Bevolkingsgegevens: wie mag ze hebben?

29
drs. J.P.M. van Casteren BEVOLKINGSGEGEVENS: WIE MAG ZE HEBBEN? verstrekking van gegevens uit de GBA aan vrije derden Achtergrondstudies en Verkenningen 2 Registratiekamer, januari 1995 ISBN 90 34631 333 8 INHOUD

Transcript of Bevolkingsgegevens: wie mag ze hebben?

drs. J.P.M. van Casteren

BEVOLKINGSGEGEVENS: WIE MAG ZE HEBBEN?

verstrekking van gegevens uit de GBA aan vrije derden

Achtergrondstudies en Verkenningen 2

Registratiekamer, januari 1995

ISBN 90 34631 333 8

INHOUD

Inhoud

Ten geleide

1 Inleiding 1

1.1 Doelstelling rapport 11.2 Wetsgeschiedenis gegevensverstrekking ‘vrije’ derden 11.3 Modelverordening VNG 21.4 Hoofdlijnen rapport 3

2 Het GBA-kader 5

2.1 Doel GBA 52.2 Drie categorieën derden 52.3 Gegevensverstrekking uit GBA aan ‘vrije’ derden 62.4 Soorten te verstrekken GBA-gegevens 62.5 Recht op blokkering van gegevensverstrekking 72.6 Recht op mededeling van gegevensverstrekking en protocolplicht 7

3 Andere normen 9

3.1 Artikel 8 EVRM 93.2 Artikelen 5 en 9 Verdrag van Straatsburg 103.3 Aanbeveling Raad van Europa 103.4 Artikel 10 Grondwet 113.5 Artikelen 11, 13 en 14 WPR 113.6 Artikel 92 Besluit bevolkingsboekhouding 11

4 Toetsing 15

4.1 Valt het verzoek onder de reikwijdte van de verordening? 154.2 Heeft de ingeschrevene om geheimhouding verzocht? 164.3 Laten selectiecriteria verstrekking van de gegevens toe? 164.4 Worden de gegevens gevraagd voor een geoorloofd doel? 184.5 Zijn de gegevens noodzakelijk voor het doel? 194.6 Kunnen de gegevens op een minder ingrijpende wijze worden verkregen? 204.7 Is er een toereikend protocolleringsvoorschrift? 20

5 Slot 21

Literatuurlijst 22

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Publikaties in de serie Achtergrondstudies en Verkenningen zijn het resultaat van onderzoeken uitge-voerd door of in opdracht van de Registratiekamer. Met het uitbrengen van de publikaties beoogtde Registratiekamer de discussie en meningsvorming te stimuleren over ontwikkelingen in desamenleving waarin de persoonlijke levenssfeer van de burger in het geding is.

Bevolkingsgegevens: Wie mag ze hebben? - verstrekking van gegevens uit de GBA aan vrije derden (c) Registratiekamer, Rijswijk,

1995

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of opwelke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de Registratiekamer.

ISBN 90 34631 333 8

druk: Sdu Grafische Projecten

Ten geleide

Vanaf 1 oktober 1994 is de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) vankracht en is iedere gemeente houder van de eigen GBA die de basisregistratie vormt voor deuitvoering van tal van overheidstaken. Dat gemeenten in de omgang met de GBA de vereistenormen in acht nemen, is voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de in de GBAgeregistreerde burger en de verhouding tussen die burger en de overheid van groot belang.

De vereiste normen zijn evenwel niet altijd voldoende zichtbaar en dit zou kunnen leiden totongewenste besluitvorming. Zo ook ten aanzien van het onderwerp van dit rapport: deverstrekking van gegevens uit de GBA aan zogenaamde ‘vrije’ derden. Aanleiding voor deRegistratiekamer om daar nader onderzoek naar te doen verrichten.

Dit rapport geeft de belangrijkste normen weer die in acht genomen moeten worden bij de behan-deling van een verzoek om gegevensverstrekking uit de GBA aan een ‘vrije’ derde. In hoofdstuk 1vindt u de aanleiding en de doelstelling van dit rapport. Hoofdstuk 2 beschrijft de voor dit rapportrelevante onderdelen van de Wet GBA. In hoofdstuk 3 worden de belangrijkste overige vantoepassing zijnde normen weergegeven. Het gaat daarbij deels om internationale en deels omnationale normen. Vervolgens worden uit de wettelijke en verdragsrechtelijke kaders van de hoofd-stukken 2 en 3, in hoofdstuk 4 beginselen afgeleid. Deze beginselen zijn uitgewerkt in een zeventaltoetspunten voor gemeenten ten behoeve van de besluitvorming over een verzoek om gegevensver-strekking uit de GBA aan een ‘vrije’ derde. De toetspunten kunnen aldus worden beschouwd alseen soort checklist.

Kern van het rapport is dat behandeling van een verzoek van een ‘vrije’ derde om verstrekking vangegevens uit de GBA niet alleen kan plaatsvinden op basis van de daarop betrekking hebbendenormen van de Wet GBA. Een dergelijk verzoek zal altijd in samenhang met de overige in hetrapport uitgewerkte nationale en internationale normen moeten worden beoordeeld. De publikatievan dit rapport ziet de Registratiekamer als uitvloeisel van haar taak: het bewaken en bevorderenvan het behoorlijk omgaan met persoonsgegevens in de moderne informatiesamenleving. Ik hoopdat de bevindingen van dit rapport daar een bijdrage aan zullen leveren.

mr. P.J. Hustinx,Voorzitter van de Registratiekamer

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

1 Inleiding

Iedere gemeente heeft er mee te maken: verzoeken van personen en instanties om gegevens overburgers te verkrijgen. Het kan gaan om weinig gegevens, het kan een uitgebreide verzamelinggegevens betreffen. Het kan om relatief neutrale gegevens gaan, maar ook kunnen gevoeligegegevens in het spel zijn. Het kunnen gegevens zijn over met name genoemde personen, maar ookover een bepaalde groep. De gegevens kunnen worden gevraagd voor ideële doelen, maar ook voorparticuliere belangen of commercile doeleinden. Verzoekers variëren van incassobureaus tot instel-lingen voor peuteropvang, van particulieren die genealogisch onderzoek doen tot banken, van‘direct marketing’-bedrijven tot ouderenbonden. Maar ondanks al deze verscheidenheid hebben deinformatieverzoekers in ieder geval één ding gemeen: ze zouden graag de beschikking krijgen overbevolkingsgegevens van de gemeente, gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie vanpersoonsgegevens.

Vanaf 1 oktober 1994 is de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Wet GBA)1 opdeze verzoeken van toepassing. De wet heeft ten doel de efficiënte voorziening van persoonsge-gevens, in het bijzonder bij de vervulling van publiekrechtelijke taken te bevorderen. Daarnaastgeeft de Wet GBA ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer uitvoering aan artikel 10, lid 2en 3, van de Grondwet. De gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens is de opvolger vande vroegere gemeentelijke bevolkingsadministratie die werd gevoerd ter uitvoering van de destijdsgeldende Wet bevolkings- en verblijfregisters2 en het Besluit bevolkingsboekhouding3.

1.1 Doelstelling rapport

De Wet GBA (verder te noemen: de wet) bevat een regeling voor het verstrekken van gegevens aanzogenaamde ‘vrije’ derden. Daartoe moet worden gerekend iedere andere persoon of instelling daneen afnemer, een ingeschrevene, een ‘verplichte’ of een ‘bijzondere’ derde.4 Op grond van de wette-lijke regeling beschikt het gemeentebestuur over een zekere beleidsvrijheid om al dan niet aan deze‘vrije’ derden, gegevens te verstrekken. Het is echter niet duidelijk welke materiële normen hetgemeentebestuur daarbij in acht moet nemen. Dat heeft de opvatting doen ontstaan dat alleverstrekkingen aan ‘vrije’ derden geoorloofd zijn, mits die maar bij of krachtens gemeentelijkeverordening geregeld zijn. Die opvatting is onjuist. In dit rapport worden op zo concreet mogelijkewijze de normen in kaart gebracht, die het gemeentebestuur bij een verzoek om gegevensver-strekking aan een ‘vrije’ derde in acht moet nemen. Het rapport heeft dus het karakter van eenhandleiding, niet van een keurslijf. Het uitgangspunt is dat zorgvuldige omgang met persoonsin-formatie uit de GBA is geboden. Een te ruime verspreiding van die persoonsinformatie past daarniet in.

1.2 Wetsgeschiedenis gegevensverstrekking ‘vrije’ derden

De vraag of in de wet zelf een materiële begrenzing nodig was, is tijdens de parlementaire behan-deling van het wetsontwerp GBA meermalen aan de orde geweest.5 Volgens de ministers van

R e g i s t r a t i e k a m e r Bevolkingsgegevens: Wie mag ze hebben?

1

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Binnenlandse Zaken en van Justitie bestond daaraan geen behoefte. Met het samenstel van eisen, teweten de afbakening van gegevens waarop de verstrekking (slechts) betrekking kan hebben, hetrecht van de burger op geheimhouding van die gegevens en de verplichting voor de gemeente omdie verstrekkingen bij of krachtens verordening te regelen, zou al in een adequate bescherming zijnvoorzien. Een materiële begrenzing zoals het aanbrengen van een noodzakelijkheidsvereiste inverband met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer werd niet zinvol geacht.6 Eenamendement van de kamerleden Scheltema-de Nie en J.T. van den Berg om uitsluitend verstrek-kingen toe te staan waarmee een algemeen belang gediend is en verstrekkingen ten behoeve vancommerciële belangen uit te sluiten, werd niet aangenomen.7

Het ontbreken van een materiële beperking in de regeling zelf betekent niet dat geen beperkingenvan toepassing zijn. Pas in het eindstadium van de parlementaire behandeling van het wetsontwerpGBA, verwezen de verantwoordelijke bewindslieden naar hogere wetgeving en algemene rechtsbe-ginselen die het gemeentebestuur in acht moet nemen. De gemeente zou gelet daarop bijvoorbeeldkunnen regelen dat de verstrekking van gegevens niet geschiedt voor commerciële doeleinden.8 Eennadere normstelling bleef echter achterwege.

