‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... ·...

81
Breakdown Pleegzorg ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijke factoren’ Onderzoeksrapport [Geef hier de samenvatting van het document op. De samenvatting is een korte beschrijving van de inhoud van het document. Geef hier de samenvat- ting van het document op. De samenvatting is een korte beschrijving van de inhoud van het document. ] 2014 Marlène Maassen – Jikke Neuteboom – Jolien van Gelder Opleiding Pedagogiek van de faculteit Gezondheid, Gedrag en Maat- schappij, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Juni 2014

Transcript of ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... ·...

Page 1: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Breakdown Pleegzorg ‘Retrospectief onder-zoek naar invloedrijke factoren’ Onderzoeksrapport [Geef hier de samenvatting van het document op. De samenvatting is een korte beschrijving van de inhoud van het document. Geef hier de samenvat-ting van het document op. De samenvatting is een korte beschrijving van de inhoud van het document. ]

2014

Marlène Maassen – Jikke Neuteboom – Jolien van Gelder Opleiding Pedagogiek van de faculteit Gezondheid, Gedrag en Maat-

schappij, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Juni 2014

Page 2: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

2

Breakdown Pleegzorg: ‘Retrospectief onderzoek naar invloedrijke facto-

ren’ in het kader van de beroepstaak Onderzoek & Innovatie in opdracht

van Entréa.

___________________________________

Opleiding Pedagogiek van de faculteit Gezondheid, Gedrag en Maatschappij, Hogeschool

van Arnhem en Nijmegen

Juni 2014

Opdrachtgever Entréa:

Geertje van Gerven – [email protected]

Beoordelaar Hogeschool van Arnhem en Nijmegen:

Mary Marijnissen – [email protected]

Begeleider Hogeschool van Arnhem en Nijmegen:

Richard Sleegers – [email protected]

Auteurs:

Marlène Maassen – [email protected]

Jikke Neuteboom – [email protected]

Jolien van Gelder – [email protected]

Page 3: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

3

“Ik voel me soms een moeilijke puzzel waaraan mijn moeder

ooit is begonnen en waarvan mijn pleegmoeder nu een paar

stukjes op de juiste plaats legt”.

(Simone, 12 jaar, pleegkind)

Page 4: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

4

Voorwoord

Wij zijn Marlène Maassen, Jikke Neuteboom en Jolien van Gelder. Drie studenten van de

opleiding Pedagogiek aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen die zich bevinden in de

afstudeerperiode van de opleiding.

Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

factoren’ is ontstaan door een samenwerking tussen het Lectoraat ‘Werkzame factoren in de

zorg voor jeugd’ vanuit de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en jeugdzorginstelling Ent-

réa, afdeling pleegzorg.

Stabiliteit en continuïteit zijn een van de vele begrippen die een pleegzorgplaatsing doen

slagen. Helaas is het slagen van een pleegzorgplaatsing niet vanzelfsprekend. Vele proble-

men en gebeurtenissen maken een plaatsing onmogelijk en moeilijk. Te moeilijk in veel ge-

vallen. Door middel van het onderzoeksrapport en het product dat op dit moment voor u lig-

gen, willen wij een bijdrage leveren aan het verbeteren van een pleegzorgplaatsing en het

laten slagen ervan. Elke bevinding, aanbeveling en verbetering is een stap in de goede rich-

ting. Want eerlijk is eerlijk, pleegzorg is en zal te allen tijde een onmisbare hulpverlenings-

vorm blijven.

Bij deze willen bij onze begeleiders hartelijk bedanken voor hun tijd, moeite en inzet. Een

speciaal woord van dank voor Geertje van Gerven, Richard Sleegers en Mary Marijnissen.

Marlène Maassen, Jikke Neuteboom en Jolien van Gelder.

Page 5: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

5

Inhoudsopgave

1. Inleiding……………………………………………………………………………………… 6

1.1 Introductie……………………………………………………………………….… 6

1.2 Aanleiding onderzoek………………………………………………………….… 6

1.3 Introductie opdracht……………………………………………………………… 7

1.4 Opdrachtgever………………………………………………………………….… 8

1.5 Leeswijzer………………………………………………………………………… 8

1.6 Samenvatting onderzoeksrapport……………………………………….……... 9

2. Probleemanalyse…………………………………………………………………………… 10

2.1 Literatuuronderzoek……………………………………………………………… 10

2.2 Praktijkonderzoek………………………………………………………………… 13

2.3 Conclusie probleemanalyse…………………………………………………….. 14

3. Probleemstelling……………………………………………………………………………. 15

3.1 Deelvragen verantwoording……………………………………………………... 15

3.2 Deelvragen……………………………………………………………………….. 15

4. Onderzoeksplan……………………………………………………………………….…… 17

4.1 Onderzoekmethoden………………………………………………………..…… 17

4.2 Respondenten……………………………………………………………….…… 17

4.3 Validiteit en betrouwbaarheid…………………………………………………… 18

4.4 Onderzoeksverantwoording…………………………………………………….. 19

5. Onderzoeksanalyse……………………………………………………………………...… 20

5.1 Beantwoording deelvragen……………………………………………………… 20

5.2 Beantwoording onderzoeksvraagstelling………………………………….…… 29

6. Conclusies……………………………………………………………………………….… 31

6.1 Conclusie deelvragen……………………………………………………….…… 31

7. Aanbevelingen…………………………………………………………………………..… 37

7.1 Aanbevelingen t.a.v. breakdown situaties………………………………..…… 37

7.2 Overige aanbevelingen…………………………………………………….…… 38

8. Discussie…………………………………………………………………………………… 39

8.1 Discussie dossieronderzoek…………………………………………………… 39

8.2 Discussie deelvragen…………………………………………………………… 40

Literatuurlijst………………………………………………………………………………...… 41

Bijlagen………………………………………………………………………………………… 43

Bijlage 1 Begrippenlijst………………………………………………………….…… 44

Bijlage 2 Invullijst…………………………………………………………………...… 46

Bijlage 3 Codeboek……………………………………………………………...…… 55

Bijlage 4 Onderzoeksresultaten…………………………………………………..… 63

Page 6: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

6

1.Inleiding

_________________________________________________________________________________

1.1 Introductie

In het vierde leerjaar, niveau 3, van de opleiding Pedagogiek aan de HAN te Nijmegen zijn

wij gestart met het uitstroomprofiel Jeugdzorg. Door het uitstroomprofiel wordt je als toekom-

stig pedagoog gespecialiseerd opgeleid voor de jeugdzorgsector. Het uitstroomprofiel werkt

samen met het Lectoraat ‘Werkzame factoren in de zorg voor jeugd’. Vanuit deze samen-

werking is het afstudeeronderzoek ‘Retrospectief onderzoek* naar invloedrijke factoren van

breakdown’ ontstaan. Het onderzoek waaraan wij deel zullen nemen zal plaatsvinden bij

jeugdzorginstelling Entréa. De onderzoeksvaardigheden die wij als studenten de afgelopen 4

jaar hebben ontwikkeld, zullen het uiteindelijke onderzoeksrapport vertegenwoordigen waar-

uit aanbevelingen zullen voortvloeien die helpend zullen zijn voor het verminderen van

breakdown* binnen de pleegzorg van Entréa.

1.2 Aanleiding onderzoek

Entréa Pleegzorg werkt volgens het IGP-Model, het Integraal Gelders Pleegzorgmodel. Dit

model is in 2010 ontwikkeld door de instellingen voor Jeugd & Opvoedhulp Lindenhout, Ent-

réa en Pactum in samenwerking met Praktikon. Praktikon is een zelfstandige, onafhankelijke

organisatie voor onderzoek en ontwikkeling in de (jeugd)zorg en onderwijsgerelateerde zorg

(Praktikon, 2014). Het IGP-Model geeft inhoud en vorm aan vraaggerichte pleegzorg.

In het verleden ontstond er wildgroei in de verschillende vormen van pleegzorg. Het toene-

mend aantal pleegkinderen met ernstige en complexe problemen, een groei in het aantal

pleegzorgplaatsingen die voortijdig en om negatieve redenen werden beëindigd en het ont-

breken van een duidelijk zorgaanbod voor ouders tijdens pleegzorgplaatsingen hebben er-

voor gezorgd dat er meer samenwerking moest komen in de pleegzorgafdelingen van bo-

vengenoemde jeugdzorginstellingen.

Het IGP-Model zorgt ervoor dat kinderen zich cognitief en sociaal-emotioneel positief kunnen

ontwikkelen binnen het pleeggezin, gedurende de periode dat ouders dit zelf niet kunnen.

Vanuit het desbetreffende pleeggezin kan de relatie tussen de ouder en het kind verder

vormgegeven worden. De professionele begeleiding en ondersteuning worden hierbij voort-

durend afgestemd op de actuele situatie in het pleeggezin en op de rol die de biologische

ouder inneemt. Er wordt hierdoor begeleiding op maat geboden: ‘Meer indien nodig, minder

als het kan’. Door het IGP-Model wordt er voortdurend gezocht naar balans binnen de pleeg-

zorg. De balans tussen de ontwikkelingsvraag van het pleegkind en het opvoedingsaanbod

van de pleegouder worden hierin centraal gesteld.

Page 7: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

7

Continuïteit van pleegzorg is een centraal thema in het IGP-model en het internatio-

nale onderzoek naar pleegzorg . In de praktijk blijkt echter dat een aanzienlijk aantal pleeg-

zorgplaatsingen (schattingen lopen uiteen van 30% - 57%) vroegtijdig en om negatieve re-

denen worden afgebroken. Dit noemen we breakdown. Breakdown heeft vaak negatieve

gevolgen voor de verdere ontwikkeling van kinderen (en ook voor hun ouder(s) en het pleeg-

gezin). De Gelderse pleegzorg wil meer grip krijgen op de continuïteit van pleegzorgplaatsin-

gen en breakdown zoveel mogelijk voorkomen. Een cruciale stap daarin is dat de hulpverle-

ning meer zicht krijgt in de invloedrijke factoren van breakdown die in de praktijk een rol spe-

len.

In Vlaanderen is hier reeds onderzoek naar gedaan vanuit de Vrije Universiteit Brussel (Van-

derfaeillie, Holen & Coussens, 2007). Uit dit onderzoek blijkt dat in een periode van 6 á 7 jaar

meer dan de helft van de onderzochte plaatsingen eindigt met een breakdown. Oudere kin-

deren met probleemgedrag lopen meer kans op een breakdown. De bevindingen uit dit on-

derzoek om een breakdown te voorkomen zijn; onderzoek naar probleemgedrag bij pleeg-

kinderen bij aanvang van de plaatsing, ondersteuning van pleegouders en/of een kindgerich-

te behandeling van de gedragsproblemen. Deze factoren zijn noodzakelijk om het probleem-

gedrag in het pleeggezin hanteerbaar te maken.

Vanuit het onderzoek in Vlaanderen starten wij ons onderzoek binnen Entréa. Er

zal een gelijkwaardig onderzoek plaatsvinden als in Vlaanderen, namelijk: ‘de invloedrijke

factoren die meespelen bij een breakdown’. Zoals eerder benoemt werken we samen met

het Lectoraat ‘Werkzame factoren in de zorg voor jeugd’ vanuit de Hogeschool van Arnhem

en Nijmegen (HAN) te Nijmegen. De resultaten uit het onderzoek zullen uiteindelijk door hen

vergeleken worden met de resultaten van de Vrije Universiteit Brussel (Vanderfaeilie, Holen

& Coussens, 2007).

1.3 Introductie opdracht

Bij het uitoefenen van de beroepstaak ‘onderzoek en innovatie’ van de opleiding Pedagogiek

aan de HAN te Nijmegen, doen wij als studenten uitgebreid onderzoek naar een bepaald

vraagstuk en leveren wij, op grond van deze uitkomsten van het onderzoek, een innovatieve

bijdrage aan het verbeteren van de uitoefening van het beroep.

Het onderzoek vindt plaats bij jeugdzorginstelling Entrea. Hier zullen wij onderzoek

doen naar de breakdown binnen de pleegzorg afdeling. Het onderzoek wordt uitgevoerd on-

der begeleiding van en in samenwerking met het lectoraat ‘Werkzame factoren in de Zorg

voor Jeugd’ op de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). Het lectoraat onderzoekt de

impact van algemeen werkzame factoren op de effectiviteit van jeugdhulp. Factoren die niet

Page 8: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

8

nadrukkelijk gekoppeld zijn aan specifieke interventies of behandelprogramma’s (Hoge-

school Arnhem en Nijmegen, 2014).

1.4 Opdrachtgever

Entréa is er voor kinderen en jongeren van 0 tot 18 (23) jaar en hun gezin, bij complexe vra-

gen op het gebied van opgroeien en ontwikkeling. Vanuit de overtuiging dat elk kind recht

heeft op een veilige plek om op te groeien en zich te ontwikkelen, biedt Entreá speciaal on-

derwijs, ambulante, specialistische begeleiding en opvoedingsondersteuning.

Met begeleiding en speciaal onderwijs willen zij zo dicht mogelijk in de buurt zijn. Zij vinden

het belangrijk dat het kind en zijn gezin zo snel mogelijk zelf verder kunnen en gaan in deze

ondersteuning uit van ieders kracht en mogelijkheden. Entréa werkt in Gelderland-Zuid.

Entréa is een organisatie die jeugdzorg, onderwijs en onderzoek combineert. Het meten van

resultaten is een geïntegreerd onderdeel in de ondersteuning en samenwerking van Entréa.

Zo kunnen zij doelmatig en effectief blijven werken en echt antwoord geven op de vraag van

een kind en zijn gezin én van de omgeving (Entréa, 2014).

Pleegzorg

Pleegzorg is een vorm van hulpverlening waarbij het kind voor korte of langere tijd in een

pleeggezin woont omdat dit thuis (tijdelijk) niet kan. Er is crisispleegzorg - kort verblijf, crisis-

opvang 12+, basispleegzorg en weekend- en vakantiepleegzorg.

Entréa heeft twee groepen pleeggezinnen: de netwerkpleeggezinnen* en de bestandspleeg-

gezinnen*. Een netwerkgezin is een gezin dat het pleegkind en zijn ouders al kent voordat er

van plaatsing sprake is. Er is sprake van een bekendheid of betrokkenheid, omdat men fami-

lie is van elkaar of deel uitmaakt van de kring van vrienden en bekenden. De bestandspleeg-

gezinnen kiezen voor pleegzorg, nog voordat zij een pleegkind kennen (Entréa, 2014).

1.5 Leeswijzer

Het onderzoeksrapport is onderverdeeld in 8 hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bestaat uit

de inleiding van het onderzoek. Hierin wordt de aanleiding van en de uitleg over het onder-

zoek benadrukt. Het tweede hoofdstuk bestaat uit de probleemanalyse die is onderverdeeld

in literatuuronderzoek en praktijkonderzoek. De probleemanalyse sluit zich af met een con-

clusie.

Het derde hoofdstuk geeft de probleemstelling weer waarbij de onderzoekvraagstelling en

deelvragen benoemd worden. Hoofdstuk vier bestaat uit het onderzoeksplan waarin de me-

thoden, respondenten en verantwoording beschreven wordt. In hoofdstuk vijf worden de

Page 9: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

9

deelvragen en onderzoeksvraagstelling beantwoordt, waarna de conclusies en de voort-

vloeiende aanbevelingen beschreven worden in hoofdstuk 6 en 7. Hoofdstuk 8 geeft de dis-

cussiepunten weer die ontstaan zijn tijdens het uitvoeren van het onderzoek.

In de hoofdstukken worden enkele begrippen benadrukt met een sterretje (*). Dit sterretje

verwijst naar bijlage 1. In deze bijlage worden de begrippen verhelderd.

1.6 Samenvatting onderzoeksrapport

Er is een groei ontstaan in het aantal pleegzorgplaatsingen die voortijdig en om negatieve

redenen worden beëindigd, ook wel breakdown genoemd. Uit onderzoeken die in het verle-

den hebben plaats gevonden, blijkt dat dit aantal tussen de 30% en 57% ligt. Een breakdown

heeft negatieve gevolgen voor de ontwikkelingen van de kinderen, ouders en het pleeggezin.

Het doel is om ervoor te zorgen dat er meer grip ontstaat op de continuïteit en stabiliteit van

pleegzorgplaatsingen door inzicht te krijgen op de invloedrijke factoren van een breakdown.

In dit onderzoeksrapport wordt dit inzicht vergaard door middel van een dossieronderzoek

van de eerste 50 pleegzorgplaatsingen vanaf 1 januari 2007 bij jeugdzorginstelling Entréa,

afdeling pleegzorg. Uit dit onderzoek zijn verschillende factoren aan het licht gekomen die

van invloed kunnen zijn op het ontstaan van een breakdown. Het onderzoeksrapport verant-

woordt de uitkomsten vanuit het dossieronderzoek, waarna er, in overleg met opdrachtgever

Geertje van Gerven, aanbevelingen zijn ontstaan. Deze aanbevelingen hebben uiteindelijk

tot het product geleid dat is samengesteld om de invloedrijke factoren van een breakdown

inzichtelijk te maken, waardoor de grip op stabiliteit en continuïteit van een pleegzorgplaat-

sing vergroot kan worden.

Page 10: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

10

2. Probleemanalyse

__________________________________________________________________________

In de twee analyses hieronder (literatuuranalyse en praktijkanalyse) wordt gebruikt gemaakt

van de 5xW+H formule om inzicht te krijgen in het probleem en de probleemcontext (Mig-

chelbrink, 2009). De 5xW+H formule bestaat uit de volgende vragen;

- Wat is het probleem?

- Wie heeft er problemen?

- Wanneer is het een probleem?

- Waarom is het een probleem?

- Waar doet het probleem zich voor?

- Hoe is het probleem ontstaan?

2.1 Literatuuronderzoek

De vraag naar pleegzorg is de laatste jaren sterk toegenomen. De capaciteit is echter be-

perkt. De groep kinderen met ernstige en complexe problemen groeit. Een grote zorg binnen

de pleegzorg is het onaanvaardbaar hoge aantal plaatsingen dat voortijdig en met ongunstig

resultaat wordt beëindigd. Het zijn vooral langdurige perspectief biedende plaatsingen die

voortijdig worden beëindigd. (Hogeschool Arnhem en Nijmegen, 2013).

De recente Factsheet* van Pleegzorg Nederland in 2012 geven een beeld over wanneer

breakdown plaats vindt. ‘Van alle plaatsingen die in 2012 zijn beëindigd is de duur van de

plaatsingen geregistreerd. Van de 10.050 beëindigde plaatsingen heeft 38% van de pleeg-

kinderen korter dan drie maanden bij pleegouders gewoond en 32% langer dan een jaar.

