Auto en Fiscus 2012 - Compass Lease · BOVAG Kosterijland 15, 3981 AJ Bunnik, T 030 659 52 11, I...
Transcript of Auto en Fiscus 2012 - Compass Lease · BOVAG Kosterijland 15, 3981 AJ Bunnik, T 030 659 52 11, I...
BOVAGKosterijland 15, 3981 AJ Bunnik, T 030 659 52 11, I www.bovag.nl
Auto en Fiscus 2012De 100 meest gestelde vragen
Auto en Fiscus 2
01
2
De fi scale wetgeving rond de automobiliteit in
Nederland is voortdurend in beweging. De afbouw
van de BPM, kortingen op basis van milieudiffe-
rentiatie op BPM en Motorrijtuigenbelasting, de
verschillende bijtellingstarieven voor privégebruik
van de auto van de zaak; u moet er als onder-
nemer in de branche voldoende over weten om uw
klant goed te adviseren.
Ook de talloze fi scale regels waar u als onder-
nemer mee te maken krijgt, wijzigen geregeld.
Hoe verloopt bijvoorbeeld de BTW-heffi ng bij de
margeregeling? Wanneer geldt de BPM-vrijstelling
voor de onder nemer? Hoe werkt de investerings-
aftrek? En hoe zit het met de regels omtrent de
auto van de zaak?
Kent u de belastingregels goed, dan voor komt u
onnodige fi nanciële risico’s en kunt u bovendien
zelf fi nancieel voordeel behalen.
De jaarlijkse uitgave Auto en Fiscus van BOVAG
en AMD Automotive Fiscalisten geeft een
heldere en praktische uitleg over de fi scale
regelgeving in Nederland. De honderd meest
gestelde vragen en hun antwoorden, mogen niet
ontbreken in uw boekenkast.
Auto en Fiscus 2012
AUTO & FISCUS
De 100 meestgestelde vragenover uw auto en de fi scus
- editie 2012 -
een uitgave van
BOVAG
in samenwerking met
AMD automotive fi scalisten
2
Disclaimer / copyright
Hoewel aan het samenstellen van de inhoud van dit boek de uiterste zorg is be-
steed, aanvaarden de auteurs noch de uitgever enige aansprakelijkheid voor het
gebruik van de in dit boek opgenomen informatie zonder uitdrukkelijke betrokken-
heid van de auteurs bij advisering in het concrete geval en staan zij niet in voor
afwezigheid van eventuele (druk)fouten en onvolledigheden.
Alle namen die in de voorbeelden in dit boek zijn gebruikt, zijn ontsproten aan de
fantasie van de auteurs. Elke gelijkenis met bestaande personen of ondernemingen
berust dan ook op louter toeval.
© Januari 2012. Copyright van deze uitgave berust bij AMD automotive fi scalisten
B.V.. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geauto-
matiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze,
zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
3
Voorwoord
BOVAG maakt zich hard voor een goed ondernemersklimaat in de automotive
branche. Niemand wil immers belemmerd worden door regelmatig verande-
rende regels in de fi scale wetgeving. Met succes is er in 2011 een lobby gevoerd
om meer tijd te krijgen tussen de aankondiging en de ingangsdata van
wijzigingen in het belastingstelsel. Dankzij de lobbyisten van BOVAG weten we
nu ruim van te voren wanneer er iets gaat veranderen zodat ondernemers daar
tijdig hun activiteiten op kunnen aanpassen. De overheid toont zich hierin nu
als een betrouwbare partner.
Ook het terugdringen van administratieve lasten staat hoog op de prioriteiten-
lijst van onze lobbyisten. Ze boekten ook op dat gebied in 2011 succes met de
vereenvoudiging van de btw-correctie op het privégebruik van een auto van de
zaak. Het vooruitzicht van een berg extra papierwerk blijft de ondernemer nu
bespaard.
‘Auto & Fiscus 2012’ bundelt alle fi scale regels voor de automotive ondernemer
en zijn klant. Wat zijn bijvoorbeeld de CO2-normen voor de bijtellingscatego-
rieën? Welke overgangsregeling geldt bij de aanscherping daarvan? Op welke
auto’s kan de ondernemer versneld afschrijven? En hoe zit het met de regels
omtrent de bestelauto van de zaak?
Als bijlagen hebben wij de per 2012 fors uitgebreide wettekst van de bijtelling
auto van de zaak bijgevoegd. Daarnaast ook de tekst van de BPM-vrijstelling
voor ondernemers. Een derde bijlage betreft een overzichtelijk schema van de
overgangsregeling van de bijtelling.
Deze uitgave is met uiterste zorg samengesteld door BOVAG en de belasting-
adviseurs van AMD automotive fi scalisten. Vragen die zij in hun dagelijkse
praktijk krijgen, worden in dit boekje beantwoord. Dit is gebaseerd op de
wetgeving en jurisprudentie per 1 januari 2012.
Wij brengen u met deze uitgave op de hoogte van de belangrijkste fi scale regels
en wijzigingen per 2012 met betrekking tot de auto en de fi scus en vertrouwen
op de praktische toepasbaarheid voor uw dagelijkse praktijk!
Bunnik, januari 2012
BOVAG
4
Inhoudsopgave
Voorwoord 3
Inhoudsopgave 4
Inhoudsopgave van de behandelde vragen 5
I. Inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting (algemeen) 9
II. Inkomsten- en loonbelasting: bijtelling 23
III. Omzetbelasting / BTW 54
IV. Belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) 66
V. Motorrijtuigenbelasting (MRB) 87
VI. Leasing 96
Onderwerpenregister 101
Bijlage 1 wettekst bijtelling loonbelasting 106
Bijlage 2 wettekst BPM-vrijstelling ondernemers 113
Bijlage 3 Stroomschema bijtelling 115
5
Inhoudsopgave van de behandelde vragen
I. Inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting (algemeen)
1. Op welke auto’s krijg ik investeringsaftrek?
2. Wat doe ik met investeringsaftrek rondom de jaarwisseling?
3. Waarop krijg ik energie-investeringsaftrek?
4. Wat is de milieu-investeringsaftrek?
5. Hoe snel mag ik een auto afschrijven?
6. Hoe werkt de willekeurige afschrijving en wat is mijn voordeel?
7. Van welke faciliteiten kan ik als startende ondernemer gebruik maken?
8. Wat wordt verstaan onder boekwinst?
9. Wanneer wordt er afgerekend over boekwinst?
10. Kan ik de boekwinst meenemen naar een nieuwe auto?
11. Kan ik de boekwinst ook gebruiken voor andere investeringen?
II. Inkomsten- en loonbelasting: bijtelling
12. Wie heeft een bijtelling?
13. Hoe hoog is de bijtelling dit jaar?
14. Voor welke auto’s geldt de lagere bijtelling?
15. Welke overgangsregeling geldt er voor de bijtelling?
16. Over welk bedrag wordt de bijtelling berekend?
17. Hoe verloopt de inhouding van de belasting over de bijtelling?
18. Krijg je een bijtelling voor een bestelauto?
19. Wanneer is een bestelauto (vrijwel) uitsluitend geschikt voor
goederenvervoer?
20. Is de vergoeding voor privégebruik aftrekbaar?
21. Kan ik de bijtelling voorkomen?
22. Hoe dient een sluitende kilometeradministratie er uit te zien?
23. Is voor bestelauto’s nog steeds een rittenregistratie nodig?
24. Wat is een ‘verklaring geen privégebruik auto’?
25. Is woon-werkverkeer privé of zakelijk?
26. Moet een autoverkoper voor de bijtelling exact bijhouden in welke
auto’s hij heeft gereden?
27. Wat gebeurt er met de bijtelling als de autoverkoper een vaste auto heeft?
28. Hoe werkt de bijtelling als een ondernemer een auto van de zaak heeft?
29. Welke autokosten komen in aftrek als de auto tot het privévermogen
van de ondernemer behoort?
6
30. Wat is voordeliger: een auto van de zaak of een privéauto?
31. Hoe hoog wordt de bijtelling als niet het hele jaar in een auto van de
zaak is gereden?
32. Hoe hoog is de bijtelling als ik alleen in de vakantie met de auto rijd?
33. Heb ik de bijtelling tijdens vliegtuigvakanties?
34. Ik gebruik mijn auto ook voor andere werkzaamheden. Wat betekent
dat voor mijn bijtelling?
35. Ik gebruik een wachtdienstauto. Hoe zit het met mijn kilometers?
36. Is carpoolen voordelig?
37. Kan de werkgever een vergoeding geven als ik met een privéauto naar
het werk ga?
38. Tijdens mijn werk heb ik een verkeersboete gekregen. Kan de werkgever
deze onbelast vergoeden?
39. Wat verandert er onder de nieuwe werkkostenregeling aan het vergoe-
den van parkeerkosten?
40. Wat gebeurt er als ik per fi ets, op de motor of per taxi naar mijn
werk ga?
III. Omzetbelasting / BTW
41. Mag een ondernemer alle BTW op de autokosten aftrekken?
42. Geldt de aftrek van BTW ook voor het hele privégebruik van de auto van
de zaak?
43. Geldt het woon-werkverkeer als zakelijke kilometers?
44. Geldt de correctie voor het privégebruik voor een onbeperkt aantal jaren?
45. Kan ik als ondernemer mijn auto voor de BTW tot mijn privévermogen
rekenen?
46. Geldt de bijzondere regeling voor bestelauto’s nog?
47. Moet er BTW worden berekend over een eigen bijdrage van het
personeel?
48. Kan ik BTW aftrekken over de kilometervergoeding die ik aan mijn
personeel betaal?
49. Hoe verloopt de BTW-heffi ng zonder toepassing van de margeregeling?
50. Hoe verloopt de BTW-heffi ng bij de margeregeling?
51. Ben ik als verkoper verplicht de margeregeling toe te passen?
52. Moet ik BTW berekenen op de verkoop van een auto aan een
buitenlandse afnemer?
53. Hoe kan ik de BTW-druk op mijn lease-auto verminderen?
7
IV. Belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM)
54. Wat is BPM precies?
55. Op welke auto’s wordt BPM geheven?
56. Hoe hoog is het BPM-tarief voor personenauto’s in 2012?
57. Hoe hoog is het BPM-tarief voor bestelauto’s in 2012?
58. Hoe snel wordt de BPM afgebouwd?
59. Geldt de roetfi lterregeling nog?
60. Welk eff ect heeft het energielabel?
61. Wanneer tellen opties en accessoires mee voor de BPM?
62. Op welk moment is er BPM verschuldigd?
63. Wanneer geldt de BPM-vrijstelling voor ondernemers?
64. Heeft de overheid recht op BPM-vrijstelling bij de aanschaf van een
nieuwe bestelauto?
65. Zijn er consequenties als ik na de aanschaf van een nieuwe bestelauto
niet meer aan de voorwaarden voldoe?
66. Welk formulier moet ik gebruiken voor de doorschuifregeling?
67. Is BPM verschuldigd bij export, diefstal of sloop van een bestelauto?
68. Hoe worden rolstoelgebruikers gecompenseerd voor de BPM?
69. Bij verkoop wordt er gesproken over rest-BPM. Wat is dat?
70. Is er BPM verschuldigd bij wijziging van de tenaamstelling of
aanpassing van de auto?
71. Welke auto’s komen in aanmerking voor een vrijstelling?
72. Ik werk in het buitenland. Mag ik een auto met buitenlands kenteken
gebruiken?
73. Ik heb een eigen zaak in het buitenland. Geldt er voor mijn buitenlandse
auto een BPM-vrijstelling?
74. Ik ben toch geen BPM verschuldigd over een buitenlandse huurauto?
75. en ik bij immigratie BPM verschuldigd over mijn auto?
76. Krijg ik bij export of bij emigratie een deel van mijn BPM terug?
77. Welke tegemoetkoming geldt er voor bijzondere voertuigen?
78. Hoe werkt de taxiregeling?
79. Geldt de taxiregeling ook bij leasing?
80. Kan ik BPM terugvragen bij sloop of total loss van mijn personenauto?
V. Motorrijtuigenbelasting (MRB)
81. Wanneer moet er motorrijtuigenbelasting betaald worden?
82. Maakt het wat uit of ik een geel of een grijs kenteken heb?
8
83. Tot wanneer blijft het nihil-tarief gelden voor mijn zeer zuinige auto?
84. Zijn er ook auto’s waarvoor een bijzonder tarief of vrijstelling geldt?
85. Wat betaal ik voor een elektrische auto?
86. Ik heb een gasinstallatie ingebouwd. Klopt het dat ik nu meer ga
betalen?
87. Ik heb mijn grijs kentekenauto omgebouwd tot geel kenteken. Wat nu?
88. Mijn auto is 15 jaar oud. Moet ik nog steeds MRB betalen?
89. Moet ik motorrijtuigenbelasting betalen over mijn caravan en
aanhangwagen?
90. Ik koop mijn gebruikte auto bij een particulier. Hoe zit het dan met de
MRB?
91. Voor mijn werk ga ik naar het buitenland. Hoef ik dan geen MRB meer
te betalen?
92. Ik ga mijn auto uitvoeren. Krijg ik dan de MRB terug?
93. Ik laat mijn auto slopen. Krijg ik de MRB dan terug?
94. Ik ga mijn auto verkopen. Krijg ik nu nog MRB terug?
VI. Leasing
95. Wat is fi nancial lease?
96. Wat is operational lease?
97. Wanneer kun je investeringsaftrek claimen bij lease?
98. Heb ik wel recht op BPM-teruggave bij een geleaste bestelauto?
99. Wat heeft de voorkeur: kopen of leasen?
100. Hoe wordt de BTW berekend bij leasing?
9
I. Inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting
Inleiding
In dit hoofdstuk vindt u de vragen en antwoorden die gaan over de inzet van
een personen- of bestelauto door een onderneming. Allereerst komt de afschrij-
ving op de auto aan de orde, zowel voor ondernemingen die al meerdere jaren
bestaan, als voor startende ondernemers.
Ook wordt ingegaan op de investeringsaftrek (inclusief de uitbreiding tot zeer
zuinige personenauto’s) en regelingen voor milieuvriendelijke investeringen.
Met de willekeurige afschrijving voor zeer zuinige auto’s of elektrische auto’s
kan een liquiditeits- en rentevoordeel worden behaald.
Voorbeelden laten zien wat het eff ect is van het verschuiven van investerings-
verplichtingen over de kalenderjaargrens heen. Bij inruil en verkoop van de
auto kan tenslotte een boekwinst ontstaan. In dit hoofdstuk worden tips gege-
vens hoe afrekening over die boekwinst kan worden voorkomen.
1. Op welke auto’s krijg ik investeringsaftrek?
Investeringsaftrek is een extra aftrekpost die een ondernemer krijgt indien hij
per jaar meer dan € 2.300 in bedrijfsmiddelen investeert.
Er gelden eisen voor de hoogte van de afzonderlijke investeringen: de onder-
grens is gesteld op € 450. Onder dat bedrag krijgt u geen investeringsaftrek.
Wel mag u dan die kosten in één keer van uw winst aftrekken.
Deze extra aftrek staat los van de boekwaarde van het bedrijfsmiddel en het
bedrag van de afschrijving en beïnvloedt deze dus niet.
De bovengrens is in 2010 fors verruimd en ligt in 2012 bij € 306.931. Bij een
totaal investeringsbedrag per jaar boven € 306.931 geldt er geen investeringsaf-
trek meer.
10
De investeringsaftrek bedraagt in 2012:
Voor de automotive zijn de belangrijkste bijzonderheden:
• Op auto’s met geel kenteken met een CO2-uitstoot boven 95 gram/km
(diesel) resp. 110 gram/km (benzine) en die niet bestemd zijn voor het be-
roepsvervoer krijgt u geen investeringsaftrek.
• Op zeer zuinige personenauto’s tot en met bovengenoemde CO2-grenzen is
vanaf 2010 wèl investeringsaftrek van toepassing.
• Er geldt geen investeringsaftrek voor auto’s die worden verhuurd aan
derden.
Naast deze investeringsaftrek kan ook de energie-investeringsaftrek en de
milieu-investeringsaftrek van toepassing zijn.
Als de bedrijfsmiddelen worden verkocht binnen 5 jaar na het begin van het
jaar waarin de aanschaf heeft plaatsgevonden, wordt de investeringsaftrek
gedeeltelijk ongedaan gemaakt. Dit gebeurt door het aangeven van een desin-
vesteringsbijtelling ter grootte van het percentage dat destijds als investerings-
aftrek is geclaimd, vermenigvuldigd met de verkoopprijs.
Verwijzing
Investeringsaftrek bij leasing vraag 97
Voorbeeld 1
Ondernemer Dick schaft 3 bestelauto’s aan à € 25.000.
Met zijn winst valt hij in de 42%-schijf van de inkomstenbelasting.
Zijn investeringsaftrek € 15.470
Zijn netto voordeel € 15.470 * 42% = € 6.497
Investering Aftrek
Meer dan Maar niet meer dan
- 2.300 0
2.300 55.248 28%
55.248 102.311 € 15.470
102.311 306.931 € 15.470 minus 7,56%
(investeringstotaal minus € 102.311)
306.931 0
11
Voorbeeld 2
Onderneemster Minie schaft 3 identieke bestelauto’s aan à € 25.000. Ook inves-
teert zij dit jaar in een pand à € 400.000.
Haar investeringsaftrek (3 * € 25.000 + € 400.000) * 0% = € 0
Haar netto voordeel € 0 * 42% = € 0
2. Wat doe ik met investeringsaftrek rondom de jaarwisseling?
Het percentage investeringsaftrek is afhankelijk van het totale investeringsbe-
drag in een bepaald jaar. Als er dit jaar al veel investeringen zijn geweest, kan
het zinvol zijn de investering uit te stellen tot volgend jaar. Als verwacht wordt
dat er volgend jaar veel geïnvesteerd zal worden, kan een deel van de investe-
ringen juist beter naar voren gehaald worden. Hierdoor kunnen de aftrekper-
centages van de investeringsaftrek optimaal benut worden.
Voor het bepalen van het percentage investeringsaftrek is van belang:
• de datum van het aangaan van de verplichtingen: het tekenen van de
order c.q. de opdrachtbevestiging.
U kunt de aftrekpost nog in hetzelfde jaar te gelde maken:
• als het bedrijfsmiddel in dat jaar in gebruik wordt genomen; of
• voor zover er een aanbetaling heeft plaatsgevonden.
De aanbetaling kan voor de ondernemer die de investering doet ook nog een
ander aspect hebben: mits hem een factuur wordt uitgereikt met BTW, kan hij
de BTW in dat tijdvak alvast terugvragen. De leverancier dient er daarbij wel
op te letten dat hij op het moment van uitreiken van de factuur ook de BTW al
moet afdragen.
Voorbeeld 1
Vervroegen van investeringen
Een handelsonderneming investeert in 2012 voor € 45.000 in diverse bedrijfs-
middelen. Voor 2013 is aanschaf van een grote machine gepland.
Kostprijs € 150.000.
De B.V. overweegt ook aanschaf van een bestelauto à € 30.000 in 2013.
12
Investeringsaftrek (bij ongewijzigde tabel in 2013) bij aanschaf van de bestel-
auto in 2013:
In 2012 € 45.000 * 28% = € 12.600
In 2013 € 15.470 – 7,56% x (€ 180.000 - € 102.311) =
€ 9.597
Totale investeringsaftrek € 22.197
Investeringsaftrek bij aanschaf bestelauto in 2012:
In 2012 vaste aftrek tussen € 55.248 en € 102.311 =
€ 15.470
In 2013 € 15.470 – 7,56% x (€ 150.000 - € 102.311) =
€ 11.865
Totale investeringsaftrek € 27.335
Netto voordeel (€ 27.335 - € 22.197) * 25% vennootschapsbelasting = € 1.285.
Voorbeeld 2
Uitstellen van investeringen
Een bouwbedrijf investeert in 2012 reeds voor € 185.000. Voor 2013 zijn geen
noemenswaardige investeringen gepland. Men overweegt aanschaf van een
extra bestelauto (€ 15.000) eind 2012 of begin 2013.
Totale investeringsaftrek in beide jaren bij aanschaf bestelauto in 2012: € 8.085
Totale investeringsaftrek in beide jaren bij aanschaf bestelauto in 2013: € 13.419
Netto voordeel € 5.334 * 25% = € 1.333.
3. Waarop krijg ik energie-investeringsaftrek?
Energie-investeringsaftrek is een extra faciliteit voor investeringen in ener-
giezuinige bedrijfsmiddelen. Voor deze energie-investeringsaftrek (EIA) wordt
jaarlijks een lijst gepubliceerd. Op de op die lijst vermelde investeringen is een
energie-investeringsaftrek van 41,5% van toepassing. Wel geldt er een onder-
grens van € 2.200 (totaalbedrag aan energie-investeringen per jaar). Voorbeel-
den van investeringen die in aanmerking komen voor EIA zijn:
13
• zij-afscherming
• bandenspannings(regel)systeem
• kopschot windscherm
De EIA-investeringen moeten binnen 3 maanden bij de belastingdienst worden
aangemeld.
Raadpleeg voor u investeert altijd de actuele EIA-lijst, te vinden op www.agent-
schapnl.nl.
Voorbeeld
Den Boer B.V. is een transportbedrijf. Zij rust haar vrachtauto’s uit met zij-
afscherming en een kopschot windscherm. Hiermee is een bedrag gemoeid van
€ 25.000.
De energie-investeringsaftrek bedraagt: € 10.375
Het directe belastingvoordeel bedraagt (25%): € 2.594
4. Wat is de milieu-investeringsaftrek?
Milieu-investeringsaftrek (MIA) is een extra investeringsaftrek, bovenop de nor-
male investeringsaftrek. Voor deze faciliteit wordt jaarlijks een lijst opgesteld:
de zogeheten ‘milieulijst’. Op de lijst staan investeringen ter voorkoming van
waterverontreiniging c.q. ter bevordering van waterbesparing, ter voorkoming
van bodem- en luchtverontreiniging, ter beperking van afvalstoff en en geluids-
emissies en investeringen in mobiele machines. Er is een verdeling gemaakt in
een drietal categorieën: 40%, 30% en 15% aftrek (welke tarieven tijdelijk, tot
2014, zijn verlaagd tot 36%, 27% en 13,5%).
Welk percentage van toepassing is, blijkt uit de milieulijst. Daarnaast blijkt uit
de lijst of er wellicht ook willekeurig afgeschreven kan worden op basis van de
zg. VAMIL-regeling.
Voor deze fi scale faciliteit geldt een meldingsplicht (binnen 3 maanden na
investering).
14
Voor de automotivebranche zijn met name de volgende investeringen van belang:
Bovenstaande voorbeelden zijn ontleend aan de bij afsluiting van de kopij van
dit boek geldende lijst.
Raadpleeg voor investering altijd de website www.agentschapnl.nl voor de
actuele milieulijst en de concrete productomschrijvingen.
Verwijzing
Willekeurige afschrijving (VAMIL) vraag 6
5. Hoe snel mag ik een auto afschrijven?
Bij aanschaf van een auto in de onderneming dient de auto voor de aanschaf-
prijs op de balans opgenomen te worden. Deze aanschafprijs is normaliter ex-
clusief BTW, omdat deze BTW teruggevraagd kan worden. Ook de BPM op een
bestelauto wordt door ondernemers niet geactiveerd, aangezien zij vrijgesteld
zijn van BPM. De investeringsaftrek is een extra aftrekpost en wordt daarom
niet in mindering gebracht op deze aanschafprijs. Vervolgens moet een inschat-
ting worden gemaakt van de vermoedelijke gebruiksduur en de restwaarde.
De gebruiksduur zal sterk afhangen van het soort onderneming en de vraag
hoe intensief de auto wordt gebruikt. Voor bijvoorbeeld een koeriersbedrijf zal
Investering Soort regeling Nummer
Bovag Erkend Duurzaam MIA E 1150
Elektrisch aangedreven voertuig VAMIL/MIA F 5070
Zeer zuinige personenauto VAMIL C 5076
Hybride aangedreven bestelauto MIA E 5078
Aardgasauto voor zakelijk vervoer VAMIL C 5079
Brandstofcelsysteem voor aandrijving van trans-
portmiddelen
VAMIL/MIA F 5050
Rijsimulator VAMIL/MIA B 1080
Waterstofafl everstation VAMIL/MIA A 2040
Oplaadpunt voor elektrische voertuigen VAMIL/MIA F 2041
Aardgasafl ever- of aardgasvulpunt
(op bedrijventerreinen)
VAMIL/MIA B 2050
Dubbeldek trailer VAMIL/MIA F 2152
Geluidarme opbouw voor bakwagen, trekker, opleg-
ger, aanhanger of bestelwagen
VAMIL/MIA F 4161
15
dat anders liggen dan voor een ‘doorsnee ondernemer’. Het verschil tussen de
aanschafprijs en de restwaarde wordt vervolgens in gelijke delen verdeeld over
de gebruiksduur. Het versnellen van de afschrijving door op basis van een vast
percentage van de boekwaarde af te schrijven is slechts in uitzonderingssitua-
ties toegestaan. Wel bestaan er afwijkende afschrijvingsstelsels voor bepaalde
bedrijfsmiddelen of groepen ondernemers (met name milieu-investeringen en
investeringen door starters).
Naast bovenstaande systematiek geldt er ook een jaarlijkse bovengrens: Onder
andere voor personen- en bestelauto’s geldt een maximale afschrijving per jaar
van 20% van de aanschafwaarde. Het nadeel van deze afschrijvingsbeperking is
dat de afschrijving pas in een later jaar afgetrokken mag worden.
Deze regeling kan een beperking in de afschrijving opleveren bij hoge kilome-
trages en lage restwaarden. Bij een normale restwaarde levert bovengenoemde
20% meestal geen beperking op.
De afschrijving is door bovengenoemd systeem in alle jaren even hoog. Omdat
dit niet altijd ook de bedrijfseconomische realiteit weergeeft, maken sommige
bedrijven verschil tussen hun bedrijfseconomische afschrijving (afnemend
percentage) en fi scale afschrijving (vast percentage).
De afschrijving komt in aftrek op het belastbare resultaat van de onderneming.
Een eenmanszaak, vennootschap onder fi rma, maatschap en commanditaire
vennootschap wordt belast met inkomstenbelasting, oplopend tot 52%. B.V.’s
en N.V.’s worden belast met vennootschapsbelasting, oplopend tot 25%.
Verwijzing
Willekeurige afschrijving vraag 6
Investeringsaftrek vraag 1
Aftrek BTW vraag 41
Voorbeeld
Rob schaft in 2012 een bestelauto aan met een aanschafwaarde van € 24.000
exclusief BPM en BTW. De restwaarde wordt geschat op € 8.000 na afl oop van
de gebruiksduur van 4 jaar.
16
De afschrijving per jaar bedraagt dan:
Aanschafprijs € 24.000
Restwaarde € 8.000
Totale afschrijving € 16.000
Afschrijving per jaar € 4.000
Rob ondervindt hierbij geen beperking van de afschrijvingsmaximering van 20%
van de aanschafwaarde. Dat kan echter wèl het geval zijn bij een kortere loop-
tijd of een lagere restwaarde, bijvoorbeeld bij een groter jaarlijks kilometrage.
6. Hoe werkt de willekeurige afschrijving en wat is mijn voordeel?
Op sommige soorten investeringen mag afwijkend worden afgeschreven. Dat
geldt voor milieu-investeringen en investeringen door starters.
De afschrijving mag ‘willekeurig’ plaatsvinden, dat wil zeggen dat u zich niet
aan de normale afschrijvingsregels hoeft te houden. Het voordeel is dan een
liquiditeits- en rentevoordeel: door de snellere afschrijving betaalt u in dat jaar
minder belasting. Maar soms kan het ook voordelig zijn de afschrijving te ver-
delen over meerdere jaren. In elk van de jaren kan de afschrijving dan van de
belasting in de hoogste tariefschijven afgetrokken worden. Omdat de afschrij-
ving niet jaarlijks even hoog hoeft te zijn, kunt u er ook voor kiezen precies dát
bedrag af te schrijven waarmee u optimaal gebruik maakt van de tariefgrenzen
en andere regelingen die gekoppeld zijn aan het winst- of inkomensniveau.
De milieu-investeringen die voor deze willekeurige afschrijving in aanmerking
komen, kunt u in de jaren tot 2014 voor maximaal 75% willekeurig afschrij-
ven. Vanaf 2014 kunt u deze milieu-investeringen weer voor 100% willekeurig
afschrijven. U vindt deze investeringen op de zogenaamde milieulijst, die
jaarlijks door Agentschap NL gepubliceerd wordt. Deze lijst wordt ook wel de
VAMIL-lijst genoemd. Op deze lijst staan bijvoorbeeld nieuwe zeer zuinige per-
sonenauto’s en de nieuwe aardgasauto’s. Let er op dat het voor toepassing van
deze regeling nodig is de investering binnen 3 maanden na het aangaan van de
verplichtingen te melden via Agentschap NL.
