Als jongeren weglopen - Visiedossier

39
Als jongeren weglopen Visie en hulpverleningspraktijk in het algemeen welzijnswerk

Transcript of Als jongeren weglopen - Visiedossier

Page 1: Als jongeren weglopen - Visiedossier

Als jongeren weglopen Visie en hulpverleningspraktijk in het algemeen welzijnswerk

Hulpverlening aan weglopers – december 2005 1

Page 2: Als jongeren weglopen - Visiedossier

Hulpverlening aan weglopers – december 2005

2

Redactie: Véronique Hauglustaine, tijdelijk medewerkster Steunpunt Algemeen Welzijns-werk, Ludo Serrien, coördinator Steunpunt Algemeen Welzijnswerk

In dit dossier werden eerder door het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk gepubliceerde teksten verwerkt en geactualiseerd:

“Opvang en begeleiding van weggelopen jongeren. Een visie vanuit het Algemeen welzijnswerk” – Ludo Serrien, 1997

“Crisishulpverlening aan minderjarigen in het algemeen welzijnswerk” – Kris Stas & Kathleen Debruyne, 1998

“Spelregels: hulpverlening aan minderjarige weglopers” – Mie Jacobs, 2000

De andere bronnen vindt u terug in de bibliografie achteraan.

Page 3: Als jongeren weglopen - Visiedossier

Inhoud

1. Weglopen: een signaal

2. Weglopen in beeld

2.1. Wat is een “wegloper”?

2.2. Vormen van “wegloopgedrag”

2.3. Rechtspositie van de wegloper

2.4. Profiel van weglopers

2.4.1. Levensomstandigheden van weglopers 2.4.2. Kenmerken van de wegloopsituatie 2.4.3. Kenmerken van weglopers

3. Visie op hulpverlening aan jonge weglopers

3.1. Belang van laagdrempelige en betrouwbare hulp

3.2. Directe hulp en crisisinterventie: “time out”

3.3. Een tijdelijk en aangepast verblijf

3.4. Herstel van contact en relaties

3.5. Allochtone meisjes als specifieke doelgroep

4. De rechtspositie van minderjarige weglopers

4.1. Ouders hebben “recht van bewaring”

4.2. De financiële positie van minderjarigen

4.3. Anouk is van huis weggelopen: juridische vragen

5. Knelpunten inzake hulpverlening aan minderjarige weglopers

5.1. Onbekendheid van het hulpverleningsaanbod

5.2. Financiering van tijdelijke opvangkosten

5.3. Afspraken met politie en justitie

5.3.1. Afspraken inzake signaleren van weglopers 5.3.2. Afspraken in functie van hulpverlening en onderdak

6. Aandachtspunten voor de hulpverleningspraktijk en het beleid

6.1. Een beschikbaar en bereikbaar hulpaanbod

6.2. Garanderen van een “time-out”

6.3. Afspraken met justitie en politie

6.4. Ondersteuning van de ouders

Literatuur

Bijlagen: weglopers-projecten in de CAW’s

Hulpverlening aan weglopers – december 2005 3

Page 4: Als jongeren weglopen - Visiedossier

Hulpverlening aan weglopers – december 2005

4

Page 5: Als jongeren weglopen - Visiedossier

1. Weglopen: een signaal

Het fenomeen van jongeren die uit het gezin of uit een gezinsvervangende voorziening weglopen staat de laatste jaren sterk in de belangstelling van zowel de media als de hulpverlening. Volgens het rapport “Weglopen: weg… van wat? Studie over het profiel en de ervaringen van weglopers in België” van Child Focus en de Koning Boudewijnstichting (2004), lopen jaarlijks 6,5% van de jongeren tussen 12 en 18 jaar in Vlaanderen weg. Meer dan de helft van de meldingen bij Child Focus betreft jongeren die weglopen van huis of uit een instelling. Vorig jaar startte Child Focus per dag zo’n vier dossiers over weglopers. Het bekendste was dat van het Waalse meisje Tiffany die een tijdje geleden, na een verdwijning van dertien maanden, weer opdook.

Weglopen is een gedrag, met verschillende vormen en uiteenlopende aanleidingen of oorzaken. Er zijn jongeren die botsen met hun ouders en in een vlaag van woede de deur van het ouderlijke huis achter zich dichttrekken. Maar ook fysiek of seksueel misbruik kan een reden zijn om weg te lopen. Bij plots escalerende ruzies is na een korte time-out vaak een herstel mogelijk van de relaties en de communicatie binnen het gezin. Soms kan de problematiek en de breuk in het gezin ook zeer diepgaand zijn. Ook persoonlijke problemen, identiteitsvragen, vragen bij de zin van het leven, kunnen aan de basis liggen van het weglopen.

Weglopen komt vaak neer op een crisissituatie. Bij jongeren kan het weglopen angst, eenzaamheid en onzekerheid veroorzaken. Het kan ook gepaard gaan met het gebruik van risicovolle overlevingsstrategieën. Hoe langer de jongere van huis weg is, hoe groter ook de kans dat hij elders afhaakt, bvb. op school. Spijbelen kan ook een eerste stap zijn naar weglopen. De ouders worden in eerste instantie geconfronteerd met ongerustheid, maar van zodra hun kind ergens is opgedoken knaagt vooral de opvoedingsonzekerheid, het gevoel van mislukt te zijn in het ouderschap.

Weglopen kan echter ook positief worden geduid. De jongere geeft met zijn wegloopge-drag een stevig signaal over zichzelf, over een onhoudbare situatie thuis of in de instel-ling en legt zich daar niet passief bij neer. De crisissituatie die weglopen teweegbrengt kan een aanknopingspunt zijn om dieperliggende problemen aan te pakken. In dat op-zicht is het weglopen een positief ‘leer-moment’.

Uit vermelde studie van de Koning Boudewijnstichting en Child Focus blijkt dat de hulp-verlening bij weglopers te weinig gekend is en dat zij er weinig beroep op doen. Niet alle weglopers hebben echter nood aan professionele hulp. Jonge weglopers zoeken in eerste instantie steun zoeken bij familie, vrienden of kennissen. Vele jongeren en ouders zijn ook best zelf wel in staat om uit de hand gelopen conflictsituaties te hanteren, zonder professionele hulp. Dit neemt echter niet weg dat het probleem van de bekendheid en bereikbaarheid van hulpverlening zeer reëel is en ook als gevolg heeft dat jongeren en gezinnen die wel degelijk professionele hulp nodig hebben, deze niet of niet tijdig vinden.

Verder ondervond men dat teruggevonden weglopers regelmatig door de politie gewoon terug naar huis worden gebracht, zonder eerst een alternatief te overwegen. Terugko-men neemt de ongerustheid op het thuisfront wel wat weg, maar daarmee zijn de pro-blemen nog niet opgelost. Weglopen is immers bijna altijd een signaal van de jongere die aan zijn ouders en omgeving wil duidelijk maken dat de situatie onhoudbaar is.

Om impulsen te geven aan de opvang en de nazorg voor jonge weglopers en hun ouders, ondersteunde de Koning Boudewijnstichting negentien projecten, waaronder 6 projecten in het Algemeen Welzijnswerk. Onder de noemer “Welcome Back” wilde men vooral aan-dacht besteden aan de eerste opvang van weggelopen jongeren en een betere bekend-making van de bestaande hulpverlening. Dit alles in het perspectief van het hanteren van conflicten en het herstel van de dialoog met de thuissituatie. Voor een groep weglopers is er echter geen “welcome back” meer mogelijk.

Hulpverlening aan weglopers – december 2005 5

Page 6: Als jongeren weglopen - Visiedossier

Hulpverlening aan weglopers – december 2005

6

In dit dossier schetsen we een beeld van het fenomeen “weglopen” en de onderliggende motieven en problemen. We beschrijven ook hoe hiermee wordt omgegaan in het Alge-meen Welzijnswerk: het huidige aanbod, de knelpunten en een meer wenselijk aanbod. Een en ander wordt ook geïllustreerd aan de hand van de 6 pilootprojecten die gesteund werden door de Koning Boudewijnstichting.

Page 7: Als jongeren weglopen - Visiedossier

2. Weglopen in beeld

2.1. Wat is een “wegloper”?

Zoals uit de studie van Child Focus1 blijkt hebben de meeste omschrijvingen van het be-grip ‘wegloper’, ondanks het gebrek aan een duidelijke definitie, een aantal gemeen-schappelijke elementen. De meest voorkomende criteria die bij de omschrijving van weg-lopen worden gehanteerd, zijn:

De minderjarige leeftijd van de wegloper;

De afwezigheid van toestemming van de ouders (of van diegenen die verantwoorde-lijk zijn voor de jongere);

De duur van de afwezigheid.

Deze criteria worden evenwel verschillend ingevuld.

De werkdefinitie die we in dit dossier zullen hanteren, is deze die ook in de studie ‘Weg-lopen: weg…van wat?’2 wordt gebruikt: ‘weglopers zijn minderjarigen die vrijwillig hun domicilie, instelling of opvanggezin hebben verlaten en dit zonder toestemming van de ouders of plaatsvervangende opvoeders’.

Deze definitie suggereert echter een eenheid die in de praktijk niet aanwezig is. ‘De’ wegloper bestaat niet. Het gaat immers om een heterogene groep van jongeren (zie ver-der onder 2.4.: Profiel van weglopers). Elke wegloopsituatie is uniek en vraagt een aan-gepaste reactie en ondersteuning.

2.2. Vormen van “wegloopgedrag”

Weglopen is een gedrag, dat zeer verschillende vormen kan aannemen: weglopen van huis, weglopen uit een instelling, weglopen voor één dag, weglopen naar het buiten-land,…. Dit gedrag kan ook ingegeven kan zijn door zeer verschillende motieven: conflic-ten in het gezin, depressie, problemen op school,…. Bij het zoeken naar gepaste ant-woorden op vragen en behoeften van weglopers en hun omgeving (in de eerste plaats de ouders), dient men daarom steeds te vertrekken van de context en de motieven van het weglopen. Eén antwoord op ‘hét’ wegloopgedrag van jongeren is m.a.w. niet voorhan-den.

Enkele type-situaties kunnen de onderlinge verschillen illustreren:

K. (17 jaar) houdt het na jarenlange conflicten thuis voor bekeken en komt na wat om-zwervingen terecht in een Zuid-Franse stad, waar hij onderduikt bij een groep straatjon-geren. Gedurende verschillende maanden geeft hij geen teken van leven, want hij wil alle banden met z’n ouders doorknippen.

S. (15 jaar) loopt van huis weg omdat zij vreest dat haar Marokkaanse ouders haar zul-len uithuwelijken in het land van herkomst.

T. (16 jaar) is ’s ochtend thuis vertrokken en niet naar school gegaan. Ze is ook niet van plan om terug naar huis te gaan, want de ruzies zijn niet meer te harden. Na wat rond-dolen stapt ze om 17 uur het JAC binnen: ze weet niet waarheen en ze twijfelt.

J. (14 jaar) heeft een bar slecht rapport op school en vreest z’n autoritaire vader; ’s avonds laat doolt hij nog rond en beseft dat hij nu dubbel gestraft kan worden….

1 Weglopen: weg…van wat? Studie over het profiel en de ervaringen van weglopers in België, Januari 2004,

Child Focus en de Koning Boudewijnstichting, 194p.

2 ibid.

Hulpverlening aan weglopers – december 2005 7

Page 8: Als jongeren weglopen - Visiedossier

Hulpverlening aan weglopers – december 2005

8

K. (15 jaar) heeft een relatie met een jongen van 22. Haar ouders zien dit helemaal niet zitten en dit leidde reeds tot hoog oplopende ruzies. De laatste scène was er teveel aan. Samen trekken ze weg. K. laat voor haar ouders nog een briefje achter.

W. (14 jaar) wordt al jaren door haar stiefvader seksueel misbruikt. Ze houdt het niet meer uit, maar ze weet niet waar naartoe. Ze heeft nog nooit met iemand over haar pro-blemen gepraat. Ze loopt weg en doolt al enkele dagen rond. ’s Nachts is ze ergens in een parkje gaan slapen.

G. (20 jaar) is het beu om zich aan de strakke huisregels te houden. Hij wil alleen gaan wonen, maar z’n ouders zien dat niet zitten. Op een dag trekt hij met enkele spullen in bij een vriend en laat enkele dagen niets van zich horen.

A. (16 jaar) verblijft al sedert haar derde levensjaar in verschillende instellingen. De overplaatsing naar de strenge instelling waar ze nu verblijft ziet ze helemaal niet zitten. Ze loopt weg en ze weet wel dat ze bij een vriendin terecht kan.

De laatste situatie slaat op het weglopen uit instellingen. Bij het “weglopen uit instellin-gen” spelen andere en meer specifieke factoren een rol. In dit dossier gaan we daar niet dieper op in. We verwijzen wel naar initiatieven binnen de Bijzondere Jeugdbijstand, zo-als het “Rung-project” van enkele Gentse voorzieningen3.

2.3. Rechtspositie van de wegloper

De achterliggende problematiek en de beleving van het weglopen, zowel voor de jongere zélf als voor de ouders, is niet verschillend naargelang de jongere minderjarig of meer-derjarig is. Op juridisch vlak bevindt een minderjarige wegloper zich echter in een totaal verschillende situatie, waardoor de gevolgen van het weglopen zwaarder zijn.

Minderjarigen die weglopen van huis of uit de instelling waar zij verblijven, plegen in Bel-gië een statusdelict. Een statusdelict is een gedrag dat, uitsluitend omdat het wordt ge-steld door een minderjarige, als afwijkend wordt beschouwd (bijvoorbeeld spijbelen, weglopen). Dat weglopen in België een statusdelict is, vloeit voort uit de rechtspositie van minderjarigen in ons land 4.

