Adviesrapport · Web viewGezien de beperkte tijd, die er voor deze scriptie beschikbaar is, is dit...

108
LIEFDE IN BALANS 6/9/2017 Wat werkt bij kinderen met hechtingsproblematiek? Lisa Mineur Avans hogeschool Breda Maatschappelijk Werk en Dienstverlening Afstudeertraject, jaar 4 Onderzoek en innovatie

Transcript of Adviesrapport · Web viewGezien de beperkte tijd, die er voor deze scriptie beschikbaar is, is dit...

LIEFDE IN BALANS

6/9/2017 Wat werkt bij kinderen met hechtingsproblematiek?

Lisa MineurAvans hogeschool Breda

Maatschappelijk Werk en DienstverleningAfstudeertraject, jaar 4Onderzoek en innovatie

Malou Liebregts

Versie 1VOORWOORDVoor u ligt het onderzoeksrapport geschreven door Lisa Mineur. Dit onderzoeksrapport was niet mogelijk geweest zonder een aantal mensen, die ik allen hartelijk wil danken. Om te beginnen wil ik gezinshuis de Parel bedanken voor de mogelijkheid die ze mij hebben geboden om onderzoek te doen binnen deze hechte organisatie. Ik heb dit afstudeerproject als een leerzame en plezierige periode ervaren, met veel nieuwe inzichten op het gebied van hechtingsproblematiek. Ik ben dan ook erg dankbaar voor deze inzichten die de begeleiders van gezinshuis de Parel mij gegeven en hun tijd die ze hebben vrijgemaakt voor de interviews.

In het bijzonder wil ik graag Milko van Heusden bedanken. Als opdrachtgever heeft hij mij geholpen het afstudeerproject zo goed mogelijk af te ronden, met zijn positieve feedback en inbreng. Door de brainstorm momenten zijn we uiteindelijk tot een goede hoofdvraag gekomen en zijn er resultaten uitgekomen die kunnen bijdragen aan de kwaliteit van de methode ‘Liefde in Balans’.

Als laatst wil ik Milou Liebregts, mijn afstudeerdocent, bedanken voor haar tijd en energie die ze gestoken heeft in het begeleiden van mijn afstudeerproject. Haar kritische blik en duidelijke feedback heeft mij geholpen het eindverslag tot dit resultaat te brengen. Het HBO-waardige einderesultaat is mede dankzij jou tot stand gekomen. Bedankt hiervoor. Ook wil ik graag nog de gezellige en vertrouwde momenten met mijn afstudeergroep benoemen. Wij hebben elkaar onderling kunnen steunen in het doorlopen van deze 20 weken. Ik heb deze momenten als er fijn ervaren en had het niet zonder jullie gekund. Bedankt hiervoor.

Hartelijk dank allen!

Pagina 1

INHOUDSOPGAVE

VOORWOORD...........................................................................................1

SAMENVATTING........................................................................................4

INLEIDING................................................................................................5context van het onderzoek........................................................................................5Aanleiding voor het onderzoek..................................................................................5Beroepsrelevantie......................................................................................................61.4 Praktijkprobleem..................................................................................................6

Macro......................................................................................................................6Meso........................................................................................................................7Micro.......................................................................................................................8

Probleemstelling........................................................................................................8Doelstelling................................................................................................................91.7 Vraagstelling........................................................................................................9

Hoofdvraag..............................................................................................................9Deelvragen..............................................................................................................9

VERANTWOORDING ONDERZOEKSMETHODE.............................................10Onderzoekstype.......................................................................................................10Onderzoek ontwerp.................................................................................................10Onderzoekseenheden..............................................................................................103.4 Respondenten....................................................................................................11Dataverzamelingstechnieken..................................................................................12

Literatuuronderzoek..............................................................................................12Analyse van bestaand materiaal...........................................................................12Interview...............................................................................................................13

Data-analyse...........................................................................................................14interviews..............................................................................................................14analyse van bestaand materiaal............................................................................14

verantwoording kwaliteit.........................................................................................15validiteit................................................................................................................15Betrouwbaarheid...................................................................................................15

Pagina 2

Bruikbaarheid........................................................................................................15RESULTATEN..........................................................................................16

Inleiding...................................................................................................................16Deelvraag 1: Welk gedrag is passend bij de ontwikkeling van kinderen met hechtingsproblematiek?..........................................................................................16

Inleiding.................................................................................................................16Gevolgen voor de ontwikkeling van kinderen........................................................16

Deelvraag 2: Wat zijn werkzame elementen van erkende interventies gericht op kinderen met hechtingsproblematiek?..........................................................................................21

Erkende interventies.............................................................................................21Behandelthema’s..................................................................................................22Therapeutische houding........................................................................................23Belangrijke onderdelen..........................................................................................24

Deelvraag 3: Welke werkzame elementen van de methode ‘Liefde in Balans’ benoemen de begeleiders van gezinshuis de Parel?......................................................................25

Methode ‘liefde in balans’.....................................................................................25Behandelthema’S..................................................................................................25Therapeutische houding........................................................................................26Belangrijke onderdelen..........................................................................................27Overig....................................................................................................................29

Deelvraag 4: In hoeverre komen de werkzame elementen van de erkende interventies overeen met die van de methode ‘Liefde in Balans’?............................................................30

Inleiding.................................................................................................................30Overeenkomsten...................................................................................................31Verschillen.............................................................................................................32

CONCLUSIES EN DISCUSSIE.....................................................................33Conclusie hoofvraag..............................................................................................33Discussie...............................................................................................................33

AANBEVELINGEN....................................................................................34

Pagina 3

SAMENVATTINGVoor u ligt het eindverslag van het afstudeeronderzoek ‘Liefde in Balans’, uitgevoerd bij Stichting de Parel in Bergeijk, een gezinshuis voor kinderen tussen de 0 en 18 jaar. Het gezinshuis vangt kinderen op die uit huis worden geplaatst of in het geval van een crisisplaatsing. Het gezinshuis biedt rust, regelmaat en structuur voor deze kinderen. De aanleiding van dit onderzoek komt voort uit de behoefte van stichting de Parel om meer inzicht te krijgen in de werkzame elementen van hun eigen ontwikkelde methode ‘Liefde in Balans’ ten aanzien van kinderen met hechtingsproblematiek. In de probleemanalyse komt duidelijk naar voren dat uithuisgeplaatste kinderen met hechtingsproblemen een complexe doelgroep vormen, waarbij een juiste behandeling van belang is om de ontwikkeling van deze kinderen te beschermen. Deze doelgroep heeft veelal veel wantrouwen naar hun zorgverleners en lijken erg oppervlakkig in hun interacties met anderen. Dit maakt het voor zorgverleners een lastige opgave om continuïteit in de zorg te bieden. Het is voor de ontwikkeling van deze kinderen van belang dat ze positieve gehechtheidservaringen gaan opdoen, dit hopen de begeleiders van gezinshuis de Parel met hun methode ‘Liefde in Balans’ bewerkstelligen. Om na te gaan of deze methode dat ook daadwerkelijk bewerkstelligt is de vraag gesteld welke werkzame elementen van interventies er bekend zijn en of deze elementen ook worden gerealiseerd in de methode. Het doel is dus meer inzicht krijgen in de werkzame elementen van de methode ‘Liefde in Balans’ ten aanzien van kinderen met hechtingsproblematiek. De hoofdvraag luidt als volgt: ‘Wat zijn werkzame elementen van interventies gericht op kinderen met een hechtingsproblematiek en in hoeverre worden deze gerealiseerd binnen de eigen methode ‘Liefde en Balans’ van gezinshuis de Parel?’

Om antwoord te geven op de hoofdvraag is er gebruik gemaakt van kwalitatief bureauonderzoek en praktijkgericht onderzoek, waarin interviews zijn gehouden. Het bureauonderzoek bestond uit een literatuuronderzoek en een inhoudsanalyse. Vanuit het literatuuronderzoek is een duidelijk beeld geschetst over wat de gevolgen van hechtingsproblematiek is op de ontwikkeling van kinderen. Vervolgens heeft de inhoudsanalyse inzicht gegeven in de werkzame elementen van erkende interventies gericht op kinderen met hechtingsproblematiek. Het praktijkonderzoek bestond uit semi-gestructureerde interviews. De interviews zijn gehouden met alle vijf de begeleiders van gezinshuis de Parel, die dagelijks met kinderen met hechtingsproblematiek werken. De respondenten zijn onder andere bevraagd over: behandeldoelen, therapeutische attitudes en belangrijke onderdelen van de methode. Daarnaast is gevraagd naar hun mening over de geboekte resultaten en hun ervaringen met het werken met de methode. Aan de hand van de interviews is duidelijk geworden welke elementen van de methode ‘Liefde in Balans’ als werkzaam worden geacht door de begeleiders van gezinshuis de Parel.

Vervolgens zijn alle resultaten geanalyseerd en met elkaar vergeleken waarna geconcludeerd kan worden dat een groot aantal werkzame elementen van de methode ‘Liefde in Balans’ overeenkomen met de werkzame elementen van erkende interventies. De overeenkomsten lagen

Pagina 4

vooral in het opnieuw aanleren van affectief gedrag en het verminderen van het probleemgedrag. Daarnaast lag ook de nadruk op het ervaren van positieve interacties met anderen doormiddel van activiteiten. Naast deze overeenkomsten waren er ook wat concrete verschillen te vinden in de resultaten. Deze verschillen zijn omgezet naar werkbare aanbevelingen. De aanbevelingen liggen vooral in het betrekken van ouders in het proces en het inzetten van video-feedback om in de observatiefasen nog meer informatie te bewerkstelligen. Een kanttekening hierbij is wel het feit dat niet alle ouders van de kinderen nog in beeld zijn of in staat zijn om hieraan mee te werken. Daarnaast zijn er uit de meningen van de respondenten over het werken met de methode, nog wat extra aanbevelingen gevormd. De aanbevelingen zijn te vinden in het ‘adviesrapport’.

INLEIDING

CONTEXT VAN HET ONDERZOEK

In 2005 is stichting de Parel opgericht en operatief als orthopedagogisch gezinshuis. Stichting de Parel biedt opvang aan kinderen tussen de 0 en 18 jaar, waarbij er veelal sprake is van ADHD, LVB, PPD-NOS, emotionele stoornissen of hechtingstoornissen ten gevolge van verwaarlozing of misbruik. De kinderen kunnen worden geplaatst voor crisis-, overbrugging, time-out, lang verblijf of vakantie/weekend opvang. Deze kinderen worden opgevangen in het gezinshuis, waar wordt gestreefd naar het creëren van een ‘normale’ gezinssituatie. Stichting de Parel onderscheidt zich van pleeggezinnen, doordat er naast het echtpaar, ook nog andere professionele begeleiders aanwezig zijn. Er is één echtpaar permanent aanwezig, ondersteund door twee hbo opgeleide begeleiders, die op vaste tijden werken. Dit is belangrijk voor de continuïteit van de zorg. Daarnaast is er nog een orthopedagoog verbonden aan de stichting. Stichting de Parel biedt op dit moment op 1 locatie zorg en opvang voor 8 kinderen. Deze locatie bevindt zich in Bergeijk. Het gezinshuis ligt aan de rand van een dorp, dat in een bosrijke omgeving ligt. De woning is erg ruim en beschikt over ruime slaapkamers, wat voor een rustige sfeer zorgt. (Stichting de Parel, z.d.).

De stichting haar streven is om ten alle tijden beschikbaar te zijn voor crisissituaties. In sommige situaties is plaatsing niet mogelijk, bijvoorbeeld wanneer het op te vangen kind niet in de groep past en er wellicht geen goede zorg verleend kan worden. Er wordt dan in overleg met het kind gezocht naar een andere passende plek. Daarnaast is er aan een crisisplaatsing geen termijn verbonden en kan het overgaan in permanent verblijf (Stichting de Parel, z.d.).

De missie van de Parel is het creëren van een gezinssituatie waarin rust, structuur en regelmaat heerst. Andere uitgangspunten van de zorg die de stichting biedt zijn: veel persoonlijke aandacht voor kinderen, een passende dagbesteding, groot aanbod aan buitenactiviteiten, activerende en ondersteunende begeleiding en een ruime accommodatie waarin elk kind genoeg ruimte heeft. Dit alles om uithuisgeplaatste kinderen op te kunnen laten groeien in de duurzame context van een gezin, waarin ze een zo gewoon mogelijk leven kunnen leiden (Stichting de Parel, z.d.).

Binnen Stichting de Parel wordt er met een eigen methode ‘Liefde in Balans’ gewerkt, die als voornaamste doel heeft het opnieuw leren communiceren van affectie. De methode is gebaseerd op de principes uit het boek ‘De vijf talen van de liefde’. Deze methode wordt alleen toegepast binnen Stichting de Parel (Stichting de Parel, z.d.).

Pagina 5

Voorwaarden voor een plaatsing is het hebben van een WLZ indicatie of een indicatie die binnen De Jeugdwet (2015) valt, of een PGB (24 uurs verblijf). De kwaliteit van de zorg is gewaarborgd door een jaarlijkse keuring voor het HKZ-certificaat (Stichting de Parel, z.d.).

AANLEIDING VOOR HET ONDERZOEK

Het huidige onderzoek wordt in opdracht van het gezinshuis de Parel uitgevoerd. Stichting de Parel heeft een eigen methode ‘Liefde in Balans’ ontwikkeld om kinderen met complexe problematiek te helpen. De methode is gebaseerd op de principes uit het boek ‘de vijf talen van de liefde van kinderen’, geschreven door G. Chapman. Dit is een methode die de stichting helpt om in kaart te brengen, hoe kinderen in elkaar zitten, wat betreft relaties en het communiceren van affectie. Aan de hand van deze inzichten wordt er een pedagogische aanpak geformuleerd in de vorm van leerdoelen, dit met als doel om kinderen op alle vijf de talen te leren communiceren en beschadigingen van de gehechtheid te herstellen (Snelders, 2015). Tot op heden is er nog geen onderzoek gedaan of de methode werkzame elementen bevat voor de aanpak van gehechtheidsproblemen van kinderen. Het streven is om meer inzicht te krijgen in welke elementen werkzaam zijn bij het behandelen van kinderen met hechtingsproblematiek en in hoeverre deze elementen in de methode ‘Liefde en Balans’ terugkomen. Aan de hand daarvan kan er gekeken worden of de begeleiders deze elementen ook als werkend ervaren in de praktijk. Op deze manier hopen de begeleiders van Stichting de Parel inzicht te krijgen in wat de werkzame onderdelen zijn van ‘Liefde in Balans’ en wat er wellicht nog verbeterd kan worden.

BEROEPSRELEVANTIE

In de laatste jaren is het werkveld van de sociaal agogisch werker heel erg veranderd. In de nieuwe Jeugdwet is de nadruk te komen liggen op de eigen verantwoordelijkheid en eigen mogelijkheden van jeugdigen en hun ouders, met inzet van hun sociale netwerk. Ook is er steeds meer nadruk komen te liggen op het participeren in de maatschappij. Ook kinderen met beperkingen en psychische problematiek moeten gestimuleerd worden mee te doen (MOVISIE, 2015). Als sociaal agogisch werker hebben je deze taken ook. Dit blijkt uit twee citaten uit de beroepscode van de sociaal agoog: “als sociaal agoog bevorder je dat de cliënt, in wisselwerking met zijn omgeving, tot zijn recht komt” en “als sociaal agoog sluit je aan bij de zelfredzaamheid van de cliënt en stimuleert deze” (Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers, 2013, p.9). In gezinshuizen worden kinderen met meervoudige en complexe problematiek een gezinsplek geboden met alles wat daarbij hoort: school, vrienden, buren, werk, sport en hobby’s. Dit netwerk zorgt ervoor, dat een kind actief meedoet in de samenleving. Gezinshuizen streven ernaar deze kinderen een kans te bieden op een zo ‘gewoon’ mogelijk leven. Plaatsing in een gezinshuis helpt bij het opbouwen van een sociaal netwerk, het bevordert de kans op het vinden van een baan en op het vinden van een woning (Baan, Eilbracht & Van Dijk, 2015). Het blijkt echter wel moeilijk te zijn om voor de kinderen met deze complexe problematiek, langdurige opvang te organiseren. De heftigheid van de problematiek zorgt voor de vele wisselingen in woonplekken (Van der Steege, 2012). De professionals van Stichting de Parel lopen ook tegen de heftigheid van de problematieken aan, en weten niet altijd de continuïteit van de zorg te behouden. Als reactie daarop heeft de stichting een eigen methode ontwikkeld. Deze methode zou moeten helpen bij diverse problematieken. Dit geeft de relevantie van het vraagstuk weer. Om de continuïteit te behouden, is het van belang, dat er een juiste aanpak is voor de problematiek van deze kinderen. Daar zal mijn onderzoek bij aansluiten (M. van Heusden, persoonlijke communicatie, 24 november 2016).

1.4 PRAKTIJKPROBLEEM

Pagina 6

Het praktijkprobleem, zoals hierboven staat beschreven in de aanleiding, zal nu op macro, meso en micro niveau bekeken worden.

MACROIn de nieuwe Jeugdwet staat beschreven, dat jeugdigen, die voor korte of langere tijd niet thuis kunnen opgroeien, moeten worden opgevangen in een gezinsverband. Met ingang van 1 januari 2015 hebben de gemeenten de verantwoordelijkheid over een voldoende en passend aanbod van gezinsvormen voor de jeugd en ouders. Dit staat beschreven in wetsartikel 2.3.6: ‘Het college draagt er zorg voor dat de jeugdige in het geval van een uithuisplaatsing, indien redelijkerwijs mogelijk, bij een pleegouder of in een gezinshuis wordt geplaatst, tenzij dit aantoonbaar niet in het belang is van de jeugdige.’ (Transitiebureau Jeugd, Werkgroep Jeugd met een Beperking, 2014).

In Nederland kunnen ruim 40.000 kinderen – al dan niet tijdelijk – niet meer thuis wonen. Een deel van deze kinderen zal niet meer terugkeren naar hun gezin van herkomst en zal buiten dit gezin moeten opgroeien. Zoals in de nieuwe Jeugdwet beschreven staat, lijken deze kinderen het best op te kunnen groeien binnen een gezinsverband, daarom is een zogenoemd alternatief gezin veelal de eerste keus. We hebben het dan over pleeggezinnen, gezinshuizen, jeugdzorgboerderijen, projectgezinnen of andere gezinsvormen. Dit zijn kleinschalige hulpverleningsgezinnen, waarin kinderen alsnog kunnen opgroeien tot een zelfstandig persoon (Ter Meulen, Vinke, De Baat & Spoelstra, 2014).

Een pleeggezin lijkt voor een deel van deze kinderen niet geschikt, vanwege de meervoudige problematiek en het moeilijk hanteerbare gedrag. Een groot deel van deze kinderen hebben een lange geschiedenis binnen de jeugdzorg en hebben verschillende vormen van hulp gehad. Denk hierbij aan ambulante hulp, pleegzorg en residentiële hulp. Ook hebben deze kinderen veel verschillende woonplekken gehad. Deze vele verplaatsingen zijn slecht voor de ontwikkeling van kinderen. De steeds wisselende verzorgers en breuken in de gehechtheidsrelaties die kinderen aangaan, zorgen vaak voor verergering van de al bestaande gedrags- en emotionele problemen. Ook de cognitieve, fysieke en gedragsmatige ontwikkeling lijkt hieronder te leiden. Onderzoek naar hechting laat zien dat het voor de veilige hechting van kinderen van belang is dat een verzorger continue, beschikbaar en stabiel is. We spreken over een veilige hechting wanneer een kind in staat is in een vreemde situatie toch op verkenning uit te gaan, en daarbij kan steunen op de verzorger. Dit is belangrijk voor hun ontwikkeling en beschermd tegen tegenslagen en problemen. Dit bekent dat de gemeente zorg moet dragen voor voldoende van deze vervangende gezinnen (Van der Steege, 2013).

Voor jeugdigen, die intensievere zorg nodig hebben, zijn er gezinshuizen. Een gezinshuis is een vorm van jeugdhulp, dat erg kleinschalig is, waar meerdere kinderen tussen de 0 en 18 jaar worden opgevangen in een gezinsverband. Professionele gezinsouders bieden 24 uur per dag, 7 dagen in de week opvoeding, verzorging en begeleiding. Een sterke punt van gezinshuizen is de continuïteit in de opvoedingsrelatie. Deze continuïteit geeft kinderen de gelegenheid om een veilige gehechtheid te ontwikkelen. Andere belangrijke punten zijn: aandacht voor het individu, kleinschaligheid, een accent op het normale leven en maatwerk in de begeleiding (Transitiebureau Jeugd, Werkgroep Jeugd met een Beperking, 2014).

Typerend voor kinderen, die geplaatst worden in gezinshuizen, is de aanwezigheid van hechtingsproblematiek. Deze doelgroep heeft vaak een gebrek aan vertrouwen in hun zorgverzorgers en zijn vaak oppervlakkig in hun interactie. Dit gedrag kan erg verontrustend zijn

Pagina 7

voor zorgverleners, die graag een emotionele band aangaan, maar vervolgens stuiten op een emotionele leegte. Het onvermogen van het kind om deze emotionele zorg te ontvangen, kan voor zorgverleners erg zwaar zijn (Edelstein, Burge & Waterman, 2001). Met name voor uithuisgeplaatste kinderen, die uit een problematische opvoedingssituatie komen en hierdoor vaak onveilig gehecht zijn, is het van belang, dat zij de mogelijkheid krijgen om positieve en correctieve gehechtheidervaringen op te doen. Wanneer er te weinig aandacht besteed wordt aan de hechtingsproblematiek, kan dit op latere leeftijd gevolgen hebben voor het functioneren van een kind. Het is dus erg belangrijk, dat er een goede match is tussen de aanwezige problematiek en het type hulp, om een uithuisplaatsing stabiel te laten verlopen. Als kinderen positieve gehechtheidservaringen krijgen aangeboden van zorgverleners, blijkt de gehechtheid veranderbaar, van belang is een sensitievere omgang met het kind (Juffer, 2010).

MESOGezinshuis de Parel opereert als orthopedagogisch gezinshuis. Er verblijven acht kinderen met diverse problematieken in de leeftijd van 0 tot 18 jaar. De Parel biedt opvang in het kader van crisis, time-out en langdurig verblijf. Bij alle acht de kinderen is er sprake van hechtingsproblematiek in combinatie met andere problemen, zoals gedragsproblemen. De Parel heeft dan ook te maken met een complexe doelgroep. Om deze kinderen met diverse problematiek te kunnen helpen, heeft de Parel een eigen methode ontwikkeld (Stichting de Parel, z.d.). De Parel wil de zoals hierboven beschreven breuken in relaties aanpakken. Een punt waar de Parel echter tegenaan loopt, is dat ze onvoldoende zicht hebben op de werkzame elementen van de methode ten aanzien van de hechting van de kinderen. De Parel gelooft een goede methode te hebben ontwikkeld, die werkt voor kinderen met hechtingsproblematiek, maar kunnen dit nog niet goed onderbouwen. De parel erkent dat het van belang is, dat hier meer zicht op komt, om de kinderen een passende hulp te kunnen bieden. Daarbij is hun vraag vooral: wat is er bekend over werkzame elementen van interventies, gericht op kinderen met hechtingsproblematiek en komen deze elementen ook in de methode ‘Liefde in Balans’ terug (M. van Heusden, persoonlijke communicatie, 24 november 2016)?

MICROWanneer er meer inzicht is in de werkzame elementen van de methode ten aanzien van de hechtingsproblematiek, zal de verzorging en begeleiding beter kunnen aansluiten op de behoefte van de kinderen. Voor de doelgroep van gezinshuis de Parel is het van belang, dat er een passende aanpak is voor de hechtingsproblemen, om te voorkomen dat zij hierdoor op latere leeftijd worden belemmerd. Het is dus ook in het belang van de kinderen, dat er onderzoek gedaan wordt naar de werkzame elementen van de methode ten aanzien van hechtingsproblematiek, zodat de kinderen nog gerichter begeleid kunnen worden. Als blijkt dat de methode werkzame elementen bevat, zal dit de begeleiders meer vertrouwen geven dat ze een effectieve manier van begeleiden aanhouden. Voor de kinderen zal dit betekenen, dat ze de begeleiding krijgen, die ze nodig hebben en dat ze de kans krijgen om zich zo goed mogelijk te ontwikkelen. Dit is gunstig voor de kinderen, maar ook voor de maatschappij, omdat deze kinderen dan zo optimaal mogelijk kunnen gaan participeren in de maatschappij (M. van Heusden, persoonlijke communicatie, 24 november 2016).

PROBLEEMSTELLING

Pagina 8

In bovenstaande analyse van ‘het probleem’ wordt duidelijk dat gezinshuis de Parel onvoldoende zicht heeft op de werkzame elementen van hun methode ‘Liefde in Balans’, met betrekking tot de kinderen met een hechtingsproblematiek. Hieruit is de volgende stelling gekomen:

Welke werkzame elementen van interventies gericht op kinderen met hechtingsproblematiek, worden er gerealiseerd in de methode ‘Liefde in Balans’ binnen het gezinshuis de Parel?

DOELSTELLING

Uit de praktijk blijkt, dat de begeleiders binnen Stichting de Parel onvoldoende inzicht hebben in wat de werkzame elementen zijn van de methode ‘Liefde in Balans’ op de hechtingsproblemen bij de kinderen. In eerste instantie is het van belang, dat er meer inzicht komt in welke elementen van interventies, gericht op kinderen tussen de 0-18 jaar met een problematische hechting, werkzaam zijn. Vervolgens is het doel om na te gaan of deze gevonden werkzame elementen ook terugkomen in de methode ‘Liefde in Balans’. Dit onderzoek heeft als doel:

De begeleiders van gezinshuis de Parel inzicht geven in welke werkzame elementen van interventies, gericht op kinderen met een hechtingsproblematiek, gerealiseerd worden in de methode ‘liefde in Balans.