De wetgever liet dus een aantal kwesties onopgelost. In de praktijk gaat het om de vraag welkeruimte de gemeente toekomt om bij verordening te regelen of gegevens mogen worden verstrektvoor onder meer ideële doelstellingen, voor particuliere belangen of voor commerciële praktijken.Van deze categorieën noemden de verantwoordelijke bewindslieden tijdens de parlementairebehandeling enkele voorbeelden.9 Zo zou men bij een verstrekking van gegevens voor ideëledoelstellingen kunnen denken aan een vereniging met een ideëel doel op het gebied vangezondheid of welzijn, maar ook aan een genootschap op geestelijke grondslag dat niet in deStichting Interkerkelijke LedenAdministratie (SILA) participeert. Bij een verstrekking van gegevensvoor particuliere belangen werd gedacht aan afstammingsonderzoek of de opsporing van eenfamilielid of een andere persoon in de persoonlijke sfeer en als voorbeeld van een verstrekking vangegevens voor commerciële doelstellingen noemde men de verschaffing van gegevens aanbedrijven voor het aanbieden van goederen en diensten aan particulieren. Aan de hand van dezevoorbeelden wilde men tevens illustreren dat met de betrokken verstrekkingsregeling van de GBAwerd aangesloten op de vroegere regeling in het Besluit bevolkingsboekhouding.

1.3 Modelverordening VNG

In het kader van de inwerkingtreding van de Wet GBA heeft de Vereniging van NederlandseGemeenten (VNG) een model-regeling (het zgn. ‘privacy-reglement GBA’) opgesteld die ondermeer betrekking heeft op gegevensverstrekking aan ‘vrije’ derden. De gemeentebesturen zijndaarover in een ledenbrief geinformeerd.10 Het model is niet meer dan een raamwerk. Het bevat eenaantal facultatieve bepalingen en behoeft nadere uitwerking. De belangrijkste vraag die gemeentennaar de mening van de VNG in dat verband moeten beantwoorden is: ‘Welke organisaties hebbeneen belang bij verkrijging van persoonsgegevens dat zwaar weegt in vergelijking met de privacy-belangen van de ingeschrevene?’ ‘Het antwoord op die vraag’, zo vervolgt de VNG, ‘zal de basismoeten zijn voor het beleid dat de gemeente ten aanzien van vrije derden voert.’

Naar aanleiding van deze ledenbrief hebben onlangs de bisdommen zich tot gemeenten gericht methet verzoek rooms-katholieke instellingen in het privacy-reglement GBA op te nemen.11 In eentweede ledenbrief tracht de VNG over de mogelijkheden die gemeenten hebben om aan deze instel-lingen gegevens te verstrekken duidelijkheid te scheppen.12 De VNG neemt daarin het standpunt indat het naar de letter van de wet mogelijk is dat gemeenten de volledige (adres)mutatieverslagen

R e g i s t r a t i e k a m e r Bevolkingsgegevens: Wie mag ze hebben?

2

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

van alle personen in de basisadministratie aan een ‘vrije’ derde verstrekken, ook al heeft deze nietvan alle personen in de basisadministratie die gegevens nodig ter vervulling van zijn taken. Uit eenoogpunt van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ontraadt men deze mogelijkheidechter. Immers, bij het verstrekken van ongedifferentieerde (adres)mutatieverslagen krijgen rooms-katholieke instellingen niet alleen de (adres)mutatieverslagen van rooms-katholieke personen, maarook die van andere ingeschrevenen. In dezelfde brief kondigt de VNG tevens aan dat deRegistratiekamer een notitie zal uitbrengen inzake materile normen voor gegevensverstrekking uitde GBA aan ‘vrije’ derden, van welke groep de rooms-katholieke instellingen deel uitmaken.

1.4 Hoofdlijnen rapport

De Registratiekamer is een onafhankelijk toezichthoudend orgaan dat is ingesteld bij de Wetpersoonsregistraties (WPR)13. Ingevolge artikel 120, lid 1 Wet GBA ziet zij in het belang van debescherming van de persoonlijke levenssfeer ook toe op de uitvoering van de Wet GBA. Met ditrapport wordt de aankondiging van de VNG gestand gedaan. Het biedt de gemeenten eenhulpmiddel om een afweging te kunnen maken tussen het belang van de ‘vrije’ derde bij gegevens-verkrijging enerzijds en het belang van de ingeschrevene bij bescherming van zijn persoonlijkelevenssfeer anderzijds. Allereerst wordt in hoofdstuk 2 de wettelijke regeling inzake deverstrekking van gegevens aan ‘vrije’ derden besproken. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 hetoverige normatieve kader weergegeven. Hoofdstuk 4 verheldert op basis van dit kader de normenwaaraan een verstrekking aan een ‘vrije’ derde uit de GBA moet voldoen en vormt aldus een‘checklist’ voor gemeentebesturen bij het beoordelen van verzoeken van ‘vrije’ derden.

Noten

1 Wet van 9 juni 1994, Stb. 1994, 494.

2 Wet van 17 april 1887, Stb. 1887, 67; opnieuw bekendgemaakt bij KB van 26 augustus 1948, Stb. 1948, 393. Ingetrokken bijartikel 150 Wet GBA.

3 Besluit van 29 augustus 1967, Stb. 1967, 442. Ingetrokken bij de intrekking van de Wet bevolkings- en verblijfregister.

4 Zie de definitie van het begrip ‘derde’ in artikel 1 en het bepaalde in de artikelen 98-100 van de Wet GBA.

5 Zie Kamerstukken II 1988-1989, 21 123, nr. 3: p. 55, 56, 64, 65; Kamerstukken II 1989-1990, 21 123, nr. 5: p. 30, 32; KamerstukkenII 1990-1991, 21 123, nr. 6: p. 31, 46, 87, 94, 95; Kamerstukken II 1991-1992, 21 123, nr. 10: p. 10, 12, 17; Kamerstukken II 1992-1993,21 123, nr. 12: p. 38, 50, 51; Handelingen II 11 februari 1993 48-3541, 3564, 3565; Handelingen II 3 februari 1993 45-3366, 3370,3371; Kamerstukken I 1993-1994, 21 123, nr. 34, p. 10, 11; Handelingen I 7 juni 1994 35-1831, 1832.

6 Kamerstukken II 1992-1993, 21 123, nr. 12, p. 50, 51.

7 Kamerstukken II 1992-1993, 21 123, nr. 29, in stemming gebracht op 16 februari 1993, Stemmingen TK 49.

8 Kamerstukken I 1993-1994, 21 123, nr. 34, p. 10, 11.

9 Kamerstukken II 1990-1991, 21 123, nr. 6, p. 87.

10 Ledenbrief van 11 juli 1994, nummer Lbr. 94/159, kenmerk AJZ/404805.

11 Als voorbeeld kan dienen de brief van het Bisdom van Breda van 1 augustus 1994, Aer/Lo 705/94.

12 Ledenbrief van 15 september 1994, nummer Lbr. 94/231, kenmerk AJZ/406778.

13 Wet van 28 december 1988, Stb. 1988, 665. Artikel 37, lid 1 luidt: Er is een Registratiekamer.

R e g i s t r a t i e k a m e r Bevolkingsgegevens: Wie mag ze hebben?

3

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

2 Het GBA-kader

Vanaf 1 oktober 1994 is de Wet GBA van kracht. Deze wet geeft regels over de gemeentelijke basis-administratie van persoonsgegevens, een nieuw systeem van administratie van bevolkings-gegevens. De burger is in tal van situaties op de overheid aangewezen en de overheid in tal vansituaties op de burger. Van de burger worden in de GBA basisgegevens vastgelegd en de burger isverplicht een aantal gegevens te verstrekken. De regels van de Wet GBA hebben onder meerbetrekking op het geoorloofde gebruik van die gegevens van de burger zoals ten aanzien van hetverstrekken van gegevens aan een derde.

2.1 Doel GBA

De basisadministratie heeft ingevolge artikel 3, lid 1 tot hoofddoel alle afnemers te voorzien van dezogenaamde ‘algemene gegevens’1, voor zover deze noodzakelijk zijn voor de vervulling van detaken van de afnemers.2 Afnemers zijn ‘een orgaan van het Rijk, een provincie, een gemeente of eenander openbaar lichaam met inbegrip van daaronder ressorterende diensten, instellingen enbedrijven, alsmede een orgaan van een bij algemene maatregel van bestuur3 aangewezen instellingdie met de uitvoering van publiekrechtelijke taken is belast’.4 Een bekend voorbeeld van zo’nafnemer is de minister van Defensie die periodiek aan de gemeenten gegevens vraagt van zeven-tienjarige jongens in verband met de uitvoering van de Dienstplichtwet. De algemene gegevenshebben met name betrekking op de ingeschrevene zelf maar kunnen daarnaast ook op anderenbetrekking hebben. Voorbeelden van gegevens die de ingeschrevene zelf betreffen zijn naam, adresen geboortedatum. Voorbeelden van gegevens die over andere mensen met wie de ingeschreveneeen bepaalde relatie heeft dan wel heeft gehad worden opgenomen, zijn gegevens betreffende deouders, kinderen en echtgenote(n) van de ingeschrevene. In de algemene gegevens is zodoende eenclassificatie aanwezig. Deze classificatie werkt op basis van het noodzakelijkheidscriterium door inverstrekkingen van algemene gegevens aan afnemers. Zo worden per saldo meer gegevens over deingeschrevene zelf aan afnemers verstrekt dan gegevens over bijvoorbeeld zijn ouders.

De basisadministratie heeft als een van de nevendoelen ‘een derde te voorzien van algemenegegevens, in bij of krachtens deze wet aangewezen gevallen’ (artikel 3, lid 3). Een derde isingevolge artikel 1 ‘elke andere persoon of instelling dan een afnemer en de ingeschrevene’.5 Hetbegrip omvat derhalve personen en instanties die zeer verschillende taken en belangen hebben.

