BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige...

266
180e JAARGANG 180e ANNEE N. 344 WOENSDAG 24 NOVEMBER 2010 MERCREDI 24 NOVEMBRE 2010 TWEEDE EDITIE DEUXIEME EDITION Bericht Verhuis Diensten van het Belgisch Staatsblad Vanaf 1 oktober 2010 zijn de Diensten van het Belgisch Staatsblad gehuisvest in het WTC III-gebouw, Antwerpsesteenweg 53, 1000 Brussel — Gratis tel. nr. 0800-98 809 — www.staatsblad.be — [email protected] INHOUD Wetten, decreten, ordonnanties en verordeningen Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedsel- keten en Leefmilieu 23 NOVEMBER 2010. — Ministerieel besluit houdende het verbod tot het op de markt brengen en het gebruiken van het product POR CO ¨ Z, bl. 72646. Officiële berichten Federale Overheidsdienst Justitie 29 OKTOBER 2010. — Omzendbrief over de toepassing van de wapenwetgeving, bl. 72647. Avis Déménagement des Services du Moniteur belge A partir du 1 er octobre 2010 les Services du Moniteur belge sont domiciliés dans le bâtiment WTC III, chaussée d’Anvers 53, 1000 Bruxelles — N° tél. gratuit 0800-98 809 — www.moniteur.be — [email protected] SOMMAIRE Lois, décrets, ordonnances et règlements Service public fédéral Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement 23 NOVEMBRE 2010. — Arrêté ministériel portant l’interdiction de la mise sur le marché et de l’utilisation du produit POR CO ¨ Z, p. 72646. Avis officiels Service public fédéral Justice 29 OCTOBRE 2010. Circulaire relative à l’application de la législation sur les armes, p. 72778. 266 bladzijden/pages BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Publicatie overeenkomstig artikelen 472 tot 478 van de programmawet van 24 december 2002, gewijzigd door de artikelen 4 tot en met 8 van de wet houdende diverse bepalingen van 20 juli 2005. Le Moniteur belge peut être consulté à l’adresse : www.moniteur.be Bestuur van het Belgisch Staatsblad, Antwerpsesteen- weg 53, 1000 Brussel - Adviseur : A. Van Damme Gratis tel. nummer : 0800-98 809 Publication conforme aux articles 472 à 478 de la loi-programme du 24 décembre 2002, modifiés par les articles 4 à 8 de la loi portant des dispositions diverses du 20 juillet 2005. Dit Belgisch Staatsblad kan geconsulteerd worden op : www.staatsblad.be Direction du Moniteur belge, chaussée d’Anvers 53, 1000 Bruxelles - Conseiller : A. Van Damme Numéro tél. gratuit : 0800-98 809

Transcript of BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige...

Page 1: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

180e JAARGANG 180e ANNEEN. 344

WOENSDAG 24 NOVEMBER 2010 MERCREDI 24 NOVEMBRE 2010TWEEDE EDITIE DEUXIEME EDITION

Bericht

VerhuisDiensten van het Belgisch Staatsblad

Vanaf 1 oktober 2010 zijn de Diensten van hetBelgisch Staatsblad gehuisvest in hetWTC III-gebouw, Antwerpsesteenweg 53, 1000 Brussel— Gratis tel. nr. 0800-98 809 — www.staatsblad.be —[email protected]

INHOUD

Wetten, decreten, ordonnanties en verordeningen

Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedsel-keten en Leefmilieu

23 NOVEMBER 2010. — Ministerieel besluit houdende het verbod tothet op de markt brengen en het gebruiken van het product POR COZ,bl. 72646.

Officiële berichten

Federale Overheidsdienst Justitie

29 OKTOBER 2010. — Omzendbrief over de toepassing van dewapenwetgeving, bl. 72647.

Avis

Déménagementdes Services du Moniteur belge

A partir du 1er octobre 2010 les Services duMoniteur belge sont domiciliés dans le bâtimentWTC III, chaussée d’Anvers 53, 1000 Bruxelles— N° tél. gratuit 0800-98 809 — www.moniteur.be —[email protected]

SOMMAIRE

Lois, décrets, ordonnances et règlements

Service public fédéral Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire etEnvironnement

23 NOVEMBRE 2010. — Arrêté ministériel portant l’interdiction de lamise sur le marché et de l’utilisation du produit POR COZ, p. 72646.

Avis officiels

Service public fédéral Justice

29 OCTOBRE 2010. — Circulaire relative à l’application de lalégislation sur les armes, p. 72778.

266 bladzijden/pages

BELGISCHSTAATSBLAD

MONITEURBELGE

Publicatie overeenkomstig artikelen 472 tot 478 van deprogrammawet van 24 december 2002, gewijzigd door deartikelen 4 tot en met 8 van de wet houdende diverse bepalingenvan 20 juli 2005.

Le Moniteur belge peut être consulté à l’adresse :www.moniteur.be

Bestuur van het Belgisch Staatsblad, Antwerpsesteen-weg 53, 1000 Brussel - Adviseur : A. Van Damme

Gratis tel. nummer : 0800-98 809

Publication conforme aux articles 472 à 478 de laloi-programme du 24 décembre 2002, modifiés par lesarticles 4 à 8 de la loiportant des dispositions diverses du20 juillet 2005.

Dit Belgisch Staatsblad kan geconsulteerd worden op :www.staatsblad.be

Direction du Moniteur belge, chaussée d’Anvers 53,1000 Bruxelles - Conseiller : A. Van Damme

Numéro tél. gratuit : 0800-98 809

Page 2: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGENLOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID,VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN

EN LEEFMILIEU

[C − 2010/24450]N. 2010 — 395723 NOVEMBER 2010. — Ministerieel besluit houdende het verbod

tot het op de markt brengen en het gebruiken van het product PORCOZ

De Minister van Volksgezondheid,

Gelet op de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormenter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen enter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid, artikel 5,§ 3;

Gelet op Verordening (EG) nr. 648/2004 van het Europees Parlementen de Raad van 31 maart 2004 betreffende detergentia, artikel 15 (1),eerste lid;

Gelet op het advies nr. 8701 van de Hoge Gezondheidsraad, gegevenop 22 november 2010;

Overwegende dat artikel 5, § 3, van de wet van 21 december 1998betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie-en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en devolksgezondheid, de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezond-heid behoort, toelaat om, wanneer één of meerdere producten eenernstig en dringend gevaar betekenen voor de volksgezondheid, bij eenmet redenen omkleed besluit, voorlopige maatregelen te nemen diebeletten dat ze nog gebruikt worden, nog op de markt worden gebrachtof blijven;

Overwegende dat artikel 15 (1), eerste lid, van Verordening (EG)nr. 648/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004betreffende detergentia, het treffen van gelijkaardige maatregelentoelaat;

Overwegende dat het Duitse Federaal Milieuagentschap als bevoegdenationale overheid met ingang van 29 oktober 2010 reeds een tijdelijkverbod heeft uitgevaardigd tot het op de markt brengen van hetproduct POR COZ op basis van een onderzoek door het DuitseFederaal Instituut voor Risico-evaluatie van 6 september 2010;

Overwegende dat de Hoge gezondheidsraad in haar advies nr. 8701van 22 november 2010 de analyse van het Duitse Federaal Instituutvoor Risico-evaluatie bevestigt, en van oordeel is dat er voldoendeovertuigende argumenten zijn om het product POR COZ te verbieden;

Overwegende dat het product POR COZ een schoonmaakproduct isvoor binnenhuisgebruik in huishoudens om kalk en roest te verwijde-ren met een salpeterzuurgehalte tussen de 20 en 30 %;

Overwegende dat schoonmaakproducten met salpeterzuurgehaltevan meer dan 20 % die verkocht worden voor gebruik in huishoudenseen disproportioneel gezondheidsrisico inhouden;

Overwegende dat het product POR COZ een ernstig en dringendgevaar betekent voor de volksgezondheid;

Overwegende dat vanuit het standpunt van de volksgezondheid eenverbod tot het gebruiken en het op de markt brengen gerechtvaardigdzijn;

Overwegende dat conform artikel 15 (1), tweede lid, van Verordening(EG) nr. 648/2004 van het Europees Parlement en de Raad van31 maart 2004 betreffende detergentia, de overige lidstaten en deCommissie van dit besluit in kennis worden gesteld,

Besluit :

Artikel 1. Het is verboden het product POR COZ van de firmaLevent Kimya op de markt te brengen en te gebruiken.

Art. 2. Het in artikel 1 bedoelde verbod vervalt ten laatste bij heteinde van de zesde maand die volgt op deze waarin dit besluit inwerking is getreden.

Art. 3. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in hetBelgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

Brussel, 23 november 2010.

Mevr. L. ONKELINX

SERVICE PUBLIC FEDERAL SANTE PUBLIQUE,SECURITE DE LA CHAINE ALIMENTAIRE

ET ENVIRONNEMENT

[C − 2010/24450]F. 2010 — 395723 NOVEMBRE 2010. — Arrêté ministériel portant l’interdictionde la mise sur le marché et de l’utilisation du produit POR COZ

La Ministre de la Santé publique,

Vu la loi du 21 décembre 1998 relative aux normes de produits ayantpour but la promotion de modes de production et de consommationdurables et la protection de l’environnement et de la santé,l’article 5, § 3;

Vu le Règlement (CE) n° 648/2004 du Parlement européen et duConseil du 31 mars 2004 relatif aux détergents, l’article 15 (1), alinéa 1er;

Vu l’avis n° 8701 du Conseil supérieur de la Santé, donné le22 novembre 2010;

Considérant que l’article 5, § 3, de la loi du 21 décembre 1998 relativeaux normes de produits ayant pour but la promotion de modes deproduction et de consommation durables et la protection de l’environ-nement et de la santé permet au Ministre qui a la Santé publique dansses attributions, par arrêté motivé, de prendre des mesures provisoiresinterdisant l’usage, la mise ou le maintien sur le marché d’un ouplusieurs produits constituant un danger grave et urgent pour la santépublique;

Considérant que l’article 15 (1), alinéa 1er, du Règlement (CE)n° 648/2004 du Parlement européen et du Conseil du 31 mars 2004relatif aux détergents, permet la prise des mesures de la même nature;

Considérant que l’Agence environnementale fédérale allemande entant qu’autorité nationale compétente a déjà interdit la mise sur lemarché du produit POR COZ, à partir du 29 octobre 2010, sur based’une enquête par l’Institut fédéral allemand pour l’Evaluation desRisques du 6 septembre 2010;

Considérant que le Conseil supérieur de la Santé, dans son avisn° 8701 du 22 novembre 2010 confirme l’analyse réalisée par l’Institutfédéral allemand pour l’Evaluation des Risques, et estime qu’il existesuffisamment d’éléments probants pour interdire le produit POR COZ;

Considérant que le produit POR COZ est un nettoyant à usageintérieur pour le ménage destiné à enlever le calcaire et la rouille, avecune concentration d’acide nitrique de 20 à 30 %;

Considérant que des nettoyants avec une concentration d’acidenitrique de plus que 20 % et qui sont vendus pour être utilisés àl’intérieur pour le ménage constituent un risque de santé dispropor-tionné;

Considérant que le produit POR COZ constitue un danger grave eturgent pour la santé publique;

Considérant que du point de vue de la santé publique, uneinterdiction d’utilisation et de mise sur le marché sont justifiées;

Considérant que conformément à l’article 15 (1), deuxième alinéa, duRèglement (CE) n° 648/2004 du Parlement européen et du Conseil du31 mars 2004 relatif aux détergents, les autres Etats membres et laCommission sont informés du présent arrêté,

Arrête :

Article 1er. La mise sur le marché et l’utilisation du produit PORCOZ de la firme Levent Kimya sont interdites.

Art. 2. L’interdiction visée à l’article 1er cesse de produire ses effetsau plus tard à la fin du sixième mois suivant celui de l’entrée en vigueurdu présent arrêté.

Art. 3. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa publication auMoniteur belge.

Bruxelles, le 23 novembre 2010.

Mme L. ONKELINX

72646 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 3: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

OFFICIELE BERICHTEN — AVIS OFFICIELS

FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE

[C − 2010/09903]

29 OKTOBER 2010. — Omzendbrief over de toepassing van de wapenwetgeving

InhoudstafelInleiding1. Toepassingsgebied1.1. De bevoegdheden van de gewesten (jacht) en de gemeenschappen (sportschieten)1.2. De geregionaliseerde wet op de internationale wapenhandel1.3. Uitzonderingen voor de ordediensten1.4. Pro memorie : andere toepasselijke regelgeving1.5. Private veiligheid : buiten bestek1.6. Statuut van de uitvoeringsbesluiten2. Definities2.1. Verdere toelichting en voorbeelden bij wettelijke definities2.2. Nuttige definities uit andere regelgeving3. Indeling van de wapens in categorieën3.1. Verboden wapens3.1.1. Wettelijke opsomming3.1.2. Bij besluit verboden wapens3.1.3. Verboden handelingen3.1.4. Uitzonderingen voor wapenhandelaars, verzamelaars en de overheid3.2. Vergunningsplichtige wapens3.2.1. Betekenis van de restcategorie3.2.2. Bij besluit vergunningsplichtige wapens3.2.3. Principieel vrij verkrijgbare wapens die vergunningsplichtig worden3.2.4. Verboden en toegelaten handelingen3.3. Vrij verkrijgbare wapens3.3.1. Blanke wapens3.3.2. Niet-vuurwapens3.3.3. Historische, folkloristische en decoratieve wapens3.3.4. Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-

baar » voor specifieke activiteiten3.3.5. Geneutraliseerde wapens3.3.6. Verboden en toegelaten handelingen3.4. Wapens vs. werktuigen en speelgoed3.5. Illegale wapens4. Bepalingen van toepassing op wapenhandelaars en tussenpersonen4.1. Erkenningsprocedure4.1.1. Bevoegdheid4.1.2. Beroepsbekwaamheidsexamen4.1.3. Ontvankelijkheid4.1.4. Onderzoek4.1.5. Termijn4.1.6. De herkomst van de financiële middelen4.1.7. Veiligheidsmaatregelen4.1.8. Beslissing4.1.9. Motivering4.1.10. Model 24.1.11. Beroep4.1.12. Wijziging van de erkenning4.1.13. Administratieve sancties4.1.14. 5-jaarlijkse controle4.2. Rechten en plichten4.2.1. Deontologie4.2.2. Registers4.2.3. Overdracht/verkoop van vuurwapens

72647BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 4: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

5. Bepalingen van toepassing op verzamelaars en musea5.1. Erkenningsprocedure5.1.1. Voorwaarden5.1.2. Bevoegdheid5.1.3. Ontvankelijkheid5.1.4. Onderzoek5.1.5. Termijn5.1.6. Veiligheidsmaatregelen5.1.7. Beslissing5.1.8. Motivering5.1.9. Model 35.1.10. Beroep5.1.11. Wijziging van de erkenning5.1.12. Administratieve sancties5.1.13. 5-jaarlijkse controle5.2. Rechten en plichten5.2.1. Registers5.2.2. Overdracht/verkoop van vuurwapens5.2.3. Munitie6. Bijzondere erkenningen voor niet-commerciële activiteiten6.1. Voorbeelden6.2. Bijzondere aspecten in de erkenningsprocedure7. Erkenning als vervoerder7.1. Bijzondere aspecten in de erkenningsprocedure8. Schietstanden8.1. Erkenningsprocedure8.1.1. Toepassingsgebied8.1.2. Voorwaarden8.1.3. Bevoegdheid8.1.4. Ontvankelijkheid8.1.5. Onderzoek8.1.6. Termijn8.1.7. Beslissing8.1.8. Motivering8.1.9. Model 138.1.10. Beroep8.1.11. Wijziging van de erkenning8.1.12. Administratieve sancties8.1.13. 5-jaarlijkse controle8.2. Rechten en plichten8.2.1. De uitbater8.2.2. De schutters8.2.3. Uitzonderingen9. Wapenbezit door particulieren : algemene regels9.1. Vergunningsprocedure9.1.1. Bevoegdheid9.1.2. Ontvankelijkheid9.1.3. Onderzoek9.1.4. Termijn9.1.5. Advies van de lokale politie9.1.6. Het medisch attest9.1.7. De theoretische en de praktische proef9.1.8. De instemming van de gezinsleden9.1.9. De wettige reden9.1.10. Passief wapenbezit9.1.11. Vondst van een wapen9.1.12. Beslissing9.1.13. Motivering9.1.14. Model 49.1.15. Beroep9.1.16. Wijziging van de vergunning9.1.17. Administratieve sancties9.1.18. 5-jaarlijkse controle

72648 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 5: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

9.2. Rechten en plichten9.2.1. Aanschaf van een wapen9.2.2. Overdracht/verkoop van een wapen9.2.3. Veiligheidsmaatregelen9.2.4. Gebruik9.2.5. Lenen van een wapen9.2.6. Vervoer9.2.7. Herstelling9.2.8. Munitie10. Wapendracht door particulieren : algemene regels10.1. Notie10.2. Omstandigheden waarin een wapen vrij mag worden gedragen10.3. Vergunningsprocedure10.3.1. Bevoegdheid10.3.2. Ontvankelijkheid10.3.3. Onderzoek10.3.4. Ambassadepersoneel e.d.10.3.5. Het medisch attest10.3.6. Termijn10.3.7. Beslissing10.3.8. Model 510.3.9. Beroep10.3.10. Wijziging van de vergunning10.3.11. Administratieve sancties11. Bijzondere regeling voor jagers11.1. Wie ?11.2. Welke wapens ?11.3. Welke handelingen ?11.4. Model 911.5. Administratieve sancties11.6. Rechten en plichten11.7. Beëindiging van de activiteiten12. Bijzondere regeling voor sportschutters12.1. Wie ?12.2. Welke wapens ?12.3. Welke handelingen ?12.4. Model 912.5. Administratieve sancties12.6. Rechten en plichten12.7. Beëindiging van de activiteiten13. Bijzondere wachters14. De Europese vuurwapenpas14.1. Nut14.2. Aanvraag14.3. Geldigheid van de EVP14.4. Op reis met wapens14.5. Rechten en plichten van buitenlandse houders van de EVP15. Occasionele schutters15.1. Voorwaarden16. Opslag van wapens en munitie17. Wapenbeurzen17.1. Voorwaarden17.2. Toelating18. De nummering van vuurwapens18.1. Het centraal wapenregister18.2. De proefbank voor vuurwapens18.3. Het nationaal identificatienummer19. Bijzonderheden over munitie en onderdelen19.1. Onderdelen en hulpstukken19.2. Munitie20. Toezicht en straffen20.1. Bevoegde overheden20.2. Straffen

72649BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 6: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

21. Inbeslagname van wapens21.1. Gerechtelijke inbeslagname en administratieve inbeslagname21.2. Verwittiging van de gouverneur en administratieve sancties21.3. Model 1021.4. Vrijwillige afstand en tijdelijke bewaargeving van een wapen zonder dat er sprake is van een misdrijf21.5. Onderzoek van wapens door het NICC en private experts21.6. Teruggave21.7. Verbeurdverklaring22. Gevolgen van de overgang van de oude naar de nieuwe wetgeving22.1. De hernieuwing van de oude erkenningen en vergunningen22.2. Model 622.3. Regularisaties23. Verandering van statuut van een vergunningsplichtig wapen24. Retributies24.1. Principes24.2. Tarieven24.3. UitzonderingenNuttige adressenBijlage 1 : lijst van inbreuken bedoeld in artikel 5, § 4, 2° WWBijlage 2 : lijst van HFD-wapens (punt 3.3.3)Bijlage 3 : theoretische proef (punt 9.1.7)Bijlage 4 : aanvraagformulier tot het verkrijgen van een vergunning (model 4) tot het voorhanden hebben van

een vergunningsplichtig vuurwapen

InleidingDe regelgeving met betrekking tot wat de Wapenwet (in verdere verwijzingen afgekort als WW) de « economische

en individuele activiteiten met wapens » noemt, is sinds de invoering van de nieuwe wet op 8/6/06 fundamenteelgewijzigd. Er is een volledig nieuwe wet en alle oude uitvoeringsbesluiten die nog bestaan, zijn in min of meergrondige mate aangepast en enkele nieuwe uitvoeringsbesluiten werden genomen.

Het is daarom dringend noodzakelijk geworden de oude omzendbrief 3630/1/8 van 30/10/95 en zijnaanvullingen te vervangen door een tekst die de vernieuwde regelgeving in haar geheel nader toelicht en praktische,bindende richtlijnen bevat voor de overheden die zijn belast met de toepassing van die regelgeving op het terrein.

Deze omzendbrief behandelt alle thema’s die aan bod komen in de wapenwetgeving. Hij beoogt de vaak complexeen technische regels te verduidelijken en toegankelijker te maken, zowel voor de lokale overheid als voor de burger.Waar voor de volledigheid zaken worden aangehaald die behoren tot de bevoegdheid van andere overheden (jacht,schietsport, in- en uitvoer), beperkt deze omzendbrief zich ertoe de regelgeving te citeren of te parafraseren zondercommentaar en zonder toepassingsrichtlijnen.

1. ToepassingsgebiedDe Belgische regelgeving over wapens vindt zijn neerslag in verschillende teksten. Dit is deels te verklaren door

de verdeling van bevoegdheden binnen onze federale staat. Zo moet men niet alleen rekening houden met de federaleWapenwet van 8/6/06 en haar uitvoeringsbesluiten, maar ook met de gewestelijke decreten over de jacht, degemeenschapsdecreten over het sportschieten en de gewestelijke bevoegdheid op het gebied van de in-, uit- endoorvoer van wapens, die evenwel nog niet heeft geleid tot eigen decreten. Verder onderging de federale wapenwetreeds enkele tekstwijzigingen en bevatten diverse uitvoeringsbesluiten regels die noodzakelijk zijn voor haartoepassing, hetgeen eveneens heeft bijgedragen tot de versnippering.

Voor de toepassing op het terrein van onze regelgeving minder relevant, maar als gemeenschappelijke basis vande betrokken wetten van de andere lidstaten van de Europese Unie een belangrijke rechtsbron is tot slot de EuropeseRichtlijn 91/477/EEG van de Raad van 18/6/91 inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben vanwapens (gewijzigd door de Europese Richtlijn 2008/51/EG van 21/5/08), waarnaar verder kort wordt verwezen als« Richtlijn 91/477/EEG ».

1.1. De bevoegdheden van de gewesten (jacht) en de gemeenschappen (sportschieten)Sinds de staatshervorming van 1980 zijn de gewesten en de gemeenschappen van ons land bevoegd voor

respectievelijk de jacht en de sport (het schieten is in alle gemeenschappen een erkende sporttak). Dit betekent dat defederale wet zich niet mag uitspreken over de voorwaarden waaronder de jacht en de schietsport mogen beoefendworden. De federale wet beperkt zich tot het indelen van de wapens in categorieën en ze verbindt aan elke categoriede modaliteiten voor het uitoefenen van economische en individuele activiteiten met die wapens. Concreet bepaalt deWapenwet wie wapens mag verhandelen, verzamelen, bezitten, vervoeren en dragen, evenals wie een schietstand maguitbaten, en de voorwaarden waaraan dit alles is gebonden. De gewesten en de gemeenschappen van hun kant, hebbenin hun decreten en uitvoeringsbesluiten bepaald wie mag jagen en sportschieten, en onder welke voorwaarden dit mag.

Het raakpunt van de federale met de gewestelijke, resp. gemeenschapsbevoegdheden ligt waar artikel 12 WW eengunstregime toekent aan jagers en sportschutters. Omdat de jagers en de sportschutters hun statuut pas kunnenverkrijgen na controle van hun antecedenten en hun theoretische en praktische kennis, heeft de wetgever ervoorgekozen hen niet te verplichten de vergunningsprocedure te doorlopen telkens als ze een vergunningsplichtig wapenvoor de jacht of de schietsport willen kopen. Hun jachtverlof of sportschutterslicentie geldt dan als vergunning voorhet voorhanden hebben van wapens die ontworpen zijn voor hun activiteit. Zeker voor de sportschutters, die een groteverscheidenheid aan schietdisciplines kennen waarbij allerlei wapens, ook zware, worden gebruikt, reikt ditgunstregime echter niet zover dat ze alle wapens vrij mogen verwerven. De Europese Richtlijn 91/477/EEG (zieverder), zoals deze meer bepaald in Belgisch recht geïmplementeerd werd door artikel 12 WW en het MB van 15/03/07,verzet zich hiertegen.

Het is belangrijk te weten dat de toepassing van de jachtdecreten plaatsgebonden is. Wie wenst te jagen, moet inhet bezit zijn van een jachtverlof afgegeven door de bevoegde overheden van de plaats waar de activiteit plaatsvindt.Een Vlaming die wil jagen in het Waals gewest, moet dus een Waals jachtverlof hebben (hierop bestaan echteruitzonderingen).

Sport(schieten) is dan weer een persoonsgebonden materie. De Vlaamse sportschutter zal met zijn Vlaamsesportschutterslicentie, afgegeven door de schuttersfederatie waarvan hij lid is, ook kunnen deelnemen aan eenwedstrijd georganiseerd door een Waalse schuttersfederatie (ook hier bestaan bijzondere regelingen).

72650 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 7: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

Momenteel (midden 2010) zijn de volgende teksten van kracht (allemaal terug te vinden op de website van deFOD Justitie www.just.fgov.be onder « Belgische wetgeving ») :

— het Vlaams jachtdecreet van 24/7/91;— het besluit van 28/10/87 van de Vlaamse Executieve betreffende het gebruik van vuurwapens en munitie bij

de jacht in het Vlaamse Gewest;— het decreet van het Waals gewest van 14/7/94 tot wijziging van de jachtwet van 28/2/1882 (de oude jachtwet

is er nog deels van toepassing);— het besluit van 22/9/05 van de Waalse Regering houdende regeling van het gebruik van vuurwapens en

munitie met het oog op het uitoefenen van de jacht, alsmede van enkele jachtprocessen of –technieken;— het Vlaams decreet van 11/5/07 houdende het statuut van de sportschutter;— het besluit van de Vlaamse Regering van 1/6/07 houdende de uitvoering van het decreet van 11/5/07

houdende het statuut van de sportschutter;— het decreet van de Franse gemeenschap van 24/11/06 betreffende de toekenning van de vergunning van

sportschutter;— het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 30/3/07 tot vaststelling van de lijst van de

schietsportdisciplines;— het besluit van 30/3/07 van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de nadere regels

voor de organisatie, de inhoud, de evaluatie en de gelijkwaardigheid van de theoretische en praktischeproeven waarvoor geslaagd moet worden voor het bekomen van de vergunning van sportschutter;

— het besluit van 30/3/07 van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van het model vanvergunning van sportschutter;

— het besluit van 11/4/08 van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van het model van hetverslag bedoeld in artikel 7 van het decreet van 24 november 2006 betreffende de toekenning van devergunning van sportschutter;

— het decreet van de Duitstalige gemeenschap van 20/11/06 over het statuut van de sportschutters;— het besluit van de Regering van de Duitstalige gemeenschap van 23/5/07 tot uitvoering van het decreet van

20/11/06 over het statuut van de sportschutters.Te noteren valt dat de teksten die dateren van voor de Wapenwet (8/6/06) nog de terminologie van de oude

wetgeving gebruiken, bijvoorbeeld de oude benaming van de diverse categorieën wapens. Die achterhaaldeterminologie moet uiteraard worden gelezen met respect voor de nieuwe regelgeving!

1.2. De geregionaliseerde wet op de internationale wapenhandelIn 2003 werden de gewesten bevoegd voor nog een ander aspect van de wapenproblematiek, met name de in-, uit-

en doorvoer (uitgezonderd voor leger en politie). Voorheen was dit, net zoals dit voor andere goederen het geval isgebleven, een federale bevoegdheid. Omdat de gewesten nog geen eigen decreten hebben aangenomen, passen ze nogsteeds de oude federale regelgeving toe : de wet van 5/8/91 betreffende de in-, uit- en doorvoer van en de bestrijdingvan illegale handel in wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik of voor ordehandhaving dienstig materieel endaaraan verbonden technologie, en haar uitvoeringsbesluiten.

Zoals de titel aangeeft, is het toepassingsgebied van die wet heel wat ruimer dan dat van de hier besprokenWapenwet. Ze bestrijkt alle wapens die onder de Wapenwet vallen, maar daarnaast ook zwaar militair materieel,onderdelen daarvoor, elektronica, software, chemische substanties, materiaal voor ordehandhaving (zoals kogelwe-rende vesten, helmen, schilden en handboeien, die in tegenstelling tot wat soms wordt gedacht, niet onder deWapenwet vallen!), en wat men « materiaal voor dubbel gebruik » noemt (dit zijn op zich onschuldige goederen die eenmilitaire bestemming krijgen of hebben gehad).

Naar gelang van de vestigingsplaats van de in-, uit- of doorvoerder geeft het betrokken gewest in-, uit- endoorvoerlicenties af. Dit zijn vaak grote gespecialiseerde bedrijven, die alleen als ze wapens in de zin van de Wapenwetproduceren of verhandelen als wapenhandelaar of tussenpersoon moeten zijn erkend in overeenstemming met deWapenwet. Maar ook de gewone particulier die een wapen aankoopt in het buitenland of zijn wapen daar wenst teverkopen, valt onder deze wetgeving.

Binnen de Benelux zijn er dan weer geen in-, uit- of doorvoerlicenties vereist.Een bijzonderheid van de regelgeving op het vlak van uit- en doorvoer (niet van invoer!) is de onmogelijkheid de

nodige licenties aan te vragen bij de gewestelijke overheden, als men niet een voorafgaande vergunning heeftverkregen. Die wordt door de Federale Wapendienst namens de minister van Justitie afgegeven. Ook particulierenmoeten die aanvragen. Een uitzondering wordt in de praktijk wel gemaakt voor de particulier die naar het buitenlandverhuist en zijn wapen meeneemt. Toelichting dienaangaande en het verplichte aanvraagformulier zijn terug te vindenop de voornoemde website van de FOD Justitie (rubriek ’justitie van a tot z’, trefwoord ’wapens’).

Verderop (punten 9.2.1 en 14.4) wordt ingegaan op twee aspecten van de in- en uitvoerregeling die van belang zijnbinnen dit bestek : het reizen met wapens binnen de EU en het aankopen van een wapen in een andere EU-lidstaat.

1.3. Uitzonderingen voor de ordedienstenDe Wapenwet is niet van toepassing op de dienstwapens van de ordediensten, die worden opgesomd in het KB

van 26/6/02 betreffende het voorhanden hebben en het dragen van wapens door de diensten van het openbaar gezagof van de openbare macht. Het gaat over :

1° de krijgsmacht;2° het operationeel kader van de politiediensten;3° bepaalde leden van het administratief en logistiek kader van de politiediensten;4° de politieambtenaren van de Algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie;5° de hoofden en de leden van de Diensten Enquêtes van de Vaste Comités van toezicht op de politiediensten en

op de inlichtingendiensten;6° de agenten van de Administratie van douane en accijnzen;7° de buitendiensten van het Directoraat-Generaal Strafinrichtingen;8° de buitendiensten van het Bestuur Veiligheid van de Staat;9° de daartoe aangestelde personeelsleden van het Agentschap voor Natuur en Bos binnen het Vlaamse

ministerie van Leefmilieu, Natuur en Energie;10° de ambtenaren van het bosbeheer van het « Département de la Nature et des Forêts », alsook de ambtenaren

van het « Département de la police et des contrôles de la Direction générale opérationnelle Agriculture,Ressources naturelles et Environnement » van de Waalse overheidsdienst;

11° de ingenieurs en adjuncten van de Bosdienst van de Afdeling Natuur, Water en Bos van het Brussels Instituutvoor Milieubeheer van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

72651BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 8: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

12° de inspecteurs van de Dienst Beveiliging van de Luchtvaart- en Luchthaveninspectie;

13° de politiediensten van een lidstaat van de Europese Unie, overeenkomstig een bilateraal of multilateraalakkoord van politiesamenwerking of een maatregel die genomen is in het kader van titel VI van het Verdragover de Europese Unie, waarin bepaald wordt dat deze politieambtenaren bepaalde politieopdrachtenuitvoeren in België waarbij zij wapens dragen;

14° de veiligheidsbeambten van het veiligheidskorps van de Federale Overheidsdienst Justitie.

Het feit dat een overheidsdienst is opgenomen in de bovenstaande lijst houdt niet in dat de betrokken ambtenarenvolledige vrijheid genieten. Voor elke betrokken dienst moet er immers een uitvoeringsbesluit worden gemaakt waarinwordt bepaald welke wapens door welke ambtenaren als dienstwapens mogen worden gebruikt, hoe ze dienen teworden verworven, bewaard, vervoerd, gebruikt, enz.

Het voorhanden mogen hebben van een dienstwapen betekent zeker niet dat de betrokken ambtenaren het rechtzouden hebben dat dienstwapen ook buiten de dienst voorhanden te hebben, laat staan te gebruiken voorprivédoeleinden. Over dit onderwerp bestaan bijzondere richtlijnen van de Minister van Binnenlandse Zaken. In elkgeval zijn ook de gewapende leden van de ordediensten als privépersoon onderworpen aan alle gewone regels diegelden voor de burger (1).

Verderop wordt besproken (punt 3.1.4) onder welke voorwaarden bepaalde wapens niet verboden zijn voor deordediensten en hoe ze die kunnen verwerven, voorhanden hebben, enz.

1.4. Pro memorie : andere toepasselijke regelgeving

Het is opportuun om er op deze plaats aan te herinneren dat wapenhandelaars en particuliere wapenbezitters nietalleen de regelgeving over wapens moeten naleven.

In geval van opslag van grote hoeveelheden munitie kan de wetgeving over springstoffen ook van toepassing zijn(de wet van 28/5/56 betreffende ontplofbare en voor deflagratie vatbare stoffen en mengsels en de daarmede geladentuigen, en haar voornaamste uitvoeringsbesluit van 23/9/58 houdende algemeen reglement betreffende het fabriceren,opslaan, onder zich houden, verkopen, vervoeren en gebruiken van springstoffen). Hiervoor is de DienstReglementering Springstoffen en Gas bij de FOD Economische Zaken verantwoordelijk.

Daarnaast is de gewestelijke milieureglementering van toepassing op wapenhandelaars en -fabrikanten, net als opschietstanden. Wapenhandelaars dienen met name, naast bijvoorbeeld de sociale, fiscale en de milieureglementering,ook de wetgeving over de handelspraktijken te eerbiedigen.

Bezoekers van schietstanden en openluchtmanifestaties waar vuurwapens worden gebruikt, en vooral deelnemersaan « oorlogsspellen » met paintballmarkers of airsoftwapens moeten opletten dat ze geen daden stellen die strafbaarworden gesteld door de wet van 29/7/34 waarbij de private milities verboden worden. Dit zou bijvoorbeeld het gevalzijn als de activiteiten een politiek doel nastreven. Activiteiten georganiseerd in het kader van de door degemeenschapsoverheden erkende sporten vallen nooit onder de wet op de private milities.

1.5. Private veiligheid : buiten bestek

Een aparte categorie van wapenbezitters wordt gevormd door de bewakingsagenten die met toepassing van dewet van 10/4/90 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid het recht hebben tijdens de uitoefening van hunberoep wapens voorhanden te hebben.

Omdat zijzelf en hun werkgevers al moeten vergund of erkend worden door de Minister van Binnenlandse Zakenen ze voor het voorhanden hebben en dragen van wapens een bijzondere toestemming van hem nodig hebben, heeftde Wapenwet (2) ook de afgifte van de vergunningen tot het voorhanden hebben van wapens en wapendrachtver-gunningen aan bewakingsagenten gecentraliseerd bij de bevoegde directie private veiligheid van de FOD BinnenlandseZaken.

Deze omzendbrief is niet op hen van toepassing, maar kan wel als aanvullende toelichting worden gebruikt doorde bevoegde diensten (3).

1.6. Statuut van de uitvoeringsbesluiten

De belangrijkste uitvoeringsbesluiten van de oude wapenwet van 1933 waren veel recenter dan die wet en warenzelf niet aan een fundamentele herziening toe op het moment dat de nieuwe Wapenwet in 2006 in werking trad.Daarom werd ervoor gekozen ze waar mogelijk van kracht te laten (4) en alleen over te gaan tot de noodzakelijkeaanpassingen (eerst vooral terminologisch, later vooral inhoudelijk) om ze te doen overeenstemmen met de tekst en degeest van de nieuwe wet. Soms was het mogelijk de uitvoering van nieuwe wetsbepalingen te integreren in eenbestaand besluit. Midden 2010 zijn de volgende besluiten nog van kracht (en meestal al volledig aangepast) :

• het KB van 26/6/02 betreffende het voorhanden hebben en het dragen van wapens door de diensten van hetopenbaar gezag of van de openbare macht;

• het KB van 13/7/2000 tot bepaling van de erkenningsvoorwaarden van schietstanden;

• het KB van 1/3/98 betreffende de indeling in categorieën van sommige seinpistolen, sommige slachttoestellen,sommige verdovingswapens;

• het KB van 24/4/97 tot bepaling van de veiligheidsvoorwaarden bij het opslaan, het voorhanden hebben enhet verzamelen van vuurwapens of munitie;

• het KB van 27/2/97 betreffende de indeling van de munitie van kaliber 5.7 x 28 mm;

• het KB van 18/11/96 tot indeling van sommige alarmwapens bij de categorie vergunningsplichtigevuurwapens;

• het KB van 30/3/95 tot indeling van sommige gas- en luchtwapens;

• het KB van 8/8/94 betreffende de Europese Vuurwapenpassen;

• het KB van 20/9/91 tot uitvoering van de Wapenwet;

• het KB van 20/9/91 betreffende de vuurwapens met historische, folkloristische of decoratieve waarde en devuurwapens die voor het schieten onbruikbaar zijn gemaakt.

Een reeks van overbodig geworden oude uitvoeringsbesluiten werd uitdrukkelijk opgeheven.

72652 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 9: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

Tevens werd een aantal nieuwe autonome besluiten genomen om te voorzien in de uitvoering van nieuwewetsbepalingen. Midden 2010 betreft het de volgende teksten :

• het KB van 29/12/06 tot uitvoering van sommige bepalingen van de wet van 8 juni 2006 houdende regelingvan economische en individuele activiteiten met wapens, waarvan de eerste artikelen autonome bepalingenzijn;

• het MB van 15/3/07 tot bepaling van de lijst van vuurwapens ontworpen voor het sportschieten, waarvoorhouders van een sportschutterslicentie vrijgesteld zijn van de vergunningsplicht;

• het KB van 16/10/08 tot regeling van het statuut van de wapenhandelaar;• het MB van 16/10/08 houdende erkenning van de artsen bevoegd voor het afgeven van een attest bedoeld in

artikel 14 van de wapenwet;• het MB van 11/3/10 tot indeling bij de verboden wapens van bepaalde hulpstukken voor vuurwapens.Ook na het verspreiden van deze omzendbrief zal nog een (beperkt) aantal nieuwe besluiten moeten worden

genomen, die echter geen fundamentele wijzigingen meer zullen aanbrengen in deze tekst.

2. Definities2.1. Verdere toelichting en voorbeelden bij wettelijke definitiesArtikel 2 WW geeft een heterogene reeks definities van termen die worden gebruikt in de regelgeving. Ook in

sommige uitvoeringsbesluiten zijn definities terug te vinden. Die laatste worden (tenzij ze van algemeen nut zijn)besproken in de punten waar de betrokken besluiten zelf ter sprake komen.

Hieronder worden alle wettelijke definities weergegeven, waar mogelijk aangevuld met nuttige commentaar. Degebruikte nummering is die van de wet.

1° wapenhandelaar : eenieder die voor eigen rekening en gewoonlijk, als hoofdactiviteit of als nevenactiviteit,tegen een vergoeding of om niet, vuurwapens, onderdelen ervan of munitie ervoor vervaardigt, herstelt,wijzigt, verhandelt of anderszins ter beschikking stelt;

Commentaar :• deze term dekt niet alleen de traditionele handelaars, maar ook de andere leden van de betrokken economische sector

(fabrikanten, invoerders, ambachtelijke herstellers en onderaannemers, graveerders,...)• handelaars in blanke wapens zoals messen zijn geen wapenhandelaars• particulieren mogen occasioneel hun eigen wapens verkopen zonder als wapenhandelaar beschouwd te worden, zolang ze

geen wapens verwerven met het oog op de wederverkoop ervan en dus geen verdoken handel drijven• particulieren, vooral jagers en sportschutters, mogen zelf in beperkte hoeveelheden munitie voor eigen gebruik

vervaardigen zonder als wapenhandelaar beschouwd te worden, zonder ze evenwel te mogen verhandelen• hieronder vallen niet de schietstanden of particulieren die wapens tijdelijk uitlenen op de schietstand en personen

begeleiden zonder evenwel de wapens definitief over te dragen2° tussenpersoon : eenieder die, tegen een vergoeding of om niet, de voorwaarden creëert voor het sluiten van

een overeenkomst met als onderwerp de vervaardiging, de herstelling, de wijziging, het aanbod, deverwerving, de overdracht of enige andere vorm van terbeschikkingstelling van vuurwapens, onderdelenervan of munitie ervoor, ongeacht de herkomst en de bestemming ervan en ongeacht of de goederen op hetBelgische grondgebied komen, of die een dergelijke overeenkomst sluit wanneer het vervoer door een derdewordt verricht;

Commentaar :• deze term slaat zowel op de particulier die als bijberoep optreedt als makelaar bij de aankoop van wapens door derden, als

op internationale brokers die enkel een bureau in België hebben en zelf niet in contact komen met de wapens3° antipersoonsmijnen, valstrikmijnen en soortgelijke mechanismen : ieder tuig dat op of onder enig oppervlak

of in de nabijheid daarvan wordt geplaatst, en ontworpen of aangepast is om te ontploffen of uiteen te spattendoor de aanwezigheid of nabijheid van of het contact met een persoon, al dan niet voorzien van eenanti-hanteermechanisme, dat de mijn beschermt, er onderdeel van is, verbonden is met, bevestigd aan ofgeplaatst onder de mijn en dat in werking wordt gesteld wanneer een poging wordt gedaan de mijn temanipuleren of opzettelijk te ontregelen;

4° submunitie : alle munitie die zich, om haar functie te vervullen, van een moederbom losmaakt. Dat betreft allemunitie of explosieve ladingen die bedoeld zijn om op een bepaald ogenblik te ontploffen nadat zij zijngelanceerd of uitgestoten uit een moederbom met verspreidingsmunitie, met uitzondering van :— verspreidingssystemen die alleen rook- of lichtmunitie bevatten, of munitie die uitsluitend bestemd is om

als elektrisch of elektronisch afweermiddel te dienen;— systemen met meervoudige munitie die alleen bedoeld is om pantservoertuigen te doorboren en te

vernietigen, die uitsluitend met die doelstelling kunnen worden ingezet zonder dat ze gevechtszoneskunnen bestrijken zonder enig onderscheid, meer bepaald doordat hun traject en hun doelwit moetenworden gecontroleerd, en die in voorkomend geval uitsluitend kunnen exploderen op het ogenblik dat zeinslaan en in ieder geval niet kunnen exploderen louter door het contact met, de aanwezigheid of denabijheid van een persoon;

5° blindmakend laserwapen : wapen ontworpen of aangepast met als enig doel of onder meer als doel om doormiddel van lasertechnologie mensen permanent blind te maken;

6° brandwapen : elk wapen of elk stuk munitie dat in de eerste plaats is ontworpen om objecten in brand testeken of brandwonden toe te brengen aan personen via de inwerking van vlammen, hitte of een combinatiedaarvan, voortgebracht door een chemische reactie van een op het doel gebrachte stof;

7° spring- of valmes met slot : mes waarvan het lemmet door een mechanisme of door de zwaartekracht uit hetheft wordt gebracht en automatisch wordt geblokkeerd;

Commentaar :• de bekendste voorbeelden hiervan zijn de messen beter gekend onder de benamingen « knipmes » of « stiletto »• het gaat dus niet over messen waarvan het lemmet handmatig moet worden opengevouwen en al dan niet automatisch

kan worden geblokkeerd met een veer, knop of ring8° vlindermes : een mes, waarvan het heft in de lengterichting in tweeën is gedeeld en waarvan het lemmet naar

buiten wordt gebracht door elk van de delen van het heft in tegenovergestelde richting zijdelings open tevouwen;

72653BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 10: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

9° namaakwapen : al dan niet inerte natuurgetrouwe imitatie, replica of kopie van een vuurwapen;Commentaar :• de ouderdom van namaakwapen en origineel model speelt geen rol• van doorslaggevend belang is de uiterlijke gelijkenis, maar ook het gewicht kan meespelen• de vraag die men zich moet stellen om iets als namaakwapen te beschouwen, is of iemand zich er redelijkerwijs bedreigd

zou kunnen door voelen10° lang wapen : wapen waarvan de looplengte meer dan 30 cm bedraagt of waarvan de totale lengte meer dan

60 cm bedraagt;Commentaar :• a contrario heeft een kort wapen een looplengte van ten hoogste 30 cm en een totale lengte van ten hoogste 60 cm11° vouwgeweer : wapen waarvan de loop, door volledig te draaien rond een as, langsheen de kolf komt, zodat

de lengte van het wapen is herleid tot de helft ervan, waardoor het aldus gemakkelijk kan worden verborgenonder de kledij;

Commentaar :• niet te verwarren met de term plooigeweer die vaak wordt gebruikt voor openknikkende jachtgeweren• typevoorbeeld van het stropersgeweer• geweren met een klapkolf of met een uitschuifbare kolf vallen hier evenwel niet onder als deze kolven er niet voor zorgen

dat het wapen gemakkelijk kan worden verborgen onder de kledij.12° niet-vuurwapen : elk wapen dat één of meerdere projectielen afschiet waarvan de voortstuwing niet resulteert

door de verbranding van poeder of door een detonator;Commentaar :• deze term dekt uiteenlopende soorten wapens : luchtpistolen, loodjesgeweren, airsoftwapens, paintballmarkers, bogen,

kruisbogen, katapulten, ...• ook de zeldzame wapens die projectielen afschieten door middel van elektrische impulsen vallen hieronder13° blank wapen : elk wapen voorzien van één of meerdere klingen die één of meerdere snedes hebben;Commentaar :• in deze definitie gaat het alleen over de steek- en snijwapens, maar verderop bij de bespreking van het statuut van de

blanke wapens (punt 3.3.1) worden ook sommige slagwapens ermee gelijkgesteld14° werpmes : mes waarvan het bijzonder evenwicht toelaat met precisie te werpen;Commentaar :• dit zijn de messen die gebruikt worden bij stunts en in circussen, die zich nu tevreden moeten stellen met imitaties• ook zgn. ballistische messen vallen hieronder, dit zijn lemmeten met het uitzicht van een werpmes die niet worden

geworpen, maar afgeschoten door een mechanisme in het heft15° nunchaku : vlegel bestaande uit twee korte onbuigzame stokjes die met elkaar verbonden zijn door een ketting

of een ander middel;Commentaar :• bij gevechtssporten neemt men vaak zijn toevlucht tot imitaties waarvan de stokjes zijn gemaakt uit een buigzaam

materiaal of zijn overtrokken met een soepel materiaal; die zijn aanvaardbaar als ze niet kunnen kwetsen16° werpster : metalen plaatje in de vorm van een ster en met scherpe punten, dat kan worden verborgen en ook

« shuriken » wordt genoemd;17° jachtverlof : een document dat het recht verleent om de jacht te beoefenen en dat is afgeleverd door of namens

de gewestelijke overheden bevoegd voor de jacht, of een gelijkwaardig document afgeleverd in een anderelidstaat van de Europese Unie, of een door de minister van Justitie erkend document afgeleverd in een anderestaat;

Commentaar :• een jachtverlof uit een andere EU-lidstaat is niet per definitie gelijkwaardig : voor elk land dient het bewijs geleverd te

worden dat het document slechts wordt afgegeven na grondige controle van de gerechtelijke antecedenten en detheoretische en praktische kennis

• op dezelfde basis kan de Federale Wapendienst namens de minister jachtverloven van andere staten ook als gelijkwaardigbeschouwen

18° sportschutterslicentie : een document dat het recht verleent om de schietsport te beoefenen en dat is afgeleverddoor of namens de gemeenschapsoverheden bevoegd voor sport, of een gelijkwaardig document afgeleverdin een andere lidstaat van de Europese Unie of een door de minister van Justitie erkend document afgeleverdin een andere staat;

Commentaar :• hiervoor gelden dezelfde opmerkingen als bij het jachtverlof, met dien verstande dat in tegenstelling daartoe in veel landen

geen officiële sportschutterslicentie bestaat of ze niet gelijkwaardig blijkt te zijn!19° schietstand : een schietinstallatie voor vuurwapens, al dan niet gelegen in een gesloten lokaal;Commentaar :• ook openlucht-schietstanden voor het kleischieten vallen hieronder• schietstanden waar alleen met niet-vuurwapens wordt geschoten (paintball, luchtdruk,...) vallen hier niet onder20° munitie : een geheel bestaande uit een huls, een slaghoedje, een kruitlading en een of meer projectielen;Commentaar :• de projectielen bestemd voor niet-vuurwapens vallen niet onder deze definitie, maar wanneer de betrokken

niet-vuurwapens met vuurwapens gelijkgesteld werden, krijgen die projectielen in de praktijk toch vaak het statuut vanmunitie

• blanke munitie (of oefenmunitie) voldoet niet aan deze definitie bij gebrek aan projectiel, en kan er dus niet mee wordengelijkgesteld

21° automatisch vuurwapen : enig vuurwapen dat, na elk afgevuurd schot, zich automatisch herlaadt en dat meteen druk op de trekker, een salvo van meerdere schoten kan afvuren;

Commentaar :• elk vuurwapen dat automatisch kan vuren, ook al kan het ook in een andere modus vuren, is te beschouwen als een

automatisch vuurwapen

72654 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 11: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

22° verblijfplaats : de belangrijkste verblijfplaats die iemand in België heeft, met uitsluiting van de plaatsen waarwapens worden bewaard en die de betrokkene deelt met derden;

Commentaar :

• de plaats waar de betrokkene het meest aanwezig is als hij twee eigen verblijfplaatsen heeft in ons land, of één in ons landen één in het buitenland

• de plaats waar het wapen is ondergebracht als de betrokkene evenveel aanwezig is in twee verblijfplaatsen in ons land,of waarvan één in ons land ligt en één in het buitenland

• niet een tweede verblijfplaats die door anderen wordt bewoond wanneer de betrokkene er zelf niet aanwezig is

23° loop : onderdeel van een wapen, bestaande uit de holte waarlangs het projectiel voorbijkomt, al dan niet mettrekken, en gewoonlijk met een kamer waarin het projectiel wordt ingebracht;

24° revolver : kort vuurwapen met rotatiemagazijn of trommel met een of meerdere kamers. De kamers komenachtereenvolgens voor de loop te staan door druk op de trekker of bij rechtstreekse wapening, door druk vande duim op de haan van het wapen;

Commentaar :

• er bestaan ook enkelschotsrevolvers waarvan de trommel niet beweegt

• trommelkarabijnen zijn lange wapens en vallen niet onder deze definitie

25° pistool : kort vuurwapen waarbij de uitwerping van de huls, de invoering van de nieuwe patroon en hetvergrendelen automatisch gebeurt na het vertrekken van het schot, dankzij de energie die ontstaat door deontploffing van de kruitlading of door de verbrandingsgassen. De schutter moet de trekker loslaten enopnieuw drukken om een nieuw schot af te vuren;

Commentaar :

• er bestaan ook enkelschotspistolen zonder lader

26° repeteerwapen : vuurwapen dat projectielen één per één afvuurt bij iedere druk op de trekker, doch waarbijde schutter het wapen manueel dient te herbewapenen, met een hefboom, een grendel of een pomp.

Commentaar :

• bekende voorbeelden van elk gebruikt mechanisme zijn de Winchesterkarabijn (hefboom), de Lee-Enfield (grendel) en deriot-gun (pomp)

• een single-actionrevolver, waarbij de haan met de vinger moet worden opgespannen voor elk schot, is een repeteerwapen

2.2. Nuttige definities uit andere regelgeving

De bovenstaande definities van automatische wapens en van repeteerwapens zijn door de wet overgenomen uitde Richtlijn 91/477/EEG. In deze Richtlijn zijn ook de volgende andere relevante definities opgenomen :

1° semi-automatisch of halfautomatisch wapen : een vuurwapen dat na elk schot automatisch weer geladenwordt en dat bij eenmalige bediening van de trekker niet meer dan één projectiel kan afvuren;

Commentaar :

• een double-actionrevolver, waarbij de haan automatisch wordt opgespannen door de trekker te manipuleren voor elk schot,heeft een semi-automatische werking, maar wordt traditioneel niet beschouwd als een semi-automatisch wapen doch welals een repeteerwapen

2° enkelschotswapen : een vuurwapen zonder lader, dat voor elk schot wordt geladen door met de hand eenkogel in de kamer of in een hiertoe aangebrachte ruimte bij de ingang van de loop te brengen.

Commentaar :

• een pistool is in principe een semi-automatisch wapen, tenzij het slechts een enkelschotswapen is

De definitie van jagen en sportschieten is terug te vinden in de verschillende betrokken gewest- engemeenschapsdecreten. Hoewel de regelgeving verschillend is, zijn de definities in de praktijk dezelfde :

1° jagen volgens het Vlaams jachtdecreet : de jachtdaad is de handeling waarbij het wild gedood of gevangenwordt, alsmede de handeling waarbij dat wild met dat doel opgespoord en achtervolgd wordt. In dit decreetwordt het woord jagen gebruikt in de betekenis van het stellen van een jachtdaad;

2° sportschieten volgens het Vlaams sportschuttersdecreet : het beoefenen van de schietdisciplines die wordenaangeboden door de internationale schietsportfederatie die erkend is door het Internationaal OlympischComité, of door de schietsportfederaties, met uitzondering van het buksschieten; de sportschutter is denatuurlijke persoon die via een schuttersvereniging lid is van een schietsportfederatie;

Commentaar :

• in alle Gemeenschappen is het verboden om het sportschieten te beoefenen zonder houder te zijn van eensportschutterslicentie. De definitie van het begrip « sportschieten » verschilt in elke Gemeenschap. De decreten regelenechter enkel het beoefenen van de schietsport binnen de disciplines die worden aangeboden door de erkendeschietsportfederaties. Met de term « recreatief schieten » wordt dan bedoeld het schieten buiten het door deGemeenschappen geregelde kader (b.v. wapenbezitters die niet bij een club zijn aangesloten en/of die geen door eenfederatie georganiseerde schietdisciplines beoefenen).

3. Indeling van de wapens in categorieën

In onze regelgeving is sprake van drie categorieën van wapens : verboden wapens, vergunningsplichtige wapensen vrij verkrijgbare wapens. Vuurwapens die niet uitdrukkelijk bij de verboden of de vrij verkrijgbare wapens zijningedeeld, zijn vergunningsplichtig. Niet-vuurwapens zijn dan weer principieel vrij verkrijgbaar, maar kunnenvergunningsplichtig worden gemaakt of verboden worden. Tot slot wordt ingegaan op de soms moeilijke aflijningtussen wapens en andere voorwerpen.

72655BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 12: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

3.1. Verboden wapens

3.1.1. Wettelijke opsomming (5)Opmerking - Uit de vroegere opsomming van de verboden wapens in de wet zijn de dolken en dolkmessen

verdwenen. Dit komt enerzijds omdat hun statuut al te veel aanleiding gaf tot twijfel en discussie, en anderzijds omdatveel types van messen die als verboden dolkmessen konden worden beschouwd noodzakelijk of nuttig zijn bij hetbeoefenen van een hobby. Dat deze messen voortaan vrij verkrijgbaar zijn, betekent echter niet dat ze ontsnappen aanalle controle : hun dracht en bijgevolg hun gebruik zijn nog steeds onderworpen aan een wettige reden !

1° antipersoonsmijnen, valstrikmijnen en soortgelijke mechanismen (ieder tuig dat op of onder enig oppervlakof in de nabijheid daarvan wordt geplaatst, en ontworpen of aangepast is om te ontploffen of uiteen te spattendoor de aanwezigheid of nabijheid van of het contact met een persoon, al dan niet voorzien van eenanti-hanteermechanisme, dat de mijn beschermt, er onderdeel van is, verbonden is met, bevestigd aan ofgeplaatst onder de mijn en dat in werking wordt gesteld wanneer een poging wordt gedaan de mijn temanipuleren of opzettelijk te ontregelen), en blindmakende laserwapens (wapen ontworpen of aangepast metals enig doel of onder meer als doel om door middel van lasertechnologie mensen permanent blind te maken);

2° brandwapens (elk wapen of elk stuk munitie dat in de eerste plaats is ontworpen om objecten in brand testeken of brandwonden toe te brengen aan personen via de inwerking van vlammen, hitte of een combinatiedaarvan, voortgebracht door een chemische reactie van een op het doel gebrachte stof);

3° wapens ontworpen voor uitsluitend militair gebruik, zoals automatische vuurwapens, lanceertoestellen,artilleriestukken, raketten, wapens die gebruik maken van andere vormen van straling dan die bedoeld onderhet 1°, munitie die specifiek is ontworpen voor die wapens, bommen, torpedo’s en granaten;

4° submunitie (alle munitie die zich, om haar functie te vervullen, van een moederbom losmaakt. Dat betreft allemunitie of explosieve ladingen die bedoeld zijn om op een bepaald ogenblik te ontploffen nadat zij zijngelanceerd of uitgestoten uit een moederbom met verspreidingsmunitie, met uitzondering van verspreidings-systemen die alleen rook- of lichtmunitie bevatten, of munitie die uitsluitend bestemd is om als elektrisch ofelektronisch afweermiddel te dienen, en van systemen met meervoudige munitie die alleen bedoeld is ompantservoertuigen te doorboren en te vernietigen, die uitsluitend met die doelstelling kunnen worden ingezetzonder dat ze gevechtszones kunnen bestrijken zonder enig onderscheid, meer bepaald doordat hun traject enhun doelwit moeten worden gecontroleerd, en die in voorkomend geval uitsluitend kunnen exploderen op hetogenblik dat ze inslaan en in ieder geval niet kunnen exploderen louter door het contact met, de aanwezigheidof de nabijheid van een persoon);

5° spring- en valmessen met slot (mes waarvan het lemmet door een mechanisme of door de zwaartekracht uithet heft wordt gebracht en automatisch wordt geblokkeerd), vlindermessen (een mes, waarvan het heft in delengterichting in tweeën is gedeeld en waarvan het lemmet naar buiten wordt gebracht door elk van de delenvan het heft in tegenovergestelde richting zijdelings open te vouwen), boksbeugels en blanke wapens dieuiterlijk gelijken op een ander voorwerp (bijvoorbeeld een mes verborgen in een riem);

6° degenstokken en geweerstokken die geen historische sierwapens zijn : het gaat om wandelstokken ofparaplu’s waarin een steekwapen of een vuurwapen verborgen zit, en die geen aantoonbare historischewaarde hebben;

7° knotsen (wapens die zijn gemaakt om iemand zware slagen mee te geven) en wapenstokken (het woord″matrak″ is een soortnaam waaronder alle kleine slagwapens worden bedoeld, uit eender welk materiaalvervaardigd en die, naar vorm en bestemming, een gelijkenis hebben met de wapenstok. Specifiekekenmerken van de wapenstok zijn o.m. het feit dat hij de vorm van een stok heeft; gemakkelijk te gebruikenen zelfs te verbergen is; zeer sterk en stevig is; voorzien van een handvat of van een riem en dat hij kennelijkontworpen of bestemd is om te kneuzen of te verwonden);

8° vuurwapens waarvan de kolf of de loop op zich in verschillende delen kan worden uiteengenomen,vuurwapens die zodanig zijn vervaardigd of gewijzigd dat het dragen ervan niet of minder zichtbaar is danwel dat hun technische eigenschappen niet meer overeenstemmen met die van het model zoals omschrevenin de vergunning tot het voorhanden hebben ervan en vuurwapens die uiterlijk gelijken op een andervoorwerp dan een wapen (hieronder valt bijvoorbeeld een geweer met afgezaagde loop);

9° draagbare tuigen waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt ofpijn kan worden toegebracht, met uitzondering van medische of diergeneeskundige hulpmiddelen (zgn.tasers);

10° voorwerpen bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, traanverwekkende ensoortgelijke stoffen, met uitzondering van medische hulpmiddelen (bijvoorbeeld traangas- of pepersprays,maar ook de zgn. « smurfenspray » die een sterke kleurstof in het gezicht van een aanvaller spuit, waarbij dietijdelijk wordt verblind);

11° vouwgeweren boven kaliber 20 (wapen waarvan de loop, door volledig te draaien rond een as, langsheen dekolf komt, zodat de lengte van het wapen is herleid tot de helft ervan, waardoor het aldus gemakkelijk kanworden verborgen onder de kledij). De kaliberaanduiding 20 wijst op een loop met diameter 15,6mm, dusenkel lopen met een diameter van 15,6mm of groter zijn verboden (dus kalibers 4, 10, 12, 14, 16 en 20);

12° werpmessen (mes waarvan het bijzonder evenwicht toelaat met precisie te werpen);13° nunchaku’s (vlegel bestaande uit twee korte onbuigzame stokjes die met elkaar verbonden zijn door een

ketting of een ander middel);14° werpsterren (metalen plaatje in de vorm van een ster en met scherpe punten, dat kan worden verborgen en

ook ″shuriken″ wordt genoemd);15° vuurwapens uitgerust met de volgende onderdelen en hulpstukken, evenals de volgende onderdelen en

hulpstukken afzonderlijk : geluiddempers (ook als ze in het wapen zijn geïntegreerd); laders met een groterecapaciteit dan de normale capaciteit zoals bepaald door de minister van Justitie voor een bepaald modelvuurwapen; richtapparatuur voor vuurwapens, die een straal projecteert op het doel (niet de elektronischerichtapparatuur waarbinnen een rood punt is te zien, zonder dat dit op het doel wordt geprojecteerd) ennachtkijkers (bedoeld worden de nachtkijkers die op een vuurwapen kunnen worden gemonteerd);

16° bij MB aangewezen tuigen, wapens en munitie die een nieuwe ernstige bedreiging voor de openbareveiligheid kunnen vormen en wapens en munitie die om die reden alleen de ordediensten voorhanden mogenhebben (deze mogelijkheid werd in het leven geroepen om te kunnen reageren wanneer een onwenselijk typewapen op de markt komt);

17° voorwerpen en stoffen die niet als wapen zijn ontworpen, maar waarvan, gegeven de concrete omstandig-heden, duidelijk is dat degene die ze voorhanden heeft, draagt of vervoert, ze wenst te gebruiken voor hettoebrengen van lichamelijk letsel aan of het bedreigen van personen (dit zijn de zgn. verboden wapens doorbestemming : eender welke zaak die als wapen wordt gebruikt);

18° inerte munitie en bepantsering die verarmd uranium of elk ander industrieel uranium bevatten.

72656 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 13: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

3.1.2. Bij besluit verboden wapensHet voornoemde punt 16° laat toe dat in de toekomst bepaalde tuigen, wapens en munitie bij ministerieel besluit

als verboden wapens worden ingedeeld.Alle vroegere koninklijke besluiten die wapens als verboden bestempelden, zijn opgeheven en bijna allemaal

geïntegreerd in de nieuwe wet. Katapulten worden niet meer beschouwd als verboden wapens.Op het vlak van de munitie bestaat er nog één KB (van 27/02/97) dat de munitie van kaliber 5.7 x 28 mm heeft

verboden. Het betreft de munitie gebruikt door de P90 van FN.Recent werden tevens bepaalde hulpstukken evenals de vuurwapens die ermee zijn uitgerust ingedeeld bij de

verboden wapens middels het MB van 11/3/10. Het betreft meer bepaald hulpstukken, met uitzondering van gewonekolven, die aan een handvuurwapen bepaalde uiterlijke kenmerken en technische eigenschappen van eenschoudervuurwapen geven.

In werkelijkheid betreft het enkel de recente hulpstukken waarin een handvuurwapen volledig wordt verborgenwaardoor het kan worden gebruikt als een lang aanvalswapen. Het betreft dus helemaal niet de houten of metalenkolfverlengstukken die lang geleden werden ontwikkeld.

3.1.3. Verboden handelingen (6)In de praktijk zijn alle handelingen met verboden wapens uiteraard ook verboden. De wet somt het vervaardigen,

herstellen, te koop stellen, verkopen, overdragen, vervoeren, opslaan, voorhanden hebben en dragen ervan op. Integenstelling tot de oude regelgeving is het loutere bezit van een verboden wapen nu ook verboden en strafbaar.

Wanneer een inbreuk wordt vastgesteld, worden de verboden wapens in beslag genomen, verbeurd verklaard envernietigd, zelfs indien zij niet aan de veroordeelde toebehoren.

Het is tevens verboden om reclame te maken voor verboden wapens (7).

3.1.4. Uitzonderingen voor wapenhandelaars, verzamelaars en de overheid (8)Sommige wapens zijn niet absoluut verboden : bepaalde handelingen mogen door bepaalde categorieën van

personen worden gesteld onder strikte voorwaarden. Dit geldt echter uitsluitend als de wet hierin uitdrukkelijkvoorziet.

De overheidsdiensten die voor de uitoefening van hun taak over dienstwapens mogen beschikken, wordenopgesomd in het KB 26/6/02 betreffende het voorhanden hebben en het dragen van wapens door de diensten van hetopenbaar gezag of van de openbare macht. Om hen toe te laten van deze uitzondering te genieten, bestaat er bovendienvoor elk van de opgesomde diensten een MB dat preciseert welke de dienstwapens zijn en onder welke voorwaardenze mogen worden verworven, opgeslagen, gebruikt, enz. Voor hun dienstwapens hebben deze overheden geenvergunningen nodig en zijn de overige wettelijke bepalingen evenmin van toepassing. Dit betekent dat wapens die nietkunnen worden beschouwd als dienstwapens, maar die bijvoorbeeld voor didactische doeleinden voorhanden wordengehouden, wel onder de gewone wettelijke regeling vallen.

Het gebruik van privé-wapens als dienstwapen door leden van de politie is niet meer toegelaten. Het omgekeerde,privé-gebruik van een dienstwapen, is mogelijk mits toelating van de korpschef en op voorwaarde dat de betrokkeneeen vergunning tot het voorhanden hebben van het wapen heeft verkregen. De door de gouverneur te volgenprocedure in dergelijk geval is dezelfde als die voor iedereen, met dien verstande dat het wapen niet op naam van debetrokkene zal kunnen worden geregistreerd in het CWR en dat de geldigheid van de vergunning beperkt is tot watde korpschef heeft bepaald en door de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake de bewapening van de politie.

Om te kunnen voldoen aan de behoeften van de voornoemde overheden (evenals die van de publiekrechtelijkemusea, dit zijn de musea die afhangen van de overheid), mogen erkende wapenhandelaars de betrokken wapensinvoeren, opslaan, verhandelen, voorhanden hebben en vervoeren. In principe mag het alleen over besteldehoeveelheden gaan, maar het is aanvaardbaar dat de handelaars een beperkte hoeveelheid prospectiemateriaalvoorhanden houden.

De wapens en hulpstukken bedoeld in artikel 3, § 1, 3° en 15° WW (zie hierboven) mogen worden vervaardigd,hersteld, verkocht, ingevoerd, opgeslagen en vervoerd door erkende wapenfabrikanten die licentiehouder zijn van debetrokken wapens. Tussenpersonen komen hiervoor echter niet in aanmerking.

Erkende verzamelaars en musea hebben het recht bepaalde verboden wapens toch in hun verzameling op tenemen. Zo mogen ze automatische vuurwapens in originele staat aankopen, invoeren en voorhanden houden als ze erde slagpin uit verwijderen en ze bewaren op de wijze bepaald door de Koning (9). Dit geldt eveneens voor de wapens(andere dan automatische vuurwapens) en hulpstukken bedoeld in artikel 3, § 1, 3° en 15° WW (zie hierboven), als dezedefinitief geneutraliseerd zijn. Het neutraliseren van draagbare vuurwapens is een monopolie van de Proefbank voorvuurwapens, maar die kan niet instaan voor het neutraliseren van zwaar militair materieel zoals kanonnen (hiervooris de tussenkomst van een bevoegde militaire overheid noodzakelijk, bijvoorbeeld de oorspronkelijke militaire eigenaardie attesteert dat ze het wapen heeft geneutraliseerd). Een erkenning uitsluitend voor deze wapens is echter nietmogelijk.

Die laatste kan wel worden aangevraagd door wie enkel de in artikel 3, § 1, 5°, 6°, 7°, 12°, 13° en 14° WW bedoeldewapens (zie hierboven : het gaat telkens over blanke wapens) wenst te verzamelen. Ze mogen door erkendeverzamelaars worden voorhanden gehouden, verworven en ingevoerd, op voorwaarde dat ze overeenkomstig dereglementaire bepalingen ter zake worden bewaard zoals vuurwapens (10). Een erkenning als verzamelaar vanuitsluitend deze wapens kan worden verkregen volgens de gewone procedure en de betrokken wapens worden dangelijkgesteld met vuurwapens. Er moet worden opgemerkt dat wapenhandelaars deze wapens nooit mogenverhandelen. De betrokken verzamelaars en musea moeten dus hun nieuwe aanwinsten invoeren uit het buitenland.

3.2. Vergunningsplichtige wapens

3.2.1. Betekenis van de restcategorie (11)De wetgeving gaat uit van het principe dat alle vuurwapens vergunningsplichtig zijn. Vuurwapens die niet

uitdrukkelijk als zodanig zijn aangewezen door de wet of een uitvoeringsbesluit, zijn dus nooit vrij verkrijgbaar.Munitie is vergunningplichtig van zodra ze kan worden gebruikt in een vergunningsplichtig vuurwapen. Dit geldt

dus ook voor munitie die geschikt is voor zowel vergunningsplichtige als voor vrij verkrijgbare vuurwapens. Munitievoor niet-vuurwapens is nooit vergunningsplichtig (ze beantwoordt overigens niet aan de wettelijke definitie vanmunitie) (12).

Losse onderdelen van vuurwapens zijn vergunningsplichtig als ze kunnen worden gebruikt voor vergunnings-plichtige wapens en als ze aan de wettelijke proef (kwaliteitscontrole door de proefbank) zijn onderworpen (13).

De vergunningsplicht is echter niet steeds dezelfde ten aanzien van alle personen. Zo is ze veel soepeler tenaanzien van jagers en sportschutters, die onder bepaalde voorwaarden hun jachtverlof en hun sportschutterslicentiemogen gelijkstellen met een vergunning tot het voorhanden hebben van bepaalde vuurwapens. Anders gezegd kunnenbepaalde vergunningsplichtige vuurwapens subjectief vergunningsvrij worden. Dit belet niet dat alle andere wettelijkebepalingen die van toepassing zijn op vergunningsplichtige wapens niet zouden gelden t.a.v. deze personen.

72657BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 14: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

Ook het omgekeerde is mogelijk. Wapens ingedeeld als vrij verkrijgbare wapens (« objectief vrij verkrijgbarewapens »), omdat ze zijn vermeld in het KB van 20/9/91 betreffende de vuurwapens met historische, folkloristische ofdecoratieve waarde en de vuurwapens die voor het schieten onbruikbaar zijn gemaakt (of zijn bijlagen), kunnen inhoofde van de bezitters vergunningsplichtig worden als ze hun wapens voor het schieten (wensen te) gebruiken (14)

Niet-vuurwapens, zoals luchtdrukwapens, vallen niet onder de algemene vergunningsplicht (zoals die vantoepassing is op vuurwapens). Die zijn in principe vrij verkrijgbaar, maar kunnen via een uitvoeringsbesluitvergunningsplichtig gemaakt worden. Het belangrijkste voorbeeld hiervan is het KB van 30/3/95 tot indeling vansommige gas- en luchtwapens.

In geval van twijfel kan advies of uitsluitsel worden gevraagd aan de wapendeskundigen van de lokale politie, aanhet Centraal wapenregister en in laatste instantie aan de proefbank voor vuurwapens (voor technische kwesties), en aande provinciale wapendiensten en in laatste instantie de federale wapendienst (voor juridische kwesties).

3.2.2. Bij besluit vergunningsplichtige wapensZoals hiervoor gezegd, kunnen alleen niet-vuurwapens bij koninklijk besluit vergunningsplichtig worden

gemaakt. Voor vuurwapens zou dit immers zinloos zijn.Vergunningsplichtig zijn de volgende niet-vuurwapens :1° De korte namaakwapens en de korte repeteer, semi-automatische of automatische wapens en de korte

slingerwapens, die projectielen kunnen afschieten door middel van een ander aandrijvingsmechanisme dan deverbranding van kruit, wanneer de kinetische energie van het projectiel, gemeten op 2,5 meter afstand van hetuiteinde van de loop, meer dan 7,5 Joule bedraagt.

Daarop wordt dan weer een uitzondering gemaakt voor de korte wapens ontworpen voor het sportschieten en metde volgende eigenschappen :

1) de lengte van de miklijn van het wapen bedraagt meer dan 300 mm;2) het totale gewicht van het wapen bedraagt meer dan 1 kg;3) het wapen is voorzien van een richtmechanisme dat ten minste uit een zijdelings en in hoogte regelbaar vizier

bestaat;4) het kaliber van het wapen is 4,5 mm (.177);5) de lader of het magazijn van het wapen heeft een capaciteit van ten hoogste vijf schoten (artikel 3 KB van

30/3/95 tot indeling van sommige gas- en luchtwapens).Concreet worden deze regels als volgt toegepast :• De maat van 7,5 joule wordt eveneens gebruikt in Nederland en Duitsland, en kan worden nagegaan door de

Proefbank.• De wapens zijn kort wanneer hun totale lengte maximum 60 cm bedraagt, of wanneer hun ″loop″ maximum

30 cm bedraagt.• Bij handbogen meet men alleen de totale lengte in ontspannen toestand, van as tot as.• Bij kruisbogen meet men, eveneens in ontspannen toestand, de lengte van ligplaats van de pijl (van de

spanveer tot het einde van de ligplaats) als lengte van de ″loop″, en de afstand van de kolf tot het voorsteuiteinde van de boog (zonder de eventuele voetbeugel) als totale lengte (indien de kolf plooibaar is en er kanaldus mee geschoten worden, meet men vanaf de geplooide kolf). Voor kruisbogen met verwisselbare armenof bogen meet men de kinetische energie met de krachtigst beschikbare types.

• Bij onderwatergeweren meet men de totale lengte en de lengte van de loop zonder de pijl of harpoen, en dekinetische energie buiten het water.

• Bij paintballwapens meet men alleen de totale lengte van het wapen op zich in schietklare toestand, met deonderdelen waarmee het aangetroffen wordt (voorbeeld : een paintballwapen wordt gecontroleerd op hetogenblik dat er een korte loop op gemonteerd is en de gasfles op de rug wordt gedragen : alleen de lengte vandie loop wordt in aanmerking genomen, ondanks de mogelijkheid om een langere te monteren, en de gasflesnoch de verbinding ernaar worden meegeteld. Een rechtstreeks op de kolf gemonteerde gasfles wordt welmeegeteld);Lange niet-vuurwapens zijn steeds vrij verkrijgbaar, ook indien ze projectielen afschieten met een kinetischeenergie van meer dan 7,5 J gemeten op 2,5 m van de loop.

2° niet-gehomologeerde alarmwapens (alarmwapens vormen een grensgeval : ze gebruiken blanke munitiewaarbij kruit verbrand wordt, maar ze schieten geen projectielen af; sommige zijn toch uitdrukkelijk bij devergunningsplichtige wapens ingedeeld) (15);

3° de seinpistolen, slachttoestellen en verdovingsgeweren die niet uitsluitend zijn ontworpen om noodseinen tegeven, dieren te slachten en dieren te verdoven, of waarvoor de bezitter niet kan bewijzen dat hij ze nodigheeft voor een dergelijke activiteit (16).

3.2.3. Principieel vrij verkrijgbare wapens die vergunningsplichtig wordenDe vrij verkrijgbare vuurwapens die geschikt zijn voor het afschieten van projectielen zijn alleen vergunningsvrij

wanneer ze door de bezitter niet voor het schieten worden bestemd of waarmee alleen geschoten wordt binnen hetkader van historische of folkloristische activiteiten (17). Deelname aan sportschieten met deze wapens vergt dus eenvergunning tot het voorhanden hebben ervan. Het gaat meer bepaald over de vuurwapens bedoeld in het verderbesproken KB van 20/9/91 betreffende de vuurwapens met historische, folkloristische of decoratieve waarde en devuurwapens die voor het schieten onbruikbaar zijn gemaakt (18).

3.2.4. Verboden en toegelaten handelingenDe verkoop of elke andere vorm van overdracht van een vergunningsplichtig wapen is voorbehouden aan erkende

personen en vergunninghouders of gelijkgestelden (19). (20)De verkoop van een vuurwapen aan een minderjarige is verboden. (21)Het voorhanden hebben, wat het bezit, de bewaring, het vervoer en het gebruik omvat, evenals de aankoop of elke

andere vorm van verwerving van een vergunningsplichtig wapen zijn voorbehouden aan dezelfde personen. (22)Het is verboden om reclame te maken voor een vergunningsplichtig wapen of om zodanig wapen te koop te stellen

zonder op zichtbare wijze aan te geven dat voor het voorhanden hebben ervan een vergunning vereist is. (23)Vergunningsplichtige wapens die worden verloot of die als prijs worden uitgereikt, mogen slechts aan de

begunstigde worden overhandigd nadat hij een vergunning voor het voorhanden hebben ervan heeft verkregen. (24)Het dragen van een vergunningsplichtig wapen is in principe voorbehouden aan houders van een wapendracht-

vergunning die daartoe een wettige reden kunnen aantonen. Voor houders van een vergunning tot het voorhandenhebben van het wapen en gelijkgestelden geldt echter een soepeler regeling, die aan voorwaarden is gekoppeld. (25)

Uiteraard moet de betrokken erkenning of vergunning geldig zijn voor de handeling die men wenst te stellen. Zozal een erkenning als wapenhandelaar geen recht geven om voor persoonlijke redenen een wapen te bezitten of tedragen.

72658 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 15: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

Het (uit)lenen en onderling uitwisselen van een vergunningsplichtig wapen is onderworpen aan een bijzondereregeling (26), evenals het occasioneel gebruik van een vergunningsplichtig wapen (27).

Elk verlies of diefstal van een vergunningsplichtig wapen moet door de houder van de titel tot het voorhandenhebben onverwijld worden gemeld aan de lokale politie (28) en aan de gouverneur (29).

Al deze regels worden gedetailleerd besproken in de omzendbrief.

3.3. Vrij verkrijgbare wapens (30)

3.3.1. Blanke wapensBlanke wapens zijn wapens die zijn ontworpen om te doden of te verwonden door middel van een direct contact

met het slachtoffer. Als ze niet uitdrukkelijk zijn verboden, zijn ze vrij verkrijgbaar. Dit betekent niet dat zeongebreideld mogen worden verhandeld, gebruikt en gedragen.

Het gaat hier in de eerste plaats over alle niet-verboden messen : keukenmessen, slagersmessen, hobbymessen,dolk(mess)en, zakmessen, vouwmessen, opinelmessen, enz. De grootte en vorm van al die messen speelt dus geenenkele rol. Bij uitbreiding gaat het hier ook om zwaarden, degens, sabels, bajonetten, lansen, enz.

Naast de snijdende en stekende wapens zijn er ook de niet-verboden slagwapens, die veelal van historische aardzijn of gebruikt worden bij gevechtssporten.

Bij gebrek aan een bijzondere regeling kan men tot slot ook bijzondere niet-verboden tuigen zoals blaaspijpen enandere traditionele wapens als blanke wapens beschouwen.

3.3.2. Niet-vuurwapensNiet-vuurwapens zijn wapens die projectielen afschieten op een andere manier dan vuurwapens. Ze maken met

name geen gebruik van de verbranding van kruit. Vaak gaat het over de voorlopers van de vuurwapens (bijvoorbeeldslingerwapens zoals katapulten, bogen en kruisbogen) en hun moderne afgeleiden, en over als minder gevaarlijkgeachte varianten van vuurwapens die werden ontworpen met een recreatief doel (bijvoorbeeld luchtbuksen,paintballmarkers, airsoftwapens,...).

Als ze niet zijn verboden of vergunningsplichtig zijn gemaakt, zijn ze vrij verkrijgbaar. Voor de volgende wapensbestaat een uitdrukkelijke regeling :

1° de namaakwapens, de slingerwapens (van het type bogen, kruisbogen, onderwatergeweren,...) en de(half)-automatische of repeteerwapens op gas of lucht die projectielen (loodjes of al dan niet gekleurdebolletjes in plastic) kunnen afschieten en die niet als vergunningsplichtig moeten beschouwd worden (acontrario artikel 3 KB van 30/3/95 tot indeling van sommige gas- en luchtwapens, zie hoger punt 3.2.2). Hetspeelgoed dat speciaal ontworpen is voor het vermaak van kinderen beneden de 14 jaar valt hier niet onder.Het betreft dus de lange wapens van deze types, de éénschotswapens op lucht of gas ongeacht hun lengte enkracht, de korte wapens die slechts een kinetische energie van maximum 7,5 joule ontwikkelen, en de kortewapens ontworpen voor het sportschieten die aan alle volgende voorwaarden voldoen :1) de lengte van de miklijn bedraagt meer dan 300 mm;2) het totale gewicht bedraagt meer dan 1 kg;3) er is een richtmechanisme voorzien dat minstens bestaat uit een zijdelings en in hoogte regelbaar vizier;4) het kaliber is 4,5 mm (.177);5) de lader of het magazijn heeft een capaciteit van maximum 5 schoten;

2° gehomologeerde alarmwapens (artikel 1 KB 18/11/96 tot indeling van sommige alarmwapens bij de categorievergunningsplichtige vuurwapens). De homologatie gebeurt model per model door de Proefbank voorvuurwapens, volgens een wettelijke procedure. Hiertoe moet de fabrikant of invoerder een model bezorgenaan de Proefbank, die controleert of het alarmwapen niet geschikt is of kan worden gemaakt voor het afvurenvan vaste, vloeibare of gasvormige projectielen. Daarvan wordt een attest opgesteld en het model wordtvervolgens opgenomen in de lijst van de gehomologeerde alarmwapens, gepubliceerd op de website van deProefbank. De in de handel gebrachte alarmwapens moeten het homologatienummer (BEL xxxx) dragen.Particulieren mogen evenwel nog oudere modellen die nooit werden gehomologeerd zonder formaliteitenvoorhanden hebben (maar deze mogen niet meer vrij worden verkocht!) (31);

3° de seinpistolen, slachttoestellen en verdovingsgeweren die uitsluitend zijn ontworpen om noodseinen tegeven, dieren te slachten en dieren te verdoven, op voorwaarde dat de bezitter kan bewijzen dat hij ze nodigheeft voor een dergelijke activiteit (artikelen 1-2 KB van 1/3/98 betreffende de indeling in categorieën vansommige seinpistolen, sommige slachttoestellen, sommige verdovingswapens);

4° een bijzondere categorie vormen de inerte namaakwapens. Dit zijn natuurgetrouwe imitaties van echte(vuur)wapens, die echter geen projectielen kunnen afschieten. Vaak bestaan er van echte vuurwapens zowelinerte imitaties als imitaties die kleine plastic projectielen kunnen afschieten met behulp van gas- of veerdruk.Die laatste vallen reeds onder 1°. De inerte exemplaren moeten als wapens worden beschouwd omdat zebijzonder realistisch zijn gemaakt en aldus gemakkelijk kunnen worden misbruikt.

3.3.3. Historische, folkloristische en decoratieve wapens

Het KB van 20/9/91 betreffende de vuurwapens met historische, folkloristische of decoratieve waarde en devuurwapens die voor het schieten onbruikbaar zijn gemaakt, voorziet in een reeks gevallen waarin vuurwapens vrijverkrijgbaar zijn omwille van hun ouderdom, zeldzaamheid of ongevaarlijkheid. Dit zijn de objectief vrij verkrijgbarevuurwapens. Daarnaast bevat het KB ook twee hieronder beschreven gevallen van subjectief vrij verkrijgbare wapens,die principieel vergunningsplichtig zijn, maar vrij verkrijgbaar worden in hoofde van hun bezitters die aan bijzonderevoorwaarden moeten voldoen.

1° wapens die uitsluitend worden geladen met zwart kruit of met patronen met zwart kruit en afzonderlijkeontsteking, waarvan het model of brevet dateert van voor 1890 en de vervaardiging van voor 1945.

Het zwart kruit (buskruit) is een chemische samenstelling die voor de voortstuwing van projectielen werd gebruikttot in de 19de eeuw. Bij dit type van wapens worden de projectielen geladen via de loopmond of via de voorkant vande trommel (voor de revolvers en de trommelkarabijnen) of soms via de kulas. De ontbrandingssystemen dragen desoortnaam ″platines″ : met een lont, met een vuursteen, met percussie,...

Zoals de gebruikte tijdscriteria aangeven, moet het gaan over authentieke wapens. Recente replica’s van wapensmet zwart kruit uit de 19de eeuw zijn vergunningsplichtig.

Het KB dekt alle wapens met zwart kruit, ongeacht hun wijze van afschieten en hun type van projectielen enmunitie;

72659BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 16: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

2° wapens die uitsluitend patronen met zwart kruit en met ingewerkte ontsteking gebruiken, waarvan het modelof brevet dateert van voor 1890 en de vervaardiging van voor 1945.

Het zijn wapens die normaal worden geladen via de kulas en die voornamelijk werden ontwikkeld in de loop vande 19de eeuw. Ze kennen hoofdzakelijk drie methodes voor de ontsteking van de patroon : randpercussie, centralepercussie en pen- of naaldpercussie.

De replica’s van deze wapens zijn ook vergunningsplichtig als ze werden vervaardigd na 1944;3° sommige wapens die patronen met rookzwak kruit gebruiken (dit is het kruit dat het zwart kruit heeft

vervangen en nog steeds wordt gebruikt in de huidige munitie).Als bijlage bij het KB is een lijst van de vrij verkrijgbare wapens gevoegd die op het einde van de 19de eeuw en

in het begin van de 20ste eeuw werden vervaardigd. Deze bijlage werd tweemaal uitgebreid (in 1995 en in 2007). Eengecoördineerde versie ervan gaat als bijlage 2 bij deze omzendbrief. Het is belangrijk dat een wapen voldoet aan allein de lijst vermelde criteria om als vrij verkrijgbaar beschouwd te kunnen worden. In geval van twijfel kan de Proefbankvoor vuurwapens uitsluitsel geven;

4° wapens die zijn vervaardigd voor 1897 of waarvoor (in het algemeen) geen aangepaste munitie meer wordtvervaardigd. In de internationale teksten die door ons land werden geratificeerd, geldt 1897 als eenscharniermoment : het is het jaar van de uitvinding van het rookzwak kruit. Oudere wapens worden geachtgeen groot gevaar meer op te leveren gelet op hun zeldzaamheid, evenals hun gebrek aan vuurkracht, aanaccuraatheid, aan weerstand enz. Bovendien is hun munitie ook zeldzaam of onvindbaar geworden.

Wanneer vaststaat dat er voor een bepaald wapen geen aangepaste (juiste) munitie meer wordt vervaardigd, is hetin elk geval vrij verkrijgbaar, ongeacht zijn ouderdom.

Als er twijfel bestaat omtrent het al dan niet vrij verkrijgbaar zijn van een vuurwapen, kan het wapen wordenvoorgelegd aan de Proefbank voor vuurwapens die uitsluitsel zal geven. De Proefbank geeft hiervan een attest af.

De Federale Gerechtelijke Politie heeft een CD-rom gemaakt met een lijst van zogenaamde HFD-wapens uit het KBvan 20/9/91. Deze CD-rom bevat een zoekmachine en een ruime technische fiche met illustraties voor elk wapen.

3.3.4. Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijgbaar » voor specifiekeactiviteiten

Vooraf dient duidelijk gesteld te worden dat de hieronder beschreven wapens voor iedereen vergunningsplichtigzijn. In het kader van sommige folkloristische activiteiten zijn deze wapens echter, binnen de hierna opgesomdegrenzen, vrij verkrijgbaar. De wapens worden opnieuw vergunningsplichtig indien ze niet langer worden aangewendbinnen de hierna opgenomen activiteiten.

Het zijn meestal moderne wapens, die gebruikt kunnen worden in het kader van de schietsport. Ze worden echterook gebruikt in het kader van historische reconstructies, folkloristische en volksculturele manifestaties e.d., die eenvoorkeursbehandeling rechtvaardigen.

De wapenhandelaar die deze wapens verkoopt aan iemand voor wie ze vergunningsplichtig zijn, registreert deoverdracht door tegelijk een inschrijving te doen in de rubrieken ″IN″ en ″UIT″. In het vak ″oorsprong″ van de rubriek″IN″ wordt dan de vermelding ″wapen artikel 1, 4° (of 6°) KB 20/9/91″ opgenomen.

Bij overdracht van een dergelijk wapen aan een persoon die het wapen zonder vergunning mag voorhandenhebben, moet een document model 9 worden opgesteld omdat de wapens principieel vergunningsplichtig zijn endaarom steeds traceerbaar moeten blijven (32).

Er zijn twee soorten wapens die hieronder vallen :1° wapens met een historische, folkloristische of decoratieve waarde die worden gedragen bij folkloristische

optochten of historische reconstructiesDeze wapens moeten beantwoorden aan alle volgende kenmerken :— schouder- of handvuurwapens;— werkend met zwart kruit;— met één schot;— met een gladde loop;— met afzonderlijke ontsteking door middel van een vuursteen of percussie;— die via de loopmond worden geladen.Het betreft hier vooral de pistolen en donderbussen uit de periode van het Eerste en Tweede Franse Keizerrijk, en

hun recente replica’s. Ze worden vooral gebruikt bij historische marsen in het gebied tussen Samber en Maas.In hoofde van de erkende personen worden ze steeds als vrij verkrijgbare wapens beschouwd. In hoofde van

personen die dergelijke wapens wensen te verwerven en die niet kunnen bewijzen dat hun hoofdzakelijke bestemmingzal bestaan uit het dragen ervan tijdens folkloristische optochten of historische reconstructies, zijn ze echtervergunningsplichtig;

2° wapens met een historische, folkloristische of decoratieve waarde die eigendom zijn van een erkendevereniging die zich bezighoudt met statutair omschreven activiteiten van historische, folkloristische,traditionele of educatieve aard, met uitsluiting van enige vorm van sportschieten zoals bedoeld in degemeenschapsdecreten terzake, en die voldoen aan de volgende voorwaarden :— het schieten gebeurt in een erkende schietstand, onder het toezicht van een wapen- of schietmeester en

onder de verantwoordelijkheid van de vereniging;— de wapens worden voorhanden gehouden en bewaard door de vereniging;— de wapens worden enkel ter beschikking gesteld met het oog op en tijdens de statutair omschreven

activiteit, aan leden van de vereniging en occasionele genodigden;— de vereniging kondigt vooraf plaats en datum van haar activiteiten aan aan de lokale politie en aan de

gouverneur.Het kan hier om allerlei soorten wapens gaan, zowel moderne en courante als replica’s en unieke exemplaren die

speciaal voor de betrokken manifestatie werden vervaardigd. De bekendste voorbeelden van het toegelaten gebruikvan deze wapens zijn de traditionele schuttersfeesten in Limburg en in de Oostkantons.

Het voorhanden hebben van deze wapens door particulieren is dus altijd vergunningsplichtig. De aankoper en debezitter moeten steeds kunnen bewijzen dat ze gemandateerd zijn door de vereniging. In hoofde van de erkendepersonen zijn deze wapens altijd vergunningsplichtig.

Ze worden enkel als vrij verkrijgbaar beschouwd tijdens het beoefenen van de activiteit onder de hierbovenopgenomen voorwaarden. Op die manier kunnen alle deelnemers aan het evenement het wapen manipuleren zonderdat de gewone voorwaarden gelden voor het voorhanden hebben van vergunningsplichtige wapens op een schietstand.

72660 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 17: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

3.3.5. Geneutraliseerde wapensEen laatste reeks van vrij verkrijgbare vuurwapens wordt gevormd door de geneutraliseerde wapens. Hoewel ze

geneutraliseerd en bijgevolg onbruikbaar zijn, worden ze nog als wapens beschouwd omdat ze hun uiterlijk behoudenen er gemakkelijk verwarring kan bestaan met bruikbare wapens.

De neutralisatie (ook wel demilitarisatie geheten, hoewel dit niet hetzelfde is) moet gebeuren volgens de regelsvastgelegd in de tweede bijlage bij het KB van 20/9/91. Die houden in dat het wapen ongeschikt wordt gemaakt voorhet afvuren van eender welke munitie. De behandeling verschilt volgens het type wapen. Soms is ze eenvoudig endiscreet, maar soms zijn ingrijpende aanpassingen noodzakelijk. Het neutraliseren gebeurt altijd op kosten van deeigenaar van het wapen.

De Proefbank voor vuurwapens heeft een monopolie op het neutraliseren van vuurwapens. Ingrepen uitgevoerddoor de eigenaar van het wapen of door een erkend persoon worden niet aanvaard. Ook ingrepen uitgevoerd doorbuitenlandse proefbanken worden niet automatisch aanvaard omdat de regels voor neutralisatie nationaal zijngebleven (alleen voor de kwaliteitsproeven bestaat een gemeenschappelijke werkwijze). In het buitenland geneutrali-seerde wapens moeten worden voorgelegd aan de Belgische proefbank, die zal nagaan of alles volgens onze regels isuitgevoerd.

De voorgeschreven neutralisatiemethode heeft alleen betrekking op draagbare wapens. Soms wordt mengeconfronteerd met zwaar militair materieel dat moet worden geneutraliseerd of waarvan men beweert dat dit isgebeurd. In dat geval mag een attest worden aanvaard van de militaire overheid die verantwoordelijk was voor hetgebruik of het onderhoud van het wapen, dat stelt dat het volkomen ongeschikt werd gemaakt voor het afschieten vanmunitie.

3.3.6. Verboden en toegelaten handelingenDe aankoop of verwerving van vrij verkrijgbare vuurwapens is voorbehouden aan meerderjarigen. Dit betekent

dat de overdrager de identiteitskaart van de overnemer moet controleren. Het verhandelen van deze wapens isvoorbehouden aan erkende wapenhandelaars (als het vuurwapens of daarmee gelijkgestelde wapens zijn).

Vrij verkrijgbare wapens mogen net zoals vergunningsplichtige wapens niet op afstand worden verkocht of tekoop aangeboden (postorder, internet,...). Het vaak voorkomende gebruik dat sommige vrij verkrijgbare wapens(vooral namaakwapens) verkocht of als prijs aangeboden worden op kermissen is eveneens volkomen illegaal.Speelgoedwinkels mogen ze evenmin verkopen, tenzij ze erkend zijn als wapenhandelaar en voldoen aan allebijhorende wettelijke plichten, waaronder de controle van de meerderjarigheid van de koper.

Het dragen en het gebruik van vrij verkrijgbare wapens is onderworpen aan een wettige reden (33). Die wordt, integenstelling tot wat het geval is met de vergunningsplichtige wapens, niet in de wet omschreven. In laatste instantiekomt het de rechter toe te oordelen over de geldigheid van de reden die door de drager wordt ingeroepen. Het spreektechter voor zich dat de aanvaardbaarheid van die reden sterk zal samenhangen met de geschiktheid van het wapenvoor de activiteit beoefend door de drager, en de al dan niet verantwoordelijke wijze waarop die activiteit wordtbeoefend.

Deelnemers aan historische reconstructies (reenactments) moeten er zich goed van bewust zijn dat de wapens dieze daarbij gebruiken onder uiteenlopende regels kunnen vallen. Hun wapens kunnen vrij verkrijgbaar zijn(bijvoorbeeld geneutraliseerde wapens, authentieke wapens op zwart kruit), ze kunnen onder bepaalde voorwaardenvrij verkrijgbaar zijn (bijvoorbeeld wapens die toebehoren aan een vereniging) en ze kunnen vergunningsplichtig zijn(bijvoorbeeld moderne wapens en hun schietklare replica’s). Het feit dat er alleen met blanke patronen wordtgeschoten, verandert niets aan het statuut van het wapen.

3.4. Wapens vs. werktuigen en speelgoedHet toepassingsgebied van de wet strekt zich niet uit tot andere voorwerpen dan wapens, met uitzondering van

voorwerpen en stoffen die kennelijk als wapen worden bestemd door de gebruiker ervan, die er geweld mee pleegt ofdreigt te plegen (34).

Sommige voorwerpen zouden als wapen kunnen worden beschouwd, of lijken erop, zonder dat het over eigenlijkewapens gaat. In geval van twijfel kan de volgende indicatieve definitie van een wapen worden gehanteerd : een wapenis een voorwerp dat werd ontworpen of vervaardigd met als doel het bedreigen, het verwonden of het doden vanmensen of dieren (let wel : sommige voorwerpen die niet voldoen aan deze definitie worden door de wet uitdrukkelijkals wapen genoemd, zoals de seinpistolen). Op basis hiervan kan bijvoorbeeld worden gesteld dat een nagelpistool, eenzaag en een bijl (tenzij het zou gaan om een primitieve strijdbijl) geen wapens zijn, maar werktuigen. Een gewoonkeukenmes is in die zin evenmin een wapen, maar veel andere messen worden in de regelgeving uitdrukkelijk toch alswapens beschouwd omwille van het inherente gevaar dat er van uit gaat.

Een belangrijke kwestie is de bepaling van de grens tussen wat een (namaak)wapen is en wat onschuldigspeelgoed is. Er bestaat immers een groot aanbod van allerlei tuigen die allemaal als speelgoed worden voorgesteld,maar die dat dikwijls niet zijn. Het KB van 30/3/95 tot indeling van sommige gas- en luchtwapens geeft als criteriumdat speelgoed kennelijk voor het vermaak van kinderen beneden de leeftijd van 14 jaar moet zijn ontworpen (35). Menkan hiervoor technische documentatie raadplegen, maar vaak is de zaak niet voldoende duidelijk. Speelgoed moet eenCE keurmerk hebben dat de gepaste leeftijd bevat, en dit kan een indicatie zijn.

Wel is duidelijk dat felgekleurde, transparante of slecht gelijkende plastic wapens die geen projectielen kunnenafschieten of waterpistolen speelgoed zijn en dus buiten de regelgeving vallen. Het wordt echter moeilijker de grenste trekken bij gelijkende imitaties en bij tuigen die wel projectielen kunnen afschieten. Voor imitaties kan wordengesteld dat om als (namaak)wapen te worden beschouwd, het moet gaan om een tuig dat redelijkerwijs zou kunnenworden gebruikt om iemand mee te bedreigen. Voor onrealistische modellen die wel projectielen kunnen afschieten,moet worden gekeken naar de mogelijkheid om verwondingen te veroorzaken.

3.5. Illegale wapensIllegale wapens vormen geen aparte wettelijke categorie. Het gaat hier over een feitelijke toestand waarin wapens

van eender welke categorie kunnen terechtkomen.In het dagelijkse taalgebruik, en jammer genoeg zeker door de media, worden de noties van verboden en van

illegale wapens vaak door elkaar gebruikt. Het zijn echter geen synoniemen. Een verboden wapen is verboden uitzichzelf en behoudens de in deze omzendbrief besproken uitzonderingen is elke handeling ermee verboden en dusillegaal. Maar ook vergunningsplichtige en vrij verkrijgbare wapens kunnen illegaal zijn, wanneer men er illegalehandelingen mee stelt, en soms uit zichzelf.

Wie een vergunningsplichtig wapen voorhanden heeft zonder vergunning (en zonder te behoren tot de categorieënvan personen die geen vergunning nodig hebben), heeft dat wapen illegaal voorhanden. Elke handeling die hij ermeestelt, zal ook illegaal zijn. Het wapen moet dan ook in beslag worden genomen. Het mag niet worden verkocht, ookniet aan een wapenhandelaar.

Wie een vergunningsplichtig of een vrij verkrijgbaar wapen draagt zonder wettige reden, draagt dat wapenillegaal.

72661BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 18: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

Wie een vergunningsplichtig vuurwapen voorhanden heeft zonder de nodige vergunning of waarvan het nummeris uitgewist of gemanipuleerd, heeft een illegaal wapen voorhanden en kan er geen legale handelingen mee stellen (36).

Hoewel de wet het niet uitdrukkelijk zegt, is het evident dat wie een wapen op illegale wijze voorhanden heeft,bijvoorbeeld door er niet de nodige vergunning voor te hebben, door het op een illegale manier verworven te hebbenof doordat het wapen uit zichzelf illegaal is, dat wapen nooit op een legale manier kan gebruiken. Het is evenmin wettigeen illegaal wapen te verkopen of over te dragen, want dit zou neerkomen op het witwassen van dat wapen. Bovendienzou de opspoorbaarheid van de wapens in het gedrang komen, want bij elke overdracht moeten zowel de koper als deverkoper bekend zijn. Het niet invullen van alle toepasselijke rubrieken op het model 4 of het model 9 zijn inbreukenwaarop straffen staan, zowel in hoofde van de koper als van de verkoper.

4. Bepalingen van toepassing op wapenhandelaars en tussenpersonen (37)4.1. ErkenningsprocedureDe erkenning om activiteiten als wapenhandelaar of als tussenpersoon op het Belgische grondgebied uit te oefenen

of zich als dusdanig bekend te maken moet in beginsel worden verleend voor de aanvang van de activiteiten.Tussenpersonen zijn niet alleen makelaars of zogenaamde brokers, die alleen helpen bij de totstandkoming van een

overdracht van wapens, waarbij de wapens al dan niet tijdelijk in hun handen komen. Het gaat ook over veilinghuizendie wapens voor rekening van derden verkopen.

Gezien de erkenning niet alleen persoonsgebonden is, maar ook plaatsgebonden, mag een erkend persoon zijnactiviteit alleen uitoefenen in die vaste vestiging. Een uitdrukkelijke wettelijke uitzondering hierop is datwapenhandelaars mogen deelnemen aan beurzen waar uitsluitend vrij verkrijgbare wapens mogen worden te koopaangeboden (38). Wanneer een of meerdere wapenhandelaars echter wensen deel te nemen aan een beurs om ervergunningsplichtige wapens te koop aan te bieden of zelfs alleen maar tentoon te stellen, dan moet die beurs wordenerkend door de gouverneur. Die erkenning kan zowel door de organisator van de beurs als door de deelnemendewapenhandelaar(s) worden gevraagd aan de gouverneur bevoegd voor de plaats waar de beurs zal plaatsvinden.

4.1.1. BevoegdheidDe erkenning wordt afgeleverd door de gouverneur bevoegd voor de vestigingsplaats (39). Het betreft een

gebonden bevoegdheid. Alle gouverneurs worden geacht de wet op dezelfde manier, zoals beschreven in dezeomzendbrief, toe te passen.

Indien de erkenningsaanvraag betrekking heeft op activiteiten die in verscheidene provincies worden uitgeoefend,zijn meerdere erkenningen vereist. In dat geval zal eerst de erkenning worden verleend voor de hoofdzetel en moetende betrokken gouverneurs overleg plegen.

4.1.2. BeroepsbekwaamheidsexamenDe wapenwet stelt dat de aanvrager van een erkenning als wapenhandelaar of tussenpersoon (40) zijn

beroepsbekwaamheid moet bewijzen voor de activiteit die hij wenst uit te oefenen (41).De vereiste beroepsbekwaamheid heeft betrekking op de kennis van de na te leven regelgeving en van de

beroepsdeontologie, en van de techniek en het gebruik van wapens.Het examen wordt door de Federale Wapendienst georganiseerd tijdens het eerste en het derde trimester van het

jaar (gewoonlijk tijdens de maanden maart en september) (42).In geval een kandidaat zijn niet-deelname aan het examen niet vooraf of binnen 5 werkdagen na het examen

wettigt door middel van een afdoende gemotiveerde brief aan de Federale Wapendienst, staat zijn afwezigheid gelijkmet een mislukking en wordt hij uitgesloten van deelname aan het examen georganiseerd binnen het jaar volgend opde datum van het examen waarvoor hij ingeschreven was (43).

Het examen bestaat uit :— een schriftelijke proef met betrekking tot de kennis van de na te leven regelgeving en van de techniek;— een mondelinge proef met betrekking tot de kennis van de beroepsdeontologie, aan de hand van de

confrontatie met situaties die zich kunnen voordoen bij de uitoefening van het beroep, en van het gebruik vanwapens.

De gestelde vragen staan in verband met de activiteit waarvoor de erkenning wordt gevraagd.Een jury zal de schriftelijke proef verbeteren en de mondelinge proef beoordelen. Om te slagen voor het examen

moet men minimum 14/20 behalen voor elk van de proeven (44).De jury bestaat uit : (45)— een ambtenaar van de Federale Wapendienst, die desgevallend voor de vertaling kan zorgen en die tevens de

jury voorzit;— de directeur van de Proefbank of zijn gemachtigde;— een politieambtenaar met specifieke kennis van wapens door de voorzitter telkens gekozen uit een lijst van

kandidaten, samengesteld na een interne oproep daartoe;— een Nederlandstalige en een Franstalige door de Minister van Justitie aangeduide vertegenwoordiger

voorgesteld door representatieve beroepsorganisaties van wapenhandelaars.In geval van mislukking kan de kandidaat zich binnen 3 maanden opnieuw inschrijven voor de volgende

examenzittijd (46).Als de kandidaat geslaagd is voor één van de twee proeven wordt hij, bij deelname aan de volgende examenzittijd,

vrijgesteld van de proef waarvoor hij al is geslaagd (47).De kandidaten die uiterlijk op 31 maart 2009 (48) de hernieuwing van hun erkenning hebben aangevraagd, zijn

vrijgesteld van het beroepsbekwaamheidsexamen (49). Het betreft hier enkel de natuurlijke personen die eerder al eenerkenning hadden of als verantwoordelijke vermeld werden op de erkenning van een rechtspersoon.

4.1.3. OntvankelijkheidDe aanvragen van volgende personen zijn onontvankelijk : (50)1° personen die tot een criminele straf veroordeeld zijn of geïnterneerd zijn krachtens de wet van 9 april 1930 tot

bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuelestrafbare feiten of met een beslissing die een behandeling in een ziekenhuis beveelt, zoals bedoeld door de wetvan 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke overeenstemt;

2° personen die als dader of medeplichtige veroordeeld zijn wegens een van de misdrijven bepaald in :a) de wet, de oude wapenwet en de besluiten ter uitvoering ervan;b) de artikelen 101 tot 135quinquies, 136bis tot 140, 193 tot 226, 233 tot 236, 246 tot 249, 269 tot 282, 313, 322

tot 331bis, 336, 337, 347bis, 372 tot 377, 392 tot 410, 417ter tot 417quinquies, 423 tot 442ter, 461 tot 488bis, 491tot 505, 510 tot 518, 520 tot 525, 528 tot 532bis et 538 tot 541 van het Strafwetboek (het betreft hier geweld-en vertrouwensmisdrijven) (51);

c) de artikelen 17, 18, 29 tot 31 en 33 tot 41 van het Militair Strafwetboek;

72662 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 19: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

d) de artikelen 33 tot 37 en 67 tot 70 van het Tucht- en Strafwetboek voor de koopvaardij en de zeevisserij;e) de wet van 29 juli 1934 waarbij de private milities verboden worden;f) de wet van 28 mei 1956 betreffende de ontplofbare en voor de deflagratie vatbare stoffen en mengsels en

de daarmee geladen tuigen en in de besluiten tot uitvoering ervan;g) de wet van 11 september 1962 betreffende de in-, uit- en doorvoer van goederen en de daaraan verbonden

technologie en in de besluiten tot uitvoering ervan;h) de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid;i) de wet van 19 juli 1991 tot regeling van het beroep van privédetective;j) de wet van 5 augustus 1991 betreffende de in-, uit- en doorvoer van en de bestrijding van illegale handel

in wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik of voor ordehandhaving dienstig materieel en dedaaraan verbonden technologie;

k) de regelgeving betreffende de jacht en het sportschieten.3° rechtspersonen die zelf zijn veroordeeld en rechtspersonen waarvan een bestuurder, een zaakvoerder, een

commissaris of aangestelde voor het beheer of het bestuur, is veroordeeld of onderworpen aan eenveiligheidsmaatregel in omstandigheden als bedoeld in 1° en 2° hiervoren;

4° de personen die in het buitenland :a) zijn veroordeeld tot een straf die met internering overeenstemt;b) het voorwerp hebben uitgemaakt van een maatregel die met internering of met een beslissing die een

behandeling in een ziekenhuis beveelt, zoals bedoeld door de wet van 26 juni 1990 betreffende debescherming van de persoon van de geesteszieke overeenstemt;

c) als dader of mededader zijn veroordeeld wegens een van de misdrijven die in het 1° en 2° zijn bepaald;5° minderjarigen en verlengd minderjarigen;6° onderdanen van Staten die geen lid zijn van de Europese Unie en de personen die hun hoofdverblijfplaats niet

hebben in een lidstaat van de Europese Unie. Onderdanen van Noorwegen, IJsland en Zwitserland wordengelijkgesteld met EU-onderdanen.

4.1.4. Onderzoek

• De aanvraagDe aanvrager moet zijn erkenningsaanvraag indienen door middel van een formulier bij de gouverneur bevoegd

voor de vestigingsplaats. Dit formulier kan meestal worden verkregen bij de gouverneur of op de website van deprovinciale wapendienst (52).

Men kan pas een formele erkenningsaanvraag indienen nadat men geslaagd is voor het beroepsbekwaamheids-examen.

De persoon die een erkenning als wapenhandelaar aanvraagt, dient dan ook bij zijn aanvraag een attest te voegen,waaruit blijkt dat hij geslaagd is in het beroepsbekwaamheidsexamen (53). Dit attest is gedurende twee jaar geldig (54).

Bij de aanvraag om erkenning dient een uittreksel uit het strafregister te zijn bijgevoegd dat ten laatste driemaanden voor de indiening van de aanvraag werd opgemaakt.

Indien de aanvrager een rechtspersoon is, moet dit worden bijgevoegd voor iedere bestuurder, zaakvoerder,commissaris of persoon aangesteld voor het bestuur of het beheer.

Verder dienen alle stukken te worden bijgevoegd die de identificatie van de aanvrager en van zijn activiteitmogelijk maken (55). Dit kan bijvoorbeeld gaan over de statuten van een vennootschap of technische inlichtingen overbijzondere activiteiten zoals handel in verboden wapens of ambachtelijke bewerking van wapens.

Personen die activiteiten als wapenhandelaar uitoefenen onder gezag, leiding en toezicht van een erkendwapenhandelaar en in zijn vestigingsplaats, moeten niet worden erkend. De gouverneur dient evenwel bij deerkenningsaanvraag van hun werkgever na te gaan of deze personen voldoen aan artikel 5, § 4 van de wapenwet (56).Elke indiensttreding van een dergelijk persoon moet binnen de maand door de erkende wapenhandelaar aan degouverneur ter kennis worden gebracht (57).

• Inwinnen van adviezenAls de aanvraag volgens de gouverneur ontvankelijk is, vraagt hij vervolgens het met redenen omkleed advies van

de procureur des Konings van het betrokken arrondissement en van de burgemeester van de gemeente waar deactiviteit waarop de aanvraag betrekking heeft, zal worden uitgeoefend. Ook de burgemeester en de procureur desKonings bevoegd voor de woonplaats van de aanvrager dienen een advies te geven (58).

Daarnaast kan het nuttig zijn om de Dienst Controle Wapenhandel van het Departement internationaal Vlaanderenvan de Vlaamse Overheid te raadplegen, alsook de gouverneur en de procureur des Konings van de woonplaats vande aanvrager, de Dienst Vreemdelingenzaken indien de aanvrager niet de Belgische nationaliteit bezit, enz. Hetuitblijven van deze adviezen - die als dusdanig niet door de wapenwet of haar uitvoeringsbesluiten worden opgelegd- kan een verlenging van de behandelingstermijn evenwel niet motiveren. Er dient dus over gewaakt te worden dat hetinwinnen van die bijkomende informatie er niet toe leidt dat de wettelijke beslissingstermijn van 4 maanden wordtoverschreden.

De verzoeken om advies worden gelijktijdig aan de procureur des Konings en de burgemeester toegezonden. Deprocureur des Konings en de burgemeester voeren een onderzoek en geven een gemotiveerd advies dat het degouverneur mogelijk moet maken om met kennis van zaken een beslissing te nemen. Indien nodig moet hij bijkomendeinformatie aan de procureur des Konings of de burgemeester vragen.

Binnen de maand volgend op het verzoek versturen de procureur des Konings en de burgemeester hun advies. Degouverneur beschikt dan nog over meer dan twee maanden om het dossier desnoods te vervolledigen en om eenbeslissing te nemen over de aanvraag.

• Administratief onderzoekHet advies van de burgemeester heeft hoofdzakelijk betrekking op de aard van de uitgeoefende activiteit en geeft

met name antwoord op de volgende vragen :1) Houdt de uitoefening van de activiteit waarop de aanvraag betrekking heeft, een bijzonder gevaar in voor de

openbare orde, de openbare veiligheid of de algemene gezondheid?2) Zijn met betrekking tot de gebouwen waarin de activiteit zal worden uitgeoefend, de nodige administratieve

vergunningen verleend, bijvoorbeeld de bouwvergunning, de milieuvergunning,... ? Kan hiertegen geenberoep meer worden ingediend? Desgevallend zal de gouverneur, om de erkenning te weigeren, moetenaantonen dat de openbare orde in het gedrang is door een tekortkoming op dit vlak.

72663BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 20: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

• MoraliteitsonderzoekHet advies van de procureur des Konings heeft hoofdzakelijk betrekking op de persoon van de aanvrager en geeft

met name antwoord op de volgende vragen :1) Staat betrokkene gunstig bekend in de gemeente? Wordt te zijnen laste of ten laste van één van zijn verwanten

een gerechtelijk vooronderzoek of opsporingsonderzoek verricht, zelfs in een ander arrondissement? Als hij isveroordeeld, moet de ernst van de gepleegde feiten worden aangegeven. Zulks geldt eveneens voor deverantwoordelijken van een rechtspersoon. Als hij niet is veroordeeld, maar er bestaan bezwarende feiten, danmoeten zo mogelijk (met eerbiediging van het geheim van het onderzoek en het beroepsgeheim) de opgesteldeprocessen-verbaal worden meegestuurd.

2) Als de aanvrager een rechtspersoon is, moet worden vermeld of de toestand van de onderneming wordtonderzocht door de gerechtelijke diensten. Is tegen de rechtspersoon een proces aan de gang?

Om de gouverneur in staat te stellen binnen de wettelijke termijn een beslissing te nemen over de aanvraag en dusin het belang van een snelle en correcte dienstverlening is het nodig dat de gevraagde adviezen zo snel mogelijkworden uitgebracht. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de administratieve last voor de aangezochtediensten, voornamelijk de lokale politiediensten. Tevens moeten de voorschriften inzake de bescherming van depersoonlijke levenssfeer van de betrokken personen worden gerespecteerd.

Om de lokale politie toe te staan met één enkel onderzoek de elementen, naargelang de inhoud, mee te delen aande burgemeester en de procureur des Konings teneinde hen de mogelijkheid te bieden een advies uit te brengen, wordtvoorgesteld dat de gouverneur de korpschef van de lokale politie op de hoogte brengt op het tijdstip dat het verzoekom advies aan de burgemeester en aan de procureur des Konings wordt verzonden.

4.1.5. TermijnDe gouverneur doet uitspraak over de erkenningsaanvraag binnen 4 maanden na de ontvangst ervan. De termijn

begint meer bepaald te lopen vanaf de ontvangst van een volledige aanvraag, dat wil zeggen een aanvraag vergezeldvan de vereiste stukken (een uittreksel uit het strafregister en de stukken betreffende de identificatie van de aanvrageren van zijn activiteit, én na betaling van de eerste schijf van de retributie) (59).

De termijn kan, op straffe van nietigheid, alleen worden verlengd bij gemotiveerde beslissing. De verlenging kanper aanvraag slechts eenmaal worden toegestaan en de termijn ervan mag uiterlijk zes maanden bedragen (60). Dit magalleen te wijten zijn aan omstandigheden buiten de wil van de gouverneur (ontbreken van informatie van de aanvragerof van een verplicht advies, overmacht).

4.1.6. De herkomst van de financiële middelenDe aanvrager moet naast zijn beroepsbekwaamheid tevens de herkomst van de voor zijn activiteit aangewende

financiële middelen op een geloofwaardige wijze aantonen door middel van deugdelijke schriftelijke bewijzen, zoalsbankdocumenten en financiële overeenkomsten (61). Het kan bijvoorbeeld gaan over balansen, leningen, waarborgen,statuten waaruit blijkt dat er aandelen zijn verkocht, enz.

4.1.7. VeiligheidsmaatregelenDe veiligheidsmaatregelen die door wapenhandelaars moeten worden genomen, zijn opgelegd door het KB van

24/4/97 tot bepaling van de veiligheidsvoorwaarden bij het opslaan, het voorhanden hebben en het verzamelen vanvuurwapens of munitie. Dit KB bevat ook bepalingen die specifiek bestemd zijn voor verzamelaars en particulieren endie worden besproken in de betrokken punten 5.1.6 en 9.2.3.

e Definities (62)

• gebouw : alle lokalen waarin de betrokkene zijn aan erkenning onderworpen activiteit uitoefent en alle anderelokalen waarover hij beschikt, die een ononderbroken geheel vormen binnen hetzelfde pand.

Voorbeelden :

— activiteiten, zelfs beperkt tot één lokaal, in een huis, al dan niet bewoond door de betrokkene, dat volledig tezijner beschikking staat : het gehele huis;

— activiteiten op bepaalde verdiepingen van een appartementsgebouw : alleen die verdiepingen, zonder deeventueel daartussen gelegen verdiepingen die aparte gehelen vormen, al dan niet ter beschikking van debetrokkene;

— activiteiten in een huis en in een bijgebouw : het gehele huis en het gehele bijgebouw;

— activiteiten in meerdere afzonderlijke gebouwen die samen één vestiging vormen : behoudens de voorzieneuitzondering, al deze gebouwen.

• raam : alle ramen en openingen op de gelijkvloerse verdieping, ook deze in deuren en ongeacht of ze kunnengeopend worden, grenzend aan de lokalen waarin de betrokkene zijn activiteit uitoefent. Behoudens deuitstalramen, worden de ramen die te klein zijn voor een persoon, zelfs een kind, om er zich doorheen tebegeven hier niet in begrepen.

Het gaat dus over gewone buitenramen op de gelijkvloerse verdieping, maar ook over ramen in deurenen andere openingen in muren, ongeacht of ze vast zijn dan wel op eender welke manier kunnen wordengeopend. Het betreft evenwel enkel de ramen die grenzen aan de lokalen waar de activiteiten wordenuitgeoefend en in geen geval die waarvan de grootte een kind belet zich er doorheen te begeven.

• uitstalraam : alle buitenramen, ongeacht of ze kunnen worden geopend, waarachter voorwerpen die deeluitmaken van de handelsactiviteit worden tentoongesteld.

Hieronder vallen enkel uitstalramen in de gebruikelijke zin van het woord, zijnde die waarachter eenhandelaar koopwaren tentoonstelt met het doel klanten te informeren.

• opslagruimte : lokaal of lokalen, gescheiden van de voor het publiek toegankelijke ruimten, waar in het kadervan de activiteit van de betrokkene vuurwapens of munitie worden bewaard.

Het betreft bijvoorbeeld het lokaal waar een handelaar zijn voorraad vuurwapens of munitie opslaat, ofalle industriële ruimten en tijdelijke opslagplaatsen die niet voor het publiek (wel voor personeel)toegankelijk zijn en waar vuurwapens (andere wapens vallen hier niet onder) of munitie zijnondergebracht.

72664 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 21: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

e Toepassingsgebied (63)Het KB is van toepassing op de activiteiten van wapenhandelaars, d.w.z. de vervaardiging, de bewerking

(versieren, verbronzen, graveren,...) en de herstelling van wapens en munitie, de groot- en kleinhandel erin en deopslag ervan in dat kader.

De (inter)nationale makelarij valt hier slechts onder voor zover er daadwerkelijk wapens of munitie in het gebouwaanwezig zijn gedurende meer dan 48 uur.

Zelfs al is het KB niet van toepassing op bepaalde situaties, dan wil dit niet zeggen dat men vrijgesteld is van hetnemen van veiligheidsmaatregelen. De vrijwaring van de openbare orde is een plicht met algemene gelding, dieinhoudt dat eender welke wapenbezitter altijd voorzichtig moet zijn, niet alleen bij het gebruik van zijn wapen, maarook bij elke andere handeling ermee. Zo is de bewaring en het vervoer van een wapen, ook in gevallen waarop het KBniet van toepassing is, steeds onderworpen aan de voorzichtigheidsplicht. Elke handeling die de openbare orde enveiligheid in het gedrang brengt of dreigt te brengen kan aanleiding geven tot sancties. Voorbeelden hiervan zijn hetzichtbaar vervoeren van wapens en het laten rondslingeren ervan zodat minderjarigen of dieven er eenvoudig toegangtoe hebben.

e Aangifteplicht (64)

De wapenhandelaar die het slachtoffer wordt van diefstal of een poging daartoe, van vuurwapens, losseonderdelen, munitie, registers of documenten met betrekking tot die zaken, moet hiervan onverwijld aangifte doen bijeen politiedienst. Het gaat hierbij in de eerste plaats over de lokale politie bevoegd voor de plaats waar de betrokkeneis gevestigd, maar het kan ook gaan over de lokale politiedienst bevoegd voor de plaats waar de (poging tot) diefstalheeft plaatsgegrepen indien de betrokkene op dat moment een van de opgesomde zaken vervoerde.

Bovendien is de betrokkene, indien dit nog niet mogelijk was op het ogenblik van de aangifte, verplicht binnen48 uur na het ontdekken van de feiten bij dezelfde politiedienst precieze gegevens te verstrekken over de aard van degestolen zaken (type, hoeveelheid, serienummers,...). In elk geval wordt de politiedienst bevoegd voor de plaats waarde activiteit gevestigd is, op de hoogte gebracht van de feiten door de eventuele andere politiedienst waarbij de aangifteis gedaan.

e Indeling in klassen

De betrokkenen moeten de veiligheidsmaatregelen opgesomd in de bijlage en hierna besproken, nemen inovereenstemming met de klasse waarin hun activiteit wordt ingedeeld (65).

In afwijking daarvan mogen ook andere veiligheidsmaatregelen worden genomen die als gelijkwaardig wordenbeschouwd. De gelijkwaardigheid van deze veiligheidsmaatregelen wordt bij controle door de bevoegde personenbeoordeeld. Die beoordeling kan tevens vooraf geschieden op basis van technische documentatie die de gelijkwaar-digheid van de te nemen veiligheidsmaatregelen aantoont. De wapenhandelaar mag dus vooraf aan de gouverneurvoorstellen dat hij een alternatieve maatregel zal nemen en vragen dat die wordt beoordeeld, als hij om een of anderereden niet in staat is of niet wenst een maatregel opgelegd in de bijlage bij het KB te nemen.

Indien de betrokkene zijn activiteit uitbreidt binnen het vastgelegde kader van zijn erkenning of vergunning,waardoor ze wordt ingedeeld bij een klasse die meer veiligheidsmaatregelen vereist, dan is hij ertoe gehoudenonverwijld de nodige bijkomende maatregelen te nemen. Indien een uitbreiding van de erkenning zelf vereist is, wordtde verder beschreven procedure voor nieuwe aanvragen gevolgd.

Het beperken van de activiteit daarentegen kan een vermindering van de veiligheidsmaatregelen rechtvaardigen,indien de activiteit hierdoor in een lagere klasse wordt ingedeeld.

• Klasse A : groot- en kleinhandel, eventueel makelarij, uitgebaat in ruimten die minstens deels voor het publiektoegankelijk zijn, m.b.t. :

a) vrij verkrijgbare wapens;

b) munitie voor die wapens. Dit geldt niet voor de munitie die voor vrij verkrijgbare wapens kan gebruiktworden, maar die is ingedeeld bij de munitie voor andere categorieën.

• Klasse B : idem als klasse A, maar bovendien m.b.t. :

a) lange vuurwapens met één schot per loop;

b) lange repeteervuurwapens met randontsteking;

c) lange halfautomatische vuurwapens ontworpen voor de jacht;

d) munitie voor die wapens.

• Klasse C : idem als klasse B, maar bovendien m.b.t. korte vuurwapens, andere lange repeteervuurwapens ende bijhorende munitie.

• Klasse D : idem als klasse C, maar bovendien m.b.t. alle andere vuurwapens en de bijhorende munitie.

• Klasse E1 : commerciële en industriële activiteiten m.b.t. wapens of munitie (vervaardiging, makelarij,groothandel en al dan niet tijdelijke, met deze activiteiten gepaard gaande opslag in opslagruimtes). Het moetgaan om ruimten die uitsluitend toegankelijk zijn voor de wapenhandelaar en zijn aangestelden (personeel,medewerkende gezinsleden).

• Klasse E2 : idem als klasse E1, maar dan in het geval dat er meer dan 1 500 vuurwapens bedoeld in de klassenC en D zijn opgeslagen.

