Basisbegrippen logopedie Afasie

17
oornissen stotter en afasie dysca asie dyscalculie apraxie dysle xie stoornissen articulatiestoornis ulatiestoornis sen dysle xie dysar apraxie Basisbegrippen sto xie dysc alculie logopedie dys rie John Van Borsel articulatiestoornis s tter en Deel 2: Communicatiestoornissen a al culie afasie Afasie, dysartrie, apraxie en dys f asie andere neurogene communicatiestoornissen apr rnis sen dyslexie afasie dyscal cu er en taalontwikkelings stoornis culatiestoornis sen apraxie af as e apraxie stotter en dyscal culie l culie afasie dyscalculie acco apr ie stotter en af asie stemstoorni

Transcript of Basisbegrippen logopedie Afasie

Page 1: Basisbegrippen logopedie Afasie

Zowel bij het spreken en het verstaan (mondelinge commu-nicatie) als bij het schrijven en het lezen (schriftelijke com-municatie) en ook bij visueel-manuele communicatie komt het zenuwstelsel voortdurend tussen. Een aandoening van het zenuwstelsel kan dan ook het communicatiegedrag ver-storen. Dit boek is geheel gewijd aan communicatiestoornis-sen als gevolg van een aandoening van het zenuwstelsel, de zogenaamde neurogene communicatiestoornissen. Na een overzicht van de verschillende oorzaken die kunnen leiden tot neurogene communicatiestoornissen en een korte bespreking van enkele aspecten uit de medische diagnostiek, beschrijft dit boek de kenmerken, het onderzoek en de behandeling van afasie, dysartrie en verbale apraxie. Daarnaast wordt ingegaan op enkele specifieke beelden: communicatiestoornissen na hersentrauma, bij dementie en na een rechterhemisfeerletsel.

Het boek is in de eerste plaats bedoeld voor beginnende stu-denten in de logopedie, maar kan ook artsen en andere para-medici uit de revalidatiesector interesseren. De publicatie maakt deel uit van de serie Basisbegrippen logo-pedie. Deel 2: Communicatiestoornissen. Samen met het eer-der verschenen Basisbegrippen logopedie. Deel 1: Logopedie en communicatie biedt deze serie een geïntegreerd overzicht van de logopedie als klinische wetenschap.

John Van Borsel is licentiaat in de Germaanse filologie (KU Leuven) en doctor in de Neurolinguïstiek (Vrije Universiteit Brussel). Hij is hoog-leraar aan de opleiding logopedische en audiologische wetenschap-pen van de Universiteit Gent en is tevens verbonden aan de Universi-dade Veiga de Almeida in Rio de Janeiro (Brazilië). Wetenschappelijk is hij vooral actief op het vlak van spraakstoornissen.

Basisbegrippen logopedie D

eel 2John Van B

orselacco

taalontwikkelingsstoornissen stotterenstemstoornissen stotteren afasie dyscalculie

afasie dyscalculie apraxie dyslexie stemstoornissen articulatiestoornissen articulatiestoornissen dyslexie dysartrie

afasie apraxie Basisbegrippen stotteren

apraxie dyscalculie logopedie dyslexiesartrie John Van Borsel articulatiestoornissen

en stotteren Deel 2: Communicatiestoornissen afasie ex iedyscalculie afasie Afasie, dysartrie, apraxie en dyscalcu l l

stotteren afasie andere neurogene communicatiestoornissen apraxie lietstoornissen dyslexie afasie dyscalculiestotteren taalontwikkelingsstoornissen

articulatiestoornissen apraxie afasiedysartrie apraxie stotteren dyscalculie afasie

dyscalculie afasie dyscalculie acco apraxie dyslexie stotteren afasie stemstoornissen