2.2 Drie categorieën derden

De Wet GBA onderscheidt drie situaties van gegevensverstrekking aan derden met daaropafgestemde verstrekkingsregels, te weten gegevensverstrekking aan ‘verplichte’ derden,‘bijzondere’ derden en ‘vrije’ derden.Een derde kan worden beschouwd als een ‘verplichte’ derde wanneer deze derde gegevens uit deGBA nodig heeft in verband met de uitvoering van een algemeen verbindend voorschrift. Artikel 98bevat de regels voor een geoorloofde gegevensverstrekking aan een ‘verplichte’ derde. Daarin is

R e g i s t r a t i e k a m e r Bevolkingsgegevens: Wie mag ze hebben?

5

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

bepaald dat een gewaarmerkt afschrift wordt verstrekt van de algemene en de verwijsgegevens6

(met uitzondering van het administratienummer) die noodzakelijk zijn in verband met deuitvoering van een algemeen verbindend voorschrift.

Een derde kan worden aangemerkt als een ‘bijzondere’ derde wanneer deze derde een bepaaldpubliek of bijzonder maatschappelijk belang vervult en voor de vervulling van zijn taak op syste-matische wijze gegevens uit de GBA nodig heeft. De regels op basis waarvan dergelijke verstrek-kingen plaatsvinden zijn opgenomen in artikel 99.

Naast de ‘verplichte’ en ‘bijzondere’ derde kent de wet de zogenaamde ‘vrije’ derde. Over deze‘vrije’ derde en de voor hem geldende verstrekkingsregels gaat het verder in dit rapport.

2.3 Gegevensverstrekking uit GBA aan ‘vrije’ derden

Artikel 100 bevat de regels voor het verstrekken van gegevens aan de ‘vrije’ derde.7 Ingevolge lid 1van dit artikel mag een dergelijke verstrekking slechts plaatsvinden voor zover daarin bij of krachtensgemeentelijke verordening is voorzien. Deze verstrekking kan ingevolge lid 2 uitsluitend betrekkinghebben op bepaalde algemene en verwijsgegevens. Op deze regel bevat lid 3 een uitzondering.

Een ‘vrije’ derde kan voor een gegevensverstrekking een beroep doen op de GBA. Op dat momentkomt de gemeente voor de vraag te staan of ze dat verzoek honoreert. Er moet in dat geval eenafweging worden gemaakt. Dat wil niet zeggen dat de GBA op dezelfde wijze als basisadministratievoor die ‘vrije’ derde fungeert als voor afnemers en ‘verplichte’ derden. Een ‘vrije’ derde is nietverplicht om de GBA te benaderen en de gemeente heeft, naast de gevallen waarin ze niet eens aaneen ‘vrije’ derde mag verstrekken, altijd een discretionaire bevoegdheid om de verstrekking teweigeren.

2.4 Soorten te verstrekken GBA-gegevens

Artikel 100, lid 2 stelt als hoofdregel dat aan een ‘vrije’ derde slechts algemene gegevens over denaam, de geslachtsnaam van de echtgenoot of eerdere echtgenoot, het gebruik door deingeschrevene van de geslachtsnaam van de echtgenoot of van de eerdere echtgenoot, het adres, degemeente van inschrijving, de geboortedatum en de datum van overlijden mogen worden verstrekt.

Dat betekent dat de overige gegevens over de burgerlijke staat, die betrekking hebben op geboorte-plaats en -land, geslacht, moeder, vader, huwelijk en eerdere huwelijken, geboortegegevens vanechtgenoot en eerdere echtgenoten, kinderen, rechtsgeldigheid van gegevens, alsmede de gegevensover curatele, voogdij, nationaliteit, verblijfsrecht, A-nummers, en Sofi-nummers niet mogenworden verstrekt.

Van de in lid 2 bedoelde gegevens is tijdens de parlementaire behandeling van het wetsontwerpvan de zijde van de verantwoordelijke bewindslieden opgemerkt dat het hierbij om gegevens gaatdie veelal reeds in het maatschappelijk verkeer (bijvoorbeeld via opname in een telefoongids)openbaar zijn. Bovendien zou het gegevens betreffen van een zodanige aard dat tegen openbaar-making geen bezwaar behoeft te bestaan.8 Op grond hiervan mag worden aangenomen dat degegevensafbakening eveneens betrekking heeft op de criteria op grond waarvan de gegevensworden geselecteerd. Op de consequenties daarvan wordt in hoofdstuk 4 van dit rapport verderingegaan.

R e g i s t r a t i e k a m e r Bevolkingsgegevens: Wie mag ze hebben?

6

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Op de afbakening van artikel 100, lid 2 is een uitzondering mogelijk. In artikel 100, lid 3 is demogelijkheid geopend om in bijzondere gevallen de voornoemde overige algemene gegevens enverwijsgegevens (met uitzondering van het A-nummer en het Sofi-nummer) en voorts administra-tieve gegevens9 aan derden te verstrekken. Het gemeentebestuur dient bij deze gegevensvers-trekking na te gaan of de persoonlijke levenssfeer van de betrokken persoon daardoor niet oneven-redig wordt geschaad. Uit voorbeelden die hiervan tijdens de parlementaire behandeling van hetwetsontwerp werden gegeven blijkt dat het hierbij om incidentele gevallen gaat waarbij elke keerafzonderlijk de privacy-toets dient te worden uitgevoerd.10

Bijzondere gegevens die worden geregistreerd in verband met de uitvoering van de Paspoortwet enin verband met de uitvoering van de Kieswet, mogen door het gemeentebestuur nooit aan eenderde worden verstrekt.

2.5 Recht op blokkering van gegevensverstrekking

Artikel 102, lid 1 kent de burger het recht toe om de verstrekking van hem betreffende gegevensaan onder meer een ‘vrije’ derde tegen te houden.11 Een soortgelijke bepaling is in artikel 14, lid 2WPR opgenomen, zij het dat het blokkeringsrecht van de geregistreerde daar betrekking heeft opverstrekking van de in dat artikel bedoelde gegevens aan iedere derde in de zin van de WPR.

2.6 Recht op mededeling van gegevensverstrekking en protocolplicht

Artikel 103 kent de ingeschrevene het recht toe om te weten aan wie gegevens zijn verstrekt.12 In lid 2 is evenwel bepaald dat het gemeentebestuur kan volstaan met een in algemene termengestelde mededeling omtrent de verstrekking, tenzij het belang van de verzoeker daardoor oneven-redig wordt geschaad.

Artikel 110 verplicht het gemeentebestuur gedurende het jaar volgend op de verstrekking aante-kening te houden van de verstrekking van gegevens aan een ‘vrije’ derde krachtens artikel 100, lid 3.13 In verband met het feit dat een verstrekking als bedoeld in artikel 100, lid 1 en 2 zeeralgemene gegevens betreft en de verstrekking op verzoek van de ingeschrevene niet plaatsvindt, isin de memorie van toelichting gesteld dat het recht op kennisneming van een dergelijke derdenver-strekking niet meer hoeft in te houden dan kennisname van de gemeentelijke regels op dit punt.14

Noten

1 Artikel 34, lid 1, sub a bevat de volgende aanduiding van gegevens die tot algemene gegevens moeten worden gerekend:1. Gegevens over de burgerlijke staat;2. Gegevens over curatele;3. Gegevens over het gezag dat over de minderjarige wordt uitgeoefend;4. Gegevens over de nationaliteit;5. Gegevens over het verblijfsrecht van de vreemdeling;6. Gegevens over de gemeente van inschrijving en het adres in die gemeente, alsmede over het verblijf in Nederland en hetvertrek uit Nederland;7. Gegevens over de administratienummers van de ingeschrevene, de ouders, de echtgenoot, de eerdere echtgenoten en dekinderen;8. Gegevens over het sociaal-fiscaal nummer van de ingeschrevene;9. Gegevens over de sociaal-fiscale nummers van de ouders, de echtgenoot, de eerdere echtgenoten en de kinderen;10. Gegevens over het gebruik door de ingeschrevene van de geslachtsnaam van de echtgenoot of de eerdere echtgenoot.Een limitatieve opsomming van de hiertoe behorende gegevens is conform het bepaalde in artikel 34, lid 2 Wet GBA opgenomenin bijlage I bij de Wet GBA.

R e g i s t r a t i e k a m e r Bevolkingsgegevens: Wie mag ze hebben?

7

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

2 Artikel 3 luidt: 1. De basisadministraties hebben tot doel de afnemers te voorzien van de in artikel 34 bedoelde algemenegegevens, voor zover deze gegevens noodzakelijk zijn voor de vervulling van de taken van de afnemers.2. De basisadministraties hebben mede tot doel de afnemers, bedoeld in artikel 89, te voorzien van de in artikel 34 bedoeldebijzondere gegevens, voor zover deze gegevens noodzakelijk zijn voor de vervulling van de taken van de afnemers.3. De basisadministraties hebben mede tot doel een derde te voorzien van algemene gegevens, in bij of krachtens deze wetaangewezen gevallen.4. De basisadministraties hebben mede tot doel een ingeschrevene te voorzien van de hem betreffende algemene gegevens.

