Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s...

51
Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van energie en klimaat Carin Rougoor Erik van Well Elisa de Lijster

Transcript of Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s...

Page 1: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van energie en klimaat

Carin RougoorErik van WellElisa de Lijster

Page 2: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

Bewegingen en trends binnen de land-

bouw ten aanzien van energie en klimaat

Carin Rougoor

Erik van Well

Elisa de Lijster

CLM Onderzoek en Advies BV

Culemborg, maart 2013

CLM 821 - 2013

Page 3: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

Abstract De thema's energie en klimaat zijn de afgelopen jaren meer en meer in beeld

gekomen binnen de landbouw. Maar welke trends zien we nu en zijn in de nabije

toekomst te verwachten? Aan de hand van interviews en discussiebijeenkomsten

bracht CLM trends en ontwikkelingen in beeld.

Page 4: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

Inhoud _________________________________________________________________________________________

Inhoud

1 Inleiding 1

1.1 Doelstelling van de studie 1

1.2 Werkwijze 1

2 Beschrijving van trends 3

2.1 Aandacht voor energie en klimaat 3

2.1.1 Ontwikkeling van prijzen en gebruik 3

2.1.2 Ontwikkeling van het beleid 5

2.1.3 Financiële crisis 6

2.1.4 Schaalvergroting en globalisering 7

2.2 Interesse voor aanschaf zonnepanelen 7

2.3 De bodem centraal 8

2.4 Mestbe- of verwerking; hoe nu verder? 9

2.5 Energiebesparing is kostenbesparing 11

2.6 Benader het integraal 12

3 Overzicht van initiatieven 15

3.1 Initiatieven zonnepanelen 15

3.1.1 Vraagbundeling Zonnepanelen LTO Noord 15

3.1.2 ANV’s gezamenlijke inkoop 16

3.1.3 Initiatief Gelderland: energiecoöperatie met burgers 17

3.2 Bodeminitiatieven 17

3.2.1 Masterplan Mineralenmanagement (MMM) 17

3.2.2 ClimateFarmers NAJK – CEJA 18

3.2.3 Duurzaam Bodembeheer: Voor alle Melkveehouders in Utrecht Oost 19

3.2.4 PureGraze 20

3.3 Mestbe- en verwerkingsinitiatieven 20

3.4 Energiebesparingsinitiatieven 23

3.4.1 Energiescans Provincie Utrecht 24

3.4.2 Duurzame stallen / Nieuwbouw: energieneutraal en besparend 24

3.5 Integrale benadering 25

3.5.1 Akkerbouw 25

3.5.2 Intensieve veehouderij 27

3.5.3 Melkveehouderij 28

4 Aandachtspunten 31

4.1 Initiatieven zonnepanelen 32

4.2 Bodeminitiatieven 32

4.3 Mestbe- en verwerkingsinitiatieven 32

4.4 Energiebesparingsinitiatieven 33

4.5 Integrale benadering 33

5 Conclusies 35

Bijlage 1 Lijst geïnterviewden 39

Bijlage 2 Verslag workshop 41

Page 5: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.
Page 6: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

1

1 Inleiding ___________________________________________________________________________________

1.1 Doelstelling van de studie

Doelen van de studie zijn:

1. Zichtbaar maken wat de actuele beweging is binnen de veehouderij, open teelt

en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-

nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

2. Overzicht geven van verwachte trends voor de komende jaren die van invloed

zijn op de (on)mogelijkheden en belangstelling en ontwikkeling bij landbouw-

ondernemers voor de thema’s energie en klimaat.

3. Inzicht geven in de resultaten van initiatieven op dit vlak, uitgedrukt in concre-

te projectresultaten (aantal deelnemers, bijeenkomsten, etc.).

4. Inzicht in mogelijke effecten van deze initiatieven op energiebesparing en ener-

gie-efficiency, hernieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

1.2 Werkwijze

In dit project zijn de volgende stappen gezet:

• Interviews met 8 mensen uit ‘de keten’ (zie bijlage 1 voor een overzicht van

mensen die zijn geïnterviewd).

• Discussies met de begeleidingsgroep.

• Verder uitdiepen van de belangrijkste trends (en welke initiatieven daarbinnen

worden ontplooid) door internetresearch en telefonische interviews.

• Workshop met boeren, experts, en ketenpartijen (zie bijlage 2 voor een ver-

slag van de bijeenkomst).

Al deze informatie vormt de basis voor deze rapportage. In hoofdstuk 2 beschrijven

we de actuele bewegingen en trends voor de komende jaren. Hoofdstuk 3 belicht

de initiatieven die de laatste jaren op dit vlak zijn ontstaan en wat de verwachte

effecten van deze initiatieven zijn op energiebesparing en –efficiency, hernieuwbare

energie en reductie van broeikasgassen. In hoofdstuk 5 beschrijven we welke prak-

tische belemmeringen door deze partijen ervaren worden.

Page 7: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

2

Page 8: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

3

2 Beschrijving van trends ______________________________________________

In dit hoofdstuk beschrijven we trends die we binnen de landbouw zien t.a.v. ener-

gie en klimaat. Eerst beschrijven we de algemene trend; is er interesse voor ener-

gie en klimaat? Hoe heeft dit zich de laatste jaren ontwikkeld? En welke algemene

trends zien we die van invloed zijn op de landbouw in relatie tot energie en kli-

maat?

Vervolgens beschrijven we 5 specifieke trends in meer detail. Welke trend zien we?

Welke motivatie hebben partijen hiervoor en hoe denken we dat deze trend zich

naar de toekomst toe ontwikkelt?

2.1 Aandacht voor energie en klimaat

Uit de interviews komt het beeld naar voren dat boeren en ketenpartijen nadenken

over energie en klimaat. Het thema leeft. In eerste instantie kwam de prikkel van

buiten, o.a. vanuit de overheid en marktpartijen. Maar langzamerhand komt het

ook vanuit de boeren en ketenpartijen zelf; wat kunnen we nog meer om kosten-

effectiever bezig te zijn? Zijn er mogelijkheden voor een nichemarkt op het vlak

van duurzaamheid? Is het mogelijk zelfvoorzienend te worden? Deze zelfvoorzie-

ning kan spelen op het vlak van bijvoorbeeld veevoer, maar kan ook gelden voor

het energiegebruik. Het thema energie en klimaat is daarmee niet alleen meer een

thema voor voorlopers maar ook voor ‘de grote groep’ geworden. Dit komt overeen

met de bevindingen van Van Well en Keuper (2012). Zij hebben in 2012 ruim 500

boeren telefonisch geënquêteerd. Bijna 80% van de boeren geeft daarin aan bereid

te zijn energiemaatregelen te nemen. Circa 90% van de boeren ziet het belang van

energiebesparing binnen de landbouwsector en ruim 70% vindt het van belang dat

de landbouw met duurzame energieproductie aan de slag gaat. De bekendheid met

het thema klimaat blijkt de laatste jaren ook toegenomen. Uit onderzoek van Nelis-

sen et al. (2009) blijkt dat in 2007 39% van de melkveehouders nog niets gehoord

had over de uitstoot van broeikasgassen door de melkveehouderij. In 2008 was dit

afgenomen tot 26%. En uit het onderzoek van Van Well en Keuper (2012) blijkt dat

dit in 2012 was afgenomen tot circa 10% van de melkveehouders.

Deze ontwikkeling staat niet op zichzelf, maar worden mede beïnvloed door allerlei

ontwikkelingen nationaal en wereldwijd, zowel in de landbouw, als ook daarbuiten.

Op enkele belangrijke ontwikkelingen gaan we in de volgende subparagrafen verder

in.

2.1.1 Ontwikkeling van prijzen en gebruik

De energieprijzen laten door de tijd een sterke fluctuatie zien. De wereldolieprijs is

sinds 1990 sterk gestegen van circa 20 US$ per vat tot momenteel circa 100 US$

per vat, met in de laatste jaren sterke verschillen; de prijs varieerde sinds 2007

van circa 40 tot bijna 140 US$ per vat. Ook de kolenprijs laat een toename zien

sinds 1990. De elektriciteitsprijs hangt o.a. af van de brandstofprijzen van olie,

kolen en gas. Een andere belangrijke component van de elektriciteitsprijs wordt

Page 9: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

4

gevormd door de kosten van centrales en transportnetten. Hierdoor werkt de

brandstofprijs minder door in de totaalprijs van elektriciteit

(www.compendiumvoordeleefomgeving.nl). Onderstaande figuur geeft het verloop

van de elektriciteitsprijs weer in de periode 1996 tot 2012.

Figuur 2.1 Elektriciteitsprijs (2000 kWh enkel tarief, huishouden en klein zakelijk

verbruik) inclusief netwerkkosten, levering en transport, exclusief BTW,

inclusief energiebelasting. NB. Cijfer 2012 op basis van eerste kwartaal.

Onderstaande figuur laat zien dat een groot deel van de stijging van de elektrici-

teitsprijs het gevolg is van stijging van de energiebelasting.

Figuur 2.2 Energiebelasting in euro per 1000 kWh voor gebruik van 800 tot 10.000

kWh en gebruik van 10.000 tot 50.000 kWh (bron: Statline).

Deze prijsontwikkeling van energie zal de interesse van boeren om met energiebe-

sparing en energieproductie aan de slag te gaan, beïnvloeden. Onderstaande figuur

Page 10: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

5

geeft het energiegebruik door de land- en tuinbouw exclusief glastuinbouw sinds

1990. Daar zien we afname van het aardgasgebruik (en een sterke fluctuatie tus-

sen jaren als gevolg van variaties in de buitentemperatuur) en een afname van

‘overige fossiele brandstof voor warmte’, terwijl het elektriciteitsgebruik licht is

gestegen.

Figuur 2.3 Energiegebruik land- en tuinbouw exclusief glastuinbouw 1990-2011.

(www.compendiumvoordeleefomgeving.nl)

Een nieuwe ontwikkeling die van invloed kan zijn op het energiegebruik in de land-

bouw is de afschaffing van de rode diesel, waardoor de dieselkosten zullen stijgen.

Mogelijk stimuleert dit boeren verder na te denken over mogelijkheden om het

dieselgebruik te reduceren.

Niet alleen bij energieprijzen zien we een stijgende lijn en daarnaast sterke fluctua-

ties. Deze trend zien we ook bij andere grondstoffen. De prijs van coproducten voor

vergisting is de laatste jaren sterk gestegen. Dit heeft gevolgen voor de financiële

mogelijkheden van covergisting, zie hiervoor verder paragraaf 2.4.

2.1.2 Ontwikkeling van het beleid

Het beleid heeft de laatste decennia grote invloed gehad op de milieuprestaties van

de landbouw. Tot midden jaren ’80 stegen de mineralenoverschotten in de land-

bouw door de toegenomen omvang van de veestapel. Daarna kwam een daling tot

stand door de zuivelquotering en de mestwetgeving. In de periode 1990 tot 1999

daalde het stikstofoverschot nauwelijks. Het mestbeleid was toen vooral gericht op

het terugdringen van het fosfaatgebruik. Vanaf 1998 richt het mestbeleid zich ook

op stikstof. Door de introductie van het ‘Mineralen Aangifte Systeem’ (MINAS) in

1998 kwam de daling van het stikstofoverschot weer op gang. Per 1 januari 2006 is

MINAS vervangen door nieuw mestbeleid waarbij er gebruiksnormen voor stikstof

en fosfaat gelden in plaats van verliesnormen in het MINAS-systeem (Fong, 2012).

Page 11: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

6

Onderstaande figuur laat zien hoe de mineralenoverschotten van de landbouw zich

hebben ontwikkeld sinds 1983.

Figuur 2.4 Ontwikkeling van de mineralenoverschotten (1970=100) van 1983 tot

2011 (Fong, 2012).

Ook op het vlak van energiebesparing en productie van duurzame energie heeft het

beleid invloed. Een voorbeeld hiervan is de SDE-subsidieregeling. Binnen de EU is

in 2012 de Energy Efficiency Directive van kracht geworden. Deze Directive stelt

o.a. eisen aan het energiegebruik in landen. Deze Directive moet worden vertaald

in Nederlands beleid, en kan daarmee ook van invloed zijn op de agrarische sector.

Vanuit de nationale overheid is er veel aandacht voor de biobased economy. De

waardepiramide vormt hier een belangrijk onderdeel van: kunnen producten hoger

in de piramide worden toegepast? Op dit moment zien we op dit vlak binnen de

landbouw relatief weinig beweging, maar de afschaffing van de rode diesel zou dit

weer aantrekkelijker kunnen maken.

Op bepaalde vlakken komt er dus nieuw beleid, maar op andere vlakken zien we

juist een terugtredende overheid. De overheid geeft aan dat ontwikkelingen door

‘de markt’ moeten worden opgepakt. De overheid ziet haar rol steeds meer als

faciliterend, meer op afstand. Tegelijkertijd zien we een grotere zelfredzaamheid bij

ondernemers. Ondanks dat de stimulans vanuit de overheid minder wordt om za-

ken op te pakken, gaan ondernemers aan de gang met duurzaamheid.

2.1.3 Financiële crisis

De wereldwijde financiële crisis maakt dat banken in praktijk meer eisen stellen bij

lening verstrekking. Dit werkt door binnen de landbouw en de mogelijkheden die

men heeft om te investeren in duurzaamheid. Vanuit de agrarische praktijk horen

we concrete voorbeelden waarbij de ondernemer bepaalde extra duurzaamheids-

maatregelen niet kan nemen, omdat de bank niet meer wil financieren, ondanks

het feit dat het maatregelen met een goede terugverdientijd betreft.

Page 12: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

7

2.1.4 Schaalvergroting en globalisering

Schaalvergroting is een trend die al decennialang aan de gang is en verder doorzet.

Deze ontwikkeling maakt dat er ook aandacht blijft voor de mogelijkheid om verder

te automatiseren, maar ook wordt nadrukkelijk gekeken naar de mogelijkheid om

via technische innovaties kosten te besparen en te verduurzamen, c.q. een efficiën-

tieslag te maken.

