewoon betekenen dat allen naar hun graven gedragen worden?’ Nee, want de Schrift zegt dat ‘de hades nooit verzadigd raakt’ (vgl. Spr. 27:20 en 30:15), terwijl graven snel worden opgevuld. Zij spreekt over de verblijfplaats van de zielen alsof ze op een speciale manier ‘voor Gods aangezicht’ of ‘in Zijn tegenwoordigheid’ zijn. ‘Sjeool [verborgen voor het oog van de mens] ligt voor Hem open’ (Job 26:6; Spr. 15:11). Van deze plaats wordt in de Schrift gezegd dat hij binnen in de aarde is: ‘Rouw dragend zal ik tot mijn zoon in de hades3 neerdalen’ (Gen. 37:35; 42:38; 1 Sam. 2:6; 1 Kon. 2:6). Jakob geloofde niet dat zijn zoon Jozef was begraven in een graf. Hij dacht dat hij door een wild dier verslonden was. Het woord betekent hier dus niet het graf of de plaats van het 2 Hebreeuws: קבר (kabèr), Grieks: μνημειον (mnèmeion). 3 Hebreeuws: שאול (sjeool), door de LXX (de Septuagint, de Griekse vertaling van het Oude Testament - vertaler) weergegeven met ‘hades’.

Page 3: bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen …bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen dele onberispelijk bewaard moge blijken te zijn’ (1 Thess. 5:23). Bij de

lichaam van de dode. Jakob geloofde in die ene verblijfplaats voor de zielen waarin hij de ziel van zijn zoon weer zou ontmoeten. De profeet Amos beschreef de SJEOOL als de grootste diepte van de aarde, die bereikt kon worden mits de mens diep genoeg kon graven: ‘Al groeven zij door tot in de sjeool, Mijn hand zou hen vandaar weghalen; al klommen zij op ten hemel, Ik zal hen vandaar omlaag trekken!’ (Amos 9:2). De samenzweerders tegen Mozes in de woestijn werden gestraft met een nieuwe straf van God: ze daalden levend, met lichaam en ziel af naar de verblijfplaats van de zielen van de gestorvenen (Num. 16:30, 33). De opmerkelijke geschiedenis van het gesprek tussen Saul en de ziel van Samuël bevestigt dit ook. De koning zegt tegen de vrouw: ‘Laat mij opkomen die ik u noemen zal’ (1 Sam. 28:8, 11). De vrouw werd bang van wat ze zag en zei tegen Saul: ‘Ik zie goden [engelen] opkomen uit de aarde’ (1 Sam. 28:13b - LU-94). ‘Daarop vroeg hij haar: Hoe is zijn gestalte? Zij antwoordde: Een oude man komt op, gehuld in een mantel’ (1 Sam. 28:14). Hier gaan we een stap verder. Niet alleen de koning geloofde dat de geest, net zoals hij afdaalt in de aarde na de dood, ook zal opkomen uit de aarde als hij terugkeert naar de levenden, want ook de waarzegster zag geesten (waarschijnlijk engelen4) opkomen uit de aarde, en de geest van Samuël volgde hen. Maar wat dit gesprek betreft doen verschillende ideeën de ronde. Sommigen veronderstellen dat de tovenares en de koning allebei niets zagen. Hierop antwoorden wij dat de vrouw de persoon die opkomt beschrijft en dat daaraan wordt toegevoegd: ‘Toen wist Saul dat het Samuël was. Hij knielde met zijn gezicht ter aarde en hij boog zich neer’ (1 Sam. 28:14 - HSV). 4 Engelen brachten de ziel van Lazarus naar de hades (Luc. 16:22). Waarom kunnen engelen dan de ziel van de heilige Samuël niet terugbrengen?

Page 4: bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen …bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen dele onberispelijk bewaard moge blijken te zijn’ (1 Thess. 5:23). Bij de

De koning moet dus wel een persoon hebben gezien; dat blijkt wel uit het feit dat hij zich voor hem neerbuigt. De profeet richtte zich tot de koning met de woorden: ‘Waarom hebt gij mij verontrust en mij laten opkomen?’ (1 Sam. 28:15). Deze woorden kunnen we dus niet verkeerd interpreteren. De ziel die opkomt in de tegenwoordigheid van Saul, zegt dat Saul hem van beneden naar boven heeft laten komen. Hij was daar gelukkiger dan toen hij werd gedwongen om op te klimmen naar de aarde. ‘Maar zou het niet gewoon een boze geest kunnen zijn die bij de waarzegster hoorde en die deed alsof hij Samuël was, en zijn uiterlijk aannam?’ Het antwoord van de Schrift is duidelijk. Zij geeft ons geen redenen om te denken dat er een boze geest verscheen. Zij zegt vijf keer dat het Samuël zelf was: ‘En Samuël sprak tot Saul’ (1 Sam. 28: 15, 16 en 20).5 Saul wilde dat de profeet Samuël hem vertelde wat de toekomst voor hem in petto had. En Samuël voorspelde die toekomst, en ook waarheidsgetrouw: ‘De Here zal ook Israël met u in de macht der Filistijnen geven, en morgen zult gij met uw zonen bij mij zijn. Ook het leger van Israël zal de Here in de macht der Filistijnen geven’ (1 Sam. 28:19). Hij herinnerde hem aan zijn eerdere profetie: ‘De Here heeft gedaan6, zoals Hij door mijn dienst gesproken had’ (zie 1 Sam. 15:28): de Here heeft het koningschap uit uw hand gescheurd en aan uw naaste, aan David, gegeven.’ (1 Sam. 28:17).

5 Het feit dat de vrouw schrok van de verschijning van Samuël, lijkt te suggereren dat zij als spiritiste eigenlijk een boze geest verwachtte. - E. M. 6 Sommige vertalingen hebben hier de aanvulling ‘aan u’ of ‘aan hem’. ‘Aan hem’ is duidelijk een fout. De juiste lezing is te vinden in vijf Hebreeuwse manuscripten, de Septuagint en de Vulgaat (de Latijnse vertaling van de Bijbel - vertaler).

Page 5: bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen …bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen dele onberispelijk bewaard moge blijken te zijn’ (1 Thess. 5:23). Bij de

Er is maar één plaats waar zowel de zielen van de verlosten als van de verlorenen zijn: ‘(…) morgen zult gij met uw zonen bij mij zijn’ (1 Sam. 28:19a).

