Afdeling 1: Algemene informatie mentoraat (blz 13 t/m 19) · (voor ideeën zie ook blz. 100 t/m 108...

3
Afdeling 1: Algemene informatie mentoraat (blz 13 t/m 19) a. De teamleiders onderbouw en bovenbouw sturen de mentoren aan. Zij zorgen voor ondersteuning aan het team. De mentoren leiden de leerlingenbesprekingen, de teamleiders controleren of de mentoren ondersteuning nodig hebben bij hun taak. b. De mentor is de spil in het begeleidingsverhaal. Dat wil zeggen dat hij de begeleiding aanstuurt. De mentor is verant- woordelijk voor interne verwijzing. Elk proces van begeleiding start bij de mentor, maar ook de afronding, bijvoorbeeld informatieoverdracht naar ouders, gebeurt via de mentor. Indien nodig kan de mentor zijn taak delegeren. Hij kan onder andere gebruik maken van de coördinator leerlingenzorg. c. De mentor is verantwoordelijk voor een aantal hoofdprocessen: hij verzorgt de studielessen, heeft gesprekken met ouders, leerlingen en collega’s en heeft oog voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind. Ook houdt hij een LVS (leer- lingvolgsysteem) nauwkeurig bij. De teamleider steunt de mentor bij de invulling van een LVS. d. De mentoren krijgen twee of drie uur begeleidingsvergoeding in lesuren op het SMM (mentoruur (klassikale les), bege- leidingsuur (9 e uur op rooster leerlingen en mentor) en in de brugklas een studieles). Deze uren zijn nodig voor allerlei mentorzaken: kennismakingsgesprekjes, klassenuitjes, huisbezoeken, extra oudergesprekken, administratieve zaken, scho- ling, lessen keuzebegeleiding, groepsvormingslessen etc. e. De mentor kan gevraagd worden om gedurende een schooljaar een mentor in opleiding te begeleiden. Tijdens deze ‘stage’ krijgt een beginnende mentor de mogelijkheid de kunst van het vak te leren bij een ervaren mentor. Afdeling 2: LVS (blz 116 ev.) Het mentoraat is een verantwoordelijke functie. Als mentor krijg je in de loop van het jaar een schat aan informatie over de leerlingen. Dat kan via ouders, via collega’s of via het kind zelf. Deze informatie is van groot belang voor de begeleiding van een kind tijdens de gehele schoolloopbaan. Een goed Leerlingvolgsysteem is daarom absolute must. Het LVS wordt digitaal opgezet. Mentoren vullen een keer per week het LVS aan met belangrijke informatie over het begeleidingsproces. Mentoren dragen aan het eind van een schooljaar het LVS over aan de betreffende nieuwe mentor. De mentor noemt bij die overdracht alleen de ter zake doende gegevens uit het schooljaar: zaken die in de vervolgklas terug kunnen keren of zaken die bepaald gedrag kunnen verklaren. De mentor spreekt alle leerlingen door met de nieuwe mentor. In het LVS verwerkt de mentor ook de belangrijkste resultaten van de SVL of van een ander meetinstrument. Hij stelt aan de hand van de gegevens een actieplan op indien nodig (faalangsttraining, sociale vaardigheidstraining…) De formulering van de leerlinggegevens in het LVS is zo- danig dat hij in voorkomende gevallen probleemloos aan leerling en ouders kan worden voorgelegd Afdeling 3: Gespreksvoering (blz. 43 t/m 60) Een mentor voert op jaarbasis vele gesprekken. In periode 1 heeft de mentor een individueel gesprekje (ongeveer 10 minu- ten) met elke mentorleerling. Basis voor het gesprek is een vragenlijst die aan het begin van het schooljaar door de leerlingen ingevuld wordt (gratis te downloaden van www.voorelkementor.nl). De vragenlijst kan naar eigen inzicht worden aangevuld met andere vragen. Aan de hand van vraag 13 van die vragenlijst bepaalt de mentor de volgorde van de gesprekken. Na de kennismakingsgesprekken voert de mentor regelmatig korte gesprekjes met de leerlingen. Bijvoorbeeld als de leerling er om vraagt, maar ook als de docent gedragsverandering merkt bij een leerling of als een opmerking van een collega om een gesprek met een leerling vraagt. Uiteraard zijn er ook regelmatig (na de les) gesprekjes over leuke zaken: wat goed dat je een

Transcript of Afdeling 1: Algemene informatie mentoraat (blz 13 t/m 19) · (voor ideeën zie ook blz. 100 t/m 108...

