ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij...

82
_ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE

Transcript of ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij...

Page 1: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

_ALBERT VERNVEY

BE LEGENDEVAN DE

Page 2: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren
Page 3: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

ex ii brisantoor2.deerinci

Page 4: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren
Page 5: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

a

Page 6: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren
Page 7: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

DE LEGENDS VAN DE RUIMTE

Page 8: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren
Page 9: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

ALBERT VERWEy

DR LEGRNDEVAN DE RUIMTE

MCMXXVIUITGEVERIJ C. A. MEES / SANTPOORT

Page 10: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren
Page 11: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

I. DE TOREN

Page 12: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

DE TOKEN

Had hij geslapen? Want hij stond sinds LangAchter het zeedorp op de Hooge.Duin,De uit roode steer gevoegde watertorenMet muts van food boven het venstrig hoofd,En nooit nog, over kerk en huizen been,fag hij daarginder, op die rand aan zee,Dit wonder. —

't Was een toren als hij zelf,Maar slanker. Doch dit was het wonder niet.Een simple toren met een glazen top,Waar sours de zon in speelde. Maar de zonSpeelde in zijn eigen vensters ook en oovralKende hij torens, vensters, spiegeling.Wel had het hem bewogen dat zoo na,Aan de andre zij van 't dorp, die bouw verreesDie met hem 't uitzicht deelde; maar gebouwen,Ook breede en hooge en onder glazen welf,Strekten zich op de duinrand: geen ontroeringBeving hem our een meer, schoon ook die eeneHem meer geleek. Wat was het wonder dan?

De zon was onder en er scheen geen maan.Hij dacht weer in die warme zomernachtDe sterren te zien rijzen, het geruischTe hooren van de golven en het slapendDorp in zijn kom, de huizen op hun heuvels&if te zien rusten. Meenge nacht als deze,Ook andre nachten als een regenvlaag

8

Page 13: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

Rijn vensters troebel sloeg of stroomen BootLangs al zijn zijden, of wanneer een stormDie flanken striemde, had hij stil en vastDe wren doorwaakt, een in zichzelf gesloten,Ben in zichzelf geruste bouw, verzekerdDat hij zoo staande deed wat hij moest doen.

Zoo stond hij; en nog nauwlijks pinkte een ster.Had hij geslapen? Want daar blonk een Licht,En of een luik, aan de eene en de andre zij,Werd weggeschoven, groeide 't hoog en breed,AI breeder, stralend met een zulk geweldDat de nacht dag werd: als een bloem van vuurStond boven op die toren; onbewogen;Binnen de wanden van zijn glazen kroon.Een oogwenk maar; want even langzaam slotenDie luiken — scheen het — en de voornacht wasDonkerder, leek wet, over 't dorp en vol vanVerbazing. En een oogwenk weer, daar gloeideDiezelfde vonk, dat vuur, werd vol en groot,Kromp en verdween. Doch sours ook laaide 't Lang,Of it blijvend wijlde. Een klare en kalme lampDie met een kracht van duizenden van kaarsenHaar stralen uitschoof, bundels vlak en scherp,Over de zee, de duinen en naar 't land.

Het had geen luiken, slechts zijn eigen donkreKool gloeide beurtlings en werd zwart, zijn stralenVernietigden aldoor zijn donkre kern.

b

9

Page 14: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

De watertoren stond als in een Broom.De sterren kwamen, maar hij zag ze niet,fag altijd weer dat schijnsel, wachtte 't komen,Dan gaan, de nacht door. Toen de morgen glomStond Binds aan zee dat taken leeg en stil.

Maar van toen aan ontbloeide in iedre scheemringDat zelfde wonder. Mijn veelkantige torenPaalt aan de duin die oudre dorpelingenDe Hooge heeten. Zomers is ze rijkAan bramen, Meenge winter was ze eertijdsDe sleebaan van de jeugd. Na de eerste sneeuwvalTrok klein en groot de priekslee naar Naar top,Zat neer, en gleed, zich met de hakken stierend,In altijd sneller vaart, de helling Tangs,En dwars de Zeeweg over, tot het hout.In koude nachten zag men de eene stroomDie gleed, de andre die weer omhoog trok, laat nogJoelde de al oudre en bandelooze jeugd.

Spelbreker was ikzelf. Mijn huffs bekleeddeDe helling. Soms stoorde mijn slaap 't gebonkVan sleden die to Iaat geremd of zorgloosGevierd, vOcir 't afgegravene taludNiet stopten, stortten, en mijn muren schuddenVan de ongenadige stoot: geroep en kreetVerdoemde de eignaar die de pret bedierf.Daarna zette ik mijn grenzen uit: de grenzenVan andren reikten naar de mijne en 't scherpePrikkeldraad weerde een toch bemind vermaak.

10

Page 15: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

Mijn ramen zien naar binnendorp en zee,'t Land in naar Leiden, en de duinrand Tangs,Akkers en weiden over, tot aan Haarlem'sSint.Baaf bij heldre dagen op de kinHet veld is groen, maar in het voorjaar bloeienDe vroege crocus, hyacinth en tulp,Narcissen meenge maand, en in de zomerDe hooge zwaardbloem. Zeven jaar en meerStaat aan mijn grens die toren, en ik ken hemVan binnen en van buiten en ik weetAI zijn gedachten. AIs hij nachtlijks waaktWeet hij de zegen die hij is. Zijn buizenStrekken het land in, uur aan uur, de wellenVan 't Langeveld bij Lis geven hem water,Omhooggemalen stijgt het in zijn rompEn zinkt door aldoor fijnere kanalenNaar alle huizen. AIs die koele schatIn hem beweegt, eerst komt, dan gaat, gelijklijkEn komt en gaat, kent hij zich de weldadigeVoorziener van een streek, de dankbaar geeetde,Tot wie men opziet en hem toch niet vreest.AIs hij zijn avondschaduw op mijn grond wierpZat ik daar vaak en dacht dat nooit een andreGeworpen werd, zoo vol geluk en vrede.Maar nu die tweede toren! Nacht aan nachtZendt hij zijn stralen en mijn koele koningIs Langer niet deem De nuchtre dagenHoopt hij op donker, met de nacht begintZijn vreugd en zijn ellende. 't Openbloeien,Het korte prijken, telkens een gelijke,

11

Page 16: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

Toch weer een andre bloesem van die glansDie wordt en sterft; verlangen, lust en feed;Verganklijkheid en eindloosheid, gebondenAan wreede regelmaat van zijn en niet.zijn;De heerlijkheid en martling van een onrustDie hoogste rust schijnt, en een opengaanVan al 't inwendige tot een grootste gloed,Die hij begeert en zijn kan noch verstaat!Ili zat eens naast hem en vernam zijn kreunen.Want vogels stortten, in een dichte zwerm,Duizenden en tienduizenden tezaamNaar 't schoone Licht. Hun koppen sloegen 't glasVan de lantaam, hun fladd'rend wiekgetrilBewoog onmachtig bij hun val. Zij maakten't Verlangen hem bewust, het lessching.looze.Wat baatte hem de trots dat in zijn kamersDe koele weldaad van de donkere aardeVerzaamd werd en verzonden, als daarginderEen schepsel was als hij, dat straalde en blonk.