2. DE VERSCHILLENDE GEBIEDEN VOOR DE VERLOSTEN EN DE VERLORENEN

Als er gesproken wordt over de zielen van de gestorvenen, wordt er algemeen gezegd dat ze in ‘de hades’ zijn. Maar als er onderscheid gemaakt wordt tussen de zielen van de verlosten en de verlorenen, worden er verschillende namen gebruikt voor de plaats waar zij zich bevinden. De hades7 wordt beschreven als een plaats van gevangenschap, met poorten, waarvoor een sterke arm nodig is om de gevangenen eruit te redden. ‘Ik zal hen verlossen uit de macht van de sjeool. Ik zal hen vrijkopen uit de dood [de plaats]. Dood, waar zijn uw pestziekten? Sjeool, waar is uw verderf? Berouw verbergt zich voor Mijn ogen!’ (Hos. 13:14 - HSV; zie ook Ps. 89:49); ‘Zijn de poorten van de dood aan u geopenbaard? [vraagt God aan Job] Hebt u de poorten van de schaduw van de dood gezien?’ (Job 38:17 - HSV); ‘Wees mij genadig, Here [zegt de psalmist]; zie mijn ellende, door mijn haters mij berokkend, Gij, die mij opheft uit de poorten des doods’ (Ps. 9:14; 107:18); ‘Ik zei [zegt Hizkia]: In de bloei mijner dagen moet ik heengaan door de poorten van de hades’ (Jes. 38:10). Jezus heeft de sleutel van deze plaatsen: ‘Ik ben (…) de levende, en Ik ben dood geweest, en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheden, en Ik heb de sleutels van de dood en van de hades’ (Openb. 1:17b-18). Over de zielen van de verlosten wordt soms gezegd dat ze in het ‘paradijs’ zijn, of ‘in Abrahams schoot’ (Luc. 23:43; 16:23).

7 Ik gebruik de woorden ‘sjeool’ en ‘hades’ hier door elkaar, omdat ze elkaars equivalenten zijn, net zoals de woorden ‘Messias’ en ‘Christus’ dat zijn.

Page 6: bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen …bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen dele onberispelijk bewaard moge blijken te zijn’ (1 Thess. 5:23). Bij de

Er wordt een aantal namen gegeven voor de speciale plaats waar de zielen van de goddelozen worden bewaard. ‘Banden van de SJEOOL hadden mij omgeven, valstrikken van de DOOD lagen op mijn weg’ (Ps. 18:6); ‘Banden van de DOOD hadden mij omvangen, angsten voor de SJEOOL hadden mij aangegrepen’ (Ps. 116:3). ‘DOOD’ is dus een van de namen voor de plaats waarin de zielen van de verlorenen gevangen worden gehouden. Een andere naam ervoor is ‘VERNIETIGING’ of ‘VERDERF’. ‘DE HADES ligt voor Hem open, (het) VERDERF heeft geen bedekking’ (Job 26:6); ‘SJEOOL en VERDERF (Abaddon) liggen open voor de Here, hoeveel te meer de harten der mensenkinderen!’ (Spr. 15:11); ‘SJEOOL en VERDERF zijn onverzadelijk; even onverzadelijk zijn de ogen des mensen’ (Spr. 27:20). Dat de plaatsen van de verlosten en de verlorenen dicht bij elkaar liggen en toch gescheiden zijn, wordt duidelijk uit de woorden van onze Here over de rijke man en Lazarus. Daar wordt het volgende vermeld over de zielen die naar de hades gaan: ‘De arme (niet de ‘bedelaar’8) stierf en werd door de engelen gedragen in Abrahams schoot. Ook de rijke stierf en hij werd begraven.’ Dat laatste wordt over het lichaam van de rijke gezegd, maar wat gebeurt er met zijn ziel? ‘In de hades sloeg hij zijn ogen op onder de pijnigingen.’ ‘Hij zag Abraham van verre en Lazarus in zijn schoot.’ Hij vroeg of Lazarus naar hem toe kon worden gezonden met een druppel water. Abraham antwoordde dat dat niet gepast zou zijn, omdat de rijke zijn heil alleen had gezocht in de dingen van het aardse leven, dat nu voorbij was. En zelfs als het gepast zou zijn, zou het nog onmogelijk zijn, omdat God in de hades een onoverkomelijke kloof heeft gemaakt tussen de verlosten en de verlorenen, zodat het onmogelijk is om van de ene plaats naar de andere te gaan (Luc. 16:19-31). Zo wordt aangetoond dat de uiterlijke kenmerken van de zielen van de overledenen veel lijken op de gestalte die zij op aarde 8 Πτωχος (ptochos).

Page 7: bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen …bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen dele onberispelijk bewaard moge blijken te zijn’ (1 Thess. 5:23). Bij de

hadden; dat ze via hun stem met elkaar kunnen communiceren, en dat ze erg kunnen genieten of kunnen lijden voordat ze in de opstanding weer voor eeuwig met het lichaam worden bekleed. Het is duidelijk dat deze plaats niet de hemel is. ‘Maar die gelijkenis moet je niet letterlijk nemen!’ Waar, mijn vriend, staat dat het een gelijkenis is? Het lijkt mij een waargebeurd verhaal te zijn. ‘Ik heb vijf broeders.’ Die waren nog steeds op aarde en zij waren goddeloos. Dat lijkt een feit te zijn. En dit verhaal lijkt zich af te spelen vóór de eerste verschijning van de Heiland. In die tijd waren Mozes en de profeten alle leiding die ze nodig hadden. De verschillende manieren waarop de annihilationisten deze passage verdraaien, doen nogal vreemd aan. Sommigen noemen het een ‘gelijkenis’ en leggen de passage dan als volgt uit: ‘De rijke man is Israël, dat tijdelijk geestelijk rijk is, omdat het Mozes en de profeten heeft. De arme man representeert de heidenen, de zweren zijn hun zonden, en het likken van de honden is de hulp die moralisten en filosofen kunnen bieden. Hij sterft door de armoede en de zweren, wat betekent dat hij bekeerd en gered wordt! Na zijn dood dragen engelen hem naar Abrahams schoot. Dat betekent dat Paulus uitgezonden wordt naar de heidenen die nog leven om hen te leren dat de gelovigen worden gezegend in de gelovige Abraham. Dan lijkt het alsof het evangelie pas naar de heidenen kwam toen ze al bekeerd waren! Hoe ‘sterven door de zweren’ ‘gered worden door de zonde’ betekent, wordt ons niet verteld. Zonder hier dieper in te gaan op alle absurditeiten van deze uitleg, lijkt het erop dat Israëls hang naar Mozes en de profeten uiteindelijk leidde tot pijniging na de dood! De heiden, die niets dan zonden heeft en slechts moralisten en filosofen om hem te helpen, wordt gered. Maar dan is de les van deze ‘gelijkenis’ glashelder: hoe minder je met Mozes en de profeten te maken hebt, des te aannemelijker is het dat je gered wordt!

