Bachelor Scriptie Niels Honders
date post
22-Jan-2018Category
Documents
view
371download
0
Embed Size (px)
Transcript of Bachelor Scriptie Niels Honders
Universiteit Leiden
Van politieke wens naar efficinte flop
Onderzoek naar intergemeentelijke samenwerking en de invloed hiervan op de
efficintie van gemeentelijke diensten op het gebied van werk en inkomen
Student: Niels Honders
Studentnummer: s1277901
Opleiding: Bestuurskunde (EBM)
Datum: 18-5-2015
Begeleider: Petra van den Bekerom
2
Voorwoord
Beste lezer,
Voor u ligt mijn bachelor scriptie die ik als afsluiting van de bachelor Bestuurskunde aan de Universiteit
Leiden heb geschreven. Het volgen van de Bachelor waren voor mij drie leerzame, maar vooral leuke
jaren, waar ik mezelf verder heb kunnen ontwikkelen en nieuwe vriendschappen heb opgedaan.
Uiteindelijk heeft dit geresulteerd in het onderzoek dat nu voor u ligt. Uiteraard was dit onderzoek was
niet tot stand gekomen zonder de hulp en steun van vrienden en familie. Ik wil in het bijzonder Petra van
den Bekerom bedanken voor de goede begeleiding tijdens het schrijven van deze scriptie. Verder wil ik
mijn vader, Gerton Hoogerwaard, Maurits Meerkerk, Laurens Meerkerk, Souhail Ftiah en Jeroen
Nederpelt bedanken voor het kritisch lezen van dit onderzoek en hun heldere feedback. Ik hoop dat u als
lezer veel van dit onderzoek zal opsteken en het u een kritische blik geeft op intergemeentelijke
samenwerkingsverbanden.Verder rest mij niet anders dan u veel leesplezier te wensen.
Niels Honders
Katwijk,17 mei 2015
Scientiae Caput Reverentia Est Dei
3
Inhoudsopgave Samenvatting ................................................................................................................................ 4
1.Inleiding .................................................................................................................................... 5
1.1 Leeswijzer ........................................................................................................................... 6
1.2 Wetenschappelijke relevantie........................................................................................................6
1.3 Maatschappelijke relevantie .................................................................................................. 7
1.4 Achtergrond ........................................................................................................................ 7
2. Theoretisch kader en hypothesen. ............................................................................................... 9
3. Methodologisch kader.......................................................................................................... ..13
3.1Eenheid van analyse................................................................................................... ..................13
3.2 Operationalisering...............................................................................................................13
3.3 Conceptueel model .............................................................................................................15
3.4 Betrouwbaarheid en validiteit ..............................................................................................15
4. Analyse resultaten. ...................................................................................................................16
4.1 Vergelijking gemeenten die wel en niet samenwerken................................................................17
4.2 Regressieanalyse aanwezigheid samenwerkingsverband ........................................................18
4.3 Regressieanalyse duur en grootte samenwerkingsverband......................................................20
4.4 Regressieanalyse interactie-effect duur en grootte samenwerkingsverband..............................22
5. Conclusie .................................................................................................................................23
6. Discussie .................................................................................................................................24
7. Aanbevelingen .........................................................................................................................27
8. Literatuurlijst ...........................................................................................................................28
4
Samenvatting
De Nederlandse gemeenten krijgen een steeds groter takenpakket, die ze moeten uitvoeren met een
steeds kleiner budget. Veel gemeenten hebben daarom de intentie geuit om meer met elkaar samen te
werken. Met deze samenwerking verwachten gemeenten de efficintie te verhogen en daarmee de kosten
te reduceren. Dit speelt met name op het gebied van werk en inkomen.In het licht van deze ontwikkeling
is het belangrijk te weten of deze intergemeentelijke samenwerking daadwerkelijk de efficintie
verhoogd.De onderzoeksvraag van dit onderzoek is dan ook als volgt:In hoeverre verklaart de
aanwezigheid van intergemeentelijke samenwerkingsverbanden op het gebied van werk en inkomen de
efficintie van gemeentelijke diensten op dit gebied?
