AFSTUDEERBUNDEL 2014 INNOVATIEF LEIDERSCHAP VAN …/media/sharepoint/niet in kader van... ·...

25
AFSTUDEERBUNDEL 2014 INNOVATIEF LEIDERSCHAP VAN DE EXCELLENTE DOCENT Good practices Master Leren & Innoveren

Transcript of AFSTUDEERBUNDEL 2014 INNOVATIEF LEIDERSCHAP VAN …/media/sharepoint/niet in kader van... ·...

AFSTUDEERBUNDEL 2014INNOVATIEF LEIDERSCHAP VAN DE EXCELLENTE DOCENTGood practices Master Leren & Innoveren

1

De masteropleiding Leren en Innoveren(MLI) is voor docenten uit alle lagen vanhet onderwijs die een voortrekkersrolwillen gaan vervullen bij vernieuwingenin hun organisatie. Ze leren tijdens deopleiding hoe ze draagkracht kunnencreëren voor vernieuwing en hoe ze hunkennis kunnen delen met collega’s. Hetgaat om uitstekende docenten die zichgaan verbreden door kennis van onder-wijsinnovatie op masterniveau. Onzedeelnemers stijgen boven hun niveauvan de vakdocent uit. Dankzij de MLI-opleiding zijn ze uitgegroeid tot een Teacher Leader die drie rollen in zichverenigt: de ondernemend ontwikke-laar, de begeleider met impact op deomgeving én de excellente docent.

Een leerproces wordt niet beperkt tot zui-ver cognitieve vaardigheden. In de MLI-opleiding wordt ook aandacht besteedaan persoonlijke reflectie en bijvoorbeeldcreativiteit waarbij alle zintuigen gebruiktkunnen worden, feedback, samenwerkingmet aandacht voor aspecten zoals emo-ties en zingeving. Onder andere in onzeassessments toetsen we deze bredescope van de opleiding.

In het eerste leerjaar staat het leren cen-traal. Hoe gaat leren en hoe kun je dit sti-muleren en sturen? In het tweede jaargaat het meer om de impact voor de or-ganisatie: hoe veranderen mensen en hoekun jij hen in een veranderproces meene-men? Daarbij werken de deelnemers vanbinnenuit in hun eigen organisatie. Nietalleen top-down, maar juist ook van onderop. We werken met een heel heterogene deelnemersgroep - met totaalverschillende ervaringen en werk -omgevingen, maar ze hebben één ge-meenschappelijk kenmerk: ze zijn heelenthousiast en zeer gemotiveerd om diebredere rol in hun werk op te pakken.

Uiteindelijk leren ze om op basis van ana-lyse en gedegen reflectie te handelen.Aan het eind van hun tweede jaar voerenze een benchmark uit bij een vergelijkbareorganisatie die al een innovatie succesvolheeft ingevoerd. Daarmee wordt hun bliksteeds meer op de buitenwereld gerichten leren ze afstand te nemen van huneigen specifieke situatie. En dat werktheel verrijkend. Vooral ook omdat de on-derwijssector in wezen een sterk naar bin-nen gerichte wereld is, waar we eerdergeneigd zijn om opnieuw het wiel uit tevinden.

De studenten worden zich bewust van hetgegeven dat ze hun hele leven lang zullenblijven leren; het houdt nooit meer op.Dat inzicht kenmerkt de ware professio-nal, natuurlijk.

Dr. Ariaan van Sandick, inhoudelijk coördinator en kerndocentMasteropleiding Leren & Innoveren, Faculteit Educatie Hogeschool Utrecht.

LEREN HANDELEN OP BASIS VAN ANALYSE EN GEDEGENREFLECTIE

Beter afstuderen? Begin bij de bibliotheek 2Door: Corleen Knieriem-Veefkind Onze studenten mislukken te vaak 4Door: Marieke van den HovenProfessionele ontwikkeling in het lab 6Door: Marjolein VleugelsLoopbaanbegeleiding schreeuwt om professionalisering 8Door: Dirk van WoerkomGroot enthousiasme voor Engelse les 10Door: Renée SmitsLeuk bedacht, maar hoe werken we het uit? 12Door: Thijs HagenWerk maken van samenwerken 14Door: Maike MertensExamencommissies langs de meetlat 16Door: Martine SoffersHet loopt nog geen storm bij HBO-Rechten 18Door: Chadia Bannouh“Leren los te komen van de waan van de dag” 20Door: Michel DingartenStukje bij beetje zelfstandiger worden 22Door: Kasper SlootSamen werken aan de beroepspraktijkvorming 24Door: Jeroen SchrijversOnderwijs verbeteren door kenniscreatie 26Door: Wouter van der Lucht Soepele overgang van opleiding naar werk 28Door: Arno WilkensEne knelpunt opgelost en het nieuwe kondigt zich al aan 30Door: Carst BuissinkMeneer, wat moet er in mijn portfolio? 32Door: John NurseMeer mediawijsheid een must 34Door: Angela A.M. LambooDigitale toetsen maken leren zichtbaar 36Door: Klaas DoorlagLoopbaangesprekken met studenten: hoe halen we er meer uit? 38Door: Sam Schillemans

INHOUD

2

32

De kwaliteit van afstudeerproducten inhet hbo moet omhoog. Bachelor -studenten hebben structurelereondersteuning nodig bij het doen vanliteratuuronderzoek. Integratie vanbibliotheektrainingen in de leerlijnProfessional Skills moet ervoor zorgendat de onderzoeksvaardigheden vanICT-studenten verbeteren.

Studenten kunnen niet zoeken

BETER AFSTUDEREN? BEGIN BIJ DE BIBLIOTHEEKDoor: Corleen Knieriem-Veefkind

Bij het Instituut voor ICT van HogeschoolUtrecht (HU) staat een structureel aanbodvan lessen informatie zoeken, vinden enverwerken nog in de steigers. Tot nu toeworden er in de propedeuse, het onder-zoeksemester en op aanvraag trainingenverzorgd door een informatiespecialistvan de HU bibliotheek (HUB).

In de praktijk blijkt deze vorm van onder-steuning niet voldoende. Veel studentenweten niet goed hoe ze planmatig infor-matie kunnen zoeken in betrouwbarebronnen, laat staan hoe ze die informatiekritisch moeten beoordelen en verwerkenbij hun onderzoek. Ze stellen bijvoorbeeldnauwelijks vragen aan een informatie -specialist, en ze denken wanneer ze ietsniet kunnen vinden dat de gezochte infor-matie eenvoudigweg niet bestaat. Studenten realiseren zich meestal niet datze misschien verkeerd hebben gezocht.Docenten schatten de informatievaardig-heid van hun studenten vaak te hoog in.

Onderzoekende houdingIn een praktijkgericht onderzoek is in hetnajaar van 2013 onderzocht hoe de HUBkan bijdragen aan het verbeteren van de

competentie informatievaardigheid bij ba-chelorstudenten van het Instituut voor ICT.Uit het vooronderzoek blijkt dat informa-tievaardigheid een belangrijke vaardigheidis die bijdraagt aan een onder zoekendehouding van de ICT-studenten. Maar studenten worden informatievaardiger in-geschat dan ze in werkelijkheid zijn. Aande andere kant is de expertise van de HUBnog onvoldoende zichtbaar. En er bestaatweinig inzicht in wensen en behoeften bijhet Instituut voor ICT ten aanzien vanHUB-ondersteuning.

Een belangrijke conclusie uit het onder-zoek is dat studenten vooral in hettweede en derde leerjaar baat hebben bijtrainingen en workshops van de HUB. Tij-dens hun stage in deze periode doen zijonderzoek voor hun stagebedrijf, waarbijze de specifieke vaardigheden voor litera-tuuronderzoek goed kunnen gebruiken.Bibliotheekinstructies kunnen volgens stu-denten nog beter worden afgestemd opvoor hen relevante ICT informatiebron-nen. Het is ook belangrijk dat de lessen li-teratuuronderzoek of deskresearch passenbij de manier waarop in de opleiding on-derzoek wordt gedaan.

Werk aan de winkelDe aanbevelingen in het adviesrapportbieden genoeg gespreksstof voor het In-stituut voor ICT en de HUB. Dit gesprekkan starten met gedegen overleg overhoe informatievaardigheid het beste kanworden geïntegreerd in de leerlijn Profes-sional Skills, een leerlijn algemene hbo-vaardigheden. Bij welke projecten enlessen kan bijvoorbeeld een informatie-specialist worden ingeschakeld voor eeninstructie over het beoordelen van de be-trouwbaarheid van informatie? Of hoevermeld je je bronnen op correcte wijze?

Aanbevolen wordt ook om de expertisevan informatiespecialisten en docenten tebundelen voor wat betreft het toetsen(meten) van de informatievaardigheid.Daarvoor zijn landelijk al diverse handigeinstrumenten ontwikkeld. De HUB krijgttenslotte als aanbeveling mee om de in-formatiespecialisten te scholen in onder-zoeksvaardigheden en -methodiek, ombeter te kunnen aansluiten bij het onder-wijs in onderzoek.

Over de auteurCorleen Knieriem-Veefkind werkt alsadviseur informatievoorziening bij deHU bibliotheek van de Faculteit Communicatie en Journalistiek.

AmbitiesHoe kan het Instituut voor ICT samen metde bibliotheek concreet handen en voe-ten geven aan bovenstaande aanbevelin-gen? Bijvoorbeeld door deinformatie specialist structureel te betrek-ken bij de ontwikkeling van de leerlijnProfessional Skills. Door betere profileringvan de informatiespecialisten als expertop het gebied van informatievaardigheid.Hun kennis van verschillende vormen vanonderzoek bij de HU zal tijdens ditzelfdescholingstraject worden vergroot dankzijondersteuning vanuit het lectoraat Methodologie van Praktijkgericht Onder-zoek.

Verwacht wordt dat studenten bij het In-stituut voor ICT straks steeds beter wetenwaar ze moeten zijn voor betrouwbarebronnen. Ze leren kritischer om te gaanmet de hoeveelheid informatie die op henafkomt. Samen met de bibliotheek gaatde kwaliteit van de afstudeerproductenomhoog.

54

Het behalen van examens is een voor-waarde voor het behalen van een di-ploma. Het diploma is voor zowelstudenten als scholen van groot belang.Voor studenten omdat er vanwege de hui-dige economische crisis een hoge matevan werkeloosheid is. Met een diplomamaken studenten meer kans op een baan.Voor de school zijn diploma’s belangrijk,omdat ze bijdragen aan de goede naamvan de school, omdat ze meetellen voorde financiering en omdat de school zovoldoet aan de eisen van de inspectie.

StudentenUit onderzoek komen verschillende oorza-ken voor deze slechte prestaties van destudenten. Voorbeelden zijn: te weinigaanwezig in lessen, niet opletten of mee-doen in de lessen, te laat beginnen metleren of te weinig leren en niet om hulpvragen als er onduidelijkheden zijn. Eenopvallend punt is dat meer dan de helftvan de studenten geen extra actie onder-neemt voor het leren van een herexamen.

SchoolNaast oorzaken die te wijten zijn aan studenten zijn er ook verschillende oorza-

ken die te wijten zijn aan de school. Voor-beelden hiervan zijn: geen extra lessenaanbieden bij het niet behalen van exa-mens, ontbreken van extra aandacht voor examenvoorbereiding, zware criteria exa-mens en geen tussentijdse toetsen. Opvallend is dat studenten die hun diploma in een keer behaald hebben,meer oorzaken benoemen die te wijtenzijn aan henzelf. Echter studenten die hundiploma niet in een keer behaald hebben,noemen meer oorzaken die te wijten zijnaan de school.

