Belangrijke brandweerpersoonlijkheden: P.L. van Boven€¦ · Generale Staf en vanaf 15 februari...

5
32 Eén-Eén-Twee Belangrijke brandweerpersoonlijkheden: P.L. van Boven de eerste hoofdinspecteur Gerard Koppers en Ton Vesseur In de loop van de geschiedenis heeft een aantal markante figuren een belangrijke rol in de brandweerhistorie gespeeld. De een wat meer op de voorgrond, de ander in alle bescheidenheid, een niet onbekende eigenschap bij de brandweer. In een serie artikelen in Eén-Eén-Twee wil de Werkgroep Brandweer Historie de herinnering aan een aantal van die persoonlijkheden weer een beetje tot leven brengen. Deze keer: Pieter Lambertus van Boven. Tussen 1940 en 1952 was Piet van Boven hoofdinspecteur van, en later voor het brandweerwezen in Nederland. De combinatie van zijn persoonlijkheid en positie zijn van grote betekenis geweest voor de ont- wikkeling van de brandweer in en na de oorlog. Alle reden om even stil te staan bij deze bijzondere man. Kapitein der Genie Piet van Boven was een veelzijdig talent en ontwikkelde zich snel tot een scherp strateeg. Hij werd ge- boren op 10 juni 1898 in Odoorn (Drenthe) als eerste van vier kin- deren van Cornelis en Antje van Boven. In augustus 1915 werd hij toegelaten tot de Cadettenschool en per 1 oktober 1917 tot de Koninklij- ke Militaire Academie. In juni 1920 slaagde hij als beste voor zijn offi- ciersexamen, waarna hij twee maan- den later bevorderd werd van cadet tot 2e luitenant bij de Genie. Op 1 februari 1923 werd hij bevorderd tot 1e luitenant als adjudant bij het regiment Genietroepen. Op 21 juni 1922 was hij in Emmen getrouwd met Joukje van der Sluis en binnen zeven jaar kregen ze drie kinderen. Van Boven was geen stilzitter en een meester in de schermsport. Bij de Olympische Spelen van 1924 in Pa- rijs was hij lid van de Nederlandse schermploeg. Zijn bevordering tot kapitein bij de Staf der Genie in Den Haag vond plaats op 1 november 1929 en in mei 1932 werd hij toegelaten tot de Hoogere Krijgsschool. Op 1 novem- ber 1937 volgde zijn plaatsing bij de Generale Staf en vanaf 15 februari 1938 was hij zelf leraar aan de Hoo- gere Krijgsschool. Tijdens de mobi- lisatie en de meidagen van 1940 zat hij bij de Generale Staf in Den Haag als hoofd van het Bureau Evacu- atie en het Bureau Inundatiën van het Algemeen Hoofdkwartier. Na de capitulatie werd hij als chef-staf geplaatst bij de pas opgerichte Op- bouwdienst, waarin vele honderden gedemobiliseerde beroepsmilitairen terecht kwamen. Hoofdinspecteur brandweer De Duitse autoriteiten vonden dat het Nederlandse brandweerwezen maar slecht georganiseerd en ge- standaardiseerd was en wilden een organisatie naar Duits model invoe- ren. In de nog meegaande strategie P.L. van Boven. Tijdens een inspectie van de brandweer in Groningen, van links naar rechts hoofdinspecteur Van Boven, brandweerofficier Tupker en de politiebazen Broersen en Gielens. Met een brandweerzegel op het per- soonsbewijs kon menig brandweer- man zich onttrekken aan verplaat- sing buiten zijn gemeente en mocht hij in de ‘spertijd’ naar buiten. Daar kon veel gebruik van gemaakt wor- den.

Transcript of Belangrijke brandweerpersoonlijkheden: P.L. van Boven€¦ · Generale Staf en vanaf 15 februari...

  • 32 Eén-Eén-Twee

    Belangrijke brandweerpersoonlijkheden:

    P.L. van Bovende eerste hoofdinspecteur

    Gerard Koppers en Ton Vesseur

    In de loop van de geschiedenis heeft een

    aantal markante figuren een belangrijke

    rol in de brandweerhistorie gespeeld. De

    een wat meer op de voorgrond, de ander in

    alle bescheidenheid, een niet onbekende

    eigenschap bij de brandweer. In een serie

    artikelen in Eén-Eén-Twee wil de Werkgroep

    Brandweer Historie de herinnering aan een

    aantal van die persoonlijkheden weer een

    beetje tot leven brengen. Deze keer: Pieter

    Lambertus van Boven.

