Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

41
7 APRIL 2016 F.14.0065.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.14.0065.N BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van Financiën, met kabinet te 1000 Brussel, Wetstraat 12, voor wie optreedt de gewestelijk directeur bij de Bijzondere Belastinginspectie te Gent 3, met kantoren te 9050 Gent (Lede- berg), Gaston Crommenlaan 6, bus 801, eiser, vertegenwoordigd door mr. Antoine De Bruyn, advocaat bij het Hof van Cassatie en bijgestaan door mr. Stefaan De Vleeschouwer, advocaat bij de balie te Brussel, beiden met kantoor te 1000 Brussel, Dalstraat 67, waar de eiser woonplaats kiest, tegen 1. K D G, 2. M S, verweerders, vertegenwoordigd door mr. Paul Wouters, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 3000 Leuven, Koning Leopold I- straat 3, waar de verweerders woon- plaats kiezen.

Transcript of Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

Page 1: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

7 APRIL 2016 F.14.0065.N/1

Hof van Cassatie van België

Arrest

Nr. F.14.0065.N

BELGISCHE STAAT , vertegenwoordigd door de minister van Financiën, met

kabinet te 1000 Brussel, Wetstraat 12, voor wie optreedt de gewestelijk directeur

bij de Bijzondere Belastinginspectie te Gent 3, met kantoren te 9050 Gent (Lede-

berg), Gaston Crommenlaan 6, bus 801,

eiser,

vertegenwoordigd door mr. Antoine De Bruyn, advocaat bij het Hof van Cassatie

en bijgestaan door mr. Stefaan De Vleeschouwer, advocaat bij de balie te Brussel,

beiden met kantoor te 1000 Brussel, Dalstraat 67, waar de eiser woonplaats kiest,

tegen

1. K D G,

2. M S,

verweerders,

vertegenwoordigd door mr. Paul Wouters, advocaat bij het Hof van Cassatie, met

kantoor te 3000 Leuven, Koning Leopold I- straat 3, waar de verweerders woon-

plaats kiezen.

Page 2: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

7 APRIL 2016 F.14.0065.N/2

I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Gent van

17 december 2013.

Advocaat-generaal Dirk Thijs heeft op 11 februari 2016 een schriftelijke conclusie

neergelegd.

Raadsheer Bart Wylleman heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal Dirk Thijs heeft geconcludeerd.

II. CASSATIEMIDDEL

De eiser voert in zijn verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan.

III. BESLISSING VAN HET HOF

Beoordeling

Zevende onderdeel

Ontvankelijkheid

1. De verweerders werpen twee gronden van niet-ontvankelijkheid op:

- de kritiek van de eiser gaat uit van de onjuiste premisse dat de kennisgeving

van artikel 331/1, § 1, eerste lid, WIB92 de uitbreiding van de onderzoekster-

mijn tot gevolg heeft;

- het onderdeel komt op tegen een feitelijke beoordeling of er sprake is van

“aanwijzingen van belastingontduiking”.

2. Het onderdeel gaat niet uit van voormelde premisse.

De eerste grond van niet-ontvankelijkheid moet worden verworpen.

3. Het onderzoek van de grond van niet-ontvankelijkheid is niet te onderschei-

den van het onderzoek van het onderdeel zelf.

De tweede grond van niet-ontvankelijkheid moet eveneens worden verworpen.

Page 3: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

7 APRIL 2016 F.14.0065.N/3

4. Het Hof slaat geen acht op de bijkomende grond van niet-ontvankelijkheid

die in strijd met artikel 1107 Gerechtelijk Wetboek in de repliek op de conclusie

van het openbaar ministerie wordt opgeworpen.

Gegrondheid

5. Krachtens artikel 354, tweede lid, WIB92 wordt de termijn van drie jaar

waarbinnen de belasting kan worden gevestigd, met vier jaar verlengd in geval

van een inbreuk op de bepalingen van dit wetboek of van de ter uitvoering ervan

genomen besluiten, gedaan met bedrieglijk opzet of met het oogmerk te schaden.

Krachtens artikel 333, derde lid, WIB92 mogen onderzoekingen bovendien wor-

den verricht gedurende de in artikel 354, tweede lid, bedoelde aanvullende termijn

van vier jaar, op voorwaarde dat de administratie de belastingplichtige vooraf

schriftelijk en op nauwkeurige wijze kennis heeft gegeven van de aanwijzingen

inzake belastingontduiking die te zijnen aanzien bestaan voor het bedoeld tijd-

perk. Die voorafgaande kennisgeving is voorgeschreven op straffe van nietigheid

van de aanslag.

6. Een discrepantie tussen de uiterlijke tekenen van welstand of het uitgaven-

patroon en de aangegeven of gekende inkomsten waarvoor de belastingplichtige

geen sluitende uitleg kan geven nadat hem dat is gevraagd, geldt als een aanwij-

zing van belastingontduiking.

7. Artikel 333, derde lid, WIB92 vereist niet dat die kennisgeving nauwkeurig

vermeldt welke inzichten of bedoelingen te schaden aan de belastingplichtige ten

laste kunnen worden gelegd. Het volstaat dat de aanwijzingen inzake belasting-

ontduiking nauwkeurig worden vermeld.

Evenmin is vereist dat het fiscaal bestuur over bekende feiten of vaststellingen be-

schikt die tot het bewijs van fraude aanleiding kunnen geven en dat zij dit moet

meedelen in de voorafgaande kennisgeving. Het zou immers in strijd zijn met de

wil van de wetgever het bestuur op voorhand te dwingen te bewijzen wat het juist

op grond van een bijkomend onderzoek wil bewijzen.

De voorafgaande kennisgeving van nauwkeurig omschreven aanwijzingen van be-

lastingontduiking volstaat bijgevolg, zonder dat het bewijs van de belastingont-

Page 4: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

7 APRIL 2016 F.14.0065.N/4

duiking reeds objectief moet zijn geleverd. Enkel wanneer de aanwijzingen on-

nauwkeurig zijn omschreven of berusten op vage of ongeloofwaardige veronder-

stellingen, kan niet tot het bestaan van aanwijzingen van belastingontduiking

worden besloten.

Aangezien de bijkomende onderzoekstermijn onder meer ertoe strekt klaarheid te

scheppen over de aard van de inkomsten, is het niet vereist dat het fiscaal bestuur,

alvorens het de onderzoekstermijn kan uitbreiden, eerst moet bewijzen dat aan een

vastgesteld indiciair tekort inkomsten ten grondslag liggen die bewust worden

verzwegen en waarvan aangifte diende te worden gedaan.

8. De appelrechter stelt vast dat het bericht van 4 februari 2010, houdende de

kennisgeving van de aanwijzingen van belastingontduiking, als volgt besluit:

“Samengevat zijn deze aanwijzingen van [belastingontduiking] gesteund op vol-

gende vaststellingen:

- het bestaan van een investering (aankoop - verbouwingen) in Italië van dergelij-

ke omvang en waarde, zij het nu rechtstreeks of via de SS LA MACCINAIA waar-

van u alle aandelen bezit, vormt een teken en indicie waarvan tot op de datum van

de inzage van het gerechtsdossier geen spoor terug te vinden was in uw fiscaal

dossier en dat belangrijkere inkomsten laat vermoeden dan de aangegeven inkom-

sten;

- de tegenstrijdigheid tussen het antwoord op de vraag om inlichtingen volgens

hetwelk het onroerend goed in Italië eigendom zou zijn van de SS LA MACCI-

NAIA en de gegevens van het gerechtsdossier waaruit eerder blijkt dat het om uw

persoonlijke eigendom gaat;

- het feit dat de bewering als zou het onroerend goed eigendom zijn van de SS LA

MACCINAIA door geen enkel stuk wordt gestaafd en dit niettegenstaande zulks in

de vraag om inlichtingen uitdrukkelijk werd gevraagd;

- het niet vermelden van de brutohuur/waarde in vak III van de aangiften in de

personenbelasting wat wel diende te gebeuren indien het onroerend goed uw per-

soonlijke eigendom is;

- het feit dat de administratie in het antwoord op uw vraag om inlichtingen volle-

dig in het ongewisse wordt gelaten omtrent de aan het project (aankoop + ver-

Page 5: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

7 APRIL 2016 F.14.0065.N/5

bouwingen) bestede bedragen en de belastbare tijdperken waarin deze bestedin-

gen hebben plaatsgevonden;

- de bedrieglijke redeneringen op basis waarvan u in het antwoord beweert som-

mige gestelde vragen niet te moeten beantwoorden;

- het totaal gebrek aan medewerking om te komen tot een objectieve en juiste be-

rekening van uw indiciaire toestand.”