Er zijn oorzaken waar de school een di-recte invloed op heeft en oorzaken waarde school geen directe invloed op heeft.De school heeft bijvoorbeeld directe in-vloed op de mogelijkheid van tussentijdsetoetsen. Daar kan de school al op kortetermijn actie op ondernemen. Maar deschool valt weinig te verwijten als studen-ten thuis te weinig aandacht besteden aanhet leren van examens. Ook daar zijn welverbeteringen mogelijk, maar die liggenniet direct in de invloedssfeer van deschool. Het zal daardoor een moeilijker enlangduriger proces zijn om er iets in teveranderen of te verbeteren.

Op de afdeling Schoonheidsverzorgingvan het Beauty College van ROCMidden Nederland behaalt gemiddeldeen kwart van de studenten hundiploma niet. Dat is een zorgwekkendpercentage. Maar wat zijn nu dedaadwerkelijke oorzaken? En nogbelangrijker: zijn er mogelijkheden omdit percentage omlaag te krijgen?

Kwart haalt eindstreep niet

ONZE STUDENTEN MISLUKKEN TE VAAKDoor: Marieke van den Hoven

Over de auteurMarieke van den Hoven is docentschoonheidsverzorging en secretarisvan de examencommissie bij hetBeauty College, ROC Midden Nederland

Duidelijker uitgewerktDe school moet de huidige praktijkexa-mens analyseren en evalueren. Mogelijkzijn de criteria te zwaar, waardoor er veelstudenten zakken voor deze examens. Devakgroep heeft een aantal examens ge-analyseerd en geëvalueerd. Naar aanlei-ding daarvan worden nu verbeteractiesuitgezet met betrekking tot de huidigepraktijkexamens, onder andere in de vormvan duidelijker uitgewerkte beoordelings-criteria.

Er wordt onderzocht of het mogelijk is omte gaan werken met voortgangskaartenen/of tussentijdse toetsen. De studentenworden zo beter voorbereid op de exa-mens. Dit wordt volgend jaar in de ver-nieuwde sprintopleiding als pilot ingezet.

Tijdens de loopbaanbegeleiding kan spe-cifieke begeleiding worden geboden aanstudenten die gezakt zijn voor een ofmeerdere examens. Hier wordt eenbenchmarkonderzoek voor ingezet, waar-bij de benchmarkpartner de faculteitMaatschappij en Recht van Hogeschoolvan Utrecht is.

Op wat langere termijn kan onderzochtworden hoe studenten beter begeleidkunnen worden naar een herexamen als zijgezakt zijn voor een examen en hoe deschool ervoor kan zorgen dat studententhuis en in de lessen meer inzet gaantonen. Verlenging bij het niet behalen vanhet diploma biedt geen soelaas, maar watdan wel? Nader onderzoek blijft nodig.

76

Het werkveld van de afdelingLaboratoriumtechniek (lab) van ROCMidden Nederland geeft steeds vakeraan dat het gedrag van de studentensoms moeilijk bij te sturen is. Het teamwil daarom de kennisbasis van zijnstudenten vergroten. Maar hoe doe jedit? Wat is er voor nodig? Welkeondersteuning is gewenst? Maar eerstmoeten we het eens zien te wordenover de professionele kennisbasis.

Van wens naar visie

PROFESSIONELE ONTWIKKELING IN HET LABDoor: Marjolein Vleugels

In de literatuur wordt de persoonlijke pro-fessionele kennisbasis omschreven als eencombinatie van formele kennis en kennisvan collectieve normen, waarden en over-tuigingen. Deze kennis wordt gevormdrond zeven thema’s: communicatie, doe-len stellen, inzicht in eigen kunnen, motivatie, reflectief vermogen, vakkennisen vakattitude. De thema’s vormen samende basis voor het ontwikkelen van profes-sioneel gedrag.

In het vooronderzoek is aangetoond datbij de labafdeling in begeleiding en on-derwijstijd de nadruk ligt op vakkennis. Inde loopbaanbegeleiding is er wel aan-dacht voor de andere thema’s, maar erwordt nog vaak begeleid vanuit cijfers envaardigheden. De hypothese in het onder-zoek is daarom dat de afdeling veelwaarde hecht aan vakkennis als basis vooreen professionele houding.

Inzicht en reflectieMet behulp van literatuur, een groeps -discussie, een digitale vragenlijst en ver-schillende interviews is gezocht naar deovereenkomsten en verschillen tussen deverschillende teamleden. Deze zijn

samengebracht in een rapport met aanbe-velingen. Opvallend is dat vrijwel het gehele teamvakkennis als minst belangrijk thema aan-geeft. Enkele collega’s geven aan dat zijdaar juist wel de nadruk opleggen.

Motivatie en communicatie vindt iedereenbelangrijk. Dit komt ook naar voren in deomschrijving van professionele ontwikke-ling die aan het team is gevraagd. Daarbijgaat het om de ontwikkeling van de stu-denten, waarbij zij meer inzicht krijgen inhun eigen professioneel handelen en dereflectie daarop om hun gedrag zonodigaan te passen. In de begeleiding van dezeontwikkeling moet de student worden uit-gedaagd haalbare doelen te stellen, dienet dat beetje extra van hem vragen.Daarbij is het belangrijk dat de studentkan aangeven wat hij nodig heeft om diedoelen te verwezenlijken en waarom hijdit doel wil bereiken.

VertaalslagHoewel de discussie over de professio-nele kennisbasis al jaren wordt gevoerd,laat het onderzoek zien dat de verschillenin het team marginaal zijn. Een belangrijke

aanbeveling is dan ook dat er moet wor-den gekeken vanuit de gezamenlijke visie,in plaats van zich te concentreren op deverschillen. Een volgende stap is het oprichten vaneen focusgroep om de vertaalslag van devisie op professionele ontwikkeling naarde praktijk te maken. Omdat gedrag on-derdeel is van het werk, is het advies pro-fessionele ontwikkeling niet als los vak inhet curriculum op te nemen, maar te inte-greren in de opdrachten bij de vaklessen.

Het werkveld is nog niet betrokken in hetonderzoek. In de zomer van 2014 zal inhet werkveld worden onderzocht wat daarprecies de verwachtingen zijn. Deze on-derzoeksresultaten kan de focusgroepmeenemen in de vormgeving van de pro-fessionele ontwikkeling in het onderwijs.De discussie over professionele ontwikke-ling van de studenten is niet afgerondmet dit onderzoek. Het werkveld en de in-stroom zijn dynamisch, daarmee is ook deprofessionele ontwikkeling van de afde-ling zelf aan veranderingen onderhevig.

Over de auteurMarjolein Vleugels is docent aan deafdeling Laboratoriumtechniek vanROC Midden Nederland.

to-date materiaal is een must. Loopbaan-begeleiders moeten steun en richtinghalen uit het document. De eerder gefor-muleerde visie en ambitie spelen in dezeuitwerking een belangrijke rol.

PlatformEr is grote behoefte aan ontmoeting enhet delen van ervaringen. Hierin kan eennieuw LOB-platform voorzien. Naast eenonline ontmoetingsplek is het de bedoe-ling dat dit platform periodiek ook offlinebij elkaar komt. Zowel offline als onlinekunnen ervaringen en tools uitgewisseldworden. Scholingsbehoefte kan binnenhet platform geïnventariseerd worden.Scholing kan afhankelijk van de behoefteuitgevoerd worden.

Deze aanbevelingen zullen een positief ef-fect hebben op de professionalisering vanloopbaanbegeleiding. Het is zaak omdeze belangrijke taak van het onderwijsniet alleen op papier, maar juist ook op dewerkvloer centraal te stellen.

De producten die in het kader van dit on-derzoek zijn ontwikkeld, zijn te vinden oploopbaanbegeleider.wordpress.com.

8

Loopbaanbegeleiders bij de afdelingPedagogisch Werk (PW) steken veel tijden energie in loopbaanbegeleiding(LOB). De opbrengsten van LOB lopenechter niet in de pas met de geleverdeinspanning. Binnen de afdeling is erevaluatieonderzoek gedaan naar LOB.Uit het onderzoek blijkt een grotebehoefte aan professionalisering vanLOB.

Rendement te laag

LOOPBAANBEGELEIDING SCHREEUWT OM PROFESSIONALISERINGDoor: Dirk van Woerkom

Er blijkt geen eenduidige visie op loop-baanbegeleiding binnen de afdeling tezijn. Een van de aanbevelingen uit het on-derzoek is dan ook dat de afdeling eenbreed gedragen visie en ambitie moetontwikkelen. Dit geeft richting en houvastvoor de loopbaanbegeleiders. De be-hoefte om samen aan dezelfde doelen endezelfde onderwerpen te werken is groot.

Om tot ontwikkeling van een breed ge-dragen en gedeelde visie en ambitie tekomen is een ontwikkeltraject nodig. Hettraject zal starten met twee gezamenlijkebijeenkomsten. In de eerste bijeenkomstwordt een visie geformuleerd die goedpast bij de visie van ROC Midden Neder-land. Tijdens de tweede bijeenkomst staatde formulering van de daarbij behorendeambitie op de agenda. In deze laatste bijeenkomst wordt ook nagegaan welkegevolgen de visie en ambitie hebben voorde loopbaanlessen en de loopbaan -gesprekken.

CompetentieontwikkelingDe afdeling moet investeren in de kwali-teit van loopbaanbegeleiders. Voor stu-denten is de kwaliteit van de

loopbaan begeleider een van de belang-rijkste criteria waarop zij hun tevredenheidover de opleiding baseren.

Veel collega's hebben behoefte aan ver-dere ontwikkeling van hun competentiesals loopbaanbegeleider, vooral als hetgaat om het aanleren van metacognitievevaardigheden. Dit is dan ook een eerstelogische stap in het professionaliserings-traject. Daarnaast blijkt uit diverse onder-zoeken dat veel docenten moeite hebbenmet het voeren van een reflectief loop-baangesprek. In de professionaliseringhebben we dan dus de tweede belang-rijke stap te pakken.

Ondersteunend materiaalDe bestaande LOB-handleidingen moetenverder worden uitgewerkt. Uit het onder-zoek rollen concrete handvatten om dezeontwikkeling aan te pakken. De integratievan bestaande documenten rondom loop-baanbegeleiding vindt men belangrijk. In-formatie voor loopbaanbegeleiders is opdit moment in minstens vijf verschillendedocumenten te vinden. De informatie ishierdoor versnipperd en soms zelfs verou-derd of onjuist. Goed ontwikkeld en up-

Over de auteurDirk van Woerkom is docent enloopbaanbegeleider bij de afdelingPedagogisch Werk op ROC Midden Nederland.

9

1110

De Paulusschool in Hilversumonderzoekt hoe er vanaf groep 1 les inhet Engels gegeven kan worden. Doorgeen gebruik te maken van bestaandeEngelse methodes, maar het Engels teintegreren tijdens andere vakken, zijnkinderen betrokken en hebben zeplezier in het leren van een tweedetaal.

