BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

132
174e JAARGANG 174e ANNEE N. 276 DINSDAG 3 AUGUSTUS 2004 MARDI 3 AOUT 2004 INHOUD Wetten, decreten, ordonnanties en verordeningen Federale Overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister 4 JULI 2004. — Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 december 1987 betreffende de koopvernietigende gebreken bij de verkoop of ruiling van huisdieren, bl. 58663. Federale Overheidsdienst Financiën 11 MEI 2004. — Koninklijk besluit tot bepaling van de uitgiftevoor- schriften van de loterij met biljetten, genaamd « Subito 70 », een door de Nationale Loterij georganiseerde openbare loterij, bl. 58664. Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg 22 MEI 2003. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de handel in brandstoffen van Oost-Vlaanderen, betreffende de eindejaarspremie, bl. 58668. 19 MEI 2004. — Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaar- den waaronder het gebrek aan werk wegens economische oorzaken de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden schorst voor de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het diamantzagen (PC 324.01), bl. 58669. 4 JULI 2004. — Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers, bl. 58671. 5 JULI 2004. — Koninklijk besluit waarbij aan de onderneming CON-PAC de toelating wordt verleend om sommige werknemers op zondag tewerk te stellen, bl. 58673. SOMMAIRE Lois, décrets, ordonnances et règlements Service public fédéral Chancellerie du Premier Ministre 4 JUILLET 2004. — Arrêté royal modifiant l’arrêté royal du 24 décem- bre 1987 relatif aux vices rédhibitoires dans les ventes ou échanges d’animaux domestiques, p. 58663. Service public fédéral Finances 11 MAI 2004. — Arrêté royal fixant les modalités d’émission de la loterie à billets, appelée « Subito 70 », loterie publique organisée par la Loterie Nationale, p. 58664. Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale 22 MAI 2003. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 19 juin 2001, conclue au sein de la Sous- commission paritaire pour le commerce de combustibles de la Flandre orientale, relative à la prime de fin d’année, p. 58668. 19 MAI 2004. — Arrêté royal fixant les conditions dans lesquelles le manque de travail résultant de causes économiques, suspend l’exécu- tion du contrat de travail d’ouvrier pour les entreprises ressortissant à la Sous-commission paritaire pour le sciage du diamant (CP 324.01), p. 58669. 4 JUILLET 2004. — Arrêté royal modifiant l’arrêté royal du 28 mai 2003 relatif à la surveillance de la santé des travailleurs, p. 58671. 5 JUILLET 2004. — Arrêté royal autorisant l’entreprise CON-PAC à occuper certains travailleurs le dimanche, p. 58673. 132 bladzijden/pages BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Publicatie overeenkomstig artikelen 472 tot 478 van de programmawet van 24 december 2002 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 31 december 2002. Le Moniteur belge peut être consulté à l’adresse : www.moniteur.be Direction du Moniteur belge, rue de Louvain 40-42, 1000 Bruxelles, tél. 02 552 22 11 - Conseiller : A. Van Damme Publication conforme aux articles 472 à 478 de la loi- programme du 24 décembre 2002 publiée au Moniteur belge du 31 décembre 2002. Dit Belgisch Staatsblad kan geconsulteerd worden op : www.staatsblad.be Bestuur van het Belgisch Staatsblad, Leuvenseweg 40-42, 1000 Brussel, tel. 02 552 22 11 - Adviseur : A. Van Damme

Transcript of BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Page 1: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

174e JAARGANG 174e ANNEEN. 276

DINSDAG 3 AUGUSTUS 2004 MARDI 3 AOUT 2004

INHOUD

Wetten, decreten, ordonnanties en verordeningen

Federale Overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister

4 JULI 2004. — Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijkbesluit van 24 december 1987 betreffende de koopvernietigendegebreken bij de verkoop of ruiling van huisdieren, bl. 58663.

Federale Overheidsdienst Financiën

11 MEI 2004. — Koninklijk besluit tot bepaling van de uitgiftevoor-schriften van de loterij met biljetten, genaamd « Subito 70 », een door deNationale Loterij georganiseerde openbare loterij, bl. 58664.

Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg

22 MEI 2003. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindendwordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 2001,gesloten in het Paritair Subcomité voor de handel in brandstoffen vanOost-Vlaanderen, betreffende de eindejaarspremie, bl. 58668.

19 MEI 2004. — Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaar-den waaronder het gebrek aan werk wegens economische oorzaken deuitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden schorst voorde ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voorhet diamantzagen (PC 324.01), bl. 58669.

4 JULI 2004. — Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijkbesluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op dewerknemers, bl. 58671.

5 JULI 2004. — Koninklijk besluit waarbij aan de ondernemingCON-PAC de toelating wordt verleend om sommige werknemers opzondag tewerk te stellen, bl. 58673.

SOMMAIRE

Lois, décrets, ordonnances et règlements

Service public fédéral Chancellerie du Premier Ministre

4 JUILLET 2004. — Arrêté royal modifiant l’arrêté royal du 24 décem-bre 1987 relatif aux vices rédhibitoires dans les ventes ou échangesd’animaux domestiques, p. 58663.

Service public fédéral Finances

11 MAI 2004. — Arrêté royal fixant les modalités d’émission de laloterie à billets, appelée « Subito 70 », loterie publique organisée par laLoterie Nationale, p. 58664.

Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale

22 MAI 2003. — Arrêté royal rendant obligatoire la conventioncollective de travail du 19 juin 2001, conclue au sein de la Sous-commission paritaire pour le commerce de combustibles de la Flandreorientale, relative à la prime de fin d’année, p. 58668.

19 MAI 2004. — Arrêté royal fixant les conditions dans lesquelles lemanque de travail résultant de causes économiques, suspend l’exécu-tion du contrat de travail d’ouvrier pour les entreprises ressortissant àla Sous-commission paritaire pour le sciage du diamant (CP 324.01),p. 58669.

4 JUILLET 2004. — Arrêté royal modifiant l’arrêté royal du 28 mai 2003relatif à la surveillance de la santé des travailleurs, p. 58671.

5 JUILLET 2004. — Arrêté royal autorisant l’entreprise CON-PAC àoccuper certains travailleurs le dimanche, p. 58673.

132 bladzijden/pages

BELGISCHSTAATSBLAD

MONITEURBELGE

Publicatie overeenkomstig artikelen 472 tot 478 van deprogrammawet van 24 december 2002 gepubliceerd in hetBelgisch Staatsblad van 31 december 2002.

Le Moniteur belge peut être consulté à l’adresse :www.moniteur.beDirection du Moniteur belge, rue de Louvain 40-42,1000 Bruxelles, tél. 02 552 22 11 - Conseiller : A. Van Damme

Publication conforme aux articles 472 à 478 de la loi-programme du 24 décembre 2002 publiée au Moniteur belgedu 31 décembre 2002.

Dit Belgisch Staatsblad kan geconsulteerd worden op :www.staatsblad.beBestuur van het Belgisch Staatsblad, Leuvenseweg 40-42,1000 Brussel, tel. 02 552 22 11 - Adviseur : A. Van Damme

Page 2: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

5 JULI 2004. — Koninklijk besluit tot vaststelling van het minimum-bedrag van het loon dat men moet genieten om als een betaaldesportbeoefenaar te worden beschouwd, bl. 58673.

6 JULI 2004. — Koninklijk besluit betreffende de werkkledij, bl. 58674.

13 JULI 2004. — Koninklijk besluit tot vaststelling van het bedrag vande vergoeding bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet van24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaaldesportbeoefenaars, bl. 58677.

15 JULI 2004. — Koninklijk besluit tot vaststelling, voor sommigeondernemingen die onder het Paritair Comité voor de metaal-,machine- en elektrische bouw (P.C. 111) ressorteren, van de voorwaar-den waaronder het gebrek aan werk wegens economische oorzaken deuitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden schorst,bl. 58678.

Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid en Federale OverheidsdienstVolksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu

12 JULI 2004. — Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijkbesluit van 20 februari 2003 houdende de aanduiding en de uitoefeningvan de managementfuncties bij het Federaal Kenniscentrum voor deGezondheidszorg, bl. 58680.

Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedsel-keten en Leefmilieu

4 JULI 2004. — Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijkbesluit van 3 mei 1994 betreffende de bestrijding van voor planten enplantaardige producten schadelijke organismen, bl. 58683.

8 JULI 2004. — Koninklijk besluit betreffende de verplichte bijdragenaan het Begrotingsfonds voor de Gezondheid en de kwaliteit van dedieren en de dierlijke producten, vastgesteld volgens de sanitairerisico’s verbonden aan bedrijven waar runderen gehouden worden,bl. 58683.

12 JULI 2004. — Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijkbesluit van 6 december 2001 betreffende de aanduiding en deuitoefening van de management- en staffuncties in het FederaalAgentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, bl. 58685.

15 JULI 2004. — Koninklijk besluit betreffende de modaliteiten vande openbaarmaking van de studies, rapporten en analyses van hetFederaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg, bl. 58689.

Federale Overheidsdienst Justitie

12 JULI 2004. — Koninklijk besluit houdende hervorming van deloopbaan van sommige bijzondere graden binnen de buitendienstenvan de Dienst Justitiehuizen, bl. 58690.

Gemeenschaps- en Gewestregeringen

Vlaamse Gemeenschap

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap

7 MEI 2004. — Decreet houdende goedkeuring van het Samenwer-kingsakkoord van 10 december 2003 gesloten tussen de Federale Staat,de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de DuitstaligeGemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, deFranse Gemeenschapscommissie, het Vlaamse Gewest, het WaalseGewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor de samenwerkingtussen de beleidsdomeinen van leefmilieu en gezondheid. Addendum,bl. 58693.

4 JUNI 2004. — Besluit van de Vlaamse regering tot oprichting vanhet Subsidieagentschap voor Economie en Werkgelegenheid, bl. 58701.

11 JUNI 2004. — Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling vanhet statuut van de gewestelijke ontvangers, bl. 58704.

24 JUNI 2004. — Ministerieel besluit tot uitvoering van artikel 6, § 2,van het besluit van de Vlaamse regering van 2 april 2004 betreffende deopleidingscheques, bl. 58736.

5 JUILLET 2004. — Arrêté royal fixant le montant minimal de larémunération dont il faut bénéficier pour être considéré comme sportifrémunéré, p. 58673.

6 JUILLET 2004. — Arrêté royal relatif aux vêtements de travail,p. 58674.

13 JUILLET 2004. — Arrêté royal fixant le montant de l’indemnitévisée à l’article 5, alinéa 2, de la loi du 24 février 1978 relative au contratde travail du sportif rémunéré, p. 58677.

15 JUILLET 2004. — Arrêté royal fixant, pour certaines entreprisesressortissant à la Commission paritaire des constructions métallique,mécanique et électrique (C.P. 111), les conditions dans lesquelles lemanque de travail résultant de causes économiques suspend l’exécu-tion du contrat de travail d’ouvrier, p. 58678.

Service public fédéral Sécurité sociale et Service public fédéral Santépublique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement

12 JUILLET 2004. — Arrêté royal modifiant l’arrêté royal du20 février 2003 relatif à la désignation et à l’exercice des fonctions demanagement au sein du Centre fédéral d’Expertise des Soins de Santé,p. 58680.

Service public fédéral Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire etEnvironnement

4 JUILLET 2004. — Arrêté royal modifiant l’arrêté royal du 3 mai 1994relatif à la lutte contre les organismes nuisibles aux végétaux et auxproduits végétaux, p. 58683.

8 JUILLET 2004. — Arrêté royal relatif aux cotisations obligatoires auFonds budgétaire pour la Santé et la qualité des animaux et desproduits animaux, fixées en fonction des risques sanitaires liés auxexploitations détenant des bovins, p. 58683.

12 JUILLET 2004. — Arrêté royal modifiant l’arrêté royal du6 décembre 2001 relatif à la désignation et à l’exercice des fonctions demanagement et d’encadrement au sein de l’Agence fédérale pour laSécurité de la Chaîne alimentaire, p. 58685.

15 JUILLET 2004. — Arrêté royal relatif aux modalités de la publicitédes études, rapports et analyses du Centre fédéral d’Expertise des Soinsde Santé, p. 58689.

Service public fédéral Justice

12 JUILLET 2004. — Arrêté royal portant réforme de la carrière decertains grades particuliers au sein des services extérieurs du Servicedes Maisons de Justice, p. 58690.

Gouvernements de Communauté et de Région

Communauté flamande

Ministère de la Communauté flamande

7 MAI 2004. — Décret portant approbation de l’Accord de coopéra-tion du 10 décembre 2003, conclu entre l’Etat fédéral, la Communautéflamande, la Communauté francaise, la Communauté germanophone,la Commission communautaire commune, la Commission communau-taire francaise, la Région flamande, la Région wallonne et la Région deBruxelles-Capitale visant la collaboration entre les domaines de l’envi-ronnement et de la santé. Addendum, p. 58697.

4 JUIN 2004. — Arrêté du Gouvernement flamand portant créationde l’agence ″Subsidieagentschap voor Economie en Werkgelegenheid″(Agence flamande de Subventionnement Economie et Emploi), p. 58702.

11 JUIN 2004. — Arrêté du Gouvernement flamand fixant le statutdes receveurs régionaux, p. 58721.

24 JUIN 2004. — Arrêté ministériel portant exécution de l’article 6,§ 2, de l’arrêté du Gouvernement flamand du 2 avril 2004 relatif auxchèques-formation, p. 58737.

58660 BELGISCH STAATSBLAD − 03.08.2004 − MONITEUR BELGE

Page 3: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Franse Gemeenschap

Ministerie van de Franse Gemeenschap

5 MEI 2004. — Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschapbetreffende de organisatie van examens voor de toekenning van hetgetuigschrift van grondige kennis van een taal met het oog op hetgeven van taallessen door middel van onderdompeling, bl. 58740.

12 MEI 2004. — Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschapwaarbij algemeen verbindend wordt verklaard de beslissing van deparitaire commissie van het confessioneel vrij basisonderwijs van13 oktober 2003 betreffende de verkiezingsprocedure voor de instellingof de vernieuwing van de plaatselijke overleginstanties, bl. 58749.

12 MEI 2004. — Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschapwaarbij algemeen verbindend wordt verklaard de beslissing van decentrale paritaire commissie voor de confessionele vrije psycho-medisch-sociale centra van 26 november 2003 tot vaststelling van haar huishou-delijk reglement, bl. 58753.

2 JUNI 2004. — Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschaptot vaststelling van de nadere regels voor de aanwijzing van devertegenwoordigers van het personeel binnen de Zonale Aanstellings-commissie van het confessioneel vrij gesubsidieerd onderwijs, bl. 58754.

2 JUNI 2004. — Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschaptot vaststelling van de nadere regels voor de aanwijzing van devertegenwoordigers van het personeel binnen het overlegorgaan vande schoolgemeenschap voor secundair onderwijs in het confessioneelvrij gesubsidieerd onderwijs, bl. 58756.

Andere besluiten

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Personeel. Benoeming, bl. 58757.

Federale Overheidsdienst Justitie

Rechterlijke Orde, bl. 58757.

Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid

Uitoefening van het beroep van architect. Machtiging, bl. 58757.

Gemeenschaps- en Gewestregeringen

Vlaamse Gemeenschap

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap

Departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur

Welzijnszorg, bl. 58757. — Welzijnszorg, bl. 58759.

Departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegen-heden en Landbouw

Afdeling interlokale samenwerking en lokale openbare bedrijven,bl. 58761.

Franse Gemeenschap

Ministerie van de Franse Gemeenschap

10 FEBRUARI 2004. — Besluit van de Regering van de FranseGemeenschap houdende wijziging van het besluit van de Regering vande Franse Gemeenschap van 7 januari 2002 tot benoeming van devoorzitters en de personeelsleden die de interzonale en de zonaleaffectatiecommissies samenstellen, die opgericht zijn bij toepassing vanartikel 14ter en 14quater van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 totvaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- enonderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van hetparamedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buiten-gewoon, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor socialepromotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten dievan deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienstdie belast is met het toezicht op deze inrichtingen, bl. 58763.

Communauté française

Ministère de la Communauté française

5 MAI 2004. — Arrêté du Gouvernement de la Communautéfrançaise relatif à l’organisation des examens menant à l’octroi ducertificat de connaissance approfondie d’une langue en vue del’enseignement de cours en langue d’immersion, p. 58738.

12 MAI 2004. — Arrêté du Gouvernement de la Communautéfrançaise rendant obligatoire la décision de la commission paritaire del’enseignement fondamental libre confessionnel du 13 octobre 2003relative à la procédure électorale pour la mise en place ou lerenouvellement des instances de concertation locales, p. 58743.

12 MAI 2004. — Arrêté du Gouvernement de la Communautéfrançaise rendant obligatoire la décision de la commission paritairecentrale des centres psycho-médico-sociaux libres confessionnels du26 novembre 2003 fixant son règlement d’ordre intérieur, p. 58750.

2 JUIN 2004. — Arrêté du Gouvernement de la Communautéfrançaise fixant les modalités de désignation des représentants dupersonnel au sein de la Commission zonale d’Affectation dans l’ensei-gnement subventionné libre confessionnel, p. 58753.

2 JUIN 2004. — Arrêté du Gouvernement de la Communautéfrançaise fixant les modalités de désignation des représentants dupersonnel au sein de l’organe de concertation du centre d’enseignementsecondaire dans l’enseignement subventionné libre confessionnel,p. 58755.

Autres arrêtés

Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire

Personnel. Nomination, p. 58757.

Service public fédéral Justice

Ordre judiciaire, p. 58757.

Service public fédéral de Programmation politique scientifique

Exercice de la profession d’architecte. Autorisation, p. 58757.

Gouvernements de Communauté et de Région

Communauté française

Ministère de la Communauté française

10 FEVRIER 2004. — Arrêté du Gouvernement de la Communautéfrançaise modifiant l’arrêté du Gouvernement de la Communautéfrançaise du 7 janvier 2002 portant désignation des présidents etmembres du personnel composant la Commission interzonale et lesCommissions zonales d’affectation créées en application de l’arti-cle 14ter et 14quater de l’arrêté royal du 22 mars 1969 fixant le statut desmembres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaired’éducation, du personnel paramédical des établissements d’enseigne-ment gardien, primaire, spécial, moyen, technique, de promotionsociale et artistique de l’Etat, des internats dépendant de ces établis-sements et des membres du personnel du service d’inspection chargéde la surveillance de ces établissements, p. 58762.

58661BELGISCH STAATSBLAD − 03.08.2004 − MONITEUR BELGE

Page 4: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

2 APRIL 2004. — Besluit van de Regering van de Franse Gemeen-schap houdende wijziging van het besluit van de Regering van deFranse Gemeenschap van 7 januari 2002 tot benoeming van devoorzitters en de personeelsleden die de interzonale en de zonaleaffectatiecommissies samenstellen, die opgericht zijn bij toepassing vanartikel 14ter en 14quater van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 totvaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- enonderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van hetparamedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buiten-gewoon, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor socialepromotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten dievan deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienstdie belast is met het toezicht op deze inrichtingen, bl. 58765.

2 APRIL 2004. — Besluit van de Regering van de Franse Gemeen-schap houdende wijziging van het besluit van de Regering van deFranse Gemeenschap van 19 augustus 1997 tot benoeming van de ledenvan de commissie bedoeld bij artikel 5bis van het koninklijk besluit van15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend,wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministe-rie van Openbaar Onderwijs, bl. 58766.

19 APRIL 2004. — Besluit van de Regering van de Franse Gemeen-schap tot wijziging van het besluit van de Regering van de FranseGemeenschap van 28 november 2000 houdende benoeming van deleden van de Hoge Raad voor het hoger kunstonderwijs, bl. 58768.

Officiële berichten

Arbitragehof

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van6 januari 1989 op het Arbitragehof, bl. 58771.

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van6 januari 1989 op het Arbitragehof, bl. 58772.

SchiedshofBekanntmachung vorgeschrieben durch Artikel 74 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 über den Schiedshof, S. 58771.Bekanntmachung vorgeschrieben durch Artikel 74 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 über den Schiedshof, S. 58772.

Federale Overheidsdienst Financiën

Administratie van het kadaster, registratie en domeinen. Bekendma-king voorgeschreven bij artikel 770 van het Burgerlijk Wetboek. Erflozenalatenschap, bl. 58772. — Administratie van de BTW, registratie endomeinen. Vervreemding van onroerende domeingoederen, p. 58773.

Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie

Openstaande betrekking van adviseur-generaal bij de AlgemeneDirectie Controle en Bemiddeling. Oproep tot kandidaten, bl. 58773.

Federale Overheidsdienst Justitie

Rechterlijke Orde. Vacante betrekking, bl. 58775.

Gemeenschaps- en Gewestregeringen

Vlaamse Gemeenschap

Jobpunt Vlaanderen

Examenprogramma van medewerker onthaal en secretariaat voor hetOPZ-Geel, bl. 58776. — Jobpunt Vlaanderen coördineert de aanwervingvan een schrijnwerker voor Waterwegen en Zeekanaal N.V., bl. 58777.Jobpunt Vlaanderen coördineert de aanwerving van een gemeenteont-vanger voor de gemeente Zele, bl. 58777.

De Wettelijke Bekendmakingen en Verschillende Berichten wor-den niet opgenomen in deze inhoudsopgave en bevinden zich vanbl. 58778 tot bl. 58790.

2 AVRIL 2004. — Arrêté du Gouvernement de la Communautéfrançaise modifiant l’arrêté du Gouvernement de la Communautéfrançaise du 7 janvier 2002 portant désignation des présidents etmembres du personnel composant la commission interzonale et lescommissions zonales d’affectation créées en application de l’arti-cle 14ter et 14quater de l’arrêté royal du 22 mars 1969 fixant le statut desmembres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaired’éducation, du personnel paramédical des établissement d’enseigne-ment gardien, primaire, spécial, moyen, technique, de promotionsociale et artistique de l’état, des internats dépendant de ces établisse-ments et des membres du personnel du service d’inspection chargé dela surveillance de ces établissements, p. 58764.

2 AVRIL 2004. — Arrêté du Gouvernement de la Communautéfrançaise modifiant l’arrêté du Gouvernement de la Communautéfrançaise du 19 août 1997 portant nomination des membres de lacommission visée à l’article 5bis de l’arrêté royal du 15 avril 1958portant statut pécuniaire du personnel enseignant, scientifique etassimilé du Ministère de l’Instruction publique, p. 58766.

19 AVRIL 2004. — Arrêté du Gouvernement de la Communautéfrançaise modifiant l’arrêté du Gouvernement de la Communautéfrançaise du 28 novembre 2000 portant nomination des membres duConseil supérieur de l’enseignement supérieur artistique, p. 58767.

Région wallonne

Ministère de la Région wallonne

Aménagement du territoire, p. 58768.

Avis officiels

Cour d’arbitrage

Avis prescrit par l’article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur laCour d’arbitrage, p. 58771.

Avis prescrit par l’article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur laCour d’arbitrage, p. 58772.

Service public fédéral Finances

Administration du cadastre, de l’enregistrement et des domaines.Publication prescrite par l’article 770 du Code civil. Succession endéshérence, p. 58772. — Administration de la T.V.A., de l’enregistre-ment et des domaines. Aliénation d’immeubles domaniaux, p. 58773.

Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie

Emploi vacant de conseiller général à la Direction générale duContrôle et de la Médiation. Appel aux candidats, p. 58773.

Service public fédéral Justice

Ordre judiciaire. Place vacante, p. 58775.

Les Publications légales et Avis divers ne sont pas repris dans cesommaire mais figurent aux pages 58778 à 58790.

58662 BELGISCH STAATSBLAD − 03.08.2004 − MONITEUR BELGE

Page 5: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGENLOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS

FEDERALE OVERHEIDSDIENSTKANSELARIJ VAN DE EERSTE MINISTER

[C − 2004/22622]N. 2004 — 3021

4 JULI 2004. — Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijkbesluit van 24 december 1987 betreffende de koopvernietigendegebreken bij de verkoop of ruiling van huisdieren

ALBERT II, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 25 augustus 1885 houdende herziening van dewetgeving inzake koopvernietigende gebreken, gewijzigd bij de wetvan 10 oktober 1967;

Gelet op het koninklijk besluit van 24 december 1987 betreffendekoopvernietigende gebreken bij de verkoop of ruiling van huisdieren,inzonderheid op artikel 1, 2°, gewijzigd bij het koninklijk besluit van20 juli 1995, artikel 4bis ingevoegd bij koninklijk besluit van 20 juli 1995en artikel 6 gewijzigd bij koninklijk besluit van 20 juli 1995;

Gelet op de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op12 januari 1973, inzonderheid artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende de nieuwe ontwikkelingen in de diagnostiek van hetBVD-virus en tengevolge hiervan de noodzakelijkheid tot aanpassenvan de definitie van een « voor BVD immunotolerant rund » en zijnbepalingen;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksge-zondheid,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. In artikel 1, 2°, van het koninklijk besluit van 24 decem-ber 1987 betreffende de koopvernietigende gebreken bij de verkoop ofruiling van huisdieren worden de woorden « – immunotolerantie voorhet BVD virus. » vervangen door de woorden « – viremisch voor hetBVD virus. »

Art. 2. Artikel 4bis van hetzelfde besluit wordt vervangen door devolgende bepaling : « Art. 4bis. Worden beschouwd als viremisch voorhet BVD virus : elk rund dat positief heeft gereageerd op eenidentificatietest voor het aantonen van virale kernpartikels of elk rundvan méér dan 6 maanden dat positief heeft gereageerd op een viraleidentificatietest (virusisolatie, detectie van virale antigenen of viralekernpartikels). »

Art. 3. Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen door devolgende bepaling : « Art. 6. De termijn voor het instellen van eenrechtsvordering wegens een koopvernietigend gebrek is, de voor delevering vastgestelde dag niet gerekend, veertig dagen in geval vanviremisch voor het BVD virus, dertig dagen in geval van besmettelijkepleuropneumonie, runderbrucellose of enzoötische runderleucose, vijf-tien dagen in geval van rundertuberculose of witte-vaarzenziekte ennegen dagen in de andere gevallen. »

SERVICE PUBLIC FEDERALCHANCELLERIE DU PREMIER MINISTRE

[C − 2004/22622]F. 2004 — 3021

4 JUILLET 2004. — Arrêté royal modifiant l’arrêté royal du24 décembre 1987 relatif aux vices rédhibitoires dans les ventes ouéchanges d’animaux domestiques

ALBERT II, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Vu la loi du 25 août 1885 portant révision de la législation en matièrede vices rédhibitoires, modifiée par la loi du 10 octobre 1967;

Vu l’arrêté royal du 24 décembre 1987 relatif aux vices rédhibitoiresdans les ventes ou échanges d’animaux domestiques, particulièrementl’article 1er, 2°, modifié par l’arrêté royal du 20 juillet 1995, l’article 4bisinséré par l’ arrêté royal du 20 juillet 1995 et l’article 6 modifié parl’ arrêté royal du 20 juillet 1995;

Vu les lois sur le Conseil d’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973,notamment l’article 3, § 1er, remplacé par la loi du 4 juillet 1989 etmodifié par la loi du 4 août 1996;

Vu l’urgence;

Considérant les nouveaux développements dans le diagnostic duvirus BVD et donc la nécessité d’adapter la définition du bovin« immunotolérant au virus BVD » ainsi que les dispositions qui endécoulent;

Sur la proposition de Notre Ministre des Affaires sociales et de laSanté publique,

Nous avons arrêté et arrêtons :

Article 1er. A l’article 1er, 2°, de l’arrêté royal du 24 décembre 1987relatif aux vices rédhibitoires dans les ventes ou échanges d’animauxdomestiques, les mots « -immunotolérance au virus BVD » sontremplacés par les mots « virémique pour le virus BVD. »

Art. 2. L’article 4bis du même arrêté royal est remplacé par ladisposition suivante : « Art. 4bis. Sont considérés virémiques pour levirus BVD : tout bovin ayant réagi positivement à un test d’identifica-tion de séquences nucléiques virales ou tout bovin de plus de six moisayant réagi positivement à un des tests d’identification virale (isole-ment viral, détection d’antigènes viraux ou de séquences nucléiquesvirales). »

Art. 3. L’article 6 du même arrêté royal est remplacé par ladisposition suivante : « Art. 6. Le délai pour intenter l’action résultantde vices rédhibitoires est, non compris le jour fixé pour la livraison, dequarante jours en cas d’animal virémique pour le virus BVD, trentejours en cas de pleuropneumonie, brucellose bovine ou leucose bovineenzootique, quinze jours en cas de tuberculose bovine ou de maladiesdes génisses blanches, et de neuf jours dans les autres cas. »

58663BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 6: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Art. 4. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in hetBelgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 5. Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid isbelast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 4 juli 2004.

ALBERT

Van Koningswege :

De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,R. DEMOTTE

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN

[C − 2004/03192]N. 2004 — 3022

11 MEI 2004. — Koninklijk besluit tot bepaling van de uitgiftevoor-schriften van de loterij met biljetten, genaamd « Subito 70 », eendoor de Nationale Loterij georganiseerde openbare loterij

ALBERT II, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 19 april 2002 tot rationalisering van de werkingen het beheer van de Nationale Loterij, inzonderheid op artikel 3, § 1,1e lid, en op artikel 6, § 1, 1° en 3°, gewijzigd bij de Programmawet I van24 december 2002;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Overwegende dat de evolutie van het gedrag van het publiek deNationale Loterij tot de vaststelling heeft gebracht dat de aantrekkings-kracht van de vormen van de door haar georganiseerde openbareloterijen, in het bijzonder met biljetten, sneller afneemt dan vroeger,waardoor de levensduur van dergelijke vormen van loterijen sterkwordt verkort;

Overwegende dat een dergelijke verminderde aantrekkingskrachteen versnelde vernieuwing van de genoemde vormen van loterijenonontbeerlijk maakt teneinde aan de verwachtingen van de spelers tekunnen beantwoorden;

Overwegende dat een verhoogd aanbod van nieuwe vormen vanloterijen met biljetten deel uitmaakt van de opdracht van de NationaleLoterij, in haar hoedanigheid van sociaal verantwoordelijke en profes-sionele aanbieder van speelplezier, om het gedrag van de spelers tekanaliseren in de richting van spelen waarvan het verslavingsrisicohaast onbestaande is;

Overwegende dat deze kanalisatieopdracht tot het takenpakketbehoort waarmee de Belgische Staat de Nationale Loterij heeft belastkrachtens het beheerscontract dat tussen beide partijen werd gesloten;

Overwegende dat de Nationale Loterij absoluut zeer dringend devereiste maatregelen moet treffen om deze sociale doelstelling na tekomen;

Overwegende dat één van bovengenoemde maatregelen bestaat in delancering van de vorm van loterij die door dit besluit wordt bekrach-tigd;

Overwegende dat de concretisering van deze maatregel belangrijkevoorbereidende werkzaamheden vereist, zowel op technisch als oporganisatorisch vlak, die onverwijld van start moeten gaan;

Art. 4. Cet arrêté entre en vigueur le jour de sa publication auMoniteur belge.

Art. 5. Notre Ministre des Affaires sociales et de la Santé publiqueest chargé de l’exécution de cet arrêté.

Donné à Bruxelles, le 4 juillet 2004.

ALBERT

Par le Roi :

Le Ministre des Affaires sociales et de la Santé publique,R. DEMOTTE

SERVICE PUBLIC FEDERAL FINANCES

[C − 2004/03192]F. 2004 — 3022

11 MAI 2004. — Arrêté royal fixant les modalités d’émission de laloterie à billets, appelée « Subito 70 », loterie publique organiséepar la Loterie Nationale

ALBERT II, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Vu la loi du 19 avril 2002 relative à la rationalisation du fonctionne-ment et de la gestion de la Loterie Nationale, notamment l’article 3,§ 1er, alinéa 1er, et l’article 6, § 1er, 1° et 3°, modifiés par laLoi-programme I du 24 décembre 2002;

Vu les lois sur le Conseil d’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973,notamment l’article 3, § 1er, remplacé par la loi du 4 juillet 1989 etmodifié par la loi du 4 août 1996;

Considérant que l’évolution des attitudes comportementales dupublic a amené la Loterie Nationale à constater que l’attrait des formesde loteries publiques, notamment à billets, qu’elle organise, connaît unphénomène d’érosion qui, comparativement au passé, est plus rapide etrend dès lors la période de vie de ces formes de loteries beaucoup pluscourte;

Considérant que ce phénomène d’érosion rend indispensable unrenouvellement accéléré desdites formes de loteries afin de répondre àl’attente des joueurs;

Considérant que l’offre accélérée de nouvelles formes de loteries àbillets répond à la mission de la Loterie Nationale, en sa qualité deprestataire socialement responsable et professionnel de plaisirs ludi-ques, de canaliser le comportement des joueurs vers des jeux présentantun risque de dépendance quasiment inexistant;

Considérant que cette mission de canalisation répond à un desdevoirs confiés par l’Etat belge à la Loterie Nationale en vertu ducontrat de gestion conclu entre ces deux parties;

Considérant que pour rencontrer cet objectif social la LoterieNationale doit impérieusement prendre avec toute la diligence voulueles mesures adéquates;

Considérant que le lancement de la forme de loterie consacrée par leprésent arrêté constitue une des mesures précitées;

Considérant que la concrétisation de la mesure concernée requiertdes travaux préparatoires importants sur le plan technique et organi-sationnel qui doivent être entamés sans délai;

58664 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 7: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gewettigd door de boven-staande overwegingen;

Op de voordracht van Onze Minister van Overheidsbedrijven,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Dit reglement is van toepassing op de door de NationaleLoterij uitgegeven loterij met biljetten, genaamd « Subito 70 ».

De « Subito 70 » is een loterij met biljetten waarvan de lotenuitsluitend zonder trekking worden toegewezen door middel van devermelding op het biljet dat een lot al of niet verkregen is, en ditvolgens een door het toeval bepaalde verdeling. De vermelding inkwestie is bedekt met een ondoorzichtige deklaag die moet wordenafgekrast.

Art. 2. Het aantal biljetten van elke uitgifte wordt door de NationaleLoterij vastgesteld hetzij op één miljoen, hetzij op veelvouden vanéén miljoen.

De verkoopprijs van een biljet is vastgelegd op 2,50 euro.

Art. 3. Per hoeveelheid van één miljoen uitgegeven biljetten is hetaantal loten vastgesteld op 274 171, verdeeld volgens onderstaandetabel :

Aantal loten—

Nombre de lots

Bedrag of natura van de loten—

Montant ou nature des lots

Totaal bedrag van de loten—

Montant total des lots

1 winstkans op—

1 chance de gain sur

1 70.000 EUR 70.000 EUR 1.000.000

10 5.000 EUR 50.000 EUR 100.000

160 500 EUR 80.000 EUR 6.250

1.000 50 EUR 50.000 EUR 1.000

3.000 25 EUR 75.000 EUR 333,33

30.000 10 EUR 300.000 EUR 33,33

120.000 5 EUR 600.000 EUR 8,33

120.000 1 gratis biljet « Subito 70 »1 billet gratuit « Subito 70 »

300.000 EUR 8,33

TOTAALTOTAL 274.171

TOTAALTOTAL 1.525.000 EUR

TOTAALTOTAL 3,65

Art. 4. § 1. In een afgebakende zone van de biljetten staat eencombinatie van negen bedragen in Arabische cijfers.Voor loten van tenminste 5 euro duiden die combinaties de winnende en niet-winnendebiljetten aan. Zij verschillen in functie van het aantal en het bedrag vande toegekende loten en van de volgende elementen :

1° elk van de bedragen in de combinaties staat voor een welbepaaldlotenbedrag;

2° volgens het geval wordt een lotenbedrag één, twee of drie keerafgebeeld in een combinatie of helemaal niet;

3° een combinatie bestaat maximum uit één keer drie dezelfdebedragen;

4° de schikking van de bedragen in een combinatie is niet vast, zijspeelt trouwens ook geen rol bij de aanwijzing van de winnende enniet-winnende biljetten.

Vu l’urgence, motivée par les considérations qui précèdent;

Sur la proposition de Notre Ministre des Entreprises publiques,

Nous avons arrêté et arrêtons :

Article 1er. Le présent règlement s’applique à l’émission par laLoterie Nationale de la loterie à billets, appelée « Subito 70 ».

Le « Subito 70 » est une loterie à billets dont les lots sontexclusivement attribués sans tirage au sort par l’indication sur le billet,selon une répartition déterminée par le hasard, qu’un lot est ou n’estpas obtenu. Cette indication est cachée sous une couche opaque àgratter.

Art. 2. Le nombre de billets de chaque émission est fixé par laLoterie Nationale, soit à un million, soit en multiples d’un million.

Le prix de vente d’un billet est fixé à 2,50 euros.

Art. 3. Par quantité d’un million de billets émis, le nombre de lots estfixé à 274 171, lesquels se répartissent selon le tableau reproduitci-dessous :

Art. 4. § 1er. Dans une zone délimitée des billets figure unecombinaison de neuf montants en chiffres arabes. Concernant les lotsd’un montant égal ou supérieur à 5 euros, ces combinaisons désignentles billets gagnants et non gagnants. Elles varient en fonction dunombre et du montant des lots attribués et des éléments suivants :

1° chacun des montants compris dans les combinaisons représente unmontant de lot déterminé;

2° selon le cas, un montant de lot déterminé est représenté une, deuxou trois fois dans une combinaison déterminée ou n’y est pasreprésenté;

3° une combinaison comporte au maximum une fois trois montantsidentiques;

4° la disposition des montants d’une combinaison ne correspond pasà un ordre déterminé, cette disposition n’ayant par ailleurs aucuneinfluence sur la désignation des billets gagnants et non gagnants.

58665BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 8: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

De biljetten met een combinatie waarin een lotenbedrag drie keervoorkomt, winnen éénmaal dit bedrag. De andere biljetten winnen niet.

De zone bedoeld in het 1ste lid is bedekt door een ondoorzichtigedeklaag die de deelnemers moeten afkrassen.

§ 2. In een andere afgebakende zone van de biljetten, staat een vakjebedekt door een ondoorzichtige kraslaag die de deelnemers moetenafkrassen, en waarop de vermelding « BONUS » is afgedrukt.

Onder deze ondoorzichtige deklaag is een vermelding afgedrukt dieuitsluitend voorbehouden is aan de eventuele toewijzing van een lot innatura dat door een biljet « Subito 70 » vertegenwoordigd wordt. Dezevermelding stemt overeen met, of het woord « GRATIS », of het woord« *NUL* ». Enkel het biljet met de vermelding « GRATIS », is winnenden geeft recht op een lot in natura.

§ 3. Een winnend biljet geniet uitsluitend van een lot uit deze bedoeldin artikel 3.

Art. 5. Op de voor- of op de achterkant van de biljetten kunnen devolgende vermeldingen staan, uitsluitend voor de controle en hetadministratief beheer van deze biljetten :

1° een reeks zichtbare cijfers;

2° een reeks cijfers, bedekt met een ondoorzichtige laag;

3° twee zichtbare streepjescodes.

Art. 6. In de speelzones bedoeld in artikel 4, §§ 1 en 2, kunnencontrolevermeldingen staan onder elke vorm die de Nationale Loterijnuttig acht.

Alleen de Nationale Loterij heeft het recht om, ter controle, de inartikel 4, §§ 1 en 2, en in artikel 5, 2°, bedoelde ondoorzichtige deklagenvan de onverkochte biljetten af te krassen.

Art. 7. Teneinde te waarborgen dat de toewijzing van de loten enkelwordt bepaald door het toeval :

1° wordt elke vorm van stelselmatigheid vermeden bij het drukkenvan de vermeldingen met betrekking tot de toewijzing van de loten;

2° mogen de biljetten uiterlijk geen enkel verschil vertonen waarmeeelementen kunnen worden onthuld met betrekking tot de toewijzingvan de loten.

Op de voor- of de achterkant van de biljetten worden er cijfers en/ofletters vermeld ter identificatie van de uitgifte waartoe deze biljettenbehoren. Het aantal uitgiften wordt vastgelegd door de NationaleLoterij.

Art. 8. De loten zijn betaalbaar aan de houder tegen afgifte van dewinnende biljetten bij de verkopers, vanaf de aankoop van de biljettentot en met de laatste dag van een termijn van twee maanden, te rekenenvanaf de afsluitingsdatum van de verkoop van de uitgifte waartoe debiljetten behoren. De loten van 70.000 euro zijn ook betaalbaar ten zetelvan de Nationale Loterij.

De in artikel 4, § 2, bedoelde loten in natura worden maar vervangendoor loten in geld van 2,50 euro in geval van uitputting van de inverkoop gebrachte biljetten.

Art. 9. Voor elke biljettenuitgifte worden de afsluitingsdatum van deverkoop en de daarmee samenhangende afsluitingsdatum van deuitbetaling van de loten door de Nationale Loterij bekendgemaakt metalle door haar nuttig geachte middelen.

Les billets comportant une combinaison dans laquelle un montant delot est représenté trois fois, gagnent une fois ce montant. Les autresbillets ne gagnent pas.

La zone visée à l’alinéa 1er est couverte d’une pellicule opaque que lesparticipants doivent gratter.

§ 2. Dans une autre zone délimitée des billets, figure une caserecouverte d’une pellicule opaque, à gratter par les participants, surlaquelle est imprimée la mention « BONUS ».

Sous cette pellicule opaque est imprimée une mention exclusivementdestinée à l’attribution éventuelle d’un lot en nature que représente unbillet du « Subito 70 ». Cette mention correspond, soit au mot« GRATIS », soit au mot « *NUL* ». Seul le billet présentant la mention« GRATIS » est gagnant et donne droit à un lot en nature.

§ 3. Un billet gagnant bénéficie exclusivement d’un lot parmi ceuxvisés à l’article 3.

Art. 5. Au recto ou au verso des billets peuvent figurer, exclusive-ment réservées au contrôle et à la gestion administrative de ceux-ci, lesindications suivantes :

1° une série de chiffres visibles;

2° une série de chiffres couverts d’une pellicule opaque;

3° deux codes à barres visibles.

Art. 6. Dans les zones de jeu visées à l’article 4, §§ 1er et 2 peuventfigurer des indications de contrôle sous toute forme jugée utile par laLoterie Nationale.

A des fins de contrôle, seule la Loterie Nationale est habilitée à gratterles pellicules opaques visées à l’article 4, §§ 1er et 2, et à l’article 5, 2°,des billets invendus.

Art. 7. Aux fins de garantir que le seul hasard préside à l’attributiondes lots :

1° tout procédé systématique est évité lors de l’impression desindications relatives à l’attribution des lots;

2° les billets ne peuvent présenter aucune distinction extérieurepouvant dévoiler des éléments relatifs à l’attribution des lots.

Les billets mentionnent au recto ou au verso des indications enchiffres et/ou en lettres identifiant l’émission à laquelle ils ressortissent,le nombre d’émissions étant fixé par la Loterie Nationale.

Art. 8. Les lots sont, dès l’achat des billets, payables au porteurcontre remise des billets gagnants auprès des vendeurs jusques et ycompris le dernier jour d’un délai de deux mois à compter de la date declôture de vente de l’émission à laquelle les billets ressortissent. Les lotsde 70.000 euros sont également payables au siège de la LoterieNationale.

Les lots en nature visés à l’article 4, § 2, ne sont remplacés par des lotsen espèces de 2,50 euros qu’en cas d’épuisement des billets mis envente.

Art. 9. Pour chaque émission de billets, la date de clôture de la venteet corrélativement la date de clôture du paiement des lots sont renduespubliques par la Loterie Nationale par tous moyens jugés utiles parcelle-ci.

58666 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 9: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Art. 10. De loten die niet binnen de in artikel 8 vastgelegde termijnworden opgeëist, verblijven aan de Nationale Loterij.

Art. 11. Klachten over de uitbetaling van de loten moeten, op straffevan verval, binnen de in artikel 8 bedoelde termijn van twee maandenworden ingediend. Ze moeten per aangetekende brief aan de NationaleLoterij worden gericht of in ruil voor een ontvangstbewijs bij deNationale Loterij worden afgegeven.

Elke klacht moet vergezeld gaan van het betrokken biljet. Op dekeerzijde van het biljet moet de speler zijn naam, voornaam en adresvermelden.

Art. 12. Het is alle minderjarigen verboden deel te nemen.

Art. 13. De Nationale Loterij erkent slechts één eigenaar van eenwinnend biljet, namelijk de houder ervan. De staving van de identiteitwordt evenwel geëist :

1° als er twijfel bestaat over de geldigheid van het biljet, als hetbesmeurd, gescheurd, onvolledig of herplakt is. In dat geval wordt hetbiljet door de Nationale Loterij ingehouden totdat ze een beslissingheeft genomen, en ontvangt de houder van het biljet een bewijs vanafgifte;

2° als dat noodzakelijk is voor de door de Nationale Loterijvastgelegde betalingswijze van de loten;

3° als het vermoeden bestaat dat de houder van het biljet minderjarigis;

4° als het vermoeden bestaat dat de houder het biljet op onrecht-matige wijze heeft verworven;

5° als om het even welke wettelijke bepaling daarin voorziet.

Art. 14. Geen enkel bezwaar noch verzet wordt aanvaard bij dief-stal, verlies of vernietiging van een biljet of van een ten gunste van dehouder opgesteld bewijs van afgifte.

Elk bedrog dat wordt gepleegd om een lot uitgekeerd te krijgen, inhet bijzonder elke valsheid in geschrifte of elk gebruik ervan, geeftaanleiding tot een klacht bij het parket.

De Nationale Loterij en de tussenpersonen van haar distributienetrespecteren de anonimiteit van de spelers, behalve wanneer laatstge-noemden daaraan verzaken.

Art. 15. De biljetten kunnen nog de volgende vermeldingen bevat-ten :

1° uitleg, voorschriften en informatie bestemd voor de spelers;

2° reclame ten gunste van de Nationale Loterij en, in ruil voor eenfinanciële of andere compensatie, ten gunste van derden met wie deNationale Loterij het commercieel opportuun acht om samen te werkenteneinde haar activiteiten te promoten.

Art. 16. In het kader van promotie-acties die door de NationaleLoterij alleen of samen met derden worden georganiseerd, kunnen erextra loten in natura of in speciën worden toegekend, hetzij door eentrekking, hetzij door een wedstrijd. De voorwaarden van deze promotie-acties worden door de Nationale Loterij bepaald en bekendgemaaktmet alle door haar nuttig geachte middelen.

Het is minderjarigen verboden deel te nemen aan de in het eerste lidbedoelde promotieacties.

Art. 10. Les lots non réclamés dans le délai fixé à l’article 8 sontacquis à la Loterie Nationale.

Art. 11. Les réclamations relatives au paiement des lots sont àintroduire, sous peine de déchéance, dans le délai de deux mois visé àl’article 8. Elles sont à adresser par lettre recommandée à la LoterieNationale ou à déposer à la Loterie Nationale contre récépissé.

Toute réclamation doit être accompagnée du billet concerné au dosduquel le joueur inscrit ses nom, prénom et adresse.

Art. 12. La participation est interdite à tout mineur d’âge.

Art. 13. La Loterie Nationale ne reconnaît qu’un seul propriétaired’un billet gagnant, à savoir celui qui en est le porteur. L’identité duporteur est toutefois exigée si :

1° il y a doute sur la validité du billet, s’il est maculé, déchiré,incomplet ou recollé. Dans ce cas, le billet est retenu par la LoterieNationale jusqu’à décision de celle-ci et fait l’objet d’une reconnaissancede dépôt en faveur du porteur du billet;

2° le mode de paiement des lots fixé par la Loterie Nationale le rendnécessaire;

3° le soupcon existe que le porteur du billet soit mineur;

4° le soupcon existe que le porteur du billet ait acquis celui-ci defacon irrégulière;

5° une disposition légale, quelle qu’elle soit, le prévoit.

Art. 14. En cas de vol, de perte ou de destruction d’un billet oud’une reconnaissance de dépôt en faveur du porteur, aucune réclama-tion ou opposition ne sera acceptée.

Toute fraude commise en vue de percevoir un lot, en particulier toutfaux ou usage de faux, fera l’objet d’une plainte au parquet.

La Loterie Nationale et les intermédiaires de son réseau de distribu-tion respectent l’anonymat des joueurs sauf si ceux-ci y renoncent.

Art. 15. Les billets peuvent comporter des mentions :

1° explicatives, réglementaires et informatives destinées aux joueurs;

2° publicitaires en faveur de la Loterie Nationale et, moyennantcontrepartie financière ou autre, en faveur de tiers avec lesquels laLoterie Nationale estime commercialement opportun de collaborerpour promouvoir ses activités.

Art. 16. Dans le cadre d’actions promotionnelles que la LoterieNationale organise, soit seule, soit en collaboration avec des tiers, deslots complémentaires en nature ou en espèces peuvent être attribuéspar la voie du sort ou de concours. La Loterie Nationale définit, tout enles rendant publiques par tous moyens qu’elle juge utiles, les modalitésde ces actions promotionnelles.

La participation aux actions promotionnelles visées à l’alinéa 1er estinterdite aux mineurs d’âge.

58667BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 10: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Art. 17. Dit besluit treedt in werking op 1 augustus 2004.

Art. 18. De Minister bevoegd voor de Nationale Loterij is belast metde uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 11 mei 2004.

ALBERT

Van Koningswege :

De Minister van Overheidsbedrijven,J. VANDE LANOTTE

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID,ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG

[C − 2003/12268]N. 2004 — 3023

22 MEI 2003. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindendwordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 2001,gesloten in het Paritair Subcomité voor de handel in brandstoffenvan Oost-Vlaanderen, betreffende de eindejaarspremie (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectievearbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid opartikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de handel inbrandstoffen van Oost-Vlaanderen;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlageovergenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 2001,gesloten in het Paritair Subcomité voor de handel in brandstoffen vanOost-Vlaanderen, betreffende de eindejaarspremie.

Art. 2. Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met deuitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 mei 2003.

ALBERT

Van Koningswege :

De Minister van Werkgelegenheid,Mevr. L. ONKELINX

Nota

(1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad :Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage

Paritair Subcomité voor de handelin brandstoffen van Oost-Vlaanderen

Collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 2001

Eindejaarspremie(Overeenkomst geregistreerd op 23 augustus 2001

onder het nummer 58622/CO/127.02)

HOOFDSTUK I. — ToepassingsgebiedArtikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op

de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen welke ressorte-ren onder het Paritair Subcomité voor de handel in brandstoffen vanOost-Vlaanderen.

Worden als « arbeiders » beschouwd : de werklieden en werksters.

Art. 17. Le présent arrêté entre en vigueur le 1er août 2004.

Art. 18. Le Ministre qui a la Loterie Nationale dans ses attributionsest chargé de l’exécution du présent arrêté.

Donné à Bruxelles, le 11 mai 2004.

ALBERT

Par le Roi :

Le Ministre des Entreprises publiques,J. VANDE LANOTTE

SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI,TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE

[C − 2003/12268]F. 2004 — 3023

22 MAI 2003. — Arrêté royal rendant obligatoire la conventioncollective de travail du 19 juin 2001, conclue au sein de laSous-commission paritaire pour le commerce de combustibles de laFlandre orientale, relative à la prime de fin d’année (1)

ALBERT II, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Vu la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travailet les commissions paritaires, notamment l’article 28;

Vu la demande de la Sous-commission paritaire pour le commerce decombustibles de la Flandre orientale;

Sur la proposition de Notre Ministre de l’Emploi,

Nous avons arrêté et arrêtons :

Article 1er. Est rendue obligatoire la convention collective de travaildu 19 juin 2001, reprise en annexe, conclue au sein de la Sous-commission paritaire pour le commerce de combustibles de la Flandreorientale, relative à la prime de fin d’année.

Art. 2. Notre Ministre de l’Emploi est chargé de l’exécution duprésent arrêté.

Donné à Bruxelles, le 22 mai 2003.

ALBERT

Par le Roi :

La Ministre de l’Emploi,Mme L. ONKELINX

Note

(1) Référence au Moniteur belge :Loi du 5 décembre 1968, Moniteur belge du 15 janvier 1969.

Annexe

Sous-commission paritaire pour le commercede combustibles de la Flandre orientale

Convention collective de travail du 19 juin 2001

Prime de fin d’année(Convention enregistrée le 23 août 2001

sous le numéro 58622/CO/127.02)

CHAPITRE Ier. — Champ d’applicationArticle 1er. La présente convention collective de travail s’applique

aux employeurs et aux ouvriers des entreprises ressortissant à laSous-commission paritaire pour le commerce de combustibles de laFlandre orientale.

Sont considérés comme « ouvriers » : les ouvriers et les ouvrières.

58668 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 11: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

HOOFDSTUK II. — EindejaarspremieArt. 2. De in artikel 1 vernoemde arbeiders hebben recht op een

eindejaarspremie. Deze bedraagt per gewerkte dag van :4 uur = 0,7932 EUR8 uur = 1,5865 EUR10 uur = 1,9831 EURArt. 3. Voor de berekening van de eindejaarspremie neemt de

referteperiode een aanvang op 1 juli van het jaar voorafgaand aan ditvan de uitbetaling en een einde op 30 juni van het uitbetalingsjaar.

Wordt voor de 1ste maal toegepast voor de uitbetaling premie 2002in december 2002 en dit voor de referteperiode van 1 januari 2002 tot30 juni 2002.

Art. 4. De door deze collectieve arbeidsovereenkomst geregeldeeindejaarspremie wordt door K.A.B.O.V. uitbetaald. Deze modaliteitendienen verder uitgewerkt te worden in de raad van beheer vanK.A.B.O.V.

HOOFDSTUK III. — SlotbepalingArt. 5. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking van

1 januari 2002 en is gesloten voor onbepaalde duur.Ze kan door elk van de partijen worden opgezegd mits naleving van

een opzegtermijn van drie maanden te rekenen vanaf de datum van deverzending van de opzegging. Deze opzegging geschiedt bij een terpost aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het ParitairSubcomité voor de handel in brandstoffen van Oost-Vlaanderen.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van22 mei 2003.

De Minister van Werkgelegenheid,Mevr. L. ONKELINX

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID,ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG

[2004/201368]N. 2004 — 3024

19 MEI 2004. — Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaar-den waaronder het gebrek aan werk wegens economische oorzakende uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden schorstvoor de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subco-mité voor het diamantzagen (PC 324.01) (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkom-sten, inzonderheid op artikel 51, § 1, vervangen door de wet van30 december 2001 en § 3, gewijzigd bij de wetten van 29 december 1990en 26 juni 1992;

Gelet op het advies van het Paritair Subcomité voor het diamant-zagen van 20 april 2004;

Overwegende dat de regeling van gedeeltelijke arbeid, die minderdan drie arbeidsdagen per week of minder dan één arbeidsweek pertwee weken omvat, tengevolge van uitzonderlijke omstandigheden,onvermijdelijk voor een langere duur dan drie maanden moet kunneningevoerd worden voor de ondernemingen die onder het ParitairSubcomité voor het diamantzagen ressorteren;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wetvan 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

CHAPITRE II. — Prime de fin d’annéeArt. 2. Les ouvriers, visés à l’article 1er ont droit à une prime de fin

d’année. Par jour presté, cette prime s’élève à :4 heures = 0,7932 EUR8 heures = 1,5865 EUR10 heures = 1,9831 EURArt. 3. Pour le calcul de la prime de fin d’année, la période de

référence commence au 1er juillet de l’année précédant celle dupaiement et elle prend fin au 30 juin de l’année de paiement.

Est appliquée pour la première fois pour le paiement de la prime 2002en décembre 2002 et cela pour la période de référence du 1er jan-vier 2002 jusqu’au 30 juin 2002.

Art. 4. La prime de fin d’année, fixée par la présente conventioncollective de travail, est payée par K.A.B.O.V. Ces modalités doiventêtre élaborées plus profondément dans le conseil de gestion deK.A.B.O.V.

CHAPITRE III. — Disposition finaleArt. 5. La présente convention collective de travail produit ses effets

le 1er janvier 2001 et est conclue pour une durée indéterminée.Elle peut être dénoncée par chacune des parties moyennant un

préavis de trois mois à partir de la date d’envoi du préavis. Cettedénonciation se fait par lettre recommandée à la poste, adressée auprésident de la Sous-commission paritaire pour le commerce decombustibles de la Flandre orientale.

Vu pour être annexé à l’arrêté royal du 22 mai 2003.

La Ministre de l’Emploi,Mme L. ONKELINX

SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI,TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE

[2004/201368]F. 2004 — 3024

19 MAI 2004. — Arrêté royal fixant les conditions dans lesquelles lemanque de travail résultant de causes économiques, suspendl’exécution du contrat de travail d’ouvrier pour les entreprisesressortissant à la Sous-commission paritaire pour le sciage dudiamant (CP 324.01) (1)

ALBERT II, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Vu la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail, notammentl’article 51, § 1er, remplacé par la loi du 30 décembre 2001, et § 3, modifiépar les lois des 29 décembre 1990 et 26 juin 1992;

Vu l’avis de la Sous-commission paritaire pour le sciage du diamantde 20 avril 2004;

Considérant que, par suite de circonstances exceptionnelles, il estindispensable pour les entreprises ressortissant à la Sous-commissionparitaire pour le sciage du diamant que le régime de travail à tempsréduit, comportant moins de trois jours de travail par semaine ou moinsd’une semaine de travail sur deux semaines, puisse être instauré pourune durée de plus de trois mois;

Vu les lois sur le Conseil d’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973,notamment l’article 3, § 1er, remplacé par la loi du 4 juillet 1989 etmodifié par la loi du 4 août 1996;

58669BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 12: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de huidige economische situatie het spoedigverlengen van een regeling van schorsing van de uitvoering van dearbeidsovereenkomst en van een regeling van gedeeltelijke arbeid voorwerklieden rechtvaardigt voor de ondernemingen die ressorterenonder het Paritair Subcomité voor het diamantzagen;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de werklieden in het bezitvan een loonboek en van de « bijzondere arbeidskaart diamantzagen,zaagverstellen of zaagtekenen » die onder het Paritair Subcomité voorhet diamantzagen ressorteren, en op hun werkgevers.

Art. 2. Bij volledig of gedeeltelijk gebrek aan werk wegens econo-mische oorzaken, mag de uitvoering van de overeenkomst geschorstworden, vanaf de eerste arbeidsdag die op deze van de kennisgevingvolgt.

De kennisgeving geschiedt door individuele schriftelijke mededelingaan de werkman, die het afschrift ervan voor ontvangst ondertekent.Zij heeft plaats uiterlijk bij de aanvang van de laatste arbeidsdag die deschorsingsperiode voorafgaat.

Art. 3. De duur van de volledige schorsing van de uitvoering van dearbeidsovereenkomst mag niet meer dan vier weken bedragen.

Art. 4. De maximumduur van de regeling van gedeeltelijke arbeidwordt vastgesteld op vierentwintig weken, indien zij minder dan driearbeidsdagen per week of minder dan één arbeidsweek per twee wekenomvat.

Het maximum aantal werkloosheidsdagen bedraagt vijftien dagenper cyclus van vier weken.

Wanneer in een cyclus van vier opeenvolgende weken maximum tienwerkloosheidsdagen noodzakelijk zijn, kan het ingevoerde stelsel metvier weken worden verlengd, mits een bijzondere kennisgeving aan debetrokken werklieden, de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en devoorzitter van het bevoegde Paritair Subcomité. Deze kennisgevinggeschiedt volgens dezelfde modaliteiten als voorzien bij artikel 2.

Art. 5. De overgang van het ene stelsel naar het andere kan maargebeuren na de herneming van de volledige arbeid gedurende tenminste één volledige arbeidsweek.

Art. 6. De bij artikel 2, tweede lid, en de bij artikel 4, derde lid,bedoelde kennisgeving moeten de datum vermelden waarop devolledige schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst ofde regeling van gedeeltelijke arbeid zal ingaan en de datum waarop dieschorsing of die regeling een einde zal nemen en de data waarop dewerklieden werkloos zullen zijn.

Art. 7. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 mei 2004 entreedt buiten werking op 30 april 2006.

Art. 8. Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van ditbesluit.

Gegeven te Brussel, 19 mei 2004.

ALBERT

Van Koningswege :

De Minister van Werk,F. VANDENBROUCKE

Nota

(1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad :Wet van 3 juli 1978, Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978;Wet van 29 december 1990, Belgisch Staatsblad van 9 januari 1991;Wet van 26 juni 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juni 1992;Wet van 30 december 2001, Belgisch Staatsblad van 31 december 2001.

Vu l’urgence;

Considérant que la situation économique actuelle justifie la prolon-gation de toute urgence d’un régime de suspension de l’exécution ducontrat de travail d’ouvrier et d’un régime de travail à temps réduitpour les entreprises ressortissant à la Sous-commission paritaire pour lesciage du diamant;

Sur la proposition de Notre Ministre de l’Emploi,

Nous avons arrêté et arrêtons :

Article 1er. Le présent arrêté s’applique aux ouvriers qui sont enpossession d’un carnet de salaires et de la « carte spéciale pour le sciage,le sertissage de scierie et le dessin pour sciage du diamant » et quiressortissent à la Sous-commission paritaire pour le sciage du diamant,et à leurs employeurs.

Art. 2. En cas de manque total ou partiel de travail résultant decauses économiques, l’exécution du contrat de travail peut êtresuspendue à partir de la première journée de travail suivant celle de lanotification.

La notification s’effectue par communication individuelle écrite àchaque ouvrier, lequel en signe la copie pour réception. Elle a lieu auplus tard au début de la dernière journée de travail précédant la périodede suspension.

Art. 3. La durée de la suspension totale de l’exécution du contrat detravail ne peut dépasser quatre semaines.

Art. 4. La durée du régime de travail à temps réduit est fixée àvingt-quatre semaines au maximum s’il comporte moins de trois joursde travail par semaine ou moins d’une semaine de travail sur deuxsemaines.

Le nombre maximum de journées de chômage est fixé à quinze jourspar cycle de quatre semaines.

Lorsqu’un cycle de quatre semaines consécutives n’a pas comportéplus de dix journées de chômage, le régime instauré peut être prolongédurant quatre semaines, moyennant notification particulière aux ouvriersconcernés, à l’Office national de l’Emploi et au Président de laSous-commission paritaire compétente. Cette notification s’effectueselon les mêmes modalités que celles prévues à l’article 2.

Art. 5. Le passage d’un régime à l’autre n’est autorisé qu’après quele travail à temps plein ait repris durant au moins une semaine detravail complète.

Art. 6. La notification visée à l’article 2, alinéa 2, et à l’article 4,alinéa 3 doit mentionner la date à laquelle la suspension totale del’exécution du contrat ou le régime de travail à temps réduit prendracours et la date à laquelle cette suspension ou ce régime prendra fin etles dates auxquelles les ouvriers seront en chômage.

Art. 7. Le présent arrêté produit ses effets le 1er mai 2004 et cesserad’être en vigueur le 30 avril 2006.

Art. 8. Notre Ministre de l’Emploi est chargé de l’exécution duprésent arrêté.

Donné à Bruxelles, le 19 mai 2004.

ALBERT

Par le Roi :

Le Ministre de l’Emploi,F. VANDENBROUCKE

Note

(1) Références au Moniteur belge :Loi du 3 juillet 1978, Moniteur belge du 22 août 1978;Loi du 29 décembre 1990, Moniteur belge du 9 janvier 1991;Loi du 26 juin 1992, Moniteur belge du 30 juin 1992;Loi du 30 décembre 2001, Moniteur belge du 31 décembre 2001.

58670 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 13: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID,ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG

[C − 2004/12190]N. 2004 — 3025

4 JULI 2004. — Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijkbesluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op dewerknemers (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van dewerknemers bij de uitvoering van hun werk, inzonderheid op artikel 4,§ 1, eerste lid, gewijzigd bij de wet van 7 april 1999 en 11 juni 2002;

Gelet op het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende hetgezondheidstoezicht op de werknemers;

Gelet op het advies van de Hoge Raad voor Preventie en Bescher-ming op het werk, gegeven op 13 december 2002 en 10 oktober 2003;

Gelet op advies 36.903/1 van de Raad van State, gegeven op27 april 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van degecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk en Onze Staatssecre-taris voor Arbeidsorganisatie en Welzijn op het Werk,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Artikel 5 van het koninklijk besluit van 28 mei 2003betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers wordt aange-vuld met een § 3, luidende :

« § 3. De werkgever neemt de nodige maatregelen om depreventieadviseur-arbeidsgeneesheer in kennis te stellen van elkearbeidsongeschiktheid van vier weken of meer, vastgesteld voor eenwerknemer die onderworpen is aan het verplicht gezondheidstoezicht. »

Art. 2. Artikel 12, § 3, van hetzelfde besluit wordt vervangen alsvolgt :

« § 3. Onder voorbehoud van de bepalingen betreffende de vooraf-gaande gezondheidsbeoordeling, de gezondheidsbeoordeling van eendefinitief arbeidsongeschikte werknemer met het oog op zijn reïntegra-tie en het bezoek voorafgaand aan de werkhervatting, is elk verzoek omgezondheidstoezicht of elke oproeping van een werknemer om teverschijnen voor een afdeling of een departement belast met hetmedisch toezicht, hetzij buiten zijn gewone werkuren, hetzij tijdens deschorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst, hetzij in deloop van de periode van vrijstelling van arbeid, absoluut nietig en heeftzij de absolute nietigheid van de beslissing van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer tot gevolg. »

Art. 3. In hetzelfde besluit wordt een artikel 36bis ingevoegd,luidende :

Art. 36bis. § 1. De werkgever informeert alle werknemers dieonderworpen zijn aan het verplicht gezondheidstoezicht, over hunrecht om te genieten van een bezoek voorafgaand aan de werkhervat-ting in geval van arbeidsongeschiktheid van vier weken of meer, methet oog op een eventuele aanpassing van hun werkpost, alsook over dete vervullen voorwaarden die opgesomd zijn in § 2, 1° en 2°.

SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI,TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE

[C − 2004/12190]F. 2004 — 3025

4 JUILLET 2004. — Arrêté royal modifiant l’arrêté royal du 28 mai 2003relatif à la surveillance de la santé des travailleurs (1)

ALBERT II, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Vu la loi du 4 août 1996 relative au bien-être des travailleurs lors del’exécution de leur travail, notamment l’article 4, § 1er, modifié par la loidu 7 avril 1999 et 11 juin 2002;

Vu l’arrêté royal du 28 mai 2003 relatif à la surveillance de la santédes travailleurs;

Vu l’avis du Conseil supérieur pour la Prévention et la Protection autravail, donné le 13 décembre 2002 et le 10 octobre 2003;

Vu l’avis 36.903/1 du Conseil d’Etat, donné le 27 avril 2004, enapplication de l’ article 84, § 1er, 1°, des lois coordonnées sur le Conseild’Etat;

Sur la proposition de Notre Ministre de l’Emploi et de NotreSecrétaire d’Etat à l’Organisation du travail et au Bien-être au travail,

Nous avons arrêté et arrêtons :

Article 1er. L’article 5 de l’arrêté royal du 28 mai 2003 relatif à lasurveillance de la santé des travailleurs est complété par une § 3, rédigécomme suit :

« § 3. L’employeur prend les mesures nécessaires pour informer leconseiller en prévention-médecin du travail de toute incapacité detravail de quatre semaines ou plus, constatée pour un travailleursoumis à la surveillance de santé obligatoire. »

Art. 2. L’article 12, § 3, du même arrêté est remplacé par ladisposition suivante :

« § 3. Sous réserve des dispositions concernant l’évaluation de santépréalable, l’évaluation de santé d’un travailleur en incapacité de travaildéfinitive en vue de son reclassement, et la visite de pré-reprise dutravail, toute demande de surveillance de santé ou toute convocationadressée à un travailleur l’invitant à se présenter devant une section ouun département de surveillance médicale, soit en dehors des horairesde travail, soit pendant la suspension de l’exécution du contrat detravail, soit au cours de la période de dispense de travail, est entachéede nullité absolue et a comme conséquence la nullité absolue de ladécision du conseiller en prévention-médecin du travail. »

Art. 3. Un article 36bis rédigé comme suit, est inséré dans le mêmearrêté :

Art. 36bis. § 1er. L’employeur informe tous les travailleurs soumis à lasurveillance de santé obligatoire de leur droit à bénéficier d’une visitede pré-reprise du travail, en cas d’incapacité de travail de quatresemaines ou plus, en vue d’un aménagement éventuel de leur poste detravail, ainsi que des conditions à remplir visées au § 2, 1°et 2°.

58671BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 14: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

§ 2. In geval van arbeidsongeschiktheid van vier weken of meer, kande werknemer die onderworpen is aan het verplicht gezondheidstoe-zicht, een bezoek voorafgaand aan de werkhervatting vragen wanneerde volgende voorwaarden vervuld zijn :

1° de werknemer neemt zelf het initiatief om voor deze mogelijkheidin aanmerking te komen door een geschreven aanvraag aan dewerkgever te richten;

2° de werknemer geeft zijn akkoord opdat de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer, die werd verwittigd door de werkgever, het medischdossier van de werknemer bij de behandelende geneesheer kanraadplegen en kan overleggen met deze laatste.

§ 3. Vanaf het ogenblik dat de werkgever een aanvraag van eenwerknemer ontvangt zoals bedoeld in § 2, 1°, verwittigt hij depreventieadviseur-arbeidsgeneesheer opdat de werknemer uitgeno-digd wordt op het bezoek voorafgaand aan de werkhervatting dat moetplaatsvinden binnen een termijn van acht dagen volgend op deontvangst van de aanvraag.

§ 4. Het bezoek voorafgaand aan de werkhervatting zoals bedoeld in§ 1 moet de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer in staat stellen om, opbasis van de gezondheidstoestand van de werknemer en het onderzoekvan zijn werkpost, aan de werkgever aangepaste maatregelen voor testellen die inzonderheid bestaan uit een aanpassing van de post of dearbeidsomstandigheden teneinde de belasting verbonden aan deze postte verminderen zodat de werkgever een aangepast werk kan geven aande werknemer vanaf de werkhervatting.

§ 5. De preventieadviseur-arbeidsgeneesheer onderzoekt de werk-post van de werknemer zo spoedig mogelijk met het oog op hetonderzoek van de mogelijkheden tot aanpassing van deze post.

§ 6. In afwijking van de bepalingen betreffende het formulier voor degezondheidsbeoordeling, formuleert de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer zijn voorstellen betreffende de aanpassingen van dewerkpost of van de arbeidsomstandigheden, door enkel rubriek F vanhet formulier voor de gezondheidsbeoordeling te vervolledigen.

§ 7. De werkgever neemt de verplaatsingskosten van de werknemervoor het bezoek voorafgaand aan de werkhervatting voor zijn reke-ning. »

Art. 4. Onze Minister van Werk en Onze Staatssecretaris voorArbeidsorganisatie en Welzijn op het werk zijn, ieder wat hem betreft,belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 4 juli 2004.

ALBERT

Van Koningswege :

De Minister van Werk,F. VANDENBROUCKE

De Staatssecretaris voor Arbeidsorganisatieen Welzijn op het Werk,Mevr. K. VAN BREMPT

Nota

(1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad :Wet van 4 augustus 1996, Belgisch Staatsblad van 18 september 1996;Wet van 7 april 1999, Belgisch Staatsblad van 20 april 1999;Wet van 11 juni 2002, Belgisch Staatsblad van 22 juni 2002;Koninklijk besluit van 28 mei 2003, Belgisch Staatsblad van 16 juni 2003.

§ 2. Le travailleur soumis à la surveillance de santé obligatoire, ensituation d’incapacité de travail de quatre semaines ou plus peutdemander une visite de pré-reprise du travail pendant la périoded’incapacité de travail, si les conditions suivantes sont remplies :

1° le travailleur lui-même prend l’initiative de bénéficier de cettepossibilité, en adressant une demande écrite à l’employeur;

2° le travailleur donne son accord pour que le conseiller enprévention-médecin du travail, qui a été averti par l’employeur, puisseconsulter le dossier médical du travailleur auprès du médecin traitantet se concerter avec ce dernier.

§ 3. Dès que l’employeur recoit une demande d’un travailleur telleque visée au § 2, 1°, il avertit le conseiller en prévention-médecin dutravail afin que le travailleur soit convoqué à la visite de pré-reprise dutravail, qui doit être effectuée dans un délai de huit jours suivant laréception de la demande.

§ 4. La visite de pré-reprise du travail telle que visée au § 1er doitpermettre au conseiller en prévention-médecin du travail de proposer àl’employeur, sur base de l’état de santé du travailleur et de l’examen deson poste de travail, des mesures appropriées consistant notamment enun aménagement du poste ou des conditions de travail de manière àréduire les contraintes liées à ce poste, afin que l’employeur puissefournir un travail adapté au travailleur dès la reprise du travail.

§ 5. Le conseiller en prévention-médecin du travail examine ensuitele poste de travail du travailleur dans les meilleurs délais afin depouvoir envisager les possibilités d’aménagement de ce poste.

§ 6. Par dérogation aux dispositions concernant le formulaired’évaluation de santé, le conseiller en prévention-médecin du travailformule ses propositions relatives aux adaptations du poste ou desconditions de travail, en complétant uniquement la rubrique F duformulaire d’évaluation de santé.

§ 7. L’employeur assume les frais de déplacement du travailleur pourla visite de pré-reprise du travail. »

Art. 4. Notre Ministre de l’Emploi et Notre Secrétaire d’ Etat àl’Organisation du travail et au Bien-être au travail sont chargés, chacunen ce qui le concerne, de l’exécution du présent arrêté.

Donné à Bruxelles, le 4 juillet 2004.

ALBERT

Par le Roi :

Le Ministre de l’Emploi,F. VANDENBROUCKE

La Secrétaire d’Etat à l’Organisation du travailet au Bien-être au travail,Mme K. VAN BREMPT

Note

(1) Références au Moniteur belge :Loi du 4 août 1996, Moniteur belge du 18 septembre 1996;Loi du 7 avril 1999, Moniteur belge du 20 avril 1999;Loi du 11 juin 2002, Moniteur belge du 22 juin 2002;Arrêté royal du 28 mai 2003, Moniteur belge du 16 juin 2003.

58672 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 15: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID,ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG

[2004/202261]N. 2004 — 30265 JULI 2004. — Koninklijk besluit waarbij aan de onderneming

CON-PAC de toelating wordt verleend om sommige werknemersop zondag tewerk te stellen (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de arbeidswet van 16 maart 1971, inzonderheid op artikel13;

Gelet op het advies van het Nationale Arbeidsraad, gegeven op27 januari 2004;

Gelet op het advies nr 37.085/1 van de Raad van State, gegeven op27 mei 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1o, van degecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat een afwijking op het verbod van zondagsarbeidgerechtvaardigd is door het feit dat de onderneming CON-PAC inonderaanneming werkt voor de onderneming SIDMAR, waarvoor zijde verpakking verzorgt van de afgewerkte staalproducten, en dat, omte kunnen functioneren, de onderneming SIDMAR gedurende alledagen van de week, met inbegrip van de zondagen en de feestdagen,moet kunnen rekenen op de diensten van haar onderaannemer, diehaar productieritme moet volgen, en dat de geproduceerde eenheden″just in time″ moeten kunnen worden geleverd volgens de logistiek vanhet productieproces;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de werklieden van deonderneming CON-PAC B.V.B.A., gelegen Tinnenpotstraat 40, te9000 Gent, die ressorteren onder het Aanvullend Paritair Comité voorde werklieden en op hun werkgevers.

Art. 2. De bij artikel 1 bedoelde werknemers mogen op zondagworden tewerkgesteld.

Art. 3. Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van ditbesluit.

Gegeven te Brussel, 5 juli 2004.

ALBERT

Van Koningswege :

De Minister van Werk,F. VANDENBROUCKE

Nota

1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad :Arbeidswet van 16 maart 1971, Belgisch Staatsblad van 30 maart 1971.

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID,ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG

[2004/202249]N. 2004 — 3027

5 JULI 2004. — Koninklijk besluit tot vaststelling van het minimum-bedrag van het loon dat men moet genieten om als een betaaldesportbeoefenaar te worden beschouwd (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereen-komst voor betaalde sportbeoefenaars, inzonderheid op artikel 2, § 1;

Gelet op het advies van het Nationaal Paritair Comité voor de sport,gegeven op 26 maart 2004;

SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI,TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE

[2004/202261]F. 2004 — 30265 JUILLET 2004. — Arrêté royal

autorisant l’entreprise CON-PACà occuper certains travailleurs le dimanche (1)

ALBERT II, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Vu la loi du 16 mars 1971 sur le travail, notamment l’ article 13 ;

Vu l’avis du Conseil national du Travail, donné le 27 janvier 2004;

Vu l’avis no 37.085/1 du Conseil d’Etat, donné le 27 mai 2004, enapplication de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 1o, des lois coordonnées surle Conseil d’Etat;

Considérant qu’une dérogation à l’interdiction du travail le diman-che est justifiée par le fait que l’entreprise CON-PAC travaille en aval del’entreprise SIDMAR dont elle assure les activités d’emballage deproduits finis en acier et que, pour fonctionner, l’entreprise SIDMARdoit compter sur les services de ce sous-traitant tous les jours de lasemaine, y compris les dimanches et jours fériés, afin de suivre sesrythmes de production et que les unités produites selon la logistique duprocessus de production soient livrées ″just in time″;

Sur la proposition de Notre Ministre de l’Emploi,

Nous avons arrêté et arrêtons :

Article 1er. Le présent arrêté s’applique aux ouvriers occupés dansl’entreprise CON-PAC S.P.R.L, située Tinnenpotstraat 40, à 9000 Gand,ressortissant à la Commission paritaire auxiliaire pour ouvriers et àleurs employeurs.

Art. 2. Les travailleurs visés à l’article 1er peuvent être occupés ledimanche.

Art. 3. Notre Ministre de l’Emploi est chargé de l’exécution duprésent arrêté.

Donné à Bruxelles, le 5 juillet 2004.

ALBERT

Par le Roi :

Le Ministre de l’Emploi,F. VANDENBROUCKE

Note

(1) Référence au Moniteur belge :Loi du 16 mars 1971 sur le travail, Moniteur belge du 30 mars 1971.

SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI,TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE

[2004/202249]F. 2004 — 3027

5 JUILLET 2004. — Arrêté royal fixant le montant minimal de larémunération dont il faut bénéficier pour être considéré commesportif rémunéré (1)

ALBERT II, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Vu la loi du 24 février 1978 relative au contrat de travail du sportifrémunéré, notamment l’article 2, § 1er;

Vu l’avis de la Commission paritaire nationale des sports, donné le26 mars 2004;

58673BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 16: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Gelet op advies 37.123/1 van de Raad van State, gegeven op27 mei 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1o, van degecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat de werkgevers en de sportbeoefenaars die zijtewerkstellen onverwijld op de hoogte moeten kunnen zijn van hetminimumbedrag, voor de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005,dat een sportbeoefenaar moet verdienen om onderworpen te zijn aande wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voorbetaalde sportbeoefenaars;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Het in artikel 2, § 1, van de wet van 24 februari 1978betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaarsbedoelde loonbedrag wordt voor de periode van 1 juli 2004 tot en met30 juni 2005 bepaald op 7.704 euro.

Art. 2. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2004 en treedt buitenwerking op 1 juli 2005.

Art. 3. Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van ditbesluit.

Gegeven te Brussel, 5 juli 2004.

ALBERT

Van Koningswege :

De Minister van Werk,F. VANDENBROUCKE

Nota(1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad :Wet van 24 februari 1978, Belgisch Staatsblad van 9 maart 1978.

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID,ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG

[2004/202002]N. 2004 — 3028

6 JULI 2004. — Koninklijk besluit betreffende de werkkledij (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van dewerknemers bij de uitvoering van hun werk, inzonderheid op artikel 4,§ 1, eerste lid, gewijzigd bij de wet van 7 april 1999;

Gelet op het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming,goedgekeurd door de besluiten van de Regent van 11 februari 1946 en27 september 1947, inzonderheid op titel II, hoofdstuk II, afdeling III,dat de artikelen 103bis1 tot 103bis3 omvat, ingevoegd bij het koninklijkbesluit van 31 januari 1974;

Gelet op het advies van de Hoge Raad voor Preventie en Bescher-ming op het werk, gegeven op 8 februari 2002;

Gelet op het advies nr. 34.136/1 van de Raad van State gegeven op19 juni 2003;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk en van OnzeStaatssecretaris voor Arbeidsorganisatie en Welzijn op het Werk,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en dewerknemers, en op de daarmee gelijkgestelde personen bedoeld inartikel 2 van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van dewerknemers bij de uitvoering van hun werk.