Basisbegrippen - Afasie [druk].indd 1 21/10/13 10:16

Page 2: Basisbegrippen logopedie Afasie

BASISBEGRIPPEN LOGOPEDIE

DEEL 2: COMMUNICATIESTOORNISSEN

AFASIE, DYSARTRIE, APRAXIE EN ANDERE NEUROGENE COMMUNICATIESTOORNISSEN

Page 3: Basisbegrippen logopedie Afasie

Basisbegrippen logopedie

DEEL 2: COMMUNICATIESTOORNISSEN

Afasie, dysartrie, apraxie en andereneurogene communicatiestoornissen

John Van Borsel

Acco Leuven / Den Haag

Page 4: Basisbegrippen logopedie Afasie

Eerste druk: 2013

Gepubliceerd door Uitgeverij Acco, Blijde Inkomststraat 22, 3000 Leuven, BelgiëE-mail: [email protected] – Website: www.uitgeverijacco.be

Voor Nederland: Acco Nederland, Westvlietweg 67 F, 2495 AA Den Haag, NederlandE-mail: [email protected] – Website: www.uitgeverijacco.nl

Omslagontwerp: www.frisco-ontwerpbureau.be

© 2013 by Acco (Academische Coöperatieve Vennootschap cvba), Leuven (België) Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, micro-fi lm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by mimeograph, fi lm or any other means without permission in writing from the publisher.

D/2013/0543/362 NUR 896 ISBN 978-90-334-8577-0

Page 5: Basisbegrippen logopedie Afasie

Inhoud

Woord vooraf 7

1. Inleiding 10

2. Oorzaken van neurogene communicatiestoornissen 11

3. Medische diagnostiek en therapie 17

4. Verschillende types neurogene communicatiestoornissen 26

5. Afasie 27

6. Dysartrie 120

7. Verbale apraxie 173

8. Communicatiestoornissen na een hersentrauma 190

9. Communicatiestoornissen bij dementie 209

10. Communicatiestoornissen na een rechterhemisfeerletsel 241

11. Enkele geassocieerde stoornissen: agnosie en apraxie 269

Bronnen van fi guren en tabellen 275

Register 277

Page 6: Basisbegrippen logopedie Afasie

Woord vooraf

Het boek Basisbegrippen logopedie deel 1: logopedie en communicatie introduceerde een aantal fundamentele inzichten, begrippen en termen in verband met logopedie en communicatie en ging in op de logopedie als discipline, op de verschillende vor-men van communicatie en op de belangrijkste linguïstische en neurolinguïstische aspecten van communicatie. Het huidige boek Afasie, dysartrie, apraxie en andere neurogene communicatiestoornissen maakt deel uit van een reeks uitgaven onder de titel Basisbegrippen logopedie deel 2: communicatiestoornissen, die de verschillende stoornissen behandelt waar logopedisten mee te maken krijgen. Deze reeks omvat: (A) De spraak na laryngectomie en stemstoornissen, (B) Articulatiestoornissen, (C) Taalontwikkelingsstoornissen, (D) Dyslexie, dysorthografie, dysgrafie en dyscalculie, (E) Stotteren en broddelen, (F) Afasie, dysartrie, apraxie en andere neurogene com-municatiestoornissen en (G) Niet-verbale logopedische stoornissen. Voor elke stoor-nis worden onder meer de kenmerken en oorzaken toegelicht en het onderzoek en de behandeling besproken. Tests en testgebruik (H), ten slotte, is een meer algemeen werk dat handelt over het logopedisch instrumentarium voor het onderzoek van stoornissen. Samen met deel 1 (logopedie en communicatie) biedt de reeks uitgaven van dit tweede deel een geïntegreerd overzicht van de logopedie, met als rode draad dat de logopedie de klinische wetenschap is die communicatie en communicatie-stoornissen bestudeert.