Wat betekent dit nu voor weggelopen jongeren?

Wanneer een jongere het gezin (of de instelling waar hij verblijft) ontvlucht, betekent dit juridisch gezien dat hij zich onttrekt aan het wettig over hem gestelde (ouderlijk) gezag. De ouders (of plaatsvervangende opvoeders) verkeren op dat moment niet meer in de mogelijkheid hun plicht tot het verschaffen van kost, onderhoud en opvoeding na te ko-men. Ze kunnen dan beroep doen op politionele steun om de jongere in kwestie te laten opsporen en thuisbrengen5.

Niet alleen de wettelijke bepalingen ten aanzien van ouders en minderjarigen, maar ook degene die betrekking hebben op derden kunnen een rol spelen bij weglopen. De artike-len 368 tot en met 370 van het strafwetboek spreken van “ontvoering van minderjari-gen” wanneer men een minderjarige, al dan niet met instemming, “buiten het bereik voert van diegenen die er wettelijk gezag over hebben”. Op basis van deze artikelen kun-nen hulpverleners of vrienden waarmee de wegloper samenwoont, juridisch vervolgd worden. Zulke klacht zal echter normaal gezien niet ontvankelijk worden verklaard, aan-gezien de wet vermeldt dat “geweld, list of bedreiging” essentiële elementen zijn om van

3 Het Rung-Hotel. Stappen vzw, Westveldstraat 1, 9040 Sint-Amandsberg 4 Weglopen: weg…van wat? Studie over het profiel en de ervaringen van weglopers in België, Januari 2004,

Child Focus en de Koning Boudewijnstichting, 194p. 5 ibid.

Page 9: Als jongeren weglopen - Visiedossier

ontvoering van een minderjarige te kunnen spreken. Het is weinig waarschijnlijk dat een hulpverlener aan deze criteria voldoet en bijgevolg kan beschuldigd worden van ontvoe-ring. Bovendien heeft een hulpverlener in relatie tot zijn cliënt, de weggelopen jongere, een beroepsgeheim. Aan de andere kant hebben ouders het recht te weten waar hun kind verblijft.

Verder in dit dossier gaan we nog dieper in op het juridische kader van het weglopen en de opvang van weglopers.

2.4. Profiel van weglopers

“Weglopen” is een gedrag dat naar uiteenlopende motieven en problemen verwijst. Het gedrag zelf en de situatie waarin weglopers zich op dat moment bevinden kan ook erg verschillen. Lang niet alle weglopers komen in een risicosituatie terecht. Een groot aantal van hen vindt opvang bij bekenden.

Doorheen de verschillende vormen en motieven van wegloopgedrag van jongeren, kun-nen er vanuit de hulpverleningspraktijk enkele gemeenschappelijke kenmerken aange-duid worden.

Het rapport ‘Weglopen: weg… van wat?’6 geeft een overzicht van de bevindingen uit Vlaamse onderzoekingen van de laatste decennia en een analyse van Child Focus-dossiers. Deze bevindingen zijn zeker relevant voor het Algemeen Welzijnswerk. Ze ge-ven een beeld van de problematiek, maar wellicht niet volledig, omdat enkel de meldin-gen bij Child Focus (die voor het overgrote deel van ouders, omgeving en politie komen) als basis werden gebruikt. Vermits jonge weglopers zelden zelf Child Focus contacteren komt een bepaalde groep weglopers wellicht niet in beeld.

Het registratiesysteem van het Algemeen Welzijnswerk “Tellus” laat niet toe om “weglo-pen” te registreren. Dit systeem registreert alleen cliëntkenmerken en problematieken en geen gedragingen.

2.4.1. Levensomstandigheden van weglopers

Hoe is het gezinsleven van deze jongeren? Hoe voelen ze zich? Hoe functioneren ze op school? Hebben ze vrienden? Plegen ze delicten?

Het gezin

Weglopers zijn, op basis van de beschikbare gegevens van Child Focus, minstens even-veel afkomstig uit een gebroken of eenoudergezin als uit een gezin waarbij twee ouders samenleven. Bijna vier op tien dossiers vermelden problemen in het gezin. In heel wat dossiers is er spraken van een slechte relatie tussen de jongeren en één of beide ouders. Problemen tussen de ouders en mishandeling binnen het gezin worden eveneens aange-haald als mogelijk beïnvloedende factor. Vaak stapelen verschillende problemen zich op binnen het gezin in kwestie. Psychisch welbevinden

Drie op tien dossiers vermelden dat de jongere met persoonlijke of psychische problemen kampt, vooral depressieve gevoelens of zelfmoordgedachten. Ook identiteits- en adoles-centiecrisissen, gedragsstoornissen en persoonlijkheidsstoornissen worden aangehaald. De school

In 58 van de 220 dossiers komen problemen op school aan bod. Meestal gaat het om

6 Weglopen: weg…van wat? Studie over het profiel en de ervaringen van weglopers in België, Januari 2004,

Child Focus en de Koning Boudewijnstichting, 194p.

Hulpverlening aan weglopers – december 2005 9

Page 10: Als jongeren weglopen - Visiedossier

Hulpverlening aan weglopers – december 2005

10

spijbelen, maar ook om slechte schoolresultaten en disciplinaire problemen. Vrienden en vrije tijdsbesteding

In enkele dossiers geeft de jongere weinig of geen vrienden te hebben. Twee op tien dossiers vermelden dat de jongere in kwestie zich inlaat met de ‘verkeerde vrienden’. Delinquentie

In bijna drie op tien van de dossiers pleegde de jongere eerder al één of meerdere delic-ten. De meest voorkomende delicten zijn het gebruik van drugs en diefstal.

2.4.2. Kenmerken van de wegloopsituatie Welke zijn de beweegredenen van weglopers? Wie meldt hen bij Child Focus? Waar vin-den ze onderdak en voor hoe lang? Hoe dikwijls lopen ze weg? Doen ze beroep op hulp-verlening?

Oorzaken en aanleidingen van het weglopen

De gedachte om weg te lopen rijpt gewoonlijk langzaam en krijgt slechts zeer geleidelijk aan meer concrete vorm. De jongere loopt er geruime tijd mee rond en overweegt weg te lopen zonder het ook te doen. Vervolgens doet zich een aanleiding voor, de druppel die de emmer doet overlopen.

De directe aanleiding tot weglopen is meestal een concrete gebeurtenis of omstandig-heid: (1) angst, bijvoorbeeld voor straf, (2) een crisisgebeuren of ruzie of (3) een tame-lijk onbelangrijke gebeurtenis, die ogenschijnlijk losstaat van de eigenlijke oorzaken en waarvan de betekenis slechts is te begrijpen in samenhang met de reeds langer spelende problemen. Weglopen is dus een signaal wat impliceert dat er méér zit achter dat gedrag.

Weglopers lopen in de eerste plaats weg van problemen of een voor hen onhoudbare situatie. Het weglopen naar iets (vb. avontuur, spanning, een duidelijke oplossing) komt zeer zelden voor.

Diverse onderzoeken vermelden gezinsproblemen als meest belangrijke oorzaak die door jongeren wordt aangehaald om weg te lopen van huis. Bij Child Focus is dit het geval voor bijna zeven op tien dossiers. Kenmerkend is meestal de onmogelijkheid te commu-niceren binnen het gezin. Onder deze noemer worden zowel gezinsconflicten, overdreven streng toezicht, fysieke mishandeling, emotioneel misbruik en verwaarlozing als specifie-ke redenen aangehaald. Persoonlijke problemen, problemen op school en met vrienden spelen in mindere mate een rol en slechts voor zover ze aanleiding geven tot of invloed uitoefenen op gezinsproblemen.

Als tweede belangrijkste oorzaak voor het weglopen verwijst men naar een psychische problematiek bij de jongere, voornamelijk zich niet goed in zijn vel voelen, depressieve gedachten en zelfmoordneigingen. Aanmelders

De weinige weglopers die zelf contact opnemen met Child Focus, lopen opvallend meer weg van conflicten in het gezin. De druppel die de emmer doet overlopen, is bij deze jongeren veelal een ruzie in het gezin. Zelfmelders hebben minder dan andere jongeren bagage met zich mee, lopen opvallend meer alleen weg en doen dat meestal ook slechts één keer. Opmerkelijk is dat zelfmelders geen onderdak zoeken bij vrienden of kennis-sen, maar des te meer bij grootouders en ouders. Ze hangen ook meer rond (ergens bui-ten) en zoeken makkelijker contact met een crisisopvangcentrum. De zelfmelders keren beduidend vaker vrijwillig terug, worden teruggevonden door derden of komen in een opvangcentrum terecht. Ze worden echter minder dan andere weglopers opgespoord door politie of teruggevonden door hun ouders. Jongeren die zelf contact zoeken met

Page 11: Als jongeren weglopen - Visiedossier

Child Focus hebben in het verleden ook al vaker beroep gedaan op één of andere vorm van hulpverlening.

Frequentie van weglopen

Iets meer dan 68% van de weglopers zegt dat zij het laatste jaar slechts één enkele keer wegliepen. Bijna een derde (31,9%) van deze jongeren zegt meerdere keren van huis te zijn weggelopen.

Bestemming

Veel weglopers kunnen bij een vriend of vriendin terecht: het betreft vier op tien dossiers waarin wordt vermeldt waarheen de jongere vlucht. In iets minder dan vier dossiers op tien brengt de jongere zijn wegloopperiode ‘ergens buiten’ door (bijvoorbeeld rondhan-gen in de stad, station, park). Dit betekent evenwel niet dat deze jongeren allemaal bui-ten slapen, in de meerderheid van deze dossiers gaat het om jongeren die geen nacht wegblijven. Enkele weglopers brengen hun wegloopperiode door bij kennissen, bij een ouder (wanneer de ouders uit elkaar zijn), bij hun grootouders, in een crisisopvangcen-trum, bij een broer of zus of in een hotel.

Duur

In 47,3% van de dossiers is de betrokken jongere binnen de dag terecht. In meer dan drievierden (76,2%) van de gevallen is de wegloopperiode korter dan een week of een week. Toch blijft in bijna 10% van de dossiers de wegloper langer dan een maand weg.

Afloop

In de helft van de dossiers keert de jongere vrijwillig terug. In bijna vier op tien dossiers wordt de jonger opgespoord door de politie. In 20 van de 220 dossiers wordt de weglo-per gevonden door zijn ouders of door derden. Dit houdt in dat de weglopers in meer dan negen op tien dossiers terugkeren naar de situatie die ze ontvluchtten.

Sommige weglopers zijn binnen enkele dagen terecht en de meeste binnen enkele we-ken. Men kan vraagtekens plaatsen bij de vrijwilligheid van de terugkeer van veel weglo-pers naar het ouderlijk gezin. Druk op de weglopers om naar huis terug te keren, gaat bijvoorbeeld uit van de ouders, van instanties en van het feit dat het hen niet gelukt is zich zelfstandig te handhaven (onderdak en mogelijkheden tot levensonderhoud te vin-den). Vaak worden na terugkeer van de wegloper de problemen niet echt uitgepraat. Dat verklaart mede waarom een aantal weglopers herhaaldelijk weglopen.

Recidive

Een bijzondere groep binnen de weglopers zijn de recidivisten, jongeren die meerdere keren weglopen. Het herhaaldelijk weglopen wordt vermeld in drie op tien dossiers. Jon-geren die voor de eerste keer weglopen, doen dat meer om conflicten thuis te ontvluch-ten. Bij jongeren die meerdere keren weglopen, is de oorzaak vaak een psychische of persoonlijke problematiek (zoals depressieve klachten). De concrete aanleiding voor het weglopen is bij de eerste jongeren relatief meer een ‘zoveelste’ conflict in het gezin; bij de recidivisten gaat het meer om de drang naar vrijheid. Jongeren die al meerdere keren wegliepen, komen meer terecht in een crisiscentrum, ze keren minder vrijwillig terug en worden meer opgespoord door de politie. Qua afloop worden jongeren die voor het eerst weglopen meer teruggevonden door hun ouders dan jongeren die al meerdere keren wegliepen.

Contacten met hulpverlening

Slechts 2,3% van de weglopers kwam in contact met één of andere hulpverlenings-instantie. Dat zo weinig weglopers aankloppen bij hulpverleningsorganisaties komt onder meer omdat veel van hen niet op de hoogte zijn van het bestaan van deze instellingen. En zo dat al het geval is, hebben ze weinig idee van wat het hulpverleningscircuit hun te bieden heeft. Weglopers komen dan ook meestal eerder toevallig met hulpverlening in

Hulpverlening aan weglopers – december 2005 11

Page 12: Als jongeren weglopen - Visiedossier

Hulpverlening aan weglopers – december 2005

12

aanraking, veelal via vrienden en leeftijdgenoten. Een andere reden waarom deze jonge-ren geen professionele hulp zoeken, ligt in het feit dat vele weglopers worden geholpen door vrienden, familieleden of kennissen.

2.4.3. Kenmerken van weglopers

In dit punt geven we een algemeen beeld van enkele achtergrondkenmerken van de weglopers uit de dossiers van Child Focus.

Geslacht

Meisjes en jongens lopen ongeveer evenveel weg, maar meisjes worden meer gemeld bij Child Focus. Van de 220 dossiers gaan er 145 over meisjes en 75 over jongens. Er zijn ook verschillen vast te stellen tussen jongens en meisjes. Een eerste verschil betreft de oorzaak van het weglopen. Jongens lopen meer weg omwille van problemen in het gezin, terwijl bij meisjes mishandeling een belangrijkere oorzaak is. Het gaat dan veelal om seksueel misbruik door vader of stiefvader. Ook een psychische problematiek als oorzaak en bij hun lief willen zijn, komen relatief meer voor bij meisjes dan bij jongens. Bij jon-gens vormen slechte schoolresultaten en conflicten met ouders over schoolproblemen opvallend meer de laatste druppel.