Vu l’avis 37.123/1 du Conseil d’État, donné le 27 mai 2004, enapplication de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 1o, des lois coordonnées surle Conseil d’État;

Considérant qu’il s’impose que les employeurs et les sportifs qu’ilsoccupent puissent avoir connaissance sans retard du montant minimal,pour la période allant du 1er juillet 2004 au 30 juin 2005 inclus, qu’unsportif doit gagner pour être soumis à la loi du 24 février 1978 relativeau contrat de travail du sportif rémunéré;

Sur la proposition de Notre Ministre de l’Emploi,

Nous avons arrêté et arrêtons :

Article 1er. Le montant de la rémunération visé à l’article 2, § 1er, dela loi du 24 février 1978 relative au contrat de travail du sportifrémunéré est fixé, pour la période allant du 1er juillet 2004 au30 juin 2005 inclus, à 7.704 euros.

Art. 2. Le présent arrêté produit ses effets le 1er juillet 2004 et cesserad’être en vigueur le 1er juillet 2005.

Art. 3. Notre Ministre de l’Emploi est chargé de l’exécution duprésent arrêté.

Donné à Bruxelles, le 5 juillet 2004.

ALBERT

Par le Roi :

Le Ministre de l’Emploi,F. VANDENBROUCKE

Note(1) Référence au Moniteur belge :Loi du 24 février 1978, Moniteur belge du 9 mars 1978.

SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI,TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE

[2004/202002]F. 2004 — 3028

6 JUILLET 2004. — Arrêté royal relatif aux vêtements de travail (1)

ALBERT II, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Vu la loi du 4 août 1996 relative au bien-être des travailleurs lors del’exécution de leur travail, notamment l’article 4, § 1er, alinéa 1er,modifié par la loi du 7 avril 1999;

Vu le Règlement général pour la protection du travail, approuvé parles arrêtés du Régent des 11 février 1946 et 27 septembre 1947,notamment le titre II, chapitre II, section III, comprenant les arti-cles 103bis1 à 103bis3, insérés par l’arrêté royal du 31 janvier 1974;

Vu l’avis du Conseil supérieur pour la Prévention et la Protection autravail, donné le 8 février 2002;

Vu l’avis no 34.136/1 du Conseil d’Etat donné le 19 juin 2003;

Sur la proposition de Notre Ministre de l’Emploi et de NotreSecrétaire d’Etat à l’Organisation du travail et au Bien-être au travail,

Nous avons arrêté et arrêtons :

Article 1er. Le présent arrêté s’applique aux employeurs et auxtravailleurs, ainsi qu’aux personnes y assimilées, visés à l’article 2 de laloi du 4 août 1996 relative au bien-être des travailleurs lors del’exécution de leur travail.

58674 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 17: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Art. 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

1o werkkledij : hetzij een overall, hetzij een pak bestaand uit eenbroek en een jas of windpak, hetzij een kiel of stofjas, bestemd om tevermijden dat de werknemer zich vuil maakt door de aard van zijnactiviteiten en die niet beschouwd wordt als beschermingskledij;

2o Comité : het Comité voor Preventie en Bescherming op het werk,bij ontstentenis van een Comité, de vakbondsafvaardiging, en bijontstentenis van een vakbondsafvaardiging, de werknemers zelf over-eenkomstig de bepalingen van artikel 53 van de wet van 4 augus-tus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoeringvan hun werk.

Art. 3. De werknemers zijn ertoe gehouden tijdens hun normaleactiviteit werkkledij te dragen behalve :

1° indien de risicoanalyse bedoeld in artikel 8 van het koninklijkbesluit van 27 maart 1998 betreffende het beleid inzake het welzijn vande werknemers bij de uitvoering van hun werk heeft aangetoond dat deaard van de activiteit niet bevuilend was, en indien het Comité zijnakkoord heeft gegeven over de resultaten van deze risicoanalyse;

2° indien de werknemers, hetzij wegens de uitoefening van eenoverheidsfunctie, hetzij wegens gebruiken die eigen zijn aan het beroepen die toegelaten zijn door het bevoegd paritair comité, verplicht zijneen uniform of gestandaardiseerde werkkledij te dragen die voorge-schreven is door een koninklijk besluit of een algemeen verbindendverklaarde collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 4. § 1. De werkkledij moet :

1o alle veiligheids-, gezondheids- en kwaliteitswaarborgen bieden;

2o aangepast zijn aan de te voorkomen risico’s, zonder zelf eentoegenomen risico in te voeren;

3o aangepast zijn aan de eisen voor het uitoefenen van de activiteitendoor de werknemer en aan de geldende arbeidsvoorwaarden;

4o rekening houden met de ergonomische eisen;

5o aangepast zijn aan de maten van de werknemer;

6o vervaardigd zijn uit niet-allergeen materiaal, slijtvast en nietscheurbaar, en aangepast aan de seizoenen.

§ 2. De werkkledij mag aan de buitenkant geen opschriften vertonen,behalve, in voorkomend geval, de benaming van de onderneming, denaam van de werknemer, de merktekens van zijn functie en een« Streepjescode ».

Art. 5. De werkgever moet kosteloos werkkledij ter beschikkingstellen van zijn werknemers vanaf het begin van hun werkzaamhedenen hij blijft eigenaar van die werkkledij.

Rekening houdend met de criteria vastgelegd in artikel 4, § 1, betrektde werkgever de bevoegde preventieadviseur alsook het Comité bij dekeuze van de werkkledij.

Art. 6. De werkgever zorgt, of laat op zijn kosten zorgen voor dereiniging van de werkkledij door middel van producten die zo weinigmogelijk allergeen zijn, voor de herstelling en het onderhoud in denormale staat van gebruik, alsook voor de hernieuwing ervan opgepaste tijden.

Art. 2. Pour l’application du présent arrêté, on entend par :

1° vêtement de travail : soit une salopette, soit un ensemblecomposé d’un pantalon et d’une veste ou d’un blouson, soit une blouseou un cache-poussière, destiné à éviter que le travailleur ne se salisse,du fait de la nature de ses activités, et qui n’est pas considéré comme unvêtement de protection;

2° Comité : le Comité pour la Prévention et la Protection au travail,ou à défaut, la délégation syndicale, ou à défaut, les travailleurseux-mêmes conformément aux dispositions de l’article 53 de la loi du4 août 1996 relative au bien-être des travailleurs lors de l’exécution deleur travail.

Art. 3. Les travailleurs sont tenus de porter un vêtement de travaildurant leur activité normale, sauf :

1° si l’analyse des risques visée à l’article 8 de l’arrêté royal du27 mars 1998 relatif à la politique du bien-être des travailleurs lors del’exécution de leur travail, a démontré que la nature de l’activité n’étaitpas salissante, et si le Comité a donné son accord sur les résultats decette analyse des risques;

2° si, soit en raison de l’exercice d’une fonction publique, soit enraison des usages propres à la profession et admis par la commissionparitaire compétente, les travailleurs doivent porter un uniforme ou unvêtement de travail standardisé, qui est prescrit par un arrêté royal oudans une convention collective de travail rendue obligatoire.

Art. 4. § 1er. Le vêtement de travail doit :

1° présenter toutes les garanties de sécurité, de santé et de qualité;

2° être approprié aux risques à prévenir, sans induire lui-même unrisque accru;

3° être adapté aux exigences d’exercice des activités par le travailleuret aux conditions de travail existantes;

4° tenir compte des exigences ergonomiques;

5° être adapté aux mensurations du travailleur;

6° être confectionné avec des matières non allergènes, résistantes àl’usure et au déchirement, et être adapté aux saisons.

§ 2. Le vêtement de travail ne peut comporter aucune mentionextérieure, à l’exception, le cas échéant, de la dénomination del’entreprise, du nom du travailleur, des marques de sa fonction et d’un« code-barres ».

Art. 5. L’employeur est tenu de fournir gratuitement un vêtementde travail à ses travailleurs dès le début de leurs activités et il en restele propriétaire.

L’employeur associe le conseiller en prévention compétent ainsi quele Comité lors du choix du vêtement de travail, en respectant les critèresfixés à l’article 4, § 1er.

Art. 6. L’employeur assure ou fait assurer, à ses frais, le nettoyagedes vêtements de travail au moyen de produits les moins allergisantspossible, de même que la réparation et l’entretien en état normald’usage, ainsi que leur renouvellement en temps utile.

58675BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 18: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Het is verboden de werknemer toe te laten zijn eigen werkkledij aante schaffen, zelf voor de reiniging, de herstelling en het onderhoudervan in te staan, of zelf voor de hernieuwing ervan te zorgen, zelfstegen de betaling van een premie of vergoeding.

Art. 7. § 1. Het is verboden de werkkledij mee naar huis te nemen.

§ 2. In afwijking van § 1, mag de werknemer de werkkledij mee naarhuis nemen onder de volgende voorwaarden :

1° de activiteiten worden op verschillende arbeidsplaatsen uitge-oefend;

2° het verbod is om organisatorische redenen niet uitvoerbaar;

3° de werkkledij vormt geen risico voor de gezondheid van dewerknemers en van zijn directe omgeving.

Art. 8. De werkgever kan maatregelen nemen zodat de werkkledijvoorbehouden wordt aan een een zelfde werknemer omwille van delichamelijke kenmerken van deze werknemer en rekening houdendmet de aard, de duur of de verscheidenheid van de uitgeoefendeactiviteiten.

Art. 9. Afdeling III van hoofdstuk II van titel II van het Algemeenreglement voor de arbeidsbescherming, dat de artikelen 103bis1tot 103bis3 omvat, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 31 januari 1974,wordt opgeheven.

Art. 10. De bepalingen van de artikelen 1 tot 8 vormen hoofdstuk Ivan titel VII van de Codex over het welzijn op het werk met volgendeopschriften :

1o « Titel VII. — Individuele uitrusting »;

2o « Hoofdstuk I. — Werkkledij ».

Art. 11. Onze Minister van Werk en Onze Staatssecretaris voorArbeidsorganisatie en Welzijn op het werk zijn, ieder wat hem betreft,belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 6 juli 2004.

ALBERT

Van Koningswege :

De Minister van Werk,F. VANDENBROUCKE

De Staatssecretaris voor Arbeidsorganisatieen Welzijn op het Werk,Mevr. K. VAN BREMPT

Nota

(1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad :Wet van 4 augustus 1996, Belgisch Staatsblad van 18 september 1996;Wet van 7 april 1999, Belgisch Staatsblad van 20 april 1999;Besluit van de Regent van 11 februari 1946, Belgisch Staatsblad van 3

en 4 april 1946;Besluit van de Regent van 27 september 1947, Belgisch Staatsblad van

3 en 4 oktober 1947;Koninklijk besluit van 31 januari 1974, Belgisch Staatsblad van

12 februari 1974.

Il est interdit de permettre au travailleur d’assurer lui-même lafourniture, le nettoyage, la réparation et l’entretien du vêtement detravail ou de veiller au renouvellement de celui-ci, même contre lepaiement d’une prime ou d’une indemnité.

Art. 7. § 1er. Il est interdit d’emporter le vêtement de travail àdomicile.

§ 2. En dérogation au § 1er, le travailleur peut emporter le vêtementde travail à domicile, aux conditions suivantes :

1° les activités sont exercées sur différents lieux de travail;

2° l’interdiction n’est pas réalisable pour des raisons organisation-nelles;

3° le vêtement de travail ne comporte pas de risque pour la santé dutravailleur et de son entourage.

Art. 8. L’employeur peut prendre des mesures de telle sorte qu’unvêtement de travail soit réservé à un même travailleur, du fait descaractéristiques physiques de ce travailleur, et en tenant compte de lanature, de la durée ou de la diversité des activités exercées.

Art. 9. La section III du chapitre II du titre II du Règlement généralpour la protection du travail, comprenant les articles 103bis1 à 103bis3,insérés par l’arrêté royal du 31 janvier 1974, est abrogée.

Art. 10. Les dispositions des articles 1er à 8 constituent le chapitre Ier

du titre VII du Code sur le bien-être au travail avec les intituléssuivants :

1o « Titre VII. — Equipement individuel »;

2o « Chapitre Ier. — Vêtements de travail ».

Art. 11. Notre Ministre de l’Emploi et Notre Secrétaire d’Etat àl’Organisation du travail et au Bien-être au travail sont chargés, chacunen ce qui le concerne, de l’exécution du présent arrêté.

Donné à Bruxelles, le 6 juillet 2004.

ALBERT

Par le Roi :

Le Ministre de l’Emploi,F. VANDENBROUCKE

La Secrétaire d’Etat à l’Organisation du travailet au Bien-être au travail,Mme K. VAN BREMPT

Note

(1) Références au Moniteur belge :Loi du 4 août 1996, Moniteur belge du 18 septembre 1996;Loi du 7 avril 1999, Moniteur belge du 20 avril 1999;Arrêté du Régent du 11 février 1946, Moniteur belge des 3 et

4 avril 1946;Arrêté du Régent du 27 septembre 1947, Moniteur belge des 3 et

4 octobre 1947;Arrêté royal du 31 janvier 1974, Moniteur belge du 12 février 1974.

58676 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 19: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID,ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG

[C − 2004/12191]N. 2004 — 3029

13 JULI 2004. — Koninklijk besluit tot vaststelling van het bedragvan de vergoeding bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet van24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaaldesportbeoefenaars (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeids-overeenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, inzonderheid opartikel 5, tweede lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 september 2002 tot vaststellingvan het bedrag van de vergoeding bedoeld in artikel 5, tweede lid, vande wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voorbetaalde sportbeoefenaars;

Gelet op het advies van het Nationaal Paritair Comité voor de sport,gegeven op 22 december 2003;

Gelet op het advies 37.381/1 van de Raad van State, gegeven op11 juni 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van degecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Indien de overeenkomst voor onbepaalde tijd werdgesloten, is de partij die de overeenkomst verbreekt zonder dringendereden of zonder de bepalingen van het eerste lid van artikel 5 van dewet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voorbetaalde sportbeoefenaars in acht te nemen, gehouden de andere partijeen vergoeding te betalen gelijk aan het lopend loon en de voordelenverworven krachtens overeenkomst, overeenstemmend met :

1° indien het jaarlijks loon niet hoger is dan 15.106,00 euro :

— vier en een halve maand indien de overeenkomst wordt verbrokentijdens de eerste twee jaren na de aanvang van deze overeenkomst;

— drie maanden indien de overeenkomst wordt verbroken vanaf hetderde jaar na de aanvang van deze overeenkomst;

2° indien het jaarlijks loon hoger is dan 15.106,00 euro zonder24.631,52 euro te overschrijden :

— zes maanden indien de overeenkomst wordt verbroken tijdens deeerste twee jaren na de aanvang van deze overeenkomst;

— drie maanden indien de overeenkomst wordt verbroken vanaf hetderde jaar na de aanvang van deze overeenkomst;

3° zes maanden indien het jaarlijks loon hoger is dan 24.631,52 eurozonder 32.842,03 euro te overschrijden;

SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI,TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE

[C − 2004/12191]F. 2004 — 3029

13 JUILLET 2004. — Arrêté royal fixant le montant de l’indemnitévisée à l’article 5, alinéa 2, de la loi du 24 février 1978 relative aucontrat de travail du sportif rémunéré (1)

ALBERT II, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Vu la loi du 24 février 1978 relative au contrat de travail du sportifrémunéré, notamment l’article 5, alinéa 2;

Vu l’arrêté royal du 20 septembre 2002 fixant le montant del’indemnité visée à l’article 5, alinéa 2, de la loi du 24 février 1978relative au contrat de travail du sportif rémunéré;

Vu l’avis de la Commission paritaire nationale des sports, donné le22 décembre 2003;

Vu l’avis 37.381/1 du Conseil d’Etat, donné le 11 juin 2004, enapplication de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 1°, des lois coordonnées surle Conseil d’Etat;

Sur la proposition de Notre Ministre de l’Emploi,

Nous avons arrêté et arrêtons :

Article 1er. Si le contrat est conclu pour une durée indéterminée, lapartie qui rompt l’engagement sans motif grave ou sans respecter lesdispositions du 1er alinéa de l’article 5 de la loi du 24 février 1978relative au contrat de travail du sportif rémunéré est tenue de payer àl’autre partie une indemnité égale à la rémunération en cours y comprisles avantages acquis en vertu du contrat, correspondant à :

1° si la rémunération annuelle n’est pas supérieure à 15.106,00 euros :

— quatre mois et demi si le contrat est rompu durant les deuxpremières années après le début de ce contrat;

— trois mois si le contrat est rompu à partir de la troisième annéeaprès le début de ce contrat;

2° si la rémunération annuelle est supérieure à 15.106,00 euros sansexcéder 24.631,52 euros :

— six mois si le contrat est rompu durant les deux premières annéesaprès le début de ce contrat;

— trois mois si le contrat est rompu à partir de la troisième annéeaprès le début de ce contrat;

3° six mois si la rémunération annuelle est supérieure à 24.631,52 eurossans excéder 32.842,03 euros;

58677BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 20: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

4° twaalf maanden indien het jaarlijks loon hoger is dan 32.842,03 eurozonder 98.526,10 euro te overschrijden;

5° achttien maanden indien het jaarlijks loon 98.526,10 eurooverschrijdt.

Art. 2. De in artikel 1 vermelde bedragen worden aangepast aan hetindexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de bepalingenvan de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 43 van 2 mei 1988, geslotenin de Nationale Arbeidsraad, houdende wijziging en coördinatie van decollectieve arbeidsovereenkomsten nr. 21 van 15 mei 1975 en nr. 23 van25 juli 1975 betreffende de waarborg van een gemiddeldminimummaandinkomen.

Art. 3. Het koninklijk besluit van 20 september 2002 tot vaststellingvan het bedrag van de vergoeding bedoeld in artikel 5, tweede lid, vande wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voorbetaalde sportbeoefenaars, wordt opgeheven.

Art. 4. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 augustus 2004.

Art. 5. Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van ditbesluit.

Gegeven te Brussel, 13 juli 2004.

ALBERT

Van Koningswege :

De Minister van Werk,F. VANDENBROUCKE

Nota

(1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad :Wet van 24 februari 1978, Belgisch Staatsblad van 9 maart 1978.

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID,ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG

[2004/202257]N. 2004 — 3030

15 JULI 2004. — Koninklijk besluit tot vaststelling, voor sommigeondernemingen die onder het Paritair Comité voor de metaal-,machine- en elektrische bouw (P.C. 111) ressorteren, van devoorwaarden waaronder het gebrek aan werk wegens economischeoorzaken de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werk-lieden schorst (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkom-sten, inzonderheid op artikel 51, § 1, vervangen bij de wet van30 december 2001;

Gelet op het advies van het Paritair Comité voor de metaal-,machine- en elektrische bouw gegeven op 19 april 2004;

4° douze mois si la rémunération annuelle est supérieure à32.842,03 euros sans excéder 98.526,10 euros;

5° dix-huit mois si la rémunération annuelle excède 98.526,10 euros.

Art. 2. Les montants visés à l’article 1er sont adaptés à l’indice desprix à la consommation, conformément aux dispositions de laconvention collective de travail n° 43 conclue le 2 mai 1988 au sein duConseil national du Travail, portant modification et coordination desconventions collectives de travail n° 21 du 15 mai 1975 et n° 23 du25 juillet 1975 relatives à la garantie d’un revenu minimum mensuelmoyen.

Art. 3. L’arrêté royal du 20 septembre 2002 fixant le montant del’indemnité visée à l’article 5, alinéa 2, de la loi du 24 février 1978relative au contrat de travail du sportif rémunéré, est abrogé.

Art. 4. Le présent arrêté produit ses effets le 1er août 2004.

Art. 5. Notre Ministre de l’Emploi est chargé de l’exécution duprésent arrêté.

Donné à Bruxelles, le 13 juillet 2004.

ALBERT

Par le Roi :

Le Ministre de l’Emploi,F. VANDENBROUCKE

Note

(1) Référence au Moniteur belge :Loi du 24 février 1978, Moniteur belge du 9 mars 1978.

SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI,TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE

[2004/202257]F. 2004 — 3030

15 JUILLET 2004. — Arrêté royal fixant, pour certaines entreprisesressortissant à la Commission paritaire des constructions métalli-que, mécanique et électrique (C.P. 111), les conditions danslesquelles le manque de travail résultant de causes économiquessuspend l’exécution du contrat de travail d’ouvrier (1)

ALBERT II, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Vu la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail, notammentl’article 51, § 1er, remplacé par la loi du 30 décembre 2001;

Vu l’avis de la Commission paritaire des constructions métallique,mécanique et électrique donné le 19 avril 2004;

58678 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 21: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de huidige economische toestand het spoediginvoeren van een regeling van schorsing van de uitvoering van dearbeidsovereenkomst voor werklieden rechtvaardigt voor de onderne-mingen die stempelhuizen vervaardigen, gelegen op het grondgebiedvan HERSTAL en die onder het Paritair Comité voor de metaal-,machine- en elektrische bouw ressorteren;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en op dewerklieden van de ondernemingen die stempelhuizen vervaardigen,gelegen op het grondgebied van HERSTAL en die onder het ParitairComité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw ressorteren.

Art. 2. Bij volledig of gedeeltelijk gebrek aan werk wegens econo-mische oorzaken mag de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voorwerklieden volledig worden geschorst, mits ervan kennisgeving wordtgedaan door aanplakking op een goed zichtbare plaats in de lokalenvan de onderneming, minstens zeven dagen vooraf, de dag van deaanplakking niet inbegrepen.

De aanplakking kan worden vervangen door een geschreven kennis-geving aan iedere werkloos gestelde werkman, ten minste zeven dagenvooraf, de dag van de kennisgeving niet inbegrepen.

Art. 3. De duur van de volledige schorsing van de uitvoering van dearbeidsovereenkomst voor werklieden bij gebrek aan werk wegenseconomische oorzaken mag dertien weken niet overschrijden.

Art. 4. De bij artikel 2 bedoelde kennisgeving moet de datumvermelden waarop de volledige schorsing van de uitvoering van deovereenkomst zal ingaan en de datum waarop die schorsing een eindezal nemen alsook de data waarop de werklieden werkloos gesteldworden.

Art. 5. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 mei 2004 entreedt buiten werking op 1 mei 2005.

Art. 6. Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van ditbesluit.

Gegeven te Brussel, 15 juli 2004.

ALBERT

Van Koningswege :

De Minister van Werk,F. VANDENBROUCKE

Nota

1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad :Wet van 3 juli 1978, Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978.Wet van 30 december 2001, Belgisch Staatsblad van 31 december 2001.

Vu les lois sur le Conseil d’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973,notamment l’article 3, § 1er, remplacé par la loi du 4 juillet 1989 etmodifié par la loi du 4 août 1996;

Vu l’urgence;

Considérant que la situation économique actuelle justifie l’instaura-tion de toute urgence d’un régime de suspension de l’exécution ducontrat de travail d’ouvrier pour les entreprises qui fabriquent des blocsà colonne, situées sur le territoire de HERSTAL et ressortissant à laCommission paritaire des constructions métallique, mécanique etélectrique;

Sur la proposition de Notre Ministre de l’Emploi,

Nous avons arrêté et arrêtons :

Article 1er. Le présent arrêté s’applique aux employeurs et auxouvriers des entreprises fabriquant des blocs à colonne, situées sur leterritoire d’HERSTAL et ressortissant à la Commission paritaire desconstructions métallique, mécanique et électrique.

Art. 2. En cas de manque total ou partiel de travail résultant decauses économiques, l’exécution du contrat de travail d’ouvrier peutêtre totalement suspendue, moyennant une notification par affichagedans les locaux de l’entreprise, à un endroit apparent, au moins septjours à l’avance, le jour de l’affichage non compris.

L’affichage peut être remplacé par une notification écrite à chaqueouvrier mis en chômage, au moins sept jours à l’avance, le jour de lanotification non compris.

Art. 3. La durée de la suspension totale de l’exécution du contrat detravail d’ouvrier pour manque de travail résultant de causes économi-ques ne peut dépasser treize semaines.

Art. 4. La notification visée à l’article 2 doit mentionner la date àlaquelle la suspension totale de l’exécution du contrat prendra cours etla date à laquelle cette suspension prendra fin ainsi que les datesauxquelles les ouvriers seront mis en chômage.

Art. 5. Le présent arrêté produit ses effets le 1er mai 2004 et cesserad’être en vigueur le 1er mai 2005.

Art. 6. Notre Ministre de l’Emploi est chargé de l’exécution duprésent arrêté.

Donné à Bruxelles, le 15 juillet 2004.

ALBERT

Par le Roi :

Le Ministre de l’Emploi,F. VANDENBROUCKE

Note

1) Références au Moniteur belge :Loi du 3 juillet 1978, Moniteur belge du 22 août 1978.Loi du 30 décembre 2001, Moniteur belge du 31 décembre 2001.

58679BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 22: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEIDEN FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEI-LIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

[C − 2004/02082]N. 2004 — 3031

12 JULI 2004. — Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijkbesluit van 20 februari 2003 houdende de aanduiding en deuitoefening van de managementfuncties bij het Federaal Kennis-centrum voor de Gezondheidszorg

ALBERT II, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de programmawet van 24 december 2002, inzonderheid opartikel 271;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 februari 2003 houdende deaanduiding en de uitoefening van de managementfuncties bij hetFederaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg, inzonderheid opde artikelen 5, 6, 7, 8, 9 en 27;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op12 februari 2004;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van10 maart 2004;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenaren-zaken van 10 maart 2004;

Gelet op het protocol van 30 maart 2004 van het Sectorcomité XII –Volksgezondheid;

Gelet op het advies 37.287/1 van de Raad van State, gegeven op17 juni 2004 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van degecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksge-zondheid en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Artikel 5 van het koninklijk besluit van 20 februari 2003houdende de aanduiding en de uitoefening van de managementfunc-ties bij het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg wordtvervangen door de volgende bepaling :

« Art. 5. Om deel te nemen aan de vergelijkende selecties voor demanagementfuncties moeten de kandidaten houder zijn van een functievan niveau 1 of kunnen deelnemen aan een vergelijkende selectie vooreen functie van niveau 1.

Voor deelname aan de selectie van algemeen directeur dient men metname te beschikken over het diploma van arts.

Voor deelname aan de selectie van adjunct algemeen directeur dientmen met name te beschikken over een universitair diploma en eennuttige professionele ervaring inzake gezondheidseconomische aange-legenheden.

De kandidaten voor de managementfuncties dienen te beschikkenover nuttige professionele ervaring of managementervaring. Ondermanagementervaring wordt verstaan ervaring inzake beheer in eenoverheidsdienst of in een organisatie uit de privé sector. »

Art. 2. Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen door devolgende bepaling :

« Art. 6. § 1. De kandidaten voor een managementfunctie moetenover de competenties en de relationele vaardigheden alsook over devaardigheden op het vlak van organisatie en beheer beschikken dieworden bepaald in de functiebeschrijving en het competentieprofielvan de te begeven managementfunctie.

§ 2. De functiebeschrijving en het competentieprofiel van een binnenhet Kenniscentrum te begeven managementfunctie worden bepaald :

1° voor de functie van algemeen directeur en adjunct algemeendirecteur, door de Ministers;

2° voor de functie van directeur, door de Raad van bestuur, opvoorstel van de algemeen directeur en de adjunct algemeen directeur. »

SERVICE PUBLIC FEDERAL SECURITE SOCIALE ET SERVICEPUBLIC FEDERAL SANTE PUBLIQUE, SECURITE DE LA CHAINEALIMENTAIRE ET ENVIRONNEMENT

[C − 2004/02082]F. 2004 — 3031

12 JUILLET 2004. — Arrêté royal modifiant l’arrêté royal du20 février 2003 relatif à la désignation et à l’exercice des fonctionsde management au sein du Centre fédéral d’Expertise des Soins deSanté

ALBERT II, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Vu la loi-programme du 24 décembre 2002, notamment l’article 271;

Vu l’arrêté royal du 20 février 2003 relatif à la désignation et àl’exercice des fonctions de management au sein du Centre fédérald’Expertise des Soins de Santé, notamment les articles 5, 6, 7, 8, 9 et 27;

Vu l’avis de l’Inspecteur des Finances, donné le 12 février 2004;

Vu l’accord de Notre Ministre du Budget, donné le 10 mars 2004;

Vu l’accord de Notre Ministre de la Fonction publique, donné le10 mars 2004;

Vu le protocole du 30 mars 2004 du Comité de secteur XII – Santépublique;

Vu l’avis 37.287/1 du Conseil d’Etat, donné le 17 juin 2004, enapplication de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 1°, des lois coordonnées surle Conseil d’Etat;

Sur la proposition de Notre Ministre des Affaires sociales et de laSanté publique et de l’avis de Nos Ministres qui en ont délibéré enConseil,

Nous avons arrêté et arrêtons :

Article 1er. L’article 5 de l’arrêté royal du 20 février 2003 relatif à ladésignation et à l’exercice des fonctions de management au sein duCentre fédéral d’Expertise des Soins de Santé est remplacé par ladisposition suivante :

« Art. 5. Pour participer aux sélections comparatives pour lesfonctions de management, les candidats doivent être titulaires d’unefonction de niveau 1 ou pouvoir participer à une sélection comparativepour une fonction de niveau 1.

Pour participer à la sélection de directeur général, il faut notammentdisposer d’un diplôme de médecin.

Pour participer à la sélection de directeur général adjoint, il fautnotamment disposer d’un diplôme universitaire et d’une expérienceprofessionnelle utile en matière d’économie de la santé.

Les candidats aux fonctions de management doivent posséder uneexpérience professionnelle utile ou une expérience de management. Parexpérience de management, il y a lieu d’entendre une expérience engestion au sein d’un service public ou d’une organisation du secteurprivé. »

Art. 2. L’article 6 du même arrêté est remplacé par la dispositionsuivante :

« Art. 6. § 1er. Les candidats à une fonction de management doiventavoir les compétences et les aptitudes relationnelles, d’organisation etde gestion fixées dans la description de fonction et dans le profil decompétence afférents à la fonction de management à conférer.

§ 2. La description de la fonction et le profil de compétence d’unefonction de management à conférer au sein du Centre d’expertise sontdéterminés :

1° pour la fonction de directeur général et de directeur généraladjoint, par les Ministres;

2° pour la fonction de directeur, par le Conseil d’administration, surla proposition du directeur général et du directeur général adjoint. »

58680 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 23: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Art. 3. Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt vervangen door devolgende bepaling :

« Art. 7. § 1. De kandidaturen worden ingediend bij SELOR –Selectiebureau van de Federale Overheid – die de toelaatbaarheid ervanonderzoekt rekening houdend met de algemene en specifieke toela-tingsvoorwaarden.

De kandidaturen die toelaatbaar worden verklaard door SELOR –Selectiebureau van de Federale Overheid – worden aan de selectiecom-missie overgemaakt.

§ 2. De kandidaten wier kandidatuur toelaatbaar wordt verklaard,leggen voor de selectiecommissie een mondelinge proef af, uitgaandevan een praktijkgeval dat verband houdt met de te begeven manage-mentfunctie. Deze proef heeft tot doel zowel de competenties die eigenzijn aan de te begeven functie als de vaardigheden die vereist zijn voorde uitoefening van een managementfunctie te evalueren.

De mondelinge proef wordt voorafgegaan door geïnformatiseerdetesten, die door SELOR en per taalrol worden georganiseerd en dieertoe strekken de management- en organisatorische vaardigheden vande kandidaten, alsook hun persoonlijkheid te testen. De inhoud vandeze testen is dezelfde in het Frans en in het Nederlands. De resultatenvan de testen worden meegedeeld aan de selectiecommissie die alsenige de resultaten ervan beoordeelt en evalueert.

§ 3. Na de testen en de proef bedoeld in § 2 en na de vergelijking vande diploma’s en verdiensten van de kandidaten, worden de kandidateningedeeld hetzij in groep A « zeer geschikt », hetzij in groep B« geschikt », hetzij in groep C « minder geschikt », hetzij in groep D« niet geschikt ». Deze indeling wordt gemotiveerd.

In de groep A en de groep B worden de kandidaten gerangschikt. »

Art. 4. Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt vervangen door devolgende bepaling :

« Art. 8. § 1. De selectiecommissie wordt samengesteld uit :

1° de afgevaardigd bestuurder van SELOR – Selectiebureau van deFederale Overheid of zijn afgevaardigde, voorzitter;

2° twee externe experts inzake management;

3° twee externe experts inzake human ressources management;

4° twee externe experts met ervaring of een bijzondere kennis in degezondheidssector;

5° vier ambtenaren uit een federale overheidsdienst of uit eenfederale programmatorische overheidsdienst, uit een federaal ministe-rie, uit een openbare instelling van sociale zekerheid, uit een federalewetenschappelijke inrichting, uit een federale instelling van openbaarnut of uit de diensten van de Gewest- of Gemeenschapsregeringen ofvan de Colleges van de Gemeenschapscommissies, die functies uit-oefenen die minstens gelijkwaardig zijn aan de te begeven manage-mentfunctie;

6° van een plaatsvervanger voor elk van de leden vermeld onder 2°tot 5°. Deze worden terzelfdertijd aangesteld als de effectieve leden.

De taalpariteit wordt gewaarborgd binnen elk van de categorieënvan effectieve en plaatsvervangende leden van de selectiecommissie.Voor wat de leden betreft, bedoeld in de eerste alinea, 2°, 3° en 4° enhun plaatsvervangers, bepaalt de taal van het getuigschrift of hetdiploma dat bewijst dat men geslaagd is voor de studies die inaanmerking worden genomen voor de beoordeling van de competen-ties die nodig is voor de expertiseopdracht, tot welke taal ze behoren.Wat de leden bedoeld in het eerste lid, 5° en hun plaatsvervangersbetreft, bepaalt de taalrol van het personeelslid of de toepassing van deartikelen 35 tot 41 van de gewone wet van 9 augustus 1980 over deinstitutionele hervormingen, tot welke taal ze behoren.

De profielen van de effectieve leden van de selectiecommissiebedoeld in het eerste lid, 2°, 4° en 5° alsook deze van hun vervangersworden bepaald in samenspraak met :

1° de Ministers, voor de functie van algemeen directeur en adjunct-algemeen directeur;

2° de Raad van Bestuur, op voorstel van de algemeen directeur en deadjunct algemeen directeur, voor de functie van directeur.

Wanneer een managementfunctie wordt vacant verklaard voorkandidaten van de twee taalrollen, dient de voorzitter van deselectiecommissie hetzij de kennis van de tweede taal bewezen tehebben conform artikel 43, § 3, derde lid, van de wetten op het gebruikvan de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 hetzij teworden bijgestaan door een ambtenaar die deze kennis heeft bewezen.

Art. 3. L’article 7 du même arrêté est remplacé par la dispositionsuivante :

« Art. 7. § 1er. Les candidatures sont introduites auprès de SELOR –Bureau de sélection de l’Administration fédérale – qui en examine larecevabilité au regard des conditions générales et particulières d’admis-sibilité.

Les candidatures déclarées recevables par SELOR – Bureau desélection de l’Administration fédérale – sont transmises à la commis-sion de sélection.

§ 2. Les candidats dont la candidature a été déclarée recevableprésentent, devant la commission de sélection, une épreuve orale audépart d’un cas pratique ayant trait à la fonction de management àpourvoir. Cette épreuve a pour but d’évaluer tant les compétencesspécifiques à la fonction à exercer que les aptitudes requises à l’exerciced’une fonction de management.

L’épreuve orale est précédée de tests informatisés, organisés parSELOR et par rôle linguistique, dont l’objet est de cerner les aptitudesde gestion et d’organisation des candidats, ainsi que leur personnalité.Le contenu des tests est le même en francais et en néerlandais. Lesrésultats obtenus aux tests sont communiqués à la commission desélection qui en apprécie et en évalue seule les résultats.

§ 3. Au terme des tests et de l’épreuve visés au § 2 et de lacomparaison des titres et mérites des candidats, les candidats sontinscrits soit dans le groupe A « très apte », soit dans le groupe B « apte »,soit dans le groupe C « moins apte », soit dans le groupe D « pas apte ».Cette inscription est motivée.

Dans le groupe A et le groupe B, les candidats sont classés. »

Art. 4. L’article 8 du même arrêté est remplacé par la dispositionsuivante :

« Art. 8. § 1er. La commission de sélection se compose :

1° de l’administrateur délégué de SELOR – Bureau de sélection del’Administration fédérale – ou de son délégué, président;

2° de deux experts externes en management;

3° de deux experts externes en gestion des ressources humaines;

4° de deux experts externes ayant une expérience ou une connais-sance particulière dans le secteur des soins de santé;

5° de quatre agents issus d’un service public fédéral ou d’un servicepublic fédéral de programmation, d’un ministère fédéral, d’uneinstitution publique de sécurité sociale, d’un établissement scientifiquefédéral, d’un organisme d’intérêt public fédéral ou des services desGouvernements de Région ou de Communauté ou des Collèges desCommissions communautaires, exercant des fonctions au moins équi-valentes à la fonction de management à pourvoir;

6° d’un suppléant pour chacun des membres visés sub 2° à 5°.Ceux-ci sont désignés en même temps que les membres effectifs.

La parité linguistique est assurée au sein de chacune des catégoriesde membres effectifs et suppléants de la commission de sélection.L’appartenance linguistique est déterminée, pour ce qui concerne lesmembres visés à l’alinéa 1er, 2°, 3° et 4° et leurs suppléants, par lalangue du certificat ou du diplôme sanctionnant la réussite desépreuves prises en compte pour l’appréciation de la compétencenécessaire à la mission d’expertise. Pour les membres visés à l’alinéa 1er,5° et leurs suppléants, l’appartenance linguistique est déterminée par lerôle linguistique de l’agent ou en application des articles 35 à 41 de laloi ordinaire du 9 août 1980 de réformes institutionnelles.

Les profils des membres effectifs de la commission de sélection visésà l’alinéa 1er, 2°, 4° et 5° ainsi que ceux de leurs suppléants, sontdéterminés en concertation avec :

1° les Ministres, pour la fonction de directeur général et de directeurgénéral adjoint;

2° le Conseil d’administration, sur la proposition du directeur généralet du directeur général adjoint, pour la fonction de directeur.

Lorsqu’une fonction de management est ouverte à des candidats desdeux rôles linguistiques, le président de la commission de sélection doitsoit avoir prouvé la connaissance de la seconde langue conformémentà l’article 43, § 3, alinéa 3, des lois sur l’emploi des langues en matièreadministrative, coordonnées le 18 juillet 1966 soit être assisté d’un agentqui a prouvé cette connaissance.

58681BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 24: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Indien een managementfunctie uitsluitend is vacant verklaard voorkandidaten van één enkele taalrol, behoren de commissieleden bedoeldin het eerste lid tot deze taalrol.

§ 2. De afgevaardigd bestuurder van SELOR – Selectiebureau van deFederale Overheid – deelt de samenstelling van de selectiecommissiemet inbegrip van de plaatsvervangers, mee aan de minister diebevoegd is voor ambtenarenzaken. Deze brengt dadelijk de regering-sleden op de hoogte, die over een termijn van zeven werkdagenbeschikken om hem hun bezwaren kenbaar te maken. In dit geval legtde minister die bevoegd is voor ambtenarenzaken een volledig dossierter beslissing voor aan de Ministerraad, nadat hiervan een kopie werdovergemaakt aan het betrokken regeringslid.

Als de Ministerraad op basis van het dossier dat voorgelegd werddoor de Minister die bevoegd is voor ambtenarenzaken, een lid van deselectiecommissie wraakt, benoemt SELOR- Selectiebureau van deFederale Overheid – een ander lid; in dat geval is het eerste lid vantoepassing.

§ 3. De selectiecommissie kan slechts op geldige wijze overgaan tothet horen van de kandidaten en tot de deliberatie voor zover demeerderheid van de leden aanwezig is, minstens twee van de leden totde taalrol van de kandidaat behoren en elke categorie van ledenbedoeld in § 1, eerste lid, 2° tot 5° vertegenwoordigd is.

Alleen de commissieleden die hebben deelgenomen aan het horenvan al de kandidaten, kunnen deelnemen aan de deliberatie met hetoog op de indeling van de kandidaten in de groepen A, B, C of D en ophun rangschikking in de groepen A en B. Geen enkel lid kan zichonthouden.

Bij staking van stemmen beslist de voorzitter.

§ 4. De kandidaten worden ingelicht over hun indeling in groep A, B,C of D en hun rangschikking in de groepen A en B binnen vijftienwerkdagen na de deliberatie door de selectiecommissie. »

Art. 5. Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt vervangen door devolgende bepaling :

« Art. 9. § 1. Voor wat betreft de binnen het Kenniscentrum tebegeven managementfuncties, deelt SELOR – Selectiebureau van deFederale Overheid – het resultaat van de procedure bedoeld in artikel 7mee :

1° aan de Ministers, voor de functie van algemeen directeur enadjunct algemeen directeur;

2° aan de algemeen directeur en de adjunct algemeen directeur, voorde functie van directeur.

Met de kandidaten van groep A wordt een aanvullend onderhoudgeorganiseerd met de bedoeling hen te vergelijken wat betreft hunspecifieke competenties, hun relationele en managementvaardighedenzoals bepaald in de functiebeschrijving en het competentieprofiel vande te begeven managementfunctie. Dit onderhoud wordt geleid :

1° voor de werving van de algemeen directeur en adjunct algemeendirecteur, door de Ministers;

2° voor de werving van de directeurs, door de algemeen directeur, deadjunct algemeen directeur en een delegatie van de raad van bestuur.

Een verslag van elk onderhoud wordt opgemaakt en bij hetaanstellingsdossier gevoegd.

§ 2. Bij uitputting van groep A, wordt de procedure vermeld in § 1herhaald voor de kandidaten van groep B. »

Art. 6. In artikel 27, tweede lid, van hetzelfde besluit, worden dewoorden « voldaan te hebben aan de in artikel 5 vermelde vergelij-kende selectie » vervangen door de woorden « voldaan te hebben aande in artikel 7 vermelde vergelijkende selectie ».

Art. 7. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in hetBelgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 8. Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid isbelast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 12 juli 2004.

ALBERT

Van Koningswege :

De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,R. DEMOTTE

Lorsqu’une fonction de management n’est ouverte qu’à des candi-dats d’un seul rôle linguistique, les membres de la commission visés àl’alinéa 1er sont de ce rôle linguistique.

§ 2. L’administrateur délégué du SELOR – Bureau de sélection del’Administration fédérale – communique la composition de la commis-sion de sélection, en ce compris les suppléants, au ministre qui a lafonction publique dans ses attributions. Celui-ci informe sans délai lesmembres du gouvernement, qui disposent d’un délai de sept joursouvrables pour lui transmettre leurs objections. En ce cas, le ministrequi a la fonction publique dans ses attributions soumet un dossiercomplet, pour décision, au Conseil des Ministres, après en avoirtransmis une copie au membre du gouvernement concerné.

Si le Conseil des Ministres, sur base du dossier soumis par le ministrequi a la fonction publique dans ses attributions, récuse un membre dela commission de sélection, SELOR - Bureau de sélection de l’Adminis-tration fédérale – désigne un autre membre; en ce cas, l’alinéa 1er estapplicable.

§ 3. La commission de sélection ne peut valablement procéder àl’audition des candidats et à la délibération que pour autant que lamajorité des membres soit présente, que deux d’entre eux au moinssoient du rôle linguistique du candidat et que chaque catégorie demembres visée au § 1er, alinéa 1er, 2° à 5°, soit représentée.

Seuls les membres de la commission qui ont procédé à l’audition detous les candidats, peuvent prendre part à la délibération en vue del’inscription desdits candidats dans les groupes A, B, C ou D et en vuede leur classement dans les groupes A et B. Aucun membre ne peuts’abstenir.

S’il y a partage des voix, le président décide.

§ 4. Les candidats sont informés de leur inscription dans le groupe A,B, C ou D et de leur classement dans les groupes A et B dans les quinzejours ouvrables qui suivent la délibération de la commission desélection. »

Art. 5. L’article 9 du même arrêté est remplacé par la dispositionsuivante :

« Art. 9. § 1er. En ce qui concerne les fonctions de management àconférer au sein du Centre d’Expertise, SELOR – Bureau de sélection del’Administration fédérale – communique le résultat de la procédurevisée à l’article 7 :

1° aux Ministres, pour la fonction de directeur général et de directeurgénéral adjoint;

2° au directeur général et au directeur général adjoint, pour lafonction de directeur.

Un entretien complémentaire est organisé avec les candidats dugroupe A afin de les comparer quant à leurs compétences spécifiques,leurs aptitudes relationnelles et leurs capacités à diriger par rapport à ladescription de fonction et au profil de compétence afférents à lafonction de management à pourvoir. Cet entretien est mené :

1° pour le recrutement du directeur général et du directeur généraladjoint, par les Ministres;

2° pour le recrutement des directeurs, par le directeur général, ledirecteur général adjoint et une délégation du conseil d’administration.

Un rapport de chaque entretien est rédigé et joint au dossier dedésignation.

§ 2. Après épuisement du groupe A, la procédure visée au § 1er serépète avec les candidats du groupe B. »

Art. 6. Dans l’article 27, alinéa 2 du même arrêté, les mots « à lasélection comparative visée à l’article 5 » sont remplacés par les mots « àla sélection comparative visée à l’article 7 ».

Art. 7. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa publication auMoniteur belge.

Art. 8. Notre Ministre des Affaires sociales et de la Santé publiqueest chargé de l’exécution du présent arrêté.

Donné à Bruxelles, le 12 juillet 2004.

ALBERT

Par le Roi :

Le Ministre des Affaires sociales et de la Santé publique,R. DEMOTTE

58682 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 25: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID,VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN

EN LEEFMILIEU

[C − 2004/22574]N. 2004 — 30324 JULI 2004. — Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk

besluit van 3 mei 1994 betreffende de bestrijding van voor plantenen plantaardige producten schadelijke organismen

ALBERT II, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 2 april 1971 betreffende de bestrijding van voorplanten en plantaardige producten schadelijke organismen, inzonder-heid op artikel 2, § 1;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 mei 1994 betreffende debestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijkeorganismen;

Gelet op het advies van het Wetenschappelijk Comité van hetFederaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen van10 april 2003;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;Overwegende dat het noodzakelijk is om in bepaalde gevallen

dringende maatregelen te treffen om het binnenbrengen en de versprei-ding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organis-men te voorkomen;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksge-zondheid,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. In artikel 7 van het koninklijk besluit van 3 mei 1994betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige productenschadelijke organismen wordt het volgend lid toegevoegd : « Metinachtneming van de Europese reglementering ter zake, kan deMinister de bijkomende maatregelen treffen die hij nodig acht om hetbinnenbrengen en de verspreiding van schadelijke organismen tegen tegaan. »

Art. 2. Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid isbelast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 4 juli 2004.

ALBERT

Van Koningswege :

De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,R. DEMOTTE

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID,VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN

EN LEEFMILIEU

[C − 2004/22586]N. 2004 — 3033

8 JULI 2004. — Koninklijk besluit betreffende de verplichte bijdra-gen aan het Begrotingsfonds voor de Gezondheid en de kwaliteitvan de dieren en de dierlijke producten, vastgesteld volgens desanitaire risico’s verbonden aan bedrijven waar runderen gehou-den worden

ALBERT II, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 23 maart 1998 betreffende de oprichting van eenBegrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren ende dierlijke producten, inzonderheid op de artikelen 5, 1˚, 6, § 1 en 14,7°;

Gelet op het advies van de Raad van het Begrotingsfonds voor deGezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten,gegeven op 7 februari 2002;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op17 juli 2002;

SERVICE PUBLIC FEDERAL SANTE PUBLIQUE,SECURITE DE LA CHAINE ALIMENTAIRE

ET ENVIRONNEMENT

[C − 2004/22574]F. 2004 — 30324 JUILLET 2004. — Arrêté royal modifiant l’arrêté royal du 3 mai 1994

relatif à la lutte contre les organismes nuisibles aux végétaux et auxproduits végétaux

ALBERT II, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Vu la loi du 2 avril 1971 relative à la lutte contre les organismesnuisibles aux végétaux et aux produits végétaux, notamment l’article 2,§ 1er;

Vu l’arrêté royal du 3 mai 1994 relatif à la lutte contre les organismesnuisibles aux végétaux et aux produits végétaux;

Vu l’avis du Comité scientifique de l’Agence fédérale pour la Sécuritéde la Chaîne alimentaire du 10 avril 2003;

Vu les lois sur le Conseil d’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973,notamment l’article 3, § 1er, remplacé par la loi du 4 juillet 1989 etmodifié par la loi du 4 août 1996;

Vu l’urgence;Considérant qu’il est nécessaire de prendre des mesures d’urgence

dans certaines circonstances contre l’introduction et la propagationd’organismes nuisibles aux végétaux et aux produits végétaux;

Sur la proposition de Notre Ministre des Affaires sociales et de laSanté publique,

Nous avons arrêté et arrêtons :

Article 1er. A l’article 7 de l’arrêté royal du 3 mai 1994 relatif à lalutte contre les organismes nuisibles aux végétaux et aux produitsvégétaux, l’alinéa suivant est ajouté : » En tenant compte de laréglementation européenne en la matière, le Ministre peut prendre lesmesures complémentaires qu’il estime nécessaire contre l’introductionet la propagation d’organismes nuisibles. »

Art. 2. Notre Ministre des Affaires sociales et de la Santé publiqueest chargé de l’exécution du présent arrêté.

Donné à Bruxelles, le 4 juillet 2004.

ALBERT

Par le Roi :

Le Ministre des Affaires sociales et de la Santé publique,R. DEMOTTE

SERVICE PUBLIC FEDERAL SANTE PUBLIQUE,SECURITE DE LA CHAINE ALIMENTAIRE

ET ENVIRONNEMENT

[C − 2004/22586]F. 2004 — 3033

8 JUILLET 2004. — Arrêté royal relatif aux cotisations obligatoires auFonds budgétaire pour la Santé et la qualité des animaux et desproduits animaux, fixées en fonction des risques sanitaires liés auxexploitations détenant des bovins

ALBERT II, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Vu la loi du 23 mars 1998 relative à la création d’un Fonds budgétairepour la Santé et la qualité des animaux et des produits animaux,notamment les articles 5, 1˚, 6, § 1er et 14, 7˚;

Vu l’avis du Conseil du Fonds budgétaire pour la Santé et la qualitédes animaux et des produits animaux donné le 7 février 2002;

Vu l’avis de l’Inspection des Finances, donné le 17 juillet 2002;

58683BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 26: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting,gegeven op 14 oktober 2002;

Gelet op het akkoord van de Europese Commissie, gegeven op13 december 2002;

Gelet op het overleg met de Gewesten op 2 september 2002;

Gelet op het advies 35.967/3 van de Raad van State, gegeven op5 maart 2004;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksge-zondheid,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

1˚ Rund : dier behorende tot de soort der runderachtigen, daaronderbegrepen de soorten Bubalus bubalis en Bison bison, die als nutsdierengehouden worden, in die mate dat zij in een veebeslag opgefoktworden;

2˚ Verantwoordelijke : de eigenaar of de houder, die gewoonlijk overde runderen een onmiddellijk beheer en toezicht uitoefent;

3˚ Beslag : het geheel van runderen dat gehouden wordt in eengeografisch omschreven entiteit;

4˚ Geografische entiteit : elk gebouw of complex van gebouweninbegrepen de bijhorende terreinen, waar runderen gehouden wordenof die daartoe bestemd zijn;

5˚ Sanitel : geautomatiseerd systeem voor gegevensverwerking inverband met de identificatie en registratie van de runderen;

6˚ Fonds : het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteitvan de dieren en de dierlijke producten;

7˚ Kalvermesterij : een geografische entiteit waar kalveren wordengehouden met het oog op vetmesting en welke erkend is volgens deprocedure gedefinieerd in het ministerieel besluit van 28 januari 1998houdende de uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van8 augustus 1997 betreffende de identificatie, registratie en toepassings-modaliteiten van het epidemiologisch toezicht van runderen.

Art. 2. De volgende bijdragen aan het Fonds zijn jaarlijks ten lastevan de verantwoordelijke van een beslag :

1˚ Een verplichte forfaitaire bijdrage van S 31 per beslag.

2˚ Een verplichte forfaitaire bijdrage van S 155 per kalvermesterij.

3˚ Een verplichte bijdrage van S 0,31 per rund tijdens de referentie-periode geboren op een beslag.

4˚ Een verplichte bijdrage van S 2,95 per rund ouder dan één jaar datgedurende de volledige duur van de referentieperiode gehouden werdin één enkel beslag.

5˚ Een verplichte bijdrage van S 0,31 per rund dat toegevoegd werdaan het beslag tijdens de referentieperiode en op de datum vantoevoeging jonger was dan één jaar en er al dan niet nog gehoudenwordt.

6˚ Een verplichte bijdrage van S 4,50 per rund dat toegevoegd werdaan het beslag tijdens de referentieperiode en op de datum vantoevoeging gelijk aan of ouder dan één jaar was en er al dan niet noggehouden wordt.

Art. 3. De verplichte bijdragen worden jaarlijks vastgesteld op basisvan de gegevens van het beslag, zoals ze op het einde van dereferentieperiode geregistreerd zijn in Sanitel. De verplichte bijdragenworden in één of meerdere schijven gefactureerd binnen de driemaanden volgend op de betreffende referentieperiode. De referentiepe-riode bedoeld in artikel 2, 3˚ tot 6˚, duurt twaalf maanden en eindigtbinnen de drie maanden voor de facturatiedatum.

Vu l’accord de Notre Ministre du Budget, donné le 14 octobre 2002;

Vu l’accord de la Commission européenne, donné le 13 décem-bre 2002;

Vu la concertation avec les Régions le 2 septembre 2002;

Vu l’avis 35.967/3 du Conseil d’Etat, donné le 5 mars 2004;

Sur la proposition de Notre Ministre des Affaires sociales et de laSanté publique,

Nous avons arrêté et arrêtons :

Article 1er. Pour l’application du présent arrêté on entend par :

1˚ Bovin : animal de l’espèce bovine y compris les espèces Bubalusbubalis et Bison bison détenues comme animaux utilitaires, dans lamesure où elles sont élevées dans un troupeau;

2˚ Responsable : le propriétaire ou le détenteur qui exerce une gestionet une surveillance immédiates et habituelles sur les bovins;

3˚ Troupeau : l’ensemble des bovins détenus dans une entitégéographique;

4˚ Entité géographique : toute construction ou complexe de construc-tions y compris les terrains annexes où sont détenus des bovins ou quiy sont destinés;

5˚ Sanitel : Système automatisé de traitement des données concernantl’identification et l’enregistrement des bovins;

6˚ Fonds : le Fonds budgétaire pour la santé et la qualité des animauxet des produits animaux;

7˚ Exploitation d’engraissement de veaux : une entité géographiqueoù sont détenus des veaux en vue de l’engraissement et laquelle a étéagréée conformément à la procédure définie par l’arrêté ministériel du28 janvier 1998 portant exécution de l’article 3 de l’arrêté royal du8 août 1997 relatif à l’identification, l’enregistrement et aux modalitésd’application de l’épidémiosurveillance des bovins.

Art. 2. Les cotisations suivantes sont annuellement dues au Fondspar le responsable d’un troupeau :

1˚ Une cotisation obligatoire forfaitaire de S 31 par troupeau.

2˚ Une cotisation obligatoire forfaitaire de S 155 par exploitationd’engraissement de veaux.

3˚ Une cotisation obligatoire de S 0,31 par bovin né pendant lapériode de référence dans un troupeau.

4˚ Une cotisation obligatoire de S 2,95 par bovin âgé de plus d’un andétenu pendant toute la période de référence dans un seul troupeau.

5˚ Une cotisation obligatoire de S 0,31 par bovin ajouté au troupeaupendant la période de référence et âgé de moins d’un an à la date del’ajout et y étant encore détenu ou pas.

6˚ Une cotisation obligatoire de S 4,50 par bovin ajouté au troupeaupendant la période de référence et âgé d’un an ou plus à la date del’ajout et y étant encore détenu ou pas.

Art. 3. Les cotisations obligatoires sont fixées annuellement sur basedes données du troupeau, tels qu’enregistrées à la fin de la période deréférence dans le système Sanitel. Les cotisations obligatoires sontfacturées en une seule ou plusieurs tranches dans les trois mois quisuivent la période de référence concernée. La période de référence,visée à l’article 2, 3˚ à 6˚, dure douze mois et se termine dans lestrois mois qui précèdent la date de facturation.

58684 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 27: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Art. 4. De verplichte bijdragen worden betaald aan het Fondsbinnen de dertig dagen die volgen op het verzoek tot betaling. Bijgebreke aan tijdige betaling is van rechtswege en zonder aanmaning ofingebrekestelling een verwijlinterest verschuldigd tegen de wettelijkerentevoet, vermeerderd met S 25 voor administratieve kosten.

Art. 5. Indien de verantwoordelijke het bedrag van de verplichtebijdragen en interesten na een eerste aanmaning niet betaalt aan hetFonds, wordt het bedrag van de verschuldigde verplichte bijdrageverdubbeld. De aanmaningen en verzoeken tot het betalen van hetverdubbelde bedrag worden door het Fonds aan de verantwoordelijkeverzonden bij aangetekend schrijven, respectievelijk minstens zestigdagen en negentig dagen na de datum van verzoek tot betaling van hetbasisbedrag.

Art. 6. Indien de verantwoordelijke de runderen, die behoren totzijn beslag, niet geregistreerd heeft volgens de bepalingen van hetkoninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, deregistratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologischebewaking van de runderen, en aldus geen of onvoldoende verplichtebijdragen betaalt, zal het bedrag van de verschuldigde verplichtebijdragen verdubbeld worden voor de betrokken referentieperiodes.

Art. 7. Voor wat betreft de periode vanaf 1 januari 1988 tot de datumvan inwerkingtreding van dit besluit, blijven aan het Fonds verschul-digd, de verplichte bijdragen bedoeld in artikel 14, eerste lid van de wetvan 23 maart 1998 betreffende de oprichting van een Begrotingsfondsvoor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijkeproducten en in het koninklijk besluit van 11 mei 2004 tot beëindigingvan de inning van de bijdragen door de slachthuizen ten laste van derundveehouders volgens de modaliteiten van de wet van 23 maart 1998betreffende de oprichting van een Begrotingsfonds voor de gezondheiden de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten.

Art. 8. De overtredingen van de bepalingen van dit besluit wordenopgespoord, vastgesteld en gestraft overeenkomstig de bepalingen vande wet van 23 maart 1998 betreffende de oprichting van een Begrotings-fonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijkeproducten.

Art. 9. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2004.

Art. 10. Onze Minister bevoegd voor Volksgezondheid is belast metde uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 8 juli 2004.

ALBERT

Van Koningswege :

De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,R. DEMOTTE

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID,VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN

EN LEEFMILIEU

[C − 2004/02083]N. 2004 — 303412 JULI 2004. — Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk

besluit van 6 december 2001 betreffende de aanduiding en deuitoefening van de management- en staffuncties in het FederaalAgentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

ALBERT II, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van hetFederaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, inzon-derheid op artikel 6, §§ 5 en 7, eerste en tweede lid, gewijzigd bij de wetvan 24 december 2002;

Gelet op het koninklijk besluit van 6 december 2001 betreffende deaanduiding en de uitoefening van de management- en staffuncties inhet Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen,inzonderheid op de artikelen 4, 5, 6, 7, 8, 25, gewijzigd bij het koninklijkbesluit van 13 september 2003 en op artikel 26;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op12 februari 2004;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van10 maart 2004;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenaren-zaken van 10 maart 2004;

Art. 4. Les cotisations obligatoires sont payées au Fonds dans lestrente jours qui suivent la demande de paiement. A défaut de paiementdans les délais, un intérêt de retard au taux d’intérêt légal, augmenté deS 25 pour les frais administratifs, est dû de plein droit et sanssommation ou mise en demeure.

Art. 5. Si le responsable ne paie pas au Fonds le montant descotisations obligatoires et des intérêts après une première sommation, lemontant de la cotisation obligatoire due sera doublé. Les sommations etles invitations de paiement du montant doublé sont envoyées auresponsable par le Fonds sous pli recommandé par la poste, respecti-vement au moins soixante et nonante jours après la date de l’invitationà payer le montant de base.

Art. 6. Si le responsable n’a pas enregistré les bovins appartenant àson troupeau conformément aux dispositions de l’arrêté royal du8 août 1997 relatif à l’identification, l’enregistrement, et aux modalitésd’application de l’épidémiosurveillance des bovins, et que de ce fait, ilne paie pas ou insuffisamment de cotisations obligatoires, le montantdes cotisations obligatoires dues sera doublé pour les périodes deréférence concernées.

Art. 7. Pour ce qui concerne la période du 1er janvier 1988 jusqu’à ladate d’entrée en vigueur du présent arrêté, les cotisations obligatoiresvisées à l’article 14, alinéa 1er, de la loi du 23 mars 1998 relative à lacréation d’un Fonds budgétaire pour la santé et la qualité des animauxet des produits animaux et à l’arrêté royal du 11 mai 2004 mettant finaux cotisations prélevées par les abattoirs à charge des producteurs debovins selon les modalités de la loi du 23 mars 1998 relative à la créationd’un Fonds budgétaire pour la santé et la qualité des animaux et desproduits animaux restent dues.

Art. 8. Les infractions aux dispositions du présent arrêté sontrecherchées, constatées et punies conformément aux dispositions de laloi du 23 mars 1998 relative à la création d’un Fonds budgétaire pour laSanté et la qualité des animaux et des produits animaux.

Art. 9. Le présent arrêté produit ses effets à partir du 1er jan-vier 2004.

Art. 10. Notre Ministre qui a la Santé publique dans ses attributionsest chargé de l’exécution du présent arrêté.

Donné à Bruxelles, le 8 juillet 2004.

ALBERT

Par le Roi :

Le Ministre des Affaires sociales et de la Santé publique,R. DEMOTTE

SERVICE PUBLIC FEDERAL SANTE PUBLIQUE,SECURITE DE LA CHAINE ALIMENTAIRE

ET ENVIRONNEMENT

[C − 2004/02083]F. 2004 — 303412 JUILLET 2004. — Arrêté royal modifiant l’arrêté royal du 6 décem-

bre 2001 relatif à la désignation et à l’exercice des fonctions demanagement et d’encadrement au sein de l’Agence fédérale pour laSécurité de la Chaîne alimentaire

ALBERT II, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Vu la loi du 4 février 2000 relative à la création de l’Agence fédéralepour la Sécurité de la Chaîne alimentaire, notamment l’article 6, §§ 5et 7, alinéas 1er et 2, modifié par la loi du 24 décembre 2002;

Vu l’arrêté royal du 6 décembre 2001 relatif à la désignation et àl’exercice des fonctions de management et d’encadrement au sein del’Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire, notammentles articles 4, 5, 6, 7, 8, 25, modifiés par l’arrêté royal du 13 septem-bre 2003 et l’article 26;

Vu l’avis de l’Inspecteur des Finances, donné le 12 février 2004;

Vu l’accord de Notre Ministre du Budget, donné le 10 mars 2004;

Vu l’accord de Notre Ministre de la Fonction publique, donné le10 mars 2004;

58685BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 28: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Gelet op het protocol van 30 maart 2004 van het Sectorcomité XII –Volksgezondheid;

Gelet op het advies 37.286/1 van de Raad van State, gegeven op17 juni 2004 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van degecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid en op hetadvies van Onze in Raad vergaderde Ministers,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Artikel 4 van het koninklijk besluit van 6 december 2001betreffende de aanduiding en de uitoefening van de management- enstaffuncties in het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van deVoedselketen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 septem-ber 2003, wordt vervangen door de volgende bepaling :

« Art. 4. § 1. Om deel te nemen aan de vergelijkende selecties voor eenmanagementfunctie –1 moeten de kandidaten houder zijn van eenfunctie van niveau 1 of kunnen deelnemen aan een vergelijkendeselectie voor een functie van niveau 1.

De kandidaten voor een managementfunctie –1 dienen over eenmanagementervaring van minstens zes jaar te beschikken of minstenstien jaar nuttige beroepservaring te hebben. Onder managementerva-ring wordt verstaan ervaring inzake beheer in een overheidsdienst of ineen organisatie uit de privé sector.

§ 2. Om deel te nemen aan de vergelijkende selecties voor eenmanagementfunctie –2 of staffunctie –2, moeten de kandidaten gedu-rende minstens zes jaar titularis zijn van een functie van niveau 1 bij hetInstituut voor veterinaire keuring of bij het Federaal Agentschap voorde Veiligheid van de Voedselketen of in een ministerie of federaleoverheidsdienst, zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 7 novem-ber 2000 houdende oprichting en samenstelling van de organen diegemeenschappelijk zijn aan iedere federale overheidsdienst. »

Art. 2. Artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijkbesluit van 3 september 2003, wordt vervangen door de volgendebepaling :

« Art. 5. § 1. De kandidaten voor een managementfunctie moetenover de competenties en de relationele vaardigheden alsook over devaardigheden op het vlak van organisatie en beheer beschikken dieworden bepaald in de functiebeschrijving en het competentieprofielvan de te begeven managementfunctie.

De kandidaten voor een staffunctie moeten voldoen aan de functie-specifieke ervarings- en kennisvoorwaarden bepaald in de functie-beschrijving en in het competentieprofiel van de te begeven staffunctie.

§ 2. De functiebeschrijving en het competentieprofiel van de binnenhet Agentschap te begeven management- of staffunctie worden bepaald :

1° voor de managementfunctie –1, door de minister, op voorstel vande gedelegeerd bestuurder;

2° voor de management- of staffunctie –2, door de minister, opvoorstel van de gedelegeerd bestuurder en desgevallend de houder vaneen managementfunctie –1. »

Art. 3. Artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijkbesluit van 3 september 2003, wordt vervangen door de volgendebepaling :

« Art. 6. § 1. De kandidaturen worden ingediend bij SELOR –Selectiebureau van de Federale Overheid – die de toelaatbaarheid ervanonderzoekt rekening houdend met de algemene en specifieke toela-tingsvoorwaarden.

De kandidaturen die toelaatbaar worden verklaard door SELOR –Selectiebureau van de Federale Overheid – worden aan de selectiecom-missie overgemaakt.

Vu le protocole du 30 mars 2004 du Comité de secteur XII – Santépublique;

Vu l’avis 37.286/1 du Conseil d’Etat, donné le 17 juin 2004, enapplication de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 1°, des lois coordonnées surle Conseil d’Etat;

Sur la proposition de Notre Ministre de la Santé publique et de l’avisde Nos Ministres qui en ont délibéré en Conseil,

Nous avons arrêté et arrêtons :

Article 1er. L’article 4 de l’arrêté royal du 6 décembre 2001 relatif àla désignation et à l’exercice des fonctions de management et d’enca-drement au sein de l’Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaînealimentaire, modifié par l’arrêté royal du 13 septembre 2003, estremplacé par la disposition suivante :

« Art. 4. § 1er. Pour participer aux sélections comparatives pour unefonction de management -1, les candidats doivent être titulaires d’unefonction de niveau 1 ou pouvoir participer à une sélection comparativepour une fonction de niveau 1.

Les candidats à une fonction de management –1 doivent posséderune expérience de management d’au moins six ans ou avoir uneexpérience professionnelle utile d’au moins dix ans. Par expérience demanagement, il y a lieu d’entendre une expérience en gestion au seind’un service public ou d’une organisation du secteur privé.

§ 2. Pour participer à une sélection comparative pour une fonction demanagement –2 ou d’encadrement –2, les candidats doivent êtretitulaires d’une fonction de niveau 1 depuis au moins six ans dansl’Institut d’expertise vétérinaire ou à l’Agence fédérale pour la sécuritéde la chaîne alimentaire ou dans un ministère ou un service publicfédéral visé par l’arrêté royal du 7 novembre 2000 portant création etcomposition des organes communs à chaque service public fédéral. »

Art. 2. L’article 5 du même arrêté, modifié par l’arrêté royal du3 septembre 2003, est remplacé par la disposition suivante :

« Art. 5. § 1er. Les candidats à une fonction de management doiventavoir les compétences et les aptitudes relationnelles, d’organisation etde gestion fixées dans la description de fonction et dans le profil decompétence afférents à la fonction de management à conférer.

Les candidats à une fonction d’encadrement doivent avoir lesconditions d’expérience et de connaissances spécifiques à la fonctionfixées dans la description de fonction et dans le profil de compétencesafférents à la fonction d’encadrement à conférer.

§ 2. La description de la fonction et le profil de compétence d’unefonction de management ou d’encadrement à conférer au sein del’Agence sont déterminés :

1° pour la fonction de management –1, par le ministre sur propositionde l’administrateur délégué;

2° pour la fonction de management ou d’encadrement –2, par leministre sur proposition de l’administrateur délégué et le cas échéant,du titulaire d’une fonction de management –1. »

Art. 3. L’article 6 du même arrêté, modifié par l’arrêté royal du3 septembre 2003, est remplacé par la disposition suivante :

« Art. 6. § 1er. Les candidatures sont introduites auprès de SELOR –Bureau de sélection de l’Administration fédérale – qui en examine larecevabilité au regard des conditions générales et particulières d’admis-sibilité.

Les candidatures déclarées recevables par SELOR – Bureau desélection de l’Administration fédérale – sont transmises à la commis-sion de sélection.

58686 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 29: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

§ 2. De kandidaten wier kandidatuur toelaatbaar werd verklaardleggen voor de selectiecommissie een mondelinge proef af, uitgaandevan een praktijkgeval dat verband houdt met de te begeven management-of staffunctie. Wanneer het gaat om een managementfunctie te begevenheeft deze proef tot doel zowel de competenties die eigen zijn aan de tebegeven functie als de vaardigheden die vereist zijn voor de uitoefe-ning van een managementfunctie te evalueren. Wanneer het gaat omeen staffunctie te begeven heeft deze proef tot doel zowel defunctiespecifieke competenties als de vereiste gedragsvaardighedenvoor de uitoefening van een staffunctie te evalueren.

De mondelinge proef wordt voorafgegaan door geïnformatiseerdetesten, die door Selor en per taalrol worden georganiseerd en die ertoestrekken de management- en organisatorische vaardigheden van dekandidaten, alsook hun persoonlijkheid te testen. De inhoud van dezetesten is dezelfde in het Frans en in het Nederlands. De resultaten vande testen worden meegedeeld aan de selectiecommissie die als enige deresultaten ervan beoordeelt en evalueert.

§ 3. Na de testen en de proef bedoeld in § 2 en na de vergelijking vande diploma’s en verdiensten van de kandidaten, worden de kandidateningedeeld hetzij in groep A « zeer geschikt », hetzij in groep B« geschikt », hetzij in groep C « minder geschikt », hetzij in groep D« niet geschikt ». Deze indeling wordt gemotiveerd.

In de groep A en de groep B worden de kandidaten gerangschikt. »

Art. 4. Artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijkbesluit van 3 september 2003, wordt vervangen door de volgendebepaling :

« Art. 7. § 1. De selectiecommissie wordt samengesteld uit :

1° de afgevaardigd bestuurder van SELOR – Selectiebureau van deFederale Overheid of zijn afgevaardigde, voorzitter;

2° twee externe experts inzake management;

3° twee externe experts inzake human ressources management;

4° twee externe experts met ervaring of een bijzondere kennis van dematerie die eigen is aan de te begeven functie;

5° vier ambtenaren uit een federale overheidsdienst of uit eenfederale programmatorische overheidsdienst, uit een federaal ministe-rie, uit een openbare instelling van sociale zekerheid, uit een federalewetenschappelijke inrichting, uit een federale instelling van openbaarnut of uit de diensten van de Gewest- of Gemeenschapsregeringen ofvan de Colleges van de Gemeenschapscommissies, die functies uitoe-fenen die minstens gelijkwaardig zijn aan de te begeven management-of staffunctie;

6° een plaatsvervanger voor elk van de leden vermeld onder 2° tot 5°.Deze worden terzelfdertijd aangesteld als de effectieve leden.

De taalpariteit wordt gewaarborgd binnen elk van de categorieënvan effectieve en plaatsvervangende leden van de selectiecommissie.Voor wat de leden betreft, bedoeld in de eerste alinea, 2°, 3° en 4° enhun plaatsvervangers, bepaalt de taal van het getuigschrift of hetdiploma dat bewijst dat men geslaagd is voor de studies die inaanmerking worden genomen voor de beoordeling van de competen-ties die nodig is voor de expertiseopdracht, tot welke taal ze behoren.Wat de leden bedoeld in het eerste lid, 5° en hun plaatsvervangersbetreft, bepaalt de taalrol van het personeelslid of de toepassing van deartikelen 35 tot 41 van de gewone wet van 9 augustus 1980 over deinstitutionele hervormingen, tot welke taal ze behoren.

De profielen van de effectieve leden van de selectiecommissiebedoeld in het eerste lid, 2°, 4° en 5° alsook deze van hun vervangersworden bepaald in samenspraak met de betrokken minister op voorstelvan de gedelegeerd bestuurder.

§ 2. Les candidats dont la candidature a été déclarée recevableprésentent, devant la commission de sélection, une épreuve orale audépart d’un cas pratique ayant trait à la fonction de management oud’encadrement à pourvoir. Lorsqu’il s’agit de pourvoir à une fonctionde management, cette épreuve a pour but d’évaluer tant les compéten-ces spécifiques à la fonction à exercer que les aptitudes requises àl’exercice d’une fonction de management. Lorsqu’il s’agit de pourvoir àune fonction d’encadrement, cette épreuve a pour but d’évaluer tant lescompétences spécifiques à la fonction à exercer que les aptitudescomportementales requises à l’exercice d’une fonction d’encadrement.

L’épreuve orale est précédée de tests informatisés, organisés par Seloret par rôle linguistique, dont l’objet est de cerner les aptitudes degestion et d’organisation des candidats, ainsi que leur personnalité. Lecontenu des tests est le même en francais et en néerlandais. Les résultatsobtenus aux tests sont communiqués à la commission de sélection quien apprécie et en évalue seule les résultats.

§ 3. Au terme des tests et de l’épreuve visés au § 2 et de lacomparaison des titres et mérites des candidats, les candidats sontinscrits soit dans le groupe A « très apte », soit dans le groupe B « apte »,soit dans le groupe C « moins apte », soit dans le groupe D « pas apte ».Cette inscription est motivée.

Dans le groupe A et le groupe B, les candidats sont classés. »

Art. 4. L’article 7 du même arrêté, modifié par l’arrêté royal du3 septembre 2003, est remplacé par la disposition suivante :

« Art. 7. § 1er. La commission de sélection se compose :

1° de l’administrateur délégué de SELOR – Bureau de sélection del’Administration fédérale – ou de son délégué, président;

2° de deux experts externes en management;

3° de deux experts externes en gestion des ressources humaines;

4° de deux experts externes ayant une expérience ou une connais-sance particulière des matières spécifiques à la fonction à pourvoir;

5° de quatre agents issus d’un service public fédéral ou d’un servicepublic fédéral de programmation, d’un ministère fédéral, d’uneinstitution publique de sécurité sociale, d’un établissement scientifiquefédéral, d’un organisme d’intérêt public fédéral ou des services desGouvernements de Région ou de Communauté ou des Collèges desCommissions communautaires, exercant des fonctions au moins équi-valentes à la fonction de management ou d’encadrement à pourvoir;

6° d’un suppléant pour chacun des membres visés sub 2° à 5°.Ceux-ci sont désignés en même temps que les membres effectifs.

La parité linguistique est assurée au sein de chacune des catégoriesde membres effectifs et suppléants de la commission de sélection.L’appartenance linguistique est déterminée, pour ce qui concerne lesmembres visés à l’alinéa 1er, 2°, 3° et 4° et leurs suppléants, par lalangue du certificat ou du diplôme sanctionnant la réussite desépreuves prises en compte pour l’appréciation de la compétencenécessaire à la mission d’expertise. Pour les membres visés à l’alinéa 1er,5° et leurs suppléants, l’appartenance linguistique est déterminée par lerôle linguistique de l’agent ou en application des articles 35 à 41 de laloi ordinaire du 9 août 1980 de réformes institutionnelles.

Les profils des membres effectifs de la commission de sélection visésà l’alinéa 1er, 2°, 4° et 5° ainsi que ceux de leurs suppléants, sontdéterminés en concertation avec le ministre concerné sur proposition del’administrateur délégué.

58687BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 30: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Wanneer een management- of staffunctie wordt vacant verklaardvoor kandidaten van de twee taalrollen, dient de voorzitter van deselectiecommissie hetzij de kennis van de tweede taal bewezen tehebben conform artikel 43, § 3, derde lid, van de wetten op het gebruikvan de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 hetzij teworden bijgestaan door een ambtenaar die deze kennis heeft bewezen.

Indien een management- of staffunctie uitsluitend is vacant verklaardvoor kandidaten van één enkele taalrol, behoren de commissieledenbedoeld in het eerste lid tot deze taalrol.

§ 2. De afgevaardigd bestuurder van SELOR – Selectiebureau van deFederale Overheid – deelt de samenstelling van de selectiecommissie,met inbegrip van de plaatsvervangers, mee aan de minister diebevoegd is voor ambtenarenzaken. Deze brengt dadelijk de regering-sleden op de hoogte, die over een termijn van zeven werkdagenbeschikken om hem hun bezwaren kenbaar te maken. In dit geval, legtde minister die bevoegd is voor ambtenarenzaken een volledig dossierter beslissing voor aan de Ministerraad, nadat hiervan een kopie werdovergemaakt aan het betrokken regeringslid.

Als de Ministerraad op basis van het dossier dat voorgelegd werddoor de Minister die bevoegd is voor ambtenarenzaken, een lid van deselectiecommissie wraakt, benoemt SELOR- Selectiebureau van deFederale Overheid – een ander lid; in dat geval is het eerste lid vantoepassing.

§ 3. De selectiecommissie kan slechts op geldige wijze overgaan tothet horen van de kandidaten en tot de deliberatie voor zover demeerderheid van de leden aanwezig is, minstens twee van de leden totde taalrol van de kandidaat behoren en elke categorie van ledenbedoeld in § 1, eerste lid, 2° tot 5°, vertegenwoordigd is.

Alleen de commissieleden die hebben deelgenomen aan het horenvan al de kandidaten, kunnen deelnemen aan de deliberatie met hetoog op de indeling van de kandidaten in de groepen A, B, C of D en ophun rangschikking in de groepen A en B. Geen enkel lid kan zichonthouden.

Bij staking van stemmen beslist de voorzitter.

§ 4. De kandidaten worden ingelicht over hun indeling in groep A, B,C of D en hun rangschikking in de groepen A en B binnen vijftienwerkdagen na de deliberatie door de selectiecommissie. »

Art. 5. Artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijkbesluit van 3 september 2003, wordt vervangen door de volgendebepaling :

« Art. 8. Voor wat betreft de binnen het Federaal Agentschap voor deVeiligheid van de Voedselketen te begeven management- en staffunc-ties, deelt SELOR – Selectiebureau van de Federale Overheid – hetresultaat van de procedure bedoeld in artikel 6 mee aan de gedelegeerdbestuurder.

Met de kandidaten van groep A wordt een aanvullend onderhoudgeorganiseerd met bedoeling, naar gelang het geval, hen te vergelijkenwat betreft hun specifieke competenties, hun relationele en manage-mentvaardigheden zoals bepaald in de functiebeschrijving en hetcompetentieprofiel van de te begeven managementfunctie of watbetreft hun ervaring en hun functiespecifieke kennis zoals bepaald inde functiebeschrijving en het competentieprofiel van de te begevenstaffunctie. Dit onderhoud wordt geleid :

1° voor de werving van de houder van de managementfunctie –1,door de gedelegeerd bestuurder;

2° voor de werving van de houder van de management- ofstaffunctie –2, door de gedelegeerd bestuurder en desgevallend dehouder van een managementfunctie –1.

Een verslag van elk onderhoud wordt opgemaakt en bij hetaanstellingsdossier gevoegd.

Lorsqu’une fonction de management ou d’encadrement est ouverte àdes candidats des deux rôles linguistiques, le président de la commis-sion de sélection doit soit avoir prouvé la connaissance de la secondelangue conformément à l’article 43, § 3, alinéa 3, des lois sur l’emploides langues en matière administrative, coordonnées le 18 juillet 1966soit être assisté d’un agent qui a prouvé cette connaissance.

Lorsqu’une fonction de management ou d’encadrement n’est ouvertequ’à des candidats d’un seul rôle linguistique, les membres de lacommission visés à l’alinéa 1er sont de ce rôle linguistique.

§ 2. L’administrateur délégué du SELOR – Bureau de sélection del’Administration fédérale – communique la composition de la commis-sion de sélection, en ce compris les suppléants, au ministre qui a lafonction publique dans ses attributions. Celui-ci informe sans délai lesmembres du gouvernement, qui disposent d’un délai de sept joursouvrables pour lui transmettre leurs objections. En ce cas, le ministrequi a la fonction publique dans ses attributions soumet un dossiercomplet, pour décision, au Conseil des Ministres, après en avoirtransmis une copie au membre du gouvernement concerné.