Page 1: Afdeling 1: Algemene informatie mentoraat (blz 13 t/m 19) · (voor ideeën zie ook blz. 100 t/m 108 en ). Indien nodig worden dergelijke lessen in de rest van het jaar ook verder

Afdeling 1: Algemene informatie mentoraat (blz 13 t/m 19)

a. De teamleiders onderbouw en bovenbouw sturen de mentoren aan. Zij zorgen voor ondersteuning aan het team. De mentoren leiden de leerlingenbesprekingen, de teamleiders controleren of de mentoren ondersteuning nodig hebben bij hun taak.

b. De mentor is de spil in het begeleidingsverhaal. Dat wil zeggen dat hij de begeleiding aanstuurt. De mentor is verant-woordelijk voor interne verwijzing. Elk proces van begeleiding start bij de mentor, maar ook de afronding, bijvoorbeeld informatieoverdracht naar ouders, gebeurt via de mentor. Indien nodig kan de mentor zijn taak delegeren. Hij kan onder andere gebruik maken van de coördinator leerlingenzorg.

c. De mentor is verantwoordelijk voor een aantal hoofdprocessen: hij verzorgt de studielessen, heeft gesprekken met ouders, leerlingen en collega’s en heeft oog voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind. Ook houdt hij een LVS (leer-lingvolgsysteem) nauwkeurig bij. De teamleider steunt de mentor bij de invulling van een LVS.

d. De mentoren krijgen twee of drie uur begeleidingsvergoeding in lesuren op het SMM (mentoruur (klassikale les), bege-leidingsuur (9e uur op rooster leerlingen en mentor) en in de brugklas een studieles). Deze uren zijn nodig voor allerlei mentorzaken: kennismakingsgesprekjes, klassenuitjes, huisbezoeken, extra oudergesprekken, administratieve zaken, scho-ling, lessen keuzebegeleiding, groepsvormingslessen etc.

e. De mentor kan gevraagd worden om gedurende een schooljaar een mentor in opleiding te begeleiden. Tijdens deze ‘stage’ krijgt een beginnende mentor de mogelijkheid de kunst van het vak te leren bij een ervaren mentor.

Afdeling 2: LVS (blz 116 ev.)

Het mentoraat is een verantwoordelijke functie. Als mentor krijg je in de loop van het jaar een schat aan informatie over de leerlingen. Dat kan via ouders, via collega’s of via het kind zelf. Deze informatie is van groot belang voor de begeleiding van een kind tijdens de gehele schoolloopbaan. Een goed Leerlingvolgsysteem is daarom absolute must. Het LVS wordt digitaal opgezet. Mentoren vullen een keer per week het LVS aan met belangrijke informatie over het begeleidingsproces. Mentoren dragen aan het eind van een schooljaar het LVS over aan de betreffende nieuwe mentor. De mentor noemt bij die overdracht alleen de ter zake doende gegevens uit het schooljaar: zaken die in de vervolgklas terug kunnen keren of zaken die bepaald gedrag kunnen verklaren. De mentor spreekt alle leerlingen door met de nieuwe mentor. In het LVS verwerkt de mentor ook de belangrijkste resultaten van de SVL of van een ander meetinstrument. Hij stelt aan de hand van de gegevens een actieplan op indien nodig (faalangsttraining, sociale vaardigheidstraining…) De formulering van de leerlinggegevens in het LVS is zo-danig dat hij in voorkomende gevallen probleemloos aan leerling en ouders kan worden voorgelegd

Afdeling 3: Gespreksvoering (blz. 43 t/m 60)

Een mentor voert op jaarbasis vele gesprekken. In periode 1 heeft de mentor een individueel gesprekje (ongeveer 10 minu-ten) met elke mentorleerling. Basis voor het gesprek is een vragenlijst die aan het begin van het schooljaar door de leerlingen ingevuld wordt (gratis te downloaden van www.voorelkementor.nl). De vragenlijst kan naar eigen inzicht worden aangevuld met andere vragen. Aan de hand van vraag 13 van die vragenlijst bepaalt de mentor de volgorde van de gesprekken. Na de kennismakingsgesprekken voert de mentor regelmatig korte gesprekjes met de leerlingen. Bijvoorbeeld als de leerling er om vraagt, maar ook als de docent gedragsverandering merkt bij een leerling of als een opmerking van een collega om een gesprek met een leerling vraagt. Uiteraard zijn er ook regelmatig (na de les) gesprekjes over leuke zaken: wat goed dat je een