Vreemde talenonderwijs vanaf groep 1

TEVREDENDENHEIDSMETING IS MEER DAN EEN CHAT VIASOCIALE MEDIADoor: Renée Smits

De Paulusschool doet mee aan een pilot‘15% vroeg vreemdetalenonderwijs (vvto)’van het Europees platform. De reden hier-van is dat vvto de ontwikkeling van kinde-ren enorm stimuleert. Het leren vanmeerdere talen op een jonge leeftijdzorgt voor een extra stimulans van de al-gemene taalontwikkeling. Daarnaast ligtde taalgevoelige leeftijd voor het zevendelevensjaar. Kinderen raken al jong ver-trouwd met de vreemde taal en ze zullende taal op een natuurlijke manier verwerven.

Natuurlijke taalverwervingDoor de vreemde taal (in dit geval dus En-gels) in een betekenisvolle context aan tebieden, zullen de kinderen de taal begrij-pen zonder dat deze vertaald hoeft teworden. Door vooral de vreemde taal tegebruiken, deze visueel te ondersteunenen aan te bieden tijdens wereldverken-nende en creatieve vakken, verwerven dekinderen de taal net zoals hun moeder-taal. Hierbij moet de nadruk liggen opcommunicatie. Veel interactie en juistgeen grammaticale oefenlesjes. Uit onder-zoek is gebleken dat er minimaal twee uurin de week in de vreemde taal gesproken

moet worden, om er voor te zorgen datkinderen de taal op latere leeftijd echt be-heersen.

Content and Language IntegratedLearning De ‘Content and Language Integrated Le-arning’ (CLIL) is een methodiek die geheelaansluit op deze taalverwervingsproces-sen. De methodiek is toe te passen tijdenswereldverkennende en creatieve vakken,waardoor de lessen betekenisvol voor dekinderen worden. Het zijn namelijk geenlosse Engelse lesjes, maar het Engels isgeïntegreerd met de onderwerpen of thema’s van de klas. Er wordt met eentaaldoel en een inhoudsdoel gewerkt.Voor de leerlingen is het daardoor duide-lijk wat er geleerd gaat worden. De focusligt echter meer op het onderwerp van deles en minder op de taal. De taal wordtdaardoor gedeeltelijk onbewust (en dusop een natuurlijke wijze) verworven. DoorCLIL toe te passen tijdens andere lessen,is het mogelijk om veel tijd in de vreemdetaal te spreken. Er hoeft namelijk geen tijdvrij gemaakt te worden voor ‘Engelse les’.Hierdoor kan het minimum van twee uurper week gemakkelijker behaald worden.

Geen schaamteDe Paulusschool werkt nu bijna een jaarmet de methodiek CLIL. De leerkrachtenen kinderen zijn enthousiast. De leerlin-gen pikken de taal snel op en zijn betrok-ken bij de lessen. Uit evaluaties blijkt datde kinderen veel meer kunnen dan we vanhen verwachten. Vooral bij de kleuters zijnde leerkrachten positief. Daar wordenveel dagelijkse activiteiten in het Engelsgedaan, ondersteund door liedjes, pren-tenboeken en spelletjes. De kinderen zijnheel enthousiast en hebben geenschaamte om de taal te gebruiken.

In de bovenbouw (groep 7 en 8) gaat hetwerken met CLIL wat moeizamer. Dezekinderen hebben geen Engelse achter-grond. Hierdoor hebben ze niet altijd vol-doende woordenschat om de lessen inhet Engels te kunnen volgen. Ze rakendan gedemotiveerd. Op dit moment wor-den er daarom ook losse Engelse lessengegeven die wel bij de thema’s passen,maar geen geïntegreerde taallessen zijn.Hiervoor is gekozen om de kinderen dewoordenschat aan te bieden die ze nogmissen. De implementatie heeft dus tijdnodig.

Over de auteurRenée Smits is leerkracht van groep3 en language coördinator op de RKbasisschool de Paulusschool te Hilversum.

Extra werk Naast de vele voordelen van CLIL zitten ernatuurlijk ook nadelen aan. Het werkenmet CLIL kost leerkrachten extra voorbe-reidingstijd. De benodigde materialenmoeten de leerkrachten zelf maken. Bo-vendien moet de Engelse taalbeheersingvan de leerkrachten voldoende zijn omlessen uit het Nederlandse curriculum inhet Engels te kunnen geven. De leer-krachten van de Paulusschool hebbendaarom een Engelse cursus gevolgd enhet Cambridge-diploma behaald. Daar-door zijn de leerkrachten ook zekerderover hun eigen vaardigheden.

1312

Bij handelingsgericht werken (HGW)staan de individuele leerbehoeften vanhet kind centraal. Uit dit onderzoekblijkt dat voor een succesvolleimplementatie een gedeelde taal metbeelden en visie binnen een teamnoodzakelijk is.

Handelingsgericht werken op de basisschool

LEUK BEDACHT, MAAR HOE WERKEN WE HET UIT? Door: Thijs Hagen

Op Katholieke Basisschool De Kubus teAmersfoort is de afgelopen jaren nogalwat weerstand gegroeid tegen de con-stante vernieuwingen die steeds maarweer op het team afkomen. We warenvooral ontevreden over de toename vanadministratieve taken die al deze verande-ringen met zich meebrachten; groeps-plannen, groepsoverzichten enCITO-analyses leverden veel werk op enleidden niet altijd tot verbetering van hetonderwijs. Deze veranderingen kleurdenhet beeld van HGW negatief. Maar warenwij eigenlijk wel handelingsgericht aan hetwerken? Wisten wij echt wat dit inhoudt?En hadden we dezelfde ideeën over deuitwerking?

ContainerbegrippenUit het onderzoek bleek dat er hele ver-schillende beelden leefden. De kennis vanHGW onder de leerkrachten was, ondankshet vele werk dat al was verzet, beperkten eenzijdig. Doordat wij als school,onder druk van een zwak inspectierap-port, HGW snel moesten invoeren, is dittop-down en zonder veel overleg ge-beurd. Daarbij werd het gesprek binnenhet team vooral gevoerd op operationeel

niveau: er werd gesproken over het for-mat van de verschillende plannen, maarníet over het waarom van HGW. Ook waser geen ruimte voor een gezamenlijk ver-kenning van de uitgangspunten, waar-door er vanaf de start eigenlijk al langselkaar heen gesproken werd. Waar HGWvoor de ene leerkracht vooral een associa-tie met Cito-toetsen en afrekenen op re-sultaten opriep, dacht een andere aan hetaansluiten bij onderwijsbehoeften en hetgoed kijken naar kinderen.

Tot slot bleek dat er bij het spreken overHGW veel gebruik werd gemaakt vancontainerbegrippen. Men gebruikte de-zelfde woorden, maar had hier hele an-dere beelden bij. Het gebruik van dezecontainerbegrippen maakte dat men el-kaar soms niet begreep, er een ‘valse con-sensus’ ontstond en de uitwisseling opeen abstract niveau bleef hangen.

Gerichte actiesDoor middel van interviews met het teamis het probleem, het ontbreken van eengezamenlijke visie, duidelijk in kaart ge-bracht. Deze informatie leidde tot een ge-richte vervolgstap, waarin de

gezamenlijke kennisbasis werd verhoogden definities zijn afgestemd.

De interviews droegen daarnaast ook bijaan de betrokkenheid van de leerkrach-ten. Na jaren waarin de veranderingentop-down op hen zijn afgekomen, was ernu tijd gemaakt om echt naar hun ervarin-gen en ideeën te luisteren. Dit heeft hetgedeeld eigenaarschap rondom HGWaanzienlijk versterkt en het gesprek bin-nen het team op gang gebracht en ver-diept.

Leerlingen profiterenLeerkrachten geven aan dat HGW concre-ter is geworden en zien dit als een goedemanier om met elkaar de opbrengsten teverhogen. Het samenwerken aan visieheeft het team in beweging gekregen enis een inspiratiebron voor de nabije toe-komst. Nu kunnen we echt aan de slagmet elkaar om HGW verder vorm tegeven, passend binnen de context vanonze prachtige school. Wanneer alle leer-krachten samenwerken, zijn het de leerlin-gen die profiteren!

Over de auteurThijs Hagen is LB leerkracht in groep8 en ICT-coördinator van KatholiekeBasisschool De Kubus in Amersfoort.

De ontwikkelde producten en verslagenvan het proces zijn te vinden op thijshagen.wordpress.com.

14

Binnen het Instituut voor Gebouwde Om-geving (IGO) is de manier waarop studen-ten samenwerken in projectgroepen vangroot belang. Dit is dan ook terug te zienin twee van de tien beroepscompetenties:‘kunnen ontwerpen en begeleiden vaneen multi-actorenprocessen‘ en ‘in eenteam kunnen functioneren’.

ProjectenOngeveer de helft van alle studenten vanhet Instituut voor Gebouwde Omgevingkomt na hun studie terecht in beleidsfunc-ties bij overheden en advies- en ingeni-eursbureaus, waarbij ze in projectenwerkzaam zullen zijn. Binnen alle opleidin-gen van het IGO is daarom het projectge-stuurd onderwijs leidend. Eenderde vanhet totale examenprogramma wordt inge-vuld met projecten. Deze vorm van onder-wijs is op de praktijk gericht en hiermeewordt de werkelijkheid zo dicht mogelijk benaderd.

Binnen het projectgestuurd onderwijsworden de projecten door studenten inprojectgroepen uitgevoerd. De projectenen projectgroepen worden begeleid doordocenten. Omdat er over de begeleiding

van de samenwerking in projectgroepenniet of nauwelijks inhoudelijke richtlijnenbestaan, is er bij de docenten veel twijfel,onrust en ongemak. Bovendien wordt deprocesrol van de docent nergens helderomschreven. Gevolg is dat docenten opbasis van ervaring en intuïtie handelennaar beste eer en geweten. Dit werktwille keur bij begeleiding in de hand, watslecht is voor zowel docent als student.

LeertrajectOm meer te weten te komen over de ken-nis, vaardigheden en houding die bij hetsamenwerken in projectgroepen horen, iseen leertraject ontworpen.

De docenten hebben in het traject meer-dere rollen. Zij zijn medeontwerpers vanhet leertraject, ze doorlopen zelf het leer-traject (train de trainer) en tenslotte tes-ten ze het leertraject uit op de studenten.In drie trainingen worden de studenten(alle eerstejaars studenten van IGO) weg-wijs gemaakt in de wereld van het ‘samen-werken in projectgroepen’.

Bij de evaluatie van beide onderzoeks-groepen zijn vragen gesteld over wat de

Hoe begeleid je studenten die nog nietgoed met elkaar kunnen samenwerken?Docenten handelen op basis vanervaring en intuïtie naar beste eer engeweten. Dit werkt echter willekeur bijbegeleiding in de hand. En dat is slechtvoor docent en student.

WERK MAKEN VAN SAMENWERKENDoor: Maike Mertens

Over de auteurMaike Mertens is als hogeschool -docent werkzaam bij het Instituutvoor Gebouwde Omgeving van Hogeschool Utrecht.

ander (dus docent of student) nodig heeftom het samenwerken in projectgroepente verbeteren. Zo wordt er samen gewerktaan samenwerken.

Tijdens het onderzoek is bij de betrokkendocenten de behoefte ontstaan om zelf teoefenen met samenwerking in project-groepen - net zoals de studenten datmoeten doen. Daarom is door en voorhen een workshop ontwikkeld in de vormvan een spelsimulatie.

