JlOF VAN BEROEP GENT. tiende kam€r, nor. 29106-

10 c Kamer

Nr. 29/06 VAN HET PARKET

Nr. C \ ��}� \� VAN HET ARREST

�- ----------�

I 14 maart 2008

Het hof van beroep te Gent, tiende correctionele kamer, ceft het

volgend� arrest uitgesproken in de zaak:

fuR..oJ.becair�. inschriiving_ Verg unn i ngs n�gis te�

A en B: vc rjaard

not. BG 66.78.1179/99 van het Openbaar Ministerie tegen:

Nr. .• geboren te , wonende te Torhout.

gedaagd om:

op 21

A. Bij inbreuk op de artikelen 44 § 1-1°, 45 § 4, 64 (1°1 2° en lid) en 65 van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw (B_S. 12.04.1962}, zoals nadien geformuleerd in de artikelen 42 § 1, 43 § 4, 66 (1 o. 2° en 5° Hd) en 63 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996 (B.S. 15.03.1997), door het uitvoeren van werken) het in stand houden ervanf door het verkavelen van grondeigendom of hoe dan ook� inbreuk te hebben gemaakt op de voorschriften der bijzondere plannen van aanleg, op de bepalingen van

de titels tl en 111 of op die van de verordemogen vastgesteld ter uitvoering van titel 111 en van het eerste hoofdstuk van titel IV van

voormelde wet, door namelijk in strijd met de regularisatievergunning van het College van Burgemeester en Schepenen Véln Torhout dd. 28.01.1993 te hebben gebouwd, een grond gebruikt voor het plaátsen van één of meer vaste inrichtingen. te hebben afgebroken. herbouwd of een bestaande woning te hebben verbouwd (instandhoudings.- of onderhoudswerken Uitgezonderd), in casu:

door op het terrein, gelegen fé,. ___ ton

kadaster gekend onder . 3e

:, eigendom toebehorend aan · geboren te op , wonende te ·

bouwen van een bergplaats in strijd met de afgeleverde regularisatievergunning dd. 28/01/1993 (stuk 4 en 5), te · ·. in de periode gaande van 28 januari 1993 (datun-1 regularisatievergunning) tot en met 24 rnaart 1997,

HOF VAN BEROEI' GEN!'. tie11ác kamer, noL 29106- 2 ° blad f derde blld /

B. Bij inl.neuk up d& artike len 42 § 1-1°, 66 (1", 2" en 5" lid) n 68 van hel det:reet betreffende de ruimtelijke ordoning, gecoördineerd op 22 ol<tober 1906 (B.S. 15.03.1997), door het uit-voeren van werken. het in stand houde·n ervan, door het verkavelen van grondeige ndom of hoe dan ook. inbreuk te hebben gemaakt op de voorschriften der bijzondere plannen van aanleg, op de bepalingen van de titels 11 en 111 of op die van de verordenin gen vastgesteld ter uitvoering van titel 111 en van het eerste hoofdstuk van titel IV van voormelde wet. door namelijk zonder voorafgaande schriftelijke en uitdrukkelijke vergunning van hel College van Burgemeester en Schepenen te hebben gebouwd. een grond gebruikt voor het plaatsen van één of meer vaste inrichtingen, te hebben afgebroken. herbouwd of een bestaande woning te hebben verbouwd (instandhoudings- of onderhoudswerken uitgezonderd). in casu:

door op het terrein. omschreven onder de tenlastelegging A. bouwen van een onder A.1 omschreven bergplaats, te op niet nader te bepalen data in de periode gaande van 25 maart 1997 tot 03 augustus 1999 (datum stillegging werken),

Bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Brugge van 6 december 2005, 15de kamer, rechtdoende op tegenspraak, werd als volgt beslist:

Verklaart de telastleggi ngen bewezen.

Veroordeelt de beklaagde voor de feiten sub A en B samen tot een ge ldboete van € (100, verhoogd mel1990 opdeciemen en gedeeld door 40,3399 =) 495,79.

Verwijst de beklaagde tot het betalen van de gedingskosten. begroot op € 61,29 en tot het betalen van een vergoeding van € 25.

Beveelt dat bij gebreke van betaling binnen de door de wet bepaalde tijd, voormelde geldboete zal mogen vervangen worden door een gevangenisstraf van één maand.

Verplicht de bekl aagde om boven de corr ectionele hoofdstraf een bedrag v<:.ln € 10 + 45 opdeciemen = € 55 te betalen bij wijze van bijdrage lot de fina nciering van het Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden .

Beveelt äan beklaagde met betrekking lot t1el perceel gelegen aan de

en meer bepaald door: · te over te gaan tot aanpassingswerkcn

1) de bouwwerken terug te brengen conform de plannen bij de vergunning van 28/01/1993 (regularisatie) en dienovereenkomstig af te werken. Insgelijks aan de voorwaarden van de vergunning te voldoen. 2) alle älbraéJkmaterialen verwijderen en het grondoppervlak te effenen in aansluiting met het omliggende maaiveld .

Dit alles dient te gebeuren binnen een termijn van één jaar vanaf ue délg waarop onderhavig vonnis in kracht van gewijsde zat treden.

IWP V.<N BEROEP GëN1'.tic.,dc '"'""• ""'· 19/116- J v�t�i �ay

Beveelt dal voor het geval de aanpassingswerken niot werden

uitgevoerd binnen voormelde termijn, van ambtswege in de uilvoering

ervan kan worden voorzien, overeenkomstig hetgeen is bepaald in

artikel 68 § 2 van het decreet betreffende de ruimlelijke ordening, thans

artikel 153 van het decreet houdende de organisatie van de ruimtelijke

ordening.