De reeks Basisbegrippen logopedie deel 2: communicatiestoornissen is in eerste instan-tie bedoeld als kennismaking met de logopedie voor beginnende studenten. Het moet hen wegwijs maken in de verscheidenheid van communicatiestoornissen en logopedi-sche handelingen die zij bij een klinische stage te zien krijgen. Tevens moet het hen mogelijk maken zonder al te veel moeite de overstap te maken naar meer gespeciali-seerde literatuur. Dat het om een kennismaking met de logopedie voor studenten gaat, heeft zo zijn consequenties. De logopedie is een zeer uitgebreid vakgebied dat steunt op verschillende andere disciplines. Het is bovendien een vakgebied dat voortdurend in ontwikkeling is. Bij een reeks inleidende publicaties als deze moest dan ook nood-zakelijkerwijze een aantal keuzes gemaakt worden.Om te beginnen werd de voorkeur gegeven aan overzicht eerder dan aan detail. Er werd gepoogd om op een gebalanceerde wijze zo veel mogelijk facetten van de logo-pedie te laten zien. We pretenderen evenwel niet exhaustief te zijn en onvermijdelijk is

Page 7: Basisbegrippen logopedie Afasie

8 | Woord vooraf

zo’n overzicht ook persoonlijk gekleurd, bijvoorbeeld daar waar aan bepaalde aspecten net iets meer aandacht werd geschonken dan aan andere.Verder werd ook nu weer gekozen voor een didactische benadering eerder dan voor een strikt wetenschappelijke uiteenzetting. Dat houdt onder meer in dat royaal werd omgesprongen met omschrijvingen, synoniemen, vertalingen en voorbeelden en dat de meest fundamentele termen typografisch werden aangeduid. Ook werden niet systema-tisch referenties opgenomen binnen de tekst zoals dat in naslagwerken meer gebruike-lijk is. Wel vindt men aan het einde van elk hoofdstuk een gerubriceerde bibliografie. Deze bibliografie geeft aan welke bronnen geraadpleegd werden en bevat ook een aantal referenties die als uitgangspunt kunnen dienen voor verdere verdieping. Bij het verzamelen van deze referenties werd de voorkeur gegeven aan overzichtswerken, overzichtsartikelen, een aantal ‘klassiekers’ en ook websites die een bijzondere illus-tratie bieden of interessant zijn vanwege verdere links en literatuurverwijzingen. Ook de bronvermeldingen voor een aantal figuren en tabellen werden verzameld in een aparte bijlage.

De voorkeur ging ook uit naar praktisch georiënteerde delen eerder dan naar theoreti-sche inleidingen. Dat verklaart waarom ook aandacht werd geschonken aan onderzoek en behandeling van de verschillende stoornissen en waarom in de reeks een deel over tests en testgebruik werd opgenomen. Dat we voor een praktische oriëntatie kozen, betekent evenwel nog niet dat de reeks Basisbegrippen logopedie deel 2: communica-tiestoornissen de lezer meteen ook al in staat zou stellen patiënten te onderzoeken of te behandelen. Wel menen we dat het daartoe een eerste aanzet kan zijn en dat deze reeks als uitgangspunt kan dienen bij practica en klinische stages.

Een bewuste beperking is nog dat er enkel een inleiding geboden wordt in de logo-pedie en niet in de audiologie. Kennis van het hoorproces, gehoorstoornissen en het voorkomen, meten en revalideren ervan is natuurlijk onmisbaar voor elke logopedist maar vraagt ons inziens een studie op zich. Er wordt dan ook niet ingegaan op de audiologie.

In zoverre dat deze reeks uitgaven een tweeluik vormt met Basisbegrippen logopedie deel 1: logopedie en communicatie, wordt verondersteld dat een aantal fundamentele begrippen en termen in verband met spraak, schrift en visueel-manuele communicatie gekend zijn. Hetzelfde geldt voor een aantal linguïstische en neurolinguïstische aspec-ten van communicatie, die hier evenmin opnieuw aan bod komen. De lezer die toch bepaalde van deze basisbegrippen of aspecten verder verklaard wenst te zien, verwij-zen we naar deel 1.