1.7 VRAAGSTELLING

HOOFDVRAAGWat zijn werkzame elementen van erkende interventies gericht op kinderen met een hechtingsproblematiek en in hoeverre worden deze gerealiseerd binnen de eigen methode ‘Liefde en Balans’ van gezinshuis de Parel?

Pagina 9

DEELVRAGEN- Welk gedrag is passend bij de ontwikkeling van kinderen met hechtingsproblematiek?

Wat zijn de signalen/verschijnselen van hechtingsproblematiek bij kinderen? Wat zijn de gevolgen voor de ontwikkeling van kinderen?

- Wat zijn werkzame elementen van erkende interventies gericht op kinderen met hechtingsproblematiek?

Wat is het behandeldoel(en) van de interventie? Welke therapeutische houding(en) wordt er ingezet? Wat zijn de belangrijkste onderdelen van de interventie?

- Welke werkzame elementen van de methode ‘Liefde in Balans’ benoemen de begeleiders van gezinshuis de Parel?

Wat is het behandeldoel van de methode? Welke therapeutische houding is belangrijk bij het inzetten van de methode? Wat zijn de belangrijkste onderdelen van de methode?

- In hoeverre komen de werkzame elementen van erkende interventies overeen met die van de methode ‘Liefde in Balans’?

Waar liggen de overeenkomsten? Waar liggen de verschillen?

VERANTWOORDING ONDERZOEKSMETHODE

ONDERZOEKSTYPE

Er bestaan verschillende typen onderzoek. Zo wordt er onderscheid gemaakt tussen kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Kwalitatief onderzoek vindt vooral plaats in de werkelijkheid, hier wordt gekeken naar de ervaringen en belevingen van de onderzochte personen. Bij kwantitatief onderzoek wordt er vooral gekeken naar cijfermatige informatie, gegevens in cijfers over organisaties, objecten en personen. Dit onderzoek is overwegend kwalitatief gericht. De nadruk in dit onderzoek ligt niet op cijfermatige gegevens, maar juist op de verhalen achter de cijfers en de ervaringen uit de praktijk. Om de onderzoeksvraag zo volledig mogelijk te kunnen beantwoorden, is er gekozen voor een triangulatie van kwalitatieve methoden. Zo zal het probleem vanuit verschillende invalshoeken belicht worden (Verhoeven, 2014). In het eerste deel van het onderzoek zullen kwalitatieve gegevens worden verzameld uit bestaande literatuur. De werkzame elementen van erkende interventies gericht op kinderen met hechtingsproblematiek zullen in kaart worden gebracht. Vervolgens zullen de ervaringen van de begeleiders met de methode ‘Liefde in Balans’ worden onderzocht. Als laatst zullen de elementen van de methode worden vergeleken met de werkzame elementen van de erkende interventies. Op deze manier zal er een zo volledig mogelijk beeld ontstaan. Er zal zowel een theoretische als praktische onderbouwing zijn.

Pagina 10

Tot slot spreken we over een inductief onderzoek, omdat de theorieën nog niet bekend zijn. Gaandeweg zal er in dit onderzoek een theorie worden ontwikkeld. Er zullen eerst gegevens worden verzameld, waaruit vervolgens een theorie zal worden gevormd (Verhoeven, 2014). In het eerste deel van het onderzoek zullen er gegevens worden verzameld: wat werkt bij kinderen met hechtingsproblemen. Daarna wordt er gekeken of deze werkzame elementen ook in de methode ‘Liefde in Balans’ terugkomen, zowel in de methode beschrijving als in de praktijk. Vervolgens zal er een theorie worden gevormd over de werkzaamheid van de eigen ontwikkelde methode ten aanzien van kinderen met hechting.

Een belangrijk begrip hierbij is: iteratie. “Daarbij gaat de onderzoeker als volgt te werk: hij verzameld en analyseert gegevens en trekt zijn eerste conclusies. Dan komt vast te staan welk type aanvullende informatie nodig is. Vervolgens verzamelt en analyseert hij nieuwe gegevens om zo een iteratief proces te volgen” (Verhoeven, 2014, p. 34).

ONDERZOEK ONTWERP

Gekozen is voor een kwalitatief bureauonderzoek. De data van het onderzoek zal voornamelijk verzameld worden uit bestaande data, data van andere onderzoekers. Bij een bureauonderzoek gaat een onderzoeker niet echt de praktijk in om onderzoek te doen. Een bureauonderzoek kenmerkt zich door een aantal zaken, namelijk: er is geen direct contact met de onderzoekseenheden, er wordt gebruik gemaakt van bestaande data en de data wordt vanuit een ander perspectief bekeken, dan waarmee het geproduceerd werd (Verhoeven, 2015). In dit onderzoek zal er daarbij wel contact zijn met de onderzoekseenheden, namelijk met de begeleiders van het gezinshuis. De begeleiders van het gezinshuis zullen worden geïnterviewd over hun ervaringen met de methode. Het bureauonderzoek zal aangevuld worden met informatie uit het werkveld.

RESPONDENTEN

In ‘Gezinshuis de Parel’ werken vijf begeleiders. Voor dit onderzoek worden alle vijf de begeleiders geïnterviewd. Hieronder een korte beschrijving van de vijf begeleiders:

Respondenten WerkervaringMilko van Heusden, 56 jaar, gezinshuisouder en bestuurder (financiën)

Heeft werkervaring met vluchtelingen, verslaafde en Multi-probleem gezinnen.Bezit naast het diploma Z verpleegkundige ook nog hbo MWD en post-hbo bemoeizorg.Is ruim 10 jaar gezinshuisouder geweest bij stichting Fatima. Werkt nu 4,5 jaar bij stichting de Parel.

Wilma , 57 jaar, gezinshuisouder Heeft in de gehandicaptenzorg gewerkt.

Pagina 11

Bezit naast het diploma Z verpleegkundige ook nog mbo doktersassistent.Is ruim 10 jaar gezinshuisouder geweest bij stichting Fatima. Werkt nu 4,5 jaar bij stichting de Parel.

Laura Snelders, 30 jaar, groepsbegeleidster Bezit het diploma hbo SPH, Social work.Vanuit daar gelijk begonnen met werken bij stichting de Parel en is daar nu 7 jaar werkzaam. Werkt nu 4 jaar op de locatie in Bergeijk.

Claudia, 35 jaar, groepsbegeleidster en kwaliteitsmedewerker

Bezit naast het diploma orthopedagogiek ook nog het diploma voor kwaliteitsmanagement.Is ruim 11 jaar werkzaam bij stichting de Parel. Werkt nu 5 jaar op de locatie in Bergeijk.

Sjaan, 55 jaar, groepsbegeleidster Heeft werkervaring in de verslavingszorg en in jongerenopbouwwerk. Bezit naast het diploma SPW ook hbo MWD.Is ruim 8 jaar werkzaam bij stichting de Parel. Werkt nu 5 jaar op de locatie in Bergeijk.

De begeleiders hebben een vergelijkbare opleidingsachtergrond en verrichten dezelfde werkzaamheden. Vier van de vijf begeleiders hebben een hbo achtergrond. Alle begeleiders werken met de methode ‘Liefde in Balans’. Daarom is ervoor gekozen om hen in een respondentengroep onder te brengen. De respondenten zijn mondeling benaderd, waarbij het onderwerp van het onderzoek is geïntroduceerd.

Er is sprake van een selecte steekproef omdat er maar vijf begeleiders werkzaam zijn binnen het gezinshuis. Een grote steekproef is hier dus niet mogelijk. De steekproef is ook doelgericht omdat de steekproef ook op basis is van bepaalde kenmerken. Alle begeleiders werken met de methode ‘Liefde in Balans’ en met kinderen met hechtingsproblematiek. Deze personen zijn ‘experts’ op dit gebied (Verhoeven, 2014).

DATAVERZAMELINGSTECHNIEKEN

Hieronder worden de verschillende dataverzamelingstechnieken toegelicht. Deze worden per deelvraag beschreven.

LITERATUURONDERZOEK Voor het eerste deel van het onderzoek is er gekozen voor een literatuuronderzoek, wat valt onder de noemer: kwalitatief bureauonderzoek. Er zullen teksten, artikelen en boeken worden geanalyseerd, die zelf al interpretaties van onderzoek behelzen (Verhoeven, 2014). Dit literatuuronderzoek zal antwoord geven op de eerste deelvraag:

Deelvraag 1: Welk gedrag is passend bij de ontwikkeling van kinderen met hechtingsproblematiek?

Pagina 12

Middels literatuuronderzoek wordt er informatie verzameld over de doelgroep, de ontwikkeling van hechtingsproblemen en de kenmerkende gedragingen van deze doelgroep. Er zijn verschillende redenen om te kiezen voor een literatuuronderzoek, bijvoorbeeld ter oriëntatie op een probleemsituatie, als theoretische onderbouwing van de onderzoeksopzet en bij beschrijvings- en/of vergelijkingsvragen (Verhoeven, 2014). Er is een keuze gemaakt voor deze methode, omdat deelvraag 1 een beschrijvingsvraag betreft, namelijk: welk gedrag is passend bij kinderen met hechtingsproblematiek? Er zal hier vooral gebruik gemaakt worden van secundaire literatuur. ‘Dit betreft geen nieuw onderwerp, maar literatuur waarin door andere auteurs over al behandelde onderwerpen wordt gerapporteerd, bijvoorbeeld op basis van nieuwe inzichten of onderzoek’ (Verhoeven, 2014, p.160). Er bestaan verschillende lagen in een literatuuronderzoek. Zo kan er bijvoorbeeld op microniveau gezocht worden naar bestanden van het Sociaal Plan Bureau, maar kan een biografie op microniveau ook relevant zijn voor het onderzoek (Verhoeven, 2014). Om de betrouwbaarheid van de gevonden literatuur te vergroten, zal er dan ook gebruik gemaakt worden van verschillende databronnen. Hierbij kan je denken aan: Nederlandse- en Engelstalige artikelen, boeken, biografieën en databanken (bijv. google scholar, Kaluga en Springerlink).

ANALYSE VAN BESTAAND MATERIAALVoor het tweede deel van het onderzoek is er gekozen voor een kwalitatieve inhoudsanalyse, wat ook wel valt onder de noemer deskresearch. Deze analyse zal antwoord geven op deelvragen, twee en vier:

Deelvraag 2: Wat zijn werkzame elementen van erkende interventies gericht op kinderen met hechtingsproblematiek?

Deelvraag 4: In hoeverre komen de werkzame elementen van erkende interventies overeen met die van de methode ‘Liefde in Balans’?

“Een inhoudsanalyse is meer dan het bestuderen van gevonden literatuur of het lezen van stukken” (Verhoeven, 2014, p. 162). Bij deze methode is taal het uitgangspunt. Het gebruiken van bestaande data heeft vele voordelen namelijk: informatie is vaak valide en levert veelal ook valide onderzoeksresultaten op, bestaande data is makkelijker te verkrijgen dan data wat je nog moet produceren en het leidt niet tot respondentenbederf (Baarda, 2009). Gezien de beperkte tijd, die er voor deze scriptie beschikbaar is, is dit een snelle manier om een grote hoeveelheid data te verzamelen. Het neemt relatief minder tijd in beslag dan veldonderzoek. Daarnaast wordt er op deze manier geen inbreuk gemaakt op de dagelijkse gang van zaken, wat voor deze doelgroep zeker van belang is. Deze kinderen hebben rust en regelmaat nodig. Het laatste voordeel is dat er met deze methode wetenschappelijk geproduceerde data wordt verzameld, wat de betrouwbaarheid van het onderzoek vergroot. Echter zijn er ook wat nadelen te benoemen. De bestaande data is veelal voor andere onderzoeksdoeleinden gebruikt en data kan lastig verkrijgbaar zijn (Baarda, 2009). Het onderzoeksontwerp zal wellicht moeten worden aangepast aan de beschikbare data. Wat ertoe zou kunnen leiden, dat er een wat eenzijdige blik ontstaat. Om dit nadeel aan te pakken zal er gebruik gemaakt worden van data van diverse auteurs uit diverse bronnen. Door te zoeken naar verschillende invalshoeken, zal de eenzijdigheid worden ingeperkt. Een ander nadeel dat wordt genoemd is dat het soms moeilijk in te schatten is of data van kwaliteit is of niet (Van der Donk & Van Lanen, 2013). In dit onderzoek zullen vooral databanken worden gebruikt waarin vakliteratuur te vinden is, zoals Google Scholar, Kaluga en Springerlink. Daarbij zal er ook gekeken worden naar: de achtergrond van auteur, de context waarin de bron is geschreven,

Pagina 13

de doelgroep (voor wie?) en of de inhoud bevestigd wordt met andere bronnen. Hiermee is een zekere kwaliteit gewaarborgd.

INTERVIEW Voor het laatste deel van het onderzoek is er gekozen voor de methode interview. Er zullen meerdere interviews worden afgenomen met verschillende respondenten. De respondenten zijn de begeleiders van Gezinshuis de Parel en worden benoemd in kop 4.4. Deze methode zal antwoord geven op de vierde deelvraag:

Deelvraag 3: Welke werkzame elementen van de methode ‘Liefde in Balans’ benoemen de begeleiders van gezinshuis de Parel?

Volgens Verhoeven (2014) staat in een interview de beleving van de geïnterviewde voorop. Het doel van de interviews is dan ook om inzicht te krijgen in de ervaringen, die de begeleiders hebben met de methode ten aanzien van de hechtingsproblemen van de kinderen. Daarbij zal de nadruk liggen op de ervaringen van de begeleiders over wat werkt in de praktijk. Er bestaan verschillende soorten interviews. Zo heb je individuele interviews en groepsinterviews. Dit onderzoek zal gebruik maken van individuele interviews. Het voordeel hiervan is, dat de respondenten elkaars antwoorden dan niet kunnen beïnvloeden. Dit vergroot de kans dat de respondenten eerlijk en open zullen antwoorden. Daarnaast verkrijg je met individueel interviewen veel meer achtergrondinformatie, omdat je dieper op de persoonlijke ervaringen kan ingaan en kan doorvragen. Bij een groepsinterview is er maar een beperkte ruimte voor individuele ervaringen. Een nadeel van individuele interviews ten opzichte van groepsinterviews is, dat er meer tijd in gaat zitten (Van der Donk & Van Lanen, 2013). Je moet afspraken maken om de interviews af te nemen en daarnaast ook nog uitwerken. Echter is het in dit onderzoek van belang, dat de verschillende invalshoeken van de begeleiders in beeld worden gebracht. Om een zo breed mogelijk beeld te schetsen over wat werkt in de praktijk. Om tijd te besparen, heb ik ervoor gekozen om de individuele respondenten te bevragen in een werksituatie, waarin we toch al samen zijn. Dit is in het gezinshuis zelf, waar de begeleiders wekelijks aanwezig zijn. Hiermee wordt het inplannen van de interviews vergemakkelijkt.

Daarnaast is er gekozen voor een semigestructureerde vorm van interview. Hierbij liggen de belangrijkste onderwerpen en vragen vooraf al vast, maar krijgt de onderzoeker wel de ruimte om van deze onderwerpen en vragen af te wijken (Baarda et al., 2013). Er is voor deze vorm van interview gekozen, omdat het van belang is dat bepaalde onderwerpen aan bod komen, om uiteindelijk een vergelijking te kunnen maken met de erkende interventies. Hier is een mate van structuur nodig. Daarnaast is het van belang dat de respondenten een bepaalde vrijheid hebben in wat ze willen vertellen, wat voor meer diepte zorgt in het interview. De onderzoeker is daarin vrij om te reageren op de woorden van de respondent en andersom. Op deze manier ook onderwerpen aan bod komen, die wellicht niet van tevoren vast lagen. Kortom kan de onderzoeker zich volledig richten op de achterliggende opvattingen en ontstaat er een interactief gesprek. Dit zijn voordelen van deze vorm van interview. Er worden echter ook nadelen benoemd. Een semigestructureerd interview is een intensieve vorm van onderzoek doen. Er kan veel tijd in gaan zitten (Van der Donk & Van Lanen, 2013). Doordat er bij Stichting de Parel maar vijf begeleiders werkzaam zijn en er dus ook maar vijf geïnterviewd kunnen worden, is dit wel haalbaar. Er zal van tevoren een tijd worden afgesproken, om te voorkomen dat een interview een uur duurt. Voor de minimale onderzoekspopulatie van dit onderzoek is deze methode geschikt. Een ander nadeel van deze vorm van interviewen is dat de gegevens moeilijker te analyseren zijn en er wellicht een algemenere

Pagina 14

conclusie uit zal komen. Dit omdat niet iedere respondent dezelfde input zal hebben, door de vrije manier van bevragen (Baarde et al., 2013). Om dit nadeel te beperken, zal er een uitgebreide topiclijst worden opgesteld en zal er een vaste volgorde worden aangehouden. Het laatste nadeel dat wordt genoemd is dat de onderzoeker de respondent bewust of onbewust kan beïnvloeden, door bijvoorbeeld voorbeelden te geven tijdens het bevragen. Op deze manier stuur je de respondent en geef je hem ideeën (Van der Donk & Van Lanen, 2013). Ook hierin zal de topiclijst helpend zijn. Door al van te voren onderwerpen en belangrijke vragen op te stellen, kan je voorkomen dat vragen suggestief of gesloten zijn. Een open manier van bevragen, geeft de respondent de kans zelf na te denken. De topiclijst zal uit open vragen bestaan en zal een bepaalde volgorde aanhouden. Dit verkleint de kans dat de respondent zijn antwoorden beïnvloed zullen worden.

De hierboven genoemde topiclijst zal aan de hand van de resultaten van de eerste twee deelvragen worden samengesteld. Deze lijst met onderwerpen zullen de rode draad vormen in het gesprek. Dit zorgt ervoor dat de onderwerpen in de verschillende interviews overeenkomen, en de validiteit wordt gewaarborgd. De interviews vinden plaats in het gezinshuis, wat een vertrouwde omgeving is voor de respondenten. De interviews zullen worden opgenomen met een opname-recorder, hier zal voorafgaand aan de interviews toestemming voor gevraagd worden. De interviews zullen direct erna worden uitgewerkt. Alles wat er in de interviews wordt gezegd zal woordelijk worden uitgetypt, dit noem je ook wel transcriberen (Baarda, 2009). Deze informatie zal vervolgens worden geanalyseerd en gecategoriseerd. De informatie die hieruit naar voren komt zal antwoord geven op de derde deelvraag van dit onderzoek.

DATA-ANALYSE

INTERVIEWSDe data uit de interviews zijn allereerst getranscribeerd. Alle interviews zijn woordelijk uitgeschreven. De transcripten zijn opgenomen in bijlage 3. Er is van te voren een codeboek opgesteld, die als startlijst gebruikt is om de data aan onderwerpen te verbinden. Vervolgens is de data eerst open gecodeerd, door codes te hangen aan tekstfragmenten die betrekking hebben op de uit het codeboek opgestelde onderwerpen. Een code is weergegeven in woorden of in een zin. Daarna is er axiaal gecodeerd. De diverse codes zijn naast elkaar gelegd en met elkaar vergeleken. Bij elkaar passende codes zijn bij elkaar gevoegd tot één code. Hier zijn een aantal hoofdcategorieën uitgekomen. Als laatst is er selectief gecodeerd. Alle gevonden data (codes) is ondergebracht binnen de categorieën. Vervolgens zijn er op basis daarvan verbindingen en relaties gelegd tussen de data.

ANALYSE VAN BESTAAND MATERIAALOm de data van het bestaande materiaal te analyseren is er gebruik gemaakt van de analyse methode ‘Horizontaal vergelijken’ (Van der Donk & Van Lanen, 2013). De verschillende elementen van de erkende interventies zijn naast elkaar gelegd en vervolgens zijn de opmerkelijke overeenkomsten in kaart gebracht. Dit is aan de hand van een analyse schema gedaan. De belangrijkste bevindingen zijn gemarkeerd en in de volgende groepen gecategoriseerd: Behandeldoelen, therapeutische houdingen en belangrijke onderdelen. De gemarkeerde bevindingen zijn vervolgens in de resultaten uitgewerkt.

Pagina 15

RESULTATEN

INLEIDING

Om de hoofdvraag van dit onderzoek te kunnen beantwoorden, zijn er vier deelvragen opgesteld. In dit hoofdstuk zullen de resultaten de vier deelvragen beschreven worden. Elke deelvraag zal afsloten worden met een conclusie, wat tevens het antwoord is op de deelvraag.

DEELVRAAG 1: WELK GEDRAG IS PASSEND BIJ DE ONTWIKKELING VAN KINDEREN MET HECHTINGSPROBLEMATIEK?

INLEIDINGWanneer een kind veilig is gehecht aan zijn ouder(s), zie je dit terug in het contact tussen kind en ouder. Op jonge leeftijd vind een kind het prettig om geknuffeld en aangeraakt te worden. Een peuter laat zich helpen en troosten wanneer het zich pijn heeft gedaan of zich onveilig voelt. Een basisschoolkind leert rekening te houden met anderen en is gehoorzaam aan zijn gehechtheidspersonen. Voor kinderen met een hechtingsproblematiek zijn deze gedragingen veel minder vanzelfsprekend (Richtlijnen Jeugdhulp en Jeugdbescherming, z.d.).

In deze deelvraag zullen de gevolgen van hechtingsproblematiek op de ontwikkeling van kinderen beschreven worden. Hierbij zal er dan aandacht gegeven worden aan de verschillende gebieden van de ontwikkeling, zoals: sociaal, cognitief en zelfbeeld. Het hoofdstuk zal worden afgesloten met een conclusie.

GEVOLGEN VOOR DE ONTWIKKELING VAN KINDERENDe gevolgen van onveilige gehechtheid op de ontwikkeling en het welzijn van het kind zijn groot. Als er iets mis gaat in een ontwikkelingsfase van een kind, heeft dat gevolgen voor die fase, maar ook voor fasen die erna komen (Thoomes-Vreugdenhil, 2012). Een kind met hechtingsproblematiek, mist veel in zowel de cognitieve als in de sociaal-emotionele ontwikkeling. Daarnaast heeft het kind vaak een laag zelfvertrouwen en zelfbeeld. Als laatst zijn er nog beperkingen te noemen op wat overige gebieden: Gewetensontwikkeling en het driftleven. Deze zullen hieronder worden toegelicht:

De sociaal-emotionele ontwikkeling

De emotionele ontwikkeling is een belangrijk aspect in de ontwikkeling van het kind. Bij de emotionele ontwikkeling gaat het om het kunnen herkennen en erkennen van de eigen gevoelens, en daarmee om te gaan. Dit is van belang om onderscheid te kunnen maken tussen de eigen gevoelens en die van een ander, om vervolgens te kunnen omgaan met die verschillen. Deze ontwikkeling is dus van groot belang bij het aangaan van relaties en het sociaal worden (Van der Ham, 2002). Hierbij is ook het begrip ‘nabijheid’ erg van belang. Nabijheid kan beschreven worden als een duurzame verbondenheid waarbij de ander beschikbaar is voor het kind. Nabijheid zorgt

Pagina 16

ervoor dat een kind ervaart wat vertrouwen is en hoe het is om zichzelf toe te vertrouwen aan een ander (Thoomes-Vreugdenhil, 2012).

Emotionele aspect

Het gevoelsleven van kinderen met hechtingsproblematiek wordt veelal als ‘vlak’ omgeschreven. Dit betekent echter niet dat er geen heftige gevoelens aanwezig zijn bij deze kinderen, deze zijn er wel degelijk. Gevoelens lijken door kinderen met hechtingsproblemen afgeweerd te worden. Ze weren deze gevoelens af met cynisme, zogenaamde gevoelloosheid en het bespotten van de eigen emoties en gevoelens. Gevoelens worden niet altijd op deze manier afgeweerd. Andere kinderen verbergen hun gevoelens en emoties door een masker op te zetten die elke uiting van emotie afdekt. Het is bij deze kinderen erg van belang dat er wordt gekeken naar de boodschap achter de glimlach, namelijk dat het zich bezeerd heeft (Van der Ham, 2002).

Kinderen met hechtingsproblematiek van het type non-attachment hebben geen nabijheid ervaren en ervaren geen gevoel van geborgenheid in henzelf. Vaak voelen deze kinderen zich verlaten en eenzaam. Ze willen weg uit een sfeer van intimiteit, omdat het hen een gevoel van verlatenheid geeft. Vervolgens zullen deze kinderen alle nabijheid uit de weg gaan en vermijden (Thoomes-Vreugdenhil, 2012).

Bij kinderen met hechtingsproblematiek, waar een gehechtheidsrelatie is afgebroken, ontstaat er veelal angst om zich te hechten. Dit uit zich veelal in ambivalente gedragingen als: de ene keer om nabijheid vragen en de andere keer nabijheid afweren. Deze kinderen zouden de nabijheid wel willen, maar laten er ook een angst voor zien. Bij kinderen met dit type gehechtheid is het wantrouwen vaak erg groot. Ze hebben niet ervaren hoe het is om jezelf toe te vertrouwen aan een volwassene, omdat die er niet is of weggaat. Wanneer een volwassene ineens wel aanwezig is roept dit wantrouwen op bij het kind. Deze onlustgevoelens kunnen ook resulteren in ander probleem- en/of vijandig gedrag (Thoomes-Vreugdenhil, 2012).

Sociale aspect

Niet alleen op emotioneel vlak komen problemen naar voren, maar ook op sociaal gebied. Mensen zijn sociale wezens, die met mensen om zich heen banden aangaat van vriendschap, samenwerking, rivaliteit, enzovoort. kinderen met hechtingsproblemen zijn beperkt in het aangaan en onderhouden van deze relaties met mensen en met de wereld. Er zijn duidelijke kenmerken te benoemen als het gaat om de wijze van contact leggen (Van der Ham, 2002).

