Annotatie sociale zekerheid verdieping Bram van der Woude I6108169

7
Annotatie op CRvB 22 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1712 [aantal woorden: 1512] 1. De onderhavige uitspraak 1 van de CRvB illustreert dat de wetgever met de introductie van het eigenrisicodragerschap voor de Wet WIA voorbij is gegaan aan de overbodige complexiteit die ontstaat wanneer een werkgever een WGA-uitkeringsgerechtigde in dienst houdt en een geschil ontstaat betreffende zijn re- integratieverplichtingen. Nadat ik de uitspraak van de CRvB heb besproken, zal ik mijn visie geven op het ontstaan van deze complexiteit en waarom deze complexiteit overbodig is. 2. Een WGA-uitkeringsgerechtigde tankautochauffeur blijft na twee jaar arbeidsongeschiktheid in dienst bij zijn werkgever. De chauffeur meent op enig moment dat zijn werkgever de door hem gemaakte cursuskosten voor het behoud van zijn beroepscertificering, een zogenoemd ADR-certificaat, dient te vergoeden. Hiertoe voert hij aan dat zijn werkgever als eigenrisicodrager voor de Wet WIA ex artikel 42 lid 2 Wet WIA verplicht is maatregelen te treffen die gericht zijn op het behoud, herstel of bevordering van arbeid. De chauffeur meent dat het vergoeden van de betreffende cursuskosten onder deze wettelijke verplichting van zijn werkgever als eigenrisicodrager valt. De werkgever gaat niet mee in deze gedachtegang van de chauffeur en weigert per e-mailbericht de cursusgelden te vergoeden. De werknemer ziet deze weigering als een beschikking in de zin van artikel 1:3 Awb en stelt bezwaar tegen deze beschikking in bij zijn werkgever. Kennelijk beschouwt de chauffeur zijn werkgever als een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub b Awb. Wanneer de werkgever niet tijdig een beslissing op bezwaar neemt, vordert de werknemer bij de voorzieningenrechter dat zijn werkgever alsnog een beslissing op bezwaar dient te nemen. Met de voorzieningenrechter is de bestuursrechter het eens dat de werkgever als eigenrisicodrager voor de Wet WIA, voor zover het zijn re-integratieverplichtingen ex artikel 42 Wet WIA betreft, een bestuursorgaan is. Derhalve honoreert de bestuursrechter het verzoek van de chauffeur en eist van de werkgever om alsnog een beslissing op bezwaar te nemen. Anders dan de chauffeur verzoekt, acht de bestuursrechter hierbij een dwangsom niet nodig. De chauffeur gaat om deze reden in hoger beroep bij de CRvB. De CRvB stelt voorop dat de werkgever als eigenrisicodrager voor de Wet WIA in casu een bestuursorgaan is en 1 CRvB 22 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1712. Bram van der Woude (I6108169) Annotatie op CRvB 22 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1712

Transcript of Annotatie sociale zekerheid verdieping Bram van der Woude I6108169

Page 1: Annotatie sociale zekerheid verdieping Bram van der Woude I6108169

Annotatie op CRvB 22 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1712

[aantal woorden: 1512]

1. De onderhavige uitspraak1 van de CRvB illustreert dat de wetgever met de introductie van het eigenrisicodragerschap voor de Wet WIA voorbij is gegaan aan de overbodige complexiteit die ontstaat wanneer een werkgever een WGA-uitkeringsgerechtigde in dienst houdt en een geschil ontstaat betreffende zijn re-integratieverplichtingen. Nadat ik de uitspraak van de CRvB heb besproken, zal ik mijn visie geven op het ontstaan van deze complexiteit en waarom deze complexiteit overbodig is.