Leeftijd

Het aantal gemelde weglopers stijgt met de leeftijd en neemt een maximum aan op de leeftijd van 15-16 jaar. Weglopers jonger dan 14 jaar komen voornamelijk voor in de onrustwekkende zaken. Dat is niet zo verwonderlijk gezien de jonge leeftijd van de weg-loper één van de criteria is om van een onrustwekkende verdwijning te spreken. Jonge-ren van 14 jaar of ouder blijven wel langer dan 48 uren weg, maar wekken toch minder onrust dan jongere weglopers. De oudste leeftijdsgroep loopt meer weg omwille van pro-blemen in het gezin; ook een psychische problematiek en bij het lief willen zijn worden bij deze jongeren meer vermeld als oorzaak van weglopen. Mishandeling komt als oor-zaak meer voor bij de jongste weglopers. De concrete aanleiding om weg te lopen is voor de jongste leeftijdscategorie, meer dan voor de oudste, de ‘zoveelste’ ruzie in het gezin en een conflict op school. De drang naar vrijheid komt meer voor in de dossiers over de oudste weglopers.

Origine

In het kwalitatief onderzoek gaan 25 van de 220 dossiers over jongeren van niet-Belgische origine, de overige 195 gaan over jongeren uit België. Een psychische proble-matiek als oorzaak van weglopen komt relatief gezien meer voor in dossiers over alloch-tone jongeren. Veelal gaat het om een identiteits- of adolescentiecrisis of om ernstige gedragsproblemen. Bij allochtone jongeren vormen conflicten met ouders over school, conflicten met vrienden en meer vrijheid willen vaker de aanleiding tot weglopen. In de dossiers over autochtone weglopers zijn dat ruzies in het gezin, slechte schoolresultaten en conflicten op school.

De laatste jaren is er een stijgend aantal meisjes onder de allochtone weglopers. Vooral meisjes uit Maghrebijnse gezinnen worden veel sterker dan jongens en dan meisjes van Belgische origine in het oog gehouden. Drie bronnen van conflict tussen allochtone meis-jes en hun ouders worden onderscheiden: opleiding, omgang met jongens en huwelijk. Zowel binnen de Turkse als de Marokkaanse cultuur hangt de reputatie van dochters zeer nauw samen met de eer van de familie, waarvoor de familie verantwoordelijk is. Het hu-welijk is de laatste jaren veelvuldig de aanleiding tot conflicten tussen ouders en doch-ters. De hoge onderwijsparticipatie van meisjes heeft er mede toe geleid dat zij meer invloed willen op de keuze van de huwelijkspartner, maar dikwijls blijft het huwelijk een zaak die ouders met elkaar overleggen.

Naast het huwelijk, zijn meisjes het vaak ook niet eens met het verbod van ouders om

Page 13: Als jongeren weglopen - Visiedossier

met jongens om te gaan of om een opleiding te volgen. Ouders maken zich zorgen over de reputatie van hun dochter tijdens het schoolbezoek en in het bijzonder vanaf het mo-ment waarop dit gepaard gaat met contacten met jongens. Een goede opleiding wordt beschouwd als de manier om hogerop te geraken binnen de gemeenschap, een middel dus tot sociale mobiliteit. Vandaar dat Yerden, geciteerd in de studie ‘Weglopen: weg…van wat?’7, verder studeren beschrijft als één van de drie strategieën van allochto-ne meisjes om om te gaan met het gezag van hun ouders. De andere twee strategieën zijn het gezag accepteren en weglopen van huis.

7 Weglopen: weg…van wat? Studie over het profiel en de ervaringen van weglopers in België, Januari 2004,

Child Focus en de Koning Boudewijnstichting, 194p.

Hulpverlening aan weglopers – december 2005 13

Page 14: Als jongeren weglopen - Visiedossier

Hulpverlening aan weglopers – december 2005

14

Page 15: Als jongeren weglopen - Visiedossier

3. Visie op hulpverlening aan jonge weglopers

Het Algemeen Welzijnswerk erkent jongeren, ook minderjarigen, als autonome hulpvra-gers. Het is belangrijk dat jongeren zelfstandig een beroep kunnen doen op dienst- en hulpverlening. Jongeren worden hierbij gehoord met de vraag zoals zij die formuleren. Ze worden dus gezien als volwaardige hulpvragers. Nog te vaak hebben jongeren het gevoel dat hun vraag beschouwd wordt als ondergeschikt aan de vraag van hun ouders of op-voeders. Het is van belang dat jongeren met hun hulpvraag au sérieux genomen worden. Dit betekent absoluut niet dat de onmiddellijke leefomgeving van de jonge hulpvrager uit het oog verloren wordt. De hulpvraag van de minderjarige moet, net als wanneer een meerderjarige een hulpvraag stelt, de uitgangsvraag kunnen zijn.

Wanneer we werken met minderjarigen, dienen we natuurlijk rekening te houden met hun statuut. De specifieke juridische en maatschappelijke positie van minderjarigen heeft nogal wat implicaties voor de hulpverlening. Het is belangrijk om goed te weten wat jon-geren wel en niet zelfstandig kunnen en mogen, vooraleer er een aanbod geformuleerd wordt. Anderzijds is het belangrijk dat hulpverlening jongeren kan ondersteunen in hun positie tegenover volwassenen.

3.1. Belang van laagdrempelige en betrouwbare hulp

Het Algemeen Welzijnswerk biedt (o.m. in het jongerenonthaal, jongerenadviescentrum) zeer laagdrempelige instapmogelijkheden. Daardoor verlopen heel wat hulpverlenings-contacten in een sfeer van anonimiteit. Dit betekent dat er, alleen al omwille van prakti-sche redenen, van heel wat cliënten die éénmalig op het centrum komen geen naam en adres wordt genoteerd, laat staan een ‘dossier’ wordt gemaakt. Voor hulpzoekenden, en zeker voor weglopers is deze vorm van anonimiteit erg belangrijk om een zo laagdrem-pelig mogelijke instapmogelijkheid te behouden. Keerzijde is dat een wegloper of een vermiste jongere dus op het centrum kan langskomen (bvb. met een informatieve vraag), zonder dat de onthaalmedewerker meteen iets van diens situatie te weten komt. Wanneer een jongere wordt opgenomen in een erkende residentiële voorziening of een crisiscentrum, vervalt meestal deze anonimiteit omdat de persoonsgegevens worden ge-noteerd bij de opname.

Het respecteren van anonimiteit en discretie is een belangrijke factor van betrouwbaar-heid voor de minderjarige die hulp zoekt, zeker wanneer dit gepaard gaat met aarzelin-gen en twijfels. Minderjarigen moeten erop kunnen rekenen op dat het feit dat ze hulp zoeken of de inhoud van het hulpverleningscontact niet zonder meer aan derden (waar-onder de ouders) gemeld wordt.

Tegelijk dient de hulpverlening zeer bereikbaar en toegankelijk te zijn en dient de be-kendheid van eerstelijnsdiensten (bijv. Jongeren Advies Centra) bij jongeren vergroot te worden. Weglopers weten vaak niet van het bestaan van diensten waar ze terecht kun-nen, zeker als het gaat om ‘nieuwkomers’ in het hulpverleningscircuit.

Omdat de meeste weglopers in een conflictsituatie zitten met de ouders, is het belangrijk om hen duidelijk aan te spreken vanuit het jongerenstandpunt. Eens de stap gezet naar het weglopen, kunnen jonge weglopers omwille van hun problemen en de schuld- of schaamtegevoelens, allerlei weerstanden opbouwen t.a.v. de hulpverleningsdiensten. Die behoren immers toe aan de wereld van ouders en volwassenen, waarmee ze in een con-flictsituatie verkeren. Om deze weerstanden te helpen overwinnen is het belangrijk dat zij terecht kunnen bij een jongeren-specifieke dienst zoals het JAC.

Wanneer een wegloper zich aanmeldt, is het belangrijk om in het eerste gesprek een duidelijk beeld te krijgen van de situatie waarin de jongere zich bevindt. Er wordt vooral concreet ingegaan op de (recente) gebeurtenissen en de reden van het weglopen. Is het een plotse beslissing of loopt de jongere er al langer mee rond? Is iemand anders op de

Hulpverlening aan weglopers – december 2005 15

Page 16: Als jongeren weglopen - Visiedossier

Hulpverlening aan weglopers – december 2005

16

hoogte? Hoelang is de jongere al weg? Indien de achterliggende problemen van relatio-nele aard zijn zoals conflicten met ouders, wordt er aandacht besteed aan de manier waarop men thuis met conflicten omgaat en onderling communiceert. Verder wordt ook gevraagd wat er moet veranderen opdat ze terug naar huis zouden willen gaan. Het eer-ste gesprek zal echter vooral in het teken staan van enkele praktische vragen (onderdak, contacten,…).

In de eerste fase van de hulpverlening zal ook ingegaan worden op het voorkomen van de negatieve effecten die het weglopen voor de jongere zelf kan hebben: afhaken op school, verlies van vrienden, extra barrières in de relatie met de ouders, onmogelijkheid om zelfstandig te wonen (materieel, financieel, vaardigheden), e.d.m.

Tenslotte kan laagdrempelige hulpverlening in bepaalde situaties ook bijdragen tot het voorkomen van weglopen. Jongeren die overwegen om weg te lopen hebben nood aan betrouwbare steunfiguren in de hulpverlening, advies en informatie over hun rechten en plichten, over hun mogelijkheden qua verblijfplaats en over de werkwijze van politie en justitie. Er kan ook bemiddeld worden tussen henzelf en de ouders, om te komen tot een aanpak van de onderliggende oorzaken die de jongere op het idee brengen om weg te lopen.

3.2. Directe hulp en crisisinterventie: “time out”

Niet alle wegloopsituaties kunnen omschreven worden als een acute crisissituatie. In vele situaties - zeker bij “weglopers van één dag” - leidt een eerste gesprek vaak tot een te-rugkeer naar huis, met de afspraak dat de achterliggende problemen verder aangepakt worden. In wegloopsituaties is echter steeds “directe hulpverlening’” noodzakelijk. Een wegloper laat je niet op afspraak komen en wanneer hij/zij nét voor sluitingstijd binnen-stapt, moet de hulpverlener in elk geval iets ondernemen. Het vergt van de hulpverlening en het hulpverleningscentrum in elk geval de nodige flexibiliteit inzake openingsuren en beschikbaarheid van hulpverleners.

Wanneer weglopers zich bij een hulpverleningscentrum aanmelden, blijkt meestal dat zij geen concrete verwachtingen hebben naar de onmiddellijke toekomst. De bedoelingen die jongeren hebben met de stap van het weglopen, zijn vaak zeer vaag en negatief ge-formuleerd: ze weten wel wat ze niet willen, maar wat ze wel willen blijft onduidelijk. Vaak duiken er, na het zetten van ‘de stap’, ook schuldgevoelens op en vooral een grote onzekerheid: wat nu?

De eerste doelstelling is trachten de crisis en de stress-situatie te deblokkeren. De Bij-zondere Jeugdbijstand of andere meer ingrijpende vormen van hulpverlening worden pas ingeschakeld wanneer er sprake is van chronische problematische opvoedings-situaties, psychiatrische problemen of zeer ernstige probleemsituaties zoals mishandeling.

Crisisopvang onderscheidt zich van directe opvang door een ruimer crisisinterventie-proces. Dit betekent een samengaan van ambulante en residentiële hulpverlening met volgende uitgangspunten: Directe bereikbaarheid van de hulpverlening; Onmiddellijke start van psychosociale hulpverlening. Deze is van korte duur en ver-

trekt van de aanmeldingsproblematiek (hier en nu); Veelvuldige contacten met hulpvrager en zijn omgeving (intensief en contextueel); Onderzoeken van oorzaken en werken naar oplossingen m.b.t. de crisis.

In meerdere regio’s bestaan er duidelijke afspraken met parket en politiediensten. Het draaiboek van CAW Dendermonde (zie bijlage) kan hierbij inspirerend werken.

Wanneer tenslotte het weglopen wijst op een ernstige of chronische achterliggende pro-blematiek (ernstig misbruik, psychische ontreddering,…), zal men actief doorverwijzen

Page 17: Als jongeren weglopen - Visiedossier

naar meer ingrijpende vormen van hulpverlening: het Comité Bijzondere Jeugdzorg, een dienst Geestelijke Gezondheidszorg, een psychiatrische kliniek, een vertrouwenscentrum kindermishandeling. Ook na doorverwijzing is het zinvol dat de jongere nog kan blijven terugvallen op de laagdrempelige hulpverleningsdienst, waar hij oorspronkelijk zijn ver-haal kwijt kon.

3.3. Een tijdelijk en aangepast verblijf

Weglopen is een signaal dat wijst op soms ernstige problemen of conflictsituaties. Tege-lijk zit de jongere na het weglopen met heel wat angst en onzekerheid m.b.t. de toe-komst. Daarom is het van zeer groot belang om na de aanmelding een rustperiode in te bouwen, die moet toelaten om samen met een hulpverlener alle elementen op een rijtje te zetten.

Wanneer een onmiddellijke terugkeer naar huis niet mogelijk, niet aangewezen of door de jongere niet gewenst is, dient er een geschikte verblijfplaats gevonden te worden, minstens voor enkele dagen. Voor sommige weglopers (bijv. wanneer mishandeling aan de basis ligt) heeft dit verblijf ook de betekenis van een “veilig adres”, vergelijkbaar met het aanbod van de vluchthuizen voor mishandelde vrouwen.