Si le Conseil des Ministres, sur base du dossier soumis par le ministrequi a la fonction publique dans ses attributions, récuse un membre dela commission de sélection, SELOR - Bureau de sélection de l’Adminis-tration fédérale – désigne un autre membre; en ce cas, l’alinéa 1er estapplicable.

§ 3. La commission de sélection ne peut valablement procéder àl’audition des candidats et à la délibération que pour autant que lamajorité des membres soit présente, que deux d’entre eux au moinssoient du rôle linguistique du candidat et que chaque catégorie demembres visée au § 1er, alinéa 1er, 2° à 5°, soit représentée.

Seuls les membres de la commission qui ont procédé à l’audition detous les candidats, peuvent prendre part à la délibération en vue del’inscription desdits candidats dans les groupes A, B, C ou D et en vuede leur classement dans les groupes A et B. Aucun membre ne peuts’abstenir.

S’il y a partage des voix, le président décide.

§ 4. Les candidats sont informés de leur inscription dans le groupe A,B, C ou D et de leur classement dans les groupes A et B dans les quinzejours ouvrables qui suivent la délibération de la commission desélection. »

Art. 5. L’article 8 du même arrêté, modifié par l’arrêté royal du3 septembre 2003, est remplacé par la disposition suivante :

« Art. 8. En ce qui les fonctions de management et d’encadrement àconférer au sein de l’Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaînealimentaire, SELOR – Bureau de sélection de l’Administration fédérale– communique le résultat de la procédure visée à l’article 6 àl’administrateur délégué.

Un entretien complémentaire est organisé avec les candidats dugroupe A afin de les comparer, selon le cas, quant à leurs compétencesspécifiques, leurs aptitudes relationnelles et leurs capacités à diriger parrapport à la description de fonction et le profil de compétence afférentsà la fonction de management à pourvoir ou quant à leur expérience etleurs connaissances spécifiques à la fonction fixées dans la descriptionde fonction et le profil de compétence afférents à la fonction d’encadre-ment à conférer. Cet entretien est mené :

1° pour le recrutement du titulaire de la fonction de management –1,par l’administrateur délégué;

2° pour le recrutement du titulaire de la fonction de management oud’encadrement –2, par l’administrateur délégué et le cas échéant par letitulaire d’une fonction de management –1.

Un rapport de chaque entretien est rédigé et joint au dossier dedésignation.

58688 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 31: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Bij afwezigheid van de gedelegeerd bestuurder, wordt hij vervangenbij het aanvullend onderhoud door de minister.

Bij uitputting van groep A, wordt de hiervoor vermelde procedureherhaald voor de kandidaten van groep B. »

Art. 6. In artikel 25, tweede lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bijhet koninklijk besluit van 3 september 2003, worden de woorden« voldaan te hebben aan de in artikel 4 vermelde vergelijkendeselectie » vervangen door de woorden « voldaan te hebben aan de inartikel 6 vermelde vergelijkende selectie ».

Art. 7. In artikel 26, eerste lid, van hetzelfde besluit, worden dewoorden « bedoeld in artikel 5, § 1, tweede lid » vervangen door dewoorden « bedoeld in artikel 4, § 1, tweede lid ».

Art. 8. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in hetBelgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 9. Onze Minister van Volksgezondheid is belast met de uitvoe-ring van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 12 juli 2004.

ALBERT

Van Koningswege :

De Minister van Volksgezondheid,R. DEMOTTE

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID,VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN

EN LEEFMILIEU

[C − 2004/22605]N. 2004 — 3035

15 JULI 2004. — Koninklijk besluit betreffende de modaliteiten vande openbaarmaking van de studies, rapporten en analyses van hetFederaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg

ALBERT II, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de programmawet (I) van 24 december 2002, inzonderheidop het artikel 267;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op31 maart 2004;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begrotingvan25 mei 2004;

Gelet op het advies van de Raad van Bestuur van het FederaalKenniscentrum voor de Gezondheidszorg, gegeven op 4 maart 2004;

Gelet op het advies nr. 37.332/3 van de Raad van State, gegeven op30 juni 2004 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1˚, van degecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksge-zondheid en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

1˚ de wet: de programmawet (I) van 24 december 2002;

2˚ Kenniscentrum: het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheids-zorg;

3˚ studies en rapporten: de studies, rapporten en analyses bedoeld inde artikelen 264 tot 266 van de wet.

Art. 2. De studies en rapporten van het Kenniscentrum kunnen nietopenbaar gemaakt worden dan nadat ze overeenkomstig artikel 270,§ 4, derde lid van de wet, goedgekeurd zijn geworden door de Raadvan Bestuur van het Kenniscentrum.

En cas d’absence de l’administrateur délégué, celui-ci est remplacé,lors de l’entretien complémentaire, par le ministre.

Après épuisement du groupe A, la procédure susmentionnée serépète avec les candidats du groupe B. »

Art. 6. Dans l’article 25, alinéa 2, du même arrêté, modifié parl’arrêté royal du 3 septembre 2003, les mots « à la sélection comparativevisée à l’article 4 » sont remplacés par les mots « à la sélectioncomparative visée à l’article 6 ».

Art. 7. Dans l’article 26, alinéa 1er, du même arrêté, les mots « visésà l’article 5, § 1er, alinéa 2 » sont remplacés par les mots « visés à l’arti-cle 4, § 1er, alinéa 2 ».

Art. 8. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa publication auMoniteur belge.

Art. 9. Notre Ministre de la Santé publique est chargé de l’exécutiondu présent arrêté.

Donné à Bruxelles, le 12 juillet 2004.

ALBERT

Par le Roi :

Le Ministre de la Santé publique,R. DEMOTTE

SERVICE PUBLIC FEDERAL SANTE PUBLIQUE,SECURITE DE LA CHAINE ALIMENTAIRE

ET ENVIRONNEMENT

[C − 2004/22605]F. 2004 — 3035

15 JUILLET 2004. — Arrêté royal relatif aux modalités de la publicitédes études, rapports et analyses du Centre fédéral d’Expertise desSoins de Santé

ALBERT II, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Vu la loi programme (I) du 24 décembre 2002, notamment l’arti-cle 267;

Vu l’avis de l’Inspecteur des Finances, donné le 31 mars 2004;

Vu l’accord de Notre Ministre du Budget, donné le 25 mai 2004;

Vu l’avis du Conseil d’administration du Centre fédéral d’Expertisedes Soins de Santé, donné le 4 mars 2004;

Vu l’avis n˚ 37.332/3 du Conseil d’Etat, donné le 30 juin 2004 ; enapplication de l’article 84, alinéa 1er, 1˚, des lois coordonnées sur leConseil d’Etat;

Sur la proposition de Notre Ministre des Affaires sociales et de laSanté publique et de l’avis de Nos Ministres qui en ont délibéré enConseil,

Nous avons arrêté et arrêtons :

Article 1er. Pour l’application de cet article on entend par :

1˚ la loi : la loi programme (I) du 24 décembre 2002;

2˚ Centre d’expertise : le Centre fédéral d’Expertise des Soins deSanté;

3˚ Etudes et rapports : les études, rapports et analyses visés auxarticles 264 à 266 de la loi.

Art. 2. Les études et rapports du Centre d’Expertise ne peuvent pasêtre publiés avant qu’ils ne soient approuvés, selon l’article 270, § 4,alinéa 3 de la loi, par le conseil d’administration du Centre d’Expertise.

58689BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 32: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

De studies en rapporten kunnen enkel openbaar gemaakt worden inde overeenkomstig het eerste lid goedgekeurde versie.

Het Kenniscentrum vermeldt de auteurs die hebben meegewerkt aande studies en rapporten en dit overeenkomstig de terzake geldendeinternationale publicatienormen.

Art. 3. De studies en rapporten worden ten laatste 30 dagen na degoedkeuring ervan door de Raad van Bestuur, openbaar gemaakt.

Art. 4. De openbaarmaking gebeurt via de website van het Kennis-centrum.

Het staat het Kenniscentrum vrij bijkomende communicatiemiddelenen -vormen te gebruiken voor de openbaarmaking van de studies enrapporten.

Art. 5. In afwijking van artikel 2, tweede lid, kan het Kenniscentrumdoor middel van wetenschappelijke publicaties in peer-reviewedtijdschriften een studie of rapport en de daarbij gevolgde methodologietoelichten.

Het Kenniscentrum kan tevens vereenvoudigde, samengevatte ofgepopulariseerde versies van de openbaar gemaakte studies en rappor-ten openbaar maken overeenkomstig de modaliteiten bedoeld inartikel 4. Het Kenniscentrum zal er over waken dat de inhoudelijkestrekking van deze vereenvoudigde, samengevatte of gepopulariseerdeversies overeenstemt met die van de overeenkomstige openbaargemaakte studies en rapporten.

Gegeven te Brussel, 15 juli 2004.

ALBERT

Van Koningswege :

De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,R. DEMOTTE

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE

[C − 2004/09548]N. 2004 — 3036

12 JULI 2004. — Koninklijk besluit houdende hervorming van deloopbaan van sommige bijzondere graden binnen de buitendien-sten van de Dienst Justitiehuizen

ALBERT II, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikelen 37 en 107, tweede lid, van de gecoördineerdeGrondwet;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende hetstatuut van het rijkspersoneel, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluitvan 14 juni 2004;

Gelet op het koninklijk besluit van 13 juni 1999 tot vaststelling vansommige administratieve en geldelijke bepalingen voor de personeels-leden van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van hetMinisterie van Justitie die bekleed zijn met een bijzondere graadgewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 juli 2001 en 4 decem-ber 2001;

Gelet op het koninklijk besluit van 5 september 2002 houdendehervorming van de loopbaan van sommige ambtenaren in de Rijks-besturen gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 september 2003;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op3 juni 2004;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting,gegeven op 30 juni 2004;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenaren-zaken, gegeven op 28 juni 2004;

Gelet op het protocol nr. 275 van 1 juli 2004 van het Sectorcomité III –Justitie;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Les études et rapports peuvent seulement être publiés dans leurversion approuvée suivant l’alinéa 1er.

Le Centre d’expertise mentionne les auteurs qui ont collaboré auxétudes et rapports selon les règles de publication internationales envigueur.

Art. 3. Les études et rapports sont publiés au plus tard 30 jours aprèsleur approbation par le conseil d’administration.

Art. 4. La publicité est réalisée via le site internet du Centred’Expertise.

Complémentairement, le Centre d’expertise peut utiliser d’autresmoyens et formes de communication pour publier les études etrapports.

Art. 5. Par dérogation à l’article 2, alinéa 2, le Centre d’expertisepeut présenter une étude ou un rapport ainsi que les méthodologiesqu’ils utilisent par le biais de publications scientifiques dans des revuescontrôlées par des pairs.

Le Centre d’Expertise peut en outre publier des versions simplifiées,résumées ou vulgarisées des études et rapports publiés suivant lesmodalités de l’article 4. Le Centre d’expertise veillera à ce que lecontenu de ces versions simplifiées, résumées ou vulgarisées corres-ponde à celui des études et des rapports qu’il a été convenu de rendrepublics.

Donné à Bruxelles, le 15 juillet 2004.

ALBERT

Par le Roi :

Le Ministre des Affaires sociales et de la Santé publique,R. DEMOTTE

SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE

[C − 2004/09548]F. 2004 — 3036

12 JUILLET 2004. — Arrêté royal portant réforme de la carrière decertains grades particuliers au sein des services extérieurs duService des Maisons de Justice

ALBERT II, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Vu les articles 37 et 107, alinéa 2, de la Constitution coordonnée;

Vu l’arrêté royal du 2 octobre 1937 portant le statut des agents del’Etat, modifié en dernier lieu par l’arrêté royal du 14 juin 2004;

Vu l’arrêté royal du 13 juin 1999 fixant certaines dispositionsadministratives et pécuniaires pour les membres du personnel desservices extérieurs du Service des Maisons de Justice du Ministère de laJustice qui sont revêtus d’un grade particulier modifié par les arrêtésroyaux du 8 juillet 2001 et 4 décembre 2001;

Vu l’arrêté royal du 5 septembre 2002 portant réforme de la carrièrede certains agents des administrations de l’Etat modifié par l’arrêtéroyal du 28 septembre 2003;

Vu l’avis de l’Inspecteur des Finances, donné le 3 juin 2004;

Vu l’accord de Notre Ministre du Budget, donné le 30 juin 2004;

Vu l’accord de Notre Ministre de la Fonction publique, donné le28 juin 2004;

Vu le protocole n˚ 275 du 1er juillet 2004 du Comité de secteur III –Justice;

Vu les lois sur le Conseil d’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973,notamment l’article 3, § 1er, remplacé par la loi du 4 juillet 1989 etmodifié par la loi du 4 août 1996;

58690 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 33: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;Overwegende de hervorming van de loopbaan van sommige amb-

tenaren van de Rijksbesturen;Overwegende het bijzondere karakter van de justitiehuizen;Overwegende de noodzaak bijzondere graden te creëren binnen de

buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen;Op voordracht van Onze Minister van Justitie en van Onze Minister

van Begroting,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. § 1. In de Federale Overheidsdienst Justitie, bij debuitendiensten van de Dienst Justitiehuizen, worden volgende bijzon-dere graden gecreëerd :

1˚ in niveau D

— justitieel administratief medewerker (onthaalbeambte);

2˚ in niveau C

— justitieel administratief assistent;

— justitieel bestuurschef (afgeschafte graad);

3˚ in niveau B

— justitieel technisch deskundige (justitieassistent);

— justitieel administratief deskundige.

§ 2. De graden justitieassistent en onthaalbeambte worden geschrapt.

Art. 2. § 1. In afwijking van artikel 222, § 1, van het koninklijk besluitvan 5 september 2002 houdende hervorming van de loopbaan vansommige ambtenaren in de Rijksbesturen, worden de ambtenaren indienst bij de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen op 1 juni 2002en die bekleed zijn met één van de hierna in de linkerkolom vermeldegemene graden, ambtshalve benoemd in één van de hierna in derechterkolom vermelde bijzondere graden :

bestuursassistent justitieel administratief assistent; assistant administratif assistant administratif judiciaire;

bestuurschef (22A) justitieel administratief assistent; chef administratif (22A) assistant administratif judiciaire;

bestuurschef (22B) justitieel bestuurschef (afgeschaf-te graad);

chef administratif (22B) chef administratif judiciaire (gra-de supprimé);

§ 2. Voor de berekening van de graadanciënniteit van de ambtenarenbenoemd krachtens § 1, worden de diensten gepresteerd in degeschrapte graad van de loopbaan waarvan zij titularis geweest zijn inaanmerking genomen.

De anciënniteit verkregen in niveau 2 wordt geacht verkregen te zijnin niveau C.

Art. 3. § 1. In afwijking van artikel 224, § 1, van het koninklijk besluitvan 5 september 2002 houdende hervorming van de loopbaan vansommige ambtenaren in de Rijksbesturen, worden de ambtenaren indienst bij de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen op 1 okto-ber 2002 en die bekleed zijn met één van de hierna in de linkerkolomvermelde gemene graden, ambtshalve benoemd in één van de hierna inde rechterkolom vermelde bijzondere graden :

directiesecretaris justitieel administratief deskun-dige;

secrétaire de direction expert administratif judiciaire;

eerstaanwezend directiesecretaris justitieel administratief deskun-dige;

secrétaire de direction principal expert administratif judiciaire;

§ 2. Voor de berekening van de graadanciënniteit van de ambtenarenbenoemd krachtens § 1, worden de diensten gepresteerd in degeschrapte graad of in de twee geschrapte graden van de loopbaanwaarvan zij titularis geweest zijn in aanmerking genomen.

De anciënniteit verkregen in niveau 2+ wordt geacht verkregen tezijn in niveau B.

Vu l’urgence;Considérant la réforme des carrières de certains agents des adminis-

trations de l’Etat;Considérant la particularité propre aux maisons de justice;Considérant la nécessité de créer des grades particuliers au sein des

services extérieurs du Service des maisons de Justice;Sur la proposition de Notre Ministre de la Justice et de Notre Ministre

du Budget,

Nous avons arrêté et arrêtons :

Article 1er. § 1er. Dans le Service public fédéral Justice, près desservices extérieurs du Service des maisons de Justice, les gradesparticuliers suivants sont créés :

1˚ dans le niveau D

— collaborateur administratif judiciaire (agent d’accueil);

2˚ dans le niveau C

— assistant administratif judiciaire;

— chef administratif judiciaire (grade supprimé);

3˚ dans le niveau B

— expert technique judiciaire (assistant de justice);

— expert administratif judiciaire.

§ 2. Les grades assistant de justice et agent d’accueil sont rayés.

Art. 2. § 1er. Par dérogation à l’article 222, § 1er de l’arrêté royal du5 septembre 2002 portant réforme de la carrière de certains agents desadministrations de l’Etat, les agents en service dans les servicesextérieurs du Service des maisons de Justice à la date du 1er juin 2002et qui sont titulaires d’un des grades communs repris ci-dessous dansla colonne de gauche, sont nommés d’office dans un des gradesparticuliers figurant dans la colonne de droite :

§ 2. Pour le calcul de l’ancienneté de grade des agents nommés envertu du § 1er, sont admissibles les services prestés dans le grade rayéde la carrière dont ils ont été titulaires.

L’ancienneté acquise dans le niveau 2 est censée être acquise dans leniveau C.

Art. 3. § 1er. Par dérogation à l’article 224, § 1er, de l’arrêté royal du5 septembre 2002 portant réforme de la carrière de certains agents desadministrations de l’Etat, les agents en service dans les servicesextérieurs du Service des Maisons de Justice à la date du 1er octo-bre 2002 et qui sont titulaires d’un des grades communs reprisci-dessous dans la colonne de gauche, sont nommés d’office dans undes grades particuliers figurant dans la colonne de droite :

§ 2. Pour le calcul de l’ancienneté de grade des agents nommés envertu du § 1er, sont admissibles les services prestés dans le grade ou lesdeux grades rayés de la carrière dont ils ont été titulaires.

L’ancienneté acquise dans le niveau 2+ est censée être acquise dans leniveau B.

58691BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 34: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Art. 4. § 1. De ambtenaren in dienst bij de buitendiensten van deDienst Justitiehuizen en die bekleed zijn met één van de hierna in delinkerkolom vermelde bijzondere graden, worden ambtshalve benoemdin één van de hierna in de rechterkolom vermelde bijzondere graden :

onthaalbeambte justitieel administratief medewer-ker (onthaalbeambte)

agent d’accueil collaborateur administratif judi-ciaire (agent d’accueil)

§ 2. De ambtenaren in dienst bij de buitendiensten van de DienstJustitiehuizen en die bekleed zijn met één van de hierna in delinkerkolom vermelde bijzondere graden, worden ambtshalve benoemdin één van de hierna in de rechterkolom vermelde bijzondere graden :

justitieassistent justitieel technisch deskundige(justitieassistent)

assistant de justice expert technique judiciaire(assistant de justice)

eerstaanwezend justitieassistent justitieel technisch deskundige(justitieassistent)

assistant de justice principal expert technique judiciaire(assistant de justice)

§ 3. Voor de berekening van de graadanciënniteit van de ambtenarenbenoemd krachtens § 1 en § 2, worden de diensten gepresteerd in degeschrapte graad of in de twee geschrapte graden van de loopbaanwaarvan zij titularis zijn geweest in aanmerking genomen.

De anciënniteit verkregen in niveau 3 wordt geacht te zijn verkregenin niveau D.

De anciënniteit verkregen in niveau 2+ wordt geacht te zijnverkregen in niveau B.

Art. 5. De bepalingen van het rijkspersoneel die van toepassing zijnop de graden die voorkomen in de linkerkolom van de hiernavolgendetabel, worden toegepast op de personeelsleden die titularis zijn van éénvan de graden die voorkomen in de rechterkolom van deze tabel :

administratief medewerker justitieel administratief medewer-ker (onthaalbeambte)

collaborateur administratif collaborateur administratif judi-ciaire (agent d’accueil)

administratief assistent justitieel administratief assistent assistant administratif assistant administratif judiciaire

bestuurschef (22B) justitieel bestuurschef (afgeschaf-te graad)

chef administratif (22B) chef administratif judiciaire (gra-de supprimé)

administratief deskundige justitieel administratief deskun-dige

expert administratif expert administratif judiciaire

technisch deskundige justitieel technisch deskundige(justitieassistent)

expert technique expert technique judiciaire(assistant de justice)

Art. 6. Dit besluit treedt in werking de dag van zijn bekendmakingin het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van :

1˚ de bepalingen die de oprichting van niveau D en de transitieverzekeren van niveau 3 naar niveau D, die uitwerking hebben metingang van 1 januari 2002;

2˚ de bepalingen die de oprichting van niveau C en de transitieverzekeren van niveau 2 naar niveau C, die in werking treden op1 juni 2002;

3˚ de bepalingen die de oprichting van niveau B en de transitieverzekeren van niveau 2+ naar niveau B, die in werking treden op1 oktober 2002.

Art. 7. Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van ditbesluit.

Gegeven te Brussel, 12 juli 2004.

ALBERT

Van Koningswege :

De Minister van Justitie,Mevr. L. ONKELINX

De Minister van Begroting,J. VANDE LANOTTE

Art. 4. § 1er. Les agents en service dans les services extérieurs duService des Maisons de Justice et qui sont titulaires d’un des gradescommuns repris ci-dessous dans la colonne de gauche, sont nommésd’office dans un des grades particuliers figurant dans la colonne dedroite :

§ 2. Les agents en service dans les services extérieurs du Service desMaisons de Justice et qui sont titulaires d’un des grades communsrepris ci-dessous dans la colonne de gauche, sont nommés d’office dansun des grades particuliers figurant dans la colonne de droite :

§ 3. Pour le calcul de l’ancienneté de grade des agents nommés envertu du § 1er et § 2, sont admissibles les services prestés dans le gradeou les deux grades rayés de la carrière dont ils ont été titulaires.

L’ancienneté acquise dans le niveau 3 est censée être acquise dans leniveau D.

L’ancienneté acquise dans le niveau 2+ est censée être acquise dans leniveau B.

Art. 5. Les dispositions des agents de l’état qui sont applicables auxgrades repris dans la colonne de gauche du tableau ci-dessous,s’appliquent aux agents titulaires d’un des grades de la colonne dedroite de ce tableau :

Art. 6. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa publication auMoniteur belge, à l’exception :

1˚ des dispositions qui assurent la création du niveau D et latransition du niveau 3 vers le niveau D, qui produisent leurs effets le1er janvier 2002;

2˚ des dispositions qui assurent la création du niveau C et latransition du niveau 2 vers le niveau C, qui entrent en vigueur le1er juin 2002;

3˚ des dispositions qui assurent la création du niveau B et latransition du niveau 2+ vers le niveau B, qui entrent en vigueur le1er octobre 2002.

Art. 7. Notre Ministre de la Justice est chargé de l’exécution duprésent arrêté.

Donné à Bruxelles, le 12 juillet 2004.

ALBERT

Par le Roi :

La Ministre de la Justice,Mme L. ONKELINX

Le Ministre du Budget,J. VANDE LANOTTE

58692 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 35: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGENGOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION

GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

VLAAMSE GEMEENSCHAP — COMMUNAUTE FLAMANDE

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP

[C − 2004/36222]N. 2004 — 3037 (2004 — 2706)

7 MEI 2004. — Decreet houdende goedkeuring van het Samenwerkingsakkoord van 10 december 2003 geslotentussen de federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, deGemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie, het Vlaamse Gewest, hetWaalse Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor de samenwerking tussen de beleidsdomeinen vanleefmilieu en gezondheid. — Addendum

In het Belgisch Staatsblad van 9 juli 2004, op bladzijde 54646, werd het genoemde decreet gepubliceerd, evenwelzonder de tekst van het samenwerkingsakkoord die hierna volgt :

Samenwerkingsakkoord van 10 december 2003 tussen de federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de FranseGemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, de FranseGemeenschapscommissie, het Vlaams Gewest, het Waalse Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, voorde samenwerking tussen de beleidsdomeinen van milieu en gezondheidGelet op artikelen 38, 39, 136, 137 en 138 van de Grondwet;Gelet op de Bijzondere wet tot hervorming van de instellingen van 8 augustus 1980 zoals gewijzigd door de

bijzondere wetten van 8 augustus 1988, 16 juli 1993 en 13 juli 2001, inzonderheid op de artikelen 5, § 1, I, 1˚ en 2˚, 6,§ 1, II en 92bis, § 1, 5 en 6;

Gelet op de wet tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap van 31 december 1983, zoalsgewijzigd, inzonderheid op de artikelen 4 en 5;

Gelet op de Bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, zoals gewijzigd doorde bijzondere wetten van 08 augustus 1988, 16 juli 1993 en 13 juli 2001, inzonderheid op de artikelen 4, 42, 60, 61en 63;

Gelet op het Decreet (II) van 19 Juli 1993 van de Franse Gemeenschap tot toekenning van de uitoefening vansommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie,inzonderheid op artikel 3, 6˚;

Gelet op het Decreet (II) van 22 Juli 1993 van het Waalse Gewest tot toekenning van de uitoefening van sommigebevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie,inzonderheid op artikel 3, 6˚;

Gelet op het Decreet (II) van 22 Juli 1993 van de Franse Gemeenschapscommissie tot toekenning van de uitoefeningvan sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscom-missie, inzonderheid op artikel 3, 6˚;

Gelet op de beslissing van het Overlegcomité Regering-Executieven van 9 mei en 13 juni 1989, tot oprichting vaneen Interministeriële Conferentie Leefmilieu;

Gelet op het protocol van 27 oktober 1999 tot regeling van de onderscheiden vormen van medewerking tussen defederale Regering en de Gemeenschaps- en Gewestregeringen;

Gelet op Omzendbrief van 12 september 1995 betreffende de interministeriële conferenties;Gelet op het advies van de Raad van State van 24 juni 2003;Overwegende de verbintenissen die zijn aangegaan tijdens de ministeriële Conferenties « Milieu-Gezondheid »

van de Wereldgezondheidsorganisatie Regio Europa in Helsinki (1994) en Londen (1999);Overwegende de definitie van de relaties tussen leefmilieu en gezondheid van de WGO in 1993 :« De relatie tussen milieu en gezondheid omvat de aspecten van de menselijke gezondheid, inclusief de kwaliteit

van het leven, die door fysische, biologische, sociale en psychosociale factoren van het milieu worden bepaald. Hetomvat de theoretische en praktische aspecten van de evaluatie, van de correctie, van de controle en van de preventievan milieufactoren die mogelijkerwijze op een ongunstige manier de gezondheid van de huidige en de toekomstigegeneraties beïnvloeden »;

Overwegende de talrijke bronnen en mogelijke invloeden van milieuverontreiniging op de gezondheid en hetgroot aantal betrokken actoren inzake de relaties tussen leefmilieu en gezondheid;

Overwegend dat het milieubeleid en het gezondheidsbeleid overleg vereisen inzake de met elkaar verbonden enelkaar beïnvloedende actieterreinen, en dat deze samenwerking moet berusten op een zo werkzaam mogelijketransdisciplinaire benadering;

Overwegende dat het overleg inzake de relaties tussen leefmilieu en gezondheid geen afbreuk mag doen aan derespectieve autonomie van de federale Overheid, de Gewesten en de Gemeenschappen, bij het uitvaardigen en hetuitvoeren van hun wetgevingen en hun andere eigen beheersmiddelen;

Overwegende dat het 6e Milieuactieprogramma van de Europese Unie een hoofdstuk over de relatiesmilieu-gezondheid bevat;

Overwegende dat er aan het NEHAP een uitvoeringsagenda verbonden moet zijn met een strategie die hetmogelijk maakt het NEHAP aan te passen, zodat rekening kan worden gehouden met de evolutie van de toestand ophet gebied van de relaties tussen gezondheid en het leefmilieu;

Overwegende dat het NEHAP stapsgewijze moet worden uitgevoerd en de resultaten geregeld moeten wordengeëvalueerd;

58693BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 36: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Op grond van die motieven vormt het opstellen van een nationaal plan inzake de relaties tussen leefmilieu engezondheid een vooruitgang die een samenhangende transversale benadering toelaat waarbij alle betrokken actoren ophet gebied van gezondheid en milieu samengebracht worden.

De federale Staat, vertegenwoordigd door de minister bevoegd voor Volksgezondheid en de minister bevoegdvoor Leefmilieu;

De Vlaamse Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, in de persoon van haar Minister-President, de Minister bevoegd voor Gezondheid, en de Minister bevoegd voor Leefmilieu;

Het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door de Waalse Regering, in de persoon van haar Minister-President, deMinister bevoegd voor Gezondheid, en de Minister bevoegd voor Leefmilieu;

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vertegenwoordigd door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, in de persoonvan haar Minister-Voorzitter, en de Minister bevoegd voor Leefmilieu;

De Franse Gemeenschap vertegenwoordigd door de Franse Gemeenschapsregering, in de persoon van haarMinister-President en de Minister bevoegd voor Gezondheid;

De Duitstalige Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Duitse Gemeenschapsregering, in de persoon van haarMinister-President en de Minister bevoegd voor Gezondheid;

De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, vertegenwoordigd, door het Verenigd College van deGemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, in de persoon van haar Voorzitter en de leden bevoegd voorGezondheidsbeleid;

De Franse Gemeenschapscommissie, vertegenwoordigd door het College van de Franse Gemeenschapscommissie,in de persoon van haar Voorzitter en de lid bevoegd voor Gezondheidsbeleid,

Die hun eigen bevoegdheden gezamenlijk uitoefenen, zijn overeengekomen wat volgt :

HOOFDSTUK I. — Definities

Artikel 1In dit samenwerkingsakkoord dient te worden verstaan onder :1. NEHAP : het Nationale Actie Plan Milieu- Gezondheid waarin de voornaamste federale, gewestelijke en

gemeenschapsgegevens opgenomen zijn voor wat betreft de relaties tussen leefmilieu en gezondheid en de plannen enacties die door de betrokken autoriteiten geleid worden;

2. federale Overheid : de ministers en/of staatssecretarissen die de volksgezondheid en/of het leefmilieu onderhun bevoegdheid hebben;

3. Gewestelijke ministers : de ministers die het leefmilieu en het waterbeleid, zoals bepaald in artikel 6, § 1, II, vande bijzondere wet, en gezondheid, zoals bepaald in artikel 5, § 1, I, 1˚, van de bijzondere wet, tot hun bevoegdheidhebben;

4. Gemeenschapsministers : de ministers die de gezondheid, zoals bepaald in artikel 5, § 1, I, 1˚ en 2˚, van debijzondere wet, tot hun bevoegdheid hebben;

5. GICLG : De (Gemengde) Interministeriële Conferentie voor Leefmilieu verruimd tot de Gezondheid;6. De Cel : De Cel Leefmilieu-Gezondheid als de Overlegstructuur op het gebied van de relaties tussen leefmilieu

en gezondheid, die door dit akkoord is opgericht tussen de federale Overheid, de Gewesten en de Gemeenschappen;7. De Bijzondere wet : De Bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980 zoals gewijzigd de

door de bijzondere wetten van 8 augustus 1988, 16 juli 1993 en 13 juli 2001.

HOOFDSTUK II. — Doelstelling(en)

Artikel 2Dit samenwerkingsakkoord heeft tot doel :1. in te staan voor de coördinatie van de redactie, de opvolging van de uitvoering en de herziening van het

NEHAP;2. in te staan, daar waar de bevoegdheden zijn verdeeld tussen de partijen van het huidig akkoord, voor een

gecoördineerde uitvoering van het NEHAP, in de mate dat de betreffende acties en projecten beantwoorden aan criteriavan intersectorialiteit, interterritorialiteit en transdiscipline en een gemeenschappelijke financiering vereisen.

HOOFDSTUK III. — Taken, structuur en werking van de Conferentie en de Cel Leefmilieu-Gezondheid

Artikel 3 : TakenHet overleg tussen de federale autoriteiten, de Gewesten en de Gemeenschappen inzake een gecoördineerd milieu-

en gezondheidsbeleid vindt plaats in het kader van het huidig akkoord.

Afdeling 1. — De GICLG

Artikel 4De GICLG wordt voorgezeten door de minister of staatssecretaris die het Leefmilieu tot zijn bevoegdheden heeft.Ze vergadert minstens eenmaal per kalenderjaar. Ze ziet toe op de goede uitvoering van dit akkoord.

Artikel 5De GICLG stelt de algemene prioritaire hoofdlijnen vast voor de uitwerking en de opvolging van dit

samenwerkingsakkoord.Ze bepaalt de algemene prioritaire lijnen voor het opstarten en het opvolgen van NEHAP.Ze onderzoekt de NEHAP-evaluaties die door de Cel Leefmilieu-Gezondheid zijn voorgelegd naar aanleiding van

het verstrijken van de helft van de looptijd van het plan.Ze neemt, al dan niet in gewijzigde vorm, de herzieningen van het NEHAP aan die door de Cel

Leefmilieu-Gezondheid zijn voorgesteld.

Artikel 6De GICLG onderzoekt het jaarlijks activiteitenverslag dat is voorgelegd door de Cel Leefmilieu-Gezondheid alsook

haar programma van activiteiten, doelstellingen en begroting voor het daaropvolgende werkjaar en keurt het, al danniet in gewijzigde vorm, goed.

58694 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 37: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Artikel 7De GICLG aanvaardt haar eigen huishoudelijk reglement tijdens de eerste vergadering die volgt op de

ondertekening van dit akkoord.

Afdeling 2. — De Cel Milieu-Gezondheid

Artikel 8De Cel is het voorbereidend orgaan van de GICLG. Zij voert de taken uit die haar door deze zijn toevertrouwd.De Cel is belast met de coördinatie van de opvolging van het uitvoeren van het NEHAP. Zij zorgt voor een

tussentijdse evaluatie en legt aan de GICLG, uiterlijk drie maanden voordat deze bijeenkomt, een geactualiseerdvoorstel van het NEHAP met aanbevelingen voor.

Artikel 9De Cel is als volgt samengesteld :1 vertegenwoordiger aangeduid door elke federale en gewestelijke minister van Leefmilieu en elke federale,

gewestelijke en gemeenschappelijke minister van Gezondheid.

Artikel 10De Cel wijst jaarlijks en bij consensus, uit zijn leden een voorzitter aan, volgens de beurt rol : federale

Overheid-Gewesten-Gemeenschappen.Hij wordt bijgestaan door een ondervoorzitter van een ander beleidsniveau en een andere sector.Zo er geen consensus is, blijft de in functie zijnde voorzitter aan zolang er geen opvolger is gekozen. Zo er geen

consensus is over de eerste voorzitter van de Cel, wordt deze aangewezen door de voorzitter van de GICLG.

Artikel 11De Cel komt elke drie maanden samen en tevens binnen de vijftien dagen nadat hiertoe een aanvraag door de

meerderheid van de leden aan de voorzitter gericht werd.

Artikel 12De Cel stelt binnen drie maanden na haar inwerkingtreding een huishoudelijk reglement op en legt het ter

goedkeuring voor aan de GICLG. Ze organiseert autonoom haar werk en legt jaarlijks, ter goedkeuring, een verslag vanhaar werkzaamheden voor aan de GICLG, met vermelding van het gebruik van de begrotingsmiddelen en hetpersoneel, alsook een programma van activiteiten, inbegrepen doelstellingen en begroting, voor het daaropvolgendewerkjaar.

Artikel 13Voor de uitvoering van haar opdrachten, wordt de Cel bijgestaan door een vast secretariaat, zoals beschreven in

artikel 18, dat de vergaderingen samenroept en ze voorbereidt, een voorstel van agenda vaststelt en de notulen opstelt.

Afdeling 3. — Bepalingen betreffende de uitvoering van internationale verplichtingen op het gebied van Milieu enGezondheid

Artikel 14Voor wat betreft deze materie, wordt de cel uitsluitend ingeschakeld op het uitdrukkelijk verzoek van de GICLG.

HOOFDSTUK IV. — Budgettaire bepalingen

Artikel 15De federale Overheid draagt de volledige vergaderkosten van de GICLG, zoals bepaald in Hoofdstuk 3, Afde-

ling 1, van dit akkoord.

Artikel 16De federale Overheid, de Gewesten en de Gemeenschappen, overeenkomstig met artikel 6, dragen de

werkingskosten van de Cel, bepaald in het Hoofdstuk III, afdeling 2 en 3, van dit akkoord.Voor die kosten wordt volgende verdeelsleutel toegepast :— federale Overheid 30 %— Vlaamse Gemeenschap en Gewest 39 %— Franse Gemeenschap 6 %— Duitstalige Gemeenschap 0.5 %— Brussels Hoofdstedelijk Gewest 3.25 %— Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie 2 %— Franse Gemeenschapscommissie 1.25 %— Waalse Gewest 18 %.

Artikel 17De verdeelsleutel, zoals gedefinieerd in artikel 16, zal ook van toepassing zijn voor de acties en projecten die

stroken met de criteria van artikel 2.2, voorgesteld door de Cel, goedgekeurd door de GICLG en samen uitgevoerd doorde partijen die het huidige akkoord ondertekenen.

Artikel 18Het vast secretariaat van de Cel omvat minstens 1 persoon van niveau A en 2 personen van niveau B. De kosten

voor het personeel en de werkingskosten van het vast secretariaat worden door de Federale overheid gedragen.

HOOFDSTUK 5. — Slotbepalingen

Artikel 19Elk meningsverschil betreffende de interpretatie en de toepassing van het samenwerkingsakkoord wordt door

partijen binnen de GICLG aangebracht. Zo daar geen consensus wordt bereikt, wordt het geschil voorgelegd aan eenrechtscollege zoals bepaald in artikel 92bis, §§ 5 en 6, van de bijzondere wet. Elke partij bij dit akkoord wijst een lid aanvan het rechtscollege en geeft zijn beslissing schriftelijk te kennen aan de voorzitter van de GICLG.

Het rechtscollege geeft zijn beslissing schriftelijk te kennen aan de voorzitter van de GICLG.

58695BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 38: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

De werkingskosten van het rechtscollege worden verdeeld over de federale Overheid, de Gewesten en deGemeenschappen overeenkomstig de verdeelsleutel voorzien in artikel 16 van dit samenwerkingsakkoord.

Artikel 20Dit samenwerkingsakkoord wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad door de FOD Kanselarij van de Eerste

Minister, op aanvraag van deze partij waarvan de wetgever als laatste zijn instemming met het akkoord heeft gegeven.

Artikel 21De federale Overheid, de gewestelijke en gemeenschapsministers wijzen de leden van de Cel aan binnen drie

maanden na de inwerkingtreding van dit akkoord.Opgemaakt te Brussel, in evenveel exemplaren als er partijen zijn, op 10 december 2003.

Voor de federale Regering :

De Minister voor Leefmilieu,F. VAN DEN BOSSCHE

De Minister voor Volksgezondheid,R. DEMOTTE

Voor de Vlaamse regering :

De minister-president van de Vlaamse regering,B. SOMERS

De Vlaamse minister voor Leefmilieu,L. SANNEN

De Vlaamse minister voor Gezondheid,A. BYTTEBIER

Voor de Waalse Regering :

De Minister-President van de Waalse regering,J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE

De Waalse Minister voor Leefmilieu,M. FORET

De Waalse Minister voor Gezondheid,T. DETIENNE

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Gewestregering :

De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke regering,D. DUCARME

De Brusselse Minister voor Leefmilieu,D. GOSUIN

Voor het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie :

De Voorzitter van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie,D. DUCARME

Het Lid van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie,bevoegd voor het Gezondheidsbeleid,

J. CHABERT

Het Lid van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie,bevoegd voor het Gezondheidsbeleid,

D. GOSUIN

Voor het College van de Franse Gemeenschapscommissie :

De Voorzitter van het College van de Franse Gemeenschapscommissie,E. TOMAS

Het Lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie bevoegd voor het Gezondheidsbeleid,D. GOSUIN

Voor de Franse Gemeenschapsregering :

De Minister-President van de Franse Gemeenschapsregering,H. HASQUIN

De Franstalige Minister voor Gezondheid,N. MARECHAL

Voor de Duitstalige Gemeenschapsregering :

De Minister-President van de Duitstalige Gemeenschapsregering,K-H. LAMBERTZ

De Duitstalige Minister voor Gezondheid,H. NIESSEN

58696 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 39: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

TRADUCTION

MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FLAMANDE

[C − 2004/36222]F. 2004 — 3037 (2004 — 2706)7 MAI 2004. — Décret portant approbation de l’Accord de coopération du 10 décembre 2003, conclu entre l’Etat

fédéral, la Communauté flamande, la Communauté francaise, la Communauté germanophone, la Commissioncommunautaire commune, la Commission communautaire francaise, la Région flamande, la Région wallonneet la Région de Bruxelles-Capitale visant la collaboration entre les domaines de l’environnement et de la santé. — Addendum

Dans le Moniteur belge du 9 juillet 2004, à la page 54646, a été publié le décret susmentionné, toutefois sans le textede l’accord de coopération qui suit ci-après :

Accord de coopération du 10 décembre 2003 entre l’Etat fédéral, la Communauté flamande, la Communautéfrancaise, la Communauté Germanophone, la Commission communautaire commune, la Commissioncommunautaire francaise, la Région flamande, la Région wallonne et la Région de Bruxelles-capitale visant lacollaboration dans les domaines de l’environnement et de la santéVu les articles 38, 39, 136, 137 et 138 de la Constitution;Vu la loi spéciale de réformes institutionnelles du 8 août 1980 telle que modifiée par les lois spéciales du

8 août 1988, 16 juillet 1993 et 13 juillet 2001, notamment les articles 5, § 1er, I, 1˚ et 2˚, 6, § 1er, II et 92bis, § 1er, 5 et 6;Vu la loi de réformes institutionnelles pour la Communauté germanophone du 31 décembre 1983, en particulier

les articles 4 et 5;Vu la loi spéciale du 12 janvier 1989 relative aux institutions bruxelloises telle que modifiée par les lois spéciales

du 16 juillet 1993 et 13 juillet 2001 notamment les articles 4, 42, 60, 61 et 63;Vu le Décret (II) du 19 Juillet 1993 de la Communauté Francaise attribuant l’exercice de certaines compétences de

la Communauté francaise à la Région wallonne et à la Commission communautaire francaise en particulier l’article 3,6˚;

Vu le Décret (II) du 22 Juillet 1993 de la Région wallonne attribuant l’exercice de certaines compétences de laCommunauté francaise à la Région wallonne et à la Commission communautaire francaise en particulier l’article 3, 6˚;

Vu le décret (II) de la Commission communautaire francaise du 22 juillet 1993 attribuant l’exercice de certainescompétences de la Communauté francaise à la Région wallonne et à la Commission communautaire francaise enparticulier l’article 3, 6˚;

Vu la décision du Comité de concertation Gouvernement-Exécutifs des 9 mai et 13 juin 1989 créant une Conférenceinterministérielle de l’Environnement;

Vu le protocole du 27 octobre 1999 réglant les différentes formes de collaboration entre le Gouvernement fédéralet les gouvernements des Communautés et des Régions;

Vu la Circulaire du 12 septembre 1995 relative aux conférences interministérielles;Vu l’avis du Conseil d’Etat du 24 juin 2003;Considérant les engagements pris lors des conférences ministérielles « Environnement-Santé » de l’Organisation

mondiale de la Santé Région européenne à Helsinki (1994) et Londres (1999);Considérant la définition des relations entre l’environnement et la santé de l’OMS de 1993 :« Les relations entre l’environnement et la santé recouvrent les aspects de la santé humaine, y compris la qualité

de la vie, qui sont déterminés par les facteurs physiques, biologiques, sociaux et psychosociaux de l’environnement.L’environnement comprend les aspects théoriques et pratiques de l’évaluation, de la correction, du contrôle et de laprévention des facteurs environnementaux qui peuvent potentiellement affecter de manière adverse la santé desgénérations présentes et futures »;

Considérant les nombreuses sources et influences possibles des pollutions environnementales sur la santé et legrand nombre d’acteurs concernés par les relations entre l’environnement et la santé;

Considérant que la politique de l’environnement et la politique de santé nécessitent des concertations pour lesterrains d’actions où elles sont liées et influencées l’une par l’autre, et que cette cohérence doit reposer sur une approchetransdisciplinaire la plus opérationnelle possible;

Considérant que la concertation au sujet des relations entre l’environnement et la santé doit respecter l’autonomierespective de l’Autorité fédérale, des Régions et des Communautés quant à son élaboration et son exécution concernantleurs législations et leurs autres outils de gestion propres;

Considérant que le 6e Programme d’Action Environnemental de l’Union européenne comporte un chapitre dévoluaux relations environnement-santé;

Considérant qu’un calendrier d’exécution doit accompagner le NEHAP en ce compris une stratégie permettantd’actualiser le NEHAP en vue de prendre en compte l’évolution de la situation dans le domaine des relationsenvironnement-santé;

Considérant que le NEHAP doit être exécuté étape par étape et ses résultats évalués régulièrement;Sur base de ces motifs, l’établissement d’un plan national relatif aux relations entre l’environnement et la santé

constitue un progrès permettant la mise en œuvre d’une approche transversale cohérente rassemblant tous les acteursimpliqués dans les domaines de la santé et de l’environnement.

L’Etat fédéral, représenté par le ministre ayant la santé publique dans ses attributions et par la ministre ayantl’environnement dans ses attributions;

La Communauté flamande, représentée par le Gouvernement flamand en la personne de son Ministre-Président,du Ministre ayant l’Environnement dans ses attributions et du ministre ayant la santé dans ses attributions;

La Région wallonne, représentée par le Gouvernement wallon en la personne de son Ministre-Président, duMinistre ayant l’Environnement dans ses attributions et du ministre ayant la santé dans ses attributions;

La Région de Bruxelles-Capitale, représentée par le Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale en lapersonne de son Ministre-Président et du Ministre ayant l’Environnement dans ses attributions;

La Communauté francaise, représentée par le gouvernement de la Communauté francaise en la personne de sonMinistre-Président et par le Ministre ayant la Santé dans ses attributions;

La Communauté Germanophone, représentée par le gouvernement de la Communauté germanophone en lapersonne de son Ministre-Président et par le Ministre ayant la Santé dans ses attributions;

58697BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 40: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

La Commission communautaire commune, représentée par le Collège réuni de la Commission communautairecommune en la personne de son Président et des membres ayant la Politique de santé dans leurs attributions;

La Commission communautaire francaise, représentée par le Collège de la Commission communautaire francaiseen la personne de son Président et par le membre ayant la Politique de Santé dans ses attributions;

Exercant conjointement leurs compétences respectives ont convenu ce qui suit :

CHAPITRE Ier. — Définitions

Article 1er

Dans le présent accord on entend par :1. NEHAP : le plan national d’action environnement-santé reprenant les principales données fédérales, régionales

et communautaires en ce qui concerne les relations entre l’environnement et la santé et les plans et actions menés parles autorités concernées;

2. Autorité fédérale : les ministres et/ou Secrétaires d’Etat ayant la Santé publique et/ou l’Environnement dansleurs attributions;

3. Ministres régionaux : les ministres ayant dans leurs attributions l’environnement et la politique de l’eau, tels quedéfinis à l’article 6, § 1er, II, de la loi spéciale; ainsi que la politique de santé, telle que définie à l’article 5, § 1er, I, 1˚,de la loi spéciale;

4. Ministres communautaires : les ministres ayant dans leurs attributions la politique de santé, telle que définie àl’article 5, § 1er I, 1˚ et 2˚, de la loi spéciale;

5. CIMES : La Conférence Interministérielle (mixte) de l’Environnement élargie à la Santé;6. Cellule : La Cellule Environnement-Santé en tant que structure de concertation dans le domaine des relations

entre l’environnement et la santé établie par le présent accord entre l’Autorité fédérale, les Régions et les Communautés;7. La loi spéciale : La loi spéciale de réformes institutionnelles du 8 août 1980 telle que modifiée par les lois

spéciales du 8 août 1988, 16 juillet 1993 et 13 juillet 2001.

CHAPITRE II. — Objectif(s)

Article 2Le présent accord a pour objectif :1. de veiller à la coordination de la rédaction, du suivi de la mise en oeuvre et de la révision du NEHAP;2. de veiller, là où les compétences sont réparties entre les parties au présent accord, à une mise en œuvre

coordonnée du NEHAP dans la mesure où les actions et projets concernés correspondent aux critères d’intersectorialité,d’interterritorialité et de transdisciplinarité et requièrent un financement commun.

CHAPITRE III. — Missions, structure et fonctionnement de la Conférence et de la Cellule Environnement-Santé

Article 3 : MissionsLa concertation entre l’Autorité fédérale, les Régions et les Communautés concernant une gestion coordonnée des

politiques d’environnement et de santé a lieu dans le cadre du présent accord.

Section 1re. –- La CIMES

Article 4La CIMES est présidée par le ministre ou secrétaire d’état ayant l’environnement dans ses attributions.Elle se réunit au minimum une fois par année civile et veille à la bonne exécution du présent accord.

Article 5La CIMES détermine les axes généraux prioritaires dans la mise en œuvre et le suivi du présent accord de

coopération.Elle détermine les axes généraux prioritaires dans la mise en œuvre et le suivi du NEHAP.Elle examine l’évaluation du NEHAP qui lui est soumise à la moitié de la durée globale de celui-ci par la Cellule

Environnement-Santé.Elle adopte les révisions du NEHAP, en se basant notamment sur les propositions faites par la Cellule

Environnement-Santé.

Article 6La CIMES examine le rapport d’activité annuel soumis par la Cellule Environnement-Santé ainsi que son

programme d’activité, ses objectifs et son budget pour l’année de travail à venir et l’approuve éventuellement aprèsmodifications.

Article 7La CIMES adopte son propre règlement d’ordre intérieur lors de sa première réunion suivant la signature de cet

accord.

Section 2. — La Cellule Environnement Santé

Article 8La Cellule est l’organe préparatoire de la CIMES. Elle exécute les tâches qui lui sont dévolues par celle-ci.La Cellule est chargée de la coordination du suivi de la mise en oeuvre du NEHAP. Elle l’évalue à mi-parcours et

propose à la CIMES, au plus tard trois mois avant l’échéance de celui-ci, un projet actualisé de NEHAP et desrecommandations.

Article 9La Cellule est composée comme suit :1 représentant désigné par chaque ministre fédéral et régional de l’environnement et chaque ministre fédéral,

régional et communautaire de la santé.

58698 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 41: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Article 10La Cellule désigne parmi ses membres, sur une base annuelle et par consensus, un président selon la rotation

suivante : Autorité fédérale-Régions-Communautés.Il est assisté par un vice-président issu d’un autre niveau de pouvoir et de l’autre secteur.En cas d’absence de consensus, le président en fonction reste en charge aussi longtemps qu’un successeur n’est pas

choisi. En cas d’absence de consensus concernant le premier président de la Cellule, celui-ci sera désigné par leprésident de la CIMES.

Article 11La Cellule se réunit tous les trois mois ou dans les quinze jours suivant la demande d’une majorité de ses membres

adressée à son président.

Article 12La Cellule adopte son règlement d’ordre intérieur dans les trois mois suivant son entrée en fonction et le soumet

pour approbation à la CIMES.Elle organise de manière autonome son travail et soumet annuellement à la CIMES pour adoption un rapport

d’activité, incluant l’utilisation des moyens budgétaires et de personnels, ainsi qu’un programme d’activité, incluantobjectifs et un budget, pour l’année de travail à venir.

Article 13Pour la réalisation de ses missions, la Cellule est assistée d’un secrétariat permanent tel que décrit à l’article 18, qui

convoque et prépare ses réunions, établit une proposition d’agenda et dresse les procès-verbaux des réunions.

Section 3. — Dispositions concernant l’exécution des obligations internationalesdans le domaine de l’environnement et de santé.

Article 14En ce qui concerne cette matière, la cellule est exclusivement saisie à la demande expresse de la CIMES.

CHAPITRE IV. — Dispositions budgétaires

Article 15L’Autorité fédérale prend entièrement à sa charge les frais de réunion de la CIMES prévue au Chapitre 3, Sec-

tion 1re, du présent accord.

Article 16L’Autorité fédérale, les Régions et les Communautés prennent à leur charge, en conformité avec l’article 6, les frais

de fonctionnement de la Cellule prévus au Chapitre 3, section 2 et 3, du présent accord.Ces frais répondront à la clé de répartition suivante :— Autorité fédérale 30 %— Communauté et Région flamande 39 %— Communauté francaise 6 %— Communauté germanophone 0.5 %— Région de Bruxelles-Capitale 3.25 %— Commission communautaire commune 2 %— Commission communautaire francaise 1.25 %— Région wallonne 18 %.

Article 17La clé de répartition, telle que définie à l’article 16, s’appliquera également aux actions et projets, correspondant

aux critères de l’article 2.2, proposés par la Cellule et adoptés par la CIMES, et menés en commun par les parties auprésent accord.

Article 18Le secrétariat permanent de la Cellule inclut au minimum 1 personne de niveau A et 2 personnes de niveau B. Les

frais de personnel et de fonctionnement du secrétariat permanent sont pris en charge par l’Autorité fédérale.

CHAPITRE 5. — Dispositions finales

Article 19Tout différend entre les parties relatifs à l’interprétation et la mise en oeuvre du présent accord est soumis à la

CIMES.Si aucun consensus n’est trouvé au sein de celle-ci, le différend est soumis à une juridiction visée par l’article 92bis,

§§ 5 et 6, de la loi spéciale.Chaque partie à l’accord désigne un membre à la juridiction de coopération et notifie par écrit sa décision au

président de la CIMES.La juridiction de coopération notifie par écrit sa décision au président de la CIMES.L’Autorité fédérale, les Régions et les Communautés prennent à leur charge, conformément à la clé de répartition

prévue à l’article 16, les frais de fonctionnement de la juridiction de coopération.

Article 20Le présent accord est publié au Moniteur belge par le SPF Chancellerie du Premier Ministre, à la demande de celle

des parties dont le législateur aura donné son assentiment à l’accord en dernier lieu.

58699BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 42: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Article 21

L’Autorité fédérale, les ministres régionaux et communautaires, désignent les membres de la Cellule dans lestrois mois suivant l’entrée en vigueur du présent accord.

Fait à Bruxelles, en autant d’exemplaires qu’il y a de parties, le 10 décembre 2003.

Pour le Gouvernement fédéral :

La Ministre de l’Environnement,F. VAN DEN BOSSCHE

Le Ministre de la Santé publique,R. DEMOTTE

Pour le Gouvernement flamand :

Le Ministre-Président du Gouvernement flamand,B. SOMERS

Le Ministre flamand de l’Environnement,L. SANNEN

La Ministre flamande de la Santé,A. BYTTEBIER

Pour le Gouvernement wallon :

Le Ministre-Président du Gouvernement wallon,J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE

Le Ministre wallon de l’Environnement,M. FORET

Le Ministre wallon de la Santé,T. DETIENNE

Pour le Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale :

Le Ministre-Président du Gouvernement de Bruxelles-Capitale,D. DUCARME

Le Ministre bruxellois de l’Environnement,D. GOSUIN

Pour le Collège réuni de la Commission communautaire commune :

Le Président du Collège réuni de la Commission communautaire commune,D. DUCARME

Le Membre du Collège réuni de la Commission communautaire communecompétent pour la Politique de la Santé,

J. CHABERT

Le Membre du Collège réuni de la Commission communautaire communecompétent pour la Politique de la Santé,

D. GOSUIN

Pour le Collège de la Commission communautaire francaise :

Le Président du Collège de la Commission communautaire francaise,E. TOMAS

Le Membre du Collège de la Commission communautaire francaise chargé de la Santé,D. GOSUIN

Pour le Gouvernement de la Communauté francaise :

Le Ministre-Président du Gouvernement de la Communauté francaise,H. HASQUIN

La Ministre francophone de la Santé,N. MARECHAL

Pour le Gouvernement de la Communauté germanophone :

Le Ministre-Président du Gouvernement de la Communauté germanophone,K.-H. LAMBERTZ

Le Ministre germanophone de la Santé,H. NIESSEN

58700 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 43: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP

[C − 2004/36257]N. 2004 — 3038

14 JUNI 2004. — Besluit van de Vlaamse regeringtot oprichting van het Subsidieagentschap voor Economie en Werkgelegenheid

De Vlaamse regering,

Gelet op het artikel 87, § 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;

Gelet op artikel 6, § 2, van het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003;

Gelet op het decreet van 29 april 2004 houdende regeling van de begrotingen, de boekhouding, de controle inzakesubsidies en de controle door het Rekenhof;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 15 maart 2004;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 6 mei 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid,1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid en E-government en op voorstel van deVlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme;

Na beraadslaging,

Besluit :

HOOFDSTUK I. — Definities

Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder :

1° het kaderdecreet : het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003;

2° de minister : de Vlaamse minister bevoegd voor het Economisch Beleid en het Tewerkstellingsbeleid;

3° het comptabiliteitsdecreet : het decreet houdende regeling van de begrotingen, de boekhouding, de controleinzake subsidies en de controle door het Rekenhof.

HOOFDSTUK II. — Benaming, doel en taakstelling van het agentschap

Art. 2. § 1. Binnen het Vlaams ministerie van Economie, Werkgelegenheid en Toerisme wordt een internverzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid opgericht, onder de benaming Subsidieagentschap voorEconomie en Werkgelegenheid, hierna genoemd ″het agentschap″.

Alle officiële akten, officiële aankondigingen of andere officiële stukken, uitgaande van het agentschap, moeten debenaming van het agentschap vermelden, met onmiddellijk daarvoor of daarna, deze leesbaar en voluit geschrevenwoorden : ″intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid van de Vlaamse overheid″.

Deze verplichting geldt niet voor informatieverstrekking om promotionele redenen of voorlichtingsredenen.

§ 2. Het agentschap behoort tot het beleidsdomein Economie, Werkgelegenheid en Toerisme.

Het agentschap wordt opgericht voor de uitvoering van het beleid inzake economie en tewerkstelling.

§ 3. Het agentschap heeft een centrale zetel. De minister bepaalt de vestigingsplaats van de centrale zetel. Hethoofd van het agentschap kan beslissen één of meer vestigingen buiten de centrale zetel op te richten.

Art. 3. Het agentschap heeft als missie het duurzaam ondersteunen, versterken en stimuleren van deconcurrentiepositie van ondernemingen en de werkgelegenheid in Vlaanderen. Het voert, door middel van labeling,erkenningen, vergunningen, subsidie-, krediet- en andere maatregelen, de programma’s van sociaal-economische aarduit die de Vlaamse overheid beslist.

Art. 4. § 1. Teneinde de in artikel 3 bedoelde missie waar te maken, staat het agentschap in voor volgende taken :

1° het uitvoeren van maatregelen tot ondersteuning van het socio-economisch omgevingsklimaat :

a) het verschaffen van steun aan projecten ter ondersteuning van de omgevingsfactoren;

b) Het uitvoeren van flankerende ondersteuningsmaatregelen en/of advisering ter versterking van hetsocio-economisch omgevingsklimaat;

c) de uitvoering van Europese dossiers en projecten, met inbegrip van het beheer van de programma’s van hetEuropees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO);

2° het uitvoeren van maatregelen tot verbetering en/of versterking van de concurrentiepositie van ondernemin-gen :

a) het versterken van de financieringspositie van de ondernemingen met inbegrip van de starters via directeinvesteringssteun en andere vormen van directe steun aan ondernemingen en via de uitvoering van flankerendemaatregelen;

b) het stimuleren van de ondernemersattitude tot het voeren van een opleidingsbeleid en via het bevorderen enprofessionaliseren van het ondernemerschap met inbegrip van flankerende maatregelen;

3° het uitvoeren van maatregelen tot het bevorderen van de werkgelegenheid en tot het reguleren van dearbeidsmarkt en de werkgelegenheid :

a) het stimuleren van de creatie van arbeidsplaatsen;

b) het faciliteren en reguleren van de in-, herin- of uittrede op de arbeidsmarkt;

4° het controleren van de aanwending van de ingezette middelen voor de taakstellingen gedefinieerd onder 1° toten met 3°, met uitzondering van de inspectie- en toezichtstaken;

58701BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 44: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

5° het verwerken van de uit de beleidsuitvoering verworven informatie met het oog op de voorbereiding vanbeleidsondersteunende adviezen.

De inspectietaken met betrekking tot de 1° tot en met 3° vermelde taakstellingen, worden uitgevoerd door hetdepartement.

§ 2. Daarnaast voert het agentschap alle taken uit die kaderen binnen de in artikel 3 bedoelde missie en bij decreetof door de Vlaamse regering aan het agentschap worden toevertrouwd alsmede taken ingevolge afspraken met en opinitiatief van het departement, de andere verzelfstandigde agentschappen en andere beleidsdomeinen.

Art. 5. Bij het uitoefenen van zijn missie en taken treedt het agentschap op namens de rechtspersoon VlaamseGewest en desgevallend de Vlaamse Gemeenschap.

HOOFDSTUK III. — Aansturing en leiding van het Agentschap

Art. 6. Het agentschap ressorteert onder het hiërarchisch gezag van de minister.

Art. 7. De minister stuurt het agentschap aan, inzonderheid via de beheersovereenkomst.

De beheersovereenkomst, alsmede elke verlenging, wijziging, schorsing of ontbinding ervan, wordt voorafgaan-delijk aan de Vlaamse regering ter goedkeuring voorgelegd, op voorstel van de minister.

Art. 8. Het hoofd van het agentschap is belast met de algemene leiding, de werking en de vertegenwoordigingvan het agentschap.

HOOFDSTUK IV. — Financiële middelen

Art. 9. De realisatie van de ontvangsten en de aanwending van de uitgavenkredieten door het agentschapgebeuren overeenkomstig het decreet van... houdende regeling van de begrotingen, de boekhouding, de controle inzakesubsidies, en de controle door het Rekenhof, de uitvoeringsbesluiten van voornoemd decreet, de bepalingen van debegrotingsdecreten en gebeurlijke andere decreten, de delegatieregeling en de beheersovereenkomst.

HOOFDSTUK V. — Controle, opvolging en toezicht

Art. 10. De minister is verantwoordelijk voor de opvolging van en het toezicht op het agentschap.

Art. 11. De daartoe aangewezen diensten van het Vlaams ministerie dat instaat voor de financiële en budgettaireaangelegenheden, zijn bevoegd voor de financiële controle en de certificering van de rekeningen.

Art. 12. De minister kan, in het kader van de opvolging en de uitoefening van het toezicht, op ieder ogenblik aanhet hoofd van het agentschap informatie, rapportering en verantwoording vragen over bepaalde aangelegenheden,zowel op geaggregeerd niveau als op niveau van individuele onderwerpen en dossiers.

HOOFDSTUK VI. — Inwerkingtredings- en uitvoeringsbepalingen

Art. 13. De Vlaamse regering bepaalt de datum waarop dit besluit in werking treedt.

Art. 14. De Vlaamse minister bevoegd voor het Economisch Beleid en het Tewerkstellingsbeleid is belast met deuitvoering van dit besluit.

Brussel, 4 juni 2004.

De minister-president van de Vlaamse regering,B. SOMERS

De minister vice-president van de Vlaamse regering en de Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme,R. LANDUYT

De Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid en E-government,P. CEYSENS

TRADUCTION

MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FLAMANDE

[C − 2004/36257]F. 2004 — 3038

4 JUIN 2004. — Arrêté du Gouvernement flamandportant création de l’agence ″Subsidieagentschap voor Economie en Werkgelegenheid″

(Agence flamande de Subventionnement Economie et Emploi)

Le Gouvernement flamand,

Vu l’article 87, § 1er, de la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles;

Vu l’article 6, § 2 du décret cadre sur la Politique administrative du 18 juillet 2003;

Vu le décret du 29 avril 2004 réglant les budgets, la comptabilité, le contrôle des subventions, et le contrôle par laCour des Comptes;

Vu l’accord du Ministre flamand chargé du Budget, donné le 15 mars 2004;

Vu l’avis du Conseil d’Etat, donné le 6 mai 2004, en application de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 1°, des loiscoordonnées sur le Conseil d’Etat;

58702 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 45: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Sur la proposition de la Ministre flamande de l’Economie, de la Politique extérieure et de l’E-gouvernement et surla proposition du Ministre flamand de l’Emploi et du Tourisme;

Après délibération,

Arrête :

CHAPITRE Ier. — Définitions

Article 1er. Dans le présent arrêté on entend par :

1° le décret cadre : le décret cadre sur la Politique administrative du 18 juillet 2003;

2° le Ministre : le Ministre flamand chargé de la Politique économique et de la Politique de l’emploi;

3° le décret sur la comptabilité : le décret réglant les budgets, la comptabilité, le contrôle des subventions, et lecontrôle par la Cour des Comptes.

CHAPITRE II. — Dénomination, objet et missions de l’agence

Art. 2. § 1er. Il est créé au sein du Ministère de l’Economie, de l’Emploi et du Tourisme, une agence autonomiséeinterne sans personnalité juridique, dénommée ″Subsidieagentschap voor Economie en Werkgelegenheid″, ci-aprèsdénommée ″l’agence″.

Tous les actes, annonces ou autres documents officiels, émanant de l’agence, mentionnent la dénomination del’agence, immédiatement précédée ou suivie par les mots suivants lisibles et en toutes lettres : ″agence autonomiséeinterne sans personnalité juridique de l’autorité flamande″.

Cette obligation n’est pas applicable à la fourniture d’informations pour des raisons promotionnelles ouinformatives.

§ 2. L’agence fait partie du domaine politique de l’Economie, de l’Emploi et du Tourisme.

L’agence est créée en vue de l’exécution de la politique en matière d’économie et d’emploi.

§ 3. L’agence a un siège central. Le Ministre détermine le lieu d’implantation du siège central. Le chef de l’agencepeut décider d’établir une ou plusieurs implantations hors du siège central.

Art. 3. L’agence a pour mission de soutenir, renforcer et stimuler de manière durable la position concurrentielled’entreprises et l’emploi en Flandre. Elle réalise les programmes d’ordre socio-économique décidés par les autoritésflamandes au moyen de marquage, d’agréments, d’autorisations, de mesures en matière de subventions, de crédits etautres.

Art. 4. § 1er. En vue de la réalisation de la mission visée à l’article 3, l’agence remplit les tâches suivantes :

1° l’exécution de mesures visant à soutenir le climat socio-économique :

a) soutenir des projets à l’appui des facteurs environnants;

b) l’exécution de mesures d’encadrement et/ou de conseil dans le but de renforcer le climat socio-économique;

c) la réalisation de dossiers et projets européens, y compris la gestion de programmes du Fonds européen deDéveloppement régional (FEDER);

2° l’exécution de mesures visant à améliorer et/ou renforcer la position concurrentielle d’entreprises :

a) le renforcement de la position financière des entreprises, y compris des entrepreneurs débutants, au moyend’une aide aux investissements et d’autres formes d’aide directe aux entreprises, et par la mise en oeuvre de mesuresd’encadrement;

b) la stimulation de l’attitude entrepreneuriale favorable à une politique de formation et par la promotion et laprofessionnalisation de l’entrepreneuriat, y compris des mesures d’encadrement;

3° l’exécution de mesures visant à promouvoir l’emploi et à réguler le marché du travail et l’emploi :

a) la stimulation de la création d’emplois;

b) faciliter et réguler l’entrée, la rentrée ou la sortie du marché du travail;

4° le contrôle de l’affectation des moyens engagés pour les missions définies sous 1° à 3° inclus, à l’exception destâches d’inspection et de contrôle;

5° le traitement des informations issues de l’exécution de la politique en vue de la préparation d’avis dans le cadrede l’aide à la décision politique.

Les tâches d’inspection dans le cadre des missions définies sous 1° à 3° inclus sont accomplies par le département.

§ 2. L’agence accomplit en outre toutes les tâches qui s’inscrivent dans la mission visée à l’article 3 et qui sontconfiées à l’agence par décret ou par le Gouvernement flamand, ainsi que les tâches découlant d’accords conclus avecet à l’initiative du département, des autres agences autonomisées et d’autres domaines de compétence.

Art. 5. Dans l’accomplissement de ses missions et tâches, l’agence agit au nom de la personne morale Régionflamande et éventuellement Communauté flamande.

CHAPITRE III. — Pilotage et direction de l’Agence

Art. 6. L’agence relève de l’autorité hiérarchique du Ministre.

Art. 7. Le Ministre pilote l’agence, notamment par le biais du contrat de gestion.

Le contrat de gestion ainsi que toute prolongation, modification, suspension ou résolution, est soumis au préalableà l’approbation du Gouvernement flamand, sur la proposition du Ministre.

58703BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 46: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Art. 8. Le chef de l’agence est chargé de la direction générale, du fonctionnement et de la représentation del’agence.

CHAPITRE IV. — Moyens financiers

Art. 9. La réalisation des recettes et l’affectation des crédits de dépenses par l’agence se font conformément audécret du …. réglant les budgets, la comptabilité, le contrôle des subventions et le contrôle par la Cour des Comptes,aux arrêtés d’exécution dudit décret, aux dispositions des décrets sur la comptabilité et d’autres décrets éventuels, aurégime de délégation et au contrat de gestion.

CHAPITRE V. — Contrôle, suivi et tutelle

Art. 10. Le Ministre est responsable du suivi et de la tutelle de l’agence.

Art. 11. Les services, désignés à cet effet, du Ministère flamand responsable pour les matières financières etbudgétaires, sont compétents pour le contrôle financier et la certification des comptes.

Art. 12. Dans le cadre du suivi et de l’exercice de la tutelle, le Ministre peut demander à tout moment au chef del’agence des informations, des rapports et une justification concernant certaines matières, tant au niveau agrégé qu’auniveau de sujets et dossiers individuels.

CHAPITRE VI. — Dispositions d’entrée en vigueur et d’exécution

Art. 13. Le Gouvernement flamand fixe la date d’entrée en vigueur du présent arrêté.

Art. 14. Le Ministre flamand ayant la Politique économique et la Politique de l’emploi dans ses attributions estchargé de l’exécution du présent arrêté.

Bruxelles, le 4 juin 2004.

Le Ministre-Président du Gouvernement flamand,B. SOMERS

Le Ministre-Vice-Président du Gouvernement flamand et Ministre flamand de l’Emploi et du Tourisme,R. LANDUYT

La Ministre flamande de l’Economie, de la Politique extérieure et de l’E-gouvernementP. CEYSENS

*MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP

[C − 2004/36201]N. 2004 — 3039

11 JUNI 2004. — Besluit van de Vlaamse regeringtot vaststelling van het statuut van de gewestelijke ontvangers

De Vlaamse regering,

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 6, § 1, VIII,zoals vervangen door de bijzondere wet van 13 juli 2001;

Gelet op de artikelen 52 tot 71 van de nieuwe gemeentewet;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 april 1979 tot vaststelling van de voorwaarden en de wijze van benoemingvan de gewestelijke ontvangers;

Gelet op het ministerieel besluit van 16 juli 1979 tot vaststelling van het reglement van orde betreffendewervingsexamens voor gewestelijke ontvanger;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 12 december 2003 tot toekenning van een vakantiegeld eneindejaarstoelage aan de provinciegouverneurs, de arrondissementscommissarissen en de gewestelijke ontvangers;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 19 april 2004;

Gelet op het protocol nr. 208.654 van 7 juni 2004 van het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap – VlaamsGewest;

Gelet op het advies nr. 37.061/3 van de Raad van State, gegeven op 2 juni 2004, met toepassing van artikel 84, § 1,eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken;

Na beraadslaging,

Besluit :DEEL I. — TOEPASSINGSGEBIED EN ALGEMENE BEPALINGEN

HOOFDSTUK 1. — Toepassingsgebied

Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de gewestelijke ontvangers.

HOOFDSTUK 2. — Algemene bepalingen

Art. 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

1° de minister van Binnenlandse Aangelegenheden : het lid van de Vlaamse regering dat bevoegd is voor deBinnenlandse Aangelegenheden;

2° de gouverneur : de gouverneur van de provincie waar de gewestelijke ontvanger benoemd is;

3° de arrondissementscommissaris : de arrondissementscommissaris aan wie de gouverneur het gezag over degewestelijke ontvanger heeft toevertrouwd.

58704 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 47: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

DEEL II. — ORGANISATIE EN WERKING

Art. 3. De gouverneur duidt de arrondissementscommissaris aan die het hiërarchisch gezag over de gewestelijkeontvanger uitoefent.

De arrondissementscommissaris rapporteert op geregelde tijdstippen over de organisatie en werking van degewestelijke ontvanger aan de gouverneur.

Art. 4. Bij tijdelijke afwezigheid van een gewestelijke ontvanger kan de gouverneur, op voorstel van dearrondissementscommissaris, een waarnemende gewestelijke ontvanger aanduiden. Deze waarnemende gewestelijkeontvanger dient te voldoen aan de toelatingsvoorwaarden zoals bepaald in deel IV van dit statuut.

De waarnemende gewestelijke ontvanger geniet dezelfde bezoldigingsregeling als de effectieve gewestelijkeontvanger.

DEEL III. — DEONTOLOGISCHE RECHTEN EN PLICHTEN

Art. 5. § 1. De gewestelijke ontvanger oefent zijn ambt op een loyale en correcte wijze uit onder het gezag van deVlaamse regering, de gouverneur en de arrondissementscommissaris.

Hij zet zich op een actieve en constructieve wijze in voor de realisatie van de opdracht en de doelstellingen vande Vlaamse regering.

Hij handelt overeenkomstig de algemene en bijzondere richtlijnen van de Vlaamse regering, de provinciegouver-neur en de arrondissementscommissaris.

§ 2. In de omgang met meerderen of collega’s en in de contacten met de gemeenten, de O.C.M.W.’s en het publiekrespecteert de gewestelijke ontvanger de persoonlijke waardigheid.

Art. 6. § 1. De gewestelijke ontvanger heeft recht op vrijheid van meningsuiting ten aanzien van de feiten waarvanhij kennis heeft uit hoofde van zijn ambt.

Onverminderd de reglementering inzake openbaarheid van bestuur, is het hem enkel verboden feiten bekend temaken die betrekking hebben op :

1° de veiligheid van de Belgische Staat;

2° de bescherming van de openbare orde;

3° de financiële belangen van de overheid;

4° het voorkomen en het bestraffen van strafbare feiten;

5° het medisch geheim;

6° het vertrouwelijke karakter van commerciële, intellectuele en industriële gegevens;

7° het interne beraad, zolang in de betrokken aangelegenheid geen eindbeslissing is genomen.

Het is hem ook verboden feiten bekend te maken indien de bekendmaking ervan een inbreuk is op de rechten ende vrijheden van de burger, in het bijzonder op het privé-leven, tenzij de betrokkene toestemming heeft verleend omdeze gegevens openbaar te maken.

Deze paragraaf geldt ook voor de gewestelijke ontvanger die zijn ambt heeft neergelegd.

§ 2. De gewestelijke ontvanger die in de uitoefening van zijn ambt nalatigheden, misbruiken of misdrijvenvaststelt, brengt de arrondissementcommissaris hiervan onmiddellijk op de hoogte.

Indien de arrondissementscommissaris bij deze nalatigheden, misbruiken of misdrijven betrokken is, brengt degewestelijke ontvanger de gouverneur op de hoogte.

Indien de gouverneur bij deze nalatigheden, misbruiken of misdrijven betrokken is, brengt de gewestelijkeontvanger de minister van Binnenlandse Aangelegenheden op de hoogte.

In geval van misdrijven brengt hij ook de procureur des Konings van deze onregelmatigheden op de hoogte.

Art. 7. De gewestelijke ontvanger behandelt de gebruikers van de dienst welwillend en zonder enigediscriminatie.

Art. 8. Hij mag, zelfs buiten het ambt, noch rechtstreeks noch via een tussenpersoon, giften, beloningen of enigander voordeel die verband houden met het ambt, vragen, eisen of aannemen.

Art. 9. § 1. De gewestelijke ontvanger heeft recht op informatie en voortgezette vorming wat alle aspecten betreftdie nuttig zijn voor de functie-uitoefening.

§ 2. De gewestelijke ontvanger houdt zich op de hoogte van de evolutie van de reglementeringen in de materieswaarmee hij beroepshalve belast is.

58705BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 48: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

§ 3. De vorming is een plicht wanneer zij noodzakelijk blijkt voor een betere uitoefening van de functie vangewestelijke ontvanger. Deze vorming kan plaatsvinden buiten en bovenop de normale arbeidsprestaties, eventueelzonder compensatie.

Art. 10. De gewestelijke ontvanger heeft het recht zijn persoonlijk dossier te raadplegen.

Het persoonlijk dossier bevat ten minste de administratieve stukken zoals bepaald in bijlage 1.

Aanbevelingen waaruit een levensbeschouwelijke, ideologische of politieke overtuiging blijkt, mogen nietvoorkomen in het persoonlijk dossier.

DEEL IV. — DE AANWERVING EN DE INDIENSTTREDING VACANTVERKLARING EN MOBILITEIT

TITEL 1. – VACANTVERKLARING EN MOBILITEIT

Art. 11. De gouverneur verklaart de betrekking van gewestelijke ontvanger vacant.

Art. 12. Bij de vacantverklaring kan de gouverneur besluiten de betrekking toe te kennen aan de vastbenoemdegewestelijke ontvangers die reeds in dienst zijn in het Vlaams Gewest.

TITEL 2. – DE TOELATINGSVOORWAARDEN

Art. 13. Voor de toegang tot een ambt van gewestelijke ontvanger gelden de volgende algemene toelatingsvoor-waarden :

1° Belg zijn;

2° een gedrag hebben dat in overeenstemming is met de eisen van het ambt van gewestelijke ontvanger;

3° de burgerlijke en politieke rechten genieten;

4° aan de dienstplichtwetten voldoen;

5° een diploma hebben dat toegang geeft tot niveau A bij het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.

Art. 14. De diplomavoorwaarde van artikel 13, 5°, geldt niet voor :

1° personen die reeds geslaagd zijn in een wervingsexamen voor de betrekking van statutair gewestelijkeontvanger;

2° personen die reeds geslaagd zijn in een wervingsexamen voor de betrekking van contractueel gewestelijkeontvanger en die gedurende minimum 1 jaar in dienst zijn geweest zijn of die in dienst zijn op de datum vangoedkeuring van dit besluit.

TITEL 3. — DE SELECTIEPROCEDURE

HOOFDSTUK 3. — Algemene bepalingen

Art. 15. § 1. De gouverneur kan personen enkel tot gewestelijke ontvanger benoemen als zij geselecteerd wordenin een selectieprocedure die hij organiseert. De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden legt hetprogramma voor de selectie vast.

§ 2. De gouverneur stelt bij de organisatie van de selectieprocedure de datum vast waarop de gegadigden moetenvoldoen aan de algemene toelatingsvoorwaarden en de benoemingsvoorwaarden. Hij controleert of de kandidatenvoldoen aan deze vereisten en voorwaarden.

Art. 16. Volgende personen worden vrijgesteld van de selectieprocedure waarvan sprake in artikel 15 :

1° personen die reeds geslaagd zijn in een wervingsprocedure voor het ambt van statutair gewestelijke ontvanger;

2° personen die benoemd zijn als gemeenteontvanger of ontvanger van een openbaar centrum voor maatschap-pelijk welzijn.

Art. 17. De gouverneur kondigt elke selectieprocedure ten minste aan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 18. De gouverneur bepaalt de modaliteiten van de selectieprocedure.

Onder modaliteiten wordt verstaan :

1° de vaststelling van het reglement betreffende de organisatie van de selectieprocedure en de bekendmakingervan; dit reglement

a) bepaalt de termijn waarbinnen de inschrijvingen kunnen worden aanvaard;

b) vermeldt het programma en de deelnemingsvoorwaarden en stelt de datum waarop de kandidaten aan dezevoorwaarden moeten voldoen vast;

2° de bepaling van datum en plaats van de proeven;

3° de vaststelling van de lijst van de kandidaten;

4° de oproeping van de kandidaten;

5° het opmaken van het proces-verbaal dat de rangschikking van de geslaagden vaststelt;

58706 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 49: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

6° de kennisgeving van het resultaat aan de kandidaten.

Art. 19. Iedere kandidaat die voor de selectieprocedure inschrijft, ontvangt op aanvraag het reglement.

HOOFDSTUK 2. — De selectie

Art. 20. De gouverneur stelt de selectiecommissie samen.

De gouverneur selecteert een kandidaat, op voordracht van de arrondissementscommissaris en na voorafgaandegoedkeuring door de minister van Binnenlandse Aangelegenheden.

HOOFDSTUK 3. — Wervingsreserve

Art. 21. Wanneer de gouverneur betrekkingen van gewestelijke ontvanger vacant verklaart, kan hij beslissen eenwervingsreserve aan te leggen. Hij bepaalt de duur van de wervingsreserve.

DEEL V. — DE STAGE EN DE BENOEMING TOT GEWESTELIJKE ONTVANGER

HOOFDSTUK 1. — De stage

Art. 22. De gouverneur laat de geselecteerde kandidaat toe tot de stage.

Art. 23. § 1. De duur van de stage bedraagt 12 maanden.

