Beschrijving van de subtests van de WPPSI-III NL 4;0 jaar ... · PDF fileBeschrijving van de...

2
Beschrijving van de subtests van de WPPSI-III NL 4;0 jaar t/m 7;11 jaar. Subtest 1: Blokpatronen Het kind kijkt naar een driedimensionaal voorbeeld, dat door de onderzoeker wordt voorgedaan of naar een afbeelding in het stimulusboek en moet het desbetreffende model binnen een bepaalde tijd naleggen. Het kind gebruikt daarbij één- of tweekleurige blokken. Deze subtest geeft een indruk van het ruimtelijk inzicht en de visueel- motorische coördinatie. Ook de vaardigheid onder tijdsdruk te kunnen werken speelt een rol. Subtest 2: Informatie Visuele items: Het kind reageert op een vraag door uit vier afbeeldingen één optie te kiezen Verbale items: Het kind beantwoordt vragen over uiteenlopende algemene feiten. De subtest geeft een beeld van de algemene ontwikkeling van een kind, het verbale begrip en het lange- termijngeheugen. Subtest 3: Matrix Redeneren Het kind kijkt naar een onvolledige matrix en kiest uit vier of vijf visuele antwoordmogelijkheden het ontbrekende element. Op deze manier wordt het visueel ruimtelijk inzicht en logisch redeneren getest. Subtest 4: Woordenschat Visuele items: het kind benoemt afbeeldingen uit het stimulusboek. Verbale items: het kind geeft een definitie van woorden die de onderzoeker hardop voorleest. De subtest geeft een indruk van de actieve woordenschat, het verbale begrip, de taalontwikkeling en parate kennis Subtest 5: Plaatjes Concepten Het kind krijgt twee of drie rijen afbeeldingen te zien en kiest uit elke rij één afbeelding. Deze afbeeldingen vormen tezamen een groep met een gemeenschappelijk kenmerk. Dit doet een beroep op visueel analyseren en logisch redeneren. Subtest 6: Symbool Zoeken Het kind bekijkt een rij symbolen en geeft door aankruisen aan of een doelsymbool in deze rij is terug te vinden. Deze subtest doet een beroep op het nauwkeurig waarnemen en het goed kunnen vergelijken van kleine meetkundige figuurtjes. Ook de snelheid van waarnemen en werken speelt hierbij een rol, evenals de concentratie. Subtest 7: Woord Redeneren Het kind bedenkt het woord dat omschreven wordt in een reeks verbale aanwijzingen die steeds specifieker worden. Deze subtest doet o.a. een beroep op het verbaal begrip en het logisch redeneren; de subtest meet het vermogen tot verbale begripsvorming, waarbij het gaat om de classificatie van begrippen en het doorzien van verbanden, ook als die niet direct voor de hand liggen. Subtest 8: Substitutie Het kind tekent symbolen na die bij eenvoudige geometrische vormen horen. Met behulp van een codeersleutel tekent het kind elk symbool in de bijbehorende vorm. Deze subtest doet een beroep op het visuele korte- termijngeheugen, nauwkeurigheid en snelheid. Subtest 9: Begrijpen Het kind beantwoordt vragen die betrekking hebben op zijn begrip van algemene principes en sociale situaties.

Transcript of Beschrijving van de subtests van de WPPSI-III NL 4;0 jaar ... · PDF fileBeschrijving van de...

Page 1: Beschrijving van de subtests van de WPPSI-III NL 4;0 jaar ... · PDF fileBeschrijving van de subtests van de WPPSI-III NL 4;0 jaar t/m 7;11 jaar. Subtest 1: Blokpatronen Het kind kijkt

