Beredeneerde keuzen voor het behoud van kerkelijke textiel

4

Click here to load reader

description

Een belangrijk streven van 2008RE, het jaar van het religieus erfgoed, was de noodklok te luiden voor de kwetsbaarheid van ons religieus erfgoed. In dit artikel worden de problemen, waar dit waardevolle erfgoed mee te maken heeft, uiteengezet aan de hand van de meest kwetsbare groep voorwerpen binnen de RK-kerk: het liturgisch textiel.In 2008, het jaar van het religieus erfgoed, wordt aandacht gevraagd voor de kwetsbare positie waarin kerkelijk erfgoed verkeert. Een groot gedeelte hiervan betreft textiel. Veel textiel in R-K kerken is de laatste 40 jaar in onbruik geraakt. Het ligt onder slechte bewaaromstandigheden op zolders en andere plaatsen met slechte klimatologische omstandigheden of komt binnenkort vrij uit kerken die gaan sluiten. Deze situatie is zorgwekkend omdat veel materiaal kunst- en cultuurhistorisch waardevol is. Niet alles kan bewaard worden: het zal nodig zijn criteria voor selectie te formuleren. Dit is een lastige opdracht, omdat er nog bijna geen onderzoek gedaan is naar religieus kunstnaaldwerk van de afgelopen anderhalve eeuw. Daarnaast zullen selectiecriteria afhankelijk zijn van de waarde die men aan het materiaal toekent. Textiel is in kerken gebruiksgoed, de museale waarde is op andere aspecten gebaseerd. Het grootste gedeelte van het textiel zal bewaard worden in de kerken zelf. Omdat er weinig specifieke kennis op het gebied van het bewaren van kwetsbaar erfgoed in kerken aanwezig is, zal het nodig zijn dat kerken bij deze omvangrijke taak geholpen wordt door specialisten uit de erfgoedsector.Auteur: René LugtigheidUitgever: SPCRJaar van uitgave: 2008Bron: Cr 3 2008

Transcript of Beredeneerde keuzen voor het behoud van kerkelijke textiel

Page 1: Beredeneerde keuzen voor het behoud van kerkelijke textiel

Beredeneerde keuzen voor het behoud van kerkelijke textiel

‘Niet voor de eeuwigheid’

Textiel speelt een belangrijke rol bij de rituelen in de rooms-katholieke kerk. Geschat wordt dat ongeveer vijfentwintig procentvan alle voorwerpen in de R-K kerk van textiel is. Enkele jarengeleden heb ik onderzoek gedaan naar de huidige staat van dittextiel.[1] De onderzoeksresultaten zijn in 2005 gepresenteerd ineen rapport met aanbevelingen.[2] Vastgesteld werd dat ongeveeréén-vijfde deel van het onderzochte textiel in een matige totslechte staat verkeert. Dat lijkt mee te vallen en is deels te ver-klaren uit het feit dat kerkelijk textiel gebruikstextiel is. Als ietskapot is wordt het vanzelfsprekend gerepareerd.[3] Althans, datwas gebruikelijk tot de jaren ’60 van de vorige eeuw. Als gevolgvan het Tweede Vaticaanse Concilie (1962 tot 1965),[4] raakte 80%van de priestergewaden en het altaartextiel in onbruik en kwamop zolders en in kartonnen dozen te liggen, met alle gevolgenvan dien (afb. 1). Tochtige, vochtige en ongeïsoleerde zolders zijnnu eenmaal niet geschikt voor het bewaren van kwetsbaar textiel.Dit textiel vormt één deel van de hier geschetste problematiek.

Tijdens 2008 RE worden getallen gehanteerd, we moeten ergensvan uitgaan om deze materie inzichtelijke te maken. Men schat dater de komende tien jaar vijfentwintig procent van de kerken vanrooms-katholieke signatuur zal sluiten, dat is ruim 400 kerken.Daarbij komen grofweg 47.000 voorwerpen vrij, waarvan, zoalsgezegd, vijfentwintig procent textiel is.[5] Wat gaat er gebeurenmet deze voorwerpen? Is het belangrijk om te bewaren en zo jawat wordt er bewaard en door wie?