Voor 3.500 kinderen betrof het een doorplaatsing van kortdurende opvang (korter dan een

jaar) naar een pleegzorgplaatsing voor langere tijd (Pleegzorg Nederland, 2013).’ Hieruit

wordt duidelijk dat er te veel plaatsingen vroegtijdig beëindigingen binnen een tijdsbestek

van één jaar.

Er zijn verschillende partijen die grote last ondervinden van een breakdown. De gevolgen

van de zogenaamde breakdowns zijn vaak zeer negatief voor het pleegkind, de biologische

ouders, de pleegouders en pleegzorgaanbieders.

Pleegkinderen (Micro-niveau*)

Een van de belangrijkste doelgroepen binnen dit onderzoek zijn de pleegkinderen van jeugd-

zorginstelling Entréa. Op het moment dat het pleegkind in een pleeggezin terecht komt is er

al veel aan vooraf gegaan. Een uithuisplaatsing, wat an sich al een traumatische ervaring

Page 11: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

11

kan zijn en in veel gevallen hebben de kinderen thuis ook het nodige meegemaakt. Voor het

kind is het van belang dat er een stabiele plaatsing word gerealiseerd. Uit verschillende on-

derzoeken is gebleken dat een kind dat tijdens de eerste levensjaren geen vaste verzorger

heeft, ernstige ontwikkelingsschade kan oplopen (Maaskant & Reinders, 2010).

Een vroegtijdige beëindiging van het pleegzorgtraject zorgt ervoor dat pleegkinderen

te maken krijgen met verschillende plaatsingen in hun leven. Dit werkt ten nadelen voor de

ontwikkeling van deze pleegkinderen. Stabiliteit en continuïteit zijn nodig voor een goede

basis voor de ontwikkeling. Stabiliteit betekent dat het pleegkind zijn omgeving als duidelijk,

voorspelbaar en vertrouwd ervaart. In een vertrouwde omgeving kunnen positieve relaties

worden opgebouwd. Een stabiele omgeving voelt tegelijkertijd ook veilig. Veiligheid is de

basis van de ontwikkeling van een kind (Schreuder, Heutz & Bosma, 2010). Continuïteit be-

tekent een voortgang in de opvoeding zonder onderbrekingen. Deze stabiliteit en continuïteit

ervaren de pleegkinderen niet, wat gevolgen kan hebben op de ontwikkeling van deze

pleegkinderen (Schreuder, Heutz & Bosma, 2010).

Roerdink (2010) zegt hierover “De afgebroken pleegzorgplaatsing is voor het pleeg-

kind een dubbele aanslag op de capaciteit tot hechten en elke volgende breakdown komt de

kwaliteit van de hechtings- en opvoedingsrelatie niet ten goede’’ (p. 16).

Niet alleen de kwaliteit van hechten komt niet ten goede bij een breakdown, maar er komen

meerdere negatieve gevolgen aan bod. Zo beschrijven Bergh & Weterings (2010, p. 187):

De ervaring van één of meerdere breakdowns heeft belangrijke negatieve gevolgen

voor de ontwikkelingen van pleegkinderen. Het resulteert in moeilijkheden om volwassenen

te vertrouwen, in een toename of zelfs het ontstaan van gedragsproblemen, dalende school-

resultaten, een afname van de kans op hereniging met de ouders en een langer verblijf in

residentiële zorg. Sommige jongeren gaan als gevolg van een breakdown vroegtijdig zelf-

standig wonen, wat kan leiden tot een lagere levenskwaliteit en sociaal isolement.

Wanneer je je voortdurend moet aanpassen aan een veranderde omgeving neemt de ont-

wikkelingsbedreiging toe en kan mogelijk leiden tot een gestagneerde ontwikkeling. Een ge-

stagneerde ontwikkeling kan zich uiten in bijvoorbeeld een verminderde agressieregulatie,

een negatief zelfbeeld, toenemend wantrouwen in (nieuwe) opvoeder. Deze toenemende

gedragsproblemen afkomstig van een breakdown, verhogen weer de kans op een toekom-

stige breakdown (Bergh & Weterings, 2010).

Het voorkomen van een breakdown is erg belangrijk voor pleegkinderen, omdat zij te

kampen hebben met bestaansonzekerheid*. Het pleegkind heeft al eerder ervaren dat hij/zij

weggestuurd kan worden. Dit geeft het kind een diep gevoel dat het niet de moeite waard

en/of ongewenst is. Onbewust of bewust leven zij met het idee dat zij weer weg ‘gestuurd’

Page 12: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

12

kunnen worden (Maaskant & Reinders, 2010). Wanneer het pleegkind een breakdown mee

maakt wordt het gevoel van ‘waardeloos’ en ‘ongewenst’ versterkt (Maaskant & Reinders,

2010).

Biologische ouders (Meso-niveau*)

Werken aan de relatie van de biologische ouder en het kind gaat vaak met vallen en op-

staan, maar het levert desondanks erg veel op voor het kind en zijn of haar biologische ou-

der(s). Het is om deze reden van belang dat een pleegzorgplaatsing zonder problemen ver-

loopt, omdat zij belang hebben bij het welzijn van hun eigen kind(eren). Om diezelfde reden

hebben de biologische ouders er last van als hun kind een breakdown ondergaat een pleeg-

gezin. Zij willen het beste voor hun kind(eren) (Weterings, 1998).

Pleegouders (Meso-niveau*)

Voor pleeggezinnen is een breakdown een negatieve ervaring. Pleegouders openen voor het

kind hun huis, hart en deur. Wanneer de plaatsing dan vroegtijdig en om negatieve redenen

wordt afgebroken brengt dat veel schade met zich mee. Zoals Delfos (2001) omschrijft: ‘‘Een

pleegkind kan heel gelukkig zijn bij de pleegouders, maar daaronder ligt het besef zowel bij

pleegkind als bij pleeggezin dat het een gekozen en geen vanzelfsprekende situatie is’’ (p.

15).

Wanneer er een breakdown plaatsvindt, heeft dit niet alleen gevolgen voor het pleegkind

maar leidt dit veelal tot spanningen in de gezinsrelaties (Bergh & Weterings, 2010). Een

breakdown kan ertoe leiden dat pleegouders een gevoel van falen aan de plaatsing over-

houden. Dit kan een burn-out van het pleeggezin tot gevolg hebben en het verlies voor een

pleeggezin voor de zorgaanbieder’ (Strijker & Zandberg, 2001). Een breakdown is voor de

eigen kinderen van pleegouders ook een negatieve gebeurtenis en wordt om die reden ook

gezien als een grote impact. Het doet bijvoorbeeld een groot beroep op het aanpassings-

vermogen.

Hoe is het probleem ontstaan?

Het probleem is ontstaan in de jaren zeventig. Pleegzorg is een vorm van jeugdhulpverlening

met een lange en historische verankerde traditie (Bastiaensen, 2001).

Wat nu met de term ‘pleegzorg’ wordt bedoeld, bestaat reeds in de 16e eeuw en wordt dan

‘gezinsverpleging’ genoemd. In de 16e eeuw gaat het om de opvang van wezen en vondelin-

gen uit de steden. Deze wezen en vondelingen worden opgevangen door gezinnen op het

platteland. De boerengezinnen bieden verzorging in ruil voor de inzet op de boerderij. Het in

werking treden van de Kinderwetten aan het begin van de twintigste eeuw vormt de aanzet

tot een meer wettelijk gefundeerd karakter voor pleegzorg. Vanaf de jaren 70 zeventig wordt

Page 13: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

13

pleegzorg steeds meer beschouwd als een vorm van hulpverlening (Bastiaensen, 2001).

Vanaf deze tijd wordt een merkbaar verschil geconstateerd in de plaatsingen van kinderen.

Zij worden dan steeds minder residentieel geplaatst, maar komen vaker terecht in een

pleeggezin. Vanaf de jaren zeventig wordt dan geconstateerd dat, afhankelijk van de popula-

tie die wordt bestudeerd, 25 tot meer dan 50 procent van alle pleegzorgplaatsingen in Neder-

land mislukt of voortijdig om negatieve redenen worden afgebroken (Bastiaensen, 2001).

2.2 Praktijkonderzoek

Pleegzorggezinnen worden zorgvuldig gekozen en gematcht met de kinderen/jeugdigen.

Vanuit deze matching worden doelen gesteld waaraan gewerkt zal worden. De pleegzorg-

medewerker begeleidt het pleeggezin en evalueert eens per half jaar de doelen en de situa-

tie. Tussentijds vinden er begeleidingsgesprekken plaats en wordt de situatie continu beke-

ken om zo de veiligheid en het leefklimaat te waarborgen.

De partijen die belang hebben bij het onderzoek zijn de pleegzorg medewerkers, pleegzorg-

aanbieder en de maatschappij in het algemeen.

Pleegzorg Medewerkers (Meso niveau*)

Bij de pleegzorg medewerkers is draagvlak gecreëerd. Het verkrijgen van draagkracht met

betrekking tot het onderzoek was niet lastig. Pleegzorg medewerkers herkennen het pro-

bleem en zij zijn zich bewust van de negatieve gevolgen van een breakdown. Het is voor hen

van zeer groot belang dat zij vroegtijdig factoren constateren die tot een breakdown kunnen

leiden. Zij kunnen in de desbetreffende, negatieve, omstandigheden veel betekenen als je

kijkt naar de expertise op het gebied van pleegzorg die zij bezitten.

Pleegzorgaanbieders (Meso niveau*)

Voor pleegzorgaanbieders is een afgebroken plaatsing erg negatief.

Een afgebroken pleegzorgplaatsing houdt in dat de pleegzorgaanbieder een nieuwe verblijf-

plaats voor het pleegkind dient te zoeken. Indien dit een nieuwe pleegzorgplaatsing is, zal er

veel tijd geïnvesteerd moeten worden in de ondersteuning en begeleiding van de nieuwe

pleegouders en het pleegkind (Bergh & Weterings, 2010).

Een breakdown heeft een negatief effect op de sector zelf. Het ontmoedigd pleegouders en

kan leiden tot beëindiging van de verbondenheid die pleegouders ervaren met de instelling.

Bovendien resulteert het een in een bijkomende werklast voor de pleegoudervoorziening die

een nieuwe geschikte verblijfplaats voor het kind moet zoeken (Bergh & Weterings, 2010).

Het maatschappelijk belang (Macro niveau*)

Page 14: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

14

De transitie van de jeugdzorg biedt veel kansen om de effectiviteit van de geboden opvoe-

dingsondersteuning te verbeteren. Voor pleegzorg is ‘het recht op een goede opvoeding’

daarbij leidend.

Er bestaat een grote kans dat pleegzorg tijdens de transitie onvoldoende aandacht zal krij-

gen (Pleegzorg Advies Nederland, 2011). Het is om deze reden van groot belang om inzicht

te krijgen in de invloedrijke factoren die meespelen bij een breakdown. Op deze manier

wordt de betrouwbaarheid en uitvoerbaarheid van pleegzorg vergroot en wordt deze onmis-

bare hulpverleningsvorm aantrekkelijker gemaakt voor de transitie in de jeugdzorg. Een ge-

meente zal immers haar geld niet verstrekken aan een hulpverleningsvorm waarvan de con-

tinuïteit en veiligheid in het geding is. Voor gemeente is het belangrijk dat de pleegzorgplaat-

singen slagen.

2.3 Conclusie probleemanalyse

Het doel van een pleegzorgplaatsing is te allen tijde gericht op het zo snel mogelijk herstellen

van de oorspronkelijke opvoedingssituatie en het bieden van continuïteit en stabiliteit. In veel

gevallen is een terugplaatsing in het biologisch gezin niet mogelijk en worden de jeugdigen

geplaatst in een perspectief biedend pleeggezin voor een langdurige plaatsing. De praktijk

wijst echter uit dat een langdurige plaatsing niet altijd mogelijk is en om verschillende rede-

nen vroegtijdig wordt afgebroken. Dit wordt een breakdown genoemd. In 30 tot 57% van de

pleegzorgplaatsingen blijkt de breakdown voor te komen. Een breakdown heeft veel negatie-

ve gevolgen voor de betrokkenen binnen een pleegzorgplaatsing. De gevolgen zijn niet te

overzien en richten veel schade aan. De factoren die meespelen in het voortijdig en om ne-

gatieve redenen afbreken van een pleegzorgplaatsing zijn deels bekend. Een groot gedeelte

blijft onbekend, waardoor onderzoeken noodzakelijk zijn en blijven.

Voor dit onderzoek wordt er gekeken naar 3 verschillende invalshoeken; kindfactoren, ouder-

factoren en pleegouderfactoren.

Page 15: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

15

3. Probleemstelling

_________________________________________________________________________________

Doelstelling

Doelstelling: ‘Inzicht krijgen in de mate waarin kind- ouder en pleegouderfactoren een rol

spelen bij

breakdown binnen jeugdzorginstelling Entréa, waaruit aanbevelingen zullen voortvloeien’.

Onderzoeksvraagstelling

Onderzoeksvraag: ‘Welke kind- ouder en pleegouderfactoren spelen een rol bij de break-

down van pleegzorgplaatsingen binnen jeugdzorginstelling Entréa?’.

3.1 Deelvragen verantwoording

De dossiers zullen worden geanalyseerd door middel van een code- en invullijst (bijlage 1 en

2). Deze lijsten zijn ontwikkeld door de Vrije Universiteit Brussel. Deze analyseschema’s pei-

len de variabelen die volgens de literatuur een breakdown kunnen bespoedigen. Voorbeel-

den hiervan zijn: reden van plaatsing (wegvallen zorgfiguur, onmachtige ouder, feiten kind en

mishandeling), aantal overplaatsingen voor aanvang van de huidige plaatsing, de ernst van

het probleemgedrag bij aanvang van de plaatsing (vierpuntenschaal: 0: geen probleem ge-

drag tot 3: zeer ernstig probleemgedrag) en etniciteit. De deelvragen die ontwikkeld zijn in

samenwerking met behandelcoördinator Geertje van Gerven geven de belangrijkste aspec-

ten weer van de bestaande code- en invullijsten.

De nummers die achter elke deelvraag genoteerd staan geven de invullijst-vragen aan. De

deelvragen zijn hierop gebaseerd. Om de deelvragen te beantwoorden, wordt er gekeken

naar die uitkosten/resultaten van de bijpassende vraag. De deelvragen zijn onder verdeeld in

verschillende koppen, deze zijn afgeleid van de koppen van de invullijst.

3.2 Deelvragen

Breakdown.

1. In hoeveel gevallen van de 50 dossiers, is er sprake van breakdown? (Vraag 501)

2. Wat is de tijdsduur tot een breakdown voor pleegkinderen in de langdurige plaatsingen?

(Vraag 12 en 34)

Page 16: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

16

3. Zijn er factoren voorafgaand aan de plaatsing die van invloed zijn bij een breakdown? Zo

ja, wat dan? (Vraag 35 t/m 40)

Algemene karakteristieken.

4. Heeft het type pleeggezin (bestand/netwerk) invloed op een breakdown? (Vraag 13)

5. Heeft de samenlevingsvorm en/of ‘gezinsgrootte’ van het pleeggezin invloed op een

breakdown? (Vraag 15 t/m 21)

Probleemgedrag van het kind.

6. Welk probleemgedrag bij pleegkinderen komt het meest voor bij een breakdown? (Vraag

26/27, 101 t/m 110)

Conflicten tussen onder en pleegouders.

7. Wat voor invloed heeft het contact tussen ouder en pleegouders op een breakdown?

(Vraag 201 t/m 206)

Problemen bij de pleegouders.

8. Hoe vaak leid mishandeling of onvoldoende opvoedingsvaardigheden van pleegouders tot

een breakdown? (Vraag 301 t/m 304)

Problemen bij de verwijzer.

9. Hoe vaak speelt de beslissing van de kinderrechter een rol bij breakdown? (Vraag 401 en

402)

Huidige pleegzorgplaatsing.

10. Wat is het verschil van begeleiding bij wel of geen breakdown? (Vraag 28 t/m 30)

Page 17: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

17

4. Onderzoeksplan

_________________________________________________________________________________

Het onderzoek maakt deel uit van een omvangrijker onderzoek, zoals in de inleiding be-

schreven. Het gaat hier om retrospectief onderzoek naar breakdown binnen de Gelderse

pleegzorg. Onder de ‘Gelderse Pleegzorg’ wordt verstaan; Lindenhout, Pactum en Entréa.

4.1 Onderzoeksmethoden

‘Retrospectief’ onderzoek wil zeggen, leren van casuïstiek in het recente verleden. Voor dit

onderzoek worden er dossiers geraadpleegd. Hierdoor wordt het onderzoek een dossieron-

derzoek. Om hier één lijn in te trekken met Lindenhout en Pactum, is er voor gekozen dat dit

de eerste 50 perspectief biedende pleegzorg plaatsingen vanaf 1 januari 2007 zullen zijn. Dit

zijn netwerkpleeggezinnen of bestand pleeggezinnen. Er wordt onderzoek gedaan door mid-

del van invullijsten en een codeboek (bijlage 2 en 3). Wanneer een dossier (kinddossier,

pleegouderdossier en Care4 registratiesysteem) niet voldoende informatie verstrekt en er

nog vragen zijn over gegevens, worden pleegzorgwerkers vanuit Entréa benaderd die be-

trokken zijn geweest bij de desbetreffende plaatsing. Onder het begrip ‘een dossier’ wordt

het pleegkinddossier, pleegouderdossier en Care4 registratiesysteem gegevens verstaan.

Wanneer de 50 dossiers geanalyseerd zijn aan de hand van de invullijsten, worden

de gegevens verzameld en ingevoerd in een Excel bestand. Vanuit het Excel bestand wor-

den de resultaten per vraag gebundeld.

Aan de hand van de gegevens vanuit het Excel bestand worden de deelvragen en daarna

de onderzoeksvraagstelling beantwoord. Hieruit zullen de aanbevelingen voortvloeien.

Vanwege onvoldoende mogelijkheid om de gegeven antwoorden op vraag 28-31 en 101-209

in het Excel bestand te voegen, gaan we door middel van een specifieke gerichte kwalitatie-

ve analyse de gegevens handmatig verwerken. De gegevens worden ontleed en er wordt

expliciet gekeken naar patronen, samenhang, frequentie, tegenstellingen en onverwachte

verrassende zaken. De verschillende antwoorden worden allereerst geordend per deelvraag

We zullen ons laten leiden door opvallende patronen en zaken en dit vermelden bij de be-

antwoording van de deelvragen (Migchelbrink, 2009).