• Klasse F : onderverdeeld in de subklassen FA, FB, FC en FD, naargelang ze betrekking hebben op hetherstellen, verbronzen, versieren of graveren van vuurwapens en het vervaardigen van losse onderdelen,gerangschikt respectievelijk in de klassen A tot D.

e De gehanteerde technische normen (66)

De bestaande Belgische, en in één geval Nederlandse normen, kunnen later automatisch worden vervangen dooreenvormige Europese normen, van zodra deze van kracht mochten worden. Omdat sommige producten de betrokkennormen niet vermelden of er niet aan voldoen, kunnen ze worden aanvaard indien met de nodige documenten kanworden bewezen dat ze voldoen aan de eisen van het KB, in overeenstemming met gelijkwaardige normen van eenandere lidstaat van de Europese Economische Ruimte (EER).

72665BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 22: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

e De verschillende maatregelen (67)1° (te nemen door de klassen A-B-C-D-E-F)

Installatie van hetzij een driepuntsslot dat vijf minuten weerstand biedt, hetzij een combinatie van driesloten die samen vijf minuten weerstand bieden bij een inbraakproef onder genormaliseerde voorwaar-den, en beantwoordend aan de Nederlandse norm NEN 5088/5089 of een vergelijkbare norm, op allebuitendeuren van het gebouw, en installatie van hang- en sluitwerk dat het uitlichten ervan belet op alleramen van het gebouw die kunnen worden geopend. De plaatser moet attesteren dat het materiaal aandeze voorwaarden voldoet en volgens de regels van de kunst werd geplaatst.

2° (klassen A-B-C-D-E-F-G)In elk lokaal waar zich munitie bevindt, dient minstens één draagbare of mobiele snelblusserbeantwoordend aan de norm NBN S 21-011 tot 21-018 aanwezig te zijn. De snelblusser zelf moet zichtbaarzijn, of de plaats waar hij zich bevindt, moet worden aangeduid met het daarvoor bestemde logo.Bovendien moet hij steeds vrij bereikbaar zijn : er mogen geen obstakels in de weg staan.

3° (B-C-D-Fb-Fc-Fd)Uithangen aan de toegangen voor het publiek van een duidelijk zichtbare en leesbare boodschap dat ereen toegangsverbod geldt voor minderjarigen die niet door een meerderjarige worden vergezeld. Debetrokkene is er echter niet toe gehouden dit verbod daadwerkelijk te handhaven door controles, hetbetreft enkel een waarschuwing.

4° (B-C-D-Fb-Fc-Fd)In de ruimten die voor het publiek toegankelijk zijn, mogen vuurwapens slechts op een zodanige wijzeworden geplaatst (tentoongesteld), dat ze enkel door toedoen van de betrokkene of zijn personeel kunnenworden ter hand genomen. Dit kan bijvoorbeeld door de vuurwapens in (vitrine)kasten te plaatsen, doorze vast te leggen met een kettinkje, door ze achter de toonbank te plaatsen, e.d.m.

5° (A-B-C-D-F)Het is verboden de sleutels op sloten van ramen, buitendeuren of deuren van opslagruimtes te latenzitten, omdat dit het plaatsen van de in 1° bedoelde sloten zinloos zou maken.

6° (C-D-Fc-Fd)Het is verboden vuurwapens van de klassen C en D in uitstalramen te plaatsen.

7° (D)Vuurwapens van de klasse D moeten steeds worden bewaard in :— hetzij een inbraakveilige en slotvaste kast, die bovendien in een muur of vloer moet worden

verankerd wanneer haar leeg gewicht minder dan 200 kg bedraagt (de inbraakveiligheid en hetgewicht van nieuwe exemplaren kunnen worden geattesteerd door de leverancier, voor de anderevolstaat eventueel een verklaring van de betrokkene en een oordeel op zicht);

— hetzij in een opslagruimte die beveiligd is volgens de vereisten beschreven in het 17°;Dit geldt uiteraard niet voor de tijd nodig voor het onderhoud, het manipuleren en het overdragen ervan.

8° (D)Munitie voor vuurwapens van klasse D, en de registers (modellen A, C en D) dienen te worden bewaardop de zelfde wijze als beschreven in het 7°.

9° (B-C-D-Fb-Fc-Fd)De ramen en buitendeuren die een raam bevatten, dienen als volgt te worden beveiligd :— hetzij door daarvoor of daarachter vergrendelbare rolluiken (in gevlochten of gesloten metaal, of in

gesloten hout of kunststof) aan te brengen en die te sluiten buiten de uren tijdens dewelke deactiviteit wordt uitgeoefend;

— hetzij door te voldoen aan het 13°.10° (C-D)

De korte vuurwapens van klasse C moeten buiten de openingsuren voor het publiek worden bewaardzoals beschreven in het 7°.

11° (C-D-E-Fc-Fd)

In elke toegang tot de lokalen waar de activiteit wordt uitgeoefend, dienen deuren te worden geplaatstuit :

— hetzij vol hout van minstens 4 cm dik of een ander materiaal van vergelijkbare sterkte;

— hetzij gelaagd glas in overeenstemming met de norm bedoeld in het 13°.

Aangebrachte keurmerken of attesten van de leverancier leveren hiervan het bewijs. Deze maatregel isevenwel niet vereist voor de toegangen die zich bevinden achter de vergrendelbare rolluiken voorzien inhet 9?.

Bovendien moeten in die deuren én in alle buitendeuren van het gebouw die met scharnierenopendraaien, minstens 2 dievenklauwen worden aangebracht die het uitlichten van de gesloten deurenmoeten beletten.

12° (B-C-D-E-Fb-Fc-Fd)

De reservesleutels van gewapende kasten en van de deuren bedoeld in het 1°, en eventuelesleutelcertificaten met betrekking daartoe (met daarop de code die toelaat kopieën te maken) dienen teworden bewaard in een kluis of koffer, of in een kast in overeenstemming met het 7°.

13° (C-D-E)

In alle ramen (ook die in buitendeuren) dient gelaagd glas te worden geplaatst, dat minstens voldoet aande norm NBN S 23-002, typevoorschrift STS 38 (§ 38.15.04, klasse IIA), of draadglas (hiervoor geldt§ 38.08.51.32, A2 van de zelfde norm), of een ander vergelijkbaar schokbestendig materiaal. Het bewijshiervan wordt geleverd door aangebrachte keurmerken of attesten van de plaatser.

72666 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 23: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

14° (E)Bij de toegangsdeuren dient een camera te worden geplaatst, die is aangesloten op een time lapse-recorder(frequentie-opnamesysteem). Uiteraard dient deze camera een volledig en scherp beeld te registreren vande toegang, en dienen de aldus verkregen opnamen veilig te worden opgeslagen gedurende minstens8 dagen. Het opnamesysteem zelf zal eveneens op een veilige plaats moeten worden geïnstalleerd (in eenslotvaste kast) om sabotage te voorkomen.

15° (B-C-D-E-Fc-Fd)Installatie van een elektronisch alarmsysteem in het gebouw waar de activiteit wordt uitgeoefend. Ditsysteem dient gewapend te worden buiten de activiteitsuren. Daarnaast installatie van hold up-knoppen.Deze alarmsystemen moeten aangesloten worden op de alarmcentrale van een bewakingsonderneming,die hiervoor vergund werd in overeenstemming met de wet van 10 april 1990 tot regeling van de privateen bijzondere veiligheid.

16° (C-D-Fc-Fd)Het is in hoofde van de betrokkene, zijn personeel en de personen voor wie hij moet instaan, verbodenlanger dan noodzakelijk (vooral ’s nachts dient dit strikt te worden geïnterpreteerd) werktuigen (hamers,koevoeten, ladders,...) die een inbraak kunnen vergemakkelijken eenvoudig bereikbaar achter te laten inde nabije omgeving van de gebouwen (ook opritten, voetpaden) en in de (eigen) tuinen, op andere (eigen)terreinen en in eenvoudig toegankelijke aanhorigheden (tuinhuizen, garages zonder degelijke afslui-ting,...). Dit geldt uiteraard niet in het gebouw zelf.

17° (C-D-E)De afsluiting van opslagruimtes voor vuurwapens van de klassen C en D dient te gebeuren met slotvastedeuren uit metaal of uit een ander materiaal van vergelijkbare sterkte, voorzien van minstens eendriepuntssluiting die voldoet aan het 1°.Bovendien moeten het kader en de scharnieren van die deuren van vergelijkbare sterkte zijn, en moetende wanden van die ruimten bestaan uit metselwerk of beton bestand tegen inbraak of een ander materiaalvan vergelijkbare sterkte.Het voldoen aan deze vereisten kan worden bewezen d.m.v. een attest afgeleverd door de aannemer voornieuwe constructies, en d.m.v. een verklaring van de betrokkene en een oordeel op zicht voor debestaande.

18° (E)De toegang tot de ruimten die niet toegankelijk zijn voor het publiek moet gecontroleerd worden en elkebeweging (binnentreden en verlaten) ervan moet worden geregistreerd (manueel of elektronisch,bijvoorbeeld met individuele fiches of badges).

19° (E2)Het gebouw en zijn directe omgeving (terreinen, private toegangswegen, openbare weg grenzend aan hetgebouw) moeten permanent worden gecontroleerd (bemand, al dan niet met elektronische hulpmiddelen)door een vergunde bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst.Daarnaast dient er bij elk toegangspunt voor personen een actief metaaldetectiesysteem te wordengeplaatst om het ongecontroleerd binnen- of buitensmokkelen van wapens, munitie of onderdelendaarvan tegen te gaan.

e Bijzondere regeling voor grotere industriële sitesDe maatregelen bedoeld in het 13°, 15°, 17°, 18° en 19° zijn niet van toepassing op gebouwen die zich bevinden

binnen een beschermde perimeter (omheining), voor zover wordt voldaan aan de op het einde van de bijlagebeschreven voorwaarden. Gebouwen die echter zelf deel uitmaken van die perimeter doordat ze een gedeelte van debegrenzing vormen, genieten niet van deze uitzondering.

— de omheining moet bestaan uit een afsluiting van minstens 3 meter hoogte om eventuele indringers af teschrikken, doch deze hoogte mag tot 2,5 meter worden verminderd indien de omheining elektronisch(camera’s, sensoren) wordt bewaakt;

— de toegang tot de omheinde zone moet strikt worden gecontroleerd en beperkt tot behoorlijk toegelatenpersonen. Die controle dient eveneens de registratie (manueel of elektronisch) van alle bewegingen(binnentreden en verlaten), en een actief metaaldetectiesysteem te omvatten;

— de voormelde toegangspunten moeten ofwel permanent zijn vergrendeld, ofwel permanent worden bewaaktdoor een vergunde bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst, ofwel op een gelijkwaardige wijzeworden bewaakt;

— de omheinde zone moet permanent worden gecontroleerd door een vergunde bewakingsonderneming ofinterne bewakingsdienst;

— de lokalen waar wapens of munitie zijn ondergebracht dienen buiten de activiteitsuren permanent te wordenvergrendeld;

— de ramen van de opslagruimtes waarvan de onderzijde zich op minder dan 3 meter van de grond bevindt,ongeacht of ze kunnen worden geopend, moeten worden voorzien van een bescherming (tralies, gelaagd glas)die belet dat iemand (zelfs een kind) er zich doorheen begeeft. Een alarmsysteem zal bijgevolg onvoldoendezijn, daar dit slechts detecteert zonder de eigenlijke doorgang onmogelijk te maken;

— de opslagruimtes moeten worden beschermd door een buiten de activiteitsuren gewapend elektronischalarmsysteem aangesloten op de alarmcentrale van een vergunde bewakingsonderneming zoals hogerbeschreven;

— de gebouwen waar wapens of munitie worden vervaardigd of opgeslagen moeten worden voorzien van eenperifere verlichting (de volledige buitenomtrek), die gemiddeld minstens 20 lux uitstraalt op het niveau vande grond. Die verlichting dient ’s nachts (van zonsondergang tot zonsopgang) ofwel permanent te branden,ofwel te worden geactiveerd d.m.v. passieve infrarood-detectie én van het alarmsysteem hierboven bedoeld.Bovendien moeten de lampen tegen beschadiging worden beschermd met een schokbestendig materiaal zoalsbepaald in het 13°.

De betekenis van deze bijzondere voorwaarden dient te worden geïnterpreteerd naar analogie met het voorgaande.

72667BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 24: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

e Controleprocedure in geval van een nieuwe aanvraagom erkenning en in geval van een wijziging ervan (68)

De gouverneur die een aanvraag om erkenning ontvangt, onderzoekt ze volgens de procedure beschreven inpunt 4.1.4 van deze omzendbrief.

Wanneer een voor de betrokkene positieve beslissing mogelijk blijkt (dit is meestal na de ontvangst van het adviesvan de procureur des Konings en de burgemeester), zal de gouverneur hem daarvan bij aangetekend schrijven inkennis stellen en hem uitnodigen de op zijn gewenste activiteit toepasselijke veiligheidsmaatregelen te nemen. Er dientin de brief minstens te worden verwezen naar de tekst van het KB en deze omzendbrief. De klasse(n) waartoe deactiviteit zou kunnen behoren, afhankelijk van de aanwezige wapentypes wordt ook vermeld.

De afgifte van de erkenning zal pas gebeuren als de betrokkene het bewijs levert dat de voorgeschrevenmaatregelen daadwerkelijk zijn genomen. Daartoe dient hij om een controle te verzoeken; indien de bevindingengunstig zijn moet hij (een) attest(en) (doen) toesturen aan de overheid. Pas als het dossier hiermee is vervolledigd kande afgifte van het document plaatsvinden.

Deze procedure heeft tot doel te vermijden dat iemand op voorhand investeringen doet in veiligheid, om nadiente vernemen dat hij niet voor erkenning in aanmerking komt.

Ook de aanvragen om wijziging van bestaande erkenningen zijn aan deze procedure onderworpen, indien zebetrekking hebben op een uitbreiding van de activiteiten.

e Controle op de naleving van de veiligheidsvoorwaarden (69)In toepassing van artikel 29 WW behouden de daar opgesomde overheden (politiediensten, Proefbank,...) hun

algemene bevoegdheid om tot controles op de naleving van de bepalingen van de wapenwet en haar uitvoeringsbe-sluiten, dus ook het besproken KB, over te gaan.

Aangezien in het hier besproken kader echter zeer technische en gespecialiseerde controles moeten gebeuren,worden de door het KB zelf voorgeschreven controles uitgevoerd door een dienst (geen privaat organisme, welbijvoorbeeld specialisten van een preventieteam van een politiedienst) die is opgenomen in een lijst die de gouverneurvoor zijn provincie opstelt en jaarlijks bekendmaakt in het Provinciaal Bestuursmemoriaal.

Controles kunnen worden gevraagd door de Minister van Justitie en door de gouverneur, naar aanleiding van eenlopende aanvraag om erkenning, naar aanleiding van een verzoek hiertoe van de betrokkene (bijvoorbeeld nadat hijheeft voldaan aan de in de vorige paragraaf bedoelde uitnodiging of nadat de activiteit werd uitgebreid binnen hetkader van de erkenning) of naar aanleiding van een verslag opgesteld door één van de diensten in het kader van dealgemene controlebevoegdheid vermeld in artikel 29 WW.

De controles vinden steeds plaats om de drie jaar na de eerste controle, en bovendien telkens als er aanleiding toebestaat op grond van een uitbreiding van de activiteit of van een verslag van één van de bevoegde diensten. Ze wordenkosteloos uitgevoerd.

Aangezien de controles een beslissende invloed kunnen uitoefenen op de economische toestand van debetrokkene, dienen ze op tegensprekelijke wijze te verlopen. Dit betekent dat de betrokkene of een daartoe door hemgemachtigde persoon moet aanwezig zijn bij de controle en over alle elementen van de controle moet worden gehoord.Hij moet de kans krijgen de nodige bewijsstukken voor te leggen en eventueel ontbrekende attesten op te vragen bijleveranciers om deze desnoods na te sturen ter vervollediging van het dossier.

Bij betwisting over de conformiteit van een genomen veiligheidsmaatregel dient de situatie duidelijk te wordenbeschreven in het controleverslag, samen met de opmerkingen van de betrokkene. De minister van Justitie of degouverneur zullen hierover definitief beslissen.

Indien de controlerende dienst vaststelt dat de vereiste veiligheidsmaatregelen niet of niet allemaal zijn genomen,licht hij de gouverneur (of de Minister van Justitie) hierover in. Die zal de betrokkene bij aangetekend schrijvenaanmanen de nodige (bijkomende) maatregelen te nemen binnen een redelijke termijn die hij bepaalt, maar die de viermaanden niet mag overschrijden. Bij het verstrijken van die termijn wordt automatisch een nieuwe controleuitgevoerd : daartoe meldt de overheid onmiddellijk de vastgelegde vervaldatum aan de controledienst.

Wanneer de gouverneur (of de Minister van Justitie) op basis van die nieuwe controle vaststelt dat devoorgeschreven veiligheidsmaatregelen niet (volledig) zijn genomen, zal hij naar gelang het geval de gevraagdeerkenning weigeren, dan wel de bestaande erkenning schorsen of intrekken in overeenstemming met de bepalingenvan de wapenwet.

4.1.8. BeslissingDe gouverneur kan beslissen de erkenning al dan niet gedeeltelijk te verlenen of de erkenningsaanvraag af te

wijzen.De beslissing tot erkenning of afwijzing wordt aan de aanvrager bekendgemaakt bij aangetekend schrijven met

ontvangstbewijs (70).Een afschrift van de beslissing dient binnen de acht dagen te worden toegestuurd aan de bevoegde lokale politie

en de procureur des Konings (71).De gouverneur moet er tevens voor zorgen dat zijn beslissing wordt opgenomen in het CWR (72).In geval van (al dan niet gedeeltelijke) erkenning geeft de gouverneur een getuigschrift van erkenning af (model 2,

zie punt 4.1.10). De gouverneur licht de proefbank voor vuurwapens hiervan in (73).Een erkenning kan enkel worden geweigerd om redenen die verband houden met de handhaving van de openbare

orde (74).Sinds 20 oktober 2008 kan de erkenning tevens worden geweigerd wegens de veronachtzaming van de

deontologische code inzake de beroepsplichten van de wapenhandelaar, de publiciteitsvoorschriften, zijn verantwoor-delijkheid als wapenhandelaar en de onverenigbaarheden, zoals deze werden opgenomen in het KB 16/10/2008 (75),indien dit een gevaar betekent voor de openbare orde (76).

De erkenning kan worden beperkt tot bepaalde verrichtingen of tot bepaalde soorten wapens en munitie,bijvoorbeeld een erkenning voor de kleinhandel in vuurwapens voor de jacht en het sportschieten (77). Vermits dit eengedeeltelijke weigering inhoudt, moet deze beperking uitdrukkelijk worden gemotiveerd.

De gouverneur moet bij het nemen van zijn beslissing rekening houden met de ingewonnen adviezen. Daarnaastkunnen volgende overwegingen eveneens van belang zijn :

— de activiteit wapenmaker-kleinhandelaar moet in beginsel worden voorbehouden aan personen die daarvanhun gewone hoofdbezigheid maken;

— de activiteit moet werkelijk worden uitgeoefend door de persoon die om de erkenning verzoekt.Als de aanvrager al wapenhandelaar is in een andere lidstaat van de EU, houdt de gouverneur bij de beoordeling

van de erkenningsaanvraag rekening met de waarborgen verstrekt in het kader van de buitenlandse regelgeving (78).

72668 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 25: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

4.1.9. MotiveringDe beslissing houdende gehele of gedeeltelijke weigering van de erkenning moet met redenen zijn omkleed (79).

De kennisgeving ervan dient de rechtsmiddelen en hun vormvoorwaarden te vermelden, die voor de betrokkeneopenstaan (80).

Ook de beslissing houdende de schorsing, beperking of intrekking van de erkenning moet met redenen zijnomkleed en de rechtsmiddelen en hun vormvoorwaarden vermelden waarover de betrokkene beschikt (81). Degouverneur kan te dien einde bij de lokale politie de nodige inlichtingen inwinnen. Het advies van de procureur desKonings en van de burgemeester is niet vereist maar kan in bepaalde gevallen aangewezen zijn.

Inzake de motivering van de beslissing dient de gouverneur zich te houden aan de algemene beginselen vanbehoorlijk bestuur, en meer in het bijzonder de wet van 29/7/91 betreffende de uitdrukkelijke motivering van debestuurshandelingen.

Elke overheidsbeslissing met individuele strekking dient immers zowel materieel als formeel gemotiveerd teworden en de motivering in de akte moet de juridische en feitelijke overwegingen vermelden die aan de grondslagliggen van de beslissing.

De adviesverlenende overheden moeten rekening houden met deze wettelijke verplichtingen om de gouverneurin staat te stellen een gemotiveerde beslissing te nemen.

4.1.10. Model 2Als de aanvraag ontvankelijk is en de erkenning (al dan niet gedeeltelijk) kan worden toegestaan, geeft de

gouverneur een getuigschrift van erkenning als wapenhandelaar « model 2 » af. Hij geeft daarvan kennis aan deproefbank voor vuurwapens (82).

Dit model moet op dik papier worden gedrukt.Bij de afgifte moeten op het getuigschrift van erkenning, dat een authentiek stuk is, een stempel en een

droogstempel worden aangebracht. Het nummer wordt op volgende wijze samengesteld :2/1/10/00012 = getuigschrift van erkenning1 = code van de provincie (83)10 = jaar van afgifte0001 = het rangnummer van het getuigschrift van erkenning bij de provincie.

4.1.11. BeroepTegen de beslissing van de gouverneur tot (gehele of gedeeltelijke) weigering, beperking, schorsing of intrekking

van een erkenning, alsook tegen het ontbreken van een beslissing binnen de termijn van vier maanden vanaf ontvangstvan de volledige aanvraag, staat beroep open bij de minister van Justitie of bij zijn gemachtigde (84).

Het betreft een gewoon administratief beroep. Het beroep heeft geen schorsende werking, m.a.w. de verzoekerdient zich te schikken naar de bestreden beslissing minstens totdat over zijn verzoekschrift uitspraak wordt gedaan.

Het verzoekschrift strekkende tot hoger beroep moet :— gemotiveerd zijn;— aangetekend worden verzonden aan de federale wapendienst;— ingediend worden binnen 15 dagen na de kennisname van de beslissing van de gouverneur of na de

vaststelling dat er geen beslissing werd genomen binnen de termijn van vier maanden. De termijn begint telopen vanaf de dag waarop het ontvangstbewijs wordt ondertekend;

— vergezeld zijn van een kopie van de bestreden beslissing.In geval aan één van deze modaliteiten niet is voldaan, is het verzoekschrift onontvankelijk (85).Als het beroep wordt ingediend tegen een beslissing houdende gehele of gedeeltelijke weigering van de erkenning,

moeten bij het verzoekschrift alle stukken worden gevoegd die de identificatie van de aanvrager en van zijn activiteitmogelijk maken (86).

De wetten betreffende de openbaarheid van bestuur van 11/4/94 en 12/11/97 schrijven voor dat eenadministratieve rechtshandeling met individuele strekking slechts geldig is ter kennis gebracht als de beroepsmoge-lijkheden en alle modaliteiten van het beroep (vormen en termijnen) worden vermeld. Bij ontstentenis daarvan neemtde verjaringstermijn voor het indienen van het beroep geen aanvang.

Eventuele procedurefouten gemaakt door de gouverneur worden door het beroep rechtgezet.De behandeling van het beroep houdt ook een evocatierecht in. Het gehele onderzoek uitgevoerd door de

gouverneur kan worden overgedaan en de minister is niet gebonden door de beslissing van de gouverneur. Zo kan eenschorsing eventueel worden omgezet in een intrekking.

De uitspraak in beroep wordt gedaan binnen 6 maanden, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van hetverzoekschrift (87).

Deze termijn kan worden verlengd bij gemotiveerde beslissing. De verlenging kan slechts eenmaal wordentoegestaan en de termijn ervan mag uiterlijk zes maanden bedragen (88).

In geval van erkenning, zelfs gedeeltelijk, geeft de Minister van Justitie aan betrokkene een getuigschrift vanerkenning af, opgemaakt volgens het model 2. Hij geeft daarvan kennis aan de proefbank voor vuurwapens.

Een afschrift van de beslissing wordt binnen 8 dagen toegezonden aan de bevoegde gouverneur, lokale politie enprocureur des Konings (89). De federale wapendienst vraagt het CWR de registratie uit te voeren.

Tegen de beslissing van de gouverneur tot onontvankelijkheid van de aanvraag (90) kan uitsluitend bij de Raadvan State een beroep worden ingediend (91).

4.1.12. Wijziging van de erkenningBij beëindiging van de activiteit die het onderwerp is van de erkenning of bij wijziging van de gegevens vermeld

in het getuigschrift van erkenning, geeft de houder daarvan binnen de acht dagen kennis aan de gouverneur en zendthij hem het getuigschrift terug (92).

Hetzelfde geldt in geval van wijziging van de gegevens gevoegd bij de erkenningsaanvraag en – wanneer dehouder van de erkenning een rechtspersoon is – in geval de bestuurder, zaakvoerder, commissaris of persoonaangesteld voor het bestuur of beheer verandert (93).

De erkende persoon die al dan niet vrijwillig zijn activiteit beëindigt, moet binnen een maand te rekenen vanaf debeëindiging zijn registers indienen bij het CWR (94). Een ontvangstbewijs wordt hem overhandigd door deverantwoordelijke.

72669BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 26: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

Als de houder van een erkenning zijn vestigingsplaats wenst te veranderen binnen dezelfde provincie, dan moethij de gouverneur hiervan op voorhand verwittigen en hem het getuigschrift terugzenden. Er zal een onderzoekworden gevoerd naar de aanvaardbaarheid van de nieuwe vestiging, vooral met het oog op de vervulling van alleadministratieve plichten en op de veiligheid. Indien de nieuwe vestiging onaanvaardbaar blijkt, wordt de betrokkeneuitgenodigd zich in orde te stellen; in voorkomend geval moet de erkenning geschorst worden. In het tegenoverge-stelde geval wordt de adreswijziging duidelijk aangebracht op het bestaande document, minstens samen met eenofficiële stempel (het gebruik van een zelfklever met onzichtbare stempel verdient sterk aanbeveling).

In geval bepaalde andere gegevens die voorkomen op het getuigschrift van erkenning worden gewijzigd, moet dehouder van de erkenning daarvan binnen 8 dagen kennis geven aan de gouverneur die de erkenning heeft verleenden hem het getuigschrift van erkenning terugzenden voor aanpassing. Die formaliteit is bijvoorbeeld vereist bijwijziging van de naam van de vennootschap en bij vrijwillige beperking van de types van activiteiten.

Voor alle andere wijzigingen, zoals bijvoorbeeld het overbrengen van de vestigingsplaats naar een andereprovincie, de wijziging van de identiteit van de houder, de wijziging van de identiteit van de verantwoordelijkenatuurlijke persoon bij een erkende rechtspersoon of van de aard van de activiteit waarop de erkenning betrekkingheeft, is een nieuwe aanvraag vereist (95).

Een erkenning kan niet worden overgedragen. De gouverneur kan evenwel, in geval van fusie, splitsing, inbrengvan een algemeenheid of van een bedrijfstak of wijziging van de rechtspersoonlijkheid, bepalen dat de nieuwejuridische entiteit, mits zij de door hem bepaalde voorwaarden in acht neemt, gedurende de periode voorafgaand aande notificatie van de beslissing betreffende de erkenningsaanvraag, de activiteiten van de initieel erkende ondernemingkan voorzetten (96).

In geval van verlies, diefstal of vernietiging van de erkenning, wordt kosteloos een duplicaat uitgereikt navoorlegging van een attest van aangifte bij de lokale politie.

4.1.13. Administratieve sancties• De soorten administratieve sanctiesDe gouverneur kan drie soorten maatregelen nemen als administratieve sanctie bij de vaststelling van

onregelmatigheden.Hij kan de erkenning schorsen voor een periode van één tot zes maanden : dit is een maatregel die aangewezen

is wanneer de houder van de erkenning zich in een voorlopige toestand bevindt en het noodzakelijk is dat zijnactiviteiten worden geschorst. De schorsing is in principe beperkt van één tot zes maanden. Indien de schorsing zichopdringt voor een periode langer dan zes maanden, is het aanbevolen de erkenning in te trekken.

De gouverneur kan de erkenning ook beperken tot bepaalde verrichtingen of tot bepaalde soorten wapens enmunitie of tot een bepaalde duur. Eerder dan de erkenning in te trekken, is het in bepaalde gevallen aangewezen zete beperken tot de verkoop van een bepaalde categorie van wapens zoals bijvoorbeeld enkel vrij verkrijgbare wapens.De beslissing om een erkenning te beperken, wordt op het stuk van de procedure gelijkgesteld met de beslissing omeen gedeelte van de erkenning in te trekken.

Tenslotte kan de gouverneur de erkenning intrekken : deze maatregel brengt vanaf de kennisgeving ervan hetverbod mee om de activiteiten waarop de erkenning betrekking heeft nog verder uit te oefenen. Het is een maatregeldie slechts mag worden genomen met inachtneming van het proportionaliteitsbeginsel. De gouverneur kan een vandeze maatregelen nemen, indien de houder : (97)

1. behoort tot de categorieën genoemd in artikel 5, § 4 WW (98);2. de bepalingen van de wapenwet en de besluiten tot uitvoering ervan of de opgelegde beperkingen niet in acht

neemt;3. de erkenning op grond van onjuiste inlichtingen heeft verkregen;4. gedurende een jaar de activiteiten waarop de erkenning betrekking heeft niet heeft uitgeoefend (indien niet

alle activiteiten waarvoor de erkenning werd verleend, werkelijk werden uitgeoefend, zal de gouverneur toteen gedeeltelijke intrekking overgaan voor wat betreft deze activiteiten);

5. activiteiten uitoefent die door het feit dat zij worden uitgeoefend samen met de activiteiten waarvoor deerkenning is verkregen, de openbare orde kunnen verstoren.

Als de betrokkene hierom vraagt, moet hij vooraf schriftelijk of mondeling worden gehoord. Hij moet in staatworden gesteld zich vooraf te verdedigen tegen de negatieve elementen waarvan hij geen kennis had (hoorrecht).

Sinds 20 oktober 2008 kan tevens de veronachtzaming van de deontologische code inzake de beroepsplichten vande wapenhandelaar, de publiciteitsvoorschriften, zijn verantwoordelijkheid als wapenhandelaar en de onverenigbaar-heden zoals deze werden opgenomen in het KB 16/10/2008 (99), indien dit een gevaar voor de openbare orde betekent,de intrekking, de schorsing of de beperking van de erkenning door de gouverneur met zich meebrengen. In geval vanminder ernstige inbreuken op deze code kan de gouverneur ook een waarschuwing geven met verzoek de betrokkenpraktijk te staken indien die volgens de diensten van de gouverneur in strijd is met de deontologische code.

Als de gouverneur kennis heeft van een misdrijf dat door een erkend persoon wordt gepleegd dient hij deprocureur des Konings hiervan op de hoogte te brengen (100)

Van de beslissing tot schorsing, beperking of intrekking van de erkenning wordt door de gouverneur kennisgegeven aan de houder bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs. De beslissing wordt gezonden naar het adresvermeld op het getuigschrift van erkenning of - indien de houder na de afgifte van de erkenning een nieuw adres heeftmeegedeeld - naar het adres dat de houder heeft meegedeeld (101)

• De gevolgen van de administratieve sanctiesDe houder van de erkenning moet ingevolge de beslissing tot schorsing, beperking of intrekking ervan het

getuigschrift van erkenning terugzenden binnen 8 dagen te rekenen van de beëindiging van de door de gouverneur inde kennisgeving van de beslissing vermelde termijn.

Als de gouverneur van oordeel is dat de houder van de erkenning misbruik zou kunnen maken van hetgetuigschrift kan hij de korpschef van de lokale politie ermee belasten het getuigschrift bij de houder te gaan terug-halen (102). Het betreft evenwel een eerder uitzonderlijke procedure.

De schorsing, beperking of intrekking van de erkenning heeft tot gevolg dat het voorhanden houden van wapensdoor de houder van de erkenning onwettig wordt. De gouverneur geeft in zijn beslissing dan ook aan binnen welketermijn de wapens in bewaring moeten worden gegeven of aan een erkend persoon of een persoon die gemachtigd isde wapens voorhanden te houden, moeten worden overgedragen (103).

Om na te gaan of dit ook werkelijk is gebeurd, moet de erkende persoon die de wapens in bewaring heeft genomenof heeft verkregen de gouverneur binnen 8 dagen in kennis stellen van de inbewaringgeving of overdracht door middelvan een formulier dat bij de kennisgeving van de beslissing wordt gevoegd (104).

72670 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 27: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

Een afschrift van de beslissing tot schorsing, intrekking of beperking van de erkenning wordt binnen 8 dagentoegezonden aan : (105)

— de bevoegde lokale politie;— de betrokken procureur des Konings;— de directeur van de Proefbank voor vuurwapens.De beslissing moet tevens worden opgenomen in het CWR (106).In geval van intrekking moet de erkende persoon zijn registers binnen de maand volgend op het staken van zijn

activiteiten bij het CWR neerleggen (107). Een ontvangstbewijs wordt hem overhandigd door de verantwoordelijke.4.1.14. 5-jaarlijkse controleDe erkenning afgegeven op basis van de wapenwet is geldig voor onbepaalde duur, tenzij de aanvraag slechts voor

een bepaalde duur was gedaan of de gouverneur of de Minister van Justitie een beperktere geldigheidsduur oplegt bijgemotiveerde beslissing om redenen van vrijwaring van de openbare orde (108).

Eens om de vijf jaar neemt de gouverneur het initiatief om bij alle houders van een erkenning als wapenhandelaarof tussenpersoon te onderzoeken of zij de wet naleven en zij nog steeds voldoen aan de voorwaarden voor hetverkrijgen van de erkenning (109). Die controle is betalend (110).

Hierbij vraagt de gouverneur het advies van de lokale politie en eventueel van het parket en de burgemeester enmoeten de houders van een erkenning verklaren of kunnen zij doen vaststellen dat zij nog steeds beantwoorden aande wettelijke voorwaarden, mede op grond waarvan de erkenning voorheen werd afgeleverd en dat er geen redenenzijn om te besluiten tot een beperking, schorsing of intrekking van de erkenning (111)

Na afloop van de controle ontvangen ze een bijlage bij hun erkenning, die de datum en het resultaat van decontrole vermeldt.

Het systeem van 5-jaarlijkse controles belet niet dat er vaker controles plaatsvinden door officieren vangerechtelijke politie, al dan niet op verzoek van de bevoegde gouverneur (112). Deze controles zijn wel gratis.

De federale politie is in het bijzonder belast met het toezicht op de wapenhandelaars en wapenfabrikanten (113).

4.2. Rechten en plichten

4.2.1. DeontologieOp 20 oktober 2008 is de deontologische code die samengesteld is uit regels die een waardige, integere en

verantwoordelijke uitoefening van het beroep van wapenhandelaar of tussenpersoon moeten garanderen, in werkinggetreden.

De deontologische code die door de wapenhandelaar of tussenpersoon moet worden waargenomen, bestaat uitvolgende voorschriften :

• Beroepsplichten van de wapenhandelaaro Plichten tegenover de klant :

De wapenhandelaar helpt de klant zijn behoeften te formuleren en analyseert ze.Hij informeert de klant correct over de reglementaire bepalingen die van toepassing zijn op de verkochte zaken.

Met dit doel informeert de wapenhandelaar zichzelf regelmatig en behoorlijk over de toepasselijke regelgeving en haarevolutie.

Voor elke overdracht van wapens of munitie geeft de wapenhandelaar richting aan de keuzes van zijn klant enadviseert hij hem met name de wapens en de munitie te verwerven die het meest aangewezen zijn in functie van hetbeoogde doel.

Daarnaast licht de wapenhandelaar de klant in over de mogelijke gevaren van het gebruik van wapens en munitie,evenals over de in acht te nemen veiligheidsmaatregelen die deze gevaren kunnen beperken (114).

o Verantwoordelijkheid tegenover de samenlevingDe wapenhandelaar kan zich niet beroepen op zijn functie om in te staan voor een onwettige handeling en

onthoudt zich van elke handeling die het niet naleven van de regelgeving door zijn klanten uitlokt. Hij werkt niet meeaan verrichtingen waarvan hij vermoedt of had kunnen weten dat ze de integriteit of de veiligheid van personen ingevaar brengen (115). Dit betekent uiteraard niet dat de wapenhandelaar de daden van zijn klanten moet kunnenvoorzien. Het gaat alleen over manifeste zaken.

De wapenhandelaar en zijn personeel zijn verplicht aan de toezichthoudende overheden alle informatie te gevendie noodzakelijk is voor een afdoende controle (116).

o Technische uitoefeningsmodaliteiten— Algemeenheden :De wapenhandelaar oefent zijn activiteit uit in de domeinen waarvoor hij zijn beroepsbekwaamheid heeft

bewezen.Als hij andere activiteiten uitoefent waarvoor hij te privaten titel wapens voorhanden heeft, waakt hij erover dat

er geen enkele verwarring bestaat op het vlak van het beheer van zijn handelszaak.Nochtans geeft een erkenning als wapenhandelaar op zich geen enkel recht om persoonlijke wapens te bezitten.Als hij houder is van een erkenning als verzamelaar, behoudt hij een strikte scheiding tussen zijn beide vermogens.De rechtspersonen zijn verplicht een bestuurder aan te wijzen die binnen de onderneming verantwoordelijk is voor

alle vragen betreffende de regelgeving (117).De wapenhandelaar vervult zijn administratieve plichten op zorgvuldige wijze. Hij vult onverwijld zijn registers

en de andere reglementair bepaalde documenten in, op een duidelijke, leesbare en systematische wijze.De wapenhandelaar moet op zijn documenten en op zijn website vermelden : (118)

o zijn adres, erkennings- en ondernemingsnummer;o in geval van een rechtspersoon : benaming, rechtsvorm en naam van de personen die hem mogen

vertegenwoordigen;o de wettelijk verplichte vermeldingen.

— Publiciteit :Alle publiciteitsmiddelen mogen worden gebruikt mits de naleving van de van kracht zijnde regelgeving.Bij het voeren van publiciteit leeft de wapenhandelaar zijn informatieplicht ten aanzien van de klant na, hij

informeert hem correct over de regelgeving, over de aan het product verbonden gevaren en over de technische aspectenervan (119).

Zo kan de wapenhandelaar reclame maken via het internet. Hij moet het aangeven als het gaat oververgunningsplichtige wapens (120). Eveneens dient hij correcte informatie te verstrekken over de aangebodenproducten. Indien minderjarigen ze niet mogen kopen, moet dit vermeld worden.

72671BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 28: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

Artikel 19, eerste lid, 1° WW verbiedt dat wapens via het internet verkocht worden. Het is dus verboden om enigeverkoop op afstand te organiseren, bijvoorbeeld door op een internetsite de mogelijkheid te bieden een koopovereen-komst van het wapen af te sluiten (b.v. door het wapen aan te klikken, zodat een akkoord over zaak en prijs ontstaatop de website). Eveneens is niet mogelijk om de verkoop van wapens tot stand te brengen via e-mail verkeer of andereelektronische communicatiemiddelen. Om dezelfde reden is het eveneens verboden om wapens te verkopen viapublieke veilingsites (b.v. E-bay) of andere internet advertentie sites (zoals bv. 2dehands of de koopjeskrant). In dezegevallen komt de verkoopverrichting immers tot stand via de website.

De wetgever wou elke verkoop van wapens op afstand verbieden. Ook het te koop aanbieden van wapens via hetinternet is verboden. De reden hiervoor is dat bij een verkoop op afstand onmogelijk kan worden voldaan aan deverplichtingen die gelden bij overdracht van het wapen. Bij elke verkoop moet immers de identiteit van de koper,alsook zijn hoedanigheid worden nagegaan. Ook moet onderzocht worden of de koper over de nodige vergunningenof over een erkenning beschikt. Deze controle is niet mogelijk via het internet.

Het verbod om wapens te koop aan te bieden, belet niet dat een handelaar via zijn internetwebsite aangeeft welkewapens hij in zijn winkel te koop aanbiedt. Hij kan, mits naleving van alle andere wetsbepalingen, de producten metprijs aangeven. De parlementaire voorbereiding was op dit punt duidelijk (121) :

« Die bepaling belet echter niet dat de erkende wapenhandelaars of verzamelaars reclame kunnen maken op een internetsite,op voorwaarde dat de in artikel 19, 3° en 4°, bepaalde voorwaarden in acht worden genomen. De beschikbare producten en de prijzenmogen worden vermeld, maar geen enkele transactie mag tot stand komen via de site. »

Gepubliceerde en voor het publiek zichtbare aankondigingen moeten minstens de naam of de handelsbenamingvan de wapenhandelaar bevatten.

Als de publiciteit zaken betreft die minderjarigen niet mogen verwerven, vermeldt ze dat zij niet op het aanbodkunnen ingaan (122).

• Verantwoordelijkheid van de wapenhandelaarDe wapenhandelaar organiseert zijn handel in functie van een wettelijke uitoefening van zijn activiteit, en hij lokt

geen illegale activiteiten uit.Hij gaat niet in op vragen van derden die uit zijn op een onwettig of immoreel voordeel, of die misbruik willen

maken van zijn diensten, bijvoorbeeld door illegale wapens over te nemen en aldus wit te wassen.De wapenhandelaar mag geen activiteit aanvaarden, nastreven of verder zetten waarvan de aard of het voorwerp

in tegenstrijd is met de Code, dwingende bepalingen overtreedt of de openbare orde bedreigt (123).De wapenhandelaar informeert, coördineert en houdt toezicht op de personen waarvoor hij verantwoordelijk is.Hij waakt erover dat de aangestelden beschikken over een opleiding, die enerzijds is aangepast aan de activiteiten

van wapenhandelaar die ze uitvoeren onder zijn gezag, en anderzijds conform is met de deontologische plichten,waaraan hij is onderworpen (124).

• OnverenigbaarhedenDe wapenhandelaar mag geen wapens, munitie of onderdelen daarvan verhandelen of tentoonstellen in lokalen

waar hij een andere beroepsactiviteit uitoefent. Deze plicht mag niet worden gelezen in de zin dat het verboden zouzijn andere zaken dan wapens te verkopen in een wapenwinkel.

Hij onthoudt zich van elk contact met personen waarvan hij weet of waarvan het algemeen bekend is dat ze inmilieus verkeren die de democratische beginselen niet naleven zoals ze met name worden verwoord in de Grondwetof het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, de wet van 30/7/81 totbestraffing van bepaalde door racisme en xenofobie ingegeven daden en de wet van 23/3/95 tot bestraffing van hetontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door hetDuits nationaal-socialistische regime is gepleegd, of van elke andere vorm van genocide.

Hij onthoudt zich van elke handeling die, of elk gedrag dat hem vatbaar kan maken voor chantage en hij neemtniet deel aan kansspelen in casino’s (125).

4.2.2. RegistersDe erkende personen moeten verschillende soorten registers bijhouden, te weten : (126)— het register van model A houdende de inschrijving van de vergunningsplichtige wapens die zij verkrijgen,

vervaardigen, in hun bezit houden of overdragen;— het register van model C houdende de inschrijving van de munitie voor de vergunningsplichtige vuurwapens

die zij verkrijgen, vervaardigen of in hun bezit houden of overdragen;— het register van model D houdende de inschrijving van :

— de aan de wettelijke voorgeschreven proef onderworpen losse onderdelen die zij verkrijgen, vervaardi-gen, in hun bezit houden of overdragen;

— de hulpstukken die zij verkrijgen, vervaardigen, in hun bezit houden of overdragen wanneer die stukken,aangebracht op een vuurwapen, tot gevolg hebben dat het wapen in een andere categorie wordtondergebracht.

De registers moeten voorgedrukt zijn met genummerde bladzijden (127). De politie moet ze vooraf of bij controleafstempelen of paraferen. Het is dus niet voldoende dat de wapenhandelaar een eigen gemaakt register gebruikt.

Van elk wapen moet duidelijk worden vermeld wat de technische gegevens (merk, model, serienummer) ervanzijn, van wie het werd overgenomen en aan wie het werd overgedragen, en wanneer dit gebeurde.

De registers moeten worden overgelegd wanneer de volgende diensten daarom verzoeken : (128)— de leden van de federale politie, de lokale politie en de douane;— de directeur van de proefbank voor vuurwapens en de personen aangewezen door de Minister bevoegd voor

Economie;— de inspecteurs en controleurs van springstoffen en de ambtenaren van het bestuur Economische Inspectie.De controle van de registers van de erkende personen gebeurt eenmaal per jaar, in principe zonder dat de

gouverneur hier om moet verzoeken, door een van de bevoegde diensten.De registers worden bewaard door de erkende personen. Bij de beëindiging van de activiteit worden zij binnen een

maand neergelegd bij het CWR (die ze ter beschikking houdt van de bovenvermelde diensten, die ze op systematischewijze moeten onderzoeken) (129).

4.2.3. Overdracht/verkoop van vuurwapensDe wapenhandelaar die een vergunningsplichtig vuurwapen en/of munitie ervoor (of een aan de wettelijke proef

onderworpen onderdeel) verkoopt of overdraagt aan een andere erkende persoon moet zich vooraf vergewissen vande identiteit van die persoon alsook van de echtheid en de geldigheid van zijn erkenning in het licht van de betrokkenoperatie.

De proefbank voor vuurwapens is gemachtigd om hem hiertoe inlichtingen te verstrekken (130).Zie verder onder punt 9.2.2. voor de verplichtingen inzake overdracht/verkoop van een vergunningsplichtig

vuurwapen en/of munitie ervoor (of een aan de wettelijke proef onderworpen onderdeel) aan een particulier.

72672 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 29: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

5. Bepalingen van toepassing op verzamelaars en musea

5.1. Erkenningsprocedure

5.1.1. VoorwaardenElke natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon die een museum of een verzameling van meer dan vijf

vergunningsplichtige vuurwapens of van munitie wenst aan te leggen – zonder voor elk bijkomend wapen eenvergunning tot het voorhanden hebben ervan te moeten hebben - moet daartoe erkend zijn door de gouverneur (131).

Wie echter zijn verzameling wil opbouwen met afzonderlijk vergunde wapens, heeft geen erkenning nodig : hetis slechts een faciliteit.

Met betrekking tot verzamelingen die uitsluitend uit vrij verkrijgbare wapens bestaan, is geen erkenning vereist.Sommige erkende verzamelaars en musea kunnen bepaalde verboden wapens in hun verzameling opnemen. Zie

hiervoor punt 3.1.4.

5.1.2. BevoegdheidDe erkenning wordt verleend door de gouverneur bevoegd voor de vestigingsplaats van de verzameling (132). Het

betreft een gebonden bevoegdheid. Alle gouverneurs worden geacht de wet op dezelfde manier, zoals beschreven indeze omzendbrief, toe te passen.

5.1.3. OntvankelijkheidIdem punt 4.1.3.

5.1.4. Onderzoek• De aanvraagDe aanvrager moet zijn erkenningsaanvraag indienen door middel van een formulier bij de gouverneur bevoegd

voor de vestigingsplaats. Dit formulier kan meestal worden verkregen bij de gouverneur of op de website van deprovinciale wapendienst (133).

Bij de aanvraag om erkenning dient een uittreksel uit het strafregister te zijn gevoegd dat ten laatste drie maandenvoor de indiening van de aanvraag werd opgemaakt.

Indien de aanvrager een rechtspersoon is, moet dit worden bijgevoegd voor iedere bestuurder, zaakvoerder,commissaris of persoon aangesteld voor het bestuur of het beheer.

Verder dienen alle stukken te worden bijgevoegd die de identificatie van de aanvrager en van zijn activiteitmogelijk maken.

De aanvrager moet bij de indiening van de aanvraag : (134)1. bewijzen reeds 5 behoorlijk vergunde vuurwapens voorhanden te hebben;2. een thema opgeven dat de uitbreiding van het museum of de verzameling rechtvaardigt en tevens beperkt.De aanvraag moet een volledige lijst bevatten van alle vuurwapens in het bezit van de aanvrager, samen met een

kopie van elke vergunning tot het voorhanden hebben ervan. Verder wordt nagegaan of de in totaal minstens5 vergunningsplichtige vuurwapens een zekere samenhang vertonen in het licht van het opgegeven thema.

Een verzameling vuurwapens is geen eenvoudige optelling van vuurwapens. De verzameling wordt opgebouwdrond een thema dat de aanvrager in zijn aanvraag moet opgeven in de rubriek « Beschrijving van de activiteitenwaarvoor de erkenning wordt aangevraagd ».

Het thema moet beperkt zijn in de tijd, op geografisch vlak of op technisch vlak. Volgende voorbeelden of eencombinatie ervan zijn mogelijk :

— een bepaalde periode in de geschiedenis, nl. wapens gebruikt in een welbepaald conflict of een bepaaldeperiode : b.v. wapens WOII.

— de technische geschiedenis van de bewapening, nl. wapens vervaardigd door een bepaalde fabrikant, wapensmet een bepaald systeem van ontsteking, enz. In dit geval is een combinatie met een afbakening in de tijdwenselijk opdat de verzameling eindig zou zijn.

— een geografisch thema, nl. wapens gemaakt in dat land, of gebruikt door dat leger, enz. In dit geval is eencombinatie met een afbakening in de tijd soms wenselijk opdat de verzameling eindig zou zijn.

Het gekozen thema moet voldoende ruim zijn om het bezit van meerdere vuurwapens te rechtvaardigen. Tealgemene en op historisch vlak weinig geloofwaardige thema’s die de ware bedoeling van de aanvrager moetenverbergen of waarmee de aanvrager wil ontsnappen aan de toepassing van de wapenwet en haar principe vanafzonderlijke vergunningen voor het voorhanden hebben van vergunningsplichtige vuurwapens, dienen te wordenverworpen.

Het is mogelijk om op één erkenning meerdere thema’s te vermelden.Een verzameling moet niet per se betrekking hebben op historische wapens; het kunnen ook moderne wapens zijn.

De wapens moeten echter passen binnen het thema dat de verzamelaar heeft opgegeven. Het is dan ook van belang dethema’s voldoende beperkt te houden en nauwkeurig te omschrijven.

Als een thema ook wapens kan bevatten die beschouwd worden als bijzonder gevaarlijk, moet de gouverneur hetthema beperken door de wapens van dat type uit te sluiten. Als het bijvoorbeeld gaat over het verbieden vanautomatische wapens met geluidsdemper, kan dit specifiek worden uitgesloten. Mocht de gouverneur vinden dat hetthema te ruim is, dan kan hij het algemeen formuleren, met een beperkende bepaling. Deze beperkende bepaling moetechter in abstracto toepasbaar zijn op een vooraf niet bekend aantal wapens in plaats van op een specifiek wapen.

De inhoudelijke voorwaarden van de verzameling alsook de bijzondere technische voorzorgen te nemen indien dewapens ontwikkeld zijn na 1945 werden vastgelegd in het KB van 29/12/2006 : als het thema wapens vervaardigd na1945 behelst, is het niet toegelaten meerdere exemplaren van wapens met een zelfde model, kaliber en benaming teverwerven (135).

Het te volgen principe bij de afgifte van erkenningen aan verzamelaars is dat van de progressiviteit. De beginnendeverzamelaar zal zijn verzameling samenstellen op basis van afzonderlijk vergunde vergunningsplichtige vuurwapens.De wettige reden bestaat dan ook uit « de intentie een verzameling historische wapens op te bouwen ». Het is pas nadathij een bepaald niveau overschrijdt, te weten minstens 5 vergunningsplichtige vuurwapens, en hij voldoendedeskundigheid heeft verworven, dat de afgifte van een erkenning gerechtvaardigd is.

Het is dan ook de bedoeling de erkenning uitsluitend toe te kennen aan kandidaat-verzamelaars die oprechteinteresse vertonen en gedegen kennis tonen inzake de verzameling die zij verder wensen uit te bouwen. Daartoe kanhet tevens van belang zijn te weten of de aanvrager lid is van een vereniging van verzamelaars.

72673BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 30: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

• Verkrijgen van adviezenAls de aanvraag volgens de gouverneur ontvankelijk is, vraagt hij het met redenen omkleed advies van de

procureur des Konings van het betrokken arrondissement en van de burgemeester van de gemeente waar de activiteitwaarop de aanvraag betrekking heeft, zal worden uitgeoefend (136).

Daarnaast kan het tevens nuttig zijn om de Dienst Controle Wapenhandel van het Departement internationaalVlaanderen van de Vlaamse Overheid te raadplegen, alsook de provinciegouverneur en de procureur des Konings vande woonplaats van de aanvrager, de Dienst Vreemdelingenzaken indien de aanvrager niet de Belgische nationaliteitbezit, enz.

De verzoeken om advies worden gelijktijdig aan de procureur des Koning en de burgemeester toegezonden. Deprocureur des Konings en de burgemeester voeren een onderzoek en verlenen een met redenen omkleed advies dat hetde gouverneur mogelijk moet maken om met kennis van zaken een beslissing te nemen. Indien nodig moet hijbijkomende informatie aan de procureur des Konings of de burgemeester vragen.

Binnen de maand volgend op het verzoek om advies moeten de procureur des Konings en de burgemeester hunadvies verlenen. De gouverneur beschikt dan nog over meer dan twee maanden om het dossier desnoods tevervolledigen en om een beslissing te nemen over de aanvraag.

• Administratief onderzoekHet advies van de burgemeester heeft hoofdzakelijk betrekking op de aard van de uitgeoefende activiteit en geeft

met name antwoord op de volgende vragen :1) Houdt de uitoefening van de activiteit waarop de aanvraag betrekking heeft, een bijzonder gevaar in voor de

openbare orde, de openbare veiligheid of de algemene gezondheid?2) Zijn met betrekking tot de gebouwen waarin de activiteit zal worden uitgeoefend, de nodige administratieve

vergunningen verleend, bijvoorbeeld de bouwvergunning, de milieuvergunning, de uitbatingsvergunning opgrond van het algemeen reglement op de bescherming van de arbeid,... ? Kan hiertegen geen beroep meerworden ingediend?

• MoraliteitsonderzoekHet advies van de procureur des Konings heeft hoofdzakelijk betrekking op de persoon van de aanvrager en geeft

met name antwoord op de volgende vragen :1) Staat betrokkene gunstig bekend in de gemeente ? Wordt te zijnen laste of ten laste van één van zijn verwanten

een gerechtelijk vooronderzoek of opsporingsonderzoek verricht, zelfs in een ander arrondissement? Als hij isveroordeeld, moet de ernst van de gepleegde feiten worden aangegeven. Zulks geldt eveneens voor deverantwoordelijken van een rechtspersoon. Als hij niet is veroordeeld, maar er bestaan bezwarende feiten, danmoeten zo mogelijk de opgestelde processen-verbaal worden meegestuurd.

2) Als de aanvrager een rechtspersoon is, moet worden vermeld of de toestand van de onderneming wordtonderzocht door de gerechtelijke diensten? Is tegen de rechtspersoon een proces aan de gang?

Om de gouverneur in staat te stellen binnen de wettelijke termijn een beslissing te nemen over de aanvraag is hetnodig dat de gevraagde adviezen zo snel mogelijk worden uitgebracht. Daarbij dient rekening te worden gehouden metde administratieve last voor de aangezochte diensten, voornamelijk de lokale politiediensten. Tevens moeten devoorschriften inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de betrokken personen worden gerespec-teerd.

Om de lokale politie toe te staan met één enkel onderzoek de elementen, naargelang de inhoud, mee te delen aande burgemeester en de procureur des Konings teneinde hen de mogelijkheid te bieden een advies uit te brengen, wordtvoorgesteld dat de gouverneur de korpschef van de lokale politie op de hoogte brengt op het tijdstip dat het verzoekom advies aan de burgemeester en aan de procureur des Konings wordt verzonden.

5.1.5. Termijn

De gouverneur doet uitspraak over de erkenningsaanvraag binnen 4 maanden na de ontvangst ervan. De termijnbegint meer bepaald te lopen vanaf de ontvangst van een volledige aanvraag, dat wil zeggen een aanvraag vergezeldvan de vereiste stukken (een uittreksel uit het strafregister en de stukken betreffende de identificatie van de aanvrageren van zijn activiteit) (137). Met de behandeling van de aanvraag wordt ook pas een aanvang gemaakt nadat de eersteschijf van de retributie is betaald. Derhalve dient de aanvrager te worden verzocht zo snel mogelijk de retributie tebetalen zodat de erkenning binnen de wettelijke termijn kan worden afgeleverd.

De termijn kan, op straffe van nietigheid, alleen worden verlengd bij gemotiveerde beslissing. De verlenging kanper aanvraag slechts eenmaal worden toegestaan en de termijn ervan mag uiterlijk zes maanden bedragen (138). Ditmag alleen te wijten zijn aan omstandigheden buiten de wil van de gouverneur (ontbreken van informatie van deaanvrager of van een verplicht advies, overmacht).

5.1.6. Veiligheidsmaatregelen

e Toepassingsgebied (139)

De veiligheidsmaatregelen die door erkende wapenverzamelaars moeten worden genomen, zijn eveneensopgelegd door het KB van 24/4/97 tot bepaling van de veiligheidsvoorwaarden bij het opslaan, het voorhandenhebben en het verzamelen van vuurwapens of munitie, dat hoger in punt 4.1.7 werd besproken voor wat dewapenhandelaars betreft. Alleen de specifiek tot de verzamelaars gerichte bepalingen van dit KB worden hiertoegelicht; voor het overige zijn de algemene regels waarvan hier niet wordt afgeweken, van toepassing op hen.

De hier besproken regels zijn niet alleen van toepassing op erkende verzamelaars die meer dan30 vergunningsplichtige vuurwapens opslaan, maar ook op alle plaatsen waar meer dan 30 vergunningsplichtigevuurwapens worden opgeslagen en die niet behoren tot de activiteiten van een wapenhandelaar of van eenbewakingsonderneming of interne bewakingsdienst.

Het KB is anderzijds niet van toepassing op musea. Dit betekent niet dat wapenmusea zijn vrijgesteld van elkeveiligheidsmaatregel. De regels van het KB worden hen niet opgelegd omdat het vaak moeilijk, onmogelijk, zonietverboden is ze toe te passen in de historische gebouwen waarin musea soms zijn ondergebracht. De algemenevoorzichtigheidplicht ter vrijwaring van de openbare orde vereist wel dat ze voldoende veiligheidsmaatregelen nemen,waarbij ze zich door het KB kunnen laten inspireren. Musea laten zich best adviseren door specialisten intechnopreventie en moeten hun veiligheidsmaatregelen laten beoordelen door de lokale politie.

72674 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 31: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

e De verschillende maatregelen (140)Privé-verzamelingen van wapens en opslagplaatsen van vuurwapens of munitie, bestaande uit meer dan

30 vergunningsplichtige vuurwapens vormen veiligheidsklasse G van het KB (141).De betrokkene dient alle vuurwapens van de klassen C en D te bewaren in lokalen :— waarvan de toegangen voldoen aan het 11° en zijn uitgerust met sloten die voldoen aan het 1° (alleen daar zijn

die sloten vereist);— waarvan de ramen op de gelijkvloerse verdieping gelegen, moeten worden beschermd in overeenstemming

met het 9°;— uitgerust met een elektronisch alarmsysteem, geactiveerd tijdens de uren van afwezigheid en de nacht.Er moet tevens voorzien worden in de installatie op een zichtbare of aangeduide en in alle omstandigheden vrij

bereikbare plaats van minstens één draagbare of mobiele snelblusser beantwoordend aan de toepasselijke normen NBNS 21-011 tot 21-018 in elk lokaal waar zich munitie bevindt.

De inhoud van de klassen C en D, evenals de technische vereisten van de maatregelen met de nummers 1°, 9° en11° worden nader toegelicht in punt 4.1.7.

5.1.7. BeslissingDe gouverneur kan beslissen de erkenning al dan niet gedeeltelijk te verlenen of de erkenningsaanvraag af te

wijzen.De beslissing tot erkenning of afwijzing wordt aan de aanvrager bekendgemaakt bij aangetekend schrijven met

ontvangstbewijs (142).Een afschrift van de beslissing dient binnen 8 dagen te worden toegestuurd aan de bevoegde lokale politie en de

procureur des Konings (143).De gouverneur moet er tevens voor zorgen dat zijn beslissing wordt opgenomen in het CWR (144).In geval van erkenning, zelfs gedeeltelijk, van een verzameling of van een museum van vergunningsplichtige

vuurwapens of van munitie voor die wapens, geeft de gouverneur aan betrokkene een getuigschrift van erkenningmodel nr. 3 (145). Hij geeft daarvan kennis aan de proefbank voor vuurwapens (146).

Een erkenning kan enkel worden geweigerd om redenen die verband houden met de handhaving van de openbareorde (147).

De gouverneur kan het thema in het belang van de openbare veiligheid beperken als het te ruim of onverantwoordvoorkomt (148). De beslissing om een erkenning te beperken, wordt op het stuk van de procedure gelijkgesteld met debeslissing om een gedeelte van de erkenning in te trekken.

De gouverneur moet bij het nemen van zijn beslissing rekening houden met de verkregen adviezen. Daarnaasthoudt hij er tevens rekening mee dat de erkenning als verzamelaar slechts met de grootste omzichtigheid mag wordentoegekend om misbruiken te voorkomen, in het bijzonder commerciële activiteiten.

De gouverneur kan het totale aantal toegelaten wapens beperken in functie van de omstandigheden waarin dewapens zullen worden opgeslagen (149).

5.1.8. MotiveringDe beslissing houdende gehele of gedeeltelijke weigering van de erkenning moet met redenen zijn omkleed (150).

De kennisgeving ervan dient de rechtsmiddelen en hun vormvoorwaarden te vermelden die voor de betrokkeneopenstaan (151).

Ook de beslissing houdende de schorsing, beperking of intrekking van de erkenning moet met redenen zijnomkleed en de rechtsmiddelen en hun vormvoorwaarden vermelden waarover de betrokkene beschikt (152). Degouverneur kan ten dien einde bij de lokale politie de nodige inlichtingen inwinnen. Het advies van de procureur desKonings en van de burgemeester is niet vereist maar kan in bepaalde gevallen aangewezen zijn.

Inzake de motivering van de beslissing dient de gouverneur zich te houden aan de algemene beginselen vanbehoorlijk bestuur, en meer in het bijzonder de wet van 29/7/91 betreffende de uitdrukkelijke motivering van debestuurshandelingen.

Elke overheidsbeslissing met individuele strekking dient immers zowel materieel als formeel gemotiveerd teworden en de motivering in de akte moet de juridische en feitelijke overwegingen vermelden die aan de grondslagliggen van de beslissing.

De adviesverlenende overheden moeten rekening houden met deze wettelijke verplichtingen om de gouverneurin staat te stellen een gemotiveerde beslissing te nemen.

5.1.9. Model 3Als de aanvraag ontvankelijk is en de erkenning (al dan niet gedeeltelijk) kan worden verleend, geeft de

gouverneur een getuigschrift van erkenning van museum of verzameling van wapens en munitie « model 3 » af. Hijgeeft daarvan kennis aan de proefbank voor vuurwapens (153).

Dit model moet op dik papier met watermerk worden gedrukt.Bij de afgifte moeten op het getuigschrift van erkenning, dat een authentiek stuk is, een stempel en een

droogstempel worden aangebracht. Het nummer wordt op volgende wijze samengesteld :3/1/10/00013 = getuigschrift van erkenning1 = code van de provincie (154)10 = jaar van afgifte0001 = het rangnummer van het getuigschrift van erkenning bij de provincie.De erkenning model 3 vermeldt het thema van de verzameling. B.v. verzameling van vergunningsplichtige

vuurwapens en munitie voor deze wapens gebruikt door het Belgische leger tijdens de periode 1900-1920.

5.1.10. BeroepTegen de beslissing van de gouverneur tot (gehele of gedeeltelijke) weigering, beperking, schorsing of intrekking

van een erkenning, alsook tegen het ontbreken van een beslissing binnen de termijn van vier maanden vanaf ontvangstvan de aanvraag, staat beroep open bij de minister van Justitie of bij zijn gemachtigde (155).

Het betreft een gewoon administratief beroep. Het beroep heeft geen schorsende werking, m.a.w. de verzoekerdient zich te schikken naar de bestreden beslissing minstens totdat over zijn verzoekschrift uitspraak wordt gedaan.

Het verzoekschrift strekkende tot hoger beroep moet :— gemotiveerd zijn;— aangetekend worden verzonden aan de federale wapendienst;

72675BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 32: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

— ingediend worden binnen 15 dagen na de kennisname van de beslissing van de gouverneur of na devaststelling dat er geen beslissing werd genomen binnen de termijn van vier maanden. De termijn begint telopen vanaf de dag waarop het ontvangstbewijs wordt ondertekend;

— vergezeld zijn van een kopie van de bestreden beslissing.In geval aan één van deze modaliteiten niet is voldaan, is het verzoekschrift onontvankelijk (156).Als het beroep wordt ingediend tegen een beslissing houdende gehele of gedeeltelijke weigering van de erkenning,

moeten bij het verzoekschrift alle stukken worden gevoegd die de identificatie van de aanvrager en van zijn activiteitmogelijk maken (157).

De wetten betreffende de openbaarheid van bestuur van 11/4/94 en 12/11/97 schrijven voor dat eenadministratieve rechtshandeling met individuele strekking slechts geldig is ter kennis gebracht als de beroepsmoge-lijkheden en alle modaliteiten van het beroep (vormen en termijnen) worden vermeld. Bij ontstentenis daarvan neemtde verjaringstermijn voor het indienen van het beroep geen aanvang.

De uitspraak in beroep wordt gedaan binnen 6 maanden, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van hetverzoekschrift (158).

Deze termijn kan worden verlengd bij gemotiveerde beslissing. De verlenging kan slechts eenmaal wordentoegestaan en de termijn ervan mag uiterlijk zes maanden bedragen (159).

In geval van erkenning, zelfs gedeeltelijk, geeft de Minister van Justitie aan betrokkene een getuigschrift vanerkenning opgemaakt volgens model 3. Hij geeft daarvan kennis aan de proefbank voor vuurwapens.

Een afschrift van de beslissing wordt binnen 8 dagen toegezonden aan de bevoegde gouverneur, lokale politie enprocureur des Konings (160). De federale wapendienst vraagt het CWR de registratie uit te voeren.

Tegen de beslissing van de gouverneur tot onontvankelijkheid van de aanvraag (161) kan uitsluitend bij de Raadvan State een beroep worden ingediend (162).

5.1.11. Wijziging van de erkenningHet thema van de verzameling is het voorwerp van evolutie. Wanneer de aanpassing van het thema beperkt blijft,

zal de gouverneur de tekst van de erkenning kunnen wijzigen.Wanneer de wijziging evenwel ingrijpender is, bijvoorbeeld omdat er een bijkomend thema wordt aangevraagd of

wanneer de verzameling naar een ander adres verhuist, is een nieuwe erkenning vereist.In geval van verlies, diefstal of vernietiging van de erkenning, wordt kosteloos een duplicaat uitgereikt na

voorlegging van een attest van aangifte bij de lokale politie.Bij beëindiging van de activiteit die het onderwerp van de erkenning is, of bij wijziging van de gegevens vermeld

in het getuigschrift van erkenning, geeft de houder daarvan binnen 8 dagen kennis aan de gouverneur en zendt hij hemhet getuigschrift terug (163)

Hetzelfde geldt in geval van wijziging van de gegevens gevoegd bij de erkenningsaanvraag en – wanneer dehouder van de erkenning een rechtspersoon is – in geval de bestuurder, zaakvoerder, commissaris of persoonaangesteld voor het bestuur of beheer verandert (164).

5.1.12. Administratieve sancties• De soorten administratieve sanctiesDe gouverneur kan drie soorten maatregelen nemen als administratieve sanctie bij de vaststelling van

onregelmatigheden.Hij kan de erkenning schorsen voor een periode van één tot zes maanden : dit is een maatregel die aangewezen

is wanneer de houder van de erkenning zich in een voorlopige toestand bevindt en het noodzakelijk is dat zijnactiviteiten worden geschorst. De schorsing is beperkt van één tot zes maanden. Indien de schorsing zich opdringt vooreen periode langer dan zes maanden, is het aanbevolen de erkenning in te trekken.

De gouverneur kan de erkenning ook beperken tot bepaalde verrichtingen of tot bepaalde soorten wapens enmunitie of tot een bepaalde duur. Hij kan ook het thema waarop de verzameling betrekking heeft, beperken.

De beslissing om een erkenning te beperken, wordt op het stuk van de procedure gelijkgesteld met de beslissingom een gedeelte van de erkenning in te trekken.

Tenslotte kan de gouverneur de erkenning intrekken : deze maatregel brengt vanaf de kennisgeving ervan hetverbod mee om de activiteiten waarop de erkenning betrekking heeft nog verder uit te oefenen. Het is een maatregeldie slechts mag worden genomen met inachtneming van het proportionaliteitsbeginsel.

De gouverneur kan een van deze maatregelen nemen, als de houder : (165)1. behoort tot de categorieën genoemd in artikel 5, § 4 WW (166);2. de bepalingen van de wapenwet en de besluiten tot uitvoering ervan of de opgelegde beperkingen niet in acht

neemt;3. de erkenning op grond van onjuiste inlichtingen heeft verkregen;4. de activiteiten uitoefent die door het feit dat zij worden uitgeoefend samen met de activiteiten waarvoor de

erkenning is verkregen, de openbare orde kunnen verstoren.Als de betrokkene hierom vraagt, moet hij vooraf schriftelijk of mondeling worden gehoord. Hij moet in staat

worden gesteld zich vooraf te verdedigen tegen de negatieve elementen waarvan hij geen kennis had (hoorrecht).Als de gouverneur kennis heeft van een misdrijf dat door een erkend persoon wordt gepleegd, dient hij de

procureur des Konings hiervan op de hoogte te brengen (167).Van de beslissing tot schorsing, beperking of intrekking van de erkenning wordt door de gouverneur kennis

gegeven aan de houder bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs. De beslissing wordt gezonden naar het adresvermeld op het getuigschrift van erkenning of - indien de houder na de afgifte van de erkenning een nieuw adres heeftmeegedeeld - naar het adres dat de houder heeft meegedeeld (168).

• De gevolgen van de administratieve sanctiesDe houder van de erkenning moet ingevolge de beslissing tot schorsing, beperking of intrekking ervan het

getuigschrift van erkenning terugzenden binnen 8 dagen te rekenen van de beëindiging van de door de gouverneur inde kennisgeving van de beslissing vermelde termijn.

Als de gouverneur van oordeel is dat de houder van de erkenning misbruik zou kunnen maken van hetgetuigschrift, kan hij de korpschef van de lokale politie ermee belasten het getuigschrift bij de houder te gaanterughalen (169). Het betreft evenwel een eerder uitzonderlijke procedure.

De schorsing, beperking of intrekking van de erkenning heeft tot gevolg dat het voorhanden houden van wapensdoor de houder van de erkenning onwettig wordt. De gouverneur geeft in zijn beslissing dan ook aan binnen welketermijn de wapens in bewaring moeten worden gegeven of aan een erkend persoon of aan een persoon die gemachtigdis de wapens voorhanden te houden, moeten worden overgedragen (170).

72676 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 33: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

Om na te gaan of zulks ook werkelijk is gebeurd, moet de erkende persoon die de wapens in bewaring heeftgenomen of heeft verkregen de gouverneur binnen 8 dagen in kennis stellen van de inbewaringgeving of overdrachtdoor middel van een formulier dat bij de kennisgeving van de beslissing wordt gevoegd (171).

Een afschrift van de beslissing tot schorsing, intrekking of beperking van de erkenning wordt binnen 8 dagentoegezonden aan : (172)

— de bevoegde lokale politie;— de betrokken procureur des Konings;— de directeur van de Proefbank voor vuurwapens.De beslissing moet tevens worden opgenomen in het CWR (173).In geval van intrekking moet de erkende persoon zijn registers binnen de maand volgend op het staken van zijn

activiteiten bij het CWR neerleggen (174). Een ontvangstbewijs wordt hem overhandigd door de verantwoordelijke.

5.1.13. 5-jaarlijkse controleDe erkenning afgegeven op basis van de wapenwet is geldig voor onbepaalde duur, tenzij de aanvraag slechts voor

een bepaalde duur was gedaan of de gouverneur of de Minister van Justitie een beperktere geldigheidsduur oplegt bijgemotiveerde beslissing om redenen van vrijwaring van de openbare orde (175).

Eens om de vijf jaar neemt de gouverneur het initiatief om bij alle houders van een erkenning alswapenverzamelaar of museum te onderzoeken of zij de wet naleven en zij nog steeds voldoen aan de voorwaardenvoor het verkrijgen van de erkenning (176). Die controle is betalend (177).

Hierbij vraagt de gouverneur het advies van de lokale politie en eventueel van het parket en de burgemeester enmoeten de houders van een erkenning verklaren of kunnen zij doen vaststellen dat zij nog steeds beantwoorden aande wettelijke voorwaarden, mede op grond waarvan de erkenning voorheen werd afgeleverd en dat er geen redenenzijn om te besluiten tot een beperking, schorsing of intrekking van de erkenning (178).

Na afloop van de controle ontvangen ze een bijlage bij hun erkenning, die de datum en het resultaat van decontrole vermeldt.

Het systeem van 5-jaarlijkse controles belet niet dat er vaker controles plaatsvinden door officieren vangerechtelijke politie, al dan niet op verzoek van de bevoegde gouverneur (179). Deze controles zijn wel gratis.

5.2. Rechten en plichten

5.2.1. RegistersDe aanvrager moet na het verkrijgen van de erkenning de wapens die deel uitmaken van zijn verzameling

inschrijven in een register (180). De vergunningen die hij had tot het voorhanden hebben van de betreffende wapensstuurt hij terug naar de gouverneur.

Het betreft een register gelijk aan dat van de wapenhandelaars, waarin de verkrijging en de overdracht van elkwapen moet worden ingeschreven.

De verzamelaar moet dan ook verschillende soorten registers bijhouden, te weten : (181)— het register van model A houdende de inschrijving van de vergunningsplichtige wapens die zij verkrijgen,

vervaardigen, in hun bezit houden of overdragen :— het register van model C houdende de inschrijving van de munitie voor de vergunningsplichtige vuurwapens

die zij verkrijgen, vervaardigen of in hun bezit houden of overdragen;— het register van model D houdende de inschrijving van :

— de aan de wettelijke voorgeschreven proef onderworpen losse onderdelen die zij verkrijgen, vervaardi-gen, in hun bezit houden of overdragen;

— de hulpstukken die zij verkrijgen, vervaardigen, in hun bezit houden of overdragen wanneer die stukken,aangebracht op een vuurwapen, tot gevolg hebben dat het wapen in een andere categorie wordtondergebracht.

De registers moeten voorgedrukt zijn met genummerde bladzijden (182). De politie moet ze vooraf of bij controleafstempelen of paraferen. Het is dus niet voldoende dat de wapenverzamelaar een eigen gemaakt register gebruikt.

Van elk wapen moet duidelijk worden vermeld wat de technische gegevens (merk, model, serienummer) ervanzijn, van wie het werd overgenomen en aan wie het werd overgedragen, en wanneer dit gebeurde.

De registers moeten worden overgelegd wanneer de volgende diensten daarom verzoeken : (183)— de leden van de federale politie, de lokale politie en de douane;— de directeur van de proefbank voor vuurwapens en de personen aangewezen door de minister bevoegd voor

Economie;— de inspecteurs en controleurs van springstoffen en de ambtenaren van het bestuur Economische InspectieDe controle van de registers van de erkende personen gebeurt eenmaal per jaar.Voor 1 februari van elk jaar maken de verzamelaars aan de gouverneur van de plaats waar zij hun activiteiten

uitoefenen, een volledige en getrouwe kopie over van de inschrijvingen, in de loop van het voorafgaand burgerlijk jaargedaan, in de registers die zij houden en op een veilige plaats bewaren (184).

De registers worden bewaard door de verzamelaar. Bij de beëindiging van de activiteit worden zij binnen eenmaand neergelegd bij het CWR (die ze ter beschikking houdt van de bovenvermelde diensten, die ze op systematischewijze moeten onderzoeken) (185).

5.2.2. Overdracht/verkoop van vuurwapensDe verzamelaar moet door middel van een formulier model nr. 11 (bericht van overdracht of verkoop van een

vuurwapen door een erkende wapenverzamelaar) de gouverneur inlichten over elke verkoop of overdracht van eenwapen uit zijn verzameling en éénmaal per jaar over de staat van zijn verzameling (186).

Van het formulier model 11 (bericht van overdracht of verkoop van een vuurwapen door een erkendewapenverzamelaar) is een exemplaar bestemd voor het CWR, één voor de gouverneur en één voor de verzamelaar zelf.Laatstgenoemde dient het binnen 8 dagen volgend op de overdracht van een vergunningsplichtig vuurwapen te sturenaan het CWR en de gouverneur van de plaats waar hij zijn activiteiten uitoefent (187). De gouverneur zorgt ervoor datde korpschef van de bevoegde politiezone gewaarschuwd wordt.

De overdracht aan een sportschutter, jager of bijzondere wachter vereist evenwel dat een bericht van overdracht(model 9) wordt opgesteld in drie exemplaren waarvan één wordt overgemaakt aan de gouverneur.

De bedoeling is om na te gaan hoeveel wapens er uit de verzameling verdwijnen binnen welke periode, en of ergeen sprake is van verdoken wapenhandel. Een verzamelaar mag zich van wapens uit zijn collectie ontdoen als dit pastbinnen het normaal beheer van een verzameling, maar niet op commerciële basis (dan moet hij immers een erkenningals wapenhandelaar aanvragen).

72677BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 34: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

Zie verder onder punt 9.2.2. voor de verplichtingen inzake overdracht/verkoop van een vergunningsplichtigvuurwapen en/of munitie ervoor (of een aan de wettelijke proef onderworpen onderdeel) aan een particulier.

5.2.3. MunitieMunitie voor vuurwapens die deel uitmaken van de verzameling mag slechts worden verzameld a rato van

10 patronen per type wapen, tenzij de betrokkene ook is erkend voor het verzamelen van munitie (188).De bedoeling van een verzameling ligt immers niet in het schieten met de wapens die ervan deel uitmaken, doch

wel in het uitbouwen van een coherent geheel van wapens die vanuit historisch oogpunt de interesse van deverzamelaar prikkelen.

Het is bovendien verboden om met de verzamelde wapens te schieten, behalve voor hun noodzakelijke onderhouden testen (189).

Wanneer een verzamelaar één van zijn wapens wenst te gebruiken voor het sportschieten of voor de jacht moet hijbeschikken over een vergunning tot het voorhanden hebben ervan en het wapen uit zijn register schrijven.

6. Bijzondere erkenningen voor niet-commerciële activiteiten

6.1. VoorbeeldenHet betreft bijzondere erkenningen aan personen die beroepsmatige activiteiten van wetenschappelijke, culturele

of niet-commerciële aard met vuurwapens uitoefenen (190).Bv. een firma die vuurwapens wil aanschaffen met het oog op het uittesten van beveiligingsmateriaal.Bv. de jaarlijkse Reuzenommegang en de 10-jaarlijkse Ros Beiaard in Dendermonde.B.v. een politieschool die wapens willen behouden in een didactische verzameling (191).B.v. een re-enactment activiteit of de opname van een speelfilm waarin vuurwapens worden gebruikt.

6.2. Bijzondere aspecten in de erkenningsprocedureDe erkenningsprocedure is zoals die van wapenhandelaars (192).De aanvrager van een bijzondere erkenning moet de afstemming van de bijzondere erkenning op de uitgeoefende

activiteit aantonen. Hij moet zijn beroepsbekwaamheid bewijzen op de wijze die door de gouverneur wordt bepaalden de wettige oorsprong van de voor zijn activiteit aangewende financiële middelen schriftelijk bewijzen.

Dit houdt in dat de aanvrager aan de hand van alle elementen moet bewijzen dat hij het desbetreffende beroepdaadwerkelijk uitoefent. De mogelijkheid om dit bewijs te leveren, kan verschillen naargelang het geval. Zo kan hetbewijs bijvoorbeeld geleverd worden door een persoonlijk onderhoud met betrokkene, door het aantonen van de reedsopgedane beroepservaring, door het voorleggen van facturen die aantonen dat men bepaald materieel heeftaangeschaft, edm.

De gouverneur kan de erkenning weigeren wanneer hij oordeelt dat ze een risico voor de openbare orde, veiligheidof rust kan inhouden. Hij kan ze onderwerpen aan bijzondere voorwaarden of de aanvrager verplichten een anderevorm van erkenning aan te vragen als hij oordeelt dat deze meer aangewezen is (193).

In de praktijk gaat het over erkenningen op maat die kunnen worden afgegeven volgens een aanpasbare procedureen met een ruime discretionaire bevoegdheid voor de gouverneur, om de professionele belangen van iemand die metwapens moet omgaan, veilig te omkaderen.

Bij toekenning van de erkenning geeft de gouverneur een getuigschrift van bijzondere erkenning voorberoepsmatige activiteiten van wetenschappelijke, culturele of niet-commerciële aard met vuurwapens af (model nr. 7).

7. Erkenning als vervoerderHet vervoeren van vuurwapens is in principe slechts toegelaten aan : (194)1° houders van een erkenning als wapenhandelaar, tussenpersoon, verzamelaar of museum en voor zover de

wapens ongeladen zijn.2° houders van een vergunning tot het voorhanden hebben van een vuurwapen, een jachtverlof, een

sportschutterlicentie, een buitenlandse Europese vuurwapenpas alsook de bijzondere wachters en devervoerders van vrij verkrijgbare vuurwapens. Het vervoer is in dit geval echter beperkt tot het traject tussende woonplaats en de verblijfplaats, of tussen de woon- of verblijfplaats en een erkende persoon. Tijdens hetvervoer moeten de vuurwapens ongeladen en verpakt zijn in een afgesloten koffer, of voorzien zijn van eentrekkerslot of een equivalente beveiliging. Voor wat betreft het vervoer naar aanleiding van de vergundeactiviteit : zie punt 9.2.6.

3° houders van een wapendrachtvergunning.4° personen die uitsluitend met dit doel een erkenning hebben verkregen.5° professionele internationale vervoerders, mits de wapens op Belgisch grondgebied niet worden uitgeladen of

overgeladen. Indien de wapens wel worden uitgeladen of overgeladen op Belgisch grondgebied dient deinternationale vervoerder die gevestigd is in een andere lidstaat van de Europese Unie niet worden erkend,maar bewijzen dat hij zijn activiteit in de betrokken lidstaat mag uitoefenen.

Hieruit volgt dat de enigen die een aparte erkenning als vervoerder moeten aanvragen, de vervoersbedrijven zijndie wapens of munitie vervoeren voor derden. Erkende wapenhandelaars die hun eigen vervoer organiseren, mogendit doen op basis van hun bestaande erkenning. Buitenlandse vervoersbedrijven moeten geen erkenning aanvragen alsze bewijzen dat ze in hun land van vestiging (binnen de EU) wapens mogen vervoeren. Ze zijn eveneens vrijgesteldwanneer ze enkel doorheen ons land rijden zonder dat de wapens hier worden uit- of overgeladen. Concreet gaat hetdus over de hier gevestigde transporteurs die ingehuurd worden door Belgische of buitenlandse wapenhandelaars en–fabrikanten om wapens te vervoeren in ons land, al dan niet van of naar het buitenland.

7.1. Bijzondere aspecten in de erkenningsprocedureDe erkenningsprocedure is zoals die van wapenhandelaars (195). De personen die een erkenning wensen

uitsluitend voor het vervoer van vuurwapens moeten zich hiertoe richten tot de bevoegde gouverneur. Zij moeten geenberoepsbekwaamheid bewijzen maar moeten voldoen aan alle wettelijke voorwaarden om beschouwd te kunnenworden als professionele vervoerders (196). Ook de bepaling inzake de werknemers is van toepassing.

Het getuigschrift wordt opgesteld volgens het model nr. 7.

72678 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 35: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

Het belangrijkste verschil zit in de veiligheidsmaatregelen. Het KB van 24/4/97 (klasse E in de meeste gevallen)is pas van toepassing wanneer de vervoerder ook tijdelijk wapens opslaat. Artikel 15 van dit KB is alleen van toepassingop particulieren, maar men kan er zich wel op inspireren om in het kader van de modaliteiten van de erkenning in hetbelang van de openbare orde toch enkele evidente veiligheidsmaatregelen op te leggen voor het vervoer zelf. Het gaatover punt 1° (wapens ongeladen en magazijnen leeg), het wegnemen en apart vervoeren van een essentieel onderdeelvan de verboden wapens, een deel van punten 3° en 4° (buiten zicht en buiten handbereik, in een veilige verpakking),een deel van punt 5° (slotvaste bagageruimte) en punt 6° (voertuig steeds onder toezicht). Hieraan dient te wordentoegevoegd dat er geen zichtbare aanwijzingen mogen zijn dat er wapens worden vervoerd.

8. Schietstanden

8.1. Erkenningsprocedure

8.1.1. ToepassingsgebiedHet KB van 13/7/2000 tot bepaling van de erkenningsvoorwaarden van schietstanden regelt de bijzonderheden

van de procedure van erkenning van schietstanden. Overigens is deze procedure gebaseerd op die voor de erkenningvan wapenhandelaars (197) die, voor zover in het besluit of hierna niet anders is omschreven, in principe vantoepassing is. De bepalingen inzake veiligheidsmaatregelen zijn echter niet van toepassing op de schietstanden.

Met de term « schietstanden » bedoelt het besluit alle schietinstallaties voor vuurwapens. Het doet er niet toe ofdeze zich bevinden in een gebouw of in de open lucht. Dit wil zeggen dat bijvoorbeeld ook de plaatsen waar hetkleischieten wordt beoefend, als schietstanden worden beschouwd en bijgevolg aan een erkenning zijn onderworpen.

Het is evenmin van belang of de schietinstallatie permanent of slechts occasioneel wordt gebruikt. Het organiserenvan schietactiviteiten is alleen toegelaten in een erkende schietstand.

Anderzijds is een aantal activiteiten niet aan een erkenning onderworpen :• de uitbating van schietinstallaties waar geen activiteiten met vuurwapens plaatsvinden, dus bijvoorbeeld

schietstanden voor wapens op lucht-, gas- of veerdruk, installaties voor boogschieten, schietkramen op dekermis of paintballinstallaties;

• de organisatie van de bijhorende activiteiten daarin;• het testen van wapens (ook vuurwapens) in een speciale schietinstallatie die uitsluitend daarvoor wordt

bestemd door een erkende wapenhandelaar of –verzamelaar.Krachtens artikel 20 WW is deze regeling evenmin van toepassing op de schietstanden die uitsluitend worden

gebruikt voor de opleiding en de training van de ambtenaren van de diensten van het openbaar gezag of van deopenbare macht bedoeld in artikel 27, § 1, derde lid WW (dit zijn vooral de ordediensten). Van zodra er sprake is vangecombineerd gebruik van een schietstand, bijvoorbeeld wanneer een politieschietstand openstaat voor het publiek ofwanneer een private schietstand ook door de politie wordt gebruikt, is deze aan erkenning onderworpen.

8.1.2. VoorwaardenBij de aanvraag om erkenning moet de volgende informatie worden verschaft :• een hoogstens drie maanden oud uittreksel uit het strafregister op naam van de aanvrager(s), of, als het gaat

om een rechtspersoon, die van elke verantwoordelijke;• de identiteit van de effectieve uitbater van de schietstand, dit is een natuurlijke persoon die verantwoordelijk

zal zijn voor het ter beschikking stellen van de installaties en die bij controle door de bevoegde diensten allenodige inlichtingen en documenten zal geven; zijn identiteit zal ten behoeve van deze diensten wordenvermeld op het getuigschrift van erkenning;

• de herkomst van de financiële middelen die reeds werden, of die zullen worden geïnvesteerd in de schietstand(privékapitaal, lening, winsten van een handelszaak, lidgelden, subsidies,...) zodat kan worden nagegaan ofdit geld niet van twijfelachtige oorsprong is;

• een kopie van het huishoudelijk reglement (zie punt 8.2.1), het adres en een liggingsplan van alle ruimten dietot de schietstand behoren, ook al bevinden deze zich in de open lucht.

8.1.3. BevoegdheidDe erkenning wordt afgegeven door de gouverneur bevoegd voor de vestigingsplaats van de schietstand. Het

betreft een gebonden bevoegdheid. Alle gouverneurs worden geacht de wet op dezelfde manier, zoals beschreven indeze omzendbrief, toe te passen.

De Veiligheid van de Staat kan dus nooit bevoegd zijn.

8.1.4. OntvankelijkheidDe aanvraag is niet ontvankelijk als de aanvrager in een van de gevallen bedoeld in artikel 5, § 4 WW verkeert.

Dit zijn de gevallen besproken bij de erkenning van wapenhandelaars (198).

8.1.5. OnderzoekDe erkenning van een schietstand moet duidelijk worden onderscheiden van die van een wapenhandelaar en die

van een wapenverzameling. Een wapenhandelaar die ook een schietstand wil uitbaten, moet daarvoor een aparteerkenning aanvragen. Hieruit volgt dat de erkenning van een schietstand geen recht geeft op de verwerving vanwapens of munitie. De overdracht daarvan kan uitsluitend voor zover toegelaten door de verder beschreven rechtenvan de uitbater.

De procedure is de zelfde als die voor de erkenning van wapenhandelaars en –verzamelaars : de gouverneurvraagt adviezen aan de burgemeester en de procureur des Konings, eventueel aan de andere diensten bedoeld inpunt 4.1.4. Voor meer details wordt verwezen naar punt 4.1.4.

8.1.6. TermijnArtikel 31 WW stelt dat de gouverneur uitspraak doet over de aanvraag binnen vier maanden na de ontvangst

ervan. Deze termijn kan indien nodig bij gemotiveerde beslissing (op straffe van nietigheid) voor maximaal zesmaanden worden verlengd. Dit mag alleen te wijten zijn aan omstandigheden buiten de wil van de gouverneur(ontbreken van informatie van de aanvrager of van een verplicht advies, overmacht). De verlenging kan per aanvraagslechts eenmaal worden toegestaan.

8.1.7. BeslissingDe gouverneur kan de erkenning van de schietstand aan bepaalde bijkomende voorwaarden koppelen als dat in

het belang van de openbare orde noodzakelijk blijkt.

8.1.8. MotiveringDe beslissing van de gouverneur moet administratiefrechtelijk voldoende gemotiveerd zijn.

72679BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 36: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

8.1.9. Model 13Het getuigschrift van erkenning wordt opgemaakt in de vorm van het model 13, waarop een nummer wordt

aangebracht volgens het zelfde systeem als voor de modellen 2 en 3, maar beginnend met het getal 13 (199). Deerkenning wordt ook ingebracht in het CWR.

8.1.10. BeroepIn geval van weigering van de erkenning staat beroep open bij de minister van Justitie (200). Zoals alle beroepen

moet het gemotiveerd zijn en bij aangetekend schrijven worden gestuurd aan de Federale Wapendienst, samen met eenkopie van de bestreden beslissing. Het moet tevens worden ingediend binnen 15 dagen na de kennisname van debeslissing van de gouverneur of na de vaststelling dat er geen beslissing werd genomen binnen de termijn van4 maanden. De termijn begint te lopen vanaf de dag waarop het ontvangstbewijs wordt ondertekend.

8.1.11. Wijziging van de erkenningWanneer het nodig is bepaalde vermeldingen op het getuigschrift van erkenning te wijzigen, dan moet een

onderscheid gemaakt worden tussen de wijziging van het voorwerp zelf van de erkenning, en de wijziging van details.Een adreswijziging van de schietstand komt neer op een nieuwe aanvraag, omdat de erkenning van een

schietstand plaatsgebonden is. Het volledige onderzoek zal door de gouverneur moeten worden overgedaan. Daaromis dit soort wijziging ook betalend (201). Hetzelfde geldt voor een wijziging van de uitbater, omdat de erkenning tevenspersoonsgebonden is en er dus een volledig nieuw onderzoek naar de persoonlijkheid van de nieuwe uitbater zalmoeten plaatsvinden. Bij een rechtspersoon zou de wijziging van de natuurlijke persoon die deze vertegenwoordigt alseen kleine wijziging kunnen worden beschouwd.

Het wijzigen van bepaalde modaliteiten (bijvoorbeeld een aanpassing van bepaalde opgelegde voorwaarden ofbeperkingen) is meestal een beperkte operatie die slechts kort onderzocht moet worden. In dat geval gebeurt dewijziging gratis.

8.1.12. Administratieve sanctiesNet zoals de andere erkenningen kan de erkenning van een schietstand worden beperkt, geschorst of ingetrokken.

Naast de gewone redenen hiertoe (202), moet hier als bijzondere reden voor een dergelijke administratieve sanctie deveroordeling voor bepaalde inbreuken op de bewakings- of de detectivewet worden vermeld. In geval de gouverneurzulke maatregelen neemt, staat er net zoals bij de andere types van erkenningen een administratief beroep bij deminister van Justitie open, waarvoor de gewone regels gelden (203).

8.1.13. 5-jaarlijkse controleZoals de andere types van erkenningen is die van een schietstand onbeperkt in de tijd. De erkenning is slechts

geldig binnen de perken van de erop vermelde uitbatingsvoorwaarden en voor zover een kopie ervan wordt bewaardbinnen de schietstand.

De gouverneur neemt eenmaal per vijf jaar het initiatief tot een controle van de naleving van de regelgeving doorde uitbater en de gebruikers van de schietstand. Die controle is betalend (204). Er wordt ook nagegaan of de schietstandnog aan alle voorwaarden voldoet om erkend te worden.

Het systeem van 5-jaarlijkse controles belet niet dat er vaker controles plaatsvinden op initiatief van eender welkebevoegde dienst. Deze controles zijn wel gratis.

Na afloop van de controle ontvangt men een bijlage bij de erkenning, die de datum en het resultaat van de controlevermeldt.

8.2. Rechten en plichtenAan alle hieronder beschreven plichten moet worden voldaan gedurende de volledige periode van uitbating van

de schietstand. Het niet naleven ervan kan aanleiding geven tot het schorsen, beperken of intrekken van de erkenning.8.2.1. De uitbater• Aanspreekpunt : opdat er bij gebeurlijke controle steeds een verantwoordelijke ter beschikking zou zijn, moet

de uitbater of iemand die hij daartoe aanstelt, aanwezig zijn telkens er schietactiviteiten plaatsvinden.• Verkoop van munitie : de verkoop of het anderszins ter beschikking stellen van munitie is alleen toegelaten

aan de uitbater van de schietstand. De afnemers mogen alleen personen zijn die gerechtigd zijn gebruik temaken van de schietstand (205). Zij mogen de munitie alleen verwerven voor onmiddellijk gebruik, dit wilzeggen voor activiteiten die plaatsvinden binnen de schietstand op de dag zelf van de verwerving. Detoegelaten hoeveelheid is beperkt tot de noodwendigheden van de voornoemde activiteiten. Het is bijgevolgverboden dat derden naar de schietstand komen om er munitie te kopen of te verkopen, en dat men er eenvoorraad munitie aankoopt om die geheel of gedeeltelijk naar huis mee te nemen. Men moet er wel rekeningmee houden dat munitie meestal in standaardverpakkingen wordt verkocht, zodat het in die gevallen welonvermijdelijk en gewettigd kan zijn een iets grotere hoeveelheid dan strikt noodzakelijk te verwerven en hetrestant daarvan naar huis mee te nemen (uiteraard op voorwaarde dat de schutter de munitie wettigvoorhanden mag hebben buiten de schietstand).

• Overdracht en bewaring van vuurwapens : de verkoop of andere vormen van definitieve overdracht vanvuurwapens zijn verboden in een schietstand. Het tijdelijk ter beschikking stellen van vuurwapens, zoals hetverhuren, het uitlenen of het onderling uitwisselen ervan, is alleen toegelaten aan de personen die gerechtigdzijn gebruik te maken van de schietstand (206). Indien de uitbater ervoor opteert vuurwapens te bewarenbinnen de schietstand, bijvoorbeeld wapens toebehorende aan de leden van een schietclub, dan moet hijdaarvoor een apart beveiligd lokaal inrichten. Het volstaat dat vuurwapens in de schietstand blijven opmomenten dat er geen personen aanwezig zijn in de lokalen opdat deze veiligheidsmaatregelen verplichtworden. De normen waaraan deze « wapenkamer » moet voldoen zijn de zelfde die gelden voor de opslag vanvuurwapens door bewakingsondernemingen en interne bewakingsdiensten en die beschreven staan in het KBvan 17/11/06 betreffende de wapens die gebruikt worden door de ondernemingen, diensten, instellingen enpersonen bedoeld in de wet van 10/4/90 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid.

• Huishoudelijk reglement : de uitbater van de schietstand moet voorafgaand aan de indiening van zijnaanvraag om erkenning een huishoudelijk reglement opstellen dat van toepassing zal zijn op alle gebruikersen bezoekers van de schietstand. Hij moet eveneens toezicht houden op de naleving van dit reglement. Hetdoel ervan is waarborgen te bieden voor de veiligheid van de gebruikers en bezoekers en daarom moetenminstens de volgende punten erin worden geregeld :— alles wat behoort tot het preventief onderhoud van de verschillende lokalen en tot het onderhoud na elk

gebruik ervan, zoals de verwijdering van gevaarlijke stoffen en afval, dit uiteraard in overeenstemmingmet de geldende plaatselijke regelgeving inzake milieu, brandveiligheid, enz....;

— de manier waarop vuurwapens in de schietstand mogen worden gebruikt (dragen, laden, wapenen, drillsvan de schutters);

— wie zich in de schietstand mag bevinden (maximaal aantal personen en hun hoedanigheid, dit voor elkeruimte apart);

72680 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 37: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

— instructies over maatregelen bij noodgevallen (brand, schietincidenten,...);— de in de schietstand geldende beperkingen op het vlak van schiettechnieken, wapengebruik, munitie en

eventueel de aanmaak daarvan, doelwitten en schietschermen.8.2.2. De schutters• Categorieën van gebruikers van een schietstand : de personen die gebruik maken van de schietstand moeten

behoren tot de volgende drie categorieën : leden van ordediensten of bewakingsagenten die een opleidingvolgen of oefenen met hun dienstwapens, of particuliere schutters (jagers, sportschutters en wapenbezittersdie aan recreatief schieten doen).Het is niet toegelaten dat de schietstand tegelijkertijd door personen van verschillende categorieën wordtgebruikt. Dit betekent uiteraard niet dat leden van ordediensten of bewakingsagenten in hun vrije tijd alsprivépersoon samen met andere particulieren geen (recreatief) gebruik zouden mogen maken van eenschietstand.In elk geval moeten de particulieren en de bewakingsagenten steeds in het bezit zijn van de nodigedocumenten. Indien ze schieten met een vergunningsplichtig wapen, moeten ze de vergunning tot hetvoorhanden hebben van dat wapen of hun jachtverlof/sportschutterslicentie en het inschrijvingsbewijs(model 9) van dat wapen bij zich hebben.Aangezien bewakingsagenten geen persoonlijke vergunning tot het voorhanden hebben van hun wapenbezitten, moeten zij hun legitimatiekaart kunnen voorleggen.Een schietstand mag ook worden bezocht door buitenlandse gasten die in een lidstaat van de EU gerechtigdzijn (bijvoorbeeld door een vergunning of een ander document, of krachtens de wet zelf) deel te nemen aande activiteiten waaraan ze hier wensen deel te nemen. Ook zij moeten de nodige documenten bij zich hebben,die het voorhanden hebben van hun vuurwapen in ons land vergunnen (bijvoorbeeld een Europesevuurwapenpas).

• De bewakingsagenten en de particuliere schutters die geen sportschutterslicentie of jachtverlof hebben, diegebruik maken van de schietstand moeten aan de uitbater jaarlijks een uittreksel uit het strafregisteroverhandigen. Deze laatste bewaart telkens het recentste exemplaar daarvan en zorgt ervoor dat de inhoudervan vertrouwelijk blijft. Hij moet het bij gebeurlijke controle ter beschikking houden van de bevoegdeambtenaren (alle ambtenaren die toezicht houden op de naleving van de wapenwet of van de bewakingswet).De toegang tot de schietstand moet worden ontzegd aan personen van wie het getuigschrift veroordelingenvermeldt, die worden bedoeld in artikel 5, § 4 WW.

• Aan de toegang tot de schietruimten moet een vastbladig register worden neergelegd. Het betreft geen registerzoals de wapenhandelaars en –verzamelaars moeten bijhouden, maar wel een gewoon register (dit kan eenschrift zijn) waarin telkens een kolom is voorzien voor de volgende gegevens, dat moet worden ingevuldtelkens een particuliere schutter of schietmonitor de schietruimte betreedt :— naam;— type en kaliber van het vuurwapen waarmee zal worden geschoten;— datum en juiste uur waarop de schietruimte wordt betreden en verlaten.

Om fraude te voorkomen moeten de bladzijden van deze registers vooraf door de lokale politie worden geviseerden genummerd. Ze moeten door de uitbater gedurende tien jaar worden bewaard en ter beschikking worden gehoudenvan de ambtenaren die toezicht houden op de naleving van de wapenwet.

• Formaliteiten voor bewakingsagenten : het register waarvan hoger sprake, moet in dit geval wordenaangevuld met enkele bijzondere gegevens. Voor het overige kan worden verwezen naar de tekst van artikel 3,5° van het KB van 13/7/00.

• Alcohol- en rookverbod : er geldt een principieel alcohol- en rookverbod binnen de schietstand. Hiervan kanalleen worden afgeweken mits naleving van de volgende voorwaarden :

— het nuttigen van alcoholische dranken, ongeacht hun sterkte, mag uitsluitend door particuliere schutters, dusnooit door politieambtenaren of bewakingsagenten die zich beroepshalve in de schietstand bevinden;

— dit mag bovendien slechts gebeuren nadat de betrokkenen hun schietactiviteiten volledig hebben beëindigd,dus niet vooraf of tijdens een pauze;

— daarenboven is dit te allen tijde verboden binnen de schietruimten en de voornoemde wapenkamer, zijnde opde plaatsen waar zich wapens bevinden, om het risico te beperken;

— om de zelfde reden is roken alleen toegelaten buiten de schietruimten en de wapenkamer.Verder is de toegang tot de gehele schietstand uiteraard totaal ontzegd aan personen die kennelijk in staat van

dronkenschap verkeren, of in een vergelijkbare toestand door het gebruik van drugs of geneesmiddelen. Met« kennelijk » wordt bedoeld in een toestand die eenvoudig kan worden vastgesteld, bijvoorbeeld door het gedrag vande betrokkene gade te slaan. De verantwoordelijkheid van de uitbater komt ernstig in het gedrang wanneer eenschutter, zelfs binnen de hiervoor beschreven voorwaarden, teveel alcohol consumeert en daardoor dronken wordt inde schietstand.

• Verboden schiettechnieken : particuliere schutters en bewakingsagenten mogen in geen geval schiettechniekenbeoefenen waarbij gebruik wordt gemaakt van de volgende elementen, die voorbehouden zijn aanpolitieambtenaren :

— realistische situaties;— menselijke silhouetten als doel (wel is een doel met enkel de omtrekken van een hoofd en schouders zonder

verdere details aanvaardbaar);— gewelddadige scenario’s (zoals het uitschakelen van denkbeeldige vijanden);— laserrichtapparatuur (hierbij wordt een straal geprojecteerd op het doel, in tegenstelling tot wat gebeurt bij de

toegelaten elektronische richthulpmiddelen die enkel binnenin het vizier een rood punt of kruis tonen enwaarmee in het donker niets kan worden gezien);

— schieten vanuit dekking (achter obstakels die beschermen tegen denkbeeldige tegenaanvallen);— het wapen verborgen houden (bij het schieten zelf of bij de verplaatsing ermee).Hiermee wordt het parcoursschieten op zich niet verboden, maar wel bepaalde varianten ervan. Het zogeheten

dynamisch parcoursschieten (IPSC) blijft toegelaten mits het voldoet aan de voornoemde voorwaarden. Dit geldtbijvoorbeeld ook voor het silhouetschieten waar men schiet op dierensilhouetten, en voor het Europees politieparcours(EPP). Het gebruik van decors of aankleding is toegelaten voor zover ze het af te leggen parcours aanduiden en alleenbestaan uit panelen met eventueel een louter decoratief en niet-gewelddadig motief.

8.2.3. UitzonderingenDe hierboven beschreven procedure is niet integraal van toepassing op schietactiviteiten die hoogstens éénmaal

per kalenderjaar worden georganiseerd (« occasionele schietstanden »). Dit is bijvoorbeeld het geval voor een jaarlijkseschuttersbijeenkomst in een folkloristisch kader of ten voordele van een goed doel, en ook voor de zogenaamde« weideschietingen ».

72681BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 38: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

De locatie doet niets ter zake, het is de organisator die zich moet beperken tot één keer per jaar, en dit geldt voorde vereniging als geheel, dus is het evenmin toegelaten dat eenzelfde vzw meerdere aanvragen per jaar doet op naamvan telkens een andere verantwoordelijke.

De volgende, hiervoor beschreven punten van de erkenningsprocedure en van de erkenningsvoorwaarden zijnniet van toepassing : het moeten aantonen van de aangewende financiële middelen (207), het moeten opstellen enindienen van een huishoudelijk reglement (208) en het moeten bijhouden van registers (209).

Gelet op de tijdelijke en kleinschalige aard van deze activiteiten genieten ze bovendien het voordeel dat degouverneur binnen de twee maanden (in plaats van vier) uitspraak moet doen over de aanvraag tot erkenning ervanen dat ze vrijgesteld zijn van de betaling van retributies.

9. Wapenbezit door particulieren : algemene regels

9.1. VergunningsprocedureArtikel 11 van de wapenwet stelt dat het particulieren verboden is om een vergunningsplichtig vuurwapen of de

daarbij horende munitie voorhanden te hebben zonder over een voorafgaande vergunning van de gouverneur van deverblijfplaats te beschikken. De vergunning dient dus het wapenbezit vooraf te gaan.

9.1.1. BevoegdheidDe vergunning tot het voorhanden hebben van een vergunningsplichtig vuurwapen of de daarbij horende munitie

wordt afgegeven door de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats (210) van de verzoeker (211). Het betreft eengebonden bevoegdheid. Alle gouverneurs worden geacht de wet op dezelfde manier, zoals beschreven in dezeomzendbrief, toe te passen.

Als de verzoeker in België geen verblijfplaats heeft, wordt de vergunning verleend door de Staatsveiligheid (212).In voorkomend geval bezorgt de Staatsveiligheid een kopie van de afgeleverde vergunningen aan de gouverneur vande vroegere verblijfplaats van de betrokkene.

Als de verzoeker verblijft in een andere lidstaat van de Europese Unie mag de vergunning niet worden verleendzonder voorafgaand akkoord van die lidstaat. Als de vergunning wordt verleend, wordt die staat daarvan op de hoogtegebracht (213).

9.1.2. OntvankelijkheidVolgende aanvragen zijn onontvankelijk :— de aanvrager is minderjarig;— de aanvrager is veroordeeld als dader of medeplichtige wegens één van de misdrijven bedoeld in artikel 5, § 4,

1° tot 4° WW (214);— de aanvrager is het voorwerp geweest van een beslissing die een behandeling in een ziekenhuis beveelt, zoals

bedoeld in de wet van 26 juni 1990 betreffende de persoon van de geesteszieke;— de aanvrager is geïnterneerd geweest met toepassing van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de

maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten;— de aanvrager legt geen medisch attest voor dat bevestigt dat hij in staat is een wapen te manipuleren zonder

gevaar voor zichzelf of voor anderen;— de aanvrager woont samen met een meerderjarig persoon die zich verzet tegen de aanvraag;— de aanvrager geeft geen wettige reden op zoals voorzien in artikel 11, § 3, 9° WW (als wel een reden wordt

opgegeven, maar de reden kan niet gestaafd worden (bv. wettige verdediging zonder dat aan de voorwaardenis voldaan), is de aanvraag ongegrond).

De niet-betaling van de verschuldigde retributie leidt niet tot de onontvankelijkheid; ze belet wel dat er eenaanvang wordt gemaakt met de behandeling van de aanvraag.

9.1.3. OnderzoekDe aanvraag van een vergunning tot het voorhanden hebben van een vergunningsplichtig vuurwapen moet de

volgende vermeldingen bevatten : (215)1° de identificatie van de aanvrager : naam, voornamen, nationaliteit, adres, plaats en datum van geboorte.

Indien het een rechtspersoon betreft, de firma of de naam van de vennootschap, de zetel van de vennootschap,de identiteit van de zaakvoerder, van de voorzitter of van de gedelegeerd bestuurder;

2° de beschrijving van het wapen waarop de aanvraag betrekking heeft : aard, kaliber, model en type;3° de vermelding dat het wapen in België zal worden aangekocht of zal worden ingevoerd;4° het adres waar het wapen over het algemeen voorhanden zal worden gehouden;5° de redenen van de aanvraag;6° het medisch attest.Als een vergunning tot het voorhanden hebben van een vergunningsplichtig wapen wordt aangevraagd door een

rechtspersoon (b.v. een schietclub die wapens ter beschikking stelt van zijn leden), is het belangrijk dat een natuurlijkpersoon wordt aangeduid, die verantwoordelijk zal zijn voor de bewaring en de terbeschikkingstelling van het wapen.Die verantwoordelijke moet dan het wettelijk bepaald moraliteitsonderzoek ondergaan en slagen voor de theoretischeproef. Een medisch attest en een praktische proef zijn van toepassing op de aangeduide verantwoordelijke.

Bijlage 4 bevat een voorbeeld van aanvraagformulier van een vergunning tot het voorhanden hebben van eenvergunningsplichtig vuurwapen.

Enkel als de aanvraag volledig en ontvankelijk is, wordt door de gouverneur verder onderzocht of men voldoetaan alle wettelijke vereisten. Indien nodig worden bijkomende stukken bij de aanvrager opgevraagd.

9.1.4. TermijnDe gouverneur doet uitspraak over de aanvraag om een vergunning binnen vier maanden na de ontvangst ervan

(216). De termijn begint te lopen vanaf het ogenblik dat het dossier van de aanvrager volledig is. Het dossier is volledigals alle onder punt 9.1.3. opgesomde stukken worden voorgelegd.

De termijn kan, op straffe van nietigheid, alleen worden verlengd bij gemotiveerde beslissing (217). De beslissingdient op te geven om welke redenen de beslissing niet binnen de wettelijke termijn kan worden genomen. Deaangehaalde omstandigheden kunnen betrekking hebben op het niet kunnen voldoen aan alle wettelijke vereistenbinnen de wettelijke termijn. Beslissingen die laattijdig worden genomen, zijn dus nietig. Het proactief verlengen vande termijn is niet aanvaardbaar.

B.v. het uitblijven van een advies van de lokale politie is een geldige reden om de termijn te verlengen, net als deontoereikende personeelsbezetting van de betrokken dienst.

B.v. het verlengen van de termijn twee maanden voor ze verstrijkt omdat nog een eenvoudige inlichting moetworden aangeleverd door de belanghebbende is niet behoorlijk gemotiveerd indien redelijkerwijze verwacht kanworden dat de belanghebbende snel de inlichting kan geven.

72682 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 39: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

De verlenging kan per aanvraag slechts eenmaal worden toegestaan en de duur ervan mag uiterlijk zes maandenbedragen (218).

9.1.5. Advies van de lokale politieDe korpschef van de lokale politie van de verblijfplaats van de aanvrager moet een met redenen omkleed advies

verstrekken waarvoor hij over een termijn van drie maanden na de aanvraag beschikt (219). Dit advies heeft betrekkingop de algemene moraliteit van de aanvrager, alsook op de volgende punten :

• het meerderjarig zijn (minstens 18 jaar oud);• het niet veroordeeld zijn als dader of medeplichtige wegens een van de misdrijven bedoeld in artikel 5, § 4,

1° tot 4° van de wapenwet (220);• geen geesteszieke zijn als bedoeld in artikel 11, § 3, 3° en 4° WW;• niet het voorwerp zijn van een lopende schorsing en niet het voorwerp geweest zijn van een intrekking van

de vergunning met nog actuele redenen. Dit houdt onder andere in dat de persoon wiens vergunning isingetrokken, deze niet opnieuw kan aanvragen alvorens de redenen die tot deze intrekking hebben geleid, zijnverdwenen;

• een medisch attest voorleggen (221);• het slagen voor de theoretische en praktische proef (222);• de afwezigheid van enig verzet tegen de aanvraag vanwege meerderjarige personen die samenwonen met de

aanvrager (223);• een wettige reden opgeven voor de verwerving en het voorhanden hebben van het betrokken wapen en

munitie (224).Het onderzoek door de lokale politie houdt op objectieve wijze rekening met de karakteristieken van de

persoonlijkheid van de aanvrager, inzonderheid met eventuele gerechtelijke antecedenten of met geweldplegingen inhet gezin of elders, met zijn geestesgesteldheid en zijn zedelijkheid, alsook met een eventuele gewelddadige politiekeactiviteit. Het is bijvoorbeeld moeilijk denkbaar dat een vergunning wordt uitgereikt aan een persoon die psychischonevenwichtig is of die geconfronteerd is met sterke echtelijke conflicten, of die zich regelmatig in dronken toestandbevindt.

In dit verband kan ook verwezen worden naar artikel 5 van Richtlijn 91/477/EEG dat stelt dat de aankoop en hetvoorhanden hebben van vuurwapens voorbehouden moet zijn aan personen die geen gevaar doen ontstaan, noch voorzichzelf, noch voor de openbare orde of veiligheid.

Er dient ook rekening te worden gehouden met eventuele andere vuurwapens die door de aanvrager of zijnsamenwonenden voorhanden worden gehouden. Meer bepaald dient te worden nagegaan of de veiligheidsvoorwaar-den bij het voorhanden hebben en tentoonstellen op de verblijfplaats, en het vervoeren van vergunningsplichtigewapens of munitie ervoor door particulieren (225) worden nageleefd.

De gouverneur kan niet beslissen over de aanvraag zonder het advies van de korpschef van de lokale politie (226).Opdat de gouverneur met kennis van zaken een beslissing zou kunnen nemen en deze adequaat kan motiveren, is hetnoodzakelijk dat de korpschef zijn advies met aandacht en precisie voldoende onderbouwt. Het advies is evenwel nietbindend en de gouverneur mag ervan afwijken bij gemotiveerde beslissing.

9.1.6. Het medisch attestHet medisch attest moet bevestigen dat de aanvrager in staat is om een wapen te manipuleren zonder gevaar voor

zichzelf of voor anderen. Het betreft een attest van lichamelijke en geestelijke geschiktheid dat vast en zeker niet magworden afgegeven aan een persoon wiens alcoholisme, depressie of agressiviteit bij de arts bekend zijn. Dit attest kanworden afgegeven door de behandelende arts (bv. de huisarts) en is analoog aan hetgeen vaak vereist is om te kunnenworden verzekerd bij de uitoefening van een sport.

Het attest moet dateren van maximaal 3 maanden voor de indiening van de aanvraag. Enkel een recent medischattest kan immers toelaten te oordelen over de actuele gezondheidstoestand van de aanvrager.

Vrijstellingen :• Houders van een sportschutterslicentie zijn vrijgesteld van de verplichting tot het voorleggen van een medisch

attest (227).• De aanvrager die een vergunning tot het voorhanden hebben van een vergunningsplichtig vuurwapen

aanvraagt met als wettige reden « de intentie een verzameling historische wapens op te bouwen » of « dedeelname aan historische, folkloristische, culturele of wetenschappelijke activiteiten » wordt eveneensvrijgesteld van dit medisch attest (228).

• Hetzelfde geldt voor de zogenaamd passief wapenbezitter (229).

9.1.7. De theoretische en de praktische proef

De theoretische proefDe theoretische proef wordt steeds door de lokale politie georganiseerd op verzoek van de gouverneur of van de

betrokkene zelf. Er bestaat geen vrije keuze welke politiedienst deze proef afneemt.De gouverneur verzoekt de korpschef van de lokale politie bevoegd voor de verblijfplaats van de aanvrager eerst

om na te gaan of de aanvrager al dan niet is vrijgesteld van de proef betreffende de kennis van de toepasselijkeregelgeving en het hanteren van een vuurwapen.

De theoretische proef kan meerdere keren worden afgelegd. Als de kandidaat niet slaagt, mag hij echter pasopnieuw deelnemen nadat een termijn van een maand is verstreken.

De theoretische proef gaat na of de aanvrager de regeling inzake het voorhanden hebben, het dragen, hetvervoeren en het gebruik van het wapen waarvoor de vergunning wordt aangevraagd, alsook inzake de aankoop vanmunitie voor dat wapen kent (230).

De controle beperkt zich tot het stellen van gerichte mondelinge of schriftelijke vragen waarvan demoeilijkheidsgraad niet te groot mag zijn en voor iedere aanvrager van hetzelfde niveau.

Bijlage 3 bevat een overzicht van mogelijke vragen voor de theoretische proef en hun antwoorden.De politiediensten mogen deze lijst gebruiken voor de afname van de theoretische proef. De lijst mag vooraf aan

de kandidaat worden bezorgd. Aan elke kandidaat moeten 10 vragen gesteld worden. Bij de selectie van de vragenwordt rekening gehouden met de ingeroepen wettige reden. De laatste vraag met betrekking tot de wettige verdedigingmoet altijd worden gesteld en correct worden beantwoord.

De theoretische proef mag mondeling of schriftelijk worden afgenomen. De antwoorden moeten alle sleutelele-menten bevatten die zijn opgenomen in de type-antwoorden (andere formulering of ruimere antwoorden wordengeaccepteerd). Men is geslaagd bij 7 juiste antwoorden.

Van de vragen en antwoorden wordt een schriftelijk verslag opgesteld.

72683BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 40: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

Als de gouverneur vaststelt dat de kandidaat geslaagd is, maar zich niet in staat acht onmiddellijk deel te nemenaan de praktische proef, zal hij hem een attest van slagen afgeven (dat in de plaats komt van de afgeschafte voorlopigevergunning). De gouverneur gaat vervolgens na of hij de praktische proef moet ondergaan of hiervan is vrijgesteld. Inhet eerste geval verwijst de gouverneur hem door naar een organisator van de praktische proef (231). Wie geslaagd isvoor de theoretische proef en onmiddellijk wil deelnemen aan de praktische proef, wordt direct doorverwezen door depolitie.

Vrijstellingen :• De houders van een jachtverlof of een sportschutterslicentie zijn vrijgesteld van de theoretische proef (232).• Dit geldt tevens voor zij die een wapenvergunning aanvragen onder de regeling van het passief wapenbezit

(233).• De aanvrager die reeds eerder het theoretisch gedeelte van deze proef met succes heeft afgelegd, is hiervan

vrijgesteld. Hij dient de proef evenwel alsnog af te leggen indien er na het afleggen van de vorige proef eentijdspanne van twee jaar verstreken is (234).

De praktische proefDe aanvrager legt de praktische proef af bij :— hetzij een politiedienst of een erkende politieschool, waarbij er vrije keuze bestaat voor de aanvrager,— hetzij bij de verantwoordelijken die worden aangewezen door de schuttersfederaties die zijn erkend door de

gemeenschapsoverheden bevoegd voor sport (235). Het betreft meer bepaald de in punt 12.1 genoemdefederaties. Bij twijfel kan de lijst van erkende examinatoren bij de federaties worden opgevraagd (236).

Schietmonitoren aangeduid door individuele schietclubs komen hiervoor niet in aanmerking.De aanvrager die een praktische proef moet afleggen, doet dit met een vuurwapen van het type waarvoor hij de

vergunning aanvraagt. Het betreft meer bepaald de volgende types : (237)— de revolvers,— de pistolen,— de schoudervuurwapens,— de vuurwapens op buskruit (« zwart kruit »).De praktische proef heeft betrekking op het veilig uitvoeren van de volgende handelingen :• laden, ontladen, wapenen, ontwapenen, schieten en beperkt demonteren van het wapen, gewoonlijk

« velduiteenname » genoemd,• dragen, hanteren en gebruiken van het wapen in een schietstand,• de richtapparatuur gebruiken, de terugslag en de schietrichting beheersen.Voor het afleggen van deze proef mag de aanvrager zonder vergunning een wapen hanteren en afvuren (238).Een attest met het resultaat van de proef wordt meegedeeld aan de aanvrager en aan de gouverneur bevoegd voor

zijn verblijfplaats (239).Als de aanvrager meent dat hij nog niet over voldoende ervaring beschikt om te slagen voor de praktische proef

of als hij er niet voor is geslaagd, wordt de procedure opgeschort voor een periode van een jaar, tenzij de aanvragerbinnen die termijn slaagt voor de praktische proef. Als hij van de gouverneur een attest ontvangt dat hij voldoet aanalle andere wettelijke voorwaarden voor het verkrijgen van een vergunning, dan mag hij zich gedurende deze periodevoorbereiden op de praktische proef in een erkende schietstand. Dit moet gebeuren met een wapen en munitie die hemuitsluitend met dit doel ter plaatse ter beschikking worden gesteld door de uitbater, de houder van de vergunning tothet voorhanden hebben ervan, of de houder van een sportschutterslicentie. Op het einde van deze periode moet deaanvrager slagen voor de praktische proef, zoniet wordt de vergunning geweigerd (240).

Vrijstellingen :• De aanvrager is vrijgesteld van het praktische gedeelte van de proef als :

1° hij bewijst dat hij in de loop van de laatste vijf jaar gedurende minstens zes maanden een geregeldeprofessionele of sportieve activiteit uitoefent of heeft uitgeoefend, waarvoor hij een vuurwapen van hettype vergelijkbaar met dat waarvoor hij de vergunning aanvraagt, voorhanden had of droeg; (241)

2° hij een vergunning tot het voorhanden hebben van een niet-vuurwapen vraagt dat krachtens dewapenwet vergunningsplichtig is; (242)

3° hij zijn verblijfplaats in het buitenland heeft (243).• Hij die reeds houder is van een attest volgens hetwelk hij is geslaagd voor een praktische proef met een

vuurwapen van hetzelfde type als dat waarvoor hij een aanvraag heeft gedaan, is eveneens vrijgesteld van depraktische proef (244).

• Verder zijn ook vrijgesteld van de praktische proef :— houders van een geldig jachtverlof voor zover hun aanvraag betrekking heeft op een lang vuurwapen

daar toegelaten waar het jachtverlof geldig is (245);— houders van een geldige sportschutterslicentie voor zover hun aanvraag betrekking heeft op een wapen

van hetzelfde type als een wapen waarvoor ze reeds een praktische proef hebben afgelegd in het raam vande verkrijging van hun licentie (246);

• Ook de aanvrager van een vergunning met als motief « intentie een verzameling op te starten » is vrijgesteld;• Tenslotte is ook de aanvrager van een wapenvergunning als passief wapenbezitter vrijgesteld van de

praktische proef (247).De vrijstelling voor de praktische proef kan enkel vastgesteld worden door de gouverneur. De aanvrager die zich

op een vrijstelling beroept, moet daarvan zelf het bewijs leveren.

9.1.8. De instemming van de gezinsledenOfwel moeten alle meerderjarige personen die samenwonen met de aanvrager hun schriftelijke toestemming

geven bij de indiening van de aanvraag en gaat de lokale politie na of alle bedoelde personen daadwerkelijk huntoestemming hebben gegeven, ofwel zal de lokale politie hen ondervragen.

72684 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 41: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

9.1.9. De wettige redenDe aanvrager moet op straffe van onontvankelijkheid van de aanvraag een wettige reden opgeven voor het

verwerven en het voorhanden hebben van een vergunningsplichtig vuurwapen (248).Indien een wettige reden wordt opgegeven, is de aanvraag ontvankelijk. Als echter het type wapen niet

overeenstemt met de reden waarvoor het gevraagd wordt (het moet m.a.w. nuttig zijn in dit kader), is de aanvraagongegrond (249).

Als een aanvraag wordt ingediend met meerdere redenen, kunnen deze – indien aanvaard – allen worden vermeldop de vergunning.

Vrijstellingen :Enkel de aanvrager van een wapenvergunning als passief wapenbezitter is vrijgesteld van de verplichting om een

wettige reden op te geven (250).De wet (251) somt op exhaustieve wijze de volgende mogelijke redenen op :

1. De jacht en faunabeheersactiviteiten

Hiervoor moet een geldig jachtverlof of een officiële aanstelling als bijzonder wachter worden voorgelegd en maghet wapen uitsluitend voor deze reden of voor het kleischieten worden gebruikt (252).

2. Het sportief en recreatief schieten

Hiervoor moet een geldige sportschutterslicentie of schriftelijke bewijzen van vroegere deelname aan dergelijkeactiviteiten worden voorgelegd en moet het wapen uitsluitend voor dit doel worden gebruikt (253).

Het recreatief schieten moet van het sportief schieten onderscheiden worden.

e Sportschieten

Er moet een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen artikel 11 en 12, 2° van de wapenwet (254). Eensportschutter die in het bezit is van een sportschutterslicentie en die de schietsport wenst te beoefenen met eenvuurwapen dat niet voorkomt op de lijst van het MB van 15/03/07 (255), kan het sportschieten als wettige redenopgeven bij de aanvraag van een vergunning tot het voorhanden hebben van dat wapen.

De definitie van het begrip ″sportschieten″ alsook de rechten en plichten van de sportschutters zijn verschillend inde drie gemeenschappen. Er dient dus rekening te worden gehouden met de regels van toepassing in elk van deGemeenschappen (256). Steeds is een sportschutterslicentie vereist voor het beoefenen van de schietsportdisciplinesbinnen het kader van de federaties. De invulling van het begrip ″sportschieten″ verschilt per gemeenschap. De FranseGemeenschap stelde een lijst op met alle disciplines die niet mogen worden beoefend zonder sportschutterslicentie. Inde Vlaamse gemeenschap geldt dat sportschieten alle sportdisciplines omvat die worden aangeboden door degemachtigde schietsportfederaties en/of door de internationale schietsportfederaties (257). Ook voorbereiding entrainingen op deze activiteiten wordt als sportschieten beschouwd. Het is dus niet steeds vereist dat het schieten incompetitieverband gebeurt. De gemeenschapsdecreten laten toe om op een recreatieve manier aan sportschieten tedoen, buiten het kader van de geregelde competitiesport.