9. De appelrechter oordeelt dat:

- het niet valt te betwisten dat de taxatiedienst op het moment van het bericht van

4 februari 2010 redenen had om te stellen dat er een discrepantie bestond tus-

sen enerzijds de gegoedheid die moet gepaard gaan met het aankopen en de

restauratie van een villa in Italië waarvan in een gerechtsdossier gesteld wordt

dat de waarde ervan op 5 miljoen euro moet worden geschat en anderzijds de

inkomsten die de verweerders in de voorbije jaren in hun aangiften in de per-

sonenbelasting hebben aangegeven;

- dit op zich voldoende reden kan zijn om een indiciaire taxatie voorop te stellen;

- het enkele feit dat iemand kennelijk belangrijke inkomsten moet hebben gehad,

evenwel nog niet volstaat om ervan uit te gaan dat het voor het fiscaal bestuur

bewust verzwegen inkomsten betreft omdat het mogelijk kan gaan om inkom-

sten die niet moeten aangegeven worden.

10. Door te oordelen dat een vastgestelde discrepantie tussen de gegoedheid van

een belastingplichtige en zijn aangegeven inkomsten geen aanwijzing van belas-

tingontduiking kan zijn, omdat het mogelijk kan gaan om inkomsten die niet

dienden te worden aangegeven, terwijl de bijkomende onderzoekstermijn precies

moet toelaten dit laatste te onderzoeken, en door te oordelen dat de aangevoerde

elementen niet toelaten te besluiten tot het bestaan van aanwijzingen van belas-

tingontduiking, zonder vast te stellen dat deze elementen onnauwkeurig zijn om-

schreven of berusten op ongeloofwaardige veronderstellingen, miskent de appel-

rechter het wettelijk begrip “aanwijzingen van belastingontduiking” in de zin van

artikel 333, derde lid, WIB92.

Het onderdeel is gegrond.

Page 6: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

7 APRIL 2016 F.14.0065.N/6

Dictum

Het Hof,

Vernietigt het bestreden arrest.

Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernie-

tigde arrest.

Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over.

Verwijst de zaak naar het hof van beroep te Antwerpen.

Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer, samen-

gesteld uit afdelingsvoorzitter Beatrijs Deconinck, als voorzitter, en de raadsheren

Koen Mestdagh, Geert Jocqué, Bart Wylleman en Koenraad Moens, en in openba-

re rechtszitting van 7 april 2016 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Beatrijs

Deconinck, in aanwezigheid van advocaat-generaal Dirk Thijs, met bijstand van

griffier Frank Adriaensen.

F. Adriaensen K. Moens B. Wylleman

G. Jocqué K. Mestdagh B. Deconinck

Page 7: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

VERZOEKSCHRIFT/1

VOORZIENING TOT CASSATIE

VOOR : de BELGISCHE STAAT, Federale overheids-

dienst Financiën, vertegenwoordigd door de

Minister van Financiën, wiens kabinet geves-

tigd is te 1000 Brussel, Wetstraat 12, voor 5

wie optreedt de Gewestelijk Directeur bij de

Bijzondere Belastinginspectie te Gent 3, met

kantoren te 9050 Gent (Ledeberg), Gaston

Crommenlaan 6, bus 801,

bijgestaan en vertegenwoordigd door Meester Antoine 10

DE BRUYN, advocaat bij het Hof van Cassatie,

en Meester Stefan DE VLEESCHOUWER, advocaat

bij de balie te Brussel, beiden kantoor hou-

dende te 1000 Brussel, Dalstraat, 67, waar

keuze van woonplaats wordt gedaan, 15

eiser tot cassatie,

TEGEN : 1./ de Heer K D G, en zijn echtgenote

2./ Mevrouw M S, die keuze van woonst doen op het 20

kantoor van gerechtsdeurwaarder Stéphan MAS-

SA, te 1190 Vorst, Fontaine Vanderstraeten-

laan 57,

verweerders in cassatie, 25

* * *

Aan de Heren Eerste Voorzitter en Voorzitter,

de Dames en Heren Raadsheren, leden van het Hof van 30

Cassatie,

Page 8: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

VERZOEKSCHRIFT/2

* * *

35

Hooggeachte Dames en Heren,

Eiser heeft de eer het arrest aan Uw toezicht

te onderwerpen dat op 17 december 2013 op tegenspra ak

werd gewezen door de vijfde kamer bis van het Hof v an 40

Beroep te Gent (Nr.2012/AR/426).

FEITEN EN PROCEDUREVOORGAANDEN

Bij inzage in een gerechtsdossier bij het parket t e 45

Gent bleek dat verweerders over eigendommen beschik ten

in Italië waarvan geen spoor was te vinden in het p er-

soonlijk fiscaal dossier van betrokkenen.

Op 20 november 2009 verstuurde eiser naar verweer-50

ders hieromtrent een vraag om inlichtingen betreffe nde

de aanslagjaren 2007, 2008 en 2009.

Waar verweerders geen afdoend antwoord boden op

voormelde vraag om inlichtingen, werden verweerders op 55

4 februari 2010 schriftelijk door eiser op de hoogt e

gebracht van aanwijzingen van belastingontduiking d ie

in hunnen hoofde bestaan en die een uitbreiding van de

onderzoekstermijn rechtvaardigen overeenkomstig art ikel

333, derde lid, WIB92. 60

Page 9: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

VERZOEKSCHRIFT/3

Op 4 maart 2010 werd met betrekking tot de eigen-

dommen van verweerders in Italië een vraag om inlic h-

tingen verstuurd naar de Italiaanse belastingdienst en.

65

Na ontvangst van het antwoord van de Italiaanse ad -

ministratie, bevestigde eiser aan verweerders, bij

schrijven van 15 april 2010, dat alle elementen uit de

voormelde kennisgeving van 4 februari 2010 beschouw d

kunnen worden als voldoende aanwijzingen van fraude in 70

de zin van artikel 333, derde lid, WIB92, wat in da t

schrijven nader werd gemotiveerd.

Op 15 juli 2011 werd door eiser een vraag om in-

lichtingen toegezonden aan verweerders betreffende de 75

aanslagjaren 2005, 2006 en 2007, waarbij overeenkom stig

artikel 322, §2, derde lid, WIB92, werd aangegeven dat

de toepassing van artikel 322, §2, WIB92, kan worde n

gevraagd indien de belastingplichtige de gevraagde

bankgegevens verborgen houdt of ze weigert te versc haf-80

fen.

Op 11 oktober 2011 werden verweerders, overeenkom-

stig de bepalingen van artikel 333/1, §1, WIB92, in

kennis gesteld van de aanwijzingen van belastingont dui-85

king die een vraag om inlichtingen bij een financië le

instelling rechtvaardigen. Aansluitend werd op 11 o kto-

ber 2011, overeenkomstig de bepalingen van artikel 322,

§2, WIB92, een vraag gericht aan drie financiële in -

stellingen. 90

Page 10: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

VERZOEKSCHRIFT/4

Bij verzoekschrift op tegenspraak, neergelegd voor

de Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent op 4 novembe r

2011, vorderden verweerders:

- een prejudiciële vraag te stellen aan het Grondwe t-95

telijk Hof betreffende de nieuwe procedure inzake

het bankonderzoek, neergelegd in de artikelen 55 en

56 van de Wet houdende diverse bepalingen van 14

april 2011;

- de vernietiging uit te spreken van de schriftelij ke 100

kennisgeving van 11 oktober 2011 van de aanwijzin-

gen van belastingontduiking die een vraag om in-

lichtingen bij een financiële instelling rechtvaar-

digen;

- dienvolgens ook de vernietiging uit te spreken va n 105

de vraag om inlichtingen bij de betrokken financi-

ele instellingen.

Bij tussenvonnis van 19 december 2011 werd gewei-

gerd om een prejudiciële vraag te stellen aan het 110

Grondwettelijk Hof, waarna het pretaxatiegeschil in

voortzetting werd gesteld.

Tegen dit vonnis werd bij verzoekschrift van 15 fe -

bruari 2012 hoger beroep ingesteld door verweerders . 115

Bij tussenarrest van 3 april 2012 stelde het Hof

van Beroep te Gent, alvorens verder recht te doen, een

prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof i.v.m . de

bestaanbaarheid van de artikelen 55 en 56 van de We t 120

houdende diverse bepalingen van 14 april 2011 met h et

recht op privé-leven.

Page 11: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

VERZOEKSCHRIFT/5

Het Grondwettelijk Hof oordeelde, bij arrest van 1 4

maart 2013 (nr.39/2013), dat voormelde bepalingen a rti-125

kel 22 van de Grondwet niet schenden, al dan niet i n

samenhang gelezen met artikel 8 EVRM en 16 van het Ver-

drag betreffende de werking van de Europese Unie.

