‘MIJN HOOFDDOEK DEED IK AF OP MIJN ZESTIENDE, DAT … Maar op mijn achtentwintigste durfde ik het...

1
JAN 63 THEMAPORTRETTEN GESTOPT ‘Mijn zusje overleed op driejarige leeftijd, ik was toen vijf. De ene dag speelde ik nog met haar en de volgende dag was ze dood. Ik weet nog steeds niet waaraan ze overleed. Vragen stellen mocht niet. Mijn ouders zeiden dat ze in de hemel was, omdat we in Allah ge- loofden. Vanaf dat moment begon ik vragen over de dood te stel- len: of kinderen uit mijn klas, die niet geloofden, ook in de hemel kwamen. Hoe het nu precies zat. Mijn moeder zei dat ik moest stop- pen met vragen stellen. Wij waren moslims, dat was de waarheid, klaar. Ik legde me erbij neer en ging op mijn twaalfde een hoofd- doek dragen. Toch voelde ik me anders. Ik wilde in een minirok en een topje naar school. Mijn ouders vonden dat verschrikkelijk, want dan zou de buurt over mij gaan roddelen. Het gaat in de mos- limgemeenschap altijd over de buitenkant. Veel mensen leiden een dubbelleven. Toch wilde ik niet stiekem mijn hoofddoek afdoen. Ik deed hem af op mijn zestiende, omdat ik inmiddels erg twijfelde aan de islam. Dat leverde thuis grote ruzies op, met slaande deuren. Ik vastte soms niet, soms wel. Ik zag er het nut niet van in. Hoe meer ik me erin verdiepte, hoe meer ik erachter kwam dat de is- lam niet bij mij paste. Toch bad ik op mijn werk uit schuldgevoel en ging ik weer vasten, maar een hoofddoek droeg ik niet meer. Omdat ik nog steeds twijfelde, hield mijn moeder mij al jaren weg bij haar vriendinnen en bij de familie, zodat er niet over haar en mij zou wor- den geroddeld. Vaak heb ik me afgevraagd waarom ik niet gewoon gelovig kon zijn, waarom accepteerde ik niet alles zoals het was? De Marokkaanse gemeenschap in Ede waarbinnen ik opgroeide, Fatima El Mourabit (42) is adviseur bij de FNV en voorzitter van de Nieuwe Vrijdenkers. Ze heeft een dochter van 27 en een van 17 uit een tweede huwelijk. Fatima stapte uit de islam. ‘Ik wilde aan mijn dochters laten zien dat ik trouw was aan mezelf.’ was in de jaren tachtig niet zo streng. Er waren genoeg mensen die geen hoofddoek droegen. Mensen deden niet zo strikt mee aan het gebed, alleen jaarlijks de ramadan. Ook in Tanger, waar mijn ouders vandaan komen, was alles veel losser. Dat veranderde toen er in de jaren negentig een Marokkaanse imam, die opgeleid was in Saoedi-Arabië, naar onze gemeenschap kwam. Daardoor werd alles strenger. Hij maakte door zijn preken duidelijk hoe verkeerd we de islam hadden beleden. Er kwamen boekjes en cassettebandjes over hoe je dat wél goed deed. Iedereen droeg een hoofddoek. Dat deed ik niet, maar ik luisterde wel naar de bandjes. Maar op mijn achtentwintigste durfde ik het te zeggen: “Ik ben geen moslima.” Ik was inmiddels moeder van twee dochters. De eerste kreeg ik als tiener – ik trouwde op mijn dertiende – en de jongste dochter werd geboren tijdens mijn tweede huwelijk. Ik had me er op voorbereid dat ik zou worden verbannen, maar uiteindelijk was ik zelf degene die het contact met mijn ouders verbrak. Het moeilijkste was dat ik door de breuk mijn oudste dochter niet meer zag. Zij woonde bij mijn ouders en werd door hen opgevoed. Onze moeder- dochterband kreeg een flinke knauw. Maar ik wilde mijn jongste dochter ook het goede voorbeeld geven: haar laten zien dat ik trouw was aan mezelf. In die tijd, ik was inmiddels van Ede naar Amsterdam verhuisd, werd ik een keer aangesproken door een man uit mijn gemeenschap. Hij had me zien zoenen met mijn Nederlandse vriend en alcohol zien drinken. Hij schreeuwen, ik schreeuwen. “Wat is dat voor ge- drag, wat vinden jouw ouders daarvan?” riep hij. Mijn dochtertje was toen zes jaar en stond erbij. Later zei ze: “Mama, ik was bang dat hij je ging slaan.” Toen heb ik gezegd dat je nooit bang moet zijn om de dingen te zeggen waar je voor staat. En dat als hij mij had geslagen, ik hem had teruggeslagen. Uiteindelijk leek het alsof mijn moeder mijn ongelovigheid had ge- accepteerd; we zagen elkaar weer. Ik zei haar dat ik het erg vond dat ze zich voor mij schaamde en in Ede nog steeds niet met mij over straat durfde. Ik wilde dat ze me accepteerde, daar was ik jaren mee bezig. Totdat ik eens vroeg wat dit allemaal met haar deed. Ze ant- woordde dat ze zich niet schaamde voor hoe ik me kleedde, of voor het feit dat ik “anders” ben. Ze begon te huilen en zei: “Als ik straks dood ben, dan kom ik je niet in de hemel tegen.” Dat durfde ze niet eerder tegen me te zeggen. Er zijn lange, moeilijke en vooral veel gesprekken voor nodig ge- weest, maar de band met mijn moeder en mijn familie is nu goed. Het draait niet langer om religie, maar om wat ons verbindt. Maar ik blijf ervoor strijden dat het normaal wordt dat er binnen een gezin best een moslim kan zijn en een niet-moslim. Dat zoiets samen kan gaan en het taboe verdwijnt. Want dat maakt mensen kapot.’ ‘MIJN HOOFDDOEK DEED IK AF OP MIJN ZESTIENDE, DAT LEIDDE THUIS TOT RUZIES MET SLAANDE DEUREN’ ‘Vaak heb ik me afgevraagd waarom ik niet gewoon zoals alle anderen gelovig kon zijn’ 62 JAN FOTOGRAFIE BRENDA VAN LEEUWEN