Jonge kinderen met hechtingsproblematiek maken vooral heel erg open en spontaan contact, waarbij ze niet bang zijn om bij een vreemde volwassene op schoot te gaan zitten. Het kind houdt geen gepaste distantie. Echter zal het kind een diepergaand contact waarin het over persoonlijke zaken gaat, ontwijken of afweren. Wanneer de volwassene eisen gaat stellen, zal een kind zich afwerend opstellen (Van der Ham, 2002).

Bij basisschool kinderen zijn er ook duidelijke kenmerken te benoemen. Normaal gesproken worden op de basisschool de sociale contacten steeds belangrijker en uitgebreider. Deze contacten worden veelal gekenmerkt door dingen samen te doen, bijv. samen met de poppen spelen. Voor de ontwikkeling zijn deze vriendschappen belangrijk, zo leren kinderen sociale vaardigheden. Kinderen met hechtingsproblematiek kunnen niet goed omgaan met deze nabijheid en kunnen niet goed aanvoelen wat wel kan in een relatie en wat niet. Vriendschappen aangaan en onderhouden is dan ook een lastige opgave voor deze kinderen. Vriendschappen die ze wel aangaan zijn dan ook vaak

Pagina 17

kort van duur en heel wisselend. Deze kinderen hebben namelijk geleert dat relaties niet duurzaam zijn. Deze moeilijkheden op sociaal vlak worden steeds duidelijker naarmate kinderen ouder worden. (Thoomes-Vreugdenhil, 2012).

In de puberteit ontwikkeld zich het abstract denken, wat het mogelijk maakt dat kinderen elkaar leren begrijpen. Op sociaal vlak gaat het in de puberteit om elkaar steunen en het praten met elkaar. Ook seksuele relaties worden gevormd in deze fasen. Dan hebben we het over experimenteren met relaties en ontdekken hoe het is om een liefdesobject te zijn. Pubers met hechtingsproblematiek hebben moeite met deze sociale contacten. Hun gedrag wijkt vaak af, omdat ze niet aanvoelen wat er wel of niet kan in een relatie. Het empathisch vermogen is veelal beperkt of niet ontwikkeld. Hechtingsproblematiek bij pubers zorgt voor beperkingen bij het begrijpen en inschatten van de betrekkingen tussen de andere mensen in hun leefwereld. Een puber kan in situaties die voor anderen emotioneel geladen zijn, gevoelloos of met onbegrip reageren. Dit afwijkende gedrag kan zich uiten in: afspraken niet nakomen, flirten met anderen, ongeïnteresseerdheid. Dit zijn gedragingen die door andere als kwetsend kan worden ervaren (Thoomes-Vreugdenhil, 2012).

Cognitieve ontwikkeling

Een mens is ook een kennend wezen en heeft geleerd informatie op te slaan en deze te gebruiken om de wereld tegemoet te treden. Een jong kind zal de wereld gaan verkennen vanuit het veilige besef dat er een gehechtheidspersoon is die hem daarbij steunt, begeleidt en stimuleert. Kinderen met hechtingsproblematiek laten ook ten aanzien van het cognitieve functioneren, specifieke kenmerken zien. Voorbeelden van deze kenmerken zijn: een beperkt verbaal vermogen en het hebben van een lage intelligentie. Niet elk kind met hechtingsproblematiek bezit deze kenmerken (Van der Ham, 2002). De verschillende kenmerken van hechtingsproblematiek, grijpen in de ontwikkeling van kind naar volwassene vaak in elkaar. We spreken over een doorgaande ontwikkeling. Om de ontwikkelingstaken in een fase goed te kunnen behalen, is het van belang dat de verwachtingen waarmee een kind een fase ingaat, goed gevuld worden. Hierover heeft een kind sensitieve en responsieve ouders nodig (Thoomes-Vreugdenhil, 2012).

Ontwikkelingstaken

Een belangrijke ontwikkelingstaak is het integreren van ervaringen en gevoelens. Ouders kunnen dit bijvoorbeeld doen door met hun kind te praten over gebeurtenissen en door de gevoelens van het kind te verwoorden. Zo leert een kind een begrippenkader op te bouwen en leert het verbanden te leggen. De cognitieve ontwikkeling gaat daarmee van start (Thoomes-Vreugdenhil, 2012). Kinderen met hechtingsproblematiek lopen ook op dit gebied achter. Vooral op verbaal gebied lijken kinderen met hechtingsproblematiek uitval te vertonen. Zoals hierboven al benoemd werd is de opvoeder in eerste instantie degene die het venster vormt naar de wereld. Door te benoemen wat er te zien is en wat er gebeurt, maar ook door het doen van woordenspellen en het zingen van kinderliedjes, geeft de opvoeder informatie over de wereld. Kinderen met hechtingsproblematiek zullen gemiddeld minder in taal gestimuleerd zijn en laten hierdoor tekortkomingen zien op het gebied van woordenschat en taalbegrip. Ook is het waarschijnlijk dat de taal als communicatiemiddel niet gestimuleerd is. Bij deze kinderen zie je dat taal vooral een eenzijdig middel is om hun behoeftes te communiceren. Ze gebruiken taal niet om met de ander over en weer te communiceren (Van der Ham, 2002).

Voor basisschoolkinderen en voor adolescenten liggen de ontwikkelingstaken vooral op schoolgebied. Wanneer de ervaringen op school positief zijn geweest en een kind zich veilig heeft

Pagina 18

gevoelt, dan is het klaarblijkelijk dat een kind de eisen die aan hem gesteld worden aan kan. Kinderen met hechtingsproblematiek hebben veelal te weinig veiligheid ervaren in hun leven, waardoor ook de taken van school niet voldoende kunnen worden volbracht. Bij hen ontbreekt het innerlijke model waarin ervaringen een betekenis krijgt en wordt opgeslagen (Thoomes-Vreugdenhil, 2012). Deze kinderen lijken dan ook erg gevoelig te zijn voor spanningsvolle situaties, wat kan leiden tot grotere afleidbaarheid en verminderde concentratie en daarmee tot lagere prestaties (Van der Ham, 2002).

Zelf waardering, zelfregulatie en zelfbeeld

Zelfwaardering is het positief of negatief evalueren van de eigen persoon. Bij kinderen zie je dit terug in hun gedrag. Zo zal een kind die zichzelf positief waardeert, dit uitspreken en dit laten merken door te streven naar meer zelfstandigheid. Kinderen met hechtingsproblematiek hebben veelal een lage zelfwaardering. Deze kinderen zullen zichzelf negatief beschrijven en afhankelijk gedrag laten zien. Deze doelgroep kan niet goed kunnen omgaan met spanning en snel opgeven (Thoomes-Vreugdenhil, 2012).

Zelfregulatie wordt door Leary en Guadagno (2011, geciteerd in Thoomes-Vreugdenhil, 2012) beschreven als ‘’een psychologisch proces dat iemand in staat stelt zijn gedachten, emoties en gedrag onder controle te houden’’. Ook in relatie tot de ander. Zelfregulatie zorgt ervoor dat een kind bestand is tegen moeilijkheden en stress. De ontwikkeling van de functie zelfregulatie start al op jonge leeftijd. Al vanaf de eerste levensjaren zijn kinderen in staat om een conflict te hanteren. Hoe deze ontwikkeling op jonge leeftijd verloopt, heeft invloed op de verdere kindertijd en volwassenheid (Thoomes-Vreugdenhil, 2012). De ontwikkeling van zelfregulatie wordt door zowel de opvoeding als aanleg beïnvloed. We spreken over een belangrijke verbinding tussen genetische aanleg, ervaringen in de kindertijd en het volwassen functioneren. Wanneer een kind een moeilijk temperament heeft in de vroege kinderjaren en de ouders weten er op een sensitieve wijze mee om te gaan, dan zal het kind leren gedrag en emoties onder controle te houden, ook wel emotie regulerende vaardigheden genoemd. De interactie en de relatie van een kind met de gehechtheidspersonen is van belang bij de ontwikkeling van de zelfregulatie. Kinderen met hechtingsproblematiek kennen deze interactie en relatie dus niet. Kinderen met hechtingsproblematiek hebben deze beschikbare ouders niet gehad en heeft dus ook niet geleerd om emoties en gedrag te controleren. Deze kinderen handelen dan ook vaak impulsief (Thoomes-Vreugdenhil, 2012).

Zelfregulering en zelfwaardering tonen zich in zelfvertrouwen. Het zelfvertrouwen van een veilige gehecht kind uit zich in vanzelfsprekendheid. Het is dan bijvoorbeeld vanzelfsprekend dat een ander je aardig vind, daar wordt verder niet over nagedacht. In situaties waarin een ander onaardig doet of ruziemaakt, zal het kind steun bij zijn gehechtheidspersonen zoeken of de situatie zelf hanteren. Bij een onveilig gehecht kind zal een soortgelijke situatie leiden tot negatieve gedachtes over zichzelf. Bijvoorbeeld: ‘zie je wel dat ik stom ben en dat andere me niet willen.’ (Thoomes-Vreugdenhil, 2012). Kinderen met hechtingsproblematiek hebben niet alleen wantrouwen naar de buitenwereld, maar hebben ook weinig vertrouwen in zichzelf. Het gebrek aan zelfvertrouwen leidt vaak tot een negatief zelfbeeld, dat is ontstaan door de afwezigheid van zorg, waardering en betrokkenheid. Dit negatieve zelfbeeld kan zich op verschillende manieren uiten, variërend van teruggetrokken gedrag tot aan het afdekken van deze gevoelens door bluf en bravoure (Van der Ham, 2002).

Overige kenmerken

Pagina 19

Driftleven

We worden allemaal met driften geboren. ‘Een drift zou je kunnen omschrijven als de neiging iets te doen om een specifieke behoefte te vervullen.’ (Van der Ham, 2002, p. 37). Al vanaf de geboorte laten wij bepaald gedrag zien dat ertoe moet leiden dat we onze behoeftes bevredigen. We leren dat we naast de bevrediging van die behoeftes ook rekening moeten houden met de omgeving om ons heen en de mensen die daarin deelnemen. Kinderen met hechtingsproblematiek gaan op een andere manier om met deze driften:

Deze kinderen wensen vaak direct hun behoeftes bevredigd te krijgen en zijn hierin ongeremd. Ze zijn niet in staat om de behoeftebevrediging uit te stellen naar een later tijdstip. Dit resulteert vaak in een grote boosheid naar de personen die voor die bevrediging zouden moeten zorgen. Deze kinderen laten norm overschrijdend gedrag zien om alsnog hun behoeftes bevredigd te krijgen. Soms lijken deze kinderen bijna bodemloos in hun behoeftes, wat tot ernstige problemen kan leiden. Denk bijvoorbeeld aan onbegrensd eten (Van der Ham, 2002).

Het bevredigen van onze behoeftes is voor een groot deel verbonden met de sociale en relationele aspecten van het leven. Kenmerkend voor kinderen met hechtingsproblemen is dat zij vaak niet mee kunnen op sociaal gebied. Zij zien het relationele/sociale aspect dan ook los van het bevredigen van de behoeftes. Dit lijkt deels te komen door onkunde, maar ook deels door de angst voor sociale contacten (Van der Ham, 2002).

Gewetensontwikkeling

De ontwikkeling van het geweten vindt al in de eerste jaren na de geboorte plaats. Van de ouders krijgt een kind allerlei geboden en verboden mee. Wanneer de relatie tussen het kind en de ouders goed is en de geboden en verboden consequent worden gehanteerd, zal het kind de geboden en verboden eigen maken en het toepassen in de wereld. Als het kind wat ouder is en heeft ervaren hoe het is om ‘in relatie met een ander te staan’, kan het ook een inschatting maken van de emoties en wensen van de ander. Het kind zal leren daar rekening mee te houden bij zijn eigen wensen (Van der Ham, 2002).

Kinderen met hechtingsproblematiek lopen een groot risico op een verstoorde gewetensontwikkeling. Deze kinderen hebben in hun jonge jaren veelal geen betrouwbare en consequente ouders gehad, waardoor ze geen aanzet hebben gehad voor de ontwikkeling van het geweten. Deze kinderen houden in hun handelen dan ook weinig tot geen rekening met de belangen en rechten van de andere mensen. Denk bijvoorbeeld aan een kind dat het laatste stukje appeltaart opeet dat een ander kind voor een bezoekende ouder had neergezet, en dan niet begrijpt waarom dat kind er verdrietig om is (Van der Ham, 2002).

SAMENVATTENDDuidelijk wordt dat hechtingsproblematiek grote gevolgen heeft voor het welbevinden van het kind. De besproken gedragskenmerken zijn niet op alle kinderen met hechtingsproblematiek van toepassing, dit hangt ook af van het type onveilige hechting. Ook kan de ernst van het gedrag verschillend zijn per kind, dit kan van matig tot ernstig zijn. Wel degelijk kan er gezegd worden dat hechtingsproblematiek bij kinderen een negatieve invloed heeft op de sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling en op het zelfbeeld en zelfvertrouwen. Het gedrag dat deze kinderen laten zien lijkt geen onwil te zijn, maar onkunde. Deze kinderen hebben nooit ervaren hoe het wel moet,

Pagina 20

door verlies of de afwezigheid van sensitieve verzorgers. Door deze hiaten in de ontwikkeling lopen kinderen met hechtingsproblematiek ook een risico op andere problematieken op latere leeftijd.

DEELVRAAG 2: WAT ZIJN WERKZAME ELEMENTEN VAN ERKENDE INTERVENTIES GERICHT OP KINDEREN MET HECHTINGSPROBLEMATIEK?

ERKENDE INTERVENTIESDifferentiatie therapie

Differentiatie therapie is ontwikkeld voor kinderen die geen of nauwelijks ervaring hebben met een gehechtheidsrelatie en dus geen continuïteit en geborgenheid hebben gehad. Deze kinderen kunnen dan ook geen onderscheid maken tussen volwassenen, hun wereld is daarmee onbegrensd. De therapie richt zich op de ontwikkeling van gehechtheidsgedrag en het systematisch aanleren van differentiëren (onderscheid maken). Hieronder verstaan we het zich richten op en nabijheid zoeken van een specifieke volwassene (Thoomes-Vreugdenhil, 2016). Beginnend bij voorkeur met differentiëren op de tong: verschillende eetbare lekkernijen worden gegeten, waarbij therapeut verschillen benoemt. Daarna gaat differentiatie verder met tastzin, reukzin ect. (Thoomes-Vreugdenhil, 2012).

Fasetherapie

Fasetherapie omarmd het gehele psychotherapeutische proces van kinderen en jongeren die relationeel gestoord zijn. Fasetherapie wordt ingezet bij kinderen die verlatenheid hebben ervaren

Pagina 21

in de gehechtheidsrelatie. Deze kinderen zijn dan ook vaak angstig en wantrouwend in het aangaan van nieuwe relaties (Thoomes-Vreugdenhil, 2016). In de behandeling staat nabijheid centraal en daarbij de interactie tussen kind en ouder/verzorger. Iedere ontwikkelingsfase heeft een andere nabijheidsvorm en al deze vormen moeten worden ervaren om uiteindelijk een volwassen intieme relatie te kunnen aangaan. In fasetherapie ervaart een kind elke nabijheidsvorm, fase voor fase, te beginnen met de babyfase. Het gaat om het bewust ervaren wat er gemist is (Thoomes-Vreugdenhil, 2012).

ITGG : Integratieve therapie voor gehechtheid en gedrag

Integratieve Therapie voor Gehechtheid en gedrag (ITGG) is ontwikkeld voor kinderen tot 18 jaar met ernstige gehechtheids- en gedragsproblemen, waarbij eerdere interventies niet hebben gewerkt. ITGG is een psychotherapeutische interventie en wordt drie uur per week uitgevoerd in de dagelijkse omgeving van het kind. De therapie bestaat uit drie fasen: een gehechtheidsrelatie opbouwen, gedragstherapie waarin gedrag wordt aangeleerd en vervolgens generalisatie naar de dagelijkse gang van zaken (Sterkenburg & Schuengel, 2008).

Theraplay

Theraplay wordt vooral ingezet bij kinderen vanaf 3 jaar t/m 10 jaar. De methode wordt ingezet bij kinderen met hechtingsproblematiek, als gevolg van verwaarlozing, mishandeling, verlies van ouders of scheiding van ouders. Theraplay gebruikt spelactiviteiten om de interactie tussen het kind en zijn ouder/verzorger te verbeteren. Dan hebben we het over een plezierige, afgestemde en veilige relatie. De methode neemt daarin 4 essentiële kenmerken als uitgangspunt: betrokkenheid, structuur, verzorging en uitdaging (Booth & Jernberg, 2009).

Basis trust methode

De basic Trustmethode is ontwikkeld voor kinderen van 2 t/m 12 jaar met emotionele- en/of gedragsproblemen en hun (professionele) verzorgers, waarbij ook duidelijk sprake is van hechtingsproblematiek. Deze kinderen hebben veelal een tekort aan basisvertrouwen. De methode is een kortdurende interventie die bestaat uit acht tot twaalf sessies. In de sessies zal aan de hand van videofeedback worden gewerkt aan het inperken van de problematiek. Centraal staan de communicatievaardigheden die ouders/opvoeders in contact met het kind hanteren. Daarnaast wordt er aandacht gegeven aan het ‘veilig disciplineren’. Dit alles om de gehechtheidsrelatie te versterken (Polderman, 2010).

Video-feedback intervention to promote positive parenting and sensitive discipline (VIPP-SD)

VIPP-SD is een interventie voor ouders/verzorgers met kinderen van 0 t/m 6 jaar. De interventie wil ernstige gedragsproblemen verminderen, door de opvoedvaardigheden van ouders/verzorgers te verbeteren. De ouders hebben problemen met het sensitief opvoeden en grenzen stellen. De aandacht wordt dan ook gelegd op het vergroten van de sensitiviteit van ouders en het verbeteren van hun disciplineringsstrategieën. Met als einddoel positieve interacties tussen kind en opvoeder bevorderen. De interventie bestaat uit 6 sessies waarin feedback word gegeven op video-opnamen van interacties tussen kind en ouder/verzorger (Bakermans-Kranenburg, Juffer & Van IJzendoorn, 2015).

Sherborne bewegingstherapie

Pagina 22

De Sherborne methode is kortdurend, actief en praktisch en is gericht op het positief veranderen van het zelfvertrouwen van een kind en de band met zijn ouders/verzorgers. De Sherborne bewegingstherapie zet het maken van lichamelijk contact en bewegen, doelgericht en op een speelse manier in om de ontwikkeling van het kind te stimuleren. De therapie volgt de twee basisbehoeften van kinderen namelijk: het zich thuis voelen in het eigen lichaam en hier ook beheersing over hebben en het kunnen aangaan van relaties met anderen. De oefeningen helpen een kind zich bewust te worden van de eigen talenten en krachten. Om zich vervolgens beter te kunnen overgeven aan de zorg die anderen bieden en zich in te kunnen leven in anderen (Sanders-Sizoo, 2008).

NIKA

NIKA is ontwikkeld voor kinderen van 9 maanden tot 6 jaar die kenmerken laten zien van een verstoorde hechting of die een verhoogd risico lopen op een gedesorganiseerde hechting. We praten hier over gezinnen waarbij sprake is (geweest) van verwaarlozing, huiselijk geweld, mishandeling en/of verstorend opvoedgedrag die beangstigend of verwarrend is voor kinderen. De interventie is kortdurend, gemiddeld vijf sessies. Er wordt gebruik gemaakt van videofeedback en psycho-educatie om het beangstigende en verstorende opvoedgedrag van de ouders af te leren en sensitief opvoedgedrag aan te leren (Draaisma & Zuidgeest, 2014).

BEHANDELTHEMA’SHierboven zijn de erkende interventies voor kinderen met hechtingsproblematiek kort beschreven. Duidelijk wordt dat er diverse behandeldoelen worden gesteld in de verschillende interventies. De doelgroep kinderen met hechtingsproblematiek is dan ook heel breed en elk kind zal dan ook eigen specifieke behandeldoelen nodig hebben. Toch zijn er thema’s die opvallen in de beschrijvingen.

De eerste thema’s die veelvuldig in combinatie worden genoemd zijn veiligheid en vertrouwen opbouwen. Wanneer een kind zich veilig voelt in zijn omgeving, zal het de wereld gaan verkennen. Hiervoor is vertrouwen nodig. Vertrouwen in zichzelf en het eigen lichaam, maar ook zeker vertrouwen in een ander. Bij de beantwoording van deelvraag 1 werd duidelijk dat kinderen met hechtingsproblematiek veel wantrouwen hebben. Deze kinderen hebben nooit ervaren dat je op andere kan vertrouwen, door de afwezigheid van sensitieve en responsieve ouders. Dit vertrouwen opnieuw opbouwen is daarom een belangrijk thema binnen vijf van de zeven interventies. Er wordt ook wel gesproken over het ‘opnieuw opbouwen van de gehechtheidsrelatie’. Een kind moet zich weer veilig gaan voelen in deze wereld en met mensen om zich heen.

Een ander thema dat duidelijk naar voren komt is het omgaan met nabijheid. Uit de resultaten van deelvraag 1 komt naar voren dat kinderen met hechtingsproblematiek niet goed kunnen omgaan met nabijheid en intimiteit en niet weten hoe ze erop moeten reageren. Ze kunnen hier afwerend en agressief op reageren, doordat ze nooit of nauwelijks hebben geleerd hoe het is om een nabije relatie te hebben met een ander. Bij zes van de zeven interventies gaat het over het realiseren van affectie en nabijheid tussen het kind en verzorger/ouder. Kijkend naar de verschillende nabijheidsvormen. Bij twee van de zeven interventies wordt ook het kunnen aangaan en onderhouden van contacten met anderen benoemd.

Vier van de zeven interventies richt zich ook op het aanleren van opvoedvaardigheden en opvoedgedrag bij ouders/verzorgers. In deelvraag 1 wordt het belang van de sensitieve en beschikbare ouder/verzorger beschreven. De sensitieve en responsieve ouder merkt de signalen van een kind op en weet hier op een adequate manier op te reageren. Echter is dit niet voor elke

Pagina 23

ouder/verzorger zo vanzelfsprekend. De interventies richten zich dan ook op het aanleren van sensitief en responsief gedrag en het afleren van verstorend opvoedgedrag. De aandacht gaat uit naar positieve interacties en een veilige omgeving.

Het laatste thema dat vijf keer genoemd word is probleem gedrag verminderen. In deelvraag 1 worden opvallende gedragingen van kinderen met hechtingsproblematiek beschreven. Deze kinderen hebben veelal een gevoel van vijandigheid en wantrouwen, wat zich uit in onaangepast en angstig gedrag. Interventies richten zich op het verminderen van dit gedrag. Een deel van de interventies wil dit verminderen door het opvoedgedrag van verzorgers aan te pakken. In het andere deel van de interventies wordt aandacht gegeven aan de zelfregulatie. We spreken over zelfregulatie als een kind in staat is om zijn gevoelens en gedrag te reguleren. Beiden om probleem gedrag te verminderen.

THERAPEUTISCHE HOUDINGIn de bovengenoemde interventies wordt er ook steeds aandacht gegeven aan de therapeutische houding die van belang is bij de uitvoering ervan. De meest genoemde houding is de sensitieve en responsieve houding, die Bowbly (1988) in zijn gehechtheidtheorie beschreef. Vijf van de zeven interventies benoemen deze houding. Concreet betekent dit dat er gekeken wordt naar wat een kind nodig heeft en de behandeling daarop wordt afgestemd, om het basisvertrouwen op te bouwen (Van der Ham, 2002). Er wordt gelet op de signalen die een kind geeft, om er vervolgens op een adequate manier op te reageren. Een andere benaming voor deze houding die meerdere keren terugkomt is de ‘empathisch afgestemde houding’. Wat ook weer de aandacht richt op het afstemmen op de behoefte van een kind en wat hij aankan. Empathische en sensitieve reacties.

Een andere houding die vier van de zeven interventies benoemen is er een van empowerment. In vrijwel alle interventies ligt de focus op positieve ervaringen en interacties van het kind en van ouders/verzorgers. Er is aandacht voor het positieve gedrag van het kind en voor het positieve opvoedgedrag van verzorgers. Maar ook voor de positieve interacties tussen kind en ouder/verzorger. De krachten en mogelijkheden van het kind en van ouders/verzorgers staan in de interventies centraal. Bijvoorbeeld: bekrachtigen en complimenteren van gedrag.

Vier van de zeven interventies beschrijven het belang van het ‘bieden van structuur en het stellen van grenzen’. Ook wel een regulerende houding genoemd. In deelvraag 1 werd duidelijk dat kinderen met hechtingsproblematiek onbegrensd zijn, wat ook kan resulteren in norm overschrijdend gedrag. De interventies richten zich op het bieden van structuur, door duidelijke instructies te geven en door directe sancties te geven waar nodig. De professional zal binnen de relatie de eigen grenzen moeten kennen en deze ook stellen. Structuur maakt de wereld van deze kinderen voorspelbaarder en veiliger (Van der Ham, 2002).

De laatste houding die vier keer genoemd wordt is er een van onvoorwaardelijke acceptatie. Hierbij gaat het om het kind serieus nemen zoals hij/zij is, ondanks de beperkingen die wellicht aanwezig zijn. Een professional is zich bewust van het onvermogen tot ander gedrag en kan zich focussen op de goede en leuke kanten van het kind (Van der Ham, 2002). De interventies richten zich op het echte ‘zelf’ van het kind.

In alle interventies die ook gericht zijn op de ouders van de kinderen, heeft de professional een modelfunctie. Deze modelfunctie slaat op alle bovengenoemde houdingen. Samenvattend: een sensitieve houding, positieve houding en een faciliterende en regulerende houding en een houding van onvoorwaardelijke acceptatie.

Pagina 24

BELANGRIJKE ONDERDELENDe interventies zijn op verschillende manieren opgebouwd en hebben diverse werkzame onderdelen. Er zijn een aantal onderdelen die bij meerdere interventies terugkomen, deze zullen hieronder beschreven worden.