Het bestreden eindarrest van 17 december 2013 ver-130

klaart de vordering van de verweerders gegrond en v er-

nietigt de machtiging tot bankonderzoek verleend do or

de gewestelijke directeur op 6 oktober 2011, alsook de

op 11 oktober 2011 aan de verweerders verstuurde

schriftelijke kennisgeving van de aanwijzingen van be-135

lastingontduiking die een vraag om inlichtingen bij een

financiële instelling in toepassing van artikel 322 , §2

WIB92 zouden moeten rechtvaardigen, evenals de vrag en

om inlichtingen bij de betrokken financiële instell in-

gen die op basis van de genoemde machtiging en de g e-140

noemde kennisgeving zijn gesteld, waarbij ook het v er-

bod wordt opgelegd op om de op grond van die vragen om

inlichtingen overgemaakte gegevens op enige wijze a an

te wenden voor taxatie- of voor onderzoeksdoeleinde n.

145

Page 12: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

VERZOEKSCHRIFT/6

ENIG MIDDEL TOT CASSATIE

Geschonden wetsbepalingen:

- artikel 149 van de Grondwet; 150

- het beschikkingsbeginsel of het beginsel inzake d e

wilsautonomie van partijen, zoals uitgedrukt in ar-

tikel 1138,2° van het Gerechtelijk Wetboek;

- het algemeen rechtsbeginsel van het recht van ver -

dediging, waarvan artikel 774, tweede lid, van het 155

Gerechtelijk Wetboek een toepassing uitmaakt;

- de artikelen 774, tweede lid, en 1138, 2°, van he t

Gerechtelijk Wetboek;

- de artikelen 1319, 1320 en 1322 van het Burgerlij k

Wetboek; 160

- de artikelen 322, 333, in het bijzonder het derde

lid, en 333/1, §1, van het Wetboek van Inkomstenbe-

lastingen 1992 (WIB92), artikel 322 vóór zijn wij-

ziging bij Wet van 28 december 2011, artikel 333/1

vóór zijn wijziging bij Wet van 21 december 2013, 165

behalve artikel 333/1, §1, eerste lid, in zijn ver-

sie zoals van toepassing vóór zijn wijziging bij

Wet van 7 november 2011.

Page 13: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

VERZOEKSCHRIFT/7

Aangevochten beslissing: 170

Het bestreden arrest verklaart de vordering van

verweerders gegrond en vernietigt:

- de machtiging tot bankonderzoek verleend door de

gewestelijke directeur op 6 oktober 2011; 175

- de op 11 oktober 2011 aan de verweerders verstuur de

schriftelijke kennisgeving van de aanwijzingen van

belastingontduiking die een vraag om inlichtingen

bij een financiële instelling in toepassing van ar-

tikel 322, §2 WIB92 zouden moeten rechtvaardigen en 180

- de vragen om inlichtingen bij een financiële in-

stelling die op basis van de genoemde machtiging en

de genoemde kennisgeving zijn gesteld.

Het bestreden arrest legt eiser dienvolgens het 185

verbod op om de op grond van die vragen om inlichti ngen

overgemaakte gegevens op enige wijze aan te wenden voor

taxatiedoeleinden of voor onderzoeksdoeleinden.

Het bestreden arrest oordeelt dat eiser ten onrech -190

te is overgegaan tot uitbreiding van de onderzoekst er-

mijn overeenkomstig artikel 333, derde lid, WIB92, zo-

als aan de verweerders ter kennis gebracht bij brie f

van 4 februari 2010, op grond dat eiser over geen o b-

jectieve aanwijzingen van belastingontduiking besch ikte 195

zodat de door eiser, na het verstrijken van de gewo ne

onderzoekstermijn gestelde onderzoeksdaden, nietig wor-

den verklaard:

Page 14: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

VERZOEKSCHRIFT/8

« 2.3. De voorwaarden voor de toepassing van artikel 200

322 §2 WIB 92

« De (verweerders) stellen dat de voorwaarden om in-

lichtingen op te vragen bij een bankinstelling

overeenkomstig artikel 322 §2 WIB 92 niet vervuld 205

waren. Zij gaan ten eerste uitvoerig in op de

vraag of de administratie over één of meer aanwij-

zingen van belastingontduiking beschikte. Ten

tweede stellen zij dat ook aan de voorwaarde dat er

een voornemen is om een indiciaire taxatie volgens 210

artikel 341 WIB92 door te voeren, niet is voldaan

omdat dat voornemen zich al gerealiseerd had.

« 2.3.1. Het hof stelt vast dat de (verweerders) de

vraag of er aanwijzingen van belastingontduiking 215

aanwezig waren, niet alleen in verband brengen met

de vraag of aan de voorwaarden van artikel 322 §2

WIB92 is voldaan. Op pagina 26 van de beroepsakte

onder randnummer 68 en op pagina 25 van hun conclu-

sie van 15 oktober 2013 onder randnummer 71. stel-220

len zij immers het volgende:

« ‘ Ook om reden van de afwezigheid van aanwijzingen van belastingontdui-

king in hoofde van (verweerders) dient de schriftelijke kennisgeving van

de aanwijzingen van belastingontduiking die een vraag om inlichtingen 225

bij een financiële instelling zouden moeten rechtvaardigen, vernietigd te

worden. Bij gebreke van afdoende aanwijzingen van belastingontdui-

king had de driejarige onderzoekstermijn van artikel 333 WIB immers

nooit mogen worden uitgebreid. Het voorgenomen bankonderzoek is

bijgevolg nietig. (onderstreping door het hof). 230

Page 15: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

VERZOEKSCHRIFT/9

« Het staat de (verweerders) vrij om elk middel aan

te voeren om hun vordering tot nietigverklaring van

de machtiging tot bankonderzoek van 6 oktober 2011,

en van de kennisgeving en de vragen om inlichtingen 235

van 11 oktober 2011 te ondersteunen. De vraag of

de (eiser) over aanwijzingen van fraude beschikte,

is inderdaad niet alleen relevant binnen het be-

perktere bestek van artikel 322 §2 WlB92, maar ook

om na te gaan of de (eiser) op dat moment hoege-240

naamd nog wettig onderzoeksdaden kon stellen. De

(eiser) heeft zich immers bij dat alles steeds ge-

baseerd en moeten baseren op de veronderstelling

dat hij met zijn bericht van 4 februari 2010 te-

recht overgegaan was tot uitbreiding van de onder-245

zoekstermijn overeenkomstig artikel 333, 3 de lid

WlB92. Het bankonderzoek dat met de brieven van 11

oktober 2011 werd ingesteld heeft betrekking op de

aanslagjaren 2005, 2006 en 2007. Voor die aanslag-

jaren viel de laatste dag van de gewone onderzoeks-250

termijn van artikel 333, 2 de lid WlB92 op 31 decem-

ber van respectievelijk 2007, 2008 en 2009, zijnde

de laatste dag van de aanslagtermijn bedoeld in ar-

tikel 354, 1 ste lid WlB92. Op 11 oktober 2011 waren

die gewone onderzoekstermijnen dus al ruimschoots 255

verstreken.

« Bovendien blijkt dat de taxatiedienst voor de moti-

vering van het bankonderzoek zich baseert en moet

baseren op gegevens verstrekt door de Italiaanse 260

belastingdiensten die op zich ook na het verstrij-

ken van de gewone onderzoekstermijnen zijn ge-

vraagd, namelijk met een vraag om inlichtingen die

Page 16: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

VERZOEKSCHRIFT/10

per brief van 4 maart 2010 naar Italië werd ver-

stuurd. 265

« Daar werd tijdens de openbare terechtzitting van 19

november 2013 uitdrukkelijk op gewezen.

« 2.3.2. Het hof kan slechts vaststellen dat het be-270

richt van 4 februari 2010 onvoldoende elementen be-

vat om te laten besluiten tot het bestaan van aan-

wijzingen van belastingontduiking.

