Artikelen ICC!

44
Alle artikelen ICC 2013

Transcript of Artikelen ICC!

Alle artikelen

ICC 2013

Artikel 1: The Clash of civilizations (botsende beschavingen). Samuel P. Huntington

Hoe zal de globale politiek zijn in de komende jaren? Huntingtons hypothese is dat de fundamentele bron van conflicten in de nieuwe wereld, de toekomst, niet primair ideologisch of economisch zal zijn, maar juist cultureel. Natiestaten zullen de wereldproblemen de meest krachtige spelers blijven maar de principiële conflicten van wereldwijde politiek zullen plaatsvinden tussen naties en groepen van verschillende beschavingen (civilizations). De breuklijn tussen beschavingen zal de gevechtslinie zijn van de toekomst.De westerse oorlogen waren ontstaan door conflicten tussen vorsten, hierna kwamen conflicten tussen natiestaten en daarna tussen ideologieën. De toekomst zal bestaan uit conflicten tussen beschavingen.Wat is een beschaving? Een beschaving is een culturele eenheid. Culturele eenheden vinden op verschillende niveaus plaats, maar als men samen overeenkomsten heeft t.o. een andere eenheid dan ben je geen aparte eenheid. Italië en Duitsland verschillen van elkaar, maar samen hebben ze veel overeenkomsten tegenover Arabieren of chinezen. Een beschaving is dus de hoogste culturele groepering van mensen en het breedste niveau van een culturele eenheid. De wereld zal zich vormen rond 8 beschavingen: westers, confuciaans(chinees), Japans, islamitisch, hindoe, slavisch-orthodox, Latijns- Amerikaans en mogelijk Afrikaans.Waarom zullen beschavingen botsen?

1. De verschillen tussen beschavingen zijn de basis (relatie tot god; tussen individu en groep; tussen ouders en kind etc.), meer fundamenteel dan verschillen in politieke ideologieën op regimes. Verschil betekent niet altijd conflict, maar dit is wel vaak het geval geweest.

2. De wereld wordt kleiner. De interacties tussen mensen van verschillende beschavingen zullen toenemen en men zal meer bewust worden van de verschillen.

3. De processen van economische modernisering en sociale verandering scheidt mensen van langdurige locale identiteiten. Wat opgevuld zal worden door religie. Dit zal beschavingen binden. (“Because nation-state has become weaker as source of identity.” – van sheets)

4. De niet westerse landen zijn meer terug aan het gaan naar hun wortels. Het tegenovergestelde van westernisation.

5. Culturele karakteristieken en verschillen kunnen minder snel veranderen of opgelost worden dan politieke en economische verschillen.

In Europa is er een grens tussen west en oost, christelijk en moslim/orthodox. Er is hier duidelijk een botsing tussen beschavingen. Verder zijn er duidelijke botsingen tussen:West Europa, christenen Oost europa, moslim/ OrthodoxArabische moslims Deel Afrika, heidenen animisten en christenenNoordelijke grens Islam Ortodoxen ( denk bv aan bosnie)Azie: Moslim HinduChina alles wat er omheen ligt.JapanAmerika.Hoe de botsing tot uiting komt ligt aan de mate waarin het aanneembaar is dat er geweld zal worden vertoont. Opvallende uitspraak Huntington: Islam has bloody borders.Kin-country syndrome: landen zoeken “ familieleden” op als er conflicten zijn. Er worden bondgenoten gevormd met landen die tot dezelfde beschaving horen. Dit is te zien in de golf oorlog bij de Arabieren en tijdens conflicten in de tijd van de SU in de Kaukasus en de oorlog in Bosnië. Het westen is nog steeds degene die de meeste macht heeft in de wereld. Beslissingen van de UN en IMF worden genomen in het voordeel van het westen. Het Westen gebruikt internationale instituties om de wereld op zon manier te laten functioneren dat het westen zal blijven domineren en zodat de westerse interesses blijven bestaan en waarbij de westerse politieke en economische waardes worden gepromoot. Zo zien de niet westerse landen het in ieder geval. Het is goed mogelijk dat de verdeling in de toekomst als het volgt zal zijn: het westen vs. De rest. Er zijn verschillende manieren waarop landen hierop reageren.

1. Isolatie (Korea) maar dit is erg moeilijk voor een land2. Band-wagoning, er wordt met het westen meegedaan3. Balance, er wordt samen met andere landen een tegenhanger gevormd. Er wordt wel gemoderniseerd

maar niet gewesterniseerd.Torn countries: Dit zijn landen met een redelijke homogene samenleving maar die verdeeld zijn over het feit of hun samenleving hoort tot een bepaalde beschaving of tot een andere. Vaak willen de leiders dat ze lid worden van de westerse beschaving terwijl de geschiedenis en cultuur niet westers is. Goed voorbeeld: Turkije en Mexico.

Idee van charles Krauthammer: Wapon states are not western states. De westerse staten reduceren militaire krachten, terwijl niet westerse staten deze juist groter maken. Een groot conflict tussen het westen en confuciaanse/islamitische staten vindt plaats op het gebied van nucleaire wapens. Het artikel beweert NIET dat beschavingsidentiteiten andere identiteiten zal vervangen, dat naties verdwijnen, dat elke beschaving een coherente entiteit zal worden of dat groepen binnen een beschaving niet met elkaar in strijd zullen zijn. Maar wel dat de verschillen tussen beschavingen echt en belangrijk zijn.

Artikel 2: Theorizing Media and Globalisation (2005) door Theri RantanenMedia en globalisatie worden vaak in één adem genoemd. Deze twee termen zijn aan elkaar gekoppeld, maar we weten nog niet HOE deze zijn gekoppeld. Om deze vraag te kunnen beantwoorden moeten we onderzoeken wat al eerder onderzocht is, ook al stonden deze studies los van elkaar. Drie velden zijn van belang bij het onderzoeken van deze vraag:

1) Communicatie studies2) Media en cultuur studies3) Globalisatie studies

International and intercultural communication studies in the United StatesCommunicatie studies afkomstig uit de VS gebruiken in het algemeen liever de term ‘international communication’ dan ‘global media’. Vóór WO II werd international communication vooral gezien als iets waarmee attitudes van mensen door bijv. propaganda beïnvloed kon worden. Na WO II werd vooral de nadruk gelegd op de relaties tussen verschillende landen (naties). Termen zoals ‘international political communication’, ‘international propaganda’ en ‘psychological warfare’ werden vaak gebruikt.

Media and cultural studies in EuropeCultural studies in Europa en de VS waren het gevolg van frustratie doordat mensen geen grip konden krijgen op de grote mediabedrijven en wat mensen uiteindelijk echt deden met deze bedrijven. Cultural studies richten zich niet alleen op media of juist op het publiek, maar juist op het hele proces van communicatie.

Globalization StudiesGlabalization studies kwamen op begin 1990. Globalisatie expert Giddens onderscheidt drie verschillende fases van globalisatie

1) Bestaat globalisatie? (Nadat dit was bewezen kwam fase twee)2) De consequenties van globalisatie3) Het wel of niet uiten van de negatieve consequenties van globalisatie

Globalisatie theoretici Held et al. onderscheiden drie verschillende ‘scholen’ onder de globalisatie theoretici. 1) The hyperglobalizers verwachten dat er een einde zal komen aan de verschillende naties/landen 2) The sceptics zien globalisatie als een mythe, iets wat alleen gaat over nationale economieen3) The transformalists globalisatie is de drijvende kracht achter de snelle sociale, politieke en

economische veranderingen

Definitions of GlobalizationDe term globalisatie heeft de afgelopen jaren veel verschillende definities en vertalingen gekregen. Een van de meest ‘neutrale’ definities voor globalisatie wordt gegeven door Giddens en luidt als volgt: ‘Giddens defined globalization as the intensification of World-wide social relations, which link distant localities in such a way that local happenings are shaped by events occuring many miles away and vice versa.’

Giddens richt zich nadrukkelijk niet op de media en andere communicatie aspecten. Thomson daarentegen doet dat juist wel. Hij richt zich meer op media en cultuur. ‘Globalization refers to the growing interconnectedness of different parts of the world, a process which gives rise to complex forms of interaction and interdependency.’

Artikel 3: Communicating with strangers WILLIAM B. GUDYKUNST, YOUNG YUN KIMIk kom er nu achter dat er allemaal dingen worden besproken die ook in het boek staan, dus waarschijnlijk wil ze gewoon benadrukken dat deze dingen belangrijk zijn, maar ze worden bijna identiek beschreven.De kernHet is een hoofdstuk uit een boek, niet een onderzoek (het is dus misschien af en toe niet echt een verhaal maar ik haal de belangrijke hoofdpunten eruit). Er wordt gekeken waarom communicatiepatronen gelijk of verschillend zijn tussen culturen; ze onderzoeken als het ware de afmetingen van de culturele variabiliteit.

We onderzoeken de culturele invloeden op onze communicatie met vreemden. Er zijn 2 manieren om een cultuur te leren begrijpen; 1. Je kijkt naar een specifieke cultuur en probeert je in hen in te leven, 2. Je vergelijkt een cultuur met een andere (je vergelijkt dan specifieke aspecten). Ze kijken vooral naar ethische overeenkomsten/verschillen. Veel dingen bewijzen alleen waarin ze verschillen, maar niet waarom dit zo is.Communicatie is uniek binnen een cultuur maar tegelijkertijd zijn er veel systematische overeenkomsten en verschillen tussen culturen. Deze overeenkomsten en verschillen kunnen voorspelt worden door dimensies van culturele variabiliteit te gebruiken. Bijv. de dimensie individualisme- collectivisme, waarbij je kan voorspellen dat bij de eerste individuen voorrang hebben over groepen en bij de tweede juist groepen over individuen.Individualisme- collectivisme is de grootste dimensie van culturele variabiliteit (om verschillen en overeenkomsten mee aan te duiden). Ingroups: Leden van een individualistische samenleving behoren vaak wel tot veel ‘ingroups’ (groep waar je lid van bent en waar cohesie is onder de leden). In collectieve samenlevingen heb je deze ook maar de invloed is anders. In een individuele samenleving merk je vaak alleen de invloed op een specifiek gebied (bijvoorbeeld op de universiteit), bij een collectieve samenleving is de invloed van de ingroup vaak zelfs op volwassenleeftijd nog te merken (het is dus een meer algemene invloed).Binnen een collectieve cultuur wordt er een scherpere scheiding getrokken tussen ingroups and outgroups (wanneer je niet lid bent van een groep) dan binnen een individuele cultuur.

Kim argumenteert 3 typen ‘self-ingroup’ relaties (Ik snap niet echt wat dit is? De relatie van jezelf binnen de ingroup waar je bij hoort?) binnen een collectieve cultuur: 1. Ongedifferentieerde relatie; wordt bepaald door stevige en expliciete grenzen2. Relationele relatie; poreuze grenzen tussen ingroup leden waardoor het mogelijk wordt gedachten, ideeën en emoties vrij te laten stromen.3. Coëxistente relatie; verstrikt met collectivistische waarden

culturele waarden:7 waarden van een individualistische cultuur (in dit geval VB. USA): materialisme, succes, werk en activiteit, vooruitgang, rationaliteit, democratie en humaniteit. 5 waarden van een collectieve cultuur (in dit geval VB. Bedouin (Arabië)): gastvrijheid, vrijgevigheid, moed, eerbetoon en zelfrespect. Horizontale en verticale culturen: in horizontale culturen wordt er niet van je verwacht ‘eruit te springen’, je ziet jezelf als hetzelfde als anderen. In verticale culturen wordt juist verwacht dat je probeert boven andere uit te komen.

3 individualistische karaktereigenschappen beïnvloeden individualisme- collectivisme; onze persoonlijkheid, onze persoonlijke waarden en onze ‘construals’ (= hoe iemand de wereld waarneemt en interpreteert). Zie hieronder1. Onze persoonlijkheid2. Persoonlijke waarden:Schwartz’ 11 dimensies van motiverende waarden (die een individu heeft en die invloed uitoefenen op hoe we reageren op situaties enz.); zelfsturing, stimulatie, hedonisme (genotverlangen), prestatie, macht, veiligheid, overeenstemming, traditie, spiritualiteit, welwillendheid en universalisme. 3. Persoonlijke construals; de onafhankelijke ‘ik’ overheerst in de individuele cultuur, terwijl de afhankelijke ‘ik’ overheerst in de collectieve cultuur.