De wettige reden ″sportschieten″ moet dus worden aangetoond met een geldige sportschutterslicentie die geldigis voor een wapencategorie die overeenstemt met het type wapen waarvoor de vergunning werd aangevraagd. Hetvolstaat dat de aanvrager aantoont dat hij met het betrokken wapen mag deelnemen aan schietsportactiviteiten. Hetzijn de schuttersfederaties en uiteindelijk de gemeenschapsoverheden die bepalen welke wapens dit zijn.

e Recreatief schieten

Recreatief schieten is het schieten buiten het door de gemeenschappen georganiseerde kader van het sportschieten.Deze wettige reden kan dus niet worden aangetoond aan de hand van een sportschutterslicentie. Recreatief schutterswensen zich niet te onderwerpen aan de regels die voor sportschutters van toepassing zijn. Zij vallen ook niet onderde controle van de gemachtigde schietsportfederaties zoals georganiseerd door de gemeenschappen. De reden hiervoorkan zijn dat deze recreatieschutters niet aan alle voorwaarden van actief lidmaatschap wensen te voldoen. Eenaanvraag van een recreatieschutter dient dan ook mee vanuit deze achtergrond te worden bekeken.

De aanvrager die als wettige reden het ″recreatief schieten″ inroept, moet bewijzen dat hij vroeger heeftdeelgenomen aan dergelijke activiteiten (bv. aan de hand van de registers die worden bijgehouden in de schietclub, ofeen boekje waarin de schietbeurten worden genoteerd, een bewijs van lidmaatschap van de schietstand samen met eenbewijs van regelmaat van de schietstand met vermelding van de soorten wapens waarmee daar kan wordengeschoten ... ). Ook hier moet het bewijs in overeenstemming zijn met de categorie van wapens waarvoor devergunning werd aangevraagd.

In elk geval moet ook steeds worden nagegaan of het type wapen overeenstemt met de reden waarvoor hetgevraagd wordt.

Uit de voorgelegde schriftelijke bewijzen dient te blijken dat het wapen van het aangevraagde type daadwerkelijkwerd gebruikt voor het recreatief schieten. Indien twijfel bestaat over de echtheid van de intentie om aan recreatiefschieten te doen of over de overeenstemming van het type wapen, kan een vergunning tot het voorhanden hebben vaneen wapen worden toegekend onder een ontbindende voorwaarde. Controle van de wettige reden (en van hetwerkelijke gebruik van het type wapen voor de ingeroepen wettige reden) is enkel a posteriori mogelijk. Devoorwaarde legt aan de betrokkene op dat hij binnen het jaar na de afgifte van de vergunning het bewijs moet leverendat hij effectief regelmatig aan recreatief schieten gedaan heeft met het wapen waarvoor de vergunning werdafgegeven. Het volgende kan als voorbeeld dienen voor de formulering van de ontbindende voorwaarde : « Dezevergunning is slechts geldig op voorwaarde dat u voor (datum van verzending van de vergunning + 1 jaar) het bewijsheeft geleverd dat u het wapen in kwestie effectief heeft gebruikt voor het recreatief schieten. Dit bewijs wordt geleverddoor een attest van de uitbater van een erkende schietstand waaruit blijkt dat u met het wapen in kwestie minstens10 keer per kalenderjaar bent gaan schieten ». Dergelijke voorwaardelijke vergunning kan ook de beste oplossing zijnvoor een beginnend recreatief schutter die nog geen ervaring heeft.

72685BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 42: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

3. De uitoefening van een activiteit die bijzondere risico’s inhoudtof het voorhanden hebben van een vuurwapen noodzakelijk maakt

Hiervoor moet het bijzonder risico worden aangetoond dat de aanvrager persoonlijk loopt naar aanleiding van zijnberoepsactiviteit, moet de noodzaak een vuurwapen voorhanden te hebben worden aangetoond en mag het wapenuitsluitend voor deze reden worden gebruikt (258).

Het bewijs kan aan de hand van een attest van de werkgever of (voor een zelfstandige) met alle wettelijkemiddelen worden geleverd. De gouverneur zal veelal een omstandig verslag nodig hebben om met kennis van zakeneen beslissing te kunnen nemen.

Een algemene richtlijn die de categorieën van risicoberoepen aangeeft, is niet wenselijk. Men moet steeds kijkennaar de context van de aanvraag en naar de concrete aanleidingen die een wapenvergunning kunnen rechtvaardigen.Het feit dat iemand bijvoorbeeld bij een bewakingsfirma of in de diamantsector werkt, is op zich niet voldoende omde afgifte van een wapenvergunning toe te staan.

Derhalve komt men als juwelier niet noodzakelijk in aanmerking, tenzij wordt aangetoond dat de gevaren waaraanmen zich blootstelt, reëel zijn en dat men een concreet risico loopt en zijn leven beroepshalve in gevaar is. De juwelierzal dus met alle middelen moeten bewijzen dat hij slachtoffer is geweest van geweld of bedreiging in hoofde van deuitoefening van zijn beroepsactiviteiten.

Het motief « beroep bijzondere risico’s » kan in bepaalde gevallen evenwel verruimd worden, meer bepaald om toete laten aan bepaalde beroepen om een wapen te bezitten zonder hetwelk zij de doelstellingen van hun opdracht nietkunnen verwezenlijken (bv. een dierenarts die zich moet kunnen beschermen tegen gevaarlijke, agressieve dieren).

4. De persoonlijke verdediging van personen die een objectief en groot risico lopenen die aantonen dat het voorhanden hebben van een vuurwapen dit groot risico in grote mate

beperkt en hen kan beschermen

Hiervoor moet worden aangetoond dat de aanvrager voor zijn persoonlijke veiligheid reeds alle andere haalbaremaatregelen heeft genomen en mag het wapen uitsluitend voor deze reden worden gebruikt (259).

Men moet dus met alle middelen bewijzen dat :

— men een ernstig en objectief risico loopt;

— het bezit van een vuurwapen dit belangrijk risico doet afnemen en de betrokkene kan beschermen;

— men reeds alle andere realistische maatregelen heeft genomen voor zijn persoonlijke veiligheid.

Om na te gaan of er sprake is van een ernstig en objectief gevaar kan de gouverneur een onderzoek vragen aande lokale politie. Als de vergunningsaanvraag erg zwak en oppervlakkig werd gemotiveerd, kan de gouverneur ze ookafwijzen zonder het onderzoek van de lokale politie.

5. De intentie een verzameling historische wapens op te bouwen

Hiervoor mag men – in afwachting van een erkenning als wapenverzamelaar – de wapens louter bezitten, metbijhorende munitie a rato van een patroon per type wapen, zonder ze te gebruiken (260). De wapens waarvoor eenvergunning wordt aangevraagd met het oog op het opzetten van een verzameling dienen logischerwijze te kunnenpassen binnen een gemeenschappelijk thema (261).

Deze wettige reden kan worden aangetoond aan de hand van alle wettelijke middelen, zoals bijvoorbeeld hetlidmaatschap van een vereniging van verzamelaars, het voorhanden hebben van andere wapens behorend tot hetzelfdethema die niet worden gebruikt voor andere doeleinden, een vergunningsaanvraag zonder munitie gevolgd door latereaanvragen, de verwerving van een bestaande verzameling, enz.

6. De deelname aan historische, folkloristische, culturele of wetenschappelijke activiteiten

Hiervoor moet de historische, culturele of wetenschappelijke aard van de beoefende activiteit worden aangetoonden mag het wapen uitsluitend voor dit doel worden gebruikt (262).

Dit kan aan de hand van een attest vanwege de instelling, organisatie of vereniging die die activiteiten organiseert.

9.1.10. Passief wapenbezitDeze bijzondere wettige reden – die in de wapenwet werd ingevoerd met de wet van 25/7/08 – betreft, zoals

verder wordt uiteengezet, mensen die wapens bezitten en ze willen behouden omdat zij er emotioneel aan gehecht zijn,zulks zonder dat die wapens hun handelswaarde verliezen of enigerlei dreiging inhouden. De vergunning « passiefwapenbezit » is evenwel enkel geldig voor het eenvoudig voorhanden hebben van het wapen, met uitsluiting vanmunitie.

Artikel 11/1 van de wapenwet stelt meer bepaald dat een vergunning tot het voorhanden hebben wordt afgegevenaan personen die wensen een wapen in hun vermogen te behouden, waarvoor een vergunning was afgegeven ofwaarvoor geen vergunning vereist was voor de inwerkingtreding van de wet.

Het louter voorhanden hebben van wapens zonder dat men hiermee activiteiten (zoals bijvoorbeeld de schietsport)uitoefent, kan uitsluitend in de volgende gevallen : (263)

1. Personen die wettig een wapen voorhanden hadden voor de inwerkingtreding van de wapenwet (op9 juni 2006), met name :a. houders van een vergunning model 4;b. personen die wapens voorhanden hebben waarvoor geen vergunning vereist was (cf. de vroegere « jacht-

en sportwapens »), die moesten geregistreerd zijn via een model 9 als ze werden verworven na 1991, endie voor 1/11/08 moesten zijn aangegeven.

2. Personen die via een erfenis een wapen in hun vermogen ontvangen, dat wettig werd voorhanden gehoudendoor de overledene, binnen twee maanden nadat ze het wapen in hun bezit hebben gekregen.

3. Jagers of sportschutters die niet meer actief wensen te zijn in de jacht of de schietsport kunnen binnen de driejaar en twee maanden na het verval van hun jachtverlof of sportschutterslicentie zo’n vergunning aanvragenvoor de wapens die ze legaal in bezit hebben op basis van hun jachtverlof of sportschutterslicentie.

Zij die een wapen voorhanden hebben dat krachtens de wapenwet vergunningsplichtig is geworden, konden hetpassief wapenbezit aanvragen uiterlijk tot 31 oktober 2008.

72686 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 43: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

Legale wapens in bezit voor 9 juni 2006Bezitters van wapens die zij wettig voorhanden hadden voor de inwerkingtreding van de wapenwet op 9 juni 2006

konden deze verder passief voorhanden houden als zij daartoe uiterlijk op 31 oktober 2008 een aanvraag hebbeningediend (264).

Voor die datum moesten zij meer bepaald een vergunning aanvragen of moesten deze wapens wordengeregistreerd voor een jager, sportschutter of bijzonder wachter middels een formulier model 9 (265). Het is ookmogelijk dat men een wapen voorhanden had dat niet registratieplichtig was voor 1992 en waarvoor dus geen model4 of model 9 kan worden voorgelegd. In zulk geval moest hiervan het bewijs worden geleverd (bewijs van datum vanaankoop van het betreffende wapen).

Deze regeling geldt dus niet voor diegenen (andere dan jagers en sportschutters) die een wapen hebben verkregenna 9 juni 2006.

Er kan tevens geen beroep worden gedaan op het passief wapenbezit aangaande illegaal voorhanden gehoudenvuurwapens. Dergelijke wapens konden evenwel geregulariseerd worden tot 31/10/08 (266).

Onder de oude wapenwet vergunde wapens in bezit na 9 juni 2001 en voor 9 juni 2006Voor die wapens waarvoor de betrokkene een wapenvergunning bezit die werd afgeleverd voor de inwerking-

treding van de nieuwe wapenwet, maar na 9 juni 2001 kan betrokkene bij de 5-jaarlijkse controle een vergunning voorpassief wapenbezit vragen.

ErfgenamenDe erfgenaam waarvan sprake onder punt 2 kan het wapen zonder munitie (« passief ») in zijn vermogen

behouden als hij de aanvraag daartoe indiende binnen twee maanden nadat hij het wapen in bezit heeft gekregen enals het legaal in het bezit was van de overledene (267).

De erfgenaam kan erven bij versterf of bij testament, hij kan algemeen of bijzonder legataris zijn en hij kan deerfenis impliciet, uitdrukkelijk of onder voorrecht van boedelbeschrijving hebben aanvaard. De begunstigde van eenschenking onder levenden komt echter niet in aanmerking voor passief bezit.

De erfgenaam moet met alle middelen bewijzen dat het wapen in zijn vermogen (268) is gekomen.Als hij over het wapen beschikt op de dag van het overlijden, volstaat een overlijdensakte van de gemeente of een

uittreksel uit het rijksregister.Wanneer daarentegen – in geval van aanvaarding van de erfopvolging – de inbezitname en de verdeling van de

goederen van de overledene een zekere tijd in beslag nemen, moet men elk document aanbrengen dat dat kanaantonen. Een notariële akte is niet vereist. Een brief van de erfgenamen kan als voldoende worden beschouwd (269).

De erfenis moet worden aanvaard. Indien de erfenis wordt betwist, dan wordt het wapen in bewaring gegeven totop het moment dat er een definitieve beslissing wordt genomen met betrekking tot de verdeling van de erfenis.

De erfgenaam kan er tevens voor opteren de wapens voorhanden te houden met munitie (« als actiefwapenbezitter »). In dat geval zal hij een wettige reden moeten aantonen en voldoen aan alle voorwaarden vanartikel 11, § 3 WW. Hij beschikt over een periode van drie maanden, vanaf het ogenblik dat hij het wapen in zijnvermogen heeft ontvangen, om de vergunningsaanvraag in te dienen. De erfgenaam mag het wapen voorlopigvoorhanden houden totdat is beslist over de vergunningsaanvraag, tenzij de gouverneur op gemotiveerde wijze beslistdat het voorhanden hebben ervan de openbare orde kan verstoren (270).

De erfgenaam kan er ten slotte ook voor kiezen om het wapen over te dragen, het te laten neutraliseren of om erafstand van te doen bij de lokale politie.

Jagers, sportschutters en bijzondere wachtersJagers, sportschutters en bijzondere wachters kunnen sommige wapens verwerven zonder een wapenvergunning

te moeten aanvragen bij de gouverneur (271). De uitzondering voor bijzondere wachters, jagers en sportschutters isenkel van toepassing voor wie houder is van een geldig jachtverlof, een geldige sportschutterslicentie of eenlegitimatiekaart voor de bijzondere wachters.

Jagers en sportschutters waarvan het jachtverlof of de sportschutterslicentie is vervallen, kunnen het wapengedurende drie jaar verder voorhanden hebben (op model 9), evenwel zonder er nog munitie voor voorhanden tehebben. Het hervatten van de betreffende activiteit schorst deze periode. Hetzelfde geldt voor de zgn. bijzonderewachters. Binnen de maand dienen zij daartoe de munitie over te dragen aan een erkend persoon of aan een persoondie gerechtigd is deze munitie voorhanden te hebben (272).

Ook na het verstrijken van deze periode van drie jaar kunnen jagers, sportschutters en bijzondere wachters beroepdoen op het verdere passief wapenbezit van het wapen als zij de aanvraag daartoe indienen binnen twee maanden nahet verstrijken van een periode van drie jaar volgend op de vervaldag (273). De aanvraag kan ook worden ingediendnog voor het verstrijken van de periode van drie jaar waarin de wet reeds voorziet.

Deze mogelijkheid van het passief wapenbezit is uitsluitend van toepassing op de volgende wapens :— m.b.t. de jager : lange wapens toegestaan daar waar het jachtverlof geldig is (274);— m.b.t. de sportschutter : wapens ontworpen voor het sportschieten bedoeld in het MB van 15/3/07 (275);— m.b.t. de bijzondere wachter : lange wapens toegestaan daar waar de legitimatiekaart geldig is (276).

Bijzondere elementen in de aanvraagprocedure vergunning passief wapenbezitAlhoewel de aanvraagprocedure voor passief wapenbezit grotendeels dezelfde is als deze besproken onder

punt 9.1, is de aanvrager van een vergunning tot het voorhanden hebben van een vuurwapen zonder munitievrijgesteld van de volgende voorwaarden :

— een medisch attest voorleggen;— slagen voor een theoretische proef;— slagen voor een praktische proef;— wettige reden opgeven en staven (277).Niettemin moet hij wel voldoen aan alle moraliteitsvoorwaarden en mogen geen meerderjarige personen waarmee

de aanvrager samenwoont, zich verzetten tegen de aanvraag.

72687BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 44: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

In geval van toekenning van de vergunning wordt een model 4 opgemaakt waarvan het deel A bestemd is voorde houder en deel B voor de gouverneur en welke delen door de gouverneur worden ondertekend en aangevuld metde volgende vermeldingen :

1° de omschrijving van de omstandigheden, plaats en datum van de inbezittreding;2° de identificatie van het wapen : aard, merk, model, type, kaliber en serienummer;3° de identificatie van de persoon die het wapen voorhanden heeft : naam, nationaliteit, adres, plaats en datum

van geboorte. Wanneer het een rechtspersoon betreft, de firma of de naam van de vennootschap en de zetelvan de vennootschap. Deel B van de vergunning wordt bewaard door de bevoegde overheid (278).

De houder van een vergunning passief wapenbezit moet verder aan alle rechten en plichten voldoen die vantoepassing zijn op houders van een wapenvergunning. Alle regels inzake dracht, opslag, vervoer, overdracht endergelijke meer, van vergunningsplichtige wapens blijven van toepassing. Een passief wapenbezitter mag evenwelnooit munitie voor de betrokken wapens voorhanden hebben. Hij mag ook nooit schieten met de wapens die vergundzijn zonder munitie onder de regeling van het passief wapenbezit.

9.1.11. Vondst van een wapenDe wapenwet voorziet in de mogelijkheid voor zij die te goeder trouw een wapen verkrijgen onder eerder

toevallige omstandigheden, zoals bijvoorbeeld het op zolder vinden van een wapen, om voor dat wapen eenbezitsvergunning aan te vragen. Daartoe moet de aanvraag worden ingediend binnen drie maanden nadat men hetwapen verkregen heeft. De ontdekking moet op eigen initiatief worden gesignaleerd aan de lokale politie. De lokalepolitie zal een model 6 afgeven en het wapen registreren in het CWR in afwachting van de verlening van eenvergunning door de gouverneur.

In afwachting van de beslissing van de gouverneur mag het wapen voorhanden worden gehouden, tenzij deze opgemotiveerde wijze beslist dat het voorhanden hebben ervan de openbare orde kan verstoren (279). Het wapen moetdan bewaard worden bij de politie tot de gouverneur een uitspraak heeft gedaan over het al dan niet toekennen vande vergunning.

Ook hier is de aanvraagprocedure van een vergunning tot het voorhanden hebben van het « ontdekte » wapendezelfde als deze besproken onder punt 9.1.

In geval van toekenning van de vergunning wordt een model 4 opgemaakt waarvan het deel A bestemd is voorde houder en deel B voor de gouverneur en welke delen door de gouverneur worden ondertekend en aangevuld metde volgende vermeldingen :

1° de omschrijving van de omstandigheden, plaats en datum van de inbezittreding;2° de identificatie van het wapen : aard, merk, model, type, kaliber en serienummer;3° de identificatie van de persoon die het wapen voorhanden heeft : naam, nationaliteit, adres, plaats en datum

van geboorte. Wanneer het een rechtspersoon betreft, de firma of de naam van de vennootschap en de zetelvan de vennootschap. Deel B van de vergunning wordt bewaard door de bevoegde overheid (280).

Hij die een wapen ontdekt, kan het ook laten neutraliseren zodat het vrij verkrijgbaar wordt. Hij kan er ten slottetevens afstand van doen. Omdat er de legale oorsprong van het wapen hier niet vaststaat, is er geen sprake vaneigendomsrecht dat beschermd moet worden en is de overdracht van het wapen niet toegelaten.

9.1.12. BeslissingDe gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de aanvrager beslist over de aanvraag van een vergunning tot

het voorhanden hebben van een vergunningsplichtig vuurwapen (281).Als de betrokkene hierom vraagt, moet hij vooraf schriftelijk of mondeling worden gehoord. Hij moet in staat

worden gesteld zich vooraf te verdedigen tegen de negatieve elementen waarvan hij geen kennis had (hoorrecht).Opdat de wettelijke voorwaarden van de afgifte van een vergunning tot het voorhanden hebben van een

vergunningsplichtig vuurwapen door de gouverneurs eenvormig worden toegepast in het gehele land hebben zijterzake geen discretionaire macht. Ofwel voldoet de aanvrager aan alle voorwaarden en moet de vergunning wordenverleend, ofwel voldoet hij niet aan alle voorwaarden en kan de vergunning niet worden verleend.

De vergunning kan worden beperkt tot het voorhanden hebben van het wapen zonder munitie en ze is slechtsgeldig voor één wapen (282).

De gouverneur informeert de lokale politie onmiddellijk over de vergunningen tot het voorhanden hebben die hijweigert of afgeeft, evenals over hun schorsing, beperking, intrekking of teruggave, of nog over de schorsing ofintrekking van het recht wapens voorhanden te hebben. Desgevallend informeert hij ook de betrokken sportschutters-federatie of de dienst die de jachtverloven afgeeft.

De vergunningen zelf worden aan betrokkene bezorgd via de korpschef van de bevoegde politiezone.9.1.13. MotiveringDe beslissing van de gouverneur moet met redenen omkleed zijn en vermeldt in geval van schorsing of intrekking

van de vergunning de termijnen waarbinnen het wapen in bewaring moet worden gegeven bij een erkend persoon ofmoet worden overgedragen aan een erkend persoon of aan een persoon die gemachtigd is het wapen voorhanden tehebben (283).

Ook inzake de motivering van de beslissing dient de gouverneur zich te houden aan de algemene beginselen vanbehoorlijk bestuur, en meer in het bijzonder de wet van 29/7/91 betreffende de uitdrukkelijke motivering van debestuurshandelingen.

Elke overheidsbeslissing met individuele strekking dient immers zowel materieel als formeel gemotiveerd teworden en de motivering in de akte moet de juridische en feitelijke overwegingen vermelden die aan de grondslagliggen van de beslissing.

De gouverneur kan zich hiertoe beroepen op het politieverslag of op het advies van de procureur des Konings.Indien er een vooronderzoek of een gerechtelijk onderzoek bezig is of indien er een gerechtelijke beslissing is, kan diteveneens relevant zijn.

De redenen die aanleiding kunnen geven tot de weigering van de vergunningsaanvraag tot het voorhandenhebben van een vergunningsplichtig vuurwapen, kunnen op geldige wijze worden ingeroepen tot staving van eenbeslissing houdende schorsing of intrekking van de vergunning.

9.1.14. Model 4De vergunning tot het voorhanden hebben van een vergunningsplichtig vuurwapen wordt opgesteld conform het

zogenaamde model 4. Het bevat een deel A, bewaard door de houder en een deel B, voor te leggen aan de lokale politieter controle (284).

De vergunningen worden aan de betrokkenen bezorgd via de korpschef van de bevoegde politiezone, die op diemanier op de hoogte is van de afgifte ervan. In geval van weigering informeert de gouverneur hem.

72688 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 45: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

De geldigheidsduur die - in uitvoering van artikel 32 WW zoals die van toepassing was tussen 9 juni 2006 en1 september 2008 - op de vergunning is vermeld, moet voor ongeschreven worden gehouden.

Deel A van de vergunning wordt door de houder overhandigd aan de leden van de diensten bedoeld in artikel 29van de wapenwet (285) wanneer die in het kader van het door hen uitgeoefende toezicht daarom verzoeken (286).

Het document model 4 vermeldt de identiteitsgegevens van de houder, de kenmerken van het wapen, of hetwapen werd verkregen, ingevoerd, ingeschreven, gevonden of gelegateerd en de wettige reden (287). Het is maargeldig voor één wapen (288).

De vergunning is gedagtekend en verleent aan de houder ervan het recht om het wapen binnen drie maanden nade afgifte (289) aan te kopen of in te voeren. Als de aankoop of de invoer van het wapen niet binnen deze termijn heeftplaatsgevonden, is de vergunning vervallen en moet zij binnen acht dagen worden teruggezonden aan de gouverneur.Dit geldt tevens wanneer de vergunning niet langer geldig is (290).

Deze geldigheidsduur wordt niet vermeld op het model 4. Het is dan ook nuttig om deze termijn onder deaandacht van de wapenbezitter te brengen. Als hij hem immers niet respecteert, zal hij een nieuwe aanvraag moetendoen (hetgeen onder meer betekent dat hij opnieuw de retributie zal moeten betalen).

In geval het wapen in België wordt aangekocht, moet deel A door de overdrager worden ondertekend en met devolgende vermeldingen worden aangevuld : (291)

— de identiteitsgegevens van de overdrager : naam, voornaam en rijksregisternummer. Indien het eenrechtspersoon betreft, worden de firma of de naam van de vennootschap, de zetel van de vennootschap, deidentiteit van de zaakvoerder, van de voorzitter of van de gedelegeerd bestuurder vermeld;

— het nummer van de erkenning van de erkende persoon (bijv. wapenhandelaar) of het nummer, de plaats endatum van de uitreiking van de vergunning tot het voor handen hebben van de overdrager;

— de plaats en de datum van de overdracht;— de identificatie van het wapen : aard, merk, model, type, kaliber en serienummer.In geval het wapen wordt ingevoerd vanuit een land dat geen lidstaat is van de Europese Unie moet deel A door

een agent van de douane worden ondertekend en met de volgende vermeldingen worden aangevuld : (292)— de identificatie van het douanekantoor;— de datum van de invoer;— de identificatie van het wapen : aard, merk, model, type, kaliber en serienummer.Deel B wordt door de overdrager of het douanekantoor binnen de maand na de overdracht of de invoer

toegezonden aan de gouverneur. Dit deel van de vergunning is gedagtekend, ondertekend en bevat de vermeldingendie betrekking hebben op de identificatie van het wapen, van de koper of van de invoerder.

In geval het wapen wordt ingevoerd vanuit een lidstaat van de Europese Unie moet de verkrijger of de invoerderzich binnen 15 dagen aanbieden bij de lokale politie van zijn verblijfplaats, teneinde deel A en B te laten invullen (293).

De lokale politie identificeert het wapen dat door iemand wordt verworven of ingevoerd. Indien nodig brengt zecorrecties en/of aanvullingen aan op de luiken A en B. Indien er correcties moeten gebeuren, stuurt ze zowel luik Aals luik B terug, zodat de nodige aanpassingen kunnen gebeuren en de vergunning overeenstemt met de werkelijketoestand van het wapen. Gaat het enkel om aanvullingen, dan moet alleen luik B worden teruggestuurd. Degouverneur zorgt voor de verdere aanpassing van het CWR.

9.1.15. BeroepTegen de beslissing van de gouverneur tot weigering, beperking, schorsing of intrekking van een vergunning tot

het voorhanden hebben van een vergunningsplichtig vuurwapen, alsook tegen het ontbreken van een beslissing binnende termijn van vier maanden vanaf ontvangst van de aanvraag, staat beroep open bij de minister van Justitie of bij zijngemachtigde (294).

Tegen een beslissing houdende de onontvankelijkheid van de aanvraag staat deze beroepsmogelijkheid niet open.In dat geval kan de aanvrager zich wel nog wenden tot de Raad van State.

Ook in geval het beroep bij de minister van Justitie niet wordt ingewilligd, is een verder administratief beroepmogelijk bij de Raad van State. Het betreft in dat geval een beroep tot schorsing of een annulatieberoep. Het beroep bijde Raad van State moet worden ingesteld binnen 60 dagen na de kennisname van de bestreden beslissing.

Het beroep bij de minister van Justitie betreft een gewoon administratief beroep. Het heeft geen schorsendewerking, m.a.w. de verzoeker dient zich te schikken naar de bestreden beslissing minstens totdat over zijnverzoekschrift uitspraak wordt gedaan.

Het verzoekschrift strekkende tot hoger beroep moet :— gemotiveerd zijn;— aangetekend worden verzonden aan de federale wapendienst;— ingediend worden binnen 15 dagen na de kennisname van de beslissing van de gouverneur of na de

vaststelling dat er geen beslissing werd genomen binnen de termijn van vier maanden;— vergezeld zijn van een kopie van de bestreden beslissing.In geval aan één van deze modaliteiten niet is voldaan, is het verzoekschrift onontvankelijk (295).De wetten betreffende de openbaarheid van bestuur van 11/4/94 en 12/11/97 schrijven voor dat een

administratieve rechtshandeling met individuele strekking slechts geldig is ter kennis gebracht als de beroepsmoge-lijkheden en alle modaliteiten van het beroep (vormen en termijnen) worden vermeld. Bij ontstentenis daarvan neemtde termijn voor het indienen van het beroep geen aanvang.

De uitspraak in beroep wordt gedaan binnen zes maanden, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van hetverzoekschrift (296).

Deze termijn kan worden verlengd bij gemotiveerde beslissing. De verlenging kan slechts eenmaal wordentoegestaan en de termijn ervan mag uiterlijk zes maanden bedragen (297).

De behandeling in beroep houdt een volledige beoordeling van de zaak in.

9.1.16. Wijziging van de vergunningDe houder van de vergunning moet de bevoegde gouverneur, binnen 15 dagen te rekenen vanaf de wijziging, in

kennis stellen van elke wijziging (behalve een adreswijziging binnen dezelfde provincie) van een vermeldingbetreffende zijn persoon of het wapen, of van het verlies, de vernietiging of de diefstal van het wapen (298).

Tevens dient elk verlies of diefstal van een vergunningsplichtig wapen onverwijld te worden gemeld aan de lokalepolitie (299).

Als de wijziging bestaat uit een verhuis van de houder naar een adres dat gelegen is buiten de provincie volstaathet dat het dossier wordt overgedragen aan de provincie van de nieuwe verblijfplaats. De vroegere beherende provinciekan het dossier dan afsluiten. Aangezien het adres er niet meer op wordt vermeld, dient geen nieuwe vergunning teworden afgeleverd.

72689BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 46: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

Bij overlijden van de houder van de vergunning moeten zijn rechtverkrijgenden daarvan kennis geven aan debevoegde gouverneur (300).

9.1.17. Administratieve sanctiesDe gouverneur kan beslissen tot beperking, schorsing of intrekking van de vergunning als blijkt dat het

voorhanden hebben van het wapen de openbare orde kan verstoren of de wettige reden ingeroepen om de vergunningte verkrijgen, niet meer bestaat (301). De beslissing dient gemotiveerd te zijn en kan enkel worden genomen na hetadvies te hebben ingewonnen van de procureur des Konings bevoegd voor de verblijfplaats van de betrokkene (302).

De beperking kan bijvoorbeeld bestaan uit het voorhanden hebben van het wapen zonder munitie bij wijze vansanctie (niet op eenvoudige aanvraag) of een beperking in geldigheidsduur.

De schorsing van de vergunning is als maatregel aangewezen als de houder van de vergunning zich voorlopig ineen situatie bevindt waarin het voorhanden hebben van het vergunningsplichtig wapen nadelig kan zijn voor deopenbare orde. De schorsing is beperkt in de tijd (303). Indien ze langer duurt dan één jaar verdient het aanbevelingde vergunning in te trekken.

De intrekking van de vergunning is noodzakelijk wanneer de houder van de vergunning zich voor een langere tijdin een situatie bevindt waarin het voorhanden hebben van het vergunningsplichtig wapen nadelig kan zijn voor deopenbare orde (304).

Zo kunnen de vergunningen van mensen die van rechtswege zijn geschrapt (omwille van verblijf in het buitenlandof omwille van een fictieve verblijfplaats in België) worden ingetrokken wegens gevaar voor de openbare orde.

Zowel de intrekking als de schorsing hebben vanaf de kennisgeving ervan aan de houder van de vergunning hetverbod tot het voorhanden hebben van het betreffende wapen tot gevolg.

De kennisgeving van de intrekkings- of schorsingsbeslissing aan de houder van de vergunning gebeurt bijaangetekend schrijven met ontvangstbewijs (305).

De gouverneur geeft kennis van zijn intrekkings- of schorsingsbeslissing aan de lokale politie van de verblijfplaatsvan de betrokkene en houdt hem op de hoogte van de uitvoering van zijn beslissing. Op die manier waakt de lokalepolitiedienst over de correcte uitvoering van de beslissing van de gouverneur.

Alvorens de beslissing te nemen, moet men de persoon de mogelijkheid geven om te reageren (hoorrecht).De intrekking- of schorsingsbeslissing vermeldt de termijnen waarbinnen het wapen in bewaring moet worden

gegeven bij een erkend persoon of moet worden overgedragen aan een erkend persoon of aan een persoon diegemachtigd is het wapen voorhanden te hebben (306).

Binnen 8 dagen te rekenen vanaf de inbewaringgeving of overdracht van het betreffende wapen dient de persoondie het in bewaring heeft gekregen of aan wie het is overgedragen de gouverneur ervan in kennis te stellen dat hetwapen bij hem in bewaring is gegeven of aan hem is overgedragen. Dit gebeurt door middel van een formulier dat degouverneur bij de kennisgeving voegt (307).

Er moet steeds een formulier zijn en het onderscheid tussen de bewaargeving en de overdracht van het wapenmoet er duidelijk uit blijken. In beide gevallen gaat het feitelijke bezit van het wapen over naar de overnemer. Nochtanskan de verhouding tussen partijen hen ertoe verplichten het wapen terug te geven (bij bewaargeving), dan wel eendefinitieve overdracht beogen. In alle gevallen moeten de nodige formaliteiten worden nageleefd. Bij overdracht vanhet bezit van het wapen aan een wapenhandelaar bijvoorbeeld moet het wapen worden ingeschreven in zijn registers;bij overdracht aan een jager moet een model 9 worden opgesteld, enz. De invulling van het formulier vaninbewaringgeving of overdracht ontslaat de betrokken partijen dus niet van hun andere wettelijke verplichtingen terzake.

Als de wapenbezitter eveneens houder is van een sportschutterslicentie, dan geldt in Vlaanderen dat desportschutterslicentie wordt ingetrokken als een wapenvergunning wordt geweigerd om redenen die verband houdenmet de openbare orde (308). Om elk misverstand te voorkomen, verdient het aanbeveling de gemachtigdeschietsportfederatie die de sportschutterslicentie heeft uitgereikt duidelijk aan te geven dat de weigering van devergunning gebaseerd is op redenen van openbare orde (en bv. niet op andere redenen zoals het ontbreken van detoestemming van inwonende meerderjarige gezinsleden). In de Franse gemeenschap geldt deze regel niet.

9.1.18. 5-jaarlijkse controleSinds 1 september 2008 zijn de vergunningen tot het voorhanden hebben van vergunningsplichtige vuurwapens

niet langer beperkt tot een duurtijd van vijf jaar maar zijn zij voor onbepaalde duur geldig.De vergunning is evenwel voor bepaalde duur geldig als de aanvraag slechts voor een bepaalde duur was gedaan

of als de gouverneur bij gemotiveerde beslissing een beperkte geldigheidsduur oplegt om redenen van vrijwaring vande openbare orde (309).

De gouverneur onderzoekt eens per vijf jaar of de houders van de vergunningen (310) die hij heeft afgegeven dewet naleven en nog steeds voldoen aan de voorwaarden voor het verkrijgen ervan (311).

Niettemin kan de gouverneur beslissen om bijvoorbeeld al eerder een controle uit te voeren; dit om de controlesvoor verschillende wapens te kunnen groeperen, of omdat er indicaties zijn van gevaar voor de openbare orde of omdater indicaties zijn dat de wettige reden niet meer aanwezig is.

Hierbij vraagt de gouverneur advies aan de lokale politie en eventueel aan het openbaar ministerie (312). Dehouders van de vergunningen moeten verklaren of doen vaststellen dat zij nog steeds beantwoorden aan devoorwaarden voor het verkrijgen ervan en dat er geen redenen zijn om te besluiten tot een beperking, schorsing ofintrekking van de vergunning (313).

Als blijkt dat het voorhanden hebben van het wapen de openbare orde kan verstoren of een bedreiging vormt voorde fysieke integriteit van personen of als de wettige reden ingeroepen om de vergunning te verkrijgen niet meer bestaat,kan de bevoegde gouverneur de vergunning bij gemotiveerde beslissing beperken, schorsen of intrekken. Alvorensdeze beslissing te nemen moet hij evenwel het advies hebben ingewonnen van de bevoegde procureur des Konings(314).

Bij de periodieke controle zal de gouverneur dus de mogelijkheid hebben om vergunningen die werden afgegevenin het gunstige overgangsregime (315) te controleren op de naleving van alle wettelijke voorwaarden.

Voorbeeld : ik bezit sinds 2002 een jachtgeweer dat krachtens de nieuwe wapenwet vergunningsplichtig isgeworden en waarvoor ik op 2 juni 2007 via de overgangsregeling een vergunning model 4 verkreeg aangezien ikmeerderjarig was, geen veroordelingen van artikel 5, § 4 WW had opgelopen en er geen redenen van openbare ordebestonden die zouden kunnen leiden tot de intrekking van de vergunning (316). Tegen 2 juni 2012 zal de gouverneurnagaan of ik voldoe aan alle wettelijke vereisten. Dit betekent dat ik op dat moment moet kunnen aantonen dat ikbeschik over een wettige reden om het wapen voorhanden te hebben, dat ik medisch geschikt ben, en dergelijke meer.Op dat moment kan ik ook kiezen voor een overstap naar het passief bezit.

De retributie is (een keer per periode van vijf jaar) verschuldigd bij de periodieke controle (317).Na de controle en als de houder voldoet aan alle voorwaarden wordt aan de betrokkene een bevestigingsbericht

van de gunstige afronding van deze controle bezorgd. Als de wettige reden is gewijzigd, wordt een nieuw model 4afgegeven, met behoud van het oorspronkelijke vergunningsnummer en de oorspronkelijke datum.

72690 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 47: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

9.2. Rechten en plichten

9.2.1. Aanschaf van een wapene Bijzonderheden in geval van aankoop in het buitenland• AlgemeenWie een vuurwapen (vergunningsplichtig of vrij verkrijgbaar) in het buitenland wil aankopen, mag niet uit het oog

verliezen dat hij daardoor onderworpen is aan de regelgeving van ons land én die van het land waar de aankoopplaatsvindt, en bovendien ook aan de regelgeving inzake in- en uitvoer van beide landen. De buitenlandse regelgevingis heel uiteenlopend : zo zijn er landen waar privé-wapenbezit (bijna) volledig vrij is en andere waar het (bijna) volledigverboden is. Het is absoluut noodzakelijk dat de geïnteresseerde zich vooraf goed informeert over de na te leven regelsin het land waar hij een wapen wenst aan te kopen. Hetzelfde geldt in geval van een buitenlandse erfenis.

De algemene regel is dat eerst (indien nodig) in België een vergunning tot het voorhanden hebben van hetgewenste wapen moet worden aangevraagd bij de bevoegde gouverneur. Met die vergunning kan vervolgens eeninvoerlicentie worden aangevraagd bij het bevoegde gewest. Daarna moet (indien nodig) een aankoopvergunningworden aangevraagd in het betrokken land, dat ook een uitvoerlicentie zal moeten afgeven. Het spreekt voor zich datde Belgische wapendiensten niet op de hoogte kunnen zijn van alle geldende buitenlandse regels en dat ze zich daarombeperken tot het nationale luik van de betrokken aankoop.

• Binnen de EUIn het kader van de Europese Unie geldt een eenvoudiger en eenvormige regeling. De Richtlijn 91/477/EEG

huldigt in haar artikel 7.1 het principe van de dubbele machtiging voor de verwerving van een wapen in een anderelidstaat van de EU.

Dit artikel bepaalt dat wanneer een ingezetene van een lidstaat een wapen van de categorie B van de Richtlijn(vergunningsplichtige vuurwapens) wenst te verwerven in een andere staat van de EU, hij niet alleen een machtigingvan de bevoegde vreemde overheden moet verkrijgen, maar eveneens het voorafgaand akkoord van de overheden vanzijn verblijfsstaat.

Zo zal bijvoorbeeld een Duitse ingezetene die een vergunningsplichtig vuurwapen in België wenst aan te kopeneen machtiging van de Staatsveiligheid moeten verkrijgen, na het voorafgaand akkoord van de overheden van zijnverblijfsstaat.

Omgekeerd is voor Belgische ingezetenen de machtiging van de vreemde overheden om een wapen van decategorie B op hun grondgebied te verwerven, ondergeschikt aan de voorafgaande afgifte van een machtiging door degouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de toekomstige bezitter van het wapen.

Onze nationale vergunning tot het voorhanden hebben van een vuurwapen (model 4) is echter alleen geldigbinnen ons land en wordt niet erkend als basis voor de aanvraag van een machtiging om een wapen te verwerven inhet buitenland.

• Binnen de BeneluxBinnen de Benelux is de regeling eenvoudiger omdat er geen in- en uitvoerlicenties nodig zijn.• ProcedureWanneer Belgische ingezetenen (personen die in België hun woon- of verblijfplaats hebben) wensen een

vergunningsplichtig wapen aan te kopen in een andere staat van de EU, geeft de gouverneur naast het model 4 eendocument, gemakkelijkheidshalve vaak de « blauwe kaart » geheten, af, dat geldt als voorafgaande machtiging voor deverwerving van een vergunningsplichtig wapen in een andere staat van de EU.

Met de vergunning model 4 vraagt men tevens een invoerlicentie aan bij het bevoegde gewest (en de hiervoornoodzakelijke voorafgaande vergunning van de FOD Justitie) in geval de aankoop niet binnen de Benelux plaatsvindt.

De blauwe kaart moet door de betrokkene aan de vreemde overheden overhandigd worden ter staving van zijnaanvraag om een aankoopvergunning in dat land. Hij moet zelf informatie inwinnen over de in het betrokken land tevolgen verdere procedure. Vervolgens en in overeenstemming met artikel 11 van het KB van 20/9/91 ter uitvoering vande wapenwet, moet de Belgische ingezetene die houder is van het model 4 zich met het in het buitenland verworvenwapen aanbieden bij de lokale politie van zijn verblijfplaats binnen 15 dagen na de invoer. Die zal de invoer vaststellenen luik B van het model 4 invullen. Het luik B wordt dan opgestuurd naar de bevoegde gouverneur, die de gegevensin het CWR invoert.

Ook wanneer een erkende verzamelaar een vergunningsplichtig wapen wenst aan te kopen in een EU-lidstaat zalhij een exemplaar van de blauwe kaart moeten aanvragen bij de gouverneur. Aangezien de erkende verzamelaar geenindividuele vergunning meer nodig heeft, wordt geen later te vervolledigen model 4 afgegeven. Toch zal de betrokkenehet gewenste wapen moeten preciseren zodat kan nagegaan worden of dit in overeenstemming is met het thema vanzijn verzameling.

De blauwe kaart kan ook noodzakelijk zijn voor de aankoop van een vrij verkrijgbaar vuurwapen in hetbuitenland. In vele landen zijn wapens die in ons land vrij verkrijgbaar zijn immers vergunningsplichtig. Ook dan moetde aankoper een blauwe kaart vragen aan de gouverneur, ook al heeft hij geen model 4 nodig. In dat geval geeft degouverneur het document af op eenvoudig verzoek.

Een ander geval waar geen model 4 nodig is, is de aankoop van een voor hem toegelaten wapen in het buitenlanddoor een jager, een sportschutter of een bijzondere wachter. Omdat het model 9 niet kan worden opgesteld door eenbuitenlandse wapenhandelaar, moet de koper zich binnen 15 dagen na de invoer met het wapen aanbieden bij zijnlokale politie. Die zal de invoer vaststellen en een model 9 invullen. Daarvan worden twee exemplaren opgestuurd naarde gouverneur, die de gegevens in het CWR invoert.

De provinciale wapendiensten mogen de blauwe kaart zelf afdrukken op aangepast papier.Deze regeling doet geen afbreuk aan de andere bepalingen van de Richtlijn 91/477/EEG. Daarom is het

aangewezen dat de betrokkenen eveneens informatie inwinnen bij het bevoegde gewest.Ten slotte moet het wapen, bij invoer, een uniek identificatienummer krijgen door tussenkomst van de proefbank

(319). De proefbank kan hierbij vragen dat het wapen wordt voorgelegd.

9.2.2. Overdracht/verkoop van een wapen

Wie een vergunningsplichtig vuurwapen, de munitie ervoor (of een aan de wettelijke proef onderworpenonderdeel) wenst over te dragen of te verkopen, mag dit enkel doen aan iemand die gerechtigd is het te bezitten. Ditkunnen zowel houders zijn van een vergunning tot het voorhanden hebben ervan, als jagers of sportschutters(afhankelijk van de kenmerken van het wapen), doch tevens wapenhandelaars, wapenverzamelaars, musea edm.

Afhankelijk van de hoedanigheid van de bij de overdracht/verkoop betrokkene partijen alsook van de plaats waarzij zich voltrekt, brengt de overdracht/verkoop andere verplichtingen met zich mee.

72691BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 48: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

e Bijzonderheden in geval van overdracht/verkoop aan houders van een vergunning tot het voorhanden hebbenvan een vergunningsplichtig vuurwapen (model 4)

De overdracht/verkoop van een vergunningsplichtig vuurwapen en/of van de munitie ervoor (of een aan dewettelijke proef onderworpen onderdeel) aan een houder van een vergunning tot het voorhanden hebben ervan(model 4) kan slechts plaatsvinden na voorlegging van een identiteitskaart of een reispas die overeenstemt met de opde vergunning vermelde identiteit (320).

Binnen één maand te rekenen vanaf de overdracht/verkoop van het wapen moet deel B door de overdrager/verkoperworden toegezonden aan de overheid die de vergunning heeft afgegeven. Dat deel is gedagtekend, ondertekend enbevat de vermeldingen die betrekking hebben op de identificatie van het wapen en van de koper/verkrijger (321).

Deel A van de vergunning wordt bewaard door de houder die ertoe gehouden is het te overhandigen aan de inartikel 29 WW bedoelde diensten (322) die in het kader van het door hen uitgeoefende toezicht daarom verzoeken (323).

e Bijzonderheden in geval van overdracht/verkoop aan jagers, sportschutters of bijzondere wachters (324)De overdracht/verkoop van een vergunningsplichtig vuurwapen en/of van de munitie voor die wapens (of een

aan de wettelijke proef onderworpen onderdeel) aan een jager, sportschutter of bijzondere wachter kan slechtsgeschieden na overlegging van hun identiteitskaart of reispas en het bewijs van hun hoedanigheid.

Een bericht van overdracht/verkoop en een afschrift ervan – opgemaakt volgens het model 9 – worden door deoverdrager/verkoper binnen 8 dagen na de overdracht/verkoop toegezonden aan de gouverneur van de verblijfplaatsvan de verkrijger/overnemer of – indien deze laatste geen verblijfplaats in België heeft – aan het CWR.

De overdrager/verkoper bewaart een afschrift van het model 9. Het andere afschrift wordt – voorzien van hetregistratienummer - door de gouverneur toegezonden aan de lokale politie van de verblijfplaats van deovernemer/koper. Deze laatste verwittigt de gouverneur als de kenmerken van het wapen niet in overeenstemmingzijn met de gegevens op het model 9, zodat die de nodige aanpassingen kan doen.

e Bijzonderheden in geval van overdracht/verkoop aan wapenhandelaars, tussenpersonen of andere personen diegeen vergunning tot het voorhanden hebben ervan moesten voorleggen, op wiens naam geen bericht vanoverdracht/verkoop (model 9) moest worden opgesteld of die niet erkend zijn als verzamelaar of museum

In geval een particulier een vergunningsplichtig vuurwapen en/of de munitie ervoor (of een aan de wettelijkeproef onderworpen onderdeel) overdraagt/verkoopt aan een wapenhandelaar, een tussenpersoon of een bepaaldeoverheid (bv. het leger) moet hij de vergunning (model 4) of het bericht van overdracht/verkoop (model 9) op zijn naamterugsturen aan de gouverneur die bevoegd is voor zijn verblijfplaats en hem de identiteit van de overnemer/verkrijgermeedelen.

Het is de wapendienst van de gouverneur die vervolgens de nieuwe gegevens registreert in het CWR en die tevensnagaat of er geen onregelmatigheden zijn gebeurd (325).

De overdracht/verkoop van een vergunningsplichtig vuurwapen en/of de munitie ervoor (of een aan de wettelijkeproef onderworpen onderdeel) door een jager, sportschutter of bijzondere wachter aan een erkend persoon, moet in zijnregisters worden ingeschreven en door middel van een bericht van overdracht/verkoop (model 9) binnen 8 dagenvanaf de overdracht/verkoop worden gemeld aan de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van deoverdrager/verkoper, of – indien deze geen verblijfplaats in België heeft – aan het CWR. De overdrager/verkoperbewaart een afschrift van het model 9 (326).

e Bijzonderheden in geval van overdracht/verkoop in het buitenlandWanneer Belgische ingezetenen (personen die in België hun woon- of verblijfplaats hebben) een vergunnings-

plichtig wapen wensen te verkopen of over te dragen in een andere staat van de EU, moet eerst een uitvoerlicentieworden aangevraagd bij het bevoegde gewest (en de hiervoor noodzakelijke voorafgaande vergunning van deFOD Justitie).

Het spreekt voor zich dat de overdrager/verkoper in België het wapen rechtsgeldig voorhanden moet hebben,hetzij met een vergunning tot het voorhanden hebben ervan (model 4), hetzij met een gelijkwaardige titel (b.v. eengeldig jachtverlof met een op model 9 geregistreerd wapen). Op basis daarvan kan de uitvoerlicentie wordenaangevraagd.

De overdracht/verkoop in een andere EU-lidstaat moet beantwoorden aan de daar geldende wetgeving inzake deverkoop van wapens. Ook hier dient herhaald dat de Belgische wapendiensten niet op de hoogte kunnen zijn van allegeldende buitenlandse regels en dat ze zich daarom beperken tot het nationale luik van de betrokken verkoop.

Nadat de overdracht/verkoop heeft plaatsgevonden, moet de Belgische overdrager/verkoper de vergunning(model 4) of het bericht van overdracht/verkoop (model 9) onmiddellijk terugsturen aan de gouverneur bevoegd voorzijn verblijfplaats en hem de identiteit van de overnemer/verkrijger meedelen.

De wapendienst van de gouverneur registreert de gegevens in het CWR en gaat na of er geen onregelmatighedenzijn gebeurd (327). Mocht de gouverneur een onregelmatigheid vaststellen, dan zal hij die nog rechtzetten als dit inovereenstemming met de regelgeving mogelijk is. In dat geval komt de registratie niet in het gedrang. In het anderegeval zal hij aangifte moeten doen van het gepleegde misdrijf.

e Bijzonderheden in geval van overdracht/verkoop in België aan een buitenlanderHet principe van de dubbele machtiging voor de verwerving van een wapen binnen de EU geldt ook bij

overdracht/verkoop in België van een vergunningsplichtig wapen aan een ingezetene van een andere EU-lidstaat(personen die in een andere EU-lidstaat hun woon- of verblijfplaats hebben).

De buitenlandse koper zal daarom moeten beschikken over een « voorafgaande machtiging voor de verwervingvan een vergunningsplichtig wapen in een andere lidstaat van de EU », van de overheden van zijn verblijfstaat,vergelijkbaar met onze zogenaamde « blauwe kaart ».

Verder moet hij een machtiging van de Belgische overheid hebben om een wapen van de categorie B op haargrondgebied te verwerven (een vergunning model 4 afgegeven door de Staatsveiligheid) en moet hij een uitvoerlicentieaanvragen bij het bevoegde gewest hier in België. Zijn eventuele nationale (buitenlandse) vergunning is enkel geldigbinnen zijn land en wordt dan ook niet erkend als basis voor de aanvraag van de machtiging.

Ten slotte moet de buitenlandse koper beschikken over een invoerlicentie van de bevoegde overheden van delidstaat waar hij zijn woon- of verblijfplaats heeft.

Binnen de Benelux is de regeling evenwel eenvoudiger omdat er geen in- en uitvoerlicenties nodig zijn.Nadat de overdracht/verkoop heeft plaatsgevonden, moet de Belgische overdrager/verkoper de vergunning

(model 4) of het bericht van overdracht/verkoop (model 9) onmiddellijk terugsturen aan de gouverneur bevoegd voorzijn verblijfplaats en hem de identiteit van de overnemer/verkrijger meedelen.

De wapendienst van de gouverneur registreert de gegevens in het CWR en gaat na of er geen onregelmatighedenzijn gebeurd (328). Mocht de gouverneur een onregelmatigheid vaststellen, dan zal hij die nog rechtzetten als dit inovereenstemming met de regelgeving mogelijk is. In dat geval komt de registratie niet in het gedrang. In het anderegeval zal hij aangifte moeten doen van het gepleegde misdrijf.

72692 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 49: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

9.2.3. VeiligheidsmaatregelenHet KB van 24/4/97 tot bepaling van de veiligheidsvoorwaarden bij het opslaan, het voorhanden hebben en het

verzamelen van vuurwapens of munitie werd op 14/4/09 uitgebreid met een hoofdstuk 3 « Veiligheidsvoorwaardenbij het voorhanden hebben en tentoonstellen op de verblijfplaats, en het vervoeren van vergunningsplichtige wapensof munitie ervoor door particulieren ».

Onder de oude wapenwetgeving was het onmogelijk aan de particuliere wapenbezitter bepaalde veiligheidsmaat-regelen op te leggen. Bij de ontvangst van hun vergunning kregen ze wel een document « model 12 » mee datraadgevingen bevatte met betrekking tot het bewaren, gebruik en onderhoud van vuurwapens. Die raadgevingen zijnnu omgezet in plichten.

De nieuwe regels zijn van toepassing op « particulieren », die worden gedefinieerd als niet-erkende personen diewettig een of meer vergunningsplichtige wapens of munitie ervoor voorhanden hebben of erkende verzamelaars diemaximum 30 vergunningsplichtige wapens of munitie ervoor voorhanden hebben. Het gaat dus over de personen dievuurwapens of daarmee gelijkgestelde niet-vuurwapens voorhanden hebben op basis van een vergunning (model 4)of een gelijkgesteld document (model 9) (329). De regeling voor verzamelaars die meer wapens bezitten, wordttoegelicht in punt 5.1.6 (330).

Een aantal veiligheidsmaatregelen moet steeds door elke wapenbezitter worden genomen, ongeacht dehoeveelheid opgeslagen wapens. Daarenboven worden bijkomende veiligheidsmaatregelen opgelegd in functie van hetaantal opgeslagen vergunningsplichtige wapens (daarin begrepen de aan de wettelijke proef onderworpenonderdelen). Het nieuwe KB voorziet in drie drempels :

• bewaring van minder dan 6 vergunningsplichtige wapens;• bewaring van minder dan 11 vergunningsplichtige wapens;• bewaring van 11 tot en met 30 vergunningsplichtige wapens.• bewaring van meer dan 30 vergunningsplichtige wapens.Bij overschrijding van één van deze drempels dienen steeds strengere veiligheidsmaatregelen te worden

genomen (331).

e Veiligheidsmaatregelen die altijd van toepassing zijn

Elke particulier moet bij de opslag van vergunningsplichtige vuurwapens op de verblijfplaats de volgendeveiligheidsmaatregelen naleven :

1° de wapens moeten ongeladen worden bewaard. Een wapen wordt als ongeladen beschouwd als « de kulas,de kamer en de lader die op het wapen is bevestigd noch een voortstuwend element, noch een projectiel, nocheen patroon bevatten die kan worden afgevuurd ».

Daarom mag een revolver, een pistool of een geweer geen patroon in de kamer bevatten. Uit deze definitievolgt ook dat het wapen niet mag worden bewaard met een lader waarin patronen zitten. Deze beperkingis van toepassing voor alle particulieren. Enkel als de vergunning werd uitgereikt met de wettige reden« persoonlijke verdediging » mag het wapen geladen worden bewaard.

2° de wapens en de munitie moeten steeds buiten het bereik van kinderen worden bewaard.

3° de wapens en de munitie mogen niet « ogenblikkelijk » toegankelijk zijn.

Men moet vermijden dat een onbevoegde (of een inbreker) die de wapens vindt, ook onmiddellijk demunitie vindt, zodat hij direct over een bruikbaar wapen beschikt. Daarom moeten de wapens en demunitie bijvoorbeeld in een andere kast worden bewaard. Het is af te raden om munitie te bewaren in eenkluis. Bij brand kan er dan immers drukophoping ontstaan, met mogelijk ontploffingsgevaar.

4° de wapens en de munitie moeten bewaard worden op een plaats die geen uiterlijk kenteken draagt dat er zicheen wapen of munitie in bevindt.

De bedoeling van deze regel is dat men onbevoegden niet de weg wijst naar een plaats waar wapensopgeslagen liggen.

5° eveneens mogen werktuigen die een inbraak kunnen vergemakkelijken niet langer dan noodzakelijk wordenachtergelaten in de nabijheid van plaatsen waar de wapens worden bewaard.

Men mag dus ook geen ladders laten slingeren die toegang kunnen geven tot een venster van eenwapenkamer.

Bij diefstal, of bij poging tot diefstal van een vuurwapen, een los onderdeel, munitie, registers of documenten metbetrekking tot het wapen moet onmiddellijk aangifte worden gedaan bij de politie. Binnen de 48 uur dienen preciezegegevens over de aard van de gestolen zaken te worden doorgegeven. Er moet eveneens aangifte gebeuren bij degouverneur.

In veel politiezones kan men technopreventief advies vragen aan een veiligheidsadviseur van de lokale politie.Deze adviseur onderzoekt dan de woning en duidt zwakke plekken aan. Er worden tevens tips voor beveiliginggegeven. In sommige gemeenten worden hiervoor subsidies toegekend (bijvoorbeeld voor het plaatsen van eeninbraakwerende deur).

e Opslag van 1 tot en met 5 vergunningsplichtige wapens

Wapens moeten veilig worden opgeslagen, zodat oneigenlijk gebruik of vervreemding bemoeilijkt wordt. Zemogen niet onbeveiligd rondslingeren in de woning. Wie minder dan 6 vergunningsplichtige wapens heeft, dientminstens één van de volgende veiligheidsmaatregelen te nemen :

1° aanbrengen van een veiligheidsslot (bijvoorbeeld een trekkerslot met cijfercode of met sleutel);

2° wegnemen en afzonderlijk bewaren van een voor de werking van het wapen essentieel onderdeel(bijvoorbeeld de grendel of de loop van het wapen verwijderen en opslaan in een andere kast dan de kastwaarin het wapen is opgeslagen);

3° het bevestigen van het wapen met een ketting aan een vast punt (bijvoorbeeld aanbrengen van een ketting ofstaaldraad in de trekkerbeugels van de wapens die naast elkaar staan in een rek, en deze ketting of staaldraadmet een slot vastmaken aan een punt dat vastzit in de muur).

De particulier kan dus zelf kiezen welke veiligheidsmaatregelen hij neemt. Hij kan de verschillende maatregelencombineren, of voor verschillende wapens andere veiligheidsmaatregelen toepassen. De bedoeling is dat voor elkwapen minstens één van de genoemde maatregelen genomen is.

72693BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 50: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

e Opslaan van minder dan 11 vergunningsplichtige wapensWie van 6 tot 11 vergunningsplichtige wapens opslaat, dient ze te bewaren in een slotvaste en in stevig materiaal

gemaakte wapenkast. Deze kast kan niet gemakkelijk worden opengebroken, en mag geen uiterlijk kenteken dragenwaaruit blijkt dat erin wapens worden bewaard.

De regelgeving legt geen verplichting op om een bepaald type kast te gebruiken. De bedoeling is dat de wapensworden bewaard in een stevige kast, die bovendien kan worden afgesloten en enige weerstand biedt bij inbraak. In depraktijk kan gedacht worden aan stevige metalen kantoorkasten met een hangslot of aan in massief hout uitgevoerdekasten of koffers die behoorlijk kunnen worden afgesloten.

Uiteraard geldt dat, eens de drempel van 5 wapens overschreden is, alle wapens moeten worden bewaard in diekast. Het louter bezitten van een dergelijke kast is niet voldoende.

e Opslaan van meer dan 10, maar minder dan 31 vergunningsplichtige wapensWie van 10 tot 30 vergunningsplichtige wapens opslaat, moet die allemaal bewaren in een daarvoor ontworpen

wapenkluis. De regelgeving legt geen technische normen op. Wel is vereist dat de wapenkluis afgesloten is met eenmechanisme dat niet kan worden geopend dan met behulp van een elektronische, magnetische of mechanische sleutel,een alfabetische of numerieke combinatie of een biometrische herkenning. De wapenkluizen die courant in de handelverkocht worden volstaan hier. Het is niet vereist dat ze aan een minimum technische veiligheidsnorm voldoet. Als dekast minder dan 150 kg weegt, is het aan te raden ze vast te maken in de muur.

De wapenkluis en de munitie moeten zich in een ruimte bevinden waarvan alle toegangen en ramen behoorlijk zijnafgesloten. De sleutels van de wapenkluis en die van de ruimte waarin de wapenkluis zich bevindt, mogen niet op desloten worden gelaten. Die sleutels moeten op een veilige plaats, buiten het bereik van kinderen en derden wordenbewaard. Alleen de eigenaar mag toegang hebben tot deze sleutels.

Wie veel wapens opslaat, dient dus mogelijk meerdere kluizen te kopen om die wapens in te bewaren. Het KB laatechter ook de keuze voor een alternatief toe. De wapens moeten niet worden bewaard in een kluis als de toegangen vanhet lokaal waarin de wapens zijn opgeslagen, voldoen aan de volgende normen :

• deuren in vol hout, die minstens 4 cm dik zijn, of in een ander materiaal van vergelijkbare sterkte, of deurenmet gelaagd glas;

• in de toegangsdeur tot de wapenkamer en de buitendeuren van het gebouw moeten ten minste2 dievenklauwen worden aangebracht;

• de toegangsdeur moet zijn uitgerust met hetzij een driepuntsslot dat 5 minuten weerstand biedt bij inbraak,hetzij een combinatie van drie sloten die samen 5 minuten weerstand bieden bij inbraak.

Bij een appartementsgebouw kan het dus al voldoende zijn om een gepantserde inbraakbestendige voordeur teplaatsen met een degelijk slot. Alle ruimtes voldoen dan aan de norm, zodat de wapens in een kamer binnen hetappartement kunnen worden opgeslagen zonder dat ze nog in een kluis hoeven te liggen.

Een particulier kan er ook voor kiezen om ineens de normen na te leven voor de opslag van meer dan30 vergunningsplichtige wapens (klasse G). Wie in orde is met deze strengere norm, moet geen rekening houden metde andere specifieke normen voor opslag (trekkerslot, wapenkast of kluis, ...). Uiteraard moeten de veiligheidsmaat-regelen die altijd van toepassing zijn wel worden nageleefd.

e Opslaan van meer dan 30 vergunningsplichtige wapensWie meer dan 30 vergunningsplichtige wapens opslaat, moet voldoen aan de veiligheidsmaatregelen van

klasse G (332).

e Equivalente beveiligingHet KB laat eveneens toe om andere veiligheidsmaatregelen te nemen, voor zover deze maatregelen gelijkwaardig

zijn met de maatregelen die in het besluit worden opgelegd. Deze gelijkwaardigheid wordt beoordeeld door de lokalepolitie of de andere diensten die bevoegd zijn om wapenbezit te controleren. Er kan ook vooraf met deze dienstenoverlegd worden.

Op basis van voorgelegde stukken over de te nemen veiligheidsmaatregelen (bijvoorbeeld documentatie over eeninbraakwerende deur die geplaatst wordt bij nieuwbouw), kan de overheid dan beslissen dat de maatregelenvoldoende zijn. Een wapenbezitter die verbouwingen plant, en zeker wenst te zijn dat alle genomen veiligheidsnormenvoldoende zijn, kan dus vooraf zekerheid krijgen hierover na overleg met de lokale politie.

Het is dus steeds mogelijk om zelf initiatief te nemen en aan de lokale politie te vragen of zij schriftelijk kanbevestigen dat veiligheidsmaatregelen equivalent zijn aan de in het besluit opgesomde maatregelen. Zo kanbijvoorbeeld gevraagd worden dat tijdens een controle wordt bevestigd dat de toegangen tot de ruimtes waar dewapens zich bevinden voldoende beveiligd zijn, zodat geen kluis meer nodig is. Deze werkwijze biedt het voordeel datde wapenbezitter vooraf zeker is dat de genomen maatregelen afdoende zijn.

e InwerkingtredingDe veiligheidsmaatregelen die door elke wapenbezitter moeten worden in acht genomen, werden verplicht op

25/4/09.Wapenbezitters moesten uiterlijk tegen 25/4/10 de veiligheidsmaatregelen nemen die van toepassing zijn

naargelang het aantal vergunningsplichtige wapens dat ze bezitten.

e Tentoonstellen van vergunningsplichtige wapens op de verblijfplaatsHet is mogelijk om lange wapens toegestaan voor de jacht tentoon te stellen op de verblijfplaats.Daarbij moet rekening gehouden worden met het volgende :• de tentoongestelde wapens moeten ongeladen zijn;• ze moeten onbruikbaar gemaakt zijn door een veiligheidsslot of door een voor de werking essentieel

onderdeel afzonderlijk te bewaren;• ze moeten stevig zijn vastgemaakt aan het slotvaste etalagemeubel waarin ze zijn tentoongesteld;• ze mogen niet worden tentoongesteld samen met de munitie die ze kunnen afvuren;• het wapen en de munitie mogen niet ogenblikkelijk samen toegankelijk zijn.Deze regels werden van toepassing op 25/4/09.

72694 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 51: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

e Veiligheidsmaatregelen tijdens het onderhoud van vuurwapensTijdens het onderhoud van vuurwapens dienen de volgende veiligheidsmaatregelen te worden nageleefd :• het wapen moet ongeladen zijn, tijdens het manipuleren wordt de loop steeds in een veilige richting

gehouden;• het magazijn of de lader van het wapen moet worden leeggemaakt;• de trekker mag alleen worden overgehaald als het wapen leeg is, en als de loop in een veilige richting wijst.Deze regels zouden voor de wapenbezitter niet nieuw mogen zijn. Alle fabrikanten en organisaties geven deze

adviezen al mee. Ze werden verplicht vanaf 25/4/09.

e Veiligheidsmaatregelen tijdens het vervoer van vuurwapensHet vervoer van wapens wordt deels geregeld in de wapenwet. Vergunninghouders, jagers, bijzondere wachters,

sportschutters en houders van een Europese vuurwapenpas afgegeven in een andere lidstaat van de EU mogenvuurwapens vervoeren (333).

De wapens mogen alleen vervoerd worden tussen hun woonplaats en hun verblijfplaats, of tussen hun woon- ofverblijfplaats (334) en de schietstand of het jachtterrein, of tussen hun woon- of verblijfplaats en een erkende persoon.Tijdens het vervoer dienen de vuurwapens ongeladen en verpakt te zijn in een afgesloten koffer (bv. een autokofferindien deze gescheiden is van de rest van het voertuig en indien deze op slot kan; het mag ook de koffer zijn van eenbreakwagen of jeep indien de hele auto op slot is en indien de munitie aan het zicht is onttrokken), of uitgerust te zijnmet een trekkerslot of een equivalente beveiliging. Een beveiliging is equivalent als ze dezelfde waarborgen biedt tegendiefstal of tegen oneigenlijk gebruik van het wapen.

In het KB worden bijkomende veiligheidsmaatregelen opgelegd die in acht moeten worden genomen tijdens hetvervoer :

• de wapens moeten ongeladen zijn, de laders leeg. De laders kunnen dus niet thuis worden gevuld;• het wapen moet onbruikbaar zijn gemaakt door een veiligheidsslot of door het wegnemen van een voor zijn

werking essentieel onderdeel. Als alternatief kan het wapen gedemonteerd worden vervoerd;• het wapen mag niet in het zicht liggen, en het moet buiten handbereik worden vervoerd in een slotvaste koffer

of etui;• de munitie moet veilig verpakt worden (bij voorkeur in haar originele verpakking of in een munitiedoosje);• bij vervoer met een motorvoertuig moeten de etuis met het wapen en de munitie in de slotvaste koffer (zie

hoger) van het voertuig worden vervoerd. Dit is niet van toepassing op het jachtterrein;• het voertuig mag niet onbewaakt achterblijven terwijl de wapens erin opgeslagen liggen. Het is daarom

aangeraden in de onmiddellijke nabijheid van de schietstand te parkeren, bij voorkeur in het zicht vanbijvoorbeeld de cafetaria. De bewaking mag ook worden gedaan met behulp van honden of een camera.

Deze nieuwe veiligheidsmaatregelen van toepassing tijdens het vervoer moeten worden nageleefd vanaf 25/4/09.

e Toezicht op de naleving van de veiligheidsmaatregelenIn tegenstelling tot wat het geval is met de erkende personen, voorziet het KB niet in specifieke controle vooraf bij

aanvraag van een vergunning, noch in een specifieke periodieke controle van de naleving van de veiligheidsmaatre-gelen door particulieren. Dit betekent echter niet dat er geen controle op is : vermits de periodieke controle slaat op denaleving van de wet, slaat ze ook op de uitvoeringsbesluiten. Ook is voorzien dat de politie in het advies aan degouverneur moet rapporteren over de veiligheidsnormen (335).

Bij aanvraag van een vergunning vraagt de gouverneur advies aan de lokale politie die onder meer onderzoekt ofde aanvrager gevaar voor de openbare orde kan opleveren. Men zal de betrokkene vragen welke veiligheidsmaatre-gelen hij heeft genomen of zal nemen.

Ook naar aanleiding van de 5-jaarlijkse controle van het wapenbezit op initiatief van de gouverneur zal hetveiligheidsaspect worden gecontroleerd.

Wie zijn wapens niet bewaart op de voorgeschreven manier neemt het risico zijn vergunning op het spel te zetten.Bovendien zal hij aansprakelijk worden gesteld als er zich een incident voordoet met zijn wapen dat onveilig werdbewaard.

9.2.4. GebruikDe vergunning geeft het recht om het wapen voorhanden te hebben, al dan niet met munitie.Het gebruik van het wapen moet ook na het verkrijgen van de vergunning voor het voorhanden hebben ervan

steeds op één of andere manier kaderen binnen de opgegeven wettige reden.Zo kan de gouverneur bij de 5-jaarlijkse controle (336) nagaan of de wettige reden nog aanwezig is. Is dat niet het

geval dan kan hij de wapenvergunning beperken, schorsen of intrekken (337).Voorbeelden :— Een houder van een vergunning tot het voorhanden hebben van een vergunningsplichtig wapen met als

wettige reden « sportschieten » mag zijn wapen thuis of in zijn tuin niet gebruiken.— Anderzijds kan een jager verantwoorden dat hij met een vergund jachtgeweer op een schietstand schiet met

een dagkaart om zijn wapen te onderhouden en te testen of om de richtmiddelen af te stellen. Hij kan met hetwapen evenwel niet deelnemen aan schietwedstrijden, behalve in het kleischieten.

— Iemand die de intentie heeft om een verzameling historische wapens uit te bouwen, mag niet schieten met dewapens de deel zullen uitmaken van de collectie.

— Tenslotte is het bijvoorbeeld ook niet toegestaan om als sportschutter zijn wapens tevens te gebruiken bij deuitoefening van een activiteit die bijzondere risico’s inhoudt.

Gebruik van een vergund wapen dat niet kan worden gekaderd binnen de opgegeven wettige reden maakt eenillegale activiteit uit waarop ernstige straffen staan (338).

9.2.5. Lenen van een wapenHouders van een vergunning tot het voorhanden hebben van een vuurwapen (339) mogen aan elkaar vuurwapens

uitlenen onder de volgende voorwaarden :1° het betreft alleen vuurwapens van het type dat de ontlener mag voorhanden hebben en met het oog op een

toegelaten activiteit op basis van het document (340) waarvan hij houder is (341);2° de vuurwapens mogen slechts worden uitgeleend voor de duur van de activiteit waarvoor ze worden geleend

en voor het vervoer van en naar de plaats waar die plaatsvindt;

72695BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 52: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

3° de vuurwapens mogen alleen worden voorhanden gehouden, gedragen en gebruikt op de plaats waar deactiviteit waarvoor ze worden ontleend, plaatsvindt;

4° de ontlener kan een door de uitlener ondertekend schriftelijk akkoord voorleggen, evenals een kopie van hetin de bepaling onder 1° bedoelde document, behalve indien de uitlener aanwezig is.

9.2.6. VervoerHouders van een vergunning tot het voorhanden hebben van een vuurwapen mogen het wapen vervoeren tussen

hun woonplaats en hun verblijfplaats, of tussen hun woon-of verblijfplaats en de schietstand of het jachtterrein, oftussen hun woon- of verblijfplaats en een erkende persoon. Tijdens het vervoer dienen de vuurwapens ongeladenverpakt te zijn in een afgesloten koffer of voorzien te zijn van een trekkerslot of een equivalente beveiliging (342).

Verder mag een particulier een vergunningsplichtig wapen enkel vervoeren als de volgende voorwaarden wordennageleefd : (343)

1° het wapen is ongeladen en de vervoerde magazijnen zijn leeg;2° het wapen is onbruikbaar gemaakt door een veiligheidsslot of door het wegnemen van een voor zijn werking

essentieel onderdeel;3° het wapen wordt buiten het zicht en buiten handbereik vervoerd, in een geschikte en slotvaste koffer of etui;4° de munitie wordt veilig verpakt vervoerd in een geschikte en slotvaste koffer of etui;5° als het vervoer met de wagen gebeurt, worden de koffers of de etuis met het wapen en de munitie vervoerd

in de slotvaste koffer van het voertuig. Deze bepaling is niet van toepassing op het jachtterrein (zie hoger voorvoorbeelden);

6° het voertuig blijft niet zonder toezicht achter (zie hoger voor voorbeelden).

9.2.7. HerstellingDe houder van een vergunning tot het voorhanden hebben van een vuurwapen moet bij de vervanging van een

kapot essentieel onderdeel van dat wapen een nieuwe aanvraag van een vergunning tot het voorhanden hebben ervan(model 4) indienen.

Er zijn twee mogelijkheden :1. ofwel legt de aanvrager een attest van vernietiging door de Proefbank voor vuurwapens voor. In dat geval zal

de « oude » vergunning voor het betreffende vuurwapen kosteloos worden aangepast. Het voorwerp van devergunning verandert immers niet en dus moet geen retributie worden betaald.

2. ofwel legt de aanvrager geen vernietigingsattest voor. In dat geval wordt de aanvraag als een « klassieke »aanvraag behandeld. De aanvrager betaalt dus een retributie en een nieuwe vergunning wordt afgegeven.

Het betreft alle onderdelen die aan de wettelijke proef onderworpen zijn, zoals bv. de loop, de trommel, enz.De omwisseling van een defect onderdeel wordt tevens besproken onder punt 19.

9.2.8. MunitieHouders van een vergunning tot het voorhanden hebben van een vuurwapen mogen voor dat wapen munitie

aankopen en voorhanden hebben, tenzij de vergunning werd afgegeven met uitsluiting van munitie (344).Het betreft evenwel uitsluitend de munitie voor het wapen waarvoor zij een vergunning hebben of dat zij

rechtmatig voorhanden houden onder de voorwaarden van artikel 12 wapenwet. Particulieren kunnen dus geenmunitie verwerven als hun vergunning niet geldig is voor het verkrijgen van dat type munitie.

Ook voor de aankoop en het voorhanden hebben van patroonhulzen of projectielen dient men in het bezit te zijnvan een vergunning tot het voorhanden hebben van een vuurwapen, tenzij zij onbruikbaar werden gemaakt (345).

Het is evenwel verboden om volgende munitie te vervaardigen, te verkopen, op te slaan of voorhanden te hebben :(346)

1° indringende, brandstichtende of ontploffende munitie;2° opensplijtende munitie voor pistolen en revolvers;3° projectielen voor deze munitie.

10. Wapendracht door particulieren : algemene regels

10.1. NotieWie houder is van een vergunning tot het voorhanden hebben van een wapen, mag dat wapen daarom nog niet

naar believen bij zich dragen.Traditioneel wordt het begrip « een wapen dragen » opgevat als het wapen nemen, het bij zich houden in een zak

of in een etui of nog, het binnen handbereik hebben zodat het onmiddellijk bruikbaar is. Het loutere gebruik van eenwapen impliceert al dat het gedragen wordt. Anderzijds beschouwt men wapendracht als een openbare aangelegen-heid. Er is sprake van wapendracht als dit gebeurt op de openbare weg, op een openbare plaats, of wanneer hetzichtbaar is vanaf een openbare weg of plaats.

Het vervoeren van een wapen is strikt genomen dus ook te beschouwen als wapendracht, als de regels voor hetvervoer niet worden nageleefd waardoor het wapen onmiddellijk bruikbaar is (b.v. vervoer van een wapen in eenhandschoenenkastje of binnen handbereik onder de zetel van het voertuig). Voor vervoer gelden de hierbovenvermelde bijzondere regels (347). Het dragen van een wapen in een tuin zal wapendracht zijn als het zichtbaar is vanafeen publiek toegankelijke plaats. Binnenshuis daarentegen is er geen sprake van wapendracht.

Wapendracht is steeds onderworpen aan een wettige reden. Dit geldt voor alle soorten wapens. Men moet dussteeds een aanvaardbare reden kunnen geven waarom men op een bepaald moment een bepaald wapen draagt (348).

Voor vergunningsplichtige vuurwapens volstaat dit niet. Daar is in principe ook een wapendrachtvergunningnoodzakelijk, maar voor jagers en sportschutters bestaat er een gunstregeling (349).

10.2. Omstandigheden waarin een wapen vrij mag worden gedragenDe houder van een vergunning tot het voorhanden hebben van een vergunningsplichtig wapen of van een

gelijkwaardig document mag dit wapen dragen in de woning waar hij zijn woon- of verblijfplaats heeft gevestigd.Buiten zijn woon- of verblijfplaats kan hij in overeenstemming met artikel 21 WW het wapen vervoeren tussen zijn

woon- en verblijfplaats, of tussen zijn woon- of verblijfplaats en de schietstand of het jachtterrein, of tussen zijn woon-of verblijfplaats en een erkende persoon. Tijdens het vervoer dienen vuurwapens ongeladen en verpakt te zijn in eenafgesloten koffer, of uitgerust te zijn met een trekkerslot of een equivalente beveiliging.

Artikel 15 WW laat aan jagers en sportschutters toe hun wapens te dragen zonder wapendrachtvergunning in hetkader van de beoefening van hun activiteit. Voor de jacht en het sportschieten, daarin begrepen het parcoursschieten,is er dus geen wapendrachtvergunning meer nodig.

72696 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 53: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

In alle gevallen moet de houder de vergunning tot het voorhanden hebben van het betrokken wapen bij zichhouden, of het document dat zijn hoedanigheid aantoont én het registratiebewijs van het wapen.

In alle andere omstandigheden is voor het dragen van een vergunningsplichtig vuurwapen een wapendrachtver-gunning vereist. De overgebleven redenen om een wapendrachtvergunning aan te vragen zijn vooral van professioneleaard (maar in geval het gaat over bewakingsagenten is de aparte procedure bij de Minister van Binnenlandse Zakenvan toepassing) of met het oog op persoonlijke verdediging.

10.3. Vergunningsprocedure (350)

10.3.1. BevoegdheidDe wapendrachtvergunning wordt afgegeven door de gouverneur na gemotiveerd advies van de procureur des

Konings van het arrondissement waar de verblijfplaats van de aanvrager is gevestigd. Het betreft een gebondenbevoegdheid. Alle gouverneurs worden geacht de wet op dezelfde manier, zoals beschreven in deze omzendbrief, toete passen.

Indien de aanvrager geen verblijfplaats heeft in België, moet hij zijn aanvraag indienen bij de dienst wapens vande Staatsveiligheid.

10.3.2. OntvankelijkheidEen wapendrachtvergunning kan slechts worden afgegeven voor een wapen dat de aanvrager regelmatig

voorhanden heeft, dus op basis van een vergunning tot voorhanden hebben ervan of een gelijkwaardig document.Wanneer het gaat om een beroepsactiviteit wordt het wapen vaak voorhanden gehouden door een rechtspersoon diede wapendrachtvergunning aanvraagt voor één van zijn personeelsleden.

De aanvraag moet de volgende vermeldingen bevatten :• de identificatie van de aanvrager : naam, voornamen, nationaliteit, adres, plaats en datum van geboorte;• de identificatie van het wapen of de wapens waarop de aanvraag betrekking heeft : aard, merk, model, type,

kaliber en serienummer;• de vermeldingen betreffende de vergunning tot het voorhanden hebben van het betrokken wapen : overheid,

datum van afgifte en nummer van de vergunning;• de redenen van de aanvraag, met name een omschrijving van de omstandigheden waarin het wapen zal

worden gedragen.

10.3.3. OnderzoekDe wet bepaalt uitdrukkelijk dat de wapendrachtvergunning de voorwaarden moet vermelden waaraan het

dragen van het wapen is onderworpen. Daarom moet de aanvrager de redenen aangeven waarom hij de vergunningaanvraagt, evenals de omstandigheden waarin hij het wapen zal dragen. De belangrijkste redenen die wordeningeroepen zijn de volgende 2 :

• Persoonlijke verdediging : dit is de hoofdreden waarom een wapendrachtvergunning wordt aangevraagd. Netzoals bij de aanvraag van de noodzakelijk eerder verkregen vergunning tot het voorhanden hebben van eenwapen om die reden, moet worden aangetoond dat de aanvrager een bijzonder, de normale grenzenoverschrijdend gevaar loopt en dat het dragen van dit wapen dit gevaar kan doen verminderen (351);

• Beroepsactiviteit : de beroepsactiviteit van de aanvrager kan hem in situaties doen terechtkomen waarin zijnleven is bedreigd. Werknemers van een bewakingsonderneming of een interne bewakingsdienst kunnenterecht bij de minister van Binnenlandse Zaken. Privédetectives mogen niet gewapend zijn. Voor andereberoepscategorieën geldt de regel dat geen enkele categorie op zich het dragen van een vuurwapenverantwoordt en dat elke aanvraag op zich wordt onderzocht (352).

Ook de persoonlijkheid van de aanvrager wordt opnieuw onder de loep genomen, op dezelfde wijze als op hetmoment van de aanvraag van de vergunning tot het voorhanden hebben van het wapen.

10.3.4. Ambassadepersoneel e.d.Als de aanvrager deel uit maakt van het personeel van een diplomatieke of daarmee gelijkgestelde missie, valt hij,

voor wat betreft de afgifte van een wapendrachtvergunning, onder de bevoegdheid van de gouverneur (metuitzondering van de personen die de diplomatieke status genieten en die rechtstreeks onder de bevoegdheid van deminister van Justitie vallen).

De aanvragen kunnen door de betrokken persoon zelf of door bemiddeling van de Dienst Protocol van deFOD Buitenlandse Zaken worden ingediend bij de diensten van de gouverneur.

De gouverneur wordt verzocht :• advies in te winnen van de Staatsveiligheid alvorens een beslissing te nemen inzake de aanvraag;• de Staatsveiligheid van de genomen beslissing kennis te geven zodat deze administratie een totaalbeeld

verkrijgt van de wapens die door het personeel van de diplomatieke missies en het daarmee gelijkgesteldpersoneel worden gedragen.

10.3.5. Het medisch attestHet MB van 16/10/08 houdende erkenning van de artsen bevoegd voor het afgeven van een attest bedoeld in

artikel 14 van de wapenwet bepaalt dat de aanvraag van een wapendrachtvergunning moet vergezeld gaan van eenattest afgegeven door de geraadpleegde arts dat de betrokkene geen fysieke of mentale tegenindicaties vertoont voorhet dragen van een vuurwapen (353).

Het betreft de volgende arts :• ofwel de huisarts die het globaal medisch dossier van de aanvrager beheert, of die verklaart hem sinds

minstens een jaar op te volgen;• ofwel een psychiater of neuropsychiater (als de aanvrager geen vaste huisarts heeft of voor deze optie kiest).Voor bewakingsagenten gelden andere regels.Het gaat hier niet over een eenvoudig attest zoals dat vereist bij de aanvraag van een vergunning tot het

voorhanden hebben van een wapen, waarin een vrij te kiezen arts verklaart dat de betrokkene in staat is een vuurwapente hanteren zonder gevaar voor zichzelf of voor anderen. De eisen zijn uiteraard hoger omdat het gaat om eenvergunning voor een activiteit met een hoger risico. Er moeten garanties zijn dat de arts de betrokkene goed kent doorervaring of na grondig onderzoek. De arts kan zich vanzelfsprekend alleen baseren op wat hij kan weten op hetogenblik van de aanvraag van het attest en kan achteraf niet verantwoordelijk worden gesteld als de betrokkene tocheen incident uitlokt, veroorzaakt door een nog onbekende factor. Voor het attest worden typeformules verspreid bij deartsen.

72697BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 54: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

10.3.6. TermijnDe behandelingstermijn voor een aanvraag is dezelfde als die voor een vergunning model 4 (vier maanden vanaf

de ontvangst van de aanvraag).10.3.7. BeslissingDe wapendrachtvergunning wordt afgegeven voor een duur van ten hoogste drie jaar. Voor het verstrijken van die

termijn moet de houder van de vergunning, indien hij dat wenst, om de hernieuwing ervan verzoeken.De vergunning kan uiteraard voor een kortere duur worden afgegeven als daartoe een reden bestaat of als de

aanvrager dit wenst.Elke beslissing tot toekenning of tot weigering van de vergunning moet afdoende worden gemotiveerd.10.3.8. Model 5Op de wapendrachtvergunning moeten de voorwaarden waaraan het dragen van het wapen onderworpen is,

worden vermeld, bijvoorbeeld :• dat het dragen van het wapen al dan niet is beperkt tot de uitoefening van een beroepsactiviteit die dan moet

worden vermeld;• de omstandigheden, binnen het kader van die activiteit, waarin het dragen van het wapen is toegestaan : het

is mogelijk dat alleen bepaalde handelingen van de beroepsactiviteit het dragen van het wapen rechtvaardi-gen.

De wapendrachtvergunning wordt opgemaakt als een formulier model 5.Met het oog op de vereenvoudiging en de eenvormigheid wordt dit type van vergunning uitsluitend gedrukt door

het Belgisch Staatsblad en kan het alleen bij de Federale Wapendienst worden verkregen.De wapendrachtvergunning is een authentiek stuk waarop bij afgifte een stempel en een droogstempel worden

aangebracht. Het is het enige document in het kader van de wapenwetgeving waarop een pasfoto van de houder moetworden aangebracht. Het stuk draagt een uniek nummer dat wordt voorafgegaan door het nummer van de provincieen de laatste twee cijfers van het jaar van uitgifte, volgens de volgende structuur :

5/1/10/00015 = de wapendrachtvergunning;1 = code van de provincie (354);10 = jaar van uitreiking;0001 = het druknummer.Binnen acht dagen te rekenen vanaf de afgifte van de vergunning of van de hernieuwing ervan moet de

gouverneur ervoor zorgen dat de wapendrachtvergunning is ingeschreven in het CWR.10.3.9. BeroepIn geval de gouverneur de wapendrachtvergunning weigert of haar onderwerpt aan voorwaarden, en eveneens

wanneer de gouverneur een administratieve sanctie (beperking, schorsing of intrekking) oplegt, kan beroep ingesteldworden bij de minister van Justitie.

Dit kan niet als de beslissing van de gouverneur is gebaseerd op de onontvankelijkheid van de aanvraag. In datgeval staat enkel het gewone administratief beroep bij de Raad van State open.

Zoals alle beroepen bij de minister van Justitie moet het beroep binnen 15 dagen na ontvangst van de beslissingvan de gouverneur bij aangetekend schrijven worden gestuurd aan de Federale Wapendienst. Het verzoekschrift moetgemotiveerd zijn en vergezeld gaan van een kopie van de bestreden beslissing. Het beroep is onontvankelijk als aandeze voorwaarden niet is voldaan.

Het beroep wordt behandeld in overeenstemming met de in punt 9.1.15 uiteengezette regels.

10.3.10. Wijziging van de vergunningDe vergunning vermeldt niet langer het adres van de houder. Dit betekent dat bij adreswijziging er door hem niets

meer hoeft te worden ondernomen.Andere wijzigingen, zoals van het op de vergunning vermelde wapen of de omstandigheden waarin het mag

worden gedragen, vereisen het aanvragen van een nieuwe vergunning.

10.3.11. Administratieve sanctiesDe wet voorziet in de mogelijkheid om de wapendrachtvergunningen te beperken, te schorsen of in te trekken. Die

bevoegdheid wordt toegekend aan de gouverneur, alsook aan de minister van Justitie als hij de vergunning heeftafgegeven.

De vergunning kan in drie gevallen worden geschorst of ingetrokken :• als blijkt dat het dragen van het wapen de openbare orde kan verstoren;• als de voorwaarden waaraan het dragen van het wapen is onderworpen, niet zijn in acht genomen;• als de redenen die zijn ingeroepen om de wapendrachtvergunning te verkrijgen, niet langer gelden.De beslissing van de gouverneur (of de minister van Justitie) tot beperking, intrekking of schorsing van de

vergunning moet met redenen zijn omkleed en de omstandigheden ervan moeten worden aangegeven. Over hetalgemeen zal die beslissing steunen op een politieverslag, op een lopend onderzoek, of op een gerechtelijke beslissing.

De redenen die ertoe aanleiding kunnen geven dat een wapendrachtvergunning wordt geweigerd, kunnen ookleiden tot de schorsing of de intrekking ervan.

Het gemotiveerd advies van de bevoegde procureur des Konings moet worden ingewonnen alvorens eenbeslissing tot beperking, schorsing of intrekking van de vergunning wordt genomen, behalve als die maatregel op hetinitiatief van voornoemde procureur wordt genomen.

De schorsing van de wapendrachtvergunning is een voorlopige maatregel die aangewezen is als de houder zichin een voorlopige toestand bevindt. Ze is beperkt in de tijd.

De intrekking van de vergunning is aangewezen als de houder ervan zich in een definitieve toestand bevindt,bijvoorbeeld wanneer tegen de houder een maatregel houdende intrekking van de vergunning tot het voorhandenhebben van het betrokken wapen is genomen. Vanaf de betekening van de intrekking is het verboden het wapen tedragen.

Als de betrokkene hierom vraagt, moet hij vooraf schriftelijk of mondeling worden gehoord. Hij moet in staatworden gesteld zich vooraf te verdedigen tegen de negatieve elementen waarvan hij geen kennis had (hoorrecht).

Ingeval de gouverneur (of de minister van Justitie) besluit een wapendrachtvergunning te beperken, te schorsenof in te trekken, moet hij daarvan onverwijld aan de houder van de vergunning kennis geven bij een aangetekendschrijven met ontvangstbewijs.

Binnen 8 dagen te rekenen vanaf de maatregel moet de gouverneur ervoor zorgen dat die wijziging in het CWRwordt ingeschreven.

72698 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 55: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

11. Bijzondere regeling voor jagers (355)

11.1. Wie ?Niemand mag op het Belgische grondgebied jagen tenzij men houder is van een jachtverlof (356).Houders van een jachtverlof mogen lange wapens daar toegelaten waar het jachtverlof geldig is, evenals de daarbij

horende munitie voorhanden hebben op voorwaarde dat hun strafrechtelijke antecedenten, hun kennis van dewapenwetgeving en hun geschiktheid om veilig een vuurwapen te hanteren, zijn nagegaan (357).

Dit betekent dat jagers (d.w.z. houders van een jachtverlof) sommige vergunningsplichtige vuurwapensvoorhanden kunnen houden zonder vooraf een wapenvergunning aan te vragen. Zij zijn met andere woorden wat diewapens betreft vrijgesteld van de algemene vergunningsplicht, doch hieraan zijn enkele voorwaarden en verplichtin-gen gekoppeld.

Het jachtverlof wordt afgegeven namens het Vlaamse of het Waalse Gewest (358). Ook gelijkwaardige documentendie werden afgeleverd in een andere lidstaat van de Europese Unie (359), of een door de Minister van Justitie erkenddocument afgeleverd in een andere staat (360), verlenen het recht om de jacht te beoefenen (361).

11.2. Welke wapens ?De bijzondere regeling voor jagers betreft enkel lange wapens daar toegelaten waar het jachtverlof geldig is evenals

de daarbij horende munitie. Het zijn dus de jachtdecreten (en hun uitvoeringsbesluiten) van de plaats waar de jachtwordt beoefend, die bepalen met welke wapens daar mag worden gejaagd.

In Vlaanderen is dit het Vlaams jachtdecreet van 24/7/91 (362), in Wallonië is dit de oude jachtwet van28/2/1882 (363), gewijzigd door het decreet van de Waalse Regering van 14/7/94.

Aangezien de toepassing van deze jachtdecreten plaatsgebonden is, moet men dus in het bezit zijn van eenjachtverlof afgegeven door de bevoegde overheden van de plaats waar de activiteit plaatsvindt.

Doordat de jacht in België een gewestmaterie is, zijn er enkele regionale verschillen vast te stellen. Zo is het jagenmet .22 karabijnen met randvuurkogelpatronen in het Vlaamse gewest niet toegestaan voor de jacht, in tegenstellingtot het Waalse gewest waar dit wel wordt aanvaard (364).

Ook buiten de landsgrenzen kan dit voor verschillen zorgen. Zo kan iemand op basis van een buitenlandsjachtverlof een jachtwapen kopen in België, in zoverre hij kan bewijzen dat het wapen is toegelaten als jachtwapen inhet land dat het jachtverlof heeft uitgereikt. Dit geldt echter niet voor korte vuurwapens die in Duitsland bijvoorbeeldwel zijn toegelaten voor de jacht.

In Wallonië mogen enkel volgende vuurwapens worden gebruikt voor het uitoefenen van de jacht (365) :1° geweren met gladde loop (lopen) met een minimum en maximum kaliber van respectievelijk ″24″ en ″12″;2° karabijnen met getrokken loop (lopen) met een nominaal kaliber van ten minste 22 of 5,58 mm;3° gemengde wapens met hetzelfde kaliber dan dit vermeld in de punten 1° en 2°.Worden evenwel verboden :1° de automatische geweren;2° de semi-automatische geweren waarvan het magazijn meer dan twee patronen kan bevatten;3° de geweren voorzien van kunstmatige lichtbronnen of van voorzieningen om de prooi te verlichten;4° de geweren voorzien van een vizier met een beeldomzetter of een elektronische beeldversterker of elk ander

instrument om ’s nachts te schieten;5° de geweren voorzien van een geluiddemper.Een bijzonder geval betreft de uitoefening van de jacht met een riotgun, meer bepaald een kort repeteerwapen met

een gladde loop korter dan 60 cm en een werking met pompactie. De riotgun moet worden ingedeeld bij de gewerenmet gladde loop van ten minste het kaliber 24 en ten hoogste 12 en is bijgevolg toegelaten voor de jacht in Vlaanderen.Doordat de loop korter is dan 60 cm en door de beperkte « choke » (of zelfs het ontbreken ervan) heeft de hagel vanafhet verlaten van de loop een maximale spreiding, zodat de letaliteit van het schot zich situeert op circa 10 m. Op verdereafstand zal het dier niet gedood worden, doch enkel verwond. Bij de gewoonlijke gladloopgeweren die wel geschiktzijn voor de jacht wordt, afhankelijk van het geviseerde wild en de gebruikte hagelpatronen, gevuurd vanaf circa 20 mà 35 m, waarbij het de bedoeling is om een dodelijk schot af te vuren. Het gebruik van de riotgun voor de jacht lijktdan ook in strijd met de ethische principes van het jagen.

Verder zijn in het Waals gewest bij het jagen op de hierna genoemde soorten en categorieën wild slechts degenoemde vuurwapens en munitie toegelaten :

— Voor het schieten van het grof wild kunnen alleen karabijnkogels gebruikt worden, waarvan het nominalekaliber minstens 6,5 mm is en die op 100 m van de loopmond een energie kleiner dan 2 200 joules ontwikkelen.

In afwijking van het eerste lid kunnen de volgende kogels worden gebruikt :1° voor de bersjacht of de loerjacht op de reebok : karabijnkogels waarvan het nominale kaliber minstens 5,58 mm

is en die op 100 m van de loopmond een energie kleiner dan 980 joules ontwikkelen;2° voor de drijfjacht op grof wild : kogelpatronen voor gladde loop van het kaliber 12, 16 en 20, die op de inslag

deformeerbaar zijn (366).— Voor het schieten op het klein wild en op het waterwild kunnen alleen hagelpatronen gebruikt worden,

waarvan de doorsnede van de korrelgrootte van de hagel kleiner dan of gelijk aan 3,5 mm is.Voor het schieten van het waterwild is het gebruik van hagelpatronen verboden op minder dan 50 meter van de

moerassen, meren, vijvers, bekkens, waterlopen, rivieren en kanalen. Het gebruik van hagelpatronen met nikkel blijfttoegelaten (367).

— Voor het schieten op het overige wild kunnen alleen de volgende munities worden gebruikt :1° hagelpatronen waarvan de korrelgrootte van de hagel een doorsnede gelijk aan of kleiner dan 4 mm is.2° patronen van geweer of karabijn (368).— Voor het schieten van wild met een karabijn is het verboden de volgende kogels te gebruiken :1° militaire kogels, met inbegrip van fosfor- en lichtspoorkogels;2° patronen met volmantel;3° kogels die niet vervormen bij het treffen (369).In Vlaanderen worden enkel volgende geweren en bijhorende munitie toegelaten voor de jacht op het grondgebied

van het Vlaams Gewest : (370)1° geweren met gladde loop van tenminste het kaliber 24 en ten hoogste 12;2° geweren met getrokken loop met een nominaal kaliber van minstens .22 Engelse duim of 5,6 mm;

72699BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 56: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

3° geweren met gladde en getrokken loop die elk beantwoorden aan de in dit artikel gestelde grenzen voor eengladde respectievelijk getrokken loop.

Verder zijn in het Vlaams Gewest voor de uitoefening van de jacht met vuurwapens volgende vuurwapens enmiddelen verboden : (371)

1° semi-automatische geweren waarvan het magazijn meer dan twee patronen kan bevatten;2° geweren, voorzien van kunstmatige lichtbronnen of voorzieningen om de prooi te verlichten;3° geweren, voorzien van een vizier met beeldomzetter of een elektronische beeldversterker of elk ander

instrument om ’s nachts te schieten;4° geweren, voorzien van een geluidsdemper;5° pistolen, automatische pistolen, machinepistolen en revolvers;6° machinegeweren.Tenslotte is in het Vlaams gewest bij het jagen met geweren op de hierna opgesomde soorten en categorieën wild

slechts volgende soorten munitie toegestaan : (372)a) jacht op grofwild :

1° voor reewild : kogelpatronen voor getrokken loop waarvan de normale trefenergie minstens 980 J op100 m afstand van de loopmond bedraagt;

2° voor overig grof wild (hert, everzwijn, moeflon, damhert) : kogelpatronen voor getrokken loop met eennominaal kaliber, uitgedrukt of omgerekend in millimeter niet kleiner dan 6,5 mm, en waarvan denormale trefenergie bovendien minstens 2.200 J op 100 m afstand van de loopmond bedraagt;

3° Voor alle grof wild : voor de drijfjacht op grof wild zijn kogelpatronen voor gladde loop van hetkaliber 20, 16 en 12 eveneens toegestaan.

b) Jacht op klein wild, waterwild : hagelpatronen waarvan de korrelgrootte van de hagel een doorsnede van4 mm niet overschrijdt.

c) Jacht op overig wild : hagelpatronen waarvan de korrelgrootte van de hagel een doorsnede van 4 mm nietoverschrijdt of kogelpatronen (...).

Van de hier vermelde kogelpatronen worden uitgesloten : randvuurkogelpatronen, fosfor- of lichtspoorkogels,patronen met een volmantel en kogels die niet vervormen bij het treffen.

Ten slotte is het gebruik van loodhagel en zinkhagel verboden (373).

11.3. Welke handelingen?Jagers kunnen in het kader van het gunstige uitzonderingsregime waaronder ze vallen bepaalde wapens

toegelaten daar waar het jachtverlof geldig is, voorhanden houden, overdragen, er munitie voor aankopen (374) endragen. Alle andere regels (bv. aangaande het vervoer en de nummering en registratie van vergunningsplichtigewapens) blijven evenwel onverminderd van toepassing.

Ze mogen de onder punt 11.2 bedoelde wapens uitsluitend gebruiken binnen het kader van hun jachtactiviteiten.Ook hier zal de gewestelijke reglementering inzake de jacht bepalen welke handelingen wel en welke niet binnen hetbetreffende gewest toegestaan zijn.

Houders van een jachtverlof kunnen – zonder over een wapendrachtvergunning te beschikken – hun wapensdragen tijdens de jacht, d.w.z. op het jachtterrein en langs de jachtterreinen om zich te verplaatsen.

Zij mogen tevens de wapens vervoeren indien zij de veiligheidsvoorschiften naleven en dit tussen hun woonplaatsen hun verblijfplaats, of tussen hun woon-of verblijfplaats (375) en het jachtterrein, of tussen hun woon- of verblijfplaatsen een erkende persoon. Tijdens het vervoer dienen de vuurwapens ongeladen verpakt te zijn in een afgesloten kofferof voorzien te zijn van een trekkerslot of een equivalente beveiliging (376).

Verder moet elke particulier die een vergunningsplichtig wapen vervoert (d.w.z. alleen wanneer men het over deweg in een voertuig verplaatst) steeds de volgende voorschriften naleven : (377)

1° het wapen is ongeladen en de vervoerde magazijnen zijn leeg;2° het wapen is onbruikbaar gemaakt door een veiligheidsslot of door het wegnemen van een voor zijn werking

essentieel onderdeel;3° het wapen wordt buiten het zicht en buiten handbereik vervoerd, in een geschikte en slotvaste koffer of etui;4° de munitie wordt veilig verpakt vervoerd in een geschikte en slotvaste koffer of etui;5° als het vervoer met de wagen gebeurt, worden de koffers of de etuis met het wapen en de munitie vervoerd

in de slotvaste koffer van het voertuig (378). Deze bepaling is niet van toepassing op het jachtterrein;6° het voertuig blijft niet zonder toezicht achter als het geparkeerd staat met wapens erin (379).

11.4. Model 9Houders van een jachtverlof moeten voor het voorhanden hebben of het verwerven van wapens bedoeld onder

punt 11.2 geen vergunning aanvragen aangezien het jachtverlof dienst doet als vergunning tot het voorhanden hebbenof tot aankoop. Evenwel moeten zij hun wapens laten registreren in het CWR.

De overdracht van vergunningsplichtige wapens aan en tussen jagers kan slechts geschieden na overlegging vanhun identiteitskaart of reispas en het bewijs van hun hoedanigheid. Een bericht van overdracht en een afschrift ervan,opgemaakt volgens het model 9, worden door de overdrager binnen acht dagen na de overdracht toegezonden aan degouverneur van de verblijfplaats van de verkrijger, of als deze laatste geen verblijfplaats in België heeft, aan het CWR.De overdrager bewaart een afschrift van het bericht van overdracht. Het andere afschrift wordt, voorzien van hetregistratienummer, door de gouverneur toegezonden aan de lokale politie van de verblijfplaats van de verwerver (380).Deze laatste verwittigt de gouverneur als de kenmerken van het wapen niet in overeenstemming zijn met de gegevensop het model 9, zodat die de nodige aanpassingen kan doen.

Als de overdracht van dergelijke wapens plaatsvindt van een jager aan een wapenhandelaar, moet laatstgenoemdehet wapen inschrijven in zijn register. Middels een bericht van overdracht (model 9) moet de overdracht wordengemeld aan de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de overdrager, of – als deze geen verblijfplaats in Belgiëheeft – aan het CWR. De overdrager bewaart een afschrift van het model 9 (381).

De gouverneur kan bij de verwerking van de modellen 9 bijkomende informatie vragen die nodig is met het oogop een correcte registratie en een verificatie van de juistheid van de gegevens. Dit kan bijvoorbeeld bestaan uit hetopvragen van een kopie van de identiteitskaart en het jachtverlof.

Van zodra de gouverneur het bericht van overdracht ontvangt, registreert hij het model 9 in het CWR en stuurt hetmodel 9 met registratienummer aan de lokale politie van de verblijfplaats van de verwerver die de identiteit van dewapenbezitter alsook de kenmerken van het wapen controleert.

72700 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 57: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

11.5. Administratieve sanctiesIndien blijkt dat het voorhanden hebben van het wapen de openbare orde kan verstoren, kan de gouverneur

bevoegd voor de verblijfplaats van de jager (en de Minister van Justitie indien de jager geen verblijfplaats in Belgiëheeft) het recht om het wapen voorhanden te hebben bij een gemotiveerde beslissing beperken, schorsen of intrekken.Dit doet hij na het advies te hebben ingewonnen van de procureur des Konings van het arrondissement waar debetrokkene zijn verblijfplaats heeft (382).

De procureur des Konings zal hiertoe beroep doen op de lokale politie om een onderzoek te voeren.De schorsing of intrekking van het recht om een wapen voorhanden te hebben is noodzakelijk voor diegenen die

een vergunningsplichtig wapen mogen voorhanden hebben zonder hiervoor over een vergunning te beschikken, indienhet voorhanden hebben van het wapen de openbare orde kan verstoren. Het betreft dus onder meer de jagers op basisvan hun jachtverlof.

De schorsing is ook hier als maatregel aangewezen als de houder van het jachtverlof zich voorlopig in een situatiebevindt waarin het voorhanden hebben van het vergunningsplichtig wapen nadelig kan zijn voor de openbare orde.De schorsing is beperkt in de tijd. Indien ze langer duurt dan één jaar verdient het aanbeveling het recht om het wapenvoorhanden te hebben in te trekken.

De intrekking is noodzakelijk wanneer de houder van het jachtverlof zich voor een langere tijd in een situatiebevindt waarin het voorhanden hebben van het vergunningsplichtig wapen nadelig kan zijn voor de openbare orde.

Zowel de intrekking als de schorsing hebben vanaf de kennisgeving ervan aan de houder van het jachtverlof hetverbod tot het voorhanden hebben van het betreffende wapen tot gevolg.

De kennisgeving van de intrekkings- of schorsingsbeslissing aan de houder van de vergunning gebeurt bijaangetekend schrijven met ontvangstbewijs (383).

De gouverneur geeft kennis van zijn intrekkings- of schorsingsbeslissing aan de lokale politie van de verblijfplaatsvan de betrokkene, die hem op de hoogte houdt van de uitvoering van zijn beslissing. Op die manier waakt de lokalepolitiedienst over de correcte uitvoering van de beslissing van de gouverneur.

Alvorens de beslissing te nemen, moet men de persoon de mogelijkheid geven om te reageren (hoorrecht).De intrekking- of schorsingsbeslissing vermeldt de termijnen waarbinnen het wapen in bewaring moet worden

gegeven bij een erkend persoon of moet worden overgedragen aan een erkend persoon of aan een persoon diegemachtigd is het wapen voorhanden te hebben (384).

Binnen 8 dagen te rekenen vanaf de inbewaringgeving of overdracht van het betreffende wapen moet de persoondie het in bewaring heeft gekregen of aan wie het is overgedragen de gouverneur ervan in kennis stellen dat het wapenbij hem in bewaring is gegeven of aan hem is overgedragen. Dit gebeurt door middel van een formulier dat degouverneur bij de kennisgeving voegt (385).

Er moet steeds een formulier zijn en het onderscheid tussen de bewaargeving en de overdracht van het wapenmoet er duidelijk uit blijken. In beide gevallen gaat het feitelijke bezit van het wapen over naar de overnemer. Nochtanskan de verhouding tussen partijen hen ertoe verplichten het wapen terug te geven (bij bewaargeving), dan wel eendefinitieve overdracht beogen. In alle gevallen moeten de nodige formaliteiten worden nageleefd. Bij overdracht vanhet bezit van het wapen aan een wapenhandelaar bijvoorbeeld moet het wapen worden ingeschreven in zijn registers;bij overdracht aan een jager moet een model 9 worden opgesteld, enz. De invulling van het formulier vaninbewaringgeving of overdracht ontslaat de betrokken partijen dus niet van hun andere wettelijke verplichtingen terzake.

De schorsings- of intrekkingsbeslissing kan de arrondissementscommissaris ertoe aanzetten om tevens over tegaan tot de schorsing of de intrekking van het huidige jachtverlof of de weigering van een nieuw jachtverlof, doch ditis niet noodzakelijk zo. Op basis van de motieven die aan de grondslag liggen van de schorsing of intrekking van hetrecht tot het voorhanden hebben van het wapen zal de arrondissementscommissaris onafhankelijk beslissen of zijtevens een intrekking, schorsing of weigering van het jachtverlof kunnen rechtvaardigen.

De gouverneur brengt de bevoegde arrondissementscommissaris dan ook steeds op de hoogte van zijn beslissingtot schorsing of intrekking van het recht tot het voorhanden hebben van het wapen.

11.6. Rechten en plichtenDe bepalingen inzake veiligheidsmaatregelen, het gebruik en het lenen van een wapen en het vervoer zoals deze

werden opgenomen onder punten 9.2.3 tot 9.2.6, blijven ook hier onverminderd van toepassing.

11.7. Beëindiging van de activiteitenDe jager die een vuurwapen heeft verkregen op model 9 is gerechtigd dat wapen, na het vervallen van de

geldigheid van het jachtverlof, gedurende drie jaar verder voorhanden te hebben, evenwel zonder er nog munitie voorvoorhanden te mogen hebben. Het hervatten van de jachtactiviteiten schorst deze periode (386).

De jager moet binnen een periode van één maand de munitie die hij nog voorhanden houdt overdragen aan eenerkend persoon of aan een persoon die gerechtigd is deze munitie voorhanden te hebben. Na deze periode geldt deuitzondering van artikel 12 niet meer voor de jager.

Bij de beëindiging van zijn activiteiten beschikt de jager over een periode van (drie jaar en) drie maanden om eenvergunning tot het voorhanden hebben van het wapen aan te vragen. Hij mag het wapen voorlopig voorhanden hebbentotdat over de aanvraag is beslist, behalve als bij een met redenen omklede beslissing van de betrokken overheid blijktdat het voorhanden hebben ervan de openbare orde kan verstoren (387).

12. Bijzondere regeling voor sportschutters (388)

12.1. Wie ?Houders van een sportschutterslicentie mogen vuurwapens ontworpen voor het sportschieten en waarvan de lijst

wordt vastgesteld door de minister van Justitie en hun bijhorende munitie voorhanden hebben, op voorwaarde dat hunstrafrechtelijke antecedenten, hun kennis van de wapenwetgeving en hun geschiktheid om veilig een vuurwapen tehanteren, vooraf zijn nagegaan (389).

Dit betekent dat sportschutters (d.w.z. houders van een sportschutterslicentie) sommige vergunningsplichtigevuurwapens voorhanden kunnen houden zonder vooraf een wapenvergunning aan te vragen. Zij zijn met anderewoorden wat die wapens betreft vrijgesteld van de algemene vergunningsplicht, doch hieraan zijn enkele voorwaardenen verplichtingen gekoppeld.

De sportschutterslicentie wordt afgegeven namens de Vlaamse, Franstalige of Duitstalige gemeenschap.In de Vlaamse gemeenschap werden in totaal vier schietsportfederaties gemachtigd door de Vlaamse Regering om

sportschutterslicenties af te geven. Het betreft met name de volgende federaties :— de Federatie van Vlaamse Historische Schuttersgilden VZW (390);— de Vlaamse Traditionele Sporten VZW (VLAS) (391);

72701BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 58: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

— de FROS Amateursportfederatie VZW (392);— de Vlaamse Schietsportkoepel VZW (VSK) (393).In de Franstalige gemeenschap zijn twee schietsportfederaties gemachtigd, met name :— Union Royale des Sociétés de tir de Belgique – Aile francophone (URSTB-f);— Fédération Sportive francophone des Sociétés de Tir aux Clays (FSFSTC).In de Duitstalige gemeenschap is volgende schietsportfederatie gemachtigd :— Regionaler Sportverband der Flachbahnschützen Ostbelgiens V.o.G (RSFO).

12.2. Welke wapens ?Het betreft uitsluitend vuurwapens die ontworpen zijn voor het sportschieten, voor zover de sportschutterslicentie

voorziet in hun gebruik, die voorkomen op de lijst van het MB van 15/03/07 en de daarbij horende munitie.Meer bepaald gaat het over volgende vuurwapens : (394)1° de repeteervuurwapens waarvan de totale lengte groter is dan 60 cm of waarvan de looplengte groter is dan

30 cm, met uitzondering van de lange gladlooprepeteervuurwapens met een looplengte van minder dan 60 cmen van de vuurwapens met pompactie (395);

2° de enkelschotsvuurwapens met getrokken loop waarvan de totale lengte groter is dan 60 cm of waarvan delooplengte groter is dan 30 cm;

3° de enkelschotsvuurwapens met gladde loop;4° de enkelschotsvuurwapens met randontsteking met een totale lengte van minstens 28 cm;5° de vuurwapens met twee naast of boven elkaar geplaatste lopen waarvan de totale lengte groter is dan 60 cm;6° de specifiek voor het sportschieten ontworpen pistolen met maximum vijf schoten van kaliber .22;7° de wapens die, via het sluitstuk, via de loopmond of via de voorkant van de trommel uitsluitend met zwart

kruit of met patronen met zwart kruit en afzonderlijke ontsteking geladen worden en waarvan het brevetdateert van voor 1890 (396).

Voor alle andere wapens die kunnen worden gebruikt bij het sportschieten is een vergunning nodig.

12.3. Welke handelingen ?Sportschutters kunnen in het kader van het gunstige uitzonderingsregime waaronder ze vallen bepaalde wapens

ontworpen voor het sportschieten die voorkomen op de lijst van het MB van 15/03/07, voorhanden houden,overdragen en er munitie voor aankopen. Alle andere regels aangaande het vervoer, de dracht en de nummering enregistratie van vergunningsplichtige wapens blijven evenwel onverminderd van toepassing.

Ze mogen de onder punt 12.2 bedoelde wapens uitsluitend gebruiken binnen het kader van hun activiteiten alssportschutter. Het is de op de sportschutter toepasselijke gemeenschapsreglementering die bepaalt welke handelingenwel en welke niet toegestaan zijn (397).

Voor de Vlaamse sportschutter is dit het Vlaams decreet van 11/05/07 houdende het statuut van de sportschutter(398). Voor de Waalse sportschutter is dit het decreet van de Franse gemeenschap van 24/11/06 betreffende detoekenning van de vergunning van sportschutter (399). Voor de Duitstalige sportschutter tenslotte is dit het decreet vande Duitstalige gemeenschap van 20/11/06 over het statuut van de sportschutters (400).

Sportschutters mogen tevens de wapens vervoeren indien zij de veiligheidsvoorschiften naleven en dit tussen hunwoonplaats en hun verblijfplaats, of tussen hun woon- of verblijfplaats (401) en de schietstand, of tussen hun woon-of verblijfplaats en een erkende persoon. Tijdens het vervoer moeten de vuurwapens ongeladen verpakt zijn in eenafgesloten koffer of voorzien zijn van een trekkerslot of een equivalente beveiliging (402).

Verder moet elke particulier die een vergunningsplichtig wapen vervoert (d.w.z. alleen wanneer men het over deweg in een voertuig verplaatst) steeds de volgende voorschriften naleven : (403)

1° het wapen is ongeladen en de vervoerde magazijnen zijn leeg;2° het wapen is onbruikbaar gemaakt door een veiligheidsslot of door het wegnemen van een voor zijn werking

essentieel onderdeel;3° het wapen wordt buiten het zicht en buiten handbereik vervoerd, in een geschikte en slotvaste koffer of etui;4° de munitie wordt veilig verpakt vervoerd in een geschikte en slotvaste koffer of etui;5° als het vervoer met de wagen gebeurt, worden de koffers of de etuis met het wapen en de munitie vervoerd

in de slotvaste koffer van het voertuig (404);6° het voertuig blijft niet zonder toezicht achter als het geparkeerd staat met wapens erin (405).Soms worden wapens ook per fiets, bus, trein vervoerd. De regels voor vervoer moeten dan mutatis mutandis

worden toegepast.

12.4. Model 9Houders van een sportschutterslicentie moeten voor het voorhanden hebben of het verwerven van wapens

bedoeld onder punt 12.2 geen vergunning aanvragen aangezien de sportschutterslicentie dienst doet als vergunning tothet voorhanden hebben of tot aankoop. Evenwel moeten zij hun wapens laten registreren in het CWR.

De overdracht van vergunningsplichtige wapens aan en tussen sportschutters kan slechts geschieden naoverlegging van hun identiteitskaart of reispas en het bewijs van hun hoedanigheid. Een bericht van overdracht(model 9) en een afschrift ervan worden door de overdrager binnen acht dagen na de overdracht toegezonden aan degouverneur van de verblijfplaats van de verkrijger, of als deze laatste geen verblijfplaats in België heeft, aan hetCentraal Wapenregister. De overdrager bewaart een afschrift van het bericht van overdracht. Het andere afschriftwordt, voorzien van het registratienummer, door de gouverneur toegezonden aan de lokale politie van de verblijfplaatsvan de verwerver (406). Deze laatste verwittigt de gouverneur als de kenmerken van het wapen niet inovereenstemming zijn met de gegevens op het model 9, zodat die de nodige aanpassingen kan doen.

Als de overdracht van dergelijke wapens plaatsvindt van een sportschutter aan een wapenhandelaar, dientlaatstgenoemde het wapen in te schrijven in zijn register. Middels een bericht van overdracht (model 9) moet deoverdracht worden gemeld aan de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de overdrager, of – als deze geenverblijfplaats in België heeft – aan het CWR. De overdrager bewaart een afschrift van het model 9 (407).

De gouverneur kan bij de verwerking van de modellen 9 bijkomende informatie vragen die nodig is met het oogop een correcte registratie en een verificatie van de juistheid van de gegevens. Dit kan bijvoorbeeld bestaan uit hetopvragen van een kopie van de identiteitskaart en de sportschutterslicentie.

Van zodra de gouverneur het bericht van overdracht ontvangt, registreert hij het model 9 in het CWR en stuurt hetmodel 9 met registratienummer aan de lokale politie van de verblijfplaats van de verwerver die de identiteit van dewapenbezitter alsook de kenmerken van het wapen controleert.

72702 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 59: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

12.5. Administratieve sanctiesAls blijkt dat het voorhanden hebben van het wapen de openbare orde kan verstoren, kan de gouverneur bevoegd

voor de verblijfplaats van de sportschutter (en de Minister van Justitie als de sportschutter geen verblijfplaats in Belgiëheeft) het recht om het wapen voorhanden te hebben bij een met redenen omklede beslissing beperken, schorsen ofintrekken. Dit doet hij na het advies te hebben ingewonnen van de procureur des Konings van het arrondissement waarde betrokkene zijn verblijfplaats heeft (408).

De procureur des Konings zal hiertoe beroep doen op de lokale politie om een onderzoek te voeren.De schorsing of intrekking van het recht om een wapen voorhanden te hebben is noodzakelijk voor diegenen die

een vergunningsplichtig wapen mogen voorhanden hebben zonder hiervoor over een vergunning te beschikken, als hetvoorhanden hebben van het wapen de openbare orde kan verstoren. Het betreft dus onder meer de sportschutters opbasis van hun sportschutterslicentie.

De schorsing is ook hier als maatregel aangewezen als de houder van de sportschutterslicentie zich voorlopig ineen situatie bevindt waarin het voorhanden hebben van het vergunningsplichtig wapen nadelig kan zijn voor deopenbare orde. De schorsing is beperkt in de tijd. Als ze langer duurt dan één jaar verdient het aanbeveling het rechtom het wapen voorhanden te hebben in te trekken.

De intrekking is noodzakelijk wanneer de houder van de sportschutterslicentie zich voor een langere tijd in eensituatie bevindt waarin het voorhanden hebben van het vergunningsplichtig wapen nadelig kan zijn voor de openbareorde.

Zowel de intrekking als de schorsing hebben vanaf de kennisgeving ervan aan de houder van de sportschutters-licentie het verbod tot het voorhanden hebben van het betreffende wapen tot gevolg.

De kennisgeving van de intrekkings- of schorsingsbeslissing aan de houder van de vergunning gebeurt bijaangetekend schrijven met ontvangstbewijs (409).

De gouverneur geeft kennis van zijn intrekkings- of schorsingsbeslissing aan de lokale politie van de verblijfplaatsvan de betrokkene en houdt hem op de hoogte van de uitvoering van zijn beslissing. Op die manier waakt de lokalepolitiedienst over de correcte uitvoering van de beslissing van de gouverneur.

Alvorens de beslissing te nemen, moet men de persoon de mogelijkheid geven om te reageren (hoorrecht).De intrekking- of schorsingsbeslissing vermeldt de termijnen waarbinnen het wapen in bewaring moet worden

gegeven bij een erkend persoon of moet worden overgedragen aan een erkend persoon of aan een persoon diegemachtigd is het wapen voorhanden te hebben (410).

Binnen 8 dagen te rekenen vanaf de inbewaringgeving of overdracht van het betreffende wapen dient de persoondie het in bewaring heeft gekregen of aan wie het is overgedragen de gouverneur ervan in kennis te stellen dat hetwapen bij hem in bewaring is gegeven of aan hem is overgedragen. Dit gebeurt door middel van een formulier dat degouverneur bij de kennisgeving voegt (411).

Er moet steeds een formulier zijn en het onderscheid tussen de bewaargeving en de overdracht van het wapenmoet er duidelijk uit blijken. In beide gevallen gaat het feitelijke bezit van het wapen over naar de overnemer. Nochtanskan de verhouding tussen partijen hen ertoe verplichten het wapen terug te geven (bij bewaargeving), dan wel eendefinitieve overdracht beogen. In alle gevallen moeten de nodige formaliteiten worden nageleefd. Bij overdracht vanhet bezit van het wapen aan een wapenhandelaar bijvoorbeeld moet het wapen worden ingeschreven in zijn registers;bij overdracht aan een jager moet een model 9 worden opgesteld, enz. De invulling van het formulier vaninbewaringgeving of overdracht ontslaat de betrokken partijen dus niet van hun andere wettelijke verplichtingen terzake.

De schorsings- of intrekkingsbeslissing heeft voor de Vlaamse sportschutter steeds de schorsing respectievelijkintrekking van de sportschutterslicentie tot gevolg (412). De betrokken schietsportfederatie dient hiertoe onverwijldover te gaan en heeft ter zake geen discretionaire macht. Deze regel geldt niet in de Franse gemeenschap.

De gouverneur brengt de gemachtigde schietsportfederaties dan ook steeds op de hoogte van zijn beslissing totintrekking of schorsing van het recht tot het voorhanden hebben van het wapen.

12.6. Rechten en plichtenDe bepalingen inzake veiligheidsmaatregelen, het gebruik en het lenen van een wapen en het vervoer zoals deze

werden opgenomen onder punten 9.2.3 tot 9.2.6, blijven ook hier onverminderd van toepassing.

12.7. Beëindiging van de activiteitenDe sportschutter die een vuurwapen heeft verkregen op model 9 is gerechtigd dat wapen, na het vervallen van de

geldigheid van de sportschutterslicentie, gedurende drie jaar verder voorhanden te hebben, evenwel zonder er nogmunitie voor voorhanden te mogen hebben. Het hervatten van de schietsportactiviteiten schorst deze periode (413).

De sportschutter moet binnen een periode van één maand de munitie die hij nog voorhanden houdt overdragenaan een erkend persoon of aan een persoon die gerechtigd is deze munitie voorhanden te hebben. Na deze periodegeldt de uitzondering van artikel 12 niet meer voor de sportschutter (414).

Bij de beëindiging van zijn activiteiten beschikt de sportschutter over een periode van (drie jaar en) drie maandenom een vergunning tot het voorhanden hebben van het wapen aan te vragen. Hij mag het wapen voorlopig voorhandenhebben totdat over de aanvraag is beslist, behalve als bij een met redenen omklede beslissing van de betrokkenoverheid blijkt dat het voorhanden hebben ervan de openbare orde kan verstoren (415).

13. Bijzondere wachtersHet statuut van de bijzondere wachters wordt geregeld door het Veldwetboek en het KB van 8/1/06 tot regeling

van het statuut van de bijzondere veldwachters.Om bijzondere wachter te kunnen worden, moet men voldoen aan een reeks voorwaarden (416), waarvan er één

vermeldenswaardig is binnen dit kader : de kandidaat mag « geen werkzaamheden van wapen- of munitiefabrikant,van wapen- of munitiehandelaar, of enige andere werkzaamheid uitoefenen die, doordat ze wordt uitgeoefend doordeze zelfde persoon, een gevaar kan opleveren voor de openbare orde of voor de in- of uitwendige veiligheid van destaat ». De combinatie van het statuut van bijzondere wachter met dat van erkend wapenhandelaar is dus verboden.

De bijzondere wachter heeft een opleiding genoten, een examen afgelegd en zijn verleden is nagegaan. Hij wordterkend door de gouverneur (417). Daarom geniet hij van voordelen die vergelijkbaar zijn met die toegekend aan dejagers en de sportschutters, zij het in mindere mate (418). Om zijn hoedanigheid te bewijzen, moet hij een geldigelegitimatiekaart voorleggen (419).

72703BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 60: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

De bijzondere wachter wordt aangesteld door een grondeigenaar of jachtrechthouder en oefent zijn bevoegdheidalleen uit op de hem toevertrouwde terreinen. Hij kan bijgevolg slechts de voordelen van zijn hoedanigheid genietenbinnen de grenzen van zijn bevoegdheid. Hij mag dus geen vergunningsplichtig wapen verwerven zonder vergunningals hij dit wapen ook voor persoonlijk gebruik zou bestemmen, evenmin mag hij het vervoeren of dragen buiten deuitoefening van zijn taak.

