Belgische Kamer Chambre des Représentants de Belgique · 2010. 12. 8. · Didier REYNDERS TABLE...

14
- 1303 / 1 - 97 / 98 Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers GEWONE ZITTING 1997-1998 (*) 2 DECEMBER 1997 ArtikellOS van de Grondwet VERSLAG NAMENS DE BIJZONDERE COMMISSIE (1) UITGEBRACHT DOOR DE HEREN Tony VAN PARYS EN Didier REYNDERS INHOUDSTAFEL I. - INLEIDING . II. - ONDERZOEK . III. - BEOORDELING . 1. Draagwijdte van artikel4 van de wet van 17 de- cember 1996 houdende tijdelijke en gedeeltelijke uitvoeringvan artikel103 van de Grondwet, gewij- zigd bij de wet van 28 februari 1997 . a) Volledigheid van het onderzoek . b) Mededeling van het dossier aan de Kamer van volksvertegenwoordigers . c) Formulering van de vordering . d) Rol van de Kamer van volksvertegenwoordigers 2. Begrip « aanwijzingen » ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• IV. - BERAADSLAGING . V. - ADVIES . De bijzondere commissie vergaderde met gesloten deuren. (1) Samenstelling van de commissie: Voorzitter: de heer Langendries. A. - Vaste leden: C.V.P. HH. Vandeurzen, Van Parys. P.S. HH. Henry, Moureaux. V.L.D. HH. Cortois, Versnick. S.P. HH. Landuyt, Vanvelthoven. P.R.L.- H. Reynders. F.D.F. P.S.C. H. Gehlen. VI. H. Annemans. Blok (*) Vierde zitting van de 49' zittingsperiode. - 1303 / 1 - 97 / 98 Chambre des Représentants de Belgique SESSION ORDINAIRE 1997-1998 (*) 2 DÉCEMBRE 1997 Article lOS de la Constitution RAPPORT FAIT AU NOM DE LA COMMISSION SPECIALE (1) PAR MM. Tony VAN PARYS ET Didier REYNDERS TABLE DES MATIERES Blz. Page 2 I. - INTRODUCTION . 2 3 II. - EXAMEN . 3 6 III. - APPRECIATION . 6 1. Portée de l'article 4 de la loi du 17 décembre 1996 portant exécution temporaire et partielle de l'arti- cle 103 de la Constitution, modifiée par la loi du 6 28 février 1997 . 6 a) Caractère complet de l'instruction . b) Communication du dossier à la Chambre des 7 représentants . 7 c) Formulation du réquisitoire . 9 d) Rôle de la Chambre des représentants . 6 6 7 7 9 12 2. Notion d'« indices" . 12 12 IV. - DELIBERATION . 12 13 V. - AVIS . 13 Les réunions de la commission spéciale ont eu lieu à huis clos. (1) Composition de la commission: Président: M. Langendries. A. - Titulaires: C.V.P. MM. Vandeurzen, Van Parys. P.S. MM. Henry, Moureaux. V.L.D. MM. Cortois, Versnick. S.P. MM. Landuyt, Vanvelthoven. P.R.L.- M. Reynders. F.D.F. P.S.C. M. Gehlen. VI. M. Annemans. Blok (*) Quatrième session de la 49' législature. S.- 3160

Transcript of Belgische Kamer Chambre des Représentants de Belgique · 2010. 12. 8. · Didier REYNDERS TABLE...

Page 1: Belgische Kamer Chambre des Représentants de Belgique · 2010. 12. 8. · Didier REYNDERS TABLE DES MATIERES Blz. Page 2 I. - INTRODUCTION . 2 3 II. - EXAMEN . 3 6 III. - APPRECIATION

- 1303 / 1 - 97 / 98

Belgische Kamervan Volksvertegenwoordigers

GEWONE ZITTING 1997-1998 (*)

2 DECEMBER 1997

ArtikellOS van de Grondwet

VERSLAG

NAMENS DE BIJZONDERECOMMISSIE (1)

UITGEBRACHT DOORDE HEREN Tony VAN PARYS EN

Didier REYNDERS

INHOUDSTAFEL

I. - INLEIDING .

II. - ONDERZOEK .

III. - BEOORDELING .

1. Draagwijdte van artikel4 van de wet van 17 de-cember 1996 houdende tijdelijke en gedeeltelijkeuitvoeringvan artikel103 van de Grondwet, gewij-zigd bij de wet van 28 februari 1997 .a) Volledigheid van het onderzoek .b) Mededeling van het dossier aan de Kamer van

volksvertegenwoordigers .c) Formulering van de vordering .d) Rol van de Kamer van volksvertegenwoordigers

2. Begrip « aanwijzingen » •••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••

IV. - BERAADSLAGING .

V. - ADVIES .

De bijzondere commissie vergaderde met geslotendeuren.

(1) Samenstelling van de commissie:

Voorzitter: de heer Langendries.

A. - Vaste leden:C.V.P. HH. Vandeurzen, Van Parys.P.S. HH. Henry, Moureaux.V.L.D. HH. Cortois, Versnick.S.P. HH. Landuyt, Vanvelthoven.P.R.L.- H. Reynders.F.D.F.P.S.C. H. Gehlen.VI. H. Annemans.Blok

(*) Vierde zitting van de 49' zittingsperiode.

- 1303 / 1 - 97 / 98

Chambre des Représentantsde Belgique

SESSION ORDINAIRE 1997-1998 (*)

2 DÉCEMBRE 1997

Article lOS de la Constitution

RAPPORT

FAIT AU NOM DE LA COMMISSIONSPECIALE (1)

PARMM. Tony VAN PARYS ET

Didier REYNDERS

TABLE DES MATIERES

Blz. Page

2 I. - INTRODUCTION . 2

3 II. - EXAMEN . 3

6 III. - APPRECIATION . 6

1. Portée de l'article 4 de la loi du 17 décembre 1996portant exécution temporaire et partielle de l'arti-cle 103 de la Constitution, modifiée par la loi du

6 28 février 1997 .6 a) Caractère complet de l'instruction .

b) Communication du dossier à la Chambre des7 représentants .7 c) Formulation du réquisitoire .9 d) Rôle de la Chambre des représentants .

66

779

12 2. Notion d'« indices" . 12

12 IV. - DELIBERATION . 12

13 V. - AVIS . 13

Les réunions de la commission spéciale ont eu lieu àhuis clos.

(1) Composition de la commission:

Président: M. Langendries.A. - Titulaires:

C.V.P. MM. Vandeurzen, Van Parys.P.S. MM. Henry, Moureaux.V.L.D. MM. Cortois, Versnick.S.P. MM. Landuyt, Vanvelthoven.P.R.L.- M. Reynders.F.D.F.P.S.C. M. Gehlen.VI. M. Annemans.Blok

(*) Quatrième session de la 49' législature.

S. - 3160

Page 2: Belgische Kamer Chambre des Représentants de Belgique · 2010. 12. 8. · Didier REYNDERS TABLE DES MATIERES Blz. Page 2 I. - INTRODUCTION . 2 3 II. - EXAMEN . 3 6 III. - APPRECIATION

- 1303 / 1-97 / 98

I. - INLEIDING

1. Op 31 oktober 1997 heeft mevrouw Liekendael,procureur-generaal bij het Hof van Cassatie, aan devoorzitter van de Kamer van volksvertegenwoordi-gers een verslag doen toekomen dat gevolg geeft aande beslissing die de Kamer op 19 oktober 1995 hadgenomen om met betrekking tot de heer Guy Coëme,gewezen minister van Landsverdediging, aan het Hofvan Cassatie een algemene onderzoeksopdracht teverlenen (Stuk Kamer nr 142/3-95/96).

Die opdracht had betrekking op de feiten van cor-ruptie als dader, mededader ofmedeplichtige, alsme-de van valsheid in geschrifte en gebruik van valsestukken als dader, mededader of medeplichtige inhet raam van de gunning van de aankoop van dezogenaamde « Carapace» en/of'«Mirsip » aan de fir-ma Electronique Serge Dassault.

Voorts werd in de beslissing van de Kamer van19 oktober 1995 gepreciseerd dat de procureur-gene-raal bij het Hof van Cassatie bij de Kamer verslagzou uitbrengen over de verrichte onderzoeksdadenen nader zou aangeven of er naar zijn mening al danniet voldoende aanwijzingen bestaan om de inleidingvan een procedure van inbeschuldigingstelling terechtvaardigen.