3.4. Herstel van contact en relaties

Het mogelijk herstel van het contact met de ouders is het eerste centrale thema dat aan de orde is in de hulpverlening aan weglopers. Worden de ouders op de hoogte gebracht? Keert de jonge wegloper meteen terug naar huis? Worden er in de contacten eventueel derden ingeschakeld (familie, iemand van school, een andere vertrouwensfiguur,…)? Wat zijn de perspectieven op mogelijk herstel van de relatie met de ouders?,…

Jongeren die weglopen hebben een stap gezet, een beslissing genomen met alvast op dat moment de intentie om niet meer naar huis terug te keren. Het herstel van contact met de ouders of “terug naar huis gaan” kan voor de jonge wegloper zeer problematisch zijn: angst om opnieuw met zware problemen (de oorzaken van het weglopen) geconfronteerd te worden, angst voor represailles, een vaste wil om niet terug te keren,… . Ook al willen veel weglopers in eerste instantie geen contact meer met de ouders, toch is het voor de hulpverlening van belang dat de mogelijkheid van contact-herstel op z’n minst openblijft. Het herstel van contact met de ouders mag alleszins niet geforceerd worden. Er kunnen zeer valabele redenen zijn om het contact-herstel niet meteen als doel voorop te stellen: de ernst van de probleemsituatie (bijv. mishandeling), het feit dat de jongere reeds meermaals is weggelopen, de leeftijd van de jongere.

Wanneer uit het eerste gesprek blijkt dat de jongere het nog ziet zitten om naar huis te gaan, wordt dit in ieder geval gestimuleerd en wordt er samen met de jongere een stra-tegie uitgewerkt om verder te werken aan de relatie met zijn/haar ouders. Wanneer de jongere terug naar huis keert, is het van belang om (de dag erna) de hulpverlening weer op te nemen. De hulpverlening is met een eventuele terugkeer naar huis zeker niet afge-sloten.

In de meeste wegloop-situaties zal het ook noodzakelijk zijn om aandacht te besteden aan de contacten met de school. Het weglopen van huis gaat immers meestal gepaard met een periode van afwezigheid op school. Mogelijk is er ook een vermenging tussen problemen thuis en problemen op school.

3.5. Allochtone meisjes als specifieke doelgroep

De studie ‘Weglopen: weg… van wat?’ leert dat het aantal allochtone weglopers opmerke-lijk hoog is en dat binnen deze groep het aantal allochtone meisjes dat wegloopt van huis stijgt.

Hulpverlening aan weglopers – december 2005 17

Page 18: Als jongeren weglopen - Visiedossier

Hulpverlening aan weglopers – december 2005

18

Volgens Brouwer8, geciteerd in de studie, moeten we het van huis weglopen van Marok-kaanse en Turkse meisjes zien als het resultaat van de wisselwerking tussen de gezins-verhoudingen en de samenleving. De ideeën van Marokkaanse en Turkse ouders over hoe meisjes zich horen te gedragen staan soms haaks op die uit de omringende samen-leving. Meisjes raken door hun schoolbezoek en kennis van de taal beter betrokken op de Belgische samenleving dan hun ouders. Deze merken op hun beurt dat zij de greep op hun kinderen verliezen, hetgeen de traditionele machtspositie van de vader verder onder druk zet. Binnen de hun toegestane marges proberen meisjes met behulp van verschil-lende strategieën meer speelruimte voor henzelf te creëren. Daarnaast zijn allochtone weglopers ook nog minder dan autochtone weglopers geneigd om contact te zoeken met hulpverleningsinstellingen. Zij zijn immers minder van de mo-gelijkheden op de hoogte en zullen bovendien minder van de geboden mogelijkheden gebruik maken, onder andere omdat zij soms een zekere achterdocht koesteren tegen (autochtone) instanties en instellingen. Allochtone jongeren komen dan ook vrij laat in contact met hulpverlening, namelijk wanneer ouders, familieleden en kennissen met hen hebben gebroken9.

“Hulpverlening aan allochtone meisjes die weglopen van thuis” (CAW Leuven)

Adequate hulpverlening aan autochtone jongeren en gezinnen op acute crisismomenten zoals wegloopsituaties veronderstelt al heel wat vaardigheden en parate kennis bij de betrokken hulpverleners. Wanneer er bovendien cultuurverschillen zijn tussen hulpverle-ner, jongere en ouders, is een aangepaste aanpak noodzakelijk.

Aan de hand van individuele case-besprekingen volgens de “incidentmethode” wordt in-gegaan op enkele specifieke aspecten van de hulpverlening aan allochtone meisjes die van huis weglopen: betekenis van woorden en gedrag, betekenis van familiebanden en wegloopgedrag, hoe allochtone meisjes en hun omgeving omgaan met vrijheid, betekenis van minderjarigheid, rol van religie, aangepaste hulpverleningsmethoden (hoe bemidde-len? taalbarrières overbruggen,…).

Vanuit deze werkwijze groeide ook de behoefte om vooral mensen uit het onderwijs bij deze casebesprekingen te betrekken. Daarom zal men ook werken met gemengde équi-pes onderwijs-hulpverlening.

8 Weglopen: weg…van wat? Studie over het profiel en de ervaringen van weglopers in België, Januari 2004,

Child Focus en de Koning Boudewijnstichting, 194p. 9 ibid.

Page 19: Als jongeren weglopen - Visiedossier

4. De rechtspositie van minderjarige weglopers

4.1. Ouders hebben “recht van bewaring”

Juridisch gezien is een minderjarige handelingsonbekwaam. Dit betekent dat de minder-jarige principieel drager is van alle rechten en plichten, doch dat hij niet bekwaam is om deze rechten zelf en zelfstandig uit te oefenen. Doordat een minderjarige juridisch onbe-kwaam en afhankelijk is, wordt hij/zij bijgestaan of vertegenwoordigd door zijn/haar ou-ders10.

Een minderjarige kan niet zomaar bepalen om thuis weg te gaan en (tijdelijk) ergens anders onderdak te zoeken. De ouders hebben het recht om te beslissen waar een min-derjarig kind verblijft. Dat vloeit voort uit het ouderlijk recht van bewaring. Dit betekent, strikt juridisch gezien, dat een minderjarige de toelating van de ouders nodig heeft om buiten de ouderlijke woonst te verblijven. Het kind kan in principe niet zelf beslissen waar en bij wie het verblijft. Dit is de 'naakte' wettelijke regel

Een opvang in een centrum kan beschouwd worden als een inbreuk op het ouderlijk ge-zag van ouders. In dit kader is het zeker van belang dat ouders snel op de hoogte ge-bracht worden van het feit dat hun kind in een centrum verblijft. Dit sluit niet uit dat ou-ders zich niet akkoord verklaren met het verblijf van de jongere en eisen dat de jongere naar huis komt. Of anderzijds is het ook mogelijk dat een jongere vindt dat hij goede redenen heeft om zijn ouders niet op de hoogte te brengen van zijn verblijfplaats.

Sommige centra schakelen bij weigering door ouders het parket in, dat op hun beurt ou-ders overtuigt van het belang van ‘vrijwillige’ hulpverlening in de crisissituatie. Gezien de juridische situatie van minderjarigen, is het belangrijk dat de hulpverlening zich kan be-roepen op een goede samenwerking met het parket en plaatselijke politiediensten. Te-meer omdat de hulpverlening in het algemeen welzijnswerk zich niet meteen kan beroe-pen op een “gezagspositie”, zoals een Comité voor Bijzondere Jeugdzorg of een Jeugd-rechtbank.

Algemene richtlijnen voor alle openbare ministeries en politiediensten in geval van weg-gelopen minderjarigen zouden kunnen helpen bij het uitzetten van een regionale samen-werkingsrelatie met politiediensten. Tot nog toe staat dit overkoepelende afsprakenkader zeker niet op punt, wat crisishulpverleners onzeker maakt over de mogelijke juridische consequenties van hun interventies.

4.2. De financiële positie van minderjarigen

Wanneer een minderjarige zich aanmeldt met een vraag tot residentiële crisisopvang, kunnen er zich verschillende moeilijkheden voordoen op het vlak van de financiering van deze opvang.

In geval de ouders bereid zijn om het verblijf van hun zoon/ dochter te vergoeden is er uiteraard geen enkel probleem. Verschillende initiatieven opteren er in eerste instantie voor om ouders te wijzen op hun onderhoudsplicht. Zij gaan ervan uit dat ouders op die manier aangesproken blijven op hun ouderlijke verantwoordelijkheid, wat eventueel mo-gelijkheden biedt in de verdere deblokkering van de crisis. In de realiteit merkt men ech-ter wel dat dit principe niet altijd tot het gewenste resultaat leidt. Andere centra aarzelen juist om ouders op het financiële vlak aan te spreken, omdat ze vrezen dat dit het con-flict met de minderjarige zal verscherpen.

Er ontstaan moeilijkheden wanneer ouders niet kunnen of willen tussenkomen. Wie gaat de opvang dan betalen? Hoe moeten eventuele kosten gedekt worden, indien een jonge-

10 Mettioui, N. ‘De rechtspositie van weglopers’, Nieuwsbrief Jeugdrecht, Mei/Juni 2005, 1-3p.

Hulpverlening aan weglopers – december 2005 19

Page 20: Als jongeren weglopen - Visiedossier

Hulpverlening aan weglopers – december 2005

20

re opgevangen wordt binnen het eigen netwerk, bijvoorbeeld bij familie?

Een minderjarige kan geen beroep doen op het OCMW voor een leefloon, want er is pas recht op leefloon vanaf de leeftijd van 18 jaar. Hierop bestaat een uitzondering voor min-derjarigen die zwanger zijn, kinderlast hebben of ontvoogd zijn door huwelijk.

Een minderjarige zou wel om financiële steun kunnen vragen, omdat iedereen recht heeft op maatschappelijke dienstverlening. Middels financiële steun zou de crisisopvang ver-goed kunnen worden. Het bevoegde OCMW bepaalt hoe groot de bijdrage zal zijn. Een OCMW kan de aanvrager echter doorverwijzen naar de ouders, als onderhoudsplichtigen. Dit maakt de situatie voor de jongere er alleen maar complexer op. Wanneer het OCMW beslist om toch financiële steun te verlenen, heeft het tot plicht om de uitbetaalde steun terug te vorderen van de onderhoudsplichtigen. Ze kunnen van dit principe enkel afwij-ken wanneer de steunverlening niet langer dan drie maanden duurt of wanneer de aan-vrager billijkheidsredenen inroept, die ingewilligd worden.

Algemeen gesproken wordt OCMW steun voor minderjarigen beschouwd als het laatste middel; eerst zal er onderzocht worden of alle rechten uitgeput werden.

In geval er vanuit een crisisopvang overgegaan wordt tot een aanvraag om financiële steun bij het OCMW en deze wordt geweigerd, kan men natuurlijk wel beroep aanteke-nen tegen deze beslissing bij de Arbeidsrechtbank. Dit betekent in de praktijk echter dat tegen de tijd dat het beroep voorkomt de jongere al lang niet meer in het centrum ver-blijft, en dat het bovendien onzeker is wat de uitspraak van de rechtbank zal zijn. Het feit dat het OCMW bij de ouders kan terug vorderen, komt de relatie tussen minderjarige en ouders niet altijd ten goede.

Algemeen gesproken komt de bijzondere jeugdbijstand pas tussen wanneer er sprake is van een ‘dossier’ bijzondere jeugdbijstand: dan wordt voor de crisisopvang in algemeen welzijnswerk wel tussengekomen voor de verblijfskosten, maar daarom nog niet voor de vervoerskosten, de medische kosten,… . Wanneer het gaat om crisisopvang ten gevolge van een gerechtelijke maatregel (vanwege de Jeugdrechtbank), laat de financiële tussen-komst vaak lang op zich wachten. Dit alles vraagt nog om verdere uitklaring.

Het risico van deze situatie is evenwel dat er bij minderjarigen in crisis sneller verwezen wordt naar het Comité Bijzondere Jeugdzorg, juist omwille van de financiering. Het prin-cipe van ‘de minst ingrijpende interventie eerst’, komt hierdoor in het gedrang. Men gaat de eerste lijn overslaan om te vermijden dat een verblijf in het algemeen welzijnswerk niet gefinancierd zal raken. Op die manier wordt er ‘oneigenlijk’ gebruik gemaakt van de ‘bijzondere’ jeugdbijstand.

Deze schets maakt duidelijk dat de financiering van een residentiële opvang behoorlijk ingewikkeld kan worden en om heel wat afspraken vraagt. Zolang er geen sluitend af-sprakenkader is, vraagt dit van de crisishulpverleners heel wat energie. De opvang van minderjarigen vraagt nogal eens om een prefinanciering, waarbij er geen zekerheid is over de recuperatie van deze voorschotten. Deze prefinanciering is voor de CAW’s niet vanzelfsprekend.

Wat zeker vermeden dient te worden, is dat een jongere in crisis van hier naar ginder gestuurd wordt, omwille van het probleem van de financiering van zijn opvang. Ook op dit vlak moet de soms (zeer) moeilijke relatie met het thuisfront met de nodige zorg aangepakt worden, om verdere escalatie van problemen te voorkomen.

Het is wel belangrijk om op te merken dat men in sommige regio’ s redelijk vlot tot af-spraken komt met zowel de bijzondere jeugdbijstand als het OCMW. Dit is echter niet te veralgemenen voor heel Vlaanderen.

Page 21: Als jongeren weglopen - Visiedossier

4.3. Anouk is van huis weggelopen: juridische vragen

De juridische positie van een minderjarige wegloper heeft heel wat implicaties voor de hulpverlening. Het is dus belangrijk voor de hulpverlener te weten wat hij/zij al dan niet kan/moet doen. Aan de hand van een casus uit de Nieuwsbrief Jeugdrecht11 formuleren we in onderstaande paragraaf een antwoord op een aantal relevante vragen die de hulp-verlener zich kan stellen12.