Hall’s low- and high-contextHigh context: het merendeel van de informatie is al geïnternaliseerd in de persoon, en er wordt dus zeer weinig gecodeerde, expliciete informatie overgedragen. De luisteraar beschikt dus vooraf al over informatie over het

onderwerp.Low-context (daartegenover): de massa van de informatie berust op expliciete code. De luisteraar weet vooraf nog maar weinig over het onderwerp.4 eigenschappen van low-context: mensen zouden niet meer/minder informatie moeten geven dan nodig, mensen moeten alleen aangeven waar zij van geloven dat genoeg bewijs van is dat het waar is, de bijdrage moet relevant zijn voor de context van het gesprek en mensen moeten onduidelijke uitdrukkingen, dubbelzinnigheid, enz. vermijden. Hofstede’s culturele dimensies (normaal 5, maar er worden er slechts 4 genoemd, omdat ze het ervoor al de hele tijd over individualisme- collectivisme hebben):1. Onzekerheidsvermijding (uncertainty avoidance); gaat om de mate waarin leden van een cultuur de onzekerheid proberen te vermijden, en dus risico’s durven te nemen.2. Machtsafstand/ machtsverdeling (power distance); de mate waarin de minder machtige leden van instituties en organisaties accepteren dat de macht ongelijk verdeeld is.3. Mannelijkheid- vrouwelijkheid; hoe de rollen tussen de geslachten zijn verdeeld. 4. Lange termijn/ korte termijn oriëntatie, oftewel ‘confucian work dynamism’; verwijst naar toegewijde, gemotiveerde, verantwoordelijke en opgeleide mensen met een gevoel van betrokkenheid en organisatie-identiteit en loyaliteit.Lange termijn duidt op zuinigheid, korte termijn op uitgeven om de sociale druk bij te houden en dus minder besparingen.Kluckhohn en Strodtbeck waarden oriëntaties: Waarde oriëntatie suggereert dat cultuur unieke posities ontwikkelt op 5 waarden-oriëntaties: 1. de relatie van mensen met de natuur, 2. activiteit (innerlijke ontwikkeling, staat van zijn), 3. tijd, 4. de menselijke aard en 5. sociale relaties.

Parsons’ patroon variabelen; patroon variabelen zijn wederzijds exclusieve keuzes (vaak onbewust) die individuen maken voordat zij in actie overgaan. “soms moet je al een keuze maken voordat precies de betekenis van de situatie is bepaald en dus voordat je met respect naar die situatie kan kiezen/handelen”.affectiviteit - affectieve neutraliteit; houdt zich bezig met de mate van bevrediging die we zoeken, willen we dit meteen of vertragen we bevrediging voor in de toekomst met het uitdrukken van zelfbeheersing. Affectiviteit wordt geassocieerd met emotionele reacties, terwijl affectieve neutraliteit met meer cognitieve, niet –emotionele reacties wordt geassocieerd.universalisme – particularisme; bij universeel categoriseer je mensen of objecten in een algemeen, universeel referentiekader en bij particularisme deel je ze specifieker in. diffuusheid – specificiteit; hoe reageren we op mensen/objecten. Dit kan holistisch (kijken naar het geheel), dan kijk je op een diffuse oriëntatie. Of je kijkt naar een specifiek aspect van een persoon of object, er is dan sprake van een specificiteit oriëntatie. toeschrijving – prestatie; worden mensen beoordeeld op kwaliteiten die aan hen zijn gegeven/ toegeschreven (vaak al bij de geboorte) of op kwaliteiten die zij hebben bereikt (hun prestatie). instrumentele – expressieve; wat is het doel van onze interactie met anderen. Instrumenteel: onze interactie met anderen is een middel voor een ander doel, expressief: onze interactie is het doel (‘is een eind in en van zichzelf’).Structural tightness (structurele krapte?) richt zich op de normen, regels, beperkingen van een cultuur op individueel gedrag. Culturele communicatie houdt de onderhandelingen over culturele codes door middel van gezamenlijke gesprekken. In die gesprekken wordt onderhandelt over hoe ze hun leven samen kunnen voeren.

Artikel 4: Theorizing intercultural communication Chapter 1Theoretiseren over ‘Intercultural communication’ heeft in de afgelopen 20 jaar grote vooruitgang geboekt. Er zijn dan ook verschillende benaderingen om cultuur op te nemen in communicatie theorieën:1. Cultuur kan worden geïntegreerd in het communicatie proces door communicatie theorieën. Dus cultuur door middel van de theorie aan communicatie te linken.2. Theorieën kunnen gebruikt worden om de verschillen in communicatie tussen culturen te beschrijven of uit te leggen. 3. Theorieën kunnen worden gebruikt om de verschillen in communicatie tussen mensen van verschillende culturen te beschrijven of uit te leggen.

Veel theoretici die een poging doen om de communicatie tussen leden van verschillende culturen te beschrijven, focussen in het algemeen meer op ‘intergroup communication’ dan specifiek op ‘intercultural communication’

Gudykunst en Nishide (1989) gebruiken Burrell en Morgan’s (1979) onderscheid tussen ‘objectieve’ en ‘subjectieve’ benaderingen van de theorie, om theorieën in intercultural communication met elkaar te vergelijken:

- Objectivisten: zien een ‘echte’ wereld buiten de individuen, zoeken naar regelmatigheden in gedrag, en zien communicatie als ‘vastgesteld’ door situaties en omgevingen. De meeste theorieën in dit artikel zijn objectivistisch. - Subjectivisten: beweren dat er geen ‘echte’ wereld is buiten de individuen, ze proberen de individuele communicatieperspectieven te begrijpen, en ze zien communicatie als een functie van ‘vrije wil’. - Ze beweren dat extreme objectivistische of subjectivistische benaderingen niet verdedigbaar zijn, beide benaderingen zijn belangrijk om intercultural communication te begrijpen.- Beide benaderingen zijn het erover eens dat theorieën ‘heuristic’ moeten zijn (ze moeten toekomstig onderzoek ontwikkelingen).Het doel van het hoofdstuk: een overzicht geven van de theorieën in intercultural communication, want door het begrijpen van verschillende theorieën en benaderingen, zullen de lezers in staat zijn om keuzes te begrijpen die theoretici maken. De theorieën zijn verdeeld in 7 categorieën:

1. Theorieën waarin cultuur en communicatieprocessen zijn geïntegreerd Constructivist theory (Applegate and Sypher(1983,1988)- Ze wijzen erop dat communicatie ontstaat wanneer individuen ‘een wederzijds, erkende interactie hebben om berichten uit te wisselen’. - Individuen hebben algemene ‘communicatie en doel-georiënteerde overtuigingen’ en cultuur beschrijft de logica van communicatie en verschillende culturen benadrukken verschillende doelen en manieren om deze doelen te bereiken.

Coordinated management of meaning (Cronen et al., 1988)- Onderzoekt de rol van cultuur in het gecoördineerde beheer van de betekenis.- Het is belangrijk om de culturele context te beschrijven, als we van plan zijn communicatie in culturen en tussen culturen te begrijpen. - Ook belangrijk om de interpretaties van de individuen met betrekking tot hun communicatie te begrijpen.

Cultural communication (Philipsen, 1981)- Culturele communicatie houdt de onderhandeling over culturele codes in door het voeren van gezamenlijke gesprekken. - Gezamenlijke (communal) gesprekken zijn communicatieve processen waarbij individuen onderhandelen over hoe ze hun leven samen willen voegen. - Hij stelt de ‘speech code theory’ voor. Een theory van cultureel onderscheidende codes van de communicatie.

- Communicatie is ‘heuristic’ omdat door middel van communicatie baby’s en nieuwkomers de specifieke betekenissen in de gemeenschap leren.- Communicatie is ‘performative’ omdat het individuen toelaat om deel te nemen in gezamenlijke gesprekken.

2. Theorieën die culturele verandering in communicatie uitleggenTheoretici die geprobeerd hebben culturele verschillen in communicatie uit te leggen door gebruik te maken van culturele en individuele niveau metingenElk van deze theorieën is gebaseerd op Hofstede’s dimensies van culturele variabiliteit. De dimensies zijn: individualism-collectivism, low-high uncertainty avoidance, low-high power distance, masculinity-femininity.- Elk van de dimensies bestaan in verschillende culturen, maar een van de dimensies heeft altijd de overhand in een cultuur.- Het is belangrijk om met de factoren op zowel individueel als cultureel niveau rekening te houden, wanneer de overeenkomsten en verschillen in culturen worden uitgelegd.Face negotiation theory (FNT, Ting-Toomey, 1988)- Van oorsprong een theorie die focust op conflict. De theorie is uitgebreid om cultureel-niveau dimensies en

individu-niveau attributen te integreren om zorgen, conflictstijlen en gedrag uit te leggen .- Stelt dat conflict: ‘een gezichts-onderhandelings proces is, waarbij individuen deelnemen aan een conflict waarbij ze hun identiteiten / ‘faces’ ondervragen of bedreigen’. - Het concept ‘face’ is een geclaimd gevoel van gunstige sociale eigenwaarde dat een persoon wil dat anderen hebben.- Leden van collectivistische culturen gebruiken ‘face-saving’ strategieën gericht op anderen en individualistische culturen gebruiken ‘face-saving’ strategieën gericht op zichzelf. Dus bij ‘other-face saving’ strategieën worden er vermijdende conflict stijlen gebruikt en bij ‘self-face saving’ strategieën worden er dominante/concurrerende stijlen gebruikt. - Leden van ‘low power distance’ culturen verdedigen hun persoonlijke rechten meer dan leden van ‘high power distance’ culturen.- Leden van collectivistische culturen gebruiken meer doelgerichte conflict strategieën dan leden van individualistische culturen. Conversational constraints theory (CTT, Kim, 1993, 1995)- Conversaties zijn doelgericht en vereisen coördinatie tussen communicatoren. - Er worden twee typen conversationele beperkingen geïsoleerd: social-relational en task oriented. - Social-relational benadrukt bezorgdheid over anderen en het vermijden van het kwetsen van de luisteraars’ gevoelens en het minimaliseren het opleggen van dingen. kenmerk collectivistische culturen en ‘femininity’. - Task-oriented benadrukt duidelijkheid, dus de mate waarin de intenties van de berichten expliciet worden gecommuniceerd. kenmerk individualistische culturen en ‘masculinity’. Expectancy violations theory (EVT, Burgoon,1992, 1995)- Intercultural communication in de context van de verwachtingen die individuen hebben en hoe individuen reageren op overtredingen van deze verwachtingen.- Burgoon beweerd dat de inhoud van de verwachtingen van elke cultuur variëren op basis van Hofstede’s cultuurdimensies.

3. Intergroup/intercultural theorieën die focussen op doeltreffende resultatenCultural convergence theory (Barnett & Kincaid, 1983) - Gebaseerd op het convergentiemodel. Bij informatie uitwisseling proberen individuen tot een wederzijds begrip van elkaars mening te komen. - Ze gebruiken het convergentiemodel om een meetkundige theorie van de effecten van communicatie op culturele verschillen te ontwikkelen. - Het convergentiemodel wordt toegepast op het niveau van individuele communicatie en het niveau van groepen.

Anxiety/uncertainty management theory (Gudykunst, 1995)- Gudykunst gebruikt onzekerheid – en angstvermindering om de effectieve interpersoonlijke communicatie binnen een groep uit te leggen. - Gudykunst gebruikt Simmel’s begrip van ‘the stranger’ als een centraal georganiseerd concept. ‘The stranger’ zijn individuen die aanwezig zijn in een situatie, maar geen leden van de groep zijn.- Hij stelt dat er ‘basic’ en ‘superficial’ oorzaken van effectieve communicatie zijn. Angst en onzekerheid management zijn de ‘basic’ oorzaken van effectieve communicatie, en het effect van andere ‘superficial’ variabelen (inlevingsvermogen, aantrekkingskracht tot de vreemdelingen) op effectieve communicatie worden bemiddeld door angst - en onzekerheids management.

Effective group decision making theory (Oetzel, 1995)- Een theorie van effectieve besluitvorming in interculturele groepen. - ‘Vigilant interaction theory’: de manier waarop leden van een groep over dingen praten geassocieerd met groepsbesluiten beïnvloeden de kwaliteit van de besluiten.

- Wanneer leden onafhankelijke constructen activeren, hebben ze de neiging om dominante conflict strategieën te gebruiken (de meest effectieve beslissingen). Wanneer leden onderling afhankelijke constructen activeren, gebruiken ze vermijdende conflict strategieën.