Ter afronding van haar verslag bevestigt en preci-seert mevrouw de procureur-generaal de conclusieuit het verslag dat haar voorganger, de heer Velu, op4 juli 1995 heeft opgesteld (Stuk n' 142/1) : « ik vor-der dat het de Kamer van volksvertegenwoordigersbehage te beslissen de heer minister Guy Coëme inbeschuldiging te stellen voor (of te verwijzen naar) hetHof van Cassatie wegens corruptie als dader, mede-dader of medeplichtige, alsook wegens valsheid ingeschrifte en gebruik van valsheid als dader, mededa-der of medeplichtige. De telastelegging van valsheidin geschrifte en gebruik van valsheid betreft in hetbijzonder het gunningsverslag van 21 april 1989 ende nota van de heer minister Coëme aan het MCSECvan 27 april 1989. »,

2. De plenaire vergadering van de Kamer heeft op6 november 1997 beslist dat verslag te verwijzennaar een bijzondere commissie die overeenkomstigde regels van de evenredige vertegenwoordiging uitelf leden bestaat en wordt voorgezeten door de voor-zitter van de Kamer, zonder dat hij stemgerechtigdis.

3. De bijzondere commissie is voor het eerst bijeen-gekomen op 6 november 1997 en heeft de heren VanParys en Reynders als rapporteurs aangewezen. Die-zelfde dag werden de leden van de bijzondere com-missie en de heer Coëme in kennis gesteld van hetdoor de procureur-generaal bij het Hof van Cassatieopgestelde verslag en van het dossier dat als bijlageging.

[ 2 ]

I. - INTRODUCTION

1. Le 31 octobre 1997, le procureur général près laCour de cassation, Mme Liekendael a adressé auprésident de la Chambre des représentants un rap-port ensuite de la décision que la Chambre avaitprise, le 19 octobre 1995 de confier une mission géné-rale d'instruction à la Cour de cassation concernantM. Guy Coëme, ancien ministre de la Défense natio-nale (Doc. n- 142/3-95/96).

Cette mission se rapportait aux faits de corruptioncomme auteur, coauteur ou complice ainsi que defaux en écritures et usage de faux comme auteur,coauteur ou complice dans le cadre de l'attribution dumarché dit « Carapace» et/ou « Mirsip » conclu avecla société Electronique Serge Dassault.

La décision de la Chambre du 19 octobre 1995précisait en outre que le procureur général près laCour de cassation lui ferait rapport sur les actesd'instruction accomplis et préciserait, si à son estime,il existe ou non des indices suffisants pour justifierl'engagement d'une procédure de mise en accusation.

Au terme de son rapport, Mme le procureur géné-ral confirme, en la précisant, la conclusion du rapportde son prédécesseur, M. Velu du 4 juillet 1995 (Doc.n° 142/1) et requiert « qu'il plaise à la Chambre desreprésentants de décider la mise en accusation (ou lerenvoi) de M. le Ministre Guy Coëme devant la Courde cassation du chef de corruption, comme auteur,coauteur ou complice, ainsi que du chef de faux enécritures et usage de faux, comme auteur, coauteur oucomplice, la prévention de faux en écritures et usagede faux visant spécialement le rapport d'attributiondu 21 avril 1989 et la note de M. le MinistreGuy Coëme au CMCES, du 27 avril 1989. »,

2. La Chambre, réunie en séance plénière, le 6 no-vembre 1997, a renvoyé ce rapport à une commissionspéciale composée de onze membres selon la règle dereprésentation proportionnelle et présidée sans voixdélibérative par le président de la Chambre.

3. La commission spéciale s'est réunie pour lapremière fois le 6 novembre 1997. Elle a désignéMM. Van Parys et Reynders comme rapporteurs. Lemême jour, les membres de la commission spéciale etM. Coëme ont eu communication du rapport rédigépar Mme le procureur général près la Cour de cassa-tion ainsi que du dossier en annexe.

Page 3: Belgische Kamer Chambre des Représentants de Belgique · 2010. 12. 8. · Didier REYNDERS TABLE DES MATIERES Blz. Page 2 I. - INTRODUCTION . 2 3 II. - EXAMEN . 3 6 III. - APPRECIATION

II. - ONDERZOEK

In de ochtend van 12 november 1997 heeft debijzondere commissie mevrouw Liekendael, procu-reur-generaal bij het Hof van Cassatie, gehoord. Zijheeft haar verslag toegelicht en de vragen van deleden beantwoord. De draagwijdte van de wet van17 december 1996 houdende tijdelijke en gedeeltelij-ke uitvoering van artikel 103 van de Grondwet, ge-wijzigd bij de wet van 28 februari 1997, kwam aanbod, alsook de verjaring van de strafvordering en deformulering van de vordering (zie hieronder, III -Beoordeling).

Er werd haar ook verzocht om bijkomende stuk-ken te bezorgen, met name in verband met:

* het volledige verhoor van de heer Bastien;* het advies van de Inspectie van Financiën;* het gunningsverslag.

Die stukken werden nog diezelfde dag aan de le-den van de bijzondere commissie en aan de heerCoëme bezorgd. Voorts werd mevrouw Liekendaelook nog gevraagd een aanvullende nota bij haar ver-slag van 31 oktober 1997 op te stellen.

- In de namiddag van 12 november 1997 hebbende heer Coëme, bijgestaan door zijn raadslieden,meester Vanderveeren en meester Tassin, hun ver-weermiddelen uiteengezet en de vragen van de ledenbeantwoord. Een memorie van verdediging en eendossier werden ingediend.

De heer Coëme en zijn advocaten hebben vooralgewezen op het feit dat het aan de Kamer van volks-vertegenwoordigers overgezonden dossier onvolledigen volstrekt partijdig was. De heer Coëme heeft on-derstreept dat wat hem betreft, er geen sprake is vanvalsheid in geschrifte, gebruik van valse stukkennoch van enige daad van corruptie.

Meester Vanderveeren heeft zijnerzijds voorbe-houd aangetekend bij de door de wet van 17 decem-ber 1996 geregelde procedure, de toepassing die er-van wordt gemaakt en bij het feit dat het verloop vande procedure niet strookt met de beginselen die zijnvervat in artikel 6 van het Europees Verdrag totbescherming van de rechten van de mens en de fun-damentele vrijheden. Hij heeft in het bijzonder gewe-zen op het ontbreken van een echt contradictoir de-bat, op de grote weerklank die de procedure in demedia heeft gekregen en op de beperkingen van debehandeling in de bijzondere commissie, terwijl dewetgever de opdracht tot inbeschuldigingstelling aande Kamer van volksvertegenwoordigers heeft toever-trouwd. Wat de grond van de zaak betreft, heeftmeester Vanderveeren argumenten aangehaald inverband met de verjaring van de strafvordering. Hijheeft gesteld dat uit de analyse van de jongsteonderzoeksdaden niet kan worden aangetoond datbezwaren - of zelfs aanwijzingen - een verwij-zing naar het Hofvan Cassatie rechtvaardigen.

[ 3 ] - 1303 Il - 97 / 98

II.-EXAMEN

Le 12 novembre 1997 au matin, la commissionspéciale a entendu Mme Liekendael, procureur géné-ral près la Cour de cassation. Elle a commenté sonrapport et répondu aux questions des membres. Laportée de la loi du 17 décembre 1996 portant exécu-tion temporaire et partielle de l'article 103 de laConstitution, modifiée par la loi du 28 février 1997,la prescription de l'action publique et la formulationdu réquisitoire ont ainsi été abordées (cf.infra, IIIAppréciation).

Des pièces complémentaires lui ont été deman-dées. Celles-ci portent sur :

* l'audition complète de M. Bastien;* l'avis de l'inspection des finances;* le rapport d'attribution.

Ces pièces furent communiquées le jour même auxmembres de la commission et à M.Coëme. Par ailleurs,une note complémentaire à son rapport du 31 octobre1997 fut également demandée à Mme Liekendael.

- Lors de l'après-midi du 12 novembre 1997,M. Coëme assisté de ses conseils, Mes Vanderveerenet Tassin, ont exposé leurs moyens de défense etrépondu aux questions des membres. Un mémoire endéfense accompagné d'un dossier ont été déposés.

M. Coëme et ses avocats ont principalement faitvaloir que le dossier transmis à la Chambre desreprésentants était incomplet et totalement partial.M. Coëme a affirmé qu'en ce qui le concerne, il n'y apas de faux, ni d'usage de faux, ni aucun acte decorruption.

Me Vanderveeren a quant à lui, exprimé des réser-ves quant à la procédure organisée par la loi du17 décembre 1996, l'application qui en est faite, et laconformité du déroulement des débats avec les prin-cipes inscrits dans l'article 6 de la Convention euro-péenne de sauvegarde des droits de l'homme et deslibertés fondamentales. Il a principalement relevél'absence de véritable contradiction, la médiatisationqu'a connu la procédure et le caractère limité desdébats en commission spéciale alors que le législa-teur a confié la mission de mise en accusation à laChambre des représentants. Quant au fond du dos-sier, Me Vanderveeren a développé une argumenta-tion relative à la prescripton de l'action publique et aconsidéré que l'examen des derniers devoirs re-cueillis est insuffisant pour conclure à l'existence decharges - et même d'indices - justifiant un ren-voi devant la Cour de cassation.