Parallel aan deze schaalvergroting zien we de globaliseringstrend. Nederlandse

bedrijven concurreren deels op de wereldmarkt. Een groot deel van de Nederlandse

producten wordt geëxporteerd. Hierdoor is het niet altijd mogelijk maatregelen op

het vlak van duurzaamheid die een meerprijs tot gevolg hebben terug te verdienen

in de markt. Dit wordt door de agrarische sector als een beperking ervaren.

2.2 Interesse voor aanschaf zonnepanelen

Vanuit de primaire sector is er veel belangstelling voor zonnepanelen. Het is een

eenvoudige wijze van groene stroomproductie. Als het systeem eenmaal is geïnstal-

leerd, heb je er geen omkijken meer naar. Daarnaast zien we al enkele jaren een

daling in de aanschafkosten. In 2007 was de prijs voor 1 Wattpiek (Wp) ongeveer 6

euro. In 2012 was dit gedaald naar 2 euro. Tenslotte draagt het positief bij aan het

imago van de landbouw.

Technische omschrijving

In principe zijn zonnepanelen aantrekkelijk voor alle sectoren. Maar hoe meer elek-

triciteit je als bedrijf zelf gebruikt, hoe minder aantrekkelijk investeren in zonnepa-

nelen wordt. Dit komt door de staffeling in de energiebelasting en omdat de salde-

ringsmogelijkheid beperkt is. Het meest gunstig is de situatie waarin het bedrijf de

elektriciteit direct zelf kan gebruiken, maar het moment van opwekken is veelal

niet gelijk aan het moment van gebruik.

Ook de technische mogelijkheden voor zonnepanelen kunnen verschillen per be-

drijf. Hierbij is het van belang of er voldoende dak beschikbaar is, wat de hellings-

hoek en richting van het dak is en of het dak al dan niet last heeft van schaduw-

werking.

Motivatie

Bij agrariërs zien we interesse om energieproducent te worden. Energieopwekking

door zonnepanelen is eenvoudig en direct zichtbaar, in tegenstelling tot bijvoor-

beeld allerlei energiebesparingsmaatregelen. Daarnaast is er een deel van de agra-

riërs die een innerlijke drive heeft om de bedrijfsvoering te verduurzamen. Ook het

imago speelt een rol, vooral op bedrijven die hier direct bedrijfsbelang bij hebben,

zoals bedrijven met een recreatietak.

Ketenpartijen hebben veelal als drive dat afnemers (zoals Unilever) eisen stellen.

Jan Willem Straatsma (FrieslandCampina): boeren hebben interesse in zonne-energie.

Boeren willen dan wel zekerheden t.a.v. deugdelijkheid, betrouwbaarheid. Op dat vlak

proberen wij een rol te spelen.

Page 13: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

8

Ontwikkeling naar de toekomst toe

De verwachting is dat de prijs van zonnepanelen verder blijft dalen. Uit onderzoek

van Near Zero (2012) blijkt dat de verwachting is dat in 2025 de prijs circa 0,67

dollar per Wp bedraagt. Hans van der Boom (Rabobank Nederland) sprak de ver-

wachting uit dat de energiemix in het jaar 2100 voor 60% uit zonne-energie zal

bestaan.

2.3 De bodem centraal

Het inzicht neemt toe dat de bodem een belangrijke factor is in het klimaatbeleid.

Lastig hierbij is dat ‘overige broeikasgassen’ voor boeren weinig concreet zijn. Maar

motivatie is dat het inzicht dat de bodem een belangrijke productiefactor is steeds

meer terrein wint.

Brooijmans (SuikerUnie) geeft aan dat bodem een belangrijker plaats krijgt in het

duurzaamheidsprogramma van de SuikerUnie. Bodemstructuur en ontwatering,

niet-kerende grondbewerking, organische stof en bodemleven zijn aspecten die

allemaal relevant zijn voor het thema klimaat.

Motivatie

We zien dat langzamerhand de bodem steeds meer de interesse van agrariërs

krijgt, omdat men steeds meer gaat inzien dat een goede bodem, goed bodemle-

ven, voldoende organische stof, de basis vormt voor een goede productie. Het ver-

hogen van het organische stofgehalte in de bodem kan daarnaast een bijdrage le-

veren aan het verminderen van het klimaatprobleem. Dit besef begint bij een

beperkte groep boeren te leven, maar is op dit moment nog te weinig concreet om

daadwerkelijk een stimulans te vormen om met ‘koolstofopslag in de bodem’ aan

de slag te gaan.

Ontwikkelingen naar de toekomst toe

De verwachting is dat de aandacht voor duurzaam bodembeheer in de toekomst toe

zal nemen. Ook andere ontwikkelingen dragen hieraan bij. Een toenemende voer-

prijs maakt dat verhoging van de productie van eigen grond aantrekkelijker wordt.

In sommige gebieden in Nederland zien boeren verschraling van hun grond, als

gevolg van lage bemestingsnormen. Daarnaast is er toenemende aandacht voor

micronutriënten in landbouwbodems. Zink en seleen zijn voorbeelden van nutriën-

ten waarvan in bodems tekorten kunnen ontstaan (Udo de Haes, et al., 2012)

Arnoud Smit (LTO Noord programma duurzame energie): er zijn nog belangrijke stappen

te zetten door het verminderen van lachgasemissie van het land.

Hans van den Boom (Rabobank Nederland): in het jaar 2100 zal de energiemix voor 60% uit

zonne-energie bestaand.

Page 14: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

9

2.4 Mestbe- of verwerking; hoe nu verder?

Tot enkele jaren geleden leek mestvergisting kansrijk. We zien hier nu een kente-

ring; door relatief hoge prijzen van coproducten, is mestvergisting niet snel renda-

bel te krijgen. T.a.v. kraken en raffineren lopen de meningen uiteen. Sommige

geïnterviewden hebben de verwachting dat binnen enkele jaren er wel technische

kansen komen op dit vlak. Anderen denken dat uiteindelijk alleen drogen en export

van het gedroogde product kansrijk is.

Technische omschrijving

Mestbe- of verwerking kan op verschillende manieren. Mestvergisting is het door

vergisting van mest opwekken van biogas dat in een warmtekrachtinstallatie wordt

omgezet in warmte en elektriciteit. Bij covergisting wordt mest samen met andere

organische reststromen vergist in dezelfde installatie. Onder de huidige wetgeving

worden de mineralen uit de coproducten in het digestaat beschouwd als zijnde dier-

lijke mineralen en vallen daarmee onder de gebruiksnorm dierlijke mest.

Mestverwerking bestaat meestal uit een combinatie van verschillende technieken.

Onderstaande figuur geeft een overzicht van mest- en digestaat verwerkingstech-

nieken.

Figuur 2.5 Overzicht en samenhang tussen mest- en digestaat be- en verwerkings-

technieken (bron: WUR, 2010).

Page 15: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

10

Door vergisting van mest en co-producten ontstaat biogas dat in een warmte-

krachtinstallatie (WKK-installatie) wordt omgezet in warmte en elektriciteit. De

warmte wordt gedeeltelijk benut om de vergister op temperatuur te houden. De

overschot aan warmte kan bijvoorbeeld worden gebruikt voor ruimteverwarming.

De elektriciteit kan gedeeltelijk door het eigen bedrijf worden benut. Het overige

deel kan als duurzame elektriciteit worden verkocht aan het energiebedrijf. De ver-

giste mest kan op het land worden uitgereden of verder worden verwerkt tot speci-

fieke meststoffen.

Voor vergistingsprocessen wordt in de meeste gevallen dunne mest afkomstig van

varkens en/of runderen gebruikt. In het geval van co-vergisting worden daar orga-

nische stoffen aan toegevoegd die de productie van biogas sterk doen toenemen.

Vergisten heeft tot doel organische stof met behulp van micro-organismen om te

zetten in biogas. Een andere term die gebruikt wordt voor vergisten is fermenteren.

In het algemeen zijn alle soorten mest en organische reststoffen geschikt voor ver-

gisting. Het proces vindt plaats in afwezigheid van zuurstof (anaëroob). Biogas

bestaat uit een mengsel van voornamelijk methaan (55-65%) en kooldioxide (35-

40%). Verder is het verzadigd met waterdamp en bevat het sporen van waterstof,

zwavelwaterstof en ammoniak. Biogas is een brandstof die geschikt is voor ver-

branding in vrijwel alle verbrandingsinstallaties waarin ook aardgas kan worden

verbrand. De installaties dienen wel aangepast/afgesteld te worden op het gebruik

van laagcalorisch gas. Doorgaans wordt biogas verstookt in een warmte-

kracht-installatie, waarbij elektriciteit en warm water worden geproduceerd. Bij

vergisting worden alleen eenvoudig afbreekbare organische stoffen afgebroken. De

moeilijk afbreekbare organische stoffen zoals houtige plantendelen, blijven in de

mest aanwezig.

Om zoveel mogelijk biogas te produceren, moet de mest dagvers zijn. De methaan

is dan nog niet door ‘koude’ vergisting uit de mestkelder vervluchtigd. Bij dagverse

mest ligt de opbrengst van biogas op ongeveer 25 kuub per ton vleesvarkensmest,

bij zeugen is dit wat lager (ter vergelijking: de gasproductie van melkveemest is

35-40 kuub per ton). Bij niet dagverse mest loopt de opbrengst fors achteruit in de

loop der weken. Inzet van verse mest vergt vaak stalaanpassingen. Investeren in

een mestvergister ligt daarom vooral voor de hand bij nieuw- of verbouw.

Of de trend naar mestvergisting de komende jaren zal doorzetten, zal moeten blij-

ken.

Nieuw mestbeleid

In 2012 werd een nieuw mestbeleid aangekondigd. Veebedrijven die meer mest

produceren dan ze op eigen grond kwijt kunnen, moeten een deel van deze over-

schotmest gaan verwerken of exporteren (al dan niet na bewerking).

Het bepalen van de mestproductie en mestplaatsingsruimte, en daarmee ook het

bedrijfsoverschot, gebeurt op basis van fosfaat en niet op basis van stikstof.

Dit nieuwe stelsel moet het huidige stelsel van dierrechten gaan vervangen.

De nieuwe mestwet stimuleert dus de verwerking van dierlijke mest tot een product

dat geen dierlijke mest meer is, bijvoorbeeld kunstmestvervangers. Met name het

laatste punt kan een duidelijke meerwaarde voor energie en klimaat betekenen.

Motivatie

De motivatie van agrariërs om met vergisting aan de gang te gaan is dat de pro-

ductie van biogas mogelijk interessant is als neventak. Mestverwerking is breed in

de belangstelling, omdat er wetgeving in ontwikkeling is waarin de eis staat opge-

nomen dat veebedrijven die meer mest produceren dan ze op eigen grond kwijt

kunnen, een deel van de overschotmest moeten gaan verwerken.

Page 16: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

11

Mestraffinage, waarbij drijfmest ontleed wordt in meerdere vermarktbare pro-

ducten, wordt als mogelijk interessante lange termijn oplossing gezien. AgriMoDEM

is hier een voorbeeld van (Visie van LTO Nederland, augustus 2011).

Ontwikkeling naar de toekomst toe

De laatste jaren zien we een stijging van de prijzen van grondstoffen, waaronder

producten die als coproducten in vergistingsinstallaties worden toegepast. De ver-

wachting is dat deze prijzen hoog zullen blijven. Dit maakt dat de verwachting ook

is dat mestvergisting de komende jaren niet rendabel zal zijn.

Gezien de eisen die de wetgeving gaat stellen aan het verwerken van overschot-

mest, ligt het wel voor de hand dat bepaalde vormen van mestverwerking van de

grond komen. Van den Boom (Rabobank Nederland) geeft aan dat landelijk de fo-

cus vooral moet liggen op het exportwaardig maken van de dikke fractie. Met het

drogen van dikke fractie en verwerking tot organische mestkorrels kan de wereld-

markt bediend worden. Diverse partijen zijn hierin al jaren succesvol. In grensge-

bieden is hygiënisatie en export van drijfmest of dikke fractie voorlopig ook een

interessante optie. Anderen zien ook kansen voor meer geavanceerde technieken.

2.5 Energiebesparing is kostenbesparing

De meeste geïnterviewden zijn van mening dat er nog een flinke slag te maken is

t.a.v. energiebesparing. De praktijk (de primaire sector en ook andere ketenpartij-

en) gaan hiermee ook aan de slag. We zien dat ketenpartijen zoals FrieslandCampi-

na, SuikerUnie en Agrifirm hier binnen de eigen fabrieken actief mee aan de slag

zijn en dat als volgende stap deze partijen ook de primaire sector hiertoe willen

stimuleren. Motivatie is vooral kostenbesparing. In de praktijk zien we twee tegen-

gestelde trends. Enerzijds neemt het energiegebruik van sectoren toe, bijvoorbeeld

door de opkomst van de melkrobot en toename van high-tech apparatuur zoals

luchtwassers. Anderzijds is er aandacht voor energiegebruik en –besparing. Deze

aandacht voor energiebesparing geldt trouwens ook voor de high-tech-apparatuur;

ook fabrikanten van melkrobots werken aan het energiezuiniger maken van de ap-

paratuur.

Binnen de open teelt is energiebesparing bij de bewaring moeilijk, omdat dit ten

koste kan gaan van de kwaliteit van de producten. Daarnaast zien we de trend dat

steeds meer afnemers de teler vragen de producten te bewaren. Dit geeft een ver-

schuiving van het energiegebruik; eerst lag dit bij de afnemer, nu bij de teler.

Motivatie

Energiebesparing is minder zichtbaar dan bijvoorbeeld het plaatsen van zonnepane-

len. Het produceren van duurzame energie staat bij agrariërs vooraan; eerste keu-

ze. Toch is er ook aandacht voor energiebesparing als goede mogelijkheid voor

kostenbesparing, het maken van een efficiencyslag. Kostprijs en duurzaamheid

kunnen veelal hand in hand gaan.

Arnoud Smit (LTO Noord programma duurzame energie): kennis en interesse t.a.v. ener-

giebesparing verschilt per sector. Een vleeskuikenhouder weet alles van energiebespa-

ring. Een akkerbouwer veel minder.

Page 17: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

12

Dit argument geldt voor de primaire sector, maar ook voor de bedrijven in de ke-

ten, zoals de veevoedersector. Belangrijk argument van ketenpartijen om met

duurzaamheid aan de slag te gaan, en daarmee ook met efficiencyverbetering, is

volgens Tijssens van Agrifirm dat er een marktbeweging gaande is waarbij de mili-

euvoetafdruk steeds meer een integraal onderdeel van de bedrijfsvoering wordt.