Hoewel deze reeks in de eerste plaats geschreven is voor studenten in de logopedie, zijn we ervan overtuigd dat het ook andere groepen kan interesseren. We denken dan aan huisartsen, neus-, keel- en oorartsen, pediaters en artsen gespecialiseerd in de jeugdgezondheidszorg. We denken ook aan andere paramedici uit de revalidatiesector

Page 8: Basisbegrippen logopedie Afasie

Woord vooraf | 9

(kinesitherapeuten, ergotherapeuten, pedagogen, psychologen) die een basiskennis van logopedie wensen op te doen. Ook leerkrachten, zowel op de kleuterschool en de lagere school als aan conservatoria, rekenen we tot de mogelijke lezers.

Het zal sommige lezers misschien opvallen dat we in deze reeks uitgaven consequent spreken over de ‘logopedist’ en niet over de ‘logopediste’. Vrouwelijke collega’s moeten dit geenszins opvatten als een ontkenning dat zij numeriek meer dan de overhand heb-ben in het werkveld.

Een boek is nooit volmaakt. Zeker ook deze reeks uitgaven niet. Daarom zouden we iedereen dankbaar zijn die opmerkingen, commentaar of suggesties voor verbetering heeft. Ten slotte houden we eraan allen te danken die op een of andere manier hebben bijgedragen tot het tot stand komen van dit werk: kritische studenten, collega’s en zij die de verschillende delen van naderbij hebben zien groeien.

JOHN VAN BORSEL

Page 9: Basisbegrippen logopedie Afasie

1. Inleiding

Net zoals alle menselijk gedrag vindt ook communicatiegedrag plaats door toedoen van het zenuwstelsel. Zowel bij het spreken en het verstaan (mondelinge communicatie) als bij het schrijven en het lezen (schriftelijke communicatie) en ook bij visueel-manuele communicatie komt het zenuwstelsel voortdurend tussen. Het is bijgevolg begrijpelijk dat een aandoening van het zenuwstelsel tot verstoring van het communicatiegedrag kan leiden. Communicatiestoornissen die ontstaan als gevolg van een aandoening van het zenuwstelsel, noemt men algemeen neurogene communicatiestoornissen.Dit boek is specifiek gewijd aan neurogene communicatiestoornissen. Eerst bespreken we de verschillende oorzaken die kunnen leiden tot neurogene communicatiestoornis-sen en gaan we in op de medische diagnostiek en therapie. Na een schets van de alge-mene indeling van neurogene communicatiestoornissen bekijken we vervolgens één voor één de verschillende types neurogene communicatiestoornissen in detail. Bij elke stoornis bespreken we onder andere de kenmerken, het onderzoek en de behandeling.De studie van neurogene communicatiestoornissen veronderstelt een zekere kennis van de bouw en werking van het zenuwstelsel en van de rol van het zenuwstelsel en in het bijzonder de hersenen bij spraak- en taalverwerking. Deze aspecten komen niet aan bod. Hiervoor verwijzen we naar hoofdstuk 6 in het boek Basisbegrippen logopedie deel 1: logopedie en communicatie.

Page 10: Basisbegrippen logopedie Afasie

2. Oorzaken van neurogene communicatiestoornissen

2.1. Cerebrovasculaire stoornissen 112.1.1. Bloeding 112.1.2. Infarct 12

2.2. Tumoren 122.3. Infecties 132.4. Degeneratieve stoornissen 132.5. Intoxicatie 132.6. Traumata 142.7. Terminologie 16 Referenties en literatuur 16

2.1. Cerebrovasculaire stoornissen

Er bestaan verschillende aandoeningen die de normale werking van het zenuwstelsel en in het bijzonder de hersenen kunnen verstoren en aldus tot communicatiestoornissen kunnen leiden. Een zeer belangrijke groep vormen de zogenaamde cerebrovasculaire stoornissen, dat zijn spontane stoornissen van de bloedvoorziening van de hersenen. Een cerebrovascu-laire stoornis, in het alledaagse taalgebruik ook wel ‘beroerte’ genoemd, kan van tweeërlei aard zijn. Enerzijds kan bloed uit de bloedbaan ontsnappen ten gevolge van een ruptuur van een bloedvat. Anderzijds kan de bloedtoevoer naar de hersenen onvoldoende zijn.

