Bereik méér aan de VU!Er zijn andere redenen om sceptisch te zijn. Ten eerste is er het gegeven...

21
vuurwerk Klimaat en duurzaamheid Klimaatbeleid tussen retoriek en realiteit • Waterbeheer in het Jordaan Bekken • Het belang van investeren in bedrijfstrategieën • Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen • Klimaatverandering en de binnenvaart #10 november 2009 jaargang 5 Relatiemagazine van de Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde Ben jij een professional met een goede baan? Dan heeft de VU-Postgraduate School dé opleiding voor jou. De VU Postgraduate School biedt dé manier om een titel te behalen en je deskundigheid te vergroten. Aan de Amsterdamse zuidas heeft de VU-Postgraduate School zich in korte tijd ontwikkeld tot een academisch centrum voor wetenschappelijk georienteerde beroepsopleidingen en executive onderwijs. In samenwerking met de Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde (FEWEB) biedt de Postgraduate School zeventien gerenommeerde deeltijdopleidingen aan. Typerend voor het onderwijs aan de Postgraduate School is de interactie tussen theorie en praktijk, tussen cursist en docent en tussen cursisten onderling. Inter- actie is zowel op de uitwisseling van kennis als op de uitwisseling van ervaring gericht. Interactie staat borg voor de practische toepasbaarheid van de leerstof. Interactie wordt niet alleen bewerkstelligd door een optimale integratie van theorie en praktijk in de leerstof maar tevens door voor het leerproces gebruik te maken van hoogleraren en docenten die naast hun aanstelling aan de universiteit tevens werkzaam zijn in de praktijk. De verankering met de Vrije Universiteit Amsterdam waarborgt het hoge niveau van de opleidingen. De verbondenheid van de opleidingen met de praktijk is een garantie voor de actualiteit van de programma’s. Bereik méér aan de VU! Certified Management Accountant Char- tered Financial Analyst Controller in de publieke en non-profitsector Corporate Compliance Financieel en Beleggingsanalist Health Care Management Management Consultant Basisopleiding Management Consultant Parttime opleiding master Bedrijfswetenschappen Parttime opleiding master Accounting & Control in combinatie met Registeraccoutant Parttime opleiding master Marketing Registeraccountant Registercontroller Register EDP-auditor Treasury Management Verandermanage- ment Basisopleiding Verandermanagement Meer weten? Surf naar www.feweb.vu.nl en klik op ‘postgraduate school’ voor informatie over de postgraduate opleidingen. Van iedere opleiding is uitgebreide documentatie beschikbaar. Voor nadere inlichtingen kun je je ook wenden tot het secretariaat van de Postgraduate School. Telefoon (020) 598 38 78.

Transcript of Bereik méér aan de VU!Er zijn andere redenen om sceptisch te zijn. Ten eerste is er het gegeven...

Page 1: Bereik méér aan de VU!Er zijn andere redenen om sceptisch te zijn. Ten eerste is er het gegeven dat geen verdrag van de Verenigde Naties ooit volgens schema onderhandeld is (met

vuurwerkklimaat en duurzaamheidKlimaatbeleid tussen retoriek en realiteit • Waterbeheer in het Jordaan Bekken •

Het belang van investeren in bedrijfstrategieën • Maatschappelijk Verantwoord

Ondernemen • Klimaatverandering en de binnenvaart

#10 november 2009 jaargang 5

Relatiemagazine van de Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde

Ben jij een professional met een goede baan? Dan heeft de VU-Postgraduate

School dé opleiding voor jou. De VU Postgraduate School biedt dé manier om

een titel te behalen en je deskundigheid te vergroten.

Aan de Amsterdamse zuidas heeft de VU-Postgraduate School zich in korte tijd

ontwikkeld tot een academisch centrum voor wetenschappelijk georienteerde

beroepsopleidingen en executive onderwijs. In samenwerking met de Faculteit

der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde (FEWEB) biedt de Postgraduate

School zeventien gerenommeerde deeltijdopleidingen aan.

Typerend voor het onderwijs aan de Postgraduate School is de interactie tussen

theorie en praktijk, tussen cursist en docent en tussen cursisten onderling. Inter-

actie is zowel op de uitwisseling van kennis als op de uitwisseling van ervaring

gericht. Interactie staat borg voor de practische toepasbaarheid van de leerstof.

Interactie wordt niet alleen bewerkstelligd door een optimale integratie van

theorie en praktijk in de leerstof maar tevens door voor het leerproces gebruik te

maken van hoogleraren en docenten die naast hun aanstelling aan de universiteit

tevens werkzaam zijn in de praktijk.

De verankering met de Vrije Universiteit Amsterdam waarborgt het hoge niveau

van de opleidingen. De verbondenheid van de opleidingen met de praktijk is een

garantie voor de actualiteit van de programma’s.

BereikmééraandeVU!

Certified Management Accountant • Char-

tered Financial Analyst • Controller in de

publieke en non-profitsector • Corporate

Compliance • Financieel en Beleggingsanalist

• Health Care Management • Management

Consultant • Basisopleiding Management

Consultant • Parttime opleiding master

Bedrijfswetenschappen • Parttime opleiding

master Accounting & Control in combinatie

met Registeraccoutant • Parttime opleiding

master Marketing • Registeraccountant

• Registercontroller • Register EDP-auditor

• Treasury Management • Verandermanage-

ment • Basisopleiding Verandermanagement

Meerweten?

Surf naar www.feweb.vu.nl en klik op ‘postgraduate school’ voor informatie over de postgraduate opleidingen. Van iedere opleiding is

uitgebreide documentatie beschikbaar. Voor nadere inlichtingen kun je je ook wenden tot het secretariaat van de Postgraduate School.

Telefoon (020) 598 38 78.

Page 2: Bereik méér aan de VU!Er zijn andere redenen om sceptisch te zijn. Ten eerste is er het gegeven dat geen verdrag van de Verenigde Naties ooit volgens schema onderhandeld is (met

Klimaat en duurzaamheid

vuurwerk #10 november 2009 jaargang 5 �

Van 7 tot 18 december 2009 vindt in de Deense hoofdstad Kopenhagen de beslissende

klimaatconferentie onder het UNFCCC plaats. Tijdens deze klimaattop moet door

wereldleiders worden beslist over de uiteindelijke inhoud van het nieuwe internationale

klimaatverdrag, dat het Kyoto-protocol dient te vervangen. Het nieuwe verdrag treedt

in 2012 in werking en bevat concrete doelen voor 2020.

Het nieuwe klimaatverdrag moet de atmosferische concentratie broeikasgassen

beperken tot 450 ppm CO2-equivalenten om daarmee, volgens het IPCC

(Intergovernmental Panel on Climate Change), een 50 procent kans te behouden op

een temperatuurstijging tot maximaal 2 graden. In dat scenario zal echter nog steeds

aanzienlijke schade optreden. De belangrijkste succesvoorwaarden voor het nieuwe

klimaatverdrag, waarover in Kopenhagen overeenstemming moet worden bereikt

zijn daarom zowel gericht op mitigatie (het tegengaan van klimaatverandering)

als adaptatie (aanpassing aan klimaatverandering) en daarnaast op verbeterde

internationale samenwerking.

Richard Tol heeft weinig vertrouwen in de klimaattop van Kopenhagen. Waarom

dat zo is, kunt u lezen in zijn artikel “Klimaatbeleid tussen retoriek en realiteit”. Dat

klimaatverandering grote consequenties heeft voor de binnenvaart in ons land, kunt

u lezen in het artikel van Olaf Jonkeren. Het investeren in bedrijfsstrategieën voor

duurzaamheid wordt steeds belangrijker voor bedrijven betoogt Bart Bossink. Bedrijven

houden zich steeds vaker bezig met maatschappelijk verantwoord ondernemen,

omdat dat van ze verwacht wordt door de stakeholders volgens de opinie van Egbert

Dommerholt. In het Jordaan Bekken leiden klimaatveranderingen tot nog meer

waterschaarste waardoor het beheersen van de waterbronnen een zaak van nationale

veiligheid is geworden van Israel, Syrië, de West Bank, Jordanië en Libanon. Ben

Sonneveld vertelt hoe de SOW-VU sinds 2004 actief is in dit gebied.

Namens de redactie wens ik u veel leesplezier!

Ina Putter

REDACTIONEEL/

Page 3: Bereik méér aan de VU!Er zijn andere redenen om sceptisch te zijn. Ten eerste is er het gegeven dat geen verdrag van de Verenigde Naties ooit volgens schema onderhandeld is (met

� vuurwerk #7 mei 2008 jaargang 4 vuurwerk #7 mei 2008 jaargang 4 �

OVERZICHT OPLEIDINGEN/FEWEBOVERZICHT/FEWEB

� vuurwerk #10 november2009 jaargang 5

De Faculteit der Economische Wetenschappen

en Bedrijfskunde van de VU heeft 8 afdelingen

en 12 onderzoeksprogramma’s:

Algemene en Ontwikkelingseconomie

Prof. dr. E. Bartelsman

http://www.feweb.vu.nl/economics

Applied Labour Economics (ALERT) en Farms and Firms:

The micoreconomics of poverty, risk and development

Secretariaat Economics:

Kamer 2E-71, tel. 020 598 6030, fax 020 598 6020

Secretariaat Sectie Ontwikkelingseconomie:

Kamer 2E-71, tel. 020 598 6140, fax 020 598 6004

Accounting

Prof. dr. T.L.C.M. Groot

http://www.feweb.vu.nl/accounting

Accounting and Decision Making

Secretariaat:

kamer 2E-43, tel. 020 598 6040, fax 020 598 9870

Econometrie

Prof. dr. ir. G. van der Laan

http://www.feweb.vu.nl/econometrics

Strategic and Cooperative Decision Making;

Time Series Econometrics: methods, computations and

applications en Operations Research and Information

Technology

Secretariaat:

Kamer 1A-17, tel. 020 598 6010, fax 020 598 6020

Financiering

Prof. dr. M. van der Nat en Prof. dr. B. Compaijen

http://www.feweb.vu.nl/fb

Finance and Banking

Secretariaat:

Kamer 1A-17, tel. 020 598 6060, fax 020 598 6020

Informatiekunde en Logistiek

Prof. dr. A.R. van Goor

http://www.feweb.vu.nl/informatiekunde en

http://www.feweb.vu.nl/logistics

Information Systems for Organisational Networks

Secretariaat:

Kamer 3A-15, tel. 020 598 6185, fax 020 598 6005

Afdeling Marketing

Prof. dr. R.T. Frambach

http://www.feweb.vu.nl/marketing

Marketing Strategy

Secretariaat:

Kamer 2E-43, tel. 020 598 7145, fax 020 598 6005

Management en Organisatiekunde

Prof. dr. T. Elfring

http://www.feweb.vu.nl/mo

Strategic Entrepreneurship en Human Resources

Secretariaat:

Kamer 3A-15, tel. 020 598 6050, fax 020 598 6005

Ruimtelijke Economie

Prof. dr. P. Rietveld

http://www.feweb.vu.nl/re

Spatial, Transport and Environmental Economics

Secretariaat:

Kamer 4A-33, tel. 020 598 6090, fax 020 598 6004

Daarnaast heeft de faculteit verschillende Postdoctorale

Opleidingen (De Postgraduate School, zie achterzijde

van Vuurwerk) en twee stichtingen, te weten het Amsterdam

Centre for Business and Economic Research (AMBER) en

de Stichting Onderzoek Wereldvoedselvoorziening (SOW).

AMBER, Secretariaat, Kamer 5A-36, tel. (020) 598 6080,

fax (020) 598 6127, http://www.feweb.vu.nl/esi/

SOW, Secretariaat, Kamer 15A-15, tel. (020) 598 9321,

fax (020) 598 9325, http://www.sow.vu.nl/

Bacheloropleidingen

De Faculteit biedt momenteel vier bacheloropleidingen

aan en daarnaast voor een selecte groep studenten een

“honours programma”:

• Economie en Bedrijfseconomie

• Econometrie en Operationele Research

• Bedrijfskunde

• International Business Administration

(alleen in het Engels)

Na succesvolle afronding ontvangen studenten

het ‘Bachelor of Science’ diploma.

Het Tinbergen Instituut

Het Tinbergen Instituut is een samenwerkingsverband

tussen de economische faculteiten van de Vrije Universiteit,

de Erasmus Universiteit Rotterdam en de Universiteit van

Amsterdam. Het Tinbergen Instituut is behalve een onder-

zoeksinstituut ook een opleidingsschool voor promovendi.

Het Tinbergen Instituut is behalve een onderzoekinstituut

ook een opleidingsschool voor promovendi en het heeft een

research master voor Economics en Finance (MPhil-opleiding).

Meer informatie over het Tinbergen Instituut is te lezen op

http://www.tinbergen.nl/

OVERZICHT/FEWEB

MasteropleidingenEen masteropleiding is een specialistische opleiding.

Na afronding van een bacheloropleiding biedt een

masteropleiding verdieping van kennis en inzicht in een

deelgebied van de in de bachelor bestudeerde discipline.

De masteropleiding is tevens een wetenschappelijke

opleiding, waarbij niet alleen het doen van onderzoek,

maar ook de toepassing van de wetenschap centraal

staat. Na succesvolle afronding van de master ont-

vangen studenten het MSc (Master of Science) diploma.

Deze is internationaal erkend.

De onderstaande masters duren één jaar full-time,

worden in het Engels gegeven en hebben een studielast

van 60 ects.

• Accounting & Control

• Business Administration

• Econometrics and Operations Research

• Economics

• Finance

• Quantitative Finance

• Marketing

• Spatial, Transport and

Environmental Economics (STREEM)

• Universitaire lerarenopleiding

(verzorgd door de VU)

Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde (FEWEB)FEWEB biedt plaats aan ongeveer 4000 studenten, 1450

postgraduate studenten en 460 medewerkers. Daarmee is

zij landelijk gezien een middelgrote faculteit. Tegelijkertijd

is zij, wat betreft het aantal studenten, de grootste faculteit

van de VU.

Bij FEWEB zijn ongeveer 460 medewerkers in dienst.

Hiervan is een deel wetenschappelijk personeel (WP) en

een deel ondersteunend beheerspersoneel (OBP). Het

wetenschappelijk personeel bestaat uit hoogleraren,

docenten, onderzoekers en aio’s en is ondergebracht

bij de afdelingen. Het onderzoek van de faculteit is

ondergebracht in 12 facultaire onderzoeksprogramma’s.

Afdelingen en Onderzoeksprogramma’s

Research- en joint masters:Tinbergen Institute:

• MPhil Economics, Finance and Econometrics

(research master, two years, full-time, English)

• MPhil in Finance

(research master, two years, full-time, English)

Duisenberg School of Finance:

• MSc in Risk Management, MSc in Finance and Law,

MPhil in Finance

Voor meer informatie over opleidingen zie:

www.feweb.vu.nl

Deeltijdmaster:• MSc Bedrijfskunde

(twee jaar, parttime, Nederlandstalig)

• MSc Marketing

(twee jaar, parttime, Nederlandstalig)

• MSc Geographical Information Science

(drie jaar, parttime, Engelstalig)

vuurwerk #10 november 2009 jaargang 5 �

Page 4: Bereik méér aan de VU!Er zijn andere redenen om sceptisch te zijn. Ten eerste is er het gegeven dat geen verdrag van de Verenigde Naties ooit volgens schema onderhandeld is (met

KLIMAAT EN DUURZAAMHEID/Richard S.J. Tol

vuurwerk #10 november 2009 jaargang 5 �� vuurwerk #10 november 2009 jaargang 5

1 Richard Tol is hoogleraar en is werkzaam aan het Economic and Social Research Institute in Dublin, aan het Instituut voor Milieuvraagstukken van de VU

en bij de afdeling Ruimtelijke Economie, De Boelelaan 1105, 1081 HV Amsterdam, [email protected]

Klimaatbeleid tussen retoriek en realiteitKlimaatverandering zal veel in het nieuws zijn de komende maanden.