Transcript of ‘MIJN HOOFDDOEK DEED IK AF OP MIJN ZESTIENDE, DAT … Maar op mijn achtentwintigste durfde ik het...

Page 1: ‘MIJN HOOFDDOEK DEED IK AF OP MIJN ZESTIENDE, DAT … Maar op mijn achtentwintigste durfde ik het te zeggen: “Ik ben geen moslima.” Ik was inmiddels moeder van twee dochters.

JAN 63

THEMAPORTRETTEN GESTOPT

‘Mijn zusje overleed op driejarige leeftijd, ik was toen vijf. De ene dag speelde ik nog met haar en de volgende dag was ze dood. Ik weet nog steeds niet waaraan ze overleed. Vragen stellen mocht niet. Mijn ouders zeiden dat ze in de hemel was, omdat we in Allah ge-loofden. Vanaf dat moment begon ik vragen over de dood te stel-len: of kinderen uit mijn klas, die niet geloofden, ook in de hemel kwamen. Hoe het nu precies zat. Mijn moeder zei dat ik moest stop-pen met vragen stellen. Wij waren moslims, dat was de waarheid, klaar. Ik legde me erbij neer en ging op mijn twaalfde een hoofd-doek dragen. Toch voelde ik me anders. Ik wilde in een minirok en een topje naar school. Mijn ouders vonden dat verschrikkelijk, want dan zou de buurt over mij gaan roddelen. Het gaat in de mos-limgemeenschap altijd over de buitenkant. Veel mensen leiden een dubbelleven. Toch wilde ik niet stiekem mijn hoofddoek afdoen. Ik deed hem af op mijn zestiende, omdat ik inmiddels erg twijfelde aan de islam. Dat leverde thuis grote ruzies op, met slaande deuren. Ik vastte soms niet, soms wel. Ik zag er het nut niet van in.Hoe meer ik me erin verdiepte, hoe meer ik erachter kwam dat de is-lam niet bij mij paste. Toch bad ik op mijn werk uit schuldgevoel en ging ik weer vasten, maar een hoofddoek droeg ik niet meer. Omdat ik nog steeds twijfelde, hield mijn moeder mij al jaren weg bij haar vriendinnen en bij de familie, zodat er niet over haar en mij zou wor-den geroddeld. Vaak heb ik me afgevraagd waarom ik niet gewoon gelovig kon zijn, waarom accepteerde ik niet alles zoals het was? De Marokkaanse gemeenschap in Ede waarbinnen ik opgroeide,