4.2 Respondenten

De respondenten* die benaderd zullen worden zijn zoals hier boven vermeld de eerste 50

dossiers, perspectief biedende pleegzorgplaatsingen, vanaf 1 januari 2007. Het eerste

pleegzorgdossier dat is gestart, betreft de datum 18 januari 2007. Het laatste pleegzorgdos-

sier dat is onderzocht, is een plaatsing geweest die op 16 augustus 2007 is gestart. Deze

dossiers bestaan uit kind dossiers en pleegouder dossiers. Daarnaast zal er voor missende

gegevens het registratiesysteem ‘CARE 4’ geraadpleegd worden. Care4 is een geavanceerd

Page 18: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

18

softwarepakket dat ontwikkeld is voor hulpverlenende organisaties. Het biedt hen ondersteu-

ning bij de dagelijkse bedrijfsvoering. (Nedercare, z.d.)

4.3 Validiteit en betrouwbaarheid

De validiteit* van kwalitatief onderzoek* wordt grotendeels bepaald door de juistheid van de

interpretaties van de onderzoekers van de date en de bewijsvoering van deze interpretaties

(Boeije, Hart & Hox, 2009). Om de juistheid van onze interpretaties te controleren worden er

10 dossiers per onderzoeker opnieuw bekeken door onderzoekers van een andere Gelderse

organisatie. Dit zijn de organisaties Lindenhout en Pactum. Wanneer er een groot verschil is

in de uitkomst of de interpretaties verschillen dusdanig, zal het dossier opnieuw worden be-

keken en geanalyseerd. Door deze inhoudscontroles door andere onderzoekers wordt de

validiteit en betrouwbaarheid vergroot (Migchelbrink, 2009).

Validiteit in vragenlijstonderzoek heeft alles te maken met de manier waarop belangrijke be-

grippen zijn geoperationaliseerd. De operationalisering bepaald hoe een begrip wordt geme-

ten (Migchelbrink, 2009). Hiermee wordt bedoeld dat datgene wordt onderzocht dat onder-

zocht moet worden. Om de validiteit te vergroten wordt de invullijst ingevuld door middel van

een codeboek. Dit codeboek is te vinden in bijlage 2. In dit codeboek staat per vraag van de

invullijst uitgelegd wat er bedoeld word met de vraag en hoe deze beantwoord moet worden.

De betrouwbaarheid* van het onderzoek betreft het vertrouwen in de werkwijze tijdens het

onderzoek. Het gaat om de nauwkeurigheid en zorgvuldigheid in de wijze van uitvoering.

Toevallige factoren die onderzoeksresultaten kunnen kleuren of vertekenen moeten voorko-

men worden. Tijdens het invullen van de invullijsten is het niet te voorkomen dat er soms

geïnterpreteerd word. Wanneer er geïnterpreteerd moet worden, zal er in drievoud overlegd

worden. Een invullijst invullen nadat een van de onderzoekers een heel vervelende ervaring

achter de rug heeft, zal de invulling beïnvloeden (Migchelbrink, 2009). Zodra een soortgelijke

situatie als deze voor zal komen, wordt er overleg gepleegd en beoordeeld of de betrouw-

baarheid niet in het geding komt. Hiermee willen wij er voor waken dat er te allen tijde nauw-

keurig en zorgvuldig gewerkt word. Dit vergroot de betrouwbaarheid.

Eerder is genoteerd welke stappen worden doorlopen tijdens dit onderzoek. De stappen zijn

duidelijk te volgen en te controleren. Daarnaast zijn de deelvragen verantwoord. Dit maakt

het proces transparant. Op die manier wordt er rekening gehouden met de validiteit en be-

trouwbaarheid.

Page 19: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

19

4.4 Onderzoeksverantwoording

Databron Dataverzamelingstechnieken

Deelvraag 1 t/m 10 Dossiers

Eventueel:

Pleegzorgmedewerkers

Registratiesysteem (Care4)

Inhoudsanalyse door middel

van invullijst en codeboek (bij-

lage 2 en 3).

Kwalitatieve analyse

Onderzoeksvraagstelling Dossiers

Literatuur

Eventueel:

Pleegzorgmedewerkers

Registratiesysteem (Care4)

Inhoudsanalyse door middel

van invullijst en codeboek (bij-

lage 2 en 3).

Tabel 1

Onderzoeksverantwoording per deelvraag en de onderzoeksvraag.

Page 20: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

20

5. Onderzoeksanalyse _________________________________________________________________________________

5.1 Beantwoording Deelvragen

Zoals al eerder vermeld zijn de deelvragen gebaseerd op de vragen van de invul- en code-

lijst. De deelvragen zijn onder verdeeld in verschillende koppen, deze zijn afgeleid van de

invullijst. De deelvragen worden beantwoord op basis van breakdown situaties. De overige

dossiers (de dossiers zonder breakdown situaties) worden enkel meegenomen in de beant-

woording van deelvraag 10.

Achter de deelvragen zijn nummers genoteerd, deze geven aan uit welke vraag van

de invullijst de ruwe data (de resultaten) voort zijn gekomen.

De volledige resultaten per vraag van de invullijst zijn terug te vinden in bijlage 4.

Breakdown.

1. In hoeveel gevallen van de 50 dossiers, is er sprake van breakdown? (Vraag 501)

Uit huidig onderzoek, waarbij 50 pleegzorgplaatsingen zijn geraadpleegd, zijn er 16 pleeg-

zorgplaatsingen die leiden tot een breakdown. In percentages uitgedrukt is dit 32%.

2. Wat is de tijdsduur tot een breakdown voor pleegkinderen in de langdurige plaatsingen?

(Vraag 12 en 34)

De tijdsduur tussen de plaatsingsdatum in

2007 en de datum waarop een breakdown

plaats vindt is uiteenlopend. In tabel 2 wordt

de tijdsduur in maanden weergeven. Een

voorbeeld: Bij 4 pleegkinderen komt er een

breakdown voor binnen de eerste 6 maan-

den van de pleegzorgplaatsing.

Tabel 2

Tijdsduur plaatsingsdatum tot breakdown.

3. Zijn er factoren voorafgaand aan de plaatsing die van invloed zijn bij een breakdown? Zo

ja, wat dan? (Vraag 35 t/m 40)

Tabel 3

Weergave hoeveel pleegkinderen, plaatsingen hebben meegemaakt (hulpverleningsge-

Maanden tot een break-

down

Frequentie

Pleegkinderen

0 – 6 maanden 4

6 – 12 maanden 3

12 – 18 maanden 5

18 – 24 maanden 2

Meer dan 24 maanden 2

Page 21: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

21

schiedenis).

Een voorbeeld

van een ver-

plaatsing kan

zijn; pleeggezin

→ crisispleegge-

zin → gezinshuis

→ residentiële

setting → psy-

chiatrische setting. 50% van de pleegkinderen (8/16) die een breakdown hebben meege-

maakt hebben 1 verplaatsing meegemaakt. Als een kind uit huis geplaatst wordt en naar

een

crisisgezin gaat, waarna het vervolgens naar een pleeggezin gaat, wordt dit geteld als 1 ver-

plaatsing. Gezin (thuissituatie) → crisisgezin → pleeggezin = 1 verplaatsing. De eerste uit-

huisplaatsing is volgens het codeboek geen verplaatsing.

In het huidig onderzoek is tevens gekeken naar de reden van uithuisplaatsing op het gebied

van ‘psychosociaal functioneren jeugdige’ en ‘gezin en opvoeding’. Hieronder zullen de rele-

vante resultaten per aspect beschreven worden.

Psychosociaal functioneren jeugdige:

Emotionele problemen:

75% van de pleegkinderen is uithuis geplaatst mede door emotionele problemen, dat zijn 12

van de 16 pleegzorgplaatsingen. Van deze 12 is het opvallend dat vijf pleegkinderen te ma-

ken hebben met hechtingsproblematiek (zie bijlage 4, vraag 101, voor meer kwalitatieve re-

sultaten).

Gedragsproblemen:

75% is mede door gedragsproblemen uit huis geplaatst (12 van de 16). Hierbij is het opval-

lend dat zes pleegkinderen de gedragsproblemen ‘opstandig en boos’ vertonen. Daarnaast

komt liegen, stelen en vernielen drie keer voor. Andere voorbeelden van voorkomende ge-

dragingen zijn: manipulatief, agressief, ADHD en moeilijk accepteren van autoriteit (zie bijla-

ge 4, vraag 102, voor meer kwalitatieve resultaten).

Aantal verplaatsingen Frequentie pleegkinderen (bij een break-

down)

0 1

1 8

2 2

3 1

4 1

5 1

6 1

7 2

Page 22: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

22

Problemen in de persoonlijkheidsontwikkeling:

43,75% (7 van de 16) heeft bij de uithuisplaatsing te maken met problemen in de identiteits-

ontwikkeling. Drie daarvan hebben te kampen met loyaliteitsconflicten. Andere voorbeelden

bij deze categorie zijn: Negatief zelfbeeld en vermoedens van borderline stoornis.

Gebruik van middelen/verslaving:

18,75% (3 van de 16).

Gezin en opvoeding:

In alle gevallen hebben de pleegkinderen voor hun uithuisplaatsing te maken gehad met ou-

ders die ontoereikende kwaliteiten hadden in de opvoeding. Bij 81,25% (13 van de 16) heeft

de uithuisplaatsing mede te maken met problemen in de ouder-kindrelatie. In 75% (12 van

de 16) hebben de pleegkinderen te maken gehad met verwaarlozing in hun vroegere thuissi-

tuatie, waarvan 1 pleegkind te maken heeft gehad met mishandeling. 93,75% (15 van de 16)

heeft een instabiele opvoedingssituatie gehad. Een voorbeeld wat meerdere keren naar vo-

ren komt, is een gezin met gescheiden ouders en weinig stabiliteit. Bij 87,5% (14 van de 16)

waren er problemen met de ouder(s)/opvoeder(s). Een verslavingsprobleem van een ouder

is een aspect dat 6 pleegkinderen hebben meegemaakt. Daarnaast kwamen psychische

problemen van ouder(s)/opvoeder(s) meerdere keren voor. Bij 50% van de uithuisplaatsin-

gen waren er problemen in het sociale netwerk van de ouder(s)/opvoeder(s).

Algemene karakteristieken.

4. Heeft het type pleeggezin (bestand/netwerk) invloed op een breakdown? (Vraag 13)

Voor het huidige onderzoek zijn er 50 dossiers geraadpleegd. 42 (84%) dossiers zijn net-

werkpleeggezinnen. De overige 8 (16%) pleegzorgplaatsingen zijn bestand pleeggezinnen

geweest.

Het huidig onderzoek geeft 16 breakdown situaties weer van de 50 onderzochte pleegzorg-

plaatsingen. Van deze 16 breakdown situaties zijn het 12 (75%) netwerkgezinnen en 4 (25%)

bestand pleeggezinnen geweest.

Breakdown in procenten per type pleeggezin:

Netwerkgezinnen totaal: 42 (100%)

Netwerk breakdown: 12

Procentueel: 28,57%

Bestandgezinnen totaal: 8 (100%)

Page 23: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

23

Bestand breakdown: 4

Procentueel: 50%

5. Heeft de samenlevingsvorm en/of ‘gezinsgrootte’ van het pleeggezin invloed op een

breakdown? (Vraag 15 t/m 21)

Samenlevingsvorm

Uit huidig onderzoek blijkt dat de samenlevingsvorm bij een breakdown in 56,25% (9/16) uit

eenoudergezin bestaat. Acht daarvan zijn eenoudergezinnen met een pleegmoeder. Het

andere eenoudergezin bestaat uit een pleegvader. De samenlevingsvorm van de overige 7

van de 16 breakdown gevallen zijn tweeoudergezinnen. Zie grafiek 1 hieronder ter verduide-

lijking.

Gezinsgrootte

Onderzocht is de gezinsgrootte van de pleegouders, gekeken naar eigen (thuiswonende)

kinderen van pleegouders (tabel 4) en eventueel andere pleegkinderen van pleegouders

(tabel 5). Wanneer er wordt gesproken over gezinsgrootte wordt hiermee bedoeld ‘het totaal

aantal kinderen’.

Eigen kinderen pleegouders Frequentie in aan-

tal gezinnen

0 kinderen 8

1 kind 5

2 kinderen 3

Page 24: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

24

3 kinderen 0

Tabel 4

Aantal eigen kinderen pleegouders.

Andere pleegkinderen van pleegou-

ders

Frequentie in aantal

gezinnen

0 kinderen 12

1 kind 3

2 kinderen 0

3 kinderen

1

Tabel 5

Aantal pleegkinderen pleegouder.

In totaal betekent dit dat bij vijf van de 16 gezinnen het gezin enkel bestond uit het pleegkind.

In deze gezinnen hadden pleegouders geen andere pleegkinderen of eigen kinderen of wa-

ren zij het huis uit.

In nog eens vijf gevallen bestond de gezinsgrootte uit het pleegkind met nog één ei-

gen kind of ander pleegkind. De totale gezinsgrootte hier is twee.

In nog vijf gevallen bestond de gezinsgrootte uit 2 eigen kinderen/pleegkinderen. De

totale gezinsgrootte hier is 3.

In nog één enkel geval was de totale gezinsgrootte 4.

Probleemgedrag van het kind.

6. Welk probleemgedrag bij pleegkinderen komt het meest voor bij een breakdown? (Vraag

26/27, 101 t/m 110)

Er is gekeken naar specifiek probleemgedrag (gedragingen die vanuit de Child Behaviour

Checklist zijn meegenomen in de invullijst). De antwoord mogelijkheden bestonden uit: ‘He-

lemaal niet, beetje of soms en duidelijk of vaak. Er is tevens onderscheidt gemaakt tussen de

eerste 6 maanden en de tijd na deze 6 maanden. In bijlage 4 zijn deze resultaten terug te

zien. Bij het probleemgedrag in het eerste halve jaar is het opvallend dat 43,75% (7/16) een

´beetje of soms´ zorgen heeft en lijkt over dingen in te zitten. 18,75% (3/16) laat dit pro-

bleemgedrag ´duidelijk of vaak´ zien. In totaal is dit dus 10 van de 16 pleegkinderen.

De volgende gedragingen komen bij 6 van de 16 pleegkinderen voor in verschillende mate,

hier zijn geen duidelijke verschillen in voorgekomen: is ongehoorzaam op school, steelt van

Page 25: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

25

huis of buitenshuis, kan zich niet concentreren, is gemakkelijk afgeleid, is nerveus zenuw-

achtig of gespannen, is angstig. Vier pleegkinderen hebben binnen die zes maanden een

breakdown meegemaakt. Zij zijn overplaatst naar een andere opvangmogelijkheid. De vol-

gende gedragingen zijn daarom gebaseerd op 12 pleegkinderen. Drie verschillende gedra-

gingen zijn opvallend na 6 maanden. 50% (6/12) liegt of bedriegt, 50% (6/12) kan zich niet

concentreren en 50% (6/12) heeft veel zorgen. Daarnaast is 31,25% (5/12) ongehoorzaam

op school. De andere probleemgedragingen komen in minder hoge mate voor. Deze gehele

resultaten zijn terug te vinden in bijlage 4, vraag 27.

Uit huidig onderzoek is gebleken dat bij een breakdown in 75% (12/16) van de gevallen de

oorzaak het probleemgedrag van het pleegkind is. Probleemgedragingen vanuit het huidig

onderzoek zijn als volgt: liegen, brutaal, agressief, zelfbepalend, ADHD, seksueel grensover-

schrijdend gedrag, hechtingsproblemen, stemmingsstoornis, bedreigingen, fysiek geweld,

vandalisme en diefstal.

Pleegouders vragen in 56,25% (9/16) zelf beëindiging van een pleegzorgplaatsing aan om-

wille te veel stress als gevolg van het probleemgedrag van het pleegkind.

In 56,25% (9/16) geven pleegouders aan het gedrag van het pleegkind niet te kunnen

hanteren.

In 25% (4/16) is er sprake van een mismatch tussen pleegouders en het pleegkind

waarbij het probleem gedrag van het pleegkind wordt genoemd. Voorbeelden vanuit het hui-

dige onderzoek: pleegkind is respectloos richting pleegouders, pleegmoeder kon niet om-

gaan met het feit dat het pleegkind seksueel spelletje (doktertje) had gespeeld met een an-

der kind.

12,5% (2/16) van de pleegouders willen een time-out tijdens de pleegzorgplaatsing.

31,25% (5/16) van de pleegkinderen loopt weg uit het pleeggezin.

In 43,75% (7/16) van de gevallen wordt het pleegkind (tijdelijk) opgenomen in residentiële,

psychiatrische voorziening opgenomen omwille van probleemgedrag.

In 68,75% (11/16) wordt de pleegzorgplaatsing beëindigd omdat de pleegzorgwerker zich

zorgen maakt over de werkbaarheid van de plaatsing als gevolg van het probleemgedrag

van het pleegkind.

Conflicten tussen onder en pleegouders.

7. Wat voor invloed heeft het contact tussen ouder en pleegouders op een breakdown?

(Vraag 201 t/m 206)

Pleegzorgmedewerkers geven in 12,5% (2/16) van de breakdowngevallen aan de plaatsing

Page 26: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

26

niet meer werkbaar te vinden, omwille van voortdurende conflicten tussen ouders en pleeg-

ouders. Het pleegkind lijdt hieronder. In het verdere huidige onderzoek is er in het contact

tussen ouders en pleegouders geen opvallendheden gevonden.

Problemen bij de pleegouders.

8. Hoe vaak leid mishandeling of onvoldoende opvoedingsvaardigheden van pleegouders tot

een breakdown? (Vraag 301 t/m 304)

Uit huidig onderzoek blijkt dat er van de 16 onderzochte breakdown gevallen één pleegzorg-

plaatsing is geweest waarbij er sprake is geweest van een liefdesrelatie tussen pleegkind en

pleegvader. Misbruik of mishandeling is niet bewezen, maar op deze manier wel bestempeld.

In 3 van de 16 (18,75%) breakdowngevallen blijkt uit huidig onderzoek dat pleegouders on-

voldoende opvoedingsvaardigheden bezitten. In 8 van de 16 (50%) breakdowngevallen ge-

ven pleegouders aan niet de opvoedingsnoden van het pleegkind te kunnen vervullen.

Problemen bij de verwijzer.

9. Hoe vaak speelt de beslissing van de kinderrechter een rol bij breakdown? (Vraag 401 en

402)

In geen enkel geval in het huidige onderzoek is naar voren gekomen dat de beslissing van

een jeugdrechter een rol heeft gespeeld bij de breakdown. De reden en beslissing van

breakdown ligt in alle gevallen bij Entréa of pleegouders.

Huidige pleegzorgplaatsing.

10. Wat is het verschil van begeleiding bij wel of geen breakdown? (Vraag 28 t/m 30)

Voor de beantwoording voor deelvraag 10 heeft er een kwalitatieve analyse plaatsgevonden.