Toch kwam zijn vrede. Iii weet hoe op een keer —De nacht was wolkig, maar het seinlicht vlamdeGedurig, en ik hoorde een klank als gulpenBinnen mijn toren — woorden mij verrasten,Alsof een paar zich achter dat gebouwHad neergezet en de een tot de andre sprak:„Mijn lief, ik heb u lief; ik heb uw schoonheidZ66 lief dat ik vergaan wou in Naar Licht.Zij zal altijd mijn baak zijn, mijn verlangenZal altoos op de wick zijn, u omzwermen,

12

Page 17: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

Niet van u laten. Maar ik heb mijn werk.Ili heb dit eene groote werk, dat nooitGedaan wordt door een ander, waar de Maker,De uwe en de mijne, mij voor heeft gemaakt,Waar hij mij rekenschap van vraagt, wanneerMijn tijd voorbij is. Dat hij zulk een LichtAIs u gemaakt heeft, dat was zeker niet,Hoe schoon ge ook zijt, opdat ik door begeerteErnaar mijn werk verzuimen zou, veel eerderOpdat ik denkend dat hij dit kon doer,Mij en u maker, mij met Bubble krachtenWerpen zou op het mijne, ziend naar u,Terwijl gij 't uwe doet. Vaarwel, mijn lief."

Er was in 't staan van die gedegen wardenEen vrede die ik goed begreep. Ik hoordeLuider het storten van het donkre water;Terwijl het scheen of schooner 't bloeiend schijnselZijn stralenwwaaier uitwierp over zee.

13

Page 18: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren
Page 19: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

IL DE GOD IN DE WERELD

Page 20: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

I. HET EVANGELIE

Ongeboren, uit uw hemel dalendNaar de heuvlen van Kaperndum,Deedt ge wondren aan de kranken, lachteOm de vormelijke wereld, wetendDat na weinig dagen ze u zou dooden.Visschers aan het meer Gennesareth,Tollenaars en vrouwen liepen mede,Kindren hadt ge lief en lei uw handenOp hun hoofdjes, — ach, de rijke jonglingKon zijn schatten toch niet zoo maar laten.Spotten deden slechts de FarizeErs.Haten deden ze u daar gij hun tempelWeinig achtte, en nadat zij u dooddenLiet uw schoone Leven de garde en wasVoortaan bij uw Vader in de Hemel.

16

Page 21: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

II. APOSTELSCHAP

Zeker zijn bier en daarOver de wereldMenschen die mij beminnen.Toch ben ik eenzaamEn weet niet een enkle te vindenTot wie ik z66 kan sprekenAls mijn hart mij ingeeft.Want ik zou willen zeggen: Luister,Er is een groot werk te doen.Gij en ik samen kunnen het ondernemen.Maar dan moeten we elkander geheel verstaan.Wij moeten het plan ervan zien met een zelfde gelijkheidAls wij met onze oogen de ruimte zien buiten ons,De sterren, de zee en de vormen van berg en boom,En de menschen in stad en land,En de dieren, de planten,AIles, in een woord.Zoo Bender moeten we ons plan zien, en zeker zijnDat we ernaar kunnen handlen.En evenzoo: dat andren het zoo kunnen zien,Dat het in de natuur ligtVan alle menschen, als ze eenmaal dit plan zagen,Het te verstaan en ernaar te Leven.Want er zijn toch noodzaaklijke verbeeldingen.De wereld zelf is onze noodzaaklijke verbeelding,En dat ik ik ben en gij gij is onze noodzaaklijke verbeelding,En dat twee maal twee vier is, is onze noodzaaklijke verbeelding.Z66 is ook in ons noodzaaklijk de verbeelding

Page 22: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

Dat Coalfield bestaat, en Wijsheid, en Schoonheid,En dat elk schepsel, elk ding, als het daaraan beantwoordt,Rijn bestemming vervult.Het geloof aan een band tusschen al wat bestaat is noodzaaklijk,Een band, hoe dan ook, en bij alle verschil een gelijklieidDie maakt dat we elkander verstaanEn elk ding verstaan,En deel hebben, levend of dood, aan eenzelfde Wezen.Ik leer u dit eene Wezen als ons alter eersteNoodzaaklijke verbeelding.Ilk noem het Het Leven.Want hoe zou ik anders LevenDan uit dit Eene.Liefhebben moeten we 't wet,Want het is van alles wat we ooit liefhebbenBegin en oorsprong;Van ons en het andere.Allen ontmoeten we elkaar in die eene Iiefde,De liefde voor 't Leven.Dit dan is van alle noodzaaklijke verbeeldingen de IaatsteDie ik u vraag to gelooven:Dat het Leven u liefheeft.Want hoe toch zou ik van uKunnen wenschen dat gij mij Iiefhadt,AIs niet in u de liefde van 't Leven zelfMensch werd iWant andere liefde begeer ik niet.Zooveel in mensch, Bier, plant, ja in sterren en steenenLiefde van 't Leven is,Zooveel begeer ik.

18

Page 23: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

III. DE ZIENER

Uw verstaan is rondom mij een moeite die ik noode draag;Want het Ievende zaad, het beweeglijke,Waaruit, als ikzelf het niet weet, mijn gedachten ranken,Is geheim en wit niet verstaan zijn.Als ge denkt hoe ik al mijn jaren, er overgebogen,Trachtte 't, tastend ernaar,Met woorden te benaadrenEn nog onvoldaan ben,Bevroedt ge hoe 't u zich onttrekt.Nochtans stelt ge om mij heen uw spiegelbeelden,Zoo vastomlijnd als ik nooit waagde,Zoodat ik, bevende om mijzelf te grijpen,Er wel naar zien moet, en haast zou geloovenDat ik zoo ben.Maar dan wend ik me naarbinnen en vind —Wat vind ik?Vlottende neevlen waarin een straal schijntEn in hun woelingVormt zich — een vragend gelaat — of alleen twee oogen,Elkander gelijk, en toch twee, en daarin dalendZie ik aan 't eind van een diepteEen vonk.Een sproeiende en wentlende vonk als een ster, waarin ik starend,Mijzelf ontgaande,Verzink.AIs dan dat Oogrich opdoet, ziet het de Wereld.Wat ik dan spreek

19

Page 24: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

Is niet het mijne,Maar de waarheid omtrent de WereId.Hoe ik ben weet ik niet,Maar ik ben een ZienerEn zie de Wereld.

