Beleidsbrief Onroerend Erfgoed Beleidsprioriteiten 2013-2014 · 2013. 11. 3. · Gelijktijdig wordt...
Transcript of Beleidsbrief Onroerend Erfgoed Beleidsprioriteiten 2013-2014 · 2013. 11. 3. · Gelijktijdig wordt...
verzendcode: REG
2232 (2013-2014) – Nr. 121 oktober 2013 (2013-2014)
Beleidsbrief
Onroerend Erfgoed
Beleidsprioriteiten 2013-2014
ingediend door de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand
INHOUDSTAFEL INHOUDSTAFEL ...................................................................................................................................... 1 LIJST MET AFKORTINGEN ................................................................................................................. 3 INLEIDING ................................................................................................................................................ 5 I. NAAR EEN GEINTEGREERDE BESCHERMINGSSTRATEGIE VOOR ONROEREND ERFGOED .................................................................................................................... 6 1.1. De Vlaamse Rand ........................................................................................................ 7 1.2. 100 jaar Groote Oorlog ............................................................................................... 9 1.3. Kerkelijk erfgoed ....................................................................................................... 13 1.4. Inventarisatie als cruciaal beleidsinstrument op lokaal en Vlaams niveau ................... 15 1.5. De erfgoedbalans en onderzoeksbalans als basis voor het onroerenderfgoedbeleid in
Vlaanderen ................................................................................................................ 17 1.6. Functioneel inzetten van het beschermings- en beheersinstrumentarium ................... 19 II. MEERDERE PARTNERS ZORGEN VOOR ONROEREND ERFGOED ........... 23 2.1. Op zoek naar een breed draagvlak ............................................................................. 23 2.2. Interne staatshervorming ........................................................................................... 25 2.3. Internationale samenwerking ..................................................................................... 26
2.3.1. Het Vlaamse UNESCO-Werelderfgoed .................................................... 26 2.3.2. Onroerend erfgoed in Europese context .................................................. 28 2.3.3. Intra-Belgisch overleg ............................................................................... 29
III. DE VLAAMSE OVERHEID SCHEPT DE NOODZAKELIJKE VOORWAARDEN VOOR DE ONROERENDERFGOEDZORG ............................................ 30 3.1. Vernieuwde regelgeving als hefboom voor een adequaat onroerenderfgoedbeleid ..... 30
3.1.1. Het Onroerenderfgoeddecreet .................................................................. 30 3.1.2. Het Varenderfgoeddecreet ........................................................................ 32 3.1.3. Naar een effectieve handhaving ................................................................ 33
3.2. Samen investeren in ons onroerend erfgoed .............................................................. 35 3.2.1. Optimaliseren van het premiestelsel.......................................................... 35 3.2.2. Oprichten van een Erfgoedkluis ............................................................... 37 3.2.3. Stimuleren van de oprichting van een archeologisch solidariteitsfonds ..... 38
3.3. De Vlaamse onroerenderfgoedzorg wordt zichtbaar en herkenbaar ........................... 39 IV. DE ONROERENDERFGOEDZORG SPEELT IN OP DE MAATSCHAPPELIJKE DYNAMIEK ................................................................................................ 41 4.1. Verdere focus op hergebruik en herbestemming ........................................................ 42 4.2. Het raakvlak met andere beleidsvelden biedt kansen .................................................. 42
4.2.1. Cultuur ..................................................................................................... 42 4.2.2. Landbouw ................................................................................................ 43 4.2.3. Leefmilieu ................................................................................................ 44 4.2.4. Onderwijs ................................................................................................. 45 4.2.5. Ruimtelijke Ordening ............................................................................... 46 4.2.6. Toerisme .................................................................................................. 47 4.2.7. Wonen...................................................................................................... 48
4.3. Aandacht voor maatschappelijke vraagstukken .......................................................... 49 4.3.1. Energiebesparing en duurzaamheid .......................................................... 49 4.3.2. Diversiteit en gelijke kansen ..................................................................... 50
BIJLAGE 1: OVERZICHT INITIATIEVEN 2014 ................................................................. 51 BIJLAGE 2: MOTIES EN RESOLUTIES ............................................................................... 53 BIJLAGE 3: REGELGEVINGSAGENDA ............................................................................. 54
Vlaams Pa r l emen t – 1011 B ru s s e l – 02 / 552 . 11 . 11 – www.v l a amspa r l emen t . b e
BIJLAGE 4: OPVOLGING REGEERAKKOORD 2009-2014 .............................................. 55 BIJLAGE 5: RAPPORTERING OVER DE OPVOLGING VAN DE
REKENHOFAANBEVELINGEN ......................................................................... 57
Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 12
LIJST MET AFKORTINGEN AFM: Agentschap voor Facilitair Management AGNAS: Afbakening van de Gebieden van de Natuurlijke en Agrarische Structuur ALBON: Afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond en Natuurlijke Rijkdommen BBB: Beter Bestuurlijk Beleid BBC: Beleids- en beheerscyclus BVS: Beroepsvereniging voor de Vastgoedsector CAI: Centrale Archeologische Inventaris CRKC: Centrum voor Religieuze Kunst en Cultuur vzw EHHF: European Heritage Heads Forum EU: Europese Unie HEREIN: European Heritage Network ICOMOS: International Council on Monuments and Sites IWT: Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie KCML: Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen MER: Milieueffectenrapportage M&L: Tijdschrift voor Monumenten en Landschappen en Archeologie PDPO: Programmadocument voor Plattelandsontwikkeling PEC: Provinciaal Erfgoedcentrum PMV: Participatiemaatschappij Vlaanderen RUP: Ruimtelijk Uitvoeringsplan RWO: Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed SARC: Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media SARO: Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening-Onroerend Erfgoed UNESCO: United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization VCB: Vlaamse Confederatie Bouw VIPA: Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden VLM: Vlaamse Landmaatschappij VVP: Vereniging van de Vlaamse Provincies VVSG: Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten
3Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 1
V L A A M S P A R L E M E N T
Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 14
V L A A M S P A R L E M E N T
INLEIDING In 2013 werden een aantal cruciale stappen gezet op weg naar een nieuwe, duurzame en gedragen manier van omgaan met onroerend erfgoed. Het Onroerenderfgoeddecreet werd goedgekeurd door het Vlaams Parlement op 3 juli 2013 en het bijhorend uitvoeringsbesluit krijgt vorm. De goedkeuring van dit besluit is een volgende, belangrijke te nemen stap voor de inwerkingtreding van het decreet. Dit gaat gepaard met het nodige overleg om een groot draagvlak te verzekeren voor deze nieuwe regelgeving waarmee de onroerenderfgoedzorg een dynamische rol opneemt binnen de samenleving. De onroerenderfgoedzorg stelt zich open op binnen de maatschappelijke dynamiek. Getuige hiervan is het aangaan van een reeks nieuwe samenwerkingen, onder meer met Toerisme Vlaanderen, met Enter vzw en de provinciale toegankelijkheidsbureaus en met Natuurpunt vzw. Het is essentieel om dit elan ook in de toekomst aan te houden. Daarnaast werkten de erfgoedpartners hard aan zowel de inhoudelijke opdrachten als de organisatorische structuur. Na de opstart was 2013 voor Herita en het departement Onroerend Kerkelijk Erfgoed van het CRKC een jaar van bestendiging. Zoals opgenomen in de bestuursakkoorden zal Monumentenwacht Vlaanderen in 2014 verder werken in een nieuwe structuur. Een uniforme en kwaliteitsvolle dienstverlening blijft hiermee gegarandeerd. Onder mijn impuls zagen ook twee nieuwe erfgoedspelers het levenslicht. De vzw Erfgoedacademie koppelt de kwaliteitseisen, gesteld aan de uitvoerders van restauratie, aan de nodige erfgoedopleidingen. De Vlaamse Erfgoedkluis zet zich in voor de ontwikkeling van alternatieve financieringsmogelijkheden voor onroerend erfgoed. Het mag duidelijk zijn dat 2014 geen jaar wordt van afronding en besluit. We staan voor een belangrijk voorbereidingsjaar naar een andere manier van werken, niet alleen voor de administratie maar ook voor de hele erfgoedsector. Ik kijk ten slotte uit naar 2014 als startjaar van de herdenking van ‘100 jaar Groote Oorlog (2014-2018)’. De voorbereidingen naderen hun voltooiing. De geplande onderzoekscyclus werd afgerond. Met een gericht beschermingstraject en de toekenning van restauratie- en onderhoudspremies, is het nog aanwezige erfgoed zoveel mogelijk verzekerd van bewaring voor volgende generaties. Na jaren van voorbereiding met alle betrokken partners, nodig ik iedereen dan ook uit om deel te nemen aan deze collectieve herdenking en even stil te staan bij wat dit erfgoed voor ons als maatschappij betekent.
V L A A M S P A R L E M E N T
5Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 1
I. NAAR EEN GEINTEGREERDE BESCHERMINGSSTRATEGIE VOOR ONROEREND ERFGOED
In 2013 zette ik verder in op het integreren van de processen inventariseren, onderzoeken, beschermen en beheren van het onroerend erfgoed in Vlaanderen. Het agentschap Onroerend Erfgoed startte met de uitvoering van de projecten uit de ‘onderzoeksagenda beheer’, opgemaakt in 2012. Deze projecten spelen in op reële noden uit de beheerspraktijk. Bij de opmaak van de ‘onderzoeksagenda inventariseren en beschermen’ werd eenzelfde strategie gevolgd: een analyse van de reële noden resulteerde in het oplijsten en selecteren van geschikte projecten in functie van het inventarisatie- en beschermingsbeleid. Daarnaast ontwikkelde het agentschap een toetsingskader voor het beoordelen van ad hoc-aanvragen voor het beschermen van het bouwkundig erfgoed in Vlaanderen. De beheersdoelstellingen, opgenomen in beschermingsdossiers, werden nog verder ontwikkeld en verfijnd zodat het voor eigenaars, beheerders, ontwerpers en architecten duidelijker is wat de erfgoedwaarden zijn en hoe die in stand kunnen worden gehouden. De speerpunten uit mijn beleidsnota kregen opnieuw de nodige aandacht. De herinventarisatie van de Vlaamse Rand vordert gestaag en ook bij het beschermen van het erfgoed van de Eerste Wereldoorlog werden enorme stappen vooruit gezet.
V L A A M S P A R L E M E N T
Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 16
1.1. De Vlaamse Rand a) Stand van zaken: Deze regeerperiode zal een groot deel van de Vlaamse Rand rond Brussel geherinventariseerd zijn. Volgende gemeenten kwamen aan bod van 2009 tot 2013: Asse, Dilbeek, Drogenbos, Grimbergen, Kraainem, Linkebeek, Machelen, Sint-Genesius-Rode, Sint-Pieters-Leeuw, Vilvoorde, Wemmel en Wezembeek-Oppem. Mijn administratie nam de geïnventariseerde items van deze gemeenten op in de databank voor bouwkundig erfgoed: inventaris.onroerenderfgoed.be.
Aan de hand van de inventaris, evalueerde mijn administratie dit jaar ook de beschermenswaardigheid van het bouwkundig erfgoed in Drogenbos, Linkebeek en Wezembeek-Oppem en startte zij het onderzoek van de geselecteerde items in functie van bescherming op. Ik zet verder in op het actief behoud en beheer van het onroerend erfgoed in de Vlaamse Rand. In 2013 werden daartoe talrijke grote en kleinere beheers- en ontsluitingsprojecten gerealiseerd, meestal met een onderhouds- of restauratiepremie. Ik som enkele sprekende voorbeelden op:
de herbestemming van het Zwartzusterklooster in Asse tot Centrum voor Bijzondere Jeugdzorg in samenwerking met het VIPA;
de laatste fase van de restauratie van het Sanatorium Lemaire in Overijse; de restauratie van de Alpiene tuin in Huizingen en van het kasteel van Beersel; de herbestemming van de Sint-Wivina-abdij in Groot-Bijgaarden; de herbestemming van het station in Groenendaal als poort tot het Zoniënwoud; de ingebruikname van het Mattenkot in Vilvoorde; de restauratie van enkele kerken zoals de Sint-Niklaaskerk in Drogenbos (fase 1: daken,
gevels en glasramen), de Sint-Sebastiaanskerk in Linkebeek (schildering interieur), de Sint-Pieter-en-Pauluskerk in Sint-Pieters-Leeuw en de Sint-Stefanuskerk in Oppem (Meise) waarbij begin-16de-eeuwse muurschilderingen ontdekt werden.
Ik keurde voor de Vlaamse Rand ook enkele landschapsbeheersplannen en herwaarderingsplannen goed, met name voor de omgeving van de Sint-Servatiuskerk en het kasteel in Wemmel, voor de omgeving van de Sint-Niklaaskerk in Drogenbos, voor het kasteeldomein van Gaasbeek en voor de Maalbeekvallei in Grimbergen. Bovendien werden diverse werken in goedgekeurde landschapsbeheersplannen of herwaarderingsplannen uitgevoerd, onder meer in de omgeving van het kasteel van Groot-Bijgaarden, aan de watermolen van Sint-Gertrudis-Pede en aan het Waalborrepark in Asse. Voor de woning Felix De Boeck in Drogenbos is een dossier voor de restauratie van het exterieur in opmaak.
V L A A M S P A R L E M E N T
7Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 1
b) Ik plan volgende initiatieven in 2014: Initiatief 1: Verder herinventariseren van het bouwkundig erfgoed in de Vlaamse Rand In 2014 rondt mijn administratie de herinventarisatie van Zaventem af en wordt de herinventarisatie van Beersel aangevat. Initiatief 2: Verder inzetten op bescherming en beheer in de Vlaamse Rand Ik zet beschermingsprocedures in voor het waardevolle erfgoed in de faciliteitengemeenten Kraainem, Wemmel, Drogenbos, Linkebeek en Wezembeek-Oppem. Het bouwkundig erfgoed van Dilbeek wordt gescreend in functie van zowel een thematische als een geografische beschermingscampagne. Ik verwacht dat hierna ook beheers- en ontsluitingswerken volgen. Deze worden uiteraard volop ondersteund, zowel financieel als inhoudelijk. Ik duid ook nog de ankerplaats van de Maalbeekvallei ten oosten van Grimbergen aan. Gelijktijdig wordt daar het houtig erfgoed geïnventariseerd en opgenomen in de aanduiding.
V L A A M S P A R L E M E N T
Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 18
1.2. 100 jaar Groote Oorlog a) Stand van zaken: Het startjaar van de herdenking van de Eerste Wereldoorlog nadert met rasse schreden. Als minister bevoegd voor zowel Onroerend Erfgoed als Toerisme ben ik klaar voor deze bijzondere en gewichtige gebeurtenis. Alle acties rond het Eerste-Wereldoorlogerfgoed zijn opgenomen in het Vlaamse actieplan ‘Herdenking 100 jaar Groote Oorlog’. De voortgang van het project ‘Erfgoed van de Groote Oorlog’ heb ik halfjaarlijks gerapporteerd aan de verzamelde commissies ‘Onroerend Erfgoed’ en ‘Toerisme’. De herdenking van de Eerste Wereldoorlog mag niet stoppen in 2018. Daarom bouw ik verder op de lopende, geïntegreerde erfgoedstrategie om zo het erfgoed uit de Eerste Wereldoorlog in Vlaanderen blijvend en duurzaam te verankeren. Vier synergetische sporen operationaliseren deze erfgoedstrategie: onderzoek, bescherming, beheer en erkenning. De onderzoekscyclus is afgerond. Het multidisciplinaire erfgoedonderzoek vormt de wetenschappelijke basis waarop de andere sporen werden uitgebouwd. De resultaten werden verder ontsloten door bijdrages aan wetenschappelijke publicaties en conferenties. Ik zette het beschermingstraject van het waardevol erfgoed van de Eerste Wereldoorlog verder met inzet van het klassieke beschermingsinstrumentarium. Dit beschermingstraject spitst zich toe op drie grote thema’s: ‘militaire begraafplaatsen’, ‘verdedigingsconstructies’ en ‘herdenkingsmonumenten’, aangevuld met kleinere thema’s of heel specifieke items. De klemtoon lag op waardevolle bunkers en schuilplaatsen en oorlogsgedenktekens. De aandacht breidde zich uit van de provincie West-Vlaanderen naar andere provincies. Zo is een deel van de Hollandlinie dat door het Duitse landleger is aangelegd tussen Eeklo en Beveren, geïnventariseerd en heb ik voor de meest waardevolle delen de beschermingsprocedure opgestart. De erfgoedwaarden verbonden met het landschap, zijn intussen ruimtelijk verankerd door de aanduiding van ankerplaatsen. In de streek ten zuiden van Ieper werden drie geclusterde ankerplaatsen definitief aangeduid: ‘West-Vlaamse Heuvels’, ‘Ieperse vestingen en omgeving, bossen ten zuiden en heuvelrug Wijtschate-Mesen’ en ‘Polygoonbos en Reutelbeekvallei’. Deze procedure is maximaal ingepast in het lopende AGNAS-proces ‘Ieperboog Zuid’. Dit zorgt ervoor dat de omzetting naar erfgoedlandschappen zal gebeuren in overleg met alle partners zoals de lokale besturen, de betrokken sectoren en de eigenaars en gebruikers van de betrokken gebieden zodat een breed draagvlak kan bekomen worden voor de erfgoedlandschappen. Voor de streek ten noorden van Ieper duidde ik de twee ankerplaatsen ‘Ieper-IJzerkanaal’ en ‘slagveld Pilkem Ridge’ voorlopig aan. Ook buiten de Westhoek worden acties ondernomen om het Wereldoorlogerfgoed te vrijwaren. Het dossier voor de voorlopige aanduiding als ankerplaats van het Eerste-Wereldoorlogslagveld van Halen in de provincie Limburg en van de Getevallei in de provincie Vlaams-Brabant werd geïnitieerd. De bescherming van het erfgoed uit de Eerste Wereldoorlog kadert voortaan in een omvattende beheersvisie. Dat beheer is gericht op het kwaliteitsvol en duurzaam ontwikkelen van de
V L A A M S P A R L E M E N T
9Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 1
beschermde erfgoedwaarden in hun ruimtelijke en temporele context. Om dit te stimuleren kende ik onder andere restauratie- en onderhoudspremies toe aan:
het Spoorwegfort van Duffel; de Sint-Maartenskerk in Ieper; de Commonwealth militaire begraafplaats R.E. Farm Cemetery in Heuvelland; de Commonwealth militaire begraafplaats Mendinghem Military Cemetery in Poperinge; de Duitse militaire begraafplaats van Diksmuide - Vladslo; de Duitse militaire begraafplaats van Langemark-Poelkapelle; de Duitse militaire begraafplaats van Menen; de Duitse militaire begraafplaats van Hooglede.