Dit is besloten, omdat vraag 28 tot en met 30 van de invullijst open vragen zijn. Er is gekeken

naar alle 50 dossiers. De dossiers zijn gesplitst (breakdown – geen breakdown) en geanaly-

seerd. Eerst is er enkel gekeken hoeveel procent per doelgroep (pleegouders, biologische

ouders etc.) extra begeleiding heeft gehad. Dit resulteerde in kwantitatieve resultaten. Om er

een extra dimensie aan toe te voegen is er kwalitatief geanalyseerd. Wanneer er extra bege-

leiding heeft plaatsgevonden is genoteerd wat voor soort begeleiding dit is geweest.

Breakdown dossiers

Pleegouders

In 50% (8/16) van de breakdown situaties hebben pleegouders extra begeleiding gekregen

naast de standaard begeleiding in het pleegzorgtraject die zij al kregen. De vormen van extra

begeleiding zijn;

- Ambulante Gezinsbegeleiding - Ouder begeleiding

Page 27: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

27

- Intensieve pleegzorgbegeleiding

- Contextuele Therapie

- Family First Therapie

- Gezinsondersteuning

Wat opvalt, is de begeleiding d.m.v. gezinsondersteuning. Deze hulpverleningsvorm komt bij

4 van de 8 (50%) gevallen voor.

Ouders

In 56,25% (9/16) van de breakdown situaties hebben biologische ouders extra begeleiding

gekregen in het pleegzorgproject van hun kind. Deze vormen zijn:

- Ouderbegeleiding

- Psychiatrie

- Gezinsbegeleiding

- Family First Therapie

- Hulp in de huishouding

- Contextuele Therapie

- Verslavingszorg

De hulpverleningsvorm die het meest geraadpleegd is voor en door ouders is de gezinsbe-

geleiding. Deze hulpverleningsvorm komt voor in 3 breakdowngevallen.

Pleegkind

In 87,5% (14/16) van de breakdown situaties hebben pleegkinderen extra ingezette begelei-

ding gekregen in hun pleegzorgplaatsing. De vormen van extra begeleiding zijn:

- Agressie regulatietherapie

- Psychologisch Onderzoek

- Psychiatrisch Onderzoek

- GGZ

- HSK (Karakter)

- Groepsbegeleiding Pubers

- KOPP Cursus

- Speltherapie

- Family First Therapie

- Dagbehandeling

- Contextuele Therapie

- Orthodidactische hulp

- Psychomotorische Therapie

- Rouwverwerking

- Arbeidstraining (ATC)

De hulpverleningsvorm die het meest voorkomt bij de speciaal kindgerichte interventies is

het uitgevoerde psychologisch onderzoek.

Positieve beëindiging en lopende dossiers

Pleegouders

In 41,17% (14/34) van de positieve of nog lopende situaties hebben pleegouders extra bege-

leiding gekregen in het pleegzorgtraject. De vormen van extra begeleiding zijn;

- Praatgroep psychiatrische proble-

matiek

- Weekendpleegzorg

- Ambulante zorg (MEE)

- Gezinszorg

- Schuldsanering

- Tegemoetkoming ouders van

thuiswonende gehandicapte kin-

Page 28: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

28

deren

- Zorgboerderij

- NIM maatschappelijk werk

- Ambulante gezinsbegeleiding

- Ondersteuning huishouding

- Ouderbegeleiding

- IGP

- Medisch Kinderdagverblijf

Wat opvalt, is de ondersteuning vanuit de weekendpleegzorg. Deze hulpverleningsvorm

komt bij 5 van de 34 gevallen voor.

Ouders

In 67,65% (23/34) van de positieve of nog lopende situaties hebben biologische ouders extra

begeleiding gekregen in het pleegzorgproject van hun kind. Deze vormen zijn:

- (Orthopedagogische) ouderbege-

leiding

- Psychiater (onderzoek)

- Relatie therapie

- Psycholoog (onderzoek)

- Verslavingszorg / Iriszorg

- In bewaring stelling

- Klinische psychiatrische behande-

ling

- Bewindvoering

- Persoonsgebonden Budget

- MBZ

- SEZ Traject

- Ondersteuning omgang met puber

- Observatiegroep moeder – kind

- Hulpverleningstraject Bureau

Jeugdzorg

- Vrouwenopvang

- Mediation

- GGZ

- Schuldsanering

De hulpverleningsvorm die het meest geraadpleegd is voor en door ouders is de ambulante

zorg. Deze hulpverleningvorm komt voor in 7 positieve of nog lopende situaties.

Pleegkind

In 64,7% (22/34) van de positieve of nog lopende situaties hebben pleegkinderen extra inge-

zette begeleiding gekregen in hun pleegzorgplaatsing. De vormen van extra begeleiding zijn:

- Consultatie bureau voor taalont-

wikkeling

- Kinderpsychiatrisch onderzoek

- Psycholoog (onderzoek)

- Logopedie

- Fysiotherapie

- Ergotherapie

- Peuterrevalidatie

- Observaties St. Maarten Kliniek

- Orthopedagoog (onderzoek)

- SOVA training

- IQ test 2

- MBZ

- BZJ

- Begeleiding voor pubers

- Psychomotorische therapie

- Acupuncturist

- Zorgboerderij

- Persoonsgebonden budget

- Bijles taalachterstand

Page 29: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

29

- Schuldhulp maatje

- Trivium i.v.m. overgewicht

- Iriszorg

- Jeugdreclassering

- Rouwverwerking

- Onderzoeken GGZ

- Intensieve training Stijntje Buys

(Behandelgroep Harkelijn)

- Kinderdagcentrum

- DTT

De hulpverleningsvormen die het meeste voorkomt bij de speciaal kindgerichte interventies

zijn logopedie (4/34), psychologisch onderzoek (3/34), fysiotherapie (3/34), SOVA training

(3/34) en psychomotorische therapie (3/34).

5.2 Beantwoording Onderzoeksvraagstelling

In deze paragraaf wordt een samenvatting gegeven van de meest opvallende punten vanuit

het dossieronderzoek, hierdoor wordt er antwoord gegeven op de onderzoeksvraagstelling.

De meest opvallende punten (invloedrijke factoren) die beschreven worden, zijn de factoren

die tot het eindproduct zullen leiden.

‘Welke kind, ouder- en pleegouderfactoren spelen een rol bij de breakdown van pleeg-

zorgplaatsingen binnen jeugdzorginstelling Entréa?’

Kindfactoren;

Vanuit het kind zijn er verschillende factoren naar boven gekomen die meespelen in het ont-

staan van een breakdown. Een eerste factor is de leeftijd. Uit het onderzoek komt naar voren

dat de gemiddelde leeftijd in de breakdown situaties 13,9 jaar is. De meeste breakdown situ-

aties doen zich voor in de leeftijd tussen 15 en 17 jaar.

Een tweede factor is het gedrag van het kind. In de breakdown situaties komt erg veel pro-

bleemgedrag voor. Denk hierbij aan externaliserd gedrag, waarbij agressie het meest voor

komt. De kinderen zijn brutaal, liegen, zijn zelfbepalend en plegen fysiek geweld.

Een derde en laatste factor is de hechtingsstoornis waar veel kinderen en jongeren moeilijk-

heden van ervaren. Een bloedband is geen voorwaarde voor een goede hechtingsrelatie

(Weterings, 1998). Dit is een positief gegeven met betrekking tot pleegkinderen met proble-

men in de gehechtheid, die geplaatst worden bij pleegouders. Dit betekend dat pleegouders

weldegelijk invloed hebben op een goede/verbeterde ontwikkeling van de gehechtheid. De

hechting ontwikkelt zich vanaf de geboorte tot ongeveer het derdelevensjaar (Weterings,

1998). Wanneer jonge pleegkinderen (0 t/m 3 jaar) geplaatst worden met hechtingsproble-

men is dit een voordeel. De praktijk wijst uit dat voornamelijk veel adolescenten pleegkin-

deren een breakdown meemaken. Wanneer deze adolescenten in hun vroegere jaren niet

Page 30: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

30

juist gehecht zijn, zullen pleegouders hier met moeite invloed op kunnen uitoefenen. Dit be-

nadrukt nogmaals de invloed van de leeftijd van pleegkinderen m.b.t. een breakdown.

Ouderfactoren:

De belangrijkste factor die meespeelt in het ontstaan van de breakdown m.b.t. de biologisch

ouder, gaat over het feit dat de biologische ouder niet achter de pleegzorgplaatsing staat.

Het pleegkind vangt deze signalen op, waardoor er moeilijkheden ontstaan in loyaliteit van

het pleegkind naar biologisch ouder(s) toe. Er ontstaat om deze reden een loyaliteitsconflict.

Loyaliteit wordt beschreven als de onvoorwaardelijke verbondenheid die bestaat tussen een

kind en zijn ouder (Weterings, 1998).

Een pleegzorgplaatsing werkt het beste voor een kind wanneer de pleegouders het kind

steunen in het vormgeven van de relatie tussen hem en zijn biologische ouders en dus ook

in het vormgeven van zijn loyaliteit met zijn biologische ouders (Weterings, 1998). In veel

gevallen is de vormgeving van deze relatie moeilijk, waardoor het pleegkind probleemgedrag

gaat vertonen als uiting van het loyaliteitsconflict.

Pleegouderfactoren:

Vanuit de pleegouders zijn er verschillende factoren naar boven gekomen die meespelen bij

het ontstaan van een breakdown. De eerste factor: ‘de samenlevingsvorm van pleeggezin-

nen’. Meer dan de helft van de plaatsingen waar een breakdown heeft plaatsgevonden be-

treft een eenoudergezin. Ouders denken nooit precies hetzelfde over hoe je met kinderen

omgaat. Met die verschillen in persoonlijkheid kunnen ouders elkaar aanvullen en versterken

in de opvoeding (Doelman, G.). Onzekerheden over een adequate manier handelen, kunnen

besproken worden. Als ouder kan het helpend zijn wanneer je er in de opvoeding niet alleen

voor staat. Mogelijk speelt dit een rol.

Er komt sterk naar voren dat de opvoedingsnoden van het pleegkind veelal te zwaar zijn

voor de pleegouders. Zij kunnen de opvoedingsnoden van het pleegkind niet meer vervullen

wat leidt tot een breakdown.

Page 31: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

31

6. Conclusies

_________________________________________________________________________________

6.1 Conclusie Deelvragen

Breakdown.

1. In hoeveel gevallen van de 50 dossiers, is er sprake van breakdown? (Vraag 501)

Uit dossieronderzoek is gebleken dat 32% van de onderzochte pleegzorgplaatsing een

breakdown betreft. Dit percentage komt overeen met de schatting in procenten die eerder

heeft plaatsgevonden. Deze schatting was 30% tot 57% (Pleegzorg Nederland, 2013).

2. Wat is de tijdsduur tot een breakdown voor pleegkinderen in de langdurige plaatsingen?

(Vraag 12 en 34)

De tijdsduur tussen de plaatsing in 2007 en de datum waarop een breakdown plaats vindt is

per pleegkind verschillend. De frequentie is het hoogst rond 12 - 18 maanden. Opvallend is

dat van de 16 breakdown situaties er 12 hebben plaatsgevonden voor de 18e maand. Dit is

75%. In het eerste half jaar vindt een kwart van de uiteindelijke breakdowns plaats. De eer-

ste twee jaren /van de langdurige pleegzorgplaatsing zouden hierdoor extra aandacht moe-

ten krijgen. Behalve de eerste twee jaren is er geen concretere tijdsduur aan te geven tot

een breakdown. Een breakdown is gekoppeld aan een situatie of meerdere situaties. Een

voorbeeld van een ‘situatie’ is een ingrijpende gebeurtenis zoals het overlijden van een fami-

lielid, ook wel een ‘life-event’ genoemd. Hierin speelt mee in hoeverre pleegouders de draag-

last aan kunnen en voor hoe lange tijd (Oijen, 2010). Draaglast geeft het vermogen weer in

wat pleegouders aankunnen in het dagelijks leven.

3. Zijn er factoren voorafgaand aan de plaatsing die van invloed zijn bij een breakdown? Zo

ja, wat dan? (Vraag 35 t/m 40)

Vanuit de theorie van Van Oijen (2010) blijkt dat ‘‘de hulpverleningsgeschiedenis belangrijke

voorspellers zijn van een breakdown. Onder hulpverleningsgeschiedenis worden ook het

aantal eerdere verplaatsingen verstaan’’ (p. 36). Dit is onderzocht en 50% heeft 2 of meerde-

re verplaatsingen meegemaakt. Het aantal verplaatsingen is door eerder onderzoek in ver-

band gebracht met probleemgedrag. De onderzoekers hebben vast gesteld dat het aantal

verplaatsingen is geassocieerd met een toename van zowel internaliserend als externalise-

rend probleemgedrag (Oijen, 2010). Een toename van internaliserend of externaliserend

probleemgedrag geeft een verhoogde kans op een breakdown. Het aantal verplaatsingen in

het leven van een pleegkind en het ontwikkelen van probleemgedrag versterken elkaar

waardoor de kans op een breakdown groter en groter wordt. Dit benadrukt weer het belang

van continuïteit bij een pleegzorgplaatsing. Verplaatsingen moeten ‘voorkomen’/verminderd

Page 32: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

32

worden.

In het onderzoek is gekeken of de redenen van de eerste uithuisplaatsing in verband ge-

bracht kunnen worden met het ontstaan van een breakdown. Van de 16 pleegkinderen die

een breakdown hebben meegemaakt, had 75% bij de eerste uithuisplaatsing emotionele

problemen en/of gedragsproblemen. Veel voorkomende gedragingen bij emotionele proble-

men zijn hechtingsproblemen. Als pleegkinderen onveiligheid hebben meegemaakt in hun

vroegere thuissituatie is het moeilijker om in nieuwe relaties veiligheid te ervaren. Veel

pleegkinderen zijn in een onstabiele opvoedingssituatie opgegroeid en zijn veelal verwaar-

loosd. De basisbehoeften, veiligheid in gehechtheidrelaties, ervaren van committent van hun

ouders en stabiliteit zijn belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen. Deze basisbehoeften

hebben veel pleegkinderen gemist. Het ervaren van de basisbehoeften is nodig voor een

goede ontwikkeling van basisvertrouwen. Basisvertrouwen is weer van invloed bij het op-

bouwen en onderhouden van relaties in latere leeftijdsfases (Delfos & Visscher, 2013). Om-

dat veel pleegkinderen geen goede ontwikkeling hebben gehad met betrekking tot vertrou-

wen is de kans groot dat een breakdown ontstaat. Ook verandering van de leefsituatie (de

verplaatsingen) maakt dat pleegkinderen niet altijd meteen op de uitgestoken hand van

pleegouders ingaan (Delfos & Visscher, 2013). Het is belangrijk dat pleegzorgmedewerkers

op de hoogte zijn wanneer een pleegkind wordt geplaatst met symptomen van hechtingspro-

blemen. Pleegkinderen hebben nooit goed geleerd hoe zij een relatie met iemand opbouwen

en onderhouden. Hier zal de aandacht naar uit moeten gaan. Tevens is het belangrijk pleeg-

ouders hiervan op de hoogte te stellen, dit kan zorgen voor begrip.

Voorkomende gedragingen bij gedragsproblemen zijn opstandig en boos. Dit gedrag is voor

pleegouders niet altijd te hanteren wat weer de kans op een breakdown vergroot. Pleegou-

ders moeten extra begeleid worden bij pleegkinderen die zich vaak opstandig en boos ge-

dragen. Het opstandige en boze gedrag van pleegkinderen is een invloedrijke factor op het

creëren van een breakdown.

43,75% van de pleegkinderen hadden problemen in de persoonlijkheidsontwikkeling. Waar-

van drie met betrekking tot loyaliteit. Problemen met betrekking tot de loyaliteit is tevens een

invloedrijke factor op een breakdown, hier moet extra zicht op zijn. De relatie tussen kind en

biologische ouders kan nooit vervangen worden door de relatie tussen kind en pleegouders.

Pleegkinderen zullen altijd loyaal zijn aan hun gezin van oorsprong (Bastiaensen, 2001). Zo

kan het voor pleegkinderen lastig zijn om de pleegouders te accepteren. Wat de kans op een

breakdown weer vergroot.

Er kan geconcludeerd worden dat er wel degelijk verband is met de uithuisplaatsingredenen

Page 33: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

33

met betrekking tot probleemgedrag van de jeugdige en redenen tot een breakdown.

Algemene karakteristieken.

4. Heeft het type pleeggezin (bestand/netwerk) invloed op een breakdown? (Vraag 13)

Doordat de onderzochte pleegzorgdossiers veelal netwerkpleeggezinnen zijn geweest, lijkt

het er erop dat er meer breakdowns plaatsvinden in netwerkpleeggezinnen. Dit zou logisch

te verklaren zijn om het feit dat het netwerkpleeggezin te allen tijde een band (negatief of

positief) hebben met de biologische ouders. Doordat beide partijen elkaar al kennen, hebben

zij op meer fronten met elkaar te maken. Denk hierbij aan familie, vrienden, kennissen, etc.

Dossieronderzoek wijst echter uit dat bij 28,57% van de netwerkgezinnen een breakdown

plaatsvindt, in vergelijking met bestandspleeggezinnen is dit minder. Bij bestandspleegge-

zinnen is dit 50%. Dit geeft aan dat bij bestandspleeggezinnen eerder een breakdown voor-

komt dan bij netwerkpleeggezinnen. Het is van belang dat pleegzorgmedewerkers van deze

bevinding op de hoogte te stellen.

5. Heeft de samenlevingsvorm en/of ‘gezinsgrootte’ van het pleeggezin invloed op een

breakdown? (Vraag 15 t/m 21)

Opvallend aan de samenlevingsvorm bij de gezinnen waar een breakdown heeft plaatsge-

vonden is dat meer dan de helft een eenoudergezin betreft (9 van de 16 gezinnen). Een

pleegzorgplaatsing is niet altijd gemakkelijk. Als je er tijdens een pleegzorgplaatsing alleen

voor staat kan dit extra belastend zijn. Zij hebben extra steun nodig omdat er geen partner is

waar zij steun aan kunnen ondervinden. Het zou dus goed zijn wanneer pleegzorgmedewer-

kers extra steun bieden aan eenoudergezinnen. Dit sluit niet uit dat het in tweeoudergezin-

nen altijd goed gaat. De resultaten geven tevens weer dat daar ook breakdowns in voorko-

men.

Uit onderzoek blijkt dat de grootte van een pleeggezin geen opvallendheden met

zich mee brengt. Een breakdown vindt (in gelijke mate) plaats in pleeggezinnen die één

pleegkind opvoeden maar tevens ook in pleeggezinnen die nog 1, 2 of 3 extra kinderen op-

voeden. Hieruit kan er geconcludeerd worden dat de gezinsgrootte geen invloedrijke factor

is.