Een derde mogelijkheid is inmiddels vervallen: De tijdelijke regeling met betrek-
king tot investeringen in 2009, 2010 en 2011 was een regeling ter bestrijding
17
van de economische crisis. Onder deze regeling vielen bijvoorbeeld nieuwe
bestelauto’s, vrachtauto’s en zeer zuinige personenauto’s (dat wil zeggen met
een CO2-uitstoot van niet meer dan 95 gram/km in geval van een dieselmotor
respectievelijk niet meer dan 110 gram/km in geval van een benzinemotor).
Deze regeling is nog van belang voor de belastingaangifte over 2011, maar kan
niet meer worden gebruikt voor investeringen waarvoor na 2011 verplichtingen
worden aangegaan.
Verwijzing
Milieu-investeringen vraag 4
Faciliteiten voor starters vraag 7
7. Van welke faciliteiten kan ik als startende ondernemer gebruik maken?
In de eerste drie jaren van de onderneming geldt – als de ondernemer mini-
maal 1225 uur per jaar in zijn onderneming werkt – een extra fi scale aftrekpost
onder de noemer “ondernemersaftrek”. Deze extra aftrekpost voor starters
staat bekend als “startersaftrek”. Deze extra aftrek bedraagt ruim tweeduizend
euro per jaar. Mist men een jaar extra aftrek doordat niet aan de uren-eis wordt
voldaan, dan kan dat in het vierde of vijfde jaar nog ingehaald worden.
Preciezer gezegd: als een ondernemer in een of meer van de vijf voorafgaande
kalenderjaren geen ondernemer was en in die jaren nog niet meer dan twee-
maal zelfstandigenaftrek heeft geclaimd, mag in het lopende jaar de zelfstandi-
genaftrek verhoogd worden met de startersaftrek.
Op investeringen in de jaren waarin de startersaftrek van toepassing is, mag
willekeurig worden afgeschreven. Ook is willekeurige afschrijving mogelijk op
investeringen in het daaraan voorafgaande jaar. Wel geldt als voorwaarde dat
op deze investeringen investeringsaftrek geclaimd kan worden. Hierdoor geldt
de willekeurige afschrijving bijvoorbeeld niet voor goodwill en voor de meeste
personenauto’s. Ook geldt het maximumbedrag van de investeringsaftrek als
“plafond” voor het bedrag aan willekeurige afschrijving in dat jaar.
“Willekeurig” hoeft overigens niet per defi nitie “versneld” te betekenen. Voor
veel starters kan het zinvol zijn de afschrijvingen zó over de jaren te spreiden
dat er optimaal wordt geprofi teerd van de (verwachte) belastingtarieven.
18
De aftrekpost van de afschrijving kan dus ook uitgesteld worden tot jaren
waarin de winst in een hogere schijf valt.
Verwijzing
Willekeurige afschrijving vraag 6
Voorbeeld
Startend ondernemer Marcel investeert in het eerste jaar van het bestaan
van de onderneming in een nieuwe bestelauto. De totale afschrijving over de
komende vier jaar bedraagt € 20.000. Marcel werkt fulltime in deze onderne-
ming. Hij heeft dus recht op startersaftrek, zodat hij over de investering in de
bestelauto willekeurig kan afschrijven.
Hij verwacht dat zijn winst in de eerste vier jaren in de volgende tariefschijven
zal vallen:
2012: 42%
2013: 42%
2014: 52%
2015: 52%
Alternatief 1 is de afschrijving gewoon in vier gelijke jaarlijkse delen af te trek-
ken van de winst. Marcel mag echter willekeurig afschrijven. Alternatief 2 is
dan het hele bedrag in één keer in jaar 1 af te schrijven. Alternatief 3 is het uit-
stellen van de afschrijving van jaar 1 en 2 naar jaar 3 en 4 omdat in die laatste
twee jaar de winst in hogere belastingschijven valt.
De totale belastingteruggave bij deze alternatieven is:
Alternatief 1 2 3
2012 2.100 8.400 0
2013 2.100 0 0
2014 2.600 0 5.200
2015 2.600 0 5.200 5.200
Totaal 9.400 8.400 10.400
19
Voor een compleet beeld zou ook de rentefactor meegenomen moeten worden,
omdat bij de 3 alternatieven de belastingteruggave op een verschillend mo-
ment binnenkomt.
De contante waarde van de totale teruggaaf is bij deze drie alternatieven:
Uitstel van de afschrijving tot de jaren met de hogere belastingtarieven levert
in dit voorbeeld dus de hoogste teruggave op.
8. Wat wordt verstaan onder boekwinst?
Door de afschrijving op een auto neemt de boekwaarde van de auto af. De
boekwaarde is het bedrag waarvoor de auto nog op de balans van de onder-
neming staat. Als de auto vervolgens verkocht wordt voor een hoger bedrag
dan deze boekwaarde, is er sprake van boekwinst. Een andere situatie is dat de
geplande looptijd niet wordt volgemaakt en dat de auto eerder wordt afgesto-
ten. Doordat de fi scale afschrijving vaak niet parallel loopt aan het werkelijke
waardeverloop, kan ook dan boekwinst ontstaan.
Anderzijds kan er ook sprake zijn van een boekverlies. Dat kan bijvoorbeeld
het geval zijn bij een te hoog ingeschatte restwaarde. Dit verlies is dan alsnog
aftrekbaar op het moment waarop dit verlies geleden wordt.
Verwijzing
Afschrijving vraag 5
Willekeurige afschrijving vraag 6
Desinvesteringsbijtelling vraag 1
Afrekenen over boekwinst vraag 9
Herinvesteringsreserve vraag 10
Voorbeeld
Een B.V. heeft begin 2012 een bestelauto aangeschaft voor € 25.000. Zij gaat
deze gedurende de komende 4 jaar gebruiken. De restwaarde is gesteld op €
5.000. De jaarlijkse fi scale afschrijving is dan € 5.000.
Alternatief 1 2 3
Totale contante waarde 8.578 8.400 8.994
20
Het fi scale en het werkelijke waardeverloop zien er als volgt uit:
Fiscaal Werkelijk
Aanschaf 25.000 25.000
Waarde eind 2012 20.000 18.000
Waarde eind 2013 15.000 15.000
Waarde eind 2014 10.000 12.000
Verkoop eind 2015 5.000 6.000
Als de auto eind 2014 verkocht zou worden is er sprake van boekwinst ter
grootte van € 2.000. Zou er gebruik gemaakt worden van de willekeurige
afschrijvingsmogelijkheid, dan kan vanzelfsprekend een veel grotere boekwinst
ontstaan.
9. Wanneer wordt er afgerekend over boekwinst?
De boekwinst wordt in de eerste plaats belast op het moment dat deze wordt
gerealiseerd door verkoop van de auto. Maar ook zonder ‘echte’ verkoop kan
er sprake zijn van belaste boekwinst. Dat is bijvoorbeeld het geval als de auto
wordt overgedragen vanuit de onderneming naar het privévermogen. Bij een
B.V. is dat in wezen ook gewoon een verkoop. Bij een eenmanszaak ligt dat
moeilijker. Herziening van de keuze voor ondernemings- of privévermogen
is dan alleen toegestaan bij ingrijpend gewijzigde omstandigheden. Denk bij-
voorbeeld aan het feit dat de auto voortaan alleen nog maar privé gebruikt zal
worden. De auto wordt dan vanuit het ondernemingsvermogen overgeboekt
naar het privévermogen. Daarbij kan boekwinst ontstaan.
Ook als een eenmanszaak beëindigd wordt, worden de boekwinsten belast die
op dat moment aanwezig zijn. Directe belastingheffi ng kan dan bijvoorbeeld
worden voorkomen door lijfrentestortingen.
Verwijzing
Herinvesteren vraag 10
Keuze voor ondernemings- of privévermogen vraag 30
21
10. Kan ik de boekwinst meenemen naar een nieuwe auto?
Het is fi scaal toegestaan de boekwinst die u behaalt bij de verkoop van de ene
auto als eerste afschrijving af te boeken op de boekwaarde van een nieuwe
auto. Dit voorkomt fi scale afrekening over de boekwinst. In fi scaal jargon heet
dit de toepassing van de herinvesteringsreserve.
De termijn voor het afboeken van de boekwinst op de nieuwe investeringen is
ruim drie jaar: de vervangende investeringen moeten namelijk gedaan zijn in
het jaar waarin de oude auto is verkocht of in de drie daarop volgende jaren.
Als de auto niet in het jaar zelf wordt vervangen, wordt op de fi scale balans
die bij het einde van dat boekjaar wordt opgemaakt een zogenaamde “herin-
vesteringsreserve” opgenomen. Deze mag gedurende bovengenoemde termijn
blijven bestaan, zolang de ondernemer tenminste het voornemen blijft houden
om tot herinvestering over te gaan. Is dat voornemen niet langer aanwezig,
dan valt de reserve vrij en wordt het bedrag daarvan belast als winst.
Voor zover de boekwinst is ontstaan door de willekeurige afschrijving, mag
deze niet worden afgeboekt op de boekwaarde van de nieuwe auto.
Bij auto’s met grijs kenteken hoeft deze afboeking van de boekwinst overigens
geen gevolgen te hebben voor de investeringsaftrek: deze mag gewoon bere-
kend worden over de normale aanschafprijs. Voorwaarde is wel dat u er mee
instemt dat de desinvesteringsbijtelling ook wordt berekend over de daadwer-
kelijke verkoopprijs in plaats van over de boekwaarde.
Overigens hoeft deze regeling niet altijd voordelig te zijn, omdat bij een hoger
investeringsbedrag een lager percentage investeringsaftrek kan gelden.
Verwijzing
Desinvesteringsbijtelling vraag 1
Voorbeeld
Bert heeft zijn gebruikte personenauto ingeruild voor een nieuwe auto.
Hij heeft een hogere inruilprijs gekregen dan hij aan restwaarde had inge-
schat. Deze boekwinst bedraagt € 2.500. Bert zit met zijn bedrijfswinst in de
52%-schijf van de inkomstenbelasting. Direct afrekenen over de boekwinst kost
dus € 1.300. Het alternatief is afboeking op de nieuwe auto. Hierdoor wordt de
afschrijving over de rest van de looptijd van 4 jaar in totaal € 2.500 lager. Er is
dus sprake van een rentevoordeel. Bij een rekenrente van 6% per jaar bedraagt
dit voordeel € 106.
22
11. Kan ik de boekwinst ook gebruiken voor andere investeringen?
Het is toegestaan de boekwinst die u behaalt bij de verkoop van een auto af
te boeken op de boekwaarde van andere investeringen, ook als dat niet een
nieuwe auto betreft. Wel wordt de voorwaarde gesteld dat het moet gaan om
vervangende investeringen met een afschrijvingsduur van maximaal tien jaar.
Zou men een herinvesteringsreserve die werd gevormd bij de verkoop van een
auto, afboeken op daarna aangeschafte grond of op een pand waarop in meer
dan tien jaar wordt afgeschreven, dan zou dit tot gevolg hebben dat de stille
reserve in de auto feitelijk wordt doorgeschoven naar dit onroerend goed. Dat
zou betekenen dat de realisatie van die stille reserve voor vrijwel onbepaalde
tijd wordt uitgesteld. Omdat dit niet de bedoeling van de wetgever is, geldt de
eis van de maximale afschrijvingsduur.
Ook mag door de afboeking de boekwaarde van de nieuwe investering niet
lager worden dan die van de verkochte auto.
Bij een omschakeling van auto’s in eigen beheer naar operational lease (al dan
niet met sale-and-lease-back), kan deze herinvesteringsreserve een belangrijke
belemmering wegnemen.
Verwijzing
Operational lease vraag 96
Voorbeeld
Ondernemer Fons ruilt wegens uitbreiding van zijn onderneming zijn perso-
nenauto in op een bestelauto. De boekwaarde van deze personenauto bedraagt
€ 15.000, maar Fons krijgt er € 18.000 voor terug. De aanschafprijs van de
nieuwe bestelauto ligt lager dan destijds die van de personenauto. De nieuw-
prijs bedraagt € 17.000 exclusief BTW. Fons mag van zijn boekwinst € 2.000
afboeken op deze nieuwe bestelauto. De boekwaarde wordt dan € 15.000,
waarna hij op de normale manier verder op de auto kan afschrijven.
De overige € 1.000 kan Fons afboeken op andere investeringen.
23
II. Inkomsten- en loonbelasting: bijtelling
Inleiding
Dit hoofdstuk behandelt de bijtelling. De bijtelling geldt zowel voor onderne-
mers met een auto op de balans van hun eigen bedrijf als voor werknemers
met een auto van de zaak. Voor ondernemers gelden in de inkomstenbelasting
specifi eke regels over de maximering van hun bijtelling. Ook hebben zij de
keuze om de auto al dan niet in hun onderneming aan te schaff en.
In dit hoofdstuk wordt op de voorwaarden van de verschillende bijtellingsca-
tegorieën ingegaan. Vanzelfsprekend ontbreekt ook de overgangsregeling voor
op 1 juli 2012 al bestaande situaties niet. Een stroomschema in de bijlagen
verduidelijkt die overgangsregeling. Ook worden aspecten als tijdelijk gebruik
van een auto van de zaak, specifi eke regels voor bestelauto’s en de regelingen
voor autobedrijven behandeld.
Als de werknemer de bijtelling wil voorkomen, wordt voor hem het bijhouden
van een kilometeradministratie van belang. Voor bestelauto’s is vanaf 2012 zo’n
rittenregistratie niet altijd meer nodig. In dit hoofdstuk wordt op de voor-
waarden ingegaan, evenals op de verantwoordelijkheden en de risico’s van de
werkgever.
12. Wie heeft een bijtelling?
Iedereen die een auto ter beschikking gesteld heeft gekregen van de werkgever,
krijgt in principe een bijtelling bij het inkomen. Hierbij maakt het geen verschil
of de werkgever de auto heeft gekocht of dat de werkgever de auto heeft ge-
least van een leasemaatschappij.
Als de werknemer de auto zelf koopt maar alle autokosten (onderhoud, brand-
stof, verzekering, fi nancieringslasten e.d.) door de werkgever worden vergoed,
is er fi scaal ook sprake van een door de werkgever ter beschikking gestelde
auto. Ook dan krijgt de werknemer een bijtelling voor het privégebruik van de
auto.
De bijtelling wordt bij werknemers tot het belaste loon gerekend. Hierover
wordt door de werkgever loonbelasting ingehouden. Deze loonbelasting is een
voorheffi ng voor de inkomstenbelasting.
24
Ondernemers krijgen ook een bijtelling voor het privégebruik van de auto als
de auto tot het vermogen van de onderneming behoort. In beginsel komen alle
autokosten ten laste van de winst. Gebruikt de ondernemer de auto echter ook
voor het rijden van privékilometers, dan wordt de aftrek van de kosten deels
gecorrigeerd door de bijtelling tot de winst te rekenen.
De bijtelling geldt voor ter beschikking gestelde personenauto’s en bestelauto’s
met uitzondering van de bestelauto die door aard en inrichting (nagenoeg)
uitsluitend geschikt is voor vervoer van goederen, de bestelauto die buiten
werktijd niet gebruikt kan worden en de bestelauto waarvoor een verbod op
privégebruik geldt. Ook voor vrachtauto’s en motorfi etsen kan de werknemer
een bijtelling krijgen. De bijtelling is dan echter geen vast percentage.
Verwijzing
Bijtelling bestelauto vraag 18
Wanneer is een bestelauto uitsluitend geschikt voor
goederenvervoer? vraag 19
13. Hoe hoog is de bijtelling dit jaar?
De bijtelling is een percentage van de cataloguswaarde inclusief BTW en BPM.
Het basispercentage bedraagt 25%. Voor zuinige en zeer zuinige auto’s zijn
lagere percentages van kracht. Deze zijn afhankelijk van de CO2-uitstoot van de
auto.
De bovengrens van de 0%-bijtellingcategorie is per 1 januari 2012 verhoogd tot
een CO2-uitstoot van 50 gram/km.
De 14%-bijtellingscategorie loopt vervolgens tot uiterlijk 30 juni 2012 door tot
en met een CO2-uitstoot van 95 gram/km (diesel) resp. 110 gram/km (benzine).
Die normen worden per 1 juli 2012 verlaagd tot 91 resp. 102 gram/km.
Voor de 20%-bijtelling mag de auto tot en met 30 juni 2012 een CO2-uitstoot
hebben van 116 gram/km (diesel) resp. 140 gram/km (benzine). Per 1 juli 2012
wordt dat 114 resp. 132 gram/km.
Voor auto’s vanaf 15 jaar geldt weliswaar een hoger percentage (35%), maar
dat percentage wordt dan berekend over de werkelijke waarde van de auto in
plaats van over de catalogusprijs.
25
Voor ondernemers geldt de bijzondere regeling dat de bijtelling niet hoger is
dan de daadwerkelijke totale autokosten in het betreff ende jaar.
Verwijzing
Voor welke auto’s geldt de lagere bijtelling? vraag 14
Gebruik auto tijdens vakantie vraag 32 en 33
Voorbeeld
Aart heeft in 2012 een auto van de zaak. Hij houdt geen kilometeradministratie
bij. De auto heeft een cataloguswaarde van € 35.000.
Bij Aart wordt maandelijks 1/12 van de totale bijtelling à € 8.750 (25% x
€ 35.000) bij zijn belaste loon opgeteld. Hierover wordt loonbelasting ingehou-
den. Bij een loonbelastingtarief van 42% kost deze auto hem maandelijks
€ 306,25.
14. Voor welke auto’s geldt de lagere bijtelling?
Het verlaagde bijtellingspercentage van 14% geldt voor auto’s met een CO2-uit-
stoot van niet meer dan 95 gr/km bij dieselauto’s en 110 gr/km bij benzineauto’s
(grenzen per begin 2012). Hierbij wordt nogal eens gedacht dat dit geldt voor
alle auto’s met energielabel A. Dat is echter onjuist: gekeken moet worden naar
deze exacte CO2-uitstootnormen. Deze CO
2-uitstootgrens wordt per 1 juli 2012
aangescherpt: Het bijtellingspercentage van 14% geldt dan voor auto’s met een
CO2-uitstoot kleiner dan 92 gr/km bij dieselauto’s en kleiner dan 103 gr/km bij
benzineauto’s.
Het gaat hierbij bijvoorbeeld om auto’s als de Fiat 500, Honda Insight, Toyota
IQ en Prius, Skoda Fabia Combi Greenline, Smart Fortwo diesel en de Volkswa-
gen Polo Bluemotion. Een compleet overzicht vindt u op www.groenopweg.nl.
Per 2009 is een tussencategorie ingevoerd van 20% van de catalogusprijs. Deze
geldt per begin 2012 voor benzine-, LPG- en aardgasauto’s met een CO2-uitstoot
van 111 tot en met 140 gram per kilometer en dieselauto’s met een CO2-uitstoot
van 96 tot en met 116 gram per kilometer. De bovengrens van deze 20%-catego-
rie wordt per 1 juli 2012 verlaagd tot 114 gram/km bij diesel en 132 gram/km in
overige gevallen.
Het betreft bijvoorbeeld uitvoeringen van auto’s zoals de Audi A1 en A3, Fiat
Punto Evo en Grande Punto, Ford Fiësta, Focus en Mondeo, Mercedes-Benz
26
B-klasse, Peugeot 308 en 508, Renault Clio en Laguna, Volkswagen Golf, Touran
en Passat. Een compleet overzicht vindt u op www.groenopweg.nl.
De 0%-bijtelling geldt vanaf 2010 voor auto’s met een nulemissie CO2. Per 1
januari 2012 is deze categorie bovendien uitgebreid door verhoging van de CO2-
uitstootnorm tot maximaal 50 gram/km. In de praktijk zullen voor elektrische
auto’s en plug-in hybrides in deze categorie vallen. Ook waterstofauto’s met
een verbrandingsmotor vallen er echter onder.
Voorbeelden van auto’s in deze categorie zijn Citroën C-zero, Nissaf Leaf, Opel
Ampera, Peugeot Ion, Renault Fluence en Tesla Roadster.
Uiterlijk 31 december 2013 tenaamgestelde auto’s in deze categorie hebben een
0% bijtelling gedurende 60 maanden. Bij een eerste tenaamstelling in 2014 of
2015 geldt gedurende 60 maanden een bijtelling van 7%.
De CO2-uitstootnormen van deze verlaagde categorieën worden de komende
jaren bijgesteld volgens onderstaande tabel. Het verschil tussen benzine en die-
sel in de 14%- en 20%- categorie wordt uitgefaseerd en zal in 2015 verdwenen
zijn.
Als het aantal privékilometers op jaarbasis groter is dan 500 kilometer, kan de
hoogte van de bijtelling worden afgelezen uit onderstaande tabel:
1-1-2012 1-7-2012 2013 2014 2015
0% < 51 < 51 < 51 n.v.t. n.v.t.
7% n.v.t. n.v.t. n.v.t. < 51 < 51
Benzine:
14% < 111 < 103 < 96 < 89 < 83
20% 111-140 103-132 96-124 89-117 83-110
Diesel:
14% < 96 < 92 < 89 < 86 < 83
20% 96-116 92-114 89 -112 86-111 83-110
27
15. Welke overgangsregeling geldt er voor de bijtelling?
Voor de berijders van een auto in een lagere bijtellingscategorie is het van
groot belang om zekerheid te hebben over de hoogte van de bijtelling op de
auto die men vaak meerdere jaren rijdt. Om de stimulans in stand te hou-
den voor auto’s die zuiniger zijn dan gemiddeld, zullen de maximale CO2-
uitstootgrenzen van de 14% en 20%-categorie de komende jaren steeds jaarlijks
worden aangescherpt, voor het eerst per 1 juli 2012. Hierbij geldt echter wel
een overgangsregeling. Voor nieuwe auto’s vanaf 1 juli 2012 geldt de indeling
in een lagere bijtellingscategorie voor een periode van 60 maanden, gerekend
vanaf het moment dat de auto voor het eerst op naam is gesteld. Aan het eind
van die periode wordt bekeken of de auto tegen de dan geldende CO2-grenzen
opnieuw voor een verlaagd bijtellingspercentage in aanmerking komt. Als dat
het geval is, geldt die nieuwe indeling opnieuw voor 60 maanden.
Op auto’s die voor 1 juli 2012 ter beschikking zijn gesteld, houdt de berijder een
verlaagd bijtellingspercentage, ook als in latere jaren de CO2-grenzen worden
bijgesteld. Voor die auto’s gaat ook de 5-jaarstermijn niet gelden. Dat geldt ook
voor auto’s die al voor 1 juli 2012 op naam van een eigenaar staan en daarna
aan een andere berijder ter beschikking worden gesteld. Wisselt de auto na 1
juli 2012 van eigenaar én berijder, dan geldt de verlaging van de bijtelling nog
gedurende maximaal 60 maanden te rekenen vanaf 1 juli 2012.
16. Over welk bedrag wordt de bijtelling berekend?
De cataloguswaarde van de auto is bepalend voor de bijtelling. Voor een per-
sonenauto is de cataloguswaarde de nieuwprijs van de auto inclusief BPM en
BTW. Ook voor bestelauto’s die te naam zijn gesteld op of na 1 juli 2005, geldt
de nieuwprijs inclusief BPM en BTW. Uitsluitend voor bestelauto’s die vóór 1
juli 2005 te naam zijn gesteld geldt de nieuwprijs inclusief BTW en exclusief
BPM.
Bij auto’s met een tenaamstelling vóór 1 juli 2006 tellen accessoires mee voor
de bijtelling als deze in de prijslijst van de importeur of fabrikant voorkomen
én zijn ingebouwd vóór de dag van toekenning van het kenteken. Voor auto’s
met een tenaamstelling vanaf 1 juli 2006 geldt dat de bijtelling wordt berekend
over de waarde zoals die ook voor de BPM-berekening geldt: de catalogusprijs
28
inclusief de af-fabriek gemonteerde opties. Bij de dealer aangebrachte accessoi-
res tellen niet langer mee voor de bijtelling.
Voor de bijtelling van oldtimers is de werkelijke waarde van de auto van belang
en niet de cataloguswaarde. Oldtimers in de zin van deze regeling zijn auto’s
van 15 jaar of ouder. Voor het bepalen van de 15-jaarstermijn wordt uitgegaan
van de dag waarop de auto voor het eerst in gebruik is genomen. De werkelijke
waarde is de meest gunstige prijs die een willekeurige derde bereid is voor de
auto te betalen. Op het moment dat een auto 15 jaar oud is kan er een waarde-
sprong of juist een waardedaling plaatsvinden ten opzichte van de catalogus-
waarde. Is de auto bijvoorbeeld een gebruikte middenklasser van net iets meer
dan 15 jaar en met veel kilometers, dan zal de werkelijke waarde naar verwach-
ting lager zijn dan de cataloguswaarde. Is er sprake van een fraai gerestaureer-
de oldtimer, dan zal de werkelijke waarde waarschijnlijk veel hoger liggen dan
de cataloguswaarde.
Voorbeeld
Katelijne heeft een auto van de zaak met een oorspronkelijke cataloguswaarde
van € 35.000. Haar auto is 16 jaar oud. Op de veiling zou deze auto een ver-
koopprijs kunnen opleveren van € 10.000. Als die auto het gehele jaar ter be-
schikking staat van Katelijne, bedraagt - ervan uitgaande dat het privégebruik
meer is dan 500 kilometer - de bijtelling € 3.500 (35% van € 10.000).
Verwijzing:
MRB-vrijstelling oldtimers vraag 86
17. Hoe verloopt de inhouding van de belasting over de bijtelling?
De ondernemer met bijvoorbeeld een eenmanszaak of vennootschap onder
fi rma die in een auto van de zaak rijdt, geeft de bijtelling op via zijn jaarreke-
ning en aangifte inkomstenbelasting.
Voor werknemers met een auto van de zaak loopt de belastingheffi ng anders:
De werkgever moet loonbelasting inhouden en afdragen over de bijtelling voor
privégebruik van de ter beschikking gestelde auto. Als de werknemer voor het
privégebruik een eigen bijdrage betaalt aan de werkgever, zal de werkgever
29
daar rekening mee houden. De eigen bijdrage komt dan in mindering op de
bijtelling voordat de loonbelasting wordt berekend.
De werkgever is verantwoordelijk voor een juiste afdracht aan loonbelasting. In
situaties waarin een werknemer een sluitende kilometeradministratie bijhoudt
om aan te tonen dat hij of zij minder dan 500 km per jaar privé rijdt, is de
werkgever in principe ook verantwoordelijk voor de juistheid van de sluitende
kilometeradministratie. De werkgever zou de kilometeradministratie dan ook
moeten controleren. Eventuele naheffi ng van loonbelasting als later blijkt dat
de kilometeradministratie niet juist is, komt immers ook bij de werkgever. Dit
risico kan de werkgever echter uitsluiten. Als hij beschikt over een “verklaring
van geen privégebruik auto” van de betreff ende werknemer, zal de fi scus bij
een onjuiste of onvolledige kilometeradministratie de bijtelling naheff en bij de
werknemer in plaats van bij de werkgever (tenzij de werkgever wist dat deze
verklaring ten onrechte is afgegeven).
De werknemer kan zo’n verklaring aanvragen bij de belastingdienst.
Verwijzing
Verklaring geen privégebruik auto vraag 24
18. Krijg je een bijtelling voor een bestelauto?
Als aan specifi eke inrichtingseisen is voldaan, is er fi scaal sprake van een be-
stelauto, ook wel een auto met ‘grijs kenteken’ genoemd. Ook voor auto’s met
een grijs kenteken gelden in principe de normale regels voor de bijtelling.
Hiervan zijn uitgezonderd de bestelauto’s die (vrijwel) uitsluitend geschikt
zijn voor goederenvervoer, auto’s waarmee buiten werktijd geen privégebruik
mogelijk is en auto’s waarvoor een overeenkomst met verbod op privégebruik
is gemaakt tussen werkgever en werknemer.
Voor de bijtelling wordt geen onderscheid gemaakt tussen bestelauto’s met of
zonder dubbele cabine, al is wel zo dat onder de categorie auto’s die vrijwel
uitsluitend geschikt zijn voor goederenvervoer alleen bestelauto’s met enkele
cabine vallen.
Hoewel bestelauto’s van ondernemers zijn vrijgesteld van BPM, behoort het
BPM-bedrag wel tot de catalogusprijs waarover de bijtelling wordt berekend.
30
De bijtelling kan evenals bij een personenauto worden voorkomen door aan te
tonen dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 km privé wordt ge-
bruikt. Vanaf 2012 is daarvoor bij bestelauto’s geen rittenregistratie meer nodig
als gewerkt wordt met een zg. ‘Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestel-
auto’.