§ 2. Om de duur van de verrichte stage te berekenen worden alle perioden waarin de stagiair in actieve dienst isin aanmerking genomen.

§ 3. De stagiair beschikt over een bonus van 25 werkdagen afwezigheid die niet meetelt bij het berekenen van deduur van de stage.

De stagiair kan deze bonus in een keer of in meerdere keren gebruiken.

In deze bonus aan werkdagen telt de jaarlijkse vakantie niet mee.

§ 4. Afwezigheid boven de in § 3 vermelde bonus, zelfs de afwezigheid die met dienstactiviteit gelijkgesteld wordt,schorst de stage.

§ 5. Tijdens de schorsing van de stage en tijdens de periode waarin de einddatum van de stage overschreden wordtbehoudt de stagiair zijn hoedanigheid van stagiair.

Art. 24. De gouverneur stelt de arrondissementscommissaris aan als begeleidingsambtenaar.

Art. 25. Tijdens de stage volgt de begeleidingsambtenaar de stagiair op en evalueert hij die tussentijds,overeenkomstig de regeling van de functioneringsevaluatie met uitzondering van de beroepsmogelijkheid.

De arrondissementscommissaris zendt ieder tussentijds evaluatieverslag onverwijld ter kennisgeving aan destagiair toe die het viseert en er eventueel zijn opmerkingen aan toevoegt.

Art. 26. De evaluatie heeft betrekking op het functioneren van de stagiair.

Art. 27. § 1. Op het einde van de stage maakt de arrondissementscommissaris na een gesprek met de stagiair, eensamenvattend eindverslag op.

§ 2. De arrondissementscommissaris betekent het eindverslag binnen dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf deeinddatum van de stage, aan de stagiair en stuurt het aan de gouverneur; zoniet wordt de stage geacht gunstig te zijn.

Art. 28. § 1. Bij een negatief eindverslag, kan de stagiair de gouverneur verzoeken gehoord te worden.

§ 2. De gouverneur neemt een definitief besluit om de stagiair te benoemen of af te danken.

Art. 29. Met ingang van de eerste werkdag die volgt op de betekening van de beslissing tot afdanking, sluit degouverneur met de stagiair een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde duur van drie maanden.

Wanneer de bijdragen ingehouden op de arbeidsovereenkomst voor een bepaalde duur van drie maanden nietvolstaan stort de gouverneur bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid de nog ontbrekende werkgevers- enwerknemersbijdragen voor de opname van de stagiair in het stelsel van de werkloosheid, de ziekteverzekering (sectoruitkeringen) en de moederschapsbescherming.

De duur van de periode gedekt door deze storting mag de duur van de statutaire tewerkstelling van de ontslagenstagiair niet overschrijden.

Art. 30. § 1. De gouverneur kan de stagiair die tijdens de stage een zware fout begaat, ontslaan zonderopzeggingstermijn of verbrekingsvergoeding.

§ 2. De gouverneur verleent het ontslag wegens een zware fout zonder opzeggingstermijn of verbrekingsvergoe-ding binnen de 3 werkdagen nadat de arrondissementscommissaris kennis genomen heeft van het feit dat als zwarefout zou kunnen worden beschouwd.

Vooraf hoort de gouverneur samen met de arrondissementscommissaris de stagiair. Deze kan zich laten bijstaandoor een raadgever.

§ 3. Voor de stagiair die wegens een zware fout wordt ontslagen, wordt bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheidde werkgevers- en werknemersbijdragen gestort nodig voor zijn opname in het stelsel van de werkloosheid, deziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsbescherming. De duur van de periode gedekt door dezestorting mag de duur van de statutaire tewerkstelling van de ontslagen stagiair niet overschrijden.

HOOFDSTUK 2. — De benoeming tot gewestelijke ontvanger

Art. 31. De gouverneur kan enkel wie aan de toelatingsvoorwaarden voldoet en met goed gevolg de stage heeftvolbracht tot gewestelijke ontvanger benoemen.

DEEL VI. — DE FUNCTIONERINGSEVALUATIE

HOOFDSTUK 1. — Toepassingsgebied, doel en basisbeginselen van de evaluatie

Art. 32. § 1. Elke gewestelijke ontvanger die in de loop van een kalenderjaar gedurende ten minste drie maandenprestaties heeft geleverd wordt geëvalueerd.

§ 2. De evaluatie heeft betrekking op één kalenderjaar.

58707BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 50: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

In uitzonderlijke omstandigheden kan op vraag van de gewestelijke ontvanger de periode waarover geëvalueerdwordt op maximum vijftien maanden worden gebracht.

§ 3. De evaluatie betreft het functioneren en de beroepsbekwaamheid volgens een planning die de gewestelijkeontvanger met de arrondissementscommissaris afgesproken heeft.

De gewestelijke ontvanger en de arrondissementscommissaris leggen de planning schriftelijk vast; zij blijft geldigzolang ze niet wordt gewijzigd.

De arrondissementscommissaris moet de planning aan de gewestelijke ontvanger overhandigen binnen de maandnadat ze werd opgesteld of gewijzigd.

§ 4. De arrondissementscommissaris bezorgt het evaluatieverslag aan de gewestelijke ontvanger binnen de driemaanden na het verstrijken van de periode waarover geëvalueerd wordt.

HOOFDSTUK 2. — De evaluator

Art. 33. De arrondissementscommissaris evalueert de gewestelijke ontvanger.

HOOFDSTUK 3. — De procedure

Art. 34. De functioneringsevaluatie gebeurt na een evaluatiegesprek tussen de gewestelijke ontvanger en dearrondissementscommissaris.

Indien de gewestelijke ontvanger afwezig is tijdens de evaluatieperiode, gebeurt de functioneringsevaluatie indienmogelijk mondeling of anders schriftelijk.

Art. 35. § 1. De arrondissementscommissaris legt de functioneringsevaluatie vast in een beschrijvend evaluatie-verslag dat geen einduitspraak over de gewestelijke ontvanger bevat, behalve indien hij oordeelt dat de gewestelijkeontvanger globaal beschouwd ″onvoldoende″ heeft gepresteerd.

§ 2. De gewestelijke ontvanger kan opmerkingen toevoegen aan het definitieve beschrijvende evaluatieverslag.

§ 3. De gewestelijke ontvanger heeft het recht zijn persoonlijk evaluatiedossier te raadplegen.

§ 4. De gewestelijke ontvanger die een evaluatie ″onvoldoende″ kreeg kan hiertegen in beroep gaan bij degouverneur binnen de vijftien kalenderdagen na het ontvangen van het beschrijvend evaluatieverslag. De gouverneurneemt een definitieve beslissing binnen de dertig kalenderdagen.

DEEL VII. — TUCHTREGELING

TITEL 1. — TUCHTSTRAFFEN

Art. 36. De gewestelijke ontvanger kan worden onderworpen aan een tuchtprocedure :

1° als hij aan zijn plichten tekort komt, of de wettelijke verplichtingen overtreedt;

2° na strafrechtelijke veroordeling.

Art. 37. De volgende tuchtstraffen kunnen worden uitgesproken :

1. de waarschuwing;

2. de berisping;

3. de inhouding van salaris;

4. de schorsing;

5. het ontslag van ambtswege;

6. de afzetting.

Art. 38. De inhouding van salaris wordt toegepast gedurende ten hoogste drie maanden en mag niet meer danéén vijfde van de nettobezoldiging bedragen.

Art. 39. De tuchtschorsing wordt uitgesproken voor ten hoogste drie maanden en kan aanleiding geven tot eeninhouding van salaris die niet hoger mag liggen dan één vijfde van de nettobezoldiging.

Tijdens de tuchtschorsing bevindt de gewestelijke ontvanger zich in de administratieve toestand non-activiteit metbehoud van salaris, onverminderd het eerste lid. De gewestelijke ontvanger heeft geen recht op verhoging in salaris.

TITEL 2. — TUCHTPROCEDURE

HOOFDSTUK 1. — De bevoegde overheid

Art. 40. De arrondissementscommissaris stelt de tuchtstraf voor.

Art. 41. De gouverneur spreekt de tuchtstraf uit.

Art. 42. De gewestelijke ontvanger kan beroep aantekenen bij de minister van Binnenlandse Aangelegenheden.

HOOFDSTUK 2. — De procedure

Art. 43. De arrondissementscommissaris formuleert het gemotiveerd voorstel dat ertoe strekt een tuchtstraf op teleggen schriftelijk en deelt het mee aan de gewestelijke ontvanger die een afschrift ontvangt. Het voorstel vermeldtuitdrukkelijk welke tuchtstraf hij voorstelt.

De arrondissementscommissaris stuurt tezelfdertijd het voorstel aan de gouverneur voor uitspraak.

Art. 44. De gouverneur roept, binnen vijftien kalenderdagen die volgen op de datum van het voorstel, degewestelijke ontvanger op via een aangetekende brief om hem te horen in zijn verdediging.

De oproeping moet melding maken van :

1° de ten laste gelegde feiten;

58708 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 51: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

2° de tuchtstraf die hij voorstelt;

3° de plaats, de dag en het uur van het verhoor;

4° het recht van de betrokkene om zich te laten bijstaan door een persoon naar eigen keuze, raadgever te noemen,of zich te laten vertegenwoordigen door deze persoon bij gewettigde verhindering;

5° de plaats waar en de termijn waarbinnen de gewestelijke ontvanger het tuchtdossier kan inzien en het recht omgratis fotokopieën te maken.

Art. 45. De gewestelijke ontvanger en zijn raadgever mogen het tuchtdossier op hun verzoek raadplegen voordatde verdediging plaats heeft. Zij beschikken voor de inzage van het dossier over een termijn van ten minste vijftienkalenderdagen na ontvangst van de oproepingsbrief.

Art. 46. Van de zitting wordt er een proces-verbaal gemaakt waarvan de betrokkene of zijn raadgever een kopiekan krijgen. De gewestelijke ontvanger kan op straf van nietigheid binnen vijf werkdagen na de mondelingeverdediging schriftelijk de middelen ter verdediging uiteenzetten. Het verweerschrift wordt bij het dossier gevoegd.

Art. 47. De gouverneur spreekt de tuchtstraf uit binnen 15 kalenderdagen nadat hij de gewestelijke ontvanger inzijn verdediging gehoord heeft.

De tuchtstraf wordt aangezegd bij aangetekend schrijven binnen de twee werkdagen na de uitspraak en gaat in opde derde werkdag volgend op de datum van het aangetekend schrijven, behalve bij afzetting en ontslag vanambtswege. Enkel in het geval van afzetting en ontslag van ambtswege schort het beroep de uitwerking ervan op. Degewestelijke ontvanger wordt in deze gevallen wel van rechtswege geschorst in het belang van de dienst vanaf de derdewerkdag volgend op de datum van het aangetekend schrijven waarmee hem de tuchtstraf wordt meegedeeld, tot opde dag dat de tuchtstraf definitief is geworden.

Art. 48. De gewestelijke ontvanger tegen wie de gouverneur een tuchtstraf uitspreekt, kan hiertegen gemotiveerdberoep instellen bij de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden binnen vijftien kalenderdagen. Dezetermijn gaat in op de dag die volgt op de mededeling via een aangetekende brief van de uitspraak.

Art. 49. De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden hoort de gewestelijke ontvanger op diensverzoek binnen de dertig dagen nadat de gewestelijke ontvanger hierom gevraagd heeft.

Art. 50. De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden neemt zijn beslissing nadat hij de gewestelijkeontvanger gehoord heeft.

Art. 51. De tuchtstraf is definitief de dag nadat de termijn om het beroep in te stellen verstreken is of de ministervan Binnenlandse Aangelegenheden zijn beslissing heeft meegedeeld via een aangetekende brief.

HOOFDSTUK 3. — Algemene kenmerken van de tuchtprocedure

Art. 52. Wanneer de arrondissementscommissaris meer dan één feit ten laste van de gewestelijke ontvanger legt,kan dit niettemin slechts aanleiding geven tot één procedure en tot het uitspreken van één tuchtstraf.

Wanneer in de loop van een tuchtprocedure een nieuw feit ten laste van de gewestelijke ontvanger wordt gelegd,kan dit tot een nieuwe procedure aanleiding geven zonder dat de lopende procedure onderbroken wordt.

Art. 53. Behoudens nieuwe elementen die de heropening van het dossier rechtvaardigen, kan niemand hetvoorwerp zijn van een tuchtvordering voor reeds gesanctioneerde feiten.

Art. 54. De minister van Binnenlandse Aangelegenheden kan geen zwaardere tuchtstraf uitspreken dan de strafdie de gouverneur uitgesproken heeft.

Hij mag slechts de feiten in aanmerking nemen die de tuchtprocedure gerechtvaardigd hebben.

Een tuchtstraf kan geen uitwerking hebben over een periode vóór de uitspraak.

Art. 55. De strafvordering schorst de tuchtprocedure en de tuchtuitspraak.

Ongeacht het resultaat van de strafvordering oordeelt alleen de gouverneur of de minister van BinnenlandseAangelegenheden over de gepastheid om een tuchtstraf uit te spreken.

Art. 56. De tuchtvordering mag alleen betrekking hebben op feiten die werden vastgesteld binnen een termijn vanzes maanden voor de datum waarop de vordering wordt ingesteld.

Bij de beoordeling van de strafmaat mogen evenwel relevante vermeldingen die in het persoonlijk dossieropgetekend werden, in aanmerking genomen worden.

In geval van strafrechtelijke vervolging voor dezelfde feiten, begint deze termijn te lopen de dag dat de gouverneurdoor de gerechtelijke overheid ervan in kennis wordt gesteld dat er een onherroepelijke beslissing uitgesproken is ofdat de strafrechtelijke procedure niet wordt voortgezet.

Art. 57. Elke tuchtstraf wordt vermeld op een in het evaluatiedossier te voegen staat en wordt in hetpersoneelsdossier opgenomen.

58709BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 52: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Art. 58. De in deze titel vastgestelde termijnen worden opgeschort in de maand augustus en tussen Kerstmis enNieuwjaar.

TITEL 3. — DE DOORHALING VAN DE TUCHTSTRAFFEN

Art. 59. § 1. Elke tuchtstraf behalve de afzetting en het ontslag van ambtswege wordt in het persoonlijk dossiervan de gewestelijke ontvanger doorgehaald onder de in § 2 bepaalde voorwaarden.

§ 2. De doorhaling van de tuchtstraffen gebeurt van rechtswege na een termijn waarvan de duur is vastgesteld op :

— één jaar voor de blaam;

— vier jaar voor de inhouding van salaris;

— zes jaar voor de tuchtschorsing.

Art. 60. Dit deel is ook van toepassing op de stagiair.

DEEL VIII. — SCHORSING IN HET BELANG VAN DE DIENST

Art. 61. De gewestelijke ontvanger kan onder de in dit deel bepaalde voorwaarden in het ambt worden geschorst,wanneer het belang van de dienst dat vereist.

Art. 62. Enkel de gouverneur kan de schorsing in het belang van de dienst uitspreken.

De arrondissementscommissaris kan een schorsing in het belang van de dienst voorstellen.

Art. 63. De gewestelijke ontvanger wordt vooraf gehoord over de feiten die hem ten laste worden gelegd. Hij magzich hierbij laten bijstaan door een persoon naar eigen keuze.

De redenen om over te gaan tot schorsing in het belang van de dienst worden ten laatste drie werkdagenvoorafgaand aan het verhoor schriftelijk meegedeeld aan de gewestelijke ontvanger.

De gewestelijke ontvanger wordt verzocht de voorstellen en beslissingen tot schorsing in het belang van de dienstte viseren. Indien de gewestelijke ontvanger weigert of in de onmogelijkheid verkeert om te viseren, worden ze hemmeegedeeld via een aangetekende brief.

Art. 64. De gouverneur kan aan de gewestelijke ontvanger het recht ontzeggen aanspraak te maken op verhogingin salaris en salarisschaal en het salaris kan worden verminderd in de volgende gevallen :

1. wanneer de gewestelijke ontvanger strafrechtelijk vervolgd wordt;

2. wanneer de gewestelijke ontvanger tuchtrechtelijk vervolgd wordt wegens een ernstig vergrijp waarbij hij opheterdaad is betrapt of waarvoor er afdoende aanwijzingen zijn.

De inhouding van salaris mag niet meer bedragen dan één vijfde van de nettobezoldiging.

Art. 65. De schorsing in het belang van de dienst gaat in de dag nadat de gewestelijke ontvanger de beslissing totschorsing in het belang van de dienst heeft geviseerd, ofwel de dag na het aanbieden bij de post van de aangetekendebrief waarmee de beslissing aan de gewestelijke ontvanger wordt meegedeeld.

De gewestelijke ontvanger kan na vijftien kalenderdagen sedert de dag dat de schorsing in het belang van de dienstuitwerking gekregen heeft, beroep instellen bij de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden. De Vlaamseminister van Binnenlandse Aangelegenheden kan de schorsing in het belang van de dienst opheffen.

Art. 66. De gewestelijke ontvanger die over nieuwe elementen beschikt, kan tegen zijn schorsing in het belang vande dienst een nieuw beroep instellen, van zodra minstens drie maanden verstreken zijn sedert de vorige beslissing tothandhaving van zijn schorsing.

Art. 67. Behoudens strafrechtelijk onderzoek of strafrechtelijke vervolging mag de schorsing in het belang van dedienst ten hoogste zes maanden bedragen.

Bij strafrechtelijk onderzoek of strafrechtelijke vervolging mag de schorsing in het belang van de dienst maximumvoor de duur van het onderzoek of de vervolging gelden.

Art. 68. Indien de gouverneur in kennis wordt gesteld van de strafrechtelijke uitspraak, de minnelijke schikkingof seponering, beslist hij om de schorsing in het belang van de dienst op te heffen of te behouden voor de duur van detuchtprocedure.

Art. 69. Aan de schorsing in het belang van de dienst komt van rechtswege een einde wanneer de tuchtrechtelijkeuitspraak over dezelfde feiten waarvoor de gewestelijke ontvanger in het belang van de dienst werd geschorst,definitief wordt, behalve bij afzetting.

Art. 70. Indien de gewestelijke ontvanger buiten vervolging wordt gesteld, zijn dossier geseponeerd wordt ofwanneer een strafrechtelijke of tuchtrechtelijke vrijspraak volgt die kracht van gewijsde gekregen heeft, worden debeslissingen genomen inzake inhouding van salaris en ontzeggen van de aanspraken op verhoging in salaris, ongedaangemaakt.

58710 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 53: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Art. 71. De beslissing waarbij de gewestelijke ontvanger geschorst wordt in het belang van de dienst kan geenuitwerking hebben over een periode vóór de datum waarop de schorsing is uitgesproken.

Art. 72. Indien de gouverneur of de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden na afloop van hettuchtonderzoek een schorsing als tuchtstraf oplegt, vindt die schorsing plaats met terugwerkende kracht. In dit gevalwordt de duur van de schorsing in het belang van de dienst, tot de nodige termijn, op de duur van de tuchtschorsingaangerekend.

De schorsing gaat evenwel niet verder terug dan de dag waarop de bij toepassing van artikel 65 getroffenmaatregelen uitwerking hebben gehad.

Art. 73. Dit deel is ook van toepassing op de stagiair.

DEEL IX. — HET VERLOF EN DE ADMINISTRATIEVE TOESTAND TIJDENS VERLOF

TITEL 1. — ALGEMENE BEPALINGEN

Art. 74. De gewestelijke ontvanger bevindt zich geheel of gedeeltelijk in een van de volgende administratievetoestanden :

1° dienstactiviteit;

2° non-activiteit.

Art. 75. De gewestelijke ontvanger in dienstactiviteit heeft recht op salaris en op bevordering in salaris, tenzijanders bepaald.

Art. 76. § 1. De gewestelijke ontvanger in non-activiteit heeft geen recht op salaris en op bevordering in salaris,tenzij anders bepaald.

§ 2. De gewestelijke ontvanger kan niet in non-activiteit gesteld of gehouden worden als hij aan de voorwaardenvoldoet om gepensioneerd te worden.

Art. 77. De gewestelijke ontvanger wordt voor de vaststelling van zijn administratieve toestand altijd geacht indienstactiviteit te zijn behoudens uitdrukkelijke bepaling die hem van rechtswege of bij beslissing van de bevoegdeoverheid in non-activiteit plaatst.

Art. 78. Voor de toepassing van dit deel betekent :

— « werkdag » : de dag waarop de gewestelijke ontvanger verplicht is te werken ingevolge de arbeidsregelingdie op hem van toepassing is;

— « vakantiedag » : de vrije dag waarop de gewestelijke ontvanger aan geen enkele dienstverplichting isonderworpen;

— « verlof » : het recht van de gewestelijke ontvanger voor een welbepaalde reden de actieve dienst teonderbreken;

— « dienstvrijstelling » : de toestemming van de arrondissementscommissaris aan de gewestelijke ontvanger omtijdens de diensturen afwezig te zijn gedurende een vooraf bepaalde tijd, met behoud van alle rechten.

Art. 79. De gewestelijke ontvanger mag niet afwezig zijn zonder verlof, vakantie of dienstvrijstelling te hebbengekregen.

De verloven en dienstvrijstellingen dienen te worden aangevraagd bij de arrondissementscommissaris.

Onverminderd de eventuele toepassing van een tuchtstraf of van een administratieve maatregel, is de gewestelijkeontvanger die zonder toestemming afwezig is, in non-activiteit tenzij bij overmacht.

TITEL 2. — JAARLIJKSE VAKANTIEDAGEN EN FEESTDAGEN

Art. 80. § 1. De gewestelijke ontvanger heeft jaarlijks recht op 35 werkdagen vakantie.

§ 2. In afwijking van het vorig lid heeft de gewestelijke ontvanger evenwel het recht om binnen het aantal van35 werkdagen, 4 werkdagen vakantieverlof te nemen zonder dat de arrondissementscommissaris het dienstbelang daartegenover kan stellen.

§ 3. De gewestelijke ontvanger neemt de jaarlijkse vakantie op binnen het kalenderjaar.

In uitzonderlijke gevallen kan aan de gewestelijke ontvanger toegestaan worden om vijf vakantiedagen over tedragen naar het volgend jaar.

Art. 81. Elke periode van dienstactiviteit geeft recht op jaarlijkse vakantiedagen.

Wanneer een gewestelijke ontvanger in de loop van het jaar in dienst treedt of zijn ambt definitief neerlegt, wordtzijn vakantieverlof in evenredige mate verminderd tijdens het lopende jaar.

Het aantal zo berekende vakantiedagen bedraagt steeds een halve of een volledige dag. De afronding gebeurt naarde hogere halve of hele dag.

Art. 82. § 1. De gewestelijke ontvanger heeft vakantie op de wettelijke en decretale feestdagen en op 2 en15 november en 26 december.

§ 2. Ter vervanging van de in § 1 vermelde vakantiedagen die samenvallen met een zaterdag of zondag, heeft degewestelijke ontvanger vakantie voor de periode tussen Kerstmis en Nieuwjaar.

Art. 83. De vakantiedagen worden met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld. Zij worden niet opgeschortbij ziekte maar wel bij hospitalisatie van de gewestelijke ontvanger.

TITEL 3. — BEVALLINGSVERLOF, VADERSCHAPSVERLOF EN OPVANGVERLOF

HOOFDSTUK 1. — Bevallingsverlof en vaderschapsverlof

Art. 84. De gewestelijke ontvanger heeft recht op het bevallingsverlof bedoeld in artikel 39 van de arbeidswet van16 maart 1971. Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

De dagen van afwezigheid wegens ziekte gedurende de periode van zeven weken die de werkelijkebevallingsdatum voorafgaat, worden beschouwd als bevallingsverlof. Bij een meerling wordt deze periode verlengd totnegen weken.

58711BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 54: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Deze periode wordt, bij vroeggeboorte, verminderd met de dagen waarop arbeid verricht werd tijdens de periodevan zeven dagen die de bevalling voorafgaat.

Indien de bevalling plaats heeft na de door de arts voorziene datum, wordt het verlof tot de werkelijke datum vande bevalling verlengd.

Wanneer het pasgeboren kind gedurende ten minste acht weken, te rekenen vanaf de geboorte, in het ziekenhuismoet blijven, kan de moeder het resterende prenataal bevallingsverlof uitstellen tot op het ogenblik dat het kind naarhuis komt.

Overlijdt het kind binnen het jaar na de geboorte, dan mag de moeder het resterende gedeelte van hetbevallingsverlof waarop zij recht heeft, nog opnemen.

Art. 85. De periode dat het bevallingsverlof bezoldigd wordt, mag niet meer dan vijftien weken bedragen bij eenéénling, en niet meer dan zeventien weken in geval van een meerling.

Art. 86. De artikelen 85 en 86 zijn niet van toepassing bij een miskraam voor de 181e dag van de zwangerschap.

Art. 87. § 1. Als de moeder overlijdt, heeft de vader van het kind recht op vaderschapsverlof; de duur daarvanmag het deel van het bevallingsverlof dat de moeder nog niet opgenomen had bij haar overlijden, niet overschrijden.

§ 2. Wanneer de moeder in een ziekenhuis opgenomen wordt, heeft de vader van het kind recht opvaderschapsverlof; dit verlof begint ten vroegste vanaf de achtste dag te rekenen vanaf de geboorte van het kind, opvoorwaarde dat de opname van de moeder in het ziekenhuis meer dan zeven dagen bedraagt en dat de pasgeborenehet ziekenhuis verlaten heeft.

Het vaderschapsverlof verstrijkt op het moment dat de opname van de moeder in het ziekenhuis een einde neemt;het vaderschapsverlof verstrijkt ten laatste wanneer de periode verstrijkt die overeenstemt met het deel van hetbevallingsverlof dat de moeder op het ogenblik van haar opname in het ziekenhuis nog niet had opgenomen.

§ 3. Dit vaderschapsverlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

HOOFDSTUK 2. — Opvangverlof

Art. 88. De gewestelijke ontvanger krijgt op zijn aanvraag een opvangverlof wanneer zijn gezin een kind benedentien jaar in zijn gezin opneemt met het oog op adoptie of pleegvoogdij.

Het verlof bedraagt ten hoogste zes weken als het kind de leeftijd van drie weken nog niet heeft bereikt. Als hetkind deze leeftijd wel al bereikt heeft, bedraagt het verlof ten hoogste vier weken.

De maximumduur van het opvangverlof wordt verdubbeld wanneer het opgenomen kind mindervalide is en aande voorwaarden voldoet om kinderbijslag te genieten overeenkomstig artikel 47 van de gecoördineerde wettenbetreffende de kinderbijslag van de loonarbeiders of artikel 26 van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdenderegeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen.

Indien slechts één van de samenwonende partners adopteert of de pleegvoogdij uitoefent, kan alleen die persoonhet verlof genieten.

Art. 89. Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

TITEL 4. — ZIEKTEVERLOF

Art. 90. § 1. De gewestelijke ontvanger die afwezig is wegens ziekte, heeft ziekteverlof.

§ 2. Het ziekteverlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Art. 91. § 1. De gewestelijke ontvanger met ziekteverlof staat onder het toezicht van een geneeskundigcontroleorgaan overeenkomstig de door de Vlaamse minister, bevoegd voor de ambtenarenzaken, vastgestelde naderebepalingen. Het geneeskundig controleorgaan wordt aangewezen door de Vlaamse minister, bevoegd voor deAmbtenarenzaken.

§ 2. Ingeval de gewestelijke ontvanger niet akkoord gaat met de beslissing van de controlearts, kan hij een beroepdoen op een arbitrageprocedure waarvan de nadere regelen worden vastgesteld door de Vlaamse minister bevoegdvoor de ambtenarenzaken.

Art. 92. Indien de gewestelijke ontvanger tijdens de loopbaan 666 werkdagen afwezig is geweest wegens ziekte,te rekenen vanaf de inwerkingtreding van dit statuut, kan het in artikel 92 bedoelde geneeskundig controleorgaan eenvoorstel formuleren aan de Administratieve Gezondheidsdienst tot definitieve ongeschiktverklaring van de geweste-lijke ontvanger.

De vakantiedagen die de gewestelijke ontvanger niet heeft kunnen opnemen ingevolge langdurige ziekte, wordenin mindering gebracht op het in het eerste lid vermelde aantal werkdagen.

Art. 93. § 1. Het geneeskundig controleorgaan kan deeltijdse prestaties wegens ziekte opleggen of toestaan a ratovan ten minste 50 % voor een periode van ten hoogste zes maanden, indien het een gewestelijke ontvanger die afwezigis wegens ziekte of ongeval van gemeen recht, geschikt acht om het ambt terug op te nemen met deeltijdse prestaties.

Het verrichten van deeltijdse prestaties kan door het geneeskundig controleorgaan meermaals worden verlengdmet een periode van ten hoogste zes maanden.

§ 2. De afwezigheid van de gewestelijke ontvanger tijdens een periode van deeltijdse prestaties wegens ziektewordt beschouwd als ziekteverlof. De aanrekening op het aantal dagen vermeld in artikel 93 gebeurt pro rata.

Art. 94. § 1. Ziekteverlof wordt toegestaan voor de duur van de afwezigheid naar aanleiding van :

1° een arbeidsongeval;

2° een ongeval op weg naar en van het werk;

3° een beroepsziekte.

§ 2. Is de afwezigheid te wijten aan de in § 1 vermelde redenen of aan een ongeval, veroorzaakt door de schuldvan een derde dan ontvangt de gewestelijke ontvanger zijn salaris alleen als voorschot dat betaald wordt op de doorde derde verschuldigde vergoeding en dat op de derde te verhalen is.

Het Vlaamse Gewest treedt in dit geval van rechtswege in alle rechten, vorderingen en rechtsmiddelen die degetroffene mocht kunnen doen gelden tegen de persoon die verantwoordelijk is voor het ongeval tot het bedrag vanhet salaris.

58712 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 55: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

§ 3. De gouverneur neemt de juridische beslissing over de erkenning van arbeidsongevallen en van ongevallen opweg naar en van het werk.

Hij neemt ook de juridische beslissing over de toekenning van schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voorongevallen op weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector.

TITEL 5. — VERLOF VOOR LOOPBAANONDERBREKING

Art. 95. De gewestelijke ontvanger heeft recht op de hierna vermelde vormen van loopbaanonderbreking voorpalliatief verlof, bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid en ouderschapsverlof.

HOOFDSTUK 1. — Palliatief verlof

Art. 96. § 1. De duur van de loopbaanonderbreking om palliatieve zorgen te verstrekken bedraagt per patiënt éénmaand, eenmaal verlengbaar met één maand.

§ 2. Onder ″palliatieve zorgen″ wordt begrepen : elke vorm van bijstand en inzonderheid medische, sociale,administratieve en psychologische bijstand en verzorging van personen die lijden aan een ongeneeslijke ziekte en diezich in een terminale fase bevinden.

Art. 97. De gewestelijke ontvanger die loopbaanonderbreking neemt om palliatieve zorgen te verstrekken, deeltdit schriftelijk mee aan de arrondissementscommissaris. Hij voegt bij die mededeling het aanvraagformulier vooronderbrekingsuitkeringen en een attest van de behandelend geneesheer van de persoon die de palliatieve zorgen nodigheeft. Daaruit moet blijken dat de gewestelijke ontvanger zich bereid heeft verklaard deze palliatieve zorgen teverstrekken. Dit attest vermeldt de identiteit van de patiënt niet.

Art. 98. De loopbaanonderbreking om palliatieve zorgen te verstrekken kan ingaan op een andere dag dan deeerste van de maand.

HOOFDSTUK 2. — Bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid

Art. 99. § 1. De maximumduur van de voltijdse loopbaanonderbreking voor bijstand aan of verzorging van eenzwaar ziek gezins- of familielid bedraagt per patiënt 12 maanden; de maximumduur van de halftijdse loopbaan-onderbreking voor bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid per patiënt bedraagt 24maanden.

De maximumduur van 12 maanden of 24 maanden wordt evenwel verminderd met de duur van de voltijdserespectievelijk halftijdse loopbaanonderbrekingen die de gewestelijke ontvanger heeft genoten voor de bijstand aan ofverzorging van dezelfde patiënt.

§ 2. De gewestelijke ontvanger kan de loopbaanonderbreking voor bijstand aan of verzorging van een zwaar ziekgezins- of familielid nemen met al dan niet opeenvolgende perioden van 1 tot 3 maand.

§ 3. Onder ″zware ziekte″ wordt begrepen elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende arts alsdusdanig wordt beschouwd, en waarbij deze oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of emotionele bijstand ofverzorging noodzakelijk is voor het herstel.

§ 4. Onder ″gezinslid″ wordt begrepen elke persoon die samenwoont met de gewestelijke ontvanger.

Onder ″familielid″ wordt begrepen zowel de bloed- als de aanverwant tot de 2e graad.

Art. 100. De gewestelijke ontvanger die loopbaanonderbreking neemt om een zwaar ziek gezins- of familielid bijte staan of te verzorgen, deelt dit schriftelijk mee aan de arrondissementscommissaris. Hierbij voegt hij hetaanvraagformulier voor onderbrekingsuitkeringen en een attest van de geneesheer van de persoon die de bijstand ofverzorging behoeft. Daaruit moet blijken dat de gewestelijke ontvanger zich bereid heeft verklaard om deze bijstandof verzorging te verstrekken. Dit attest vermeldt ook de identiteit van de patiënt.

Art. 101. De loopbaanonderbreking om bijstand of verzorging te verstrekken aan een zwaar ziek gezins- offamilielid kan op om het even welke dag van de maand ingaan.

HOOFDSTUK 3. — Ouderschapsverlof

Art. 102. § 1 De duur van het ouderschapsverlof onder de vorm van voltijdse loopbaanonderbreking bedraagt3 maanden, die van het ouderschapsverlof onder de vorm van halftijdse loopbaanonderbreking 6 maanden.

§ 2. Bij geboorte van een kind moet de gewestelijke ontvanger het ouderschapsverlof onder de vorm vanloopbaanonderbreking opnemen voor het kind 4 jaar is.

Bij adoptie moet de gewestelijke ontvanger het ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbrekingopnemen binnen een periode van 4 jaar die loopt vanaf de inschrijving van het kind als lid van het gezin in hetbevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar de gewestelijke ontvanger zijn verblijfplaatsheeft, en dit uiterlijk tot het kind 8 jaar wordt.

Wanneer het kind voor minstens 66 % getroffen is door een vermindering van lichamelijke of geestelijkegeschiktheid in de zin van de kinderbijslagregeling, krijgt de gewestelijke ontvanger het recht op ouderschapsverlofuiterlijk tot het kind 8 jaar wordt.

§ 3. De gewestelijke ontvanger die voor hetzelfde kind al onder dezelfde of een andere vorm ouderschapsverlofheeft genoten als ambtenaar of contractueel personeelslid van een andere werkgever, kan voor dit kind geenouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking meer krijgen.

Art. 103. De gewestelijke ontvanger kan ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking nemenonmiddellijk na het bevallings-, het vaderschaps- of het opvangverlof.

Art. 104. De mannelijke gewestelijke ontvanger heeft alleen recht op ouderschapsverlof onder de vorm vanloopbaanonderbreking voor zover de afstamming van het kind in zijnen hoofde vaststaat, of wanneer het gaat om eenkind dat hij heeft geadopteerd.

HOOFDSTUK 4. — Onderbrekingsuitkeringen

Art. 105. Indien de gewestelijke ontvanger geen recht heeft op onderbrekingsuitkeringen als gevolg van eenbeslissing van de directeur van het werkloosheidsbureau bevoegd voor zijn verblijfplaats, of afziet van dezeuitkeringen, wordt de loopbaanonderbreking omgezet in non-activiteit behalve voor de uitzonderingen die de federaleoverheid bepaalt.

58713BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 56: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

TITEL 6. — VERLOF VOOR OPDRACHT

HOOFDSTUK 1. — Verlof om een ambt uit te oefenen bij een kabinet

Art. 106. De gewestelijke ontvanger krijgt verlof wanneer een minister, staatssecretaris, regeringscommissaris ofeen lid van de regering van een gemeenschap of gewest of een Europees commissaris hem aanwijst om een ambt uitte oefenen op zijn kabinet.

De minister van Binnenlandse Aangelegenheden moet zijn akkoord betuigen.

Art. 107. Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

HOOFDSTUK 2. — Verlof voor opdracht van algemeen belang

Art. 108. De gewestelijke ontvanger krijgt verlof voor de uitoefening van een opdracht waarvan het algemeenbelang erkend wordt.

Art. 109. Het verlof is onbezoldigd en wordt met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld.

De minister van Binnenlandse Aangelegenheden kan beslissen het salaris van de gewestelijke ontvanger voor deduur van de opdracht door te betalen en terug te vorderen of geheel of gedeeltelijk door te betalen zonderterugvordering.

Art. 110. Onder opdracht wordt verstaan :

1. de uitoefening van de nationale en internationale opdrachten aangeboden door een binnenlandse ofbuitenlandse regering of openbaar bestuur of een internationale instelling;

2. de internationale opdrachten in het raam van ontwikkelingssamenwerking, wetenschappelijk onderzoek ofhumanitaire hulp.

Art. 111. § 1. Het karakter van algemeen belang wordt van rechtswege erkend voor de opdrachten in eenontwikkelingsland en voor de opdrachten die de als nationale deskundige aangewezen gewestelijke ontvanger uitvoertingevolge het besluit van de Europese Commissie van 7 januari 1998 houdende regeling van toepassing op de nationaledeskundigen die bij de diensten van de Commissie zijn gedetacheerd.

§ 2. De minister van Binnenlandse aangelegenheden erkent het karakter van algemeen belang voor de overigeopdrachten. De minister geeft zijn toestemming voor de opdracht indien hij de opdracht van overwegend belang achtvoor het land, de Vlaamse regering of de Vlaamse administratie.

§ 3. In afwijking van de §§ 1 en 2 van dit artikel, verliest iedere opdracht van rechtswege haar karakter vanalgemeen belang vanaf de eerste dag van de maand die volgt op die waarin de gewestelijke ontvanger eendienstanciënniteit heeft bereikt die volstaat om aanspraak te kunnen maken op het bekomen van een onmiddellijkingaand of uitgesteld pensioen ten laste van de buitenlandse regering, het buitenlands openbaar bestuur of deinternationale instelling voor wie hij de opdracht vervulde.

Art. 112. De minister van Binnenlandse Aangelegenheden kan een gewestelijke ontvanger met zijn instemmingmet de uitvoering van een opdracht belasten.

Eveneens kan iedere gewestelijke ontvanger met akkoord van de minister van Binnenlandse Aangelegenheden, deuitvoering van een opdracht aanvaarden.

In beide gevallen wint de minister het advies van de provinciegouverneur in.

Art. 113. De minister van Binnenlandse Aangelegenheden kan op ieder ogenblik een einde maken aan dezeopdracht. Hij moet hiervoor een opzeggingstermijn van ten minste drie maanden en ten hoogste zes maanden in achtnemen.

TITEL 7. — OMSTANDIGHEIDSVERLOF

Art. 114. § 1. Aan de gewestelijke ontvanger wordt omstandigheidsverlof toegekend naar aanleiding van degebeurtenissen en binnen de perken zoals hierna vermeld :

1. huwelijk van de gewestelijke ontvanger en verklaring van wettelijke samenwoning door de gewestelijkontvanger : 4 werkdagen

2. bevalling van de echtgenote of samenwonende partner : 10 werkdagen

3. overlijden van de echtgenoot of samenwonende partner, een bloed- of aanverwant in de eerste graad van degewestelijke ontvanger, de echtgenoot of de samenwonende partner : 4 werkdagen

4. huwelijk van een kind van de gewestelijke ontvanger, van de echtgenoot of van de samenwonende partner :2 werkdagen

5. overlijden van een bloed- of aanverwant van de gewestelijke ontvanger of van de samenwonende partner in omhet even welke graad maar onder eenzelfde dak wonend als de gewestelijke ontvanger : 2 werkdagen

6. overlijden van een bloed- of aanverwant van de gewestelijke ontvanger of van de samenwonende partner in detweede graad, een overgrootouder of een achterkleinkind maar niet onder eenzelfde dak wonend als de gewestelijkeontvanger : 1 werkdag

7. huwelijk van een bloed- of aanverwant in de eerste graad, die geen kind is, of in de tweede graad, van degewestelijke ontvanger, de echtgenoot of de samenwonende partner : de dag van het huwelijk.

§ 2. De afwezigheden wegens omstandigheidsverlof worden gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

TITEL 8. — POLITIEK VERLOF

Art. 115. De gewestelijke ontvanger heeft, volgens de hierna bepaalde gevallen en modaliteiten, recht op politiekverlof voor het uitoefenen van een politiek mandaat of een ambt dat ermee gelijkgesteld kan worden, als hij deonverenigbaarheden en verbodsbepalingen die krachtens wettelijke of reglementaire bepalingen op hem vantoepassing zijn naleeft.

Art. 116. Op aanvraag van de gewestelijke ontvanger wordt binnen de hierna bepaalde perken dienstvrijstellingverleend voor de uitoefening van de volgende politieke mandaten :

1. gemeenteraadslid dat noch burgemeester noch schepen is, of lid van een raad voor maatschappelijk welzijn vaneen gemeente of van een districtsraad van een district, de voorzitter uitgezonderd : 2 dagen per maand;

58714 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 57: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

2. provincieraadslid dat geen lid is van de bestendige deputatie : 2 dagen per maand.

Art. 117. Op aanvraag van de gewestelijke ontvanger wordt binnen de hierna bepaalde perken facultatief politiekverlof toegekend voor de uitoefening van de volgende politieke mandaten :

1° gemeenteraadslid dat noch burgemeester noch schepen is, of lid van de raad voor maatschappelijk welzijn vaneen gemeente, of van de districtsraad van een district, de voorzitter en de leden van het vast bureau uitgezonderd :

a) tot 80.000 inwoners : 2 dagen per maand;

b) meer dan 80.000 inwoners : 4 dagen per maand;

2° schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn van een gemeente of van de districtsraad vaneen district :

a) tot 30.000 inwoners : 4 dagen per maand;

b) van 30.001 tot 50.000 inwoners : een vierde van een voltijds ambt;

c) van 50.001 tot 80.000 inwoners : de helft van een voltijds ambt;

3° lid van het vast bureau van de raad voor maatschappelijk welzijn van een gemeente of van de districtsraad vaneen district :

a) tot 10.000 inwoners : 2 dagen per maand;

b) van 10.001 tot 20.000 inwoners : 3 dagen per maand;

c) met meer dan 20.000 inwoners : 5 dagen per maand.

4° burgemeester van een gemeente :

a) tot 30.000 inwoners : een vierde van een voltijds ambt;

b) van 30.001 tot 50.000 inwoners : de helft van een voltijds ambt;

5° provincieraadslid dat geen lid is van de bestendige deputatie : 4 dagen per maand;

Art. 118. De gewestelijke ontvanger wordt binnen de hierna bepaalde perken met politiek verlof van ambtswegegezonden voor de uitoefening van de volgende politieke mandaten :

1° burgemeester van een gemeente :

a) tot 20.000 inwoners : 3 dagen per maand;

b) van 20.001 tot 30.000 inwoners : een vierde van een voltijds ambt;

c) van 30.001 tot 50.000 inwoners : de helft van een voltijds ambt;

d) met meer dan 50.000 inwoners : voltijds.

De voorzitters van de districtsraad van een district worden wat betreft het politiek verlof van ambtswegegelijkgesteld met een burgemeester van een gemeente waarbij de duur van het ambtshalve politiek verlof beperktwordt tot het percentage van de vergoeding van de burgemeester die zij ontvangen.

2° schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn van een gemeente :

a) tot 20.000 inwoners : 2 dagen per maand;

b) van 20.001 inwoners tot 30.000 inwoners : 4 dagen per maand;

c) van 30.001 tot 50.000 inwoners : een vierde van een voltijds ambt;

d) van 50.001 tot 80.000 inwoners : de helft van een voltijds ambt;

e) met meer dan 80.000 inwoners : voltijds.

De leden van het bureau van de districtsraad van een district worden wat betreft het politiek verlof van ambtswegegelijkgesteld met een schepen van een gemeente waarbij de duur van het ambtshalve politiek verlof beperkt wordt tothet percentage van de vergoeding van de schepenen die zij ontvangen.

3° lid van de bestendige deputatie van een provincieraad : voltijds;

4° lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers of van de Senaat : voltijds;

5° lid van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad : voltijds;

6° lid van het Europees Parlement : voltijds;

7° lid van de federale Regering : voltijds;

8° lid van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : voltijds;

9° gewestelijk staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : voltijds;

10° lid van de Commissie van de Europese Unie : voltijds.

Het politiek verlof van ambtswege vangt aan op de datum van de eedaflegging.

Art. 119. De gewestelijke ontvanger die voor de uitoefening van een mandaat van burgemeester, schepen ofvoorzitter van een raad voor maatschappelijk welzijn of van de districtsraad van een district recht heeft op politiekverlof waarvan de duur niet de helft van een voltijds ambt overschrijdt, kan, op aanvraag, halftijds of voltijds politiekverlof krijgen.

De gewestelijke ontvanger die voor de uitoefening van een in het eerste lid vermeld mandaat recht heeft ophalftijds politiek verlof, kan, op aanvraag, voltijds politiek verlof krijgen.

Het politiek verlof dat in toepassing van het eerste en tweede lid wordt verkregen, wordt gelijkgesteld met politiekverlof van ambtswege wat betreft de weerslag die het heeft op de administratieve en geldelijke toestand van degewestelijke ontvanger.

Art. 120. De afwezigheden wegens facultatief politiek verlof en politiek verlof van ambtswege voor een inartikel 118 en in artikel 119, eerste lid, 1°, 2° en 3°, vermelde politiek mandaat worden gelijkgesteld met een periode vandienstactiviteit. De gewestelijke ontvanger heeft evenwel geen recht op salaris.

Het voltijds politiek verlof van ambtswege voor een in artikel 119, eerste lid, 4° tot en met 10°, vermelde politiekmandaat wordt gelijkgesteld met een periode van non-activiteit.

58715BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 58: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

De gewestelijke ontvanger heeft recht op bevordering in salarisschaal, behalve bij voltijds politiek verlof.

Art. 121. § 1. Het politiek verlof voor een in artikel 117, artikel 118 en artikel 119, eerste lid, 1°, 2° en 3°, vermeldpolitiek mandaat eindigt uiterlijk op de laatste dag van de maand die volgt op die tijdens dewelke het mandaat eindigt.

Het politiek verlof voor een in artikel 119, eerste lid, 4° tot en met 10°, vermeld politiek mandaat loopt totzes maanden na de beëindiging van het mandaat.

Vanaf dat ogenblik herkrijgt de betrokkene alle statutaire rechten.

§ 2. De gewestelijke ontvanger mag na wederindiensttreding het salaris niet cumuleren met enig voordeelverbonden aan de uitoefening van het afgelopen mandaat.

Deze titel is ook van toepassing op de stagiair.

TITEL 9. — VERLOF KRACHTENS FEDERALE BEPALINGEN OF VERPLICHTINGEN

Art. 123. Overeenkomstig de federale bepalingen terzake heeft de gewestelijke ontvanger recht op volgendeverloven :

— verrichten in vredestijd van militaire prestaties of prestaties als vrijwilliger bij het korps voor burgerlijkeveiligheid;

— voorbehoedend verlof;

— vakbondsverlof;

— ziekte- of gebrekkigheidsverlof bij een arbeidsongeval, een ongeval op de weg van en naar het werk of eenberoepsziekte.

DEEL X. — VRIJWILLIG ONTSLAG VAN DE GEWESTELIJKE ONTVANGEREN DEFINITIEVE AMBTSNEERLEGGING

Art. 124. Niemand kan de hoedanigheid van gewestelijke ontvanger verliezen vóór de normale leeftijd van depensionering, behalve in de gevallen bepaald door de pensioenwetgeving of door dit besluit.

Art. 125. Ambtshalve en zonder opzegging wordt een einde gemaakt aan de hoedanigheid van gewestelijkeontvanger voor :

1° de gewestelijke ontvanger van wie de benoeming onregelmatig bevonden wordt binnen de termijn voor beroeptot nietigverklaring bij de Raad van State of, als een zodanig beroep is ingesteld, tijdens de procedure; die termijn geldtniet in geval van arglist of bedrog van de gewestelijke ontvanger;

2° de gewestelijke ontvanger die niet langer de burgerlijke en politieke rechten geniet, die niet meer voldoet aande dienstplichtwetten of die niet meer voldoet aan de nationaliteitsvereiste;

3° onverminderd de toepassing van een tuchtprocedure en de deelname aan een georganiseerde werkonderbre-king, de gewestelijke ontvanger die zonder geldige reden de werkpost verlaat en meer dan tien dagen afwezig blijft;

4° de gewestelijke ontvanger die zich in een geval bevindt waarin de toepassing van de burgerlijke wetten en vande strafwetten de ambtsneerlegging ten gevolge heeft;

5° de gewestelijke ontvanger die wordt ontslagen van ambtswege of die wordt afgezet.

§ 2. De gewestelijke ontvanger wiens onregelmatige benoeming, in het in § 1, 1°, bedoelde geval, niet te wijten isaan arglist of bedrog in zijn hoofde, krijgt een verbrekingsvergoeding, die overeenstemt met drie maanden loon voorelke volledige of ingegane schijf van vijf jaar tewerkstelling bij het ministerie.

§ 3. In de andere in § 1 vermelde gevallen, krijgt de gewestelijke ontvanger ontslag zonder opzeggingstermijn ofverbrekingsvergoeding. De gouverneur betaalt evenwel de werkgevers- en werknemersbijdragen nodig voor opnamevan de betrokken gewestelijke ontvanger in de werkloosheidsverzekering, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) ende moederschapsverzekering.

Bij betaling van de verbrekingsvergoeding vermeld in § 2 worden op deze verbrekingsvergoeding de werkgevers-en werknemersbijdragen ingehouden voor de werkloosheidsverzekering, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) ende moederschapsverzekering en samen met de werkgeversbijdragen gestort. Indien deze niet volstaan, betaalt degouverneur de nog benodigde werkgevers- en werknemersbijdragen.

De duur van de periode gedekt door inhouding of betaling van werkgevers- en werknemersbijdragen voor dewerkloosheidsverzekering en de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsverzekering mag de duurniet overschrijden van de statutaire tewerkstelling van de ontslagen gewestelijke ontvanger, eventueel vermeerderdmet de duur gedekt door de verbrekingsvergoeding.

§ 4. De gouverneur verleent het ontslag.

§ 5. De in dit artikel uiteengezette regeling geldt ook voor de stagiair.

Art. 126. Tot ambtsneerlegging geven aanleiding :

1° het vrijwillig ontslag;

2° de pensionering ingevolge leeftijd of lichamelijke ongeschiktheid;

3° de definitief vastgestelde beroepsongeschiktheid.

Art. 127. De bepaling onder 1° en 2° van dit artikel is tevens van toepassing op de stagiair.

In geval van vrijwillig ontslag mag de gewestelijke ontvanger of de stagiair slechts na toestemming en na eenopzeggingstermijn van ten minste dertig kalenderdagen de dienst verlaten. Indien de gouverneur binnen een termijnvan dertig kalenderdagen na de aanvraag niet geantwoord heeft, wordt de toestemming geacht gegeven te zijn.

Nochtans kan in afwijking van het eerste lid in onderling akkoord tussen de betrokkene en de gouverneur deopzeggingstermijn ingekort worden.

Een benoeming bij een andere overheid die definitief geworden is, wordt gelijkgesteld met vrijwillig ontslag.

Art. 128. De gewestelijke ontvanger die 60 jaar geworden is, wordt ambtshalve op rust gesteld op de eerste dagvan de maand die volgt op de maand waarin hij, zonder definitief ongeschikt te zijn bevonden, komt tot een totaal van365 kalenderdagen afwezigheid wegens ziekte, te rekenen vanaf de leeftijd van 60 jaar. Voor het berekenen van deze365 kalenderdagen komen de afwezigheden te wijten aan een arbeidsongeval, een ongeval op de weg naar en van hetwerk of een beroepsziekte, niet in aanmerking.

58716 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 59: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Art. 129. § 1. De gewestelijke ontvanger is definitief beroepsongeschikt bevonden indien hij gedurende tweeopeenvolgende keren de evaluatie ″onvoldoende″ gekregen heeft.

§ 2. Het ontslag treedt in werking na het verstrijken van een opzeggingstermijn. Deze opzeggingstermijn bedraagtdrie maanden voor de gewestelijke ontvanger die minder dan vijf jaar in dienst zijn als gewestelijke ontvanger. Dezetermijn wordt vermeerderd met drie maanden bij de aanvang van elke nieuwe periode van vijf jaar dienst alsgewestelijke ontvanger.

De opzeggingstermijn gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de betekening van het ontslag. Debetekening gebeurt via aangetekend schrijven en heeft uitwerking de derde dag na de verzending.

In afwijking van het tweede lid kan in onderling akkoord tussen de gouverneur en de gewestelijke ontvanger eenlangere opzeggingstermijn worden overeengekomen of kan de opzeggingstermijn worden ingekort.

De gouverneur kan evenwel beslissen dat het ontslag wegens beroepsongeschiktheid onmiddellijk ingaat, als hijeen verbrekingsvergoeding die gelijk is aan het salaris dat overeenstemt met de duur van een normaleopzeggingstermijn betaalt.

§ 3. Met het oog op de onderbrenging van de gewestelijke ontvanger onder de werkloosheidsverzekering, deziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsverzekering worden tijdens de opzeggingstermijn of op deverbrekingsvergoeding de desbetreffende werknemersbijdragen ingehouden en samen met de werkgeversbijdragegestort. Indien deze niet volstaan, betaalt de gouverneur de nog benodigde werkgevers- en werknemersbijdragen.

De duur van de periode gedekt door inhouding of betaling van werkgevers- en werknemersbijdragen voor dewerkloosheidsverzekering en de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsverzekering mag de duurniet overschrijden van de statutaire tewerkstelling van de ontslagen gewestelijke ontvanger, eventueel vermeerderdmet de duur gedekt door de verbrekingsvergoeding.

Art. 130. De pensioengerechtigde gewestelijke ontvanger die, behoudens in geval van vroegtijdige pensioneringten gevolge van een arbeidsongeval, een ongeval op weg naar en van het werk of een beroepsziekte, ten minste 20 jaardienstanciënniteit telt op het ogenblik van zijn pensionering, wordt gemachtigd de eretitel van zijn ambt te dragen.

DEEL XI. — GELDELIJK STATUUT

TITEL 1. — BEZOLDIGINGSREGELING

HOOFDSTUK 1. — De salarisschaal

Art. 131. Het jaarsalaris, hierna salaris genoemd, van de gewestelijke ontvanger wordt vastgesteld in desalarisschaal bestaande uit :

— een minimumsalaris;

— salaristrappen die het resultaat zijn van de periodieke salarisverhogingen;

— een maximumsalaris.

Het salaris en de periodieke salarisverhogingen worden uitgedrukt in euro.

Art. 132. Aan de graad van gewestelijke ontvanger wordt de volgende salarisschaal verbonden.

Gewestelijke ontvanger

Minimum 30.871,52

Maximum 45.052,27

Verhogingen 2 x 2 x 1.289,20

9 x 2 x 1.289,15

0 30.871,52

1 30.871,52

2 32.160,72

3 32.160,72

4 33.449,92

5 33.449,92

6 34.739,07

7 34.739,07

8 36.028,22

9 36.028,22

10 37.317,37

11 37.317,37

12 38.606,52

13 38.606,52

14 39.895,67

15 39.895,67

58717BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 60: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Gewestelijke ontvanger

16 41.184,82

17 41.184,82

18 42.473,97

19 42.473,97

20 43.763,12

21 43.763,12

22 45.052,27

HOOFDSTUK 2. — Vaststelling van het salaris

Art. 133. De gerechtigde in een schaal ontvangt te allen tijde het salaris dat overeenstemt met zijn anciënniteit diehet totaal van de in aanmerking komende diensten uitmaakt.

HOOFDSTUK 3. — In aanmerking komende diensten voor de vaststelling van het salaris

Afdeling 1. — Aanrekening van voltijdse diensten

Art. 134. De gewestelijke ontvanger valoriseert alle voltijdse diensten die hij heeft verricht als personeelslid in depublieke sector in één van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte of bij een internationale openbareinstelling.

De minister van Binnenlandse Aangelegenheden beslist welke diensten worden in aanmerking genomen.

Art. 135. In afwijking van artikel 134 behouden de gewestelijke ontvangers, die in dienst waren wanneer ditstatuut in werking treedt, hun geldelijke anciënniteit.

Afdeling 2. — Aanrekening van deeltijdse diensten

Art. 136. Voorzover zij ten minste de helft van een normale beroepsbezigheid in beslag nemen, worden door eengewestelijke ontvanger deeltijds verrichte diensten in aanmerking genomen a rato van het prestatieregime.

HOOFDSTUK 3. — Nadere algemene bepalingen voor de aanrekening van vorige diensten en de berekening van het salaris

Art. 137. De duur van de in aanmerking komende diensten die de gewestelijke ontvanger heeft mag nooit dewerkelijke duur van de door deze diensten gedekte periodes overschrijden.

Art. 138. Voor de vaststelling van het salaris en het bepalen van het tijdstip van de periodieke salarisverhogingwordt er alleen rekening gehouden met de nuttige anciënniteit.

De nuttige anciënniteit is het kleinste aantal jaren van de totale geldelijke anciënniteit van een gewestelijkeontvanger, dat hem recht geeft op een periodieke salarisverhoging.

HOOFDSTUK 4. — Uitbetaling van het salaris

Art. 139. § 1. Het maandsalaris is gelijk aan 1/12 van het jaarsalaris.

§ 2. Wanneer de gewestelijke ontvanger op pensioen wordt gesteld of overlijdt, wordt het volle maandsalarisbetaald aan hem of aan zijn rechthebbenden, naar gelang van het geval.

§ 3. Het salaris wordt na het verlopen van de termijn betaald, met dien verstande dat het op de rekening van degewestelijke ontvanger bijgeschreven wordt uiterlijk de laatste werkdag van de maand. Het salaris van demaand december wordt op de rekening van de gewestelijke ontvanger geboekt uiterlijk de eerste werkdag van demaand januari. Het salaris wordt overgemaakt via overschrijving.

§ 4. Aan de gewestelijke ontvanger die in dienst is getreden wordt, in zoverre niet onmiddellijk het juiste salariskan worden uitbetaald, vanaf de eerste maand een maandelijks voorschot uitgekeerd dat gelijk is aan het beginsalarisvan zijn graad.

De uitbetaling van dit voorschot is niet onderworpen aan het visum van de Inspectie van Financiën. Wanneer degewestelijke ontvanger op het einde van de tweede maand na de datum van indiensttreding nog steeds geen salarisheeft ontvangen door een fout van de overheid die hem heeft aangeworven ontvangt hij ambtshalve nalatigheids-intresten berekend op het beginsalaris. Deze nalatigheidsintresten worden aangerekend vanaf de maand die volgt opde datum van indiensttreding.

Het maandsalaris volgt de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de bepalingenvoorgeschreven door de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in deoverheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het rijk worden gekoppeld, gewijzigd bij koninklijkbesluit nr. 178 van 30 december 1982 en onverminderd artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 teruitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van ’s Lands concurrentievermogen.

Het maandsalaris tegen 100 % wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01 (102,02).

HOOFDSTUK 5. — Berekening van het salaris in geval van deeltijdse prestaties

Art. 140. Wanneer het maandsalaris niet volledig verschuldigd is, wordt het bedrag van het maandloon berekendvolgens de volgende formule :

M = VWPW

x n% x NMwaarbij :M = het te betalen maandloon (100 %)VW = het aantal werkdagen waarvoor betaling is verschuldigdPW = het aantal te presteren werkdagenn % = het percentage waaraan de gewestelijke ontvanger prestaties verrichtNM = het normaal maandsalaris (100 %) = het jaarsalaris/12 (100 % en voor voltijdse prestaties)

58718 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 61: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

TITEL 2. — TOELAGEN

HOOFDSTUK 1. — Algemene bepalingen en definities

Art. 141. Behoudens andersluidende bepalingen is de toelage niet verschuldigd

— als er geen salaris wordt betaald;

— bij een afwezigheid die langer dan 35 werkdagen duurt.

Art. 142. Als een gewestelijke ontvanger zitting heeft in examencommissies, comités, raden of commissies dieressorteren onder het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, of een gemeente of openbaar centrum voormaatschappelijk welzijn waar hij is tewerkgesteld, geeft dit geen aanleiding tot toekenning van een bijzondere toelage.

Art. 143. De als toelagen verschuldigde bedragen worden uitgekeerd afgerond op de hogere cent.

HOOFDSTUK 2. — Vakantiegeld en eindejaarstoelage

Art. 144. § 1. De gewestelijke ontvanger geniet een vakantiegeld en eindejaarstoelage toegekend zoals hiernabepaald.

§ 2. Het vakantiegeld en de eindejaarstoelage zijn een percentage van het brutosalaris.

§ 3. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

1° brutosalaris : het geïndexeerd jaarsalaris;

2° brutomaandsalaris : het brutosalaris gedeeld door 12.

§ 4. Als de gewestelijke ontvanger niet tijdens de hele referteperiode volledige prestaties verricht heeft, wordt hetvakantiegeld en de eindejaarstoelage herleid pro rata van het verdiende brutosalaris tegenover het brutosalaris bijvolledige prestaties voor de volledige referteperiode.

§ 5. Bij vervroegde beëindiging van de tewerkstelling wordt het vakantiegeld en de eindejaarstoelage berekend ophet brutosalaris voor volledige prestaties van de laatste maand van tewerkstelling, en wordt het vakantiegeld en deeindejaarstoelage betaald tijdens de maand volgende op de beëindiging van de tewerkstelling.

Art. 145. § 1. Voor de berekening van het vakantiegeld wordt onder « referteperiode » verstaan het kalenderjaardat voorafgaat aan het vakantiejaar.

§ 2. Het vakantiegeld bedraagt 92 % van het brutomaandsalaris van de maand april van het vakantiejaar. Hetvakantiegeld wordt betaald tijdens de maand mei van het vakantiejaar.

§ 3. Er wordt een inhouding verricht van 13,07 % op het vakantiegeld ten belope van 85 % van hetbrutomaandsalaris. Indien het vakantiegeld maximum 85 % van het brutomaandsalaris bedraagt, gebeurt de inhoudingvan 13,07 % op het volledig bedrag.

Art. 146. § 1. Voor de berekening van de eindejaarstoelage wordt onder « referteperiode » verstaan de periode van1 januari tot en met 30 september.

§ 2. De eindejaarstoelage bedraagt 50 % van het brutomaandsalaris van november.

§ 3. De eindejaarstoelage wordt uitbetaald tijdens de maand december van het desbetreffende jaar.

TITEL 3. — VERGOEDINGEN

HOOFDSTUK 1. — Algemene bepalingen en definities

Art. 147. Een vergoeding wordt verleend aan de gewestelijke ontvanger die verplicht wordt werkelijke lasten tedragen die niet normaal zijn en niet onafscheidelijk met het ambt verbonden zijn.

Art. 148. De onderbreking van de ambtsuitoefening waaraan een forfaitaire vergoeding is verbonden brengt voorde gewestelijke ontvanger de schorsing mee van de betaling van bedoelde vergoeding voor zover hij de lasten niet meerdraagt.

Art. 149. De vergoedingen worden vastgesteld onverminderd de bepalingen betreffende de administratieve enbegrotingscontrole.

Art. 150. De voor vergoedingen verschuldigde sommen worden uitgekeerd afgerond op de hogere cent.

HOOFDSTUK 2. — Vergoeding voor begrafeniskosten

Art. 151. Wanneer de gewestelijke ontvanger overlijdt, ontvangt zijn niet uit de echt gescheiden, noch van tafel enbed gescheiden echtgenoot, of zijn erfgenamen in rechte lijn, als er geen echtgenoot is, als compensatie voor debegrafeniskosten een vergoeding. Die stemt overeen met het maandelijks bedrag van de laatste bruto-activiteitsbezoldiging van de gewestelijke ontvanger.

De vergoeding mag het twaalfde niet overschrijden van het bedrag vastgesteld bij toepassing van artikel 39, eerste,derde en vierde lid van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.

Art. 152. Bij ontstentenis van de in artikel 151 bedoelde rechthebbenden, mag de vergoeding worden uitgekeerdten bate van elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die bewijst dat hij de begrafeniskosten heeft betaald. In dit gevalis de vergoeding gelijk aan de werkelijke gemaakte kosten zonder dat zij evenwel meer mag belopen dan het hierbovenvermelde bedrag ten gunste van de echtgenoot of van de erfgenamen in rechte lijn bepaald.

Art. 153. Deze vergoeding mag met soortgelijke krachtens andere bepalingen toegekende vergoedingen, slechtsvoor het bij artikel 150 bedoelde bedrag worden samengevoegd.

HOOFDSTUK 3. — Reis- en maaltijdvergoeding

Art. 154. Reiskosten en maaltijdvergoeding worden slechts vergoed voor dienstreizen, gemaakt op kosten van degewestelijke ontvanger. De kosten die de gewestelijke ontvanger heeft gehad worden terugbetaald.

Art. 155. De provinciegouverneur beslist welk vervoermiddel functioneel en financieel het meest verantwoord is.

Art. 156. De gewestelijke ontvanger geniet reis- en verblijfsvergoedingen zoals het personeel van het ministerievan de Vlaamse Gemeenschap.

58719BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 62: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Art. 157. De gouverneur stelt de standplaats van de gewestelijke ontvanger vast in die plaats waar hij zijnvoornaamste activiteit heeft.

HOOFDSTUK 4. — Vergoeding voor het tijdelijk overnemen van een ander bestuur

Art. 158. § 1. De gewestelijke ontvanger die door de arrondissementscommissaris wordt belast met een bijkomendbestuur, bij tijdelijke afwezigheid van de effectieve titularis die verantwoordelijk is voor dit bestuur, ontvangt hiervooreen vergoeding.

§ 2. De arrondissementscommissaris bepaalt deze vergoeding a rato van het aantal gepresteerde uren voor hetbijkomend bestuur. Deze vergoeding mag maximaal 25 % bedragen van het beginsalaris van een gewestelijkeontvanger.

§ 3. Deze vergoeding wordt toegekend voor de tweede en derde maand dat de gewestelijke ontvanger wordt belastmet het bijkomend bestuur.

§ 4. In afwijking van § 3 wordt de vergoeding ook betaald voor de eerste maand dat de gewestelijke ontvangerwordt belast met het bijkomend bestuur, indien op voorhand vaststaat dat de afwezigheid van de effectieve titularislanger dan één maand zal duren.

DEEL XII. — DE CONTRACTUELE GEWESTELIJKE ONTVANGERS

Art. 159. Dit statuut is ook van toepassing op de gewestelijke ontvangers die contractueel worden geworven metuitzondering van de bepalingen van de delen IV, V, VII, VIII en X en de artikelen 109 tot en met 114.

DEEL XIII. — Opheffings- en slotbepalingen

Art. 160. Opgeheven worden :

— het koninklijk besluit van 2 april 1979 tot vaststelling van de voorwaarden en de wijze van benoeming van degewestelijke ontvangers;

— het ministerieel besluit van 16 juli 1979 tot vaststelling van het reglement van orde betreffende wervings-examens voor gewestelijke ontvanger;

— het besluit van de Vlaamse regering van 12 december 2003 tot toekenning van een vakantiegeld eneindejaarstoelage aan de provinciegouverneurs, de arrondissementscommissarissen en de gewestelijkeontvangers.

Art. 161. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2004.

Art. 162. De Vlaamse minister, bevoegd voor de Binnenlandse Aangelegenheden, is belast met de uitvoering vandit besluit.

Brussel, 11 juni 2004.

De minister-president van de Vlaamse regering,B. SOMERS

De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken,P. VAN GREMBERGEN

Bijlage 1 bij het besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van het statuut van de gewestelijke ontvangersPersoonlijk dossier

Het persoonlijk dossier van de gewestelijke ontvangers omvat volgende administratieve stukken :a) de werving :— nationaliteitsverklaring;— geboorteakte;— diploma’s;— getruigschrift van goed gedrag en zeden;— militiegetuigschrift;— de bewijsstukken over de relevante ervaring.b) de selectie :— het voordrachtsdossier van de selectiecommissiec) stage— stage-verslagend) de benoeming— het benoemingsbesluit— proces-verbaal van de eedaflegginge) evaluatie— evaluatieverslagenf) tuchtregeling— tuchtstraffen

58720 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 63: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

g) verloven— verlofbesluiten— ziekteattesten— formulieren inzake arbeidsongevallen— briefwisseling over verlovenh) geldelijke loopbaan— salarisfiches— voorgaande diensten— besluiten over salarisvaststelling

TRADUCTION

MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FLAMANDE

[C − 2004/36201]F. 2004 — 3039

11 JUIN 2004. — Arrêté du Gouvernement flamand fixant le statut des receveurs régionaux

Le Gouvernement flamand,

Vu la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles, notamment l’article 6, § 1er, VIII, remplacé par la loispéciale du 13 juillet 2001;

Vu les articles 52 à 71 de la nouvelle loi communale;Vu l’arrêté royal du 2 avril 1979 fixant les conditions et modalités de nomination des receveurs régionaux;Vu l’arrête ministériel du 16 juillet 1979 arrêtant le règlement d’ordre relatif a l’examen de recrutement de receveur

régional;Vu l’arrêté du Gouvernement flamand du 12 décembre 2003 relatif à l’octroi d’un pécule de vacances et d’une

allocation de fin d’année aux gouverneurs de province, aux commissaires d’arrondissement et aux receveurs régionaux;Vu l’avis de l’Inspection des Finances, donné le 19 avril 2004;Vu le protocole n° 208.654 du 7 juin 2004 du Comité sectoriel XVIII – Communauté flamande – Région flamande;Vu l’avis n° 37.061/3 du Conseil d’Etat, donné le 2 juin 2004, en application de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 1°, des

lois coordonnées sur le Conseil d’Etat;Sur la proposition du Ministre flamand des Affaires intérieures, de la Culture, de la Jeunesse et de la Fonction

publique;Après délibération,

Arrête :PARTIE Ire. — CHAMP D’APPLICATION ET DISPOSITIONS GENERALES

CHAPITRE 1er. — Champ d’application

Article 1er. Le présent arrêté s’applique aux receveurs régionaux.

CHAPITRE 2. — Dispositions générales

Art. 2. Pour l’application du présent arrêté, on entend par :

1° le Ministre flamand des Affaires intérieures : le membre du Gouvernement flamand qui a les Affaires intérieuresdans ses attributions;

2° le gouverneur : le gouverneur de la province où le receveur régional est nommé;

3° le commissaire d’arrondissement : le commissaire d’arrondissement à qui le gouverneur a confié l’autorité surle receveur régional.

PARTIE II. — ORGANISATION ET FONCTIONNEMENT

Art. 3. Le gouverneur désigne le commissaire d’arrondissement qui exerce l’autorité hiérarchique sur le receveurrégional.

Le commissaire d’arrondissement fait rapport au gouverneur à intervalles réguliers sur l’organisation et lefonctionnement du receveur régional.

Art. 4. En cas d’absence temporaire d’un receveur régional, le gouverneur peut, sur la proposition du commissaired’arrondissement, désigner un receveur régional intérimaire. Ce receveur régional intérimaire doit remplir lesconditions d’admission telles que fixées dans la partie IV du présent statut.

Le receveur régional intérimaire bénéficie du même statut pécuniaire que le receveur régional effectif.

PARTIE III. — DROITS ET DEVOIRS DEONTOLOGIQUES

Art. 5. § 1er. Le receveur régional exerce ses fonctions de manière loyale et correcte sous l’autorité duGouvernement flamand, du gouverneur et du commissaire d’arrondissement.

Il s’attelle de manière active et constructive à la réalisation de la mission et des objectifs du Gouvernement flamand.

Il agit conformément aux directives générales ou particulières du Gouvernement flamand, du gouverneur deprovince et du commissaire d’arrondissement.

§ 2. Le receveur régional respecte la dignité personnelle dans ses relations avec ses supérieurs ou collègues et dansses contacts avec les communes, les C.P.A.S. et le public.

58721BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 64: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Art. 6. § 1er. Le receveur régional a le droit d’exprimer librement son opinion quant aux faits dont il aconnaissance du chef de sa fonction.

Sans préjudice de la réglementation quant à la publicité de l’administration, il lui est seulement défendu decommuniquer des faits portant sur :

1° la sécurité de l’Etat belge;

2° la protection de l’ordre public;

3° les intérêts financiers de l’autorité;

4° les mesures de prévention et de sanction de faits délictueux;

5° le secret médical;

6° le caractère confidentiel de données commerciales, intellectuelles et industrielles;

7° la concertation interne, aussi longtemps qu’aucune décision finale n’a été prise en la matière.

Il lui est également interdit de communiquer des faits dont la révélation serait une violation des droits et libertésdu citoyen et notamment du droit au respect de la vie privée, à moins que l’intéressé n’ait donné son autorisation àrendre publiques ces données.

Le présent paragraphe vaut également pour le receveur régional qui a cessé ses fonctions.

§ 2. Si, dans l’exercice de sa fonction, le receveur régional constate des négligences, abus ou délits, il en aviseimmédiatement le commissaire d’arrondissement.

Si le commissaire d’arrondissement est impliqué dans ces négligences, abus ou délits, le receveur régional en avisele gouverneur.

Si le gouverneur est impliqué dans ces négligences, abus ou délits, le receveur régional en avise le Ministre desAffaires intérieures.

En cas de délits, il met également le procureur du Roi au courant de ces irrégularités.

Art. 7. Le receveur régional exerce sa fonction de facon bienveillante et sans discrimination envers les utilisateursdu service.

Art. 8. Même en dehors de sa fonction, mais en relation avec celle-ci, il ne peut demander, réclamer ou accepter,ni directement ni par un intermédiaire, des dons, gratifications ou avantages.

Art. 9. § 1er. Le receveur régional a droit à l’information et à la formation continuée en ce qui concerne tous lesaspects utiles à l’exercice de sa fonction.

§ 2. Le receveur régional doit se tenir au courant de l’évolution des réglementations dans les matières dont il estchargé sur le plan professionnel.

§ 3. La formation est un devoir quand elle est nécessaire pour un meilleur exercice de la fonction du receveurrégional. Cette formation peut avoir lieu en dehors et en plus des prestations normales, éventuellement sanscompensation.

Art. 10. Le receveur régional a le droit de consulter son dossier personnel.

Le dossier personnel comprend au moins les pièces administratives visées à l’annexe 1re.

Les recommandations dont ressort une conviction philosophique, idéologique ou politique ne peuvent figurer audossier personnel.

PARTIE IV. — LE RECRUTEMENT ET L’ENTREE EN SERVICE

TITRE 1er. — DECLARATION DE VACANCE D’EMPLOI ET MOBILITE

Art. 11. Le gouverneur déclare vacante la fonction de receveur régional.

Art. 12. Lors de la déclaration de vacance, le gouverneur peut décider d’attribuer l’emploi aux receveursrégionaux statutaires qui sont déjà en service dans la Région flamande.

TITRE 2. — LES CONDITIONS D’ADMISSION

Art. 13. Les conditions d’admission générales suivantes sont applicables pour l’accès à une fonction de receveurrégional :

— être Belge;

— avoir un comportement correspondant aux exigences de la fonction de receveur régional;

— jouir des droits civils et politiques;

— satisfaire aux lois sur la milice;

— être porteur d’un diplôme donnant accès aux emplois du niveau 1 au Ministère de la Communauté flamande.

Art. 14. La condition du diplôme de l’article 13, 5°, ne s’applique pas :

1° aux personnes ayant déjà réussi au concours de recrutement pour l’emploi de receveur régional statutaire;

2° aux personnes ayant déjà réussi au concours de recrutement pour l’emploi de receveur régional contractuel etayant été en service pendant au moins un an ou étant en service à la date de l’approbation du présent arrêté.

TITRE 3. — LA PROCEDURE DE SELECTION

CHAPITRE 1er. — Dispositions générales

Art. 15. § 1er. Le gouverneur ne peut nommer les receveurs régionaux que s’ils sont sélectionnés dans uneprocédure de sélection organisée par lui. Le Ministre flamand des Affaires intérieures fixe le programme de la sélection.

§ 2. Lors de l’organisation de la procédure de sélection, le gouverneur fixe la date à laquelle les candidats doiventremplir les conditions d’admission générales et les conditions de nomination. Il vérifie si les candidats remplissent cesexigences et conditions.

58722 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 65: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Art. 16. Les personnes suivantes sont exemptées de la procédure de sélection visée à l’article 15 :

1° les personnes ayant déjà réussi dans une procédure de recrutement pour la fonction de receveur régionalstatutaire;

2° les personnes nommées comme receveur communal ou receveur d’un centre public d’aide sociale.

Art. 17. Le gouverneur annonce chaque concours de recrutement au moins par avis inséré au Moniteur belge.

Art. 18. Le gouverneur détermine les modalités de la procédure de sélection.

Par les modalités, il faut entendre :

1° l’établissement du règlement relatif à l’organisation de la procédure de sélection et à la publication de celle-ci;ce règlement

a) détermine le délai pendant lequel les inscriptions sont recevables;

b) mentionne le programme et les conditions de participation et fixe la date à laquelle les candidats doivent remplirces conditions;

2° la fixation de la date et du lieu des épreuves;

3° la constitution de la liste des candidats;

4° la convocation des candidats;

5° l’établissement du procès-verbal fixant le classement des lauréats;

6° la notification du résultat aux candidats.

Art. 19. Chaque candidat qui s’inscrit à la procédure de sélection recoit le règlement à sa demande.

CHAPITRE 2. — La sélection

Art. 20. Le gouverneur compose la commission de sélection.

Le gouverneur sélectionne un candidat, sur la proposition du commissaire d’arrondissement et après approbationpréalable du Ministre des Affaires intérieures.

CHAPITRE 3. — Réserve de recrutement

Art. 21. Lorsque le gouverneur déclare vacants les emplois de receveur régional, il peut décider de constituer uneréserve de recrutement. Il détermine la durée de la réserve de recrutement.

PARTIE V. — LE STAGE ET LA NOMINATION EN QUALITE DE RECEVEUR REGIONAL

CHAPITRE 1er. — Le stage

Art. 22. Le gouverneur admet le candidat sélectionné au stage.

Art. 23. § 1er. La durée du stage s’étend sur une période de 12 mois.

§ 2. Afin de calculer la durée du stage accompli toute période pendant laquelle le stagiaire est en service actif estprise en considération.

§ 3. Le stagiaire dispose d’un crédit de 25 jours ouvrables d’absence qui n’est pas pris en considération pour lecalcul de la durée du stage.

Le stagiaire peut utiliser ce crédit en une ou plusieurs fois.

Ce crédit de jours ouvrables ne tient pas compte du congé annuel de vacances.

§ 4. Une absence qui dépasse le crédit visé au § 3, même l’absence qui est assimilée à une période d’activité deservice, entraîne la suspension du stage.

§ 5. Pendant la suspension du stage et pendant la période au cours de laquelle la date finale du stage est dépassée,le stagiaire conserve sa qualité de stagiaire.

Art. 24. Le gouverneur désigne le commissaire d’arrondissement comme fonctionnaire d’encadrement.

Art. 25. Durant le stage, le fonctionnaire d’encadrement suit le stagiaire et l’évalue à titre intérimaire,conformément à la réglementation de l’évaluation fonctionnelle, à l’exception de la possibilité de recours.

Le commissaire d’arrondissement transmet à titre d’information chaque rapport d’évaluation intérimaire sansdélai au stagiaire, qui le vise et y ajoute éventuellement ses remarques.

Art. 26. L’évaluation concerne le fonctionnement du stagiaire.

Art. 27. § 1er. A l’issue du stage et après un entretien avec le stagiaire, un rapport final synthétisant est établi parle commissaire d’arrondissement.

§ 2. Le commissaire d’arrondissement notifie le rapport final au stagiaire dans les trente jours calendaires à compterde la date finale du stage et l’envoie au gouverneur; sinon le stage est censé favorable.

Art. 28. § 1er. Lors d’un rapport final négatif, le stagiaire peut demander au gouverneur d’être entendu.

§ 2. Le gouverneur prend la décision définitive de nommer ou de licencier le stagiaire.

Art. 29. A partir du premier jour ouvrable suivant la notification de la décision de licenciement, le gouverneurconclut avec le stagiaire un contrat de travail à durée déterminée de trois mois.

Lorsque les cotisations prélevées sur le contrat de travail à durée déterminée de 3 mois ne suffisent pas, legouverneur verse à l’Office national de la Sécurité sociale les cotisations patronales et ouvrières manquantes pour lareprise du stagiaire dans le régime de chômage, l’assurance-maladie (secteur des allocations) et l’assurance maternité.

La durée de la période couverte par ce versement, ne peut dépasser la durée de l’emploi statutaire du stagiairelicencié.