Het eerste onderdeel die bij alle zeven interventies in diverse vormen terugkomt is het aanleren van gewenst gedrag. Dan spreken we over het aanleren van vaardigheden. Bij de helft van de interventies is dit onderdeel gericht op het gedrag van het kind en bij de andere helft van de interventies is dit onderdeel gericht op het gedrag van verzorger/ouder. Bij het kind gaat dit vooral om het aanleren van gedrag, dat ze nooit hebben ervaren of geleerd vanuit hun hechtingsproblematiek. Bijvoorbeeld: het laten ervaren van nabijheidsvormen of bewustwording van eigen lichaam, ruimte en anderen. Bij de verzorgers/ouders gaat dit over het aanleren van gewenst opvoedgedrag. Bijvoorbeeld sensitief gedrag en veilig disciplineren. De interventies zijn duidelijk gericht op concreet gedrag van kind en/of verzorger.

Een ander onderdeel dat in zes van de zeven interventies terugkomt is het opnieuw opbouwen van een gehechtheidsrelatie. Volgens Bartlink (2013) is het van belang dat een kind een emotioneel beschikbaar persoon heeft om aan te hechten, wil een behandeling een kans van slagen hebben. Belangrijk hierin is het ‘contact leggen’ en ‘vertrouwen opbouwen’. Bij de ene helft van de interventies wordt deze vertrouwensband opgebouwd tussen de professional/therapeut en het kind. Bij de andere helft wordt deze vertrouwensband gestimuleerd tussen kind en verzorger/ouder. Van belang hiervoor is de hierboven beschreven sensitieve en responsieve houding. En daarnaast: structuur, betrokkenheid en verzorging. Voor het kind is de ontwikkeling van gehechtheidsgedrag hierin van belang, deze valt onder het hierboven genoemde onderdeel ‘aanleren gewenst gedrag’.

Het inzetten van videofeedback wordt bij vier van de zeven interventies benoemd. Als eerst worden er video-opnames gemaakt gericht op concreet gedrag van het kind en/of verzorger. Het is ook een vorm van observeren. Deze video-opnames worden vervolgens geanalyseerd en besproken met verzorgers/ouders. Vaak wordt deze videofeedback gecombineerd met het inzetten van psycho-educatie. Aan de hand van deze feedback worden er persoonlijke doelen opgesteld en opvoedvaardigheden aangeleerd. De interventies die gebruik maken van video-opnames zijn gericht op de interacties tussen kind en ouder/verzorger. Er lijken geen interventies met video-opnames te zijn die zich alleen richt op het kind.

Als laatst lijkt bij alle interventies het inzetten van acties gericht op positieve ervaringen een belangrijk onderdeel. Hiermee doel ik op het laten ervaren van positieve interacties, die vroeger wellicht als negatief of gemist zijn ervaren. Dit wordt in de zeven interventies op verschillende manieren aangepakt. Zo richt de differentiatietherapie zich op het laten ervaren van het differentiatieproces (onderscheid maken). Theraplay richt zich juist op het ervaren van plezierig en speels contact. Kortom: alle zeven interventies zetten op verschillende manieren deze positieve ervaringen in.

DEELVRAAG 3: WELKE WERKZAME ELEMENTEN VAN DE METHODE ‘LIEFDE IN BALANS’ BENOEMEN DE BEGELEIDERS VAN GEZINSHUIS DE PAREL?

Pagina 25

METHODE ‘LIEFDE IN BALANS’Liefde in Balans is een nieuwe methode, ontwikkeld om kinderen met diverse problematieken te helpen. De methode is ontstaan vanuit een christelijke levensvisie en ervaringen uit het werkveld. Deze methode helpt bij het in kaart te brengen, hoe kinderen in elkaar zitten wat betreft relaties en het communiceren van affectie. De methode ‘Liefde en Balans’ is gebaseerd op de boeken: ‘De vijf talen van de liefde van kinderen’ en ‘De vijf talen van de liefde van tieners’, geschreven door R. Campbell en G. Chapman. Dit zijn de volgende vijf talen: lichamelijke aanraking, positieve woorden, tijd en aandacht, cadeaus en dienstbaarheid. De kinderen, die bij het gezinshuis de Parel worden opgevangen, hebben veelal weinig liefde ervaren in hun eerste levensjaren. Bij deze kinderen zie je dan ook dat ze bepaalde beschermingsmechanisme hebben ontwikkelt om de pijn die zij hebben te onderdrukken. Deze pijn wordt door de omgeving vaak niet begrepen, waardoor deze wordt verinnerlijkt en versterkt. Ze ontvangen geen liefde meer en zijn ook niet meer in staat deze te geven. Een tekortkoming aan liefde, kan de ontwikkeling van een kind ernstig bedreigen en zo ook de groei tot een zelfstandig mens. De methode leert deze kinderen alle talen van de liefde te communiceren, beschadigingen in de liefdestank te herstellen en het kind in balans te laten zijn (Mineur, 2017).

Om de werkzame elementen van de methode ‘Liefde in Balans concreet in beeld te krijgen, zijn er interviews gehouden met alle vijf de medewerkers van gezinshuis de Parel. In deelvraag 2 zijn de werkzame elementen van de erkende interventies in kaart gebracht aan de hand van de volgende gebieden: behandeldoelen, therapeutische houding en belangrijke onderdelen. De werkzame elementen van de methode ‘Liefde in Balans’ zullen ook aan de hand van deze gebieden worden beschreven.

BEHANDELTHEMA’SHoe zou je het doel van de methode ‘Liefde in Balans beschrijven?

De respondenten benoemen allen meerdere doelen. De meest genoemde thema’s zullen hieronder worden toegelicht. In figuur 1 zie je de meest genoemde antwoorden in verhouding terug. Dit zijn thema’s die door alle vijf de respondenten duidelijk werden benoemd.

Pagina 26

Het eerste thema dat door alle 5 de respondenten genoemd wordt is het in kaart brengen van de liefdestaal(en) van een kind. Een liefdes taal is een taal waarmee iemand affectie/nabijheid communiceert (Snelders, 2015). Binnen de methode ‘Liefde in Balans’ ga je opzoek naar de talen die het kind communiceert. Daarbij hoort ook het zoeken naar welke talen er gemist worden en het in kaart brengen van destructieve gedrag. Welke talen heeft een kind nooit ervaren en maken dat het kind een lege liefdestank heeft. Je krijgt dus een beeld van: welke talen er wel aanwezig zijn, ook wanneer deze op een negatieve manier gecommuniceerd worden, en welke talen er gemist worden (disbalans). Het geeft een beeld van hoe een kind in elkaar zit wat betreft nabijheid en affectie, en vanuit daar kunnen er persoonlijke doelen worden opgesteld.

Een ander thema dat door alle respondenten genoemd wordt is het zorgen dat de talen weer in balans komen. Het doel is om kinderen zo veel mogelijk talen te leren communiceren en disbalans weg te nemen. Wat uiteindelijk resulteert in het verminderen van destructief gedrag. Kinderen moeten in staat zijn liefdestalen te geven en te ontvangen, om uiteindelijk op een adequate manier relaties aan te gaan en te onderhouden. De talen kunnen helpen bij het opbouwen van vertrouwen in zichzelf en in anderen (Snelders, 2015). Drie van de vijf respondenten benadrukken het belang van het laten ervaren/aanleren van gemiste talen, om de balans te herstellen. Hier gaat het over liefdestalen die zij thuis nooit hebben ervaren. De methode richt zich dus ook op het aanleren van gewenst gedrag oftewel affectief gedrag.

Het laatste thema dat door alle 5 de respondenten genoemd wordt is het vinden en stimuleren van de mogelijkheden en krachten van een kind. De methode zorgt ervoor dat je het kind achter het negatieve gedrag gaat zien, waardoor de focus komt te liggen op wat ze wel kunnen. Op deze manier kan je een kind zo efficiënt mogelijk verder helpen. Waar liggen talenten van een kind en hoe kunnen deze gestimuleerd worden.

THERAPEUTISCHE HOUDINGWelke therapeutische houding/attitude wordt er ingezet?

De respondenten gaven veel verschillende antwoorden op de vraag. Er waren een aantal houdingen die door drie van de vijf respondenten genoemd werden, deze zie je terug in figuur 2. Deze zullen hieronder uitgebreid toegelicht worden.

Pagina 27

5

55

3

1

Doel

Opzoek naar de liefdestalen en gemiste talenTalen weer in balans krijgenontdekken en stimuleren van mogelijkhedenGemiste talen aanleren/laten ervarenOverig: vertrouwen opbouwen, angstcirkel doorbreken, beperking leren accepteren

3

3

33

3

2

Thepautische houding

Empathische houdingafgestemd op liefdestalen kindVoorbeeldhoudingPositief benoemenBetrouwbaar en voorspelbaar zijnOverig: Eigen liefdestaal inzetten, duidelijk zijn en structuur bieden, veiligheid

De eerst genoemde therapeutische houding is de empathische houding. Dit is er een van luisteren en ‘er zijn’ voor het kind. Aanwezig zijn, luisteren naar wat een kind vertelt en feedback geven daarop. Dit helpt bij het zoeken naar het verhaal achter het probleemgedrag van het kind. Als professional moet je wat buiten je eigen referentiekader gaan kijken en het kind leren begrijpen. Drie van de vijf respondenten benoemen deze houding. Het ‘present zijn’ lijkt de meest genoemde manier van empathisch zijn.

Duidelijk wordt dat de therapeutische houding wordt afgestemd op de liefdestalen van het kind. Wanneer duidelijk is welke liefdestalen een kind spreekt, zal de therapeutische houding daarop worden aangepast. Je zet daarbij dus de liefdestalen die een kind spreekt in, om bepaalde doelen te bereiken. Wanneer een kind niets geeft om cadeaus, heeft het ook geen zin om een cadeau als beloning te geven. Het is de kunst om ook de eigen liefdestalen zo optimaal mogelijk in te zetten, die elke professional ook heeft. De basishouding ligt dus eigenlijk ook in het communiceren van deze talen.

Een houding die hierop aansluit is de voorbeeldhouding. Door in alle talen te communiceren naar het kind, ook de talen die ze niet spreken, probeer je ze de gemiste talen alsnog te laten ervaren. Met voorbeeldgedrag laat je een kind zien hoe ze op een adequate manier affectie kunnen communiceren. De balans tussen het geven en het ontvangen van talen, wordt hierbij in de gate gehouden. Een kind dat alleen maar geeft, moet ook leren ontvangen en andersom. Dit doe je door voorbeeld gedrag.

Een andere houding die door drie van de vijf respondenten wordt benoemd is het positief labelen. Dit doe je door alle goede dingen die je ziet bij een kind duidelijk te benoemen. Je focust je dus op het positieve gedrag en niet op het negatieve gedrag. Op deze manier richt je je op de mogelijkheden van een kind. Dit kan ook veel doen voor het zelfvertrouwen van het kind, aangezien kinderen met hechtingsproblematiek veelal weinig zelfvertrouwen hebben. De professionals richten zich op het kind achter het probleemgedrag.

Als laatst is het van belang om betrouwbaar en voorspelbaar te zijn. Betrouwbaar ben je door daadwerkelijk te doen wat je zegt, afspraken na te komen en door er te zijn voor het kind. Je maakt de wereld voorspelbaarder voor een kind door structuur en grenzen in te bouwen. Kinderen met hechtingsproblematiek zijn veelal onbegrensd en hebben daarom grenzen nodig, dat geeft hen houvast. Zonder deze structuur en grenzen is een wereld onvoorspelbaar voor een kind, wat zal resulteren in negatief gedrag, voortkomend uit angst.

BELANGRIJKE ONDERDELENWat zijn de werkzame onderdelen van de methode ‘Liefde in Balans’?

De belangrijke en werkzame onderdelen kwamen bij de antwoorden van alle vijf de respondenten grotendeels overeen. Figuur 3 laat de verschillende antwoorden zien en geeft de hoeveelheid respondenten weer. Hieronder een verdere beschrijving van de antwoorden.

Het eerste onderdeel dat genoemd wordt en erg belangrijk is, is het observeren. In de methode zijn er twee observatieperiodes te onderscheiden. De eerste observatieperiode is er een van vier

Pagina 28

weken, waarin de liefdes talen van een kind in kaart worden gebracht. Er wordt gekeken naar welke liefdes talen een kind spreekt en in hoeverre die in balans zijn. Daarnaast wordt er gekeken naar welke talen er gemist worden en naar wordt het destructieve gedrag in beeld gebracht. Met de tweede observatieperiode wordt de voortgang gemeten. Er wordt nagegaan of er groei heeft plaatsgevonden. Nieuwe doelen worden opgesteld en waar nodig eerdere doelen aangepast.

Een ander onderdeel wat van belang is volgens de vijf respondenten is het opstellen van persoonlijke doelen aan de hand van de observatieperiodes. De persoonlijke doelen worden gelinkt aan de talen die in disbalans zijn. Dan spreken we over een disbalans tussen geven en ontvangen. Het destructieve gedrag wordt ook mee genomen. Dit maakt dat de doelen heel specifiek per uniek kind worden opgesteld en je het probleem bij de wortels aanpakt. Volgens vier van de vijf respondenten zorgt deze individuele aanpak ervoor dat de methode bij alle kinderen in het gezinshuis goed aansluit.

Het volgende belangrijke onderdeel is het inzetten van bewuste acties/activiteiten gericht op het de talen en het destructieve gedrag. Met het doel gewenst gedrag aan te leren en het probleem gedrag te verminderen. Hierbij hoort ook het modelgedrag dat de professionals laten zien. Er worden activiteiten ingezet die aansluiten bij de talen van de kinderen. Als je stappen wil zetten met een kind is het van belang dat je zijn hoofd liefdestalen gebruikt om ze te motiveren. De activiteiten in spelvorm blijken volgens drie van de vijf respondenten het beste te werken, waarbij ingespeeld wordt op de interesses van een kind.

Het laatste twee onderdelen die van belang zijn in de methode sluiten op elkaar aan. De maandelijkse teambesprekingen en de voortgang bespreking. In de maandelijkse teambesprekingen wordt vooral de stand van zaken besproken, wat betreft de doelen. Bijvoorbeeld over de aanpak van de doelen: werkt het wat we doen? Zo niet, hoe gaan we het anders aanpakken? Deze besprekingen zorgen ervoor dat de professionals oog blijven houden voor de talen van de kinderen die extra aandacht nodig hebben. En kun je vervolgens weer bewust acties

Pagina 29

5

55

4

2

Belangrijke onderdelen

ObservatiefasenPersoonlijk/unieke doelen, a.d.h.v LiefdestalenInzetten bewuste acties/activiteiten m.b.t. liefdestalen en destructief gedragTeam- en voortgangbesprekingenOverig: Zorgplan opmaken, Oorzak-gevolg probleemgedrag achterhalen, gebruik gedragsidicatoren

inzetten. De voortgang bespreking is twee keer per jaar. De eerste observatieperiode wordt naast de tweede observatieperiode gelegd, om te kijken of er groei heeft plaatsgevonden en er doelen zijn bereikt. Bij deze besprekingen worden ook derde partijen uitgenodigd, zoals ouders en voogd. Wanneer een kind niet vooruit lijkt te gaan, worden de doelen aangepast of wordt er een andere aanpak besproken. Ook kunnen er nieuwe doelen worden opgesteld. In deze bespreking wordt de course voor het aankomende half jaar bepaald.

OVERIGAansluiting bij de jongeren

De respondenten is de volgende vraag gesteld: Wat maakt dat de methode aansluit bij de jongeren?

Alle vijf de respondenten waren ervan overtuigd dat het aansluit bij de jongeren omdat de methode per kind kijkt. De uniekheid van elk kind wordt in beeld gebracht. Dit maakt de methode universeel. Drie van de vijf respondenten benoemen daarbij het inspelen op de behoefte van een kind. Hiermee wordt geduid op het ontdekken van de liefdestalen en het bewust inzetten ervan. Als laatst lijkt het aan te sluiten doordat je het probleem bij de wortels aanpakt. De oorzaak achter het destructieve gedrag wordt gezocht en het gevolg wordt in kaart gebracht. Drie van de vijf respondenten benoemen deze punten concreet.

Resultaten

De respondenten is de volgende vraag gesteld: Welke resultaten levert het volgens jullie op?

Drie van de vijf respondenten zien een verschil in het communiceren van affectie, namelijk dat gedragingen van ‘geforceerd’ naar ‘oprecht’ lijken te gaan. Van een stijve knuffel, naar een ontspannen effectieve knuffel. Daarnaast worden er veranderingen in de liefdestalen geconstateerd, uit grafieken blijkt dat deze meer in balans komen. Vier van de vijf respondenten benoemen deze resultaten. Het laatst genoemde resultaat is dat er meer vertrouwen en veiligheid lijkt te zijn bij de kinderen. Ze voelen zich op hun gemak en laten meer openheid en geborgenheid zien.

Pagina 30

DEELVRAAG 4: IN HOEVERRE KOMEN DE WERKZAME ELEMENTEN VAN DE ERKENDE INTERVENTIES OVEREEN MET DIE VAN DE METHODE ‘LIEFDE IN BALANS’?

INLEIDINGIn deelvraag 2 zijn de werkzame elementen van erkende interventies uitgewerkt. Vervolgens zijn in deelvraag 3 de werkzame elementen van de methode ‘Liefde in Balans’ in kaart gebracht, hiervoor zijn de begeleiders van gezinshuis de Parel geïnterviewd. In deze deelvraag wordt er een vergelijking gemaakt tussen de werkzame elementen van de erkende interventies en die van de methode ‘Liefde in Balans’. Hieronder een schematische weergave van de uitkomsten van deelvraag 2 en 3.

Erkende interventies ‘Liefde in Balans’Behandeldoelen - Veiligheid en

vertrouwen opbouwen (opbouwen gehechtheidsrelatie)

- Nabijheid en effectie aankunnen

- Aanleren opvoedvaardigheden / sensitief opvoedgedrag verzorgers

- Probleemgedrag verminderen

- In kaart brengen van de liefdestalen van een kind en de gemiste talen (disbalans).

- Talen weer in balans brengen balans tussen geven en ontvangen van affectie/liefde.

- Aanleren gemiste talen, verminderen destructief gedrag

- Stimuleren mogelijkheden en talenten.

Therapeutische houding - Sensitieve en responsieve houding (gericht op behoefte van het kind)

- Empowerment gericht op positieve ervaringen/interacties

- Regulerende houding

- Empathische houding (aanwezig zijn/present zijn, luisteren)

- Houding afgestemd op liefdestalen kind

- Positief labelen/benoemen

- Voorbeeldhouding

Pagina 31

(grenzen en structuur)- Onvoorwaardelijke

acceptatie- Modelfunctie

(voorbeeldfunctie)

- Voorspelbaar en betrouwbaar (structuur, grenzen stellen, afspraken nakomen)

Belangrijke onderdelen - Gehechtheidsrelatie opnieuw opbouwen (vertrouwensband)

- Aanleren gewenst (gemist) gedrag bij het kind

- Aanleren gewenst gedrag bij verzorgers/ouders

- Inzetten van video-feedback (observaties)

- Psycho-educatie- Activiteiten gericht op

positieve interacties

- Observeren (observatiefase van 4 weken)

- Persoonlijke doelen gericht op disbalans in talen (aanleren gewenst gedrag en verminderen destructief gedrag

- Inzetten van acties gericht op laten ervaren van liefdestalen

- Maandelijkse teambesprekingen en voortgang besprekingen

OVEREENKOMSTENEr zijn een aantal overeenkomsten te vinden tussen de werkzame elementen van de erkende interventies en de werkzame elementen van ‘Liefde in Balans’. Kijkend naar de behandeldoelen, ligt er duidelijk een overeenkomst op het gebied van affectie en nabijheid communiceren. In de methode ‘Liefde in Balans’ spreken ze over het in balans brengen van de liefdestalen. Hiermee wordt gedoeld op het leren communiceren van affectie. Bij de erkende interventies komt het ervaren/aanleren van de nabijheidsvormen en aankunnen van affectie concreet naar voren. Ook lijken zowel de erkende interventies als de methode ‘Liefde in Balans’ zich te richten op het verminderen van probleemgedrag. Bij de methode ‘Liefde in Balans’ wordt dit ook wel destructief gedrag genoemd. Beide proberen dit te verminderen door gemiste ervaringen om te zetten naar positieve ervaringen. Er liggen ook verschillen in de aanpak van dit probleemgedrag, deze zullen hieronder worden toegelicht.

Er zijn veel overeenkomsten te vinden in de therapeutische houdingen die ingezet worden. De eerste overeenkomst ligt bij de houding: zich aanpassen aan de behoeften van het kind. De erkende interventies spreken over een sensitieve en responsieve houding, waar de signalen van het kind worden gevolgd en reacties daarop word afgestemd. In de methode ‘Liefde in Balans’ worden de liefdestalen van een kind ingezet om op een adequate manier te reageren op de signalen. Kortom: de houding wordt afgestemd op de behoeften van het kind. Een andere houding die bij zowel de erkende interventies als bij de methode ‘Liefde in Balans’ benoemd wordt is er een die zich richt op het positieve gedrag. Bij de erkende interventies wordt het ook wel ‘empowerment’ genoemd. Een groot deel van de erkende interventies richt zich op het stimuleren en versterken van het positieve gedrag van het kind en van de verzorgers. In de methode ‘Liefde in Balans’ is het positief benoemen een belangrijke houding. Positief gedrag wordt duidelijk benoemd en er gaat veel aandacht uit naar de mogelijkheden van het kind. De regulerende houding, lijkt ook een

Pagina 32

overeen te komen. De methode ‘Liefde in Balans’ benoemd het belang van voorspelbaarheid en betrouwbaarheid. Van belang is het bieden van structuur, grenzen stellen en duidelijk afspraken maken en deze ook nakomen. De erkende interventies benadrukken ook het belang van structuur en begrenzing. Als laatst lijkt de modelhouding een belangrijke houding bij zowel de erkende interventies als bij de methode ‘Liefde in Balans. De therapeut heeft een voorbeeld functie naar het kind en/of verzorgers. Adequaat gedrag laten zien met als doel dit bij de ander te stimuleren.

Als laatst zijn er ook overeenkomsten te vinden in de onderdelen die belangrijk worden geacht. De eerste overeenkomst ligt duidelijk op het gebied van gedrag aanleren. De erkende interventies lijken zich erg te richten op het aanleren van gehechtheidgedrag en nabijheid. De methode ‘Liefde in Balans’ richt zijn aandacht op het aanleren van de liefdestalen die uit balans zijn, met als doel affectie leren communiceren. Beide willen opnieuw gedrag aanleren, om affectie en nabijheid te bewerkstelligen. Daarnaast maken zowel de erkende interventies als de methode ‘Liefde in Balans’ gebruik van observatieperiodes. De methode ‘Liefde in Balans’ zet de observatieperiode in om in kaart te brengen welke liefdestalen een kind spreekt en waar het probleemgedrag vandaan komt. Vervolgens worden er persoonlijke doelen opgesteld. In de erkende interventies wordt er ook een vorm van observatie ingezet, namelijk de video-feedback. Ook met het doel het probleemgedrag in beeld te brengen om hier vervolgens mee aan de slag te kunnen. Er liggen op dit gebied ook wat verschillen, die zullen hieronder verder worden toegelicht. Als laatst lijkt het inzetten van activiteiten gericht op positieve interacties bij beide een belangrijk onderdeel. In de methode ‘Liefde in Balans’ zijn deze activiteiten specifiek gericht op positieve ervaringen met de liefdestalen. De erkende interventies benoemen ook het belang van activiteiten die zich richten op positieve interacties en ervaringen. Positieve ervaringen op het gebied van hechting, is dus bij beide van belang.

VERSCHILLENNaast de bovengenoemde overeenkomsten zijn er ook verschillen te benoemen. De verschillen hebben allemaal te maken met het al dan niet betrekken van de ouders. Bij een groot deel van de erkende interventies ligt de nadruk ook op het aanleren van opvoedvaardigheden aan de ouders van het kind. Het aanleren van een sensitieve en responsieve manier van opvoeden. De ouders worden in de erkende interventies betrokken bij de aanpak van het probleemgedrag bij het kind. Bij de methode ‘Liefde in Balans’ ligt de nadruk alleen op het aanpakken van het probleemgedrag van het kind. Wel mag benoemd worden dat de begeleiders van gezinshuis de Parel de verzorgende ouder zijn in het leven van het kind op dit moment. Niet alle biologische ouders van de kinderen zijn nog in beeld, waardoor het betrekken van de ouders niet altijd mogelijk is. Het grootste verschil lijkt dus te liggen in de betrokkenheid van de ouders in de het proces.

Een ander verschil dat van belang is, is de inzet van video-feedback. Zowel de methode ‘Liefde in Balans’ als de erkende interventies maken gebruik van observaties. De erkende interventies benoemen hierin het belang van het gebruik van video-feedback, wat een duidelijk beeld van het probleemgedrag geeft. De methode ‘Liefde in Balans’ gebruikt geen video beelden om te observeren, maar een turfsysteem. Dit verschil is van belang omdat het NJI (2013) in het artikel ‘Wat werkt bij hechtingsproblemen?’, video-feedback concreet benoemd als werkende factor. Interventies die gebruik maken van video-feedback lijken effectiever te zijn dan interventies die hier geen gebruik van maken (Bartelink, 2013).

Pagina 33

Als laatst is er verschil in de behandelduur. De methode ‘Liefde in Balans’ is een langdurige interventie, die ingezet wordt gedurende de periode dat het kind in het gezinshuis verblijft. Een groot deel van de erkende interventies zijn korter van duur. Het NJI (2013) benoemd in het artikel ‘Wat werkt bij hechtingsproblemen?’ dat kortdurende interventies effectiever lijken dan langdurige interventies. Wel lijken de interventies die zich voornamelijk richten op het kind, zoals de differentiatietherapie en fase therapie, een langere duur te hebben. Interventies die zich ook richten op het probleemgedrag van de ouders, lijken veelal uit een kort aantal sessies te bestaan. De methode ‘Liefde in Balans’ richt dan ook vooral op het gedrag van het kind.