3 Deze afnemers zijn aangewezen in artikel 2, lid 1 jo bijlage 1 van het Besluit GBA, Stb. 1994, 690.

4 Zie artikel 1 Wet GBA.

5 De gegevensverstrekking aan derden is geregeld in afdeling 2 van hoofdstuk 3 van de Wet GBA.

6 De verwijsgegevens worden opgesomd in bijlage II van de Wet GBA.

7 Artikel 100 luidt: 1. In andere gevallen dan bedoeld in de artikelen 98 en 99 kan verstrekking van gegevens aan derden plaats-vinden, voor zover daarin bij of krachtens gemeentelijke verordening is voorzien.2. De verstrekking kan uitsluitend betrekking hebben op algemene en verwijsgegevens over de naam, de geslachtsnaam van deechtgenoot of de eerdere echtgenoot, het gebruik door de ingeschrevene van de geslachtsnaam van de echtgenoot of de eerdereechtgenoot, het adres, de gemeente van inschrijving, de geboortedatum en de datum van overlijden. Artikel 88, tweede lid, isvan toepassing.3. In bijzondere gevallen kunnen andere algemene en verwijsgegevens, met uitzondering van het administratienummer en hetsociaal-fiscaal nummer, alsmede de gegevens, bedoeld in artikel 88, derde lid, worden verstrekt, voor zover de persoonlijkelevenssfeer daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

8 Kamerstukken II 1988-1989, 21 123, nr. 3, p. 64.

9 De administratieve gegevens zijn opgesomd in bijlage 3 bij artikel 59, lid 2 Besluit GBA, Stb. 1994, 690.

10 Kamerstukken II 1988-1989, 21 123, nr. 3, p. 65.

11 Artikel 102 luidt: 1. Het gemeentebestuur geeft aan het schriftelijk verzoek van de betrokkene om in de gevallen, bedoeld in deartikelen 98, 99, tweede lid, of 100, geen gegevens die opgenomen zijn op zijn persoonslijst of hem betreffende verwijsgegevensen daarmee in verband staande administratieve gegevens, aan derden te verstrekken, binnen een maand gevolg en doet daarvanterstond schriftelijke mededeling aan de verzoeker, onder vermelding van de geldende regels terzake.

12 Artikel 103 luidt: 1. Het gemeentebestuur deelt aan de betrokkene op diens verzoek schriftelijk binnen een maand mede ofhem betreffende gegevens in het jaar voorafgaande aan het verzoek uit de basisadministratie zijn verstrekt aan een afnemer ofeen derde.2. Indien zodanige verstrekking is geschied, doet het gemeentebestuur daarvan desverlangd binnen een maand na ontvangstvan het verzoek schriftelijk mededeling aan verzoeker. Het gemeentebestuur kan volstaan met een in algemene termen gesteldemededeling omtrent de verstrekking, tenzij het belang van de verzoeker daardoor onevenredig wordt geschaad.3. Het gemeentebestuur voldoet niet aan het in het eerste en tweede lid bedoelde verzoek, voor zover dit noodzakelijk is in hetbelang van de veiligheid van de staat en de opsporing en vervolging van strafbare feiten.4. Artikel 79, vierde en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

13 Artikel 110 luidt: Het gemeentebestuur houdt gedurende het jaar volgend op de verstrekking aantekening van de verstrekkingvan gegevens:a. krachtens artikel 88 en artikel 89, voor zover op deze verstrekking niet artikel 91 of artikel 96 van toepassing is, dan wel overde verstrekking ingevolge artikel 103, derde lid, geen mededeling wordt gedaan, enb. krachtens artikel 98, en krachtens artikel 100, derde lid.

14 Kamerstukken II 1988-1989, 21 123, nr. 3, p. 67.

R e g i s t r a t i e k a m e r Bevolkingsgegevens: Wie mag ze hebben?

8

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

3 Andere normen

De functie van het hierna beschreven normatieve kader is tweeledig. Enerzijds heeft het als referen-tiekader gediend voor de Wet GBA en onderliggende besluiten. Deze dienen daarmee dus inovereenstemming te zijn. Anderzijds zal het kader de grenzen trekken voor nadere regeling, i.c. degegevensverstrekking aan een ‘vrije’ derde bij of krachtens gemeentelijke verordening. Dit rapportgeeft de doorwerking van het normatieve kader in de te ontwerpen gemeentelijke regeling weer.Allereerst worden hierna de internationale normen op dit gebied weergegeven (3.1, 3.2 en 3.3) envervolgens behandelt het rapport de nationale rechtsbronnen (3.4, 3.5 en 3.6).

3.1 Artikel 8 EVRM

Van belang is in eerste instantie artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechtenvan de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).1 Artikel 8 EVRM is de belangrijkste directwerkende verdragsbepaling waarin het recht op eerbiediging van het privé-leven is vastgelegd. Deprecieze reikwijdte van dit recht is in de jurisprudentie van het Europese Hof en de EuropeseCommissie voor de rechten van de mens nog niet geheel in kaart gebracht. Niet elke vastlegging ofverstrekking van persoonsgegevens door de overheid valt zonder meer onder dit artikel. Dat hangtmede af van de aard van de gegevens en de omstandigheden waaronder deze worden verzameld.Bij de GBA gaat het om een systematische registratie van gegevens over iedere burger en aan hemgerelateerde personen, die men in een aantal gevallen verplicht is te verstrekken. Deze gegevenskunnen, al dan niet door bijzondere omstandigheden, een privacy-gevoelig karakter hebben.Daarom moet ervan worden uitgegaan, dat de GBA in zijn geheel onder het bereik valt van hetrecht op eerbiediging van het privé-leven als bedoeld in artikel 8 EVRM.

De toepasselijkheid van artikel 8 EVRM brengt mee, dat verstrekking van de betrokken gegevensuit de GBA aan ‘vrije’ derden dient te voldoen aan de voorwaarden vervat in artikel 8, lid 2. Dittweede lid bepaalt dat een beperking van het recht op eerbiediging van het privé-leven in de eersteplaats alleen mag plaatsvinden voor zover het nationale recht hierin voorziet. In de tweede plaatszal de beperking noodzakelijk moeten zijn in een democratische samenleving met het oog op één ofmeer van de in dat lid genoemde belangen.

De eis dat een beperking van het recht op eerbiediging van het privé-leven van een geregistreerdedoor de overheid ‘bij wet’ moet zijn voorzien (‘in accordance with the law’), is in de jurisprudentievan het Europese Hof uitgewerkt.2 Daaruit blijkt dat naast de eis dat voor de beperking een basismoet bestaan in het nationale recht, het tevens noodzakelijk is dat het nationale recht voldoet aanvereisten van ‘accessibility’ en ‘foreseeability’. Of een regeling daaraan voldoet is volgens het hof inaanzienlijke mate afhankelijk van ‘the content of the instrument at issue, the field it is designed tocover and the number and status of those to whom it is adressed’.3

De eis dat de beperking noodzakelijk moet zijn in een democratische samenleving (‘necessary in ademocratic society’) met het oog op (één van de) in lid 2 bedoelde belangen, is eveneens in de juris-prudentie van het Europese Hof uitgewerkt.4 Vereist is dat de beperking wordt gerechtvaardigd

R e g i s t r a t i e k a m e r Bevolkingsgegevens: Wie mag ze hebben?

9

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

door een dringende maatschappelijke behoefte (‘pressing social need’), en de beperking voldoet aande eisen van proportionaliteit en subsidiariteit: de beperking moet in een juiste verhouding staantot het nagestreefde doel en het doel moet niet op een minder ingrijpende wijze kunnen wordenbereikt. De noodzaak van de beperking van het grondrecht wordt niet verondersteld maar moetdoor de overheid aannemelijk worden gemaakt. In het algemeen zijn van belang de aard van hetdoel en de mate waarin het privé-leven kan worden aangetast.

3.2 Artikelen 5 en 9 Verdrag van Straatsburg

Internationale normen op dit gebied zijn voorts met name te vinden in het Verdrag tot beschermingvan personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens (Verdragvan Straatsburg).5 In Nederland is het verdrag goedgekeurd en op 1 december 1993 in werkinggetreden.6 Voor dit rapport zijn met name de artikelen 5 en 9 van het verdrag van betekenis.7

Ingevolge artikel 5, sub b mogen geautomatiseerde persoonsgegevens niet worden gebruikt voordoeleinden die niet verenigbaar zijn met het doel waarvoor ze worden vastgelegd. Het doel van deGBA is gegevensverstrekking. Zoals is aangegeven in hoofdstuk 2 dient de Wet GBA ertoe om tevoorzien in een doelmatige voorziening van persoonsgegevens. Het gaat daarbij echter in hetbijzonder om verstrekking van gegevens bij de vervulling van publiekrechtelijke taken. De belang-rijkste doelstelling is derhalve het efficiënt en zorgvuldig voorzien in overheidsinformatie. Hetverstrekken van gegevens uit de GBA aan een ‘vrije’ derde ten behoeve van niet-publieke taken iseen gebruik dat met deze primaire doelstelling op gespannen voet staat.

Artikel 9 noemt de uitzonderingen op de regel van artikel 5 overeenkomstig de beperkingen vanartikel 8, lid 2 EVRM. De vraag is wanneer gebruik van GBA-gegevens die de ingeschreveneverplicht was te verstrekken, een geoorloofde uitzondering vormt op het doelbindingscriterium inartikel 5, sub b.

3.3 Aanbeveling Raad van Europa

In een reeks van aanbevelingen van het Comité van Ministers van de Raad van Europa zijn debeginselen van het verdrag uitgewerkt. Op 9 september 1991 heeft het comité RecommendationR(91)10 on the communication to third parties of personal data held by public bodies aangenomeninzake het aan derden verstrekken van persoonsgegevens die berusten bij overheidsinstanties. Voordit rapport is onderdeel 2 van belang.8

Onderdeel 2.1 benadrukt de noodzaak van beschermende maatregelen en waarborgen die gepaardmoeten gaan met het verstrekken van persoonsgegevens of bestanden met persoonsgegevens aanderden. Bij afwezigheid van een wettelijke basis (als bedoeld in a, b en c) wordt – onder d – aanbe-volen dat voor de verstrekking van gegevens ‘free and informed consent’ van de geregistreerdenodig is.

Onderdeel 2.2 stelt dat gegevens niet aan derden mogen worden verstrekt voor doeleinden dieonverenigbaar zijn met die waarvoor de gegevens oorspronkelijk zijn verzameld, tenzij nationalewetgeving adequate bescherming biedt.

R e g i s t r a t i e k a m e r Bevolkingsgegevens: Wie mag ze hebben?

10

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

3.4 Artikel 10 Grondwet

Artikel 10 Grondwet bevat het grondrecht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeerbehoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen.9 In de leden 2 en 3 wordt de wetgeveropgedragen regels te stellen ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met devastlegging en verstrekking van persoonsgegevens en over het recht op kennisneming en verbe-tering daarvan. De Wet GBA geeft uitvoering aan deze grondwetsbepalingen voor het specifieketerrein van de bevolkingsadministratie. Artikel 3, lid 3 jo artikel 100 vormt de wettelijke basis voorhet verstrekken van gegevens aan ‘vrije’ derden bij of krachtens verordening door gemeenten.