De workshop heeft de tutoren geholpenom de richtlijnen voor begeleiding van sa-menwerken - zoals betrokkenheid, inle-vingsvermogen, het actief kunnen sturenop groepsprocessen, het kennen van defeedbackregels en omgevingsbewustzijn -beter toe te kunnen passen in hun eigenonderwijspraktijk.

Student aan zetDe effectiviteit van het samenwerkenwordt niet alleen bepaald door de tutor.De student is zelf ook aan zet. Noodzake-lijke competenties kun je aanleren, zoalscommunicatieve vaardigheden, hetnemen van besluiten, feedback geven en

15

ontvangen, werken aan relaties, conflict-hantering en eigen gedrag in de groepkennen. Daarnaast blijken ‘een heldergroepsdoel’ en ‘het werken aan relatiesbinnen de groep’ een must.

Met name dat laatste punt kwam duidelijknaar voren toen we in de vorm van eentest meer aandacht besteedden aan depersonen in die groep. Er is een testwaarin aan de hand van metaforen (dierenin dit geval) wordt bepaald welk samen-werkingstype de student is. Deze testsprak erg tot de verbeelding. In de pro-jectgroepen spraken veel studenten el-kaar dan ook aan als het betreffende dierin de metafoor. Zo heb je o.a. de mier(harde werker), de duikereend (ontwijkendgedrag), de pakezel (alles op zich nemen),de hond (volgzaam), de gifslang (advocaatvan de duivel) of de pechvogel (altijdpech hebben).

Stap in juiste richtingHet inzetten van een leertraject 'samen-werken in projectgroepen' voor studentenen de workshop 'train de trainer' voor do-centen blijken een stap in de juiste rich-ting. Het traject heeft docenten en

studenten bewuster gemaakt van de com-petenties die horen bij samenwerken inprojectgestuurd onderwijs.

1716 1716

Bij diverse opleidingen in het mbo ishet een algemeen erkend probleem:niet alle examencommissiesfunctioneren goed. Hun besluitvormingvoor diplomering moet deugdelijk zijn.Dit is ook het geval bij ROC MiddenNederland waar de Inspectie van hetOnderwijs een onderzoek uitvoerde in2012. De hoogste tijd dus voor eenuitgekiend professionaliseringstraject

Werkbare combinatie van formeel en informeel leren

EXAMENCOMMISSIES LANGS DE MEETLATDoor: Martine Soffers

Examencommissies zijn verantwoordelijkvoor de kwaliteit van de eindtoetsen ende examinering. Daarmee waarborgen zijin feite de kwaliteit van de opleiding ende waarde van de diploma’s. Zij hebbeneen zeer belangrijke functie binnen deopleiding en hun deskundig optreden isdus van groot belang. In interviews diezijn afgenomen binnen diverse collegesvan het ROC, noemen examencommissie-leden zelf twee belangrijke ontwikkelpun-ten voor hun functioneren: meer kennis eninzicht in de processen van examineringen de invulling daarvan in de eigen orga-nisatie.

Verantwoorde mixMaar ontwikkelpunten constateren, ismakkelijker dan ze oplossen. Hoe komende examencommissies aan de benodigdekennis en deskundigheid? Om deze teverhogen en ervoor te zorgen dat zij huntaken goed uitvoeren, zijn twee vormenvan leren nodig: formeel en informeel.Voorbeelden van formeel leren zijn trai-ningen, workshops en leergangen bege-leid door (externe) professionals.Informeel leren zijn leerprocessen op enrond de werkplek, begeleid door of

samen met collega’s. Het functioneren vande examencommissies is blijvend te ver-beteren met een verantwoorde mix vanformele en informele leermiddelen. Uithet onderzoek blijkt dat formele leersitua-ties alleen veel opleveren als ze onder-steund worden met leerprocessen in hetdagelijks werk.

BasistrainingIn ROC Midden Nederland zijn verschil-lende examencommissies een verbetertra-ject ingegaan. Voor nieuweexamencommissieleden is een basistrai-ning gemaakt, gericht op inzicht in exa-menprocessen, -organisatie endiplomavereisten. Het nieuwe examen-commissielid krijgt hiermee een goed in-zicht in de wettelijke verantwoorde -lijk heden en hoe de taken van examen-commissies zijn ingericht binnen de mbo-opleiding waar hij werkt.

Ook is voor hen een inwerkprogrammaontwikkeld. Tijdens het inwerkprogrammawordt het nieuwe lid begeleid door eendirecte collega die deskundig is op datgebied. Zo wordt een formele leersituatie,de basistraining, ondersteund met infor-

mele leerprocessen in het dagelijks werk.De basistraining is onderdeel van het aan-bod van de ROC Academie van ROC Mid-den Nederland en wordt elk schooljaartenminste eenmaal aangeboden.

NetwerkenVoor de huidige examencommissieledenjaarlijks een cursus organiseren, is een an-dere verbeteractie. Hierin komen zowellandelijke als opleidingsspecifieke ontwik-kelingen op het gebied van examineringaan de orde. Wat hierin precies aan deorde komt, wordt bepaald in de netwer-ken van de secretarissen van verschillendeexamencommissies die onlangs ook zijningericht. In een informele leersituatie, hetnetwerk, wordt de inhoud bepaald voorde cursus: de formele leersituatie.

Of de examencommissies met de imple-mentatie van deze vormen van leren nuwel goed functioneren, beoordeelt de In-spectie van het Onderwijs in haar vol-gende onderzoek. Uit eigen interne auditsblijkt dat de commissies die hebben deel-genomen aan het traject, inderdaad beterwerk afleveren.

Over de auteurMartine Soffers is docent Nederlands en secretaris van tweeexamencommissies bij ROC MiddenNederland.

18

heid heeft. Om dit te bewerkstelligen die-nen de huidige richtlijnen te worden ver-eenvoudigd.

Studenten hebben behoefte aan coachingdoor docenten bij het behalen van Ho-nours. Als de docenten hun studenten ge-richt pro-actief gaan benaderen, dan kandat ertoe leiden dat meer studenten mee-doen aan het Honoursprogramma. Hetbenaderen van studenten via e-mail of fly-ers is niet effectief gebleken. De studen-ten hebben behoefte aan persoonlijkcontact en niet aan mailtjes of drukwerkover dit onderwerp.

Bij de opleiding HBO-Rechten kunnenstudenten meedoen aan hetexcellentieprogramma Honours vanHogeschool Utrecht. De deelname ispraktisch nihil. Hoe haal je studenten uithun relaxstand en motiveer je hen omhet beste uit zichzelf te halen?

Honours excellentieprogramma

HET LOOPT NOG GEEN STORM BIJ HBO-RECHTENDoor: Chadia Bannouh

Hogeschool Utrecht (HU) participeertsinds 2010 in het Siriusprogramma. HetSiriusprogramma is onderdeel van eenprestatieafspraak die het ministerie vanOnderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)heeft afgesloten met hogescholen en uni-versiteiten. De afspraak houdt in dat deinstellingen een excellentieprogrammaontwikkelen en aanbieden aan studenten,zodat de beste studenten uitgedaagdworden om het beste uit zichzelf te halen.

De HU heeft hierbij een uitzonderlijkekeuze gemaakt: alle studenten moetenworden uitgedaagd om zo goed mogelijkte presteren. Dat wil zeggen dat de HUhen wil motiveren en faciliteren om (on-vermoede) talenten om te zetten in aan-sprekende, excellente prestaties.

De excellentiemodule bij de HU wordtHonours genoemd. Een student kan optwee verschillende manieren deelnemenaan Honours. Hij kan een Honours -programma volgen. Dit is een vastomlijndprogramma, verspreid over twee jaar.Daarnaast is er ook een hybride pro-gramma, waarbij hij kiest uit losse onder-delen. Dat kan bijvoorbeeld een speciaal

ontwikkelde cursus zijn of een afgeba-kende nevenactiviteit naast zijn studie.

SterrenDoor deelname aan Honours kan de stu-dent een certificaat behalen op vijf com-petenties. Dit wordt het sterrensysteemgenoemd bij de HU. Elke competentiestaat voor een ster. De vijf competentiesvan dit systeem zijn: innovatie & dissemi-natie, vakbekwaamheid & reflectie, inter-nationale oriëntatie, gedrevenheid enleiderschapskwaliteiten. Heeft de studentalle sterren behaald, dan krijgt hij een Ho-nourscertificaat.

HBO-Rechten Bij HBO-Rechten (HBR) blijkt het moeilijkom studenten blijvend geïnteresseerd tekrijgen voor het Honoursprogramma. Ermelden zich niet genoeg studenten aan.HBR richt zich daardoor voornamelijk opde losse onderdelen van het hybride Honoursprogramma. Uit onderzoek blijktnamelijk dat HBR-studenten behoeftehebben aan duidelijke kaders, die begrij-pelijk zijn voor de student. Hij volgt hetliefst het reguliere onderwijsprogramma,waarbinnen hij nog wel graag keuzevrij-

Over de auteurChadia Bannouh is hogeschool -docent bij de voltijdopleiding HBO-Rechten en Honourscoördinator bijhet Instituut voor Recht van Hoge-school Utrecht.

19

20

“Een leerteam bestaat doorgaans uitzes tot acht studenten uit hetzelfdejaar. Tijdens het studiejaar komt hetteam wekelijks bij elkaar. Daarna wordtde hele groep weer door elkaar gehus-seld en krijgen zij ook een andere leer-teamcoach. Dat houdt de boel fris, krijgje weer nieuwe perspectieven en loopje minder risico op al eerder begaandepaden.

“LEREN LOS TE KOMEN VAN DE WAAN VAN DE DAG”

Als de studenten binnenkomen, zijn zeerg opdrachtgestuurd. Dat noem ik dehoe-stand: 'vertel ons maar hoe wij dezeopdracht moeten uitvoeren'. De uitdagingis om de student veel meer zelfsturend tekrijgen, dat ze zelf bedenken hoe ze eenprobleem gaan oplossen en wat ze daarvoor nodig hebben. Ook ontdekken zijwelk type leiderschap nodig is om innova-ties van de grond te krijgen en hoe je col-lega's in je organisatie daarvoor kuntenthousiasmeren. Zij reflecteren op demate waarin zij die kwaliteiten al in huishebben of nog moeten ontwikkelen. Dieweg daar naartoe is niet voor iedereen zoeenvoudig, want je moet echt op een an-dere manier leren denken. In de taxono-mie van Bloom houdt dat in dat destudenten niet blijven steken op het ana-lyseniveau, maar dat ze het geanalyseerdeprobleem ook kunnen evalueren; ze moe-ten een niveau hoger gaan zitten. In hetleerteam komen dit soort leerprocessenuitgebreid aan de orde.

We switchen voortdurend tussen theorieen praktijk, tussen kennis en kunde, tus-sen abstract en persoonlijk. De opleidingricht zich dus in de volle breedte op aan

de ene kant theoretische verdieping enaan de andere kant de persoonlijke ont-wikkeling. Daarom is er in de leerteamsook veel persoonlijk contact. De studen-ten zijn onderling heel solidair, ze lerenfeedback te geven en te ontvangen en zezijn zeer begaan met het persoonlijke liefen leed.