CONCLUSIE EN DISCUSSIEIn dit hoofdstuk wordt er antwoord gegeven op de hoofdvraag en zal er met een kritische blik gekeken worden naar de opzet, uitvoering en kwaliteit van het onderzoek.

CONCLUSIE HOOFVRAAG

Vanuit de resultaten van de deelvragen, kan er antwoord gegeven worden op de hoofdvraag.

Wat zijn werkzame elementen van erkende interventies gericht op kinderen met een hechtingsproblematiek en in hoeverre worden deze gerealiseerd binnen de eigen methode ‘Liefde en Balans’ van gezinshuis de Parel?

In deelvraag 1 wordt duidelijk dat hechtingsproblematiek bij kinderen negatieve gevolgen heeft voor hun ontwikkeling, en voor problemen zorgt in het dagelijkse leven. Deze kinderen hebben problemen op sociaal-emotioneel, cognitief en zelfregulerend gebied. Het is daarom van groot belang dat er een juiste aanpak is voor deze problematiek en dat deze negatieve gevolgen worden teruggebracht.

Pagina 34

In deelvraag 2 is er dan ook gekeken naar de werkzame elementen van erkende interventies. De erkende interventies richten zich op het opnieuw opbouwen van vertrouwen en hechting. Daarbij gaat de aandacht uit naar het aanleren en aankunnen van nabijheid en affectie. Daarnaast richten ze zich op het aanleren van gewenst gedrag en het verminderen van probleemgedrag. Om dit te kunnen waarborgen zijn de volgende houdingen van belang: sensitieve en responsieve houding, positiviteit, regulerende houding en een voorbeeldhouding. Er worden een aantal belangrijke middelen ingezet om de hierboven beschreven doelen te behalen, namelijk: het laten ervaren van positieve interacties, video-feedback (observeren), psycho-educatie, gewenst gedrag belonen en ongewenst gedrag begrenzen.

Om een vergelijking te maken met de methode ‘Liefde in Balans’ zijn in deelvraag 3 de werkzame elementen van de methode in beeld gebracht. De methode ‘Liefde in Balans’ richt zich op het in kaart brengen van de vormen van affectie (Liefdestalen) waarmee een kind communiceert en welke vormen er gemist zijn, om vervolgens deze liefdestalen in balans te brengen. Met als doel het kind leren de liefdestalen te geven en te ontvangen en weer vertrouwen te krijgen in anderen. De methode richt zich sterk op de mogelijkheden van het kind, maar probeert ook de disbalans en het probleem gedrag van een kind te verminderen. Belangrijke houdingen binnen de methode zijn: Present zijn, empathisch zijn, gericht op mogelijkheden, positief benoemen en structuur en grenzen geven (reguleren). Om de bovenstaande doelen te bereiken onderscheid de methode een aantal onderdelen, namelijk: observatieperioden, gemiste liefdestalen aanleren en gewenst gedrag stimuleren, inzetten van activiteiten gericht op de liefdestalen en positieve ervaringen en voortgang besprekingen (evaluatie).

In deelvraag 4 zijn bovenstaande overeenkomsten en verschillen uitgewerkt. Duidelijk wordt dat er veel overeenkomsten zijn tussen de werkzame elementen van de erkende interventies en de methode ‘Liefde in Balans’. De verschillen zijn daarentegen veel minimaler. Belangrijk is dat er aandacht is voor het aanleren van nabijheidsvormen door positieve ervaringen ermee op te doen. Daarnaast is het verminderen van het probleemgedrag een duidelijk overeenkomst, wel door de aandacht te richten op positieve interacties en ervaringen. Present zijn, positief benoemen, vertrouwen opbouwen, onvoorwaardelijke acceptatie en reguleren is daarvoor van belang.

Kortom: Een groot aantal belangrijke elementen van werkzame interventies voor kinderen met hechtingsproblematiek, worden ook gerealiseerd in de methode ‘Liefde in Balans’.

DISCUSSIE

VALIDITEIT EN BETROUWBAARHEID: KWALITATIEF ONDERZOEKOm de validiteit te vergroten en om de betrouwbaarheid te controleren is er gebruik gemaakt van triangulatie. Er is triangulatie toegepast door gebruik te maken van data uit diverse bronnen, om zo meerdere perspectieven te krijgen. Dit noem je ook wel brontriangulatie. Deze vorm van triangulatie is ingezet bij zowel de literatuurstudie (deelvraag 1) als bij de inhoudsanalyse (deelvraag 2). Daarnaast is er triangulatie toegepast door verschillende dataverzamelingsmethoden in te zetten, ook wel methodische triangulatie genoemd (Van der Donk & Van Lanen, 2013). Er is gebruik gemaakt van de volgende methoden: literatuurstudie, inhoudsanalyse en interviews. Het onderzoek gebruikt zowel bestaande informatie als informatie uit de praktijk. Dit maakt dat de onderzoeksresultaten krachtiger.

Pagina 35

Daarnaast was de communicatie over het onderzoek een belangrijke factor voor de validiteit en betrouwbaarheid van het onderzoek. Er is meerdere malen in het proces overleg geweest met de opdrachtgever, waarin ideeën zijn uitgewisseld en feedback is gedeeld. Ook zijn er overlegmomenten geweest met de afstudeergroep en de afstudeerdocent. Informatie kon worden gedeeld, vragen konden worden gesteld en feedback werd gegeven en ontvangen. De inhoud van het onderzoek is dus ook door meerdere personen gecontroleerd. Door anderen in het proces van het onderzoek te betrekken, zorg je voor betrokkenheid en gebruik je meerdere perspectieven in het onderzoek (Van der Donk & Van Lanen, 2013). Dit vergroot de validiteit van het onderzoek.

Ook is er gezorgd voor transparantie tijdens het onderzoek. Het gehele onderzoeksproces is concreet verantwoord binnen het vooronderzoek en het verdere onderzoek. Er is inzichtelijk gemaakt waarom bepaalde keuzes zijn gemaakt en daar is vervolgens met een kritische blik naar gekeken. Opdrachtgever en afstudeerdocent hebben al deze producten kunnen inzien (Van der Donk & Van Lanen, 2013).

INTERVIEWSOm deelvraag 3 te beantwoorden zijn alle vijf de begeleiders van gezinshuis de Parel bevraagd. Ook alle vijf de begeleiders werken met de methode ‘Liefde in Balans’. Er is gebruik gemaakt van een selectieve steekproef, aangezien er niet meer dan vijf respondenten werken met de methode ‘Liefde in Balans’. De respondenten zijn aan de hand van een vaststaande topiclijst bevraagd, wat de interne validiteit van het onderzoek vergroot. Op deze manier zijn mogelijke systematische fouten zoveel mogelijk beperkt. Het van te voren testen van de vragen had de interne validiteit nog meer kunnen vergroten. Dit is helaas niet gelukt door de beperkte tijd die er voor het onderzoek was. Tijdens de interviews is gebruik gemaakt van opname materiaal om de betrouwbaarheid van de data te vergroten. Deze data is vervolgens direct na afloop getranscribeerd. Wat opmerkelijk was tijdens de interviews was dat de respondenten op sommige vragen geen direct antwoord konden geven, waardoor er wellicht informatie is achterbleven. Dit had voorkomen kunnen worden door de respondenten van te voren op de hoogte te stellen van de onderwerpen die bevraagd zouden worden. Op die manier hadden de respondenten zich beter kunnen voorbereiden. Dit zou ook voor de betrouwbaarheid van het onderzoek goed geweest zijn. Echter kan er dan wel de vraag gesteld worden of antwoorden dan niet van te voren ingestudeerd zouden worden. Vervolgens zijn de interviews uitgewerkt en geanalyseerd. De gekozen semi-gestructureerde methode zorgt voor wat ongestructureerde data. Het gebruik van een topiclijst heeft dit nadeel al deels aangepakt. Daarnaast heeft het maken van een codeboek als startlijst geholpen om structuur terug te brengen en is er een duidelijk beeld ontstaan van de werkzame elementen van de methode ‘Liefde in Balans’.

ANALYSE BESTAAND MATERIAALVoor de beantwoording van deelvraag 2 zijn erkende interventies in kaart gebracht voor de doelgroep jeugd. Al snel werd duidelijk dat er maar een paar erkende interventies bestaan die zich specifiek alleen op de hechtingsproblematiek richten. De andere gevonden interventies richten zich daarnaast ook nog op andere problemen. Toch zijn deze andere erkende interventies ook mee genomen in het onderzoek, aangezien de methode ‘Liefde in Balans’ ook niet alleen gericht is op hechtingsproblematiek, maar op meerdere problematieken. Dit is in overleg met de opdrachtgever gebeurd, om de validiteit van het onderzoek te behouden. Daarnaast is er een duidelijk onderscheid

Pagina 36

gemaakt tussen preventieve interventies en behandeling van hechtingsproblemen. De preventieve interventies zijn uit het onderzoek weggelaten. Hiervoor is gekozen omdat de kinderen die in het gezinshuis opgevangen worden, allemaal een vorm van hechtingsproblematiek laten zien. Preventief werken is bij deze doelgroep dus niet meer mogelijk. In het onderzoek zijn dus alleen de interventies die hechtingsproblematiek behandelen/aanpakken uitgewerkt. Dit vergroot de bruikbaarheid van het onderzoek. Daarnaast zijn er alleen interventies gebruikt die erkent zijn en dus goed onderbouwt zijn of zelfs effectief zijn volgens eerste, goede of sterke aanwijzingen. Dit vergroot de betrouwbaarheid van de data. Het analyseren van de data ging wat moeizaam aangezien een deel van de interventies zich alleen richt op de problematiek van de kinderen en het andere deel van de interventies ook veel aandacht richt op het probleemgedrag van ouders. Om deze verschillende data toch nog overzichtelijk te krijgen, is de keuze gemaakt om horizontaal te vergelijken. Op deze manier kon alle data in verschillende categorieën onderverdeeld worden en met elkaar vergeleken worden. Ook is het data analyse proces meerdere keren herhaald, wat de betrouwbaarheid van de data heeft vergroot. De resultaten geven een duidelijk inzicht in de werkzame elementen van erkende interventies voor kinderen met hechtingsproblematiek.

AANBEVELINGENDit onderzoek heeft tot een aantal aanbevelingen geleid, deze zullen hieronder worden toegelicht.

AANBEVELING 1: BETREKKEN VAN OUDERS

Pagina 37

In het onderzoek is er een vergelijking gemaakt tussen de erkende interventies en de methode ‘Liefde in Balans’. Er kwam duidelijk naar voren dat een groot aantal erkende interventies, de ouders van een kind betrekken in het ‘behandelproces’. Volgens het NJI (2013) zijn interventies die ook de ouders erin betrekken het meest effectief. Binnen de methode ‘Liefde in Balans’ worden ouders wel ingelicht over het gebruik van de methode en de voortgang ervan, maar worden niet betrokken in het proces. Nou is ook niet elke ouder van elk kind nog in beeld of beschikbaar, maar een deel van de ouders is dat wel. Wellicht is het betrekken van deze ouders bij het inzetten van de methode mogelijk. Een mogelijkheid zou kunnen zijn om ouders tijdens bezoekmomenten te ondersteunen, door hen inzicht te geven in de liefdestalen van hun kind en handvaten te bieden in de interactie met hun kind. Een andere mogelijkheid zou kunnen zijn om de ouders in te zetten tijdens de eerste observatieperiode. Je zou interactie momenten tussen ouder en kind kunnen observeren, om nog een beter beeld te krijgen van hoe het kind in elkaar steekt. Deze interactie momenten brengen wellicht andere inzichten met zich mee.

AANBEVELING 2: VIDEO-FEEDBACKWat ook een veel gebruikte observatietechniek is binnen de erkende interventies is het gebruik van video-opnames. Video-opnames worden gemaakt van bijvoorbeeld het gedrag van het kind en interacties met anderen (ouders, verzorgers, hulpverlener). Vervolgens kunnen deze video-opnames omgezet worden naar doelen. Deze manier van observeren zou mogelijk ook binnen de methode ‘Liefde in Balans’ kunnen passen. Vooral in de eerste vier observatie weken, zou dit een middel kunnen zijn om de liefdestalen en het destructieve gedrag nog beter in kaart te brengen. Nu worden gedragingen aan de hand van gedragsindicatoren geturfd, wanneer er iets opvallends voordoet. Het combineren van deze twee middelen zou kwaliteit van de observatieperiode wellicht kunnen vergroten. Zo zou je interacties tussen een begeleider en een kind op kunnen nemen en vervolgens aan de gedragsindicatoren eraan koppelen. Daarnaast zou je deze video-opnames ook kunnen gebruiken als feedback bron van het eigen functioneren en vanuit daar de juiste aanpak te vinden. Op deze manier kan het ook het professionele handelen vergroten.

AANBEVELING 3: REFLECTEREN OP METHODE EN EIGEN HANDELENDeze aanbeveling komt voort uit de diversiteit aan antwoorden die respondenten tijdens de interviews gaven. Tijdens het analyseren van de interviews werden er bij dezelfde thema’s, veel verschillende antwoorden gegeven. Zo leken de begeleiders als je kijkt naar de therapeutische houding niet eenduidig. Ook bij de vraag over geboekte resultaten, leken de begeleiders geen gezamenlijk beeld te hebben. Deze derde aanbeveling gaat dan ook over het krijgen van een gezamenlijk beeld over de methode. Een mogelijkheid zou kunnen zijn om intervisie of supervisie momenten te organiseren, waarin er gereflecteerd kan worden op de werkwijze en het eigen handelen. Bijvoorbeeld: Welke houdingen zetten wij in als begeleiders? Waar ligt ieder zijn kracht? Op deze manier kan er wellicht een meer gezamenlijke kijk ontstaan.

BRONNENLIJST

Pagina 38

Booth, P. B., & Jernberg, A. M. (2009). Theraplay: Helping parents and children build better relationships through attachment-based play. John Wiley & Sons.

Thoomes-Vreugdenhil, A. (2016). Behandeling van problematische gehechtheid. Houten : Bohn Stafleu van Loghum, 2016.

Thoomes-Vreugdenhil, A. (2012). Hechtingsproblemen bij kinderen. Uitgeverij LannooCampus: Houten.

Thoomes-Vreugdenhil, A. (2006). Behandeling van hechtingsproblemen. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum

Sanders-Sizoo, M. (2008). Sherborne’s bewegingspedagogiek binnen de Intensieve Orthopedagogische Gezinsbehandeling, een meerwaarde of niet? (Master's thesis, University of Twente).

Polderman, N (2010). Databank effectieve jeugdinterventies: beschrijving 'Basic Trustmethode'. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut.

Bakermans-Kranenburg, M.J., Juffer, F. & Van IJzendoorn, M.H. (2015). Databank effectieve jeugdinterventies: beschrijving “VIPP-SD”. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Gedownload van www.nji.nl/jeugdinterventies.

Draaisma, A.K., Zuidgeest, K. (2014). NIKA Interventie ter voorkoming of vermindering van problematische gehechtheid. Handleiding, protocol en werkbladen voor ouders. Haarlem: Jeugdzorg Academie. www.dejeugdzorgacademie.nl

Van Der Ham, H. (2002). Voor jou zeker…?! Over gehechtheid en basisvertrouwen. Bohn Stafleu Van Loghum: Houten/Diegem.

Anniek Thoomes-Vreugdenhil, boek Gezinstherapie. https://www.nicolinehoekstra.nl/wp-content/uploads/2016/09/Differentiatie-en-fasetherapie-achtergrondinformatie.pdf

Sterkenburg, P. S. & Schuengel, C. (2008). Behandelprotocol integratieve therapie gehechtheid en gedrag. In Braet, C. & Bögels, S. (Eds.), Protocollaire behandelingen voor kinderen met psychische klachten (pp. 409-424). Amsterdam: Boom

Juffer, F. (2010). Beslissingen over kinderen in problematische opvoedingssituaties. Inzichten uit gehechtheidsonderzoek.[Deciding on children in problematic parenting situations]. Den Haag: Raad voor de Rechtspraak.

Bartelink, C. (2013). Wat werkt bij hechtingsproblemen? Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. http://www.nji.nl/nl/Download-NJi/Wat-werkt-publicatie/(311053)-nji-dossierDownloads-WatWerkt_Hechtingsproblemen.pdf

Snelders, L. (2015). Liefde in Balans: Een meetbare observatiemethode [methodebeschrijving]. Bergeijk: stichting de Parel.

Stichting de Parel (z.d.). Opvang en zorg in orthopedagogische gezinshuizen. Geraadpleegd op 7 februari 2017, van http://stichtingdeparel.nl/over-stichting-de-parel/

Pagina 39

Mineur, L. (2017). Vooronderzoek: Liefde in Balans.

Van der Donk, C. & Van Lanen, B. (2013). Praktijkonderzoek in de zorg en welzijn. Bussum: Uitgeverij coutinho

Van der Steege, M. (2013). Langdurig opgroeien van uithuisgeplaatste kinderen. Jeugdbeleid, 7(1), 23-28.

Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? Praktijkboek voor methoden en technieken (vijfde druk). Den Haag: Boom Lemma uitgevers

Baan, G.J., Eilbracht, L., & van Dijk, M. (2015). Maatschappelijke Business Case Gezinshuizen: Wat levert langdurig inhuisplaatsen de samenleving op? De Glind: gezinsinspiratieplein.

Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers/NVMW. (2013, 25 juni). Beroepscode voor de Sociaal Agogisch Werker. Geraadpleegd op 10 februari 2017, van

https://issuu.com/nvmwstaf/docs/beroepscodeagogenl

Brochure over gezinshuizen : de kracht van het gewone leven. (2014). Transitiebureau Jeugd, Werkgroep Jeugd met een Beperking.

Ter Meulen, G., Vinke, A., de Baat, M., & Spoelstra, J. (2014). Matching van langdurig uithuisgeplaatste kinderen aan een pleeggezin of gezinshuis. ADOC, Nederlands

Jeugdinstituut en Gezinspiratieplein.

Edelstein, S. B., Burge, D., & Waterman, J. (2001). Helping foster parents cope with separation, loss, and grief. Child welfare, 80(1), 5.

Baarda, B. (2009). Dit is onderzoek!. Noordhoff Uitgevers BV.

Van der Donk, C. & Van Lanen, B. (2013). Praktijkonderzoek in de zorg en welzijn. Bussum: Uitgeverij coutinho

Baarda, B., Bakker, E., Fischer, T., Julsing, M., Peters, V., Velden T. van der, & Goede, M. de (2013). Basisboek kwalitatief onderzoek: Handleiding voor het opzoeken en uitvoeren van

kwalitatief onderzoek (3de druk). Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers

Pagina 40

BIJLAGE 1: ANALYSE SCHEMA: ERKENDE INTERVENTIES

Pagina 41

Pagina 42

Pagina 43

BIJLAGE 2: TOPIC LIJSTIntroductie:

- Vaste tijd: 30 minuten

- Uitleg volgorde: persoonsgegevens, doelgroep en methode

- Toestemming voor opname gesprek

- Je/u aanspreken?

Inleiding: Persoonlijke gegevens

Naam, Leeftijd, opleiding, functie binnen de stichting, hoelang werkzaam

Problematieken

Wat is de doelgroep van gezinshuis de Parel?

Wat voor problematiek hebben deze jongeren?

Wat zie je hiervan terug in de dagelijkse praktijk? Hoe uit het zich?

Hoe uit de hechtingsproblematiek zich specifiek bij deze jongeren?

Methodiek ‘Liefde in Balans’

Waar is deze methode op gebaseerd? Welke theorie ligt erachter?

Wat is het doel van de methode?

Wat maakt dat de methode ‘Liefde in Balans’ aansluit bij de jongeren? En sluit het bij alle jongeren aan?

Hoe wordt de methode in de praktijk ingezet? Omschrijf..

- Welke attitude (therapeutische houding) is kenmerkend voor de methode?

- Wat zijn de belangrijkst elementen van de methode?

Hoe wordt de voortgang bij de jongeren gevolgd? Is hier sprake van een bepaald systeem? Hoe houden jullie dit bij?

Welke resultaten levert het op/ Hoe zie je dit terug bij de jongeren? Specifiek..

Wat vindt je van het werken met deze methode?

Pagina 44

Wat zou je graag nog verbetert zien/anders zien?

Slot: Zijn er nog dingen die je wilt benoemen, die ik niet gevraagd heb? Of heb je nog andere opmerkingen?

BIJLAGE 3: INTERVIEW TRANSCRIPTIES

Interview 1: Respondent 1, Wilma, gezinsouder. Gehouden op 19 april 2017

(30 minuten)Introductie:

- Vaste tijd: 30 minuten- Uitleg volgorde: persoonsgegevens, doelgroep en methode- Toestemming voor opname gesprek- Je/u aanspreken

A. Persoonlijke gegevensI: Wat is je naam?R: Mijn naam is WilmaI: Wat is je leeftijd?R: 57I: Welke opleiding heb je gedaan?R: Ik heb de opleiding Z verpleegkundige gedaan in de zwakzinnige zorg en daarnaast heb ik de opleiding tot doktersassistente gedaan.I: Wat is je functie hier?R: GezinshuisouderI: Hoe lang ben je werkzaam bij deze stichting?R: 4,5 jaar.

B. ProblematiekenI: Hoe zou je de doelgroep van dit gezinshuis omschrijven? Qua leeftijd enzovoorts?R: Nou de doelgroep is heel breed en de leeftijd ook, het is eigenlijk van 0 tot 18 waarbij dan wel de kanttekening verdient dat 4 tot 18 al een stuk aantrekkelijker is dan 0.I: Ja de leeftijd 0 zal minder snel voorkomen.R: Klopt, dat vreet ook erg veel energie en het is ook praktisch bijna niet te doen. En de doelgroep zijn toch kinderen met een verstandelijke beperking, maar vaak in combinatie met psychiatrische problematiek, of eigenlijk alleen de licht psychiatrische problematiek. Denk aan ADHD, autisme. Nou we hebben natuurlijk gigantisch veel met hechtingsproblematiek te maken, eigenlijk met alle kinderen. En dat is wel een behoorlijke stoornis, die hechtingsproblematiek, daar ligt meer dan de helft van de problemen ten grondslag van.I: Dus ik kan wel stellen dat dat de grootste problematiek is.R: Dat is wel de grootste gemene deler. Als je bijvoorbeeld naar L. kijkt, die heeft heel duidelijk een verstandelijke beperking, maar ook duidelijk een hechtingsproblematiek. Daarnaast heeft D. ook hechtingsproblematiek. Terwijl dan de niveau verschillen best groot kunnen zijn, zit die hechting er bij iedereen in. Bij niemand is het hechten veilig gebeurd.

Pagina 45

Lisa Mineur, 02-06-17,
doelgroep
Lisa Mineur, 02-06-17,
problematiek: verstandelijk beperkt, psychiatrische problematiek, hechtingsproblematiek

I: Wat zie je hiervan vooral terug in de praktijk? Van die problematiek? R: Wat ik het heel directe en herkenbare vind in de dagelijkse gang van zaken, is het moeite hebben met het accepteren van gezag. En dat gaat tot in het kleinste van, wil je de tafel dekken. Tegenwoordig gaat dat wel redelijk goed hoor, dat het dan inderdaad ook gebeurt. In het verleden toen ze hier net binnenkwamen, was het als je dan zei van: je moet de tafel dekken.. nee. Standaard nee, ook al was het een vraag die ze eigenlijk best wel met ja wilde beantwoorden, het was altijd nee. En ook grotere dingen is het altijd nee, ze moeten altijd even nadenken, ze moeten het gevoel krijgen dat ze zelf mogen besluiten om toch die tafel te gaan dekken. En zelf het gevoel krijgen dat ze het toch wel leuk vinden om te gaan doen. Dus als ze de tijd krijgen om dat gevoel te ontwikkelen, nou dan willen ze best die tafel opdekken.I: Ik hoor hier vooral dat ze een stukje controle willen houden?R: het is echt die controle inderdaad, die is heel belangrijk voor deze kinderen. Nou als je dit doorhebt kan je hier goed op inspelen, maar in het begin vond ik dat nog erg lastig. Ik was eigenlijk van mijn eigen kinderen gewend, dat als ik vroeg van: joh wil je even de tafel dekken, dan gingen ze dat gewoon doen. Bij deze kinderen moet je het gewoon 5 of 10 minuten eerder vragen, heb ik gemerkt. I: Dus ze hebben vooral moeite met volwassene die hen taken opleggen?R: ja dat zie je natuurlijk wel wat breder. Laatst was er een incident waarbij L. het zo moeilijk vond om te accepteren dat een ander beslissingen neemt, waarmee hij niet uit de voeten kan. En toen zag je dan ook een stukje agressie. Dit ligt deels bij hechting, maar ook wat hij heeft meegekregen als kind, thuis. I: Hechting lijkt dus vooral gedragsmatig duidelijk naar voren te komen?R: ja het zijn vooral de gedragsmatige dingen en als je daarmee weet om te gaan, of in ieder geval redelijk mee weet om te gaan, want het blijft af en toe zoeken. Dan kan je hele leuke en hele gezellig ontspannen momenten hebben. Maar ik weet de aller eerste vakantie die we hebben meegemaakt, dat was de herfstvakantie. Gingen ze naar de dierentuin, kaartjes geregeld, de medewerkers zijn een half uur bezig geweest om L. in de auto te krijgen. Hij wilde gewoon niet mee. Uiteindelijk heeft hij een hele leuke dag gehad, maar het was zo spannend voor hem en nieuw. Nou dat geeft denk ik een klein beetje van de problematiek weer. Het is echt geen onwil, maar echt onmacht. I: dus het niet weten hoe je met bepaalde situaties om moet gaan?R: Nee het is spannend, het is eng en dan zeg je maar nee. Dan weer je alles af, dat is het veiligste. I: De vraag hoe uit de hechtingsproblematiek zich specifiek, heb je al deels beantwoord, hier nog iets op aan te vullen?R: Het is wel heel breed hoor, het is niet alleen afweren en controle houden, maar dat is wel een heel herkenbaar stuk. Dat springt er echt met kop en schouder boven uit.