20

Page 25: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

N. DISCIPELEN

In ons lage huffs.A an de havenVerscheen een Vreemde,Zette zich aan tafel,Zegende ons brood,Brak het en at met ons.Met de ouders wisselde hij weinig woorden,Geene met ons, de jongren,Mij en u, broeder.Hij sliep in het voorhuis,En in de vroegteWas hij verdwenen.Maar na zijn verblijf —Weet ge wet? —Konden we aan niets meer denkenOf we dachten aan hem.Wij zagen bij 't perkZijn blik op ons rusten,En als het zwaar wasScheen hetAIs stond hij neven ons,Zoodat het Licht werd.Onze ouders hieldenVoortaan — zoo scheen het —Een vriendlijk geheim, of eerderEen verstandhouding met elkander:Zij glimlachten veel in zichzelf,Zagen elkander aan

21

Page 26: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

En glimlachten.Toen zij stierven, eerst hij, dan zij,Was 't of de VreemdeNaast hun bed stond.Of er ook andrenZijn die hem zagen?Wij vraagden het nooit, maar als wij omgaanOnder de menschenKan 't soms gebeurenDat, onder ons spreken,Hun stem en de onzeStil wordt,We noemen hem niet,We handlen van niets ongewoons,Maar het is als spraken we van hem.Ja, soms is 'tAls luisterde hij mee,Woog onze reednen,Bewoog ons tot woorden.Wat is het toch, broeder, dat onder onsZoo aldoor omgaat?Wij kennen het zekerAan twee schoone deugden:Vreugde en liefde.

22

Page 27: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

V. AFSCHEID

Er is geen zoeken, is geen vinden,Er is alleen wat altijd leeft.Geboren met dit eene wetenGetuig ik en verkondig ik.

Toen in de Hel mijn geest gekruist wasLeed ik en riep de refine straalDie mij zou toonen dat de wereldWaaraan ik hing een waan moest zijn.

Maar toen ik opsteeg tot mijn oorsprongZag ik de wereld schoon en klaar:Mijn eigen lijf, voortaan verheerlijkt,Mijn eigen geest, voortaan bevrijd.

23

Page 28: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren
Page 29: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

III. SCHUILGAAN

Page 30: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

DE BEDELAAR

Wij zijn tot de eigen stilteTeruggekeerdWaarin wij eens ons wonen in dit land begonnen.Toen was mijn nood het Leven dat ik lief:De vrees dat het met onvoorzien gevolg,Of als erinring, of als ingeschapenRitmische kreisloop en noodlottigeHerhaling van zichzelf, mijn nieuw bestaanEn werk zou storm.Nu is mijn nood een andre: ik heb gedaanWat ik toen droomde:Mijn !even heb ik als een stad gebouwdMet toegangen en poorten; breede stratenMonden in pleinen; parker overhuivenDe eeuwige stroom; mijn berg rijst hoog en steilEn van zijn hellingen zie ik de wereld,De grenzenlooze, en een gezegend yolkBewoont de huizen en beweegt en werkt.Maar op de berg bouwde ik mijn hoogste huffs,Mijn kathedraal, het standbeeld van mijn Heer.Hoe zal ik gaan, nu ik tot daartoe klom,En knielde,Hoe zal ik gaan tot wie ik girds bemin;AI de gedachten van mijn jongre tijd?

Of moeten gij en ik, alleen, Haar de andre zijdeDe hellingen begaan,En weten dat ook daar een wereld wacht?

26

Page 31: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

Het is het land van de ondergaande zonDat nu zich uitstrekt, onbebouwd en breed.Kom mee, nog altijd draag ik in mijn handHet speeltuig dat de steepen schikt.In de uwe draagt geDe lamp van it brandend hart.Ook als de nacht valt kan het, om ons beiden been,Niet donker zijn.Wij zullen enkel, van omlaag gezien,Een geheimzinniger paar, in schemerkloven,De toovnaars van de neergang, wondren werkenOp alle paden.De stroom breekt onder ons zijn diepre bed,Zijn net van sterren spant de hemel uitEn de uit de grond gezongen bouw strekt neerLangs onverbiddelijker IijnenVan wet die wij beluistren.Ili geloofDat nooit nog in 't heelal zoo zeekre gevelsVerrezen, nooit zich spanningenVan koepels zoo geweldig wijddenAIs waar de Nacht nabij was.Ili weet:Sterkste van architecten is de Stilte.

„Gij zult veel eerder, blijvende op uw berg,Gelijk Elia door een vuurge wagenWorden gehaald.Nochtans, mijn Vriend, ik die u begeleiddeTot bier, weet beter waar uw hart naar dringt.

27

Page 32: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

Gij hoort tot hen die in de hemel zelfsNiet altijd willen wonen, maar verkiestDe troeble wereld, de vernedering,Het afstand doen van roem die ge verkreegt,'t Veelvoudig huwiijk, en de menschlijkheid.die naar uw yolk: het heeft maar een geloof:Dat niemand voor zichzelf is, en hun koningMet alien samen, en meteen hun slaaf,En ieder slaaf en koning.Zoodra ge u Iosmaakt uit hun ring, ontstijgtIn stralen of u katakomben bouwtNaar een verborgen Binder,Schokt hun gemeenschap, wordt hun heel bestaanOnwezenlijk.Er is geen weg dan tusschen hen en u."Ili haalde dieper adem toen zij zweegEn wendde me om.Ili zal omlaag gaan, zei ik, maar niet reizendAIs wie zijn stad verlaat.Ili zal nog eenmaal onder al de mijnenDe minste zijn.Uw woorden hebben mij opnieuw geboren.

De klokken Iuidden toen ik onbemerktTrad in de yoke. Ili droeg een beedlaarspijEn hief mijn hand waarin elk zonder zien —Want elk schreed snel en zocht zijn werk — de giftLiet vallen die ik eertijds schonk.Ili werd al sterker, ziend elks blij gelaatEn dat mij geen herkende. Ili zette op 't marktplein

28

Page 33: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

Mij aan de bron en dacht: Leef voort, mijn yolk;Et ben de onzichtbre band waardoor gij zijt,Van uw gebouwen 't schijnlooze cement,De toon die uit uw klokken klinkt —1k ben de ontvangende van uw weldadigheid:Geef, geef!En als de dropplen die uit hun fonteinStegen en stortten, z66 was over mijVan dag tot dag, hun geven.Mij, hun beedlaar,Gaf elk, en Been kende voortaan zijn stadZonder Naar beedlaar.En niemand wist dat hij de koning was.