Page 8: bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen …bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen dele onberispelijk bewaard moge blijken te zijn’ (1 Thess. 5:23). Bij de

Maar dan zou de rijke nog een ander argument hebben kunnen gebruiken tegenover ‘vader Abraham’: ‘Maar vader Abraham, het waren Mozes en de profeten die ervoor gezorgd hebben dat ik nu in deze plaats van pijniging ben! En het was de onbekendheid met beiden die Lazarus naar de plaats van rust en verkwikking bracht! Hoe moeten Mozes en de profeten mijn broers dan redden?’ Laten we kijken naar de belijdenis van Petrus in Mattheüs 16:13-20. Hij erkent Jezus als de Zoon van God, die leven in Zichzelf heeft. Omdat Hij in Zijn wezen of natuur gelijk is aan Zijn Vader, bewees Hij met kracht door Zijn opstanding dat Hij Gods Zoon was (Rom. 1:4). Deze belijdenis van Christus is het kenmerkende geloof van de gemeente. Christus is de Rots, als de Opgestane uit de doden. Op de opgestane Heiland wordt de gemeente gebouwd. Met ‘de gemeente’ worden niet alle verlosten bedoeld, maar een speciale groep gelovigen die is ontstaan vanaf het moment dat de Heilige Geest is uitgestort op de Pinksterdag. Want de Here Jezus spreekt hier nog over in de toekomende tijd: ‘Ik zal Mijn gemeente bouwen’ (Matt. 16:18). Maar wat betekenen in datzelfde vers de woorden ‘de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen’? De meesten lijken te denken dat ze betekenen dat de duivel met zijn listen en strijdmachten niet zal zegevieren over de ware gemeente. Dit komt door de ongelukkige, verkeerde vertaling van ‘hel’ in plaats van ‘hades’. Hades betekent hier, net zoals elders in de Schrift, de plaats waar de zielen van de overledenen zijn. In dit gedeelte verwijst het naar dat deel van de hades waar de verloste zielen zijn. Ze worden daar bewaard tot de opstanding. Elke dag dalen verloste zielen - zij die deel uitmaken van de gemeente van Christus - af naar de hades als ze sterven, waar ze worden vastgehouden. De poorten sluiten hen in zodat het voor hen onmogelijk is om

Page 9: bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen …bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen dele onberispelijk bewaard moge blijken te zijn’ (1 Thess. 5:23). Bij de

eruit te gaan vóór de dag van de opstanding. Maar de Heiland beloofde Zijn volk verlossing uit deze plaats van bewaring. We kunnen dit illustreren aan de hand van de geschiedenis van Simson. Hij ging naar de vijandige stad Gaza en de inwoners waren hiervan op de hoogte: ‘Zij omsingelden hem en loerden heel de nacht op hem in de stadspoort. Zij hielden zich echter heel de nacht stil, want zij zeiden: Tot aan het morgenlicht, dan zullen wij hem doden. Maar Simson bleef tot middernacht liggen. Toen, te middernacht, stond hij op, greep de deuren van de stadspoort met de beide posten en trok ze los, met grendel en al. En hij legde ze op zijn schouders en droeg ze omhoog naar de top van de berg die tegenover Hebron ligt’ (Ri. 16:1-3 - HSV). De inwoners van Gaza vertrouwden erop dat de poorten van hun stad Simson in hun straten konden vasthouden totdat ze hem zouden doden. Maar Simson was sterker dan de poorten en droeg ze weg; de poorten konden geen standhouden tegen hem. Op dezelfde manier heeft Christus, onze Simson, Zijn macht ten opzichte van de hades en zijn poorten al laten zien. Bij de opstanding kwam Hijzelf uit de hades en zijn poorten naar buiten, nadat Hij eerst naar binnen was gegaan. En eens zal Hij de Zijnen uit de verblijfplaats van de zielen en de macht van het verderf bevrijden. Dat is de macht waarover het in 1 Korinthiërs 15:55 gaat: ‘Hades, waar is uw overwinning?’ Op dit moment heeft de hades de overhand, maar de uiteindelijke overwinning behoort aan de verlosten van Christus. Zo spreken de woorden van de Heiland in Mattheüs 16:19 - die volgen op Zijn woorden over het bouwen van de gemeente - over het duizendjarige Koninkrijk der hemelen, waar de eerste opstanding toegang toe geeft: ‘Ik zal u de sleutels geven van het Koninkrijk der hemelen, en wat gij op aarde binden zult, zal gebonden zijn in de hemelen, en wat gij op aarde ontbinden zult, zal ontbonden zijn in de hemelen.’ Hiermee gaf de Heiland aan Petrus, en daarna ook aan de rest van de apostelen en Zijn

Page 10: bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen …bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen dele onberispelijk bewaard moge blijken te zijn’ (1 Thess. 5:23). Bij de

gemeente in het algemeen9, het gezag om mensen bij bepaalde zonden uit te sluiten van de gemeenschap der heiligen, om ze daar later weer in op te nemen als ze berouw hadden getoond.10 Dat is het binden en ontbinden waarover onze Here spreekt. En omdat uitsluiting van de gemeente als eerste plaatsvindt, wordt ‘binden’ zowel in Mattheüs 16:19 als in 18:18 vóór het ‘ontbinden’ genoemd. Paulus sloot in de gemeente van Korinthe eerst de incestueuze gelovige buiten de gemeenschap, en nam hem er weer in op nadat hij berouw had getoond. Het belang en de ernst van deze tuchtmaatregel is dat degenen die zijn uitgesloten van de gemeente en van de gemeenschap der heiligen in het hier en nu op aarde, niet zullen worden uitgesloten van het eeuwige leven, maar van de beloning van het duizendjarig rijk. Dezelfde overtredingen die ervoor zorgen dat iemand buiten de gemeente wordt geplaatst (1 Kor. 5:9-11), plaatsen hem ook buiten het duizendjarige rijk (1 Kor. 6:9-11). En Jezus verzekert ons in de tekst van Mattheüs 16 dat Hij dat wat Zijn gemeente op aarde terecht heeft besloten in deze gevallen, zal bekrachtigen als Hij komt in Zijn Koninkrijk en heerlijkheid. In de verheerlijking van onze Here op de berg (die plaatsvond direct nadat de Here deze woorden sprak) zien we een beeld van het komende Koninkrijk van heerlijkheid. Het zal op de zevende dag plaatsvinden, zoals het duizendjarig rijk zal aanbreken op de zevende dag van Gods verlossingswerk. We zien daar twee mensen die met onze verheerlijkte Here spreken: Mozes, die de dode en begraven heiligen