58723BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 66: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Art. 30. § 1er. Le gouverneur peut licencier le stagiaire qui commet une faute grave au cours du stage sans préavisou indemnité de rupture.

§ 2. Le gouverneur accorde la démission pour faute grave sans préavis ou indemnité de rupture dans les 3 joursouvrables après que le commissaire d’arrondissement a pris connaissance du fait qui pourrait être considéré commefaute grave.

Le gouverneur assisté par le commissaire d’arrondissement entendent le stagiaire préalablement. Celui-ci peut sefaire assister par un conseiller.

§ 3. Pour les stagiaires licenciés pour faute grave, les cotisations patronales et ouvrières nécessaires à la reprise dustagiaire dans le régime chômage, l’assurance-maladie (secteur des allocations) et l’assurance maternité, sont verséesà l’Office national de Sécurité sociale. La durée de la période couverte par ce versement, ne peut dépasser la durée del’emploi statutaire du stagiaire licencié.

CHAPITRE 2.— La nomination en qualité de receveur régional

Art. 31. Le gouverneur ne peut nommer en qualité de receveur régional que ceux qui remplissent les conditionsd’admission et qui ont accompli le stage avec succès.

PARTIE VI. — L’EVALUATION FONCTIONNELLE

CHAPITRE 1er. — Champ d’application, but et principes de base de l’évaluation.

Art. 32. § 1er. Chaque receveur régional qui, au cours d’une année calendaire, a fourni des prestations durant aumoins trois mois, est évalué.

§ 2. L’évaluation porte sur une année calendaire.

Dans des circonstances exceptionnelles, la période d’évaluation peut, sur la demande du receveur régional, êtreportée à quinze mois au maximum.

§ 3. L’évaluation porte sur le fonctionnement et les aptitudes professionnelles selon une planification que lereceveur régional a convenue avec le commissaire d’arrondissement.

Le receveur régional et le commissaire d’arrondissement établissent la planification par écrit; elle reste valable tantqu’elle n’est pas modifiée.

Le commissaire d’arrondissement doit transmettre la planification au receveur régional au plus tard un mois aprèsqu’elle a été établie ou modifiée.

§ 4. Le commissaire d’arrondissement transmet le rapport d’évaluation au receveur régional dans les trois mois del’expiration de la période d’évaluation.

CHAPITRE 2. — L’évaluateur

Art. 33. Le commissaire d’arrondissement évalue le receveur régional.

CHAPITRE 3.— La procédure

Art. 34. L’évaluation fonctionnelle se fait après un entretien d’évaluation entre le receveur régional et lecommissaire d’arrondissement.

Si le receveur régional est absent pendant la période de l’évaluation, l’évaluation fonctionnelle se fait de préférenceoralement, sinon par écrit.

Art. 35. § 1er. Le commissaire d’arrondissement rédige le rapport d’évaluation descriptif. Ce rapport ne contientpas de jugement définitif concernant le receveur régional, sauf dans les cas où il estime que, globalement, la mention« insuffisant » doit être attribuée au receveur régional.

§ 2. Le receveur régional peut ajouter ses remarques au rapport d’évaluation définitif.

§ 3. Le receveur régional a le droit de consulter son dossier d’évaluation personnel.

§ 4. Le receveur régional ayant recu la mention « insuffisant » peut interjeter appel auprès du gouverneur dans lesquinze jours calendaires de la réception du rapport d’évaluation descriptif. Le gouverneur prend un décision définitivedans les trente jours calendaires.

PARTIE VII. — REGIME DISCIPLINAIRE

TITRE 1er. — PEINES DISCIPLINAIRES

Art. 36. Le receveur régional peut être soumis à une procédure disciplinaire :

1° s’il manque à ses devoirs, ou s’il contrevient aux obligations légales;

2° après avoir encouru une condamnation pénale.

Art. 37. Les peines disciplinaires suivantes peuvent être prononcées :

1. l’avertissement;

2. la réprimande;

3. la retenue de traitement;

4. la suspension;

5. la démission d’office;

6. la révocation.

Art. 38. La retenue de traitement est appliquée pour une période de trois mois au maximum et ne peut excéderun cinquième de la rémunération nette.

Art. 39. La suspension disciplinaire est prononcée pour une période de trois mois au maximum et peut provoquerune retenue de traitement qui ne peut dépasser un cinquième de la rémunération nette.

Lors de la suspension disciplinaire, le receveur régional se trouve dans une position administrative de non-activitéavec maintien du traitement, sans préjudice du premier alinéa. Le receveur régional n’a pas droit à une augmentationde traitement.

58724 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 67: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

TITRE 2. — PROCEDURE DISCIPLINAIRE

CHAPITRE 1er. — Les autorités compétentes

Art. 40. Le commissaire d’arrondissement propose la peine disciplinaire.

Art. 41. Le gouverneur prononce la peine disciplinaire.

Art. 42. Le receveur régional peut introduire un recours auprès du Ministre des Affaires intérieures.

CHAPITRE 2. — La procédure

Art. 43. Le commissaire d’arrondissement formule par écrit la proposition motivée d’infliger une peinedisciplinaire et la communique au receveur régional, qui recoit une copie. La proposition mentionne explicitement letype de peine disciplinaire proposé.

Le commissaire d’arrondissement transmet la proposition simultanément au gouverneur.

Art. 44. Le gouverneur convoque par lettre recommandée, dans les quinze jours calendaires suivant la date de laproposition, le receveur régional qui sera entendu à sa défense.

La convocation doit mentionner :

1° les faits imputés;

2° la peine disciplinaire proposée;

3° le lieu, la date et l’heure de l’audition;

4° le droit de l’intéressé de se faire assister par une personne de son choix, dénommée conseiller, ou de se fairereprésenter par cette personne en cas d’empêchement légitime;

5° le lieu où et le délai dans lequel le receveur régional peut prendre connaissance du dossier disciplinaire et ledroit de faire des photocopies gratuites.

Art. 45. A leur demande, le receveur régional et son conseiller peuvent consulter le dossier disciplinaire avant quela défense ait lieu. Ils disposent d’un délai de quinze jours calendaires au minimum après réception de la convocationpour prendre connaissance du dossier.

Art. 46. Il est dressé un procès-verbal de l’interrogatoire, dont l’intéressé ou son conseiller peut obtenir une copie.Sous peine de nullité, le receveur régional peut, dans les cinq jours ouvrables après la défense orale, formuler par écritses défenses. Le mémoire justificatif est annexé au dossier.

Art. 47. Le gouverneur prononce la peine disciplinaire dans les quinze jours calendaires après avoir entendu lereceveur régional à sa défense.

La peine disciplinaire est notifiée par lettre recommandée dans les deux jours ouvrables après le prononcé, et prendcours le troisième jour ouvrable suivant la date de la lettre recommandée, sauf en cas de révocation et de démissiond’office. Seulement dans le cas de révocation et de démission d’office, le recours suspend l’effet de celles-ci. Dans cescas, le receveur régional est toutefois suspendu de plein droit dans l’intérêt du service, à compter du troisième jourouvrable suivant la date de la lettre recommandée lui communiquant la peine disciplinaire, jusqu’au jour où la peinedisciplinaire est devenue définitive.

Art. 48. Le receveur régional contre lequel le gouverneur prononce une peine disciplinaire, peut introduire unrecours motivé auprès du Ministre flamand des Affaires intérieures dans les quinze jours calendaires. Ce délai prendcours le jour suivant la communication du prononcé par lettre recommandée.

Art. 49. Le Ministre flamand des Affaires intérieures entend le receveur régional à sa demande dans les trentejours après que celui-ci en a fait la demande.

Art. 50. Le Ministre flamand des Affaires intérieures prend sa décision après avoir entendu le receveur régional.

Art. 51. La peine disciplinaire est définitive le jour suivant l’expiration du délai d’introduction du recours ou lejour après que le Ministre des Affaires intérieures a notifié sa décision par lettre recommandée.

CHAPITRE 3. — Caractéristiques générales de la procédure disciplinaire

Art. 52. Lorsque le commissaire d’arrondissement reproche plus d’un fait au receveur régional, ceci ne peuttoutefois donner lieu qu’à une seule procédure et au prononcé d’une seule peine disciplinaire.

Si un nouveau fait est reproché au receveur régional au cours de la procédure disciplinaire, une nouvelle procédurepeut être entamée sans que la procédure en cours soit interrompue.

Art. 53. Sans préjudice d’éléments nouveaux justifiant la réouverture d’un dossier, personne ne peut être assujettieà une action disciplinaire pour des faits déjà sanctionnés.

Art. 54. Le Ministre des Affaires intérieures ne peut prononcer une peine disciplinaire plus lourde que celleprononcée par le gouverneur.

Il ne peut prendre en considération que les faits qui ont justifié la procédure disciplinaire.

La peine disciplinaire ne peut avoir effet sur une période précédant le prononcé.

Art. 55. L’action pénale est suspensive de la procédure et du prononcé disciplinaires.

Quel que soit le résultat de l’action pénale, seul le gouverneur ou le Ministre des Affaires intérieures reste juge del’opportunité de prononcer une peine disciplinaire.

Art. 56. L’action disciplinaire ne peut se rapporter qu’à des faits qui ont été constatés dans un délai de six moisprécédant la date à laquelle l’action est entamée.

Lors de la fixation de la peine, des mentions pertinentes figurant au dossier individuel peuvent être prises enconsidération.

En cas d’action pénale pour les mêmes faits, ce délai prend cours le jour auquel le gouverneur communique aubureau qu’une décision irrévocable a été prononcée ou que la procédure pénale est terminée.

58725BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 68: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Art. 57. Toute peine disciplinaire est signalée sur un état à annexer au dossier d’évaluation et est reprise dans ledossier du personnel.

Art. 58. Les délais fixés au présent titre sont suspendus au mois d’août et entre Noël et le Nouvel An.

TITRE 3. — LA RADIATION DES PEINES DISCIPLINAIRES

Art. 59. § 1er. A l’exception de la révocation et de la démission d’office, toute peine disciplinaire est radiée dudossier individuel du receveur régional aux conditions fixées au § 2.

§ 2. La radiation des peines disciplinaires est opérée d’office après une période qui est égale à :

— un an pour le blâme;

— quatre ans pour la retenue de traitement;

— six ans pour la suspension disciplinaire.

Art. 60. Les dispositions de la présente partie s’appliquent également aux stagiaires.

PARTIE VIII. — SUSPENSION DANS L’INTERET DU SERVICE

Art. 61. Lorsque l’intérêt du service le requiert, le receveur régional peut être suspendu de ses fonctions dans lesconditions fixées dans cette partie.

Art. 62. Seul le gouverneur peut prononcer la suspension dans l’intérêt du service.

Le commissaire d’arrondissement peut proposer une suspension dans l’intérêt du service.

Art. 63. Le receveur régional est entendu au préalable concernant les faits qui lui sont reprochés. Il peut se faireassister d’une personne de son choix.

Les raisons pour procéder à la suspension dans l’intérêt du service sont communiquées par écrit au receveurrégional, au plus tard trois jours ouvrables avant l’audition.

Le receveur régional est invité à viser les propositions et décisions de suspension dans l’intérêt du service. Si lereceveur régional refuse de viser ou est inapte à viser, ces propositions et décisions lui sont communiquées par lettrerecommandée.

Art. 64. Le gouverneur peut priver le receveur régional du droit de faire valoir ses titres à l’avancement detraitement et d’échelle de traitement et le traitement peut être réduit dans les cas suivants :

1. lorsque le receveur régional fait l’objet de poursuites pénales;

2. lorsque le receveur régional fait l’objet de poursuites disciplinaires en raison d’une faute grave pour laquelle ily a soit flagrant délit, soit des indices probants.

La retenue de traitement ne peut excéder un cinquième de la rémunération nette.

Art. 65. La suspension dans l’intérêt du service prend cours soit le jour après que le receveur régional a visé ladécision de suspension dans l’intérêt du service, soit le jour après présentation de la lettre recommandée par laquellela décision lui est communiquée.

Après quinze jours calendaires à compter de la date à laquelle la suspension dans l’intérêt du service a produit seseffets, le receveur régional peut introduire un recours auprès du Ministre flamand des Affaires intérieures. Le Ministreflamand des Affaires intérieures peut supprimer la suspension dans l’intérêt du service.

Art. 66. Le receveur régional qui dispose de nouveaux éléments, peut introduire un nouveau recours contre sasuspension dans l’intérêt du service, dès qu’au moins trois mois se sont écoulés depuis la décision précédente demaintien de la suspension.

Art. 67. Sauf en cas d’instruction ou de poursuite pénale, la suspension dans l’intérêt du service ne peut excéderun délai de six mois.

Lors d’une instruction ou d’une poursuite pénale, la période de la suspension dans l’intérêt du service ne peutexcéder la durée de l’enquête ou de la poursuite.

Art. 68. Si le prononcé pénal, l’arrangement à l’amiable ou le classement est notifié au gouverneur, celui-ci décidesi la suspension dans l’intérêt du service est supprimée ou maintenue pour la durée de la procédure disciplinaire.

Art. 69. La suspension dans l’intérêt du service se termine d’office lorsque le prononcé disciplinaire sur les mêmesfaits pour lesquels le receveur régional était suspendu dans l’intérêt du service, devient définitif, sauf en cas derévocation.

Art. 70. Lorsque le receveur régional n’est plus poursuivi, son dossier est classé ou que l’acquittement pénal oudisciplinaire a acquis force de chose jugée, les décisions prises concernant la retenue de traitement et la privation dudroit de faire valoir ses titres à l’avancement de traitement, sont annulées.

Art. 71. La décision par laquelle le receveur régional est suspendu dans l’intérêt du service ne peut produire effetpour une période antérieure à la date à laquelle la suspension est prononcée.

Art. 72. Si, une fois terminé l’examen disciplinaire, le gouverneur ou le Ministre flamand des Affaires intérieuresinflige une suspension comme peine disciplinaire, cette suspension a effet rétroactif. En ce cas, la durée de la suspensiondans l’intérêt du service est imputée à due concurrence sur la durée de la suspension disciplinaire.

Cependant, la suspension ne rétroagit pas à une date antérieure à celle à laquelle les mesures prises en exécutionde l’article 65 ont produit leurs effets.

Art. 73. Les dispositions de la présente partie s’appliquent également aux stagiaires.

PARTIE IX. — LES CONGES ET LA POSITION ADMINISTRATIVE PENDANT LES CONGES

TITRE 1er. — DISPOSITIONS GENERALES

Art. 74. Le receveur régional est en tout ou en partie dans une des positions administratives suivantes :

1° activité de service;

2° non-activité.

58726 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 69: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Art. 75. Le receveur régional en activité de service a droit à un traitement et à un avancement de traitement, àmoins qu’il ne soit stipulé autrement.

Art. 76. § 1er. Le receveur régional en non-activité n’a pas droit à un traitement ni à un avancement de traitement,à moins qu’il ne soit stipulé autrement.

§ 2. Le receveur régional ne peut être mis ou maintenu en non-activité s’il se trouve dans les conditions requisespour obtenir une pension de retraite.

Art. 77. Pour la détermination de sa position administrative, le receveur régional est toujours censé être en activitéde service, sauf disposition expresse le placant en non-activité de plein droit ou sur décision de l’autorité compétente.

Art. 78. Pour l’application de la présente partie on entend par :

— « jour ouvrable » : le jour où le receveur régional est obligé de travailler en vertu du régime de travail qui luiest applicable;

— « jour de vacances » : le jour libre où le receveur régional n’est soumis a aucune obligation de travail;

— « congé » : le droit du receveur régional d’interrompre le service actif pour une raison bien déterminée;

— « dispense de service » : l’autorisation du commissaire d’arrondissement accordée au receveur régional d’êtreabsent pendant les heures de service durant un délai fixé au préalable, avec maintien de tous les droits.

Art. 79. Le receveur régional ne peut être absent sans avoir obtenu un congé, des vacances ou une dispense deservice.

Les congés et les dispenses de service doivent être demandés auprès du commissaire d’arrondissement.

Sans préjudice de l’application éventuelle d’une sanction disciplinaire ou d’une mesure administrative, le receveurrégional qui est absent sans permission, est en non-activité, sauf en cas de force majeure.

TITRE 2. — CONGES ANNUELS DE VACANCES ET JOURS FERIES

Art. 80. § 1er. Le receveur régional jouit d’un congé annuel de 35 jours ouvrables.

§ 2. Par dérogation à l’alinéa précédent, le receveur régional a cependant le droit de prendre, dans les limites des35 jours ouvrables, 4 jours ouvrables de congé de vacances sans que l’intérêt du service puisse lui être opposé par lecommissaire d’arrondissement.

§ 3. Le receveur régional prend les congés annuels de vacances au cours de l’année calendaire.

Dans des cas exceptionnels, le receveur régional est autorisé à reporter cinq jours de vacances à l’année suivante.

Art. 81. Chaque période d’activité de service donne droit à des jours de congés annuels de vacances.

Lorsqu’un receveur régional entre en service ou cesse définitivement ses fonctions en cours de l’année, ses congésde vacances seront diminués proportionnellement pendant l’année en cours.

Le nombre de jours de vacances ainsi calculé est toujours un demi-jour ou un jour complet. Ce nombre est arrondiau demi-jour ou au jour complet supérieur.

Art. 82. § 1er. Le receveur régional est en congé les jours fériés légaux et décrétaux, les 2 et 15 novembre et le26 décembre.

§ 2. En compensation des jours de vacances, visés au § 1er, qui coïncident avec un samedi ou un dimanche, lereceveur régional est en congé dans la période entre Noël et le Nouvel An.

Art. 83. Ces jours de vacances sont assimilés à une période d’activité de service. Ils ne sont pas suspendus en casde maladie mais bien en cas d’hospitalisation du receveur régional.

TITRE 3. — CONGE DE MATERNITE, CONGE DE PATERNITE ET CONGE D’ACCUEIL

CHAPITRE 1er. — Congé de maternité et congé de paternité

Art. 84. Le receveur régional a droit au congé de maternité visé à l’article 39 de la loi sur le travail du 16 mars 1971.Ce congé est assimilé à une période d’activité de service.

Les jours d’absence pour maladie pendant la période de sept semaines précédant la date d’accouchement effective,sont assimilés au congé de maternité. En cas de naissance multiple, cette période est portée à neuf semaines.

En cas de naissance prématurée, cette période est diminuée des jours où des prestations ont été effectuées au coursde la période de sept jours précédant l’accouchement.

Si l’accouchement a lieu après la date fixée par le médecin, le congé est prolongé jusqu’à la date réelle del’accouchement.

Lorsque le nouveau-né doit rester à l’hôpital pendant au moins huit semaines à compter de la naissance, la mèrepeut reporter le restant du congé de maternité prénatal jusqu’au moment où l’enfant vient à la maison.

En cas de décès de l’enfant dans l’année suivant sa naissance, la mère peut prendre le restant du congé de maternitéauquel elle a droit.

Art. 85. La période rémunérée de congé de maternité ne peut pas dépasser quinze semaines en cas d’un seulenfant, et dix-sept semaines en cas de naissance multiple.

Art. 86. Les articles 85 et 86 ne sont pas applicables en cas de fausse couche avant le 181e jour de la grossesse.

Art. 87. § 1er. En cas de décès de la mère, le père de l’enfant a droit au congé de paternité, dont la durée ne peutexcéder la partie du congé de maternité n’ayant pas été prise par la mère au moment de son décès.

§ 2. Lors d’une hospitalisation de la mère, le père de l’enfant a droit au congé de paternité, qui débute au plus tôtle huitième jour à compter de la naissance de l’enfant, à condition que l’hospitalisation de la mère dure plus de septjours et que le nouveau-né ait quitté l’hôpital.

Le congé de paternité expire au moment où l’hospitalisation de la mère prend fin et au plus tard au terme de lapériode correspondante à la partie du congé de maternité qui n’était pas encore prise par la mère au moment de sonhospitalisation.

§ 3. Ce congé de paternité est assimilé à une période d’activité de service.

58727BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 70: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

CHAPITRE 2. — Congé d’accueil

Art. 88. Un congé d’accueil est accordé au receveur régional, à sa demande, lorsqu’un enfant de moins de dix ansest recueilli dans son foyer en vue de son adoption ou de la tutelle officieuse.

Le congé est de six semaines au plus, si l’enfant accueilli n’a pas encore atteint l’âge de trois semaines. Si l’enfanta déjà atteint cet âge, le congé d’accueil est de quatre semaines au plus.

La durée maximum du congé d’accueil est doublée lorsque l’enfant accueilli est handicapé et satisfait auxconditions pour bénéficier des allocations familiales conformément à l’article 47 des lois coordonnées relatives auxallocations familiales pour travailleurs salariés ou de l’article 26 de l’arrêté royal du 8 avril 1976 établissant le régimedes prestations familiales en faveur des travailleurs indépendants.

Si un seul des partenaires cohabitants est adoptant ou exerce la tutelle officieuse, celui-ci peut seul bénéficier ducongé.

Art. 89. Ce congé est assimilé à une période d’activité de service.

TITRE 4. — CONGE DE MALADIE

Art. 90. § 1er. Le receveur régional qui est absent pour cause de maladie, jouit d’un congé de maladie.

§ 2. Ce congé de maladie est assimilé à une période d’activité de service.

Art. 91. § 1er. Le receveur régional en congé de maladie est soumis au contrôle d’un organe de contrôle médicalconformément aux règles spécifiques fixées par le Ministre flamand compétent pour la fonction publique. L’organe decontrôle médical est désigné par le Ministre flamand compétent pour la fonction publique.

§ 2. Lorsque le receveur régional ne peut pas se rallier à la décision du médecin de contrôle, il peut faire appel àune procédure d’arbitrage dont les modalités sont fixées par le Ministre flamand compétent pour la fonction publique.

Art. 92. Lorsque le receveur régional, au cours de sa carrière, a été absent pour cause de maladie pendant 666 joursouvrables, à compter de l’entrée en vigueur du présent statut, l’organe de contrôle médical, visé à l’article 92, peutproposer au Service de santé administratif de déclarer le receveur régional définitivement inapte.

Les jours de vacances que le receveur régional n’a pas pris en raison d’une maladie de longue durée, sont déduitsdu nombre de jours ouvrables cité au premier alinéa.

Art. 93. § 1er. L’organe de contrôle médical peut imposer ou autoriser l’exercice de prestations réduites pour causede maladie d’au moins 50 % pour une période de six mois au maximum, s’il estime que le receveur régional absent pourcause de maladie ou d’accident de droit commun est apte à reprendre l’exercice de ses fonctions par prestationsréduites.

L’exercice de prestations réduites peut être prolongé par l’organe de contrôle médical à plusieurs reprises d’unepériode d’au maximum six mois.

§ 2. L’absence du receveur régional au cours d’une période de prestations réduites pour cause de maladie estconsidérée comme un congé de maladie. Les jours sont déduits proportionnellement du nombre de jours visés àl’article 93.

Art. 94. § 1er. Le congé de maladie est accordé pour la durée de l’absence lorsqu’il est provoqué par :

— un accident de travail;

— un accident survenu sur le chemin du travail;

— une maladie professionnelle.

§ 2. Lorsque son absence est due aux raisons visées au § 1er, ou à un accident provoqué par la faute d’un tiers, lereceveur régional ne percoit son traitement qu’a titre d’avance, versée sur l’indemnité due par le tiers et récupérableà charge de ce dernier.

Dans ce cas, la Région flamande est subrogée de plein droit dans les droits, actions et voies de droit que l’intéressépourrait faire valoir contre l’auteur de l’accident et ce jusqu’à concurrence du traitement.

§ 3. Le gouverneur prend la décision juridique concernant la reconnaissance d’accidents de travail et d’accidentssurvenus sur le chemin du travail.

Il prend également la décision juridique sur l’octroi d’une indemnité en cas d’accident de travail, d’accidentsurvenu sur le chemin du travail et de maladies professionnelles dans le secteur public.

TITRE 5. — CONGES POUR INTERRUPTION DE CARRIERE

Art. 95. Le receveur régional a droit aux suivantes formes d’interruption de carrière, pour la prestation de soinspalliatifs, d’assistance ou de soins à un membre du ménage ou de la famille qui souffre d’une maladie grave et le congéparental.

CHAPITRE 1er. — Congé pour soins palliatifs

Art. 96. § 1er. La durée de l’interruption de carrière pour la prestation de soins palliatifs s’élève à un mois parpatient, une fois renouvelable d’un mois.

§ 2. Par « soins palliatifs » il faut entendre : chaque forme d’assistance et notamment d’assistance médicale, sociale,administrative et psychologique et de soins fournis à des personnes souffrant d’une maladie incurable et se trouvanten phase terminale.

Art. 97. Le receveur régional qui sollicite une interruption de carrière pour la prestation de soins palliatifs, eninforme par écrit le commissaire d’arrondissement. A cette communication, il joint le formulaire de demanded’allocation d’interruption et une attestation du médecin traitant de la personne ayant besoin de soins palliatifs. Il doitressortir de cette attestation que le receveur régional s’est déclaré prêt à fournir ces soins palliatifs. L’attestation nementionne pas l’identité du patient.

58728 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 71: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Art. 98. L’interruption de carrière pour la prestation de soins palliatifs peut prendre cours à un autre jour que lepremier jour du mois.

CHAPITRE 2. — Assistance ou prestation de soins à un membre du ménageou de la famille souffrant d’une maladie grave.

Art. 99. § 1er. La durée maximale de l’interruption à temps plein de la carrière pour assistance ou prestation desoins à un membre du ménage ou de la famille souffrant d’une maladie grave est de 12 mois par malade et la duréemaximale de l’interruption à mi-temps de la carrière pour assistance ou prestation de soins à un membre du ménageou de la famille souffrant d’une maladie grave est de 24 mois par malade.

La durée maximale de 12 ou de 24 mois est toutefois réduite de la durée des interruptions respectivement à tempsplein ou à mi-temps de la carrière dont le receveur régional a déjà bénéficié pour fournir une assistance ou dispenserdes soins au même malade.

§ 2. Le receveur régional peut prendre l’interruption de carrière pour assistance ou prestation de soins à unmembre du ménage ou de la famille souffrant d’une maladie grave par des périodes consécutives ou non d’un à troismois.

§ 3. Par « maladie grave », il faut entendre toute maladie ou intervention médicale considérée comme telle par lemédecin traitant dont le processus de guérison nécessite à son avis toute forme d’assistance sociale, familiale ouaffective ou de prestation de soins.

§ 4. Par « membre du ménage », il faut entendre toute personne cohabitant avec le receveur régional.

Par « membre de la famille », il faut entendre tout parent ou allié jusqu’au deuxième degré.

Art. 100. Le receveur régional qui interrompt sa carrière pour assister ou soigner un membre du ménage ou dela famille qui souffre d’une maladie grave, le communique par écrit au commissaire d’arrondissement. A cettecommunication, il joint le formulaire de demande d’allocation d’interruption et une attestation du médecin traitant dela personne ayant besoin de l’assistance ou des soins palliatifs. Il doit ressortir de cette attestation que le receveurrégional s’est déclaré prêt à fournir ces soins palliatifs. L’attestation ne mentionne pas l’identité du patient.

Art. 101. L’interruption de carrière pour la prestation d’assistance ou de soins à un membre du ménage ou de lafamille souffrant d’une maladie grave peut prendre cours à n’importe quel jour du mois.

CHAPITRE 3. — Congé parental

Art. 102. La durée du congé parental sous forme d’interruption à temps plein de la carrière s’élève à trois mois,et du congé parental sous forme d’interruption à mi-temps de la carrière à six mois.

§ 2. En cas de naissance, le congé parental sous forme d’interruption de carrière doit être pris par le receveurrégional avant que l’enfant n’ait atteint l’âge de quatre ans.

En cas d’adoption, le congé parental sous forme d’interruption de carrière doit être pris par le receveur régionaldans un délai de quatre ans à compter de l’inscription de l’enfant comme membre du ménage dans le registre de lapopulation ou dans le registre des étrangers de la commune où le receveur régional a sa résidence, et ce avant quel’enfant n’atteigne l’âge de 8 ans.

Au cas où l’enfant serait atteint d’une incapacité physique ou mentale de 66% au moins au sens du régime desallocations familiales, le droit à un congé parental est accordé au receveur régional jusqu’à ce que l’enfant atteint l’âgede 8 ans.

§ 3. Le receveur régional ayant déjà bénéficié pour le même enfant d’un congé parental sous la même forme ou sousune autre forme en tant que fonctionnaire ou agent contractuel d’un autre employeur, ne peut plus obtenir un congéparental sous forme d’interruption de carrière pour cet enfant.

Art. 103. Le receveur régional peut prendre le congé parental sous forme d’interruption de carrière immédiate-ment après le congé de maternité, le congé de paternité ou le congé d’accueil.

Art. 104. Le receveur régional masculin n’a droit à un congé parental sous forme d’interruption de carrière ques’il existe un lien de descendance directe entre lui et l’enfant ou s’il s’agit d’un enfant adopté par lui.

CHAPITRE 4. — Allocations d’interruption

Art. 105. Si le receveur régional n’a pas droit aux allocations d’interruption par suite d’une décision du directeurdu bureau de chômage compétent pour le ressort où il réside, ou renonce à ces allocations, l’interruption de carrièreest transformée en période de non-activité sans préjudice des exceptions définies par les autorités fédérales.

TITRE 6. — CONGE POUR MISSION

CHAPITRE 1er. — Congé pour l’exercice d’une fonction auprès d’un cabinet

Art. 106. Le receveur régional obtient un congé lorsqu’un ministre, un secrétaire d’état, un commissaire dugouvernement ou un membre du gouvernement d’une Communauté ou Région ou un commissaire européen ledésigne pour exercer une fonction auprès de son cabinet.

Le Ministre des Affaires intérieures doit donner son accord.

Art. 107. Ce congé est assimilé à une période d’activité de service.

CHAPITRE 2. — Congé pour mission d’intérêt général

Art. 108. Le receveur régional obtient un congé pour l’exercice d’une mission dont l’intérêt général est reconnu.

Art. 109. Ce congé n’est pas rémunéré et est assimilé à une période d’activité de service.

Le Ministre des Affaires intérieures peut décider de poursuivre le paiement du traitement du receveur régionalpour la durée de la mission et de réclamer le remboursement ou de payer le traitement entièrement ou partiellementsans le revendiquer ultérieurement.

Art. 110. Il faut entendre par mission :

1. l’exercice de missions nationales et internationales offertes par un gouvernement belge ou étranger ou uneadministration publique ou un organisme international;

2. les missions internationales dans le cadre de l’aide au développement, de la recherche scientifique ou de l’aidehumanitaire.

58729BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 72: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Art. 111. § 1er. Le caractère d’intérêt général est reconnu de plein droit aux missions accomplies dans un pays envoie de développement et aux missions qu’exerce le receveur régional désigné en qualité d’expert national en vertu dela décision de la Commission européenne du 7 janvier 1998 portant régime applicable aux experts nationaux détachésauprès des services de la Commission.

§ 2. Le Ministre des Affaires intérieures reconnaît le caractère d’intérêt général aux autres missions.

Le Ministre donne son accord pour la mission s’il estime que celle-ci présente un intérêt prépondérant soit pourle pays, soit pour le Gouvernement flamand ou l’administration flamande.

§ 3. Par dérogation aux §§ 1er et 2 du présent article, toute mission perd de plein droit son caractère d’intérêtgénéral à partir du premier jour du mois qui suit celui au cours duquel le receveur régional a atteint une anciennetéde service suffisante pour pouvoir prétendre à l’obtention d’une pension immédiate ou différée à charge dugouvernement étranger, de l’administration publique étrangère ou de l’organisme international au profit duquel lamission est accomplie.

Art. 112. Le Ministre des Affaires intérieures peut charger un receveur régional, avec son consentement, d’exercerune mission.

De même, tout receveur régional peut, avec l’accord du Ministre des Affaires intérieures, accepter l’exercice d’unemission.

Dans les deux cas, l’avis du gouverneur de province est sollicité par le Ministre.

Art. 113. Le Ministre des Affaires intérieures peut, à tout moment, mettre fin à la mission. Pour ce faire, il doitrespecter un délai de préavis d’au moins trois mois et de six mois au plus.

TITRE 7. — CONGES DE CIRCONSTANCE

Art. 114. § 1er. Des congés de circonstance peuvent être accordés au receveur régional à l’occasion de certainsévénements et dans les limites indiqués ci-après :

1. mariage du receveur régional et déclaration de cohabitation légale par le receveur régional : 4 jours ouvrables

2. accouchement de l’épouse ou de la personne avec laquelle il vit maritalement : 10 jours ouvrables

3. décès de l’époux/épouse, de la personne avec laquelle il vit maritalement, d’un parent ou allié au premier degrédu receveur régional, de son époux/épouse ou du partenaire cohabitant : 4 jours ouvrables

4. mariage d’un enfant du receveur régional, de l’époux(se) ou du partenaire cohabitant : 2 jours ouvrables

5. décès d’un parent ou allié du receveur régional ou du partenaire cohabitant à quelque degré que ce soit habitantsous le même toit que le receveur régional : 2 jours ouvrables

6. décès d’un parent ou allié du receveur régional ou du partenaire cohabitant au deuxième degré, unarrière-grand-parent ou un arrière-petit-enfant n’habitant pas sous le même toit que le receveur régional : 1 jourouvrable

7. mariage d’un parent ou allié au premier degré, qui n’est pas un enfant, ou au deuxième degré du receveurrégional, de l’époux(se) ou du partenaire avec lequel il vit maritalement : le jour du mariage.

§ 2. Le congé de circonstances est assimilé à une activité de service.

TITRE 8. — CONGE POLITIQUE

Art. 115. Le receveur régional a droit, suivant les cas et modalités cités ci-après, à un congé politique pourl’exercice d’un mandat politique ou d’une fonction pouvant y être assimilée, à condition qu’il respecte les dispositionsd’incompatibilité et prohibitives qui lui sont applicables en vertu de dispositions légales ou réglementaires.

Art. 116. A la demande du receveur régional, une dispense de service lui est accordée pour l’exercice des mandatspolitiques suivants, dans les limites fixées ci-après :

1. membre du conseil communal n’étant ni bourgmestre, ni échevin, ou membre d’un conseil d’assistance socialed’une commune ou d’un conseil de district d’un district, excepté le président : 2 jours par mois;

2. conseiller provincial n’étant pas membre de la députation permanente : 2 jours par mois.

Art. 117. A la demande du receveur régional, un congé politique facultatif lui est accordé pour l’exercice desmandats politiques suivants, dans les limites fixées ci-après :

1° conseiller communal n’étant ni bourgmestre, ni échevin, ou membre du conseil d’assistance sociale d’unecommune, ou du conseil de district d’un district, exceptés le président et les membres du bureau permanent ou dubureau :

a) jusqu’à 80.000 habitants inclus : 2 jours par mois;

b) plus de 80.000 habitants : 4 jours par mois;

2° échevin ou président du conseil d’assistance sociale d’une commune ou du conseil de district d’un district :

a) jusqu’à 30.000 habitants inclus : 4 jours par mois;

b) de 30.001 à 50.000 habitants inclus : un quart d’une fonction à temps plein;

c) de 50.001 à 80.000 habitants inclus : la moitié d’une fonction à temps plein;

3° membre du bureau permanent ou du bureau du conseil d’assistance sociale d’une commune ou du conseil dedistrict d’un district :

a) jusqu’à 10.000 habitants inclus : 2 jours par mois;

b) de 10.001 à 20.000 habitants inclus : 3 jours par mois;

c) plus de 20.000 habitants : 5 jours par mois.

4° bourgmestre d’une commune :

a) jusqu’à 30.000 habitants inclus : un quart d’une fonction à temps plein;

b) de 30.001 à 50.000 habitants inclus : la moitié d’une fonction à temps plein;

5° conseiller provincial n’étant pas membre de la députation permanente : 4 jours par mois.

58730 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 73: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Art. 118. Dans les limites fixées ci-après, le receveur régional est envoyé d’office en congé politique pour l’exercicedes suivants mandats politiques :

1° bourgmestre d’une commune :

a) jusqu’à 20.000 habitants inclus : 3 jours par mois;

b) de 20.001 à 30.000 habitants inclus : un quart d’une fonction à temps plein;

c) de 30.001 à 50.000 habitants inclus : la moitié d’une fonction à temps plein;

d) plus de 50.000 habitants : à temps plein.

Les présidents du conseil de district d’un district sont assimilés, en ce qui concerne le congé politique d’office, àun bourgmestre d’une commune, la durée du congé politique d’office étant limitée au pourcentage de l’indemnité dubourgmestre qu’ils recoivent.

2° échevin ou président du conseil d’assistance sociale d’une commune :

a) jusqu’à 20.000 habitants inclus : 2 jours par mois;

b) de 20.001 habitants à 30.000 habitants inclus : 4 jours par mois;

c) de 30.001 à 50.000 habitants inclus : un quart d’une fonction à temps plein;

d) de 50.001 à 80.000 habitants inclus : la moitié d’une fonction à temps plein;

e) plus de 80.000 habitants : à temps plein.

Les membres du bureau du conseil de district d’un district sont assimilés, en ce qui concerne le congé politiqued’office, à un échevin d’une commune, la durée du congé politique d’office étant limitée au pourcentage de l’indemnitédes échevins qu’ils recoivent.

3° membre de la députation permanente d’un conseil provincial : à temps plein;

4° membre de la Chambre des représentants ou du Sénat : à temps plein;

5° membre du Conseil de Bruxelles-Capitale : à temps plein;

6° membre du Parlement européen : à temps plein;

7° membre du Gouvernement fédéral : à temps plein;

8° membre du Gouvernement de Bruxelles-Capitale : à temps plein;

9° Secrétaire d’état régional de la Region Bruxelles-Capitale : à temps plein;

10° membre de la Commission de l’Union européenne : à temps plein.

Le congé politique d’office débute à la date de la prestation de serment.

Art. 119. Le receveur régional qui a droit à un congé politique d’une durée ne dépassant pas la moitié d’unefonction à temps plein pour l’exercice d’un mandat de bourgmestre, d’échevin ou de président d’un conseil d’assistancesociale ou du conseil de district d’un district, peut, à sa demande, obtenir un congé politique à mi-temps ou à tempsplein.

Le fonctionnaire qui a droit à un congé politique à mi-temps pour l’exercice d’un mandat cité au premier alinéa,peut, a sa demande, obtenir un congé politique à temps plein.

Le congé politique qui est obtenu par application des premier et deuxième alinéas, est assimilé à un congé politiqueaccordé d’office pour ce qui est de la répercussion sur la position administrative et pécuniaire du fonctionnaire.

Art. 120. Les absences pour cause de congé politique facultatif et de congé politique d’office pour l’exercice d’unmandat politique visé à l’article 118 et à l’article 119, premier alinéa, 1°, 2° et 3°, sont assimilées à une période d’activitéde service. Le receveur régional n’a toutefois pas droit à un traitement.

Le congé politique à temps plein accordé d’office pour l’exercice d’un mandat politique visé à l’article 119, premieralinéa, 4° à 10° inclus, est assimilé à une période de non-activité.

Le fonctionnaire a droit à l’avancement en échelle barémique, sauf en cas de congé politique à temps plein.

Art. 121. § 1er. Le congé politique accordé pour un mandat politique mentionné aux articles 117, 118 et 119,premier alinéa, 1°, 2° et 3°, prend fin au plus tard le dernier jour du mois suivant le mois pendant lequel le mandatexpire.

Le congé politique accordé pour un mandat politique mentionné à l’article 119, premier alinéa, 4° à 10° inclus,prend fin au plus tard au terme du sixième mois suivant l’expiration du mandat.

A partir de cet instant, l’intéressé obtient de nouveau tous les droits statutaires.

§ 2. Apres sa nouvelle entrée en service, le fonctionnaire ne peut cumuler son traitement avec un avantagequelconque rattaché a l’exercice du mandat expiré.

Le présent titre s’applique également au stagiaire.

TITRE 9. — CONGES ACCORDES EN VERTU DE DISPOSITIONS OU OBLIGATIONS FEDERALES

Art. 123. Conformément aux dispositions fédérales en la matière, le receveur régional a droit aux congés suivants :

- l’accomplissement, en temps de paix, des prestations militaires, ou des prestations au corps de protection civile,en qualité de volontaire;

- le congé à titre préventif;

- le congé syndical;

- le congé de maladie ou d’infirmité en cas d’un accident du travail, d’un accident survenu sur le chemin du travailou d’une maladie professionnelle.

58731BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 74: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

PARTIE X. — DEMISSION VOLONTAIRE DU RECEVEUR REGIONALET CESSATION DEFINITIVE DES FONCTIONS

Art. 124. Personne ne peut perdre la qualité de receveur régional avant l’âge normal de la mise à la retraite, saufaux cas fixés par les régimes de pensions ou par le présent arrêté.

Art. 125. Il est mis fin d’office et sans préavis à la qualité de receveur régional pour :

1° le receveur régional dont la nomination a été jugée irrégulière dans le délai d’introduction d’un recours enannulation auprès du Conseil d’Etat, ou, si un tel recours a été introduit, pendant la procédure; ce délai n’est pasapplicable au cas de fraude ou dol du fonctionnaire;

2° le receveur régional qui ne jouit plus de ses droits civils et politiques, qui ne satisfait plus aux lois de la miliceou qui ne satisfait plus à la condition de nationalité;

3° sans préjudice de l’application d’une procédure disciplinaire et la participation à une action de cessationconcertée du travail, le receveur régional qui sans motif valable, abandonne son poste et reste absent pendant plus dedix jours ouvrables;

4° le receveur régional qui se trouve dans une situation dans laquelle l’application des lois civiles et pénalesentraîne la cessation des fonctions;

5° le receveur régional qui est démissionné d’office ou qui est révoqué.

§ 2. Le receveur régional dont la nomination irrégulière au cas visé au § 1er, 1°, n’est pas due à un cas de fraudeou de dol dans son chef, recoit une indemnité de rupture qui correspond à un traitement de 3 mois pour chaque tranchecomplète ou commencée de 5 ans d’emploi en tant que fonctionnaire du ministère.

§ 3. Dans les autres cas visés au § 1er, la démission du receveur régional a lieu sans préavis ou indemnité derupture. Le gouverneur paie toutefois les cotisations patronales et ouvrières nécessaires à la reprise du receveurrégional concerné dans le régime chômage, l’assurance-maladie (secteur des allocations) et l’assurance maternité.

En cas de paiement de l’indemnité de rupture visée au § 2, les cotisations patronales et ouvrières sont retenues decette indemnité de rupture, pour l’assurance de chômage, l’assurance-maladie (secteur des allocations) et l’assurancematernité, et elles sont versées ensemble avec les cotisations patronales. Lorsque ce paiement de cotisations ne suffitpas, le gouverneur paie les cotisations patronales et ouvrières encore requises.

La durée de la période couverte par la retenue ou le paiement de cotisations patronales et ouvrières pourl’assurance de chômage, l’assurance-maladie (secteur des allocations) et l’assurance maternité ne peut dépasserl’emploi statutaire du receveur régional licencié, éventuellement majoré de la durée couverte par l’indemnité derupture.

§ 4. Le gouverneur accorde la démission.

§ 5. La réglementation exposée au présent article s’applique également aux stagiaires.

Art. 126. Entraînent la cessation définitive des fonctions :

1° la démission volontaire;

2° la mise à la retraite suite à l’âge ou l’inaptitude physique;

3° l’inaptitude professionnelle définitivement constatée.

Les dispositions des points 1° et 2° sont également applicables aux stagiaires.

Art. 127. En cas de démission volontaire, le receveur régional ou le stagiaire ne peut quitter son service qu’aprèsautorisation et qu’à l’expiration d’un délai de préavis de trente jours calendaires au moins. Si le gouverneur n’a pasrépondu dans un délai de trente jours calendaires à dater de la demande, l’autorisation est censée être donnée.

Par dérogation au premier alinéa, la personne concernée et le gouverneur peuvent raccourcir, de commun accord,le délai de préavis.

Une nomination définitive auprès d’une autre autorité est assimilée à une démission volontaire.

Art. 128. Le receveur régional qui a atteint l’âge de 60 ans est d’office mis à la retraite le premier jour du moissuivant le mois durant lequel, sans que l’inaptitude définitive a été constatée, ses absences pour cause de maladie ontatteint un total de 365 jours civils à compter de l’âge de 60 ans. Pour le calcul de ces 365 jours civils, n’entrent pas enligne de compte les absences dues à un accident de travail, à un accident survenu sur le chemin du travail ou à unemaladie professionnelle.

Art. 129. § 1er. Le receveur régional est déclaré définitivement inapte pour des raisons professionnelles s’il aobtenu l’évaluation « insuffisant » deux fois consécutives.

§ 2. Le licenciement entre en vigueur à l’expiration d’un délai de préavis. Ce délai de préavis s’élève à trois moispour le receveur régional qui est en service depuis moins de cinq ans en tant que receveur régional. Ce délai est majoréde trois mois au début de chaque nouvelle période de cinq ans de service en tant que receveur régional.

Le délai de préavis commence le premier jour du mois suivant la notification du licenciement. La notification sefait par lettre recommandée et prend effet le troisième jour après l’envoi.

Par dérogation au deuxième alinéa, de commun accord entre le gouverneur et le receveur régional, un délai depréavis plus long peut être convenu, ou le délai de préavis peut être raccourci.

Le gouverneur peut toutefois décider que le licenciement pour cause d’inaptitude professionnelle commenceimmédiatement, moyennant le paiement d’une indemnité de rupture égale au traitement qui correspond à la duréed’un délai de préavis normal.

§ 3. En vue de la reprise du receveur régional dans le régime de l’assurance chômage, de l’assurance maladie(secteur allocations) et de l’assurance maternité, les cotisations ouvrières concernées sont retenues pendant le délai depréavis ou sur l’indemnité de rupture, et versées ensemble avec les cotisations patronales. Lorsque ce paiement decotisations ne suffit pas, le gouverneur paie les cotisations patronales et ouvrières encore requises.

La durée de la période couverte par la retenue ou le paiement de cotisations patronales et ouvrières pourl’assurance de chômage, l’assurance-maladie (secteur des allocations) et l’assurance maternité ne peut dépasserl’emploi statutaire du receveur régional licencié, éventuellement majoré de la durée couverte par l’indemnité derupture.

58732 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 75: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Art. 130. Les receveurs régionaux admis à la pension de retraite, qui comptent au moins vingt ans de serviceseffectifs au moment de leur mise à la retraite, sauf en cas de mise à la retraite anticipée, par suite de blessures recuesou d’accidents survenus dans l’exercice ou à l’occasion de l’exercice de leurs fonctions, sont autorisés à porter le titrehonorifique de leur fonction.

PARTIE XI. — STATUT PECUNIAIRE

TITRE 1er. — REGIME DES REMUNERATIONS

CHAPITRE 1er. — L’échelle de traitement

Art. 131. Le traitement annuel, dénommé ci-après traitement, du receveur régional est fixé par l’échelle detraitement comportant :

— un traitement minimum;

— des traitements dénommés « échelons », résultant des augmentations de traitement intercalaires;

— un traitement maximum.

Le traitement et les augmentations de traitement intercalaires sont exprimés en euros.

Art. 132. Au grade de receveur régional est liée l’échelle de traitement suivante.

Receveur régional

Minimum 30.871,52

Maximum 45.052,27

Augmentations 2 x 2 x 1.289,20

9 x 2 x 1.289,15

0 30.871,52

1 30.871,52

2 32.160,72

3 32.160,72

4 33.449,92

5 33.449,92

6 34.739,07

7 34.739,07

8 36.028,22

9 36.028,22

10 37.317,37

11 37.317,37

12 38.606,52

13 38.606,52

14 39.895,67

15 39.895,67

16 41.184,82

17 41.184,82

18 42.473,97

19 42.473,97

20 43.763,12

21 43.763,12

22 45.052,27

CHAPITRE 2. — Fixation du traitement

Art. 133. L’ayant droit dans une échelle recoit à tout moment le traitement correspondant à son ancienneté quiconstitue le total des services admissibles.

CHAPITRE 3. — Services admissibles pour la fixation du traitement

Section 1re. — Comptabilisation des services à temps plein

Art. 134. Le receveur régional valorise tous les services à temps plein qu’il a prestés comme membre du personneldans le secteur public dans un des Etats membres de l’Espace économique européen ou auprès d’un organisme publicinternational.

Le Ministre des Affaires intérieures statue sur l’admissibilité des services.

58733BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 76: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Art. 135. Par dérogation à l’article 134, les receveurs régionaux qui étaient en fonction lorsque le présent statutentre en vigueur, maintiennent leur ancienneté pécuniaire.

Section 2. — Comptabilisation des services à temps partiel

Art. 136. Les services prestés par un receveur régional à temps partiel sont admissibles au prorata du régime desprestations, pour autant qu’ils absorbent au moins la moitié d’une activité professionnelle normale.

Section 3. — Dispositions générales complémentaires pour la comptabilisation des services antérieurset le calcul du traitement

Art. 137. La durée des services admissibles que compte le receveur régional ne peut jamais dépasser la duréeréelle des périodes que couvrent ces services.

Art. 138. Pour la détermination du traitement et la fixation du moment de l’augmentation de traitementintercalaire, seule l’ancienneté utile est retenue.

L’ancienneté utile est le plus petit nombre d’années de l’ancienneté pécuniaire globale d’un receveur régional quilui donne droit à une augmentation de traitement intercalaire.

CHAPITRE 4. — Paiement du traitement

Art. 139. § 1er. Le traitement mensuel est égal à 1/2e du traitement annuel.

§ 2. Lorsque le receveur régional est admis à la retraite ou est décédé, le traitement du mois en cours est payéentièrement à lui ou à ces ayants droit selon le cas.

§ 3. Le traitement est payé à terme échu, étant entendu que le compte du receveur régional est crédité au plus tardle dernier jour ouvrable du mois. Le traitement du mois de décembre est versé au compte du receveur régional au plustard le premier jour ouvrable du mois de janvier. Le traitement est payé par voie de virement.

§ 4. Au receveur régional qui est entré en service, il est payé depuis le premier mois, pour autant qu’il estimpossible de lui verser immédiatement le traitement exact, une avance mensuelle égale au traitement de base lié à songrade.

Le paiement de cette avance n’est pas soumis au visa de l’Inspection des Finances. Lorsque à la fin du deuxièmemois après son entrée en service, le receveur régional recruté n’a toujours pas recu de traitement suite à une fautecommise par l’autorité publique qui l’a recruté, il touche d’office des intérêts de retard sur le traitement de base. Cesintérêts de retard sont calculés depuis le mois qui suit la date de l’entrée en service.

Le traitement mensuel suit l’évolution de l’indice des prix à la consommation, conformément aux dispositionsprescrites par la loi du 1er mars 1977 organisant un régime de liaison à l’indice des prix à la consommation du Royaumede certaines dépenses dans le secteur public, modifiée par l’arrêté royal n° 178 du 30 décembre 1982 et sans préjudicede l’article 2 de l’arrêté royal du 24 décembre 1993 en exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de lacompétitivité du pays.

Le traitement mensuel à 100 % est rattaché à l’indice-pivot 138,01 (102,02).

CHAPITRE 5. — Calcul du traitement en cas de prestations à temps partiel

Art. 140. Lorsque le traitement mensuel n’est pas redevable en entier, le montant du traitement mensuel estcalculé suivant la formule suivante :

M = VWPW

x n% x NMoù :M = le traitement mensuel à payer (100 %)VW = le nombre de jours de travail pour lesquels le paiement est dûPW = le nombre de jours de travail à prestern % = le pourcentage des prestations fournies par le receveur régionalNM = le traitement mensuel normal (100 %) = le traitement annuel/12 (pour des prestations complètes)

TITRE 2. — ALLOCATIONS

CHAPITRE 1er. — Dispositions générales et définitions

Art. 141. Sauf stipulations contraires, l’allocation n’est pas due :

— s’il n’est pas payé de traitement;

— lors d’une absence de plus de 35 jours ouvrables.

Art. 142. Le fait qu’un receveur régional siège au sein de jurys, comités, conseils ou commissions relevant duMinistère de la Communauté flamande, ou d’une commune ou d’un centre public d’aide sociale où il est employé, nedonne pas lieu à l’octroi d’une allocation spéciale.

Art. 143. Les montants dus comme allocations sont payés arrondis à l’eurocent supérieur.

CHAPITRE 2. — Pécule de vacances et allocation de fin d’année

Art. 144. § 1er. Le receveur régional bénéficie d’un pécule de vacances et d’une allocation de fin d’année attribuéscomme stipulé ci-après.

§ 2. Le pécule de vacances et l’allocation de fin d’année sont un pourcentage du traitement brut.

§ 3. Pour l’application du présent arrêté, on entend par :

1° traitement brut : le traitement annuel indexé;

2° traitement mensuel brut : le traitement brut divisé par 12.

§ 4. Lorsque le receveur régional n’a fourni des prestations complètes que pendant une partie de la période deréférence, le pécule de vacances et l’allocation de fin d’année sont réduits au prorata du traitement brut gagné parrapport au traitement brut en cas de prestations complètes pour la période de référence complète.

§ 5. En cas de cessation prématurée de l’emploi, le pécule de vacances et l’allocation de fin d’année sont calculéssur la base du traitement brut pour prestations complètes du dernier mois d’emploi, et le pécule de vacances etl’allocation de fin d’année sont payés au cours du mois suivant la cessation de l’emploi.

58734 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 77: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Art. 145. § 1er. Pour le calcul du pécule de vacances, on entend par « période de référence » l’année calendaire quiprécède l’année de vacances.

§ 2. Le pécule de vacances s’élève à 92 % du traitement mensuel brut du mois d’avril de l’année de vacances. Lepécule de vacances est payé au cours du mois de mai de l’année de vacances.

§ 3. Le pécule de vacances est soumis à une retenue de 13,07 % à concurrence de 85 % du traitement mensuel brut.Lorsque le pécule de vacances est plafonné à 85 % du traitement mensuel brut, la retenue de 13,07 % se fait sur lemontant complet.

Art. 146. § 1er. Pour le calcul de l’allocation de fin d’année, on entend par « période de référence » la période du1er janvier au 30 septembre inclus.

§ 2. L’allocation de fin d’année s’élève à 50 % du traitement mensuel brut du mois de novembre.

§ 3. L’allocation de fin d’année est payée au cours du mois de décembre de l’année en question.

TITRE 3. — INDEMNITES

CHAPITRE 1er. — Dispositions générales et définitions

Art. 147. Il est accordé une indemnité au receveur régional qui est astreint à supporter des charges réelles qui nepeuvent être considérées comme normales et inhérentes à la fonction.

Art. 148. L’interruption de l’exercice de la fonction à laquelle une indemnité forfaitaire est attachée, entraîne pourle receveur régional la suspension du paiement de ladite indemnité, dans la mesure où les charges ne sont plussupportées.

Art. 149. Les indemnités sont fixées sans préjudice des dispositions relatives au contrôle administratif et aucontrôle budgétaire.

Art. 150. Les montants dus comme allocations sont payés arrondis à l’eurocent supérieur.

CHAPITRE 2. — Indemnité pour frais funéraires

Art. 151. En cas de décès du receveur régional, il est liquidé au profit de son conjoint non divorcé, ni séparé decorps ou, à son défaut, de ses héritiers en ligne directe, en compensation des frais funéraires, une indemnité. Celle-cicorrespond au montant mensuel de la dernière rémunération brute d’activité du receveur régional.

Le montant de l’indemnité ne peut dépasser un douzième du montant fixé en application de l’article 39, premier,troisième et quatrième alinéas de la loi sur les accidents du travail du 10 avril 1971.

Art. 152. A défaut des ayants droit visés à l’article 151, l’indemnité peut être liquidée au profit de toute personnephysique ou morale qui justifie avoir payé les frais funéraires. Dans ce cas l’indemnité est équivalente aux fraisréellement exposés, sans qu’elle puisse cependant excéder la somme précitée fixée en faveur du conjoint ou des héritiersen ligne directe.

Art. 153. Cette indemnité ne peut être cumulée avec des indemnités analogues accordées en vertu d’autresdispositions qu’à concurrence du montant visé à l’article 150.

CHAPITRE 3. — Indemnité de parcours et de repas

Art. 154. Les frais de parcours et les frais de repas ne sont indemnisés que pour des voyages de service accomplisaux frais du receveur régional. Les frais exposés par le receveur régional sont remboursés.

Art. 155. Le gouverneur de province décide sur le moyen de transport le plus justifié du point de vue fonctionnelet financier.

Art. 156. Le receveur régional bénéficie d’indemnités de parcours et de séjour telles que le personnel du Ministèrede la Communauté flamande.

Art. 157. Le gouverneur fixe la résidence du receveur régional dans le lieu où celui-ci exerce son activitéprincipale.

CHAPITRE 4. — Indemnité pour la reprise temporaire d’une autre administration

Art. 158. § 1er. Le receveur régional qui est chargé d’une administration supplémentaire par le commissaired’arrondissement, lors d’une absence temporaire du titulaire effectif responsable de cette administration, percoit uneindemnité.

§ 2. Le commissaire d’arrondissement fixe cette indemnité au prorata du nombre d’heures prestées pourl’administration supplémentaire. Cette indemnité est plafonnée à 25 % au maximum du traitement de base du receveurrégional.

§ 3. L’indemnité est allouée pour le deuxième et troisième mois que le receveur régional est chargé del’administration supplémentaire.

§ 4. Par dérogation au § 3, l’indemnité est également payée pour le premier mois que le receveur régional est chargéde l’administration supplémentaire, s’il est établi au préalable que l’absence du titulaire effectif dépassera un mois.

PARTIE XII. — LES RECEVEURS REGIONAUX CONTRACTUELS

Art. 159. Le présent statut s’applique également aux receveurs régionaux recrutés par contrat, à l’exception desdispositions des parties IV, V, VII, VIII et X et des articles 109 à 114 inclus.

PARTIE XIII. — DISPOSITIONS ABROGATOIRES ET FINALES

Art. 160. Sont abrogés :

— l’arrêté royal du 2 avril 1979 fixant les conditions et modalités de nomination des receveurs régionaux;

— l’arrêté ministériel du 16 juillet 1979 arrêtant le règlement d’ordre relatif à l’examen de recrutement dereceveur régional;

— l’arrêté du Gouvernement flamand du 12 décembre 2003 relatif à l’octroi d’un pécule de vacances et d’uneallocation de fin d’année aux gouverneurs de province, aux commissaires d’arrondissement et aux receveursrégionaux.

58735BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 78: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Art. 161. Le présent arrêté entre en vigueur le 1er juillet 2004.

Art. 162. Le Ministre flamand ayant les Affaires intérieures dans ses attributions est chargé de l’exécution duprésent arrêté.

Bruxelles, le 11 juin 2004.

Le Ministre-Président du Gouvernement flamand,B. SOMERS

Le Ministre flamand des Affaires intérieures, de la Culture, de la Jeunesse et de la Fonction publique,P. VAN GREMBERGEN

*MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP

[C − 2004/36234]N. 2004 — 304024 JUNI 2004. — Ministerieel besluit tot uitvoering van artikel 6, § 2,

van het besluit van de Vlaamse regering van 2 april 2004 betreffende de opleidingscheques

De Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme en de Vlaamse minister van Economie,Buitenlands Beleid en E-government,

Gelet op het decreet van 31 januari 2003 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid, inzonderheid ophoofdstuk I, V, XI tot en met XIV, XVI en XVII;

Gelet op het decreet van 19 december 2003 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004,inzonderheid op artikel 79;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 10 juni 2003 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden vande Vlaamse regering, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 29 augustus 2003, 24 oktober 2003 en18 februari 2004;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 5 september 2003 betreffende de peterschapsprojecten;Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 2 april 2004 betreffende de opleidingscheques;Gelet op het ministerieel besluit van 2 april 2004 tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse regering van

2 april 2004 betreffende de opleidingscheques;Gelet op het ministerieel besluit van 2 april 2004 tot uitvoering van artikel 6, § 2 en 3, van het besluit van de

Vlaamse regering van 2 april 2004 betreffende de opleidingscheques;Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1,

vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;Gelet op de dringende noodzakelijkheid;Overwegende dat er dringend uitvoering moet worden gegeven aan het Vlaams Werkgelegenheidsakkoord 2003-

2004 van 21 maart 2003 inzake de verruiming van het toepassingsgebied van de opleidingscheques tot de gehele privatesector voorzover die niet is vervat in de regeling uitgewerkt in het Vlaams Intersectoraal Akkoord voor desocial-profitsector 2000-2005 of in het federaal akkoord met de social-profit;

Overwegende dat om deze redenen de sectorenlijst gevoegd als bijlage bij het besluit van de Vlaamse regering van2 april 2004 betreffende de opleidingscheques, aangepast door het ministerieel besluit van 2 april 2004 tot uitvoeringvan artikel 6, § 2 en 3, van het besluit van de Vlaamse regering van 2 april 2004 betreffende de opleidingscheques,dringend dient te worden aangepast,

Besluit :

Artikel 1. In uitvoering van artikel 6, § 2, van het besluit van de Vlaamse regering van 2 april 2004 betreffende deopleidingscheques, wordt in de bijlage van dit laatste besluit de volgende sector gevoegd tot en met 31 december 2004 :

Nace-code Omschrijving

92.311 Zelfstandig werkende kunstenaars en artiesten

Art. 2. § 1. Dit besluit treedt in werking op 24 juni 2004.

§ 2. Hoofdstuk I, V en XI tot en met XIV, XVI en XVII van het decreet van 31 januari 2003 betreffende heteconomisch ondersteuningsbeleid treden voor de toepassing van het besluit van de Vlaamse regering van 2 april 2004betreffende de opleidingscheques, in werking op 2 april 2004.

Brussel, 24 juni 2004.

De Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme,R. LANDUYT

De Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid en E-government,P. CEYSENS

TRADUCTION

MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FLAMANDE

[C − 2004/36234]F. 2004 — 304024 JUIN 2004. — Arrêté ministériel portant exécution de l’article 6, § 2,

de l’arrêté du Gouvernement flamand du 2 avril 2004 relatif aux chèques-formation

Le Ministre flamand de l’Emploi et du Tourisme et la Ministre flamande de l’Economie, de la Politiqueextérieure et de l’E-gouvernement,

58736 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 79: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Vu le décret du 31 janvier 2003 relatif à la politique d’aide économique, notamment les chapitres Ier, V, XI à XIVinclus, XVI et XVII;

Vu le décret du 19 décembre 2003 contenant diverses mesures d’accompagnement du budget 2004, notammentl’article 79;

Vu l’arrêté du Gouvernement flamand du 10 juin 2003 fixant les attributions des membres du Gouvernementflamand, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 29 août 2003, 24 octobre 2003 et 18 février 2004;

Vu l’arrêté du Gouvernement flamand du 5 septembre 2003 relatif aux projets de parrainage;

Vu l’arrêté du Gouvernement flamand du 2 avril 2004 relatif aux chèques-formation;

Vu l’arrêté ministériel du 2 avril 2004 portant exécution de l’arrêté du Gouvernement flamand du 2 avril 2004relatif aux chèques-formation;

Vu l’arrêté ministériel du 2 avril 2004 portant exécution de l’article 6, §§ 2 et 3, de l’arrêté du Gouvernementflamand du 2 avril 2004 relatif aux chèques-formation;

Vu les lois sur le Conseil d’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973, notamment l’article 3, § 1er, remplacé par la loi du4 juillet 1989 et modifié par la loi du 4 août 1996;

Vu l’urgence;

Considérant qu’il importe d’exécuter d’urgence l’Accord flamand sur l’emploi 2003-2004 du 21 mars 2003 en ce quiconcerne l’extension du champ d’application des chèques-formation à l’ensemble du secteur privé, dans la mesure oùce dernier n’est pas repris dans le régime élaboré dans l’Accord intersectoriel flamand pour le secteur nonmarchand 2000-2005 ou dans l’accord fédéral avec le secteur non marchand;

Considérant que pour ces motifs, la liste des secteurs jointe en annexe à l’arrêté du Gouvernement flamand du2 avril 2004 relatif aux chèques-formation, adaptée par l’arrêté ministériel du 2 avril 2004 portant exécution del’article 6, §§ 2 et 3, de l’arrêté du Gouvernement flamand du 2 avril 2004 relatif aux chèques-formation, doit êtreadaptée d’urgence,

Arrête :

Article 1er. En exécution de l’article 6, § 2, de l’arrêté du Gouvernement flamand du 2 avril 2004 relatif auxchèques-formation, l’annexe audit arrêté est complétée par le secteur suivant jusqu’au 31 décembre 2004 inclus :

Code Nace Description

92.311 Artistes indépendants et artistes

Art. 2. § 1er. Le présent arrêté entre en vigueur le 24 juin 2004.

§ 2. Les chapitres Ier, V et XI à XIV, XVI et XVII du décret du 31 janvier 2003 relatif à la politique d’aide économique,entrent en vigueur le 2 avril 2004 pour l’application de l’arrêté du Gouvernement flamand du 2 avril 2004 relatif auxchèques-formation.

Bruxelles, le 24 juin 2004.

Le Ministre flamand de l’Emploi et du Tourisme,R. LANDUYT

La Ministre flamande de l’Economie, de la Politique extérieure et de l’E-gouvernement,P. CEYSENS

58737BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 80: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

COMMUNAUTE FRANÇAISE — FRANSE GEMEENSCHAP

MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE

[2004/201995]F. 2004 — 3041

5 MAI 2004. — Arrêté du Gouvernement de la Communauté française relatif à l’organisation des examens menantà l’octroi du certificat de connaissance approfondie d’une langue en vue de l’enseignement de cours enlangue d’immersion

Le Gouvernement de la Communauté française,

Vu l’article 20 de la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles;

Vu l’article 1er du décret du 17 juillet 2003 portant des dispositions générales relatives à l’enseignement en langued’immersion et diverses mesures en matière d’enseignement;

Vu l’avis de Monsieur l’Inspecteur des Finances, donné le 26 février 2004;

Vu l’accord du Ministre du Budget, donné le 5 mars 2004;

Vu le protocole de négociation syndicales conclu le 18 mars 2004 au sein du Comités de Secteur IX et du Comitédes services publics provinciaux et locaux, Section II, réunis conjointement;

Vu l’avis 36.827/2 du Conseil d’Etat donné le 19 avril 2004 sur la base de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 1o, deslois coordonnées du 12 janvier 1973 sur le Conseil d’Etat.

Sur la proposition du Ministre de la Culture, de la Fonction publique, de la Jeunesse et des Sports, du Ministrede l’Enfance, chargé de l’Enseignement fondamental, de l’Accueil et des Missions confiées à l’O.N.E., du Ministrede l’Enseignement secondaire et de l’Enseignement spécial et de la Ministre de l’Enseignement supérieur, de laRecherche scientifique et de l’Enseignement de Promotion sociale,

Arrête :

Section 1re. — Définitions

Article 1er. Au sens du présent arrêté, il faut entendre par :

- certificat : le certificat de connaissance approfondie d’une langue en vue de l’enseignement de cours en langued’immersion;

- jury : chacune des sections du jury institué par l’article 1er du décret du 17 juillet 2003 portant des dispositionsgénérales relatives à l’enseignement en langue d’immersion et diverses mesures en matière d’enseignement;

- titre de capacité à l’exercice de fonctions en langue d’immersion : tout titre requis ou jugé suffisant pour lerecrutement à des fonctions d’instituteur maternel, instituteur primaire, professeur de cours généraux au degréinférieur ou supérieur de l’enseignement secondaire, chargés des cours en immersion;

- fonction : la fonction d’instituteur maternel chargé des cours en immersion, la fonction d’instituteur primairechargé des cours en immersion, la fonction de professeur de cours généraux chargé des cours en immersion au degréinférieur, la fonction de professeur de cours généraux chargé des cours en immersion au degré supérieur

Section 2. — De l’examen

Art. 2. L’examen menant à l’obtention du certificat est accessible à tout porteur d’un titre de capacité à l’exercicede fonctions en langue d’immersion, à l’exception de ce qui est relatif à la preuve de la connaissance approfondie d’unedes langues d’immersion.

Art. 3. L’examen comporte les épreuves dont la durée et la note maximale sont indiquées au tableau ci-après.

Une note spéciale est attribuée pour la correction du langage, appréciée en fonction de l’ensemble des épreuvesorales et didactiques.

EPREUVES DUREE POINTS

1. Epreuve écrite : 3 h 00 40

2. Epreuve orale : 20 minutes 30

3. Epreuve didactique : 45 minutes 20

4. Correction du langage : - 10

———

100

Art. 4. § 1er. L’épreuve écrite consiste en une rédaction comportant une synthèse et un commentaire d’uneconférence de vingt minutes au maximum et portant sur un sujet d’intérêt général ou pédagogique.

Il est interdit de prendre des notes durant l’audition de la conférence.Le temps de la conférence n’est pas pris en considération pour fixer la durée de l’épreuve.Le jury organise deux épreuves écrites, l’une destinée aux porteurs d’un diplôme universitaire ou de niveau

universitaire, l’autre aux porteurs d’un diplôme d’autres niveaux d’enseignement.

58738 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 81: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

§ 2. L’épreuve orale comprend une conversation mettant en œuvre le vocabulaire courant propre à la fonctionen cause et spécialement la terminologie en rapport avec les branches à enseigner.

§ 3. L’épreuve didactique comprend l’exposé d’une leçon dont le sujet est attribué par tirage au sort parmitrois propositions formulées par chaque candidat lors de son inscription et communiqué au candidat la veille del’épreuve.

§ 4. Pour la détermination des branches à enseigner visée au § 2 et la vérification de l’adéquation des propositionsde sujets de leçons, visées au § 3, au regard des fonctions à exercer, le jury se réfère à la spécificité des titres requis tellequ’elle est fixée par les articles 6 et 7 de l’arrêté de l’Exécutif de la Communauté française du 22 avril 1969 fixant lestitres requis des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d’éducation, du personnelparamédical, du personnel psychologique, du personnel social des établissements d’enseignement préscolaire,primaire, spécial, moyen, technique, artistique, de promotion sociale et supérieur non universitaire de la Communautéfrançaise et des internats dépendant de ces établissements ou telle qu’elle est déterminée en application de l’article 13du même arrêté.

Pour les porteurs du seul diplôme de licencié, il est procédé, par analogie, comme s’ils étaient également porteurdu grade d’agrégé de l’enseignement secondaire supérieur.

Pour l’application du présent paragraphe, les porteurs du diplôme de licencié en philologie germanique, langueset littératures germanique ou langues et littératures modernes, complété le cas échéant par un diplôme d’agrégé del’enseignement secondaire supérieur, de même que les licenciés interprètes ou traducteurs sont, pour la langueanglaise, allemande ou néerlandaise non mentionnée sur leur diplôme mais dont ils désirent néanmoins faire lapreuve d’une connaissance approfondie, assimilés au porteur du diplôme de licencié en philologie germanique,langues et littératures germanique ou langues et littératures modernes obtenu dans cette langue complété par undiplôme d’agrégé de l’enseignement secondaire supérieur.

S’agissant des porteurs du diplôme de puéricultrice, les épreuves sont celles organisées pour les porteurs dudiplôme d’instituteur maternel ou préscolaire.

Art. 5. § 1er. L’épreuve didactique est présentée devant au moins les deux membres du jury représentant en sonsein la fonction pour laquelle le candidat dispose du titre requis ou, à défaut, suffisant A.

§ 2. Le travail remis par chaque candidat au terme de l’épreuve écrite est corrigé par au moins deux des membresdu jury non visés au paragraphe 1er du présent article.

§ 3. L’épreuve orale est présentée devant au moins deux membres du jury qui n’ont pas participé à l’évaluationde l’épreuve écrite et de l’épreuve didactique.

§ 4. Chaque membre du jury est tenu de participer à l’évaluation d’au moins une des épreuves visées auxparagraphes 1er à 3 du présent article.

Art. 6. Le jury choisit les textes des conférences qui feront l’objet des épreuves écrites visées à l’article 4 etdétermine ceux de ses membres qui seront chargés du rôle de conférencier.

Art. 7. Les épreuves sont publiques.

Art. 8. Le coût de l’inscription aux examens est fixé à 5 euros.

Section 3. — Composition du jury

Art. 9. Le jury comprend 8 membres effectifs et 8 membres suppléants, porteurs d’un titre requis ou d’un titre jugésuffisant A pour exercer la fonction d’instituteur maternel chargé des cours en immersion, la fonction d’instituteurprimaire chargé des cours en immersion, la fonction de professeur de cours généraux chargé des cours en immersionau degré inférieur ou la fonction de professeur de cours généraux chargé des cours en immersion au degré supérieur,avec une représentation de deux membres pour chaque fonction. Tous doivent être habilités à enseigner dans la languede l’immersion faisant l’objet de l’examen.

Le président et son suppléant sont choisis parmi les agents des services du Gouvernement de rang 12 au moins.Le secrétaire et son suppléant sont choisis parmi les agents des services du Gouvernement de niveau 2 au moins.Les membres et leurs suppléants sont choisis pour moitié parmi les membres du personnel des établissements

d’enseignement officiel et pour moitié parmi les membres du personnel des établissements d’enseignement libre quisont en activité de service, en disponibilité pour convenances personnelles précédant la pension de retraite ou retraitésdepuis moins de cinq ans.

Section 4. — Fonctionnement

Art. 10. Le jury siège à Bruxelles.

Art. 11. Le président veille à la régularité des opérations, prend toutes les dispositions utiles à l’organisation desépreuves et dirige les délibérations. Il est assisté du secrétaire.

Art. 12. Le jury siège deux fois par an.Les dates des épreuves, le lieu où elles se tiennent ainsi que les modalités de paiement du droit d’inscription sont

fixées par avis publié au Moniteur belge et portés par le président à la connaissance des chefs d’établissements etdirecteurs des établissements d’enseignement organisés ou subventionnés par la Communauté française qui organisentun enseignement en langue d’immersion.

Le président convoque les membres et les candidats et fixe les dates des séances.Le président, le secrétaire, ainsi que chaque membre empêché convoque son suppléant.

Art. 13. Aucun membre de la commission ne peut interroger, apprécier les épreuves ou délibérer lorsque lecandidat est un conjoint, un parent ou allié jusqu’au quatrième degré inclusivement.

Si le président se trouve dans un des cas visés à l’alinéa précédent, il est remplacé par son suppléant. Si celui-cine peut siéger, il est remplacé par le plus âgé des membres présents.

58739BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 82: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Section 5. — Délibérations.

Art. 14. Le jury délibère à huis clos.Il peut délibérer sur toute question qui lui est soumise par le président ou par un membre.Art. 15. Obtiennent le certificat les candidats ayant obtenu au moins 50 % des points à chacune des épreuves

et une moyenne de 60 % au moins à l’ensemble desdites épreuves. Pour les autres candidats, le jury décidecollégialement et souverainement de la délivrance ou du refus d’octroi dudit certificat.

Sauf erreur matérielle, actée au procès verbal de délibération, les notes attribuées à chaque épreuve par lesmembres du jury sont définitives et ne peuvent être modifiées en cours de délibération.

Le jury motive le refus ou l’octroi du certificat.Art. 16. Le jury délibère valablement lorsque sont réunis au moins les deux tiers des membres ayant participé

aux épreuves présentées par chaque candidat.Les décisions sont prises à la majorité simple des voix exprimées par les membres présents. En cas de parité,

la voix du président est prépondérante.Le secrétaire n’a pas voix délibérative.Art. 17. Les décisions du jury et leurs motifs sont portées à la connaissance de chacun des candidats par courrier

recommandé. Les décisions portant octroi du certificat le sont conformément aux modèles annexés au présent arrêté.Art. 18. Le Ministre ayant les statuts des membres du personnel de l’enseignement dans ses attributions est

chargé de l’exécution du présent arrêté.Bruxelles, le 5 mai 2004.

Pour le Gouvernement de la Communauté française :

Le Ministre de la Culture, de la Fonction publique, de la Jeunesse et des Sports,C. DUPONT

Le Ministre de l’Enfance, chargé de l’Enseignement fondamental, de l’Accueil et des Missions confiées à l’O.N.E.,J.-M. NOLLET

Le Ministre de l’Enseignement secondaire et de l’Enseignement spécial,P. HAZETTE

La Ministre de l’Enseignement supérieur, de l’Enseignement de Promotion sociale et de la Recherche scientifique,Mme F. DUPUIS

VERTALING

MINISTERIE VAN DE FRANSE GEMEENSCHAP

[2004/201995]N. 2004 — 3041

5 MEI 2004. — Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de organisatie van examens voorde toekenning van het getuigschrift van grondige kennis van een taal met het oog op het geven van taallessendoor middel van onderdompeling

De Regering van de Franse Gemeenschap,

Gelet op artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;

Gelet op artikel 1 van het decreet van 17 juli 2003 houdende algemene bepalingen over het taalonderricht doormiddel van onderdompeling en diverse maatregelen op het gebied van onderwijs;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 26 februari 2004;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 5 maart 2004;

Gelet op het protocol van het vakbondsoverleg, gesloten op 18 maart 2004 binnen het Comité van de Sector IX enhet Comité voor provinciale en lokale overheden, Afdeling II, die samen bijeengekomen waren;

Gelet op het advies 36.827/2 van de Raad van State gegeven op 19 april 2004 op basis van artikel 84, § 1,alinea 1, 1o van de gecoördineerde wetten van 12 januari 1973 over de Raad van State;

Op voorstel van de Minister van Cultuur, Ambtenarenzaken, Jeugdzaken en Sport, de Minister van Kinderwelzijn,belast met het Basisonderwijs, de Opvang en de Opdrachten toegewezen aan de « O.N.E. », de Minister van SecundairOnderwijs en Buitengewoon Onderwijs en de Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie enWetenschappelijk Onderzoek,

Besluit :

Deel 1. — Definities

Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder :- getuigschrift : het getuigschrift van grondige kennis van een taal met het oog op het geven van taallessen door

middel van onderdompeling;- examencommissie : ieder deel van de examencommissie ingevoerd door artikel 1 van het decreet van 17 juli 2003

houdende algemene bepalingen over het taalonderricht door middel van onderdompeling en diverse maatregelen ophet gebied van onderwijs;

58740 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 83: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

- bekwaamheidsbewijs voor het uitoefenen van functies in de taal van onderdompeling : elk bewijs dat vereistwordt of als voldoende beschouwd wordt voor de werving voor de functies van kleuteronderwijzer, onderwijzer voorhet lager onderwijs, leerkracht van algemene lessen in de lagere graad of de hogere graad van het middelbaaronderwijs, belast met de lessen door onderdompeling;

- functie : de functie van kleuteronderwijzer belast met de lessen door onderdompeling, de functie vanonderwijzer voor het lager onderwijs belast met de lessen door onderdompeling, de functie van leerkracht vanalgemene lessen belast met de lessen door onderdompeling in de lagere graad, de functie van leerkracht van algemenelessen belast met de lessen door onderdompeling in de hogere graad.

Deel 2. — Het examen

Art. 2. Het examen om het getuigschrift te bekomen, is toegankelijk voor iedereen die een bekwaamheidsbewijsvoor het uitoefenen van functies in de taal van onderdompeling bezit, met uitzondering van de bewijzen die betrekkinghebben op de proef van grondige kennis van een van de talen van onderdompeling.

Art. 3. In onderstaande tabel worden de proeven van het examen weergegeven met hun respectievelijke duur enhet hoogste cijfer dat erop behaald kan worden.

Een speciaal cijfer wordt gegeven voor de verbetering van het taalgebruik. Dit laatste wordt beoordeeld in functievan het geheel van de mondelinge proef en de didactische proef.

PROEVEN DUUR PUNTEN

1. Schriftelijke proef : 3 uur 40

2. Mondelinge proef : 20 minuten 30

3. Didactische proef : 45 minuten 20

4. Verbetering van het taalgebruik : - 10

——

100

Art. 4. § 1. De schriftelijke proef bestaat uit een schrijfoefening waarbij een synthese moet worden gemaakt encommentaar moeten worden gegeven betreffende een conferentie van maximum twintig minuten die handelt over eenpedagogisch onderwerp of een onderwerp van algemeen belang.

Het is verboden om aantekeningen te maken tijdens het beluisteren van de conferentie.

De duur van de conferentie wordt niet meegerekend om de duur van de proef vast te leggen.

De examencommissie organiseert twee schriftelijke proeven, een proef is bestemd voor de houders van eenuniversitair diploma of een diploma van universitair niveau, de andere proef is voor de houders van een diploma vanandere onderwijsniveaus.

§ 2. De mondelinge proef omvat een gesprek waarin de gangbare woordenschat wordt aangewend die typisch isvoor de betrokken functie en in het bijzonder de terminologie van de te onderwijzen vakgebieden.

§ 3. De didactische proef omvat het geven van een les waarvan het onderwerp bepaald wordt door loting uit drievoorstellen die iedere kandidaat bij zijn inschrijving heeft ingediend, en dit onderwerp wordt de dag voor de proef aande kandidaat meegedeeld.