Integrated theory of interethnic communication- Het organiserende schema bestaat uit een set van 4 cirkels: een cirkel met ‘gedrag’ in het midden, omgeven door 3 cirkels die de context vertegenwoordigen, vanuit het centrum: 1) Gedrag (encoding/decoding). 2) Communicator. 3) Situatie. 4) Omgeving. - Door het veranderen van bepaalde bestaande voorwaarden in bijv. de omgeving, kunnen we het communicatieve gedrag helpen te bevorderen. 4. Intergroup/intercultural theorieën die focussen op huisvesting en aanpassingCommunication accommodation theory (CAT)- Speach accommodation theory: sprekers gebruiken taalkundige strategieën om goedkeuring te verkrijgen of om een onderscheid te tonen in de interactie met anderen. De belangrijkste strategie is spraak convergentie of divergentie, dat zijn taalkundige bewegingen om de communicatieafstand te vergroten of te verkleinen. - Communication accommodation theory: benadrukt de invloed van situaties op interculturele communicatie. Intercultural adaptation theory- Alle communicatie bevat een bepaalde mate van culturele veranderlijkheid.- Als interculturele communicatie moet worden uitgelegd, moet eerst interpersoonlijke communicatie en culturele factoren worden opgenomen. - Als zich een situatie voordoet dat de ene communicator meer macht heeft dan de andere, moet de een zich aanpassen en hoe meer dus de culturele opvattingen veranderen. Co-cultural theory- De theorie is gebaseerd op de ‘muted group theory’ (Sociale hiërarchieën in een samenleving, waardoor de ene groep meer macht heeft dan de andere) en op de ‘standpoint theory’ (specifieke posities in de samenleving zorgen voor subjectieve manieren waarop individuen naar de samenleving kijken). - Co-cultures bevatten niet-blanken, mensen met een handicap, homoseksuelen, en de mensen in de lagere sociale klassen. Dus het verwijst naar de interacties tussen onder gerepresenteerde en dominante groepsleden.

- De leden hebben een van de drie doelen voor de interactie met dominante leden: assimilatie, accommodatie (dat de dominante groepsleden de co-cultures accepteren) of scheiding.

5. Intergroup/intercultural theorieën die focussen op identiteits management of onderhandelingCultural identity theory (Collier & Thomas, 1988)- Een theorie over hoe culturele identiteiten worden gemanaged in intercultural communication. - Hoe meer identiteiten er zijn uitgesproken, hoe belangrijker het is dat ze zijn gerelateerd aan andere identiteiten.

Identity negotiation theory (Ting-Toomey, 1993)- Onderscheid tussen culturele en relationele identiteiten. - Identiteiten variëren als functie van het gebied. - Hoe groter een individu’s cognitieve, affectieve en gedrags vindingrijkheid, hoe effectiever diegene is in ‘identity negotiation’.

Communication theory of identity (Hecht, 1993)- Er zijn tegenstrijdigheden in elk sociaal leven en de elementen van deze tegenstrijdigheden zijn zichtbaar in alle interacties. - Identiteit is een ‘communicatief proces’ dat moet worden bestudeerd in de context van uitwisselende berichten.- Hecht stelt dat er 4 identiteits frames zijn: persoonlijk, vastgesteld, relationeel, gemeenschappelijk.

- identiteiten ontstaan uit groepen en netwerken.

6. Intergroup/intercultural theorieën die focussen op communicatie netwerkenNetwerk theorieën die gebaseerd zijn op de aanname dat het gedrag van individuen wordt beïnvloed door relaties tussen individuen in plaats van de karakteristieken van individuen. De focus is meer op sociale relaties, dan op overtuigingen of normen. Network and outgroup communication competence theory (Kim, 1986)- Deze theorie wordt uitgelegd aan de hand van een persoonlijke netwerk benadering die de ‘outgroup communication’ bekwaamheid uitlegt.- Het hebben van ‘outgroup members’ in de persoonlijke netwerken/centrale posities van individuen vergemakkelijkt de bekwaamheid om te communiceren met ‘outgroup members’. Dus hoe vaker het contact en hoe closer de banden met de ‘outgroup members’, hoe beter hun bekwaamheid om te communiceren met ‘outgroup members’.

Intracultural versus intercultural networks theory (Yum, 1988)- Opgesteld om de verschillen tussen de interculturele en de intra culturele netwerken van individuen te beschrijven. - Er is meer variatie in gedrag tussen culturen, dan binnen culturen. Networks and acculturation theory (Smith, 1999)- De theorie legt een link tussen sociale netwerken en de vermenging van immigranten. - Immigranten hebben de neiging om zich te koppelen aan individuen die hun identiteit ‘beschrijven’.- De manier waarop immigranten hun sociale netwerken ervaren, wordt beïnvloed door hun cultuur. - Hoe meer individuen uit het land zelf deel uitmaken van de sociale netwerken van de immigranten, hoe groter de kans dat de immigranten zich vermengen met de bestaande cultuur en hun sociale netwerken veranderen.

7. Interculturele theorieën die focussen op acculturatie of aanpassing Communication acculturation theory (Kim, 1988, 2001) > cross-cultural adaptation- Gaat om de aanpassing van immigranten in het gastland. - In de theorie zijn de stress, aanpassing en groeidynamiek die immigranten meemaken toegevoegd, en de theorie focust zich op immigranten die ‘intercultural’ worden.

Interactive acculturation model (Bourhis et al., 1997)- Suggereert dat de relationele uitkomsten tussen de mensen van het gastland en de groepen immigranten een functie zijn van ‘vermengingsoriëntaties van zowel het gastland als de immigranten, dat beïnvloed wordt door het integratiebeleid van de staat. - Gericht op de vraag of immigranten hun eigen culturele identiteit willen behouden, en of ze goede relaties willen behouden met leden van het gastland. Beide antwoorden ‘ja’, dan is er sprake van een integratie oriëntatie.

Anxiety/uncertainty management theory of adjustment (Gudykunst, 1998)- Is benaderd vanuit het perspectief dat individuen communiceren met vreemdelingen en andersom. - Focust op de aanpassing van vreemdelingen in een nieuwe cultuur en de angst/onzekerheid die zij ervaren.

Communication in assimilation, deviance, and alienation states theory (McGuire & McDermott, 1988)- Het antwoord van de leden uit het gastland op de afwijking op het gebied van culturele normen van de vreemdelingen is ‘nalatige’ communicatie (negatieve berichten of de afwezigheid van berichten). - De manier waarop het gastland reageert op het feit dat de immigranten zich vervreemd voelen, beïnvloedt of de immigranten in een vervreemde staat blijven of niet.

A schema theory of adaptation (Nishida, 1999)

- Theorie om de aanpassing van vreemdelingen te beschrijven aan nieuwe culturele omgevingen. - De vreemdelingen moeten hun eigen cultuurschema’s reorganiseren en ze moeten nieuwe schema’s creëren om zich aan te passen aan de omgeving van het gastland.

Conclusie- De meeste theorieën zijn van nature objectivistisch. Daarom is er meer behoefte aan subjectivistische theorieën en er is behoefte aan het integreren van de twee theorieën. - De meerderheid van de theoretici is geboren in de VS. Er is een tekort aan theorieën van buiten de VS en daar is een grote behoefte aan. - Voordat er theorieën van buiten de VS ontwikkeld kunnen worden, moeten er eerst inheemse/inlandse theorieën van communicatie worden ontwikkeld. Deze zijn nodig voor het leiden van inlands onderzoek. - De inlandse theoretici moeten schrijven in hun eigen taal. Daarna moeten de theorieën in het engels vertaald worden zodat de theoretici in de VS deze resultaten op kunnen nemen in de algemene en intercultural communication. - Het issue ‘macht’ is niet opgenomen in veel van de theorieën en dit moet worden opgenomen in de theorieën over intercultural communication, want macht speelt een belangrijke rol.- Er wordt gesteld dat veel van de theorieën vergelijkbaar met elkaar zijn, dus het is belangrijk dat de subjectivistische en objectivistische theorieën geïntegreerd worden. - Er is weinig onderzoek die de theorieën die besproken zijn in dit hoofdstuk ondersteunen. Onderzoek dat er voor ontworpen is om theorieën te testen is noodzakelijk om ons begrip van intercultural communication te verbeteren.

Artikel 5: The Coordinated Management of Meaning (CMM) – PearceVerschillende culturen zorgen voor interacties. Er zijn twee mogelijke opties: conflicten vs. je aanpassen aan elkaars verschillen, ook wel pluralisme genoemd. De vraag is: hoe ga je die opties coördineren?CMM begon als een interpreterende theorie, gefocust op interpersoonlijke communicatie, ontwikkelde zich vervolgens tot een kritische theorie en daarna als een praktische theorie. CMM als interpreterende theorie:Deze studie gaat dus over het aanpassen aan elkaars cultuur. Als voorbeeld wordt de burgeroorlog in El Salvador gegeven in de jaren 90. Soldaten van het leger van El Salvador vermoordden in 1989 professors van de University of Central America (UCA). Een Amerikaanse universiteit, de Loyola University of Chicago (LUC), wilde helpen de universiteit in oude glorie te herstellen na jaren oorlog. Er werd een meeting georganiseerd en LUC ging op bezoek bij UCA in El Salvador. De cultuur is echter erg verschillend en minder stipt en minder volgens agenda. LUC bereidde weinig voor en zou wel zien hoe het zou lopen. UCA hield echter rekening met de Amerikaanse cultuur en had een agenda gemaakt. Beide partijen bekeken de problemen dus vanuit elkaars cultuur en pasten zich aan elkaar aan. CMM als een kritische theorie:Een ander voorbeeld gaat over de veroordeling van een terrorist die in 1993 een aanslag bij het World Trade Centre pleegde. In de ogen van de terrorist deed hij een eervolle daad. In zijn cultuur was zijn daad gerechtvaardigd. De terrorist vertelde ook dat de Amerikanen terrorisme hebben uitgevonden met hun atoomaanslagen in Japan, waarbij ook onschuldige burgers omkwamen en dat de US in de meeste oorlogen verwikkeld zijn. De rechter veroordeelde de man tot een levenslange celstraf. Verschillende culturen hebben verschillende percepties van wat goed en fout is.Er wordt gesproken over het zogenaamde “serpentine model”:

- Als eerste moet je je rekening houden met een bepaalde ontwikkeling en vooruitgang in het communicatieproces. Er is een bepaalde beweging van links van rechts, of hiërarchisch, van boven naar beneden. Vaak is er sprake van verschillende reacties die elkaar opvolgen. Er zit dus een ontwikkeling in het communicatieproces.

- Ten tweede is het van belang rekening te houden met zaken waarvan de deelnemers misschien niet van op de hoogte zijn. Conflicten kunnen bijvoorbeeld als een massa productie fabriek van haat werken voor een volgende generatie.

Je kunt dus niet zomaar een ander beschuldigen zonder zijn kant van het verhaal en zijn cultuur in acht te nemen en die te onderzoeken. Er zijn altijd twee kanten bij een conflict. CMM als praktische theorie:Het hoofduitgangspunt is om anderen te helpen inzien dat er meerdere oplossingen zijn voor een probleem en dat die afhangen van de keuzes die je maakt. (Er leiden meerdere wegen naar Rome.) Er zijn drie modellen die daarbij kunnen helpen:

- Hierarchy model: dit model legt de nadruk op de plek waar deconversatie plaatsvindt. Als het gesprek tussen de terrorist en de rechter zich niet zou afspelen in de rechtszaal, zou de rechter dan misschien toegeven dat er ergens een kern van waarheid in het verhaal van de terrorist zit, dat de VS eigenlijk indirect zelf de aanstichter is van de aanslag?

- Daisy model: dit model legt de nadruk op het feit dat een conflict als dat van de terrorist en de rechter een conversatie is binnen een veel grotere conversatie. Deze rechtszaak zorgde immers voor veel discussie over de relatie tussen de VS en terroristische aanslagen. Het gaat erom dat je conversaties in een grotere context plaatst.

- LUUUTT model: LUUUTT staat voor: stories lived, untold, unheard, unknown, told en telling. Een verhaal dat verteld wordt is nooit het enige verhaal. Wat vertelt wordt is vaak niet duidelijk genoeg of heeft meerdere uitleg nodig. Het gaat erom je zoveel mogelijk te verrijken met zo specifiek mogelijke informatie. Wanneer er rekening wordt gehouden met deze factoren, dan zou de conversatie misschien heel anders zijn.