9 Joh. 20:22-23; Matt. 18:18. 10 Er bestaan uiteraard verschillende interpretaties van de sleutels. Ikzelf ben van mening dat deze sleutels verwijzen naar de gebeurtenissen op de Pinksterdag in Handelingen 2. Petrus predikte het evangelie en riep de schare op om zich te laten dopen. We vinden het gebruik van deze twee sleutels ook in Mattheüs 28:19. - E. M.

Page 11: bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen …bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen dele onberispelijk bewaard moge blijken te zijn’ (1 Thess. 5:23). Bij de

vertegenwoordigt, en Elia, die de levenden vertegenwoordigt die veranderd worden zonder de dood te zien.

DE DOOD VAN ONZE HERE Deze visie wordt duidelijk bevestigd in Handelingen 2. Daar beschrijft Petrus, geïnspireerd door de Heilige Geest, de ervaringen van onze Here. God had door tekenen en wonderen aan Israël bewezen dat Jezus de Messias was, en toch hebben ze Hem ter dood gebracht. Wat is er toen van Hem geworden? God had de angsten van de dood voor Hem verbroken, omdat het niet mogelijk was dat Hij erdoor vastgehouden zou worden. Zijn weg werd al beschreven in Psalm 16: ‘Mijn vlees zal nog een schuilplaats vinden in hope; omdat Gij Mijn ziel niet aan de SJEOOL (hades) zult overlaten, noch Uw Heilige ontbinding doen zien’ (Hand. 2:26-27; vgl. Ps. 16:9-10). Maar de apostel wist dat velen niet zouden instemmen met deze toepassing van die bijbeltekst. De apostel gaat dan ook verder om te bewijzen dat hier niet de Israëlitische koning uit de oudheid kan worden bedoeld (v. 29-31). Want David was gestorven en begraven, en zijn lichaam had tot op die dag ongestoord in het graf gelegen. Daarom kon hij niet de Heilige zijn waarover in de Psalm gesproken werd, want David had wel degelijk ontbinding gezien, maar de Heilige van de Here zou geen ontbinding zien. Paulus legt nog duidelijker de nadruk op dit argument: ‘Want David is, na voor zijn geslacht de raad Gods gediend te hebben, ontslapen en bij zijn vaderen bijgezet, en hij heeft wél ontbinding gezien; maar Hij, die God heeft opgewekt, heeft geen ontbinding gezien’ (Hand. 13:36-37). Dit tekstgedeelte laat ons enerzijds dus zien wat de gebruikelijke weg is voor de gestorvenen, en anderzijds ook de speciale en uitzonderlijke weg die onze Here is gegaan.

Page 12: bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen …bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen dele onberispelijk bewaard moge blijken te zijn’ (1 Thess. 5:23). Bij de

1. Onze Here stierf. De twee delen van de mens, lichaam en ziel, werden van elkaar gescheiden en daarop volgde de gebruikelijke ‘verspreiding’ van die delen. 2. Hij werd begraven. En terwijl Zijn lichaam in het graf van Jozef werd gelegd, ging Zijn ziel de hades binnen (Hand. 2:31). Hij was ‘onder de doden’ (Ps. 88:6). Maar anders dan de doden in het algemeen … 1. Bleef Zijn ziel niet in de hades, maar kwam hij eruit omhoog (Ps. 18:6, 8, 17, 19; 30:4; 40:3). 2. Het bewijs van deze bevrijding was dat Zijn lichaam niet in het graf bleef. Zijn lichaam en ziel werden zo snel na de dood verenigd dat de ontbinding Hem nog niet had aangetast. En Psalm 16 ziet Hem zelfs al in de hemel: ‘Gij hebt Mij wegen ten leven doen kennen; Gij zult Mij vervullen met verheuging voor Uw aangezicht’ (Hand. 2:28; vgl. Ps. 16:11). Terwijl het lichaam werd toevertrouwd aan het graf en werd prijsgegeven aan de ontbinding, werd de ziel toevertrouwd aan de hades. Het zichtbare lot van het ene deel van de mens is het bewijs van de onzichtbare verwijdering van het andere deel. Het uiteindelijke doel is opkomen uit het graf, waarbij lichaam en ziel opnieuw verbonden worden op een nog onbekend tijdstip. Maar deze passage heeft nog meer betekenis voor het onderwerp: ‘WANT DAVID IS (NOG) NIET OPGEVAREN NAAR DE

HEMELEN’ (Hand. 2:34). Hierin vinden we dus een afwijzende houding ten opzichte van de gangbare ideeën. Zijn alle zielen van de verlosten in de hemel? Nee! Want hun lichamen zijn aan het verderf onderhevig en dat is het bewijs dat hun zielen in de hades zijn en er nog niet uit bevrijd zijn. Want het kan niet zo zijn dat één deel van de mens in de heerlijkheid is en het andere deel nog overgeleverd is aan het verderf en de worm, omdat de vloek van de hof van Eden nog niet weggenomen is. Maar dit bevestigt ook dat de zielen van hen van wie het lichaam aan het ontbinden is, niet in de hemel zijn. Als David nog niet naar

Page 13: bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen …bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen dele onberispelijk bewaard moge blijken te zijn’ (1 Thess. 5:23). Bij de

de hemel is opgevaren, wie is dat dan wel? Jezus zelf ging niet naar de hemel voordat Hij uit het graf was opgestaan (Joh. 20:17). Als de Hogepriester, die de ware verzoening bewerkte, zal er niemand met Hem in het ware heiligdom11 zijn, ‘totdat Hij naar buiten komt’ (Lev. 16:17). Het feit dat onze Here in de tijd tussen Zijn dood en Zijn opstanding in de hades was, wordt bevestigd door andere teksten:

(1) ‘(…) opgevaren naar den hoge voerde Hij krijgsgevangenen mede, gaven gaf Hij aan de mensen. Wat betekent dit: Hij is opgevaren, anders dan dat Hij ook nedergedaald is naar de lagere, aardse gewesten?’ (Ef. 4:8-9). Hades is in de lagere gewesten van de aarde.