§ 4. Voor de bepaling van de te onderwijzen vakgebieden bedoeld in § 2 en de controle of de voorstellen van delesonderwerpen bedoeld in § 3 afgestemd zijn op de uit te oefenen functies, verwijst de examencommissie naar despecificiteit van de vereiste titels zoals deze wordt vastgelegd door artikels 6 en 7 van het besluit van de uitvoerendemacht van de Franse Gemeenschap van 22 april 1969, die de titels vastleggen die vereist zijn voor de leden van hetdirectiepersoneel en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel, het paramedisch personeel, hetpsychologisch personeel, het sociaal personeel van de instellingen van voorschools onderwijs, lager onderwijs,buitengewoon onderwijs, middelbaar onderwijs, technisch onderwijs, kunstonderwijs, onderwijs voor sociale promotieen hoger niet-universitair onderwijs van de Franse Gemeenschap en de internaten die van deze instellingen afhankelijkzijn, of zoals deze wordt bepaald overeenkomstig artikel 13 van hetzelfde besluit.

Voor diegenen die enkel een licentiaatsdiploma bezitten, wordt mutatis mutandis te werk gegaan alsof zij eveneenseen aggregaat behaald hadden voor het hoger middelbaar onderwijs.

Voor de toepassing van deze paragraaf worden de houders van een diploma van licentiaat Germaanse filologie,Germaanse taal- en letterkunde of moderne taal- en letterkunde, zo nodig aangevuld met een aggregaatsdiploma voorhet hoger middelbaar onderwijs, alsook de licentiaten vertaler of tolk, wat de talen Engels, Duits of Nederlands betreftdie niet voorkomen op hun diploma, maar waarvoor zij nochtans de proef van grondige kennis wensen af te leggen,gelijkgesteld aan de houders van een diploma van licentiaat Germaanse filologie, Germaanse taal- en letterkunde ofmoderne taal- en letterkunde behaald in deze taal en aangevuld met een aggregaatsdiploma voor het hoger middelbaaronderwijs.

58741BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 84: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Voor de houders van een diploma kinderverzorging zijn de proeven gelijk aan de proeven die georganiseerdworden voor de houders van een diploma van onderwijzer van het kleuteronderwijs of voorschools onderwijs.

Art. 5. § 1. De didactische proef wordt voorgesteld voor ten minste de twee examencommissieleden die binnen deexamencommissie de functie vertegenwoordigen waarvoor de kandidaat over de vereiste titel beschikt of, bij gebrekedaarvan, een titel die beoordeeld werd als voldoende A.

§ 2. Het werk dat elke kandidaat op het einde van de schriftelijke proef inlevert, wordt verbeterd door minstenstwee examencommissieleden niet bedoeld in paragraaf 1 van dit artikel.

§ 3. De mondelinge proef wordt afgelegd voor minstens twee examencommissieleden die niet hebbendeelgenomen aan de beoordeling van de schriftelijke proef en de didactische proef.

§ 4. Elk examencommissielid is verplicht om deel te nemen aan de beoordeling van minstens een van de proevenbedoeld in paragrafen 1 tot 3 van dit artikel.

Art. 6. De examencommissie kiest de teksten van de conferentie die zullen dienen voor de schriftelijke proevenbedoeld in artikel 4 en bepaalt wie van de examencommissieleden de rol van spreker zullen moeten spelen.

Art. 7. De proeven zijn openbaar.

Art. 8. De inschrijvingskosten voor de examens bedragen 5 euro.

Deel 3. — Samenstelling van de examencommissie

Art. 9. De examencommissie bestaat uit 8 effectieve leden en 8 plaatsvervangende leden, die houder zijn van eenvereiste titel of een titel die beoordeeld werd als voldoende A om de functie uit te oefenen van kleuteronderwijzer belastmet de lessen door onderdompeling, de functie van onderwijzer voor het lager onderwijs belast met de lessen dooronderdompeling, de functie van leerkracht algemene lessen belast met de lessen door onderdompeling in de lageregraad, de functie van leerkracht algemene lessen belast met de lessen door onderdompeling in de hogere graad, meteen vertegenwoordiging van twee leden voor elke functie. Zij moeten allen gerechtigd zijn om les te geven in de taalvan onderdompeling waarover het examen handelt.

De voorzitter en zijn plaatsvervanger worden gekozen uit de ambtenaren van de diensten van de Regering van tenminste rang 12.

De secretaris en zijn plaatsvervanger worden gekozen uit de ambtenaren van de diensten van de Regering van tenminste niveau 2.

De leden en hun plaatsvervangers worden voor de helft gekozen uit de personeelsleden van de instellingen vanhet staatsonderwijs en voor de helft uit de personeelsleden van de instellingen van het vrij onderwijs die indienstactiviteit zijn, om persoonlijke redenen op verlof zijn voorafgaand aan het pensioen of sinds minder dan vijf jaarop pensioen zijn.

Deel 4. — Werking

Art. 10. De examencommissie zetelt te Brussel.

Art. 11. De voorzitter waakt over een regelmatige werking, neemt alle maatregelen die nodig zijn voor deorganisatie van de proeven en leidt de deliberaties. Hij wordt bijgestaan door de secretaris.

Art. 12. De examencommissie zetelt twee maal per jaar.

De data van de proeven, de plaats waar zij afgenomen worden en de betalingsmodaliteiten voor de inschrijvingworden vastgelegd door middel van een bericht gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad en worden door de voorzittermeegedeeld aan de schoolleiders en directeurs van de onderwijsinstellingen die door de Franse Gemeenschapgeorganiseerd of gesubsidieerd worden en taalonderricht door middel van onderdompeling inrichten.

De voorzitter roept de leden en kandidaten bijeen en legt de data voor de bijeenkomsten vast.

De voorzitter, de secretaris alsook elk lid dat belet is, roept zijn plaatsvervanger op.

Art. 13. Geen enkel lid van de commissie mag ondervragen, de proeven beoordelen of delibereren indien dekandidaat een echtgenoot, bloed- of aanverwant tot en met de vierde graad is.

Indien de voorzitter zich in een van de situaties bedoeld in de vorige alinea bevindt, dan wordt hij vervangen doorzijn plaatsvervanger. Als deze laatste niet kan zetelen, dan wordt hij vervangen door de oudste van de aanwezige leden.

Deel 5. — Deliberaties

Art. 14. De examencommissie delibereert achter gesloten deuren.

De examencommissie mag delibereren over eender welk onderwerp dat door de voorzitter of een lid wordtvoorgelegd.

Art. 15. De kandidaten die op elke proef ten minste 50 % van de punten behaald hebben en op het geheel vanbovenstaande proeven gemiddeld ten minste 60 % behaald hebben, bekomen het getuigschrift. Voor de anderekandidaten beslist de examencommissie collegiaal en soeverein over de uitreiking of de weigering van de toekenningvan bovengenoemd getuigschrift.

Met uitzondering van een onjuistheid die optreedt bij het maken van de notulen van de deliberatie, zijn de puntendie de examencommissieleden voor elke proef gegeven hebben, definitief en kunnen tijdens de deliberatie nietveranderd worden.

58742 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 85: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

De examencommissie motiveert de weigering van de toekenning van het getuigschrift.Art. 16. De examencommissie delibereert op geldige wijze als ten minste twee derden van de leden bijeengekomen

zijn, die hebben deelgenomen aan de proeven voorgesteld door iedere kandidaat.Beslissingen worden genomen met gewone meerderheid van de stemmen die door de aanwezige leden worden

uitgebracht. Bij gelijkheid van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.De secretaris is niet stemgerechtigd.Art. 17. De beslissingen van de examencommissie en hun motieven worden aan iedere kandidaat meegedeeld

door middel van een aangetekend schrijven. De beslissingen houdende toekenning van het getuigschrift stemmenovereen met de modellen die bij dit besluit zijn bijgevoegd.

Art. 18. De Minister die bevoegd is voor de Statuten van de personeelsleden van het onderwijs, is belast met deuitvoering van dit besluit.

Brussel, 5 mei 2004.Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap :

De Minister van Cultuur, Ambtenarenzaken, Jeugdzaken en Sport,C. DUPONT

De Minister van Kinderwelzijn,belast met het Basisonderwijs, de Opvang en de Opdrachten toegewezen aan de ″O.N.E.″,

J.-M. NOLLET

De Minister van Secundair Onderwijs en Buitengewoon Onderwijs,P. HAZETTE

De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek,Mevr. F. DUPUIS

*MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE

[2004/29214]F. 2004 — 304212 MAI 2004. — Arrêté du Gouvernement de la Communauté française rendant obligatoire la décision de la

commission paritaire de l’enseignement fondamental libre confessionnel du 13 octobre 2003 relative à laprocédure électorale pour la mise en place ou le renouvellement des instances de concertation locales

Le Gouvernement de la Communauté française,

Vu le décret du 1er février1993 fixant le statut des membres du personnel subsidiés de l’enseignement libresubventionné, notamment l’article 97;

Vu la demande de la commission paritaire de l’enseignement fondamental libre confessionnel;Sur proposition du Ministre chargé de la Fonction publique;Vu la délibération du Gouvernement de la Communauté française du 12 mai 2004,

Arrête :

Article 1er. Est rendue obligatoire la décision du 13 octobre 2003 de la commission paritaire de l’enseignementfondamental libre confessionnel relative à la procédure électorale pour la mise en place ou le renouvellement desinstances de concertations locales, telle qu’annexée.

Art. 2. Le présent arrêté produit ses effets au 13 octobre 2003.

Art. 3. Le Ministre qui a dans ses attributions les Statuts des membres du personnel de l’enseignement est chargéde l’exécution du présent arrêté.

Bruxelles, le 12 mai 2004.

Pourr le Gouvernement de la Communauté française :

Le Ministre chargé de la Fonction publique, de la Culture, de la Jeunesse et des Sports,Ch. DUPONT

Commission paritaire de l’enseignement fondamental libre confessionnel : procédure électorale pour la mise en placeou le renouvellement des instances de concertation locales

Préambule :1. La procédure électorale décrite ci-dessous vise exclusivement à déterminer la représentativité des délégations

syndicales au sien des I.C.L.2. a) Les élections pour le renouvellement des représentants du personnel au sein des I.C.L. ou pour la désignation

des représentants du personnel là où il n’y a pas d’I.C.L. auront lieu pendant la période prévue pour les électionssociales 2004 entre le 6 et le 19 mai 2004.

b) Les I.C.L. à mettre en place ne doivent faire l’objet d’une sélection que si une organisation syndicale en fait lademande par écrit auprès du P.O. avant le 13 février 2004.

CHAPITRE Ier. — Procédure électorale avec calendrier commun

Première étape

Organisation du calendrier

Article 1er. 1. Les organisations syndicales sont tenues de déposer leur liste de candidats au plus tard le22 mars 2004 par envoi recommandé ou par remise de la main à la main avec accusé de réception auprès du présidentdu P.O. ou de son délégué.

58743BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 86: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

La lettre recommandée produit ses effets le 3e jour ouvrable qui suit son envoi.

2. Au plus tard pour le 22 mars 2004, l’employeur fixe en concertation avec l’Instance de concertation locale enplace ou à défaut, avec la délégation syndicale qui demande la mise en place d’une I.C.L. :

a) la date des élections qui doit obligatoirement se situer entre le 6 et le 19 mai inclus ainsi que le calendrier de laprocédure;

b) la liste des électeurs par bureau de vote et par ordre alphabétique. Elle doit mentionner le nom, prénom, datede naissance et sexe des électeurs ainsi que leur(s) lieu(x) de travail;

c) le nombre de mandats à pourvoir (en fonction de l’article 7 de la décision de la commission paritaire du24 janvier 1996 portant création d’une I.C.L. - le nombre des membres du personnel étant celui calculé en référence aucapital-périodes utilisé par le pouvoir organisateur divisé par 24 membres en primaire et en référence au nombred’emplois en maternelle fixé selon la dernière dépêche ministérielle accordant les subventions-traitements reçues aujour des élections). Cette disposition modifie l’article 7, § 2, b, dernier alinéa de la décision du 24 janvier 1996 portantcréation des I.C.L.;

d) le nombre de bureaux de vote, leurs lieu et heures d’ouverture. Dans le cas où plusieurs bureaux de vote sontprévus, il sera procédé à la désignation d’un bureau principal chargé du dépouillement; en principe, un bureau de votesera établi par établissements distants de plus de 300 m, sauf accord contraire des parties;

e) la composition des bureaux de vote (un président, un secrétaire et au minimum un assesseur). Les candidats nepeuvent être membres sauf si le nombre de membres du personnel ne permet pas de faire autrement;

f) les lieux prévus pour l’affichage.

Les élections ont lieu aux jour, heure et lieu habituels d’activités scolaires.

3. Pour le 26 mars 2004 au plus tard, l’employeur procède à l’affichage des décisions qu’il a prises suite à laconcertation visée au point 2 ainsi qu’à l’affichage des listes de candidats.

4. Jusqu’au 2 avril 2004, toutes les parties concernées peuvent formuler toute réclamation qu’elles jugeront utiles,soit au sujet des décisions prises par l’employeur telles qu’affichées conformément au point 3, soit au sujet de laprocédure électorale, soit au sujet des istes de candidats.

Ces réclamations sont introduites comme suit :

- les membres du personnel soumis au décret du 1er février 1003 et les organisations syndicales doivent introduireleurs réclamations au sujet des décisions prises par l’employeur telles qu’affichées conformément au point 3, au sujetde la procédure électorale ou des listes de candidats auprès de l’I.C.L. ou, à défaut, auprès du président du P.O. ou deson délégué pour le 2 avril au plus tard.

En cas de réclamation d’un ou de plusieurs membres du personnel auprès du président du P.O. ou de son délégué,celui-ci transmet la réclamation aux organisations syndicales concernées le 1er jour ouvrable qui suit la réception de laréclamation.

- Le P.O. doit introduire ses réclamations au sujet des listes de candidats auprès de l’I.C.L. ou, à défaut, auprès desorganisations syndicales concernées pour le 2 avril au plus tard.

Le cas échéant, les délégués du personnel siégeant à l’I.C.L. transmettent la réclamation du P.O. à leur organisationsyndicale.

5. Jusqu’au 7 avril, les réclamations pourront être réglées de façon interne soit au sein de l’I.C.L., soit enconcertation entre l’employeur et les organisations syndicales concernées.

58744 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 87: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

En cas de litige, celui-ci sera soumis au bureau de conciliation de la commission paritaire de l’enseignementfondamental libre confessionnel qui se réunira le 16 avril.

Lelitige sera transmis au président de la commission paritaire de l’enseignement fondamental libre confessionnelau plus tard le 15 avril à l’adresse suivante :

Ministère de l’Emploi et du Travail, à l’attention de M. Jean-Louis Richard, président de la commission paritairede l’enseignement fondamental, rue Belliard 51-53, 1040 Bruxelles, (Tél. : ##, fax. : ##, e-mail : ##).

CHAPITRE II. — Procédure avec calendrier spécifique en fonction de la date fixéepar le pouvoir organisateur pour l’élection de l’I.C.L.

Deuxième étape

Art. 2. 1. La date des élections, fixée en respect de l’article 1er, § 2, a, doit nécessairement se situer entre le 6 et le9 mai inclus.

2. Dans le cas où une étape de la procédure se termine un samedi, un dimanche ou un jour de fermeture del’établissement, il y a lieu de prendre en compte le dernier jour ouvrable qui précède immédiatement ce jour.

Affichage des informations

Art. 3. 1. Jusqu’au 12e jour précédant les élections, les organisations syndicales qui ont présenté une listepourront, après en avoir informé l’employeur, remplacer un candidat qui figure sur les listes affichées, dans les cassuivants :

- le décès d’un candidat;

- la démission d’un candidat de son emploi;

- la démission ou l’exclusion d’un candidat de l’organisation représentative des membres du personnel qui l’aprésenté;

- le retrait par un candidat de sa candidature.

Le nouveau candidat figurera sur la liste, au choix de l’organisation qui a présenté sa candidature, soit à la mêmeplace que le candidat qu’il remplace, soit comme dernier candidat à la fin de la liste.

Ces modifications seront affichées par l’employeur, dès que le remplacement lui aura été signifié, aux lieux prévus.

Le 11e jour avant la date fixée pour les élections, l’employeur procède à l’affichage des listes définitives d’électeurset de candidats.

Il procède également au toilettage des listes d’électeurs rayant les personnes qui ne sont plus membres dupersonnel à cette date.

Dispense d’organiser les élections

Art. 4. La procédure électorale est arrêtée 12 jours avant la date fixée pour l’élection lorsqu’une seule organisationsyndicale est représentée et présente un nombre de candidats égal ou inférieur au nombre de mandats maximum parliste à attribuer. Dans ce cas, ces candidats sont élus d’office.

Le bureau électoral doit néanmoins se réunir pour établir un procès-verbal où il indiquera qu’il n’y a pas eu de votepour le motif énoncé ci-dessus.

La décision d’arrêter la procédure et la composition de l’I.C.L. sont communiquées aux membres du personnel parvoie d’affichage.

Convocations

Art. 5. 1. Au plus tard 10 jours avant la date fixée pour l’élection, les convocations seront mises à la dispositiondes électeurs au bureau de la direction et, ce, jusqu’au jour fixé pour l’élection. Chaque électeur en accusera réceptionau moment où il recevra sa convocation. Cette convocation reprend la date, l’heure et le lieu du bureau de vote choisipour les élections.

2. Au plus tard 10 jours avant la date fixée pour l’élection, l’employeur notifie une convocation à tous les membresdu personnel temporairement éloignés du service et dont la durée d’éloignement couvre au minimum la période du19 avril jusqu’à la date fixée pour les élections.

cette notification se fait soit par lettre recommandée, soit par remise de la main à la main contre accusé de réceptionen y joignant la liste des candidats.

Qualité d’électeur

Art. 6. En conformité avec la décision du 24 janvier 1996 portant création des I.C.L., a la qualité d’électeur toutmembre du personnel en activité de service (ou en maladie ou en congé assimilé à une activité de service) au sein dupouvoir organisateur et quel que soit l’horaire dont il dispose pour autant qu’il dispose d’une ancienneté de service ausein du P.O. d’au moins 15 semaines au moment des élections.

Cette disposition modifie l’article 9b in fine, de la décision du 24 janvier 1996 portant création des I.C.L.

Tout membre du personnel mis en disponibilité par défaut d’emploi concerve la qualité d’électeur tant qu’il n’estpas entièrement réaffecté dans un établissement relevant d’un autre pouvoir organisateur.

Conditions d’éligibilité

Art. 7. Sont éligibles les membres du personnel qui, à la date des élections, sont engagés à titre définitif àconcurrence d’un 1/4 temps au moins par le pouvoir organisateur concerné et sont soumis aux dispositions du décretdu 1er février 1993 fixant le statut des membres du personnel subsidiés de l’enseignement libre subventionné, en activitéde service ou en congé de maladie ou en congé assimilé à de l’activité de service.

Tout membre du personnel mis en disponibilité par défaut d’emploi reste éligible tant qu’il n’est pas entièrementréaffecté dans un établissement relevant d’un autre pouvoir organisateur.

Nul ne peut être membre de plus d’une I.C.L.

58745BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 88: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Bulletins de vote

Art. 8. Les bulletins de vote, établis par le pouvoir organisateur, reprennent les listes déposées par lesorganisations syndicales sous les titres suivants : A.P.P.E.L., F.I.C., S.E.L.

Le vote

Art. 9. 1. Le vote n’est pas obligatoire. Toutefois, le P.O. encourage les membres du personnel à y participer demanière à assurer au mieux leur représentativité.

2. Le vote est à bulletin secret. L’électeur vote de manière nominative sur une même liste ou en tête de liste.

3. En cas de vote nominatif, le nombre maximum de votes émis ne peut dépasser le nombre de mandats àpourvoir.

4. En cas de vote en tête de liste assorti d’un vote nominatif sur une même liste, seul le vote nominatif sera prisen considération.

5. Est réputé nul, tout vote exprimé sur différentes listes ou tout bulletin qui ne respecterait pas les prescriptionsdécrites supra (points 2 et 3) ou tout vote qui porterait atteinte au secret du scrutin.

6. Le vote par procuraiton n’est autorisé qu’en cas de maladie ou incapacité de travail et sur production d’uncertificat médical ou en cas de travail dans un autre établissement scolaire dépendant d’un autre P.O. ou auprès d’unautre employeur le jour des élections.

Un membre du personnel ne peut être porteur que d’une seule procuration.

La procuration datée et signée par le mandant et portant nom, prénom et date de naissance de la personnemandatée sera remise au président du bureau électoral, lequel s’assurera de la conformité du document et signalera lefait au procès-verbal des élections.

La procuration y sera annexée.

7. Un témoin par organisation sydicale pourra être présent dans le bureau de vote pour autant qu’il détienne undocument probant de l’organisation syndicale.

Le dépouillement

Art. 10. 1. Lorsque plusieurs bureaux de vote ont été constitués, les urnes contenant les bulletins de vote sontamenées sous scellés au bureau de vote désigné pour le dépouillement. Les témoins peuvent assister au transfert desurnes.

2. Le bureau de dépouillement dont le président est le président du pouvoir organisateur ou un membre déléguédu pouvoir organisateur, est composé paritairement de représentants du pouvoir organisateur et de membres dupersonnel non candidats (temporaires ou définitifs).

Il comporte au moins 2 membres du P.O., dont 1 assume la présidence, et 2 membres non candidats du personnel,dont l’un assume le secrétariat.

Un membre candidat peut toutefois siéger dans le bureau électoral si le nombre de membres du personnel nepermet pas de faire autrement.

Les témoins peuvent assister au dépouillement.

Dévolution des sièges

Art. 11. L’attribution des sièges entre organisations syndicales et la désignation des candidats élus à l’intérieur dechaque liste s’opère de la manière suviante :

1. Attribution de sièges entre organisations syndicales :

1.1. Un siège est attribué par liste.

1.2. La dévolution des sièges supplémentaires éventuels s’établit comme suit :

a) le nombre de voix obtenu par chaque organisation est divisé successivement par 2, 3, 4; On obtient ainsi desquotients électoraux qui déterminent l’attribution des sièges supplémentaires;

b) en cas d’égalité du quotient électoral en a), c’est la liste qui a obtenu le plus de voix qui bénéficie du mandatsupplémentaire.

2. Désignation des candidats à l’intérieur de chaque liste.

2.1. Lorsque le nombre de candidats d’une liste est égal ou inférieur à celui de sièges revenant à cette liste, cescandidats sont tous élus.

2.2. Lorsque ce nombre est supérieur, les sièges sont confiés aux candidats qui atteignent le chiffre spéciald’éligibilité dans l’ordre de leur présentation. S’il reste des mandats à conférer, ils le sont aux candidats qui ont obtenule plus grand nombre de voix. En cas de parité, l’ordre de présentation prévaut.

2.3. Préalablement à la désignaiton des élus, le bureau principal procède à l’attribution individuelle aux candidatsdes votes de liste favorables à l’ordre de présentation.

2.4. Le nombre de ces votes de liste est établi en multipliant le nombre de bulletins marqués tête de liste par lenombre de sièges obtenus par cette liste. L’attribution des votes de tête de liste se fait d’après un mode dévolutif : lesvotes de tête de liste sont ajoutés aux suffrages nominatifs obtenus par le premier candidat de la liste à concurrence dece qui est nécessaire pour parfaire le chiffre d’éligibilité spécial à la liste. L’excédent, s’il y en a, est attribué dans unemesure semblable au deuxième candidat et ainsi de suite jusqu’à ce que tous les votes de listes aient été attribués.

2.5. Le chiffre d’éligibilité spécial à chaque liste s’obtient en divisant par le nombre plus un de sièges attribués àla liste l’ensemble des suffrages utiles. Lorsqu’il comprend une décimale, il est arrondi au chiffre inférieur pour unedécimale de un à quatre, au chiffre supérieur pour une décimale de cinq à neuf.

2.6. l’ensemble des suffrages utiles est établi en multipliant le nombre de bulletins contenant un vote valable entête de liste additionné du nombre de bulletins contenant des suffrages en faveur d’un ou de plusieurs candidat de laliste par le nombre de sièges obtenus par la liste.

58746 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 89: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Le procès-verbal

Art. 12. A l’issue du dépouillement, le bureau de dépouillement établit un procès-verbal mentionnant le nombrede votes valables, les voix obtenues par chacun des candidats, les voix exprimées en tête de liste ainsi que lareprésentativité des organisations syndicales. Les témoins pourront faire des remarques éventuelles sur leprocès-verbal.

Le procès-verbal de dépouillement est signé et certifié par le représentant du pouvoir organisateur et par lesmembres du personnel qui ont procédé au dépouillement et, ce, sur l’honneur ainsi que par les témoins éventuels visésà l’article 10 de la présente décision.

Le pouvoir organisateur en adresse copie par envoi recommandé aux organisations syndicales ayant déposé uneliste dans les cinq jours ouvrables qui suivent la date des élections.

A sa demande, le président de la commission paritaire peut également en obtenir copie.

Art. 13. Le pouvoir organisateur conserve les bulletins ainsi que l’original du procès-verbal de dépouillementjusqu’à l’expiration du délai de recours visé à l’article 14.

Recours

Art. 14. En cas de contestation relative à la procédure électorale, toute partie intéressée peut saisir le bureau deconciliation institué auprès de la commission paritaire de l’enseignement fondamental libre confessionnel dans les15 jours de la notification du procès-verbal.

La saisine du bureau de conciliation est suspensive.

Art. 15. Dès réception du procès-verbal de dépouillement, les organisations syndicales accusent réception etconfirment le mandat attribué à leurs délégués.

Lorsqu’un représentant du personnel ne peut plus exercer son mandat pour un des motifs suivants :

- décès;

- démission;

- retrait de l’accréditation par l’organisation syndicale;

- démission de l’organisation syndicale,

l’organisation syndicale concernée désigne un remplaçant, le cas échéant, d’abord parmi les membres non élus de laliste qu’elle avait présentée.

Dans ce cas, le membre du personnel remplaçant continue l’exercice du mandat jusqu’aux prochaines élections.

Art. 16. Les mandats des nouveaux élus prennent leurs effets au 1er juillet 2004. Les I.C.L. en place gardent leursprérogatives jusqu’à cette date.

Art. 17. Les organisations syndicales procèderont à la désignation des mandataires aux OrCE dans le respect del’article 6, § 2, de l’A.G.C.F. du 1er octobre 1998, pour le 1er juillet 2004.

Art. 18. La présente décision prend effet le 13 octobre 2003 et prend fin le 30 juin de l’année scolaire précédant lesélections sociales suivantes.

Les parties s’engagent à renégocier les termes de la présente décision pour les élections sociales suivantes.

Art. 19. Les parties signataires demandent au Gouvernement de la Communauté française de rendre obligatoirecette décision conformément aux dispositions du décret du 1er février 1993 fixant le statut des membres du personnelsubsidié de l’Enseignement libre subventionné.

Pour la F.I.C.-C.S.C. :R. DOLOGNE

Pour le S.E.L.-F.G.T.B. :M.-C. PIRENNE

Pour l’A.P.P.E.L.-C.G.S.L.B. :J. MORISOT

Pour le SeGeC :J.-F. DELSARTEJ. LEMPEREUR

S. VANOIRBECKJ. WARICHET

J. DESERT

58747BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 90: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Instance de Concertation locale — I.C.L. — Elections mai 2004

EN PRATIQUE

Calendrier commun :

- 22 mars 2004 → date limite de dépôt des candidatures + décision suite à la concertation

- 26 mars → affichage provisoire

- 2 avril → date limite d’introduction des réclamations

- 7 avril → date limite de règlement interne des réclamations

- 16 avril → Bureau de conciliation

- 1er juillet 2004 → mise en place de la nouvelle I.C.L.

Calendrier spécifique (en fonction de la date choisie pour les élections)

J − 12 J − 11 J − 10 Date de l’élection J + 5 J + 15

Dernières modifications deslistes de candidats + Arrêté

éventuel de la procédure

Affichage deslistes définitives

Convocations misesà disposition

Entre le 6 et le 19 meifixée en concertations

Copie du procès-verbaladressé aux syndicats

Délai pour introduireen recours

7 mai 7 mai (8/05) 7 mai (9/05 19 mai 24 mai 3 juin

6 mai 7 mai 7 mai (8/05) 18 mai 19 mai (23/05) 2 juin

5 mai 6 mai 7 mai 17 mai 19 mai (22/05) 1er juin

/ / / 16 mai (dimanche) / /

/ / / 15 mai (samedi) / /

30 avril (2/05) 3 mai 4 mai 14 mai 19 mai 28 mai (29/05)

30 avril (1/05) 30 avril (2/05) 3 mai 13 mai 18 mai 28 mai

30 avril 30 avril (1/05) 30 avril (2/05) 12 mai 17 mai 27 mai

29 avril 30 avril 30 avril (1/05) 11 mai 14 mai (16/05) 26 mai

28 avril 29 avril 30 avril 10 mai 14 mai (15/05) 25 mai

/ / / 9 mai (dimanche) / /

/ / / 8 mai (samedi) / /

23 avril (25/04) 26 avril 27 avril 7 mai 12 mai 19 mai (22/05)

23 avril (24/04) 23 avril (25/04) 23 avril 6 mai 11 mai 19 mai (21/05)

58748B

EL

GISC

HSTA

AT

SBL

AD

—03.08.2004

—M

ON

ITE

UR

BE

LG

E

Page 91: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

CALENDRIER

Elections des I.C.L. lors des élections sociales 2004

JOUR J → date fixée pour l’élection de l’I.C.L.qui se situe entre le 6 et le 19 mai 2004

22 mars 2004 → - date limite de dépôt des candidatures (article 1er, § 1er)- décision suite à la concertation (article 1er, § 2)

26 mars → affichage provisoire (article 1er, § 3)

2 avril → date limite d’introduction des réclamations (article 1er, § 4)

7 avril → date limite de règlement interne des réclamations

16 avril → Bureau de conciliation

Remarque : ces deux dernières dates tombent les vacances de Pâques.

J − 12 (au plus tard) → - dernières modifications des listes de candidats- arrêt éventuel de la procédure

J − 11 → affichage des listes électorales et des listes de candidats définitives (article 3)

J − 10 (au plus tard) → les convocations doivent être mises à disposition des électeurs (article 4)

J → jour des élections : vote + dépouillement + procès-verbal (articles 9, 10, 11, 12, 13, 14)

J + 5 (au plus tard) → copie du procès-verbal de dépouillement adressée aux organisations syndicales(article 15)

J + 15 → délai pendant lequel un recours peut être introduit en cas de contestations relative àla procédure électorale (article 16)

1er juillet 2004 → les mandats des nouveaux élus prennent leurs effets (article 18)

VERTALING

MINISTERIE VAN DE FRANSE GEMEENSCHAP

[2004/29214]N. 2004 — 3042

12 MEI 2004. — Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap waarbij algemeen verbindend wordt verklaardde beslissing van de paritaire commissie van het confessioneel vrij basisonderwijs van 13 oktober 2003betreffende de verkiezingsprocedure voor de instelling of de vernieuwing van de plaatselijke overleginstanties

De Regering van de Franse Gemeenschap,

Gelet op het decreet van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van hetgesubsidieerd vrij onderwijs, inzonderheid op artikel 97;

Gelet op de aanvraag van de paritaire commissie voor het confessioneel vrij basisonderwijs;

Op de voordracht van de Minister belast met Ambtenarenzaken;

Gelet op de beraadslaging van de Regering van de Franse Gemeenschap van 12 mei 2004,

Besluit :

Artikel 1. Wordt algemeen verbindend verklaard de beslissing van de paritaire commissie van het confessioneelvrij basisonderwijs van 13 oktober 2003 betreffende de verkiezingsprocedure voor de instelling of de vernieuwing vande plaatselijke overleginstanties, zoals bijgevoegd.

Art. 2. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 13 oktober 2003.

Art. 3. De Minister tot wiens bevoegdheid de Statuten van de leden van het onderwijspersoneel behoren, is belastmet de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 12 mei 2004.

Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap :

De Minister belast met Ambtenarenzaken, Cultuur, Jeugd en Sport,Ch. DUPONT

58749BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 92: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE

[2004/29215]F. 2004 — 304312 MAI 2004. — Arrêté du Gouvernement de la Communauté française rendant obligatoire la décision de la

commission paritaire centrale des centres psycho-médico-sociaux libres confessionnels du 26 novembre 2003fixant son règlement d’ordre intérieur

Le Gouvernement de la Communauté française,

Vu le décret du 31 janvier 2002 fixant le statut des membres du personnel technique subsidié des centrespsycho-médico-sociaux libres subventionnés, plus particulièrement l’article 114;

Vu la demande de la commission paritaire centrale des centres psycho-médico-sociaux libres confessionnels;Sur proposition du Ministre chargé de la Fonction publique;Vu la délibération du Gouvernement de la Communauté française du 12 mai 2004,

Arrête :

Article 1er. Est rendue obligatoire la décision du 26 novembre 2003 de la Commission paritaire centrale descentres psycho-médico-sociaux libres confessionnels fixant son règlement d’ordre intérieur telle qu’annexée.

Art. 2. Le présent arrêté sort ses effets au 15 octobre 2003.

Art. 3. Le Ministre qui a dans ses attributions les Statuts des membres du personnel de l’enseignement est chargéde l’exécution du présent arrêté.

Bruxelles, le 12 mai 2004.

Pour le Gouvernement de la Communauté française :

Le Ministre chargé de la Fonction publique, de la Culture, de la Jeunesse et des Sports,Ch. DUPONT

Règlement d’ordre intérieur de la commission paritaire centraledes centres psycho-médico-sociaux libres confessionnels subventionnés

CHAPITRE Ier. — Institution - Siège

Article 1er. La commission paritaire centrale des centres psycho-médico-sociaux libres confessionnels subvention-nés, dénommée ci-après « la commission paritaire », est instituée par arrêté du Gouvernement de la Communautéfrançaise du 4 septembre 2002 portant création de la commission paritaire centrale des centres psycho-médico-sociauxlibres confessionnels subventionnés, pris en application du décret du 31 janvier 2002 fixant le statut des membres dupersonnel technique subsidié des centres psycho-médico-sociaux libres confessionnels subventionnés.

Sa compétence s’étend aux membre du personnel technique subsidiés occupés par les centres spycho-médico-sociaux susvisés et aux employeurs qui les occupent.

Art. 2. Le siège de la commission paritaire se tient dans les locaux du Ministère de la Communauté française,boulevard Léopold II 44, à 1080 Bruxelles.

Toutefois, si les membres de la commissaion paritaire l’ont décidé, les réunions peuvent se tenir en dehors du siègesusdit.

CHAPITRE II. — Missions et composition

Section 1re. — Missions

Art. 3. La commission paritaire a principalement pour missions :

1° de délibérer sur les conditions générales de travail dans les centres psycho-médico-sociaux susvisés;

2° d’établir pour le personnel technique susvisé des règles complémentaires aux dispositions statutaires du décretdu 31 janvier 2002 et de ses arrêtés d’exécution;

3° de prévenir ou de concilier tout différend qui menacerait de s’élever ou se serait élevé entre les pouvoirsorganisateurs et les membres du personnel technique;

4° de suivre l’évolution du droit social et d’y adapter les règles complémentaires;

5° de connaître des demandes d’avis introduites par le membre du personnel technique ou le pouvoir organisateuren matière d’incompatibilité conformément à l’article 23 du décret du 31 janvier 2002.

Section 2. — Composition

Art. 4. La commission paritaire est composée de :

1° un président et un vice-président;

2° un référendaire;

3° un secrétaire et un secrétaire adjoint;

4° de 6 membres effectifs et 6 membres suppléants représentant les pouvoirs organisateurs des centrespsycho-médico-sociaux libres confessionnels subventionnés et de 6 membres effectifs et 6 membres suppléantsreprésentant les organisations syndicales représentatives des membres du personnel des centres psycho-médico-sociaux libres confessionnels subventionnés, affiliées à une organisation syndicale représentée au Conseil national duTravail.

Les président, vice-président, référendaire, secrétaire, secrétaire adjoint et membres de la commission paritaire ontété nommés pour la première fois par l’arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 17 avril 2003 portantnomination des membres de la commission paritaire centrale des centres psycho-médico-sociaux libres confessionnelssubventionnés.

58750 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 93: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Les membres sont désignés pour une durée de quatre ans.

Le mandat prend fin :

1° en cas de démission;

2° lorsque l’organisation qui a présenté le membre concerné demande son remplacement;

3° en cas de décès.

Lorsqu’une organisation demande au Ministre compétent le remplacement d’un membre effectif ou suppléant, elletransmet copie de cette demande de modification au président de la commission paritaire.

Tout membre quittant la commission paritaire est remplacé dans les trois mois qui suivent.

Le remplacant achève le mandat de celui à la place duquel il est désigné.

Art. 5. Les membres de la commission paritaire peuvent se faire assister par des conseillers techniques.

Le nombre de conseillers techniques peut s’élever à huit personnes.

Le nombre de conseillers techniques qui pourra être délégué par les organisations d’employeurs est fixé à 4. Lenombre de conseillers techniques qui pourra être délégué par les organisations syndicales est fixé à 2 pour laCSC-Enseignement, 1 pour le SEL-SETCA et 1 pour l’APPEL.

Les conseillers techniques ont voix consultative.

CHAPITRE III. — Fonctionnement

Section 1re. — Réunions

Art. 6. La commission paritaire se réunit à l’initiative du président ou à la demande d’un de ses membres.

Cette demande mentionne les points que l’organisation désire voir porter à l’ordre du jour et est accompagnéed’une note explicative et de toute la documentation nécessaire.

Les questions soumises par les organisations sont inscrites à l’ordre du jour d’une réunion se tenant dans les30 jours à dater de la réception de la demande par le président.

Art. 7. Le président fixe la date et l’ordre du jour de la réunion.

En cours de réunion, chaque membre peut proposer de modifier l’ordre du jour. Les modifications doivent êtreadoptées à l’unanimité.

Art. 8. Les membres sont convoqués à l’intervention du président. La convocation indique la date, le lieu et l’ordredu jour de la réunion et est accompagnée de la note explicative visée à l’article 6 ainsi que de toute la documentationrelative à l’ordre du jour.

Elle est adressée aux membres effectifs et suppléants ainsi qu’au référendaire au moins 10 jours avant la date dela réunion.

Art. 9. Le membre effectif empêché pourvoit à sa suppléance.

Lorsqu’un membre suppléant remplace un membre effectif, il en avertit le président dès l’ouverture de la séance.

Lorsque des conseillers techniques assistent à la réunion, la commission paritaire en est informée au début de laséance par un membre de la commission paritaire.

Art. 10. la commission paritaire ne délibère valablement que si toutes les organisations étant représentées, lamoitié au moins des membres effectifs ou suppléants représentant les employeurs et la moitié au moins des membreseffectifs ou suppléants représentant les travailleurs sont présents.

Si les conditions visées à l’alinéa précédent ne sont pas remplies, une nouvelle réunion sera convoquée et elledélibèrera valablement quels que soient les organisations et le nombre de représentants présents sur les points inscritsà l’ordre du jour de la séance précédente.

Art. 11. Le président vérifie sur les conditions fixées pour délibérer valablement sont réunies.

Les décisions sont prises à l’unanimité des voix des membres présents, la majorité des membres se trouvant réuniedans chaque groupe.

Le président veille à la transmission des décisions de la commission paritaire auprès du Gouvernement de laCommunauté française ainsi, s’il échet, qu’aux parties concernées. Il assure cette transmission dans les 8 jours suivantl’approbation définitive du texte de la décision.

Lorsque la commission paritaire prend une décision, elle précise si elle souhaite que le Gouvernement de laCommunauté française lui donne ou non force obligatoire.

Le président informe les membres de la commission de la suite réservée par le Gouvernement.

Art. 12. Le secrétaire et/ou le secrétaire adjoint assiste(nt) aux réunions de la commission paritaire.

Le référendaire assiste aux réunions de la commission paritaire lorsqu’il l’estime nécessaire ou à la demande demembres de la commission paritaire ou à celle du président.

Le référendaire émet un avis sur toute question mise à l’ordre du jour de la commission paritaire d’initiative ouà la demande de la majorité des voix des membres de la commission paritaire ou du président.

Cet avis est consigné par écrit.

Section 2. — Procès-verbaux des réunions

Art. 13. Le secrétaire établit le procès-verbal de chaque réunion.

Le procès-verbal mentionne :

- la dénomination de la commission paritaire;

- le lieu, la date de la réunion, les heures d’ouverture et de clôture de la réunion;

- le nom des membres présents, excusés ou absents et l’orgaisation qu’ils représentent;

- le nom des membres suppléants remplaçant les membres effectifs empêchés;

58751BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 94: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

- le nom des techniciens et de l’organisation qui les a sollicités;

- les points portés à l’ordre du jour;

- la constatation par le président que les conditions pour délibérer valablement sont réunies;

- les interventions nominatives des membres présents;

- les conclusions arrêtées.

Le procès-verbal doit être le compte-rendu fidèle et détaillé des débats te reprendre point par point les conclusionsarrêtées.

Art. 14. Le secrétaire soumet le procès-verbal au président pour signature dans un délai de huit jours.

Art. 15. Le procès-verbal est adressé aux membres effectifs et suppléants de la commissio paritaire dans les quinzejours qui suivent la réunion.

A défaut de demande de rectification adressée au président dans les huit jours qui suivent la date de l’envoi duprocès-verbal, celui-ci est réputé approuvé par la commission paritaire.

Le président soumet par écrit la demande de rectification à l’accord des membres qui ont assisté à la réunion.Ceux-ci disposent de huit jurs pour marquer ou non leur accord. En cas de désaccord, l’approbation du procès-verbala lieu au début de la plus prochaine réunion de la commission paritaire.

Une copie du texte définitif du procès-verbal approuvé est envoyée aux membres effectifs et suppléants ainsi qu’auréférendaire.

Art. 16. Sauf si la commission paritaire en décide autrement, les procès-verbaux ne sont pas communiqués à destiers.

Section 3. — Actes autres que les décisions de la commission paritaire

Art. 17. Les avis, propositions, demandes ainsi que les autres actes de la commission paritaire sont approuvés aucours de la réunion pendant laquelle ils ont été formulés, pris ou conclus et font chacun l’objet de documents séparésqui sont annexés au procès-verbal.

La transmission de ces avis, propositions et demandes se fait conformément à l’article 11 du présent règlementd’ordre intérieur.

Section 4. — Autres attributions du président, du vice-président et du secrétaire

Art. 18. Le président représente la commission paritaire dans les rapports de celle-ci avec des tiers.

Il signe la correspondance de la commission paritaire.

Il ne peut déléguer ce pouvoir au secrétaire.

Art. 19. En cas d’absence du président, le vice-président le remplace et exerce dans ce cas les mêmes attributionsque celles du président.

Art. 20. Le secrétaire exerce sa mission sous l’autorité et de la direction du président.

Section 5. — Cosntitution de groupes de travail

Art. 21. La commission paritaire peut cosntituer des groupes de travail à l’effet d’étudier les problèmesparticuliers qu’elle détermine.

Toutes les organisations siégeant à la commission paritaire doivent être représentées.

Les dispositions du présent règlement d’ordre intérieur relatives aux tâches et compétences du président et dusecrétaire ainsi que du référendaire sont d’application lors des réunions du groupe de travail.

Toutefois, les membres du groupe de travail ne doivent pas être nécessairement membres effectifs ou suppléantsde la commission paritaire. Chaque organisation compose sa délégation comme elle l’entend.

Les conclusions des études des groupes de travail sont transmises à la commission paritaire.

Section 6. — Correspondance et archives

Art. 22. Toute correspondance relative à tout ce qui concerne la commission paritaire doit être adressée auprésident.

Art. 23. Les archives de la commission paritaire sont conservées au siège de la commissio paritaire.

CHAPITRE IV. — Bureau de conciliation

Art. 24. La commission paritaire constitue en son sein un bureau de concialiation.

Art. 25. Les compétences, la composition et le mode de fonctionnement du bureau de conciliation sont régis parune décision de la commission paritaire.

CHAPITRE V. — Adoption et modification du règlement d’ordre intérieur

Art. 26. Le présent règlement d’ordre intérieur est adopté ou modifié à l’unanimité des membres présents de lacommission paritaire conformément à l’article 11 du présent règlement d’ordre intérieur.

Art. 27. Le règlement d’ordre intérieur est soumis à l’approbation du Gouvernement de la Communauté française.

58752 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 95: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Art. 28. Le présent règlement d’ordre intérieur produit ses effets le 15 octobre 2003.

Pour la délégation des employeurs :WATTELETP. SIMONS

M. DALLEMAGNEB. ELMARZOUQY

R. LIBERJ.-L. SPRIMONT

Pour la délégation des travailleurs :

CSC-Enseignement,M. AUBRY

B. BOUILLEZA.-F. VANGANSBERGT

F. PIQUERAY

SEL-SETCa,D. HINCK

APPEL,F. WIMLOT

VERTALING

MINISTERIE VAN DE FRANSE GEMEENSCHAP

[2004/29215]N. 2004 — 304312 MEI 2004. — Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap waarbij algemeen verbindend wordt verklaard

de beslissing van de centrale paritaire commissie voor de confessionele vrije psycho-medisch-sociale centra van26 november 2003 tot vaststelling van haar huishoudelijk reglement

De Regering van de Franse Gemeenschap,

Gelet op het decreet van 31 januari 2002 tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerdtechnisch personeel van de gesubsidieerde vrije psycho-medisch-sociale centra, inzonderheid op artikel 14;

Gelet op de aanvraag van de centrale paritaire commissie voor de confessionele vrije psycho-medisch-socialecentra;

Op de voordracht van de Minister belast met Ambtenarenzaken;Gelet op de beraadslaging van de Regering van de Franse Gemeenschap van 12 mei 2004,

Besluit :

Artikel 1. Wordt algemeen verbindend verklaard de beslissing van de centrale paritaire commissie voor deconfessionele vrij psycho-medisch-sociale centra van 26 november 2003 tot vaststelling van haar huishoudelijkreglement, zoals bijgevoegd.

Art. 2. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 15 oktober 2003.

Art. 3. De Minister tot wiens bevoegdheid de Statuten van de leden van het onderwijspersoneel behoren, is belastmet de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 12 mei 2004.

Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap :

De Minister belast met Ambtenarenzaken, Cultuur, Jeugd en Sport,Ch. DUPONT

*MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE

[2004/29234]F. 2004 — 3044

2 JUIN 2004. — Arrêté du Gouvernement de la Communauté françaisefixant les modalités de désignation des représentants du personnel au sein de la Commission zonale

d’Affectation dans l’enseignement subventionné libre confessionnel

Le Gouvernement de la Communauté française,

Vu le décret du 1erfévrier 1993 fixant le statut des membres du personnel subsidiés de l’enseignement libresubventionné, tel que modifié par les décrets des 22 décembre 1994, 10 avril 1995, 25 juillet 1996, 24 juillet 1997,6 avril 1998, 2 juin 1998, 17 juillet 1998, 8 février 1999 et 19 décembre 2002, notamment l’article 34quater, § 2, alinéa 5;

Vu la proposition des groupements du personnel de l’enseignement libre subventionné, affiliés à une organisationsyndicale représentée au Conseil national du Travail;

Vu l’avis de l’Inspecteur des Finances, donné le 13 juin 2003;

Vu l’accord du Ministre du Budget donné le 19 juin 2003;

Vu l’avis 35.651/2 du Conseil d’Etat donné le 14 juillet 2003;

Sur la proposition du Ministre de la Fonction publique;

Après délibération,

58753BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 96: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Arrête :

Article 1er. Les six représentants du personnel au sein de la Commission zonale d’Affectation sont désignés parles organisations représentatives des membres du personnel dans l’enseignement libre confessionnel, affiliés à uneorganisation syndicale représentée au Conseil national du Travail selon la répartition suivante :

4 représentants délégués par la C.S.C.-Enseignement (C.S.C.);

1 représentant délégué par le Sel-Setca (F.G.T.B.);

1 représentant délégué par l’Appel (C.G.S.L.B.).

Art. 2. Les membres sont désignés par les responsables communautaires de l’organisation syndicale concernée quicommunique les coordonnées de ses représentants à la Direction générale des Personnels de l’enseignementsubventionné. Cette dernière en informe les organisations représentatives des pouvoirs organisateurs et des membresdu personnel.

Le mandat est d’une durée de quatre ans.

Ce mandat prend fin :

1° en cas de démission du mandataire;

2° lorsque l’organisation qui a désigné le mandataire concerné demande son remplacement;

3° en cas de décès du mandataire.

Pour chaque membre effectif, un membre suppléant est désigné selon la même procédure.

Art. 3. Lorsque les représentants du personnel au sien de la Commission zonale d’Affectation souhaitent se faireassister par des experts, ils en avisent les représentants des pouvoirs organisateurs au sein de cette même commissiondans un délai suffisant pour que ceux-ci puissent, le cas échéant, se faire assister par leurs propres experts.

Le nombre d’expert est limité à un par organisation syndicale représentée.

Les experts n’ont pas voix délibérative.

Art. 4. Le présent arrêté produit ses effets à partir du 1er janvier 2003.

Art. 5. Le Ministre qui a dans ses attributions les Statuts des personnels de l’enseignement est chargé del’exécution du présent arrêté.

Bruxelles, le 2 juin 2004.

Pour le Gouvernement de la Communauté française :

Le Ministre de la Fonction publique,Ch. DUPONT

VERTALING

MINISTERIE VAN DE FRANSE GEMEENSCHAP

[2004/29234]N. 2004 — 30442 JUNI 2004. — Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de nadere regels voor de

aanwijzing van de vertegenwoordigers van het personeel binnen de Zonale Aanstellingscommissie van hetconfessioneel vrij gesubsidieerd onderwijs

De Regering van de Franse Gemeenschap,

Gelet op het decreet van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van hetgesubsidieerd vrij onderwijs, zoals gewijzigd bij de decreten van 22 december 1994, 10 april 1995, 25 juli 1996,24 juli 1997, 6 april 1998, 2 juni 1998, 17 juli 1998, 8 februari 1999 en 19 december 2002, inzonderheid op artikel 34quater,§ 2, vijfde lid;

Gelet op de voordracht van de groeperingen van het personeel van het gesubsidieerd vrij onderwijs, aangeslotenbij een vakvereniging die vertegenwoordigd wordt bij de Nationale Arbeidsraad;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 13 juni 2003;Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 19 juni 2003;Gelet op het advies nr. 35.651/2 van de Raad van State, gegeven op 14 juli 2003;Op de voordracht van de Minister van Ambtenarenzaken;Na beraadslaging,

Besluit :

Artikel 1. De zes vertegenwoordigers van het personeel binnen de Zonale Aanstellingscommissie wordenaangewezen door de vakverenigingen die de personeelsleden vertegenwoordigen van het confessioneel vrij onderwijs,aangesloten bij een vakvereniging vertegenwoordigd bij de Nationale Arbeidsraad in functie van de volgendeverdeling :

4 vertegenwoordigers afgevaardigd door C.S.C.-Enseignement (C.S.C.);

1 vertegenwoordiger afgevaardigd door Sel-Setca (F.G.T.B.);

1 vertegenwoordiger afgevaardigd door Appel (C.G.S.L.B.).

Art. 2. De leden worden aangewezen door de gemeenschapsverantwoordelijke voor de betrokken vakverenigingdie de nadere gegevens van haar vertegenwoordigers mededeelt aan de Algemene directie van het Personeel van hetgesubsidieerd onderwijs. Deze laatste licht er de representatieve verenigingen van de inrichtende machten en van depersoneelsleden in over.

Het mandaat is geldig voor een periode van vier jaar.

58754 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 97: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Dit mandaat neemt een einde :

1° bij ontslagindiening van de mandataris;

2° wanneer de vereniging die de betrokken mandataris heeft aangesteld diens vervanging aanvraagt;

3° bij het overlijden van de mandataris.

Voor ieder werkend lid wordt een plaatsvervangend lid aangewezen volgens dezelfde procedure.

Art. 3. Wanneer de vertegenwoordigers van het personeel binnen de Zonale Aanstellingscommissie zich doordeskundige willen laten bijstaan, lichten er ze de vertegenwoordigers van de inrichtende machten binnen dezelfdecommissie in over binnen een voldoede termijn om ze, desnoods, toe te laten zich door hun eigen deskundigen te latenbijstaan.

Het aantal deskundigen is beperkt tot één per vertegenwoordigde vakvereniging.

De deskundigen zijn niet stemgerechtigd.

Art. 4. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2003.

Art. 5. De Minister tot wiens bevoegdheid de Statuten van het onderwijspersoneel behoren, is belast met deuitvoering van dit besluit.

Brussel, 2 juni 2004.

Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap :

De Minister van Ambtenarenzaken,Ch. DUPONT

*MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE

[2004/29239]F. 2004 — 3045

2 JUIN 2004. — Arrêté du Gouvernement de la Communauté française fixant les modalités de désignation desreprésentants du personnel au sein de l’organe de concertation du centre d’enseignement secondaire dansl’enseignement subventionné libre confessionnel

Le Gouvernement de la Communauté française,

Vu l’arrêté royal du 30 mars 1982 relatif aux centres d’enseignement secondaire et fixant le plan de rationalisationet de programmation de l’enseignement secondaire de plein exercice, tel que modifié par l’arrêté royal du 7 juillet 1986,par l’arrêté royal n° 438 du 11 août 1986, par l’arrêté royal n° 539 du 31 mars 1987, par l’arrêté royal n° 540 du31 mars 1987, par l’arrêté royal du 6 novembre 1987, par le décret du 29 juillet 1992, par l’arrêté de l’Exécutif du15 mars 1983, par le décret du 5 août 1985 et par le décret du 19 décembre 2002, notamment son article 17bis, § 3,alinéa 2;

Vu la proposition des groupements du personnel de l’enseignement libre subventionné, affiliés à une organisationsyndicale représentée au Conseil national du Travail;

Vu l’avis de l’Inspecteur des Finances, donné le 13 juin 2003;

Vu l’accord du Ministre du Budget donné le 19 juin 2003;

Vu l’avis 35.652/2 du Conseil d’Etat donné le 14 juillet 2003;

Sur la proposition du Ministre de la Fonction publique;

Après délibération,

Arrête :

Article 1er. Les six représentants du personnel au sein de l’organe de concertation sont désignés par lesorganisations représentatives des membres du personnel dans l’enseignement libre confessionnel, affiliés à uneorganisation syndicale représentée au Conseil national du Travail selon la répartition suivante :

4 représentants délégués par C.S.C.-Enseignement (C.S.C.);

1 représentant délégué par le Sel-Setca (F.G.T.B.);

1 représentant délégué par l’Appel (C.G.S.L.B.).

Art. 2. Les membres sont désignés par les responsables communautaires de l’organisation syndicale concernée quicomunique les coordonnées de ses représentants à la Direction générale des Personnels de l’enseignementsubventionné. Cette dernière en informe les organisations représentatives des pouvoirs organisateurs et des membresdu personnel.

Le mandat est d’une durée de quatre ans.

Ce mandat prend fin :

1° en cas de démission du mandataire;

2° lorsque l’organisation qui a désigné le mandataire concerné demande son remplacement;

3° en cas de décès du mandataire.

Pour chaque membre effectif, un membre suppléant est désigné selon la même procédure.

Art. 3. Lorsque les représentants du personnel au sein de l’organe de concertation souhaitent se faire assister pardes experts, ils en avisent les représentants des pouvoirs organisateurs au sein de l’organe de concertation dans un délaisuffisant pour que ceux-ci puissent, le cas échéant, se faire assister par leurs propres experts.

Le nombre d’expert est limité à un par organisation syndicale représentée.

Les experts n’ont pas voix délibérative.

58755BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 98: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Art. 4. Le présent arrêté produit ses effets à partir du 1er janvier 2003.

Art. 5. Le Ministre qui a dans ses attributions les statuts des personnels de l’enseignement est chargé del’exécution du présent arrêté.

Bruxelles, le 2 juin 2004.

Pourr le Gouvernement de la Communauté française :

Le Ministre de la Fonction publique :

Ch. DUPONT

VERTALING

MINISTERIE VAN DE FRANSE GEMEENSCHAP

[2004/29239]N. 2004 — 30452 JUNI 2004. — Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de nadere regels voor de

aanwijzing van de vertegenwoordigers van het personeel binnen het overlegorgaan van de schoolgemeenschapvoor secundair onderwijs in het confessioneel vrij gesubsidieerd onderwijs

De Regering van de Franse Gemeenschap,

Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 1982 betreffende de scholengemeenschappen voor secundair onderwijsen houdende het rationalisatie- en programmatieplan van het secundair onderwijs met volledig leerplan, zoalsgewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 juli 1986, bij het koninklijk besluit nr. 438 van 11 augustus 1986, bij hetkoninklijk besluit nr. 539 van 31 maart 1987, bij het koninklijk besluit nr. 540 van 31 maart 1987, bij het koninklijk besluitvan 6 november 1987, bij het decreet van 29 juli 1992, bij het besluit van de Executieve van 15 maart 1983, bij het decreetvan 5 augustus 1985 en bij het decreet van 19 december 2002, inzonderheid op artikel 17bis, § 3, tweede lid;

Gelet op de voordracht van de groeperingen van het personeel van het gesubsidieerd vrij onderwijs, aangeslotenbij een vakvereniging die vertegenwoordigd wordt bij de Nationale Arbeidsraad;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 13 juni 2003;Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 19 juni 2003;Gelet op het advies nr. 35.652/2 van de Raad van State, gegeven op 14 juli 2003;Op de voordracht van de Minister van Ambtenarenzaken;Na beraadslaging,

Besluit :

Artikel 1. De zes vertegenwoordigers van het personeel binnen het overlegorgaan worden aangewezen door devakverenigingen die de personeelsleden vertegenwoordigen in het confessioneel vrij onderwijs, aangesloten bij eenvakvereniging vertegenworodigd bij de Nationale Arbeidsraad in functie van de volgende verdeling :

4 vertegenwoordigers afgevaardigd door C.S.C.-Enseignement (C.S.C.);

1 vertegenwoordiger afgevaardigd door Sel-Setca (F.G.T.B.);

1 vertegenwoordiger afgevaardigd door Appel (C.G.S.L.B.).

Art. 2. De leden worden aangewezen door de gemeenschapsverantwoordelijke voor de betrokken vakverenigingdie de nadere gegevens van haar vertegenwoordigers mededeelt aan de Algemene directie van het Personeel van hetgesubsidieerd onderwijs. Deze laatste licht er de representatieve verenigingen van de inrichtende machten en van depersonnelsleden in over.

Het mandaat is geldig voor een periode van vier jaar.

Dit mandaat neemt een einde :

1° bij ontslagindiening van de mandataris;

2° wanneer de vereniging die de betrokken mandataris heeft aangesteld diens vervanging aanvraagt;

3° bij het overlijden van de mandataris.

Voor ieder werkend lid wordt een plaatsvervangend lid aangewezen volgens dezelfde procedure.

Art. 3. Wanneer de vertegenwoordigers van het personeel binnen de Zonale Aanstellingscommissie zich doordeskundigen willen laten bijstaan, lichten er ze de vertegenwoordigers van de inrichtende machten binnen dezelfdeCommissie in over binnen een voldoende termijn om ze, desnoods, toe te laten zich door hun eigen deskundigen telaten bijstaan.

Het aantal deskundigen is beperkt tot één per vertegenwoordigde vakvereniging.

De deskundigen zijn niet-stemgerechtigd.

Art. 4. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2003.

Art. 5. De Minister tot wiens bevoegdheid de Statuten van het onderwijspersoneel behoren, is belast met deuitvoering van dit besluit.

Brussel, 2 juni 2004.

Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap :

De Minister van Ambtenarenzaken,Ch. DUPONT

58756 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 99: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

ANDERE BESLUITEN — AUTRES ARRETES

FEDERAAL AGENTSCHAPVOOR DE VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN

[C − 2004/22637]Personeel. — Benoeming

Bij ministerieel besluit van 19 juli 2004 wordt Mevr. Busschots,Godelieve, aangenomen dierenarts te Antwerpen, benoemd tot plaats-vervangend inspecteur-dierenarts voor de provincie Antwerpen.

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE

[C − 2004/09546]Rechterlijke Orde

Bij koninklijk besluit van 20 juli 2004 is Mevr. Oosterbosch, J.,advocaat, benoemd tot advocaat bij het Hof van Cassatie.

Het beroep tot nietigverklaring van de voormelde akten metindividuele strekking kan voor de afdeling administratie van de Raadvan State worden gebracht binnen zestig dagen na deze bekendmaking.Het verzoekschrift dient bij ter post aangetekende brief aan de Raadvan State (adres : Wetenschapsstraat 33, 1040 Brussel), te wordentoegezonden.

*

PROGRAMMATORISCHEFEDERALE OVERHEIDSDIENST WETENSCHAPSBELEID

[2004/21096]Uitoefening van het beroep van architect. — Machtiging

Bij koninklijk besluit van 4 juli 2004 wordt Mevr. Abir Noujaim, vanLibanese nationaliteit, ertoe gemachtigd, met ingang van 1 juni 2004, inBelgië het beroep van architect uit te oefenen.

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGENGOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION

GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

VLAAMSE GEMEENSCHAP — COMMUNAUTE FLAMANDE

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP

Departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur

[C − 2004/36240]

Welzijnszorg

Bij besluit van de directeur-generaal van de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn, namens de Vlaamseminister bevoegd voor de bijstand aan personen, van 23 juni 2004 wordt bepaald :

De erkenning onder nummer PE 1406 van het rusthuis Woonen Zorgcentrum Salvator - Salvatorrusthuis (voorheenSalvatorrusthuis) Salvatorstraat 20, te 3500 Hasselt, beheerd door de V.Z.W. Salvatorrusthuis, zelfde adres, wordtverlengd met ingang van 1 juli 2003 tot en met 30 juni 2009 voor maximaal 161 woongelegenheden.

AGENCE FEDERALEPOUR LA SECURITE DE LA CHAINE ALIMENTAIRE

[C − 2004/22637]Personnel. — Nomination

Par arrêté ministériel du 19 juillet 2004, Mme Busschots, Godelieve,vétérinaire agréée à Anvers, est nommée inspecteur vétérinaire sup-pléant pour la province d’Anvers.

SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE

[C − 2004/09546]Ordre judiciaire

Par arrêté royal du 20 juillet 2004 Mme Oosterbosch, J., avocat, estnommée avocat à la Cour de cassation.

Le recours en annulation des actes précités à portée individuelle peutêtre soumis à la section d’administration du Conseil d’Etat endéans lessoixante jours après cette publication. La requête doit être envoyée auConseil d’Etat (adresse : rue de la Science 33, 1040 Bruxelles), sous plirecommandé à la poste.

SERVICE PUBLIC FEDERALDE PROGRAMMATION POLITIQUE SCIENTIFIQUE

[2004/21096]Exercice de la profession d’architecte. — Autorisation

Par arrêté royal du 4 juillet 2004, Mme Abir Noujaim, de nationalitélibanaise, est autorisée à agir en Belgique en qualité d’architecte, àpartir du 1er juin 2004.

58757BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 100: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Een afwijking op de erkenningsnormen 2.2.7. (toegankelijkheid van de sanitaire installaties) en 3.2.1.5. (aangepastewastafels voor rolstoelgebruikers), vervat in de bijlage B van het besluit van de Vlaamse regering van 17 juli 1985 wordttoegestaan in afwachting van de realisatie van de vervangingsnieuwbouw en op voorwaarde dat de V.Z.W. het nodigedoet om het comfort en het welzijn van de bewoners, gezien de omstandigheden, maximaal te garanderen.

Tegen dit besluit kan door elke belanghebbende met een aangetekende brief een vordering tot schorsing en/of eenberoep tot nietigverklaring worden ingediend bij de Raad van State binnen de 60 dagen na kennisgeving van dezebeslissing.

Bij besluit van de directeur-generaal van de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn, namens de Vlaamseminister bevoegd voor de bijstand aan personen, van 23 juni 2004 wordt bepaald :

De erkenning onder nummer PE 1825 van het rusthuis Woonen Zorgcentrum Salvator - Salvatorhome (voorheenSalvatorhome) Salvatorstraat 20, te 3500 Hasselt, beheerd door de V.Z.W. Salvatorrusthuis, zelfde adres, wordt verlengdmet ingang van 1 juli 2003 tot en met 30 juni 2009 voor maximaal 68 woongelegenheden.

De afwijking op de erkenningsnormen 3.2.2.-lid 1 en 5.1., vervat in de bijlage B van het besluit van de Vlaamseregering van 17 juli 1985 met betrekking tot respectievelijk de totale capaciteit van de kamers met twee of meer beddendie niet hoger mag zijn dan 20 pct. van de totale opnamecapaciteit van het nieuwe rusthuis of nieuw gedeelte van hetrusthuis en de bewonersraad, wordt hernieuwd.

Tegen dit besluit kan door elke belanghebbende met een aangetekende brief een vordering tot schorsing en/of eenberoep tot nietigverklaring worden ingediend bij de Raad van State binnen de 60 dagen na kennisgeving van dezebeslissing.

Bij besluit van de directeur-generaal van de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn, namens de Vlaamseminister bevoegd voor de bijstand aan personen, van 23 juni 2004 wordt bepaald :

De erkenning onder nummer PE 950 van de afdeling van het rusthuis Sint-Jozef, gelegen Onderwijsstraat 10, te3910 Neerpelt, beheerd door de V.Z.W. Woon- en Zorgcentrum Sint-Jozef, Kloosterhof 1, te 3910 Neerpelt, wordtverlengd met ingang van 1 december 2003 tot 1 december 2013 voor maximaal 17 woongelegenheden.

Tegen dit besluit kan door elke belanghebbende met een aangetekende brief een vordering tot schorsing en/of eenberoep tot nietigverklaring worden ingediend bij de Raad van State binnen de 60 dagen na kennisgeving van dezebeslissing.

Bij besluit van de directeur-generaal van de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn, namens de Vlaamseminister bevoegd voor de bijstand aan personen, van 23 juni 2004 wordt bepaald :

De erkenning onder nummer PE 1954 van het rusthuis Het Park Neeroeteren, Spilstraat 15, 3680 Maaseik(Neeroeteren), beheerd door de V.Z.W. Het Park Neeroeteren, zelfde adres, wordt verlengd met ingang van1 januari 2004 tot en met 31 december 2013 voor maximaal 60 woongelegenheden.

Tegen dit besluit kan door elke belanghebbende met een aangetekende brief een vordering tot schorsing en/of eenberoep tot nietigverklaring worden ingediend bij de Raad van State binnen de 60 dagen na kennisgeving van dezebeslissing.

Bij besluit van de directeur-generaal van de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn, namens de Vlaamseminister bevoegd voor de bijstand aan personen, van 23 juni 2004 wordt bepaald :

De erkenning onder nummer PE 1576 van het rusthuis Ark van Noë, Rode Kruislaan 128, te 3740 Bilzen (Spouwen),beheerd door de N.V. Ark van Noë, zelfde adres, wordt verlengd met ingang van 1 januari 2004 tot en met31 december 2013 voor maximaal 50 woongelegenheden.

Een afwijking op de erkenningsnormen 2.2.7., vervat in de bijlage B van het besluit van de Vlaamse regering van17 juli 1985 met betrekking tot de toegankelijkheid van de toiletten in een aantal kamers in het oudste gedeelte van hetrusthuis, wordt gelet op de ingediende motivering toegestaan.

Tegen dit besluit kan door elke belanghebbende met een aangetekende brief een vordering tot schorsing en/of eenberoep tot nietigverklaring worden ingediend bij de Raad van State binnen de 60 dagen na kennisgeving van dezebeslissing.

58758 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 101: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Bij besluit van de directeur-generaal van de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn, namens de Vlaamseminister bevoegd voor de bijstand aan personen, van 23 juni 2004 wordt bepaald :

De erkenning onder nummer CE 1069 van het rusthuis voor Bejaarden, Burchtstraat 46, te 9400 Ninove, beheerddoor het O.C.M.W. van 9400 Ninove, wordt verlengd met ingang van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2005 voormaximaal 133 woongelegenheden.

De afwijkingen op de erkenningsnormen 2.2.15., 3.2.1.2., 3.2.1.7. en 3.2.2. worden toegestaan voor de duur van deerkenningstermijn.

Tegen dit besluit kan door elke belanghebbende met een aangetekende brief een vordering tot schorsing en/of eenberoep tot nietigverklaring worden ingediend bij de Raad van State binnen de 60 dagen na kennisgeving van dezebeslissing.

Bij besluit van de directeur-generaal van de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn, namens de Vlaamseminister bevoegd voor de bijstand aan personen, van 23 juni 2004 wordt bepaald :

De erkenning onder nummer PE 296 van het rusthuis Sint-Jozef, Kortrijksesteenweg 61, te 9800 Deinze, beheerddoor V.Z.W. Gesticht der Zusters Maricolen, Kaaistraat 23, te 9800 Deinze, wordt verlengd met ingang van1 september 2004 tot en met 31 augustus 2007 voor maxnimaal 141 woongelegenheden.

Tegen dit besluit kan door elke belanghebbende met een aangetekende brief een vordering tot schorsing en/of eenberoep tot nietigverklaring worden ingediend bij de Raad van State binnen de 60 dagen na kennisgeving van dezebeslissing.

*

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP

Departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur

[C − 2004/36241]

Welzijnszorg

Bij besluit van de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen van 14 juni 2004 wordt bepaald :

De opschortingstermijn van vijf jaar van de erkenning van een centrum voor kortverblijf met 3 woongelegenhedenbij het rusthuis Bejaardencentrum Hoevezavel, Jan Davidlaan 11, te 3920 Lommel, verleend bij brief van dedirecteurgeneraal van 10 mei 1999 wordt eenmaal verlengd met een termijn van drie jaar, en duurt maximum tot10 mei 2007.

De opschorting duurt tot wanneer de voorziening de administratie per aangetekende brief verzoekt om debehandeling van de erkenningsaanvraag voort te zetten zonder de maximale termijn zoals vermeld in artikel 1, wordtoverschreden.

Het verzoek om de behandeling van de erkenningsaanvraag voort te zetten, dient samen met een geactualiseerdbeleidsplan, uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van de in artikel 1 vermelde termijn per aangetekende brief bijde administratie ingediend te worden.

Bij besluit van de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen van 18 juni 2004 wordt bepaald :

De opschortingstermijn van vijf jaar van de erkenning van een centrum voor kortverblijf met 4 woongelegenhedenbij het rusthuis Rust- en Verzorgingstehuis Cocoon, Schulstraat 47, te 2018 Antwerpen zoals gemeld bij brief van dedirecteur-generaal van 11 mei 1999, wordt eenmaal verlengd met een termijn van drie jaar, en duurt maximum tot11 mei 2007.

De opschorting duurt tot wanneer de voorziening de administratie per aangetekende brief verzoekt om debehandeling van de erkenningsaanvraag voort te zetten zonder de maximale termijn zoals vermeld in artikel 1, wordtoverschreden.

Het verzoek om de behandeling van de erkenningsaanvraag voort te zetten, dient samen met een geactualiseerdbeleidsplan, uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van de in artikel 1 vermelde termijn per aangetekende brief bijde administratie ingediend te worden.

58759BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 102: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Bij besluit van de directeur-generaal van de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn, namens de Vlaamseminister bevoegd voor de bijstand aan personen, van 22 juni 2004 wordt bepaald :

De voorafgaande vergunning verleend bij ministerieel besluit van 29 juni 1999 en aangepast bij besluit van dedirecteur-generaal van 27 november 2001, aan de V.Z.W. bejaardentehuis Sint-Jozef, Schoolstraat 1, te 2840 Rumst voorhet bouwen van een rusthuis met 52 woongelegenheden te 2840 Rumst ter vervanging van het bestaande rusthuisSint-Jozef, wordt éénmalig verlengd met een periode van 3 jaar met ingang van 29 juni 2004.

Als de initiatiefnemer binnen de geldigheidsduur van de voorafgaande vergunning de werken die nodig zijn omhet initiatief te verwezenlijken niet heeft aangevat, vervalt de voorafgaande vergunning van rechtswege.

Als het initiatief twaalf jaar na datum van de beslissing van de minister die de voorafgaande vergunning verleentslechts gedeeltelijk verwezenlijkt werd, vervalt de voorafgaande vergunning voor de niet-gerealiseerde opname-mogelijkheden.

Tegen dit besluit kan door elke belanghebbende met een aangetekende brief een vordering tot schorsing en/of eenberoep tot nietigverklaring worden ingediend bij de Raad van State binnen de 60 dagen na kennisgeving van dezebeslissing.

Bij besluit van de directeur-generaal van de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn, namens de Vlaamseminister bevoegd voor de bijstand aan personen, van 22 juni 2004 wordt bepaald :

De capaciteitsuitbreiding met 13 woongelegenheden van het rusthuis Nethehof, Gerheide 180, te 2490 Balen,beheerd door de V.Z.W. Rusthuis Nethehof, zelfde adres, wordt erkend met ingang van 25 februari 2004 tot 1 juli 2005onder nummer PE 1921.

De totale erkende capaciteit bedraagt hierdoor 65 woongelegenheden.Tegen dit besluit kan door elke belanghebbende met een aangetekende brief een vordering tot schorsing en/of een

beroep tot nietigverklaring worden ingediend bij de Raad van State binnen de 60 dagen na kennisgeving van dezebeslissing.

Bij besluit van de directeur-generaal van de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn, namens de Vlaamseminister bevoegd voor de bijstand aan personen, van 22 juni 2004 wordt bepaald :

De erkenning onder nummer PE 701 van het rusthuis RVT Sint-Jozef, Sint-Jozefstraat 15, te 2222 Heist-op-den-Berg(Wiekevorst), beheerd door de V.Z.W. Rusthuizen Zusters van Berlaar, Markt 13, te 2590 Berlaar, wordt verlengd metingang van 1 augustus 2004 tot en met 31 juli 2014 voor maximaal 143 woongelegenheden.

Een afwijking op erkenningsnorm 3.2.2., op enkele meerpersoonskamers is er geen wastafel per bewoner, wordtverleend voor de duur van deze erkenningstermijn tot en met 31 juli 2014.

Tegen dit besluit kan door elke belanghebbende met een aangetekende brief een vordering tot schorsing en/of eenberoep tot nietigverklaring worden ingediend bij de Raad van State binnen de 60 dagen na kennisgeving van dezebeslissing.

Bij besluit van de directeur-generaal van de administratie Gezin en Maatschappelijk welzijn, namens de Vlaamseminister bevoegd voor de bijstand aan personen, van 23 juni 2004 wordt bepaald :

De erkenning onder nummer PE 876 van het rusthuis Home Roeland I, Melkweide 17, te 9030 Gent (Mariakerke),beheerd door de B.V.B.A. Rusthuis Roeland, zelfde adres, wordt verlengd met ingang van 1 mei 2004 tot en met30 april 2007 voor maximaal 10 woongelegenheden.

Tegen dit besluit kan door elke belanghebbende met een aangetekende brief een vordering tot schorsing en/of eenberoep tot nietigverklaring worden ingediend bij de Raad van State binnen de 60 dagen na kennisgeving van dezebeslissing.

Bij besluit van de directeur-generaal van de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn, namens de Vlaamseminister bevoegd voor de bijstand aan personen, van 23 juni 2004 wordt bepaald :

De erkenning onder nummer CE 1211 van het rusthuis Sint-Jozef, Gasthuisstraat 11, te 2990 Wuustwezel, beheerddoor het O.C.M.W. van 2990 Wuustwezel, wordt verlengd met ingang van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2013voor maximaal 60 woongelegenheden.

Afwijkingen op erkenningsnormen 3.2.1.5. (de wastafels zijn onvoldoende aangepast aan rolstoelpatiënten) en3.2.1.10. (er is geen aangepaste lift) worden verleend voor de duur van deze erkenningstermijn tot en met31 december 2013.

Tegen dit besluit kan door elke belanghebbende met een aangetekende brief een vordering tot schorsing en/of eenberoep tot nietigverklaring worden ingediend bij de Raad van State binnen de 60 dagen na kennisgeving van dezebeslissing.

58760 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 103: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Bij besluit van de directeur-generaal van de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn, namens de Vlaamseminister bevoegd voor de bijstand aan personen, van 23 juni 2004 wordt bepaald :

De erkenning onder nummer PE 1622 van het rusthuis Home Roeland II, Melkweide 14, te 9030 Gent (Mariakerke),beheerd door de B.V.B.A. Rusthuis Roeland, Melkweide 17, te 9030 Gent (Mariakerke), wordt verlengd met ingang van1 juni 2004 tot en met 31 mei 2007 voor maximaal 12 woongelegenheden.

De afwijking op de erkenningsnorm 3.2.1.9. en 3.2.1.10 blijft behouden voor de duur van de erkenningstermijn.Tegen dit besluit kan door elke belanghebbende met een aangetekende brief een vordering tot schorsing en/of eenberoep tot nietigverklaring worden ingediend bij de Raad van State binnen de 60 dagen na kennisgeving van dezebeslissing.

*

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP

Departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw

[C − 2004/36236]Afdeling interlokale samenwerking en lokale openbare bedrijven

Bij besluit van 27 mei 2004 van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd enAmbtenarenzaken wordt het Autonoom Gemeentebedrijf voor Vastgoed- en Stadsprojecten Antwerpen, afgekort :« AG-VESPA », Generaal Lemanstraat 55, 2018 Antwerpen gemachtigd tot het verwerven, bij wege van onteigening totnut van het algemeen, van een onroerend goed, groot 39m2 gelegen in Antwerpen, Lange Winkelhaakstraat 32, erkadastraal bekend zoals vermeld in genoemd besluit, met het oog op de realisatie van het Designcentrum DeWinkelhaak – fase 2.

Hetzelfde besluit verklaart dat de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden, bepaald bij artikel 5 van dewet van 26 juli 1962, op dezelfde onteigening mag worden toegepast.

Bij besluit van 3 juni 2004 hecht de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd enAmbtenarenzaken zijn goedkeuring aan de wijzigingen die de intercommunale vereniging IZ in haar statuten heeftaangebracht op de buitengewone algemene vergaderingen van 27 juni 2002 en 6 november 2003.

Bij besluit van 2 juni 2004 van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd enAmbtenarenzaken worden de besluiten van de Raad van Bestuur van het Autonoom Gemeentebedrijf Lier van27 januari 2004 houdende de toekenning van een vergoeding aan de secretaris en de personen opgesomd in artikel 5van het huishoudelijk reglement die de vergaderingen van de Raad van Bestuur en het Directiecomité bijwonen,vernietigd.

Bij besluit van 17 juni 2004 hecht de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd enAmbtenarenzaken zijn goedkeuring aan de wijzigingen die de intercommunale vereniging IML in haar statuten heeftaangebracht op de buitengewone algemene vergadering van 11 december 2003.

Bij besluit van 17 juni 2004 hecht de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd enAmbtenarenzaken zijn goedkeuring aan de wijzigingen die de Raad van Bestuur van het Autonoom GemeentebedrijfPatrimonium Bonheiden heeft aangebracht aan de statuten van het bedrijf op 30 maart 2004.

Bij besluit van 17 juni 2004 hecht de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd enAmbtenarenzaken zijn goedkeuring aan de wijzigingen die de intercommunale vereniging Nolim Park in haar statutenheeft aangebracht op de algemene vergadering van 23 januari 2004.

58761BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 104: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Bij besluit van 17 juni 2004 hecht de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd enAmbtenarenzaken zijn goedkeuring aan de wijzigingen die de intercommunale vereniging INTERZA in haar statutenheeft aangebracht op de buitengewone algemene vergadering van 28 oktober 2003.

Bij besluit van 24 juni 2004 hecht de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd enAmbtenarenzaken zijn goedkeuring aan de oprichting van de dienstverlenende vereniging IGO-Leuven door degemeenten Aarschot, Begijnendijk, Bekkevoort, Bertem, Bierbeek, Boortmeerbeek, Boutersem, Diest, Geetbets,Glabbeek, Haacht, Herent, Hoegaarden, Holsbeek, Huldenberg, Keerbergen, Kortenaken, Kortenberg, Landen, Linter,Lubbeek, Oud-Heverlee, Rotselaar, Scherpenheuvel-Zichem, Tervuren, Tielt-Winge, Tienen, Tremelo, Zoutleeuw samenmet de provincie Vlaams-Brabant en de O.C.M.W.’s van Aarschot, Begijnendijk, Bekkevoort, Bertem, Bierbeek,Boortmeerbeek, Boutersem, Diest, Geetbets, Glabbeek, Haacht, Herent, Hoegaarden, Holsbeek, Huldenberg, Keerber-gen, Kortenaken, Kortenberg, Landen, Linter, Lubbeek, Oud-Heverlee, Rotselaar, Scherpenheuvel-Zichem, Tervuren,Tielt-Winge, Tienen, Tremelo, Zoutleeuw en de vaststelling van haar statuten tijdens de oprichtende vergadering van10 maart 2004.