Transparantie, openbaarheid van gegevens, is hierbij belangrijk voor de credibility.

Ontwikkeling naar de toekomst toe

De verwachting is dat de twee tegengestelde trends die hierboven worden ge-

noemd, doorzetten. Toenemende automatisering (precisielandbouw met beslis-

singsondersteunende systemen, ICT, melkrobots) lijkt niet te stoppen. Daarnaast

zal de aandacht voor duurzaamheid en de aandacht voor kostprijs maken dat

voortdurend aandacht blijft voor besparingsopties. De verwachting is dat de ener-

gieprijs in de toekomst zal stijgen. Dit maakt besparingsopties eerder aantrekkelijk.

2.6 Benader het integraal

Integrale ketenbenadering wordt steeds meer gezien als essentieel. Kijk niet alleen

naar ‘energiebesparing’, maar ga uit van een totaalconcept; ook bijvoorbeeld die-

renwelzijn en ammoniak moeten in orde zijn. Daarnaast betekent ‘integraal’ dat de

verschillende stappen in de keten aandacht krijgen; verduurzaming beperkt zich

niet tot één schakel in de keten.

Deels is deze integrale benadering in de stimuleringsmaatregelen ingebouwd. Zo

richt de Maatlat Duurzame Veehouderij zich op verschillende aspecten van duur-

zaamheid. Daar staat echter een stimuleringsmaatregel als de SDE naast die zich

richt op een bepaald aspect van duurzaamheid; duurzame energieproductie. Uit de

interviews komt naar voren dat deze one-issue benadering er voor zorgt dat inte-

grale duurzaamheidsstappen hier niet uit gefinancierd kunnen worden; met name

zonne- en windprojecten profiteren van deze regeling. Dit komt door de gefaseerde

openstelling, waarbij het basisbedrag per energie-eenheid in iedere volgende fase

hoger wordt. De integrale systemen, waarbij energie-opwekking een onderdeel is

(en dus niet het enige), zijn een duurdere vorm van energie-opwekking en dus pas

realiseerbaar in de latere fasen. Het SDE-budget was echter al uitgeput in de eerste

fasen.

Jan Willem Straatsma (FrieslandCampina): alleen tools op internet zetten (bijvoorbeeld

een energiescan) is niet voldoende. Je moet echt met boeren aan de slag, hen in groepen

bij elkaar zetten. Dan leren we van elkaar.

Ruud Tijssens (Agrifirm): De effecten van het handelen op de mileuvoetafdruk wordt

steeds meer een integraal onderdeel van de dagelijkse bedrijfsvoering.

Page 18: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

13

Motivatie De melkveehouderijsector ziet dat als ze wil groeien, dit niet mag betekenen dat

bijvoorbeeld ook de broeikasgasemissies en de stikstof- en fosfaatexcretie evenre-

dig stijgen. Aandacht voor allerlei aspecten van duurzaamheid wordt gezien als

license to produce.

Ontwikkeling naar de toekomst toe

De verwachting is dat aandacht voor een integrale benadering, zowel in de keten

als t.a.v. duurzaamheidsthema’s, in de toekomst verder doorzet. De wetgeving en

maatschappelijke ontwikkelingen vormen hiervoor een stimulans. Zo stelt toekom-

stige mestwetgeving eisen aan mestverwerking en daarnaast wordt de productie

van groene energie gestimuleerd. Partijen zoeken naar integrale oplossingen om zo

op beide vlakken te ‘scoren’. Daarnaast zien we een maatschappelijke trend dat er

toenemende aandacht is voor duurzaamheid, ook bij consumenten. Ketenpartijen

zoeken naar mogelijkheden om hun producten op het vlak van duurzaamheid

meerwaarde te geven. Dit kan bijvoorbeeld met labelling van producten via een

carbon footprint benadering. Dit vereist een integrale ketenbenadering.

Geert Bruns (Flynth): ik ben gecharmeerd van het principe van de Maatlat Duurzame

Veehouderij (MDV) vanwege het integrale karakter. Belangrijk is dat er een totaalvisie

onder het beleid ligt, waarin energie is ingebed.

Page 19: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

14

Page 20: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

15

3 Overzicht van initiatieven _________________________________________

In dit hoofdstuk gaan we in op de initiatieven die liggen ‘achter’ de trends zoals we

deze in het voorgaande hoofdstuk hebben besproken. Hierbij maken we onder-

scheid tussen akkerbouw, intensieve veehouderij en melkveehouderij. Welke initia-

tieven zien we? Welke omvang hebben ze? Wat was de motivatie / de trigger om

dit op te pakken? Etc. Daarnaast geven we per type initiatief in een kader weer wat

het globale effect van deze initiatieven kan zijn op de C-vastlegging en/of reductie

van CO2-emissies. Dit is slechts een indicatie en onvoldoende om maatregelen on-

derling te vergelijken op effectiviteit.

3.1 Initiatieven zonnepanelen

3.1.1 Vraagbundeling Zonnepanelen LTO Noord

LTO Noord is in de herfst van 2011 gestart met het project "Vraagbundeling zonne-

panelen": het grootschalig inkopen van zonnepanelen voor hun leden. Hiermee

speelt LTO Noord in op initiatieven en interesse van hun leden om zonnepanelen op

agrarische bedrijfsgebouwen te leggen.

Grootschalige inkoop

Doel van het project is het grootschalig inkopen van zonnepanelen door leden van

LTO Noord, waarmee een investering in zonne-energie zonder subsidie rendabel

gemaakt kan worden. Zo wordt de aanschafprijs naar beneden gebracht en wordt

een acceptabele terugverdientijd nagestreefd. Het effect van grootschalige inkoop

is dat de investering per zonnepaneel lager wordt. Hoe meer deelnemers, hoe

goedkoper en waardevoller de vraagbundeling wordt. Dit vereist coördinatie en een

collectieve aanpak.

Energieverbruik akkerbouw

Akkerbouwers verbruiken gemiddeld zo’n 7.000

kWh (<70 nge) tot 85.000 kWh (>150 nge)

elektriciteit per jaar (bron: LEI BINternet).

Vollegrondsgroentetelers verbruiken gemiddeld

zo’n 110.000 kWh elektriciteit per jaar (bron:

BECO groep). De grootste hoeveelheid elektrici-

teit wordt verbruikt bij het drogen, inkoelen en

bewaren van de oogst.

Breng elektriciteitskosten terug met zon-

nepanelen

Veel akkerbouwbedrijven hebben grote schuren

met voldoende dakoppervlak om zonnepanelen

te installeren. Het hoogste rendement is te

bereiken met een dak richting het zuiden, zuid-

oosten of zuidwesten.

Energieverbruik melkveehouderij

Melkveehouders gebruiken gemiddeld

48.000 kWh elektriciteit per jaar (bron:

Wijsman). De grootste hoeveelheid elek-

triciteit wordt verbruikt bij het melken

door middel van melkrobots, de koeling

van de melk en het verlichten van de

stallen.

Breng elektriciteitskosten terug met

zonnepanelen

Door de grote dakoppervlakken van schu-

ren en stallen kunnen veel melkveehou-

ders gebruik maken van zonnepanelen.

Het hoogste rendement is te bereiken met

een dak richting het zuiden, zuidoosten of

zuidwesten.

Page 21: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

16

Extra rondes

Deze gezamenlijk inkoopactie is een succes te noemen. Eerst was er een proefrond

voor agrarische bedrijven in Flevoland en Overijssel waar bij 150 agrarische onder-

nemers zonnepanelen van 5 Megawatt piek opgewekt kan worden aan energie. Er

zijn toen 14.500 zonnepanelen geïnstalleerd. De tweede ronde werd voor de gehele

LTO regio opengesteld en er deden in totaal 460 deelnemers mee, die totaal zon-

nepanelen met een vermogen van 15 Megawatt piek aanschaften. Vanwege de

grote belangstelling is er een derde ronde geopend. Dat er belangstelling is bij

agrariërs om te investeren in zonnepanelen bleek ook uit de eindejaars-enquête

afgenomen door Flynth. Door dit grote succes zijn ook de LLTB en ZLTO vergelijk-

bare projecten gaan oppakken.

3.1.2 ANV’s gezamenlijke inkoop

Veel Agrarische Natuurverenigingen (ANV’s) in Nederland organiseren collectieve

inkoopacties van zonnepanelen voor hun leden. Zo organiseerde ANV het Binnen-

veld in 2012 een gezamenlijk inkoopactie i.s.m. Stichting Zonne-energie Wagenin-

gen. De gemeente Rhenen en Ede geven een financiële bijdrage voor de uitvoering

van het project. Motieven voor deze inkoopactie zijn het realiseren van een scherpe

prijs en goede kwaliteit. Investering in zonnepanelen, zo stellen agrariërs, geven

bedrijfszekerheid, onafhankelijkheid van stijgende stroomprijzen. Zonnestroom is

goedkoper dan stroom uit het net, en de verwachting is dat agrariërs extra geld

kunnen verdienen met verkoop van zonne-energie. Deze inkoopactie wordt door de

ANV begeleid met advies op maat. Dit advies is gratis voor leden. Niet-leden beta-

len voor het advies.

Combinatie met asbestverwijdering

Ook de vereniging Noardlike Fryske Walden – een koepel van zes agrarische na-

tuurverenigingen – startte in 2012 een zonne-energie initiatief: ‘Skijn en Enerzjy

Neutraal’. In dit project wordt de koppeling gelegd met asbestsanering tijdens het

plaatsen van zonnepanelen, om de asbest te verwijderen en als investering om de

dakrenovatie geheel of gedeeltelijk terug te verdienen. Reden voor dit project is het

hoge percentage agrarische gebouwen waarin asbest aanwezig is (80%) in het

werkgebied van de ANV en de groeiende behoefte aan energie, stijgende energie-

prijzen en onderhoud van daken. Uiteindelijk gaat het om algehele duurzaamheid.

Samenwerkende partners in dit initiatief zijn Hollema Bouw voor de dakrenovatie,

the Sun Factory/Hoekstra Suwâld voor de levering van zonnepanelen en installatie-

techniek en de Rabobanken Burgum-De Lauwers, Drachten en Noord Oost Friesland

voor de financiering. In het project is ruimte voor zo’n 700 agrarische leden om

zonnepanelen te plaatsen en tegelijkertijd de asbest te verwijderen.

MijnDakJouwDak: samen met burgers

Een ander initiatief is gezamenlijke inkoop met burgers uit de buurt. ANV Den

Hâneker heeft in 2011 een pilot project MijnDakJouwDak gestart waarbij duurzame

energie opgewekt wordt door zonnepanelen waarbij burgers mee-investeren. De

boer investeert in zonnepanelen op zijn schuur door middel van voorfinanciering,

verstrekt door burgers in de vorm van aandelen. In ruil voor hun investering ont-

vangen de burgers groene stroom. Voor die groene stroom betaalt de burger de

Totaal levert 20 Megawatt piek een hoeveelheid bruikbare energie van zo’n 17 miljoen

kWh op. Daarmee valt zo’n 10.000 ton CO2 te besparen.

Page 22: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

17

jaarlijkse afschrijving van de investering, plus daarbij een kleine vergoeding voor

de plek die de burger op het dak van de boer heeft. Doorslaggevend bij dit initiatief

is de verbinding tussen boer en burger: duurzame energie uit en met de streek.

Tegelijkertijd onderzoekt het bedrijf Zon&Zo het verschil in energieopwekking tus-

sen zonnepanelen en lichtpanelen. Voor het project is subsidie aangevraagd bij de

provincie Zuid-Holland. De ervaring van ANV Den Hâneker is dat door gemeen-

schappelijke investeringen in zonnepanelen kleine financiële bijdragen al het ver-

schil kunnen maken. Daarnaast versterken dit soort lokale initiatieven de samen-

werking op het platteland en wordt een bijdrage geleverd aan een groene

plattelandseconomie. Dit initiatief is een pilot. De opstart duurde 2 jaar. Nu zijn er

vijf boeren die zich gecommitteerd hebben en zoekt de ANV nog naar burgers die

zich aan het project willen committeren.

3.1.3 Initiatief Gelderland: energiecoöperatie met burgers

Vanuit LTO Noord Gelderland is het idee ontstaan om net als ANV Den Hâneker de

daken van boeren voor burgers beschikbaar te stellen voor het plaatsen van zonne-

panelen. Motief is dat LTO Noord Gelderland ziet dat veel boeren zonnepanelen

leggen op hun daken voor eigen energievoorziening, maar dat dit maar een klein

deel van het onbenutte oppervlak van de daken betreft. Om het bedrijfsimago te

verbeteren en om maatschappelijk meer tot dienst te zijn, ziet LTO Noord Gelder-

land een kans om samen met burgers duurzame energie op te wekken. Idee is om

dit plan aan te vliegen via een energiecoöperatie, waarbij de boer zijn dak beschik-

baar stelt en de burger investeert in zonne-energie. Voor de burger biedt dit voor-

deel omdat investeren in kleinschalige zonnestroom op eigen dak vaak duurder is

dan een gezamenlijke investering in een grotere installatie. Voor de boer hoort dit

bij zijn license to produce, wordt het imago van grote stallen verbeterd, draagt dit

bij aan duurzaamheid en wordt het contact met de consument en burger vergroot.

Obstakels die de initiatiefnemers nog zien zijn vooral praktisch van aard: zo moet

er een onderneming worden opgezet. Daarnaast is de vraag of de mogelijkheid kan

worden gecreëerd dat individuele burgers de opgewerkte stroom kunnen salderen.

Fotonenboer

Een melkveehouder in Vierakker heeft zonnepanelen op het dak van de stal met

daarnaast een batterij (VRB= Vanadium Redox Flow Batterij) om de overcapaciteit

op zonnige momenten op te kunnen slaan. Voordeel hiervan is dat deze zonne-

stroom niet direct terug wordt geleverd aan het energiebedrijf (tegen een laag ta-

rief), maar op een ander moment op het bedrijf kan worden gebruikt. Ook ‘onaf-

hankelijkheid van energieleveranciers’ is een doelstelling van dit bedrijf. Daarnaast

is elektriciteit tanken voor voertuigen bij de boer op termijn wellicht mogelijk.