3.5 Artikelen 11, 13 en 14 WPR

De Wet persoonsregistraties (WPR)10 voorziet ter uitwerking van artikel 10 Grondwet in een stelselvan waarborgen met betrekking tot de aanleg en het gebruik van persoonsregistraties. De Wet GBAbeoogt materieel een uitwerking te zijn van de algemene normen van de WPR. Daar waar dezeWPR-normen in de GBA-wetgeving niet of onvoldoende zijn uitgewerkt, zullen deze dan ookingevuld kunnen worden door de kaders van de WPR. Vooral de artikelen 11, 13 en 14 inzake hetverstrekken van gegevens aan derden zijn voor het onderhavige onderwerp van belang. Nietrelevant voor het onderwerp van dit rapport is de verstrekkingsregeling in artikel 18, lid 3. Dieregeling is immers uitsluitend van toepassing op een gegevensverstrekking binnen de overheids-sector waar een ‘vrije’ derde geen onderdeel van uitmaakt.

Artikel 11, lid 1 geeft de hoofdregel voor een geoorloofde gegevensverstrekking aan een derde.11

Een zodanige verstrekking is slechts toegestaan, voor zover die voortvloeit uit het doel van deregistratie of wordt vereist ingevolge een wettelijk voorschrift, dan wel geschiedt met toestemmingvan de geregistreerde. Deze hoofdregel houdt in dat het doel van de registratie meebrengt dat deverstrekking aan een derde geschiedt. De aard van het doel en de betekenis daarvan in hetmaatschappelijk verkeer zullen hierbij in aanmerking moeten worden genomen. Bij de beoordelingin een concreet geval of de verstrekking van persoonsgegevens kan worden geacht uit het doelvoort te vloeien kan onder meer worden gelet op de aard van de te verstrekken informatie in hetlicht van de eventuele onderliggende rechtsverhouding.

In de artikelen 11, lid 2, 13 en 14 wordt de hoofdregel onder meer aangevuld of beperkt.Artikel 11, lid 2 noemt twee aanvullingen.12 Het betreft verstrekking ten behoeve van wetenschap-pelijk onderzoek of statistiek en op grond van een dringende en gewichtige reden.Artikel 13 stelt enige bijzondere regels voor persoonsregistraties die zijn aangelegd met het doelbedrijfsmatig gegevens te verzamelen teneinde deze aan derden te verstrekken.13 De verstrekkingwordt geregeld in lid 3 en 4. Bepaald is dat verstrekking slechts geschiedt op verzoek en dat bij hetverzoek het doel van het verkrijgen van de gegevens moet worden vermeld. De verstrekking moetachterwege blijven als het doel onaanvaardbaar is – wegens strijd met de wet, de openbare orde ofde goede zeden – of de verstrekking redelijkerwijs niet in overeenstemming is met dat doel.Tenslotte mag door de verstrekking de persoonlijke levenssfeer van de geregistreerde niet oneven-redig worden geschaad.Artikel 14 bevat enige speciale normen voor het – al dan niet tegen vergoeding – ter beschikkingstellen van adressenbestanden.14 Dit wordt in het algemeen toegestaan, mits de verstrekkinggeschiedt op verzoek van de verkrijger, en voorts met dien verstande dat een zodanige verstrekkingvan gegevens betreffende een individuele geregistreerde op diens verzoek achterwege blijft. Voortsis een verstrekking die niet voldoet aan het bepaalde in artikel 13, lid 4 niet toegestaan.

R e g i s t r a t i e k a m e r Bevolkingsgegevens: Wie mag ze hebben?

11

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

3.6 Artikel 92 Besluit bevolkingsboekhouding

De regeling in artikel 100, lid 2 respectievelijk lid 3 Wet GBA vertoont veel gelijkenis met deinmiddels vervallen regeling in artikel 92, lid 1 respectievelijk lid 2 van het Besluit bevolkingsboek-houding. De artikelen 90 en 92 van dit Besluit regelden de verstrekking van gegevens uit de bevol-kings- en verblijfregisters. Artikel 90, lid 1 bepaalde dat deze gegevens geheim waren maar dat hetgemeentebestuur niettemin met inachtneming van de overige bepalingen in dat besluit, gegevensmocht verstrekken.15 Artikel 92, lid 1 gaf aan welke gegevens daarbij in beginsel ten hoogstemochten worden verstrekt.16 De regeling van artikel 100, lid 2 Wet GBA is op eenzelfde leestgeschoeid.

Werden meer gegevens gewenst, dan was dat ingevolge artikel 92, lid 2 van het besluit slechtsmogelijk, indien de verkrijger aantoonde dat hij bij de verkrijging een gerechtvaardigd, niet zijndeeen commercieel, belang had en het gemeentebestuur na afweging van alle terzake doendebelangen geen voldoende reden zag de verstrekking te weigeren.17 Deze regeling is onder meerdoor jurisprudentie nader ingevuld. Het gebruik van de gegevens van het bevolkingsregister omeen adresboek samen te stellen door gegevens hiertoe aan een uitgever te verstrekken, achtte deKroon geen gerechtvaardigd, niet zijnde een commercieel belang in de zin van artikel 92, lid 2.18

Daarnaast is deze regeling toegepast op basis van de Handleiding Bevolkingsboekhouding waarinwas aangegeven dat inlichtingen omtrent door de aanvrager niet met name genoemde personenvoor commercieel gebruik in geen geval mochten worden verstrekt.19 Tenslotte is het deRegistratiekamer bekend dat de regeling de laatste jaren in toenemende mate door de gemeentenaan de hand van de normen van artikel 13 en 14 WPR werd toegepast.

De regeling van artikel 100, lid 3 Wet GBA toont wat de gegevensafbakening betreft grote overeen-komsten met de gegevensafbakening in artikel 92, lid 2 van het besluit. Daarnaast is in de regelingvan artikel 100, lid 3 de privacy-toets van artikel 13, lid 4 WPR opgenomen. Daar waar in de toepas-singspraktijk van artikel 100 leemtes ontstaan, ligt het dan ook voor de hand deze in te vullen aande hand van jurisprudentie en toelichting met betrekking tot het vroegere Besluit bevolkingsboek-houding.

Noten

1 Artikel 8 luidt: 1. Everyone has the right to respect for his private and family life, his home and his correspondence.2. There shall be no interference by a public authority with the exercise of this right except such as is in accordance with the lawand is necessary in a democratic society in the interest of national security, public safety or the economic well-being of thecountry, for the prevention of disorder or crime, for the protection of health or morals, or for the protection of the rights andfreedoms of others.

2 zie o.a. EHRM 26 april 1979, Sunday Times, NJ 1980, 146 m.nt. EAA, en EHRM 30 maart 1989, Chappell, NJ 1991, 522 m.nt. EJD.

3 EHRM 28 maart 1990, Groppera Radio AG and Others, NJ 1991, 739 m.nt. EAA.

4 zie o.a. EHRM 26 april 1979, Sunday Times, NJ 1980, 146 m.nt. EAA.

5 Straatsburg, 28 januari 1981, Trb. 1988, 7.

6 Wet van 20 juni 1990, Stb. 351, gewijzigd bij wet van 27 november 1991, Stb. 1991, 654.

7 Artikel 5 luidt: Personal data undergoing automatic processing shall be:a. obtained and processed fairly and lawfully;b. stored for specified and legitimate purposes and not used in a way incompatible with those purposes;c. adequate, relevant and not excessive in relation to the purposes for which they are stored;d. accurate and, where necessary, kept up to date;e. preserved in a form which permits identification of the data subjects for no longer than is required for the purpose for whichthose data are stored.

R e g i s t r a t i e k a m e r Bevolkingsgegevens: Wie mag ze hebben?

12

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Artikel 9 luidt onder meer: 1. No exception to the provisions of Articles 5, 6 and 8 of this convention shall be allowed exceptwithin the limits defined in this article.2. Derogation from the provisions of Article 5, 6 and 8 of this convention shall be allowed when such derogation is provided forby the law of the Party and constitutes a necessary measure in a democratic society in the interests of:a. protecting State security, public safety, the monetary interests of the State or the suppression of criminal offences;b. protecting the data subject or the rights and freedom of others.

8 Onderdeel 2 luidt: 2.1 The communication, in particular by electronic means, of personal data or personal data files by publicbodies to third parties should be accompanied by safeguards and guarantees designed to ensure that the privacy of the datasubject is not unduly prejudiced.In particular, the communication of personal data or personal data files to third parties should not take place unless:a) a specific law so provides; orb) the public has access thereto under legal provisions governing access to public-sector information; orc) the communication is in conformity with domestic legislation on data protection; ord) the data subject has given his free and informed consent.2.2 Unless domestic law provides appropriate safeguards and guarantees for the data subject, personal data or personal datafiles may not be communicated to third parties for purposes incompatible with those for which the data were collected.

9 Artikel 10 luidt: 1. Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op eerbiediging van zijnpersoonlijke levenssfeer.2. De wet stelt regels ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met het vastleggen en verstrekken vanpersoonsgegevens.3. De wet stelt regels inzake de aanspraken van personen op kennisneming van over hen vastgelegde gegevens en van hetgebruik dat daarvan wordt gemaakt, alsmede op verbetering van zodanige gegevens.

10 Wet van 28 december 1988, Stb. 1988, 665.

11 Artikel 11, lid 1 luidt: Uit een persoonsregistratie worden slechts gegevens aan een derde verstrekt voor zover zulks voort-vloeit uit het doel van de registratie, wordt vereist ingevolge een wettelijk voorschrift of geschiedt met toestemming van degeregistreerde.