2.1.1. Bloeding

Wanneer bloed uit de bloedbaan ontsnapt, heeft men te maken met een hemorragie of bloeding. Het bloed kan ontsnappen naar de subarachnoïdale ruimte (subarachnoïdale bloeding), in het hersenweefsel zelf (intracerebrale of intracerebellaire bloeding) of in de ventrikels terechtkomen (intraventriculaire bloeding). Het is ook mogelijk dat het ontsnapte bloed in de subdurale ruimte of tussen dura en schedel terechtkomt en res-pectievelijk een subduraal of extraduraal hematoom (bloedgezwel) vormt dat dan op de omliggende structuren kan gaan drukken.

Page 11: Basisbegrippen logopedie Afasie

12 | Oorzaken van neurogene communicatiestoornissen

Verschillende oorzaken kunnen aan de basis liggen van een bloeding. Een bloeding kan het gevolg zijn van een ruptuur van een aneurysma, dat is een verwijding van een slagader door een (meestal aangeboren) zwakte van de wand van een bloedvat. Aneurysma’s komen gewoonlijk voor ter hoogte van de splitsingen van hoofdslagaders van de cirkel van Willis. Een andere oorzaak van bloedingen zijn angiomen. Angiomen zijn aangeboren misvormingen bestaande uit een massa bloedvaten met arterioveneuze malformaties, dat zijn abnormale verbindingen tussen de vaten die voor de aanvoer van bloed zorgen (arteriën) en de vaten die voor de afvoer zorgen (venen). Doordat deze abnormale bloedvaten zeer dun zijn, gaan ze gemakkelijk bloeden. Bovendien wordt door deze verbindingen de normale bloedtoevoer ontnomen aan de onderlig-gende hersengebieden. Ook bij arteriosclerose (degeneratie van het weefsel van de wand van een slagader) vergroot de kans op een bloeding, zeker wanneer deze conditie gepaard gaat met hypertensie (verhoogde bloeddruk).

2.1.2. Infarct

Wanneer de bloedtoevoer naar de hersenen onvoldoende is, ontstaat een cerebrovas-culaire stoornis die men een infarct noemt. Zenuwcellen kunnen hoogstens een achttal minuten zonder zuurstof. Daarna gaan ze afsterven. Een belemmering van de bloed-toevoer naar de hersenen (ischemie) kan het gevolg zijn van een trombose, dat is een bloedstolsel dat zich vormt op de binnenwand van een bloedvat van de hersenen. De belemmering kan ook ontstaan doordat een prop (embolus) vanuit een andere plaats van het lichaam in de bloedbaan wordt meegevoerd en uiteindelijk een bloedvat gaat verstoppen dat in de bloedtoevoer naar de hersenen voorziet. Men spreekt dan van een embolie. Wanneer de bloedtoevoer belemmerd wordt, hoeft dat niet meteen tot een infarct te leiden. De belemmering kan ook van voorbijgaande aard zijn en de hersencel-len tijdelijk van zuurstof depriveren zonder dat ze daarom afsterven. Dergelijke kort-stondige verstoringen van de bloedtoevoer noemt men transitoire ischemische aanvallen.

2.2. Tumoren

Een andere bedreiging voor het zenuwstelsel vormen tumoren. Tumoren zijn abnor-male gezwellen. Gewoonlijk maakt men onderscheid tussen tumoren die ontstaan zijn binnen het zenuwstelsel zelf (primaire tumoren) en tumoren die het zenuwweefsel binnendrongen na metastase (uitzaaiing) vanuit andere weefsels (secundaire tumo-ren). Tumoren kunnen ook geclassificeerd worden naar het weefsel waaruit ze zich ontwikkelen. Zo spreekt men bijvoorbeeld van een meningeoom om een tumor aan te duiden die ontstaat uit de meninges, of van een glioom bij een tumor die zich ontwik-kelt uit de steuncellen (neuroglia).