« Het bericht van 4 februari 2010 besluit als volgt: 275

« ‘ Samengevat zijn deze aanwijzingen [van belastingontdui-

king] gesteund op volgende vaststellingen:

« ‘ Het bestaan van een investering (aankoop + verbouwingen) in Italië 280

van dergelijke omvang en waarde, zij het nu rechtstreeks of via de SS LA

MACCINAIA waarvan u alle aandelen bezit, vormt een teken en indicie

waarvan tot op de datum van de inzage van het gerechtsdossier geen

spoor terug te vinden was in uw fiscaal dossier en dat belangrijkere in-

komsten laat vermoeden dan de aangegeven inkomsten. 285

« ‘ De tegenstrijdigheid tussen het antwoord op de vraag om inlichtingen

volgens hetwelk het onroerend goed in Italië eigendom zou zijn van de SS

LA MACCINAIA en de gegevens van het gerechtsdossier waaruit eerder

blijkt dat het om uw persoonlijke eigendom gaat. 290

Page 17: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

VERZOEKSCHRIFT/11

« ‘ Het feit dat de bewering als zou het onroerend goed eigendom zijn van de

SS LA MACC1NA1A door geen enkel stuk wordt gestaafd en dit niette-

genstaande zulks in de vraag om inlichtingen uitdrukkelijk werd ge-

vraagd. 295

« ‘ Het niet vermelden van de brutohuur/waarde in vak III van de aangiften

in de personenbelasting wat wel diende te gebeuren indien het onroerend

goed uw persoonlijke eigendom is.

300

« ‘ Het feit dat de administratie in het antwoord op de vraag om inlichtingen

volledig in het ongewisse wordt gelaten omtrent de aan het project (aan-

koop + verbouwingen) bestede bedragen en de belastbare tijdperken

waarin deze bestedingen hebben plaats gevonden.

305

« ‘ De bedrieglijke redeneringen op basis waarvan u in het antwoord be-

weert sommige gestelde vragen niet te moeten beantwoorden.

« ‘ Het totaal gebrek aan medewerking om te komen tot een objectieve en

juiste berekening van uw indiciaire toestand.’ 310

« De motivering van de taxatiedienst is gebaseerd op

wat de advocaat van de (verweerders) in zijn brief

van 22 december 2009 (slechts) heeft geantwoord op

de vraag om inlichtingen van 20 november 2009. 315

« Het valt niet te betwisten dat de taxatiedienst op

het moment van het bericht van 4 februari 2010 re-

denen had om te stellen dat een discrepantie be-

stond tussen enerzijds de gegoedheid die moet ge-320

paard gaan met het aankopen en de restauratie van

Page 18: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

VERZOEKSCHRIFT/12

een villa in Italië waarvan in een gerechtsdossier

gesteld wordt dat de waarde ervan op 5 miljoen euro

moet worden geschat en anderzijds de inkomsten die

de (verweerders) in de voorbije jaren in hun aan-325

giften in de personenbelasting hadden aangegeven.

Op zich kan dat voldoende reden zijn om een indici-

aire taxatie voorop te stellen.

« Het enkele feit evenwel dat iemand kennelijk be-330

langrijke inkomsten moet hebben gehad, volstaat

evenwel nog niet om ervan uit te gaan dat het voor

de belastingadministratie (bewust) verzwegen inkom-

sten betreft; het kan immers gaan om inkomsten die

niet moeten aangegeven worden. Dat is in het bij-335

zonder het geval wanneer het inkomsten zouden zijn

van privéverrichtingen. Er kunnen belangrijke op-

brengsten gerealiseerd worden met beleggingen van

een privévermogen, ook zonder enige vorm van specu-

latie of geprofessionaliseerde aanpak. Terecht la-340

ten de (verweerders) overigens gelden dat het be-

staan van de villa en het feit dat die was gereno-

veerd al in de kranten had gestaan, zoals ze in het

antwoord van 22 december 2009 lieten weten.

345

« Waar de advocaat van de (verweerders) in zijn brief

van 22 december 2009 (herhaaldelijk) verklaarde dat

de onroerende goederen in Italië waarvan melding

was gemaakt in het gerechtsdossier waarop de taxa-

tiedienst zich beriep, niet hun persoonlijke eigen-350

dom maar die van LA MACINAIA SS waren, was er voor

de taxatiedienst geen echte reden om aan die ver-

klaring te twijfelen. Het volstond daartoe immers

niet te verwijzen naar een verklaring in dat ge-

Page 19: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

VERZOEKSCHRIFT/13

rechtsdossier en naar een kranteninterview door de 355

(verweerder) waarin werd gesteld dat het om ‘ zijn’

of ' hun' eigendom ging. Het is immers niet onge-

bruikelijk in dagdagelijkse gesprekken de goederen

van familievennootschappen als persoonlijk bezit

van de familie/aandeelhouders te noemen. 360

« Het is zeker waar dat van de aankoop van die onroe-

rende goederen door LA MACINAIA SS door de (ver-

weerders) geen stukken waren voorgelegd. Bij nader

toezien blijkt evenwel dat dit door de taxatie-365

dienst in de vraag om inlichtingen van 20 november

2009 niet was gevraagd.

« Vraag 2.a), g) luidde immers als volgt:

370

« ‘ Indien de SS LA MACCINAIA eigenares is van één of meerdere van de

onder vraag 1 hiervoor bedoelde onroerende goederen of gedeelten van

deze onroerende goederen, gelieve betreffende deze onroerende goe-

deren of gedeelten dezelfde vragen te beantwoorden als deze gesteld on-

der waag 1, a), b), c), f) en g) hiervoor.’ 375

« Hoewel bij bepaalde vragen het verzoek toegevoegd

werd om het antwoord met stukken te staven, werd

geen dergelijk verzoek toegevoegd aan vraag 2, a),

g), wat ook bij bepaalde andere vragen het geval 380

blijkt te zijn. Het hof stelt vast dat de keuze om

een dergelijk verzoek al dan niet toe te voegen

kennelijk als reden moet hebben gehad dat de (ver-

weerders) (persoonlijk) niet geacht worden stukken

die op ' derden' (zoals LA MACINAIA SS) slaan, in hun 385

Page 20: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

VERZOEKSCHRIFT/14

bezit te hebben, zodat ze strikt genomen van hen

niet kunnen gevraagd worden.

« Tegen die achtergrond had de taxatiedienst onvol-

doende redenen om aan de woorden van de advocaat 390

van de (verweerders) (en dus van de (verweerders)

zelf) te twijfelen. Daaruit kon dus geen aanwijzing

van belastingontduiking worden afgeleid.

« De verwijzing naar het niet aangeven van de bruto-395

huur of de waarde van de Italiaanse onroerende goe-

deren door de (verweerders) in hun aangiften in de

personenbelasting, kon geen echte aanwijzing van

belastingontduiking zijn, nu de taxatiedienst zelf

stelde dat dit slechts het geval zou zijn indien de 400

onroerende goederen de persoonlijke eigendom van de

(verweerders) zouden zijn, terwijl dat laatste door

de taxatiedienst slechts werd verondersteld in

weerwil van het duidelijke en volgehouden antwoord

van de advocaat van de (verweerders) . 405

« Voor het overige heeft de taxatiedienst zich kenne-

lijk gebaseerd op het feit dat de advocaat van de

(verweerders) uitdrukkelijk weigerde op bepaalde

vragen te antwoorden. Terecht hebben de (verweer-410

ders) er steeds op gewezen dat zij hun weigering om

te antwoorden gemotiveerd hebben en dat de (eiser)

zich ten onrechte baseert op het arrest van het Hof

van Cassatie van 4 januari 2007 (rolnr.

F.05.0077.F) om te stellen dat de belastingplichti-415

ge op alle vragen zonder meer zou moeten antwoor-

den. In dat arrest heeft het Hof van Cassatie

Page 21: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

VERZOEKSCHRIFT/15

(weliswaar) aangenomen dat de taxatiedienst ook

vragen met betrekking tot het privéleven mag stel-

len aan een belastingplichtige, maar verder werd 420

slechts bevestigd dat de taxatiedienst een indici-

aire taxatie mag vestigen op basis van gegevens die

de belastingplichtige (wel) verstrekt heeft als

antwoord op een algemeen geformuleerde vraag om in-

lichtingen die ook op privézaken betrekking had. 425

Over de verplichting voor de belastingplichtige om

dergelijke gegevens te verstrekken, werd in dat

cassatiearrest geen standpunt ingenomen.

De (verweerders) konden verder met reden aannemen 430

dat het transparant karakter van een societá sim-

plice (letterlijk 'eenvoudige vennootschap’ een vennoot-

schapsvorm naar Italiaans recht), zoals LA MACINAIA

SS, nog niet betekent dat haar onroerende goederen

geacht worden goederen van de aandeelhouders te 435

zijn. Verder was het op het eerste gezicht niet

zonder meer duidelijk of de eventuele winsten van

LA MACINAIA SS op grond van de transparantie ook

tot het in België belastbaar wereldwijd inkomen van

de (verweerders) moesten worden gerekend, zodat het 440

antwoord van de (verweerders) dat verwees naar de

belastbaarheid in Italië en het progressievoorbe-

houd niet als ' bedrieglijk' en zelfs niet als 'bewust ver-

keerd' kan worden beschouwd. Bovendien staat in het

antwoord van de advocaat van de (verweerders) uit-445

drukkelijk: ‘ Er werden voor de jaren waarvoor U onderzoekt geen

inkomsten aangegeven omdat er geen inkomsten waren met betrekking tot

het Italiaanse LA MACCINAIA.’ Naderhand is trouwens ge-

bleken dat de vennootschap in de betrokken jaren

inderdaad alleen verliezen had geboekt. 450

Page 22: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

VERZOEKSCHRIFT/16

« Tegen de geschetste achtergrond waarbij de taxati e-

dienst in wezen over geen objectieve aanwijzingen

van belastingontduiking beschikte, kon de concrete,

gemotiveerde weigering van de (verweerders) om op 455

bepaalde vragen te antwoorden, niet volstaan als

aanwijzing van belastingontduiking.