12 Artikel 11, lid 2 luidt: Ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek of statistiek dan wel op grond van een dringende engewichtige reden, kunnen desgevraagd gegevens aan een derde worden verstrekt voor zover de persoonlijke levenssfeer van degeregistreerden daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

13 Artikel 13 luidt: 1. Dit artikel is van toepassing op persoonsregistraties, gehouden of mede gehouden met het oog op dezewerkzaamheid door een natuurlijke of rechtspersoon, die bedrijfsmatig persoonsgegevens, anders dan met toestemming vandegenen op wie die gegevens betrekking hebben of, in de gevallen bedoeld in artikel 11, vierde lid, van hun wettelijke vertegen-woordigers, verzamelt en aan derden verstrekt.2. In een persoonsregistratie als bedoeld in het eerste lid, worden slechts persoonsgegevens opgenomen, die op hun juistheidzijn onderzocht.3. Uit een persoonsregistratie als bedoeld in het eerste lid, worden aan een derde slechts op diens verzoek gegevens verstrekt.Het verzoek vermeldt het doel waarvoor de gevraagde gegevens zullen worden gebruikt.4. De verstrekking vindt niet plaats, indien:a. het doel waarvoor de verstrekking is verzocht, in strijd is met de wet, de openbare orde of de goede zeden;b. de verstrekking redelijkerwijs niet in overeenstemming is met dat doel;c. door de verstrekking de persoonlijke levenssfeer van de geregistreerde onevenredig zou worden geschaad.5. De houder van een persoonsregistratie als bedoeld in het eerste lid, is verplicht elke verstrekking van gegevens aan een derdeten minste een jaar nadat de verstrekking geschiedde, vastgelegd te houden, tenzij hij redelijkerwijs kan aannemen dat degeregistreerde daarbij geen belang heeft.

14 Artikel 14 luidt: 1. Uit een persoonsregistratie, niet begrepen onder artikel 13, eerste lid, kunnen ook in andere gevallen danomschreven in artikel 11, eerste en tweede lid, bestanden persoonsgegevens, alleen bestaande uit naam, adres, woonplaats,postcode en soortgelijke voor communicatie benodigde gegevens, aan een derde worden verstrekt. De artikelen 11, derde lid, en13, derde en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.2. De houder laat op verzoek van de geregistreerde of, in de gevallen bedoeld in artikel 11, vierde lid, van zijn wettelijke verte-genwoordiger zodanige verstrekking ten aanzien van diens gegevens achterwege.

15 De betreffende passage van artikel 90, lid 1 luidt: De in de bevolkings- en verblijfregisters vastgelegde gegevens zijn geheim.Het gemeentebestuur is niettemin, behoudens het nader bij dit besluit bepaalde, bevoegd uit het bevolkings- of verblijfregisterinlichtingen te verstrekken. Gehele of gedeeltelijke weigering van de verstrekking van een of meer inlichtingen kan zonderopgaaf van redenen geschieden.

16 Artikel 92, lid 1 luidt: Met uitzondering van die, bedoeld in artikel 90 tweede en derde lid, bevat een inlichting niet meer dande (geslachtsnaam), de voornamen, dag, maand en jaar van geboorte, de (geslachts)naam en de voornamen van de (overleden)echtgenoot, het vroegere en het tegenwoordige adres, dag, maand, jaar en reden van afvoering van het persoonsregister,alsmede dag, maand, jaar en gemeente van overlijden van een persoon.

R e g i s t r a t i e k a m e r Bevolkingsgegevens: Wie mag ze hebben?

13

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

17 De betreffende passage van artikel 92, lid 2 luidt: Hij, die andere gegevens verlangt dan de in het vorige lid genoemde, kandeze slechts verkrijgen, indien hij aantoont, dat hij bij die verkrijging een gerechtvaardigd, niet zijnde een commercieel, belangheeft en het gemeentebestuur ... geen voldoende reden aanwezig acht de verstrekking van de verlangde gegevens te weigeren.

18 Zie het KB van 18 oktober 1973 en het KB van 2 oktober 1975, Stb. 1975, 531.

19 Handleiding Bevolkingsboekhouding, p. A III-18.

R e g i s t r a t i e k a m e r Bevolkingsgegevens: Wie mag ze hebben?

14

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

4 Toetsing

In hoofdstuk 2 en 3 van dit rapport zijn de verdragsrechtelijke en wettelijke kaders beschrevenwaaraan een gegevensverstrekking aan een ‘vrije’ derde uit de GBA moet voldoen. Uit dit kaderzijn beginselen af te leiden die betrekking hebben op de gegevensverstrekking uit de GBA aan een‘vrije’ derde. Het ligt op de weg van de gemeenten om aan dat kader ook feitelijke invulling tegeven in het belang van de privacy-bescherming van hun burgers. Hierna worden deze beginselenaangeduid. Zij zijn te beschouwen als toetspunten voor de gemeente ten behoeve van de besluit-vorming over een verzoek om gegevensverstrekking aan een ‘vrije’ derde en vormen aldus eensoort checklist. Deze toetspunten worden vervolgens in 4.1 t/m 4.7 uitgewerkt.

Bij elk verzoek om verstrekking van gegevens van een ‘vrije’ derde dient de gemeente zichtenminste over de volgende punten een oordeel te vormen. Een globaal onderscheid kan wordengemaakt tussen kwesties van formele (1 t/m 3) en meer materiële aard (4 t/m 7).

1. Valt het verzoek onder de reikwijdte van de verordening?

2. Heeft de ingeschrevene om geheimhouding verzocht?

3. Laten selectiecriteria verstrekking van de gegevens toe?

4. Worden de gegevens gevraagd voor een geoorloofd doel?

5. Zijn de gegevens noodzakelijk voor het doel?

6. Kunnen de gegevens op een minder ingrijpende wijze worden verkregen?

7. Is er een toereikend protocolleringsvoorschrift?

4.1 Valt het verzoek onder de reikwijdte van de verordening?

De eerste vraag is of de gemeente beschikt over een verordening ten aanzien van verstrekking vangegevens uit de GBA aan de ‘vrije’ derde. Zo nee, dan is de verstrekking in strijd met artikel 100, lid 1 Wet GBA. Zo ja, dan moeten inhoud en bekendmaking van de regeling aan de volgende eisenvoldoen. In de eerste plaats moet de regeling voor de burger voldoende toegankelijk zijn. Metnaleving van de regels inzake bekendmaking van besluiten die algemeen verbindendevoorschriften inhouden als bedoeld in de artikelen 139, 140 en 141 Gemeentewet, wordt daaraanvoldaan.

In de tweede plaats moet de regeling een voldoende mate van voorzienbaarheid bevatten. Datbetekent dat in de regeling voldoende nauwkeurig moet zijn beschreven in welke gevallen, onderwelke voorwaarden, van welke ingeschrevenen aan welke ‘vrije’ derden, welke gegevens uit deGBA worden verstrekt. Deze voorwaarde stelt nogal wat eisen aan de precisie waarmee de ‘vrije’

R e g i s t r a t i e k a m e r Bevolkingsgegevens: Wie mag ze hebben?

15

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

derden worden aangeduid en vraagt om een voldoende nauwkeurige opsomming daarvan voorzover het niet te protocolleren gegevensverstrekkingen betreft. Des te nauwkeuriger de opsommingis, des te meer voorzienbaar de gegevensverstrekking.

4.2 Heeft de ingeschrevene om geheimhouding verzocht?

De ingeschrevene heeft het recht op geheimhouding van zijn gegevens ten opzichte van onder meer‘vrije’ derden. Wanneer een ingeschrevene om een dergelijke geheimhouding heeft verzocht mag degemeente onder geen beding gegevens meer aan de ‘vrije’ derde verstrekken. Dit in tegenstellingtot de mogelijkheid van het gemeentebestuur om in afwijking van een verzoek om geheimhoudingtoch aan ‘bijzondere’ derden gegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn in verband met deuitvoering van een algemeen verbindend voorschrift, indien de persoonlijke levenssfeer daardoorniet onevenredig wordt geschaad.

4.3 Laten selectiecriteria verstrekking van de gegevens toe?

In onderdeel 2.4 van dit rapport is aangegeven dat artikel 100, lid 2 en 3 de gegevens afbakent dieaan een ‘vrije’ derde kunnen worden verstrekt. Daar werd aangegeven dat er op basis van dewetsgeschiedenis aanleiding is om deze afbakening ook van toepassing te doen zijn op de criteriaop grond waarvan gegevens worden geselecteerd. Dergelijke criteria vormen de contextwaarbinnen een gegevensverstrekking plaatsvindt en moeten als zodanig worden beschouwd alsgegevens die worden ‘meeverstrekt’. Dit betekent dat voor een antwoord op de vraag of degegevens aan ‘vrije’ derden kunnen worden verstrekt, zowel moet worden gekeken naar de teverstrekken gegevens als naar de selectiecriteria op basis waarvan ze worden gevraagd.

Aan de hand van de afbakening van artikel 100, lid 2 en 3 kunnen zodoende negen combinaties vansoorten gegevens en soorten selectiecriteria worden onderscheiden. Schematisch kan dat aan dehand van een matrix worden geillustreerd. In de rijen van zo’n matrix kunnen dan de drie soortengegevens worden weergegeven die op grond van artikel 100, lid 2 en 3 kunnen worden onder-scheiden. In de kolommen kunnen vervolgens op eenzelfde manier de drie soorten selectiecriteria(de context) worden uiteengezet. De negen combinaties van soorten gegevens en soorten selectiecri-teria leiden tot drie categorieën gegevensverstrekkingen, te weten:

(1) : een gegevensverstrekking waarop artikel 100, lid 2 van toepassing is;

(2) : een gegevensverstrekking waarop artikel 100, lid 3 van toepassing is;

(3) : een gegevensverstrekking die buiten het bepaalde in artikel 100, lid 2 en 3 valt enderhalve niet kan plaatsvinden.

De matrix ziet er dan als volgt uit.

R e g i s t r a t i e k a m e r Bevolkingsgegevens: Wie mag ze hebben?

16

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Soorten gegevens:A is een gegeven als bedoeld in artikel 100, lid 2.B is een gegeven als bedoeld in artikel 100, lid 3.C is een ander gegeven dan bedoeld in artikel 100, lid 2 en 3.

Selectiecriteria:Ac is een gegeven als bedoeld in artikel 100, lid 2, als selectiecriterium gebruikt.Bc is een gegeven als bedoeld in artikel 100, lid 3, als selectiecriterium gebruikt.Cc is een ander gegeven dan bedoeld in artikel 100, lid 2 en 3, als selectiecriterium gebruikt.