2. Een WGA-uitkeringsgerechtigde tankautochauffeur blijft na twee jaar arbeidsongeschiktheid in dienst bij zijn werkgever. De chauffeur meent op enig moment dat zijn werkgever de door hem gemaakte cursuskosten voor het behoud van zijn beroepscertificering, een zogenoemd ADR-certificaat, dient te vergoeden. Hiertoe voert hij aan dat zijn werkgever als eigenrisicodrager voor de Wet WIA ex artikel 42 lid 2 Wet WIA verplicht is maatregelen te treffen die gericht zijn op het behoud, herstel of bevordering van arbeid. De chauffeur meent dat het vergoeden van de betreffende cursuskosten onder deze wettelijke verplichting van zijn werkgever als eigenrisicodrager valt. De werkgever gaat niet mee in deze gedachtegang van de chauffeur en weigert per e-mailbericht de cursusgelden te vergoeden. De werknemer ziet deze weigering als een beschikking in de zin van artikel 1:3 Awb en stelt bezwaar tegen deze beschikking in bij zijn werkgever. Kennelijk beschouwt de chauffeur zijn werkgever als een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub b Awb. Wanneer de werkgever niet tijdig een beslissing op bezwaar neemt, vordert de werknemer bij de voorzieningenrechter dat zijn werkgever alsnog een beslissing op bezwaar dient te nemen. Met de voorzieningenrechter is de bestuursrechter het eens dat de werkgever als eigenrisicodrager voor de Wet WIA, voor zover het zijn re-integratieverplichtingen ex artikel 42 Wet WIA betreft, een bestuursorgaan is. Derhalve honoreert de bestuursrechter het verzoek van de chauffeur en eist van de werkgever om alsnog een beslissing op bezwaar te nemen. Anders dan de chauffeur verzoekt, acht de bestuursrechter hierbij een dwangsom niet nodig. De chauffeur gaat om deze reden in hoger beroep bij de CRvB. De CRvB stelt voorop dat de werkgever als eigenrisicodrager voor de Wet WIA in casu een bestuursorgaan is en baseert zich hierbij op diverse kamerstukken2 betreffende het eigenrisicodragerschap voor de Wet WIA. Ambtshalve komt de CRvB vervolgens tot de conclusie dat het vergoeden van de cursusgelden voor het ADR-certificaat buiten het kader van de wettelijke re-integratieverplichtingen ex artikel 42 lid 2 Wet WIA van de eigenrisicodrager voor de Wet WIA valt.3 Doorslaggevend hiervoor acht de CRvB dat de cursusgelden geen verband houden met de arbeidsongeschiktheid, maar juist een inherent onderdeel van het beroep van tankautochauffeur betreffen en derhalve behoren te worden geregeld binnen de privaatrechtelijke dienstbetrekking van partijen. Hiermee komt de CRvB tevens tot de conclusie dat het ingestelde bezwaar van de chauffeur niet-ontvankelijk is.

3. Na tweeënhalf jaar procederen is de conclusie dus dat de werknemer de verkeerde rechtsingang heeft gekozen en dat er nog geen rechtelijke uitspraak is gedaan over de rechtsgeldigheid van het weigeren van de werkgever om de cursusgelden te vergoeden. Hoe kan dit zo gebeuren? Om hier inzicht in te krijgen is het relevant om het door de CRvB aangehaalde onderscheid tussen re-integratieverplichtingen van de werkgever als eigenrisicodrager enerzijds en als civiele werkgever anderzijds te beschouwen. Blijkens de onderhavige zaak4 is het niet ongebruikelijk dat een werknemer na afloop van de loondoorbetalingsverplichting ex artikel 7:629 BW in dienst blijft bij zijn

1 CRvB 22 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1712.2 Kamerstukken I 2005/06, 30 034 en 30 118, C, p. 45-46.; Kamerstukken I 2005/06, 30 034 en 30 118, E, p. 12-13.; Kamerstukken II 2004/05, 30034, 3, p. 41-42.3 Artikel 42 Wet WIA.