Artikel 14 van het KB bepaalt in dit verband : « de bijzondere veldwachter mag door zijn aansteller in het bezitworden gesteld van een lang vuurwapen ontworpen voor de jacht zoals bedoeld in de Wapenwet.

De bijzondere veldwachter mag dit geweer slechts dragen tijdens de uitvoering van zijn dienst en voor zover hijde hem door de gewestelijke overheden toegekende bevoegdheden daadwerkelijk uitoefent. »

Ongeveer zoals bij de jagers is het bezit van een wapen zonder vergunning beperkt tot een lang vuurwapenontworpen voor de jacht, en de bijhorende munitie. Bovendien mag de bijzondere wachter slechts één dergelijk wapenbezitten in die hoedanigheid. Het « ontworpen zijn voor de jacht » is de terminologie overgenomen uit deoorspronkelijke redactie van artikel 12, 1° WW (bepaling voor de jagers). Intussen is die terminologie verlaten ommisbruik te voorkomen. Ze is vervangen door « daar toegelaten waar het jachtverlof geldig is ». Het spreekt voor zichdat ook hier deze interpretatie moet worden gevolgd en de bijzondere wachter dus alleen mag worden uitgerust meteen wapen dat voor de jacht mag worden gebruikt in het gewest waar hij is aangesteld. Een karabijn in kaliber .22 LRis in het Vlaams gewest bijgevolg niet toegelaten.

Voor het overige (betreffende de verwerving van het wapen en het model 9) zijn de hoger uiteengezette regels voorjagers en sportschutters mede van toepassing (420). Het lenen van een wapen door en aan een bijzondere wachter isniet toegestaan.

14. De Europese vuurwapenpas

De Europese vuurwapenpas, een document gecreëerd door Richtlijn 91/477/EEG, werd in ons land ingevoerddoor het KB van 8/8/94 betreffende de Europese vuurwapenpassen. Hij is niet enkel geldig binnen de lidstaten van deEU, maar ook binnen de ermee verbonden landen Noorwegen, IJsland en Zwitserland.

14.1. Nut

De Europese vuurwapenpas (hierna EVP genoemd) heeft tot doel de politiediensten en de administratieveoverheden van de andere landen van de EU waar een particulier zich naar begeeft, in te lichten over de wettelijkheidvan diens vuurwapenbezit in België. Het is als het ware een reispas voor vuurwapens, waarop in sommige gevallennog visa van de bezochte landen moeten worden aangebracht.

De vergelijking met een reispas is ook geldig op een ander vlak : de EVP mag alleen worden gebruikt voor eentijdelijke verplaatsing binnen de EU. Wie zijn wapen meeneemt naar het buitenland om het daar te verkopen, of wienaar het buitenland verhuist, moet de gewone procedure van uitvoer volgen.

De EVP is vooral bestemd voor jagers en sportschutters, die in het buitenland deelnemen aan een activiteit. Hij kanook worden aangevraagd door een al dan niet erkend verzamelaar die zijn wapens wenst tentoon te stellen in eenandere EU-lidstaat. Nog andere gevallen zijn denkbaar, maar de tijdelijke en particuliere aard van de activiteit isessentieel.

Er moet op worden gewezen dat de EVP de vergunningen tot het voorhanden hebben van wapens in België nietvervangt. Hij vervangt ze wel in het buitenland, waar de nationale vergunningen geen waarde hebben. Omgekeerdvervangt hij ook de vergunning van de in België met hun wapens tijdelijk verblijvende EU-inwoners die in het bezitzijn van een in hun land afgegeven EVP (421).

14.2. Aanvraag

De aanvraag van een EVP gebeurt bij de gouverneur en is gratis.

Aanvragen ingediend voor rekening van een rechtspersoon (vennootschap, vereniging) dienen te gebeuren opnaam van een hiervoor aangeduide verantwoordelijke.

Als het aanvraagformulier onleesbaar of onvolledig is ingevuld, is het onontvankelijk en zal de aanvraag nietworden behandeld.

Bij de aanvraag moeten de volgende documenten worden gevoegd :

— indien de aanvrager houder is van een jachtverlof of van een sportschutterslicentie, een kopie van diedocumenten;

— indien de aanvrager wenst dat op de pas vergunningsplichtige vuurwapens vermeld worden, een kopie vanzijn vergunning tot het voorhanden hebben van die wapens of van de daarmee gelijkgestelde documenten;

— indien de aanvrager wenst dat op de pas vrij verkrijgbare wapens vermeld worden, een kopie van hetregistratieattest ervan op zijn naam.

Wapens toebehorend aan een derde kunnen in principe niet worden vermeld op de EVP, aangezien deze een attestvormt van het legaal wapenbezit van de houder zelf.

De betrokkene mag enkel vragen die vuurwapens op de pas te vermelden, die hij wenst mee te nemen bij een reisnaar een andere lidstaat van de EU (+ Noorwegen, IJsland en Zwitserland).

De aanvraag moet worden gedaan met een formulier waarvan het model in het Belgisch Staatsblad isbekendgemaakt en dat de provinciale wapendiensten ter beschikking stellen, o.a. op hun website. Ook dekleinhandelaars in wapens en de jagers- en schuttersverenigingen kunnen de documenten ter beschikking houden vanparticulieren.

De aanvraag van een EVP wordt door de diensten van de gouverneur onderzocht. Men gaat de identiteit van deaanvrager na en controleert in het CWR of betrokkene de bedoelde vuurwapens op regelmatige wijze voorhandenheeft. De gegevens van de pas zelf worden door de diensten van de gouverneur geregistreerd in het CWR.

De pas moet worden afgegeven binnen twee maanden na ontvangst van de aanvraag, voor zover die volledig was.De gouverneur kan zijn bevoegdheid delegeren aan een of meer medewerkers.

Een zelfde persoon mag slechts meerdere EVP’s op zijn naam aanvragen als hij daarvoor een gegronde enaanvaardbare reden opgeeft.

72704 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 61: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

14.3. Geldigheid van de EVPDe Richtlijn beperkt de maximale geldigheidsduur van de EVP tot een éénmaal hernieuwbare termijn van vijf jaar.

Op dat ogenblik (voor het einde van die termijn) moet een nieuwe aanvraag worden ingediend waar de originele paswordt bijgevoegd. De hernieuwingsaanvraag mag gebeuren met het formulier voor een wijziging. Wanneer de EVPalleen éénschotswapens met gladde loop vermeldt, bedraagt de maximale geldigheidsduur ervan evenwel 10 jaar.

Een aanvraag tot wijziging van de EVP gebeurt onder dezelfde voorwaarden als een eerste aanvraag. De originelepas moet worden bijgevoegd. De nieuwe EVP wordt op dezelfde manier afgegeven als de oorspronkelijke pas.

Artikel 6 van het KB bepaalt daarnaast dat de lokale politie uit eigen beweging zal overgaan tot een aanvraag totwijziging, wanneer een wapen voorkomend op de pas het voorwerp heeft uitgemaakt van een intrekking van devergunning tot het voorhanden hebben ervan door de gouverneur. In dit geval past het dat :

(1) de lokale politie online in het CWR verifieert of er een EVP werd afgegeven, waarop dit wapen vermeld staat;(2) in bevestigend geval, de EVP wordt ingetrokken door de gouverneur;(3) wanneer nog andere wapens (vermeld op de EVP) voorhanden worden gehouden, de politie aan de

gouverneur vraagt over te gaan tot de schrapping ervan.

14.4. Op reis met wapensDe pas heeft geen andere functie dan aan de buitenlandse overheden te bevestigen dat de houder in orde is met

de Belgische regelgeving over het voorhanden hebben van de wapens die op de Europese pas zijn vermeld.Naargelang van hun wetgeving leggen de overige lidstaten van de Europese Unie al dan niet beperkingen op aan

de tijdelijke invoer van wapens op hun grondgebied : die is ofwel verboden, ofwel onderworpen aan een vergunning,ofwel vrij.

• als de tijdelijke invoer verboden is, mag de bezitter niet in dat land reizen met zijn wapen, zelfs al is hij in hetbezit van een EVP;

• als hij aan een vergunning onderworpen is, moet de bezitter zijn EVP aan de buitenlandse overheidvoorleggen voor zijn vertrek, om een visum te laten aanbrengen dat dezelfde waarde heeft als een vergunningtot het tijdelijk voorhanden hebben van de wapens, behalve als het land in kwestie dit niet eist;

• als de invoer vrij is, kan de bezitter zich naar dat land begeven met zijn wapens en zijn EVP, zondervoorafgaande formaliteiten.

De houder moet de nodige informatie tijdig inwinnen, bij voorkeur rechtstreeks bij de overheid van het land dathij wenst te bezoeken (en de landen die hij over land zal doorkruisen). Hierbij moet worden opgelet, want debuitenlandse wetgeving is onderhevig aan evolutie.

14.5. Rechten en plichten van buitenlandse houders van de EVPDe Belgische politiediensten worden bij controles geconfronteerd met onderdanen van andere lidstaten van de

Europese Unie die een EVP voorleggen, afgegeven door hun overheid.De houder van een pas die in het buitenland is afgegeven, kan rechtsgeldig de erop vermelde wapens tijdelijk naar

België meebrengen als het wapens zijn die hier niet verboden zijn. Hij moet steeds de aanwezigheid van de wapens inBelgië kunnen verantwoorden, bijvoorbeeld door middel van een uitnodiging voor de jacht of voor een sportwedstrijd.Het voorafgaand visum van de Staatsveiligheid is niet meer nodig.

Hij mag de munitie meebrengen die overeenstemt met zijn behoefte tijdens het verblijf in België. Die hoeveelheidmunitie is theoretisch beperkt tot 150 patronen, uitgezonderd wanneer betrokkene kan bewijzen dat zijn activiteit hetgebruik van een grotere hoeveelheid munitie noodzakelijk maakt, bijvoorbeeld voor bepaalde sportwedstrijden.

Als de politiediensten twijfels hebben over de geldigheid van het document dat hen wordt voorgelegd, worden zijverzocht contact op te nemen met het CWR dat ertoe gemachtigd is contact te nemen met de bevoegde overheden vande andere lidstaten en beschikt over modellen van Europese passen die door buitenlandse overheden wordenafgegeven.

15. Occasionele schuttersOnder de wet van 1933 bestond geen regeling die toeliet dat vroegere « verweer- » of « oorlogs- » wapens

occasioneel voorhanden werden gehouden op een schietstand. Wel konden « jacht- en sportwapens » worden terbeschikking gesteld op een schietstand aan occasionele schutters.

Na de invoering van de Wapenwet van 8 juni 2006 werden alle vuurwapens vergunningsplichtig. Het was dus nietlanger mogelijk dat een persoon die geen houder is van een vergunning, een attest van de gouverneur, een jachtverlofof een (voorlopige) sportschutterslicentie een wapen hanteert op een erkende schietstand. Daardoor was hetonmogelijk geworden om bezoekers van een opendeurdag kennis te laten maken met de schietsport zonder dat voorafal een zwaar administratief parcours wordt afgelegd. Ook bedrijfsevenementen en sommige traditionele activiteiten(bijvoorbeeld kleischietingen) dreigden onmogelijk te worden.

Daarom heeft de wetgever ervoor gekozen om in de wet een regeling uit te werken voor de « occasioneleschutters » (422).

15.1. VoorwaardenDe regeling is van toepassing op meerderjarige personen die hoogstens één keer per kalenderjaar een

vergunningsplichtig wapen voorhanden hebben op een erkende schietstand. De voorwaarden opgelegd door artikel 5van het KB van 13/7/2000 tot bepaling van de erkenningsvoorwaarden van schietstanden, gewijzigd op 16/10/08,dienen te worden nageleefd.

Het occasioneel schieten is mogelijk onder de volgende voorwaarden :• er moet een dagkaart (423) worden opgesteld die de volgende gegevens bevat :

— identiteit van de occasionele schutter (naam, adres);— de gegevens van de schietstand;— de dag waarop geschoten wordt;

• die dagkaart is gedurende een volledige dag (van 0 uur tot 23 u. 59) geldig op de schietstand die ze heeftuitgereikt;

• de dagkaarten worden door de exploitant doorlopend genummerd;

72705BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 62: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

• ze worden opgesteld in drie exemplaren :— één exemplaar wordt bezorgd aan de schutter;— een ander exemplaar wordt bijgehouden door de uitbater van de schietstand, die zo kan bewijzen dat de

dagkaarten doorlopend genummerd zijn. De fraude die er zou in kunnen bestaan om dagkaarten weg tegooien kan op deze manier worden tegengegaan;

— een ander exemplaar moet binnen zeven dagen worden verstuurd naar de gouverneur bevoegd voor deverblijfplaats van de occasionele schutter. Op die manier kan de gouverneur controleren of de betrokkeneeffectief slechts één keer per jaar gebruik maakte van de dagkaart. In geval de occasionele schutter geenverblijfplaats heeft in België, wordt de dagkaart verstuurd naar de Federale Wapendienst, die in dat gevalzal controleren of betrokkene effectief slechts één keer per jaar gebruik maakt van de dagkaart;

• de occasionele schutter moet worden begeleid door een persoon die overeenkomstig de wapenwet zouvrijgesteld zijn van het afleggen van een praktische proef indien hij een wapenvergunning zou vragen. Hetbetreft de volgende personen :— de houders van een sportschutterslicentie (een voorlopige sportschutterslicentie is niet voldoende);— de houders van een jachtverlof;— de personen die een door de Koning bepaalde ervaring met vuurwapens hebben (bijvoorbeeld

regelmatige activiteiten gedurende meer dan 6 maanden in de loop van de laatste 5 jaar) (424).De begeleider moet vooraf de op de schietstand geldende veiligheidsregels uitleggen, evenals de werking van het

wapen. Hij stelt het wapen ter beschikking en ziet erop toe dat het wapen veilig gemanipuleerd wordt. Na hetoccasioneel schieten neemt de begeleider het wapen terug in ontvangst.

De occasionele schutter moet uitsluitend houder zijn van de dagkaart. Hij moet geen enkel ander documentvoorleggen. Het is ook niet vereist dat een uittreksel uit het strafregister wordt bezorgd aan de uitbater van deschietstand.

De nieuwe regeling is geschikt om een meerderjarige particulier één keer per jaar kennis te laten maken met hetschieten tijdens een opendeurdag of een ander evenement. Als de betrokkene zich verder in het schieten wenst tebekwamen, dan kan hij via een club een voorlopige sportschutterslicentie aanvragen. Dit zal vaak vanuit administratiefoogpunt de eenvoudigste oplossing zijn om zich verder in het sportschieten te bekwamen. Er is tevens de mogelijkheidom een attest aan te vragen via de gouverneur om voorlopig te kunnen schieten ter voorbereiding op de praktischeproef die moet worden afgelegd om een wapenvergunning te verkrijgen.

De dagkaarten kunnen door de uitbaters van de schietstanden bij schuttersfederaties worden besteld of wordengedownload van de provinciale websites.

Als op deze regeling een inbreuk wordt vastgesteld, dan is dit niet alleen een misdrijf in hoofde van zowel deschutter als de organisator, maar dan kan de gouverneur ook een administratieve sanctie treffen tegen de uitbater vande schietstand (425). Dit is eveneens mogelijk tegen de betrokken schutter : hetzij op het vlak van de vergunningen ofhet recht op wapenbezit dat hij al mocht hebben, hetzij door hem in de toekomst eventueel door hem gevraagdevergunningen te weigeren.

16. Opslag van wapens en munitieDe opslag van wapens en munitie is niet langer gebonden aan een bijzondere vergunning. De wetgever gaat er nu

van uit dat er voldoende controle bestaat op de verwerving van wapens door particulieren, hetzij rechtsreeks bij deafgifte van een vergunning, hetzij bij de ontvangst van een model 9 na de aankoop van een wapen door een jager ofsportschutter (beiden groepen die op zich al voldoende worden gecontroleerd op grond van hun eigen statuut).Bovendien bestaan er veiligheidsmaatregelen die door iedereen moeten worden nageleefd en die strenger wordennaarmate het wapenbezit in aantal toeneemt.

Dit wil echter niet zeggen dat de notie van opslag uit de wet is verdwenen. Opslag van vergunningsplichtigevuurwapens en munitie is een louter feitelijk gegeven, dat steeds moet kunnen worden verantwoord. In artikel 16 WWheet het dat men voor de opgeslagen hoeveelheid vergunningsplichtige vuurwapens en munitie een van de tweevolgende wettige redenen moet hebben :

• het wettig voorhanden hebben van meerdere vuurwapens en een noodzakelijke hoeveelheid munitie daarvoordoor de eigenaars ervan die samenwonen op hetzelfde adres en die de wapens daar opslaan. Dit betekent datbij particulieren alleen de wapens van personen die samenwonen op dezelfde plaats mogen wordenopgeslagen, en dan nog alleen wanneer elk wapen door hen wettig voorhanden wordt gehouden.Particulieren mogen dus geen wapens van derden in bewaring nemen. Bovendien mag men munitie alleenopslaan in een hoeveelheid die verantwoord moet kunnen worden in het licht van de regelmaat van deactiviteiten met de wapens van de personen die samenwonen. Zo wordt bv. vaak munitie per 1 000 stuksaangekocht om een betere prijs te krijgen. Deze munitie is niet onmiddellijk ″noodzakelijk″ maar kan welworden verantwoord door wie regelmatig de stand bezoekt en daarbij gebruik maakt van deze munitie.Iemand die niet schiet, kan dan weer niet verantwoorden dat hij grote hoeveelheden munitie opslaat.

• de wettige activiteiten van erkende personen. Dit kan gaan om de stock van een wapenhandelaar, eenverzameling, wapens die bestemd zijn om te worden vervoerd, wapens die door een schietstand wordenbewaard voor zijn leden, ... Erkende personen mogen wel wapens van derden in bewaring nemen. Uiteraardmoet de opgeslagen hoeveelheid wapens en munitie overeenstemmen met een wettige uitoefening van derechten die op basis van de erkenning zijn toegekend aan de betrokkene.

Het opslaan van vrij verkrijgbare wapens moet niet worden verantwoord door een wettige reden. Als iemandechter een hoeveelheid daarvan opslaat op een manier die gevaar kan uitmaken voor de openbare veiligheid, dan kaner worden ingegrepen op basis van artikel 28, § 2 WW.

Het opslaan van verboden wapens is verboden, maar zoals werd uitgelegd in het hoofdstuk over de verbodenwapens, bestaan hierop voorwaardelijke uitzonderingen ten gunste van de overheid, handelaars en verzamelaars (426).

17. WapenbeurzenArtikel 19, 5° WW bepaalt dat vrij verkrijgbare wapens mogen worden verkocht op beurzen mits toelating van de

minister van Justitie. Dit is een uitzondering op het principe dat de verkoop van wapens op beurzen en andere plaatsenbuiten de vaste vestiging van een wapenhandelaar verboden is. Ze dient dan ook restrictief te worden geïnterpreteerd.

De aanvragen kunnen uitgaan van de organisatoren van wapen-, antiek- en brocantebeurzen, zowel voorparticulieren als voor beroepsmensen, vrij toegankelijk of beperkt tot een bepaalde doelgroep.

De organisatoren kunnen zowel natuurlijke personen als rechtspersonen zijn (meestal VZW’s en feitelijkeverenigingen).

De organisator van de beurs is verantwoordelijk voor de transacties die plaatsvinden op de beurs, zo ook voor dezedie in voorkomend geval plaatsvinden op de parking van de beurs.

72706 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 63: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

De aan de beurs deelnemende wapenhandelaars moeten erkend zijn. Wapenhandelaars met een Belgischeerkenning mogen op basis van de wet zelf uitzonderlijk vrij verkrijgbare wapens verkopen buiten hun vastevestigingsplaats. Ze moeten wel een kopie van hun erkenning bij zich hebben op de beurs.

Buitenlandse wapenhandelaars moeten vooraf een tijdelijke erkenning aanvragen aan de gouverneur bevoegdvoor de plaats waar de beurs (of de eerste van de beurzen waaraan hij wenst deel te nemen) plaatsvindt. Het betrefteen gewone toepassing van de wettelijke definitie van wapenhandelaar. Hierbij moet de gewone erkenningsprocedureworden gevolgd voor zover dat mogelijk is. Het advies van de burgemeester en van de lokale politie zullen niet zinvolzijn. Het examen beroepsbekwaamheid is niet mogelijk. Er moet wel advies worden gevraagd aan de Staatsveiligheiden aan het gewest. Als de betrokkene in zijn land erkend is als wapenhandelaar, dan wordt met dit gunstig elementrekening gehouden. De tijdelijke erkenning wordt beperkt tot de deelname aan beurzen, eventueel meermaals per jaar.Ze is ook geldig voor de deelname aan beurzen georganiseerd in andere provincies. Er is geen vrijstelling van deretributie. Ook de buitenlandse handelaars moeten een kopie van hun erkenning bij zich hebben op de beurs.

De deelnemende particulieren, daarin begrepen de verzamelaars, moeten niet erkend zijn. Ze mogen echter slechtsoccasioneel wapens verkopen, zonder commercieel doel (d.w.z. wapens aankopen om ze terug te verkopen) of andersgezegd, binnen het normaal beheer van hun patrimonium. Zoniet maken ze zich schuldig aan wapenhandel zondererkenning.

Zowel buitenlandse wapenhandelaars als de buitenlandse particuliere deelnemers moeten voor alle wapensvoorafgaand aan de beurs een tijdelijke invoerlicentie en een definitieve uitgangslicentie verkrijgen van de dienstvergunningen van het gewest waarvan ze afhangen. De vorm en de modaliteiten van de verkrijging van dezevergunningen behoren tot de bevoegdheid van de gewestelijke diensten die die ze afgeven.

Alle te koop aangeboden vuurwapens moeten zijn voorgelegd aan de proefbank voor vuurwapens te Luik.Buitenlandse handelaars en particuliere deelnemers moeten hun wapens daar voldoende vooraf aanbieden.

Buitenlandse kopers moeten de nodige documenten voorleggen waaruit blijkt dat ze de gekochte wapens in hunland voorhanden mogen hebben en het er mogen invoeren.

De beurzen kunnen eenmalige of jaarlijks terugkerende evenementen zijn of meermaals per jaar wordengeorganiseerd.

Een wapenbeurs moet worden onderscheiden van een wapenveiling. Een beurs is een tijdelijke plaats waarverkopers en kopers worden bijeengebracht door een organisator die zelf niet hoeft te verkopen. Een veiling is eenplaats waar wapens openbaar per opbod worden verkocht. Dit kan vrijwillig of gedwongen gebeuren :

• een vrijwillige veiling wordt doorgaans georganiseerd door een veilinghuis, dat daarvoor moet erkend zijn alstussenpersoon en de plichten van een wapenhandelaar moet naleven;

• een gedwongen verkoop mag alleen plaatsvinden onder leiding van een gerechtsdeurwaarder of een notarisdie zich laten bijstaan door de directeur van de Proefbank of een door hem aangewezen medewerker.

17.1. Voorwaarden

De aanvragen om toelating tot organisatie van wapenbeurzen worden namens de minister van Justitie behandelddoor de Federale Wapendienst.

In de praktijk is het van belang dat de aanvraag behandeld is tegen de geplande datum van de (eerste) beurs.Daarom mag er van de belanghebbenden worden verwacht dat ook zij rekening houden met de redelijke termijn diede administratie nodig heeft voor de behandeling van hun aanvraag. Ze moeten hun aanvraag dus tijdig indienen.

Omdat de wet geen enkele formaliteit oplegt die bij het indienen van de aanvraag zou moeten worden nageleefd,is er geen grond waarop een aanvraag onontvankelijk kan worden verklaard. Er is niet voorzien in de betaling van eenretributie.

Hieruit volgt dat er steeds een onderzoek ten gronde moet plaatsvinden.

Er zijn echter wel gevallen waar de aanvraag zonder voorwerp is en dan ook niet verder moet worden onderzocht.Dit is het geval wanneer de aanvraag wordt gedaan op een zo korte termijn voor het plaatsvinden van de beurs, datde administratie materieel niet in staat is de aanvraag correct te behandelen. Een ander voorbeeld is de aanvraag diekennelijk op basis van een misverstand over de betekenis van de wet niet wordt gedaan door de organisator van eenbeurs, maar door een deelnemer (vaak een erkende wapenhandelaar die wenst deel te nemen aan meerdere beurzenen die ten onrechte meent dat hij zelf een toelating nodig heeft).

Voor de beoordeling van elke aanvraag moet minstens de volgende informatie worden aangeleverd :

• een volledige aanvraag die plaats en tijdstip van de verschillende manifestaties vermeldt, evenals de soortenvoorwerpen die er te koop worden aangeboden;

• eventueel een flyer van de gebeurtenis (als die bestaat);

• een (origineel) uittreksel uit het strafregister van elke persoon die verantwoordelijk is voor de organisatie vanhet gebeuren (of van elke bestuurder van de organiserende rechtspersoon), dat niet ouder mag zijn dan éénmaand;

• een brandpreventieplan en een evacuatieplan waar de voorziene in- en uitgangen in geval van ernstigeproblemen op vermeld staan, alsook de locatie van de standen en de in- en uitgangen;

• een liggingsplan met aanduiding van de te nemen route naar de plaats van het evenement;

• een volledig reglement van orde voor elk van de data van de gebeurtenis, die in het eerste artikel plaats entijdstip van de gebeurtenis vermeldt. Bovendien moet de reglementering uitdrukkelijk vermelden dat detoegang verboden is voor minderjarigen die niet vergezeld zijn van een volwassene;

• de statuten van de organiserende rechtspersoon;

• een contactpersoon bij de lokale politie.

Als er bij de aanvraag bepaalde stukken ontbreken, worden ze zo snel mogelijk opgevraagd. Bij een nieuwe editievan een tijdens het voorbije jaar al toegelaten beurs is het niet noodzakelijk alle stukken opnieuw te leveren; danvolstaat een verklaring dat de ontbrekende stukken niet zijn gewijzigd. De uittreksels uit het strafregister moeten echterwel telkens opnieuw worden bezorgd.

72707BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 64: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

17.2. ToelatingDe Federale Wapendienst vraagt het advies van de lokale politie :• die van de verblijfplaats van de organisatoren (of de verantwoordelijken van een rechtspersoon), voor wat hun

persoonlijkheid betreft;• die van de plaats waar de beurs zal plaatsvinden, voor wat de beurs zelf betreft (en wat de ervaring is met de

voorgaande edities ervan).Als bepaalde informatie erop wijst dat het nuttig kan zijn ook advies te vragen aan andere overheden, zoals de

Staatsveiligheid, de douane, het parket, het gewest, ..., dan wordt dit niet nagelaten.Vaak zal het advies van de politie over de beurs zelf voorwaardelijk gunstig zijn of minstens enkele praktische

aanbevelingen op het gebied van veiligheid en controle bevatten. Als dit redelijk voorkomt, wordt de organisatorverzocht zijn reglement aan te passen of andere maatregelen te treffen.

Een gunstige beslissing wordt onmiddellijk vastgelegd in een toelating, die de vorm aanneemt van een brief meteen stempel van de FOD Justitie, waarin de verkoop van vrij verkrijgbare wapens wordt toegestaan aan de organisatorvan de beurs, waarvan plaats en data worden aangegeven. De brief wordt aangetekend met ontvangstmeldingverstuurd, met een kopie voor de politie van de zone waar de beurs zal plaatsvinden.

Een toelating waaraan bepaalde voorwaarden worden gekoppeld, al dan niet met akkoord van de betrokkene,krijgt dezelfde vorm. De voorwaarden worden erin vermeld en, als de betrokkene niet vooraf zijn instemming daarmeeheeft betuigd, worden ze gemotiveerd.

De toelatingen vermelden welke de plichten van de deelnemers zijn. Elke deelnemer, Belg of buitenlander, die vrijverkrijgbare vuurwapens te koop aanbiedt, moet beschikken over een vastbladig boek waarin de tentoongestelde en tekoop aangeboden wapens worden opgelijst, evenals de verkopen van deze wapens. Voor elke beurs schrijft dedeelnemer op de linkerbladzijde de wapens (merk, type, kaliber, serienummer) in, en op de rechterbladzijde devolledige identiteit van de verwerver van het wapen (naam, voornaam, adres, geboortedatum, land). Op het einde vande beurs moet elke deelnemer aan de organisator een kopie van deze bladzijden die betrekking hebben op de beurs,bezorgen. De deelnemer moet dit boek bij zich hebben bij elke deelname aan een beurs. Het is persoonlijk en moet opde eerste bladzijde melding maken van de identiteit en de handtekening van de deelnemer. Voor elke beurs begint hijeen nieuwe bladzijde, die hij dateert en ondertekent. Op het einde van de beurs moeten de gebruikte bladzijdenopnieuw gedateerd en ondertekend worden door de deelnemer. De documenten worden door de organisator binnenten hoogste drie werkdagen bezorgd aan de bevoegde gewestelijke diensten. Deze lijsten laten onder meer toe tecontroleren of particuliere deelnemers zich niet bezondigen aan wapenhandel zonder erkenning en om de buitenlandseoverheden in kennis te stellen van wapenaankopen door hun onderdanen.

Er worden geen toelatingen meer gegeven voor het tentoonstellen van vergunningsplichtige wapens op beurzen.

18. De nummering van vuurwapens

18.1. Het centraal wapenregisterHet Centraal Wapenregister (CWR) is een in 1989 opgerichte databank waarin de gegevens over het

vuurwapenbezit in ons land worden opgeslagen.Het wordt beheerd door een dienst voor operationele politie-informatie van de algemene directie operationele

ondersteuning van de federale politie die dezelfde naam draagt (427). Hij staat ten dienste van diverseoverheidsdiensten en is niet toegankelijk voor het publiek.

Het is een geïnformatiseerd bestand met administratieve gegevens betreffende de inschrijvingen en devergunningen van wapens en de personen die ze voorhanden hebben.

Van elk vuurwapen worden type, merk, model, kaliber en serienummer geregistreerd en bijgehouden, alsmede denamen en adressen van de leverancier en de persoon die het wapen verwerft of voorhanden heeft, tenzij het wapen zichbevindt bij een erkend wapenhandelaar die het in zijn register heeft opgenomen. De geregistreerde gegevens wordengedurende minstens twintig jaar bewaard.

Meer bepaald bevat het register uitsluitend gegevens die betrekking hebben op de volgende stukken : (428)1° deel B van de vergunning tot het voorhanden hebben van een vergunningsplichtig vuurwapen (model 4);2° de berichten van overdracht betreffende een vergunningsplichtig vuurwapen (model 9);3° de vergunningen tot het dragen van een vergunningsplichtig vuurwapen (model 5);4° de erkenningen van wapenhandelaars en tussenpersonen (model 2), van musea en verzamelaars (model 3) en

van schietstanden (model 13);5° de formulieren betreffende de inbeslagneming, de vrijwillige afstand of de tijdelijke inbewaargeving van een

vuurwapen (model 10);6° de berichten van overdracht overeenkomstig het model 11.Wat betreft de stukken onder punt 1° tot 3° worden de volgende gegevens vermeld : (429)— de identiteit van de houder;— zijn nationaliteit;— zijn adres;— de voornaamste kenmerken van het wapen;— de identificatiegegevens van het betrokken formulier;— in voorkomend geval de identiteit van de overdrager.Wat betreft de stukken onder punt 4° worden alleen volgende gegevens vermeld : (430)— de identiteit van de houder;— zijn nationaliteit;— zijn adres;— de plaats waar de activiteit waarop de erkenning betrekking heeft, wordt uitgeoefend;— de identificatiegegevens van het betrokken formulier.Wat betreft het stuk onder punt 5° worden alleen volgende gegevens vermeld : (431)— de identiteit van de persoon die het wapen in bewaring geeft of bij wie het wapen in beslag is genomen;— zijn nationaliteit;— zijn adres;— de voornaamste kenmerken van het wapen;— de identificatiegegevens van het betrokken formulier.

72708 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 65: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

De voornaamste kenmerken van elk vergunningsplichtig vuurwapen dat deel uitmaakt van een privéverzamelingvan historische aard of dat voorhanden wordt gehouden door een persoon met een bijzondere erkenning voorberoepsmatige activiteiten van wetenschappelijke, culturele of niet-commerciële aard met vuurwapens, wordenvermeld en gekoppeld aan de identiteit en het adres van de houder van de erkenning die erop betrekking heeft en hetnummer daarvan (432).

Het CWR moet steeds binnen 8 dagen in kennis worden gesteld van de uitreiking of van de ontvangst van destukken onder punten 1° tot 6°. Dit moet ook gebeuren in geval van intrekking, verval, schorsing, teruggave ofwijziging van die stukken (433)

Meer bepaald moet het CWR worden ingelicht door :• de erkende persoon :

o wanneer hij een jacht- of sportwapen verkoopt/overdraagt aan een persoon zonder verblijfplaats inBelgië : het bericht van overdracht model 9 moet worden toegezonden aan het CWR.

• de gouverneur :o wanneer hij een vergunning tot het voorhanden hebben van een vergunningsplichtig vuurwapen

uitreikt : binnen 8 dagen moet het CWR in kennis worden gesteld van de ontvangst van deel B van devergunning;

o wanneer hij een bericht van overdracht model 9 ontvangt betreffende een jacht- of sportwapen : binnen8 dagen na de overdracht moet het CWR in kennis worden gesteld.

• de griffies :o wanneer een in beslag genomen of vrijwillig afgestaan vuurwapen wordt ontvangen : binnen 8 dagen na

de ontvangst moet het CWR een exemplaar van het formulier model 10 worden toegezonden.Het CWR heeft dus als opdracht de taak te vergemakkelijken van de overheden en de diensten die bevoegd zijn

om de aanvragen voor erkenningen en vergunningen te ontvangen en om de dossiers bij te houden. Het CWR werkttevens voor de politiediensten en voor de administratieve en gerechtelijke overheden in het kader van hun wettelijkeopdrachten van administratieve en gerechtelijke politie.

De raadpleging van het CWR en het invoeren van de inlichtingen gebeurt met behulp van informatica. Zowel depolitiediensten als de provinciale wapendiensten zijn aangesloten op het CWR. In de andere gevallen moeten deafschriften van de voornoemde stukken toegezonden worden aan het CWR.

Het CWR is toegankelijk voor : (434)— de minister van Justitie of zijn gemachtigde;— de minister van Binnenlandse Zaken of zijn gemachtigde;— de provinciegouverneurs en hun gemachtigde;— de procureurs-generaal bij de hoven van beroep;— de onderzoeksrechters;— de procureurs des Konings;— de leden van de federale en de lokale politie;— de directeur van de proefbank voor vuurwapens of een van zijn gemachtigden;— de gemachtigde ambtenaren van de gewestelijke diensten bevoegd voor de in- en uitvoer van wapens.Die toegang kan nuttig zijn teneinde over bepaalde inlichtingen te beschikken bij het onderzoek van een aanvraag

tot het verlenen van een vergunning of een erkenning, bv. zijn aan de aanvrager reeds andere vergunningen uitgereikt? Hoeveel wapens bezit de aanvrager? Werd tegen hem reeds een beslissing tot schorsing of intrekking genomen ?,...

Het CWR kan tevens worden gebruikt voor de uitwerking van statistieken.De raadpleging van het CWR gebeurt door middel van een informaticasysteem of door een schriftelijk verzoek

gericht aan het CWR.De aanvraag tot raadpleging moet de redenen van de raadpleging vermelden alsook, in voorkomend geval, de

identiteit van de persoon waarop de gevraagde administratieve inlichtingen betrekking hebben.Bescherming van de persoonlijke levenssfeer :De verkregen informatie mag slechts worden aangewend voor het beheer van de hiervoor vernoemde stukken, en

in het kader van de taken van gerechtelijke en administratieve politie van die overheden en diensten. Zij mogen nietaan derden, particulieren of rechtspersonen, noch aan andere overheden dan diegene die hiervoor werden vermeld,worden meegedeeld (435).

Het is raadzaam om de ambtenaren met toegang tot het informaticasysteem van het CWR bij naam aan te wijzen,teneinde elke risico op oneigenlijk gebruik van de informatie te voorkomen.

De gegevens betreffende de verkrijging of de overdracht van vuurwapens in België door burgers van een vreemdland worden door tussenkomst van de federale politie meegedeeld aan de gerechtelijke overheden of de politiedienstenvan het land waarvan die personen onderdaan zijn (436).

De registratie in het CWR :— De gouverneur zorgt voor de registratie van alle vergunningen tot het voorhanden hebben die hij afgeeft.— Van zodra de gouverneur het bericht van overdracht (model 9) ontvangt, registreert hij het in het CWR en

brengt hij er het registratienummer op aan.— De gouverneur zorgt voor de registratie van de vergunningen tot het voorhanden hebben die zijn afgegeven

in het kader van de hernieuwingsprocedure (model 4).De lokale politie blijft evenwel belast met de registratie van de aangepaste modellen 9 (berichten van registratie)

bij de aankoop in het buitenland.— De registratie van de erkenningen als wapenhandelaar, verzamelaar, schietstand alsook van de wapendracht-

vergunningen en de Europese vuurwapenpassen gebeurt door de wapendiensten van de gouverneurs.Vrij verkrijgbare wapens vermeld op een Europese pas moeten in het CWR worden geregistreerd.— De registratie van het model 11 bij overdracht van wapens door verzamelaars en musea gebeurt door de

gouverneur van de verblijfplaats van de verwerver. Een kopie van het model 11 moet worden bezorgd aan degouverneur van de verzamelaar die verkoopt of overdraagt, die het wapen op afstand moet zetten.

— Voor registratie bij inbeslagname : zie punt 21.3. De lokale politie wijzigt de gegevens in het CWR in functievan de evolutie van de procedure en de bestemming van de wapens (teruggave, verbeurdverklaring, enz.).

72709BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 66: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

— In geval van schorsing of intrekking zorgt de gouverneur voor de aanpassing van de gegevens in het CWRbinnen 8 dagen te rekenen vanaf zijn beslissing.

— De gouverneur staat in voor de registratie of de aanpassing van de gegevens met betrekking tot devergunningsplichtige wapens die werden verworven via erfopvolging of door ontdekking, en waarvoor eenvergunningsaanvraag werd ingediend. Hij doet dit bij de aflevering van het model 6 voor dit wapen. Degouverneur bezorgt deze informatie onmiddellijk aan de bevoegde korpschef van de lokale politie, die debetrokkene – bij gebrek aan spontane aangifte zoals voorzien in artikel 17 WW – uitnodigt om zijn wapen tekomen tonen voor identificatie.

18.2. De proefbank voor vuurwapensHet statuut van de proefbank wordt geregeld in de wet van 24/05/1888 houdende regeling van den toestand der

Proefbank voor vuurwapens gevestigd te Luik. Tevens is het KB van 30/6/24 houdende het algemeen reglement vande Proefbank van belang.

De proefbank heeft als opdracht : (437)1° het beproeven en het stempelen van de vuurwapens;2° de identificatie van alle in België gefabriceerde of ingevoerde vuurwapens;3° het neutraliseren, het ombouwen en het vernietigen van de vuurwapens overeenkomstig de wapenwet;4° de politie en de bewaking van de vuurwapens;5° het attesteren van de technische kenmerken van vuurwapens.Eén van de taken van de proefbank betreft het aanbrengen van serienummers op vuurwapens. Het is daarbij niet

nodig vooraf een afspraak te maken met de proefbank. Het volstaat om zich tijdens de openingsuren bij de proefbankaan te bieden met het vuurwapen, die dan onmiddellijk een nummer zal aanbrengen.

Elk aan de proef onderworpen wapen of onderdeel moet beproefd en bestempeld zijn door de proefbank alvorenshet wordt verkocht, te koop gesteld of wordt bewaard in een magazijn, winkel of werkplaats (438). Enkel de uit hetbuitenland ingevoerde vuurwapens die de stempel dragen van een door de Belgische overheid erkende proefbank,moeten de Belgische proefbank niet meer passeren (439).

Ook vreemde oorlogswapens, die niet voorzien zijn van een stempel, die voor wederuitvoer worden verkocht, zijnniet aan de Belgische proef onderworpen (440).

Niet-beproefde wapens mogen enkel naar het buitenland worden uitgevoerd indien zij rechtstreeks wordenverzonden naar een door de Belgische overheid erkende proefbank (441).

De wapenwet voorziet in een verbod op het wissen, manipuleren of onleesbaar maken en het verhandelen,vervoeren, dragen of opslaan van niet-geregistreerde en niet-genummerde vuurwapens. Een uitzondering op ditverbod wordt gemaakt bij internationaal vervoer waarbij de wapens op Belgisch grondgebied niet worden uitgeladenof overgeladen, alsook op weg naar de proefbank voor vuurwapens met het oog op nummering (442).

Men is dus steeds verplicht, bij het indienen van het luik B van het model 4 of het model 9, om het serienummervan het vuurwapen mee te delen. Indien er geen nummer is, moet men de proefbank voor vuurwapens contacteren omer één aan te brengen.

Voor het vervullen van haar opdrachten worden loontarieven vastgelegd bij koninklijk besluit (443).

18.3. Het nationaal identificatienummerAlle in België gefabriceerde of ingevoerde vuurwapens dienen ingeschreven te worden in een centraal

wapenregister, waar deze wapens een uniek identificatienummer toegewezen krijgen (444).De internationale verbintenissen die ons land is aangegaan, verplichten ons tot een volledige opspoorbaarheid van

de vuurwapens die in ons land circuleren.Dit betekent vooreerst dat de vuurwapens die in België op de markt worden gebracht, aan de bron moeten worden

geregistreerd, nog voor ze terechtkomen bij een handelaar. Omdat fabrikanten en invoerders verplicht zijn hun wapensvoor kwaliteitscontrole (de « wettelijke proef ») aan te bieden bij de proefbank voor vuurwapens te Luik voor ze op demarkt mogen worden gebracht, staat de proefbank ook in voor hun eerste registratie in het CWR. De proefbankverhaalt de kosten op de aanbieders.

De regeling geldt niet voor de vrij verkrijgbare vuurwapens en voor de vuurwapens die bestemd zijn voor deuitvoer, onmiddellijk na de wettelijke proef. Als de fabrikant of invoerder pas later beslist of het vuurwapen in Belgiëin omloop zal worden gebracht, bezorgt hij voor enige overdracht ervan de gegevens aan de proefbank voorvuurwapens, die ze in het Centraal Wapenregister invoert.

Als het vuurwapen niet moet worden beproefd in België, is de directeur van de proefbank voor vuurwapensgemachtigd te bepalen welke wapens hem fysiek moeten worden voorgelegd, geval per geval en op basis van :

— zijn kennis van de wapensector;— de historiek van de erkenning van de betrokkene;— de oorsprong van de wapens in al dan niet een lidstaat van de Overeenkomst tot wederzijdse erkenning van

de beproevingsstempels voor draagbare vuurwapens, en het reglement, opgemaakt te Brussel op 1 juli 1969;— het al dan niet bestaan van een document opgesteld door een onafhankelijke derde dat aanleiding geeft tot

twijfels over de correctheid van de gegevens.Tweedehandse wapens moeten in elk geval worden voorgelegd.Wanneer de wapens niet fysiek moeten worden voorgelegd, bezorgt de fabrikant of invoerder aan de proefbank

voor vuurwapens een gedetailleerde en op eer eenvormig verklaarde lijst waarop alle technische kenmerken van dewapens staan vermeld.

De proefbank voor vuurwapens voert de gegevens in in het Centraal Wapenregister (445).

19. Bijzonderheden over munitie en onderdelen

19.1. Onderdelen en hulpstukken (446)De wettelijke regeling die geldt voor de vuurwapens is ook van toepassing op bepaalde onmisbare onderdelen van

die wapens, te weten de onderdelen die onderworpen zijn aan de wettelijke proef, in overeenstemming met de wet van24/5/1888 houdende regeling van de toestand van de Proefbank en het KB van 30/6/24 houdende het algemeenreglement van de Proefbank.

72710 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 67: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

Het gaat om de volgende onderdelen :• de karkas;• de loop;• de cilinder (trommel) van revolvers;• de kulas en de schuif van pistolen;• de sluit- en grendelstukken;• de bascule.Daarbij worden ook de hulpstukken gevoegd die, aangebracht op het vuurwapen, tot gevolg hebben dat het

wapen in een andere categorie wordt ondergebracht. De bekendste voorbeelden daarvan, de geluidsdempers, demechanismen die een halfautomatisch wapen omvormen tot een automatisch wapen en de op een wapen monteerbarelichtversterkers (of nachtkijkers), die van het wapen als geheel een verboden wapen maken, zijn nu echter ook alsverboden tuigen in artikel 3, § 1, 15° WW vermeld (447).

Die onderdelen en hulpstukken zijn onderworpen aan dezelfde regeling dan de wapens waarop zij betrekkinghebben.

Bijvoorbeeld :• de overdracht van de loop van een vuurwapen is onderworpen aan dezelfde voorwaarden als die van het

gehele wapen;• de opslagplaats van karkassen van vuurwapens is onderworpen aan een van de wettige redenen bedoeld in

artikel 16 WW.Het spreekt vanzelf dat voor het dragen van die onderdelen en hulpstukken geen wapendrachtvergunning moet

worden afgegeven, maar er dient wel steeds een wettige reden te kunnen worden opgegeven voor het dragen ervan.De hoger omschreven procedure voor de afgifte van een vergunning tot het voorhanden hebben van een

vergunningsplichtig wapen is van toepassing.De erkende personen houden voor de onderdelen en hulpstukken een register bij in de vorm van het model D.De onderdelen en de hulpstukken vallen onder de retributieregeling, behalve wanneer het een kosteloze

inschrijving betreft.De omwisseling van een defect onderdeel gebeurt voortaan op de volgende wijze :1. aanvraag van een vergunning om het vervangstuk aan te kopen bij de gouverneur, die de behandeling start

zonder een retributie te vorderen;2. de gewone procedure wordt gevolgd, maar voor de afronding daarvan wordt een attest voorgelegd waaruit

blijkt dat het te vervangen defect onderdeel vernietigd is door de Proefbank;3. de gouverneur voegt het vervangstuk toe op de bestaande wapenvergunning. Er is dus geen retributie

verschuldigd.4. alleen als het vervangen onderdeel wordt behouden of overgedragen (en dus geen attest van vernietiging

wordt voorgelegd), zal nog een nieuwe vergunning worden afgegeven, uiteraard met inning van retributie.

19.2. Munitie (448)In principe is op munitie voor vuurwapens dezelfde regeling van toepassing als die voor de wapens waarvoor ze

bestemd is. Ze is ook van toepassing op bepaalde onderdelen van die munitie : de patroonhulzen en de projectielen.Dit geldt niet voor onbruikbaar gemaakte onderdelen en evenmin voor het kruit en afzonderlijke slaghoedjes.

Blanke munitie heeft geen projectiel en vaak is de huls ervan ingekort en dichtgeknepen. In dat geval mag ze nietworden gelijkgesteld met munitie en zijn de onderstaande regels er niet op van toepassing. Dit is echter wel het gevalals het gewone projectiel is vervangen door een ander voorwerp dat wordt afgeschoten met behulp van een « blanke »patroon (bijvoorbeeld een voorwerp dat moet worden teruggebracht door een jachthond of een netgun).

De verkoop of de overdracht, zelfs kosteloos, van munitie voor vergunningsplichtige vuurwapens is voorbehou-den aan de houders van een vergunning tot het voorhanden hebben van die wapens of een daarmee gelijkgestelddocument (jachtverlof of sportschutterslicentie samen met een model 9 voor het betrokken wapen, buitenlandse EVP).

Een particulier kan slechts munitie voor vergunningsplichtige vuurwapens kopen voor het wapen waarvoor hemeen vergunning tot voorhanden hebben is verleend of dat hij voorhanden houdt op basis van een gelijkgestelddocument én dat werd geregistreerd met een model 9.

Op dezelfde wijze kan een particulier geen munitie verwerven als zijn vergunning niet geldig is voor het verkrijgenvan munitie.

De overdracht van munitie voor vergunningsplichtige vuurwapens is onderworpen aan de inschrijving in eenregister van het model C.

Op een schietstand mag munitie worden verkocht aan de leden van de schietclub op voorwaarde dat de uitbatervan de schietstand de daartoe vereiste erkenning voor de uitbating van een schietstand bezit. Ook de uitbater van deschietstand dient een register model C bij te houden voor de munitie die hij mag verkopen onder de voorwaarden vanhet KB 13/7/00.

In overeenstemming met de bijzondere reglementering die op hen van toepassing is, maken bepaaldepolitiediensten gebruik van munitie die in de zin van artikel 22, § 2 WW verboden is. Die munitie mag door eenwapenhandelaar worden opgeslagen nadat zij door de betrokken instantie is besteld; met betrekking tot die munitiemoet op het register model C worden voorzien in een speciale rubriek.

20. Toezicht en straffenDe Wapenwetgeving maakt deel uit van het reglementair strafrecht. Dat wil zeggen dat ze een geheel van

administratieve regels omvat, waarvan de naleving door het strafrecht wordt afgedwongen. Dit betekent dat ze dekenmerken van beide rechtstakken combineert, wat bijzondere gevolgen heeft.

Zo moeten de politiediensten niet alleen inbreuken op de Wapenwet opsporen en vaststellen, maar ook preventiefoptreden en de administratieve overheid informeren met het oog op de vrijwaring van de openbare orde. Degerechtelijke overheid mag niet uit het oog verliezen dat deze administratieve taak even belangrijk is en onderworpenis aan een even strikte motiveringsplicht. De administratieve overheid moet, om haar taak naar behoren te kunnenuitoefenen, kennis krijgen van alle nuttige gerechtelijke informatie die niet onder het geheim van het onderzoek of hetberoepsgeheim valt.

72711BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 68: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

20.1. Bevoegde overhedenGelet op de technische aard van de wapenwetgeving zijn naast de gewone politiediensten ook enkele bijzondere

overheden opgenomen in de lijst van de diensten die bevoegd zijn om toe te zien op de naleving ervan (449).Het betreft :• de lokale en federale politie;• de douane;• de directeur van de Proefbank en zijn aangewezen medewerkers;• de inspecteurs en controleurs van springstoffen;• de ambtenaren van de Economische Inspectie.Het spreekt voor zich dat al deze diensten zich concentreren op het opsporen van inbreuken op het vlak van hun

specialisatie. Toch zijn ze bevoegd om alle inbreuken op de wapenwetgeving vast te stellen.De betrokken ambtenaren mogen zich in tegenstelling tot vroeger niet meer te allen tijde toegang verschaffen tot

de plaatsen waar erkende personen hun activiteiten uitoefenen. Zij moeten voortaan dus de algemene regelsbetreffende huiszoeking volgen.

Wanneer ze een controle uitvoeren, mogen ze uiteraard eisen dat hen alle papieren en voorwerpen die zichbevinden op de plaatsen waar erkende personen hun activiteiten uitoefenen, worden voorgelegd.

In het kader van hun preventief optreden voeren de leden van de voornoemde diensten die de hoedanigheid vanofficier van gerechtelijke politie hebben op verzoek van de gouverneur of op eigen initiatief regelmatig controles uit,zowel bij erkende personen als bij particulieren.

Dat de federale politie, die immers daartoe betere middelen heeft, in het bijzonder belast is met het toezicht op dewapenhandelaars en de wapenfabrikanten, wil niet zeggen dat de andere bevoegde diensten geen controles mogen ofmoeten uitvoeren als ze daartoe verzocht worden of zelf het initiatief willen nemen.

20.2. StraffenDe regelgeving bevat slechts één algemene strafbepaling (450) voor alle inbreuken op de Wapenwet en haar

uitvoeringsbesluiten. Ze voorziet in een gevangenisstraf van één maand tot vijf jaar en/of een geldboete van 100 tot25.000 euro.

De bepaling bevat een specifieke strafbaarstelling voor wie bewust onjuiste verklaringen heeft afgelegd met hetoog op het verkrijgen van een erkenning of vergunning en voor wie van die verklaringen gebruik heeft gemaakt.

Daarnaast voorziet ze ook in twee verzwarende omstandigheden die het strafminimum op een gevangenisstrafvan één jaar brengen, waardoor voorlopige hechtenis mogelijk wordt :

• als de inbreuk wordt gepleegd door een erkend persoon (omwille van de grote vrijheid die ze genieten in ruilvoor het opgewekte vertrouwen) – dit is van toepassing op alle soorten erkenningen aangezien de procedurevan artikel 5 WW voor allemaal geldt;

• als de inbreuk wordt gepleegd ten aanzien van een minderjarige (bijvoorbeeld het verkopen van een wapenaan een kind).

Over de bijkomende straf van de verbeurdverklaring, haar verplichte aard en haar gevolgen wordt gesproken ophet einde van het volgende punt.

Een andere bijkomende straf kan worden opgelegd aan recidiverende erkende personen : zij kunnen wordenveroordeeld hun onderneming te sluiten (451).

Uit artikel 26 WW ten slotte volgt dat ook de poging en de deelneming strafbaar zijn.Er kan nog worden vermeld dat inbreuken op de wapenwetgeving vaak voortdurende misdrijven zijn, wat hun

verjaring onmogelijk maakt zo lang ze blijven bestaan (bijvoorbeeld het bezit van een verboden wapen, het onwettigbezit van een vergunningsplichtig wapen, het nalaten de voorgeschreven veiligheidsmaatregelen te nemen, hetonwettig uitoefenen van een activiteit waarvoor een erkenning nodig is, zelfs meestal het onwettig vervoeren of dragenvan een wapen door iemand die de gewoonte heeft een wapen bij zich te hebben). Er zijn natuurlijk ook gevallen waarde inbreuk een aflopend misdrijf is (bijvoorbeeld een illegale aan- of verkoop, het niet correct invullen van eendocument, het verstrekken van foute gegevens, het organiseren van een wapenbeurs zonder toestemming).

21. Inbeslagname van wapens

21.1. Gerechtelijke inbeslagname en administratieve inbeslagnameEr moet een onderscheid worden gemaakt tussen de gerechtelijke inbeslagname (452) van een wapen, die

plaatsvindt nadat de bevoegde overheid een misdrijf heeft vastgesteld, en de administratieve inbeslagname (453), diepreventief gebeurt met het oog op de vrijwaring van de openbare orde. De gerechtelijke inbeslagname kan betrekkinghebben op alle soorten wapens, de administratieve alleen op vuurwapens (en niet-vuurwapens die projectielen kunnenafschieten), munitie en documenten die er betrekking op hebben. In beide gevallen gelden de hiernavolgendeparagrafen.

Waar het duidelijk is in welke gevallen een gerechtelijke inbeslagname mogelijk is, bestaat er soms discussie overde omstandigheden waarin men preventief mag optreden. Artikel 28 WW voorziet in 2 gevallen :

• de tijdelijke sluiting en ontruiming van wapenopslagplaatsen (door de burgemeester of de gouverneur) bijdreigend gevaar voor de openbare orde (er werd vooral gedacht aan oproer), waarbij de eigenaar van dewapens in principe niet persoonlijk wordt geviseerd en er bijgevolg geen administratieve sancties overwogenmoeten worden (454);

• de eigenlijke administratieve inbeslagname van wapens (door officieren van gerechtelijke of administratievepolitie), daarin ook begrepen vrij verkrijgbare niet-vuurwapens die projectielen kunnen afschieten, wanneerhet gevaar voor de openbare orde uit gaat van de wapens zelf of van de bezitter ervan. In dat geval moet degouverneur worden verwittigd omdat een sanctie aangewezen kan zijn en omdat een dergelijke aantastingvan het eigendomsrecht zo snel mogelijk nader moet worden onderzocht en het voorwerp moet uitmaken vaneen gemotiveerde beslissing (455).

De administratieve inbeslagname op basis van artikel 28, § 2 WW moet ook worden onderscheiden van eenpreventief optreden op basis van artikel 30 van de Wet op het Politieambt (WPA). In dat laatste kader, dat echter alleenop openbare plaatsen kan worden toegepast, is de inbeslagname (die hier « onttrekking » wordt geheten) van eenderwelk wapen mogelijk. Hier worden de wapens zo lang als noodzakelijk in beslag genomen en dan gedurende eenbepaalde tijd gewoon ter beschikking van de eigenaar gehouden, zonder dat de gouverneur hoeft tussen te komen.

In de praktijk zullen artikel 28, § 2 WW en artikel 30 WPA vaak tegelijk kunnen worden toegepast. Depolitiediensten hebben dan de mogelijkheid te kiezen welke procedure ze volgen. Als er is voldaan aan de voorwaardenvan de beide bepalingen (vuurwapens, openbare plaats), dan moet de keuze duidelijk worden aangegeven in het opte stellen proces-verbaal. Telkens als een preventieve maatregel zich opdringt ten aanzien van een wapenbezitter, zalartikel 28, § 2 WW de voorkeur genieten.

72712 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 69: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

Ook de combinatie van een gerechtelijk en een administratief beslag zal vaak voorkomen. In dat geval mag nietuit het oog worden verloren dat ze niet dezelfde finaliteit hebben en dat een beslissing binnen het ene kader nietnoodzakelijk een beslissing in het andere kader tot gevolg heeft. Een goede communicatie tussen de verschillendebevoegde overheden is dan van essentieel belang; daarom schrijft de wet ze uitdrukkelijk voor (456).

21.2. Verwittiging van de gouverneur en administratieve sanctiesBij een eigenlijke administratieve inbeslagname van vuurwapens of vergunningsplichtige niet-vuurwapens in het

kader van artikel 28, § 2 WW wordt de gouverneur van de verblijfplaats van de betrokkene onmiddellijk op de hoogtegesteld en voldoende geïnformeerd, zodat hij eventueel de bijhorende vergunningen (of het recht tot voorhandenhebben van de wapens) kan schorsen of intrekken volgens de geldende procedure.

De gouverneur moet zijn beslissing binnen drie maanden nemen. Slaagt hij hier niet in of oordeelt hij dat eensanctie niet aangewezen is, dan worden de wapens teruggegeven.

21.3. Model 10De politiediensten die een wapen in beslag nemen, moeten een formulier van inbeslagname (model 10) invullen

om het CWR in kennis te stellen van de bestemming van de in beslag genomen wapens. Het formulier moet voldoendegedetailleerd worden ingevuld. De beslagene moet een ontvangstbewijs krijgen en men mag niet vergeten dat dewapens kunnen toebehoren aan een derde die niet betrokken is bij de situatie die aanleiding gaf tot de inbeslagname.

Als de wapenbezitter zijn verblijfplaats heeft in de zone van de inbeslagnemende politiedienst, moet deze, na degegevens van dit formulier online in het CWR te hebben ingevoerd, het samen met het wapen neerleggen ter griffie.Heeft de betrokkene elders zijn verblijfplaats, dan moet de inbeslagnemende politiedienst binnen 48 uur de lokalepolitie van die verblijfplaats een kopie van het model 10 bezorgen, opdat die de gegevens in het CWR zou invoeren.

De griffie moet vervolgens toezien op de verdere behandeling ervan. Zodra de griffie het formulier vaninbeslagname en het model 10 ontvangt en vooraleer het aan het CWR wordt toegezonden, moet in het Rijksregisterde juistheid van de identiteit en van het adres van de beslagene worden nagegaan.

Alvorens het wapen terug te geven, moet de griffie in het Rijksregister nagaan of de beslagene niet van adres isveranderd.

De lokale politie van de verblijfplaats van een persoon die wapens voorhanden heeft, speelt een belangrijke rol bijde centralisatie van de gegevens over die wapens. Daarom moeten de politiediensten, ingeval zij een wapen in beslagnemen, daarvan binnen 48 uur kennis geven aan de lokale politie van de verblijfplaats van betrokkene.

21.4. Vrijwillige afstand en tijdelijke bewaargeving van een wapen zonder dat er sprake is van een misdrijfBovenaan het model 10 kan men ook vakjes aankruisen voor de vrijwillige afstand of de tijdelijke inbewaargeving

van wapens, zonder dat een misdrijf is vastgesteld. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat een vuurwapen waarvoor geenvergunning is vereist, preventief wordt afgegeven door een lid van een familie die zich in een crisissituatie bevindt, of,wanneer het gaat om een wapen waarvoor wel een vergunning is vereist, dat wordt besloten om de procedure totschorsing van de vergunning niet in te zetten.

Ofwel betreft het hier een vrijwillige en definitieve afstand van het wapen. In het andere geval betreft het eentijdelijke bewaargeving. Na verloop van een bepaalde periode, waarvan de duur naargelang van het geval en van demateriële mogelijkheid van neerlegging moet worden vastgelegd, moet ofwel een procedure tot schorsing of intrekkingvan de vergunning worden gestart, ofwel aan de eigenaar van het wapen worden gevraagd zich ervan te ontdoen,ofwel moet het worden teruggegeven.

In overeenstemming met de deontologische beginselen is de verkrijging van een vrijwillig afgestaan of een tijdelijkin bewaring gegeven wapen door een lid van een politiekorps verboden. Dergelijke wapens, ook die, welke tijdelijk inbewaring zijn gegeven maar die niet moeten worden teruggegeven aan de eigenaar, zijn uiteindelijk voor vernietigingbestemd en kunnen alleen door de directeur van de Proefbank, waarheen de wapens moeten worden gezonden,omwille van hun bijzondere waarde aan een museum van publiek recht worden bezorgd (457).

Wanneer een politiedienst in dergelijke omstandigheden een model 10 opmaakt, moet dit onmiddellijk onlineworden ingevoerd in het CWR indien de bewaargever zijn verblijfplaats heeft in de betrokken zone. Zoniet moet debevoegde lokale politie binnen 48 uur een kopie van het model 10 ontvangen voor online registratie. Tevens moetenlatere wijzigingen (teruggave van het wapen,...) worden geregistreerd.

Als de ontvangende politiedienst het wapen (en eventueel zijn munitie) niet of niet langer kan of wenst te bewaren,moet het worden overgebracht naar de griffie die het moet aanvaarden, zelfs al is er geen sprake van een inbreuk enwordt het bijgevolg alleen vergezeld van een model 10, zonder dat er een pv is opgesteld.

21.5. Onderzoek van wapens door het NICC en private expertsIn beslag genomen wapens kunnen door de gerechtelijke overheid aan het NICC (Nationaal Instituut voor

Criminalistiek en Criminologie) of aan een private deskundige worden overgedragen om er onderzoek op uit te voeren.In dat geval geldt de schriftelijke vordering als titel voor het voorhanden houden van de betrokken wapens door

het NICC of de ballistisch expert. Als de noodzaak daartoe bestaat, mogen de wapens ter plaatse worden opgehaalddoor een aangestelde van het NICC of door de deskundige, mits het vervoer gebeurt op een discrete en veilige wijze.De wapens moeten onzichtbaar, ongeladen, verpakt, gelabeld en buiten handbereik worden vervoerd, samen met devoormelde schriftelijke vordering.

Het onderzoek van de wapens en hun bewaring moeten eveneens gebeuren op een discrete en veilige wijze. Eenkluis of wapenkast zijn noodzakelijk en een alarmsysteem is ten zeerste aanbevolen. Eventuele munitie moet apartworden bewaard.

21.6. TeruggaveAls de gerechtelijke overheid van oordeel is dat in beslag genomen vuurwapens of vergunningsplichtige

niet-vuurwapens mogen of moeten worden teruggegeven aan hun rechtmatige eigenaar, dan stelt zij de bevoegdegouverneur hiervan op de hoogte, zodat deze eventueel kan waarschuwen dat de bij de wapens horende vergunningenwerden geschorst of ingetrokken en zodat hij minstens op de hoogte is van het feit dat de betrokkene terug in het bezitzal komen van zijn wapens.

Als de gouverneur geen bezwaar uit binnen 8 dagen, worden de wapens aan de eigenaar terugbezorgd doortoedoen van de lokale politie van diens verblijfplaats, zodat ook deze op de hoogte is en de wapens opnieuw als actiefkan opnemen in het CWR.

72713BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 70: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

21.7. VerbeurdverklaringEen gerechtelijk beslag kan ook uitlopen op een veroordeling van de betrokkene door de strafrechter. Als hij

schuldig is aan een inbreuk op de Wapenwet of haar uitvoeringsbesluiten is de verbeurdverklaring van de wapens diehet voorwerp van het misdrijf uitmaakten, verplicht, tenzij het een inbreuk betreft op de regels inzake de vaststellingvan het verkrijgen, de verkoop, de overdracht en het voorhanden hebben van vuurwapens. In de praktijk gaat het danvooral over de registerplicht van de erkende personen en over de plichten op het vlak van vergunningen en modellen 9bij particulieren (458).

Verbeurdverklaarde wapens moeten door de griffie naar de Proefbank worden gezonden om er te wordenvernietigd (459). De kosten zijn ten laste van de veroordeelde. De directeur van de Proefbank kan met toestemming vande minister van Justitie beslissen om bepaalde wapens niet te vernietigen omwille van historische, wetenschappelijkeof didactische redenen. In dat geval worden de betrokken wapens geschonken aan een door de minister aangeduidmuseum van publiek recht, een wetenschappelijke instelling of een politiedienst.

In de praktijk worden veel inbreuken op de Wapenwet niet voor de strafrechter gebracht, maar worden ze doorhet parket afgehandeld met een minnelijke schikking. Het is gebruikelijk dat de afstand van het betrokken wapen deeluitmaakt van die regeling. Die wapens worden geacht vrijwillig te zijn afgestaan, waardoor ze dezelfde bestemmingkrijgen als de verbeurdverklaarde wapens.

22. Gevolgen van de overgang van de oude naar de nieuwe wetgeving

22.1. De hernieuwing van de oude erkenningen en vergunningenVergunningen tot het voorhanden hebben van vuurwapens die werden afgegeven, of die een betaalde wijziging

ondergingen, sedert meer dan vijf jaar voor de inwerkingtreding van de nieuwe wapenwet (dus afgeleverd voor, ofgewijzigd met betaling van retributie voor 09/06/01) moesten uiterlijk op 31/10/08 hernieuwd worden. Zoniet vervielhun geldigheid (460).

Erkenningen die werden afgegeven, of die een betaalde wijziging ondergingen, sedert meer dan vijf jaar voor deinwerkingtreding van de nieuwe wapenwet (dus afgeleverd voor, of gewijzigd met betaling van retributie voor09/06/01) moesten uiterlijk op 31/03/09 hernieuwd worden. Zoniet verviel hun geldigheid (461).

Alle vergunningen tot het voorhanden hebben van vuurwapens en erkenningen die werden afgeleverd na diedatum (09/06/01) hebben een onbepaalde geldigheidsduur (462).

Sinds 01/09/08 moet de gouverneur zelf het initiatief nemen om eens per vijf jaar onder meer bij de houders vaneen vergunning tot het voorhanden hebben van een wapen of van een erkenning te onderzoeken of zij de wet nalevenen nog steeds voldoen aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de vergunning of de erkenning. Hierbij moet debevoegde gouverneur het advies van de lokale politie en eventueel van het Openbaar Ministerie vragen. De houdermoet verklaren of doen vaststellen dat hij nog steeds beantwoordt aan de voorwaarden van artikel 11, § 3, 2° tot 5°, 8°en 9° of artikel 11/1 WW. Daarnaast moet de aanvrager eveneens kunnen aantonen dat de grond op basis waarvan devergunning of de erkenning voorheen werd afgeleverd nog bestaande is. Er mogen tevens geen redenen zijn om tebesluiten tot een beperking, schorsing of intrekking van de vergunning of de erkenning (463).

Als blijkt dat het voorhanden hebben van het wapen de openbare orde kan verstoren of een bedreiging vormt voorde fysieke integriteit van personen of de wettige reden ingeroepen om de vergunning te verkrijgen niet meer bestaat,kan de bevoegde gouverneur de vergunning tot het voorhanden hebben van het wapen bij een met redenen omkledebeslissing beperken, schorsen of intrekken na het advies te hebben ingewonnen van de procureur des Konings (464).

Uiterlijk op 08/01/08 moesten alle particulieren die houder waren van een erkenning van een privéverzamelingvan wapens en munitie – waarop nog geen historisch thema werd vermeld – een thema opgeven bij de bevoegdegouverneur, die het dan kon aanvaarden of beperken. Het thema had enkel betrekking op de verwerving vanbijkomende wapens na die datum.

22.2. Model 6Het zogenaamde registratieattest model 6 wordt uitsluitend gebruikt in het kader van de regularisatie van de door

de nieuwe wapenwet vergunningsplichtig geworden wapens waarvoor de houder geen jachtverlof of sportschutters-licentie voorhanden had. Het betreft een voorlopige vergunning op basis waarvan de houder het wapen voorhandenmag houden in afwachting van de beslissing van de gouverneur over de vergunningsaanvraag (465).

De vergunning tot het voorhanden hebben van het vergunningsplichtig geworden vuurwapen kon enkel wordenuitgereikt als : (466)

— de aanvrager meerderjarig is,— de aanvrager geen veroordelingen heeft opgelopen zoals bedoeld in artikel 5, § 4 WW (467),— er geen redenen van openbare orde bestaan, die zouden leiden tot de intrekking van de vergunning.Voor diegene die op het moment van de inwerkingtreding van de nieuwe wapenwet een vergunningsplichtig

wapen voorhanden had en die wel houder was van een jachtverlof of een sportschutterslicentie, werd het wapenautomatisch op zijn naam geregistreerd (468).

De registratie van het wapen gebeurde in die gevallen als volgt : (469)1° het ongeladen, gedemonteerd en verpakt wapen wordt voorgelegd aan de lokale politie;2° als de betrokkene houder is van een jachtverlof of een sportschutterslicentie registreert de lokale politie het

wapen onmiddellijk en kosteloos in het CWR en levert hem een formulier model 9 af;3° als de betrokkene geen houder is van een jachtverlof of een sportschutterslicentie, gaat de lokale politie na of

hij aan de wettelijke voorwaarden voor registratie voldoet. Is dit het geval dan wordt het wapen op zijn naamgeregistreerd, wordt hem een formulier model 6 afgegeven, en wordt een vergunningsaanvraag doorgestuurdnaar de bevoegde gouverneur. De betrokkene mag het wapen voorhanden hebben in afwachting van debeslissing. Wordt de registratie geweigerd, dan moet betrokkene het wapen binnen 8 dagen na deze beslissingin bewaring geven of overdragen aan een erkend persoon, het laten neutraliseren door de proefbank voorvuurwapens, of het afstaan voor vernietiging.

Bij afgifte van een vergunning tot het voorhanden hebben van een vergunningsplichtig vuurwapen (model 4) nade afgifte van een registratieattest model 6 in het kader van de overgangsregeling, beschikt de houder over een periodevan 5 jaar om aan te tonen dat hij voldoet aan alle wettelijke voorwaarden gekoppeld aan de vergunning. Als hij binnendie periode bijvoorbeeld geen bewijs kan voorleggen van een wettige reden, is hij niet langer gerechtigd het wapenvoorhanden te hebben. Deze controle gebeurt op initiatief van de gouverneur in het kader van de 5-jaarlijksecontrôle (470).

72714 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 71: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

22.3. RegularisatiesDe nieuwe wapenwet heeft in enkele overgangsbepalingen voorzien voor diegenen die reeds wapens bezaten op

het ogenblik van de inwerkingtreding ervan. Binnen een overgangsperiode werd hen meer bepaald de mogelijkheidgeboden om deze wapens te « regulariseren ». De bedoeling was om zo iedereen de mogelijkheid te geven zich teconformeren naar de nieuwe wettelijke bepalingen. De overgangstermijn liep tot 31/10/08 en betrof de volgendesituaties :

Op datum van de inwerkingtreding van de wapenwet (09/06/06) :1. De betrokkene had zonder titel een wapen of munitie voorhanden waarvoor krachtens de « oude wapenwet »

(de wet van 03/01/33) een vergunning tot het voorhanden hebben van een verweer- of een oorlogswapen wasvereist :In dat geval bestond de mogelijkheid om uiterlijk op 31/10/08 een vergunning hiervoor aan te vragen zondervoor dit misdrijf te kunnen worden vervolgd. Het betrokken wapen mocht evenwel niet worden gezocht ofgeseind staan (471).Het wapen moest ongeladen, gedemonteerd en verpakt worden overhandigd aan de lokale politie dieonmiddellijk aan de hand van de karakteristieken ervan naging of het niet werd gezocht of stond geseind. Alsdit niet het geval was, werd betrokkene vrijgesteld van vervolging en kreeg hij een ontvangstbewijs. Er werdvervolgens een vergunningsaanvraag opgesteld en doorgestuurd naar de gouverneur van zijn verblijfplaats.Het wapen werd in bewaring gehouden door de lokale politie tot de gouverneur de vergunning afleverde.Indien de gouverneur de aanvraag weigerde, moest de betrokkene binnen een maand na de beslissing aan delokale politie laten weten aan welke erkende persoon hij het wapen in bewaring wilde geven of overdragenof nog dat hij het wapen wilde laten neutraliseren door de proefbank of het afstaan voor vernietiging. Indienhij zijn keuze niet tijdig bekendmaakte, werd hij geacht er vrijwillig afstand van te doen (472).

2. De betrokkene had zonder titel een wapen of munitie voorhanden dat krachtens de nieuwe wapenwetvergunningsplichtig is geworden : (473)In dat geval bestond de mogelijkheid hiervan uiterlijk op 31/10/08 aangifte te doen bij de gouverneurbevoegd voor de verblijfplaats, door bemiddeling van de lokale politie (474). Opnieuw doen zich enkelemogelijkheden voor :a. De betrokkene was houder van een jachtverlof of een sportschutterslicentie en het wapen voldoet aan de

voorwaarden om geregistreerd te worden op model 9 : in dat geval wordt het wapen automatisch enkosteloos op zijn naam geregistreerd in het CWR en verkreeg hij een model 9.

b. De betrokkene was geen houder van een jachtverlof of een sportschutterslicentie : in dat geval werd hemeen vergunning uitgereikt als hij :i. Meerderjarig is;ii. Geen veroordelingen heeft opgelopen zoals bedoeld in artikel 5, § 4 WW (475);iii. Er geen redenen van openbare orde bestaan, die zouden leiden tot de intrekking van de vergunning.

In afwachting van de beslissing om de vergunning al dan niet af te leveren, gold de aanvraag van eenvergunning als voorlopige vergunning. Meer bepaald werd het wapen door de lokale politie geregistreerd,werd een model 6 afgeleverd en werd een vergunningsaanvraag doorgestuurd naar de gouverneur. Debetrokkene mocht het wapen voorhanden hebben in afwachting van de beslissing. In geval de registratie werdgeweigerd, moest betrokkene het wapen binnen 8 dagen na de beslissing in bewaring geven of overdragen aaneen erkend persoon, het laten neutraliseren door de proefbank of het afstaan voor vernietiging.Voor de vergunningsplichtig geworden wapens die na 01/01/06 werden verworven, werd de vergunningvoorlopig afgegeven, voor een duur van één jaar.

3. De betrokkene had een verboden wapen of een wapen of munitie zoals bedoeld onder punt 1 voorhanden :In dat geval bestond de mogelijkheid om hiervan uiterlijk op 31/10/08 anoniem afstand te doen bij de lokalepolitiedienst van zijn keuze zonder vervolgd te worden. Het betrokken wapen mocht evenwel niet wordengezocht of geseind staan (476).Het wapen werd indien mogelijk gedemonteerd en verpakt en – in geval van een vuurwapen – ongeladenoverhandigd aan de lokale politie die onmiddellijk aan de hand van de karakteristieken ervan naging of hetwapen niet werd gezocht of geseind stond. Indien dit niet het geval was, werd aan betrokkene anonimiteitgegarandeerd, werd hij vrijgesteld van vervolging en kreeg hij een ontvangstbewijs (477).De karakteristieken van het wapen werden genoteerd in een lijst van ingeleverde wapens, die samen met diewapens werd bezorgd aan de door de gouverneur aangewezen instellingen die voor de vernietiging van dewapens instonden (478).Telkens als er een hoeveelheid ingeleverde wapens en munitie aanwezig was, die naar oordeel van dekorpschef niet meer op een veilige manier ter plaatse kon worden bewaard, diende er een voldoendebeveiligde verzending naar één van de instellingen die instonden voor de vernietiging ervan, plaats tevinden (479).De zeldzame en didactisch interessante exemplaren werden door de directeur van de proefbank voorvuurwapens, of op voorstel van de lokale politie door de gouverneur geselecteerd en bezorgd aanpolitiescholen en openbare musea die hierom verzochten (480).Alle andere exemplaren werden vernietigd en de proefbank voor vuurwapens en de gouverneurs bezorgdenop het einde van de inleveringsperiode een verslag aan de minister van Justitie (481).

4. De betrokkene had een automatisch vuurwapen voorhanden :In dat geval bestond de mogelijkheid om uiterlijk op 31/10/08 dit wapen door de proefbank voor vuurwapensonomkeerbaar te laten ombouwen tot een halfautomatisch wapen of te laten neutraliseren. Men kon hetwapen tevens overdragen aan een erkende wapenhandelaar, tussenpersoon of verzamelaar of er afstand vandoen bij de lokale politie van zijn verblijfplaats (482).

5. De betrokkene had een vergunning voor een wapen dat krachtens de nieuwe wapenwet verboden isgeworden :In dat geval bestond de mogelijkheid om uiterlijk op 31/10/08 het wapen door de proefbank voorvuurwapens onomkeerbaar te laten ombouwen of neutraliseren tot een niet-verboden wapen. Men kon hetwapen tevens overdragen aan een persoon die gerechtigd is het voorhanden te hebben of er afstand van doenbij de lokale politie van zijn verblijfplaats tegen een billijke vergoeding vast te stellen door de Minister vanJustitie (483).

6. De betrokkene had als particulier een erkenning van een privéverzameling van wapens en munitie waaropnog geen historisch thema stond vermeld :In dat geval bestond de mogelijkheid om voor 09/01/08 een historisch thema op te geven aan de gouverneur,die het kon aanvaarden of beperken. Het thema had enkel betrekking op de verwerving van bijkomendewapens na die datum (484).

72715BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 72: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

Een aanvraag die te laat werd ingediend (485), is – behoudens overmacht (486) – onontvankelijk (487) en brengtmet zich mee dat het betreffende wapen voortaan illegaal voorhanden wordt gehouden. Dit wapen kan alleen nog inbeslag worden genomen. De houder ervan kan met het illegaal voorhanden gehouden wapen immers geen legalehandelingen meer stellen (488).

Artikel 29 Sv. verplicht de gouverneur om het parket te informeren over de personen die niet of niet tijdig eenregularisatie-aanvraag hebben ingediend, aangezien zij daarmee een inbreuk plegen op de wapenwetgeving.

23. Verandering van statuut van een vergunningsplichtig wapenZoals eerder uiteengezet, moet voor het voorhanden hebben van een vergunningsplichtig vuurwapen vooraf een

vergunning worden gevraagd aan de gouverneur die bevoegd is voor de verblijfplaats van de aanvrager.Sommige particulieren zijn evenwel – omwille van de garanties die hun hoedanigheid met zich meebrengt –

vrijgesteld van deze vergunningsplicht.We denken daarbij aan sportschutters waarbij de sportschutterslicentie dienst doet als vergunning tot het

voorhanden hebben van het vergunningsplichtig vuurwapen (489).Verder kunnen ook jagers op basis van hun jachtverlof en bijzondere wachters genieten van dit uitzonderings-

regime (490).Model 9 → model 4 (491)Het verlies van de hoedanigheid van jager, sportschutter of bijzondere wachter brengt met zich mee dat men niet

meer gerechtigd is te genieten van de vrijstelling van de vergunningsplicht die men op basis daarvan genoot.Als men evenwel het betreffende wapen verder wenst te behouden, kan een aanvraag worden ingediend tot het

verkrijgen van een vergunning tot het voorhanden hebben ervan bij de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats. Alsde vergunning wordt afgegeven, moet het document model voor dat wapen worden teruggestuurd naar de gouverneurdie de registratie in het CWR aanpast.

Ook als men zijn hoedanigheid van jager, sportschutter of bijzondere wachter niet verliest, bestaat de mogelijkheidom vrijwillig voor het betreffende wapen een vergunning tot het voorhanden hebben ervan aan te vragen en dit volgensdezelfde procedure (492)

Model 4 → model 9 (493)Het verkrijgen van de bijzondere hoedanigheid van jager, sportschutter of bijzondere wachter doet de

mogelijkheid ontstaan om het vergunningsplichtig wapen (waarvoor men over een vergunning tot het voorhandenhebben ervan beschikt) verder te behouden op basis van die hoedanigheid. Dit kan uitsluitend indien het betreffendewapen voldoet aan de vereisten gesteld door de toepasselijke hoedanigheid (lange wapens toegelaten daar waar hetjachtverlof geldig is, wapens ontworpen voor het sportschieten edm.).

De houder van de vergunning brengt de gouverneur die bevoegd is voor zijn verblijfplaats hiervan op de hoogteen bezorgt hem de nodige bewijsstukken. Als de gouverneur vaststelt dat hij aan alle voorwaarden voldoet, ruilt hij devergunning in voor een document model 9 en past hij de registratie in het CWR aan.

Vrij verkrijgbaar wapen → vergunningsplichtig wapen (494)De houder van een vrij verkrijgbaar wapen die dat wapen buiten het kader van historische of folkloristische

manifestaties voor het schieten wil bestemmen, vraagt daartoe vooraf een vergunning aan tot het voorhanden hebbenervan bij de gouverneur bevoegd voor zijn verblijfplaats. Als hij voldoet aan alle vereisten als jager, sportschutter ofbijzondere wachter en het wapen verder in die hoedanigheid wenst te behouden, brengt hij de gouverneur hiervan opde hoogte en bezorgt hij hem daarvan de nodige bewijsstukken. Indien de gouverneur vaststelt dat hij aan allevoorwaarden voldoet, geeft hij een document model 9 af en past hij de registratie in het CWR aan.

Vergunningsplichtig wapen → vrij verkrijgbaar wapen (495)De houder van een vergunning tot het voorhanden hebben van een vrij verkrijgbaar wapen bestemd voor het

schieten buiten het kader van historische of folkloristische manifestaties, die dat wapen daarvoor niet meer wilgebruiken, of die zijn hoedanigheid van jager, sportschutter of bijzondere wachter verliest, kan dat vrij verkrijgbaarwapen verder behouden zonder het nog te mogen gebruiken voor de schietsport.

Hij brengt de gouverneur bevoegd voor zijn verblijfplaats hiervan op de hoogte en bezorgt hem de vergunning ofhet document model 9 terug. De gouverneur past de registratie in het CWR aan zonder het wapen echter te schrappen.

Het is ook mogelijk dat een wapenhandelaar een wapen uit zijn register wil schrappen en het op model 9 wil latenzetten via zijn sportschutterslicentie. In dat geval moet hij een model 9 op zijn eigen naam opstellen, als oorsprong vanhet wapen zijn erkenningsnummer vermelden, en dit volgens de gewone procedure aan de gouverneur opsturen.

24. RetributiesWaar vroeger de retributies het voorwerp uitmaakten van een apart uitvoeringsbesluit, zijn ze nu in de wet zelf

geregeld. Dat er nu alleen nog wordt gesproken over retributies betekent dat we te maken hebben met de vergoedingvan door de overheid geleverde prestaties : het onderzoek van een aanvraag, de afgifte van een document of de laterecontrole ervan.

De rekenplichtigen van de bevoegde wapendiensten passen de regelgeving toe met inachtname van de afsprakendie hierover worden gemaakt tussen de FOD Binnenlandse Zaken en de Federale Wapendienst.

24.1. PrincipesDe artikelen 50 tot 57 van de Wapenwet bepalen welke retributies gekoppeld zijn aan de verschillende

aanvraagprocedures van erkenningen en vergunningen.Naar aanleiding van erkenningsprocedures is er een betaling in twee fasen : de betrokkene dient een eerste bedrag

over te schrijven na de indiening van zijn aanvraag, en later bij de eventuele erkenning wordt een tweede bedragovergeschreven. Het eerste bedrag is een tegenprestatie voor het openen en onderzoeken van het dossier. Hettweede bedrag is de tegenprestatie voor de afgifte van de erkenning.

Voor de vergunningen tot het voorhanden hebben van een vuurwapen en de wapendrachtvergunningen (en dehernieuwing hiervan) is er voorzien in een eenmalig te betalen bedrag, over te schrijven na de indiening van deaanvraag.

De bevoegde wapendienst deelt de aanvrager het rekeningnummer mee waarop het verschuldigde bedrag moetworden gestort.

Er kan geen sprake zijn van de terugbetaling van retributies in geval van onontvankelijkheid of afwijzing van deaanvraag, bij schorsing, intrekking of beperking van een vergunning of erkenning, noch bij beëindiging van deactiviteiten waarop deze betrekking heeft.

Een erkenning of vergunning mag niet worden afgegeven (of hernieuwd) als de verschuldigde retributie nog nietwerd betaald.

72716 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 73: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

De onderdelen van wapens die zijn onderworpen aan de wettelijke proef en de hulpstukken die, aangebracht opeen vuurwapen, tot gevolg hebben dat het wapen tot een andere categorie gaat behoren, zijn overeenkomstigartikel 33 WW onderworpen aan dezelfde regeling als de wapens, behalve indien het gaat om de gewone vervangingvan een defect onderdeel. Het voorhanden hebben van dergelijke onderdelen en hulpstukken is dus onderworpen aande betaling van een retributie. Het dragen van een onderdeel of hulpstuk is echter niet onderworpen aan de afgifte vaneen wapendrachtvergunning en geeft bijgevolg geen aanleiding tot de betaling van een retributie.

24.2. Tarieven (496)De ongeïndexeerde basisbedragen van 2006 zijn :• voor een erkenning als wapenhandelaar of als tussenpersoon : tweemaal 300 euro;• voor een erkenning die uitsluitend betrekking heeft op het vervaardigen, opslaan, verhandelen van of makelen

in munitie : tweemaal 200 euro;• voor een erkenning die uitsluitend betrekking heeft op het bronzen, graveren of versieren van vergunnings-

plichtige wapens of vrij verkrijgbare wapens : tweemaal 150 euro;• voor een erkenning van een museum of van een verzameling van vergunningsplichtige vuurwapens en

munitie hiervoor : tweemaal 150 euro;• voor een erkenning van een museum of een verzameling van munitie voor vergunningsplichtige

vuurwapens : tweemaal 75 euro;• voor een erkenning voor het uitoefenen van beroepsmatige activiteiten van wetenschappelijke, culturele of

niet-commerciële aard met vuurwapens : tweemaal 150 euro;• voor de erkenning van een schietstand : tweemaal 300 euro;• voor een erkenning die uitsluitend betrekking heeft op het vervoer van wapens en munitie : tweemaal

200 euro;• voor alle vergunningen tot het voorhanden hebben van een vergunningsplichtig wapen op naam van dezelfde

persoon : 85 euro forfaitair;• voor een wapendrachtvergunning : 90 euro.De hoger vermelde bedragen worden jaarlijks op 9 december geïndexeerd (497). De Federale Wapendienst deelt

elk jaar de nieuwe bedragen mee aan de provinciale wapendiensten. De geïndexeerde retributie is verschuldigd vooraanvragen ingediend na de indexering.

Omdat veel wapenbezitters meerdere exemplaren voorhanden hebben, geldt voor hen een forfaitair tarief. Als zeeen aanvraagdossier indienen dat tegelijk betrekking heeft op meerdere vergunningsplichtige wapens, dan genieten zevan het enkelvoudig tarief. Om een dergelijk omvattend aanvraagdossier te kunnen samenstellen, is het toegelatenbepaalde aanvragen voortijdig in te dienen (bijvoorbeeld een aanvraag om hernieuwing van nog niet vervallenvergunningen naar aanleiding van een nieuwe aanvraag).

Van het vaste bedrag van 85 euro gaan 30 euro naar het gemeentebestuur van de verblijfplaats van de verzoeker(de rest gaat naar de Schatkist, net zoals het geheel van de andere voornoemde bedragen) (498). Als de betrokkene inhet buitenland verblijft, moet hij het bedrag op de rekening van de Staatsveiligheid storten, die het volledig doorstortaan de Schatkist.

De 5-jaarlijkse controle van de afgegeven erkenningen en vergunningen (de wapendrachtvergunningenuitgezonderd) is volgens artikel 50/1 WW onderworpen aan hetzelfde tarief als dat voor de afgifte van het betrokkendocument. In het geval van erkenningen betekent dit dus dat het bedrag opnieuw in twee schijven moet wordenbetaald.

Het heffen van opcentiemen op de bedragen van de retributies door de gemeenten, de provincies of de gewestenis niet mogelijk, evenmin als het heffen van andere vormen van rechten of retributies op het verwerven of bezitten vanwapens.

24.3. UitzonderingenWie reeds in één provincie een erkenning als wapenhandelaar of tussenpersoon heeft verkregen, dient slechts de

helft van de normale bedragen te betalen wanneer hij een aanvraag doet om zijn activiteit ook in een andere provincieuit te oefenen. Voor de bijkomende aanvraag om een zelfde activiteit op een andere plaats in dezelfde provincie uit teoefenen, dient niet betaald te worden.

Voor de aanpassing van een erkenning of vergunning dient niet betaald te worden mits ze betrekking blijft hebbenop hetzelfde voorwerp : bijvoorbeeld wijziging van de bestuurders van rechtspersonen, beperking van de activiteiten,...De adreswijziging van een wapenhandel, de overdracht van een activiteit aan een derde en de uitbreiding van deactiviteiten impliceren wel nieuwe, te betalen, aanvragen. Bij uitbreiding is echter niet het volle bedrag verschuldigd,doch slechts het verschil tussen het oorspronkelijk betaalde en het voorziene bedrag voor de ruimere activiteit (499)

Voor de vergunningen model 4 en 5 gelden vrijstellingen ten gunste van leden van het openbaar ministerie die eenmachtiging van hun korpschef hebben, voor onderzoeksrechters en voor het personeel van de veiligheidsdiensten vande NAVO en de EU.

De bewakingsondernemingen en interne bewakingsdiensten en hun personeel vallen niet onder het retributie-stelsel van de Wapenwet.

Leden van politiediensten die zijn opgenomen in de lijst van het KB van 26/06/02 betreffende het voorhandenhebben en het dragen van wapens door de diensten van het openbaar gezag of van de openbare macht, genieten vaneen vrijstelling van de retributie voor een model 4, beperkt tot de aankoop van munitie voor hun dienstwapen dat zebuiten de dienst wensen te gebruiken voor deelname aan het sportschieten, mits behoorlijke machtiging door hunkorpschef.

De erkenning van musea of verzamelingen aangevraagd door politiediensten, gebeurt eveneens kosteloos. Ditgeldt ook voor het NICC, de School voor criminologie en criminalistiek en andere wettelijk erkende opleidingsinstel-lingen voor de politiediensten.

De afgifte van duplicaten van erkenningen, vergunningen tot het voorhanden hebben van een wapen ofwapendrachtvergunningen als gevolg van verlies, diefstal of vernietiging van het oorspronkelijke stuk, moet kosteloosgebeuren.

Wanneer een KB wapens indeelt bij de vergunningsplichtige wapens, moeten de personen die dergelijke wapensvoorhanden hebben, ze laten inschrijven in het CWR en wordt de vergunning tot het voorhanden hebben ervankosteloos uitgereikt (500).

72717BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 74: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

Nuttige adressenProefbank voor vuurwapens te LuikRue Fond-des-Tawes 454000 LuikTel. : 04-227 14 55Fax : 04 -277 81 [email protected] wapendiensten :

ANTWERPENFederale diensten gouverneur – Arr. comm. MechelenCel wapensJan Van Rijswijcklaan 282018 AntwerpenTel. : 03-240 63 14Fax : 03-240 63 76Mail : [email protected] : www.provant.be/wapenvergunningenBRUSSEL-HOOFDSTADAdministratief arrondissement Brussel-HoofdstadDienst WapensHertogstraat 331000 BrusselTel. : 02-507 99 11Fax : 02-511 99 33Mail : [email protected] : www.brugouverneur.irisnet.beHENEGOUWENDienst wapensRue Verte 137000 BergenTel. : 065-39 64 44Fax : 065-39 64 47Mail : [email protected] bestuur van LuikDienst wapensPlace Saint-Lambert 18A4000 LuikTel. : 04-220 51 30Fax : 04-220 51 58Mail : [email protected] : http ://gouverneur.provincedeliège.be/armes/LIMBURGCel WapensUniversiteitslaan 13500 HasseltTel. : 011-23 80 87Fax : 011-23 80 56Mail : [email protected] : www.limburg.be/wapenwetLUXEMBURGFederale Overheidsdienst Binnenlandse ZakenDienst wapensPlace Léopold 16700 AarlenTel. : 063-24Fax : 063 22 10 32Mail : [email protected] bestuur van NamenDienst wapensPlace Saint-Aubain 25000 NamenTel. : 081-256 881Fax : 081-256 837Mail : [email protected] : www.securiteprovincenamur.be

72718 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 75: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

OOST-VLAANDERENFederale diensten gouverneur van Oost-VlaanderenFederale directie politiezaken en wapensKalandeberg 19000 GentTel. : 09-267 88 10Fax : 09-267 88 29Mail : [email protected] : www.oost-vlaanderen.be/wapenwetVLAAMS-BRABANTFederale Overheid – Dienst Algemene ZakenCel WapensProvincieplein 13010 LeuvenTel. : 016-26 78 03Fax : 016-26 78 17Mail : [email protected] : www.vlaamsbrabant.be/wapensWAALS-BRABANTProvinciaal bestuur van Waals-BrabantDienst wapensChaussée de Bruxelles 611300 WaverTel. : 010-236 720Fax : 010-236 744Mail : [email protected] : www.gouverneurbw.beWEST-VLAANDERENFederale diensten gouverneur van West-VlaanderenDienst wapensVanaf 03/12/10 :FAC KamgebouwK. Albert I-laan 1/5, bus 68200 BruggeTel. : 050-301 611Fax : 050-301 600Mail : [email protected] : http://www.ibz.be/west-vlaanderen.be

Federale WapendienstWaterloolaan 1151000 BrusselTel. : 02-542 65 11Fax : 02-542 70 34Mail : [email protected]@just.fgov.beWeb : www.just.fgov.beVeiligheid van de StaatDienst wapensNorth Gate IKoning Albert II-laan 6, bus 21000 BrusselTel. : 02-205 62 19Fax : 02-205 65 85Bijlage 1 : lijst van inbreuken bedoeld in artikel 5, § 4, 2° WWBijlage 2 : lijst van HFD-wapens (punt 3.3.3)Bijlage 3 : theoretische proef (punt 9.1.7)Bijlage 4 : aanvraagformulier tot het verkrijgen van een vergunning (model 4) tot het voorhanden hebben van eenvergunningsplichtig vuurwapenBrussel, 29 oktober 2010.

De Minister van Justitie,S. DE CLERCK

Nota’s

(1) Indien bijvoorbeeld politieagenten in hun vrije tijd hun wapen gebruiken, moeten zij dit doen in eenerkende schietstand en niet in de schietstand van de politie. Cf. Ministeriële omzendbrief GPI 37 van9/4/03 betreffende de sportactiviteiten in de politiediensten ( Belgisch Staatsblad 30/4/03). Zie hieroverook punt 3.1.4.

(2) Artikel 41 WW.

72719BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 76: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

(3) Soms is het moeilijk te bepalen wie bevoegd is. Zo is Binnenlandse Zaken bevoegd wanneer er sprake isvan « waardetransport », d.i. bewaking of bescherming van de waarden die men laat vervoeren door eenbewakingsfirma. De gouverneur is daarentegen bevoegd wanneer er sprake is van transport vanwaardemiddelen zonder bewaking of bescherming.

(4) Artikel 48, 1ste lid WW.(5) Artikel 3, § 1 WW.(6) Artikel 8 WW.(7) Artikel 19, eerste lid, 3° WW.(8) Artikel 27, § 1, 3 en 4 WW.(9) Zie hiervoor de bespreking van de veiligheidsmaatregelen, punt 5.1.6.(10) Zie hiervoor de bespreking van de veiligheidsmaatregelen, punt 5.1.6.(11) Artikel 3, § 3 WW.(12) Zie verder punt 19.(13) Artikel 33 WW.(14) Artikel 3, § 2, 2° WW.(15) Zie verder over het KB van 18/11/96 tot indeling van sommige alarmwapens bij de categorie

vergunningsplichtige vuurwapens (punt 3.3.2).(16) Artikelen 1-2 KB van 1/03/98 betreffende de indeling in categorieën van sommige seinpistolen, sommige

slachttoestellen, sommige verdovingswapens.(17) Artikel 3, § 2 WW.(18) Zie punt 3.3.3.(19) Met gelijkgestelden worden voornamelijk de jagers of de sportschutters bedoeld, zie verder punten 11

en 12.(20) Artikel 10 WW.(21) Artikel 19, eerste lid, 2° WW.(22) Artikelen 11, 11/1, 11/2 en 12 WW.(23) Artikel 19, eerste lid, 4° WW.(24) Artikel 19, tweede lid WW.(25) Artikelen 14-15 WW.(26) Artikel 12/1 WW.(27) Artikel 12, 5° WW.(28) Artikel 10, tweede lid WW.(29) Artikel 13, 2de lid KB 20/09/91.(30) Artikel 3, § 2 WW.(31) Alarmwapens die door de proefbank werden gehomologeerd, kunnen bijvoorbeeld worden gebruikt om

een startsein te geven bij atletiekwedstrijden.(32) Wanneer men dergelijke vrij verkrijgbare wapens niet zou registreren, en ze worden op een later tijdstip

verkocht aan een derde, bestaat de kans dat een vergunningsplichtig wapen in de illegaliteit verdwijnt.Het is dan ook nodig deze vuurwapens te registreren om hun traceerbaarheid te garanderen.

(33) Artikel 9 WW.(34) Artikel 3, § 1, 17° WW, zie onder de verboden wapens, punt 3.1.(35) Artikel 8 KB 30/03/95.(36) Behoudens het geval bedoeld in art. 17 WW.(37) De bepalingen van dit hoofdstuk zijn mede van toepassing op de tussenpersonen, voor zover ze dienstig

zijn. Zo zullen ook zij hun beroepsbekwaamheid moeten bewijzen, maar geen veiligheidsmaatregelenmoeten nemen.

(38) Zie punt 17.(39) Artikel 5, § 1 WW.(40) In geval van een rechtspersoon : alle vertegenwoordigers van de rechtspersoon die daadwerkelijk het

beroep van wapenhandelaar gaan uitoefenen, moeten het beroepsbekwaamheidsexamen afleggen.Afhankelijk van de structuur van de rechtspersoon en rekening houdend met de vraag wie erverantwoordelijk is voor de activiteiten van de wapenhandel kan dus worden bepaald wie het examenmoet afleggen en de erkenning moet aanvragen.

(41) Artikel 5, § 2 WW.(42) Artikel 2 KB 16/10/2008.(43) Artikel 2, derde lid KB 16/10/2008.(44) Artikel 3 KB 16/10/2008.(45) Artikel 4 KB 16/10/2008.(46) Artikel 6, derde lid KB 16/10/2008.(47) Artikel 7 KB 16/10/2008.(48) Zie punt 22.1 inzake de overgangsmaatregelen.(49) Artikel 8 KB 16/10/2008.(50) Artikel 5, § 4 WW.(51) Zie bijlage 1, die een lijst van inbreuken geeft.(52) Artikel 2 KB 20/09/91.(53) Artikel 1 KB 16/10/2008.(54) Artikel 6 KB 16/10/2008.(55) Artikel 2 KB 20/09/91.

72720 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 77: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

(56) Zie punt 4.1.3 en bijlage 1.(57) Artikel 5, § 1, derde lid WW.(58) Artikel 5, § 3 WW.(59) Artikel 31, 1° WW.(60) Artikel 31, 2° WW.(61) Artikel 2, laatste lid KB 20/09/91.(62) Artikel 1 KB 24/04/97.(63) Artikel 2 KB 24/04/97.(64) Artikel 8 KB 24/04/97.(65) Artikel 4 KB 24/04/97.(66) Artikel 3 KB 24/04/97.(67) Bijlage bij het KB 24/04/97.(68) Artikel 6 KB 24/04/97.(69) Artikel 7 KB 24/04/97.(70) Artikel 3, eerste lid KB 20/09/91.(71) Artikel 3, tweede lid KB 20/09/91.(72) Artikel 30 KB 20/09/91.(73) Artikel 3, derde lid KB 20/09/91.(74) Artikel 5, § 3, tweede lid WW.(75) Zie punt 4.2.1.(76) Artikel 9, tweede lid KB 16/10/2008.(77) Artikel 7, § 1 WW.(78) Artikel 5, § 1, tweede lid WW.(79) Artikel 5, § 3, tweede lid WW.(80) Artikel 3, laatste lid KB 20/09/91.(81) Artikel 7, § 2 WW en artikel 6, tweede lid KB 20/09/91.(82) Artikel 3, derde lid KB 20/09/91.(83) 1 : Antwerpen; 20 : administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad; 21 : Vlaams-Brabant; 22 :

Waals-Brabant; 3 : West-Vlaanderen; 4 : Oost-Vlaanderen; 5 : Henegouwen; 6 : Luik; 7 : Limburg; 8 :Luxemburg; 9 : Namen; 0 : FOD Justitie.

(84) Artikel 30, eerste lid WW.(85) Artikel 30, tweede lid WW.(86) Artikel 4 KB 20/09/91.(87) Artikel 30, tweede lid WW.(88) Artikel 31, 2° WW.(89) Artikel 5 KB 20/09/91.(90) Zie punt 4.1.3.(91) Artikel 30, eerste lid WW.(92) Artikel 8, eerste lid KB 20/09/91.(93) Artikel 8, tweede lid KB 20/09/91.(94) Artikel 23, derde lid KB 20/09/91.(95) Iemand die al erkend is als wapenhandelaar en die tevens activiteiten als tussenpersoon wenst uit te

oefenen, moet hiervoor geen tweede erkenning vragen. De erkenning als wapenhandelaar is immersruimer dan deze als tussenpersoon.

(96) Artikel 5, § 5 WW.(97) Artikel 7, § 2 WW.(98) Zie punt 4.1.3 en bijlage 1.(99) Zie punt 4.2.1.(100) Artikel 5, § 2, tweede lid WW en artikel 29 Sv.(101) Artikel 6, eerste lid KB 20/09/91.(102) Artikel 6, derde lid KB 20/09/91.(103) Artikel 6, tweede lid KB 20/09/91.(104) Artikel 6, vierde lid KB 20/09/91.(105) Artikel 6, laatste lid KB 20/09/91.(106) Artikel 30 KB 20/09/91.(107) Artikel 23, derde lid KB 20/09/91.(108) Artikel 32, eerste lid WW.(109) Artikel 32, tweede lid WW.(110) Zie punt 24.2.(111) Artikel 32, derde lid WW.(112) Artikel 29, § 2 WW.(113) Artikel 29, § 2, tweede lid WW.(114) Artikel 10 KB 16/10/2008.(115) Artikel 11 KB 16/10/2008.

72721BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 78: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

(116) Artikel 12 KB 16/10/2008.(117) Artikel 13 KB 16/10/2008.(118) Artikel 14 KB 16/10/2008.(119) Artikel 15 KB 16/10/2008.(120) Artikel 19, eerste lid, 4° WW.(121) Parl. St. Kamer, 2007-2008, stuk 474/1, 9(122) Artikel 16 KB 16/10/2008.(123) Artikel 17 KB 16/10/2008.(124) Artikel 18 KB 16/10/2008.(125) Artikel 19 KB 16/10/2008.(126) Artikel 23, eerste lid KB 20/09/91.(127) Artikel 23, laatste lid KB 20/09/91.(128) Artikel 23, tweede lid KB 20/09/91 en artikel 29 WW.(129) Artikel 23, derde lid KB 20/09/91.(130) Artikel 23bis, § 1 KB 20/09/91.(131) Artikel 6, § 1 WW.(132) Artikel 6, § 1 WW.(133) Artikel 2 KB 20/09/91.(134) Artikel1, § 1, eerste lid KB 29/12/2006.(135) Artikel 1, § 1, tweede lid KB 29/12/2006.(136) Artikel 5, § 3 WW.(137) Artikel 31, 1° WW.(138) Artikel 31, 2° WW.(139) Artikel 2 KB 24/04/97.(140) Bijlage bij het KB 24/04/97.(141) Artikel 5 KB 24/04/97.(142) Artikel 3, eerste lid KB 20/09/91.(143) Artikel 3, tweede lid KB 20/09/91.(144) Artikel 30 KB 20/09/91.(145) Zie punt 5.1.9.(146) Artikel 3, vierde lid KB 20/09/91.(147) Artikel 5, § 3, tweede lid WW.(148) Artikel 1, § 1, derde lid KB 29/12/2006.(149) Artikel 1, § 1, tweede lid KB 29/12/2006.(150) Artikel 5, § 3, tweede lid WW.(151) Artikel 3, laatste lid KB 20/09/91.(152) Artikel 7, § 2 WW en artikel 6, tweede lid KB 20/09/91.(153) Artikel 3, vierde lid KB 20/09/91.(154) 1 : Antwerpen; 20 : administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad; 21 : Vlaams-Brabant; 22 :

Waals-Brabant; 3 : West-Vlaanderen; 4 : Oost-Vlaanderen; 5 : Henegouwen; 6 : Luik; 7 : Limburg; 8 :Luxemburg; 9 : Namen; 0 : FOD Justitie.

(155) Artikel 30, eerste lid WW.(156) Artikel 30, tweede lid WW.(157) Artikel 4 KB 20/09/91.(158) Artikel 30, tweede lid WW.(159) Artikel 31, 2° WW.(160) Artikel 5 KB 20/09/91.(161) Zie punt 5.1.3.(162) Artikel 30, eerste lid WW.(163) Artikel 8, eerste lid KB 20/09/91.(164) Artikel 8, tweede lid KB 20/09/91.(165) Artikel 7, § 2 WW.(166) Zie punt 4.1.3 en bijlage 1.(167) Artikel 5, § 2, tweede lid WW en artikel 29 Sv.(168) Artikel 6, eerste lid KB 20/09/91.(169) Artikel 6, derde lid KB 20/09/91.(170) Artikel 6, tweede lid KB 20/09/91.(171) Artikel 6, vierde lid KB 20/09/91.(172) Artikel 6, laatste lid KB 20/09/91.(173) Artikel 30 KB 20/09/91.(174) Artikel 23, derde lid KB 20/09/91.(175) Artikel 32, eerste lid WW.(176) Artikel 32, tweede lid WW.(177) Zie punt 24.2.(178) Artikel 32, derde lid WW.(179) Artikel 29, § 2 WW.(180) Artikel 1, § 1 KB 29/12/2006.

72722 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 79: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

(181) Artikel 23, eerste lid KB 20/09/91.(182) Artikel 23, laatste lid KB 20/09/91.(183) Artikel 23, tweede lid KB 20/09/91 en artikel 29 WW.(184) Artikel 23bis, § 2, tweede lid KB 20/09/91.(185) Artikel 23, derde lid KB 20/09/91.(186) Artikel 23bis, § 2 KB 20/09/91.(187) Artikel 23bis, § 2 KB 20/09/91.(188) Artikel 1, § 1, tweede lid KB 29/12/2006.(189) Artikel 1, § 1, derde lid KB 29/12/2006.(190) Artikel 6, § 2 WW.(191) Dit valt immers niet onder de uitzonderingsregeling van artikel 27, § 1 WW voor dienstwapens.(192) Zie punt 4.1.(193) Artikel 1, § 2 KB 29/12/2006.(194) Artikel 21 WW.(195) Zie punt 4.1.(196) Artikel 21, tweede lid WW.(197) Zie punt 4.1.(198) Zie punt 4.1.3 en bijlage 1.(199) Zie punten 4.1.10 en 5.1.9.(200) Artikel 30 WW.(201) Zie punt 24.2.(202) Zie punt 4.1.13.(203) Zie punt 4.1.11.(204) Zie punt 24.2.(205) Zie punt 8.2.2.(206) Zie punt 8.2.2.(207) Zie punt 8.1.2.(208) Zie punten 8.1.2 en 8.2.1.(209) Zie punt 8.2.2.(210) Zie punt 2.1. voor de definitie van verblijfplaats.(211) Artikel 11, § 1 WW.(212) Artikel 11, § 2, eerste lid WW.(213) Artikel 11, § 2, tweede lid WW.(214) Zie punt 4.1.3 en bijlage 1.(215) Artikel 9, § 3 KB 20/09/91.(216) Artikel 31, 2° WW.(217) Artikel 31, laatste lid WW.(218) Artikel 31, 2° WW.(219) Artikel 11, § 1, eerste lid WW.(220) Zie punt 4.1.3. en bijlage 1.(221) Zie punt 9.1.6.(222) Zie punt 9.1.7.(223) Zie punt 9.1.8.(224) Zie punt 9.1.9.(225) Zie punt 9.2.3.(226) In de praktijk zal de gouverneur het advies aan de lokale politie enkel vragen nadat de bij de aanvraag

verschuldigde retributie is betaald.(227) Artikel 11, § 4, laatste lid WW.(228) Artikel 11, § 4, laatste lid WW.(229) Zie punt 9.1.10.(230) Artikel 9bis, § 1, 1° KB 20/09/91.(231) Artikel 9bis, § 1, 3°, eerste lid KB 20/09/91.(232) Artikel 11, § 4, vierde en vijfde lid WW.(233) Artikel 11/1, derde lid WW. Zie punt 9.1.10.(234) Artikel 11, § 4, tweede lid WW.(235) Artikel 9bis, § 3, derde lid KB 20/09/91.(236) Voor VSK kan die geraadpleegd worden op www.sportschieten.be.(237) Artikel 9bis, § 3, eerste lid KB 20/09/91.(238) Artikel 9bis, § 3, tweede lid KB 20/09/91.(239) Artikel 9bis, § 3, laatste lid KB 20/09/91.(240) Artikel 9bis, § 1, 3° tweede lid KB 20/09/91.(241) Artikel 11, § 4, derde lid, 1° WW en artikel 9bis, § 2, 2° van het KB 20/09/91.(242) Artikel 11, § 4, derde lid, 3° WW.(243) Artikel 11, § 4, derde lid, 4° WW.(244) Artikel 9bis, § 2, 3° KB 20/09/91.(245) Artikel 9bis, § 2, 1° KB 20/09/91 en artikel 11, § 4, vierde lid WW. Zie punt 11.

72723BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 80: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

(246) Artikel 11, § 4, vijfde lid WW. Zie punt 12.(247) Artikel 11/1, derde lid WW.(248) Artikel 11, § 3, 9° WW.(249) Artikel 11, § 3, 9° WW.(250) Artikel 11/1, derde lid WW. Zie punt 9.1.10.(251) Artikel 11, § 3, 9° WW.(252) Artikel 2, 1° KB 29/12/06.(253) Artikel 2, 2° KB 29/12/06.(254) Zie punt 12.(255) Zie punt 12.2.(256) Om uit te maken of iemand al dan niet sportschutter is, moet men in Vlaanderen meer bepaald rekening

houden met het Decreet van 11/5/07 houdende het statuut van de sportschutter. Uitgangspunt : iedereendie in Vlaanderen het « sportschieten » beoefent, moet houder zijn van een sportschutterslicentie. Mendoet aan sportschieten wanneer men een door een internationale of nationale schietsportfederatieaangeboden discipline beoefent. Het is daarbij niet van belang of het sportschieten al dan niet incompetitieverband plaatsvindt.

(257) In de praktijk is gebleken dat ook aanvragen worden ingediend voor het sportschieten metsemi-automatische wapens, ook in zwaardere kalibers. Ook aanvragen voor wapens met gladde loop(b.v. een riot gun) worden ingediend. Er bestaan inderdaad disciplines met dergelijke vuurwapens(uitsluitend semi-automatische geweren). Er bestaan geen disciplines voor korte machinepistolen.

(258) Artikel 2, 3° KB 29/12/06.(259) Artikel 2, 4° KB 29/12/06.(260) Artikel 2, 5° KB 29/12/06.(261) Als men 5 wapens bezit die passen binnen een bepaald thema kan men meteen de erkenning als

verzamelaar aanvragen. Zie hierover meer onder punt 5.(262) Artikel 2, 6° KB 29/12/06.(263) Artikel 11/1 WW.(264) Artikel 11/2, eerste lid WW.(265) Artikel 44, § 2 WW. Zie punt 22.3.(266) Zie punt 22.3.(267) Artikel 11/2, tweede lid WW.(268) Het « vermogen » wordt hier in strikte zin begrepen, nl. het betreft enkel het persoonlijke vermogen van

de aanvrager.(269) Indien dus bijvoorbeeld de akte van boedelverdeling van de roerende goederen pas enkele maanden na

het overlijden wordt opgesteld, begint vanaf dan de termijn te lopen.(270) Artikel 17, tweede lid WW.(271) Zie verder punten 11-13.(272) Artikel 13, tweede lid WW.(273) Artikel 11/2, derde lid WW.(274) Zie punt 11.2.(275) Zie punt 12.2.(276) Zie punt 13.(277) Artikel 11/1, derde lid WW.(278) Artikelen 10 en 12 KB 20/09/91.(279) Artikel 17, tweede lid WW.(280) Artikelen 10 en 12 KB 20/09/91.(281) Artikel 11, § 1 WW.(282) Artikel 11, § 1, eerste lid WW.(283) Artikel 14, tweede lid KB 20/09/91 en artikel 18 WW.(284) Artikel 10 KB 20/09/91.(285) Zie punt 20.1.(286) Artikel 13, eerste lid KB 20/09/91.(287) Artikelen 11 en 12 KB 20/09/91.(288) Artikel 11, § 1, eerste lid WW.(289) Te rekenen vanaf de datum van de ondertekening van de vergunning door de gouverneur.(290) Artikel 10, tweede lid KB 20/09/91.(291) Artikel 11, eerste lid KB 20/09/91.(292) Artikel 11, tweede en derde lid KB 20/09/91.(293) Artikel 11, vierde lid KB 20/09/91. Zie punt 9.2.1.(294) Artikel 30, eerste lid WW.(295) Artikel 30, tweede lid WW.(296) Artikel 30, tweede lid WW.(297) Artikel 31, 2° WW.(298) Artikel 13, tweede lid KB 20/09/91.(299) Artikel 10, tweede lid WW.(300) Artikel 13, derde lid KB 20/09/91.

72724 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 81: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

(301) Het is aangewezen dat de gouverneurs elkaar informeren bij verhuizing van een wapenhouder naar eenandere provincie, zeker in geval er sprake is van een intrekking of schorsing van zijn vergunning opdatde beslissing overal zou worden gehandhaafd.

(302) Artikel 11, § 1, tweede lid WW.(303) De schorsing kan ook worden opgelegd tot eerherstel wordt verkregen of tot bewijs van een duidelijke

verbetering van een bepaalde situatie.(304) De intrekking kan zich ook beperken tot bepaalde activiteiten.(305) Artikel 14, eerste lid KB 20/09/91.(306) Artikel 14, tweede lid KB 20/09/91 en artikel 18 WW.(307) Artikel 14, derde lid KB 20/09/9.(308) Artikel 11, § 2, 5° Decreet 11/5/07 Vlaamse Gemeenschap sportschutters.(309) Artikel 32, eerste lid WW.(310) Houders van een model 9 zijn niet onderworpen aan de 5-jaarlijkse controle. Dit betekent evenwel niet dat

de gouverneur geen onderzoek kan vragen aan de lokale politie omtrent het wapenbezit van bijvoorbeeldeen jager of een sportschutter en dit omdat er indicatie is van gevaar voor de openbare orde.

(311) Artikel 32, tweede lid WW.(312) Als de wapenhouder meerdere adressen heeft, wordt de controle uitgevoerd door de lokale politie van de

plaats waar de wapens zich bevinden. De lokale politie die bevoegd is voor de verblijfplaats van dehouder moet tevens worden geraadpleegd voor informatie aangaande de wapenhouder zelf.

(313) Artikel 32, derde lid WW.(314) Artikel 32, vierde lid WW.(315) Zie punt 22.(316) Artikel 44, § 2 WW.(317) Zie punt 24.2.(319) Artikel 29/1 KB 20/09/91.(320) Artikel 23bis, § 3 KB 20/09/91.(321) Artikel 11, derde lid KB 20/09/91.(322) Politiediensten, Proefbank voor vuurwapens, enz. Zie punt 20.1.(323) Artikel 13 KB 20/09/91.(324) Artikel 25, § 1 KB 20/09/91.(325) Artikel 24 KB 20/09/91.(326) Artikel 25, § 2 KB 20/09/91.(327) Artikel 24 KB 20/09/91.(328) Artikel 24 KB 20/09/91.(329) Er zijn geen specifieke veiligheidsmaatregelen voorzien voor zogenaamde blanke wapens. Hier geldt

echter wel het algemene principe dat alles op een verantwoorde wijze moet worden voorhandengehouden zonder gevaar voor de openbare orde.

(330) Het aantal wapens dat een particulier mag bezitten, is niet beperkt, tenzij dat uitdrukkelijk zou zijnopgelegd in individuele gevallen. Evenwel nemen de vereiste veiligheidsmaatregelen toe naarmate datmen over meer wapens beschikt.

(331) Artikel 11 KB 24/04/97.(332) Zie punt 5.1.6.(333) Artikel 21 WW.(334) In dit geval mag de term « verblijfplaats » ruim worden geïnterpreteerd : het mag ook gaan over een

tijdelijke verblijfplaats, bv. een hotel waar de jager of sportschutter verblijft tijdens een weekend voor eenjachtpartij of een schietwedstrijd op verplaatsing (in dit hotel moeten de wapens dan wel wordenbewaard alsof het een woning betrof).

(335) Zie punt 9.1.(336) Zie verder punt 9.1.18.(337) Artikel 11, § 1 en 32, vierde lid WW.(338) Zie punt 20.2.(339) Alsook gelijkgestelden zoals houders van een jachtverlof of van een sportschutterslicentie.(340) Dit kan zowel een vergunning tot het voorhanden hebben van een vergunningsplichtig vuurwapen

(model 4) zijn, alsook een model 9 samen met een sportschutterslicentie en/of jachtverlof.(341) Artikel 12/1 WW.(342) Artikel 21, 2° WW. Zie hierover tevens punten 11.3 en 12.3.(343) Artikel 15 KB 24/04/97.(344) Artikel 22, § 1, eerste lid WW.(345) Artikel 22, § 1, vierde lid WW.(346) Artikel 22, § 2 WW.(347) Zie in dit verband punt 9.2.6.(348) Artikelen 9 en 14 WW.(349) Artikelen 14 en 15 WW.(350) Artikel 14 WW.(351) Zie in dit verband ook punt 9.1.9.(352) Zie in dit verband ook punt 9.1.9.(353) Artikel 1 MB 16/10/08.(354) 1 : Antwerpen; 20 : administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad; 21 : Vlaams-Brabant; 22 :

Waals-Brabant; 3 : West-Vlaanderen; 4 : Oost-Vlaanderen; 5 : Henegouwen; 6 : Luik; 7 : Limburg; 8 :Luxemburg; 9 : Namen; 0 : FOD Justitie.

(355) De bepalingen onder punt 9 inzake wapenbezit door particulieren zijn hier eveneens van toepassing in demate dat ze hiermee niet in tegenstrijd zijn.

72725BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 82: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

(356) Artikel 1 Waals decreet 28/06/90 en artikel 13 Vlaams decreet 24/06/91.(357) Artikel 12, 1° WW.(358) In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest mag niet gejaagd worden.(359) Het betreft meer bepaald de 15 oude lidstaten van de EU (België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg,

Nederland, Denemarken, Ierland, Verenigd Koninkrijk, Griekenland, Portugal, Spanje, Finland, Oosten-rijk en Zweden), met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk en Ierland doch met inbegrip van IJsland,Noorwegen en Zwitserland.

(360) Zo werden recent nog documenten van de republiek Kameroen erkend.(361) Artikel 2, 17° WW.(362) Alsook het besluit van 28/10/87 van de Vlaamse Executieve.(363) Alsook het besluit van 22/09/05 van de Waalse Regering.(364) Artikel 3, § 2 besluit Vlaamse Executieve 28/10/87.(365) Artikel 1 van het besluit 22/09/05 van de Waalse Regering.(366) Artikel 2 van het besluit 22/09/05 van de Waalse Regering.(367) Artikel 3 van het besluit 22/09/05 van de Waalse Regering.(368) Artikel 4 van het besluit 22/09/05 van de Waalse Regering.(369) Artikel 5 van het besluit 22/09/05 van de Waalse Regering.(370) Artikel 2 van het besluit 28/10/87 van de Vlaamse Executieve.(371) Artikel 1 van het besluit 28/10/87 van de Vlaamse Executieve.(372) Artikel 3 van het besluit 28/10/87 van de Vlaamse Executieve.(373) Artikel 3bis van het besluit 28/10/87 van de Vlaamse Executieve.(374) De aankoop van munitie door een jager kan enkel plaatsvinden op vertoon van zijn jachtverlof en model 9

en uitsluitend wat betreft de munitie die geschikt is voor het erop vermelde wapen.(375) In dit geval mag de term « verblijfplaats » ruim worden geïnterpreteerd : het mag ook gaan over een

tijdelijke verblijfplaats, b.v. een hotel waar de jager of sportschutter verblijft tijdens een weekend voor eenjachtpartij of een schietwedstrijd op verplaatsing (in dit hotel moeten de wapens dan wel wordenbewaard alsof het een woning betrof).

(376) Artikel 21, 2° WW.(377) Artikel 15 KB 24/04/97. Zie in dit verband punt 9.2.2.(378) Voertuigen die niet beschikken over een aparte afsluitbare koffer moeten als geheel slotvast zijn en de

wapens en munitie moeten er onzichtbaar in worden opgeborgen.(379) Toezicht kan ook gebeuren vanuit een raam of met een camera.(380) Artikel 25, § 1 KB 20/09/91.(381) Artikel 25, § 2 KB 20/09/91.(382) Artikel 13, eerste lid WW.(383) Artikel 14, eerste lid KB 20/09/91.(384) Artikel 14, tweede lid KB 20/09/91 en artikel 18 WW.(385) Artikel 14, derde lid KB 20/09/91.(386) Artikel 13, tweede lid WW.(387) Artikel 17, 2de lid, WW(388) De bepalingen onder punt 9 inzake wapenbezit door particulieren zijn hier eveneens van toepassing, in

de mate dat ze hiermee niet in tegenstrijd zijn.(389) Artikel 12, 2° WW.(390) MB 12/06/08.(391) MB 6/06/08.(392) MB 22/05/08.(393) MB 16/05/08.(394) Artikel 1 MB 15/03/07.(395) Lange semi-automatische wapens die werden omgebouwd tot repeteervuurwapens voldoen niet aan de

technische criteria van het MB 15/03/07. Artikel 12, 2° WW vereist immers dat de wapens ontworpen zijnvoor het sportschieten en, de aanhef van het MB 15/03/07 vereist dat de wapens voor het sportschietenworden gebruikt. Aan de laatste twee voorwaarden is bij deze soort wapens niet voldaan :— de lange semi-automaten (b.v. FAL, M16) zijn niet ontworpen voor het sportschieten;— om ze te gebruiken voor een discipline (ordonnantieschieten) is vereist dat ze semi-automatisch zijn.

Het is verboden om met een repeteervuurwapen ordonnantie geweer te schieten.(396) Zwartkruitwapens die met zwartkruitpatronen schieten, kunnen nooit onder artikel 1, 7° MB 15/03/07

vallen als ze een geïntegreerde ontsteking (b.v. een slaghoedje) hebben. Enkel de zwartkruitwapens dievia de loopmond geladen worden, of die met patronen schieten met afzonderlijke ontsteking kunnenaangekocht worden met een sportschutterslicentie. In de praktijk wordt dit onderscheid niet gemaaktdoor de wapenhandelaars. De provinciale wapendiensten zouden daarom bij de aanvragen voorzwartkruitwapens moeten navragen of het wapen patronen met zwart kruit en ingebouwde ontstekingverschiet.

(397) Dit betekent dat er verschillen zijn naargelang de toepasselijke gemeenschapsreglementering. Zo wordenbijvoorbeeld op de sportschutterslicentie - afgegeven door een door de Vlaamse gemeenschapgemachtigde schietsportfederatie – de wapencategorieën vermeld. Op de door de Franstalige gemeen-schap uitgereikte sportschutterslicenties worden deze evenwel niet vermeld.

(398) Alsook het besluit van de Vlaamse Regering van 1/06/07.(399) Alsook het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 30/03/07.(400) Alsook het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 23/05/07.

72726 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 83: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

(401) In dit geval mag de term « verblijfplaats » ruim worden geïnterpreteerd : het mag ook gaan over eentijdelijke verblijfplaats, b.v. een hotel waar de jager of sportschutter verblijft tijdens een weekend voor eenjachtpartij of een schietwedstrijd op verplaatsing (in dit hotel moeten de wapens dan wel wordenbewaard alsof het een woning betrof).

(402) Artikel 21, 2° WW.(403) Artikel 15 KB 24/04/97. Zie in dit verband punt 9.2.2.(404) Voertuigen die niet beschikken over een aparte afsluitbare koffer moeten als geheel slotvast zijn en de

wapens en munitie moeten er onzichtbaar in worden opgeborgen.(405) Toezicht kan ook gebeuren vanuit een raam of met een camera.(406) Artikel 25, § 1 KB 20/09/91.(407) Artikel 25, § 2 KB 20/09/91.(408) Artikel 13, eerste lid WW.(409) Artikel 14, eerste lid KB 20/09/91.(410) Artikel 14, tweede lid KB 20/09/91 en artikel 18 WW.(411) Artikel 14, derde lid KB 20/09/91.(412) Artikel 11, § 1, tweede lid en § 2, 2° Vlaams decreet van 11/05/07.(413) Artikel 13, eerste lid WW.(414) Artikel13, tweede lid WW.(415) Artikel 11/2, 3de lid, WW.(416) Artikel 2 KB 8/01/06.(417) Artikel 9 KB 8/01/06.(418) Artikel 12, 4° WW.(419) Artikelen 12-13 KB 8/01/06.(420) Zie punten 11 en 12.(421) Dit betekent dus dat een in België verblijvende inwoner van een EU-lidstaat tijdelijk vergunningsplichtige

vuurwapens mag voorhanden houden zonder vooraf een vergunning model 4 aan te vragen (indien deEVP geldig is en indien zijn wapens erop zijn ingeschreven). Hij mag evenwel geen nieuwe wapensverwerven met de EVP.