Het duurzame beheer van dergelijke sites vraagt om een intensieve en proactieve samenwerking met eigenaars en beheerders op het vlak van restauratie, onderhoud, ontsluiting,… . Mijn administratie overlegde regelmatig met de betrokken gemeentes en provincies, met studie- en ontwerpbureaus, met de beheerders van de militaire begraafplaatsen zoals de Commonwealth War Graves Commission, de Volksbund Deutsche Kriegsgräberfürsorge, de American Battle Monuments Commission, met het federale ministerie van Defensie en met aanverwante Vlaamse administraties. Midden juli keurde mijn administratie een actieplan van de vzw Bedevaart naar de Graven aan de IJzer goed. Dit jaarlijkse actieplan is de concrete uitwerking van de in een beheersovereenkomst beschreven opdracht met betrekking tot de instandhouding, de herstelling, het onderhoud en de verbetering van het Memoriaal, ter nagedachtenis van de Vlaamse gesneuvelden van de Eerste Wereldoorlog, en bij uitbreiding van alle slachtoffers van oorlog en geweld. In 2013 ken ik de vzw een bedrag toe van 145.000 euro. De provincie West-Vlaanderen en de gemeentebesturen in de Westhoek, die van nabij betrokken waren bij de opmaak van het ‘Herinneringspark 2014-18’, werkten in overleg met Vlaanderen aan de uitvoering van de principes ontwikkeld in het masterplan. Zo hanteerde onder andere de provincie West-Vlaanderen de principes uit het ‘Herinneringspark 2014-18’ voor de inrichting van de Wereldoorlog I-sites ‘Hill 60’ en ‘Palingbeek’ in Ieper en de Kemmelberg in Heuvelland. Het netwerk van sites ‘tussen Frontzate en IJzer’ van de stad Diksmuide, met aansluitend de site van de IJzertoren, werd eveneens ontwikkeld op basis van dezelfde principes. Om de implementatie van het ‘Herinneringspark 2014-18’ te faciliteren, werkten de betrokken actoren op Vlaams en provinciaal niveau in overleg enkele vervolgopdrachten uit. Zo nam de provincie West-Vlaanderen de verantwoordelijkheid voor de opmaak van uniforme informatiedragers en van een globaal informatie- en bewegwijzeringsplan met ondersteuning van de Vlaamse Overheid. In het kader van de erkenning wil Vlaanderen samen met Wallonië en Frankrijk een selectie van de herinneringssites en landschappen van de Eerste Wereldoorlog als Werelderfgoed aan de UNESCO voordragen. Deze UNESCO-kandidatuur is het sluitstuk van de Wereldoorlog I-erfgoedstrategie. De uitzonderlijke universele waarde van het erfgoed van de Groote Oorlog waarop dit dossier is gebaseerd, geldt niet exclusief voor Vlaanderen: deze waarde is terug te vinden van de Noordzee tot aan de Zwitserse grens. Een erkenning van de herdenkingssites van de Eerste Wereldoorlog is dan ook bij uitstek een transnationaal dossier. Om dit te realiseren werkt Vlaanderen, samen met Wallonië en Frankrijk, aan een gemeenschappelijk en
V L A A M S P A R L E M E N T
Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 110
gecoördineerd dossier. Er werd prioriteit gegeven aan het voorbereiden van een gemeenschappelijke visie zodat het dossier op de Franse indicatieve lijst kan worden opgenomen en op de Belgische indicatieve lijst kan worden bijgesteld. De internationale afstemming heeft er onder andere toe geleid dat de militaire begraafplaatsen en de monumenten voor de vermisten, in hun landschappelijke context, een prominente rol zullen spelen in het dossier. Het ‘landschap van de doden’ materialiseert immers het sterkst de uitzonderlijke universele waarden waarop deze Werelderfgoedkandidatuur zich beroept. Om een breed draagvlak voor dit dossier te genereren, leverde ik al verschillende inspanningen om dit kandidaat-Werelderfgoeddossier toe te lichten op (inter)nationale fora, net zoals mijn administratie elke gelegenheid aangrijpt om ruchtbaarheid te geven aan deze belangwekkende kandidatuur. b) Ik plan volgende initiatieven in 2014: Initiatief 3: Verder uitbouwen van de geïntegreerde strategie ‘Erfgoed van de Groote Oorlog’ De onder mijn impuls uitgewerkte geïntegreerde strategie voor het Erfgoed van de Eerste Wereldoorlog komt in 2014 in een stroomversnelling terecht. De voorbereidingen voor de herdenking waren al vrij intensief. De herdenking van 2014 tot en met 2018 zal nog intenser worden beleefd. De resultaten van het wetenschappelijke onderzoek worden ontsloten door bijdrages aan wetenschappelijke publicaties en conferenties. Zo zal het tijdschrift M&L in 2014 in elk nummer een artikel aan de Eerste Wereldoorlog wijden. De thematische beschermingscampagne van militaire begraafplaatsen, bunkers en gedenktekens loopt verder in 2014. Door de aangehouden inspanningen van de voorbije jaren is het thematische beschermingstraject nagenoeg afgerond. In 2014 bescherm ik oorlogsgedenktekens in de provincie Limburg en enkele defensieve constructies van de stellingen die tijdens de Eerste Wereldoorlog door de Duitsers werden uitgebouwd parallel met de Belgisch-Nederlandse grens, zoals de Hollandstellung en de Antwerpen-Turnhoutstellung. Het gebied van de antitankgracht van Stabroek tot Ranst wordt voorlopig aangeduid als ankerplaats. De antitankgracht dateert grotendeels uit de Tweede Wereldoorlog maar ook de best bewaarde en meest representatieve Wereldoorlog I-relicten van de zogenaamde Antwerpen-Turnhoutstellung, zoals het Mastenbos en het Wolvenbos, zijn gevat door deze ankerplaats. Hoewel de Eerste Wereldoorlog, om evidente redenen, voornamelijk geassocieerd wordt met de Westhoek, mogen we de sporen die de oorlog in de rest van Vlaanderen heeft achtergelaten, niet vergeten. Ik zal dan ook het slagveld van Halen in de provincie Limburg en de Getevallei in de provincie Vlaams-Brabant als ankerplaats aanduiden. Essentieel is dat de beheerders en eigenaars van erfgoed uit de Eerste Wereldoorlog gestimuleerd worden om er duurzaam en behoedzaam mee om te gaan. Daarom zal ik prioritair onderhouds- en restauratiepremies toekennen voor de instandhouding van het Wereldoorlog I-erfgoed.
V L A A M S P A R L E M E N T
11Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 1
Voornamelijk het beheer van de militaire begraafplaatsen krijgt mijn bijzondere aandacht. De restauratie van de site van de IJzertoren wordt verder geconcretiseerd. Ook in 2014 ondersteun ik de vzw Bedevaart naar de Graven aan de IJzer. Voor de Werelderfgoednominatie van het erfgoed van de Eerste Wereldoorlog ligt in 2014 het zwaartepunt op het opmaken van een afgestemd en gedragen definitief dossier dat in het voorjaar van 2015 samen met Wallonië en Frankrijk wordt ingediend. In overleg met alle relevante actoren wordt een gemotiveerde selectie gefinaliseerd en een omvattende beheersvisie en –structuur opgezet.
V L A A M S P A R L E M E N T
Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 112
1.3. Kerkelijk erfgoed a) Stand van zaken: In 2012 startte het Centrum voor Religieuze Kunst en Cultuur (CRKC) op mijn aangeven een bevraging bij de 1795 katholieke kerkbesturen met als doel alle informatie te verzamelen die nuttig kan zijn voor het opstellen van een parochiekerkenplan. In het voorjaar van 2013 koppelde het centrum de beschikbare gegevens per gemeente terug met de kerkbesturen. Gelijktijdig startte het CRKC met de uitbouw van een documentatiecentrum met betrekking tot het beheer, de valorisatie, de nevenbestemming en herbestemming van parochiekerken. De online documentatie bevat de meest recente juridische informatie, maar ook praktische hulpmiddelen waaronder een databank met praktijkvoorbeelden. Het centrum installeerde ook een loketfunctie die in 2012 reeds 571 vragen om informatie behandelde, in hoofdzaak van kerk- en gemeentebesturen. Aangezien informatie verstrekken aan kerkbesturen een belangrijk aandachtspunt is, zette het centrum ook in 2013 in op het organiseren van studiedagen en vormingsmomenten. Er was ruime aandacht voor de problematiek van de toekomst van de parochiekerken. Daarnaast werden twee goed gevulde studiedagen georganiseerd in samenwerking met VVSG, waarin zowel de gemeentebesturen als de kerkbesturen als doelgroep aangesproken werden. Vanuit mijn bevoegdheid voor Binnenlands Bestuur heb ik aan alle gemeentes, kerkfabrieken en centrale kerkbesturen gevraagd om een langetermijnvisie uit te werken voor de parochiekerken op hun grondgebied. Deze plannen moeten de dialoog tussen alle betrokken partijen bevorderen. Aansluitend moeten de meerjarenbegrotingen van de kerkfabrieken hierop afgestemd worden. Vanuit mijn bevoegdheid voor Onroerend Erfgoed ondersteun ik ook de opmaak van twee proefprojecten rond kerkenbeleidsplannen opdat deze model kunnen staan voor de onroerenderfgoedrichtplannen, een nieuw instrument uit het Onroerenderfgoeddecreet (cf. infra 3.1.1.). Het ene proefproject betreft een kerkenbeleidsplan in landelijk gebied voor 18 West-Vlaamse gemeenten met in totaal 118 kerken, het andere proefproject voor de stad Gent met in totaal 46 parochiekerken. b) Ik plan volgende initiatieven in 2014: Initiatief 4: Het CRKC verzamelt en verspreidt expertise rond kerkelijk erfgoed Het is belangrijk dat het CRKC de vinger aan de pols houdt wat betreft het verzamelen van expertise en dit binnen een internationaal perspectief. Tegelijkertijd moet deze expertise vertaald worden naar de Vlaamse situatie, zodat de kerkbestuurders en gemeenten er optimaal gebruik van kunnen maken. Dit zal gebeuren via het uitgeven van toegankelijke, thematische informatiefolders en een praktische publicatie specifiek gericht naar kerkbesturen. Via de parochiekerkenbevraging investeerde het CRKC tijdens de twee eerste werkingsjaren in het verzamelen van basisinformatie over de parochiekerken in Vlaanderen. De resultaten van de analyse van deze gegevens, zullen voor beleidsvoerders van alle niveaus en voor het ruime publiek ontsloten worden via een overzichtelijke publicatie. De ondersteuning van de kerkbestuurders in de uitvoering van hun taak blijft een permanent aandachtspunt. In 2014
V L A A M S P A R L E M E N T
13Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 1
organiseert het CRKC een studiereis om de kerkbestuurders te laten kennismaken met goede praktijken van kerkbeheer, valorisatie en nevenbestemming van parochiekerken. Initiatief 5: Verder ontwikkelen van de twee proefprojecten kerkenbeleidsplannen Het agentschap Onroerend Erfgoed, het agentschap Binnenlandse Bestuur en het CRKC werken nauw samen bij de opvolging van de opmaak van de kerkenbeleidsplannen. Dit is noodzakelijk omdat de herbestemming van parochiekerken een bijzonder heikele kwestie is en vanuit verschillende invalshoeken moet worden benaderd. Het uitwerken van de twee proefprojecten om te komen tot gedragen en weloverwogen beleidsplannen is een groeiproces. Voor de beschermde parochiekerken die onttrokken worden aan de eredienst, wordt met de nodige creativiteit bekeken hoe een respectvolle nieuwe functie kan gerealiseerd worden.