« Ook de combinatie van de verschillende aangevoerde

elementen volstond niet als ‘ aanwijzingen van belastingont-460

duiking’.

« 2.3.3. Uit het bovenstaande moet worden besloten

dat de taxatiedienst ten onrechte is overgegaan tot

uitbreiding van de onderzoekstermijn overeenkomstig 465

artikel 333, 3 de lid WlB92, zoals aan de (verweer-

ders) ter kennis gebracht per brief van 4 februari

2010. Vermits de beslissing van 6 oktober 2011 tot

toestemming voor het bankonderzoek evenals het in-

stellen op 11 oktober 2011 van het bankonderzoek 470

zich voordeden in die uitgebreide onderzoekstermijn

en trouwens slechts mogelijk waren door gebruik te

maken van informatie die slechts bekomen werd op

basis van een onderzoeksmaatregel (vraag om inlich-

tingen van 4 maart 2010 aan de Italiaanse fiscus) 475

die ook in de uitgebreide onderzoekstermijn plaats-

vond, moet worden ingegaan op de vraag van de (ver-

weerders) om de machtiging tot bankonderzoek van 6

oktober 2011, de schriftelijke kennisgeving aan de

(verweerders) van 11 oktober 2011 van de aanwijzin-480

gen van belastingontduiking die een vraag om in-

lichtingen bij een financiële instelling in toepas-

Page 23: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

VERZOEKSCHRIFT/17

sing van artikel 322, § 2, WlB92 zouden moeten

rechtvaardigen en de vragen om inlichtingen bij een

financiële instelling, te vernietigen. Op basis 485

daarvan moet de (eiser) meteen het verbod worden

opgelegd om de aan de (eiser) op grond van die vra-

gen om inlichtingen overgemaakte gegevens op enige

wijze aan te wenden voor taxatiedoeleinden of voor

onderzoeksdoeleinden. 490

« De vordering is in die mate gegrond. »

(folio 36000-36005).

Grieven

495

1./ Inzake inkomstenbelastingen bedraagt de normale on -

derzoekstermijn, krachtens artikel 333, eerste en t wee-

de lid, WIB92, drie jaar. Binnen die termijn kan de ad-

ministratie, zonder voorafgaande kennisgeving, de i n

het Wetboek van Inkomstenbelastingen vermelde onder -500

zoeksdaden verrichten.

Overeenkomstig artikel 333, derde lid, WIB92, kan

de administratie, binnen de in artikel 354, tweede lid,

bedoelde aanvullende onderzoekstermijn van vier jaa r, 505

nieuwe onderzoekshandelingen stellen, op voorwaarde dat

de administratie de belastingplichtige vooraf schri fte-

lijk en op nauwkeurige wijze kennis heeft gegeven v an

de aanwijzingen inzake belastingontduiking die te z ij-

nen aanzien bestaan voor het bedoeld tijdperk. Die 510

voorafgaande kennisgeving is voorgeschreven op stra ffe

van nietigheid van de aanslag.

Page 24: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

VERZOEKSCHRIFT/18

2./ Krachtens artikel 322, §1, WIB92, kan de admi-

nistratie, wat betreft een bepaalde belastingplicht ige, 515

geschreven attesten inzamelen, derden horen, een on der-

zoek instellen, en binnen de door haar bepaalde ter -

mijn, welke wegens wettige redenen kan worden verle ngd,

van natuurlijke of rechtspersonen, alsook van veren i-

gingen zonder rechtspersoonlijkheid alle inlichting en 520

vorderen die zij nodig acht om de juiste heffing va n de

belasting te verzekeren, op voorwaarde dat het rech t om

derden te horen en om een onderzoek in te stellen

slechts worden uitgeoefend door een ambtenaar met e en

hogere graad dan die van controleur. 525

Wanneer de administratie bij het onderzoek over éé n

of meer aanwijzingen van belastingontduiking beschi kt

of wanneer de administratie zich voorneemt om de be -

lastbare grondslag te bepalen overeenkomstig artike l 530

341 WIB92, wordt een bank-, wissel-, krediet- of sp aar-

instelling, krachtens artikel 322, §2, WIB92, als e en

derde beschouwd waarop de bepalingen van §1 onvermi n-

derd van toepassing zijn. In voorkomend geval kan e en

ambtenaar met minstens de graad van directeur, die 535

hiertoe werd aangesteld door de Minister van Financ iën,

een ambtenaar met de graad van ten minste inspecteu r

ermee belasten om bij een bank-, wissel-, krediet- en

spaarinstelling elke inlichting op te vragen die nu ttig

kan zijn om het bedrag van de belastbare inkomsten van 540

de belastingplichtige te bepalen. Voorwaarde is dat de

belastingplichtige de kans heeft gekregen om sponta an

mee te werken aan het onderzoek en zelf de gevraagd e

bankgegevens te verstrekken.

545

Page 25: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

VERZOEKSCHRIFT/19

In het geval bedoeld in artikel 322, §2, stelt de

administratie de belastingplichtige, overeenkomstig ar-

tikel 333/1, §1, WIB92, schriftelijk in kennis van de

aanwijzing of de aanwijzingen van belastingontduiki ng

die een vraag om inlichtingen bij een financiële in -550

stelling rechtvaardigen. Deze kennisgeving gebeurt bij

een ter post aangetekende brief gelijktijdig met he t

verzenden van voormelde vraag om inlichtingen.

3./ Bij brief van 4 februari 2010 had eiser de verweer -555

ders schriftelijk op de hoogte gebracht van aanwijz in-

gen van fraude die te hunnen aanzien bestaan en die een

uitbreiding van de onderzoekstermijn rechtvaardigen

overeenkomstig artikel 333, derde lid, WIB92.

560

Het bestreden arrest oordeelt dat dit bericht van 4

februari 2010 onvoldoende elementen bevat om te lat en

besluiten tot het bestaan van aanwijzingen van bela s-

tingontduiking (folio 36001, 2.3.2.) zodat eiser te n

onrechte is overgegaan tot uitbreiding van de onder -565

zoekstermijn overeenkomstig artikel 333, derde lid,

WIB92, zoals aan de verweerders ter kennis gebracht per

brief van 4 februari 2010 (folio 36004, 2.3.3.).

Vermits de beslissing van 6 oktober 2011 tot toe-570

stemming voor een bankonderzoek evenals het instell en

op 11 oktober 2011 van het bankonderzoek zich voord eden

in die uitgebreide onderzoekstermijn en trouwens

slechts mogelijk waren door gebruik te maken van in for-

matie die slechts bekomen werd op basis van een ond er-575

zoeksmaatregel (vraag om inlichtingen van 4 maart 2 010

aan de Italiaanse fiscus) die eveneens in die onwet tig

Page 26: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

VERZOEKSCHRIFT/20

uitgebreide onderzoekstermijn plaatsvond, oordeelde het

bestreden arrest dat kon worden ingegaan op het ver zoek

van verweerders tot vernietiging van respectievelij k de 580

machtiging tot bankonderzoek van 6 oktober 2011, de

schriftelijke kennisgeving aan verweerders van 11 o kto-

ber 2011 van de aanwijzingen van belastingontduikin g

die een vraag om inlichtingen bij een financiële in -

stelling in toepassing van artikel 322, §2, WIB92 z ou-585

den moeten rechtvaardigen en de vragen om inlichtin gen

bij een financiële instelling (folio 36004, laatste zin

- 36005, eerste alinea).

4./ In hun beroepsconclusie hadden verweerders nooit 590

aangevoerd dat de kennisgeving van 4 februari 2010 geen

afdoende aanwijzingen bevatte van belastingontduiki ng,

noch dat de uitbreiding van de onderzoekstermijn ge en

steun kon vinden in de aanwijzingen van belastingon t-

duiking vermeld in die kennisgeving. Ook voor de ee rste 595

rechter was de rechtsgeldigheid van die kennisgevin g en

van de uitbreiding van de onderzoekstermijn nooit b e-

twist.