Page 4: Belgische Kamer Chambre des Représentants de Belgique · 2010. 12. 8. · Didier REYNDERS TABLE DES MATIERES Blz. Page 2 I. - INTRODUCTION . 2 3 II. - EXAMEN . 3 6 III. - APPRECIATION

- 1303 / 1 - 97 / 98

Tot slot heeft de heer Coëme om bijkomende stuk-ken verzocht, met name:

* het verhoor van generaal Charlier op 25 novem-ber 1995;

* het verhoor van de heer Dassault;* de ondervraging, nota's en brieven van me-

vrouw Sadzot;* de nota van de heer Mazy van 29 mei 1996;* het verhoor van de heer Dewinne op 22 januari

1997.Een commissielid heeft deze vergadering waarop

de heer Coëme werd gehoord niet kunnen bijwonen.Dat lid werd in dat verband om nadere verklaringenverzocht. Hij heeft gepreciseerd dat hij om redenenbuiten zijn wil om afwezig was geweest (zie hieron-der, IV - Beraadslaging).

** *

Na die twee vergaderingen heeft de bijzonderecommissie beslist om mevrouw Liekendael, procu-reur-generaal bij het Hof van Cassatie, opnieuw tehoren.

- In de ochtend van 13 november 1997 heeft debijzondere commissie mevrouw de procureur-gene-raal bijgevolg opnieuw gehoord. Zij heeft de commis-sie de aanvullende nota bezorgd, die haar de dagvoordien was gevraagd; die nota werd onverwijld aande heer Coëme bezorgd.

Tijdens deze vergadering heeft mevrouw Lieken-dael toelichting verstrekt over de volledigheid vanhet onderzoek, over de rol van de procureur-generaalbij het Hof van Cassatie zo er geen of onvoldoendeaanwijzingen bestaan en over bepaalde elementen inverband met de grond van het dossier (zie hieronder,III - Beoordeling). Haar werd nog een aanvullendenota gevraagd inzake het in haar verslag van 31 ok-tober 1997 vermelde telefoongesprek.

- Ingevolge de verklaring van mevrouw de pro-cureur-generaal dat het hele dossier ter beschikkingvan de Kamer was en ingevolge de overhandigingvan de inventaris ervan, heeft de bijzondere commis-sie tijdens de middagvergadering van 13 november1997 besproken welke stukken zij meende te moetenkunnen inzien om het bestaan van aanwijzigingenvan strafbare feiten te kunnen nagaan. Het kwam toteen consensus om verscheidene stukken op te vra-gen. De bijzondere commissie heeft er voorts ookmeeingestemd om tevens de door de heer Coëme gewen-ste stukken op te vragen bij mevrouw de procureur-generaal met name deze vermeld tijdens zijn hoorzit-ting en deze met betrekking tot de heren Spitaels,Maystadt en Vilain. Op 14 november 1997 werd haareen verzoek in die zin gestuurd.

- Op 17 november 1997 werden die stukken aande Kamer bezorgd en van 18 tot 24 november 1997ter beschikking van de leden van de bijzondere com-

[ 4 ]

Des documents complémentaires ont enfin été de-mandés par M. Coëme, à savoir:

* l'audition du général Charlier du 25 novembre1995;

* l'audition de M. Dassault;* les interrogatoires, notes et lettres de Mme

Sadzot;la note de M. Mazy du 29 mai 1996;

- l'audition de M. Dewinne du 22 janvier 1997.

Un membre de la commission n'a pas assisté àcette audition de M. Coëme. Interpellé sur ce point, ila précisé qu'il n'a pas pu y assister pour des raisonsde force majeure (cf. infra, IV - Délibération).

** *

Après ces deux auditions, la commission a décidéde réentendre Mme le procureur général Liekendael.

- En conséquence, le 13 novembre 1997 au ma-tin, la commission spéciale a réentendu Mme le pro-cureur général. Celle-ci a remis à la commission lanote complémentaire qui lui avait été demandée laveille. Cette note fut immédiatement transmise àM. Coëme.

Lors de son audition, Mme Liekendael a apportédes précisions sur le caractère complet de l'instruc-tion, sur le rôle du procureur général près la Cour decassation en cas d'indices inexistants ou insuffisantset sur certains éléments de fond du dossier (voirinfra, III - Appréciation). Une note complémentai-re lui a été demandée en ce qui concerne la communi-cation téléphonique mentionnée dans son rapport du31 octobre 1997.

- Suite à la déclaration de Mme le procureurgénéral selon laquelle tout le dossier était à la dispo-sition de la Chambre et suite à la remise de soninventaire, la commission spéciale a lors de sa réu-nion du 13 novembre 1997, après-midi, délibéré surles pièces auxquelles elle estimait devoir avoir accèspour pouvoir apprécier l'existence d'indices d'infrac-tion. Un consensus s'est dégagé quant à la demandede plusieurs pièces. La commission a également mar-qué son accord pour que celles souhaitées par M.Coëme soient également demandées à Mme le procu-reur général à savoir les pièces mentionnées lors deson audition du 12 novembre et celles relatives àMM. Spitaels, Maystadt et Vilain. Cette demande luia été adressée en date du 14 novembre 1997.

- Ces pièces furent transmises à la Chambre le17 novembre 1997 et mises à la disposition des mem-bres de la commission et de M. Coëme du 18 au

Page 5: Belgische Kamer Chambre des Représentants de Belgique · 2010. 12. 8. · Didier REYNDERS TABLE DES MATIERES Blz. Page 2 I. - INTRODUCTION . 2 3 II. - EXAMEN . 3 6 III. - APPRECIATION

missie en van de heer Coëme gesteld. Nadat de ledendie laatste stukken hadden kunnen inzien, is geble-ken dat in een van beide kopieën vijf bladzijdenontbraken.

Nog diezelfde 18 november 1997 heeft mevrouw deprocureur-generaal de aanvullende nota bezorgd, diehaar op 13 november 1997 was gevraagd; die notawerd aan de leden van de bijzondere commissie enaan de heer Coëme medegedeeld op 19 november1997.

** *

Op 24 november 1997 heeft de heer Coëme eenkopie gevraagd van bepaalde stukken die betrekkinghebben op de heren Dewinne en Charlier. Die kopie-ën werden hem op 25 november 1997 bezorgd, over-eenkomstig artikel 4, § 2, van de wet van 17 decem-ber 1996 houdende tijdelijke en gedeeltelijkeuitvoering van artikel103 van de Grondwet.

** *

In de ochtend van 25 november 1997 heeft debijzondere commissie beslist mevrouw Liekendael,procureur-generaal bij het Hof van Cassatie, op-nieuw te horen. Zij heeft de vragen van de ledenbeantwoord. Tijdens dat onderhoud kwam vooral derol aan bod van de Kamer van volksvertegenwoordi-gers bij de tenuitvoerlegging van artikel 103 van deGrondwet en van de wet van 17 december 1996 (ziehieronder, III - Beoordeling).

- Tijdens de namiddagvergadering werd eerst deheer Coëme gehoord, die werd bijgestaan door zijnraadslieden, meester Vanderveeren en meester Tas-sin. Zij hebben verklaard dat de nieuwe stukken diehen waren bezorgd, allemaal gunstig waren voor deheer Coëme, inzonderheid de ondervragingvan gene-raal Charlier. Een nota van verdediging werd inge-diend.

De bijzondere commissie heeft vervolgens beraad-slaagd over het vervolg van haar werkzaamheden.Nadat verscheidene leden een verzoek in die zinhadden gedaan, heeft de commissievoorzitter, bijbriefvan 25 november 1997, aan procureur-generaalLiekendael gevraagd om haar vordering van 31 okto-ber 1997 te bevestigen, doch opgesteld overeenkom-stig de voor de onderzoeksgerechten gangbare wijze.

** *

Bij briefvan 26 november 1997 heeft mevrouwLiekendael op dat verzoek geantwoord. Haar vorde-ring werd zonder verwijl aan de leden en aan de heerCoëme bezorgd.

[ 5 ] - 1303Il - 97 / 98

24 novembre 1997. A l'issue de la consultation par lesmembres de ces dernières pièces, il fut constaté quecinq pages de l'une des deux copies avaient disparu.

Ce 18 novembre 1997 également, Mme le procu-reur général a transmis la note complémentaire de-mandée le 13 novembre 1997. Cette note fut commu-niquée aux membres de la commission et à M. Coëmele 19 novembre 1997.

** *

- En date du 24 novembre 1997, M. Coëme ademandé d'avoir la copie de certaines pièces relativesà MM. Dewinne et Charlier. Conformément à l'arti-cle 4, § 2 de la loi du 17 décembre 1996 portantexécution temporaire et partielle de l'article 103 de laConstitution, ces copies lui furent remises le 25 no-vembre 1997.