Fatima El Mourabit (42) is adviseur bij de FNV en voorzitter van de Nieuwe Vrijdenkers. Ze heeft een dochter van 27 en een van 17 uit een tweede huwelijk. Fatima stapte uit de islam. ‘Ik wilde aan mijn dochters laten zien dat ik trouw was aan mezelf.’

was in de jaren tachtig niet zo streng. Er waren genoeg mensen die geen hoofddoek droegen. Mensen deden niet zo strikt mee aan het gebed, alleen jaarlijks de ramadan. Ook in Tanger, waar mijn ouders vandaan komen, was alles veel losser. Dat veranderde toen er in de jaren negentig een Marokkaanse imam, die opgeleid was in Saoedi-Arabië, naar onze gemeenschap kwam. Daardoor werd alles strenger. Hij maakte door zijn preken duidelijk hoe verkeerd we de islam hadden beleden. Er kwamen boekjes en cassettebandjes over hoe je dat wél goed deed. Iedereen droeg een hoofddoek. Dat deed ik niet, maar ik luisterde wel naar de bandjes. Maar op mijn achtentwintigste durfde ik het te zeggen: “Ik ben geen moslima.” Ik was inmiddels moeder van twee dochters. De eerste kreeg ik als tiener – ik trouwde op mijn dertiende – en de jongste dochter werd geboren tijdens mijn tweede huwelijk. Ik had me er op voorbereid dat ik zou worden verbannen, maar uiteindelijk was ik zelf degene die het contact met mijn ouders verbrak. Het moeilijkste was dat ik door de breuk mijn oudste dochter niet meer zag. Zij woonde bij mijn ouders en werd door hen opgevoed. Onze moeder-dochterband kreeg een flinke knauw. Maar ik wilde mijn jongste dochter ook het goede voorbeeld geven: haar laten zien dat ik trouw was aan mezelf. In die tijd, ik was inmiddels van Ede naar Amsterdam verhuisd, werd ik een keer aangesproken door een man uit mijn gemeenschap. Hij had me zien zoenen met mijn Nederlandse vriend en alcohol zien drinken. Hij schreeuwen, ik schreeuwen. “Wat is dat voor ge-drag, wat vinden jouw ouders daarvan?” riep hij. Mijn dochtertje was toen zes jaar en stond erbij. Later zei ze: “Mama, ik was bang dat hij je ging slaan.” Toen heb ik gezegd dat je nooit bang moet zijn om de dingen te zeggen waar je voor staat. En dat als hij mij had geslagen, ik hem had teruggeslagen.Uiteindelijk leek het alsof mijn moeder mijn ongelovigheid had ge-accepteerd; we zagen elkaar weer. Ik zei haar dat ik het erg vond dat ze zich voor mij schaamde en in Ede nog steeds niet met mij over straat durfde. Ik wilde dat ze me accepteerde, daar was ik jaren mee bezig. Totdat ik eens vroeg wat dit allemaal met haar deed. Ze ant-woordde dat ze zich niet schaamde voor hoe ik me kleedde, of voor het feit dat ik “anders” ben. Ze begon te huilen en zei: “Als ik straks dood ben, dan kom ik je niet in de hemel tegen.” Dat durfde ze niet eerder tegen me te zeggen. Er zijn lange, moeilijke en vooral veel gesprekken voor nodig ge-weest, maar de band met mijn moeder en mijn familie is nu goed. Het draait niet langer om religie, maar om wat ons verbindt. Maar ik blijf ervoor strijden dat het normaal wordt dat er binnen een gezin best een moslim kan zijn en een niet-moslim. Dat zoiets samen kan gaan en het taboe verdwijnt. Want dat maakt mensen kapot.’

‘MIJN HOOFDDOEK DEED IK AF OP MIJN ZESTIENDE, DAT LEIDDE THUIS TOT RUZIES MET SLAANDE DEUREN’

‘Vaak heb ik me afge vraagd waarom ik niet gewoon zoals alle

anderen gelovig kon zijn’62 JAN

FOTO

GR

AFI

E B

RE

ND

A V

AN

LE

EU

WE

N