(422) Artikel 12, 5° WW.(423) De schietsportfederaties en de provinciale wapendiensten hebben modellen van de dagkaart verspreid

over de aangesloten schietstanden. Deze laatste geven de dagkaart af aan de occasioneel schutter.(424) Ook buitenlanders met een buitenlandse vergunning kunnen in aanmerking komen om op te treden als

begeleider.(425) Er dient rekening mee te worden gehouden of de uitbater van de schietstand redelijkerwijze op de hoogte

kon zijn van het feit dat hij meewerkt aan de overtreding. Indien een schutter op verschillendeschietstanden schiet binnen een jaar, kan de uitbater van een stand dat niet weten. Als echter de uitbatervan de stand zelf toelaat dat eenzelfde schutter meer dan één keer per jaar schiet, is hij wel op de hoogtevan de inbreuk.

(426) Zie punt 3.1.4.(427) Artikel 28, eerste lid KB 20/09/91.(428) Artikel 29, eerste lid KB 20/09/91.(429) Artikel 29, tweede lid KB 20/09/91.(430) Artikel 29, derde lid KB 20/09/91.(431) Artikel 29, vierde lid KB 20/09/91.(432) Artikel 29, vijfde lid KB 20/09/91.(433) Artikel 30 KB 20/09/91.(434) Artikel 28, tweede lid KB 20/09/91.(435) Artikel 28, derde lid KB 20/09/91.(436) Artikel 28, laatste lid KB 20/09/91.(437) Artikel 1 Wet 24/05/1888.(438) Artikel 10 Wet 24/05/1888.(439) Artikel 11 Wet 24/05/1888.(440) Artikel 12 Wet 24/05/1888.(441) Artikel 13 Wet 24/05/1888.(442) Artikel 19, eerste lid, 6° WW.(443) Artikel 6 Wet 24/05/1888.(444) Artikel 4 WW.(445) Artikel 29/1 KB 20/09/91.(446) Artikel 33 WW.(447) Recent werden bepaalde hulpstukken evenals de vuurwapens die ermee zijn uitgerust ingedeeld bij de

verboden wapens middels het MB van 11/03/10. Het betreft meer bepaald hulpstukken, metuitzondering van gewone kolven, die aan een handvuurwapen bepaalde uiterlijke kenmerken entechnische eigenschappen van een schoudervuurwapen geven. Zie hierover punt 3.1.2.

(448) Artikel 22 WW.(449) Artikel 29, § 1WW.(450) Artikel 23 WW.(451) Artikel 25 WW.(452) Artikelen 35 tot 39bis Sv.(453) Artikel 28 WW.

72727BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 84: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

(454) De staat vergoedt de eigenaar van de weggeruimde wapens en munitie in geval deze hem niet kondenteruggegeven worden of mochten beschadigd zijn (artikel 28, § 1, tweede lid WW).

(455) Meer bepaald moet de plaatselijk bevoegde gouverneur een beslissing tot intrekking, schorsing ofbeperking van de erkenning en/of de vergunning nemen binnen drie maanden vanaf de uitreiking vanhet ontvangstbewijs bij de inbeslagname. Zoniet worden de in beslag genomen voorwerpen vrijgegevenen worden de erkenningen en vergunningen teruggegeven, onder voorbehoud van elk gerechtelijk beslag(artikel 28, § 2, tweede lid WW).

(456) Artikel 28, § 3 WW.

(457) Zie verder punt 21.7.

(458) Artikel 23, 3e lid WW.

(459) Artikel 24 WW.

(460) Artikel 48, tweede lid WW.

(461) Artikel 48, derde lid WW.

(462) Artikel 32, eerste lid en 48, tweede en derde lid WW.

(463) Artikel 32, tweede en derde lid WW.

(464) Artikel 32, vierde lid WW. Zie hierover punt 9.1.18.

(465) Artikel 44, § 2 WW en artikel 16, § 2 KB 29/12/2006.

(466) Artikel 44, § 2 WW.

(467) Zie punt 4.1.3 en bijlage 1.

(468) Artikel 44, § 2 WW.

(469) Artikel 16, § 2 KB 29/12/2006.

(470) Zie punt 9.1.18.

(471) Artikel 44, § 1 WW.

(472) Artikel 16, § 1 KB 29/12/2006.

(473) Artikel 44, § 2 WW en artikel 16, § 2 KB 29/12/2006.

(474) Artikel 44, § 2 WW.

(475) Zie punt 4.1.3 en bijlage 1.

(476) Artikel 45, § 1 WW.

(477) Artikel 17, 1° KB 29/12/2006.

(478) Artikel 17, 2° KB 2912/2006.

(479) Artikel 17, 3° KB 29/12/2006.

(480) Artikel 17, 4° KB 29/12/2006.

(481) Artikel 17, 5° KB 29/12/2006.

(482) Artikel 45, § 2 WW.

(483) Artikel 45, § 3 WW.

(484) Artikel 18 KB 29/12/2006.

(485) Voor de toepassing van de amnestieregeling moet men rekening houden met de postdatum.

(486) Een voorbeeld van een mogelijk geval van overmacht : het wapen werd in beslag genomen voor 31/10/08en werd pas nadien vrijgegeven. Overmacht moet met alle wettelijke middelen worden aangetoond.

(487) Er wordt aan herinnerd dat er uitsluitend administratief beroep bij de Raad van State openstaat tegenbeslissingen tot onontvankelijkheid vanwege de gouverneur.

(488) Zie punt 3.5.

(489) Hieraan zijn natuurlijk voorwaarden gekoppeld, zie punt 12.

(490) Zie punten 11 en 13.

(491) Artikel 25, § 3 KB 20/09/91.

(492) Bv. een houder van een geldig jachtverlof beschikt over een vuurwapen dat geschikt is voor de jacht opmodel 9. Hij wil hetzelfde wapen gebruiken voor het sportschieten, maar hij beschikt niet over eensportschutterslicentie. In dat geval kan hij een vergunning voor het voorhanden hebben van hetbetreffende wapen (model 4) aanvragen met vermelding van beide wettige redenen (jacht ensportschieten). Het model 9 vervalt dan.

(493) Artikel 25, § 4 KB 20/09/91.

(494) Artikel 25, § 5 KB 20/09/91.

(495) Artikel 25, § 6 KB 20/09/91.

(496) Het toepasselijke tarief wordt bepaald aan de hand van de datum waarop de aanvraag werd ingediend.

(497) Artikel 53 WW.

(498) In geval van verhuizing, betaalt de aanvrager zijn retributie aan de gouverneur die bevoegd is op hetogenblik van de aanvraag. Het is de gouverneur van de provincie waar de aanvraag werd ingediend, diehet dossier volledig zal afhandelen en vervolgens doorsturen naar de gouverneur van de provincie waarbetrokkene naar verhuisd is. Er moeten dan ook geen retributies worden doorgestort naar de nieuweprovincie.

(499) Artikel 55 WW.

(500) Artikel 17, eerste lid WW.

72728 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 85: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72729BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 86: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72730 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 87: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72731BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 88: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72732 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 89: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72733BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 90: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72734 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 91: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72735BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 92: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72736 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 93: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72737BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 94: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72738 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 95: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72739BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 96: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72740 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 97: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72741BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 98: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72742 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 99: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72743BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 100: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72744 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 101: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72745BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 102: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72746 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 103: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72747BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 104: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72748 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 105: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72749BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 106: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72750 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 107: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72751BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 108: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72752 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 109: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72753BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 110: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72754 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 111: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72755BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 112: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72756 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 113: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72757BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 114: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72758 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 115: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72759BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 116: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72760 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 117: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72761BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 118: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72762 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 119: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72763BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 120: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72764 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 121: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72765BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 122: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72766 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 123: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72767BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 124: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72768 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 125: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72769BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 126: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

TOELICHTING

(1) Vul uw naam en voornaam in zoals deze vermeld worden op uw identiteitskaart.

(2) Vul hier het rijksregister nummer in dat u terugvindt op de achterzijde van uw identiteitskaart (of op uwsis-kaart). Dit nummer bestaat uit uw geboortedatum, in omgekeerde volgorde, gevolgd door nog5 cijfers.

(3) Vul hier uw nationaliteit in. Indien meervoudige nationaliteit, gelieve alle nationaliteiten te vermelden.

(4) Vul hierna alle gegevens in over het adres van uw hoofdverblijfplaats (dus waar u ingeschreven bent inde bevolkingsregisters). Vul de volledige straatnaam, het huisnummer en eventueel het busnummer in(indien u b.v. in een appartementsgebouw woont).

(5) Vul hier een telefoonnummer in waarop de dienst u kan bereiken tijdens de kantooruren, dit kan ook hetnummer zijn van uw GSM.

(6) Indien u een E-mail adres heeft, vul dan hier een E-mail adres in waarop de dienst u kan bereiken indiener vragen zijn omtrent de behandeling van uw dossier.

(7) ondernemingsnummer toegekend door de kruispuntbank voor ondernemingen, bestaande uit driegroepen van drie cijfers voorafgegaan door een 0 (b.v. « 0800.900.100 »).

(8) Vermeld hier de naam van de persoon die krachtens de statuten gemachtigd is om de rechtspersoon teverbinden.

(9) Vul uw naam en voornaam in zoals deze vermeld worden op uw identiteitskaart.

(10) Vul hier het rijksregister nummer in dat u terugvindt op de achterzijde van uw identiteitskaart (of op uwsis-kaart). Dit nummer bestaat uit uw geboortedatum, in omgekeerde volgorde, gevolgd door nog5 cijfers.

(11) Vul hier uw nationaliteit in. Indien meervoudige nationaliteit, gelieve alle nationaliteiten te vermelden.

(12) Vul hierna alle gegevens in over het adres van uw hoofdverblijfplaats. Vul de volledige straatnaam, hethuisnummer en eventueel het busnummer in (indien u b.v. in een appartementsgebouw woont).

(13) Vul hier een telefoonnummer in waarop de dienst u kan bereiken tijdens de kantooruren, dit kan ook hetnummer zijn van uw GSM.

(14) Indien u een E-mail adres heeft, vul dan hier een E-mail adres in waarop de dienst u kan bereiken indiener vragen zijn omtrent de behandeling van uw dossier.

(15) Vermeld hier de naam van de persoon die binnen de rechtspersoon verantwoordelijk is voor de opslag,het ter beschikking stellen, het onderhoud,… en alle andere handelingen met betrekking tot het wapen.

(16) Een enkelschots wapen is een wapen waarbij één patroon per loop gekamerd kan worden die kan wordenafgevuurd. Na het afvuren dient de patroon manueel te worden verwijderd, en dient een nieuwe patroonte worden geplaatst (b.v. een tweeloop,…).

(17) Een semi-automatisch wapen (ook « halfautomaat » genoemd) kan projectielen één per één afvuren bijelke druk op de trekker. Na het afvuren van het projectiel wordt automatisch een volgende patroongekamerd.

(18) Een repeteervuurwapen is een wapen dat projectielen één per één afvuurt bij iedere druk op de trekker.De schutter moet het wapen manueel herbewapenen met een hefboom, een grendel of een pomp. Depatroon wordt geladen uit een magazijn of lader (b.v. een grendelkarabijn, een leveraction karabijn, eenpomp actie geweer,…).

(19) Vul hier de naam in van de fabrikant en het merk (indien verschillend). B.v. « Smith & Wesson ».

(20) Vul hier de benaming of het model in waaronder het wapen gekend is in de handel (b.v. « Model 29 »,« Mossberg 590 », « A3 National Match »,…).

(21) U heeft er belang bij hier de website op te geven van de fabrikant waarop de dienst alle inlichtingenomtrent het wapen kan vinden. Indien niet duidelijk is op welk model wapen uw aanvraag betrekkingheeft, zal de dienst dit nakijken. Bij onduidelijke aanvragen zullen bijkomende inlichtingen wordenopgevraagd (wat de behandeling van uw vergunningsaanvraag kan vertragen).

(22) Het erkenningsnummer van een erkend wapenhandelaar begint met het cijfer « 2/ » (b.v. 2/21/08/00018 »).

(23) Het erkenningsnummer van een erkend verzamelaar begint met het cijfer « 3/ » (b.v. 3/21/08/00123 »).

(24) Het nummer van een wapenvergunning begint met het cijfer « 4/ » (b.v. 3/22342/08/11232 »).

(25) Vermeld hier het totaal aantal vuurwapens dat zich momenteel op het adres bevindt. Daarbij houdt ugeen rekening met de wapens waarvoor u in deze aanvraag een wapenvergunning aanvraagt.

(26) Alle meerderjarige personen die onder hetzelfde dak (op hetzelfde adres…) als de aanvrager wonen,dienen hier aan te geven dat ze geen bezwaar hebben tegen de aanvraag. Zo dienen b.v. meerderjariginwonende kinderen, echtgenotes (partners), inwonende ouders,… dit formulier mee te ondertekenen invak IV.

(27) Geef aan op welke manier de persoon die zijn toestemming geeft verwant is met de aanvrager (b.v.echtgeno(o)t(e), moeder, vader, kind, inwonend familielid,…).

(28) Gelieve één of meerdere ingeroepen wettige redenen aan te kruisen. U dient voor elk van de ingeroepenwettige reden de gevraagde stavingsstukken voor te leggen.

72770 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 127: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

(29) Kruis dit vak aan indien u een vergunning vraag voor een vergunningsplichtig vuurwapen dat u enkelzult gebruiken voor de jacht of voor faunabeheersactiviteiten (regulering van wild, wapen als bijzonderwachter,…). Deze wettige reden kunt u enkel inroepen indien u houder bent van een jachtverlof(uitgereikt door een Belgisch gewest of een overheid uit een andere lidstaat van de Europese Unie) ofindien u aangesteld bent als bijzondere wachter. U kan uw wapen ook gebruiken voor hetkleiduifschieten, maar dient dan rekening te houden met de door de gemeenschappen vastgestelde regelsdie het sportschieten regelen.

(30) Kruis dit vak aan indien u een vergunning vraagt voor een vergunningsplichtig vuurwapen dat u enkelzult gebruiken voor het beoefenen van het sportschieten (als houder van een sportschutterslicentie) oftijdens een geregeld bezoek aan een erkende schietstand.

(31) Dit is enkel van toepassing indien u geen houder bent van een sportschutterslicentie die u toelaat om hetsportschieten te beoefenen met wapens van dezelfde types als de wapens die u in vak II vermeldt (b.v. alsu een sportschutterslicentie heeft die geldig is voor de wapencategorie « pistool », volstaat dit, en dientu het vak hierboven aan te kruisen). Uit de bijgevoegde stukken moet blijken dat u minstens 6 keer perjaar geschoten heeft met een wapen dat behoort tot een wapencategorie (geweer, pistool, revolver, zwartkruit) waartoe de in VAK II bedoelde vergunningsplichtige wapens behoren. Dit attest kan wordenafgeleverd door een erkende schietstand. U kunt met de betrokken wapens schieten als u houder bent vaneen attest van slagen voor de theoretische proef (uitgereikt door de politie) of als u reeds met andere vooru vergunde wapens heeft geschoten van hetzelfde wapentype. Als u bijvoorbeeld een vergunningaanvraagt voor een pistool en een revolver, dan zult u zes schietbeurten met een pistool en zesschietbeurten met een revolver moeten bewijzen. De attesten kunnen worden afgeleverd door deverantwoordelijke van de erkende schietstand op basis van de aanwezigheidsregisters. Er is steedscontrole van deze aanwezigheidsregisters mogelijk. Het afleggen van een valse verklaring kan aanleidinggeven tot intrekking van de wapenvergunningen en tot strafrechtelijke sancties tegen zowel degene dieeen valse verklaring opstelt als tegenover degene die er zich van bedient.

(32) Kruis dit vak aan indien u uw vergunning kunt motiveren omwille van een activiteit die bijzondereveiligheidsrisico’s oplevert of het voorhanden hebben van een wapen noodzakelijk maakt. Slechts in zeeruitzonderlijke gevallen zal deze wettige reden aanvaard worden, steeds na een individueel onderzoekvan de bijzondere risico’s die de activiteit oplevert, en de mate waarin het voorhanden hebben van eenvuurwapen deze risico’s kan beperken.

(33) Kruis dit vak aan indien u een wapenvergunning vraagt met als motivatie uw persoonlijke verdediging.Deze wettige reden wordt slechts in zeer uitzonderlijke gevallen toegestaan, na een individueelonderzoek. Zo is minstens vereist dat alle andere maatregelen die uw persoonlijke veiligheid kunnenverhogen al werden genomen. U zult, onder andere, eveneens moeten kunnen aantonen dat u voldoendeervaring heeft met een vuurwapen om dit in een verdedigingssituatie te kunnen gebruiken.

(34) Kruis dit vak aan indien u een vergunning vraagt voor een vergunningsplichtig vuurwapen louter metde bedoeling om een verzameling van minstens 5 vergunningsplichtige wapens uit te bouwen. Er isvereist dat er een samenhang bestaat tussen de vijf wapens, waardoor u later zou kunnen voldoen aan devoorwaarden om erkend verzamelaar te worden. Zo is vereist dat de wapens gevat kunnen wordenbinnen een historisch thema dat de uitbreiding van de verzameling verrechtvaardigt, maar ook aflijnt. Erzal u een vergunning worden uitgereikt die het voorhanden hebben van het wapen zonder munitietoestaat.

(35) Kruis dit vak aan indien u vergunningsplichtige wapens wenst te gebruiken voor deelname aanhistorische, folkloristische, culturele of wetenschappelijke activiteiten (b.v. ballistisch onderzoek, testenvan kogelwerende materialen, historische optochten…). U kunt de vergunde wapens dan enkel voor dezedoelen gebruiken. U dient in een bijlage omstandig deze redenen te omschrijven en een attest toe tevoegen van een erkende instelling.

(36) U kunt dit vakje aankruisen indien u reeds houder bent van een wapenvergunning voor een wapen vanhetzelfde type als het wapen waarvoor u een vergunning aanvraagt. Wie bijvoorbeeld al een vergunningheeft voor een pistool, zal geen nieuwe praktische proef moeten afleggen indien hij een vergunning vraagtvoor een ander pistool, uiteraard op voorwaarde dat hij regelmatig met een pistool geschoten heeft.

(37) Het formulier moet worden ondertekend door de aanvrager. Bij een rechtspersoon moet het formulierondertekend zijn door de personen die gemachtigd zijn, in overeenstemming met de wettelijkebepalingen en de statuten, om de rechtspersoon te verbinden t.a.v. derden.

(38) Enkel in te vullen indien de aanvraag wordt ingediend door een rechtspersoon.

72771BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 128: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72772 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 129: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72773BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 130: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72774 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 131: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72775BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 132: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72776 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 133: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

TOELICHTING

(1) Vul uw naam en voornaam in zoals deze vermeld worden op uw identiteitskaart.(2) Vul hier het rijksregister nummer in dat u terugvindt op de achterzijde van uw identiteitskaart (of op uw

sis-kaart). Dit nummer bestaat uit uw geboortedatum, in omgekeerde volgorde, gevolgd door nog5 cijfers.

(3) Vul hier uw nationaliteit in. Indien meervoudige nationaliteit, gelieve alle nationaliteiten te vermelden.(4) Vul hierna alle gegevens in over het adres van uw hoofdverblijfplaats (dus waar u ingeschreven bent in

de bevolkingsregisters). Vul de volledige straatnaam, het huisnummer en eventueel het busnummer in(indien u b.v. in een appartementsgebouw woont).

(5) Vul hier een telefoonnummer in waarop de dienst u kan bereiken tijdens de kantooruren, dit kan ook hetnummer zijn van uw GSM.

(6) Indien u een E-mail adres heeft, vul dan hier een E-mail adres in waarop de dienst u kan bereiken indiener vragen zijn omtrent de behandeling van uw dossier.

(7) Geef hier aan op welke manier u met de erflater verwant was (echtgeno(o)t(e), samenwonend, vader,moeder, broer, ...)

(8) ondernemingsnummer toegekend door de kruispuntbank voor ondernemingen, bestaande uit driegroepen van drie cijfers voorafgegaan door een 0 (b.v. ″0800.900.100″).

(9) Vermeld hier de naam van de persoon die krachtens de statuten gemachtigd is om de rechtspersoon teverbinden.

(10) Vul uw naam en voornaam in zoals deze vermeld worden op uw identiteitskaart.(11) Vul hier het rijksregister nummer in dat u terugvindt op de achterzijde van uw identiteitskaart (of op uw

sis-kaart). Dit nummer bestaat uit uw geboortedatum, in omgekeerde volgorde, gevolgd door nog5 cijfers.

(12) Vul hier uw nationaliteit in. Indien meervoudige nationaliteit, gelieve alle nationaliteiten te vermelden.(13) Vul hierna alle gegevens in over het adres van uw hoofdverblijfplaats. Vul de volledige straatnaam, het

huisnummer en eventueel het busnummer in (indien u b.v. in een appartementsgebouw woont).(14) Vul hier een telefoonnummer in waarop de dienst u kan bereiken tijdens de kantooruren, dit kan ook het

nummer zijn van uw GSM.(15) Indien u een E-mail adres heeft, vul dan hier een E-mail adres in waarop de dienst u kan bereiken indien

er vragen zijn omtrent de behandeling van uw dossier.(16) Vermeld hier de naam van de persoon die krachtens de statuten gemachtigd is om de rechtspersoon te

verbinden.(17) Vul hierna alle gegevens in over het adres van uw hoofdverblijfplaats. Vul de volledige straatnaam, het

huisnummer en eventueel het busnummer in (indien u b.v. in een appartementsgebouw woont).(18) Naam van de notaris die tussenkomt bij de verdeling van de nalatenschap. afgevuurd. Na het afvuren

dient de patroon manueel te worden verwijderd, en dient een nieuwe patroon te worden geplaatst (b.v.een tweeloop, …).

(19) Alle meerderjarige personen die onder hetzelfde dak als de aanvrager wonen, dienen hier aan te gevendat ze geen bezwaar hebben tegen de aanvraag. Zo dienen b.v. meerderjarig inwonende kinderen,echtgenotes (partners), inwonende ouders, … dit formulier mee te ondertekenen in vak IV.

(20) Geef aan op welke manier de persoon die zijn toestemming geeft verwant is met de aanvrager (b.v.echtgeno(o)t(e), moeder, vader, kind, inwonend familielid, …).

(21) Dit vak enkel invullen indien u een wapenvergunning wenst aan te vragen die elk bezit van munitieuitsluit zodat u de wapens ″passief″ voorhanden heeft en deze dus niet mag gebruiken (zie artikel 11/1van de wapenwet). U dient de verklaring op erewoord in vak V te dagtekenen en te ondertekenen. Opuw wapenvergunning zal duidelijk zijn aangegeven dat ze niet geldig is voor het bezit van munitie.Indien wordt vastgesteld dat u toch munitie bezit, is er sprake van een valse verklaring en van eenovertreding van de wapenwet. Deze inbreuken zijn strafbaar gesteld met gevangenisstraffen tot 5 jaaren/of geldboetes tot 25.000 EUR. Eveneens moet het wapen, alsook de munitie, steeds wordenverbeurdverklaard.

(22) Gelieve één of meerdere ingeroepen wettige redenen aan te kruisen. U dient voor elk van de ingeroepenwettige reden de gevraagde stavingsstukken voor te leggen.

(23) Kruis dit vak aan indien u een vergunning vraag voor een vergunningsplichtig vuurwapen dat u enkelzult gebruiken voor de jacht of voor faunabeheersactiviteiten (regulering van wild, wapen als bijzonderwachter, …). Deze wettige reden kunt u enkel inroepen indien u houder bent van een jachtverlof(uitgereikt door een Belgisch gewest of een overheid uit een andere lidstaat van de Europese Unie) ofindien u aangesteld bent als bijzondere wachter. U kunt uw wapen ook gebruiken voor hetkleiduifschieten, maar dient dan rekening te houden met de door de gemeenschappen vastgestelde regelsdie het sportschieten regelen.

(24) Kruis dit vak aan indien u een vergunning vraagt voor een vergunningsplichtig vuurwapen dat u enkelzult gebruiken voor het beoefenen van het sportschieten (als houder van een sportschutterslicentie) oftijdens een geregeld bezoek aan een erkende schietstand.

(25) Dit is enkel van toepassing indien u geen houder bent van een sportschutterslicentie die u toelaat om hetsportschieten te beoefenen met wapens van dezelfde types als de wapens die u in vak II vermeldt (b.v. alsu een sportschutterslicentie heeft die geldig is voor de wapencategorie « pistool », volstaat dit, en dientu het vak hierboven aan te kruisen). Uit de bijgevoegde stukken moet blijken dat u minstens 6 keer perjaar geschoten heeft met een wapen dat behoort tot een wapencategorie (geweer, pistool, revolver, zwartkruit) waartoe de in VAK II bedoelde vergunningsplichtige wapens behoren. Dit attest kan wordenafgeleverd door een erkende schietstand. U kunt met de betrokken wapens schieten als u houder bent vaneen attest van slagen voor de theoretische proef (uitgereikt door de politie) of als u reeds met andere vooru vergunde wapens heeft geschoten van hetzelfde wapentype. Als u bijvoorbeeld een vergunningaanvraagt voor een pistool en een revolver, dan zult u zes schietbeurten met een pistool en zesschietbeurten met een revolver moeten bewijzen. De attesten kunnen worden afgeleverd door deverantwoordelijke van de erkende schietstand op basis van de aanwezigheidsregisters. Er is steedscontrole van deze aanwezigheidsregisters mogelijk. Het afleggen van een valse verklaring kan aanleidinggeven tot intrekking van de wapenvergunningen en tot strafrechtelijke sancties tegen zowel degene dieeen valse verklaring opstelt als tegenover degene die er zich van bedient.

72777BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 134: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

(26) Kruis dit vak aan indien u uw vergunning kunt motiveren omwille van een activiteit die bijzondereveiligheidsrisico’s oplevert of het voorhanden hebben van een wapen noodzakelijk maakt. Slechts in zeeruitzonderlijke gevallen zal deze wettige reden aanvaard worden, steeds na een individueel onderzoekvan de bijzondere risico’s die de activiteit oplevert, en de mate waarin het voorhanden hebben van eenvuurwapen deze risico’s kan beperken.

(27) Kruis dit vak aan indien u een wapenvergunning vraagt met als motivatie uw persoonlijke verdediging.Deze wettige reden wordt slechts in zeer uitzonderlijke gevallen toegestaan, na een individueelonderzoek. Zo is minstens vereist dat alle andere maatregelen die uw persoonlijke veiligheid kunnenverhogen al werden genomen. U zult, onder andere, eveneens moeten kunnen aantonen dat u voldoendeervaring heeft met een vuurwapen om dit in een verdedigingssituatie te kunnen gebruiken.

(28) Kruis dit vak aan indien u een vergunning vraagt voor een vergunningsplichtig vuurwapen louter metde bedoeling om een verzameling van minstens 5 vergunningsplichtige wapens uit te bouwen. Er isvereist dat er een samenhang bestaat tussen de vijf wapens, waardoor u later zou kunnen voldoen aan devoorwaarden om erkend verzamelaar te worden. Zo is vereist dat de wapens gevat kunnen wordenbinnen een historisch thema dat de uitbreiding van de verzameling verrechtvaardigt, maar ook aflijnt. Erzal u een vergunning worden uitgereikt die het voorhanden hebben van het wapen zonder munitietoestaat.

(29) Kruis dit vak aan indien u vergunningsplichtige wapens wenst te gebruiken voor deelname aanhistorische, folkloristische, culturele of wetenschappelijke activiteiten (b.v. ballistisch onderzoek, testenvan kogelwerende materialen, historische optochten…). U kunt de vergunde wapens dan enkel voor dezedoelen gebruiken. U dient in een bijlage omstandig deze redenen te omschrijven en een attest toe tevoegen van een erkende instelling.

(30) U kunt dit vakje aankruisen indien u reeds houder bent van een wapenvergunning voor een wapen vanhetzelfde type als het wapen waarvoor u een vergunning aanvraagt. Wie bijvoorbeeld al een vergunningheeft voor een pistool, zal geen nieuwe praktische proef moeten afleggen indien hij een vergunning vraagtvoor een ander pistool, uiteraard op voorwaarde dat hij regelmatig met een pistool geschoten heeft.

(31) Het formulier moet worden ondertekend door de aanvrager. Bij een rechtspersoon moet het formulierondertekend zijn door de personen die gemachtigd zijn, in overeenstemming met de wettelijkebepalingen en de statuten, om de rechtspersoon te verbinden t.a.v. derden.

SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE

[C − 2010/09903]29 OCTOBRE 2010. — Circulaire relative à l’application de la législation sur les armes

Table des matièresIntroduction1. Champ d’application1.1. Compétence des régions (chasse) et communautés (tir sportif)1.2. Loi régionalisée sur le commerce international d’armes1.3. Exceptions pour les services de l’ordre1.4. Pour mémoire : autre législation applicable1.5. Sécurité privée : hors cadre1.6. Statut des arrêtés d’exécution2. Définitions2.1. Explications détaillées et exemples concernant les définitions légales2.2. Définitions utiles issues d’une autre réglementation3. Classification des armes en catégories3.1. Armes prohibées3.1.1. Enumération légale3.1.2. Armes prohibées par voie d’arrêté3.1.3. Opérations interdites3.1.4. Dérogations pour les armuriers, les collectionneurs et l’autorité3.2. Armes soumises à autorisation3.2.1. Signification de la catégorie résiduaire3.2.2. Armes soumises à autorisation par voie d’arrêté3.2.3. Armes en principe en vente libre devenant des armes soumises à autorisation3.2.4. Opérations interdites et autorisées3.3. Armes en vente libre3.3.1. Armes blanches3.3.2. Armes non à feu3.3.3. Armes historiques, folkloriques et décoratives3.3.4. Armes soumises à autorisation qui dans certaines circonstances sont classées comme armes ″en vente

libre″ pour des activités spécifiques3.3.5. Armes neutralisées3.3.6. Opérations interdites et autorisées3.4. Armes vs outils et jouets3.5. Armes illégales4. Dispositions applicables aux armuriers et aux intermédiaires4.1. Procédure d’agrément4.1.1. Compétence4.1.2. Examen d’aptitude professionnelle4.1.3. Recevabilité4.1.4. Enquête

72778 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 135: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

4.1.5. Délai4.1.6. Origine des moyens financiers4.1.7. Mesures de sécurité4.1.8. Décision4.1.9. Motivation4.1.10. Modèle 24.1.11. Recours4.1.12. Modification de l’agrément4.1.13. Sanctions administratives4.1.14. Contrôle quinquennal4.2. Droits et obligations4.2.1. Déontologie4.2.2. Registres4.2.3. Cession/vente d’armes à feu5. Dispositions applicables aux collectionneurs et musées5.1. Procédure d’agrément5.1.1. Conditions5.1.2. Compétence5.1.3. Recevabilité5.1.4. Enquête5.1.5. Délai5.1.6. Mesures de sécurité5.1.7. Décision5.1.8. Motivation5.1.9. Modèle 35.1.10. Recours5.1.11. Modification de l’agrément5.1.12. Sanctions administratives5.1.13. Contrôle quinquennal5.2. Droits et obligations5.2.1. Registres5.2.2. Cession/vente d’armes à feu5.2.3. Munitions6. Agréments spéciaux pour activités non commerciales6.1. Exemples6.2. Aspects spécifiques de la procédure d’agrément7. Agrément de transporteur7.1. Aspects spécifiques de la procédure d’agrément8. Stands de tir8.1. Procédure d’agrément8.1.1. Champ d’application8.1.2. Conditions8.1.3. Compétence8.1.4. Recevabilité8.1.5. Enquête8.1.6. Délai8.1.7. Décision8.1.8. Motivation8.1.9. Modèle 138.1.10. Recours8.1.11. Modification de l’agrément8.1.12. Sanctions administratives8.1.13. Contrôle quinquennal8.2. Droits et obligations8.2.1. L’exploitant8.2.2. Les tireurs8.2.3. Exceptions9. Détention d’armes par des particuliers : règles générales9.1. Procédure d’autorisation9.1.1. Compétence9.1.2. Recevabilité9.1.3. Enquête9.1.4. Délai9.1.5. Avis de la police locale9.1.6. Attestation médicale9.1.7. Epreuve théorique et épreuve pratique9.1.8. Consentement des membres de la famille9.1.9. Motif légitime

72779BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 136: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

9.1.10. Détention passive d’armes9.1.11. Découverte d’une arme9.1.12. Décision9.1.13. Motivation9.1.14. Modèle 49.1.15. Recours9.1.16. Modification de l’autorisation9.1.17. Sanctions administratives9.1.18. Contrôle quinquennal9.2. Droits et obligations9.2.1. Acquisition d’une arme9.2.2. Cession/vente d’une arme9.2.3. Mesures de sécurité9.2.4. Utilisation9.2.5. Prêt d’une arme9.2.6. Transport9.2.7. Réparation9.2.8. Munitions10. Port d’armes par des particuliers : règles générales10.1. Notion10.2. Circonstances dans lesquelles une arme peut être portée librement10.3. Procédure en matière de port d’armes10.3.1. Compétence10.3.2. Recevabilité10.3.3. Enquête10.3.4. Personnel d’ambassade, ...10.3.5. Attestation médicale10.3.6. Délai10.3.7. Décision10.3.8. Modèle 510.3.9. Recours10.3.10. Modification du permis10.3.11. Sanctions administratives11. Régime particulier pour les chasseurs11.1. Qui ?11.2. Quelles armes ?11.3. Quelles opérations ?11.4. Modèle 911.5. Sanctions administratives11.6. Droits et obligations11.7. Cessation des activités12. Régime particulier pour les tireurs sportifs12.1. Qui ?12.2. Quelles armes ?12.3. Quelles opérations ?12.4. Modèle 912.5. Sanctions administratives12.6. Droits et obligations12.7. Cessation des activités13. Gardes particuliers14. Carte européenne d’armes à feu14.1. Utilité14.2. Demande14.3. Validité de la CEAF14.4. En voyage avec des armes14.5. Droits et obligations des titulaires étrangers de CEAF15. Tireurs occasionnels15.1. Conditions16. Stockage d’armes et de munitions17. Bourses d’armes17.1. Conditions17.2. Autorisation18. Numérotage d’armes à feu18.1. Registre central des armes18.2. Banc d’épreuves des armes à feu18.3. Numéro d’identification national

72780 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 137: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

19. Particularités relatives aux munitions et aux pièces

19.1. Pièces et accessoires

19.2. Munitions

20. Contrôle et peines

20.1. Autorités compétentes

20.2. Peines

21. Saisie d’armes

21.1. Saisie judiciaire et saisie administrative

21.2. Avertissement du gouverneur et sanctions administratives

21.3. Modèle 10

21.4. Abandon volontaire et mise en dépôt temporaire d’une arme sans qu’il soit question d’infraction

21.5. Expertise d’armes par l’INCC et des experts privés

21.6. Restitution

21.7. Confiscation

22. Conséquences du passage de l’ancienne législation à la nouvelle

22.1. Renouvellement des anciens agréments et des anciennes autorisations

22.2. Modèle 6

22.3. Régularisations

23. Changement de statut d’une arme soumise à autorisation

24. Redevances

24.1. Principes

24.2. Tarifs

24.3. Exceptions

Adresses utiles

Annexe 1 : liste des infractions visées à l’article 5, § 4, 2°, de la loi sur les armes

Annexe 2 : liste des armes historiques, folkloriques et décoratives (point 3.3.3.)

Annexe 3 : épreuve théorique (point 9.1.7.)

Annexe 4 : formulaire de demande d’obtention d’une autorisation (modèle 4) de détention d’une arme à feusoumise à autorisation

Introduction

La réglementation sur ce que la loi sur les armes appelle ″les activités économiques et individuelles avec desarmes″ a fondamentalement changé depuis l’introduction de la nouvelle loi du 8 juin 2006. Il existe à présent une toutenouvelle loi. Tous les anciens arrêtés d’exécution qui subsistent ont été adaptés dans une plus ou moins large mesureet quelques nouveaux arrêtés d’exécution ont été pris.

C’est pourquoi il est devenu urgent de remplacer l’ancienne circulaire 3630/01/8 du 30 octobre 1995 et ses ajoutspar un texte qui explique en détail la nouvelle réglementation dans son ensemble et qui contient des directivespratiques et contraignantes pour les autorités chargées de l’application de cette réglementation sur le terrain.

La présente circulaire traite de tous les thèmes considérés dans la législation sur les armes. Elle a pour objetd’expliquer et de rendre plus accessibles, tant aux autorités locales qu’aux citoyens, les règles souvent complexes ettechniques en la matière. Là où pour l’exhaustivité, sont abordés des sujets pour lesquels d’autres autorités sontcompétentes (chasse, tir sportif, importations et exportations), la présente circulaire se limite à citer ou à paraphraserla réglementation, sans commentaire et sans directives d’application.

1. Champ d’applicationLa législation belge sur les armes se base sur différents textes. Cela s’explique en partie par la répartition des

compétences au sein de notre Etat fédéral. Ainsi, il convient de prendre en considération non seulement la loi sur lesarmes du 8 juin 2006 et ses arrêtés d’exécution mais également les décrets régionaux sur la chasse, les décretscommunautaires sur le tir sportif et la compétence des régions en matière d’importation, d’exportation et de transitd’armes, qui n’a toutefois pas encore donné lieu à un décret spécifique. En outre, le texte de la loi fédérale sur les armesa déjà subi quelques modifications et divers arrêtés d’exécution contiennent des dispositions nécessaires à sonapplication, ce qui a également contribué à ce morcellement.

Enfin, si elle est moins pertinente pour l’application sur le terrain de notre législation, la directive européenne91/477/CEE du Conseil du 18 juin 1991 relative au contrôle de l’acquisition et de la détention d’armes (modifiée parla directive européenne 2008/51/CE du 21 mai 2008), ci-après abrégée en ″Directive 91/477″, constitue, en tant que basecommune des lois des autres Etats membres en la matière, une source de droit importante.

1.1. Compétence des régions (chasse) et communautés (tir sportif)Depuis la réforme de l’Etat de 1980, les régions et les communautés de notre pays sont respectivement compétentes

pour la chasse et le sport (le tir est reconnu comme discipline sportive dans toutes les communautés). Cela signifie quela loi fédérale ne peut se prononcer sur les conditions auxquelles sont soumises la pratique de la chasse et celle du tirsportif. La loi fédérale se limite à subdiviser les armes en catégories et elle attache à chaque catégorie les modalitésconcernant l’exercice d’activités économiques et individuelles avec ces armes. Concrètement, la loi sur les armesdétermine qui peut faire commerce d’armes à feu, qui peut en collectionner, en posséder, en transporter et en porter etqui peut exploiter un stand de tir et elle précise les conditions y afférentes. Pour leur part, les régions et lescommunautés ont défini dans leurs décrets et arrêtés d’exécution qui peut chasser et pratiquer le tir sportif et sousquelles conditions.

72781BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 138: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

Le point de jonction entre les compétences fédérales et les compétences régionales et communautaires se situe àl’article 12 de la loi sur les armes qui octroie un régime de faveur aux chasseurs et tireurs sportifs. Etant donné que leschasseurs et tireurs sportifs ne peuvent obtenir leur statut qu’après vérification de leurs antécédents et de leursconnaissances théoriques et pratiques, le législateur a décidé de ne pas les contraindre à suivre toute la procédured’autorisation à chaque fois qu’ils souhaitent acquérir une arme soumise à autorisation pour pratiquer la chasse ou letir sportif. Leur permis de chasse ou licence de tireur sportif a alors valeur d’autorisation pour la détention d’armesconcues pour leur activité. Pour les tireurs sportifs, qui connaissent une grande diversité de disciplines de tir utilisanttoutes sortes d’armes, y compris des armes lourdes, ce régime de faveur ne leur permet toutefois pas d’acquérirlibrement tous types d’armes. La directive européenne 91/477 (voir plus loin), mise plus précisément en application endroit belge par l’article 12 de la loi sur les armes et l’arrêté ministériel du 15 mars 2007, s’y oppose.

Il est important de savoir que l’application des décrets sur la chasse a un caractère local. Quiconque souhaitechasser doit être en possession d’un permis de chasse délivré par les autorités compétentes du lieu où se déroulel’activité. Un Wallon qui souhaite chasser en Région flamande doit donc avoir un permis de chasse flamand (il existetoutefois des exceptions à cette obligation).

La pratique du sport (tir sportif) est une matière liée à la personne. Le tireur sportif wallon pourra, avec sa licencede tireur sportif wallonne délivrée par la fédération de tir dont il est membre, également participer à une compétitionorganisée par une fédération de tir flamande (il existe ici aussi des dispositions particulières)

Actuellement (mi-2010), les textes suivants sont en vigueur (tous disponibles sur le site internet du SPF Justicewww.just.fgov.be sous la rubrique ″Législation belge″) :

— le décret flamand du 24 juillet 1991 sur la chasse;— l’arrêté de l’Exécutif flamand du 28 octobre 1987 relatif à l’emploi d’armes à feu et de munitions pour la chasse

en Région flamande;— le décret de la Région wallonne du 14 juillet 1994 modifiant la loi du 28 février 1882 sur la chasse (l’ancienne

loi sur la chasse est encore partiellement d’application);— l’arrêté du Gouvernement wallon du 22 septembre 2005 réglementant l’emploi des armes à feu et de leurs

munitions en vue de l’exercice de la chasse, ainsi que certains procédés ou techniques de chasse;— le décret flamand du 11 mai 2007 portant statut du tireur sportif;— l’arrêté du Gouvernement flamand du 1er juin 2007 portant exécution du décret du 11 mai 2007 portant le

statut de tireur sportif;— le décret de la Communauté francaise du 24 novembre 2006 visant l’octroi d’une licence de tireur sportif;

— l’arrêté du Gouvernement de la Communauté francaise du 30 mars 2007 fixant la liste des disciplines de tirsportif;

— l’arrêté du Gouvernement de la Communauté francaise du 30 mars 2007 fixant les modalités d’organisation,de contenu, d’évaluation et d’équivalence des épreuves théorique et pratique dont la réussite conditionnel’octroi de la licence de tireur sportif;

— l’arrêté du Gouvernement de la Communauté francaise du 30 mars 2007 fixant la liste des disciplines de tirsportif;

— l’arrêté du Gouvernement de la Communauté francaise du 11 avril 2008 fixant le modèle du rapport visé àl’article 7 du décret du 24 novembre 2006 visant l’octroi d’une licence de tireur sportif;

— le décret de la Communauté germanophone du 20 novembre 2006 relatif au statut des tireurs sportifs;

— l’arrêté du Gouvernement de la Communauté germanophone du 23 mai 2007 portant exécution du décret du20 novembre 2006 relatif au statut des tireurs sportifs.

Il est à noter que les textes antérieurs à la loi sur les armes (8 juin 2006) utilisent encore la terminologie del’ancienne loi, par exemple l’ancienne dénomination des diverses catégories d’armes. Cette terminologie dépassée doitévidemment être lue dans le respect de la nouvelle législation !

1.2. Loi régionalisée sur le commerce international d’armes

En 2003, les régions sont devenues compétentes pour un autre aspect de la problématique des armes, à savoirl’importation, l’exportation et le transit (sauf pour l’armée et la police). Il s’agissait auparavant d’une compétencefédérale, comme c’est toujours le cas pour d’autres marchandises. Les régions n’ayant toujours pas adopté de décretsspécifiques, elles appliquent toujours l’ancienne législation fédérale : la loi du 5 août 1991 relative à l’importation, àl’exportation et au transit d’armes, de munitions et de matériel devant servir spécialement à un usage militaire et dela technologie y afférente et ses arrêtés d’exécution.

Comme l’intitulé l’indique, le champ d’application de cette loi est bien plus vaste que celui de la loi sur les armesexaminé ici. Elle couvre toutes les armes tombant sous l’application de la loi sur les armes mais également le matérielmilitaire lourd, les pièces y afférentes, l’électronique, les logiciels, les substances chimiques, le matériel de maintien del’ordre (tel que gilets pare-balles, boucliers et menottes, qui contrairement à ce que l’on pourrait parfois penser, netombent pas sous l’application de la loi sur les armes !), et ce que l’on nomme ″matériel à double usage″ (objetsinoffensifs auxquels on a donné ou qui ont eu un usage militaire).

En fonction du lieu d’établissement de celui qui assure l’importation, l’exportation ou le transit, la régioncompétente délivre les licences concernées. Il s’agit souvent de grandes entreprises spécialisées qui, conformément à laloi sur les armes, ne doivent être agréées en qualité d’armurier ou d’intermédiaire que si elles produisent ou font lecommerce d’armes au sens de la ladite loi. Toutefois, le simple particulier qui achète une arme à l’étranger ou quisouhaite y vendre son arme est soumis à cette loi.

Aucune licence d’importation, d’exportation ou de transit n’est requise dans le Benelux.

Une particularité de la réglementation en matière d’exportation et de transit (pas d’importation !) réside dansl’impossibilité de demander les licences nécessaires auprès des autorités régionales si l’on n’a pas obtenu une licencepréalable. Celle-ci est délivrée par le service fédéral des armes au nom du ministre de la Justice. Les particuliers doiventégalement la demander. Dans la pratique, une exception est toutefois consentie pour le particulier qui déménage àl’étranger et qui emporte son arme. Des explications à ce sujet et sur le formulaire de demande obligatoire figurent surle site internet du SPF Justice (rubrique ’Justice de A à Z, mot-clé ’armes’).

Deux aspects de la réglementation en matière d’importation et d’exportation importants dans le cadre qui nousoccupe, le voyage avec des armes au sein de l’UE et l’acquisition d’une arme dans un autre Etat membre, seront abordésplus loin (points 9.2.1. et 14.4.).

72782 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 139: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

1.3. Exceptions pour les services de l’ordreLa loi sur les armes ne s’applique pas aux armes de service des services de l’ordre, énumérés dans l’arrêté royal

du 26 juin 2002 relatif à la détention et au port d’armes par les services de l’autorité ou de la force publique.Sont concernés :1° les forces armées;2° le cadre opérationnel des services de police;3° certains membres du cadre administratif et logistique des services de police;4° les fonctionnaires de police de l’Inspection générale de la police fédérale et de la police locale;5° les chefs et les membres des Services d’Enquêtes des Comités permanents de contrôle des services de police

et des services de renseignements;6° les agents de l’Administration des douanes et accises;7° les services extérieurs de la Direction générale des Etablissements pénitentiaires;8° les services extérieurs de l’Administration de la Sûreté de l’Etat;9° les membres du personnel de l’« Agentschap voor Natuur en Bos » au sein du ministère flamand de

l’Environnement, de la Nature et de l’Energie désignés à cette fin;10° les agents et préposés forestiers du Département de la Nature et des Forêts, ainsi que les agents du

Département de la police et des contrôles de la Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressourcesnaturelles et Environnement du Service public de Wallonie;

11° les ingénieurs et adjoints du service forestier de la Division Nature, Eau et Forêts de l’Institut bruxellois pourla Gestion de l’Environnement de la Région de Bruxelles-Capitale;

12° les inspecteurs du Service Sûreté de l’Inspection Aéronautique et Aéroportuaire;13° les services de police d’un état membre de l’Union européenne, conformément à un accord bilatéral ou

multilatéral de coopération policière ou d’une mesure prise dans le cadre du titre VI du Traité sur l’Unioneuropéenne prévoyant que ces policiers exécutent certaines missions de police en Belgique en portant desarmes;

14° les agents de sécurité du corps de sécurité du Service public fédéral Justice.Le fait qu’un service public figure dans la liste ci-dessus n’implique pas que les fonctionnaires concernés jouissent

d’une totale liberté. En effet, pour chaque service concerné, un arrêté d’exécution doit être établi qui détermine lesarmes qui peuvent être utilisées par tels ou tels fonctionnaires comme armes de service, comment elles doivent êtreacquises, conservées, transportées, utilisées,...

L’autorisation de détenir une arme de service n’implique nullement le droit pour les fonctionnaires concernés dedétenir également cette arme de service en dehors du cadre du service et encore moins de l’utiliser à des fins privées.Il existe à ce sujet des directives spéciales du ministre de l’Intérieur. En tous cas, les membres armés des services del’ordre sont également soumis en tant que personne privée à toutes les règles ordinaires en vigueur pour le citoyen (1).

Les conditions sous lesquelles certaines armes ne sont pas interdites aux services de l’ordre et leurs modalitésd’acquisition, de détention,... seront examinées plus loin (point 3.1.4.).

1.4. Pour mémoire : autre législation applicableIl est opportun de rappeler ici que les armuriers et les particuliers détenteurs d’armes ne doivent pas respecter que

la législation sur les armes.En cas de stockage de quantités importantes de munitions, la législation sur les explosifs peut également être

d’application (la loi du 28 mai 1956 relative aux substances et mélanges explosibles ou susceptibles de déflagrer et auxengins qui en sont chargés et son principal arrêté d’exécution du 23 septembre 1958 portant réglementation dutransport, de l’emmagasinage et de la vente du nitrate ammonique et de ses mélanges). Le service RéglementationExplosifs et Gaz du SPF Economie est responsable en la matière.

De plus, la réglementation régionale en matière d’environnement est applicable aux armuriers et aux fabricantsd’armes, tout comme aux stands de tir. Outre la réglementation en matière sociale, fiscale et environnementale, parexemple, les armuriers doivent également respecter la législation sur les pratiques du commerce.

Les visiteurs de stands de tir et de manifestations en plein air où des armes à feu sont utilisées et surtout lesparticipants à des ″jeux de guerre″ faisant appel à des marqueurs paintball ou à des armes de type ″airsoft″ doiventveiller à ne pas poser d’actes incriminés par la loi du 29 juillet 1934 interdisant les milices privées. Ce serait par exemplele cas si les activités poursuivaient un objectif politique. Les activités organisées dans le cadre de sports agréés par lesautorités communautaires ne tombent jamais sous l’application de la loi sur les milices privées.

1.5. Sécurité privée : hors cadreParmi les détenteurs d’armes, les agents de gardiennage qui, en application de la loi du 10 avril 1990 réglementant

la sécurité privée et particulière ont le droit de détenir une arme dans le cadre de l’exercice de leur profession,constituent une catégorie spécifique.

Etant donné qu’ils doivent, ainsi que leurs employeurs, disposer d’une autorisation ou d’un agrément du ministrede l’Intérieur et qu’ils doivent recevoir de celui-ci une autorisation spéciale pour détenir et porter des armes, la loi surles armes (2) a également centralisé la délivrance des autorisations de détention d’armes ainsi que les permis de portd’arme aux agents de gardiennage à la direction Sécurité privée du SPF Intérieur, compétente en la matière.

La présente circulaire ne leur est pas applicable mais peut toutefois être utilisée par les services compétents à titrede complément d’information (3).

1.6. Statut des arrêtés d’exécutionLes principaux arrêtés d’exécution de l’ancienne loi sur les armes de 1933 étaient bien plus récents que cette loi et

ne nécessitaient pas une révision fondamentale au moment où la nouvelle loi sur les armes de 2006 est entrée envigueur. C’est pourquoi il a été décidé de les maintenir en vigueur dans la mesure du possible (4) et de ne procéderqu’aux adaptations nécessaires (avant tout d’ordre terminologique puis, plus tard, essentiellement de fond) afin qu’ellescorrespondent à la lettre et à l’esprit de la nouvelle loi. Parfois, il a été possible d’intégrer l’exécution de nouvellesdispositions de loi dans un arrêté existant. Mi-2010, les arrêtés suivants sont toujours en vigueur (et ont le plus souventdéjà été entièrement adaptés) :

• l’arrêté royal du 26 juin 2002 relatif à la détention et au port d’armes par les services de l’autorité ou de la forcepublique;

• l’arrêté royal du 13 juillet 2000 déterminant les conditions d’agrément des stands de tir;• l’arrêté royal du 1er mars 1998 relatif au classement de certains pistolets de signalisation, de certains appareils

d’abattage, de certaines armes anesthésiantes;

72783BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 140: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

• l’arrêté royal du 24 avril 1997 déterminant les conditions de sécurité lors du stockage, de la détention et de lacollection d’armes à feu ou de munitions;

• l’arrêté royal du 27 février 1997 relatif au classement des munitions de calibre 5.7 x 28 mm;• l’arrêté royal du 18 novembre 1996 classant certaines armes d’alarme dans la catégorie des armes à feu

soumises à autorisation;• l’arrêté royal du 30 mars 1995 relatif au classement de certaines armes à air ou à gaz;• l’arrêté royal du 8 août 1994 relatif aux cartes européennes d’armes à feu;• l’arrêté royal du 20 septembre 1991 exécutant la loi sur les armes;• l’arrêté royal du 20 septembre 1991 relatif aux armes à feu d’intérêt historique, folklorique ou décoratif et aux

armes à feu rendues inaptes au tir.Une série d’arrêtés d’exécution devenus superflus ont été expressément abrogés.Un certain nombre de nouveaux arrêtés autonomes visant à assurer l’exécution de nouvelles dispositions légales

ont également été pris. mi-2010 Il s’agit des textes suivants :• l’arrêté royal du 29 décembre 2006 exécutant certaines dispositions de la loi du 8 juin 2006 réglant des activités

économiques et individuelles avec des armes, dont les premiers articles sont des dispositions autonomes;• l’arrêté ministériel du 15 mars 2007 déterminant la liste des armes à feu concues pour le tir sportif, pour

lesquelles les titulaires d’une licence de tireur sportif sont exemptés de l’obligation d’autorisation;• l’arrêté royal du 16 octobre 2008 réglant le statut de l’armurier;• l’arrêté ministériel du 16 octobre 2008 portant reconnaissance des médecins compétents pour la délivrance

d’une attestation visée à l’article 14 de la loi sur les armes;• l’arrêté ministériel du 11 mars 2010 classant parmi les armes prohibées certains accessoires d’armes à feu.Après la diffusion de cette circulaire, un nombre (limité) de nouveaux arrêtés devront également être pris. Ils

n’apporteront toutefois plus de modifications fondamentales au présent texte.

2. Définitions

2.1. Explications détaillées et exemples concernant les définitions légalesL’article 2 de la loi sur les armes donne une série hétérogène de définitions de termes utilisés dans la

réglementation. Des définitions figurent également dans certains arrêtés d’exécution. Ces dernières (sauf si elles sontd’intérêt général) seront examinées dans les points où il sera question des arrêtés concernés.

Vous trouverez ci-dessous toutes les définitions légales, complétées lorsque c’est possible par un commentaire utile.La numérotation utilisée est celle de la loi.

1° armurier : quiconque, pour son propre compte et à titre habituel, à titre d’activité principale ou d’activitéaccessoire, moyennant rétribution ou non, fabrique, répare, modifie ou fait le commerce ou une autre formede mise à disposition d’armes à feu ou de pièces de ces armes ou de munitions pour ces armes;

Commentaire :• ce terme couvre non seulement les armuriers traditionnels mais également les autres membres du secteur économique

concerné (fabricants, importateurs, artisans-réparateurs et sous-traitants, graveurs, ...)• les commercants d’armes blanches comme des couteaux ne sont pas des armuriers• les particuliers peuvent occasionnellement vendre leurs propres armes sans être considérés comme des

armuriers, tant qu’ils n’acquièrent pas d’armes en vue de leur revente et ne pratiquent donc pas de commerceocculte

• les particuliers, principalement les chasseurs et les tireurs sportifs, peuvent fabriquer eux-mêmes des munitions enquantité limitée pour leur usage personnel sans être considérés comme des armuriers, mais ils ne peuvent toutefois pasles vendre.

• ne sont pas concernés les stands de tir ou les particuliers qui prêtent à titre temporaire des armes sur le stand de tir etqui accompagnent des personnes sans toutefois céder ces armes définitivement

2° intermédiaire : quiconque crée, moyennant rétribution ou non, les conditions nécessaires à la conclusion d’uneconvention portant sur la fabrication, la réparation, la modification, l’offre, l’acquisition, la cession ou uneautre forme de mise à disposition d’armes à feu ou de pièces de ces armes ou de munitions pour ces armes,quelles qu’en soient l’origine et la destination et qu’elles se retrouvent ou non sur le territoire belge, ou quiconclut de telles conventions lorsque le transport est effectué par un tiers;

Commentaire :• ce terme s’applique tant au particulier qui agit à titre complémentaire comme courtier dans l’achat d’armes par des tiers

qu’aux brokers internationaux qui n’ont qu’un bureau en Belgique et qui ne sont pas eux-mêmes en contact avec lesarmes.

3° mines antipersonnel et pièges ou dispositifs de même nature : tout engin placé sur ou sous n’importe quellesurface ou à proximité de celle-ci, et concu ou adapté pour exploser ou éclater du simple fait de la présence,de la proximité ou du contact d’une personne, pourvu ou non d’un dispositif anti manipulation destiné àprotéger la mine et qui fait partie de celle-ci, est relié à celle-ci, attaché à celle-ci ou placé sous celle-ci, et quise déclenche en cas de tentative de manipulation ou autre dérangement intentionnel de la mine;

4° sous-munitions : toute munition qui, pour remplir sa fonction, se sépare d’une munition mère. Cela recouvretoutes les munitions ou charges explosives concues pour exploser à un moment donné après avoir été lancéesou éjectées d’une munition à dispersion mère, à l’exception :— des dispositifs à dispersion qui contiennent uniquement du matériel fumigène, ou du matériel éclairant,

ou du matériel exclusivement concu pour créer des contre-mesures électriques ou électroniques;— des dispositifs qui contiennent plusieurs munitions uniquement destinés à percer et détruire des engins

blindés, qui ne sont utilisables qu’à cette fin sans possibilité de saturer indistinctement des zones decombat, notamment par le contrôle obligatoire de leur trajectoire et de leur destination, et qui, le caséchéant, ne peuvent exploser qu’au moment de l’impact, et en tout état de cause ne peuvent exploser dufait du contact, de la présence ou de la proximité d’une personne;

5° arme laser aveuglante : arme concue ou adaptée de telle facon que sa seule fonction ou une de ses fonctionssoit de provoquer une cécité permanente au moyen de la technologie laser;

6° arme incendiaire : toute arme ou munition essentiellement concue pour mettre le feu à des objets ou pourinfliger des brûlures à des personnes par l’action des flammes, de la chaleur ou d’une combinaison de celles-ci,que dégage une réaction chimique d’une substance lancée sur la cible;

7° couteau à cran d’arrêt et à lame jaillissante : couteau dont la lame, actionnée par un mécanisme ou par lagravité, sort du manche et se bloque automatiquement;

72784 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 141: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

Commentaire :• les exemples les plus connus sont les couteaux mieux connus sous l’appellation de ″couteau à cran d’arrêt″ ou de ″stylet″• il ne s’agit donc pas de couteaux dont la lame doit être dépliée manuellement et peut être ou non bloquée automatiquement

par un ressort, un bouton ou une bague8° couteau papillon : couteau dont le manche est divisé en deux parties dans le sens de la longueur et dont la

lame s’extrait en écartant latéralement chacune des deux parties du manche dans une direction opposée;9° arme factice : imitation fidèle, réplique ou copie, inerte ou pas, d’une arme à feu;Commentaire :• l’âge de l’arme factice et du modèle original ne joue aucun rôle• la ressemblance extérieure est déterminante mais le poids peut également jouer un rôle• pour considérer un objet comme une arme factice, il faut se demander si quelqu’un pourrait raisonnablement se sentir

menacé par cet objet10° arme longue : arme dont la longueur du canon est supérieure à 30 cm ou dont la longueur totale est supérieure

à 60 cm;Commentaire :• a contrario, une arme courte est une arme dont la longueur maximum du canon est de 30 cm et dont la longueur totale

maximum est de 60 cm11° fusil pliant : arme dont le canon peut, en pivotant complètement autour d’un axe, se retrouver parallèle à la

crosse de manière telle que la longueur de l’arme soit réduite de moitié et que cette arme puisse ainsifacilement se dissimuler sous un vêtement;

Commentaire :• à ne pas confondre avec le terme « fusil basculant » souvent utilisé pour les armes de chasse de type basculant• exemple-type d’arme de braconnier• les armes qui ont une crosse repliable ou une crosse télescopique n’entrent cependant pas dans le cadre de cette définition

si ces crosses n’ont pas pour but de faciliter la dissimulation de l’arme sous les vêtements12° arme non à feu : toute arme tirant un ou plusieurs projectiles dont la propulsion ne résulte pas de la

combustion de poudre ou d’une amorce;Commentaire :• ce terme couvre toutes sortes d’armes très diverses : pistolets à air, fusils à plomb, armes de type airsoft, marqueurs

paintball, arcs, arbalètes, catapultes, ...• les rares armes qui tirent des projectiles au moyen d’impulsions électriques sont également concernées13° arme blanche : toute arme munie d’une ou plusieurs lames et comportant un ou plusieurs tranchants;Commentaire :• cette définition concerne uniquement les armes percantes et les armes tranchantes. Toutefois, dans l’examen du statut des

armes blanches (voir plus loin au point 3.3.1.), certaines armes de frappe y sont assimilées14° couteau à lancer : couteau dont l’équilibrage particulier permet le lancement avec précision;Commentaire :• il s’agit de couteaux utilisés par les cascadeurs ou les cirques, qui doivent à présent se contenter d’imitations• entrent également dans le cadre de cette définition les ″couteaux balistiques″, c’est-à-dire des lames qui ont l’apparence

d’un couteau à lancer mais qui sont décochées par un mécanisme dans la manche15° nunchaku : fléau formé de deux tiges courtes et rigides dont les extrémités sont reliées par une chaîne ou un

autre moyen;Commentaire :• dans les sports de combat, on a souvent recours à des imitations dont les tiges sont faites d’un matériau flexible ou sont

recouvertes d’un matériau souple; ces imitations sont acceptables si elles ne sont pas susceptibles de blesser16° étoile à lancer: morceau de métal en forme d’étoile et à pointes acérées, pouvant être dissimulé et également

appelé ″shuriken″;17° permis de chasse: document accordant le droit de pratiquer la chasse, qui est délivré par ou au nom des

autorités régionales compétentes pour la chasse, ou un document équivalent délivré dans un autre Etatmembre de l’Union européenne, ou un document reconnu par le ministre de la Justice, délivré dans un autreétat;

Commentaire :• un permis de chasse émis par un autre Etat membre de l’UE n’est pas par définition équivalent : pour chaque pays, il doit

être établi que le document n’est délivré qu’à l’issue d’un contrôle approfondi des antécédents judiciaires et desconnaissances théoriques et pratiques

• sur la même base, le service fédéral des armes peut, au nom du ministre, considérer comme équivalents des permis dechasse d’autres Etats.

18° licence de tireur sportif : document accordant le droit de pratiquer le tir sportif, qui est délivré par ou au nomdes autorités communautaires compétentes pour le sport, ou un document équivalent délivré dans un autreétat membre de l’Union européenne ou un document reconnu par le ministre de la Justice, délivré dans unautre état;

Commentaire :• ici, les mêmes remarques que celles concernant le permis de chasse s’appliquent, étant entendu qu’au contraire de celui-ci

il n’existe pas dans de nombreux pays de licence de tireur sportif officielle ou que celle-ci n’est pas équivalente !19° stand de tir : installation de tir à l’arme à feu, située dans un local fermé ou non;Commentaire :• les stands de tir en plein air pour le tir aux clays sont également visés• les stands de tir où l’on ne tire qu’avec des armes non à feu (paintball, air comprimé, ...) n’entrent pas dans le cadre de

cette définition20° munition : ensemble comprenant une douille, une amorce, une charge de poudre et un ou plusieurs projectiles;Commentaire :• les projectiles destinés aux armes non à feu n’entrent pas dans le cadre de cette définition mais si les armes non à feu en

question ont été assimilées à des armes à feu, ces projectiles recoivent en pratique souvent le statut de munition• la munition à blanc (ou munition d’exercice) ne satisfait pas à cette définition en l’absence de projectile et ne peut donc

pas y être assimilée

72785BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 142: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

21° arme à feu automatique : toute arme à feu qui, après chaque coup tiré, se recharge automatiquement et quipeut, par une seule pression sur la détente, lâcher une rafale de plusieurs coups.

Commentaire :• toute arme pouvant tirer de manière automatique, même sous un autre mode, doit être considérée comme une arme à feu

automatique

22° résidence : la résidence principale qu’une personne a en Belgique, à l’exclusion des endroits où des armes sontstockées et que l’intéressé partage avec des tiers;

Commentaire :• le lieu où l’intéressé est le plus présent s’il possède deux résidences dans notre pays, ou une dans notre pays et l’autre

à l’étranger

• le lieu où l’arme a été remisée si l’intéressé est autant présent dans deux résidences établies dans notre pays, ou établiespour l’une dans notre pays et pour l’autre à l’étranger

• pas une deuxième résidence habitée par des tiers si l’intéressé n’y est pas lui-même présent

23° canon : pièce d’une arme composée de l’âme, rayée ou non, par laquelle le projectile passe, et habituellementd’une chambre dans laquelle le projectile est introduit;

24° revolver : arme courte à magasin rotatif ou barillet à une ou plusieurs chambres. Les chambres se placentsuccessivement devant le canon, soit par l’action du doigt sur la détente, soit par l’armement direct du chienavec le pouce;

Commentaire :• il existe aussi des revolvers à un coup dont le barillet est fixe

• les carabines à barillet sont des armes longues qui n’entrent pas dans le cadre de cette définition

25° pistolet : arme courte dans laquelle l’extraction de l’étui vide, l’introduction d’une nouvelle cartouche etl’armement se font automatiquement, après le départ du coup, grâce à l’utilisation de l’énergie développée parl’explosion de la charge ou par les gaz de combustion. Le tireur doit relâcher la détente et la presser à nouveaupour obtenir une nouvelle mise à feu;

Commentaire :• il existe également des pistolets à un coup sans chargeur

26° arme à répétition : arme qui tire au coup par coup lors de chaque pression sur la détente mais qui nécessitel’intervention manuelle du tireur pour réarmer l’arme par un levier, un verrou ou une pompe.

Commentaire :• des exemples connus de chaque mécanisme utilisé sont la carabine Winchester (levier), le Lee-Enfield (verrou) et le

riot-gun (pompe)

• un revolver simple action, dont le chien doit être tendu avec le doigt à chaque coup, est une arme à répétition

2.2. Définitions utiles issues d’une autre réglementation

Les définitions d’armes automatiques et d’armes à répétition ci-dessus et figurant dans la loi sur les armes ont ététirées de la directive 91/477/CEE. Cette directive contient également les autres définitions pertinentes suivantes :

1° arme semi-automatique : une arme à feu qui, après chaque coup tiré, se recharge automatiquement et qui nepeut, par une seule pression sur la détente, lâcher plus d’un seul coup;

Commentaire :

• un revolver double action, dont le chien se tend automatiquement en actionnant la détente à chaque coup, a unfonctionnement semi-automatique mais n’est traditionnellement pas considéré comme une arme semi-automatique maisbien comme une arme à répétition

2° arme à un coup : une arme à feu sans magasin qui est chargée avant chaque coup par introduction manuellede la cartouche dans la chambre ou dans un logement prévu à cet effet à l’entrée du canon;

Commentaire :

• un pistolet est en principe une arme semi-automatique, sauf s’il ne s’agit que d’une arme à un coup

La définition de chasse et de tir sportif se retrouve dans les différents décrets régionaux et communautaires. Bien que laréglementation diffère, les définitions sont en pratique les mêmes :

1° la chasse selon le décret wallon sur la chasse : l’acte de chasse est l’action consistant à capturer ou tuer ungibier, de même que celle consistant à le rechercher ou le poursuivre à ces fins. Au sens du présent décret, lemot chasser signifie poser un acte de chasse.

2° le tir sportif selon le décret francophone : les disciplines de tir définies par les fédérations internationales detir et les fédérations de tir reconnues; le tireur sportif est la personne physique affiliée par l’intermédiaire d’uncercle, à une fédération de tir reconnue;

Commentaire :

• Dans toutes les Communautés, il est interdit de pratiquer le tir sportif sans être titulaire d’une licence de tir sportif. Ladéfinition de la notion de ″tir sportif″ diffère de Communauté à Communauté. Les décrets ne régissent toutefois que lapratique du tir sportif au sein des disciplines proposées par les fédérations de tir sportif agréées. Le terme ″tir récréatif″vise alors le tir en dehors du cadre réglementé par la Communauté (p. ex. les détenteurs d’armes non affiliés à un clubou ne pratiquant pas une discipline de tir organisée par une fédération).

3. Classification des armes en catégories

Notre législation connaît trois catégories d’armes : les armes prohibées, les armes soumises à autorisation et lesarmes en vente libre. Les armes à feu qui ne sont pas expressément classées dans les armes prohibées ou les armes envente libre sont soumises à autorisation. Les armes non à feu sont en principe en vente libre mais peuvent être soumisesà autorisation ou devenir prohibées. Enfin, la limite parfois difficile à établir entre les armes et les autres objets seraprécisée.

72786 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 143: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

3.1. Armes prohibées

3.1.1. Enumération légale (5)Remarque - Les poignards et couteaux-poignards ont disparu de l’ancienne énumération des armes prohibées dans

la loi. Cela s’explique, d’une part, parce que leur statut a déjà trop souvent suscité le doute ou fait débat et, d’autre part,parce que de nombreux types de couteaux pouvant être considérés comme couteaux-poignards prohibés sontnécessaires ou utiles à la pratique d’un hobby. Le fait que ces objets soient désormais en vente libre ne signifie toutefoispas qu’ils échappent à tout contrôle : leur port et, par conséquent, leur utilisation doivent toujours être justifiés par unmotif légal !

1° les mines antipersonnel, pièges et dispositifs de même nature (tout engin placé sur ou sous n’importe quellesurface ou à proximité de celle-ci, et concu ou adapté pour exploser ou éclater du simple fait de la présence,de la proximité ou du contact d’une personne, pourvu ou non d’un dispositif anti manipulation destiné àprotéger la mine et qui fait partie de celle-ci, est relié à celle-ci, attaché à celle-ci ou placé sous celle-ci, et quise déclenche en cas de tentative de manipulation ou autre dérangement intentionnel de la mine) et les armeslaser aveuglantes (toute arme concue ou adaptée de telle facon que sa seule fonction ou une de ses fonctionssoit de provoquer une cécité permanente au moyen de la technologie laser);

2° les armes incendiaires (toute arme ou munition essentiellement concue pour mettre le feu à des objets ou pourinfliger des brûlures à des personnes par l’action des flammes, de la chaleur ou d’une combinaison de celles-ci,que dégage une réaction chimique d’une substance lancée sur la cible);

3° les armes concues exclusivement à usage militaire, tel que les armes à feu automatiques, les lanceurs, lespièces d’artillerie, les roquettes, les armes utilisant d’autres formes de rayonnement autres que celles visées au1°, les munitions concues spécifiquement pour ces armes, les bombes, les torpilles et les grenades;

4° les sous-munitions (toute munition qui, pour remplir sa fonction, se sépare d’une munition mère. Celarecouvre toutes les munitions ou charges explosives concues pour exploser à un moment donné après avoirété lancées ou éjectées d’une munition à dispersion mère à l’exception des dispositifs à dispersion quicontiennent uniquement du matériel fumigène, ou du matériel éclairant, ou du matériel exclusivement concupour créer des contre-mesures électriques ou électroniques et des dispositifs qui contiennent plusieursmunitions uniquement destinés à percer et détruire des engins blindés, qui ne sont utilisables qu’à cette finsans possibilité de saturer indistinctement des zones de combat, notamment par le contrôle obligatoire de leurtrajectoire et de leur destination, et qui, le cas échéant, ne peuvent exploser qu’au moment de l’impact, et entout état de cause ne peuvent exploser du fait du contact, de la présence ou de la proximité d’une personne);

5° les couteaux à cran d’arrêt et à lame jaillissante (couteau dont la lame, actionnée par un mécanisme ou parla gravité, sort du manche et se bloque automatiquement), les couteaux papillon (couteau dont le manche estdivisé en deux parties dans le sens de la longueur et dont la lame s’extrait en écartant latéralement chacunedes deux parties du manche dans une direction opposée), les coups-de-poing américains et armes blanchesqui ont l’apparence d’un autre objet (par exemple un couteau dissimulé dans une ceinture);

6° les cannes à épée et cannes-fusils qui ne sont pas des armes décoratives historiques : il s’agit de cannes oude parapluies dissimulant une arme d’estoc ou une arme à feu et qui n’ont pas de valeur historique manifeste;

7° les massues (armes réalisées pour asséner des coups violents à quelqu’un) et les matraques (le mot ″matraque″est un terme générique recouvrant toutes les petites armes de frappe, quelle que soit leur matériau et quiressemblent à un gourdin. Les caractéristiques spécifiques de la matraque sont notamment qu’elle a la formed’un bâton; qu’elle est facile à utiliser et même à dissimuler; qu’elle est très dure et résistante; qu’elle est munied’une poignée ou d’un cordon et qu’elle a manifestement été concue pour ou est destinée à meurtrir oublesser);

8° les armes à feu dont la crosse ou le canon en soi se démonte en plusieurs troncons, les armes à feu fabriquéesou modifiées de manière à en rendre le port invisible ou moins visible ou à ce que leurs caractéristiquestechniques ne correspondent plus à celles du modèle défini dans l’autorisation de détention de l’arme à feu,et les armes à feu qui ont l’apparence d’un objet autre qu’une arme;

9° les engins portatifs permettant d’inhiber les personnes ou de leur causer de la douleur au moyen d’unesecousse électrique, à l’exception des outils médicaux ou vétérinaires (tasers);

10° les objets destinés à toucher les personnes au moyen de substances toxiques, asphyxiantes, lacrymogènes etde substances similaires, à l’exception d’outils médicaux (par exemple : gaz lacrymogènes ou sprays aupoivre mais également les ″sprays schtroumpf″ qui projettent un colorant tenace au visage d’un assaillant,l’aveuglant temporairement);

11° les fusils pliants d’un calibre supérieur à 20 (arme dont le canon peut, en pivotant complètement autour d’unaxe, se retrouver parallèle à la crosse de manière telle que la longueur de l’arme soit réduite de moitié et quecette arme puisse ainsi facilement se dissimuler sous un vêtement); Le calibre 20 désigne un canon d’undiamètre de 15,6 mm. Par conséquent, seuls les canons d’un diamètre égal ou supérieur à 15,6 mm sontprohibés (les calibres 4, 10, 12, 14, 16 et 20 donc);

12° les couteaux à lancer (couteau dont l’équilibrage particulier permet le lancement avec précision);13° les nunchakus (fléau formé de deux tiges courtes et rigides dont les extrémités sont reliés par une chaîne ou

un autre moyen);14° les étoiles à lancer (morceau de métal en forme d’étoile et à pointes acérées, pouvant être dissimulé et

également appelé ″ shuriken ″);15° les armes à feu dotées des pièces et accessoires suivants, ainsi que les pièces et accessoires suivants en

particulier : silencieux (y compris s’ils sont intégrés dans l’arme); chargeurs à capacité plus grande que lacapacité normale telle que définie par le ministre de la Justice pour un modèle donné d’arme à feu; matérielde visée pour des armes à feu, projetant un rayon sur la cible (pas le matériel de visée électronique dans lequelon voit un point rouge, non projeté sur la cible) et les lunettes de visée nocturne (sont visées les lunettes devisée nocturne susceptibles d’être montées sur une arme à feu);

16° les engins, armes et munitions désignés par voie d’arrêté ministériel qui peuvent constituer un danger graveet nouveau pour la sécurité publique et les armes et munitions que, pour cette raison, seuls les services d’ordrepeuvent détenir (cette possibilité a été créée pour pouvoir réagir si un type d’arme indésirable arrive sur lemarché);

17° les objets et les substances qui ne sont pas concus comme arme, mais dont il apparaît clairement, au vu descirconstances concrètes, que celui qui les détient, les porte ou les transporte entend manifestement les utiliseraux fins de menacer ou de blesser physiquement des personnes (il s’agit des armes prohibées par destination :n’importe quel objet pouvant être utilisé comme arme);

18° les munitions inertes et les blindages contenant de l’uranium appauvri ou tout autre type d’uraniumindustriel.

72787BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 144: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

3.1.2. Armes prohibées par voie d’arrêtéLe point 16° précité permet la classification dans le futur, par arrêté ministériel, de certains engins, armes et

munitions comme armes prohibées.Tous les arrêtés royaux antérieurs qualifiant ces armes de prohibées ont été abrogés et intégrés pratiquement tous

dans la nouvelle loi. Les catapultes ne sont plus considérées comme des armes prohibées.En ce qui concerne les munitions, il subsiste encore un arrêté royal (du 27 février 1997) interdisant la munition de

calibre 5.7 x 28 mm. Il s’agit de la munition utilisée par le P90 de la FN.Récemment, certains accessoires, ainsi que les armes sur lesquelles elles sont montées, ont également été classées

parmi les armes prohibées par l’arrêté ministériel du 11 mars 2010. Il s’agit notamment d’accessoires, à l’exception decrosses courantes, qui donnent à une arme à feu de poing certaines caractéristiques extérieures et certaines propriétéstechniques d’une arme à feu d’épaule. En réalité cela concerne uniquement les accessoires récents dans lesquelles unearme à feu de poing est complètement dissimulée, permettant de l’utiliser comme s’il s’agissait d’une arme longued’assaut. Il ne s’agit donc pas du tout des extensions de crosses en bois ou en métal développées il y a longtemps.

3.1.3. Opérations interdites (6)Dans la pratique, il est évident que toutes les opérations avec des armes prohibées sont interdites. La loi énumère

la réparation, l’exposition en vente, la vente, la cession ou le transport des armes prohibées, leur tenue en dépôt, leurdétention ou leur port. Contrairement à l’ancienne réglementation, la simple détention d’une arme prohibée est àprésent également interdite et punissable.

Si une infraction est constatée, les armes prohibées sont saisies, confisquées et détruites, même si ellesn’appartiennent pas au condamné.

La publicité pour des armes prohibées est également interdite (7).

3.1.4. Dérogations pour les armuriers, les collectionneurs et l’autorité (8)Certaines armes ne sont pas totalement prohibées : certaines opérations peuvent être effectuées par certaines

catégories de personnes dans des conditions strictes. Cela ne s’applique toutefois que si la loi le prévoit expressément.Les services publics autorisés à posséder des armes de service pour exercer leur mission sont énumérés dans

l’arrêté royal du 26 juin 2002 relatif à la détention et au port d’armes par les services de l’autorité ou de la forcepublique. En outre, afin de leur permettre de bénéficier de cette dérogation, il existe pour chacun des services énumérésun arrêté ministériel qui précise quelles sont les armes de service et sous quelles conditions elles peuvent être acquises,stockées, utilisées, ... Ces autorités n’ont besoin d’aucun permis pour leurs armes de service et les autres dispositionslégales ne sont pas non plus applicables. Cela signifie que des armes qui ne peuvent être considérées comme des armesde service mais qui, par exemple, sont détenues à des fins didactiques tombent sous la réglementation légale ordinaire.

L’utilisation d’armes privées en tant qu’arme de service par les membres de la police n’est plus autorisée. Al’inverse, l’utilisation à titre privé d’une arme de service est possible moyennant l’autorisation du chef de corps et àcondition que l’intéressé ait obtenu une autorisation de détention pour l’arme. La procédure à suivre par le gouverneurdans ce cas est la même que celle valant pour tout le monde, étant entendu que l’arme ne pourra pas être enregistréeau nom de l’intéressé au RCA et que la validité de l’autorisation sera limitée à ce que le chef de corps aura décidé etpar les dispositions légales et réglementaires relatives à l’armement de la police.

Pour pouvoir répondre aux besoins des autorités précitées (ainsi qu’à ceux des musées de droit public, à savoir lesmusées dépendant de l’autorité), les armuriers agréés peuvent importer, mettre en dépôt, négocier, détenir ettransporter les armes en question. En principe, ne peuvent être concernées que les quantités commandées mais il peutêtre admis que les armuriers détiennent une quantité limitée de matériel de prospection.

Les armes et accessoires visés à l’article 3, § 1er, 3° et 15°, de la loi sur les armes (voir plus haut) peuvent êtrefabriqués, réparés, vendus, importés, mis en dépôt et transportés par des fabricants d’armes agréés, titulaires deslicences des armes concernées. Les intermédiaires n’entrent pas ici en ligne de compte.

Les collectionneurs et musées agréés ont le droit de faire figurer certaines armes prohibées dans leur collection.Ainsi, ils peuvent acquérir, importer et détenir des armes à feu automatiques en état original s’ils en retirent lepercuteur et les conservent dans les conditions déterminées par le Roi (9). Il en va de même pour les armes (autres queles armes à feu automatiques) et accessoires visés à l’article 3, § 1er, 3° et 15° de la loi sur les armes (voir plus haut) s’ilsont été neutralisés définitivement. La neutralisation d’armes à feu portatives est un monopole du Banc d’épreuves desarmes à feu, qui ne peut toutefois neutraliser le matériel militaire lourd comme les canons (pour ce faire, l’interventiond’une autorité militaire compétente est nécessaire, par exemple le propriétaire militaire initial qui atteste qu’il aneutralisé les armes concernées). Il ne peut toutefois pas y a avoir d’agrément exclusif pour ces armes.

Ce dernier peut toutefois être demandé par toute personne ne souhaitant collectionner que les armes visées àl’article 3, § 1er, 5°, 6°, 7°, 12°, 13° et 14° de la loi sur les armes (voir plus haut : il s’agit à chaque fois d’armes blanches).Elles peuvent être détenues, acquises et importées par des collectionneurs agréés, à condition qu’elles soient conservéescomme des armes à feu conformément aux dispositions réglementaires en la matière (10). Un agrément decollectionneur portant exclusivement sur ces armes peut être obtenu selon la procédure ordinaire, les armes concernéesétant alors assimilées à des armes à feu. Il convient d’observer que les armuriers ne peuvent jamais faire commerce deces armes. Les collectionneurs et musées concernés doivent donc importer de l’étranger leurs nouvelles acquisitions.

3.2. Armes soumises à autorisation

3.2.1. Signification de la catégorie résiduaire (11)La législation part du principe que toutes les armes à feu sont soumises à autorisation. Les armes à feu qui n’ont

pas été désignées en tant que telles par la loi ou un arrêté d’exécution ne sont donc jamais en vente libre.La munition est soumise à autorisation dès qu’elle peut être utilisée dans une arme soumise à autorisation. Cela

s’applique donc aussi à la munition qui convient tant aux armes à feu soumises à autorisation qu’aux armes à feu envente libre. La munition pour armes non à feu n’est jamais soumise à autorisation (elle ne répond d’ailleurs pas à ladéfinition légale de munition) (12).

Les pièces détachées d’armes à feu sont soumises à autorisation si elles peuvent être utilisées pour des armessoumises à autorisation et si elles ont été soumises à l’épreuve légale (contrôle de qualité réalisé par le banc d’épreuves)(13).

L’obligation d’autorisation n’est toutefois pas toujours la même pour toutes les personnes. Ainsi, elle est beaucoupplus souple à l’égard des chasseurs et tireurs sportifs, qui peuvent sous certaines conditions assimiler leur permis dechasse et leur licence de tireur sportif à une autorisation de détention de certaines armes à feu. En d’autres termes,certaines armes à feu soumises à autorisation peuvent subjectivement être dispensées d’autorisation. Cela n’empêchepas l’application à l’égard de ces personnes de toutes les autres dispositions légales applicables aux armes soumises àautorisation.

72788 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 145: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

L’inverse est également possible. Les armes classées comme armes en vente libre (″armes objectivement en ventelibre″) peuvent, parce qu’elles sont mentionnées dans l’arrêté royal du 20 septembre 1991 relatif aux armes à feud’intérêt historique, folklorique ou décoratif et aux armes à feu rendues inaptes au tir (ou ses annexes), devenir desarmes soumises à autorisation dans le chef des détenteurs si ceux-ci les utilisent (ou souhaitent les utiliser) pour letir (14).

Les armes non à feu, comme les armes à air comprimé, ne sont pas concernées par l’obligation généraled’autorisation (telle qu’elle est applicable aux armes à feu). Elles sont en principe en vente libre mais peuvent, via unarrêté d’exécution, devenir des armes soumises à autorisation. L’arrêté royal du 30 mars 1995 relatif au classement decertaines armes à air ou à gaz en est le principal exemple.

En cas de doute, un avis ou une réponse définitive peut être demandé(e) aux experts en armes de la police locale,au Registre central des armes, et, en dernière instance, au banc d’épreuves des armes à feu (pour les questionstechniques), ainsi qu’aux services provinciaux des armes et, en dernière instance, au service fédéral des armes (pour lesquestions juridiques).

3.2.2. Armes soumises à autorisation par voie d’arrêtéComme indiqué précédemment, les armes non à feu peuvent devenir des armes soumises à autorisation par arrêté

royal. Pour les armes à feu cela n’aurait en effet aucun sens.Les armes non à feu soumises à autorisation sont :1° les armes factices courtes et les armes courtes à répétition, semi-automatiques ou automatiques, ainsi que les

armes de jet lorsqu’elles peuvent tirer des projectiles par un autre mode de propulsion que la combustion depoudre lorsque l’énergie cinétique du projectile mesurée à 2,5 mètres de la bouche du canon est supérieure à7,5 joules;

Cette disposition fait l’objet d’une dérogation pour les armes courtes concues pour le tir sportif et présentant lescaractéristiques suivantes :

1) la longueur de visée de l’arme est supérieure à 300 mm;2) le poids total de l’arme est supérieur à 1 kg;3) l’arme est munie d’un dispositif de visée comportant au moins une hausse réglable en dérive et en hauteur;4) le calibre de l’arme est de 4,5 mm (.177);5) le chargeur ou le magasin de l’arme a une capacité de cinq coups au plus (article 3 de l’arrêté royal du

30 mars 1995 relatif au classement de certaines armes à air ou à gaz).Concrètement, ces règles sont appliquées comme suit :• La mesure de 7,5 joules est également utilisée aux Pays-Bas et en Allemagne et peut être contrôlée par le banc

d’épreuves.• Les armes sont courtes lorsque leur longueur totale ne dépasse pas les 60 cm, ou lorsque la longueur du canon

ne dépasse pas les 30 cm.• Pour les arcs, on mesure seulement la longueur totale en situation détendue, d’axe à axe.• Pour les arbalètes, on mesure, également en situation détendue, la longueur de l’emplacement de la flèche (de

la gâchette jusqu’au bout de l’emplacement) comme étant la longueur du ″canon″, et la distance de la crossejusqu’à l’extrémité de l’arc (sans l’éventuel étrier) comme étant la longueur totale (si la crosse est pliante et quel’on peut tirer ainsi, on mesure à partir de la crosse pliée). Pour les arbalètes avec des bras ou arcsinterchangeables, on mesure l’énergie cinétique avec les types les plus puissants disponibles.

• Pour les fusils sous-marins, on mesure la longueur totale et la longueur du canon sans la flèche ou le harpon,et on mesure l’énergie cinétique hors de l’eau.

• Pour les armes ″paintball″, on mesure seulement la longueur totale de l’arme elle-même prête au tir, avec lespièces qui y sont attachées (exemple : un fusil est contrôlé au moment où un canon court y est monté et avecune bonbonne de gaz portée sur le dos du tireur : seule la longueur de ce canon est prise en considération,nonobstant la possibilité de monter un canon plus long, alors que la bouteille de gaz et son raccordement nesont pas pris en compte. Une bouteille de gaz montée directement sur la crosse est cependant bien prise encompte).Les armes longues non à feu sont toujours en vente libre, y compris si elles tirent des projectiles avec uneénergie cinétique de plus de 7,5 joules mesurée à 2,5 m du canon.

2° les armes d’alarme non homologuées (les armes d’alarme sont un cas limite : elles utilisent des munitions àcombustion de poudre mais elles ne tirent pas de projectiles; certaines sont malgré tout expressément classéesdans les armes soumises à autorisation) (15);

3° les pistolets de signalisation, les appareils d’abattage et les armes anesthésiantes qui ne sont pas concusexclusivement pour donner des signaux, abattre des animaux et anesthésier des animaux où dont le détenteurne peut prouver en avoir besoin pour une activité de ce type (16).

3.2.3. Armes en principe en vente libre devenant des armes soumises à autorisationLes armes à feu en vente libre aptes au tir de projectiles ne sont dispensées d’autorisation que si le détenteur ne

les destine pas au tir ou ne les utilise que dans le cadre d’activités historiques ou folkloriques (17). La participation autir sportif avec ces armes nécessite donc une autorisation de détention. Il s’agit plus précisément des armes à feu viséesdans l’arrêté royal du 20 septembre 1991 relatif aux armes à feu d’intérêt historique, folklorique ou décoratif et auxarmes à feu rendues inaptes au tir examiner plus loin (18).

3.2.4. Opérations interdites et autoriséesLa vente ou toute autre forme de cession d’une arme soumise à autorisation est réservée aux personnes agréées et

aux titulaires d’une autorisation ou assimilés (19) (20).La vente d’une arme à feu à un mineur est interdite (21).La détention, qui englobe la possession, la conservation, le transport et l’utilisation, ainsi que l’achat ou toute autre

forme d’acquisition d’une arme soumise à autorisation sont réservés aux mêmes personnes (22).Il est interdit de faire de la publicité pour une arme soumise à autorisation ou d’exposer de telles armes en vente

sans indiquer de facon visible que leur détention est soumise à autorisation (23).Les armes soumises à autorisation mises en loterie ou distribuées comme prix ne peuvent être remises au

bénéficiaire qu’après qu’il ait obtenu une autorisation pour leur détention (24).Le port d’une arme soumise à autorisation est en principe réservé aux titulaires d’un permis de port d’armes

pouvant justifier d’un motif légitime à cette fin. Une réglementation plus souple, assortie de conditions, est toutefoisappliquée pour les titulaires d’une autorisation de détention de l’arme et les personnes assimilées (25).

Il va de soi que l’agrément ou le permis doit être valable pour l’opération que l’on souhaite effectuer. Ainsi, unagrément d’armurier ne donnera nullement le droit de détenir ou de porter une arme pour des motifs personnels.

Le prêt et l’échange d’une arme soumise à autorisation fait l’objet d’une disposition légale spécifique (26), de mêmeque l’utilisation occasionnelle d’une arme soumise à autorisation (27).

72789BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 146: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

Toute perte ou vol d’une arme soumise à autorisation doit être signalé sans délai par le titulaire du titre dedétention à la police locale (28) et au gouverneur (29).

Toutes ces dispositions sont examinées en détail dans la présente circulaire.3.3. Armes en vente libre (30)3.3.1. Armes blanchesLes armes blanches sont des armes concues pour tuer ou blesser par un contact direct avec la victime. Si elles ne

sont pas expressément interdites, elles sont en vente libre. Cela ne signifie pas qu’elles peuvent être négociées, utiliséeset portées sans retenue.

Il s’agit ici d’abord de tous les couteaux non prohibés : couteaux de cuisine, coutelas, couteaux d’amateur,(couteaux-)poignards, couteaux de poche, couteaux pliants, couteaux Opinel, ... La taille et la forme de tous cescouteaux n’ont donc aucune importance. Il s’agit également, par extension, des glaives, épées, sabres, baïonnettes,lances,...

Il y a également, outre les armes tranchantes ou percantes, les armes de frappe non prohibées, qui ont souvent uncaractère historique ou sont utilisées dans des sports de combat.

Enfin, en l’absence de réglementation spécifique, les engins particuliers non prohibés tels que les sarbacanes etd’autres armes traditionnelles peuvent également être considérés comme des armes blanches.

3.3.2. Armes non à feuLes armes non à feu sont des armes qui tirent des projectiles d’une autre facon que les armes à feu. Elles n’ont

notamment pas recours à la combustion de poudre. Il s’agit souvent des précurseurs des armes à feu (par exemple lesarmes de jet telles que catapultes, arcs et arbalètes) et leurs dérivés modernes, ainsi que des variantes d’armes à feuréputées moins dangereuses, concues dans un but récréatif (par exemple les carabines à air comprimé, marqueurspaintball, armes de type airsoft,...).

Si elles ne sont pas prohibées ou ne deviennent pas des armes soumises à autorisation, elles sont en vente libre.Il existe une réglementation spécifique pour les armes suivantes :

1° les armes factices, les armes de jet (du type arc, arbalète, fusil sous-marin, ...) et les armes (semi-)automatiquesou à répétition à gaz ou à air qui peuvent tirer des projectiles (plombs ou billes de plastique colorées ou non)et qui ne doivent pas être considérées comme soumises à autorisation (a contrario l’article 3 de l’arrêté royaldu 30 mars 1995 relatif au classement de certaines armes à air ou à gaz, voir plus haut au point 3.2.2.). Le jouetconcu spécialement pour le plaisir des enfants de moins de 14 ans n’entre pas dans ce cadre. Il s’agit donc desarmes longues de ces types, des armes à un coup à air ou à gaz indépendamment de leur longueur et de leurpuissance, des armes courtes qui ne délivrent qu’une énergie cinétique de 7,5 joules maximum et des armescourtes concues pour le tir sportif qui satisfont à toutes conditions suivantes :1) longueur de visée supérieure à 300 mm;2) poids total supérieur à 1 kg;3) présence d’un dispositif de visée comportant au moins une hausse réglable en dérive et en hauteur;4) calibre de 4,5 mm (.177);5) chargeur ou magasin d’une capacité de 5 coups maximum;

2° les armes d’alarme homologuées (article 1er de l’arrêté royal du 18 novembre 1996 classant certaines armesd’alarme dans la catégorie des armes à feu soumises à autorisation). Le banc d’épreuves des armes à feuprocède à l’homologation modèle par modèle, selon une procédure légale. Pour ce faire, le fabricant oul’importateur doit fournir un modèle au banc d’épreuves, qui contrôle si l’arme d’alarme n’est pas apte ou nepeut être rendue apte au tir de projectiles solides, liquides ou gazeux. Une attestation est établie et le modèleest ensuite inscrit sur la liste des armes d’alarme homologuées, publiée sur le site internet du banc d’épreuves.Les armes d’alarme commercialisées doivent porter le numéro d’homologation (BEL xxxx). Les particulierspeuvent toutefois continuer à détenir sans formalités des modèles plus anciens qui n’ont jamais étéhomologués (mais ceux-ci ne peuvent plus être vendus librement !) (31);

3° les pistolets de signalisation, les appareils d’abattage et les armes anesthésiantes concus exclusivement pourdonner des signaux, abattre des animaux et anesthésier des animaux à condition que le détenteur puisseprouver en avoir besoin pour une activité de ce type (articles 1er et 2 de l’arrêté royal du 1er mars 1998 relatifau classement de certains pistolets de signalisation, de certains appareils d’abattage, de certaines armesanesthésiantes);

4° les armes factices inertes constituent une catégorie particulière. Il s’agit d’imitations fidèles de véritables armes(à feu) qui ne peuvent toutefois pas tirer de projectiles. Il existe souvent des imitations inertes de véritablesarmes à feu ou des imitations qui peuvent tirer de petits projectiles en plastique à l’aide d’un dispositif à gazou à ressort. Ces dernières tombent déjà sous le 1°. Les exemplaires inertes doivent être considérés comme desarmes parce qu’ils ont été confectionnés de manière particulièrement réaliste et peuvent donc être facilementpris pour de vraies armes.

3.3.3. Armes historiques, folkloriques et décorativesL’arrêté royal du 20 septembre 1991 relatif aux armes à feu d’intérêt historique, folklorique ou décoratif et aux

armes à feu rendues inaptes au tir prévoit une série de cas dans lesquels les armes à feu sont en vente libre en raisonde leur ancienneté, de leur rareté ou de leur caractère inoffensif. Il s’agit des armes objectivement en vente libre. L’arrêtéroyal contient en outre deux cas décrits ci-dessous d’armes subjectivement en vente libre, qui sont en principe soumisesà autorisation mais qui deviennent des armes en vente libre dans le chef de leurs détenteurs qui doivent remplircertaines conditions.

1° les armes se chargeant exclusivement avec de la poudre noire ou avec des cartouches à poudre noire àamorcage séparé, dont le modèle ou le brevet est antérieur à 1890 et dont la fabrication est antérieure à 1945.

La poudre noire (poudre à canon) est un composé chimique utilisé jusqu’au 19e siècle pour la propulsion deprojectiles. Dans ce type d’armes, les projectiles sont chargés par la bouche du canon, par l’avant du barillet (pour lesrevolvers et les carabines à barillet) ou parfois par la culasse. Les systèmes de mises à feu portent le nom générique de″platines″ : à mèche, à silex, à percussion,...

Comme l’indiquent les critères de temps utilisés, il doit s’agir d’armes authentiques. Les répliques récentes d’armesà poudre noire du 19e siècle sont soumises à autorisation.

L’arrêté royal couvre toutes les armes à poudre noire, quels que soient leur mode de tir et leur type de projectileset de munitions;

2° les armes utilisant exclusivement des cartouches à poudre noire et à amorcage incorporé, dont le modèle oule brevet est antérieur à 1890 et dont la fabrication est antérieure à 1945.

Il s’agit d’armes qui se chargent normalement par la culasse, développées surtout dans le courant du 19e siècle.Elles connaissent principalement trois méthodes d’amorcage de la cartouche : la percussion annulaire, la percussioncentrale et la percussion à broche.

Les répliques de ces armes sont également soumises à autorisation si elles ont été fabriquées après 1944;

72790 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 147: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

3° certaines armes utilisant des cartouches à poudre vive (poudre ayant remplacé la poudre noire et toujoursutilisée dans les munitions modernes).

En annexe à l’arrêté royal figure une liste des armes en vente libre fabriquées à la fin du 19e siècle et au début du20e siècle. Cette annexe a été complétée à deux reprises (en 1995 et en 2007). Elle figure, en version coordonnée, àl’annexe 2 de la présente circulaire. Il importe qu’une arme remplisse tous les critères indiqués dans la liste pourpouvoir être considérée comme en vente libre. En cas de doute, le banc d’épreuves des armes à feu peut apporter uneréponse définitive;

4° les armes fabriquées avant 1897 ou pour lesquelles les munitions adaptées ne sont, en général, plus fabriquées.Dans les textes internationaux ratifiés par notre pays, 1897, année de la découverte de la poudre vive, a valeurd’année charnière. Les armes plus anciennes sont considérées comme ne présentant plus un grand dangercompte tenu de leur rareté ainsi que de leur manque de puissance de feu, de précision, de résistance,... Enoutre, leurs munitions sont également devenues rares, voire introuvables.

Lorsqu’il est constaté que les munitions appropriées ne sont plus fabriquées pour une certaine arme, celle-cidevient dans tous les cas une arme en vente libre, qu’elle qu’en soit l’ancienneté.

S’il existe un doute sur le fait qu’une arme à feu est ou non en vente libre, l’arme peut être soumise au bancd’épreuves des armes à feu qui apportera une réponse définitive. Le banc d’épreuves en délivre une attestation.

La police judiciaire fédérale a réalisé un CD-rom contenant une liste des armes historiques, folkloriques etdécoratives extraite de l’arrêté royal du 20 septembre 1991. Ce CD-rom contient un moteur de recherche et une fichetechnique détaillée et illustrée pour chaque arme.

3.3.4. Armes soumises à autorisation qui dans certaines circonstances sont classées comme armes ″en vente libre″ pour desactivités spécifiques

Il convient tout d’abord de préciser que les armes décrites ci-dessous sont soumises à autorisation pour tous.Toutefois, dans le cadre de certaines activités folkloriques, ces armes sont en vente libre dans les limites énoncéesci-après. Les armes sont à nouveau soumises à autorisation si elles ne sont plus utilisées dans le cadre des activitésvisées ci-dessous.

Il s’agit le plus souvent d’armes modernes pouvant être utilisées dans le cadre du tir sportif. Elles sont néanmoinségalement utilisées dans le cadre de reconstitutions historiques, de manifestations folkloriques, culturelles etpopulaires, .. justifiant un traitement privilégié.

L’armurier qui vend ces armes à quelqu’un pour qui elles sont soumises à autorisation enregistre la cession par unenregistrement simultané dans les rubriques ″ENTREE″ et ″SORTIE″. Dans la case ″origine″ de la rubrique ″ENTREE″est inscrite la mention ″arme article 1er, 4° (ou 6°) de l’arrêté royal du 20 septembre 1991.

En cas de cession d’une telle arme à une personne pouvant la détenir sans autorisation, un document modèle 9 doitêtre établi vu que les armes sont en principe soumises à autorisation et que pour cette raison il faut toujours pouvoiren conserver la tracabilité (32).

Il existe deux types d’armes entrant dans cette catégorie :1° les armes à valeur historique, folklorique ou décorative portées lors de marches folkloriques ou de

reconstitutions historiques.Ces armes doivent remplir certaines caractéristiques :— armes d’épaule ou de poing;— fonctionnant à la poudre noire;— à un coup;— à canon lisse;— à amorcage séparé par une platine de silex ou par percussion;— se chargeant par la bouche du canon.Il s’agit principalement de pistolets et de tromblons de la période du Premier et du Deuxième Empire francais et

de leurs répliques récentes. Ils sont surtout utilisés lors de marches historiques dans l’Entre Sambre et Meuse.Dans le chef des personnes agréées, elles sont toujours considérées comme des armes en vente libre. Elles sont

toutefois soumises à autorisation pour les personnes qui souhaitent acquérir de telles armes et qui ne peuvent prouverqu’elles seront principalement destinées à être portées durant des marches folkloriques ou des reconstitutionshistoriques;

2° les armes à valeur historique, folklorique ou décorative qui sont la propriété d’une association reconnues’occupant d’activités statutairement définies de nature historique, folklorique, traditionnelle ou éducative, àl’exclusion de toute forme de tir sportif tel que visé par les décrets communautaires en la matière, etsatisfaisant aux conditions suivantes :— le tir se déroule dans un stand de tir agréé, sous la supervision d’un maître d’armes ou de tir et sous la

responsabilité de l’association;— les armes sont détenues et conservées par l’association;— les armes ne sont mises à disposition qu’en vue de et pendant l’activité statutairement définie, aux

membres de l’association et à des invités occasionnels;— l’association annonce au préalable le lieu et la date de ses activités à la police locale et au gouverneur.

Il peut s’agir en l’espèce de toutes sortes d’armes, tant des armes modernes et courantes que des répliques et desexemplaires uniques fabriqués spécialement pour la manifestation concernée. Les exemples les plus connusd’utilisation autorisée de ces armes sont les fêtes des tireurs organisées dans le Limbourg et les cantons de l’Est.

La détention de ces armes par des particuliers est donc toujours soumise à autorisation. L’acquéreur et le détenteurdoivent toujours pouvoir prouver qu’ils ont été mandatés par l’association. Dans le chef des personnes agréées, cesarmes sont toujours soumises à autorisation.

Elles ne sont considérées en vente libre que durant la pratique de l’activité aux conditions énoncées plus haut.Ainsi, tous les participants peuvent lors de l’événement manipuler l’arme sans que soient d’application les conditionsrelatives à la détention d’armes soumises à autorisation sur un stand de tir.

3.3.5. Armes neutraliséesLes armes neutralisées constituent une dernière série d’armes en vente libre. Bien que neutralisées et par

conséquent inutilisables, elles sont encore considérées comme des armes parce qu’elles conservent leur apparence etpeuvent facilement être confondues avec des armes utilisables.

La neutralisation (également appelée démilitarisation, bien qu’il ne s’agisse pas de la même chose) doit se faireselon les modalités définies dans la deuxième annexe à l’arrêté royal du 20 septembre 1991. Celles-ci impliquent quel’arme soit rendue inapte au tir de toutes munitions. Le traitement varie en fonction du type de l’arme. Parfois, il estsimple et discret mais parfois il nécessite des adaptations radicales. La neutralisation s’effectue toujours aux frais dupropriétaire de l’arme.

72791BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 148: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

Le banc d’épreuves des armes à feu jouit d’un monopole sur la neutralisation des armes à feu. Les opérationseffectuées par le propriétaire de l’arme ou une personne agréée ne sont pas admises. De même, les opérations effectuéespar des bancs d’épreuves étrangers ne sont pas automatiquement admises parce que les dispositions en matière deneutralisation ont conservé leur caractère national (il n’existe une méthode commune que pour les tests de qualité). Lesarmes neutralisées à l’étranger doivent être soumises au banc d’épreuves belge, qui vérifiera si tout a été fait selon nosrègles.

La méthode de neutralisation prescrite ne concerne que les armes portatives. On est parfois confronté à du matérielmilitaire lourd qui doit être neutralisé ou que l’on prétend neutralisé. En pareil cas, une attestation de l’autorité militaireresponsable de l’utilisation ou de l’entretien de l’arme, indiquant que celle-ci a été entièrement rendue inapte au tir demunitions, peut être acceptée.

3.3.6. Opérations interdites et autoriséesL’achat ou l’acquisition d’une arme à feu en vente libre est réservé aux majeurs. Cela signifie que le cédant doit

contrôler l’identité du cessionnaire. Le commerce de ces armes est réservé aux armuriers agréés (s’il s’agit d’armes àfeu ou d’armes assimilées).

Les armes en vente libre, tout comme les armes soumises à autorisation, ne peuvent être vendues ou proposées àla vente à distance (commande par la poste, Internet,...). La pratique fréquente qui consiste à vendre ou à proposercomme prix certaines armes en vente libre (surtout des armes factices) dans les kermesses est elle aussi totalementillégale. Les magasins de jouets ne peuvent pas non plus les vendre, sauf s’ils sont agréés en tant qu’armurier etsatisfont à toutes les obligations légales en la matière, parmi lesquelles la vérification que l’acheteur soit majeur.

Le port et l’utilisation d’armes en vente libre sont soumis à un motif légitime (33). A l’inverse de ce qui s’appliquepour les armes soumises à autorisation, celui-ci n’est pas défini dans la loi. Il appartient en dernier ressort au juged’apprécier la validité du motif invoqué par le porteur. Il va de soi cependant que l’admissibilité de ce motif serafortement liée à l’adéquation de l’arme vis-à-vis de l’activité pratiquée par le porteur ainsi qu’à la manière responsableou non dont cette activité est pratiquée.

Les participants à des reconstitutions historiques (reenactments) doivent bien prendre conscience du fait que lesarmes qu’ils utilisent à cette occasion peuvent tomber sous l’application de dispositions divergentes. Leurs armespeuvent être en vente libre (par exemple des armes neutralisées, des armes authentiques à poudre noire), elles peuventêtre en vente libre sous certaines conditions (par exemple des armes appartenant à une association) et elles peuvent êtresoumises à autorisation (par exemple des armes modernes et leurs répliques prêtes à tirer). Le fait de ne tirer qu’avecdes cartouches à blanc ne change rien au statut de l’arme.

3.4. Armes vs outils et jouetsLe champ d’application de la loi ne s’étend pas aux autres objets que les armes, à l’exception des objets et

substances destinés manifestement par leur utilisateur à servir d’arme et avec lesquels celui-ci commet ou menace decommettre des actes de violence (34).

Certains objets pourraient être considérés comme des armes, ou en ont l’apparence, sans qu’il s’agissevéritablement d’armes. En cas de doute, la définition indicative d’arme suivante peut être utilisée : une arme est unobjet concu ou fabriqué dans le but de menacer, de blesser ou de tuer des personnes ou des animaux (attentioncependant : certains objets qui ne répondent pas à cette définition sont explicitement appelés armes par la loi, commeles pistolets de signalisation). Sur cette base, on peut par exemple affirmer qu’un pistolet à clous, une scie et une hache(sauf s’il s’agit d’une hache de guerre primitive) ne sont pas des armes mais des outils. En ce sens, un couteau de cuisineordinaire n’est pas non plus une arme mais de nombreux autres couteaux sont cependant explicitement considéréscomme des armes dans la réglementation en raison du danger inhérent qu’ils présentent.

La question de la limite entre une arme (factice) et un jouet inoffensif est importante. En effet, il existe une offreimportante de toutes sortes d’instruments tous présentés comme des jouets mais qui souvent n’en sont pas. L’arrêtéroyal du 30 mars 1995 relatif au classement de certaines armes à air ou à gaz donne pour critère le fait que le jouet doitnotoirement être concu à des fins de jeux par des enfants d’âge inférieur à quatorze ans (35). La documentationtechnique peut être consultée à cet effet mais souvent les choses ne sont pas suffisamment claires. Le jouet doit avoirle label CE qui indique notamment l’âge approprié, ce qui peut être une indication.

Il est toutefois clair que les armes en plastique de couleur vive, transparentes ou peu ressemblantes qui ne peuventpas tirer des projectiles ou les pistolets à eau sont des jouets et sortent donc du cadre de la réglementation. Il esttoutefois plus difficile de définir la limite en ce qui concerne les imitations ressemblantes et les instruments qui peuventtirer des projectiles. Pour les imitations, on peut dire que pour être considérées comme arme (factice), il doit s’agird’instruments susceptibles d’être raisonnablement utilisé pour menacer quelqu’un. Pour les modèles non réalistescapables de tirer des projectiles, il convient d’examiner la possibilité de causer des blessures.

3.5. Armes illégalesLes armes illégales ne forment pas une catégorie légale distincte. Il s’agit ici d’un état de fait dans lequel des armes

de n’importe quelle catégorie peuvent se retrouver.Dans le langage quotidien, et assurément dans celui véhiculé par les médias malheureusement, les notions d’armes

prohibées et d’armes illégales sont souvent confondues. Ce ne sont cependant pas des synonymes. Une arme prohibéeest intrinsèquement interdite et, sous réserve des dérogations examinées dans la présente circulaire, toute opérationavec cette arme est interdite et donc illégale. Mais les armes soumises à autorisation et les armes en vente libre peuventégalement être illégales, si l’on effectue des opérations illégales avec elles, et parfois intrinsèquement.

Quiconque détient sans autorisation une arme soumise à autorisation (sans appartenir aux catégories de personnesne nécessitant pas d’autorisation) détient cette arme illégalement. Toute opération effectuée par lui avec cette arme seraégalement illégale. L’arme devra donc être saisie. Elle ne peut être vendue, pas même à un armurier.

Quiconque porte une arme soumise à autorisation ou une arme en vente libre sans motif légitime porteillégalement cette arme.

Quiconque détient une arme à feu sans l’autorisation nécessaire ou dont le numéro a été effacé ou manipulé,détient une arme illégale et ne peut effectuer d’opérations légales avec elle (36).

Bien que la loi ne le dit pas expressément, il est évident que quiconque détient une arme illégalement, par exempleparce qu’il n’a pas l’autorisation nécessaire pour celle-ci, parce qu’il l’a acquise illégalement ou parce que l’arme est enelle-même illégale, ne pourra jamais utiliser cette arme légalement. Il n’est pas non plus légal de vendre ou de céderune arme illégale car cela reviendrait à blanchir cette arme. Cela compromettrait en outre la tracabilité des armes carlors de chaque cession tant l’acheteur que le vendeur doivent être connus. Le fait de ne pas remplir toutes les rubriquesapplicables sur le modèle 4 ou sur le modèle 9 constitue une infraction passible de peines, tant dans le chef du vendeurque dans celui de l’acheteur.

72792 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 149: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

4. Dispositions applicables aux armuriers et aux intermédiaires (37)4.1. Procédure d’agrémentL’agrément en vue d’exercer des activités en tant qu’armurier ou intermédiaire sur le territoire belge ou pour se

faire connaître comme tel doit en principe être octroyé avant le début des activités.Les intermédiaires sont non seulement des courtiers ou des ″brokers″, qui concourent uniquement à la réalisation

d’une cession d’armes, les armes étant ou non temporairement entre leurs mains, mais également des établissementsde vente aux enchères qui vendent des armes pour le compte de tiers.

Vu que l’agrément n’est pas seulement lié à la personne mais également à l’endroit, une personne agréée ne peutexercer son activité qu’à cet endroit fixe. La loi fait une exception explicite à cette règle : les armuriers peuvent participerà des bourses où seules des armes en vente libre peuvent être offertes en vente (38). Toutefois, lorsqu’un ou plusieursarmuriers souhaitent participer à une bourse afin d’y offrir en vente des armes soumises à autorisation ou même afinde les exposer seulement, cette bourse doit être agréée par le gouverneur. Cet agrément peut être demandé soit parl’organisateur de la bourse, soit par les armuriers participants, au gouverneur compétent pour l’endroit où la bourseaura lieu.

4.1.1. CompétenceL’agrément est délivré par le gouverneur compétent pour le lieu d’établissement (39). Il s’agit d’une compétence

liée. Tous les gouverneurs sont censés d’appliquer la loi de la même facon, telle que décrite par la présente circulaire.Si la demande d’agrément concerne des activités exercées dans plusieurs provinces, plusieurs agréments sont

requis. En pareil cas, l’agrément sera d’abord octroyé pour le siège et les gouverneurs concernés devront se concerter.4.1.2. Examen d’aptitude professionnelleLa loi sur les armes précise que le demandeur d’un agrément d’armurier ou d’intermédiaire (40) doit prouver son

aptitude professionnelle pour l’activité qu’il souhaite exercer (41).L’aptitude professionnelle requise se rapporte à la connaissance de la réglementation à respecter et de la

déontologie professionnelle, et de la technique et de l’utilisation des armes.L’examen est organisé par le service fédéral des armes durant le premier et le troisième trimestre de l’année

(ordinairement en mars et en septembre) (42).Si un candidat ne justifie pas sa non-participation à l’examen au préalable ou dans les cinq jours ouvrables qui

suivent le jour de l’examen au moyen d’une lettre dûment motivée adressée au service fédéral des armes, son absenceéquivaut à un échec et il sera exclu de la participation à un examen organisé dans un délai d’un an qui suit la date del’examen auquel il était inscrit (43).

L’examen consiste en :— une épreuve écrite portant sur la connaissance de la réglementation à respecter et de la technique;— une épreuve orale portant sur la connaissance de la déontologie professionnelle par la confrontation avec des

situations pouvant se présenter lors de l’exercice de la profession, et de l’utilisation des armes.Les questions posées sont en rapport avec l’activité pour laquelle le candidat a demandé un agrément.Un jury corrigera l’épreuve écrite et évaluera l’épreuve orale. Pour réussir l’examen, il faut obtenir un minimum

de 14/20 à chacune des épreuves (44).Le jury est composé : (45)— d’un fonctionnaire du service fédéral des armes qui, le cas échéant, peut prendre soin de la traduction;— du directeur du Banc d’épreuves ou de son délégué;— d’un fonctionnaire de police ayant des connaissances spécifiques sur les armes, choisi chaque fois par le

président sur la base d’une liste de candidatures, dressée suite à un appel interne à cet effet;— d’un représentant francophone et un représentant néerlandophone proposé par des organisations profession-

nelles représentatives d’armuriers, désigné par le Ministre de la Justice.En cas d’échec, le candidat peut se réinscrire dans les trois mois à la session d’examen suivante (46).Si le candidat a satisfait à une des deux épreuves, il est dispensé, lors de sa participation à la prochaine session

d’examen, de l’épreuve à laquelle il a satisfait (47).Les candidats ayant demandé au plus tard le 31 mars 2009 (48) le renouvellement de leur agrément sont exemptés

de l’examen d’aptitude professionnelle (49). Il s’agit ici uniquement des personnes physiques qui avaient déjà unagrément ou qui étaient mentionnées en tant que responsable sur l’agrément d’une personne morale.

4.1.3. RecevabilitéLes demandes introduites par les personnes suivantes sont irrecevables : (50)1° les personnes qui ont été condamnées à une peine criminelle ou internées par application de la loi du

9 avril 1930 de défense sociale du à l’égard des anormaux, des délinquants d’habitude et des auteurs decertains délits sexuels ou qui ont fait l’objet d’une décision ordonnant un traitement en milieu hospitalier telleque prévue dans la loi du 26 juin 1990 relative à la protection de la personne des malades mentaux;

2° les personnes qui ont été condamnées comme auteur ou complice pour avoir commis une des infractionsprévues :a) par la loi, l’ancienne loi sur les armes et leurs arrêtés d’exécution;b) par les articles 101 à 135quinquies, 136bis à 140, 193 à 226, 233 à 236, 246 à 249, 269 à 282, 313, 322 à 331bis,

336, 337, 347bis, 372 à 377, 392 à 410, 417ter à 417quinquies, 423 à 442ter, 461 à 488bis, 491 à 505, 510 à 518,520 à 525, 528 à 532bis et 538 à 541 du Code pénal (il s’agit ici d’infractions avec violence et d’infractionsavec abus de confiance) (51);

c) par les articles 17, 18, 29 à 31 et 33 à 41 du Code pénal militaire;d) par les articles 33 à 37 et 67 à 70 du Code disciplinaire et pénal pour la marine marchande et la pêche

maritime;e) par la loi du 29 juillet 1934 interdisant les milices privées;f) par la loi du 28 mai 1956 relative aux substances et mélanges explosifs ou susceptibles de déflagrer et aux

engins qui en sont chargés et ses arrêtés d’exécution;g) par la loi du 11 septembre 1962 relative à l’importation, à l’exportation et au transit des marchandises et

de la technologie y afférente et ses arrêtés d’exécution;h) par la loi du 10 avril 1990 réglant la sécurité privée et particulière;i) par la loi du 19 juillet 1991 organisant la profession de détective privé;j) par la loi du 5 août 1991 relative à l’importation, à l’exportation, au transit et à la lutte contre le trafic

d’armes, de munitions et de matériel devant servir spécialement à un usage militaire ou de maintien del’ordre et de technologie y afférente;

k) par la réglementation concernant la chasse et le tir sportif.

72793BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 150: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

3° les personnes morales qui ont elles-mêmes été condamnées et les personnes morales dont un administrateur,gérant, commissaire ou préposé à l’administration ou à la gestion a été condamné ou a fait l’objet d’une mesurede sûreté dans les conditions prévues aux 1° et 2° ci-dessus;

4° les personnes qui, à l’étranger, ont :a) été condamnées à une peine qui correspond à l’internement;b) fait l’objet d’une mesure qui correspond à l’internement ou qui ont fait l’objet d’une décision ordonnant

un traitement en milieu hospitalier telle que prévue dans la loi du 26 juin 1990 relative à la protection dela personne des malades mentaux;

c) été condamnées comme auteur ou complice pour avoir commis une des infractions prévues aux 1° et 2°;5° les mineurs et les mineurs prolongés;6° les ressortissants d’Etats non membres de l’Union européenne et les personnes n’ayant pas leur résidence

principale dans un Etat membre de l’Union européenne. Les ressortissants de Norvège, d’Islande et de Suissesont assimilés à des ressortissants de l’UE.

4.1.4. Enquête• DemandeLe demandeur doit introduire sa demande d’agrément au moyen d’un formulaire auprès du gouverneur

compétent pour le lieu d’établissement. Ce formulaire peut en général être obtenu auprès du gouverneur ou sur le siteinternet du service provincial des armes (52).

On ne peut introduire de demande d’agrément formelle qu’après avoir réussi l’examen d’aptitude professionnelle.La personne qui demande un agrément d’armurier doit dès lors joindre à sa demande une attestation de réussite

de l’examen d’aptitude professionnelle (53). Cette attestation est valable pendant deux ans (54).A la demande d’agrément doit être joint un extrait du casier judiciaire établi au plus tard trois mois avant

l’introduction de la demande.Si le demandeur est une personne morale, cet extrait doit être joint pour chaque administrateur, gérant,

commissaire ou préposé à l’administration ou à la gestion.De plus, toutes les pièces permettant d’identifier le demandeur et son activité doivent être jointes (55). Il peut s’agir

par exemple des statuts d’une société ou de renseignements techniques concernant des activités particulières commele commerce d’armes prohibées ou la manufacture artisanale d’armes.

Les personnes exercant ces activités sous l’autorité, la direction et la surveillance d’un armurier agréé au lieu oùil est établi, ne doivent pas être agréées. Le gouverneur doit toutefois vérifier, lors de la demande d’agrément de leuremployeur, si ces personnes satisfont à l’article 5, § 4, de la loi sur les armes (56). Toute entrée en service d’une personnede ce type doit, dans le mois, être portée à la connaissance du gouverneur par l’armurier agréé (57).

• Recueil des avisSi le gouverneur juge la demande recevable, il demande l’avis motivé du procureur du Roi de l’arrondissement

concerné et du bourgmestre de la commune où sera exercée l’activité sur laquelle porte la demande. Le bourgmestreet le procureur du Roi compétents pour le domicile du demandeur doivent également rendre un avis (58).

Il peut en outre être utile de contacter la Direction des licences armes du Service public de Wallonie (ou la Directiondes relations extérieures – cellule licences du Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale), ainsi que le gouverneur etle procureur du Roi du domicile du demandeur, l’Office des Etrangers si le demandeur n’a pas la nationalité belge, ...L’absence de ces avis - non imposés en soi par la loi sur les armes ou ses arrêtés d’exécution - ne peut toutefois motiverune prolongation du délai de traitement. Il convient donc de veiller à ce que le recueil de ces informationssupplémentaires n’entraîne pas un dépassement du délai de décision de 4 mois.

Les demandes d’avis sont envoyées simultanément au procureur du Roi et au bourgmestre. Le procureur du Roiet le bourgmestre procèdent à une enquête et rendent un avis motivé qui doit permettre au gouverneur de prendre unedécision en connaissance de cause. Si nécessaire, il est tenu de demander des informations complémentaires auprocureur du Roi et au bourgmestre.

Le procureur du Roi et le bourgmestre envoient leur avis dans le mois qui suit. Le gouverneur dispose alors de plusde deux mois pour compléter si nécessaire le dossier et pour statuer sur la demande.

• Enquête administrativeL’avis du bourgmestre porte principalement sur la nature de l’activité exercée et répond notamment aux questions

suivantes :1) L’exercice de l’activité sur laquelle porte la demande présente-t-il un danger particulier pour l’ordre public, la

sécurité publique ou la santé générale ?2) Concernant les bâtiments dans lesquels s’exercera l’activité, les permis administratifs nécessaires ont-ils été

délivrés, par exemple le permis de bâtir, le permis d’environnement,... ? Aucun recours ne peut-il plus êtreintroduit ? Pour refuser l’agrément, le gouverneur doit, le cas échéant, établir qu’un manquement sur ce planmenace l’ordre public.

• Enquête de moralitéL’avis du procureur du Roi porte principalement sur la personne du demandeur et répond notamment aux

questions suivantes :1) L’intéressé est-il considéré de manière favorable dans la commune ? Une instruction préparatoire ou une

information est-elle menée à sa charge ou à la charge d’un de ses parents, même dans un autre arrondissement? S’il a été condamné, la gravité des faits commis doit être indiquée. Il en va de même pour les responsablesd’une personne morale. S’il n’a pas été condamné mais qu’il existe des faits accablants, les procès-verbauxdressés doivent dans la mesure du possible être joints (dans le respect du secret de l’instruction et du secretprofessionnel).

2) Si le demandeur est une personne morale, il convient d’indiquer si la situation de l’entreprise a fait l’objetd’une enquête des services judiciaires. Un procès est-il en cours contre la personne morale ?

Afin de permettre au gouverneur de statuer sur la demande dans le délai légal et donc dans l’intérêt d’un servicerapide et correct, les avis demandés doivent être émis dans les plus brefs délais. Il convient en outre de considérer lacharge administrative pour les services requis, principalement les services de police locaux. Les prescriptions quant àla protection de la vie privée des personnes concernées doivent également être respectées.

Pour permettre à la police locale, au travers d’une seule enquête, de communiquer les éléments au bourgmestreet au procureur du Roi, en fonction de leur contenu, afin de leur donner la possibilité d’émettre un avis, il est proposéque le gouverneur informe le chef de corps de la police locale du moment où la demande d’avis sera adressée aubourgmestre et au procureur du Roi.

72794 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 151: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

4.1.5. DélaiLe gouverneur se prononce sur la demande d’agrément dans les quatre mois de la réception de celle-ci. Le délai

commence plus particulièrement à courir à partir de la réception d’une demande complète, à savoir une demandeaccompagnée des pièces requises (un extrait du casier judiciaire et les pièces relatives à l’identification du demandeuret de son activité, ET après le paiement de la première tranche de la redevance) (59).

Sous peine de nullité, le délai ne peut être prolongé que par décision motivée. La prolongation ne peut êtreaccordée qu’une seule fois par demande et sa durée ne peut excéder six mois (60). Ceci ne peut être dû qu’à descirconstances indépendantes de la volonté du gouverneur (absence d’informations de la part de l’intéressé ou d’un avisobligatoire, force majeure).

4.1.6. Origine des moyens financiersOutre son aptitude professionnelle, le demandeur doit également justifier de manière crédible l’origine des moyens

financiers utilisés pour exercer son activité au moyen de preuves écrites valables, tels que des documents bancaires etdes contrats financiers (61). Il peut s’agir, par exemple, de bilans, de prêts, de cautions, de statuts établissant la ventede parts,...