V L A A M S P A R L E M E N T
Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 114
1.4. Inventarisatie als cruciaal beleidsinstrument op lokaal en Vlaams niveau a) Stand van zaken: Met gemiddeld 70.000 bezoekers per maand groeit de inventarisdatabank verder uit tot een belangrijk portaal voor het raadplegen van erfgoedinformatie. In 2013 zette mijn administratie in op de verdere ontwikkeling van de thesauri om deze steeds groter wordende diversiteit aan geïnventariseerd erfgoed te ontsluiten. De thesauri werden daarbij gelinkt aan internationale thesauri zoals deze van English Heritage, de Art and Architecture Thesaurus en de Catalogue of Life. In samenwerking met het Getty Conservation Institute werd een eerste versie van het open source-pakket ‘Arches’ publiek gemaakt via de website (http://archesproject.org/). Dit pakket stelt organisaties in staat om op een snelle en betaalbare manier eigen digitale erfgoedinventarissen te realiseren. De inventarisdatabank werd in 2013 ook uitgebreid met de dataset ‘Tuinen en Parken’ en met de dataset ‘Varend erfgoed’. Op 1 januari 2013 startte mijn administratie met de opmaak van een nieuwe beschermingsdatabank. Deze databank zal alle informatie bevatten over het beschermd onroerend erfgoed in Vlaanderen, alle besluiten bevatten, het beschermd goed lokaliseren op een GIS-laag en het object koppelen aan de relevante items uit de inventaris. Dit project wordt gedurende drie jaar stapsgewijs uitgewerkt. Het verbeteren van de structuur en de ontsluiting van de databanken is een belangrijke verwezenlijking in deze regeerperiode. Het blijft echter essentieel dat de verschillende inventarissen continu worden aangevuld en geactualiseerd. De inventaris van het bouwkundig erfgoed is voor Gent verder aangevuld met nieuwe gegevens over de Rijsenbergwijk en informatie over betegelde gevels. Voor Antwerpen werd deze inventaris aangevuld met nieuwe gegevens over de Leien omheen de 16de-eeuwse binnenstad, de stations- en diamantwijk, parochiekerken na de Tweede Wereldoorlog, de wijk Zurenborg en de wijk Nieuw Park. Aansluitend bij de recente aandacht in de media werkte mijn administratie een nota uit rond het inventariseren en beschermen van reclamemuurschilderingen met het oog op opname van de meest relevante voorbeelden in de inventaris van het bouwkundig erfgoed. Het onderzoek en de bescherming van funerair erfgoed werden geactiveerd. De begraafplaatsen van Temse, Torhout en het kerkhof van Zottegem (Oombergen) werden geïnventariseerd. Ook de databank www.maritieme-archeologie.be wordt continu aangevuld. Dit inventariserend onderzoek sluit nauw aan bij het wetenschappelijk project SeArch. Archeologisch erfgoed in de Noordzee (gesteund door IWT) en verloopt in functie van een onderbouwd maritiem erfgoedbeheer en -beleid. Er werd daarnaast verder gewerkt aan de inventarisatie van het varend erfgoed in het westen van Vlaanderen. Bovendien moet integratie van de verschillende inventarissen voor onroerend erfgoed leiden tot een betere ontsluiting van de inventarissen en tot een beter begrip ervan. Zo werden bij de actualisatie van de ankerplaatsen in verschillende gebieden parallel houtig erfgoed en tuinen en parken geïnventariseerd. Ook het nieuwe Onroerenderfgoeddecreet (cf. infra 3.1.1.) vraagt bepaalde inspanningen op het vlak van inventariseren. Met het oog op de inwerkingtreding van het decreet maakte ik van het screenen van gemeenten op mogelijke archeologische zones een prioriteit. Dit jaar werd het hele Vlaamse Gewest gescreend zodat we voor het eerst een beeld hebben van het aantal gekende
V L A A M S P A R L E M E N T
15Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 1
archeologische zones dat in Vlaanderen kan worden afgebakend. Mijn administratie trof ook voorbereidingen om de gebieden waar geen archeologisch erfgoed te verwachten valt, in kaart te brengen. Ik heb de Vlaamse gemeenten uitgenodigd om de nodige informatie voor deze kaart aan te reiken. Omwille van de maatschappelijke impact van de afbakening van de archeologische zones is een ambtelijk-politieke begeleidingsgroep samengesteld, aangevuld met leden van de KCML. Deze begeleidingsgroep zal periodiek de gehanteerde methodologie alsook de stand van zaken van de afbakening van archeologische zones opvolgen en bespreken. Om de lokale organisaties, verenigingen en overheden te ondersteunen in het in kaart brengen en valoriseren van het lokale erfgoed, werd een handleiding ‘Inventariseren van Bouwkundig Erfgoed’ gepubliceerd en verspreid. b) Ik plan volgende initiatieven in 2014: Initiatief 6: Verdere integratie van de datasets over onroerend erfgoed om te komen tot een ‘erfgoedportaal’ Door de verdere integratie van de diverse datasets over onroerend erfgoed groeit de Inventarisdatabank steeds meer uit tot een echt ‘erfgoedportaal’. Belangrijk in 2014 is het beschikbaar maken voor het publiek van de datasets ‘Varend Erfgoed’, en ‘Houtige beplantingen met Erfgoedwaarde’. Het agentschap Onroerend Erfgoed werkt ook verder aan de ontsluiting van de datasets ‘Archeologische Zones’ en ‘Ankerplaatsen’ en aan een betere ontsluiting voor de specifieke doelgroep van archeologen, ruimtelijke planners en MER-deskundigen van de Centrale Archeologische Inventaris (CAI). De dataset beschermd erfgoed wordt stapsgewijs verder uitgewerkt en geïntegreerd binnen de inventarisdatabank. In 2014 zal mijn administratie de invoer van de beschermingen van de provincie Vlaams-Brabant afwerken en starten met de invoer van de beschermingen van de provincie Limburg. Eind 2015 moet deze nieuwe dataset de huidige beschermingsdatabank beschermingen.onroerenderfgoed.be vervangen. Initiatief 7: Blijvend actualiseren, aanvullen en integreren van de inventarissen De inventarissen van Antwerpen en Gent worden verder aangevuld op basis van de bouwkundige herinventarisatie van specifieke deelgebieden. Ook de herinventarisatie van het bouwkundige erfgoed in de Vlaamse Rand wordt verder gezet (cf. initiatief 1). Daarnaast lopen de thematische inventarisaties van sociale huisvesting (cf. initiatief 40) en funerair erfgoed verder, waarbij ik sterk de focus leg op de uitbouw van een inhoudelijk kader en een gepaste methodologie. De inventarisatie van reclamemuurschilderingen wordt afgerond. Hieruit zullen ook enkele beschermingsvoorstellen voortkomen. De actualisatie van de Landschapsatlas loopt gelijk met de aanduiding van ankerplaatsen.
V L A A M S P A R L E M E N T
Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 116
Een andere kerntaak is het afbakenen van archeologische zones. Hiervoor zal mijn administratie zowel met een geografische als met een thematische benadering werken. Ik bereid een eerste vaststelling van deze inventaris voor om klaar te staan voor de inwerkingtreding van het decreet. Verder verwerkt mijn administratie de gemeentelijke informatie over gebieden waar geen archeologisch erfgoed te verwachten valt zodat ook hiervan een digitale kaart ter beschikking komt. 1.5. De erfgoedbalans en onderzoeksbalans als basis voor het onroerenderfgoedbeleid
in Vlaanderen a) Stand van zaken: Alle beschikbare gegevens voor de erfgoedbalans werden dit jaar gebundeld en verwerkt in themateksten, die als aparte analyse of als onderdeel van het geheel gelezen kunnen worden. De gegevensanalyse biedt een goede basis voor beleidsevaluatie en -ontwikkeling en vormt de eerste aanzet voor beleidsmonitoring van het beleidsveld onroerend erfgoed alsook voor de langetermijnvisie voor het onroerenderfgoedbeleid. Vijf jaar na de lancering nam mijn administratie de onderzoeksbalans Onroerend Erfgoed kritisch onder de loep. Hoewel het instrument en de erbij horende bibliografie intussen zeker hun nut hebben bewezen, bleek er ruimte voor verbetering, zowel inhoudelijk (aanvulling en actualisatie) als vormelijk. In overleg met onder meer de Vlaamse universiteiten bereidde het agentschap Onroerend Erfgoed een actieplan voor om dit instrument te optimaliseren. Begin dit jaar werden tien onderzoeksprojecten opgestart in het kader van de ‘onderzoeksagenda beheer 2012-2016’. Het zijn onderzoeken naar actuele noden voor het kwaliteitsvol en efficiënt beheer van ons onroerend erfgoed in al zijn verschijningsvormen en aspecten. Zo startten bijvoorbeeld onderzoeken naar de herbestemming van hoevecomplexen met erfgoedwaarde, naar het beheer van tuinen en parken en naar de evaluatie van prospectiemethodes voor ingrepen in de bodem. Daarnaast startte mijn administratie in het kader van de ‘onderzoeksagenda beleidsontwikkeling 2012-2016’ onderzoekstrajecten op voor de beleidsmonitoring en de impactanalyse van maatschappelijke micro- en macrotrends. Het project beleidsmonitoring resulteerde in een globale indicatorenset. Binnen het interdisciplinaire onderzoek van het Koggeproject werden in augustus 2013 de registratie van de houtfragmenten en de staalnames afgerond. Op basis van de onderzoeksresultaten bereidde mijn administratie verschillende wetenschappelijke artikelen en een publieksboek voor. De conservatiefase ging inmiddels van start. Met vertegenwoordigers van de stad Antwerpen worden de plannen voor het vervolgtraject verder voorbereid. b) Ik plan volgende initiatieven in 2014: Initiatief 8: Publicatie en verspreiding van de erfgoedbalans
V L A A M S P A R L E M E N T
17Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 1
In het voorjaar van 2014 is de eerste versie van de erfgoedbalans klaar. Aansluitend start de communicatie over deze balans. De resultaten worden ruim verspreid zodat iedereen op de hoogte kan zijn van de stand van zaken van de onroerenderfgoedzorg op basis van objectieve cijfers en gegevensmateriaal. Initiatief 9: Actualiseren en aanvullen van de onderzoeksbalans Ik laat mijn administratie werk maken van het aanvullen, actualiseren en onderhouden van de inhoud van de onderzoeksbalans zoals voorzien in het actieplan. Het instrument moet vormelijk een dynamiek krijgen die aansluit bij hedendaagse digitale mogelijkheden en linken leggen met andere instrumenten zoals inventarissen of (digitale) archieven. Erfgoedzorgers, de academische wereld en andere geïnteresseerden moeten steeds een actueel overzicht kunnen vinden van het onderzoek dat plaats heeft gevonden over onroerend erfgoed in Vlaanderen. Door de voortdurende actualisatie van de bibliografie kan ook de primaire informatie daarbij snel worden gevonden. Initiatief 10: Verder uitvoeren van onderzoeksagenda’s en bijzondere onderzoeksprojecten Eind 2014 worden de resultaten bekend gemaakt van vijf projecten uit de ‘onderzoekagenda beheer 2012-2016’. Een eerste project betreft praktijkgerichte aanbevelingen die eigenaars, architecten en projectontwikkelaars moet helpen om grote historische hoevecomplexen een nieuwe toekomst te geven mét respect voor de aanwezige erfgoedwaarden. Daarnaast wordt ook een theoretisch en statistisch onderbouwde methodologische leidraad ontwikkeld voor het uitvoeren van boringen en proefsleuven voor diverse vindplaatsen en bodemtypes in Vlaanderen. Een derde onderzoeksresultaat betreft een methodologie en richtlijn voor het beheer van historische tuinen en parken. Er zal ook een reeks artikels verschijnen over het verzorgen van monumentale bomen en het verminderen van negatieve effecten door werken op bomen. Tenslotte wordt een set van aanbevelingen gepubliceerd voor het beheer van niet- beschermd erfgoed binnen het kader van plattelandsontwikkeling en landbouwbeleid. In uitvoering van de ‘onderzoeksagenda beleidsontwikkeling’ zullen de resultaten van de impactanalyses van maatschappelijke micro- en macrotrends voorgesteld kunnen worden. Het project over beleidsmonitoring krijgt een vervolg met een eerste nulmeting op basis van een eerste set van indicatoren. Daarnaast worden een onderzoek naar de kwalitatieve waardebepaling van onroerend erfgoed als facet van levenskwaliteit en een draagvlakonderzoek voor onroerend erfgoed in de loop van 2014 opgestart. De voorbije jaren werden in verschillende campagnes, al dan niet geleid door het agentschap, archeologische opgravingen uitgevoerd in de Basiliek van Tongeren. Na jaren van onderzoek en verwerking van alle resultaten publiceert mijn administratie in het voorjaar een boek over deze opgravingen, gevolgd door de vondstencatalogus. Ook in het voorjaar worden het publieksboek en enkele wetenschappelijk artikels over De Kogge voorgesteld. Tegen midden 2014 eindigt het onderzoeksluik van De Kogge definitief en wordt het wetenschappelijk schaalmodel afgewerkt. De conservatiebehandelingen in de
V L A A M S P A R L E M E N T
conservatieloods gaan intussen onverminderd door. Het vervolgtraject inzake de reconstructie en museale ontsluiting van De Kogge krijgt verder vorm in overleg met de betrokken partner.
Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 118
1.6. Functioneel inzetten van het beschermings- en beheersinstrumentarium a) Stand van zaken: In de periode van 1 oktober 2012 tot 30 september 2013 heb ik volgende beschermings- en aanduidingsprocedures afgerond:
Voorlopig beschermd Definitief beschermd Monumenten 112 140 Stadsgezichten 4 3 Dorpsgezichten 3 5 Landschappen 0 0 Archeologische zones 0 4 Varend erfgoed 7 5 Voorlopig aangeduid Definitief aangeduid Ankerplaatsen 12 6 Totaal 138 163
In mijn beschermingsbeleid zet ik in op een geografisch en een thematisch spoor. Enerzijds werden geografische beschermingen gerealiseerd voor Leuven, Voeren, Diksmuide en Hamme. Anderzijds startte ik de beschermingsprocedure voor het themapakket ‘kerken in neostijlen in Oost-Vlaanderen’. Binnen het thema ‘wederopbouwarchitectuur’ werkte mijn administratie beschermingen uit voor de steden Aarschot, Diksmuide en Leuven. Voorts werd het onderzoek naar reclamemuurschilderingen in 2013 aangevat en afgerond en het onderzoek naar Mariagrotten en devotieparken in Vlaanderen opgestart. Er werd verder ingezet op een thematische bescherming van houtige beplantingen met erfgoedwaarde. Dit resulteerde in een dertigtal beschermingen van sites met waardevolle bomen, dreven, hagen of houtkanten. Op basis van de inventaris van het varend erfgoed werden twee thematische beschermingspakketten onderzocht: de motorjachten en de motorspitsen. Vijf motorjachten werden beschermd, de motorspitsen volgen in 2014. Ten zuiden van Ieper werden drie ankerplaatsen die kaderen binnen de herdenking van de Groote Oorlog, definitief aangeduid (cf. supra initiatief 3) Ook in andere gebieden werden ankerplaatsen definitief aangeduid, zoals het ‘Hallerbos, Lembeekbos en Maasdalbos’ of de ‘Vallei van de Cotthembeek met omringende kouters’. Het finaalpaleolitisch en mesolithisch sitecomplex in het Landschap De Liereman en de Kolverenschans in Zonhoven werden definitief beschermd als archeologische zone. Nieuwe beschermingsdossiers voor archeologische sites werden opgemaakt voor de kasteelsite in Wezemaal en het Nieuwwerck van de kathedraal van Antwerpen. Voor dit laatste dossier onderzocht mijn administratie eveneens de bouwkundige erfgoedwaarden. Naast de thematische en geografische beschermingen ging ik in op een beperkt aantal beschermingsaanvragen wegens concrete bedreiging, uitzonderlijke erfgoedwaarde of in het kader van lopende planningsprocessen.
V L A A M S P A R L E M E N T
19Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 1
Voor de site Petroleum Zuid in Antwerpen ondertekenden de betrokken partijen, in het kader van de bestaande brownfieldconvenant, een realisatieconvenant waarbinnen tevens ruimte is voor een beperkt aantal beschermingen. Bij de opmaak van nieuwe beschermingsdossiers paste mijn administratie de nieuwe richtlijnen toe rond beheersdoelstellingen, opgesteld in 2012. De geschetste beheersdoelstellingen geven de eigenaars, beheerders en andere betrokkenen inzicht in de wijze waarop de erfgoedwaarden maximaal behouden kunnen blijven. Het gestructureerd informaticasysteem met gegevens uit interieurinspecties van Monumentenwacht Vlaanderen, MAKSin, werd geïmplementeerd. Er wordt een gelijkaardige database-toepassing ontwikkeld voor de resultaten van de bouwkundige inspecties. Het agentschap Onroerend Erfgoed en Monumentenwacht Vlaanderen werken ondertussen aan een koppeling van de databank van de inspectieverslagen met de databank van het geïnventariseerd erfgoed. Hierdoor zal het in de toekomst mogelijk zijn om de globale toestand van ons erfgoed te kennen, ter ondersteuning van beleidsbeslissingen. Sinds 2013 is het systeem van de meerjarige kostprijsanalyses voor monumenten volop in werking getreden a rato van één verslag per week. Met deze verslagen kan een eigenaar van een monument inschatten wat hij op langere termijn aan onderhoudsonkosten mag verwachten. Binnen het proefproject archeologiedepot is een kader opgemaakt voor het digitaal beheer van opgravingsarchief. Hierbij werd de expertise van verschillende werkgroepen en platformen gebundeld en toegepast op alle aangeleverde vondstensembles in het archeologiedepot van het Provinciaal Erfgoedcentrum in Ename (PEC Ename). Hieruit zullen lessen getrokken worden om te komen tot een beter beheer van het digitaal opgravingsarchief in heel Vlaanderen. De samenwerking met het PEC Ename dient ook als voorbereiding van de erkenning van onroerenderfgoeddepots bij de inwerkingtreding van het Onroerenderfgoeddecreet. Zo stelde men binnen het proefproject een calamiteitenplan voor archeologiedepots als voorbeeld ter beschikking van de sector, werd een begrippenlijst voor onroerenderfgoeddepots opgemaakt en werd de benchmarking uit 2012 verder ontwikkeld tot een algemene normering voor onroerenderfgoeddepots. b) Ik plan volgende initiatieven in 2014: Initiatief 11: Uitvoeren van de geïntegreerde beschermingskalender Aansluitend bij de herinventarisatie, laat ik geografische beschermingen uitwerken voor de Vlaamse Rand (cf. supra initiatieven 1 en 2). Ook het beschermingstraject in functie van de UNESCO-Werelderfgoederkenning van Brugge wordt voortgezet (cf. infra initiatief 18), net zoals thematisch onderzoek en bescherming van erfgoed van de Eerste Wereldoorlog (cf. supra initiatief 3). Voor het varend erfgoed wordt ingezet op drie thematische pakketten: de motorspitsen, de scherpe zeiljachten en de varende werktuigen. De volgende ankerplaatsen zie ik als prioritair: deze die binnen het AGNAS-proces kunnen worden omgezet in erfgoedlandschap en deze die worden aangeduid in het kader van de
V L A A M S P A R L E M E N T
Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 120
herdenking van de ‘Groote Oorlog’, zoals de ‘Antitankgrachtlinie-Mastenbos’ en ‘het kanaal Ieper-Ijzer’. Indien mogelijk zal ik ook inspelen op lokale planningsprocessen door ankerplaatsen aan te duiden die in de nabije toekomst kunnen worden omgezet naar erfgoedlandschap via een provinciaal of gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP). Het klassieke beschermingsinstrument voor landschappen wordt ingezet waar het een meerwaarde kan betekenen. Zo voorzie ik in een uitbreiding van het beschermde landschap Bourgoyen-Ossemeersen in Gent. Op basis van de resultaten van uitgevoerde waarderingsonderzoeken zet ik verder in op het beschermen van archeologische zones zoals voor het plateau van Caestert, de abdijen Munsterbilzen en Sint-Truiden, de site Keizersberg in Leuven, Sinte-Gitter in Landen, de neolitische sites in Riemst en Assent, de verdwenen kerk in Zelem, de Kesselberg in Holsbeek en de sites in Peer en Lelle. Mijn administratie zal vanaf 2014 haar eigen onderzoeksexpertise ook in toenemende mate aanwenden bij het waarderen van archeologische zones. Initiatief 12: Een nieuwe structuur voor Monumentenwacht Vlaanderen Door de omwentelingen die de interne staatshervorming teweeg brachten, krijgt ook Monumentenwacht Vlaanderen een nieuwe structuur. Deze nieuwe structuur zal gebaseerd zijn op wat is opgenomen in de bestuursakkoorden tussen Vlaanderen en de vijf Vlaamse provincies, die op 1 januari 2014 in werking treden. In navolging van de Vlaamse administratie, met de totstandkoming van het agentschap Onroerend Erfgoed, en van Herita, wordt nu als sluitstuk de werking van Monumentenwacht geoptimaliseerd. De organisatie, het statuut en de huisvesting van Monumentenwacht zijn voortaan een verantwoordelijkheid van de provincie. Als voorwaarde stel ik dat de provincies, over de verschillende monumentenwachtverenigingen heen, een uniforme en kwaliteitsvolle werking realiseren voor het hele Vlaamse grondgebied onder meer op het vlak van inspecties bouwkundig erfgoed, interieurinspecties, het opmaken van toestandsrapporten, het uitzonderlijk uitvoeren van kleine reparaties en het op aanvraag verstrekken van gespecialiseerd advies met betrekking tot toegankelijkheid en bereikbaarheid van gebouwen. Daarnaast voorziet de provincie in onderling overleg en met bijkomende financiering vanwege de Vlaamse overheid in bijkomende dienstverlening op het vlak van het continueren van de dienstverlening voor het varend erfgoed en voor het archeologische erfgoed en het verder operationaliseren van het project kostprijsanalyse. Om het systeem van meerjarige kostprijsanalyse verder uit te bouwen plan ik een analyse van de werking hiervan. Initiatief 13: Het proefproject Archeologiedepot als voorbereiding op erkende onroerenderfgoeddepots In het nieuwe Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 voorzie ik onder meer in de erkenning van onroerenderfgoeddepots. Een van de belangrijkste doelstellingen van deze erkenning is de bestaande depotcapaciteit in Vlaanderen kwalitatief verhogen. De erkenningsvoorwaarden worden door mijn administratie in het uitvoeringsbesluit bij het decreet uitgewerkt. Eén van de erkenningsvoorwaarden is het uitwerken van een kwaliteitshandboek. Om depotbeheerders in de
V L A A M S P A R L E M E N T
21Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 1
toekomst te ondersteunen bij hun erkenningsaanvraag wordt in 2014 binnen het proefproject PEC Ename een dergelijk kwaliteitshandboek ontwikkeld. Dit moet resulteren in een model dat ter beschikking kan gesteld worden van de volledige sector.