** *

Le 25 novembre 1997, au matin, la commissionspéciale a décidé de réentendre le procureur généralprès la Cour de cassation, Mme Liekendael. Celle-ci arépondu aux questions des membres. Cet entretien aprincipalement porté sur le rôle de la Chambre desreprésentants dans le cadre de l'application de l'arti-cle 103 de la Constitution et de la loi du 17 décembre1996 (cf. infra, III - Appréciation).

- La réunion de l'après-midi fut tout d'abord con-sacrée à l'audition de M. Coëme assisté de ses con-seils, Mes Vanderveeren et Tassin. Ils ont fait valoirque les nouvelles pièces qui ont été mises à leurdisposition étaient toutes favorables à M. Coëme,particulièrement l'audition du général Charlier. Unenote de défense a été déposée.

La commission spéciale a ensuite délibéré sur lasuite de ses travaux. Devant la demande de plusieursmembres, le président de la commission a, par lettredu 25 novembre 1997, demandé à Mme le procureurgénéral Liekendael de confirmer ses réquisitions du31 octobre 1997 mais en les rédigeant d'une manièreanalogue à celle qui est traditionnellement utiliséedevant les juridictions d'instruction.

** *

- Le 26 novembre 1997, Mme Liekendael a ré-pondu par lettre à cette demande. Son réquisitoirefut immédiatement transmis aux membres et àM. Coëme.

Page 6: Belgische Kamer Chambre des Représentants de Belgique · 2010. 12. 8. · Didier REYNDERS TABLE DES MATIERES Blz. Page 2 I. - INTRODUCTION . 2 3 II. - EXAMEN . 3 6 III. - APPRECIATION

- 1303 / 1-97 / 98

Nog diezelfde dag heeft de heer Coëme de commis-sieleden een nota doen toekomen.

** *

De bijzondere commissie was van oordeel dat ze opdat ogenblik geen andere onderzoeksdaden diende teverrichten. Ze heeft haar vergadering van 26 novem-ber 1997 derhalve aan haar beraadslaging gewijd.

In dat verband zij er aan herinnerd dat de bijzon-dere commissie zich niet over de grond van de zaakheeft uit te spreken. Zij behoort alleen na te gaan ofer aanwijzingen zijn van een misdrijfmet betrekkingtot de feiten waarover het gerechtelijk onderzoekwerd gevoerd.

Tot slot heeft de bijzondere commissie besloteneen geheime stemming te houden en de preciezestemuitslag niet mee te delen, tenzij de stemmingeen eenparige stemuitslag zou opleveren.

III. - BEOORDELING

1. Draagwijdte van artikel4 van de wet van17 december 1996 houdende tijdelijke en ge-deeltelijke uitvoering van artikel 103 van deGrondwet, gewijzigd bij de wet van 28 februari1997

a) Volledigheid van het onderzoek

Allereerst dient het bepaalde van artikel 4, § 1, inherinnering te worden gebracht: « Wanneer het on-derzoek is voltooid, zendt de in artike12, § 2, bedoelderaadsheer in het Hof van Cassatie zijn verslag naarde procureur-generaal bij het Hof van Cassatie, diehet, samen met zijn vordering, naar de Kamer vanvolksvertegenwoordigers overzendt. »

Mevrouw Liekendael heeft op 13 november 1997tijdens haar onderhoud met de bijzondere commissiegepreciseerd dat in verband met de heer Coëme en de« Carapace »-overeenkomst, het onderzoek is vol-tooid.

Zij heeft tevens meegedeeld dat tijdens een vorigonderhoud met de voorzitter van de Kamer en met deminister van Justitie, de wet in die zin werd uitge-legd dat, in geval er terzake geen toereikende ele-menten zijn, de procureur-generaal bij het Hof vanCassatie een dossier mag seponeren zonder de Ka-mer van volksvertegenwoordigers te vatten. Zo bij-voorbeeld werd het onderzoek afgesloten in verbandmet de gunning van de aankoop van de zogenaamde« Mirsip »aan de firma Electronique Serge Dassault.Mevrouw de procureur-generaal heeft beslist geengevolg te geven aan die dossiers omdat er ten opzich-te van de heren Claes, Coëme, Moureaux en Van derBiest onvoldoende aanwijzingen waren. Zulks is niethet geval voor de heer Coëme in verband met deaankoop van de zogenaamde . Carapace »,

[ 6 ]

Le même jour, M. Coëme a fait parvenir une noteaux membres de la commission.

** *

La commission spéciale a estimé qu'à ce moment,elle ne devait pas accomplir d'autres actes d'instruc-tion. Elle a dès lors consacré sa réunion du 26 novem-bre 1997 à ses délibérations.

Il y a lieu de rappeler à cet égard qu'il n'appartientpas à la commission spéciale de se prononcer sur lefond de l'affaire. Elle doit seulement examiner s'ilexiste des indices d'infraction en ce qui concerne lesfaits qui ont fait l'objet de l'instruction judiciaire.

Elle a enfin décidé de procéder par vote secret et dene pas communiquer le résultat chiffré du vote saufen cas d'unanimité.

III. - APPRECIATION

1. Portée de l'article 4 de la loi du 17 décem-bre 1996 portant exécution temporaire et par-tielle de l'article 103 de la Constitution, modi-fiée par la loi du 28 février 1997

a) Caractère complet de l'instruction

Il échet de rappeler tout d'abord les termes del'article 4, § 1er: « Quand l'instruction est complète, leconseiller à la Cour de cassation visé à l'article 2, § 2,communique son dossier au procureur général prèsla Cour de cassation, qui le transmet à la Chambredes représentants, accompagné de son réquisitoire. »

Lors de son entretien avec la commission le 13 no-vembre 1997, Mme Liekendael a eu l'occasion depréciser qu'en ce qui concerne M. Coëme et le marché« Carapace », l'instruction était complète.

Elle a également communiqué que lors d'un précé-dent entretien avec le président de la Chambre et leministre de la Justice, la loi avait été interprétée ence sens qu'en cas d'absence d'éléments suffisants leprocureur général près la Cour de cassation pouvaitclasser sans suite un dossier sans saisir la Chambredes représentants. Ainsi, en ce qui concerne l'attribu-tion du marché dit « Mirsip » conclu avec la sociétéElectronique Serge Dassault, l'instruction a été clô-turée. N'ayant pas d'indices suffisants en ce qui con-cerne MM. Claes, Coëme, Moureaux et Van derBiest, Mme le procureur général a classé sans suiteces dossiers. Tel n'est pas le cas de M. Coëme dans lemarché « Carapace »,

Page 7: Belgische Kamer Chambre des Représentants de Belgique · 2010. 12. 8. · Didier REYNDERS TABLE DES MATIERES Blz. Page 2 I. - INTRODUCTION . 2 3 II. - EXAMEN . 3 6 III. - APPRECIATION

Het onderzoek met betrekking tot gewezen minis-ter Wathelet is nog in behandeling bij de heerF. Fischer, raadsheer in het Hof van Cassatie. Inzoverre er voldoende aanwijzingen worden ontdekt,is het niet uitgesloten dat bij de Kamer van volksver-tegenwoordigers dossiers betreffende andere minis-ters aanhangig worden gemaakt.

b) Mededeling van het dossier aan de Kamer vanvolksvertegenwoordigers

- Toen mevrouw de procureur-generaal op 12 en13 november 1997 werd gehoord, heeft zij de gelegen-heid gehad te preciseren dat het integrale dossier terbeschikking van de Kamer van volksvertegen woordi-gers was. De leden krijgen inzage van het hele dos-sier, dat bestaat uit 227 dozen. Zelf heeft zij alsbijlage bij haar verslag alleen die stukken opgeno-men die de in haar vordering vermelde aanwijzingenstaven.

- Toen de heer Coëme en zijn raadslieden op 12en 25 november 1997 werden gehoord, brachten zekritiek uit op die beperkte en volgens hen partijdigeoverzending van het dossier.

c) Formulering van de vordering

Tijdens het onderhoud met mevrouw de procu-reur-generaal op 12 en 25 november 1997 heeft eenlid aangestipt dat de in haar vordering opgenomenkwalificatie vrij elliptisch was.

Hij heeft derhalve gevraagd dat die vordering zouworden geredigeerd overeenkomstig de voor de on-derzoeksgerechten gangbare wijze. De procureur-ge-neraal dient immers de in het gemeen recht toege-paste vormvereisten in acht te nemen die door hetgebruik nader worden bepaald. Zo niet komt de pro-cedure hem onregelmatig voor omdat een feit maarkan worden beoordeeld als bekend is welke kwalifi-catie het heeft gekregen,

Mevrouw Liekendael heeft geantwoord dat arti-kel 4 van de wet van 17 december 1996 geenszinsbepaalt aan welke vormvereisten de vordering moetbeantwoorden. Die vordering moet alleen de puntenvan inbeschuldigingstelling bevatten. Zij heeft overi-gens de formulering overgenomen die voorheen doorhaar voorganger waren gehanteerd. De wet van17 december 1996 heeft daaraan niets gewijzigd.