Probleemgedrag van het kind.

6. Welk probleemgedrag bij pleegkinderen komt het meest voor bij een breakdown? (Vraag

26/27, 101 t/m 110)

Uit onderzoek is gebleken dat in 75% van de breakdown situaties te maken hebben met het

probleemgedrag van pleegkinderen. Probleemgedragingen zijn voornamelijk externaliserend

(zie ruwe data deelvraag 6). Meer dan de helft van de pleegouders hebben zelf een beëindi-

Page 34: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

34

ging aangevraagd omwille van te veel stress. Een interessant gegeven hierbij is de leeftijd

van de pleegkinderen.

Tabel 6

Leeftijd pleegkind bij breakdown.

Leeftijd Frequentie

7 Jaar 2

12 Jaar 2

13 Jaar 1

14 Jaar 2

15 Jaar 4

16 Jaar 1

17 Jaar 4

De leeftijden bevinden zich op één na in de adolescentiefase (12 – 18 jaar). Van de adoles-

centiefase is vanuit de theorie van Kohnstamm bekend dat dit gepaard gaat met risicogedrag

en moeizame relaties met autoriteiten. Dit gedrag komt duidelijk naar voren vanuit het onder-

zoek bij de pleegkinderen die een breakdown hebben meegemaakt. Voor veel biologische

ouders is een puberend kind lastig te hanteren. Zij hebben het ‘geluk’ een existentiële (on-

breekbare) band met hun kind. Voor pleegouders ligt dit zwaarder. Zij hebben geen on-

breekbare band met het pleegkind. Daarnaast hebben de meeste pleegkinderen al veel

meegemaakt in hun oorspronkelijke thuissituatie, wat probleemgedrag met zich mee brengt.

De adolescentiefase van het pleegkind wordt om deze reden zwaarder ervaren door pleeg-

ouders. Er moet meer aandacht zijn voor pleeggezinnen met pleegkinderen met de leeftijd

van 12 tot en met 18 jaar (de adolescentiefase).

Conflicten tussen onder en pleegouders.

7. Wat voor invloed heeft het contact tussen ouder en pleegouders op een breakdown?

(Vraag 201 t/m 206)

Het contact tussen ouders en pleegouders is in dit onderzoek geen belangrijke factor ge-

weest in het ontstaan van een breakdown.

Problemen bij de pleegouders.

8. Hoe vaak leid mishandeling of onvoldoende opvoedingsvaardigheden van pleegouders tot

een breakdown? (Vraag 301 t/m 304)

Uit het huidige onderzoek komt sterk naar voren dat de opvoedingsnoden van het pleegkind

Page 35: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

35

veelal te zwaar zijn voor pleegouders. Pleegouders onderschatten in deze gevallen het pro-

bleemgedrag van het pleegkind. De reden van het niet kunnen vervullen van de opvoedings-

noden van het pleegkind is niet onderzocht. Daarnaast is mishandeling van een pleegkind

niet bewezen, waardoor het in dit onderzoek niet tot een breakdown heeft geleid. Willen

pleegouders de opvoednoden van het pleegkind kunnen dragen, zal er meer aandacht moe-

ten komen in het matchingproces met betrekking tot draaglast en draagkracht van pleegou-

ders.

Problemen bij de verwijzer.

9. Hoe vaak speelt de beslissing van de kinderrechter een rol bij breakdown? (Vraag 401 en

402)

De vragen vanuit de invullijst: ‘Pleegouder wenst geen pleegouder meer te zijn, omwille van

niet akkoord gaan met beslissing van kinderrechter’ en ‘Pleegouder wenst geen pleegouder

meer te zijn, omwille van beslissingen opgelegd door de verwijzer (te intensieve bezoekrege-

ling, moet kind te ver naar ouders brengen, …), geven een minimale beantwoording op deze

deelvraag.

In 2 breakdown situaties heeft de kinderrechter de doorslaggevende keus gemaakt in het

stoppen van het pleegoudercontract. In deze gevallen wilden pleegouders niets liever dan

doorgaan met de plaatsing. Zij waren het alleen niet eens met de uitvoering van de hulpver-

lening, waardoor de rechter besloot om het pleegoudercontract te beëindigen. De keuze ligt

in deze gevallen niet bij pleegouders, maar bij de kinderrechter. De vraag vanuit de invullijst

zou anders geformuleerd moeten worden, wil de beantwoording betrouwbaar en juist zijn.

Huidige pleegzorgplaatsing.

10. Wat is het verschil van begeleiding bij wel of geen breakdown? (Vraag 28 t/m 31)

Uit het onderzoek komt niet expliciet naar voren dat de mate van begeleiding een dermate

grote invloed heeft op een breakdown. Bij de pleegzorgplaatsingen waar een breakdown

heeft plaatsgevonden heeft 50% (8/16) van de pleegouders begeleiding gehad tegenover

een 41,17% (14/34) waar de pleegouders geen begeleiding hebben gehad en waarbij de

plaatsing nog lopend is of positief is afgelopen. De extra begeleiding van de biologische ou-

ders was bij een breakdown 56,25% (9/16) tegenover 67,65% (23/34) bij de positieve of nog

lopende gevallen. Hier is het contrast ietwat groter dan de begeleiding bij de pleegouders,

het is echter nog geen significant verschil.

Opvallend is dat bij de pleegzorgplaatsingen waar een breakdown heeft plaatsgevonden

hebben 87,5% (14/16) van de pleegkinderen extra ingezette begeleiding gekregen in hun

pleegzorgplaatsing. 64,7% (22/34) pleegkinderen van de positieve of nog lopende gevallen

extra ingezette begeleiding gekregen. Het is moeilijk om per definitie vast te stellen dat een

Page 36: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

36

pleegzorgplaatsing extra begeleiding nodig heeft. Er zijn hier een tal aan beïnvloedbare fac-

toren aan verbonden. Dit verschilt per pleeggezin. Er kan niet uit het onderzoek geconclu-

deerd worden dat een breakdown situatie te weinig begeleiding heeft gehad.

Page 37: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

37

7. Aanbevelingen

__________________________________________________________________________

7.1 Aanbevelingen t.a.v. breakdown situaties

In de conclusies van de deelvragen zijn de aanbevelingen te lezen. Hieronder een samenge-

vat overzicht met de aanbevelingen vanuit het onderzoek.

1. De eerste twee jaren van de langdurige pleegzorgplaatsing zouden extra aandacht

moeten krijgen.

2. Pleegzorgmedewerkers moeten op de hoogte zijn van de hulpverleningsgeschie-

denis van het pleegkind. Een belangrijke factor in de hulpverleningsgeschiedenis dat

kan leiden tot een breakdown, is het aantal verplaatsingen in het leven van het

pleegkind. Verplaatsingen moeten ‘voorkomen’/verminderd worden.

3. Het is belangrijk dat pleegzorgmedewerkers op de hoogte zijn van de hulpverle-

ningsgeschiedenis. Wanneer een pleegkind wordt geplaatst met kenmerken van

hechtingsproblemen, moeten er alarmbellen gaan rinkelen. De meeste pleegkinderen

hebben niet goed geleerd hoe zij een relatie met iemand opbouwen en onderhouden.

Hier zal de aandacht naar uit moeten gaan. Tevens is het belangrijk pleegouders

hiervan op de hoogte te stellen, dit kan zorgen voor begrip.

4. Pleegouders moeten extra begeleid worden bij pleegkinderen die externaliserend

probleemgedrag vertonen, met name boos en opstandig gedrag. Het opstandige en

boze gedrag van pleegkinderen is een invloedrijke factor op het creëren van een

breakdown.

5. Problemen met betrekking tot de loyaliteit is een invloedrijke factor op een break-

down, hier moet extra zicht op zijn.

6. Biologisch ouders zouden in meerdere mate betrokken moeten worden bij de

pleegzorgplaatsing van het kind. Door het loyaliteitsconflict dat ontstaat bij het pleeg-

kind, wordt de pleegzorgplaatsing moeilijker en in veel gevallen onmogelijk. Er zou

meer aandacht moeten komen voor de relatie tussen biologische ouders en het kind.

7. Dossieronderzoek wijst dat bij 28,57% van de netwerkgezinnen een breakdown

plaatsvindt, in vergelijking met bestandspleeggezinnen is dit minder. Bij be-

standspleeggezinnen is dit 50%. Dit geeft aan dat bij bestandspleeggezinnen eerder

een breakdown voorkomt dan bij netwerkpleeggezinnen. Het is van belang pleeg-

zorgmedewerkers van deze bevinding op de hoogte te stellen.

8. Pleegzorgmedewerkers zouden extra steun moeten bieden aan eenoudergezin-

nen.

Page 38: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

38

9. Er moet meer aandacht zijn voor pleeggezinnen met pleegkinderen met de leeftijd

van 12 tot en met 18 jaar (de adolescentiefase).

7.2 Overige aanbevelingen

Vanuit het dossieronderzoek heeft er een gesprek plaatsgevonden met Ethy Hendriks, be-

handelcoördinator Pleegzorg van Entréa. Met haar zijn de hekelpunten van afdeling Pleeg-

zorg doorgenomen met als eindresultaat de aanbevelingen. Ethy Hendriks geeft aan dat de

werkdruk van de pleegzorgmedewerkers te hoog ligt, waardoor dat als een van de grootste

problemen wordt gezien. Maar tijd is geld en geld is kostbaar, vooral in deze tijd rondom de

transitie. Hierdoor is er nagedacht en gepraat over andere aanbevelingen. Deze willen we

graag nog benadrukken.

1. Geef pleegouders een ‘voortraject’, d.m.v. weekendpleegzorg voordat zij starten

met een perspectiefbiedende pleegzorgplaatsing;

Tijdens het werkoverleg met Ethy Hendriks werd aangegeven dat er vaak een onvol-

ledig beeld is van pleegkind wanneer hij/zij word geplaatst in het pleeggezin. Dit zorgt

ervoor dat pleegouders in het diepe worden gegooid als je kijkt naar de verwachtin-

gen. De pleegzorgmedewerkers hebben ook geen volledig beeld van het pleegkind,

waardoor het lastiger wordt om in te schatten welke begeleiding pleegouders nodig

hebben. Wanneer de jongeren starten met weekendpleegzorg in het pleeggezin, krij-

gen zij meer tijd om aan elkaar te wennen. Op deze manier ontstaat er een duidelijker

en completer beeld, waardoor de begeleiding en ondersteuning adequater kan wor-

den ingezet.

2. Duidelijkheid scheppen over de frequentie van huisbezoeken.

Ethy Hendriks geeft aan dat er veel onduidelijkheid bestaat over de frequentie van de

huisbezoeken die pleegzorgmedewerkers moeten doen. Zij is er van overtuigd dat

deze in meerdere mate kunnen en moeten plaats vinden.

3. De pleegzorgmedewerkers om de vier jaar laten wisselen van pleeggezinnen,

zodat er weer met een frisse en andere blik naar de zaken wordt gekeken.

Page 39: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

39

8. Discussie

__________________________________________________________________________

8.1 Discussie dossieronderzoek

Het onderzoek naar invloedrijke factoren binnen een breakdown voor de pleegzorgafdeling

van jeugdzorginstelling Entréa heeft veel vragen met zich meegebracht.

Het is een bestaand onderzoek geweest waarin pleegzorgdossiers aan de hand van invullijs-

ten en codeerlijsten geanalyseerd moesten worden. Het eerste knelpunt bevindt zich in de

invullijsten en codeboek.

Voor een kwalitatief beter onderzoek zou er meer aandacht moeten zijn voor gedra-

gingen van het pleegkind in de invullijst. Dit discussiepunt is tevens een aanbeveling voor

eventueel vervolgonderzoek. De bestaande vragen over de gedragingen van het pleegkind

zijn vragen vanuit de CBCL (Check Behaviour Check List). Er zijn echter maar een aantal

gedragingen geselecteerd wat ervoor zorgde dat niet al het gedrag van het pleegkind kon

worden genoteerd, terwijl dit naar onze mening een beter beeld van de situatie zou schetsen.

Om de kwaliteit van het onderzoek te vergroten is meer uitleg in het codeboek met

behorende voorbeelden essentieel. De nadrukt ligt hier op vraag 101 – 109 (As I: Psychoso-

ciaal functioneren jeugdige) en vraag 201 – 209 (As 2: Gezin en opvoeding). In de codeerlijst

wordt aangegeven dat de vragen worden ingevuld aan de hand van de opgestelde onderver-

deling van het NJI (Nederlands Jeugd Instituut). Dit is tijdens een bijeenkomst van het lectoraat

en de junioronderzoekers snel doorgenomen. Wij hebben gemerkt tijdens de tweede controle

van de pleegzorgdossiers, dat deze vragen op een geheel andere wijze geïnterpreteerd wer-

den door de andere junioronderzoekers. De een vult ‘stemmingsstoornis’ in onder de categorie

‘gedrag problemen’ terwijl volgens de categorieën van het NJI stemmingsstoornis onder ‘emo-

tionele problemen’ valt.

Verschillende aspecten hebben we gemist in de invullijst. Concrete voorbeelden van

missende aspecten zijn;

De gedragingenvragen die beantwoord moesten worden in de invullijst zijn vanuit de

Child Behaviour Check List (CBCL) opgesteld. We hebben hier veel gemist op sociaal-

emotioneel gebied. Verder hebben we geconstateerd dat er veel gelijke vragen gesteld wor-

den. Een voorbeeld hiervan is: ‘Kan zich niet concentreren, kan niet lang de aandacht ergens

bij houden’ en ‘is gemakkelijk afgeleid’.

Vraag 33 die de beëindiging van de plaatsing (positief/negatief) weergeeft, bestem-

peld een terugplaatsing van het pleeggezin naar een internaat als positief. Uit een gesprek

met de behandelcoördinator van afdeling Pleegzorg kunnen wij concluderen dat dit op geen

enkele manier als positief kan worden bestempeld, maar als negatief.

Het Excel-bestand waarin de onderzoekgegevens gebundeld zijn, had weinig ruimte

voor toelichtingen. Hierdoor word deze informatie niet in het onderzoek meegenomen.

Page 40: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

40

Op het moment dat het dossieronderzoek afgerond was en de gegevens geanaly-

seerd moesten worden, was de verwachting groot dat er een hoog aantal breakdowns voor-

kwam in een bepaalde maand. Dit was echter niet zo. Nadat de analyse had plaatsgevonden

bleken deze aantallen verdeeld te zijn over het aantal maanden. Er was geen duidelijke ac-

ces in te vinden. We wilden iets ‘baanbrekends’ vinden, maar dat gebeurde niet.

8.2 Discussie deelvragen

De deelvragen die zijn opgesteld om de invloedrijke factoren vanuit het onderzoek naar vo-

ren te brengen zijn in samenhang met de invullijst opgesteld. Desondanks zien we dat de

deelvragen niet volledig antwoord geven op de onderzoeksvraag: ‘Welke kind- ouder en

pleegouderfactoren spelen een rol bij de breakdown van pleegzorgplaatsingen binnen jeugd-

zorginstelling Entréa?’. Veel belangrijke bevindingen uit het onderzoek worden hierdoor min-

der belicht en daardoor achterwege gelaten.

In het onderzoeksrapport is geen deelvraag ontworpen die te maken heeft gehad met

de leeftijd van het pleegkind. Tijdens het onderzoek zijn we er achter gekomen dat de leef-

tijdsinformatie tijdens het ontstaan van een breakdown cruciaal is. Deze bevinding is om de-

ze reden echter wel belicht, maar achteraf is het een gemiste kans geweest om deze infor-

matie niet mee te nemen in het ontwerpen van de deelvragen.

Deelvraag 8 geeft antwoord op de vraag of de opvoedingsvaardigheden van pleeg-

ouders een rol spelen in het ontstaan van een breakdown. Vanuit het onderzoek komen de

opvoednoden van de pleegkinderen sterk naar voren. Pleegouders kunnen niet aan deze

opvoednoden voldoen. Welke opvoednoden hier bij komen kijken zijn niet onderzocht en dus

onbekend, terwijl deze informatie van groot belang is in het ontstaan van een breakdown.

Deelvraag 10 (invullijst-vragen 28, 29 en 30) is in eerste instantie beantwoordt door

middel van een kwantitatieve analyse. Naderhand is besloten om hier een kwalitatieve ana-

lyse op los te laten, omdat belangrijke informatie door de kwantitatieve benadering ver-

dween.

Page 41: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

41

Literatuur

__________________________________________________________________________

Bastiaensen, P. (2001). Belaste pleegouders en verscheurde pleegkinderen? Zundert: Druk-

kerij Vorsselmans b.v.

Bergh, P. van den., & Weterings T. (2010). Pleegzorg in perspectief. Ontwikkelingen in theo-

rie en praktijk. (1e druk). Assen: Gorcum b.v.

Boeije, H., Hart, H. ‘t., & Hox, J. (2009). Onderzoeksmethoden. Den Haag: Boom Lemma

uitgevers.

Delfos, M.F., & Visscher, N. (2001). (Pleeg)kinderen en vreemd gedrag!? (2e druk). Amster-

dam: SWP.

Donk, C. van der., & Lanen, B. van. (2011). Praktijkonderzoek in zorg en welzijn. Bussun:

Coutinho.

Entréa. (2014). Welkom bij Entréa. Geraadpleegd op 10 april 2014 van, http://www.entrea.nl/

Hogeschool Arhnem en Nijmegen. (2014). Lectoraten. Geraadpleegd op 10 maart 2014 van,

http://www.han.nl/onderzoek/kennismaken/han-sociaal/lectoraat/werkzame-factoren-in-

jeugdzorg/

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. (2014). Onderzoek & Innovatie. Niveau 3: Leerjaar

2013 – 2014: Voltijd en deeltijd. Studiehandleiding PED. Gedownload op 27 februari 2014

van,

https://online.han.nl/sites/8-ISS-PDG-SN2-

N3/DM/N3/OI3/Documenten%20integrale%20odpracht/StudenthandleidingOIvoltijd202013-

2014semester1.pdf

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. (2013). O&I-projecten 2014 voor HAN-studenten met

uitstroomprofiel Jeugdzorg. Pedagogiek, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Nijmegen.

Maaskant, A., & Reinders, A. (2010). De zorg voor pleegkinderen. Houten: Bohn Stafleu van

Loghum.

Page 42: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

42

Migchelbrink, F. (2009). Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. (12e druk) Amsterdam:

SWP.