V L A A M S P A R L E M E N T
Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 122
II. MEERDERE PARTNERS ZORGEN VOOR ONROEREND ERFGOED
2.1. Op zoek naar een breed draagvlak a) Stand van zaken: In september 2013 werd de vernieuwde website onroerenderfgoed.be gelanceerd. De nieuwe website vervolmaakt de huisstijloefening en geeft ook online één gezicht aan het agentschap Onroerend Erfgoed. Uit een audit van de vorige websites bleek dat er een grote nood is aan een gebruiksvriendelijke structuur en aan toegankelijke informatie voor de gebruiker. Al die feedback werd herwerkt en vertaald naar een nieuwe website. In de nieuwe vormgeving staat een gebruiksvriendelijke hoofdnavigatie centraal, waarbij snel gezocht kan worden op wetgeving, formulieren, premies, bescherming, onderzoek, vergunningen. Daarnaast geeft het ook een zichtbaarheid aan de erfgoedorganisaties die we als Vlaamse overheid subsidiëren. Ook Herita realiseerde dit jaar de nieuwe website Herita.be met een luik gericht op ‘erfgoedzorgers’. Waar relevant, wordt doorverwezen naar elkaar. In 2013 werkte Herita een vrijwilligersbeleid uit gebaseerd op de actuele werking van de organisatie. Enerzijds lag de focus op medewerking aan de Open Monumentendag; anderzijds werden ook structurele vrijwilligers geëngageerd voor de Herita-sites om zo ook de lokale betrokkenheid bij deze erfgoedlocaties te versterken. Er is werk gemaakt van het in kaart brengen van de competenties en interesses van de vrijwilligers, alsook van een diversiteit aan taken die door vrijwilligers opgenomen kunnen worden. Meer dan 100 vrijwilligers hebben in 2013 meegewerkt. Open Monumentendag vond plaats op zondag 8 september rond ‘het beste van 25 jaar Open Monumentendag’. Er werkten 199 steden en gemeenten in heel Vlaanderen mee. In totaal werden 650 monumenten opengesteld, naast 450 activiteiten zoals monumentenwandelingen. Ongeveer 470 000 mensen namen deel. De Open Monumentendag kreeg aandacht in alle grote Vlaamse kranten, radio- en televisiezenders, de regionale televisiezenders en Flanders Today. b) Ik plan volgende initiatieven in 2014: Initiatief 14: Het uitbouwen van een ondersteuningsaanbod voor erfgoedzorgers door Herita
In het najaar van 2013 onderneemt Herita een ledenwervende actie. Ter voorbereiding werden leden en bezoekers van de Ledendag in juni en de Open Monumentendag in september reeds intensief aangesproken.
In 2014 maakt Herita werk van het stimuleren van diverse vormen van participatie aan erfgoedzorg. Dit vraagt een sensibilisering van de erfgoedsector. Herita start daartoe, samen met partners, met het uitbouwen van een ondersteuningsaanbod voor erfgoedzorgers dat gericht is op publiekswerking en communicatie. De marketingstrategie van Herita wordt gedifferentieerd, met specifieke nadruk op het bereiken van mensen die vandaag minder nauw betrokken zijn bij
V L A A M S P A R L E M E N T
23Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 1
erfgoed. In het bijzonder besteedt Herita aandacht aan kinderen en jongeren, in hun schooltijd én in hun vrije tijd.
Initiatief 15: Een nieuw toekomsttraject voor Open Monumentendag en Vlaamse Monumentenprijs In 2014 keert Open Monumentendag terug naar de fundamenten van erfgoedzorg om de fysieke overblijfselen die het geheugen vormen van de samenleving in Vlaanderen door te kunnen geven aan onze kinderen en kleinkinderen. In het programma zal aandacht besteed worden aan de Groote Oorlog. Hierbij wordt rekening gehouden met de planning van andere activiteiten in het kader van de herdenking van de ‘Groote Oorlog’. Intussen wordt een nieuw toekomsttraject voor Open Monumentendag uitgewerkt in overleg met diverse stakeholders (erfgoedzorgers, lokale comités, provincies, Vlaamse overheid, Erfgoeddag, …) Tijdens dit traject laat ik onderzoeken welke bijsturingen wenselijk zijn om een breed maatschappelijk draagvlak voor onroerenderfgoedzorg te stimuleren. Voor de evaluatie van de jaarlijkse Vlaamse Monumentenprijs voert mijn administratie zowel een kwantitatieve als een kwalitatieve analyse uit. Op basis van de evaluatie van de huidige formule bekijk ik hoe we deze prijs in toekomst kunnen organiseren. Ook hier biedt het nieuwe decreet namelijk een kans om deze belangrijke prijs aan te passen aan de tijdsgeest.
V L A A M S P A R L E M E N T
Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 124
2.2. Interne staatshervorming a) Stand van zaken: In het najaar van 2012 werden de principes van de interne staatshervorming een eerste maal uitgeschreven in een ontwerp van bestuursakkoord. Dit ontwerp werd opgemaakt in onderling overleg met VVP en de uittredende deputaties. Omdat het voor deze laatsten evenwel onmogelijk was om de nieuwe deputaties te binden, werd overeengekomen tot een vervolgfase. In deze tweede fase (aanvang 2013) zijn de ontwerpen opnieuw afgetoetst en besproken met de VVP en de nieuwe samengestelde deputaties. Voor het onderdeel Onroerend Erfgoed werden slechts minimale tekstuele wijzigingen aangebracht. Het bestuursakkoord behoudt de eerdere afspraken betreffende de volgende vijf thema’s:
het continueren van de werking van Monumentenwacht; het opnemen, stimuleren en faciliteren van taken in het kader van algemene
landschapszorg; het realiseren van een depotbeleid voor het gebied van het Vlaamse Gewest aan de hand
van de uitbouw van een depotnetwerk uitgaande van een volwaardig partnership; het uitvoeren, afstemmen en ontwikkelen van de sensibilisering en publiekswerking; de afschaffing van de koppelsubsidies.
De tweede fase werd afgesloten op een vergadering met vertegenwoordigers van de Vlaamse Regering en het Bureau van de VVP toen een definitief akkoord werd bereikt omtrent de inhoud van de bestuursakkoorden. Ten slotte keurde de Vlaamse Regering op 19 april 2013 de definitieve bestuursakkoorden en de daaraan verbonden financiële verevening goed. b) Ik plan volgende initiatieven in 2014: Initiatief 16: Uitvoering en opvolging van de bestuursakkoorden met de provincies De bestuursakkoorden met de provincies zijn afgesloten voor een periode van zes jaar: ze starten op 1 januari 2014 om te eindigen op 31 december 2019. In het meerjarenplan dat de provinciale overheid opmaakt in het kader van de beheers- en beleidscyclus (BBC), moeten de implementatie van het bestuursakkoord en de daarin geformuleerde afspraken worden geconcretiseerd. Rapportering over deze afspraken gebeurt, conform het Planlastendecreet, op basis van de jaarrekening. Daarnaast is er in het bestuursakkoord overeengekomen dat er voorzien wordt in een jaarlijks formeel overlegmoment tussen het Vlaamse en provinciale beleidsniveau. Dit overlegmoment biedt aan beide partijen een open platform voor terugkoppeling, evaluatie en eventuele bijsturing van het gevoerde beleid.
V L A A M S P A R L E M E N T
25Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 1
2.3. Internationale samenwerking 2.3.1. Het Vlaamse UNESCO-Werelderfgoed a) Stand van zaken: In de loop van 2013 werden de akten van het colloquium over Werelderfgoedsteden, dat in 2012 georganiseerd werd in samenwerking met het stadsbestuur van Brugge, gepubliceerd en verspreid onder de deelnemers en mogelijke geïnteresseerden. Het colloquium kende ook navolging: in 2013 werden op internationaal niveau twee vervolgcongressen georganiseerd over de problemen waar Werelderfgoedsteden vandaag de dag mee kampen. Mijn administratie organiseerde een bevraging bij vertegenwoordigers van de 27 Vlaamse gemeenten met Werelderfgoed op hun grondgebied over hun noden en verwachtingen rond het beheer van deze Werelderfgoederen. Bovendien werd in het najaar ook een Vlaams-Nederlandse ontmoetingsdag georganiseerd voor de beheerders van Werelderfgoederen, samen met de stichting Werelderfgoed.nl in de Van Nellefabriek in Rotterdam. Zoals bekend heeft UNESCO de afgelopen jaren een aantal vragen geformuleerd bij het beheer van Brugge als Werelderfgoedstad. Onroerend Erfgoed en het stadsbestuur van Brugge werkten de afgelopen maanden nauw samen om UNESCO te overtuigen van de voorbeeldige manier van werken in Brugge. In het najaar van 2013 ontvangt UNESCO het managementplan voor de historische binnenstad van Brugge. Tegelijkertijd ondersteunde mijn administratie het stadsbestuur van Brugge bij de verschillende initiatieven die op stedelijk niveau worden ontwikkeld: een managementplan, een thematisch RUP en een hoogbouwvisie. Ik zette, samen met de betrokken partners, de concrete voorbereiding van een aantal potentiële Vlaamse Werelderfgoednominaties onverminderd verder. Het gaat om:
de woning Guiette in Antwerpen als onderdeel van een grensoverschrijdend dossier rond het oeuvre van de architect Le Corbusier;
de Hoge Kempen en aangrenzende mijnsites; de Vlaamse en Nederlandse koloniën van Weldadigheid, waarvoor in 2013 met succes het
onderzoek naar de Uitzonderlijke Universele Waarde en de internationale vergelijkende analyse werd afgerond;
het meest concrete nominatiedossier heeft betrekking op het erfgoed van de Eerste Werelderfgoed (cf. supra initiatief 3).
Ik werkte, samen met de federale overheid en de andere gewesten en gemeenschappen, verder aan de implementatie van het Verdrag van Den Haag en de bijhorende protocollen betreffende de bescherming van culturele goederen in tijden van gewapend conflict. In het kader hiervan droeg Vlaanderen bij UNESCO het museum Plantin-Moretus voor als kandidaat-dossier voor verhoogde bescherming. De voorbereiding van het dossier gebeurde in samenwerking met het agentschap Kunsten en Erfgoed. Bedoeling is om dit op middellange termijn voor alle Vlaamse Werelderfgoederen te doen zodat deze ook onder de beschermingsmaatregelen van het Verdrag van Den Haag vallen.
V L A A M S P A R L E M E N T
Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 126
b) Ik plan volgende initiatieven in 2014: Initiatief 17: Een actieplan opstellen voor het beheer van Vlaams Werelderfgoed Ik volg de problematiek van het beheer van Werelderfgoedsteden actief op en zoek daarvoor contact met internationale partners. Bovendien tracht ik mee te wegen op de politiek die hierrond ontwikkeld wordt in de schoot van UNESCO. Relevante (internationale) bijeenkomsten worden inmiddels ook gesignaleerd aan vertegenwoordigers van de Vlaamse Werelderfgoedsteden opdat ze zelf actief een rol op het internationale niveau kunnen spelen. Op basis van de resultaten van de bevraging van de 27 Vlaamse gemeenten met Werelderfgoed, geef ik opdracht aan mijn administratie om een actieplan op te stellen gericht op een betere interactie met en tussen deze gemeenten. Dit actieplan omvat een strategie voor het activeren en verenigen van deze gemeenten en zal een lijst met thema’s bevatten die prioritair aangepakt moeten worden. Begin 2014 dien ik, na overleg binnen de Vlaamse Regering, een voorstel in bij UNESCO voor de concrete afbakening van bufferzones voor alle Vlaamse werelderfgoederen. Initiatief 18: Verdere voorbereiding en opvolging van Werelderfgoeddossiers Vlaanderen en Brugge rapporteren ten laatste op 1 februari 2014 opnieuw aan het Werelderfgoedcomité over de bewaringstoestand van de historische binnenstad van Brugge. Ik verwacht dan ook dat Brugge na 2014 niet langer onder het verscherpte toezicht – onder de vorm van de verplichte tweejaarlijkse rapportage - van het Werelderfgoedcomité staat. Vanuit een complementaire visie op de verschillende planologische initiatieven die in Brugge genomen werden, stelde mijn administratie de gerichte bescherming als stadsgezicht voor van een aantal kenmerkende stedelijke structuren in het historische hart van de stad. Zo zal ik de Lange Rei als stadsgezicht beschermen en stel ik tevens een bescherming van de Vesten voor. De zes landen die betrokken zijn bij de nominatie m.b.t. het oeuvre van Le Corbusier zullen het nieuwe dossier begin 2015 indienen bij UNESCO. Dit betekent dat het dossier in 2014 afgerond moet worden. In functie hiervan wordt opnieuw contact opgenomen met de eigenaar en het stadsbestuur van Antwerpen over het beheer en de bufferzone rondom de woning Guiette.