De Brusselse Hoofdstedelijke Raad heeft er overi-gens mee ingestemd dat het verzoek niet hoefde tezijn geredigeerd als een vordering voor een onder-zoeksgerecht.

Mevrouw Liekendael heeft voorts verklaard dathoewel haar verslag alle vereiste gegevens bevat, zijbereid was haar vordering anders op te stellen,mocht zulks de wens van de bijzondere commissiezijn.

** *

[ 7 ] - 1303Il - 97 / 98

L'enquête concernant l'ancien ministre M. Wathe-let est encore pendante devant le conseiller à la Courde cassation F. Fischer. Il n'est pas exclu que laChambre des représentants soit saisie de dossiersconcernant d'autres ministres si des indices suffi-sants devaient apparaître.

b) Communication du dossier à la Chambre desreprésentants

- Au cours de ses entretiens des 12 et 13 novem-bre 1997, Mme le procureur général a eu l'occasion depréciser que l'entièreté du dossier se trouvait à ladisposition de la Chambre des représentants. Lesmembres peuvent avoir accès à tout le dossier compo-sé de 227 cartons. Pour sa part, elle a uniquementtransmis en annexe de son rapport les pièces surlesquelles les indices relevés dans son réquisitoire sefondent.

- Lors de ses auditions des 12 et 25 novembre1997, M. Coëme et ses conseils ont critiqué cettetransmission limitée et selon eux, partiale du dos-sier.

c) Formulation du réquisitoire

Lors des entretiens avec Mme le procureur généralles 12 et 25 novembre 1997, un membre a fait obser-ver que la qualification qu'elle avait retenue dans sonréquisitoire était assez elliptique.

Il demande dès lors que celui-ci soit rédigé d'unemanière analogue à celle qui est utilisée traditionnel-lement devant les juridictions d'instruction. Le pro-cureur général doit en effet respecter les formes dudroit commun qui sont précisées par les usages. Adéfaut, la procédure lui paraît irrégulière étant don-né qu'il n'est possible d'apprécier un fait qu'en con-naissant la qualification qui lui a été donnée.

Mme Liekendael a répondu que la loi du 17 décem-bre 1996 en son article 4 ne précisait nullement laforme que le réquisitoire devait adopter. Celui-ci doituniquement comprendre les chefs d'inculpation. Ellea par ailleurs repris la formulation qui avait étéprécédemment utilisée par son prédécesseur. La loidu 17 décembre 1996 n'a apporté aucune modifica-tion à ce propos.

Le Conseil régional bruxellois a pour sa part admisque la demande ne devait pas être formulée commeun réquisitoire devant la juridiction d'instruction.

Bien que son rapport contienne tous les élémentsrequis, Mme Liekendael s'est déclarée disposée àréécrire son réquisitoire, si tel était le souhait de lacommission.

** *

Page 8: Belgische Kamer Chambre des Représentants de Belgique · 2010. 12. 8. · Didier REYNDERS TABLE DES MATIERES Blz. Page 2 I. - INTRODUCTION . 2 3 II. - EXAMEN . 3 6 III. - APPRECIATION

- 1303 / 1 - 97 / 98

Ten gevolge van die verklaringen heeft de bijzon-dere commissie op 25 november 1997 van gedachtengewisseld over de vorm die de vordering moest aan-nemen.

Een lid herhaalt zijn verzoek dat mevrouw deprocureur-generaal haar tenlasteleggingen ten op-zichte van de heer Coëme op de gebruikelijke wijzezou redigeren.

Volgens een ander lid vormt een dergelijk verzoekeen bijkomende voorwaarde, die niet is vervat inartikel4 van de wet van 17december 1996. Hij verzetzich evenwel niet tegen een dergelijk verzoek.

Een derde spreker ziet niet in waarom die bijko-mende vormvereiste wordt gesteld. De vordering,zoals mevrouw de procureur-generaal ze heeft gere-digeerd, voldoet aan het bepaalde in de wet van17 december 1996.

Een lid is het daar niet mee eens en memoreert datbij de parlementaire voorbereiding van de wet van17 december 1996 werd gepreciseerd dat terzake hetgemeen recht moest gelden.

In verband met het ter tafelliggende verslag stipthij aan dat het onvoldoende precies is inzake detenlastelegging van corruptie in hoofde van de heerCoëme.

Een rapporteur merkt op dat, mocht het gemeenrecht van toepassing zijn, de procureur-generaalookvoor de Kamer van volksvertegenwoordigers zoumoeten verschijnen zo de zaak wordt geseponeerd.De vraag rijst dan ook of de wet van 17 december1996 zomoet worden uitgelegd dat de vordering vande procureur-generaal aan een vormvereiste moetvoldoen. Hij brengt allereerst in herinnering dat inverband met de zaken die de Kamer in het verledente behandelen kreeg, een dergelijke vormvereistenooit werd gesteld. Wat voorts het gemeen rechtbetreft, is er geen enkele wettelijke bepaling die eendergelijke vormvereiste oplegt; vorderingen nemenvaak uiteenlopende vormen aan. Tot slot verklaarthij dat alle gegevens waarover de bijzondere commis-sie moet kunnen beschikken, volgens hem zijn vervatin het verslag van mevrouw de procureur-generaal.Daarenboven gaat een zo ruim mogelijk dossier alsbijlage bij het verslag.

Dat neemt niet weg dat hij zich niet verzet tegenhet verzoek dat door verscheidene leden wordt gefor-muleerd.

Tot besluit van die gedachtewisseling verzoekt devoorzitter de procureur-generaal bij het Hofvan Cas-satie om haar vordering anders te formuleren, over-eenkomstig de voor de gewone rechtbanken gangba-re wijze.

Uw rapporteurs en meerdere leden verklaren datdie nieuwe formulering niets verandert aan het ver-slag van de procureur-generaal van 31 oktober 1997.

[ 8 ]

Suite à ces déclarations, un échange de vues quantà la forme que le réquisitoire devait adopter, a eu lieuen commission le 25 novembre 1997.

Un membre a reformulé sa demande que Mme leprocureur général libelle selon les usages, les préven-tions qu'elle met à charge de M. Coëme.

Un autre membre estime qu'une telle demandeconstitue une condition supplémentaire qui ne figurepas à l'article 4 de la loi du 17 décembre 1996. Il ne s'yoppose néanmoins pas.

Un troisième intervenant ne voit aucune raison dedemander ce formalisme supplémentaire. Le réquisi-toire tel que rédigé par Mme le procureur généralrépond aux exigences légales de la loi du 17 décembre1996.

Un membre ne partage pas cet avis. Il rappelle quelors des travaux préparatoires de la loi du 17 décem-bre 1996, il a été précisé que le droit commun devaittrouver à s'appliquer.

En ce qui concerne le présent rapport, il relève sonmanque de précision en ce qui concerne la préventionde corruption dans le chef de M. Coëme.

Un rapporteur fait remarquer que si le droit com-mun devait être appliqué, le procureur général de-vait également venir devant la Chambre des repré-sentants en cas de classement sans suite. Laquestion qui se pose dès lors est de savoir s'il fautinterpréter la loi du 17 décembre 1996 par l'exigenced'une forme au réquisitoire du procureur général. Ilrappelle tout d'abord que dans les précédentes affai-res que la Chambre a eu à traiter, ce formalisme n'ajamais été demandé. Par ailleurs, en droit commun,ce formalisme ne repose sur aucune disposition léga-le et est souvent variable. Enfin, tous les élémentsnécessaires à la commission lui paraissent se trouverdans le rapport de Mme le procureur général, cedernier étant accompagné d'un dossier le plus largepossible.

Néanmoins, il ne s'oppose pas à la demande formu-lée par plusieurs membres.

En conclusion de cet échange de vues, le présidenta demandé au procureur général près la Cour decassation de rédiger une nouvelle formulation de sonréquisitoire en fonction de la pratique existant de-vant les juridictions ordinaires.

Vos rapporteurs et plusieurs membres considèrentque cette nouvelle formulation ne modifie en rien lerapport du procureur général du 31 octobre 1997.