CMM gebruik eigenlijk twee termen om te omschrijven hoe we onze “meanings” managen: coherence en mystery. Verhalen die we vertellen maken ons leven betekenisvol (coherence), maar er is meer dan de verhalen die we vertellen en ooit zullen vertellen (mystery).

Artikel 6, Hofstede - Culturally questionable? M. L. JonesHet artikel is een paper geschreven over Hofstede. Hij heeft baanbrekende dingen geschreven over cultuur en organisatie. De vraag in dit paper is, of deze veronderstellingen over de tijd der jaren nog steeds gesteund wordt. Er is veel kritiek geleverd op Hofstede, maar hij is ook veel geprezen. Dit artikel probeert uit te zoeken wat nou de juiste argumenten zijn. Is Hofstede nog steeds zo baanbrekend, of is nu achterhaald?

IntroductieHofstede is erg bekend door een cultuurmodel die hij heeft geschreven. In dit model wordt aan de hand van een aantal factoren bepaald in hoeverre twee culturen op elkaar lijken (of juist niet). Deze factoren zijn: • De wet • Respect voor de eigenheid • Aard van macht en autoriteit • Rechten van eigendom • Concept van de Godheid • Relatie tussen individu en Staat • Nationale Identiteit en loyaliteit • Waarden, gewoonten en mores(?)

Hofstede’s studieDe definitie van cultuur kent vele vormen. Wat hofstede onder cultuur verstaat is:“A collective programming of the mind which distinguishes one group from another” (Hofstede 1980, 25)

Hofstede heeft vanaf 1980 meer dan 60.000 respondenten vragenlijsten laten invullen. Deze respondenten hebben nationaliteiten van over de hele wereld. Uiteindelijk is hij zijn analyses gaan uitvoeren met antwoorden op 32 vragen in 40 landen. Hieruit identificeerde hij 4 bipolaire dimensies. Macht (power distance) individualisme / collectivisme, onzekerheidsvermijding, mannelijkheid / vrouwelijkheid. Dit werden de karakteriseringen van cultuur. Het model van Hofstede had veel invloed op zowel wetenschappers als mensen uit de praktijk.

Problemen in verband met cross-cultural onderzoekBij cross-cultural onderzoek lopen je tegen ander problemen aan als bij de meeste andere onderzoek vormen. Hierbij een aantal toegelicht:* definitie problemen: door vertalen kan je al een interpretatie aan een term geven* methodologische eenvoud: (dit hebben alle onderzoeken) het is gebonden aan een bepaalde periode en gebaseerd op een etnocentrisch patroon. Dit veroorzaakt bias, missverstanden en onnauwkeurigheden. * (on)gelijkwaardigheid: dit is opgedeeld in 4 dimensies:1. functionele gelijkwaardigheid; bv. de fiets in Vietnam is een belangrijk vervoersmiddel, de fiets in Australië is recreatie. 2. conceptuele gelijkheid; bv. loyaliteit aan je werkgever betekent in Vietnam de regels volgen, en loyaliteit in Australië betekent de regels niet overtreden. 3. instrumentele gelijkwaardigheid; bv. wel of geen voorkeur voor schaalvergroting van onderzoek.

Hofstede’s bevindingenDe vier dimensies die gekarakteriseerd zijn voor cultuur, worden hier verder bediscussieerd.

1. Machtsverhouding (power distance)Machtsverhouding heeft te maken met de mate waarin ongelijke verdeling van macht en rijkdom wordt getolereerd. Deze kan worden bepaald door het niveau van de hiërarchie op de werkvloer en de afstand tussen sociale lagen. Malaysia scoorde heel laag, dit betekent dat er erg veel afstand zit de machtsverhoudingen in een organisatie. Israel scoorde heel hoog.

2. IndividualismeDit is een maat voor de vraag of mensen liever alleen of in groepen werken. Het geeft de mate van sociale integratie in de samenleving aan. Amerika scoorde het allerlaagst, zij vinden het fijn alleen te werken en alleen te presteren. Guatemala scoorde heel hoog, familiebanden en de gemeenschap is prioriteit nummer 1.

3. MannelijkheidDeze schaal verwijst totaal niet naar de dominantie van geslacht. Het gaat hierbij om de voorkeur in een cultuur voor bepaalde karakteriseringen. Zoals bij mannelijk; gezag, assertiviteit, prestaties en succes. En bij vrouwelijk is dit persoonlijke relaties, kwaliteit van leven, service en welzijn. Japan scoorde hier erg laag; dus erg mannelijk ingesteld. Terwijl Zweden en Noorwegen hoog scoorden, relaties en persoonlijke verhoudingen op de werkvloer zijn dus erg belangrijk.

4. Onzekerheidsvermijding ( uncertainty avoidance)Dit is de mate waarin mensen worden bedreigd door een gebrek aan structuur of door onzekere gebeurtenissen. Het verwijst naar de manier waarop mensen omgaan met de toekomst. Hofstede vond Griekenland de laagste score hebben. Daarom zullen de mensen in Griekenland terughoudend zijn om beslissingen te nemen en ze zullen zeer gestructureerd werken en veel routines hebben.

Argumenten tegen HofstedeEr zijn heel wat wetenschappers die veel commentaar hebben op het werk van Hofstede, hier een aantal van deze argumenten. * relevantie: een enquête is geen goed instrument voor het meten van cultuurverschillen, het is te subjectief en cultuurgevoelig. * culturele homogeniteit: Hofstede gaat ervan uit dat een bevolking een homogeen geheel is, er wordt geen rekening gehouden met etnische verschillen binnen één bevolkingsgroep* nationale divisies: Naties zijn niet de juiste analyse-eenheden. Cultuur houdt namelijk niet altijd bij de grens op. Cultuur wordt niet gebonden door de grenzen. * politieke invloeden: hierbij speelt de timing van de enquête een rol, bv. net na WOII werd er anders gereageerd op mannelijkheid en onzekerheidsvermijding.* één onderneming benaderen: gefixeerd op één bedrijf kan niet culturele informatie verstrekken van een heel land.* verouderd: de studie is te oud om er in deze moderne tijd nog waarde aan te hechten, zeker door de globalisering en internationalisering. * te weinig afmetingen: 4 dimensies geven niet voldoende informatie over culturele verschillen (hier is Hofstede mee eens, hij vind dat er dimensies moeten worden toegevoegd)* statistische integriteit: een aantal vragen zijn voor verschillende schalen gebruikt (en zijn hierdoor dus dubbel belast).

Argumenten voor Hofstede* relevantie: op moment van publicatie had de wetenschappelijke literatuur nog weinig aanbod over cultuur en cultuurverschillen. Op hetzelfde moment gingen grote bedrijven juist meer op zoek naar uitbreidingen op internationaal gebied. Er was dus veel vraag naar goed advies over cultuurverschillen maar weinig aanbod. * striktheid: het onderzoek was uitgevoerd door systematische dataverzameling en met een samenhangende theorie. * relatieve nauwkeurigheid: Sondergaards heeft 61 replicatie onderzoeken geanalyseerd. Hij wilde weten hoeveel onderzoeken de verwachtingen van Hofstede zouden bevestigen. Van de 61 onderzoeken, werden 4 in zijn geheel bevestigd en 15 gedeeltelijk. Verder zijn de andere onderzoeken niet met dezelfde dimensies uitgevoerd, maar ook hierin waren vergelijkende conclusies te trekken.

analyse van twee landen, met gebruik van HofstedeIn dit gedeelte worden Australië en Indonesië met elkaar vergelijken, door middel van de dimensies van Hofstede. Er is juist voor deze twee landen gekozen omdat ze geografisch dicht bij elkaar liggen maar toch zo verschillend lijken.

* Machtsverhouding: totaal verschillend in de twee landen. Indonesië heeft veel meer hiërarchie, management is gecentraliseerd en ondergeschikten hebben geen mening bij een besluit.

* Individualisme/ collectivisme: Australië is erg geïndividualiseerd en Indonesië is juist erg bezig met het collectief en saamhorigheid. Hier was de grootste tegenstelling.* Mannelijk/ vrouwelijk: hierbij zijn beide landen redelijk gemiddeld, Australië is iets mannelijker maar het is een klein verschil. * Onzekerheidsvermijding: de landen waren hier praktisch hetzelfde in. Beiden niet bang voor de toekomst en niet bang om beslissingen te maken. Ook is planning voor de toekomst bij zowel Australië als Indonesië aanwezig.

Advies voor toekomstig onderzoekCultuur is een dynamisch voortdurend veranderend veld. Er zijn culturen die zich samenvoegen en de technologie veranderd de manier waarop we communiceren. Daarnaast speelt er op dit moment nog globalisering en internationalisering, zeker in de handel. Daarom moeten onderzoekers op de hoogte blijven van deze veranderingen om ervoor te zorgen dat beoefenaars de beste voorzieningen en nieuwste tools hebben, voor wereldwijde samenwerking. Meer onderzoek is nodig om de cultuur te beoordelen vanuit een hedendaags oogpunt.

ConclusieDit paper bevatte argumenten voor Hofstede maar ook argumenten tegen de studie van Hofstede. Hoewel de discussie rond zijn werk erg groot blijft, is het duidelijk dat Hofstede het meest waardevolle onderzoek heeft gedaan op gebied van cultuur. Dit is voor zowel andere wetenschappers als mensen uit de praktijk. Het is duidelijk dat er constant nog onderzoek naar cultuur nodig, dit door de snelle veranderingen van vandaag de dag. Het werk van Hofstede zal altijd grote waarde hebben, zowel nu als in de toekomst.

Artikel: 7 Dimensions do not exist: A reply to Brendan McSweeney -Geert HofstedeEen kort artikel, wat je eigenlijk in zijn geheel zou moeten lezen om het goed te kunnen begrijpen. Toch heb ik hem zo goed mogelijk geprobeerd samen te vatten.

Hofstede is gevraagd om een antwoord te geven op en artikel dat McSweeney heeft geschreven over zijn boek van 1980 Culture’s consequences.

Vijf standaard geopperde kritieken naar zijn opvatting waren:1. Surveys zijn geen goede manier om culturele verschillen te metenAntwoord: ze moeten niet de enige manier zijn.2. Landen zijn niet de beste units voor een cultuur studieAntwoord: waar, maar meestal zijn ze de enige beschikbare units voor vergelijking en dat is beter dan niets. 3. Een studie naar 1 bedrijf kan niet genoeg informatie geven over een hele nationale cultuurAntwoord: wat werd gemeten waren verschillen tussen nationale culturen. Elke gelijkwaardige set van samples van nationale populaties kan informatie geven over zulke verschillen. 4. De IBM data is oud en daarom verouderdAntwoord, de dimensies die zijn gevonden hebben hele oude wortels, alleen data die stabiel bleven na twee surveys werden gebruikt. 5. Vier of vijf dimensies zijn niet genoegAntwoord, toegevoegde dimensies moeten zowel conceptueel als statistisch onafhankelijk zijn van de vijf dimensies en ze moeten geldig zijn met significante correlaties met conceptueel gerelateerde externe metingen, kandidaten zijn welkom om ze uit te voeren.

De vier of vijf dimensies die Hofstede introduceert in zijn boek, zijn geïntegreerd in verschillende disciplines die zich bezighouden met cultuur.

McSweeney’s artikel focused voornamelijk op de analyse van de IBM data, maar hij schrijft geen woord over de bevestiging van de verschillen tussen de landen in de IBM studie in andere data.

De IBM scores zijn gebaseerd op cross nationale survey’s and test data van ander studies, inclusief een aantal representatieve voorbeelden van nationale populaties and andere indicatoren gemeten op landelijk niveau. Alle bevestigingen die zijn gevonden zijn samengevat op pagina 326 tot 331 van het boek uit 1980.Door bevestigingen werden veel academici gestimuleerd, deze mensen voegden meer bevestigingen toe en droegen bij aan the overall picture. Het boek van 2001 beschrijft 4 grote schaal replicaties, deze bedekken tussen de 15 en 32 landen.

Cultuur bestaat niet en zo ook waarden en dimensies. Het zijn constructen, die hun bruikbaarheid moeten bewijzen bij hun mogelijkheid om bepaald gedrag te voorspellen. De bevestigingen van zijn dimensies zijn geen assumptie voor oorzakelijk verband; bevestigingen kunnen ook wijzen op causes, effects or association gebaseerd op circular omstandigheden of een verborgen derde effecten. Mc Sweeney mist het punt over het onderzoek naar organisationele culturen. Dit was een project van grote school uitgevoerd in 1980 onder 20 organizationele bedrijven in Denemarken en Nederland.