Verwijzing
Bestelauto die uitsluitend geschikt is voor goederenvervoer vraag 19
Voorkomen bijtelling vraag 21
Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto vraag 23
Schema inrichtingseisen vraag 55
Vrijstelling BPM voor ondernemers vraag 62
19. Wanneer is een bestelauto (vrijwel) uitsluitend geschikt voor goederenvervoer?
Of een bestelauto uitsluitend geschikt is voor goederenvervoer is van belang
voor de bijtelling. Rijdt een werknemer in zo’n bestelauto dan is de forfaitaire
bijtelling niet van toepassing, zonder dat daarvoor een sluitende kilometerre-
gistratie bijgehouden hoeft te worden.
De bestelauto’s die hiervoor in aanmerking komen, hebben in principe uitslui-
tend een stoel voor de chauff eur zelf. Er is dus geen passagiersstoel aanwezig
en geen achterbank om passagiers mee te nemen. Is de auto wel voorzien van
een bijrijdersstoel of anderhalfzitsbankje, dan is uitsluitend het weghalen van
dat bankje of die stoel niet voldoende om de bestelauto te kunnen aanmerken
als een bestelauto die uitsluitend geschikt is voor goederenvervoer. De bevesti-
gingspunten moeten ook verwijderd of dichtgelast worden. Een voorbeeld van
een bestelauto die voor deze regeling in aanmerking komt is de serviceauto,
waarin naast de bestuurder alleen plaats is voor gereedschappen en reserve-
onderdelen. Gebruikt de werknemer deze serviceauto toch voor ritten met een
privékarakter, dan krijgt de bestuurder een bijtelling op basis van het werke-
lijke gebruik. Dit gebruik wordt berekend door de gereden privékilometers te
vermenigvuldigen met de werkelijke kostprijs per kilometer van die bestelauto.
Door nieuwe uitspraken van belastingrechters komt er steeds meer duidelijk-
heid over de regeling op grond waarvan sommige bestelauto’s zijn uitgezon-
31
derd van het vaste bijtellingspercentage omdat ze uitsluitend of nagenoeg uit-
sluitend zijn geschikt voor goederenvervoer. Bij het tot stand komen van deze
uitzondering is met name gedacht aan bestelauto’s met slechts één stoel. In
mei 2009 besliste de Hoge Raad al dat een grote bestelauto van een bloemist,
voorzien van specifi eke inrichting en met meerdere zitplaatsen, ook in aan-
merking kwam voor deze uitzondering. Ook is er een uitspraak over een grote
bestelauto (verlengd en verhoogd, zodat deze niet op normale parkeerplaatsen
en in parkeergarages past) van een vloerbedekkinglegger. Ook in die situatie
gold het vaste bijtellingspercentage niet, ook al had de auto twee zitplaatsen.
Inmiddels begint er meer jurisprudentie te komen over kleinere bestelauto’s.
Zo heeft Gerechtshof Amsterdam zich uitgesproken over een Renault Kangoo
met twee zitplaatsen. Deze viel ook onder de uitzonderingsregeling, omdat
de auto als gevolg van het gebruik voor schilders- en schuurwerkzaamheden
“erg vies is en stinkt” en omdat de auto in de laadruimte is voorzien van een
kunststof bak die alleen door een garagebedrijf verwijderd kan worden. In
een zaak uit juni 2011 was zelfs zo’n bak niet nodig en was bij een bestelauto
van een timmerbedrijf vooral van belang dat de auto erg vies was en daardoor
niet goed geschikt voor privégebruik. Intussen ontstaat uit de rechtspraak het
beeld dat de uitzondering voor specifi eke bestelauto’s ruimer toepasbaar is dan
alleen voor grote bestelauto’s of bestelauto’s met slechts één stoel. Wel is dan
vereist dat de tweede stoel noodzakelijk is voor een bijrijder voor hulp bij laden
en lossen of dat de bestelauto is voorzien van specifi eke inrichting c.q. wordt
gebruikt voor specifi eke doeleinden.
20. Is de vergoeding voor privégebruik aftrekbaar?
Regelmatig komen werkgevers met hun werknemers overeen dat de werkne-
mer een vergoeding aan de werkgever moet betalen voor het privégebruik van
de auto. Zo’n vergoeding kan variëren van een vast bedrag per maand tot een
bedrag per gereden privékilometer.
Voor de bijtelling is belangrijk dat het gaat om een bijdrage “voor privége-
bruik”. Als daarvan sprake is, komt de bijdrage in mindering op de bijtelling.
Naast een vergoeding voor privé-kilometers kan het ook voorkomen dat een
werknemer om privéredenen een duurdere auto wil rijden dan de binnen het
bedrijf geldende autoregeling toestaat (de zogenaamde ‘leasenormoverschrij-
ding’ of ‘luxe-bijdrage’) en dat hiervoor een vergoeding moet worden betaald
aan de werkgever.
32
Als dit een afzonderlijke vergoeding is, los van de vergoeding voor privégebruik,
is deze vergoeding slechts aftrekbaar in de verhouding waarin de privékilome-
ters staan ten opzichte van het totale aantal kilometers. Wel keurt de belas-
tingdienst het goed dat zo’n leasenormoverschrijding wordt opgenomen in de
bijdrage voor privégebruik. Er moet dan wel expliciet schriftelijk worden vast-
gelegd dat het een vergoeding “voor privégebruik” betreft. In zo’n vergoeding
voor privégebruik kunnen daarnaast bijvoorbeeld ook de eventuele afkoopsom
bij einde van de dienstbetrekking en de kosten van accessoires worden meege-
nomen.
Betaalt de werknemer voor extra accessoires rechtstreeks een bedrag aan de
dealer in plaats van aan de werkgever, dan is het aan de dealer betaalde bedrag
niet aftrekbaar van de bijtelling. Uitsluitend betalingen aan de werkgever zijn
aftrekbaar als dit bijdragen voor privégebruik betreft.
21. Kan ik de bijtelling voorkomen?
De bijtelling voor het privégebruik van een auto van de zaak (personen- of
bestelauto) kan worden voorkomen door op jaarbasis niet meer dan 500 kilo-
meter privé te rijden. Dit kan worden aangetoond door een sluitende kilomete-
radministratie.
Voor bestelauto’s gelden daarnaast ook nog andere mogelijkheden:
a. Als de bestelauto aan het einde van de werkdag op het terrein van de werk-
gever wordt geplaatst, is er sprake van een “bestelauto die buiten werktijd niet
gebruikt kan worden”. Zulke bestelauto’s zijn volgens de wet uitgezonderd van
de forfaitaire bijtelling.
b. Wanneer tussen werkgever en werknemer schriftelijk wordt overeengeko-
men dat het voor de werknemer verboden is een bestelauto privé te rijden, dan
krijgt de werknemer geen bijtelling voor de bestelauto. De werkgever moet de
verklaring bij de loonadministratie bewaren. Tevens is vereist dat de werkgever
toezicht houdt op het naleven van het verbod én bij overtreding een passende
sanctie oplegt aan de werknemer. Als passende sancties zijn door de fi scus
genoemd: een geldboete die in verhouding staat met de te betalen belasting
over de bijtelling, het verhalen door de werkgever op de werknemer van de
nageheven loonbelasting of zelfs ontslag uit de dienstbetrekking. De werkge-
33
ver kan toezicht houden op het naleven van het verbod door bijvoorbeeld het
controleren van kilometerstanden, na te gaan wanneer verkeersovertredingen
zijn gemaakt, de hoeveelheid van de verbruikte brandstof te controleren en te
controleren of buiten werktijd brandstof is getankt.
In de wet is expliciet bepaald dat in geval van zo’n verbod op privégebruik ten
aanzien van een bestelauto de bijtelling niet geldt. De werkgever dient zich
echter wel te realiseren dat het risico op naheffi ng en boetes in geval van zo’n
schriftelijk overeengekomen verbod op privégebruik geheel bij hem ligt. Bij een
kilometeradministratie samen met een ‘verklaring geen privégebruik’ voor-
komt hij dat risico.
c. Wordt een bestelauto in verband met de aard van de werkzaamheden
doorlopend en afwisselend door twee of meer werknemers gebruikt, dan kan
worden volstaan met een eindheffi ng van € 300 per auto. De werkgever betaalt
deze eindheffi ng aan de belastingdienst. Op het loon van de werknemers vindt
geen inhouding plaats.
Deze situatie zal zich bijvoorbeeld kunnen voordoen bij een installatiebedrijf
waarbij in een bepaalde week werknemer A op maandag en dinsdag een
bepaalde bestelauto meeneemt, op woensdag en donderdag werknemer B
en op vrijdag werknemer C, terwijl op andere dagen en in andere weken een
totaal ander gebruik van de diverse bedrijfsauto’s door de diverse medewerkers
plaatsvindt.
Als iemand ’s avonds steeds dezelfde auto mee naar huis neemt, is er geen
sprake van doorlopend afwisselend gebruik. Van doorlopend afwisselend ge-
bruik is ook geen sprake als er bij een bedrijf bijvoorbeeld twee werknemers en
twee bestelauto’s zijn, die dagelijks worden gewisseld.
22. Hoe dient een sluitende kilometeradministratie er uit te zien?
De bijtelling voor het privégebruik van een auto van de zaak kan worden
voorkomen door op jaarbasis niet meer dan 500 kilometer privé te rijden. Het
bewijs daarvoor is in principe niet aan een bepaalde vorm gebonden, maar een
sluitende kilometeradministratie geeft de meeste zekerheid dat de bijtelling
niet van toepassing is. Een black box kan hierbij een belangrijk hulpmiddel zijn.
34
In een rittenadministratie moeten per rit de volgende gegevens worden bijge-
houden: datum, begin- en eindstand van de kilometerteller, plaats van vertrek,
plaats van de bestemming, vermelding van de aard van de rit (zakelijk of privé)
en de gereden route als van de gebruikelijke route wordt afgeweken. Dit kan
zich bijvoorbeeld voordoen bij wegafsluitingen, omleidingen, fi les e.d.
Naast een rittenadministratie kan de belastingdienst aanvullende informa-
tie opvragen. Hierbij kunt u onder meer denken aan de agenda: komen de
afspraken in de agenda overeen met de bestemming volgens de rittenadminis-
tratie? Let op dat de fi scus bijvoorbeeld benzinebonnen en verkeersboetes kan
gebruiken om tegenbewijs te leveren bij de rittenadministratie. Daarbij wordt
bijvoorbeeld gecontroleerd of de locatie waar de auto is gefl itst voor te snel
rijden overeenkomt met de gereden route volgens de rittenadministratie en of
het aantal getankte liters brandstof overeenkomt met het aantal kilometers dat
is gereden sinds de vorige tankbeurt.
Ook zet de belastingdienst speciale fl itsauto’s in die de kentekens van auto’s
vergelijken met het bestand van degenen die een “verklaring geen privége-
bruik” hebben aangevraagd. Deze fl itsauto’s worden vooral ingezet op locaties
en tijdstippen waar zakelijk gebruik van de auto minder voor de hand ligt, zoals
tijdens de zomervakantie bij grensovergangen of in het weekend bij pretpar-
ken.
Een black box kan samen met agendagegevens een sluitende rittenregistratie
opleveren. Met een black box worden veel ritgegevens automatisch vastgelegd.
Daarnaast worden echter ook gegevens handmatig ingevoerd, bijvoorbeeld het
karakter van de rit (zakelijk of privé). Daarom kan net als bij een handmatig
bijgehouden rittenadministratie een relatie tussen de rapportage en andere
RITTENVERANTWOORDING
Naam
Merk en type auto
Kenteken
Periode van terbeschikkingstelling van tot
Dag Plaats van
Vertrek
Plaats van
Aankomst
Begin
km-stand
Eind
km-stand
Zakelijk/
privé rit
Gereden
route
35
bescheiden (agenda’s e.d.) nodig blijven. Het samenstel van rapportage én
onderliggende bescheiden vormt de (controleerbare) rittenregistratie die als
bewijs van het beperkte privégebruik dient.
Verwijzing
Rittenadministratie bij autoverkopers vraag 26
23. Is voor bestelauto’s nog steeds een rittenregistratie nodig?
Vanaf 2012 is het niet langer noodzakelijk om een rittenregistratie bij te houden
als een bestelauto niet privé gebruikt wordt. In zo’n geval kan gebruik gemaakt
worden van een zogenaamde ‘Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto’.
Deze moet via de werkgever bij de belastingdienst worden aangevraagd. Na
toekenning hoeft de werknemer geen rittenregistratie meer bij te houden. Als
de inspecteur, bijvoorbeeld op grond van camerabeelden, het vermoeden heeft
dat de bestelauto voor privédoeleinden wordt gebruikt, wordt contact gezocht
met de werknemer en werkgever. Zij krijgen de mogelijkheid het zakelijke ka-
rakter van de rit aan te tonen. Lukt dat niet, dan volgt een naheffi ngsaanslag.
Als de werkgever bij de aanvraag een onjuiste verklaring heeft afgelegd, als hij
de werknemer toestemming voor het privégebruik heeft gegeven of als hij weet
dat de werknemer de auto voor privédoeleinden gebruikt, dan wordt de nahef-
fi ngsaanslag aan de werkgever opgelegd. Als de werkgever niets te verwijten is,
wordt nageheven bij de werknemer.
Als de werknemer de auto niet langer meer uitsluitend zakelijk gebruikt, moet
hij de verklaring intrekken. Het niet intrekken is een beboetbare overtreding,
nog los van de naheffi ng van de bijtelling zelf. In de fi scale wetgeving is ook
een nieuwe meldingsregeling ingevoerd voor de werkgever: De werkgever moet
aan de fi scus melden dat de werknemer ten onrechte de verklaring nog niet
heeft ingetrokken als de werkgever weet of vermoedt dat de werknemer de
auto ook voor privédoeleinden gebruikt. Zo’n vermoeden kan bijvoorbeeld ont-
staan door verkeersboetes buiten werktijd. Het niet melden wordt in gevallen
waarin dat wel had gemoeten, bij de werkgever beboet met een vergrijpboete
van maximaal 100% van het bedrag dat aan loonbelasting wordt nageheven.
36
Als de ‘Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto’ door de werkne-
mer wordt ingetrokken voordat hij de bestelauto voor privédoeleinden heeft
gebruikt, wordt er vanuit gegaan dat hij dat jaar tot de datum van intrekking
0 kilometer privé heeft gereden met de bestelauto. Dat geeft de werknemer
de mogelijkheid om op die datum een ‘Verklaring geen privégebruik’ bij de
inspecteur aan te vragen en vanaf die datum alsnog een rittenregistratie bij
te houden waaruit blijkt dat de werknemer de auto voor niet meer dan 500
kilometer privé gebruikt.
Naast deze ‘Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto’ bestaat er ook
nog steeds de mogelijkheid om gebruik te maken van een vereenvoudigde rit-
tenregistratie. Dat kan een administratieve lastenverlichting opleveren voor
situaties waarin een bestelauto wèl privé wordt gebruikt. Als een werknemer
door de aard van de werkzaamheden veel ritten op een dag heeft, mag de
werknemer om praktische redenen het bewijs leveren met een combinatie van
een vereenvoudigde rittenregistratie en de zakelijke adressen in de (project)
administratie van de werkgever.
Hierbij geldt als voorwaarde dat de werkgever schriftelijk met de werknemer
heeft afgesproken dat de werknemer een vereenvoudigde rittenregistratie bij-
houdt, privégebruik tijdens werk- en lunchtijd niet is toegestaan en de werkge-
ver de zakelijke adressen in zijn (project)administratie bewaart.
In de vereenvoudigde rittenregistratie hoeft een werknemer de zakelijke ritten
dan niet te vermelden, omdat die aanwezig zijn in de (project)administratie
van de werkgever. De vereenvoudigde rittenregistratie moet per dag de vol-
gende gegevens vermelden:
• de datum
• de werktijd
• de begin- en eindkilometerstand (aan het begin en einde van de werktijd)
• een verwijzing naar de zakelijke adressen in de (project)administratie van
de werkgever als de volgorde waarin de werknemer deze adressen heeft be-
zocht, in die (project)administratie ontbreekt.
Maakt de werknemer een privérit (binnen de 500-kilometergrens), dan moet hij
ook de volgende gegevens in de vereenvoudigde rittenregistratie vermelden:
• de datum
• de begin- en eindkilometerstand van de privérit
• het vertrek- en aankomstadres.
37
Een soortgelijke regeling geldt overigens ook voor de (personen)auto’s van rij-
instructeurs: zij kunnen volstaan met het bijhouden van de begin- en eindstand
per dag.
24. Wat is een ‘verklaring geen privégebruik auto’?
De werkgever moet loonbelasting inhouden over de bijtelling voor het privé-
gebruik van een auto van de zaak. De werkgever is er verantwoordelijk voor
dat het juiste bedrag aan loonbelasting wordt afgedragen. Is de werknemer
van mening dat er geen bijtelling hoeft plaats te vinden, omdat op jaarbasis
niet meer dan 500 kilometer privé wordt gereden, dan zou de werkgever de
kilometeradministratie moeten controleren. Om de werkgever niet met deze
controle te belasten, kan de werknemer met een standaardformulier bij de
belastingdienst een verklaring geen privégebruik auto aanvragen. Als de werk-
nemer de verklaring overhandigt aan de werkgever, kan de werkgever zonder
risico’s op naheffi ng en boetes de bijtelling achterwege laten. Alleen als het
voor de werkgever duidelijk is dat de verklaring ten onrechte is afgegeven, kan
de belastingdienst bij de werkgever naheff en. In andere gevallen wordt bij de
werknemer nageheven.
De werknemer moet ondanks zo’n verklaring nog wel een sluitende kilomete-
radministratie bijhouden. Hij of zij moet immers kunnen aantonen dat er niet
meer dan 500 km op jaarbasis is gereden. Mocht achteraf echter blijken dat
toch meer dan 500 km privé is gereden, dan zal de belastingdienst de belasting
over de bijtelling naheff en bij de werknemer en niet bij zijn of haar werkgever.
Het komt regelmatig voor dat in de loop van het jaar blijkt dat het privégebruik
anders uitpakt dan bij het begin van het jaar was ingeschat. Hiervoor is een
aantal praktische oplossingen gevonden.
1. Er is een “verklaring geen privé gebruik” en halverwege het jaar blijkt dat de
werknemer wel privé met de auto rijdt.
Allereerst is van belang dat de werknemer verplicht is de verklaring in te trek-
ken. Per 2012 is in de loonbelastingwetgeving een bepaling opgenomen op
grond waarvan het niet intrekken een beboetbare overtreding is.
Na het intrekken van de verklaring moet de werkgever voor de nog niet verstre-
ken inhoudingstijdstippen (het moment van de salarisuitbetaling) de bijtelling
38
tijdsevenredig toepassen. De belastingdienst zal de verschuldigde belasting
over de verstreken perioden rechtstreeks naheff en bij de werknemer.
Alleen als de werkgever wíst dat de werknemer meer dan 500 kilometer privé
rijdt, zodat hij wist dat de “verklaring geen privégebruik” onjuist was, mag de
belastingdienst de verschuldigde belasting naheff en bij de werkgever.
2. Bij het begin van het jaar wordt ingeschat dat het privégebruik dit jaar meer zal
zijn dan 500 kilometer, maar in de loop van het jaar blijkt uit een op dat moment
afgegeven “verklaring geen privégebruik” dat de werknemer dit jaar niet meer dan
500 kilometer privé rijdt.
De werkgever kan voor de nog niet verstreken salarisbetalingen de bijtelling
achterwege laten. Over de verstreken tijdstippen kan de werkgever correctie-
berichten indienen, hij is dan zelf echter verantwoordelijk voor de juistheid
van de kilometeradministratie. Hij heeft over die eerdere perioden immers nog
geen “verklaring geen privégebruik” die de werkgever beschermt tegen nahef-
fi ng en boetes.
Een andere mogelijkheid is dat de werknemer zelf bezwaar maakt tegen de
ingehouden loonbelasting over de verstreken tijdstippen.
3. Bij het begin van het jaar wordt ingeschat dat het privégebruik dit jaar meer zal
zijn dan 500 kilometer, maar in de loop van het jaar blijkt uit een kilometeradminis-
tratie dat de werknemer dit jaar niet meer dan 500 kilometer privé zal rijden.
Ook in deze situatie geldt dat de werkgever voor de nog resterende maanden
de bijtelling achterwege kan laten. Voor de verstreken maanden kan een cor-
rectiebericht worden ingediend. Echter, voor alle maanden geldt dat de werk-
gever het risico van naheffi ng en boetes houdt als later blijkt dat de kilomete-
radministratie niet klopt. Er is immers geen “verklaring geen privégebruik”.
Voor de reeds verstreken maanden zou de werknemer ook zelf een bezwaar-
schrift tegen de ingehouden loonbelasting kunnen indienen bij de belasting-
dienst.
Bij het in dienst nemen van nieuw personeel dat ook van een eerdere werk-
gever al een auto van de zaak ter beschikking had, doet zich tenslotte nog de
vraag voor wanneer er wel of niet loonbelasting ingehouden moet worden.
Aannemende dat de werknemer bij het begin van het jaar al van plan was de
auto dit jaar niet voor meer dan 500 km privé te gebruiken, zal de werknemer
in de meeste gevallen een ‘verklaring geen privégebruik’ aangevraagd hebben.
39
Bij wisseling van werkgever hoeft de werknemer niet opnieuw zo’n verklaring
aan te vragen. Als hij de auto meeneemt hoeft hij geen actie te ondernemen. In
andere gevallen moet hij een nieuw kenteken opgeven. De verklaring blijft zijn
geldigheid behouden en de nieuwe werkgever kan op basis van de verklaring de
bijtelling achterwege laten.
Verwijzing
Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto vraag 23
25. Is woon-werkverkeer privé of zakelijk?
Het is voor de bijtelling van belang om onderscheid te maken tussen zakelijke
ritten en privéritten. Het is daarbij niet meer nodig om woon-werkkilometers
afzonderlijk bij te houden. De afstand van de woning naar het werk wordt voor
de bijtelling geheel als zakelijk aangemerkt.
Uit een uitspraak van de Hoge Raad van 11 november 2011 is duidelijk gewor-
den dat de rit voor het gebruiken van de lunch thuis ook als zakelijke rit wordt
aangemerkt.
Verwijzing
Behandeling woon-werkverkeer voor BTW vraag 43
26. Moet een autoverkoper voor de bijtelling exact bijhouden in welke auto’s hij heeft gereden?
Autoverkopers met een auto van de zaak rijden vaak in demonstratieauto’s.
Daardoor wisselen zij regelmatig van soort en type auto. Ook medewerkers van
merkonafhankelijke autobedrijven met een auto van de zaak zullen in de prak-
tijk regelmatig wisselen van auto. Om het bedrag van de bijtelling te kunnen
berekenen, zouden zij voor elke auto afzonderlijk de ritten met desbetreff ende
auto moeten bijhouden. Het regelmatig wisselen van auto’s leidt dan voor au-
toverkopers tot een extra administratieve last. Om hieraan tegemoet te komen
was de zogenaamde dealerregeling in het leven geroepen. Afhankelijk van het
salaris van de autoverkoper en het automerk dat hij vertegenwoordigt, moest
dan een gemiddeld bijtellingsbedrag bij het salaris worden geteld. De tabellen
hiervoor werden jaarlijks opnieuw vastgesteld. De autoverkoper hoefde dan
40
geen rittenadministratie bij te houden.
Deze regeling is inmiddels afgeschaft en vervangen door een nieuwe regeling.
De nieuwe regeling ziet er als volgt uit:
1. De bijtelling wordt per dag bepaald;
2. Als de werknemer aan het eind van de werkdag een auto meeneemt, geldt
voor die dag de prijs van die betreff ende auto;
3. Werkt de werknemer op een bepaalde dag niet (verlof/ziekte/weekend) en
heeft hij een auto meegenomen, dan geldt de prijs van de auto die voor het
laatst meegenomen is;
4. Als de werknemer wel werkt maar geen auto meeneemt, dan geldt de prijs
van de auto waarover de afgelopen twee maanden de meeste keren bijtel-
ling is berekend.
Voor de werkgever kan deze nieuwe regeling een verzwaring van zijn con-
troletaak betekenen. Volgens de “Handreiking toezicht” moet de werkgever
toezicht houden op de juistheid en de volledigheid van de administratie. In dat
kader moet de werkgever minimaal eens per loontijdvak (meestal dus eens per
maand) controleren welke auto’s afwezig zijn, moet hij die afwezigheid kunnen
verklaren en moet hij controleren of er werknemers zijn die op die dag geen
auto hebben meegenomen. Informatie van buiten, zoals verkeersboetes of
schademeldingen, moeten worden gecontroleerd met de bijtellingsadministra-
tie. Ter beperking van de administratieve lasten heeft BOVAG Autodealers met
de belastingdienst een convenant afgesloten over de wijze van administreren
en controleren van de bijtelling van medewerkers van autobedrijven.
27. Wat gebeurt er met de bijtelling als de autoverkoper een vaste auto heeft?
Na de publicatie van de “Handreiking bijtelling privégebruik auto voor de auto-
branche” is de vraag gerezen of de grondslag voor de bijtelling gebaseerd kan
worden op een vaste auto. Het antwoord daarop is dat dit inderdaad mogelijk
is. Werkgever en werknemer moeten hiervoor een schriftelijke overeenkomst
opstellen. De bijtelling wordt dan berekend over de in die overeenkomst op-
genomen vaste auto. Dit wordt eenmalig in de administratie geregistreerd en
vervolgens bij wijziging van de vaste auto.
Op dagen dat de werknemer de vaste auto niet kan gebruiken en een ver-
vangende auto heeft, kan de grondslag voor de bijtelling toch op de vaste auto
41
gebaseerd worden.
Wel moet dan aan vier voorwaarden worden voldaan:
• De werknemer kan de vaste auto om zakelijke redenen niet gebruiken. •
De vaste auto heeft bijvoorbeeld een onderhoudsbeurt of is door een klant
meegenomen voor een proefrit;
• De werknemer gebruikt maximaal 15 dagen per kalenderjaar een
vervangende auto;
• De werknemer gebruikt een vervangende auto maximaal 5 aaneengesloten
dagen;
• De gegevens van de vervangende auto worden vastgelegd en bewaard in de
loonadministratie.
Als niet aan deze voorwaarden wordt voldaan, moet bijtelling berekend wor-
den over de vervangende auto.
28. Hoe werkt de bijtelling als een ondernemer een auto van de zaak heeft?
Niet alleen een werknemer, maar ook een zelfstandig ondernemer kan te ma-
ken krijgen met een bijtelling voor de auto van de zaak. In tegenstelling tot de
werknemer verloopt de bijtelling van de ondernemer niet via de loonbelasting,
maar wordt dit gecorrigeerd op zijn met inkomstenbelasting belaste winst.
Bij een zelfstandig ondernemer kunt u denken aan een ondernemer met een
eenmanszaak, een maat/fi rmant van een maatschap of van een vennootschap
onder fi rma. De ondernemer krijgt alleen een bijtelling als de auto behoort tot
het ondernemingsvermogen en als daarbij geen sprake is van het tegenbewijs
dat de auto voor niet meer dan 500 kilometer per jaar privé wordt gebruikt.
In eerste instantie worden alle autokosten afgetrokken van de winst. Vervol-
gens wordt de winst verhoogd met de bijtelling. Voor de hoogte van de bijtel-
ling zijn dezelfde regels van toepassing als voor de werknemer. Onder bepaalde
omstandigheden wordt echter afgeweken van het bijtellingspercentage. Dit
doet zich voor als de autokosten van de ondernemer lager zijn dan de bijtelling:
Een ondernemer krijgt een bijtelling voor het privégebruik van de auto van de
zaak, maar deze bijtelling bedraagt maximaal het bedrag aan autokosten.
Verwijzing
Bijtelling bij werknemer vraag 17
42
Auto in onderneming of privé vraag 30
BTW-aftrek vraag 41
Voorbeeld
Stel dat de auto van de zaak een cataloguswaarde heeft van € 30.000. Onderne-
mer Erik rijdt in een jaar 12.000 kilometers privé met die auto. In dat jaar is in
totaal een bedrag van € 6.000 aan autokosten ten laste van de winst gebracht.
Aangezien deze ondernemer meer dan 500 privé-kilometers heeft gemaakt,
bedraagt de bijtelling € 7.500. In totaal is er slechts een bedrag van € 6.000 aan
autokosten zoals benzine, onderhoud, afschrijvingen, verzekeringen e.d. ten
laste van de winst gebracht. Aangezien de autokosten lager zijn dan de forfai-
taire bijtelling blijft de bijtelling voor Erik beperkt tot een bedrag van € 6.000
(in plaats van € 7.500).
29. Welke autokosten komen in aftrek als de auto tot het privévermogen van de ondernemer behoort?
Als de ondernemer de auto tot zijn privévermogen rekent, komen de brandstof-
kosten, onderhoudskosten, verzekeringen, afschrijving en dergelijke niet ten
laste van de winst. Worden met de auto zakelijke kilometers gemaakt, dan mag
wel een vast bedrag per kilometer ten laste van de winst worden gebracht. Er
geldt een aftrek van maximaal € 0,19 per zakelijke kilometer.