3.2 Bodeminitiatieven

3.2.1 Masterplan Mineralenmanagement (MMM)

Het Masterplan Mineralen Management (MMM) is een initiatief van LTO Nederland,

de Nederlandse Akkerbouw Vakbond en het Productschap Akkerbouw. Directe aan-

leiding voor de totstandkoming van het Masterplan mineralenmanagement

(MMM) is de voedselzekerheid en de toenemende schaarste van minerale grond-

stoffen voor de plantaardige productie. Zoals staat op www.kennisakker.nl streeft

de sector akkerbouw naar een emissieneutrale akkerbouw in 2030, waarbij de

Page 23: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

18

bijdrage van het landbouwkundig handelen (lees: de verliezen van nutriënten naar

bodem, water en lucht) niet hoger is dan de emissie op onbemeste gronden, met

maximaal rendement en maximaal gebruik van biodiversiteit. Het Masterplan Mine-

ralenmanagement (MMM) bestaat uit vijf hoofdthema’s: (1) Timing en management

van mineralen, (2) Vitale bodem, (3) Mineralen en klimaat/energie, (4) Mineralen-

kringlopen en (5) Communicatie.

Bodem en Klimaat

Verbetering van het mineralenmanagement moet leiden tot behoud of verbetering

van de rentabiliteit van de bedrijven en waar mogelijk tegelijkertijd een bijdrage

leveren aan de doelstellingen op het gebied van energiegebruik, reductie van broei-

kasgassen zoals CO2, lachgas en methaan. Deze hebben hun effecten op de kli-

maatdoelstelling. Voor wat betreft de emissie van broeikasgassen gaat het in de

akkerbouw voornamelijk om CO2 en lachgas. Emissie van lachgas ontstaat bij de

processen nitrificatie (beperkt) en denitrificatie (belangrijk); processen die zich in

de bodem afspelen. Denitrificatie vindt vooral plaats onder zuurstofarme omstan-

digheden bij aanwezigheid van minerale stikstof in de bodem. Zulke omstandighe-

den doen zich vooral voor als de grond verzadigd is met water en bij een verdichte

bodem. Een goede bodemstructuur en een snelle afvoer van overtollig water helpt

dus bij het voorkomen of beperken van denitrificatie. Emissie van lachgas kan zich

bovendien voordoen bij de productie/toediening van kunstmeststikstof.

Praktijkbedrijven: optimale bodem- en bemestingsstrategie

Veel onderzoek is gedaan in het kader van het MMM. In het project ‘ optimale bo-

dem- en bemestingsstrategie: van papier naar praktijk’ zijn vijf akkerbouwers in de

praktijk aan de slag gegaan met maatregelen die bijdragen aan de doelen van het

MMM: een vitale bodem met een goede mineralenhuishouding en energie. Het pro-

ject loopt in 2012 en 2013 en er vinden jaarlijks bedrijfsanalyses plaats. Gedurende

het seizoen stimuleren adviseurs en onderzoekers de ondernemers tot het nemen

van maatregelen en monitoren zij wat de effecten van deze maatregelen zijn. De

resultaten en ervaringen worden breed verspreid. Vanuit dit project worden akker-

bouwers en intermediairs uitgenodigd voor demonstraties en veld- of studiegroep-

bijeenkomsten. In het project ligt de focus op praktische en bewezen maatregelen

die een positief effect hebben op de doelstellingen van het MMM, maar die nog niet

sectorbreed worden toegepast.

3.2.2 ClimateFarmers NAJK – CEJA

Het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) streeft naar klimaatvriendelijke

landbouw en zet daarbij de bodem centraal met het belichten van verschillende

klimaatvriendelijke toepassingen onder haar leden. Onder de noemer ‘Climate Far-

mers’ heeft NAJK samen met de internationale poot CEJA enkele goede praktijken

en initiatieven opgeschreven. Doel is om met deze kennisverspreiding aandacht te

generen en agrariërs te stimuleren klimaatvriendelijke technieken toe te passen en

zorg te dragen voor de bodem. Een klimaatvriendelijke maatregel die zij benadruk-

ken is bijvoorbeeld niet-kerende grondbewerking. Dit remt de mineralisatie van de

organische stof af, zodat er minder stikstofverlies plaatsvindt en CO2 in de bodem

behouden blijft. Ook precisiebemesting is een klimaatvriendelijke techniek. Het

houdt de uitstoot van lachgas tegen. Een bijkomend voordeel bij precisiebemesting

zijn de lagere kosten, omdat boeren minder kunstmest hoeven aan te kopen. Een

andere klimaatvriendelijke maatregel die steeds meer wordt toegepast in vooral de

akkerbouw is het rijpadensysteem. Dit systeem maakt gebruik van permanente

rijstroken voor alle andere bezigheden dan oogsten en de primaire grondbewerking.

Page 24: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

19

De belangrijkste voordelen voor de reductie van broeikasgassen komen door de

lagere lachgasvervluchtiging. Met de toegepaste methode is er minder bodemver-

dichting. Daardoor is er meer lucht in de bodem, wat het ontstaan van lachgas

vermindert. Omdat hiermee het land ook veel minder vaak geploegd wordt, neemt

het dieselverbruik ook weer af.

3.2.3 Duurzaam Bodembeheer: Voor alle Melkveehouders in Utrecht Oost

Duurzaam bodembeheer staat hoog op de agenda van de akkerbouw, maar ook bij

de melkveehouderij dringt de essentie van een vitale bodem steeds meer door. In

Utrecht Oost is het project ‘Duurzaam Bodembeheer’ in 2010 gestart. Het project

heeft een looptijd van vier jaar. Agrarische organisaties nemen hierin het voortouw

gesteund door de Provincie Utrecht. Motivatie om met dit project aan de slag te

gaan is, zoals staat vermeld in de nieuwsbrief van ANV Vallei en Horstee, dat een

goed bodembeheer de basis is voor ieder agrarisch bedrijf.

In het project werken de ANV Vallei Horstee, afdelingen van LTO Noord, de Neder-

landse Melkveehouders Vakbond en de Verenigingen Voor Bedrijfsvoorlichting nauw

samen. Ook mengvoederleveranciers in het gebied zijn bij het project betrokken.

Zij maken vaak vooraf een analyse voor een specifiek bedrijf met daaruit voort-

vloeiend een bemestingsplan. Het project Duurzaam Bodembeheer richt zich op een

uitgekiende bemesting, goed graslandbeheer, optimale benutting van mineralen en

zorgvuldig gebruik van machines. Door kennis en ervaringen uit te wisselen - in de

vorm van studiegroepen, individuele adviezen, excursies en groepsbijeenkomsten -

kan een goede vergelijking van bedrijfsresultaten worden gemaakt. Door de krach-

ten te bundelen, krijgen melkveehouders een optimaal advies op maat. De meeste

melkveehouders hebben over de afgelopen jaren een beter bedrijfsrendement be-

haald (Provincie Utrecht, 2013) en passen de volgende maatregelen toe die ook

impact hebben op het klimaat:

• Verlagen krachtvoergebruik

• Drijfmest meer in voorjaar benutten

• Lagere kunstmestgift

• Optimale in plaats van maximale melkproductie

• Ph verhogen grasland middels bekalking

• Verbeteren graslandbeheer

• Gebruik Bedrijfsspecifieke excretie (BEX)

• Toepassing van gras/klaver

• Beperken herinzaai grasland

• Tijdig stoppen met uitrijden drijfmest

Bij bodeminitiatieven wordt door het verhogen van het organische stofgehalte (OS-

gehalte) in de bodem ook koolstof (C) vastgelegd. Een snelle berekening laat het volgen-

de zien:

Ophoging van het OS-gehalte in de bovenste 10 cm topgrond = 1000m3 grond/ha. Soor-

telijk gewicht is 1,35, dus 1.350.000 kg grond. Verhoging van het OS-gehalte met 1% =

13.500 kg. 13.500 x 0,58 = 7830 kg C. 7830 kg C x 3,66 = 28.710 kg CO2. Een verho-

ging van het OS-gehalte met 0,5% levert een vastlegging van 14.350 kg CO2/ha op.

Page 25: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

20

3.2.4 PureGraze

Steeds meer melkveehouders passen het zogeheten ‘pure graze’ systeem toe. Deze

boeren werken op een nieuwe manier om hun melkkoeien zo lang mogelijk buiten

te laten lopen. De koeien kalven in het voorjaar af, zodat het grasaanbod en de

kwaliteit van het grasaanbod beter passen bij de behoefte van de koeien. In de

winter, als het grasaanbod beperkt is, staan de koeien droog en hebben zij minder

voer nodig. Maar wat zijn nu precies de voordelen voor het klimaat? Doordat de

koeien zelf ‘oogsten’ en ‘bemesten’ heb je minder diesel nodig. Een ander voordeel

is een forse daling in de uitstoot van lachgas. Door minder te ploegen, vindt er

minder mineralisatie van organische stof en minder uitstoot van lachgas plaats. Er

wordt optimaal voor het bodemleven gezorgd door gevarieerde kruidenmengsels

die diep wortelen, de bodemstructuur verbeteren, het organische stofgehalte ver-

hogen, waardoor het waterbergend vermogen toeneemt en de voedingstoestand

verbetert. Ploegen en omkeren van de grond is in dit systeem niet nodig. Tot slot

kan er krachtvoer bespaard worden, doordat op het bedrijf vraag en aanbod van

het voer parallel lopen. Berekeningen wijzen uit dat een gemiddeld Pure Graze be-

drijf een CO2-equivalent uitstoot heeft die op 50% van de biologische productiewij-

ze en op maar 35% van de gangbare productiewijze ligt. Daarnaast leggen Pure

Graze producten maximaal 200 kilometer af. De gemiddelde supermarktmaaltijd

legt 17.000 kilometer af. Dat is een enorme winst in verbruik van fossiele brand-

stoffen en klimaatbelasting.

3.3 Mestbe- en verwerkingsinitiatieven

De afgelopen jaren is er op een aantal (met name veehouderij) bedrijven in Neder-

land geïnvesteerd in mestvergisting. In de praktijk blijkt monovergisting (waarbij

alleen de mest vergist wordt) economisch niet rendabel. De investeringskosten zijn

hoog en met alleen mest niet terug te verdienen. Een verandering in regelgeving,

waarbij een verplichting tot mestverwerking wordt geformuleerd, kan in de nabije

toekomst de ontwikkelingen rond vergisting in een stroomversnelling brengen.

De emissiereductie die bereikt kan worden met mestverwerking is zeer divers. Het groot-

ste effect kan worden bereikt door op eigen bedrijf vergisten van alle runderdrijfmest en

het verwerken van het overschot aan digestaat tot mineralenconcentraat. Het biogas

wordt verbrand in een warmtekrachtkoppeling om elektriciteit te produceren. Uiteindelijk

levert de installatie de volgende eindproducten op: mineralenconcentraat, digestaat dikke

fractie, concentraat uit ultra-filtratie en permeaat uit omgekeerde osmose. Deze techniek

levert een reductie van 67% van de emissies dankzij de energie die uit het proces vrij-

komt en het feit dat minder kunstmest hoeft te worden aangekocht.

35% emissiereductie bij een gemiddeld melkveebedrijf met 500.000 kg melk en een ge-

middelde emissie van 1,2 kg CO2-eq. per kg melk, betekent een emissiereductie van 0,35

x 500.000 x 1,2 = 210 ton CO2-eq.

Page 26: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

21

Mestvergisting (en co-vergisting)

(Co-)vergisting wordt op verschillende schaalgroottes toegepast. Het kan op boer-

derijniveau plaatsvinden waarbij, bijvoorbeeld mest uit het eigen bedrijf wordt ver-

gist en organisch materiaal uit het eigen bedrijf wordt toegevoegd aan het vergis-

tingsproces. Het andere uiterste betreft grote centrale mestvergistingsinstallaties

met verwerkingscapaciteiten van meer dan 100.000 m3/jaar. In dergelijke gevallen

zal mest van meerdere agrarische bedrijven worden aangevoerd en kan ook het

organische co-vergistingsmateriaal door verschillende partijen worden aangeleverd.

Een tussenvorm ontstaat wanneer een aantal boeren die in elkaars nabijheid zijn

gevestigd samen besluiten een gezamenlijke vergistingsinstallatie op te richten. De

vergistingsinstallatie wordt in dat geval meestal opgericht bij één van de deelne-

mende boeren. De schaalgrootte waarop de mestverwerking plaatsvindt, is van

invloed op de regulering op het gebied van de ruimtelijke ordening en het milieu.

Een initiatief met de keten is de samenwerking van Green Choice (energieleveran-

cier) met zo’n 30 boeren die hun mest vergisten tot biogas. Een obstakel voor veel

boeren om aan biogas te beginnen is o.a. de aanleg van de leiding naar het ener-

gienet. Green Choice investeert in deze kabel, zodat boeren aan de slag kunnen

met de mestverwerking tot biogas. In ruil daarvoor heeft Green Choice een langja-

rig contract met de boer dat deze biogas levert aan Green Choice. Dit is ook weer

voordelig voor de boer die leveringszekerheid heeft en lagere investeringskosten.

Onderstaande figuur geeft een overzicht van huidige co-vergistingsinstallaties in

Nederland. Dit betreft in totaal 100 installaties met een totaal thermisch vermogen

van 2 MW en een elektrisch vermogen van 124 MW.

Figuur 3.1 Covergistingsinstallaties in Nederland (bron: www.b-i-o.nl).

Page 27: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

22

Ontwikkelingen mestvergisting

Tot voor kort werden volop co-vergisters gebouwd door grote veebedrijven, collec-

tieven en bedrijven-clusters. De overheid verstrekt een toeslag voor de productie

van duurzame energie, SDE-subsidie, maar ondanks die toeslag renderen de mees-

te covergistingsinstallaties de laatste jaren niet meer. Dat komt onder meer door

krapte op de markt voor co-producten, die een sterke prijsopstuwing tot gevolg

hadden. Monovergisters met een daaraan gekoppelde WKK-installatie staan mo-

menteel meer in de belangstelling. De veel kleinere installaties zijn in eerste instan-

tie bedoeld om agrarische bedrijven onafhankelijk te maken van ingekochte energie

voor stroom en verwarming van de stallen. In de kalverhouderij draait al een enke-

le installatie. Maar ook deze vergisters zijn (nog) niet rendabel, ook niet met de

huidige SDE subsidie. Voordeel van een monovergister is dat je niet afhankelijk

bent van dure co-stromen en mest altijd voorradig is. Vergisting van mest levert

een veel lagere biogasproductie dan vergisting van mest met co-stromen.