De onwettige uitbreiding van de onderzoekstermijn 600

werd in hun beroepsbesluiten enkel in verband gebra cht

met de aanwijzingen van belastingontduiking vermeld in

de op 11 oktober 2011 aan verweerders, overeenkomst ig

artikel 333/1, §1 , WIB92, verstuurde schriftelijke ken-

nisgeving van de aanwijzingen van belastingontduiki ng 605

met een vraag om inlichtingen bij een financiële in -

stelling in toepassing van artikel 322, §2, WIB92.

Page 27: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

VERZOEKSCHRIFT/21

Door te oordelen dat het bericht van 4 februari

2010 onvoldoende elementen bevat om te laten beslui ten 610

tot het bestaan van aanwijzingen van belastingontdu i-

king (folio 36001, 2.3.2.) zodat eiser ten onrechte is

overgegaan tot uitbreiding van de onderzoekstermijn

overeenkomstig artikel 333, derde lid, WIB92, zoals aan

de verweerders ter kennis gebracht per brief van 4 fe-615

bruari 2010 (folio 36004, 2.3.3.), heeft het bestre den

arrest bijgevolg ambtshalve een betwisting opgeworp en

waartegen eiser zich niet heeft kunnen verweren.

5./ Hieruit volgt dat het bestreden arrest, eerste on-620

derdeel , door ambtshalve op te werpen dat het bericht

van 4 februari 2010 onvoldoende elementen bevatte o m te

laten besluiten tot het bestaan van aanwijzingen va n

belastingontduiking en door ambtshalve te oordelen dat

hierdoor de onderzoekstermijn onwettig was uitgebre id, 625

het beschikkingsbeginsel heeft miskend (schending v an

het beschikkingsbeginsel en van artikel 1138, 2°, v an

het Gerechtelijk Wetboek), alsook eisers recht van ver-

dediging, nu eiser niet in de gelegenheid was geste ld

om verweer te voeren over voormelde ambtshalve opge wor-630

pen kwestie (schending van het algemeen rechtsbegin sel

van het recht van verdediging en van artikel 774, t wee-

de lid, van het Gerechtelijk Wetboek).

6./ Anders dan het bestreden arrest aanneemt, steunde 635

de uitbreiding van de onderzoekstermijn in toepassi ng

van artikel 333, derde lid, WIB92, niet uitsluitend op

de aanwijzingen van belastingontduiking die verweer ders

ter kennis waren gebracht bij brief van 4 februari

2010, doch ook op de aanwijzingen van belastingontd ui-640

king vermeld in eisers brief van 15 april 2010.

Page 28: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

VERZOEKSCHRIFT/22

Dit blijkt zowel uit de beroepsconclusie van ver-

weerders, als uit de beroepsconclusie van eiser:

645

« Middels brieven dd. 4 februari 2010 en 15 april

2010 van (eiser) wordt de onderzoekstermijn van ar-

tikel 333 WIB uitgebreid » (beroepsconclusie van

verweerders, p.2, I.2).

650

« Op 15/04/2010 werden (verweerders) schriftelijk op

de hoogte gebracht van het standpunt van de admi-

nistratie, met name dat alle elementen zoals die

werden geformuleerd in de kennisgeving van

04/02/2010 samen beschouwd voldoende aanwijzingen 655

van fraude zijn in de zin van artikel 333, 3° lid

WIB 1992 (…) (stuk nr.10) » (beroepsconclusie van

eiser, p.3, achtste alinea).

De vaststelling dat eiser zich « steeds gebaseerd 660

(heeft) (…) op de veronderstelling dat hij met zijn be-

richt van 4 februari 2010 terecht (was) overgegaan (…)

tot uitbreiding van de onderzoekstermijn » (folio 36001,

midden), is derhalve niet in overeenstemming met he t

niet tussen partijen betwiste feit dat de aanwijzin gen 665

van belastingontduiking ook bij schrijven van 15 ap ril

2010 aan verweerders ter kennis waren gebracht en d aar-

in verder waren uitgewerkt zodat de uitbreiding van de

onderzoekstermijn ook op dat schrijven was gebaseer d.

670

Het bestreden arrest stelt niet vast dat het be-

richt van 15 april 2010 onvoldoende elementen bevat die

Page 29: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

VERZOEKSCHRIFT/23

toelaten te besluiten tot het bestaan van aanwijzin gen

van belastingontduiking, ofschoon door partijen nie t

werd betwist dat de uitbreiding van de onderzoekste r-675

mijn in toepassing van artikel 333, derde lid, WIB9 2,

ook steunde op aanwijzingen van belastingontduiking die

aan verweerders ter kennis waren gebracht bij brief van

15 april 2010.

680

7./ Hieruit volgt dat het bestreden arrest, tweede on-

derdeel , door niet na te gaan of de elementen vervat in

het bericht van 15 april 2010 tot het bestaan van a an-

wijzingen van belastingontduiking kunnen doen beslu i-

ten, niet wettig heeft beslist dat eiser ten onrech te 685

is overgegaan tot uitbreiding van de onderzoeksterm ijn,

overeenkomstig artikel 333, derde lid, WIB92, bij g e-

brek aan het bestaan van aanwijzingen van belasting ont-

duiking, nu aldus geen rekening werd gehouden met a lle

elementen van belastingontduiking die door eiser wa ren 690

aangevoerd tot uitbreiding van de onderzoekstermijn

(schending van artikel 333, in het bijzonder het de rde

lid, WIB92), minstens laten de overwegingen van het be-

streden arrest Uw Hof niet toe na te gaan of al dan

niet rekening was gehouden met de aanwijzingen van het 695

bestaan van belastingontduiking aangehaald in het

schrijven van 15 april 2010 zodat Uw Hof zijn wetti g-

heidscontrole niet kan uitoefenen nu de beslissing niet

regelmatig met redenen werd omkleed (schending van ar-

tikel 149 van de Grondwet). 700

8./ Door enkel rekening te houden met de elementen ver -

meld in de kennisgeving van 4 februari 2010 en door de

elementen vermeld in het bericht van 15 april 2010

ambtshalve niet in overweging te nemen, ofschoon par-705

Page 30: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

VERZOEKSCHRIFT/24

tijen het erover eens waren dat de uitbreiding van de

onderzoekstermijn door eiser ook werd gemotiveerd o p

grond van de elementen vervat in het bericht van 15

april 2010, heeft het bestreden arrest, derde onder-

deel , het beschikkingsbeginsel miskend (schending van 710

het beschikkingsbeginsel en van artikel 1138, 2°, v an

het Gerechtelijk Wetboek).

9./ Door zodoende het debat over de aanwijzingen van

belastingontduiking ambtshalve te beperken tot de a an-715

wijzingen vermeld in de kennisgeving van 4 februari

2010, heeft het bestreden arrest, vierde onderdeel , het

recht van verdediging van eiser miskend nu hem niet de

gelegenheid was geboden zich te verweren tegen die

ambtshalve toegepaste beperking van het debat tot d e 720

aanwijzingen van belastingontduiking zoals vermeld in

het bericht 4 februari 2010 (schending van het alge meen

rechtsbeginsel van het recht van verdediging en van ar-

tikel 774, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek ).

725

10./ In zoverre het bestreden arrest in die zin moet

worden gelezen dat de appelrechter van oordeel was dat

eiser zich enkel heeft gebaseerd op de elementen va n

belastingontduiking vermeld in het bericht 4 februa ri

2010, heeft het bestreden arrest, vijfde onderdeel , de 730

bewijskracht miskend van de sub 6 aangehaalde beroe ps-

conclusies van eiser en van verweerster waaruit dui de-

lijk blijkt dat eiser de uitbreiding van de onderzo eks-

termijn ook steunde op de elementen van belastingon t-

duiking die bij brief van 15 april 2010 ter kennis van 735

verweerders waren gebracht. Zodoende werd aan die b e-

roepsconclusies een bevestiging toegeschreven die er

niet in voorkomt, en beslist dat die beroepsconclus ies

Page 31: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

VERZOEKSCHRIFT/25

een bevestiging die er wel in voorkomt niet bevat, min-

stens werd een interpretatie aan die beroepsconclus ies 740

gegeven die onverzoenbaar is met de bewoordingen er van

(schending van de artikelen 1319, 1320 en 1322 van het

Burgerlijk Wetboek).