Hetzelfde geldt voor werknemers die met een privéauto zakelijke kilometers
maken. De werkgever mag dan een onbelaste vergoeding geven aan de werk-
nemer tot maximaal € 0,19 per zakelijke kilometer. Voor zover een vergoeding
hoger is, behoort dit tot het belaste loon.
Ondernemers met een eenmanszaak die de auto privé aanschaff en, kunnen
in veel gevallen ondanks de aanschaf in privé, tóch de BTW aftrekken via hun
onderneming. Zeker bij personenauto’s is dat vaak een plezierige combinatie.
Bij bestelauto’s kan dan ook de BPM-vrijstelling en het lage MRB-tarief worden
toegepast, maar dan moet in de afweging wel worden meegewogen dat bij
aanschaf in privé geen investeringsaftrek geldt.
Verwijzing
BTW-aftrek bij privéauto vraag 45
43
30. Wat is voordeliger: een auto van de zaak of een privéauto?
Deze vraag is met name van belang voor ondernemer en directeuren/groot-aan-
deelhouders (dga’s), omdat zij de vrije keuze hebben hun auto op hun bedrijfs-
balans te zetten (en dus de bijtelling te accepteren) of de auto privé te houden
(en dus kilometers te declareren).
Op de vraag zelf is geen eenduidig antwoord te geven. Het antwoord is afhan-
kelijk van meerdere factoren, zoals:
• Hoeveel zakelijke kilometers en hoeveel privékilometers worden er jaarlijks
gereden?
• Hoeveel bedragen jaarlijks de autokosten (benzinekosten, onderhoud,
verzekering, motorrijtuigenbelasting, afschrijving)?
• Wat is de catalogusprijs van de auto (oftewel: hoe hoog is de bijtelling)?
• Hoe hoog is de kilometervergoeding voor gebruik van de privéauto?
Op basis van deze gegevens kan van geval tot geval een berekening gemaakt
worden.
De praktijk wijst uit dat naar mate meer privékilometers worden gereden dan
zakelijke kilometers een auto van de zaak voordeliger wordt. Daartegenover
staat dat het voordeliger wordt de auto privé te houden naar mate er meer
zakelijke kilometers worden gereden.
Verwijzing
BTW-aftrek bij privéauto vraag 45
31. Hoe hoog wordt de bijtelling als niet het hele jaar in een auto van de zaak is gereden?
De hoogte van het bijtellingspercentage is (naast de CO2-uitstoot) afhankelijk
van het aantal gereden privékilometers. Voor toepassing van de bijtelling die-
nen de gereden privékilometers eerst te worden herrekend naar een jaarkilo-
metrage, als niet het gehele jaar met een auto van de zaak is gereden. Als het
privégebruik op jaarbasis meer bedraagt dan 500 km, is bijtelling verschuldigd.
Die bijtelling wordt vervolgens uitsluitend toegepast over de maanden waarin
er een auto van de zaak ter beschikking stond. Dit betekent dus dat het niet
mogelijk is om zonder fi scale consequenties in de loop van het jaar over te
44
stappen van “geen bijtelling” (op grond van bijvoorbeeld een sluitende kilome-
teradministratie) naar “wel bijtelling” en andersom, als het aantal privékilome-
ters meer is dan 500 op jaarbasis. In dat geval moet namelijk over het héle jaar
bijtelling berekend worden.
Beëindiging van de bijtelling in de loop van een jaar is uitsluitend mogelijk bij
wisseling van werkgever of als er na een bepaalde datum geen auto meer ter
beschikking staat. De auto moet dan op de zaak achterblijven en de autorege-
ling moet bij voorkeur schriftelijk beëindigd worden.
Verwijzing
Gebruik auto tijdens vakantie vraag 32
Voorbeeld
Astrid heeft alleen in de maand december een auto van de zaak en heeft
daarmee in totaal 600 privé-kilometers gereden. Na herrekening bedraagt het
jaarkilometrage 7.200 privé-kilometers (12 * 600 kilometer). Voor Astrid is het
bijtellingspercentage van 25% van toepassing. Haar auto valt niet onder de
lagere bijtellingscategorieën. Vervolgens wordt de bijtelling naar tijdsgelang
toegepast. De bijtelling hoeft immers alleen te worden belast over de maan-
den waarin met de auto van de zaak is gereden. Als de auto van de zaak een
cataloguswaarde heeft van € 30.000 wordt de bijtelling van Astrid in dit jaar
€ 625 (1/12 * 25% * € 30.000). Zij heeft immers slechts één maand van dat jaar
de beschikking over een auto van de zaak gehad.
Zou Astrid ook van januari tot en met november een auto ter beschikking
hebben gehad, maar daarmee niet privé hebben gereden, dan leidt het privége-
bruik in december alsnog tot een bijtelling over het hele jaar!
Voorbeeld
José rijdt in de maanden januari tot en met maart in een auto van de zaak met
een cataloguswaarde van € 15.000, voorzien van een benzinemotor met een
CO2-uitstoot van 118 gram/km. Gedurende die maanden heeft zij 400 privé-
kilometers gereden. Vanaf april tot en met december heeft zij een auto ter
beschikking gesteld gekregen met een waarde van € 24.500. Deze auto met
benzinemotor heeft een CO2-uitstoot van 157 gram/km. Met deze laatste auto
heeft José dit jaar totaal 5.000 km privé gereden.
45
In totaal heeft José dit jaar 5.400 privé-kilometers gemaakt. Aangezien dit meer
is dan 500 km, krijgt zij te maken met de bijtelling. De auto’s vallen in verschil-
lende schijven door de verschillen in uitstoot. De bijtelling wordt dan:
€
20% x € 15.000 x 3/12 = 750
25% x € 24.500 x 9/12 = 4.5934.593
Totaal: 5.343
32. Hoe hoog is de bijtelling als ik alleen in de vakantie met de auto rijd?
Als een werknemer (daaronder ook begrepen de directeur van het bedrijf) een
auto van de zaak ter beschikking krijgt gesteld, dan is de bijtelling van toepas-
sing. De bijtelling kan worden voorkomen door een sluitende rittenregistratie
waaruit blijkt dat de werknemer/directeur in dat kalenderjaar niet meer dan
500 kilometer privé heeft gereden.
Als uitsluitend in de vakantieperiode (stel de hele maand juli) privé wordt gere-
den (stel: 2.000 kilometer) en buiten die maand 0 kilometer, dan wordt
desondanks het hele jaar bijtelling berekend over de waarde van de auto.
Er vindt geen tijdsevenredige vermindering tot bijvoorbeeld 1/12 plaats.
Wordt naast de normale auto van de zaak tijdens de vakantie een tweede auto
van de zaak ter beschikking gesteld, dan kan voor de normale auto van de zaak
een sluitende rittenregistratie worden bijgehouden en voor de tweede auto
tijdsevenredig een bijtelling worden berekend.
Wordt in plaats van de normale auto van de zaak voor de vakantie een andere
auto gebruikt (bijvoorbeeld een grotere en duurdere auto), dan wordt het
bijtellingspercentage voor beide auto’s berekend op basis van het totaal aantal
kilometers per jaar, waarna dit percentage tijdsevenredig wordt berekend over
de verschillende cataloguswaarden.
Voorbeeld
Chantal rijdt het hele jaar in een auto met een waarde van € 20.000. In augus-
tus gaat zij op vakantie. Zij krijgt daarvoor van haar werkgever een MPV mee
met een prijs van € 35.000. Zij rijdt in haar vakantie 3.500 kilometer privé en in
de rest van het jaar 350 kilometer privé.
46
De bijtelling is dan als volgt:
Het van toepassing zijnde percentage bedraagt voor beide auto’s 25%
(immers, het totaal aantal privékilometers per jaar is meer dan 500).
Voor de ‘normale auto’ is de bijtelling dan 25% van € 20.000 * 11/12;
Voor de ‘vakantie-auto’ is de bijtelling dan 25% van € 35.000 * 1/12.
33. Heb ik de bijtelling tijdens vliegtuigvakanties?
Ook al gaat een werknemer een aantal weken met het vliegtuig op vakantie,
dan krijgt de werknemer over die periode toch de bijtelling voor de auto van de
zaak. Het is niet van belang of de werknemer in die periode daadwerkelijk ge-
bruik maakt van de auto. De auto staat de werknemer immers wel ter beschik-
king. Het is de vrije keuze van de werknemer om de ter beschikking staande
auto wel of niet te gebruiken.
De bijtelling over een bepaalde periode kan onder omstandigheden worden
voorkomen. Het is dan van belang dat de werkgever de terbeschikkingstelling
beëindigt / opschort. Een schriftelijke overeenkomst is daarvoor noodzakelijk,
ter bewijs van het niet langer ter beschikking staan van de auto. De werknemer
moet de auto en de autosleutels daadwerkelijk inleveren bij de werkgever. In
de praktijk voorzien veel autoregelingen reeds in een bepaling waarin de auto
niet langer ter beschikking staat bij langdurige arbeidsongeschiktheid of verlof,
zoals bijvoorbeeld bij een sabbatical.
34. Ik gebruik mijn auto ook voor andere werkzaam-heden. Wat betekent dat voor mijn bijtelling?
Uitgangspunt is dat de voor de andere activiteiten gereden kilometers zijn aan
te merken als privé-kilometers. Wel kan in sommige gevallen een onbelaste
vergoeding worden gegeven of een evenredig deel van de bijtelling worden
afgetrokken.
Heeft een werknemer een auto van de zaak en gebruikt hij deze auto daarnaast
voor een andere dienstbetrekking, dan kan die andere werkgever in principe
voor de zakelijke kilometers een onbelaste vergoeding geven. Zo’n kilometer-
vergoeding is onbelast tot maximaal € 0,19 per kilometer. Onder zakelijke kilo-
47
meters wordt niet alleen verstaan de zakelijke ritten naar bijvoorbeeld klanten,
maar ook het woon-werkverkeer.
Heeft een werknemer een auto van de zaak en gebruikt hij deze auto ook voor
zijn onderneming of voor neveninkomsten, dan kan voor de zakelijke kilo-
meters een evenredig deel van de bijtelling ten laste van zijn winst uit onder-
neming of neveninkomsten worden gebracht. Voor het vaststellen van het
evenredig deel wordt uitgegaan van de volgende formule: zakelijke kilometers
ten behoeve van de onderneming / totaal aan privé-kilometers x bijtelling.
Gebruikt de werknemer de auto van de zaak voor het verrichten van (vrijwilli-
gers-)werkzaamheden voor een algemeen nut beogende instelling (bijvoorbeeld
kerkelijke of charitatieve instelling), dan kan hij € 0,19 per kilometer als gift
aan de betreff ende instelling aanmerken indien hij heeft afgezien van een ver-
goeding door die instelling terwijl declaratie wel mogelijk was. Afhankelijk van
de hoogte van het inkomen en het totaalbedrag aan giften kan op deze manier
een bedrag ten laste van zijn inkomen worden gebracht.
Voorbeeld
Werknemer Arjen heeft een auto van de zaak van zijn werkgever A. Deze auto
heeft een cataloguswaarde van € 45.000. Qua CO2-uitstoot komt de auto niet in
aanmerking voor lagere bijtelling. In totaal heeft Arjen 35.000 kilometer gere-
den. Hiervan zijn 15.000 zakelijke kilometers voor werkgever A, inclusief woon-
werkverkeer. De overige kilometers (20.000 km) heeft Arjen voor de volgende
doeleinden gereden:
• 10.000 km voor zijn eigen onderneming;
• 6.000 km voor zijn dienstbetrekking bij werkgever B, waarvan 2.300 km
woon-werkverkeer over een afstand van 25 km gedurende een dag per
week;
• 500 km voor liefdadigheidswerk;
• 3.500 km voor overig privégebruik.
Het gebruik van de auto brengt voor Arjen de volgende fi scale consequenties
met zich mee:
1. Dienstbetrekking bij werkgever A
In verband met zijn dienstbetrekking bij werkgever A krijgt Arjen een bijtel-
ling van € 11.250, zijnde 25% van € 45.000.
48
2. Onderneming
Arjen kan voor de kilometers die hij heeft gereden voor zijn onderneming
in totaal een bedrag van € 5.625 aftrekken van zijn winst. Dit is als volgt
berekend: 10.000/20.000 * de bijtelling van € 11.250.
3. Dienstbetrekking bij werkgever B
Werkgever B kan Arjen een onbelaste vergoeding geven van € 1.140, zijnde
€ 0,19 x 6.000 km. Er kan niet alleen voor de ‘echte’ zakelijke kilometers,
maar ook voor de kilometers in het kader van het woon-werkverkeer een
vergoeding van € 0,19 per km worden gegeven.
4. Giften
Als gift is een bedrag van € 95 aan te merken (500 km x € 0,19). Of dit be-
drag daadwerkelijk in mindering komt op het belaste inkomen is afhanke-
lijk van het inkomen van Arjen en van eventuele overige giften. Voor aftrek
van giften geldt namelijk zowel een drempel (1% van het inkomen) als een
bovengrens (10% van het inkomen).
35. Ik gebruik een wachtdienstauto. Hoe zit het met mijn kilometers?
Het karakter van de rit is bepalend om te kunnen beoordelen of er sprake is
van zakelijke of privé-kilometers. Gaat de werknemer bijvoorbeeld op familie-
bezoek met de wachtdienstauto, dan zijn dit privé-kilometers. Wordt de werk-
nemer tijdens het afl eggen van het familiebezoek opgeroepen voor bijvoorbeeld
een storing, dan krijgt de rit een zakelijk karakter. De eerste kilometers voor
het bezoek aan de familie blijven echter privé-kilometers.
Als de werknemer besluit om bijvoorbeeld na het verhelpen van de storing fa-
milie te gaan bezoeken, dan wijkt de werknemer af van de gebruikelijke route.
Ook de omrijkilometers zijn dan privé-kilometers.
Onder bepaalde voorwaarden is het echter mogelijk dat alle kilometers die
met de auto worden gereden als zakelijk worden aangemerkt. Dus niet alleen
de zakelijke ritten en het woon-werkverkeer, maar ook de privé-kilometers die
tijdens de wachtdiensten worden gemaakt. Voor toepassing van deze ‘wacht-
dienstregeling’ gelden de volgende voorwaarden:
• de werknemer mag geen invloed hebben op de keuze van de aangeschafte
auto;
49
• de werknemer dient over een privéauto te beschikken die minimaal even
goed bruikbaar is voor privégebruik als de auto van de zaak;
• de werknemer is verplicht om tijdens de wachtdiensten binnen een rede-
lijke afstand van zijn woonplaats te blijven;
• tijdens de wachtdiensten dient de werknemer bij te houden hoeveel kilo-
meters worden gereden. Daarbij dient de werknemer ook het aantal en de
plaats van de werkzaamheden waarvoor hij is opgeroepen bij te houden.
36. Is carpoolen voordelig?
Als meerdere collega’s carpoolen met een auto die door de werkgever aan
één van hen ter beschikking is gesteld, is in de eerste plaats van belang dat de
chauff eur een bijtelling kan krijgen als hij op jaarbasis meer dan 500 km privé
met deze auto rijdt. De meerijdende collega’s kunnen een onbelaste kilometer-
vergoeding krijgen van € 0,19 per km indien het carpoolen niet plaats vindt op
basis van afspraken met de werkgever, maar uitsluitend op eigen initiatief van
de werknemers. Bij carpoolen met een eigen auto van één van de werknemers
geldt het volgende:
• Carpoolen op basis van een door de werkgever ingestelde meerijregeling:
Als de chauff eur geen auto van de zaak heeft, maar met eigen auto rijdt, krijgt
hij uiteraard geen bijtelling. Als de werkgever met de chauff eur heeft afge-
sproken dat deze met de eigen auto ook andere werknemers ophaalt, kan de
chauff eur een onbelaste kilometervergoeding van € 0,19 per km krijgen voor
de totale afstand, dus ook voor de omrijkilometers. Deze worden dan namelijk
als zakelijk aangemerkt. De meerijders kunnen dan echter geen belastingvrije
kilometervergoeding ontvangen, omdat er sprake is van door de werkgever
georganiseerd vervoer.
• Carpoolen op basis van alleen afspraken door werknemers onderling:
Als de chauff eur en de meerijder(s) onderling, zonder meerijregeling van de
werkgever, hebben besloten om te gaan carpoolen, kan de werkgever niet al-
leen aan de chauff eur maar ook aan de meerijder(s) de onbelaste vergoeding
betalen van maximaal € 0,19 per kilometer. In dat geval mag de werkgever geen
vrije vergoeding geven voor eventuele omrijkilometers, omdat de omrijkilome-
ters dan een privékarakter hebben. Als de meerijders op grond van de onder-
linge afspraak (een deel van) hun vergoeding aan de chauff eur geven, dan heeft
dat geen fi scale gevolgen, ondanks dat de chauff eur op deze manier in totaal
meer ontvangt dan € 0,19.
50
37. Kan de werkgever een vergoeding geven als ik met een privéauto naar het werk ga?
Een werkgever kan aan een werknemer een onbelaste vergoeding geven
van € 0,19 per gereden zakelijke kilometer. Daarbij wordt ook het woon-
werkverkeer als zakelijk aangemerkt.
Zou voor sommige ritten een lagere vergoeding worden verstrekt dan € 0,19
per kilometer (bijvoorbeeld voor het woon-werkverkeer) en voor andere zake-
lijke ritten juist een hogere vergoeding, dan blijft de vergoeding toch onbelast
als het gemiddelde niet hoger is dan € 0,19 per kilometer. Voorwaarde hiervoor
is dat schriftelijk is vastgelegd dat de zogenaamde ‘salderingsregeling’ wordt
toegepast. Deze regeling is ook mogelijk als de nieuwe werkkostenregeling
wordt gebruikt.
Belangrijk aandachtspunt is dat een onbelaste kilometervergoeding in principe
alleen op declaratiebasis mogelijk is. Werknemers zouden dus moeten bijhou-
den wanneer zij van en naar het werk zijn gereisd. Op vrije dagen of ziekteda-
gen heeft een werknemer geen recht op een vergoeding. Om te voorkomen dat
de werkgever elke loonperiode de declaraties van werknemers moet controle-
ren, mag uit praktische overwegingen een vaste onbelaste reiskostenvergoe-
ding worden gegeven. Daarbij geldt het volgende.
Als een werknemer op jaarbasis doorgaans naar één of meer vaste arbeids-
plaatsen reist, dan kan de vaste vrije vergoeding op jaarbasis als volgt worden
vastgesteld: 214 werkdagen x € 0,19 x totale reisafstand per dag (in km). De
toegestane vaste vrije vergoeding per maand of per week is dan het bedrag op
jaarbasis gedeeld door 12 respectievelijk 52.
Voor werknemers die in deeltijd werken, geldt als maximum een evenredig deel
van deze 214 dagen.
Een werknemer reist op jaarbasis doorgaans naar een vaste arbeidsplaats als
hij die arbeidsplaats op jaarbasis vermoedelijk ten minste 36 weken zal bezoe-
ken. Ook mag bovenstaande berekeningsmethode worden gehanteerd als de
werknemer op minstens 128 dagen per kalenderjaar naar de vaste arbeidsplaats
reist.
51
Voor een minder frequent reispatroon moet er een nacalculatie plaatsvinden.
In geval van verwachte langdurige afwezigheid door bijvoorbeeld ziekte, mag
de vergoeding nog in de lopende en de eerstvolgende kalendermaand worden
uitbetaald. Daarna mag de vaste vergoeding pas weer worden uitbetaald vanaf
de maand volgend op de maand waarin de werknemer weer aan het werk is
gegaan. Ook moet nacalculatie plaatsvinden als de woon-werkafstand groter is
dan 75 km enkele reis.
Geeft de werkgever geen vergoeding, dan kan de werknemer zelf in zijn aan-
gifte geen kosten van reizen per auto meer aftrekken van zijn inkomen.
Voorbeeld
Elke dag komt Mirjam met haar eigen auto naar kantoor. Zij woont op 50 km
afstand van haar werk. Hoeveel mag de werkgever haar onbelast vergoeden?
De werkgever mag maandelijks een vaste vrije vergoeding geven van € 338. Dit
is 214 x 50 km x 2 (heen- en terugreis) x € 0,19 / 12 maanden.
38. Tijdens mijn werk heb ik een verkeersboete gekregen. Kan de werkgever deze onbelast vergoeden?
Een werkgever mag de geldboete van de werknemer wegens een verkeersover-
treding in principe niet onbelast vergoeden. Het maakt hierbij ook niet uit of
de werknemer in een auto van de zaak rijdt of met een privéauto. Dus ook als
de boete direct aan de werkgever is opgelegd als kentekenhouder van de auto
en deze door de werkgever is betaald, zal er loonbelasting verschuldigd zijn als
de boete niet op de werknemer wordt verhaald.
Wel kan de werkgever ervoor kiezen om de belasting die is verschuldigd over
de boete niet te verhalen op zijn werknemer, maar deze voor zijn eigen reke-
ning te nemen. De werkgever moet voor de hoogte van de verschuldigde belas-
ting dan wel het zogenaamde gebruteerde tabeltarief toepassen. Dit houdt in
dat de werkgever niet alleen belasting is verschuldigd over de boete, maar ook
over het voordeel dat zijn werknemer heeft omdat de werknemer de belasting
niet zelf hoeft te betalen.
Nadat het Gerechtshof te Den Haag in een procedure had beslist dat er geen
verhaal door de werkgever mogelijk is van boetes voor snelheidsovertredingen
die beperkt en onopzettelijk zijn (snelheidsovertredingen van niet meer dan
52
10 km per uur), heeft de Hoge Raad in 2008 echter bepaald dat verhaal door de
werkgever civielrechtelijk in principe wel mogelijk is. Blijft verhaal achterwege,
dan heeft dat bovengenoemde fi scale gevolgen.
39. Wat verandert er onder de nieuwe werkkostenregeling aan het vergoeden van parkeerkosten?
Per 2011 is een nieuw systeem ingevoerd voor de loonbelastingheffi ng op ver-
goedingen en verstrekkingen aan werknemers. Deze zogenaamde werkkosten-
regeling betreft een vereenvoudiging van de ingewikkelde regels in de loonbe-
lasting en komt er in de kern op neer dat (afgezien van specifi eke vrijstellingen,
zoals de reiskostenvergoeding van 19 eurocent per kilometer) per saldo 1,4%
van de totale loonsom belastingvrij mag worden vergoed en dat daarboven
door de werkgever een eindheffi ng van 80% verschuldigd is. Werkgevers mogen
overigens gedurende de eerste drie jaren ook nog blijven kiezen voor de regels
zoals die tot en met 2010 van kracht waren.
Stap 1 van deze werkkostenregeling is de vraag of er een vrijstelling of nihil-
waardering geldt. Is dat niet het geval, dan moet bij stap 2 bepaald worden of
de vergoeding of verstrekking in de werkkostenregeling wordt meegenomen of
gewoon als belast loon wordt behandeld. De werkgever is in principe vrij in de
keuze welke vergoedingen en verstrekkingen hij meeneemt in de werkkosten-
regeling. Stap 3 is dat voor het loon in de werkkostenregeling een belastingvrije
ruimte geldt van 1,4% van de totale loonsom. Het meerdere wordt belast met
80% eindheffi ng loonbelasting (voor rekening van de werkgever).
Een vergoeding voor parkeerkosten voor een auto van de zaak, anders dan
bij de eigen woning van de werknemer, is onder het oude regime én onder
de werkkostenregeling in principe onbelast als intermediaire kosten. Dat zijn
kosten die de werknemer voorschiet voor de werkgever.
Als een werknemer € 0,19 per afgelegde reiskilometer ontvangt voor zakelijke
reizen in zijn privéauto, moet deze forfaitaire vergoeding ook de parkeerkosten
van de zakelijke reizen dekken. Als een werknemer naast deze kilometerver-
goeding een vergoeding voor parkeerkosten ontvangt, is deze onder de “oude”
regeling van de vrije vergoedingen en verstrekkingen belast. Onder de nieuwe
werkkostenregeling kan de werkgever deze vergoeding onder de 1,4%-vrijstel-
lingsruimte brengen, waarmee deze onbelast is bij de werknemer. Voor zover
53
de forfaitaire 1,4%-ruimte wordt overschreden, is de werkgever eindheffi ng
verschuldigd.
40. Wat gebeurt er als ik per fi ets, op de motor of per taxi naar mijn werk ga?
De onbelaste vergoeding van € 0,19 per kilometer geldt voor elke wijze van ver-
voer voor alle zakelijke ritten (ook voor woon-werkverkeer). Als de werknemer
niet met zijn privéauto komt, maar op de motor of met de fi ets dan geldt die
onbelaste vergoeding ook. Heeft de werkgever op een andere wijze voorzien
in het vervoer voor het woon-werkverkeer, dan kan geen vergoeding meer
worden gegeven.
Als de werknemer met de taxi naar het werk komt, dan kan de werkgever de
werkelijke taxikosten vergoeden in plaats van € 0,19 per km. Komt een werkne-
mer met het openbaar vervoer, dan kan de werkgever ervoor kiezen om óf een
vergoeding van € 0,19 per km aan de werknemer te betalen, óf de werkelijke
kosten van de plaatsbewijzen te vergoeden.
54
III. Omzetbelasting / BTW
Inleiding
In dit hoofdstuk gaat het om de omzetbelastinggevolgen van de aanschaf en
het gebruik van de auto. In het spraakgebruik wordt de omzetbelasting veelal
aangeduid met “BTW”, zodat wij in de vragen en antwoorden ook de aandui-
ding “BTW” gebruiken.
Van belang voor de BTW-aftrek is vooral de aard van de activiteiten van de on-
dernemer, al dan niet vrijgesteld, en de mate van privégebruik van de auto.
Voor ondernemers die de auto privé aanschaff en ter voorkoming van de inkom-
stenbelastingbijtelling hebben voor de BTW soms ongekende mogelijkheden:
afhankelijk van de rechtsvorm is BTW-aftrek vaak mogelijk.
Op de afgetrokken BTW moet de ondernemer jaarlijks een correctie aanbren-
gen voor het privégebruik. Daar is per 1 juli 2011 het nodige in veranderd door-
dat de koppeling met de bijtelling is losgelaten. In dit hoofdstuk gaan we daar
uitgebreid op in.
Tot slot worden de margeregeling, het afzien van de margeregeling, de verkoop
aan een buitenlandse afnemer en de BTW-aspecten van leasing behandeld.
41. Mag een ondernemer alle BTW op de autokosten aftrekken?
Voor het antwoord op deze vraag moet gekeken worden naar het soort werk-
zaamheden dat deze ondernemer zelf verricht. Brengt hij zelf aan zijn klanten
BTW in rekening, dan is normaliter ook de BTW op de investeringen en andere
bedrijfskosten aftrekbaar. Als de ondernemer aan zijn klanten geen BTW in
rekening brengt omdat hij onder een vrijstelling valt, dan kan hij de door zijn
leveranciers berekende BTW zelf ook niet aftrekken. Lastiger wordt het als de
ondernemer zowel belaste als vrijgestelde activiteiten heeft. Als een auto dan
heel specifi ek alleen voor belaste activiteiten wordt gebruikt, is de BTW aftrek-
baar. Wordt de auto alleen voor vrijgestelde activiteiten gebruikt, dan is het
niet mogelijk de BTW af te trekken. Bij gemengd gebruik kan de BTW naar rato
van de omzet van beide soorten werkzaamheden worden afgetrokken.
55
Voorbeelden van BTW-vrijgestelde werkgebieden zijn: medische beroepen,
zorginstellingen, uitvaartondernemingen, kredietbemiddeling, (bemiddelen
bij) het afsluiten van verzekeringen, onderwijs, liefdadigheidsinstellingen en
sociale instellingen.
Voorbeeld
Een administratie- en assurantiekantoor verricht zowel administratieve dienst-
verlening als bemiddeling bij verzekeringsovereenkomsten. De bemiddelings-
diensten voor verzekeringen zijn vrijgesteld van BTW. De BTW op de kosten van
de bedrijfsauto’s bedraagt € 15.000. De auto’s worden niet specifi ek voor één
van beide soorten werkzaamheden gebruikt. De omzet van de administratieve
tak bedraagt € 1.000.000, die van de verzekeringstak € 800.000. De BTW op de
autokosten is dan aftrekbaar voor 1.000.000 / (1.000.000 + 800.000) gedeelte. De
aftrekbare BTW bedraagt dus € 8.333.
42. Geldt de aftrek van BTW ook voor het hele privégebruik van de auto van de zaak?
Als de ondernemer met BTW belaste activiteiten verricht, mag hij in eerste
instantie alle BTW op de aanschaf en het gebruik van de auto volledig aftrek-
ken. In de laatste aangifte van het jaar moet echter een correctie plaatsvinden.