(2) ‘Wie zal in de afgrond (αβυσσον - abusson)12 nederdalen? namelijk om Christus uit (εκ - ek) de doden te doen opkomen’ (Rom. 10:7). Toen Hij daaruit opkwam, was dat Zijn tweede geboorte (Ps. 2; Hand. 13:33).

(3) ‘Want gelijk Jona drie dagen en drie nachten in de buik van het zeemonster was, zo zal de Zoon des mensen in het hart der aarde zijn, drie dagen en drie nachten’ (Matt. 12:40). ‘Maar betekent dat niet gewoon dat Jezus’ lichaam in het rotsgraf werd gelegd?’ Nee! Want Jona verbleef niet in een holte van de huid van de walvis13, maar in zijn ‘buik’. Dan rijst vervolgens de vraag voor welke van de twee delen van de Heiland het meer gepast is om het ‘de Zoon des mensen’ te noemen. Daarop moeten we antwoorden: Zijn ziel. En die was in de hades, zoals we hebben gezien.

(4) Tegen de stervende misdadiger zei onze Here in Lucas 23:43: ‘Voorwaar, Ik zeg u, heden zult gij met Mij in het paradijs zijn.’ Dan is het paradijs waarover de Heiland sprak in het hart van de aarde. Het is niet een plaats in de hemel, want Hij zegt: ‘Houd Mij niet vast, want Ik ben nog niet opgevaren 11 Of ‘in de ware tabernakel’. - E. M. 12 Dit woord wordt gebruikt in Openb. 20:1-2 en Luc. 8:31. 13 Sommigen lezen hier liever ‘grote vis’ of ‘zeemonster’. - E. M.

Page 14: bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen …bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen dele onberispelijk bewaard moge blijken te zijn’ (1 Thess. 5:23). Bij de

naar de Vader’ (Joh. 20:17). Er is een ander paradijs voor de opgestane rechtvaardigen. Dat paradijs wordt ‘het paradijs Gods’ genoemd (Openb. 2:7).

3. ANTWOORDEN OP ENKELE BEZWAREN 1. ‘U spreekt over de ziel die neerdaalt of naar beneden gaat, maar de Schrift zegt juist dat hij opstijgt, zoals we in Prediker 3:21 lezen: ‘Wie bemerkt, dat de geest der mensenkinderen opstijgt naar boven en dat de geest der dieren neerdaalt naar beneden in de aarde?’ Antwoord: de vertaling zou moeten zijn: ‘Wie bemerkt of de geest van de mensenkinderen opstijgt?’ Dat is ook wat er in het Grieks en Latijn staat. 2. ‘Maar Paulus zegt: ‘Ik ken een mens (…) Dat hij opgetrokken is geweest in het paradijs …’ (2 Kor. 12:2, 4 - SV). Antwoord: ook dit is een verkeerde vertaling. Het woord14 betekent ‘met geweld wegvoeren’, maar daarmee wordt de richting van die beweging niet aangegeven. 3. ‘Want het leven is mij Christus en het sterven gewin. (…) Van beide zijden word ik gedrongen: ik verlang heen te gaan en met Christus te zijn, want dit is verreweg het beste’ (Fil. 1:21, 23); ‘Zolang wij in het lichaam ons verblijf hebben, zijn wij ver van de Here in den vreemde - want wij wandelen in geloof, niet in aanschouwen - maar wij zijn vol goede moed en wij begeren te meer ons verblijf in het lichaam te verlaten en bij de Here onze intrek te nemen’ (2 Kor. 5:6-8). Uit deze teksten blijkt dat de gestorven heiligen met Christus zijn, op een heel speciale manier. Hoe kan dat zo zijn als ze niet in de hemel zijn?’ Antwoord: uit deze passages kan met zekerheid worden geconcludeerd dat de gestorvenen Zijn aanwezigheid kunnen ervaren, veel meer nog dan de levenden. Maar velen leunen alleen op deze passages terwijl ze de andere links laten liggen. 14 Αρπαζω (arpazo). Zo ook in vers 2.

Page 15: bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen …bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen dele onberispelijk bewaard moge blijken te zijn’ (1 Thess. 5:23). Bij de

Want bij velen is het niet de vraag: ‘Wat is waar?’, maar: ‘Wat is aangenaam?’ Nu is het kenmerkend voor Gods waarheid dat er meestal twee kanten aan zitten, die met elkaar in tegenspraak lijken te zijn. Op die manier test God Zijn heiligen om te zien of zij Zijn volledige getuigenis aanvaarden of niet. Beide zijden van deze waarheid moeten worden aanvaard, beide worden door God bevestigd.

1. De toestand van de gestorven rechtvaardigen is een grote vooruitgang in vrede en troost ten opzichte van hun toestand hier op aarde. Die vrede en troost komen voort uit de aanwezigheid van de Heiland, die ervaren wordt op een manier die hier op aarde onbekend is. Maar geen van deze teksten spreekt over de plaats waar de zielen van de gestorvenen zijn. Geen enkele bijbeltekst zegt ons dat de zielen van de rechtvaardigen in de hemel zijn.

2. De andere teksten geven aan dat de zielen van zowel de rechtvaardigen als de verlorenen in de hades zijn. En de hades is beneden, in het binnenste van de aarde, zoals al bewezen is.

3. ‘Maar hoe kunnen de zielen van de rechtvaardigen in Christus’ aanwezigheid zijn als ze in het binnenste van de aarde zijn?’ Antwoord: het antwoord op die vraag is gelegen in de krachten en eigenschappen van de ontlichaamde ziel, waar wij niets van weten. Op dit punt is Paulus opmerkelijk stil. Hij werd weggevoerd naar het paradijs, naar de plaats van de zielen van de heilige doden, maar hij kon bij zijn terugkomst alleen maar zeggen dat hij ‘onuitsprekelijke woorden’ gehoord had, die het een mens ‘niet geoorloofd is uit te spreken’ (2 Kor. 12:4).