V L A A M S P A R L E M E N T
27Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 1
2.3.2. Onroerend erfgoed in Europese context a) Stand van zaken: Om de Europese onroerenderfgoedsector meer zichtbaarheid te geven en beter te integreren binnen andere beleidsdomeinen, organiseerde Litouwen, de huidige EU-voorzitter, met ondersteuning van mijn administratie, van 13 tot 14 november 2013 een vervolgconferentie op die van Brugge (2010). De internationale conferentie ‘Cultural heritage and the EU2020 strategy – towards an integrated approach’ resulteerde in aanbevelingen over omgaan met erfgoed in het EU-beleid inzake landbouw, cohesie en milieu. Op het European Heritage Heads Forum (EHHF) van 22 tot 24 mei in Oslo werd beslist dat Vlaanderen vanaf 2014 gastheer wordt voor het permanent EHHF-secretariaat gedurende een proefperiode van drie jaar. Het Vlaamse rapport voor de databank HEREIN 3 van de Raad van Europa werd in 2013 gefinaliseerd. Vlaanderen verleende naast de inhoudelijke rapportage ook ondersteuning met betrekking tot het meer gebruiksvriendelijk maken van deze monitoringstool. In het kader van het Europese project ‘Discovering the archaeologists of Europe 2012-2014’ voerde mijn administratie een bevraging uit die peilde naar tewerkstellingsmogelijkheden en opleidingsnoden in de Vlaamse archeologische sector. Het is daarbij de bedoeling niet enkel te focussen op de Europese vraagstelling, maar ook input te genereren voor het Vlaamse onroerenderfgoedbeleid. Op 18 januari diende Vlaanderen de kandidatuur in van de Belgische laureaat voor de Europese Landschapsprijs, het Nationaal Park Hoge Kempen. De Raad van Europa maakt op 20 oktober 2013 de winnaar bekend. b) Ik plan volgende initiatieven in 2014: Initiatief 19: Onderdak verlenen aan het EHHF-secretariaat Vanaf 2014 wordt een permanent secretariaat voor het European Heritage Heads Forum (EHHF) geïnstalleerd in Brussel. Dit is van groot belang voor de verdere opvolging en uitwerking van een Europees erfgoedbeleid. Mijn administratie staat in voor een vlotte inwerkingtreding van het permanent EHHF-secretariaat vanaf januari 2014 en een volgende EHHF-meeting van 21 tot en met 23 mei in Leuven.
V L A A M S P A R L E M E N T
Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 128
2.3.3. Intra-Belgisch overleg a) Stand van zaken: Het overleg met de federale overheid omtrent de implementatie van de zogenaamde Wrakkenwet kwam in 2013 op kruissnelheid. Mede op mijn aansturen heeft België deze conventie geratificeerd op 5 augustus 2013. Ons land is na Frankrijk pas het tweede land in Noord-West-Europa dat deze stap zet en zo een voorbeeldfunctie vervult. b) Ik plan volgende initiatieven in 2014: Initiatief 20: Implementatie van de UNESCO-conventie voor de bescherming van het cultureel erfgoed onder water Nu de UNESCO-conventie voor de bescherming van het cultureel erfgoed onderwater geratificeerd is, zal ik werk maken van de implementatie ervan. Hiertoe zal het IWT-project ‘Archeologisch Erfgoed in de Noordzee’, gestart in januari 2013, oplossingen voorstellen voor een werkbare en efficiënte omgang met erfgoed in de Noordzee, zonder dat de economische activiteiten hiervan hinder ondervinden. UNESCO heeft bovendien de honderdjarige verjaardag van Eerste Wereldoorlog aangegrepen om extra aandacht te vragen voor het maritiem erfgoed uit de ‘Groote Oorlog’.
V L A A M S P A R L E M E N T
29Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 1
III. DE VLAAMSE OVERHEID SCHEPT DE NOODZAKELIJKE VOORWAARDEN VOOR DE ONROERENDERFGOEDZORG
3.1. Vernieuwde regelgeving als hefboom voor een adequaat onroerenderfgoedbeleid 3.1.1. Het Onroerenderfgoeddecreet a) Stand van zaken: Op 25 januari 2013 werd het ontwerp van Onroerenderfgoeddecreet definitief goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Op 3 juli 2013 werd het decreet finaal goedgekeurd door het Vlaams Parlement. Tegelijkertijd met de goedkeuring van het ontwerpdecreet werd de conceptnota over het uitvoeringsbesluit goedgekeurd. Deze conceptnota behandelde de nog op te maken bepalingen van het uitvoeringsbesluit over het erkennen van onroerenderfgoedgemeenten en intergemeentelijke onroerenderfgoeddiensten, het erkennen van onroerenderfgoeddepots, het erkennen van archeologen, de methodiek van het inventariseren en het aanduiden van gebieden waar geen archeologisch erfgoed te verwachten valt, toelatingsplichtige handelingen aan of in beschermde goederen, subsidies en premies, premies voor buitensporige directe uitvoeringskost van het verplicht archeologisch onderzoek en het archeologisch solidariteitsfonds. Deze nota, aangevuld met de adviezen geformuleerd door de KCML en de SARO, vormt de basis voor de opmaak van het uitvoeringsbesluit. In het najaar leg ik een eerste voorstel van uitvoeringsbesluit aan de Vlaamse Regering ter goedkeuring voor. b) Ik plan volgende initiatieven in 2014: Initiatief 21: Goedkeuring en bekendmaking van het uitvoeringsbesluit bij het Onroerenderfgoeddecreet In 2014 leg ik het uitvoeringsbesluit bij het Onroerenderfgoeddecreet ter definitieve goedkeuring voor aan de Vlaamse Regering. Vooraf worden de adviezen van SARO en de KCML, die na de eerste principiële goedkeuring gevraagd werden, verwerkt. Verwacht wordt dat in de eerste helft van 2014 het uitvoeringsbesluit een tweede maal principieel wordt goedgekeurd, waarna het advies van de Raad van State ingewonnen wordt. Na het ontvangen en verwerken van dit advies plan ik een derde agendering en de definitieve goedkeuring door de Vlaamse Regering. Sluitstuk wordt de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad. De implementatie van het nieuwe decreet en bijhorend uitvoeringsbesluit vergt een grondige aanpassing van de werking van de administratie. De agentschappen Onroerend Erfgoed en Inspectie RWO zorgen dat dit op punt staat bij de inwerkingtreding. Dit gebeurt gefaseerd. Het hoofdstuk 5 met betrekking tot Archeologie treedt pas in werking nadat er voldoende archeologen aangeduid zijn als erkend archeoloog en nadat de archeologische zones en de gebieden waar geen archeologisch erfgoed te verwachten valt zijn aangeduid..
V L A A M S P A R L E M E N T
Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 130
Naast de opmaak van de uitvoeringsbesluiten en het daaraan verbonden regelgevingsproces wordt 2014 het jaar waarin, meer nog dan de vorige jaren, het Onroerenderfgoeddecreet en bijhorende uitvoeringsbesluit bekendheid moet krijgen. Door alle betrokkenen en belanghebbenden goed op de hoogte brengen, zal de overgang naar de nieuwe regelgeving optimaal verlopen. Een aantal communicatie-initiatieven worden in twee grote fasen genomen. De eerste fase richt zich tot alle betrokken besturen, administraties en partners zodat ook zij zich tijdig en correct kunnen voorbereiden. De tweede fase omvat een algemene communicatie, via website, brochures en dergelijke. Ook via de infoloketten van het agentschap Onroerend Erfgoed in de provincies zal alle informatie rond de nieuwe regelgeving beschikbaar zijn.
V L A A M S P A R L E M E N T
31Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 1
3.1.2. Het Varenderfgoeddecreet a) Stand van zaken: In 2013 zette ik de krijtlijnen uit voor de herziening van het decreet van 29 maart 2002 tot bescherming van het varend erfgoed. Aan de hand van een discussienota won ik verschillende adviezen in om het voorontwerp van wijzigingsdecreet te kunnen opstellen. Met de publicatie van deze discussienota op de website van het agentschap Onroerend Erfgoed, werd gepeild naar reacties van belanghebbenden en geïnteresseerden. Bijkomend heb ik de adviezen ingewonnen van de KCML Afdeling Varend, van het departement Mobiliteit en Openbare Werken, van het agentschap Kunsten en Erfgoed en een gezamenlijk advies van de SARO en de SARC. Alle suggesties en adviezen zijn in overweging genomen bij het verder uitwerken van deze herziening. De belangrijkste wijzigingen aan het Varenderfgoeddecreet zijn:
een verduidelijking en verfijning van het begrip ‘varend erfgoed’; het decretaal verankeren van de inventaris van het varend erfgoed en het voorzien van
een procedure tot vaststelling van deze inventaris; het verduidelijken en uitbreiden van de rechtsgevolgen van een bescherming waarbij
wordt voorzien in een toelatingsprocedure voor het buiten Vlaanderen brengen van beschermd varend erfgoed en in een meldingsprocedure voor het wijzigen van het uitzicht van het beschermd varend erfgoed;
het uitbreiden van de mogelijkheden tot financiële ondersteuning voor het beheer van het varend erfgoed naast het toekennen van premies voor een goedgekeurd beheersprogramma;
het voorzien van een handhavingsluik om de bepalingen van dit decreet naar behoren te kunnen handhaven zonder het stimulerende karakter van het decreet aan te tasten.
b) Ik plan volgende initiatieven in 2014: Initiatief 22: Goedkeuring van het Varenderfgoeddecreet en opmaak van een bijhorend uitvoeringsbesluit Het voorontwerp van wijzigingsdecreet zal in het najaar voor een eerste principiële goedkeuring worden voorgelegd aan de Vlaamse Regering, waarna de adviezen van de SARO, de SARC en de KCML opnieuw zullen worden ingewonnen. Ik streef naar een definitieve goedkeuring van het ontwerp van decreet in 2014. Intussen geef ik het agentschap Onroerend Erfgoed de opdracht om, in nauw overleg met het agentschap Kunsten en Erfgoed en het departement Mobiliteit en Openbare Werken, van start te gaan met de herziening van het bijhorende uitvoeringsbesluit van 4 juni 2004, dit om het vernieuwde decreet zo snel mogelijk in werking te doen treden.
V L A A M S P A R L E M E N T
Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 132
3.1.3. Naar een effectieve handhaving a) Stand van zaken: De goedkeuring van het Onroerenderfgoeddecreet in het Vlaams parlement vormde het startsein voor de implementatie ervan binnen het agentschap Inspectie RWO, zodat alles klaar is bij de inwerkingtreding. De personeelsleden kregen al de eerste opleidingen over de krachtlijnen van het decreet. Een betere informatie-uitwisseling en wederzijdse ondersteuning tussen het agentschap Inspectie RWO en het agentschap Onroerend Erfgoed werd verzekerd in een protocol, afgesloten in 2013. De medewerkers van het agentschap Onroerend Erfgoed kunnen via aanbevelingen en aanmaningen inbreuken op het Onroerenderfgoeddecreet mee helpen voorkomen en ze zullen, waar een meer ingrijpend optreden nodig is, de Inspectie inschakelen om tot een beëindiging van de problematische toestand te komen. Na de trendbreuk op het vlak van handhaving door de BBB-reorganisatie, kwamen de handhavingsactiviteiten op kruissnelheid in 2012 en 2013. Zowel het aantal processen-verbaal als het aantal herstelvorderingen namen sterk toe. Tot en met augustus 2013 werden 77 processen-verbaal en 24 herstelvorderingen opgetekend. Een aantal voorbeelden tonen de toegenomen effectiviteit van de handhaving aan. De werken voor de heroprichting van het stadsgezicht op het Sint-Annaplein in Gent startten in 2013. Voor het Kasteel van Heers werd het uitvoeringsbestek opgeleverd. Dit bestek vormt de basis voor zowel de uitvoering van de gerechtelijke herstelmaatregelen als een eventuele verder reikende restauratie. Ook werden verschillende kleine beveiligingswerken uitgevoerd. In Diest werd een beschermde herenwoning verkocht om aan de openstaande dwangsomschulden te voldoen. Deze verkoop maakt een volledige restauratie van de woning mogelijk. Voor een imitatie-Grieks tempeltje in het Park Den Brandt te Antwerpen werd een uitvoeringsbestek opgesteld, maar vooraleer er op basis hiervan verdere stappen konden worden genomen, werd het beschermde monument hersteld. Voor de Duivenmolen in Machelen werd een opdracht uitgeschreven voor het opstellen van een uitvoeringsbestek op basis waarvan een concrete herstelvordering kan worden uitgebracht, maar die ook als basis kan dienen voor een ‘spontaan’ herstel. De handhaving verloopt nog steeds via de gerechtelijke procedures van de verschillende erfgoeddecreten. Hierdoor kennen de dossiers een lange looptijd en vragen ze een volgehouden en arbeidsintensieve opvolging. Dit werd gerealiseerd met het huidige personeelsbestand. Het aantal personen die verbaliserend en vorderend kunnen optreden, werd uitgebreid en tegelijkertijd zijn prioriteiten bepaald om de handhavingsactiviteiten te kunnen blijven beheren.
V L A A M S P A R L E M E N T
33Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 1
b) Ik plan volgende initiatieven in 2014: Initiatief 23: Inzetten van een gedifferentieerd en effectief handhavingsinstrumentarium Zoals decretaal voorzien stelt het agentschap Inspectie RWO een ontwerp van handhavingsprogramma op waarin de handhavingsprioriteiten op Vlaams niveau worden vastgesteld en aanbevelingen aan het gemeentelijk niveau zijn opgenomen. De sinds 2006 uitgebrachte herstelvorderingen, 127 tot en met augustus 2013, zullen steeds meer resulteren in uitvoerbare gerechtelijke herstelmaatregelen. Overeenkomstig het afgesloten protocol bouwt het agentschap Inspectie RWO de relatie met het agentschap Onroerend Erfgoed op een structurele wijze uit. De zachte handhaving zal in samenwerking met het agentschap Onroerend Erfgoed verlopen en de overgang naar de harde handhaving wordt geregeld. Het protocol zorgt er ook voor dat tijdig de nodige initiatieven genomen worden om verwaarlozing en verval van beschermd onroerend erfgoed te voorkomen. Initiatief 24: Voorbereiding van het in voege treden van het handhavingsluik van het Onroerenderfgoeddecreet Het agentschap Inspectie RWO zal zijn interne organisatie en werking afstemmen op dit programma en het gedifferentieerde instrumentarium dat voortaan ter beschikking staat.
V L A A M S P A R L E M E N T
Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 134
3.2. Samen investeren in ons onroerend erfgoed 3.2.1. Optimaliseren van het premiestelsel a) Stand van zaken: In het kader van het uitvoeringsbesluit voor het Onroerenderfgoeddecreet, werd door mijn administratie voor het behoud en het beheer van beschermd onroerend erfgoed een sterk vereenvoudigde en uniforme premieregeling ontwikkeld. Er is een premie voor de opmaak van beheersplannen en een premie voor werken, die al dan niet in een beheersplan zijn opgenomen. Het statuut van de premienemer heeft voortaan geen enkel belang meer, hij moet uiteraard wel een juridische band hebben met het betrokken erfgoed. Daarnaast wordt een procedureel onderscheid gemaakt op basis van de kostprijs van de projecten. Het procedureverloop is afhankelijk van de grootte van de ingediende kostenraming en de toekenning gebeurt volgens twee snelheden. De uitvoeringsbepalingen onderschrijven enkele algemene doelstellingen: - geen onderscheid maken tussen premienemers; - uniformiseren van soorten premies over erfgoedtypes heen; - uniformiseren, vereenvoudigen en versnellen van procedures en afstemmen met de
stedenbouwkundige vergunningsprocedure; - afschaffen van koppelsubsidies (voor beschermde monumenten, stads-en dorpsgezichten, en
archeologische goederen) waarbij het aandeel van provinciebesturen maximaal wordt overgeheveld naar het Vlaams budget;
- optimaliseren van de programmatie en de prioritering. Daarnaast heeft de Vlaamse Regering in 2013 in het FFEU (het Financieringsfonds voor Schuldafbouw en Eenmalige Investeringsuitgaven) 10 miljoen euro vrijgemaakt voor restauratiedossiers voor schoolgebouwen, schoolgebouwen Hoger Onderwijs en gebouwen met culturele bestemming. Het afsluiten van meerjarige subsidieovereenkomsten blijft een belangrijk instrument om grote meerjarige projecten te ondersteunen. Dit jaar werd het voorstel onderzocht van de stad Mechelen voor een meerjarige overeenkomst voor de restauratie en herbestemming tot stadsbibliotheek van het Predikherenklooster. b) Ik plan volgende initiatieven in 2014: Initiatief 25: Afsluiten van meerjarige subsidieovereenkomsten In 2014 sluit ik een meerjarige subsidieovereenkomst af voor de restauratie van het Begijnhof Sint-Elisabeth te Kortrijk erkend als UNESCO-Werelderfgoed. Ik koos dit project omwille van de historische waarde van het Begijnhof dat door zijn educatieve mogelijkheden een bredere toeristische ontsluiting beoogt.
V L A A M S P A R L E M E N T
35Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 1
Ook voorzie ik een meerjarige overeenkomst voor de restauratie en instandhouding van de mijngebouwen op de site van Waterschei in Genk en voor de restauratie en herbestemming van het Predikherenklooster in Mechelen.