De onderhandelingen voor een opvolger voor het Kyoto Protocol beginnen

op 7 december in Kopenhagen. Elke belanghebbende zal haar zegje willen

doen voor die tijd, maar alleen de schrilste stemmen zullen te horen zijn in

de kakofonie. Dit mediacircus staat een effectief klimaatbeleid in de weg.

De lange termijn doelstelling is 100% uitstootbeperking. Dit vereist wereldwijde

actie, grootschalige vervanging van infrastructuur, en de ontwikkeling van nieuwe

technologieën. Dit is moeilijk genoeg zonder dat politici elke dag in de krant

willen met een radicaal nieuwe aanpak.

De politieke discussie over onderwijs, volksgezondheid, en pensioenvoorziening

– drie andere lange termijnproblemen – is kalm, geïnformeerd, en ronduit saai.

Monetair beleid is overgeheveld naar een onafhankelijke centrale bank.

Klimaatbeleid is mogelijk nog technischer, maar staat in het midden van

een politiek debat. De hang naar sensatie in de vorm van doemscenario’s

en wondermiddelen staat een serieuze discussie in de weg.

Richard S.J. Tol 1

Hopen op Kopenhagen

Om die reden alleen heb ik weinig vertrouwen in een door-

braak in Kopenhagen. Er zijn andere redenen om sceptisch

te zijn. Ten eerste is er het gegeven dat geen verdrag van de

Verenigde Naties ooit volgens schema onderhandeld is (met

uitzondering van het Montreal Protocol). Het Kyoto Protocol

van 1997 had eigenlijk het Berlijn Protocol van 1995 moeten

zijn, en de details van “Kyoto” werden pas in Marrakesh in

1999 afgesproken. Daar “Kyoto” in 2013 eindigt, is het waar-

schijnlijk dat er pas in 2012 een nieuw akkoord komt. Later

dan dat is te beschamend voor de politici, vroeger dan dat is

onwaarschijnlijk omdat de posities te ver uiteen liggen.

De Verenigde Staten hebben een meer constructieve houding

aangenomen sinds januari 2009. Echter, de Senaat zal geen

doelstelling van de VN aanvaarden – daarvoor prijst het de soe-

vereiniteit te hoog. De VS zullen eerst hun eigen klimaatbeleid

vastleggen, en dat vervolgens in een internationaal verdrag

bekrachtigen. De Regering Obama heeft al haar politieke ka-

pitaal nodig voor het hervormen van de gezondheidszorg. Kli-

maatbeleid is uitgesteld tot 2010 of later. Een klimaatwet in de

VS legt niet alleen de gewenste uitstootbeperking vast, maar

ook de beleidsinstrumenten – in dit geval, emissiehandel.

Het belangrijkste onderdeel van een nieuw klimaatverdrag is

de internationale handel in emissierechten. Emissierechten

zijn licenties. Pas als de Amerikanen besloten hebben hoe

hun licenties er precies uit zien, kan het moeizame proces

beginnen om de licenties van de VS, de EU, en VN onderling

uitwisselbaar te maken en wettelijke regelingen rond meten

en handhaven op elkaar af te stemmen.

China maakt zich grote zorgen over de energieveiligheid en

in mindere mate over luchtverontreiniging. China begint zich

ook langzamerhand zorgen te maken over klimaatverande-

ring, dat mogelijkerwijs tot grote droogte kan leiden als de

regen op de Hoogte van Tibet faalt. China heeft daarom grote

interesse in energiebesparing en hernieuwbare energie. Het

lijkt zich voor te bereiden op een koolstofbelasting in 2030 (als

de Communistische Partij de macht behoudt), maar het is niet

bereid op de korte termijn een internationale doelstelling te

accepteren. Maar het Chinese energiebeleid is een positieve

bijdrage aan het klimaatbeleid.

Terwijl China en de VS nu tenminste bereid zijn te praten, ligt

India nog altijd dwars. India weigert een zinnig gesprek aan

te gaan over klimaatbeleid, terwijl Indiaas uitstoot een grote

bedrage aan mondiale emissies zal leveren en India zeer kwets-

baar is voor klimaatverandering. Andere ontwikkelingslanden

zijn het waarschijnlijk eens met India, maar blij dat India de

diplomatieke gevolgen voor haar rekening neemt.

De Europese Unie is de zelfbenoemde leider van internationaal

klimaatbeleid. Net als de VS, zoekt de EU een bekrachtiging

door de VN van een beleid dat “binnenlands” geformuleerd

is. De EU heeft een doelstelling van 20% uitstootbeperking in

2020, en wil dit verhogen tot 30% als er een internationaal ver-

drag komt. De gevolgen van de 20% doelstelling beginnen nu

pas tot de lidstaten door te dringen. Hoewel geen regeringslei-

der dit in het publiek zal zeggen, lijkt de huidige doelstelling

de betalingsbereidheid reeds te overtreffen. Een aantal Euro-

pese landen zal daarom opgelucht (maar stilletjes) ademhalen

als de onderhandeling in Kopenhagen in het water vallen.

Een Kopenhagen (of wellicht een Johannesburg) Protocol is

een tweede, kleine stap op een lange weg naar een oplossing

van het klimaatprobleem. Hoe zou een econoom dit pro-

bleem oplossen?

De baten van klimaatbeleid

Voordat die vraag beantwoord kan worden, moet de vraag

gesteld worden: Wat is het probleem? Broeikasgassen zorgen

ervoor dat energie gemakkelijker de atmosfeer binnendringt

dan verlaat. Meer broeikasgassen betekent dus een hogere

temperatuur, en dit leidt op zijn beurt tot verandering in

neerslag- en windpatronen. Een deel van de uitgestoten kool-

stofdioxide wordt uit de atmosfeer verwijderd door geologi-

sche processen. Op een menselijke tijdschaal betekent dit dat

Klimaatverandering is een mondiaal probleem op de lange termijn

Page 5: Bereik méér aan de VU!Er zijn andere redenen om sceptisch te zijn. Ten eerste is er het gegeven dat geen verdrag van de Verenigde Naties ooit volgens schema onderhandeld is (met

kleinkinderen. De baathebbers zijn de kinderen en klein-

kinderen van de armen der wereld. Als armoede een oorzaak

van het klimaatprobleem is, dan kan het zijn dat armoede-

bestrijding een effectievere manier is om klimaatschades te

voorkomen dan uitstootbeperking. Een klimaatbeleid dat

armoede in de hand werkt, is waarschijnlijk contraproductief.

Klimaatverandering is een mondiaal probleem op de lange

termijn. Klimaatbeleid in een enkele regeringsperiode in een

enkel land heeft een miniem effect. De marginale schade is

daarmee meer informatief voor beleid dan de totale schade.

Ruim 200 schattingen zijn gepubliceerd. Deze bevestigen dat

uitstootbeperking de welvaart bevordert.

De schattingen lopen sterk uiteen, maar hangen voornamelijk

af van de aannames hoeveel waarde gehecht wordt aan on-

zekerheid, de toekomst, en verre landen. Het gemiddelde van

de beschikbare schattingen suggereert een koolstofprijs van

€15/tCO2 (ongeveer de huidige prijs van emissierechten in

Europa) voor een tijdsvoorkeur die lager is dan welke gebruikt

wordt voor onderwijs en pensioenvoorziening. Een meer

gebruikelijke tijdsvoorkeur suggereert een koolstofprijs van

€4/tCO2.

Effectief klimaatbeleid

Een koolstofprijs van €15/tCO2 heeft slechts een gering effect

op de uitstoot, zeker op de korte termijn. Dit betekent dat de

lange termijn doelstelling van de EU niet verdedigd kan wor-

den met een kosten-batenanalyse. Beleidsdoelstellingen zijn

zelden optimaal, maar klimaatbeleid zal een eeuw lang volge-

houden moeten worden over de hele wereld. De kans bestaat

dat iemand zal vragen wat we eigenlijk terug krijgen voor

deze inspanningen. Klimaatbeleid kan niet gebaseerd worden

op de waan van de dag. Polarisatie leidt tot een terugslag.

Recent onderzoek laat zien dat de EU doelstelling waarschijn-

lijk onhaalbaar is. De doelstelling kan alleen bereikt worden

als China en India een serieus klimaatbeleid gaan voeren

binnen vijf jaar. Zelfs dan is de haalbaarheid omstreden en af-

hankelijk van hetzij een snelle expansie van atoomenergie of

bio-energie en koolstofopslag op grote schaal. De eerste voor-

waarde is politiek onwaarschijnlijk, en de tweede voorwaarde

is ook technisch problematisch.

De lange termijn oplossing voor het klimaatbeleid ligt in

innovatie in de energievoorziening en een reorganisatie van

de energiesector. De financiers van het benodigde onderzoek

en infrastructuur zijn niet onder de indruk van beleid dat

voortdurend van koers verandert en onhaalbare doelen stelt.

De beste reactie op zulk beleid is wachten op de volgende

verkiezingen en lobbyen voor speciale uitzonderingen. Een be-

leid dat gebaseerd is op een koolstofbelasting die voorspelbaar

stijgt met de tijd geeft een geloofwaardig signaal dat klimaat-

verandering een probleem is dat opgelost moet worden.

vuurwerk #10 november 2009 jaargang 5 �� vuurwerk #10 november2009 jaargang 5

CO2 deels voor altijd in de atmosfeer blijft. Het is duidelijk

dat het niet altijd maar warmer kan worden – het menselijk

lichaam begint af te breken bij een temperatuur van 55°C.

Deze twee feiten samen betekenen dat de uitstoot van CO2

naar nul moet. Maar wanneer? Hoe snel moet de uitstoot van

broeikasgassen beperkt worden?

Er zijn 14 schattingen van de totale kosten (baten) van

(vermeden) klimaatverandering. Dit is opmerkelijk weinig.

Klimaatverandering wordt vaak beschreven als het belang-

rijkste probleem van de 21e eeuw, dus men zou een bredere

kennisbasis verwachten en inderdaad eisen. Deze 14 schattin-

gen gebruiken verschillende data en methoden, maar werden

door slechts twee groepen onderzoekers opgesteld. Een aantal

conclusies kan niettemin getrokken worden.

Klimaatverandering brengt voor- en nadelen. Voordelen zijn

lagere verwarmingskosten en lagere sterfte in winter.

Nadelen zijn zeespiegelstijging en een verlies van biodiver-

siteit. De beschikbare studies suggereren dat, vanuit een

economisch gezichtspunt, de voordelen aanvankelijk groter

zijn dan de nadelen, maar dat dit redelijk snel omslaat. De

netto baten van klimaatverandering kunnen niet vermeden

worden; het zijn verzonken baten. De netto schades kunnen

wel beïnvloed worden door beleid. Dit rechtvaardigt een kool-

stofbelasting.

De geschatte schade van klimaatverandering is niet heel groot.

De negatieve gevolgen van een eeuw opwarming zijn verge-

lijkbaar met het missen van een jaar economische groei. De

geschatte schades zijn echter ook zeer onzeker, en negatieve

verrassingen zijn waarschijnlijker dan positieve verrassingen.

Als dit meegenomen wordt dan is een eeuw klimaatverande-

ring vergelijkbaar met tien jaar economische groei. Dat wil

zeggen, klimaatverandering is een probleem, maar het is niet

het einde van de wereld.

Een derde inzicht is dat arme landen veel kwetsbaarder zijn

dan rijke landen. De temperatuur in armere landen is nu al

hoger. Dit betekent dat gewassen dichter bij hun biofysische

grenzen zijn. Dit betekent ook dat er geen bestaande techno-

logieën zijn voor het weer van de toekomst. Als Nederland

warmer wordt, dan kunnen we bestuderen hoe de Span-

jaarden bouwen, zich gedragen, enzovoorts. Als Singapore

warmer wordt, dan heeft het geen analoog. De economie in

armere landen is ook meer blootgesteld aan het weer. Land-

bouw kan 30% van het bruto nationaal product zijn, en 70%

van de werkende bevolking. De economie van rijkere landen

is geconcentreerd in sectoren die hooguit indirect blootge-

steld zijn aan het weer. Armere landen ontberen ook vaak het

kapitaal, de technologie, en de organisatie om zich succesvol

aan te passen.

Hier zijn twee beleidsinzichten aan verbonden. De baten van

klimaatbeleid zijn niet voor ons of voor onze kinderen en

China maakt zich grote zorgen over de energieveiligheid en in mindere mate over luchtverontreiniging

De lange termijn doelstelling is 100% uitstootbeperking

Page 6: Bereik méér aan de VU!Er zijn andere redenen om sceptisch te zijn. Ten eerste is er het gegeven dat geen verdrag van de Verenigde Naties ooit volgens schema onderhandeld is (met

1 Ben Sonneveld is senior onderzoeker bij de Stichting Onderzoek Wereldvoedselvoorziening van de Vrije Universiteit, De Boelelaan 1105, 1081 HV Amsterdam,

[email protected].

2 Deze bijdrage is gebaseerd op onderzoek van Michiel Keyzer, Bart van den Boom en de auteur. Lia van Wesenbeeck gaf suggesties voor de tekst.

vuurwerk #10 november 2009 jaargang 5 1110 vuurwerk #10 november2009 jaargang 5

Er zijn weinig gebieden in de wereld waar de geografie zo bepalend is voor de

politieke situatie als in het Jordaan Bekken. De belangrijkste regens in deze water-

schaarse regio vallen buiten de groeiseizoenen, waardoor opslag van water van

essentieel belang is om op tijd de gewassen te kunnen irrigeren en de water-

aanvoer naar de stedelijke gebieden zeker te stellen. De geschiedenis leert ons

echter dat in dit kerngedeelte van het voormalig Turks-Ottomaanse rijk de toe-

gang tot waterbronnen tot veel conflicten tussen de stammen heeft geleid.

Deze stammenbelangen hebben zich in de loop der tijd veelal uitgekristalliseerd

langs de grenzen van de vijf staten die de oppervlakte van het bekken delen

(Israël, Jordanië, Libanon, Palestijnse West Bank en Syrië) en het beheersen van

de waterbronnen is een zaak van nationale veiligheid geworden. Na de Tweede

Wereldoorlog leidde het Palestijnse vluchtelingenprobleem tot een verdere

verscherping van de tegenstellingen, vooral tussen Israel en zijn buurstaten.

KLIMAAT EN DUURZAAMHEID/Ben Sonneveld

Ben Sonneveld1,2

Waterbeheerin hetJordaan Bekken

Vreedzaam en duurzaam:

Page 7: Bereik méér aan de VU!Er zijn andere redenen om sceptisch te zijn. Ten eerste is er het gegeven dat geen verdrag van de Verenigde Naties ooit volgens schema onderhandeld is (met

De conflicten over het bezit en beheer van waterbronnen in

de regio leidde tot vele ‘wateroorlogen’. Een korte opsom-

ming: In 1951 begon Jordanië met de bouw van het Ghor-

kanaal (het huidige King Abdullah Kanaal) dat het water

van de twee belangrijkste Jordaanse rivieren, de Yarmouk

en de Zarqa, niet langer naar de Beneden Jordaanrivier liet

stromen maar omleidde naar Jordaanse steden (Irbid en

Amman) en irrigatiegebieden waarvan sommige buiten het

bekken lagen. Israël reageerde prompt met de bouw van de

‘National Water Carrier’ die het bovenstroomse water uit het

meer van Galilea tapte voor gebruik op Israëlisch grondge-

bied buiten het bekken. Tijdens een Arabisch overleg in 1964

werd vervolgens besloten om de bovenstroomse wateren van

de Jordaan om te leiden naar Syrië en Jordanië. Na enkele

schermutselingen leidde dit in 1967 tot de Zesdaagse Oorlog

en de bezetting door Israël van de Golan Hoogvlakte, de West

Bank en de Gazastrook. Hierdoor kreeg Israël de macht over

zowel de bovenstroomse wateren als de aanzienlijke grond-

waterreserves onder de West Bank en de Gazastrook. Andere

waterconflicten volgden in 1969 tussen Israël en Jordanië en

in 1978 tussen Israël en Libanon. Tussen de Arabische buren

botert het ook niet altijd. Jordanië en Syrië zijn regelmatig in

een dispuut verwikkeld over de verdeling van het water van

hun grensrivier, de Yarmouk.