Page 9: Belgische Kamer Chambre des Représentants de Belgique · 2010. 12. 8. · Didier REYNDERS TABLE DES MATIERES Blz. Page 2 I. - INTRODUCTION . 2 3 II. - EXAMEN . 3 6 III. - APPRECIATION

[ 9 ] - 1303Il - 97 / 98

d) RoI van de Kamer van volksvertegenwoordigers d) Rôle de la Chambre des représentants

Artikel 103, in limine, van de Grondwet luidt alsvolgt :

« De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft hetrecht ministers in beschuldiging te stellen en hen tebrengen voor het Hof van Cassatie. »,

Artikel 4, § 2 van de wet van 17 december 1996houdende tijdelijke en gedeeltelijke uitvoering vanartikel 103 van de Grondwet bepaalt onder meer:

« De Kamer van volksvertegenwoordigers doet uit-spraak over het verslag van de in artikel 2, § 2, be-doelde raadsheer, op vordering van de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie en na de ministerdan wel zijn raadsman in zijn conclusies te hebbengehoord. »,

Met betrekking tot de libellering van artikel 4, § 2van de wet van 17 december 1996, stelt de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie vast dat de Kamervan volksvertegenwoordigers zich heeft aangeslotenbij het destijds uitgebrachte advies van de Raad vanState en derhalve een parallellisme heeft willen totstand brengen tussen de bevoegdheden van de Ka-mer bij de inbeschuldigingstelling van ministers,enerzijds, en de bevoegdheden van een kamer vaninbeschuldigingstelling in het gemeen recht, ander-zijds. Hierbij zij opgemerkt dat, krachtens art.i-kel 235 van het Wetboek van Strafvordering, eenkamer van inbeschuldigingstelling de volheid vanonderzoeksbevoegdheid bezit.

In de optiek van de procureur-generaal bestaat derol van de Kamer er in te beoordelen of een haarovergemaakt verslag met betrekking tot een voltooidonderzoek inzake een minister, voldoende bezwarenten laste van de betrokkene bevat teneinde de beslis-sing van de procureur-generaal bij het Hof van Cas-satie om de zaak niet zonder gevolg te klasseren, terechtvaardigen. Om deze beoordeling mogelijk temaken, stelt de procureur-generaal het volledigedossier ter beschikking van de Kamer. De vorderingtot inbeschuldigingstelling van de procureur-gene-raal dient evenwel enkel gestaafd te worden doorvoldoende aanwijzingen uit het dossier, die een inbe-schuldigingstelling zouden kunnen rechtvaardigen.

Het staat de Kamer vervolgens vrij te oordelen ofde door de procureur-generaal weerhouden aanwij-zingen al dan niet voldoende ernstig zijn, hetgeen -naargelang van het geval - leidt tot de verwijzingnaar het Hofvan Cassatie oftot de buitenvervolging-stelling van de betrokken minister.

** *

Van hun kant zijn de raadslieden van de heerCoëme van oordeel dat de Kamer van volksvertegen-woordigers als een volwaardig onderzoeksgerechtoptreedt, dat zowel met de elementen ten laste alsmet de elementen ten gunste van betrokkene reke-ning dient te houden.

L'article 103, in limine, de la Constitution disposeque:

«La Chambre des représentants a le droit d'accu-ser les ministres et de les traduire devant la Cour decassation. »,

L'article 4, § 2, de la loi du 17 décembre 1996portant exécution temporaire et partielle de l'arti-cle 103 de la Constitution dispose notamment que:

« La Chambre des représentants statue sur le rap-port du conseiller visé à l'article 2, § 2, sur réquisitiondu procureur général près la Cour de cassation etaprès avoir entendu le ministre ou son conseil dansses conclusions. »,

En ce qui concerne le libellé de l'article 4, § 2, de laloi du 17 décembre 1996, Mme le procureur généralprès la Cour de cassation constate que la Chambredes représentants s'est ralliée à l'avis rendu à l'épo-que par le Conseil d'Etat et a dès lors voulu instaurerun parallélisme entre les compétences de la Chambreen ce qui concerne l'accusation de ministres, d'unepart, et les compétences que le droit commun confèreà une chambre des mises en accusation, d'autre part.On notera à cet égard qu'en vertu de l'article 235 duCode d'instruction criminelle, une chambre des mi-ses en accusation possède la plénitude des compéten-ces en matière d'instruction.

Dans l'optique du procureur général, le rôle de laChambre consiste à apprécier si le rapport qui lui aété transmis au sujet d'une instruction complète con-cernant un ministre contient à l'encontre de celui-cides charges suffisantes pour justifier la décision duprocureur général près la Cour de cassation de ne pasclasser l'affaire sans suite. Afin de permettre à laChambre de se forger une opinion, le procureur géné-ral près la Cour de cassation met l'intégralité dudossier à la disposition de la Chambre. La demandede mise en accusation formulée par le procureurgénéral ne doit toutefois être étayée que par desindices suffisants contenus dans le dossier et suscep-tibles de justifier l'accusation de l'intéressé.

Il appartient ensuite à la Chambre d'apprécier siles indices retenus par le procureur général sontsuffisamment graves, à la suite de quoi ou bien leministre concerné est renvoyé devant la Cour decassation, ou bien il bénéficie d'un non-lieu.

** *

Les conseils de M. Coëme estiment, pour leur part,que la Chambre des représentants agit en tant quejuridiction d'instruction à part entière et qu'elle doitdès lors tenir compte des éléments tant à charge del'intéressé qu'à décharge.

Page 10: Belgische Kamer Chambre des Représentants de Belgique · 2010. 12. 8. · Didier REYNDERS TABLE DES MATIERES Blz. Page 2 I. - INTRODUCTION . 2 3 II. - EXAMEN . 3 6 III. - APPRECIATION

- 1303 / 1-97 / 98

Het is vanuit dit oogpunt onbegrijpelijk dat deProcureur-generaal bij het Hof van Cassatie, in deoorspronkelijk aan de Kamer overgezonden stukken,bepaalde documenten ten gunste van de heer Coëmeniet heeft weerhouden, inzonderheid een verhoorvan generaal Charlier.

De vaststelling dat de Kamer van volksvertegen-woordigers optreedt als een onderzoeksgerecht, heeftbepaalde gevolgen :

«Zouiel uit de wet van 17 december 1996, die eenware jurisdictionele procedure instelt, als uit de wet-telijke bepalingen ter bescherming van elke rechtzoe-kende en uit de rechtspraak van het Hof van Cassatie,kan thans worden geconcludeerd dat de in artikel 4,§2, bedoelde procedure maar in overeenstemming zalzijn met het begrip « billijk geding » mits onverkortwordt gewaarborgd dat een contradictoire proceduremogelijk is;

Zo de verdediging in voorkomend geval niet aan-wezig mag zijn bij de uiteenzetting door de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie en meer in hetalgemeen op elke vergadering terzake (behalve deberaadslaging) van de Kamer van volksvertegen-woordigers, dan ware het onmogelijk die verdediginguit te oefenen, ofschoon daarin wordt voorzien door debepalingen inzake strafprocedure, die voor elke recht-zoekende gelden;

Tot slot rechtvaardigen de principes inzake nauw-gezette uitlegging van de teksten omtrent het straf-recht en de wettelijkheid van de strafprocedure (zie deartikelen 12 en 14 van de Grondwet, alsmede arti-kel 6.2 van het Europees Verdrag tot bescherming vande rechten van de mens en de fundamentele vrijhe-den) dat met aandrang wordt gewezen op het bepaal-de in artikel 4, §2, van de wet van 17 december 1996,die terzake bevoegdheid verleent aan de Kamer vanvolksvertegenwoordigers;

Krachtens de wet behoort de procedure voor deKamer te verlopen, maar ze bepaalt niet dat een com-missie moet optreden; de rechtszekerheid zou geens-zins gediend zijn met een pretoriaanse procedure, ofzelfs met een procedure die is overgenomen uit eenintern reglement van de Kamer;

Het komt de Kamer immers niet toe bij wege vanhet reglement af te wijken van wat de wet ondubbel-zinnig heeft bepaald; » (Memorie van de verdedigingvan 12 november 1997).

** *

Wat het laatste door de verdediging aangehaaldepunt betreft, is de commissie van oordeel dat zij enkeleen voorbereidend werk levert voor de plenaire ver-gadering die de uiteindelijke beslissing met betrek-king tot de vordering van de Procureur-generaaltreft. Het staat de Kamer van volksvertegenwoordi-gers overigens vrij de wijze te bepalen waarop zijhaar bevoegdheden uitoefent (artikel 60 van deGrondwet).

[ 10]

De ce point de vue, il est incompréhensible queMme le procureur général près la Cour de cassationn'ait pas retenu, parmi les pièces transmises initiale-ment à la Chambre, certains documents à déchargede M. Coëme, et plus particulièrement, une auditiondu général Charlier.