De organisatie cultuur studie probeert te achterhalen welke waarden ervoor zorgen dat organisaties van elkaar verscihllen. Het praktische gevolg dat de nationele cultuur componenten samengaan met waarden hebben vergaande gevolgen. Waarden zijn moeilijk te veranderen, daar waar praktijken kunnen worden gewijzigd. Dit verklaart waarom IBM kan werken, zij hebben diepgewortelde waarden. McSweeney’s kritike op de interpretatie van de data door Hofstede, is niet correct, omdat deze is gebaseerd op jarenlange ervaring en bestaande interpretatietechnieken.

Artikel 8: Taking Stock in Our Progress on Individualism-Collectivism: 100 Years of Solidarity and CommunityDit artikel is een review van oudere onderzoeken en geen onderzoek op zichzelf. Het gaat over individualisme-collectivisme P. Christopher Earley Cristina B. Gibson

Er bestaat een spanning tussen een aangeboren verlangen naar gezelschap en het hebben van een persoonlijke identiteit. Dit vormt de basis voor één van de meest onderzochte culturele en persoonlijke dimensies op het gebied van management. Deze tweedeling, in de volksmond individualisme-collectivisme genoemd, is de focus van dit artikel.Een aantal belangrijke componenten van het individualisme-collectivisme zijn: onderwerping van de persoonlijke belangen voor collectieve doelen, familie relaties, scheiding van ‘ ingroups’, en onderlinge afhankelijkheid van anderenEen tweede aspect van individualisme en collectivisme, dat recent weinig Aandacht heeft gekregen is de tijd afhankelijke aard van interpersoonlijke relaties. Er zijn een aantal verschillen in tijd die samengaan met individualistische en collectivistische culturen die betrokken zijn bij gedrag in organisaties. Zo zien collectivisten lidmaatschap van een groep als stabiel en van de lange termijn. En zo wordt elke interactie gezien als een element in een bepaalde (soms generaties lange) relatie.

Een derde aspect is een verplaatsing naar het debat over de analyse problemen. Het analyseren van dergelijke onderzoeken is erg lastig. Er zijn verschillende dimensies (bv, maatschappij-individu), concepten en meetinstrumenten.Het vierde aspect van individualisme-collectivisme heeft betrekking op het streven naar persoonlijke versus de belangen en doelen van de groep. Individualiste handelen volgens eigen belangen, waar een collectivist handelt volgens de belangen van de groep. De individualist is hierbij niet per definitie een egoïst. Dit staat er dus los van.Een vijfde aspect komt uit het werk van Markus en heeft te maken met “the self” (de zelf?) Het algemene argument hiervoor is dat culturele oriëntatie de zelf concept vormt, welke, op zijn beurt gedrag aanstuurt.

Ten slotte is er een opkomende nadruk in het beschrijven van individualisme-collectivisme in termen van een specifieke verwijzing naar een groep en context in plaats van de maatschappij in het algemeen. Een veel voorkomende misvatting is dat collectivisme een synoniem is van communautarisme en dat alle collectivisten harmonieus en homogeen zijn.

Link to Organizational OutcomesIn de afgelopen decennia, heeft onderzoek talloze verbanden gesteld tussenkarakter kenmerken van de organisatie en individualisme-collectivisme. De relatie tussen individualisme-collectivisme en economische welvaart, arbeidsonrust, en de mate waarin organisaties worden gekenmerkt door eencoöperatieve cultuur is tot stand is gebracht.

Er zijn verscheidene problemen met het meten van individualisme-collectivisme.- Het grote aantal meet instrumenten blijft groeien zonder een einde in zicht.- Vragenlijst methoden vereisen een mate van introspectie over een cultureel variabele die zeer

onderhevig is aan interpretatie en oordeel.- Meten op basis van beeldvorming. Maar door de enorm grote van dit construct is dat erg lastig

Het maken van een conceptueel en empirisch bruikbaar construct is slecht een begin en niet een eind van zichzelf. Zo’n construct moet gebonden worden aan individueel gedrag door middel van een grondig en volledig conceptueel model

ToekomstvisiesTen eerste, een tijdelijke stop op onderzoek dat gebruik maakt van individualisme-collectivisme.Er kan meer aandacht worden besteed aan power distance, zoals de combinatie individualisme-collectivisme en power distance, dus meer dan een 2 factoren constuct.

Ten tweede, er moet meer serieus conceptueel werk worden verricht in het gebied van culturele constructen in verband met organizaties. Er wordt nog teveel met oude gedachten methodes gewerkt. Er wordt teveel aangenomen dat cultuur A anders is dan cultuur B omdat ze lid zijn van een andere cultuur. Er wordt hier geen aandacht besteed aan de relatie tussen cultuur en persoonlijke acties.

Er moeten “mid-range” modellen worden ontwikkeld, voor het toepassen van de redenering op het hoofd, bemiddelende en matigende effecten van de culturele context op de organisatorische en individuele functioneren.De grootste uitdaging met onderzoek naar individualisme-collectivisme is afgeleid van de breedte van het construct.Zonder twijfel, onderzoek naar het individualisme- collectivisme is een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van organisatorisch gedrag en het functioneren in een internationale context. Maar het is nu tijd om verder te gaan.

Artikel: 9 Eastern european cluster: tradition and transition- Bakacsi, Sándor, András, Viktor (2002)Het oost-europese cluster bestaat uit Albanie, Georgie, Griekenland, Hongarije, Kazachstan, Polen, Rusland en Slovenie. Deze regio wordt geconfronteerd met significante uitdagingen gedurende haar periode van transitie van een communistische filosofie naar een markt-gebaseerde economie. Dit artikel geeft een diepgaande kijk in de oost europese cultuur. De cluster is een mix van landen met verschillende talen, etniciteiten, religies en economische achtergronden, maar tegelijkertijd hebben ze wel veel gemeen. Het meest overeenkomende karakteristiek (Griekenland alleen niet) voor alle landen is dat ze allemaal tot de sovjet unie hebben behoord. Demografisch en economisch profielde landen van het Oost-Europese cluster liggen geografisch gezien op twee continenten:- europa (Albanië, Griekenland, Hongarije, polen, europees-rusland en Slovenië)- Azië (Georgië, kazachstan, asian-russia)Ongeveer 230 miljoen mensen leven er in heel het cluster, Rusland is het dichtstbevolkt. De landen in dit cluster produceren samen 10 procent van de output van de wereldeconomie, en dat is veel gezien het feit dat er maar 4 procent van de wereldbevolking in dit cluster woont.

De cluster scoort boven de mediaan op de human development index. De human development index reflecteert de kwaliteit van leven, onderwijs, en levensverwachting in ieder land. De culturele achtergrond van Oost-Europese naties is ver van homogeen; hun geschiedenis, religie of talen zijn erg verschillend. Deze regio heeft dan ook een significante religieuze diversiteit.Wat betreft etnische groepen is Griekenland het meest homogeen in dit cluster. En het meest heterogene land is Kazachstan. In Georgië, Hongarije en Rusland representeren de minderheden een belangrijke positie van de totale populatie.Historische grondbeginselen van de oost-europese worldview de landen die behoren tot dit cluster delen twee belangrijke historische factoren:1. ze hebben allemaal een roerige en soms ook een stormachtige geschiedenis2. ze zijn allemaal geconfronteerd met een vorm van dominantie door stammen, mensen, landen of imperium wat zich resulteert in significante andere culturenAls een gevolg hiervan zijn de culturen van deze landen gevormd in complexe interacties met buitenlandse culturen en tradities.Worldview and historical development of CatholicismWat het Christendom onderscheidt van andere dominante religieuze tradities is dat het is gecentreerd rond een god, de schepper van de wereld. Jezus, Christus, is geen ‘teacher’, en ook geen bode of God, en ook niet de heer van de wereld. Hij is God hemzelf. Christus moet spiritueel herboren worden in de gelovers zodat ze verlossing zullen bereiken. Het debat of de vader en de zoon van de zelfde substantie zijn leidde in de 4e en 5e eeuw tot scherpe theologische geschillen. In de ontwikkeling van het westerse christendom kwam de opkomst en het verspreiden van de reformatische kerken. Dit verdeelde europa in de 16e eeuw, dit was een mijlpaal want hiervoor want europa religieus gezien hetzelfde. Deze reformatistische kerken zorgden voor een diepe culturele verandering, deze kerken gingen namelijk terug naar de originele versie van de bijbel waarbij vrije interpretaties toegelaten werden. Zij veranderden ook de verschuiving van de ‘echte’ naar de ‘andere’ wereld, welke zou zorgen voor een rationelere manier van denken. Deze verschuiving was aanleiding voor speciale economische en sociale ontwikkeling. De meeste kenmerkende eigenschappen van een protestante kerk zijn haar ideaal van vrijheid, hun individualisme, de persoonlijke verantwoordelijkheid en het rationele denken.De reformatie beïnvloedde Hongarije en polen het meeste vanuit het cluster. De westerse grondgebieden accepteerden de verspreiding van een evangelistische-lutherse kerk, terwijl in de oostelijke regio’s de calvinistische-reformatistische kerken de overhand kregen.De reformatie werd gevolgd door een sterke tegenbeweging en recatholisatie.De oosterse en westerse varianten van het christendom, ondanks al haar verschillen, worden nog steeds aan elkaar gelinkt door significante factors. De betekenis van het menselijk leven wordt geplaatst naar de ‘andere’ wereld, het sterke geloof in de ‘andere’ wereld zorgt voor een sterk overstijgend karakteristiek van deze culturen.

Het parallel tussen de middeleeuwse islam en christendom is al vaak onderzocht. Deze twee religies hebben het religieuze ongeduld gemeen. Er is geen echt verschil tussen de islamitische ‘heilige’ oorlogen en de christelijke veroveraars en de inquisitie van de ander. Dus, één van de tegenstrijdigheden in de christelijke kerk was de broederlijke liefde en goedertierenheid wat betreft het uitvoeren van het christelijk geloof, en de vijandige benadering wanneer iemand anders in een andere god geloofde. Dat werd niet getolereerd.Findings from GLOBE dataIn het cluster zijn de maatschappijen erg ‘groep-georienteerd’, en worden gedomineerd door bestuurlijke praktijken. Terwijl de managers een belangrijke waarde hechten aan dat hun maatschappijen meer futuristisch worden en beter gaan presteren, en minder mannen-georienteerd worden, verlangen ze een voortzetting van een sterk groepcollectivisme.. Landen in het cluster tolereren meer onzekerheid en oefenen meer geslachtsgelijkheid uit dan de GLOBE landen als geheel.Wanneer men de ‘werkelijke’ en verwachte indexen met elkaar vergelijkt vind men een drang naar een verandering van de bestaande cultuur onder bijna alle onderzochte waarden. Er is een sterke wens om de huidige afstand naar ‘macht’ te verkleinen, de toekomstige oriëntatie te vergroten en prestaties te verhogen. Er is ook een sterk verlangen om de menselijke oriëntatie te versterken en onzekerheid te verkleinen.Volgens de analyse van de onderzoekers hebben de landen in dit cluster veel overeenkomsten in de afstand naar ‘macht’, het uit de weggaan van onzekerheid, groepcollectivisme, geslachtsgelijkheid en toekomst oriëntatie. Ze laten verschillen zien wat betreft assertiviteit, prestatie oriëntatie en institutioneel collectivisme. Outstanding leadership in the clusterde sleutelelementen tot succesvol leiderschap in deze regio bestaan voornamelijk uit transformationeel, charismatisch en teamgeoriënteerd leiderschap. Leiders met de kenmerken van visionair, inspiratie gevend, besluitvaardig, en prestatie georiënteerd, integriteit hebbend, teambouwend, samenwerkend en diplomatisch worden erg gerespecteerd.DiscussieOnderzoeksbewijs toont aan dat de clusters van Zuid-Amerika (latin clusters) het cluster van Oost-Europa het meest benaderd. Teruggaand naar de oost – Europese cluster, zijn er twee redenen om de verschillen uit te leggen tussen de ‘praktijk’ en waarden op het landelijke niveau van cultuur. Als eerst is er een sterke en positieve culturele verandering die plaatsvindt, dit zorgt voor een grote uitdaging voor de managers. Ten tweede is dat wanneer een maatschappij naar de verwachte waarden toewerkt, dat dit substantiële beperkingen en grenzen met zich meebrengt. Het gat tussen omarmde waarden en theorie- in- gebruik is welbekend in deze regio van voorafgaande decennia. Deze co-existentie heeft een sterke negatief effect op motivatie, en zorgde voor frustratie. Maar als we deze hypothese aannemen zal dat zorgen voor een destructief effect: een passieve acceptatie van adaptatie aan de omstandigheden, verminderde motivatie en een attitude van ongeloof in verandering zou mogelijk boven kunnen komen drijven. Implicaties voor managersLanden en managers worden geconfronteerd met een totaal nieuwe omgeving na de val van het socialistische systeem:- er werden nieuwe politieke systemen en instituties ingesteld- er werd nieuwe economische regelgeving ingevoerd- de val van traditionele markten, moeilijkheden betreffende het aangaan van nieuwe Europese marken- hoge inflatiecijfers- nieuw geld, introductie van aandelenmarkten, een nieuw banksysteem- incorporatie en daarna privatisatie van bedrijvenHet typische patroon van de transitie (overgangsperiode) periode is een lose-lose patroon. Na jaren van het krimpen van economieën, hebben veel landen hun GDP niveau van het laatste jaar van het socialistische systeem nog niet bereikt. Als een gevolg van het transitie – proces zijn sommige van de sociale praktijken verrassend. De meest verrassende voorbeelden zijn als volgt:- uncentainty avoidance: een van de meest verrassende bevindingen van de GLOBE resulteert in dat oost-europa grote onzekerheid wil vermijden. - institutioneel collectivisme: Oost-Europese culturen worden ook gezien als collectivistische maatschappijen. De collectivistische ideologie, de religieuze wortels en de ‘common sense’ promoten allemaal deze kijk. Echter, geen van de Oost-Europese landen verschijnt in de hoogste collectivistische Group van cijfers van GLOBE. Er wordt aangenomen dat de scores van sociale praktijken het nagestreefde niveau zal benaderen bij voltooiing van de transitieperiode. Dat zal over 5 a 10 jaar worden getest.