Nedercare. (z.d.). Care4. Geraadpleegd op 22 april 2014 van, http://www.nedercare.nl/care4

Oijen, S. van. (2010). Resultaat van pleegzorgplaatsingen: Een onderzoek naar breakdown

en de ontwikkeling van adolescente pleegkinderen bij langdurige pleegzorgplaatsin-

gen (proefschrift). Groningen: Rijksuniversiteit Groningen.

Pleegzorg Advies Nederland. (2011). Pleegzorg en de transitie: visie en aanbevelingen. Ge-

raadpleegd op 2 April 2014 van, http://www.pleegzorgadvies.nl/visie_transitie_jeugdzorg

Pleegzorg Nederland. (2013). Factsheet pleegzorg 2012. Geraadpleegd op 12 februari 2014

van, https://www.pleegzorg.nl/over-pleegzorg/factsheet/.

Praktikon. (2014). Onderzoek en ontwikkeling in de zorg en de onderwijsgerelateerde zorg.

Geraadpleegd op 21 april 2014 van, http://www.praktikon.nl/.

Roerdink, K.J. (2010). De relatie tussen de discontinuïteit van opvoeders, predictoren van

een (ver)plaatsing en het gedrag van pleegkinderen. (bachelor thesis) Kinder- en Jeugdpsy-

chologie, Universiteit van Tilburg, Tilburg.

Schreuder, L., Heutz, L., & Bosma, M. (2010). Landelijk Pedagogenplatform Kinderentra.

Notitie: geen vogelkooi geen duiventil. Geraadpleegd op 26 februari 2014 van,

http://www.pedagogenplatform.nl/index.php/notitie-geen-vogelkooi-geen-duiventil.

Strijker, J., & Zandberg, T. (2001). Matching in de pleegzorg. (1e druk). Amsterdam: SWP.

Vanderfaeillie, J., Holen, F. van., & Coussens, S. (2007). Waarom mislukken pleegzorgplaat-

singen? Een onderzoek naar de factoren die het ongunstig voortijdig beëindigen van een

pleegzorgplaatsing in Vlaanderen beïnvloeden. Tijdschrift voor Orthopedagogiek.

Weterings, A.M. (1998). Pleegzorg in balans. Bestaanszekerheid voor kinderen. Leu-

ven/Apeldoorn: Garant-Uitgevers.

Page 43: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

43

Bijlagen

__________________________________________________________________________

Page 44: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

44

Bijlage 1 – Begrippenlijst

B

Bestaansonzekerheid:

Het gevoel dat speelt bij pleegkinderen, dat zij altijd weer weg kunnen of moeten

gaan (Maaskant & Reijnders, 2010).

Bestand pleeggezin:

De bestandspleeggezinnen kiezen om pleegouders te worden, nog voordat zij een

pleegkind kennen. Deze gezinnen staan bekend in het bestand. Wanneer een pleegkind

geplaatst moet worden wordt er naar een passend gezin gezocht in het bestand.

Betrouwbaarheid:

Betrouwbaarheid heeft te maken met het vertrouwen dat gesteld kan worden in de

onderzoeksresultaten en de handelwijze van de onderzoeker. ‘Het gaat om de nauwkeurig-

heid en zorgvuldigheid in de wijze van werken (Michgelbrink, 2009, p. 128)’.

Breakdown

Een ongunstige, vroegtijdig beëindigde pleegzorgplaatsing (Nederlands jeugdinsti-

tuut, z.d.).

F

Factsheet

Factsheets zijn documenten waarin wetenschappelijke kennis compact, begrijpelijk

en toepassingsgericht is samengevat.

K

Kwalitatief onderzoek:

‘Het kwalitatief onderzoek baseert zich op de zogenaamde interpretatieve benadering

(Michgelbrink, 2009, p. 34).’ Volgens de opvatting van het interpretatieve paradigma bestaat

de sociale werkelijkheid niet los van mensen. Integendeel, de sociale werkelijkheid bestaat

doordat deze is gecreëerd door bewuste handelingen van inter-acterende sociale wezens

(Michgelbrink, 2009, p. 34).’ ‘Het uitgangspunt is dat er geen eenduidige, enkelvoudige wer-

kelijkheid bestaat. Er zijn meerdere subjectieve werkelijkheden (Michgelbrink, 2009, p. 34).’

De onderzoeker probeert zicht te krijgen op belevingswereld en belevingswaarde van een

individu of sociaal verschijnsel. Centraal daarbij staat de betekenis die mensen geven aan

gebeurtenissen in hun wereld (Michgelbrink, 2009, p. 34).’

M

Macro-Niveau

Page 45: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

45

Zorgverlening op landelijk en maatschappelijk niveau.

Meso-Niveau

Directe omgeving van het bedrijf.

Micro-Niveau

Het niveau van het individu (of afdeling) in een organisatie.

N

Netwerkpleeggezin:

Een netwerkgezin is een gezin dat het pleegkind en zijn ouders al kent voordat er van

plaatsing sprake is. Er is sprake van een bekendheid of betrokkenheid, omdat men familie is

van elkaar of deel uitmaakt van de kring van vrienden en bekenden.

O

Operationaliseren:

Het grijpbaar maken van zaken wordt ‘operationaliseren’ genoemd. Dit betekent let-

terlijk ‘in werking stellen’. Het is het vertalen van begrippen of elementen uit je onderzoeks-

vraagstelling in onderzoekbare of meetbare kenmerken (Michgelbrink, 2009, p. 34).’

R

Respondenten

‘‘Respondenten zijn personen die worden bevraagd of geobserveerd, met als doel

data over hen of over hun situatie te verkrijgen’’ (Donk & Lanen, 2011, p. 74).

Retrospectief onderzoek

Achteruitkijkend onderzoek. Onderzoek naar aanleiding van een gebeurtenis om het

effect vast te stellen en om lering eruit te trekken.

V

Validiteit:

‘De validiteit ofwel de geldigheid betreft het vertrouwen in de inhoud van de gegeven;

het waarheidsgehalte van de gegevens. Validiteit wil zeggen dat de verzamelde gegevens, je

resultaten, de onderzochte werkelijkheid weerspiegelen (Michgelbrink, 2009, p. 128).’

Page 46: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

46

Bijlage 2 - Invullijst

_________________________________________________________________________________

Invullijst codeerschema

Deel I: Algemene karakteristieken dossier & kind

1. Dossiercode:

2. Naam student:

3. Geslacht pleegkind:

[...] jongen [...] meisje

4. Geboortedatum pleegkind (dd-mm-jjjj):

5. Is het pleegkind autochtoon (zowel ouders als pleegkind in Nederland geboren?)

[…] Ja (autochtoon)

[…] Nee (allochtoon)

6. Indien het kind allochtoon is, geef aan of het 1e of 2e generatie allochtoon is:

[…] 1e generatie

[…] 2e generatie

7. Geboorteland biologische ouders

[…] Allebei in Nederland

[…] Gemengd (1 ouder in Nederland, 1 in het buitenland)

[…] Allebei in het buitenland

8. Geboorteland biologische vader:

9. Geboorteland biologische moeder:

10. Geboortedatum biologische vader (dd-mm-jjjj):

11. Geboortedatum biologische moeder (dd-mm-jjjj):

Page 47: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

47

Deel II: Huidige pleegzorgplaatsing (start: 2007)

12. Plaatsingsdatum huidige pleeggezin (dd-mm-jjjj):

13. Type pleeggezin:

[…] Bestand

[…] Netwerk

14. Plaatsende instantie

[…] CBJ (Vlaanderen)

[…] JRB (Vlaanderen)

[…] BJZ vrijwillige kader

(NL)

[…] BJZ juridisch kader (NL)

15. Samenlevingsvorm pleeggezin:

[…] Eenoudergezin

[…] Tweeoudergezin’

16. Geboortedatum pleegvader (dd-mm-jjjj):

17. Geboortedatum pleegmoeder (dd-mm-jjjj):

18. Geboorteland pleegouders

[…] Allebei in Nederland

[…] Gemengd (1 ouder in Nederland, 1 in het buitenland)

[…] Allebei in het buitenland

19. Geboorteland pleegvader:

20. Geboorteland pleegmoeder:

21. Aantal eigen kinderen pleegouders?

[…] geen eigen kinderen

[…] 1 eigen kind

[…] 2 eigen kinderen

[…] 3 eigen kinderen

[…] 4 eigen kinderen

[…] … eigen kinderen

22. Leeftijd eigen kinderen pleegouders

Kind 1 (dd/mm/jjjj):

Kind 2 (dd/mm/jjjj):

Kind 3 (dd/mm/jjjj):

Kind 4 (dd/mm/jjjj):

23. Aantal andere pleegkinderen in pleeggezin?

[…] geen andere pleegkin-

deren

[…] 1 ander pleegkind

[…] 2 andere pleegkinderen

[…] 3 andere pleegkinderen

[…] 4 andere pleegkinderen

[…] … andere pleegkin-

deren

Page 48: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

48

24. Leeftijd andere pleegkinderen in pleeggezin

Pleegkind 1 (dd/mm/jjjj):

Pleegkind 2 (dd/mm/jjjj):

Pleegkind 3 (dd/mm/jjjj):

Pleegkind 4 (dd/mm/jjjj):

25. Is de samenstelling van het pleeggezin veranderd gedurende de duur van de pleeg-

zorgplaatsing?

[…] ja

[…] nee

26. Probleemgedrag pleegkind binnen het eerste halfjaar van plaatsing?

0 = helemaal niet

1 = beetje of soms

2 = duidelijk of vaak

0 1 2

1 Vernielt spullen van zichzelf O O O

2 Beschadigt spullen, van zichzelf of van anderen O O O

3 Is ongehoorzaam op school O O O

4 Liegt of bedriegt O O O

5 Steelt van huis of buitenshuis O O O

6 Valt mensen lichamelijk aan O O O

7 Kan zich niet concentreren, kan niet lang de aandacht ergens bij hou-

den O O O

8 Kan niet stilzitten, is onrustig of hyperactief O O O

9 Is gemakkelijk afgeleid O O O

10 Is vaak ongelukkig, verdrietig, in de put, in tranen O O O

11 Is vaak nerveus, zenuwachtig of gespannen O O O

12 Is vaak angstig O O O

13 Heel veel zorgen, lijkt vaak over dingen in te zitten O O O

27. Probleemgedrag pleegkind na het eerste halfjaar van plaatsing?

0 = helemaal niet

1 = beetje of soms

2 = duidelijk of vaak

0 1 2

1 Vernielt spullen van zichzelf O O O

2 Beschadigt spullen, van zichzelf of van anderen O O O

3 Is ongehoorzaam op school O O O

4 Liegt of bedriegt O O O

5 Steelt van huis of buitenshuis O O O

6 Valt mensen lichamelijk aan O O O

7 Kan zich niet concentreren, kan niet lang de aandacht ergens bij hou-

den O O O

Page 49: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

49

Vervolg vraag 27

0 1 2

8 Kan niet stilzitten, is onrustig of hyperactief O O O

9 Is gemakkelijk afgeleid O O O

10 Is vaak ongelukkig, verdrietig, in de put, in tranen O O O

11 Is vaak nerveus, zenuwachtig of gespannen O O O

12 Is vaak angstig O O O

13 Heel veel zorgen, lijkt vaak over dingen in te zitten O O O

28. Hebben pleegouders extra begeleiding gekregen tijdens de pleegzorgplaatsing?

29. Hebben ouders extra begeleiding gekregen tijdens de pleegzorgplaatsing?

30. Hebben er speciaal op het pleegkind gerichte interventies plaatsgevonden?

31. Was er sprake van een bezoekregeling tussen pleegkind en biologische ou-

ders/familie?

32. Afloop/beëindiging huidige pleegzorgplaatsing

[…] Positief, jongere woont weer thuis

[…] Positief, jongere woont begeleid zelfstandig

[…] Positief, jongere woont zelfstandig

[…] Positief, jongere woont in een internaat/op een kost-

school

[…] Positief, anders, namelijk………

[…] Negatief

[…] Nog niet afgelopen

Page 50: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

50

33. Reden breakdown (per As, per omschrijving aangeven)

As I: Probleemgedrag van het kind

101 Notie van probleemgedrag PK zonder verdere uitleg?

[…] ja

[…] nee

102 Pleegouders (PO) vragen beëindiging pleegzorgplaatsing (PZ) omwille te veel

stress als gevolg van probleemgedrag van pleegkind (PK)

[…] ja

[…] nee

103 Pleegzorgwerker (PZW) maakt zich zorgen over het de werkbaarheid van de

pleegzorgplaatsing als gevolg van probleemgedrag PK

[…] ja

[…] nee

104 PO geven aan het gedrag van het PK niet te kunnen hanteren?

[…] ja

[…] nee

105 PK wordt (tijdelijk) opgenomen in residentiële voorziening, psychiatrische

voorziening, … omwille van probleemgedrag?

[…] ja

[…] nee

106 Er is sprake van een mismatch tussen PO en PK waarbij het probleemgedrag

van het PK wordt genoemd?

[…] ja

[…] nee

107 PO willen een time-out?

[…] ja

[…] nee

108 PK loopt weg uit pleeggezin?

[…] ja

[…] nee

109 PO maakt zich zorgen over de relatie PK en eigen kinderen?

[…] ja

[…] nee

110 PO maakt zich zorgen over de impact van de plaatsing op de eigen kinderen?

[…] ja

[…] nee

Page 51: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

51

As 2: Conflicten tussen ouder en pleegouders

201 PO geven aan dat ouders zich niet aan afspraken houden en kunnen dit niet

meer aan?

[…] ja

[…] nee

202 PO willen niet verder voor het PK zorgen omdat het volgens hen geen zin

meer heeft. Al hun inspanningen worden door de ouders teniet gedaan.

[…] ja

[…] nee

203 PZW meent dat de plaatsing niet meer werkbaar is omwille van voortdurende

conflicten tussen ouders en PO, waaronder het kind lijdt.

[…] ja

[…] nee

204 PO willen niet meer voor het PK zorgen omdat de ouders zorgen voor een ge-

voel van onveiligheid in het PG

[…] ja

[…] nee

205 PO willen niet meer voor het PK zorgen omdat de ouders te intrusief zijn of het

PG niet gerust laten

[…] ja

[…] nee

206 PO wensen een time-out omwille van conflicten met ouders.

[…] ja

[…] nee

As 3: Problemen bij de pleegouders

301 Mishandeling of misbruik door de PO?

[…] ja

[…] nee

302 Beschuldiging van PO van mishandeling of misbruik waardoor de plaatsing

werd beëindigd.

[…] ja

[…] nee

303 Onvoldoende opvoedingsvaardigheden

[…] ja

[…] nee

304 PO zijn niet in staat om de opvoedingsnoden van het PK te vervullen

Page 52: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

52

[…] ja

[…] nee

As 4: Problemen bij de verwijzer

401 PO wenst geen PO meer te zijn omwille van niet akkoord gaan met beslissing

van jeugdrechter

[…] ja

[…] nee

402 PO wenst geen PO meer te zijn omwille van beslissingen opgelegd door de

verwijzer (te intense bezoekregeling, moet kind te ver naar ouders brengen,

…)

[…] ja

[…] nee

As 5: Gemaskeerde breakdown

501 Wanneer in het dossier sprake is van bovenstaande feiten, en plots een her-

eniging wordt voorgesteld, voornamelijk met als doel een escalatie van de

problemen te vermijden (bv. vermijden van wegloopgedrag, vermijden van

conflicten tussen ouders en PO., …). Doel is vaak andere hulpverlening zoals

thuisbegeleiding e.d. toch nog mogelijk te maken.

[…] ja

[…] nee

34. Datum aflopen huidige pleegzorgplaatsing (dd-mm-jjjj):

Deel III: Voorafgaand aan de huidige plaatsing <2007

35. Start uithuisplaatsing (dd-mm-jjjj):

36. Soorten uithuisplaatsingen? (meerdere opties aankruisen is mogelijk)

[…] Pleeggezin

[…] Crisispleeggezin

[…] Gezinshuis

[…] Residentiële setting

[…] Psychiatrische setting

Page 53: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

37. Aantal verplaatsingen in cijfers + specificatie verloop verplaatsingen

Aantal verplaatsingen:

Specificatie verloop verplaatsingen:

38. Was de eerste plaatsing een crisisplaatsing?

[…] ja

[…] nee

39. Wat is de reden van de eerste uithuisplaatsing? (per As, per omschrijving aangeven)

As I: Psychosociaal functioneren jeugdige

101 Emotionele problemen

[…] ja

[…] nee

102 Gedragsproblemen

[…] ja

[…] nee

103 Pervasieve ontwikkelingsstoornis

[…] ja

[…] nee

104 Problemen in de persoonlijkheid(sontwikkeling) en identiteit(sontwikkeling)

[…] ja

[…] nee

105 Gebruik van middelen/verslaving

[…] ja

[…] nee

109 Overige psychosociale problemen jeugdige

[…] ja

[…] nee

As 2: Gezin en opvoeding

201 Ontoereikende kwaliteiten van de opvoeding

[…] ja

[…] nee

202 Problemen in de ouder-kindrelatie

Page 54: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

[…] ja

[…] nee

203 Verwaarlozing, lichamelijke/psychische mishandeling, incest, seksueel mis-

bruik van de jeugdige in het gezin

[…] ja

[…] nee

204 Instabiele opvoedingssituatie

[…] ja

[…] nee

205 Problemen van ouder/opvoeder

[…] ja

[…] nee

206 Problemen van ander gezinslid

[…] ja

[…] nee

207 Problemen in het sociaal netwerk gezin

[…] ja

[…] nee

208 Problemen in omstandigheden gezin

[…] ja

[…] nee

209 Overige problemen gezin en opvoeding

[…] ja

[…] nee

40. Aard mishandeling/verwaarlozing

[…] Seksueel misbruik

[…] Mishandeling

[…] Verwaarlozing

Page 55: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

Bijlage 3 – Codeboek

__________________________________________________________________________ Algemene karakteristieken dossier & kind

Variabele

nummer

Variabele naam Omschrijving variabele Mogelijke waardes

1 Dossiercode Geef het dossier een nummer

voorafgegaan met de voorlet-

ters van het onderzoeksteam

wie kind afkomstig is

(HH: Harm & Huub, JF: Johan

& Frank, AM: Anouk & Mitch).

Bij dubbelcoderen voeg je ach-

ter de code een ‘d’ (bijv.

AM13d)

HH1 t/m HH150

JF1 t/m JF150

AM1 t/m AM150

2 Naam student Geef de naam van de student

die het dossier gecodeerd heeft

en de gegevens hiervan invoert

……….

3 Geslacht pleegkind Geslacht (categorisch) 1=jongen

2=meisje

4 Geboortedatum pleeg-

kind

De geboortedatum van het

pleegkind

dd-mm-jjjj

5 Autochtoon Is het pleegkind autochtoon

NL? (zowel ouders als pleeg-

kind in NL geboren)

1=ja, autochtoon

2=nee, allochtoon

6 Allochtoon Indien het kind allochtoon is,

geef aan of het 1e of 2

e genera-

tie allochtoon is.