Wat is de waarde?Het onderzoek naar de staat van kerkelijk textiel was niet beperkttot het vaststellen van de staat van individuele voorwerpen. Eengoede afweging van de problematiek kon alleen gemaakt wordenals ook de waarde van het voorwerp in de context van de kerk,maar ook in die van alle kerken in Nederland en, nog breder, in decontext van wat we ‘De collectie Nederland’ noemen, werdgeplaatst. Het zal duidelijk zijn dat hier niet zozeer de economi-sche waarde bedoeld wordt, als wel de kunst- en cultuurhistori-

sche waarde.Voor religieuze kunstvoorwerpen geldt dat ze meer zijn dan

een voorwerp: het zijn informatiedragers. In de beleving van de(oorspronkelijke) eigenaren is, zoals hierboven al geschetst is, debelangrijkste functie die als drager van religieuze rituelen, met deviering (mis) als hoogtepunt waarbij talloze voorwerpen een rolspelen, van het altaar met kruisbeeld tot de priestergewaden. Elkvoorwerp heeft zijn eigen functie binnen het ritueel en daarbin-nen zijn eigen specifieke symbolische betekenis. Textilia in dekerk, en in het bijzonder de paramenten,[6] dragen bij uitstek diesymbolische betekenis in zich (zie afb. 2).[7] In de kerk heeft eenvoorwerp vooral waarde wanneer het in die liturgische context isgeplaatst. Voorwerpen zonder die context worden leeg en ver-liezen waardering. Ze worden verwaarloosd, gaan kapot, wordenweggegooid en opgeruimd. Slechts een enkele keer wordt eenbeschadigd gewaad bewaard omdat er bijvoorbeeld veel goud- enzilverdraad in is verwerkt; dat herkent men als waardevol (afb. 2).

Veel kunstvoorwerpen in de R-K kerk zijn producten van kunst-nijverheidsstromingen en/of ontworpen en gemaakt door kunste-naars. Dat geldt ook voor textiel. Tot aan het eind van de 19deeeuw was kerkelijk textiel een anoniem ambachtelijk product van

16C

r3

2008

Een belangrijk streven van het jaar van het Religieus Erfgoed

(2008RE) is de noodklok te luiden voor de kwetsbare positie

waarin dit belangrijke erfgoed verkeert. Het is dé gelegen-

heid om duidelijk te maken aan een ieder die het horen wil,

maar vooral ook aan de groep beslissers die het níet horen

willen, dat het vijf voor twaalf is. In dit artikel wordt het

probleem uiteengezet aan de hand van de meest kwetsbare

groep voorwerpen binnen de rooms-katholieke kerk:

het liturgisch textiel.

René Lugtigheid

1 Een afgedankte begin 19de-eeuwse koormantel op een vochtige zolder.

Aan de binnenkant zit schimmel.

Page 2: Beredeneerde keuzen voor het behoud van kerkelijke textiel

een paramentenatelier en was gewoonlijk niet gesigneerd. Daarkomt in de 20ste eeuw verandering in. Steeds meer ateliers signe-ren de kleding door er bijvoorbeeld een merkje in te naaien(wat mogelijkheden biedt voor datering en toeschrijving. Maarook werden er kunstenaars betrokken bij het productieproces.Bekende namen op het gebied van kerkelijk textiel zijn Hildegard(Brom-)Fischer (16-07-1908 / 22-04-2001, zelfstandig kunstenares,Duitse school) en Wim van Woerkom (08-03-1905 / 02-1998) diede belangrijkste ontwerper voor het gerenommeerde paramen-tenatelier A.W. Stadelmaier was.[8] Deze samenwerking had grootgevolg voor de kunstzinnige kwaliteit van de paramenten. Er zijnin de eerste helft van de 20ste eeuw interessante ontwikkelingenop het gebied van textiele vormgeving in de kerk geweest die

helaas nog maar zeer sporadisch zijn bestudeerd. Pas sinds kortdringt het besef door dat deze kunstnijverheidsstroming de moei-te waard is om te bestuderen. Kerkelijk textiel heeft vanuit diegedachte, naast een liturgische en culturele waarde, ook eenmuseale waarde.