Artikel 10: Culture Matters, how values shape human progressDit artikel gaat niet over een standaard onderzoek. Het is denk ik een hoofdstuk van een boek.Hoofdstuk 7: Cultuur en democratieVolgens Weberiaanse traditie: Culturele tradities vormen het politieke en economische gedrag van die samenleving.Volgens moderniserings theorie: de groei van industriële samenlevingen is gelinkt aan samenhangende culturele taken, weg van het traditionele waarde systeem. In dit artikel komt naar voren dat beide punten waar zijn. Modernisatie en culturele zones:De wereld is verdeeld in zo’n 8, 9 beschavingen gebaseerd op culturele verschillen. Zo gevormd door religieuze tradities en vooral politiek conflict zal plaatsvinden tussen deze culturele divisies. Ontwikkeling wordt sterk beïnvloed door de samenlevings basis culturele waarden en door sociaal vertrouwen. Dit kan er alleen zijn bij stabiele samenlevingen. Terwijl economische ontwikkeling voor een daling van religie, sociale waarde en culture verschillen zorgt. Die ontwikkeling beweegt naar rationele, tolerante en postmoderne waarden. Traditioneel/rationeel-legaal en survival/zelf-expressie waarden: 2 hoofd dimensies van cross-cultural variatie:Als je alle gegevens van elke beschaving zou bekijken zou je altijd op cross-culturele variatie komen. Er zijn 2 dimensies die weer uit variabelen bestaan, die een cross-culturele variatie uitleggen. Dit zijn de traditionele/wereldlijke rationele dimensie en de voorbestaan/zelf-expressie dimensie. Bij de 1e gaat het om of religie belangrijk is, over familiebanden, eerbied naar autoriteit, vermeiden van politiek conflict. Waarbij het traditionele deel gaat om religie, familie waarden, kijk op levenshouding. Het heeft een hoge mate van nationale trots, terwijl het wereldlijke rationele deel het tegenovergestelde van dit alles is. De survival/zelf-expressie dimensie gaat over thema’s dat een postindustriële samenleving karakteriseren. Het gaat om milieu bescherming, de vrouwen beweging, grote vraag naar invloed in de economie en politiek etc, dus subjectief welzijn en levenskwaliteit. Vooral de laatste 25 jaar is deze dimensie belangrijk geworden. Het survival deel heeft laag welzijn, is intolerant, laag in gelijkheid. Het gaat om materialistische waarden, technologie en science. Het zelf-expressie deel is het tegenovergestelde van dit alles. Een wereldwijde culturele map: 1995-1998Religie blijkt 1 van de belangrijkste factoren te zijn op het waarde systeem van culturen. Maar het is niet het enige, het gaat om de totale historische erfgoed. Zo is een belangrijke gebeurtenis van de 20e eeuw de val van het communisme. Ook de impact van kolonisatie zie je goed terug. Hoe echt zijn de culturele zones? Van de 2 dimensies is een kaart/tabel gemaakt waarin er om landen cirkels zijn gevormd die grenzen aangeven. Wel is het zo dat er altijd overlap in zit bij sommige landen. De kaart is gebaseerd op de gelijkenis van de basis waarden, maar laat ook de afstand zien die religie, economie, sociale structuur etc. veroorzaken. Vaak zitten samenlevingen met een overeenkomend historisch erfgoed in dezelfde cluster. Maar zaken als economie, religie etc tellen ook mee, het gaat om het totale erfgoed. Er is nog een kaart gemaakt die de 2 dimensies weergeeft in GNP/capita. Dus de rijkdom van de landen laat zien. Een 3e kaart gaat over de interpersoonlijk vertrouwen door culturele traditie en de level van economie. Interpersoonlijk vertrouwen is essentieel voor sociale structuren in zowel democratieën als economische ondernemingen. De landen met een protestantse achtergrond scoren bij alle kaarten/tabellen het best (vb. nederland, duitsland, zweden, engeland, australie, canada). Cultuur en democratie: Vroeger het idee dat politieke cultuur gelinkt is aan democratie (tot 1970). Toen de vraag of er wel een politieke cultuur is die bevorderlijk voor democratie is. Vooroordelen over sommige samenlevingen, maar elke samenleving is gelijk om een democratie te kunnen vormen. Ook kwam naar voren dat culturele factoren een belangrijk rol bij democratisering spelen. Economische ontwikkeling leidt tot 2 soorten veranderingen die bevorderlijk zijn voor een democratie - het heeft de neiging om de sociale structuur van een samenleving te transformeren

- de culturele veranderingen helpen democratie te stabiliseren.4e kaart laat positie van samenleving zien door hoe survival/zelf-expressie correleert met democratie. Samenlevingen die hoog scoren hebben stabiele democratie, die laag scoren hebben een autoritaire regering.

Conclusie:Economische ontwikkeling zorgt voor culturele verandering waardoor het massa publiek een democratie wil. Dit proces is zeker niet gemakkelijk of automatisch. Een rijke samenleving hoeft niet alleen democratie te betekenen. Het gaat om het proces van modernisatie dat culturele verandering brengt en dat is bevorderlijk voor een democratie. Zo blijkt dat cultuur een belangrijkere rol in democratie speelt dan literatuur doet vermoeden.

Artikel 11 Nadler, Culture and the management of conflict situationsDoor de toenemende communicatie in de wereld, word er steeds meer gecommuniceerd over de hele wereld. Daardoor komen meer verschillende culturen met elkaar in verbinding. Dit zorgt ervoor dat mensen beter met elkaar leren communiceren maar het zorgt ook onvermijdelijk voor meer conflicten. Om goed te kunnen onderhandelen met mensen uit andere culturen moet men goed weten wat hun manier van onderhandelen is en hoe zij conflicten oplossen. Er zijn alleen 3 obstakels die in de we staan om deze taak op te lossen. Ten eerste is er de grote valkuil om de cultuur en zijn conflicten van een ander land te bekijken vanuit je eigen standpunt en cultuur. Een tweede probleem ontstaat doordat er vaak beslissingen of onderhandelingen worden gedaan die gebaseerd zijn op Amerikaans onderzoek. Dit terwijl het misschien wel helemaal niet over Amerika gaat en de cultuur niet vergelijkbaar is. Harnett en Cumming zeggen dat het dus belangrijk is dat er niet alleen vanuit dit perspectief word gekeken en dat er duidelijk een tekort aan informatie en gegevens is over andere culturen. Het derde probleem is dat culturele factoren een vaag begrip zijn.De drie belangrijkste concepten in dit onderzoek: cultuur, conflict en onderhandeling.In cultuur zijn values(waarden) volgens Davis het belangrijkst Conflict is volgens Simon: een situatie waarin tegenstrijdige doelstellingen tussen 2 of meer partijen lijden tot een strijd tussen henOnderhandeling: Een proces waarbij participanten communicatie gebruiken om tot een gezamenlijke uitkomst te komen die voor ieder individueel goed is.3 assumpties onderliggend aan conflict en onderhandeling:1. Het zorgt voor zowel competatieve als coorperatieve prikkels bij de participanten.2. De participanten zoeken naar oplossingen die individueel en gezamenlijk wat waard zijn.3. Het zoeken naar een goede oplossing voor beide partijen vereist creativiteit van de onderhandelaars. Dit zou dus handig kunnen zijn in interculturele conflicten of onderhandelingen omdat er actief moet worden gezocht naar oplossingen/ uitkomsten. Individuele achtergronden beïnvloeden de de conflict en onderhandelings situaties op drie grote aspecten:1. The perspective towards conflict brought to the situation2. The personal constructs that guide one’s own and the other’s interpretations.3. The rules for employing various massage strategies in negotiation with other people. Orientatie op het conflict:Hoe iemand een conflict oplost is volledig afhankelijk van zijn of haar cultuur.Volgens Beisecker en Mc Cleary is een orientatie ten opzichte van een conflict het volgende:Een gecompliceerde set van assumpties die mensen maken tegenover 1. Wat een eerlijke oplossing is bij een conflict en 2. Welke gedragingen gepast zijn om te gebruiken. Er zijn verschillede manieren om tegen conflicten aan te kijken. Je kan het zien als negatieve gebeurtenis die zo snel mogelijk opgelost dient te worden. (Noord Amerika volgens Harris en Morgan)Een tweede manier van conflict benadering is om het te zien als een normaal iets. Culturen waarin dit gebruikelijk is (China) kunnen er goed mee omgaan, zijn het gewend en beschouwen het als prettig. Een derde ligt tussen 1 en twee in. Conflict word soms als iets prettigs gezien, soms als iets negatiefs en soms neutraal.(Frankrijk)Orientation towards conflict resultation:Verschillende vormen van conflict style volgens Killman en Thomas,1. Competing Style- high assertiveness, low coorperation2. Accommodating style, low assertiveness, high cooperation3. Avioding style- low assertiveness, low coorporation4. Collaborating style- hihg assertiveness, hogh cooperation5. Compromising style, moderate assertiveness, moderatie cooperationVoordat een conflict daadwerkelijk opgelost kan worden, moet er eerst een open confrontatie plaatsvinden. Als dit gebeurd is kan er naar een oplossing gezogd worden. Dit is opnieuw cultuur afhankelijk hoe dat

gebeurd.In de chinese cultuur gelooft men niet in een oplossing en word conflict gezien als een continue doorgaand proces. Volgens Kelly heeft iedereen een ander ‘framework’ voor het verwerken van binnenkomende stimuli. Dit komt door de cultuur en omgeving waarin je je begeeft. Hierdoor verwerken mensen dingen op verschillende manieren. Maar de belangrijkste punten in deze verwerking zijn wel fairness, trust en power.Fairness:Het meest belangrijke framework wat betreft het evalueren van de fairness van een onderhandeling, is het social exchance theory. This perspective focuses on interpersonal need satisfaction and identifies some sitautional determinants of the interactens’ definition of fairness (weet hier geen goeie vertaling voor!) Fairness is een kritische factor bij het analyseren van intercultural onderhandelen. Trust:Vertrouwen speelt een essentiele rol in de interactie tussen mensen en hoe mensen reageren in conflicten en onderhandelingen. Het belang van vertrouwen komt vooral naar boven in interculturele communicatie omdat men de cultuur van de ander niet goed kent en niet precies weet wat de ander wil. Power:Individuen met macht zijn in staat beslissingen te nemen voor anderen in conflict situaties. Wat word beschouwd als macht hangt af van de cultuur waarin men zich bevind, het een kan gezien worden als macht in een bepaalde cultuur, maar in een andere cultuur kan men dit niet erkennen of begrijpen.Message strategies:Een persoon kan besluiten verschillende acties te ondernemen terwijl hij/zij onderhandeld. Echter een individu blijft altijd beperkt tot de middelen die hij daarvoor heeft. In onderhandeling of conflict is cultuur opnieuw bepalend voor de beloftes en bedreigingen, manipulating time, een specifieke dicision-making style die men laat zien en een specifieke communicatiestyle die men laat zien. Al met al word conflict en onderhandeling overal anders bekeken en anders gedaan. Zo zien de chinezen conflict niet als iets slechts en zouden japanners in een onderhaldeling eerder kiezen voor het behoud van hun eer en zelfrespect dan voor hogere inkomsten/winsten. Conclusie:Het is duidelijk dat het model dat in dit artikel geschetst is, niet precies zo zal werken in de werkelijkheid. Toch geeft het een aardig beeld. (dan houdt de conclusie opeens op en mist er een stuk…heel raar want het hele artikel is ingescant ofso en de pagina’s stonden ook al niet op volgorde..maar hier zullen we het dus mee moeten doen. )