C. MethodeI: Jullie hebben natuurlijk een eigen methode ontwikkeld, om met die verschillende problematieken om te gaan. Waar is deze methode nou op gebaseerd? Zijn er achterliggende theorieën? R: Volgens mij is het boek de Vijf talen van de liefde, de basis echt geweest om die methode te ontwikkelen. In combinatie met het feit dat er veel hechtingsproblematiek gesignaleerd werd in het werken met de kinderen. Een deel van het boek is gebaseerd op de bijbel, Bijbelse principes, daar komt het wel uit voort. De parel is zelf ook een Christelijke organisatie, dus dat sprak natuurlijk ook wel extra aan. Maar wat er nog verder aan grondslagen achter liggen, moet je bij Laura (andere medewerker) zijn, degene die de methode heeft beschreven. Die weet over dit onderwerp het meeste. I: Het boek is dus zeker de rode draad in deze methode.R: Ja, dat is helemaal correct.I: Hoe zou je het doel van de methode beschrijven?

Pagina 46

Lisa Mineur, 02-06-17,
achterliggende theorie: boek vijf talen van de liefde
Lisa Mineur, 02-06-17,
hechtingsproblematiek: controle houden, zelf beslissingen nemen
Lisa Mineur, 02-06-17,
hechtingsproblematiek
Lisa Mineur, 02-06-17,
hechtingsproblematiek: controle houden
Lisa Mineur, 02-06-17,
hechtingsproblematiek: moeite met gezag

R: De mogelijkheden van de kinderen nog veel meer boven tafel krijgen denk ik. De heftige reacties die deze kinderen laten zien, en onze kijk erop en onze eigen verwachtingspatronen, want vergis je niet, die zijn er ook, maakt dat je soms maar de helft ziet van wat er in een kind zit. En doordat je door deze methode gedwongen word, meer naar het kind zelf te kijken en je eigen blik los te laten. Ga je veel meer de mogelijkheden van het kind zien. En ga je hem veel meer zien van: hé maar op die manier kan ik hem dus wel bereiken.I: Niet alleen kijken naar het negatieve gedrag, begrijp ik dat goed?R: ja, maar niet alleen kijkend naar het negatieve gedrag, maar ook buiten je eigen denkkader. Mijn denkkader zitten in cadeautjes krijgen zijn leuk, je beloont iemand met een cadeautje of je geeft hem extra aandacht door een cadeautje. Nou een van de jongeren heeft helemaal niks met cadeautjes, dus als je met I. wat wil bereiken moet je zeker niet in de cadeau hoek gaan zitten. Ik denk dan ook dat we allemaal best wel vast zitten in ons eigen referentiekaders, en is gewoon heel leuk om op een andere manier naar de kinderen te gaan kijken. En doordat je er ook nog eens met elkaar over praat, krijg je gewoon een veel genuanceerder en eerlijker beeld van het kind. En dat vind ik het mooie van de methode.I: Als ik het goed begrijp ga je als professional dus ook buiten je eigen referentie kader denken, om zo het kind beter te begrijpen. R: Maar ook als een kind bijvoorbeeld de liefdestaal heeft van aanraken, dan kun je op een gegeven moment doodmoe worden van het eeuwige aanraken wat ze doen. Maar als je ziet van hé dat is de manier waarop dat kind contact zoekt. Dus dan kan je het eigenlijk heel positief labelen, dat je mij aanraken wil, want het kind zoekt contact. Dan ben ik veel meer geneigd om de arm eromheen te slaan en om even die aandacht te geven. Dat je begrijpt van: dat is zijn manier van contact zoeken en dat kan je met deze methode ontdekken. I: om het even samen te vatten: ga je kijken naar hoe de kinderen hun liefde uitstralen en contact maken met anderen, maar ook kijk je naar welke talen van de liefde ze niet spreken en wat juist tegen werkt.R: ja dat klopt ja, zo heb je ook nog een verschil tussen geven en nemen. je kan een liefdes taal ontvangen en geven. het is goed om te kijken naar wat ontvangt een kind het beste en wat geeft het kind het beste. Hierin willen wij ook voorbeeld gedrag laten zien. Zodat ze ook kunnen ervaren dat het niet zo erg is om een keer iets voor de ander te doen. I: Ik hoor je ook wel zeggen, dat je met deze methode heel erg kijkt naar wat zijn nog mogelijkheden. Dus kijkt naar wat er eigenlijk wel in het kind zit, maar er nog niet helemaal uitkomt. Klopt dit?R: Ja dan kunnen kinderen nog groeien. Want wat erin zat bij deze kinderen, hebben ze al vaak genoeg laten zien. Ik ben er van overtuigd dat er veel meer in zit, dan die heftige gedragingen. En hoe krijgen we dat boven tafel. Daarvoor moet je hun taal gaan spreken, hun liefdes taal. I: Duidelijk! Wat maakt het dat de methode aansluit bij de jongeren?R: Omdat wij bij de jongeren aansluiten! De oudere kinderen mogen hun zorgplan, waarin hun doelen staan beschreven, wel lezen. Dus die weten dat wij observaties doen, die weten echter nooit wanneer we ze doen, want anders gaan ze natuurlijk aanpast gedrag laten zien. In die observaties ga je per kind kijken van, waar ligt nou hun behoefte en hun liefdestaal, waarin geven ze vooral en waarin nemen ze. Maar ook welke talen spreken ze niet. Dan ga je kijken kunnen we daar wat mee of niet, waarbij ook de leeftijd in het achterhoofd gehouden moet worden. Een jongen van 17 ga je niet zo gauw meer knuffelen bijvoorbeeld. Je gaat kijken welke talen je wel of niet meer kan stimuleren en hoe ver willen we daarin gaan. Je gaat kijken naar wat leuk is voor die kinderen om andere liefdestaal te ervaren, wat toch bij hen aansluit, waardoor we ze meer positieve input geven. Je gaat zoeken naar iets waar je bij kan aansluiten, in de belevingswereld die ze al hebben. Je gaat zoeken naar iets wat die jongeren al leuk vinden en er al inzit, en daarnaast daag je uit om daarin stappen te zetten. Dat is wel vaak zoeken en daarvoor heb je dan ook een team nodig om met elkaar erover te sparren. Met het team kan je brainstormen over hoe je het kan aanpakken. En bundel je dus alle creativiteit. Dat is dan ook de pracht van het team.

Pagina 47

Lisa Mineur, 02-06-17,
Aansluiting bij jongeren: Inspelen op de behoeftes
Lisa Mineur, 02-06-17,
Aansluiting bij jongeren: Kijkt per kind en naar de behoeftes
Lisa Mineur, 02-06-17,
Doel: opzoek naar mogelijkheden, krachten
Lisa Mineur, 02-06-17,
Doel: liefdes talen ontdekken, geven en ontvangen in kaart
Lisa Mineur, 02-06-17,
Doel: Liefdes taal ontdekken
Lisa Mineur, 02-06-17,
Houding: positief labelen
Lisa Mineur, 02-06-17,
houding: gericht op positief gedrag, niet op negatief, buiten eigen kader denken
Lisa Mineur, 02-06-17,
doel: opzoek naar mogelijkheden

I: wat ik je duidelijk hoor zeggen is dat die aansluiting er ook heel erg is omdat je per kind gaat kijken, waarin je kijkt naar leeftijd en ook heel erg naar hun beleefwereld. Dat je echt per individu gaat kijken naar wat ze nodig hebben. R: Het is inderdaad echt een heel persoonlijk. Je kunt wel bepaalde normen aan de aanpak hangen, maar uiteindelijk moet je echt per kind kijken. Als een kind echt niet in staat is om te geven, moet je ook niet verlangen dat ze het gaan doen. Dus dan moet je gaan kijken naar de stapjes die gezet kunnen worden daarheen, om uiteindelijk wel te kunnen gaan geven. Het zijn veelal hele kleine stapjes, maar je doet ze wel. En dan maar weer kijken hoe het kind erop reageert. Soms kom je er ook achter dat het voor jou zelf niet werkt, nou dan moet je dat ook eigenlijk wel eerlijk toegeven. I: Sluit de methode bij alle jongeren aan binnen het huis?R: Ik heb wel eens bij een jongere gemerkt dat ik te weinig tools had, om een bepaalde stap te kunnen zetten. Bij deze jongere moeten we daarin nog wel erg zoeken. Maar we stoppen niet met proberen tot ze het huis verlaten. We blijven zoeken naar andere mogelijke wegen. Lukt het niet op de ene manier, dan zoek je een omweg om er alsnog te komen. Ik denk wel dat de ene taal lastiger is dan de andere om te laten ervaren en dat het bij de ene jongere ook ingewikkelder is dan bij de andere. I: Dus je blijft in principe zoeken naar een weg, om de jongere de taal toch te laten ervaren.R: Precies, ik vind dat we alles moeten proberen en kijken naar de mogelijkheden. I: Hoe wordt de methode in de praktijk ingezet? Zijn er bepaalde onderdelen die je kunt onderscheiden? R: Voor een deel hebben we de observatie methode , waarbij de eerste keer 4 weken is en vervolgens elk half jaar 2 weken. Maar doordat je er met elkaar onderling in het team over praat, blijft het iets waar je alert op blijft. We hebben sinds kort ingevoerd om maandelijks even de kinderen te bespreken en daarbij ook hun liefdestalen en hun doelen. We nemen dan van elk kind hun liefdestalen door, hierin worden opvallend heden benoemd. Zo blijf je oog houden voor de talen, die extra aandacht nodig hebben. Zo krijg je ook meer oog voor acties van de kinderen, maar ook van jezelf. Bijvoorbeeld bij een kind waarbij aanraking wat lastiger is, is het belangrijk om even wat vaker een aai over zijn bol geven. Deze actie zet je dus bewust in. En zo heb je met alle kinderen wel momenten waar je denkt van: Owja daarbij moet ik even op die manier aandacht aan geven. Doordat je er bewust mee bezig bent, ontwikkel je daarin een routine. Het is belangrijk om deze bewuste acties, duidelijk te laten merken. I: ik hoor dat het stuk observeren een belangrijk onderdeel is om te kijken wat is nou de liefdestaal van een kind. Daaruit ontstaan dan bepaalde doelen, en daar ga je dan heel bewust mee bezig zijn in de praktijk. R: ja daar ben je dan heel bewust mee bezig inderdaad. En sommige talen spreek je van jezelf al makkelijker, dus die doe je ook al makkelijker als professional. En andere acties doe je heel erg bewust om even extra aandacht te geven. I: Daarnaast hebben jullie nog de observaties 2 keer in een jaar, om de voortgang te zien. Maar daarbij komen nu dan nog extra besprekingen, om je doelen makkelijk bij te stellen. Klopt dit?R: ja op die manier heb je er ook meer grip op, wat mij erg zinvol lijkt.I: als je kijkt naar de houding die jullie hebben in het werkveld, hoe zou je deze omschrijven?R: Ik denk dat we allemaal ons best doen om een positieve houding te hebben. I: waaraan zie je dat de positieve houding?R: de goede dingen die je ziet benoemen. Het is vaak veel makkelijk om de dingen waar je tegenaan loopt te benoemen. Me vader zei ook altijd: je hoort me toch niet klagen. Ik denk dat het goed is om te zeggen, van: hé wat leuk dat je aan het spelen bent of hé wat leuk dat je aan het tekenen bent. Even het positieve benoemen en er een positieve label aanhangen. Het zit er bij mij dan ook best wel een beetje in, dat positieve benoemen. Dat heb ik vanuit huis ook meegekregen. I: Dat is een mooie eigenschap. Ik hoor eigenlijk ook heel erg dat jullie zelf ook die liefdes talen inzetten, wat ook een houding weergeeft. Kan ik dat zo stellen?

Pagina 48

Lisa Mineur, 02-06-17,
Houding: positieve houding
Lisa Mineur, 02-06-17,
Belangrijke onderdelen: observatie 2 keer in een jaar en voortgang bespreking
Lisa Mineur, 02-06-17,
Belangrijke onderdelen: liefdestalen in beeld en persoonlijke doelen opstellen
Lisa Mineur, 02-06-17,
Belangrijke onderdelen: maandelijkse besprekingen
Lisa Mineur, 02-06-17,
Belangrijke onderdelen: observaties
Lisa Mineur, 02-06-17,
Houding: kleine stapjes, mogelijkheden zoeken/zien, empowerment
Lisa Mineur, 02-06-17,
Aansluiting bij jongeren: persoonlijke aanpak

R: Ja, je hebt zelf natuurlijk ook je liefdestalen, en de kunst is dan ook om je eigen talen zo optimaal mogelijk in te zetten. Dan kost het je ook de minste energie. Ik ben bijvoorbeeld in positieve woorden vrij sterk. De talen die je zelf wat minder spreekt zet je dan veelal wat bewuster in.I: Hoe de voortgang bij de jongeren gevolgd heb je eigenlijk al benoemd, heb je hier nog wat op aan te vullen? R: Dit doen we dus door die observaties inderdaad. We hebben enerzijds de observaties, dat is heel erg concreet. En daarnaast gaan we elke maand even met elkaar bespreken van: hé hoe staat die persoon ervoor en wat kunnen we eventueel doen? I: Als ik het goed begrijp worden dus die observaties omzet in doelen.R: ja dat klopt die worden meegenomen in de doelstellingen en die zetten we in het zorgplan van de kinderen.I: wat levert de methode volgens jullie op? Hoe zie je dat terug bij de jongeren? R: het is lastig meten, want we hebben daar nog steeds niet een kant en klaar meetinstrument voor. De situatie waarin de observaties worden gedaan een rol kan spelen in wat er uitkomt. Zo is er laatst een jongere geobserveerd en die zat net in een hele negatieve periode, echt super negatief. Dus die zei nauwelijks wat en interactie waren er ook minimaal. Nou dan krijg je een hele gekleurde observatie. Terwijl je de maand erna weer een hele andere jongere terug zag. Dus dat speelt wel een rol en dat benoemen we ook altijd wel bij evaluaties. Ik denk dat je bij alle jongeren een voorzichtig stijgende lijn ziet, in eigenlijk de meeste talen wel. Omdat je ze zoveel geeft aan ervaringen, dat er wel degelijk wel dingen blijven hangen. Een beetje hard gezegd: als je er eigenlijk maar genoeg instampt, dan blijft het wel hangen. Dat lijkt een hele negatieve benadering, tegelijkertijd kan je hem ook positief duiden en dan merk je wel dat het werkt. I: Ik hoor hier vooral het zoveel mogelijk laten ervaren van de liefdestalen, wat zeker als positief overkomt.R: precies, ik vind dan ook wel dat je een ontwikkeling ziet in een stukje dienstbaarheid naar elkaar. Bijvoorbeeld: elkaar makkelijker laten uitspreken en elkaar sneller helpen met dingen. Ze hebben er zeker wel meer oog voor gekregen. Voorleven en voordoen is wat dat betreft dan ook van groot belang. I: Het voorbeeld gedrag kan ik dus wel als een van de belangrijke onderdelen beschouwen?R: Ja dat kan je zeker wel stellen! Nu ik het aan jou probeer uit te leggen, merk ik dat ik dat lastig vind. Dit omdat deze houding over de tijd heen, steeds natuurlijker is geworden. Wij zijn ons ook niet altijd bewust van wat je precies doet, tuurlijk voor een deel wel, maar het is bij ons toch behoorlijk geautomatiseerd. I: Als ik het zo hoor, is deze manier van werken echt iets eigens geworden. R: Dat zeg je goed. I: wat vind je verder van het werken met de methode?R: Ik vind het heel mooi, dat je een methode hebt waarin observaties gebruikt, die wij dan omzetten in doelen, waardoor je werkt aan datgene dat je hoopt te bereiken namelijk: de kinderen verder brengen. Daar heb je natuurlijk allerlei mogelijkheden in, maar daar is deze methode erg belangrijk in. En dat het zo individueel gericht is. Wij werken op maat. I: dat is mooi gezegd! R: Zijn er nog dingen die je anders zou willen zien in de methode? Iets wat je mist?I: er zijn wel eens in het begin wat dingetjes geweest, waar ik wat in miste. Bijvoorbeeld bij het observeren, had je bepaalde actoren waarop je moest letten bij een liefdestaal. Maar die actoren waren toen nog erg beperkt. Maar die hebben we steeds verder aangevuld, waardoor die nu wel vollediger zijn. En ik ben erg benieuwd of de maandelijkse besprekingen, een meerwaarde gaat geven. En hoop ik op die manier nog steeds ons werk wat beter te gaan doen.

Slot:I: Dat is een mooie visie. Zijn er nog dingen die ik niet heb gevraagd? Die je graag nog zou willen benoemen?

Pagina 49

Lisa Mineur, 02-06-17,
Ervaringen met methode: werken op maat, individueel gericht
Lisa Mineur, 02-06-17,
Houding: voorbeeldgedrag
Lisa Mineur, 02-06-17,
Resultaat: dienstbaarheid
Lisa Mineur, 02-06-17,
Resultaat: stijgende lijn in verschillende liefdestalen
Lisa Mineur, 02-06-17,
Voortgang: observaties en teambesperkingen
Lisa Mineur, 02-06-17,
Houding: eigen liefdes talen inzetten

R: nee ik denk dat je alle relevante dingen wel hebt gevraag.

Interview 2: respondent 2, Milko van Heusden, gezinsouder, 19 april 2017

(35 min)Introductie:

- Vaste tijd: 30 minuten- Uitleg volgorde: persoonsgegevens, doelgroep en methode- Toestemming voor opname gesprek- Je/u aanspreken

A. Persoonlijke gegevensI: Wat is je naam?R: Milko van HeusdenI: Wat is je leeftijd?R: Ik ben 56I: Welke opleiding heb je gedaan?R: Hbo maatschappelijk werk en dienstverlening en een post-hbo bemoeizorgI: Wat is je functie die je hier hebt?R: Ik ben gezinshuisouder en bestuurderI: hoelang ben je werkzaam in deze setting?R: Hier 4,5 jaar

B. DoelgroepI: Nu had ik een aantal vragen over de problematiek. Als eerst hoe zou je de doelgroep omschrijven die in dit gezinshuis wonen? Qua leeftijd bijvoorbeeld?R: Nou we hebben hier te maken met 7 jongeren, de jongste is 8 en de oudste is 17. Voor een deel heeft het een verstandelijke beperking. Voor een deel is het psychiatrische problematiek en iedereen heeft eigenlijk last van hechting en afwijzingsgedrag. I: Is de doelgroep altijd tussen de 7 en 17 of is ook jonger mogelijk? R: Je kan hier vanaf in principe van 0 jaar komen, maar realiteit is 3 jaar ongeveer. De jongste die wij hier ooit gehad hebben was ook 3, er zijn twee van 3 geweest. Voor nog jongere kinderen is een gezinshuis vaak geen optie. Je kijkt bij jongere kinderen toch vaak eerst naar andere tijdelijke plaatsen. Een kind komt hier pas echt met duidelijk probleemgedrag en moet onrust vertonen. I: Even voor de duidelijkheid he noem je als problematieken: een verstandelijke beperking en hechtingsproblematiek en andere psychiatrische problematieken? R: inderdaad, het gaat dan ook om kinderen die op sociaal en emotioneel vlak heel erg beperkt zijn en zoekend zijn naar hoe het hoort, wat kan en wat niet kan. Nou en die hechting is eigenlijk bij iedereen wel verstoord en dus lastig voor hen om relaties aan te gaan. Het zijn vaak hele functionele relaties, die ze aan willen gaan. I: Hebben deze kinderen dan ook een echte diagnose gekregen?R: Bij de meeste kinderen van ons is er wel een reactieve hechtingsstoornis gediagnostiseerd. En wat je ook nog veel tegenkomt is post-traumatische stress stoornis. Kinderen die echt uit vechtscheidingen komen. I: En qua andere psychiatrische stoornissen, waar moet ik dan aan denken?R: Ja een deel heeft dan verstandelijke beperking, wat natuurlijk wat met zich meebrengt. En er zijn verder wat specifieke kind gerelateerde problematieken, een bijvoorbeeld met syndroom van

Pagina 50

Lisa Mineur, 02-06-17,
Problematieken: reactieve hechtingsstoornis en post trauma’s
Lisa Mineur, 02-06-17,
Hechtingsproblematiek: moeite op sociaal en emotioneel vlak
Lisa Mineur, 02-06-17,
Doelgroep
Lisa Mineur, 02-06-17,
Doelgroep
Lisa Mineur, 02-06-17,
Problematiek: verstandelijk beperkt, psychiatrische problematiek en hechtingsproblemen

cornelia de lange. Deze problematieken heeft ook invloed op je gedrag en op de manier waarop je in het leven staat. I: ik mag wel stellen dat die hechting dus de meest voorkomende problematiek is binnen dit huis?R: Ja dat is zeker wel de grootste. Deze voorziening is eigenlijk ook een voorziening waarin dat soort kinderen terecht gaan komen, omdat ze in pleeggezinnen vaak te zwaar het gezin belasten. En daarnaast wil je deze kinderen ook niet in een inrichtingssetting komen, waar tig verschillende groepsleidingen allemaal rondlopen. Dat is voor kinderen met verstoorde hechting erg lastig.I: Als ik het goed begrijp hebben deze kinderen dan ook al veel wisselingen gehad in verzorgers en plaatsingen. Zijn er dan ook kinderen die meteen vanuit huis hier terecht komen? R: Ja ook, er zijn nu een aantal kinderen die direct vanuit huis geplaatst zijn. Maar vaak zie je met name als het over jonge kinderen gaat dat we dan vaak meer een stabiliserende rol hebben, om te kijken of we kinderen weer rustig in het gareel kunnen krijgen. Waardoor ze weer wat beter kunnen functioneren, en dan kijk je vaak of er wellicht een plek ze heen kunnen. Daar bij moet ik wel zeggen, als het kind het aankan. De kinderen die hier nu zitten zijn eigenlijk zo verstoord in hun hechting dat ze bijna bodemloze putten zijn, dus ze kunnen een professional helemaal leegzuigen. En dat is dan weer een voordeel van een gezinshuis, je hebt twee vaste gezinsouders en twee hbo’ers die er vaak zijn, waardoor je dingen makkelijk kan overdragen naar een ander als het teveel word. Je kan op je team terugvallen. Deze kinderen willen namelijk overal de controle over hebben, willen veel aandacht en dat vergt veel energie. I: duidelijk! Hoe zie je deze problematiek vooral terug komen in de praktijk? Wat valt op?R: In de praktijk ze je dat met name terug komen in het gedrag ook. Kinderen hebben vaak in het verleden overlevingsstrategieën ontwikkeld en toch vaak met een vorm van aandacht vragen die of juist heel erg pleasend is. De hele dag achter je aanlopen van zal ik dit voor je doen, zal ik dat voor je doen? Met de gedacht: vind mij vooral aardig. Of kinderen altijd oplossingen zoeken in geweld. Met de gedachte: als ik me destructief gedraag, gaan mensen op mij reageren. Dit voelt voor hen veilig. Ze moeten in dit huis dan ook vaak een omslag maken, wij vragen van kinderen eerlijk te zijn, als ze dingen fout doen om excuses te maken. We proberen zelf ook voorbeeldgedrag te laten zien. je merkt dat deze kinderen dat niet gewend zijn en dat ze echt moeten wennen aan het idee dat je hen wel serieus neemt. I: Dit hebben deze kinderen nooit ervaren of geleerd, begrijp ik hier uit?R: Nee, hebben dit thuis nooit ervaren. Daarom is het voor deze kinderen erg lastig om ook een goede relatie aan te gaan. Daar zitten wij dan ook vooral op, ben je in staat om voldoende structuur te bieden, dat de kinderen duidelijkheid hebben. Kinderen met hechtingsproblemen kunnen heel moeilijk omgaan met onzekere situaties, maar die zijn er. Bijvoorbeeld ouders die niet op bezoek komen, terwijl ze het hadden beloofd. Maar deze ouders beloven je leven lang al dingen. Het is echt aan ons aan hulpverleners, om te doen wat we zeggen en dat we helder zijn. I: ik kan wel stellen dat het zich vooral op gedragsmatig gebied uit. R: je vooral op het terrein van gedrag, maar ook dat kinderen er heel gemakkelijk vanuit gaan dat dingen niet gebeuren of wel gebeuren. En dan toch proberen om daar controle op te hebben. Gedrag is zeg maar wel het meest opvallende kenmerk.