    Tussen 1940 en 1952 was Piet van Boven hoofdinspecteur van, en later voor het brandweerwezen in Nederland. De combinatie van zijn persoonlijkheid en positie zijn van grote betekenis geweest voor de ont-wikkeling van de brandweer in en na

    de oorlog. Alle reden om even stil te staan bij deze bijzondere man.

    Kapitein der GeniePiet van Boven was een veelzijdig talent en ontwikkelde zich snel tot een scherp strateeg. Hij werd ge-boren op 10 juni 1898 in Odoorn (Drenthe) als eerste van vier kin-deren van Cornelis en Antje van Boven. In augustus 1915 werd hij toegelaten tot de Cadettenschool en per 1 oktober 1917 tot de Koninklij-ke Militaire Academie. In juni 1920 slaagde hij als beste voor zijn offi-ciersexamen, waarna hij twee maan-den later bevorderd werd van cadet tot 2e luitenant bij de Genie. Op 1 februari 1923 werd hij bevorderd tot 1e luitenant als adjudant bij het regiment Genietroepen. Op 21 juni 1922 was hij in Emmen getrouwd met Joukje van der Sluis en binnen zeven jaar kregen ze drie kinderen. Van Boven was geen stilzitter en een meester in de schermsport. Bij de Olympische Spelen van 1924 in Pa-rijs was hij lid van de Nederlandse schermploeg. Zijn bevordering tot kapitein bij de Staf der Genie in Den Haag vond plaats op 1 november 1929 en in

    mei 1932 werd hij toegelaten tot de Hoogere Krijgsschool. Op 1 novem-ber 1937 volgde zijn plaatsing bij de Generale Staf en vanaf 15 februari 1938 was hij zelf leraar aan de Hoo-gere Krijgsschool. Tijdens de mobi-lisatie en de meidagen van 1940 zat hij bij de Generale Staf in Den Haag als hoofd van het Bureau Evacu-atie en het Bureau Inundatiën van het Algemeen Hoofdkwartier. Na de capitulatie werd hij als chef-staf geplaatst bij de pas opgerichte Op-bouwdienst, waarin vele honderden gedemobiliseerde beroepsmilitairen terecht kwamen.

    Hoofdinspecteur brandweerDe Duitse autoriteiten vonden dat het Nederlandse brandweerwezen maar slecht georganiseerd en ge-standaardiseerd was en wilden een organisatie naar Duits model invoe-ren. In de nog meegaande strategie

    P.L. van Boven.

    Tijdens een inspectie van de brandweer in Groningen, van links naar rechts hoofdinspecteur Van Boven, brandweerofficier Tupker en de politiebazen Broersen en Gielens.

    Met een brandweerzegel op het per-soonsbewijs kon menig brandweer-man zich onttrekken aan verplaat-sing buiten zijn gemeente en mocht hij in de ‘spertijd’ naar buiten. Daar kon veel gebruik van gemaakt wor-den.

  • Eén-Eén-Twee 33

    van die eerste maanden werd ernaar gestreefd om de reorganisatie van-uit de Nederlandse autoriteiten te laten plaatsvinden. Bij de nog wei-nige Nederlandse professionals op brandweergebied, die er toen waren, werd een regie op landelijk niveau welkom geheten. In eigen kring was daar al lang op aangedrongen. Degene die leiding moest geven aan de reorganisatie was de toenmalige commandant van de Amsterdamse brandweer, C. Gordijn jr., die ook in Duitsland groot aanzien genoot. Het bleek echter dat hij was getrouwd met een Joodse vrouw en dat zou een benoeming in een brandweer- of politieorganisatie bemoeilijken. Van Bovens scherpzinnigheid en di-plomatieke eigenschappen waren bij het departement van Binnenlandse Zaken niet onopgemerkt gebleven en in oktober 1940 werd hij verzocht in te stemmen met zijn benoeming tot hoofdinspecteur van het brand-weerwezen, om leiding te geven aan de gewenste reorganisatie van het brandweerwezen in Nederland. Een dag later stemde Van Boven toe en een week later, per 15 oktober 1940, werd hij als zodanig aangesteld.