Artikel: 12 Successful negotiation in a week (door Peter Fleming)Samengesteld door The British institute of management. Dit boek is een handleiding om in 7 dagen succesvol te kunnen onderhandelen. Per dag van de week worden verschillende stappen uitgelegd. Ik zal per dag de belangrijkste kernpunten noemen en eventueel uitleggen. Dit is dus geen wetenschappelijk artikel, maar een boek met veel plaatjes e.d. dus beetje apart! Zondag: Het creeeren van de juiste omgevingAls je begint met onderhandelen is het verstandig om te beseffen dat het onderhandelen niet kan gaan zoals je van plan bent. Daarom is het goed om de juiste omgeving te creeeren. Een juiste atmosfeer kan worden beinvloed door o.a. hoe je tegenover de situatie staat, hoe je tegenover de opponent staat, of je goed met stress om kan gaan, hoe de relatie tussen de 2 opponenten is en of je elkaar vertrouwd. Ervaren onderhandelaars kiezen de juiste tijd om te onderhandelen, ze leggen zo min mogelijk druk op de opponent (anders voelt deze zich misschien ‘gedwongen’ en zal minder goed ‘mee werken’) en kent zijn/haar eigen sterke en zwakke punten. Het selecteren van de juiste plaats is ook belangrijk, zorg ervoor dat het een neutrale plaats is. Het moet comfortabel en vertrouwd voelen. Jouw eigen kantoor met allemaal vertrouwde informatie (die de opponent niet mag zien) is voor jou geen geschikte plek, en levert juist voordeel op voor de ander. Wees er zeker van dat een neutrale plek voor de ander ook neutraal is (en niet stiekem in het voordeel van de ander) Ook is het prettig als het onderhandelen niet verstoord word door externe factoren als een drukke weg of anderen die aan het telefoneren zijn.

Maandag: Onderzoeken van je doelstellingen

Stel je lijst met doelstellingen op, en handel daarnaar. Je kan het vergelijken met het opstellen van een boodschappenlijstje, je bedenkt wat je wil gaan kopen en probeert de verleiding om andere dingen te kopen te weerstaan (dat zijn de kansen voor de tegenpartij). Beoordeel je doelstellingen (tot hoe ver ga ik om iets te bereiken?) en die van je tegenpartij. Er staat in dit hoofdstuk een checklist om een meeting voor te bereiden, maar dat leek me niet van belang. En het was ook erg logisch ;)

Dinsdag: Mensen en plaatsenDeze dag gaat over de effectiviteit van de onderlinge relaties en het vaststellen van de sterke en zwakke punten van de ander Er zijn twee stijlen van communiceren tijdens onderhandelen.Extroverte stijl: iemand praat veel, heeft veel ideeen en suggesties, vind discussieren geen probleem, is aanwezig. Er moet worden opgepast voor: Alleen het negatieve zien in andermans plannen, agressief overkomen e.d. Deze stijl werkt goed als je al meer macht hebt dan de ander, maar minder goed als de deal voort moet komen vanuit ‘goodwill’.Inductieve stijl: Iemand denkt mee met de ideeen van de ander, werkt deze vaak zelfs verder uit. Zorgt voor een warme, vriendelijke sfeer en stimuleert de ander nieuwe ideeen en inzichten te laten genereren. Deze stijl kan worden bereikt door het stellen van veel open vragen en goed te luisteren naar de ander. In situaties als ‘goodwill’ is dit een hele nuttige stijl!

Woensdag: Het ontmoeten van de opponent en het openen van een meeting, praten en luisteren Tijdens het openen van de vergadering moet worden gelet op de non verbale communicatie. Er moet op een juiste manier gegroet worden (hand schudden, niet te stevig en niet te slap e.d.) afhankelijk van de cultuur van beide partijen. Het is altijd het prettigst als de 2 partijen elkaar al een keer ontmoet hebben, omdat ze dan iets meer informatie hebben over elkaars achtergrond enz. Als men elkaar nog niet kent is het verstandig om, voor het echte onderhandelen begint, elkaar iets beter te leren kennen en een gevoel van vertrouwen te laten ontstaan. Er zijn een aantal manieren om de onderlinge machtverhouding te beinvloeden, zoals dat de stoel van de ander lager staat dan de jouwe of ze zon in het gezicht van de ander schijnt. Je kan hier het beste mee omgaan door te laten merken dat je deze invloed ziet, en er wat aan doet (je doet het gordijn een stukje dicht). Tijdens het praten is het belangrijk de ander wat ‘adem ruimte’ te geven, goed te luisteren (daar echt op concentreren) en te spreken in een taal die voor beide partijen comfortabel voelt. Ook is lichaamstaal erg belangrijk!

Donderdag: VoorstellenDeze dag gaat over het brengen van de voorstellen die je wil doen. Het spreekt allemaal behoorlijk voor zich, want vooral de timing en de manier van formuleren zijn belangrijk. Deze moeten goed gekozen worden, anders kan de onderhandeling anders verlopen dan je zou willen (logisch!)

Vrijdag: Afsluiten van het gesprekEr zijn een aantal dingen die moeten gebeuren om een onderhandeling goed af te sluiten en te zorgen dat alles tot een gesprek leidt. Er moet een samenvatting van het gesprek worden gegeven, je moet de concessies die gedaan zijn noemen om de overeenkomst sterker over te laten komen. Het woord ‘dus’ kan goed gebruikt worden om een korte samenvatting te geven, dit kan verwarring voorkomen en ervoor zorgen dat alle partijen weer op 1 lijn komen. Als je het gesprek afsluit is het belangrijk om te vragen of de ander er ook mee instemt om met de onderhandeling te stoppen. Het kan ook veel problemen voorkomen als je de gemaakte afspraken op papier zet.

Zaterdag: evalueren en lerenOp deze dag worden een aantal checklisten genoemd om te leren van eerder gemaakte ‘fouten’ of van successen. Voegt niet echt wat toe!

Samenvatting artikel 13- The power of talk: Who gets heard and whyDeborah Tannen doet veldonderzoek binnen het kader 'sociolinguistics'. In dit artikel richt zij zich op 'lingustistic style', de manier waarop mensen met elkaar communiceren, maar ook de mening van anderen interpreteren en de manier waarop mensen elkaar evalueren. De manier waarop dit wordt gedaan wordt beïnvloed door culturele factoren. Tijdens het praten moeten mensen niet alleen letten op wat zij zeggen, maar ook op de

manier waarop zij het zeggen. Dit kan bepaald worden door toonsoort, snelheid en volume, maar ook bijvoorbeeld de duur van een pauze voor er antwoord wordt gegeven. De manier waarop een persoon praat, kan bijvoorbeeld beïnvloeden hoe zelfverzekerd deze persoon overkomt. Dit is een uiterst belangrijke factor op de werkvloer, het kan je namelijk je positie of zelfs je baan kosten. Deborah Tannen voert haar veldonderzoek uit binnen bedrijven in de VS.

Over het algemeen komen mannen zelfvertrouwder over door hun taalgebruik dan vrouwen. Dit omdat vrouwen over het algemeen op een andere manier leren praten dan mannen, waardoor vrouwen minder zelfverzekerd overkomen dan zij werkelijk zijn. Dit begint van kinds af aan: meisjes praten met elkaar op een relationele manier, waarbij een gelijkwaardige balans wordt gecreëerd, terwijl jongens op een manier met elkaar praten waarbij status belangrijk wordt gevonden. Meisjes spelen meer in kleine groepen (beste vriendin(nen),terwijl jongens de neiging hebben in grote groepen met elkaar om te gaan. Meisjes houden meer rekening met hoe zij iets zeggen om bijvoorbeeld niet 'bazig' genoemd te worden, terwijl jongens niet bang zijn om als de 'bazige' persoon te worden gezien.

In het onderzoek wordt bijvoorbeeld bekend gemaakt dat op de werkvloer vaak een persoon de credits krijgt voor een idee waarmee hij/zij niet was gekomen. In dit geval heeft de bedenker van het idee het op een niet al te krachtige manier gebracht, waarna een andere persoon dat wel doet en er met de credits vandoor gaat. Vrouwen schijnen het praatgedrag van het eigen geslacht echter invloedrijker te vinden en mannen idem. Door de verschillende 'werelden' waarin mannen en vrouwen opgroeien, gaan de mannen op de werkvloer er meestal met de credits vandoor. Vrouwen letten er minder op om in een one-down positie te verkeren, terwijl mannen duidelijk liever in een one-up positie verkeren.

De manier waarop een persoon praat, beïnvloedt ook de manier waarop er naar die persoon wordt gekeken. Als je bijvoorbeeld veel vragen stelt, heeft men de neiging te denken dat je minder weet. Ook hier zijn vrouwen in benadeeld: mannen stellen liever zo min mogelijk vragen waardoor het lijkt of zij meer weten. Mannen verontschuldigen zich ook minder vaak en geven minder snel toe dat zij fout zitten dan vrouwen. Mannen zijn meer direct bij het geven van feedback terwijl vrouwen nog de positieve punten noemen van de persoon die de feedback krijgt voordat zij ter zake komen. Mannen houden meer van situaties waarbij zij anderen naar beneden kunnen halen en geven dan ook minder vaak complimentjes dan vrouwen. Het stellen van vragen, je verontschuldigen en het geven van complimentjes zijn vanzelfsprekende dingen bij vrouwen die mannen letterlijk nemen. Een aspect dat vanzelfsprekend is bij mannen en wat vrouwen als letterlijk nemen is ritual opposition. Een 'ritueel gevecht' waarbij mannen elkaar uitdagen door hun ideeën bekend te maken en te kijken of zij worden uitgedaagd, dit verloopt soms in de vorm van een ruzie. Voor vrouwen lijkt dit iets wat niet hoort, terwijl mannen het de normaalste zaak van de wereld vinden.

Al met al zijn er geen 'juiste' manieren om met elkaar te praten. De succes van wat jij zegt en hoe jij dat zegt kan afhangen van de manager. Dit omdat sommige managers credits geven aan de werknemers wiens praatgedrag het meest overeenkomt met dat van hem/haar. Dit kan bijv. verschillen in directheid.Veel managers in de VS geven bijvoorbeeld directe orders en hebben een directe manier van praten, waardoor vrouwen in de VS uit de bus komen als personen die geen gepaste houding en een gebrek aan zelfvertrouwen hebben. Ook hangt je succes af van het gezelschap waarin je verkeert. Is dat in een gezelschap waarbij niet wordt gewacht totdat het stil is voor je kan praten, men direct is en elkaar tegenspreekt etc., dan wordt je sneller erkend als je deze manier van praten ook hanteert.Verkeer je in een gezelschap waarbij rekening met elkaar wordt gehouden en de eigen opmerkingen met anderen in verband worden gebracht, dan wordt je met een soortgelijke praatstijl eerder erkend. Tijdens vergaderingen in de VS is de eerste manier van praten hoe dan ook een stuk succesvoller.

Artikel 14: Notes on intercultural method: the case of post- Soviet Space, Françoise Companjen October 2011. The goal of these notes is to link theory on intercultural communication with research methods and techniques, thereby pointing out some blind spots both fields.

1) the case of Georgia, the limitations of culture surveys.