De BTW is namelijk een zakelijke belasting, zodat BTW-aftrek alleen mogelijk is
voor zakelijk gebruik en niet voor privégebruik.
Voor de auto van de ondernemer zelf geldt de regeling dat in de loop van het
jaar alle BTW afgetrokken mag worden. Vervolgens wordt aan het einde van
het jaar een correctie op die afgetrokken BTW aangebracht op basis van de
kilometerverhoudingen of op basis van een forfait ter grootte van 2,7% van de
catalogusprijs van de auto. Dit forfait is per 1 juli 2011 in de plaats gekomen van
het forfait van 12% keer het bijtellingspercentage keer de catalogusprijs van
de auto. Deze koppeling met het bijtellingspercentage zoals dat voor de loon-
en inkomstenbelasting geldt, maakte ook de BTW-correctie voor privégebruik
afhankelijk van de CO2-uitstoot, wat in een recente procedure door Rechtbank
Haarlem (1 juni 2011) in strijd met het gelijkheidsbeginsel is verklaard. Vanaf 1
juli 2011 geldt daarom een nieuwe systematiek.
56
Ook voor auto’s die ter beschikking zijn gesteld aan werknemers geldt in prin-
cipe dat de BTW moet worden gesplitst op basis van het werkelijke gebruik van
de auto. Omdat vaak geen kilometeradministratie wordt bijgehouden, mag de
correctie voor het privégebruik ook worden berekend met het forfait van 2,7%
van de cataloguswaarde.
De regeling die voorzag in een aftrek van 75% van de BTW op de gebruikskos-
ten voor auto’s die voor de BTW tot het privévermogen behoren of zonder BTW
zijn aangeschaft, is per 17 oktober 2011 ingetrokken. Vanaf die datum is aftrek
alleen mogelijk op basis van een kilometerregistratie. Daarnaast geldt voor
deze auto’s de mogelijkheid om te kiezen voor volledige BTW-aftrek, gevolgd
door een correctie van 1,5% van de catalogusprijs (incl. BTW en BPM).
Voor auto(verhuur)bedrijven geldt een goedkeurende regeling voor gevallen
waarin de werknemers of de ondernemer gebruik maken van verschillende
auto’s waarvan de waarde onderling verschilt. Voor de vaststelling van de
catalogusprijs waarover de 2,7%-correctie wordt berekend, mag dan worden
uitgegaan van de gemiddelde catalogusprijs van de voor privédoeleinden ter
beschikking staande auto’s. Als één of meer betrokkenen slechts een deel van
het jaar de beschikking heeft gehad over de auto’s (bijvoorbeeld bij aanvang of
einde van het dienstverband), mag daarmee naar tijdsgelang rekening worden
gehouden.
Verwijzing
Bijtelling loon-/inkomstenbelasting vraag 13
Keuze voor BTW privévermogen vraag 45
Vergoeding door werknemer vraag 48
Voorbeeld
Natasja heeft haar auto van de zaak geleast. De BTW op de leasetermijnen en
de brandstofkosten bedraagt in totaal € 2.200. De auto heeft een catalogusprijs
van € 25.000. Haar bijtellingspercentage bedraagt 25%. Natasja rijdt naast de
zakelijke ritten en het woon-werkverkeer privé 10.000 kilometer per jaar met de
auto. De BTW-correctie voor het privégebruik over het jaar 2012 wordt dan als
volgt berekend: 2,7% x € 25.000 = € 675.
57
43. Geldt het woon-werkverkeer als zakelijke kilometers?
De afgelopen jaren gold er voor de BTW geen correctie als een auto uitsluitend
voor woon-werkverkeer en zakelijke ritten wordt gebruikt. Het woon-werk-
verkeer werd voor de BTW evenals voor de loon- en inkomstenbelasting gezien
als zakelijk gebruik. Door nieuwe regelgeving is dat per 1 juli 2011 gewijzigd.
Vanaf die datum wordt het woon-werkverkeer voor de BTW aangemerkt als
privégebruik. Dat betekent dat er ook een correctie voor privégebruik moet
worden aangegeven als er een sluitende rittenregistratie ter voorkoming van
de bijtelling wordt bijgehouden, maar er wel woon-werkverkeer met de auto
wordt gereden.
Voor de BTW wordt onder woon-werkverkeer verstaan: het (heen en/of terug)
reizen van de woon- of verblijfplaats naar de in de arbeidsovereenkomst
overeengekomen vaste werkplaats(en) waar de werknemer (één of meerdere
dagen) zijn werkzaamheden verricht. Als zo’n overeenkomst niet is gesloten,
dan geldt zowel voor de ondernemer als voor de werknemer dat alle reizen
(heen en/of terug) van de woon- of verblijfplaats naar een bedrijfsadres van de
ondernemer als woon-werkverkeer worden aangemerkt.
Deze defi nitie heeft tot gevolg dat de reizen naar andere plaatsen dan de vaste
werkplaats of het bedrijfsadres niet worden aangemerkt als woon-werkverkeer.
Zo zal het reizen van een bouwvakker naar de bouwplaats normaliter geen
woon-werkverkeer zijn (tenzij dit als vaste werkplaats is overeengekomen).
Ook bijvoorbeeld het reizen van een onderhoudsmonteur naar het adres van
een klant valt daar dan niet onder.
Als het privégebruik van een (bestel)auto alléén bestaat uit woon-werkverkeer
is het niet per se nodig om een kilometeradministratie bij te houden om de
verschuldigde BTW te berekenen. In dat geval kan, als niet gekozen wordt
voor een BTW-correctie op basis van het 2,7%-forfait, volstaan worden met
het bepalen van de afstand woon-werk en hoeft alleen te worden bijgehouden
hoe vaak deze reizen plaatsvinden. Dit is niet anders als de bestelauto (zowel
zakelijk als voor woon-werkverkeer) wisselend wordt gebruikt door verschil-
lende werknemers. In dat laatste geval volstaat het om voor alle betrokken
werknemers de afstand te bepalen en per werknemer de frequentie bij te
houden. In die gevallen worden alle gereden privékilometers eenmaal per jaar
gerelateerd aan het jaarkilometrage van de auto om de verschuldigde BTW te
58
kunnen vaststellen.
In plaats van het daadwerkelijk bijhouden van de frequentie van het woon-
werkverkeer mag ook worden uitgegaan van een vast aantal van 214 werkda-
gen per kalenderjaar. Bij dit aantal is onder andere rekening gehouden met
incidenteel thuiswerken, ziekte, vakantie, sabbaticals en zorgverlof.
Het aantal werkdagen (214) kan naar evenredigheid worden toegepast als de
werknemer op minder dan 5 dagen per week werkt of als de dienstbetrekking
in de loop van het kalenderjaar begint of eindigt.
Verwijzing
Woon-werkverkeer voor de bijtelling vraag 25
44. Geldt de correctie voor het privégebruik voor een onbeperkt aantal jaren?
Voor de correctie van de BTW voor het privégebruik van een auto van de zaak
geldt in principe dat de BTW aftrekbaar is voor zover dit het zakelijke gebruik
betreft. Dat geldt voor alle jaren waarin er sprake is van privégebruik van de
auto. Afgezien van de mogelijkheid om een jaarlijkse correctie van 2,7% van de
catalogusprijs aan te geven, is de hoofdregel dat de BTW gesplitst moet worden
in een zakelijk en een privédeel. Deze splitsing gebeurt dan op basis van de
gereden kilometers. In de eerste vijf jaren moet daarbij in de jaarlijkse correctie
ook steeds 1/5 van de BTW op de aanschaf worden meegenomen. Vanaf het
zesde jaar gaat het uitsluitend om de BTW op de jaarlijkse kosten.
45. Kan ik als ondernemer mijn auto voor de BTW tot mijn privévermogen rekenen?
Ondernemers hebben, als de auto zowel zakelijk als privé wordt gebruikt, de
mogelijkheid om er voor de BTW voor te kiezen de auto tot het zakelijke of tot
privévermogen te rekenen.
In veel gevallen zal de meest voordelige keuze zijn om de auto tot het BTW-on-
dernemingsvermogen te rekenen. Alle BTW is dan immers aftrekbaar, zowel op
de aanschaf als op onderhoud, brandstof, reparaties e.d. Bij verkoop is het een
BTW-auto, hetgeen vaak een positief eff ect heeft op de inruilwaarde.
59
De auto voor de BTW tot het privévermogen rekenen is vooral aantrekkelijk
als de auto zonder BTW is gekocht (marge-auto). De kosten van het gebruik
(brandstof en onderhoud) zijn dan in de onderneming aftrekbaar voor zover
deze te maken hebben met het zakelijke gebruik van de auto. De mate van
zakelijk gebruik moet uit de administratie blijken. De aftrekmogelijk van 75%
is per 17 oktober 2011 vervallen. Wel kan nu gekozen worden voor een volledige
aftrek, gevolgd door een 1,5%-correctie, zoals in beschreven in vraag 42.
Voor directeur-grootaandeelhouders (“DGA’s”) met een B.V. of N.V. geldt thans
geen teruggaafmogelijkheid van BTW meer voor hun privé aangeschafte auto.
Bovengenoemde keuze voor ondernemers staat overigens geheel los van de
keuze die voor de inkomstenbelasting gemaakt moet worden tussen onderne-
mingsvermogen (mét bijtelling, maar kosten zijn aftrekbaar) en privévermogen
(geen bijtelling, maar de kosten moeten privé betaald worden en zijn niet af-
trekbaar). Dit brengt de mogelijkheid met zich mee om te kiezen voor aanschaf
van een auto in privé (dus zonder bijtelling), maar wel met kwalifi catie als
ondernemingsvermogen voor de BTW (dus mét BTW-aftrek).
Verwijzing
Woon-werkverkeer voor de BTW vraag 43
46. Geldt de bijzondere regeling voor bestelauto’s nog?
Nu per 1 juli 2011 het woon-werkverkeer voor de BTW als privégebruik wordt
aangemerkt, heeft dat ook gevolgen voor auto’s die alleen voor woon-werk-
verkeer en zakelijke ritten worden gebruikt. Anders dan voorheen, geldt dan in
principe ook de BTW-correctie voor privégebruik. Onder de oude regeling was
geregeld dat geheel werd aangesloten bij de bijtelling zoals die in de loon- en
inkomstenbelasting geldt. Dat is vanaf 1 juli 2011 niet meer het geval. Dat bete-
kent dat voor de BTW ook niet meer zonder meer kan worden aangesloten bij
regelingen zoals de uitsluiting van de bijtelling voor bestelauto’s die nagenoeg
uitsluitend geschikt zijn voor goederenvervoer of bij de € 300 eindheffi ng voor
bestelauto’s die doorlopend wisselend worden gebruikt.
Verwijzing
Woon-werkverkeer voor de BTW vraag 43
60
47. Moet er BTW worden berekend over een eigen bijdrage van het personeel?
Over de ontvangen vergoeding moet u als werkgever BTW afdragen. Deze bere-
kent u door 19/119 deel van de vergoeding te nemen. Als de vergoeding kosten-
dekkend is, mag u alle BTW op de autokosten gewoon blijven aftrekken (tenzij
u een vrijgestelde ondernemer bent). Ook de correctie voor privégebruik is dan
niet aan de orde.
Is de vergoeding niet kostendekkend, dan is de correctie voor privégebruik
wel van toepassing. In principe dient voor de berekening daarvan uitgegaan
te worden van de normale marktwaarde van het privégebruik. Daarbij mag
echter ook gekozen worden voor een forfait van 2,7% van de catalogusprijs.
De BTW die is afgedragen over de vergoeding mag hierbij in mindering worden
gebracht op de correctie voor privégebruik.
Verwijzing
Aftrek vergoeding van bijtelling vraag 20
Voorbeeld
Drainagebedrijf Bron B.V. vraagt van een werknemer een bijdrage van € 100 per
maand voor privégebruik van de auto van de zaak. De cataloguswaarde van
deze auto bedraagt € 20.000. De werknemer houdt geen kilometeradministratie
bij. De BTW-correctie is per saldo als volgt.
BTW-correctie € 540 (2,7% van € 20.000)
Af: BTW over vergoeding € 191€ 191 (19/119 * 12 * € 100)
Te betalen € 349
48. Kan ik BTW aftrekken over de kilometervergoeding die ik aan mijn personeel betaal?
Als werknemers hun privéauto gebruiken voor zakelijke ritten, kan voor de
inkomstenbelasting een onbelaste vergoeding worden verstrekt tot maximaal
€ 0,19 per kilometer. Vroeger kon de werkgever dan 12% van deze kilometer-
vergoeding aftrekken in zijn BTW-aangifte. Deze regeling is in verband met
strijdigheid met de EU-wetgeving ingetrokken. Deze aftrek is thans niet meer
mogelijk.
61
49. Hoe verloopt de BTW-heffi ng zonder toepassing van de margeregeling?
Een ondernemer die zelf geen vrijgestelde activiteiten heeft, kan de BTW die
zijn leveranciers aan hem in rekening brengen, in aftrek brengen op zijn eigen
aangifte. De aangeschafte bedrijfsmiddelen staan dan zonder BTW op zijn ba-
lans. Dat geldt voor een auto van een ‘gewone’ ondernemer, maar in principe
ook voor de voorraadauto van een garagehouder. Bij latere verkoop wordt dan
over de verkoopprijs 19% BTW berekend. Als de koper een BTW-belaste onder-
nemer is, kan hij deze BTW ook weer aftrekken en herhaalt één en ander zich.
Bij personenauto’s, bestelauto’s en motorfi etsen moet bij de BTW-berekening
ook nog rekening gehouden worden met het feit dat over de BPM in de
verkoopprijs geen BTW berekend hoeft te worden. Deze BPM kan berekend
worden op basis van de afschrijvingstabel.
Verwijzing
BPM-afschrijvingstabel vraag 69
Voorbeeld 1
Gebruikte personenauto
Een gebruikte auto van 36 maanden oud wordt door een ondernemer
verkocht voor € 11.000 exclusief BTW. De oorspronkelijke BPM bedroeg destijds
€ 3.988. De rest-BPM bedraagt nu nog 46% (de afschrijving is 49% + 6 maanden
à 0,833%) oftewel € 1.834. Over deze verkoop is nu aan BTW verschuldigd:
19% van (€ 11.000 - € 1.834) = € 1.742.
Zou de verkoopprijs niet € 11.000 exclusief BTW, maar € 11.000 inclusief BTW
zijn geweest, dan is de berekening van de BTW als volgt:
19/119 * (€ 11.000 - € 1.834) = € 1.463.
Voorbeeld 2
Gebruikte taxi
Een taxibedrijf verkoopt één van haar taxi’s 2 jaar na aanschaf. De bij aanschaf
terugontvangen BPM (€ 7.500) dient voor 1/3 weer aan de belastingdienst
afgedragen te worden. De verkoopprijs van de auto bedraagt € 25.000. De BTW
wordt nu als volgt berekend: 19% van (€ 25.000 – 1/3 * € 7.500) = € 4.275.
62
50. Hoe verloopt de BTW-heffi ng bij de margeregeling?
De hoofdregel is dat bij verkoop van een auto over de verkoopprijs (minus
een eventueel BPM-bedrag) BTW verschuldigd is. Dat werkt echter nadelig
uit als bij de oorspronkelijke aanschaf geen BTW afgetrokken kon worden,
bijvoorbeeld omdat de koper een particulier was of een ondernemer met een
BTW-vrijstelling. In de verkoopprijs zit dan in wezen nog een gedeelte van die
oorspronkelijke BTW. Om te voorkomen dat er BTW over BTW wordt berekend,
kan worden volstaan met berekening van BTW over uitsluitend de winstmarge.
Deze regeling geldt echter alleen voor zogenaamde wederverkopers: garage-
houders en autohandelaren.
De wederverkoper draagt de BTW af uit zijn winstmarge. Deze BTW wordt dus
niet afzonderlijk aan de klant doorberekend en mag ook niet op de factuur ver-
meld worden. Bij de berekening van de BTW wordt bij toepassing van de mar-
geregeling geen rekening gehouden met eventuele rest-BPM. De garagehouder
moet dan door zijn klant een zogenaamde inkoopverklaring laten onderteke-
nen, zodat later bewezen kan worden dat de betreff ende klant een particulier
of een ondernemer met een BTW-vrijstelling was. Deze verklaring mag bij een
inruiltransactie overigens ook in de uiteindelijke factuur worden opgenomen.
Deze moet dan wel door de klant worden ondertekend.
Verwijzing
BPM-afschrijvingstabel vraag 69
Voorbeeld
Een garagebedrijf koopt van een particulier een auto in voor € 5.000. Het gara-
gebedrijf verkoopt deze auto vervolgens weer voor € 6.500. Door het garagebe-
drijf is aan BTW verschuldigd: 19/119 van (€ 6.500 - € 5.000) = € 239.
51. Ben ik als verkoper verplicht de margeregeling toe te passen?
Nee, dat is niet verplicht. Als de koper van een auto een ondernemer is die
gewoon recht heeft op aftrek van aan hem in rekening gebrachte BTW, heeft
deze koper geen belang bij toepassing van de margeregeling. In de koopprijs zit
dan indirect toch een BTW-bedrag. De verkoper zal immers bij de berekening
63
van de verkoopprijs rekening houden met de door hem af te dragen BTW over
de marge.
Het kan dan zinvol zijn af te zien van toepassing van de margeregeling. Dat kan
door een normale factuur met vermelding van BTW op te stellen.
Voorbeeld
Een garagebedrijf heeft een klant die een bestelauto die als margeauto te koop
staat, toch graag mét BTW wil kopen. De auto is door de garage ingekocht voor
€ 10.000 en wordt verkocht voor € 14.000.
De netto marge voor de garage is dus na aftrek van BTW 100/119 * € 4.000 =
€ 3.361. De kostprijs voor de klant bij toepassing van de margeregeling is
€ 14.000.
Bij afzien van de margeregeling zal de garagehouder de volgende berekening
maken:
Inkoop € 10.000
Gewenste netto marge € 3.361€ 3.361
Verkoopprijs exclusief BTW € 13.361
BTW (19% van € 13.361) € 2.539€ 2.539
Verkoopprijs inclusief BTW € 15.900
De kostprijs voor de klant is nu, na aftrek van BTW, € 13.361. Zijn voordeel:
€ 639. Het voordeel voor de klant is gelijk aan de BTW die de garagehouder bij
toepassing van de margeregeling had moeten afdragen.
In het voorbeeld is omwille van de duidelijkheid afgezien van de rest-BPM. Dit
bedrag, berekend op basis van de afschrijvingstabel, moet van de verkoopprijs
exclusief BTW worden afgetrokken alvorens de BTW te berekenen. Per saldo
maakt dat voor de kostprijs van de koper van deze auto geen verschil als hij de
BTW volledig kan aftrekken. Zijn netto kostprijs is dan € 13.361 en zijn voordeel
€ 639.
64
52. Moet ik BTW berekenen op de verkoop van een auto aan een buitenlandse afnemer?
Binnen de EU geldt een richtlijn op basis waarvan de lidstaten een BTW-tarief
van 0% hanteren als het object dat verkocht wordt, naar een andere lidstaat
wordt overgebracht en de koper een ondernemer is. In het BTW-jargon is dit
een ‘intracommunautaire levering’. De koper geeft deze aankoop dan in zijn
eigen lidstaat aan en kan – als hij zelf niet vrijgesteld is van BTW – deze BTW
gelijktijdig ook weer in aftrek brengen. De verkopende ondernemer moet zo’n
transactie vermelden op daarvoor bestemde opgaven aan de belastingdienst.
Als de koper een particulier is, is het uitgangspunt het BTW-tarief van het land
waar de auto gekocht wordt. Koopt bijvoorbeeld een Duitse particulier een
auto in Nederland, dan betaalt hij 19% Nederlandse BTW.
Hierop geldt een uitzondering: als de auto niet ouder is dan 6 maanden en niet
meer dan 6000 kilometer gereden heeft, geldt ook voor de particuliere koper
een 0%-tarief in het land van aankoop en moet hij BTW betalen in zijn eigen
woonland.
Als bijvoorbeeld een Duitse particulier zo’n auto in Nederland koopt, krijgt hij
van de Nederlandse verkopende ondernemer een factuur met 0% BTW en moet
hij zelf Mehrwertsteuer afdragen aan de Duitse belastingdienst.
53. Hoe kan ik de BTW-druk op mijn lease-auto verminderen?
Bij een operational-leasecontract is de leasetermijn opgebouwd uit ver-
schillende componenten. Sommige daarvan zijn niet met BTW belast als ze
afzonderlijk worden doorberekend. Dat geldt bijvoorbeeld voor de BPM.
Voorwaarde is wel dat het dan gaat om contracten met een looptijd van mi-
nimaal één jaar (of short-leasecontracten die gericht zijn op omzetting in een
contract voor ten minste één jaar), het kenteken op naam staat van de lessee,
de BPM wordt berekend volgens de afschrijvingstabel en de BPM afzonderlijk
wordt gefactureerd. Ook de MRB kan zonder BTW worden gefactureerd, mits
deze afzonderlijk op de facturen wordt vermeld. Uiteraard is dit uitsluitend van
belang voor niet-ondernemers of ondernemers met een BTW-vrijstelling omdat
zij zelf de aan hen in rekening gebrachte BTW niet kunnen aftrekken.
65
Ook komen leaseconstructies voor waarin de lessee de fi nanciële middelen ter
beschikking stelt aan de leasemaatschappij. Daarmee kan de BTW-druk verder
worden verlaagd. Er hoeft dan in de leasetermijn geen rekening te worden
gehouden met een rentecomponent.
Verwijzing
Operational lease vraag 96
BTW bij leasing vraag 100
66
IV. Belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM)
Inleiding
De BPM is volop in beweging. De BPM wordt geheel omgezet van een heffi ng
over de netto catalogusprijs in een heffi ng op basis van de absolute CO2-uit-
stoot. Daarnaast worden in 2012 de CO2-normen van de diverse BPM-schijven
aangescherpt en wordt ook de dieseltoeslag CO2-afhankelijk gemaakt.
Anders dan de naam van de belasting doet vermoeden, worden naast personen-
auto’s en motoren ook bestelauto’s met BPM belast. Wel is het zo dat onderne-
mers vrijgesteld zijn. In dit hoofdstuk gaan wij in op de voorwaarden daarvoor
en de formaliteiten met betrekking tot verkoop binnen 5 jaar. De exacte wet-
tekst van deze vrijstelling hebben wij in de bijlagen opgenomen.
54. Wat is BPM precies?
BPM staat voluit voor Belasting van personenauto’s en motorrijwielen. Het
betreft een belasting op het gebruik van het Nederlandse wegennet met een
personen- of bestelauto of motor door een in Nederland wonende persoon of
in Nederland gevestigd lichaam.
Het moment van heffi ng is de registratie van een personen- of bestelauto of
motor in het kentekenregister of het moment waarop voor het eerst gebruik
wordt gemaakt van de Nederlandse weg met een voertuig met buitenlands
kenteken. In die laatste situatie is recent door het Hof van Justitie van de
Europese Unie uitgesproken dat Nederland geen volledige heffi ng mag toepas-
sen bij aanvang van het binnenlandse weggebruik, maar daarbij rekening moet
houden met de duur van het weggebruik. Bij huurcontracten van een buiten-
landse auto die in Nederland wordt gebruikt door een inwoner van Nederland
wordt daarom bij aanvang van het weggebruik rekening gehouden met de duur
van het contract, mits dat niet langer is dan vier jaar.
Er werd de afgelopen jaren gewerkt aan plannen om de BPM om te zetten in
een kilometerheffi ng. Gedacht werd aan geleidelijke invoering daarvan voor
personenauto’s en bestelauto’s vanaf 2013. In aanloop daar naar toe werd sinds
2008 het tarief van de BPM stapsgewijs omgezet in MRB. De MRB zou dan op
67
termijn plaatsmaken voor de kilometerheffi ng. Inmiddels is besloten de kilo-
meterprijs niet in te voeren. In verband daarmee is per 2011 de afbouw van de
BPM stilgelegd en blijft ook de met de afbouw samenhangende MRB-verhoging
achterwege. Wel vindt bij personenauto’s verdergaande vergroening plaats op
basis van de CO2-uitstoot van het voertuig.
55. Op welke auto’s wordt BPM geheven?
BPM wordt geheven op personenauto’s en vanaf 1 juli 2005 ook op bestelauto’s,
waarbij bestelauto’s van ondernemers een vrijstelling hebben.
Volgens de defi nitie in de wet is een personenauto een motorrijtuig op drie of
meer wielen, met uitzondering van autobussen, bestelauto’s en vrachtauto’s
(dat wil zeggen motorrijtuigen die niet zijn ingericht voor personenvervoer,
met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg).
Een bestelauto dient voor de BPM aan bepaalde inrichtingseisen te voldoen. Er
moet bij alle bestelauto’s een vaste, vlakke laadvloer aanwezig zijn over de hele
lengte en breedte van de laadruimte. In die laadruimte mogen geen zitplaatsen
aanwezig zijn.
Vervolgens worden er per soort bestelauto nog specifi eke voorwaarden gesteld;
zie hiervoor het schema op de volgende pagina’s.
68
Soort bestel-auto
Eisen
Grote bestelau-to (zoals grote bestelbus en verhuisbus)
Laadruimte (blok) min. 200 cm langmin. 130 cm hoog over een breedte van min. 20 cm en een lengte van min. 200 cm
Zijruiten toegestaan in de laadruimte
Tussenschot niet nodig
Aanvullende eis voor het meten van de laadruimte: de bestuur-dersstoel staat in de fabrieksmatige achterste stand, de rugleuning mag rechtop staan
Bestelauto met verhoogd dak (zoals combi’s en kleine be-stelauto’s)
Dak laadruimte min. 25 cm hoger dan de bovenkant van de por-tieropening van de bestuurder
Zijruiten één zijruit toegestaan aan de rechterzijde van de laadruimte
Laadruimte (blok) min. 98 cm hoog over een breedte van min. 20 cm over een lengte van min. 125 cm
Tussenschot tussen laadruimte en bestuurders-gedeelte: min. 30 cm hoog over de volle breedte
Middelgrote be-stelauto zonder verhoogd dak(zoals ruim-tewagens, minibusjes en terreinauto’s)
Dak laadruimte minder dan 25 cm hoger dan de bovenkant van de portieropening van de bestuurder
Zijruiten één zijruit toegestaan aan de rechterzijde van de laadruimte
Laadruimte (blok) min. 98 cm hoog over een breedte van min. 20 cm en over een lengte van min. 125 cm
Tussenschot - tussen laadruimte en bestuurdersgedeelte over de volle breedte en ten minste dezelfde hoogte als de bestuurderscabine- vast raam in tussenschot is toegestaan (maxi-maal 40 cm hoog)
Bestelauto met open laadbak, enkele cabine en Xtrcab (1,5 cabine)
Open laadbak min. 125 cm lang en 20 cm breed
Tussenschot - is de achterwand van de cabine- vast raam in tussenschot is toegestaan (max. 40 cm hoog)
Aanvullende eis - geen klapstoeltjes of banken achter de voorste rij zittingen toegestaan.- als een open laadbak wordt overkapt, dan moet de auto voldoen aan de eisen voor een bestelauto met gesloten laadruimte. - een afdekzeil / afdekschot is toegestaan.
Hoogte cabine hoogte van de cabine bij een dubbele cabine is de grootste verticale afstand tussen vloer en dak van de cabine, gemeten over een breedte van 20 cm.
69
Bestelauto met dubbele cabine(met gesloten laadruimte of open laadbal)
Hoogte cabne hoogte van de cabine bij een dubbele cabine is de grootste verticale afstand tussen vloer en dak van de cabine, gemeten over een breedte van 20 cm.
Cabine er is één extra rij zitplaatsen geplaatst
Tussenschot - achterwand van de cabine, en geplaatst direct achter de achterbank- over de volle breedte en hoogte van de cabine- vast raam in tussenschot is toegestaan (max. 40 cm hoog)
Laadbak of laad-ruimte
- min. 150 cm lang en bovendien min. 2/3 van de lengte die de laadruimte zou hebben zonder extra zitruimte. De oorspronkelijke laadruimte begint bij een fi ctief schot, dat is geplaatst op een afstand van 115 cm achter het achterste punt van het stuur.- min. 40% van de lengte is vóór het hart van de achterste as geplaatst.- één zijruit aan rechterzijde van de laadruimte is toegestaan- laadruimte min. 130 cm hoog over een breedte van min. 20 cm en over een lengte van min. 150 cm.
Aanvullende eis cabine lager dan 130 cm: de overgebleven laad-ruimte moet ook min. twee maal de lengte van cabine hebben. Bij een bestelauto met een dub-bele cabine is de lengte van de cabine de afstand tussen het achterste punt van het stuur en het schot tussen de cabine en de laadruimte.