Page 2: Afdeling 1: Algemene informatie mentoraat (blz 13 t/m 19) · (voor ideeën zie ook blz. 100 t/m 108 en ). Indien nodig worden dergelijke lessen in de rest van het jaar ook verder

8 had voor wiskunde, hoe was het met voetballen afgelopen, heeft jullie pap die nieuwe baan gekregen etc. Dergelijke ge-sprekjes zijn zeer goed voor de verbinding tussen mentor, leerling én ouder(s). Een huisbezoek kan daarbij zeer verhelderend werken (op www.voorelkementor.nl staat een leuk artikel over de kracht van het huisbezoek).Verder zijn er vier keer per jaar oudergesprekken. Ook voert een mentor regelmatig gesprekken met de vakdocenten van zijn klas. Op die manier probeert de mentor steeds op de hoogte te zijn van de gebeurtenissen en probeert hij samen met de vakdocent tot een oplossing te komen in geval van conflicten. Verder zijn er de gesprekken met ouders: aan het begin van het jaar ontvangt de mentor ou-ders tijdens de kennismakingsavond, in maart is de mentor de begeleider tijdens een informatieavond passend bij de jaarlaag en verder zijn er twee maal per jaar 10-minutengesprekken.

Afdeling 4: Gesprekken met collega’s (blz. 63 t/m 68)

Een mentor voert gedurende een schooljaar regelmatig gesprekken met collega’s . Uiteraard gebeurt dat op vele informele momenten: tijdens de koffiepauze, een praatje op de gang, op de fiets naar huis. Voor de begeleiding van een mentorgroep is het van groot belang dat je van vakdocenten informatie inwint. Een klas gedraagt zich immers niet bij elke les hetzelfde. Ui-teraard kun je niet volstaan met informele ontmoetingen. Daarom staan er in de jaarplanner diverse bijeenkomsten gepland, waarbij een mentor samen met collega’s spreekt over de klas en de leerlingen als individu.

Allereerst zijn er vier keer per jaar leerlingbesprekingen. Op die bijeenkomsten staan de klas en de leerling centraal en den-ken teamleden mee met de mentor. De mentor bereidt deze bespreking goed voor en bepaalt vooraf welke leerling hij in het overleg aan de orde wil stellen of welk groepsgebeuren hij wil bespreken. Aan de hand van de bespreking wordt een handelingsplan gemaakt. Bij leerlingbesprekingen gaat het dus niet om de studievoortgang in de vorm van cijfers, maar kijkt het team naar andere processen. De mentor is voorzitter van deze besprekingen. Hij stelt vooraf een agenda samen, zodat teamleden zich op het onderwerp kunnen voorbereiden. De mentor noteert de afspraken die tijdens de leerlingbespreking gemaakt worden en noteert deze zonodig in het LVS. Na enkele weken bekijkt de mentor of de afspraken goed nagekomen worden en of er eventueel bijschaving nodig is van de afspraken. De leerlingbespreking is oplossingsgestuurd. Er wordt ge-keken naar mogelijkheden, eerder dan naar onmogelijkheden en problemen. Uitgangspunten zijn de vragen:• wat kan deze leerling optimaal bereiken;• hoe kunnen wij hem daarin optimaal ondersteunen.

Drie keer per jaar zijn er klassenbesprekingen. Tijdens deze bijeenkomsten gaat de mentor met de vakdocenten in gesprek over de klas als geheel. Hoe functioneert de groep? Welke ervaringen hebben anderen met deze klas? Heeft er iemand tips om tot (nog) betere resultaten te komen?