Theoretische inzichten op het gebied van intergemeentelijke samenwerkinggeven ten eerste aan
dat schaalvoordelen, het wegwerken van verschillen tussen gemeenten en het tegengaan van het spillover
effect, de efficintie van gemeenten die samenwerken moet verhogen. Als tweede komt uit de theorie
naar voren dat de duur van een samenwerkingsverband de efficintie kan verhogen door de opbouw van
sociaal kapitaal. Daarnaast laat de theorie zien dat de grootte van een samenwerkingsverband geen
negatief effect zou moeten hebben op de efficintie, aangezien er bij intergemeentelijke samenwerking
op het gebied van werk en inkomen sprake is van 'administrative lead organisation'. Als vierde en laatste
leert ons de theorie dat hoe langer een samenwerkingsverband duurt, hoe meer ervaring organisaties
krijgen in het managen van een samenwerkingsverband, waardoor er sneller nieuwe leden aan het
samenwerkingsverband worden toegevoegd.
Om de hoofdvraag te beantwoorden zijn er in dit onderzoek verschillende regressieanalyses
uitgevoerd om vast te stellen of de bovengenoemdetheorien zijn terug te vinden bij gemeentelijke
samenwerkingsverbanden.Uit deze analyses is gebleken dat er geen significant bewijs is , dat de
aanwezigheid van een samenwerkingsverband een aantoonbaar effect heeft op de efficintie. Daarnaast is
gebleken dat ook de duur van een samenwerkingsverband geen significant effect heeft. Alleen de grootte
van een samenwerkingsverband heeft een significant effect. Echter, deze is negatief, waardoor, hoe
groter het samenwerkingsverband is, hoe lager de efficintie van departiciperende gemeenten blijkt te
zijn. Ook is er geen sprake van een interactie-effect tussen de grootte en duur van een
samenwerkingsverband.Uit het onderzoek moet dan ook worden geconcludeerddat de aanwezigheid van
een intergemeentelijk samenwerkingsverband slechts gedeeltelijk de efficintie van gemeentelijke
diensten op het gebied van werk en inkomen verklaart. Alleen de grootte van het
samenwerkingsverbandverklaart de variatie in de efficintie bij gemeenten die samenwerkenin negatieve
zin. Dit onderzoek toont daarmee aan dat gemeenten er vanuit moeten gaan dat samenwerking niet per
definitie leidt tot een verbetering van de efficintie. Zelfs als er duidelijke overwegingen zijn om wel
samen te werken moet er met name op het punt van de grootte van het samenwerkingsverband zeer
terughoudend worden omgegaan.
5
1.Inleiding
Sinds 1 januari 2015 is de nieuwe participatiewet in werking getreden. De wet regelt de ondersteuning
die burgers nodig hebben bij het vinden van werk. De wet iseen samenvoeging van de Wet Werk en
Bijstand (WWB), de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) en een groot deel van deWet werk en
arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong).Doormiddel van deze wet wil het kabinet realiseren
dat mensen met een arbeidsbeperking of een bijstandsuitkering sneller aan het werk kunnen gaan1. En
van de belangrijkste aspecten van de nieuwe participatiewet is dat gemeenten nu geheel verantwoordelijk
zijn voor de ondersteuning van burgers die eerst onder de WWB, WSB of Wajong vielen. Veel van deze
taken, zoals de uitvoering van de WWB, werden al uitgevoerd door de gemeenten, maar door de
participatiewet is het takenpakket uitgebreid. Om een groot deel van deze taken op te vangen hebben veel
gemeenten de intentie uitgesproken om meer intergemeentelijke samenwerking op dit gebied op te
zetten, met als uitgangspunt dat dit de efficintie van gemeenten zal verhogen (Divosa, 2013: 3).
Intergemeentelijke samenwerking is geen nieuw fenomeen. Al sinds 1984 hebben gemeenten de
mogelijkheid om samenwerkingsverbanden op te zetten doormiddel van de Wet gemeenschappelijke
regelingen (Wgr), alleen werd deze mogelijkheid door gemeenten tot voor kort op veel terreinen nog niet
toegepast (de Greef e.a. 2013: 7).Echter, door de noodzaak om te bezuinigen en de kwaliteit van
dienstverlening te verbeteren staat de intergemeentelijke samenwerking opnieuw in de belangstelling. Zo
ook op het gebied van werk en inkomen (Divosa, 2013: 3). Al voordat bekend werd dat de gemeenten
extra taken zouden krijgen op het gebied van werk en inkomen werkten verschillende gemeenten al
samen op d