Tabel 1 geeft de transnationale watertransfers weer en laat

duidelijk zien dat na alle militaire interventies Israël en Jor-

danië de ontvangende landen zijn terwijl Syrië, Libanon en

de West Bank water leveren. Voor Israël vormen deze transna-

tionale watertransfers een belangrijk gedeelte van hun totale

waterbeschikbaarheid.

De Jordaan: van rivier tot sloot

Het omleiden van de natuurlijke waterlopen in het Jordaan

Bekken kent twee belangrijke slachtoffers: de Palestijnen

op de West Bank en de ecologie van de Beneden Jordaan.

Palestijnse huishoudens op de West Bank beschikken over

slechts 29 m3 per jaar per hoofd van de bevolking terwijl

hun Israëlische buren over 101 m3 per jaar kunnen beschik-

ken. Verder staat de winning van het grondwater onder de

West Bank momenteel volledig onder controle van Israël dat

met strenge hand de (Palestijnse) overtreders straft.

De Beneden Jordaan Rivier is door de aanleg van de Natio-

nale Water Carrier en het Ghorkanaal verstoken van zijn

belangrijkste aanvoerbronnen waardoor één van de meest

beroemde rivieren ter wereld is veranderd in een kleine mod-

derstroom. Bovendien zijn in het noordwesten van het meer

van Galilea kanalen gebouwd die afwaterende zoutwater-

bronnen direct naar de Beneden Jordaan leidden en mede de

oorzaak zijn van de verdere verzilting van de Jordaan Vallei

en de Dode Zee.

Mogelijke uitwegen

Momenteel overstijgt de vraag naar water in het Jordaan Bek-

ken vele malen het aanbod en is de druk op de waterbron-

nen zo groot dat overexploitatie van grondwaterreserves

dreigt (Venot, 2006). Er vallen ook weinig efficiëntieslagen

meer te maken. In de landbouw bijvoorbeeld, de grootste

waterconsument, is massaal het drip-irrigatie systeem inge-

voerd waarin door een buizensysteem gereguleerde water-

volumes direct naar de plant worden getransporteerd en

waterverliezen tot het minimum worden beperkt.

Er is op korte termijn ook geen uitzicht dat het probleem

van waterschaarste en politieke spanningen in deze regio

zullen verdwijnen. Integendeel: door een snel groeiende

bevolking en grotere vraag naar voedsel en landbouwareaal

zal de druk op het water in de nabije toekomst alleen maar

toenemen met het dreigende gevaar van verdere escalatie.

Ook simulaties met klimaatsmodellen geven een weinig roos-

kleurig beeld: Eenduidig wordt een verminderde regenval

en hogere verdamping in de regio voorspeld (Kunstmann et

al., 2007). Mede daarom is er een toenemende aandacht voor

alternatieve waterwinning zoals waterzuivering en desalini-

sering van zoutwaterbronnen. Israël betrekt momenteel 7

procent van zijn watergebruik uit ontzout water en 13 pro-

cent uit gezuiverd water. Jordanië is een goede tweede met

ongeveer 8 procent gezuiverd en 1 procent ontzout water. De

andere drie landen produceren veel kleinere volumes met

deze technieken. Er is nog wel ruimte om via deze alterna-

tieven water te winnen (Alfarra et al., 2009), maar dat is niet

goedkoop. Waterzuivering vraagt hoge investeringen voor de

aanleg van rioleringsinfrastructuur en ontzouten van water

kost veel energie.

Doordat alle beschikbare waterbronnen efficiënt worden

ingezet en alternatieven kostbaar zijn is er weinig ruimte

voor een oplossing van het watertekort in het Jordaan

Bekken zelf. Daarom gaan er steeds vaker stemmen op om

oplossingen buiten het stroomgebied te zoeken. Met zoge-

Palestijnse huishoudens op de West Bank beschikken over slechts 29m3 p.p./p.jr. terwijl hun Israëlische buren over 101m3³p.p./p.jr. kunnen beschikken

vuurwerk #10 november 2009 jaargang 5 1�12 vuurwerk #10 november2009 jaargang 5

naamde ‘interbasin transfers’ wil men water importeren van

naburige bekkens die over meer watervoorraden beschikken.

Bijvoorbeeld de hoge neerslag in de berggebieden van Liba-

non en het water dat Syrië ontvangt uit het Turkse Taurus

gebergte en de Iraanse hoogvlaktes bieden goede mogelijkhe-

den om die tekorten in het Jordaan Bekken te compenseren.

Wel moet er rekening mee worden gehouden dat de piek

van deze waterafvoer niet samenvalt met het groeiseizoen in

het Jordaan Bekken, vandaar de noodzaak om een eventuele

aanvoer met dammen te reguleren. Het grootste probleem

dat deze oplossing in de weg staat is de instabiele politieke

situatie in de regio en het gebrek aan vertrouwen tussen

de landen onderling. Infrastructurele werken als dammen

en kanalen zijn nu eenmaal een eenvoudig doelwit voor

sabotage en waterleveranties aan het naburig stroomge-

bied kunnen eenvoudig stop worden gezet door ‘de kraan’

dicht te draaien. Deze argwaan is de belangrijkste reden dat

de landen zoveel mogelijk zelf de watervoorraden willen

beheersen.

SOW-VU’s onderzoeksprojecten in het Midden Oosten

SOW-VU is sinds 2004 actief in het Jordaan Bekken en maakt

daarbij veelvuldig gebruik van eerder opgedane onder-

zoekservaringen in de regio van het Midden Oosten. Onder

andere een reeks onderzoeken naar de ruimtelijke patronen

van rurale armoede in opdracht van het ‘International Fund

for Agricultural Development’ verschafte informatie over en

contacten in Georgië, Armenië and Azerbajan (1998), Liba-

non (1999) en Syrië (2003-2006).

In het Jordaan Bekken startte SOW-VU met een onderzoeks-

project naar waterschaarste, extern gefinancierd door het

‘Forum Euroméditerranéen des Instituts de Sciences Écono-

miques’. In dit project werd de grondslag gelegd voor een

ruimtelijk welvaartsmodel met expliciete hydrologische en

economische informatie over het Jordaan Bekken (Keyzer et

al., 2004). In 2006 werden de eerste contacten gelegd met de

Palestijnse Water Autoriteit (PWA) wat in 2009 resulteerde

in een samenwerkingsverband dat wordt gefinancierd door

het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken en de

Palestijnse overheid. Verder begeleidt SOW-VU een Palestijnse

promovenda verbonden aan de Universiteit van Karlsruhe bij

de vakgroep Hydrogeologie.

Samenwerking met PWA

In het huidige onderzoeksproject beoogt SOW-VU in samen-

werking met de PWA een verdere bijdrage te leveren aan

de beleidsdiscussies over een efficiënte en rechtvaardige

waterverdeling in het Jordaan Bekken. Het project richt zich

daarmee op de institutionele versterking van de PWA en het

operationaliseren van een beleidsondersteunend instru-

ment. Een trainingsprogramma voor de Palestijnse counter-

parts in de West Bank en Gazastrook moet er voor zorgen dat

de PWA-staf over voldoende informatie en kennis beschikt

om als volwaardige partner aan de complexe onderhande-

lingen over waterverdeling deel te nemen. Voor deze capa-

citeitsversterking staan verschillende trainingen gepland in

ruimtelijke data-analyse en modelbouw aan de SOW-VU. In

de praktijk valt het niet altijd mee om de counterparts uit de

bezette gebieden naar Amsterdam te halen. Diverse geplande

trainingen moesten worden uitgesteld omdat de grenzen in

de Gazastrook of op de West Bank gesloten waren. Daarom

volgen een aantal PWA stafleden ook gespecialiseerde on-line

Tabel 1. Transnationale watertransfers in het Jordaan Bekken (Miljoen m3).

Oorsprong Oorsprong Oorsprong Transfers als percentage

Bestemming West Bank Syrië Libanon van de totale waterbeschikbaarheid

Israel 275 460 160 44

Jordanië - 200 - 20

Page 8: Bereik méér aan de VU!Er zijn andere redenen om sceptisch te zijn. Ten eerste is er het gegeven dat geen verdrag van de Verenigde Naties ooit volgens schema onderhandeld is (met

In weinig gebieden in de wereld is de geografie zo bepalend

voor de politieke situatie als in het Jordaan Bekken

Eenduidig wordt een verminderde regenval en hogere

verdamping in de regio voorspeld

1� vuurwerk #10 november2009 jaargang 5

cursussen die het IHE-Unesco in Delft verzorgd. Bij deze cur-

sussen staan onder andere de relatie tussen waterkwaliteit

en gezondheid centraal.

De PWA geeft als direct betrokkene een goed inzicht in de

belangrijke politieke kwesties aan de onderhandelingstafel.

Deze informatie is van groot belang voor de verdere uitwer-

king van het ruimtelijke hydrologisch-economisch model

waarmee de SOW-VU beleidsmakers een instrument wil

geven om de mogelijke gevolgen van onderhandelingsresul-

taten door te rekenen. Dit stelt echter zware eisen aan het

model. Ten eerste moet de ruimtelijke en temporele variatie

in het Jordaan Bekken adequaat worden weergegeven. Op

de tweede plaats moet het model zowel rekening houden

met de hoeveelheid water als met de waterkwaliteit die door

verzouting en vervuiling vaak is aangetast. Ten slotte moet

het model rekening houden met de verschillende instituties

die de waterbronnen beheren. Om aan deze eisen te voldoen

werd een ruimtelijk welvaartsmodel ontworpen dat, met

een tijdstap van een maand, een jaarlijkse hydrologische en

economische cyclus beschrijft voor ongeveer 25000 aaneen-

gesloten gridcellen met een resolutie van 750 bij 750 meter.

De loop- en afstromingsrichting van het water worden

bepaald door hoogteverschillen tussen de cellen. Het model

kan verschillende karakteristieken aan het water toekennen

en zal in het Jordaan Bekken vooral de watervolumes en

zoutconcentraties modelleren.

Een belangrijke uitdaging voor het modelontwerp was het

harmoniseren van databestanden die afkomstig waren van

geologische, bodem- en bevolkingskaarten, satellietfoto’s,

180 klimaatstations, hydrografen en districtsstatistieken.

Verder vraagt de oplossing van een dergelijke grootschalige

optimalisatie om efficiënte rekenmethodes. Een belangrijke

mijlpaal in het onderzoek was dan ook de ontwikkeling

van een algoritme dat binnen enkele minuten de optimale

modeluitkomst berekent.

Het model kan door zijn gedetailleerde beschrijving worden

ingezet om het gesprek tussen verschillende instituties vorm

te geven. Immers de gridcellen kunnen op de gewenste wijze

worden samengevoegd om voor- en nadelen van mogelijke

watertransfers tussen landen of provincies in kaart te bren-

gen. Het model kan, bijvoorbeeld, de (water)prijs voor vrede

berekenen als Israël en Jordanië een gedeelte van hun water

afstaan aan de Palestijnse gebieden. Een andere mogelijk-

heid is om de ecologische voordelen van een groter debiet

aan de Beneden Jordaan Vallei te evalueren. Het model kan

vuurwerk #10 november 2009 jaargang 5 1�

ook de schade berekenen van het zoute water dat op het

grondgebied van de benedenburen wordt geloosd. Figuur 3

laat de modeluitkomsten van deze berekening zien voor een

gemiddelde regenval in de maanden september en februari.

We zien dat aan het begin van het regenseizoen (september)

de waterstromen hogere concentraties zout hebben en de

schade aanzienlijk hoger is dan in februari wanneer het

meeste zout is doorgespoeld. Deze schadepost kan later wor-

den omgezet in een bijdrage van de ‘vervuiler’ die zijn zout

kwijt moet en de schade compenseert.

In de komende jaren zullen PWA counterparts en andere

belanghebbenden worden getraind in het onderhouden en

operationaliseren van het model, zodat zelfstandig alterna-

tieve beleidsscenario’s kunnen worden doorgerekend. Voor

beleidsmakers zal de complexiteit van dit beleidsinstrument

zorgvuldig op de achtergrond worden gehouden. Zij krijgen

de resultaten gepresenteerd in overzichtelijke tabellen op

het gewenste administratieve niveau en in kleurrijke kaarten

waar ruimtelijke patronen de effecten van hun beleidskeu-

zes weergeven.

Literatuur

Alfarra, A., E. Kemp-Benedict, H. Hötzl, N. Sader, & B.G.J.S.

Sonneveld (2009). A framework for wastewater reuse in Jordan:

from present status to future potential as indicated by the Wastewa-

ter Reuse Index (WRI). Abstracts of the European Water resour-

ces Association (EWRA), 7th International Conference.

25 - 27 June 2009. Cyprus.

Frenken, K. (2009). Irrigation in the Middle East in figures. FAO,

Rome.

Keyzer, M.A., B.G.J.S. Sonneveld, G.J.M. van den Boom, & H.

Houba, (2004) Modeling the water economy of the Jordan River Ba-

sin. Final report for the project: ‘Regional Integration and Resource

Use in the Middle East: Oil, Water and the Need for Peace’, Marseil-

le: Euro-Mediterranean Forum of Economic Institutes.

http:// www.femise.org/PDF/a021/fem2102-uhamb-sowvu.pdf

Kunstmann, H., Suppan, P., Heckl, A., & Rimmer, A. (2007),

Regional climate change in the Middle East and impact on hydrology

in the Upper Jordan catchment, IAHS publication 313, Quantifica-

tion and reduction of predictive uncertainty for sustainable

Water resources management, pp. 141-149.

Venot, J., F. Molle, & R. Courcier. (2006) Dealing with Closed

Basins: The Case of the Lower Jordan River Basin, Paper presented

at the World Water Week 2006, Stockholm, August.

Figuur 3. Prijs voor zouttransport bij gemiddelde regenval in september (a) en februari (b).Figuur 2. Overzichtskaart van het Jordaan Bekken.Figuur 1. Maandelijkse

regenval (a) en water-

behoefte (b) voor

groententeelt in de

Beneden Jordaan Vallei.

Page 9: Bereik méér aan de VU!Er zijn andere redenen om sceptisch te zijn. Ten eerste is er het gegeven dat geen verdrag van de Verenigde Naties ooit volgens schema onderhandeld is (met

vuurwerk #6 november 2007 jaargang 3 vuurwerk #10 november 2009 jaargang 5 1�1� vuurwerk #10 november2009 jaargang 5

Henriëtte Prast begon aan een studie biologie aan de Vrije

Universiteit, maar het zoeken naar wormen en spinnen en

ploeteren in de modder bleek niet bij haar te passen. Na

twee jaar werd het tijd voor iets nieuws, een andere studie.

Een studie economie leek haar in eerste instantie niets,

want het bedrijfsleven en geld verdienen – dat hoefde voor

haar niet. Maar een congres van de VESVU (Vereniging Eco-

nomiestudenten VU) over gedrag en economie deed haar

inzien dat Economie een maatschappelijke en ook sociale

studie was. De keuze was gemaakt!