    VernieuwingenIn korte tijd wist Piet van Boven een groep mensen om zich heen te verzamelen, die met veel energie aan de slag ging. Zo kaapte hij als plaatsvervangend hoofdinspecteur de Haagse politie-brandweerin-specteur Eggink weg, die daar veel vernieuwingen in het brandweervak had doorgevoerd. Al na een paar maanden lag er een ontwerpbesluit Brandweerwezen, waarin de verhou-dingen beter werden geregeld, de registratie van branden werd vereist, standaardisatie en normalisatie van het materieel werden voorbereid, de onderlinge hulpverlening bij brand geschetst en zelfs een rijksbrand-weerschool ingesteld. Bovendien moesten gemeenten met meer dan 100.000 inwoners over een beroeps-brandweer beschikken. Daarvoor werden een paar brandweerof-ficieren geleend van de twee toen nog bestaande beroepsbrandweren, Amsterdam en Groningen. Niet alles ging misschien zo voorspoedig en snel als men zich gewenst had, maar Van Boven ontpopte zich als een innemend leider, die gemakkelijk

    Van het Engelse brandweermaterieel dat Nederland in stroomde, waren vooral de Austin-bellenwagens zeer populair. De meeste werden maar minimaal aangepast.

    Benzinebonnen met goedkeuring van de hoofdinspectie die weer onderdeel was van het Directoraat-Generaal van Politie vonden hun weg door het hele land en wer-den vaak voor hele andere doeleinden gebruikt dan brandblussen.

    mensen voor zich kon winnen en langs gevoelige tenen kon laveren zonder pijn te veroorzaken. Voor een moeilijk onderwerp als de re-organisatie van de brandweer bleek hij de ideale man. In de termen van die tijd werd hij geprezen om zijn ‘bonhomie’.Gaandeweg de oorlog werden de verhoudingen anders en grimmiger. De greep van de bezetter op het Nederlandse bestuur werd steeds steviger en ook economisch werden de gevolgen van de oorlog steeds harder voelbaar. Van Bovens inspec-tie kon met het Besluit Brandweer-wezen in de hand op een gegeven moment veel brandweerkorpsen voltallig maken en houden door het personeel te behoeden voor uitzen-ding naar Duitsland of terugvoering in krijgsgevangenschap. Ook wist zijn inspectie vele duizenden liters brandstof voor de brandweer te be-machtigen en kon men materiaal, materieel en op het laatst zelfs voed-sel voor de brandweer ‘organiseren’. Dat ‘organiseren’ werd in de laatste oorlogsjaren eigenlijk al snel een dagtaak voor de inspectie en Van Boven wist de Duitse of Duitsgezin-

    de autoriteiten feilloos op het ver-keerde been te zetten om zijn doelen te bereiken. Het spel meespelen en toch op tijd omkeren was de grote truc. Een mooi voorbeeld was de oprichting van een mobiele brand-weercolonne, die onder de naam Rijksbrandweer in 1942 samenge-steld moest worden. Toen Van Bo-ven doorkreeg dat daarin veel teveel Duitse vrienden en manieren zouden voorkomen, wist hij de colonne

  • 34 Eén-Eén-Twee

    organisa-torisch onder de Or-depolitie te laten bren-gen. Zo werd het politiek gevaarlijke instituut toch buiten de brandweer gehouden en was de financiering voor een belang-rijk deel gered.

    Donkere dagenVanaf het najaar van 1944 was al-les en iedereen in bezet Nederland bezig met overleven. Ook de brand-weer, die daarbij steeds grote steun kreeg van de inspectie. Ondertussen was het in Londen ook duidelijk geworden dat de brandweerinspectie eigenlijk best een aanwinst voor Nederland was geworden en dat voortzetting daarvan na de bevrij-ding belangrijk was. In het Tijdelijk Brandweerbesluit, dat in september 1944 in Londen werd afgekondigd en van kracht werd na de bevrijding, werd de inspectie in stand gehouden, zij het dat de naam veranderde van Inspectie van het brandweerwezen in Inspectie voor het brandweerwe-zen, omdat een meer ondersteunende

    rol was bedacht, nadat de brand-weer terug zou worden gebracht onder het gezag van de gemeenten. In 1944 zat de hoofdinspectie, inmiddels als onderdeel van het departement van Justitie, in Nijme-gen en toen die stad bevrijd werd, was Van Boven in eerste instantie onvindbaar. Het bleek dat hij zich in die maanden al bezig had ge-houden met de inrichting van het brandweerlandschap na de bevrijding, samen met een aantal brandweerkopstuk-ken. Met ongelofelijke ambtelijke snelheid werd Van Boven met ingang van 25 juni 1945 weer benoemd tot hoofdin-specteur voor de luchtbe-scherming en brandweer, want de inspectie voor de luchtbescherming was aan die van de brandweer toegevoegd. De hoofdin-specteur daarvan, A. van Batenburg, had zich tij-dens de bezetting wel zeer Duitsgezind getoond. Overigens woonde de familie Van Boven sinds januari 1943 in het huis aan de Parkweg 170 in Voorburg, waar tot die tijd de familie Van Batenburg

    Van Bovens inspectie hielp ijverig mee om van het Engelse oorlogsmaterieel nuttige voertui-gen naar Neder-landse maatsta-ven te maken.