4. ‘Maar alles is veranderd sinds Christus is opgestaan en naar de hemel is opgevaren.’ Dat moet bewezen worden. De poorten van de hades, zo lees ik het in ieder geval, houden nog steeds stand tegen de gemeente en zullen ook standhouden totdat de dag van de opstanding aanbreekt en het hemelse Koninkrijk gekomen is. Jezus heeft de sleutels van de hades (waar de zielen van de

Page 16: bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen …bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen dele onberispelijk bewaard moge blijken te zijn’ (1 Thess. 5:23). Bij de

rechtvaardigen zijn) en van de dood (de plaats waar de verlorenen zijn). De overwinning over de hades is pas compleet wanneer ‘dit vergankelijke onvergankelijkheid aangedaan heeft, en dit sterfelijke onsterfelijkheid aangedaan heeft’ (1 Kor. 15:54). De gelovige is naakt totdat hij zich opnieuw met zijn lichaam heeft bekleed (2 Kor. 5:2-4). Een deel van hem is nog onder de heerschappij van het verderf. En als onbeklede kan hij niet voor God verschijnen. De gelovigen zullen niet als Zijn zonen voor Hem verschijnen totdat alle gevolgen van de vloek zijn weggenomen. ‘Wij zelf (…) zuchten bij onszelf in de verwachting van het zoonschap: de verlossing van ons lichaam’ (Rom. 8:23). De Allerhoogste keurde al van oudsher, zelfs onder dreiging met de dood, het ontbreken van kleding af bij Zijn priesters, die Hem naderden in het buitenste vertrek van Zijn koninklijke tent op aarde (Ex. 20:26; 28:42). Hoeveel te meer zal dan het niet-gekleed-zijn van de doden hen ongeschikt maken voor de luisterrijke tegenwoordigheid van God in de hemel? Jozef was in zijn gevangeniskleding niet geschikt voor het hof van de Farao. Het vers van Cowper is dus nogal onbijbels:

‘Wanneer mijn stamelende tong zwijgt in het graf, zal ik met een beter en liefelijker lied, Uw macht om te redden bezingen!’15

Zal het uitwendige deel van de mens onder de schande van de dood en het verderf liggen en de innerlijke mens als een ‘verheerlijkte geest’ van de grootsheid van de hemel kunnen genieten? Daarbij spreekt de Schrift nooit over ‘verheerlijkte

15 Lied 160 uit Gadsby’s Hymns. Aangezien (voor zover mij bekend) dit lied nooit in het Nederlands is uitgebracht, is deze strofe vrij vertaald. De Engelse tekst luidt: ‘Then in a nobler, sweeter strain, I’ll sing Thy power to save, when this poor lisping stammering tongue, lies silent in the grave.’ - Vertaler.

Page 17: bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen …bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen dele onberispelijk bewaard moge blijken te zijn’ (1 Thess. 5:23). Bij de

geesten of zielen’. De stralende heerlijkheid hoort bij de lichamen van hen die zijn opgestaan (1 Kor. 15:43).

5. ‘Maar u vergeet de grote menigte voor de troon in de hemel in Openbaring 7.’ Antwoord: wanneer is die grote menigte daar te vinden? Alleen in de opstanding. Alleen nadat de gemeente van haar plaats als getuige is weggenomen en de nieuwe troon van gerechtigheid in de hemel is opgericht. Het idee dat de ziel van de overledene meteen de hemel en de heerlijkheid binnengaat, maakt Gods plan met de opstanding nutteloos en legt vele passages uit de Schrift het zwijgen op, vooral die teksten die gaan over de terugkeer van de Here - de periode van de christelijke hoop voor de levenden en doden in Christus. ‘Als ik bij de dood meteen in de heerlijkheid ben, waarom moet ik dan wachten op de opstanding? Waarom moet ik dan weer terugkeren naar een lichaam en naar de aarde?’ Daarom laten velen de opstanding buiten beschouwing in hun theologie, hoewel dat voor de christenen in de tijd van de apostelen juist de belangrijkste leerstelling was. En velen vallen voor het denkbeeld van de spiritisten, namelijk dat de opstanding plaatsvindt bij de dood - als de geest en de ziel opstijgen en het lichaam achterlaten voor het eeuwige verderf. Deze geestelijke toestand is volgens velen de laatste en definitieve staat van de mens. Maar deze visie zet de wederkomst van de Here, Zijn opstanding uit de dood en Zijn duizendjarig rijk aan de kant. Plaats dit denkbeeld naast het geïnspireerde getuigenis van Paulus en zie hoe tegengesteld het getuigenis van de Schrift is aan de opvattingen die vandaag gangbaar zijn. De christenen in Thessalonica hadden zich van hun afgoden bekeerd tot de ware God en verwachtten Gods Zoon uit de hemel. Maar tijdens het uitzien naar Zijn komst bemerkten zij dat sommigen van hun geliefden stierven. Over hen hadden zij bijzonder veel verdriet, omdat zij meenden dat zij geen deel

Page 18: bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen …bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen dele onberispelijk bewaard moge blijken te zijn’ (1 Thess. 5:23). Bij de

zouden hebben aan het komende Koninkrijk van Christus op aarde. Want hoe zou Hij een plaats in Zijn Koninkrijk kunnen geven aan hen die in het graf liggen? Het antwoord dat de Geest in Gods Woord heeft laten optekenen om deze dwaling te corrigeren, luidt heel anders dan het antwoord dat de meeste gelovigen en predikanten hierop zouden hebben gegeven. We zouden een antwoord van de volgende strekking hebben verwacht: ‘Waarom? De gestorven heiligen zijn veel beter af dan u - de levenden! Want zij zijn in de hemel waar Christus is, en zij zullen daar samen met Hem uit neerdalen, als Hij de hemel verlaat.’16 Deze visie moet er wel van uitgaan dat de zielen van de gestorvenen die in de hemel zijn, samen met Christus zullen neerdalen ‘naar de lucht’. De Heiland zal daar dan wachten, en zij dalen verder af naar de aarde om hun lichaam weer op te nemen en vervolgens weer op te stijgen en voor Hem te verschijnen om te worden geoordeeld, nadat zij al door Hem zijn aangenomen en de heerlijkheid van de hemel al geruime tijd hebben genoten! Is dat aannemelijk of bijbels? Wat zegt de Geest hierover?