Deze inrichtingseisen zijn ook blijven bestaan na de wetswijzigingen van 1 juli
2005. Reden daarvan is onder meer dat het voor ondernemers mogelijk is om
een BPM-vrijstelling te krijgen op een bestelauto, maar niet op een personen-
auto. Ook is dit onderscheid van belang voor het al dan niet van toepassing zijn
van de BPM-heffi ng op basis van de CO2-uitstoot. Een ander onderscheid zit in
het verschil in motorrijtuigenbelasting: voor bestelauto’s gelden bijvoorbeeld
geen provinciale opcenten en geldt een laag ondernemerstarief.
Wordt door de belastingdienst geconstateerd dat niet aan de inrichtingseisen
wordt voldaan, dan is er soms ruimte voor zogenaamd “herstelbeleid”. Dat is
het geval in situaties waarin de laadruimte voldoet aan de fi scaal vereiste ma-
ten en het karakter van bestelauto slechts in geringe mate is aangetast. Herstel
zonder BPM-naheffi ng is dan mogelijk als het herstel betrekkelijk eenvoudig
kan worden gerealiseerd.
Verwijzing
Bijtelling grijs kenteken vraag 18
MRB-tarief grijs kenteken vraag 82
70
56. Hoe hoog is het BPM-tarief voor personenauto’s in 2012?
De BPM op personenauto’s wordt stapsgewijs omgezet van een heffi ng op basis
van de prijs naar een heffi ng op basis van de (absolute) CO2-uitstoot. In 2012
wordt nog een gedeelte geheven op basis van de catalogusprijs, vanaf 2013 niet
meer.
Daarnaast worden er drie belangrijke wijzigingen doorgevoerd:
1. De CO2-grenzen worden jaarlijks aangepast;
2. De CO2-grenzen voor benzine en diesel groeien langzaam naar elkaar toe;
3. De vaste dieseltoeslag wordt per 1 juli 2012 een CO2-afhankelijke
dieseltoeslag.
In het jaar 2012 wordt allereerst nog een procentueel gedeelte geheven, name-
lijk 11,1% van de catalogusprijs. Zeer zuinige auto’s die vrijgesteld zijn van het
CO2-afhankelijke tarief, zijn in 2012 ook vrijgesteld van het procentuele gedeelte
van de BPM.
In de eerste helft van 2012 geldt ook nog de oude systematiek van de brand-
stofkortingen en –toeslagen. Op benzineauto’s wordt een BPM-korting verleend
van € 450, op aardgasauto’s is de korting € 950 en op dieselauto’s wordt een
BPM-toeslag geheven van € 1.900.
Op dieselauto’s die al voldoen aan de Euro-6-norm, geldt in 2012 een BPM-kor-
ting van € 1.000. Deze korting wordt in 2013 verlaagd tot € 500.
Ook in de tweede helft van 2012 geldt de benzinekorting van € 450. De aard-
gaskorting vervalt. De dieseltoeslag verdwijnt als vast bedrag: Dit wordt vanaf
1 juli 2012 een CO2-afhankelijke toeslag boven 70 gram/km met de volgende
tarieven per gram CO2-uitstoot boven deze grens:
2012 : € 40,68
2013 : € 54,92
2014 : € 70,17
2015 : € 81,36
71
De CO2-afhankelijke tarieven voor personenauto’s kunnen uit onderstaande
tabel worden afgelezen.
Vanaf 2013 is de BPM geheel gebaseerd op deze CO2-uitstoot. Het wegvallen van
het procentuele deel van de heffi ng verklaart ook de stijging van het CO2-afhan-
kelijke tarief per 2013.
Verwijzing
Afschrijvingstabel vraag 69
Voorbeeld
Natasja koopt een personenauto met dieselmotor (CO2-uitstoot 105 gram/km).
De auto is uitgerust met een af-fabriekroetfi lter en heeft energielabel B.
De prijs van de auto exclusief BTW en BPM bedraagt € 21.000.
De BPM op deze auto bedraagt dan in het tweede hal� aar van 2012:
Procentueel deel van de BPM: 11,1% van € 21.000 = € 2.331
CO2-afhankelijke dieseltoeslag: 35 gram/km x € 40,68 = € 1.424
CO2-afhankelijk deel van de BPM: 92 tot en met 105 gram/km x € 101 = € 1.414
Totaal: € 5.169
Het energielabel en het roetfi lter hebben geen fi scaal gevolg meer.
2012 2012 2013 2014 2015
(tot 30/6) (v.a. 1/7)
CO2-schrijfgrenzen
Benzine Vrijgesteld <111 <103 <96 <89 <83
1e schijf 111-180 103-159 96-140 89-124 83-110
2e schijf 181-270 160-237 141-208 125-182 111-160
3e schijf >270 238-242 209-229 183-203 161-180
4e schijf >242 >229 >203 >180
Diesel Vrijgesteld <96 <92 <89 <86 <83
1e schijf 96-155 92-143 89-131 86-120 83-110
2e schijf 156-232 144-211 132-192 121-175 111-160
3e schijf >232 212-225 193-215 176-197 161-180
4e schijf >225 >215 >197 >180
CO2-tarief 1e schijf 94 101 122 101 88
(€ per gram) 2e schijf 280 121 145 121 106
3e schijf 654 223 270 228 205
4e schijf 559 539 456 411
72
57. Hoe hoog is het BPM-tarief voor bestelauto’s in 2012?
Voor bestelauto’s gelden de CO2-afhankelijke tarieven niet, maar blijft er sprake
van een heffi ng op basis van de catalogusprijs. Het tarief voor bestelauto’s
bedraagt 37,7% van de netto catalogusprijs, vermeerderd met een dieseltoeslag
van € 273 of verminderd met een korting van € 1.283 als de auto geen diesel-
motor heeft.
Verwijzing
Vrijstelling BPM voor ondernemers vraag 62
58. Hoe snel wordt de BPM afgebouwd?
Als eerste stap in aanloop naar de invoering van de kilometerheffi ng is vanaf 1
februari 2008 begonnen met de afbouw van de BPM. In de jaren 2008, 2009 en
2010 is de BPM jaarlijks telkens met zo’n 5% van het oorspronkelijke 45,2%-ta-
rief afgebouwd, onder gelijktijdige verhoging van de MRB (de zg. ‘vluchtheuvel-
variant’). Nu gebleken is dat de kilometerprijs niet zal worden ingevoerd, is per
2011 de afbouw van de BPM stilgelegd. Dat geldt ook voor de met deze afbouw
samenhangende jaarlijkse MRB-verhoging.
Het stilzetten van de afbouw van de BPM vanaf 2011 is vormgegeven door het
handhaven van de totale BPM-opbrengst op het niveau van 2010. Wel gaat de
ombouw naar een CO2-afhankelijke BPM-heffi ng gewoon door. Daarbij is er in
de tariefstelling rekening gehouden met de veronderstelling dat auto’s steeds
zuiniger worden.
Samenvattend betekent dit dat het gedeelte van de BPM dat geheven wordt
als percentage van de catalogusprijs wèl afneemt naar nihil in 2013, maar dat
de totale opbrengst van de BPM gelijk blijft. Dat wordt gerealiseerd door het
op CO2-uitstoot gebaseerde deel van de totale BPM-opbrengst groter te laten
worden.
73
59. Geldt de roetfi lterregeling nog?
De afgelopen jaren gold een roetfi lterkorting van enkele honderden euro’s:
Vóór 2011 gold er een BPM-korting als de auto met dieselmotor een uitstoot
van fi jnstof had van niet meer dan 5 mg/km. De korting bedroeg in het laatste
jaar € 300. Door het verplicht stellen van een roetfi lter, is de BPM-korting voor
een roetfi lter inmiddels vervallen.
60. Welk eff ect heeft het energielabel?
Nieuwe auto’s zijn voorzien van een energielabel dat de (relatieve) zuinigheid
van de auto aangeeft. Op basis van dat energielabel was tot en met 2009 een
korting (bonus) of een toeslag (malus) op het BPM-bedrag van toepassing.
Thans wordt gewerkt aan het omzetten van de grondslag van de BPM in een
CO2-heffi ng op basis van de absolute zuinigheid. Er is daarom geen reden meer
voor een afzonderlijke bonus of malus op basis van het energielabel, zodat deze
regeling is vervallen.
61. Wanneer tellen opties en accessoires mee voor de BPM?
De BPM wordt berekend over de netto-catalogusprijs van de auto. Bij nieuwe
auto’s wordt gekeken naar de netto-catalogusprijs af-fabriek. Alle opties, meer-
uitvoeringen en accessoires die niet door of namens fabrikant of importeur zijn
aangebracht, blijven daarmee buiten de BPM-heffi ng.
Voor deze accessoires is vanaf 1 juli 2006 niet langer van belang op welk tijdstip
ze door de dealer worden ingebouwd: ook bij montage vóór de dag van regis-
tratie blijft de waarde daarvan buiten de BPM.
Verwijzing
Bijtelling over accessoires vraag 16
74
62. Op welk moment is er BPM verschuldigd?
BPM is verschuldigd bij de eerste registratie van een nieuwe auto. Is het een
personenauto dan verloopt de heffi ng via de (binnenlandse) fabrikant of de
importeur van de auto.
In andere gevallen dient u zelf rechtstreeks voor aangifte en betaling van de
BPM te zorgen. Dat is het geval als:
• U een auto in het buitenland koopt en u deze auto vervolgens in Nederland
laat registreren;
• U een personenauto met buitenlands kenteken wilt gaan gebruiken op de
Nederlandse openbare weg en er geen bijzondere vrijstelling van toepassing is;
• U als particulier een nieuwe bestelauto aanschaft;
• U een auto met grijs kenteken ombouwt tot auto met geel kenteken.
Bij invoer vanuit een niet-EU-land moeten er naast de BPM ook invoerrechten
en BTW voldaan worden. Bij invoer vanuit een EU-land moet u Nederlandse
BTW betalen als het een nieuwe auto betreft. Dat is het geval als de auto niet
meer dan 6000 kilometer heeft gereden of niet ouder is dan zes maanden. Is
daarvan geen sprake, dan betaalt u BTW in het land waar u de auto koopt.
63. Wanneer geldt de BPM-vrijstelling voor ondernemers?
Bij aanschaf van een nieuwe bestelauto wordt door de dealer geen BPM meer
gefactureerd. Dit heeft te maken met de per 2007 ingevoerde BPM-vrijstelling
voor bestelauto’s die worden geregistreerd op naam van een ondernemer. On-
dernemers hebben door deze vrijstelling geen BPM-voorfi nancieringslasten bij
aanschaf van een bestelauto.
Wel moet voor deze vrijstelling voldaan worden aan de eis dat de auto wordt
geregistreerd op naam van een ondernemer die ook als zodanig is geregistreerd
voor de BTW en moet de auto voor ten minste 10% voor zakelijke doeleinden
worden gebruikt.
Ondernemers hebben in de meeste gevallen een BTW-nummer. Het kan ech-
ter voorkomen dat dit nummer niet bij de ondernemer bekend is omdat de
75
ondernemer van BTW is vrijgesteld. Dat geldt bijvoorbeeld voor ziekenhuizen,
zorginstellingen, onderwijsinstellingen, agrariërs etc. Zij kunnen echter evenals
BTW-belaste ondernemers in aanmerking komen voor de BPM-vrijstelling op
hun bestelauto.
Ook op geleaste bestelauto’s geldt de BPM-vrijstelling. Voor bestelauto’s in de
verhuur of short-lease geldt de vrijstelling ongeacht wie de feitelijke gebruiker
is, als de contractsduur niet langer is dan vier weken. Voor langer lopende con-
tracten moet de leasemaatschappij kunnen aantonen dat de lessee (de lease-
nemer) een ondernemer is die zelf ook de BPM-vrijstelling zou krijgen als hij de
bestelauto gekocht zou hebben. De leasemaatschappij heeft hiervoor per auto
ondermeer een zogenaamde “ondernemersverklaring” van de lessee nodig.
Particuliere kopers van een nieuwe bestelauto dienen zelf zorg te dragen voor
afdracht van de BPM. In principe krijgen zij daarvoor van de belastingdienst
een formulier toegezonden zodra geconstateerd wordt dat de auto op naam
van een niet-ondernemer wordt geregistreerd. Maar ook zonder toezending
van dit formulier geldt voor hen een BPM-aangifteverplichting.
Ondanks deze BPM-vrijstelling wordt het BPM-bedrag wel op kentekenbewijs
deel IA vermeld. Dit bedrag is namelijk van belang voor de BPM-afdracht door
particulieren en voor de bijtelling voor privégebruik.
64. Heeft de overheid recht op BPM-vrijstelling bij de aan-schaf van een nieuwe bestelauto?
Overheidslichamen zoals gemeenten en provincies kunnen in aanmerking ko-
men voor vrijstelling van BPM bij aanschaf van een nieuwe bestelauto. Dit doet
zich voor als zij de bestelauto gebruiken voor werkzaamheden die zij als onder-
nemer verrichten. Cruciaal hiervoor is dat er in dat geval voor deze leveringen
of diensten facturen mét BTW worden uitgereikt.
Wordt een bestelauto aangeschaft voor een publiekrechtelijke taak, zoals het
uitgeven van paspoorten, onderhoud van wegen, milieuhandhaving en derge-
lijke taken, dan behoort een BPM-vrijstelling niet tot de mogelijkheden.
Bij twijfelgevallen kan bij de belastingdienst worden geïnformeerd of de over-
heidsinstantie in de betreff ende situatie als ondernemer is aan te merken.
76
65. Zijn er consequenties als ik na de aanschaf van mijn bestelauto niet meer aan de voorwaarden voldoe?
Voldoet een ondernemer in de periode van 5 jaar na aanschaf van een nieuwe
bestelauto niet meer aan de eisen van BTW-ondernemerschap en zakelijk ge-
bruik, dan is de ondernemer alsnog BPM verschuldigd.
Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen als de ondernemer de bestelauto verkoopt
of zijn onderneming beëindigt. Binnen een maand nadat niet meer aan de
voorwaarden is voldaan, moet de ondernemer hiervan zelf aangifte doen bij de
belastingdienst en het bedrag van de rest-BPM betalen. Die zogenaamde ‘rest-
BPM’ wordt dan berekend volgens de afschrijvingstabel. Wel geldt de hierna
beschreven doorschuifmogelijkheid.
Na deze 5-jaarsperiode wordt op de BPM-vrijstelling niet meer teruggekomen.
De bestelauto zou dan bijvoorbeeld aan een particulier verkocht kunnen wor-
den zonder dat er nog rest-BPM betaald hoeft te worden. De auto moet ook na
die 5 jaar nog wel aan de inrichtingseisen blijven voldoen en kan bijvoorbeeld
niet zonder BPM tot camper worden omgebouwd.
Als een bestelauto waarop BPM is geheven omdat deze op of na 1 juli 2005 te
naam is gesteld, wordt ingeruild door een particulier, zijn er geen bijzondere
BPM-gevolgen. Bij aanschaf is dan immers al BPM betaald.
Wordt een gebruikte bestelauto met kenteken vanaf 1 juli 2005 verkocht aan
een particulier, dan dient de laatste eigenaar die de ondernemersvrijstelling
toepaste (dat kan dus ook het garagebedrijf zijn dat de auto met de doorschuif-
regeling ingeruild heeft gekregen), de rest-BPM aan de fi scus af te dragen en
deze in de prijs door te berekenen.
Verwijzing
Doorschuifregeling vraag 66
66. Welk formulier moet ik gebruiken voor de doorschuif-regeling?
Bij aanschaf van een nieuwe bestelauto hebben ondernemers recht op een vrij-
stelling van BPM. Als de gebruikte bestelauto binnen 5 jaar na eerste kenteken-
registratie wordt verkocht, moet in principe rest-BPM worden afgedragen. Als
77
de nieuwe eigenaar ook een ondernemer is, kan de vrijstelling echter overgaan
op de nieuwe eigenaar. Er moet dan een beroep worden gedaan op de zoge-
naamde doorschuifregeling. De koper neemt dan voor de BPM op deze auto de
plaats in van de verkoper en moet gedurende de termijn van 5 jaar na eerste
kentekenregistratie blijven voldoen aan de voorwaarden voor de vrijstelling.
De belangrijkste voorwaarde is daarbij het zakelijke gebruik door een BTW-
ondernemer.
Om de doorschuifregeling te kunnen toepassen moet in de administratie van
de verkopende ondernemer een verklaring van beide partijen zijn opgenomen
waarin zijn verklaren dat de koper voor de BPM op de betreff ende bestelauto
in de plaats is getreden van de verkoper. Hoewel die verklaring vormvrij is, kan
gebruik gemaakt worden van een formulier dat op de website van de belasting-
dienst beschikbaar is.
Wordt geen beroep gedaan op de doorschuifregeling, dan is rest-BPM verschul-
digd door de verkoper van de bestelauto en niet door de particuliere koper. Het
is immers de ondernemer die niet meer aan de voorwaarden van de bijtelling
voldoet.
67. BPM verschuldigd bij export, diefstal of sloop van een bestelauto?
Bij export binnen 5 jaar van een bestelauto met een eerste tenaamstelling op
of na 1 juli 2005 hoeft geen rest-BPM meer betaald te worden. BPM bij export
werkt immers handelsbelemmerend.
Bij diefstal binnen de vij� aarstermijn van een bestelauto met een eerste
tenaamstelling vanaf 1 juli 2005 geldt een vrijstelling voor de rest-BPM. Van de
diefstal moet dan wel aangifte zijn gedaan bij de politie.
Tenslotte is ook geen rest-BPM verschuldigd als een bestelauto van jonger dan
5 jaar vanwege sloop wordt uitgeschreven uit het kentekenregister.
78
68. Hoe worden rolstoelgebruikers gecompenseerd voor de BPM?
Voor een bestelauto die is ingericht voor het vervoer van een gehandicapt
persoon en het gelijktijdig gehandicapte vervoer van een (niet-)opvouwbare
rolstoel of ander hulpmiddel ten behoeve van de handicap, kan op verzoek
teruggaaf van BPM plaatsvinden. Staat de bestelauto niet op naam van de
gehandicapte zelf, dan kan het verzoek tot teruggaaf plaatsvinden door de
gehandicapte en de eigenaar van de auto samen.
In de situatie dat de invalide komt te overlijden en de auto staat op naam van
een inwonend gezinslid van de invalide of komt op naam van een gezinslid te
staan, is geen rest BPM verschuldigd. Voorwaarde is wel dat de auto uitsluitend
voor persoonlijk gebruik wordt gebruikt door de kentekenhouder en de inwo-
nende gezinsleden. Na het overlijden van de gehandicapte blijft gedurende een
periode van een jaar het lage tarief voor de motorrijtuigenbelasting gelden.
69. Bij verkoop wordt er gesproken over rest-BPM.Wat is dat?
De rest-BPM is het gedeelte van de oorspronkelijke BPM dat nog op de auto
rust. Hoe groot dit gedeelte is, kan uit de onderstaande afschrijvingstabel
worden afgelezen.
Het bedrag aan rest-BPM dient onder meer berekend te worden bij verkoop van
een gebruikte auto. Er wordt dan BTW berekend over de verkoopprijs (tenzij u
een auto koopt bij een autobedrijf dat op die auto de margeregeling toepast).
De BTW hoeft echter niet berekend te worden over de rest-BPM.
Rest-BPM is in principe ook aan de orde als een ondernemer binnen 5 jaar na
aanschaf niet meer aan de voorwaarden voor BPM-vrijstelling voor bestelauto’s
voldoet. Na deze 5 jaar rust er geen rest-BPM meer op deze bestelauto’s.
Ook bij invoer van een auto is de rest-BPM van belang. Daarvoor mag de on-
derstaande afschrijvingstabel worden toegepast, maar verplicht is dat niet. Op
basis van Europese jurisprudentie moet de rest-BPM in dergelijke situaties wor-
den bepaald op basis van de waarde van de auto. Die hangt af van de leeftijd
en de staat van de auto en kan bijvoorbeeld op basis van koerslijsten of door
middel van taxatie worden bepaald.
79
De actuele afschrijvingstabel voor de bepaling van de rest-BPM luidt als volgt:
Verwijzing
BTW-berekening vraag 49
Margeregeling vraag 50
Voorbeeld
Een dealerbedrijf heeft op 6 december 2012 een auto te koop staan voor
€ 13.000 exclusief BTW.
De oorspronkelijke BPM bedroeg € 7.000. De auto dateert van 2 januari 2009.
De auto wordt uitgefactureerd mét BTW.
De BPM-afschrijving is dan: 59% + 6 maanden à 0,75%, oftewel 63,5%.
De factuur wordt dan als volgt opgesteld:
Levering auto € 13.000
(rest-BPM: 36,5% van € 7.000 = € 2.555)
BTW (19% van € 10.445) € 1.985€ 1.985
Te betalen € 14.985
Gebruiksduur vanaf datum 1e ingebruikname
Afschrijving
Vanaf Maar minder dan
Afschrijvingspercentage tot aan het begin van
deze periode
Vermeerderd met een afschrijvingspercentage voor
elke geheel of gedeeltelijk verstreken maand na het
begin van deze periode
- 1 maand 0 4
1 maand 3 maanden 4 3
3 maanden 5 maanden 10 2,5
5 maanden 9 maanden 15 2,25
9 maanden 18 maanden 24 1,444
1,5 jaar 2,5 jaar 37 0,833
2,5 jaar 3,5 jaar 47 0,833
3,5 jaar 4,5 jaar 57 0,75
4,5 jaar 5,5 jaar 66 0,5
5,5 jaar 6,5 jaar 72 0,416
6,5 jaar 7,5 jaar 77 0,416
7,5 jaar 8,5 jaar 82 0,333
8,5 jaar 9,5 jaar 86 0,333
9,5 jaar 20 jaar 90 0,083
80
70. Is er BPM verschuldigd bij wijziging van de tenaamstel-ling of aanpassing van de auto?
De BPM is een belasting op registratie of eerste gebruik van een auto. Bij
wijziging van de tenaamstelling, dus bij verkoop van een auto, is niet opnieuw
BPM verschuldigd. BPM is namelijk een eenmalige belasting. Alleen in uitzon-
deringsgevallen kan BPM over gebruikte auto’s aan de orde zijn, bijvoorbeeld
bij invoer, bij tussentijdse wijzigingen aan de auto waardoor bijvoorbeeld niet
meer aan de inrichtingseisen van de defi nitie bestelauto wordt voldaan, of bij
verkoop van een bestelauto door een ondernemer aan een particulier.
Als de aanpassing een wijziging betreft in de uitrusting van een personenauto,
heeft dat geen gevolgen voor de BPM. Dat ligt echter anders bij een wijziging
aan een bestelauto die voor 1 juli 2005 zonder BPM is aangeschaft. Als die
wijziging ertoe leidt dat de bestelauto niet langer voldoet aan de wettelijke
inrichtingseisen, is er voor de BPM sprake van een personenauto. Op het mo-
ment van deze ‘ombouw’ moet u daarvan aangifte doen. U dient eerst de BPM
te voldoen voordat u de auto opnieuw op de openbare weg gaat gebruiken. In
veel gevallen moet de auto ook als personenauto bij de Rijksdienst voor het
Wegverkeer worden aangemeld.
Ook bij bestelauto’s die na 1 juli 2005 met BPM zijn aangeschaft, maar waarbij
de ondernemer de BPM heeft teruggekregen of daarvan is vrijgesteld, heeft
ombouw tot een personenauto BPM-gevolgen: er moet alsnog BPM worden
voldaan.
71. Welke auto’s komen in aanmerking voor een vrijstelling?
De belangrijkste vrijstellingen van BPM betreff en de volgende auto’s:
• Auto’s van het Koninklijk Huis (AA-kenteken)
• Auto’s van diplomaten (CD-kenteken) en ambassadepersoneel
(BN-, GN-kentekens)
• Auto’s van leden van internationale gerechtshoven (CDJ-kenteken)
• Auto’s behorend tot de fabrieks- of handelsvoorraad
(FH-, HF- en HA-kentekens)
• Auto’s met ZZ-kenteken, dat wil zeggen met een dermate bijzondere con-
81
structie dat gebruik alleen is toegestaan na toestemming van de wegbe-
heerder
• Auto’s met een militair kenteken
• Tijdelijke invoer van rallyauto’s met buitenlands kenteken
• Uit een buitenlandse nalatenschap geërfde auto’s
• Auto’s die worden ingevoerd bij een bedrijfsverplaatsing vanuit het
buitenland
Daarnaast geldt een vrijstelling voor bestelauto’s van ondernemers.
De vrijstellingen bij grensoverschrijdend werken/ondernemen, immigratie en
de invoer van huurauto’s komen in de volgende vragen aan de orde.
Verwijzing
Vrijstelling bestelauto van ondernemer vraag 62
72. Ik werk in het buitenland. Mag ik een auto met buiten-lands kenteken gebruiken?
Als een inwoner van Nederland een auto met buitenlands kenteken gebruikt is
hij – als er geen bijzondere vrijstelling geldt – bij eerste gebruik van de Ne-
derlandse openbare weg BPM verschuldigd. Als een werknemer echter geen
invloed heeft op de beslissing waar de auto die hij voor zijn werk gebruikt gere-
gistreerd is, kan een vrijstelling van toepassing zijn. De auto moet dan hoofdza-
kelijk (dat wil zeggen: voor 70% of meer) bestemd zijn voor de uitoefening van
het werk buiten Nederland. De vrijstelling geldt alleen als hier van tevoren om
verzocht is en de inspecteur een positieve beschikking heeft afgegeven. Bij de
aanvraag moet een schriftelijke verklaring van de werkgever worden overlegd
dat de auto ook privé gebruikt mag worden.
De auto mag in dit geval ook voor de Nederlandse privéritten van de werkne-
mer en zijn inwonende gezinsleden gebruikt worden.
73. Ik heb een eigen zaak in het buitenland. Geldt er voor mijn buitenlandse auto een BPM-vrijstelling?
Zelfstandige ondernemers met een in het buitenland gevestigd bedrijf of direc-
teuren-aandeelhouders van een buitenlands bedrijf kunnen ook gebruik maken
82
van een BPM-vrijstelling. Anders dan voorheen is privégebruik in deze situatie
toegestaan. Wel moet door middel van een kilometeradministratie worden
aangetoond dat de auto voor ten minste 50% zakelijk in het buitenland wordt
gebruikt. Bij de bepaling van dit percentage wordt het woon-werkverkeer bui-
ten beschouwing gelaten.
In de jurisprudentie ten aanzien van de werknemersvrijstelling is bepaald dat
“hoofdzakelijk buitenlands gebruik” betekent: 70% of meer in het buitenland.
Vooralsnog hanteert de belastingdienst voor ondernemers en directeuren-aan-
deelhouders echter een percentage van 50%.
74. Ik ben toch geen BPM verschuldigd over een buiten-landse huurauto?
Als een inwoner van Nederland een buitenlandse auto in Nederland gebruikt
(bijvoorbeeld vanwege vervangend vervoer als uw eigen auto in het buitenland
te maken krijgt met reparaties), heeft dat volgens de wet tot gevolg dat er BPM
verschuldigd is op het moment van het eerste gebruik van de Nederlandse weg,
dus zodra u de grens passeert.
Volledige heffi ng van BPM is in zo’n situatie echter niet in overeenstemming
met het EU-recht. Als het om een niet duurzaam in Nederland gebruikte
huur- of leaseauto gaat, kan daarom worden volstaan met een tijdsevenredige
BPM-betaling: De teruggaaf bij het einde van het binnenlandse weggebruik kan
dan direct worden verrekend met de heffi ng bij aanvang van het binnenlandse
weggebruik, zodat uitsluitend het saldo van beide bedragen voldaan hoeft te
worden.
Omdat deze heffi ng niet de bedoeling is bij tijdelijk gebruik van een buitenland-
se (huur)auto, geldt er wel een bijzondere vrijstelling. Deze geldt als de auto
binnen 14 dagen weer naar het buitenland wordt gebracht of wordt ingeleverd
bij een Nederlandse vestiging van de verhuurmaatschappij.
Voorwaarde voor deze vrijstelling is wel dat deze tijdig wordt aangevraagd.
Dat wil zeggen: voor aanvang van het Nederlandse weggebruik. Aanvraag kan
uitsluitend via de internetpagina van de belastingdienst: https://mijn.belasting-
dienst.nl/bpmlease.
83
75. Ben ik bij immigratie BPM verschuldigd over mijn auto?
Bij immigratie naar Nederland geldt een vrijstelling van BPM voor reeds in
het buitenland gebruikte auto’s. Om voor vrijstelling van BPM in aanmerking
te komen dient de betreff ende auto al minimaal zes maanden voorafgaand
aan de immigratie in bezit zijn geweest en in het buitenland gebruikt te zijn.
Daarnaast geldt de voorwaarde dat de auto binnen 12 maanden na immigratie
niet mag worden verkocht, verpand, uitgeleend of verhuurd. Ook voor deze
vrijstelling geldt dat er vóór de invoer (of bij immigratie vanuit een EU-land:
vóór het eerste gebruik van de Nederlandse openbare weg) een vergunning bij
de inspecteur moet worden aangevraagd.