Vervolgens zijn er ook twee soorten rapportvergaderingen. Gedurende het schooljaar is er 3 keer sprake van begeleidings- en voortgangsvergaderingen. Tijdens die bijeenkomst onderzoekt de mentor samen met vakdocenten wat de stand van zaken is en welke oorzaken er achter de situatie schuilgaan. Tijdens deze vergadering worden afspraken gemaakt. Een week voor-afgaand aan deze vergadering maakt de mentor een afspraak met de teamleider om de klas voor te bespreken (op www.voorelkementor.nl staat een handige bespreeklijst). Samen maken ze een vergaderlijst waarop de bespreekleerlingen staan, de probleemomschrijving en wordt een actievoorstel gedaan. Tijdens de vergadering wordt het actievoorstel ingediend en wordt het eventueel uitgebreid of aangepast tot een definitieve afspraak. De vergaderlijst wordt aangevuld met de afspraak verdeeld onder de vakdocenten. De mentor spreekt enkele weken na de voortgangsvergadering vakdocenten aan om te kijken of de afspraken goed nagekomen worden door ouders, leerling, docenten, OOP etc.

Aan het eind van het jaar is er de overgangsvergadering. Aan de hand van de geldende overgangsnormen wordt per leerling bepaald waar de leerling volgend jaar zijn schoolloopbaan voortzet. De overgangsnorm van de school is daarbij een richt-lijn, de mentor is vrij om een eventuele overgang (ook al voldoet de leerling niet aan de geldende norm) te verdedigen met juiste argumenten. De vergadering beslist uiteindelijk. Uitgangspunt is zoveel mogelijk dat er voor de leerling een voortgang gezocht wordt, doubleren is alleen in bijzondere gevallen wenselijk.

Tot slot is er de warme overdracht. Dat betekent dat de mentor in gesprek gaat met de collega’s die het komende jaar mentor worden van de leerlingen. De mentor geeft van elke leerling alle ter zake doende informatie door.

Afdeling 5: De klas als groep (blz. 88 t/m 99)

Het is de taak van de mentor om te werken aan een positief groepsklimaat. Daarvoor zijn er diverse instrumenten beschikbaar (advies!).a. De eerste schoolweek vinden op dinsdag en woensdag de kennismakingsdagen plaats: ook wel bekend als de relatiedagen

van de SMM. De mentor verzorgt een tweedaags introductieprogramma met zijn mentorklas. Het programma wordt in overleg met andere mentoren uit de jaarlaag samengesteld. De mentor is vrij een persoonlijk tintje aan deze introductie-dagen te geven.

b. De mentor verzorgt in periode 1 (maar ook in vrije lessen in de rest van het jaar) tijdens de mentorlessen aan de hand van Leefstijl of van andere methodes een lessenserie die sociaal-emotionele ontwikkeling en de plek in de groep bevordert. (voor ideeën zie ook blz. 100 t/m 108 en www.voorelkementor.nl). Indien nodig worden dergelijke lessen in de rest van het jaar ook verder ingepast in de mentorles.

c. De mentor gaat minimaal 2 keer per jaar met de klas op stap: ook hier mag persoonlijke voorkeur de keuze bepalen. De mentor communiceert het uitstapje (bioscoop, etentje, bowlen, etc.) altijd naar ouders én afdelingsleider. In verband met verzekering is het verplicht om elke buitenschoolse activiteit officieel te registreren en communiceren. De uitstapjes vinden plaats voor de kerstvakantie en aan het eind van het schooljaar.

d. De mentor is zoveel mogelijk aanwezig bij bijzondere activiteiten waarbij de klas betrokken is, bijvoorbeeld een project of voorstelling. Ook het bezoeken van een sportwedstrijd of een optreden van een mentorleerling wordt vaak bijzonder op prijs gesteld. Dergelijke bezoeken bieden een uitgelezen kans om op informele wijze in contact te komen met ouders.

Afdeling 6: De mentor als specialist (vanaf blz. 129)

De mentor zorgt dat hij steeds op de hoogte is van leerproblemen waar zijn leerlingen mee te maken kunnen krijgen. In het handboek staan vijf belangrijke onderwerpen behandeld. Op www.voorelkementor.nl kunnen mentoren regelmatig artikelen downloaden over leerlingbegeleiding. De mentor signaleert aan de hand van deze specialistische kennis beperkingen en belemmeringen tijdig en handelt er professioneel naar . Signaleren kan met behulp van informatie uit leerlingenbesprekin-gen, met meting in SVL of met persoonlijke waarnemingen. De mentor neemt rond de herfstvakantie de SVL af, verwerkt de gegevens in het LVS en haalt interessante gegevens uit de test. Uiteraard handelt de mentor als de uitslag van de SVL daarom vraagt. De mentor probeert een leerling zo snel mogelijk te (laten) verwijzen indien noodzakelijk. Dat doet hij in nauw over-leg met de zorgvragende leerling. De mentor heeft de inspanningsverplichting zich te verdiepen in specialistische onderwer-pen (vakliteratuur, onderwijstijdschriften), maar kan ook altijd informatie vragen aan de coördinator leerlingenzorg.