In feite leren wij ze - en dat doen ze in hetleerteam eigenlijk vooral van elkaar - datze de vertaalslag kunnen maken van ope-rationeel denken en handelen naar strate-gische overwegingen en noties. Ze lerenlos te komen van de waan van de dag. Zekrijgen inzicht in het politieke denken,hoe je verschillende motieven en argu-menten tegen elkaar af kunt wegen omtot een weloverwogen beslissing tekomen. En steeds betrekken ze dat ophun eigen ontwikkeling en de kans vanslagen van innovaties op hun werkplek.We leggen de meetlat dus behoorlijkhoog, ook in de leerteams zelf.”

Michel Dingarten, leerteamcoach Master Leren & Innoveren 2014

2322 2322

Loopbaancompetenties zijn 'hot' in hetberoepsonderwijs. ROC Landstedeheeft een programma ontwikkeld,waarin de student leert om te gaan metkeuzedwang en hoe hij zelf sturing kangeven aan zijn competentie -ontwikkeling

Keuzedwang en leren

STUKJE BIJ BEETJE ZELFSTANDIGER WORDEN Door: Kasper Sloot

Kan de beginnend mbo'er omgaan metkeuzedwang? Het antwoord is bevesti-gend, maar dan wel met de broodnodigeondersteuning van een begeleider. Eenbegeleider die de student activiteiten laatondernemen om een arbeidsidentiteit teontwikkelen. De student moet stukje bijbeetje zelfstandiger worden in het makenvan keuzes.

ReflectieEen arbeidsidentiteit ontstaat dankzij re-flectie op de eigen loopbaancompeten-ties. Daarvoor zal de student verbindingmoeten leggen tussen de aangebodenleerstof en zichzelf. Onderzoeken wijzenuit dat dit een beginnend mbo’er bovende pet gaat. Dat is geen onwil, maar on-kunde. Het brein is simpelweg nog niet'rijp' genoeg.

Daarnaast stroomt de emmer niet overvan de benodigde levens- en werkerva-ring. Een leerprogramma, gericht op ver-kenning van de benoemde loopbaan- competenties, zal de student helpen eenarbeidsidentiteit te ontwikkelen. Het blijktechter niet voldoende. Verbinding leggentussen de leerstof en zichzelf vraagt om

een begeleiding, die de student helptloopbaanactiviteiten te ondernemen enhier gericht op terug te kijken.

Studenten gaan op zoek naar hun kwali-teiten en motieven, verkennen de ar-beidsmarkt, zetten een zakelijk netwerkop en gaan voorbereid op stage. Hier-door krijgt de student inzicht in zijn eigenloopbaancompetenties.

Daarnaast is het leerprogramma aange-vuld met een 'schaalvraag'. Daarbij brengtde student zelf zijn ontwikkeling in beeld.Hierdoor leert de student leerdoelen opte stellen die in relatie staan tot zichzelf.Een beginnend mbo’er heeft hier moeitemee. Ondersteuning bij het opstellen vanleerdoelen en leeractiviteiten is nodig.

Meer zelfsturingDe bedoeling is dat de student steedszelfstandiger te werk gaat. Toename vanzelfsturing wordt bereikt wanneer de be-geleider de student weet uit te dagenhaalbare acties te ondernemen die vaneen net iets hoger zelfsturingsniveau zijndan de student heeft. Er zijn daarbij di-verse vormen van coaching te

onderscheiden:• actiegericht coachen, waardoor de

student bewust wordt van het ver-toonde gedrag. De student volgt;

• competentiegericht coachen, waarbijde student uitgedaagd wordt zichzelfte sturen door acties uit te zetten opbasis van inzichten van buitenaf (bij-voorbeeld de arbeidsmarkt). De stu-dent spiegelt zich aan zijn omgeving;

• persoonsgericht coachen, waarbij hetkunnen en willen van de student cen-traal staat. De student creëert zijneigen ik;

• ontwikkelgericht coachen, waarbij destudent zijn eigen ontwikkeling stuurtdoor reflectie op ervaringen. De stu-dent plaatst zichzelf in zijn omgeving.

DialoogUit onderzoek blijkt dat persoonsgerichtbegeleiden de student uitdaagt. Hij wordtgestimuleerd om acties te ondernemenwaardoor hij bewust keuzes kan maken.Dit heeft geresulteerd in een ontwerp vanzes leerprogramma’s, gericht op de loop-baancompetenties. Het biedt de begelei-der een platform om met de studenten dedialoog over de loopbaancompetenties

Over de auteurKasper Sloot is kaderdocent Bouwkunde bij de afdeling Techniek& Architectuur van ROC Landstede inHarderwijk.

aan te gaan.

Wanneer de student meer ervaring op-doet in het beroepenveld, zal de behoefteaan een vast leerprogramma afnemen enhet begeleidingstraject veranderen. Destudent stuurt zijn eigen ontwikkelingdoor te reflecteren op zijn ervaringen. Tij-dens deze fase van de opleiding zal ersprake zijn van loopbaandialoog en ont-wikkelgericht coachen.

Hoe je dit precies zou moeten inrichtenvraagt om een aanvullend praktijkonder-zoek.

2424

Binnen het mbo wordt met de term be-roepspraktijkvorming (BPV) het leren in depraktijk bedoeld. Bij de incompany oplei-ding Contactcenter teamleider mbo 4,deed zich het probleem voor dat er geenBPV-opdrachten waren die aansloten bijde beroepspraktijk van de studenten.ROC Midden Nederland heeft in 2013-2014 onderzocht hoe de beroepspraktijk-vorming verbeterd kan worden.

Zelf verantwoordelijkDe student leert in de BPV te reflecterenop uitgevoerde beroepshandelingen. Ditmaakt binnen de Beroeps BegeleidendeLeerweg (BBL) 60% tot 80% van de oplei-ding uit. Hoewel de student daarbij in depraktijkbiedende organisatie wordt bege-leid door een praktijkopleider, is de stu-dent zelf voor een groot deelverantwoordelijk voor zijn eigen leerpro-ces. Dit vraagt om een actieve en zelfstu-rende houding. En daar blijken veelstudenten moeite mee te hebben. BPV-opdrachten zijn dan een hulpmiddel omhet leerproces van de studenten in deBPV te ondersteunen.

In 2009 zijn er landelijk afspraken ge-maakt om de kwaliteit van de BPV binnenhet mbo te verbeteren. Over de wijzewaarop deze samenwerking concreetvorm en inhoud dient te krijgen is nog re-latief weinig bekend. Een eerste stap indit onderzoek was dan ook het maken vanconcrete afspraken over de rollen, takenen verantwoordelijkheden in de beroeps-praktijkvorming.

SamenwerkingDe opleiding Contactcenter teamleidermbo 4, wordt sinds januari 2013 incom-pany aangeboden in vier contactcentersvan de opdrachtgever en telt ruim hon-derd studenten.

Op elke locatie is namens ROC MiddenNederland een docent aanwezig voor hetverzorgen van de kernmodules, de exami-nering en de begeleiding. De praktijkop-leiders zijn verantwoordelijk voor debegeleiding van de student in de BPV.Een goede samenwerking met depraktijk opleiders is belangrijk. Zij zijn na-melijk de ‘verbinders’ die als geen anderweten wat er leeft en speelt op de werk-vloer. Uit interviews met de praktijkoplei-

Kan de kloof tussen het beroeps -onderwijs en het bedrijfslevenoverbrugd worden? Is het mogelijk omsamen te werken aan het verbeterenvan de beroepspraktijkvorming in hetbelang van de student? Ja dat kan, alsje maar een serieuze en gelijkwaardigerelatie opbouwt met depraktijkopleiders en samen zinnige BPV-opdrachten ontwikkelt.

Bedrijfsleven en opleiding slaan handen ineen

ACTIEF LEREN VRAAGT OM DUIDELIJKE STURINGDoor: Jeroen Schrijvers

Over de auteurJeroen Schrijvers is docent en onderwijsontwikkelaar bij ROC Midden Nederland.

ders blijkt dat vooral de samenwerkingtussen de docent en de praktijkopleidervan cruciaal belang is.

OpdrachtenOm de BPV van de student te verbeterenzijn er opdrachten ontwikkeld. Daarbij isgekeken naar de mogelijkheden binnende BPV van de praktijkbiedende organisa-tie. Omdat de praktijkopleiders geen er-varing hadden met het ontwikkelen vanBPV-opdrachten, is het eerste ontwerpdoor ROC Midden Nederland gemaakt envoorgelegd aan de praktijkopleiders.

Na afloop van de BPV-periode zijn de op-drachten geëvalueerd bij de studentendoor middel van een digitale enquête. Devragen in de enquête hadden betrekkingop de ondersteuning van het leerproces,de uitvoerbaarheid en de haalbaarheidvan de BPV-opdrachten om deze binnende gestelde termijn te maken. Uit de en-quête bleek dat de uitvoerbaarheid, eenreële hoeveelheid opdrachten en de inle-vertermijn verbeterpunten waren. Met be-trekking tot de uitvoerbaarheid maakteéén student de opmerking: ‘Niet alles isuitvoerbaar, omdat je bij sommige op-

25

drachten met privacygevoelige informatiete maken kunt krijgen. De ene teamleiderwerkt hieraan mee, de andere niet’.

Bij het tweede ontwerp zijn de praktijkop-leiders intensiever betrokken. De praktijk -opleiders hadden hiervoor weinig tijd.Door deze op locatie te laten samenwer-ken met een van de docenten van ROCMidden Nederland is hiervoor een oplos-sing gevonden. Elke docent heeft eenvoorstel gemaakt voor een BPV-opdracht.De praktijkopleiders leverden hiervoor in-formatie uit de organisatie aan. Tenslottebeoordeelden de praktijkopleiders de uit-voerbaarheid van de BPV-opdracht in deorganisatie.

Uit de enquête van het tweede ontwerponder de studenten bleek dat alle puntenverbeterd waren. Eén van de studentenantwoordde op de vraag om tips voor ver-beterpunten: ‘Eigenlijk niets, het is helderen duidelijk en iedereen zou hiermeegoed moeten kunnen werken’.

Continu procesIs de kloof daarmee overbrugd? Ja, maarslechts tijdelijk. Door de continue veran-

deringen in het onderwijs en in het be-drijfsleven is het verbeteren van de BPVeen proces dat blijvend aandacht verdient.

2726 2726

Internaliseren vindt plaats in de ExercisingBa. Dit is het proces van het implicietmaken van de expliciete kennis en ervaring.”

Dat klinkt behoorlijk abstract. Is dat weluitvoerbaar?“In principe deden ze het vroeger in hetgildemodel al zo. In de huidige onderwijs-

In het bedrijfsleven is kennis -management al jaren ingeburgerd. Hoekunnen we kennismanagementtoepassen in het onderwijs?

De opleiding Mediavormgeving Amers-foort is onderdeel van het Creative Col-lege van ROC Midden Nederland. Woutervan der Lucht is daar docent en heeft eenpraktijkgericht onderzoek uitgevoerd opde werkvloer van zijn eigen opleiding.

Wat hield dat onderzoek precies in?“Ik heb onderzocht hoe de vakgroep In-teractieve Vormgeving kan voorkomendat we steeds tegen dezelfde problemenaan lopen en tegelijkertijd ons eigen le-rend vermogen kunnen verbeteren. Hoekunnen we van elkaar leren bij het oplos-sen van problemen? Hoe kunnen we snel-ler besluiten nemen? Hoe krijgen we meerplezier in ons werk?Kennismanagement is het sturen van dekennisstromen binnen een organisatie.Daarbij moet je er van uitgaan dat kenniseen menselijk vermogen is. Ik wilde wetenhoe ik kennismanagement kon invoerenom antwoorden op die vragen te krijgen.”