Definitie:

-1e generatie: niet in NL gebo-

ren

-2e generatie: kind is in NL ge-

boren, maar heeft tenminste

één ouder die niet in NL is ge-

boren.

1=1e generatie

2=2e generatie

7 Geboorteland biolo-

gische ouders

Geef aan waar de ouders gebo-

ren zijn.

1=Allebei in Neder-

land

2=Gemengd (1 in NL,

1 in buitenland)

3=Beide in buitenland

8 Geboorteland biolo-

gische vader

Geef aan waar de biologische

vader geboren is

……….

9 Geboorteland biolo-

gische moeder

Geef aan waar de biologische

moeder geboren is

……….

10 Geboortedatum biolo-

gische vader

De geboortedatum van de bio-

logische vader

dd-mm-jjjj

11 Geboortedatum biolo-

gische moeder

De geboortedatum van de bio-

logische moeder

dd-mm-jjjj

Page 56: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

Huidige pleegzorgplaatsing (start: 2007)

Variabele

nummer

Variabele naam Omschrijving variabele Mogelijke waardes

12 Plaatsingsdatum

huidige pleegzorg-

plaatsing

De plaatsingsdatum van het pleegkind in

het pleeggezin waar het pleegkind momen-

teel verblijft.

dd/mm/jjjj

13 Type pleeggezin Geef aan of het om een bestands- of net-

werkgezin gaat. Definitie:

-netwerk: familie/sociale netwerk

-bestand: geen connectie

1=bestand

2=netwerk

14 Plaatsende instantie Geef aan wat de plaatsende instantie is

voor de huidige plaatsing.

1=CBJ (Vlaanderen)

2=JRB (Vlaanderen)

3=BJZ vrijwillig kader (NL)

4=BJZ juridisch kader (NL)

15 Samenlevingsvorm

pleeggezin

Definitie:

-eenoudergezin: moeder of vader zonder

inwonende partner

-tweeoudergezin: twee ouders (M&P, P&P,

M&M)

1=eenoudergezin

2=tweeoudergezin

16 Geboortedatum

pleegmoeder

Geboortedatum van de pleegmoeder dd/mm/jjjj

17 Geboortedatum

pleegvader

Geboortedatum van de pleegvader dd/mm/jjjj

18 Geboorteland

pleegouders

Geef aan waar de pleegouders geboren

zijn.

1=Allebei in Nederland

2=Gemengd (1 in NL, 1 in

buitenland)

3=Beide in buitenland

19 Geboorteland pleeg-

vader

Geef aan waar de pleegvader geboren is ……….

20 Geboorteland

pleegmoeder

Geef aan waar de pleegmoeder geboren is ……….

21 Aantal eigen kin-

deren die op dit

moment in het

pleeggezin verblij-

ven

Hebben pleegouders ook eigen kinderen?

zo ja, geef aan hoeveel.

0=geen eigen kinderen

1=1 eigen kind

2=2 eigen kinderen

Enz.

22 Leeftijd eigen kin-

deren

Wat is de leeftijd van de eigen kinderen van

pleegouders die op dit moment in het

pleeggezin verblijven. Geef per kind de

geboortedatum op

Kind 1: dd/mm/jjjj

Kind 2: dd/mm/jjjj

Etc.

23 Aantal andere

pleegkinderen die op

dit moment in het

gezin verblijven

Zijn er naast het betreffende pleegkind nog

andere pleegkinderen in het gezin? Zo ja,

geef aan hoeveel.

0=geen andere pleegkin-

deren

1=1 ander pleegkind

2=2 andere pleegkinderen

Etc.

Page 57: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

24 Leeftijd andere

pleegkinderen

Wat is de leeftijd van de andere pleegkin-

deren van pleegouders die op dit moment

in het pleeggezin verblijven. Geef per

pleegkind de geboortedatum op

Pleegkind 1: dd/mm/jjjj

Pleegkind 2: dd/mm/jjjj

Etc.

25 Verandering samen-

stelling pleeggezin

Is de samenstelling van het pleeggezin

veranderd gedurende de duur van de

pleegzorgplaatsing (zijn er (pleeg)kinderen

en/of volwassenen weggegaan of bijgeko-

men: ja/nee)

1: Ja

2: Nee

26 en 27 Probleemgedrag Probleemgedrag bij aanvang plaatsing via

verkorte CBC.

13 items die met 0, 1 of 2 worden beoor-

deeld.

(0= helemaal niet, 1= beetje of soms, 2=

duidelijk of vaak)

1. Vernielt spullen van zichzelf

2. Beschadigt spullen, van zichzelf of van

anderen

3. Is ongehoorzaam op school

4. Liegt of bedriegt

5. Steelt van huis of buitenshuis

6. Valt mensen lichamelijk aan

7. Kan zich niet concentreren, kan niet lang

de aandacht ergens bij houden

8. Kan niet stilzitten, is onrustig of hyperac-

tief

9. Is gemakkelijk afgeleid

10. Is vaak ongelukkig, verdrietig, in de put,

in tranen

11. Is vaak nerveus, zenuwachtig of ge-

spannen

12. Is vaak angstig

13. Heel veel zorgen, lijkt vaak over dingen

in te zitten

1: 0, 1 of 2

2: 0, 1 of 2

3: 0, 1 of 2

4: 0, 1 of 2

5: 0, 1 of 2

6: 0, 1 of 2

7: 0, 1 of 2

8: 0, 1 of 2

9: 0, 1 of 2

10: 0, 1 of 2

11: 0, 1 of 2

12: 0, 1 of 2

13: 0, 1 of 2

28 Begeleiding pleeg-

ouders

Hebben de pleegouders extra begeleiding

gekregen tijdens de pleegzorgplaatsing (dit

gaat om een extra aanbod aan pleegouders

anders dan de reguliere pleegzorgbegelei-

ding vanuit de pleegzorgwerker). Voorbeel-

den: Triple P, PCIT, Incredible Years,

PMTO, MST, professionele hulp, etc.

……….

29 Begeleiding ouders Hebben de ouders begeleiding gekregen

tijdens de pleegzorgplaatsing (dit gaat om

een extra aanbod aan ouders anders dan

de reguliere begeleiding vanuit de pleeg-

zorgwerker die ouders krijgen)

……….

30 Versterking pleeg-

kind

Hebben er speciaal op het pleegkind ge-

richte interventies plaatsgevonden (thera-

pie, training, behandeling?)

……….

31 Bezoekregeling Was/Is er sprake van een bezoekregeling

tussen pleegkind en biologische ou-

……….

Page 58: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

ders/familie?

32 Afloop/beëindiging

pleegzorg

Nagaan afloop (positief, negatief of nog niet

afgelopen). Definitie:

-positief: geplande terugkeer biologisch

milieu, gepland zelfstandig wonen

-negatief: breakdown

-nog niet afgelopen: kind verblijft nog

steeds in pleegzorg

Geen breakdown:

- Ontgroeien van jeugdhulp als gevolg van

meerderjarigheid

- Zelfstandig gaan wonen (indien geen ge-

maskeerde breakdown)

- Geplande terugkeer naar biologisch milieu

(indien geen gemaskeerde breakdown)

- Verplaatsing naar een ander PG omdat de

school korter is (indien geen gemaskeerde

breakdown)

- Verplaatsing naar ander PG om bij brus

geplaatst te worden (indien geen gemas-

keerde breakdown)

- Verplaatsing naar netwerkpleeggezin

(vanuit bestandgezin) om bij familie ge-

plaatst te worden (indien geen gemaskeer-

de breakdown)

Zijn ook geen breakdown: Beëindiging van

de pleegzorgplaatsing omwille van negatie-

ve redenen die niets te maken hebben met

de pleegzorg-plaatsing maar wel met het

PG waardoor dit niet meer in staat is het PK

op te vangen

- Ziekte van een PO / Dood van een PO /

Scheiding van PO / PO die omwille van

ouderdom stoppen met PO zijn.

1=positief

2=negatief

3=nog niet afgelopen

33 Reden breakdown

(belangrijkste)

Indien de afloop/beëindiging van de plaat-

sing negatief is (bij vorige vraag is een 2

ingevuld), geef dan de reden(en) break-

down die in het dossier worden genoemd.

Geef per As (5 assen) aan van welke code

sprake is.

As 1: Probleemgedrag pleegkind

101: Notie van probleemgedrag PK zonder

verdere uitleg

102: Pleegouders (PO) vragen beëindiging

pleegzorgplaatsing (PZ) omwille te veel

stress als gevolg van probleemgedrag van

pleegkind (PK)

103: Pleegzorgwerker (PZW) maakt zich

zorgen over het de werkbaarheid van de

As 1 = Probleemgedrag

pleegkind

101: Ja/nee + evt. toelich-

ting

102: Ja/nee + evt. toelich-

ting

103: Ja/nee + evt. toelich-

ting

104: Ja/nee + evt. toelich-

ting

105: Ja/nee + evt. toelich-

ting

Page 59: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

pleegzorgplaatsing als gevolg van pro-

bleemgedrag PK

104: PO geven aan het gedrag van het PK

niet te kunnen hanteren.

105: PK wordt (tijdelijk) opgenomen in resi-

dentiële voorziening, psychiatrische voor-

ziening, … omwille van probleemgedrag.

106: Er is sprake van een mismatch tussen

PO en PK waarbij het probleemgedrag van

het PK wordt genoemd.

107: PO willen een time-out.

108: PK loopt weg uit pleeggezin

109: PO maakt zich zorgen over de relatie

PK en eigen kinderen

110: PO maakt zich zorgen over de impact

van de plaatsing op de eigen kdn

As 2: Conflicten tussen ouder en pleegou-

ders

201: PO geven aan dat ouders zich niet

aan afspraken houden en kunnen dit niet

meer aan

202: PO willen niet verder voor het PK zor-

gen omdat het volgens hen geen zin meer

heeft. Al hun inspanningen worden door de

ouders teniet gedaan.

203: PZW meent dat de plaatsing niet meer

werkbaar is omwille van voortdurende con-

flicten tussen ouders en PO, waaronder het

kind lijdt.

204: PO willen niet meer voor het PK zor-

gen omdat de ouders zorgen voor een ge-

voel van onveiligheid in het PG

205: PO willen niet meer voor het PK zor-

gen omdat de ouders te intrusief zijn of het

PG niet gerust laten.

206: PO wensen een time-out omwille van

conflicten met ouders.

As 3: Problemen bij pleegouders

301: Mishandeling of misbruik door de PO

302: Beschuldiging van PO van mishande-

ling of misbruik waardoor de plaatsing werd

beëindigd.

303: Onvoldoende opvoedingsvaardighe-

den

304: PO zijn niet in staat om de opvoe-

dingsnoden van het PK te vervullen.

As 4: Problemen bij de verwijzer

401: PO wenst geen PO meer te zijn omwil-

le van niet akkoord gaan met beslissing van

106: Ja/nee + evt. toelich-

ting

107: Ja/nee + evt. toelich-

ting

108: Ja/nee + evt. toelich-

ting

109: Ja/nee + evt. toelich-

ting

110: Ja/nee + evt. toelich-

ting

As 2 = Conflicten tussen

ouder en pleegouders

201: Ja/nee + evt. toelich-

ting

202: Ja/nee + evt. toelich-

ting

203: Ja/nee + evt. toelich-

ting

204: Ja/nee + evt. toelich-

ting

205: Ja/nee + evt. toelich-

ting

206: Ja/nee + evt. toelich-

ting

As 3 = Problemen bij de

pleegouders

301: Ja/nee + evt. toelich-

ting

302: Ja/nee + evt. toelich-

ting

303: Ja/nee + evt. toelich-

ting

304: Ja/nee + evt. toelich-

ting

As 4 = Problemen bij de

verwijzer

401: Ja/nee + evt. toelich-

ting

402: Ja/nee + evt. toelich-

ting

Page 60: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

jeugdrechter

402: PO wenst geen PO meer te zijn omwil-

le van beslissingen opgelegd door de ver-

wijzer (te intense bezoekregeling, moet kind

te ver naar ouders brengen, …)

As 5: Gemaskeerde breakdown

501: Wanneer in het dossier in sprake is

van bovenstaande feiten, een plots een

hereniging wordt voorgesteld, voornamelijk

met als doel een escalatie van de proble-

men te vermijden (bv. vermijden van weg-

loopgedrag, vermijden van conflicten tus-

sen ouders en PO., …). Doel is vaak ande-

re hulpverlening zoals thuisbegeleiding e.d.

toch nog mogelijk te maken.

As 5 = Gemaskeerde

breakdown

501: Ja/nee + evt. toelich-

ting

34 Datum aflopen

plaatsing

Indien de pleegzorgplaatsing is afgelopen

(positief dan wel negatief), wat was de da-

tum waarop pleegzorg werd beëindigd?

dd-mm-jjjj

Page 61: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

Voorafgaand aan de huidige plaatsing (< 2007)

Variabele

nummer

Variabele naam Omschrijving variabele Mogelijke

waardes

35 Start uithuisplaatsing De datum waarop het kind voor het eerst uit huis

werd geplaatst

dd-mm-jjjj

36 Soorten uithuisplaatsingen

voorafgaand aan de huidi-

ge pleegzorgplaatsing

Soorten uithuisplaatsingen van een kind die vooraf

zijn gegaan aan de huidige pleegzorgplaatsing.

Denk aan: pleeggezin, crisispleeggezin, gezinshuis,

residentiële setting, psychiatrische setting.

Exclusie: ziekenhuis, zomerkamp, lang familiebe-

zoek.

1. pleeggezin:

ja/nee

2. crisispleegge-

zin: ja/nee

3. gezinshuis:

ja/nee

4. residentiële

setting: ja/nee

5: psychiatrische

setting: ja/nee

37 Aantal verplaatsingen

voorafgaand aan de huidi-

ge pleegzorgplaatsing

Aantal keer dat het kind verplaatst is (voorafgaand

aan de huidige pleegzorgplaatsing), waarbij het

terug naar huis gaan ook gezien wordt als verplaat-

sing. De 1e uithuisplaatsing is echter geen verplaat-

sing.

+ specificatie verloop verplaatsingen. Dus bijv. als

een kind uit huis geplaatst is in een crisisgezin,

vervolgens naar het eerste pleeggezin gaat, dan

naar het tweede pleeggezin gaat, dan weer terug

naar huis, wordt de specificatie: gezin, crisisgezin,

pleeggezin1, pleeggezin 2, gezin. Het aantal ver-

plaatsingen is in dit geval 3.

#

+ specificatie

verloop ver-

plaatsingen

38 Crisispleegzorg Was de eerste plaatsing een crisisplaatsing? 1=nee

2=ja

39 Reden plaatsing

Wat is de reden van de eerste uithuisplaatsing?

Indien dit de eerste uithuisplaatsing is, geef dan de

reden voor deze uithuisplaatsing is, indien er eerde-

re plaatsingen vooraf gegaan zijn aan de huidige

pleegzorgplaatsing, geef dan de reden van de al-

lereerste uithuisplaatsing. Doe dit met behulp van

CAP-J Classificatiesysteem voor aard problematiek.

Geef voor elke groep aan of het wel/niet aanwezig

is (ja/nee) en indien aanwezig licht dit toe aan de

hand van een voorbeeld (citaat uit het dossier). Kijk

op

http://www.nji.nl/nl/Kennis/Databanken/Classificatie-

Jeugdproblemen/Classificeren-met-CAP-J.html

voor voorbeelden horende bij de verschillende

groepscodes.

As 1 = Psychosociaal functioneren jeugdige

101 Emotionele problemen

102 Gedragsproblemen

103 Pervasieve ontwikkelingsstoornissen

As 1 = Psycho-

sociaal functio-

neren jeugdige

101: Ja/nee +

evt. toelichting

102: Ja/nee +

evt. toelichting

103: Ja/nee +

evt. toelichting

Page 62: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

104 Problemen in de persoonlijkheid(sontwikkeling)

en identiteit(sontwikkeling)

105 Gebruik van middelen/verslaving

109 Overige psychosociale problemen jeugdige

As 2 = Gezin en opvoeding

201 Ontoereikende kwaliteiten van de opvoeding

202 Problemen in de ouder-kindrelatie

203 Verwaarlozing, lichamelijke/psychische mis-

handeling, incest, seksueel misbruik van de jeugdi-

ge in het gezin

204 Instabiele opvoedingssituatie

205 Problemen van ouder/opvoeder

206 Problemen van ander gezinslid

207 Problemen in het sociaal netwerk gezin

208 Problemen in omstandigheden gezin

209 Overige problemen gezin en opvoeding

104: Ja/nee +

evt. toelichting

105: Ja/nee +

evt. toelichting

109: Ja/nee +

evt. toelichting

As 2 = Gezin en

opvoeding

201: Ja/nee +

evt. toelichting

202: Ja/nee +

evt. toelichting

203: Ja/nee +

evt. toelichting

204: Ja/nee +

evt. toelichting

205: Ja/nee +

evt. toelichting

206: Ja/nee +

evt. toelichting

207: Ja/nee +

evt. toelichting

208: Ja/nee +

evt. toelichting

209: Ja/nee +

evt. toelichting

40 Aard mishande-

ling/verwaarlozing

Indien sprake van mishandeling of verwaarlozing.

Als er sprake is van meerdere vormen, dan alle-

maal opschrijven.

1=Seksueel

misbruik

2=Mishandeling

3=Verwaarlozing

Page 63: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

Bijlage 4 – Onderzoeksresultaten

__________________________________________________________________________

Resultaten per (relevante) vraag van de invullijst

Deze resultaten zijn gericht op de 16 pleegzorgdossiers waarin breakdown heeft plaatsge-

vonden.

Vraag 3

Geslacht pleegkind:

68,75% (11/16) Meisje

31,25% (5/16) Jongen

Vraag 4

Leeftijd pleegkind bij breakdown:

Gemiddelde leeftijd: 13,9

Vraag 5

Pleegkind autochtoon:

75% (12/16) autochtoon.

25% (4/16) allochtoon.

Vraag 6

Indien het pleegkind allochtoon is, geef aan 1e of 2e generatie:

Van de 4 pleegkinderen die allochtoon zijn, is 100% allochtoon van de 2e generatie.

Vraag 7

Geboorteland biologische ouders:

75% (12/16) beide ouders in Nederland.

Leeftijd Frequentie

7 Jaar 2

12 Jaar 2

13 Jaar 1

14 Jaar 2

15 Jaar 4

16 Jaar 1

17 Jaar 4

Page 64: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

18,75% (3/16) één ouder in het buitenland en één ouder in Nederland.