“Anouk is een meisje van 15. Na een heftige ruzie met haar ouders is ze van huis weg-gegaan. Ze stapt naar het JAC met de mededeling dat ze weggelopen is, dat ze zichzelf kan beredderen en dat ze wenst dat haar ouders niet op de hoogte worden gebracht van haar bezoek aan het JAC. Lisa is de beste vriendin van Anouk. Ze heeft met haar ouders overlegd en indien de ouders van Anouk ermee akkoord gaan, mag Anouk bij hen verblij-

ven. Lisa stapt naar het CLB en legt de situatie van Anouk voor.”

1. Betekent de juridische positie van de minderjarige Anouk dat zij niet bij de ouders van haar vriendin kan verblijven zonder toestemming van haar ouders?

Hulp of onderdak verlenen aan minderjarigen houdt bepaalde risico’s in. Wanneer een jongere wegloopt, onttrekt hij zich aan het wettig over hem gestelde (ouderlijk) gezag. De ouders/opvoeders kunnen beroep doen op politionele steun om hun kind te laten op-sporen en terug thuis te brengen.

Artikel 371 B.W. kan hier een juridische houvast betekenen. Pas in '95 kwam deze bepa-ling in het wetboek. Het artikel zegt dat 'een kind en zijn ouders op elke leeftijd aan el-kaar respect verschuldigd zijn'. Veel concrete rechterlijke toepassing heeft deze regel nog niet, maar het zou een juridische basis kunnen vormen voor een opvatting van het ouderlijk gezagsrecht die verzoenbaar is met het zelfstandig recht op hulp van het kind.

Een belangrijk criterium voor de afweging van ouderlijk gezag t.o.v. het recht op hulp van het kind, ligt in het functionele karakter van het ouderlijk gezag. Het belang van het kind, in zijn groei naar volwassenheid, is juridisch de toetssteen voor deze afweging. Verder speelt ook de leeftijd van het kind een rol: narmate het kind ouder wordt, neemt de zelfstandigheid toe en vermindert de impact van het ouderlijk gezag.

Ter ondersteuning van de ouder-kind relatie is een zelfstandig recht op hulp voor het kind noodzakelijk, aangezien hulp vaak juist nodig is omdat de relatie met de ouder(s) spaak loopt.

Als algemene regel hebben ouders wel principieel het recht op de hoogte gebracht te worden van het verblijf van het kind in een gastgezin. Ouders hebben recht op informatie over het verblijf van hun kind. Dit vloeit voort uit het wederzijds recht op respect, hun bewaringsrecht, de toezichtsverplichting van ouders, hun burgerlijke aansprakelijkheid en het feit dat zij voor de opvang (wat voortvloeit uit de verplichting om te voorzien in op-leiding, opvoeding en huisvesting) financieel moeten tussenkomen. Het is belangrijk dat de jongere weet waarom de ouders op de hoogte gebracht worden en dat hij hiervoor zelf toestemming geeft.

Vermits de ouders – en niet de minderjarige zelf – het recht hebben om de woonplaats van hun kind te kiezen, mag Anouk dus zonder toestemming van haar ouders niet bij Lisa verblijven. Nochtans betekent dit niet dat Lisa of haar ouders strafbaar zouden zijn door Anouk onderdak te verschaffen: zij mogen de minderjarige opvangen en proberen

11 Mettioui, N. ‘De rechtspositie van weglopers’, Nieuwsbrief Jeugdrecht, Mei/Juni 2005, 1-3p.

12 Zie ook Spelregels: hulpverlening aan minderjarige weglopers, September 1999, Steunpunt algemeen Wel-zijnswerk, 27p.

Hulpverlening aan weglopers – december 2005 21

Page 22: Als jongeren weglopen - Visiedossier

Hulpverlening aan weglopers – december 2005

22

te helpen13.

2.Wat als de ouders van Anouk zich verzetten tegen het verblijf van hun kind bij het gastgezin? Kunnen zij de politie inschakelen om hun kind te laten ophalen bij de ouders van Lisa?

Eén van de rechten die onder de uitoefening van het gezag over de persoon van de min-derjarige vallen, is het recht van bewaring. Het “bewaringsrecht” (burgerlijk recht) omvat het recht op de materiële bewaring en het recht op zorg:

Het recht op materiële bewaring houdt enerzijds in dat de ouders het recht hebben om hun kind op voortdurende wijze bij hen te houden en dat zij de afgifte van het kind mogen vorderen van anderen die het kind bij zich houden;

Het recht op zorg behelst anderzijds het recht om het kind lichamelijke zorgen toe te dienen, beslissen waar het kind verblijft, met wie hij/zij contact heeft, toezicht uit te oefenen op het gedrag van het kind, enz.

Omwille van dit “bewaringsrecht” hebben ouders dus het recht, wanneer hun minder-jarig kind wegloopt, de afgifte van hun kind te vorderen, om te informeren en te ver-nemen waar het kind verblijft, om de politionele en/of gerechtelijke diensten in te schakelen en zo het kind te laten opsporen14.

Desondanks is het bewaringsrecht van de ouders geen absoluut recht!

Enerzijds heeft de drager van een burgerlijk recht een gerechtelijk vonnis nodig om dit recht af te kunnen dwingen. Zonder vonnis kunnen de ouders dus geen ‘afgifte van hun kind’ (met behulp van de deurwaarder, die zich kan laten bijstaan door de politie) af-dwingen. Het gebruik van dwang tegen de minderjarige bij de uitoefening van het ver-blijfs- of contactrecht werd bovendien door het Hof van Cassatie strijdig met het I.V.R.K. bevonden.

Concreet betekent dit dat de politie de minderjarige niet naar huis mag brengen als deze zich daartegen blijkt te verzetten. De ouders kunnen hun kind wel laten opsporen, want het niet thuiskomen van hun kind kan immers meerdere oorzaken hebben. Anderzijds heeft de minderjarige een zelfstandig recht om zijn persoonlijkheidsrechten (en dus zijn recht op privacy) uit te oefenen. Naarmate de jongere de meerderjarigheid nadert, ne-men zijn bekwaamheden eveneens toe waardoor het ouderlijk gezag aan omvang in-boet15.

3. Wat als de ouders van Anouk geen toestemming geven voor het verblijf bij Lisa? Kan het gastgezin hen dan voor de verblijfskosten aanspreken?

Een verblijf in een gastgezin betekent dat er kosten moeten betaald worden. Wat als ou-ders zeggen: wij betalen niet voor de verblijfskosten want wij hebben geen toestemming gegeven voor het verblijf in een gastgezin. Als de minderjarige zelf toestemming geeft, komt er dan een geldig contract tot stand? Kan je de ouders dan nog aanspreken voor de betaling van de verblijfskosten?

De minderjarige gaat eigenlijk zelf een contract aan met het gastgezin als de ouders

13 Mettioui, N. ‘De rechtspositie van weglopers’, Nieuwsbrief Jeugdrecht, Mei/Juni 2005, 1-3p. 14 Mettioui, N. ‘De rechtspositie van weglopers’, Nieuwsbrief Jeugdrecht, Mei/Juni 2005, 1-3p. 15 Spelregels: hulpverlening aan minderjarige weglopers, September 1999, Steunpunt Algemeen Welzijnswerk,

27p.

Page 23: Als jongeren weglopen - Visiedossier

geen toestemming geven. Volgens de algemene regels van de handelings(on)be-kwaamheid is dat contract geldig, tenzij er sprake is van benadeling. Benadeling ten aan-zien van de minderjarige wordt eenvoudige benadeling genoemd. De ouders kunnen de rechter vragen het contract op grond van benadeling te vernietigen. Deze nietigheid is betrekkelijk en facultatief. Betrekkelijke nietigheid betekent dat de nietigheid alleen kan worden ingeroepen door de ouder of de minderjarige vanaf zijn meerderjarigheid. Er is dus geen absolute nietigheid die maakt dat iedereen de nietigheid kan inroepen en dat het contract altijd ongeldig is. De nietigheid is ook facultatief omdat de rechter ze niet moet uitspreken. De benadeling moet bewezen worden. In twee gevallen kan het con-tract op grond van benadeling vernietigd worden: de prestaties van de beide partijen zijn in onevenwicht waarbij de minderjarige de zwaarste heeft of er is een onevenwicht tus-sen de prestatie die de minderjarige beloofde en zijn inkomen om die prestatie waar te maken.

Is er 'benadeling' als een jongere toestemming geeft voor een verblijf in een gastgezin-opname en dus ook voor de kosten? Daar kan je moeilijk concreet op antwoorden. De schaarse rechtspraak gaat uitsluitend over minderjarigen die dure aankopen (brommer, stereo,..) doen. Wanneer je dit toepast op de situatie van een gastgezin en de minderja-rige met zijn inkomen niet kan instaan voor zijn beloofde prestaties, zou het contract zuiver technisch gezien nietig verklaard worden.

Maar ouders staan ook in voor de materiële noden van hun kind, zelfs als het elders ver-blijft. Strikt genomen speelt artikel 203 B.W. echter enkel tussen het kind en z'n ouders. Als de ouders geen toestemming gaven, zou je dus eerst de minderjarige zelf moeten aanspreken voor de kosten. Die zou dan op zijn beurt z'n ouders om tussenkomst moe-ten vragen. Maar vermits de minderjarige juridisch onbekwaam is, moet je je toch tot de ouders richten, vermits zij wettelijk vertegenwoordigers van hun kind zijn.

Dit vereist enige nuancering. De minderjarige is in principe handelingsonbekwaam en dus ook procesonbekwaam, maar dit betekent niet noodzakelijk dat de minderjarige nooit een vordering kan instellen. Indien een minderjarige met voldoende onderscheidings-vermogen een procedure inleidt voor de rechtbank, zal de rechter de procesonbekwaam-heid end e afwezigheid van de wettelijke vertegenwoordiger niet ambtshalve kunnen op-werpen (omdat deze materie de openbare orde niet raakt). De rechter kan wel melden aan de tegenpartij dat hij dit kan oproepen. Wanneer de tegenpartij dit doet voordat enig verweer start, dan moet de rechter de vordering van de minderjarige onontvankelijk ver-klaren. Wanneer de tegenpartij zich verweert, kan hij de procesonbekwaamheid in de verdere loop van de procedure niet meer inroepen.

Indien de minderjarige bijgevolg zelfstandig een vordering zou instellen tegen de ouders (en dus de wettelijke vertegenwoordigers) en deze laatsten het nalaten om de proceson-bekwaamheid in te roepen, wordt de procedure wel geldig afgehandeld.

4. Kunnen de ouders van Anouk de ouders van Lisa aanklagen wegens “ontvoering” als hun kind weigert terug naar huis te komen?

Wanneer het zou gaan om een minderjarige jonger dan 12 jaar, moet wel rekening ge-houden worden met de (nieuwe) strafbepalingen met betrekking tot ontvoering of niet-afgeven van een minderjarige. De artikelen 428-431 in het Strafwetboek bepalen immers dat een persoon vervolgd kan worden voor ontvoering indien hij een minderjarige onder de twaalf jaar bij zich houdt. Ook personen aan wie een minderjarige jonger dan 12 is toevertrouwd en die weigert het kind af te geven aan de persoon die het recht heeft het kind op te eisen, kan strafrechterlijk vervolgd worden.

Wat betreft jongeren ouder dan 12, moet het gaan om een ontvoering met list, geweld of bedreiging om te kunnen spreken van een strafbaar feit.

Hulpverlening aan weglopers – december 2005 23

Page 24: Als jongeren weglopen - Visiedossier

Hulpverlening aan weglopers – december 2005

24

5. Wat doe je als JAC-medewerker met informatie die Anouk je toevertrouwt? Geldt het beroepsgeheim ook tegenover haar ouders?

Als hulpverlener (zowel vrijwilliger als beroepskracht) ben je gebonden door een principi-ele zwijgplicht in verband met wat je van je cliënt hebt vernomen of wat je tijdens de hulpverlening hebt vastgesteld.

Stel dat je met een minderjarige jongere een gesprek hebt. De jongere vertelt je dat hij thuis is weggelopen. Hij vertelt je ook waar hij verblijft. Wat als de ouders met je contact nemen? Mag/moet je zwijgen? Wat als de politie contact met je neemt? Ben je verplicht zelf de politie te verwittigen?

Zonder hier de hele problematiek van het beroepsgeheim te ontleden, is volgend onder-scheid toch belangrijk:

a) Zwijgplicht: In principe heb je de plicht te zwijgen over wat je vernomen of vastge-steld hebt bij de hulpverlening. Art. 458 Sw. voorziet een straf bij het overtreden van deze zwijgplicht;

b) Zwijgrecht: Als keerzijde van deze zwijgplicht heb je ook een zwijgrecht. Je kan niet gedwongen worden de vertrouwensrelatie te doorbreken. Je hebt het recht om te zwij-gen, ook al vraagt men je om te spreken;

c) Spreekrecht: In sommige gevallen mag je echter spreken. Je kan niet gestraft worden voor de schending van je beroepsgeheim. Bijvoorbeeld als je als getuige verhoord wordt voor een onderzoeks- of vonnisrechter, als de cliënt toestemming geeft,…;

d) Spreekplicht: In andere gevallen ben je verplicht het geheim te doorbreken en ben je strafbaar als je niet spreekt, ongeacht of men ernaar vraagt of niet. In een aantal geval-len ben je als hulpverlener dus verplicht om toch je beroepsgeheim te schenden.

Misschien zou het logischer zijn om de situatie van minderjarige jongeren onder te bren-gen bij die situaties waarin je als hulpverlener spreekrecht hebt. Je bent dan als hulpver-lener principieel tot geheimhouding gehouden tegenover de ouders, maar 'in het belang van het kind' heb je echter een 'spreekrecht' met de ouders. Anderzijds kom je bij het verlenen van onderdak meer in de 'spreekplicht' terecht als je ervan uitgaat dat ouders het recht hebben om geïnformeerd te worden over de opvang.