Afdeling 7: De mentor en Loopbaan Oriëntatie (LOB)

De mentor krijgt van de decaan informatie over de lesinhoud omtrent LOB. De decaan plant deze lessen in. De lessen worden verzorgd door de mentor in het mentoruur. Afhankelijk van de jaarlaag gaat het om enkele tot maximaal tien contacturen per schooljaar. De decaan is procesbegeleider en verzorgt zonodig gastlessen op verzoek van een mentor.

Afdeling 8: Mentorenzaken per afdeling

KLAS 1 EN 2:In de onderbouw is er veel aandacht voor de methode Leefstijl. Dit lesmateriaal wordt gebruikt voor de ontwikkeling van de groep en van de individuen.

KLAS 3 EN 4:In de bovenbouw zijn mentoren nauw betrokken bij LOB. Er wordt in klas 3 en 4 veel aandacht geschonken aan wie ben ik, wat wil ik en wat kan ik. Dit alles met het oog op het leven na de SMM.

Afdeling 9: Mentorenagenda 2007-2008

september/oktober: kennismakingsvragenlijst, kennismakingsgesprekjes, kennismakingslessen, afname SVL, infoavond, leerlingenbespreking, start met lessen positieve groepsvorming, ontwerp sociogram, afnemen leer-stijlentestje, eventueel huisbezoeken

november/december: beoordeling SVL, lessen rondom thema’s (pesten, vooroordelen, waarden en normen, uitgaan, agressie, alcohol en drugs), voortgangsvergadering, eerste ouderavond (10-minutengesprekken), kerstviering, goededoelenactie, vergaderingen mentorenteam, eerste klassenuitje

januari/februari: vragenlijst studievoortgang, lessen rondom LOB (decaan), carnavalsviering, vergaderingen mentorenteam

maart/april: voortgangsvergadering, informatieavond, tweede ouderavond, voortgang LOB, derde klassenuitje

mei/juni: overgangsvergadering, eindejaarsuitje met de klas (bijvoorbeeld barbecue met de hele klas)

Page 3: Afdeling 1: Algemene informatie mentoraat (blz 13 t/m 19) · (voor ideeën zie ook blz. 100 t/m 108 en ). Indien nodig worden dergelijke lessen in de rest van het jaar ook verder

Afdeling 10: Meer lezen

De onderstaande literatuurlijst kan de mentor helpen met zijn mentorwerk. De titels met een ster (*) bevatten lesideeën voor de mentorles. De andere titels zijn uitermate geschikt om je als mentor verder te specialiseren op diverse onderwerpen. Een groot aantal van onderstaande titels is te vinden in de literatuurkast in de docentenkamer:

Leefstijl 1 en Leefstijl 2 voor jongeren, Stichting Lions Quest *De Leraren worden minder gek, Riagg Amsterdam *Begeleiden van de groep, KPC/EPNVaardigheden compact, Eisma/EdumediaHandboek vaardigheden, Edumedia * Soorten intelligenties, Uitgeverij NieuwezijdsHuman Dynamics, Uitgeverij ScriptumVechten tegen pesten, Uitgeverij CallenbachOp weg naar de leukste klas van de SMM (12 lessen positieve groepsvorming) *Energize en Energize II, Stichting Lions Quest * Succes met faalangst, Uitgeverij KokHandboek Faalangsttraining, Uitgeverij QuirijnZit stil (over ADHD), Uitgeverij Terra-LannooDyslexie, Uitgeverij UnieboekHandboek sociale vaardigheden, Uitgeverij QuirijnPraktijkboek Krassende leerlingen, Uitgeverij QuirijnPraktijkboek Hoogsensitieve leerlingen, Uitgeverij QuirijnDoodnormaal (over rouwverwering), Uitgeverij EPNJong verlies (over rouwverwerking), Uitgeverij KokLeer als een speer, Uitgeverij Brainware * In gesprek met de leerling, Uitgeverij EPNOmgaan met examenvrees, Uitgeverij KPCTraject, Uitgeverij Nijgh/Versluys * Studiekompas, Uitgeverij Actua *