In het licht van het ontruimen van Nederlandse kerken is nu devraag wat die waarde is van al het textiel dat niet meer gebruikt zalworden. Deze vraag is belangrijk omdat er een selectie gemaakt zalmoeten worden, het is nu eenmaal niet mogelijk om alles te bewa-ren. De vraag waarom we dit erfgoed moeten bewaren is evident.De vraag wat we moeten bewaren is veel minder gemakkelijk tebeantwoorden.

Noodzakelijk onderzoekAls er binnen tien jaar inderdaad ruim 400 R-K kerken zullen slui-ten, dan schat men dat er minimaal 12.000 voorwerpen van textiel‘vrij’ komen. Waarschijnlijk is dit aantal vele malen groter. Hetaantal werkelijke voorwerpen is afhankelijk van de wijze van tel-len.[9] Onder textiel worden de paramenten gerekend, maar ookde talloze communiebankkleden, koorknaap gewaden, vaandels,vloerkleden en talloze andere voorwerpen van textiel: waardevolcultuurhistorisch erfgoed naast onbetekenende tafelkleedjes enhanddoekjes, ongesorteerd. Dit zijn voorwerpen met een duide-lijke kerkelijke functie, die slechts sporadisch voor hergebruik inaanmerking kunnen komen omdat ze in onbruik en/of uit demode zijn en geen andere functionele waarde hebben dan in hetkerkelijk ritueel (afb. 6). Het is kwetsbaar en vergankelijk materi-aal, dat zeker als het vies en afgedragen is, eerder wordt wegge-gooid dan bijvoorbeeld metalen voorwerpen. Het is helaas regel-matig het geval dat de vanuit kunsthistorisch oogpunt meest waar-devolle stukken door de eigenaren en beheerders niet als zodanigherkend worden. Een kast in de kelder met ‘gordijnen’ blijkt bij-voorbeeld een aantal 19de-eeuwse brokaten kazuifels te bevatten.

Gelukkig wordt regelmatig hulp ingeroepen bij het selecteren

17C

r3

2008

2 Een 19de-eeuws zijden kazuifel met gouddraadborduurwerk.

3 A en B: Belangrijke

paramentenateliers gaan

vanaf het begin van de 20ste

eeuw de priestergewaden

signeren. Deze merktekens

kunnen van nut zijn bij het

dateren van het textiel.

4 Vanaf het tweede kwart van de 20ste eeuw is de invloed van kunstenaars op

de vormgeving van paramenten duidelijk merkbaar. Op de foto is een kazuifel van

ca. 1958 te zien, naar een ontwerp van Wim van Woerkom voor het paramenten-

atelier Stadelmaier.

Page 3: Beredeneerde keuzen voor het behoud van kerkelijke textiel

5 Niet meer in gebruik zijnde paramenten, in verschillende kleuren van het

liturgische jaar, opgeborgen in een stoffige la op een zolder.

6 Schade aan een kazuifel, ontstaan door slijtage en slechte bewaar-

omstandigheden.

van dit textiel. De meeste bisdommen hebben een DiocesaneCommissie voor Kerkelijke Kunst (DCKK), die verantwoordelijkis voor de inventarisatie van de kerkelijke kunst in de parochies.De DCKK’s laten zich bijstaan door de Stichting KerkelijkKunstbezit in Nederland (SKKN).[10] Als onafhankelijke landelijkeorganisatie hebben de medewerkers van de SKKN een goed beeldvan wat er zich in Nederlandse kerken voor roerende voorwerpenbevinden. Textiel is echter een relatief onontgonnen gebied. Toteen tiental jaren geleden werd textiel alleen geïnventariseerd alshet van voor 1900 dateerde, 20ste-eeuws textiel werd als weinigrelevant gezien. Alleen bijzondere stukken werden opgenomen ininventarislijsten. Een omissie, waardoor het nu nodig is om eeninhaalslag te maken.