6. Wat als Anouk blijft weigeren om haar ouders op de hoogte te brengen?

Wanneer Anouk naar het JAC stapt en eist dat de hulpverlener het contact met haar ver-zwijgt voor haar ouders, kan de hulpverlener met een deontologisch probleem geconfron-teerd worden.

In het licht van dit dilemma zullen de hulpverleners de jongere proberen te motiveren om zijn/haar ouders zelf of via een tussenpersoon op de hoogte te stellen van zijn/haar verblijf. Maar zo’n weigering kan steunen op ernstige feiten zoals vrees voor geweld, vrees voor ontvoering,… . In dat geval kan je stellen dat het belang van het kind pri-meert op het ouderlijk gezag en kan het zinvol zijn om het parket in te schakelen. Het parket kan de jeugdrechter vorderen op grond van gevaar voor de psychische of fysische integriteit van de minderjarige. Ook als het niet erg duidelijk is waarom het kind of de jongere blijft weigeren, kan het zinvol zijn om het parket op de hoogte te brengen. Hier-mee vermijd je dat de politie, na aangifte van verdwijning door de ouders, een zoekactie start16.

Wanneer de jongere ook dit weigert, zal de hulpverlener in het belang van de minderjari-

16 Mettioui, N. ‘De rechtspositie van weglopers’, Nieuwsbrief Jeugdrecht, Mei/Juni 2005, 1-3p.

Page 25: Als jongeren weglopen - Visiedossier

ge moeten afwegen welk recht in die concrete situatie de bescherming verdient: het recht op privacy van de minderjarige of het recht van bewaring van de ouders. Langs de ene kant kan de hulpverlener bescherming ontlenen aan zijn beroepsgeheim, doch langs de andere kant moet hij rekening houden met het recht van bewaring van de ouder(s) en de hieruit voortvloeiende spreekplicht over belangrijke informatie. Voor alle hulpverleners geldt dat zij hun beroepsgeheim mogen verbreken indien de uitoefening van hun beroep dit noodzaakt, indien zij door een wettelijke bepaling gedwongen worden of indien de uitoefening van het ouderlijk gezag hen tot de spreekplicht noopt17.

Het hanteren van een formele ‘meldingsplicht’ voor hulpverleners die in contact komen met weglopers, zou geen goede zaak zijn. In elke hulpverleningssituatie worden immers zaken afgewogen, met als voornaamste doel hulp te kunnen bieden vanuit een vertrou-wensrelatie met de jongere. De vergelijking kan gemaakt worden met de problematiek van kindermishandeling, waarbij hulpverleners ook bepaalde feiten niet melden, omdat dit de kansen op verdere hulpverlening zou belemmeren. Puur juridisch gezien zal de hulpverlener telkens de verschillende elementen moeten afwegen tussen het bewarings-recht van de ouders enerzijds en de eigen plicht om ‘personen in een noodsituatie’ te helpen anderzijds18.

Dit probleem mag echter niet overroepen worden, vooreerst omdat het zeer zelden voor-komt en bovendien omdat de problematiek in een ruimer kader moet bekeken worden. Hoe het JAC of een andere hulpverlenende instantie reageert op het weglopen van Anouk, zal in de praktijk afhangen van de reden waarom het meisje wegloopt en van de ernst van deze reden. Zo de uitoefening van het ouderlijk gezag ingaat tegen het belang van Anouk, zal de afweging die de hulpverleners maken tussen hun zwijgplicht, spreek-recht of spreekplicht anders uitvallen dan wanneer de belangen van Anouk geen gevaar lopen.

17 ibid.

18 Spelregels: hulpverlening aan minderjarige weglopers, September 1999, Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, 27p.

Hulpverlening aan weglopers – december 2005 25

Page 26: Als jongeren weglopen - Visiedossier

Hulpverlening aan weglopers – december 2005

26

Page 27: Als jongeren weglopen - Visiedossier

5. Knelpunten inzake hulpverlening aan minderjarige weglopers

In dit hoofdstuk schetsen we de belangrijkste knelpunten bij de hulpverlening en opvang van weglopers. We geven ook aan hoe de door de Koning Boudewijnstichting onder-steunde projecten in het Algemeen Welzijnswerk naar uitwegen hebben gezocht.

5.1. Onbekendheid van het hulpverleningsaanbod

Uit het onderzoek van Child Focus, in samenwerking met de Koning Boudewijnstichting19, werd duidelijk dat zowel jonge weglopers, als hun ouders hun weg naar de hulpverlening niet vinden. Het onderzoek geeft hiervoor enkele redenen:

De meeste jonge weglopers zijn niet op de hoogte van het bestaand hulpverlenings-aanbod. Zij weten niet tot welke hulpverleningsinstanties ze zich kunnen wenden bij een specifieke problematiek, hoe deze functioneren en wat er van hen verwacht wordt. Wanneer jongeren niet of nauwelijks op de hoogte zijn van het hulpverle-ningsaanbod, zullen zij er weinig of geen beroep op doen.

Weglopers geven een signaal, maar willen geen zware interventies. Heel wat jongeren lopen weg om de aandacht te vestigen op problemen thuis. De jongere wil met zijn weglopen aangeven dat hij de situatie niet meer aankan en/of dat deze voor hem niet acceptabel is. In de meeste gevallen gaat het bij het weglopen dus om een proces op gang te brengen waarbij de problemen ter discussie komen. De wegloper zal dan vaak terughoudend staan ten opzichte van hulpverlening omdat hij/zij de verwikke-lingen (o.a. plaatsing) die daarmee gepaard gaan niet wenst. Immers, wanneer een minderjarige wegloopt en via een hulpverleningsorganisatie onderdak zoekt, zal vaak de politie of het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg worden ingeschakeld. Dit gaat veel verder dan de vraag van de jongere naar onderdak. Vandaar dat de jongere voor de-ze periode eerder onderdak en hulp zal zoeken bij vrienden, familieleden en kennis-sen. In vele gevallen keert hij/zij dan ook na een tijdje vrijwillig terug naar huis.

Een derde moeilijkheid ligt in het dilemma waarmee diverse hulpverlenings-organisaties te kampen hebben. Het gaat om een dilemma tussen enerzijds het ver-trouwen verwerven en het bewaren van de wegloper en anderzijds in de legaliteit blijven en de ouders verwittigen. Strikt juridisch gezien hebben hulpverleners een meldingsplicht jegens de ouders, omdat deze het wettelijke bewaringsrecht hebben. In de praktijk wordt dan ook getracht de jongere te motiveren om zijn ouders zelf of via een tussenpersoon op de hoogte te stellen. Vele weglopers willen echter niet dat hun ouders weten waar zij verblijven of willen zelfs hun naam niet kwijt. Het is dan ook niet zo verwonderlijk dat jongeren in die situatie ervoor terugdeinzen contact op te nemen met de hulpverlening.

Bij de vaststelling dat slechts een klein percentage van weglopers de weg naar de hulp-verlening zoekt en vindt, hoort echter een kanttekening. Veel hangt immers af van wat in dergelijke onderzoeken als “weglopen” gedefinieerd wordt. Weglopen kan immers ook een kort en krachtig signaal zijn van jongeren naar hun ouders, dat de communicatie binnen het gezin zelfs kan herstellen of op gang brengen. Ouders en kinderen kunnen tot op zeker hoogte zulke crisissen zelf aan, mits eventueel wat steun en advies vanuit de omgeving. Niet elke wegloopsituatie moet met professionele hulp beantwoord worden. Het verstrekken van goede en taboedoorbrekende informatie en duiding voor jongeren en ouders, kan op zich al een ondersteuning betekenen. Weglopen kan echter ook wijzen op een ernstige crisissituatie of een aanslepende of on-

19 Weglopen: weg…van wat? Studie over het profiel en de ervaringen van weglopers in België, Januari 2004,

Child Focus en de Koning Boudewijnstichting, 194p.

Hulpverlening aan weglopers – december 2005 27

Page 28: Als jongeren weglopen - Visiedossier

Hulpverlening aan weglopers – december 2005

28

houdbare problematiek. Jongeren, ouders en omgevingsfiguren moeten daarom vlot kunnen beschikken over aan toegankelijke informatie over hulpverlenende organisaties waartoe ze zich kunnen wenden. Hoe werkten de “Welcome back”-projecten van het Algemeen Welzijnswerk aan een be-tere bekendheid van het hulpaanbod?”

“Weglopen?!… praten werkt” (CAW Mozaïek, Brussel)

Vanuit het CAW werd een grote bekendmakingcampagne opgezet, gericht aan gezinnen waar zich moeilijkheden voordoen, die zich in een crisissituatie bevinden en/of waar de jongere reeds weggelopen is. De campagne voorziet in een gadget voor de jongere en een brochure gericht naar de ouders.

Deze campagne is in samenwerking met en via de diensten die met weglopers in aanra-king komen gerealiseerd. Met behulp van de Centra Leerlingen Begeleiding (CLB’s) is dit materiaal verspreid bij alle middelbare scholierstudenten en hun ouders in Brussel. Daar-naast zijn de brochures ter beschikking gesteld aan andere organisaties zoals het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg, Child Focus, politionele diensten en het jeugdwerk. In de con-tacten met deze diensten is ook de werking van het CAW uitgelegd en werden de moge-lijkheden tot samenwerking besproken. Dit leidde onder meer tot meer en betere door-verwijzingen, zeker vanuit de politie.

Maar er is nog werk aan de winkel. Zo wordt op vraag van de politie nog overleg ge-pleegd met de parketmagistraten. Ook binnen de Integrale Jeugdhulp zal de samenwer-king rond weglopers en crisishulp met de verschillende diensten verder gestalte krijgen.

Een preventief nevenresultaat van het project is dat meer ouders vragen naar opvoe-dingsondersteuning. Zij geven zelf aan dat de situatie uit de hand aan het lopen is en vragen de tussenkomst van het CAW vooraleer de zaken verder zouden escaleren. Ook jongeren doen gemakkelijker beroep op hulp.

Het project stimuleert ook dat men actief ingaat met het signaal van weglopen. Meestal willen zowel de ouders als de jongere op een begeleidingsaanbod ingaan. Dit aanbod is gericht op herstel van communicatie tussen beide partijen, zodat minimale afspraken mogelijk worden om de situatie opnieuw leefbaar te maken. Hierbij wordt er veel aan-dacht geschonken aan ieders beleving van het weglopen.

Er wordt steeds gewerkt met twee hulpverleners, één die de jongere begeleidt en één die de ouders ziet. Om deze methodiek verder te onderbouwen, wordt beroep gedaan op het Brusselse Vertrouwenscentrum Kindermishandeling, dat zeswekelijks een intervisie ver-zorgt. Deze intervisies kunnen ook helpen bij het verder verfijnen van de visie en het opstellen van een draaiboek. De keuze voor het Vertrouwenscentrum is ingegeven door de vaststelling dat een wegloopsituatie vaak gepaard gaat met intrafamiliaal geweld, kin-dermishandeling en verwaarlozing. Door deze intervisie kon het aantal doorverwijzingen naar gedwongen of gerechtelijke hulpverlening beperkt worden.

“Give me a break!” (CAW ‘t Dak-Teledienst, Dendermonde)

Dit project richt zich tot weglopers van 14 tot 18 jaar die omwille van een conflictueuze thuissituatie nood hebben aan een klankbord bij problemen zoals gezinsconflicten, over-dreven streng toezicht, mishandeling. Het JAC zal blijvend inspanningen verrichten om zich te profileren en zo haar hulpverleningsaanbod naar jongeren kenbaar te maken. Er wordt een informatiecampagne voor intermediairen gelanceerd d.m.v. een folder (post-kaart) naar o.m. scholen, CLB’s, huisartsen, jeugdverenigingen. Het zijn immers vaak deze intermediairen die als eerste signalen opvangen van de problematiek en een be-langrijke schakel vormen in het doorverwijzen van jongeren.

Page 29: Als jongeren weglopen - Visiedossier

“www.weglopen.be” (CAW Midden West Vlaanderen)

Deze website is er gekomen omdat uit ervaring van het JAC bleek dat jongeren tussen de 12 en 15/16 jaar zich zeer frequent op het internet bevinden. Omwille van de laagdrem-pelige toegang zijn jongeren dan ook eerder geneigd om vragen te stellen via mail dan via telefoon of een bezoek aan de dienst. Tegelijkertijd is de regio Roeselare-Izegem-Tielt een zeer uitgestrekte en landelijke regio waar het moeilijk is voor jongeren om zich te verplaatsen vanwege het beperkt openbaar vervoer.

De website richt zich naar jongeren en ouders om hen enerzijds informatie te verschaffen omtrent het onderwerp (gevolgen, juridische situatie) en anderzijds hen de weg te wijzen bij vragen en problemen. Via een overzicht van diensten in de regio Roeselare-Izegem-Tielt wijst de website je de weg waar naar toe als je beslist om weg te lopen. Het is niet gemakkelijk om dit aanbod in kaart te brengen omdat de hulpverlening aan weglopers erg versnipperd is. Vele diensten werken met weglopers en/of de ouders, maar op een andere manier en in een ander stadium. Sommige diensten overlappen elkaar in hetzelf-de werkgebied zonder het van elkaar te weten.

In de toekomst zullen ook andere regio’s hun aanbod kunnen bekend maken op de web-site. Eerst en vooral die diensten die regio-overschrijdend werken, zoals Tele-onthaal, Child Focus, Kinder- en Jongerentelefoon… . Daarnaast is het ook de bedoeling dat alle CAW’s (als link voor de ouders) en alle JAC’s (als link voor de jongeren) per regio aan bod komen. Ideaal zou zijn dat de site kan worden opgenomen in het kader van Integrale Jeugdhulp zodat intersectorale samenwerking verzekerd is.