11./ Een uitbreiding van de onderzoekstermijn, over-745

eenkomstig artikel 333, derde lid, WIB92, is slecht s

mogelijk voor zover er aanwijzingen van belastingon t-

duiking zijn en voor zover de administratie de bela s-

tingplichtige van het bestaan van die aanwijzingen

vooraf in kennis stelt. 750

Wanneer de administratie de belastingplichtige, me t

toepassing van artikel 333/1, §1, WIB92, schrifteli jk

in kennis stelt van de aanwijzing of de aanwijzinge n

van belastingontduiking die een vraag om inlichting en 755

bij een financiële instelling rechtvaardigen, leidt ook

die kennisgeving tot een uitbreiding van de onderzo eks-

termijn overeenkomstig artikel 333, derde lid, WIB9 2,

gelet op het bestaan van aanwijzingen van belasting ont-

duiking die aan de belastingplichtige ter kennis wo rden 760

gebracht.

12./ Na eerst op 15 juli 2011 een vraag om inlich-

tingen te hebben toegezonden aan verweerders, waarb ij

overeenkomstig artikel 322, §2, derde lid, WIB92, w erd 765

aangegeven dat de toepassing van artikel 322, §2,

WIB92, kan worden gevraagd indien de belastingplich tige

de gevraagde bankgegevens verborgen houdt of ze wei gert

te verschaffen, verstuurde eiser op 11 oktober 2011 aan

verweerders, betreffende de aanslagjaren 2005, 2006 en 770

Page 32: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

VERZOEKSCHRIFT/26

2007, met toepassing van artikel 333/1, §1, WIB92,

een schriftelijke kennisgeving van de aanwijzing of de

aanwijzingen van belastingontduiking die een vraag om

inlichtingen bij een financiële instelling in toepa s-

sing van artikel 322, §2 WIB92 kunnen rechtvaardige n 775

zodat de onderzoekstermijn voor die betreffende aan -

slagjaren, op grond van die kennisgeving, telkens m et

vier jaar werd uitgebreid overeenkomstig artikel 33 3,

derde lid, WIB92.

780

Het bestreden arrest oordeelt dat het bericht van 4

februari 2010 onvoldoende elementen bevat om te lat en

besluiten tot het bestaan van aanwijzingen van bela s-

tingontduiking (folio 36001, 2.3.2.) zodat eiser te n

onrechte is overgegaan tot uitbreiding van de onder -785

zoekstermijn overeenkomstig artikel 333, derde lid,

WIB92, zoals aan de verweerders ter kennis gebracht per

brief van 4 februari 2010 (folio 36004, 2.3.3.), zo nder

rekening te houden met de aanwijzingen van belastin g-

ontduiking vermeld in de kennisgeving van 11 oktobe r 790

2011, die evenzeer tot een verlenging van de onder-

zoekstermijn met vier jaar aanleiding gaf, en zonde r

vast te stellen dat die kennisgeving van 11 oktober

2011, alsook de eraan voorafgaande vraag om inlicht in-

gen bij verweerders dd. 15 juli 2011, onvoldoende e le-795

menten bevat die toelaten te besluiten tot het best aan

van aanwijzingen van belastingontduiking.

13./ Hieruit volgt dat het bestreden arrest, zesde

onderdeel , niet wettig heeft beslist dat eiser ten on-800

rechte is overgegaan tot uitbreiding van de onderzo eks-

termijn overeenkomstig artikel 333, derde lid, WIB9 2,

nu de appelrechter aldus geen rekening hield met al le

Page 33: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

VERZOEKSCHRIFT/27

elementen die door eiser waren aangevoerd tot uitbr ei-

ding van de onderzoekstermijn, te weten de aanwijzi ngen 805

van belastingontduiking aangehaald in de kennisgevi ng

ex artikel 333/1, §1, WIB92, in het bijzonder van 1 1

oktober 2011, waarop eiser de uitbreiding van de on der-

zoekstermijn tevens liet steunen (schending van de ar-

tikelen 322, in het bijzonder §2, 333, in het bijzo nder 810

het derde lid, en 333/1, §1 WIB92), minstens laten de

overwegingen van het bestreden arrest Uw Hof niet t oe

na te gaan of al dan niet rekening was gehouden met de

aanwijzingen van het bestaan van belastingontduikin g

aangehaald in voormelde kennisgeving zodat Uw Hof z ijn 815

wettigheidscontrole niet kan uitoefenen nu de besli s-

sing van de appelrechter niet regelmatig met redene n

werd omkleed (schending van artikel 149 van de Gron d-

wet).

820

14./ Overeenkomstig artikel 333, derde lid, WIB92,

mag de administratie gedurende een aanvullende term ijn

van vier jaar onderzoeken doen, mits het de belasti ng-

plichtige, op straffe van nietigheid van de aanslag ,

vooraf schriftelijk en op nauwkeurige wijze kennis 825

heeft gegeven van de aanwijzingen inzake belastingo nt-

duiking die te zijnen aanzien bestaan voor het bedo elde

tijdperk.

Wanneer de administratie de belastingplichtige, me t 830

toepassing van artikel 333/1, §1, WIB92, schrifteli jk

in kennis stelt van de aanwijzing of de aanwijzinge n

van belastingontduiking die een vraag om inlichting en

bij een financiële instelling rechtvaardigen, leidt ook

die kennisgeving tot een uitbreiding van de onderzo eks-835

termijn overeenkomstig artikel 333, derde lid, WIB9 2,

Page 34: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

VERZOEKSCHRIFT/28

gelet op het bestaan van aanwijzingen van belasting ont-

duiking die aan de belastingplichtige ter kennis wo rden

gebracht.

840

Beide bepalingen vereisen niet dat die kennisgevin g

nauwkeurig vermeldt welke inzichten of bedoelingen te

schaden aan de belastingplichtige ten laste worden ge-

legd. Het volstaat dat de aanwijzingen inzake belas -

tingontduiking nauwkeurig worden vermeld (Cass., 14 ok-845

tober 1999, A.C., 1999, nr.535).

Evenmin is vereist dat de administratie reeds over

indicaties, bekende feiten of vaststellingen zou mo eten

beschikken die tot bewijs van de belastingontduikin g 850

aanleiding kunnen geven. Het is in strijd met de wi l

van de wetgever om de administratie op voorhand te

dwingen te bewijzen wat het juist op grond van een bij-

komend onderzoek wil bewijzen (Cass., 8 mei 2009, A .C.,

2009, nr.303; zie JVD, «Over welke ‘aanwijzingen’ v an 855

fraude moet fiscus beschikken», Fiscoloog, 2009,

afl.1167, 7-8).

Een nauwkeurig omschreven vermoeden van belasting-

ontduiking volstaat bijgevolg, zonder dat het bewij s 860

van de belastingontduiking reeds objectief moet zij n

geleverd. Enkel wanneer de aanwijzingen onnauwkeuri g

zijn omschreven of berusten op « wilde of vage veronder-

stellingen », kortom niet geloofwaardig zijn, kan niet

tot het bestaan van aanwijzingen van belastingontdu i-865

king worden besloten (Parl.St., Kamer, 2010-2011, D OC

53-1208/007, p.13).

Page 35: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

VERZOEKSCHRIFT/29

15./ Het bestreden arrest stelt vast dat het bericht

van 4 februari 2010 onvoldoende elementen bevat om te 870

laten besluiten tot het bestaan van aanwijzingen va n

belastingontduiking, zonder hierbij aan te geven da t

die aanwijzingen, hetzij onnauwkeurig zijn omschrev en,

hetzij berusten op vage of lichtzinnige veronderste l-

lingen. 875

De ontstentenis van aanwijzingen van belastingont-

duiking werd zodoende niet wettig vastgesteld.

16./ Het bestreden arrest verwijt de administratie 880

dat zij niet over « objectieve » aanwijzingen van belas-

tingontduiking beschikt (folio 36004, derde laatste

alinea).

Aldus blijkt dat de appelrechter van eiser in wer-885

kelijkheid verlangt dat hij het objectieve bewijs b ij-

brengt van concrete feiten of vaststellingen die op

zich het bestaan van belastingontduiking kunnen bew ij-

zen, terwijl loutere vermoedens van belastingontdui king

volstaan als aanwijzing van belastingontduiking. De ad-890

ministratie moet bij toepassing van de artikelen 32 2,

§2 en 333, derde lid, WIB92, nog geen « objectieve » aan-

wijzingen van belastingontduiking voorleggen, maar en-

kel objectieve vaststellingen waarop vermoedens van be-

lastingontduiking kunnen worden geschraagd. 895

Door te oordelen dat eiser over « objectieve » aan-

wijzingen van belastingontduiking moet beschikken,

voegt het bestreden arrest derhalve onwettig een vo or-

Page 36: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

VERZOEKSCHRIFT/30

waarde toe aan de artikelen 322, §2 en 333, derde l id, 900

WIB92.