Page 12: Basisbegrippen logopedie Afasie

Oorzaken van neurogene communicatiestoornissen | 13

Wanneer een tumor zich binnen de schedel ontwikkelt (men spreekt van een intra-craniale tumor), kan de normale werking van de hersenen op drie manieren verstoord worden. De tumor kan de omringende structuren gaan samendrukken, hij kan de cir-culatie van bloed in de bloedbanen of van cerebrospinaal vocht in het ventrikelsysteem belemmeren en hij kan de hersencellen zelf aantasten.

2.3. Infecties

Naast cerebrovasculaire stoornissen en tumoren kunnen ook infecties de normale func-tie van het zenuwstelsel verstoren. Algemeen doet een infectie of besmetting zich voor wanneer ziekteverwekkende organismen (bacteriën, virussen) in weefsels binnendrin-gen en zich vermenigvuldigen met als gevolg een plaatselijke ontsteking van het weef-sel of een ziekte van het hele organisme. Infecties van het zenuwstelsel worden geclas-sificeerd naargelang de plaats van de ontsteking. Zo spreekt men bij een ontsteking van de hersenvliezen van meningitis, bij een ontsteking van de eigenlijke hersencellen van encefalitis en bij ontsteking van het ruggenmerg van myelitis. Wanneer ten gevolge van de ontsteking weefsel gaat afsterven, kan een abces ontstaan, een met pus (etter) gevulde holte. Dat abces kan groter worden en wanneer het zich binnen de schedel-holte bevindt, symptomen veroorzaken op dezelfde manier als een intracraniale tumor.

2.4. Degeneratieve stoornissen

Nog een ander type stoornissen zijn de degeneratieve stoornissen. Het gaat om een heterogene groep van aandoeningen die evenwel als gemeenschappelijk kenmerk heb-ben dat er een progressieve en irreversibele beschadiging van zenuwcellen optreedt. Als gevolg hiervan kan dementie ontstaan, een syndroom gekenmerkt door een intel-lectuele achteruitgang, geheugenstoornissen, persoonlijkheidsveranderingen en ook communicatiestoornissen.

2.5. Intoxicatie

De normale werking van de hersenen kan ook verstoord geraken door intoxicatie of vergiftiging. Giftige stoffen (toxines) kunnen zowel in het lichaam zelf geproduceerd worden, wanneer bepaalde organen niet meer goed functioneren bijvoorbeeld, als van buitenaf in het lichaam terechtkomen (geneesmiddelen, alcohol, ...).