Mestverwerking

De stichting Duurzame Energieproductie Pluimveehouderij (DEP) is een coöperatie

van pluimveehouders. Mestafzet wordt gecombineerd met het opwekken van duur-

zame energie. Dit initiatief is sinds 2008 operationeel. Bij de Biomassa Centrale

(BMC) in Moerdijk wordt elektriciteit opgewekt uit stapelbare pluimveemest. Bij

verbranding komt energie vrij in de vorm van warmte. Dit wordt omgezet in stoom,

waarna een generator die stoom weer omzet in elektriciteit (270.000 MWh).

De afgelopen jaren heeft het ministerie van Economische Zaken ook een pilot gefa-

ciliteerd waarbij op 8 bedrijven is geëxperimenteerd met het verwerken van mest.

Hierbij werd na mestscheiding de dunne fractie met behulp van omgekeerde osmo-

se opgewerkt tot een kunstmestvervanger. De resultaten van deze pilot waren po-

sitief, maar het gebruik van de opgewerkte dunne fractie als kunstmest is nog niet

formeel geregeld. Met name de werkingscoëfficiënt op grasland valt tegen: 67 tot

81% van de stikstof wordt benut, t.o.v. 100% bij ‘standaard’ KAS. Op bouwland

liggen deze percentages tussen 76 en 90%. Met name in de gebieden met veel

veehouderij werd met spanning uitgekeken naar de resultaten van de pilot; een

positief oordeel over het gebruik van kunstmestvervangers zou het systeem een

grote vlucht kunnen laten nemen, aangezien daarmee naast de kosten voor afvoer

van mest, ook de aankoop van kunstmest zou kunnen worden uitgespaard.

Vanuit het programma Masterplan Mineralenmanagement is recent een onderzoek

verschenen waarin de mogelijkheden verkend worden om te komen tot biogaspro-

ductie in combinatie met de productie van kunstmestvervangers. In het onder-

staande schema wordt aangegeven hoe zo’n stroom eruit zou moeten zien.

Page 28: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

23

Figuur 3.2 Schematische weergave van stromen bij biogasproductie met productie

van kunstmestvervangers.

3.4 Energiebesparingsinitiatieven

Zoals uit paragraaf 2.5 naar voren kwam, is de verwerkende industrie soms aanja-

ger bij energiebesparing bij boeren. Bedrijven zoals Suikerunie, Agrifirm en Fries-

land Campina zijn actief met energiescans die de gehele onderneming doorlichten.

Een volgende stap is het opschalen van de energiescans naar hun afnemers en

toeleveranciers, de boeren. Daarnaast stimuleren ook provincies agrarische onder-

nemers om energie te besparen op hun bedrijven. Een voorbeeld is Provincie

Utrecht die in 2010 energiescans stimuleerde bij 200 melkveehouders. Daarnaast

zijn boeren zelf ook alert op mogelijkheden tot energiebesparing, bijvoorbeeld tij-

dens de bouw van nieuwe duurzame stallen.

Page 29: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

24

3.4.1 Energiescans Provincie Utrecht

In 2010 heeft de Provincie Utrecht heeft budget beschikbaar gesteld om 200 ener-

giescans bij agrariërs uit te laten voeren om kansen in beeld te brengen op het

gebied van energiebesparing. Van de 200 energiescans zijn er uiteindelijk 195 uit-

gevoerd. Op een informatieavond in het Achterveld kwamen meer dan 150 agrari-

ers af. Voor de Gelderse Vallei en Eemland waren 50 energiescans beschikbaar en

tijdens de informatieavond hadden zich al 40 boeren aangemeld. Dat energiebespa-

ring veel kan opleveren bleek duidelijk uit de uitgevoerde energiescans. Gemiddeld

wordt op elk bedrijf 48.721 kWh aan elektriciteit verbruikt waarvan zo’n 7500 kWh

kan worden bespaard door eenvoudige ingrepen als de afstelling van koelmotoren,

het reinigen van filters en ventilatieroosters en gebruik van voorkoelers en warmte

terugwinning. Gemiddeld levert dit een besparing van 1337 per bedrijf. In 2011

hebben de LTO en Provincie Utrecht met ANV’s een energieconvenant opgesteld.

Aanleiding waren de gehouden energiescans in 2010 die lieten zien dat energiebe-

sparing loont.

3.4.2 Duurzame stallen / Nieuwbouw : energieneutraal en besparend

De bouw van duurzame stallen vertoont een stijgende trend (Groenkennisnetwerk,

2013). In het begin van 2012 waren er in totaal 87.000 stallen. Het aandeel gerea-

liseerde integraal duurzame stallen bedraagt in totaal 4,5%. Dit percentage loopt

uiteen van 2,9% in de rundveehouderij tot 7,0% in de varkenshouderij en 11,0% in

de pluimveehouderij (Van der Peet et al., 2012). In deze duurzame stallen wordt

veel aandacht besteed aan energiebesparende oplossingen naast energieproduce-

rende maatregelen. Zo wordt vaak met een voorkoeler de melk gekoeld en het

warme water weer gebruikt voor drinkwaterverwarming of de boilers. Ook aan het

klimaat wordt gedacht in duurzame stallen. Zo zijn er voorbeelden van rubber vloe-

ren. Dit is ten eerste goed voor het beenwerk van de koeien (steviger ondergrond

om te lopen) en ten tweede gaat door de constructie de ammoniakuitstoot naar

Aandacht voor energiebesparing op een bedrijf kan relatief eenvoudig een reductie van

het energiegebruik van 10% opleveren. Op de verschillende typen bedrijven levert dat de

volgende besparing op:

Elektriciteit:

Melkveehouderij: 40.000 kWh x 10% x 0,70 = 2,8 ton CO2-eq.

Vleeskalveren: 32.500 kWh x 10% x 0,70 = 2,3 ton CO2-eq.

Vleesvarkens: 50.800 kWh x 10% x 0,70 = 3,6 ton CO2-eq.

Zeugenhouderij: 108.500 kWh x 10% x 0,70 = 7,6 ton CO2-eq.

Leghennen: 148.500 kWh x 10% x 0,70 = 10,4 ton CO2-eq.

Vleeskuikens: 86.500 kWh x 10% x 0,70 = 6,1 ton CO2-eq.

Diesel:

Akkerbouw: 164 l diesel/ha x 52 ha x 10% x 2,87 = 2,4 ton CO2-eq.

Melkveehouderij: 84 l diesel/ha gras x 40 ha x 10% x 2,87 = 1,0 ton CO2-eq.

Gas:

Zeugenhouderij: 18.310 m3 gas x 10% x 2,03 = 3,7 ton CO2-eq.

Vleeskuikens: 31.410 m3 gas x 10% x 2,03 = 6,4 ton CO2-eq.

Page 30: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

25

beneden. De rubberblokken zijn voorzien van flappen en hierdoor valt de mest in

de kelder, de flappen sluiten de opening, waardoor de ammoniak geen kans krijgt

te ontsnappen.

Elektriciteitsneutraal melkveebedrijf

FrieslandCampina werkt aan een pilot waarin 80 melkveebedrijven zichzelf tot doel

stellen elektriciteitsneutraal te worden door elektriciteitsbesparing en door opwek-

king van zonne-energie. Hiervoor moeten ze de energiescan invullen en hiervoor

een bedrijfsplan opstellen. Voor de inkoop van zonnepanelen wordt meegedaan met

de centrale LTO-inkoop.

Melkveehouder Gert Vrielink is een al gerealiseerd voorbeeld van een elektrici-

teitsneutrale Stal1. Zonnepanelen leveren de energie, en met investering in ener-

giebesparende apparatuur lukt het deze boer elektriciteitsneutraal te worden: een

stal die net zoveel energie produceert als hij verbruikt. Energiebesparende maatre-

gelen zijn bijvoorbeeld warmteterugwinning, energiezuinig koelen, voorkoelen en

energiezuinige verlichting.

3.5 Integrale benadering

3.5.1 Akkerbouw

Veldleeuwerik

Binnen Stichting Veldleeuwerik werken akkerbouwers en verwerkende bedrijven

samen om de duurzame productie van de akkerbouw te stimuleren. Daarvoor heeft

ze een eigen duurzaamheidssystematiek 'Veldleeuwerik' ontwikkeld. De kern hier-

van is dat iedere akkerbouwer, ondersteund door enkele collega’s, een eigen duur-

zaamheidsplan schrijft en uitvoert. Door ervaring en kennisuitwisseling zijn de ak-

kerbouwers in staat om een steeds grotere bijdrage aan duurzaamheid te leveren.

Visie: zuinig omgaan met bronnen

Door de groeiende wereldbevolking is er een groeiende behoefte aan goed en ge-

zond voedsel. Daarom moeten we zuinig met onze bronnen (water, bodem en

lucht) omgaan. Hoewel Nederland in de wereldvoedselvoorziening geen grote speler

is, moeten we toch verder optimaliseren om onze afhankelijkheid te verkleinen.

Bovendien is Nederland een toonaangevende natie als het gaat om productieverbe-

tering en innovatie.

Duurzaam is meetbaar

Aan de hand van tien indicatoren voor duurzaamheid zoeken akkerbouwers ieder

jaar weer nieuwe mogelijkheden op hun eigen bedrijf. En ze meten het resultaat.

Duurzaamheid is daarmee een voortdurende zoektocht naar verbeteringen gewor-

den. Elke deelnemer formuleert zijn eigen duurzaamheidsdoelen. Kennisuitwisseling

met collega's en professionele begeleiding zijn de sleutel naar succes.

1 In alle artikelen over dit melkveebedrijf wordt gepraat over energieneutraal. Het lijkt ech-

ter correcter het bedrijf elektriciteitsneutraal te noemen; er wordt geen rekening gehou-

den met het dieselgebruik en indirect energiegebruik (bijv. Bij de productie van krachtvoer

en kunstmest).

Page 31: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

26

Energie

De Indicator energie is opgebouwd uit dieselverbruik en N2O emissie. Het diesel

verbruik per bedrijf wordt berekend als resultante van het verbruik op het eigen

bedrijf vermeerderd met het dieselverbruik van de loonwerker en verminderd met

het dieselverbruik bij eigen loonwerk voor derden. De telers wordt gevraagd om

deze berekening van het dieselverbruik op het eigen bedrijf te baseren op nauw-

keurige cijfers.

Verschillen in onder meer mechanisatiegraad, arbeidsorganisatie, bouwplan, bo-

demkwaliteit en teeltmethodiek resulteren in een grote variatie in direct energie-

verbruik bij de teelten op het akkerbouwbedrijf.

De relatie tussen energieverbruik op het akkerbouwbedrijf en het klimaat is in

beeld gebracht door de N2O-emissie te berekenen. N2O is één van de belangrijkste

broeikasgassen en is vanuit de stikstofbalans te berekenen. De gemiddelde N2O-

emissie in 2006 bedroeg 3,0 kg/ha.

SuikerUnie: Unitip aanpak

Suiker Unie heeft een duidelijk beleid aangaande verduurzaming van de bietenteelt,

en ontwikkelt dat beleid de komende jaren door. Telers die in 2013 volledige deel-

name bij Veldleeuwerik realiseren én ook meedoen aan Unitip kunnen een premie

ontvangen van 300 euro per bedrijf en 50 euro per hectare suikerbieten (tot een

maximum van 50 hectare suikerbieten).

Dit jaar startte het concern met het verstrekken van een premie op deelname aan

Veldleeuwerik. Deelname betekent dat de teler zelf een voldoende motivatie moet

hebben om zijn bedrijf verder te verduurzamen. Daarbij hoort het formuleren van

een meerjarenplan en een duurzaamheidsplan.

Duurzaamheidsindicatoren

In het duurzaamheidsplan worden concrete acties benoemd waarmee de teler aan

verschillende duurzaamheidsindicatoren werkt. Hij wordt daarbij begeleid door een

daarvoor opgeleide adviseur. Bovendien is er een intensieve uitwisseling met colle-

ga deelnemers in een regiogroep van tien tot twaalf telers die minimaal acht keer

per jaar bijeenkomen.

Naast Veldleeuwerik, dat een (akkerbouw)bedrijfsbrede aanpak kent, zet Suiker

Unie ook in op duurzaamheidsaspecten in de bietenteelt via haar eigen teeltinfor-

matieprogramma Unitip.

Energie

Binnen Unitip is energiegebruik een belangrijke indicator. Het energiegebruik wordt

in beeld gebracht voor de volgende onderdelen: (grond)bewerking, bemesting en

bespuiting. Daarbij wordt zowel het energiegebruik van productie als van aanwen-

ding in beeld gebracht.

Een eenvoudige rekensom, waarbij alleen het dieselverbruik op de bedrijven meerekent

geeft een indicatie van het effect dat het betrekken van ondernemers bij dit project ople-

vert. Eind 2012 waren er ± 250 deelnemers aan het project. Gesteld dat de gemiddelde

bedrijfsomvang 60 ha bedroeg, het dieselverbruik 172 liter per ha en er 10% kan worden

bespaart, levert de besparing een emissiereductie van 250 x 10% x 172 x 60 x 2,866=

739 ton CO2-eq.

Page 32: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

27

Masterplan Mineralenmanagement (MMM)

Het Masterplan Mineralenmanagement (MMM) is besproken in paragraaf 3.2. (bo-

deminitiatieven) omdat het een belangrijk bodeminitiatief is. Tegelijkertijd is het

ook een integraal initiatief; bodem, klimaat, energie, biodiversiteit en rentabiliteit

krijgen aandacht.