La constatation que la Chambre des représentantsagit en tant que juridiction d'instruction a certainesconséquences :

«Tant la loi du 17 décembre 1996 qui organise unevéritable procédure juridictionnelle, que les exigenceslégales qui protègent tout justiciable, et la jurispru-dence de la Cour de cassation permettent à présent deconclure que la procédure décrite à l'article 4 §2 nesera conforme à la notion de procès équitable, qu'àcondition que la contradiction soit parfaitement assu-rée;

Privée, le cas échéant du droit d'assister à l'exposédu procureur général près la Cour de cassation, et demanière générale à toute audience de la Chambre desreprésentants autre que la délibération, la défense neserait pas en mesure de s'exercer, comme le prévoientles règles de procédure pénale appliquées à tout justi-ciable;

Enfin, les principes d'interprétation stricte des tex-tes pénaux et de légalité de la procédure pénale (voirarticles 12 et 14 de la Constitution, et article 6.2 de laConvention européenne de sauvegarde des droits del'homme et des libertés fondamentales) justifient quesoit soulignée la règle inscrite à l'article 4, § 2 de la loidu 17 décembre 1996, qui donne compétence à laChambre des représentants;

La loi a voulu que la procédure se déroule devant laChambre, sans qu'elle ait envisagé l'interventiond'une commission; la sécurité juridique ne s'accom-moderait guère d'une pratique prétorienne, voiremême calquée sur un règlement interne de la Cham-bre;

En effet, il n'appartient pas à la Chambre de déro-ger, par règlement, à ce que la loi a prévu, sansambiguïté; » (Note de défense du 12 novembre 1997).

** *

En ce qui concerne le dernier point soulevé par ladéfense, la commission estime qu'elle effectue sim-plement un travail préparatoire à l'intention de l'as-semblée plénière, qui prendra la décision définitive àpropos de la demande du procureur général. Il appar-tient d'ailleurs à la Chambre des représentants dedéterminer le mode suivant lequel elle exerce sesattributions (article 60 de la Constitution).

Page 11: Belgische Kamer Chambre des Représentants de Belgique · 2010. 12. 8. · Didier REYNDERS TABLE DES MATIERES Blz. Page 2 I. - INTRODUCTION . 2 3 II. - EXAMEN . 3 6 III. - APPRECIATION

Met betrekking tot de rol van de Kamer van volks-vertegenwoordigers bestaan in de commissie ver-schillende opvattingen:

- Een lid betreurt dat de commissie hierover nietheeft beslist bij de aanvang van haar werkzaamhe-den.

- Sommige leden menen dat het de bedoeling vande wetgever was de Kamer op het einde van eenlastens een minister gevoerd onderzoek, als een vol-waardig onderzoeksgerecht te laten optreden: ditimpliceert onder meer de kennisname van het volle-dige dossier (met argumenten ten laste en ten gunstevan de betrokken minister) en een contradictoir de-bat tussen aanklager en verdediging.

Een lid geeft weliswaar toe dat men de bevoegd-heden van de Kamer inzake inbeschuldigingstellingheeft willen aligneren op deze van de onderzoeksge-rechten uit het gemeen recht, doch dat er toch ookwezenlijke verschillen zijn:

* de zaak wordt niet bij de Kamer aanhangiggemaakt in geval van seponering van een dossierdoor de procureur-generaal, zelfs indien deze onder-zoeksdaden heeft gevorderd;

* een bijzondere Commissie pleegt voorbereidendwerk voor de plenaire vergadering van de Kamer,terwijl zulke werkwijze ondenkbaar is voor een on-derzoeksgerecht.

- Een ander lid is de mening toegedaan dat deKamer enkel een marginaal toetsingsrecht bezit,waardoor ze kan nagaan of een onderzoek lastenseen minister niet enkel op politieke motieven geba-seerd is.

- Nog andere leden menen ten slotte dat de Ka-mer een « sui generis» rol van quasi-jurisdictioneleaard vervult, zodat zowel de algemene rechtsbegin-selen als de rechten van de verdediging dienen teworden gewaarborgd.

Dit laatste is voldoende in acht genomen door deheer Coëme en zijn raadslieden de mogelijkheid tegeven zich te verweren tegen de vordering van deprocureur-generaal bij het Hofvan Cassatie.

** *

De wet van 17 december 1996 bepaalt zowel debevoegdheden van de bijzondere commissie als deprocedure die ze gemachtigd is te volgen.

Op grond van wat bij de parlementaire voorberei-ding van die wet is gesteld (zie Stuk n" 832/5-96/97),zijn de leden van oordeel dat de bijzondere commissiemaximaal alle bevoegdheden van een onderzoeksge-recht mag uitoefenen, zonder dat ze al die bevoegdhe-den ook daadwerkelijk moet uitoefenen.

Diezelfde redenering geldt ook voor de procedure,maar de bijzondere commissie moet de problemengeval per geval behandelen, zonder dat zulks haarbeslissingsbevoegdheid in het gedrang brengt.

[ 11 ] - 1303 Il - 97 / 98

En ce qui concerne le rôle de la Chambre desreprésentants, la commission est partagée entre desconceptions divergentes :

- Un membre déplore que la commission n'a passtatué à ce propos dès le début de ses travaux.

- Certains membres estiment que l'intention dulégislateur était de confier à la Chambre un rôle dejuridiction d'instruction à part entière au termed'une enquête menée à charge d'un ministre : celaimplique notamment que la Chambre prenne con-naissance de l'ensemble du dossier (y compris desarguments à charge et à décharge du ministre con-cerné) et organise un débat contradictoire entre l'ac-cusation et la défense.

Un membre admet certes que l'on a voulu alignerles compétences de la Chambre en matière d'accusa-tion sur celles des juridictions d'instruction de droitcommun, mais ajoute qu'il existe quand même desdifférences substantielles :

* la Chambre n'est pas saisie en cas de classementsans suite d'un dossier par le procureur général,même lorsque celui-ci a requis des actes d'instruc-tion;

* alors qu'une commission spéciale effectue untravail préparatoire à l'intention de l'assemblée plé-nière de la Chambre, il est inconcevable qu'une juri-diction d'instruction adopte une telle méthode detravail.

- Un autre membre estime que la Chambre dis-pose seulement d'un droit de contrôle marginal, quilui permet de vérifier si une enquête ouverte à charged'un ministre n'est pas inspirée uniquement par desmotifs politiques.

- D'autres membres estiment enfin que la Cham-bre a un rôle « sui generis» de nature quasi juridic-tionnelle, de sorte qu'il convient de garantir le res-pect tant des principes généraux de droit que desdroits de la défense.

La commission a suffisamment veillé au respect deces derniers en permettant à M. Coëme et à sesconseils de se défendre contre la requête du procu-reur général près la Cour de cassation.

** *

La loi du 17 décembre 1996 détermine tant lescompétences de la commission que la procédurequ'elle peut suivre.

Sur base des travaux préparatoires de cette loi(Doc. n° 832/5-96/97), les membres sont d'avis que lacommission spéciale peut exercer au maximum tou-tes les compétences d'une juridiction d'instructionsans nécessairement devoir faire usage de toutes cescompétences.

La même analogie s'applique en matière de procé-dure mais il appartient à la commission de régler lesincidents cas par cas sans que cela ne limite sespossibilités de décisions.

Page 12: Belgische Kamer Chambre des Représentants de Belgique · 2010. 12. 8. · Didier REYNDERS TABLE DES MATIERES Blz. Page 2 I. - INTRODUCTION . 2 3 II. - EXAMEN . 3 6 III. - APPRECIATION

- 1303 / 1-97 / 98

2. Begrip« aanwijzingen »

De procureur-generaal preciseert dat zij het inhaar nota enkel heeft over aanwijzingen en niet overbezwaren of bewijzen.

Het behoort immers tot de taak van het openbaarministerie om, tijdens een voorbereidend onderzoek,aanwijzingen te verzamelen die een vordering totinbeschuldigingstelling kunnen staven.

Het onderzoeksgerecht dient over bezwaren te be-schikken om een verwijzing naar het vonnisgerechtte verantwoorden.

De rechter ten gronde ten slotte oordeelt of de aanhem voorgelegde feiten bewezen zijn, na een onder-zoek ter zitting, dat contradictoir en openbaar is.

Het gebruik van de term « aanwijzingen » is ookgerechtvaardigd wegens het vermoeden van on-schuld van de heer Coëme (artikel 6.2 van het Euro-pees Verdrag tot bescherming van de rechten van demens en de fundamentele vrijheden).

** *

De raadslieden van de heer Coëme wijzen er op datgeen verwijzing naar de rechter ten gronde mogelijkis op basis van loutere aanwijzingen.

Een verwijzingsbeslissing veronderstelt immersdat bezwaren aanwezig zijn (artikelen 127 en 128van het Wetboek van Strafvordering).

Blijkens rechtspraak van het Hof van Cassatie ishet daarenboven noodzakelijk te toetsen of het gaatom voldoende bezwaren. Men dient vast te stellendat in het verslag van de Procureur-generaal bij hetHofvan Cassatie enkel sprake is van aanwijzingen.