Bij besluit van 24 juni 2004 van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd enAmbtenarenzaken wordt de Raad voor Maatschappelijk Welzijn van het O.C.M.W. van Gent, niet gemachtigd om lidte worden van « CVBA-VSO STARTPUNT » overeenkomstig hoofdstuk XII ter van de organieke wet op de O.C.M.W.’svan 8 juli 1976.

Bij besluit van 29 juni 2004 heeft de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd enAmbtenarenzaken de beslissing van 17 maart 2004 van de Raad van Bestuur van de Maatschappij voor het grond- enindustrialisatiebeleid van het Linkerscheldeoevergebied tot aankoop van de gronden Rohm and Haas, vernietigd.

Bij besluit van 2 juli 2004 van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd enAmbtenarenzaken, wordt de Intercommunale voor Streekontwikkeling Arr. Kortrijk, afgekort : « LEIEDAL »,Kennedypark 10, 8500 Kortrijk gemachtigd tot het verwerven, bij wege van onteigening tot nut van het algemeen, vangronden gelegen in Deerlijk, groot 9 ha 11 a 68 ca er kadastraal bekend zoals vermeld in genoemd besluit, met het oogop de realisatie van het bedrijventerrein Ter Donkt II.

Hetzelfde besluit verklaart dat de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden, bepaald bij artikel 5 van dewet van 26 juli 1962, op dezelfde onteigening mag worden toegepast.

Bij besluit van 12 juli 2004 van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd enAmbtenarenzaken wordt het besluit van 14 april 2004 van de Raad van Beheer van de O.C.M.W. vereniging« Welzijnszorg Kempen » houdende de uitbreiding van de personeelsformatie niet goedgekeurd.

Bij besluit van 12 juli 2004 hecht de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd enAmbtenarenzaken zijn goedkeuring aan de oprichting van het Autonoom Gemeentebedrijf Maldegem en devaststelling van de statuten door de gemeenteraad van Maldegem op 21 april 2004.

COMMUNAUTE FRANÇAISE — FRANSE GEMEENSCHAP

MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE

[2004/201646]

10 FEVRIER 2004. — Arrêté du Gouvernement de la Communauté française modifiant l’arrêté du Gouvernement dela Communauté française du 7 janvier 2002 portant désignation des présidents et membres du personnelcomposant la Commission interzonale et les Commissions zonales d’affectation créées en application del’article 14ter et 14quater de l’arrêté royal du 22 mars 1969 fixant le statut des membres du personnel directeuret enseignant, du personnel auxiliaire d’éducation, du personnel paramédical des établissements d’enseigne-ment gardien, primaire, spécial, moyen, technique, de promotion sociale et artistique de l’Etat, des internatsdépendant de ces établissements et des membres du personnel du service d’inspection chargé de la surveillancede ces établissements

Le Gouvernement de la Communauté française,

Vu la loi du 22 juin 1964 relative au statut des membres du personnel de l’enseignement de l’Etat, telle quemodifiée;

Vu l’arrêté royal du 22 mars 1969 fixant le statut des membres du personnel directeur et enseignant, du personnelauxiliaire d’éducation, du personnel paramédical des établissements d’enseignement gardien, primaire, spécial, moyen,technique, de promotion sociale et artistique de l’Etat, des internats dépendant de ces établissements et des membresdu personnel du service d’inspection chargé de la surveillance de ces établissements, tel que modifié;

58762 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 105: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Vu l’arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 7 janvier 2002 portant désignation des présidentset membres du personnel composant la commission interzonale et les commissions zonales d’affectation créées enapplication des articles 14ter et 14quater de l’arrêté royal du 22 mars 1969 fixant le statut des membres du personneldirecteur et enseignant, du personnel auxiliaire d’éducation, du perosnnel paramédical des établissements d’enseigne-ment gardien, primaire, spécial, moyen, technique, de promotion sociale et artistique de l’Etat, des internats dépendantde ces établissements et des membres du personnel du service d’inspection chargé de la surveillance de cesétablissements modifié par les arrêtés du Gouvernement de la Communauté française des 10 décembre 2002,20 juin 2003 et 7 octobre 2003,

Arrête :

Article 1er. A l’article 2 de l’arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 7 janvier 2002 portantdésignation des présidents et membres du personnel composant la commission interzonale et les Commissions zonalesd’affectation créées en application de l’article 14ter et 14quater de l’arrêté royal du 22 mars 1969 fixant le statut desmembres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d’éducation, du personnel paramédical desétablissements d’enseignement gardien, primaire, spécial, moyen, technique, de promotion sociale et artistique del’Etat, des internats dépendant de ces établissements et des membres du personnel du service d’inspection chargé dela surveillance de ces établissements modifié par les arrêtés du Gouvernement de la Communauté française des10 décembre 2002, 20 juin 2003 et 7 octobre 2003, sont apportées les modifications suivantes :

1° sub. 4°, les mots « Mme Jacqueline Champagne » sont remplacés par les mots « M. Daniel Mahaux »;

2° sub. 5°, les mots « M. Jules Watelet » sont remplacés par les mots « M. François Jadin ».

Art. 2. Le présent arrêté sort ses effets le 1er septembre 2003.

Art. 3. Le Ministre ayant les statuts des personnels de l’enseignement dans ses attributions est chargé del’exécution du présent arrêté.

Bruxelles, le 10 février 2004.

Pour le Gouvernement de la Communauté française :

Le Ministre de la Culture, de la Fonction publique, de la Jeunesse et des Sports,

Ch. DUPONT

Le Ministre de l’Enfance, chargé de l’Enseignement fondamental, de l’Accueil et des Missions confiées à l’O.N.E.,

J.-M. NOLLET

Le Ministre de l’Enseignement secondaire et de l’Enseignement spécial,

P. HAZETTE

La Ministre de l’Enseignement supérieur, de l’Enseignement de Promotion sociale et de la Recherche scientifique,

Mme Fr. DUPUIS

VERTALING

MINISTERIE VAN DE FRANSE GEMEENSCHAP

[2004/201646]

10 FEBRUARI 2004. — Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende wijziging van het besluitvan de Regering van de Franse Gemeenschap van 7 januari 2002 tot benoeming van de voorzitters en depersoneelsleden die de interzonale en de zonale affectatiecommissies samenstellen, die opgericht zijn bijtoepassing van artikel 14ter en 14quater van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van hetstatuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van hetparamedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch onderwijs,onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van dezeinrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen

De Regering van de Franse Gemeenschap,

Gelet op de wet van 22 juni 1964 betreffende het statuut der personeelsleden van het Rijksonderwijs, zoalsgewijzigd;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs-en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voorkleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs vande Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belastis met het toezicht op deze inrichtingen, zoals gewijzigd;

58763BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 106: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 7 januari 2002 tot benoeming van devoorzitters en de personeelsleden die de interzonale en de zonale affectatiecommissies samenstellen, die opgericht zijnbij toepassing van artikel 14ter en 14quater van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuutvan de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedischpersoneel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, mideelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor socialepromotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de ledenvan de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, gewijzigd bij de besluiten van de Regeringvan de Franse Gemeenschap van 10 december 2002, 20 juni 2003 en 7 oktober 2003,

Besluit :

Artikel 1. In artikel 2 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 7 januari 2002 totbenoeming van de voorzitters en de personeelsleden die de interzonale en de zonale affectatiecommissies samenstellen,die opgericht zijn bij toepassing van artikel 14ter en 14quater van het koninklijk besluit van 22 maart 1069 tot vaststellingvan het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van hetparamedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch onderwijs,onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der Internaten die van deze inrichtingenafhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, gewijzigd bij debesluiten van de Regering van de Franse Gemeenschap van 10 december 2002, 20 juni 2003 en 7 oktober 2003 wordende volgende wijzigingen aangebracht;

1° sub. 4° worden de woorden « Mevr. Jacqueline Champagne » vervangen door de woorden « De heer DanielMahaux »;

2° sub. 5° worden de woorden « De heer Jules Watelet » vervangen door de woorden « De heer François Jadin ».

Art. 2. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2003.

Art. 3. De Minister tot wiens bevoegdheden het statuut van de personeelsleden van het onderwijspersoneelbehoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 10 februari 2004.

Voor de Regering van de Franse Gemeenschap :

De Minister van Cultuur, Ambtenarenzaken, Jeugdzaken en Sport,C. DUPONT

De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs,de Opvang en de Opdrachten toegewezen aan de « O.N.E. »,

J.-M. NOLLET

De Minister van Secundair Onderwijs en Buitengewoon Onderwijs,P. HAZETTE

De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek,Mevr. Fr. DUPUIS

*MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE

[2004/201648]2 AVRIL 2004. — Arrêté du Gouvernement de la Communauté française modifiant l’arrêté du Gouvernement de la

Communauté française du 7 janvier 2002 portant désignation des présidents et membres du personnelcomposant la commission interzonale et les commissions zonales d’affectation créées en application del’article 14ter et 14quater de l’arrêté royal du 22 mars 1969 fixant le statut des membres du personnel directeuret enseignant, du personnel auxiliaire d’éducation, du personnel paramédical des établissement d’enseigne-ment gardien, primaire, spécial, moyen, technique, de promotion sociale et artistique de l’Etat, des internatsdépendant de ces établissements et des membres du personnel du service d’inspection chargé de la surveillancede ces établissements

Le Gouvernement de la Communauté française,

Vu la loi du 22 juin 1964 relative au statut des membres du personnel de l’enseignement de l’Etat, telle quemodifiée;

Vu l’arrêté royal du 22 mars 1969 fixant le statut des membres du personnel directeur et enseignant, du personnelauxiliaire d’éducation, du personnel paramédical des établissements d’enseignement gardien, primaire, spécial, moyen,technique, de promotion sociale et artistique de l’Etat, des internats dépendant de ces établissements et des membresdu personnel du service d’inspection chargé de la surveillance de ces établissements, tel que modifié;

Vu l’arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 7 janvier 2002 portant désignation des présidentset membres du personnel composant la commission interzonale et les Commissions zonales d’affectation créées enapplication des articles 14ter et 14quater de l’arrêté royal du 22 mars 1969 fixant le statut des membres du personneldirecteur et enseignant, du personnel auxiliaire d’éducation, du personnel paramédical des établissements d’enseigne-ment gardien, primaire, spécial, moyen, technique, de promotion sociale et artistique de l’Etat, des internats dépendantde ces établissements et des membres du personnel dus ervice d’inspection chargé de la surveillance de cesétablissements, modifié par les arrêtés du Gouvernement de la Communauté française des 10 décembre 2002,20 juin 2003, 7 octobre 2003 et 10 février 2004,

Arrête :

Article 1er. Dans l’article 9, 5°, de l’arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 7 janvier 2002portant désignation des présidents et membres du personnel composant la commission interzonale et les Commissionszonales d’affectation créées en application de l’article 14ter et 14quater de l’arrêté royal du 22 mars 1969 fixant le statutdes membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d’éducation, du personnel paramédical desétablissements d’enseignement gardien, primaire, spécial, moyen, technique, de promotion sociale et artistique del’Etat, des internats dépendant de ces établissements et des membres du personnel du service d’inspection chargé dela surveillance de ces établissements, modifié par les arrêtés du Gouvernement de la Communauté française des10 décembre 2002, 20 juin 2003, 7 octobre 2003 et 10 février 2004, les mots « M. Igli Cornez » sont remplacés par les mots« M. Jean-Luc Leclercq ».

58764 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 107: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Art. 2. Le présent arrêté produit ses effets le 1er janvier 2004.

Bruxelles, le 2 avril 2004.

Pour le Gouvernement de la Communauté française :

Le Ministre de la Culture, de la Fonction publique, de la Jeunesse et des Sports,Ch. DUPONT

Le Ministre de l’Enfance, chargé de l’Enseignement fondamental, de l’Accueil et des Missions confiées à l’O.N.E.,J.-M. NOLLET

Le Ministre de l’Enseignement secondaire et de l’Enseignement spécial,P. HAZETTE

La Ministre de l’Enseignement supérieur, de l’Enseignement de Promotion sociale et de la Recherche scientifique,Mme Fr. DUPUIS

VERTALING

MINISTERIE VAN DE FRANSE GEMEENSCHAP

[2004/201648]

2 APRIL 2004. — Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende wijziging van het besluit van deRegering van de Franse Gemeenschap van 7 januari 2002 tot benoeming van de voorzitters en depersoneelsleden die de interzonale en de zonale affectatiecommissies samenstellen, die opgericht zijn bijtoepassing van artikel 14ter en 14quater van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van hetstatuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van hetparamedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch onderwijs,onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van dezeinrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen

De Regering van de Franse Gemeenschap,

Gelet op de wet van 22 juni 1964 betreffende het statuut der personeelsleden van het Rijksonderwijs, zoalsgewijzigd;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs-en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voorkleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs vande Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belastis met het toezicht op deze inrichtingen, zoals gewijzigd;

Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 7 januari 2002 tot benoeming van devoorzitters en de personeelsleden die de interzonale en de zonale affectatiecommissies samenstellen, die opgericht zijnbij toepassing van artikel 14ter en 14quater van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuutvan de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedischpersoneel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch onderwijs, voor sociale promotieen kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van deinspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, gewijzigd bij de besluiten van de Regering van deFranse Gemeenschap van 10 december 2002, 20 juni 2003, 7 oktober 2003 en 10 februari 2004,

Besluit :

Artikel 1. In artikel 9, 5° van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 7 januari 2002 totbenoeming van de voorzitters en de personeelsleden die de interzonale en de zonale affectatiecommissies samenstellen,die opgericht zijn bij toepassing van artikel 14ter en 14quater van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststellingvan het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van hetparamedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch onderwijs,onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingenafhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, gewijzigd bij debesluiten van de Regering van de Franse Gemeenschap van 10 december 2002, 20 juni 2003, 7 oktober 2003 en10 februari 2004 worden de woorden « De heer Igli Cornez » vervangen door de woorden « De heer Jean-Luc Leclercq ».

Art. 2. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2004.

Brussel, 2 april 2004.

Voor de Regering van de Franse Gemeenschap :

De Minister van Cultuur, Ambtenarenzaken, Jeugdzaken en Sport,C. DUPONT

De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs,de Opvang en de Opdrachten toegewezen aan de « O.N.E. »,

J.-M. NOLLET

De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek,Mevr. Fr. DUPUIS

58765BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 108: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE

[2004/201647]

2 AVRIL 2004. — Arrêté du Gouvernement de la Communauté française modifiant l’arrêté du Gouvernement de laCommunauté française du 19 août 1997 portant nomination des membres de la commission visée à l’article 5bisde l’arrêté royal du 15 avril 1958 portant statut pécuniaire du personnel enseignant, scientifique et assimilé duMinistère de l’Instruction publique

Le Gouvernement de la Communauté française,

Vu l’arrêté royal du 15 avril 1958, portant statut pécuniaire du personnel enseignant, scientifique et assimilé duMinistère de l’Instruction publique, notamment l’article 5bis y introduit par la loi du 8 février 1974 et modifié par la loidu 27 février 1986;

Vu l’arrêté de l’Exécutif de la Communauté française du 30 octobre 1990 relatif à la composition et aufonctionnement de la commission créée par l’article 2 de la loi du 8 février 1974, notamment l’article 2 modifié parl’arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 24 juillet 1997;

Vu l’arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 19 août 1997 portant nomination des membres dela commission visée à l’article 5bis de l’arrêté royal du 15 avril 1958 portant statut pécuniaire du personnel enseignant,scientifique et assimilé du Ministère de l’Instruction publique, modifié par les arrêtés du Gouvernement de laCommunauté française des 15 juin 1999, 13 septembre 2001 et 18 mars 2002,

Arrête :

Article 1er. Dans l’article 2, alinéa 1er, alinéa 1er, 7°, 1, de l’arrêté du Gouvernement de la Communauté françaisedu 19 août 1997 portant nomination des membres de la commission visée à l’article 5bis de l’arrêté royal du 15 avril 1958portant statut pécuniaire du personnel enseignant, scientifique et assimilé du Ministère de l’Instruction publique,modifié par les arrêtés du Gouvernement de la Communauté française des 15 juin 1999 et 13 septembre 2001, les mots« M. Albert Vander Eycken » sont remplacés par les mots « Mme Rita De Hollander ».

Art. 2. Dans l’article 2, alinéa 1er, 8°), 1, de l’arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 19 août 1997précité, les ots « M. Luc Verton » sont remplacés par les mots « M. Didier Dirix ».

Art. 3. Le présent arrêté produit ses effets le 1er mars 2003.

Art. 4. Le Ministre ayant les statuts des personnels de l’enseignement dans ses attributions est chargé del’exécution du présent arrêté.

Bruxelles, le 2 avril 2004.

Pour le Gouvernement de la Communauté française :

Le Ministre de la Culture, de la Fonction publique, de la Jeunesse et des Sports,

Ch. DUPONT

Le Ministre de l’Enfance, chargé de l’Enseignement fondamental, de l’Accueil et des Missions confiées à l’O.N.E.,

J.-M. NOLLET

Le Ministre de l’Enseignement secondaire et de l’Enseignement spécial,

P. HAZETTE

La Ministre de l’Enseignement supérieur, de l’Enseignement de Promotion sociale et de la Recherche scientifique,

Mme Fr. DUPUIS

VERTALING

MINISTERIE VAN DE FRANSE GEMEENSCHAP

[2004/201647]

2 APRIL 2004. — Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende wijziging van het besluit van deRegering van de Franse Gemeenschap van 19 augustus 1997 tot benoeming van de leden van de commissiebedoeld bij artikel 5bis van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van hetonderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van OpenbaarOnderwijs

De Regering van de Franse Gemeenschap,

Gelet op het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend,wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, inzonderheid opartikel 5bis er ingevoegd bij de wet van 8 februari 1974 en gewijzigd bij de wet van 27 februari 1986;

Gelet op het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 30 oktober 1990 betreffende desamenstelling en de werking van de commissie ingericht door artikel 2 gewijzigd door het besluit van de Regering vande Franse Gemeenschap van 24 juli 1997;

58766 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 109: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 19 augustus 1997 tot benoeming van deleden van de commissie bedoeld bij artikel 5bis van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdendebezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerievan Openbaar Onderwijs, gewijzigd bij de besluten van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 juni 1999,13 september 2001 en 18 maart 2002,

Besluit :

Artikel 1. In artikel 2, eerste lid, 7°, 1, van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van19 augustus 1997 tot benoeming van de leden van de commissie bedoeld bij artikel 5bis van het koninklijk besluit van15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteldpersoneel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, gewijzigd bij de besluiten van de Regering van de FranseGemeenschap van 15 juni 1999 en 13 september 2001, worden de woorden « de heer Albert Vander Eycken » vervangendoor de woorden « Mevr. Rita De Hollander ».

Art. 2. In artikel 2, eerste lid, 8°), 1, van het voornoemde besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van19 augustus 1997 worden de woorden « de heer Luc Verton » vervangen door de woorden « de heer Didier Dirix ».

Art. 3. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 maart 2003.

Art. 4. De Minister tot wiens bevoedheid de statuten van het onderwijspersoneel behoren, is belast met deuitvoering van dit besluit.

Brussel, 2 april 2004.

Voor de Regering van de Franse Gemeenschap :

De Minister van Cultuur, Amntenarenzaken, Jeugd en Sport,C. DUPONT

De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs,de Opvang en de Opdrachten toegewezen aan de « O.N.E. »,

J.-M. NOLLET

De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek,Mevr. Fr. DUPUIS

*

MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE

[2004/201756]

19 AVRIL 2004. — Arrêté du Gouvernement de la Communauté française modifiant l’arrêté du Gouvernement dela Communauté française du 28 novembre 2000 portant nomination des membres du Conseil supérieur del’enseignement supérieur artistique

Le Gouvernement de la Communauté française,

Vu le décret du 17 mai 1999 relatif à l’enseignement supérieur artistique, notamment l’article 26;

Vu l’arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 29 juillet 1999 portant règlement de sonfonctionnement, notamment l’article 6, § 1er, 10o, a);

Vu l’arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 27 avril 2000 créant le Conseil supérieur del’enseignement supérieur artistique, notamment les articles 1, 2 et 6;

Vu l’arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 28 novembre 2000 portant nomination des membresdu Conseil supérieur de l’enseignement supérieur artistique tel que modifié en dernier lieu par l’arrêté duGouvernement de la Communauté française du 4 décembre 2003;

Sur la proposition de la Ministre de l’Enseignement supérieur,

Arrête :

Article 1er. L’article 1er est modifié comme suit : au § 6, 3, les mots ″M. N. HOURT″ sont remplacés par les mots″M. M. SCHAUB″.

Art. 2. La Ministre ayant l’Enseignement supérieur dans ses attributions est chargée de l’exécution du présentarrêté.

Bruxelles, le 19 avril 2004.

Pour le Gouvernement de la Communauté française :

La Ministre de l’Enseignement supérieur,Mme Fr. DUPUIS

58767BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 110: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

VERTALING

MINISTERIE VAN DE FRANSE GEMEENSCHAP

[2004/201756]19 APRIL 2004. — Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van het besluit van de

Regering van de Franse Gemeenschap van 28 november 2000 houdende benoeming van de leden van de HogeRaad voor het hoger kunstonderwijs

De Regering van de Franse Gemeenschap,

Gelet op het decreet van 17 mei 1999 betreffende het hoger kunstonderwijs, inzonderheid op artikel 26;Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 29 juli 1999 houdende regeling van haar

werking, inzonderheid op artikel 6, § 1, 10o, a);Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 april 2000 houdende oprichting van de

Hoge Raad voor het hoger kunstonderwijs, inzonderheid op de artikelen 1, 2 en 6;Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 november 2000 houdende benoeming van

de leden van de Hoge Raad voor het hoger kunstonderwijs zoals laatst gewijzigd bij het besluit van de Regering vande Franse Gemeenschap van 4 december 2003;

Op de voordracht van de Minister van Hoger Onderwijs,

Besluit :

Artikel 1. Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt : in § 6, 3 worden de woorden ″de heer N. HOURT″ vervangen doorde woorden ″de heer M. SCHAUB″.

Art. 2. De Minister tot wiens bevoegdheid het Hoger Onderwijs behoort, wordt belast met de uitvoering van ditbesluit.

Brussel, 19 april 2004.

Voor de Regering van de Franse Gemeenschap :

De Minister van Hoger Onderwijs,Mevr. Fr. DUPUIS

REGION WALLONNE — WALLONISCHE REGION — WAALS GEWEST

MINISTERE DE LA REGION WALLONNE

[2004/202508]Aménagement du territoire

AWANS. — Un arrêté ministériel du 11 juin 2004 approuve la modification de la composition de la Commissionconsultative communale d’Aménagement du Territoire d’Awans, telle qu’elle a été adoptée par la délibération du25 mars 2003 du conseil communal d’Awans, conformément à l’article 7 du Code wallon de l’Aménagement duTerritoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine.

La liste des membres peut être consultée auprès de la Division de l’Aménagement du Territoire et de l’Urbanisme,rue des Brigades d’Irlande, 1, 5100 Jambes, et auprès de l’administration communale d’Awans.

BASTOGNE. — Un arrêté ministériel du 30 juin 2004 décide qu’il y a lieu d’élaborer un plan communald’aménagement au lieu-dit « rue des Maies » à Bastogne (Bastogne), en dérogation au plan de secteur de Bastogne.

BRAINE-L’ALLEUD. — Un arrêté ministériel du 21 juin 2004 approuve les modifications de la composition de laCommission consultative communale d’Aménagement du Territoire de Braine-l’Alleud, telles qu’elles ont été adoptéespar la délibération du 3 mai 2004 du conseil communal de Braine-l’Alleud, conformément à l’article 7 du Code wallonde l’Aménagement du Territoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine.

La liste des membres peut être consultée auprès de la Division de l’Aménagement du Territoire et de l’Urbanisme,rue des Brigades d’Irlande, 1, 5100 Jambes, et auprès de l’administration communale de Braine-l’Alleud.

CHARLEROI. — Un arrêté ministériel du 21 juin 2004 approuve le plan communal d’aménagement no 1A dit « ruePont-à-Migneloux » à Charleroi (section de Gosselies), dérogatoire au plan de secteur de Charleroi.

58768 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 111: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

CHAUDFONTAINE. — Un arrêté ministériel du 22 juin 2004 approuve la modification de la composition de laCommission consultative communale d’Aménagement du Territoire de Chaudfontaine, telle qu’elle a été adoptée parla délibération du 26 mai 2004 du conseil communal de Chaudfontaine, conformément à l’article 7 du Code wallon del’Aménagement du Territoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine.

La liste des membres peut être consultée auprès de la Division de l’Aménagement du Territoire et de l’Urbanisme,rue des Brigades d’Irlande, 1, 5100 Jambes, et auprès de l’administration communale de Chaudfontaine.

COURT-SAINT-ETIENNE. — Un arrêté ministériel du 6 juillet 2004 décide qu’il y a lieu d’élaborer un plancommunal d’aménagement dit « Henricot II » à Court-Saint-Etienne, en dérogation au plan de secteur deWavre-Jodoigne-Perwez, selon les nouvelles affectations suivantes : activités industrielles, artisanales, commerciales,équipements communautaires, habitat pour les habitations existantes et au-dessus des bâtiments destinés à la petiteindustriel, au commerce et à l’artisanat, voiries et aires de parcage, zones tampons.

Le même arrêté abroge et remplace l’arrêté ministériel du 4 décembre 2000 autorisant l’élaboration d’un plancommunal d’aménagement dit « Henricot II » à Court-Saint-Etienne, en dérogation au plan de secteur deWavre-Jodoigne-Perwez.

ENGIS. — Un arrêté ministériel du 11 juin 2004 approuve la modification de la composition de la Commissionconsultative communale d’Aménagement du Territoire d’Engis, telle qu’elle a été adoptée par la délibération du27 avril 2004 du conseil communal d’Engis, conformément à l’article 7 du Code wallon de l’Aménagement du Territoire,de l’Urbanisme et du Patrimoine.

La liste des membres peut être consultée auprès de la Division de l’Aménagement du Territoire et de l’Urbanisme,rue des Brigades d’Irlande, 1, 5100 Jambes, et auprès de l’administration communale d’Engis.

ESNEUX. — Un arrêté ministériel du 29 juin 2004 approuve la modification de la composition de la Commissionconsultative communale d’Aménagement du Territoire d’Esneux, telle qu’elle a été adoptée par la délibération du6 mai 2004 du conseil communal d’Esneux, conformément à l’article 7 du Code wallon de l’Aménagement du Territoire,de l’Urbanisme et du Patrimoine.

La liste des membres peut être consultée auprès de la Division de l’Aménagement du Territoire et de l’Urbanisme,rue des Brigades d’Irlande, 1, 5100 Jambes, et auprès de l’administration communale d’Esneux.

FERRIERES. — Un arrêté ministériel du 29 juin 2004 approuve la modification de la composition de la Commissionconsultative communale d’Aménagement du Territoire de Ferrières, telle qu’elle a été adoptée par la délibération du29 avril 2004 du conseil communal de Ferrières, conformément à l’article 7 du Code wallon de l’Aménagement duTerritoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine.

La liste des membres peut être consultée auprès de la Division de l’Aménagement du Territoire et de l’Urbanisme,rue des Brigades d’Irlande, 1, 5100 Jambes, et auprès de l’administration communale de Ferrières.

LIBIN. — Un arrêté ministériel du 11 juin 2004 approuve les modifications de la composition de la Commissionconsultative communale d’Aménagement du Territoire de Libin, telles qu’elles ont été adoptées par la délibération du7 avril 2004 du conseil communal de Libin, conformément à l’article 7 du Code wallon de l’Aménagement du Territoire,de l’Urbanisme et du Patrimoine.

La liste des membres peut être consultée auprès de la Division de l’Aménagement du Territoire et de l’Urbanisme,rue des Brigades d’Irlande, 1, 5100 Jambes, et auprès de l’administration communale de Libin.

NEUPRE. — Un arrêté ministériel du 30 juin 2004 approuve les modifications de la composition de la Commissionconsultative communale d’Aménagement du Territoire de Neupré, telles qu’elles ont été adoptées par les délibérationsdu 26 février 2004 et du 27 mai 2004 du conseil communal de Neupré, conformément à l’article 7 du Code wallon del’Aménagement du Territoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine.

La liste des membres peut être consultée auprès de la Division de l’Aménagement du Territoire et de l’Urbanisme,rue des Brigades d’Irlande, 1, 5100 Jambes, et auprès de l’administration communale de Neupré.

MARTELANGE. — Un arrêté ministériel du 29 juin 2004 approuve le plan communal d’aménagement dit« Camping le Ranch » à Martelange (Martelange), en dérogation au plan de secteur du Sud-Luxembourg, approuvé pararrêté royal du 27 mars 1979.

MONT-SAINT-GUIBERT. — Un arrêté ministériel du 30 juin 2004 décide qu’il y a lieu d’approuver le plancommunal d’aménagement dérogatoire dit « Sablière », adopté définitivement par le conseil communal de la communede Mont-Saint-Guibert en séance du 22 avril 2004.

58769BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 112: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

MONT-SAINT-GUIBERT. — Un arrêté ministériel du 30 juin 2004 décide qu’il y a lieu d’approuver le plancommunal d’aménagement dérogatoire dit « Bois de la Magdeleine » adopté définitivement par le conseil communalde la commune de Mont-Saint-Guibert, en séance du 22 avril 2004.

PONT-A-CELLES. — Un arrêté ministériel du 11 juin 2004 approuve la modification de la composition de laCommission consultative communale d’Aménagement du Territoire de Pont-à-Celles, telle qu’elle a été adoptée par ladélibération du 26 janvier 2004 du conseil communal de Pont-à-Celles, conformément à l’article 7 du Code wallon del’Aménagement du Territoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine.

La liste des membres peut être consultée auprès de la Division de l’Aménagement du Territoire et de l’Urbanisme,rue des Brigades d’Irlande, 1, 5100 Jambes, et auprès de l’administration communale de Pont-à-Celles.

RIXENSART. — Un arrêté ministériel du 11 juin 2004 approuve les modifications de la composition de laCommission consultative communale d’Aménagement du Territoire de Rixensart, telles qu’elles ont été adoptées parla délibération du 18 février 2004 du conseil communal de Rixensart, conformément à l’article 7 du Code wallon del’Aménagement du Territoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine.

La liste des membres peut être consultée auprès de la Division de l’Aménagement du Territoire et de l’Urbanisme,rue des Brigades d’Irlande, 1, 5100 Jambes, et auprès de l’administration communale de Rixensart.

ROCHEFORT. — Un arrêté ministériel du 1er juillet 2004 approuve le plan communal d’aménagement dit « Parcd’activités économiques dédié aux nouvelles technologies de l’information et de la communication » à Rochefort(Lessive), en dérogation au plan de secteur de Dinant-Ciney-Rochefort, approuvé par arrêté royal le 22 janvier 1979.

SAINT-GHISLAIN. — Un arrêté ministériel du 11 juin 2004 approuve la modification de la composition de laCommission consultative communale d’Aménagement du Territoire de Saint-Ghislain, telle qu’elle a été adoptée par ladélibération du 24 novembre 2003 du conseil communal de Saint-Ghislain, conformément à l’article 7 du Code wallonde l’Aménagement du Territoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine.

La liste des membres peut être consultée auprès de la Division de l’Aménagement du Territoire et de l’Urbanisme,rue des Brigades d’Irlande, 1, 5100 Jambes, et auprès de l’administration communale de Saint-Ghislain.

TELLIN. — Un arrêté ministériel du 29 juin 2004 abroge le plan communal d’aménagement no 1 de la communede Tellin (section de Bure), approuvé par le Prince Régent le 6 juillet 1948 et révisé partiellement, par arrêté royal, les31 janvier 1953, 20 août 1956 et 12 septembre 1958 puis, par arrêté ministériel le 15 janvier 1999.

VERVIERS. — Un arrêté ministériel du 21 juin 2004 approuve la modification de la composition de la Commissionconsultative communale d’Aménagement du Territoire de Verviers, telle qu’elle a été adoptée par la délibération du29 mars 2004 du conseil communal de Verviers, conformément à l’article 7 du Code wallon de l’Aménagement duTerritoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine.

La liste des membres peut être consultée auprès de la Division de l’Aménagement du Territoire et de l’Urbanisme,rue des Brigades d’Irlande, 1, 5100 Jambes, et auprès de l’administration communale de Verviers.

VERVIERS. — Un arrêté ministériel du 2 juillet 2004 approuve la délibération du 4 mars 2004 de la députationpermanente du conseil provincial de Liège décidant l’élargissement du chemin vicinal no 4 par l’incorporation de 7emprises à prélever dans les parcelles cadastrées 5ème division, section A, nos 495z, 489m7, 489p7, 489w7, 510h4, 510k4et 510f4 et le déclassement d’un excédent de ce même chemin vicinal à rétrocéder à la parcelle cadastrée 5ème division,section A, no 495z.

VRESSE-SUR-SEMOIS. — Un arrêté ministériel du 11 juin 2004 approuve le nouveau règlement d’ordre intérieurde la Commission consultative communale d’Aménagement du Territoire de Vresse-sur-Semois, tel qu’il a été adoptépar la délibération du 6 mai 2004 du conseil communal de Vresse-sur-Semois.

Ledit règlement peut être consulté auprès de la Division de l’Aménagement du Territoire et de l’Urbanisme, ruedes Brigades d’Irlande, 1, 5100 Jambes, et auprès de l’administration communale de Vresse-sur-Semois.

58770 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 113: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

OFFICIELE BERICHTEN — AVIS OFFICIELS

COUR D’ARBITRAGE

[2004/202528]Avis prescrit par l’article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d’arbitrage

Par arrêt du 21 juin 2004 en cause de J.-P. Wauthy et M.-A. Frecourt contre la s.a. Fortis Banque et en cause deB. Audin et M. Wauthy contre la s.a. Fortis Banque, J.-P. Wauthy et M.-A. Frecourt, dont l’expédition est parvenue augreffe de la Cour d’arbitrage le 29 juin 2004, la Cour d’appel de Mons a posé la question préjudicielle suivante :

« L’article 81 de la loi du 8 août 1997, tel que modifié par la loi du 4 septembre 2002, en ce qu’il dit que la personnemorale faillie ne peut être déclarée excusable, ne crée-t-il pas une discrimination, violant ainsi les articles 10 et 11 dela Constitution, entre les personnes physiques qui, à titre gratuit, se sont portées caution des engagements d’un faillipersonne morale et les personnes physiques qui, à titre gratuit, se sont portées caution d’un failli personne physique,dès lors que l’article 82 de la loi du 8 août 1997, tel que modifié par la loi du 4 septembre 2002, indique que l’excusabilitééteint les dettes du failli et décharge les personnes physiques qui, à titre gratuit, se sont rendues caution de sesobligations ? »

Cette affaire est inscrite sous le numéro 3031 du rôle de la Cour.Le greffier,

P.-Y. Dutilleux.

ARBITRAGEHOF

[2004/202528]Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof

Bij arrest van 21 juni 2004 in zake J.-P. Wauthy en M.-A. Frecourt tegen de n.v. Fortis Bank en in zake B. Audin enM. Wauthy tegen de n.v. Fortis Bank, J.-P. Wauthy en M.-A. Frecourt, waarvan de expeditie ter griffie van hetArbitragehof is ingekomen op 29 juni 2004, heeft het Hof van Beroep te Bergen de volgende prejudiciële vraag gesteld :

« Brengt artikel 81 van de wet van 8 augustus 1997, zoals gewijzigd bij de wet van 4 september 2002, in zoverrehet bepaalt dat de gefailleerde rechtspersoon niet verschoonbaar kan worden verklaard, geen discriminatie teweeg,waardoor het aldus de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, tussen de natuurlijke personen die zich kosteloosborg hebben gesteld voor de verbintenissen van een gefailleerde rechtspersoon, en de natuurlijke personen die zichkosteloos borg hebben gesteld voor een gefailleerde natuurlijke persoon, aangezien artikel 82 van de wet van8 augustus 1997, zoals gewijzigd bij de wet van 4 september 2002, aangeeft dat de verschoonbaarheid de schulden vande gefailleerde tenietdoet en de natuurlijke personen die zich kosteloos borg hebben gesteld voor een verbintenis vande gefailleerde, ontslaat van hun verplichtingen ? »

Die zaak is ingeschreven onder nummer 3031 van de rol van het Hof.De griffier,

P.-Y. Dutilleux.

SCHIEDSHOF

[2004/202528]Bekanntmachung vorgeschrieben durch Artikel 74 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 über den Schiedshof

In seinem Urteil vom 21. Juni 2004 in Sachen J.-P. Wauthy und M.-A. Frecourt gegen die Fortis Bank AG und inSachen B. Audin und M. Wauthy gegen die Fortis Bank AG, J.-P. Wauthy und M.-A. Frecourt, dessen Ausfertigung am29. Juni 2004 in der Kanzlei des Schiedshofes eingegangen ist, hat der Appellationshof Mons folgende präjudizielleFrage gestellt:

«Führt Artikel 81 des Konkursgesetzes vom 8. August 1997 in der durch das Gesetz vom 4. September 2002abgeänderten Fassung, insofern er bestimmt, daß eine in Konkurs geratene juristische Person nicht für entschuldbarerklärt werden kann, nicht zu einer Diskriminierung - und verstößt er somit nicht gegen die Artikel 10 und 11 derVerfassung - zwischen den natürlichen Personen, die unentgeltlich für die Verpflichtungen einer in Konkurs geratenenjuristischen Person gebürgt haben, und den natürlichen Personen, die unentgeltlich für eine in Konkurs geratenenatürliche Person gebürgt haben, angesichts der Tatsache, daß Artikel 82 des Gesetzes vom 8. August 1997 in der durchdas Gesetz vom 4. September 2002 abgeänderten Fassung bestimmt, daß aufgrund der Entschuldbarkeit die Schuldendes Konkursschuldners erlöschen und natürliche Personen, die unentgeltlich für die Verpflichtungen des Konkurs-schuldners gebürgt haben, entlastet werden?»

Diese Rechtssache wurde unter der Nummer 3031 ins Geschäftsverzeichnis des Hofes eingetragen.Der Kanzler,

P.-Y. Dutilleux.

58771BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 114: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

COUR D’ARBITRAGE

[2004/202527]Avis prescrit par l’article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d’arbitrage

Par requête adressée à la Cour par lettre recommandée à la poste le 29 juin 2004 et parvenue au greffe le30 juin 2004, un recours en annulation de la loi du 19 décembre 2003 relative aux infractions terroristes (publiée auMoniteur belge du 29 décembre 2003, troisième édition) a été introduit, pour cause de violation des articles 10, 11, 12 et14 de la Constitution, par l’a.s.b.l. Ligue des droits de l’homme, dont le siège social est établi à 1190 Bruxelles, chausséed’Alsemberg 303, l’a.s.b.l. Liga voor Mensenrechten, dont le siège social est établi à 9000 Gand,Van Stopenberghestraat 2, et l’a.s.b.l. Syndicat des avocats pour la démocratie, dont le siège social est établi à 1060Bruxelles, rue Berckmans 83.

Cette affaire est inscrite sous le numéro 3035 du rôle de la Cour.Le greffier,

P.-Y. Dutilleux.

ARBITRAGEHOF

[2004/202527]Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof

Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 29 juni 2004 ter post aangetekende brief en ter griffie isingekomen op 30 juni 2004, is beroep tot vernietiging ingesteld van de wet van 19 december 2003 betreffendeterroristische misdrijven (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 29 december 2003, derde uitgave), wegensschending van de artikelen 10, 11, 12 en 14 van de Grondwet, door de v.z.w. Ligue des droits de l’homme, metmaatschappelijke zetel te 1190 Brussel, Alsembergsesteenweg 303, de v.z.w. Liga voor Mensenrechten, metmaatschappelijke zetel te 9000 Gent, Van Stopenberghestraat 2, en de v.z.w. Syndicat des avocats pour la démocratie,met maatschappelijke zetel te 1060 Brussel, Berckmansstraat 83.

Die zaak is ingeschreven onder nummer 3035 van de rol van het Hof.De griffier,

P.-Y. Dutilleux.

SCHIEDSHOF

[2004/202527]Bekanntmachung vorgeschrieben durch Artikel 74 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 über den Schiedshof

Mit einer Klageschrift, die dem Hof mit am 29. Juni 2004 bei der Post aufgegebenem Einschreibebrief zugesandtwurde und am 30. Juni 2004 in der Kanzlei eingegangen ist, erhoben Klage auf Nichtigerklärung des Gesetzes vom19. Dezember 2003 über terroristische Straftaten (veröffentlicht im Belgischen Staatsblatt vom 29. Dezember 2003, dritteAusgabe), wegen Verstoßes gegen die Artikel 10, 11, 12 und 14 der Verfassung : die VoG Ligue des droits de l’homme,mit Vereinigungssitz in 1190 Brüssel, chaussée d’Alsemberg 303, die VoG Liga voor Mensenrechten, mit Vereinigungs-sitz in 9000 Gent, Van Stopenberghestraat 2, und die VoG Syndicat des avocats pour la démocratie, mit Vereinigungssitzin 1060 Brüssel, rue Berckmans 83.

Diese Rechtssache wurde unter der Nummer 3035 ins Geschäftsverzeichnis des Hofes eingetragen.Der Kanzler,

P.-Y. Dutilleux.

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN SERVICE PUBLIC FEDERAL FINANCES

Administratie van het kadaster, registratie en domeinen Administration du cadastre, de l’enregistrement et des domaines

Bekendmaking voorgeschreven bij artikel 770van het Burgerlijk Wetboek

Publication prescrite par l’article 770du Code civil

[2004/54177]

Erfloze nalatenschap van Ullens, Marie

Ullens, Marie Sophie, geboren te Willebroek op 9 december 1902,laatst wonende te 2800 Mechelen, Frans Halsvest 69/4, is overleden teMechelen op 19 februari 2002, zonder gekende erfopvolger na te laten.

Alvorens te beslissen over de vraag van de Administratie van deBTW, registratie en domeinen, namens de Staat, tot inbezitstelling vande nalatenschap, heeft de rechtbank van eerste aanleg van Mechelen, bijvonnis van 17 oktober 2002, de bekendmakingen en aanplakkingenvoorzien bij artikel 770 van het Burgerlijk Wetboek bevolen.

Mechelen, 9 januari 2004.

De gewestelijke directeur van de registratie en domeinen a.i.,M. De Jonghe.

(54177)

[2004/54177]

Succession en déshérence d’Ullens, Marie

Ullens, Marie Sophie, née à Willebroek le 9 décembre 1902, domiciliéeà 2800 Mechelen, Frans Halsvest 69/4, est décédée à Mechelen le19 février 2002, sans laisser de successeur connu.

Avant de statuer sur la demande de l’Administration de la T.V.A., del’enregistrement et des domaines tendant à obtenir, au nom de l’Etat,l’envoi en possession de la succession, le tribunal de première instancede Malines, a, par jugement du 17 octobre 2002, prescrit les publicationset affiches prévues par l’article 770 du Code civil.

Malines, le 9 janvier 2004.

Le directeur régional de l’enregistrement et des domaines a.i.,M. De Jonghe.

(54177)

58772 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 115: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN

[2004/03303]Administratie van de BTW, registratie en domeinen

Vervreemding van onroerende domeingoederen

Bekendmaking gedaan ter uitvoering van de wet van 31 mei 1923gewijzigd door de programmawet van 6 juli 1989

Het Waalse Gewest is voornemens uit te hand te verkopen :

Gemeente Belœil (vroeger Ellignies-Sainte-Anne)Een perceel grond gelegen rue des Combattants, gekadastreerd of

vroeger gekadastreerd Belœil 9e afdeling, sectie B, nummer 617n2, vooreen oppervlakte van 11 a 31 ca.

Palend of gepaald hebbende aan de genoemde straat aan Lor,Christine en aan Dramaix-Thibaut, Michel.

Prijs : 22.620 euro, buiten de kosten.Gewestplan : woongebied met landelijk karakter.Eventuele bezwaren of hogere aanbiedingen dienen binnen de

maand van dit bericht overgemaakt aan het Aankoopcomité te Bergen,digue des Peupliers 71 (tel. 065-32 75 16; fax : 065-32 74 98).

Personen van contact : Jean-Marie Duym, administratief assistent;Michel Ricour, commissaris.

Verwijzing : 51008/9/2048.

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE,K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE

[S − C − 2004/11332]Openstaande betrekking van adviseur-generaal

bij de Algemene Directie Controle en BemiddelingOproep tot kandidaten

Er wordt de belangstellende ambtenaren ter kennis gebracht dat eenbetrekking van adviseur-generaal (rang 15) bij de Algemene DirectieControle en Bemiddeling te begeven is.

Deze betrekking is toegankelijk zowel voor vrouwen als voormannen.

Functiebeschrijving :Het bijstaan van de directeur-generaal tot de realisatie van de

strategische en operationele doelstellingen van de Algemene DirectieControle en Bemiddeling.

Het begeleiden, coachen en opvolgen van de medewerkers van deAfdeling Coördinatie en Bemiddeling bij het uitvoeren van de opge-dragen taken in het kader van de coördinatie van het toezicht op denaleving van een bepaalde complexe wetgeving en/of reglementering,het vaststellen van inbreuken en het verlenen van advies met alsfinaliteit het verzekeren van de economische belangen, de bestredensituatie te regulariseren, bestraffend optreden en bemiddelend optre-den.

Kernresultaatsgebieden :1. Als één van de adjuncten van de directeur-generaal deze laatste

bijstaan tot het realiseren van de doelstellingen van de algemenedirectie.

Dit omvat o.a. de volgende taken :- De directeur-generaal vervangen bij diens afwezigheid;- De taken op zich nemen als eerste medewerker van de directeur-

generaal;- Nazicht van alle dossiers die ter ondertekening van de directeur-

generaal worden voorgelegd.2. Als leidinggevende de nodige initiatieven nemen opdat de

afdeling haar opdracht zo optimaal mogelijk zou kunnen uitvoeren.Dit omvat o.a. de volgende taken :- De medewerkers en de afdeling richten naar de te bereiken

doelstelling;- Een planning opstellen, de prioriteiten bepalen, de taken organise-

ren en opvolgen;- De concrete instructies, opdrachten of de verantwoordelijkheden

aan de medewerkers overmaken en informeren;- De resultaten verbeteren en opvolgen;- De coördinatie van de groepswerkzaamheden verdelen en ver-

zekeren;- Instaan voor de teamgeest en de begeleiding van de ontwikkeling

van de medewerkers;

SERVICE PUBLIC FEDERAL FINANCES

[2004/03303]Administration de la T.V.A., de l’enregistrement et des domaines

Aliénation d’immeubles domaniaux

Publication faite en exécution de la loi du 31 mai 1923,modifiée par la loi programme du 6 juillet 1989

La Région Wallonne se propose de vendre de gré à gré :

Ville de Belœil (ex-Ellignies-Sainte-Anne)Un terrain sis rue des Combattants, cadastré ou l’ayant été Belœil

9e division, section B, numéro 617n2, pour une superficie de 11 a 31 ca.

Tenant ou ayant tenu à ladite rue, à Lor, Christine et à Dramaix-Thibaut, Michel.

Prix : 22.620 euros, outre les frais.Plan de secteur : zone d’habitat à caractère rural.Les réclamations éventuelles ou les offres plus élevées doivent être

adressées dans le mois du présent avis, au Comité d’acquisitiond’Immeubles à Mons, Digue des Peupliers 71 (tél. 065/32 75 16,fax 065/32 74 98).

Personnes de contact : Jean-Marie Duym, assistant administratif;Michel Ricour, commissaire.

Références : 51008/9/2048.

SERVICE PUBLIC FEDERAL ECONOMIE,P.M.E., CLASSES MOYENNES ET ENERGIE

[S − C − 2004/11332]Emploi vacant de conseiller général

à la Direction générale du Contrôle et de la MédiationAppel aux candidats

Il est porté à la connaissance des fonctionnaires intéressés qu’unemploi de conseiller général (rang 15) à la Direction générale duContrôle et de la Médiation est à conférer.

Cet emploi est accessible aussi bien aux femmes qu’aux hommes.

Description de la fonctionAssister le directeur général à réaliser les objectifs stratégiques et

opérationnels de la Direction générale Contrôle et Médiation.

Accompagner, coacher et suivre les collaborateurs de la DivisionCoordination et Médiation dans l’accomplissement des tâches assi-gnées dans le cadre de la coordination de la vérification du respectd’une législation et/ou réglementation spécifique complexe, constaterles infractions et rendre des avis ayant pour finalité d’assurer lesintérêts économiques, de régulariser la situation conflictuelle, sanction-ner et concilier.

Principales finalités.1. En tant qu’un des adjoints du directeur général, assister ce dernier

dans la réalisation des objectifs de la direction générale.

Ceci comprend notamment les tâches suivantes :- Remplacer le directeur général en son absence;- Assumer les tâches de premier collaborateur du directeur général;

- Vérification de tous les dossiers soumis à la signature du directeurgénéral.

2. En tant que dirigeant, prendre les initiatives nécessaires pour quela division puisse accomplir sa mission de manière optimale.

Ceci comprend notamment les tâches suivantes :- Guider les collaborateurs et la division vers l’objectif à atteindre;

- Etablir un planning, fixer les priorités, organiser les tâches et enassurer le suivi;

- Transmettre les instructions, missions ou responsabilités concrètesaux collaborateurs et les en informer;

- Corriger et suivre les résultats;- Répartir et assurer la coordination des activités de groupe;

- Assurer l’esprit d’équipe et accompagner les collaborateurs dansleur épanouissement;

58773BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 116: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

- De competenties van de medewerkers op een evenwichtige manierbij de samenstelling van de ploeg verdelen;

- Hun begrip van hun sterkten en zwakten doen toenemen;

- De resultaten opvolgen en bijsturen;- Het sturen, motiveren en evalueren van de rechtstreekse medewer-

kers, met inbegrip van hun ontwikkelingsmogelijkheden;- Het steunen van de noodzakelijke veranderingsprojecten binnen de

afdeling :- De beschrijving van alle toegepaste processen;- De opvolging/rapportering aan de hand van boordtabellen.3. Als diensthoofd van de Afdeling Coördinatie en Bemiddeling de

werkzaamheden coördineren om de operationele doelstellingen van dealgemene directie te verwezenlijken.

Dit omvat o.a. de volgende taken :- Vergaderingen beleggen en voorzitten;- Het opvolgen van de behoeften van de afdeling aan middelen

(menselijke en andere);- Het ontwikkelen - binnen de afdeling - van een visie in overeen-

stemming met deze ontworpen door de FOD en de directeur-generaal;- Het aansturen van de opmaak en de realisatie van een operationeel

plan eigen aan de afdeling, teneinde bij te dragen tot de verwezen-lijking van het managementplan van de directeur-generaal;

- De gebruikers (interne diensten, burgers, ondernemingen, over-heden) een kwaliteitsvoile dienst verlenen;

- Het ontwikkelen van de bemiddelingsfunctie aansturen.4. Als adviseur raad geven aan de medewerkers met betrekking tot

specifieke materies en operationele materies om het verloop van detoegepaste verrichtingen te vergemakkelijken en om de algemenedirectie in staat te stellen zijn strategische doelstellingen te uiten en teverwezenlijken.

Dit omvat o.a. de volgende taken :- Kennis over de wetgeving blijvend ontwikkelen en opzoeken van

de gevraagde informatie;- Zich beschikbaar tonen om in eerste instantie een antwoord te

bieden op de specifieke vragen van operationele aard;- Deelnemen aan conferenties en vergaderingen om de kennis bij te

schaven;- Het verzekeren van de eenheid van rechtstoepassing op het gebied

van markttoezicht en het bemiddelen en het adviseren t.a.v. de DG opdit vlak;

- Het geven van juridisch consult op het niveau van de AlgemeneDirectie; het superviseren van de ontwerpen van wet, KB, MB enAntwoorden op Parlementaire Vragen;

- Het beheren van de juridische instrumenten van de AlgemeneDirectie (waarschuwingen, pro justitia’s, minnelijke schikkingen, vor-deringen tot staking, onderbouwen instrumenten bemiddeling);

- Het zorgen voor de juridische onderbouw van de onderzoekeni.s.m. de directeurs van de regionale directies en van de centrale secties;

- De opleiding en documentatie verzorgen op het niveau van deAlgemene Directie.

5. Als tussenpersoon en interne contactpersoon voor de directeur-generaal, de interne communicatie onderhouden alsook het overlegbetreffende het werk van de regionale directie en centrale diensten omduidelijk de boodschappen binnen de verschillende diensten te bren-gen. Tevens waken over de uitvoering van de strategie die door de FODwordt ontwikkeld betreffende de fundamentele, methodologische endeontologische aspecten om bij te dragen tot de strategische ontwikke-ling van de FOD.

Dit omvat o.a. de volgende taken :- Deelnemen aan overlegvergaderingen;- Het onderhouden van relaties met andere algemene directies,

FOD’s en POD’s op dit vlak;- Het onderhouden van relaties met beroepsverenigingen en consu-

mentenverenigingen;- Het onderhouden van relaties met parketten en contacten met

advocaten;- Het zorgen voor externe communicatie;- De planning van zijn afdeling doen overeenkomen met de

directies/diensten en de prioriteiten die door de directeur-generaalworden vastgesteld;

- De dienstnota’s opvolgen en filtreren, alsook de nieuwe regels enprocedures.

- En composant l’équipe, répartir les compétences des collaborateursde manière équilibrée;

- Mieux leur faire prendre conscience de leurs points forts etfaiblesses;

- Suivre et ajuster les résultats;- Guider, motiver et évaluer les collaborateurs directs, eu égard à

leurs possibilités d’épanouissement;- Soutenir les projets de changement indispensables au sein de la

division :- Description de tous les processus appliqués;- Suivi/établissement de rapports à l’aide de tableaux de bord.3. En tant que chef de service de la Division Coordination et

Médiation, coordonner les activités en vue de réaliser les objectifsopérationnels de la direction générale.

Ceci comprend notamment les tâches suivantes :- Organiser et présider des réunions;- Suivre les besoins en ressources (humaines et autres) de la division;

- Développer - au sein de la division - une vision conforme à celleconcue par le SPF et le directeur général;

- Orienter l’élaboration et la réalisation d’un plan opérationnel propreà la division, en vue de contribuer à la réalisation du plan de gestion dudirecteur général;

- Fournir un service de qualité aux utilisateurs (services internes,citoyens, entreprises, autorités);

- Orienter le développement de la fonction de médiation.4. En tant que conseiller, fournir des conseils aux collaborateurs sur

les matières spécifiques et opérationnelles en vue de faciliter ledéroulement des opérations et de permettre à la direction généraled’exprimer et de réaliser ses objectifs stratégiques.

Ceci comprend notamment les tâches suivantes :- Développer en permanence ses connaissances de la législation et

rechercher les informations demandées;- Se rendre disponible pour répondre en première instance aux

questions spécifiques à caractère opérationnel;- Participer aux conférences et réunions en vue d’aiguiser ses

connaissances;- Assurer l’unité de l’application de la législation au niveau du

contrôle du marché et assurer, à cet égard, la médiation et conseiller leDG;

- Fournir des conseils juridiques au niveau de la Direction générale;superviser les projets de loi, d’AR, d’AM et les réponses aux questionsparlementaires;

- Gérer les instruments juridiques de la Direction générale (avertis-sements, pro justitia, transactions, actions en cessation, structure desinstruments médiation);

- Veiller à l’infrastructure juridique des enquêtes en collaborationavec les directeurs des directions régionales et des sections centrales;

- Assurer la formation et fournir la documentation au niveau de laDirection générale.

5. En tant qu’intermédiaire et personne de contact interne pour ledirecteur général, entretenir la communication interne de même que laconcertation concernant le travail de la direction régionale et desservices centraux en vue de bien faire passer les messages au sein desdifférents services. Veiller également à la réalisation de la stratégiedéployée par le SPF au niveau des aspects fondamentaux, méthodolo-giques et déontologiques afin de contribuer au développement straté-gique du SPF.

Ceci comprend notamment les tâches suivantes :- Participer aux réunions de concertation;- Entretenir des relations avec les autres directions générales, SPF et

SPP dans ce domaine;- Entretenir des relations avec les organisations professionnelles et les

associations de consommateurs;- Entretenir des relations avec les parquets et des contacts avec les

avocats;- Veiller à la communication externe;- Faire concorder le planning de sa division avec les directions/services

et avec les priorités fixées par le directeur général;

- Suivre et filtrer les notes de service, de même que les nouvellesrègles et procédures.

58774 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 117: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Diploma en opleidingsniveau :— Kennisdomeinen :- Economische wetgeving;- Legistiek.

— Specifiek diploma of opleidingsniveau :

Universitair diploma : jurist : licentiaat of doctor in de rechten.

Overeenkomstig het artikel 20sexies, van het koninklijk besluit van7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van hetrijkspersoneel en het artikel 10 van het koninklijk besluit van 18 okto-ber 2001 betreffende de mobiliteit van het personeel van sommigeOverheidsdiensten, kunnen in deze betrekking van adviseur-generaalbenoemd worden :

- de rijksambtenaren die titularis zijn van een graad van rang 15;

- de vastbenoemde ambtenaren van de overheidsdiensten waarop hetvoormelde koninklijk besluit van 18 oktober 2001 van toepassing is, dietitularis zijn van een graad van rang 15;

- de vastbenoemde ambtenaren van de Federale OverheidsdienstEconomie, K.M.O., Middenstand en Energie die titularis zijn van eengraad van rang 13 en die, ten minste één jaar graadanciënniteit tellen entwaalf jaar anciënniteit in niveau 1.

Artikel 20septies van het voormelde koninklijk besluit van 7 augus-tus 1939 bepaalt evenwel dat de ambtenaren die benoemd zijn tot eengraad van rang 15 volgens een bijzondere benoemingswijze of inge-volge een eerste benoeming gebaseerd op bepalingen die afwijken vandie welke in de personeelsstatuten zijn voorgeschreven, gedurende deeerste negen jaar die volgen op hun benoeming uitgesloten zijn van detoepassing van voornoemd artikel 20sexies.

Er moet aan de bevorderingsvoorwaarden worden voldaan op hetogenblik van de benoeming.

De belangstellende ambtenaren worden verzocht hun kandidatuur,bij aangetekend schrijven, toe te sturen aan de Voorzitter van hetDirectiecomité van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O.,Middenstand en Energie, de Meeûssquare 23, te 1000 Brussel, binneneen termijn van tien werkdagen, die ingaat op de eerste werkdagvolgend op de publicatie van dit bericht in het Belgisch Staatsblad(poststempel geldt als bewijs). Wanneer de eerste of de laatste dag vande termijn een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, wordtde termijn verlengd tot de volgende werkdag.

De sollicitatiebrief vermeldt de datum, de naam, de voornamen, degraad van de gegadigde, het bestuur waaronder hij/zij ressorteert enbevat een uiteenzetting van de aanspraken die de kandidaat meent tekunnen doen gelden om naar deze betrekking te dingen, inzonderheidde bekwaamheid inzake beheer van de overheidsdiensten die hij/zijmeent te moeten laten gelden.

De kandidaten die niet tot de Federale Overheidsdienst Economie,K.M.O., Middenstand en Energie behoren, moeten een attest verstrek-ken, afgeleverd door de personeelsdienst van de administratie die hentewerkstelt waarin bevestigd wordt dat zij een graad van rang 15definitief bekleden en met vermelding van de datum van benoeming indie graad.

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE

[C − 2004/09547]

Rechterlijke Orde. — Vacante betrekking

— rechter in handelszaken in de rechtbank van koophandel teBrugge : 1 (vanaf 1 september 2004).

Elke kandidatuur voor een benoeming in de Rechterlijke Orde moet,op straffe van verval, bij een ter post aangetekend schrijven wordengericht aan Mevr. de Minister van Justitie, Directoraat-generaal Rech-terlijke Organisatie – Dienst Personeelszaken – 3/P/R.O. I, Waterloo-laan 115, 1000 Brussel, binnen een termijn van één maand na debekendmaking van de vacature in het Belgisch Staatsblad (artikel 287 vanhet Gerechtelijk Wetboek).

Diplôme et niveau de formation :— Domaines de connaissance :- Législation économique;- Légistique.

— Diplôme spécifique ou niveau de formation :

Diplôme universitaire : juriste : licencié ou docteur en droit.

Conformément à l’article 20sexies de l’arrêté royal du 7 août 1939organisant l’évaluation et la carrière des agents de l’Etat et à l’article 10de l’arrêté royal du 18 octobre 2001 relatif à la mobilité du personnel decertains Services Publics, peuvent être nommés à l’emploi de conseillergénéral en cause :

- les agents définitifs de l’Etat qui sont titulaires d’un grade durang 15;

- les agents définitifs des organismes publics auxquels s’appliquel’arrêté royal du 18 octobre 2001 précité qui sont titulaires d’un gradedu rang 15;

- les agents définitifs du Service public fédérale Economie, P.M.E.,Classes moyennes et Energie qui sont titulaires d’un grade durang 13 et qui comptent au moins un an d’ancienneté de grade et douzeans d’ancienneté dans le niveau 1.

Toutefois, l’article 20septies de l’arrêté royal du 7 août 1939 précitéstipule que les agents de l’Etat qui ont été nommés à un grade durang 15, selon un mode particulier de nomination ou suite à unepremière nomination fondée sur des dispositions dérogeant auxdispositions prévues dans les statuts du personnel, sont exclus pendantles neuf premières années qui suivent leur nomination de l’applicationde l’article 20sexies précité.

Il doit être satisfait aux conditions de promotion au moment de lanomination.

Les fonctionnaires intéressé(e)s sont invité(e)s à faire parvenir leurcandidature, par lettre recommandée, au Président du Comité deDirection du Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyen-nes et Energie, square de Meeûs 23, à 1000 Bruxelles, dans un délai dedix jours ouvrables qui commence à courir le premier jour ouvrable quisuit celui de la publication du présent avis au Moniteur belge (le cachetde la poste faisant foi). Lorsque le premier ou le dernier jour du délai estun samedi, un dimanche ou un jour férié légal, le délai est prolongéjusqu’au prochain jour ouvrable.

La lettre de candidature mentionne la date, le nom, les prénoms, legrade du candidat et l’administration dont celui-ci/celle-ci relève etcomporte un exposé des titres que le candidat estime pouvoir fairevaloir pour briguer l’emploi, en particulier les qualités qu’il/elle estimedevoir faire valoir en matière de gestion de services publics.

Les candidats ne faisant pas partie du Service public fédéralEconomie, P.M.E., Classes moyennes et Energie doivent fournir uneattestation, délivrée par le service du personnel de l’administration quiles occupe, certifiant qu’ils sont revêtus, à titre définitif, d’un grade durang 15 et stipulant la date de nomination à ce grade.

SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE

[C − 2004/09547]

Ordre judiciaire. — Place vacante

— juge consulaire au tribunal de commerce de Bruges : 1 (à partirdu 1er septembre 2004).

Toute candidature à une nomination dans l’ordre judiciaire doit êtreadressée, à peine de déchéance, par lettre recommandée à la poste àMme la Ministre de la Justice, Direction générale de l’Organisationjudiciaire – Service du Personnel – 3/P/O.J. I, boulevard de Water-loo 115, 1000 Bruxelles, dans un délai d’un mois à partir de lapublication de la vacance au Moniteur belge (article 287 du Codejudiciaire).

58775BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 118: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGENGOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION

GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

VLAAMSE GEMEENSCHAP — COMMUNAUTE FLAMANDE

JOBPUNT VLAANDEREN

[C − 2004/05040]

Examenprogramma van medewerker onthaal en secretariaat voor het OPZ-Geel

In samenwerking met Jobpunt Vlaanderen wordt een wervingsreserve van mannelijke en vrouwelijke Neder-landstalige medewerkers aangelegd voor het OPZ-Geel. De wervingsreserve blijft 4 jaar geldig.

1. Functiebeschrijving :

Het Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis is een open en geïntegreerd psychiatrisch kennis- en dienstencentrum datzich richt tot elke persoon in psychische nood. Het aanbieden van gespecialiseerde zorg en ondersteuning gekaderd ineen verregaand streven naar openheid en integratie typeert de Geelse aanpak. Ruim 540 personeelsleden en1 000 plaatsen en bedden verdeeld over vier divisies richten zich, elk met hun eigen aanpak en expertise naar despecifieke doelgroepen Volwassenen, Ouderen, Jongeren en Rehabilitatie. Om het management en de medisch-klinischeactiviteiten in de vernieuwde organisatiestructuur te ondersteunen zijn wij dringend op zoek naar een (m/v) :

Medewerker (onthaal en secretariaat)

Als secretariaatsmedewerker zorgt u voor de ondersteuning van de divisiemanager of het afdelingshoofd inadministratieve en organisatorische taken, o.m. het opstellen van brieven, verslaggeving, voorbereiden en notulerenvan vergaderingen. U doet het medische en/of algemene agenda- en klassementsbeheer. U gebruikt de organisatie-specifieke software voor het elektronische patiëntendossier en de registratie van de minimale psychiatrische gegevens.

Als onthaalmedewerker ontvangt u patiënten en bezoekers, verstrekt hen de nodige informatie en staat in voor deregistratie van opnames, inschrijving van patiënten en patiëntenbewegingen. U beantwoordt en verdeelt debinnenkomende telefoons. U doet het agendabeheer van de vergaderzalen en verzorgt de in- en uitgaandebriefwisseling.

U hebt een diploma hoger secundair onderwijs en heeft minstens 5 jaar relevante ervaring in een gelijkaardigefunctie binnen een ziekenhuisomgeving.

U bent leergierig, heel communicatief, zowel schriftelijk als mondeling. U bent klantgericht, discreet, accuraat enflexibel. U hebt een sterke affiniteit met bureautica.

Meer informatie over het Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis Geel en haar werking kunt u vinden opwww.opzgeel.be.

Voor inlichtingen over de functie kunt u terecht bij Ria Govaerts, tel. 014-57 93 08.

2. Toelatingsvoorwaarden te vervullen op 15 augustus 2004 :

— U bent burger van de Europese Unie;

— U hebt een gedrag dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking;

— U geniet de burgerlijke en politieke rechten;

— U hebt aan de dienstplichtwetten voldaan;

— U bent lichamelijk geschikt voor de normale uitoefening van het ambt.

3. Selectieprocedure :

3.1. Voorselectie :

De voorselectie zal gebeuren op basis van de cv-gegevens nl.

— het diploma;

— de gevraagde ervaring in het functionele domein.

Kandidaten die voldoen aan deze vereisten nemen deel aan een jurygesprek dat peilt naar vakkennis, motivatie,attitude en mondelinge communicatievaardigheden.

Geschikt bevonden kandidaten worden toegelaten tot :

3.2. De praktische proef en het psychotechnisch gedeelte :

— een praktische proef waarin kennis van bureautica en schriftelijke communicatievaardigheden getest worden;

— een psychotechnische test i.v.m. persoonlijkheidskenmerken.

3.3. Eindgesprek :

Om te slagen dienen kandidaten ten minste 60 punten op 100 te behalen.

De definitieve rangschikking wordt bepaald in het eindgesprek.

4. Aanwervingsvoorwaarden :

4.1. Toelatingsvoorwaarden te vervullen op de datum van de aanwerving :

— U heeft een diploma hoger secundair onderwijs en u heeft minstens 5 jaar relevante ervaring binnen eenziekenhuisomgeving;

— U neemt deel aan de selectieprocedure en slaagt voor de testen.

58776 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 119: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Opmerking :Na uw aanwerving dient u met goed gevolg een stage van 6 maanden te volbrengen vooraleer u tot ambtenaar kan

worden benoemd.

4.2. Rangschikking :De geslaagden voor de selectie worden gerangschikt volgens het totaal aantal behaalde punten op het jurygesprek.

Deze rangschikking wordt bij de aanwerving in acht genomen.

5. Salaris :De aanvangswedde (geïndexeerde brutojaarwedde) situeert zich tussen S 18.077 en S 29.293. Na voldoende

anciënniteit binnen onze instelling is er een overgang naar volgende weddeschalen met een maximumwedde vanS 33.251.

6. Inschrijving: ten laatste op 15 augustus 2004.U kunt deelnemen aan dit aanwervingsexamen door uw sollicitatiebrief met cv en vermelding van de functie, met

als uiterste inschrijvingsdatum 15 augustus 2004, te versturen naar Iris Croonenborghs, Pas 200, 2440 Geel [email protected]

*JOBPUNT VLAANDEREN

[C − 2004/05041]Jobpunt Vlaanderen coördineert de aanwerving van een schrijnwerker voor Waterwegen en Zeekanaal N.V.

Waterwegen en Zeekanaal N.V., gelegen in Willebroek, is een fusie van de N.V. Zeekanaal en een gedeelte van deadministratie Waterwegen en Zeewezen van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. De opdracht van dezeoverheidsorganisatie is gericht op het stimuleren van het watergebonden transport en het multifunctioneel gebruik vande waterwegen die onder haar bevoegdheid vallen. Op korte termijn zijn we op zoek naar een (m/v) : schrijnwerker.

U zal ingeschakeld worden bij het onderhoud Waterwegen en Zeekanaal N.V. van de gebouwen en algemeneschrijnwerkerij zoals het maken van kasten, repareren van deuren, e.d. U hebt een goede kennis van houtbewerking enu kunt op een veilige manier omgaan met houtbewerkingmachines. U bent stipt met veel zin voor orde en u kunt zowelzelfstandig als in team werken. U beschikt ook over een rijbewijs B of u bent bereid dit op korte termijn te behalen.

Aanbod : naast een vaste benoeming en een beginsalaris van 18.077,15 euro bruto per jaar vermeerderd metpremies en toelagen bieden wij u ook maaltijdcheques, een gratis hospitalisatieverzekering, ruime opleidings- enontplooiingskansen, een aantrekkelijke verlofregeling, een stabiele werkomgeving en een vlotte bereikbaarheid.

Interesse ? Voor meer informatie over de functie kunt u contact opnemen met Ronny Van Cleemput, op hetnummer 03-860 62 53. Als u zich aangetrokken voelt tot deze functie stuur dan uw sollicitatiebrief en cv naar hetselectiekantoor Ascento, t.a.v. Marion Meeusen, Schuttersvest 75, 2800 Mechelen, [email protected]. Weverwachten uw kandidatuur uiterlijk op 2 september 2004.

*JOBPUNT VLAANDEREN

[C − 2004/05042]

Jobpunt Vlaanderen coördineert de aanwerving van een gemeenteontvanger voor de gemeente Zele

Zele, een landelijke Oost-Vlaamse gemeente met een verstedelijkte kern en talrijke bezienswaardigheden, verleentonderdak aan ruim 20 000 inwoners. Het gemeentebestuur van Zele legt een werfreserve (3 jaar) aan voor een (m/v) :

Gemeenteontvanger (Niveau A - Statutair)

Als financieel verantwoordelijke van de gemeente Zele leidt u een team van 5 medewerkers. U int ontvangsten,verzorgt betalingen, coördineert kasstromen en adviseert het bestuur inzake de financiële beleidsaspecten. U benteveneens verantwoordelijk voor de financiële verslaggeving. Dit alles via een nieuw en modern financieel managementmet toepassing van nieuwe financiële beheerstechnieken.

U combineert een diploma/getuigschrift dat voldoet aan de aanwervingsvoorwaarden met minstens drie jaarrelevante ervaring in een financieel administratieve functie. U hebt een grondige kennis van de nieuwe gemeenteweten voldoende kennis van financiële managementtechnieken. U kunt zelfstandig en nauwkeurig werken. U bent eenteamspeler die zijn team coacht. U beschikt over voldoende communicatieve vaardigheden.

Wij bieden : een voltijdse betrekking c een boeiende en afwisselende functie c een interessant brutomaandloontussen S 4.061 en S 5.283 (relevante ervaring kan in rekening gebracht worden) c maaltijdcheques c hospitalisatiever-zekering na 1 jaar dienst. De uitgebreide functiebeschrijving, de aanwervingsvoorwaarden en het examenprogrammakunt u raadplegen op de gemeentelijke website www.zele.be of zijn te verkrijgen bij de personeelsdienst,tel 052−45 98 17.

Interesse ? Stuur dan uw kandidatuur, vergezeld van een cv en een kopie van het vereiste diploma, aangetekenduiterlijk op 28 augustus 2004 naar de heer burgemeester, Markt 50, 9240 Zele. De selectieproeven gaan door in deperiode van eind september tot eind oktober 2004.

58777BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 120: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

WETTELIJKE BEKENDMAKINGENEN VERSCHILLENDE BERICHTEN

PUBLICATIONS LEGALESET AVIS DIVERS

Wet van 29 maart 1962 (artikelen 9 en 21)Loi du 29 mars 1962 (articles 9 et 21)

Gemeente Lanaken

Bijzonder plan van aanlegRecreatiegebied Rekem-Neerharen. — Bekendmaking

Het college van burgemeester en schepenen,

Overeenkomstig de bepalingen van artikel 19 van het besluit van deVlaamse regering van 22 oktober 1996 houdende de gecoördineerdewettekst van de stedenbouw van 29 maart 1962, gewijzigd bij de wettenvan 22 april 1970 en van 22 december 1970, bekrachtigd bij het decreetvan 4 april 1997.

Brengt ter kennis van de bevolking dat het bijzonder plan van aanleg« Recreatiegebied Rekem-Neerharen » omvattende :

plan bestaande toestand;

bestemmingsplan;

stedenbouwkundige voorschriften;

opgemaakt overeenkomstig de wettelijke bepalingen en door degemeenteraad voorlopig aangenomen in haar vergadering van30 januari 2003, voor eenieder ter inzage ligt op het gemeentehuis vanLanaken, Dienst Ruimtelijke Ordening, van 5 augustus 2004 tot4 september 2004.

Al wie omtrent dit plan bezwaren of opmerkingen te maken heeft,moet die schriftelijk aan het schepencollege laten geworden, uiterlijkvóór 4 september 2004, op welke datum het proces-verbaal van sluitingzal opgesteld worden, te elf uur. (27634)

Gemeente Knesselare

Bijzonder plan van aanleg. — Openbaar onderzoek

Het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Knes-selare deelt mee dat, overeenkomstig artikel 19 van het decreet van18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening enzijn wijzigingen, een openbaar onderzoek is geopend, betreffende dedoor de gemeenteraad in zitting van 7 juli 2004 voorlopige aannemingvan het B.P.A. Recreatiezone Ursel en het B.P.A. Moerakker.

De plannen liggen ter inzage op het gemeentehuis, technische- enmilieudienst, De Plaats 14, 9910 Knesselare, tijdens de kantooruren.

Personen die bezwaren of opmerkingen hebben tegen de definitieveaanneming van dit plan, worden verzocht hun schriftelijke bemer-kingen te sturen naar het schepencollege van de gemeente Knesselare,De Plaats 14, 9910 Knesselare, binnen de termijn van dit onderzoek, datzal aanvangen op 6 augustus 2004 en eindigen op6 september 2004. (27635)

Helis, société anonyme,route de Diekirch 307, 6700 Arlon

Numéro d’entreprise 0403.363.810

Convocation

MM. les actionnaires sont priés d’assister à l’assemblée généraleextraordinaire qui se tiendra en l’étude du notaire Yves Dechamps, àSchaerbeek, boulevard Lambermont 374, le jeudi 12 août 2004, à10 h 30 m, avec l’ordre du jour suivant :

Ordre du jour :

1. Modifications suivantes aux statuts.

Article 2 : mettre le texte de cet article en concordance avec lanouvelle situation du siège social.

Articles 5 et 6 : pour libeller en euro le montant actuel du capitalsocial et compléter l’historique du capital.

Article 11 : pour insérer dans le texte une disposition stipulant ques’il est constaté que la société ne comporte que deux actionnaires, lacomposition du conseil d’administration peut être limitée à deuxmembres jusqu’à l’assemblée générale ordinaire qui suivra la constata-tion de l’existence de plus de deux actionnaires.

Article 14 : pour y préciser que si le conseil d’administration necomporte que deux membres, la voix du président cesse d’être prépon-dérante en cas de partage des voix.

Article 15 : pour y insérer dans cet article une disposition stipulantque dans les cas exceptionnels, dûment justifiés par l’urgence etl’intérêt social, à l’exception toutefois de l’arrêt des comptes annuels, leconseil d’administration peut prendre ses décisions uniquement parécrit.

Article 16 : pour supprimer dans le dernier alinéa les mots « avecstipulation de voie parée ».

Article 25 : pour y supprimer la seconde phrase du troisième alinéa.

Articles 23, 28, 30 et 35 : pour y remplacer toutes les références auxanciennes lois coordonnées sur les sociétés commerciales par celles serapportant au Code des sociétés.

2. Pouvoirs à donner au conseil d’administration pour mettre àexécution les décisions à prendre sur le premier point de l’ordre du jouret établir et déposer ou faire déposer au greffe du tribunal de commercecompétant le texte intégral des statuts dans une rédaction mise à jour.

Dépôt des titres au siège social, cinq jours francs avant l’assemblée(art. 25 des statuts). (27636)

Coom-Invest, société anonyme,rue du Saule 26, 1090 Bruxelles

Numéro d’entreprise 0422.355.618

L’assemblée générale ordinaire se réunira le 12 août 2004, à 15 heures.— Ordre du jour : 1. Rapport de gestion du conseil d’administration.2. Approbation des comptes annuels. 3. Affectation des résultats.4. Décharge aux administrateurs. (27637)

Sabli Berthe, société anonyme, en liquidation,route de Corenne 60, 5620 Florennes

Numéro d’entreprise 0427.929.950

Clôture de liquidation - approbation des comptes

Une assemblée générale extraordinaire des actionnaires de la sociétése réunira le 12 août 2004, à 15 heures, au siège social de la société. —Ordre du jour : 1. Clôture de la liquidation. 2. Désignation du lieu deconservation des archives. 3. Acceptation des comptes de liquidation.4. Décharge au liquidateur. (27638)

58778 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 121: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Aankondigingen − Annonces

VENNOOTSCHAPPEN − SOCIETES

Gilis Opslag, naamloze vennootschap,Tieblokkenlaan 8, 2300 Turnhout

Ondernemingsnummer 0429.546.286

De aandeelhouders van de vennootschap Gilis Opslag wordenverzocht een buitengewone algemene vergadering bij te wonen dieplaatsvindt op donderdag 24 augustus 2004, om 9 u. 30 m., op hetkantoor van geassocieerde notarissen Herman Verschraegen en IsisVermander, te 2990 Wuustwezel, Dorpsstraat 95, met volgende agenda :

a) Onderzoek van de volgende stukken en verslagen, waarvan deaandeelhouders kosteloos een afschrift konden verkrijgen :

fusievoorstel opgesteld op datum van 6 april 2004;

Verslag van de raad van bestuur over het voorstel tot fusie;

schriftelijke verslagen over het fusievoorstel opgesteld overeenkom-stig artikel 695 van het Wetboek van vennootschappen door de heerTheo Van Herck, met kantoor te Wommelgem, Herentalsebaan 645, opdatum van 13 mei 2004;

tussentijdse staten per 30 juni 2004.

b) Besluit tot fusie overeenkomstig het voornoemde fusievoorstel,door overneming door de naamloze vennootschap Plough Holding,overnemende vennootschap, waarvan de zetel gevestigd is te2300 Turnhout, Tieblokkenlaan 8, van het gehele vermogen — zowelde rechten als de verplichtingen — van de naamloze vennootschapGilis Vastgoed, met zetel te 2300 Turnhout, Tieblokkenlaan 8, van denaamloze vennootschap Gilis Opslag, met zetel te 2300 Turnhout,Tieblokkenlaan 8, en de besloten vennootschap met beperkte aanspra-kelijkheid Radar, met zetel te 2300 Turnhout, Slachthuisstraat 19,overgenomen vennootschappen, en waarvan de waarde gebaseerd isop een staat van actief en passief afgesloten op 30 september 2003.

c) Kapitaalverhoging in de vennootschap Plough Holding, metS 30.777,48 om het aldus te brengen van S 61.973,38 tot S 92.750,86 dooruitgifte van 15 548 nieuwe aandelen zonder nominale waarde.

d) Wijziging van de statuten van de vennootschap Plough Holding.

- Wijziging van artikel 1 om de naam te wijzigen in Gilis Opslag.

- Wijziging van artikel 3 om het doel te wijzigen.

- Wijziging van artikel 5 om het in overeenstemming te brengen metde kapitaalverhoging en de uitgifte van de nieuwe aandelen.

- Algehele statutenwijziging :

Teneinde uit de statutentekst alle verouderde formuleringen, termi-nologie en overbodige of voorbijgestreefde bepalingen te weren enbovendien om de statuten te herschrijven in een aangepaste taal,terminologie en nummering van de artikelen overeenkomstig hetWetboek van vennootschappen, wordt voorgesteld alle artikelen op teheffen en geheel te vervangen door een totaal geredigeerde statuten-tekst.