Page 13: Basisbegrippen logopedie Afasie

14 | Oorzaken van neurogene communicatiestoornissen

2.6. Traumata

Een laatste belangrijke oorzaak van beschadiging van het zenuwstelsel ten slotte is trauma (letterlijk: verwonding). Traumata aan het hoofd, algemeen trauma capitis genoemd, kunnen zowel letsels van de schedel als letsels van de hersenen teweeg-brengen. Vandaar dat men soms ook spreekt van craniocerebrale traumata. De ernst van beide types letsels hoeft niet altijd parallel te lopen. Ernstige letsels van de schedel brengen weliswaar vaak maar toch niet altijd ernstige letsels van de hersenen met zich mee.Een letsel aan de schedel (schedeltrauma) kan beperkt blijven tot een barst in het bot. Bij een ernstiger trauma kan een zogenaamde impressiefractuur ontstaan, waarbij het schedelbot naar binnen gedrukt is. Hierbij kan verder onderscheid gemaakt worden tussen open en gesloten fracturen. Bij een open fractuur, ook gecompliceerde impres-siefractuur genoemd, komen de hersenen bloot te liggen en is er kans op infectie; bij een gesloten fractuur komen de hersenen niet in contact met de buitenwereld. Soms leidt een trauma tot een barst aan de basis van de schedel, schedelbasisfractuur genoemd. Een schedelbasisfractuur kan gepaard gaan met een bloeduitstorting in de oogkassen en een zogenaamd brilhematoom, verlies van hersenvocht via de neusholte, of beschadiging van reuk-, oog- of gehoorzenuwen, al naargelang de plaats van het letsel.Bij de letsels aan de hersenen zelf (hersentrauma) onderscheidt men een hersen-schudding (commotio of concussio cerebri), waarbij er alleen een tijdelijke, functio-nele stoornis is zonder structurele laesies, een hersenkneuzing (contusio cerebri), die gekenmerkt wordt door hersenoedeem en bloeding van haarvaatjes, en laceraties, let-terlijk scheuringen van het hersenweefsel. In het laatste geval zijn er zichtbare breuken in de hersensubstantie en kunnen zich ook ernstiger bloedingen voordoen. Secundair aan het trauma kan een infectie, infarct of atrofie van hersenweefsel optreden. Bij som-mige patiënten treedt er ook epilepsie op.

Page 14: Basisbegrippen logopedie Afasie

Oorzaken van neurogene communicatiestoornissen | 15

Figuur 1. Enkele types van hersentrauma: links coup- en contre-coup-letsel, rechts diffuse axo-nale beschadiging.

Het letsel aan de hersenen bij een trauma kan het gevolg zijn van een directe bescha-diging van hersenweefsel, zoals bij schotwonden bijvoorbeeld. Het letsel kan ook indi-rect ontstaan doordat de hersenen tegen de schedel gedrukt worden door een plotse-linge acceleratie (versnelling) of deceleratie (vertraging). Bij acceleratie ontstaat het letsel doordat de hersenen tegen de schedel gedrukt worden wanneer de schedel door een object van buitenaf, bij een slag bijvoorbeeld, plots in beweging gebracht wordt. Bij deceleratie ontstaat het letsel doordat de hersenen tegen de schedel gedrukt worden wanneer de schedel bij beweging, bij een val bijvoorbeeld, plots tot stilstand gebracht wordt. Soms ontstaat bij een trauma ook nog een letsel aan de tegenovergestelde kant van waar de hersenen eerst tegen de schedel stootten. Men noemt dat laatste letsel een contre-coup-letsel (letterlijk ‘tegenstoot-letsel’). Wanneer bij een trauma de her-senmassa geroteerd wordt ten opzichte van de schedel, worden de zenuwvezels die verschillende delen van de hersenen verbinden, uitgerekt en ontstaat meer diffuse her-senbeschadiging. Omdat daarbij vooral ter hoogte van de axonen van de hersencellen structurele schade optreedt, spreekt men van diffuse axonale letsels (figuur 1).

Page 15: Basisbegrippen logopedie Afasie

16 | Oorzaken van neurogene communicatiestoornissen

2.7. Terminologie

In verband met aandoeningen van de hersenen hoort men de laatste jaren vaak de term niet-aangeboren hersenletsel (afgekort NAH). Enerzijds verwijst deze term uitslui-tend naar hersenbeschadiging opgelopen na de geboorte, wanneer dus al een normale ontwikkeling plaatsvond. Daarmee wordt duidelijk onderscheid gemaakt met aange-boren hersenletsels, zoals bijvoorbeeld in het geval van hersenverlamming (‘cerebral palsy’ in het Engels) of infantiele encefalopathie (zie het deel Articulatiestoornissen uit Basisbegrippen logopedie deel 2). Hersenletsels van vóór (of tijdens) de geboorte belemmeren een normale ontwikkeling. Anderzijds is de term ‘niet-aangeboren her-senletsel’ een overkoepelende term die zowel letsels ten gevolge van een cerebrovas-culaire aandoening als letsels ten gevolge van tumor, infectie, intoxicatie, degeneratie of trauma omvat. Het gebruik van een dergelijke overkoepelende term suggereert dat letsels ondanks een verschillende oorzaak toch zekere gemeenschappelijke symptomen kunnen laten zien. Tot op zekere hoogte is dat inderdaad het geval. Niettemin kunnen de symptomen ook aanzienlijk verschillen naargelang de onderliggende aandoening. Vandaar dat men toch vaak weer verder onderscheid maakt, zoals bijvoorbeeld tussen niet-aangeboren hersenletsels van traumatische en niet-traumatische oorsprong.