29

Page 34: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

EEN DAG IN APRIL

Onder een grijze hemelWaarin het Licht, gelijk een ademhalen,Nu mindert en dan zwelt,En als het door wit brekenWeer langzaam mindert,Ligt de nog naakte polder, met zijn weidenEn tuinen, in dit vroeg beginVan 't voorjaar.Een zilverige wereld die nog wachtDat zij een gouden wordt.ZO6 is in mij een zilveren verwachtingGeweven, en na ieder stralenjaarHoop ik weer als een kind.Ili ben geboren, een onsterflijk zaadVan hoopvolle seizoenen. Het geloofDat menschen, gelijk bloemen,Na een eenmalig bloeien welkenWerd mij geleerd;Maar mijn ervaring leert dat in me 't !evenTelkens weer bloeit, en niet dan schijnbaar welkt.Het wacht aldoor een nieuwe zomer.Rijn aard is toekomst, Onverganklijkheid.Mijn oudste vriend stied met een hart en hoofdVol droomen en gedachten.Van 't welken van zijn lich.aam wilt hij niets.Niet anders dan mijn jongste, die de penEen oogwenk neerlei, peinzende op 't vervolg,En niet ontwaakte.

30

Page 35: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

Dit is geen loochning van het lichaam, dat zijn duurAls andre schepslen heeft,Maar een erkenning van het Wonder.Wij die het sterven weten, kennen 't niet.Wij leven in het leven, en verstaanZijn stem alleen, die als een eindeloozeBelofte ons naar de lippen welt.Er was een jonglingDie met zijn laatste kracht mij zijn verrukking uitteDat hem een hemel wachtteVan onuitspreekbre zaligheid, door TeedNoch zorg gestoord.Lach niet, zei hij, want dit is geen verbeelding,Maar werklijkheid.Het was de stem van 't leven, dat in hemBij 't naadren van zijn grootste Iichaamsnood,In vormen die die jongling best verstond,Zijn Iaatste waarheid zei. niet slechts Ili ben,Maar Ili zal zijn en Ili zal refiner zijnEn heerlijker dan ooit.Van dat ik jong was zingt het zoo in mijEn wil niet einden.Een oud man! zeggen er, en schoon mijn harenMaar weinig grijzen, weet ik nu toch welDat de Iichamelijke winter komt.Maar in mijn hart is lente. Ili wacht alweerDe sterrelende bloesem op mijn boom,Het brokklen van mijn grond om 't zwellend zaad.Volheid van leven, onweerhoudbre groeiDoordringt me en als een god van zon en dauw,

31

Page 36: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

Door een prieel omlooverd,Verberg ik mij.Is dit dan dood, dat in zijn eindlijk curDe god in ons, onvindbaar voor onszelf,Schuilt in zijn woud, een wereld, en de padenVan aard naar hemel wentlen om zijn hart?

32

Page 37: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

GEDACHTEN RONDOM EEN HUIS OPGOEREE

Zooals een man die in een vlakke streekDe ruimte erkent, het grasperk aan zijn voet,En dan de kim ter hoogte van zijn oog,Opeens beseft dat voor zijn werklijk zienDe vlakke streek een lichaamslengte stijgt,Hijzelf een lichaamslengte lager isDan hij geloofde, en, midpunt van een dal,De wanden rondende om zich op ziet gaan,Zoo ik, nu eindlijk dalend van mijn berg,Mijn voet de nederige gronden wonWaarvan ik dit niet droomde.... Nu ik meendeOp een peil met de wereld saam te zijn,Rijst ze me eerst recht te boven: ik ervaarDat Naar gelijk zijn needrigheid beduidt.

Men kan niet neerzien op een kim. o DwaasDie dit moest leeren: sta zoo recht ge wilt,Onder uw voeten Iigt het land gespreid,Maar iedre horizon ontmoet uw oog.Als ons niets overblijft dan dag na dag

• Het werk doen dat de dag vereischt — en wieBlijft ooit iets anders over? — dan omrondtOns iedre morgen met zijn vast bevel,Ons iedere avond met zijn scherpe grens.Wat zegt dit anders dan dat ons bestaan,In 't zichtbare heelal gesteld, aan ditRijn meester vindt? Er is geen Ievenswerk,

Page 38: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

Of 't is geboeid aan een besloten ring,Aan ebbe en vloed, aan op> en ondergang.

Ik zat aan 't venster en de nevel wiegdeZich over de akkers nader. Ili een oude.En in het huffs vernam ik 't nieuw bestierVan jongren die hun paring pas begonnen.Zij droomden verder, maar ik wist de zeeAchter en voor mij, en de lijn van de Binder,Altoos die Iijn ter hoogte van mijn oog,Stond roerloos afgemeten Tangs de ruitDoor raamlat en de stiffen van 't kozijn.Van buiten Been geluid dan de enkle roepVan een verlate reiger, die zijn nestIn de iepen achter 't erf zocht. Welk een rust!Was al mijn kracht in mij teruggezonken ?Leefde ik alleen nog in dit stom gepeins?

Ili zoek niet anders dan dit sierloos rijkVan mijn inwendige adem. Er is een,Een man geweest die in een zulke sfeerRijn vrede vond. De inwendige ademtochtGing op en neer, gedurig, en de lastVan de verrukkelijke wereld — mij ookWeegt zij nu zwaar — werd telkens weer gehevenDoor die beweging. Omdat niemand de aardeZoo had bemind als hij, en zoo verheerlijkt,Begreep men niet, dat nu hij in zijn woordenVan Naar bekoring zweeg, hij onveranderdDezelfde bleef: een man die zijn gedachten,

34

Page 39: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

Die van zijn jeugd, die van zijn laatre tijd,In diepe en zachte sfeer van adem vond.

Hoe wonderlijk is in ons hart die groei!Men kan een plant met bloem en loof en wortelUitgraven en, de dauw nog op haar Waders,Mits men voorzichtig zorgt, haar overplantenIn andre bodem — ze is een tastbaar dingEn haar lichaamlijkheid is daar als bier —Maar dat men een gedachte uit onze geestVerplant en haar in woorden mededeelt,Dat is een wonder. Hij van wie ik sprakDeed meer. Wat hij in woorden overbrachtWas meer dan een gedachte, was haar worden,Haar spruiten, haar vertwijgen, haar verzamenTot knop en kroon. Uit een klein donker zaadOntbloeide ze en draagt nog haar dauw van stilte.

Het was een vreemde streek. Me akkers lagenGereed en zwart weerzijds een groene dijk.De zee was Binder ver teruggewekenEn troostloos spreidde zich het natte zand.De regen dreinde. 1k, de verbeeldingrijke,Die altijd om mij heen een voile wereldGewend was: weide en tuin, en dorp en stad,En 't luide breken van de machtige golf,En al de schatten van mijn huffs, was daarEen balling en een dadenlooze. Ai mij,Ili ben een man van Baden. Ili begreepNu voor het eerst hoe op dat eenzame eiland

35

Page 40: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

Die keizer ging, met in het hoofd zijn roem:Lodi, en Arcole, en Austerlitz.

Zwaar is 't alleen.zijn. Zwaarder is de drachtVan een verleden dat, tot schim gebleekt,De daadkracht niet meer voedt. Wegende Ieegte!Maar dan ontwaakt, wie ruimte en leegte staat,De denker, die aan een natuurlijk feit,Aan een juist weten van zijn plaats op acrd,rich de as maakt van de wereld. Iedre geestIs zulk een smeedwerk, onverbriftelbaarEn onverwrikbaar: het heelal begintRijn andre wending en zijn spiegling schijntIn onze laagte en teekent er een beeldDat nateteeknen ons opnieuw behaagt.Kracht vloeit uit die gemeenschap: de gesterntenAnkren in ons hun diamanten straal.

Hoe goed is 't vast to staan! Hoe, altijd weer,Dalen we naar ons diepste punt en volgenDe zwaarte die ons aantrekt. Ook dit oordZocht ik als door een ingeboren drangEn met een woordelooze zekerheidOp weg naar vrede. Nooit toch Leven wij,Wanneer wij 't beste zoeken, in een !dareSchouwing van doelen, zelfs al lijkt het zoo.Wij gaan als Saul, de noon van Kis, die peinsdeDat hij een ezel zocht, en vond een kroon.Zoo vond ik vaak aan 't erode van een refsDie ik met zichtbre reednen had begrond,

36

Page 41: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

De onzichtbre grond die mij ontbrak: een waarheidWaarmee mijn heele !even stond of vie!.

Is er op aard wel een plaats waar de liefdeNiet hechten kan? En ieder ding gezienIn liefde — ook 't kleinste — onthult een groote wet,Een wijs van Leven en een eeuwge wormDie woont in kreaturen. De akker draagtHet kiemend zaad, de zee wijkt en keert weer,De mist beweegt en leeft van krimpend Licht,Het jonge paar bevolkt het oude huis,En reigers roepen op de boom hun vrouwEn bouwen nester. En in mij, daar nietsVan vroegre vlucht en pronk en wisselingGegund werd voor een pons waar ik mij berg,Bouwde de vogel van mijn geest zijn nestOp de begane grond van 't stil-gepeins.

Elk oog is ziener. En am mijn gezichtVan 't kleine huis, weefde ik niet, neen ontwondAl de gedachten waar 't in lag gebed.AIle, of maar enkle? Want de wereld hangtDoor duizend duizend draden ermee saam,En alle erkende ik: sterke koorden bier,Een revel girder en een warrelingVan damp en stralen. Wat tot woorden werdIs 't minste. Onuitgesproken bleef, schoon nietVerzwegen, vat ik als een warm gelukAanschouwde en hoop en zegen. Ili begeerDaarneven niets dan dat van iedre plaats

37

Page 42: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

Op aarde een zulke stengel uit moog' gaanVan vreugde en iedre dag beginnend werk.

3 8

Page 43: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

DE EENE

E chi mi vede, e non se n'innamora,D'amor non avers mai intelletto.

Ili heb u altijd met mijn lijfBeschut, en wie mij zien gebarenWeten niet hoe ik ben voor U.Zoo rijzen stag en wreed de vestingmurenWaarbinnen zich 't Alhambra bergt:Fontein en hoven en de koele zaal.

Ik heb mijn kracht verteerd in die bescherming,Ili heb de haat van alien getrotseerd,Ili heb mijn geest geslepen tot het webVan stratagemen dat niet mijMaar u onwondbaar maakt.

Gij zijt de schoonste en waarste en Iiefste.Mijn deugd is enkel dat ik u bemin.Wie u niet kennen hoonen mij en vragen:„Zijt ge ook zoo n ridder van La Mancha?" Waarlijk,1k antwoord niet: „En Dulcinea is toch de schoonste."Geen meisje van Tolosa werd me een waan.

Er is geen werklijkheid aan u gelijk,Springbron van Leven! Wie mijn onrust kentMoet weten dat zij enkel dan bestaatAls ik niet in uw oog zie. Maar uw oogen,Mijn toovenaarster, waar zie ik die niet?

39

Page 44: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

Zij lachen uit de hemel, zijn op aardeIn schepsels en verschijnsels, en als 't donkertFlonkeren ze in mijn slaap.

Er is niets dat mij baat dan uw nabijheid.Maar meest uw spreken. Want ik vraag me vaakAls ik mezelf boor fluistren, of niet gij hetZijt die daar spreekt.Dit is het zoetst verkeer, als ik niet weetOf gij en ik twee zijn of een. Ili luisterEn in het luistren huwt zich ziel aan ziel.

Hoe rijk zijn uw gedachten! AI mijn jarenHoorde ik er andere en die toch zoo klaarlijkKwamen van u. Nog blijft dit diep geheimDat ge uw gedachten, sinds de tijd begon,Geuit hebt door velen. Als gij in mij zwijgtLees ik de door uw yolk geschrevene.

Hij had gelijk die meende: Wie u zietEn niet bemint heeft geen begrip van liefde.En: haar bekoringen zijn nieuw voor de aarde,Omdat zij haar van elders zijn gekomen.Van elders. Neen, ik zoek u niet hierboven.Ook hemelen zijn oud. Maar wet in 't eeuwigeElders dat pool en oorsprong is van Hier.Gij zijt de Nieuwheid zelf, ons ingeboren.Gij zijt de Vreugde in 't hart van 't aarde.leed.

Lang niet onwillig hoorde ik naar die felle

40

Page 45: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

Verdoemer, de charontischeVijand van alle schoon.zien:„De aarde is een hel."„Met in die hel een hemel" fluisterde ik, en weerdeZijn aanklacht af? Neen, ik begrondde haar.Temidden van de hel, de waan, de wereld,En grond van haar noodzaaklijkheid, zijt gij!Heil wie u weten, eenig goede en ware en schoone,En werklijke.Zij hebben in de hel hun vaste plaatsVan zaalge rust.En Noach's duff die met de olijftak zweefdeOver de zondvloed en naar de arkWas niet zoo veilig,AIs zij, rustende in de afgrond. Zoo ik ooit,In deze chaos van mijn tijd, de moedLiet zinken, zoo ik ooit, een oogenblik,Geloofde dat de list, de kwade trouw,De hebzucht en de heerschzucht van een bent,U zouden overmogen, straf mij dan,Onttrek me uw aanzijn, en stort mijzelf uitMijn middelpunt van vrede. Maar ik weet —

1k weet nog een verborgenheid.O mijn ontzachbre vogel,Het is uw stormvlucht die de lagen van het zwerkVerschoof en overal de uitmiddelpuntigeVerwarring bracht voor ge weer neerstreekt.Ili weet uw nestlen op de golf, ik weetIn ti het onverstoorbare evenwicht.

Page 46: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

Vergeef wat ik zoo aanstonds zei.Ili u beschermen?Gij breidt uw vleugels over me pit: ik schuil.Ili ben een nestjong in uw warme dons.

42

Page 47: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

IV. BENZAME AVONDEN

Page 48: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

VOOR ZICH ALLEEN

Het hart weet alles en ziet niets.Toen ik een kind was, was ik wijs:Niets dan de vrucht die mijn moeder droeg,Een droomend Bier.

Ik was niet goed, ik was niet kwaad,Ili had het goede Leven lief;1k droeg mijn !even in mijzelf:Een hongrend jong.

Omdat de wereld om mij verbleefWaren ik en de wereld twee,Werd zij een wolk, ik werd een rots,Zij rots, ik wolk.

Zoo vond ik aan Naar mijn sterkste macht:Het weten dat het tegendeelVan elke waarheid waarheid wasEn ik dit wist.

Dat werd een eenzaam erf in mij,Daar woonde ik en gaf elk zijn recht,En iedre weerstoot die mij trofWeet ik mijzelf.

Weet ik die stifle kracht in mijDie boven zich geen rechter had

44

Page 49: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

En met mijn Iichaam zoo moest doerDat het weerstond.

Haar sprak ik aan. de wereld heeft,Zoo ver ze wereld is, gelijk,Maar gij zijt dwaas zoo ge mij niet maaktWat ik moet zijn.

Ik had daarom van trots Been spoor,Maar needrigheid was niet de naamVan mijn gezindheid: ik bewoogMij naar mijn doe!.

Niet anders dan de schipper pleegt,Die snel zijn schip de stroom of stuurt,Laveerend tegen stroom, of dwarsVoor anker gaat.

Maar de storm kwam aanstonds, niet om mij been,Maar uit mijn hart. Daar zwol de stormVan eerzucht en begeeren en dreefMij voor zich uit.

Een schoone storm! Hoe ik genoot!Hoe dronk de stifle en wijze knaapMich vol aan waanzin en ontlookGelijk een vuur.

Totdat het slonk en gij, mijn hart,Laagt tusschen de kolen en onder de asch,

45

Page 50: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

En toen begon dat wonderbaarLeven van u.

Waart gij een bloedend trillend ding,Een glanzende spier die of en aanHet bloed door al zijn kamers stuwt?Gij waart veel meer.

Gij waart de zwijgende wetenschapVan wat ik ben: de blinde zielDie naadrend onheil en gelukVanver gewaart.

En nog ontdekte ik in uw klopWat ik niet wist dat ooit kon zijn:Een liefde zonder ijdelheidEn zonder erg.

Het was als hieldt ge een stille spraak.Met wie? Niet met een zichtbre vriend,Maar met een verborgen meestergeestDie voor u zag.

Wat hebt ge met uw balsturig kind,Met mij, mijn hart, een tijd doorleefd,En me altijd weer teruggevoerdNaar wie u droeg.

Want om u been was als een hand,Een adem hield u als een sfeer,

46

Page 51: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

En eer niet vond ik wat ik zochtEer ik Hem vond.

Want Hij doemde op als een persoon,En tot Hem sprak ik dag en nacht,Ik werd wat gif waart, en ik lagAIs gij gebed.

Nu weet ik alles en zie niets.Nu werd ik wijs, niet als een kind,Maar als een stervling die Hij schiepVoor zich deem

47

Page 52: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

EEN VREEMDELING

Ili ben een vreemdling in dit land.Toch leefde ik hier, naar ge alien weet,Een menscheleeftijd lang.Maar 'k heb hier niet als kind gespeeld,Mijn eerste ontroering was niet hier.Gij weet niet hoe ik dichter werd,Aileen dat ik het ben.

De gevels van de grachtenstad,Paleis en kerk aan plein na plein,De straat, de binnenplaats,Zij waren me als een groot tooneelWaarop het ongeschreven spelMij, die daartoe geboren was,In 't hart werd gedikteerd.

Onnoodig dat ik u verhaalWat fabel ik er speelde en hoe, —Dat ik als zulk akteurDoor die koelissen werd omringdEn kind en knaap en minnaar was,En held en prins en flibustier,Dat zegt u toch genoeg.

Gij die het werklijk levee keptIn duin en tin, aan wei en zee,De hemel om u been,Hoe schoon en hoe natuurlijk is

48

Page 53: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

Uw rijk bestaan, hoe zegenrijkUw gang van arbeid, kweek en vrucht —Maar o, hoe keg kwam ik.

Ili kwam, een hoofdig plankenkind,Op zoek naar dit mij nieuw tooneel:Het landschap, de aarde zelf.En Iangzaam groeide mij 't orgaanWaarmee ik in dit levend huffs,Door menschehand maar half gebouwd,Het nieuwe spel verstond.

Ili leerde 't: maar wie was ik toen?Voorwaar geen u verwante buur,AI scheen ik anders niet.Waanzinniger speler hebt ge nooitGezien dan wie op zijn gedroomdTheater, dit uw eigen land,Gedroomde roller schlep.

Dichter die op gewaagde rolAldoor gewaagdre volgen deed,Speelde ik voor u niet, ach!Maar voor de onzichtbre regisseurDie tusschen wind en wolken de aardEn 't uitspansel daarboven bondEn me inblies wat ik zei.

Nu zegt ge: een man als een van ors,En een goed buurman, en hij dicht.

Page 54: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

Maar dat ik uit mijn roodEen leven dichtte dat Been menschVerstaat, dat ik een vreemdling benDie als een ingeboorne gaatMet landslui, — wie die 't weet?

Gij zegt. ik droom? Ach, vriendlijk yolk,Gij droomt dat als uw leven eindt,Ge de allervreemdste rol,Ge de englenrol krijgt toegelegdEn voor een troon Hosanna zingtEn niets doet wat ge op aarde placht,Maar Witte kleedren draagt.

Wat is daarbij mijn aardsche droom,Die van uw aarde een hemel maaktWaar elk zijn dagwerk clod;Aileen maar met een inniger ziel,En met een vaster zekerheidDat hij door tijdelijke daadEeuwige roller speelt.