4.1.7. Mesures de sécuritéLes mesures de sécurité à prendre par les armuriers sont imposées par l’arrêté royal du 24 avril 1997 déterminant

les conditions de sécurité lors du stockage, de la détention et de la collection d’armes à feu ou de munitions. Cet arrêtéroyal contient également des dispositions spécifiquement destinées aux collectionneurs et aux particuliers qui serontexaminées aux points 5.1.6. et 9.2.3.

e Définitions (62)• bâtiment : tous les locaux où sont exercées les activités concernées et tous les autres locaux mis à la disposition

de la personne agréée ou autorisée et qui forment un ensemble ininterrompu dans le même immeuble.Exemples :— des activités, même limitées à un seul local, exercées dans une maison, habitée ou non par l’intéressé,

entièrement à sa disposition : l’ensemble de la maison;— des activités exercées à certains étages d’un immeuble à appartements : uniquement ces étages, hormis les

éventuels étages les séparant, qui forment un ensemble distinct, qu’ils soient à disposition ou non del’intéressé;

— des activités exercées dans une maison et une dépendance : l’ensemble de la maison et l’ensemble de ladépendance;

— des activités exercées dans plusieurs bâtiments séparés qui constituent un seul établissement : sous réserve del’exception prévue, l’ensemble de ces bâtiments.

• fenêtre : toutes les fenêtres et ouvertures au rez-de-chaussée, y compris celles dans les portes et qu’elles soientouvrantes ou non, qui donnent sur les locaux où l’intéressé exerce son activité. A l’exception des vitrines, lesfenêtres trop petites pour permettre le passage d’une personne, même d’un enfant, n’y sont pas comprises.

Il s’agit donc de fenêtres extérieures ordinaires au rez-de-chaussée mais également de fenêtres dans desportes et d’autres ouvertures dans des murs, qu’elles soient fixes ou qu’elles puissent d’une quelconquemanière être ouvertes. Il s’agit toutefois uniquement de fenêtres qui jouxtent les locaux où l’activité estexercée et en aucun cas celles dont la taille empêche le passage d’un enfant.

• vitrine : toutes les fenêtres extérieures du bâtiment, qu’elles soient ouvrantes ou non, derrière lesquelles sontexposés des objets faisant partie de l’activité commerciale.

Entrent uniquement dans cette définition les vitrines au sens usuel du terme, à savoir celle derrièrelesquelles un commercant expose des objets en vue d’informer les clients.

• lieu de stockage : le local ou les locaux séparés des lieux accessibles au public, où des armes à feu ou desmunitions sont entreposées dans le cadre de l’activité de l’intéressé.

Il s’agit par exemple du local où un commercant entrepose son stock d’armes à feu ou de munitions, outous les locaux industriels et lieux de stockage temporaires non accessibles au public (mais bien aupersonnel) et où ont été remisées des armes à feu (les autres armes n’entrent pas dans ce cadre) ou desmunitions.

e Champ d’application (63)L’arrêté royal est d’application aux activités des armuriers, à savoir la fabrication, le traitement (ornementation,

bronzage, gravure,..) et la réparation d’armes et de munitions, le commerce de gros et de détail dans ce domaine ainsique le stockage d’armes et de munitions dans ce cadre.

Le courtage (inter)national ne tombe sous ce champ d’application que pour autant que des armes ou des munitionsaient effectivement été présentes dans le bâtiment pendant plus de 48 heures.

Même si l’arrêté royal n’est pas applicable à certaines situations, cela ne signifie pas que l’on soit dispensé deprendre des mesures de sécurité. La préservation de l’ordre public est une obligation générale impliquant pour toutdétenteur d’armes de toujours être prudent, non seulement dans le cadre de l’utilisation de son arme mais égalementlors de toute autre opération avec celle-ci. Ainsi, la conservation et le transport d’une arme, y compris dans les cas pourlesquels l’arrêté royal n’est pas applicable, sont toujours soumis à l’obligation de précaution. Toute opérationcompromettant ou menacant l’ordre public et la sécurité peut donner lieu à des sanctions. Transporter des armesostensiblement et les laisser traîner de manière à permettre à des enfants ou à des voleurs d’y accéder facilement en sontquelques exemples.

e Obligation de déclaration (64)L’armurier victime d’un vol ou d’une tentative de vol d’armes à feu, de pièces détachées, de munitions, de registres

ou de documents s’y rapportant, est tenu d’en faire la déclaration sans délai auprès d’un service de police. Il s’agitd’abord de la police locale compétente pour le lieu d’établissement de l’intéressé mais il peut également s’agir duservice de police local compétent pour l’endroit où a eu lieu le vol (ou la tentative de vol) si l’intéressé transportait àce moment l’un des objets énumérés.

En outre, si ce n’était pas encore possible au moment de la déclaration, l’intéressé est tenu, dans les 48 heures dela découverte des faits, de fournir auprès de ce même service de police des données précises sur la nature des objetsvolés (type, quantité, numéros de série,..). Dans tous les cas, le service de police compétent pour le lieu d’établissementde l’activité est informé des faits par l’autre service de police éventuel auprès duquel la déclaration a été faite.

72795BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 152: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

e ClassificationLes intéressés sont tenus de prendre les mesures de sécurité énumérées dans l’annexe et examinées ci-après,

conformément à la classe dans laquelle est rangée leur activité (65).Par dérogation à ces mesures, d’autres mesures de sécurité considérées comme équivalentes peuvent également

être prises. En cas de contrôle, l’équivalence de ces mesures de sécurité est évaluée par les personnes compétentes. Cetteévaluation peut aussi s’effectuer au préalable sur base d’une documentation technique établissant l’équivalence desmesures de sécurité à prendre. L’armurier peut donc proposer au préalable au gouverneur de prendre une mesurealternative et demander qu’elle soit évaluée si, pour l’une ou l’autre raison, il ne peut pas ou ne souhaite pas prendreune mesure imposée dans l’annexe à l’arrêté royal.

Si l’intéressé étend son activité dans le cadre défini de son agrément ou de sa licence, entraînant son classementdans une classe qui requiert davantage de mesures de sécurité, il est tenu de prendre sans délai les mesuressupplémentaires nécessaires. Si une extension de l’agrément même est requise, il convient de suivre la procédurerelative aux nouvelles demandes, décrite plus loin.

La limitation de l’activité peut, en revanche, justifier une diminution des mesures de sécurité si de ce fait l’activitése retrouve classée dans une classe inférieure.

• Classe A : commerce de gros et de détail, éventuellement courtage, exploité dans des locaux au moinspartiellement accessibles au public et concernant :a) les armes en vente libre;b) les munitions pour ces armes. Cela ne s’applique pas aux munitions pouvant être utilisées pour des armes

en vente libre mais qui ont été classées dans les munitions pour d’autres catégories.• Classe B : idem que pour la classe A mais concernant en outre :

a) les armes à feu longues à un coup par canon;b) les armes à feu longues à répétition à percussion annulaire;c) les armes à feu semi-automatiques concues pour la chasse;d) les munitions pour ces armes.

• Classe C : idem que pour la classe B mais concernant en outre les armes à feu courtes, d’autres armes à feuà répétition longues et leurs munitions.

• Classe D : idem que pour la classe C mais concernant en outre toutes les autres armes à feu et leurs munitions.• Classe E1 : activités commerciales et industrielles concernant des armes ou des munitions (fabrication,

courtage, commerce de gros et stockage temporaire ou non associé à ces activités dans des locauxd’entreposage. Il doit s’agir de locaux exclusivement accessibles à l’armurier et à ses préposés (personnel,membres de la famille aidants).

• Classe E2 : idem que pour la classe E1 dans le cas où plus de 1500 armes à feu visées dans les classes C et Dsont entreposées.

• Classe F : subdivision en sous-classes FA, FB, FC et FD selon qu’elles concernent la réparation, le bronzage,l’ornementation ou la gravure d’armes à feu et la fabrication de pièces détachées, classées respectivement dansles classes A à D.

e Normes techniques utilisées (66)Les normes belges, et dans un seul cas, néerlandaises, existantes pourront être remplacées ultérieurement par des

normes européennes uniformes dès que celles-ci seront en vigueur. Vu que certains produits ne font pas mention desnormes concernées ou n’y satisfont pas, ils peuvent être acceptés s’il peut être établi au moyen des documentsnécessaires qu’ils répondent aux exigences du présent arrêté royal selon des normes équivalentes dans un autre EtatMembre de l’Espace économique européen (EEE).

e Les différentes mesures (67)1° (à prendre par les classes A-B-C-D-E-F)

Installation soit d’une serrure à trois points résistante pendant cinq minutes, soit d’une combinaison detrois serrures résistantes ensemble pendant cinq minutes, à une épreuve d’effraction dans des conditionsnormalisées, et correspondant à la norme néerlandaise NEN 5088/5089 ou à une autre norme comparable,sur toutes les portes extérieures du bâtiment, et installation de charnières, de serrurerie et de verrouillagesempêchant de les sortir de leurs gonds sur toutes les fenêtres ouvrantes du bâtiment. L’installateur doitattester que le matériel satisfait à ces conditions et qu’il a été placé selon les règles de l’article

2° (Classes A-B-C-D-E-F-G)Présence d’au moins un extincteur portatif ou mobile conforme aux normes applicables NBN S 21-011 à21-018 dans chaque local où se trouvent des munitions. L’extincteur même doit être visible ou l’endroitoù il doit se trouver doit être signalé par le logo destiné à cet effet. Il doit en outre toujours être accessible: aucun obstacle ne peut se trouver dans le chemin.

3° (B-C-D-Fb-Fc-Fd)Affichage aux entrées du public d’un message clairement visible et lisible interdisant l’entrée des locauxaux mineurs non accompagnés d’un adulte. L’intéressé n’est toutefois pas tenu de faire effectivementrespecter cette interdiction par des contrôles, il s’agit uniquement d’un avertissement.

4° (B-C-D-Fb-Fc-Fd)Dans les espaces accessibles au public, obligation de placer (exposer) les armes à feu de facon à ce qu’ellesne puissent être prises en main que par le fait de l’intéressé ou son personnel. Cela peut se faire parexemple en placant les armes à feu dans des armoires (vitrines), en les attachant par une chaînette, en lesplacant derrière le comptoir,...

5° (A-B-C-D-F)Interdiction de laisser des clés sur les serrures des fenêtres, portes extérieures ou portes des lieux destockage parce que cela rendrait inutile l’installation des serrures visées au 1°.

6° (C-D-Fc-Fd)Interdiction d’exposer les armes à feu des classes C et D dans une vitrine.

72796 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 153: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

7° (D)Obligation de conserver en permanence les armes à feu de la classe D :

— soit dans une armoire résistante à l’effraction et verrouillée qui doit en outre être ancrée dans le murou le sol si elle pèse moins de 200 kg à vide (la résistance à l’effraction et le poids de nouveauxexemplaires peuvent faire l’objet d’une attestation du fournisseur, pour les autres, une déclaration del’intéressé et une appréciation de visu sont éventuellement suffisantes);

— soit dans un local de stockage protégé conformément aux exigences décrites au 17°.

Cela ne s’applique évidemment pas au temps nécessaire à leur entretien, manipulation ou cession.

8° (D)

Obligation de conserver les munitions des armes à feu de classe D ainsi que les registres (modèles A, Cet D) selon le mode décrit au 7°.

9° (B-C-D-Fb-Fc-Fd)

Protection des fenêtres et portes extérieures ayant une fenêtre :

— soit par l’installation de volets verrouillables devant ou derrière (en métal (grillagé), en bois ou enmatière synthétique) en dehors des heures où l’activité est exercée;

— soit selon le mode décrit au 13°.

10° (C-D)

Conservation des armes à feu de classe C en dehors des heures d’ouverture au public selon le mode décritau 7°.

11° (C-D-E-Fc-Fd)

A chaque accès aux locaux où l’activité est exercée, installation de portes :

— en bois plein et d’une épaisseur minimale de 4 cm ou dans un autre matériau de résistancecomparable;

— ou en verre feuilleté conforme à la norme prévue au 13°.

A cet égard, les poincons ou les attestations délivrées par le fournisseur constituent une preuve. Cettemesure n’est toutefois pas exigée pour les accès se situant derrière des volets verrouillables visés au 9°.

Ces portes et toutes les portes extérieures doivent en outre, lorsqu’elles sont équipées de charnières, êtremunies d’au moins deux ergots empêchant le dégondage.

12° (B-C-D-E-Fb-Fc-Fd)

Conservation des clés de réserve des armoires fortes et des portes visées au 1° ainsi que des éventuelscertificats s’y rapportant (mentionnant le code permettant de faire des reproductions) dans un coffre ouune armoire conforme au 7°.

13° (C-D-E)

Placement à toutes les fenêtres (y compris celles des portes extérieures) de vitres en verre feuilletéconformes au moins à la norme NBN S 23-002, spécification type STS 38 (§ 38.15.04, classe IIA), en verrefiligrané (§ 38.08.51.32, A2 de la même norme), ou en tout autre matériau antichoc comparable. La preuveest apportée à l’aide des attestations ou de poincons de l’installateur.

14° (E)

Installation près des portes d’accès d’une caméra munie d’un ″time lapse-recorder″ (système d’enregis-trement à fréquence). Cette caméra doit en outre enregistrer une image complète et nette de l’accès et lesenregistrements ainsi obtenus doivent être mis en sécurité pendant au moins 8 jours. Le systèmed’enregistrement devra également être placé en lieu sûr (dans une armoire verrouillable) afin d’empêcherle sabotage.

15° (B-C-D-E-Fc-Fd)

Installation d’un système électronique d’alarme dans le bâtiment où l’activité est exercée. Ce système doitêtre armé en dehors des heures d’activité. De plus, des boutons ″anti-hold up″ doivent être installés. Cesdispositifs d’alarme doivent être raccordés à la centrale d’alarme d’une entreprise de gardiennage agrééeconformément à la loi du 10 avril 1990 réglant la sécurité privée et particulière.

16° (C-D-Fc-Fd)

Interdiction à l’intéressé, à son personnel ou aux personnes dont il doit répondre, de laisser des outils(marteaux, pieds de biche, échelles,...) pouvant faciliter une effraction plus longtemps que nécessaire àproximité du bâtiment (entrées et trottoirs y compris) ainsi que dans les jardins (privés), sur les autresterrains (privés) et dans les dépendances facilement accessibles (abris de jardin, garages dépourvus d’unsystème de verrouillage convenable). Cette règle ne s’applique évidemment pas dans le bâtiment même.

17° (C-D-E)

Fermeture des lieux de stockage d’armes à feu des classes C et D par des portes en métal ou en un autrematériau présentant une résistance à l’effraction équivalente, verrouillées et munies d’au moins unefermeture à trois points qui satisfait au 1°.

Les châssis et les charnières de ces portes doivent en outre être d’une résistance comparable et les paroisverticales de ces lieux doivent être réalisées en maconnerie, en béton ou en d’autres matériaux derésistance comparable.

La conformité aux normes imposées peut être établie pour les nouvelles constructions par une attestationde l’entrepreneur et, pour les constructions existantes, par une déclaration de l’intéressé et uneappréciation de visu.

18° (E)

Contrôle d’accès aux espaces non accessibles au public et enregistrement de toutes les allées et venues(manuellement ou électroniquement, par exemple au moyen de fiches individuelles ou de badges).

72797BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 154: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

19° (E2)Contrôle permanent du bâtiment et de ses abords immédiats (terrains, voies d’accès privées, voiepublique longeant le bâtiment) par des personnes (équipées ou non d’un matériel électronique)appartenant à une entreprise de gardiennage agréée ou à un service interne de gardiennage.Un système de détection de métaux doit être installé et mis en service à tout point d’accès réservé auxpersonnes afin d’empêcher l’entrée ou la sortie non contrôlée d’armes, de munitions ou de piècesdétachées.

e Réglementation particulière pour les sites industriels de plus grande tailleLes mesures visées aux 13°, 15°, 17°, 18° et 19° ne s’appliquent pas aux bâtiments situés à l’intérieur d’un périmètre

protégé (enceinte), pour autant que les conditions décrites à la fin de l’annexe soient remplies. Toutefois, cette exceptionne s’applique pas aux bâtiments qui font partie intégrante de l’enceinte même et donc de la limite.

— l’enceinte consiste en une clôture dissuasive d’une hauteur minimale de 3 mètres; cette hauteur peut êtrelimitée à 2,5 mètres si la clôture fait l’objet d’une surveillance électronique (caméras, détecteurs);

— l’accès à la zone située à l’intérieur de l’enceinte doit être strictement contrôlé et limité aux personnes dûmentautorisées. Ce contrôle inclut l’enregistrement (manuel ou électronique) de tous les mouvements (allées etvenues) et l’activation d’un système de détection de métaux;

— les points d’accès précités doivent soit être verrouillés en permanence, soit faire l’objet d’une surveillanceconstante assurée par une entreprise de gardiennage agréée ou par un service interne de gardiennage, soitfaire l’objet de mesures de surveillance équivalentes;

— la zone située à l’intérieur de l’enceinte doit faire l’objet d’un contrôle permanent par une entreprise degardiennage agréée ou par un service interne de gardiennage;

— les locaux contenant des armes ou des munitions doivent être fermés et verrouillés en permanence en dehorsdes heures d’activité;

— les fenêtres des lieux de stockage situées à moins de 3 mètres du sol, qu’elles puissent être ouvertes ou non,doivent être munies d’une protection (grille, verre feuilleté) entravant le passage d’une personne (même d’unenfant). Un système d’alarme est insuffisant étant donné qu’il ne sert qu’à la détection et qu’il ne constitue pasde véritable obstacle rendant l’accès impossible;

— les lieux de stockage doivent être placés sous la protection d’un système électronique d’alarme activé etraccordé à la centrale d’alarme d’une entreprise de gardiennage agréée comme visé plus haut;

— les bâtiments où sont fabriquées ou stockées des armes et des munitions doivent être dotés d’un éclairagepériphérique (couvrant l’entièreté du périmètre) d’une puissance moyenne d’au moins 20 lux au niveau dusol. La nuit (du coucher au lever du soleil), l’éclairage doit être soit permanent, soit activé par un système dedétection infrarouge passif ainsi que par le système d’alarme visé au tiret précédent. De plus, les lampesdoivent être protégées contre des détériorations par un des matériaux antichoc visés au 13°.

Il convient d’interpréter ces conditions particulières par analogie avec ce qui précède.

e Procédure de contrôle en cas de nouvelle demande d’agrémentou de modification de la demande d’agrément (68)

Le gouverneur qui recoit une demande d’agrément l’examine selon la procédure décrite au point 4.1.4. de laprésente circulaire.

S’il s’avère qu’une décision positive peut être prise en faveur de l’intéressé (généralement après réception de l’avisdu procureur du Roi et du bourgmestre), le gouverneur l’en informera par pli recommandé et l’invitera à prendre lesmesures de sécurité applicables à l’activité qu’il souhaite exercer. La lettre doit au moins faire référence au texte del’arrêté royal ainsi qu’à la présente circulaire. La ou les classes auxquelles l’activité appartient, selon les types d’armes,doivent également être mentionnées.

La délivrance de l’agrément concerné ne s’effectuera que si le demandeur apporte la preuve que les mesures desécurité prescrites ont effectivement été prises. A cet égard, le demandeur est tenu de demander qu’un contrôle soiteffectué; si le contrôle s’avère positif, il doit faire parvenir une ou des attestations à l’autorité compétente. Ce n’estqu’après que la ou les attestations auront été versées au dossier que le document pourra être délivré.

Cette procédure a pour but d’empêcher qu’une personne n’investisse d’avance dans des mesures de sécurité etapprenne par la suite qu’elle n’entre pas en ligne de compte pour un agrément.

Les demandes de modification des agréments existants sont également soumises à cette procédure lorsqu’elles onttrait à une extension des activités.

e Contrôle portant sur le respect des mesures de sécurité (69)En application de l’article 29 de la loi sur les armes, les autorités citées dans cet article (services de police, le banc

d’épreuves,...) conservent leur compétence générale pour exercer des contrôles portant sur le respect des dispositionsde la loi sur les armes et de ses arrêtés d’exécution, y compris le présent arrêté royal.

Etant donné que dans le cadre du présent arrêté royal, des contrôles très spécialisés et avancés sur le plan techniquedoivent avoir lieu, les contrôles imposés par l’arrêté royal même seront effectués par un service (autre qu’un organismeprivé, mais par des spécialistes d’une équipe de prévention d’un service de police par exemple) mentionné dans uneliste que le gouverneur établit pour sa province et qu’il publie annuellement au Mémorial administratif provincial.

Des contrôles peuvent être réalisés à la demande du ministre de la Justice ou du gouverneur, à la suite d’unedemande d’agrément en cours, à la suite d’une demande introduite par l’intéressé de procéder à pareils contrôles (parexemple, après qu’il ait satisfait à l’invitation visée au paragraphe précédent ou après avoir étendu l’activité dans lecadre de l’agrément) ou à la suite d’un rapport rédigé par un des services disposant d’une compétence générale enmatière de contrôle, visés à l’article 29 de la loi sur les armes.

Les contrôles sont effectués une fois tous les trois ans à compter du premier contrôle et chaque fois qu’il y a lieud’y procéder à la suite d’une extension de l’activité ou d’un rapport établi par l’un des services compétents. Cescontrôles sont effectués sans frais.

Etant donné que ces contrôles peuvent avoir une incidence déterminante sur la situation économique de l’intéressé,ils doivent être effectués de manière contradictoire. Cela implique que l’intéressé ou son mandataire doit être présentlors du contrôle et être entendu sur tous les éléments du contrôle. Il doit avoir la possibilité d’apporter les pièces àl’appui et de demander aux fournisseurs de lui fournir les attestations éventuellement manquantes afin de pouvoir, sinécessaire, les communiquer à l’autorité compétente pour compléter le dossier.

72798 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 155: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

En cas de contestation quant à la conformité d’une mesure de sécurité qui a été prise, une description précise dela situation ainsi que les remarques de l’intéressé doivent être consignées dans le rapport de contrôle. Le ministre dela Justice ou le gouverneur statuera de manière définitive à ce sujet.

Si le service de contrôle constate que l’ensemble ou une partie des mesures de sécurité requises ne sont pas prises,il en informe le gouverneur (ou le ministre de la Justice). Celui-ci met en demeure l’intéressé, par lettre recommandée,de prendre les mesures de sécurité nécessaires (supplémentaires) dans un délai raisonnable qu’il détermine, mais quine peut excéder quatre mois. A l’expiration de ce délai, un nouveau contrôle est automatiquement effectué : à cet effet,l’autorité informe directement le service de contrôle de la date d’expiration du délai qui a été fixée.

Si le gouverneur (ou le ministre de la Justice) constate sur la base de ce nouveau contrôle que l’ensemble ou unepartie des mesures de sécurité prescrites ne sont pas prises, il refusera l’agrément ou l’autorisation demandée ou, selonle cas, suspendra ou retirera l’agrément ou l’autorisation conformément aux dispositions de la loi sur les armes.

4.1.8. DécisionLe gouverneur peut décider d’octroyer partiellement ou non l’agrément ou de refuser la demande d’agrément.La décision d’agrément ou de refus est communiquée au demandeur par courrier recommandé avec accusé de

réception (70).Une copie de la décision doit être adressée dans les huit jours à la police locale et au procureur du Roi

compétents (71)Le gouverneur doit également veiller à ce que la décision figure au RCA (72).En cas d’agrément (partiel ou non), le gouverneur délivre un certificat d’agrément (modèle 2, voir point 4.1.10.).

Le gouverneur en informe le banc d’épreuves des armes à feu (73).L’agrément ne peut être refusé que pour des raisons tenant au maintien de l’ordre public (74).Depuis le 20 octobre 2008, l’agrément peut également être refusé pour inobservation du code de déontologie relatif

aux obligations professionnelles de l’armurier, des règles de publicité, de sa responsabilité en tant qu’armurier et desincompatibilités figurant dans l’arrêté royal du 16 octobre 2008 (75), si cela présente un danger pour l’ordre public (76)

L’agrément peut être limité à des opérations, à des armes ou à des munitions déterminées, par exemple unagrément pour le commerce de détail d’armes à feu pour la chasse et le tir sportif (77). Vu que cela implique un refuspartiel, cette limitation doit être expressément motivée.

Dans sa prise de décision, le gouverneur doit tenir compte des avis recueillis. En outre, les considérations suivantespeuvent également avoir de l’importance :

— l’activité d’armurier détaillant doit en principe être réservée à des personnes qui en font leur activité habituelleet principale;

— l’activité devra être réellement exercée par la personne qui demande l’agrément.Si le demandeur est déjà armurier dans un autre Etat membre de l’UE, le gouverneur tient compte, lors de

l’appréciation de la demande d’agrément, des garanties apportées dans le cadre de la réglementation étrangère (78).4.1.9. MotivationLa décision de refus total ou partiel de l’agrément doit être motivée (79). Sa notification doit indiquer les voies de

recours ouvertes à l’intéressé ainsi que leurs formalités (80).La décision de suspension, de retrait ou de limitation de l’agrément doit également être motivée et doit mentionner

les voies de recours ouvertes à l’intéressé ainsi que leurs formalités (81). Le gouverneur peut à cet effet recueillir lesrenseignements nécessaires auprès de la police locale. L’avis du procureur du Roi et l’avis du bourgmestre ne sont pasrequis mais peuvent être indiqués dans certains cas.

Concernant la motivation de la décision, le gouverneur doit également respecter les principes généraux de bonneadministration et plus particulièrement la loi du 29 juillet 1991 relative à la motivation formelle des actes administratifs.

Toute décision de portée individuelle émanant des pouvoirs publics doit en effet être motivée sur le plan matérielet formel et la motivation dans l’acte doit indiquer les considérations de droit et de fait servant de fondement à ladécision.

Les autorités rendant un avis doivent tenir compte de ces obligations légales afin de permettre au gouverneur deprendre une décision motivée.

4.1.10. Modèle 2Si la demande est recevable et que l’agrément (partiel ou non) peut être autorisé, le gouverneur délivre un certificat

d’agrément d’armurier ″modèle 2″. Il en informe le banc d’épreuves des armes à feu (82).Ce modèle doit être imprimé sur du papier épais.Lors de la délivrance, un sceau et un sceau sec doivent être apposés sur le certificat d’agrément, qui est un

document authentique. Le numéro se compose comme suit :2/01/10/00012 = certificat d’agrément1 = code de la province (83)10 = année de délivrance0001 = numéro d’ordre du certificat d’agrément par province

4.1.11. RecoursUn recours est ouvert auprès du ministre de la Justice ou de son délégué contre la décision du gouverneur refusant

(totalement ou partiellement), limitant, suspendant ou retirant un agrément ainsi qu’en cas d’absence de décision dansle délai de quatre mois à compter de la réception de la demande complète (84).

Il s’agit d’un recours administratif ordinaire. Il n’a aucun effet suspensif. En d’autres termes, le demandeur doit seconformer à la décision attaquée au moins jusqu’à ce qu’il soit statué sur sa requête.

La requête d’appel doit :— être motivée;— être envoyée sous pli recommandé au service fédéral des armes;— être introduite dans les quinze jours de la prise de connaissance de la décision du gouverneur ou de la

constatation de l’absence de décision dans le délai de quatre mois. Le délai commence à courir le jour oùl’accusé de réception est signé;

— être accompagnée d’une copie de la décision attaquée.Dans le cas où l’une de ces modalités n’est pas remplie, la requête est irrecevable (85).Si le recours est introduit contre une décision de refus total ou partiel de l’agrément, tous les documents permettant

l’identification du demandeur et de son activité sont joints à la requête (86).

72799BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 156: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

Les lois relatives à la publicité de l’administration des 11 avril 1994 et 12 novembre 1997 prévoient qu’un acteadministratif à portée individuelle n’est notifié valablement que s’il est fait mention des voies de recours et de toutesles modalités du recours (formes et délais). A défaut, le délai de prescription pour l’introduction du recours necommence pas à courir.

Le recours corrige les erreurs de procédure éventuelles commises par le gouverneur.Le traitement du recours implique également un droit d’évocation. L’ensemble de l’enquête menée par le

gouverneur peut être recommencée et le ministre n’est pas lié par la décision du gouverneur. Ainsi, une suspensionpeut éventuellement être convertie en retrait.

La décision en appel est rendue dans les six mois de la date de réception de la requête (87).Ce délai peut être prolongé par décision motivée. La prolongation ne peut être accordée qu’une seule fois et sa

durée ne peut excéder six mois (88).En cas d’agrément, même partiel, le ministre de la Justice délivre à l’intéressé un certificat d’agrément conforme

au modèle 2. Il en informe le banc d’épreuves des armes à feu.Une copie de la décision est adressée dans les huit jours au gouverneur, à la police locale et au procureur du Roi

compétents (89). Le service fédéral des armes demande au RCA de procéder à l’enregistrement.Un recours contre la décision d’irrecevabilité de la requête (90) prise par le gouverneur peut uniquement être

introduit devant le Conseil d’Etat (91).

4.1.12. Modification de l’agrémentEn cas de cessation de l’activité faisant l’objet de l’agrément, ou de modification des données mentionnées au

certificat d’agrément, le titulaire en informe dans les huit jours le gouverneur et lui renvoie le certificat (92).Il en va de même en cas de modification des données jointes à la demande d’agrément et – dans le cas où le titulaire

de l’agrément est une personne morale – de changement d’administrateur, de gérant, de commissaire ou de préposé àl’administration ou à la gestion (93).

La personne agréée qui, volontairement ou non, met fin à son activité est tenue de déposer ses registres au RCAdans le mois qui suit la cessation (94). Le responsable lui remet un accusé de réception.

Si le titulaire d’un agrément souhaite changer de lieu d’établissement dans la même province, il est tenu d’en aviserau préalable le gouverneur et lui renvoyer le certificat. Il sera procédé à une enquête sur l’acceptation du nouvelétablissement, notamment afin de satisfaire à toutes les obligations administratives et de sécurité. Si le nouvelétablissement paraît inacceptable, l’intéressé est invité à se mettre en ordre; le cas échéant, l’agrément est suspendu.Dans l’autre cas, le changement d’adresse est clairement repris sur le document existant, au moins avec un cachetofficiel (l’utilisation d’un sticker à cachet invisible est très recommandée).

Si certaines autres données figurant au certificat d’agrément sont changées, le titulaire est tenu d’en aviser legouverneur qui l’a délivré dans les huit jours et de lui renvoyer le certificat pour adaptation. Cette formalité est en outrerequise lors d’un changement de nom de la société et lors d’une limitation volontaire des types d’activités.

Toute autre modification, comme le transfert du lieu d’établissement à une autre province, une modification del’identité du titulaire, de l’identité de la personne physique responsable auprès d’une personne morale agréée ou dutype d’activité faisant l’objet de l’agrément, exige une nouvelle demande (95).

Un agrément ne peut être cédé. Le gouverneur peut toutefois stipuler qu’en cas de fusion, scission, incorporationd’une généralité ou d’une branche d’activités ou modification de la personnalité juridique, la nouvelle entité juridiquepeut, moyennant le respect des conditions fixées par lui, continuer les activités de l’entreprise bénéficiant de l’agrémentinitial durant la période qui précède la notification de la décision relative à la demande d’agrément (96).

En cas de perte, de vol ou de destruction de l’agrément, un duplicata pourra être délivré gratuitement surprésentation d’une attestation de déclaration à la police locale.

4.1.13. Sanctions administratives• Types de sanctions administrativesSi des irrégularités sont constatées, le gouverneur peut prendre trois types de mesures à titre de sanction

administrative.Il peut suspendre l’agrément pour une période de un à six mois : cette mesure est recommandée si la situation dans

laquelle se trouve le titulaire de l’agrément est provisoire et qu’il est nécessaire de suspendre ses activités. Lasuspension est en principe limitée à une période de un à six mois. Si la suspension s’impose pour une période excédantsix mois, le retrait de l’agrément est recommandé.

Le gouverneur peut limiter l’agrément à des opérations, des armes ou des munitions déterminées ou à une duréedéterminée. Dans certains cas, plutôt que de retirer l’agrément, il est indiqué de le limiter à la vente d’une certainecatégorie d’armes comme les armes en vente libre, par exemple. Du point de vue de la procédure, la décision de limiterl’agrément est assimilée à la décision de retirer une partie de l’agrément.

Enfin, le gouverneur peut retirer l’agrément : cette mesure entraîne, à compter de sa notification, l’interdiction decontinuer à exercer les activités faisant l’objet de l’agrément. Il s’agit d’une mesure qui ne peut être prise qu’en tenantcompte du principe de proportionnalité.

Le gouverneur peut prendre une de ces mesures si le titulaire : (97)1. se trouve dans une des catégories visées à l’article 5, § 4, de la loi sur les armes (98);2. ne respecte pas les dispositions de la loi sur les armes et de ses arrêtés d’exécution ou les limitations imposées;3. a obtenu l’agrément sur base de la communication de renseignements inexacts;4. n’a pas exercé, pendant un an, les activités faisant l’objet de l’agrément (si les activités pour lesquelles

l’agrément a été octroyé n’ont pas toutes été effectivement exercées, le gouverneur procédera à un retraitpartiel pour les activités concernées);

5. exerce des activités qui, par le fait qu’elles sont exercées concurremment avec les activités faisant l’objet del’agrément, peuvent porter atteinte à l’ordre public.

Si l’intéressé en fait la demande, il doit d’abord être entendu par écrit ou oralement. Il doit être en mesure de sedéfendre au préalable contre les éléments négatifs dont il n’avait pas connaissance (droit d’audition).

Depuis le 20 octobre 2008, le gouverneur peut retirer, suspendre ou limiter l’agrément pour inobservation du codede déontologie relatif aux obligations professionnelles de l’armurier, des règles de publicité, de sa responsabilité en tantqu’armurier et des incompatibilités figurant dans l’arrêté royal du 16 octobre 2008 (99), si cela présente un danger pourl’ordre public. En cas d’infractions moins graves à ce code, le gouverneur peut également adresser un avertissement endemandant qu’il soit mis fin à la pratique concernée si, selon les services du gouverneur, elle est contraire au code dedéontologie.

Si le gouverneur a connaissance d’une infraction commise par une personne agréée, il est tenu d’en informer leprocureur du Roi (100).

72800 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 157: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

La décision de suspension, de limitation ou de retrait de l’agrément est notifiée par le gouverneur au titulaire parlettre recommandée avec accusé de réception. La décision est envoyée à l’adresse mentionnée sur le certificatd’agrément ou - si le titulaire a communiqué une nouvelle adresse après la délivrance de l’agrément - à l’adresse quele titulaire aura communiquée (101).

• Conséquences des sanctions administrativesA la suite de la décision de suspension, de limitation ou de retrait de l’agrément, le titulaire est tenu de renvoyer

le certificat d’agrément dans les huit jours à compter de la fin du délai indiqué par le gouverneur dans la notificationde la décision.

Si le gouverneur estime que le titulaire de l’agrément pourrait abuser du certificat, il peut charger le chef de corpsde la police locale de reprendre le certificat auprès du titulaire (102). Il s’agit toutefois d’une procédure relativementexceptionnelle.

La suspension, la limitation ou le retrait de l’agrément a pour effet de rendre illégale la détention d’armes par letitulaire de l’agrément. Le gouverneur indique dès lors dans sa décision le délai du dépôt des armes ou de leur cessionà une personne agréée ou à une personne habilitée à les détenir (103).

Afin de vérifier si cela a effectivement été fait, la personne agréée dépositaire ou cessionnaire est tenue d’informerdans les huit jours le gouverneur du dépôt ou de la cession au moyen d’un formulaire joint à la notification de ladécision (104).

Une copie de la décision de suspension, de retrait ou de limitation de l’agrément est adressée dans leshuit jours : (105)

— à la police locale compétente;— au procureur du Roi concerné;— au directeur du banc d’épreuves des armes à feu.La décision doit également figurer dans le RCA (106).En cas de retrait, la personne agréée doit déposer ses registres au RCA dans le mois qui suit la cessation de ses

activités (107). Le responsable lui remet un accusé de réception.

4.1.14. Contrôle quinquennalL’agrément délivré sur la base de la loi sur les armes a une durée de validité indéterminée, sauf si la demande n’a

été faite que pour une durée déterminée ou si le gouverneur ou le ministre de la Justice impose une durée de validitélimitée pour des motifs de préservation de l’ordre public (108).

Une fois tous les cinq ans, le gouverneur prend l’initiative de vérifier si tous les titulaires d’un agrément d’armurierou d’intermédiaire respectent la loi et satisfont encore aux conditions pour la délivrance de l’agrément (109). Cecontrôle est payant (110).

A cette fin, le gouverneur demande l’avis de la police locale et éventuellement du parquet et du bourgmestre et lestitulaires d’un d’agrément doivent déclarer ou peuvent faire certifier qu’ils répondent encore aux conditions légales,entre autres, sur la base desquelles l’agrément a été précédemment délivré et qu’il n’existe aucune raison de déciderd’une limitation, d’une suspension ou d’un retrait de l’agrément (111).

A l’issue du contrôle, ils recoivent une annexe à leur agrément qui mentionne la date et le résultat du contrôle.Le système des contrôles quinquennaux n’empêche pas la tenue de contrôles par des officiers de police judiciaire,

à la demande ou non du gouverneur compétent (112). Ces contrôles sont toutefois gratuits.La police fédérale est chargée en particulier du contrôle des armuriers et des fabricants d’armes (113).

4.2. Droits et obligations

4.2.1. DéontologieLe code de déontologie, constitué de règles tendant à garantir un exercice digne, intègre et responsable de la

profession d’armurier ou d’intermédiaire, est entré en vigueur le 20 octobre 2008.Le code déontologique que doit observer l’armurier ou l’intermédiaire se compose des prescriptions suivantes :• Obligations professionnelles de l’armurier

o Obligations envers le clientL’armurier aide le client à formuler ses besoins et les analyse.Il informe correctement le client des dispositions réglementaires qui s’appliquent aux choses vendues. A cette fin,

l’armurier s’informe régulièrement et convenablement de la réglementation applicable et de son évolution.Avant toute cession d’armes ou de munitions, il oriente les choix de son client et lui conseille notamment d’acquérir

les armes et les munitions les plus adéquates en fonction du but recherché.En outre, l’armurier informe le client des dangers potentiels de l’utilisation des armes et munitions, ainsi que des

mesures de sécurité à observer de nature à pouvoir limiter ces dangers (114).o Responsabilité envers la société

L’armurier ne peut se prévaloir de sa fonction pour cautionner un acte illégal et s’abstient de tout acte incitant aunon-respect de la réglementation par ses clients. Il ne collabore pas à des transactions dont il soupconne ou aurait pusavoir qu’elles mettent en danger l’intégrité ou la sécurité des personnes (115). Cela ne signifie évidemment pas quel’armurier doit pouvoir prévoir les actes de ses clients. Il s’agit uniquement de choses manifestes.

L’armurier et son personnel sont tenus de fournir aux autorités de surveillance tous les renseignements nécessairesà un contrôle approprié (116).

o Modalités techniques d’exercice— GénéralitésL’armurier exerce son activité dans les domaines dans lesquels il a prouvé son aptitude professionnelle.S’il exerce d’autres activités impliquant la détention d’armes à titre privé, il veille à ce qu’aucune confusion n’existe

au niveau de la gestion de son commerce.Un agrément d’armurier ne donne toutefois en soi aucun droit de détenir des armes personnelles.S’il est titulaire d’un agrément de collectionneur, il maintient une séparation absolue entre ses deux patrimoines.Les personnes morales sont tenues de désigner un dirigeant qui, au sein de l’entreprise, est responsable de toutes

les questions relevant de la réglementation (117).L’armurier remplit ses devoirs administratifs de manière méticuleuse. Il complète sans délai ses registres et les

autres documents prévus par la réglementation de manière claire, lisible et systématique.

72801BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 158: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

L’armurier doit indiquer, dans ses documents et sur son site Internet : (118)o son adresse, numéro d’agrément et d’entreprise;o en cas d’une personne morale : appellation, forme juridique et nom des personnes pouvant le représenter;o les mentions imposées par la loi.

— PublicitéTous les supports publicitaires peuvent être utilisés à la condition cependant de se conformer à la réglementation

en vigueur.Lorsqu’il fait de la publicité, l’armurier respecte son devoir d’information à l’égard du client, il l’informe

correctement de la réglementation, des dangers liés au produit et de ses aspects techniques (119).Ainsi, l’armurier peut faire de la publicité par Internet. Il doit indiquer s’il s’agit d’armes soumises à autorisation

(120). Il doit également fournir des informations correctes sur les produits proposés. Si des mineurs ne peuvent lesacheter, il doit en être fait mention.

L’article 19, alinéa 1er, 1°, de la loi sur les armes interdit la vente d’armes par Internet. Il est donc interditd’organiser toute vente à distance, par exemple en offrant la possibilité sur Internet de conclure un contrat de vente del’arme (p. ex. en cliquant sur l’arme, de manière à générer un accord sur l’objet et le prix sur le site internet). Il n’estpas non plus possible de réaliser une vente d’armes via e-mail ou tout autre moyen de communication électronique.C’est la raison pour laquelle il est également interdit de vendre des armes via des sites d’enchères publiques (p. ex.eBay) ou d’autres sites d’annonces sur Internet (comme 2eme main ou koopjeskrant). En effet, dans ces cas, la ventes’effectue via le site internet.

Le législateur interdit toute vente à distance d’armes. Proposer d’acheter des armes par Internet est égalementinterdit. Cela s’explique par le fait que, dans le cadre d’une vente à distance, il n’est pas possible de satisfaire auxobligations applicables en matière de cession de l’arme. En effet, lors de toute vente, l’identité de l’acheteur ainsi quesa qualité doivent être vérifiées. Il faut également examiner si l’acheteur dispose des autorisations nécessaires ou d’unagrément. Ce contrôle ne peut se faire par Internet.

L’interdiction de proposer des armes à la vente n’empêche pas qu’un armurier puisse indiquer via son site internetles armes qu’il propose à la vente dans son magasin. Il peut, moyennant le respect de toutes les autres dispositionslégales, indiquer les produits et leur prix. Sur ce point, les travaux préparatoires étaient clairs : (121)

« Toutefois, cette disposition n’empêche pas que les armuriers agréés ou collectionneurs puissent faire de la publicité sur unsite internet, pour autant que les conditions prévues dans l’article 19, 3° et 4° soient respectées. Les produits disponibles et les prixpeuvent être indiqués, mais aucune transaction ne peut être conclue par l’intermédiaire du site.

Les annonces publiées et visibles du public doivent au moins faire mention du nom ou de la dénominationcommerciale de l’armurier.

Si la publicité concerne des choses que les mineurs ne peuvent pas acquérir, elle mentionne qu’ils ne peuvent pasaccéder à l’offre (122).

• Responsabilité de l’armurierL’armurier organise son commerce en fonction d’un exercice légal de son activité, il n’incite pas à des activités

illégales.Il ne répond pas à la demande d’un tiers qui recherche un avantage illicite ou immoral, ou qui veut abuser de ses

services, par exemple en reprenant des armes illégales et ainsi les blanchissant.L’armurier ne peut accepter, rechercher ou poursuivre une activité dont la nature ou l’objet est contraire aux

dispositions du code de déontologie, transgresse des dispositions impératives ou menace l’ordre public (123).L’armurier informe, coordonne et surveille les personnes dont il doit répondre.Il veille à ce que ses préposés disposent d’une formation qui soit, d’une part, adaptée aux activités d’armurier qu’ils

réalisent sous son autorité, et, d’autre part, conforme aux obligations déontologiques auxquelles il est soumis (124)• IncompatibilitésL’armurier ne peut pas faire le commerce ou exposer des armes, des munitions ou des pièces de celles-ci dans des

locaux où il exerce une autre profession. Cette obligation ne peut être lue dans le sens où il serait interdit de vendred’autres objets que des armes dans une armurerie.

Il s’abstient de tout contact avec des personnes dont il sait ou dont il est de notoriété publique qu’elles fréquententdes milieux ne respectant pas les principes de la démocratie tels qu’énoncés, notamment, par la Constitution ou par laConvention européenne de sauvegarde des droits de l’homme et des libertés fondamentales, par la loi du 30 juillet 1981tendant à réprimer certains actes inspirés par le racisme et la xénophobie et par la loi du 23 mars 1995 tendant àréprimer la négation, la minimisation, la justification ou l’approbation du génocide commis par le régimenational-socialiste allemand pendant la seconde guerre mondiale ou toute autre forme de génocide.

Il s’abstient de tout acte ou comportement susceptible de le rendre sensible au chantage et il ne participe pas à desjeux de hasard dans des casinos (125)

4.2.2. RegistresLes personnes agréées doivent tenir différents types de registres, à savoir : (126)— le registre de modèle A où sont inscrites les armes à feu soumises à autorisation qu’elles acquièrent, fabriquent,

détiennent ou cèdent;— le registre de modèle C où sont inscrites les munitions pour les armes à feu soumises à autorisation qu’elles

acquièrent, fabriquent, détiennent ou cèdent;— le registre de modèle D où sont inscrits :

— les pièces détachées qui sont soumises à l’épreuve légale et qu’elles acquièrent, fabriquent, détiennent oucèdent;

— les accessoires qu’elles acquièrent, fabriquent, détiennent ou cèdent, et qui, montés sur une arme à feu, ontpour effet de modifier la catégorie à laquelle l’arme est réputée appartenir.

Les registres doivent être préimprimés et leurs pages doivent être numérotées (127). La police doit y apposer uncachet ou les parapher au préalable ou en cas de contrôle. Il ne suffit donc pas à l’armurier d’utiliser un registre de sapropre conception.

Il doit être clairement indiqué pour chaque arme les données techniques de celle-ci (marque, modèle, numéro desérie), l’identité de la personne à qui elle a été reprise et à qui elle a été cédée ainsi que la date à laquelle a eu lieu lareprise ou la cession.

Les registres doivent être présentés à toute réquisition des services suivants : (128)— les membres de la police fédérale, de la police locale et des douanes;— le directeur du banc d’épreuves des armes à feu et les personnes désignées par le ministre ayant l’Economie

dans ses attributions;— les inspecteurs et contrôleurs des explosifs et les agents de l’administration de l’Inspection économique.

72802 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 159: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

Le contrôle des registres des personnes agréées est effectué une fois par an par un des services compétents, enprincipe sans que le gouverneur ne doive en faire la requête.

Les registres sont conservés par les personnes agréées. En cas de cessation d’activité, ils sont déposés dans le moisau RCA (qui les tient à la disposition des services précités, qui sont tenus de les exploiter de manière systé-matique) (129).

4.2.3. Cession/vente d’armes à feuL’armurier qui vend ou cède une arme à feu soumise à autorisation et/ou ses munitions (ou une pièce soumise à

l’épreuve légale) est tenu de s’assurer au préalable de l’identité de cette personne, de la réalité et de la validité de sonagrément eu égard à l’opération concernée.

Le banc d’épreuves des armes à feu est autorisé à lui transmettre à cet effet toute information (130).Concernant les obligations relatives à la cession/vente d’une arme à feu soumise à autorisation et/ou de ses

munitions (ou d’une pièce soumise à l’épreuve légale) à un particulier, voir plus loin au point 9.2.2.5. Dispositions applicables aux collectionneurs et musées

5.1. Procédure d’agrément

5.1.1. ConditionsToute personne physique ou personne morale de droit privé souhaitant tenir un musée ou une collection de plus

de cinq armes à feu soumises à autorisation ou de munitions - sans devoir obtenir pour chaque arme supplémentaireune autorisation de détention - doit être agréée à cet effet par le gouverneur (131).

Toutefois, quiconque souhaite constituer sa collection avec des armes faisant l’objet d’une autorisation distincte n’apas besoin d’agrément : il s’agit uniquement d’une facilité.

Concernant les collections constituées exclusivement d’armes en vente libre, aucun agrément n’est requis.Certains collectionneurs et musées agréés peuvent posséder certaines armes prohibées dans leur collection. Voir

point 3.1.4.5.1.2. CompétenceL’agrément est octroyé par le gouverneur compétent pour le lieu d’établissement de la collection (132). Il s’agit

d’une compétence liée. Tous les gouverneurs sont censés d’appliquer la loi de la même facon, telle que décrite par laprésente circulaire.

5.1.3. RecevabilitéIdem point 4.1.3.5.1.4. Enquête• DemandeLe demandeur doit introduire sa demande d’agrément au moyen d’un formulaire auprès du gouverneur

compétent pour le lieu d’établissement. Ce formulaire peut en général être obtenu auprès du gouverneur ou sur le siteinternet du service provincial des armes (133).

A la demande d’agrément doit être joint un extrait du casier judiciaire établi au plus tard trois mois avantl’introduction de la demande.

Si le demandeur est une personne morale, cet extrait doit être joint pour chaque administrateur, gérant,commissaire ou préposé à l’administration ou à la gestion.

De plus, toutes les pièces permettant d’identifier le demandeur et son activité doivent être jointes.Le demandeur doit au moment de l’introduction de la demande : (134)1. prouver qu’il détient déjà cinq armes à feu dûment autorisées;2. indiquer un thème justifiant et limitant l’extension du musée ou de la collection.La demande doit comporter une liste complète de toutes les armes à feu détenues par le demandeur, avec une copie

de chaque autorisation de détention s’y rapportant. En outre, il est vérifié si les cinq armes à feu soumises à autorisationqui constituent au minimum l’ensemble présentent une certaine cohérence à la lumière du thème indiqué.

Une collection d’armes à feu n’est pas une simple addition d’armes à feu. La collection est constituée autour d’unthème que le demandeur doit indiquer dans sa demande à la rubrique « Description des activités pour lesquellesl’agrément est demandé ».

Le thème doit être limité dans le temps, sur le plan géographique ou sur le plan technique. Les exemples suivantsou une combinaison de ceux-ci sont possibles :

— une période déterminée de l’Histoire, à savoir les armes utilisées durant un conflit précis ou au cours d’unepériode déterminée : p. ex. les armes de la deuxième guerre mondiale;

— l’histoire technique de l’armement, à savoir les armes fabriquées par un fabricant spécifique, les armes dotéesd’un système de mise à feu particulier,... Dans ce cas, une combinaison avec une limite dans le temps estsouhaitable afin que la collection soit limitée;

— un thème géographique, à savoir les armes fabriquées dans tel pays, utilisées par telle armée,... Dans ce cas,une combinaison avec une limite dans le temps est parfois souhaitable afin que la collection soit limitée.

Le thème choisi doit être suffisamment vaste pour justifier la détention de plusieurs armes à feu. Il convient derejeter les thèmes trop généraux et peu crédibles sur le plan historique qui sont destinés à dissimuler le véritable objectifdu demandeur ou par lesquels celui-ci veut se soustraire à l’application de la loi sur les armes et son principed’autorisations distinctes pour la détention d’armes à feu soumises à condition.

Il est possible d’indiquer plusieurs thèmes sur un seul agrément.Une collection ne doit pas en soi porter sur des armes historiques; il peut s’agir également d’armes modernes. Les

armes doivent toutefois s’inscrire dans le thème indiqué par le collectionneur. Il importe dès lors de garder les thèmessuffisamment limités et de les définir précisément.

Si le thème peut englober également des armes considérées comme particulièrement dangereuses, le gouverneurdoit limiter le thème en excluant les armes de ce type. S’il s’agit, par exemple, d’interdire des armes automatiques avecsilencieux, celles-ci peuvent spécifiquement être exclues. Si le gouverneur estime que le thème est trop vaste, il peut leformuler de manière générale par une disposition restrictive. Cette disposition restrictive doit toutefois être applicablein abstracto à un nombre d’armes inconnu au préalable plutôt qu’à une arme spécifique.

Les conditions de fond de la collection ainsi que les précautions techniques particulières à prendre si les armes ontété développées après 1945 ont été fixées dans l’arrêté royal du 29 décembre 2006 : si le thème comprend des armesfabriquées après 1945, il est interdit d’acquérir plusieurs exemplaires d’armes ayant les même modèle, calibre etdénomination (135)

Le principe à suivre dans la délivrance d’agréments à des collectionneurs est celui de la progressivité. Lecollectionneur débutant constituera sa collection sur la base d’armes à feu soumises à autorisation faisant l’objet d’uneautorisation distincte. Le motif légal consiste dès lors en « l’intention de constituer une collection d’armes historiques″.

72803BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 160: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

Ce n’est qu’une fois que le collectionneur a dépassé un certain niveau, à savoir au moins cinq armes soumises àautorisation, et qu’il a acquis l’expertise suffisante, que la délivrance d’un agrément se justifie.

L’objectif est par conséquent de n’octroyer un agrément qu’à des candidats collectionneurs qui font preuve d’unvéritable intérêt et de sérieuses connaissances en ce qui concerne la collection qu’ils souhaitent développer. A cet effet,il peut également s’avérer important de savoir si le demandeur est membre d’une association de collectionneurs.

• Recueil d’avisSi le gouverneur juge la demande recevable, il demande l’avis motivé du procureur du Roi de l’arrondissement

concerné et du bourgmestre de la commune où sera exercée l’activité sur laquelle porte la demande (136).Il peut en outre également être utile de contacter la Direction des licences armes du Service public de Wallonie (ou

la Direction des relations extérieures – cellule licences du Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale), ainsi que legouverneur de la province et le procureur du Roi du domicile du demandeur, l’Office des Etrangers si le demandeurn’a pas la nationalité belge,... .

Les demandes d’avis sont envoyées simultanément au procureur du Roi et au bourgmestre. Le procureur du Roiet le bourgmestre procèdent à une enquête et rendent un avis motivé qui doit permettre au gouverneur de prendre unedécision en connaissance de cause. Si nécessaire, il est tenu de demander des informations complémentaires auprocureur du Roi et au bourgmestre.

Le procureur du Roi et le bourgmestre envoient leur avis dans le mois qui suit la demande d’avis. Le gouverneurdispose alors de plus de deux mois pour compléter si nécessaire le dossier et pour statuer sur la demande.

• Enquête administrativeL’avis du bourgmestre porte principalement sur la nature de l’activité exercée et répond notamment aux questions

suivantes :1) L’exercice de l’activité sur laquelle porte la demande présente-t-il un danger particulier pour l’ordre public, la

sécurité publique ou la santé générale ?2) Concernant les bâtiments dans lesquels s’exercera l’activité, les permis administratifs nécessaires ont-ils été

délivrés, par exemple le permis de bâtir, le permis d’environnement, le permis d’exploitation sur la base durèglement général pour la protection du travail... ? Aucun recours ne peut-il plus être introduit ?

• Enquête de moralitéL’avis du procureur du Roi porte principalement sur la personne du demandeur et répond notamment aux

questions suivantes :1) L’intéressé est-il considéré de manière favorable dans la commune ? Une instruction préparatoire ou une

information est-elle menée à sa charge ou à la charge d’un de ses parents, même dans un autre arrondissement? S’il a été condamné, la gravité des faits commis doit être indiquée. Il en va de même pour les responsablesd’une personne morale. S’il n’a pas été condamné mais qu’il existe des faits accablants, les procès-verbauxétablis doivent dans la mesure du possible être joints.

2) Si le demandeur est une personne morale, il convient d’indiquer si la situation de l’entreprise a fait l’objetd’une enquête des services judiciaires. Un procès est-il en cours contre la personne morale ?

Afin de permettre au gouverneur de statuer sur la demande dans le délai légal, les avis demandés doivent être émisdans les plus brefs délais. Il convient en outre de considérer la charge administrative pour les services requis,principalement les services de police locaux. Les prescriptions quant à la protection de la vie privée des personnesconcernées doivent également être respectées.

Pour permettre à la police locale, au travers d’une seule enquête, de communiquer les éléments au bourgmestreet au procureur du Roi, en fonction de leur contenu, afin de leur donner la possibilité d’émettre un avis, il est proposéque le gouverneur informe le chef de corps de la police locale du moment où la demande d’avis sera adressée aubourgmestre et au procureur du Roi.

5.1.5. DélaiLe gouverneur se prononce sur la demande d’agrément dans les quatre mois de la réception de celle-ci. Le délai

commence plus particulièrement à courir à partir de la réception d’une demande complète, à savoir une demandeaccompagnée des pièces requises (un extrait du casier judiciaire et les pièces relatives à l’identification du demandeuret de son activité) (137). Concernant le traitement de la demande, celui-ci ne débute qu’après le paiement de la premièretranche de la redevance. Par conséquent, le demandeur doit être invité le plus vite possible à payer la redevance, desorte que l’agrément puisse être délivré dans le délai légal.

Sous peine de nullité, le délai ne peut être prolongé que par décision motivée. La prolongation ne peut êtreaccordée qu’une seule fois par demande et sa durée ne peut excéder six mois (138). Ceci ne peut être dû qu’à descirconstances indépendantes de la volonté du gouverneur (absence d’informations de la part de l’intéressé ou d’un avisobligatoire, force majeure).

5.1.6. Mesures de sécurité

e Champ d’application (139)

Les mesures de sécurité à prendre par les collectionneurs d’armes agréés sont également imposées par l’arrêtéroyal du 24 avril 1997 déterminant les conditions de sécurité lors du stockage, de la détention et de la collection d’armesà feu ou de munitions examiné plus haut au point 4.1.7. au sujet des armuriers. Seules les dispositions de cet arrêté royals’adressant spécifiquement aux collectionneurs sont expliquées ici; pour le reste, les dispositions générales auxquellesil n’est pas dérogé ici leur sont applicables.

Les dispositions examinées ici sont non seulement d’application aux collectionneurs agréés qui entreposent plusde 30 armes à feu soumises à autorisation mais également à tous les lieux où plus de 30 armes à feu soumises àautorisation sont entreposées et qui ne s’inscrivent pas dans le cadre des activités d’un armurier, d’une entreprise degardiennage ou d’un service interne de gardiennage.

L’arrêté royal ne s’applique par ailleurs pas aux musées. Cela ne signifie pas que les musées d’armes soientexemptés de toute mesure de sécurité. Les dispositions de l’arrêté royal ne leur sont pas imposées car il est souventdifficile, impossible, voire interdit de les appliquer dans les bâtiments historiques qui les abritent parfois. L’obligationgénérale de précaution visant à préserver l’ordre public requiert toutefois qu’ils prennent des mesures de sécuritésuffisantes, l’arrêté royal pouvant leur servir de source d’inspiration. Il est préférable que les musées se fassentconseiller par des spécialistes en technoprévention et ils doivent soumettre leurs mesures de sécurité à l’examen de lapolice locale.

72804 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 161: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

e Les différentes mesures (140)Les collections privées d’armes et dépôts d’armes à feu et de munitions comprenant plus de 30 armes soumises à

autorisation forment la classe de sécurité G de l’arrêté royal (141).L’intéressé doit conserver toutes les armes à feu des classes C et D dans des locaux :— dont les accès satisfont au 11° et qui sont équipés de serrures qui satisfont au 1° (ces serrures sont requises

uniquement là);— dont les fenêtres du rez-de-chaussée doivent être protégées conformément au 9°;— équipés d’un système électronique d’alarme activé durant les heures d’absence et la nuit.Il convient également de pourvoir à l’installation dans un lieu visible ou indiqué et en toutes circonstances

accessible d’au moins un extincteur portatif ou mobile conforme aux normes applicables NBN S 21-011 à 21-018 danschaque local où se trouvent des munitions.

Le contenu des classes C et D ainsi que les exigences techniques des mesures portant les numéros 1°, 9° et 11° sontdétaillés au point 4.1.7.

5.1.7. DécisionLe gouverneur peut décider d’octroyer partiellement ou non l’agrément ou de refuser la demande d’agrément.La décision d’agrément ou de refus est communiquée au demandeur par courrier recommandé avec accusé de

réception (142).Une copie de la décision doit être adressée dans les huit jours à la police locale et au procureur du Roi

compétents (143).Le gouverneur doit également veiller à ce que la décision figure au RCA (144).En cas d’agrément, même partiel, d’une collection ou d’un musée d’armes à feu soumises à condition ou de

munitions pour ces armes, le gouverneur délivre à l’intéressé un certificat d’agrément modèle 3 (145). Il en informe lebanc d’épreuves des armes à feu (146).

L’agrément ne peut être refusé que pour des raisons tenant au maintien de l’ordre public (147).Le gouverneur peut, dans l’intérêt de la sécurité publique, limiter le thème s’il est trop vaste ou s’il ne se justifie

pas (148). Du point de vue de la procédure, la décision de limiter l’agrément est assimilée à la décision de retirer unepartie de l’agrément.

Dans sa prise de décision, le gouverneur doit tenir compte des avis recueillis. En outre, il tient également comptedu fait que l’agrément de collectionneur ne peut être octroyé qu’avec la plus grande prudence afin d’éviter les abus,en particulier les activités commerciales.

Le gouverneur peut limiter le nombre total d’armes en fonction des conditions dans lesquelles elles serontentreposées (149)

5.1.8. MotivationLa décision de refus total ou partiel de l’agrément doit être motivée (150). La notification de celle-ci doit indiquer

les voies de recours ouvertes à l’intéressé ainsi que leurs formalités (151).La décision de suspension, de retrait ou de limitation de l’agrément doit également être motivée et doit mentionner

les voies de recours ouvertes à l’intéressé ainsi que leurs formalités (152). Le gouverneur peut à cet effet recueillir lesrenseignements nécessaires auprès de la police locale. L’avis du procureur du Roi et l’avis du bourgmestre ne sont pasrequis mais peuvent être indiqués dans certains cas.

Concernant la motivation de la décision, le gouverneur doit également respecter les principes généraux de bonneadministration et plus particulièrement la loi du 29 juillet 1991 relative à la motivation formelle des actes administratifs.

Toute décision de portée individuelle émanant des pouvoirs publics doit en effet être motivée sur le plan matérielet formel et la motivation dans l’acte doit indiquer les considérations de droit et de fait servant de fondement à ladécision.

Les autorités rendant un avis doivent tenir compte de ces obligations légales afin de permettre au gouverneur deprendre une décision motivée.

5.1.9. Modèle 3Si la demande est recevable et que l’agrément (partiel ou non) peut être octroyé, le gouverneur délivre un certificat

d’agrément pour collection ou musée d’armes et de munitions ″modèle 3″. Il en informe le banc d’épreuves des armesà feu (153).

Ce modèle doit être imprimé sur du papier épais avec filigrane.Lors de la délivrance, un sceau et un sceau sec doivent être apposés sur le certificat d’agrément, qui est un

document authentique. Le numéro se compose comme suit :3/01/10/00013 = certificat d’agrément1 = code de la province (154)10 = année de délivrance0001 = numéro d’ordre du certificat d’agrément par provinceL’agrément modèle 3 mentionne le thème de la collection. Par exemple : collection d’armes à feu soumises à

autorisation et de munitions pour ces armes utilisées par l’armée belge pendant la période 1900-1920.

5.1.10. RecoursUn recours est ouvert auprès du ministre de la Justice ou de son délégué contre la décision du gouverneur refusant

(totalement ou partiellement), limitant, suspendant ou retirant un agrément ainsi qu’en cas d’absence de décision dansle délai de quatre mois à compter de la réception de la demande (155).

Il s’agit d’un recours administratif ordinaire. Il n’a aucun effet suspensif. En d’autres termes, le demandeur doit seconformer à la décision attaquée au moins jusqu’à ce qu’il soit statué sur sa requête.

La requête d’appel doit :— être motivée;— être envoyée sous pli recommandé au service fédéral des armes;— être introduite dans les quinze jours de la prise de connaissance de la décision du gouverneur ou de la

constatation de l’absence de décision dans le délai de quatre mois. Le délai commence à courir le jour oùl’accusé de réception est signé;

— être accompagnée d’une copie de la décision attaquée.Dans le cas où l’une de ces modalités n’est pas remplie, la requête est irrecevable (156).

72805BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 162: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

Si le recours est introduit contre une décision de refus total ou partiel de l’agrément, tous les documents permettantl’identification du demandeur et de son activité sont joints à la requête (157).

Les lois relatives à la publicité de l’administration des 11 avril 1994 et 12 novembre 1997 prévoient qu’un acteadministratif à portée individuelle n’est notifié valablement que s’il est fait mention des voies de recours et de toutesles modalités du recours (formes et délais). A défaut, le délai de prescription pour l’introduction du recours necommence pas à courir.

La décision en appel est rendue dans les six mois de la date de réception de la requête (158).Ce délai peut être prolongé par décision motivée. La prolongation ne peut être accordée qu’une seule fois et sa

durée ne peut excéder six mois (159).En cas d’agrément, même partiel, le ministre de la Justice délivre à l’intéressé un certificat d’agrément conforme

au modèle 3. Il en informe le banc d’épreuves des armes à feu.Une copie de la décision est adressée dans les huit jours au gouverneur, à la police locale et au procureur du Roi

compétents (160). Le service fédéral des armes demande au RCA de procéder à l’enregistrement.Un recours contre la décision d’irrecevabilité de la requête (161) prise par le gouverneur peut uniquement être

introduit devant le Conseil d’Etat (162).5.1.11. Modification de l’agrémentLe thème de la collection est sujet à évolution. Si l’adaptation du thème reste limitée, le gouverneur pourra modifier

le texte de l’agrément.Toutefois, si la modification est plus profonde, par exemple parce qu’un thème supplémentaire est demandé, ou

si la collection déménage à une autre adresse, un nouvel agrément est requis.En cas de perte, de vol ou de destruction de l’agrément, un duplicata pourra être délivré gratuitement sur

présentation d’une attestation de déclaration à la police locale.En cas de cessation de l’activité faisant l’objet de l’agrément, ou de modification des données mentionnées au

certificat d’agrément, le titulaire en informe dans les huit jours le gouverneur et lui renvoie le certificat (163).Il en va de même en cas de modification des données jointes à la demande d’agrément et – dans le cas où le titulaire

de l’agrément est une personne morale – de changement d’administrateur, de gérant, de commissaire ou de préposé àl’administration ou à la gestion (164).

5.1.12. Sanctions administratives• Types de sanctions administrativesSi des irrégularités sont constatées, le gouverneur peut prendre trois types de mesures à titre de sanction

administrative.Il peut suspendre l’agrément pour une période de un à six mois : cette mesure est recommandée si la situation dans

laquelle se trouve le titulaire de l’agrément est provisoire et qu’il est nécessaire de suspendre ses activités. Lasuspension est limitée à une période de un à six mois. Si la suspension s’impose pour une période excédant six mois,le retrait de l’agrément est recommandé.

Le gouverneur peut limiter l’agrément à des opérations, des d’armes ou de munitions déterminées ou à une duréedéterminée. Il peut également limiter le thème sur lequel porte la collection.

Du point de vue de la procédure, la décision de limiter l’agrément est assimilée à la décision de retirer une partiede l’agrément.

Enfin, le gouverneur peut retirer l’agrément : cette mesure entraîne, à compter de sa notification, l’interdiction decontinuer à exercer les activités faisant l’objet de l’agrément. Il s’agit d’une mesure qui ne peut être prise qu’en tenantcompte du principe de proportionnalité.

Le gouverneur peut prendre une de ces mesures si le titulaire : (165)1. se trouve dans une des catégories visées à l’article 5, § 4, de la loi sur les armes (166);2. ne respecte pas les dispositions de la loi sur les armes et de ses arrêtés pris pour son exécution ou les

limitations imposées;3. a obtenu l’agrément sur base de la communication de renseignements inexacts;4. exerce des activités qui, par le fait qu’elles sont exercées concurremment avec les activités faisant l’objet de

l’agrément, peuvent porter atteinte à l’ordre public.Si l’intéressé en fait la demande, il doit d’abord être entendu par écrit ou oralement. Il doit être en mesure de se

défendre au préalable contre les éléments négatifs dont il n’avait pas connaissance (droit d’audition).Si le gouverneur a connaissance d’une infraction commise par la personne agréée, il est tenu d’en informer le

procureur du Roi (167).La décision de suspension, de limitation ou de retrait de l’agrément est notifiée par le gouverneur au titulaire par

lettre recommandée avec accusé de réception. La décision est envoyée à l’adresse mentionnée sur le certificatd’agrément ou - si le titulaire a communiqué une nouvelle adresse après la délivrance de l’agrément - à l’adresse quele titulaire aura communiquée (168).

• Conséquences des sanctions administrativesA la suite de la décision de suspension, de limitation ou de retrait de l’agrément, le titulaire est tenu de renvoyer

le certificat d’agrément dans les huit jours à compter de la fin du délai indiqué par le gouverneur dans la notificationde la décision.

Si le gouverneur estime que le titulaire de l’agrément pourrait abuser du certificat, il peut charger le chef de corpsde la police locale de reprendre le certificat auprès du titulaire (169). Il s’agit toutefois d’une procédure relativementexceptionnelle.

La suspension, la limitation ou le retrait de l’agrément a pour effet de rendre illégale la détention des armes parle titulaire de l’agrément. Le gouverneur indique dès lors dans sa décision le délai du dépôt des armes conservées oude leur cession à une personne agréée ou à une personne habilitée à les détenir (170)

Afin de vérifier si cela a effectivement été fait, la personne agréée dépositaire ou cessionnaire est tenue d’informerdans les huit jours le gouverneur du dépôt ou de la cession au moyen d’un formulaire joint à la notification de ladécision (171)

Une copie de la décision de suspension, de retrait ou de limitation de l’agrément est adressée dans leshuit jours : (172)

— à la police locale compétente;— au procureur du Roi concerné;— au directeur du banc d’épreuves des armes à feu.La décision doit également figurer dans le RCA (173)En cas de retrait, la personne agréée doit déposer ses registres au RCA dans le mois qui suit la cessation de ses

activités (174). Le responsable lui remet un accusé de réception.

72806 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 163: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

5.1.13. Contrôle quinquennalL’agrément délivré sur la base de la loi sur les armes a une durée de validité indéterminée, sauf si la demande n’a

été faite que pour une durée déterminée ou si le gouverneur ou le ministre de la Justice impose une durée de validitélimitée pour des motifs de préservation de l’ordre public (175)

Une fois tous les cinq ans, le gouverneur prend l’initiative de vérifier si tous les titulaires d’un agrément decollectionneur ou de musée respectent la loi et satisfont encore aux conditions pour la délivrance de l’agrément (176).Ce contrôle est payant (177).

A cette fin, le gouverneur demande l’avis de la police locale et éventuellement du parquet et du bourgmestre et lestitulaires d’un d’agrément doivent déclarer ou peuvent faire certifier qu’ils répondent encore aux conditions légales,entre autres, sur la base desquelles l’agrément a été précédemment délivré et qu’il n’existe aucune raison de déciderd’une limitation, d’une suspension ou d’un retrait de l’agrément (178).

A l’issue du contrôle, ils recoivent une annexe à leur agrément qui mentionne la date et le résultat du contrôle.Le système des contrôles quinquennaux n’empêche pas la tenue de contrôles par des officiers de police judiciaire,

à la demande ou non du gouverneur compétent (179). Ces contrôles sont toutefois gratuits.

5.2. Droits et obligations

5.2.1. RegistresAprès avoir recu l’agrément, le demandeur doit inscrire les armes qui font partie de sa collection dans un registre

(180). Il renvoie au gouverneur les autorisations de détention des armes concernées.Il s’agit d’un registre analogue à celui des armuriers, dans lequel doivent être inscrits l’acquisition et la cession de

chaque arme.Le collectionneur doit dès lors tenir différents types de registres, à savoir : (181)— le registre de modèle A où sont inscrites les armes à feu soumises à autorisation qu’il acquiert, fabrique, détient

ou cède;— le registre de modèle C où sont inscrites les munitions pour les armes à feu soumises à autorisation qu’il

acquiert, fabrique, détient ou cède;— le registre de modèle D où sont inscrits :

— les pièces détachées qui sont soumises à l’épreuve légale et qu’il acquiert, fabrique, détient ou cède;— les accessoires qu’il acquiert, fabrique, détient ou cède, et qui, montés sur une arme à feu, ont pour effet

de modifier la catégorie à laquelle l’arme est réputée appartenir.Les registres doivent être préimprimés et leurs pages doivent être numérotées (182). La police doit y apposer un

cachet ou les parapher au préalable ou en cas de contrôle. Il ne suffit donc pas au collectionneur d’armes d’utiliser unregistre de sa propre conception.

Il doit être clairement indiqué pour chaque arme les données techniques de celle-ci (marque, modèle, numéro desérie), l’identité de la personne à qui elle a été reprise et à qui elle a été cédée ainsi que la date à laquelle a eu lieu lareprise ou la cession.

Les registres doivent être présentés à toute réquisition des services suivants : (183)— les membres de la police fédérale, de la police locale et des douanes;— le directeur du banc d’épreuves des armes à feu et les personnes désignées par le ministre ayant l’Economie

dans ses attributions;— les inspecteurs et contrôleurs des explosifs et les agents de l’administration de l’Inspection économique.Les registres des personnes agréées sont contrôlés une fois par an.Avant le 1er février de chaque année, les collectionneurs transmettent au gouverneur du lieu où ils exercent leurs

activités une copie complète et exacte des inscriptions faites au cours de l’année civile qui précède dans les registresqu’ils tiennent et conservent en lieu sûr (184).

Les registres sont conservés par le collectionneur. En cas de cessation d’activité, ils sont déposés dans le mois auRCA (qui les tient à la disposition des services précités, qui sont tenus de les exploiter de manière systématique) (185).

5.2.2. Cession/vente d’armes à feuLe collectionneur doit, au moyen d’un formulaire modèle 11 (avis de cession ou de vente d’une arme à feu par un

collectionneur d’armes agréé), informer le gouverneur de chaque vente ou cession d’une arme de sa collection et, unefois par an, de l’état de sa collection (186).

Du formulaire modèle 11 (avis de cession ou de vente d’une arme à feu par un collectionneur d’armes agréé), unexemplaire est destiné au RCA, un au gouverneur et un au collectionneur même. Ce dernier doit l’envoyer dans les huitjours de la cession d’une arme à feu soumise à autorisation au RCA et au gouverneur du lieu où il exerce ses activités(187). Le gouverneur prend soin d’avertir le chef de corps de la zone de police compétente.

La cession à un tireur sportif, à un chasseur ou à un garde particulier requiert néanmoins l’établissement d’un avisde cession (modèle 9) en trois exemplaires dont un est transmis au gouverneur.

L’objectif est de contrôler combien d’armes disparaissent de la collection sur quelle période et de vérifier s’il nes’agit pas d’un trafic d’armes occulte. Un collectionneur ne peut se défaire d’armes de sa collection que si cela s’inscritdans le cadre de la gestion normale d’une collection, et non sur une base commerciale (le collectionneur doit alorsdemander un agrément d’armurier).

Concernant les obligations relatives à la cession/vente d’une arme à feu soumise à autorisation et/ou de sesmunitions (ou d’une pièce soumise à l’épreuve légale) à un particulier, voir plus loin au point 9.2.2.

5.2.3. MunitionsLes munitions pour des armes à feu faisant partie d’une collection ne peuvent être collectionnées qu’à raison de

dix cartouches par type d’arme, sauf si l’intéressé est également agréé pour la collection de munitions (188).Une collection n’a en effet pas pour but de tirer avec les armes qui en font partie mais bien de constituer un

ensemble cohérent d’armes qui suscitent d’un point de vue historique l’intérêt du collectionneur.Par ailleurs, il est interdit de tirer avec les armes collectionnées, sauf pour les besoins de leur entretien et de

tests (189).Si le collectionneur souhaite utiliser une de ses armes pour le tir sportif ou pour la chasse, il doit disposer d’une

autorisation de détention pour cette arme et doit enregistrer la sortie de l’arme de son registre.

72807BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 164: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

6. Agréments spéciaux pour activités non commerciales

6.1. ExemplesIl s’agit d’agréments spéciaux délivrés à des personnes exercant des activités professionnelles de nature

scientifique, culturelle ou non commerciale avec des armes à feu (190).Une société qui souhaite acquérir des armes à feu en vue de procéder à des tests sur du matériel de protection.Les fêtes de la Saint-Roch à Thuin, la reconstitution de la bataille de Waterloo, les marches de l’Entre-Sambre-et-

Meuse.Une école de police qui souhaite conserver des armes dans une collection didactique (191).Une reconstitution ou le tournage d’un film dans lequel des armes à feu sont utilisées.

6.2. Aspects spécifiques de la procédure d’agrémentLa procédure d’agrément est comme celle des armuriers (192).Le demandeur d’un agrément spécial doit prouver l’adéquation de l’agrément spécial à l’activité exercée. Il doit

prouver sa compétence professionnelle selon les modalités décidées par le gouverneur et apporter la preuve écrite del’origine licite des moyens financiers utilisés pour son activité.

Cela implique que le demandeur doit, à l’aide de tous les éléments, prouver qu’il exerce effectivement la professionen question. La faculté d’apporter cette preuve peut varier selon le cas. Ainsi, celle-ci peut, par exemple, être fourniepar un entretien personnel avec l’intéressé, en apportant la preuve de l’expérience professionnelle déjà acquise, enproduisant des factures établissant l’acquisition d’un certain matériel,...

Le gouverneur peut refuser l’agrément s’il estime qu’il pourrait représenter un risque pour l’ordre, la sécurité oula tranquillité publics. Il peut le soumettre à des conditions spéciales ou imposer au demandeur la demande d’un autretype d’agrément quand il estime que celui-ci est plus adéquat (193).

Dans la pratique, il s’agit d’agréments sur mesure qui peuvent être délivrés selon une procédure ajustable etassortie d’un vaste pouvoir discrétionnaire pour le gouverneur en vue d’encadrer en toute sécurité les intérêtsprofessionnels d’une personne appelée à se servir d’armes.

En cas d’octroi de l’agrément, le gouverneur délivre un certificat d’agrément spécial pour activités professionnellesde nature scientifique, culturelle ou non commerciale avec des armes à feu (modèle 7).

7. Agrément de transporteurLe transport d’armes à feu n’est en principe autorisé qu’aux : (194)1° titulaires d’un agrément d’armurier, d’intermédiaire, de collectionneur ou de musée et pour autant que les

armes soient non chargées;2° titulaires d’une autorisation de détention d’une arme à feu, d’un permis de chasse, d’une licence de tireur

sportif, d’une carte européenne d’armes à feu étrangère ainsi qu’aux gardes particuliers et aux transporteursd’armes à feu en vente libre. Dans ce cas, le transport est toutefois limité au trajet entre leur domicile et leurrésidence ou entre leur domicile ou résidence et une personne agréée. Pendant le transport, les armes à feudoivent être non chargées et placées dans un coffret fermé à clé ou avoir la détente verrouillée ou être équipéesd’un dispositif de sécurité équivalent;

3° titulaires d’un permis de port d’arme;4° personnes ayant obtenu exclusivement à cette fin un agrément;5° transporteurs internationaux professionnels, à condition que les armes ne soient pas déchargées ou

transbordées sur le territoire belge. Si toutefois les armes sont déchargées ou transbordées sur le territoirebelge, le transporteur international établi dans un autre Etat membre de l’Union européenne ne doit pas êtreagréé mais doit prouver qu’il peut exercer son activité dans l’Etat membre concerné.

Il en découle que les seuls devant demander un agrément séparé de transporteur sont les entreprises de transportqui transportent des armes ou des munitions pour des tiers. Des armuriers agréés qui organisent leur propre transportpeuvent le faire sous le couvert de leur agrément existant. Des entreprises de transport étrangères ne doivent pasdemander d’agrément si elles prouvent qu’elles peuvent transporter des armes dans leur pays d’établissement (au seinde l’UE). Elles en sont également dispensées lorsqu’elles traversent seulement notre pays sans décharger ou transborderles armes ici. Concrètement, il s’agit donc de transporteurs établis en Belgique qui sont engagés par des armuriers etdes fabricants belges ou étrangers pour transporter des armes dans notre pays, à partir de ou vers l’étranger ou non.

7.1. Aspects spécifiques de la procédure d’agrémentLa procédure d’agrément est comme celle des armuriers (195). Les personnes qui souhaitent obtenir un agrément

uniquement pour le transport d’armes à feu, doivent s’adresser pour ce faire au gouverneur compétent. Elles ne doiventpas prouver d’aptitude professionnelle, mais satisfaire à toutes les conditions légales pour pouvoir être considéréescomme des transporteurs professionnels (196). La disposition concernant les employés est également d’application.

Le certificat est établi selon le modèle 7.La différence la plus importante se situe dans les mesures de sécurité. L’arrêté royal du 24 avril 1997 (classe E dans

la plupart des cas) ne s’applique que lorsque le transporteur stocke temporairement des armes. L’article 15 de cet arrêténe s’applique qu’à des particuliers, mais l’on peut s’en inspirer afin d’imposer, dans le cadre des modalités del’agrément et dans l’intérêt de l’ordre public, quelques mesures de sécurité évidentes au transport même. Il s’agit dupoint 1° (armes non chargées et chargeurs vides), l’enlèvement et le transport séparé d’une pièce essentielle des armesprohibées, une partie des points 3° et 4° (hors de vue et hors de portée de main, dans un emballage sûr), une partie dupoint 5° (soute à bagages verrouillée) et point 6° (véhicule sous surveillance permanente). Il faut y ajouter qu’il ne peuty avoir d’indications visibles que des armes sont transportées.

8. Stands de tir

8.1. Procédure d’agrément

8.1.1. Champ d’applicationL’arrêté royal du 13 juillet 2000 déterminant les conditions d’agrément des stands de tir règle les particularités de

la procédure d’agrément des stands de tir. Cette procédure se fonde par ailleurs sur celle des armuriers (197) qui, enl’absence de dispositions contraires dans l’arrêté ou ci-après, est en principe applicable. Les dispositions relatives auxmesures de sécurité ne sont toutefois pas applicables aux stands de tir.

Par ″stand de tir″, l’arrête vise toutes les installations de tir à l’arme à feu, qu’elles soient situées dans un bâtimentou en plein air. Il s’ensuit que les lieux où se pratique, par exemple, le tir aux clays sont considérés comme stands detir et sont soumis à un agrément.

72808 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 165: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

L’utilisation permanente ou seulement occasionnelle de l’installation de tir n’a pas non plus d’importance.L’organisation d’activités de tir n’est autorisée que dans un stand de tir agréé.

Par ailleurs, certaines activités ne sont pas soumises à un agrément :• l’exploitation d’installations de tir où ne se pratiquent pas d’activités avec des armes à feu, par exemple les

stands de tir pour les armes à air comprimé, à gaz comprimé ou à ressort, les installations pour le tir à l’arc,les stands de tir aux fêtes foraines ou les installations pour le tir au paintball;

• l’organisation des activités y afférentes;• les essais d’armes (y compris d’armes à feu) dans une installation de tir spéciale exclusivement destinée à cet

effet par un armurier agréé ou un collectionneur agréé.Conformément à l’article 20 de la loi sur les armes, cette réglementation ne s’applique pas non plus aux stands de

tir réservés exclusivement à la formation et à l’entraînement des agents de services de l’autorité ou de la force publiquevisés à l’article 27, § 1er, alinéa 3, de cette même loi (il s’agit principalement des services de l’ordre). Dès qu’il estquestion d’une utilisation combinée d’un stand de tir, par exemple lorsqu’un stand de tir de la police est ouvert aupublic ou lorsqu’un stand de tir privé est également utilisé par la police, celui-ci est soumis à un agrément.

8.1.2. ConditionsLors de la demande d’agrément, il convient de fournir les renseignements suivants :• un extrait du casier judiciaire de trois mois au plus au nom du ou des demandeurs ou, s’il s’agit d’une

personne morale, de chaque responsable;• l’identité de l’exploitant effectif du stand de tir, personne physique qui sera responsable de la mise à

disposition des installations et qui, en cas de contrôle des services compétents, fournira tous lesrenseignements et documents utiles; cette identité sera mentionnée à l’intention de ces services sur le certificatd’agrément;

• l’origine des moyens financiers qui ont déjà été ou qui seront investis dans le stand de tir (capital privé,emprunt, bénéfices commerciaux, cotisations, subventions,...) de manière à ce que l’on puisse vérifier si cetargent n’a pas une origine douteuse;

• une copie du règlement d’ordre intérieur (voir point 8.2.1), l’adresse et un plan de situation de tous les locauxappartenant au stand de tir, même s’ils se situent en plein air.

8.1.3. CompétenceL’agrément est délivré par le gouverneur compétent pour le lieu d’établissement du stand de tir. Il s’agit d’une

compétence liée. Tous les gouverneurs sont censés d’appliquer la loi de la même facon, telle que décrite par la présentecirculaire.

La Sûreté de l’Etat ne peut par conséquent jamais être compétente.

8.1.4. RecevabilitéLa demande n’est pas recevable si le demandeur se trouve dans l’un des cas visés à l’article 5, § 4, de la loi sur les

armes. Il s’agit des cas examinés dans le cadre de l’agrément d’armurier (198).

8.1.5. EnquêteIl convient de distinguer clairement l’agrément d’un stand de tir de celui d’un armurier et de celui d’une collection

d’armes. Un armurier souhaitant également exploiter un stand de tir doit pour ce faire demander un agrément séparé.Par conséquent, l’agrément d’un stand de tir ne donne nullement le droit d’acquérir des armes ou des munitions. Leurcession ne peut avoir lieu que si les droits de l’exploitant définis plus loin l’autorisent.

La procédure est identique a celle prévue pour l’agrément des armuriers et des collections d’armes : le gouverneurdemande les avis du bourgmestre, du procureur du Roi et éventuellement des autres services visés au point 4.1.4. Pourplus de détails, il est renvoyé au point 4.1.4.

8.1.6. DélaiL’article 31 de la loi sur les armes précise que le gouverneur se prononce sur la demande dans les quatre mois de

la réception de celle-ci. Ce délai peut, si nécessaire, être prolongé pour six mois maximum par décision motivée (souspeine de nullité). Cette prolongation ne peut être due qu’à des circonstances indépendantes de la volonté dugouverneur (absence d’informations du demandeur ou d’un avis obligatoire, force majeure). La prolongation ne peutêtre consentie qu’une seule fois par demande.

8.1.7. DécisionLe gouverneur peut assortir l’agrément du stand de tir de certaines conditions supplémentaires si cela s’avère

nécessaire dans l’intérêt de l’ordre public.

8.1.8. MotivationLa décision du gouverneur doit être suffisamment motivée sur le plan du droit administratif.

8.1.9. Modèle 13Le certificat d’agrément est rédigé sous la forme du modèle 13, sur lequel est apposé un numéro selon le système

adopté pour les modèles 2 et 3 mais commencant par le nombre 13 (199). L’agrément est également encodé au RCA.

8.1.10. RecoursUn recours est ouvert contre le refus d’agrément auprès du ministre de la Justice (200). Comme tous les recours,

il doit être motivé et être envoyé par lettre recommandée au service fédéral des armes, accompagné d’une copie de ladécision attaquée. Il doit également être introduit dans les 15 jours après avoir pris connaissance de la décision dugouverneur ou après avoir constaté l’absence de décision dans le délai de 4 mois. Le délai commence à courir à partirdu jour de la signature de l’accusé de réception.

8.1.11. Modification de l’agrémentS’il y a lieu de modifier certaines mentions sur le certificat d’agrément, il faut établir une distinction entre la

modification de l’objet même de l’agrément et la modification de détails.Un changement d’adresse du stand de tir équivaut à une nouvelle demande parce que l’agrément d’un stand de

tir est lié à son emplacement. Le gouverneur devra procéder à nouveau à l’entièreté de l’enquête. C’est ce qui expliqueque cette modification soit payante (201). Il en va de même pour un changement d’exploitant car l’agrément estégalement lié à la personne et une nouvelle enquête sur la personnalité du nouvel exploitant devra par conséquentavoir lieu. Dans le cas d’une personne morale, le changement de la personne physique qui la représente pourrait êtreconsidéré comme une modification mineure.

La modification de certaines modalités (par exemple une adaptation de certaines conditions et limitationsimposées) constitue généralement une opération limitée ne nécessitant qu’une brève enquête. Dans ce cas, lamodification est gratuite.

72809BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 166: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

8.1.12. Sanctions administrativesTout comme pour les autres agréments, l’agrément d’un stand de tir peut être limité, suspendu ou retiré. Outre les

motifs ordinaires pour ce faire (202), il convient de mentionner ici la condamnation pour certaines infractions à la loisur les entreprises de gardiennage ou les détectives privés comme motif particulier justifiant une telle sanctionadministrative. A l’instar des autres types d’agrément, si le gouverneur prend de telles mesures, un recours, auquels’appliquent les règles ordinaires, est ouvert auprès du ministre de la Justice (203).

8.1.13. Contrôle quinquennalComme les autres types d’agrément, l’agrément d’un stand de tir n’est pas limité dans le temps. L’agrément n’est

valable que dans les limites des conditions d’exploitation qui y sont mentionnées et dans la mesure où une copie decelui-ci est conservée au sein du stand de tir.

Le gouverneur prend une fois tous les cinq ans l’initiative de procéder à un contrôle du respect de laréglementation par l’exploitant et les utilisateurs du stand de tir. Ce contrôle est payant (204). On vérifie également sile stand de tir remplit encore toutes les conditions pour être agréé.

Le système des contrôles quinquennaux n’empêche pas la tenue plus fréquente de contrôles sur l’initiative den’importe quel service compétent. Ces contrôles sont toutefois gratuits.

A l’issue du contrôle, le stand de tir recoit une annexe à son agrément qui mentionne la date et le résultat ducontrôle.

8.2. Droits et obligationsToutes les obligations décrites ci-dessous doivent être remplies durant toute la période d’exploitation du stand de

tir. Le non-respect de ces obligations peut entraîner la suspension, la limitation ou le retrait de l’agrément.

8.2.1. L’exploitant• Point de contact : afin qu’en cas de contrôle il y ait toujours un responsable disponible, l’exploitant ou une

personne qu’il désigne à cette fin doit être présent chaque fois que des activités de tir ont lieu.• Vente de munitions : seul l’exploitant du stand de tir est autorisé à vendre ou à mettre des munitions à

disposition. Les acheteurs ne peuvent être que des personnes habilitées à faire usage du stand de tir (205). Ilspeuvent uniquement acquérir les munitions pour un usage immédiat, c’est-à-dire pour des activités qui sedéroulent dans le stand de tir le jour même de l’acquisition. La quantité autorisée est limitée aux nécessités desactivités précitées. Il est par conséquent interdit à des tiers de se rendre au stand de tir afin d’y acheter ou d’yvendre des munitions. De même, il est interdit d’acheter un stock de munitions pour le ramener en tout oupartie chez soi. Il convient toutefois de tenir compte du fait que généralement les munitions sont vendues dansdes conditionnements standard si bien que dans ces cas il peut être inévitable et légitime d’acquérir unequantité de munitions plus importante que celle strictement nécessaire et d’en emporter l’excédent à domicile(à condition évidemment que le tireur puisse détenir légalement ces munitions hors du stand de tir).

• Cession et conservation d’armes à feu : la vente ou toute autre forme de cession définitive d’armes à feu estinterdite dans un stand de tir. La mise à disposition temporaire d’armes à feu telle que la location, le prêt oul’échange, n’est autorisée qu’aux personnes habilitées à faire usage du stand de tir (206). Si l’exploitant choisitde conserver des armes à feu dans le stand de tir, par exemple des armes appartenant aux membres d’un clubde tir, il doit pour ce faire aménager un local séparé et protégé. Le fait que des armes à feu restent dans le standde tir à des moments où personne n’est présent dans les locaux suffit à rendre ces mesures de sécuritéobligatoires. Les normes auxquelles doit satisfaire ce ″magasin d’armes″ sont les mêmes que celles qui sontapplicables à l’entreposage d’armes à feu par des entreprises de gardiennage et aux services internes degardiennage et qui sont fixées dans l’ arrêté royal du 17 novembre 2006 relatif aux armes utilisées par lesentreprises, services, organismes et personnes visées par la loi du 10 avril 1990 réglementant la sécurité privéeet particulière.

• Règlement d’ordre intérieur : Avant d’introduire sa demande d’agrément, l’exploitant du stand de tir doitrédiger un règlement d’ordre intérieur qui sera applicable à tous les usagers et visiteurs du stand de tir. Il estégalement tenu de veiller au respect de ce règlement qui a pour but de garantir la sécurité des usagers et desvisiteurs. C’est pourquoi, au moins les points suivants doivent y être réglés :— tout ce qui a trait à l’entretien préventif des différents locaux et à l’entretien chaque fois que ceux-ci ont

été utilisés, comme, par exemple, l’élimination de produits dangereux et de déchets, ce bien entendu enaccord avec les dispositions réglementaires locales en vigueur en matière d’environnement, de sécuritéincendie,...;

— la procédure d’utilisation des armes à feu dans le stand (port, chargement, armement, drills des tireurs);— les personnes autorisées à se trouver dans le stand de tir (nombre maximum et qualité des personnes, ce

pour chaque local distinct);— les instructions relatives aux mesures d’urgence (incendie, incidents de tir,...);— les limitations en vigueur dans le stand de tir concernant les techniques de tir, l’utilisation des armes, les

munitions et leur fabrication éventuelle, les cibles et les écrans de tir.8.2.2. Les tireurs• Catégories d’utilisateurs d’un stand de tir : les personnes qui font usage du stand de tir doivent appartenir aux

trois catégories suivantes : membres des services de l’ordre ou agents de gardiennage qui suivent uneformation ou qui s’exercent au tir avec leur arme de service ou encore particuliers tireurs (chasseurs, tireurssportifs et détenteurs d’armes pratiquant le tir récréatif).Le stand de tir ne peut être utilisé simultanément par des personnes de catégories différentes. Cela ne signifiebien évidemment pas que, pendant leur temps libre, des membres des services de l’ordre ou des agents degardiennage ne puissent pas, en tant que personne privée et avec d’autres particuliers, faire usage d’un standde tir (à titre récréatif).En toutes circonstances, les particuliers et les agents de gardiennage doivent toujours être en possession desdocuments nécessaires. S’ils tirent avec une arme soumise à autorisation, ils doivent être porteurs del’autorisation de détention de cette arme ou de leur permis de chasse/licence de tireur sportif et de la preuved’enregistrement (modèle 9) de l’arme qu’ils ont avec eux.Vu que les agents de gardiennage n’ont pas d’autorisation de détention personnelle pour leur arme, ils doiventpouvoir présenter leur carte de légitimation.Un stand de tir peut également recevoir la visite d’invités étrangers qui souhaitent participer en Belgique auxactivités auxquelles ils sont autorisés à prendre part dans un Etat membre de l’UE (par exemple, en vertud’une autorisation ou d’un autre document ou encore de la loi même). Ils doivent également être en possessiondes documents nécessaires les autorisant à détenir leur arme à feu dans notre pays (par exemple, une carteeuropéenne d’armes à feu).

72810 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 167: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

• Les agents de gardiennage et les particuliers tireurs qui n’ont pas de licence de tireur sportif ou de permis dechasse et qui font usage du stand de tir doivent remettre chaque année un extrait du casier judiciaire àl’exploitant. Ce dernier en conserve chaque fois l’exemplaire le plus récent et veille à ce que son contenudemeure confidentiel. En cas de contrôle, il doit le tenir à la disposition des fonctionnaires compétents (tousles fonctionnaires qui contrôlent le respect de la loi sur les armes ou de la loi sur le gardiennage). L’accès austand de tir doit être interdit aux personnes sur le certificat desquels sont mentionnées des condamnationsvisées à l’article 5, § 4, de la loi sur les armes.

• Un registre à feuilles fixes doit être déposé à l’entrée de l’espace de tir. Il ne s’agit pas d’un registre similaireà celui que les armuriers et les collectionneurs sont tenus de compléter mais bien d’un registre ordinaire (ilpeut s’agir d’un cahier) où les données suivantes doivent être inscrites dans des colonnes distinctes chaque foisqu’un particulier tireur ou qu’un moniteur de tir pénètre dans l’espace de tir :— nom;— type et calibre de l’arme à feu avec laquelle sera pratiqué le tir;— date et heure précise auxquelles la personne entre dans l’espace de tir et en ressort.

Afin d’empêcher la fraude, les pages de ces registres doivent être préalablement visées et numérotées par la policelocale. Les registres doivent être conservés par l’exploitant pendant dix ans et tenus à la disposition des fonctionnairesqui contrôlent le respect de la loi sur les armes.

• Formalités concernant les agents de gardiennage : dans ce cas, le registre précité doit être complété avecquelques renseignements spécifiques. Pour le reste, il peut être renvoyé au texte de l’article 3, 5°, de l’arrêtéroyal du 13 juillet 2000.

• Interdiction de consommer de l’alcool et de fumer : il existe une interdiction de principe de consommer del’alcool et de fumer dans le stand de tir. Il ne peut y être dérogé que moyennant le respect des conditionssuivantes :— la consommation de boissons alcoolisées, quelle que soit leur teneur en alcool, n’est autorisée qu’aux

particuliers tireurs et donc en aucun cas aux fonctionnaires de police ou aux agents de gardiennage setrouvant au stand de tir à titre professionnel;

— elle ne peut en outre avoir lieu que lorsque les intéressés ont complètement terminé leurs activités de tir,donc ni avant celles-ci ni pendant une pause;

— de plus, elle est en toutes circonstances interdite dans les espaces de tir et dans le magasin d’armes précité,c’est-à-dire dans les lieux où se trouvent des armes, ce afin de limiter les risques;

— pour le même motif, il est interdit de fumer dans les espaces de tir et le magasin d’armes.De plus, l’accès à l’ensemble du stand de tir est bien entendu strictement interdit aux personnes qui sont en état

d’ivresse manifeste ou qui sont dans un état analogue résultant de la prise de drogues ou de médicaments. Il convientd’entendre par ″manifeste″ un état pouvant être constaté aisément, par exemple en observant le comportement del’intéressé. La responsabilité de l’exploitant est sérieusement engagée lorsqu’un tireur, même dans les conditionsdécrites ci-avant, abuse de l’alcool et devient ivre dans le stand de tir.

• Techniques de tir prohibées : les particuliers tireurs et les agents de gardiennage ne peuvent en aucun caspratiquer des techniques de tir qui ont recours aux éléments suivants, réservés aux fonctionnaires de police :— situations réalistes;— silhouettes humaines comme cible (toutefois, une cible silhouettant une tête et des épaules sans autres

détails peut être admise);— scénarios violents (comme l’élimination d’ennemis fictifs);— appareils de visée à laser (qui projettent un rayon sur la cible par opposition aux systèmes électroniques

d’aide à la visée qui montrent uniquement dans le viseur un point rouge ou une croix et qui ne permettentpas de voir dans l’obscurité);

— tir à couvert (derrière des obstacles qui protègent de contre-attaques fictives);— dissimulation de l’arme (lors du tir même ou d’un déplacement avec celle-ci).

A cet égard, le tir de parcours n’est pas interdit en soi, si ce n’est certaines de ses variantes. Le ″tir de parcoursdynamique″ (IPSC) reste autorisé pour autant que les conditions précitées soient respectées. Cela vaut également, parexemple, pour le tir sur silhouettes lorsque l’on tire sur des silhouettes d’animaux et pour le parcours de policeeuropéen (PPE). L’utilisation de décors est autorisée dans la mesure où ceux-ci indiquent le parcours à suivre et neconsistent qu’en des panneaux sur lesquels figure éventuellement un motif purement décoratif et non violent.

8.2.3. ExceptionsLa procédure décrite ci-dessus ne s’applique pas intégralement aux activités de tir qui ne sont pas organisées plus

d’une fois par année de calendrier (″stands de tir occasionnels″). C’est par exemple le cas pour un rassemblementannuel de tireurs dans un cadre folklorique ou au profit d’une bonne cause, ainsi que pour les « tirs en prairie ».

Le lieu n’a pas d’importance, c’est l’organisateur qui doit se limiter à une édition par an, et cela vaut pourl’association dans son ensemble. Une même asbl ne peut donc pas introduire plusieurs demandes par an à chaque foisau nom d’un autre responsable.

Les points suivants, décrits ailleurs dans le présent chapitre et relatifs à la procédure et aux conditions d’agrément,ne sont pas applicables : l’obligation d’indiquer l’origine des moyens financiers utilisés (207), l’obligation de rédiger etde déposer un règlement d’ordre intérieur (208) et l’obligation de tenir des registres (209).

Vu qu’il s’agit d’activités temporaires et à petite échelle, le gouverneur doit statuer dans les deux mois (au lieu dequatre) sur la demande d’agrément et elles sont exemptées du paiement de droits ou de redevances.

9. Détention d’armes par des particuliers : règles générales

9.1. Procédure d’autorisationL’article 11 de la loi sur les armes prévoit que la détention d’une arme à feu soumise à autorisation ou des

munitions y afférentes est interdite aux particuliers, sans autorisation préalable délivrée par le gouverneur du lieu derésidence. L’autorisation doit donc précéder la détention d’armes.

9.1.1. CompétenceL’autorisation de détenir une arme à feu soumise à autorisation ou les munitions y afférentes est délivrée par le

gouverneur compétent pour la résidence (210) du requérant (211). Il s’agit d’une compétence liée. Tous les gouverneurssont censés d’appliquer la loi de la même facon, telle que décrite par la présente circulaire.

Si le requérant n’a pas de résidence en Belgique, l’autorisation est délivrée par la Sûreté de l’Etat (212). Le caséchéant, la Sûreté de l’Etat communique une copie des autorisations délivrées au gouverneur de l’ancien lieu derésidence de l’intéressé.

72811BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 168: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

Si le requérant réside dans un autre Etat membre de l’Union européenne, l’autorisation ne peut être délivrée sansl’accord préalable de cet Etat membre. Si l’autorisation est délivrée, cet Etat en est informé (213).

9.1.2. RecevabilitéLes demandes suivantes sont irrecevables :— le requérant est mineur;— le requérant a été condamné comme auteur au complice pour avoir commis une des infractions visées à

l’article 5, § 4, 1° à 4°, de la loi sur les armes (214);— le requérant a fait l’objet d’une décision ordonnant un traitement en milieu hospitalier telle que prévue par la

loi du 26 juin 1990 relative à la protection de la personne des malades mentaux;— le requérant a été interné en application de la loi du 9 avril 1930 de défense sociale à l’égard des anormaux,

des délinquants d’habitude et des auteurs de certains délits sexuels;— le requérant ne présente pas d’attestation médicale confirmant qu’il est apte à la manipulation d’une arme sans

danger pour lui-même ou pour autrui;— le requérant habite avec une personne majeure qui s’oppose à la demande;— le requérant ne justifie d’aucun motif légitime prévu à l’article 11, § 3, 9°, de la loi sur les armes (si un motif

est invoqué sans pouvoir être étayé (par exemple, légitime défense sans que les conditions soient remplies),la demande n’est pas fondée).

Le non-paiement de la redevance due ne mène pas à l’irrecevabilité; cependant, il empêche que le traitement dela demande soit entamé.

9.1.3. EnquêteLa demande d’autorisation de détention d’une arme à feu soumise à autorisation doit comprendre les mentions

suivantes : (215)1° l’identification du demandeur : nom, prénoms, nationalité, adresse, lieu et date de naissance. S’il s’agit d’une

personne morale, la raison ou la dénomination sociale, le siège social, l’identité du gérant, du président ou del’administrateur-délégué;

2° la description de l’arme faisant l’objet de la demande : nature, calibre, modèle et type;3° la mention que l’arme sera acquise en Belgique ou importée;4° l’adresse à laquelle l’arme sera détenue à titre principal;5° les motifs de la demande;6° l’attestation médicale.Si une autorisation de détention d’une arme soumise à autorisation est demandée par une personne morale (par

exemple, un club de tir qui met des armes à la disposition de ses membres), il importe de désigner une personnephysique qui sera responsable de la conservation et de la mise à disposition de l’arme. Ce responsable doit être soumisà l’enquête de moralité prévue par la loi et réussir l’épreuve théorique. Le responsable désigné est tenu de produire uneattestation médicale et de subir une épreuve pratique.

L’annexe 4 contient un exemple de formulaire de demande d’autorisation de détention d’une arme à feu soumiseà autorisation.

Ce n’est que si la demande est complète et recevable que le gouverneur examine s’il est satisfait à toutes lesconditions légales. Si nécessaire, des documents supplémentaires sont demandés au demandeur.

9.1.4. DélaiLe gouverneur se prononce sur la demande d’autorisation dans les quatre mois de la réception de celle-ci (216). Le

délai commence à courir à partir du moment où le dossier du demandeur est complet. Le dossier est complet si tousles documents énumérés au point 9.1.3. sont produits.

Sous peine de nullité, le délai ne peut être prolongé que par décision motivée (217). La décision doit indiquer pourquels motifs la décision ne peut être prise dans le délai légal. Les circonstances invoquées peuvent se rapporter àl’impossibilité de satisfaire à toutes les conditions légales dans le délai légal. Les décisions prises tardivement sont doncnulles. La prolongation proactive du délai n’est pas acceptable.

Par exemple, un avis de la police locale qui se fait attendre est un motif valable pour prolonger le délai, tout commele manque d’effectif du service concerné.

Par exemple, la prolongation du délai deux mois avant son expiration au motif qu’une simple information doitencore être fournie par l’intéressé n’est pas dûment motivée si on peut raisonnablement s’attendre à ce que l’intéressépuisse rapidement la fournir.

La prolongation ne peut être accordée qu’une seule fois par demande et sa durée ne peut excéder six mois (218).

9.1.5. Avis de la police localeLe chef de corps de la police locale de la résidence du requérant doit émettre un avis motivé pour lequel il dispose

d’un délai de trois mois à compter de la demande (219). Cet avis porte sur la moralité générale du requérant ainsi quesur les points suivants :

• être majeur (18 ans au moins);• ne pas être condamné comme auteur au complice pour avoir commis une des infractions visées à l’article 5,

§ 4, 1° à 4°, de la loi sur les armes (220);• ne pas être un malade mental tel que visé par l’article 11, § 3, 3° et 4°, de la loi sur les armes;• ne pas faire l’objet d’une suspension en cours et ne pas avoir fait l’objet d’un retrait de l’autorisation dont les

motifs sont encore actuels. Cela implique notamment que la personne dont l’autorisation a été retirée ne peutla redemander avant d’avoir remédié aux motifs qui ont conduit à ce retrait;

• présenter une attestation médicale (221);• réussir l’épreuve théorique et l’épreuve pratique (222);• aucune personne majeure habitant avec le demandeur ne s’oppose à la demande (223);• justifier d’un motif légitime pour l’acquisition et la détention de l’arme concernée et des munitions (224).L’enquête menée par la police locale prend objectivement en considération les caractéristiques de la personnalité

du requérant, notamment les éventuels antécédents judiciaires ou les violences commises au sein de la famille ouailleurs, son état mental et sa moralité, ainsi qu’une éventuelle activité politique violente. Il est par exempledifficilement envisageable qu’une autorisation soit délivrée à une personne déséquilibrée, confrontée à de gravesproblèmes conjugaux ou régulièrement en état d’ébriété.

A cet égard, il peut également être renvoyé à l’article 5 de la directive 91/477/CEE qui prévoit que l’achat et ladétention d’armes à feu doivent être réservés aux personnes qui ne sont pas susceptibles de présenter un danger poureux-mêmes, l’ordre public ou la sécurité publique.

72812 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 169: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

Il convient également de tenir compte des éventuelles autres armes à feu détenues par le requérant ou lespersonnes qui habitent avec lui. Plus précisément, il faut examiner si les conditions de sécurité lors de la détention etl’exposition à la résidence, et le transport d’armes soumises à autorisation ou de munitions pour ces armes par desparticuliers (225) sont respectées.

Le gouverneur ne peut se prononcer sur la demande sans l’avis du chef de corps de la police locale (226). Pour quele gouverneur puisse prendre une décision en connaissance de cause et la motiver adéquatement, il est nécessaire quele chef de corps étaye suffisamment son avis avec attention et précision. L’avis n’est toutefois pas contraignant et legouverneur peut s’en écarter par décision motivée.

9.1.6. Attestation médicaleL’attestation médicale doit confirmer que le requérant est apte à la manipulation d’une arme sans danger pour

lui-même ou pour autrui. Il s’agit d’une attestation d’aptitude physique et mentale qui ne peut certainement pas êtredélivrée à une personne dont l’alcoolisme, la dépression ou l’agressivité est connu(e) du médecin. Cette attestation peutêtre délivrée par le médecin traitant (par exemple, le médecin de famille) et est analogue à celle qui est souvent exigéepour pouvoir être assuré lorsque l’on pratique un sport.

La date de l’attestation ne doit pas précéder l’introduction de la demande de plus de trois mois. Seule uneattestation médicale récente peut en effet permettre d’apprécier l’état de santé actuel du requérant.

Exemptions :• Les titulaires d’une licence de tireur sportif sont exemptés de l’obligation de produire une attestation

médicale (227).• Le requérant qui demande une autorisation de détention d’une arme à feu soumise à autorisation en

invoquant comme motif légitime « l’intention de constituer une collection d’armes historiques » ou « laparticipation à des activités historiques, folkloriques, culturelles ou scientifiques » est également exempté decette attestation médicale (228).

• Il en va de même pour le détenteur passif d’armes (229).9.1.7. Epreuve théorique et épreuve pratique

Epreuve théoriqueL’épreuve théorique est toujours organisée par la police locale à la demande du gouverneur ou de l’intéressé

même. Le service de police qui organise cette épreuve ne peut être librement choisi.Le gouverneur demande au chef de corps de la police locale compétent pour la résidence du requérant de d’abord

examiner si le requérant a été exempté ou non de l’épreuve relative à la connaissance de la réglementation applicableet à l’utilisation d’une arme à feu.

L’épreuve théorique peut être présentée à plusieurs reprises. S’il échoue, le candidat ne peut toutefois participerà nouveau à l’épreuve qu’après l’expiration d’un délai d’un mois.

L’épreuve théorique vérifie si le requérant connaît la réglementation relative à la détention, au port, au transportet à l’utilisation de l’arme qui fait l’objet de la demande d’autorisation, ainsi qu’à l’acquisition des munitions pour cettearme (230).

Le contrôle se limite à des questions orales ou écrites ciblées qui ne peuvent pas être trop compliquées et dont leniveau est le même pour chaque requérant.

L’annexe 3 contient un apercu de questions possibles pour l’épreuve théorique et leur réponse.Les services de police peuvent recourir à cette liste en vue de l’organisation de l’épreuve théorique. La liste peut

être communiquée préalablement au candidat. Dix questions doivent être posées à chaque candidat. Pour sélectionnerles questions, il est tenu compte du motif légitime invoqué. La dernière question concernant la légitime défense doittoujours être posée et recevoir une réponse correcte.

L’épreuve théorique peut être organisée par voie orale ou voie écrite. Les réponses doivent contenir tous leséléments-clés qui figurent dans les réponses-types (une autre formulation ou des réponses plus larges est/sontacceptée(s)). La réussite est conditionnée à sept bonnes réponses.

Un rapport écrit des questions et réponses est rédigé.Si le gouverneur constate que le candidat a réussi mais ne se sent pas en mesure de participer immédiatement à

l’épreuve pratique, il lui délivrera une attestation de réussite (à la place de l’autorisation provisoire qui a étésupprimée). Le gouverneur vérifie ensuite s’il doit subir l’épreuve pratique ou s’il en est exempté. Dans le premier cas,le gouverneur le renvoie à un organisateur de l’épreuve pratique (231). Celui qui a réussi l’épreuve théorique et qui veutparticiper immédiatement à l’épreuve pratique y sera renvoyé directement par la police.

Exemptions :• Les titulaires d’un permis de chasse ou d’une licence de tireur sportif sont exemptés de l’épreuve

théorique (232).• Idem pour les demandeurs d’une autorisation de détention sous le régime de la détention passive

d’armes (233).• Le demandeur qui est déjà lauréat de la partie théorique de cette épreuve en est exempté. Il doit toutefois la

subir à nouveau si un délai de deux ans s’est écoulé depuis sa première réussite (234).

Epreuve pratiqueLe demandeur passe l’épreuve pratique auprès :— d’un service de police ou d’une école de police agréée de son libre choix,— des responsables désignés par les fédérations de tir reconnues par les autorités communautaires compétentes

pour le sport (235). Il s’agit plus spécifiquement des fédérations énumérées au point 12.1. En cas de doutes,la liste des examinateurs agréés peut être demandée auprès des fédérations (236).

Les moniteurs de tir désignés par des clubs de tir individuels n’entrent pas en ligne de compte.Le demandeur devant subir une épreuve pratique le fait avec une arme à feu du type de celle faisant l’objet de la

demande. Il s’agit plus particulièrement des types suivants : (237)— les revolvers,— les pistolets,— les armes à feu d’épaule,— les armes à feu à poudre (« poudre noire »).

72813BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 170: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

L’épreuve pratique porte sur l’exécution sans danger des opérations suivantes :

• charger, décharger, armer, désarmer, tirer et procéder au démontage sommaire de l’arme, usuellementdénommé « démontage de campagne »,

• porter, manipuler et utiliser l’arme dans un stand de tir,

• utiliser les organes de visée, contrôler le recul et la direction du tir.

Pour passer cette épreuve, le demandeur peut tirer et manipuler une arme sans autorisation (238).

Une attestation reprenant le résultat de cette épreuve est communiquée au demandeur et au gouverneur compétentpour sa résidence (239).

Si le demandeur estime qu’il ne dispose pas encore d’une expérience suffisante pour réussir l’épreuve pratique ous’il ne l’a pas réussie, la procédure est suspendue pour une période d’un an, sauf si le demandeur réussit l’épreuvepratique pendant cette période. S’il recoit du gouverneur une attestation selon laquelle il satisfait à toutes les autresconditions légales en vue de l’obtention d’une autorisation, il peut, pendant cette période, se préparer à l’épreuvepratique dans un stand de tir agréé. Cela doit se faire avec une arme et des munitions qui lui sont mises à dispositionsur place et uniquement à cette fin par l’exploitant, le titulaire de l’autorisation de détention de cette arme ou le titulaired’une licence de tireur sportif. A la fin de cette période, le demandeur doit réussir l’épreuve pratique, sinonl’autorisation est refusée (240).

Exemptions :

• Le demandeur est exempté de la partie pratique de l’épreuve :

1° s’il établit exercer ou avoir exercé au cours des cinq dernières années une activité professionnelle ousportive régulière et continue d’au moins six mois, pour laquelle il a détenu ou porté une arme à feu d’untype comparable à celle pour laquelle il a fait la demande (241);

2° s’il demande une autorisation de détention d’une arme non à feu soumise à autorisation en vertu de laloi sur les armes (242);

3° s’il a sa résidence à l’étranger (243).

• Le demandeur qui est déjà titulaire d’une attestation selon laquelle il a réussi une épreuve pratique avec unearme à feu du même type que celle pour laquelle il a fait la demande est également exempté de l’épreuvepratique (244).

• Sont également exemptés de l’épreuve pratique :

— les titulaires d’un permis de chasse valide, pour autant que leur demande concerne une arme à feu longueautorisée à cette fin, là où le permis de chasse est valable (245);

— les titulaires d’une licence de tireur sportif, pour autant que leur demande concerne une arme du mêmetype qu’une arme pour laquelle ils ont déjà réussi une épreuve pratique dans le cadre de l’obtention deleur licence (246).

• Le demandeur d’une autorisation de détention comme détenteur passif d’armes est aussi exempté del’épreuve pratique (247).

• Enfin, le demandeur d’une autorisation qui invoque comme motif l’intention de commencer une collectiond’armes’ en est également exempté.

L’exemption de l’épreuve pratique peut uniquement être constatée par le gouverneur. Le demandeur qui invoqueune exemption doit lui-même en apporter la preuve.

9.1.8. Consentement des membres de la familleSoit toutes les personnes majeures qui habitent avec le demandeur donnent leur consentement par écrit lors de

l’introduction de la demande et la police locale vérifie si toutes les personnes visées ont effectivement donné leurconsentement, soit la police locale les interrogera.

9.1.9. Motif légitimeSous peine d’irrecevabilité de la demande, le demandeur doit justifier d’un motif légitime pour l’acquisition et la

détention d’une arme à feu soumise à autorisation (248).Si un motif légitime est invoqué, la demande est recevable. Toutefois, si le type de l’arme ne correspond pas au

motif pour lequel l’autorisation est demandée (en d’autres mots, elle doit être utile dans ce cadre), la demande est nonfondée (249).

Si une demande est introduite pour plusieurs motifs, ils peuvent – s’ils sont acceptés – tous être mentionnés surl’autorisation.

Exemptions :Seul le demandeur d’une autorisation de détention comme détenteur passif d’armes est exempté de l’obligation de

justifier d’un motif légitime (250).La loi (251) énumère de manière exhaustive les motifs possibles suivants :

1. Chasse et activités de gestion de la faune

A cet effet, un permis de chasse valide ou une désignation officielle comme garde particulier doit être présenté(e)et l’arme ne peut être utilisée qu’à cette fin ou pour le tir aux clays (252).

2. Tir sportif et tir récréatif

A cet effet, une licence de tireur sportif valide ou des preuves écrites de participation antérieure à de telles activitésdoi(ven)t être présentée(s) et l’arme ne doit être utilisée qu’à cette fin (253).

Il convient de distinguer le tir récréatif du tir sportif.

72814 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 171: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

e Tir sportifUne distinction claire doit également être établie entre l’article 11 et l’article 12, 2°, de la loi sur les armes (254). Un

tireur sportif qui est titulaire d’une licence de tireur sportif et qui souhaite pratiquer le tir sportif avec une arme à feuqui ne figure pas sur la liste de l’arrêté ministériel du 15 mars 2007 (255) peut invoquer le tir sportif comme motiflégitime dans la demande d’autorisation de détention de cette arme.

La définition de la notion de ″tir sportif″ ainsi que les droits et obligations des tireurs sportifs diffèrent dans les troisCommunautés. Il convient donc de tenir compte des règles applicables dans chacune des Communautés (256). Unelicence de tireur sportif est toujours requise pour la pratique de disciplines de tir sportif dans le cadre des fédérations.Le contenu de la notion de ″tir sportif″ diffère de Communauté à Communauté. La Communauté francaise a établi uneliste de toutes les disciplines qui ne peuvent être pratiquées sans licence de tireur sportif. En Communauté flamande,la règle veut que le tir sportif englobe toutes les disciplines sportives proposées par les fédérations de tir sportifautorisées et/ou par les fédérations internationales de tir sportif (257). La préparation de ces activités et lesentraînements à celles-ci sont également considérés comme du tir sportif. Il est n’est donc pas toujours requis que letir soit pratiqué dans le cadre d’une compétition. Les décrets communautaires permettent de pratiquer le tir sportifd’une manière récréative en dehors du cadre du sport de compétition régulier.

Le motif légitime ″tir sportif″ doit donc être établi à l’aide d’une licence de tireur sportif valide, valable pour unecatégorie d’armes qui correspond au type de l’arme pour lequel l’autorisation a été demandée. Il suffit que ledemandeur prouve qu’il peut participer à des activités de tir sportif avec l’arme concernée. Il appartient aux fédérationsde tireurs et finalement aux autorités communautaires de déterminer de quelles armes il s’agit.

e Tir récréatifLe tir récréatif est le tir en dehors du cadre du tir sportif organisé par les Communautés. Ce motif légitime ne peut

donc être établi à l’aide d’une licence de tireur sportif. Les tireurs récréatifs ne souhaitent pas se soumettre aux règlesapplicables aux tireurs sportifs. Ils ne tombent également pas sous le contrôle des fédérations de tir sportif autoriséesorganisées par les Communautés. Cela peut s’expliquer par le fait que ces tireurs récréatifs ne souhaitent pas satisfaireà toutes les conditions d’une affiliation active. Une demande introduite par un tireur récréatif doit dès lors êtreexaminée dans ce contexte.

Le demandeur qui invoque le ″tir récréatif″ comme motif légitime doit établir qu’il a déjà participé à de tellesactivités par le passé (par exemple, à l’aide des registres qui sont tenus au sein du club de tir, d’un carnet où sontconsignées les séances de tir, d’une preuve d’affiliation accompagnée d’une preuve de régularité du stand de tirmentionnant les types d’armes qui peuvent y être utilisées,...). Ici aussi, la preuve doit correspondre à la catégoried’armes pour laquelle l’autorisation a été demandée.

En tout cas, il convient toujours de vérifier si le type de l’arme correspond au motif pour lequel l’autorisation estdemandée.

Les preuves écrites produites doivent établir que l’arme du type demandé a effectivement été utilisée pour le tirrécréatif. En cas de doutes sur la véracité de l’intention de pratiquer du tir récréatif ou sur la correspondance du typede l’arme, une autorisation de détention d’une arme peut être délivrée sous condition résolutoire. Le contrôle du motiflégitime (et de l’utilisation effective du type de l’arme pour le motif légitime invoqué) n’est possible qu’a posteriori. Lacondition impose à l’intéressé d’apporter, dans l’année qui suit la délivrance de l’autorisation, la preuve qu’il aeffectivement pratiqué régulièrement le tir récréatif avec l’arme pour laquelle l’autorisation a été délivrée. Exemplepour la formulation de la condition résolutoire : « La présente autorisation n’est valable que si vous avez apporté, pour(date d’envoi de l’autorisation + 1 an), la preuve que vous avez effectivement utilisé l’arme en question à des fins detir récréatif. Cette preuve est apportée à l’aide d’une attestation de l’exploitant d’un stand de tir agréé dont il ressortque vous êtes effectivement allé tirer avec l’arme en question dix fois au moins par année de calendrier. ».

Une pareille autorisation conditionnelle peut également constituer la meilleure solution pour un tireur récréatifdébutant qui n’a pas encore d’expérience.

3. Exercice d’une activité présentant des risques particuliersou nécessitant la détention d’une arme à feu

A cet effet, le risque particulier couru personnellement par le demandeur à l’occasion de son activitéprofessionnelle et la nécessité de détenir une arme à feu doivent être démontrés et l’arme ne peut être utilisée qu’à cettefin (258).

La preuve peut être apportée à l’aide d’une attestation de l’employeur ou par toutes voies de droit (pour unindépendant). Le gouverneur aura généralement besoin d’un rapport circonstancié pour pouvoir prendre une décisionen connaissance de cause.

Une directive générale qui mentionne les catégories de professions à risques n’est pas souhaitable. Le contexte dela demande et les motifs concrets pouvant justifier une autorisation de détention doivent toujours être pris enconsidération. Le fait par exemple qu’une personne travaille pour une entreprise de gardiennage ou dans le secteurdiamantaire n’est en soi pas suffisant pour autoriser la délivrance d’une autorisation de détention.

C’est la raison pour laquelle le bijoutier n’entre pas nécessairement en ligne de compte, sauf s’il démontre que lesdangers auxquels il est soumis sont réels, qu’il court un risque concret et que sa vie est en danger à titre professionnel.Le bijoutier devra donc démontrer par tous les moyens qu’il a été la victime de violences ou de menaces dans l’exercicede ses activités professionnelles.

Toutefois, le motif « activité présentant des risques particuliers » peut dans certains cas être élargi, plusparticulièrement pour permettre à certaines catégories professionnelles de détenir une arme sans laquelle elles nepeuvent réaliser les objectifs de leur mission (par exemple, un vétérinaire qui doit pouvoir se protéger des animauxdangereux et agressifs).

4. Défense personnelle de personnes qui courent un risque objectif et importantet qui démontrent en outre que la détention d’une arme à feu diminue ce risque important

dans une large mesure et peut les protégerA cet effet, il convient de démontrer que le demandeur a déjà pris toutes les autres mesures réalisables pour sa

sécurité personnelle et l’arme ne peut être utilisée qu’à cette fin (259).Il faut donc démontrer par tous les moyens :— que l’intéressé court un risque grave et objectif;— que la détention d’une arme à feu diminue ce risque important et peut protéger l’intéressé;— que l’intéressé a déjà pris toutes les autres mesures réalistes pour sa sécurité personnelle.

72815BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 172: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

Pour vérifier s’il est question d’un danger grave et objectif, le gouverneur peut demander à la police localed’enquêter. Si la demande d’autorisation a été insuffisamment et superficiellement motivée, le gouverneur peutégalement la rejeter sans demander à la police locale d’enquêter.

5. Intention de constituer une collection d’armes historiquesA cet effet, en attendant un agrément de collectionneur, la détention simple de ces armes et des munitions y

afférentes à raison d’une cartouche par type d’arme, sans les utiliser, est possible (260). Les armes pour lesquelles uneautorisation est demandée en vue de constituer une collection doivent logiquement pouvoir s’inscrire dans le cadred’un thème commun (261).

Ce motif légitime peut être démontré par toutes voies de droit, comme l’affiliation à une association decollectionneurs, la détention d’autres armes relevant du même thème qui ne sont pas utilisées à d’autres fins, unedemande d’autorisation sans munition suivie d’autres demandes, l’acquisition d’une collection existante,...

6. Participation à des activités historiques, folkloriques, culturelles ou scientifiquesA cet effet, le caractère historique, folklorique, culturel ou scientifique de l’activité exercée doit être démontré et

l’arme ne peut être utilisée qu’à cette fin (262).La preuve peut être apportée à l’aide d’une attestation émanant de l’institution, de l’organisation ou de

l’association qui organise ces activités.

9.1.10. Détention passive d’armesCe motif légitime particulier – qui a été introduit dans la loi sur les armes par la loi du 25 juillet 2008 – concerne,

comme expliqué plus loin, les personnes qui détiennent des armes et qui souhaitent les conserver car elles y sontémotionnellement attachées, ce sans que ces armes perdent leur valeur marchande ou représentent une quelconquemenace. L’autorisation « détention passive d’armes » n’est valable que pour la simple détention de l’arme, à l’exclusionde munitions.

L’article 11/1 de la loi sur les armes prévoit plus spécifiquement qu’une autorisation de détention est octroyée auxpersonnes désirant conserver dans leur patrimoine une arme qui avait fait l’objet d’une autorisation ou pour laquelleune autorisation n’était pas requise avant l’entrée en vigueur de la loi.

La simple détention d’armes sans exercer d’activités avec elles (par exemple, du tir sportif) n’est possible que dansles cas suivants : (263)

1. Les personnes qui détenaient légitimement une arme avant l’entrée en vigueur de la loi sur les armes(9 juin 2006), à savoir :a. les titulaires d’une autorisation modèle 4;b. les personnes qui détenaient des armes pour lesquelles aucune autorisation n’était requise (cf. les

anciennes « armes de chasse et de sport« ) et qui devaient être enregistrées via un modèle 9 si elles avaientété acquises après 1991 et être déclarées avant le 1er novembre 2008.