3.5.2 Intensieve veehouderij

Keten Duurzaam Varkensvlees

Keten Duurzaam Varkensvlees (KDV) heeft als doel op een duurzame, verantwoor-

de manier varkens te houden. Sinds het begin (1997) werkt KDV met een innova-

tief en pragmatisch concept waarbij de optimale balans tussen dierenwelzijn, milieu

en prijs centraal staat; KDV Keurmerk. Een bewezen concept zonder hoogdravende

toekomstbeloften met meer dan 150 aangesloten varkenshouders die samenwerken

met slachterijen, grossiers, slagers, retail, cateraars en vleeswarenproducenten.

Na KDV Keurmerk is ook gestart met KDV Beter Leven, dat aansluit op het concept

van de Dierenbescherming. En sinds het voorjaar van 2011 bestaat ook KDV Biolo-

gisch.

KDV Keurmerk

Sinds 1997 is KDV hét keurmerk voor varkensvlees waarbij zowel milieu als die-

renwelzijn centraal staat en dat 100% Nederlands is. Dankzij schaalvoordeel blijft

het vlees met het KDV Keurmerk bovendien goed betaalbaar. Bijkomstig voordeel

van dat schaalvoordeel is dat er echt een verschil wordt gemaakt voor de dieren en

het milieu. Een 'groen' concept, dat leverbaar is in de benodigde volumes voor een

prijs die de huidige consument bereid is te betalen. KDV Keurmerk is gestart voor

de binnenlandse retail, maar inmiddels wordt het ook verkocht aan de Britse en

Australische markt. De varkenshouders die dit concept voeren zijn professionele

Nederlandse familiebedrijven die een goede prestatie leveren op het gebied van

milieu, dierenwelzijn, diergezondheid en een oog voor de toekomst hebben.

KDV Beter Leven

KDV beter leven is het KDV Keurmerk aangevuld met de eisen van het Beter Leven

kenmerk van de Dierenbescherming. Dit kenmerk is ontwikkeld om het welzijn van

de dieren in de veehouderij te verbeteren én om het de consument gemakkelijker

te maken oom een verantwoorde keuze te maken. De aanvullende eisen voor Beter

leven hebben betrekking op de leefruimte van de varkens. KDV Beter Leven wordt

gemaakt voor een selecte groep binnenlandse retailers en vleeswarenproducenten.

KDV Biologisch

Sinds 2011 werkt Keten Duurzaam Varkensvlees samen met Henk van Oers van

het biologische vleeswarenbedrijf Deli Harmony. Daarmee is het concept KDV Bio-

logisch geboren. Deli Harmony is volledig biologisch. Daardoor kan veel aandacht

uitgaan naar de smaak en producteigenschappen van het hele assortiment. De

dieren van de biologische boeren hebben meer leefruimte, meer beweging en Bio-

Binnen Unitip deed in 2012 20% van alle 9500 leveranciers aan Suiker Unie mee. Voor

productie van suikerbieten staat een gemiddeld gebruik van 105 liter diesel per ha en op

een gemiddeld akkerbouwbedrijf ligt 7,5 ha suikerbieten. Stel dat ook hier alleen naar het

brandstofverbruik wordt gekeken, dan levert dit project onder de deelnemers een emis-

siereductie op van 1900 x 10% x 105 x 7,5 x 2,866 = 429 ton CO2-eq.

Page 33: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

28

logische voeding. Het zijn ondernemers die of al jaren in dit concept geloven of het

in de huidige markt over een andere boeg willen gooien. Zij willen kleinschalig wer-

ken en veel contact hebben met de dieren.

Milieu en energie

Het concept van Keten Duurzaam Varkensvlees is uniek omdat het in tegenstelling

tot veel andere initiatieven focust op zowel dierenwelzijn als milieu. De doelstellin-

gen en eisen worden opgesteld samen met verschillende maatschappelijke organi-

saties.

Energieverbruik is een belangrijk speerpunt. Door de boeren bewust te maken van

hun verbruik en ze te helpen in het management besparen de leverende varkens-

bedrijven nu al 34% energie. Per boerderij staat dat gelijk aan het energieverbruik

van vier huishoudens.

Het doel van KDV is dat alle varkensboerderijen in 2016 volledig energieneutraal

zijn. Enerzijds door energie te besparen en anderzijds door zelf duurzame energie

op te wekken binnen de keten.

Een energiebesparing van 34% op een vleesvarkensbedrijf betekent:

50.800 kWh x 34% x 0,696 = 12,0 ton CO2-eq.

3.5.3 Melkveehouderij

Koeien & Kansen

Het project Koeien & Kansen is een samenwerkingsverband van 16 melkveehou-

ders, proefbedrijf De Marke, Wageningen UR en adviesdiensten. Het project toetst,

evalueert en verbetert de effectiviteit en uitvoerbaarheid van (voorgenomen) mest-

en milieuwetgeving onder praktijkomstandigheden en het ondersteunt de Neder-

landse melkveehouderijsector bij de implementatie ervan. Deze doelstelling maakt

dat er binnen het project aandacht is voor o.a. mineralenmanagement, voor mest-

verwerking en voor de methaanemissie van de koe.

Friesland Campina: Foqus Planet

Friesland Campina is in 2012 begonnen met duurzaamheidsprogramma Foqus Pla-

net. Daarin worden verschillende duurzaamheidsthema’s onder de loep genomen op

basis van bestaande instrumenten. Dit zijn onder andere:

• een energiescan voor het bepalen van besparingsmogelijkheden;

• studiebijeenkomsten voor energiebesparing;

• modules voor afweging en economische berekeningen van weidegang;

• studiebijeenkomsten weidegang;

• bedrijfsgezondheidsplan en bedrijfsbehandelplan;

• cursus verantwoord diergeneesmiddelengebruik;

• cursussen uiergezondheid en klauwgezondheid.

Energiescans

Verlaging van de uitstoot van CO2 en methaan staat hoog op de agenda van de

overheid en van afnemers van zuivelproducten. Supermarktketens en klanten in de

voedingsindustrie verscherpen hun doelen voor vermindering van emissies en ver-

talen die naar Friesland Campina als leverancier. Aanpak van emissies en van het

energieverbruik is daarom een belangrijk onderdeel van het duurzaamheidspro-

gramma.

Page 34: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

29

Koeien zetten gras, en andere voeders die ongeschikt zijn voor menselijke con-

sumptie, om in melk, hoogwaardige voeding voor de mens. Het is een zeer natuur-

lijk proces, waar wel energie voor nodig is en dat ook gepaard gaat met de uitstoot

van broeikasgassen. Foqus planet zet in op verlaging van het energieverbruik en de

emissie van CO2 en methaan en koppelt daaraan de volgende doelen:

• 30 procent reductie van de emissie van broeikasgassen in 2020 ten opzichte

van 1990;

• elk jaar 2 procent reductie van het energieverbruik.

Foqus planet is in eerste instantie gericht op energiebesparing. Productie van duur-

zame energie, bijvoorbeeld door mestvergisting en installatie van zonnepanelen, is

uiteraard ook van wezenlijk belang voor het bereiken van klimaatdoelen. In 2020

wil Friesland Campina zelfs 100 procent duurzame energie gebruiken, het liefst

geproduceerd op bedrijven van eigen leden. Maar specifiek beleid voor energiepro-

ductie is momenteel nog in ontwikkeling.

Instrumenten en adviesdiensten

Foqus planet bevat vanaf de start enkele instrumenten die de veehouders kunnen

ondersteunen bij energiebesparing op het bedrijf.

De energiescan, toegankelijk via internet, geeft inzicht in het gebruik van gas en

elektriciteit op het bedrijf. Verbruik van dieselolie wordt daar in de toekomst moge-

lijk nog aan toegevoegd. Bekend is al dat er tussen melkveebedrijven grote ver-

schillen bestaan in het energieverbruik. Deze kunnen oplopen tot 7 euro per 1.000

kilogram melk. Dat betekent bijvoorbeeld dat er tussen bedrijven met een melk-

quotum van 600.000 kilo een verschil in energiekosten kan zijn van ruim 4.000

euro op jaarbasis.

Daarnaast kunnen veehouders die zich oriënteren op energieproductie, gebruik

maken van het Energie

Contact Punt (ECP), dat energieonderneming Essent aanbiedt aan de leden van

FrieslandCampina.

Page 35: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

30

CONO Kaasmakers: Kringloop-Kompas

CONO Kaasmakers werkt met de slogan, Blije Boeren, Blije Koeien, Blije Aarde,

Beemsterkaas. Voor de onderdelen boer, koe en aarde is een monitorings- en ver-

beterprogramma opgesteld.

Hoe kun je zien of de aarde blij is? Dat maken CONO Kaasmakers en haar melk-

veehouders inzichtelijk met het Kringloop-Kompas. Met dit kompas kunnen melk-

veehouders de milieu-impact van hun melkveebedrijf meetbaar maken en nog be-

wuster duurzame melk produceren. Bovendien geeft het kompas de melkveehouder

aanknopingspunten om de kringloop op melkveebedrijven zo veel mogelijk te slui-

ten door optimaal gebruik te maken van wat de natuur biedt.

Workshops

Naar aanleiding van voorstellen van verschillende CONO-veehouders startte CONO

in 2010 gestart met de organisatie van workshops rondom het thema Kringloop-

landbouw. Bijna 300 melkveehouders hebben zich in dit thema verdiept. Daarnaast

waren er workshops rondom agrarisch natuurbeheer en graslandmanagement.

Rapportage

Sinds 2010 worden via een jaarlijkse vragenlijst gegevens van de veehouders ver-

zameld. Deze gegevens worden gebruikt om van alle melkveehouders een Kring-

loop-Kompas op te stellen. Daarnaast wordt een Koe-Kompas opgesteld. In het

Kringloop-Kompas zijn zes onderdelen uitgewerkt: Water (N-overschot), Bodem

(P2O5-overschot), Ammoniak (NH3-emissie), Klimaat (broeikasgasemissie), Foot-

print (landbeslag) en Biodiversiteit.

Page 36: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

31

4 Aandachtspunten _____________________________________________________________

De initiatieven die zijn beschreven in hoofdstuk 3 lopen soms tegen allerlei proble-

men op. Dit kunnen technische problemen zijn, maar ook problemen met de ver-

gunningverlening, de financiering of de samenwerking tussen partijen. In dit hoofd-

stuk schetsen we een overzicht van deze belemmeringen en problemen.

Enkele algemeen geldende aandachtspunten:

Praktisch

• Inherent aan innovaties is dat het nieuwe ontwikkelingen zijn waarmee nog

maar weinig ervaring is opgedaan. Dit is een onzekere factor voor boeren.

Gaat de apparatuur bijvoorbeeld echt zolang mee als door de fabrikant is toe-

gezegd? Levert het echt de resultaten die worden voorgespiegeld? Deze onze-

kerheden vormen een drempel voor de boer.

Regelgeving

• Nederland heeft de afgelopen 10 jaar veel verschillende kabinetten gekend. Dit

maakt dat bepaalde regelgeving soms na enkele jaren al weer van opzet ver-

andert. Dit schept onduidelijkheid en onzekerheid bij boeren, vooral omdat zij

bij investeringsbeslissingen besluiten moeten nemen voor de lange termijn.

Deze onduidelijkheid geldt ook voor subsidies (SDE) in de toekomst, emissie-

voorschriften in de toekomst en sancties.

• Goede initiatieven moeten beleidsruimte krijgen. Soms wordt een initiatief in

de kiem gesmoord door allerlei regulerende wetgeving, bijvoorbeeld op het

vlak van vergunningverlening, of doordat een innovatief idee niet exact voldoet

aan de huidige wetgeving.

• De terugtredende overheid. De markt kan veel regelen, maar de overheid on-

derschat de invloed die ze kan hebben. Zonder geld zet de overheid zichzelf

soms buitenspel, zo is de ervaring van ketenpartijen.

Organisatie

• Dataverzameling en –ontsluiting. Binnen productieketens zijn de gegevens

voorhanden om CO2-emissie (footprint) te berekenen. Op dit moment ont-

breekt echter de noodzaak nog om tijd en geld te stoppen in het verzamelen

en ontsluiten van data. Het is wel noodzakelijk, maar wie gaat dat doen? Wel-

ke ketenpartij neemt het initiatief?

• Het hier bovenstaande punt sluit aan bij het beeld dat sommige ketenpartijen

hebben dat partijen vinden dat het initiatief niet van hen hoeft te komen; een

ander kan het immers ook oppakken. Wie gaat het organiseren? Soms is spra-

ke van passiviteit van marktpartijen; veel gepraat en weinig wol.

• Het ontbreken van een gevoel van noodzaak om het als keten gezamenlijk en

per direct op te pakken. Een burning platform ontbreekt; de noodzaak moet

worden gevoeld om aan de slag te gaan.

• In praktijk worden plannen soms geen werkelijkheid; het blijft bij plannen ma-

ken. Het daadwerkelijk realiseren van plannen vraagt een combinatie van én

doelen stellen, én organiseren, én realiseren. Als de wil of de capaciteit op een

van deze punten ontbreekt, komt het initiatief niet van de grond.

Page 37: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

32

• Agrifirm geeft aan voor haar veevoerbedrijven wel windenergie als energiebron

te willen gebruiken, maar hiervoor geen contracten met allerlei boeren af te

willen sluiten. Reden hiervoor is dat men de energie-inkoop wil fine-tunen; op-

timaliseren van het moment van levering en de bijbehorende prijsstelling. Dit

is een voorbeeld van een idee dat vervolgens strandt bij de uitvoering op prak-

tische, organisatorische aspecten.

4.1 Initiatieven zonnepanelen

Financieel

• Terugverdientijd. Het blijkt in praktijk soms lastig om de business case rond te

krijgen. Dit is afhankelijk van de specifieke situatie: kan wel of niet voor eigen

gebruik elektriciteit worden geproduceerd? Is de ligging van het dak gunstig?

Etc. Hierdoor kunnen in sommige situaties de kosten per kWh toch nog groter

zijn dan de operationele opbrengst. De terugverdientijd is dan te lang.

Regelgeving

• Het hierboven genoemde punt over onduidelijkheid en onzekerheid t.a.v. re-

gelgeving geldt ook hier. Zo is er onduidelijkheid over mogelijkheden van sal-

deren bij zonnepanelen in de toekomst. Ook wat betreft subsidies (SDE) in de

toekomst, emissievoorschriften in de toekomst en sancties.