76. Krijg ik bij export of bij emigratie een deel van mijn BPM terug?
De BPM is een zogenaamde ‘tijdstipbelasting’. Dat wil zeggen dat er belasting
wordt geheven als zich op een bepaald tijdstip een belastbaar feit voordoet.
Het is, anders dan de motorrijtuigenbelasting, geen belasting op het houden
van een auto of het gebruik van de weg. Met andere woorden: bij de BPM
wordt belasting geheven over de registratie of het eerste gebruik van de open-
bare weg. Omdat europeesrechtelijk echter geen grensoverschrijdende belem-
meringen mogen worden opgeworpen, geldt er sinds een paar jaar echter een
teruggaafmogelijkheid.
Als er op de auto op of na 16 oktober 2006 BPM is geheven (meestal op basis
van de kentekenregistratie, of bij aanvang van het Nederlandse weggebruik
met een buitenlands kenteken), wordt de BPM teruggegeven bij export. Bij
export van auto’s waarop vóór 16 oktober 2006 BPM is geheven, is er geen
teruggaafmogelijkheid bij export.
Van belang is dat de teruggave alleen mogelijk is bij export naar een EU- of EER-
land (Noorwegen, Liechtenstein, IJsland). Tevens is bepaald dat de te expor-
teren auto in het Nederlandse kentekenregister niet mag zijn aangemerkt als
motorrijtuig bestemd voor sloop of een motorrijtuig dat wacht op keuring.
Het verzoek om teruggaaf moet worden ingediend binnen 13 weken na de
beëindiging van de tenaamstelling in het Nederlandse kentekenregister.
84
Daarbij moet een bewijs worden overlegd dat de auto in het buitenland is
geregistreerd.
Als de export plaatsvindt met de kennelijke bedoeling dat de auto binnen 12
maanden weer in Nederland geregistreerd of gebruikt zal worden, wordt de
teruggaaf geweigerd.
De exacte teruggaaf wordt vastgesteld op basis van een tabel die per leeftijds-
klasse een afschrijvingspercentage te zien geeft. De teruggaaf bedraagt echter
nooit meer dan er aan BPM op de betreff ende auto drukt. Op taxi’s waarvoor
een BPM-teruggaaf is verleend, wordt bijvoorbeeld bij export geen extra terug-
gaaf verstrekt.
Verwijzing
Tabel afschrijvingspercentage vraag 69
77. Welke tegemoetkoming geldt er voor bijzondere voertuigen?
Voor bepaalde bijzondere voertuigen geldt op verzoek een teruggaveregeling.
Het betreft:
• Politieauto’s
• Brandweerauto’s
• Ambulances en dierenambulances
• Begrafenisauto’s
• Auto’s voor gevangenenvervoer
• Auto’s voor groepsvervoer van rolstoelgebruikers
• Geldtransportauto’s
Voor deze auto’s gelden bijzondere voorwaarden qua uiterlijk en inrichting.
Voldoet de auto binnen de hierna te noemen periode niet meer aan de voor-
waarden qua uiterlijk en inrichting, dan dient alsnog een bedrag aan BPM
te worden voldaan. De hoogte hiervan is ook per soort auto geregeld. Voor
politie- en brandweerauto’s is dat bijvoorbeeld 3 jaar, voor rolstoelbusjes 6
jaar en voor ambulances, begrafenisauto’s, auto’s voor gevangenenvervoer en
geldtransporters 8 jaar.
Voor auto’s die zijn aangepast voor individueel vervoer van gehandicapten geldt
deze teruggaveregeling niet. Wel is goedgekeurd dat onder bepaalde voorwaar-
den de speciale inrichting en aanpassing niet belast wordt met BPM.
85
78. Hoe werkt de taxiregeling?
De taxiregeling houdt in dat de BPM op auto’s die voor 90% of meer gebruikt
worden voor taxiritten, in één keer wordt teruggegeven als aan de gestelde
voorwaarden wordt voldaan.
De teruggave is een voorwaardelijke teruggave die jaarlijks voor 1/3 defi nitief
wordt als aangetoond is dat aan de voorwaarden is voldaan en als de auto
daadwerkelijk voor 90% of meer voor taxiritten is gebruikt. Wordt niet langer
aan de voorwaarden voldaan, bijvoorbeeld de voorwaarde dat men gerechtigd
is om de blauwe taxikentekenplaten te gebruiken, dan wordt de BPM over de
hele periode waarover de teruggaaf nog niet defi nitief is alsnog verschuldigd.
Doet zich dit in het eerste jaar voor, dan betekent dat dus bijbetalen van het
hele BPM-bedrag. Voldoet men uitsluitend niet aan de 90%-voorwaarde, dan
dient de taxiondernemer alleen de 1/3 BPM van dat specifi eke jaar te betalen.
Als de ondernemer zelf bij de belastingdienst meldt dat slechts gedurende een
aantal maanden in een bepaald jaar niet (maar gedurende de andere maanden
wel) aan de voorwaarden is voldaan, dan hoeft het terugbetalen van de BPM
slechts over die maanden plaats te vinden. Dit is bijvoorbeeld van belang bij
verkoop van de taxi in de loop van het eerste, tweede of derde jaar. De wet-
telijke regeling voorziet vervolgens niet in een verdere afschrijving van deze
rest-BPM van 1/3 of 2/3 van de oorspronkelijke BPM. Dat kan nadelig uitwerken
als de ex-taxi daarna wordt doorverkocht aan een koper die de BTW niet kan
aftrekken. De taxiregeling is overigens ook van toepassing op zogenaamde
vrijwilligersvervoerprojecten.
79. Geldt de taxiregeling ook bij leasing?
De teruggave op grond van de taxiregeling wordt verleend aan degene op wiens
naam het kenteken is geregistreerd. Bij leasing zal dat meestal niet de taxion-
dernemer zijn. Als in zo’n geval aan de overige voorwaarden wordt voldaan,
kan de taxiondernemer desondanks de BPM terugvragen. Bij het verzoek om
teruggave dient hij dan een kopie van het leasecontract te voegen.
De leasemaatschappij moet uiteraard ook instemmen met teruggave van de
BPM aan het taxibedrijf. Een verklaring daarover dient bij het verzoek gevoegd
te worden.
86
80. Kan ik BPM terugvragen bij sloop of total loss van mijn personenauto?
Bij sloop of total loss-verklaring van een gebruikte personenauto is geen
teruggave van BPM mogelijk. Wat wel mogelijk is, is teruggave van BPM die al
voldaan is voor een auto die bedoeld was voor gebruik in Nederland, maar die
na afgifte van een Nederlands kenteken - vóór gebruik van de Nederlandse weg
- toch wordt geëxporteerd. Ook kan de BPM worden teruggeven op een auto
die wordt gesloopt voordat er feitelijk gebruik van de weg heeft plaatsgevon-
den. Daarnaast kan het voorkomen dat het kenteken van een personenauto al
te naam is gesteld, waarna de verkoop alsnog niet doorgaat. De verkoper kan
dan desgewenst een nieuw kentekenbewijs deel IA aanvragen (met hetzelfde
kenteken). In jargon heet dit ‘poetsen van de tenaamstelling’. De BPM wordt
dan niet teruggegeven maar omdat al BPM is voldaan voor deze auto, hoeft bij
de tweede tenaamstelling niet opnieuw BPM voldaan te worden.
87
V. Motorrijtuigenbelasting (MRB)
Inleiding
Dit hoofdstuk gaat in op de motorrijtuigenbelasting, ook wel houderschaps- of
wegenbelasting genoemd. Ook bij de MRB geldt een onderscheid naar perso-
nen- of bestelauto. Bestelauto’s van ondernemers vallen onder gunstige on-
dernemerstarieven. Andere aspecten die in dit hoofdstuk aan de orde komen,
zijn de vrijstellingen voor specifi eke auto’s, schorsing, sloop en uitvoer. Ook de
nieuwe regeling voor oldtimers wordt in dit hoofdstuk behandeld.
Vanzelfsprekend wordt tevens aandacht besteed aan de belangrijke vraag die
veel berijders van zeer zuinige auto’s bezig houdt: de vraag hoe lang het nihilta-
rief voor deze auto’s blijft bestaan.
81. Wanneer moet er motorrijtuigenbelasting betaald worden?
De motorrijtuigenbelasting (MRB) is een belasting op het ‘houden’ van een
personen-, bestel- of vrachtauto of een motor. De MRB wordt daarom ook wel
houderschapsbelasting genoemd. De MRB wordt geheven vanaf het moment
dat er een kenteken op uw naam staat. Of u met uw auto wel of niet feitelijk
gebruik maakt van de weg is daarbij niet van belang. Wel bestaat de mogelijk-
heid de auto te ‘schorsen’ als u de auto langdurig niet gebruikt.
Verwijzing
Schorsing vraag 91
82. Maakt het wat uit of ik een geel of een grijs kenteken heb?
Er geldt een bijzonder bestelautotarief voor bestelauto’s die voldoen aan de
inrichtingseisen voor het grijs kenteken. Daarbij geldt een onderscheid tus-
sen ondernemers en particulieren. Ondernemers hebben een verlaagd tarief.
Voor niet-gehandicapte particuliere bezitters van een bestelauto verschilt het
bestelautotarief alleen nog maar van het personenautotarief op het punt van
de provinciale opcenten. Voor een auto met grijs kenteken die niet aan de
88
inrichtingseisen voldoet, betaalt u het normale personenautotarief.
De inrichtingseisen voor bestelauto’s zijn dezelfde als die gelden voor de BPM.
Als het een BPM-vrije auto is, geldt ook het bestelautotarief voor de MRB.
Voor vrachtauto’s gelden afzonderlijke MRB-tarieven.
Verwijzing
Inrichtingseisen vraag 55
83. Tot wanneer blijft het nihil-tarief gelden voor mijn zeer zuinige auto?
Het huidige nihil-tarief/vrijstelling voor zeer zuinige auto’s blijft nog tot 1 janu-
ari 2014 van toepassing.
Daarbij blijven de huidige CO2-uitstootwaarden van maximaal 110 gram/km
voor benzineauto’s en 95 gram/km voor dieselauto’s van toepassing, ook al
worden de waarden voor de bijtelling en de BPM vanaf 1 juli 2012 aangepast.
Het huidige wagenpark dat al van deze gunstige MRB-regeling gebruikmaakt
en elke nieuw verkochte auto die aan de criteria voldoet, zal dus volledige
vrijstelling van MRB genieten tot 1 januari 2014. Daarna wordt deze regeling
beëindigd. Wel blijft er dan nog twee jaar een vrijstelling voor auto’s met een
maximale CO2-uitstoot van 50 gram/km.
Verwijzing
MRB op elektrische auto vraag 85
84. Zijn er ook auto’s waarvoor een bijzonder tarief of vrijstelling geldt?
Er geldt een bijzonder tarief ter grootte van een kwart van het normale tarief
voor de volgende auto’s:
• Kampeerauto’s (bij verhuur geldt niet een kwarttarief maar een halftarief)
• Auto’s voor vervoer van kermis- of circusbenodigdheden
• Auto’s ingericht als werktuig of werkplaats
• Auto’s voor niet beroepsmatig paardenvervoer
89
De volgende auto’s zijn, als aan specifi eke voorwaarden per auto wordt vol-
daan, vrijgesteld van MRB:
• Ambulances en dierenambulances (ook niet als ambulance ingerichte auto’s
voor spoedeisende medische hulp zijn vrijgesteld als aan bepaalde eisen
wordt voldaan)
• Lijkauto’s
• Oldtimers
• Defensievoertuigen
• Politie- en brandweerauto’s
• Vuilnis- en straatveegwagens / kolkenzuigers
• Auto’s die zijn ingericht en uitsluitend worden gebruikt voor aanleg van
wegen
• Auto’s waarmee normaliter maar over een geringe afstand van de weg
gebruik wordt gemaakt
• Geschorste auto’s ten behoeve van en op de dag van de keuring
• Taxi’s met een vergunning op grond van de Wet Personenvervoer 2000
• In het buitenland geregistreerde auto’s die ter beschikking staan van in het
buitenland wonende personen met een verblijf in Nederland, in Nederland
wonende werknemers van een buitenlands bedrijf of in Nederland wonen-
de ondernemers/aandeelhouders van een buitenlands bedrijf
• Auto’s van diverse internationale organisaties
Ook voor zogenaamde nul-emissieauto’s (waterstof en elektrisch) en zeer zui-
nige personenauto’s geldt in 2012 een nihiltarief of vrijstelling.
Verwijzing
Vrijstelling BPM voor bijzondere voertuigen vraag 71
Vrijstelling BPM voor werknemers vraag 72
Vrijstelling BPM voor ondernemers vraag 73
Nihiltarief zeer zuinige auto vraag 83
Tarief elektrische auto vraag 85
Vrijstelling oldtimers vraag 88
90
85. Wat betaal ik voor een elektrische auto?
Op een auto die uitsluitend wordt aangedreven door een elektromotor is het
nihiltarief van toepassing. De elektriciteit moet daarbij worden geleverd via
batterijen/accu’s of een brandstofcel of door een waterstofverbrandingsmotor.
Zodra per 1 januari 2014 de huidige vrijstelling voor zeer zuinige auto’s wordt
beëindigd, treedt een nieuwe categorie in werking. Deze regeling betreft een
tijdelijke stimulering van nieuwe technologieën en voorziet in een MRB-vrij-
stelling voor auto’s met een CO2-uitstoot van niet meer dan 50 gram/km. Naast
de volledig elektrische auto’s kunnen daar bijvoorbeeld ook plug-in hybrides
gebruik van maken. Deze vrijstelling loopt dan door tot en met 2015.
Voor hybride voertuigen, dat wil zeggen: auto’s met zowel een elektromotor als
een andere motor, is die andere motor bepalend voor de hoogte van het MRB-
tarief. Bij een zeer zuinige auto kan dan alsnog sprake zijn van een nihiltarief.
Voor zover daarvan geen sprake is, geldt voor hybride auto’s een aftrek op het
gewicht van de auto.
Verwijzing
Vrijstellingen MRB vraag 84
86. Ik heb een gasinstallatie ingebouwd. Klopt het dat ik nu meer ga betalen?
Ja, dat klopt als het een personenauto of particuliere bestelauto betreft. De
MRB-tarieven zijn dan namelijk afhankelijk van het soort brandstof dat de auto
gebruikt. Bovendien wordt de auto ook zwaarder, zodat de kans bestaat dat
de auto in een hogere categorie valt. Voor bestelauto’s van ondernemers geldt
geen gastoeslag. Wel kan dan eventueel het gewicht leiden tot een hogere
belastingheffi ng. De gewichtstoename wordt berekend door de inhoud van de
gastank te vermenigvuldigen met 0,8. Bij een 60-litertank wordt het gewicht
van de auto (zoals op het kentekenbewijs vermeld) dus 48 kg hoger.
Nadat u een gasinstallatie in een bestaande auto hebt laten inbouwen, moet de
auto ook nog gekeurd worden door de RDW. Na goedkeuring wordt uw kente-
kenbewijs aangepast. Die aanpassing is tegelijkertijd de aangifte voor de MRB.
91
Er worden geen brandstoftoeslagen meer geheven voor aardgas en E85. Daar-
voor geldt het benzinetarief. Voor PPO en biodiesel geldt het dieseltarief.
87. Ik heb mijn grijs kentekenauto omgebouwd tot geel kenteken. Wat nu?
Als u uw auto zo ingrijpend verandert dat deze niet langer aan de eisen van
de oorspronkelijke categorie voldoet, kan dat consequenties hebben voor de
MRB-tarieven en de BPM. Voor de BPM kan de consequentie zijn dat op een
particuliere bestelauto van voor 1 juli 2005 alsnog BPM geheven wordt en bij
bestelauto’s van ondernemers zal de ondernemersvrijstelling vervallen.
Ook is het denkbaar dat u de auto dusdanig wijzigt dat de auto een andere
‘eigen massa’ krijgt.
Bij dit soort wijzigingen aan uw auto moet de auto door de RDW gekeurd wor-
den en moet het kentekenbewijs worden aangepast. Deze aanpassing is ook
meteen de aangifte voor de MRB.
Verwijzing
Inrichtingseisen vraag 55
88. Mijn auto is 15 jaar oud. Moet ik nog steeds MRB betalen?
De MRB kent een vrijstelling voor oldtimers. Vanaf 2012 geldt daarbij een in-
groeiregeling, die uiteindelijk uitkomt bij een vrijstelling voor oldtimers van 30
jaar en ouder.
De eerder in de wet opgenomen bevriezing van de MRB-oldtimervrijstelling
voor auto’s tot en met 1986 is weer ongedaan gemaakt. De voorwaarde dat het
voertuig 25 jaar of ouder moet zijn wordt daarbij vervangen door de voorwaar-
de dat het motorrijtuig ten minste 30 jaar geleden voor het eerst in gebruik is
genomen.
Voor nieuwe gevallen - dat wil zeggen motorrijtuigen die op 31 december 2011
nog geen 25 jaar oud zijn - strekt de vrijstelling zich daarbij niet langer uit tot
een eventuele brandstoftoeslag.
Voor voertuigen die op 31 december 2011 al 25 jaar of ouder waren en op grond
van de toenmalige regelgeving voor de vrijstelling in aanmerking kwamen, is
92
een overgangsregeling getroff en. Deze auto’s behouden ook na 31 december
2011 de volledige vrijstelling, inclusief eventuele brandstoftoeslag.
Daarnaast wordt een overgangsregeling getroff en voor voertuigen die in 2012
tot en met 2015 de leeftijd van 25 jaar bereiken en bij handhaving van de
25-jaarsgrens al eerder in aanmerking zouden zijn gekomen voor de vrijstelling.
Deze auto’s uit 1987, 1988, 1989 en 1990 komen bij een leeftijd van respectieve-
lijk 26, 27, 28 en 29 jaar in aanmerking voor de vrijstelling.
Bij een auto van 15 jaar en ouder bestaat er nog geen recht op vrijstelling van
MRB. Wel is de grens van 15 jaar van belang voor de kosten van schorsing. Ook
is de grens van 15 jaar van belang voor de hoogte van de bijtelling bij een auto
van de zaak. De bijtelling wordt dan niet langer over de catalogusprijs, maar
over de werkelijke waarde berekend en bedraagt dan 35% van die werkelijke
waarde.
Verwijzing
Bijtelling oldtimers vraag 15
89. Moet ik motorrijtuigenbelasting betalen over mijn caravan en aanhangwagen?
Voor een aanhangwagen, caravan of vouwwagen hoeft u geen MRB te betalen.
Tot 1 januari 2007 was dat soms wel het geval, namelijk als de toegestane maxi-
mum massa van de aanhangwagen meer was dan 750 kg. De grens was gelegd
bij 750 kg, wat gelijk is aan de grens voor wel of geen kentekenplicht voor de
aanhanger. Die kentekenplicht geldt ook voor caravans van meer dan 750 kg. In
het kader van administratieve lastenverlichting is deze regeling afgeschaft met
ingang van 1 januari 2007.
Voor het vrachtautotarief geldt nog wel een bijzondere regeling voor aanhan-
gers. Als u een vrachtauto met een koppelinrichting heeft, dan bent u motorrij-
tuigenbelasting verschuldigd voor de vrachtauto. Bij de bepaling van de hoogte
van de te betalen motorrijtuigenbelasting wordt niet alleen rekening gehouden
met de toegestane maximum massa van de vrachtauto, maar ook met de hoog-
ste toegestane maximum massa van een aanhangwagen waarmee de vracht-
auto kan worden verbonden. Het is daarbij niet van belang of de vrachtauto
werkelijk een aanhangwagen trekt: de aanwezigheid van de koppelinrichting is
doorslaggevend voor de hoogte van de motorrijtuigenbelasting.
93
90. Ik koop mijn gebruikte auto bij een particulier. Hoe zit het dan met de MRB?
Als u een auto koopt, moet u MRB betalen vanaf de datum waarop het kente-
kenbewijs op uw naam is gezet. Het MRB-tijdvak blijft echter ongewijzigd. Dat
tijdvak begint standaard op de dag van de eerste kentekenregistratie en duurt
vervolgens drie maanden. Bij aanschaf van een auto in de loop van zo’n tijdvak
kunt u dus te maken krijgen met een kort eerste tijdvak.
Stel dat u op 15 november een auto koopt. Volgens het kentekenbewijs was de
eerste registratiedatum 11 mei van een bepaald jaar. De tijdvakken beginnen
dan steeds op 11 mei, 11 augustus, 11 november en 11 februari. Na aankoop op
15 november betaalt u voor het nog resterende gedeelte van het lopende tijd-
vak, dus tot en met 10 februari. Vervolgens beginnen de tijdvakken steeds op de
11e van de genoemde maanden.
91. Voor mijn werk ga ik naar het buitenland. Hoef ik dan geen MRB meer te betalen?
Als u gedurende langere tijd de auto niet gebruikt, is zogenaamde ‘schorsing’
van het kenteken mogelijk. U betaalt over de schorsingsperiode ook geen MRB.
Schorsing is mogelijk voor een periode van maximaal één jaar, maar de schor-
sing kan daarna wel telkens verlengd worden. Als de schorsing binnen drie
maanden ongedaan gemaakt wordt, betaalt u alsnog MRB over de hele periode.
Schorsing is dus een goede oplossing als u voor een periode van drie maanden
of meer op een andere manier dan per auto naar het buitenland gaat en de
auto in de tussentijd niet gebruikt wordt. Als u met de auto naar het buiten-
land gaat, is schorsing niet mogelijk. Schorsing is namelijk niet een tijdelijke
opheffi ng van de belastingplicht, maar een tijdelijke ongeldigverklaring van uw
kenteken.
94
92. Ik ga mijn auto uitvoeren. Krijg ik dan de MRB terug?
Bij defi nitieve uitvoer van een auto krijgt u de MRB terug vanaf de datum van
registratie van de uitvoer bij de RDW. Deze registratie kan plaatsvinden door
het invullen van een ‘uitvoerverklaring’ op een RDW-vestiging.
Verwijzing
Teruggaaf BPM bij export vraag 76
93. Ik laat mijn auto slopen. Krijg ik de MRB dan terug?
Ook bij sloop van uw auto kunt u de al betaalde MRB terugkrijgen. Bij sloop
door een door de RDW goedgekeurd demontagebedrijf krijgt u een vrijwarings-
bewijs, waarmee u bij de RDW kunt aantonen dat het kenteken niet langer op
uw naam staat. Na melding bij de RDW wordt dit ook automatisch verwerkt in
de MRB-bestanden van de belastingdienst.
Verwijzing
Vrijwaringsbewijs vraag 94
94. Ik ga mijn auto verkopen. Krijg ik nu nog MRB terug?
De verschuldigdheid van MRB is geheel gekoppeld aan het tijdstip van de wij-
ziging in de tenaamstelling van het kenteken. De verkoper krijgt de MRB terug
vanaf de datum van verkoop tot het einde van het tijdvak (en eventueel al
vooruitbetaalde tijdvakken bij betaling per jaar). De koper betaalt de MRB vanaf
de datum van aankoop.
Na verkoop krijgt u een vrijwaringsbewijs. Dat dient ervoor om aan te tonen
dat u uw auto verkocht hebt en dus niet langer aansprakelijk bent voor de
zogenaamde voertuiggebonden verplichtingen. Daaronder vallen de MRB, de
WA-verzekering en de APK. Ook bent u met een vrijwaringsbewijs niet langer
aansprakelijk voor op dit kenteken geregistreerde bekeuringen. Een offi cieel
vrijwaringsbewijs is daarom een belangrijk document. Bij inruil bij een dealer
of andere RDW-erkende handelaar krijgt u automatisch een vrijwaringsbewijs.
Bij verkoop aan een particulier moet de koper voor de overschrijving van het
95
kenteken naar het postkantoor. Hij of zij krijgt dan op het postkantoor een
vrijwaringsbewijs. Zorgt u er als verkoper voor dat u dit vrijwaringsbewijs van
de koper ontvangt.
Verwijzing
Aankoop gebruikte auto van particulier vraag 84
96
VI. Leasing
Inleiding
Leasing: een veel voorkomend fenomeen bij zakelijk autogebruik. Na een korte
uitleg van de twee hoofdvormen fi nancial lease en operational lease, wordt
ingegaan op de fi scale aspecten. Daarbij krijgen zowel de investeringsaftrek,
de BPM-vrijstelling voor bestelauto’s en de beperking van BTW-druk de nodige
aandacht.
95. Wat is fi nancial lease?
Het begrip leasing komt in de Nederlandse wetgeving niet als zodanig voor.
Leasing kan afhankelijk van de vorm waarin dit plaatsvindt veel raakvlakken
vertonen met huur of met een gefi nancierde aankoop. In zijn algemeenheid
kan gezegd worden dat leasing een transactie is waarbij de lessor (de lease-
maatschappij) aan de lessee (de klant) het recht geeft om een bepaalde zaak
(de auto) te gebruiken. Leasing kan worden onderverdeeld in twee hoofdva-
rianten: fi nancial lease en operational lease. Financial lease maakt daarbij
slechts een relatief klein aandeel uit van het totaal aantal geleaste auto’s. Fi-
nancial lease is een leasevorm waarbij u als gebruiker (lessee) het economische
belang bij de auto hebt. In wezen heeft het leasecontract dan veel weg van een
fi nancieringsovereenkomst. Dat kan fi scaal voordelig zijn: u kunt op de auto
afschrijven (eventueel zelfs willekeurig) en u kunt mogelijk investeringsaftrek
claimen.
Overigens houdt fi nancial lease niet per defi nitie in dat de kosten van het
onderhoud niet in de leasetermijn zijn meegenomen. Is het onderhoud wel bij
de leasetermijn inbegrepen, dan is er sprake van zogenaamde ‘fi nancial service
leasing’.
In de praktijk komen soms tussenvormen voor. Deze contracten moeten fi scaal
altijd herleid worden tot óf een operational lease óf een fi nancial lease. Dat
gebeurt door vast te stellen wie het economisch belang / het restwaarderisico
bij de auto heeft.
97
Verwijzing
Afschrijving vraag 5
Willekeurige afschrijving vraag 6
Investeringsaftrek vraag 1
96. Wat is operational lease?
Operational lease is in wezen het verkrijgen van een gebruiksrecht van de auto.
Centraal daarbij staat dat de lessee de auto wil gebruiken: Het is hem niet te
doen om het verwerven van de eigendom van de auto. Het restwaarderisico
ligt bij de leasemaatschappij (lessor).
Evenals bij fi nancial lease is het ook bij operational lease mogelijk het onder-
houd desgewenst buiten de leasetermijn te houden. Er is dan sprake van netto
operational leasing.
Een groot deel van de leasecontracten in Nederland zijn contracten op basis
van zogenaamde ‘gesloten calculatie’. Er vindt dan naast eventuele verrekening
van meer- of minderkilometers achteraf geen afrekening meer plaats op basis
van de werkelijke kosten. Meestal wordt hierbij de mogelijkheid van hercalcu-
latie opengelaten als het aantal gereden kilometers meer dan een overeenge-
komen percentage afwijkt van het aantal contractkilometers. Leasing op basis
van volledige ‘open calculatie’ is echter ook mogelijk. Er wordt dan achteraf
afgerekend op basis van de werkelijke uitkomsten.
Fiscaal bent u bij operational lease niet aan te merken als eigenaar van de auto.
U krijgt dan ook geen investeringsaftrek en u mag niet afschrijven op de auto.
Uiteraard kunt u wel de betaalde leasetermijnen aftrekken van uw resultaat.
97. Wanneer kun je investeringsaftrek claimen bij lease?
Als het leasecontract kan worden aangemerkt als fi nancial lease wordt u als
lessee door de fi scus gezien als eigenaar van de auto. De auto wordt daarbij op
de balans geactiveerd. De bijbehorende schuld (de contante waarde van alle
leasetermijnen) wordt op de passiva-zijde van de balans opgenomen. Vervol-
gens kunt u jaarlijks op de auto afschrijven. Ook de rente in de periodieke
leasetermijnen is aftrekbaar. Op het moment van het aangaan van de verplich-
98
tingen is ook investeringsaftrek mogelijk, mits het om een zeer zuinige perso-
nenauto, een bestelauto of een personenauto voor het beroepsvervoer gaat.
Bij operational lease heeft u geen recht op investeringsaftrek. Uiteraard kunt u
de leasetermijnen wel aftrekken van het resultaat van de onderneming.