Bram van der Woude (I6108169) Annotatie op CRvB 22 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1712

Page 2: Annotatie sociale zekerheid verdieping Bram van der Woude I6108169

werkgever.5 De werkgever is dan ex artikel 7:658a BW verplicht om ten aanzien van zijn werknemer die in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten, de inschakeling in de arbeid in zijn bedrijf te bevorderen.6 Deze re-integratie ziet op een volledige terugkeer naar de oorspronkelijke functie, of, als is vastgesteld dat dit niet meer mogelijk is, op re-integratie naar passende arbeid binnen het bedrijf.7 Naast dit beeld van het re-integratiekader gegrond op de dienstbetrekking staat het beeld van het re-integratiekader van de eigenrisicodrager.8 Ingevolge artikel 42 lid 2 Wet WIA dient de eigenrisicodrager maatregelen te treffen die zijn gericht op behoud, herstel of bevordering van de mogelijkheden tot het verrichten van arbeid9 van de verzekerde. Met name wanneer een arbeidsongeschikte werknemer na afloop van de loondoorbetalingsverplichting passende arbeid verricht bij zijn eigenrisicodragende werkgever, ontstaat interpretatieruimte of een concrete re-integratieverplichting zich manifesteert in het kader van de dienstbetrekking of het eigenrisicodragerschap. Er bestaan dus twee re-integratiekaders die sterk op elkaar (kunnen) lijken, terwijl de wettelijke grondslag van deze re-integratiekaders wezenlijk verschilt.

4. Hoewel het mogelijk is dat de chauffeur in de onderhavige zaak om strategische redenen het betalen van de cursusgelden wenste te kwalificeren als een re-integratieverplichting van zijn werkgever als eigenrisicodrager en niet als civiele werkgever, doet niet af aan het gegeven dat het lastig kan zijn een concrete re-integratieactiviteit van de werkgever onder te brengen in het juiste re-integratiekader. Zo kan gesteld worden dat een ADR-certificaat valt onder de wettelijke scholingsplicht ex artikel 7:611a BW van de civiele werkgever. In geval de chauffeur een ADR-certificaat echter nodig heeft om vanuit zijn arbeidsongeschiktheid naar passende arbeid als tankautochauffeur te kunnen re-integreren, is het faciliteren hiervan onder omstandigheden echter ook uit te leggen als een re-integratieverplichting ex artikel 42 lid 2 Wet WIA. Gedacht kan worden aan de situatie waarin de tankautochauffeur geen andere werkervaring heeft en hij wegens psychische en/of medische redenen niet veel andere beroepen kan vervullen. Naast dat vraagtekens gesteld kunnen worden bij de wenselijkheid dat partijen in dit kader strategische keuzes kunnen maken, is het de vraag of het arbitraire karakter van twee overlappende re-integratiekaders de rechtszekerheid ten goede komt. De onderhavige zaak illustreert namelijk onmiskenbaar dat het kwalificatievraagstuk betreffende welk re-integratiekader van toepassing is complex is en tot onaangename verrassingen kan leiden voor de rechtzoekende.

5. Een kanttekening die ik overigens bij de redenering van de CRvB in de onderhavige uitspraak wil plaatsen is dat de CRvB een eigenrisicodrager in het kader van zijn re-integratieverplichtingen ex artikel 42 Wet WIA beschouwt als een bestuursorgaan. Bestudering van de wettekst leert namelijk dat, anders dan uit de kamerstukken10 waar de CRvB zich op baseert blijkt, verdedigbaar is dat een

4 Op grond van de feiten uit de onderhavige zaak neem ik aan dat de tankautochauffeur nog arbeid verricht bij zijn eigen werkgever. Een andere interpretatie van de casus is echter niet uitgesloten.5 M.J.A.C. Driessen, annotatie bij: CRvB 22 mei 2015, AB 2015/320, ECLI:NL:CRVB:2015:1712.6 Zoals uit lid 1 van dit artikel blijkt, geldt na de loondoorbetalingsverplichting geen re-integratieverplichting meer re-integratie in passende arbeid buiten het bedrijf van de werkgever (tweede spoor).7 Klosse 2015, p. 71.8 Klosse 2015, p. 123.9 Volgens artikel 30 lid 4 Wet WIA dient de verzekerde passende arbeid te verkrijgen. Dit is alle arbeid die passend is die voor de krachten en bekwaamheden van de werknemer is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd. Dit artikel dient samen gelezen te worden met de ‘Regeling beleidsregels arbeidsinschakeling gedeeltelijk arbeidsgeschikten’, waarin een toelichting is gegeven op het begrip arbeid passend.10 De CRvB haalt de volgende kamerstukken aan: Kamerstukken I 2005/06, 30 034 en 30 118, C, p. 45-46.; Kamerstukken I 2005/06, 30 034 en 30 118, E, p. 12-13.; voorts baseert de CRvB haar oordeel dat de ERD gezien dient te worden als een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub b Awb ook op Kamerstukken II 2004/05, 30034, 3, p. 41-42.