Wegloperskaart (CAW ’t Verschil, Limburg)

Via het project ‘Weg(ge)lopen… of niet?’ heeft het CAW een wegloperskaart ontworpen zodat het JAC de juiste informatie kan aanbieden. De wegloperskaart is een handboekje in pocketformaat met aandacht voor zowel de weggelopen minderjarige als de jongere die aan weglopen denkt. Er wordt stilgestaan bij het belang van een vertrouwensper-soon, de rechten en plichten van een wegloper, de consequenties van het weglopen en nuttige adressen. Naast de jongeren, zijn de grootste afnemers: jeugd- en soicale dienst politie, CLB’s, jeugddiensten, Kinder- en Jongerentelefoon en scholen. De bijbehorende affiche ‘Weg(ge)lopen? Blijf niet bij de pakken zitten – Samen komen we er wel uit’ wil de jongere aanmoedigen contact op te nemen met het JAC wanneer het moeilijk gaat. Het JAC kan dan ondersteuning, begeleiding of bemiddeling aanbieden. Daarnaast is het een doelstelling van het project om via preventiegerichte initiatieven en curatieve hulpverlening te komen tot een geïntegreerd aanbod voor weglopers. Men zet preventieve ambulante hulp aan huis op en biedt indien nodig een veilig adres voor een rustperiode of time-out met professionele ondersteuning. Ondertussen wordt met de jon-gere en zijn directe omgeving gewerkt aan een oplossing. Alle JAC-medewerkers hebben een tweedaagse opleiding ‘Crisisinterventies aan huis’ achter de rug.

“Laat mijn kop met rust”, “Ik wil WEG” (CAW Regio Aalst)

Het JAC (’t Koerken) streeft ernaar door middel van een intense samenwerking met di-verse jongerenverenigingen en organisaties een laagdrempelig en geïntegreerd jongeren-trefpunt en onthaalcentrum te zijn. Een preventieve informatiecampagne opgezet door jongeren en gericht naar jongeren tussen 12 en 18 jaar die willen weglopen of weggelo-pen zijn van huis, wijst de weg naar het JAC. Een eerste informatiecampagne ‘Laat mijn kop met rust’ leert jongeren de mogelijkheden van het JAC kennen. Uit deze campagne is gebleken dat jongeren niet zelf op zoek gaan naar informatie, maar ermee moeten wor-den geconfronteerd. Een tweede campagne ‘Ik wil WEG!’ reikt jongeren of potentiële weglopers het JAC als oplossing aan.

Het thema weglopen is door deze campagnes een gegeven geworden in het straatbeeld

Hulpverlening aan weglopers – december 2005 29

Page 30: Als jongeren weglopen - Visiedossier

Hulpverlening aan weglopers – december 2005

30

en ook in de jongerenleefwereld. JIPA (Jongeren Informatie Platform Aalst) is hierin de sterkste partner. CLB’s, Leerlingenraden, vrijwilligers en vertrouwensleerkrachten worden als ondersteuning ingeschakeld in de verspreiding van de juiste informatie. Daarnaast zal ook de informatiebundel ‘Weggelopen wat nu?’ verspreid worden naar an-dere welzijnsorganisaties in de regio die te maken krijgen met weglopers.

5.2. Financiering van tijdelijke opvangkosten

Het zoeken van een verblijf voor minderjarige weglopers loopt dit niet altijd even vlot. In het algemeen welzijnswerk wordt voor deze tijdelijke opvang onder meer beroep gedaan op in gast- of opvanggezinnen die zich daarvoor vrijwillig kandidaat stellen. Minderjarigen kunnen ook opgenomen worden in de residentiële crisisopvangcentra of in de opvangcen-tra voor jongeren. Soms grijpt men ook naar ad hoc oplossingen zoals: afspraken met jeugdherbergen, jeugdhotels of overnachting bij een vriend(in) of familielid. Het is hoe dan ook belangrijk dat men in elke regio over een netwerk van verblijfsmogelijkheden kan beschikken voor jongeren die in een crisissituatie verkeren.

De financiering van de verblijfskosten van deze tijdelijke opvang is een knelpunt, dat rechtstreeks verband houdt met de positie van minderjarigen (zie boven onder “Rechts-positie van minderjarige weglopers”).

Wanneer minderjarigen hun ouder(s) vergezellen in een opvangcentrum, kunnen de ver-blijfskosten van de opvang door het OCMW gefinancierd worden via de dagprijsregeling in het kader van het protocol tussen het Steunpunt Algemeen Welzijnwerk en de VVSG. Wanneer minderjarigen alleen opgevangen worden, is deze financiering minder evident. OCMW’s verwijzen daarvoor vaak naar de financiering via het Fonds Bijzondere Jeugdbij-stand. Bovendien kunnen er ook vragen rijzen naar de terugvordering bij ouders.

De mogelijkheid dat enkele opvangplaatsen (in crisiscentra of in opvangcentra voor jon-geren) via dit fonds gefinancierd werden, werd afgeschaft. Bovendien is het niet logisch dat voor de meestal kortdurende opvang van deze minderjarigen een dossier dient te worden aangelegd binnen de bijzondere jeugdbijstand. Sommige Comités Bijzondere Jeugdzorg grijpen ook naar creatieve oplossingen via hun eigen werkingsbudget.

Voor de financiering van de tijdelijke opvangkosten van minderjarigen (o.m. weglopers) is er dus een structurele oplossing nodig.

5.3. Afspraken met politie en justitie

Afspraken tussen hulpverlening en politie/justitie hebben steeds als doel om de mogelijk-heden van vrijwillige hulpverlening maximaal te benutten. Een justitieel ingrijpen in con-flictsituaties tussen weglopers en ouders moet zoveel mogelijk vermeden worden, omdat dit de relaties meestal alleen maar verder zal vertroebelen.

5.3.1. Afspraken inzake signaleren van weglopers

Wegloopsituaties hebben soms in eerste instantie het karakter van een onrustwekkende verdwijning. Politiediensten hebben in dit verband een opsporingsopdracht en rekenen op een algemene medewerking.

In de centra Algemeen Welzijnswerk (JAC’s, crisiscentra,…) is op basis van jarenlange ervaring een gedragslijn ontwikkeld i.v.m. het ‘signaleren’ van weglopers aan ouders of politie. In eerste instantie wordt de jongere ervan overtuigd dat het belangrijk is om zélf of via een tussenpersoon (dit kan ook de sociale dienst van politie of rijkswacht zijn) de ouders op de hoogte te stellen. In het overgrote deel van de gevallen gebeurt dit pro-bleemloos.

In de zéér uitzonderlijke situatie, waarbij de wegloper elke contactname weigert, hebben

Page 31: Als jongeren weglopen - Visiedossier

sommige centra als gedragslijn dat – mits toestemming van de jongere - het contact achteraf gemeld wordt bij de politie. Daardoor wordt er bewust een schemerzone gecre-eerd, waarbinnen er nog vele mogelijkheden tot hulpverlening openblijven.

Als hulpverleningsorganisatie willen de JAC’s alvast vermijden dat (o.m. via de contacten tussen jongeren onderling) een negatief beeld van het hulpverleningscentrum ontstaat en er een hogere instapdrempel voor weglopers gecreëerd wordt.

5.3.2. Afspraken i.f.v. hulpverlening en onderdak

Ook zijn er goede afspraken nodig m.b.t. de opvang- en hulpverleningsmogelijkheden gedurende de eerste dagen na de aanmelding van de wegloper, de zogenaamde ‘rustpe-riode’.

Behoudens uitzonderingen (de zeer dringende noodsituaties), zou het samenspel tussen hulpverlening (in een combinatie van begeleiding én onderdak) en justitie er als volgt kunnen uitzien.

Gedurende een periode tot maximum 10 dagen wordt de ruimte gelaten om op vrijwillige basis met de jongere en de ouders te zoeken naar een oplossing. Probleem is dat zulke afspraak niet formeel kan gemaakt worden, omdat steeds van het wettelijk kader dient vertrokken te worden. Zodra de politie echter in kennis is van het feit dat een weggelo-pen minderjarige begeleiding en onderdak wenst te krijgen, valt de wettelijke verant-woordelijkheid bij de Procureur des Konings. Daarom zou een aanbeveling of richtlijn aan de parketten kunnen gericht worden die uitgaat van het maximaal openhouden van vrij-willige hulpverleningsmogelijkheden gedurende die eerste periode. Belangrijker zijn ech-ter de contacten en de afspraken tussen hulpverleningsdiensten, politie en parket op het plaatselijk vlak.

Deze werkwijze schept een juridische ruimte voor de hulpverlening. De jongere zal zich vanuit een tijdelijke veiligheid (hij/zij wordt immers niet gedwongen om terug naar huis te gaan) ernstig genomen voelen, wat het opnemen van een wederzijds engagement in de hulpverleningsrelatie bevordert. De ouders worden als belangrijke, doch niet enige partij betrokken. Zij kunnen – ook door de houding van politie of parket – aangemoedigd worden om actief deel te nemen aan de hulpverlening.

Afspraken in het draaiboek “Give me a break” (CAW ’t Dak-Teledienst - Dendermonde)

Het CAW heeft met haar draaiboek “Give me a break” een eerste aanzet geleverd over hoe zo’n samenwerkingsverband op te richten. Het draaiboek werd gerealiseerd door middel van een samenwerking tussen twee diensten binnen het CAW, namelijk het jon-gerenadviescentrum (JAC) en de ambulante volwassenenhulpverlening.

Met verschillende partners werden samenwerkingsafspraken gemaakt in het kader van het verzekeren van een “veilig adres” voor de jongere. Er wordt gewerkt met opvangge-zinnen die gescreend en opgevolgd worden. De afspraken zijn vastgelegd in een samen-werkingsovereenkomst.

Het project is ook voorgesteld aan de zonechefs en/of verantwoordelijken slachtofferbe-jegening van de verschillende politiezones. Indien de jongere zich aanmeldt op het poli-tiebureau wordt er aan de betrokken agent(en) en/of slachtofferbejegenaar gevraagd om de jongere naar het JAC te brengen. De politie wordt dan op de hoogte gebracht van de opstart van het hulpverleningsproces door middel van een aanmeldingsformulier. Dit formulier kan toegevoegd worden aan het proces verbaal van de verdwijning.

Het overleg met de 1° substituut van het parket van de Procureur des Konings en de parketmagistraten die verantwoordelijk zijn voor jeugdzaken, resulteerde in de volgende afspraken. Het jeugdparket wordt op de hoogte gebracht door middel van een aanmel-dingsformulier dat via de betrokken politiezone aan het parket wordt bezorgd. Indien na

Hulpverlening aan weglopers – december 2005 31

Page 32: Als jongeren weglopen - Visiedossier

Hulpverlening aan weglopers – december 2005

32

een periode van 14 dagen bij het opvanggezin een terugkeer naar het thuismilieu nog steeds onmogelijk blijkt, moet er contact worden opgenomen met de jeugdrechter, via de Procureur bij hoogdringendheid.

Het draaiboek is ook voorgelegd aan de voorzitter van de rechtbank van 1° aanleg. Na-dien wordt een overleg gepland met de betrokken jeugdrechters en het justitiehuis. Hier-bij is afgesproken dat de vraag naar de jeugdrechters inzake opvang en ‘plaatsing’ bij een dringende problematische opvoedingssituatie kan gesteld worden via het jeugdpar-ket. De aanwezigheid van een JAC-medewerker op de zitting is mogelijk. Verder wordt duidelijk gesteld dat indien het een wegloper uit een instelling betreft, het JAC geen stappen inzake opvang zet maar de jongere aanmeldt bij het Comité Bijzondere Jeugd-zorg of bij de sociale dienst van de Jeugdrechtbank.

Het draaiboek wordt verder in dit dossier uitgebreid voorgesteld.

Page 33: Als jongeren weglopen - Visiedossier

6. Aandachtspunten voor de hulpverleningspraktijk en het beleid

Jongeren die van huis weglopen geven een duidelijk signaal. Een signaal dat zeker ern-stig moet genomen worden, maar dat kan wijzen op zeer uiteenlopende aanleidingen en oorzaken. Er zijn jongeren die botsen met hun ouders en in een vlaag van woede de deur van het ouderlijk huis achter zich dichttrekken. Bij plots escalerende ruzies is na een kor-te time-out vaak een herstel mogelijk van de relaties en de communicatie binnen het gezin. Soms kan de breuk echter zeer diep zijn of kan fysiek of seksueel misbruik een reden zijn om weg te lopen. Maar ook persoonlijke problemen, identiteitsvragen, vragen bij de zin van het leven, kunnen aan de basis liggen van het weglopen.

Onze aandacht dient daarom niet zozeer te gaan naar het weglopen zelf, maar eerder naar de onderliggende problemen.

De problematiek van het weglopen mag ook niet geïsoleerd worden. Ook andere gedra-gingen van jongeren kunnen wijzen op onderliggende probleemsituaties: spijbelen, pro-blematisch middelengebruik en bepaalde vormen van grensoverschrijdend gedrag. Laten we ook beseffen dat de maatschappelijke aandacht voor deze gedragingen veel te maken heeft met het feit dat deze gedragingen geproblematiseerd worden omwille van het feit dat het om minderjarigen gaat. Dit mag onze aandacht niet afleiden van jongeren die geen duidelijke signalen geven en die op zichzelf teruggetrokken zijn en met niemand over hun problemen kunnen praten.