De voornaamste taak van de SKKN is het inventariseren vanvoorwerpen. De gegevens die de stichting beheert zijn van zeergroot belang voor het op waarde schatten van het religieuze tex-tiele erfgoed. De adviezen die de SKKN geeft voor het selecterenvan kerkelijk textiel zijn gebaseerd op de (grote) ervaring eninhoudelijke kennis van de medewerkers, maar niet getoetst aanwetenschappelijk onderzoek of kennis over wat voor textiel zichin Nederlandse museale collecties bevindt. Dergelijke basisinfor-matie is er namelijk niet. Kerkelijk textiel in Nederland is nogmaar zeer sporadisch onderwerp van kunsthistorisch onderzoekgeweest. Op dit moment wordt er promotieonderzoek gedaannaar Nederlandse paramentenateliers in de periode 1850-1965.[11]

Dit onderzoek heeft nu al zeer bruikbare informatie opgeleverd.Het is echter nog maar een begin, kunsthistorisch onderzoek zalgeïntensiveerd moeten worden om een goede waardestelling vanhet religieus textiel te kunnen maken.

Kerkelijke collecties getoetst aan de musealeEen analyse van wat voor religieus textiel zich in museale collec-ties in Nederland bevindt, is een volgende stap om tot een waar-destelling en selectiecriteria te komen. Daarbij zal duidelijk wor-den waar de lacunes zijn en waar meer onderzoek nodig is. Degrootste collecties op dit gebied zijn echter niet ontsloten en daar-door slecht toegankelijk. Museum het Catharijneconvent is plan-nen aan het ontwikkelen om zijn omvangrijke collectie kerkelijktextiel digitaal te ontsluiten en toegankelijk te maken voor eenbreder publiek. Een geweldig initiatief dat echter nog de nodigejaren in beslag zal nemen voordat het werkelijk gebruikt kan gaanworden.

Tot zo ver is het echter een kwestie van inventariseren. De volgen-de stap is veel complexer. Er zullen criteria geformuleerd moetenworden voor het vaststellen van wat wij onder belangrijk religieuserfgoed verstaan. Welke textiele objecten vinden wij behoren tot‘De Collectie Nederland’? Het ligt voor de hand dat hiervoor nietalleen kunsthistorische maar ook cultuur- en kerkhistorischeargumenten geformuleerd moeten worden. Pas als die criteria erzijn kan men overgaan tot het selectieproces.

Leidraad voor het Afstoten van Kerkelijke ObjectenHet ligt voor de hand om te kijken in hoeverre de door het ICNontwikkelde Leidraad voor het afstoten van museale objecten(Lamo) kan worden omgewerkt tot een kerkelijke variant.[12] Opeen aantal punten is men hiermee al een eind op weg. De SKKN issinds 1977 bezig om kerkelijke roerende goederen te inventarise-ren. Sinds 2003 wordt daaraan ook een waardestelling verbonden,de zogeheten kerncollectie. Deze waardestelling is voor een grootgedeelte gekoppeld aan de kerk en de parochie waarin de voor-werpen zich bevinden. Dat ligt voor de hand. Veel textiel ontleentzijn waarde aan de parochiale geschiedenis. Voorbeelden hiervanzijn vaandels van regionale verenigingen en kerkelijke gewadendie aangeschaft of geschonken zijn bij speciale feestelijkheden.Musealisering van deze voorwerpen is onherroepelijk een verlies

van deze, maar ook van de liturgische toegevoegde waarde. Dezecomplexe materie kan alleen goed worden beoordeeld als de pro-jectgroep, die zich zal buigen over de selectiecriteria, een bredevertegenwoordiging heeft uit zowel de kunsthistorische, musealeals kerkelijke wereld.

Behoud en beheerSelectie is nog maar één stap, zij het wel een belangrijke. De vol-gende vraag is waar en door wie al het geselecteerde materiaalbewaard moet worden. Musea hebben vaak beperkte depotcapaci-

teiten. Men zit ook niet te wachten op grote hoeveelheden kwets-baar materiaal. Veel textiel zal daarom door de kerken zelfbewaard moeten worden. Dat kan niet zonder meer, omdat eerstde bewaaromstandigheden in kerken geschikt moeten wordengemaakt, om te voorkomen dat het textiel alsnog vergaat. Eenregelmatig gehoorde uitspraak in kerken is: ‘een kerk is geenmuseum’, wat zoveel betekent als dat de behoudtaak in veelNederlandse kerken geen prioriteit heeft (afb. 7). Men heeftgezien de grote terugloop aan kerkbezoekers wel andere zorgen.Is hier nu sprake van een patstelling? Het zal duidelijk zijn dat dekerken niet alleen de verantwoordelijkheid moeten dragen voorhet behoud van dit belangrijke cultuurgoed. Het zal nodig zijn omvanuit onze bekwaamheid als erfgoedbeheerders de kerken te hel-pen met het beheren van hun omvangrijke collecties. Dit is nodigomdat kennis en ervaring meestal niet aanwezig is, wel de wil omiets te doen! Een probleem hierbij is dat vakliteratuur op hetgebied van behoud-en-beheerproblematiek in de kerken vaak alseen ‘ver van mijn bed-show’ wordt gezien. Er moet ook aan onze