StudietijdHoewel Henriëtte haar Propaedeuse in een half jaar be-

haalde, compenseerde ze deze vliegensvlugge start door

daarna vooral náást haar studie bezig te zijn met en op de

Vrije Universiteit. Ze had vooral iets met de economische

faculteit; het actief bezig zijn naast de studie, dáár lag haar

ambitie. Na haar eerste ervaring met de VESVU – waardoor

ze had gekozen voor de studie Algemene Economie – werd

ze lid van deze studievereniging.

In die tijd kwamen er ieder jaar zo’n 200 economiestuden-

ten bij, waarvan er maar drie tot zes vrouw waren. Het

is dan ook bijzonder te noemen dat Henriëtte de eerste

vrouwelijke voorzitter werd van de VESVU! Het voorzitters-

schap leverde haar de broodnodige inhoudelijke aanvulling

op haar studie op. Het voorzittersschap hield haar uit de

collegebanken om zelf op een congres, waar toentertijd ook

Lubbers sprak, als dagvoorzitter de banken toe te spreken.

Ook leverde het haar een plaats op in de Faculteitsraad. In

die tijd stemde de FR nog mee over de aanstellingen van

hoogleraren. Hierdoor was de kans op vriendjespolitiek heel

klein. Reflecterend op haar functie in de FR, vindt Henriëtte

dat ze in die tijd nog wat onervaren was; ze was een jonge

vrouw die meestemde over zaken waar ze eigenlijk niet

veel van wist.

Deze jonge, soms nog wat onervaren vrouw kreeg ook met

andere aanstellingen te maken. De VESVU viel namelijk

onder de SRVU (studentenvakbond). Iedere twee weken was

het raak, dan kreeg ze op woensdag buikpijn en was het

op donderdag vergaderdag. Tijdens deze vergaderingen

liep Henriëtte vaak tegen, in haar oren vreemd klinkende,

voorstellen, meningen en standpunten aan. Feit bleef dat ze

schijnbaar de enige was die het niet zelden oneens was met

de standpunten van de SRVU. Achteraf bleek dat de SRVU

eigenlijk een communistische cel was die direct sturing

ontving van de CPN (Communistische Partij Nederland), die

op haar beurt weer sturing ontving van de Communistische

Partij uit de voormalige Sovjet Unie. Heel opmerkelijk voor

een universiteit die opgericht is door Abraham Kuyper.

Toch gold haar studietijd als een tijd die vooral in het teken

stond van genieten; sociaal én inhoudelijk, mede door haar

studiegenoten waar ze tot op de dag van vandaag nog

steeds contact mee heeft.

LoopbaanNa haar studie was Henriëtte in deeltijd werkzaam als een

soort AIO (Assistent In Opleiding) aan de UvA waar ze tege-

Zelfkennis is nóg belangrijker dan kennisInterview met Henriette PrastOp een herfstachtige woensdagochtend reizen we af naar de Hofstad. Daar aan de Lange Vijverberg, met zicht op het Torentje van Balkenende, buigt de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) zich over verschillende onderwerpen. Vandaag ontmoeten we Henriëtte Prast, raadslid en leidster van het project “keuze, gedrag en beleid”. Samen met haar team werkt Henriëtte aan voornoemd project om onder andere de regering inzichten te bieden in hoe beleid invloed heeft of kan hebben op keuzes en gedrag.

Door Niels Poelsma en Anne van Rossum

INTERVIEW/Alumnus

“Het zoeken naar

wormen en spinnen

en ploeteren in de

modder bleek niet

bij mij te passen”

Na twee jaar studie biologie aan de Vrije Universiteit werd het tijd voor iets nieuws, een andere studie. Een congres van de VESVU hielp haar bij de keuze.

Page 10: Bereik méér aan de VU!Er zijn andere redenen om sceptisch te zijn. Ten eerste is er het gegeven dat geen verdrag van de Verenigde Naties ooit volgens schema onderhandeld is (met

lijkertijd les gaf aan studenten in onder andere Algemene

Economie. Maar na niet al te lange tijd werd haar een vaste

aanstelling aangeboden opdat ze haar proefschrift “Essays

on inflation, unemployment and central banking” kon vol-

tooien. Tijdens het onderzoek voor haar proefschrift kwam

ze vele interessante artikelen tegen over economie en een

ander vakgebied. Haar interesse lag toen al bij economie

én dat andere vakgebied, psychologie. Deze artikelen leken

toen een stoffig leven voorbestemd. Het was pas na haar

aanstelling bij DNB (De Nederlandse Bank) dat ze een vaste

column mocht schrijven voor Het Financieele Dagblad over

economie en een raakvlak. De artikelen konden uit de kast

en op papier! Gedurende deze tijd kreeg Henriëtte een sol-

licitatieoproep onder ogen van een hoogleraar “Persoonlijke

Financiële Planning” aan de Universiteit van Tilburg. Onbe-

kend in Tilburg, maar gewapend met een sterke mening

en een geheel eigen idee over de invulling van financiële

planning omtrent keuze en gedrag ging ze solliciteren. Niet

veel later was het hoogleraarschap een feit! Mede dankzij

de opdrachten die ze van DNB kon krijgen besloot ze daar

weg te gaan en zelf een onderneming te starten. Hierdoor

kon ze haar onderzoek over gedragseconomie toepassen in

haar adviezen in de praktijk.

WRRDe Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid heeft

een adviserend karakter. De WRR heeft als doel “de regering

te adviseren over toekomstige ontwikkelingen die van groot

maatschappelijk belang zijn” (http://www.wrr.nl; geraad-

pleegd op 7/10/09). Hierbij staat een interdisciplinaire,

wetenschappelijke benadering voorop. Net als in de Tweede

Kamer wordt een raadslid benoemd, ditmaal voor een

termijn van vijf jaar. Henriëtte werd benoemd en kreeg het

project “Keuze, gedrag en beleid” toebedeeld. Een project

dat als doel heeft inzichten te bieden in sturingsmechanis-

men van de overheid voor de burger. Deze mechanismen

moeten de consument via psychologische arrangementen

sturen bij keuzes en gedrag zonder dat er teruggegrepen

wordt naar gebieden en verbieden.

Henriëtte staat nu voor de uitdaging in vijf jaar een advies

te formuleren over eerdergenoemde sturingsmechanismen.

Tot haar beschikking staan een interdisciplinaire project-

groep en drie dagen in de week een kantoor aan de Lange

Vijverberg. Dit alles in combinatie met een Hoogleraarschap

aan de Universiteit van Tilburg.

Het werk bij de WRR is divers. Ieder raadslid bij de WRR

heeft zijn eigen project, maar de WRR brengt als geheel een

advies uit. Daarom worden dan ook de voortgang en de

inhoud van alle projecten met enige regelmaat besproken.

Dit gebeurt in de zogeheten “Raadsvergadering” die eens

in de twee weken plaatsvindt op dinsdag. De andere dagen

besteedt Henriëtte aan haar project, waarbij ze leiding en

sturing geeft aan haar projectgroep. Komend jaar komt er

van deze groep een advies uit.

Klimaat en duurzaamheidOver het thema van deze Vuurwerk, “klimaat en duurzaam-

heid” heeft Henriëtte een tweevoudig advies vanuit haar

gedragseconomische achtergrond. Als er op dit gebied niets

verandert in het huidige beleid zullen de doelstellingen niet

worden gehaald. Normen moeten worden omgegooid en

daarvoor zijn wijzigingen in het beleid noodzakelijk. Een

tekenend voorbeeld hiervan is de consumptie van vlees,

waarvan de productie zeer milieuvervuilend is. Vlees eten

is op dit moment de sociale norm; dat is dus “normaal”. Bij

een diner moeten we het aangeven als we vegetarisch zijn,

maar eigenlijk zou het andersom moeten zijn: “ben je carni-

voor, geef het even door!”

Een tweede gedragseconomische verandering ter bevor-

dering van klimaat en duurzaamheid betreft prosociaal

gedrag. De overheid roept mensen op om zich prosociaal

te gedragen, maar dit kan averechts werken. Als mensen

dit bijvoorbeeld al deden, of zien dat het om hen heen

niet gebeurt, kunnen deze oproepen ze juist ontmoedigen.

De oplossing volgens Prast is het goede voorbeeld geven

volgens de zinspreuk: “verbeter de wereld, begin bij jezelf”.

Een moreel beroep op de mens is dan niet nodig.

Al op jonge leeftijd begon Henriëtte Prast met de speur-

tocht naar haar interesses, en al zoekende onderging ze

een uitgebreide zelfontwikkeling en zelfontplooiing. Haar

activiteiten op de VU droegen hier ook een steentje aan

bij. De verschillende stappen in haar carrière hebben haar

gemaakt wie ze nu is. Haar grote interesse combineert eco-

nomie met psychologie. Hoewel deze combinatie vroeger

onbekend en controversieel was, is de gedragseconomie nu

niet meer weg te denken uit het politieke beleid en heeft

het veel invloed gekregen. Wat betreft haar hoogleraarschap

persoonlijke financiële planning heeft Henriëtte een alge-

mene tip voor de lezers van Vuurwerk: als jij je creditcard-

schuld stelselmatig tot het maximum laat oplopen gebruik

dan niet je spaargeld om deze schuld af te lossen. Hoewel

dit bedrijfseconomisch met het oog op rente op je schuld

en vermogen het juiste is om te doen, is de kans groot dat

je opnieuw je schuld laat oplopen en vervolgens én geen

spaargeld én een hoge creditcardschuld hebt. Samenvattend

is de grote boodschap van de gedragseconomie volgens

Prast: “zelfkennis is nog belangrijker dan kennis!”

1� vuurwerk #10 november2009 jaargang 5

Alle ogen zijn op Kopenhagen gericht. In de Deense hoofdstad moet worden beslist over de uiteindelijke inhoud van een nieuw internationaal klimaatverdrag, dat het Kyoto-Protocol moet gaan vervangen. De wereldklimaatgemeenschap leeft tussen hoop en vrees, waarbij vrees steeds meer de overhand krijgt. Het pessimisme over een goede afloop van Kopenhagen overheerst. En dat is ook niet zo verwonderlijk. De onderhandelingen in Kopenhagen voor een opvolger van het Kyoto-Protocol behelzen een schier onmogelijke opgave. De wereldgemeenschap, vertegenwoordigd door bijna 200 landen, moet bindende afspraken zien te maken om deze eeuw de opwarming van de aarde door klimaatverandering te beperken tot gemiddeld 2 graden Celsius. Onderhandelingstechnisch gezien is dit een zeer complex proces. Ten eerste doen er heel veel partijen aan mee, die het op een of andere manier allemaal met elkaar eens moeten worden. Ten tweede zijn de kosten en de baten van zowel klimaatverandering als van een bindend klimaatbeleid zeer ongelijk verdeeld tussen de afzonderlijke (groepen van) landen, zowel op de korte als op de lange termijn. Ten derde weet men als gevolg van technische en wetenschappelijke onzekerheid niet precies waarover men onderhandelt. En tot slot zijn de onderhandelingen belast met een morele lading: er zijn “schul-digen” die een groter deel van de kosten zouden moeten dragen.

De geschiedenis leert dat zo’n complex verdrag op wereldniveau veel tijd nodig heeft en in kleine stapjes tot stand komt. Kijk bijvoorbeeld naar de naoorlogse onderhandelingen over het vrijmaken van de wereldhandel. Een schuchter begin onder de General Agreement on Tariffs and Trade (GATT) met 23 ondertekenaars in 1947, met als saillant detail dat toen ook de VS formeel niet mee wilden doen. En bij elke grote onderhandelingsronde werd voortgang geboekt en meldden zich nieuwe leden aan, omdat welbegrepen lange termijn eigenbelang langzaam maar gestaag doordrong. Ondertussen verenigden de landen die het te traag vonden gaan zich in kleine groepen landen, die verder gingen met vrijhandelszones en economische unies. En daar meldden zich dan weer nieuwe landen bij aan. Zo werden de internationale onderhandelingen onder druk gezet en bespoedigd, tot uiteindelijk in 1995 de Wereldhandelsorganisatie WTO is ontstaan. Dat proces heeft een halve eeuw in beslag genomen en duurt voort tot op de dag van vandaag. Want de laatste onderhandelingsronde van de WTO zit al jaren muurvast. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de WTO kunnen de onderhandelaars in Kopenhagen lering trekken. Als het voor sommige (groepen van) landen te langzaam gaat, dan kunnen ze unilateraal een stapje verder zetten, maar een echt en volwaardig post-Kyoto verdrag zal er ongetwijfeld pas na Kopenhagen komen.

COLUMN/

Marjan Hofkes1

1 Marjan Hofkes is hoogleraar Milieueconomie bij het Instituut voor Milieuvraagstukken (IVM) en bij de afdeling Ruimtelijke Economie van FEWEB, De Boelelaan

1105, 1081 HV Amsterdam, [email protected]

vuurwerk #10 november 2009 jaargang 5 1�

Post-Kopenhagen

Page 11: Bereik méér aan de VU!Er zijn andere redenen om sceptisch te zijn. Ten eerste is er het gegeven dat geen verdrag van de Verenigde Naties ooit volgens schema onderhandeld is (met

20 vuurwerk #10 november2009 jaargang 5

1 Bart Bossink is hoogleraar Technologie en Innovatie bij

de afdeling Management en Organisatiekunde, Faculteit

der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde,

De Boelelaan 1105, [email protected]

vuurwerk #10 november 2009 jaargang 5 21

Een strategie formuleren en implemen-

teren moet je vandaag doen, om er

morgen de vruchten van te plukken.

Duurzaamheid opnemen als doelstelling

in het doen en laten van een bedrijf is

ook iets waar we vandaag mee willen

beginnen. Als de campagne van Al Gore

iets duidelijk heeft gemaakt, dan is het

wel dat we eigenlijk niet langer moeten

willen wachten. Het levert koplopende

bedrijven veel op en achterblijvers krij-

gen het steeds moeilijker. Juist nu is het

investeren in bedrijfsstrategieën voor

duurzaamheid heel belangrijk.

Het belang van investeren in bedrijfstrategieën voor duurzaamheid Bart Bossink 1

KLIMAAT EN DUURZAAMHEID/Bart Bossink

Page 12: Bereik méér aan de VU!Er zijn andere redenen om sceptisch te zijn. Ten eerste is er het gegeven dat geen verdrag van de Verenigde Naties ooit volgens schema onderhandeld is (met

naar op zoek. Ze liggen voor het oprapen. En als er niets is:

zoek door. Er is echt genoeg.

Plannen van duurzaamheid

In bedrijven met een planstrategie worden duurzaamheid-

verbeteringen in fases bedacht en ingevoerd. Het zijn dan

veranderingen waarbij een langdurig proces van gedrags-

verandering wordt aangestuurd. Onderzoek in een produc-

tiebedrijf wees bijvoorbeeld uit dat de hoeveelheid afval die

in dat bedrijf aan elke machine ontstond, was te wijten aan

een opeenstapeling van kleine foutjes door fabrieksmede-

werkers. Er bleek niet één grote technische oorzaak te zijn,

hetgeen de directie had gehoopt, maar een complex aan

gedragsmatige oorzaken. De bedrijfscultuur had een hoge

foutentolerantie. Vanwege de sociale complexiteit van dit

technische probleem besloot het bedrijf de afval- en milieu-

kosten voor lief te nemen. Het liet alles bij het oude. Geen

verandertraject. Niets. Voorwaar geen goede beslissing voor

het milieu. Overtuiging en daadkracht waren in dit geval

niet voorhanden. Het kan ook anders. Uit een onderzoek

bij een groot bouwproject in Nederland bleek de kracht van

de overtuiging van één stedenbouwkundig architect. Deze

stelde een plan op om zijn duurzame wijkplan aan de man

te brengen bij alle betrokken ambtenaren, woningontwer-

pers en aannemers. In drie jaar tijd wist hij alle betrokkenen

mee te krijgen en al zijn plannen te verwezenlijken. Les voor

achterblijvende bedrijven die hun achterstand in willen

lopen: stel een duurzaamheidplan op. En neem dit voor de

verandering in uitvoering. Vandaag. Rust niet voordat het

gelukt is. De wet van de lange adem is hier werkzaam.