V L A A M S P A R L E M E N T
Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 136
3.2.2. Oprichten van een Erfgoedkluis a) Stand van zaken: Op 19 april 2013 keurde de Vlaamse Regering het ondernemingsplan voor de Vlaamse Erfgoedkluis goed. De Vlaamse Regering verklaarde zich akkoord met de verdere uitwerking van de voorgestelde aanpak van het Loodsengebouw in Antwerpen, zoals uitgewerkt als business case in het ondernemingsplan. Er werd ook 15 miljoen euro vrijgemaakt (10 miljoen euro in 2013 en 5 miljoen euro in 2014) om de werking van de Erfgoedkluis mogelijk te maken.
In mijn opdracht richtte PMV op 14 juni 2013 de Vlaamse Erfgoedkluis effectief op. Het agentschap Onroerend Erfgoed kreeg in het ondernemingsplan een adviserende rol toebedeeld onder meer over hoe een nieuwe functie kan ondergebracht worden in beschermde monumenten, rekening houdend met de erfgoedwaarden.
De analyse van potentiële investeringsdossiers is ook opgestart binnen de Erfgoedkluis en de eerste investeringen worden nog in 2013 verwacht.
In 2013 screenden PMV, het agentschap Facilitair Management en het agentschap Onroerend Erfgoed het beschermde patrimonium van de Vlaamse overheid om na te gaan welke delen hiervan kunnen ingebracht worden in de Erfgoedkluis. Op basis van deze screening werd een bespreking met de betrokken entiteiten voorbereid.
b) Ik plan volgende initiatieven in 2014: Initiatief 26: Operationele werking van de Erfgoedkluis verzekeren aan de hand van pilootprojecten Op basis van de pilootprojecten wordt het investeringskader getoetst en verder uitgewerkt. In 2014 worden de investeringsactiviteiten verder gezet en wordt de opname van patrimonium van de Vlaamse overheid en van Herita in de Vlaamse Erfgoedkluis geconcretiseerd, in nauw overleg met de betrokken administraties die een werking in de beoogde gebouwen hebben.
V L A A M S P A R L E M E N T
37Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 1
3.2.3. Stimuleren van de oprichting van een archeologisch solidariteitsfonds a) Stand van zaken: De conceptnota over het uitvoeringsbesluit bij het Onroerenderfgoeddecreet behandelt onder meer de premies voor buitensporige directe uitvoeringskost van het verplicht archeologisch onderzoek en het archeologisch solidariteitsfonds. Met beide instrumenten wil het decreet de lasten milderen van het vandaag toegepaste en internationaal geldende principe dat de initiatiefnemer van een bodemverstorende activiteit instaat voor de kosten van noodzakelijk archeologisch (voor)onderzoek. Het is de bedoeling om deze instrumenten, nadat het decreet in werking is getreden, maar voor de inwerkingtreding van hoofdstuk 5, op te maken en in te zetten. Zo kom ik tegemoet aan de bekommernis dat de kosten van archeologisch onderzoek in sommige gevallen de draagkracht van overheden, ondernemingen en particulieren overstijgen, of buitensporig zijn in verhouding tot de omvang of de waarde van het bouwproject in kwestie. De keuze voor één archeologiefonds, zoals bepaald in het definitief goedgekeurde ontwerpdecreet, werd tijdens de parlementaire bespreking in de Commissie Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed in vraag gesteld. Een meerderheid van de commissieleden wenste te voorzien in de mogelijkheid om meer dan één solidariteitsfonds te erkennen en per solidariteitsfonds in de mogelijkheid te voorzien voor toekenning van een toelage vanwege het Vlaams Gewest. Dit resulteerde in de indiening van een amendement dat door de Commissie en later, op 3 juli, ook door het voltallige Vlaamse Parlement goedgekeurd werd. Het bekrachtigde Onroerenderfgoeddecreet laat bijgevolg toe verscheidene archeologische solidariteitsfondsen te erkennen en te betoelagen. b) Ik plan volgende initiatieven in 2014: Initiatief 27: Oprichting van archeologische solidariteitsfondsen stimuleren en faciliteren Overheden, organisaties en ondernemingen die regelmatig als bouwheer optreden, hebben er belang bij om lid te worden van een archeologisch solidariteitsfonds. De oprichting van een dergelijk fonds, dat door de Vlaamse Regering erkend en betoelaagd wordt, hangt af van de wil van een voldoende aantal deelnemers. Ik neem het initiatief om partijen bij elkaar te brengen om een of meer fondsen op te richten. In 2014 komt hiertoe een publieke oproep, gevolgd door verkennende gesprekken met verschillende sectoren.
V L A A M S P A R L E M E N T
Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 138
3.3. De Vlaamse onroerenderfgoedzorg wordt zichtbaar en herkenbaar a) Stand van zaken: De samenwerking tussen het agentschap Onroerend Erfgoed en het agentschap Inspectie RWO, geformaliseerd in een protocol, verzekert een structurele informatie-uitwisseling en ondersteuning van elkaars werking. Door een verbeterde communicatie wordt mogelijke verwaarlozing sneller gesignaleerd en voorkomen. Om de eerstelijnsinformatie op punt te stellen, kregen alle administratieve medewerkers van de infoloketten van het agentschap Onroerend Erfgoed een intensieve opleiding. Op de nieuwe website van het agentschap die dit jaar werd gelanceerd, vinden klanten met algemene vragen de nodige informatie. Zij kunnen ook terecht bij de permanent bemande infoloketten, zowel per telefoon als per mail. Om het beheer van het onroerend erfgoed in Vlaanderen te versterken, publiceerde het agentschap verschillende handleidingen. “Energiezuinig leven in woningen met erfgoedwaarde” geeft tips om energiezuiniger te wonen. “Waterputten als archeologische informatiebron” geeft inzicht in de rijkdom van een waterput voor het reconstrueren van stukjes uit de bewoningsgeschiedenis van Vlaanderen en geeft tips voor bemonstering, intekening en opgraving van waterputten. Voor de doelgroep landbouwers, zullen aanbevelingen uitgewerkt worden voor het beheer van (niet-beschermd) onroerend erfgoed binnen het kader van plattelandsontwikkeling en landbouwbeleid. Concreet wordt aan de hand van sprekende cases toegelicht welke maatregelen landbouwers kunnen nemen en hoe deze het best worden uitgevoerd om het erfgoed op en rond hun erf en landerijen op goede wijze in stand te houden. b) Ik plan volgende initiatieven in 2014: Initiatief 28: Blijvend inzetten op proactieve communicatie op maat van de doelgroep In 2014 verschijnen verschillende handleidingen en richtlijnen voor het beheer van het onroerend erfgoed in Vlaanderen. De ‘onderzoeksagenda beheer’ voorziet alvast richtlijnen voor het beheer van monumentale bomen en het beheer van historische tuinen en parken. Daarnaast verschijnt ook een handboek voor ruimtelijke planners rond de vertaling van erfgoedwaarden in ruimtelijke voorschriften. Deze vormt een belangrijke aanzet tot de afstemming met de ruimtelijke planning en het debat hierrond. Initiatief 29: Infoloketten verder uitbouwen als eerstelijnsaanspreekpunt van de Vlaamse onroerenderfgoedzorg In 2014 nemen de infoloketten een centrale rol op bij de nodige informatiedoorstroming over de uitvoering van het toekomstige nieuwe onroerend erfgoeddecreet en de aangepaste processen.
V L A A M S P A R L E M E N T
39Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 1
Initiatief 30: Naar een nieuw herkenningsteken voor het beschermd onroerend erfgoed In het kader van het Onroerenderfgoeddecreet en het bijhorend uitvoeringsbesluit werk ik aan een nieuw uniform herkenningsteken voor het beschermde onroerend erfgoed. Het huidige herkenningsteken, het wit-blauwe schild, wordt niet gebruikt conform de bepalingen van het internationale Verdrag van Den Haag dat handelt over de bescherming van cultuurgoederen in tijden van gewapend conflict. Ik greep dit gegeven aan om een nieuw herkenningsteken te ontwikkelen dat kan worden gebruikt voor alle beschermde erfgoed: zowel voor het aanduiden van het bouwkundig erfgoed, het archeologische erfgoed als voor de cultuurhistorische landschappen. Dit herkenningsteken zal kaderen binnen het Merkenbeleid van de Vlaamse overheid. In samenspraak met Toerisme Vlaanderen werkt het agentschap Onroerend Erfgoed aan een nieuwe standaard van informatiepanelen waarop dit herkenningsteken zal worden aangebracht.
V L A A M S P A R L E M E N T
Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 140
IV. DE ONROERENDERFGOEDZORG SPEELT IN OP DE MAATSCHAPPELIJKE DYNAMIEK
4.1. Verdere focus op hergebruik en herbestemming a) Stand van zaken: Hergebruik en herbestemming van parochiekerken bleven ook in 2013 hoog op de agenda staan. Hierin kaderde mijn steun aan de opstart van twee proefprojecten rond kerkenbeleidsplannen (cf. supra initiatief 5). Tegelijk kunnen deze model staan voor de onroerenderfgoedrichtplannen uit het nieuwe Onroerenderfgoeddecreet. Met de Vlaamse Erfgoedkluis heb ik een nieuw instrument ontwikkeld om hergebruik en herbestemming van onroerende goederen te ondersteunen (cf. supra initiatief 26). De twee herbestemmingsprojecten Handelsbeurs en Loodsengebouw in Antwerpen werden als eerste investeringsopportuniteiten voorgesteld voor opname in de Erfgoedkluis. De regelgeving voorziet in een premie voor herbestemmingsonderzoek van 80 %. In 2013 werd een premie toegekend voor een dergelijk onderzoek voor de Kerk Sint-Jozef-Arbeider in Vosselaar. Mijn administratie volgde dit onderzoek intensief op om als voorbeeldproject te dienen voor andere herbestemmingsonderzoeken. De bevindingen werden omgezet in aanbevelingen voor de uitvoering van degelijk en effectief herbestemmingsonderzoek. Het onderzoek ‘herbestemming van grootschalige hoevecomplexen met erfgoedwaarde’, opgenomen in de onderzoeksagenda beheer, is opgestart en loopt tot einde 2014. De doelstelling is een praktijkgerichte, wetenschappelijk onderbouwde visie en leidraad te ontwikkelen om bij herbestemming van grote leegstaande hoevecomplexen of delen ervan het behoud van de agrarische erfgoedwaarden te verzekeren. b) Ik plan volgende initiatieven in 2014: Initiatief 31: Stimuleren van de uitvoering van degelijk en effectief herbestemmingsonderzoek De publicatie en verspreiding van aanbevelingen voor de uitvoering van een degelijk en effectief herbestemmingsonderzoek moet opdrachtgevers en uitvoerders een beter inzicht geven in de mogelijkheden van dit instrument. Tevens biedt het een noodzakelijke ondersteuning bij de opvolging ervan. Het onderzoek ‘herbestemming van grootschalige hoevecomplexen met erfgoedwaarde’ wordt voltooid met een handleiding, bestaande uit een hoevetypologie ‘grote hoevecomplexen’, een herbestemmingsvisie, geïllustreerd met casestudies en concrete aanbevelingen met betrekking tot herbestemming van hoevegebouwen en –complexen. Bij het uitwerken van herbestemmingsprojecten in het kader van de Vlaamse Erfgoedkluis neemt het agentschap een adviserende rol op.
V L A A M S P A R L E M E N T
41Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 1
4.2. Het raakvlak met andere beleidsvelden biedt kansen 4.2.1. Cultuur
a) Stand van zaken: Verschillende entiteiten binnen de Vlaamse overheid, waaronder het Agentschap onroerend erfgoed, maakten samen een concreet plan van aanpak op voor de verdere uitbouw van het centraal archief en depot in Vilvoorde. Andere beleidsdomeinen ontvingen een uitnodiging om bij dit initiatief aan te sluiten. Intussen startte het agentschap Onroerend Erfgoed met de afbouw van het depot in Ename. Er werden afspraken gemaakt met de provincie Oost-Vlaanderen over het erfgoed dat binnen het depotprofiel van het Archeologiedepot van het PEC valt. In afwachting van de uitbouw van een nieuw centraal depot werd het bestaande depot in Zellik voorbereid voor de tijdelijke opvang van het vondstmateriaal. Ik werk ook, samen met mijn collega van Cultuur, een strategie uit voor de uitbouw van een depotnetwerk in Vlaanderen. De bouwstenen hiervoor maken deel uit van de bestuursakkoorden met de provincies die in partnerschap met de Vlaamse Overheid zullen instaan voor de opstart van dit netwerk. b) Ik plan volgende initiatieven in 2014: Initiatief 32: Uitbouw van een depotnetwerk in Vlaanderen Mijn administratie brengt alle randvoorwaarden voor het initiëren van een depotnetwerk in kaart en bereidt in partnerschap met de provincies een depotnetwerk concreet voor, afgestemd op de inwerkingtreding van het uitvoeringsbesluit van het Onroerenderfgoeddecreet.
V L A A M S P A R L E M E N T
Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 142
4.2.2. Landbouw
a) Stand van zaken: In 2013 werden de beheersovereenkomsten onroerend erfgoed in het Onroerenderfgoeddecreet ingeschreven en in samenwerking met de VLM geconcretiseerd voor het landelijk gebied. De Vlaamse Regering besliste om de beheersovereenkomsten onroerend erfgoed niet op te nemen in het ontwerpprogramma voor plattelandsontwikkeling (PDPO III). Voor financiering zal bijgevolg geen aanspraak kunnen gemaakt worden op Europese middelen. b) Ik plan volgende initiatieven in 2014: Initiatief 33: Voorbereiding van inwerkingtreding van de beheersovereenkomsten voor onroerend erfgoed In 2014 wordt de technische implementatie van de beheersovereenkomsten onroerend erfgoed verder voorbereid, in samenwerking met de VLM. Daarnaast zal ik het instrument de nodige bekendheid geven opdat het ingang in de beheerpraktijk kan vinden.
V L A A M S P A R L E M E N T
43Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 1
4.2.3. Leefmilieu
a) Stand van zaken: In het Onroerenderfgoeddecreet vormt de beheersplanning een belangrijke pijler van het beheer van het onroerend erfgoed. De instrumenten landschapsbeheersplannen en herwaarderingsplannen werden verruimd naar alle onroerenderfgoedvormen: monumenten, cultuurhistorische landschappen, erfgoedlandschappen en archeologische zones. De uitwerking van de bepalingen over het geïntegreerde beheersplan in het uitvoeringsbesluit van het Onroerenderfgoeddecreet, vormde de aanleiding voor de voorbereiding van één gebiedsgerichte beheersplanning voor onroerend erfgoed, erfgoedlandschappen, bos, park en natuur in samenwerking met het agentschap voor Natuur en Bos. De resultaatsverbintenis tussen het agentschap Onroerend Erfgoed en Natuurpunt vzw werd gefinaliseerd. Met mijn steun startte Natuurpunt vzw de inventarisatie van het erfgoed binnen de door hen beheerde gebieden , een project met een termijn van twee jaar. Het Fort van Walem in Mechelen en Fort 7 in Wilrijk werden als pilootprojecten geselecteerd voor de uitwerking van een beheersvisie. Het project voor Fort 7 in Wilrijk is reeds opgestart.. Een onderzoek naar de materiaal-technische kenmerken van ijzerzandsteen, in opdracht van ALBON en begeleid door het agentschap Onroerend Erfgoed werd opgeleverd in 2013. b) Ik plan volgende initiatieven in 2014: Initiatief 34: Eén gebiedsgerichte beheersplanning voor natuur en onroerend erfgoed Ik plan, in samenwerking met het agentschap voor Natuur en Bos, een onderzoek dat moet nagaan op welke manier de opmaak van geïntegreerde beheersplannen zo vlot mogelijk in de praktijk kan omgezet worden. Om een vlotte inwerkingtreding van het nieuwe instrument te verzekeren, werken het agentschap Onroerend Erfgoed en het agentschap Natuur en Bos de procedures over indiening en goedkeuring van geïntegreerde beheersplannen uit. Initiatief 35: Stimuleren van erfgoedzorg in natuurgebieden In 2014 komt de samenwerking tussen het agentschap Onroerend Erfgoed en Natuurpunt vzw op kruissnelheid. Tijdens een publieksactiviteit rond het behoud van cultuurhistorische erfgoedwaarden in natuurgebieden, zullen de eerste resultaten van de inventarisatie bekend gemaakt worden. Tegelijkertijd stellen we de resultaten voor van het onderzoek naar mogelijke partnerschappen voor een efficiënt beheer van het erfgoedpatrimonium van Natuurpunt vzw. In het najaar tenslotte start het pilootproject rond het Fort Walem in Mechelen.