    Met slimme indelingen en doorgereken-de gewichtsverdeling kon de bellenwa-gen helemaal vernederlandst worden. De relatief hoge kosten en geldnood bij de gemeenten zorgden er echter voor, dat er maar een paar van die slimme ontwerpen daadwerkelijk werden uitgevoerd.

    den de Van Bovens aan de Wild-

    hoeflaan 35 in Den Haag, vlakbij de kust.

    BrandweerbelangenEvenals in de oorlog richtte hoofd-inspecteur Van Boven zich na de bevrijding op de verbetering van het Nederlandse brandweerwezen, maar ook op de rampenbestrijding. De

    Het boek ‘Brand Alarm!’ werd in grote aan-tallen gedrukt en verspreid. Toch kwam het na twintig jaar nog terecht bij De Slegte, waar vele verzamelaars het voor 69 cent kochten.

    had gewoond. Die was wél naar het oosten meever-huisd met de ambtelijke zetel. Voor die tijd woon-

  • Eén-Eén-Twee 35

    eigen ervaringen uit de oorlog en de Engelse knowhow werden gecom-bineerd en al binnen korte tijd had hij een visie ontwikkeld op zowel de brandweer als de burgerlijke verde-diging, dat wil zeggen de uitgebrei-de bescherming van de burgerbevol-king tegen oorlogsgeweld.Voor het brandweervak was zijn stimulering van de oprichting van de Nederlandse Vereniging van Brand-weercommandanten (NVBC) van grote betekenis. In het maandblad van de inspectie werd met liefde ruimte gemaakt voor de vergader-verslagen van de NVBC. Van Boven was de eerste die tot erelid van de NVBC werd benoemd. Ook zorgde Van Boven voor de oprichting van vele normalisatiecommissies en voor een vertegenwoordiging in de internationale vakorganisatie, het CTIF. Zijn inspanningen om in internationaal verband bij te dragen aan samenwerking en overleg, leid-den er bij de wederoprichting van het CTIF in 1946 toe dat Van Boven werd gekozen en benoemd tot één van de vier vice-presidenten van het CTIF en in die functie in september 1951 werd herbenoemd voor een nieuwe termijn.De Rijksbrandweerschool werd

    weer opgetuigd, maar helaas na twee jaar al weer wegbezuinigd. Statistieken en wetenschappelijk onderzoek werden zoveel mogelijk dienstbaar gemaakt aan de vakken-nis en een belangrijke rol was in Van Bovens visie weggelegd voor de voorlichting aan de bevolking. Zelf deed hij daarbij een flinke duit in het zakje door het schrijven van een op het publiek gericht boek over de brandweer en brandveiligheid, onder de titel ‘Brand, Alarm!’ in 1948 en de organisatie van een grote brand-weertentoonstelling in datzelfde jaar. Die was niet alleen bedoeld voor de brandweermensen, maar ook en vooral voor het grote publiek. Ook in materieel opzicht werd de positie van de brandweer bevoch-ten. Gestolen brandweervoertuigen werden zoveel mogelijk opgespoord, veel Engels brandweermaterieel kon in Nederland een tweede leven beginnen en vooral slangen, unifor-men, sirenes en alarmeringsinstalla-ties werden zo snel mogelijk aange-vuld of gemoderniseerd.