Systematiseren van duurzaamheid

In bedrijven met een systeemstrategie wordt duurzaamheid

gezien als iets dat wordt bereikt in een systeem van samen-

hangende werkzaamheden. Een verbetering van de duur-

zaamheid van één van de bedrijfsprocessen heeft invloed

op de duurzaamheid van andere processen in het bedrijf,

zo is de redenering van de systeemstrateeg. Net zoals bij de

planstrategie is de systeemstrategie belangrijk voor bedrijven

met grootschalige productie- en sterk verweven dienstver-

leningsprocessen. Het optimaliseren van de duurzaamheid

van stukjes uit het werkproces is niet genoeg. Het draait

om maximale toegevoegde waarde voor het gehele bedrijf,

zowel bedrijfseconomisch als ecologisch. Uit onderzoek

blijkt bijvoorbeeld dat energiezuinige transportsystemen

voor interne fabriekslogistiek nog niet zo betrouwbaar zijn

als bestaande, energie-intensievere systemen. En dat is dan

weer een reden voor bedrijven die deze transportbanden

maken om verder te experimenteren en vooralsnog de oude

systemen op grote schaal te blijven toepassen. Bedrijven die

de systeemstrategie tot in perfectie willen invoeren, zijn vaak

‘gediplomeerd’ als ISO 14001 bedrijf2 en passen de milieuzorg-

systematiek bovenal goed toe. Zij lichten hun processen

regelmatig door en zijn ook voldoende geautomatiseerd om

de bedrijfsresultaten te monitoren. Bedrijven die vandaag de

eerste stappen op weg naar duurzamer productie willen

zetten: vraag meteen de NEN-EN-ISO 14001 norm op bij het

Nederlands Normalisatie Instituut (NEN). Benoem een mi-

lieumanager die het bedrijf volgens deze norm herstructu-

reert. Directeur en management team: steun deze manager

in woord en daad.

Duurzaamheiddoelen

In een doelstrategie wordt verbetering van de duurzaam-

heidprestatie van het bedrijf – hoe kan het ook anders

– gezien als een doel. Zo’n doel moet in cijfers en kengetallen

worden uitgedrukt. Er moet een samenhangend geheel van

hoofddoelen en subdoelen worden vastgesteld, waarnaar

iedereen streeft. Dit spreekt veel mensen aan. Een ‘doel’ leidt

tot een ‘streven’, en de afwezigheid van een doel meestal

vuurwerk #10 november 2009 jaargang 5 2�22 vuurwerk #10 november2009 jaargang 5

Zes strategieën

Veel bedrijven met een duurzaamheidstrategie maken

gebruik van één of meerdere duurzaamheidstrategieën tege-

lijk. Deze veel voorkomende basisstrategieën zijn samengevat

in Figuur 1. Het is een opsomming van de belangrijkste ken-

merken van de duurzaamheidstrategieën en de instrumen-

ten die worden gebruikt om deze vorm te geven. Koplopers

passen deze toe. Bedrijven die achterlopen – en dat zijn er

veel – kunnen daarvan leren. Achtereenvolgens worden deze

strategieën besproken en afgesloten met lessen voor bedrij-

ven die vandaag strategisch met duurzaamheid aan de slag

willen.

Ontwerpen van duurzaamheid

In dit strategietype wordt verbetering van de duurzaamheid

van bedrijfsprocessen gezien als een ontwerpgrootheid. Het

is een ‘ding’ dat kan worden bedacht, vormgegeven, verfijnd,

ingevoerd en later veranderd. Bedrijven bedden vergaande

milieubeslissingen in in hun bedrijfsmodel. Ze openen

bijvoorbeeld vestigingen in de directe nabijheid van leveran-

ciers en reduceren daarmee transportkosten en –emissies.

Ook nemen ze bij productiemiddelen naast technische en

economische levensduur, ecologische levensduur mee in

de afwaarderingmethodiek. De manager die duurzaamheid

volgens de ontwerpstrategie invoert, stelt zichzelf de vraag

welk duurzaamheidniveau moet worden bereikt, welk proces

daarvoor geschikt is, welke mensen en investeringen daar-

voor nodig zijn, maakt een procesontwerp en voert dit uit.

Dit lijkt simpel. Dat is het in essentie ook. Maar de praktijk

is weerbarstig. Uit onderzoek in bijvoorbeeld de bouw blijkt

dat al jaren duidelijk is wat er allemaal mogelijk is op het ge-

bied van duurzame woningbouw. Toch blijft het merendeel

van deze mogelijkheden onbenut en bouwt slechts een select

groepje architecten en aannemers duurzaam. Zij eigenen

zich alle bouwprojecten toe die duurzaam moeten worden

ontwikkeld en dat zijn er steeds meer. De achterblijvende

meerderheid ziet toe en vraagt zich af hoe dat kan (Bossink,

2009). Een les die hieruit volgt voor bedrijven die hun achter-

stand willen inlopen: stuur duurzaamheid aan door middel

van bestaande ‘best practices’ voor duurzaamheid. Ga er

Duurzaamheidstrategie

Ontwerpen van duurzaamheid

Plannen van duurzaamheid

Systematiseren van duurzaamheid

Duurzaamheiddoelen

Duurzaamheid positioneren

Interacteren ten behoeve van

duurzaamheid

Kern van de strategie

Bedenken van duurzame processen

Invoeren van duurzame processen

Beheersen van duurzame processen

Richten van duurzame processen

Verkopen van duurzame processen

Delen van duurzame processen

Management systeem

Sturen door middel van blauwdrukken

en ‘best practices’

Sturen door middel van overtuiging en

daadkracht

Sturen door middel van ‘feed-back’ en

‘feed-forward’

Sturen door overtuiging en visie

Sturen door continu verbeteren en de

presentatie van deze verbetering

Sturen door samen te werken

Figuur 1. Strategieën voor duurzaamheid (Bossink, 2002)

2 ISO 14001 is de wereldwijd geaccepteerde norm met eisen voor een milieumanagementsysteem. ISO staat voor International Organization for Standardization.

Page 13: Bereik méér aan de VU!Er zijn andere redenen om sceptisch te zijn. Ten eerste is er het gegeven dat geen verdrag van de Verenigde Naties ooit volgens schema onderhandeld is (met

Het belang van investeringen in bedrijfstrategieën

voor duurzaamheid

Al met al blijken er meerdere wegen te zijn die leiden naar

een duurzaam Rome. Koplopende bedrijven weten dat al.

Zij concentreren zich op één of meerdere duurzaamheids-

trategieën en doen er hun voordeel mee. Uit onderzoek van

Petra Christmann (2000) blijkt dat de competenties die deze

bedrijven ontwikkelen een blijvend concurrentievoordeel op-

leveren. Als de markt klaar is voor duurzaamheid en er vraag

ontstaat, blijken bedrijven die er al in hebben geïnvesteerd

het best te weten hoe het werkt. Zij zijn het meest competent

en ook al bekend bij de klant. Daar komt bij dat het groene

alternatief niet altijd duurder is en steeds vaker zelfs kosten-

besparend. Deze tendens zal zich – met het schaarser worden

van fossiele brandstoffen en de steeds nijpender manifestatie

van de eindigheid van natuurlijke materiaalbronnen – in

gestaag tempo doorzetten. Duurzaamheidstrategie is een

steeds belangrijker wapen in het gevecht met de concurrent

en het spel om de gunst van de klant. Een investering in een

duurzame bedrijfsstrategie loont gewoon. Koplopers hebben

gelijk. Afwachtende bedrijven niet. Bedrijven moeten vandaag

al de competenties ontwikkelen om morgen omzet en winst

te genereren in de groeiende markt voor duurzaamheid.

Literatuur

Bossink, B.A.G. (2002). Innovative quality management

practices in the Dutch construction industry. International

Journal of Quality and Reliability Management 19(3): 170-186.

Bossink, B.A.G. (2009). Nation-wide development of sustaina-

ble production patterns. International Journal of Global Environ-

mental Issues. 9(4): 356-372.

Christmann, P. (2000). Effects of “best practices” of environ-

mental management on cost advantage: The role of comple-

mentary assets. Academy of Management Journal 43(4): 663-680.

2� vuurwerk #10 november2009 jaargang 5 vuurwerk #10 november 2009 jaargang 5 2�

niet. Een doel maakt saamhorig, geeft mensen richting bij

samenwerking, is een ijkpunt voor het meten van succes en

falen. Kortom, een doelstrategie past bij elk bedrijf, groot

of klein, eenvoudig of complex. Een goed voorbeeld van een

duurzame doelstrategie is dat van energieconcern Shell. Dit

bedrijf nam zichzelf lange tijd waar als oliebedrijf. Sinds het

verschijnen van onder andere het rapport van de Club van

Rome en de Commissie Brundtland groeit ook bij Shell het

besef dat de olievoorraden eindig zijn. Shell is veranderd van

‘oliebedrijf’ in ‘energieconcern’. Het ontwikkelt strategische

scenario’s om een toonaangevende rol te blijven spelen op

energiemarkten. Waar mogelijk investeert het in de exploi-

tatie van duurzame energiebronnen zoals wind en zon. Het

doel is daarmee getransformeerd van olie-exploitatie tot

energiebronexploitatie. Een interessante verschuiving van

doelen en potentiële milieugevolgen. Voor bedrijven die al

jaren ambiëren duurzaam te zijn maar daar nog niet zo

goed in slagen is de les: zet ambities om in concrete doelstel-

lingen. Meet, evalueer en communiceer de resultaten. Weet

wat u precies wilt bereiken voordat u op de zeepkist klimt.

Verschuil u niet achter vage doelen over ‘zorgen voor mor-

gen’ en ‘zorg voor de generaties die na ons komen’. Stel een

concreet doel en bereik dit. Stel daarna een nieuw doel.

Duurzaamheid positioneren

In bedrijven met een positioneringstrategie worden verbe-

teringen van de duurzaamheidprestaties van het bedrijf

gezien als iets waarmee het zich kan onderscheiden in de

markt. Er wordt concurrentievoordeel mee geboekt. Zo heeft

bijvoorbeeld de Body Shop een duurzaam imago opgebouwd

in de markt. Ook de Toyota Prius heeft een groen imago. Er

wordt dus gericht geïnvesteerd in duurzaamheidkenmerken

waarmee het bedrijf denkt de markt te kunnen winnen.

De Body Shop bestudeert sociaal-culturele tendensen en

antropologische structuren. Kennis hierover wordt direct

toegepast in productontwikkeling. Met producten met tot de

verbeelding sprekende namen als ‘Satsuma Shimmer Lotion’

en ‘Maca Root Razor Relief’ positioneert de winkelketen

zich als duurzaam merk in de markt. Toyota bijvoorbeeld

investeert in de toepassing van energietechnieken met een

hoog rendement. De Prius heeft zich een positie verworven

als groene auto van de toekomst. De manager die zich sterk

aangetrokken voelt tot de positioneringstrategie is vaak te

vinden op de marketing- en verkoopafdeling van bedrijven.

Bij hun klanten vertellen ze dan over de emissiereducties

die door hun bedrijf zijn gerealiseerd en de positieve positie

die ze daarmee innemen ten opzichte van hun concurren-

ten. Positiestrategen sturen door continue verbetering van

processen en een slimme presentatie van deze verbeteringen.

Bedrijven die nu toch echt inzien dat duurzaamheid telt

en ermee willen beginnen kunnen hieruit de volgende les

trekken: inventariseer en presenteer de milieukosten- en op-

brengstenbalans van uw bedrijf. Zorg dat u zich daarvoor op

de borst kunt kloppen. Laat anderen met het schaamrood op

de kaken achter. Loop werkelijk voorop en laat dat zien.

Interacteren ten behoeve van duurzaamheid

In bedrijven met een interactiestrategie wordt duurzaam-

heid gezien als een middel om continue communicatie,

samenwerking en contact tussen klanten, medewerkers, toe-

leveranciers, aandeelhouders, managers, specialisten en be-

langengroepen in gang te zetten en te houden. Hoewel we in

rustige tijden – niet de huidige tijden – anders vermoeden, is

het bestaan van bedrijven niet vanzelfsprekend. Steeds meer

bedrijven zijn ervan overtuigd dat ze hun plek in de markt

kunnen behouden door maatschappelijk verantwoord te on-

dernemen. Om te verduurzamen, moet het bedrijf wel weet

hebben van de mogelijkheden. Het moet voeling hebben met

nieuwe ontwikkelingen. Daarvoor kunnen speciale proces-

sen worden ingebracht. Zo heeft het bedrijf Slokker Vast-

goed al in de jaren negentig geïnvesteerd in samenwerking

met groene architecten en gemeenteambtenaren in groene

bouwprojecten in verschillende gemeenten. Samenwerking

met deze ontwerpers en ambtenaren heeft hen een grote

kennisbasis bezorgd. Samen met de andere actoren hebben

ze gepionierd. Slokker plukt daarvan nu – nu duurzaam-

heid een standaardeis wordt – de vruchten. Achterblijvende

bedrijven kunnen hier van leren: verwerf een positie in het

netwerk van specialisten. Werk met hen. Leer van hen. Word

één van hen. Word zelf een specialist. Werk vervolgens samen

met bedrijven die wat van ú kunnen leren.

Zorg dat u één van de koplopers bent, loop voorop en laat dat zien, dan zullen anderen zeker volgen

Page 14: Bereik méér aan de VU!Er zijn andere redenen om sceptisch te zijn. Ten eerste is er het gegeven dat geen verdrag van de Verenigde Naties ooit volgens schema onderhandeld is (met

vuurwerk #10 november 2009 jaargang 5 2�2� vuurwerk #10 november2009 jaargang 5

Opgemerkt moet worden dat de termen duurzaam onder-

nemen en maatschappelijk verantwoord ondernemen in

de praktijk nogal eens door elkaar worden gebruikt. Strikt

genomen is dat onjuist, omdat de filosofische grondslag van

beide begrippen nogal verschillend is. Duurzaam onderne-

men is de business variant van duurzame ontwikkeling, dat

zoveel wil zeggen als de ontwikkeling dat de huidige genera-

tie in zijn behoeften kan voorzien, zonder dat daardoor de

behoeftebevrediging van toekomstige generaties in gevaar

wordt gebracht. De oorsprong van het begrip MVO ligt veel

meer bij de vraag wat de verantwoordelijkheid van het be-

drijfsleven ten opzichte van de samenleving is en waarover

het bedrijfsleven verantwoording heeft af te leggen.

In dit artikel sluiten we aan bij de maatschappelijke tendens

de begrippen Duurzaam Ondernemen en Maatschappelijk

Verantwoord Ondernemen (min of meer) als synoniem te

beschouwen. Bij MVO gaat het dan zowel om aandacht voor

een duurzame samenleving als de maatschappelijke verant-

woordelijkheid van bedrijven.

Wat is maatschappelijk verantwoord ondernemen?