Beschrijving van de subtests van de WPPSI-III NL 4;0 jaar t/m 7;11 jaar. Subtest 1: Blokpatronen Het kind kijkt naar een driedimensionaal voorbeeld, dat door de onderzoeker wordt voorgedaan of naar een afbeelding in het stimulusboek en moet het desbetreffende model binnen een bepaalde tijd naleggen. Het kind gebruikt daarbij één- of tweekleurige blokken. Deze subtest geeft een indruk van het ruimtelijk inzicht en de visueel- motorische coördinatie. Ook de vaardigheid onder tijdsdruk te kunnen werken speelt een rol. Subtest 2: Informatie Visuele items: Het kind reageert op een vraag door uit vier afbeeldingen één optie te kiezen Verbale items: Het kind beantwoordt vragen over uiteenlopende algemene feiten. De subtest geeft een beeld van de algemene ontwikkeling van een kind, het verbale begrip en het lange- termijngeheugen. Subtest 3: Matrix Redeneren Het kind kijkt naar een onvolledige matrix en kiest uit vier of vijf visuele antwoordmogelijkheden het ontbrekende element. Op deze manier wordt het visueel ruimtelijk inzicht en logisch redeneren getest. Subtest 4: Woordenschat Visuele items: het kind benoemt afbeeldingen uit het stimulusboek. Verbale items: het kind geeft een definitie van woorden die de onderzoeker hardop voorleest. De subtest geeft een indruk van de actieve woordenschat, het verbale begrip, de taalontwikkeling en parate kennis Subtest 5: Plaatjes Concepten Het kind krijgt twee of drie rijen afbeeldingen te zien en kiest uit elke rij één afbeelding. Deze afbeeldingen vormen tezamen een groep met een gemeenschappelijk kenmerk. Dit doet een beroep op visueel analyseren en logisch redeneren. Subtest 6: Symbool Zoeken Het kind bekijkt een rij symbolen en geeft door aankruisen aan of een doelsymbool in deze rij is terug te vinden. Deze subtest doet een beroep op het nauwkeurig waarnemen en het goed kunnen vergelijken van kleine meetkundige figuurtjes. Ook de snelheid van waarnemen en werken speelt hierbij een rol, evenals de concentratie. Subtest 7: Woord Redeneren Het kind bedenkt het woord dat omschreven wordt in een reeks verbale aanwijzingen die steeds specifieker worden. Deze subtest doet o.a. een beroep op het verbaal begrip en het logisch redeneren; de subtest meet het vermogen tot verbale begripsvorming, waarbij het gaat om de classificatie van begrippen en het doorzien van verbanden, ook als die niet direct voor de hand liggen. Subtest 8: Substitutie Het kind tekent symbolen na die bij eenvoudige geometrische vormen horen. Met behulp van een codeersleutel tekent het kind elk symbool in de bijbehorende vorm. Deze subtest doet een beroep op het visuele korte- termijngeheugen, nauwkeurigheid en snelheid. Subtest 9: Begrijpen Het kind beantwoordt vragen die betrekking hebben op zijn begrip van algemene principes en sociale situaties.

Page 2: Beschrijving van de subtests van de WPPSI-III NL 4;0 jaar ... · PDF fileBeschrijving van de subtests van de WPPSI-III NL 4;0 jaar t/m 7;11 jaar. Subtest 1: Blokpatronen Het kind kijkt

Deze subtest is tevens bedoeld om een indruk te krijgen van het sociale denkvermogen van het kind en het gebruik van praktische kennis. Het begrijpen van vragen is hierbij natuurlijk belangrijk, evenals flexibiliteit in denken en productieve taalvaardigheid. Subtest 10: Onvolledige tekeningen Het kind bekijkt een afbeelding waarin een onderdeel ontbreekt. Het kind wijst aan of benoemt welk essentieel onderdeel ontbreekt. Deze subtest doet een beroep op het vermogen om essentiële van niet-essentiële details te onderscheiden, visuele herkenning, perceptie en geheugen. Subtest 11: Overeenkomsten Het kind krijgt een onvolledige zin voorgelezen met daarin twee begrippen die één of meerdere kenmerken gemeen hebben. Het kind wordt gevraagd de zin af te maken door een gemeenschappelijk kenmerk te nomen. Het kind moet de overeenkomst tussen beide woorden aangeven. Deze subtest doet o.a. een beroep op het verbaal begrip en het logisch redeneren; de subtest meet het vermogen tot verbale begripsvorming, waarbij het gaat om de classificatie van begrippen en het doorzien van verbanden, ook als die niet direct voor de hand liggen. Subtest 11: Receptieve Woordenschat Het kind bekijkt steeds vier afbeeldingen en wijst de afbeelding aan die hoort bij het woord dat de onderzoeker voorleest. Deze subtest zegt iets over de passieve woordenschat. Subtest 12: Figuur leggen Er worden stukken van een legpuzzel voor het kind in een standaardopstelling neergelegd en het kind moet deze binnen 90 seconden tot een passend geheel aan elkaar leggen. Deze subtest zegt iets over de vaardigheid om van delen of stukjes één geheel te maken, de perceptuele organisatie en de visueel- motorische coördinatie. Subtest 13: Plaatjes Benoemen Het kind benoemt plaatjes die in het stimulusboek staan afgebeeld. De subtest zegt iets over de actieve woordenschat.