‘Maar wij willen u niet onkundig laten, broeders, wat betreft de ontslapenen17, opdat gij niet bedroefd zijt, zoals de anderen, die geen hoop hebben (VNT). Want als wij geloven, dat Jezus gestorven en opgestaan is, zo zeker zal God ook de door Jezus ontslapenen met Hem brengen. Want dit zeggen wij u met een woord des Heren: wij, levenden, die achterblijven tot de tegenwoordigheid des Heren, zullen in geen geval de ontslapenen voorgaan. Want de Here zelf zal met een bevelend roepen, met de stem van een aartsengel en met de bazuin van God neerdalen van de hemel (VNT). En de doden die in

16 De gangbare opvattingen leren niet dat Gods Zoon uit de hemel verwacht moet worden. Maar de apostel prijst de Thessalonicenzen juist voor die verwachting (1 Thess. 1:8-10). 17 Κεκοιμημενων (kekoimèmenoon).

Page 19: bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen …bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen dele onberispelijk bewaard moge blijken te zijn’ (1 Thess. 5:23). Bij de

Christus zijn, zullen eerst opstaan.18 Daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen [de doden] op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zo zullen wij altijd met de Here wezen. Troost elkaar met deze woorden’ (1 Thess. 4:13-18 - Eng. vert.).

1. Hij beschouwt de doden in Christus niet als op een bijzondere manier levend voor Christus in de hemel, waar ze in een groot koor voor de troon hun liederen zingen, maar als ‘slapers’, die geen heerlijkheid, maar hoop bezitten - de hoop die Christus’ terugkeer en hun opstanding inhoudt. De Heiland zal hen opwekken uit de doden en uit hun graven. Ze zullen opgenomen worden, niet afdalen. 2. De christenen in Thessalonica hadden het bij het verkeerde eind toen ze dachten dat de fysieke barrière van de dood een obstakel was om deel te kunnen krijgen aan het Koninkrijk van de Zoon des mensen. Als dat geen belemmering was voor Christus, die het Hoofd en de Heer van het komende Koninkrijk zal zijn, zal het ook geen obstakel zijn voor de overleden rechtvaardigen. 3. De rechtvaardige doden zijn door hun dood allesbehalve uitgesloten van het Koninkrijk. Sterker nog, de levenden zullen zelfs geen voorsprong op de slapers in Christus krijgen. Onze Here zal neerdalen uit de hemel (niet ‘en de heiligen met Hem’). Op dat moment zullen de doden in Christus eerst opstaan; daarna zullen wij, de levenden die op de aarde zijn wanneer de Here komt, weggenomen worden ‘in wolken’ (TNT), in de lucht ‘om de Here te ontmoeten’. En na zo vergaderd te zijn, zullen wij voor altijd met de Here wezen. 18 De weergave ‘eerst opstaan’ geeft een verkeerd beeld, dat bij velen ingang gevonden heeft. Het is niet πρωτοι (protoi), maar πρωτον (proton). Het verwijst naar de twee acties die genoemd worden. Eerst staan de doden op; dan worden de levenden en de doden tegelijkertijd weggenomen. Het verwijst naar de volgorde van de gebeurtenissen (Govett on Thessalonians, pag. 23 - op het moment van schrijven wordt er aan een Nederlandse vertaling van dit boekje gewerkt). - E. M.

Page 20: bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen …bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen dele onberispelijk bewaard moge blijken te zijn’ (1 Thess. 5:23). Bij de

Dit veronderstelt dan dat de zielen van de gestorvenen uit de hades komen en hun lichamen zullen opnemen terwijl zij daaruit opkomen, waarna ze verrezen voor Christus zullen verschijnen. Zowel de levenden als de gestorvenen zullen dan verenigd zijn in één gemeenschappelijke hoop. Nadat de Heiland aan elk van Zijn heiligen zijn plaats in Zijn dag heeft toegewezen, zal hij hen ‘met Hem meenemen’ om deel te hebben aan Zijn Koninkrijk en heerlijkheid, waartoe God ons nu uitnodigt (1 Thess. 2:12). Op deze manier brengen de brieven van Paulus, ter correctie van de misvattingen van de Thessalonicenzen, al deze grote kenmerken van de profetie naar voren: de afval, de antichrist en zijn bovennatuurlijke krachten, de geheime terugkeer van de Heiland voor Zijn volk, en Zijn openbaring in heerlijkheid met hen in de hoge, de huidige plaats van de Joden, ‘de grote en geduchte dag des Heren’, die zeer nabij is, enzovoort. De hoop die de Heilige Geest hun schenkt is een gemeenschappelijke hoop, die tegelijkertijd de levenden en de doden in Christus raakt. Want haar keerpunt is de wederkomst van Christus en Zijn goddelijke macht die uitgeoefend wordt om de eerste opstanding en het duizendjarig koninkrijk te introduceren. De gebruikelijke opvattingen hebben alleen maar oog voor gelovigen die een voor een de aarde verlaten; de voorvechters van deze opvattingen volgen de afgescheiden geest naar de hemel en laten de zaak daar rusten. Maar terwijl de Schrift weinig zegt over de tussentoestand, spreekt zij veel over de dag waarop de sterfelijkheid voor hen die van Christus zijn en in deze bedeling leven, tot een einde zal komen, in het duizendjarige Koninkrijk van heerlijkheid. Het contrast tussen de bijbelse visie en de moderne ideeën komt duidelijk naar voren in de vergelijking van een geliefde Engelse hymne met woorden uit de Schrift (de Nederlandse vertaling van de hymne vindt u in voetnoot 157 onder aan de volgende pagina):

Page 21: bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen …bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen dele onberispelijk bewaard moge blijken te zijn’ (1 Thess. 5:23). Bij de

‘One army of the living God, To His commands we bow; Part of the host have crossed the flood, And part are crossing now.’19

1. Dit vers veronderstelt dat de gelovigen van wie de ziel

naar de hades is gegaan en van wie het lichaam in het graf vergaat, de rivier naar het hemelse Kanaän zijn overgestoken, ons beloofde land en onze hoop, net zoals Jozua met zijn leger de Jordaan overstak om het land binnen te gaan dat aan hen beloofd was.

2. De levende gelovigen zullen op het moment van hun dood in groepen naar dezelfde plaats gaan, verbonden door de inactiviteit of de slaap die de dood introduceert. De slaap is dan onze blijvende toestand en onze hoop.

3. Het oversteken wordt verondersteld plaats te vinden zonder begunstiging van de gelovige op grond van het volbrachte werk van Christus. De dood - die het gevolg is van het vonnis over Adam en Eva, die als schuldig en onrechtvaardig werden gezien, en die (dat is de dood) sindsdien op dezelfde wijze macht heeft over de verlosten als de verlorenen - wordt verondersteld ons in ons erfdeel binnen te leiden.