De matrix laat zien dat gegevens die op zichzelf ingevolge artikel 100, lid 2 verstrekt zoudenkunnen worden, als gevolg van het gebruik van een selectiecriterium dat kan worden gerekend totde gegevens als bedoeld in artikel 100, lid 3, slechts met inachtneming van de privacy-toets vanartikel 100, lid 3 verstrekt kunnen worden.

De matrix laat voorts zien dat gegevens die op zichzelf ingevolge artikel 100, lid 2 en 3 verstrektzouden kunnen worden, als gevolg van het gebruik van een selectiecriterium dat buiten diegegevensafbakening valt, helemaal niet verstrekt kunnen worden.

Voorbeelden

Een ‘vrije’ derde verzoekt de gemeente om verstrekking van naam- en adresgegevens. Allereerstmoet worden vastgesteld of naam- en adresgegevens ingevolge artikel 100 tot de gegevens behorendie kunnen worden verstrekt. Wordt die vraag bevestigend beantwoord, dan moet worden beoor-deeld op grond van welk selectiecriterium die gegevens worden gevraagd en of dat selectiecri-terium behoort tot de gegevens die ingevolge artikel 100 kunnen worden verstrekt. Worden bijvoor-beeld de naam- en adresgegevens gevraagd van peuters tussen 0 en 4 jaar, dan moet de gemeentezich dus tevens afvragen of informatie over de leeftijdsgroep ingevolge artikel 100 kan wordenverstrekt, en zo ja, onder welke voorwaarden. In dit geval vallen zowel de gevraagde gegevens(naam- en adresgegevens) als het selectiecriterium (leeftijd, gebaseerd op geboortedatum) binnenhet bereik van artikel 100, lid 2. Zouden daarentegen dezelfde gegevens worden gevraagd, maardan van de peuters met een niet-Nederlandse nationaliteit, dan valt een deel van de context (natio-naliteit) niet onder het bereik van artikel 100, lid 2 maar onder het bereik van artikel 100, lid 3. Indat geval kan slechts worden verstrekt voor zover de persoonlijke levenssfeer van de peuters doorde verstrekking niet onevenredig wordt geschaad. Een voorbeeld van een verzoek om gegevenswaarvan het selectiecriterium buiten de afbakening valt, is een verzoek om naam- en adresgegevensvan ingeschrevenen van wie het Nederlands reisdocument is ingehouden. Een dergelijkeverstrekking kan onder geen beding plaatsvinden.

R e g i s t r a t i e k a m e r Bevolkingsgegevens: Wie mag ze hebben?

17

gegeven

A

Ac

B

Bc

C

Cc

selectiecriterium

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

‘Telefoonboekgegevens’

In het verlengde van de zo juist beschreven indeling in negen combinaties van te verstrekkengegevens, kan tenslotte het volgende worden opgemerkt over telefoonboekgegevens. De gegevensdie ingevolge artikel 100, lid 1 en 2 kunnen worden verstrekt zijn regelmatig met telefoonboekge-gevens vergeleken in een poging de bezwaren tegen vrije ter beschikking stelling te relativeren.Deze vergelijking gaat om een aantal redenen mank. In de eerste plaats al omdat een verstrekkingals bedoeld in artikel 100, lid 1 en 2 meer gegevens kan bevatten dan in het telefoonboek staan,zoals een geboortedatum. In de tweede plaats omdat de verstrekte gegevens zoals hiervoor werdaangegeven onder meer kunnen worden geselecteerd op een of meer criteria die als gegevensslechts onder voorwaarde als bedoeld in artikel 100, lid 3 dan wel in het geheel niet mogen wordenverstrekt. Een telefoonboek bevat immers geen naam- en adresgegevens van in een gemeenteingeschrevenen, geselecteerd op bijvoorbeeld geboorteland of uitsluiting van het kiesrecht.

4.4 Worden de gegevens gevraagd voor een geoorloofd doel?

Een gegevensverstrekking moet achterwege blijven als het doel onaanvaardbaar is wegens strijdmet de wet, de openbare orde of de goede zeden. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan eenverstrekking die leidt tot discriminatie in de zin van artikel 1 Grondwet.

Vervolgens is beperking van het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer slechtsgeoorloofd voor bepaalde doelen. Het betreft daarbij de limitatieve opsomming – uit artikel 8, lid 2EVRM – van:– de veiligheid van het land, de openbare veiligheid, of het economisch welzijn van het land;– de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van strafbare feiten;– de bescherming van de gezondheid of de goede zeden;– de bescherming van de rechten en vrijheden van derden.

Beoordeeld moet worden of het door de ‘vrije’ derde aangegeven doel redelijkerwijs past binnen(een van) deze doelcriteria. De doelen zijn abstract geformuleerd en zullen dus vertaald moetenworden naar de concrete situatie van de verzoeker. Een geoorloofd doel zou bijvoorbeeld zijnwanneer gegevens door de rooms-katholieke kerken worden gevraagd ten behoeve van de vrijheidvan godsdienst als bedoeld in artikel 6 Grondwet. Verstrekkingen ten behoeve van commerciëledoelen die niet kunnen worden begrepen onder een van deze doelen, zullen leiden tot een ongeoor-loofde inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.

Het gebruik van NAW-gegevens van jongeren die in een kalenderjaar zeventien jaar worden omVeilig Verkeer Nederland in staat te stellen deze jongeren de gelegenheid te bieden een bromfiets-cursus te volgen in het kader van verkeersveiligheid, is van geheel andere orde dan eenzelfdeverstrekking aan de plaatselijke bromfietsenzaak om deze jongeren van bijzondere bromfietsaanbie-dingen op de hoogte te brengen.Een voorbeeld van een gegevensverstrekking die vroeger mede ten behoeve van het economischwelzijn van het land plaatsvond was de verstrekking van naam- en adresgegevens van ingeschre-venen die in het betreffende kalenderjaar vijftien jaar werden, aan de plaatselijke bank(en). Daarbijwerd aangesloten op de Jeugdspaarwet.1 Het kabinet wilde daarmee het sparen onder de jeugdbevorderen. Een verzoek van een bank om ter uitvoering van deze wet gegevens te verkrijgen vande betreffende jongeren kon met het oog op dat bredere belang toentertijd dan ook worden gehono-reerd. Eenzelfde verzoek van de banken om anno 1995 gelijksoortige gegevens te verkrijgen zalwaarschijnlijk een veel kleinere kans van slagen hebben daar de Jeugdspaarwet inmiddels is

R e g i s t r a t i e k a m e r Bevolkingsgegevens: Wie mag ze hebben?

18

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

ingetrokken omdat er geen aanleiding meer was voor een specifiek stimulerend overheidsbeleid terbevordering van het sparen door jeugdige mensen.2 Een gegevensverstrekking die uitsluitend hetbankbelang zou dienen, is niet toegestaan in het licht van de hiervoor genoemde doelen.

Wanneer de gemeente aanleiding heeft te veronderstellen dat het doel van de verzoeker niet methet belang van de burger overeenkomt, zal zwaarder aan dit criterium moeten worden getoetst. Alslaatste middel kan de gemeente de betrokken burgers in de gelegenheid stellen bezwaar te maken.De gemeente doet er overigens goed aan de verzoeker schriftelijk te laten aangeven welk belangmet de verstrekking is gediend. Van belang daarbij is dat artikel 8 EVRM eist dat het doel noodza-kelijk moet zijn in een democratische samenleving. Wat dit betekent komt onder het volgende puntaan de orde.

4.5 Zijn de gegevens noodzakelijk voor het doel?

Het noodzakelijkheidsvereiste betekent in de eerste plaats dat een verstrekking moet kunnenworden gerechtvaardigd door een dringende maatschappelijke behoefte. Bij de beoordelingdaarvan wordt aan de autoriteiten een zekere ‘margin of appreciation’ gelaten. Naarmate degevraagde gegevens (met inbegrip van hun context) gevoeliger van aard zijn, zal deze beoorde-lingsruimte echter beperkter zijn.

Voorts betekent het noodzakelijkheidsvereiste dat de beperking op het recht op eerbiediging van depersoonlijke levenssfeer proportioneel moet zijn. Dat betekent dat de door de ‘vrije’ derde van degemeente gevraagde gegevens noodzakelijk zullen moeten zijn voor de vervulling van detaak/doelstelling van de derde (noodzakelijkheidsvereiste). De verstrekking moet in een juisteverhouding staan tot het nagestreefde doel. Ter beoordeling daarvan zal het verzoek de grondenvoor verstrekking moeten vermelden.

Het proportionaliteitsvereiste stelt grenzen aan de omvang van de verstrekking: enerzijds aan degroep ingeschrevenen over wie de ‘vrije’ derde gegevens vraagt, en anderzijds aan de gegevens dievan die personen mogen worden verstrekt. Het voorkomt dat overmatige gegevens wordenverstrekt in het licht van de taak/doelstelling van de verzoeker. De mate van specificiteit van hetverzoek zal voor de beoordeling van de noodzakelijkheid van belang zijn. Bij de beantwoordingvan de vraag of gevraagde gegevens noodzakelijk zijn, zal bijvoorbeeld van belang zijn of er eenrechtsverhouding tussen de ingeschrevene en de ‘vrije’ derde bestaat en of de gegevens in het kaderdaarvan worden gevraagd. Het proportionaliteitsvereiste stelt ook grenzen aan de duur van deverstrekking. De verstrekking zal altijd qua duur zo begrensd mogelijk moeten zijn.

Beantwoording van de noodzakelijkheidsvraag kan worden vergemakkelijkt door de verzoeker teverplichten een privacy-reglement of aanmeldingsformulier over te leggen, voor zover deverzoeker daarover op grond van de WPR dient te beschikken. Het geeft niet alleen inzicht in dedoelstelling van de registratie van de verzoeker, maar eveneens in de categorieën personen overwie de verzoeker gegevens verzamelt, vastlegt en verstrekt.