18C

r3

2008

Page 4: Beredeneerde keuzen voor het behoud van kerkelijke textiel

kant van de erfgoedsector gewerkt worden om deze denkbeeldigedrempel af te breken.[13]

Nog veel werk te verrichtenIn het voorgaande heb ik enkele problemen geschetst waarmeewe worden geconfronteerd bij het behoud van dit bijzondere tex-tiele erfgoed. Allereerst is er fundamenteel kunsthistorisch onder-zoek nodig. Vanwege de grote hoeveelheid is het noodzakelijk teselecteren. Voor de selectie is het een vereiste criteria te formule-ren. De criteria zullen gebaseerd moeten worden op kunst- encultuurhistorische en religieuze waarden.

Met onderzoek alleen zijn we er echter niet. Het textiel zalbewaard moeten worden, bij voorkeur door de kerken zelf, omdathet in zijn kerkelijke context het best tot zijn recht komt. Omdatde kerken geen goede infrastructuur hebben om dit kwetsbaremateriaal goed te beheren zal het nodig zijn om vanuit de erfgoed-sector hulp te bieden. Die hulp zal toegespitst moeten zijn op dekerkelijke realiteit. Een realiteit die bepaald wordt door een grotegroep goedwillende vrijwilligers, leken, die zich verantwoordelijkvoelen voor het behoud van de kerkelijke kunstvoorwerpen.

Er is veel werk te doen. Het streven is om aan het eind van2008RE de problematiek in kaart te hebben gebracht. Voor hetR-K textiel is hiermee een aanzet gedaan. De enorme taak om hetmateriaal op een verantwoorde wijze te selecteren moet danechter nog grotendeels beginnen.

7 De waarde van liturgisch textiel is groter dan die van een al dan niet fraai

vormgegeven stuk textiel. Het is niet de bedoeling dat dit materiaal op vlooien-

markten of bij carnavalsoptochten terecht komt.

René Lugtigheid is kunsthistoricus en textielrestaurator. Ze is docent textiel aan de opleiding

Conservering en Restauratie van cultureel erfgoed (Restauratiekunde) aan de Universiteit van

Amsterdam. Daarnaast is ze één dag in de week conserveringsconsulent voor de kerken bij de

Stichting Kerkelijk Kunstbezit in Nederland (SKKN).

Foto’s: SKKN.

[1] Het onderzoek was een initiatief van de Stichting Kerkelijk Kunstbezit in Nederland en werd in

2003-2005 uitgevoerd in opdracht van de Nederlandse Rooms Katholieke en Oud Katholieke

Kerken.

[2] René Lugtigheid, Kerkelijk textiel: een bijzonder maar kwetsbaar bezit, een onder-

zoek naar de staat en bewaaromstandigheden van textiel in de Rooms Katholieke en

Oud-Katholieke Kerken, Eindrapportage Pilotproject Textiel in de kerken 2003-

2005, Stichting Kerkelijk Kunstbezit Nederland, Utrecht, 2005, n.p. Een samenvatting van de

bevindingen uit het rapport is te vinden in: René Lugtigheid, ‘Religious textiles; A special but

vulnerable heritage’ in: Jaarboek 2005, Stichting Textielcommissie Nederland,

Amsterdam 2006, pp.83-90.

[3] Reparatie gebeurt meestal door een groepje vrijwilligers in de kerk die belast zijn met het wassen

van het kerklinnen. Dit is een verklaring voor het feit dat restauratieateliers maar zo weinig kerkelijk

textiel krijgen aangeboden.