Zeyl voor recht dat op vordering van de Gewestelijk Stedenbouwkundig Inspecteur door de beklaagde een dwangsom zal worden verbeurd van € 123.95 per dag vertraging in de uitvoering van de aanpassingswerken.

Zegt voor recht dat de dwangsom zal verbeurd zijn één maand na de betekening van onderhavig vonnis, nadat de termijn voor herstel verstreken is.

Tegen voormeld vonnis werd hoger beroep ingesteld op: 15 december 2005 door de beklaagde. 20 december 2005 door het openbaar ministerie.

1. Het hof hoorde op de openbare terechtzitting van 14 februari 2008 in het NecJerlands:

de beklaagde in zijn middelen van verdediging bij monde van meester Patriek G. Daenens. advocaat aan de balie te Brugge.

het openbaar ministerie in zijn vordering bij monde van Jan Do Clercq, substiluul-procureur-genera<JI.

2. De hogere beroepen van de beklaagde en het openbaar ministerie werden tijdig en regelrnatig naar de vorm ingesteld; ze zijn ontvankelijk.

3. De onder A en B te last gelegde feiten rnaken thans een inbreuk uit op art. 99 § 1.1°, strafbaar gesteld door de art.146 eerste lid 1° en 3°, derde en vierde lid. 14 7 en 149 van het Decreet houdende de organisvtie van de ruimtelijke ordening Vé:Ul 18 mei 1999 (B.S. 8 juni 1 999), 7..0<:J1s gewijzigd bij decreten van 28 september 1909, 26 april 2000, 13 juli 2001, 8 maart 2002, 19 juli �002, 4 juni 2003. 21 november 2003, l mei 2004. 22 april 2005. 10 maart 2006, 16 juni 2006, 7 juli 2006, /.2 december 2006. 9 november 2007 en 21 december 2007. hiernr:� genoemd DORO.

4. Voor zover bewezen zijn de feiten ten grondslag liggend aan de telastleggingen A en B in hoofde van de beklaagde de opeenvolgende en voonqczette uitvoering Véln een zelfde misdadig opzet, daar zij onderling verbonden zijn door eenheid van doel en verwe7cnlijking. waarvan cle termijn van verjaring voor hel geheel van de feiten. die elk onderling niet gescheiden zijn door een langere terrnijn dan de verjaringstermijn. slechts begint te lopen van<lf het laatste feit .

viifde blt1d / HOr V.4.l\' BEROEP (jEN I� IÎ<'IIde kamer, not 29/06- 4 ° blad

f f In de rneost gunstige veronderstelling voor het openbaar rninisterie

werd h8t misdrijf omschreven in de telastleggingen A en B gepleegd tot

en met 2 augustus 1999.

De verjaring van de strafvordering werd la atst nuttig gestuit op 8 juni 2000 door de toezending door de korpschef van de politie Torhout aan de procureur des Konings te Brugge van het ter uitvoering van zijn kantschrift van i 5 mei 2000 opgesteld proces-verbaal van 6 juni 2000 (stuk 36). Bij gebrek aan enige grond van schorsing van de nieuwe vijfjarige verjaringstermijn was de verjaring van de strafvordering met betrekking tot de telastleggingen A en B derhalve ingetreden op 8 juni 2005, dit is vóór de betekening van de oorspronkelijke dagvaarding op 6 augustus 2005.

5. Het hof is niet bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen van het college van burgemeester en schepenen van de stad Torhout en de gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur tot het uitvoeren van

aanpassingswerken, gesteund op het misdrijf omschreven in de telastleggingen A en B, nu de erop betrekking hebbende strafvordering was vervallen door verjaring vóór het tijdstip dat de eerste rechter van de herstelvorderingen werd geadieerd door de betekening van de oorspronkelijke dagvaarding.

OP DEZE GRONDEN, Het hof, roehtsprekend op tegenspraak

Gelet op de artikelen hiervoor aangehaald en de artikelen :

100 van het StrafWetboek, 21, 22 en 23 van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van

Strafvordering, 190, 210 en 211 van het Wetboek van Strafvordering, 24 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen în gerechtszaken.

verklaart de hogere beroepen ontvankelijk en er ten gronde over beslissende:

wijzigt het bestreden vonnis als volgt

verklaart rJe strafvordering tegen de beklaagde vervallen door verjaring,

verklaart zich niet bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen van het c.ollege van burgemeester en schepenen van de stad Torhout en de 9ewestelijke stedenbouwkundige inspecteur tot het uitvoeren van aanpassingswerken, gesteund op de misdrijven omschreven in de telastleggingen A en B, en de erop geënte vorderingen tot verbeurte van een dwangsom.

laat de 1n beide aanleggen aan de zrjde van het openbaar ministerie gevallen kosten ten laste van de Staat

llOF V4l'V BEROEP GENT. tietrdc ktun.ctr) ttot. 29106" .5 "blad )' zesde brd· /

Kosten: Afschriften:

Opstelrecht ber.bekl.: Dagvaarding:

+10°/o:

Totaal :€

Aldus uitgesproken in openbare terechtzitting van 14 maart 2008. Aanwezig:

Dirk Van Remoortel, kamervoorzitter. Marijke Schautteet, raadsheer, Unda Tavernier, raadsheer,

Jan De CrercQ. substituut-procureur-generaal.

Kristoffel Goossens, griffier;

Kristoffel Goossens

Marijke Schautteet

ARS-nr. : 2008/ '{C( i

---..

Dirk Van Remoortel