Kennismanagement

ONDERWIJS VERBETEREN DOOR KENNISCREATIE Door: Wouter van der Lucht

Is kennismanagement inderdaad bruik-baar in het onderwijs?“Ik ben een zij-instromer. Hiervoor werkteik in het bedrijfsleven in de Gaming indus-trie. Hier was kennismanagement de ge-woonste zaak van de wereld. Ik heb nooitgesnapt dat dit in het onderwijs niet van-zelfsprekend is. In een omgeving waaralles draait om kennis, wordt er zo tochonzorgvuldig mee omgegaan. Aanleidingtot mijn onderzoek was de opmerking vanmijn manager dat de vakgroep steeds op-nieuw het wiel uitvond.

De vakgroep Interactieve Vormgevinghoudt zich naast onderwijskundige vraag-stukken vooral bezig met de NieuweMedia. Dit vakgebied kenmerkt zich doorde snel afnemende halfwaardetijd vankennis. Dit houdt in dat de toepasbaar-heid van de kennis snel afneemt. De vak-docent van de vakgroep InteractieveVormgeving opereert in een dynamischeomgeving. Hij moet blijven leren om zijnkennis voortdurend contextrelevant tehouden.”

Je hebt een praktijkgericht onderzoek ge-daan. Hoe heb je die theorie in de praktijkgebracht?“Het doel van het onderzoek was een ver-andering: de verbetering van het lerendvermogen van de vakgroep. Dat heb ik ge-baseerd op het SECI-model van Nonaka.

Het SECI-modelDe fases van het SECI-model vindenplaats in de Ba’s. Ba betekent ‘ruimte’.Niet alleen in de zin van fysieke ruimte,maar ook als mentale en virtuele ruimte.De letters SECI staan voor Socialisatie, Ex-plicitatie, Combinatie en Internalisatie. Socialisatie vindt plaats in de OriginatingBa. Dit is de primaire Ba waarin mensenelkaar leren kennen en ontmoeten. Hierontstaat vertrouwen, zorg voor elkaar, ge-negenheid en betrokkenheid. Explicitatie vindt plaats in de InteractingBa. Dialoog is in deze Ba belangrijk om deinzichten te expliciteren. De Combinatie vindt plaats in de CyberBa. De expliciete kennis die ontstaat in deInteracting Ba kan gekoppeld worden aanrelevante informatie die beschikbaar is. In-formatietechnologie kan daarbij een be-langrijk hulpmiddel zijn.

Over de auteurWouter van der Lucht is docent aande opleiding Mediavormgeving teAmersfoort.

situatie moet je het vooral inplannen. Dusdat betekent opnemen in de jaarplanning.Lesbezoek staat al in de jaarplanning, dusdaar kunnen we de Internalisatie (Excerci-sing Ba) onderbrengen. We zijn lid ge-worden van een learning community alsopleiding. Daar gaan zowel managementals docenten actief heen. Dit dekt deCyber Ba.

De Originating Ba zit in het verbeterenvan de werk- en leeromgeving, zodat ermeer socialisatie kan plaatsvinden. Opkleine schaal probeer ik leuke plekken inte richten. Voor docenten een plek metstudieboeken en voor leerlingen een plekmet computers.

Wat aansturing nodig blijft hebben is deInteracting Ba. Dit staat nog niet als zoda-nig in de jaarplanning, maar mijn advies isom met de vakgroep met enige regel-maat bijeenkomsten te organiseren op dewerkplek om onze visie en doelen aan tescherpen.”

Nog meer ideeën?“Een andere mogelijkheid die ook los kanstaan van het SECI-model is een learningcommunity. Kenniscreatie staat voor mijgelijk aan de lerende organisatie. Zeker inhet onderwijs moet je niet achter de ont-wikkelingen aanlopen, maar je moet zejuist voor zijn. Je wilt dat de leerlingenniet alleen leren wat ze op dit momentkunnen gebruiken, maar ook wat ze overvier jaar nodig zullen hebben.”

282828

De creatieve industrie is een van desterkst groeiende sectoren in de regioUtrecht. Hogeschool Utrecht is een Cen-ter of Expertise voor de creatieve indus-trie gestart, in samenwerking met desector. Hoe moet de leeromgeving vanhet Institute for Engineering & Design in-gericht worden om de overgang van deopleiding naar de creatieve industrie zosoepel mogelijk te laten verlopen?

Om antwoord te kunnen geven op dezevraag heb ik onderzoek gedaan ondercollega’s in het Institute for Engineering &Design met behulp van de Appreciativeinquiry-methode. Bij deze methode ligtde focus op het positieve, de energie vanmensen en de kansen die er zijn. Waarkrijgen collega’s energie van? Waar zijn zetrots op? Samen met hen zocht ik tijdens verschil-lende bijeenkomsten naar de ideale leer-omgeving. Ook heb ik literatuur- onderzoek gedaan naar de sector crea-tieve industrie en ideale leeromgevingenom tot resultaten te komen.

Beroepstaken centraalDe creatieve industrie bestaat uit veelzelfstandig ondernemers en kleineMKB'ers. Deze werken veelal op project-basis op een innoverende, creatieve, ont-werpende en iteratieve manier aaninnovatieve producten en diensten meteen herkenbare menselijke eindgebruiker.De leeromgeving bij het Institute for Engi-neering & Design moet hier dan ook opaansluiten, om de transfer van studentennaar de sector beter te maken.

Kenmerkend voor de ideale leeromgevingzijn verschillende zaken. Leertaken, takenzoals deze ook in het beroep worden uit-gevoerd, moeten centraal staan in hetleerproces van de student. Op basis vandeze leertaken moet er samengewerktworden met studenten van andere oplei-dingen, die men later ook tegenkomt inde creatieve industrie.

De rol van docent in de leeromgeving isdie van coach, specifiek het coachen vanstudenten bij het uitvoeren van hun leer-taken.

Het Utrechtse Institute for Engineering& Design is met een herontwerp vanhaar opleidingen begonnen en zoektdaarbij de aansluiting met deexpanderende creatieve industrie. Debedoeling is dat de studenten na hundiplomering optimaal zijn toegerustvoor een baan in deze boeiende sector.

Creatieve industrie

SOEPELE OVERGANG VAN OPLEIDING NAAR WERKDoor: Arno Wilkens

Het curriculum moet dus ruimte biedenaan studenten die aan leertaken moetenwerken die overeenkomen met taken uitde sector creatieve industrie. Het curricu-lum moet qua opbouw vergelijkbaar zijnmet curricula van andere betrokken oplei-dingen. Docenten zullen zich moeten aan-passen aan de rol als coach, maar ook aande rol van ondernemer uit het werkveld.Het werkveld, de creatieve industrie in deregio Utrecht, zal betrokken moeten wor-den bij de inrichting van de leeromgeving,specifiek rondom de projecten die stu-denten gaan uitvoeren.

Aan de slagEr zal vervolgonderzoek nodig zijn, omalle aspecten helder te krijgen bij eenleeromgeving als deze. Denk hierbij aantoetsing, roostering, het zoeken van ex-terne opdrachtgevers en het organiserenvan samenwerking tussen verschillendeopleidingen.

De eerste stappen naar de ideale leerom-geving voor studenten Engineering die decreatieve industrie in willen, zijn gezet. Numoeten vervolgstappen worden gezetbinnen Hogeschool Utrecht.

29

Over de auteurArno Wilkens is docent Elektro -techniek en creatieve industrie bijHogeschool Utrecht.

Hogeschool UtrechtFaculteitNatuur & Techniek

Hogeschool Utrecht

HU Speerpunt + Center of Expertisecreatieve industrie

Afstudeerrichtingcreatieve industrie

Sectorcreatieve industrie (werkveld)

Institute for Engineering & Design

3130

Studenten van de opleiding MedischBeeldvormende en Radiotherapeutischetechnieken vullen een substantieel deelvan hun opleiding met keuze -onderdelen. Qua inhoud en roosteringloopt dat keuzeonderwijs niet meer oprolletjes. Tijd voor een heroriëntatie.

Keuzeonderwijs MBRT

ENE KNELPUNT OPGELOST EN HET NIEUWE KONDIGT ZICH AL AANDoor: Carst Buissink

De opleiding Medisch Beeldvormende enRadiotherapeutische technieken (MBRT)leidt studenten op tot Medisch Beeldvor-mend Bestralers (MBB'er). Dit zijn specia-listen in ziekenhuizen die werken met deallernieuwste apparatuur om het menselijklichaam in beeld te brengen voor diag -nose of behandeling van ziekte processen.

Gedurende hun studie moeten zij voor 45EC van de 240 EC kiezen uit keuzeonder-wijs. Door keuzeonderwijs kan de studentzich specialiseren in onderwerpen binnenhet beroep van een MBB'er.

In de afgelopen jaren zijn er vele keuze-modules ontwikkeld binnen de MBRT.Deze hoeveelheid heeft er toe geleid dathet organisatorisch en roostertechnischniet meer optimaal is. Ook wil het werk-veld dat de modules inhoudelijk beteraansluiten op de nieuwste ontwikkelin-gen. Om het keuzeonderwijs van deMBRT te optimaliseren heeft er een prak-tijkgericht onderzoek plaatsgevonden in2013-2014.

Razendsnelle ontwikkelingenOp dit moment bestaat het keuzeonder-wijs uit meer dan 40 keuzemodules. Dezegrote hoeveelheid maakt het organisato-risch lastig om de modules te actualiserenen aan te laten sluiten op de wensen vanhet werkveld.

Het werkveld van de MBB'er ontwikkeltzich de laatste jaren razendsnel. De vraagis hoe het keuzeonderwijs ingericht moetworden om deze ontwikkelingen te kun-nen blijven volgen.

Roostertechnisch is het ook niet meerhaalbaar om deze grote hoeveelheid mo-dules te blijven aanbieden. De diversiteitaan modules is niet meer te plannen naasthet reguliere onderwijs. Studenten erva-ren de roosters als chaotisch en niet werk-baar, met zeer lange lesdagen en of veeltussenuren in het rooster.

AanpassingenVoor het praktijkgericht onderzoek is eenonderzoeksgroep opgezet, die op basisvan de wensen van het werkveld, de op-leiding en de studenten een visiedocu-ment heeft opgesteld. Naar aanleiding

van dit visiedocument is het keuzeonder-wijs aangepast op inhoud en hoeveelheidaangeboden modules.

De nieuwe opzet van het keuzeonderwijsis als pilot uitgevoerd voor het tweedejaar van de MBRT. Het keuzeonderwijs vandat jaar is teruggebracht van 35 naar achtkeuzemodules waarmee het roostertech-nische probleem is opgelost.

De keuzemodules zijn inhoudelijk aange-past op de nieuwste ontwikkelingen bin-nen het werkveld van de MBB'er.Verouderde technieken in het keuzeon-derwijs die niet meer worden uitgevoerd,zijn vervangen door de nieuwste technie-ken binnen het beroep van de MBB'er.Deze actualisering is in samenwerking meteen werkveldadviescommissie doorge-voerd, deze commissie bestaat uit verte-genwoordigers uit het werkveld.