Verwijzing
Investeringsaftrek vraag 1
98. Heb ik wel recht op BPM-vrijstelling bij een geleaste bestelauto?
Voor bestelauto’s in de verhuur en shortlease krijgen leasemaatschappijen de
BPM-vrijstelling ongeacht wie de feitelijke gebruiker van de auto is, mits het
contract niet langer loopt dan 4 weken. Wordt de auto voor langere tijd ge-
huurd of geleast, dan kan de leasemaatschappij de BPM-vrijstelling toepassen
als zij kan aantonen dat de gebruiker een ondernemer is die de auto voor meer
dan 10% zakelijk gebruikt. Ook dient hierbij het BTW-nummer opgegeven te
worden. Heeft de leasemaatschappij recht op de BPM-vrijstelling, dan betekent
dit voor de lessee dat de leasetermijnen niet verhoogd hoeven te worden met
de BPM.
De lessee dient voor het bewijs van het zakelijke gebruik en het BTW-nummer
per auto een ondertekende verklaring te verstrekken aan de leasemaatschappij.
Tevens moet de leasemaatschappij een print van de controle van het opgege-
ven BTW-nummer in haar administratie bewaren, en daarnaast ook een con-
tract met de naam- en adresgegevens van de lessee, het kenteken van de auto
en de duur van de overeenkomst.
99. Wat heeft de voorkeur: kopen of leasen?
Welke vorm van fi nanciering van het autogebruik voor u het meest interessant
is, hangt sterk af van uw eigen situatie. Voor de afweging van aankoop met
eigen middelen, fi nancial lease of operational lease kunt u gebruik maken van
de volgende vuistregels.
99
Voor operational lease pleiten de volgende argumenten:
• Vermindering administratieve lasten
• Vermindering risico’s (met name het restwaarderisico)
• Verbetering solvabiliteit door off -balance fi nanciering
• Geen beslag op werkkapitaal
Voor fi nancial lease pleiten:
• Fiscale faciliteiten zijn van toepassing
• Geen beslag op werkkapitaal
• Financiering van de auto is specifi ek op auto afgestemd.
Dit in tegenstelling tot fi nanciering met ander vreemd vermogen
• Na afl oop van de leasetermijn bent u eigenaar van de auto
Voor aanschaf met eigen middelen pleiten:
• Besparing rente en kosten. De rente dient echter te worden afge-
zet tegen de opbrengsten die het werkkapitaal anders zou hebben
opgebracht. De kosten dienen te worden afgewogen tegen de andere
voordelen (beperking risico’s / administratief gemak)
• Belang bij positieve restwaardeontwikkeling.
Afhankelijk van het gewicht dat u aan de diverse argumenten toekent, zal de
balans in het voordeel van één van de drie mogelijkheden doorslaan.
100. Hoe wordt de BTW berekend bij leasing?
Allereerst wordt beoordeeld of het leasecontract voor de BTW een (eenmalige)
levering is of een (terugkerende) dienst. Over een levering is bij aanvang van
het contract BTW verschuldigd over het totaal van de leasetermijnen en de
eventuele optieprijs, verminderd met dat deel van de leasetermijn dat de ver-
goeding is voor de kredietverstrekking (dat is dus de rente). In de meeste geval-
len is bij fi nancial lease sprake van een levering. Voordeel van het aanmerken
als levering is dat u meteen ook al de BTW terugkrijgt over het hele contract.
Dit BTW-bedrag wordt dan in principe niet in de lease meegenomen. De andere
variant is een dienst. Dit is vrijwel altijd het geval bij operationele leasing. De
afzonderlijke leasetermijnen zijn dan belast met BTW.
100
De fi scus keurt goed dat de BPM en de MRB bij de berekening van de BTW bui-
ten beschouwing blijven, zodat u geen ‘belasting over belasting’ betaalt.
Voorwaarde is wel dat de BPM en MRB afzonderlijk aan u worden doorbere-
kend.
Verwijzing
BTW-heffi ng vraag 53
101
Onderwerpenregister vraag
Aanhangwagen 89
Aanpassing auto 70
Aardgas 56
Accessoires, bijtelling 16
Accessoires, BPM 61
Afschrijving 5
Afschrijving, willekeurige 6
Afzien van margeregeling 51
Ambulance 77, 84
Autoverkoper 26, 27
Bestelauto, afschrijving 5
Bestelauto, bijtelling 18, 19
Bestelauto, BPM 57, 63
Bestelauto, BTW 46
Bestelauto, MRB 82
Bestelauto, particulier 57, 63
Belastingtarief, BPM 56, 57
Belastingtarief MRB 82
Bijtelling 12
Bijtelling, aftrek eigen bijdrage 20
Bijtelling, demo’s 26
Bijtelling, grijs kenteken 18
Bijtelling, 0%-, 14%- of 20%-tarief 14
Bijtelling, ondernemingsvermogen 29
Bijtelling, overgangsregeling 15
Bijtelling, vermindering wegens ander gebruik 34
Bijtelling, vakantie 32, 33
Bijzondere voertuigen 77, 84
Black box 22
Boekwinst 8, 9, 10, 11
BPM 54
BPM, tarief 56, 57
BPM-diff erentiatie 56
Brandweerauto 77, 84
102
BTW 41
BTW bij leasing 53, 100
Buitenlands kenteken 72, 73, 74, 84
Caravan 89
Carpool 36
CO2-diff erentiatie / CO
2-heffi ng 56
Correctie privégebruik voor de BTW 42
Dealerregeling 26
Defensie 84
Demo’s 26, 27
Desinvesteringsbijtelling 1
Directeur-aandeelhouder 45
Doorschuifregeling BPM 66
EIA 3
Eigen bijdrage 20
Elektrische auto 14, 85
Emigratie 76
Energie-investeringsaftrek 3
Export 76, 92
Financial lease 95
Financial service leasing 95
Gasinstallatie 86
Geldtransporters 77
Gesloten calculatie 96
Gevangenenvervoer 77
GPS 22
Herinvesteringsreserve 10, 11
Houderschapsbelasting 81
Huurauto 74
Immigratie 75
Inrichtingseisen BPM 55
Inruil 10
103
Internationale organisatie 84
Invalidenauto 77
Investering, vervroegen 2
Investering, uitstellen 2
Investeringsaftrek 1
Jaarwisseling en investeringsaftrek 2
Kampeerauto 84
Kermisauto 84
Keuze zaak of privé 30, 45
Kilometeradministratie 22
Kilometeradministratie, autoverkopers 26, 27
Kilometeradministratie, bestelauto 18, 19, 23
Kilometervergoeding 37, 48
Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek 1
Leasing, BTW 53, 100
Leasing, fi nancial 95
Leasing, investeringsaftrek 95
Leasing, afweging koop of lease 99
Leasing, operational 96
Leasing, taxiregeling 78
LPG 86
Margeregeling 50
Margeregeling, afzien van 51
MIA 4
Milieu-investeringsaftrek 4
Motorrijtuigenbelasting 81
MRB 81
MRB, tarief 82
MRB, grijs kenteken 82
Netto operational leasing 96
Oldtimer, bijtelling 15
104
Oldtimer, MRB 88
Ombouw 69, 87
Ondernemingsvermogen, bijtelling 28
Open calculatie 96
Operational lease 96
Parkeerkosten 39
Personenauto 56, 82
Personenauto, afschrijving 5
Personenauto, bijtelling 12
Poetsen tenaamstelling 80
Politieauto 77, 84
Privégebruik 12, 20
Privégebruik, BTW 42, 43
Privégebruik, vergoeding 20
Proefrit 26
Rest-BPM 69
Rittenregistratie 22
Roetfi lterregeling 59
Rolstoelvervoer 77
Rolstoelgebruiker, BPM op bestelauto 68
Sale and lease back 11
Schorsing 91
Sloop 80, 93
Starters 7
Taxiregeling 78, 84
Total loss 80
Uitvoer 76, 92
Vakantie 32, 33
VAMIL 4, 6
Verkoop, MRB 94
Vergoeding privégebruik 20
Verklaring geen privégebruik auto 24
105
Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik 23
Vervangingsreserve 10
Vrijstelling, MRB 84
Vrijstelling, BPM 63, 71
Vrijstelling, BTW 41
Vrijwaringsbewijs 93
Vrijwilligersvervoerprojecten 78
Wachtdienst 35
Werkkostenregeling 39
Willekeurige afschrijving 6, 7
Woon-werkverkeer, bijtelling 25
Woon-werkverkeer, BTW 43
Zeer zuinige auto’s 1, 4, 14, 56, 83
De nummers in bovengenoemde index verwijzen naar de nummers van de
vragen.
106
Bijlagen
Bijlage 1. Wettekst bijtelling loonbelasting (per 1 januari 2012)
Art. 13bis Wet op de loonbelasting
1. Indien ook voor privé-doeleinden een auto ter beschikking is gesteld, wordt
het voordeel op kalenderjaarbasis gesteld op ten minste:
a. 25% van de waarde van de auto indien de auto niet meer dan 15 jaar geleden
voor het eerst in gebruik isgenomen;
b. 35% van de waarde van de auto indien de auto meer dan 15 jaar geleden
voor het eerst in gebruik is genomen.
De auto wordt in ieder geval geacht ook voor privé-doeleinden ter beschikking
te zijn gesteld tenzij blijkt dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan
500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt.
2. Indien de auto wordt aangedreven door een motor met compressieontste-
king, wordt het voordeel, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, op kalender-
jaarbasis verlaagd met:
a. 11% van de waarde van de auto indien de CO2-uitstoot niet hoger is dan 95
gram per kilometer, en
b. 5% van de waarde van de auto indien de CO2-uitstoot hoger is dan 95 gram
per kilometer, maar niet hoger is dan 116 gram per kilometer.
3. Indien de auto niet wordt aangedreven door een motor met compressieont-
steking, wordt het voordeel, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, op kalen-
derjaarbasis verlaagd met:
a. 11% van de waarde van de auto indien de CO2-uitstoot niet hoger is dan 110
gram per kilometer, en
b. 5% van de waarde van de auto indien de CO2-uitstoot hoger is dan 110 gram
per kilometer, maar niet hoger is dan 140 gram per kilometer.
In afwijking van de eerste volzin wordt het voordeel, bedoeld in het eerste lid,
eerste volzin, tot 1 januari 2014 op kalenderjaarbasis verlaagd met 25% van
de waarde van de auto indien de CO2-uitstoot niet hoger is dan 50 gram per
kilometer.
107
4. Indien uit een rittenregistratie of anderszins blijkt dat de auto op kalen-
derjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt
gebruikt, wordt het voordeel gesteld op nihil.
5. Voor de toepassing van dit artikel en de daarop berustende bepalingen wordt
onder auto verstaan een personenauto of bestelauto als bedoeld in artikel
3 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992,
met uitzondering van de bestelauto die door aard of inrichting uitsluitend of
nagenoeg uitsluitend geschikt blijkt te zijn voor vervoer van goederen en met
uitzondering van de bestelauto die buiten de werktijd niet gebruikt kan worden
of de bestelauto waarvoor een verbod op privé-gebruik geldt. Van een dergelijk
verbod op privé-gebruik is sprake indien:
a. het verbod schriftelijk is vastgelegd;
b. de inhoudingsplichtige de vastlegging van het verbod bij de loonadministra-
tie bewaart;
c. de inhoudingsplichtige voldoende toezicht houdt op de naleving van het
verbod, en
d. de inhoudingsplichtige een passende sanctie oplegt indien het verbod wordt
overtreden.
6. Voor de toepassing van dit artikel is de CO2-uitstoot van een auto, de CO2-
uitstoot gemeten overeenkomstig richtlijn 80/1268/EEG van de Raad van de
Europese Gemeenschappen van 16 december 1980 betreff ende de onderlinge
aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake het brandstofverbruik
van motorvoertuigen (PbEG L 375). Indien de meting mede met LPG of aard-
gas als brandstof is uitgevoerd, wordt de CO2-uitstoot van de auto met LPG of
aardgas als brandstofsoort gehanteerd.
7. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld waaraan een rit-
tenregistratie moet voldoen. Tevens kunnen regels worden gesteld over het
anderszins laten blijken dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan
500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt.
8. Voor de toepassing van dit artikel wordt de waarde van de auto gesteld op
de catalogusprijs in de zin van artikel 9 van de Wet op de belasting van perso-
nenauto’s en motorrijwielen 1992 vermeerderd met de belasting van personen-
auto’s en motorrijwielen ingevolge de artikelen 9 tot en met 9c van genoemde
108
wet. In afwijking in zoverre van de eerste volzin wordt de waarde van een auto
die meer dan vijftien jaar geleden voor het eerst in gebruik is genomen, gesteld
op de waarde in het economische verkeer.
9. Het voordeel wordt in aanmerking genomen voorzover het uitgaat boven
de vergoeding die de werknemer voor het gebruik voor privé-doeleinden is
verschuldigd.
10. Voor de toepassing van dit artikel wordt woon-werkverkeer geacht niet
voor privé-doeleinden plaats te vinden.
11. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot
de loontijdvakken waarin het in het eerste lid bedoelde voordeel in aanmerking
wordt genomen.
12. Indien de werknemer een verklaring van de inspecteur overlegt waarin is
vastgelegd dat de werknemer aan de inspecteur heeft medegedeeld dat de hem
ter beschikking gestelde auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500
kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt (verklaring geen privé-gebruik),
laat de inhoudingsplichtige inhouding van belasting over het in het eerste lid
bedoelde voordeel achterwege. De eerste volzin is niet van toepassing ingeval
de inhoudingsplichtige weet dat de in de eerste volzin bedoelde mededeling
niet juist is.
13. De werknemer kan een verzoek om een verklaring geen privé-gebruik bij
de inspecteur indienen. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar
vatbare beschikking.
14. De inspecteur kan de verklaring geen privé-gebruik, al dan niet op verzoek
van de werknemer, bij voor bezwaar vatbare beschikking intrekken, waarbij de
intrekking voor zover nodig terugwerkende kracht kan hebben. Bij algemene
maatregel van bestuur wordt bepaald in welke gevallen de werknemer om
intrekking moet verzoeken.
15. In geval van een verklaring geen privé-gebruik kan de inspecteur de werkne-
mer op enig moment verzoeken te doen blijken dat de auto op kalenderjaarba-
sis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt.
109
16. Indien de verklaring geen privé-gebruik wordt ingetrokken of indien de
werknemer niet doet blijken dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer
dan 500 kilometer voor privé-doeleinden is gebruikt, wordt de verschuldigde
belasting, voorzover nodig in afwijking van artikel 20, tweede lid, van de Alge-
mene wet inzake rijksbelastingen, nageheven van de werknemer. In afwijking
van de eerste volzin wordt nageheven van de inhoudingsplichtige ingeval de
inhoudingsplichtige wist dat de mededeling, bedoeld in het twaalfde lid, eerste
volzin, niet juist was.
17. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrek-
king tot de verklaring geen privé-gebruik.
18. Indien een bestelauto als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Wet op
de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 door de werknemer
uitsluitend zakelijk wordt gebruikt, kan de werknemer door tussenkomst van
de inhoudingsplichtige met betrekking tot deze auto aan de inspecteur een
verklaring uitsluitend zakelijk gebruik afgeven (verklaring uitsluitend zakelijk
gebruik bestelauto). De ontvangst van die verklaring wordt door de inspecteur
bevestigd. Indien een verklaring als bedoeld in de eerste volzin is afgegeven,
laat de inhoudingsplichtige inhouding van belasting over het in het eerste lid
bedoelde voordeel achterwege. De vorige volzin is niet van toepassing ingeval
de inhoudingsplichtige weet dat de in die volzin genoemde verklaring niet juist
is.
19. De werknemer kan door tussenkomst van de inhoudingsplichtige de verkla-
ring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto intrekken. De mededeling van de
intrekking wordt door de inspecteur bevestigd.
20. In geval van een verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto kan de
inspecteur bij het vermoeden van een rit voor privé-doeleinden, de inhoudings-
plichtige en de werknemer verzoeken te doen blijken dat de betreff ende rit za-
kelijk was. Slagen inhoudingsplichtige en de werknemer niet in dit bewijs, dan
wordt de bestelauto geacht op kalenderjaarbasis voor meer dan 500 kilometer
voor privé-doeleinden te worden gebruikt en wordt de verschuldigde belasting,
voor zover nodig in afwijking van artikel 20, tweede lid, van de Algemene wet
inzake rijksbelastingen, nageheven van de werknemer. In afwijking van de
tweede volzin wordt nageheven van de inhoudingsplichtige ingeval hij wist dat
110
de verklaring niet juist was of ingeval hij niet aanstonds heeft gemeld dat de
werknemer ten onrechte de verklaring nog niet heeft ingetrokken.
21. Indien de werknemer de verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto
heeft ingetrokken voordat hij de bestelauto ook voor privé-doeleinden heeft
gebruikt, wordt de bestelauto tot het moment van de intrekking geacht wel
voor privé-doeleinden ter beschikking te zijn gesteld, maar niet voor privé-
doeleinden te zijn gebruikt.
22. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald:
a. op welke wijze de verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto wordt
afgegeven en ingetrokken;
b. in welke gevallen de werknemer de verklaring in ieder geval moet intrekken;
c. in welke gevallen de inhoudingsplichtige de inspecteur schriftelijk moet
mededelen dat de werknemer de verklaring ten onrechte niet heeft ingetrok-
ken en welke gegevens de inhoudingsplichtige bij deze mededeling moet
verstrekken;
d. op welke wijze de inspecteur naar aanleiding van een mededeling als
bedoeld in onderdeel c bekendmaakt dat de verklaring uitsluitend zakelijk
gebruik bestelauto geacht wordt te zijn ingetrokken;
e. vanaf welk moment de verklaring bij toepassing van onderdeel d geacht
wordt te zijn ingetrokken.
23. Na een vervanging van de CO2 -uitstootgrenzen in het tweede of derde lid,
blijft met betrekking tot een auto:
a. waarvan het kenteken na 30 juni 2012 voor het eerst op naam is gesteld: voor
een periode van 60 maanden te rekenen vanaf de eerste dag van de maand
volgend op die waarin het kenteken van de auto voor het eerst op naam is
gesteld, de verlaging van toepassing ingevolge de begrenzingen die golden op
de datum van de eerste tenaamstelling, en voor direct daarop volgende peri-
odes van telkens 60 maanden, de verlaging ingevolge de begrenzingen zoals
die golden op de laatste dag van de direct daaraan voorafgaande periode van
60 maanden;
b. waarvan het kenteken voor het eerst op naam is gesteld vóór 1 juli 2012 en
die de werknemer al vóór en vanaf 1 juli 2012 onafgebroken ter beschikking
is gesteld: de op 30 juni 2012 geldende verlaging ingevolge de op die datum
geldende begrenzingen van toepassing;
111
c. waarvan het kenteken op naam van de eigenaar is gesteld vóór 1 juli 2012
en die de werknemer op of na 1 juli 2012 voor het eerst ter beschikking is
gesteld: de op 30 juni 2012 geldende verlaging ingevolge de op die datum
geldende begrenzingen van toepassing;
d. waarvan het kenteken voor het eerst op naam is gesteld vóór 1 juli 2012 en
die op naam van de eigenaar is gesteld op of na 1 juli 2012: voor een periode
van 60 maanden te rekenen vanaf 1 juli 2012, de verlaging van toepassing
ingevolge de begrenzingen zoals die golden op 30 juni 2012, en voor direct
daaropvolgende periodes van telkens 60 maanden, de verlaging ingevolge
de begrenzingen zoals die golden op de laatste dag van de direct daaraan
voorafgaande periode van 60 maanden.
24. In afwijking van het drieëntwintigste lid, onderdeel d, heeft de eigendoms-
overdracht van een auto die aan een werknemer ter beschikking is gesteld
geen gevolgen voor de verlaging, zolang de terbeschikkingstelling van die auto
aan de betreff ende werknemer voortduurt.
25. In afwijking van het drieëntwintigste lid blijft na vervanging van de CO2-
uitstootgrenzen in het tweede of derde lid, met betrekking tot een auto waar-
van het kenteken voor het eerst op naam is gesteld op of na 1 januari 2012 en
die een CO2-uitstoot heeft van niet hoger dan 50 gram per kilometer voor een
periode van 60 maanden te rekenen vanaf de eerste dag van de maand volgend
op die waarin het kenteken van de auto voor het eerst op naam is gesteld, de
verlaging van toepassing ingevolge de begrenzingen die golden op de datum
van de eerste tenaamstelling, en voor direct daaropvolgende periodes van tel-
kens 60 maanden, de verlaging ingevolge de begrenzingen zoals die gelden op
de laatste dag van de direct daaraan voorafgaande periode van 60 maanden.
26. In afwijking van het drieëntwintigste lid wordt het voordeel, bedoeld in het
eerste lid, eerste volzin, met betrekking tot een auto waarvan het kenteken
vóór 1 januari 2012 voor het eerst op naam is gesteld en die een CO2-uitstoot
heeft van 0 gram per kilometer, tot 1 januari 2017 verlaagd met 25% van de
waarde van de auto en daarna met het hoogste percentage aan verlaging dat
op dat tijdstip in het eerste of derde lid van dit artikel wordt genoemd.
27. In afwijking van het drieëntwintigste lid wordt het voordeel, bedoeld in het
eerste lid, eerste volzin, met betrekking tot een auto waarvan het kenteken
112
vóór 1 januari 2012 voor het eerste op naam is gesteld en die een CO2-uitstoot
heeft van meer dan 0 gram per kilometer, maar niet meer dan 50 gram per
kilometer, van 1 januari 2012 tot 1 januari 2017 verlaagd met 25% van de waarde
van de auto, en geldt voor direct daaropvolgende periodes van telkens 60
maanden een verlaging ingevolge de begrenzingen van het tweede of derde lid
van dit artikel zoals die gelden op de laatste dag van de direct daaraan vooraf-
gaande periode van 60 maanden.
28. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrek-
king tot een auto waarvan de datum van de eerste tenaamstelling van het
kenteken niet overeenkomt met de datum van eerste toelating op de weg van
die auto.
113
Bijlage 2. Wettekst BPM-vrijstelling ondernemers
Artikel 13a Wet BPM
1. Vrijstelling van belasting wordt verleend voor bestelauto’s die op naam
worden gesteld van een ondernemer als bedoeld in artikel 7 van de Wet op de
omzetbelasting 1968, die de bestelauto meer dan bijkomstig gebruikt in het
kader van zijn onderneming. De vrijstelling wordt niet verleend indien het on-
dernemerschap voor de omzetbelasting voortvloeit uit het bepaalde in artikel
7, zesde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968.
2. Voor een bestelauto die door een ondernemer als bedoeld in het eerste lid
voor een langere dan een bij ministeriële regeling vast te stellen periode ter be-
schikking wordt gesteld aan een andere persoon, wordt de vrijstelling slechts
verleend indien deze andere persoon, behoudens de tenaamstelling, voldoet
aan de voorwaarden en beperkingen voor de vrijstelling.
3. Indien tijdens de eerste vijf jaren na het tijdstip waarop de bestelauto is
ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 1, tweede lid, niet of niet langer
wordt voldaan aan de voorwaarden en beperkingen voor de vrijstelling, wordt
vanaf dat moment het bedrag waarvan vrijstelling is verleend, nadat dit is ver-
minderd overeenkomstig artikel 10, als belasting verschuldigd. De verschuldigd
geworden belasting wordt door de ondernemer, bedoeld in het eerste lid, op
aangifte voldaan binnen een maand na het tijdstip waarop niet of niet langer
aan de voorwaarden en beperkingen voor de vrijstelling wordt voldaan.
4. Indien bij wijziging van de tenaamstelling van de bestelauto overigens
voldaan blijft worden aan de voorwaarden en beperkingen van de vrijstelling
blijft, onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en
beperkingen, het derde lid buiten toepassing. Alsdan treedt degene op wiens
naam het kenteken wordt gesteld, vanaf het moment van de wijziging van de
tenaamstelling voor de toepassing van dit artikel in de plaats van degene op
wiens naam het kenteken daarvoor was gesteld.
5. Ingeval een bestelauto waarvoor vrijstelling is verleend op de voet van dit
artikel in een zodanige staat wordt gebracht dat het een personenauto is, zijn
de artikelen 1, derde lid, en 12a van overeenkomstige toepassing.
114
6. Indien één of meer personen worden vervoerd in de laadruimte van een be-
stelauto, vormt dit een verzuim ter zake waarvan de inspecteur aan degene die
de bestelauto feitelijk ter beschikking heeft, een boete van € 492 kan opleggen.
De bevoegdheid tot het opleggen van de boete vervalt door het verloop van een
jaar na het constateren van het verzuim, bedoeld in de vorige volzin.
7. Artikel 67cb van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van overeenkom-
stige toepassing op het bedrag van de boete, genoemd in het zesde lid.
8. Het tweede tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing ten
aanzien van bestelauto’s waarvoor teruggaaf van belasting is verleend ingevol-
ge artikel 15b, zoals dat artikel luidde van 1 juli 2005 tot de datum van inwer-
kingtreding van dit artikel.
115
Bijlage 3. Stroomschema om de duur van de bijtelling van de auto van de zaak
te bepalen.
Wat is de CO2-uitstoot van de auto per km?
Is het kenteken van de auto vóór 1 januari 2012 voor het eerst op naam gesteld?
Voor de auto geldt tot 1 januari 2017 0%
bijtelling.1
Vanaf 1 januari 2017 is het tarief blijvend*
14%
Voor de auto geldt gedurende 60 maanden de
bijtelling zoals die van toepassing is op het moment
dat het kenteken van de auto voor
het eerst op naam werd gesteld. Aan
het eind van iedere periode van steeds 60 maanden volgt herijking tegen de dan geldende CO
2-
uitstootgrenzen.
Tot 1 juli 2017 blijft dezelfde bijtelling
van toepassing als nu voor die
auto geldt. Vanaf 1 juli 2017 geldt eventueel voor een periode van 60 maanden een
korting op de bijtelling op grond van de op 30 juni
2017 geldende CO2-
uitstootgrenzen.
Voor de auto geldt gedurende 60
maanden vanaf eerste tenaam-
stelling 0% bijtelling.Na die periode is het
bijtellingstariefblijvend* 14%.
Voor de auto geldt gedurende 60 maan-
den vanaf eerste tenaam-
stelling 7% bijtelling.Na die periode is het tarief in blijvend* 14%
Is het kenteken van de auto vóór
1 januari 2014 voor het eerst op
naam gesteld?
Is de auto na 30 juni 2012 van
eigenaargewisseld?
Is het kenteken van de auto vóór
1 januari 2016 voor het eerst op naam
gesteld?
Stond de auto zowel voor als na
de eigendoms-overdracht
daarvan aan dezelfde
werknemer of belastingplichtigeter beschikking?
Op de auto is blijvend*
14% bijtelling van toepassing.
Op de auto blijft de-zelfde bijtelling van toepassing als nu
voor die auto geldt.
Is het kenteken van de auto vóór 1 juli 2012 voor het eerst op naam gesteld?
Niet hoger dan 50
JA
JA NEE
JA
JANEE
NEE JA
NEE
NEE
Hoger dan 50 g/km
Staat de auto nog steeds aan diezelf-de werknemer of belastingplichtige ter beschikking?
JA NEE
NEEJA
* “blijvend” wil hier zeggen: zolang het 14%-tarief in de bijtelling bestaat en de CO2-uitstootgrens niet lager wordt dan
50 g/km (en vanaf 15 jaar geldt als bijtelling 35% van dagwaarde)1 Voor auto’s met een uitstoot van 1 t/m 50 g/km die vóór 1 januari 2012 gekocht zijn, is de bijtelling tot 1-1- 2012 14%.Vanaf 1-1- ’12 tot 1-1- ’17 vervolgens dus 0% en daarna weer 14%.*
Aantekeningen
116
BOVAGKosterijland 15, 3981 AJ Bunnik, T 030 659 52 11, I www.bovag.nl
Auto en Fiscus 2012De 100 meest gestelde vragen
Auto en Fiscus 2
01
2
De fi scale wetgeving rond de automobiliteit in
Nederland is voortdurend in beweging. De afbouw
van de BPM, kortingen op basis van milieudiffe-
rentiatie op BPM en Motorrijtuigenbelasting, de
verschillende bijtellingstarieven voor privégebruik
van de auto van de zaak; u moet er als onder-
nemer in de branche voldoende over weten om uw
klant goed te adviseren.
Ook de talloze fi scale regels waar u als onder-
nemer mee te maken krijgt, wijzigen geregeld.
Hoe verloopt bijvoorbeeld de BTW-heffi ng bij de
margeregeling? Wanneer geldt de BPM-vrijstelling
voor de onder nemer? Hoe werkt de investerings-
aftrek? En hoe zit het met de regels omtrent de
auto van de zaak?
Kent u de belastingregels goed, dan voor komt u
onnodige fi nanciële risico’s en kunt u bovendien
zelf fi nancieel voordeel behalen.
De jaarlijkse uitgave Auto en Fiscus van BOVAG
en AMD Automotive Fiscalisten geeft een
heldere en praktische uitleg over de fi scale
regelgeving in Nederland. De honderd meest
gestelde vragen en hun antwoorden, mogen niet
ontbreken in uw boekenkast.
Auto en Fiscus 2012