Om deze vraag te kunnen beantwoorden moet eerst de

waaromvraag worden beantwoord: Waarom zouden bedrij-

ven zich moeten bezighouden met maatschappelijk verant-

woord ondernemen? Een antwoord op deze vraag is: omdat

stakeholders in toenemende mate van bedrijven verwachten

dat zij bijdragen aan een duurzame(re) samenleving. Met

stakeholders bedoelen we meestal (groepen van) personen

die door beslissingen van bedrijven beïnvloed worden of die

in staat zijn beslissingen van bedrijven te beïnvloeden.

We kunnen drie clusters van stakeholders onderscheiden. In

de eerste plaats zijn dat de aandeelhouders van een bedrijf.

Aandeelhouders willen (liefst) een maximaal rendement

over het door hun geïnvesteerde vermogen ontvangen. Een

tweede cluster bestaat uit consumenten, toeleveranciers,

medewerkers en de gemeenschap waar bedrijven deel van

uit maken. Deze stakeholders willen vooral dat een bedrijf

commitment ten opzichte van duurzame ontwikkeling laat

zien. De derde groep bestaat vooral uit overheden en niet-

gouvernementele organisaties (NGOs). Deze groep wil vooral

dat bedrijven hun legitimiteit aantonen en verwacht vooral

van bedrijven dat zij zich voegen naar de maatschappelijke

(en wettelijke) regels en gewoonten.

Als bedrijven zich niet voegen naar de eisen van aandeelhou-

ders, wordt het steeds moeilijker en duurder om kapitaal

aan te trekken. Als zij geen rekening houden met hun

klanten en medewerkers, staat het marktaandeel onder druk

en wordt het moeilijker om bekwaam, geschikt en gemoti-

veerd personeel aan te trekken. Wanneer bedrijven zich niet

voegen naar de maatschappelijke (en wettelijke) regels en

gewoonten kunnen NGOs de media en andere stakeholders

mobiliseren met het doel gewenst gedrag af te dwingen. Dit

kan gepaard gaan met een golf aan negatieve publiciteit en

dito consequenties voor de reputatie en marktwaarde. Wor-

den wettelijke regels overtreden dan kan het bedrijf boetes

tegemoet zien met alle gevolgen voor de winstgevendheid en

reputatie van dien.

Idealiter zou een bedrijf simultaan aan de verwachtingen

van alle drie clusters moeten voldoen. Dat is maatschappelijk

verantwoord ondernemen. In de praktijk betekent MVO dat

verwachtingen van stakeholders worden vertaald in verster-

king van de winstgevendheid en marktwaarde, een zichtbaar

commitment ten aanzien van duurzame ontwikkeling en

borging van de legitimiteit.

Richtlijnen

Maar wat verwachten stakeholders dan van bedrijven als het

gaat om maatschappelijk verantwoord ondernemen? Vol-

gens sommigen is deze vraag nauwelijks te beantwoorden,

omdat de mix van stakeholders en daarom de verwachtingen

waaraan bedrijven moeten voldoen per bedrijf verschillen.

Op zich lijkt dat aannemelijk, maar een dergelijk redenering

sluit uit dat er universele verwachtingen bestaan waarmee

elk bedrijf in principe geconfronteerd wordt. Momenteel

bestaat een keur aan richtlijnen waaraan verschillende

stakeholders hebben bijgedragen en waarin verwachtingen

staan opgetekend waaraan bedrijven behoren te voldoen.

Enkele van de belangrijkste initiatieven zijn ongetwijfeld de

rapportagerichtlijnen van het Global Reporting Initiative

(GRI) en de richtlijnen voor multinationale ondernemingen

van de Organisatie voor Economische Samenwerking en

Ontwikkeling (OESO). De GRI-richtlijnen zijn een multi-sta-

keholder initiatief, waarbij stakeholders van over de hele

wereld betrokken zijn, zoals maatschappelijke organisaties,

bedrijfstakorganisaties, beleggers, bedrijven, universiteiten,

etc. Door de GRI is een lijst met sociale, economische en

Waarom zouden bedrijven zich moeten bezighouden met maatschappelijk verantwoord ondernemen?

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

Egbert Dommerholt1

Vraag een ondernemer naar een omschrijving van het begrip maatschappelijk verantwoord onder-

nemen (MVO) en je loopt een gerede kans dat hij of zij het antwoord schuldig moet blijven. Anderen

zullen weten te vertellen dat het te maken heeft met de bijdrage van bedrijven aan een duurzame(re)

samenleving. Weer anderen zullen verwijzen naar de PPP-alliteratie: people, planet en profit. Dat wil

zeggen dat een bedrijf een balans moet zien te vinden tussen zijn sociale, milieu- en financiële

prestaties. Nog weer anderen zullen met weer een andere invulling komen. Nog moeilijker wordt het

om duurzaam ondernemen of maatschappelijke verantwoordelijkheid te verbinden met een concrete

bedrijfscontext. In de MVO literatuur is de situatie niet anders. Ook daar is de verwarring groot.

De schakering aan constructen van maatschappelijk verantwoord ondernemen is groot. Als meest

bekende kunnen worden genoemd corporate social responsibility, corporate social performance,

corporate citizenship, stakeholder dialogue, etc. Veel van deze constructen kennen hun eigen ‘tune’.

Voor andere geldt dat achter een bepaalde ‘tune’ meerdere constructen schuilgaan. Hetzelfde geldt

voor maatstaven van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ook hier treffen we een bonte

schakering aan.

1 Egbert Dommerholt is Voorzitter van de Kenniskring Duurzaam Ondernemen van de Chr. Hogeschool Windesheim, Postbus 10090, 8000 GB Zwolle,

[email protected]. Hij promoveerde op 30 september 2009 op het proefschrift getiteld: Corporate Sustainability Performance: Constructs,

Measures and Investors’ Responses. Dit artikel is gebaseerd op onderdelen van zijn proefschrift.

KLIMAAT EN DUURZAAMHEID/Egbert Dommerholt

Page 15: Bereik méér aan de VU!Er zijn andere redenen om sceptisch te zijn. Ten eerste is er het gegeven dat geen verdrag van de Verenigde Naties ooit volgens schema onderhandeld is (met

milieu-indicatoren ontwikkeld die richting geven aan duur-

zaamheidrapportages van bedrijven. Momenteel maken meer

dan 100 bedrijven in 60 landen gebruik van deze richtlijnen.2

De OESO is een forum waarbinnen overheden van 30 markt-

economieën samenwerken om economische, sociale en

governance uitdagingen ten aanzien van globalisering het

hoofd te bieden. Deze richtlijnen reflecteren de waarden van

de deelnemende overheden.3

Naast de GRI- en OESO-richtlijnen bestaan momenteel tal

van andere richtlijnen, zoals de Caux Round Table Principles

for Business, de Standards of Corporate Social Responsibility van

het Social Venture Network, de Ceres Reporting Requirements

for Small Enterprises and Non-Profit-Organisations, de Global

Sullivan Principles of Social Responsibility, etc.

Door de onderwerpen die in deze richtlijnen aan de orde

komen te bundelen, krijgen we een beeld waar het bij MVO

om gaat. In mijn onderzoek heb ik 24 van deze richtlijnen

geanalyseerd, waarbij ik meer dan 200 onderwerpen heb

geïdentificeerd. Echter, niet alle onderwerpen zijn even

belangrijk. Om een idee te krijgen van de relevantie van

deze onderwerpen heb ik hieraan gewichten toegekend.

Deze gewichten zijn een afspiegeling van de aandacht die

aan deze onderwerpen in de onderzochte richtlijnen is

besteed. Een gevoeligheidsanalyse laat zien dat de aldus

ontstane gewichtsverdeling behoorlijk stabiel is. In bijgevoeg-

de tabel heb ik hoofdgroepen van onderwerpen en

hun gewichten weergegeven.

2 Voor meer informatie: zie www.globalreporting.org

3 Voor meer informatie: zie www.oecd.org

Opvallend is het accent op sociaal getinte onderwerpen.

Bijna 55 procent van de aandacht gaat uit naar dit type on-

derwerpen. Vooral aan medewerkers gerelateerde onderwer-

pen, zoals mensenrechten, diversiteit, beloning, gezondheid

en veiligheid vallen daarbij op.

Ruim 21 procent van de aandacht gaat uit naar milieuge-

relateerde onderwerpen, waarbij de focus vooral gericht is

op grondstoffen en emissies. Corporate governance getinte

onderwerpen komen op de derde plaats met een weging

van ruim 20 procent, waarbij het gaat om overstijgende

processen, managementsystemen, audits, verantwoordelijke

teams en compliance. Aan economische onderwerpen, zoals

marktwaarde en marktaandeel wordt gezien de weging van

in totaal nog geen 4 procent, het minste aandacht besteed.

Conclusie

In dit artikel staat maatschappelijk verantwoord ondernemen

centraal. Een begrip dat het best omschreven kan worden als:

prestaties van bedrijven ten aanzien van verwachtingen van

stakeholders bij te dragen aan een duurzame(re) samenleving.

MVO is gericht op het verbeteren van de finan-ciële prestaties,

het borgen van de maatschappelijke legitimiteit en het tonen

van commitment. Verwachtingen van stakeholders zijn

verwoord in tal van duurzaamheidrichtlijnen.

Deze richtlijnen zijn samengesteld door tal van maatschap-

pelijke organisaties, waarbij een grote variëteit aan stakehol-

ders is betrokken. Deze richtlijnen laten concreet zien om

welke onderwerpen het gaat in geval van maatschappelijk

verantwoord ondernemen. Opvallend daarbij is dat vooral

sociaal georiënteerde – vooral medewerkergerelateerde – on-

derwerpen domineren.

In mijn optiek is MVO niet gebaseerd op ethische overwegin-

gen van bedrijven. Het zijn vooral de ethische overwegingen

van stakeholders die bepalend zijn voor het (ethische) gedrag

van bedrijven. Maatschappelijk verantwoord gedrag wordt

vooral afgedwongen door de stakeholders van een bedrijf.

Dit is ook niet verwonderlijk, omdat een algemeen geac-

cepteerde basis voor een moreel of ethisch MVO domweg

ontbreekt.

In de praktijk is het aantal duurzaamheidrichtlijnen groter

dan het aantal van 22 dat ik in mijn onderzoek heb betrok-

ken. Om een nog nauwkeuriger beeld te krijgen van de

(relevantie van de) MVO-onderwerpen is het wenselijk dat

meer van deze richtlijnen worden geanalyseerd. Ook is het

wenselijk een verbijzondering naar bedrijfstakken te maken.

Ook hiervoor is nader onderzoek noodzakelijk.

DimensiesGovernance

Sociaal

Milieu

Economie

Weging3,011,12,71,7 3,026,97,46,912,30,90,1 3,61,72,90,84,20,92,34,9 1,70,21,9

HoofdgroepenOverstijgende doelen Overstijgende processenStakeholdersAandeelhouders Raad van BestuurMedewerkersKlantenZakenpartnersGemeenschapConcurrentenKapitaalverschaffers EmissiesLife-supportProducten en dienstenOnderzoek en ontwikkelingHulpbronnenTransport en materieelAfvalMilieu-impact Economische marktwaardeEconomische prestatie drijversExternaliteiten

2� vuurwerk #10 november2009 jaargang 5 vuurwerk #10 november 2009 jaargang 5 2�

Maatschappelijk verantwoord gedrag wordt vooral afgedwongen door de stakeholders van een bedrijf

Page 16: Bereik méér aan de VU!Er zijn andere redenen om sceptisch te zijn. Ten eerste is er het gegeven dat geen verdrag van de Verenigde Naties ooit volgens schema onderhandeld is (met

Klimaat- verandering en de binnenvaart

Olaf Jonkeren 1

De rivier de Rijn is een zeer belangrijke transportader voor in het achterland gelegen verladers die gebruik maken van de binnenvaart. Ongeveer 50% van alle bilaterale handel (gemeten in tonnen) tussen Nederland en Duitsland gaat per binnenvaartschip over de Rijn. Door aanhoudende droogte en hitte in de zomer van 2003 was de waterafvoer van de Rijn gedurende een lange periode extreem laag. Een periode met extreem lage waterstanden betekent dat de capaciteit van de binnenvaartvloot sterk wordt gereduceerd doordat schepen maar deels kunnen worden beladen.

In combinatie met een situatie van economische voorspoed, waarvan sprake was in 2003, werd de vraagaanbodverhouding volledig scheef getrokken met als gevolg (zeer) hoge prijzen voor transport per binnenvaartschip en welvaartsverliezen. Een droge zomer als in 2003 heeft onder de huidige klimaatomstandigheden een kans op herhaling van eens in de 10-20 jaar (Milieu- en Natuur Planbureau, 2005). In het meest extreme klimaatscenario van het KNMI is deze kans echter gelijk aan eens in de 2 jaar (KNMI, 2009). Het is dan ook waarschijnlijk dat welvaartsverliezen als gevolg van lage waterstanden vaker op gaan treden in de toekomst.

1 Olaf Jonkeren is onderzoeker bij de afdeling Ruimtelijke Economie, De Boelelaan 1105, 1081 HV Amsterdam, [email protected].

Zijn promotie vindt plaats op 29 oktober 2009.

KLIMAAT EN DUURZAAMHEID/Olaf Jonkeren

vuurwerk #10 november 2009 jaargang 5 �1�0 vuurwerk #10 november2009 jaargang 5

Page 17: Bereik méér aan de VU!Er zijn andere redenen om sceptisch te zijn. Ten eerste is er het gegeven dat geen verdrag van de Verenigde Naties ooit volgens schema onderhandeld is (met

�2 vuurwerk #7 mei 2008 jaargang 4 vuurwerk #7 mei 2008 jaargang 4 vuurwerk #10 november 2009 jaargang 5 ���2 vuurwerk #10 november2009 jaargang 5

De rivier de Rijn ontspringt in de Alpen in Zwitserland en

mondt uit in de Noordzee bij Rotterdam. De Rijn heeft een

belangrijke economische functie en verbindt grote industri-

ele gebieden, zoals het Ruhrgebied in Duitsland en de haven

van Rotterdam, met elkaar. Figuur 1 laat het stroomgebied

van de Rijn zien.

Figuur 1: Het Rijnstroomgebied

Klimaatverandering

Als gevolg van klimaatverandering wordt verwacht dat bin-

nenvaartvervoerders op de Rijn vaker te maken krijgen met

hoge waterstanden in de winter en lage waterstanden in de

zomer en herfst. Over het algemeen leiden hoge waterstan-

den niet tot hinder voor de scheepvaart. In het enkele geval

dat dit wel zo is, en er een stremming in de vaarweg optreedt

(gemiddeld ongeveer 1 keer per jaar), zijn de gevolgen voor

verladers goed te overzien. De duur van een stremming blijft

in de meeste gevallen beperkt tot enkele (2 tot 4) dagen. De

aanwezige voorraad is dan meestal voldoende groot om zo’n

kortstondige onderbreking van de aanvoer op te vangen.

Lage waterstanden

De impact van lage waterstanden is groter omdat perioden

met lage waterstanden normaliter langer duren: vaak enkele

weken of soms zelf maanden. Door lage waterstanden kun-

nen binnenvaartschepen maar deels worden beladen. Er is

dan sprake van een cumulatie van het aanvoertekort en een

uitputting van de voorraden bij binnenvaartafhankelijke

bedrijven. Daarnaast stijgen de transportprijzen voor vervoer

per binnenvaart. Doordat de vraag naar vervoer per binnen-

vaartschip vrij inelastisch is (Jonkeren et al. 2007; 2009), en

het aanbod van vervoerscapaciteit gereduceerd wordt, obser-

veren we een sterke stijging van de transportprijs per ton in

perioden met lage waterstanden. Dit duidt op het ontstaan

van welvaartsverliezen.