C. MethodeI: Ik wil nu graag verder naar de methode. Jullie hebben zelf een methode ontwikkelt, waar is deze methode op gebaseerd? Zijn er bepaalde theorieën die hierachter liggen? R: het is ontstaan uit de vijf talen van de liefde. De basis gedachte erachter is dat mensen 5 manieren hebben om te communiceren en daar gevoelig voor zijn. En dat zijn bijvoorbeeld: positieve woorden, tijd en aandacht en cadeaus. Gedachte is dat elk mens een taal heeft waarin die het beste zich thuis voelt, dat kan zijn tijd en aandacht, dat kan zijn positieve woorden, dat kan zijn lichamelijke aanrakingen. Dat betekent dat als jij niet van lichamelijke aanraking houdt, en ik ga jou elke keer een schouderklopje geven, dat dit schouderklopje hoe goed bedoeld ook, niet als een positief iets binnenkomt bij een kind. De gedachte erachter is dus dat je van iedereen zijn taal kunt

Pagina 51

Lisa Mineur, 02-06-17,
Achterliggende theorie: vijf talen van de liefde, 5 liefdestalen
Lisa Mineur, 02-06-17,
Hechtingsproblematiek: controle
Lisa Mineur, 02-06-17,
Houding: structuur en duidelijkheid
Lisa Mineur, 02-06-17,
Hechtingsproblematiek: moeilijk relaties aan
Lisa Mineur, 02-06-17,
Hechtingsproblematiek: destructief gedrag
Lisa Mineur, 02-06-17,
Hechtingsproblematiek: pleasen, aandacht vragen, leegzuigen
Lisa Mineur, 02-06-17,
Hechtingsproblematiek: Leegzuigen
Lisa Mineur, 02-06-17,
doelgroep
Lisa Mineur, 02-06-17,
Doelgroep

ontdekken, en dat die talen je ook kunnen helpen om gedragsverandering te laten plaatsvinden. In feite zit er ook wel wat opperante conditionering in, je gaat belonen. Als je kijkt naar Maslow, die gaat kijken van waar kan je het beste belonen. Daar zit ook nog een andere factor in, zo zal je bij veel kinderen zien dat ze een taal veel geven, maar de taal niet kunnen ontvangen. Als je bijvoorbeeld altijd wil pleasen, dan is belangrij dat je ook van de ander gewoon kunt ontvangen. Dat de ander eens wat voor jou doet. We zien dat dat voor kinderen heel erg moeilijk is. Ook daarin gaan we dan kijken van: hé jij wil altijd de tafel dekken, maar nu ga ik een keer de tafel voor jou dekken. Ga een even ervaren hoe dat ook is. Dat is eigenlijk een beetje de grote gedachte achter de methodiek. Als je bij de talen, het geven en nemen wat in balans kan krijgen, en als je weet wat de liefdes talen van kinderen zijn, kun je doelstellingen opstellen die zich daar op richten. Als je iemand wat wilt aanleren, ga je het kind belonen met de taal die hij/zij het liefst spreekt. Zo zal het kind extern maar ook intern meer gemotiveerd worden. I: Ik hoor je zeggen dat je dus ook werkt met het belonen van positief gedrag, en hoe zit dat dan met negatief gedrag?R: Daar geld dan ook, dat je vanuit de talen kunt kijken. Wij proberen altijd vanuit het negatieve naar het positieve te werken. Dat betekent wel dat als je iets fout doet, handel je fout en mag er iets van gezegd worden. Maar dat betekent niet dat de persoon fout is. Wij letten er dan ook heel erg op om oorzaak en gevolg aan elkaar te koppelen. Dus als je negatief gedrag vertoont, en er moet een sanctie op volgen, dan probeer je wel een sanctie te kiezen die vervolgens gerelateerd is aan het doen van een taakje die zinvol is. I: Ik hoor je ook heel erg zeggen, dat je de kinderen wil laten ervaren hoe het wel kan zijn, in de verschillende talen van de liefde?R: ja klopt. Maar goed kijk als je bijvoorbeeld moeite hebt met cadeaus ontvangen, dan is het natuurlijk heel lastig om iemand over te halen met cadeaus. We willen de kinderen wel laten ervaren hoe de verschillende talen zijn, maar dat kan wel erg ingewikkeld zijn. I: Dat begrijp ik. Hoe zou je het doel van de methode beschrijven? R: Het doel is eigenlijk, als je kijkt naar hechting, daar gaat het vaak fout in vertrouwen en het niet hebben van belangrijke figuren in je leven. De talen kunnen je helpen om weer vertrouwen te krijgen. Op het moment dat je je liefdestalen wat in balans hebt, bijvoorbeeld je kan tijd een aandacht geven, maar je kan ook tijd en aandacht ontvangen, is het aangaan van een relatie al wat makkelijker. Want een relatie waarin je alleen maar geeft of alleen maar neemt, die loopt uiteindelijk stuk. Deze kinderen hebben dit nooit vanuit huis geleerd en ervaren, en missen hierin veel. Het is ook belangrijk dat het een ding van het kind zelf word. Je wil dat ze gaan ervaren en gaan ontdekken: hé het is ook fijn als een keer iemand wat voor mij doet of hé het is ook fijn als ik een keer wat voor een ander doe. I: dus als ik het goed zeg, wil je de dingen die zij vanuit thuis niet hebben meegekregen, probeer je ze alsnog te laten ervaren. R: Klopt, als je naar de methodiek kijkt dan is dat ook iets waar we in ons hele zijn en denken mee bezig zijn. Je hele attitude en werkhouding richt zich hierop, op de liefdestalen. De methodiek helpt ons om te kijken naar hoe we zo efficiënt mogelijk kinderen verder helpen. Voor een deel is ons werk opvoeden, maar voor een groot deel is dit ook werken aan de ‘ik’ van de kinderen en naar waar ze naar toe willen. I: Dat is een mooie visie op jullie werk. Wat maakt het denk je dat de methode aansluit bij jongeren? R: Ik denk dat de methode het voordeel heeft dat je bij de eerste vier weken observatie, inzichtelijk krijgt wat een liefdestaal van een kind is, en waar de hiaten zitten, waar de problemen zitten. Dat betekent dat je vanuit daar ook hele persoonlijke doelstellingen kunt stellen. Zo past eigenlijk elk kind binnen de methode en in je uitwerking kijk je per individu naar wat het nodig heeft. Het is dus heel persoonlijk.

Pagina 52

Lisa Mineur, 02-06-17,
Aansluiting: observaties maken persoonlijke doelstellingen mogelijk
Lisa Mineur, 02-06-17,
Doel: gericht op toekomst kind
Lisa Mineur, 02-06-17,
Houding: afstemmen op liefdestalen van ander
Lisa Mineur, 02-06-17,
Doel: laten ervaren wat gemist is
Lisa Mineur, 02-06-17,
Doel: liefdestalen in balans
Lisa Mineur, 02-06-17,
Doel: Vertrouwen opbouwen
Lisa Mineur, 02-06-17,
Doel: gemiste talen laten ervaren
Lisa Mineur, 02-06-17,
Doel: talen in balans krijgen
Lisa Mineur, 02-06-17,
Achterliggende theorie: gedragsverandering door gewenst gedrag aan te leren

I: De aansluiting vinden jullie dus vooral door de persoonlijke aanpak. En de eerste fase van de methode is eigenlijk het observeren, dat maakt mogelijk dat je deze persoonlijke doelstellingen kunt opstellen. R: Ja, een kind komt hier binnen en mag eerst even gewoon wennen en landen. Dan ga je in feite die observatie doen van 4 weken en dan krijg je een eerste beeld van welke taal een kind communiceert en vanuit probeer je je doelstellingen ook uit te werken en aan te passen. I: Komt het ook wel eens voor dat het bij jongeren niet aansluit? R: Nou weet je het is geen methodiek, die zegt van als je in de beginfase die percentages haalt, dan moet je binnen een aantal jaar vooruitgang boeken. Wat je probeert is zo optimaal mogelijk, de mogelijkheden die kinderen hebben te exploreren. En daar is het gewoon een geschikte methode voor, maar het is ook een methode die je in principe kunt toepassen in je gezin, op de relaties die daar zijn. I: Als ik het goed begrijp, zorgt dus die eerste fase van ontdekken en exploreren ervoor, dat het in principe bij elk kind aan kan sluiten. R: Ja, en de basisgedachte erachter zit echt in die communicatie. Als wij kinderen mee kunnen geven dat ze op een meer volwassen manier kunnen gaan communiceren, met oog voor zichzelf en oog voor de ander, dan hebben wij in feite in het doel bereikt. En omdat je hier te maken hebt met kinderen met hechtingsproblematiek, past dat ook goed. Omdat deze kinderen moeite hebben met communiceren en relaties aangaan. I: Dat is duidelijk. Hoe wordt de methode in praktijk ingezet? En dan bedoel ik bijvoorbeeld: zijn er bepaalde therapeutische houdingen die jullie inzetten? R: Wat ik net al even aangaf, Je probeert de houding op de doelen af te stemmen. Het is dan ook bij bepaalde talen, zet je bepaalde oefeningen in. Wat wij daarin gebruiken, zijn veel dingen. We werken wel heel duidelijk in kleine stapjes. I: Je zegt dus eigenlijk dat je jullie houding vooral aanpassen aan de doelen die je opstelt met de kinderen. R: Ja, therapeutische houding is ook wel echt een van: kijken, luisteren. Soms van empathisch meegaan, maar soms ook gewoon van directief zijn. Grenzen stellen is ook heel belangrijk. Kinderen met hechtingsproblematiek zijn in feite grenzeloos. Ik vind het ook nog steeds wonderlijk, dat kinderen door het stellen van grenzen veel kunnen groeien. We hebben ook vaker van kinderen gehoord, dat ze het fijn vinden dat ze hier duidelijkheid krijgen. Al vinden ze het vaak niet fijn om NEE te horen, of te horen van dit mag niet. Maar ze ontdekken wel van : dit geeft mij houvast, dit geeft mij duidelijkheid, dit maakt dat ik mij goed kan voelen. Onduidelijkheid kan zorgen voor negatief gedrag bij deze kinderen. Dan gaat het om duidelijkheid, vanuit betrokkenheid en liefde. Wij proberen duidelijkheid en structuur te bieden, vanuit de visie en de gedachte en de grondhouding, wij doen dit om jou verder te kunnen helpen. I: ik hoor ook heel erg het stukje ‘betrouwbaar’ zijn voor het kind?R: ja, zeker vanuit de hechtingsproblematiek is dit belangrijk. Vertrouwen is ook iets wat heel moeilijk is om in te slijpen. I: Het is dus een stukje empathie en luisteren, en ook bij negatief gedrag kijken naar wat zit daar dan achter. R: Ja ook vooral die oorzaak en gevolg van het gedrag. Je spreekt iemand aan op dat specifieke gedrag, maar de hele persoon daaromheen. Er is een sanctie voor dat gedrag, maar dat betekent niet dat je als persoon niet oké bent. Je gedrag is niet oké, maar jij bent wel oké. Dat vraagt wel echt een stukje professionaliteit. Dat vraagt ook van de hulpverlener, dat je in staat bent om de persoon en de daad uit elkaar te houden. Je bent als hulpverlener een instrument hierin. I: Welke onderdelen van de methode zou je als belangrijkste noemen?R: Wat belangrijkste is, wat is de liefdestaal van een kind? Dat is de grootste en dat doe je met die observaties. Wat belangrijk is: welke destructieve dingen zijn er in een taal zichtbaar? Daarbij ga je kijken naar waar komt die negatieve ondergrond in die taal vandaan? Zo heb ik bijvoorbeeld in het verleden meegemaakt dat een kind bijna door zijn vader vermoord is met een vuilniszak, ja dan

Pagina 53

Lisa Mineur, 02-06-17,
Belangrijk onderdelen: destructieve gedrag in kaart oorzaak en gevolg aanpakken gedrag
Lisa Mineur, 02-06-17,
Belangrijke onderdelen: liefdestalen in kaart, observaties
Lisa Mineur, 02-06-17,
Houding: aanspreken op gedrag, niet op persoon onvoorwaardelijke acceptatie
Lisa Mineur, 02-06-17,
Houding: luisteren, empathisch zijn, structuur en grenzen stellen
Lisa Mineur, 02-06-17,
Houding: afstemmen op doelen en talen
Lisa Mineur, 02-06-17,
Doel: kinderen kunnen affectie communiceren
Lisa Mineur, 02-06-17,
Aansluiting bij jongeren: afstemmen op behoefte en mogelijkheden

weet je dat je als je vuilniszakken gaat vervangen waar hij bij is, dat je iets oproept. Daarvoor is het dus van belang dat je duidelijk krijgt waar die negatieve gedragingen vandaan komen. Waar ligt de oorzaak van het gedag en wat kunnen we eraan doen.I: Dus uitzoeken van de liefdestalen en wat maakt nou dat een kind negatief gedrag laat zien?R: ja, het gaat om de laag onder de laag, wat zit er achter het gedrag. Deze kinderen hebben ervaren dat wanneer ze dat gedrag vertonen, dan krijg ik in elk geval aandacht. Al is het op een negatieve manier, ze worden dan wel gezien. I: Hoe volgen jullie de voortgang van de kinderen? is hier een systeem voor?R: we hebben elk half jaar een observatie periode van 2 weken, dus dan ga je met elkaar kijken van he waar zitten de verschillen. Zie je groei op een bepaald vlak, of zie je verschuiving, of zie je toename van negatief gedrag? Daar ga in de team bespreking met elkaar in overleg. En dan ga je vaststellen wat op dat moment de liefdestalen zijn en je gaat doelen bijstellen of je gaat nieuwe doelen stellen. I: dus eigenlijk doe je dat twee keer in een jaar dan?R: uiteindelijk heb je inderdaad twee keer in een jaar een zorgplan bespreking. Waarin je in feite met elkaar de doelen opnieuw vaststelt, en gaat kijken of een doel wat meer tijd nodig heeft. I: je gaat kijken naar welke doelen zijn behaald en welke nog niet, en dan ga je weer verder kijken of er nieuwe doelen kunnen worden gesteld?R: ja en je kijkt of de liefdestalen meer of minder in balans zijn, en ook daarin kijk je weer naar de diepere lagen, wat zijn de oorzaken. Denk ook aan bijvoorbeeld periodes als de puberteit. Ook het aantal observaties kan invloed hebben. Het kan ook zijn dat er in het huis een kind vertrokken is, in de periode dat er geobserveerd werd, wat ook invloed heeft op het gedrag van de andere. Je stelt de vraag: wat wij hier zijn, kunnen wij dat duiden? En wat is de laag eronder?I: De invloeden van buitenaf houden jullie ook in de gate. Welke resultaten levert het volgens jullie op? Zien jullie bepaalde dingen terug bij jongeren? R: Nou ja wat wij ook veelal van scholen terug krijgen is dat de prestaties, soms wel behoorlijk toe kunnen nemen. kinderen komen met een bepaald IQ binnen, en uiteindelijk blijkt, dat als ze in rust en stabiliteit leven, en dat als we met onze methode bezig zijn, dat ze hierin vooruitgaan. Ook zien we bij veel kinderen, dat de relaties met andere kinderen beter worden. Dat ze leren relaties aan te gaan en te behouden. Het is wel een ingewikkeld spel tussen, wat is vanuit de hechtingsproblematiek aanwezig, en wat is leeftijdsafhankelijk. Zo heeft de puberteit ook bepaalde kenmerken. I: het is dus ook van belang dat er onderscheid wordt gemaakt tussen gedrag wat bij de leeftijd past en gedrag wat voortkomt uit de verstoorde hechting.R: Ja precies, ondanks dat sommige kinderen achter lopen op de gewone ontwikkeling. bijvoorbeeld het lichaam van een 17 jarige, blijft het lichaam van een 17 jarige, ook als kind op andere gebieden achterloopt. Daar horen ook gevoelens van verliefdheid en seksualiteit bij. Maar moet je nagaan als je dan in je hoofd nog die 2 jarige bent soms, dat dat voor zo’n kind heel ingewikkeld is. I: Wat vind je zelf van het werken met deze methode? Zijn er nog dingen die je anders zou willen zien?R: Ik vind het erg fijn, de laatste paar maanden, zit degene die de methode ontwikkelt heeft ook fulltime in ons team. Waardoor we nu weer een laag dieper aan het gaan zijn met de methode. Ik vind het gewoon een hele prettige manier van werken. Door deze diepere laag ga je ook kijken naar: wat is nou voor ons als werkers hier en wat is voor andere professionals, als je kijkt naar bijvoorbeeld trauma verwerken. Wij zitten een beetje op dat snijvlak. Maar zo kan je makkelijker onderscheid maken in wat ons gedeelte is en waarin er samenwerking nodig is met andere professionals.

Slot:I: Als afsluiter nog een vraag: zijn er nog dingen die je kwijt wilt, die ik nog niet heb gevraagd? R: Nou eigenlijk niet nee.

Pagina 54

Lisa Mineur, 02-06-17,
Ervaringen: leert naar de diepere lagen te kijken, kan beter onderscheid maken in hulpvormen
Lisa Mineur, 02-06-17,
Resultaten: makkelijk relaties aangaan met anderen
Lisa Mineur, 02-06-17,
Resultaten: betere prestaties op school
Lisa Mineur, 02-06-17,
Voortgang: liefdestalen meer in balans?
Lisa Mineur, 02-06-17,
Voortgang: zorgplan bespreking
Lisa Mineur, 02-06-17,
Belangrijke onderdelen: observerenVoortgang: voortgang observatie, 2 keer per jaarBespreken groei en doelen in een teambespreking

I: Dan sluiten we het hier mee af.Interview 3: Respondent 3 – Laura Snelders, begeleider. Gehouden op 26 april 2017

(30.20 minuten)Introductie:

- Vaste tijd: 30 minuten- Uitleg volgorde: persoonsgegevens, doelgroep en methode- Toestemming voor opname gesprek- Je/u aanspreken

D. Persoonlijke gegevensI: Wat is je naam?R: Laura SneldersI: Wat is je leeftijd?R: bijna 30I: Welke opleiding heb je gedaan?R: Sociale studies, SPHI: Wat is je functie hier?R: GroepsbegeleidsterI: Hoe lang ben je werkzaam bij deze stichting?R: 7 jaar binnen de stichting, bij deze locatie sinds juli 2016, hiervoor in Hechtel.

E. DoelgroepI: Wat is de doelgroep van het gezinshuis?R: In principe kinderen opvangen van 0 tot 18 jaar met gedragsproblemen, verstandelijke beperking en leerproblemen. I: individueel heel uiteenlopende problemen, als ik het zo hoor?R: Ja, er wordt wel geprobeerd om ook veel naar de groepsdynamiek te kijken. Maar ook zeker per individu met de verschillende problematieken. Maar ook kinderen zonder problematieken he, wij zijn in principe ook voor crisisplaatsing. Dus als een kind voor een paar weken moet komen, omdat de moeder ziek is en niemand kan het opvangen, dan kan dat ook. Maar op dit moment zitten er vooral kinderen voor langere termijn.I: Hoe zie je deze problematieken terug in de praktijk? R: gedragsproblemen, veel hechtingsproblemen en leerproblemen. Je ziet ook veel stagnering in de ontwikkeling, dat het incongruent is aan hoe oud ze zijn. I: Duidelijk, en hoe zie je de hechtingsproblematiek specifiek terugkomen? Zijn er bepaalde opvallend heden?R: Aandacht opslurpen, dat bodemloze put gevoel. Ooit kunnen kinderen wel affectie willen zoeken en cognitief weten hoe ze dat moeten doen, maar dat komt dan heel geforceerd over. Zo was er op de andere locatie een jongen die wilde dan een knuffel geven, maar dat kwam zo houterig en onnatuurlijk over, dat dat ook niet echt affectief aanvoelde of zo. En het aantrekken en afstoten. Dus die vicieuze cirkel, het bang zijn voor mensen, toch om aandacht schreeuwen op de verkeerde manier, afgewezen worden. Dat cirkeltje eigenlijk wat we proberen te doorbreken, bij deze kinderen.I: dus als ik het goed begrijp willen ze wel graag die aandacht, maar weten ze niet hoe ze het moeten vragen en gaan ze dat ook weer afweren. R: ja dat zie je ook wel eens als kinderen komen, dan zijn ze ook wel eens nerveus en zo, maar dan kunnen ze soms op een hele gekke manier de aandacht vragen. Zo van ik heb die behoefte, maar ik voel me nog niet veilig want ik ken niet iedereen en dan kunnen ze heel gek gaan doen. Of een

Pagina 55

Lisa Mineur, 02-06-17,
Hechtingsproblematiek: aantrekken afstoten, angstig voor mensen
Lisa Mineur, 02-06-17,
Hechtingsproblematiek: aandacht opslurpen, moeite met affectie tonen
Lisa Mineur, 02-06-17,
problematieken: gedragsproblemen, verstandelijke problemen, leerproblemen
Lisa Mineur, 02-06-17,
doelgroep

paar weken lang een heel gek geluid maken, om toch te laten zien van: hé ik ben er. Maar niet goed weten hoe je dat op een adequate manier laat zien.I: Hebben ze dit dan nooit geleerd of?R: ja, of er is nooit gereageerd op de ‘normale’ manier he. Als je altijd hebt ervaren dat je iets heel heftigs moet doen om de aandacht te krijgen en er word dan pas naar je op gekeken. Dat zie je ook vaak terug. Ik noem maar wat: er was een jongetje, die als je niet snel genoeg naar de deur liep als de bel ging, keihard op de ramen ging bonzen. En zei dan: ja maar jij ziet mij niet. De problematiek uit zich echt in die dagelijkse dingen, dan komt het in een keer naar voren.I: even samenvattend, vooral het aandacht zoeken op vaak hele gekke manieren, maar het ook weer afstoten doordat ze niet weten hoe ermee om te gaan?R: het kan bijvoorbeeld ook dat je een hele gezellige middag hebt gehad en dan ontstaat er in een keer een ruzie om hoogstwaarschijnlijk niks. Of het niet kunnen handelen dat het zo gezellig was, of loyaliteitsconflicten die spelen. Zo van: oei bij mama had ik het niet gezellig en nou heb ik het wel gezellig, dat klopt eigenlijk niet, ik moet de situatie verbreken en zorgen dat het ongezellig wordt, want dat klopt het.I: Dat zijn erg duidelijke voorbeelden, bedankt. Nu wou ik doorgaan naar het stuk over de methode.

F. MethodeI: Jullie hebben voor deze problematieken een eigen methode ontwikkeld. Waar is deze methode vooral op gebaseerd? Welke theorie ligt erachter?R: Het is gebaseerd op de principes van de vijf talen van de liefde, dat is geschreven door Gary Chappman en Ros Champell. De een is een gezinstherapeut en de ander een counselor, die geven ook huwelijkscounseling en zo. Ze zijn beide echt geschoold. Zij hebben ondervonden dat elke mens affectie communiceert door die vijf talen. Daar komt het vandaan en wij zijn er eigenlijk mee in aanraking gekomen via de kerk. Daar kwam het boek ter sprake en dat sprak ons meteen erg aan. Na aanleiding van mijn afstudeerproject destijds, is dit een voort borduursel. I: De vijf talen lijkt me hier dus de rode draad, wat zou je als doel beschrijven van de methode? R: eigenlijk de angstcirkel doorbreken met liefde, daar gaat het eigenlijk om. We zien vaak dat deze kinderen een lege liefdestank hebben, dus wat je er ook instopt het loopt er zo weer uit. Je gaat kijken, waar zitten die gaten dan? Vaak is het de continue afwijzing, dat is de grootste innerlijke pijn die en mens kan ervaren. En dan gaan we zoeken naar, hoe kunnen we die gaten dichten. Soms dan heeft een kind nooit geleerd om een compliment te geven, als bijvoorbeeld ouders nooit complimenten aan elkaar gaven. Hoe leer je dat dan? Dan ga je eerst zoeken naar de veiligheid, dat hangt ook heel erg samen met het pedagogisch klimaat die we hebben. Veiligheid, geborgenheid, structuur en voorspelbaarheid. En vanuit daar kan je dus zoeken naar de gaten en die gaten vinden we eigenlijk door de observatie te doen. Bijvoorbeeld: dit kind ontvangt heel weinig of geeft juist heel veel. Maar is het geven om te pleasen of is het wel echt geven. of: goh dit kind vertoont heel veel destructief gedrag op positieve woorden, scheld veel vloekt veel, hoe komt dat? Dan ga je dus zoeken naar de oorzaak. Hoe komt dat, oké dat is vroeger altijd zo gedaan! Je moet er heel erg op letten dus dat jij het voorbeeld bent. Vanuit daar kun je dus ook leerdoelen gaan stellen. I: als ik het goed begrijp ga je met bepaald voorbeeldgedrag laten zien, hoe het wel kan of moet. R: ja dat voorbeeldgedrag is wel bij elk kind anders eigenlijk. We hebben ook een keer een kind gehad die erkende geen affectie bij andere mensen. Daarmee ga je dan bijvoorbeeld echt op een terrasje zitten van: Oké hoe zie je dat die mensen om elkaar geven? Ja ze hebben elkaars hand vast.. Bij een autistisch kind ga je meer op het cognitieve zitten en ga je gedrag echt aanleren, je gaat hen bijvoorbeeld aanleren hoe je affectie kan tonen. Wat in het begin erg geforceerd over kan komen, maar op den duur kan het dan iets eigens worden. Je moet altijd denken vanuit de mogelijkheden. De kern is wel echt: het doorbreken van die angst, als die angst weg is dan is er veiligheid om te leren en te ontvangen. Van: hé ik mag er zijn!