Welke landen horen er bij central oost europa? Sommige onderzoekers nemen George wel mee in hun onderzoek en sommige niet, maar ze kiezen uiteindelijk steeds verschillende landen.Backacsi beschrijft oost europa als: high power distance, high family and group collectivism, charismatic en team- oriented leadership.Hampden- turner omschrijven oost europa als: particularistic, medium to high individualistic, mostly specific, ascribed, outer direct and synchrononous.Complicatie bij de literatuur van oost europa is dus: individualism versus collectivism.Hampden-turner and Gachechiladze Georgia is individualistischArdichvilli and Globe data groep orrientatie. Collectivisme.Krisha: a roofArkheini: relaxed optimistic attitudeDinji: always remain calm under all circumstances.Georgia: pride refer to georgian women being emancipated. And Georgia is a patriarchal society, girls marry into their husbands family. And there is a relative difference with Islamic countries surrounding Georgia. So compared to those countries the women do have much more freedom. And a characteristic feature of post soviet space is the existence of clan-type networks which lie at the basis of survival in an economy which was largely black and gray up until the revolution of roses. After the revolution the president took heavy measures to fight this system. Identity, part and parcel of intercultural communication, is a dynamic, kaleidoscopic concept taking on different sel-definitions in different contexts.One needs to participate in that society and begin to understand particular situations ‘ from within’. Understanding from within has two meanings: there is the insiders view of the respondents and there is the within of researcher. When these two meet misunderstandings are minimalized.

2) Cultural differences in various phases of research. Sampling and selection of topic and respondents: Selection of the research topic : is nearly always a combination of personal factors, disciplinary culture, and external forces in the broader political, social and economic climate (Davies, 1998).This was all not possible in Georgia because of the civil wars. The snowball method could be a solution, but one needs to be aware of the high group orientation, and clan-like networks mentioned in the previous section, in order to find respondents from various groups in order to avoid bias.

Survey’s and questionnairesMethods as multiple choice and asking for feedback is normal in western democratic cultures. This does not count in dictatorial Soviet union. The Soviet governement based its behavior on either Marxist ideology or local party politics and in building the soviet union was without mercy towards inhabitants. Millions were killed, deported or forced to migrate.

Even after the rose revolution of november 2003, with more democratis and modern ambitions, a concept such as ‘policy’ is not well understood. They found out that a taken for granted term in the comparative Globe wuestionnaire on culture and leadership such as assertiveness does not exist in the georgian language. After all, saving face and indirect communication are generally speaking strongly developed in Goergian culture, therefore it is not surprising that assertivesness has no name as such in the Georgian language. The way to get around is through others, hardly ever directly, which would be assertive, individualist approach. ‘’ the yes/no option in answering questionnaires did not necesserarily have to mean ‘’ yes, I agree’’. It couold als mean, ‘’yes, this is wat people generally believe (but i disagree).’’’’ They have strong family and in-group orientations which also entails strong feelings of loyality to the ingroup. InterviewsIn georgia they use high context communication which means: little information is to be found in the coded, explicit, transmitted part of the message( Hall 1976) This requires special listening skills on behalf of the

intervieuwer. Many maybe’s, could be’s, pergaps etc. No clear concrete meaning. They prefer to stay on a general level of speech, applying ambigues terms learned during: double think, double talk survival strategy. They do this to a stranger until he’s sure that he can trust him.In a collectivistic, high context environment, being polite, non-confrontational is often considered more important than speaking the naked truth. One key informant pointed out to me: we can ask, but people won’t say what they really think, anyway. Always telling your friend that he did the right thing.Hall (1959) distinguishes monochronic (lineair) from polychronic (cyclical) time patterns. In te first people compartmentalize their schedule one event at a time. In the second people tend to engage in several activitities at the same time and there is a tendency to focus on completion of the activity itself rather than the time schedule. In georgia the time experience is rather polychronic and cyclical.

Artikel 15 : Weber, R. (2004). The Rhetoric of Positivism Versus Interpretivism:A Personal View1 MIS Quarterly Vol. 28 No. 1, pp. iii-xii/March. Pdf on BB

Dit artikel (Paper) gaat over het combineren van “Theory testing” en “Theory building” analyse van “case study” data. “theory testing” en “theory building” analyses, in het analyseren van een enkele set van data voor case studies. Paper bediscussieerd:

- Welke voordelen ontstaan vanuit het analyseren van een enkele set van case study data, waarbij gebruikgemaakt wordt van “theory testing” en “theory building” logica. En welke problemen en schaduwzijden zo’n triangulatie creëert.

- Welk effect heeft het kiezen tussen filosofische perspectieven van positivism en interpretativism op deze combinatie van analyses.

1. IntroductieVoor ‘case study’ bestaat geen standaard definitie. Maar Eisenhardt (1989) beschrijft het als: onderzoeksstrategie die zich focust op het begrijpen van dynamiek aanwezig in ‘single settings’En volgens Yin (1984): case study is een empirische kwestie die onderzoek doet naar hedendaagse fenomenen binnen zijn ‘real life’ context; wanneer de grenzen tussen de fenomenen en context niet helder aanwezig zijn en in meerdere bronnen van bewijs zijn gebruikt.

Case study kan onderverdeeld worden in: - Positivist case studies (domineert al het onderzoek in “information system field” incl. case studies)- Interpretative case studies (maakt slechts voor een klein deel uit van casestudy gebied)- Critical case studies (maakt slechts voor een klein deel uit van casestudy gebied)

Case study kan ook onderverdeeld worden in hun logische volgorde van analyse van data: - Theory –testing (deductive; natural science model eerst hypotheses opstellen, en deze vervolgens

testen)- Theory- building (inductive; verklarend; het generaliseren van een conclusie van bepaalde zaken)

Dit paper stelt voor dat voor bepaalde onderzoeksvragen en settings, zowel theory- testing als theory- building onderzoeksdoeleinden valide zijn voor het zoeken van antwoord op een gestelde onderzoeksvraag.

Dichotomieën waarop in dit paper wordt gefocust: Theory-testing vs. Theory- buildingPositivist vs. InterpretativeEr wordt ook een onderzoeksvraag opgesteld om in het paper bepaalde issues te illustreren: “How are the post-merger ERP integration change processes managed?”

2. Het verzamelen en analyseren van data voor theory-testing en theory-building analyses: a sample research question.

Hier worden issues rond data verzameling voor theory-testing en theory-building bediscussieerd aan de hand van het voorbeeld onderwerp post-merger ERP. Over dit voorbeeld wordt gezegd dat het een complex fenomeen is waarbij het aannemelijk is om theory-building of ‘explanatory research’ te proberen. Voor beide onderzoeksmethoden kunnen interviews worden gebruikt voor data verzameling, voornamelijk semi-structured is een passende optie voor beide theory-testing en theory-building analyse. Het probleem bij data analyse is: hoe verzeker je dat de data alle voorgestelde contructen van de theorie voldoende dekken (waarbij theorie de centrale elementen van een fenomeen in kwestie is).

Er zijn zeer weinig vaste regels voor het analyseren van case study data. - Voor theory-testing analyse is er: pattern-matching: vergelijken van empirisch gebaseerd patroon met

een voorspeld gebaseerd patroon. - Voor positivist theory building analyse is er explanation building (Yin 1984): proces waarbij een

theoretisch statement eerst wordt vergeleken met bevindingen vervolgens herzien en weer

vergeleken. - Voor interpretative gedeelte: grounded theory: heeft inductief, contextueel en process-oriented

nature.

3. On methodological pluralismMingers (2001) pleit voor: strong methodological pluralism: dit suggereerd dat elk paradigme min of meer toepasselijk is voor een bepaalde onderzoekssituatie maar argumenteert dat alle onderzoekssituaties gewoonlijk complex en multi-dimensionaal zijn, er zou dus voordeel zijn bij een breed scala aan methode (en paradigms)

Voordelen multimehtod (pluralisme) :- Attentie voor verschillende aspecten van de situatie, je gaat zo effectief om met de ‘full richness of the

real World”- Een onderzoeksstudie is normaal geen enkel/ discreet gebeuren maar een proces wat door een aantal

fases heengaat. - Triangulation, creativity en expansion.

Mogelijke bedreigingen: - Mogelijkheid dat journals onsamenhangende verzamelingen worden van reports- Het voor scholars niet mogelijk is te communiceren en samen te werken met elkaar.

Mingers: 4 levels van problemen multimethod research: - Philosophical, cultural, psychological en practical.

4. Triangulation in analyzing a single set of case study data. 4.1 Combining theory- testing and theory- building analyses within the positivist paradigm.Er wordt gekeken naar de voor- en nadelen van het combineren van theory-testing en theory-building logica, waarbij beide in de overtuiging van het positivist paradigm. Dit type triangulatie is mogelijk, doordat combinatie van deze onderzoeksdoeleinden tot de volgende positieve resultaten leiden:

1. Verkrijgen van betere resultaten2. Betrouwbaarheid vergroten door triangulatie. 3. Het katalyseert de ontdekking van nieuwe of paradoxale factoren die verder werk stimuleren4. Verbreiden de omvang van het studie gebied. (breder aspect van de situatie)5. Verhogen het gewaardeerde principe van academische vrijheid, door diversiteit te promoten

Deze 5 mogelijke resultaten zijn in 3 categorieën op te delen: - Meer begrip voor het fenomeen in kwestie (1&3)- Een verbeterd onderzoeksproces en kwaliteit (2&4)- Individuele en sociale voordelen (5)

Mogelijke nadelen van deze aanpak:- Liggen vooral bij het combineren van inductieve en deductieve logica (t-testing/ t-building) van een

enkele data set. Want voor deductieve analyse heeft de onderzoeker een theorie van belang, voorspellingen van de theorie en rivaliserende theorieën nodig. Inductieve analyse heeft juist een zuiver theoretisch handvat nodig.

- Het is min of meer schizofreen om aan de ene kant een theorie van interesse/ belang te hebben en aan de andere kant met een zuiver theoretisch handvat te werken.

Vervolgens wordt er weer naar het voorbeeld gekeken van post-merger ERP

4.2 Combining theory-testing and theory-building analyses: two paradigms. Er wordt gekeken naar de voor- en nadelen van het combineren van twee verschillende types van analyse, namelijk: theory- testing (positivist) en theory-building (interpretative), voor het analyseren van een enkele case study data set. (verschil met 4.1 is dat we nu te maken hebben met twee verschillende paradigma’s: positivist en interpretative)

De overtuiging van epistemologie en ontologie is dat twee paradigma’s met elkaar botsen. - Positivist paradigma gaat ervan uit dat door triangulatie de ‘fixed truth’ wordt gevonden.

- Interpretative paradigm neemt aan dat de ‘subjective truth’ wordt geconstrueerd door interviews, interpretaties, analys, etc.

- Er wordt verwacht dat beide paradigma’s verschillende resultaten waarnemen.

Maar triangulatie met twee verschillende paradigma’s is mogelijk, doordat het combineren mogelijk kan leiden tot:

1. Draagt bij aan het effectief omgaan met de ‘full richness’ van de echte wereld. 2. Levert betere resultaten3. Het katalyseert de ontdekking van nieuwe en paradoxale factoren die verder werk stimuleren.4. Verbreiden de omvang van het studie gebied. 5. Zorgt voor het verkrijgen van een betere kijk op het fenomeen in kwestie.6. Onderzoekt welke methode het best het onderzoeksprobleem in kwestie oplost. 7. Verhoogt het gewaardeerde principe van academische vrijheid door het promoten van diversiteit.

Deze 7 mogelijke resultaten zijn weer onder te verdelen in (dezelfde) 3 categorieën:- Meer begrip voor het fenomeen in kwestie (1,2,3 & 5)- Een verbeterd onderzoeksproces en kwaliteit (4 & 6)- Individuele en sociale voordelen (7)

De vrijheid voor de keuze van het meest passende paradigma voor onderzoekssettings wordt vergemakkelijkt wanneer de keuze van filosofische perspectieven wordt gezien als een praktisch punt en niet als voorkeur of vorm van persoonlijke overtuiging.

Mogelijke nadelen: - We hebben weer te maken met de combinatie van deductieve en inductieve analyse- Er wordt aangenomen dat de cognitieve geaardheid min of meer vastgelegd is, en deze bepalen de

geschiktheid van de onderzoeker voor het verrichten van bepaalde onderzoeksmethoden. Één onderzoeker kan niet geschikt zijn voor het uitdragen van twee verschillende analyse methoden.

- Deze aanpak zal waarschijnlijk meer tijd in beslag nemen.

Wordt weer teruggekomen op het voorbeeld van post-merger ERP- Dit is een complex, multifaced en multidisciplinair fenomeen. - Theory testing: het ligt voor de hand dat resultaten een meer objectieve en statische beschrijving

hebben, strikt in termen van causaliteit. - Voor theory- testing wordt de grounded theory geadviseerd in het voorbeeld.