Bram van der Woude (I6108169) Annotatie op CRvB 22 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1712

Page 3: Annotatie sociale zekerheid verdieping Bram van der Woude I6108169

eigenrisicodrager op dit gebied een wettelijke re-integratieverplichting heeft en geen bevoegdheid. 11 Als ik de gedachtegang van diverse auteurs12 volg kunnen vraagtekens worden gesteld bij de aanname van de CRvB dat de eigenrisicodrager betreffende zijn re-integratieverplichtingen een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub b Awb is. Heeft de CRvB zich hier niet te veel laten leiden door politiek beleid?

6. De CRvB heeft als hoogste rechtscollege in de sociale zekerheid veel gezag bij lagere rechters en de beroepspraktijk. Dit betekent dat lagere rechters een werkgever als eigenrisicodrager voor de WIA zal aanmerken als een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub b Awb voor zover het zijn re-integratieverplichtingen ex artikel 42 Wet WIA betreft. Hiermee blijft het voor de beroepspraktijk bij geschillen rondom de re-integratieverplichting van de werkgever als eigenrisicodrager het kwalificatievraagstuk betreffende de vraag welk re-integratiekader in een bepaalde situatie van toepassing is zonder meer relevant. Diverse vragen dringen zich dan op. Dient de werkgever als eigenrisicodrager of als civiele werkgever aangesproken te worden? Wat zijn de voor- en nadelen? En welk risico zijn we bereid te nemen als kennelijk de verkeerde rechtsingang is gekozen? Ondanks deze relevante vragen voor de beroepspraktijk is het opvallend is dat er weinig jurisprudentie te vinden is over dit onderwerp.13 Een mogelijke verklaring hiervoor is dat werknemer en werkgever elkaar vooral op grond van hun dienstbetrekking aanspreken op re-integratieverplichtingen.14 Hiernaast is het aannemelijk dat werkgevers na twee jaar re-integratie weinig meerwaarde meer zien in verdere re-integratie.15 Kennelijk is het niet ongebruikelijk dat partijen besluiten te berusten in de gegeven situatie.16

7. Vanuit de werknemer bezien lijkt het mij logisch dat zolang de mogelijkheid bestaat om terug te kunnen keren naar de oorspronkelijke functie, hij zijn werkgever waar nodig op grond van zijn dienstbetrekking zal aanspreken op re-integratieverplichtingen die hierop gericht zijn. Een werknemer heeft immers weinig belang bij re-integratie naar algemeen geaccepteerd werk zolang hij een dienstverband bij zijn werkgever heeft en deze naar verwachting zal behouden.17 De vraag die zich dan ook onmiddellijk opdringt is wat in deze situatie de mogelijkheid voor een werknemer om zijn eigenrisicodragende werkgever als bestuursorgaan aan te spreken feitelijk toevoegt.

8. Ik zou de vraag willen opwerpen in wiens belang het is dat een eigenrisicodrager betreft zijn re-integratieverplichting ex artikel 42 Wet WIA min of meer18 gelijkgesteld wordt met een bestuursorgaan zoals het UWV, zolang er nog een dienstbetrekking bestaat tussen partijen op grond waarvan zij elkaar civielrechtelijk kunnen aanspreken op tekortkomingen die voortvloeien uit hun verbintenis. De arbitraire samenloop van twee op elkaar lijkende re-integratiekaders leidt mijns