V L A A M S P A R L E M E N T
Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 144
4.2.4. Onderwijs
a) Stand van zaken: Het project ‘Buurten met erfgoed’ werd in 2012-2013 uitgetest in negen basisscholen, volgens de methode van het verhalend ontwerpen. Onder begeleiding van twee externe begeleiders werkten de scholen, samen met lokale en regionale erfgoedorganisaties, een omgevingsgebonden erfgoedproject uit, dat ze vervolgens met de leerlingen van de tweede en derde graad uitvoerden. Een drietal basisscholen kregen een intensere procesbegeleiding van ‘Buurten met erfgoed’ met de focus op duurzame ontwikkeling, filosoferen, creatief denken en het digitale omgevingsboek én een sterke inbreng van Trage Wegen, Regionale Landschappen en de betrokken Erfgoedcellen. Ook de vzw Erfgoedacademie ging in 2013 van start. In een voorbereidende fase peilde de vzw bij restauratie-aannemers en restauratievaklieden naar de behoeften aan kennis, vaardigheden en attitudes die voortvloeien uit de kwaliteitseisen die aan de uitvoerders van restauraties worden gesteld. De Erfgoedacademie bracht ook de bestaande opleidingsverstrekkers en opleidingen in kaart, maakte een analyse van de mate waarin deze de noodzakelijke competenties van de doelgroepen bevorderen en detecteerde de hiaten in het huidige opleidingsaanbod. b) Ik plan volgende initiatieven in 2014: Initiatief 36: Verder inzetten op erfgoededucatie Het project ‘Buurten met erfgoed’ krijgt een vervolg, inclusief de intensere procesbegeleiding voor een drietal basisscholen. Een samenwerking met de lerarenopleidingen van de pedagogische hogescholen heeft als doel ook toekomstige leerkrachten in te schakelen in de lokale projecten. Het project ‘Buurten met erfgoed’ zoekt meer aansluiting bij het onderzoeksproject ‘Cultuur in de spiegel’ van de CANON-Cultuurcel, dat een cultuurleerlijn voor het Vlaamse onderwijs wil uitwerken. Initiatief 37: Verbeteren van de opleiding van restauratie-aannemers en restauratievaklieden bouw via de Vlaamse Erfgoedacademie Begin 2014 maakt de vzw Erfgoedacademie de resultaten van de behoeftenstudie bekend, samen met een lijst van competenties voor de doelgroep restauratievakman en restauratie-aannemer. De vzw Erfgoedacademie gaat partnerschappen aan met de bestaande opleidingsverstrekkers. Verder worden de bestaande opleidingen voor de doelgroepen restauratie-aannemers en restauratievaklieden bouw op elkaar afgestemd of bijgestuurd. De gedetecteerde ontbrekende opleidingen starten op, zowel voor de doelgroepen restauratie-aannemers als voor de doelgroepen restauratievaklieden bouw. Dit vernieuwde opleidingsaanbod zal met gerichte acties bij de doelgroepen bekendgemaakt worden.
V L A A M S P A R L E M E N T
45Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 1
4.2.5. Ruimtelijke Ordening
a) Stand van zaken: In uitvoering van het Regeerakkoord heeft het agentschap Onroerend Erfgoed actief meegewerkt aan de opmaak van het ontwerp witboek voor de langetermijnvisie ruimtelijke ordening (2020-2050). Bij het streven naar ruimtelijke kwaliteit en veerkrachtig inrichten van het landschap werd de aandacht gevestigd op het belang van de zorg voor het onroerend erfgoed en landschap. De paper “Ontwikkeling van open regio’s in Vlaanderen, een verzameling van kleine verhalen”, een gezamenlijk initiatief van het Departement Ruimte Vlaanderen en het agentschap Onroerend erfgoed, ontving op de PlanDag 2013 de aanmoedigingsprijs. Deze paper stelt landschap als strategie centraal bij de ontwikkeling van open regio’s in Vlaanderen door te werken aan landschapsproductie en landschapsversterking. Mijn administratie startte samen met Ruimte Vlaanderen ook een onderzoek naar de mogelijkheden voor inbedding van een landschappelijke benadering bij ruimtelijke ontwikkelingen. Een onderzoek naar de opmaak van een set van stedenbouwkundige voorschriften voor ruimtelijke uitvoeringsplannen en stedenbouwkundige verordeningen met als doel de maximale integratie van en de zorg voor het onroerend erfgoed, leidde, na workshops en terugkoppeling met de belanghebbenden, tot een praktisch en uitvoeringsgericht handboek. b) Ik plan volgende initiatieven in 2014:
Initiatief 38: Onderzoeken van het potentieel van landschapsplanning in Vlaanderen In 2014 neemt mijn administratie verder deel aan de verschillende overleg- en discussiefora voor de totstandkoming van het Beleidsplan Ruimte. De bijzondere aandacht voor de implementatie van de verdragsbepalingen uit de Europese Landschapsconventie blijven centraal staan. De rol van onroerend erfgoed als een van de elementen voor het versterken van de ruimtelijke kwaliteit en als drager van (streek)identiteit worden verdedigd. Het ambtelijke overleg tussen het agentschap Onroerend Erfgoed en Ruimte Vlaanderen resulteert in een nota over het potentieel van landschapsplanning in Vlaanderen. Naast de verankering van de verdragsbepalingen in het beleidsplan, maak ik ook werk van de omzetting van landschapsplanning in de praktijk en op het terrein. Mijn administratie onderzoekt welke rol het nieuwe instrument onroerenderfgoedrichtplan kan spelen in landschapsplanning en werkt mee aan het onderzoek rond mogelijkheden voor landschapsinventarisatie en -karakterisatie, op initiatief van het departement Ruimte Vlaanderen.
V L A A M S P A R L E M E N T
Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 146
4.2.6. Toerisme
a) Stand van zaken: De agentschappen Onroerend Erfgoed en Toerisme Vlaanderen hebben hun gemeenschappelijke doelstellingen vertaald in een samenwerkingsovereenkomst. De doelstellingen van de overeenkomst zijn:
het onderzoek naar het toeristische potentieel van het onroerend erfgoed in Vlaanderen en dit ook buiten de kunststeden en toeristische regio’s;
het ontwikkelen van een code van goede praktijk voor de toeristische ontsluiting van onroerenderfgoedsites;
het projectmatig aftoetsen van deze code. In een eerste werkversie van de code van goede praktijk, werden de mogelijkheden en aandachtspunten van erfgoedontwikkeling verzameld, zowel vanuit de erfgoedzorg, als vanuit toeristische bekommernissen, en aangevuld met goede voorbeelden. b) Ik plan volgende initiatieven in 2014: Initiatief 39: Code van goede praktijk voor de toeristische ontsluiting van onroerenderfgoedsites toepassen De agentschappen Onroerend Erfgoed en Toerisme Vlaanderen zullen samen de code van goede praktijk afwerken en verspreiden. De agentschappen maken ook afspraken om de toepassing ervan te stimuleren. Beide agentschappen zullen nauw samenwerken bij de opvolging van strategische documenten en concrete restauratie- en ontwikkelingsdossiers, zodat het toeristische potentieel van erfgoedsites tijdig en juist wordt ingeschat, en ook effectief ten volle wordt benut. Dit geldt met name voor grootschalige investeringsprojecten, zoals de restauratie van de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal in Antwerpen, de Sint-Baafskathedraal en Boekentoren in Gent, de steenkoolmijn van Beringen en de Kolonie van Merksplas.
V L A A M S P A R L E M E N T
47Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 1
4.2.7. Wonen
a) Stand van zaken: In 2013 startte de tweede fase van het onderzoek naar de erfgoedwaarden van het sociale woningbouwpatrimonium in Vlaanderen. Deze fase, die loopt tot eind december 2014, omvat de studie van het patrimonium aan de hand van veldwerk, literatuurstudie, archiefonderzoek en consultatie van bouwmaatschappijen en experten. De parallelle uitwerking van een historisch-typologisch toetsingskader maakt een objectieve afweging en een transparante motivering mogelijk. Het screenen van de belangrijkste publicaties betreffende het te onderzoeken patrimonium en het onderzoek van de belangrijkste archieven, werden afgerond. Daarnaast werkte mijn administratie een methodologische aanpak van het onderzoek uit. Het onderzoek omvatte ook systematisch veldwerk, hoofdzakelijk in de provincies Antwerpen en Oost-Vlaanderen. Daarbij werd in de eerste plaats ingezet op gebieden met een hoge concentratie aan wijken met potentiële erfgoedwaarde, in het bijzonder de grootstedelijke gebieden Antwerpen en Gent. Ten slotte werd een communicatietraject uitgewerkt, met als belangrijkste doelgroep de sociale huisvestingsmaatschappijen. b) Ik plan volgende initiatieven in 2014: Initiatief 40: Onderzoek naar de erfgoedwaarden van het sociale woningbouwpatrimonium
In 2014 voltooit mijn administratie de tweede fase van het onderzoek. Potentieel interessante wijken worden op het terrein verder onderzocht op basis van de uitgewerkte methodologie. Het onderzoek van wijken breidt uit naar West-Vlaanderen, Vlaams-Brabant en Limburg, en naar meer perifere, landelijke gemeentes. Dit zal resulteren in een lijst van panden en wijken met erfgoedwaarde en een nota over de gehanteerde selectiecriteria en waarden. Daarnaast onderneem ik voorbereidende stappen voor de opname van een selectie van sociale woningbouwwijken in de inventaris, en voor het voordragen van een selectie van gebouwen en wijken voor bescherming als monument of stads- of dorpsgezicht.
V L A A M S P A R L E M E N T
Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 148
4.3. Aandacht voor maatschappelijke vraagstukken
4.3.1. Energiebesparing en duurzaamheid
a) Stand van zaken:
De handleiding ‘Energiezuinig leven in woningen met erfgoedwaarde’, voorgesteld in 2013, brengt aan de hand van praktijkvoorbeelden de verschillende mogelijkheden in kaart en benadrukt dat elke keuze moet afgestemd worden op het gebouw in kwestie. De publicatie richt zich tot (restauratie-)architecten en aannemers, ambtenaren betrokken bij ruimtelijke ordening, energiezuinigheid, monumentenzorg en eigenaars van een woning met erfgoedwaarde. Lezingen op nationale en internationale fora vestigden de aandacht op de visie van erfgoedzorg op dit thema. In het kader van het onderzoek ‘energiezuinige maatregelen in monumenten met woonfunctie’ zijn diverse types Vlaamse monumenten in de verschillende regio’s en uit alle periodes geselecteerd, de erfgoedwaarden in kaart gebracht en de eerste metingen uitgevoerd. b) Ik plan volgende initiatieven in 2014: Initiatief 41: Onderzoek naar en aanbevelingen over de verbetering van de energieprestaties van monumenten Het onderzoek ‘energiezuinige maatregelen in monumenten met woonfunctie’ richt zich in 2014 verder op de geselecteerde woningen. Elke woning krijgt een voorstel voor energiebesparende maatregelen, die maximaal rekening houden met de erfgoedwaarden, en dit in overleg met de eigenaars en beheerders. Zodra deze een aantal maatregelen uitgevoerd hebben, kan een vervolgmeting gebeuren. Via de procedure van innovatief aanbesteden voor onderzoekscentra, de industrie en uitvoerende bedrijven zal ik een opdracht uitschrijven om innovatieve materialen, methoden en technieken te ontwikkelen voor het isoleren van daken, binnen- en buitengevels van bouwkundig erfgoed, zonder daarbij aan de erfgoedwaarden te raken. De resultaten van deze aanbesteding zullen als voorbeeld dienen voor de ruimere sector van renovatie. Indien middelen uit het Vlaams Klimaatfonds worden toegewezen, zullen we in samenwerking met mijn collega bevoegd voor Leefmilieu in 2014 starten met de ontwikkeling van een opleiding en certificering van energieconsulenten voor gebouwen met erfgoedwaarde. Op internationaal vlak werk ik in 2014 mee aan een eerste Europese norm met als onderwerp “Guidelines for improving energy efficiency of architecturally, culturally or historically valuable buildings”.
V L A A M S P A R L E M E N T
49Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 1
4.3.2. Diversiteit en gelijke kansen
a) Stand van zaken: In 2013 sloot het agentschap Onroerend Erfgoed een samenwerkingsovereenkomst af met de vzw Enter en de provinciale toegankelijkheidsbureaus om kennis uit te wisselen over de afweging tussen toegankelijkheidsaspecten en erfgoedwaarden in gebouwen. De samenwerking leidde in 2013 al tot de organisatie van twee workshops per provincie voor de erfgoedconsulenten van het agentschap Onroerend Erfgoed en de toegankelijkheidsadviseurs van het betrokken provinciaal toegankelijkheidsbureau. Ook werden een twintigtal gebouwen met erfgoedwaarde, verspreid over Vlaanderen, doorgelicht. Belanghebbenden, zoals de erfgoedconsulenten en toegankelijkheidsadviseurs, maar ook (restauratie-)architecten en (monument-)eigenaars kregen de resultaten hiervan online ter beschikking gesteld. In 2013 onderzocht Herita, ter voorbereiding van een pilootproject rond nieuwe Vlamingen en erfgoed, de problemen en kansen van dit thema.. b) Ik plan volgende initiatieven in 2014: Initiatief 42: Verder werken aan kennisopbouw rond toegankelijkheid van onroerend erfgoed Tegen eind 2014 werk ik aanbevelingen en richtlijnen uit voor de toegankelijkheid van publiek bouwkundig erfgoed. De aanbevelingen en richtlijnen vormen de basis voor een studiedag, die het agentschap Onroerend Erfgoed organiseert in samenwerking met de toegankelijkheidssector. Ook werk ik, samen met mijn collega-minister bevoegd voor Cultuur, een project uit om de eigenaars, beheerders en het personeel van al dan niet publieke monumenten aan te zetten vorming te volgen voor een gepaste omgang met personen met een handicap. Initiatief 43: Realisatie van een pilootproject rond nieuwe Vlamingen en onroerend erfgoed door Herita Herita realiseert een eerste pilootproject rond nieuwe Vlamingen en onroerend erfgoed in samenwerking met experts uit de doelgroepen.
V L A A M S P A R L E M E N T
Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 150
BIJLAGE 1: OVERZICHT INITIATIEVEN 2014 I. NAAR EEN GEINTEGREERDE BESCHERMINGSSTRATEGIE VOOR ONROEREND ERFGOED
Initiatief 1: Verder herinventariseren van het bouwkundig erfgoed in de Vlaamse Rand Initiatief 2: Verder inzetten op bescherming en beheer in de Vlaamse Rand Initiatief 3: Verder uitbouwen van de geïntegreerde strategie ‘Erfgoed van de Groote
Oorlog’ Initiatief 4: Het CRKC verzamelt en verspreidt expertise rond kerkelijk erfgoed Initiatief 5: Verder ontwikkelen van de twee proefprojecten kerkenbeleidsplannen Initiatief 6: Verdere integratie van de datasets over onroerend erfgoed om te komen tot een
‘erfgoedportaal’ Initiatief 7: Blijvend actualiseren, aanvullen en integreren van de inventarissen Initiatief 8: Publicatie en verspreiding van de erfgoedbalans Initiatief 9: Actualiseren en aanvullen van de onderzoeksbalans Initiatief 10: Verder uitvoeren van onderzoeksagenda’s en bijzondere onderzoeksprojecten Initiatief 11: Uitvoeren van de geïntegreerde beschermingskalender Initiatief 12: Een nieuwe structuur voor Monumentenwacht Vlaanderen Initiatief 13: Het proefproject Archeologiedepot als voorbereiding op erkende
onroerenderfgoeddepots II. MEERDERE PARTNERS ZORGEN VOOR ONROEREND ERFGOED
Initiatief 14: Het uitbouwen van een ondersteuningsaanbod voor erfgoedzorgers door Herita
Initiatief 15: Een nieuw toekomsttraject voor Open Monumentendag en Vlaamse Monumentenprijs
Initiatief 16: Uitvoering en opvolging van de bestuursakkoorden met de provincies Initiatief 17: Een actieplan opstellen voor het beheer van Vlaams Werelderfgoed Initiatief 18: Verdere voorbereiding en opvolging van Werelderfgoeddossiers Initiatief 19: Onderdak verlenen aan het EHHF-secretariaat Initiatief 20: Implementatie van de UNESCO-conventie voor de bescherming van het
cultureel erfgoed onder water III. DE VLAAMSE OVERHEID SCHEPT DE NOODZAKELIJKE VOORWAARDEN VOOR DE ONROERENDERFGOEDZORG
Initiatief 21: Goedkeuring en bekendmaking van het uitvoeringsbesluit bij het Onroerenderfgoeddecreet
Initiatief 22: Goedkeuring van het Varenderfgoeddecreet en opmaak van een bijhorend uitvoeringsbesluit
Initiatief 23: Inzetten van een gedifferentieerd en effectief handhavingsinstrumentarium Initiatief 24: Voorbereiding van het in voege treden van het handhavingsluik van het
Onroerenderfgoeddecreet Initiatief 25: Afsluiten van meerjarige subsidieovereenkomsten Initiatief 26: Operationele werking van de Erfgoedkluis verzekeren aan de hand van
pilootprojecten Initiatief 27: Oprichting van archeologische solidariteitsfondsen stimuleren en faciliteren Initiatief 28: Blijvend inzetten op proactieve communicatie op maat van de doelgroep
V L A A M S P A R L E M E N T
51Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 1
Initiatief 29: Infoloketten verder uitbouwen als eerstelijnsaanspreekpunt van de Vlaamse onroerenderfgoedzorg
Initiatief 30: Naar een nieuw herkenningsteken voor het beschermd onroerend erfgoed IV. DE ONROERENDERFGOEDZORG SPEELT IN OP DE MAATSCHAPPELIJKE DYNAMIEK
Initiatief 31: Stimuleren van de uitvoering van degelijk en effectief herbestemmingsonderzoek
Initiatief 32: Uitbouw van een depotnetwerk in Vlaanderen Initiatief 33: Voorbereiding van inwerkingtreding van de beheersovereenkomsten voor
onroerend erfgoed Initiatief 34: Eén gebiedsgerichte beheersplanning voor natuur en onroerend erfgoed Initiatief 35: Stimuleren van erfgoedzorg in natuurgebieden Initiatief 36: Verder inzetten op erfgoededucatie Initiatief 37: Verbeteren van de opleiding van restauratie-aannemers en restauratievaklieden
bouw via de Vlaamse Erfgoedacademie Initiatief 38: Onderzoeken van het potentieel van landschapsplanning in Vlaanderen Initiatief 39: Code van goede praktijk voor de toeristische ontsluiting van
onroerenderfgoedsites toepassen Initiatief 40: Onderzoek naar de erfgoedwaarden van het sociale woningbouwpatrimonium Initiatief 41: Onderzoek naar en aanbevelingen over de verbetering van de energieprestaties
van monumenten Initiatief 42: Verder werken aan kennisopbouw rond toegankelijkheid van onroerend
erfgoed Initiatief 43: Realisatie van een pilootproject rond nieuwe Vlamingen en onroerend erfgoed
door Herita
V L A A M S P A R L E M E N T
Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 152
BIJLAGE 2: MOTIES EN RESOLUTIES Er zijn geen moties of resoluties met betrekking tot het onroerenderfgoedbeleid aangenomen in het Vlaams parlement in 2013.