Nieuwe knelpuntenDe pilot in het tweede jaar van de MBRTis met enquêtes en interviews geëvalu-eerd. Daaruit blijkt dat de nieuwe opzetvan het keuzeonderwijs binnen de MBRTorganisatorisch en roostertechnisch is ver-

Over de auteurCarst Buissink is docent NucleaireGeneeskunde bij de Hanzehoge-school in Groningen.

beterd. Echter, de reductie van keuze -modules brengt meteen een nieuw pro-bleem met zich mee: op dit moment zit ereen maximum aan het aantal deelnemersper keuzemodule, populaire modules zijnsnel vol. Een van de aanbevelingen is omte kijken of het aantal deelnemers perkeuzemodule kan worden uitgebreid.

De uitkomsten van het onderzoek wordenmeegenomen voor verdere ontwikkelingvan het keuzeonderwijs. Het ontwikkelenvan keuzeonderwijs is natuurlijk een con-tinu proces. Alleen op die manier kan deopleiding aan blijven sluiten op de snellevernieuwingen binnen het werkveld.

32

Binnen de opleiding Mediavormgever vanROC Midden Nederland werken de stu-denten in het derde jaar met een portfo-lio. Daarin verzamelen zij producten enbewijsstukken en aan de hand daarvantonen zij aan in welke mate zij de vereisteberoepscompetenties beheersen in hunontwikkeling tot beroepsbeoefenaar. Ditgeeft toegang tot het examenjaar.

Uit de evaluatie van het examenproces isechter gebleken dat studenten niet goedvoorbereid zijn op het maken van zo’nportfolio. De kwaliteit wisselt behoorlijken de studenten hebben heel veel vragen.Het is van groot belang dat zij goedweten aan welke eisen hun portfolio moetvoldoen. Het docententeam heeft hierechter nooit duidelijke criteria voor opge-steld. Docenten geven elk een eigen in-vulling aan het begrip portfolio. Dat leidttot grote onduidelijkheid over de wijzewaarop en de mate waarin de studentende vereiste beroepskwaliteiten inzichtelijkmoeten maken.

AanpakVia enquêtes onder studenten en inter-views met docenten c.q. loopbaanbege-

leiders van de afdeling Mediavormgevingin Amersfoort zijn data verzameld over debeleving van het portfolio onder dezegroepen.

Vervolgens zijn op basis van de belangrijk-ste bevindingen uit dit praktijkonderzoekverbeteracties opgesteld, zoals het formu-leren van een eenduidige definitie van hetbegrip portfolio en het opstellen vanpraktische richtlijnen voor de begelei-dingslessen ervan. Daarnaast is afgespro-ken om aan het einde van iedereonderwijsperiode de begeleiding samenmet studenten en docenten te evalueren.

VerbeteringenHet onderzoek binnen de afdeling heeftbijgedragen aan betere portfoliobegelei-ding door de loopbaanbegeleiders. Zezijn zich bewuster geworden van hun rolals begeleider van de studenten bij hetsamenstellen van portfolio’s. Door de in-ventarisatie van de problemen en de be-hoeften van de studenten enloopbaanbegeleiders, kunnen de docen-ten nu op een systematische wijze deportfoliobegeleiding verbeteren. De bete-kenis die de docenten aan het begrip

Met het portfolio tonen de studentenvan de opleiding Mediavormgever aanhoe ver ze zijn met de ontwikkeling vanhun beroepscompetenties. Er zijn geenduidelijke criteria voor het portfolio, dedocenten geven daar zelf een invullingaan. Gevolg: de studenten weten nietgoed wat nu precies van hen verwachtwordt.

Visie op begeleiding

MENEER, WAT MOET ER IN MIJN PORTFOLIO?Door: John Nurse

Over de auteurJohn Nurse is docent interactievevormgeving bij de afdeling Media-vormgeving op het Creative College,ROC Midden Nederland.

portfolio geven, is onderling besprokenen wordt vastgelegd in de beschrijvingenvan de projecten en workshops.

De wijze waarop de studenten hun port -folio samenstellen wordt per onderwijs -periode geëvalueerd. Zonodig brengende loopbaanbegeleiders naar aanleidingdaarvan verbeteringen aan.

33

3534

Zelf ontdekkenOnderzoek onder docenten wijst uit datzij eerst zelf moeten ontdekken wat demogelijkheden van media zijn voor verbe-tering en actualisering van het onderwijs.En wat dat betekent voor het pedago-gisch-didactisch handelen in de klas. Pro-fessionalisering van docenten is eenvolgende stap. Uit onderzoek blijkt ook dat ROC-breedfaciliteiten noodzakelijk zijn. Daarbij kangedacht worden aan een sterk netwerk en

De hele dag zijn studenten HelpendeZorg en Welzijn bezig met hunsmartphone of tablet en ze lijken ergmediavaardig. Maar zijn ze ookmediawijs? Absoluut niet, net zoals demeeste van hun docenten overigens.

De opleiding Helpende Zorg en Welzijn(HZenW) van ROC Midden Nederland(ROCMN) leidt op voor een baan in dekinderopvang en ouderenzorg. De oplei-ding wil ook anticiperen op maatschappe-lijke ontwikkelingen en studentendaarvoor goed toerusten. Eén van de ontwikkelingen die docentenop zich af zien komen is de groeiendenoodzaak voor mediawijsheid in het on-derwijs. Al jaren wordt in de literatuur ge-schreven over het belang vanmedia wijsheid en de tijd lijkt rijp om daarook binnen het ROCMN prioriteit aan tegeven. Met het onderzoek naar de matevan mediawijsheid onder studenten, ishierin een eerste stap gezet.

Nut en noodzaakUit literatuuronderzoek blijkt dat media-wijsheid een bijdrage levert aan de kwali-teitsverbetering in het onderwijs. Het

Collegiale consultatie is zo simpel nog niet

MEER MEDIAWIJSHEID EEN MUST Door: Angela A.M. Lamboo

belang wordt onderstreept in het kadervan burgerschapsvorming en de verande-rende rol van de docent. Doordat tegen-woordig elke student toegang heeft tothet wereldwijde web, heeft hij de bronvan kennis ook zelf in handen. Onvermij-delijk ontstaat er een kloof tussen docenten student als docenten blijven vasthou-den aan bestaande lesmethoden. Media-wijsheid gericht inzetten maakt onderwijsactueel en draagt tegelijkertijd bij aan hetoverbruggen van die kloof.Dat onderwijs in mediawijsheid geen over-bodige luxe is, blijkt ook uit het volgendevoorbeeld van een student: “Mevrouwwat moet ik doen? Ik ben € 130,- kwijt, ikwilde die veilingsite alleen uitproberen!”De student vertelde dat ze voor vijf euroeen weekendje weg kon, volgens de ad-verteerder. Toen bleek dat het om eenveiling ging, was de meter al gaan tikken.

FundamentMediawijsheid is opgebouwd uit vier competentiegroepen: begrip, gebruik,communicatie en strategie. Begrip is hetpassief inzicht hebben in de werking vanmedia. Gebruik gaat over het actief zelfgebruiken van apparatuur, software en

toepassingen. Bij communicatie gaat overhet interactief uitwisselen van informatieen bij strategie gaat het over effectief om-gaan met en het doelgericht toepassenvan media. Samen vormen deze groepen het funda-ment voor de tien competenties die doorhet Expertisecentrum Mediawijzer.net zijnopgesteld voor onderwijs in media -wijsheid.

Het praktijkonderzoek toont aan dat stu-denten HZenW in alle vier de competen-tiegroepen veel kunnen leren. Om dat terealiseren zijn de onderzoeksresultatenverwerkt in een leerlijn, waarin vijf thema’szijn uitgewerkt in modules. Deze thema’szijn gebaseerd op de competenties en be-strijken alle vier de competentiegroepen.

Over de auteurAngela A.M. Lamboo is docent enloopbaanbegeleider bij de afdelingHelpende Zorg en Welzijn van ROCMidden Nederland.

beleid ten aanzien van gebruik (eigen) ap-paratuur, evenals afspraken over veilig ge-bruik. Benchmarkonderzoek naar deinvoering van mediawijsheid op anderembo-scholen leert dat kleine stappen zet-ten en successen delen, helpt. Door me-diawijsheid geleidelijk in te voeren krijgendocenten en studenten de kans om demeerwaarde zelf te ervaren en zich diewijsheid eigen te maken in haalbare stappen.

Docenten en management binnenROCMN staan positief tegenover media-wijsheid als onderdeel van het curriculum.Ze zien kansen om het onderwijs aantrek-kelijker en beter te maken. Zo kunnen zijook beter aansluiten bij de huidige gene-ratie studenten.

ICT in school Content creation Media en de werkelijkheid

Mijn digitale IK Zoek en vind

BlackboardCommunicatie overschoolzakenSLIM-softwareEduramEduarteGebruiksregels en om-gangsnormen

Basiskennis en vaardig-heden voor het makenvan:DocumentenSpreadsheetsPresentatiesDigitale toepassingenom inhoud te bouwenVideo’s en audioBlogs

Wat doen media metmij?BeeldvormingPositionering van demedia (belangen)Effecten van media enmediagebruik

Do’s en dont’s bij hetbewust zetten van eendigitale voetstap.FacebookWhatsappInstagramLinkedInEtc.

ZoekvaardighedenBronselectie en beoor-delingWebdetectiveGebruik bronnen inwerkstukkenPlagiaat (SafeAsign)InternetrechtPortretrecht

36

Ogenschijnlijk heeft deze uitspraak weinigte maken met digitaal toetsen. Schijn be-driegt hier echter. De uitspraak heeft juistveel met digitaal toetsen te maken. In ditartikel wil ik dat dan ook uitleggen. Daar-bij houd ik geen blind pleidooi voor de in-voering van digitaal toetsen. Tegendigitale afname van toetsen is ook welwat in te brengen. Toch heeft digitaaltoetsen vooral ook voordelen. Het be-langrijkste voordeel zit hem nu juist in deeerste uitspraak van dit artikel.

Flexibel onderwijsAls je als school flexibel onderwijs wiltaanbieden, dan zal dat ook moeten gaangelden voor het afsluitende toetsproces.Digitale toetsen vormen een uitstekendemogelijkheid om dat te realiseren. Het isdan ook om deze reden dat de FaculteitEducatie van Hogeschool Utrecht ervoorheeft gekozen zoveel mogelijk toetsen di-gitaal af te gaan nemen.

Flexibel onderwijs bij de Faculteit Educa-tie (FE) betekent vooral plaats en tijd on-afhankelijk onderwijs. Naar dergelijkeflexibele vormen van onderwijs is een toe-nemende vraag. Op die vraag wil de fa-

culteit graag inspelen. Dat flexibele on-derwijs krijgt nu vooral vorm door de toe-passing van 'blended learning'. Dat wilzeggen dat er een mix van online en face-to-face-onderwijs wordt ontworpen. Digi-taal toetsen is een logische afsluiting vanen een goede aansluiting op blended le-arning.

ToetskwaliteitDaarmee is veel gezegd over de nood-zaak van digitaal toetsen, maar nog wei-nig over de kwaliteit ervan. In een pilotmet digitaal toetsen is het afgelopen jaarveel kennis opgedaan bij de FE over hoeeen goede digitale toets er uit zou moe-ten zien. Een dergelijke toets is in eersteinstantie vooral een goede toets. Dat be-tekent dat eisen die worden gesteld aaneen gewone toets evenzeer geldig zijnvoor een digitale toets.