De mate waarin binnenvaartverladers worden geconfronteerd

met een beperking in de aanvoer en hogere transportkosten

Lage waterstanden in de Rijn

is overigens afhankelijk van meerdere factoren. Bedrijven

met grote productie- en vervoersvolumes maken over het al-

gemeen gebruik van grote, en dus diepstekende binnenvaart-

schepen. Vooral de duwbakken, die bij volledige belading een

diepgang van 4,50 meter bereiken zijn kwetsbaar voor lage

waterstanden. Maar ook de route die moet worden afgelegd

per binnenvaartschip is van belang: een route in de boven-

loop van de Rijn is kwetsbaarder dan een route in de bene-

denloop omdat de rivier stroomopwaarts minder water bevat

dan stroomafwaarts. Het feit dat een bedrijf via kanalen kan

worden bereikt is ook niet altijd een garantie voor het ontwij-

ken van de gevolgen van lage waterstanden. Ook hier zullen

door capaciteitsschaarste in de gehele markt de transport-

kosten stijgen. Omdat het water in kanalen beter kan worden

vastgehouden dan in rivieren zijn diepgangproblemen (en

dus aanvoerproblemen) wel minder aan de orde.

Klimaatscenario’s

De mate waarin en frequentie waarmee bovenstaande

problemen in de toekomst zullen ontstaan is afhankelijk

van de mate waarin het klimaat verandert. Hierover bestaat

onzekerheid en om hiermee om te gaan heeft het KNMI

klimaatscenario’s ontwikkeld. Deze scenario’s staan

beschreven in Tabel 1.

Het label “G” staat voor gemiddeld en het label “W” voor

warm. De “p” geeft aan dat het scenario een sterke verande-

ring van windrichting inhoudt. Voor de binnenvaartsector

lijkt het klimaat in scenario’s G en W sterk op het huidige

klimaat. Mocht het klimaat in 2050 overeenkomen met een

van deze scenario’s dan zullen de laagwaterproblemen in

ongeveer dezelfde mate optreden als nu het geval is. Door

klimaatdeskundigen wordt gesteld dat het jaar 2003 ongeveer

representatief is voor een jaar in het Wp scenario. Dit is het

klimaatscenario waarin de gevolgen het meest extreem zijn.

Vanuit economisch oogpunt is het vooral interessant om te

kijken naar de grootte van het jaarlijkse welvaartsverlies in

het Wp klimaatscenario als gevolg van lage waterstanden in de

Rijn. Dit welvaartsverlies ontstaat doordat tijdens perioden van

lage waterstanden ongeveer dezelfde hoeveelheid goederen

wordt vervoerd als bij normale waterstanden maar dan wel

tegen een hogere prijs per ton. De schade die verladers onder-

vinden door het aanvoertekort en het eventueel herplannen

van transport en productie is buiten beschouwing gelaten. Het

welvaartsverlies omvat dus alleen de gestegen transportkosten.

Berekenen welvaartsverlies

Bij het berekenen van het welvaartsverlies zijn enkele aan-

names gedaan. Omdat de binnenvaartmarkt kenmerken van

een markt met volledige mededinging heeft, is aangenomen

dat deze marktvorm inderdaad van toepassing is op de bin-

nenvaartmarkt. Zo zijn er in de markt zeer veel vervoerders

die allemaal als price takers kunnen worden beschouwd.

Binnen de vervoerssegmenten (droge of natte bulk) is het pro-

ductaanbod homogeen en kunnen verladers vrij makkelijk

switchen van de ene naar de andere vervoerder. Op de korte

termijn, in tijden van lage waterstanden bijvoorbeeld, kun-

nen vervoerders wel enige positieve winsten behalen maar op

de lange duur zullen de economische winsten ongeveer gelijk

aan nul zijn.

Een andere aanname is die van een perfect elastisch aanbod.

Vanuit theoretisch oogpunt zullen tijdens perioden met lage

waterstanden de schepen die in de Rijn actief zijn hogere

winsten behalen. Maar omdat schepen zich vrij snel vanuit

Vooral de duwbakken, die bij volledige belading een diepgang van 4,50 meter bereiken zijn kwetsbaar voor lage waterstanden

Page 18: Bereik méér aan de VU!Er zijn andere redenen om sceptisch te zijn. Ten eerste is er het gegeven dat geen verdrag van de Verenigde Naties ooit volgens schema onderhandeld is (met

> Promoties FEWEB• 11 juni, Promotie Saïd El Aoufi, titel proefschrift:

“Economic evaluation of information security”.

Promotoren: Prof.dr. A.A.I. Holtgrefe en Prof.dr. J.A. Oosterhaven.

• 2� juni, Promotie Luc Quadackers, titel proefschrift:

“A study of auditors’ skeptical characteristics and their

relationship to skeptical judgments and decisions”.

Promotor: Prof.dr. T.L.C.M. Groot

• � september, Promotie Virginie Dordonnat, titel

proefschrift: “State-space modelling for high frequency data.

Three applications to French national electricity load”.

Promotor: Prof.dr. S.J. Koopman.

• �0 september, Promotie Egbert Dommerholt, titel

proefschrift: “Corporate sustainability performance:

constructs, measures and investors’ responses”.

Promotor: Prof.dr. T.L.C.M. Groot.

• 2 oktober, Promotie Marius Rietdijk, titel proefschrift:

“Organisaties conditioneren. De invloed van beloning en

straf op werkprestaties”. Promotoren: Prof.dr. P.G.W. Jansen

en Prof.dr. T. Elfring.

• 2� oktober, Promotie Olaf Jonkeren, titel proefschrift:

“Adaption to climate change in inland waterway transport”.

Promotor: Prof.dr. P. Rietveld, copromotor: Dr. J. van Ommeren.

• 10 december, Promotie Sabine Go, titel proefschrift:

“Marine Insurance in the Netherlands 1600-1870, A comparative

institutional approach”. Promotoren: Prof.dr. K. Davids en

Prof.dr. B. Compaijen

• 1� december, Promotie Ilya Katsev, titel proefschrift:

“Solutions for Games with Restricted Cooperation”.

Promotor: Prof.dr. G. van der Laan.

NIEUWS/FEWEB

AGENDA

> Oraties en afscheidsredes FEWEB

• � mei, Oratie Dr. P.A. Gautier.

“Zoektheorie: de onzichtbare hand zichtbaar maken.”

Voor meer informatie zie p. 36 van dit blad.

• 1� juni, Afscheidsrede Prof.dr. D.J. Eppink.

“Passend strategisch denken. Over tegenstellingen in de

theorie en modieuze opvattingen in de praktijk”.

• 10 september, Oratie Dr. Menno Pradhan.

“Leren in ontwikkelingslanden”.

Voor meer informatie zie p.36 van dit blad.

• 1� oktober, Oratie Dr. Chris Elbers.

“Op zoek naar de juiste maat”.

Voor meer informatie zie p. 36 van dit blad.

vuurwerk #10 november 2009 jaargang 5 ��

de ene naar de andere geografische markt kunnen bewegen

zullen de winsten snel weer verdwijnen.

Nu kunnen we het welvaartverlies als gevolg van lage water-

standen berekenen. Gegeven bovenstaande aannames bestaat

er geen producentensurplus en is het welvaartsverlies gelijk

aan de verkleining van het consumentensurplus. Het blijkt

dan dat in het jaar 2003 het welvaartsverlies voor de Rijn-

markt ongeveer € 230 miljoen bedraagt, wat neerkomt op

15% van de jaaromzet van de binnenvaartsector in die markt.

Omdat de herhalingstijd van het klimaat in 2003 eens in de

twee jaar is in het Wp scenario, is het verwachte jaarlijkse

welvaartsverlies rond 2050 in het Wp scenario gelijk aan het

gemiddelde van het welvaartsverlies in het jaar 2003 en het

welvaartsverlies in een jaar onder huidige klimaatomstandig-

heden (€ 70 miljoen) en bedraagt € 150 miljoen.

Beleids- en investeringsbeslissingen

De schatting van het welvaartsverlies kan worden gebruikt

bij het maken van beleids- en investeringsbeslissingen voor

wat betreft aanpassingen in de binnenvaart aan klimaatver-

andering. Het geschatte bedrag kan bijvoorbeeld van waarde

zijn bij het uitvoeren van een maatschappelijke kosten-ba-

tenanalyse (KBA). Een quick-scan KBA van een adaptatiemaat-

regel, als het plaatsen van stuwen in de Rijn, leert ons dat

zo’n maatregel waarschijnlijk niet economisch haalbaar is.

Aan het plaatsen van een stuwencomplex hangt een kosten-

plaatje van ongeveer € 1 miljard en alleen in het Nederlandse

gedeelte van de Rijn (de Waal) moeten dan al 3 tot 5 van zulke

complexen worden gebouwd. Het Duitse gedeelte van de Rijn

is aanzienlijk langer dan het Nederlandse traject. Het totale

aantal stuwcomplexen zal dus minimaal het dubbele zijn

van het aantal in Nederland. Het is dan ook aannemelijk dat

de som van de jaarlijkse kapitaal- en onderhoudskosten van

de stuwencomplexen meer zullen zijn dan de € 150 miljoen.

Indien rekening wordt gehouden met economische groei tot

2050 en indien de geleden schade bij verladers door versto-

ring van productie ook wordt meegenomen in de berekening

van het welvaartsverlies, zou de uitkomst van de KBA mis-

schien anders kunnen zijn.

Concluderend kunnen we stellen dat in het KNMI’06

klimaatscenario ‘Wp’ er een flink jaarlijks welvaartsverlies zal

optreden, helemaal als we meenemen dat dit welvaartsverlies

alleen de stijging in transportkosten vertegenwoordigt en an-

dere kosten voor verladers (zoals kosten van herplanning en

uitval van productie) buiten beschouwing laat. Desondanks is

het niet waarschijnlijk dat grote adaptatiemaatregelen, zoals

het plaatsen van stuwen, economisch haalbaar zijn.

Referenties

Milieu- en Natuur Planbureau (2005), Effecten van klimaat-

verandering in Nederland, Oktober 2005, MNP Bilthoven.

KNMI (2006), KNMI Climate Change Scenarios 2006 for the

Netherlands, KNMI Scientific Report WR 2006-01, De Bilt.

KNMI (2009), Risicosignalering droogte, KNMI Factsheet

Extreem Weer.

Jonkeren, O., P. Rietveld, & J. van Ommeren, (2007), Climate

change and inland waterway transport; welfare effects of

low water levels on the river Rhine, Journal of Transport

Economics and Policy, 41 (3), 387-411.

Jonkeren, O., B. Jourquin, & P. Rietveld, (2009), Modal-split

effects of climate change: The effect of low water levels on

the competitive position of inland waterway transport in

the River Rhine area, Transportation Research Part A, doi:

10.1016/j.tra.2009.01.004.

�� vuurwerk #10 november2009 jaargang 5

Dit is het klimaatscenario waarin de gevolgen het meest extreem zijn

Page 19: Bereik méér aan de VU!Er zijn andere redenen om sceptisch te zijn. Ten eerste is er het gegeven dat geen verdrag van de Verenigde Naties ooit volgens schema onderhandeld is (met

vuurwerk #10 november 2009 jaargang 5 ��

NIEUWS/Iris Vis invloedrijk supply chain-onderzoekerHet Tijdschrift Supply Chain Magazine heeft een overzicht gemaakt

van wereldwijde toponderzoekers op het gebied van de logistiek.

Dr. Iris Vis (Informatiekunde en Logistiek) eindigt daar op de 19e

plaats (wereldwijd). Het wetenschappelijk gewicht van de supply

chain onderzoekers is gemeten met behulp van een eigen gecreëerde

SCM h-index. De redactie van Supply Chain Magazine heeft hierbij

gekeken naar het aantal artikelen dat een wetenschapper op gebied

van supply chain management heeft gepubliceerd en het aantal keren

dat deze geciteerd worden in artikelen van anderen. In totaal legde de

redactie iets meer dan 160 wetenschappers, waarvan 110 Nederlandse,

langs deze meetlat. Bekijk de hele ranking op: www.scmonline.nl/

wetenschappers

Invoering wiskundetoetsFEWEB heeft in september naast de taaltoets ook een wiskundetoets

ingevoerd. “We hebben niet alleen te maken met studenten die het

Nederlands onvoldoende beheersen, ook wiskunde is een probleem”,

zegt Peter Sneep, portefeuillehouder onderwijs in het faculteitsbestuur.

“Wie de wiskundetoets niet haalt, kan extra colleges volgen om de

achterstand weg te werken, maar we gaan niet de eisen in het onderwijs

verlagen.” Ook gaat de faculteit in 2010 een bindend studieadvies invoe-

ren. “Ik denk niet dat je daarmee het rendement op zich verhoogt, maar

het effect is hopelijk wel dat studenten sneller beslissen iets anders te

gaan doen”, aldus Sneep. “Het liefst zie ik dat mensen die nauwelijks

studieresultaten halen al na de kerst al eieren voor hun geld kiezen.”

Sneep wijst er op dat deze problemen niet specifiek voor de opleiding

aan de VU gelden. “Aan de UvA is bij economie al een tijdje een bindend

studieadvies. Zo’n veertig procent van de eerstejaars

wordt daar weggestuurd. Dat zal aan de VU niet veel anders zijn”,

vreest Sneep.

Uitvinder World Wide Web krijgt eredoctoraatDe Vrije Universiteit Amsterdam heeft besloten een eredoctoraat

te verlenen aan Sir Timothy Berners-Lee. Hij heeft dit eredoctoraat

in ontvangst genomen op 20 oktober 2009, de 129e Dies Natalis

van de VU.

Karin Loos overleden

Met verslagenheid geven wij te kennen dat 8 oktober jl. Karin

Loos, studieadviseur aan onze faculteit, is overleden. Karin is in

2001 op onze faculteit gestart als secretaresse van de afdeling

Informatiekunde, Marketing en Logistiek. Anderhalf jaar later

maakte zij de overstap naar studieadviseur. Met haar werkstijl

- praktisch en oplossingsgericht - was zij daar goed op haar plaats.

Zij kon zich storten op vele veranderingen die toen speelden; de

overgang van doctoraalopleiding naar bachelor-masterstructuur

vroeg daarbij de meeste tijd. Waar zij vooral in uitblonk, was het

verzorgen van voorlichtings- en informatiebijeenkomsten voor

studenten. Zij is zesendertig jaar geworden.

Amsterdam Business Research Institute (ABRI-VU)In september is de Amsterdam Business Research Institute VU

(ABRI-VU) van start gegaan. Deze onderzoekschool in bedrijfskunde

biedt workshops en cursussen aan promovendi en heeft acht

onderzoeksprogramma’s:

- Accounting and Control

- Human Resource Management

- Information Systems for Organisational Networks

- Knowledge, Information, and Networks

- Distribution and Supply Chain Logistics

- Strategy, Organisation, and Entrepreneurship

- Marketing

- Operations Research

Meer informatie over ABRI vind je op de volgende website:

www.abri.vu.nl.

�� vuurwerk #10 november2009 jaargang 5

> Oraties

Zoektheorie: de onzichtbare hand zichtbaar maken

Oratie van Pieter Gautier ter gelegenheid van de aanvaarding

van het hoogleraarschap aan de Faculteit der Economische

Wetenschappen en Bedrijfskunde van de VU in Amsterdam,

� mei 200�

Zowel op de arbeidsmarkt als op de huwelijksmarkt zijn twee kanten

van de markt op zoek naar een lange termijn relatie en wordt bij elk

contact de afweging gemaakt: accepteren of doorzoeken. Doordat

de hoeveelheid contacten per tijdseenheid beperkt is kunnen

werkeloosheid en vacatures tegelijkertijd bestaan. In zijn oratie

‘Zoektheorie: De onzichtbare hand zichtbaar maken’ trekt prof.dr. P.A.