V L A A M S P A R L E M E N T
53Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 1
BIJL
AGE
3: R
EG
ELG
EVI
NG
SAG
EN
DA
Min
iste
r Be
leid
sbrie
f 201
2-20
13
Tite
l van
het
initi
atie
f St
atus
van
het
initi
atie
f
Vic
emin
ister
-pre
siden
t van
de
Vlaa
mse
Reg
erin
g en
Vlaa
ms m
inist
er v
an B
estu
ursz
aken
, Bi
nnen
lands
Bes
tuur
, Inb
urge
ring,
Toe
rism
e en
V
laam
se R
and
Onr
oere
nd E
rfgo
ed
Onr
oere
nder
fgoe
ddec
reet
Be
krac
htig
d do
or d
e V
laam
se
Rege
ring
op 1
2 ju
li 20
13,
publ
icat
ie in
BS
op <
…>
Vic
emin
ister
-pre
siden
t van
de
Vlaa
mse
Reg
erin
g en
Vlaa
ms m
inist
er v
an B
estu
ursz
aken
, Bi
nnen
lands
Bes
tuur
, Inb
urge
ring,
Toe
rism
e en
V
laam
se R
and
Onr
oere
nd E
rfgo
ed
Uitv
oerin
gsbe
sluit
Onr
oere
nder
fgoe
ddec
reet
Lo
pend
Vic
emin
ister
-pre
siden
t van
de
Vlaa
mse
Reg
erin
g en
Vlaa
ms m
inist
er v
an B
estu
ursz
aken
, Bi
nnen
lands
Bes
tuur
, Inb
urge
ring,
Toe
rism
e en
V
laam
se R
and
Onr
oere
nd E
rfgo
ed
Var
ende
rfgo
edde
cree
t Lo
pend
Min
ister
-pre
siden
t en
min
ister
van
Eco
nom
ie,
Buite
nlan
ds b
eleid
, Lan
dbou
w e
n Pl
atte
lands
bele
id +
V
icem
inist
er-p
resid
ent v
an d
e V
laam
se R
eger
ing
en V
laam
s min
ister
van
Bes
tuur
szak
en,
Binn
enlan
ds B
estu
ur, I
nbur
gerin
g, T
oeris
me
en
Vlaa
mse
Ran
d +
M
inist
er v
an L
eefm
ilieu
, Cul
tuur
en
Nat
uur
Onr
oere
nd E
rfgo
ed
Inst
emm
ings
decr
eet k
ader
verd
rag
Raad
van
Eur
opa
over
de
bijd
rage
va
n he
t cul
ture
el e
rfgo
ed aa
n de
sa
men
levi
ng
Lope
nd
Vic
emin
ister
-pre
siden
t van
de
Vlaa
mse
Reg
erin
g en
Vlaa
ms m
inist
er v
an B
estu
ursz
aken
, Bi
nnen
lands
Bes
tuur
, Inb
urge
ring,
Toe
rism
e en
V
laam
se R
and
Onr
oere
nd E
rfgo
ed
Afs
chaf
fing
kopp
elsub
sidies
Lo
pend
Een
uitg
ebre
ide
vers
ie v
an d
e V
laam
se re
gelg
evin
gsag
enda
vin
dt u
op
http:
//ww
w.we
tsmat
iging
.be/r
egelge
vingsa
genda
-data
bank
.
V L A A M S P A R L E M E N T
Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 154
BIJL
AGE
4: O
PVO
LGIN
G R
EG
EE
RAK
KOO
RD
200
9-20
14
Hie
rond
er g
eef i
k op
sche
mat
ische
wijz
e w
eer h
oe m
ijn b
elei
d te
gem
oetk
omt a
an d
e af
spra
ken
in h
et R
egee
rakk
oord
200
9-20
14:
Af
spra
ken
van
de V
laam
se R
eger
ing
m.b
.t. o
nroe
rend
erfg
oed
Verw
ijzin
g na
ar R
egee
rakk
oord
O
pvol
ging
Nad
ruk
op in
vest
erin
gen
in d
e re
stau
ratie
II
.5 G
roen
en
dyna
misc
h st
eden
gew
est
(inle
idin
g)
2013
: opt
imali
sere
n va
n he
t pre
mie
stel
sel e
n op
richt
en v
an e
en E
rfgo
edkl
uis (
cf. 3
.2.1
. en
3.2.
2.)
2014
: afs
luite
n va
n m
eerja
rige
subs
idieo
vere
enko
mst
en (c
f. in
itiat
ief 2
5),
oper
atio
nele
wer
king
van
de
Erf
goed
klui
s ve
rzek
eren
a.d
.h.v
. pilo
otpr
ojec
ten
(cf.
initi
atie
f 26
) H
erbe
kijk
en v
an d
e re
gelin
g va
n de
m
acht
igin
gen
voor
onr
oere
nd e
rfgoe
d bi
j ve
rgun
ning
saan
vrag
en
II.5
.1. E
en n
ieuw
e vi
sie v
oor R
uim
telij
ke
Ord
enin
g in
Vlaa
nder
en
2013
-201
4: a
fsch
affe
n va
n de
bin
dend
e ad
viez
en e
n in
tegr
eren
van
de
mac
htig
inge
n bi
nnen
de
sted
enbo
uwku
ndig
e ve
rgun
ning
spro
cedu
re (c
f. 3.
1.1.
Het
O
nroe
rend
erfg
oedd
ecre
et)
2014
: ver
der u
itwer
ken
van
de re
gelin
g ro
nd
toel
atin
gspl
icht
ige
wer
ken
in h
et
uitv
oerin
gsbe
sluit
bij h
et d
ecre
et (c
f. in
itiat
ief
21)
Nad
ruk
op re
stau
rere
n en
bes
cher
men
van
ku
nsth
isto
risch
, arc
heol
ogis
ch, k
erke
lijk
en
vare
nd e
rfgoe
d
II.5
.4. A
rche
olog
isch
en k
unst
hist
orisc
h er
fgoe
d re
nove
ren
en b
esch
erm
en
2013
-201
4: F
unct
ione
el in
zette
n va
n he
t be
sche
rmin
gs- e
n be
heer
sinst
rum
enta
rium
(cf.
1.6.
) N
adru
k op
hed
enda
ags g
ebru
ik v
an
onro
eren
d er
fgoe
d II
.5.4
. Arc
heol
ogisc
h en
kun
sthi
stor
isch
erfg
oed
reno
vere
n en
bes
cher
men
20
13: v
erde
re fo
cus o
p he
rgeb
ruik
en
herb
este
mm
ing
(cf.
4.1.
) 20
14: e
erst
e aa
nzet
van
twee
pro
efpr
ojec
ten
kerk
enbe
leid
splan
nen
(cf.
initi
atie
f 5),
oper
atio
nele
wer
king
van
de
Erf
goed
klui
s
V L A A M S P A R L E M E N T
55Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 1
verz
eker
en a
.d.h
.v. p
iloot
proj
ecte
n (c
f. in
itiat
ief
26) e
n st
imul
eren
van
de
uitv
oerin
g va
n de
gelij
k en
effe
ctief
her
best
emm
ings
onde
rzoe
k (c
f. in
itiat
ief 3
1)
We
mak
en v
an d
e ad
min
istra
tie O
nroe
rend
E
rfgoe
d ee
n zi
chtb
are
en h
erke
nbar
e en
titei
t
II.5
.4. A
rche
olog
isch
en k
unst
hist
orisc
h er
fgoe
d re
nove
ren
en b
esch
erm
en
1 jan
uari
2012
: bel
eids
voor
bere
iden
de ta
ken
inte
grer
en in
het
age
ntsc
hap
Onr
oere
nd
Erf
goed
20
13: p
roto
col a
fges
lote
n tu
ssen
age
ntsc
happ
en
Onr
oere
nd E
rfgo
ed e
n In
spec
tie R
WO
(cf.
3.1.
3.)
2014
: blij
vend
inze
tten
op p
roac
tieve
co
mm
unic
atie
op
maa
t van
de
doel
groe
p (c
f. in
itiat
ief 2
8), i
nfol
okke
tten
verd
er u
itbou
wen
als
eers
telij
nsaa
nspr
eekp
unt v
an d
e V
laam
se
onro
eren
derf
goed
zorg
(cf.
initi
atief
29)
N
ieuw
dec
reet
voo
r onr
oere
nd e
rfgoe
d II.
5.4.
Arc
heol
ogis
ch e
n ku
nsth
isto
risch
erf
goed
re
nove
ren
en b
esch
erm
en
12 ju
li 20
13: b
ekra
chtig
ing
van
het
Onr
oere
nder
fgoe
ddec
reet
doo
r de
Vlaa
mse
Re
gerin
g (c
f. 3.
1.1.
) 20
14: d
efin
itiev
e go
edke
urin
g en
bek
endm
akin
g va
n he
t BV
R bi
j het
dec
reet
(cf.
initi
atie
f 21)
V L A A M S P A R L E M E N T
Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 156
BIJL
AGE
5: R
APPO
RT
ER
ING
OVE
R D
E O
PVO
LGIN
G V
AN D
E R
EKE
NH
OFA
ANBE
VELI
NG
EN
H
et V
laam
s Pa
rlem
ent
wen
st d
at d
e V
laam
se R
eger
ing
in d
e be
leids
briev
en v
erm
eldt
wel
k ge
volg
ze
heef
t ge
geve
n aa
n de
aan
beve
linge
n va
n he
t Re
kenh
of.
Voo
r het
bele
idsv
eld O
nroe
rend
Erf
goed
wer
den
volg
ende
aan
beve
linge
n ge
form
ulee
rd:
Rek
enho
frapp
ort e
n st
uknr
. Aa
nbev
elin
g
Bele
idsr
uim
te v
oor
mon
umen
tenz
org
NO
9-3.
701.
444
B4
In d
e be
grot
inge
n en
rek
enin
gen
dien
t te
wor
den
aang
egev
en w
elke
klas
sieke
res
taur
atie
prem
iedo
ssie
rs o
p de
w
acht
lijst
wor
den
gepl
aatst
, voo
r w
elke
dos
siers
een
mee
rjarig
e su
bsid
ieove
reen
kom
st w
erd
geslo
ten
en h
oeve
el op
enst
aand
e ve
rplic
htin
gen
er z
ijn.
Rap
porta
ge
We
laten
in d
e m
emor
ie va
n to
elic
htin
g bi
j de
begr
otin
g (z
owel
bij
de o
pmaa
k als
bij
de b
egro
tings
aanp
assin
g)
opne
men
hoe
gro
ot d
e w
acht
lijst
op
dat m
omen
t bed
raag
t. D
e w
acht
lijst
is e
en d
ynam
isch
gege
ven
en g
eeft
dus e
en
mom
ento
pnam
e w
eer.
Het
is
niet
aan
gew
ezen
om
de
inte
grale
wac
htlij
st o
p pr
ojec
tniv
eau
op t
e ne
men
in
de
mem
orie
om
dat d
it ge
en to
egev
oegd
e w
aard
e bi
edt i
nzak
e de
beg
rotin
gsim
plica
ties.
Ook
de
begr
otin
gsim
pact
van
de
mee
rjarig
e su
bsid
ieove
reen
kom
sten
inza
ke r
esta
urat
iepr
ojec
ten
wor
dt g
eïnt
egre
erd
in d
e m
emor
ie v
an t
oelic
htin
g.
Ook
hie
r is e
r gee
n to
egev
oegd
e w
aard
e va
n de
opn
ame
op p
roje
ctni
veau
. D
e op
enst
aand
e ve
rplic
htin
gen
inza
ke v
astg
elegd
e do
ssie
rs z
ijn u
itera
ard
trace
erba
ar in
de
boek
houd
ing.
Voo
r de
m
eerja
rige
subs
idieo
vere
enko
mst
en is
dat
nie
t het
gev
al om
dat z
e ge
spre
id in
de
tijd
wor
den
vast
geleg
d. D
oor
de
opna
me
van
de b
egro
tings
impa
ct v
an m
eerja
rige
subs
idie
over
eenk
omst
en i
n de
mem
orie
van
toe
licht
ing
wor
dt
trans
para
ntie
geb
oden
ove
r de
open
staa
nde
verp
licht
inge
n va
n de
ze o
vere
enko
mst
en.
De
bund
elin
g va
n in
form
atie
ove
r de
rest
aura
tiepr
emie
kred
iete
n in
een
bep
aald
beg
rotin
gsjaa
r met
de
wac
htlij
st e
n m
et d
e be
grot
ings
impa
ct v
an d
e m
eerja
rige
subs
idieo
vere
enko
mst
en, g
eeft
dan
een
getro
uw b
eeld
van
de
kred
iete
n,
de e
ffec
tief g
eslo
ten
enga
gem
ente
n en
de
hang
ende
eng
agem
ente
n (w
acht
lijst
) wee
r.
V L A A M S P A R L E M E N T
57Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 1
Het
is
aang
ewez
en d
e se
ctor
ale b
epali
ng d
at m
eerja
reno
vere
enko
mst
en g
espr
eid i
n de
tijd
kun
nen
wor
den
vast
gele
gd, t
e he
rove
rweg
en in
het
lich
t van
het
reke
ndec
reet
. R
appo
rtage
In
de
toek
omst
wor
den
mee
rjarig
e su
bsid
ieove
reen
kom
sten
ind
erda
ad b
est
vast
gele
gd v
oor
de t
otali
teit
van
de
verb
inte
niss
en in
het
jaar
waa
rin h
et e
ngag
emen
t wor
dt g
eslo
ten.
Idem
Aanb
evel
ing
De
keuz
e va
n de
res
taur
atie
proj
ecte
n di
e su
bsid
ies z
ullen
krij
gen,
dien
t de
ugde
lijk
te w
orde
n ge
mot
ivee
rd e
n he
t V
laam
s Par
lem
ent d
ient
hier
over
te w
orde
n ge
mot
ivee
rd.
Rap
porta
ge
De
wijz
e w
aaro
p de
pro
gram
mat
ie i
n ee
n be
paald
beg
rotin
gsjaa
r w
ordt
ing
evul
d, z
al w
orde
n op
geno
men
in
de
mem
orie
van
toel
icht
ing
bij d
e be
grot
ing
(zow
el b
ij de
opm
aak
als b
ij de
beg
rotin
gsaa
npas
sing)
.
V L A A M S P A R L E M E N T
Stuk 2232 (2013-2014) – Nr. 158
Idem
Aa
nbev
elin
g