4.2 Bodeminitiatieven

Praktisch

• Steeds meer boeren zien het belang van een goede bodem. Dit spreekt boeren

aan. Het is belangrijk op deze praktische inhoud boeren aan te spreken; rede-

nerend vanuit het belang voor de eigen bedrijfsvoering. De voordelen voor

klimaat zijn voor de boeren in feite minder belangrijk.

4.3 Mestverwerkingsinitiatieven

Financieel

• Financiering; banken stellen rendementseisen aan investeringen die momen-

teel bij vergistingsinstallaties niet zijn te realiseren.

• Monovergisters zijn op dit moment niet rendabel te krijgen zonder subsidie.

• De prijs van biomassa is momenteel hoog (hogere grondstofkosten). Dit vormt

een probleem voor het rendabel maken van covergisting.

Technisch

• vergistings- en raffinage-initiatieven staan on-hold, deels omdat de techniek

nog onvoldoende uitontwikkeld is.

Regelgeving

• Lokale regelgeving, ruimtelijke ordening. Met name t.a.v. windenergie (NIMBY)

en mestverwerking/vergisting vormt dit een probleem.

• De boer heeft geen voordeel van het feit dat monovergisting bijdraagt aan

beperking van de methaanemissie. Als dit wel het geval zou zijn, zou

monovergisting aantrekkelijker zijn.

Page 38: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

33

• Concentraten uit de vergister moeten worden goedgekeurd als kunstmestver-

vanger. Kosten voor afzet van digestaat zijn daardoor te hoog. Benutting van

het restproduct in de akkerbouw zou beter moeten.

Zoals uit bovenstaand overzicht blijkt, is er nog veel onduidelijkheid over de moge-

lijkheden om binnen de landbouw kunstmest te gaan vervangen door producten

afkomstig uit mestverwerking. Dit hangt af van de vraag of deze producten in de

toekomst binnen de regelgeving als kunstmest kunnen worden gezien en hoe de

wetgeving t.a.v. verplichte mestverwerking wordt uitgevoerd. Dit kan van invloed

zijn op alle ontwikkelingen die we in dit rapport schetsen; vervanging van kunst-

mest door dierlijke mest is van invloed op de bodem, op het energiegebruik binnen

de kunstmestindustrie en op de haalbaarheid van mestverwerkingsinitiatieven. Hoe

dit zich in de toekomst verder ontwikkelt, is onduidelijk.

4.4 Energiebesparingsinitiatieven

Praktisch

• Energiebesparingsmaatregelen zijn weinig zichtbaar. Dit maakt dat boeren

vaker de voorkeur geven aan andere maatregelen die wel direct zichtbaar zijn

voor de buitenwereld, zoals de aanschaf van zonnepanelen.

• De invloed van erfbetreders is groot. Dit maakt dat de uiteindelijke keuze voor

bepaalde maatregelen ook afhankelijk is van de informatie die deze erfbetre-

ders brengen. Dit kan gekleurde informatie zijn, omdat er verkoopbelangen

meespelen. Het is van belang te zorgen dat boeren zelf gemakkelijk toegang

hebben tot onafhankelijke informatie, zodat ze beter hun eigen beslissingen

kunnen nemen.

Financieel

• De financiering van energiebesparende ‘extra’s’ door de banken, blijkt in prak-

tijk lastig. Banken zijn bereid maatregelen te financieren die wettelijk worden

opgelegd. Maar de mogelijkheden om daar bovenop extra te lenen, blijken in

praktijk beperkt, ook al is aangetoond dat het een investering met een goede

terugverdientijd betreft.

4.5 Integrale benadering

• Subsidiestelsel SDE werkt in fases. Dit werkt in het voordeel van de initiatieven

die sec gericht zijn op energieproductie, en daarmee dus ten nadele van de in-

tegraal opgezette initiatieven.

• Vanuit de agrarische sector wordt de druk ervaren dat steeds meer eisen aan

hun bedrijfsvoering worden gesteld, o.a. op het vlak van duurzaamheid. Vanuit

maatschappelijke organisaties wordt bijvoorbeeld benadrukt dat dierwelzijn

belangrijk is, terwijl tegelijkertijd vanuit de afnemers eisen worden gesteld aan

o.a. voedselveiligheid, klimaat, ammoniak. In praktijk resulteren deze extra ei-

sen slechts een enkele keer in een hogere prijs voor het product. Vanuit de

primaire sector is er nadrukkelijk de wens om door samenwerking in de keten

te proberen hier nieuwe markten te ontwikkelen, waardoor mogelijk een bete-

re prijs voor de producten kan worden gerealiseerd.

Page 39: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

34

Page 40: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

35

5 Conclusies _____________________________________________________________________________

Uit de interviews en het overzicht van initiatieven blijkt dat veel boeren en keten-

partijen bewust bezig zijn met het thema energie en klimaat. Wat kunnen we doen

om kosteneffectiever bezig te zijn? Kunnen we zelf duurzame energie opwekken?

Zijn er nog energiebesparingsmogelijkheden? Het thema is de laatste jaren niet

alleen meer een thema voor voorlopers, maar ook voor ‘de grote groep’ geworden.

Deze ontwikkeling staat niet op zichzelf, maar is onderdeel van allerlei ontwikkelin-

gen die we deels nationaal, deels wereldwijd zien, zoals:

• Prijsontwikkeling: Stijging van de energieprijs, en toename van de fluctuatie in

prijzen. Dit geldt met name voor kolen en olie. De elektriciteitsprijs is stabieler

en laat juist de laatste jaren maar een heel beperkte stijging zien. Naast de

energieprijzen, stijgen ook de prijzen van andere grondstoffen. De prijzen van

coproducten (voor vergistingsinstallaties) zijn hier een voorbeeld van.

• Beleid: het nationaal beleid heeft de laatste decennia grote invloed gehad op

de milieuprestaties van de landbouw, vooral op het vlak van mineralen. De

laatste jaren zien we juist een terugtredende overheid. Ondanks dat gaan on-

dernemers aan de slag met duurzaamheid.

• Wereldwijd speelt de financiële crisis, schaalvergroting en globalisering. Dit

alles is van invloed op de mogelijkheden voor ondernemers om te investeren,

om deze investeringen terug te verdienen in de markt, etc.

Naast deze algemene trends, zien we enkele trends specifiek op het vlak van ener-

gie en klimaat en de landbouw. Dit zijn:

• Interesse voor aanschaf van zonnepanelen. Zonnepanelen vormen een een-

voudige wijze van groene stroomproductie en het draagt bij aan een goed

imago van de landbouw. De aanschafkosten zijn de laatste jaren sterk ge-

daald. De verwachting is dat deze trend in de toekomst doorzet. De terugver-

dientijd is afhankelijk van de bedrijfsspecifieke situatie: hoeveel elektriciteit

wordt gebruikt en op welke momenten? Is de dakligging gunstig? Daarnaast is

er nog onduidelijkheid over de mogelijkheden van saldering in de toekomst.

• Interesse voor de bodem. Het inzicht neemt toe dat de bodem een belangrijke

factor is in het klimaatbeleid. Bodemstructuur, ontwatering, organische stof en

bodemleven zijn aspecten die allemaal relevant zijn voor het thema klimaat.

Deze voordelen voor het klimaat zijn voor boeren in feite echter minder be-

langrijk; voor hen ligt het belang in het verhogen van de productie en het be-

houden van een goede bodem, ook voor toekomstige productie.

• Interesse voor mestbe- en/of verwerking. Tot enkele jaren geleden leek mest-

vergisting kansrijk, maar door de huidige hoge prijzen van coproducten is

momenteel mestvergisting niet rendabel te krijgen. Of in de toekomst kraken

en/of raffineren meer zal worden toegepast, hangt ook af van de technische

ontwikkelingen op dit vlak. In 2012 werd een nieuw mestbeleid aangekondigd.

Veebedrijven die meer mest produceren dan ze op eigen grond kwijt kunnen,

moeten een deel van deze overschotmest gaan verwerken. Deze wetgevings-

plannen maken dat de agrarische sector serieus kijkt naar de mogelijkheden

op dit vlak.

• Energiebesparing is kostenbesparing. Binnen de gehele keten zien we interesse

in energiebesparing, waarbij de primaire driver kostenbesparing is. Maar ook

zien we dat ondernemers duurzame energieproductie aantrekkelijker vinden

Page 41: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

36

dan energiebesparing. Argument hiervoor lijkt te zijn dat het produceren van

energie zichtbaarder is voor de buitenwereld.

• Integrale benadering. Een integrale ketenbenadering wordt steeds meer als

essentieel gezien. Het gaat om het totaalconcept; naast aandacht voor energie

en klimaat moet bijvoorbeeld ook het dierenwelzijn in orde zijn en de ammoni-

akemissie worden beperkt. En dit moet aandacht krijgen binnen alle stappen in

de keten. De maatlat Duurzame Veehouderij is hier een goed voorbeeld van.

Page 42: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

37

Bronnen __________________________________________________________________________________________

Fong, Norma (2012) Mineralen in de landbouw, 1970-2011. Artikel CBS

http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/natuur-

milieu/publicaties/artikelen/archief/2012/2012-mineralen-in-de-landbouw-2011-pub.htm

Near Zero (2012) How low will photovoltaic prices go? An expert discussion. Mason Inman, 6

december 2012.

Nelissen, Wil, Samira Bekraoui, Frédérique Franssen (2009) Tussentijdse meting ‘Zien is gelo-

ven’ melkveehouderij. Tekstmatig verslag. 21 08 039. Maastricht. RenM Matrix.

Peet, G.F.V. van der, H.B. van der Veen, H. Docters van Leeuwen (2012) Monitoring integraal

duurzame stallen. Rapport 582. Livestock Research.

Praktijkinitiatieven mestverwerking, WUR, 2010

Regionaal klimaatmodel CLM, berekeningen over 2010 op basis van CBS en LEI cijfers.

Udo de Haes, Helias A., Roelf L. Voortman, Ton Bastein, Wim Bussink, Carin W. Rougoor,

Wouter J. van der Weijden (2012) Scarcity of micronutrients in soil, feed, food, and mineral

reserves. Urgency and policy options. Platform Agriculture, Innovation & Society.

Visie van LTO Nederland (2011) Achtergrondrapport integrale visie duurzame drijfmestver-

waarding. Augustus 2011.

Well, E.A.P. van, D. Keuper (2012) Klimaat in beeld? Nulmeting Energiek Leren. CLM.

Page 43: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

38

Page 44: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

39

Bijlage 1 Lijst geïnterviewden ________________________________

Hans van den Boom, Sectormanager duurzame energie bij Rabobank Nederland

Pieter Brooijmans, Manager agrarische dienst centraal bij SuikerUnie

Geert Bruns, adviseur project- en subsidiemanagement bij Flynth

Erik Haasken, Manager agronomy bij McCain

Arnoud Smit, Projecten LTO Noord, programmamanager duurzame energie bij LTO Noord

Jan Willem Straatsma, manager duurzame veehouderij bij FrieslandCampina

Ruud Tijssens, director corporate affairs bij Agrifirm

Herman Walthaus, policy coördinator bij Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Page 45: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

40

Page 46: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

41

Bijlage 2 Verslag workshop ______________________________________

Trends en Bewegingen in de landbouw voor Energie en Klimaat

Verslag 13 maart – MeteoConsult

Aanwezig: Albert Moerkerken en René Wismeijer (AgentschapNL), Menno Douma, Margot van

Engelen en Arnoud Smit (LTO Noord), Ton van Korven en Willem Buiter (ZLTO), Hilko Ellen

(WUR-LR), Maureen Schoutsen (WUR-PPO), Arend Jan Cuperus (Arvalis), Geert Kuipers

(Countus), José Jochems (ARDO), Jan van Bergen (Ministerie I&M), Marcel Derks (Melkvee-

houder), Jeroen van Wijk (Melkveehouder), Arie en mevrouw Aanen (Melkveehouder), Floor

Kool (Melkveehouder), Keimke van der Heiden (Akkerbouwer), Corné van den Boogaart (Var-

kenshouder), Raymond Jansma (Pluimveehouder), Ramon Klaassens (NAJK), Erik van Well

(CLM), Carin Rougoor (CLM), Elisa de Lijster (CLM).

1. Achtergrond en Doel Bijeenkomst

Er is sinds het tekenen van het Agroconvenant Schoon en Zuinig veel gebeurd binnen de

agrarische sector op het gebied van klimaat en energie. AgentschapNL publiceert in 2013 de

tweede ‘Energie en Klimaatmonitor Agrosectoren’ die de voortgang van het Agroconvenant

presenteert. Deze monitor laat landelijke statistieken zien, maar gaat niet in op de actuele

beweging in de sector op het gebied van energie en klimaat. CLM voert in opdracht van

AgentschapNL een studie uit met als doel het inventariseren en in beeld brengen van trends

en ontwikkelingen op gebied van energie en klimaat in de veehouderij en open teelten.

• Welke trends en initiatieven zien we binnen veehouderij, vollegrondsteelt en akkerbouw

op de thema’s energiebesparing, hernieuwbare energie en reductie van broeikasgassen?

De eerste stap was een serie van gesprekken met ketenpartijen en experts: McCain, Friesland

Campina, Agrifirm, Ministerie I&M, Flynth, Rabobank NL, LTO Noord en SuikerUnie. Deze stap

diende om een eerste gevoel te krijgen bij ontwikkelingen en motivatie van ondernemers om

met klimaat en energie bezig te gaan. Uit deze interviews bleek een aantal trends overduide-

lijk aanwezig te zijn, met daarin duidelijk opkomende initiatieven (zie punt 2).

Deze workshop is de tweede stap in de studie waar praktijk, wetenschap en overheid bij el-

kaar komen om de gevonden resultaten uit de interviews te checken, aanvullingen te geven

en input te geven op verdere motivatie, drijfveren en initiatieven binnen de agrarische sector

en waar eventueel knelpunten en kansen liggen op het gebied van energiebesparing, her-

nieuwbare energie en klimaat.