Weglopen is een ernstig signaal en kan beschouwd worden als een crisissituatie, zowel voor de jonge wegloper als voor de ouders. Bij de jonge wegloper kunnen zeer tegen-strijdige gevoelens opkomen, van opluchting tot grote onzekerheid: hoe moet het nu verder? De ouders blijven ontredderd achter en voelen zich mislukt in hun opvoe-dingstaak. Een crisis heeft echter ook positieve kanten. Weglopen is een appèl van de jongere op de omgeving, een vraag om aandacht en een concrete aanleiding om (liefst zo tijdig mogelijk) hulpverlening in te schakelen. Weglopen betekent ook dat één lid van het gezinssysteem uitbreekt of eruit stapt, wat dit systeem behoorlijk kan door elkaar schudden, maar ook verandering mogelijk kan maken. Weglopen is daarom niet iets dat per sé voorkomen moet worden. Weglopers zijn vaak jongeren die hun situatie zelf in handen nemen en een eigen kracht ontwikkelen om hun problemen zelf aan te pakken. Het weglopen wekt begrijpelijke ongerustheid in de omgeving, maar weglopers komen daarom niet altijd in een extreme gevaarssituatie terecht.

De opvang en begeleiding van weglopers en van hun ouders situeert zich in het ruimere kader van de crisishulpverlening aan minderjarigen. In de Vlaamse gemeenschap wordt deze crisishulpverlening in alle regio’s in kaart gebracht en worden stappen gezet naar een betere organisatie. Dit gebeurt in het kader van de zgn. “Integrale Jeugdhulp”. Het Vlaams parlement heeft in mei 2004 via een decreet Integrale Jeugdhulp aan zes secto-ren de verplichting opgelegd om nauwer met elkaar samen te werken met het oog op een betere hulpverlening aan minderjarigen en hun omgeving. Deze zes sectoren zijn: Kind en Gezin, de bijzondere jeugdbijstand, het algemeen welzijnswerk, de gehandicap-tenzorg, de geestelijke gezondheidszorg en de centra leerlingenbegeleiding in het On-derwijs. Eén van de objectieven van de Integrale Jeugdhulp is het vormen van goed functionerende “netwerken van crisishulpverlening”. Alle betrokken diensten moeten zich daarin inschakelen en afspraken maken over o.m.: 24 uur bereikbaarheid, opvang van minderjarigen in crisis en doorverwijzing naar verdere hulp.

Wat kan de opvang van weggelopen jongeren inhouden in het kader van deze crisishulp-verlening? We gaan in op vier belangrijke aandachtspunten.

Hulpverlening aan weglopers – december 2005 33

Page 34: Als jongeren weglopen - Visiedossier

Hulpverlening aan weglopers – december 2005

34

6.1. Een beschikbaar en bereikbaar hulpaanbod.

Uit de studie van de Koning Boudewijnstichting en Child Focus blijkt dat de hulpverlening voor vele jonge weglopers nog onbekend is. Bij de vaststelling dat slechts een klein per-centage van weglopers de weg naar de hulpverlening zoekt en vindt, hoort echter een kanttekening. Veel hangt immers af van wat in dergelijke onderzoeken als “weglopen” gedefinieerd wordt. Weglopen kan immers ook een kort en krachtig signaal zijn van jon-geren naar hun ouders, dat de communicatie binnen het gezin zelfs kan herstellen of op gang brengen. Ouders en kinderen kunnen tot op zeker hoogte zulke crisissen best zelf aan, mits eventueel wat steun en advies vanuit de omgeving. Niet elke wegloopsituatie moet met professionele hulp beantwoord worden. Het verstrekken van goede en taboe-doorbrekende informatie en duiding voor jongeren en ouders, kan op zich al een onder-steuning betekenen.

Informatie- en sensibiliseringscampagnes zijn nodig, niet zozeer om weglopers de weg te wijzen, maar in de eerste plaats om jongeren en ouders een beter beeld krijgen van de diensten waar ze met allerlei vragen en problemen terecht kunnen.

Een specifieke communicatie over het weglopen is tot op zeker hoogte zinvol. De hulp-verlening dient immers zowel voor de jonge weglopers als voor de ouders duidelijk te maken hoe zij met weglopen omgaat, om zo de drempel naar het zoeken van hulp te verlagen. In deze communicatie pleiten we ervoor om het weglopen niet te zwaar te pro-blematiseren en te associëren met een gevaarsituatie of bvb. een risico op uithuisplaat-sing. Misschien is een te sterke problematisering van de het weglopen juist ook een re-den voor jongeren om de hulpverlening te wantrouwen en er geen contact mee op te nemen. De essentie is dat jongeren met hun vragen en, problemen terecht kunnen in een laagdrempelige dienst die zij volledig kunnen vertrouwen. Ook de jongeren die den-ken dat weglopen een oplossing is en advies en ondersteuning vragen over hoe zijn met een problematische thuissituatie verder kunnen omgaan. Daarom zijn er hulpverlening-diensten nodig, die vertrouwd zijn met de leefwereld van jongeren en die discretie tot zelfs anonimiteit waarborgen. Bekendmakingsacties moeten dit vertrouwen wekken bij deze jongeren, zoniet missen zij elk effect. Deze bekendmaking In Vlaanderen zijn het vooral de jongerenadviescentra (de onthaalpunten voor jongeren in het algemeen wel-zijnswerk) die deze rol kunnen opnemen. Het aanbod van zulke onthaalpunten is echter nog onvoldoende uitgebouwd in de verschillende regio’s.

In het vermelde kader van de Integrale Jeugdhulp zullen alle rechtstreeks toegankelijke hulpdiensten verplicht worden om afspraken te maken in een netwerk. De afspraken die van belang zijn voor de problematiek van het weglopen gaan onder meer over: hoe de omgevingsfiguren van jongeren (leerkrachten, vrienden, jeugdwerkers, straathoekwer-kers,…) worden gesensibiliseerd om signalen door te geven; het plaatsen van “wegwij-zers” naar laagdrempelige hulpverlening; het verzekeren van een permanentie voor de opvang crisissituaties buiten de klassieke kantooruren.

6.2. Garanderen van een “time out”.

Jongeren die weglopen worden onvermijdelijk geconfronteerd met angst en onzekerheid over de toekomst. Zij hebben in de eerste plaats behoefte aan een rustperiode, waarin ze samen met een hulpverlener of een vertrouwenspersoon alle elementen op een rijtje kunnen zetten. Wat was de aanleiding en de dieperliggende reden voor het weglopen? Hoe kunnen nadelige gevolgen van het weglopen opgevangen worden, zoals: verdere escalatie van problemen, gevolgen voor de situatie op school, e.d.m. Op welke manier zal gewerkt worden aan het herstel van het contact en de relatie met het thuismilieu?

In bepaalde situaties is een onmiddellijke terugkeer naar huis uitgesloten of door de jon-gere duidelijk niet gewenst. Dan dient er een geschikte tijdelijke verblijfplaats gevonden te worden, minstens voor enkele dagen. Wanneer de jongere is weggelopen omwille van

Page 35: Als jongeren weglopen - Visiedossier

zeer ernstige conflicten, een onhoudbare thuissituatie of een situatie van misbruik of ge-zinsgeweld, heeft dit verblijf ook de betekenis van een “veilig onderkomen”. In de hulp-verleningssector moeten hiervoor vaak creatieve oplossingen gezocht worden. Voor vele weglopers is een gastgezin een zeer aangepaste opvangplaats. Soms kan beroep gedaan worden op vrienden of familieleden. In andere gevallen zal men tijdelijk onderdak moe-ten zoeken in een jeugdherberg of in een opvangcentrum.

Naast het vinden van een geschikte opvang is de financiering van de verblijfskosten één van de belangrijkste knelpunten. De opvangcentra in het algemeen welzijnswerk be-schikken niet over voldoende werkingsmiddelen om deze kosten op zich te nemen. OCMW’s zijn doorgaans niet geneigd om bij te springen, omdat het om minderjarigen gaat. De kosten terugvorderen bij de ouders kan in vele gevallen de spanningen alleen maar doen toenemen. En een dossier openen bij de Bijzondere Jeugdbijstand is in vele wegloopsituaties niet meteen aangewezen.

Het belangrijkste is echter dat alle instanties die bij de wegloopsituatie betrokken zijn, inzien dat een tijdelijke rustperiode zeer essentieel is. Omdat minderjarige weglopers steeds vallen onder het zgn. “bewaringsrecht” van de ouders, is het van groot belang dat de justitiële en politionele instanties hun rol opnemen in het mogelijk maken van de hulpverlening aan weglopers.

6.3. Afspraken met justitie en politie.

De politiediensten vragen in de eerste plaats dat de hulpverleningssector bereikbaar is en opvangmogelijkheden verstrekt, wanneer zij (vooral buiten de kantooruren) een jonge wegloper aantreffen. Daarom moeten politiediensten nauw betrokken worden bij het re-gionale netwerk van crisishulpverlening.

Het is ook strikt noodzakelijk dat er met politiediensten goede afspraken worden ge-maakt, zodat situaties vermeden worden waarbij minderjarige weglopers zonder meer naar huis worden teruggebracht. Daardoor wordt een eventueel noodzakelijke hulpverle-ning immers onmogelijk gemaakt of kan een lopende hulpverlening nodeloos verstoord worden. Wanneer het om minderjarige weglopers gaat, is ook noodzakelijk om zeer con-crete afspraken te maken met de parketmagistraten.

Wanneer de hulpverleningssector met al deze partijen rond de tafel gaat zitten, kan men samen een inzicht verwerven in de achtergronden van wegloopgedrag en hierop op een aangepaste manier reageren. In verschillende regio’s worden daartoe samenwerkingsaf-spraken of “draaiboeken” uitgewerkt, ook met de steun van de Koning Boudewijnstich-ting. Deze draaiboeken kunnen inspirerend zijn voor andere regio’s.

6.4. Ondersteuning van de ouders

Tot slot willen we toch het perspectief van de ouders van weggelopen jongeren niet on-derbelichten. Wanneer een kind wegloopt, verkeren de ouders vaak in een shock en wor-den ze geconfronteerd met vele vragen over hun rol als opvoeder. Het is dan ook erg belangrijk dat de drempel tot de hulpverlening verlaagt t.a.v. ouders die geconfronteerd worden met grote opvoedingsonzekerheid en crisissen, die opduiken n.a.v. het weglopen, maar evenzeer n.a.v. andere gebeurtenissen in de opvoeding. In Vlaanderen wordt er momenteel een decreet voorbereid m.b.t. opvoedingsondersteuning. Er wordt sterk ge-pleit voor sensibiliserende en preventief-vormende initiatieven en het algemeen be-spreekbaar maken van opvoedingsproblemen. Daarnaast blijft er echter ook voor ouders een tekort aan vlot bereikbare aanspreekpunten waar men met hulpvragen over opvoe-ding terecht kan.

Hulpverlening aan weglopers – december 2005 35

Page 36: Als jongeren weglopen - Visiedossier

Hulpverlening aan weglopers – december 2005

36

Tot slot…

De problematiek van het weglopen moet zeker voldoende ernstig genomen worden. Maar de aandacht dient in de eerste plaats gericht te worden op de problemen die aan de basis liggen van het weglopen of maken dat jongeren met wegloop-plannen in hun hoofd zit-ten. Dit leidt tot de paradox dat hoe minder we het weglopen problematiseren, hoe beter we in de hulpverlening zullen kunnen omgaan met de achterliggende problemen in het gezin en de motieven die jongeren hebben om er eventjes of voorgoed uit te stappen.

De opvang en begeleiding van weglopers en hun ouders mag daarom ook niet los gezien worden van de globale organisatie van de (crisis)hulpverlening aan jongeren en ouders. Hieraan zal in de komende jaren gewerkt worden in een nieuw en niet-vrijblijvend kader, de Integrale Jeugdhulp. Het thema “weglopers” is wel een goede insteek om deze inte-grale en intersectorale aanpak zeer concreet vorm te geven.

Page 37: Als jongeren weglopen - Visiedossier

Literatuur

Crisishulpverlening aan minderjarigen in het algemeen welzijnswerk, Juni 2000, Steun-punt Algemeen Welzijnswerk, 84p.

Draaiboek ‘Give me a break!’. Hulpverlening voor minderjarige weglopers en hun ouders, 2005, Centrum Algemeen Welzijnswerk ’t Dak-Teledienst (Dendermonde) met de steun van de Koning Boudewijnstichting.

Eindevaluatieverslag ‘Give me a break’ – CAW ’t Dak-Teledienst.

Eindevaluatierapport ‘www.weglopen.be’ – CAW Midden-West Vlaanderen.

Eindevaluatieverslag ‘Weglopen?!…praten werkt’ – CAW Mozaïek.

Eindrapport ‘Hulpverlening aan allochtone meisjes die weglopen van huis’ – CAW Leuven.

Eindevaluatie ‘Uitbouw van een jongeren informatie platform in de stad Aalst’ – CAW Re-gio Aalst.

Mettioui, N. ‘De rechtspositie van weglopers’, Nieuwsbrief Jeugdrecht, Mei/juni 2005, 1-3.

Opvang en begeleiding van weggelopen jongeren. Een visie vanuit het Algemeen Wel-zijnswerk, November 1997, Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, 10p.

Spelregels: hulpverlening aan minderjarige weglopers, September 1999, Steunpunt Al-gemeen Welzijnswerk, 27p.

Weglopen: weg … van wat? Studie over het profiel en de ervaringen van weglopers in België, Januari 2004, Child Focus en de Koning Boudewijnstichting, 194p.

Hulpverlening aan weglopers – december 2005 37

Page 38: Als jongeren weglopen - Visiedossier

Hulpverlening aan weglopers – december 2005

38

Page 39: Als jongeren weglopen - Visiedossier

Bijlage: projecten in het algemeen welzijnswerk

Hulpverlening aan weglopers – december 2005 39