6,25% (1/16) beide ouders in het buitenland.

Het buitenland betekend in deze dossiers: Duitsland en Suriname.

Vraag 13

Type pleeggezin:

75% (12/16) zijn netwerkpleeggezinnen.

25% (4/16) zijn bestandsgezinnen.

Breakdown in procenten per type pleeggezin

Netwerkgezinnen totaal: 42

Netwerk breakdown: 12

Procentueel: 28,57%

Bestandgezinnen totaal: 8

Bestand breakdown: 4

Procentueel: 50%

Vraag 15

Samenlevingsvorm pleeggezin:

Vraag 16

Leeftijd pleegvader:

Leeftijd Frequentie

31 1

Page 65: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

34 2

38 1

50 1

52 2

57 1

Onbekend 8

Gemiddelde leeftijd pleegvader: 43,5

Vraag 17

Leeftijd pleegmoeder:

Leeftijd Frequentie

29 2

32 1

35 3

46 1

47 1

49 1

50 1

57 1

58 1

60 1

65 1

70 1

Onbekend 1

Gemiddelde leeftijd pleegmoeder: 43,6

Vraag 18

Geboorteland pleegouders:

87,5% (14/16) Beide in Nederland.

12,5% (2/16) Gemengd, één in het buiten land en één in Nederland.

Vraag 21

Aantal eigen (thuiswonende) kinderen pleegouders:

50% (8/16) heeft 0 thuiswonende kinderen.

31,25% (5/16) heeft 1 thuiswonend kind.

18,75% (3/16) heeft 2 thuiswonende kinderen.

Page 66: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

Vraag 23

Aantal andere pleegkinderen in het gezin:

75% (12/16) heeft 0 andere pleegkinderen in het gezin.

18,75% (3/16) heeft nog 1 ander pleegkind.

6,25% (1/16) heeft nog 3 andere pleegkinderen.

Vraag 26

Probleemgedraging pleegkind binnen het eerste halfjaar van de plaatsing:

Vernielt spullen van zichzelf

Helemaal niet 75% (12)

Beetje of soms 18,75% (3)

Duidelijk of vaak 6,25% (1)

Beschadigt spullen van zichzelf of van andere

Helemaal niet 81,25% (13)

Beetje of soms 6,25% (1)

Duidelijk of vaak 12,5% (2)

Is ongehoorzaam op school

Helemaal niet 62,5% (10)

Beetje of soms 18,75% (3)

Duidelijk of vaak 18,75% (3)

Liegt of bedriegt

Helemaal niet 68,75% (11)

Beetje of soms 12,5% (2)

Duidelijk of vaak 18,75 (3)

Steelt van huis of buitenshuis

Helemaal niet 62,5% (10)

Beetje of soms 25% (4)

Duidelijk of vaak 12,5% (2)

Valt mensen lichamelijk aan

Page 67: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

Helemaal niet 68,75% (11)

Beetje of soms 18,75% (3)

Duidelijk of vaak 12,5% (2)

Kan zich niet concentreren, kan niet lang de aandacht ergens bij houden

Helemaal niet 62,5% (10)

Beetje of soms 12,5% (2)

Duidelijk of vaak 25% (4)

Kan niet stilzitten, is onrustig of hyperactief

Helemaal niet 68,75% (11)

Beetje of soms 12,5% (2)

Duidelijk of vaak 18,75% (3)

Is gemakkelijk afgeleid

Helemaal niet 62,5% (10)

Beetje of soms 18,75% (3)

Duidelijk of vaak 18,75% (3)

Is vaak ongelukkig, verdrietig, in de put, in tranen

Helemaal niet 75% (12)

Beetje of soms 18,75% (3)

Duidelijk of vaak 6,25% (1)

Is vaak nerveus, zenuwachtig of gespannen

Helemaal niet 62,5% (10)

Beetje of soms 25% (4)

Duidelijk of vaak 12,5% (2)

Is vaak angstig

Helemaal niet 62,5% (10)

Beetje of soms 18,75% (3)

Duidelijk of vaak 18,75% (3)

Heel veel zorgen, lijkt vaak over dingen in te zitten

Helemaal niet 37,75% (6)

Beetje of soms 43,75% (7)

Page 68: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

Duidelijk of vaak 18,75% (3)

Vraag 27

Probleemgedrag pleegkind na het eerste halfjaar van plaatsing:

Vernielt spullen van zichzelf

Helemaal niet 83,33% (10)

Beetje of soms 0% (0)

Duidelijk of vaak 16,67% (2)

Beschadigt spullen van zichzelf of van andere

Helemaal niet 83,33% (10)

Beetje of soms 0% (0)

Duidelijk of vaak 16,67 (2)

Is ongehoorzaam op school

Helemaal niet 58,33% (7)

Beetje of soms 8,33% (1)

Duidelijk of vaak 33,33% (4)

Liegt of bedriegt

Helemaal niet 50% (6)

Beetje of soms 25% (3)

Duidelijk of vaak 25% (3)

Steelt van huis of buitenshuis

Helemaal niet 75% (9)

Beetje of soms 8,33% (1)

Duidelijk of vaak 16,67% (2)

Valt mensen lichamelijk aan

Helemaal niet 83,33% (10)

Beetje of soms 8,33% (1)

Duidelijk of vaak 8,33% (1)

Kan zich niet concentreren, kan niet lang de aandacht ergens bij houden

Helemaal niet 50% (6)

Page 69: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

Beetje of soms 33,33% (4)

Duidelijk of vaak 16,67% (2)

Kan niet stilzitten, is onrustig of hyperactief

Helemaal niet 56,25% (9)

Beetje of soms 16,67% (2)

Duidelijk of vaak 8,33% (1)

Is gemakkelijk afgeleid

Helemaal niet 83,33% (10)

Beetje of soms 8,33% (1)

Duidelijk of vaak 8,33% (1)

Is vaak ongelukkig, verdrietig, in de put, in tranen

Helemaal niet 83,33% (10)

Beetje of soms 8,33% (1)

Duidelijk of vaak 8,33% (1)

Is vaak nerveus, zenuwachtig of gespannen

Helemaal niet 75% (9)

Beetje of soms 16,67% (2)

Duidelijk of vaak 8,33% (1)

Is vaak angstig

Helemaal niet 75% (9)

Beetje of soms 8,33% (1)

Duidelijk of vaak 16,67% (2)

Heel veel zorgen, lijkt vaak over dingen in te zitten

Helemaal niet 50% (6)

Beetje of soms 41,67% (5)

Duidelijk of vaak 8,33% (1)

Vraag 28

Hebben pleegouders extra begeleiding gekregen tijdens de plaatsing:

Zie beantwoording deelvraag 10 (ruwe data). Hier vindt u de resultaten in volledigheid.

Page 70: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

Vraag 29

Hebben biologische ouders extra begeleiding gekregen tijdens de plaatsing:

Zie beantwoording deelvraag 10 (ruwe data). Hier vindt u de resultaten in volledigheid.

Vraag 30

Hebben er speciaal op het kind gericht interventies plaatsgevonden:

Zie beantwoording deelvraag 10 (ruwe data). Hier vindt u de resultaten in volledigheid.

Vraag 32

Afloop huidige pleegzorgplaatsing:

Redenen breakdown:

As 1: Probleemgedrag van het kind:

Vraag 101

Probleemgedrag pleegkind

Page 71: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

Citaten van probleemgedragingen met frequentie:

Liegen / brutaal Stemmingsstoornis

Agressief Beneden gemiddeld IQ

Zelfbepalend 2x Dreigen

Introvert Fysiek geweld

Seksueel grensoverschrijdend gedrag Ernstig in ontwikkeling bedreigd

ADHD Vandalisme

Hechtingsproblemen Diefstal

Vraag 102

Pleegouders vragen beëindiging pleegzorgplaatsing omwille te veel stress als gevolg van

probleemgedrag van pleegkind.

56,25% (9/16) Ja.

43,75% (7/16) Nee.

Vraag 103

Pleegzorgwerker (PZW) maakt zich zorgen over het de werkbaarheid van de pleegzorg-

plaatsing als gevolg van probleemgedrag PK

68,75% (11/16) Ja

31,25% (5/16) Nee

Vraag 104

PO geven aan het gedrag van het PK niet te kunnen hanteren?

56,25% (9/16) Ja

43,75% (7/16) Nee

Page 72: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

Vraag 105

PK wordt (tijdelijk) opgenomen in residentiële voorziening, psychiatrische voorziening, …

omwille van probleemgedrag?

43,75% (7/16) Ja

56,25% (9/16) Nee

Vraag 106

Er is sprake van een mismatch tussen PO en PK waarbij het probleemgedrag van het PK

wordt genoemd?

25% (4/16) Ja

75% (12/16) Nee

Citaten:

- Pleegkind respectloos richting pleegouders.

- Moeder kon niet omgaan met het feit dat pleegkind doktertje (seksueel spelletje) had ge-

speeld.

Vraag 107

PO willen een time-out?

12,50% (2/16) Ja

87,5% (14/16) Nee

Vraag 108

PK loopt weg uit pleeggezin?

31,25% (5/16) Ja

68,75% (11/16) Nee

Vraag 109

PO maakt zich zorgen over de relatie PK en eigen kinderen?

0% Ja

100% Nee

Vraag 110

PO maakt zich zorgen over de impact van de plaatsing op de eigen kinderen?

12,50% (2/16) Ja

87,50% (14/16) Nee

Page 73: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

Citaten:

- Ja, pleegkind had met eigen kind doktertje gespeeld, pleegmoeder kon hier niet mee over-

weg, maakte zich zorgen om eigen kind.

As 2: Conflicten tussen ouder en pleegouders

Vraag 201

PO geven aan dat ouders zich niet aan afspraken houden en kunnen dit niet meer aan?

0% Ja

100% Nee

Vraag 202

PO willen niet verder voor het PK zorgen omdat het volgens hen geen zin meer heeft. Al hun

inspanningen worden door de ouders teniet gedaan.

0% Ja

100% Nee

Vraag 203

PZW meent dat de plaatsing niet meer werkbaar is omwille van voortdurende conflicten tus-

sen ouders en PO, waaronder het kind lijdt.

12,5% (2/16) Ja

87,50% (14/16) Nee

Vraag 204

PO willen niet meer voor het PK zorgen omdat de ouders zorgen voor een gevoel van onvei-

ligheid in het PG

0% Ja

100% Nee

Vraag 205

PO willen niet meer voor het PK zorgen omdat de ouders te intrusief zijn of het PG niet ge-

rust laten

0% Ja

100% Nee

Vraag 206

Page 74: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

PO wensen een time-out omwille van conflicten met ouders.

0% Ja

100% Nee

As 3: Problemen bij de pleegouders

Vraag 301

Mishandeling of misbruik door de PO?

0% Ja

100% Nee

Vraag 302

Beschuldiging van PO van mishandeling of misbruik waardoor de plaatsing werd beëindigd.

6,25 (1/16) Ja

93,75% (15/16) Nee

Vraag 303

Onvoldoende opvoedingsvaardigheden

18,75% (3/16) Ja

81,25% (13/16) Nee

Vraag 304

PO zijn niet in staat om de opvoedingsnoden van het PK te vervullen

50% (8/16) Ja

50% (8/16) Ja

As 4: Problemen bij de verwijzer

Vraag 401

PO wenst geen PO meer te zijn omwille van niet akkoord gaan met beslissing van jeugd-

rechter.

0% Ja

100% Nee

Vraag 402

PO wenst geen PO meer te zijn omwille van beslissingen opgelegd door de verwijzer (te in-

tense bezoekregeling, moet kind te ver naar ouders brengen, …)

Page 75: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

0% Ja

100% Nee

Vraag 37

Aantal verplaatsingen:

De legenda van de grafiek hierboven geeft de aantal verplaatsingen aan. De hoogte van de

staven geeft door middel van de verticale as de frequentie aan. Hieronder staat de specifieke

verloop van de verplaatsingen per pleegkind:

Gezin - Pleeggezin

Gezin - Crisispleeggezin - Pleeggezin (breakdown)

- Crisis - > wordt pleeggezin

Gezin - Residentieel – Pleeggezin - Residentieel (3

weken) - Gezin (overbrugging) - Pleeggezin

Gezin - Pleeggezin - Crisisopvang (noodbed) -

Residentieel - Residentieel

Gezin (zwervend) - Residentieel - Pleeggezin

Gezin - Pleeggezin - onbekend? - Gezin (vanaf

2011 bekend weer terug naar huis)

Gezin - Pleeggezin (netwerk) - onbekend? - Gezin

(Vanaf 2011 bekend dat zusjes thuis wonen)

Page 76: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

Gezin - Pleeggezin - Residentieel - Residentieel in

combinatie met pleeggezin + weekend pleeggezin

- psychiatrische setting - Pleeggezin - Residentieel

+ weekend pleeggezin.

Gezin - Crisispleeggezin - Pleeggezin (zelfde als

crisis) - Psychiatrische setting + weekend pleeg-

zorg

Gezin - Kennissen - Moeder - Oma - Noodbed –

Kort verblijfgroep - Kennis - Oma(Pleeggezin)

Gezin - Pleeggezin - Gezin - Pleeggezin - Crisis-

bed - Crisisopvang - Leefgroep - Pleeggezin - Re-

sidentieel

Gezin - Pleeggezin - Oma

Gezin - Residentiële setting - pleeggezin - gezin

Gezin - Pleeggezin - Gezin

Moeder - Pleeggezin (oma) - Moeder

Gezin - Pleeggezin - Gezin

Vraag 38

Was de eerst plaatsing een crisisplaatsing?

25% (4/16) Ja

75% (12/16) Nee

Reden van eerste uithuisplaatsing.

As I: Psychosociaal functioneren jeugdige

Page 77: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

Vraag 101

Emotionele problemen

75% Ja

25% Nee

Citaten vanuit het onderzoek met frequentie:

- Gesloten 2x

- Afhoudend 2x

- Ontkennend 2x

- Suicidaal1x

- Cognitief en emotioneel overvraagd 1x

- Negatief zelfbeeld 1x

- Depressie 1x

- Hechtingsproblematiek 5x

- Sociaal-emotioneel verwaarloosd 1x

- Rouwverwerkingproblemen 1x

-Nachtmerries / angsten 1x

- Psychiatrische problemen 1x

- Faalangstig 1x

Vraag 102

Gedragsproblemen

87,5% (14/16) Ja

Page 78: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

12,5% (2/16) Nee

Citaten vanuit het onderzoek met frequentie:

- Accepteert geen autoriteit 2x

- Ongehoorzaam 1x

- Seksuele spelletjes 2x

- ADHD 2x

- Opstandig en boos 5x

- Liegen 3x

- Stelen en vernielen 3x

- Agressief 2x

- Ontwikkelingsachterstand 1x

- Dieren pijn doen 1x

- Manipulatief 1x

- Makkelijk beïnvloedbaar 1x

Vraag 103

Pervasieve ontwikkelingsstoornis

6,25% (1/16) Ja

93,75% (15/16) Nee

Vraag 104

Problemen in de persoonlijkheid(sontwikkeling) en identiteit(sontwikkeling)

43,75% (7/16) Ja

56,25% (9/16) Nee

Citaten uit het onderzoek met frequentie:

- Loyaliteitsconflict 3x

- Trekken van borderline stoornis 1x

- Negatief zelfbeeld 1x

- Obsessieve compulsieve stoornis 1x

Vraag 105

Gebruik van middelen/verslaving

18,75% (3/16) Ja

81,25% (13/16) Nee

Page 79: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

Vraag 106

Overige psychosociale problemen

56,25% (9/16) Ja

43,75% (7/16) Nee

Citaten uit het onderzoek met frequentie:

-Van school verwijderd 1x

-Schoolverzuim 1x

-Slechte leerprestaties 1x

-Automutulatie 1x

-Gevaar voor zichzelf 1x

-Achtergelaten door moeder 2x

As 2: Gezin en opvoeding

Vraag 201

Ontoereikende kwaliteiten van de opvoeding

100% Ja

0% Nee

Citaten vanuit het onderzoek met frequentie:

- Onderlinge strijd ouders 1x

- Ouders niet op 1 lijn 1x

- Pedagogisch onmachtig 6x

- Ouders veel afwezig > opvoeding door iemand anders.

- Machteloosheid 1x

Vraag 202

Problemen in de ouder-kindrelatie

81,25% (13/16) Ja

18,75% (3/16) Nee

Citaten vanuit onderzoek met frequentie:

- Moeite met consequent begrenzen 1x

- Ouders weinig intresse in kind 1x

- Veel conflicten in interactie 1x

- Weinig contact ouder-kind 1x

Page 80: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

- Kind word belast met problematiek moeder 1x

- Weinig onderscheid ouder-kind rol 3x

Vraag 203

Verwaarlozing, lichamelijke/psychische mishandeling, incest, seksueel misbruik van de jeug-

dige in het gezin

75% (12/16) Ja

25% (4/16) Nee

Citaten vanuit het onderzoek met frequentie

-Parentificatie 1x

- Mishandeling, fysiek en psychisch 1x

- Verwaarlozing 10x

Vraag 204

Instabiele opvoedingssituatie

93,75% (15/16) Ja

6,25% (1/16) Nee

Citaten vanuit het onderzoek met frequentie

- Relationeel geweld 1x

- Veel politie 1x

- Samengesteld gezin 1x

- Gescheiden 5x

- Geen vaste woonplaats 1x

Vraag 205

Problemen van ouder/opvoeder

87,5% (14/16) Ja

12,5% (2/16) Nee

Citaten vanuit het onderzoek met frequentie

- Middelengebruik 6x

- Prostitutie 1x

-Justitieel verleden 2x

-Suicide 1x

- Overleden 2x

Page 81: ‘Retrospectief onder- zoek naar invloedrijkeintranet.entrea.nl/ufc/file2/entreanet_sites/v... · Het afstudeeronderzoek ‘Breakdown Pleegzorg: Retrospectief onderzoek naar invloedrijke

Hogeschool van Arhnem en Nijmegen – Onderzoeksrapport 2014

- Depressief 2x

- Psychische problemen 3x

- Epilepsie 1x

Vraag 206

Problemen van ander gezinslid

37,5% (6/16) Ja

62,5% (10/16) Nee

Citaten vanuit het onderzoek met frequentie

- Depressie 1x

- Suïcidaal 1x

- Wantrouwen 2x

- Stemmingswisselingen 1x

- Middelengebruik 7x

- Psychische problemen 4x

Vraag 207

Problemen in het sociaal netwerk gezin

50% (8/16) Ja

50% (8/16) Nee

Vraag 40

Aard mishandeling/verwaarlozing

0% (0/16) Seksueel misbruik

6,25% (1/16) Mishandeling

75% (12/16) Verwaarlozing