2. Les personnes qui ont acquis dans leur patrimoine une arme via héritage, laquelle était détenue légalement parla personne décédée, dans les deux mois de l’entrée en possession de l’arme.

3. Les chasseurs ou tireurs sportifs qui ne souhaitent plus être actifs dans la chasse ou dans le tir sportif peuvent,dans les trois ans et deux mois de l’expiration de leur permis de chasse ou de leur licence de tireur sportif,demander une telle autorisation pour les armes qu’ils détiennent légalement sur la base de leur permis dechasse ou de leur licence de tireur sportif.

Les personnes qui détenaient une arme devenue soumise à autorisation en vertu de la loi sur les armes pouvaientintroduire une demande de détention passive d’armes jusqu’au 31 octobre 2008 au plus tard.

Armes légales détenues avant le 9 juin 2006Les détenteurs d’armes qui détenaient ces armes légalement avant l’entrée en vigueur de la loi sur les armes le

9 juin 2006 pouvaient continuer à les détenir passivement s’ils en faisaient la demande pour le 31 octobre 2008 au plustard (264).

Avant cette date, ils devaient plus précisément demander une autorisation ou ces armes devaient être enregistréespour un chasseur, un tireur sportif ou un garde particulier au moyen d’un formulaire modèle 9 (265). La détentiond’une arme qui ne devait pas être enregistrée avant 1992 et pour laquelle aucun modèle 4 ou 9 ne devait donc êtreproduit était également possible. Dans ce cas, la preuve devait en être apportée (preuve de la date d’acquisition del’arme concernée).

Cette réglementation ne s’applique donc pas aux personnes (autres que chasseurs et tireurs sportifs) qui ont acquisune arme après le 9 juin 2006.

Il ne peut non plus être fait appel à la détention passive d’armes pour des armes à feu détenues illégalement.Pareilles armes pouvaient toutefois être régularisées jusqu’au 31 octobre 2008 (266).

Armes autorisées sous l’ancienne loi sur les armes détenues après le 9 juin 2001 et avant le 9 juin 2006Pour ces armes pour lesquelles l’intéressé détient une autorisation de détention délivrée avant l’entrée en vigueur

de la nouvelle loi sur les armes, mais après le 9 juin 2001, l’intéressé peut demander une autorisation de détentionpassive d’armes lors du contrôle quinquennal.

HéritiersL’héritier dont il est question au point 2. peut conserver l’arme sans munition (« détention passive ») dans son

patrimoine s’il en a introduit la demande dans les deux mois de l’entrée en possession de l’arme et si l’arme étaitdétenue légalement par la personne décédée (267).

L’héritier peut hériter par voie de succession ou par voie testamentaire, il peut être légataire légal ou légataireparticulier et il peut avoir accepté l’héritage implicitement, expressément ou sous bénéfice d’inventaire. Le bénéficiaired’une donation entre vifs n’entre toutefois pas en considération pour une détention passive.

L’héritier doit démontrer par tous les moyens qu’il a acquis l’arme dans son patrimoine (268).S’il dispose de l’arme le jour du décès, un acte de décès délivré par la commune ou un extrait du registre national

est suffisant.Par contre, lorsque la prise de possession et la répartition des biens de la personne décédée prend un certain temps

en cas d’acceptation de la succession, l’héritier doit produire tous les documents qui peuvent le démontrer. Un actenotarié n’est pas requis. Un courrier des héritiers peut être considéré comme suffisant (269).

La succession doit être acceptée. En cas de contestation de la succession, l’arme est alors donnée en dépôt jusqu’àce qu’une décision définitive soit prise concernant la répartition de la succession.

72816 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 173: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

L’héritier peut également choisir de conserver les armes avec les munitions (« comme détenteur actif d’armes »).Dans ce cas, il devra justifier d’un motif légitime et répondre à toutes les conditions de l’article 11, § 3, de la loi sur lesarmes. Il dispose d’une période de trois mois, à compter de l’acquisition de l’arme dans son patrimoine, pour introduireune demande d’autorisation. L’héritier peut conserver provisoirement l’arme jusqu’à ce qu’il soit statué sur la demanded’autorisation, sauf s’il apparaît, par une décision motivée du gouverneur, que cette détention peut porter atteinte àl’ordre public (270).

Enfin, l’héritier peut également choisir de céder l’arme, de la faire neutraliser ou d’en faire abandon à la policelocale.

Chasseurs, tireurs sportifs et gardes particuliersLes chasseurs, les tireurs sportifs et les gardes particuliers peuvent acquérir certaines armes sans devoir demander

d’autorisation de détention au gouverneur (271). L’exception pour les gardes particuliers, les chasseurs et les tireurssportifs ne s’applique qu’aux personnes qui sont titulaires d’un permis de chasse valide, d’une licence de tireur sportifvalide ou d’une carte de légitimation pour les gardes particuliers.

Les chasseurs et les tireurs sportifs dont le permis de chasse ou la licence de tireur sportif a expiré peuventcontinuer à détenir l’arme pendant trois ans (modèle 9) sans toutefois encore détenir des munitions pour cette arme.La reprise de l’activité concernée suspend cette période. Il en va de même pour les gardes particuliers. Ils doivent à ceteffet remettre les munitions dans le mois à une personne agréée ou à une personne qui est autorisée à détenir cesmunitions (272).

A l’expiration de cette période de trois ans également, les chasseurs, les tireurs sportifs et les gardes particulierspeuvent solliciter la détention passive de l’arme s’ils introduisent la demande à cet effet dans les deux mois del’expiration d’une période de trois ans suivant l’échéance (273). La demande peut également encore être introduiteavant l’expiration de la période de trois ans déjà prévue par la loi.

Cette possibilité de la détention passive d’armes s’applique exclusivement aux armes suivantes :— chasseur : armes longues autorisées à cet effet, là où le permis de chasse est valable (274);— tireur sportif : armes concues pour le tir sportif visées dans l’arrêté ministériel du 15 mars 2007 (275-;— garde particulier : armes longues autorisées à cet effet, là où la carte de légitimation est valable (276).

Eléments particuliersdans le cadre de la procédure de demande d’autorisation de détention passive d’armes

Bien que la procédure de demande pour détention passive d’armes soit en grande partie la même que celleexaminée au point 9.1., le demandeur d’une autorisation de détention d’une arme à feu sans munition est exempté desconditions suivantes :

— présenter une attestation médicale;— réussir une épreuve théorique;— réussir une épreuve pratique;— justifier d’un motif légitime et l’étayer (277).Il doit néanmoins répondre à toutes les conditions de moralité et aucune personne majeure habitant avec lui ne

peut s’opposer à la demande.

En cas d’octroi de l’autorisation, un modèle 4 est établi dont le volet A est destiné au titulaire et le volet B augouverneur, ces deux volets étant signés par le gouverneur et complétés par les mentions suivantes :

1° l’identification des circonstances, lieu et date de l’entrée en possession;

2° l’identification de l’arme : nature, marque, modèle, type, calibre et numéro de série;

3° l’identification du détenteur : nom, nationalité, adresse, lieu et date de naissance. S’il s’agit d’une personnemorale, la raison ou la dénomination sociale et le siège social. Le volet B de l’autorisation est conservé parl’autorité compétente (278).

Le titulaire d’une autorisation de détention passive d’armes doit en outre satisfaire à tous les droits et obligationsapplicables aux titulaires d’une autorisation de détention. Toutes les règles en matière de port, de stockage, detransport, de cession,..., d’armes soumises à autorisation restent d’application. Un détenteur passif d’armes ne peuttoutefois jamais détenir de munitions pour les armes concernées. Il ne peut jamais tirer non plus avec les armesautorisées sans munition sous le régime de la détention passive d’armes.

9.1.11. Découverte d’une armeLa loi sur les armes prévoit la possibilité pour ceux qui ont acquis une arme de bonne foi dans des circonstances

plutôt fortuites, comme par exemple la découverte d’une arme dans un grenier, de demander une autorisation dedétention pour cette arme. A cet effet, la demande doit être introduite dans les trois mois de l’acquisition de l’arme. Ladécouverte doit être signalée d’initiative à la police locale. La police locale délivrera un modèle 6 et enregistrera l’armedans le RCA en attendant que le gouverneur octroie une autorisation.

Dans l’attente de la décision du gouverneur, l’arme peut être détenue, sauf si celui-ci décide de manière motivéeque la détention de cette arme peut porter atteinte à l’ordre public (279). L’arme doit alors être conservée par la policejusqu’à ce que le gouverneur se prononce sur l’octroi ou non de l’autorisation.

Ici aussi, la procédure de demande d’autorisation de détention de l’arme « découverte » est la même que celleexaminée au point 9.1.

En cas d’octroi de l’autorisation, un modèle 4 est établi dont le volet A est destiné au titulaire et le volet B augouverneur, ces deux volets étant signés par le gouverneur et complétés par les mentions suivantes :

1° l’identification des circonstances, lieu et date de l’entrée en possession;2° l’identification de l’arme : nature, marque, modèle, type, calibre et numéro de série;3° l’identification du détenteur : nom, nationalité, adresse, lieu et date de naissance. S’il s’agit d’une personne

morale, la raison ou la dénomination sociale et le siège social. Le volet B de l’autorisation est conservé parl’autorité compétente (280).

La personne qui découvre une arme peut également la faire neutraliser de sorte qu’elle devienne une arme en ventelibre. Enfin, elle peut également en faire abandon. Etant donné que l’origine légale de l’arme n’est pas établie, il n’estpas question de droit de propriété devant être protégé et la cession de l’arme n’est pas autorisée.

72817BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 174: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

9.1.12. DécisionLe gouverneur compétent pour la résidence du demandeur se prononce sur la demande d’autorisation de

détention d’une arme à feu soumise à autorisation (281).Si l’intéresse en fait la demande, il doit d’abord être entendu par écrit ou oralement. Il doit être en mesure de se

défendre au préalable contre les éléments négatifs dont il n’avait pas connaissance (droit d’audition).Afin que les gouverneurs appliquent uniformément dans l’ensemble du pays les conditions légales liées à la

délivrance d’une autorisation de détention d’une arme à feu soumise à autorisation, ils n’ont pas de pouvoirdiscrétionnaire en la matière. Soit le demandeur répond à toutes les conditions et l’autorisation doit être délivrée, soitil ne répond pas à toutes les conditions et l’autorisation ne peut être délivrée.

L’autorisation peut être limitée à la détention de l’arme à l’exclusion des munitions et elle n’est valable que pourune seule arme (282).

Le gouverneur informe sans délai la police locale au sujet des autorisations de détention qu’il refuse ou qu’ildélivre ainsi que de leur suspension, limitation, retrait ou restitution ou encore de la suspension ou du retrait du droitde détenir des armes. Le cas échéant, il informe également la fédération de tir sportif concernée ou le service qui délivreles permis de chasse.

Les autorisations mêmes sont remises à l’intéressé par le biais du chef de corps de la zone de police compétente.

9.1.13. MotivationLa décision du gouverneur doit être motivée et indique en cas de suspension ou de retrait de l’autorisation les

délais dans lesquels l’arme doit être déposée chez une personne agréée, cédée à une personne agréée ou à une personnetitulaire d’une autorisation de détention (283)

Concernant la motivation de la décision, le gouverneur doit également respecter les principes généraux de bonneadministration et plus particulièrement la loi du 29 juillet 1991 relative à la motivation formelle des actes administratifs.

Toute décision de portée individuelle émanant des pouvoirs publics doit en effet être motivée sur le plan matérielet formel et la motivation dans l’acte doit indiquer les considérations de droit et de fait servant de fondement à ladécision.

A cet effet, le gouverneur peut se baser sur le rapport de police ou l’avis du procureur du Roi. Si une instructionpréparatoire ou une instruction est en cours ou si une décision judiciaire a été rendue, elle peut également êtrepertinente.

Les motifs pouvant donner lieu au refus de la demande d’autorisation de détention d’une arme à feu soumise àautorisation peuvent être légitimement invoqués pour étayer une décision portant suspension ou retrait del’autorisation.

9.1.14. Modèle 4L’autorisation de détention d’une arme à feu soumise à autorisation est établie conformément au modèle 4. Ce

modèle contient un volet A qui est conservé par le titulaire et un volet B qui doit être présenté à la police locale auxfins de contrôle (284).

Les autorisations sont remises à l’intéressé par le biais du chef de corps de la zone de police compétente, de sortequ’il est informé de leur délivrance. En cas de refus, le gouverneur l’en informe.

La durée de validité mentionnée sur l’autorisation – en exécution de l’article 32 de la loi sur les armes qui étaitd’application entre le 9 juin 2006 et le 1er septembre 2008 – doit être considérée comme non écrite.

Le volet A de l’autorisation est communiqué par le titulaire aux membres des services visés à larticle 29 de la loisur les armes (285) lorsqu’ils en font la demande dans le cadre du contrôle qu’ils exercent (286).

Le document modèle 4 mentionne les données d’identité du titulaire, les caractéristiques de l’arme, si l’arme a étéacquise, importée, immatriculée, trouvée ou léguée et le motif légitime (287). Il n’est valable que pour une seulearme (288).

L’autorisation est datée et confère au titulaire le droit d’acquérir ou d’importer l’arme dans les trois mois de sadélivrance (289). Si l’acquisition ou l’importation n’a pas été effectuée dans ce délai, l’autorisation est périmée et doitêtre renvoyée dans les huit jours au gouverneur. Il en est de même lorsque l’autorisation n’est plus valable (290).

Cette durée de validité n’est pas mentionnée sur le modèle 4. Il est dès lors utile de porter ce délai à l’attention dudétenteur d’armes. En effet, s’il ne respecte pas ce délai, il devra faire une nouvelle demande (ce qui signifie notammentqu’il devra à nouveau payer la redevance).

Lorsque l’arme est acquise en Belgique, le volet A doit être signé par le cédant avec les mentions suivantes : (291)— les données d’identité du cédant : nom, prénom et numéro du registre national. S’il s’agit d’une personne

morale, la raison ou la dénomination sociale, le siège social, l’identité du gérant, du président ou del’administrateur-délégué;

— le numéro d’agrément de la personne agréée (par exemple, l’armurier), ou le numéro, le lieu et la date dedélivrance de l’autorisation de détention du cédant;

— le lieu et la date de la cession;— l’identification de l’arme : nature, marque, modèle, type, calibre et numéro de série.Lorsque l’arme est importée d’un pays non-membre de l’Union européenne, le volet A doit être signé et complété

par un agent des douanes avec les mentions suivantes : (292)— l’identification du bureau des douanes;— la date de l’importation;— l’identification de l’arme : nature, marque, modèle, type, calibre et numéro de série.Dans le mois de la cession ou de l’importation, le volet B est transmis par le cédant ou le bureau des douanes au

gouverneur. Ce volet de l’autorisation est daté, signé et comporte les mentions relatives à l’identification de l’arme etde l’acquéreur ou de l’importateur.

Lorsque l’arme est importée d’un pays membre de l’Union européenne, l’acquéreur ou l’importateur doit seprésenter dans les quinze jours à la police locale de son lieu de résidence afin de faire compléter les volets A et B (293).

La police locale identifie l’arme acquise ou importée. Si nécessaire, elle corrige et/ou complète les volets A et B. Sides corrections doivent être faites, elle renvoie le volet A ainsi que le volet B de sorte que les adaptations nécessairespuissent être effectuées et l’autorisation corresponde à l’état réel de l’arme. Le gouverneur prend soin de l’adaptationultérieure du RCA.

72818 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 175: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

9.1.15. RecoursUn recours est ouvert auprès du ministre de la Justice ou de son délégué contre la décision du gouverneur refusant,

limitant, suspendant ou retirant une autorisation de détention d’une arme à feu soumise à autorisation et en casd’absence de décision dans le délai de quatre mois à compter de la réception de la demande (294).

Il n’y a pas cette possibilité de recours contre une décision constatant l’irrecevabilité de la demande. Dans ce cas,le demandeur peut toutefois encore s’adresser au Conseil d’Etat.

Si le ministre de la Justice n’accède pas au recours, un recours administratif est également possible devant leConseil d’Etat. Il est question dans ce cas d’un recours en suspension ou d’un recours en annulation. Le recours devantle Conseil d’Etat doit être formé dans les 60 jours de la prise de connaissance de la décision attaquée.

Le recours auprès du ministre de la Justice concerne un recours administratif ordinaire. Il n’a aucun effet suspensif.En d’autres termes, le demandeur doit se conformer à la décision attaquée au moins jusqu’à ce qu’il soit statué sur sarequête.

La requête d’appel doit :— être motivée;— être envoyée sous pli recommandé au service fédéral des armes;— être introduite dans les quinze jours de la prise de connaissance de la décision du gouverneur ou de la

constatation de l’absence de décision dans le délai de quatre mois;— être accompagnée d’une copie de la décision attaquée.Dans le cas où l’une de ces modalités n’est pas remplie, la requête est irrecevable (295).Les lois relatives à la publicité de l’administration des 11 avril 1994 et 12 novembre 1997 prévoient qu’un acte

administratif à portée individuelle n’est notifié valablement que s’il est fait mention des voies de recours et de toutesles modalités du recours (formes et délais). A défaut, le délai pour introduire le recours ne commence pas à courir.

La décision en appel est rendue dans les six mois de la date de réception de la requête (296).Ce délai peut être prolongé par décision motivée. La prolongation ne peut être accordée qu’une seule fois et sa

durée ne peut excéder six mois (297).L’examen en degré d’appel implique un examen complet de l’affaire.

9.1.16. Modification de l’autorisationLe titulaire de l’autorisation est tenu d’informer, dans les quinze jours de la modification, le gouverneur de toute

modification (à l’exception d’un changement d’adresse dans la même province) d’une mention relative au titulaire ouà l’arme, ou de la perte, de la destruction ou du vol de celle-ci (298).

Toute perte ou vol d’une arme soumise à autorisation doit être également signalée sans délai à la police locale (299).Si la modification consiste en un déménagement du titulaire à une adresse située en dehors de la province, il suffit

de transmettre le dossier à la province de la nouvelle résidence. La province qui a géré le dossier auparavant peut leclôturer. Puisque l’adresse n’y est plus mentionnée, il ne faut pas délivrer de nouvelle autorisation.

En cas de décès du titulaire de l’autorisation, ses ayant droits en informent le gouverneur compétent (300).

9.1.17. Sanctions administrativesLe gouverneur peut décider de limiter, de suspendre ou de retirer l’autorisation s’il ressort que la détention de

l’arme peut porter atteinte à l’ordre public ou que le motif légitime invoqué pour obtenir l’autorisation n’existe plus(301). La décision doit être motivée et peut uniquement être prise après avoir recueilli l’avis du procureur du Roi dulieu de résidence de l’intéressé (302).

La limitation peut par exemple consister en une détention de l’arme sans munitions (comme sanction, pas sursimple demande) ou en une limitation de la durée de validité.

La suspension de l’autorisation est indiquée comme mesure lorsque le titulaire de l’autorisation se trouveprovisoirement dans une situation où la détention de l’arme soumise à autorisation peut porter atteinte à l’ordre public.La suspension est limitée dans le temps (303). Si elle dure plus d’un an, il est recommandé de retirer l’autorisation.

Le retrait de l’autorisation est nécessaire lorsque le titulaire de l’autorisation se trouve pour une plus longuepériode dans une situation où la détention de l’arme soumise à autorisation peut porter atteinte à l’ordre public (304).Ainsi, les autorisations de personnes radiées d’office (suite à leur résidence à l’étranger ou à cause d’une résidencefictive en Belgique) peuvent être retirées étant donné le danger pour l’ordre public.

Dès leur notification au titulaire de l’autorisation, tant le retrait que la suspension engendre l’interdiction dedétenir l’arme en question.

La décision de retrait ou de suspension est notifiée au titulaire de l’autorisation par lettre recommandée avecaccusé de réception (305). Le gouverneur porte sa décision de retrait ou de suspension à la connaissance de la policelocale du lieu de résidence de l’intéressé. Ainsi, la police locale veille à l’exécution correcte de la décision dugouverneur.

Avant de prendre la décision, la personne doit avoir la possibilité de réagir (droit d’audition).La décision de retrait ou de suspension indique les délais dans lesquels l’arme doit être déposée chez une personne

agréée ou être cédée à une personne agréée ou à une personne titulaire d’une autorisation de détention (306).Dans les huit jours de la mise en dépôt ou de la cession de l’arme concernée, le dépositaire ou le cessionnaire doit

informer le gouverneur que l’arme a été déposée ou lui a été cédée. Cette information est faite par un formulaire jointà la notification par le gouverneur (307).

Un formulaire doit toujours faire clairement ressortir la distinction entre la mise en dépôt et la cession de l’arme.Dans les deux cas, la détention de fait de l’arme passe au cessionnaire. Toutefois, les relations entre parties peuvent lescontraindre à restituer l’arme (en cas de mise en dépôt) ou à envisager une cession définitive. En tous les cas, lesformalités nécessaires doivent être respectées. Exemples : en cas de cession de la détention de l’arme à un armurier,l’arme doit être immatriculée dans ses registres, en cas de cession à un chasseur, un modèle 9 doit être établi,.... Le faitde remplir le formulaire de mise en dépôt ou de cession ne dispense donc pas les parties concernées de remplir leursautres obligations légales en la matière.

En Flandre, si le détenteur d’armes est également titulaire d’une licence de tireur sportif, la licence de tireur sportifest retirée lorsqu’une autorisation de détention est refusée pour des raisons d’ordre public (308). Pour éviter toutmalentendu, il est recommandé d’indiquer clairement à la fédération de tir sportif autorisée qui a délivré la licence detireur sportif que le refus d’octroyer l’autorisation est basée sur des raisons d’ordre public (et pas par exemple surd’autres raisons comme l’absence de consentement des membres de la famille majeures habitant avec l’intéressé). Cetterègle ne s’applique pas en communauté francaise.

72819BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 176: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

9.1.18. Contrôle quinquennalDepuis le 1er septembre 2008, la durée des autorisations de détention d’armes à feu soumises à autorisation n’est

plus limitée à cinq ans mais est indéterminée.L’autorisation n’est toutefois valide que pour une durée déterminée si la demande n’a été faite que pour une durée

déterminée ou si le gouverneur impose, par décision motivée, une durée de validité limitée pour des motifs depréservation de l’ordre public (309).

Une fois tous les cinq ans, le gouverneur vérifie si tous les titulaires des autorisations (310) qu’il a délivréesrespectent la loi et satisfont encore aux conditions pour la délivrance de ces autorisations (311).

Toutefois, le gouverneur peut par exemple décider d’avancer le contrôle, ce pour pouvoir regrouper les contrôlesde différentes armes, parce qu’il ressort qu’il existe un danger pour l’ordre public ou parce qu’il apparaît que le motiflégitime n’existe plus.

A cette fin, le gouverneur demande l’avis de la police locale et éventuellement du ministère public (312). Lestitulaires des autorisations doivent déclarer ou peuvent faire certifier qu’ils répondent encore aux conditions pourl’obtention de ces autorisations et qu’il n’existe aucune raison de décider d’une limitation, d’une suspension ou d’unretrait de ces autorisations (313).

S’il apparaît que la détention de l’arme peut porter atteinte à l’ordre public ou à l’intégrité physique de personnesou s’il apparaît que le motif légitime invoqué pour obtenir l’autorisation n’existe plus, le gouverneur compétent peutlimiter, suspendre ou retirer l’autorisation par décision motivée. Avant de prendre cette décision, il doit toutefois avoirpris l’avis du procureur du Roi compétent (314).

Lors du contrôlé périodique, le gouverneur aura donc la possibilité de contrôler si les autorisations délivrées sousle régime transitoire favorable (315) respectent toutes les conditions légales.

Exemple : je détiens depuis 2002 un fusil de chasse devenu soumis à autorisation en vertu de la nouvelle loi surles armes et pour lequel j’ai obtenu, le 2 juin 2007, via le régime transitoire, une autorisation modèle 4 vu que j’étaismajeur, que je n’avais pas été condamné pour avoir commis une des infractions visées à l’article 5, § 4, de la loi sur lesarmes et qu’il n’existait aucune raison d’ordre public pouvant conduire au retrait de l’autorisation (316). Le gouverneurvérifiera pour le 2 juin 2012 si je satisfais à toutes les conditions légales. Cela signifie que je dois pouvoir démontrer àce moment que je dispose d’un motif légitime pour détenir l’arme, que je suis médicalement apte,... A ce moment, jepeux également opter pour un passage à la détention passive.

La redevance est due (une fois par période de cinq ans) lors du contrôle périodique (317).A l’issue du contrôle et si le détenteur satisfait à toutes les conditions, il recevra un avis de confirmation l’informant

de l’issue favorable du contrôle. Cependant, si le motif légitime change, un nouveau modèle 4 qui conserve le numérod’autorisation initial et la date d’origine est délivré.

9.2. Droits et obligations

9.2.1. Acquisition d’une arme

e Particularités en cas d’acquisition à l’étranger• GénéralitésToute personne souhaitant acquérir une arme à feu (soumise à autorisation ou en vente libre) à l’étranger doit

garder à l’esprit qu’elle est de ce fait soumise à la réglementation de notre pays, à la réglementation du pays où l’armeest acquise ainsi qu’à la réglementation en matière d’importation et d’exportation des deux pays. La réglementationétrangère est très variée : la détention privée d’armes est (pratiquement) toute à fait libre dans certains pays et(pratiquement) tout à fait interdite dans d’autres. Il est absolument nécessaire que l’intéressé s’informe bien aupréalable sur les règles à respecter dans le pays où il souhaite acquérir une arme. Il en va de même en cas de successionà l’étranger.

La règle générale est qu’une autorisation de détention de l’arme souhaitée doit d’abord être demandée en Belgiqueau gouverneur compétent (si nécessaire). A l’aide de cette autorisation, une licence d’importation peut ensuite êtredemandée à la Région compétente. Après quoi, une autorisation d’acquisition doit (si nécessaire) être demandée dansle pays concerné, qui devra également délivrer une licence d’exportation. Il va de soi que les services d’armes belgesne peuvent être informés de toutes les règles étrangères en vigueur et qu’ils se limitent donc au volet national del’acquisition concernée.

• Au sein de l’Union européenneUne réglementation plus simple et uniforme est d’application dans le cadre de l’Union européenne. La

directive 91/477/CEE pose à l’article 7, 1., le principe de la double autorisation pour l’acquisition d’une arme dans unautre Etat membre de l’Union européenne.

Cet article prévoit que lorsqu’un résident d’un Etat membre souhaite acquérir une arme de la catégorie B de ladirective (armes à feu soumises à autorisation) dans un autre Etat membre de l’Union européenne, il doit non seulementobtenir une autorisation des autorités étrangères compétentes mais également l’accord préalable des autorités de sonEtat de résidence.

Ainsi, un résident allemand qui souhaite par exemple acquérir en Belgique une arme à feu soumise à autorisationdoit obtenir une autorisation de la Sûreté de l’Etat après l’accord préalable des autorités de son Etat de résidence.

Inversement, pour un résident belge, l’autorisation des autorités étrangères d’acquérir une arme de la catégorie Bsur leur territoire est subordonnée à la délivrance préalable d’une autorisation par le gouverneur compétent pour larésidence du futur détenteur de l’arme.

Toutefois, notre autorisation nationale de détention d’une arme à feu (modèle 4) est uniquement valable dans notrepays et n’est pas reconnue comme base pour la demande d’autorisation d’acquisition d’une arme à l’étranger.

• Au sein du BeneluxAu sein du Benelux, la réglementation est plus simple car les licences d’importation et d’exportation ne sont pas

nécessaires.• ProcédureLorsque des résidents belges (personnes qui ont leur domicile ou leur résidence en Belgique) souhaitent acquérir

une arme soumise à autorisation dans un autre Etat membre de l’Union européenne, le gouverneur délivre, outre lemodèle 4, un document, souvent appelé « carte bleue » pour plus de facilité, qui fait office d’autorisation préalable pourl’acquisition d’une arme soumise à autorisation dans un autre Etat membre de l’Union européenne.

Dans le cas où l’acquisition a lieu hors du Benelux, une licence d’importation est également demandée à la régioncompétente (ainsi que l’autorisation préalable du SPF Justice nécessaire à cet effet) avec l’autorisation modèle 4.

L’intéressé doit remettre la carte bleue aux autorités étrangères afin d’étayer sa demande d’autorisationd’acquisition dans ce pays. Il doit lui-même s’informer sur la procédure à suivre dans le pays concerné. Ensuite etconformément à l’article 11 de l’arrêté royal du 20 septembre 1991 exécutant la loi sur les armes, le résident belgetitulaire du modèle 4 doit se présenter avec l’arme acquise à l’étranger à la police locale de son lieu de résidence dansun délai de quinze jours après l’importation. La police constatera l’importation et complètera le volet B du modèle 4.Le volet B sera alors envoyé au gouverneur compétent qui introduira les données dans le RCA.

72820 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 177: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

Lorsqu’un collectionneur agréé souhaite acquérir une arme soumise à autorisation dans un Etat membre del’Union européenne, il devra également demander un exemplaire de la carte bleue au gouverneur. Etant donné que lecollectionneur agréé n’a plus besoin d’autorisation individuelle, aucun modèle 4 à compléter ultérieurement n’estdélivré. L’intéressé devra toutefois donner des précisions sur l’arme souhaitée de manière à pouvoir vérifier qu’elle estconforme au thème de sa collection.

La carte bleue peut également être nécessaire pour l’acquisition d’une arme à feu en vente libre à l’étranger. Lesarmes en vente libre dans notre pays sont en effet soumises à autorisation dans de nombreux pays. L’acquéreur doitalors également demander une carte bleue au gouverneur même s’il n’a pas besoin de modèle 4. Dans ce cas, legouverneur délivre le document sur simple demande.

Un autre cas où le modèle 4 n’est pas nécessaire, est l’acquisition à l’étranger d’une arme qui lui est autorisée parun chasseur, un tireur sportif ou un garde particulier. Le modèle 9 ne pouvant pas être établi par un armurier étranger,l’acheteur doit se présenter avec l’arme à sa police locale dans un délai de 15 jours après l’importation. Celle-ciconstatera l’importation et complétera un modèle 9. Deux exemplaires en sont envoyés au gouverneur qui introduirales données dans le RCA.

Les services provinciaux des armes peuvent imprimer eux-mêmes la carte bleue sur du papier adapté.Cette réglementation ne déroge pas aux autres dispositions de la directive 91/477/CEE. C’est la raison pour

laquelle il est indiqué que l’intéressé s’informe également auprès de la région compétente.Enfin, en cas d’importation, l’arme doit se voir attribuer un numéro d’identification unique par le banc

d’épreuves (319). Le banc d’épreuves peut demander que l’arme soit présentée.

9.2.2. Cession/vente d’une armeToute personne qui souhaite céder ou vendre une arme à feu soumise à autorisation, les munitions pour cette arme

(ou une pièce soumise à l’épreuve légale) ne peut le faire qu’à une personne qui est habilité à la/les détenir. Cela peutêtre tant des titulaires d’une autorisation de détention que des chasseurs ou tireurs sportifs (selon les caractéristiquesde l’arme), mais également des armuriers, des collectionneurs d’armes, des musées,...

En fonction de la qualité des parties impliquées dans la cession/vente ainsi que de l’endroit où celle-ci se déroule,la cession implique d’autres obligations.

e Particularités en cas de cession/vente à des titulaires d’une autorisation de détention d’une arme à feusoumise à autorisation (modèle 4)

La cession/vente d’une arme à feu soumise à autorisation et/ou des munitions pour cette arme (ou d’une piècesoumise à l’épreuve légale) à une personne titulaire d’une autorisation de détention ne peut se faire que surprésentation d’une carte d’identité ou d’un passeport correspondant à l’identité mentionnée sur l’autorisation (320).

Dans le mois de la cession de l’arme, le volet B doit être transmis par le cédant à l’autorité qui a délivrél’autorisation. Il est daté, signé et comporte les mentions relatives à l’identification de l’arme et du cessionnaire (321).

Le volet A de l’autorisation est conservé par le titulaire qui est tenu de le remettre aux services (322) visés à l’article29 de la loi sur les armes aux fins de contrôle à toute réquisition (323) des membres de ces services.

e Particularités en cas de cession/vente à des chasseurs, à des tireurs sportifs ou à des gardes particuliers (324).La cession d’une arme à feu soumise à autorisation et/ou des munitions pour cette arme (ou d’une pièce soumise

à l’épreuve légale) à un chasseur, à un tireur sportif ou à un garde particulier ne peut être faite que sur présentationde leur carte d’identité ou passeport et de la preuve de leur qualité.

Un avis de cession et une copie de celui-ci, conformes au modèle 9, sont transmis par le cédant, dans les huit joursde la cession, au gouverneur de la résidence du cessionnaire ou, si ce dernier n’a pas de résidence en Belgique, au RCA.

Le cédant/vendeur conserve une copie du modèle 9. L’autre copie, pourvue du numéro d’enregistrement, esttransmise par le gouverneur à la police locale de la résidence du cessionnaire/acheteur. Cette dernière avertit legouverneur si les caractéristiques de l’arme ne correspondent pas aux données sur le modèle 9, de sorte que legouverneur puisse faire les adaptations nécessaires.

e Particularités en cas de cession à des armuriers, à des intermédiaires ou à d’autres personnes qui ne devaientpas produire d’autorisation de détention, au nom desquelles aucun avis de cession (modèle 9) ne devait êtrerédigé ou qui ne sont pas agréées comme collectionneur ou musée

Dans le cas où un particulier cède une arme à feu soumise à autorisation et/ou les munitions pour cette arme (ouune pièce soumise à l’épreuve légale) à un armurier, à un intermédiaire ou à une autorité déterminée (par exemple,l’armée), il doit renvoyer l’autorisation (modèle 4) ou l’avis de cession (modèle 9) à son nom au gouverneur qui estcompétent pour son lieu de résidence et lui communiquer le nom du cessionnaire.

Le service des armes du gouverneur enregistrera ensuite les nouvelles données dans le RCA et vérifiera qu’il n’ya eu aucune irrégularité (325).

La cession d’une arme à feu soumise à autorisation et/ou des munitions pour cette arme (ou d’une pièce soumiseà l’épreuve légale) par un chasseur, un tireur sportif ou un garde particulier à une personne agréée doit être consignéedans ses registres et être notifiée, au moyen d’un avis de cession (modèle 9), dans les huit jours de la cession augouverneur compétent pour la résidence du cédant ou, si celui n’a pas de résidence en Belgique, au RCA. Le cédantconserve une copie du modèle 9 (326).

e Particularités en cas de cession/vente à l’étrangerLorsque des résidents belges (personnes qui ont leur domicile ou leur résidence en Belgique) souhaitent vendre ou

céder une arme soumise à autorisation dans un autre Etat membre de l’Union européenne, une licence d’exportationdoit d’abord être demandée à la région compétente (ainsi que l’autorisation préalable du SPF Justice nécessaire à ceteffet).

Il va de soi que le cédant doit détenir l’arme valablement en Belgique, soit avec une autorisation de détention(modèle 4), soit avec un titre équivalent (par exemple, un permis de chasse valide avec une arme enregistrée surmodèle 9). Sur cette base, la licence d’exportation peut être demandée.

La cession dans un autre Etat membre de l’Union européenne doit répondre à la législation qui y est applicable enla matière. Il convient également de rappeler ici que les services des armes belges ne peuvent pas être informés detoutes les règles étrangères en vigueur et qu’ils se limitent donc au volet national de la cession concernée.

A l’issue de la cession, le cédant belge doit immédiatement renvoyer l’autorisation (modèle 4) ou l’avis de cession(modèle 9) au gouverneur compétent pour son lieu de résidence et lui communiquer l’identité du cessionnaire.

Le service des armes du gouverneur enregistre les données dans le RCA et vérifie qu’il n’y a eu aucuneirrégularité (327). Si le gouverneur constate une irrégularité, il la corrigera encore si c’est possible en conformité avecla réglementation. Dans ce cas, l’enregistrement ne sera pas remis en cause. Dans l’autre cas, il devra dénoncer le délitcommis.

72821BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 178: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

e Particularités en cas de cession/vente en Belgique à un étranger

Le principe de la double autorisation pour l’acquisition d’une arme au sein de l’Union européenne s’appliqueégalement à la cession en Belgique d’une arme soumise à autorisation à un résident d’un autre Etat membre de l’Unioneuropéenne (personnes qui ont leur domicile ou leur résidence dans un autre Etat membre de l’Union européenne).

L’acquéreur étranger devra ainsi disposer d’une « autorisation préalable pour l’acquisition d’une arme soumise àautorisation dans un autre Etat membre de l’Union européenne » délivrée par les autorités de son Etat de résidence etcomparable à notre « carte bleue ».

Il doit en outre disposer d’une autorisation des autorités belges pour acquérir une arme de la catégorie B sur sonterritoire (une autorisation modèle 4 délivrée par la Sûreté de l’Etat) et il doit demander une licence d’exportation à laRégion compétente en Belgique. Son autorisation (étrangère) nationale éventuelle est uniquement valable dans sonpays et n’est dès lors pas reconnue comme base pour la demande d’autorisation.

Enfin, l’acquéreur étranger doit disposer d’une licence d’importation des autorités compétentes de l’Etat membreoù il possède son domicile ou sa résidence.

Au sein du Benelux, la réglementation est toutefois plus simple car les licences d’importation et d’exportation nesont pas nécessaires.

A l’issue de la cession, le cédant belge doit immédiatement renvoyer l’autorisation (modèle 4) ou l’avis de cession(modèle 9) au gouverneur compétent pour son lieu de résidence et lui communiquer l’identité du cessionnaire.

Le service des armes du gouverneur enregistre les données dans le RCA et vérifie qu’il n’y a eu aucune irrégularité (328).Si le gouverneur constate une irrégularité, il la corrigera encore si c’est possible en conformité avec la réglementation. Dans cecas, l’enregistrement ne sera pas remis en cause. Dans l’autre cas, il devra dénoncer le délit commis.

9.2.3. Mesures de sécuritéL’arrêté royal du 24 avril 1997 déterminant les conditions de sécurité lors du stockage, de la détention et de la

collection d’armes à feu ou de munitions a été complété le 14 avril 2009 par un chapitre 3 « Conditions de sécurité lorsde la détention et l’exposition à la résidence, et le transport d’armes soumises à autorisation ou de munitions pour cesarmes par des particuliers ».

Sous l’ancienne législation sur les armes, il n’était pas possible d’imposer certaines mesures de sécurité auxparticuliers détenteurs d’armes. A la réception de leur autorisation, ils obtenaient toutefois un document « modèle 12 »qui renfermait des conseils sur la conservation, l’utilisation et l’entretien d’armes à feu. Ces conseils ont à présent ététransformés en obligations.

Les nouvelles règles s’appliquent aux « particuliers » définis comme des personnes non agréées qui détiennentlégalement une ou plusieurs armes soumises à autorisation ou des munitions pour ces armes ou des collectionneursagréés qui détiennent au maximum 30 armes soumises à autorisation ou des munitions pour ces armes. Il s’agit doncde personnes qui détiennent des armes à feu ou des armes non à feu assimilées sur la base d’une autorisation (modèle 4)ou d’un document assimilé (modèle 9) (329). Le régime pour les collectionneurs qui détiennent davantage d’armes estcommenté au point 5.1.6 (330).

Un certain nombre de mesures de sécurité doivent toujours être prises par chaque détenteur d’armes, quel que soitle nombre d’armes stockées. En outre, des mesures de sécurité complémentaires sont imposées en fonction du nombred’armes soumises à autorisation stockées (y compris les pièces soumises à l’épreuve légale). Le nouvel arrêté royalpourvoit en trois paliers :

• stockage de moins de 6 armes soumises à autorisation;• stockage de moins de 11 armes soumises à autorisation;• stockage de 11 à maximum 30 armes soumises à autorisation;• stockage de plus de 30 armes soumises à autorisation.Lors du dépassement d’un de ces paliers, des mesures de sécurité toujours plus sévères doivent être prises (331).

e Mesures de sécurité toujours d’applicationChaque particulier doit respecter les mesures de sécurité suivantes pour le stockage à sa résidence d’armes à feu

soumises à autorisation :1° les armes doivent être stockées non chargées. Une arme est considérée non chargée quand « la culasse, la

chambre et le chargeur fixé sur l’arme ne contiennent ni un élément propulsant, ni de projectile, ni decartouche qui peut être tiré ».

D’où s’ensuit qu’un revolver, un pistolet ou un fusil ne peut contenir de cartouche dans la chambre. Enconséquence de cette définition également, l’arme ne peut pas être stockée avec un chargeur contenant descartouches. Cette limitation est valable pour tous les particuliers. L’arme peut être stockée chargéeuniquement dans le cas où l’autorisation a été délivrée avec le motif légitime « défense personnelle »;

2° les armes et les munitions doivent toujours être stockées hors de la portée des enfants;3° les armes et les munitions ne peuvent être accessibles « immédiatement ».

Il convient d’éviter qu’une personne incompétente (ou un cambrioleur), trouvant les armes, trouveégalement immédiatement des munitions, de manière à disposer directement d’une arme utilisable. C’estpourquoi les armes et les munitions doivent par exemple être stockées dans différentes armoires. Il estdéconseillé de stocker des munitions dans un coffre fort. En effet, en cas d’incendie, la pression peutaugmenter et provoquer une explosion;

4° les armes et les munitions doivent être stockées dans un endroit ne portant aucun indice que des armes ou desmunitions s’y trouvent.

Le but de cette règle est que des personnes incompétentes ne soient pas guidées vers l’endroit où sontstockées des armes;

5° des outils pouvant simplifier les cambriolages ne peuvent pas se trouver plus longtemps que nécessaire àproximité des endroits où sont stockées des armes.

Des échelles pouvant donner accès à une fenêtre d’une pièce d’armes ne peuvent donc pas non plustraîner.

Le vol ou la tentative de vol d’une arme à feu, d’une pièce détachée, de munitions, de registres ou de documentsen rapport avec l’arme doit immédiatement être déclaré(e) à la police. Des données précises sur la nature des objetsvolés doivent être transmises dans les 48 heures. Une déclaration doit également être faite auprès du gouverneur.

Dans de nombreuses zones de police, des conseils en technoprévention peuvent être demandés à un conseiller enprévention de la police locale. Ce conseiller examine alors l’habitation, indique les endroits sensibles et donne desastuces pour améliorer la sécurité. Des subsides sont attribués dans certaines communes (pour le placement d’une porteanti-cambriolage par exemple).

72822 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 179: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

e Stockage de 1 à 5 armes soumises à autorisationLes armes doivent être stockées en sécurité de manière à compliquer toute utilisation inappropriée ou toute

aliénation. Elles ne peuvent traîner de manière non protégée dans l’habitation. Le détenteur qui possède moins de 6armes doit prendre au moins une des mesures de sécurité suivantes :

1° apposition d’une serrure de sécurité (par exemple, un verrou de pontet à code ou à clé);

2° enlèvement et stockage séparé d’une pièce essentielle au fonctionnement de l’arme (par exemple, enlever leverrou ou le canon de l’arme et le stocker dans une autre armoire que celle où l’arme est stockée);

3° la fixation de l’arme à un point fixe à l’aide d’une chaîne (par exemple, passer une chaîne ou un câble dansles pontets des armes posées sur un rack et attacher cette chaine ou ce câble par un cadenas à un point fixédans le mur).

Le particulier peut donc choisir lui-même quelles mesures de sécurité il prend. Il peut combiner les différentesmesures ou appliquer des mesures différentes pour différentes armes. Le but est qu’au moins une des mesures précitéessoit prise pour chaque arme.

e Stockage de moins de 11 armes soumises à autorisation

Le détenteur qui stocke entre 6 et 10 armes soumises à autorisation doit les stocker dans une armoire verrouillée,construite dans un matériau solide. Cette armoire ne peut être forcée facilement et ne peut porter aucune marqueextérieure indiquant qu’elle contient des armes.

La réglementation n’impose aucun type particulier d’armoire. Le but est que les armes soient stockées dans unearmoire solide qui puisse être fermée à clé et qui offre une certaine résistance en cas de cambriolage. On peut penserpratiquement à des armoires de bureau métalliques solides munies d’un cadenas, à des armoires en bois massif ou àdes coffres pouvant être fermés convenablement.

Il va de soi qu’une fois le palier de 5 armes dépassé, toutes les armes doivent être stockées dans cette armoire. Lesimple fait de posséder une telle armoire n’est pas suffisant.

e Stockage de 11 à 30 armes soumises à autorisation

Le détenteur qui stocke de 11 à 30 armes soumises à autorisation doit toutes les stocker dans un coffre concu à ceteffet. La réglementation n’impose pas de normes techniques. Il est toutefois exigé que le coffre soit fermé par unmécanisme qui ne puisse être ouvert qu’à l’aide d’une clé électronique, magnétique ou mécanique, d’une combinaisonalphabétique ou numérique ou d’une identification biométrique. Les coffres vendus couramment dans le commercesuffisent. Il n’est pas requis que le coffre réponde à une norme technique de sécurité minimale. Si l’armoire pèse moinsde 150 kg, il est conseillé de la fixer au mur.

Le coffre et les munitions doivent se trouver dans une pièce dont toutes les entrées et toutes les fenêtres sontfermées convenablement. Les clés du coffre et celles de la pièce où le coffre se trouve ne peuvent pas rester dans lesserrures. Ces clés doivent être conservées dans un endroit sûr et hors de la portée des enfants et de tiers. Seul lepropriétaire peut avoir accès à ces clés.

Le détenteur qui stocke de nombreuses d’armes devra donc acheter probablement plusieurs coffres en vue de leurstockage. L’arrêté royal permet toutefois le choix d’une alternative. Les armes ne doivent pas être stockées dans uncoffre si les accès au local, où les armes sont conservées, répondent aux normes suivantes :

• portes en bois massif, d’une épaisseur de minimum 4 cm, ou dans un autre matériau de qualité équivalenteou portes en verre feuilleté;

• minimum deux goujons antivol apposés dans la porte d’accès à la pièce d’armes et dans les portes extérieuresdu bâtiment;

• porte d’accès équipée soit d’une serrure à trois points qui peut résister cinq minutes lors d’un cambriolage, soitd’une combinaison de trois serrures qui peuvent résister ensemble pendant cinq minutes lors d’uncambriolage.

Dans un immeuble à appartements, il peut donc déjà suffire d’installer une porte d’entrée blindée anti-infractionéquipée d’une serrure de bonne qualité. Toutes les pièces satisfont alors à la norme de manière à ce que les armespuissent être stockées dans une pièce dans l’appartement sans devoir encore les enfermer dans un coffre.

Un particulier peut également choisir de respecter d’office les normes pour le stockage de plus de 30 armessoumises à autorisation (classe G). Le particulier qui respecte cette norme plus sévère ne doit pas tenir compte desautres normes spécifiques pour le stockage (verrou de pontet, armoire pour le rangement d’armes, coffre,...). Il estévident que les mesures de sécurité toujours applicables doivent être respectées.

e Stockage de plus de 30 armes soumises à autorisation

Le détenteur qui stocke plus de 30 armes soumises à autorisation doit satisfaire aux mesures de sécurité de classe G(332).

e Sécurisation équivalente

L’arrêté royal permet également de prendre d’autres mesures de sécurité, pour autant que ces mesures soientéquivalentes aux mesures qui y sont imposées. Cette équivalence est évaluée par la police locale ou par les autresservices compétents pour contrôler la détention d’armes. Une concertation préalable avec ces services est égalementpossible.

Sur la base des documents présentés sur les mesures de sécurité à prendre (par exemple, documentation sur uneporte anti-infraction placée dans une nouvelle construction), les autorités peuvent décider que les mesures sontsuffisantes. Un détenteur d’armes qui prévoit des travaux de transformation et qui veut être certain que toutes lesnormes de sécurité prises sont suffisantes peut donc s’en assurer préalablement en se concertant avec la police locale.

Il est donc toujours possible de prendre des initiatives individuelles et de demander une confirmation écrite à lapolice locale que les mesures de sécurité sont équivalentes aux mesures énumérées dans l’arrêté royal. Ainsi, laconfirmation que les accès aux pièces où les armes sont stockées sont suffisamment sécurisés peut par exemple êtredemandée lors d’un contrôle, de manière à ce que l’installation d’un coffre ne soit plus nécessaire. L’avantage de cetteméthode est de permettre au détenteur d’armes de s’assurer que les mesures prises soient suffisantes.

72823BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 180: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

e Entrée en vigueur

Les mesures de sécurité qui doivent être prises en considération par chaque détenteur d’armes ont été renduesobligatoires le 25 avril 2009.

Les détenteurs d’armes devaient prendre pour le 25 avril 2010 au plus tard les mesures de sécurité applicablesselon le nombre d’armes soumises à autorisation détenues.

e Exposition d’armes soumises à autorisation dans la résidence

Il est possible d’exposer des armes longues autorisées pour la chasse dans la résidence.

Dans ce cas, il doit être tenu compte des éléments suivants :

• les armes exposées doivent être déchargées;

• elles doivent être rendues inaptes au tir par un verrou de pontet ou par l’enlèvement d’une pièce essentielleà leur fonctionnement, conservée séparément;

• elles doivent être fixées solidement au meuble d’étalage fermé à clé où elles sont exposées;

• elles ne peuvent pas être exposées avec les munitions utilisées pour ces armes;

• les armes et les munitions ne peuvent être accessibles ensemble immédiatement.

Ces règles sont d’application depuis le 25 avril 2009.

e Mesures de sécurité pendant l’entretien d’armes à feu

Pendant l’entretien d’armes à feu, les mesures de sécurité suivantes doivent être suivies :

• l’arme doit être déchargée et pendant la manipulation, le canon doit toujours être dirigé dans une directionsûre;

• le magasin ou le chargeur de l’arme doit être vidé;

• la détente ne peut être actionnée que lorsque l’arme est vide et que le canon est pointé dans une direction sûre.

Les détenteurs d’armes devraient déjà connaître ces règles. Tous les fabricants et toutes les organisations donnentdéjà ces conseils. Ces règles sont obligatoires depuis le 25 avril 2009.

e Mesures de sécurité pendant le transport d’armes à feu

Le transport d’armes est partiellement réglementé dans la loi sur les armes. Les titulaires d’une autorisation dedétention, les chasseurs, les gardes particuliers, les tireurs sportifs et les titulaires d’une carte européenne d’armes à feudélivrée dans un autre Etat membre de l’Union européenne peuvent transporter des armes à feu (333).

Les armes ne peuvent être transportées qu’entre leur domicile et leur résidence, ou entre leur domicile ou résidence(334) et le stand de tir ou terrain de chasse, ou entre leur domicile ou résidence et une personne agréée. Pendant letransport, les armes doivent être non chargées et placées dans un coffre fermé (par exemple, un coffre de voiture sicelui-ci est séparé du reste du véhicule et peut être fermé à clé ou un coffre d’un break ou d’une jeep si le véhicule estfermé à clé et si les munitions ne sont pas apparentes) ou pourvu d’un verrou de pontet ou d’une sécurisationéquivalente. Une sécurisation est équivalente si elle offre les mêmes garanties contre le vol ou contre l’utilisationinappropriée de l’arme.

L’arrêté royal impose des mesures de sécurité complémentaires qui doivent être prises en considération pendantle transport :

• les armes doivent être déchargées, les chargeurs doivent être vides. Les chargeurs ne peuvent donc pas êtrechargés au domicile;

• l’arme doit être rendue inapte au tir par un verrou de pontet ou par l’enlèvement d’une pièce essentielle à sonfonctionnement. Comme alternative, l’arme peut être transportée démontée;

• l’arme ne peut pas être visible et doit être transportée, hors de portée, dans un coffre ou un étui fermé à clé;

• les munitions doivent être emballées en toute sécurité (de préférence dans leur emballage d’origine ou dansun coffret à munitions);

• lors du transport dans un véhicule motorisé, les étuis contenant l’arme et les munitions doivent êtretransportés dans le coffre (voir plus haut) du véhicule fermé à clé. Ceci n’est pas d’application sur le terrainde chasse;

• le véhicule ne peut être laissé sans surveillance lorsque des armes y sont stockées. De ce fait, il est conseilléde garer son véhicule dans les environs immédiats du stand de tir, de préférence de manière à ce qu’il soitvisible de la cafétéria par exemple. La surveillance peut également être assurée par des chiens ou par unecaméra.

Ces nouvelles mesures de sécurité applicables pendant le transport doivent être respectées depuis le 25 avril 2009.

e Contrôle quant au respect des mesures de sécurité

Contrairement à ce qui est d’application pour les personnes agréées, l’arrêté royal ne prévoit ni de contrôlespécifique préalable en cas de demande d’autorisation ni de contrôle périodique spécifique quant au respect desmesures de sécurité par des particuliers. Cela ne signifie toutefois pas qu’il n’y ait aucun contrôle : étant donné que lecontrôle périodique porte sur le respect de la loi, il porte également sur les arrêtés d’exécution. Il est également prévuque la police fasse rapport sur les normes de sécurité dans l’avis au gouverneur (335).

Lors de la demande d’autorisation, le gouverneur demande l’avis de la police locale qui examine notamment si ledemandeur peut porter atteinte à l’ordre public. L’intéressé sera interrogé sur les mesures de sécurité qu’il a prise ouqu’il prendra.

A l’occasion du contrôle quinquennal de la détention d’armes sur l’initiative du gouverneur, l’aspect sécurité seraégalement contrôlé.

Le détenteur d’armes qui ne stocke pas ses armes de la manière prescrite prend le risque de mettre son autorisationen jeu. Il sera en outre tenu pour responsable en cas d’incident avec son arme stockée de manière peu sûre.

72824 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 181: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

9.2.4. UtilisationL’autorisation donne le droit de détenir l’arme, avec des munitions ou non.Après obtention de l’autorisation de détention, l’utilisation de l’arme doit également s’inscrire d’une manière ou

d’une autre dans le cadre du motif légitime indiqué.Le gouverneur peut ainsi vérifier lors du contrôle quinquennal (336) que le motif légitime est encore présent. Si tel

n’est pas le cas, il peut limiter, suspendre ou retirer l’autorisation de détention (337).Exemples :— Un titulaire d’une autorisation de détention d’une arme soumise à autorisation avec comme motif légitime

« tir sportif » ne peut pas utiliser son arme à son domicile ou dans son jardin.— Par ailleurs, un chasseur peut justifier qu’il tire avec un fusil de chasse autorisé dans un stand de tir avec une

carte à la journée pour entretenir et tester son arme ou pour mettre au point les moyens de visée. Il ne peuttoutefois participer avec l’arme à des tournois de tir, sauf pour le tir aux clays.

— Toute personne ayant l’intention de constituer une collection d’armes historiques ne peut pas tirer avec lesarmes qui feront partie de la collection.

— Enfin, il n’est par exemple pas non plus autorisé qu’un tireur sportif utilise ses armes pour exercer une activitéqui comporte des risques particuliers.

L’utilisation d’une arme autorisée qui ne peut s’inscrire dans le cadre du motif légitime indiqué constitue uneactivité illégale passible de lourdes peines (338).

9.2.5. Prêt d’une armeLes titulaires d’une autorisation de détention d’une arme à feu (339) peuvent se prêter des armes à feu dans les

conditions suivantes :1° il ne peut s’agir que d’armes à feu du type que l’emprunteur peut détenir et en vue d’une activité autorisée

sur la base du document (340) dont il est le titulaire (341);2° les armes à feu ne peuvent être prêtées que pour la durée de l’activité pour laquelle elles sont prêtées et pour

le transport à et de l’endroit où cette activité a lieu;3° les armes à feu ne peuvent être détenues, portées et utilisées qu’à l’endroit où l’activité pour laquelle elles sont

prêtées a lieu;4° l’emprunteur doit être en mesure de présenter un accord écrit et signé par le prêteur, ainsi qu’une copie du

document visé au 1°, sauf si le prêteur est présent.

9.2.6. TransportLes titulaires d’une autorisation de détention d’une arme à feu peuvent transporter l’arme entre leur domicile et

leur résidence, ou entre leur domicile ou résidence et le stand de tir ou le terrain de chasse, ou entre leur domicile ourésidence et une personne agréée. Au cours du transport, les armes à feu doivent être non chargées et placées dans uncoffret fermé à clé ou avoir la détente verrouillée ou être équipées d’un dispositif de sécurité équivalent (342).

En outre, un particulier ne peut transporter une arme soumise à autorisation que si les conditions suivantes sontrespectées : (343)

1° l’arme est non chargée et les magasins transportés sont vides;2° l’arme est rendue inopérante par un dispositif de verrouillage sécuritaire ou par l’enlèvement d’une pièce

essentielle à son fonctionnement;3° l’arme est transportée à l’abri des regards, hors de portée, dans une valise ou un étui approprié(e) et fermé(e)

à clé;4° les munitions sont transportées dans un emballage sûr et dans une valise ou un étui approprié(e) et fermé(e)

à clé;5° si le transport s’effectue en voiture, les valises ou les étuis contenant l’arme et les munitions sont transporté(e)s

dans le coffre du véhicule fermé à clé. Cette disposition ne s’applique pas sur le terrain de chasse (voir plushaut pour des exemples);

6° le véhicule ne reste pas sans surveillance (voir plus haut pour des exemples).

9.2.7. RéparationLors du remplacement d’une partie essentielle cassée de son arme, le titulaire d’une autorisation de détention

d’une arme à feu doit introduire une nouvelle demande d’autorisation de détention (modèle 4).Il existe deux possibilités :1. soit le demandeur présente une attestation de destruction par le banc d’épreuves des armes à feu. Dans ce cas,

l’« ancienne » autorisation pour l’arme à feu en question sera adaptée gratuitement. En effet, comme l’objet del’autorisation ne change pas, aucune redevance ne doit être payée;

2. soit le demandeur ne présente pas d’attestation de destruction. Dans ce cas, la demande est examinée commeune demande « classique ». Le demandeur paie donc une redevance et une nouvelle autorisation est délivrée.

Sont visées toutes les parties soumises à l’épreuve légale, comme le canon, le barillet,...Le remplacement d’une pièce défectueuse est également examiné au point 19.

9.2.8. MunitionsLes titulaires d’une autorisation de détention d’une arme à feu peuvent acquérir et détenir des munitions pour

cette arme, sauf si l’autorisation délivrée n’est pas valable pour l’acquisition/la détention de munitions (344)Toutefois, cela concerne exclusivement les munitions pour l’arme pour laquelle ils détiennent une autorisation ou

qu’ils détiennent légitimement sous les conditions de l’article 12 de la loi sur les armes. Les particuliers ne peuvent doncpas acquérir de munitions si leur autorisation n’est pas valable pour l’acquisition de ce type de munitions.

Une autorisation de détention d’une arme à feu doit également être détenue pour l’acquisition et la détention dedouilles ou de projectiles, sauf s’ils ont été rendus inutilisables (345).

Il est toutefois interdit de fabriquer, de vendre, de tenir en dépôt ou de détenir les munitions suivantes : (346)1° des munitions perforantes, incendiaires ou explosives;2° des munitions à effet expansif pour pistolets et revolvers;3° des projectiles pour ces munitions.

72825BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 182: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

10. Port d’armes par des particuliers : règles générales

10.1. NotionLes titulaires d’une autorisation de détention d’une arme à feu ne peuvent pas porter cette arme à leur guise.Traditionnellement, la notion de ″port d’une arme″ est interprétée comme la prise de l’arme, la détention de l’arme

dans un sac ou un étui ou encore le fait d’avoir l’arme à portée de main de manière à ce qu’elle soit immédiatementutilisable. La simple utilisation d’une arme implique déjà qu’elle soit portée. Par ailleurs, le port d’armes est considérécomme une matière publique. Il est question de port d’armes s’il intervient sur la voie publique, dans un lieu publicou s’il est visible depuis la voie publique ou un lieu public.

A strictement parler, le transport d’une arme doit donc également être considéré comme port d’armes en cas denon-respect des règles pour le transport, rendant l’arme immédiatement utilisable (par exemple, transport d’une armedans une boîte à gants ou à portée de main sous un siège du véhicule). Les règles particulières précitées s’appliquentau transport (347). Le port d’une arme dans un jardin sera considéré comme port d’armes s’il est visible depuis un lieuaccessible au public. Il n’est par contre pas question de port d’armes à la maison.

Le port d’armes est toujours soumis à un motif légitime. Cela vaut pour tous les types d’armes. Un motif acceptabledoit donc toujours pouvoir être donné pour justifier le port d’une arme déterminée à un moment précis (348).

Cela ne suffit pas pour les armes à feu soumises à autorisation. Pour ces armes, un permis de port d’armes est enprincipe également nécessaire mais un régime de faveur existe pour les chasseurs et les tireurs sportifs (349).

10.2. Circonstances dans lesquelles une arme peut être portée librementLe titulaire d’une autorisation de détention d’une arme soumise à autorisation ou d’un document équivalent peut

porter cette arme dans l’habitation où il a élu domicile ou résidence.En dehors de son domicile ou de sa résidence, il peut, conformément à l’article 21 de la loi sur les armes,

transporter l’arme entre son domicile et sa résidence, ou entre son domicile ou sa résidence et le stand de tir ou le terrainde chasse, ou entre son domicile ou sa résidence et une personne agréée. Au cours du transport, les armes à feu doiventêtre non chargées et placées dans un coffret fermé à clé, avoir la détente verrouillée ou être équipées d’un dispositif desécurité équivalent.

L’article 15 de la loi sur les armes autorise les chasseurs et les tireurs sportifs à porter leurs armes sans permis deport d’armes dans le cadre de la pratique de leur activité. Un permis de port d’armes n’est donc plus nécessaire pourla chasse et le tir sportif, y compris le tir de parcours.

Dans tous les cas, le titulaire doit avoir sur lui l’autorisation de détention de l’arme concernée ou le document quiétablit sa qualité ainsi que la preuve d’enregistrement de l’arme.

Dans toutes les autres circonstances, un permis de port d’armes est requis pour le port d’une arme à feu soumiseà autorisation. Les autres motifs pour demander un permis de port d’armes sont principalement de natureprofessionnelle (s’il s’agit d’agents de gardiennage, la procédure distincte auprès du ministre de l’Intérieur est toutefoisd’application) ou visent la défense personnelle.

10.3. Procédure en matière de port d’armes (350)

10.3.1. CompétenceLe permis de port d’armes est délivré par le gouverneur après avis du procureur du Roi de l’arrondissement de

la résidence du requérant. Il s’agit d’une compétence liée. Tous les gouverneurs sont censés appliquer la loi de la mêmefacon, telle que décrite par la présente circulaire.

Si le requérant n’a pas de résidence en Belgique, il doit introduire sa demande auprès du service armes de la Sûretéde l’Etat.

10.3.2. RecevabilitéUn permis de port d’armes ne peut être délivré que pour une arme que le demandeur détient régulièrement, donc

sur la base d’une autorisation de détention ou d’un document équivalent. Dans le cas d’une activité professionnelle,l’arme est fréquemment détenue par une personne morale qui demande le permis de port d’armes pour un de sesemployés.

La demande doit contenir les indications suivantes :• identification du demandeur : nom, prénoms, nationalité, adresse, lieu et date de naissance;• identification de l’arme ou des armes concernée(s) par la demande : nature, marque, modèle, type, calibre et

numéro de série;• indications relatives à l’autorisation de détention de l’arme concernée : autorité, date de délivrance et numéro

d’autorisation;• motifs de la demande, à savoir une description des circonstances dans lesquelles l’arme sera portée.10.3.3. EnquêteLa loi prévoit expressément que le permis de port d’armes doit mentionner les conditions auxquelles est

subordonné le port de l’arme. C’est la raison pour laquelle le demandeur doit faire état des motifs pour lesquels ildemande le permis et des circonstances dans lesquelles le port est prévu. Les deux motifs invoqués les plus importantssont les suivants :

• Défense personnelle : ce motif est le principal mobile d’une demande de permis de port d’armes. Tout commelors de la demande de l’autorisation de détention d’une arme acquise antérieurement pour ce motif, il fautétablir que le demandeur court un risque particulier et hors de la moyenne et que le port de cette arme est denature à réduire ce risque (351);

• Activité professionnelle : l’activité professionnelle du demandeur peut le placer dans des situations où sa viepeut être menacée. Les employés d’une entreprise de gardiennage ou d’un service interne de gardiennagepeuvent s’adresser au ministre de l’Intérieur. Les détectives privés ne peuvent être armés. Pour d’autrescatégories professionnelles, la règle selon laquelle aucune catégorie en soi ne justifie le port d’une arme à feuet selon laquelle chaque demande en soi est examinée est d’application (352).

La personnalité du demandeur est réexaminée de la même manière qu’au moment de la demande d’autorisationde détention de l’arme.

10.3.4. Personnel d’ambassade,...Lorsque le demandeur fait partie du personnel d’une mission diplomatique ou d’une mission assimilée, il tombe,

pour ce qui concerne la délivrance d’un permis de port d’armes, sous la compétence du gouverneur (à l’exception despersonnes qui bénéficient du statut diplomatique et qui relèvent directement de la compétence du ministre de laJustice).

Les demandes peuvent être introduites auprès des services du gouverneur par la personne concernée elle-mêmeou par l’intermédiaire du service Protocole du SPF Affaires étrangères.

72826 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 183: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

Il est demandé au gouverneur :• de recueillir l’avis de la Sûreté de l’Etat avant de prendre une décision concernant la demande;• d’informer la Sûreté de l’Etat de la décision prise de manière à ce que cette administration obtienne une vue

d’ensemble des armes portées par le personnel des missions diplomatiques et le personnel assimilé.

10.3.5. Attestation médicaleL’arrêté ministériel du 16 octobre 2008 portant reconnaissance des médecins compétents pour la délivrance d’une

attestation visée à l’article 14 de la loi sur les armes prévoit que la demande d’un permis de port d’armes doit êtreaccompagnée d’une attestation délivrée par le médecin consulté que l’intéressé ne présente pas de contre-indicationsphysiques ou mentales pour le port d’une arme à feu (353).

Il s’agit du médecin suivant :• soit le médecin de famille qui gère le dossier médical global du demandeur, ou qui déclare le suivre depuis

au moins un an;• soit un psychiatre ou un neuropsychiatre (si le demandeur n’a pas de médecin de famille ou s’il opte pour cette

option).D’autres règles sont d’application pour les agents de gardiennage.Il n’est pas question ici d’une simple attestation comme l’attestation requise dans le cadre de la demande

d’autorisation de détention d’une arme où un médecin à choisir librement déclare que l’intéressé est apte à lamanipulation d’une arme à feu sans danger pour lui-même ou pour autrui. Les exigences sont naturellement plusélevées s’agissant d’une autorisation pour une activité qui présente un risque accru. Il doit y avoir des garanties quele médecin connaisse bien l’intéressé par expérience ou après examen approfondi. Il va de soi que le médecin ne peutse baser que sur ce qu’il peut savoir au moment de la demande de l’attestation et ne peut ensuite être tenu pourresponsable si l’intéressé provoque tout de même un incident causé par un facteur encore inconnu. Des formules-typespour l’attestation sont diffusées auprès des médecins.

10.3.6. DélaiLe délai d’examen d’une demande est le même que le délai applicable pour une autorisation modèle 4 (quatre mois

à compter de la réception de la demande).

10.3.7. DécisionLe permis de port d’armes est délivré pour une durée maximale de trois ans. Avant l’expiration de ce délai, le

titulaire du permis doit, s’il le souhaite, en demander le renouvellement.Le permis peut naturellement être délivré pour une durée plus courte s’il existe un motif à cet effet ou si le

demandeur en formule le souhait.Toute décision d’octroi ou de refus du permis doit être suffisamment motivée.

10.3.8. Modèle 5Le permis de port d’armes doit mentionner les conditions auxquelles est subordonné le port de l’arme, par

exemple :• la limitation ou non du port de l’arme à la pratique d’une activité professionnelle dont il doit alors être fait

mention;• les circonstances, dans le cadre de cette activité, dans lesquelles le port de l’arme est autorisé : il est possible

que seuls certains actes de l’activité professionnelle justifient le port de l’arme.Le permis de port d’armes est établi comme un formulaire modèle 5.A des fins de simplification et d’uniformité, ce type de permis est exclusivement imprimé par le Moniteur belge et

ne peut être obtenu qu’auprès du service fédéral des armes.Le permis de port d’armes est un document authentique sur lequel sont apposés un sceau et un sceau sec. Il s’agit

du seul document dans le cadre de la législation sur les armes sur lequel doit être apposée une photo d’identité dutitulaire. Le document porte un numéro unique qui est précédé du numéro de la province et des deux derniers chiffresde l’année de délivrance, selon la structure suivante :

5/01/10/00015 = permis de port d’armes;1 = code de la province (354);10 = année de délivrance;0001 = numéro d’impression.Dans les huit jours à compter de la délivrance du permis ou du renouvellement du permis, le gouverneur doit

veiller à ce que le permis de port d’armes soit inscrit dans le RCA.

10.3.9. Recours

Un recours peut être introduit auprès du ministre de la Justice lorsque le gouverneur refuse le permis de portd’armes ou le subordonne à des conditions et lorsque le gouverneur impose une sanction administrative (limitation,suspension ou retrait).

Aucun recours ne peut être introduit si la décision du gouverneur est basée sur l’irrecevabilité de la demande. Dansce cas, seul le recours administratif ordinaire devant le Conseil d’Etat est ouvert.

Comme tous les recours formés devant le ministre de la Justice, le recours doit être envoyé sous pli recommandéau service fédéral des armes, dans les quinze jours de la réception de la décision du gouverneur. La requête doit êtremotivée et accompagnée d’une copie de la décision attaquée. Le recours est irrecevable s’il n’est pas satisfait à cesconditions.

Le recours est examiné conformément aux règles exposées au point 9.1.15.

10.3.10. Modification du permis

Le permis ne mentionne plus l’adresse du titulaire. Cela signifie qu’en cas de changement d’adresse, le titulaire nedoit plus entreprendre aucune démarche.

D’autres modifications, comme la modification de l’arme mentionnée sur le permis ou la modification descirconstances dans lesquelles l’arme peut être portée, nécessitent la demande d’un nouveau permis.

72827BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 184: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

10.3.11. Sanctions administrativesLa loi prévoit la possibilité de limiter, de suspendre ou de retirer les permis de port d’armes. Cette compétence est

octroyée au gouverneur ainsi qu’au ministre de la Justice si ce dernier a délivré le permis.Le permis peut faire l’objet d’une suspension ou d’un retrait dans trois cas :• s’il s’avère que le port de l’arme peut porter atteinte à l’ordre public;• si les conditions auxquelles est subordonné le port de l’arme ne sont pas respectées;• si les motifs invoqués pour l’obtention du permis de port d’armes ne sont plus d’application.La décision du gouverneur (ou du ministre de la Justice) visant la limitation, le retrait ou la suspension du permis

doit être motivée et les circonstances dans lesquelles elle a été prise doivent être précisées. En règle générale, cettedécision reposera sur un rapport de police, sur une enquête en cours ou sur une décision judiciaire.

Les motifs pouvant conduire au refus d’un permis de port d’armes peuvent également conduire à la suspensionou au retrait du permis.

L’avis motivé du procureur du Roi compétent doit être recueilli avant qu’une décision de limitation, de suspensionou de retrait du permis ne soit prise, sauf lorsque cette mesure est prise sur l’initiative du procureur précité.

La suspension du permis de port d’armes est une mesure provisoire qui est indiquée lorsque le titulaire se trouvedans une situation provisoire. Elle est limitée dans le temps.

Le retrait du permis s’impose lorsque le titulaire se trouve dans une situation définitive, par exemple lorsque letitulaire fait l’objet d’une mesure de retrait de l’autorisation de détention de l’arme concernée. Le port de l’arme estinterdit dès la signification du retrait.

Si l’intéressé en fait la demande, il doit d’abord être entendu par écrit ou oralement. Il doit être en mesure de sedéfendre au préalable contre les éléments négatifs dont il n’avait pas connaissance (droit d’audition).

Dans le cas où le gouverneur (ou le ministre de la Justice) décide de limiter, de suspendre ou de retirer un permisde port d’armes, il doit immédiatement en informer le titulaire du permis par lettre recommandée avec accusé deréception.

Dans les huit jours de la mesure, le gouverneur doit veiller à ce que la modification soit apportée dans le RCA.

11. Régime particulier pour les chasseurs (355)

11.1. Qui ?Nul ne peut chasser sur le territoire belge s’il n’est pas titulaire d’un permis de chasse (356).Les titulaires d’un permis de chasse peuvent détenir des armes longues autorisées à cette fin, là où le permis de

chasse est valable, ainsi que les munitions y afférentes, à condition que leurs antécédents pénaux, leur connaissance dela législation sur les armes et leur aptitude à manipuler une arme à feu en sécurité aient été vérifiés au préalable (357).

Cela signifie que les chasseurs (c’est-à-dire les titulaires d’un permis de chasse) peuvent détenir certaines armes àfeu soumises à autorisation sans devoir demander d’autorisation de détention au préalable. En d’autres termes, ils sontdispensés, pour ces armes, de l’obligation générale d’autorisation. Un certain nombre de conditions et d’obligationssont toutefois d’application.

Le permis de chasse est délivré au nom des autorités flamandes ou wallonnes (358). Des documents équivalentsdélivrés dans un autre Etat membre de l’Union européenne (359) ou des documents reconnus par le ministre de laJustice délivrés dans un autre Etat (360) accordent également le droit de pratiquer la chasse (361).

11.2. Quelles armes ?Le régime particulier qui s’applique aux chasseurs concerne uniquement les armes longues autorisées à cette fin,

là où le permis de chasse est valable, ainsi que les munitions y afférentes. Ce sont donc les décrets sur la chasse (et leursarrêtés d’exécution) du lieu où la chasse sera pratiquée qui déterminent quelles armes sont autorisées pour la chasseà ce endroit.

En Flandre, il s’agit du décret flamand sur la chasse du 27 juillet 1991 (362), en Wallonie, de l’ancienne loi sur lachasse du 28 février 1882 (363), modifiée par le décret de la Région wallonne du 14 juillet 1994.

Etant donné que l’application de ces décrets sur la chasse présente un caractère local, il convient d’être enpossession d’un permis de chasse délivré par les autorités compétentes du lieu où se déroule l’activité.

La chasse étant une matière régionale en Belgique, quelques différences régionales sont à constater. Ainsi,contrairement aux autorités wallonnes, les autorités flamandes n’autorisent pas la chasse avec des carabines .22utilisant des projectiles à percussion annulaire (364).

Cela peut également engendrer des différences en dehors des frontières nationales. Ainsi, une personne peutacquérir une arme de chasse en Belgique sur la base d’un permis de chasse étranger, pour autant qu’elle puissedémontrer que l’arme a été autorisée comme arme de chasse dans le pays qui a délivré le permis de chasse. Cela nes’applique toutefois pas aux armes à feu courtes qui sont par exemple bel et bien autorisées pour la chasse enAllemagne.

En Wallonie, seules les armes à feu suivantes peuvent être utilisées en vue de l’exercice de la chasse (365) :1° les fusils à canon(s) lisse(s) d’un calibre 24 minimum et 12 maximum;2° les carabines à canon(s) rayé(s) d’un calibre nominal d’au moins .22 ou 5,58 mm;3° les armes mixtes de calibres identiques à ceux qui sont mentionnés aux points 1° et 2°.Il est toutefois interdit d’utiliser :1° des armes automatiques;2° des armes semi-automatiques dont la capacité du chargeur ou du magasin est supérieure à deux cartouches;3° des armes munies de sources lumineuses artificielles ou de dispositifs pour éclairer la cible;4° des armes munies d’un dispositif de visée comportant un convertisseur d’image ou un amplificateur d’image

électronique ou tout autre dispositif pour tirer la nuit;5° des armes munies d’un silencieux.Un cas spécifique concerne l’exercice de la chasse avec un riot-gun, notamment une arme courte à répétition avec

un canon lisse d’une longueur de moins de 60 cm et à pompe. Le riot-gun doit être classé parmi les fusils à canon lissed’un calibre 24 minimum et 12 maximum et il est par conséquent autorisé pour la chasse en Wallonie. Etant donne quele canon est plus court que 60 cm et à cause du « choke » limité (ou même l’absence de celui-ci), les grains ont unedispersion maximale à partir de la sortie du canon, de sorte que la létalité du tir se situe à environ 10 m. A une distanceplus grande, l’animal ne sera pas tué mais uniquement blessé. Les fusils usuels à canon lisse et utiles pour la chassesont, dépendamment du gibier visé et des cartouches utilisées, tirés à environ 25 à 35 m dans le but de tuer. L’utilisationdu riot-gun pour la chasse semble donc en contradiction avec les principes éthiques de la chasse.

72828 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 185: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

Ensuite, il n’est autorisé en région wallonne de chasser les espèces et catégories de gibier qu’avec les armes à feuet munitions mentionnées ci-après :

— Pour le tir du grand gibier, seules peuvent être utilisées les balles de carabine dont le calibre nominal est d’aumoins 6,5 mm et qui développent à 100 m de la bouche du canon une énergie d’au moins 2 200 joules.Par dérogation à l’alinéa 1er, il est permis d’utiliser :1° pour le tir du chevreuil à l’approche et à l’affût : des balles de carabine dont le calibre nominal est d’au

moins 5,58 mm et qui développent à 100 m de la bouche du canon une énergie d’au moins 980 joules;2° pour le tir de tout grand gibier en battue : des balles de fusil à canon lisse d’un calibre 12, 16 ou 20,

déformables à l’impact (366).— Pour le tir du petit gibier et du gibier d’eau, seules peuvent être utilisées les cartouches à grains métalliques

dont le diamètre est inférieur ou égal à 3,5 mm.Pour le tir du gibier d’eau, l’emploi de la grenaille de plomb est interdit dans et à moins de 50 mètres desmarais, lacs, étangs, réservoirs, fleuves, rivières et canaux. L’utilisation de cartouches à plombs nickelés resteautorisée (367).

— Pour le tir de l’autre gibier, seules les munitions suivantes peuvent être utilisées :1° les cartouches à grains métalliques dont le diamètre est inférieur ou égal à 4 mm;2° des balles de fusil ou de carabine (368).

— Pour le tir à balle du gibier à l’aide d’une carabine, il est interdit d’utiliser :1° des projectiles militaires, en ce compris les projectiles au phosphore et les projectiles tracants;2° des projectiles gainés;3° des projectiles non expansifs (369).

En Flandre, seuls les fusils suivants et les munitions y afférentes sont autorisés pour la chasse sur le territoire dela région flamande : (370)

1° les fusils à canon lisse d’un calibre 24 minimum et 12 maximum;2° les fusils à canon rayé d’un calibre nominal d’au moins .22 ou 5,58 mm;3° les fusils à canon lisse ou à canon rayé qui répondent aux limites fixées dans le présent article respectivement

pour un canon lisse ou un canon rayé.En outre, les armes à feu suivantes et les accessoires suivants sont interdits en région flamande pour la pratique

de la chasse avec des armes à feu : (371)1° les fusils semi-automatiques dont le magasin peut contenir plus de deux cartouches;2° les fusils munis de sources lumineuses artificielles ou de dispositifs pour éclairer la proie;3° les fusils munis d’un dispositif de visée comportant un convertisseur d’image ou un amplificateur d’image

électronique ou tout autre dispositif pour tirer la nuit;4° les fusils munis d’un silencieux;5° les pistolets, les pistolets automatiques, les pistolets-mitrailleurs et les revolvers;6° les fusils-mitrailleurs.Enfin, seuls les types de munitions suivants sont autorisés en région flamande pour la chasse avec des fusils des

sortes et catégories de gibier énumérées ci-après : (372)a) chasse du grand gibier :

1° chevreuils : balles de fusil à canon rayé qui développent à 100 m de distance une énergie normaled’au moins 980 joules;

2° autre grand gibier (cerf, sanglier, mouflon, daim) : balles de fusil à canon rayé dont le calibre nominal,exprimé ou converti en millimètres, est d’au moins 6,5 mm et qui développent à 100 m de la bouchedu canon une énergie normale d’au moins 2200 joules;

3° tout le grand gibier : pour le tir de tout grand gibier en battue, les balles de fusil à canon lisse decalibre 20, 16 et 12 sont également autorisées;

b) chasse du petit gibier et du gibier d’eau : cartouches à grains métalliques dont le diamètre est inférieurou égal à 4 mm;

c) chasse d’autres gibiers : cartouches à grains métalliques dont le diamètre est inférieur ou égal à 4 mm ouballes (...).

Sont exclus des balles précitées : les projectiles à percussion annulaire, les projectiles au phosphore ou les projectilestracants, les projectiles gainés et les projectifs non expansifs.

Enfin, l’usage de grenaille de plomb et de zinc est interdit (373).

11.3. Quelles opérations ?

Dans le cadre du régime d’exception favorable dont ils relèvent, les chasseurs peuvent détenir ou céder certainesarmes autorisées à cette fin, là où le permis de chasse est valable, ainsi qu’acquérir (374) et porter des munitions pources armes. Toutes les autres règles (par exemple, concernant le transport, le numérotage et l’enregistrement d’armessoumises à autorisation) continuent toutefois de s’appliquer dans leur intégralité.

Ils ne peuvent utiliser les armes visées au point 11.2. que dans le cadre de leurs activités de chasse. Ici aussi, laréglementation régionale en matière de chasse déterminera quelles opérations sont ou non autorisées dans la régionconcernée.

Les titulaires d’un permis de chasse – sans permis de port d’armes – peuvent porter leurs armes pendant la chasse,c’est-à-dire sur le terrain de chasse et le long des terrains de chasse pour se déplacer.

Ils peuvent également transporter les armes s’ils respectent les prescriptions en matière de sécurité, ce entre leurdomicile et leur résidence, ou entre leur domicile ou résidence (375) et le terrain de chasse, ou entre leur domicile ourésidence et une personne agréée. Au cours du transport, les armes à feu doivent être non chargées et placées dans uncoffret fermé à clé ou avoir la détente verrouillée ou être équipées d’un dispositif de sécurité équivalent (376).

72829BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 186: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

En outre, chaque particulier qui transporte une arme soumise à autorisation (c’est-à-dire uniquement en cas detransport routier dans un véhicule) doit toujours respecter les prescriptions suivantes : (377)

1° l’arme est non chargée et les magasins transportés sont vides;2° l’arme est rendue inopérante par un dispositif de verrouillage sécuritaire ou par l’enlèvement d’une pièce

essentielle à son fonctionnement;3° l’arme est transportée à l’abri des regards, hors de portée, dans une valise ou un étui approprié(e) et fermé(e)

à clé;4° les munitions sont transportées dans un emballage sûr et dans une valise ou un étui approprié(e) et fermé(e)

à clé;5° si le transport s’effectue en voiture, les valises ou les étuis contenant l’arme et les munitions sont transporté(e)s

dans le coffre du véhicule fermé à clé (378). Cette disposition ne s’applique pas sur le terrain de chasse;6° le véhicule ne reste pas sans surveillance lorsqu’il contient des armes (379).

11.4. Modèle 9

Pour la détention ou l’acquisition d’armes visées au point 11.2., les titulaires d’un permis de chasse ne doivent pasdemander d’autorisation étant donné que le permis de chasse fait office d’autorisation de détention ou d’acquisition.Ils doivent toutefois faire enregistrer leurs armes dans le RCA.

La cession d’armes soumises à autorisation à des chasseurs ou entre chasseurs ne peut être faite qu’aprèsprésentation de leur carte d’identité ou de leur passeport et de la preuve de leur qualité. Un avis de cession et une copiede celui-ci, conformes au modèle 9, sont transmis par le cédant, dans les huit jours de la cession, au gouverneur du lieude résidence de l’acquéreur ou, si ce dernier n’a pas de résidence en Belgique, au RCA. Le cédant conserve une copiede l’avis de cession. L’autre copie, pourvue du numéro d’enregistrement, est transmise par le gouverneur à la policelocale de la résidence de l’acquéreur (380). Cette dernière avertit le gouverneur si les caractéristiques de l’arme necorrespondent pas aux données du modèle 9, de sorte qu’il puisse faire les adaptations nécessaires.

En cas de cession de telles armes d’un chasseur à un armurier, ce dernier doit inscrire l’arme dans son registre.Moyennant un avis de cession (modèle 9), la cession doit être notifiée au gouverneur compétent pour la résidence ducédant ou, si celui n’a pas de résidence en Belgique, au RCA. Le cédant conserve une copie du modèle 9 (381).

Lors du traitement des modèles 9, le gouverneur peut demander des informations complémentaires nécessaires àun enregistrement correct et vérifier l’exactitude des données. Cela peut par exemple consister en la demande d’unecopie de la carte d’identité et du permis de chasse. Dès que le gouverneur recoit l’avis de cession, il enregistre lemodèle 9 au RCA et envoie le modèle 9 pourvu du numéro d’enregistrement à la police locale de la résidence del’acquéreur. Celle-ci contrôle l’identité du détenteur d’armes, ainsi que les caractéristiques de l’arme.

11.5. Sanctions administratives

S’il apparaît que la détention de l’arme peut porter atteinte à l’ordre public, le gouverneur compétent pour larésidence du chasseur (et le ministre de la Justice s’il s’agit d’un chasseur sans résidence en Belgique) peut limiter,suspendre ou retirer par une décision motivée le droit de détenir l’arme. Il recueille au préalable l’avis du procureurdu Roi de l’arrondissement où l’intéressé a sa résidence (382).

A cet effet, le procureur du Roi fera appel à la police locale pour mener une enquête.La suspension ou le retrait du droit de détenir une arme est nécessaire pour ceux qui peuvent détenir une arme

soumise à autorisation sans disposer d’autorisation à cet effet, si la détention de l’arme peut porter atteinte à l’ordrepublic. Il s’agit donc notamment des chasseurs sur la base de leur permis de chasse.

La suspension est ici aussi indiquée comme mesure lorsque le titulaire du permis de chasse se trouveprovisoirement dans une situation où la détention de l’arme soumise à autorisation peut porter atteinte à l’ordre public.La suspension est limitée dans le temps. Si elle dure plus d’un an, il est recommandé de retirer le droit de détenir l’arme.

Le retrait est nécessaire lorsque le titulaire du permis de chasse se trouve pour une plus longue période dans unesituation où la détention de l’arme soumise à autorisation peut porter atteinte à l’ordre public.

Dès leur notification au titulaire du permis de chasse, tant le retrait que la suspension engendre l’interdiction dedétenir l’arme en question.

La décision de retrait ou de suspension est notifiée à l’intéressé par lettre recommandée avec accusé de réception(383). Le gouverneur porte sa décision de retrait ou de suspension à la connaissance de la police locale du lieu derésidence de l’intéressé qui le tient au courant de l’exécution de sa décision. Ainsi, la police locale veille à l’exécutioncorrecte de la décision du gouverneur.

Avant de prendre la décision, la personne doit avoir la possibilité de réagir (droit d’audition).

La décision de retrait ou de suspension indique les délais dans lesquels l’arme doit être déposée chez une personneagréée ou être cédée à une personne agréée ou à une personne titulaire d’une autorisation de détention (384).

Dans les huit jours de la mise en dépôt ou de la cession de l’arme concernée, le dépositaire ou le cessionnaire doitinformer le gouverneur que l’arme a été déposée ou lui a été cédée. Cette information est faite par un formulaire jointà la notification par le gouverneur (385).

Un formulaire doit toujours faire clairement ressortir la distinction entre la mise en dépôt et la cession de l’arme.Dans les deux cas, la détention de fait de l’arme passe au cessionnaire. Toutefois, les relations entre parties peuvent lescontraindre à restituer l’arme (en cas de mise en dépôt) ou à envisager une cession définitive. En tous les cas, lesformalités nécessaires doivent être respectées. Exemples : en cas de cession de la détention de l’arme à un armurier,l’arme doit être inscrite dans ses registres, en cas de cession à un chasseur, un modèle 9 doit être établi,... . Le fait deremplir le formulaire de mise en dépôt ou de cession ne dispense donc pas les parties concernées de remplir leurs autresobligations légales en la matière.

La décision de suspension ou de retrait peut pousser le service régional compétent à également suspendre ouretirer le permis de chasse actuel ou à refuser un nouveau permis de chasse. Cela ne doit toutefois pas nécessairementêtre le cas. Sur la base des motifs qui se trouvent à la base de la suspension ou du retrait du droit de détenir l’arme,le service régional compétent décidera en toute indépendance s’il peut également justifier un retrait, une suspension ouun refus du permis de chasse.

Le gouverneur informe dès lors toujours le service régional compétent de sa décision de suspension ou de retraitdu droit de détenir l’arme.

72830 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 187: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

11.6. Droits et obligationsLes dispositions relatives aux mesures de sécurité ainsi qu’à l’utilisation, au prêt et au transport d’une arme

énumérées aux points 9.2.3. à 9.2.6 restent également ici intégralement d’application.

11.7. Cessation des activitésLe chasseur qui a acquis une arme à feu sur modèle 9 est autorisé à continuer à détenir pendant trois ans cette arme

après l’expiration du permis de chasse, sans toutefois pouvoir encore détenir des munitions pour cette arme. La reprisedes activités de chasse suspend cette période (386).

Le chasseur dispose d’une période d’un mois pour remettre les munitions qu’il détient encore à une personneagréée ou à une personne qui est autorisée à détenir ces munitions. Après cette période, l’exception prévue à l’article 12ne s’applique plus au chasseur.

En cas de cessation de ses activités, le chasseur dispose d’une période de (trois ans et) trois mois pour demanderune autorisation de détention. Il peut détenir provisoirement l’arme jusqu’à ce qu’il soit statué sur sa demande, saufs’il apparaît, par une décision motivée de l’autorité concernée, que cette détention peut porter atteinte à l’ordre public(387).

12. Régime particulier pour les tireurs sportifs (388)

12.1. Qui ?Les titulaires d’une licence de tireur sportif peuvent détenir des armes à feu concues pour le tir sportif et dont la

liste est arrêtée par le ministre de la Justice, ainsi que les munitions y afférentes, à condition que leurs antécédentspénaux, leur connaissance de la législation sur les armes et leur aptitude de manipuler une arme à feu en sécurité aientété vérifiés au préalable (389).

Cela signifie que les tireurs sportifs (c’est-à-dire les titulaires d’une licence de tireur sportif) peuvent détenircertaines armes à feu soumises à autorisation sans devoir demander d’autorisation de détention au préalable. End’autres termes, ils sont dispensés, pour ces armes, de l’obligation générale d’autorisation. Un certain nombre deconditions et d’obligations sont toutefois d’application.

La licence de tireur sportif est délivrée au nom de la Communauté francaise, flamande ou germanophone.En Communauté flamande, un total de quatre fédérations de tir sportif ont été autorisées par le gouvernement

flamand à délivrer des licences de tireurs sportifs. Il s’agit des fédérations suivantes :— l’asbl Federatie van Vlaamse Historische Schuttersgilden (390);— l’asbl Vlaamse Traditionele Sporten (VLAS) (391);— l’asbl FROS Amateursportfederatie (392);— l’asbl Vlaamse Schietsportkoepel (VSK) (393);En Communauté francaise, deux fédérations de tir sportif ont été autorisées à délivrer ces licences, à savoir :— l’Union Royale des Sociétés de Tir de Belgique – Aile francophone (URSTB-f);— la Fédération Sportive Francophone des Sociétés de Tir aux Clays (FSFSTC).En Communauté germanophone, la fédération de tir sportif suivante a été autorisée à délivrer des licences de

tireurs sportifs :— Regionaler Sportverband der Flachbahnschützen Ostbelgiens V.o.G (RSFO).

12.2. Quelles armes ?Il est exclusivement question des armes à feu concues pour le tir sportif qui figurent sur la liste de l’arrêté

ministériel du 15 mars 2007, pour autant que la licence de tireur sportif prévoie leur utilisation, et des munitions yafférentes.

Il s’agit plus précisément des armes à feu suivantes : (394)1° les armes à feu à répétition dont la longueur totale est supérieure à 60 cm ou dont la longueur du canon est

supérieure à 30 cm, à l’exception des armes à feu longues à répétition à canon lisse dont la longueur du canonest inférieure à 60 cm et des armes à feu à pompe 395);

2° les armes à feu à un coup à canon rayé dont la longueur totale est supérieure à 60 cm ou dont la longueur ducanon est supérieure à 30 cm;

3° les armes à feu à un coup à canon lisse;4° les armes à feu à un coup à percussion annulaire dont la longueur totale est d’au moins 28 cm;5° les armes à feu à deux canons juxtaposés ou superposés dont la longueur totale est supérieure à 60 cm;6° les pistolets concus spécifiquement pour le tir sportif, à cinq coups maximum de calibre .22;7° les armes se chargeant par la culasse, par la bouche du canon ou par l’avant du barillet, exclusivement avec

de la poudre noire ou avec des cartouches à poudre noire à amorcage séparé et dont le brevet est antérieur à1890 (396).

Une autorisation est nécessaire pour toutes les autres armes pouvant être utilisées pour le tir sportif.

12.3. Quelles opérations ?Dans le cadre du régime d’exception favorable dont ils relèvent, les tireurs sportifs peuvent détenir ou céder

certaines armes concues pour le tir sportif qui figurent sur la liste de l’arrêté ministériel du 15 mars 2007 ainsiqu’acquérir des munitions pour ces armes. Toutes les autres règles concernant le transport, le port, le numérotage etl’enregistrement d’armes soumises à autorisation continuent toutefois de s’appliquer dans leur intégralité.

Ils ne peuvent utiliser les armes visées au point 12.2. que dans le cadre de leurs activités de tireur sportif. Laréglementation communautaire applicable au tireur sportif déterminera quelles opérations sont ou non autorisées (397).

Pour le tireur sportif flamand, c’est le décret flamand du 11 mai 2007 portant statut du tireur sportif (398), pour letireur sportif wallon, le décret de la Communauté francaise du 24 novembre 2006 visant l’octroi d’une licence de tireursportif (399) et, enfin, pour le tireur sportif germanophone, le décret de la Communauté germanophone du20 novembre 2006 relatif au statut des tireurs sportifs (400) qui s’applique.

Les tireurs sportifs peuvent également transporter les armes s’ils respectent les prescriptions en matière de sécurité,ce entre leur domicile et leur résidence, ou entre leur domicile ou résidence (401) et le stand de tir, ou entre leur domicileou résidence et une personne agréée. Au cours du transport, les armes à feu doivent être non chargées et placées dansun coffret fermé à clé ou avoir la détente verrouillée ou être équipées d’un dispositif de sécurité équivalent (402).

72831BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 188: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

En outre, chaque particulier qui transporte une arme soumise à autorisation (c’est-à-dire uniquement en cas detransport routier dans un véhicule) doit toujours respecter les prescriptions suivantes : (403)

1° l’arme est non chargée et les magasins transportés sont vides;2° l’arme est rendue inopérante par un dispositif de verrouillage sécuritaire ou par l’enlèvement d’une pièce

essentielle à son fonctionnement;3° l’arme est transportée à l’abri des regards, hors de portée, dans une valise ou un étui approprié(e) et fermé(e)

à clé;4° les munitions sont transportées dans un emballage sûr et dans une valise ou un étui approprié(e) et fermé(e)

à clé;5° si le transport s’effectue en voiture, les valises ou les étuis contenant l’arme et les munitions sont transporté(e)s

dans le coffre du véhicule fermé à clé (404);6° le véhicule ne reste pas sans surveillance lorsqu’il contient des armes (405).Parfois, les armes sont également transportées par vélo, bus ou train. Les règles en matière de transport doivent

alors s’appliquer mutatis mutandis.

12.4. Modèle 9Pour la détention ou l’acquisition d’armes visées au point 12.2., les titulaires d’une licence de tireur sportif ne

doivent pas demander d’autorisation étant donné que la licence de tireur sportif fait office d’autorisation de détentionou d’acquisition. Ils doivent toutefois faire enregistrer leurs armes dans le RCA.

La cession d’armes soumises à autorisation à des tireurs sportifs ou entre tireurs sportifs ne peut être faite qu’aprèsprésentation de leur carte d’identité ou de leur passeport et de la preuve de leur qualité. Un avis de cession (modèle 9)et une copie de celui-ci sont transmis par le cédant, dans les huit jours de la cession, au gouverneur du lieu de résidencede l’acquéreur ou, si ce dernier n’a pas de résidence en Belgique, au RCA. Le cédant conserve une copie de l’avis decession. L’autre copie, pourvue du numéro d’enregistrement, est transmise par le gouverneur à la police locale de larésidence de l’acquéreur (406). Cette dernière avertit le gouverneur si les caractéristiques de l’arme ne correspondentpas aux données sur le modèle 9, de sorte que celui-ci puisse effectuer les adaptations nécessaires.

En cas de cession de telles armes d’un tireur sportif à un armurier, ce dernier doit inscrire l’arme dans son registre.Moyennant un avis de cession (modèle 9), la cession doit être notifiée au gouverneur compétent pour la résidence ducédant ou, si celui n’a pas de résidence en Belgique, au RCA. Le cédant conserve une copie du modèle 9 (407).

Lors du traitement des modèles 9, le gouverneur peut demander des informations complémentaires nécessaires àun enregistrement correct et vérifier l’exactitude des données. Cela peut par exemple consister en la demande d’unecopie de la carte d’identité et de la licence de tireur sportif.

Dès que le gouverneur recoit l’avis de cession, il enregistre le modèle 9 au RCA et l’envoie, pourvu du numérod’enregistrement, à la police locale de la résidence de l’acquéreur. Celle-ci vérifie l’identité du détenteur d’armes, ainsique les caractéristiques de l’arme.

12.5. Sanctions administrativesS’il apparaît que la détention de l’arme peut porter atteinte à l’ordre public, le gouverneur compétent pour la

résidence du tireur sportif (et le ministre de la Justice s’il s’agit d’un tireur sportif sans résidence en Belgique) peutlimiter, suspendre ou retirer par une décision motivée le droit de détenir l’arme. Il recueille au préalable l’avis duprocureur du Roi de l’arrondissement où l’intéressé a sa résidence (408).

A cet effet, le procureur du Roi fera appel à la police locale pour mener une enquête.La suspension ou le retrait du droit de détenir une arme est nécessaire pour ceux qui peuvent détenir une arme

soumise à autorisation sans disposer d’autorisation à cet effet, si la détention de l’arme peut porter atteinte à l’ordrepublic. Il s’agit donc notamment des tireurs sportifs sur la base de leur licence de tireur sportif.

La suspension est ici aussi indiquée comme mesure lorsque le titulaire de la licence de tireur sportif se trouveprovisoirement dans une situation où la détention de l’arme soumise à autorisation peut porter atteinte à l’ordre public.La suspension est limitée dans le temps. Si elle dure plus d’un an, il est recommandé de retirer le droit de détenir l’arme.

Le retrait est nécessaire lorsque le titulaire de la licence de tireur sportif se trouve pour une plus longue périodedans une situation où la détention de l’arme soumise à autorisation peut porter atteinte à l’ordre public.

Dès leur notification au titulaire de la licence de tireur sportif, tant le retrait que la suspension engendrel’interdiction de détenir l’arme en question.

La décision de retrait ou de suspension est notifiée à l’intéressé par lettre recommandée avec accusé de réception(409). Le gouverneur porte sa décision de retrait ou de suspension à la connaissance de la police locale du lieu derésidence de l’intéressé, qui le tient au courant de l’exécution de sa décision. Ainsi, le service de police locale veille àl’exécution correcte de la décision du gouverneur.

Avant de prendre la décision, la personne doit avoir la possibilité de réagir (droit d’audition).La décision de retrait ou de suspension indique les délais dans lesquels l’arme doit être déposée chez une personne

agréée ou être cédée à une personne agréée ou à une personne titulaire d’une autorisation de détention (410).Dans les huit jours de la mise en dépôt ou de la cession de l’arme concernée, le dépositaire ou le cessionnaire doit

informer le gouverneur que l’arme a été déposée ou lui a été cédée. Cette information est faite par un formulaire jointà la notification par le gouverneur (411).

Un formulaire doit toujours faire clairement ressortir la distinction entre la mise en dépôt et la cession de l’arme.Dans les deux cas, la détention de fait de l’arme passe au cessionnaire. Toutefois, les relations entre parties peuvent lescontraindre à restituer l’arme (en cas de mise en dépôt) ou à envisager une cession définitive. En tous les cas, lesformalités nécessaires doivent être respectées. Exemples : en cas de cession de la détention de l’arme à un armurier,l’arme doit être inscrite dans ses registres, en cas de cession à un chasseur, un modèle 9 doit être établi,... Le fait deremplir le formulaire de mise en dépôt ou de cession ne dispense donc pas les parties concernées de remplir leurs autresobligations légales en la matière.

Pour le tireur sportif flamand, la décision de suspension ou de retrait a toujours respectivement pour effet lasuspension ou le retrait de la licence de tireur sportif (412). La fédération de tir sportif concernée doit immédiatementfaire le nécessaire à cet effet et ne possède pas de pouvoir discrétionnaire en la matière. Cette règle ne s’applique pasen Communauté francaise.

Le gouverneur informe dès lors toujours les fédérations de tir sportif autorisées de sa décision de retrait ou desuspension du droit de détenir l’arme.

72832 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 189: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

12.6. Droits et obligations

Les dispositions relatives aux mesures de sécurité ainsi qu’à l’utilisation, au prêt et au transport d’une armeénumérées aux points 9.2.3. à 9.2.6 restent également ici intégralement d’application.

12.7. Cessation des activités

Le tireur sportif qui a acquis une arme à feu sur modèle 9 est autorisé à continuer à détenir pendant trois ans cettearme après l’expiration de la licence de tireur sportif, sans toutefois pouvoir encore détenir des munitions pour cettearme. La reprise des activités de tir sportif suspend cette période (413).

Le tireur sportif dispose d’une période d’un mois pour remettre les munitions qu’il détient encore à une personneagréée ou à une personne qui est autorisée à détenir ces munitions. Après cette période, l’exception prévue à l’article 12ne s’applique plus au tireur sportif (414).

En cas de cessation de ses activités, le tireur sportif dispose d’une période de (trois ans et) trois mois pourdemander une autorisation de détention. Il peut détenir provisoirement l’arme jusqu’à ce qu’il soit statué sur sademande, sauf s’il apparaît, par une décision motivée de l’autorité concernée, que cette détention peut porter atteinteà l’ordre public (415).

13. Gardes particuliers

Le statut des gardes particuliers est réglé par le Code rural et l’arrêté royal du 8 janvier 2006 royal réglementantle statut des gardes champêtres particuliers.

Pour pouvoir être garde particulier, le candidat doit satisfaire à une série de conditions (416). Une de ces conditionsmérite d’être mentionnée dans ce cadre : le candidat ne peut « pas exercer des activités de fabricant ou de marchandd’armes ou de munitions ou toute autre activité qui, par le fait qu’elle est exercée par cette même personne, peutconstituer un danger pour l’ordre public ou la sécurité intérieure ou extérieure de l’Etat ». Il est donc interdit decombiner le statut de garde particulier avec celui d’armurier agréé.

Le garde particulier suit une formation et présente un examen. Son passé fait l’objet d’un contrôle. Il est agréé parle gouverneur (417). C’est la raison pour laquelle il bénéficie d’avantages comparables à ceux octroyés aux chasseurset aux tireurs sportifs, toutefois dans une moindre mesure (418). Pour établir sa qualité, il doit présenter une carte delégitimation valide (419).

Le garde particulier est désigné par un propriétaire foncier ou un détenteur du droit de chasse et exerceexclusivement ses compétences sur les terrains qui lui sont confiés. Il ne peut donc bénéficier des avantages liés à saqualité que dans les limites de ses compétences. Ainsi, il ne peut pas acquérir d’arme soumise à autorisation s’il devaitégalement destiner cette arme à un usage personnel. Il ne peut pas non plus transporter ou porter une arme en dehorsde l’exercice de ses fonctions.

A cet égard, l’article 14 de l’arrêté royal prévoit que « Le commettant peut autoriser le garde champêtre particulierà détenir une arme à feu longue concue pour la chasse telle que déterminée par la loi sur les armes.

Le garde champêtre particulier peut uniquement porter ce fusil lors de l’exécution de son service et pour autantqu’il exerce de manière effective les compétences qui lui sont attribuées par les autorités régionales. ».

Plus ou moins comme pour les chasseurs, la détention d’une arme sans autorisation est limitée aux armes à feulongues concues pour la chasse et aux munitions y afférentes. En outre, le garde particulier ne peut détenir qu’une tellearme en cette qualité. La terminologie « concues pour la chasse » est reprise du texte initial de l’article 12, 1°, de la loisur les armes (dispositions pour les chasseurs). Entre-temps, cette terminologie a été abandonnée pour éviter les abus.Elle a été remplacée par la terminologie « autorisées à cette fin, là où le permis de chasse est valable, ». Il va de soi quecette interprétation doit ici aussi être suivie. Le garde particulier ne peut donc être équipé que d’une arme pouvant êtreutilisée pour la chasse dans la Région où il a été désigné. L’utilisation d’une carabine de calibre .22 LR n’est parconséquent pas autorisée en Région flamande.

Pour le reste (acquisition de l’arme et modèle 9), les règles précitées pour les chasseurs et les tireurs sportifs sontégalement d’application (420). Le prêt d’une arme par et à un garde particulier n’est pas autorisé.

14. Carte européenne d’armes à feu

La carte européenne d’armes à feu, un document créé par la directive 91/477/CEE, a été introduite dans notre payspar l’arrêté royal du 8 août 1994 relatif aux cartes européennes d’armes à feu. Elle est non seulement valable dans lesEtats membres de l’Union européenne mais également dans les pays qui y sont liés, à savoir la Norvège, l’Islande etla Suisse.

14.1. Utilité

La carte européenne d’armes à feu (ci-après dénommée CEAF) a pour objectif d’informer les autorités policièreset administratives des autres pays de l’Union européenne dans lesquels se rend un particulier de la légalité de sadétention d’armes à feu en Belgique. Elle est, pour ainsi dire, un passeport pour armes à feu, sur lequel il faut encore,dans certains cas, apposer des visas des pays visités.

La comparaison avec un passeport est également d’application dans un autre domaine : la CEAF peut uniquementêtre utilisée pour un déplacement temporaire au sein de l’Union européenne. La personne qui emporte son arme àl’étranger pour la vendre ou la personne qui déménage à l’étranger doit suivre la procédure ordinaire d’exportation.

La CEAF est principalement destinée aux chasseurs et aux tireurs sportifs qui participent à une activité à l’étranger.Elle peut également être demandée par un collectionneur agréé ou non qui souhaite exposer ses armes dans un autreEtat membre de l’Union européenne. D’autres cas sont encore envisageables mais la nature temporaire et particulièrede l’activité est essentielle.

Il convient d’attirer l’attention sur le fait que la CEAF ne remplace pas les autorisations de détention émises enBelgique. Elle les remplace toutefois à l’étranger où les autorisations nationales n’ont aucune valeur. Inversement, elleremplace également l’autorisation des résidents de l’Union européenne qui résident temporairement avec leurs armesen Belgique et qui sont en possession d’une CEAF délivrée dans leur pays (421).

72833BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 190: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

14.2. DemandeLa demande de CEAF est introduite auprès du gouverneur et elle est gratuite.Les demandes introduites pour une personne morale (société, association) doivent être mises au nom d’un

responsable désigné à cet effet.Si le formulaire de demande est complété de manière illisible ou incomplète, il sera irrecevable et la demande ne

sera pas traitée.Les documents suivants doivent être joints à la demande :— si le demandeur est titulaire d’un permis de chasse ou d’une licence de tireur sportif, une copie de ce

document;— si le demandeur souhaite la mention d’armes à feu soumises à autorisation sur la carte, une copie de son

autorisation de détention de ces armes ou des documents qui y sont assimilés;— si le demandeur souhaite la mention d’armes en vente libre sur la carte, une copie de l’attestation

d’enregistrement à son nom.Les armes appartenant à un tiers ne peuvent en principe être mentionnées sur la CEAF puisque celle-ci constitue

une attestation de la détention légale d’armes par le titulaire même.L’intéressé ne peut demander d’inscrire sur la carte que les armes à feu qu’il souhaite emporter lors d’un voyage

dans un autre Etat membre de l’Union européenne (+ Norvège, Islande et Suisse).La demande doit être formulée à l’aide d’un formulaire dont le modèle a été publié au Moniteur belge et que les

services provinciaux des armes mettent à disposition, notamment sur leur site internet. Les armuriers détaillants et lesassociations de chasseurs et de tireurs peuvent également mettre ces documents à la disposition des particuliers.

La demande d’une CEAF est examinée par les services du gouverneur qui vérifient l’identité du demandeur et quicontrôlent dans le RCA la régularité de la détention des armes à feu indiquées. Les données de la carte même sontenregistrées par les services du gouverneur dans le RCA.

La carte doit être délivrée dans les deux mois après la réception de la demande, pour autant que celle-ci soitcomplète. Le gouverneur peut déléguer sa compétence à un ou plusieurs collaborateurs.

Une même personne ne peut demander plusieurs CEAF à son nom que s’il invoque un motif fondé et acceptableà cet effet.

14.3. Validité de la CEAFLa directive limite la durée maximale de validité de la CEAF à une période de cinq ans, renouvelable une seule fois.

A ce moment (avant l’expiration de cette période), une nouvelle demande doit être introduite à laquelle la carteoriginale est annexée. La demande de renouvellement peut être introduite à l’aide du formulaire destiné auxmodifications. Toutefois, si la carte ne mentionne que des armes à un coup par canon lisse, la durée de validité est dedix ans au maximum.

Une demande de modification de la CEAF intervient sous les mêmes conditions qu’une première demande. Lacarte originale doit être jointe. La nouvelle CEAF est délivrée de la même manière que la carte originale.

L’article 6 de l’arrêté royal prévoit par ailleurs que la police locale procédera d’office à une demande demodification si une arme figurant sur la carte a fait l’objet d’un retrait de l’autorisation de détention par le gouverneur.Dans ce cas, il convient :

(1) que la police locale vérifie en ligne dans le RCA si une CEAF mentionnant cette arme a été émise;(2) le cas échéant, que le gouverneur procède au retrait de la CEAF;(3) si d’autres armes (mentionnées sur la CEAF) sont encore détenues, que la police demande au gouverneur de

procéder à l’omission des armes en question.

14.4. En voyage avec des armesLa carte n’a d’autre fonction que d’attester à l’égard des autorités étrangères que le titulaire est en règle avec la

réglementation belge en ce qui concerne la détention des armes mentionnées sur la CEAF.Selon leur législation, les autres Etats membres de l’Union européenne imposent ou non des restrictions à

l’importation temporaire d’armes sur leur territoire : cette importation est soit interdite, soit soumise à autorisation, soitlibre.

• si l’importation temporaire est interdite, le détenteur de l’arme ne peut voyager avec son arme dans ce pays,même avec une CEAF;

• si elle est soumise à autorisation, le titulaire doit présenter sa CEAF aux autorités étrangères, préalablementà son voyage, en vue d’y faire apposer un visa valant autorisation de détention temporaire, sauf si le pays enquestion ne l’exige pas;

• si elle est libre, le titulaire peut se rendre dans ce pays avec ses armes, muni de sa CEAF sans formalitépréalable.

Le titulaire doit recueillir les informations nécessaires à temps, de préférence directement auprès de l’autorité dupays qu’il souhaite visiter (et des pays qu’il traversera par la route). En cette matière, il y a lieu de faire attention carla législation étrangère est sujette à évolution.

14.5. Droits et obligations des titulaires étrangers de CEAFLes services de police belges sont, à l’occasion de contrôles, confrontés à des ressortissants d’autres Etats membres

de l’Union européenne qui présentent une CEAF délivrée par leur autorité.Le titulaire d’une carte délivrée à l’étranger peut valablement emmener temporairement en Belgique les armes

mentionnées sur sa carte lorsqu’il s’agit d’armes non prohibées en Belgique. Il doit toujours être en mesure de justifierla présence des armes en Belgique, par exemple au moyen d’une invitation à une chasse ou d’une inscription à unecompétition sportive. Le visa préalable de la Sûreté de l’Etat n’est plus requis.

Il peut emporter les munitions correspondantes à ses besoins durant son séjour en Belgique. Le nombre de cesmunitions est en théorie limité à 150 cartouches, sauf si l’intéressé peut établir que son activité nécessite l’utilisationd’un plus grand nombre de munitions, par exemple pour certaines compétitions sportives.

Si les services de police ont des doutes sur la validité du document qui leur est présenté, ils sont invités à contacterle RCA, qui est habilité à se mettre en contact avec les autorités compétentes des autres Etats membres et dispose desmodèles des cartes européennes émises par les autorités étrangères.

72834 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 191: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

15. Tireurs occasionnels

La loi de 1933 ne prévoyait aucune disposition autorisant la détention occasionnelle sur un stand de tir d’anciennesarmes « de défense » ou « de guerre ». Des armes « de chasse » ou « de sport » pouvaient toutefois être mises à ladisposition de tireurs occasionnels sur un stand de tir.

Après l’introduction de la loi sur les armes du 8 juin 2006, toutes les armes à feu ont été soumises à autorisation.Il n’était donc plus possible pour une personne qui n’était pas titulaire d’une autorisation, d’une attestation dugouverneur, d’un permis de chasse ou d’une licence de tireur sportif (provisoire) de manipuler une arme sur un standde tir agréé. En conséquence, il n’était plus possible de faire connaître le tir sportif à des visiteurs d’une journée portesouvertes sans passer par un lourd parcours administratif. L’organisation d’événements d’entreprise et de certainesactivités traditionnelles (par exemple, le tir aux clays) était également menacée.

C’est la raison pour laquelle le législateur a choisi d’élaborer dans la loi un régime pour les « tireursoccasionnels » (422).

15.1. Conditions

Le régime s’applique aux particuliers majeurs qui manipulent au maximum une fois par année de calendrier unearme soumise à autorisation sur un stand de tir agréé. Les conditions imposées par l’article 5 de l’arrêté royal du13 juillet 2000 déterminant les conditions d’agrément des stands de tir, modifié le 16 octobre 2008, doivent êtrerespectées.

Le tir occasionnel est possible sous les conditions suivantes :

• une carte pour la journée (423) contenant les données suivantes doit être établie :

— l’identité du tireur occasionnel (nom, adresse);

— les données du stand de tir;

— le jour du tir;

• cette carte pour la journée est valable dans le stand de tir où elle a été délivrée au courant de la même journée(0 heure à 23 h 59);

• les cartes pour la journée sont numérotées de manière continuelle par l’exploitant;

• la carte pour la journée est établie en trois exemplaires :

— un exemplaire est communiqué au tireur;

— un autre exemplaire est conservé par l’exploitant du stand de tir qui peut ainsi prouver que les cartes pourla journée ont été numérotées de manière continuelle. La fraude qui pourrait consister à jeter des cartespour la journée peut ainsi être réprimée;

— un autre exemplaire doit être envoyé dans les sept jours au gouverneur compétent pour la résidence dutireur occasionnel. Le gouverneur peut ainsi contrôler que l’intéressé n’a effectivement utilisé la carte pourla journée qu’une seule fois dans l’année. Dans le cas où le tireur occasionnel n’a pas de résidence enBelgique, la carte pour la journée est envoyée au service fédéral des armes qui contrôlera si l’intéressén’utilise effectivement la carte pour la journée qu’une seule fois par an;

• le tireur occasionnel doit être accompagné d’une personne qui serait, conformément à la loi sur les armes,exemptée de l’épreuve pratique en cas de demande d’autorisation de détention. Il est question des personnessuivantes :

— les titulaires d’une licence de tireur sportif (une licence de tireur sportif provisoire n’est pas suffisante);

— les titulaires d’un permis de chasse;

— les personnes qui disposent d’une expérience avec les armes à feu déterminée par le Roi (par exemple, desactivités régulières pendant plus de six mois dans le courant des cinq dernières années) (424).

L’accompagnateur doit expliquer au préalable les règles de sécurité applicables sur le stand de tir ainsi que lefonctionnement de l’arme. Il met l’arme à disposition et veille à ce qu’elle soit manipulée en sécurité. A l’issue du tiroccasionnel, l’accompagnateur reprend possession de l’arme.

Le tireur occasionnel doit seulement posséder la carte pour la journée. Il ne doit présenter aucun autre document.Il ne doit pas non plus remettre d’extrait de casier judiciaire à l’exploitant du stand de tir.

Le nouveau régime permet à un particulier majeur de se familiariser une fois par an avec le tir lors d’une journéeportes ouvertes ou d’un autre événement. Si l’intéressé souhaite se perfectionner dans le tir, il peut demander unelicence de tireur sportif provisoire via un club. D’un point de vue administratif, cette solution sera souvent la solutionla plus simple pour se perfectionner dans le tir sportif. Il est également possible de demander une attestation via legouverneur pour pouvoir tirer provisoirement afin de préparer l’épreuve pratique qui doit être présentée pour obtenirune autorisation de détention.

Les exploitants des stands de tir peuvent commander les cartes pour la journée auprès des fédérations de tir oules télécharger à partir des sites internet provinciaux.

Si une infraction à ce régime est constatée, il y a non seulement infraction du tireur et de l’organisateur mais legouverneur peut également imposer une sanction administrative à l’exploitant du stand de tir (425). Cette sanctionadministrative est également possible dans le chef du tireur concerné : soit en le privant des autorisations ou du droitde détention d’armes qu’il peut déjà détenir, soit en lui refusant les autorisations qu’il demandera éventuellement dansl’avenir.

72835BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 192: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

16. Stockage d’armes et de munitions

Le stockage d’armes et de munitions n’est plus soumis à une autorisation particulière. Le législateur partaujourd’hui du principe que l’acquisition d’armes par des particuliers fait l’objet d’un contrôle suffisant, soitdirectement lors de la délivrance d’une autorisation, soit à la réception d’un modèle 9 après acquisition d’une arme parun chasseur ou un tireur sportif (les deux groupes sont déjà suffisamment contrôlés en soi sur la base de leur statutpropre). En outre, des mesures de sécurité dont la sévérité augmente avec le nombre d’armes détenues doivent êtrerespectées par tout un chacun.

Cela ne veut toutefois pas dire que la notion de stockage ait disparu de la loi. Le stockage d’armes à feu soumisesà autorisation et de munitions est une simple donnée de fait qui doit toujours pouvoir être justifiée. L’article 16 de laloi sur les armes prévoit que l’un des deux motifs légitimes suivants doit exister pour la quantité stockée d’armes à feusoumises à autorisation et de munitions :

• la détention légitime de plusieurs armes à feu et d’une quantité nécessaire de munitions pour ces armes parleurs propriétaires cohabitant à la même adresse qui stockent leurs armes à cet endroit. Cela signifie que seulesles armes de personnes qui cohabitent au même endroit peuvent être stockées chez des particuliers et encoreuniquement lorsque chaque arme est détenue légitimement. Les particuliers ne peuvent donc pas accepter endépôt d’armes de tiers. En outre, les munitions ne peuvent être stockées que dans une quantité qui doitpouvoir être justifiée à la lumière de la régularité des activités avec les armes des personnes qui cohabitent.Ainsi, les munitions sont par exemple souvent achetées par 1000 unités pour obtenir un meilleur prix. Cesmunitions ne sont pas immédiatement ″nécessaires″ mais elles peuvent être justifiées par la personne qui serend régulièrement sur le stand de tir et qui y utilise ces munitions. La personne qui ne tire pas ne peut justifierle stockage de grandes quantités de munitions;

• les activités légitimes de personnes agréées. Il peut s’agir du stock d’un armurier, d’une collection, d’armesdestinées à être transportées, d’armes stockées par un stand de tir pour ses membres,... Les personnes agrééespeuvent donc accepter en dépôt des armes de tiers. Il va de soi que la quantité d’armes et de munitions stockéedoit correspondre à un exercice légitime des droits octroyés à l’intéressé sur la base de l’agrément.

Le stockage d’armes en vente libre ne doit pas être justifié par un motif légitime. Si une personne devait toutefoisstocker une quantité de telles armes d’une manière pouvant menacer la sécurité publique, une intervention seraitpossible sur la base de l’article 28, § 2, de la loi sur les armes.

Le stockage d’armes prohibées est interdit mais comme cela a été expliqué dans le chapitre consacré aux armesprohibées, il existe des exceptions conditionnelles pour les autorités, les armuriers et les collectionneurs (426)

17. Bourses d’armes

L’article 19, 5°, de la loi sur les armes prévoit que, moyennant autorisation du ministre de la Justice, des armes envente libre peuvent être vendues dans des bourses. Il s’agit d’une exception au principe selon lequel la vente d’armesdans des bourses et à d’autres endroits en dehors de l’établissement permanent d’un armurier est prohibée. Soninterprétation doit dès lors être restrictive.

Les demandes peuvent émaner des organisateurs de bourses, de foires aux antiquités et de brocantes, tant pour lesparticuliers que pour les professionnels, librement accessibles ou limitées à un groupe cible déterminé.

Les organisateurs peuvent être tant des personnes physiques que des personnes morales (généralement des asblet des associations de fait).

L’organisateur de la bourse est responsable des transactions qui y sont conclues mais également des transactionsqui interviendraient, le cas échéant, sur le parking de la bourse.

Les armuriers participants à la bourse doivent être agréés. Les armuriers avec un agrément belge peuvent, sur basede la loi même, vendre exceptionnellement des armes en vente libre en dehors de leur établissement fixe. Ils sont tenusd’avoir une copie de leur agrément avec eux à de la bourse.

Les armuriers étrangers doivent demander au préalable un agrément temporaire au gouverneur compétent pourle lieu où la bourse (ou la première des bourses à laquelle il souhaite participer) se tiendra. Il s’agit d’une applicationnormale de la définition légale d’armurier. Pour autant que possible, la procédure d’agrément normale doit être suivie.L’avis du bourgmestre et de la police locale ne seront pas utiles. L’examen d’aptitude professionnelle ne sera paspossible. Cependant, il faut demander l’avis de la Sûreté de l’Etat et de la région. Si l’intéressé est agréé commearmurier dans son pays, il est tenu compte de cet élément favorable. L’agrément temporaire est limité à la participationà des bourses, éventuellement plusieurs fois par an. Il est également valable pour la participation à des boursesorganisées dans d’autres provinces. Il n’y a pas d’exemption de la redevance. Les armuriers étrangers doiventégalement avoir une copie de leur agrément avec aux à la bourse.

Les particuliers participants, y compris les collectionneurs, ne doivent pas être agréés. Ils ne peuvent toutefoisvendre des armes qu’occasionnellement, sans but commercial (c’est-à-dire acheter des armes pour les revendre) ou, end’autres mots, dans le cadre de la gestion normale de leur patrimoine. Sinon, ils se rendent coupable de commerced’armes sans agrément.

Autant les armuriers étrangers que les particuliers étrangers participants doivent obtenir préalablement à la bourseune licence d’importation temporaire et de sortie définitive pour toutes les armes auprès du service licences de laRégion dont ils dépendent. La forme et les modalités de l’obtention de ces licences sont du ressort des servicesrégionaux d’octroi des licences.

Toutes les armes offertes en vente doivent être présentées au Banc d’épreuves des armes à feu à Liège. Lesarmuriers et les particuliers participants étrangers doivent y présenter leurs armes suffisamment à l’avance.

Les acheteurs étrangers doivent présenter les documents nécessaires démontrant qu’ils peuvent détenir les armesachetées dans leur pays et qu’ils peuvent les y importer.

Les bourses peuvent être des événements uniques ou annuels ou des événements organisés plusieurs fois par an.

Une distinction doit être établie entre une bourse et une vente publique d’armes. Une bourse est un endroittemporaire où des vendeurs et acquéreurs sont réunis par un organisateur qui n’est personnellement pas tenu devendre. Une vente publique est un endroit où des armes sont publiquement vendues par enchère. Elle peut êtrevolontaire ou forcée :

• une vente publique volontaire est généralement organisée par une maison de vente aux enchères qui doit à ceteffet être agréée comme intermédiaire et respecter les obligations d’un armurier;

• une vente forcée ne peut être organisée que sous la direction d’un huissier de justice ou d’un notaire, assistépar le directeur du banc d’épreuves ou un collaborateur désigné par lui.

72836 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 193: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

17.1. ConditionsLes demandes d’autorisation d’organisation de bourses sont examinées au nom du ministre de la Justice par le

service fédéral des armes.Dans la pratique, il importe que la demande soit examinée pour la date prévue de la (première) bourse. C’est

pourquoi on est en droit d’attendre des personnes intéressées qu’elles tiennent également compte du délai raisonnabledont l’administration a besoin pour examiner leur demande. Elles doivent donc introduire leur demande à temps.

Etant donné que la loi n’impose aucune formalité à respecter lors de l’introduction de la demande, il n’existeaucune base sur laquelle une demande peut être déclarée irrecevable. Le paiement d’une redevance n’est pas prévu.

En conséquence, un examen au fond est toujours nécessaire.Dans certains cas, la demande est toutefois sans objet et ne doit dès lors plus être examinée. C’est le cas lorsque

la demande est formulée dans un si bref délai avant l’organisation de la bourse que l’administration n’estmatériellement pas en mesure de l’examiner correctement. Un autre exemple est la demande qui, sur la base d’unmalentendu quant à la signification de la loi, n’est manifestement pas introduite par l’organisateur mais par unparticipant (souvent un armurier agréé qui souhaite participer à plusieurs bourses et qui estime à tort qu’il apersonnellement besoin d’une autorisation).