Bijgevolg zal in de geredigeerde tekst rekening worden gehoudenmet de bepalingen van de wet van 7 mei 1999, houdende het Wetboekvan vennootschappen (Belgisch Staatsblad 6 augustus 1999).

e) Bevoegdheden te verlenen aan de raad van bestuur voor deuitvoering van de besluiten over de voorgaande punten van de agenda.

f) Ontslagen en benoemingen bestuurders.

g) Benoeming commissaris.

h) Coördinatie van de statuten.

(27639) Raad van bestuur.

Gilis Vastgoed, naamloze vennootschap,Tieblokkenlaan 8, 2300 Turnhout

Ondernemingsnummer 0465.670868

De aandeelhouders van de vennootschap Gilis Vastgoed, wordenverzocht een buitengewone algemene vergadering bij te wonen dieplaatsvindt op donderdag 24 augustus 2004, om 9 u. 30 m., op hetkantoor van geassocieerde notarissen Herman Verschraegen en IsisVermander, te 2990 Wuustwezel, Dorpsstraat 95, met volgende agenda :

a) Onderzoek van de volgende stukken en veslagen, waarvan deaandeelhouders kosteloos een afschrift konden verkrijgen :

fusievoorstel opgesteld op datum van 6 april 2004;

verslag van de raad van bestuur over het voorstel tot fusie;

schriftelijke verslagen over het fusievoorstel opgesteld overeenkom-stig artikel 695 van het Wetboek van vennootschappen door de heerTheo Van Herck, met kantoor te Wommelgem, Herentalsebaan 645, opdatum van 13 mei 2004;

tussentijdse staten per 30 juni 2004.

b) Besluit tot fusie overeenkomstig het voornoemde fusievoorstel,door overneming door de naamloze vennootschap Plough Holding,overnemende vennootschap, waarvan de zetel gevestigd is te2300 Turnhout, Tieblokkenlaan 8, van het gehele vermogen — zowelde rechten als de verplichtingen — van de naamloze vennootschapGilis Vastgoed, met zetel te 2300 Turnhout, Tieblokkenlaan 8, van denaamloze vennootschap Gilis Opslag, met zetel te 2300 Turnhout,Tieblokkenlaan 8, en de besloten vennootschap met beperkte aanspra-kelijkheid Radar, met zetel te 2300 Turnhout, Slachthuisstraat 19,overgenomen vennootschappen, en waarvan de waarde gebaseerd isop een staat van actief en passief afgesloten op 30 september 2003.

c) Kapitaalverhoging in de vennootschap Plough Holding, metS 30.777,48 om het aldus te brengen van S 61.973,38 tot S 92.750,86 dooruitgifte van 15 548 nieuwe aandelen zonder nominale waarde.

d) Wijziging van de statuten van de vennootschap Plough Holding.

- Wijziging van artikel 1 om de naam te wijzigen in Gilis Opslag.

- Wijziging van artikel 3 om het doel te wijzigen.

- Wijziging van artikel 5 om het in overeenstemming te brengen metde kapitaalverhoging en de uitgifte van de nieuwe aandelen.

- Algehele statutenwijziging :

Teneinde uit de statutentekst alle verouderde formuleringen, termi-nologie en overbodige of voorbijgestreefde bepalingen te weren enbovendien om de statuten te herschrijven in een aangepaste taal,terminologie en nummering van de artikelen overeenkomstig hetWetboek van vennootschappen, wordt voorgesteld alle artikelen op teheffen en geheel te vervangen door een totaal geredigeerde statuten-tekst.

Bijgevolg zal in de geredigeerde tekst rekening worden gehoudenmet de bepalingen van de wet van 7 mei 1999, houdende het Wetboekvan vennootschappen (Belgisch Staatsblad 6 augustus 1999).

e) Bevoegdheden te verlenen aan de raad van bestuur voor deuitvoering van de besluiten over de voorgaande punten van de agenda.

f) Ontslagen en benoemingen bestuurders.

g) Benoeming commissaris.

h) Coördinatie van de statuten.(27640) Raad van bestuur.

Plough Holding, naamloze vennootschap,Tieblokkenlaan 8, 2300 Turnhout

Ondernemingsnummer 0463.742.548

De aandeelhouders van de vennootschap Plough Holding wordenverzocht een buitengewone algemene vergadering bij te wonen dieplaatsvindt op donderdag 24 augustus 2004, om 9 u. 30 m., op hetkantoor van geassocieerde notarissen Herman Verschraegen en IsisVermander, te 2990 Wuustwezel, Dorpsstraat 95, met volgende agenda :

58779BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 122: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

a) Onderzoek van de volgende stukken en veslagen, waarvan deaandeelhouders kosteloos een afschrift konden verkrijgen :

fusievoorstel opgesteld op datum van 6 april 2004;

Verslag van de raad van bestuur over het voorstel tot fusie;

schriftelijke verslagen over het fusievoorstel opgesteld overeenkom-stig artikel 695 van het Wetboek van vennootschappen door de heerTheo Van Herck, met kantoor te Wommelgem, Herentalsebaan 645, opdatum van 13 mei 2004;

tussentijdse staten per 30 juni 2004.

b) Besluit tot fusie overeenkomstig het voornoemde fusievoorstel,door overneming door de naamloze vennootschap Plough Holding,overnemende vennootschap, waarvan de zetel gevestigd is te2300 Turnhout, Tieblokkenlaan 8, van het gehele vermogen — zowelde rechten als de verplichtingen — van da naamloze vennootschapGilis Vastgoed, met zetel te 2300 Turnhout, Tieblokkenlaan 8, van denaamloze vennootschap Gilis Opslag, met zetel te 2300 Turnhout,Tieblokkenlaan 8, en de besloten vennootschap met beperkte aanspra-kelijkheid Radar, met zetel te 2300 Turnhout, Slachthuisstraat 19,overgenomen vennootschappen, en waarvan de waarde gebasseerd isop een staat van actief en passief afgesloten op 30 september 2003.

c) Kapitaalverhoging in de vennootschap Plough Holding, metS 30.777,48 om het aldus te brengen van S 61.973,38 tot S 92.750,86 dooruitgifte van 15 548 nieuwe aandelen zonder nominale waarde.

d) Wijziging van de statuten van de vennootschap Plough Holding.

- Wijziging van artikel 1 om de naam te wijzigen in Gilis Opslag.

- Wijziging van artikel 3 om het doel te wijzigen.

- Wijziging van artikel 5 om het in overeenstemming te brengen metde kapitaalverhoging en de uitgifte van de nieuwe aandelen.

- Algehele statutenwijziging :

Teneinde uit de statutentekst alle verouderde formuleringen, termi-nologie en overbodige of voorbijgestreefde bepalingen te weren enbovendien om de statuten te herschrijven in een aangepaste taal,terminologie en nummering van de artikelen overeenkomstig hetWetboek van vennootschappen, wordt voorgesteld alle artikelen op teheffen en geheel te vervangen door een totaal geredigeerde statuten-tekst.

Bijgevolg zal in de geredigeerde tekst rekening worden gehoudenmet de bepalingen van de wet van 7 mei 1999, houdende het Wetboekvan vennootschappen (Belgisch Staatsblad 6 augustus 1999).

e) Bevoegdheden te verlenen aan de raad van bestuur voor deuitvoering van de besluiten over de voorgaande punten van de agenda.

f) Ontslagen en benoemingen bestuurders.

g) Benoeming commissaris.

h) Coördinatie van de statuten.

(27641) Raad van bestuur.

Dobbels-Lefevere, naamloze vennootschap,

M. Windelsstraat 41, 8790 Waregem

H.R. Kortrijk 127308 — BTW 447.490.395

De jaarvergadering zal gehouden worden op de zetel, op 17.08.2004,te 18 uur. — Dagorde : 1. Verslag van de raad van bestuur. 2. Goed-keuring van de jaarrekening. 3. Bestemming van het resultaat. 4. Kwij-ting aan bestuurders. 5. Varia. (82373)

Elektro Vroman, naamloze vennootschap,Pr. Kennedylaan 34, 8870 Izegem

H.R. Kortrijk 102242 — BTW 454.160.928

De aandeelhouders worden verzocht de algemene vergadering tewillen bijwonen op 17.08.2004, om 11 uur. — Agenda : 1. Verslagen vande raad van bestuur. 2. Goedkeuring van de jaarrekening per31.03.2004. 3. Bestemming van het resultaat. 4. Kwijting aan de bestuur-ders. 5. Bestuurders : benoemingen/ontslagnemingen. 6. Varia. (82374)

Hepac, naamloze vennootschap,Hovestraat 125, 2650 Edegem

Antwerpen RPR 0425.565.922

Jaarvergadering op 17/08/2004 om 10u op de zetel. Agenda : VerslagRaad van Bestuur. Goedkeuring jaarrekening per 31/03/2004. Bestem-ming resultaat. Kwijting bestuurders. Varia. Zich richten naar destatuten. (27642)

Immo Maes, naamloze vennootschap,Bosduinstraat 82, 2990 Wuustwezel

Antwerpen RPR 0428.706.544

Buitengewone Algemene Vergadering op 17/08/2004 om 9u30.Kantoor van Notaris Marc Van Nuffel te 2018 Antwerpen, Jan VanRijswijcklaan 26. Agenda : 1/ Kapitaalvermindering met 133.250 EURdoor afname van werkelijk in geld gestort kapitaal, om het te brengenvan 299.951,16 EUR naar 166.701,16 EUR en terugbetaling op iederaandeel van afgerond 7,79 EUR. 2/ Aanvaarding van een volledignieuwe tekst van statuten, waarbij deze in overeenstemming wordtgebracht met de genomen resoluties, de wijzigingen in devennootschapswetgeving en waarbij elk verwijzing naar een specifiekartikel van de vennootschappenwet geschrapt en vervangen wordtdoor een algemene verwijzing naar de vennootschapswetgeving.3/ (Her)benoemingen. 4/ Volmacht. (27643)

Openbare Besturen en Technisch Onderwijs

Administrations publiqueset Enseignement technique

OPENSTAANDE BETREKKINGEN − PLACES VACANTES

Openbaar Centrum voor maatschappelijk welzijn Torhout

De centrale keuken van het O.C.M.W. bereidt dagelijks, met ongeveer20 personeelsleden, meer dan 200 dagmalen voor het Sint-Augustinus-rusthuis, de thuisbezorgde maaltijden, het open restaurant, hetopvangtehuis « De Reynaert » en het personeel van het O.C.M.W.

Momenteel zijn wij op zoek naar :

1 halftijds kok (m/v)(contractueel - niv. D)

De taakomschrijving, het profiel, de toelatingsvoorwaarden, deaanwervingsvoorwaarden en het examenprogramma kunnen zoweltelefonisch, schriftelijk of per e-mail aangevraagd worden op hetsecretariaat van het O.C.M.W.

Adres : Vestingstraat 1, 8820 Torhout, Tel. 050-22 12 22,e-mailadres : [email protected] of kunnen daar afgehaald

worden elke werkdag van 8 u. 30 m. tot 12 u. 15 m. en van 13 uur tot16 u. 45 m.

58780 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 123: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Wenst u deze uitdaging aan te gaan dan moet uw eigenhandiggeschreven kandidatuurstelling, vergezeld met uw curriculum vitae enkopie van het vereiste diploma, uiterlijk op donderdag26 augustus 2004 (poststempel telt) per aangetekend schrijvenverzonden worden aan O.C.M.W.-Torhout, t.a.v. de heer S. Deroo,voorzitter, Vestingstraat 1, 8820 Torhout.

Het aanwervingsexamen bestaat uit :

- mondelinge proef : woensdag 8 september 2004;

- praktische proef : dinsdag 21 september 2004.

Voor het bepalen van de geldelijke anciënniteit, kan de nuttigeervaring, verworven zowel in de openbare als in de private sector, inaanmerking genomen worden.

Wij bieden u verder een gratis hospitalisatieverzekering, maaltijd-cheques en de volledige terugbetaling van het abonnement vooropenbaar vervoer aan. (27644)

Centre public d’Action sociale de Forest

Le C.P.A.S. de Forest organise un examen de recrutement et uneconstitution d’une réserve de recrutement pour les fonctions(niveau A) :

chef de division des affaires générales;

chef de division des affaires sociales.

Conditions :

Etre Belge ou ressortissant de l’Union européenne.

Jouir des droits civils et politiques.

Etre de conduite irréprochable.

Avoir les aptitudes physiques requises.

Conditions relatives aux diplômes et aux certificats :

Pour la division des affaires générales : être en possession d’unelicence en droit.

Pour la division des affaires sociales : être en possession d’une licenceen sciences sociales ou sociologie.

Les candidatures avec curriculum vitæ sont à envoyer avant le23 août 2004 au C.P.A.S. de Forest, à l’attention Mme le président, ruedu Curé 35, 1190 Bruxelles. (27645)

Openbaar Centrum voor maatschappelijk welzijn van Vorst

Het O.C.M.W. van Vorst zal eerlang overgaan tot een aanwervings-examen en samenstelling van een wervingsreserve voor functies(niveau A) :

Afdelingshoofd algemene zaken.

Afdelingshoofd sociale zaken.

Voorwaarden :

Belg zijn of deel uitmaken van de Europese Unie.

Genieten van de burgerlijke en politieke rechten.

Van onberispelijk gedrag zijn.

De nodige fysische bekwaamheden hebben.

Voorwaarden met betrekking tot diploma’s en de certificaten :

Voor de afdeling algemene zaken : houder zijn van een licentiaat inde rechten.

Voor de afdeling sociale zaken : houder zijn van een licentie in socialewetenschappen of sociologie.

Kandidaturen met curriculum te versturen vóór 23 augustus 2004naar het O.C.M.W. van Vorst, ter attentie van Mevr. de voorzitter,Pastoorsstraat 35, te 1190 Brussel. (27645)

Gerechtelijke aktenen uittreksels uit vonnissen

Actes judiciaireset extraits de jugements

Bekendmaking gedaan overeenkomstig artikel 488bis e, § 1van het Burgerlijk Wetboek

Publication faite en exécution de l’article 488bis e, § 1er

du Code civil

Aanstelling voorlopig bewindvoerderDésignation d’administrateur provisoire

Vredegerecht van het kanton Boom

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Boom, verleendop 27 juli 2004, werd Beirens, Johanna, geboren te Roosendaal (Neder-land) op 4 december 1910, wonende te 2630 Aartselaar, Leugstraat 11,niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegdals voorlopig bewindvoerder : Smet, Karel, wonende te 2600 Berchem(Antwerpen), Fruithoflaan 21/B7.

Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op16 juli 2004.

Boom, 27 juli 2004.

De eerstaanwezend adjunct-griffier : (get.) Laurent, Anne-Marie. (66945)

Vredegerecht van het kanton Genk

Vonnis d.d. 23 juli 2004, verklaart Keunen, Herman, geboren te Neer-pelt op 7 januari 1928, wonende te 3600 Genk, Schaapsdries 47,verblijvende ZOL - Campus André Dumont, Stalenstraat 2, te3600 Genk, niet in staat zelf zijn goederen te beheren.

Voegt toe als voorlopig bewindvoerder : Van De Broek, Helena,geboren te Hamont-Achel op 18 november 1930, gepensioneerde,wonende te 3600 Genk, Nieuwe Kuilenweg 12, bus 3.

Genk, 23 juli 2004.

De hoofdgriffier : (get.) Thijs, Lode. (66946)

Vonnis d.d. 23 juli 2004, verklaart Kerkhofs, Petra, geboren te Bree op29 juli 1978, wonende te 3720 Kortessem, Kapelstraat 105, verblijvendeZOL - Campus Sint-Jan, Schiepse Bos 6, te 3600 Genk, niet in staat zelfhaar goederen te beheren.

Voegt toe als voorlopig bewindvoerder : Kerkhofs, Henri, geboren teBocholt op 6 juni 1948, bediende, wonende te 3950 Bocholt, Toekomst-straat 39.

Genk, 23 juli 2004.

De hoofdgriffier : (get.) Thijs, Lode. (66947)

58781BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 124: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Vredegerecht van het eerste kanton Gent

Bij beschikking van de vrederechter van het eerste kanton Gent,verleend op 19 juli 2004, werd Wullaert, Edgard, geboren te Gent op4 januari 1937, wonende te 9000 Gent, Tussen Bermen 35, verblijvendete 9000 Gent, Universitair Ziekenhuis, K12-10IA, kamer 8A, De Pinte-laan 185, niet in staat verklaard zelf zijn goederen te beheren en kreegtoegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Wullaert, Marc, wonende te9810 Nazareth, Spoorwegstraat 12.

Gent, 27 juli 2004.

Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Van Parijs,Nadine. (66948)

Vredegerecht van het kanton Herne-Sint-Pieters-Leeuw,zetel Sint-Pieters-Leeuw

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Herne-Sint-Pieters-Leeuw, zetel Sint-Pieters-Leeuw, verleend op 16 juli 2004, werdVan Roy, Maria Ludovika, geboren te Alsemberg op 31 december 1919,wonende te 1500 Halle, Possozplein 25, flat 18, opgenomen in de instel-ling Mater Dei, Molenhofstraat 31, te 1670 Heikruis, niet in staatverklaard zelf haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd alsvoorlopig bewindvoerder : J’Espere, Paul, geboren te Ukkel op17 maart 1946, gepensioneerd, wonende te 1083 Ganshoren, Doulceron-straat 20, bus 4.

Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op18 juni 2004.

Sint-Pieters-Leeuw, 27 juli 2004.

De hoofdgriffier : (get.) Vanderpoorten, Ivette. (66949)

Justice de paix du canton de Braine-l’Alleud

En vertu d’une ordonnance du juge suppléant du canton de Braine-l’Alleud, du 16 juillet 2004, Mme Marie Louise De Valck, Belge, née le4 juin 1921 à Poperinge, pensionnée, veuve, domiciliée chaussée deTervuren 26, à 1410 Waterloo, résidant à la résidence « ChâteauChenois », chemin des Postes 260, à 1410 Waterloo, a été déclaréeincapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateurprovisoire en la personne de M. Yves Hilaire Augusta CorneilleParmentier, Belge, né le 11 février 1947 à Ypres, fonctionnaire, marié,domicilié Schemeringlaan 6, à 3090 Overijse.

Pour extrait conforme : le greffier adjoint principal, (signé) Le Brun,Michèle. (66950)

En vertu d’une ordonnance du juge suppléant du canton de Braine-l’Alleud, du 9 juillet 2004, Mme Flora Florence Rousseau, Belge, née le20 février 1912 à Braine-l’Alleud, pensionnée, veuve, domiciliéechaussée de Mont-Saint-Jean 14, à 1420 Braine-l’Alleud, résidant àl’établissement résidence « Le Ménil », rue du Ménil 95, à 1420 Braine-l’Alleud, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’unadministrateur provisoire en la personne de Mme Andrée JulietteClarisse Renée Daye, Belge, née le 17 juin 1934 à Braine-l’Alleud,pensionnée, veuve, domiciliée route du Lion 175, à 1420 Braine-l’Alleud.

Pour extrait conforme : le greffier adjoint principal, (signé) Le Brun,Michèle. (66951)

Justice de paix du canton de Grâce-Hollogne

Suite à la requête déposée le 15 juin 2004, par ordonnance du juge depaix du canton de Grâce-Hollogne, rendue le 29 juin 2004, M. Berode,Marcel François Joseph, né le 8 juin 1921 à Saint-Georges, époux dePirotte, Phina, domicilié rue du Huit Mai 23, à 4400 Mons-lez-Liège,résidant à « La Closerie », rue Sainte-Walburge 352, à 4000 Liège, a étédéclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateurprovisoire en la personne de son fils, M. Berode, Daniel Hubert Marie,né le 17 novembre 1945 à Ougrée, marié, domicilié Près à la Cour 2, à4630 Soumagne.

Pour extrait conforme : le greffier adjoint, (signé) Dosseray, Simon.(66952)

Justice de paix du premier canton de Huy

Suite à la requête déposée le 5 juillet 2004, par jugement du juge depaix du premier canton de Huy, rendu le 19 juillet 2004, Mme Budo,Germaine Félicie Joséphine Philippine, de nationalité belge, née le29 août 1929 à Bergilers, pensionnée, veuve, domiciliée chaussée deWaremme 78/3, à 4520 Antheit, a été déclarée incapable de gérer sesbiens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personnede M. Guillaume, Marcel, domicilié chaussée de Waremme 78/3, à4520 Antheit.

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Gendebien-Gautot,Liliane. (66953)

Justice de paix du canton de Huy II-Hannut, siège de Huy

Conformément aux dispositions de la loi du 18 juillet 1991, parordonnance de M. le juge de paix du canton de Huy II-Hannut, siègede Huy, rendue le 13 juillet 2004, Me Natacha Lhoest, avocate, rue deClairvaux 40/202, à 1348 Louvain-la-Neuve, a été désignée en qualitéd’administrateur provisoire des biens de Mme Dodeigne, GermaineRenée Emilienne, née à Amay le 3 janvier 1920, domiciliée rue duCimetière 48, à 4470 Saint-Georges-sur-Meuse, incapable de gérer sesbiens.

Pour extrait conforme : le greffier adjoint principal, (signé) NicoleFleussu.

(66954)

Justice de paix du troisième canton de Liège

Suite à la requête déposée le 1er juillet 2004, par décision du juge depaix du troisième canton de Liège, rendue le 13 juillet 2004, M. Scalzo,David, né le 12 avril 1976 à Liège, domicilié rue Fontaine 38, à4100 Seraing, résidant C.H.P., site Agora, Montagne-Sainte-Walburge 4a, à 4000 Liège, a été déclaré incapable de gérer ses biens eta été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne deMe Herbiet, Jacques, avocat, dont les bureaux sont établis avenueBlonden 33, à 4000 Liège.

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Rossillion, Joseph.(66955)

Justice de paix du canton de Saint-Hubert-Bouillon-Paliseul,siège de Bouillon

Suite à la requête déposée le 6 juillet 2004, par jugement du juge depaix du canton de Saint-Hubert-Bouillon-Paliseul, siège de Bouillon,rendu le 27 juillet 2004, Mme Nuyttens, Jacqueline Marie Jeanne, Belge,née le 31 juillet 1926 à Ypres, pensionnée, divorcée, domiciliée rueLambermont 5/5, à 6280 Muno, résidant ruelle des Petis Escaliers 2, à

58782 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 125: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

6830 Bouillon, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a étépourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Me Cavelier,Christine, avocate, rue de l’Ange Gardien 8, à 6830 Bouillon.

Pour extrait conforme : le greffier adjoint, (signé) Warnman, Pernilla.(66956)

Justice de paix du canton de Vielsalm, La Roche-en-Ardenne,Houffalize, siège de La Roche-en-Ardenne

Suite à la requête déposée le 22 juin 2004, par jugement du juge depaix du canton de Vielsalm, La Roche-en-Ardenne, Houffalize, siège deLa Roche-en-Ardenne, rendue le 20 juillet 2004, Mme Peleeheid, Jeanne,veuve Groesmans, née le 9 mars 1930 à Ans, domiciliée Samrée 55/B, à6980 La Roche-en-Ardenne, a été déclarée incapable de gérer ses bienset a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne deMme Gaupin-Groesmans, Liliane, sans profession, domiciliéeSamrée 55/B, à 6980 La Roche-en-Ardenne.

Pour extrait conforme : le greffier adjoint principal, (signé) Lepinois,Françoise. (66957)

Mainlevée d’administration provisoireOpheffing voorlopig bewind

Vredegerecht van het kanton Mechelen

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Mechelen,verleend op 26 juli 2004, werd Sablon, Yolanda, advocaat, kantoor-houdende te 2570 Duffel, Kasteelstraat 23, aangewezen bij beschikkingverleend door de vrederechter van het kanton Mechelen, op20 juni 2002 (rolnummer 02B193 - Rep.V. 2396/2002), tot voorlopigbewindvoerder over Botteldooren, Achille Richard, geboren teOudergem op 27 augustus 1924, laatst verblijvende in « Windekinds »,te 2800 Mechelen, Lange Heergracht 61, gepubliceerd in het BelgischStaatsblad van 3 juli 2002, bl. 30130, onder nr. 65400, met ingang van29 april 2004 ontslagen van haar opdracht, ingevolge het overlijden vande beschermde persoon te Mechelen op 29 april 2004.

Mechelen, 27 juli 2004.

Voor eensluidend uittreksel : de adjunct-griffier, (get.) Wim Here-mans. (66958)

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Mechelen,verleend op 23 juli 2004, werd Stuyck, Hugo, advocaat, kantoor-houdende te 2570 Duffel, Gemeentestraat 4, aangewezen bij beschik-king verleend door de vrederechter van het kanton Mechelen, op20 augustus 2002 (rolnummer 02B257 - Rep.V. 2919/2002), tot voorlopigbewindvoerder over Sneyder, Georgius Carolus Albertus, geboren teBorgerhout op 15 november 1915, laatst wonende en verblijvende inDen Olm, te 2820 Bonheiden, Schoolstraat 55, gepubliceerd in hetBelgisch Staatsblad van 5 september 2002, bl. 39424, onder nr. 66890, metingang van 9 juli 2004 ontslagen van zijn opdracht, ingevolge hetoverlijden van de beschermde persoon te Bonheiden op 9 juli 2004.

Mechelen, 27 juli 2004.

Voor eensluidend uittreksel : de adjunct-griffier, (get.) Wim Here-mans. (66959)

Justice de paix du canton de Braine-l’Alleud

En vertu d’une ordonnance du juge suppléant du canton de Braine-l’Alleud, du 26 juillet 2004, il a été mis fin au mandat de Mme PaulaSidonie Wivine Meys, Belge, née le 31 août 1945 à Louvain, retraitée,domiciliée rue Brennet 90, à 6220 Fleurus, en sa qualité d’administra-teur provisoire de Mme Maria Josepha Uyttebroeck, Belge, née le8 février 1911 à Wommersom, pensionnée, veuve, domiciliée en dernierlieu chaussée de Charleroi 279, à 6220 Fleurus, décédée à Fleurus le9 janvier 2004.

Pour extrait conforme : le greffier adjoint principal, (signé) Le Brun,Michèle. (66960)

En vertu d’une ordonnance du juge suppléant du canton de Braine-l’Alleud, du 26 juillet 2004, il a été mis fin au mandat de Me BenoîtDelcourt, avocat, dont le cabinet est établi avenue Albert Ier 13, à1342 Limelette, en sa qualité d’administrateur provisoire deMme Euphrasie Lete, née le 8 mars 1902, domiciliée en dernier lieu à larésidence « Le Rossignol », chemin du Rossignol 74, à 1420 Braine-l’Alleud, décédée à Braine-l’Alleud le 15 juillet 2002.

Pour extrait conforme : le greffier adjoint principal, (signé) Le Brun,Michèle. (66961)

Justice de paix du canton de Seraing

Suite à la requête déposée le 6 juillet 2004, par ordonnance du jugede paix du canton de Seraing, rendue le 23 juillet 2004, a été levée lamesure d’administration provisoire prise par ordonnance du5 septembre 2001, et publiée au Moniteur belge du 14 septembre 2001, àl’égard de M. Suymens, Jean-Daniel, né le 29 juillet 1952, marié,domicilié rue Edouard Wacken 1c, à 4000 Liège.

Cette personne étant redevenue capable de gérer ses biens, il a étémis fin, en conséquence, à la mission de son administrateur provisoire,à savoir : Me Baldo, Isabelle, avocate, avenue de la Closeraie 36, à4000 Liège (Rocourt).

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Fouarge,Jean-Marie. (66962)

Vredegerecht van het kanton Tienen

Bij beslissing van de vrederechter van het kanton Tienen, verleendop 23 juli 2004, werd Mr. Pascale Lauwereys, advocaat met kantoor te3320 Hoegaarden, deelgemeente Hoxem, Ridderstraat 12, aangewezenals voorlopige bewindvoerder van Beullens, Daniël Marie Clement,geboren te Leuven op 5 augustus 1954, gedomicilieerd te 3300 Tienen,Leuvensestraat 10/4, in vervanging van Mr. Anne-Marie Jenné, voor-heen advocaat met kantoor te 3300 Tienen, Leuvensestraat 33/1, enoverleden op 8 juni 2004, en Mr. Luc Jenné, advocaat met kantoor te3800 Sint-Truiden, Beekstraat 9, hiertoe aangesteld bij beschikking vandeze rechtbank van 24 mei 2004, en dit met ingang vanaf1 augustus 2004.

Tienen, 26 juli 2004.

Voor eensluidend uittreksel : de adjunct-griffier, (get.) Julie-AnneBrees. (66963)

Bij beslissing van de vrederechter van het kanton Tienen, verleendop 23 juli 2004, werd Mr. Pascale Lauwereys, advocaat met kantoor te3320 Hoegaarden, deelgemeente Hoxem, Ridderstraat 12, aangewezenals voorlopige bewindvoerder van De Smedt, Ronny Alfons Clemence,geboren te Leuven op 25 januari 1969, gedomicilieerd te 3300 Tienen,Zijdelingsestraat 9/4, in vervanging van Mr. Anne-Marie Jenné, voor-heen advocaat met kantoor te 3300 Tienen, Leuvensestraat 33/1, en

58783BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 126: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

overleden op 8 juni 2004, en Mr. Luc Jenné, advocaat met kantoor te3800 Sint-Truiden, Beekstraat 9, hiertoe aangesteld bij beschikking vandeze rechtbank van 18 mei 2004, en dit met ingang vanaf1 augustus 2004.

Tienen, 26 juli 2004.Voor eensluidend uittreksel : de adjunct-griffier, (get.) Julie-Anne

Brees. (66964)

Bij beslissing van de vrederechter van het kanton Tienen, verleendop 23 juli 2004, werd Mr. Pascale Lauwereys, advocaat met kantoor te3320 Hoegaarden, deelgemeente Hoxem, Ridderstraat 12, aangewezenals voorlopige bewindvoerder van Devarrewaere, Martine Marie Made-leine, geboren te Sint-Joost-Ten-Node op 21 april 1958, gedomicilieerdte 3300 Tienen, Veldbornstraat 15, doch verblijvende in de Psychiatri-sche Kliniek der Broeders Alexianen, te 3300 Tienen, Liefdestraat 10, invervanging van Mr. Anne-Marie Jenné, voorheen advocaat met kantoorte 3300 Tienen, Leuvensestraat 33/1, en overleden op 8 juni 2004, enMr. Luc Jenné, advocaat met kantoor te 3800 Sint-Truiden, Beekstraat 9,hiertoe aangesteld bij beschikking van deze rechtbank van 18 mei 2004,en dit met ingang vanaf 1 augustus 2004.

Tienen, 26 juli 2004.Voor eensluidend uittreksel : de adjunct-griffier, (get.) Julie-Anne

Brees. (66965)

Bij beslissing van de vrederechter van het kanton Tienen, verleendop 23 juli 2004, werd Mr. Luc Jenné, advocaat met kantoor te 3800 Sint-Truiden, Beekstraat 9, aangewezen, en voorzover nodig ook bevestigd,als voorlopige bewindvoerder van Dewynantz, Nelly Emma EdouardJeanne, geboren te Tienen op 28 juni 1922, gedomicilieerd te3300 Tienen, Kliniekstraat 44, doch verblijvende in Rustoord Philemonen Baucis, te 3440 Zoutleeuw, Zoutleeuwsesteenweg 11, in vervangingvan Mr. Anne-Marie Jenné, voorheen advocaat met kantoor te3300 Tienen, Leuvensestraat 33/1, en overleden op 8 juni 2004.

Tienen, 26 juli 2004.Voor eensluidend uittreksel : de adjunct-griffier, (get.) Julie-Anne

Brees. (66966)

Bij beslissing van de vrederechter van het kanton Tienen, verleendop 23 juli 2004, werden Mrs. Jacques De Ketelaere en Chris Jacobs,advocaten met kantoor te 3000 Leuven, Bondgenotenlaan 155A, aange-wezen als voorlopige bewindvoerders van Gasia, Mario GastonHenriette, geboren te Tienen op 20 april 1973, gedomicilieerd enverblijvende te 3360 Bierbeek, Langestraat 14/3, in vervanging vanMr. Anne-Marie Jenné, voorheen advocaat met kantoor te 3300 Tienen,Leuvensestraat 33/1, en overleden op 8 juni 2004, en Mr. Luc Jenné,advocaat met kantoor te 3800 Sint-Truiden, Beekstraat 9, hiertoe aange-steld bij beschikking van deze rechtbank van 18 mei 2004, en dit metingang vanaf 1 augustus 2004.

Tienen, 26 juli 2004.Voor eensluidend uittreksel : de adjunct-griffier, (get.) Julie-Anne

Brees. (66967)

Bij beslissing van de vrederechter van het kanton Tienen, verleendop 23 juli 2004, werd Mr. Pascale Lauwereys, advocaat met kantoor te3320 Hoegaarden, deelgemeente Hoxem, Ridderstraat 12, aangewezenals voorlopige bewindvoerder van Gilis, Jimmy, geboren te Geel op27 februari 1981, gedomicilieerd te 3370 Boutersem, Leuvense-steenweg 264, in vervanging van Mr. Anne-Marie Jenné, voorheenadvocaat met kantoor te 3300 Tienen, Leuvensestraat 33/1, en over-leden op 8 juni 2004, en Mr. Luc Jenné, advocaat met kantoor te3800 Sint-Truiden, Beekstraat 9, hiertoe aangesteld bij beschikking vandeze rechtbank van 18 mei 2004, en dit met ingang vanaf1 augustus 2004.

Tienen, 26 juli 2004.Voor eensluidend uittreksel : de adjunct-griffier, (get.) Julie-Anne

Brees. (66968)

Bij beslissing van de vrederechter van het kanton Tienen, verleendop 23 juli 2004, werd Mr. Pascale Lauwereys, advocaat met kantoor te3320 Hoegaarden, deelgemeente Hoxem, Ridderstraat 12, aangewezenals voorlopige bewindvoerder van Giron, Josée Melania, geboren teTremelo op 8 februari 1950, gedomicilieerd te 3300 Tienen, Liefde-straat 35, in vervanging van Mr. Anne-Marie Jenné, voorheen advocaatmet kantoor te 3300 Tienen, Leuvensestraat 33/1, en overleden op8 juni 2004, en Mr. Luc Jenné, advocaat met kantoor te 3800 Sint-Truiden, Beekstraat 9, hiertoe aangesteld bij beschikking van dezerechtbank van 24 mei 2004, en dit met ingang vanaf 1 augustus 2004.

Tienen, 26 juli 2004.

Voor eensluidend uittreksel : de adjunct-griffier, (get.) Julie-AnneBrees. (66969)

Bij beslissing van de vrederechter van het kanton Tienen, verleendop 23 juli 2004, werd Mr. Pascale Lauwereys, advocaat met kantoor te3320 Hoegaarden, deelgemeente Hoxem, Ridderstraat 12, aangewezenals voorlopige bewindvoerder van Kalisa, Jean de Dieu, geboren teSatinsyi-Gisenyi (Rwanda) op 17 augustus 1970, gedomicilieerd te3300 Tienen, Veldbornestraat 15, in vervanging van Mr. Anne-MarieJenné, voorheen advocaat met kantoor te 3300 Tienen, Leuvense-straat 33/1, en overleden op 8 juni 2004, en Mr. Luc Jenné, advocaatmet kantoor te 3800 Sint-Truiden, Beekstraat 9, hiertoe aangesteld bijbeschikking van deze rechtbank van 24 mei 2004, en dit met ingangvanaf 1 augustus 2004.

Tienen, 26 juli 2004.

Voor eensluidend uittreksel : de adjunct-griffier, (get.) Julie-AnneBrees. (66970)

Bij beslissing van de vrederechter van het kanton Tienen, verleendop 23 juli 2004, werd Mr. Patricia Stevens, advocaat met kantoor te3130 Begijnendijk, deelgemeente Betekom, Raystraat 61, aangewezenals voorlopige bewindvoerder van Janssens, Paul Roger, geboren teLeuven op 31 juli 1953, gedomicilieerd te 3221 Holsbeek, deelgemeenteNieuwrode, Veeliedenstraat 91, doch verblijvende in het GeriatrischCentrum Damiaan, te 3120 Tremelo, Pater Damiaanstraat 39, in vervan-ging van Mr. Anne-Marie Jenné, voorheen advocaat met kantoor te3300 Tienen, Leuvensestraat 33/1, en overleden op 8 juni 2004, enMr. Luc Jenné, advocaat met kantoor te 3800 Sint-Truiden, Beekstraat 9,hiertoe aangesteld bij beschikking van deze rechtbank van 24 mei 2004,en dit met ingang vanaf 1 augustus 2004.

Tienen, 26 juli 2004.

Voor eensluidend uittreksel : de adjunct-griffier, (get.) Julie-AnneBrees. (66971)

Bij beslissing van de vrederechter van het kanton Tienen, verleendop 23 juli 2004, werd Mr. Luc Jenné, advocaat met kantoor te 3800 Sint-Truiden, Beekstraat 9, aangewezen als voorlopige bewindvoerder vanLambeets, Sabina, geboren te Oplinter op 28 december 1930, gedomi-cilieerd en verblijvende in Residentie Sorgvliet, te 3350 Linter, deelge-meente Orsmaal, Helen-Bosstraat 60, in vervanging van Mr. Anne-Marie Jenné, voorheen advocaat met kantoor te 3300 Tienen,Leuvensestraat 33/1, en overleden op 8 juni 2004.

Tienen, 26 juli 2004.

Voor eensluidend uittreksel : de adjunct-griffier, (get.) Julie-AnneBrees. (66972)

Bij beslissing van de vrederechter van het kanton Tienen, verleendop 23 juli 2004, werd Mr. Pascale Lauwereys, advocaat met kantoor te3320 Hoegaarden, deelgemeente Hoxem, Ridderstraat 12, aangewezenals voorlopige bewindvoerder van Lassoued, Jalaleddine Ben Abdel-kader, geboren te Tunis (Tunesië) op 7 september 1944, gedomicilieerden verblijvende in de Psychiatrische Kliniek der Broeders Alexianen, te3300 Tienen, Liefdestraat 10, in vervanging van Mr. Anne-Marie Jenné,voorheen advocaat met kantoor te 3300 Tienen, Leuvensestraat 33/1,

58784 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 127: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

en overleden op 8 juni 2004, en Mr. Luc Jenné, advocaat met kantoor te3800 Sint-Truiden, Beekstraat 9, hiertoe aangesteld bij beschikking vandeze rechtbank van 18 mei 2004, en dit met ingang vanaf1 augustus 2004.

Tienen, 26 juli 2004.Voor eensluidend uittreksel : de adjunct-griffier, (get.) Julie-Anne

Brees. (66973)

Bij beslissing van de vrederechter van het kanton Tienen, verleendop 23 juli 2004, werd Mr. Patricia Stevens, advocaat met kantoor te 3130Begijnendijk, deelgemeente Betekom, Raystraat 61, aangewezen alsvoorlopige bewindvoerder van Maghiels, Florentina Mathilde, geborente Kaggevinne op 19 juli 1928, gedomicilieerd te 3221 Holsbeek,deelgemeente Nieuwrode, Veeliedenstraat 91, doch verblijvende in hetGeriatrisch Centrum Damiaan, te 3120 Tremelo, Pater Damiaan-straat 39, in vervanging van Mr. Anne-Marie Jenné, voorheen advocaatmet kantoor te 3300 Tienen, Leuvensestraat 33/1, en overleden op8 juni 2004, en Mr. Luc Jenné, advocaat met kantoor te 3800 Sint-Truiden, Beekstraat 9, hiertoe aangesteld bij beschikking van dezerechtbank van 24 mei 2004, en dit met ingang vanaf 1 augustus 2004.

Tienen, 26 juli 2004.Voor eensluidend uittreksel : de adjunct-griffier, (get.) Julie-Anne

Brees. (66974)

Bij beslissing van de vrederechter van het kanton Tienen, verleendop 23 juli 2004, werd Mrs. Jacques De Ketelaere en Chris Jacobs,advocaten met kantoor te 3000 Leuven, Bondgenotenlaan 155A, aange-wezen als voorlopige bewindvoerders van Moens, Dirk, geboren teTienen op 25 mei 1972, gedomicilieerd in het UPC Sint-Kamillus, te3360 Bierbeek, Krijkelberg 1, doch verblijvende bij V.Z.W. Fides, te3000 Leuven, Kapucijnenvoer 33, in vervanging van Mr. Anne-MarieJenné, voorheen advocaat met kantoor te 3300 Tienen, Leuven-sestraat 33/1, en overleden op 8 juni 2004, en Mr. Luc Jenné, advocaatmet kantoor te 3800 Sint-Truiden, Beekstraat 9, hiertoe aangesteld bijbeschikking van deze rechtbank van 24 mei 2004, en dit met ingangvanaf 1 augustus 2004.

Tienen, 26 juli 2004.Voor eensluidend uittreksel : de adjunct-griffier, (get.) Julie-Anne

Brees. (66975)

Bij beslissing van de vrederechter van het kanton Tienen, verleendop 23 juli 2004, werd Mr. Patricia Stevens, advocaat met kantoor te3130 Begijnendijk, deelgemeente Betekom, Raystraat 61, aangewezenals voorlopige bewindvoerder van Oversteyns, Gisele Marie Thérèse,geboren te Leuven op 19 februari 1949, gedomicilieerd en verblijvendein het Geriatrisch Centrum Damiaan, te 3120 Tremelo, Pater Damiaan-straat 39, in vervanging van Mr. Anne-Marie Jenné, voorheen advocaatmet kantoor te 3300 Tienen, Leuvensestraat 33/1, en overleden op8 juni 2004, en Mr. Luc Jenné, advocaat met kantoor te 3800 Sint-Truiden, Beekstraat 9, hiertoe aangesteld bij beschikking van dezerechtbank van 18 mei 2004, en dit met ingang vanaf 1 augustus 2004.

Tienen, 26 juli 2004.Voor eensluidend uittreksel : de adjunct-griffier, (get.) Julie-Anne

Brees. (66976)

Bij beslissing van de vrederechter van het kanton Tienen, verleendop 23 juli 2004, werd Mr. Pascale Lauwereys, advocaat met kantoor te3320 Hoegaarden, deelgemeente Hoxem, Ridderstraat 12, aangewezenals voorlopige bewindvoerder van Savat, Daniël Willy, geboren teTienen op 6 november 1955, gedomicilieerd te 3300 Tienen,Kapucijnenhof 89, in vervanging van Mr. Anne-Marie Jenné, voorheenadvocaat met kantoor te 3300 Tienen, Leuvensestraat 33/1, en over-leden op 8 juni 2004, en Mr. Luc Jenné, advocaat met kantoor te3800 Sint-Truiden, Beekstraat 9, hiertoe aangesteld bij beschikking vandeze rechtbank van 18 mei 2004, en dit met ingang vanaf1 augustus 2004.

Tienen, 26 juli 2004.Voor eensluidend uittreksel : de adjunct-griffier, (get.) Julie-Anne

Brees. (66977)

Bij beslissing van de vrederechter van het kanton Tienen, verleendop 23 juli 2004, werd Mr. Pascale Lauwereys, advocaat met kantoor te3320 Hoegaarden, deelgemeente Hoxem, Ridderstraat 12, aangewezenals voorlopige bewindvoerder van Savat, Roger Guido, geboren teTienen op 6 november 1955, gedomicilieerd te 3300 Tienen, Jubileum-laan 47, in vervanging van Mr. Anne-Marie Jenné, voorheen advocaatmet kantoor te 3300 Tienen, Leuvensestraat 33/1, en overleden op8 juni 2004, en Mr. Luc Jenné, advocaat met kantoor te 3800 Sint-Truiden, Beekstraat 9, hiertoe aangesteld bij beschikking van dezerechtbank van 18 mei 2004, en dit met ingang vanaf 1 augustus 2004.

Tienen, 26 juli 2004.Voor eensluidend uittreksel : de adjunct-griffier, (get.) Julie-Anne

Brees. (66978)

Bij beslissing van de vrederechter van het kanton Tienen, verleendop 23 juli 2004, werd Mr. Pascale Lauwereys, advocaat met kantoor te3320 Hoegaarden, deelgemeente Hoxem, Ridderstraat 12, aangewezenals voorlopige bewindvoerder van Schwaenen, John Joseph, geboren teTienen op 9 juni 1957, gedomicilieerd te 3300 Tienen, Rozenhof 4, invervanging van Mr. Anne-Marie Jenné, voorheen advocaat met kantoorte 3300 Tienen, Leuvensestraat 33/1, en overleden op 8 juni 2004, enMr. Luc Jenné, advocaat met kantoor te 3800 Sint-Truiden, Beekstraat 9,hiertoe aangesteld bij beschikking van deze rechtbank van 18 mei 2004,en dit met ingang vanaf 1 augustus 2004.

Tienen, 26 juli 2004.Voor eensluidend uittreksel : de adjunct-griffier, (get.) Julie-Anne

Brees. (66979)

Bij beslissing van de vrederechter van het kanton Tienen, verleendop 23 juli 2004, werd Mr. Pascale Lauwereys, advocaat met kantoor te3320 Hoegaarden, deelgemeente Hoxem, Ridderstraat 12, aangewezenals voorlopige bewindvoerder van Taverniers, Rosa Ermelinde, geborente Hoegaarden op 26 december 1923, gedomicilieerd en verblijvende inRustoord Keienhof, te 3300 Tienen, deelgemeente Kumtich, Keiberg-straat 71, in vervanging van Mr. Anne-Marie Jenné, voorheen advocaatmet kantoor te 3300 Tienen, Leuvensestraat 33/1, en overleden op8 juni 2004, en Mr. Luc Jenné, advocaat met kantoor te 3800 Sint-Truiden, Beekstraat 9, hiertoe aangesteld bij beschikking van dezerechtbank van 18 mei 2004, en dit met ingang vanaf 1 augustus 2004.

Tienen, 26 juli 2004.Voor eensluidend uittreksel : de adjunct-griffier, (get.) Julie-Anne

Brees. (66980)

Bij beslissing van de vrederechter van het kanton Tienen, verleendop 23 juli 2004, werd Mr. Pascale Lauwereys, advocaat met kantoor te3320 Hoegaarden, deelgemeente Hoxem, Ridderstraat 12, aangewezenals voorlopige bewindvoerder van Van Brussel, Henri Freddy Louis,geboren te Leuven op 9 september 1946, gedomicilieerd te 3300 Tienen,Hoegaardenstraat 81, doch verblijvende in de Psychiatrisch Kliniek derBroeders, te 3300 Tienen, Liefdestraat 10, in vervanging van Mr. Anne-Marie Jenné, voorheen advocaat met kantoor te 3300 Tienen, Leuvens-estraat 33/1, en overleden op 8 juni 2004, en Mr. Luc Jenné, advocaatmet kantoor te 3800 Sint-Truiden, Beekstraat 9, hiertoe aangesteld bijbeschikking van deze rechtbank van 25 mei 2004, en dit met ingangvanaf 1 augustus 2004.

Tienen, 26 juli 2004.Voor eensluidend uittreksel : de adjunct-griffier, (get.) Julie-Anne

Brees. (66981)

Bij beslissing van de vrederechter van het kanton Tienen, verleendop 23 juli 2004, werd Mr. Pascale Lauwereys, advocaat met kantoor te3320 Hoegaarden, deelgemeente Hoxem, Ridderstraat 12, aangewezenals voorlopige bewindvoerder van Van den Broeck, Dirk Pieter PauwelMaria, geboren te Opwijk op 27 januari 1954, gedomicilieerd te3300 Tienen, Donystraat 62, doch verblijvende bij V.Z.W. Hestia, te3300 Tienen, Liefdestraat 1, in vervanging van Mr. Anne-Marie Jenné,voorheen advocaat met kantoor te 3300 Tienen, Leuvensestraat 33/1,

58785BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 128: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

en overleden op 8 juni 2004, en Mr. Luc Jenné, advocaat met kantoor te3800 Sint-Truiden, Beekstraat 9, hiertoe aangesteld bij beschikking vandeze rechtbank van 24 mei 2004, en dit met ingang vanaf1 augustus 2004.

Tienen, 26 juli 2004.Voor eensluidend uittreksel : de adjunct-griffier, (get.) Julie-Anne

Brees. (66982)

Bij beslissing van de vrederechter van het kanton Tienen, verleendop 23 juli 2004, werd Mr. Pascale Lauwereys, advocaat met kantoor te3320 Hoegaarden, deelgemeente Hoxem, Ridderstraat 12, aangewezenals voorlopige bewindvoerder van Vandyck, Felix Maurice, geboren teTienen op 20 juli 1953, gedomicilieerd te 3300 Tienen, Ketelmakers-straat 17, in vervanging van Mr. Anne-Marie Jenné, voorheen advocaatmet kantoor te 3300 Tienen, Leuvensestraat 33/1, en overleden op8 juni 2004, en Mr. Luc Jenné, advocaat met kantoor te 3800 Sint-Truiden, Beekstraat 9, hiertoe aangesteld bij beschikking van dezerechtbank van 18 mei 2004, en dit met ingang vanaf 1 augustus 2004.

Tienen, 26 juli 2004.Voor eensluidend uittreksel : de adjunct-griffier, (get.) Julie-Anne

Brees. (66983)

Bij beslissing van de vrederechter van het kanton Tienen, verleendop 23 juli 2004, werd Mr. Pascale Lauwereys, advocaat met kantoor te3320 Hoegaarden, deelgemeente Hoxem, Ridderstraat 12, aangewezenals voorlopige bewindvoerder van Vanherrewegen, Walther LouisMarie, geboren te Tienen op 14 juli 1955, gedomicilieerd te 3300 Tienen,deelgemeente Vissenaken, Metselstraat 46, in vervanging vanMr. Anne-Marie Jenné, voorheen advocaat met kantoor te 3300 Tienen,Leuvensestraat 33/1, en overleden op 8 juni 2004, en Mr. Luc Jenné,advocaat met kantoor te 3800 Sint-Truiden, Beekstraat 9, hiertoe aange-steld bij beschikking van deze rechtbank van 3 juni 2004, en dit metingang vanaf 1 augustus 2004.

Tienen, 26 juli 2004.Voor eensluidend uittreksel : de adjunct-griffier, (get.) Julie-Anne

Brees. (66984)

Bij beslissing van de vrederechter van het kanton Tienen, verleendop 23 juli 2004, werd Mr. Pascale Lauwereys, advocaat met kantoor te3320 Hoegaarden, deelgemeente Hoxem, Ridderstraat 12, aangewezenals voorlopige bewindvoerder van Vanroelen, Maria Hortentia, geborente Tienen op 22 juni 1923, gedomicilieerd te 3300 Tienen, Oude Leuven-sestraat 95/2, doch verblijvende in Huize Nazareth, te 3300 Tienen,deelgemeente Goetsenhoven, Goetsenhovenplein 22, in vervanging vanMr. Anne-Marie Jenné, voorheen advocaat met kantoor te 3300 Tienen,Leuvensestraat 33/1, en overleden op 8 juni 2004, en Mr. Luc Jenné,advocaat met kantoor te 3800 Sint-Truiden, Beekstraat 9, hiertoe aange-steld bij beschikking van deze rechtbank van 18 mei 2004, en dit metingang vanaf 1 augustus 2004.

Tienen, 26 juli 2004.Voor eensluidend uittreksel : de adjunct-griffier, (get.) Julie-Anne

Brees. (66985)

Bij beslissing van de vrederechter van het kanton Tienen, verleendop 23 juli 2004, werd Mr. Patricia Stevens, advocaat met kantoor te3130 Begijnendijk, deelgemeente Betekom, Raystraat 61, aangewezenals voorlopige bewindvoerder van Wellens, Georges Gustave, geborente Kaggevinne op 5 april 1937, gedomicilieerd en verblijvende in hetGeriatrisch Centrum Damiaan, te 3120 Tremelo, Pater Damiaan-straat 39, in vervanging van Mr. Anne-Marie Jenné, voorheen advocaatmet kantoor te 3300 Tienen, Leuvensestraat 33/1, en overleden op8 juni 2004, en Mr. Luc Jenné, advocaat met kantoor te 3800 Sint-Truiden, Beekstraat 9, hiertoe aangesteld bij beschikking van dezerechtbank van 3 juni 2004, en dit met ingang vanaf 1 augustus 2004.

Tienen, 26 juli 2004.Voor eensluidend uittreksel : de adjunct-griffier, (get.) Julie-Anne

Brees. (66986)

Vredegerecht van het eerste kanton Aalst

Bij beslissing van Mevr. de vrederechter van het eerste kanton Aalst,d.d. 27 juli 2004, verklaart Rebecca D’Haeseleer, aangewezen bijbeschikking verleend door de vrederechter van het eerste kanton Aalst,op 6 mei 2004 (rolnummer 04-Rep.R. 1516/2004) tot voorlopig bewind-voerder over Troch, Gregory, geboren te Aalst op 4 mei 1979, invalide,wonende te 9300 Aalst, Asserendries 126/16, verblijvende PsychiatrischZiekenhuis, Zoete Nood Gods, Reymeersstraat 13A, te 9340 Lede(gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 17 mei 2004), met ingangvan heden ontslagen van haar opdracht.

Voegt toe als nieuwe voorlopige bewindvoerder aan de voornoemdebeschermde persoon : Mr. Wendy Van Laethem, advocaat te 9300 Aalst,Leopoldlaan 32A, bus 1-2.

Aalst, 27 juli 2004.

De griffier : (get.) Renneboog, Luc. (66987)

Bij beslissing van Mevr. de vrederechter van het eerste kanton Aalst,d.d. 27 juli 2004, verklaart Rebecca D’Haeseleer, aangewezen bijbeschikking verleend door de vrederechter van het eerste kanton Aalst,op 6 november 2003 (rolnummer 03B551 - Rep.R. 3289/2003) totvoorlopig bewindvoerder over Wijns, Marie, geboren op 30 april 1940,wonende te 9300 Aalst, Marktweg 20, Rusthuis Sint-Job (gepubliceerdin het Belgisch Staatsblad van 24 november 2003), met ingang van hedenontslagen van haar opdracht.

Voegt toe als nieuwe bewindvoerder aan de voornoemdebeschermde persoon : Mr. Wendy Van Laethem, advocaat te 9300 Aalst,Leopoldlaan 32A, bus 1-2.

Aalst, 27 juli 2004.

De griffier : (get.) Renneboog, Luc. (66988)

Justice de paix du premier canton de Bruxelles

Par ordonnance du juge de paix du premier canton de Bruxelles, endate du 2 juillet 2004, il a été mis fin au mandat de Me De Boeck,Christine, avocat, dont les bureaux sont établis à 1160 Bruxelles,boulevard du Souverain 144/33, en sa qualité d’administrateur provi-soire de Mme Vandenheuvel, Andrée, née à Ganshoren le1er septembre 1914, domiciliée et résidant à 1000 Bruxelles, boulevarddu Midi 142, résidence Porte de Hal.

Un nouvel administrateur provisoire a été désigné à cette personneprotégée, à savoir : M. Moureaux, Jean, domicilié à 1170 Bruxelles, ruedes Trois Tilleuls 19.

Pour extrait conforme : le greffier adjoint délégué, (signé) YaminaBelarbi. (66989)

Justice de paix du troisième canton de Liège

Par décision rendue en date du 12 juillet 2004, le juge de paix dutroisième canton de Liège a mis fin à la mission confiée par ordonnancedu 8 juin 2004, publiée au Moniteur belge du 21 juin 2004, à Me JacquesHerbiet, avocat à Liège, avenue Blonden 33, en qualité d’administrateurprovisoire de M. Lejeune, Robin, né le 27 mai 1979 à Namur, domiciliérue Yves Fomeze 56, à 5620 Florennes, résidant C.H.P., site Agora,Montagne-Sainte-Walburge 4A, à 4000 Liège.

A dès lors été désigné en remplacement du précédent administrateurprovisoire et en la même qualité, M. Lejeune, Francis, domicilié rueYves Fomeze 56, à 5620 Florennes.

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Rossillion, Joseph.(66990)

58786 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 129: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Bekendmaking voorgeschreven bij artikel 793van het Burgerlijk Wetboek

Publication prescrite par l’article 793du Code civil

Aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijvingAcceptation sous bénéfice d’inventaire

Tribunal de première instance de Charleroi

Aujourd’hui le 28 juillet 2004, comparaît au greffe civil du tribunalde première instance séant à Charleroi, province de Hainaut, etpar-devant nous, Hugues Mathy, greffier adjoint :

Mme Yilmaz, Rabiye, domiciliée rue Emile Vandervelde 12, à6240 Farciennes, agissant en sa qualité de titulaire de l’autorité paren-tale de :

Yilmaz, Abdullah, né à Charleroi le 10 octobre 1987;

domicilié avec sa mère;

à ce, dûment autorisée par une ordonnance rendue par Mme le jugede paix, Fabienne, Denoncin, du canton de Châtelet, le 19 juillet 2004,laquelle comparante déclare, en langue française, accepter mais sousbénéfice d’inventaire seulement la succession de Yilmaz, Ismail, de sonvivant domicilié à Pironchamps, rue Emile Vandervelde 12, et décédéle 25 mars 2004 à Pironchamps.

Dont acte dressé à la demande formelle de la comparante, qu’aprèslecture faite, nous avons signé avec elle.

Cet avis doit être adressé à Me Bernard Thiran, notaire en la résidenceà 6240 Farciennes, Le Campinaire 28.

Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits,par avis recommandé, dans un délai de trois mois à compter de la datede la présente insertion.

Charleroi, le 28 juillet 2004.Le greffier adjoint, (signé) H. Mathy. (27646)

Tribunal de première instance de Dinant

Suivant acte n° 30 dressé au greffe du tribunal de première instancede Dinant, le 28 juillet 2004 :

Mme Anne van Rijckevorsel, domiciliée à Philippeville, rue de laBalance 35, agissant comme mandataire, en vertu d’une procurationsous seing privé donnée à Philippeville le 20 juillet 2004, et qui resteraannexée au présent acte, de :

M. Denis Wilmot, domicilié à Philippeville (Neuville), rue Saint-Hubert 23;

M. Jonathan Wilmot, domicilié à Philippeville, rue de la Fabrique 10,a déclaré, pour et au nom de ses mandants, accepter sous bénéficed’inventaire la succession qui leur est dévolue par le décès de Wilmot,Daniel Marcel Gabriel Ghislain, né à Charleroi le 3 mai 1956, en sonvivant domicilié à Philippeville (Neuville), rue Saint-Hubert 23, maisdemeurant en dernier lieu au centre hospitalier « L’Accueil », à Lier-neux, rue du Doyard 15, et décédé à Philippeville (Neuville), en datedu 1er mai 2004.

Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits,par avis recommandé, dans un délai de trois mois à compter de laprésente à Me Etienne Lombart, notaire à Philippeville.

Dinant, le 28 juillet 2004.Le greffier adjoint délégué, (signé) J. Colin. (27647)

Tribunal de première instance de Liège

L’an 2004, le 28 juillet, au greffe du tribunal de première instance deLiège, a comparu :

Houben, Marcel, avocat à Liège, rue Vinâve 32 (Liège), agissant enqualité de tuteur de :

Imperatore, Antonietta, née à Castelforte (Italie) le 19 octobre 1956;domiciliée à 4550 Nandrin, rue Favence 18;

désigné à cette fonction par jugement de la troisième chambre dutribunal de première instance rendue en date du 12 mars 1993;

et à ce, autorisé par ordonnance du juge de paix du canton de Grâce-Hollogne, en date du 25 juin 2004;

ce jugement et cette ordonnance sont produits en photocopie etresteront annexés au présent acte,

lequel comparant a déclaré, ès qualitès, accepter sous bénéfice d’inven-taire la succession de Vozzolo, Angelina, née à Castelforte (Italie) le19 décembre 1925, de son vivant domiciliée à Ougrée, avenue duCentenaire 400, et décédée le 17 août 2003 à Seraing.

Conformément aux prescriptions du dernier alinéa de l’article 793 duCode civil, le comparant déclare faire élection de domicile en l’étudede Me Jeandrain, notaire à 4400 Ivoz-Ramet, chaussée d’Yvoz 275.

Dont acte signé, lecture faite par le comparant et le greffier.Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits,

par avis recommandé, au domicile élu dans les trois mois de la présenteinsertion.

Le greffier, chef de service, (signature illisible). (27648)

Tribunal de première instance de Tournai

Par acte n° 04-329 dressé au greffe du tribunal de première instancede Tournai, province de Hainaut, le 26 juillet 2004 :

Capiau, Caroline Lucie Sonia, née à Renaix le 20 décembre 1969,domiciliée à 7800 Ath, chaussée de Mons 290, bte 3A, agissant en qualitéde mère et titulaire de l’autorité parentale de ses enfants mineurs, àsavoir :

Briaux, Gil Christophe Fabian, né à Ath le 23 octobre 1995;

Briaux Amandine Frédérique Roselyne Camille, née à Ath le7 septembre 1997;

domiciliés avec leur maman,

laquelle comparante a déclaré vouloir accepter sous bénéfice d’inven-taire la succession de Briaux, Christophe Pierre Roger, né le3 novembre 1968 à Opbrakel, en son vivant domicilié à Ath, rue JusteLipse 3, décédé à Ath le 26 juin 2004.

Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits,par avis recommandé, au domicile élu dans les trois mois de la présenteinsertion.

L’élection de domicile est faite chez M. le notaire Laurent Barnich,rue Isidore Hoton 23.

Tournai, le 26 juillet 2004.

Pour extrait conforme : le greffier, chef de service, (signé) Chr.Maladry.

(27649)

Tribunal de première instance de Verviers

L’an 2004, le 26 juillet, au greffe du tribunal de première instanceséant à Verviers, a comparu :

Mme Grignac, Jacqueline Jeannine Marie-Paule, née à Verviers le4 février 1957, veuve Schreuer, Philippe, domiciliée à Stembert, rue duPanorama 82, agissant en qualité de mère et détentrice de l’autoritéparentale sur la personne de son enfant mineur, à savoir :

Schreuer, Romain Jacques Marie, né à Verviers le 7 mars 1988,domicilié avec elle, petit-fils du défunt;

dûment autorisée aux fins de la présente par ordonnance du juge depaix du second canton de Verviers, en date du 30 juin 2004, laquellerestera ci-annexée,

58787BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 130: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

laquelle comparante a déclaré, au nom de son enfant mineur, acceptersous bénéfice d’inventaire la succession de M. Schreuer, Jean Victorien,né à Chaineux le 24 juin 1924, époux Bourdouxhe, Jeanne, domicilié àAndrimont, rue Jean Mélein 18, décédé à Verviers le 28 janvier 2004.

Dont acte signé, lecture faite par la comparante et le greffier.(Signé) J. Grignac; M. SolheidLes créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits

dans un délai de trois mois à compter de la présente insertion, par plirecommandé, à Me Angenot, notaire à la résidence de Welkenraedt.

Le greffier, (signé) M. Solheid. (27650)

Gerechtelijk akkoord − Concordat judiciaire

Tribunal de commerce de Mons

Par jugement du 20 juillet 2004, le tribunal de commerce de Mons, aprononcé le fin du sursis provisoire, accordé par jugement du20 octobre 2003 à la société V. Mourant et fils S.P.R.L., dont le siègesocial est établi à 7110 La Louvière (Maurage), rue du Rivage 73,exerçant notamment les activités de travaux en sites classés et monu-ments, immatriculée au registre des personnes morales sous len° 117684, BCE n° 0436.163.864.

Le tribunal n’a pas prononcé la faillite de la débitrice.Pour extrait conforme : le greffier, (signé) F. Baugnies. (27651)

Faillissement − Faillite

Rechtbank van koophandel te Hasselt

De rechtbank van koophandel te Hasselt, vakantiekamer, heeft bijvonnis van 28 juli 2004, de faillietverklaring op bekentenis, uitge-sproken van Groep Midden-Limburg N.V., Pastorijstraat 14/3, te3530 Houthalen, ondernemingsnummer 0419.810.852, handelswerk-zaamheid : bakkerijen en slagerijen, dossiernummer 5214.

Rechter-commissaris : Vermeire.

Curator : Vandenreyt, Bert, Brouwersstraat 2, te 3580 Beringen.

Tijdstip ophouden van betaling : 28 juli 2004.

Indienen van de schuldvorderingen : griffie van de rechtbank vankoophandel te Hasselt, Havermarkt 8, vóór 27 augustus 2004.

Sluiting proces-verbaal nazicht van de schuldvorderingen :23 september 2004, om 14 uur, in de gehoorzaal van de rechtbank vankoophandel te Hasselt.

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) S. Gentens. (27652)

De rechtbank van koophandel te Hasselt, vakantiekamer, heeft bijvonnis van 28 juli 2004, de faillietverklaring, op bekentenis, uitge-sproken van Frigomich B.V.B.A., Springstraat 60, te 3530 Houthalen,ondernemingsnummer 0449.552.537, handelswerkzaamheid : koel-installaties maken en herstellen, dossiernummer 5216.

Rechter-commissaris : Vermeire.

Curator : Vandenreyt, Bert, Brouwersstraat 2, te 3580 Beringen.

Tijdstip ophouden van betaling : 28 juli 2004.

Indienen van de schuldvorderingen : griffie van de rechtbank vankoophandel te Hasselt, Havermarkt 8, vóór 27 augustus 2004.

Sluiting proces-verbaal nazicht van de schuldvorderingen :23 september 2004, om 14 uur, in de gehoorzaal van de rechtbank vankoophandel te Hasselt.

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) S. Gentens. (27653)

De rechtbank van koophandel te Hasselt, vakantiekamer, heeft bijvonnis van 28 juli 2004, de faillietverklaring, op bekentenis, uitge-sproken van Logistiek Vanheel B.V.B.A., De Nieuwe Dijk 2, te3550 Heusden (Limburg), ondernemingsnummer 0465.636.226,handelswerkzaamheid : opslag van goederen voor derden, dossier-nummer 5215.

Rechter-commissaris : Vermeire.

Curator : Vandenreyt, Bert, Brouwersstraat 2, te 3580 Beringen.

Tijdstip ophouden van betaling : 28 juli 2004.

Indienen van de schuldvorderingen : griffie van de rechtbank vankoophandel te Hasselt, Havermarkt 8, vóór 27 augustus 2004.

Sluiting proces-verbaal nazicht van de schuldvorderingen :23 september 2004, om 14 uur, in de gehoorzaal van de rechtbank vankoophandel te Hasselt.

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) S. Gentens. (27654)

Rechtbank van koophandel te Oudenaarde

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Oudenaarde,d.d. 27 juli 2004, werd op aangifte, het faillissement uitgesproken vanTeirlinck, Nancy, geboren te Deinze op 13 maart 1965, wonende te9700 Oudenaarde, Groenstraat 25, met als ondernemings-nummer 0861.235.383, voor de uitbating van een taverne, brasserie,feestzaal, met als handelsbenaming « ’t Genoegen ».

De datum staking van betaling is vastgesteld op 4 maart 2004.

Rechter-commissaris : rechter in handelszaken Van Welden, Lucien.

Curator : Mr. Cooman, Raphaël, advocaat te 9700 Oudenaarde,Kasteelstraat 15.

De aangiften van schuldvordering dienen neergelegd te worden tergriffie van de rechtbank van koophandel te 9700 Oudenaarde,Bekstraat 14, vóór 27 augustus 2004.

De afsluiting van het proces-verbaal van verificatie van de schuld-vorderingen zal plaatsgrijpen op donderdag 14 oktober 2004, om 9 uur,in de terechtzittingzaal van deze rechtbank te 9700 Oudenaarde,Bekstraat 14, eerste verdieping.

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Verheyen,Ingrid. (27655)

Tribunal de commerce de Huy

Par jugement du tribunal de commerce de Huy du 28 juillet 2004, aété déclarée ouverte, sur aveu, la faillite de S.P.R.L. Menuiserie Domi-nique Vigneront, entreprise de menuiserie-charpenterie, ayant sonsiège social et son siège d’exploitation à 4218 Couthuin, place Commu-nale 6, inscrite à la B.C.E sous le n° 0466.693.427 (R.C. Huy 45673).

Juge-commissaire : Jacques Thys, juge consulaire.

Curateur : Mary Lacroix, avocat à 4500 Ben-Ahin, place JulesBoland 5.

Les déclarations de créances doivent être déposées au greffe dutribunal de commerce de Huy dans les trente jours à compter duditjugement.

Clôture du procès-verbal de vérification des créances : le mercredi22 septembre 2004, à 8 h 45 m, au greffe de ce tribunal.

Le greffier en chef, (signé) Chr. Randaxhe. (27656)

Par jugement du tribunal de commerce de Huy du 28 juillet 2004, aété déclarée ouverte, sur aveu, la faillite de S.P.R.L. Passion Nature,ayant son siège social et son siège d’exploitation à 4520 Wanze, alléedes Balsamines 1/2, inscrite à la B.C.E sous le n° 0475.671.865(R.C. Huy 47091) pour le commerce de détail de fleurs, cadeaux,travaux horticoles.

Juge-commissaire : Claudine Rouhard, juge consulaire.

58788 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 131: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Curateur : Mary Lacroix, avocat à 4500 Ben-Ahin, place JulesBoland 5.

Les déclarations de créances doivent être déposées au greffe dutribunal de commerce de Huy dans les trente jours à compter duditjugement.

Clôture du procès-verbal de vérification des créances : le mercredi22 septembre 2004, à 8 h 45 m, au greffe de ce tribunal.

Le greffier en chef, (signé) Chr. Randaxhe. (27657)

Tribunal de commerce de Namur

Par jugement du 13 juillet 2004, le tribunal de commerce de Namura déclaré la faillite de la S.P.R.L. Adas Fritoroute Service, dont le siègesocial est sis rue de la Centrale 32, à 5190 Moustier-sur-Sambre, ayantcomme activité le commerce de gros en produits surgelés et produitsdu secteur horeca, inscrite à la Banque Carrefour des Entreprises sousle numéro 0452.966.541, anciennement R.C. Namur 68093.

Le même jugement reporte à la date provisoire du 13 juillet 2004,l’époque de la cessation des paiements.

Juge-commissaire : M. Fourrier, Luc, juge-consulaire.

Curateur : Me Sine, Jean, rue de Fleurus 120A, 5030 Gembloux.

Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunalde commerce, rue du Collège 37, à Namur, dans les trente jours.

Clôture du procès-verbal de vérification des créances à l’audiencepublique du 9 septembre 2004, à 10 heures, au palais de justice de cetteville, 1er étage.

Pour extrait conforme : le greffier en chef faisant fonction, (signé)A. Baye. (27658)

Par jugement du 23 juillet 2004, le tribunal de commerce de Namura déclaré la faillite de Mlle Renard, Delphine, née à Namur le11 février 1983, domiciliée à 5100 Namur, section Jambes, avenue desLibérateurs 31, exploitant à Jambes, rue Coppin 70, sous la dénomina-tion « Le Petit Coin de Lecture », un commerce de détail en livres,journaux, articles de papeterie, tabac et cigarettes; inscrite à la BanqueCarrefour des Entreprises sous le numéro 0692.507.843, et ancienne-ment R.C. Namur 80436.

Le même jugement reporte à la date provisoire du 23 juillet 2004,l’époque de la cessation des paiements.

Juge-commissaire : M. De Dorlodot, Etienne, juge-consulaire.

Curateur : Me Geubelle, Anne Catherine, rue Patenier 57,5000 Namur.

Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunalde commerce, rue du Collège 37, à Namur, dans les trente jours.

Clôture du procès-verbal de vérification des créances à l’audiencepublique du 16 septembre 2004, à 10 heures, au palais de justice de cetteville, 1er étage.

Pour extrait conforme : le greffier en chef faisant fonction, (signé)A. Baye. (27659)

Huwelijksvermogensstelsel − Régime matrimonial

Volgens het verzoekschrift van 3 juli 2004, zullen de heer Balon-Perin,Alain André Ghislain, geboren te Namen op 25 augustus 1953, natio-naal nummer 53 08 25 001 30, en zijn echtgenote, Mevr. Glineur, Régine,geboren te Boussu op 26 december 1955, nationaalnummer 55 12 26 098 70, gehuisvest te 1950 Kraainem, avenue desTroenes 6, gehuwd onder het stelsel der scheiding van goederen metgemeenschap van aanwinsten, blijkens huwelijkscontract, verledenvoor de notarissen Denis Deckers en Léon Verbruggen, notarissenverblijvende te Brussel, op 21 juni 1991, voor de rechtbank van eersteaanleg te Brussel een verzoekschrift tot homologatie brengen van hungewijzigde contract der huwelijkse bepalingen, verleden voor denotaris Dominique Tasset, op 3 juli 2004, wijzigende de samenstelling

van de gemeenschap van aanwinsten, haar regelen en ook de toekomstvan de genoemde gemeenschap in geval van ontbinding van hunhuwelijk door het overlijden van één van de echtgenoten en aanbrengdoor de echtgenoten aan de gemeenschap van aanwinsten van éénonroerend goed, eigendom van iedereen of hen, tot een bedrag van éénonverdeelte helft.

(Get.) Dominique Tasset, notaris. (27660)

Bij verzoekschrift van 27 juli 2004 hebben de heer De Leeuw, Dirk, enzijn echtgenote, Mevr. Vande Walle, Carine, beiden wonende te8740 Pittem (Egem), de homologatie gevraagd van de akte verledenvoor notaris Anthony Wittesaele, te Tielt, op 14 juli 2004, houdendewijziging van hun huwelijksvermogensstelsel.

Deze wijziging omvat een inbreng van onroerende goederen in hetgemeenschappelijk vermogen, met behoud van het wettelijk stelsel.

Voor de verzoekers : (get.) Anthony Wittesaele, notaris. (27661)

Bij verzoekschrift van 9 februari 2004 hebben de heer Ludo JanBaptist Louisa Willems, magazijnier, van Belgische nationaliteit, en zijnechtgenote, Mevr. Diana Julia Alfons Van den Wijngaert, bediende, vanBelgische nationaliteit, samenwonende te 2500 Lier, Hazendonk 52, engehuwd voor de ambtenaar van de burgerlijke stand van de stad Lierop 26 augustus 1983, onder het wettelijk huwelijksvermogensstelselzonder huwelijkscontract, voor de burgerlijke rechtbank van eersteaanleg te Mechelen om de homologatie verzocht van de akte houdendede wijziging van hun huwelijksvermogensstelsel, opgemaakt bij akteverleden voor notaris Brigitte Cuvelier, te Berlaar, op 9 februari 2004.

Deze akte omvat de inbreng van een onroerend goed door de heerLudo Jan Baptist Louisa Willems en Mevr. Diana Julia Alfons Van denWijngaert, in het gemeenschappelijk vermogen.

Berlaar, 28 juli 2004.Namens de verzoekers, (get.) Brigitte, Cuvelier, notaris. (27662)

Bij vonnis van de tweede B kamer voor burgerlijke zaken van derechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissementAntwerpen, de dato 11 juni 2004, werd de akte houdende wijziging aanhet huwelijksvermogensstelsel tussen de heer Serries, Dirk HendrikIvonne, ambtenaar, geboren te Wilrijk op 4 oktober 1968, en zijnechtgenote, Mevr. Verhoeven, Martina Emma Alfons, bediende,geboren te Brecht op 29 juni 1963, samenwonende te Brecht, Alfons DeSmedtlaan 10, verleden voor notaris Luc Dejongh, te Kalmthout, op15 december 2003, waarbij zij het stelsel der algehele gemeenschapaannamen, gehomologeerd.

Namens de echtgenoten : Serries-Verhoeven, (get.) Luc Dejongh,notaris. (27663)

Bij vonnis van de tweede B kamer voor burgerlijke zaken van derechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissementAntwerpen, de dato 11 juni 2004, werd de akte houdende wijziging aanhet huwelijksvermogensstelsel tussen de heer Poppe, Lucien JeanCharles, bediende, geboren te Charleroi op 22 maart 1956, en zijnechtgenote, Mevr. De Kimpe, Hermine Maria Pierre, werkzoekende,geboren te Leopoldstad op 17 maart 1954, samenwonende te Kapellen,Spoorstraat 23, verleden voor notaris Pieter Leuridan, te Kalmthout, op18 december 2003, waarbij zij het stelsel der algehele gemeenschapaannamen, gehomologeerd.

Namens de echtgenoten : Poppe-De Kimpe, (get.) Pieter Leuridan,notaris. (27664)

Par requête envoyée le 2 juillet 2004 au greffe du tribunal de premièreinstance de Bruxelles, M. Janssen, Patrick Pierre Arnold Michel NicolasPierre (NN 68.04.27 257-01), né à Uccle le 27 avril 1968, domicilié à1150 Bruxelles (Woluwe-Saint-Pierre), rue des Palmiers 13, et sonépouse, Mme Maniraho, Mariamu (NN 78.04.04. 434-45), née à Bwiza(Burundi) le 4 avril 1978, domiciliée à 1150 Bruxelles (Woluwe-Saint-Pierre), rue des Palmiers 13, ont demandé l’homologation de l’actemodificatif de leur régime matrimonial reçu le 30 janvier 2004 par lenotaire Jean-Luc Indekeu, à Bruxelles.

58789BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE

Page 132: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE

Aux termes de cet acte, les époux ont déclaré vouloir adjoindre à leurrégime de séparation de biens, qui doit être considéré et rester commepremier et principal, à titre de convention entre associés, une sociétélimitée, qui se composera exclusivement et limitativement aux bienssuivants :

l’immeuble sis à 1150 Bruxelles (Woluwe-Saint-Pierre), rue desPalmiers 13, apporté par M. Patrick Janssen, ainsi que les améliorationset accessoires dont il fera l’objet dans l’avenir;

les dettes actuelles et futures relatives à l’acquisition du bien, àl’érection des constructions, à leur entretien, et à d’éventuelles amélio-rations;

les fonds qui seraient subrogés à ces biens et les biens qui seraientacquis en remploi de fonds sociaux.

Fait à Bruxelles, le 20 avril 2004.Pour les requérants, (signé) Gérard Indekeu, notaire. (27665)

Par requête en date du 2 juillet 2004, M. Gemine, Guy Albert FlorentGhislain, né à Etterbeek le 31 décembre 1937 (NN 37.12.31 099-26), etson épouse, Mme Berton, Bertrande Marcella, née à Wijtschate le23 octobre 1935 (NN 35.10.23 086-29), épouse du requérant, domiciliéeà 7181 Seneffe (Arquennes), chaussée de Nivelles 64, ont introduitdevant le tribunal de première instance de Charleroi, une requête enhomologation du contrat modificatif de leur régime matrimonial,dressé par acte du notaire Yves Gribomont de Seneffe, en date du2 juillet 2004.

Le contrat modificatif contient maintien de leur régime de séparationde biens avec création d’une société affectée au service du mariage, etadoption d’une clause d’attribution de la société créée au profit duconjoint survivant, en cas de dissolution de cette société par le décès del’un des époux.

Les requérants, (signé) G. Gemine; B. Berton. (27666)

Par requête datée du 12 juillet 2004, M. Mouton, Jean Amédée Jules,ingénieur, né à Renaix le 26 novembre 1950, et son épouse, MmeCambier, Véronique, indépendante, née à Ellezelles le 4 avril 1954,domiciliés ensemble à Ellezelles, Arbre-Saint-Pierre 49, ont introduitdevant le tribunal de première instance de Tournai, une demande enhomologation de l’acte modificatif de leur régime matrimonial reçu parMe Jean Cambier, ayant résidé à Flobecq, en date du 7 août 1975.

Le contrat modificatif comporte maintien de leur régime de commu-nauté avec attribution de communauté au survivant avec choix ausurvivant, et apport d’un immeuble propre par Mme Cambier, Véro-nique.

Flobecq, le 26 juillet 2004.

(Signé) Serge Cambier, notaire. (27667)

Onbeheerde nalatenschap − Succession vacante

Par ordonnance délivrée en chambre du conseil de la troisièmechambre du tribunal de première instance de Liège, le 22 juin 2004,Me Marcel Houben, avocat-juge suppléant au tribunal, dont l’étude estétablie rue Vinâve 32, à 4030 Liège, a été désigné en qualité de curateurà la succession réputée vacante de Maréchal, Denis Marie MaximeEdgard, né à Liège, le 24 janvier 1954, divorcé de Maka, Dominique, enson vivant domicilié à Liège, rue Libotte 8, décédé à Liège le22 novembre 2003.

Les créanciers de la succession sont invités à produire les justificatifsde leurs créances dans les trois mois à compter de la présentepublication.

(Signé) M. Houben, avocat. (27668)

Belgisch Staatsblad, Leuvenseweg 40-42, 1000 Brussel. − Moniteur belge, rue de Louvain 40-42, 1000 Bruxelles.Adviseur/Conseiller : A. VAN DAMME

58790 BELGISCH STAATSBLAD — 03.08.2004 — MONITEUR BELGE