    Moeizame verhoudingenNiet alleen ín de oorlog, maar ook daarna werd een groot beroep op Van Bovens diplomatieke kwalitei-

    ten gedaan. De in 1941 opgeheven Koninklijke Nederlandsche Brand-weervereeniging, waarin vooral de burgemeesters vertegenwoordigd waren, begon zich weer te roeren en af te zetten tegen elke rijksbemoeie-nis op brandweergebied. Daarbij kwamen ze regelmatig en zeer hard-handig in botsing met de nieuwe vereniging van de brandweertechni-ci, de NVBC, die landelijke samen-werking wel degelijk nuttig achtte voor het vak. Een definitieve wette-lijke regeling van het brandweerwe-zen, die er voor de oorlog eigenlijk nooit was geweest, moest worden voorbereid en deed er werkelijk jaren over om eindelijk acceptabel te zijn. En het werd natuurlijk weer een soort compromis, waarin weinig daadkracht zat. De inspectie was er uiteindelijk toch in overeind geble-ven, maar in een zeer adviserende en ondergeschikte rol. Toch was er ook succes, want het streven om het verenigingsleven op brandweergebied te bundelen, mondde in 1951 uit in één gezamen-lijk vakblad, waarin de tijdschriften van de KNBV, de NVBC, de inspec-tie en zelfs een nieuw opgerichte

    De grote brand-weertentoon-stelling in de Houtrusthallen in Den Haag in 1948 was welis-waar een succes maar vond he-laas geen navol-ging. Ook daar was het geldge-brek de grootste boosdoener.

    De brandweer-wet van 1952 werd gecontra-signeerd in de week van Van Bovens begrafe-nis. De wet bleef 33 jaar in stand.

  • 36 Eén-Eén-Twee

    vereniging van brandweerpersoneel, opgingen in het tijdschrift ‘Brand’. Dat succes duurde maar een jaar, want in 1952 verscheen elke club weer met een eigen periodiek. Maar Van Boven had getoond dat het wel kon. Het zou uiteindelijk tot 1977 duren eer de tijdschriften weer fu-

    seerden. Van Bovens inspanningen werden in april 1951 beloond met een benoeming tot officier in de Orde van Oranje-Nassau.

    Einde en beginHet jaar 1952 stond in het teken van een nieuw tijdperk voor de brand-weer en civiele verdediging. Zowel de ontwerp brandweerwet als de ontwerpwet Bescherming Bevolking waren met veel pijn en moeite klaar en op 23 juni werden ze uiteindelijk ondertekend. Het was Piet van Boven niet gegund om dat mee te maken. Daags na zijn 54ste verjaardag, op 11 juni 1952, werd hij voor een operatie in het

    ziekenhuis opgenomen, waar hij op 18 juni echter overleed. Op 20 juni werd hij - helemaal in lijn met zijn persoonlijkheid - in alle eenvoud be-graven op Westduin in Loosduinen. Op 10 december werd op zijn graf een gedenksteen aan de weduwe aangeboden met de tekst ‘In dank-bare herinnering, De Nederlandse Brandweer’. De steen was een initiatief van Van Bovens vriend en dienstmaat Niek Felix, die overigens een maand later, op 20 juli 1952, plotseling overleed (zie Eén-Eén-Twee, augustus 2006). Zo verloor Nederland in één maand twee brand-weerprominenten en kreeg het twee wetten met een lange toekomst.

    Het bericht van het overlijden van P.L. van Boven overviel Nederland in juni 1952. Juist toen de brand-weer zo in de be-langstelling had gestaan door het moeizame wetge-vingstraject.

    Loods geredDe brandweerposten Steenbergen en Wouw zijn dinsdagmiddag

    16 februari om 13.49 uur uitgerukt voor een schuurbrand aan de

    Moerstraatseweg te Steenbergen. Bewoners hadden in eerste instantie

    de brand zelf met sneeuw proberen te blussen, echter zonder resultaat.

    De GMK had van de eerste melding al ‘middelbrand’ gemaakt.

    Bij het ter plaatse komen van de tankautospuit 4738 van Steenber-gen was er een behoorlijke rook-ontwikkeling waarneembaar. Een verkenning werd ingezet en men zette direct aan de voorzijde van de schuur twee stralen hoge druk in. Ondertussen werd de waterwinning vanaf een ondergrondse brandkraan opgebouwd.De tweede tankautospuit 8133 van Post Wouw kwam niet veel later dan de eerste tankautospuit ter plaatse. Daarmee startte men de bluswerk-

    zaamheden aan de achterzijde. Hier-voor moest men met het voertuig, een 4x4, over een weiland. Ook hier zette men twee stralen hoge druk in. Met het inzetten van de stralen heeft men kunnen voorkomen dat het vuur zou overslaan naar een aangren-zende loods. Het schuurtje is geheel verloren gegaan bij de brand. Bij de brand zijn ook de OvD Clus-ter Moerdijk/Steenbergen/Halder-berge (2591) en de dienstauto (4791) van de post Steenbergen ingezet.

    Info en foto’s: Robbert Peeters