In administratieve zin zou de gemeente de betreffende ‘vrije’ derde kunnen verzoeken op eenaanvraagformulier te verklaren dat de gewenste GBA-gegevens noodzakelijk zijn voor de uitoe-fening van haar taak en zonder schriftelijke toestemming van de betreffende geregistreerden nietvoor andere doelen gebruikt zullen worden.Een gegevensverstrekking aan een ‘vrije’ derde waarbij van alle ingeschrevenen gegevens wordenverstrekt terwijl slechts een deel daarvan voor de ‘vrije’ derde van belang is, voldoet niet aan het

R e g i s t r a t i e k a m e r Bevolkingsgegevens: Wie mag ze hebben?

19

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

proportionaliteitsvereiste. Een voorbeeld daarvan zou de gegevensverstrekking zijn van alle nieuw-komers van een gemeente aan bijvoorbeeld de plaatselijke kerk, terwijl een significant deel daarvanzich niet tot die geloofsovertuiging aangesproken voelt. Het zou de kerk overigens ingevolge deWPR ook niet zijn toegestaan gegevens van die personen te verzamelen. Zou daarentegen degemeente de kerk de gelegenheid bieden uitsluitend gegevens van haar leden te verifiëren aan dehand van GBA-gegevens, dan zou de verstrekking van deze gegevens aan die kerk niet strijdig zijnmet het proportionaliteitsvereiste.

4.6 Kunnen de gegevens op een minder ingrijpende wijze worden verkregen?

Naast het vereiste dat de gegevensverstrekking in een juiste verhouding moet staan tot hetnagestreefde doel, moet de verstrekking ook voldoen aan de eis van subsidiariteit. Dit betekent dateen ‘vrije’ derde GBA-gegevens slechts mag verkrijgen voor zover hij voor zijn informatiebehoefteprimair op de basisadministratie aangewezen en moeilijk, of zelfs niet via andere wegen zijn doelzou kunnen bereiken. Anders gezegd, het doel moet niet op een minder ingrijpende wijze kunnenworden bereikt. Slechts in die gevallen kan de basisadministratie GBA ook bronregistratie voor‘vrije’ derden zijn.

Dat zal niet het geval zijn wanneer voor de ‘vrije’ derde ‘gelijkwaardige’ alternatieve informatie-bronnen beschikbaar zijn. Met gelijkwaardig wordt gedoeld op kwaliteitsaspecten zoals betrouw-baarheid en actualiteit van gegevens. Het heeft daarnaast ook te maken met de kosten en inspan-ningen die met een gegevensverstrekking zijn gemoeid. Ook echter zal de vraag of eengegevensverstrekking niet subsidiair is, afhankelijk kunnen zijn van de gegevens die wordengevraagd. Naarmate deze (en hun context) gevoeliger van aard zijn, zal van de gemeente eenzwaardere toets mogen worden gevergd dan wanneer het relatief ‘ongevoelige’ gegevens betreft.

4.7 Is er een toereikend protocolleringsvoorschrift?

Ten aanzien van een gegevensverstrekking als bedoeld in artikel 100, lid 2 kan een betrokkene hetgemeentebestuur ingevolge artikel 103 verzoeken hem te informeren of op hem betrekkinghebbende gegevens zijn verstrekt. Het gemeentebestuur kan volstaan met een in algemene termengestelde mededeling omtrent de verstrekking, tenzij het belang van de geregistreerde daardooronevenredig wordt geschaad. Wanneer echter gegevensverstrekkingen aan ‘vrije’ derden op grondvan de gemeentelijke regeling voor de burger onvoldoende voorzienbaar zijn, zullen additionelewaarborgen moeten bestaan wil de inbreuk op de bescherming van de persoonlijke levenssfeergeoorloofd zijn in de zin van artikel 8, lid 2 EVRM. Er moet sprake zijn van een juist evenwicht. Inzo’n geval zou een gebrek aan voorzienbaarheid in de gemeentelijke regeling bijvoorbeeld kunnenworden gecompenseerd door controleerbaarheid achteraf aan de hand van een protocol.

Noten

1 Wet van 23 april 1971, Stb. 1971, 362.

2 Ingetrokken bij wet van 19 december 1991, Stb. 1991, 738.

R e g i s t r a t i e k a m e r Bevolkingsgegevens: Wie mag ze hebben?

20

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

5 Slot

Ingevolge artikel 100 van de Wet GBA kan de gemeente aan ‘vrije’ derden gegevens verstrekken.De gemeente moet die verstrekking wel bij of krachtens gemeentelijke verordening hebbengeregeld. Bovendien mag de gemeente geen andere gegevens verstrekken dan is aangegeven inartikel 100, lid 2. Worden meer gegevens gevraagd, dan dient de gemeente na te gaan of door deverstrekking ervan de persoonlijke levenssfeer niet onevenredig wordt geschaad. Tenslotte mag deverstrekking in het geheel niet plaatsvinden wanneer door de burger om geheimhouding isgevraagd. Op grond van deze regeling was de opvatting ontstaan dat met inachtneming van denormen van artikel 100 alle verstrekkingen aan ‘vrije’ derden geoorloofd zouden zijn.

In dit rapport is beschreven dat deze opvatting niet juist is. Er zijn immers meer normen van proce-durele en inhoudelijke aard dan in artikel 100 van de Wet GBA vermeld staan, die de gemeente bijeen verzoek om gegevensverstrekking aan een ‘vrije’ derde in acht moet nemen. In dit rapport zijndeze normen in kaart gebracht en in een zevental toetspunten uitgewerkt. Deze toetspunten hebbenhet karakter van een checklist. Ze zijn opgesteld om gemeenten een handvat te geven voor eenzorgvuldige behandeling van een verzoek om gegevensverstrekking aan een ‘vrije’ derde. Dat geldtook voor een verzoek om verstrekking voor ideële doelstellingen, particuliere belangen of commer-ciële praktijken. Zo kan het gemeentebestuur voorkomen dat de persoonlijke levenssfeer van deingeschrevene door de verstrekking onevenredig zou worden geschaad.

R e g i s t r a t i e k a m e r Bevolkingsgegevens: Wie mag ze hebben?

21

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Literatuurlijst

– J. van Arkel (red.), Handboek Persoonsinformatie, Den Haag, Vuga, 1990, p. GBA-Art-3-1 t/m GBA-Art-3-2, p. GBA-Art-100-1 t/m GBA-Art-100-2, p. GBA-Art-102-1 t/m GBA-Art-102-6, p. GBA-Art-103-1 t/m GBA-Art-103-5, p. GBA-Art-110-1 t/m GBA-Art-110-3.

– J.M.A. Berkvens, J.E.J. Prins (red.), Privacyregulering in theorie en praktijk, Deventer, Kluwer, 1994,p. 147 t/m 169.

– R. Biemans, ‘Verstrekken van inlichtingen uit het bevolkingsregister op basis van de huidige wet-en regelgeving’, in: Burgerzaken, 1993, nr. 591, p. 393 t/m 396.

– R. Biemans, ‘Verstrekken van inlichtingen op grond van de wet GBA’, in: Burgerzaken, 1993, nr.592, p. 409 t/m 411.

– J. de Boer, ‘Deel I - Art. 8 EVRM. Algemeen’, in: Artikel 8 EVRM. Preadviezen over het onderwerp:Artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, (HandelingenNederlandse Juristen-Vereniging, 120e jaargang/1990-I), Zwolle, W.E.J. Tjeenk Willink, 1990, p. 26t/m 28, p. 36 t/m 39, p. 51 t/m 64.

– E.R. Brouwer, ‘De voortgang van het GBA-project: enkele kanttekeningen’, in: de Gemeentestem,

1993, nr. 6958, p. 29 t/m 33.

– E.R. Brouwer, B.R. Dorbeck-Jung, C. Prins (red.), Juridische aspecten van het GBA-project, (NVvIRStudiecommissie Juridische aspecten van overheidsinformatievoorziening), Amsterdam, OttoCramwinckel, 1992, p. 61 t/m 94.

– P.D.A. Claessen, voortgezet door J.P.M. van Casteren (red.), Voorschriften Privacybescherming, Den Haag, Vuga, 1980, p. C-3A-1 t/m C-3A-12, p. C-4-8-1 t/m C-4-8-6.

– Commissie voor bevolkingsaangelegenheden, ‘Het verstrekken van gegevens uit de bevolkingsre-gisters aan Financieringsondernemingen’, in: Burgerzaken, 1990, nr. 557, p. 93 t/m 94.

– P. van Dijk, G.J.H. van Hoof, De Europese conventie in theorie en praktijk, (Rechten van de Mens 2),Nijmegen, Ars Aequi Libri, 1982, p. 325 t/m 343, p. 484 t/m 517.

– M.J. Hekman, voortgezet door J. van Arkel (red.), Handboek voor de bevolkingsboekhouding, DenHaag, Vuga, 1983, p. A-II-43 t/m A-II-45, p. A-III-18, p. B-XVIII-1 t/m B-XVIII-12, p. B-XVIII-15t/m B-XVIII-16g.

– W. Hoentjen, ‘Verstrekking informatie aan banken’, in: Burgerzaken, 1991, nr. 571, p. 383.

– R. Ketelaar, ‘Van bevolkingsregister naar GBA, en de privacy?’, in: Privacy en Registratie, 1993, nr.2, p. 18 t/m 21.

– Interview met O. Scheltema-de Nie, J.G.H. Krajenbrink, ‘Het mag niet mislukken!’, in: GBA-

Aktueel, 1991, nr. 5, p. 1, 2, 19.

R e g i s t r a t i e k a m e r Bevolkingsgegevens: Wie mag ze hebben?

22

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

– L.F.M. Verhey, Horizontale werking van grondrechten, in het bijzonder van het recht op privacy, (Diss.RU Utrecht 1992), Zwolle, W.E.J. Tjeenk Willink Zwolle i.s.m. het Nederlands Instituut voorSociaal en Economisch Recht, 1992, p. 155 t/m 171, p. 191 t/m 206.

R e g i s t r a t i e k a m e r Bevolkingsgegevens: Wie mag ze hebben?

23

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >