Hervorming secundair onderwijs Bestuurlijke schaalvergroting.
Akkerbouw - ABN AMRO · delde oppervlakte per akkerbouwbedrijf is 40 hectare. De circa 800 grootste...
Transcript of Akkerbouw - ABN AMRO · delde oppervlakte per akkerbouwbedrijf is 40 hectare. De circa 800 grootste...
AkkerbouwDe kracht van
ondernemerschap
■ Een gevarieerde sector met toekomstperspectief
■ Akkerbouw plukt vruchten van biobrandstoffen
■ ‘Specialisatie in pootgoed heeft mijn bedrijf sterker gemaakt’
■ Veenkoloniën: technisch resultaat bepalend voor bouwplan
■ ‘Een forse investering, maar een sterker bedrijf’
■ Kiezen tussen twee groeiscenario’s:
Specialiseren of groter worden?
Op de markten van akkerbouwproducten hebben de afgelopen periode forse verschuivingen
plaatsgevonden. In voorgaande jaren bleven de graanprijzen stabiel, vanaf 2006 zijn ze fors gestegen.
De belangrijkste oorzaak voor de verschuivingen zijn tegenvallende oogsten in combinatie met
een groeiende vraag naar granen. De graanvoorraden zijn daardoor op een historisch laag niveau
terechtgekomen.
Duidelijk is dat door de kleinere voorraden de gevoeligheid op de markten toeneemt. Beperkte
tekorten kunnen de prijzen fors laten stijgen, beperkte overschotten kunnen het omgekeerde effect
tot gevolg hebben. Als ondernemer zult u hiermee om moeten kunnen gaan, waarbij kennis van de
ontwikkelingen die een rol spelen in uw omgeving een must is. Met dit brancherapport willen wij
hieraan graag een bijdrage leveren.
Gewijzigde omstandigheden kunnen aanleiding zijn tot het wijzigen van uw strategie. Bijvoorbeeld
specialiseren in een bepaalde teelt of samenwerken met collega’s. In dit brancherapport komen
ondernemers van twee bedrijven aan het woord die vertellen waarom ze deze keuze hebben
gemaakt. Specialisatie kan een goede strategie zijn om de marge per hectare te verhogen, maar
brengt ook risico’s met zich mee.
Bedrijven met een gezonde basis zullen zich blijven ontwikkelen en in staat zijn om nieuwe kansen
te creëren. Scherp kostprijsbeheer en een neus voor ondernemerschap zijn volgens ABN AMRO de
voorwaarden om ook onder de gewijzigde omstandigheden op goede grond te kunnen ondernemen.
Wij wensen u veel leesplezier
Henk Westeneng
Sectormanager Akkerbouw
2
Ondernemen op goede grond
Een gevarieerde sector met toekomstperspectiefDe Nederlandse akkerbouwer is gewend aan veranderende productieomstandigheden. De huidige
ondernemers hebben aangetoond dat ze daarin altijd hun eigen weg hebben gevonden. Ook de
komende tijd doen zich weer nieuwe bedreigingen voor, maar evenveel kansen. De belangrijkste
ontwikkelingen komen hier aan bod.
De akkerbouwsector kent ten opzichte van andere agra-rische sectoren een grote verscheidenheid. De diversiteit blijkt niet alleen uit de omvang van de bedrijven, maar ook uit de verschillende bouwplannen van bedrijven.
Volgens het CBS waren er in 2006 ruim 12.000 bedrijven actief in de akkerbouw in Nederland. Er zijn 5.000 bedrijven met meer dan 30 hectare akkerbouw, die samen bijna 80%van het landelijke akkerbouwareaal bewerken. De gemid-delde oppervlakte per akkerbouwbedrijf is 40 hectare. De circa 800 grootste bedrijven hebben gemiddeld meer dan 150 hectare grond in gebruik.
SchaalvergrotingVan de 12.000 akkerbouwbedrijven hebben 5.400 akker-bouwbedrijven een bedrijfshoofd ouder dan 50 jaar. Tweederde hiervan heeft geen opvolger. Deze bedrijven zullen op kortere of langere termijn stoppen en voor een groot deel door bestaande bedrijven worden overgeno-men. Daardoor zal de gemiddelde oppervlakte per bedrijf toenemen tot circa 100 hectare over tien jaar.
Schaalvergroting wordt vaak gezien als middel om de vaste kosten over meer hectares te verdelen, waardoor het inkomen kan stijgen. Naast schaalvergroting is spe-cialisatie een mogelijkheid om het inkomen te laten toe-nemen. De structuur zal binnen een aantal bedrijven ver-anderen, onder andere door groei en verschillende typen samenwerkingsvormen. Over de financiële aspecten van schaalvergroting en specialisatie wordt verderop in dit rapport ingegaan.
Globaal blijven er drie typen bedrijven bestaan. De eer-ste groep produceert tegen zo laag mogelijke kosten standaardproducten als granen of zetmeelaardappelen. De tweede groep zet in op schaalvergroting met traditi-onele bouwplannen. De derde groep zal zich specialise-ren in één of enkele teelten, vaak met extra toegevoegde waarde. De keuze tussen de verschillende type bedrijven is mede afhankelijk van de omstandigheden waaronder geproduceerd wordt.
Vereenvoudiging EU-subsidiesHet Europese Gemeenschappelijke Landbouwbeleid (GLB) ondergaat dit jaar een zogenaamde Health Check. De contouren van het nieuwe beleid worden enigszins zichtbaar. De trend gaat richting vereenvoudiging en aan-passing aan de gewijzigde marktomstandigheden. Recent heeft de Europese Commissie het voorstel gedaan om de verplichte braaklegging definitief af te schaffen. De discussie gaat over het al dan niet in enige vorm behou-den van de braaklegging als vangnet. De impact van het afschaffen van de braakverplichting op de graanmarkten zal beperkt zijn. Dit omdat braaklegging plaatsvindt op de kwalitatief mindere percelen.
Een andere ontwikkeling is het afschaffen van de AGF-bepaling, waardoor het mogelijk eenvoudiger wordt om toeslagrechten te benutten op grond waar aardappels, groente en fruit wordt geteeld.
Het GLB tendeert naar een gelijkmatigere verdeling over het areaal, ook wel flat rate genoemd. Uiteindelijk zal de bedrijfstoeslag naar beneden worden bijgesteld, terwijl
de eisen zullen worden aangescherpt. De impact van de
3Akkerbouw: De kracht van ondernemerschap
flat rate binnen de akkerbouw is niet overal gelijk. Be-drijven in de Veenkoloniën en de traditionele graan-bedrijven gaan er mogelijk op achteruit. Bedrijven met verhoudingsgewijs meer vrije gewassen zoals poot- en consumptieaardappelen, uien en wortelen zullen er juist op vooruitgaan.
De prijs van kunstmest blijft hoogDe afgelopen tijd zijn de prijzen voor kunstmest verder gestegen door een toename van de vraag en hogere productiekosten. Met name in Azië stijgt de vraag naar kunstmest fors.
De basisgrondstoffen voor kunstmest zijn stikstof, fosfaat en kali. Stikstofhoudende meststoffen worden geprodu-ceerd met behulp van aardgas. In Europa is de prijs van aardgas gekoppeld aan de prijzen van olieproducten, die de afgelopen tijd flink zijn gestegen. Kali en fosfaat wor-den gewonnen uit mijnen. De huidige productiecapaciteit kan de toenemende vraag maar met moeite bijbenen.
Verwacht wordt dat de olieprijzen de komende tijd hoog blijven. Vergroting van de delfcapaciteit laat jaren op zich wachten. Een daling van de kunstmestprijzen ligt voorlopig niet in het verschiet.
Een hogere kunstmestprijs biedt mogelijkheden voor alter-natieve vormen van bemesting. Voor een aantal bedrijven vormt dierlijke mest, waarbij wel een beperkte opbrengst-daling plaatsvindt, een oplossing.
Aanscherping mestnormenHet meststoffenbeleid is erop gericht efficiënter om te gaan met meststoffen als stikstof en fosfaat. Daarnaast wordt het gebruik van dierlijke mest op veehouderijen sterk beperkt. Voor de akkerbouw heeft het beperken van het gebruik van dierlijke mest geen nadelige con-sequenties. De aanscherping van de gebruiksnormen voor (kunst)meststikstof en fosfaat kan wel een nadelige impact hebben op de te realiseren gewasopbrengsten.
Veranderend klimaatVeel deskundigen zijn het erover eens dat het klimaat aan het veranderen is. In Nederland hebben we hier in de vorm van extremere zomers en zachtere winters al enigszins kennis mee gemaakt. Voor de akkerbouw in Nederlandnemen hierdoor de ziektedruk en het weerrisico toe.Afhankelijk van de beschikbaarheid van bestrijdingsmid-delen gaat dit impact hebben op de verschillende teelt-resultaten. Voorlopig is de kans klein dat de verschuiving van de kli-maatzones leidt tot het verdwijnen van belangrijke teelten uit Noordwest-Europa of tot een sterke wijziging van de concurrentiepositie.
4
,,,,Jaap Brink, area manager NL, K+S Benelux bv - BredaDoor de bank genomen is bemesten in Nederland een fantastische puzzel, maar de oplossing mag niet tot kostprijsverhogende strategieën leiden waardoor wij de concurrentie met het buitenland verliezen.
Suiker: voldoende aanbod mondiaalDe mondiale prijzen voor suiker zijn in 2007 gedaald. Dit door de onder invloed van overheidsprogramma’s sterk gestegen productie in Brazilië en India. Een verdere prijs-daling is niet te verwachten omdat de vraag naar suiker in opkomende landen in onder meer Azië en Noord-Afrika stijgt. Daarnaast neemt de vraag naar suiker als grondstof voor bio-ethanol toe. Ook zijn de prijzen van substituut-producten als fructose hoog, omdat deze geproduceerd worden uit graanproducten.
Op het moment is er mondiaal een overschot aan suiker. De komende jaren neemt de vraag sneller toe dan het aanbod groeit. Tot 2010 zal dit echter nog niet tot een tekort aan suiker leiden. Onbekend is nog hoe de vraag naar suikerriet voor bio-ethanol en de suikerproductie in Brazilië en India zich zullen ontwikkelen. Afhankelijk hiervan kan er sneller een tekort ontstaan. De Europese prijzen van ruwe suiker zijn ongeveer het dubbele van de wereldmarktprijzen. De kans dat de Europese suikerprijzen op korte termijn zullen stijgen is zeer klein. ABN AMRO verwacht dat de prijzen voor suikerbieten de komende jaren zullen afnemen tot EUR 30,- per ton.
Aardappelen: sterke sector in NederlandDankzij goede grondsoorten en het hoge kennisniveau is de aardappelteelt een sterke en stabiele sector in Neder-land. Door het hogere productrisico groeit het animo voor de aardappelteelt internationaal niet sterk. Vruchtwisse-ling blijft een beperkende factor bij de teelt. De beschik-bare kennis, de keten en de omstandigheden maken dat vooral de pootgoedteelt een sterke positie in Nederland zal behouden.
Graanprijzen: hoger met meer fluctuatiesDe graanprijzen zijn in 2007 opgelopen tot ongekende hoogte. De Europese markt voor granen is door de ver-dere afbouw van interventies steeds meer verweven met de wereldmarkt.
De graanmarkt staat de laatste jaren in het teken van een groeiende vraag en een tegenvallend aanbod. De vraag zal de komende jaren stijgen door de groei van de we-reldbevolking, een gewijzigd consumptiepatroon en, in mindere mate, extra vraag naar biobrandstoffen. De pro-ductie kan in potentie wel stijgen, maar is de laatste jaren verstoord door tegenvallende weersomstandigheden in verschillende delen van de wereld. Opvallend zijn de historisch lage tarwevoorraden op dit moment. De verhouding voorraad/consumptie is afge-nomen tot het laagste niveau sinds 1960. Een fors deel van de komende oogsten is dan ook noodzakelijk voor het aanvullen van de voorraden. Lage voorraden betekent ook dat het marktevenwicht zwakker wordt, waardoor de prijzen meer zullen gaan schommelen. De verwachting is dat de graanprijzen de komende periode goed blijven. ABN AMRO rekent dan ook met een prognoseprijs van
EUR 16,- per 100 kg. wintertarwe.
5Akkerbouw: De kracht van ondernemerschap
Grafiek 1: Wereldvoorraden tarwe
,,,,Guiljam van der Schelde, sectorspecialist akkerbouw ZLTODe akkerbouw zal zich steeds meer richten opproductie en afzet in duurzame ketens. Kennisont-wikkeling en innovatie zijn nodig voor versterkingvan het ondernemerschap. Daarmee ontwikkelen we concurrentiekracht en een positie in de markt.
6
Akkerbouw plukt vruchten van biobrandstoffenHet toenemend gebruik van granen en maïs voor biobrandstoffen brengt veel beweging in de markt.
Veel landen hebben beleid geformuleerd om de productie van biobrandstoffen te stimuleren om zo
de effecten van klimaatverandering tegen te gaan. Hoge olieprijzen maken de mondiale teelt voor
biobrandstoffen aantrekkelijk. Volgens een studie van de World Energy Council zal de vraag naar
energie tot 2050 verdubbelen. Voor Nederland ligt een bescheiden rol weggelegd voor de productie
van biomassa, maar de Nederlandse akkerbouw blijft niet onberoerd.
Europa heeft ambitieuze milieudoelstellingen geformu-leerd op het gebied van biobrandstoffen. In 2010 moet 12% van al het energiegebruik uit duurzame energie bestaan. In 2020 moet dit 20% zijn. Transportbrandstoffen moeten in 2010 voor 5,75% en in 2020 voor 10% bestaan uit bio-brandstoffen. Nederland volgt de Europese doelstellingen op het gebied van biobrandstoffen. In 2010 heeft Europa 9,5 miljard liter biodiesel nodig. Voor die hoeveelheid is 7,1 miljoen hectare koolzaad nodig; oftewel 7% van het totale Europese landbouwareaal.
De teelt van biobrandstoffen is sterk ingegeven door overheidsbeleid. Vraag en aanbod zullen sterk reageren op wijzigingen in dat beleid (en de olieprijs). Een brede maatschappelijke en wetenschappelijke discussie over de vraag in hoeverre biobrandstoffen daadwerkelijk bij-dragen aan milieuvoordelen en de toenemende concur-rentie met voedsel, kan het huidige overheidsstandpunt echter doen veranderen.
Nederland zet in op de aanvoer van grondstoffen voor biobrandstoffen, in plaats van zelf telen. De acht raffina-derijen voor biodiesel die vanaf 2008 draaien, staan vrijwel allemaal bij grote aanvoerhavens. De grondstoffen kun-nen zo goedkoop worden aangevoerd en de biodiesel kan ook direct weer naar de afnemers worden vervoerd. Naast de productie voor Nederlands gebruik, zal vanuit Nederland ook worden geëxporteerd naar andere Euro-pese landen. Nederland heeft aangegeven in te zetten op de tweede generatie biobrandstoffen (zie kader).
De tweede generatie biobrandstoffenDe eerste generatie bestaat uit brandstoffen gewonnen uit suikers, zetmeel of olie. De tweede generatie bio-brandstoffen wordt geproduceerd via cellulosefermen-tatie uit cellulose of hemicellulose, oftewel houtachtige bestanddelen zoals stro, bermgras of restproducten. Het rendement van de tweede generatie biobrandstoffen is aanzienlijk hoger dan van de eerste. Hoewel de techniek nog in de kinderschoenen staat, is de verwachting dat deze binnen tien jaar operationeel is. De tweede genera-tie biobrandstoffen concurreert minder met de voedsel-
productie.
7Akkerbouw: De kracht van ondernemerschap
Geen ruimte voor productieDe vraag naar grondstoffen voor duurzame energie neemt toe, maar de vraag naar voedsel ook. De vraag is hoe aan deze toenemende mondiale vraag kan worden voldaan.
In een aantal gebieden in de wereld is voorlopig nog ruimte voor uitbreiding van de productie. Gebieden als Oost-Europa, Rusland en Afrika kunnen hun productie nog behoorlijk opvoeren. Er is daar veel en goedkope grond voorhanden voor grootschalige productie. Echter, tot nu toe ontbreekt het er vaak aan kapitaal, kennis en politieke stabiliteit.In Nederland zal niet veel specifiek voor de productie van biobrandstoffen worden geteeld. De hoge grondprijzen leiden tot een te hoge kostprijs. Bovendien is er in Neder-land meer te verdienen aan specialistische en hoogwaar-dige teelten. De in Nederland gebruikte grondstoffen voor bio-energie zullen voornamelijk rest- of afvalproducten betreffen, naast de import.
Nederland profiteert indirectToch heeft de biobrandstoffenmarkt wel degelijk gevol-gen voor de Nederlandse akkerbouw. Door de mondiaal toenemende vraag naar akkerbouwproducten wordt een bodem in de markt gelegd. Wanneer graan economisch een interessant alternatief vormt, stijgen de prijzen van andere producten mee.
Ook de opkomst van de tweede generatie biobrandstof-fen kan veranderingen tot gevolg hebben. Wanneer de techniek het toelaat, zal het belang van deze tweede generatie sterk toenemen. De efficiëntie zal toenemen maar ook de vraag naar andere soorten grondstoffen.
De productie van biobrandstoffen én de vraag naar voed-sel zullen de komende jaren een verdere vlucht nemen. Dit leidt tot hogere prijzen. De Nederlandse akkerbouw profiteert daar indirect van, maar enige voorzichtigheid is geboden. De productie van biobrandstoffen wordt sterk beïnvloed door onder andere politieke keuzes, olieprijzen en de opkomst van de tweede generatie biobrandstof-fen. Daardoor kunnen de kaarten over enkele jaren weer anders liggen.
Ethanol en biodieselEthanol en biodiesel worden in toenemende mate gebruikt voor de vervanging van transportbrandstoffen, benzine en diesel. Ethanol kan worden geproduceerd uit zetmeel of suikers van bijvoorbeeld tarwe, maïs, suikerbieten en aardappelen. Biodiesel kan worden gemaakt uit plantaar-dige olie van bijvoorbeeld koolzaad of zonnebloempitten. De hoeveelheid energie die van een hectare kan worden geoogst, verschilt behoorlijk (zie tabel). Uit suikerbieten wordt per hectare bijna twee keer zoveel ethanol gepro-duceerd als uit maïs. Daar staat tegenover dat de kosten en energie-input van een hectare suikerbieten aanzienlijk
hoger liggen dan van maïs.
Gemiddelde opbrengst
ton per hectare
Gemiddeld % koolhydraten/olie uit
koolzaad
Primair productton per hectare
(olie/zetmeel/suiker)
Primair product liter ethanol/biodiesel
per hectare
Koolzaad 3,1 40% olie 1,24 1378
Tarwe 8,4 68% zetmeel 5,71 3760
Suikerbieten 64,9 16,5% suiker 10,71 6372
Aardappelen 43,5 19% zetmeel 8,26 5437
Snijmaïs 14,0 36% zetmeel 5,04 3317
Tabel 1: Biobrandstofopbrengst per gewas
,,,,Jaap Haanstra, voorzitter LTO vakgroep akkerbouwOlie krijgt een steeds grotere spilfunctie in de landbouw.
,,,,Hendrik-Jan Kieft, agrarisch specialist ABN AMRODe ontwikkelingen op het gebied van biobrandstoffen vormen een kans voor de Veenkoloniale akkerbouw.
Akkerbouwer Ad van Schendel uit Marknesse:
‘Specialisatie in pootgoed heeft mijn bedrijf sterker gemaakt’
Ad van Schendel heeft een akkerbouwbedrijf met traditionele gewassen, maar heeft zich toegelegd
op de teelt en verwerking van pootgoed. De ondernemer is er in geslaagd het van oorsprong
24 hectare tellende polderbedrijf om te vormen tot een professionele onderneming. Specialisatie in
pootgoed heeft het bedrijf sterker gemaakt, maar Van Schendel ziet ook in dat specialisatie alleen
niet zaligmakend is.
De teelt van pootgoed is in de Noordoostpolder bij veel
akkerbouwbedrijven de afgelopen decennia sterk toege-
nomen. Met de opschaling in de landbouw verschuift ook
deze teelt richting gespecialiseerde bedrijven.
Ad van Schendel is een akkerbouwer met een grote
voorliefde voor deze teelt. Hij is er, zoals hij zelf zegt, mee
opgegroeid. “Het is altijd een vaste teelt geweest binnen
mijn bedrijf. Onder andere doordat de grond hier zeer ge-
schikt is voor pootgoed en het een teelt is met een hoge
toegevoegde waarde.” Momenteel teelt en verwerkt
Van Schendel 50 hectare pootgoed op zijn eigen bedrijf.
De ontwikkeling van het bedrijf getuigt van durf en onder-
nemerschap. Van Schendel heeft samen met zijn vrouw
Aly het bedrijf vanuit het niets opgebouwd tot wat het nu
is: een goed georganiseerd akkerbouwbedrijf van ruim
130 hectare met een stevig aandeel pootgoedteelt in
moderne gebouwen.
Altijd samengewerktMomenteel staat samenwerking sterk in de belangstel-
ling in de landbouw. Voor Van Schendel is dat niet nieuw;
zijn hele leven werkt hij al samen met buren in verschil-
lende constructies. Dat ging van samen machines kopen
tot pootgoed sorteren. Schaalvoordeel was belangrijk, maar
ook aan sociaal contact beleefde de ondernemer veel ple-
zier. In 1988 is gezamenlijk een bunkerinstallatie aange-
schaft om 100 hectare pootaardappelen te verwerken.
Ondanks de voordelen die dat bood, besloot Van Schendel
in 1995 thuis een installatie te plaatsen. “De markt was
aan het veranderen. Er kwamen steeds meer eisen aan
de kwaliteit van het product en eisen voor specifieke
markten. Ik kon daar gemakkelijker zelf op inspelen dan
gezamenlijk.” Bovendien was zijn eigen areaal inmiddels
dusdanig gegroeid dat het economisch interessanter
werd om zelf een sorteerder aan te schaffen. Daarnaast
speelde ook een persoonlijk motief: Van Schendel wilde
graag meer thuis zijn om zijn producten in de gaten te
kunnen houden.
Inmiddels is de pootgoedverwerking en de hele logistiek
dusdanig ingericht dat Van Schendel kan inspelen op alle
voorkomende wensen vanuit de markt, zowel qua ver-
pakking als hoeveelheid. “Ik hoef bijna nooit nee te ver-
kopen”, vertelt hij. De professionalisering heeft ook een
keerzijde: er komen jaarlijks 250 vrachtwagens uit allerlei
landen op zijn erf om aardappelen te halen. “Ik vind het
leuk om met andere mensen in contact te komen. Maar je
moet wel tegen de aanloop kunnen.”
8
,,,,Yzebrand Werkman, akkerbouwer te MensingeweerKwaliteit is bij pootgoed het voornaamste. Met aan-dacht en zorg proberen wij jaarlijks een topproduct af te leveren.
Alles op een hoger niveauSpecialisatie in pootgoed gaf volgens Van Schendel con-
tinuïteitsperspectief aan zijn bedrijf. Bij pootgoed ligt alles
op een hoger niveau. Qua toevoegen van waarde en af-
zetmogelijkheden, maar ook de geldstromen zijn groter.
Maar pootgoed alleen is geen optie. Afgezien van het
bouwplan heeft de ondernemer ook de gevaren van te
sterke specialisatie ondervonden: de pootgoedteelt heeft
een aantal slechte jaren gekend. Bij Van Schendel vooral
door waterschade “Dan ben je blij dat je nog andere ge-
wassen erbij hebt.”
Van Schendel gelooft ook voor de toekomst in de rentabi-
liteit van pootgoed. Ondanks de sanering die momenteel
plaatsvindt in de pootgoedteelt. “De hectares van stop-
pende akkerbouwers worden door iemand anders weer
ingevuld. Hier in de polder is de grondprijs zeer hoog,
mede door het geringe grondaanbod. Mochten we nog
willen groeien, dan waarschijnlijk in de pootgoedteelt.
De verwerking is geen probleem; met een aantal mecha-
nische veranderingen moet dat lukken.” Van Schendel’s
zoon en, waarschijnlijke opvolger, Martijn lijkt hier ook
een voorstander van te zijn: “Met nog betere kwaliteits-
beheersing is wellicht meer te verdienen dan met meer
hectares telen.”
Ondernemer: Ad van Schendel, Marknesse (Fl.).
Bedrijf: Een akkerbouwbedrijf met 50 hectare pootaardappelen, 15 hec-
tare consumptieaardappelen, 10 hectare witlof, 10 hectare waspeen,
12 hectare graan, 12 hectare zaaiuien, 12 hectare plantuien, 10 hectare
winterwortelen en 13 hectare suikerbieten. De huiskavel in eigendom is
24 hectare groot (totale eigendom 33 hectare), overige grond gedeeltelijk
langjarige pachtcontracten en een gedeelte huur van losse grond.
De grondsoort varieert van lichte zavel tot zware klei.
Speerpunt: teelt en verwerking van pootgoed.
9Akkerbouw: De kracht van ondernemerschap
,,,,Ad van Schendel, pootgoedteler te Marknesse:Bij het ontwikkelen van je bedrijf is het de kunst de juiste balans te vinden tussen investeringen in grond en bewaarcapaciteit.
,,,,Andre Broeze, agrarisch specialist ABN AMRO
Niet de mogelijkheden om omzet te realiseren, maar
de marge bepaalt de toekomst van het bedrijf.
Veenkoloniën: technisch resultaat bepalend voor bouwplanIn delen van Noord-Nederland, met name in de Veenkoloniën, zijn akkerbouwers gezien de
grondsoort aangewezen op de teelt van zetmeelaardappelen. De ondernemers hebben hier minder
te kiezen dan collega-akkerbouwers in andere delen van Nederland, maar toch ontstaan ook in de
Veenkoloniën kansen .
Veranderde prijsniveaus voor granen, suiker en indirect
zetmeel kunnen historische keuzes doen wijzigen. Daar
komt bij dat het Europese inkomensbeleid voor zowel sui-
ker als zetmeel ingrijpend wijzigt. Nieuwe omstandigheden
betekent ook dat de strategie herzien dient te worden.
Het beleid voor zetmeel tendeert naar een verdere ont-
koppeling van de directe steun die via de verwerkers
van zetmeelaardappelen wordt uitbetaald. De prijs van
zetmeelaardappelen komt daarmee verder onder druk
te staan. Hiertegenover staan ontwikkelingen zoals een
schaarste aan hoogwaardig eiwit. Avebe is sinds kort in
staat om eiwit als restproduct van de zetmeelproductie te
produceren. Dit kan het wegvallen van de prijsondersteu-
ning gedeeltelijk compenseren.
Keuzes in bouwplanDe wijzigingen in de prijsniveaus en het Europese land-
bouwbeleid kunnen andere keuzes binnen het bouwplan
mogelijk of zelfs noodzakelijk maken. In de tabellen zijn
de saldo’s voor respectievelijk zetmeelaardappelen, sui-
kerbieten, zomergerst en wintertarwe weergegeven.
Uitgangspunt is het saldo van zetmeelaardappelen van
gemiddeld EUR 710,- per hectare, bij een opbrengst van
45 ton en een prijs van EUR 50,- per ton. De teelt wordt
nog interessanter wanneer bovengemiddelde opbreng-
sten worden gerealiseerd. Uit de tabel blijkt dat bij een
opbrengst van 50 ton per hectare het saldo van zet-
meelaardappelen oploopt naar EUR 960,- per hectare.
Door hoge opbrengstprijzen voor energiegrondstoffen
kan het saldo bij een hoge productie per hectare zelfs tot
EUR 1.500,- per hectare oplopen.
10
Hogere opbrengsten worden gehaald bij optimale omstan-
digheden en goed teeltmanagement. Een ruimer bouw-
plan kan bijdragen aan een verdere optimalisatie van de
omstandigheden. Dit kan bijvoorbeeld door grond uit te
ruilen met naburige melkveehouders. De melkveehouder
zorgt bijvoorbeeld voor verse grond voor zetmeelaardap-
pelen en de akkerbouwer in ruil hiervoor zorgt voor de
teelt van maïs voor het melkveebedrijf.
Andere teeltenUit de tabel blijkt dat het te realiseren saldo met de teelt
van suikerbieten lager uitvalt dan dat van zetmeelaardap-
pelen. Dit is vooral te verklaren door de prijsverlaging van
suikerbieten als gevolg van de hervorming van het Euro-
pese suikerbeleid. Het saldo voor suikerbieten komt lager
uit dan het saldo van alternatieve teelten als zomergerst
en wintertarwe. De plaats van suikerbieten in het veen-
koloniale bouwplan is een heroverweging waard.
Een (in beperkte mate) alternatief vormt energiemaïs.
Voor energiemaïs is een biovergister op korte afstand
noodzakelijk. In dat geval is een saldo van rond de EUR
1.000,- per hectare haalbaar, afhankelijk van de gereali-
seerde opbrengst en de prijs.
Een andere mogelijkheid is het opzetten van een tweede
tak. Dat kan een tak zijn die dichtbij de akkerbouw staat
zoals bloembollen, droogbloemen of groenten. Deze ar-
beidsintensieve teelten stellen hoge eisen aan de kwali-
teit van de grond. Daarnaast kunnen hoge investeringen
nodig zijn.
Ook het opzetten van een tak die minder raakvlakken met
akkerbouw heeft is een optie. Denk bijvoorbeeld aan een
vorm van veehouderij.
Hoogste rendementKortom, het hoogste rendement is op veel bedrijven
te behalen door het optimaliseren van de teelt van zet-
meelaardappelen. Doorgaans zijn daarvoor geen nieuwe
investeringen nodig. Daarnaast blijken de opbrengst-
verschillen tussen bedrijven groot te zijn. In een beperkt
aantal gevallen kan een tweede tak een aantrekkelijk
alternatief gaan vormen.
Tabel 2: Saldovergelijking voor Veenkoloniale teelten (getallen in € per hectare)
11Akkerbouw: De kracht van ondernemerschap
,,,,Jakob Bartelds, akkerbouwer te 2e Exloërmond
Het probleem in de Veenkoloniën is niet de grond,
niet het ondernemerschap maar de regels rondom
ruimtelijke ordening.
Zetmeelaardappelen Suikerbieten
Opbrengst (in ton) 45 50 50 60 65 70
Prijs (in € per ton) € 50 € 50 € 60 € 30 € 30 € 30
Opbrengst € 2.250 € 2.500 € 3.000 € 1.800 € 1.950 € 2.100
Teelkosten € 1.100 € 1.100 € 1.100 € 850 € 850 € 850
Loonwerk / mechanisatie € 440 € 440 € 400 € 385 € 385 € 385
Saldo € 710 € 960 € 1.500 € 565 € 715 € 865
Zomergerst Wintertarwe
Opbrengst (in ton) 6 6,5 7 8 8,5 9
Prijs (in € per ton) € 180 € 180 € 180 € 160 € 160 € 160
Opbrengst € 1.080 € 1.170 € 1.260 € 1.280 € 1.360 € 1.440
Teelkosten € 250 € 250 € 250 € 330 € 330 € 330
Loonwerk / mechanisatie € 150 € 150 € 150 € 150 € 150 € 150
Saldo € 680 € 770 € 860 € 800 € 880 € 960
Samenwerking Gerard en Nico van Nieuwenhuijzen en Jack van Vugt
‘Een forse investering, maar een sterker bedrijf’
Op het Zuid-Hollandse eiland Goeree-Overflakkee zijn twee akkerbouwbedrijven samengesmolten
tot één bedrijf met 250 hectare eigen grond. Dankzij deze verregaande samenwerking kunnen de
ondernemers veel efficiënter en goedkoper werken dan voorheen.
De luchtfoto die aan de muur hangt in het kantoor van
Gerard van Nieuwenhuijzen laat een mooi stuk aaneenge-
sloten land zien, pal tegen de dijk. Maar liefst 250 hectare
groot is het gecombineerde akkerbouwbedrijf van Gerard
en zijn vader Nico van Nieuwenhuijzen en buurman Jack
van Vugt. Een paar jaar geleden waren het nog twee af-
zonderlijke bedrijven: vader en zoon Van Nieuwenhuijzen
boerden op 100 hectare grond. Jack van Vugt had een
bedrijf van 80 hectare.
Samenwerking begint vaak als bedrijven individueel te
klein zijn. Dat was hier niet het geval. Met 80 en 100 hec-
tare ontstond een akkerbouwbedrijf met een aantrekke-
lijke omvang. “Het uitgangspunt voor onze samenwerking
was dat we er met z’n tweeën een boterham uit konden
halen”, vertelt Nico. Jack vult aan: “Inderdaad, 80 hec-
tare is niet klein. Maar voor maximale kostenbesparing
moet je meer omvang hebben.”
Gemeenschappelijk belangDe samenwerking tussen beide bedrijven gaat terug naar
het einde van jaren 90. Toen hadden beide ondernemingen
samen één aardappelrooier in gebruik. De samenwerking
en de (economische) voordelen die dat opleverde beviel
beide partijen goed. Een paar jaar later werd besloten om
alle machines samen te voegen. “Dat was een belang-
rijke stap, want mocht de samenwerking misgaan dan
zou dat grote gevolgen hebben”, vertelt Gerard.
Nog een paar jaar later werd de tweede grote stap ge-
zet. De bedrijven werden toen feitelijk samengevoegd.
Er kwam één bouwplan, er werd een grote nieuwe loods
gebouwd en de drie ondernemers kregen ieder hun eigen
taken in de nieuwe bedrijfsvorm. Binnen het nieuwe be-
drijf verhuren beide partijen hun grond en gebouwen aan
de gezamenlijke maatschap. De machines waren al in ge-
zamenlijk bezit. De nieuwe loods is gezamenlijk betaald.
De vergoeding uit de maatschap gebeurt op basis van de
ingebrachte hectares. Jack legt uit dat de samenwerking
veel gemak heeft opgeleverd. “We hebben alle drie nu
een gezamenlijk belang. Bij veel vormen van samenwer-
king kijkt iedereen toch in de eerste plaats naar zijn eigen
bedrijf en dat maakt samenwerken soms moeilijk. Bij ons
speelt dat niet omdat we één bedrijf vormen.”
Slagkracht is gegroeidVolgens de ondernemers zijn de voordelen van de geza-
menlijke exploitatie van één bedrijf evident. De percelen
en de machines zijn groter en dat levert flinke schaalvoor-
delen op. Er is voordeel bij inkoop en verkoop van produc-
ten en goederen. De taken zijn verdeeld zodat iedereen
de dingen doet waar hij sterk in is. Ook de slagkracht van
het bedrijf is gegroeid: van een buurman is 70 hectare
grond aangekocht, waarmee een aaneengesloten stuk
grond van 250 hectare ontstond.
12
,,,,Rubertus Clevering, pootgoedteler te Den AndelDoor schaalvergroting en samenwerking proberen wij met behoud van kwaliteit de kosten te beheersen.
“Alleen hadden we dat nooit voor elkaar gekregen”, ver-
telt Jack. “Inclusief werk voor derden bewerken we nu
circa 400 hectare grond. Dat is een verdubbeling ten op-
zichte van onze twee oorspronkelijke bedrijven.”
Samenwerken betekent: rekening houden met elkaar.
De ondernemers erkennen dat ze niet meer volledig de
Ondernemers: Gerard en Nico van Nieuwenhuijzen en Jack van Vugt,
Achthuizen (Z.-H.).
Bedrijf: 250 hectare grond in eigendom en 160 hectare huur en loon-
werk voor derden. Totaal wordt geteeld: 145 hectare aardappelen, 140
hectare tarwe, 50 hectare suikerbieten, 40 hectare uien en verhuur van
33 hectare land voor bonen en tulpen. Op de locatie van Jack van Vugt
is een nieuwe machineloods met opslagruimte gebouwd.
Speerpunt: kostenbesparing door schaalvergroting.
13Akkerbouw: De kracht van ondernemerschap
baas zijn op hun eigen land. Maar ze ervaren het niet als
een nadeel. Een forse investering in grond en gebouwen
heeft de financieringslast verzwaard. Mede daardoor is
het niet eenvoudig om het bedrijf eventueel te splitsen in
twee aparte ondernemingen. Hoe een volgende genera-
tie hiermee omgaat zal moeten blijken. “Maar”, verzekert
Gerard, “dat is voor ons geen reden om het niet te doen.
Als wij de komende 15 jaar goede zaken doen, staat er
straks een bedrijf dat sterker is dan de twee afzonderlijke
bedrijven hadden kunnen bereiken.”
Op de vraag of hun vrouwen veel plezier hebben van de
samenwerking moeten de mannen lachen. Jack: “Nee,
echt minder druk hebben we het niet. Maar we stemmen
onze vakanties op elkaar af, dus gaan we met een gerust
hart op reis. Het werk op het bedrijf gaat gewoon door.”
,,,,Inge Guchelaar,
bedrijfsadviseur Countus Accountants en adviseursAkkerbouwbedrijven met de beste bedrijfsresultaten weten met hun vakmanschap de hoogste kosten te combineren met de hoogste opbrengsten.
,,,,Kees Hospers, akkerbouwer te MarknesseKwaliteit wordt in de toekomst alleen maar nog belangrijker. Consumenten eisen een kwalitatief beter en gezonder voedselpakket, door dit te kunnen blijven leveren blijf je onderscheidend.
14
Kiezen tussen twee groeiscenario’s
Specialiseren of groter worden?De klassieke strategie in de akkerbouw is groeien in oppervlakte. Een andere is groeien in omzet
of intensivering: uitbreiden in teelten die gemiddeld meer opbrengen. Een belangrijke vraag is
welke strategie het beste perspectief biedt op lange termijn. Hieronder worden met behulp van een
rekenvoorbeeld de consequenties van de beide strategieën op een rij gezet.
UitgangssituatieStel: een bedrijf heeft 75 hectare grond met het volgende bouwplan: 25 ha consumptieaardappelen, 15 ha suiker-bieten, 12,5 ha zaaiuien en 22,5 ha wintertarwe. Het jaar-lijkse saldo bedraagt EUR 170.500,- De vaste kosten zijn EUR 111.000,- per jaar. Voor aflossingen is EUR 29.493,- per jaar beschikbaar, waardoor de totale financiering van EUR 750.000,- in theorie in ruim 25 jaar kan worden afgelost (zie tabel 4).
Tabel 3: Uitgangspunten berekeningen
Alternatief 1: grond aankopenHet eerste alternatief is het aankopen van 20 hectare à EUR 45.000,- per hectare. Deze grond gaat volledig in het bestaande bouwplan meedraaien waardoor dit er als volgt uit gaat zien: 31,67 ha consumptieaardappelen, 15 ha suikerbieten, 15,83 ha zaaiuien en 32,5 ha wintertarwe. Het jaarlijkse saldo komt uit op EUR 240.042,- De vaste kosten stijgen verhoudingsgewijs mee en komen uit op EUR 176.075,- per jaar. Dit komt door de gestegen rente-
Gewas Opbrengst Prijs Arealen
Uitgangssituatie Grondaankoop Bewaring
Consumptieaardappelen 55.000 kg 0,10 25,00 28,33 35,00
Suikerbieten 70.000 kg 0,30 15,00 15,00 15,00
Zaaiuien 60.000 kg 0,09 12,50 14,17 12,50
Wintertarwe 10.000 kg 0,16 22,50 25,50 22,50
Tabel 4: Financiële resultaten naar alternatief
Uitgangssituatie Alt. 1Grondaankoop
Alt. 2Bewaring
Bedrijfssaldo 170.500 220.042 209.875
Overige opbrengsten 20.000 20.000 20.000
Totaal saldo (incl. ov. opbrengst) 190.500 240.042 229.875
Vaste kosten (excl. afschrijving / incl. rente) 111.007 176.075 135.050
Cash flow 79.493 63.967 94.825
Privé 30.000 30.000 30.000
Vervangingsinvesteringen 20.000 20.000 20.000
Beschikbaar voor aflossing 29.493 13.967 44.825
Totale financiering 750.000 1.650.000 970.000
Aflossingstermijn (in jaren) 25,4 118,1 21,6
15Akkerbouw: De kracht van ondernemerschap
lasten, maar ook door extra arbeidskosten. De ruimte die beschikbaar is voor aflossingen neemt hierdoor af tot EUR 13.967,- per jaar. De totale financiering is opgelopen tot EUR 1.650.000,-, waardoor de theoretische aflossings-termijn uitkomt op 118 jaar. In deze situtie is geen ruimte meer om een tegenvaller op te vangen.
Alternatief 2: uitbreiden aardappelteeltHet tweede alternatief is jaarlijks 10 hectare grond bij-pachten voor de teelt van consumptieaardappelen. De te betalen pacht bedraagt EUR 1.500,- per hectare per jaar. Voor het extra areaal wordt ook geïnvesteerd in extra be-waring. Dit betreft een bewaarloods met een capaciteit van 550 ton à EUR 400,-, waardoor de totale investering uitkomt op EUR 220.000,-. Het bouwplan ziet er nu als volgt uit: 35 ha consumptieaardappelen, 15 ha suikerbieten, 12,5 ha zaaiuien en 22,5 ha wintertarwe. Het saldo komt uit op EUR 209.875,- per jaar. De vaste kosten bedragen EUR 135.050,-. Dit is enigszins lager dan bij alternatief 1, vanwege de fors lagere rentekosten. Wel nemen de be-werkingskosten en de kosten voor pacht toe. De ruimte beschikbaar voor aflossingen komt uit op EUR 44.825,-. Hiermee komt de theoretische aflossingstermijn uit op 21,6 jaar.
Marge per hectare bepalendUit de analyse blijkt dat investeren in grond een veel langere terugverdientijd heeft dan een investering in be-waring gecombineerd met een uitbreiding van het areaal consumptieaardappelen. De reden hiervoor is dat bij een uitbreiding van het areaal consumptieaardappelen de omzet, maar ook de marge per hectare toeneemt. Dit prin-cipe geldt voor vergelijkbare teelten waarbij de omzet en de marge per hectare toenemen. Voorwaarde is wel dat de ondernemer de teelt in de vingers heeft en in staat is structureel een bovengemiddelde gewasopbrengst te re-aliseren. Daarnaast moeten ondernemers die kiezen voor specialisatie in staat prijspieken te gebruiken voor het verder ontwikkelen van hun bedrijven.
,,,,Jan Westers, agrarisch specialist ABN AMROLand ruilen voor teeltspecialisatie biedt akker-bouwers financiële voordelen.
,,,,Frank Driedijk, agrarisch specialist ABN AMROBij het beoordelen van een financieringsaanvraaag is niet de financiering per hectare, maar de ruimte die er is om de financiering te dragen bepalend.
Afwegingen makenVoordat tussen specialiseren of uitbreiden kan worden gekozen, moet een aantal afwegingen worden gemaakt. Als eerste speelt de beschikbaarheid van grond die ge-schikt is voor consumptieaardappelen een rol. In het voorbeeld is gerekend met een prijs van EUR 1.500,- per hectare. Voor deze prijs is een aantrekkelijk saldo reali-seerbaar, maar zijn de risico’s groter. Gespecialiseerde bedrijven kunnen zich hiertegen wapenen door goede jaren te gebruiken voor extra aflossingen.
Het voordeel van specialisatie is dat investeringen in teeltgespecialiseerde machines eerder uit kunnen, waar-door goedkoper gewerkt kan worden. Een ander risico is het doen van een investering met een lange terugver-dientijd, gebaseerd op het gebruik van los land. Voordat tot investeren wordt overgegaan dient redelijk zeker te zijn dat er jaarlijks voldoende grond beschikbaar is.
Een hier nog niet genoemde strategie is samenwerken. Hiermee wordt de beschikbare arbeid efficiënter inge-zet en worden investeringen in mechanisatie efficiënter benut. Daardoor zijn schaalvoordelen haalbaar zonder te investeren in grond.
Een argument om juist wel te investeren in grond is de waardevastheid. Uit de berekeningen blijkt dat voor een investering in grond voldoende marge noodzakelijk is. In veel gevallen is het noodzakelijk om grond eerst te pach-ten, om het op langere termijn te kunnen kopen.
Natuurlijk gelden ook persoonlijke argumenten. Sommige ondernemers hebben een grote voorliefde voor een be-paalde teelt en halen daar veel voldoening uit, anderen hebben die voorkeur niet. Verder kan specialisatie of uit-breiding een impact hebben op de bedrijfsvoering en het gezinsleven. Ook de beschikbare arbeid speelt daarbij
een rol.
16
Onze agrarische specialisten
Dit rapport is een uitgave van
ABN AMRO Agrarische Bedrijven.
Mocht u naar aanleiding van dit
rapport vragen of opmerkingen heb-
ben, dan kunt u contact opnemen
met uw agrarisch specialist of met
Henk Westeneng, Sectormanager
Akkerbouw (020-343 6114).
Voor overige informatie over
ABN AMRO en andere agrarische
sectoren kunt u terecht op
www.abnamro.nl/agrarisch
Ing. A.H. Broeze Dronten 06.53 98 98 07
Ing. J.A.M. de Craen Tilburg 06.51 47 83 84
Ing. J.J. Daalhuizen Gorinchem 06.51 30 06 83
Ing. F.A.M. Dorresteijn Doetinchem 06.51 30 08 31
Ing. C.A. Driedijk Goes 06.22 95 42 75
Ing. H. Folkers Hardenberg/Emmen 06.10 15 16 04
A.H.M. KesselsVenlo 06.51 45 84 07
Ing. H.J. Kieft Winschoten 06.51 30 12 68
C. Kroon Cap. a/d IJssel 06.51 30 07 00
H. LangelandAssen06.51 30 15 54
Ing. J.J.A. van Leeuwen Alphen a/d Rijn 06.51 30 07 08
Ing. D. Nutma van der Zee Heerenveen 06.10 89 26 91
C.J. Vergouwen Oss 06.51 45 83 01
Ing. J. Westers Winsum 06.51 30 14 80
Ing. J.H.M. Wilmink Hengelo 06.51 47 88 16
Ing. M.R. Wortelboer Roosendaal 06.51 47 83 85
Drs Ing. C. van Zandwijk Meppel/Heerenveen 06.30 31 97 41
Ing. A.D. van Zetten Utrecht 06.53 98 53 73
T. Okkema Leeuwarden/Sneek 06.51 30 18 38
D. Oost Harderwijk/Apeldoorn 06.51 75 12 89
Ing. J. SinkeEde/Amersfoort 06.20 24 81 68
Ing. T. Tempelmann Meppel/Zwolle 06.51 47 44 34
Ing. J.N.M. Velzeboer Hoorn 06.53 87 64 25
A.J. Verbruggen Den Helder 06.51 30 12 95
Over ABN AMRO
ABN AMRO Bank N.V.,gevestigd te (1982 PP) Amsterdam aan de Gustav Mahlerlaan 10, Telefoon 0900 – 00 24 (lokaal tarief).
ABN AMRO Bank N.V. kan optreden als aanbieder van betaal-, spaar- en kredietproducten, als bemiddelaar van verzekerings- en
kredietproducten en als aanbieder en/of uitvoerder van effectendiensten. ABN AMRO Bank N.V. heeft een bankvergunning van
De Nederlandsche Bank N.V., en is opgenomen in het register van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en is tevens aangesloten
bij de Collectieve Garantie Regeling voor Terugbetaalbare Gelden en Beleggingen. Meer informatie hierover kunt u vinden op:
www.abnamro.nl/garantieregeling of opvragen via telefoonnummer 0900 - 00 24 (lokaal tarief).
Optimale dienstverlening
ABN AMRO Bank N.V. streeft naar een optimale dienstverlening. Toch kan het voorkomen dat u niet helemaal tevreden bent.
Neem in dat geval contact op met uw ABN AMRO vestiging. U kunt ook de brochure ‘Alles naar wens? ‘ opvragen, waarin u leest
hoe u uw opmerkingen, suggesties of klacht kunt melden. Informatie over de klachtenregeling en de geschilleninstanties waarbij
ABN AMRO Bank N.V. is aangesloten, kunt u vinden op www.abnamro.nl/allesnaarwens of via telefoonnummer 0800 – 024 07 12
(gratis).
ABN AMRO Bank N.V. staat ingeschreven bij het handelsregister van de Kamer van Koophandel in Amsterdam, onder nummer
33002587, met BTW-identificatienummer NL003027144B01