50

Page 55: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

HET BOEK

AIs uitgeblazen rook verdwijntgist het meest vaste:e stater met hun pronk, de macht

Van de geslachten;Maar 't meest etherische van al,De fantasie,Het vluchtige gedachtenweb,Een innige harteklop,Mits maar in woorden vastgelegdOf toner,Zij werken voort, van eeuw tot eeuw,Waar er maar menschen Leven enOntvanklijk zijn.

De vroegre dichters zongen IuidBij galm van snaren,Of drilden het bezeten koorIn Wilde mater,Tot, met verhaal of beurtspraak saam,Zang drama werd, —Of dichtten in een later tijd,Voor menigte of gemeent,Het lied dat makklijk weerklank vond,De spelen,Waarin de hartstocht stond gebeeldWaar 't yolk door werd bewogen, toen't Nog hartstocht had.

51

Page 56: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

Nu is het dood en lied en spelWorden geschrevenVoor hier en daar een stille man,Aileen gezeten,Die als de wereld om hem zwijgt,Het boek opslaat,Totdat hem voor het droomend oogEn eensgestemde zinDe beeldenrij in werking treedtEn 't neurenHem niet verlaat van dag tot nacht,En hij door tijd en ruimten beenZijn dichter kept.

Nu wordt het boek dit kreatuur,Veelzijdig stralend,Waarin een deel aan it andre sluit,Verbeelding dragendVan, telkens in een ander Licht,Een zulke droomAIs zich aan de eenzame openbaartDie er z66 lang.in woontDat hij zijn bouw geheel verstaatEn vindt zichBezitter van een nieuw heelalWaaruit de onzichtbre Maker straaltVan al wat leeft.

52

Page 57: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

DE DAGEN

Hoe heerlijk ware 'tAIs ik de dagenNopen kon hun bedrijfBuiten mij om te volvoeren,Zoodat in een ruimteDie zij niet raakten,Ili bleef aan het mijne.

Want zij zijn toch luidruchtige gezellen,Die op mij aandringen met hun uitwendige noodzaak.Ili heb mijn inwendigeEn weer hen gedurig,Maar sours moet ik ook tot een bond mijMet hen verstaan.

„Een eiland ligt in wolken,Een berg ligt in de zee.Kon ik de winder nopenNiet te raker aan die twee.Het eiland werd vol rozen,Ik bouwde op de berg mijn huis,Windstille vensters oopnendOp nergens een gedruisch.Een zaad vie! in een bergkloofEn vond er grond en scherm.

53

Page 58: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

Als nu maar de beer van wind en weerrich over de boom ontferm."

•De man die dit liedje zongWas klaarblijklijk een dwaas.Een wolkeneiland is een kind van de wind,Een berg in zee daagt de wind uit,En een eenzame boom in een rotskloofTrekt het weer aan.

Ili houd niet van vreedzame 'evensDie achter een haag duiken.Als er goden zijn hebben zij de menschenTot offers verkozen.Hun dienaars zijn de dagen.Die spelen met ons, plagen ons, dooden ons.Maar ook wij zijn hun dienaars.Wij beminnen het spel, het plagen, het gezamenlijk sterven.Want de dagen ontleenen hun Licht aan de menschenEn met de laatste mensch sterftDe Iaatste dag.

54

Page 59: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

DE STERVELING

De schipper, wanneer hij het zeil hijscht,Weet waarheen hij wit,Maar de wind en de golven drijvenHem in, of uit zijn koers.De man aan het roer is wijs:Tusschen romp en zeilen en zeeWeet hij de wordende vaart.

Het roer is een machtig ding,Maar een wolk zoo groot als een handOf een slaan van bet flappende zeilBoodschapt de sterkere storm.Schril is bet revende sein,Donkey en klettrend de bui,Dreigend kreunt bet gebint.

AIs hooger dan de verschansingDe slagzee stijgt,Rukwinden belemmren de loop,De kreet „Aan de pompen!" schalt,Is de beste piloot die man aan boordDie kans weegt tegen kans, en snelMaant tot de juiste daad.

Of hij zich gaan Iaat voor de orkaan,Of kapt de mast, of ankers werptIn 't ruime of voor een hooge rots, —Met de elementen in verbond

55

Page 60: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

Voelt hij zich sterk, en veilig isHet scheepsvolk onder zijn beheer,Zoolang 't verbond mag zijn.

Want Langer niet duurt menschemachtDan zij de krachten van 't heelalAan 't ingeborene beleidVerbindt, en dienen doet.En eer niet schudt de golf zich vrijV6Or van de geest de greep verslaptEn de stervling ondergaat.

56

Page 61: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

NAAKTHEID

Ontdaan van telkens weer een kleedDenkt ge eindlijk zuiver naakt te staan,Maar of het zonnestralen zijnDie de oogen weren of een LichtDat uit u breekt, of ragfijn webDat u doorzichtig leek, maar rasZijn mazen sluit, zoodat de bilkGevangen blijft in 't weefpatroon —Men ziet u niet, gij ziet u niet,En weer begint de nieuwe drangU van uw kleed te ontdoen.

„Wees niet bezorgd: uw Iichaam isGeheel doorbrand van zulk een gloedDat als dit ondoordringbre waas,Die Iaatste mantel niet bestondDie ge wilt Iichten, maar niet kunt,Ge niets dan straal in straal zoudt zijn,Gestalteloos en voor Been oogBevatbaar als een eigen ziel.Dan was er tusschen u en elkDe Iiefde niet, de kennis niet,Die u met elk verbindt.

Wel waarlijk staat in de open dagUw aldoor wisselende naakt,Maar naakt van een textuur

Page 62: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

Die menschen aandoet als een kleed,En boeit hen door 't figurenspelDat in Naar draden glanst.Uw eigen oog toch rust eropEn het verheugt u telkens weer —Toch zijt ge naakt, onthoud het goed:De glans die uit uw naaktheid schijntVerschijnt u als gewaad."

Als dit zoo is, wat was ik danVan dag tot dag een ander mensch,Een aldoor wisselende geest.Want de gewaden die ik droeg —Gewaden, zegt het volk en keptZe aan snit en teekning, stof en kleur —Zijn meengerlei. Ili kon hen nooitVergeten als een dracht. Ili zonTe vaak, helaas, als ik hen heugenisTerugriep, op die andre heugenis:Hem die ik was geweest.

En nu zijt ge Bender? 0, maar niet voor mij!Ili hoop dat ge weer !even gaat, ik hoop,Gewaden! dat een mensch die nog niet leeft,Rijn oogen op u slaat en gij dan weerOp eenmaal leven gaat, zoo naakt als ikToen ik u droeg, toen gij mij waart!Vergeef, want nu breekt toch op 't Iaatst een naaktheid uitDie ik verbergen wou:

5 8

Page 63: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

Mijn hunkren naar het vorme166ze woord:De bliksem, straal in straal,Gestalteloos!