Digitale toetsen worden daarom dus op-genomen in het toetsplan dat alle toetsenin het curriculum van een opleiding be-schrijft. Voorafgaand aan het ontwerp vaneen digitale toets zijn er toetstermen ge-maakt op basis van de leerdoelen. Dezetoetstermen worden ingedeeld in

“Docenten worden meer studenten ende studenten meer hun eigen docent”.Dit is een parafrase van een uitspraakvan onderzoeker John Hattie. Hij geeftaan hoe uit onderzoeken blijkt datfeedback, gegeven aan studenten éndocenten een grote positieve invloedheeft op leerprestaties van lerenden.

Docenten en studenten worden wijzer van elkaar

DIGITALE TOETSEN MAKEN LEREN ZICHTBAARDoor: Klaas Doorlag

Over de auteurKlaas Doorlag is teamleider vak-groep Spaans en hogeschooldocentOnderwijskunde bij HogeschoolUtrecht.

verschillende vormen van kennis doormiddel van een taxonomie in een zoge-naamde toetsmatrijs. Tot zover onder-scheidt het ontwerpen van een digitaletoets zich niet van de vervaardiging vaneen gewone toets.

VragenbankToch vraagt met name een digitale toetsom een nauwkeurige ontwerpvolgorde.Om voordeel te hebben van digitaal toet-sen is het namelijk van belang om voortoetstermen meerdere vragen te produce-ren. Deze zogenaamde vragenbanken vor-men de noodzakelijke technische basisvan digitale toetsen. Daarmee is een digi-tale toets wezenlijk anders dan het digita-liseren van een niet-digitale toets. Hetvoordeel van digitaal toetsen zit hem inde beschikbaarheid van een groot aantaltoetsvragen per toetsterm in een derge-lijke vragenbank. Studenten kunnen zo opieder moment en op iedere plek met eenPC en internet een door de computer samengestelde toets maken.

StressEen belangrijke voorwaarde daarbij is datde technische omstandigheden goed zijn.

37

Gebrekkige techniek heeft invloed op detoetsomstandigheden en daarmee ook opde toetsresultaten. Die technische om-standigheden betreffen de beschikbaar-heid van goede computers, computer -lokalen en van goede software. Als hetniet werkt, raakt de student snel extra ge-strest in een voor velen toch al spannendesituatie.

FeedbackDe nadruk op een goed ontwerp engoede omstandigheden hebben een be-langrijke reden. Op die manier kan digi-tale toetsing namelijk bijdragen aan eenverbetering van de kwaliteit van het on-derwijs. Digitale toetsen kunnen zoweldegene die de toets aflegt (de student)als degene die de toets construeert (dedocent) van veel en nauwkeurige feed-back voorzien.

Studenten kunnen bijvoorbeeld snel zienwelke vragen ze goed hadden en welkeniet. De computer verzorgt als het warede beoordeling van de toets en doet datsnel en foutloos. Die feedback kan de stu-dent gebruiken voor zijn leerproces.Maar minstens zo belangrijk is de leer-

zame feedback die de docent krijgt overde kwaliteit van de toets en over het leer-proces dat hij of zij heeft georganiseerdvoorafgaand aan het toetsen. De compu-ter kan allerlei gegevens genereren. Zokan de docent inzicht krijgen in welke vra-gen goed of juist slecht zijn gemaakt. Al-lemaal belangrijke informatie om detoetsing of het onderwijs dat er aanvooraf gaat te verbeteren.

Op die manier draagt digitaal toetsenertoe bij dat studenten meer hun eigendocent worden en docenten meer stu-dent.

3938

Wij waren ontevreden over de kwaliteitvan loopbaanbegeleiding (LOB) op hetAutomotive College (AC). Daarom hebik onderzocht hoe wij als docentenstudenten systematischer kunnenbegeleiden tijdens hun individueleloopbaangesprekken. Door ditonderzoek is het loopbaangespreks -formulier veranderd van een verplicht inte vullen formulier naar een instrumentdat leerlingen en docenten helpt omloopbaangesprekken van hogerekwaliteit te voeren.

Inleiding De afgelopen jaren bleek dat docentenvan het Automotive College (AC) ontevre-den waren over de kwaliteit van loop-baanbegeleiding (LOB), en dan vooral vande individuele loopbaangesprekken. Zijvonden de huidige methode lastig ommee te werken, omdat deze niet systema-tisch genoeg was en ze er te weinig erva-ring mee hadden. Vandaar de hoofdvraagvan dit onderzoek: hoe kunnen wij stu-denten systematischer begeleiden tijdensindividuele loopbaangesprekken?

Hogere kwaliteit is haalbaar

LOOPBAANGESPREKKEN MET STUDENTEN: HOE HALEN WE ERMEER UIT? Door: Sam Schillemans

Om dit te onderzoeken heb ik een ont-werponderzoek uitgevoerd. Tijdens deeerste fase heb ik een literatuurstudie uit-gevoerd naar kenmerken van effectieveLOB en daarna heb ik collega’s hierovergeïnterviewd. Tenslotte heb ik tijdens deontwerpfase de opgedane inzichten ge-bruikt om het loopbaangespreksformulierte verbeteren.

Theorie versus praktijk: wat leren weervan?Uit de vergelijking tussen de theorie ende praktijk bleek allereerst dat mijn colle-ga’s ieder hun eigen aanpak hanteerdenen dat er gebruik gemaakt werd van ver-schillende (versies van) formulieren. Dat isnadelig, omdat uit het literatuuronder-zoek bleek dat systematisch werken enmaatwerk leveren belangrijke kenmerkenzijn van kwalitatief goede LOB.

Ten tweede bleek dat mijn collega’s de in-dividuele gesprekken zinvol vonden: “viade individuele loopbaangesprekken[komen wij] meer te weten van onze leer-lingen dan in één klassikale setting.” Ookuit de theorie blijkt dat coaching en inten-sieve individuele interventies het meest

Over de auteurSam Schillemans is docent burger-schap/loopbaanbegeleider bij hetAutomotive College ROC MiddenNederland.

effectief lijken te zijn. Maar collega’s erva-ren ook gebrek aan tijd en rust om LOBgesprekken voor te bereiden en te voe-ren. Dat is frustrerend en uit de theoriewerd me duidelijk dat docenten vol-doende tijd en de juiste ondersteuning(middelen) moeten krijgen om LOB tekunnen geven.

Verder kwam uit de interviews naar vorendat het gebrek aan afstemming tussenschool, stage en thuisfront als gemistekansen worden gezien. Dat is een belang-rijk verbeterpunt, omdat de theorie onsvertelt dat het opbouwen van een per-soonlijke band tussen docent en leerlingjuist van groot belang is voor het goedverlopen van LOB. Tot slot weten we in-tussen dat het verder professionaliserenvan docenten een kernpunt is voor hetverbeteren van de kwaliteit van LOB. Kortom, het ontbrak ons aan handvattenen concrete inzichten over hoe LOB moetworden uitgevoerd, en aan tijd voor deuitvoering ervan.

Handvatten ontworpenTijdens de ontwerpfase heb ik het be-staande loopbaangespreksformulier aan-

gepast op basis van de opgedane inzich-ten. Daarbij is het formulier makkelijkergemaakt voor leerlingen om in te vullenen voor docenten om mee te werken tij-dens het loopbaangesprek. Naast hetaanpassen van het formulier heb ik, inoverleg met mijn collega’s, een aantal ver-anderingen doorgevoerd in de klassikaleloopbaanuren. Zo werkt iedereen nu methetzelfde formulier, dat klassikaal wordtbehandeld, waardoor leerlingen meersteun krijgen bij het voorbereiden vanhun individuele gesprekken dan voor-heen. Ook moeten leerlingen nu eenkorte presentatie geven tijdens die lessenover hun gekozen kwaliteiten en valkui-len. En de docenten overleggen wekelijksover de inhoud van de plenaire loopbaan-uren. ConclusieUit dit onderzoek blijkt dat kwalitatiefgoede LOB bestaat uit methodisch ensystematisch maatwerk. Heel belangrijkdaarbij is dat docenten persoonlijke aan-dacht geven aan hun leerlingen en eenband met hen opbouwen. Dat zal de ef-fectiviteit van individuele loopbaange-sprekken verhogen. Ook moeten

docenten voldoende tijd en de juiste on-dersteuning krijgen om LOB te geven enmoet hun professionalisering op dit vlakeen speerpunt zijn. Verder heb ik een aan-tal aanbevelingen gedaan voor het verbe-teren van loopbaangesprekken binnenonze opleiding (zie tekstkader). Door ditonderzoek is het loopbaangespreksformu-lier veranderd van een verplicht in te vul-len formulier in een instrument dat

leerlingen en docenten helpt om het indi-viduele loopbaangesprekken op niveau tevoeren.Overigens is het cruciaal dat alle partijenbetrokken zijn bij het doorvoeren van ver-beteringen: zonder hun input en inzet iseen hogere kwaliteit niet haalbaar.

AanbevelingenConcrete aanbevelingen voor het verbeteren van de begeleiding van studententijdens individuele loopbaangesprekken:

Docenten gaan:1. het verbeterde loopbaangespreksformulier gebruiken als leidraad voor

individuele loopbaangesprekken. 2. in de klassikale loopbaanuren plenair aandacht besteden aan de kwaliteiten,

vaardigheden, leerdoelen en leerstijlen van hun leerlingen. Daardoor wordenleerlingen beter voorbereid op het voeren van hun individuele loopbaan -gesprekken.

3. de koppeling verbeteren tussen school, stage en thuissituatie. Want als er bijeen van de drie iets niet goed gaat, heeft dat ook invloed op de andere tweepijlers.

4. minder tijd laten verstrijken tussen het invullen van het formulier door de leerling en het voeren van het individuele loopbaangesprek.

Ariaan van Sandick is kerndocent en leerteamcoach Master Leren & Innoveren, Hogeschool Utrecht

Rachel van Vugtis kerndocent en leerteamcoach Master Leren & Innoveren, HogeschoolUtrecht; wegens zwangerschapsverlofontbreekt haar foto helaas.

Nicolien Montessori is kerndocent Master Leren & Innoveren, Hogeschool Utrecht

Michel Dingarten is kerndocent en leerteamcoach Master Leren & Innoveren, Hogeschool Utrecht

Jacquelien Bolding is kerndocent en leerteamcoach Master Leren & Innoveren, Hogeschool Utrecht

Ineke Hagen is kerndocent en leerteamcoach Master Leren en Innoveren, Hogeschool Utrecht

Judith Kortas is kerndocent en leerteamcoach Master Leren en Innoveren, Hogeschool Utrecht

Remco Coppoolse is kerndocent Master Leren en Innoveren, Hogeschool Utrecht

fe_b

r_m

li_71

4_tc

WWW.MLI.HU.NL

Colofon

© 2014, Masteropleiding Leren & Innoveren,

Faculteit Educatie, Hogeschool Utrecht

Redactionele adviezen en interviews

Lex Boezeman

Fotografie

Opleiding Master Leren & Innoveren

Grafische vormgeving

Troost communicatie bno, Utrecht

Druk

Grafisch bedrijf Tuijtel, Hardinxveld-Giezendam