Het is tenslotte onontbeerlijk zowel aanwijzingenten gunste als aanwijzingen ten laste van de heerCoëme in aanmerking te nemen.

IV. - BERAADSLAGING

De bijzondere commissie heeft een grondige be-raadslaging gewijd aan de aanwijzingen waarop me-vrouw de procureur-generaal heeft gewezen en dievolgens haar voldoende zwaarwichtig zijn om eenbeslissing tot verwijzing te wettigen.

De bijzondere commissie heeft bij haar beraadsla-ging de indeling gevolgd die mevrouw de procureur-generaal in haar verslag heeft gehanteerd, te weten:

- druk uitgeoefend door het kabinet om de keuzeom te buigen ten gunste van de Franse maatschappijESD;

- feitelijke beperking van de controleorganen inde uitvoering van hun taken;

de storting van verborgen commissies;coïncidenties van data;de verklaringen van de heer Coëme.

** *

[ 12 ]

2. Notion d'« indices»

Mme le procureur général precise que dans sanote, il est uniquement question d'indices et non decharges ou de preuves.

Il incombe en effet au ministère public de réunir,au cours d'une instruction préparatoire, des indicesde nature à étayer une demande de mise en accusa-tion.

La juridiction d'instruction doit disposer de griefsjustifiant un renvoi devant la juridiction de juge-ment.

Enfin, c'est le juge du fond qui apprécie si les faitsqui lui sont soumis sont prouvés, après une instruc-tion à l'audience, qui est contradictoire et publique.

L'emploi du terme « indices» se justifie égalementpar la présomption d'innocence de M. Coëme (arti-cle 6.2 de la Convention européenne de sauvegardedes droits de l'homme et des libertés fondamentales).

** *

Les conseils de M. Coëme soulignent qu'il n'est paspossible de renvoyer devant le juge du fond sur labase de simples indices.

Une décision de renvoi suppose en effet l'existencede charges (articles 127 et 128 du Code d'instructioncriminelle).

Selon la jurisprudence de la Cour de cassation, ils'impose en outre de vérifier si les charges sont suffi-santes. Il faut constater qu'il n'est question que d'in-dices dans le rapport de Mme le procureur généralprès la Cour de cassation.

Enfin, il est indispensable de prendre en considé-ration tant les indices à décharge que les indices àcharge de M. Coëme.

IV. - DELIBERATION

La commission spéciale a longuement délibéré surles indices relevés par Mme le procureur général etqualifiés par elle de suffisamment sérieux pour justi-fier une décision de renvoi.

Lors de sa délibération, la commission spéciale asuivi le schéma développé par Mme le procureurgénéral dans son rapport, à savoir:

- pressions du cabinet destinées à orienter lechoix en faveur de la société française ESD;

- limitations de fait apportées à l'accomplisse-ment des tâches des organes de contrôle;

le versement de commissions occultes;les coïncidences de dates;les déclarations de M. Coëme.

** *

Page 13: Belgische Kamer Chambre des Représentants de Belgique · 2010. 12. 8. · Didier REYNDERS TABLE DES MATIERES Blz. Page 2 I. - INTRODUCTION . 2 3 II. - EXAMEN . 3 6 III. - APPRECIATION

Alvorens de bijzondere commissie zich uitspreektover het advies dat ze aan de Kamer moet uitbren-gen, vraagt een lid of een ander lid aan de stemmingmag deelnemen; dat lid was immers afwezig toen deheer Coëme op 12 november 1997 een eerste keerwerd gehoord. Volgens hem staat die afwezigheidhaaks op het Europees Verdrag tot bescherming vande rechten van de mens en de fundamentele vrijhe-den.

Hij vraagt bijgevolg dat de bijzondere commissiezich zou uitspreken over het recht van dat lid om aande stemming deel te nemen.

Ook andere leden betreuren die afwezigheid. Zestellen evenwel dat de bijzondere commissie een ad-viesorgaan is, maar de Kamer de uiteindelijke beslis-sing neemt. Voorts bevat het Reglement van de Ka-mer geen enkele bepaling die het stemrecht van deleden van een commissie inperkt.

Het betrokken lid deelt mee uitvoerig kennis tehebben genomen van de nota's en bijlagen die door deverdediging op 12 november 1997 werden neerge-legd.

Na die gedachtewisseling neemt de bijzonderecommissie de volgende tekst aan :

« De leden van de bijzondere commissie betreurende afwezigheid van de heer Annemans gedurende deeerste hoorzitting met de heer Coëme en zijn raadslie-den, maar zijn, na eengedachtewisseling, van oordeeldat deze afwezigheid geen aanleiding kan geven tothet ontnemen van het stemrecht aan het betrokkenlid, gelet op het feit dat het Kamerreglement dit nietvoorziet. »,

V. - ADVIES

Gelet op artikel 103 van de Grondwet;Gelet op de wet van 17 december 1996 houdende

tijdelijke en gedeeltelijke uitvoering van artikel 103van de Grondwet;

Op grond van de voormelde gegevens en van alleandere in het dossier vervatte gegevens;

De bijzondere commissie, die alle andere aange-voerde wettelijke middelen afwijst, beveelt de Kamervan volksvertegenwoordigers aan te besluiten dat ervoldoende aanwijzingen zijn om de verwijzing van deheer Coëme naar het Hof van Cassatie te gelasten.Die verwijzing heeft betrekking op de strafbare fei-ten van corruptie als dader, mededader ofmedeplich-tige, alsmede van valsheid in geschrifte en gebruikvan valse stukken als dader, mededader of mede-plichtige in het raam van de gunning van de zoge-naamde . Carapace» aan de firma Electronique Ser-ge Dassault.

** *

[ 13 ] - 1303 Il - 97 / 98

Avant de se prononcer sur l'avis qu'elle a à rendreà la Chambre, un membre pose la question de savoirsi l'absence d'un autre membre lors de la premièreaudition de M. Coëme le 12 novembre 1997 l'autoriseà prendre part au vote. Il est d'avis que cette absenceest contraire à la Convention européenne de sauve-garde des droits de l'homme et des libertés fonda-mentales.

Il demande en conséquence que la commission seprononce sur son droit de vote.

Certains membres regrettent également cette ab-sence mais estiment que la commission est une ins-tance d'avis, la Chambre étant quant à elle, l'instan-ce juridictionnelle. Par ailleurs, le Règlement de laChambre ne prévoit aucune disposition limitant ledroit de vote des membres d'une commission.

Le membre concerné communique avoir pris con-naissance de manière approfondie des notes et an-nexes déposées par la défense ce 12 novembre 1997.

Suite à cet échange de vues, la commission adoptele texte suivant:

« Les membres de la commission spéciale déplorentl'absence de M. Annemans lors de la première audi-tion de M. Coëme et de ses conseils, mais estiment, àl'issue d'un échange de vue, que cette absence ne peutentraîner le retrait du droit de vote du membre inté-ressé, étant donné que le Règlement de la Chambre neprévoit pas cette possibilité. »,

V. - AVIS

Vu l'article 103 de la Constitution;Vu la loi du 17 décembre 1996 portant exécution

temporaire et partielle de l'article 103 de la Constitu-tion, modifiée par la loi du 28 février 1997;

Sur la base des données précitées et de toutesautres contenues dans le dossier;

La commission spéciale, écartant tous autresmoyens de droit invoqués, recommande à la Cham-bre des représentants de conclure qu'il existe suffi-samment d'indices pour ordonner le renvoi deM. Coëme devant la Cour de cassation. Ce renvoi viseles faits punissables de corruption comme auteur,coauteur ou complice ainsi que de faux en écritures etusage de faux comme auteur, coauteur ou complicedans le cadre de l'attribution du marché dit- Carapa-ce » conclu avec la Société Electronique Serge Das-sault.

** *

Page 14: Belgische Kamer Chambre des Représentants de Belgique · 2010. 12. 8. · Didier REYNDERS TABLE DES MATIERES Blz. Page 2 I. - INTRODUCTION . 2 3 II. - EXAMEN . 3 6 III. - APPRECIATION

- 1303 / 1-97 / 98

Het voorliggende verslag werd in beknopte vormopgesteld, inzonderheid wat punt IVbetreft, en over-eenkomstig de praktijk van de meest recente bijzon-dere commissies.

Het werd op 2 december 1997 eenparig goedge-keurd.

De rapporteurs, De voorzitter,

T. VAN PARYSD.REYNDERS

R. LANGENDRIES

[ 14 ]

Le présent rapport, en particulier en ce qui concer-ne le point IV, a été rédigé de manière synthétique etconformément à la pratique des dernières commis-sions spéciales.

Il a été approuvé à l'unanimité le 2 décembre 1997.

Les rapporteurs, Le président,

T. VAN PARYSD. REYNDERS

R. LANGENDRIES

Drukk.-Impr. SCHAUBRüECK, Nazareth - (09) 38902 11- (02) 219 0041