En vue de l’examen de chaque demande, les informations suivantes doivent au moins être communiquées :• une demande complète qui mentionne le lieu et la date des différentes manifestations ainsi que les types

d’objets qui y seront proposés à la vente;• éventuellement un prospectus de l’événement (s’il existe);• un extrait (original) du casier judiciaire de chaque personne responsable de l’organisation de l’événement (ou

de chaque administrateur de la personne morale à l’origine de l’organisation) qui ne peut dater de plus d’unmois;

• un plan de prévention incendie et un plan d’évacuation indiquant les entrées et sorties prévues en cas degraves problèmes ainsi que l’emplacement des stands et des entrées et sorties;

• un plan précisant la route à emprunter jusqu’au lieu de l’événement;• un règlement complet d’ordre intérieur pour chacune des dates de l’événement qui mentionne à l’article 1er

le lieu et la date de l’événement. Il doit en outre expressément mentionner que l’accès est interdit aux mineursnon accompagnés d’un adulte;

• les statuts de la personne morale à l’origine de l’organisation;• une personne de contact auprès de la police locale.Si certains documents font défaut dans la demande, ils sont demandés le plus rapidement possible. Pour une

nouvelle édition d’une bourse déjà autorisée l’année antérieure, il n’est pas nécessaire de communiquer à nouveau tousles documents. Une déclaration selon laquelle les documents manquants n’ont pas été modifiés suffit. Les extraits ducasier judiciaire doivent toutefois toujours être à nouveau fournis.

17.2. AutorisationLe service fédéral des armes demande l’avis :• de la police locale de la résidence des organisateurs (ou des responsables d’une personne morale) pour ce qui

concerne la personnalité;• de la police locale du lieu où la bourse sera organisée pour ce qui concerne la bourse même (et l’expérience

avec les éditions précédentes).L’avis d’autres autorités, comme la Sûreté d’Etat, les douanes, le parquet, la Région,..., est également demandé si

certaines informations indiquent que cela peut être utile.L’avis de la police concernant la bourse même sera souvent favorable moyennant le respect de certaines conditions

ou contiendra à tout le moins quelques recommandations pratiques en matière de sécurité et de contrôle. Si celaapparaît raisonnable, il est demandé à l’organisateur d’adapter son règlement ou de prendre d’autres mesures.

Une décision favorable est immédiatement consignée dans une autorisation qui prend la forme d’un courrier surlequel est apposé un cachet du SPF Justice et qui autorise l’organisateur de la bourse, dont le lieu et les dates sontprécisés, à vendre des armes en vente libre. Le courrier est envoyé par recommandé avec accusé de réception, avec encopie la police de la zone où la bourse sera organisée.

Une autorisation subordonnée au respect de certaines conditions, avec accord ou non de l’intéressé, prend la mêmeforme. Les conditions y sont mentionnées et, si l’intéressé n’a pas donné son consentement au préalable, elles sontmotivées.

Les autorisations mentionnent quelles sont les obligations des participants. Chaque participant, belge ou étranger,offrant en vente des armes à feu en vente libre, doit disposer d’un livre à pages reliées destiné à répertorier les armesexposées et offertes en vente, ainsi que les ventes de ces armes. Ainsi, pour chaque bourse, le participant inscrit à la pagegauche les armes (marque, type, calibre, n° de série) et à la page droite, l’identité complète de l’acquéreur de cette arme(nom, prénom, adresse, date de naissance, pays). A la fin de la bourse, chaque participant est tenu de remettre àl’organisateur une copie des pages relatives à la bourse. Ce livre doit suivre le participant au travers de ses différentesparticipations à des bourses. Il est personnel et doit mentionner, en première page, l’identité et la signature duparticipant. Pour chaque bourse, le participant entame une nouvelle page. Cette page doit être datée et signée par leparticipant. A la fin de la bourse, les pages utilisées seront de nouveau signées et datées par le participant. Lesdocuments prévus sont transmis par les organisateurs dans un délai de maximum trois jours ouvrables aux servicesrégionaux compétents. Ces listes permettent entre autres de contrôler si des particuliers ne se livrent pas à un commerced’armes non agréé et d’informer les autorités étrangères des achats d’armes par leurs ressortissants.

Des autorisations permettant l’exposition d’armes soumises à autorisation lors de bourses ne seront plus données.

18. Numérotage d’armes à feu

18.1. Registre central des armesLe registre central des armes (RCA) est une banque de données créée en 1989 dans laquelle sont enregistrées toutes

les données sur la détention d’armes à feu dans notre pays.Il est géré par un service d’information policière opérationnelle de la direction générale de l’appui opérationnel de

la police fédérale portant le même nom (427). Il est accessible à différentes autorités publiques mais pas au public.Il s’agit d’un fichier informatisé contenant des données administratives concernant les inscriptions, les

autorisations de détention d’armes et les personnes qui les détiennent.De chaque arme à feu sont enregistrés et conservés le type, la marque, le modèle, le calibre et le numéro de série,

ainsi que les noms et adresses du fournisseur et de la personne qui acquiert ou détient l’arme, sauf si l’arme se trouvechez un armurier agréé qui l’a reprise dans son registre. Les données enregistrées sont conservées durant au moinsvingt ans.

72837BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 194: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

Plus particulièrement, le registre ne contient que les informations relatives aux documents suivants : (428)1° le volet B de l’autorisation de détention d’une arme à feu soumise à autorisation (modèle 4);2° les avis de cession d’une arme à feu soumise à autorisation (modèle 9);3° les permis de port d’une arme à feu soumise à autorisation (modèle 5);4° les agréments d’armuriers et d’intermédiaires (modèle 2), de musées et de collectionneurs (modèle 3) et de

stands de tir (modèle 13);5° les formulaires relatifs à la saisie, à l’abandon volontaire ou au dépôt temporaire d’une arme à feu (modèle 10);6° les avis de cession conformes au modèle 11.Concernant les documents visés aux points 1° à 3°, les informations suivantes sont mentionnées : (429)— l’identité du titulaire;— sa nationalité;— son adresse;— les caractéristiques essentielles de l’arme;— les éléments d’identification du formulaire concerné;— le cas échéant, l’identité du cédant.Concernant les documents visés au point 4°, seules les informations suivantes sont mentionnées : (430)— l’identité du titulaire;— sa nationalité;— son adresse;— le lieu de l’activité faisant l’objet de l’agrément;— les éléments d’identification du formulaire concerné.Concernant le document visé au point 5°, seules les informations suivantes sont mentionnées : (431)— l’identité du déposant de l’arme ou du saisi;— sa nationalité;— son adresse;— les caractéristiques essentielles de l’arme;— les éléments d’identification du formulaire concerné.Les caractéristiques essentielles de chaque arme à feu soumise à autorisation faisant partie d’une collection privée

à caractère historique ou détenue par une personne agréée exercant des activités professionnelles de nature scientifique,culturelle ou non commerciale avec des armes à feu sont mentionnées et reliées à l’identité et l’adresse du titulaire del’agrément s’y rapportant et au numéro de celui-ci (432).

Le RCA doit toujours être informé dans les huit jours suivant la délivrance ou la réception des documents visés auxpoints 1° à 6°. Idem lors des éventuels retraits, révocations, suspensions, restitutions ou modifications les concernant(433).

Plus précisément, le RCA doit être informé par :• la personne agréée :

o lorsqu’elle vend/cède une arme de chasse ou de sport à une personne sans résidence en Belgique : l’avisde cession modèle 9 doit être envoyé au RCA;

• le gouverneur :o lorsqu’il délivre une autorisation de détention d’une arme à feu soumise à autorisation : le RCA doit être

informé dans les huit jours de la réception du volet B de l’autorisation;o lorsqu’il recoit un avis de cession modèle 9 concernant une arme de chasse ou de sport : le RCA doit être

informé dans les huit jours de la cession;• les greffes :

o lors de la réception d’une arme à feu saisie ou abandonnée volontairement : le RCA doit recevoir dans leshuit jours de la réception de l’arme un exemplaire du formulaire modèle 10.

Le RCA a donc pour mission de faciliter la tâche des autorités et des services compétents pour recevoir lesdemandes d’agrément ou d’autorisation et mettre les dossiers à jour. Le RCA travaille également pour les services depolice ainsi que pour les autorités administratives et judiciaires dans le cadre de leurs missions légales de policeadministrative et judiciaire.

La consultation du RCA et l’introduction des données se font à l’aide de l’informatique. Tant les services de policeque les services provinciaux des armes sont connectés au RCA. Dans les autres cas, les copies des documents précitésdoivent être envoyées au RCA.

Le RCA est accessible : (434)— au ministre de la Justice ou à son délégué;— au ministre de l’Intérieur ou à son délégué;— aux gouverneurs de province ou à leur délégué;— aux procureurs généraux près les cours d’appel,— aux juges d’instruction;— aux procureurs du Roi;— aux membres de la police fédérale et de la police locale;— au directeur du banc d’épreuves des armes à feu ou à un de ses délégués;— aux fonctionnaires délégués des services régionaux compétents pour l’importation et l’exportation d’armes.Cet accès peut s’avérer utile pour disposer de certaines informations lors de l’examen d’une demande d’octroi

d’une autorisation ou d’un agrément. Exemples : d’autres autorisations ont-elles déjà été délivrées au demandeur ?Combien d’armes détient le demandeur ? Le demandeur a-t-il déjà fait l’objet d’une décision de suspension ou deretrait ? Etc.

Le RCA peut également être utilisé à des fins statistiques.La consultation du RCA se fait par le biais d’un système informatique ou par demande écrite adressée au RCA.La demande de consultation doit indiquer le motif de la consultation ainsi que, le cas échéant, l’identité de la

personne à laquelle se rapportent les informations administratives demandées.

72838 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 195: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

Protection de la vie privée :Les informations obtenues ne peuvent être utilisées que pour la gestion des documents précités et dans le cadre

des missions de police judiciaire et administrative de ces autorités et services. Elles ne peuvent faire l’objet d’aucunecommunication à des tiers, particuliers ou personnes morales, ni à des autorités autres que les autorités précitées (435).

Il est conseillé de désigner nommément les fonctionnaires ayant accès au système informatique du RCA afin deprévenir tout risque d’abus des informations.

Les informations relatives à l’acquisition ou la cession d’armes à feu en Belgique par des ressortissants étrangerssont communiquées aux autorités judiciaires et services de police du pays dont ces personnes sont ressortissantes àl’intervention de la police fédérale (436).

Enregistrement dans le RCA :— le gouverneur veille à l’enregistrement de toutes les autorisations de détention qu’il délivre;— dès que le gouverneur recoit l’avis de cession (modèle 9), il l’enregistre dans le RCA et y appose le numéro

d’enregistrement;— le gouverneur veille à l’enregistrement des autorisations de détention délivrées dans le cadre de la procédure

de renouvellement (modèle 4).La police locale reste toutefois chargée de l’enregistrement des modèles 9 adaptés (avis d’enregistrement) en cas

d’acquisition à l’étranger;— les services des armes des gouverneurs procèdent à l’enregistrement des agréments d’armurier, de

collectionneur et de stand de tir ainsi que des permis de port d’armes et des cartes européennes d’armes à feu.Les armes en vente libre mentionnées sur une carte européenne doivent être enregistrées dans le RCA;— le gouverneur de la résidence de l’acquéreur procède à l’enregistrement du modèle 11 en cas de cession

d’armes par des collectionneurs et des musées. Une copie du modèle 11 doit être fournie au gouverneur de larésidence du collectionneur qui vend ou cède l’arme, lequel doit indiquer que l’arme a été vendue ou cédée;

— pour l’enregistrement en cas de saisie : voir point 21.3. La police locale modifie les données du RCA en fonctionde l’évolution de la procédure et de la destination des armes (restitution, confiscation, etc.);

— en cas de suspension ou de retrait, le gouverneur veille à adapter les données dans le RCA dans les huit joursde sa décision;

— le gouverneur veille à l’enregistrement ou à l’adaptation des données relatives aux armes soumises àautorisation qui ont été acquises par succession ou découvertes et pour lesquelles une demande d’autorisationa été introduite. Il y veille lors de la délivrance du modèle 6 pour cette arme. Le gouverneur faitimmédiatement parvenir ces informations au chef de corps de la police locale compétente qui invite l’intéressé– faute de déclaration spontanée comme prévue à l’article 17 de la loi sur les armes – de venir montrer sonarme aux fins d’identification.

18.2. Banc d’épreuves des armes à feuLe statut du banc d’épreuves est réglé dans la loi du 24 mai 1888 portant réglementation de la situation du banc

d’épreuves des armes à feu établi à Liège. L’arrêté royal du 30 juin 1924 portant règlement général du banc d’épreuvesdes armes à feu établi à Liège est également pertinent.

Le banc d’épreuves a pour mission : (437)1° l’épreuve et le poinconnage des armes à feu;2° l’identification de toutes les armes à feu fabriquées ou importées en Belgique;3° la neutralisation, la transformation et la destruction des armes à feu conformément à la loi du 8 juin 2006

réglant des activités économiques et individuelles avec des armes;4° la police et la surveillance des armes à feu;5° attester les caractéristiques techniques des armes à feu.Une des tâches du banc d’épreuves consiste en l’apposition de numéros de série sur les armes à feu. A cet effet,

aucun accord préalable avec le banc d’épreuves n’est nécessaire. Il suffit de se présenter avec l’arme à feu pendant lesheures d’ouverture au banc d’épreuves qui y apposera immédiatement un numéro.

Toute arme ou pièce d’arme sujette à l’épreuve doit avoir été éprouvée et marquée des poincons par le bancd’épreuves avant de pouvoir être vendue, exposée en vente, ou conservée dans un magasin, une boutique ou un atelier(438). Seules les armes à feu importées de l’étranger qui portent le poincon d’un banc d’épreuves officiellement reconnupar le gouvernement belge ne doivent plus passer par le banc d’épreuves belge (439), ainsi que les armes de guerreétrangères non pourvues d’un poincon d’épreuve, lorsqu’elles sont revendues pour l’exportation (440).

Des armes non éprouvées ne peuvent être expédiées à l’étranger que si elles sont adressées directement à un bancd’épreuves reconnu par la Belgique (441).

La loi sur les armes prévoit l’interdiction d’effacer, de manipuler et de rendre illisibles les numéros d’armes à feuet de faire le commerce, de transporter, de porter ou de stocker des armes à feu non enregistrées et des armes à feu nonnumérotées, sauf lors d’un transport international à l’occasion duquel les armes ne sont pas déchargées ou transbordéessur le territoire belge et vers le banc d’épreuves des armes à feu en vue de la numérotation (442).

Lors de l’introduction du volet B du modèle 4 ou du modèle 9, le numéro de série de l’arme à feu doit toujoursêtre communiqué. En l’absence de numéro, il convient de contacter le banc d’épreuves des armes à feu pour y apposerun numéro.

Pour l’accomplissement de ses missions, les taux des rétributions sont fixés par arrêté royal (443).

18.3. Numéro d’identification nationalToutes les armes à feu fabriquées ou importées en Belgique doivent être inscrites dans un registre central des

armes, dans lequel un numéro d’identification unique leur est attribué (444).Les obligations internationales auxquelles notre pays s’est engagé exigent une tracabilité complète des armes à feu

en circulation dans notre pays.Cela signifie tout d’abord que les armes à feu qui sont mises sur le marché belge doivent être enregistrées à la

source, avant même qu’elles se retrouvent chez un armurier. Puisque les fabricants et les importateurs sont obligés deprésenter leurs armes pour un contrôle de qualité (« l’épreuve légale ») auprès du banc d’épreuves des armes à feu àLiège avant qu’elles ne puissent être mises sur le marché, le banc d’épreuves s’occupe également de leur premierenregistrement au RCA. Le banc d’épreuves se fait rembourser les frais par les présentateurs, de sorte que cela ne coûterien à l’Etat.

Le système ne s’applique pas aux armes à feu en vente libre et aux armes à feu destinées à l’exportationimmédiatement après avoir subi l’épreuve légale.

72839BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 196: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

Si le fabricant ou l’importateur ne décide qu’ultérieurement si l’arme à feu sera mise en circulation en Belgique, ilen transmet les données avant toute cession au banc d’épreuves des armes à feu qui les encode au registre central desarmes.

Si l’arme à feu ne doit pas être éprouvée en Belgique, le directeur du banc d’épreuves est habilité à déterminerquelles armes devront lui être physiquement présentées, au cas par cas et sur base de :

— sa connaissance du secteur des armes,— l’historique de l’agrément de l’intéressé,— l’origine des armes dans un pays membre ou non de la Convention pour la reconnaissance réciproque des

poincons d’épreuves des armes à feu portatives, et du Règlement, faite à Bruxelles le 1er juillet 1969,— l’existence ou non d’un document émanant d’un tiers indépendant donnant lieu à des doutes quant à

l’exactitude des données.Les armes de seconde main doivent être présentées dans tous les cas.Au cas où les armes ne doivent pas être physiquement présentées, le fabricant ou l’importateur fournira au banc

d’épreuves une liste détaillée et certifiée conforme sur l’honneur, reprenant toutes les caractéristiques techniques desarmes.

Le banc d’épreuves des armes à feu encode les données au registre central des armes (445).

19. Particularités relatives aux munitions et aux pièces

19.1. Pièces et accessoires (446) (article 33 de la loi sur les armes)Le régime légal applicable aux armes à feu s’applique également à certaines pièces vitales de ces armes, à savoir

les pièces soumises à l’épreuve légale conformément à la loi du 24 mai 1888 portant réglementation de la situation dubanc d’épreuve des armes à feu établi à Liège et à l’arrêté royal du 30 juin 1924 portant règlement général du bancd’épreuves des armes à feu établi à Liège.

Il est question des pièces suivantes :• la carcasse;• le canon;• le cylindre (barillet) de revolvers;• la culasse et la glissière de pistolets;• les organes de fermeture et de verrouillage;• la bascule.Viennent s’y ajouter les accessoires qui, montés sur une arme, ont pour effet de ranger cette arme dans une autre

catégorie. Toutefois, les silencieux, les mécanismes transformant une arme semi-automatique en arme automatique etles amplificateurs de lumière montables sur une arme (ou lunettes de nuit), qui en sont les exemples les plus connus,sont à présent également réputés armes prohibées à l’article 3, § 1er, 15°, de la loi sur les armes (447).

Ces pièces et accessoires sont soumis au même régime que les armes qu’ils concernent. Exemples :• la cession du canon d’une arme à feu est soumise aux mêmes conditions que celles de l’ensemble de l’arme;• le dépôt de carcasses d’armes à feu est soumis à l’un des motifs légitimes visés à l’article 16 de la loi sur les

armes.Il va de soi que le port de ces pièces et accessoires ne nécessite pas la délivrance d’un permis de port d’armes mais

qu’un motif légitime doit toujours pouvoir être invoqué à cet effet.La procédure précitée pour la délivrance d’une autorisation de détention d’une arme soumise à autorisation est

d’application.Les personnes agréées tiennent pour ces pièces et accessoires un registre sous la forme du modèle D.La détention de ces pièces et accessoires est soumise au paiement des redevances, sauf s’il s’agit d’une inscription

gratuite.L’échange d’une pièce défectueuse intervient dorénavant comme suit :1. une demande d’autorisation en vue de l’acquisition de la pièce de rechange est introduite auprès du

gouverneur qui entame l’examen de la demande sans requérir de redevance;2. la procédure ordinaire est suivie mais une attestation dont il ressort que la pièce défectueuse à remplacer a été

détruite par le banc d’épreuves est produite en vue de sa finalisation;3. le gouverneur ajoute la pièce de rechange sur l’autorisation de détention existante. Aucune redevance n’est

donc due;4. une nouvelle autorisation n’est délivrée, avec perception d’une redevance bien entendu, que lorsque la pièce

remplacée est conservée ou cédée (et donc qu’aucune attestation de destruction n’est produite).

19.2. Munitions (448)En principe, les munitions pour armes à feu sont soumises au même régime que celui qui s’applique aux armes

auxquelles elles sont destinées. Ce régime est également applicable à certains éléments de ces munitions : les douilleset les projectiles. Il ne s’applique ni aux parties rendues inutilisables ni à la poudre et aux amorces séparées.

Les munitions à blanc n’ont pas de projectile et leur douille est souvent raccourcie et refermée. Dans ce cas, ellesne peuvent être assimilées à des munitions et ne sont pas soumises aux règles ci-dessous. C’est toutefois le cas lorsquele projectile ordinaire a été remplacé par un autre objet qui est tiré à l’aide d’une cartouche « à blanc« (par exemple,un objet à rapporter par un chien de chasse ou un fusil lance-filet).

La vente ou la cession, même gratuite, de munitions pour des armes à feu soumises à autorisation est réservée auxtitulaires d’une autorisation de détention pour ces armes ou d’un document équivalent (permis de chasse ou licence detireur sportif accompagné(e) d’un modèle 9 pour l’arme concernée, d’une CEAF étrangère).

Un particulier ne peut acquérir des munitions pour armes à feu soumises à autorisation que pour l’arme pourlaquelle il s’est vu délivrer une autorisation de détention ou qu’il détient sur la base d’un document équivalent et quia été enregistrée sur un modèle 9.

De la même manière, un particulier ne peut acquérir de munitions si son autorisation n’est pas valable à cet effet.La cession de munitions pour armes à feu soumises à autorisation est subordonnée à l’inscription dans un registre

modèle C.Dans un stand de tir, des munitions peuvent être vendues aux membres du club de tir à condition que l’exploitant

du stand de tir possède l’agrément requis à cet effet pour l’exploitation d’un stand de tir. L’exploitant du stand de tirdoit également tenir un registre modèle C pour les munitions qu’il est autorisé à vendre dans les conditions prévuespar l’arrêté royal du 13 juillet 2000.

72840 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 197: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

Conformément au régime particulier auquel ils sont soumis, certains services de police utilisent des munitionsprohibées au sens de l’article 22, § 2, de la loi sur les armes. Après avoir été commandées par l’instance concernée, cesmunitions peuvent être stockées par un armurier. Concernant ces munitions, une rubrique spéciale doit être prévuedans le registre modèle C.

20. Contrôle et peines

La législation sur les armes s’inscrit dans le cadre du droit pénal réglementaire. Cela signifie qu’elle contient unensemble de règles administratives que le droit pénal veille à faire respecter et qu’elle combine les caractéristiques dedeux branches du droit, ce qui produit des effets particuliers.

Ainsi, les services de police doivent non seulement rechercher et constater les infractions à la loi sur les armes maiségalement intervenir préventivement et informer les autorités administratives en vue de la préservation de l’ordrepublic. Les autorités judiciaires doivent garder à l’esprit que cette tâche administrative est tout aussi importante etsoumise à une obligation de motivation aussi stricte. Pour pouvoir exercer leur tâche convenablement, les autoritésadministratives doivent recevoir toutes les informations judiciaires utiles qui ne tombent pas sous le secret del’instruction ou le secret professionnel.

20.1. Autorités compétentes

Compte tenu de la technicité de la législation sur les armes, quelques autorités particulières figurent sur la liste desservices compétents pour contrôler son respect, outre les services de police ordinaires (449). Il s’agit :

• de la police locale et de la police fédérale;

• des douanes;

• du directeur du banc d’épreuves et de ses collaborateurs désignés;

• des inspecteurs et contrôleurs des explosifs;

• des agents de l’Inspection économique.

Il va de soi que tous ces services se concentrent sur la recherche d’infractions dans leur domaine de spécialisation.Ils sont toutefois compétents pour constater toutes les infractions à la législation sur les armes.

Contrairement à ce qui se faisait auparavant, les fonctionnaires concernés ne peuvent plus avoir accès en touttemps aux endroits où des personnes agréées exercent leurs activités. Ils doivent donc suivre dorénavant les règlesgénérales en matière de perquisition.

Lorsqu’ils exercent un contrôle, ils peuvent naturellement exiger que tous les papiers et objets qui se trouvent auxendroits où des personnes agréées exercent leurs activités leur soient présentés.

Dans le cadre de leur intervention préventive, les membres des services précités qui ont la qualité d’officier depolice judiciaire réalisent des contrôles réguliers à la demande du gouverneur ou d’initiative, tant auprès de personnesagréées que de particuliers.

Le fait que la police fédérale, qui dispose effectivement de meilleurs moyens à cet effet, soit chargée en particulierdu contrôle des armuriers et des fabricants d’armes ne signifie pas que les autres services compétents ne peuvent oune doivent pas réaliser de contrôles sur demande ou d’initiative.

20.2. Peines

La réglementation ne contient qu’une disposition pénale générale (450) pour toutes les infractions à la loi sur lesarmes et à ses arrêtés d’exécution. Elle prévoit un emprisonnement d’un mois à cinq ans et/ou une amende de 100 à25.000 euros.

La disposition contient une incrimination spécifique pour ceux qui ont sciemment fait des déclarations inexactesen vue d’obtenir un agrément, une autorisation ou un permis ainsi que ceux qui ont fait usage de ces déclarations.

Par ailleurs, elle prévoit également deux circonstances aggravantes qui portent le minimum des peines à unemprisonnement d’un an, rendant ainsi possible la détention préventive :

• si l’infraction est commise par une personne agréée (en raison de la grande liberté dont elle bénéficie enéchange de la confiance qu’elle suscite) – cela s’applique à tous les types d’agréments étant donné que laprocédure prévue à l’article 5 de la loi sur les armes est applicable à tous les agréments;

• si l’infraction est commise à l’égard d’un mineur (par exemple, la vente d’une arme à un enfant).

La peine subsidiaire de la confiscation ainsi que sa nature contraignante et ses effets sont abordés à la fin du pointsuivant.

Une autre peine subsidiaire peut être imposée aux personnes agréées récidivistes : elles peuvent être condamnéesà la fermeture de leur entreprise (451).

Enfin, il ressort de l’article 26 de la loi sur les armes que la tentative et la participation sont punissables.

Il peut encore être mentionné que les infractions à la législation sur les armes sont souvent des infractionscontinues, ce qui rend leur prescription impossible tant qu’elles continuent d’exister (par exemple, la détention d’unearme prohibée, la détention illégale d’une arme soumise à autorisation, l’omission de prendre les mesures de sécuritéprescrites, l’exercice illégal d’une activité pour laquelle un agrément est nécessaire, voire généralement le transport oule port illégal d’une arme par une personne qui a l’habitude d’avoir une arme chez elle). Dans certains cas, l’infractionest bien entendu instantanée (par exemple, une acquisition ou une vente illégale, le fait de ne pas remplir correctementun document, la fourniture de données erronées, l’organisation d’une bourse sans autorisation).

72841BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 198: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

21. Saisie d’armes

21.1. Saisie judiciaire et saisie administrativeUne distinction doit être établie entre la saisie judiciaire (452) d’une arme qui est opérée après que l’autorité

compétente ait constaté une infraction et la saisie administrative (453) qui est opérée préventivement en vue de lapréservation de l’ordre public. La saisie judiciaire peut porter sur tous les types d’armes, la saisie administrativeuniquement sur des armes à feu (et des armes non à feu qui peuvent tirer des projectiles), des munitions et desdocuments y afférents. Les paragraphes ci-dessous s’appliquent dans les deux cas.

Alors qu’il n’y a aucun doute sur les cas dans lesquels une saisie judiciaire est possible, il y a parfois desdiscussions sur les circonstances dans lesquelles une intervention préventive est autorisée. L’article 28 de la loi sur lesarmes prévoit deux cas :

• la fermeture ou l’évacuation temporaire de dépôts d’armes (par le bourgmestre ou le gouverneur) en cas dedanger pour l’ordre public (émeute principalement) où le propriétaire des armes n’est en principe pas visépersonnellement et où aucune sanction administrative ne doit par conséquent être envisagée (454);

• la saisie administrative d’armes à proprement parler (par des officiers de police judiciaire ou des officiers depolice administrative), y compris d’armes non à feu en vente libre qui peuvent tirer des projectiles, lorsque ledanger pour l’ordre public émane des armes mêmes ou de leur détenteur. Dans ce cas, le gouverneur doit êtreaverti car une sanction peut être indiquée et une telle atteinte au droit de propriété doit être examinée le plusrapidement possible et faire l’objet d’une décision motivée (455).

La saisie administrative sur la base de l’article 28, § 2, de la loi sur les armes doit également être distinguée d’uneintervention préventive sur la base de l’article 30 de la loi sur la fonction de police. Dans ce dernier cadre, qui ne peuttoutefois être appliqué qu’à des lieux publics, la saisie (dénommée ici « soustraction ») de n’importe quelle arme estpossible. Les armes sont saisies aussi longtemps que nécessaire et tenues simplement à la disposition du propriétairependant une période déterminée, sans que le gouverneur doive intervenir.

Dans la pratique, les articles 28, § 2, de la loi sur les armes et 30 de la loi sur la fonction de police pourront souventêtre appliqués simultanément. Les services de police ont alors la possibilité de choisir la procédure qu’ils vont suivre.S’il est satisfait aux conditions des deux dispositions (armes à feu, lieux publics), le choix doit être clairement indiquédans le procès-verbal à dresser. Chaque fois qu’une mesure préventive s’impose à l’égard d’un détenteur d’armes, lapréférence sera donnée à l’article 28, § 2, de la loi sur les armes.

Les saisies judiciaires et administratives seront également souvent combinées. Dans ce cas, il faut garder à l’espritque ces saisies ne poursuivent pas la même finalité et qu’une décision dans un cadre n’engendre pas nécessairementune décision dans l’autre cadre. Une bonne communication entre les différentes autorités compétentes est doncessentielle. C’est la raison pour laquelle la loi la prescrit expressément (456).

21.2. Avertissement du gouverneur et sanctions administrativesEn cas de saisie administrative à proprement parler d’armes à feu ou d’armes non à feu soumises à autorisation

dans le cadre de l’article 28, § 2, de la loi sur les armes, le gouverneur de la résidence de l’intéressé est immédiatementaverti et suffisamment informé de manière à pouvoir éventuellement suspendre ou retirer les autorisations y afférentes(ou le droit de détenir les armes) selon la procédure en vigueur.

Le gouverneur doit prendre sa décision dans les trois mois. S’il n’y parvient pas ou s’il estime qu’une sanction n’estpas appropriée, les armes sont restituées.

21.3. Modèle 10Les services de police qui saisissent une arme doivent compléter un formulaire de saisie (modèle 10) pour informer

le RCA de la destination des armes saisies. Le formulaire doit être complété de manière suffisamment détaillée. Le saisidoit recevoir un accusé de réception et il faut garder à l’esprit que les armes peuvent appartenir à un tiers qui n’est pasimpliqué dans la situation qui a donné lieu à la saisie.

Si le détenteur des armes a sa résidence dans la zone du service de police saisissant, celui-ci est tenu, après avoirencodé les données de ce formulaire en ligne dans le RCA, de le déposer, ensemble avec l’arme, au greffe. Si l’intéresséa son domicile ailleurs, le service de police saisissant est tenu de faire parvenir dans les 48 heures une copie dumodèle 10 à la police locale de ce domicile, afin que celui-ci encode les données dans le RCA.

Le greffe doit ensuite poursuivre l’examen. Dès la réception du formulaire de saisie et du modèle 10 et avant leurenvoi au RCA, le greffe doit vérifier l’exactitude de l’identité et de l’adresse du saisi dans le registre national.

Avant de restituer l’arme, le greffe doit vérifier dans le registre national si le saisi n’a pas changé d’adresse.La police locale de la résidence d’une personne qui détient des armes joue un rôle important dans la centralisation

des données sur ces armes. C’est pourquoi, en cas de saisie d’une arme, les services de police doivent en informer dansles 48 heures la police locale de la résidence de l’intéressé.

21.4. Abandon volontaire et mise en dépôt temporaire d’une arme sans qu’il soit question d’infractionDes cases peuvent également être cochées dans la partie supérieure du modèle 10 en vue d’un abandon volontaire

ou d’une mise en dépôt temporaire d’armes, sans qu’une infraction ait été constatée. Ainsi, il est par exemple possiblequ’une arme à feu pour laquelle aucune autorisation n’est requise soit remise préventivement par un membre d’unefamille qui se trouve dans une situation de crise ou, lorsqu’il s’agit d’une arme pour laquelle une autorisation estrequise, qu’il soit décidé de ne pas engager la procédure de suspension de l’autorisation.

Autrement dit, il s’agit ici d’une cession volontaire et définitive de l’arme. Dans l’autre cas, il est question d’unemise en dépôt temporaire. A l’expiration d’une période déterminée, dont la durée doit être fixée en fonction du cas etde la possibilité matérielle de dépôt, soit une procédure de suspension ou de retrait de l’autorisation doit être lancée,soit le propriétaire de l’arme doit être invité à s’en défaire, soit l’arme doit être restituée.

Conformément aux principes déontologiques, un membre du corps de police ne peut acquérir une armeabandonnée volontairement ou mise en dépôt temporairement. De telles armes, également celles qui sont mises endépôt temporairement mais qui ne doivent pas être restituées à leur propriétaire, sont finalement destinées à êtredétruites et ne peuvent être données à un musée de droit public en raison de leur valeur particulière que par le directeurdu banc d’épreuves auquel les armes doivent être envoyées (457).

Lorsqu’un service de police établit un modèle 10 en pareilles circonstances, celui-ci doit immédiatement êtreintroduit en ligne dans le RCA si le déposant a sa résidence dans la zone concernée. Dans le cas contraire, la police localecompétente doit recevoir dans les 48 heures une copie du modèle 10 en vue de son enregistrement en ligne. Lesmodifications ultérieures (restitution de l’arme,...) doivent également être enregistrées.

Si le service de police qui a recu l’arme ne peut ou ne souhaite pas (ou plus) conserver l’arme (et le cas échéant,ses munitions), celle-ci doit être transportée au greffe qui est tenu de l’accepter, même sans l’existence d’une infractionet par conséquent, seulement accompagné d’un modèle 10 et sans qu’un pv ait été établi.

72842 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 199: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

21.5. Expertise d’armes par l’INCC et des experts privésLes armes saisies peuvent être transmises par les autorités judiciaires à l’INCC (Institut National de la

Criminalistique et de la Criminologie) ou à un expert privé à des fins d’expertise.Dans ce cas, la demande écrite a valeur de titre de détention des armes concernées par l’INCC ou l’expert en

balistique. Si nécessaire, les armes peuvent être retirées sur place par un préposé de l’INCC ou par l’expert, pour autantque le transport s’effectue en toute discrétion et en toute sécurité. Les armes doivent être invisibles, non chargées,emballées, étiquetées, hors de portée et accompagnées de la demande écrite précitée.

L’expertise des armes ainsi que leur conservation doivent également s’opérer de manière discrète et sûre. Uncoffre-fort ou une armoire pour le rangement d’armes est nécessaire et un système d’alarme est hautementrecommandé. Les munitions éventuelles doivent être conservées séparément.

21.6. RestitutionSi les autorités judiciaires estiment que les armes à feu ou armes non à feu soumises à autorisation saisies peuvent

ou doivent être restituées à leur propriétaire légitime, elles en informent le gouverneur compétent afin que celui-cipuisse éventuellement signaler que les autorisations relatives aux armes ont été suspendues ou retirées et afin qu’il soitau moins informé du fait que l’intéressé est à nouveau en possession de ses armes.

Si le gouverneur n’émet aucune objection dans les huit jours, les armes sont restituées au propriétaire parl’intermédiaire de la police locale de son lieu de résidence, de sorte que celle-ci soit également informée et que les armessoient à nouveau répertoriées comme actives dans le RCA.

21.7. ConfiscationUne saisie judiciaire peut également déboucher sur une condamnation de l’intéressé par le juge pénal. Si l’intéressé

est coupable d’une infraction à la loi sur les armes ou à ses arrêtés d’exécution, les armes qui font l’objet de l’infractiondoivent être confisquées, sauf si l’infraction porte sur des règles concernant la constatation de l’acquisition, de la vente,de la cession et de la détention d’armes à feu. Dans la pratique, il s’agit principalement de l’obligation de registre despersonnes agréées et des obligations des particuliers en ce qui concerne les autorisations, les permis et les modèles 9(458).

Le greffe doit envoyer les armes confisquées au banc d’épreuves en vue de leur destruction (459). Les coûts sontà la charge de la personne condamnée. Moyennant l’accord du ministre de la Justice, le directeur du banc d’épreuvespeut décider, pour des raisons historiques, scientifiques ou didactiques, de ne pas faire détruire certaines armes. Dansce cas, les armes concernées rejoignent la collection d’un musée public, d’un établissement scientifique ou d’un servicede police désigné par le ministre.

Dans la pratique, de nombreuses infractions à la loi sur les armes ne sont pas portées devant le juge pénal maissont réglées par le parquet via transaction. Il est d’usage que l’abandon de l’arme concernée fasse partie de cerèglement. Ces armes sont réputées être abandonnées volontairement et se voient donc attribuer la même destinationque les armes confisquées.

22. Conséquences du passage de l’ancienne législation à la nouvelle

22.1. Renouvellement des anciens agréments et des anciennes autorisationsLes autorisations de détention d’armes à feu délivrées ou modifiées avec perception de droits et redevances, plus

de cinq ans avant l’entrée en vigueur de la nouvelle loi sur les armes (donc délivrées ou modifiées avec perception dedroits et redevances avant le 9 juin 2001), devaient être renouvelées pour le 31 octobre 2008 au plus tard. A défaut, ellesdevenaient caduques (460).

Les agréments délivrés ou modifiés avec perception de droits et redevances, plus de cinq ans avant l’entrée envigueur de la nouvelle loi sur les armes (donc délivrés ou modifiés avec perception de droits et redevances avant le9 juin 2001), devaient être renouvelés pour le 31 mars 2009 au plus tard. A défaut, ils devenaient caducs (461).

Toutes les autorisations de détention d’armes à feu et tous les agréments délivrés après cette date (9 juin 2001) ontune durée de validité illimitée (462).

Depuis le 1er septembre 2008, le gouverneur doit, une fois tous les cinq ans, prendre lui-même l’initiative de vérifiersi les titulaires d’une autorisation de détention d’une arme ou d’un agrément respectent la loi et satisfont encore auxconditions pour la délivrance de l’autorisation ou de l’agrément. A cette fin, le gouverneur compétent doit demanderl’avis de la police locale et éventuellement du ministère public. Le titulaire doit déclarer ou faire certifier qu’il répondencore aux conditions prévues par l’article 11, § 3, 2° à 5°, 8° et 9°, ou par l’article 11/1 de la loi sur les armes. Parailleurs, le demandeur doit également pouvoir démontrer que le motif sur base duquel l’autorisation ou l’agrément aété précédemment délivré(e) existe toujours. Il ne peut également y avoir aucune raison de décider d’une limitation,d’une suspension ou d’un retrait de l’autorisation ou de l’agrément (463).

S’il apparaît que la détention de l’arme ou que le motif légitime invoqué pour obtenir l’autorisation n’existe plus,le gouverneur compétent peut limiter, suspendre ou retirer l’autorisation de détention de l’arme par décision motivéeaprès avoir pris l’avis du procureur du Roi (464).

Tous les particuliers titulaires d’un agrément d’une collection privée d’armes et de munitions – sur lequel il n’estencore mentionné aucun thème historique – étaient tenus pour le 8 janvier 2008 au plus tard de communiquer un thèmeau gouverneur compétent, qui pouvait l’accepter ou le limiter. Le thème portait uniquement sur l’acquisition d’armessupplémentaires après cette date.

22.2. Modèle 6L’attestation d’enregistrement modèle 6 est exclusivement utilisée dans le cadre de la régularisation des armes

devenues soumises à autorisation en vertu de la nouvelle loi sur les armes pour lesquelles le détenteur ne possédait pasde permis de chasse ou de licence de tireur sportif. Il s’agit d’une autorisation provisoire sur la base de laquelle l’armepeut être détenue dans l’attente de la décision du gouverneur sur la demande d’autorisation (465).

L’autorisation de détention de l’arme à feu devenue soumise à autorisation ne pouvait être délivrée que : (466)— si le demandeur était majeur;— si le demandeur n’avait pas encouru de condamnation visée à l’article 5, § 4, de la loi sur les armes (467);— s’il n’existait aucun motif d’ordre public donnant lieu au retrait de l’autorisation.Pour celui qui, à la date d’entrée en vigueur de la nouvelle loi sur les armes, détenait une arme soumise à

autorisation et qui était titulaire d’un permis de chasse ou d’une licence de tireur sportif, l’arme était automatiquementenregistrée à son nom (468).

72843BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 200: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

Dans ces cas, l’enregistrement de l’arme se déroulait comme suit : (469)1° l’arme non chargée, démontée et emballée est présentée à la police locale;2° si l’intéressé est titulaire d’un permis de chasse ou d’une licence de tireur sportif, la police locale enregistre,

immédiatement et gratuitement, l’arme dans le RCA et lui délivre un formulaire modèle 9;3° si l’intéressé n’est pas titulaire d’un permis de chasse ou d’une licence de tireur sportif, la police locale vérifie

s’il satisfait aux conditions légales d’enregistrement. Si c’est le cas, l’arme est enregistrée à son nom, il lui estdélivré un formulaire modèle 6 et une demande d’autorisation est transmise au gouverneur compétent. Enattendant la décision, l’intéressé peut détenir l’arme. Si l’enregistrement est refusé, l’intéressé doit mettrel’arme en dépôt chez une personne agréée, la lui céder, la faire neutraliser par le banc d’épreuves des armesà feu ou l’abandonner aux fins de destruction dans les huit jours de la décision de refus.

Lors de la délivrance d’une autorisation de détention d’une arme à feu soumise à autorisation (modèle 4) après ladélivrance d’un attestation d’enregistrement modèle 6 dans le cadre du régime transitoire, le détenteur de l’armedispose d’une période de cinq ans pour démontrer qu’il satisfait aux conditions légales liées à l’autorisation. S’il ne peutpar exemple pas apporter la preuve d’un motif légitime au cours de cette période, il n’est plus autorisé à détenir l’arme.Ce contrôle se fait à l’initiative du gouverneur dans le cadre du contrôle quinquennal (470).

22.3. RégularisationsLa nouvelle loi sur les armes a prévu un certain nombre de dispositions transitoires pour ceux qui détenaient déjà

des armes au moment de son entrée en vigueur. Ces personnes avaient plus précisément la possibilité de « régulariser »ces armes pendant une période transitoire. L’objectif était ainsi de donner l’opportunité à chacun de se conformer auxnouvelles dispositions légales. La période transitoire courait jusqu’au 31 octobre 2008 et concernait les situationssuivantes :

A la date d’entrée en vigueur de la loi sur les armes (9 juin 2006) :1. L’intéressé détenait sans titre une arme ou des munitions qui requérai(en)t en vertu de l’« ancienne loi sur les

armes » (loi du 3 janvier 1933) une autorisation de détention d’arme de défense ou d’arme de guerre :Dans ce cas, l’intéressé avait la possibilité de demander au plus tard le 31 octobre 2008 l’autorisation nécessairesans pouvoir être poursuivi pour ce délit. L’arme concernée ne pouvait toutefois pas être recherchée ousignalée (471).L’arme non chargée, démontée et emballée devait être présentée à la police locale qui vérifiait immédiatementà l’aide de ses caractéristiques si elle n’était pas recherchée ou signalée. Si tel n’était pas le cas, l’intéressé n’étaitpas poursuivi et il recevait un accusé de réception. Une demande d’autorisation était ensuite rédigée etenvoyée au gouverneur de son lieu de résidence. L’arme était conservée par la police locale jusqu’à ce que legouverneur délivre l’autorisation. En de cas de refus de la demande par le gouverneur, l’intéressé devait dansle mois de la décision faire savoir à la police locale auprès de quelle personne agréée il souhaitait mettre l’armeen dépôt ou à quelle personne agréée il souhaitait la céder ou encore qu’il souhaitait faire neutraliser l’armepar le banc d’épreuves ou l’abandonner à des fins de destruction. S’il ne faisait pas part de son choix à temps,il était réputé vouloir abandonner l’arme volontairement (472).

2. L’intéressé détenait sans titre une arme ou des munitions devenue(s) soumise(s) à autorisation en vertu de lanouvelle loi sur les armes : (473)Dans ce cas, l’intéressé avait la possibilité, par le biais de la police locale, de la/les déclarer auprès dugouverneur compétent pour sa résidence au plus tard le 31 octobre 2008 (474). Possibilités :a. L’intéressé était titulaire d’un permis de chasse ou d’une licence de tireur sportif et l’arme satisfaisait aux

conditions pour être enregistrée sur modèle 9 : dans ce cas, l’arme était immédiatement et gratuitementenregistrée à son nom dans le RCA et un modèle 9 lui était délivré.

b. L’intéressé n’était pas titulaire d’un permis de chasse ou d’une licence de tireur sportif : dans ce cas, uneautorisation lui était délivrée :i. s’il était majeur;ii. s’il n’avait pas encouru de condamnation visée à l’article 5, § 4, de la loi sur les armes (475);iii. s’il n’existait aucun motif d’ordre public donnant lieu au retrait de l’autorisation.Dans l’attente de la décision de délivrer ou non l’autorisation, la demande d’autorisation valaitautorisation provisoire. Plus précisément, l’arme était enregistrée par la police locale, un modèle 6 étaitdélivré et une demande d’autorisation était envoyée au gouverneur. En attendant la décision, l’intéressépouvait détenir l’arme. Si l’enregistrement était refusé, l’intéressé devait mettre l’arme en dépôt chez unepersonne agréée, la lui céder, la faire neutraliser par le banc d’épreuves ou l’abandonner aux fins dedestruction dans les huit jours de la décision de refus.Pour les armes devenues soumises à autorisation acquises après le 1er janvier 2006, l’autorisation étaitdélivrée provisoirement pour une durée d’un an.

3. L’intéressé détenait une arme prohibée ou une arme ou des munitions visée(s) au point 1. :Dans ce cas, l’intéressé avait la possibilité d’en faire anonymement abandon auprès du service de police localde son choix sans s’exposer à des poursuites au plus tard le 31 octobre 2008. L’arme concernée ne pouvaittoutefois pas être recherchée ou signalée (476).L’arme était présentée si possible démontée et emballée et – dans le cas d’une arme à feu – non chargée à lapolice locale qui vérifiait immédiatement à l’aide de ses caractéristiques si elle n’était pas recherchée ousignalée. Si tel n’était pas le cas, l’intéressé conservait l’anonymat, il n’était pas poursuivi et il recevait unaccusé de réception (477).Les caractéristiques de l’arme étaient inscrites sur une liste d’armes remises. Celle-ci était envoyée avec cesarmes aux institutions désignées par le gouverneur qui se chargeaient de détruire les armes (478).Lorsque, de l’avis du chef de corps, la quantité d’armes remises et de munitions ne permettait plus de lesconserver sur place en toute sécurité, il convenait de procéder à un envoi suffisamment sécurisé à un desétablissements qui se chargeaient de leur destruction (479).Les exemplaires rares et intéressants sur le plan didactique étaient sélectionnés par le directeur du bancd’épreuves des armes à feu ou, sur la proposition de la police locale, par le gouverneur et envoyés aux écolesde police et aux musées publics qui en faisaient la demande (480).Tous les autres exemplaires étaient détruits et à l’expiration du délai de remise, le banc d’épreuve des armesà feu et les gouverneurs faisaient rapport au ministre de la Justice (481).

4. L’intéressé détenait une arme à feu automatique :Dans ce cas, l’intéressé avait la possibilité de la faire transformer de manière irréversible en armesemi-automatique ou de la faire neutraliser par le banc d’épreuves des armes à feu au plus tard le31 octobre 2008. Il pouvait également la céder à un armurier agréé, à un intermédiaire agréé ou à uncollectionneur agréé, ou en faire abandon auprès de la police locale de sa résidence (482).

72844 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 201: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

5. L’intéressé détenait une autorisation pour une arme devenue prohibée en vertu de la nouvelle loi sur lesarmes :Dans ce cas, l’intéressé avait la possibilité de la faire transformer de manière irréversible en arme non prohibéeou de la faire neutraliser par le banc d’épreuves des armes à feu au plus tard le 31 octobre 2008. Il pouvaitégalement la céder à une personne autorisée à la détenir ou en faire abandon auprès de la police locale de sarésidence contre une juste indemnité à établir par le ministre de la Justice (483).

6. L’intéressé était en tant que particulier titulaire d’un agrément d’une collection privée d’armes et demunitions, sur lequel il n’était encore mentionné aucun thème historique :Dans ce cas, l’intéressé avait la possibilité de communiquer un thème historique au gouverneur, qui pouvaitl’accepter ou le limiter, pour le 9 janvier 2008. Le thème portait uniquement sur l’acquisition d’armessupplémentaires après cette date (484).

Une demande introduite (485) tardivement est – sauf cas de force majeure (486) – irrecevable (487) et entraînel’illégalité de la détention de l’arme concernée. Cette arme ne peut plus qu’être saisie. En effet, le détenteur ne peut pluseffectuer d’opérations légales avec l’arme détenue illégalement (488).

L’article 29 du Code d’Instruction criminelle oblige le gouverneur à informer le parquet sur les personnes qui n’ontpas introduit de demande de régularisation (à temps) étant donné qu’elles violent la législation sur les armes.

23. Changement de statut d’une arme soumise à autorisationComme expliqué plus haut, pour la détention d’une arme à feu soumise à autorisation, une autorisation doit

préalablement être demandée au gouverneur compétent pour la résidence du demandeur.En raison des garanties qui vont de pair avec leur qualité, certains particuliers sont toutefois exemptés de cette

obligation d’autorisation.Nous pensons aux tireurs sportifs dont la licence de tireur sportif fait office d’autorisation de détention de l’arme

à feu soumise à autorisation (489).En outre, les chasseurs peuvent également bénéficier de ce régime d’exception sur la base de leur permis de chasse.

Idem pour les gardes particuliers (490).Modèle 9 → modèle 4 (491)La perte de la qualité de chasseur, de tireur sportif ou de garde particulier fait en sorte que l’intéressé n’est plus

autorisé à bénéficier de l’exemption de l’obligation d’autorisation dont il bénéficiait sur cette base.Si l’intéressé souhaite toutefois conserver l’arme concernée, il peut introduire une demande en vue de l’obtention

d’une autorisation de détention auprès du gouverneur compétent pour son lieu de résidence. Si l’autorisation estdélivrée, le document modèle 9 pour cette arme doit être renvoyé au gouverneur qui adaptera l’enregistrement dansle RCA.

Si l’intéressé ne perd pas sa qualité de chasseur, de tireur sportif ou de garde particulier, il lui est égalementpossible de demander sur une base volontaire une autorisation de détention pour l’arme concernée, ce selon la mêmeprocédure (492).

Modèle 4 → modèle 9 (493)L’obtention de la qualité particulière de chasseur, de tireur sportif ou de garde particulier fait naître la possibilité

de pouvoir continuer à conserver l’arme soumise à autorisation (pour laquelle l’intéressé est titulaire d’une autorisationde détention) sur la base de cette qualité. Cela est uniquement possible si l’arme concernée satisfait aux conditionsposées par la qualité applicable (armes longues autorisées à cette fin, là où le permis de chasse est valable, armesconcues pour le tir sportif,...).

Le titulaire de l’autorisation en informe le gouverneur compétent pour son lieu de résidence et lui fournit lesjustificatifs nécessaires. Si le gouverneur constate qu’il satisfait à toutes les conditions, il échange l’autorisation pour undocument modèle 9 et adapte l’enregistrement dans le RCA.

Arme en vente libre → arme soumise à autorisation (494)Le détenteur d’une arme en vente libre qu’il souhaite destiner au tir en dehors de manifestions historiques ou

folkloriques demande préalablement à cet effet une autorisation de détention au gouverneur compétent pour son lieude résidence. S’il satisfait à toutes les conditions et s’il souhaite continuer à détenir l’arme en sa qualité de chasseur, detireur sportif ou de garde particulier, il en informe le gouverneur et lui fournit les justificatifs nécessaires. Si legouverneur constate qu’il satisfait à toutes les conditions, il délivre un document modèle 9 et adapte l’enregistrementdans le RCA.

Arme soumise à autorisation → arme en vente libre (495)Le titulaire d’une autorisation de détention d’une arme en vente libre destinée au tir en dehors de manifestations

historiques ou folkloriques qui ne souhaite plus utiliser cette arme à cette fin ou qui perd sa qualité de chasseur, detireur sportif ou de garde particulier peut continuer à conserver cette arme en vente libre sans pouvoir l’utiliser pourle tir sportif.

Il en informe le gouverneur compétent pour son lieu de résidence et lui renvoie l’autorisation ou le documentmodèle 9. Le gouverneur adapte l’enregistrement dans le RCA sans toutefois supprimer l’arme.

Il est aussi possible qu’un armurier souhaite supprimer une arme de son registre pour la placer sur modèle 9 viasa licence de tireur sportif. Dans ce cas, il doit établir un modèle 9 à son nom en mentionnant son numéro d’agrémentcomme origine de l’arme et l’envoyer au gouverneur selon la procédure habituelle.

24. RedevancesAlors que les redevances faisaient auparavant l’objet d’un arrêté d’exécution distinct, elles sont à présent réglées

dans la loi même. S’il n’est aujourd’hui plus question que de redevances, cela signifie qu’il s’agit de l’indemnisation deprestations fournies par les autorités : examen d’une demande, délivrance d’un document ou contrôle ultérieur.

Les comptables des services des armes compétents appliquent la réglementation en tenant compte des accordsconclus en la matière entre le SPF Intérieur et le service fédéral des armes.

24.1. PrincipesLes articles 50 à 57 de la loi sur les armes déterminent quelles redevances sont liées aux différentes procédures de

demande d’agréments, d’autorisations et de permis.Dans le cadre des procédures d’agrément, le paiement se fait en deux phases : l’intéressé doit verser un premier

montant après l’introduction de sa demande et un second montant en cas d’agrément éventuel. Le premier montant estune contrepartie pour l’ouverture et l’examen du dossier. Le second montant est la contreprestation pour la délivrancede l’agrément.

Pour les autorisations de détention d’une arme à feu et les permis de port d’armes (et leur renouvellement), unmontant unique doit être versé après l’introduction de la demande.

72845BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 202: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

Le service des armes compétent communique au demandeur le numéro de compte sur lequel il doit verser lemontant dû.

Il ne peut être question de remboursement de redevances en cas d’irrecevabilité ou de refus de la demande, en casde suspension, de retrait ou de limitation d’une autorisation, d’un permis ou d’un agrément et en cas de cessation desactivités auxquelles il/elle se rapporte.

L’agrément, le permis ou l’autorisation ne peut être délivré(e) (ou renouvelé) si la redevance due n’a pas encoreété payée.

Conformément à l’article 33 de la loi sur les armes, les pièces d’armes soumises à l’épreuve légale et les accessoiresqui, montés sur une arme, ont pour effet de ranger cette arme dans une autre catégorie, sont soumis à la mêmeréglementation que les armes, sauf s’il est question du simple remplacement d’une pièce défectueuse. La détention detels pièces et accessoires est donc soumise au paiement d’une redevance. Le port d’une pièce ou d’un accessoire n’esttoutefois pas soumis à la délivrance d’un permis de port d’armes et ne donne en conséquence pas lieu au paiementd’une redevance.

24.2. Tarifs (496)

Les montants de base non indexés pour 2006 sont les suivants :

• pour un agrément d’armurier ou d’intermédiaire : un montant de deux fois 300 euros;

• pour un agrément qui concerne uniquement la fabrication, le stockage, le commerce ou le courtage demunitions : un montant de deux fois 200 euros;

• pour un agrément qui concerne uniquement le bronzage, la gravure ou le garnissage d’armes soumises àautorisation ou d’armes en vente libre : un montant de deux fois 150 euros;

• pour un agrément d’un musée ou d’une collection d’armes à feu soumises à autorisation et leurs munitions :un montant de deux fois 150 euros;

• pour un agrément d’un musée ou d’une collection de munitions pour des armes à feu soumises à autorisation :un montant de deux fois 75 euros;

• pour un agrément en vue de l’exercice d’activités professionnelles de nature scientifique, culturelle ounon-commerciale avec des armes à feu : un montant de deux fois 150 euros;

• pour l’agrément d’un stand de tir : un montant de deux fois 300 euros;

• pour un agrément qui concerne uniquement le transport d’armes et de munitions : un montant de deux fois200 euros;

• pour toutes les autorisations de détention d’une arme soumise à autorisation au nom de la même personne :un montant forfaitaire de 85 euros;

• pour un permis de port d’armes : un montant de 90 euros.

Les montants précités sont indexés le 9 décembre de chaque année (497). Le service fédéral des armes communiquechaque année les nouveaux montants aux services provinciaux des armes. La redevance indexée est due pour lesdemandes introduites après l’indexation.

De nombreux détenteurs d’armes possédant plusieurs exemplaires, un tarif forfaitaire est d’application en ce quiles concerne. S’ils introduisent un dossier de demande qui porte simultanément sur plusieurs armes soumises àautorisation, ils bénéficient d’un tarif unique. Pour pouvoir composer un tel dossier de demande global, certainesdemandes peuvent être introduites anticipativement (par exemple, une demande de renouvellement d’autorisationsqui n’ont pas encore expiré à l’occasion d’une nouvelle demande).

Sur le montant fixe de 85 euros, 30 euros vont à l’administration communale du lieu de résidence du demandeur(le reste va au Trésor, tout comme l’ensemble des autres montants précités) (498). Si l’intéressé réside à l’étranger, il doitverser le montant sur le compte de la Sûreté de l’Etat qui le reversera intégralement au Trésor.

Conformément à l’article 50/1 de la loi sur les armes, le contrôle quinquennal des autorisations et agrémentsdélivrés (à l’exception des permis de port d’armes) est soumis à la même tarification que celle qui est applicable à ladélivrance du document concerné. Dans le cas d’agréments, cela signifie donc que le montant doit être payé en deuxtranches.

Les communes, provinces et Régions ne peuvent percevoir de décimes additionnels sur les montants desredevances ou d’autres formes de droits ou redevances sur l’acquisition ou la détention d’armes.

24.3. Exceptions

Celui qui a déjà obtenu dans une province un agrément d’armurier ou d’intermédiaire ne doit payer que la moitiédes montants prévus lorsqu’il introduit une demande pour exercer aussi son activité dans une autre province. Aucunmontant n’est dû en cas de demande supplémentaire pour exercer une même activité à un autre endroit dans la mêmeprovince.

Pour l’adaptation d’un agrément ou d’une autorisation, aucun montant n’est dû étant donné que l’agrément oul’autorisation continue de porter sur le même objet : par exemple, modification des administrateurs de personnesmorales, limitation des activités,... Le changement d’adresse d’une armurerie, le transfert d’une activité à un tiers etl’extension des activités impliquent toutefois de nouvelles demandes soumises à redevances. En cas d’extension, lemontant n’est toutefois pas dû dans son intégralité, seule la différence entre le montant payé à l’origine et le montantprévu pour l’activité qui fait l’objet de l’extension est due (499).

Pour les autorisations modèles 4 et 5, des dispenses s’appliquent aux membres du ministère public dûmentautorisés par leur chef de corps, aux juges d’instruction ainsi qu’au personnel des services de sécurité de l’OTAN et del’UE.

Les entreprises de gardiennage et les services internes de gardiennage et leur personnel ne tombent pas sous lesystème de redevances prévu par la loi sur les armes.

Les membres des services de police figurant sur la liste de l’arrêté royal du 26 juin 2002 relatif à la détention et auport d’armes par les services de l’autorité ou de la force publique bénéficient d’une dispense de la redevance pour unmodèle 4 qui se limite à l’acquisition de munitions pour leur arme de service qu’ils souhaitent utiliser en dehors de leurservice pour s’adonner au tir sportif, à condition d’être dûment autorisés par leur chef de corps.

72846 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 203: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

L’agrément de musées ou de collections demandé par des services de police est également gratuit. Cela vautégalement pour l’INCC, l’Ecole de criminologie et de criminalistique et d’autres établissements de formationlégalement agréés pour les services de police.

La délivrance de duplicatas d’agréments, d’autorisations de détention d’une arme ou de permis de port d’armessuite à la perte, au vol ou à la destruction du document original doit être gratuite.

Lorsqu’un arrêté royal classe des armes comme armes soumises à autorisation, les personnes qui détiennent detelles armes doivent les faire immatriculer dans le RCA et l’autorisation de détention de ces armes est délivréegratuitement (500).

Adresses utilesBanc d’épreuves des armes à feu de Liègerue Fond-des-Tawes 454000 LiègeTél. : 04-227 14 55Fax : 04-277 81 [email protected] provinciaux des armes :

ANVERSFederale diensten gouverneur – Arr. comm. MechelenCel wapensJan Van Rijswijcklaan 282018 AntwerpenTel. : 03-240 63 14Fax : 03-240 63 76Mail : [email protected] : www.provant.be/wapenvergunningenBRUXELLES-CAPITALEArrondissement administratif Bruxelles-CapitaleService ArmesRue Ducale 331000 BruxelleslTel. : 02-507 99 11Fax : 02-511 99 33Mail : [email protected] : www.brugouverneur.irisnet.beHAINAUTrue Verte 137000 MonsTel. : 065-39 64 44Fax : 065-39 64 47Mail : [email protected] provincial de LiègeService armesPlace Saint-Lambert 18A4000 LiègeTel. : 04-220 51 30Fax : 04-220 51 58Mail : [email protected] : http://gouverneur.provincedeliège.be/armes/LIMBOURGCel WapensUniversiteitslaan 13500 HasseltTel. : 011-3 80 87Fax : 011-3 80 56Mail : [email protected] : www.limburg.be/wapenwetLUXEMBOURGSPF IntérieurService armesPlace Léopold 16700 ArlonTel. : 063-4 51 33Fax : 063-2 10 32Mail : [email protected]

72847BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 204: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

NAMURGouvernement provincial de NamurService armesPlace Saint-Aubain 25000 NamurTel. : 081-56 881Fax : 081-56 837Mail : [email protected] : www.securiteprovincenamur.beFLANDRE ORIENTALEFederale diensten gouverneur van Oost-VlaanderenFederale directie politiezaken en wapensKalandeberg 19000 GentTel. : 09-67 88 10Fax : 09-67 88 29Mail : [email protected] : www.oost-vlaanderen.be/wapenwetBRABANT FLAMANDFederale Overheid – Dienst Algemene ZakenCel WapensProvincieplein 13010 LeuvenTel. : 016-6 78 03Fax : 016-6 78 17Mail : [email protected] : www.vlaamsbrabant.be/wapensBRABANT WALLONGouvernement provincial du Brabant wallonService armesChaussée de Bruxelles 611300 WavreTel. : 010-36 720Fax : 010-36 744Mail : [email protected] : www.gouverneurbw.beFLANDRE OCCIDENTALEFederale diensten gouverneur van West-VlaanderenDienst wapensà partir du 03/12/10 :FAC KamgebouwK. Albert I-laan 1/5, bus 68200 BruggeTel. : à partir du 03/12/10 : 050-301 611Mail : [email protected] : www.west-vlaanderen.be/federaal

Service fédéral des armesboulevard de Waterloo 1151000 BruxellesTél. : 02-42 65 11Fax : 02-42 70 [email protected]@just.fgov.beSûreté de l’EtatService armesNorth Gate IBoulevard du Roi Albert II 6, bte 21000 BruxellesTél. : 02-205 62 19Fax : 02-205 65 85Annexe 1 : liste des infractions visées à l’article 5, § 4, 2°, de la loi sur les armesAnnexe 2 : liste des armes historiques, folkloriques et décoratives (point 3.3.3.)Annexe 3 : épreuve théorique (point 9.1.7.)Annexe 4 : formulaire de demande d’obtention d’une autorisation (modèle 4) de détention d’une arme à feu

soumise à autorisationBruxelles, le 29 octobre 2010.

Le Ministre de la Justice,S. DE CLERCK

72848 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 205: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

Notes

(1) Si, par exemple, des agents de police utilisent leur arme pendant leurs loisirs, ils doivent le faire dans unstand de tir agréé et non dans le stand de tir de la police. Cf. circulaire ministérielle GPI 37 du 9 avril 2003concernant la pratique du sport dans les services de police (Moniteur belge du 30 avril 2003). Voir aussipoint 3.1.4.

(2) Article 41 de la loi sur les armes.(3) Il est parfois difficile de déterminer qui est compétent. Ainsi, l’Intérieur est compétent lorsqu’il s’agit de

″transport de valeurs″, c’est-à-dire la surveillance ou la protection de valeurs confiées à une société degardiennage. Le gouverneur est en revanche compétent lorsqu’il est question du transport de valeurs sanssurveillance ou protection.

(4) Article 48, alinéa 1er, de la loi sur les armes.(5) Article 3, § 1er, de la loi sur les armes.(6) Article 8 de la loi sur les armes.(7) Article 19, aliéna 1er, 3°, de la loi sur les armes.(8) Article 27, § 1er, 3 et 4, de la loi sur les armes.(9) Voir à ce sujet le commentaire sur les mesures de sécurité, point 5.1.6.(10) Voir à ce sujet le commentaire sur les mesures de sécurité au point 5.1.6.(11) Article 3, § 3, de la loi sur les armes.(12) Voir plus loin au point 19.(13) Article 33 de la loi sur les armes.(14) Article 3, § 2, 2°, de la loi sur les armes.(15) Voir plus loin au sujet de l’arrêté royal du 18 novembre 1996 classant certaines armes d’alarme dans la

catégorie des armes à feu soumises à autorisation (point 3.3.2).(16) Articles 1er et 2 de l’arrêté du 1er mars 1998 relatif au classement de certains pistolets de signalisation, de

certains appareils d’abattage, de certaines armes anesthésiantes.(17) Article 3, § 2, de la loi sur les armes.(18) Voir point 3.3.3.(19) Par assimilés sont principalement visés les chasseurs ou les tireurs sportifs, voir plus loin aux points 11

et 12.(20) Article 10 de la loi sur les armes.(21) Article 19, alinéa 1er, 2°, de la loi sur les armes.(22) Articles 11, 11/1, 11/2 et 12 de la loi sur les armes.(23) Article 19, alinéa 1er, 4°, de la loi sur les armes.(24) Article 19, alinéa 2, de la loi sur les armes.(25) Articles 14 et 15 de la loi sur les armes.(26) Article 12/1 de la loi sur les armes.(27) Article 12, 5°, de la loi sur les armes.(28) Article 10, alinéa 2, de la loi sur les armes.(29) Article 13, alinéa 2, de l’arrêté royal du 20 septembre 1991.(30) Article 3, § 2, de la loi sur les armes.(31) Les armes d’alarme homologuées par le banc d’épreuves peuvent, par exemple, être utilisées pour donner

le signal de départ de compétitions d’athlétisme.(32) Si on n’enregistre pas de telles armes en vente libre et qu’elles sont ultérieurement vendues à un tiers, on

court le risque de voir une arme soumise à autorisation disparaître dans l’illégalité. Il est par conséquentnécessaire d’enregistrer ces armes à feu afin d’en assurer la tracabilité.

(33) Article 9 de la loi sur les armes.(34) Article 3, § 1er, 17°, de la loi sur les armes, voir sous Armes prohibées, point 3.1.(35) Article 8 de l’arrêté royal 30/03/95.(36) A l’exception du cas prévu par l’article 17 de la loi.(37) Les dispositions du présent chapitre sont également applicables aux intermédiaires pour autant qu’elles

soient opportunes. Ainsi, ils devront justifier de leur aptitude professionnelle mais ne devront pas prendrede mesures de sécurité.

(38) Voir point 17.(39) Article 5, § 1er, de la loi sur les armes.(40) Dans le cas d’une personne morale : tous les représentants de la personne morale qui vont effectivement

exercer la profession d’armurier doivent présenter l’examen d’aptitude professionnelle. En fonction de lastructure de la personne morale et compte tenu de la demande quant à la personne qui sera responsabledes activités du commerce des armes, il sera donc possible de déterminer qui doit présenter l’examen etdemander l’agrément.

(41) Article 5, § 2, de la loi sur les armes.(42) Article 2 de l’arrêté royal du 16/10/08.(43) Article 2, alinéa 3, de l’arrêté royal du 16/10/08.(44) Article 3 de l’arrêté royal du 16/10/08.(45) Article 4 de l’arrêté royal du 16/10/08.(46) Article 6, alinéa 3, de l’arrêté royal du 16/10/08.(47) Article 7 de l’arrêté royal du 16/10/08.(48) Voir point 22.1 relatif aux mesures transitoires.(49) Article 8 de l’arrêté royal du 16/10/08.(50) Article 5, § 4, de la loi sur les armes.

72849BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 206: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

(51) Voir annexe 1 présentait une liste d’infractions.(52) Article 2 de l’arrêté royal du 20/09/91.(53) Article 1er de l’arrêté royal du 16/10/08.(54) Article 6 de l’arrêté royal du 16/10/08.(55) Article 2 de l’arrêté royal du 20/09/91.(56) Voir point 4.1.3 et annexe 1.(57) Article 5, § 1er, alinéa 3, de la loi sur les armes.(58) Article 5, § 3, de la loi sur les armes.(59) Article 31, 1°, de la loi sur les armes.(60) Article 31, 2°, de la loi sur les armes.(61) Article 2, dernier alinéa, de l’arrêté royal du 20/09/91.(62) Article 1er de l’arrêté royal du 24/04/97.(63) Article 2 de l’arrêté royal du 24/04/97.(64) Article 8 de l’arrêté royal du 24/04/97.(65) Article 4 de l’arrêté royal du 24/04/97.(66) Article 3 de l’arrêté royal du 24/04/97.(67) Annexe à l’arrêté royal du 24/04/97.(68) Article 6 de l’arrêté royal du 24/04/97.(69) Article 7 de l’arrêté royal du 24/04/97.(70) Article 3, alinéa 1er, de l’arrêté royal du 20/09/91.(71) Article 3, alinéa 2, de l’arrêté royal du 20/09/91.(72) Article 30 de l’arrêté royal du 20/09/91.(73) Article 3, alinéa 3, de l’arrêté royal du 20/09/91.(74) Article 5, § 3, alinéa 2, de la loi sur les armes.(75) Voir point 4.2.1.(76) Article 9, alinéa 2, de l’arrêté royal du 16/10/08.(77) Article 7, § 1er, de la loi sur les armes.(78) Article 5, § 1er, alinéa 2, de la loi sur les armes.(79) Article 5, § 3, alinéa 2, de la loi sur les armes.(80) Article 3, dernier alinéa, de l’arrêté royal du 20/09/91.(81) Article 7, § 2, de la loi sur les armes et article 6, alinéa 2, de l’arrêté royal du 20/09/91.(82) Article 3, alinéa 3, de l’arrêté royal du 20/09/91.(83) 1 : Anvers; 20 : arrondissement administratif de Bruxelles-Capitale; 21 : Brabant flamand; 22 : Brabant

wallon; 3 : Flandre occidentale; 4 : Flandre orientale; 5 : Hainaut; 6 : Liège; 7 : Limbourg; 8 : Luxembourg;9 : Namur; 0 : SPF Justice.

(84) Article 30, alinéa 1er, de la loi sur les armes.(85) Article 30, alinéa 2, de la loi sur les armes.(86) Article 4 de l’arrêté royal du 20/09/91.(87) Article 30, alinéa 2, de la loi sur les armes.(88) Article 31, 2°, de la loi sur les armes.(89) Article 5 de l’arrêté royal du 20/09/91.(90) Voir point 4.1.3.(91) Article 30, alinéa 1er, de la loi sur les armes.(92) Article 8, alinéa 1er, de l’arrêté royal du 20/09/91.(93) Article 8, alinéa 2, de l’arrêté royal du 20/09/91.(94) Article 23, alinéa 3, de l’arrêté royal du 20/09/91.(95) Une personne agréée en tant qu’armurier qui souhaite également exercer des activités en tant

qu’intermédiaire ne doit pas demander un second agrément. L’agrément d’armurier est en effet plusétendu que celui d’intermédiaire.

(96) Article 5, § 5, de la loi sur les armes.(97) Article 7, § 2, de la loi sur les armes.(98) Voir point 4.1.3 et annexe 1.(99) Voir point 4.2.1.(100) Article 5, § 2, alinéa 2, de la loi sur les armes et article 29 du Code d’Instruction criminelle.(101) Article 6, alinéa 1er, de l’arrêté royal du 20/09/91.(102) Article 6, alinéa 3, de l’arrêté royal du 20/09/91.(103) Article 6, alinéa 2, de l’arrêté royal du 20/09/91.(104) Article 6, alinéa 4, de l’arrêté royal du 20/09/91.(105) Article 6, dernier alinéa, de l’arrêté royal du 20/09/91.(106) Article 30 de l’arrêté royal du 20/09/91.(107) Article 23, alinéa 3, de l’arrêté royal du 20/09/91.(108) Article 32, alinéa 1er, de la loi sur les armes.(109) Article 32, alinéa 2, de la loi sur les armes.(110) Voir point 24.2.

72850 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 207: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

(111) Article 32, alinéa 3, de la loi sur les armes.(112) Article 29, § 2, de la loi sur les armes.(113) Article 29, § 2, alinéa 2, de la loi sur les armes.(114) Article 10 de l’arrêté royal du 16/10/08.(115) Article 11 de l’arrêté royal du 16/10/08.(116) Article 12 de l’arrêté royal du 16/10/08.(117) Article 13 de l’arrêté royal du 16/10/08.(118) Article 14 de l’arrêté royal du 16/10/08.(119) Article 15 de l’arrêté royal du 16/10/08.(120) Article 19, alinéa 1er, de la loi sur les armes.(121) Doc. Chambre, 2007 -2008, 474/1, 9.(122) Article 16 de l’arrêté royal du 16/10/08.(123) Article 17 de l’arrêté royal du 16/10/08.(124) Article 18 de l’arrêté royal du 16/10/08.(125) Article 19 de l’arrêté royal du 16/10/08.(126) Article 23, alinéa 1er, de l’arrêté royal du 20/09/91.(127) Article 23, dernier alinéa, de l’arrêté royal du 20/09/91.(128) Article 23, alinéa 2, de l’arrêté royal du 20/09/91 et article 29 de la loi sur les armes.(129) Article 23, alinéa 3, de l’arrêté royal du 20/09/91.(130) Article 23bis, § 1er, de l’arrêté royal du 20/09/91.(131) Article 6, § 1er, de la loi sur les armes.(132) Article 6, § 1er, de la loi sur les armes.(133) Article 2 de l’arrêté royal du 20/09/91.(134) Article 1er, alinéa 1er, de l’arrêté royal du 29/12/06.(135) Article 1er, § 1er, alinéa 2, de l’arrêté royal du 29/12/06.(136) Article 5, § 3, de la loi sur les armes.(137) Article 31, 1°, de la loi sur les armes.(138) Article 31, 2°, de la loi sur les armes.(139) Article 2 de l’arrêté royal du 24/04/97.(140) Annexe à l’arrêté royal du 24/04/97.(141) Article 5 de l’arrêté royal du 24/04/97.(142) Article 3, alinéa 1er, de l’arrêté royal du 20/09/91.(143) Article 3, alinéa 2, de l’arrêté royal du 20/09/91.(144) Article 30 de l’arrêté royal du 20/09/91.(145) Voir point 5.1.9.(146) Article 3, alinéa 4, de l’arrêté royal du 20/09/91.(147) Article 5, § 3, alinéa 2, de la loi sur les armes.(148) Article 1er, § 1er, alinéa 3, de l’arrêté royal du 29/12/06.(149) Article 1er, § 1er, alinéa 2, de l’arrêté royal du 29/12/06.(150) Article 5, § 3, alinéa 2, de la loi sur les armes.(151) Article 3, dernier alinéa, de l’arrêté royal du 20/09/91.(152) Article 7, § 2, de la loi sur les armes et article 6, alinéa 2, de l’arrêté royal du 20/09/91.(153) Article 3, alinéa 4, de l’arrêté royal du 20/09/91.(154) 1 : Anvers; 20 : arrondissement administratif de Bruxelles-Capitale; 21 : Brabant flamand; 22 : Brabant

wallon; 3 : Flandre occidentale; 4 : Flandre orientale; 5 : Hainaut; 6 : Liège; 7 : Limbourg; 8 : Luxembourg;9 : Namur; 0 : SPF Justice.

(155) Article 30, alinéa 1er, de la loi sur les armes.(156) Article 30, alinéa 2, de la loi sur les armes.(157) Article 4 de l’arrêté royal du 20/09/91.(158) Article 30, alinéa 2, de la loi sur les armes.(159) Article 31, 2°, de la loi sur les armes.(160) Article 5 de l’arrêté royal du 20/09/91.(161) Voir point 5.1.3.(162) Article 30, alinéa 1er, de la loi sur les armes.(163) Article 8, alinéa 1er, de l’arrêté royal du 20/09/91.(164) Article 8, alinéa 2, de l’arrêté royal du 20/09/91.(165) Article 7, § 2, de la loi sur les armes.(166) Voir point 4.1.3. et annexe 1.(167) Article 5, § 2, alinéa 2, de la loi sur les armes et article 29 du Code d’Instruction criminelle.(168) Article 6, alinéa 1er, de l’arrêté royal du 20/09/91.(169) Article 6, alinéa 3, de l’arrêté royal du 20/09/91.(170) Article 6, alinéa 2, de l’arrêté royal du 20/09/91.

72851BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 208: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

(171) Article 6, alinéa 4, de l’arrêté royal du 20/09/91.(172) Article 6, dernier alinéa, de l’arrêté royal du 20/09/91.(173) Article 30 de l’arrêté royal du 20/09/91.(174) Article 23, alinéa 3, de l’arrêté royal du 20/09/91.(175) Article 32, alinéa 1er, de la loi sur les armes.(176) Article 32, alinéa 2, de la loi sur les armes.(177) Voir point 24.2.(178) Article 32, alinéa 3, de la loi sur les armes.(179) Article 29, § 2, de la loi sur les armes.(180) Article 1er, § 1er, de l’arrêté royal du 29/12/06.(181) Article 23, alinéa 1er, de l’arrêté royal du 20/09/91.(182) Article 23, dernier alinéa, de l’arrêté royal du 20/09/91.(183) Article 23, alinéa 2, de l’arrêté royal du 20/09/91 et article 29 de la loi sur les armes.(184) Article 23bis, § 2, alinéa 2, de l’arrêté royal du 20/09/91.(185) Article 23, alinéa 3, de l’arrêté royal du 20/09/91.(186) Article 23bis, § 2, de l’arrêté royal du 20/09/91.(187) Article 23bis, § 2, de l’arrêté royal du 20/09/91.(188) Article 1er, § 1er, alinéa 2, de l’arrêté royal du 29/12/06.(189) Article 1er, § 1er, alinéa 3, de l’arrêté royal du 29/12/06.(190) Article 6, § 2, de la loi sur les armes.(191) Ce cas ne tombe en effet pas sous le régime d’exception de l’article 27, § 1er, de la loi sur les armes relatif

aux armes de service.(192) Voir point 4.1.(193) Article 1er, § 2, de l’arrêté royal du 29/12/06.(194) Article 21 de la loi sur les armes.(195) Voir point 4.1.(196) Article 21, alinéa 2, de la loi sur les armes.(197) Voir point 4.1.(198) Voir point 4.1.3 et annexe 1.(199) Voir les points 4.1.10 et 5.1.9.(200) Article 30 de la loi sur les armes.(201) Voir point 24.2.(202) Voir point 4.1.13.(203) Voir point 4.1.11.(204) Voir point 24.2.(205) Voir point 8.2.2.(206) Voir point 8.2.2.(207) Voir point 8.1.2.(208) Voir points 8.1.2. et 8.2.1.(209) Voir point 8.2.2.(210) Voir point 2.1. pour la définition de résidence.(211) Article 11, § 1er, de la loi sur les armes.(212) Article 11, § 2, alinéa 1er, de la loi sur les armes.(213) Article 11, § 2, alinéa 2, de la loi sur les armes.(214) Voir point 4.1.3. et annexe 1.(215) Article 9, § 3, de l’arrêté royal du 20/09/91.(216) Article 31, 2°, de la loi sur les armes.(217) Article 31, dernier alinéa, de la loi sur les armes.(218) Article 31, 2°, de la loi sur les armes.(219) Article 11, § 1er, alinéa 1er, de la loi sur les armes.(220) Voir point 4.1.3. et annexe 1.(221) Voir point 9.1.6.(222) Voir point 9.1.7.(223) Voir point 9.1.8.(224) Voir point 9.1.9.(225) Voir point 9.2.3.(226) Dans la pratique, le gouverneur ne demandera l’avis à la police locale qu’après le paiement de la

redevance due à la demande.(227) Article 11, § 4, dernier alinéa, de la loi sur les armes.(228) Article 11, § 4, dernier alinéa, de la loi sur les armes.(229) Voir point 9.1.10.(230) Article 9bis, § 1er, 1°, de l’arrêté royal du 20/09/91.

72852 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 209: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

(231) Article 9bis, § 1er, 3°, alinéa 1er, de l’arrêté royal du 20/09/91.(232) Article 11, § 4, alinéas 4 et 5 de la loi sur les armes.(233) Article 11/1, alinéa 3, de la loi sur les armes. Voir point 9.1.10.(234) Article 11, § 4, alinéa 2, de la loi sur les armes.(235) Article 9bis, § 3, alinéa 3, de l’arrêté royal du 20/09/91.(236) Pour l’URSTBf, cette liste peut être consultée à l’adresse www.urstbf.org.(237) Article 9bis, § 3, alinéa 1er, de l’arrêté royal du 20/09/91.(238) Article 9bis, § 3, alinéa 2, de l’arrêté royal du 20/09/91.(239) Article 9bis, § 3, dernier alinéa, de l’arrêté royal du 20/09/91.(240) Article 9bis, § 1er, 3°, alinéa 2, de l’arrêté royal du 20/09/91.(241) Article 11, § 4, alinéa 3, 1°, de la loi sur les armes et article 9bis, § 2, 2°, de l’arrêté royal du 20/09/91.(242) Article 11, § 4, alinéa 3, 3°, de la loi sur les armes.(243) Article 11, § 4, alinéa 3, 4°, de la loi sur les armes.(244) Article 9bis, § 2, 3°, de l’arrêté royal du 20/09/91.(245) Article 9bis, § 2, 1°, de l’arrêté royal du 20/09/91 et article 11, § 4, alinéa 4, de la loi sur les armes. Voir

point 11.(246) Article 11, § 4, alinéa 5, de la loi sur les armes. Voir point 12.(247) Article 11/1, alinéa 3, de la loi sur les armes.(248) Article 11, § 3, 9°, de la loi sur les armes.(249) Article 11, § 3, 9°, de la loi sur les armes.(250) Article 11/1, alinéa 3, de la loi sur les armes. Voir point 9.1.10.(251) Article 11, § 3, 9°, de la loi sur les armes.(252) Article 2, 1°, de l’arrêté royal du 29/12/06.(253) Article 2, 2°, de l’arrêté royal du 29/12/06.(254) Voir point 12.(255) Voir point 12.2.(256) Pour déterminer si une personne est ou non tireur sportif, il y a lieu en Communauté francaise de tenir

plus précisément compte du décret du 24 novembre 2006 visant l’octroi d’une licence de tireur sportif.Principe : toute personne qui pratique le « tir sportif » doit être titulaire d’une licence de tireur sportif. Onpratique le tir sportif lorsqu’on pratique une discipline proposée par une fédération internationale ounationale de tir sportif. La question de savoir si le tir sportif est pratiqué ou non dans le cadre d’unecompétition est sans importance.

(257) La pratique a montré que des demandes sont également introduites pour le tir sportif avec des armessemi-automatiques, également dans des plus gros calibres. Des demandes pour des armes à canon lisse(riot gun par exemple) sont aussi introduites. Il existe en effet des disciplines où de telles armes à feu sontutilisées (exclusivement des fusils semi-automatiques). Il n’existe pas de discipline pour les pistolets-mitrailleurs courts.

(258) Article 2, 3°, de l’arrêté royal du 29/12/06.(259) Article 2, 4°, de l’arrêté royal du 29/12/06.(260) Article 2, 5°, de l’arrêté royal du 29/12/06.(261) En cas de détention de 5 armes qui s’inscrivent dans le cadre d’un thème particulier, l’agrément de

collectionneur peut immédiatement être demandé. Voir point 5 pour davantage d’informations à ce sujet.(262) Article 2, 6°, de l’arrêté royal du 29/12/06.(263) Article 11/1 de la loi sur les armes.(264) Article 11/2, alinéa 1er, de la loi sur les armes.(265) Article 44, § 2, de la loi sur les armes. Voir point 22.3.(266) Voir point 22.3.(267) Article 11/2, alinéa 2, de la loi sur les armes.(268) Le « patrimoine » est ici compris au sens strict, à savoir uniquement le patrimoine personnel du

demandeur.(269) Si l’acte de testament-partage des biens meubles n’est établi qu’après plusieurs mois après le décès par

exemple, le délai commence donc à courir à partir de cette date.(270) Article 17, alinéa 2, de la loi sur les armes.(271) Voir points 11-13.(272) Article 13, alinéa 2, de la loi sur les armes.

(273) Article 11/2, alinéa 3, de la loi sur les armes.

(274) Voir point 11.2.

(275) Voir point 12.2.

(276) Voir point 13.

(277) Article 11/1, alinéa 3, de la loi sur les armes.

(278) Articles 10 et 12 de l’arrêté royal du 20/09/91.

(279) Article 17, alinéa 2, de la loi sur les armes.

(280) Articles 10 et 12 de l’arrêté royal du 20/09/91.

72853BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 210: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

(281) Article 11, § 1er, de la loi sur les armes.

(282) Article 11, § 1er, alinéa 1er, de la loi sur les armes.

(283) Article 14, alinéa 2, de l’arrêté royal du 20/09/91 et article 18 de la loi sur les armes.

(284) Article 10 de l’arrêté royal du 20/09/91.

(285) Voir point 20.1.

(286) Article 13, alinéa 1er, de l’arrêté royal du 20/09/91.

(287) Articles 11 et 12 de l’arrêté royal du 20/09/91.

(288) Article 11, § 1er, alinéa 1er, de la loi sur les armes.

(289) A compter de la date de la signature de l’autorisation par le gouverneur.

(290) Article 10, alinéa 2, de l’arrêté royal du 20/09/91.

(291) Article 11, alinéa 1er, de l’arrêté royal du 20/09/91.

(292) Article 11, alinéas 2 et 3, de l’arrêté royal du 20/09/91.

(293) Article 11, alinéa 4, de l’arrêté royal du 20/09/91. Voir point 9.2.1.

(294) Article 30, alinéa 1er, de la loi sur les armes.

(295) Article 30, alinéa 2, de la loi sur les armes.

(296) Article 30, alinéa 2, de la loi sur les armes.

(297) Article 31, 2°, de la loi sur les armes.

(298) Article 13, alinéa 2, de l’arrêté royal du 20/09/91.

(299) Article 10, alinéa 2, de la loi sur les armes.

(300) Article 13, alinéa 3, de l’arrêté royal du 20/09/91.

(301) Il est indiqué que les gouverneurs s’informent les uns les autres en cas de déménagement d’un détenteurd’armes dans une autre province, certainement lorsqu’il est question d’un retrait ou d’une suspension deson autorisation, de manière à ce que la décision puisse partout être respectée.

(302) Article 11, § 1er, alinéa 2, de la loi sur les armes.

(303) La suspension peut également être imposée jusqu’à la réhabilitation ou jusqu’à ce que la preuve d’uneamélioration claire d’une situation déterminée soit apportée.

(304) Le retrait peut également se limiter à certaines activités.

(305) Article 14, alinéa 1er, de l’arrêté royal du 20/09/91.

(306) Article 14, alinéa 2, de l’arrêté royal du 20/09/91 et article 18 de la loi sur les armes.

(307) Article 14, alinéa 3, de l’arrêté royal du 20/09/91.

(308) Article 11, § 2, 5°, du décret de la Communauté flamande du 11/05/07 portant statut du tireur sportif.

(309) Article 32, alinéa 1er, de la loi sur les armes.

(310) Les titulaires d’un modèle 9 ne sont pas soumis au contrôle quinquennal. Cela ne signifie toutefois pasque le gouverneur ne puisse pas demander à la police locale d’enquêter sur la détention d’armes d’unchasseur ou d’un tireur sportif par exemple s’il ressort qu’il existe un danger pour l’ordre public.

(311) Article 32, alinéa 2, de la loi sur les armes.

(312) Si le détenteur d’armes possède plusieurs adresses, le contrôle est réalisé par la police locale du lieu oùles armes se trouvent. La police locale compétente pour la résidence du détenteur doit également êtreconsultée afin de recueillir des informations sur le détenteur d’armes même.

(313) Article 32, alinéa 3, de la loi sur les armes.

(314) Article 32, alinéa 4, de la loi sur les armes.

(315) Voir point 22.

(316) Article 44, § 2, de la loi sur les armes.

(317) Voir point 24.2.

(319) Article 29/1 de l’arrêté royal du 20/09/91.

(320) Article 23bis, § 3, de l’arrêté royal du 20/09/91.

(321) Article 11, alinéa 3, de l’arrêté royal du 20/09/91.

(322) Services de police, banc d’épreuves pour armes à feu,... Voir point 20.1.

(323) Article 13 de l’arrêté royal du 20/09/91.

(324) Article 25, § 1er, de l’arrêté royal du 20/09/91.

(325) Nouvel article 24 de l’arrêté royal du 20/09/91.

(326) Article 25, § 2, de l’arrêté royal du 20/09/91.

(327) Article 24 de l’arrêté royal du 20/09/91.

(328) Article 24 de l’arrêté royal du 20/09/91.

(329) Aucune mesure de sécurité spécifique n’est prévue pour les armes blanches. Est toutefois d’application leprincipe général selon lequel toutes les armes doivent être détenues de manière responsable sansprésenter de danger pour l’ordre public.

(330) Le nombre d’armes pouvant être détenues par un particulier n’est pas limité, sauf en cas de limitationexpresse imposée dans des cas individuels. Les mesures de sécurité requises augmentent toutefois avecle nombre d’armes détenues.

72854 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 211: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

(331) Article 11 de l’arrêté royal du 24/04/97.(332) Voir point 5.1.6.(333) Article 21 de la loi sur les armes.(334) Dans ce cas, le terme « résidence » peut être interprété de manière large : il peut s’agir également d’une

résidence temporaire, p. ex. un hôtel où le chasseur ou le tireur sportif réside pendant un weekend pourune partie de chasse ou une compétition de tir en déplacement (dans cet hôtel, les armes doivent alors êtreconservées comme si c’était une habitation).

(335) Voir point 9.1.(336) Voir point 9.1.18.(337) Articles 11, § 1er, et 32, alinéa 4, de la loi sur les armes.(338) Voir point 20.2.(339) Ainsi que les personnes assimilées telles les titulaires d’un permis de chasse ou d’une licence de tireur

sportif.(340) Il peut s’agir tant d’une autorisation de détention d’une arme à feu soumise à autorisation (modèle 4) que

d’un modèle 9 combiné à une licence de tireur sportif et/ou un permis de chasse.(341) Article 12/1 de la loi sur les armes.(342) Article 21, 2°, de la loi sur les armes. Voir également points 11.3. et 12.3.(343) Article 15 de l’arrêté royal du 24/04/97.(344) Article 22, § 1er, alinéa 1er, de la loi sur les armes.(345) Article 22, § 1er, alinéa 4, de la loi sur les armes.(346) Article 22, § 2, de la loi sur les armes.(347) Voir à cet égard point 9.2.6.(348) Articles 9 et 14 de la loi sur les armes.(349) Articles 14 et 15 de la loi sur les armes.(350) Article 14 de la loi sur les armes.(351) Voir également à cet égard point 9.1.9.(352) Voir également à cet égard point 9.1.9.(353) Article 1er de l’arrêté royal du 16/10/08.(354) 1 : Anvers; 20 : arrondissement administratif de Bruxelles-Capitale; 21 : Brabant flamand; 22 : Brabant

wallon; 3 : Flandre occidentale; 4 : Flandre orientale; 5 : Hainaut; 6 : Liège; 7 : Limbourg; 8 : Luxembourg;9 : Namur; 0 : SPF Justice.

(355) Les dispositions visées au point 9. concernant la détention d’armes par des particuliers s’appliquentégalement ici dans la mesure où elles ne sont pas contradictoires.

(356) Article 1er du décret de la région wallonne du 28/06/90 et article 13 du décret flamand du 24/06/91.(357) Article 12, 1°, de la loi sur les armes.(358) La chasse n’est pas autorisée dans la région de Bruxelles-Capitale.(359) Il est plus précisément question des 15 anciens Etats membres de l’Union européenne (Belgique,

Allemagne, France, Italie, Luxembourg, Pays-Bas, Danemark, Irlande, Royaume-Uni, Grèce, Portugal,Espagne, Finlande, Autriche et Suède), à l’exception du Royaume-Uni et de l’Irlande mais y comprisl’Islande, la Norvège et la Suisse.

(360) Ainsi, des documents émanant de la République du Cameroun ont encore été agréés récemment.(361) Article 2, 17°, de la loi sur les armes.(362) Ainsi que l’arrêté du 28/10/87 de l’exécutif flamand.(363) Ainsi que l’arrêté du 22/09/05 de la Région wallonne.(364) Article 3, § 2, de l’arrêté du 28/10/87 de l’exécutif flamand.(365) Article 1er de l’arrêté 22/09/05 du gouvernement wallon.(366) Article 2 de l’arrêté 22/09/05 du gouvernement wallon.(367) Article 3 de l’arrêté 22/09/05 du gouvernement wallon.(368) Article 4 de l’arrêté 22/09/05 du gouvernement wallon.(369) Article 5 de l’arrêté 22/09/05 du gouvernement wallon.(370) Article 2 de l’arrêté du 28/10/87 de l’exécutif flamand.(371) Article 1er de l’arrêté du 28/10/87 de l’exécutif flamand.(372) Article 3 de l’arrêté du 28/10/87 de l’exécutif flamand.(373) Article 3bis de l’arrêté du 28/10/87 de l’exécutif flamand.(374) Le chasseur ne peut acquérir de munitions que sur présentation de son permis de chasse et du modèle 9

et exclusivement des munitions appropriées pour l’arme qui y est mentionnée.(375) Dans ce cas, le terme « résidence » peut être interprété de manière large : il peut s’agir également d’une

résidence temporaire, p. ex. un hôtel où le chasseur ou le tireur sportif réside pendant un weekend pourune partie de chasse ou une compétition de tir en déplacement (dans cet hôtel, les armes doivent alors êtreconservées comme si c’était une habitation).

(376) Article 21, 2°, de la loi sur les armes.(377) Article 15 de l’arrêté royal du 24/04/97. Voir à cet égard point 9.2.2.(378) Les véhicules qui ne sont pas équipés d’un coffre séparé pouvant être fermé à clé doivent être fermés à

clé dans leur ensemble et les armes et munitions doivent y être enfermées de manière invisible.(379) Une surveillance peut également être exercée depuis une fenêtre ou à l’aide d’une caméra.(380) Article 25, § 1er, de l’arrêté royal du 20/09/91.

72855BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 212: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

(381) Article 25, § 2, de l’arrêté royal du 20/09/91.

(382) Article 13, alinéa 1er, de la loi sur les armes.

(383) Article 14, alinéa 1er, de l’arrêté royal du 20/09/91.

(384) Article 14, alinéa 2, de l’arrêté royal du 20/09/91 et article 18 de la loi sur les armes.

(385) Article 14, alinéa 3, de l’arrêté royal du 20/09/91.

(386) Article 13, alinéa 2, de la loi sur les armes.

(387) Article 17, alinéa 2, de la loi sur les armes.

(388) Les dispositions visées au point 9. concernant la détention d’armes par des particuliers s’appliquentégalement ici dans la mesure où elles ne sont pas contradictoires.

(389) Article 12, 2°, de la loi sur les armes.

(390) AM du 12/06/08.

(391) AM du 6/09/08.

(392) AM du 22/05/08.

(393) AM du 16/05/08.

(394) Article 1er de l’AM du 15/03/07.

(395) Des armes longues semi-automatiques qui ont été transformées en armes à répétition ne répondent pasaux critères techniques de l’arrêté ministériel du 15 mars 2007. L’article 12, 2° de la loi sur les armes exigeen effet que les armes soient concues pour le tir sportif et le début de l’arrêté ministériel exige que lesarmes soient utilisées pour le tir sportif. Il n’est pas satisfait à ces deux dernières conditions pour ce quiconcerne ce type d’armes :

— les armes longues semi-automatiques (ex. FAL, M16) ne sont pas concues pour le tir sportif;

— il faut qu’elles soient semi-automatiques afin de pouvoir les utiliser pour une discipline (tird’ordonnance). Il est interdit de faire du tir d’ordonnance avec une arme à répétition.

(396) Des armes à poudre noire tirant des cartouches à poudre noire ne peuvent jamais tomber sous l’article 1er,7°, de l’arrêté ministériel du 15 mars 2007 si elles ont un allumage intégrée (ex. une amorce). Seules lesarmes à poudre noire se chargeant par la bouche du canon ou tirant des cartouches à amorce séparéepeuvent être acquises avec une licence de tir sportif. Dans la pratique, cette distinction n’est pas faite parles armuriers. C’est pourquoi les services provinciaux des armes devraient vérifier lors de demandes pourdes armes à poudre noire si l’arme tire des cartouches à poudre noire et à amorce intégrée.

(397) Cela signifie que des différences existent en fonction de la réglementation communautaire applicable.Ainsi, les catégories d’armes est/sont mentionnée(s) sur la licence de tireur sportif délivrée par unefédération de tir sportif autorisée par la communauté flamande. Ces informations n’apparaissent toutefoispas sur les licences de tireurs sportifs délivrées par la communauté francaise.

(398) Ainsi que l’arrêté du 1/06/07 du gouvernement flamand.

(399) Ainsi que l’arrêté du 30/03/07 du gouvernement de la communauté francaise.

(400) Ainsi que l’arrêté du 23/05/07 du gouvernement de la communauté germanophone.

(401) Dans ce cas, le terme « résidence » peut être interprété de manière large : il peut s’agir également d’unerésidence temporaire, p. ex. un hôtel où le chasseur ou le tireur sportif réside pendant un weekend pourune partie de chasse ou une compétition de tir en déplacement (dans cet hôtel, les armes doivent alors êtreconservées comme si c’était une habitation).

(402) Article 21, 2°, de la loi sur les armes.

(403) Article 15 de l’arrêté royal du 24/04/97. Voir à cet égard point 9.2.2.

(404) Les véhicules qui ne sont pas équipés d’un coffre séparé pouvant être fermé à clé doivent être fermés àclé dans leur ensemble et les armes et munitions doivent y être enfermées de manière invisible.

(405) Une surveillance peut également être exercée depuis une fenêtre ou à l’aide d’une caméra.

(406) Article 25, § 1er, de l’arrêté royal du 20/09/91.

(407) Article 25, § 2, de l’arrêté royal du 20/09/91.

(408) Article 13, alinéa 1er, de la loi sur les armes.

(409) Article 14, alinéa 1er, de l’arrêté royal du 20/09/91.

(410) Article 14, alinéa 2, de l’arrêté royal du 20/09/91 et article 18 de la loi sur les armes.

(411) Article 14, alinéa 3, de l’arrêté royal du 20/09/91.

(412) Article 11, § 1er, alinéa 2, et § 2, 2°, du décret flamand du 11/05/07.

(413) Article 13, alinéa 1er, de la loi sur les armes.

(414) Article 13, alinéa 2, de la loi sur les armes.

(415) Article 11/2, alinéa 3, de la loi sur les armes.

(416) Article 2 de l’arrêté royal du 8/01/06.

(417) Article 9 de l’arrêté royal du 8/01/06.

(418) Article 12, 4°, de la loi sur les armes.

(419) Articles 12 et 13 de l’arrêté royal du 8/01/06.

(420) Voir points 11 en 12.

(421) Cela signifie donc qu’un résident d’un Etat membre de l’Union européenne qui réside en Belgique peutdétenir temporairement des armes à feu soumises à autorisation sans demander une autorisationmodèle 4 au préalable (si la CEAF est valide et si ses armes y sont inscrites). Il ne peut toutefois pasacquérir de nouvelle arme avec la CEAF.

72856 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 213: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

(422) Article 12, 5°, de la loi sur les armes.(423) Les fédérations de tir sportif et les services provinciaux des armes disposent de modèles de carte pour la

journée dont la diffusion est assurée auprès des stands de tir affiliés qui délivrent la carte au tireuroccasionnel.

(424) Les étrangers titulaires d’une autorisation étrangère peuvent également entrer en ligne de compte pourintervenir comme accompagnateur.

(425) Il faut tenir compte de la circonstance si l’exploitant du stand de tir pouvait raisonnablement être aucourant du fait qu’il collabore à l’infraction. Si un tireur tire dans plusieurs stands de tir en une année,l’exploitant d’un stand ne peut pas le savoir. Par contre, si l’exploitant du stand permet lui-même à untireur de tirer plus d’une fois par année, il est bien au courant de l’infraction.

(426) Voir point 3.1.4.(427) Article 28, alinéa 1er, de l’arrêté royal du 20/09/91.(428) Article 29, alinéa 1er, de l’arrêté royal du 20/09/91.(429) Article 29, alinéa 2, de l’arrêté royal du 20/09/91.(430) Article 29, alinéa 3, de l’arrêté royal du 20/09/91.(431) Article 29, alinéa 4, de l’arrêté royal du 20/09/91.(432) Article 29, alinéa 5, de l’arrêté royal du 20/09/91.(433) Article 30 de l’arrêté royal du 20/09/91.(434) Article 28, alinéa 2, de l’arrêté royal du 20/09/91.(435) Article 28, alinéa 3, de l’arrêté royal du 20/09/91.(436) Article 28, dernier alinéa, de l’arrêté royal du 20/09/91.(437) Article 1er Loi du 24/05/1888.(438) Article 10 Loi du 24/05/1888.(439) Article 11 Loi du 24/05/1888.(440) Article 12 Loi du 24/05/1888.(441) Article 13 Loi du 24/05/1888.(442) Article 19, alinéa 1er, 6°, de la loi sur les armes.(443) Article 6 Loi du 24/05/1888.(444) Article 4 de la loi sur les armes.(445) Article 29/1 de l’arrêté royal du 20/09/91.(446) Article 33 de la loi sur les armes.(447) Récemment, certains accessoires, ainsi que les armes sur lesquelles ils sont montés, ont été classés parmi

les armes prohibées par l’arrêté ministériel du 11 mars 2010. Il s’agit notamment d’accessoires, àl’exception de crosses courantes, qui donnent à une arme à feu de poing certaines caractéristiquesextérieures et certaines propriétés techniques d’une arme à feu d’épaule. Voir point 3.1.2.

(448) Article 22 de la loi sur les armes.(449) Article 29, § 1er, de la loi sur les armes.(450) Article 23 de la loi sur les armes.(451) Article 25 de la loi sur les armes.(452) Articles 35 à 39bis du Code d’Instruction criminelle.(453) Article 28 de la loi sur les armes.(454) L’Etat indemnise le propriétaire des armes et des munitions évacuées dans le cas où elles n’auraient pu

lui être restituées ou auraient été détériorées (article 28, § 1er, alinéa 2, de la loi sur les armes).

(455) Plus précisément, le gouverneur territorialement compétent doit prendre une décision de retrait, desuspension ou de limitation de l’agrément, de l’autorisation et/ou du permis dans les trois mois de ladélivrance du récépissé lors de la saisie. A défaut de quoi, les objets saisis sont libérés et les agréments,permis et autorisations restitués, sans préjudice de toute saisie judiciaire (article 28, § 2, alinéa 2, de la loisur les armes).

(456) Article 28, § 3, de la loi sur les armes.

(457) Voir point 21.7.

(458) Article 23, alinéa 3, de la loi sur les armes.

(459) Article 24 de la loi sur les armes.

(460) Article 48, alinéa 2, de la loi sur les armes.

(461) Article 48, alinéa 3, de la loi sur les armes.

(462) Articles 32, alinéa 1er, et 48, alinéas 2 et 3, de la loi sur les armes.

(463) Article 32, alinéas 2 et 3, de la loi sur les armes.

(464) Article 32, alinéa 4, de la loi sur les armes. Voir point 9.1.18.

(465) Article 44, § 2, de la loi sur les armes et article 16, § 2, de l’arrêté royal du 29/12/06.

(466) Article 44, § 2, de la loi sur les armes.

(467) Voir point 4.1.3. et annexe 1.

(468) Article 44, § 2, de la loi sur les armes.

(469) Article 16, § 2, de l’arrêté royal du 29/12/06.

(470) Voir point 9.1.18.

72857BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 214: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

(471) Article 44, § 1er, de la loi sur les armes.

(472) Article 16, § 1er, de l’arrêté royal du 29/12/06.

(473) Article 44, § 2, de la loi sur les armes et article 16, § 2, de l’arrêté royal du 29/12/06.

(474) Article 44, § 2, de la loi sur les armes.

(475) Voir point 4.1.3. et annexe 1.

(476) Article 45, § 1er, de la loi sur les armes.

(477) Article 17, 1°, de l’arrêté royal du 29/12/06.

(478) Article 17, 2°, de l’arrêté royal du 29/12/06.

(479) Article 17, 3°, de l’arrêté royal du 29/12/06.

(480) Article 17, 4°, de l’arrêté royal du 29/12/06.

(481) Article 17, 5°, de l’arrêté royal du 29/12/06.

(482) Article 45, § 2, de la loi sur les armes.

(483) Article 45, § 3, de la loi sur les armes.

(484) Article 18 de l’arrêté royal du 29/12/06.

(485) Pour l’application du régime d’amnistie, il convient de tenir compte du cachet de la poste.

(486) Exemple d’un cas possible de force majeure : l’arme a été saisie avant le 31 octobre 2008 et n’a été libéréequ’après cette date. La force majeure doit être établie par toutes voies de droit.

(487) Pour rappel, seul un recours administratif est ouvert devant le Conseil d’Etat contre les décisionsd’irrecevabilité du gouverneur.

(488) Voir point 3.5.

(489) Cela est bien entendu subordonné à plusieurs conditions, voir point 12.

(490) Voir points 11 et 13.

(491) Article 25, § 3, de l’arrêté royal du 20/09/91.

(492) Par exemple, un titulaire d’un permis de chasse valide dispose d’une arme à feu appropriée pour la chassesur modèle 9. Il souhaite utiliser la même arme pour le tir sportif mais il ne dispose pas d’une licence detireur sportif. Dans ce cas, il peut demander une autorisation de détention de l’arme concernée (modèle 4)en mentionnant les deux motifs légitimes (chasse et tir sportif). Le modèle 9 devient alors caduc.

(493) Article 25, § 4, de l’arrêté royal du 20/09/91.

(494) Article 25, § 5, de l’arrêté royal du 20/09/91.

(495) Article 25, § 6, de l’arrêté royal du 20/09/91.

(496) Les tarifs applicables sont fixés en tenant compte de la date d’introduction de la demande.

(497) Article 53 de la loi sur les armes.

(498) En cas de déménagement, le demandeur paie sa redevance au gouverneur qui est compétent au momentde la demande. C’est le gouverneur de la province où la demande a été introduite qui traitera le dossieret qui le communiquera ensuite au gouverneur de la province où l’intéressé a déménagé. Aucuneredevance ne doit dès lors être versée à la nouvelle province.

(499) Article 55 de la loi sur les armes.

(500) Article 17, alinéa 1er, de la loi sur les armes.

72858 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 215: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72859BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 216: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72860 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 217: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72861BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 218: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72862 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 219: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72863BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 220: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72864 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 221: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72865BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 222: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72866 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 223: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72867BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 224: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72868 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 225: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72869BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 226: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72870 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 227: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72871BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 228: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72872 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 229: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72873BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 230: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72874 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 231: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72875BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 232: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72876 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 233: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72877BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 234: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72878 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 235: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72879BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 236: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72880 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 237: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72881BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 238: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72882 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 239: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72883BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 240: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72884 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 241: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72885BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 242: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72886 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 243: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72887BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 244: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72888 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 245: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72889BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 246: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72890 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 247: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72891BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 248: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72892 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 249: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72893BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 250: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72894 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 251: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72895BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 252: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72896 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 253: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72897BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 254: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72898 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 255: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72899BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 256: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72900 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 257: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

(100) Complétez votre nom et prénom mentionné sur votre carte d’identité.

(101) Complétez le numéro national mentionné à l’envers de votre carte d’identité (ou la carte SIS). Ce numéroest composé de votre date de naissance par ordre inverse suivie par cinq chiffres.

(102) Complétez votre nationalité. En cas de double nationalité, mentionnez toutes les nationalités.

(103) Complétez votre adresse principale (ou vous êtes inscrit dans le registre national). Notez le nom de la rue,le numéro, éventuellement le numéro de la boîte postale (si vous habitez un appartement).

(104) Complétez votre numéro de téléphone auquel nous pouvons vous joindre pendant les heures de bureau,cela peut être votre numéro GSM.

(105) Si vous avez une adresse E-mail, complétez l’adresse E-mail à laquelle nous pouvons vous joindre s’il ya des questions concernant votre dossier.

(106) Le numéro d’entreprise accordé par la banque Carrefour des entreprises, existant de trois groupes de troischiffres précédés par 0 (p.ex. 0800.900.100).

(107) Mentionnez ici le nom de la personne mandatée en vertu des statuts.

(108) Complétez votre nom et prénom mentionné sur la carte d’identité.

(109) Complétez le numéro national mentionné à l’envers de votre carte d’identité (ou à la carte SIS). Ce numéroest composé de votre date de naissance par ordre inverse suivie par cinq chiffres.

(110) Complétez votre nationalité. En cas de double nationalité, mentionnez toutes les nationalités.

(111) Complétez votre adresse principale (où vous êtes inscrit dans le registre national). Notez le nom de la rue,le numéro, éventuellement le numéro de la boîte postale (si vous habitez un appartement).

(112) Complétez votre numéro de téléphone auquel nous pouvons vous joindre pendant les heures de bureau,cela peut être votre numéro GSM.

(113) Si vous avez une adresse E-mail, complétez l’adresse E-mail à laquelle nous pouvons vous joindre s’il ya des questions concernant votre dossier.

(114) Complétez le nom de la personne responsable pour le stockage, pour l’exposition et l’entretien del’arme,…et les autres actes concernant l’arme.

(115) Une arme à un coup est une arme sans magasin qui est chargée avant chaque coup par introductionmanuelle de la cartouche dans la chambre ou dans un logement prévu à cet effet à l’entrée du canon (parex. arme à deux canons)

(116) Une arme sémi-automatique est toute arme qui, après chaque coup tiré, se recharge automatiquement etqui ne peut, par une seule pression sur détente, lâcher plus d’un seul coup.

(117) Une arme à répétition est une arme qui, après chaque coup tiré, est rechargée manuellement parintroduction dans le canon d’une cartouche prélevée dans un magasin et transportée à l’aide d’unmécanisme (p.ex. une carabine à verrou, une carabine lever action, un fusil à pompe, …)

(118) Complétez ici le nom du fabricant et la marque (s’il y a une différence). Par ex. Smith&Wesson

(119) Complétez ici le nom ou le modèle sous lequel l’arme est connue dans le commerce (par. ex. «Model 29»,« Mossberg 590 », « A3 National Match », …)

(120) Complétez ici le website du fabricant où le service peut trouver tous les renseignements nécessaires. S’iln’est pas clair de quel modèle d’arme on parle dans la demande, le service fera le contrôle. En cas dedemande imprécise, on demandera des informations supplémentaires (ceci peut ralentir l’étude de votredossier).

(121) Le numéro d’agrément d’un armurier agréé commence par le chiffre « « 2/ » (par. Ex. 2/08/00018 »)

(122) Le numéro d’agrément d’un collectionneur agréé commence par le chiffre « 3/ » (par ex. 3/21/08/00123 »)

(123) Le numéro de l’autorisation de la détention d’une arme commence par le chiffre « 4/ » (parex. 4/22342/08/11232 »)

(124) Mentionnez ici combien d’armes à feu vous gardez dans votre domicile. Il ne faut pas tenir compte desarmes pour lesquelles vous demandez une autorisation.

(125) Chaque personne adulte qui habite la même adresse du demandeur, doit déclarer ne pas s’opposer à lademande. Par exemple : les enfants adultes, les conjoints, les parents habitant chez leurs enfants doiventsigner le formulaire sous la partie IV.

(126) Mentionnez le degré de parenté de ceux qui donnent leur permission (par ex. conjoint(e), mère, père,enfant, membre de famille cohabitant…).

() Complétez cette partie seulement si vous voulez une autorisation de détention passive (sans munition)(voir article 11/1 de la loi sur les armes. Vous devez dater et signer la déclaration de la partie V sur paroled’honneur. Sur votre autorisation de détention sera marqué qu’elle n’est pas valable pour la détention demunitions. S’il est constaté que vous avez de la munition, il s’agit d’une déclaration fausse et d’uneinfraction de la loi sur les armes. Ces infractions seront punies d’un emprisonnement d’un mois à 5 anset d’une amende de 10 euros à 25 000 euros, ou d’une de ces peines seulement. De plus, l’arme et lamunition seront confisquées.

72901BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 258: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

(127) Veuillez marquer d’une croix un ou plusieurs motifs légitimes. Il faut fournir la preuve de chaque motiflégitime.

(128) Marquez d’une croix si vous demandez une autorisation pour une arme à feu soumise à autorisation quevous voulez utiliser pour la chasse et des activités de gestion de la faune (régulation du gibier, arme degarde particulier, …). Vous pouvez seulement invoquer ce motif légitime si vous avez un permis de chasse(délivré par une région belge ou par un état-membre de l’Union européenne) ou si vous êtes gardeparticulier. En plus, vous pouvez employer votre arme pour le tir aux clays, mais dans ce cas, il faut tenircompte des règles concernant le tir sportif établies par les communautés.

(129) Veuillez marquer d’une croix si vous demandez une autorisation pour une arme à feu soumise àautorisation que vous voulez utiliser pour exercer le tir sportif (si vous avez une licence de tireur sportif)ou si vous visitez régulièrement un stand de tir.

(130) Ceci n’est qu’applicable si vous n’avez pas une licence de tireur sportif qui vous permet d’exercer le tirsportif avec des armes des mêmes types de celles que vous avez mentionné dans la partie II (par ex. sivous avez une licence de tireur sportif valable pour la catégorie « pistolet », cela sera suffisant et vousdevez marquer d’une croix la partie ci-dessus. Il doit ressortir des documents ajoutés que vous avez tiréau moins 6 fois par an à une arme appartenant à la catégorie d’armes (fusil, pistolet, revolver, poudrenoire) à laquelle appartiennent les armes soumises à autorisation mentionnées dans la partie II. Cetteattestation peut être délivrée par un stand de tir agréé. Vous pouvez utiliser cette arme si vous avez uneattestation de réussite à l’épreuve théorique (délivrée par la police) ou si vous avez déjà tiré aux armesautorisées du même type. Par exemple, si vous demandez une autorisation pour un pistolet et unrevolver, vous devez fournir la preuve de 6 exercices de tir au pistolet et 6 exercices de tir au revolver. Lesattestations peuvent être délivrées par le responsable d’un stand de tir agrée sur base des registres deprésence. La vérification des registres est toujours possible. La déposition de déclarations fausses peutdonner lieu au retrait de l’autorisation et aux sanctions pénales contre celui qui a rédigé la déclaration etcontre celui qui l’utilise.

(131) Veuillez marquer d’une croix si vous voulez motiver votre demande pour l’exercice d’une activitéprésentant des risques particuliers ou nécessitant la détention d’une arme à feu. Seulement dans des casextraordinaires ce motif légitime sera accepté, toujours après une étude individuelle des risquesparticuliers que l’activité présente et la mesure dans laquelle la détention d’une arme peut limiter cerisque.

(132) Veuillez marquer d’une croix si votre demande est motivée par votre défense personnelle. Seulement dansdes cas extraordinaires ce motif légitime sera accepté, après un examen individuel. Au moins vous devezdémontrer que toute autre mesure a été prise pour augmenter votre sécurité personnelle. Entre autres,vous devez démontrer une expérience suffisante pour utiliser une arme dans une situation de défense.

(133) Veuillez marquer d’une croix cette partie si vous demandez une autorisation pour une arme soumise àautorisation pour constituer une collection d’au moins 5 armes soumises à autorisation. Un lien entre lescinq armes doit être prouvé par lequel vous remplirez les conditions pour devenir un collectionneuragréé. Il faut que les armes puissent être situées dans un thème historique qui justifie l’extension du thèmeet qui le limite. Une autorisation permettant la détention d’armes sans munition sera délivrée.

(134) Veuillez marquer d’une croix si vous voulez utiliser une arme soumise à autorisation pour la participationà une activité historique, folklorique, culturelle ou scientifique (par ex. recherches balistiques, tester unéquipement anti-balle, cortèges historiques …). Vous pouvez utiliser les armes autorisées seulement pource but. En annexe, vous devez décrire en détail les motifs et vous devez en outre ajouter une attestationd’une institution reconnue.

(135) Veuillez marquer d’une croix cette partie si vous avez déjà une autorisation pour une arme du même typeque l’arme pour laquelle vous demandez une autorisation. Par exemple, celui qui a déjà une autorisationpour un pistolet, ne sera pas obligé de réussir une nouvelle épreuve pratique, à condition qu’il tirerégulièrement au pistolet.

(136) Le formulaire doit être signé par le demandeur. S’il s’agit d’une personne morale, le formulaire doit êtresigné par les mandataires, conformément aux statuts et aux dispositions légales.

(137) Complétez uniquement si la demande est introduite par une personne morale.

(138) Complétez votre nom et prénom mentionné sur votre carte d’identité.

72902 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 259: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72903BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 260: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72904 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 261: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72905BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 262: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72906 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 263: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72907BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 264: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

72908 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 265: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

(139) Complétez le numéro national mentionné à l’envers de votre carte d’identité (ou la carte SIS). Ce numéroest composé de votre date de naissance par ordre inverse suivie par cinq chiffres.

(140) Complétez votre nationalité. En cas de double nationalité, mentionnez toutes les nationalités.

(141) Complétez votre adresse principale (ou vous êtes inscrit dans le registre national). Notez le nom de la rue,le numéro, éventuellement le numéro de la boîte postale (si vous habitez un appartement).

(142) Complétez votre numéro de téléphone auquel nous pouvons vous joindre pendant les heures de bureau,cela peut être votre numéro GSM.

(143) Si vous avez une adresse E-mail, complétez l’adresse E-mail auquel nous pouvons vous joindre s’il ya desquestions concernant votre dossier

Mentionnez ici le nom de la personne mentionnée en vertu des statuts.

(144) Démontrez votre lien de parenté avec le défunt (conjoint(e), cohabitant, père, mère, frère,…)

(145) Le numéro d’entreprise accordé par la banque Carrefour des entreprises, existant de trois groupes de troischiffres précédés par 0 (p.ex. 0800.900.100)

(146) Mentionnez ici le nom de la personne mentionnée en vertu des statuts

(147) Complétez votre nom et prénom mentionné sur votre carte d’identité

(148) Complétez le numéro national mentionné à l’envers de votre carte d’identité (ou la carte SIS). Ce numéroest composé de votre date de naissance par ordre inverse suivie par cinq chiffres

(149) Complétez votre nationalité. En cas de double nationalité, mentionnez toutes les nationalités

(150) Complétez votre adresse principale (ou vous êtes inscrit dans le registre national). Notez le nom de la rue,le numéro, éventuellement le numéro de la boîte postale (si vous habitez un appartement).

(151) Complétez votre numéro de téléphone auquel nous pouvons vous joindre pendant les heures de bureau,cela peut être votre numéro GSM

(152) Si vous avez une adresse E-mail, complétez l’adresse E-mail auquel nous pouvons vous joindre s’il ya desquestions concernant votre dossier

(153) Mentionnez ici le nom de la personne mentionnée en vertu des statuts

(154) Complétez votre adresse principale (ou vous êtes inscrit dans le registre national). Notez le nom de la rue,le numéro, éventuellement le numéro de la boîte postale (si vous habitez un appartement).

(155) Le nom du notaire qui s’occupe de la succession.

(156) Chaque personne adulte qui habite la même adresse du demandeur, doit déclarer ne pas s’opposer à lademande. Par exemple : les enfants adultes, les conjoints, les parents habitant chez leurs enfants doiventsigner le formulaire sous la partie IV.

(157) Mentionnez le degré de parenté de ceux qui donnent leur permission (par ex. conjoint(e), mère, père,enfant, membre de famille cohabitant…).

(158) Complétez cette partie seulement si vous voulez une autorisation de détention passive (sans munitions)(voir article 11/1 de la loi sur les armes. Vous devez dater et signer la déclaration de la partie V sur paroled’honneur. Sur votre autorisation de détention sera marquer qu’elle n’est pas valable pour la détention demunitions. S’il est constaté que vous avez de la munition, il s’agit d’une déclaration fausse et d’uneinfraction de la loi sur les armes. Ces infractions seront punies d’un emprisonnement d’un mois à 5 anset d’une amende de 10 euros à 25 000 euros, ou d’une de ces peines seulement. De plus, l’arme et lamunition seront confisquées.

(159) Veuillez marquer d’une croix un ou plusieurs motifs légitimes. Il faut fournir la preuve de chaque motiflégitime.

(160) Marquez d’une croix si vous demandez une autorisation pour une arme à feu soumise à autorisation quevous voulez utiliser pour la chasse et des activités de gestion de la faune (régulation du gibier, arme degarde particulier,…). Vous pouvez seulement invoquer ce motif légitime si vous avez un permis de chasse(délivré par une région belge ou par un état-membre de l’Union européenne) ou si vous êtes gardeparticulier. En plus, vous pouvez employer votre arme pour le tir aux clays, mais dans ce cas, il faut tenircompte des règles concernant le tir sportif établies par les communautés.

(161) Veuillez marquer d’une croix si vous demandez une autorisation pour une arme à feu soumise àautorisation que vous voulez utiliser pour exercer le tir sportif (si vous avez une licence de tireur sportif)ou si vous visitez régulièrement un stand de tir.

(162) Ceci n’est qu’applicable si vous n’avez pas une licence de tireur sportif qui vous permet d’exercer le tirsportif avec des armes des mêmes types de celles que vous avez mentionné dans la partie II (par ex. sivous avez une licence de tireur sportif valable pour la catégorie « pistolet », cela sera suffisant et vousdevez marquer d’une croix la partie ci-dessus. Il doit ressortir des documents ajoutés que vous avez tiréau moins 6 fois par an à une arme appartenant à la catégorie d’armes (fusil, pistolet, revolver, poudrenoire) à laquelle appartiennent les armes soumises à autorisation mentionnées dans la partie II. Cetteattestation peut être délivrée par un stand de tir agréé. Vous pouvez utiliser cette arme si vous avez uneattestation de réussite à l’épreuve théorique (délivrée par la police) ou si vous avez déjà tiré aux armesautorisées du même type. Par exemple, si vous demandez une autorisation pour un pistolet et unrévolver, vous devez fournir la preuve de 6 exercices de tir au pistolet et 6 exercices de tir au revolver. Lesattestations peuvent être délivrées par le responsable d’un stand de tir agrée sur base des registres deprésence. La vérification des registres est toujours possible. La déposition de déclarations fausses peutdonner lieu au retrait de l’autorisation et aux sanctions pénales contre celui qui a rédigé la déclaration etcontre celui qui l’utilise.

(163) Veuillez marquer d’une croix si vous voulez motiver votre demande pour l’exercice d’une activitéprésentant des risques particuliers ou nécessitant la détention d’une arme à feu. Seulement dans des casextraordinaires ce motif légitime sera accepté, toujours après une étude individuelle des risquesparticuliers que l’activité présente et la mesure dans laquelle la détention d’une arme peut limiter cerisque.

72909BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE

Page 266: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE · 2015-02-26 · Vergunningsplichtige wapens die in sommige omstandigheden worden ingedeeld als « vrij verkrijg-baar » voor specifieke activiteiten

(164) Veuillez marquer d’une croix si votre demande est motivée par votre défense personnelle. Seulement dansdes cas extraordinaires ce motif légitime sera accepté, après un examen individuel. Au moins vous devezdémontrer que toute autre mesure a été prise pour augmenter votre sécurité personnelle. Entre autres,vous devez démontrer une expérience suffisante pour utiliser une arme dans une situation de défense.

(165) Veuillez marquer d’une croix cette partie si vous demandez une autorisation pour une arme soumise àautorisation pour constituer une collection d’au moins 5 armes soumises à autorisation. Un lien entre lescinq armes doit être prouvé par lequel vous remplirez les conditions pour devenir un collectionneuragréé. Il faut que les armes puissent être situées dans un thème historique qui justifie l’extension du thèmeet qui le limite. Une autorisation permettant la détention d’armes sans munition sera délivrée.

(166) Veuillez marquer d’une croix si vous voulez utiliser une arme soumise à autorisation pour la participationà une activité historique, folklorique, culturelle ou scientifique (par ex. recherches balistiques, tester unéquipement anti-balle, cortèges historiques …). Vous pouvez utiliser les armes autorisées seulement pource but. En annexe, vous devez décrire en détail les motifs et vous devez en outre ajouter une attestationd’une institution reconnue.

(167) Veuillez marquer d’une croix cette partie si vous avez déjà une autorisation pour une arme du même typeque l’arme pour laquelle vous demandez une autorisation. Par exemple, celui qui a déjà une autorisationpour un pistolet, ne sera pas obligé de réussir à une nouvelle ’épreuve pratique, à condition qu’il tirerégulièrement au pistolet.

(168) Le formulaire doit être signé par le demandeur. S’il s’agir d’une personne morale, le formulaire doit êtresigner par les mandataires, conformément aux statuts et aux dispositions légales.

(169) Complétez uniquement si la demande est introduite par une personne morale.

Belgisch Staatsblad, Antwerpsesteenweg 53, 1000 Brussel. − Moniteur belge, chaussée d’Anvers 53, 1000 Bruxelles.Adviseur/Conseiller : A. VAN DAMME

72910 BELGISCH STAATSBLAD — 24.11.2010 − Ed. 2 — MONITEUR BELGE