4. Daarom gaat men ervan uit dat deze oversteek duizenden jaren zal vergen. Dit is duidelijk in tegenspraak met de raad van God. (1) De oversteek naar ons hemelse land zal niet door de dood (de slaap), maar door een ontwaken worden bewerkt. Jezus kwam niet om Zijn heiligen in slaap te brengen, maar om hen na hun slaap uit hun graf op te wekken, net zoals Hij 19 Dit is het derde couplet van het lied Let saints on earth in concert sing, geschreven door Charles Wesley in 1756 of 1759. Een Nederlandse vertaling van dit lied is mij, de vertaler, onbekend. Het vers dat hier geciteerd is, zou in het Nederlands kunnen worden weergegeven met: ‘Als leger van de levende God, buigen wij voor Zijn bevelen; een deel stak de rivier al over, een andere deel doet dat op dit moment.’ - Vertaler.

Page 22: bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen …bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen dele onberispelijk bewaard moge blijken te zijn’ (1 Thess. 5:23). Bij de

zelf opstond (Joh. 11:11; Matt. 27:52; Rom. 8:11; 1 Kor. 6:14; 2 Kor. 4:14). Als we de beeldspraak van de hymne gebruiken, kunnen we zeggen dat de gestorven christenen al wel de Jordaan in zijn gegaan, maar nog niet zijn overgestoken naar de andere kant. (2) De toestand van de gestorvenen wier zielen zijn opgesloten in de hades en wier lichamen worden vastgehouden door de banden van het verderf, is niet de toestand waarop wij volgens de Schrift moeten hopen. Het gebied dat wij na de dood betreden, is niet de hemel of ‘een beter, dat is een hemels, vaderland’ (Hebr. 11:16), maar de tussentoestand. De doden in Christus zijn ‘gevangenen der hope’. Maar de vervulling van onze hoop en die van de schepping is de opstanding, zoals ook geschreven staat: ‘Want het schepsel20 is aan de vruchteloosheid [rusteloosheid en dood] onderworpen, niet vrijwillig [door zijn eigen schuld en keuze], maar om (de wil van) Hem, die hem daaraan onderworpen heeft, in hope echter, omdat ook het schepsel158 zelf van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid zal bevrijd worden tot de vrijheid van de heerlijkheid der zonen21 Gods.’ ‘(…) maar ook wij zelf (…) zuchten bij onszelf in de verwachting van het zoonschap: de verlossing van ons lichaam’ (Rom. 8:20-21, 23 - Eng. vert.). (3) De toegang tot ‘onze hoop’ (de opstanding) wordt bewerkt door de kracht van de laatste Adam, die de vloek van de dood en het verderf die door de eerste Adam in de wereld zijn gebracht, tenietdoet. Het kritieke punt is niet het verbreken van de band tussen het lichaam en de ziel, maar het herenigen van deze voormalige metgezellen door de almachtige kracht van God. (4) En het moment waarop dit zal gebeuren is niet het moment waarop wij naar de hemel zullen opvaren na de dood, maar het uur 20 De Engelse vertaling heeft hier ‘het schepsel’ in plaats van ‘de schepping’. - E. M. 21 De Engelse vertaling heeft hier ‘zonen’ in plaats van ‘kinderen’. - E. M.

Page 23: bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen …bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen dele onberispelijk bewaard moge blijken te zijn’ (1 Thess. 5:23). Bij de

van het neerdalen van Christus vanuit de hemelen naar de lucht en de daaropvolgende opname van de gelovigen, zowel de levenden als de doden, naar Christus, in de lucht. (5) Het oversteken duurt geen eeuwen, maar ‘in een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin’ (1 Kor. 15:52), zullen zowel de levende als de dode heiligen bekleed worden met een onvergankelijk lichaam. Of, als de wegvoeringen (opnames) om voor Christus te verschijnen, gezien kunnen worden als een serie gebeurtenissen, dan zullen die plaatsvinden gedurende de tijd dat Christus aanwezig is in de lucht (1 Kor. 15:23). Het werkelijke oversteken zal dan ook veel sneller gaan dan Jozua’s oversteek over de Jordaan. (6) De Schrift maakt onderscheid tussen de doden in Adam en de doden in Christus. Gelovigen en ongelovigen worden op verschillende momenten geoordeeld, op verschillende plaatsen en op verschillende manieren. (7) Het plan van God strekt zich uit tot zowel de dode als de levende heiligen. Hij wil de zielen van de doden in Christus terugbrengen in hun uit het graf herrezen lichaam. Zowel de dode heiligen als de levenden zullen met een veranderd lichaam voor God worden gesteld, omdat de opstanding onze definitieve toestand is. (8) Onze overwinning als gelovigen ligt niet in het vreugdevolle heengaan van de ziel naar de hades - en het lichaam naar het verderf - maar in het verlaten van de tussentoestand (het paradijs), om verenigd naar ziel en lichaam opnieuw te verschijnen onder de levenden. Dan, en niet eerder, is de dood ‘verzwolgen in de overwinning’. Het begraven van het zaad is niet hetzelfde als het ontwaken of ontkiemen van het zaad. Dat is het moment waarop het als een nieuwe plant uit de aarde en haar donkerheid opkomt, in de zon en de lucht van de hemel. Niet het ontkleden, maar het bekleed worden met onvergankelijkheid is onze hoop en onze definitieve toestand (2 Kor. 5).

Page 24: bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen …bij de komst van onze Here Jezus Christus in allen dele onberispelijk bewaard moge blijken te zijn’ (1 Thess. 5:23). Bij de

(9) De ‘slagorden van de levende God’ worden niet verzameld door de dood, noch in de toestand van de doden. De doden zijn deels onrein, en pas wanneer zij bekleed zijn met hun onvergankelijk lichaam zijn zij bereid en geschikt om als zonen Gods voor de God van het leven te worden gesteld. (10) Overleden gelovigen voegen zich niet in kleine groepjes bij de slagorden van de levende God, maar zullen massaal uit hun slaap in het veld ontwaken, op de roep van de grote Veldheer van de verlossing (Joh. 5:28). (11) De menigte van hen die bij God horen ‘steken nu niet over’, maar zijn in afwachting van het moment dat de rivier des doods opgeslokt zal zijn in de overwinning en in de opstanding. Het grootste deel van de schare slaapt, en alleen de grote Veldheer van de verlossing kan hen wakker maken. Moge de Here Zijn volk gereedmaken voor Zijn komst en Zijn Koninkrijk!