Gautier met behulp van de moderne arbeidsmarkttheorie een aantal

beleidslessen.

(1) Ontslagbescherming leidt er toe dat er te weinig mensen in nieuwe

innovatieve en risicovolle sectoren werken en te veel in veilige

sectoren.

(2) Participatie is te laag in Nederland. Er zijn mensen die nu besluiten

niet te participeren omdat de kosten niet opwegen tegen de baten

terwijl het uit sociaal oogpunt wel wenselijk is dat deze mensen

participeren.

(3) Door coördinatieproblemen kan de economie langdurig gevangen

blijven in een recessie. Als bedrijven kosten (businessplan, patent)

moeten maken voor ze een lening kunnen aanvragen bij de bank

en als het succes van de investeringen afhangt van het aantal

handelspartners in de markt bestaan er lage activiteitsevenwichten

waar niemand durft te investeren en banken niet uitlenen. Dit

rechtvaardigt in principe overheidsingrijpen.

(4) Verstoringen op de huizenmarkt zoals huursubsidies,

hypotheekrenteaftrek en sociale woningbouw verstoren niet alleen

de huizenmarkt maar ook de arbeids- en de huwelijksmarkt. Steden

zijn goede huwelijksmarkten en het is wenselijk dat nieuwe cohorten

singles gemakkelijk een woning in de stad kunnen vinden. Door

de verstoringen is het onmogelijk voor starters om een huis te

kopen, blijven gehuwden te lang in de stad wonen en wordt arbeid

immobiel.

Leren in ontwikkelingslanden

Oratie van Menno Pradhan ter gelegenheid van de aanvaarding

van het hoogleraarschap aan de Faculteit der Economische

Wetenschappen en Bedrijfskunde van de VU in Amsterdam,

10 september 200�

Het onderzoek naar de effectiviteit van beleid en projecten in

ontwikkelingslanden heeft de laatste jaren grote vooruitgang geboekt.

Een goede evaluatie vergelijkt de uitkomsten van beleidsalternatieven.

Dit soort studies zijn nu steeds meer voorhanden. Toch is het nog vaak

moeilijk voorbeelden aan te wijzen waarbij beleidsbeslissingen zijn

genomen op basis van impact evaluaties. In zijn oratie beargumenteert

prof.dr. M.P. Pradhan dat dit komt omdat vaak de verkeerde vragen

worden gesteld in impactevaluatie onderzoek.

Veel onderzoek vloeit voort uit projecten waar een evaluatie

component in is meegenomen. Er is daarom een te grote nadruk op

onderzoek dat projecten evalueert, in plaats van beleidsalternatieven.

Wetenschappelijk onderzoek, aan de andere kant, richt zich te vaak op

beperkte deelvragen van ontwikkeling. De mate waarin een duidelijke

hypothese kan worden geformuleerd en getest bepaalt de keuze van het

onderzoek, niet de relevantie voor ontwikkeling. Pradhan licht een en

ander toe met voorbeelden, ook uit eigen werk.

Mensen leren door nieuwe dingen uit te proberen, uitgaande van

hun ervaring. Impactevaluaties zouden in de toekomst meer op deze

wijze moeten worden geformuleerd. Fondsen voor onderzoek zouden

onderzoek moeten stimuleren naar alternatieven die beleidsmakers

overwegen. Onderzoekers zouden methodes moeten ontwikkelen

voor impact evaluaties van moeilijk te evalueren interventies zoals

bijvoorbeeld het effect van publieke goederen of van vraaggestuurde

projecten. Recentelijke ontwikkelingen geven hoop dat het vakgebied

zich in deze richting zal ontwikkelen. Pradhan hoopt dat hij via deze

leerstoel daar een bijdrage aan kan leveren.

Op zoek naar de juiste maat

Oratie van Chris Elbers ter gelegenheid van de aanvaarding

van het hoogleraarschap aan de Faculteit der Economische

Wetenschappen en Bedrijfskunde van de VU in Amsterdam,

1� oktober 200�

In zijn oratie gaat Chris Elbers ‘op zoek naar de juiste maat’ bij het

onderzoek in ontwikkelingslanden. Zulke maten, zoals statistieken

over armoede en ongelijkheid, zijn belangrijk voor het formuleren van

beleid en het aanbrengen van prioriteiten, maar ook voor het volgen van

ontwikkelingen. De millenniumdoelstellingen van de Verenigde Naties

zijn een goed voorbeeld: daarin hebben landen zich verplicht voor

het jaar 2015 humanitaire en sociaaleconomische doelstellingen voor

de wereld te bereiken. Een groot deel van die doelstellingen heeft een

ondubbelzinnige kwantitatieve formulering.

Elbers benadrukt dat de juiste maat een grondige theoretische en

empirische fundering dient te hebben. Hij zet zich echter af tegen de

neiging van sommige economen om op basis van louter theoretische

overwegingen conclusies te trekken die belangrijke beleidsrelevantie

hebben: empirisch onderzoek kan niet worden overgeslagen. In

zijn oratie worden enige voorbeelden besproken uit delen van de

ontwikkelingseconomie waarop Elbers zelf actief is. Daarbij komt

de grote ongelijkheid van welvaart in Zuid-Afrika ter sprake, in het

bijzonder het etnische profiel van ongelijkheid en de relatie tussen

ongelijkheid en persoonlijke veiligheid. Ook hier wordt benadrukt dat

de resultaten van empirisch onderzoek ten opzichte van theoretisch

onderzoek aanzienlijke meerwaarde hebben. Tot slot blikt Elbers vooruit

op de samenwerking met collega-economen in Zuid-Afrika.

Page 20: Bereik méér aan de VU!Er zijn andere redenen om sceptisch te zijn. Ten eerste is er het gegeven dat geen verdrag van de Verenigde Naties ooit volgens schema onderhandeld is (met

�� vuurwerk #10 november2009 jaargang 5

Nieuw onderzoekscentrum voor verbetering bedrijfsvoering overheden: Het Zijlstra Center4 juni opende het Zijlstra Center voor Public Control en Governance

aan de Vrije Universiteit (VU) haar deuren. Minister-president Jan Peter

Balkenende heeft tijdens de opening een toespraak gehouden. Het

Zijlstra Center wil door middel van onderwijs en onderzoek bijdragen

aan de verbetering van de bedrijfsvoering van de overheid en het

maatschappelijk middenveld: zorg, onderwijs, volkshuisvesting en

welzijn.

Het Center wil met onderwijs en onderzoek een bijdrage leveren

aan het debat over de verbetering van de overheid en de non-

profitsectoren. Hoe verhoog je de kwaliteit van onderwijs? Hoe blijft de

zorg betaalbaar en toegankelijk? Hoe kan men woningbouwcorporaties

besturen zodat zij integere maatschappelijke ondernemingen zijn? Wat

voor eisen stellen deze doelstellingen aan de bedrijfsvoering van deze

organisaties en hoe wordt daar toezicht op gehouden? Hoe leggen

deze organisaties maatschappelijke verantwoording af over wat ze

doen?

Het onderzoek vindt plaats in opdracht. Zo ondersteunt het Center

de Commissie Monitoring Governance Woningbouwcorporaties die

meerjarig onderzoek doet naar ‘goed bestuur bij corporaties’ en zijn

er 22 scholen die zich afvragen hoe zij een brede maatschappelijke

opdracht kunnen organiseren en uitvoeren. Ook loopt er een

onderzoek bij grotere gemeenten in Nederland naar goede

voorbeelden van kengetallensturing: doelmatigheidsonderzoek. Het

gaat bij al deze onderzoeken om de vraag: hoe creëren instellingen

maatschappelijke meerwaarde? Hoe organiseer je dat en welke eisen

stelt dat aan de organisatie en de mensen.

Het Zijlstra Center is vernoemd naar Jelle Zijlstra, een van de pioniers

en oprichters van de Faculteit der Economische Wetenschappen en

Bedrijfskunde van de VU waarbinnen het Center is gepositioneerd.

Tijdens zijn ministerschappen van Economische Zaken en Financiën

van 1952 tot 1963 gaf hij inhoud aan zijn visie op de overheid in de

samenleving en de ontwikkelingen in de publieke sector: een matige,

betrouwbare overheid die haar publieke taken vervult in samenwerking

met markt en middelveld. Vanuit die visie wil de VU het Center verder

uitwerken.

Netspar ondersteunt pensioenonderzoek FEWEBNetspar ondersteunt het pensioenonderzoek van Maarten Lindeboom

(Economics) met 500 duizend euro.

Netspar, Network for Studies on Pensions, Aging and Retirement,

heeft besloten om vier wetenschappelijke onderzoeksprojecten te

subsidiëren die bijdragen aan het vinden van antwoorden op actuele

pensioenvragen. Van deze projecten worden er drie geleid door

wetenschappers van Nederlandse universiteiten en één door een

wetenschapper van een Amerikaanse universiteit. Zij ontvangen

bedragen variërend van 250 tot 750 duizend euro.

Netspar’s driejarige financiering maakt onderzoek mogelijk naar zeer

diverse actuele pensioenvragen. Eén project onderzoekt hoe goed

mensen financiële producten en de consequenties van keuzes in

pensioenproducten begrijpen. Twee projecten analyseren het belang

en de gevolgen van risicovol beleggen door pensioenfondsen en de

spanning tussen kortetermijnrisico’s en langetermijnbeleid. Het vierde

project bestudeert de pensioneringsbeslissing en de relatie tussen

gezondheid en inkomen gedurende het hele leven. Alle projecten

omvatten zowel wetenschappelijk onderzoek als kennisuitwisseling

met studenten en met de pensioensector.

De invulling van deze projecten is zorgvuldig afgestemd met

de partners en sponsoren van Netspar uit de pensioen- en

verzekeringssector. Ook gedurende de looptijd van de projecten blijven

zij nauw betrokken. Het stimuleren van de kennisuitwisseling tussen

wetenschappers en de sector is één van de centrale doelstellingen van

Netspar.

Page 21: Bereik méér aan de VU!Er zijn andere redenen om sceptisch te zijn. Ten eerste is er het gegeven dat geen verdrag van de Verenigde Naties ooit volgens schema onderhandeld is (met

In dIt nummer: Thema klImaat en duurzaamheId

Redactioneel 3

OverzichtFEWEB 4

OverzichtopleidingenFEWEB 5

Klimaatbeleidtussenretoriekenrealiteit 6

Vreedzaamenduurzaam:waterbeheer 10

inhetJordaanBekken

InterviewmetHenriettePrast 16

ColumnMarjanHofkes 19

Hetbelangvaninvestereninbedrijfstrategieën20

voorduurzaamheid

MaatschappelijkVerantwoordOndernemen 26

Klimaatveranderingendebinnenvaart 30

Agenda 35

Oraties 36

NieuwsFEWEB 37

Prijzenenawards 39

PostgraduateSchool 40

VOlGend nummer

De volgende Vuurwerk verschijnt

in mei 2010.

klimaatbeleid tussen retoriek en realiteit

/ pagina 6

COlOFOn

Vijfde jaargang, nr. 10, november 2009

Vuurwerk is het relatiemagazine van de

Faculteit der Economische Wetenschappen

en Bedrijfskunde (FEWEB).

Redactie

Frans Snijders, Marije Tolsma, Ina Putter,

Henri de Groot

Adres

Faculteitsbureau FEWEB,

De Boelelaan 1105, 1081 HV Amsterdam

[email protected], (020) 598 61 57

Ontwerp en opmaak

Room for ID’s, Nieuwegein

Druk

Drukkerij Damen, Werkendam

Fotografie

FEWEB, Room for ID’s

Oplage

Vuurwerk verschijnt twee keer per jaar

in een oplage van 7.000 exemplaren.

Klimaatverandering en de binnenvaart

/ pagina 30

2 vuurwerk #10 november2009 jaargang 5

Het belang van investeren

in bedrijfstrategieën voor

duurzaamheid

/ pagina 20

vuurwerk #10 november 2009 jaargang 5 39

Prijzen en awardsHenri Dekker wint Best Early Career Researcher Award

Professor Henri Dekker (accounting) heeft de prijs gewonnen voor ‘best

early career researcher’ in management accounting.

De prijs wordt jaarlijks uitgereikt door de American Accounting

Association (AAA) aan diegene die binnen vijf jaar na zijn promotie het

beste onderzoeksoeuvre op het gebied van management accounting

heeft opgebouwd.

Eric Pels en Erik Verhoef

ontvangen “Highly Cited Author Award”

Prof. dr. E.T. Verhoef en dr. A.J.H. Pels van de afdeling Ruimtelijke

Economie ontvangen deze award van het Journal of Urban Economics

voor het artikel “The economics of airport congestion pricing”. Dit

artikel is één van de 10 meest geciteerde papers uit het Journal of

Urban Economics in de periode 2004-2008.

Top Paper Award voor Alexander Schouten

Dr. Alexander Schouten (Informatiekunde en Logistiek) en Marjolijn

Antheunis (UvA) hebben de top-paper award gewonnen op de 2009

International Communication Association Conference in Chicago.

De titel van de paper was ‘Intervening Processes between Computer-

Mediated Communication and Interpersonal Attraction: An Experimental

Comparison’.

Lifetime Achievement Award voor Prof.dr. H.J. Scholten

GIS-pionier Henk Scholten (Ruimtelijke

Economie) heeft de ESRI Lifetime

Achievement Award gewonnen.

Hij ontvangt deze prijs voor zijn

belangrijke bijdrage aan de wetenschap

van de ruimtelijke informatica en de

ontwikkeling van geo-informatiesystemen

(GIS). De award is een initiatief van ESRI

en wordt gezien als de belangrijkste

award die wereldwijd in deze sector wordt

uitgeloofd. Prof.dr. Henk Scholten ontving de award op 13 juli tijdens

de ESRI User Conference in San Diego uit handen van ESRI-president

Jack Dangermond. Het is de eerste keer dat een Nederlander deze

Award krijgt.

Mozaïekbeurs voor twee FEWEB-afgestudeerden

Chen Fliesher (Economics and Business Administration) en Raphie

Hayat (Economics) ontvangen van NWO een subsidie uit het programma

Mozaïek.

De wetenschappers in de dop kunnen met deze subsidie vier jaar

lang een promotieonderzoek uitvoeren. Chen Fliesher en Raphie

Hayat ontvangen elk 200.000 euro voor een promotieonderzoek. In

oktober werden de oorkondes feestelijk uitgereikt aan de totaal twintig

Mozaïekwinnaars.

Met Mozaïek wil NWO meer afgestudeerden uit minderheidsgroepen

laten instromen in de wetenschap. NWO hoopt dat de succesvolle

kandidaten ook op de lange termijn actief zullen blijven in de

Nederlandse wetenschap en dat ze daar een voorbeeldfunctie zullen

vervullen.

Het promotieonderzoek van Chen Fliesher (M&O) zal gaan over “How

can organizations benefit from employees’ career investments?” Hoe

en onder welke condities kunnen werknemers bijdragen aan hun

werkgevende organisaties door te investeren in het ontwikkelen

van hun carrière? De resultaten van het onderzoek zullen nieuwe

alternatieven bieden voor de traditionele loopbaanactiviteiten in de

publieke en private sector.

Het promotieonderzoek van Raphie Hayat (Economics) zal gaan over

“Islamic Investments: Are the Prophet’s ways profitable?” Met een

gemiddelde groei van 15% per jaar is Islamitisch investeren een van de

snelst groeiende niches in de financiële markt. Deze studie onderzoekt

wat de voordelen en risico’s van deze investeringen zijn.