Referenties en literatuur

Hijdra, A., Koudstaal, P.J., & Roos, R.A.C. (2010) (Red). Neurologie (4de herziene druk). Amster-dam: Elsevier Gezondheidszorg.

Kuks, J.B.M., & Snoek, J.W. (2007). Klinische neurologie (16de herziene druk). Houten: Bohn

Stafl eu van Loghum.

Page 17: Basisbegrippen logopedie Afasie

Zowel bij het spreken en het verstaan (mondelinge commu-nicatie) als bij het schrijven en het lezen (schriftelijke com-municatie) en ook bij visueel-manuele communicatie komt het zenuwstelsel voortdurend tussen. Een aandoening van het zenuwstelsel kan dan ook het communicatiegedrag ver-storen. Dit boek is geheel gewijd aan communicatiestoornis-sen als gevolg van een aandoening van het zenuwstelsel, de zogenaamde neurogene communicatiestoornissen. Na een overzicht van de verschillende oorzaken die kunnen leiden tot neurogene communicatiestoornissen en een korte bespreking van enkele aspecten uit de medische diagnostiek, beschrijft dit boek de kenmerken, het onderzoek en de behandeling van afasie, dysartrie en verbale apraxie. Daarnaast wordt ingegaan op enkele specifieke beelden: communicatiestoornissen na hersentrauma, bij dementie en na een rechterhemisfeerletsel.

Het boek is in de eerste plaats bedoeld voor beginnende stu-denten in de logopedie, maar kan ook artsen en andere para-medici uit de revalidatiesector interesseren. De publicatie maakt deel uit van de serie Basisbegrippen logo-pedie. Deel 2: Communicatiestoornissen. Samen met het eer-der verschenen Basisbegrippen logopedie. Deel 1: Logopedie en communicatie biedt deze serie een geïntegreerd overzicht van de logopedie als klinische wetenschap.

John Van Borsel is licentiaat in de Germaanse filologie (KU Leuven) en doctor in de Neurolinguïstiek (Vrije Universiteit Brussel). Hij is hoog-leraar aan de opleiding logopedische en audiologische wetenschap-pen van de Universiteit Gent en is tevens verbonden aan de Universi-dade Veiga de Almeida in Rio de Janeiro (Brazilië). Wetenschappelijk is hij vooral actief op het vlak van spraakstoornissen.

Basisbegrippen logopedie D

eel 2John Van B

orselacco

taalontwikkelingsstoornissen stotterenstemstoornissen stotteren afasie dyscalculie

afasie dyscalculie apraxie dyslexie stemstoornissen articulatiestoornissen articulatiestoornissen dyslexie dysartrie

afasie apraxie Basisbegrippen stotteren

apraxie dyscalculie logopedie dyslexiesartrie John Van Borsel articulatiestoornissen

en stotteren Deel 2: Communicatiestoornissen afasie ex iedyscalculie afasie Afasie, dysartrie, apraxie en dyscalcu l l

stotteren afasie andere neurogene communicatiestoornissen apraxie lietstoornissen dyslexie afasie dyscalculiestotteren taalontwikkelingsstoornissen

articulatiestoornissen apraxie afasiedysartrie apraxie stotteren dyscalculie afasie

dyscalculie afasie dyscalculie acco apraxie dyslexie stotteren afasie stemstoornissen

Basisbegrippen - Afasie [druk].indd 1 21/10/13 10:16