59

Page 64: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

„IK HEB U LIEF"

Ik wachtte u iedere avondEn telkens kwaamt ge, een nieuwe Bast.De bloemen die in de tuinen bloeidenRijn alle geplukt.

Nu zit ik opnieuw in de schemerEn denk: dit is de Iaatste maal.Nu zal zij komen en ik niet vragenWie na haar komt.

Ili heb van al mijn woordenHet eindlijk woord voor nu bewaard.Want wat zal ik zeggen na dit eene:Ili heb u lief.

Ili zei het vroeg in de morgenIn de tijd toen enkel morgen bestond,Ili zei het in mijn middagjaren,Ili zeg het nu.

Door de dag van mijn heele 'evenIs dit eene woord als een zang gegaan.Nu is het avond: alleen gelatenZing ik het nog.

Dat ge mij dit liet spreken:Ili heb u lief, ik heb u lief,

6o

Page 65: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

Is beter dan al de groote gavenDie ge me schonkt.

Tot al uw duizend gedaantenHeb ik het argeloos gezegd.Nu zeg ik het wetend tot uw laatste,Kort vO6r de nacht.

Als ik uw naam mocht noemen,Dan wist ge waarom ik nu weet.Ge weet het en ik hoef niet spreken:„Ik heb u lief."

61

Page 66: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren
Page 67: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

V. DE RUIMTE

Page 68: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

TUSSCHEN DE LOOVERS

Tusschen de looversWas ik gezeten,Tusschen de looversHing straal aan straal.

Tusschen de looversSpeelden ze samen,Die van mijn blikken,Die van de hemel:Hoe zou ik scheidenWie in die ruimte?rich zoo vermengden,Stegen en gleden,Nu in omarmingDan van elkaar.

Zijn er we! pijlenVan Licht die hue leveeMij niet ontleenen?Wendt niet door de oogenHet zielvol denkenPijlen van Licht?

fag ik de hemelBowen het Iandschap,Wist ik dan ooit ofHun gloed en bewegenBuiten mij leefden,

64

Page 69: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

Daar toch mijn hart BeenAndre weerspieglingKende dan hen?

Hoorde ik de zee dieAchter de duinenVallende golvenfond en terugzoog,Wat hoorde ik andersDan mijn gedachten,Rollende en stijgende,Stortende en zinkende,TeruggezogenDiep in mijzelf?

Tusschen de looversZag ik het Iandschap,Tusschen de looversHoorde ik de zee.

Hoeven en stedenVulden de velden,Kroonden de kimmen,Overal wist ikSchepen en treinen.,..

Tusschen de looversWas ik niet eenzaam:De heele wereld

i 65

Page 70: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

Bewoog om mijn schuilhoek,De heele wereldBewoog in mijn hart.

66

Page 71: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

DE LUCHTSCHIPPER

Als de luchtschipper, mee met de wolken,Drijft boven de Bergen,En, hooger nog, opstijgt in 't Licht,diet hij dan de aarde nogMet menschelijke oogen ?Zoekt hij het huffs waar hij werd geborenEn de lieve bosschagesEn de voetstappen naast de zijneAan het strand van de zee?

Neen toch; want onder hem kent hijAileen bergschaduwen, spiegels van water,En een woelen van neevlen.ZOO dan is de aarde, die al die volteBewaart die hem al zijn jarenVertrouwd en bemind was.

Rijn hart wordt stil en hij weetVoortaan wat het is:Eenzaam to zijn, en hoog, en in een blikAlles te,, omgrijpen.

Maar aanstonds daalt hij en de ontoeganklijkeBergespitsen, de blanke gletschers,De vreedzame dalen,Bewoonde vlakten, kanalen, steden,De zeilende schepen, de huizen vertoonen zich —En Binder —

67

Page 72: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

Hoe klopt hem het hart als hij het bewegenVan menschen waarneemt,En BinderIn de twin bij dat huffs de gedaantenVan de allerliefsten.

Hoe beeft, nu hij weerkeert, zijn hart nog sterker,Omdat voortaanZijn lieven wonenIn die groote ruimte die zij niet weten.

68

Page 73: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

HET ERFDEEL

Grootvader, die bij uw stervenKondt zeggen: ik heb mijn heele levenVan mijzelf afgezien, —1k kan het niet.Maar het gebaar waarmee ge uw woorden begeleidde,Dat breed gebaar van 't ziekbed weg naar buiten,Was als een maning, als een vleugelslagDie door de erinring sours herhaald, mij wenkteNaar wijder einders.Naar scheemrige achterkamer van een huffs in stadVerplaatst, en in gemeenschapMet de oude vader van mijn vader,Aanvaardde ik zijn nalatenschap, het woordDat enkel waar kan zijn vlak voor ons sterven.Zeker een erfdeel, zeker als een waarheidDoor ons geslacht van oudste op oudsteOvergeleverd; maar nog niet een waarheid?zoolang wij leven.Wie waagt, zoolang zijn lichaam zich niet neerleiVoor 't laatste slapen, zich zoo rein to zienVan eigenbaat?Maar schoon is 't als voor de oogen van de doode"rich de eindelijke lijn waarlangs wij staardenOnthult: zelf.zoekers die wij warenZochten we een zelf dat afzag van zichzelf.

69

Page 74: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren
Page 75: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

INHOUD

Page 76: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren

I. DE TOREN Bladz.De Toren . . • . . 8

II. DE GOD IN DE WERELDHet Evangelie • . i6

Apostelschap . . 17

De Diener . . . 19

Discipelen . . 21

Afscheid . . . . 23

III. SCHUILGAANDe Bedelaar . . . . 26

Een Dag in April . • . 3o

Gedachten rondom een Huis op Goeree 33De Eene . . . . . . . . . 39

IV. EENZAME AVONDENVoor zich alleen . 44Een Vreemdeling . •'8Het Boek . . 51De Dagen • 53De Sterveling 55Naaktheid . 57„Ik heb u Lief" 6o

V. DE RLIIMTETusschen de Loovers . . 64De Luchtschipper . . . 67Het Erfdeel . . . . 69

72

Page 77: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren
Page 78: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren
Page 79: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren
Page 80: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren
Page 81: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren
Page 82: ALBERT VERNVEY BE LEGENDE VAN DE · 2010. 4. 29. · De zon was onder en er scheen geen maan. Hij dacht weer in die warme zomernacht De sterren te zien rijzen, het geruisch Te hooren