17./ Niettegenstaande het bestreden arrest zelf

vaststelt dat de taxatiedienst op het moment van he t

bericht van 4 februari 2010 redenen had om te stell en 905

dat een discrepantie bestond tussen enerzijds de ge -

goedheid die moet gepaard gaan met het aankopen en de

restauratie van een villa in Italië waarvan in een ge-

rechtsdossier gesteld wordt dat de waarde ervan op 5

miljoen euro moet worden geschat en anderzijds de i n-910

komsten die de verweerders in de voorbije jaren in hun

aangiften in de personenbelasting hadden aangegeven ,

wat op zich voldoende reden kan zijn om een indicia ire

taxatie voorop te stellen (folio 36002, voorlaatste

alinea), weigert het arrest om dit pertinente eleme nt 915

als een relevante aanwijzing van belastingontduikin g in

aanmerking te nemen louter op grond van de mogelijk heid

dat het niet om bewust verzwegen inkomsten zou gaan :

« Het enkele feit evenwel dat iemand kennelijk be-920

langrijke inkomsten moet hebben gehad, volstaat

evenwel nog niet om ervan uit te gaan dat het voor

de belastingadministratie (bewust) verzwegen inkom-

sten betreft; het kan immers gaan om inkomsten de

niet moeten aangegeven worden. Dat is in het bij-925

zonder het geval wanneer het inkomsten zouden zijn

van privéverrichtingen… » (folio 36002, laatste ali-

nea).

Waar de bijkomende onderzoekstermijn precies tot 930

doel heeft om klaarheid te scheppen over de aard va n de

Page 37: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

VERZOEKSCHRIFT/31

inkomsten is het niet vereist dat de administratie, al-

vorens zij de onderzoekstermijn kan uitbreiden, eer st

moet bewijzen dat aan een vastgesteld « incidiair te-

kort » inkomsten ten grondslag liggen die bewust werden 935

verzwegen en waarvan aangifte diende te worden geda an.

In de parlementaire voorbereiding bij de Wet van 1 4

april 2011 houdende diverse bepalingen, werd uitdru kke-

lijk bepaald dat als aanwijzing van belastingontdui king 940

kan gelden:

« (een) belangrijke discrepantie tussen de uiterlijke

tekenen van welstand of het uitgavenpatroon en de

aangegeven of gekende inkomsten en waarvoor de be-945

lastingplichtige geen sluitende uitleg kan geven

nadat hem dat is gevraagd » (Parl.St., Kamer, 2010-

2011, DOC 53-1208/007, p.13).

18./ Hieruit volgt dat het bestreden arrest, zevende 950

onderdeel , het wettelijk begrip « aanwijzingen » van be-

lastingontduiking in de zin van de artikelen 322, § 2 en

333, derde lid, WIB92, heeft miskend:

(1) door voorop te stellen dat de administratie ove r 955

«objectieve » aanwijzingen van belastingontduiking

moet beschikken alvorens het de onderzoekstermijn

kan uitbreiden, waardoor de administratie onwettig

het bewijs wordt opgelegd van concrete en bekende

feiten die de belastingontduiking bewijzen; 960

(2) door te oordelen dat een vastgestelde discrepan tie

tussen de gegoedheid van een belastingplichtige en

Page 38: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

VERZOEKSCHRIFT/32

zijn aangegeven inkomsten geen aanwijzing van be-

lastingontduiking kan zijn, omdat het mogelijk kan

gaan om inkomsten die niet dienden te worden aange-965

geven, terwijl de bijkomende onderzoekstermijn pre-

cies moet toelaten dit laatste te onderzoeken;

(3) door te oordelen dat de aangevoerde elementen n iet

toelaten te besluiten tot het bestaan van aanwij-

zingen van belastingontduiking, zonder vast te 970

stellen dat deze elementen onnauwkeurig zijn om-

schreven of berusten op ongeloofwaardige veronder-

stellingen,

mitsdien niet wettig heeft beslist dat eiser ten on -975

rechte is overgegaan tot uitbreiding van de onderzo eks-

termijn overeenkomstig artikel 333, derde lid, WIB9 2

(schending van de artikelen 322, §2, 333, in het bi j-

zonder het derde lid, en 333/1, §1 WIB92).

980

19./ De verplichting ex artikel 333, derde lid,

WIB92, tot voorafgaande kennisgeving ingeval van on der-

zoekshandelingen verricht buiten de normale onderzo eks-

termijn van drie jaar, geldt alleen voor onderzoeks ver-

richtingen bij de belastingplichtige zelf en niet v oor 985

onderzoeksdaden bij derden, zoals een buitenlandse ad-

ministratie (Cass., 18 november 2010, F.10.0001.F;

Cass., 14 oktober 1999, A.C., 1999, nr.533; VAN CRO M-

BRUGGE, S., «Verlenging van de aanslagtermijn bij b e-

wijskrachtige gegevens», R.Cass., 1996, 341; contra : 990

MISSAL, A., «Pretaxatiegeschillen, artikel 333, 3 e lid

WIB, onderwaardering actief en inzagerecht van de b e-

lastingplichtige… een blijvende bron van discussie» ,

T.F.R., afl.403, 516).

Page 39: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

VERZOEKSCHRIFT/33

995

20./ Het bestreden arrest stelt vast dat de admi-

nistratie zich voor de motivering van het bankonder zoek

baseert en moet baseren op gegevens verstrekt door de

Italiaanse belastingdiensten die op zich ook na het

verstrijken van de gewone onderzoekstermijnen door ei-1000

ser zijn aangevraagd, namelijk met een vraag om inl ich-

tingen die per brief van 4 maart 2010 naar Italië w erd

verstuurd (folio 36001, vierde laatste alinea).

Doordat de beslissing van 6 oktober 2011 tot toe-1005

stemming voor het bankonderzoek evenals het instell en

op 11 oktober 2011 van het bankonderzoek zich voord eden

in de uitgebreide onderzoekstermijn en trouwens sle chts

mogelijk waren door gebruik te maken van informatie die

slechts bekomen werd op basis van een onderzoeksmaa tre-1010

gel (vraag om inlichtingen van 4 maart 2010 aan de Ita-

liaanse fiscus) die eveneens in de uitgebreide onde r-

zoekstermijn plaatsvond, oordeelde het bestreden ar rest

dat kon worden ingegaan op het verzoek van verweerd ers

om de machtiging tot bankonderzoek van 6 oktober 20 11, 1015

de schriftelijke kennisgeving aan verweerders van 1 1

oktober 2011 van de aanwijzingen van belastingontdu i-

king die een vraag om inlichtingen bij een financië le

instelling in toepassing van artikel 322, §2, WIB92

zouden moeten rechtvaardigen en de vragen om inlich tin-1020

gen bij een financiële instelling, te vernietigen ( fo-

lio 36004, laatste zin - 36005, eerste alinea).

21./ De beslissing dat eiser de inlichtingen van de

Italiaanse fiscus niet wettig in de uitgebreide ond er-1025

zoekstermijn heeft verkregen en het bankonderzoek b ij-

gevolg niet wettig op grond van de gegevens verstre kt

Page 40: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

VERZOEKSCHRIFT/34

door de Italiaanse belastingdienst kon worden geba-

seerd, is derhalve, achtste onderdeel , niet naar recht

verantwoord in zoverre niet was vereist dat eiser, 1030

voorafgaand aan het verzoek tot inlichtingen gerich t

aan de Italiaanse administratie, verweerders hierva n,

overeenkomstig artikel 333, derde lid, WIB92, schri fte-

lijk in kennis diende te stellen nu dit geen onder-

zoeksverrichting bij de belastingplichtige zelf bet reft 1035

en voormelde vraag om inlichtingen dus wettig buite n de

normale onderzoekstermijn kon worden gesteld, mitsd ien

de van de Italiaanse fiscus verkregen gegevens wett ig

tot grondslag konden dienen van een bankonderzoek e x

artikel 322, §2 WIB92 (schending van de artikelen 3 22 1040

en 333, in het bijzonder het derde lid, WIB92).

OM DEZE REDENEN,

besluiten voor eiser ondergetekende advocaten, dat

het U behage, Hooggeachte Dames en Heren, het bestr eden 1045

arrest te vernietigen, de zaak en partijen te verwi jzen

naar een ander hof van beroep, kosten als naar rech t.

Bijlage

1./ Exploot van betekening van 29 januari 2014 van het bestreden arrest waarin

verweerders keuze van woonst doen bij gerechtsdeurwaarder Stéphan MASSA, 1050

met kantoor te 1190 Vorst, Fontaine Vanderstraetenlaan 57,

Brussel, 18 april 2014

1055

Antoine DE BRUYN, Stefan DE VLEESCHOUW ER

Page 41: Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

VERZOEKSCHRIFT/35