11 Roozendaal 2006, p. 239.12 Fluit 2006, par. 2.3.2.; Rijpkema 2013, p. 118.; Roozendaal 2006, p. 239.; H. Peters, annotatie bij: CRvB 22 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1712, AB 2015/32013 M.J.A.C. Driessen, annotatie bij: CRvB 22 mei 2015, AB 2015/320, ECLI:NL:CRVB:2015:1712; H. Peters, annotatie bij: CRvB 22 mei 2015, AB 2015/320, ECLI:NL:CRVB:2015:171214 Rijpkema 2013, p. 126.15 Klosse 2015, p. 124.16 Dit terwijl ontslag waarschijnlijk zonder grote slag of stoot tot de mogelijkheden behoort. Als herplaatsing niet in de rede ligt heeft de werkgever nadat een werknemer twee jaar arbeidsongeschikt is voor zijn bedongen arbeid, behoudens een eventuele loonsanctie van het UWV ex artikel 25 lid 9 juncto artikel 7:629 lid 11 BW, ex artikel 7:699 lid 1 en lid 3 sub b BW een redelijke grond om de arbeidsovereenkomst met toestemming van het UWV als bedoeld in artikel 7:671a BW en inachtneming van de geldende opzegtermijn ex artikel 7:672 BW op te zeggen. Het opzegverbod tijdens ziekte ex artikel 7:670 lid 1 BW is immers niet langer van toepassing.17 Dit onder de paraplu van de oude gunstige arbeidsvoorwaarden of onder de paraplu van aangepaste voorwaarden voor de passende arbeid die aannemelijk alsnog gunstiger zijn. Dit nog los van het psychologische argument van de werknemer om zijn vertrouwde werkgever/werkomgeving niet te willen verlaten.18 Er blijven echter wel verschillen. Vergelijk bijvoorbeeld artikel 34 Wet WIA met artikel 42 Wet WIA, de bevoegdheid tot blijvende weigering van de WGA-uitkering en de boete zoals geregeld in artikel 91 Wet WIA.

Bram van der Woude (I6108169) Annotatie op CRvB 22 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1712

Page 4: Annotatie sociale zekerheid verdieping Bram van der Woude I6108169

inziens tot een lastig kwalificatievraagstuk waarbij het de vraag is of de gecreëerde complexiteit daadwerkelijk iets toevoegt aan de borging van de rechten van de arbeidsongeschikte werknemer. Het figuur van de eigenrisicodragende werkgever als bestuursorgaan zal namelijk pas interessant worden zodra er geen dienstbetrekking meer bestaat tussen partijen. De waarborgen van de Awb19 zijn juist dan van harte welkom om de rechten van de arbeidsongeschikte werknemer te beschermen.

19 Denk bijvoorbeeld ook aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur waar de eigenrisicodrager zich aan zal moeten houden.

Bram van der Woude (I6108169) Annotatie op CRvB 22 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1712

Page 5: Annotatie sociale zekerheid verdieping Bram van der Woude I6108169

Literatuur

Handboeken en artikelen

Houweling e.a. 2015A.R. Houweling, G.W. van der Voet, J.H. Even & E. van Vliet, Loonstra & Zondag. Arbeidsrechtelijke themata, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2015.

Fluit 2006P.S. Fluit, WIA en re-integratie, SR 2006/2.

Rijpkema 2013A.M.P. Rijpkema, Toegang tot het recht bij ziekte en arbeidsongeschiktheid (diss. RU Groningen), Deventer: Kluwer 2013.

Klosse 2015S. Klosse & G. Vonk, ‘Socialezekerheidsrecht 2014’, auteurs update 2015.

Rijpkema & Tollenaar 2012A.M.P. Rijpkema & A. Tollenaar, Eigenrisicodragerschap in de Wet WIA vanuit een bestuursrechtelijk perspectief, TRA 2014/24.

Roozendaal 2006W.L. Roozendaal, ‘De eigenrisicodrager een bestuursorgaan?’, SMA 2006

Jurisprudentie

CRvB 22 mei 2015, AB 2015/320, ECLI:NL:CRVB:2015:1712

Kamerstukken

Kamerstukken I 2005/06, 30 034 en 30 118, C, p. 45-46.Kamerstukken I 2005/06, 30 034 en 30 118, E, p. 12-13.Kamerstukken II 2004/05, 30034, 3, p. 41-42.

Bram van der Woude (I6108169) Annotatie op CRvB 22 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1712