2. Resultaten vooronderzoek

Uit de eerste gesprekken blijkt dat de volgende trends op gebied van klimaat en energie spe-

len binnen de veehouderij, vollegrondsteelt en akkerbouw (zie ook ppt):

1. Zonnepanelen

Er komt steeds meer interesse voor aanschaf zonnepanelen. Initiatieven zoals de gezamenlij-

ke inkoopacties bij LTO en ANV’s met burgers zijn talrijk. De motivatie bij agrariërs is kosten-

Page 47: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

42

besparing en imagoverbetering (license to produce). Volgens geïnterviewden ligt bij zonne-

energie een duidelijke stijgende lijn voor de toekomst. Aandachtspunt hierbij is dat de situatie

per bedrijf verschilt en afhangt van saldeermogelijkheden.

2. Bodem centraal

In de landbouw komt steeds meer inzicht dat een goede bodem (bodemleven en organische

stof) de basis vormt voor goede productie. Technieken als niet-kerende grondbewerking,

permanent grasland, zorgen voor een goede bodem en minder uitstoot

van broeikasgassen. Initiatieven zoals Veldleeuwerik, Pure Graze en Climate Farmers (NAJK)

laten zien dat een goede landbouwpraktijk gericht op bodem samengaan met broeikasgasre-

ductie.

3. Mestverwerking

Mestverwerking is een hot issue in de veehouderij. Er is een overschot aan mest en om die te

verwaarden tot een goed product blijkt een sterke drijfveer. Biogasproductie is daar een uit-

drukking van, en dat wordt ook gestimuleerd door de nieuwe mestwetgeving. Er is veel en-

thousiasme. Zo zijn er maar liefst 100 co-vergistingsinstallaties in NL. Echter, prijzen van co-

producten en investeringskosten zijn nu te hoog om echt als succesvol initiatief te gelden.

4. Energiebesparing

Energiebesparing blijkt een ondergeschoven kindje in de landbouw. Het is niet zo sexy als

zonnepanelen, en minder zichtbaar. Toch valt er veel te halen volgens de geïnterviewden. De

keten is momenteel druk met energiescans in hun eigen bedrijf die zij ook vertalen naar hun

toeleveranciers, de boeren. Motivatie is voornamelijk kostenbesparing en maken van efficiën-

tieslag. Energiebesparing komt veelal ter sprake tijdens het bouwen van nieuwe stallen.

5. Integraal

Initiatieven die integraliteit op duurzaamheidsthema’s benadrukken komen steeds meer voor.

Denk aan Veldleeuwerik, Unitip (Suikerunie), Keten Duurzaam Varkensvlees, Foqus Planet

(Friesland Campina) en Kringloopkompas (CONO). Daarin komen niet alleen klimaat en ener-

gie aan bod, maar ook dierenwelzijn, sociale relaties met consument, etc. Dit is een toene-

mende trend: integraliteit op thema’s en in schakels van de keten.

De meeste deelnemers herkenden zich in de bovengenoemde trends. De volgende aanvullin-

gen en toevoegingen op de resultaten werden gemaakt:

• Integraliteit neemt inderdaad toe, maar sommige thema’s staan op gespannen voet met

elkaar. Duidelijk voorbeeld is in de pluimveehouderij op thema’s klimaat en dierenwelzijn.

Mestbeluchting met koude of warme lucht is goed voor klimaat, maar wat is het effect op

dierenwelzijn? ‘Als je die beluchter ‘s nachts aan laat staan, dan zijn er die ochtend dui-

zenden kippen dood, en dat kan niet’.

• De groep mist binnen de studie een onderzoeksgroep van veevoer- en kunstmestindustrie

en de slagerij. Antw.: focus van studie is primaire sector. In interview met Suikerunie

kwam naar voren dat er een verschuiving plaatsvindt van kunstmest naar dierlijke mest.

• Gevoelige teelten, zoals de bollenteelt, gaan niet zorgvuldig met de bodem om. Geen

motivatie en perse winst voor deze bedrijven.

• Soms gaan ontwikkelingen te snel. Wat weten wij van het gevaar van zonnepanelen, de

stralingseffecten op gezondheid en met ledlampen; hoe lang gaan die werkelijk mee?

• Binnen mestverwerking moet accent liggen op mono-vergisting. Zonder co-producten en

alleen van mest. Anders concurreren voedsel en energie met elkaar.

• Drijfveer van retail: ze willen laten zien dat ze het goed doen (imago). Duurzaamheid

wordt te pas en onpas gebruikt.

Page 48: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

43

3. Discussie verwachtingen en verantwoordelijkheden in groepen

In drie groepen gingen deelnemers uiteen om behandelde resultaten van het vooronderzoek

te bespreken en te bediscussiëren welke verantwoordelijkheden de verschillende partijen

hebben en welke verwachtingen men heeft van andere partijen op het thema van energie en

klimaat.

Reactie op Trends

• Trend bodem onder akkerbouw al langer gaande, komt nu ook op bij melkvee, met name

vanuit wens voor hoge eigen opbrengst, in bollenteelt (nog) niet of weinig;

• Rendement is voor primaire sector de drijvende kracht om met energie en klimaat bezig

te zijn;

• Logische stap is eerst energiebesparing en daarna groene energieproductie, maar praktijk

ligt vaak anders. Productie krijgt meer aandacht (sexy). Spin-off: de productie creëert

weer bewustwording en dat is zeker ook belangrijk;

• Integraliteit is belangrijk. We zijn geneigd om alleen op 1 segmentje te letten. Er wordt

bijv. alleen over klimaat of energie gecommuniceerd, terwijl het over de gehele keten

gaat en verschillende duurzaamheidsthema’s.

• ‘Klimaat’ spreekt deel van boeren niet aan. Vertaal het praktisch: bodem, kostenbespa-

ring.

• Stallen bouwen op duurzaamheid is lastig, omdat het gaat over grote investeringen. Als

je 1 weg bent ingeslagen is moeilijk om andere weg in te slaan.

• Knelpunt: eisen vanuit ngo’s (koe in de wei, uitloop, plofkipcampagne), daarnaast ook

vanuit multinationals klimaateisen, ammoniak etc.

• Vanuit de markt is ± 5 jaar geleden op het thema ingestoken vanuit financieel oogpunt;

dat verschuift nu naar meer bewustwording. Daar is wel een omslag in bereikt.

Ontbrekende initiatieven

• Regionaal energieneutraal: er zijn binnen een polder energiescans gehouden op 13 be-

drijven (verschillende sectoren: melkvee, pluimvee, akkerbouw) met POP-geld om te zien

hoe energiezuiniger geboerd kan worden. Initiatief vanuit de boeren zelf.

• Biomassaketel

• Monovergisting van verse mest, op eigen bedrijf gebruik van energie en warmte

Verwachtingen en Wensen

• Integraal, als keten oppakken en thema’s aan elkaar koppelen

• Bij nieuwbouw is er aandacht voor. Dit gaat in fases. Momentafhankelijk. Probleem: ver-

dien ik de investering terug?

• Goede initiatieven moeten beleidsruimte krijgen

• Boeren: wat we doen wordt niet betaald door de afnemer/consument (ook vanwege ex-

port)

• Oplossing: CO2-economie? Footprint melden op producten.

• Gezamenlijk oppakken van initiatieven biedt zekerheid

• Aandacht voor duurzaamheid moet beloond worden (markt, overheid)

• Grote invloed erfbetreders

Eigen verantwoordelijkheid sector?

In de landbouw is er weinig marge en andere verdienmodellen om te investeren in verduur-

zaming. Het blijft beperkt tot nichemarkten. Consumenten betalen de prijs voor de reële

waarde van het product niet. Duurzaamheid wordt algemeen, zonder een extra plus erop.

Jose van ARDO:’ Wij merken dat afnemers steeds meer eisen stellen op het vlak van duur-

zaamheid, zonder daar een hogere prijs voor te betalen. De standaard wordt hoger, maar

financieel kan het vaak niet uit met huidige verdienmodel. Maar duurzaamheid hoeft niet

perse duurder te zijn als het ook gaat om kostenbesparing’.

Page 49: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

44

Waarom weinig aandacht voor energiebesparing? Antw.: Nu is de energieprijs nog te laag en

dat loopt de terugverdientijd uit de pas.

Mogelijk is er extra waarde te behalen met het vermarkten van product in combinatie met

zonne-energie: varkensvlees geproduceerd met zonne-energie.

Er wordt een spanning gesignaleerd tussen investeren, terugverdientijd en nieuwe ontwikke-

lingen. Zo heeft een melkveehouder bijvoorbeeld 5 jaar geleden een melkrobot gekocht. De

huidige varianten zijn energiezuiniger, maar een melkveehouder gaat nu geen nieuwe kopen,

vanwege de terugverdientijd. Dat komt niet uit. Dus dat komt de energiebesparing niet ten

goede.

Arnoud (LTO): soms hoor je boeren die na enkele jaren na de nieuwbouw zeggen: had ik het

maar anders gedaan. Dat komt ook door de fabrikanten, die geven toch gekleurde informatie.

Win-win behaal je als er voor meerdere partijen iets in zit. Zoals RFC die de energiescans

oppakt samen met de boeren. Wel belangrijk dat een boer een meerprijs krijgt voor een pro-

duct met meerwaarde. Samenwerken onder boeren is hiervoor ook belangrijk om zaken ge-

zamenlijk af te dwingen. Echter, knelpunt: mededingingsregels.

Verwachting van andere partijen?

• Erfbetreders

LTO doet veel aan kennisverspreiding. Erfbetreders hebben grote invloed op keuzes van

agrariërs. LTO besteed aandacht aan biomassaketel, want daar is nog veel over onbe-

kend. Keuze wordt toch vaak bepaald door een klik met een bepaald persoon. Maar niet

alle erfbetreders zitten op 1 lijn. Die hebben ook een commercieel belang. Ondernemer

moet zelf gaan shoppen en selecteren op beschikbare kennis en informatie. Product-

schappen opheffen en minder onafhankelijk onderzoek is in dit licht geen goede ontwik-

keling.

• Bank

Banken zeggen in deze huidige tijd steeds vaker nee tegen ontwikkelingen als biomassa-

ketels, ondanks gunstige terugverdientijd. Eerst worden wettelijke eisen gefinancierd. De

extra’s willen ze dan niet meer financieren. Dit staat innovatie en vernieuwing in de weg.

• Overheid

Nieuwbouw: wanneer bereik je mensen op juiste moment als er kans is om te verduur-

zamen? Koppel bouw aan vergunningstraject.

• Onderwijs

In het onderwijs moet voor duurzaamheidsvraagstukken meer aandacht zijn. Bij studen-

ten HAS en Helicon wisten ze weinig van klimaat en energie. De sector heeft zelf invloed

op de lesprogramma’s. In gesprek met onderwijs is essentieel.

4. Boer en Klimaat: een dynamisch duo (Reinier van de Berg)

Reinier van de Berg sloot de bijeenkomst af met een informatief, en indringend verhaal over

klimaatverandering. Hij begon met de weerkaart van deze week die hij ‘ zelden zo extreem

heeft gezien, met op de Noordpool een hoge drukgebied’. Door dit hoge druk gebied verlopen

de luchtstromen anders, en krijgen wij vanuit de Noordpool via Siberië te maken met een

ijskoude oostenwind en dus een koude ‘lente’. De luchtstroming gaat meestal van west naar

oost, maar dat houdt in deze tijd met klimaatsverandering niet meer stand. Omdat de Noord-

pool zodanig smelt, krijgen hoge en lage drukgebieden andere voorkeuren, en gaan lucht-

stromen anders lopen. Dit patroon zet zich door en tot aan Pasen blijft het in ieder geval

koud. Als gevolg van de klimaatsverandering krijgen wij te maken met extremer weer: hagel-

stormen en hoosbuien in de zomer, koude lentes en zomerse onweersbuien. Vorige week

hadden we te maken met een warmterecord en nu met een kouderecord. Oftewel, Nederland

zit nu in het klimaat van Noord Frankrijk vorige eeuw.

Page 50: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

45

Komt klimaatsverandering door de mens? Ja, het is het broeikaseffect. Door meer uitstoot van

o.a. CO2 en lachgas wordt de laag in de atmosfeer dikker, en kan er minder straling ontsnap-

pen. Dat klimaatsverandering niet door de zon komt is aan te tonen, doordat de stratosfeer

(de laag buiten de aarde) afkoelt i.p.v. warmer wordt. Dus klimaatsverandering heeft een

humane reden, en theoretisch kunnen wij klimaatsverandering keren, maar realistisch gezien

is dat een hele moeilijke opgave. Zo is in Nederland kernenergie zwaarder gesubsidieerd dan

windenergie.

De landbouw krijgt ook te maken met klimaatsverandering. Iedereen kan zich de hagelschade

in het fruit van afgelopen jaar herinneren. Duizenden euro’s aan schade! In 2011 waren er

misoogsten in Rusland en Siberië, in 2012 speelde dat in de VS – de graanschuur van de

wereld. Dat had gevolgen voor de prijsontwikkelingen in maïs en graan op de wereldmarkt.

Stijgende voedselprijzen zorgen voor onrust en protesten – denk aan de Arabische Lente waar

de link met stijgende voedselprijzen is gelegd. In Peru zijn ze afhankelijk van de gletsjers

voor hun irrigatie en drinkwater. En Nederland; is een Deltaplan van 1.30 m genoeg? Gaan

we toe naar zoutresistente gewassen in het westen van Nederland? Het groeiseizoen van gras

wordt langer. Voordelen voor de boer, maar niet voor biodiversiteit – weidevogels. Klimaats-

verandering is verweven met het voedselvraagstuk.

@: [email protected]

Page 51: Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van ... · en de akkerbouw op de thema’s energiebesparing, energie-efficiency, her-nieuwbare energie en reductie van broeikasgassen.

CLM Onderzoek en Advies

PostadresPostbus 624100 AB Culemborg

BezoekadresGodfried Bomansstraat 84103 WR Culemborg

T 0345 470 700F 0345 470 799

www.clm.nl

Provinciedebat over het agrarisch landschap

W. van den Akker

Provin

ciedeb

at over het ag

rarisch lan

dsch

ap – W

. van den Akker

CLM Onderzoek en Advies

PostadresPostbus 624100 AB Culemborg

BezoekadresGodfried Bomansstraat 84103 WR Culemborg

T 0345 470 700F 0345 470 799

www.clm.nl