[4] Het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie, ook wel bekend als Vaticanum II, werd van 1962

tot 1965 gehouden, en is bekend geworden als de kerkvergadering van het ‘aggiornamento’: het ‘bij

de tijd brengen’ (moderniseren) van de Kerk; Vaticanum II heeft een grote invloed op het kerkelijk en

gelovig leven gekregen. Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Tweede_Vaticaans_Concilie

[5] M.J.W.J. van der Sterre ‘ De (on)macht van getallen’, presentatie tijdens de Expertmeeting I in

het kader van het Jaar van het Religieus Erfgoed te Haarlem op 26 april jl.

[6] Onder paramenten wordt al het gewijde textiel verstaan dat een rol speelt bij de eredienst.

[7] Elke periode in het kerkelijk jaar heeft een eigen vastgestelde kleur. De kleuren hebben daarnaast

een symbolische betekenis. Rood staat symbool voor het bloed van Christus en is de kleur voor de

martelaren. Op de heiligendag van een martelaar worden rode paramenten gedragen. Wit is de kleur

van zuiverheid. Groen is de kleur voor hoop. Als er geen speciale feestelijke gelegenheid is draagt de

priester een groen kazuifel.

[8] Met dank aan Marike van Roon, zie noot 11.

[9] SKKN hanteert bij het vaststellen van de kerncollectie een nummersysteem: voorwerpen die bij

elkaar horen krijgen één nummer, zo is er bijvoorbeeld sprake van een vierstel dat kan bestaan uit elf

voorwerpen van textiel. Een volledige set paramenten bestaat uit: een kazuifel, een koorkap, twee dal-

matieken en twee tunieken, de eerste drie zijn priestergewaden, de andere kleding voor de assistenten.

Daarnaast drie stola’s en een manipel als onderdelen van de aankleding van de priester en zijn

assistenten, een bursa en een palla die beide dienst doen op het altaar. Al deze voorwerpen vormen een

geheel dankzij de zelfde stof, kleur en soort versiering. De meeste paramentensets in kerken zijn niet

compleet.

[10]De SKKN, opgericht in 1977, heeft als doelstelling het bevorderen van de belangstelling voor en

de kennis van de objecten van geschiedenis en kunst in de Nederlandse kerken en kloosters. Zij pro-

beert dit doel te bereiken door middel van onder meer de ontsluiting van het kunst- en cultuurbezit in

kerken en kloosters, waarbij naast roerende en onroerende goederen tevens aandacht is voor de

samenhang tussen beide. Daarnaast wordt samenwerking gezocht met andere erfgoedinstellingen

om op het gebied van collectiemanagement het overheidsbeleid en het kerkelijk beleid te integreren.

De SKKN is daarmee een instituut voor kerkelijke kunst, dat registratiegegevens van het kunst- en

cultuurbezit in kerken en kloosters in Nederland beheert ten dienste van onderzoek door derden en ter

ondersteuning van kerkelijke collectiebeheerders.

[11] Marike van Roon is op dit moment bezig een promotieonderzoek af te ronden naar Nederlandse

paramentenateliers van 1850 tot het Tweede Vaticaanse Concilie. Halverwege 2009 verschijnt een

handelseditie van dit onderzoek bij de Walburg Pers te Zutphen.

[12] www.icn.nl/DIR003/ICN/CMT/text.nsf/URL/9DA4D3D4BB1DCD50C125722E005122AF/

$FILE/Leidraad_voor_het_afstoten_van_museale_objecten_2006.pdf

[13] De SKKN probeert al jaren deze drempel te slechten door het werk van de conserveringsconsulent

voor de kerken en doormiddel van publicaties, cursussen en lezingen.

19C

r3

2008

Tot slotTextiel is synoniem voor vergankelijkheid. Veel van wat in vroe-gere tijden met groot vakmanschap en kunstzin is gemaakt, is ver-loren gegaan. Daarom is het belangrijk het historisch textiel dat ernog is zoveel mogelijk in kaart te brengen, om daarna dat, wat vanwaarde is, te behouden. Anders dreigt belangrijke informatie overherkomst en ontwikkeling van het (naald)kunstambacht verlorente gaan, nog voor dat het goed en wel in kaart is gebracht. Dat isjammer. Hierdoor verschraalt onze beeldvorming op een belang-rijk terrein van de kunstnijverheid.