Pagina 56

Lisa Mineur, 02-06-17,
Doel: doorbreken angst
Lisa Mineur, 02-06-17,
Doel: aanleren gewenst gedrag, liefdestalen, affectie
Lisa Mineur, 02-06-17,
Houding: voorbeeldgedrag
Lisa Mineur, 02-06-17, RESOLVED
Lisa Mineur, 02-06-17,
Belangrijk onderdeel: observeren, balans in kaart brengen
Lisa Mineur, 02-06-17,
Doel: gemiste gedrag aanleren
Lisa Mineur, 02-06-17,
Doel: kijken waar gaten in de liefdestank zitten, destructief gedrag in kaart brengen
Lisa Mineur, 02-06-17,
Doel: angstcirkel doorbreken met liefde
Lisa Mineur, 02-06-17,
Achterliggende theorie: vijf manier van affectie communiceren
Lisa Mineur, 02-06-17,
Achterliggende theorie: boek vijf talen van de liefde
Lisa Mineur, 02-06-17,
Hechtingsproblematiek: aandacht willen vragen, maar niet weten hoe het moet

I: Als ik het even samenvat, heb je dus eerst die observatie periode, dan ga je kijken naar welke talen er aanwezig zijn en waar is er balans in het geven en ontvangen. En vanuit daar ga je kijken hoe komt het dat er geen balans is en wat kunnen we daaraan doen?R: Ja dat klopt, zo hebben we bijvoorbeeld een kind met een loyaliteitsconflict. Dat loyaliteitsconflict kan je helaas niet ontkennen, maar dan krijg je bijvoorbeeld een doel van: leer mij om te gaan met dit loyaliteitsconflict. Daar kan dan wel 2 a 3 jaar overheen gaan. Kijk dat loyaliteitsconflict kan je niet wegnemen, maar je kan er wel mee leren omgaan. Als je daarmee kan leren omgaan, dan zal er ook minder destructief gedrag zijn. Dan kan het kind van ons en van andere ook beter het gezag accepteren en ook beseffen dat zijn ouders een andere mening dan ons kunnen hebben en dan hijzelf. En dat dat oké is. Dat moet een kind dan leren, maar je zit dan wel meteen bij de oorzaak van het gedrag. De methode helpt heel erg om te graven achter de oorzaak. Je stelt jezelf continu te vraag: hoe komt dat dan? En hoe komt dat? En op een gegeven moment stopt dat en dan kan je met het team zeggen van, ah dit is het. Dit is het probleem.I: Dus je gaat zeg maar ook kijken van, kijk iemand gedraagt zich negatief maar daar ligt iets achter. Hij vertoont dat gedrag met een reden. R: ja en wanneer je de oorzaak aanpakt, dan zal dat gedrag ook reduceren. I: Wat maakt het dat de methode goed aansluit bij de jongeren in dit huis?R: Het is zo universeel. Het zijn eigenlijk principes die voor iedereen gelden en je kunt op elk niveau insteken. Het is heel individueel ook. Je kan het in principe ook in je team toepassen. Maar specifieke voor hier, het sluit heel erg aan bij zorg op maat. Want elke grafiek van elk kind ziet er anders uit en dat mag ook. Dat benadrukt de uniciteit van het kind. I: dus vooral het persoonlijke, dat er echt per kind wordt gekeken. En de doelen worden per persoon opgesteld.R: Ja, we hebben ook expres geen standaard norm. Mensen hebben wel eens gevraagd van: oké jullie hebben observatiegetallen, maar wat is dan het absolute getal waaraan je meet? Ja dat is er niet, je kijkt puur naar de verhoudingen en de disbalans. En dat destructieve gedrag hebben we als checklist, maar het zijn voornamelijk om de verhoudingen. Het gaat dan niet eens per se over dat het 300 registratiemomenten of 600 registratiemomenten zijn. Je kan niet zeggen, nou hij heeft zoveel gescoord op lichamelijke aanraking, dat is een 7 en dat moet toch wel een 10 worden hoor. Nee want het zal misschien wel altijd zo blijven, dat een taal laag aanwezig is. Maar het is wel belangrijk dat een kind de taal spreekt. Want als een ander die taal tegen je spreekt, moet je het wel kunnen herkennen. Ik noem maar wat; als iemand een zelf geknutseld cadeau geeft en je gooit het meteen in de prullenbak. En je zegt: pff dat is toch geen cadeau. Een kind moet leren dat de ander dat speciaal voor jou heeft gemaakt en het dus wel een cadeau is. Als je als kind dit weet, dan ontvang je het al waarschijnlijk al eerder. Het gaat hier dus echt om het individu, hoe jezelf in elkaar zit. Niet om nummertjes. I: Ik kan me bijvoorbeeld ook wel voorstellen, dat een kind in de ene observatieperiode minder goed in zijn vel zit als in een andere observatieperiode. Hoe ga je daarmee om?R: Ja dat nemen we ook mee, in het observatierapport hebben we een vak waarin er ruimte is voor opmerkingen. Bijvoorbeeld: je merkt wel eens dat wanneer de ouders van een kind op bezoek is geweest, dat een kind in die week erg wiebelig kan zijn. Maar goed het leven is dynamisch, er gebeuren altijd dingen. Die dingen schrijf je op en het kan zijn dat een observatie er iets anders uitziet. Maar onze ervaring is dat je de grove lijnen er toch wel uithaalt. En de destructieve checklijst die helpt daar ook bij. I: we hebben het al een beetje gehad over hoe de methode in de praktijk word ingezet he. Je hebt al gezegd dat je eerst die observaties hebt om de talen te vinden, en dan ga je dus vervolgens doelen opstellen. Hoe gaat het verder in zijn werk?R: Ja die doelen zetten we dan in het zorgplan. Dat ziet er natuurlijk bij elk kind anders uit. In hebben we elke drie maanden een tussentijdse evaluatie, dan nemen de doelen opnieuw even op de schop. Dan kan het zijn dat we van een doel zeggen van, nou die schuiven we naar het volgende

Pagina 57

Lisa Mineur, 02-06-17,
Belangrijke onderdelen: tussentijdse evaluaties, doelen op de schop
Lisa Mineur, 02-06-17,
Belangrijke onderdelen: persoonlijk doelen, zorgplan.
Lisa Mineur, 02-06-17,
Aansluiting: individueel gericht
Lisa Mineur, 02-06-17,
Voortgang: verhoudingen en disbalans in talen
Lisa Mineur, 02-06-17,
Aansluiting bij jongeren: persoonlijk, universeel en zorg op maat, gericht op uniciteit
Lisa Mineur, 02-06-17,
Doel: oorzaak achter probleemgedrag vinden

zorgplan of we moeten de aanpak ietsje aanpassen. Na een half jaar word er een nieuwe observatie gedaan en dan kun je dus aan de grafiek zien of er dingen zijn verschoven. I: ga je dan ook kijken naar of de doelen zijn behaald of juist niet?R: Ja dat hangt ermee samen, maar je kijkt ook altijd nog naar doelen die losstaan van Liefde in Balans. Bijvoorbeeld: leren zelfstandig te reizen. Maar die doelen kun je vaak samen aanpakken. Als een kind bijvoorbeeld heel gevoelig is voor positieve worden. Kan je met deze taal goed insteken op die andere doelen. Wanneer een kind bijvoorbeeld allergisch is voor dienstbaarheid, dan kan je er op letten dat het niet te erg als instructies overkomt, maar dat je het een beetje anders verpakt. Dus het is dus fijn om te weten, hoe dat kind in elkaar zit.I: Je zet dus ook de talen van Liefde in Balans in, om andere doelen te bereiken?R: Ja dat klopt ja, Je zet de talen ook in als pedagogische benadering naar het kind.I: Dat sluit aan bij de volgende vraag die ik wil stellen. Wat voor therapeutische houding zet bij deze methode en wellicht specifiek bij kinderen met hechtingsproblematiek?R: wat bedoel je eigenlijk precies met therapeutische houding?I: Ik bedoel de attitude die je hebt als professional ten opzichte van de kinderen, dus bijvoorbeeld: een empathische houding.R: Standaard bij deze doelgroep: present zijn. Ik denk ook heel erg de voorspelbaarheid, dat je zelf ook heel voorspelbaar bent in hoe je reageert. Dat kan voor kinderen heel beangstigend zijn. Ik heb een keer een jongen gehad, dat wanneer je neutraal zei hé kan je even je spullen opruimen, begon hij gelijk te schreeuwen dat ik het niet zo kwaad hoefde te zeggen. Dus dan weet je dat je overdreven blij moet zeggen dat hij iets op moet ruimen en dan was het prima. Dus in die zin pas je je aan, aan het kind. Maar in het algemeen die voorspelbaarheid, structuur, veiligheid en ja betrouwbaar zijn. Dat zijn toch wel de basisvoorwaarden om hiermee te kunnen werken. Want het gaat om liefde uiteindelijk. Ik weet nog van mijn opleiding dat ze toen heel erg zeiden van niet te dichtbij komen, zoek een balans in afstand en nabijheid.. Maar hoe wil je in godsnaam kinderen die hechtingsproblemen hebben, hoe ga je die op afstand helpen? Die hebben gewoon een knuffel nodig.I: Die hebben wellicht in hun ouderlijk huis al genoeg afstand ervaren?R: Ja, die zijn nooit echt geliefd geweest. Juist deze kinderen voelen afstand des te harder. Ik heb een pleegbroertje gehad met een echte hechtingsstoornis en die was op een gegeven moment thuis niet meer hanteerbaar, en die moest echt voor behandeling eruit. Die werd van crisisplek naar crisisplek gebracht en dat verergerde het alleen maar. Daarom zegt de Parel dan ook de crisis is pas opgelost, als die echt is opgelost. Dat kan een jaar duren, dat kan 3 weken duren, maar daar zit geen termijn aan. Het is dan financieel misschien wat minder, maar daar gaat het niet om. Het gaat om dat die kinderen geholpen worden. Zeker als je van plek naar plek gaat, heb je geen zin om een band met de begeleiders op te bouwen. Laatst zie een kind die dat meegemaakt had letterlijk: ik voelde me een vuilniszak, ik werd iedere keer verplaatst. Nou ‘vuilniszak’ dat geeft dus even je eigenwaarde weer. Dan heb je plek nodig waar je gaat leren dat mensen wel betrouwbaar kunnen zijn. Dat kost tijd. Dat kost zelfs jaren. Sommige leren het nooit, maar er valt altijd iets uit te halen.I: Belangrijk is een houding van voorspelbaarheid en betrouwbaarheid. Maar ook het bieden van veiligheid. Nu is mijn vraag hoe word de voortgang bij deze kinderen dan bijgehouden? Je zei al dat er een systeem was. Hoe gaat dat in zijn werk?R: Ja precies, je ziet in de grafieken waarin iemand vooruitgaat of juist niet. Welke talen in balans zijn en welke niet. Ook het destructieve gedrag wordt hierin bijgehouden. I: Oké dus uit die grafieken kan je dus halen, waarin het kind groeit? En wat het oplevert?R: Ja klopt. We praten ook altijd als team nog over hoe we het beleefd hebben. Dus het is zeker niet de bedoeling om enkel naar de grafieken te kijken, maar beleven we het als team ook zo met het kind. Soms merk je dan ook dat je het als team net wat anders moet aanpakken, omdat er nog weinig is veranderd. Net het accent even anders leggen. I: Dat lijkt me een duidelijk systeem. Ik ben wel benieuwd hoe je dit terug ziet bij de jongeren? Zie je voortuitgang in hun gedrag of op het gebied van hechting?

Pagina 58

Lisa Mineur, 02-06-17,
Voortgang: teambesprekingen en voortgang/zorgplan bespreking
Lisa Mineur, 02-06-17,
Voortgang: aan de hand van grafieken
Lisa Mineur, 02-06-17,
Houding: balans in afstand en nabijheid, nabijheid van belang bij deze doelgroep
Lisa Mineur, 02-06-17,
Houding: voorspelbaarheid, structuur, veiligheid, betrouwbaarheid
Lisa Mineur, 02-06-17,
Houding: present zijn, voorspelbaar
Lisa Mineur, 02-06-17,
Voortgang: verschuivingen in grafieken, nagaan doelen behaaldBelangrijke onderdelen: elk half jaar nieuwe observaties

R: ik merk dat wel als je voorspelbaar en betrouwbaar bent, humor is trouwens ook een belangrijke, dat zorgt voor vertrouwen bij de kinderen. Je merkt dat ze over de tijd heen hun steeds wat meer durven bloot te stellen.I: Hoe was dat toen ze binnenkwamen?R: Toen was er nog geen veiligheid, en deden ze dat echt bij lange na niet. Daaraan merk je het dus, maar ook dat hoe ze met je omgaan ‘echter’ word, waar het eerst pleasen is, komt het nou oprecht over. Dat kan je voelen, dat merk je. Belangrijk is het onvoorwaardelijk zijn, het onvoorwaardelijk blijven geven, no matter what. I: Dat is een mooie beschrijving. Hoe vind je het zelf tot nu toe om met de methode te werken?R: Ja, heel erg interessant. Ik ben er heel enthousiast over, omdat het echt een duidelijk plaatje schetst. Dat horen we ook terug van derden. Het is gewoon veel makkelijker ook om doelen te formuleren, omdat je dieper bij de oorzaak komt. Dat maakt het ook heel leuk om mee te werken, want een periode later kan een kind zo hard gegroeid zijn dat je weer andere dingen aan kan gaan pakken. Of dat en bepaalde taal geen issue meer is. kinderen merken het soms ook zelf op. Met sommige kinderen kun je er ook echt over praten. En soms benoemen kinderen het ook wel eens, laatst zei een kind: goh vroeger reageerde ik altijd zo als jij dit zei, goh dat doe ik eigenlijk nooit meer. Zo kwam hier eerst een jongen binnen die standaard aan het schelden was, en nu doet hij het nauwelijks meer. Het is belangrijk om dat ook te benoemen. Hierin zie je dus ook die onvoorwaardelijkheid: ja je kan hoog en laag springen, maar wij blijven om jou geven en wij blijven wie wij zijn. I: ja die onvoorwaardelijke houding, lijkt me een hele belangrijke bij deze doelgroep. R: Ja dat zeker, en daarnaast echt insteken op de hoofdtalen van de kinderen en die inzetten als je iets wilt bereiken en stappen wilt zetten. I: Zijn er verder nog dingen die je nog graag anders zou willen zien? R: nou ja we zitten eigenlijk dus nog steeds vol in de ontwikkeling. We zijn nu bijvoorbeeld ook aan het kijken hoe kun je het elders implementeren. Vooral het gedachtegoed is van belang, vanuit die talen kunnen observeren. Het is wel belangrijk dat als het een periode heel druk is met de kinderen, dan kan het zijn dat je te weinig kans hebt met het team om erover te evalueren. Dat is wel heel belangrijk dat we dat blijven bewaken. Dat daar goed de tijd voor is, maar ja dat is soms lastig. We zijn nu ook nog bezig om een activiteitenmap te maken, met uitgewerkte pedagogische activiteiten waarin je ook ziet welke talen eraan gekoppeld zijn. I: dat maakt het wellicht makkelijker om bewust iets in te zetten? Maar ik hoor je vooral zeggen inderdaad dat jullie nog veel in ontwikkeling zijn. R: die activiteiten zijn belangrijk, omdat alleen babbelen erover vaak niet werkt. Dan heb ik het echt over spelvorm, want het is belangrijk dat je inspeelt op de interesses. Ook zeker de hoofdtaal, maar ook de interesses. Als je een heel sportief figuur hebt, dan kan buiten een potje basketballen en tegelijkertijd babbelen helpen. Je geeft gelijk de tijd en aandacht. Vaak kan je onder een spelletje wel makkelijker dingen bespreken, ook wanneer het over negatief gedrag gaat. Je vertrekpunt is wel echt ‘liefde’, je geeft op dat moment al de aandacht, het is niet dat je vanuit het niets met iets komt. Als je vertrekt vanuit die liefde, van he ik ben iets met jou aan het doen, en ik blijf dat doen, dan kan je makkelijker dingen zeggen. I: Ik hoor vooral het stukje inspelen op de interesses en dat activiteiten waarin de talen terugkomen vaak beter werken, dan wanneer je één op één gaat zitten praten. Door tijd een aandacht te schenken aan het kind, zal die makkelijker dingen van je aannemen?R: ja dit is correct.

Slot: I: als afsluiter, zijn er nog dingen die ik niet heb gevraagd en die je nog graag zou willen benoemen? R: spread te word. Ik denk dat het voor elk mens zinnig is! I: het is dus een breed inzetbare methode, dat is een mooie visie.

Pagina 59

Lisa Mineur, 02-06-17,
Houding: inspelen op behoeftes en interesses
Lisa Mineur, 02-06-17,
Belangrijke onderdelen: activiteiten inzetten voor ontwikkeling talen
Lisa Mineur, 02-06-17,
Houding: afstemmen op hoofdtalen van kind
Lisa Mineur, 02-06-17,
Houding: positieve benoemen en onvoorwaardelijke acceptatie
Lisa Mineur, 02-06-17,
Resultaat: voortuitgang talen
Lisa Mineur, 02-06-17,
Ervaringen: scherts duidelijk plaatje van een kind en makkelijk om persoonlijke doelen te scheppen
Lisa Mineur, 02-06-17,
Resultaten: omgang word oprecht, niet meer geforceerd
Lisa Mineur, 02-06-17,
Resultaten: kinderen meer vertrouwen en beter bloot durven te stellen

Interview 4: Respondent 4– Claudia, begeleider. Gehouden op 26 april 2017

(30.29 minuten)Introductie:

- Vaste tijd: 30 minuten- Uitleg volgorde: persoonsgegevens, doelgroep en methode- Toestemming voor opname gesprek- Je/u aanspreken

G. Persoonlijke gegevensI: Wat is je naam?R: ClaudiaI: Wat is je leeftijd?R: ik word 35I: Welke opleiding heb je gedaan?R: orthopedagogiek heb ik gedaan, kwaliteitsmanagement heb ik gedaan. Orthopedisch management heb ik 2 jaar geleden nog gedaan. Dat is het voor deze richting.I: Wat is je functie hier in het huis?R: Ja in België heet dat opvoedster, sociaal pedagogisch hulpverleenster is het hier. En ook kwaliteitsmedewerker. I: En wat houdt kwaliteitsmedewerker precies in?R: dat ik beetje in de gate hou en stuur in het maken van alle dingen die gedaan moeten worden voor de overheid uit. Dat je jaarlijks een directie beoordeling doet, dat je een risicoanalyse maakt. Dat functioneringsgesprekken gedaan worden enzovoorts.I: Hoe lang ben je werkzaam in dit gezinshuis?R: Hier 4 jaar, 5 jaar denk ik. En daarvoor zat ik op de andere locatie in Hechtel. Dus in totaal 11 jaar.I: Dat is al een lange tijd bij de stichting.R: Ja klopt ja.

H. DoelgroepI: Nu wil ik wat vragen over de doelgroep. Hoe zou je de doelgroep van het gezinshuis beschrijven?R: het zijn vooral kinderen met een lager IQ, en dan nog vele bijkomende problematieken. Autisme, ADHD. En de jongste die hier ooit is geweest was 1,5 denk ik. De oudste is 18/19, dan gaan ze de deur uit. I: De problematieken zijn dan dus vooral, laag verstandelijke beperking, ook andere bijkomende problematieken?R: ja en daarnaast hebben ze ook vaak trauma’s die ze moeten verwerken.I: Duidelijk, wat zie je van deze problematieken terug in de praktijk?R: vooral gedragsmatige problemen, alles moet heel gestructureerd zijn, alles moet duidelijk zijn, korte boodschappen geven. Als ze dat niet krijgen, dan weet je op voorhand al dat er iets gaat gebeuren. En af en toe zie je dat ze bij bepaalde situaties, een terug herbeleving krijgen. Van vroeger, dat ze terug in dat trauma gaan. Dat dat duidelijk nog niet verwerkt is. I: Dit onderzoek richt zich vooral op de hechtingsproblematiek van de kinderen, hoe zie je dit terug komen in de praktijk?

Pagina 60

Lisa Mineur, 02-06-17,
Hechtingsproblematiek: controle en duidelijkheid, anders destructief gedrag
Lisa Mineur, 02-06-17,
Problematieken: trauma’s
Lisa Mineur, 02-06-17,
Doelgroep
Lisa Mineur, 02-06-17,
Problematieken: verstandelijk beperkt, autisme, ADHD (psychiatrische problematieken)

R: Kinderen krijgen al gauw die stempel, hechtingsproblematiek. Vroeger zeiden ze ja die kan nooit meer hechten, terwijl je hier wel ziet dat ze zich wel af en toe hechten. Je ziet wel een duidelijke storing op dat gebied. Ja het bodemloze gedrag, je ziet af en toe dat ze geen grenzen hebben en blijven opslorpen. I: Opslorpen wat bedoel je daar precies mee?R: Aandacht blijven vragen. Maar ook bijvoorbeeld aan tafel, die blijven eten. Dat zijn kleine dingen, maar daaraan merk je dat ze daarin te kort hebben gehad.

I. MethodeI: Nou jullie hebben dus voor deze problematieken, maar ook voor hechting een methode ontwikkeld. Waar is de methode volgens jou precies op gebaseerd?R: Chapman, heeft verschillende boeken geschreven over de vijf talen van de liefde op verschillende domeinen. Dat van ons is dan gebaseerd op kinderen. De methodiek is hiervan overgenomen en dat hebben we aangepast aan onze setting hier. I: Vanuit het boek van de vijf talen is de methode ontwikkeld en jullie hebben hem eigen gemaakt naar deze setting.R: ja, dat kloptI: wat zou je als doel omschrijven van deze methode ‘Liefde in Balans’?R: Dat je zorgt dat de vijf talen in balans komen, dat geven en ontvangen in balans komt. Dat ze niet alleen ontvangen, maar ook leren te geven en andersom. Op een gezonde manier. Ze geven bijvoorbeeld wel aandacht, maar ze claimen eigenlijk. Dat is geen juiste manier he. En dat ontdekken wij door al die gedragsindicatoren die wij hebben beschreven. Je rapporteert ook op indicatoren en dan zie je dat kind doet vooral dat en dan pak je dat probleem ook aan.I: heb je toevallig ook een voorbeeld van zo’n gedragsindicator? R: Ik heb bijvoorbeeld een mentor kind, die tijd en aandacht als hoofdtaal heeft, maar die claimt daarin ook veel, dit is een voorbeeld van een indicator. Het is vooral het opeisen van aandacht en dan weet je dat moeten we gaan aanpakken. Op dat domein moeten we gaan zitten bij hem.I: Oké dus per taal heb je verschillende indicatoren?R: Ja dat klopt ja.I: hoe vaak en hoe rapporteer je zo’n indicator dan?R: tijdens de observaties let je op de indicatoren en vervolgens vul je de opvallende indicator in, en op het einde krijg je een tabel. Je kan dan per taal kijken, maar ook per gedragsindicatoren. Dus je kan makkelijk kijken welke indicator gebruikt een kind heel veel en welke taal. De observatie is per keer 2 weken. En dan op het eind van de twee weken kijk je welke talen en welke indicatoren het meeste voorkomen. Je kijkt daarbij naar geven en ontvangen van talen en naar of er destructief gedrag is. I: Dat is een duidelijk verhaal. Hoe vaak zijn deze observaties?R: als een kind net binnenkomt duurt de observatie 4 tot 6 weken volgens mij. En dan krijg je een beetje een algemeen beeld van de talen die ze spreken. Maar iemand is nooit helemaal zichzelf in het begin he, dus het kan nog veranderen. Meestal zie je wel dat er een hoofdtaal is, die word ondersteund door twee andere talen. En die talen blijven wel redelijk op dezelfde volgorde staan altijd. I: Wat maakt het dat de methode aansluit bij jongeren denk je? Bij de jongeren in dit gezinshuis?R: Je gaat kijken waar het probleem zit he. Je gaat kijken waar iemand in disbalans is, dat ga je rechttrekken. Bij ‘normale’ mensen is alles redelijk in balans. Maar bij deze kinderen zijn er wel te grote verschillen. In die zin: je gaat proberen die disbalans recht te trekken. Eigenlijk dat ze sociaal aangepast zijn.I: En hier gaat het dan om een balans in het geven en ontvangen?R: ja dat ze inderdaad niet alleen nemen, maar ook geven.

Pagina 61

Lisa Mineur, 02-06-17,
Aansluiting bij jongeren: kijkt per kind naar disbalans en probleem en gaat dat rechtrekken
Lisa Mineur, 02-06-17,
Belangrijke onderdelen: eerste observatie 4 weken, talen in kaart en destructief gedrag in kaart
Lisa Mineur, 02-06-17, RESOLVED
Lisa Mineur, 02-06-17,
Belangrijk onderdeel: observatie
Lisa Mineur, 02-06-17,
Belangrijk onderdeel: gedragsindicatoren observeren en registeren.
Lisa Mineur, 02-06-17,
Doel: aanleren van gewenst gedrag, ze leren geven en ontvangen van affectie
Lisa Mineur, 02-06-17,
Doel: vijf talen in balans, en balans geven en ontvangen
Lisa Mineur, 02-06-17,
Achterliggende theorie: Boek vijf talen van de liefde
Lisa Mineur, 02-06-17,
Hechtingsproblematiek: Bodemloos gedrag, opslorpen, aandacht blijven vragen

I: Als ik het goed begrijp denk jij dat het aansluit bij de jongeren omdat je echt gaat kijken per jongeren van, waar ligt nou die disbalans en hoe kunnen we dat weer meer in balans krijgen?R: ja dat klopt.I: Hoe word de methode in de praktijk ingezet? Je zei al wel dat je eerst die observaties hebt en dat er dan bepaalde informatie over de talen uitkomt. Hoe gaat dat dan verder in zijn werk?R: Dan gaan we doelen opstellen rond waar de disbalans zit, waar de problemen zitten. Daar ga je je doelen rond maken. Zo kwam bij een mentorkind van mij eruit, dat hij weerbaarder moest worden. En dan ga je doelen opstellen rond het weerbaar worden. Je begint klein, zo heeft hij nu 3 kleine doelen, voordat die echt weerbaarder kan worden. I: het gaat dus om het nemen van kleine stapjes hierin?R: ja je hebt doelen van 6 tot 8 maanden, maar het kan zijn dat het termijn weer word verschoven, omdat die na die 6 maanden nog niet behaald zijn. En soms heb je doelen die sneller gaan. Dat is per jongere verschillend en dat ligt ook wel een beetje aan hun motivatie.I: En hoe vaak wordt er naar die doelen gekeken, in hoeverre ze behaald worden?R: Normaal 3 maandelijks word het besproken en aangepast. In de praktijk proberen we iedere maand elk kind te bespreken en de doelen. Je bespreekt ieder kind wel elke week op de teamvergadering, maar dan niet direct op hun doelen. Dus dat gaan wij nu wel frequenter doen.I: Jullie willen dus maandelijks de doelen gaan bespreken, wat denken jullie hieruit te halen?R: je gaat dan meer bezig zijn met de doelen, want vaak is het zo dat het dagdagelijkse wat er gebeurt wel word besproken. Maar je hebt toch ook doelen die je wil bereiken met een kind, en dan is het van belang dat je het proces in de gate houd. Daarnaast heb je dan die 2 maal per jaar waarin we er een heel verslag van maken. I: samenvattend, heb je dus een eerste observatie van 4 weken waaruit je doelen opstelt, vervolgens willen jullie de doelen als team maandelijks bespreken en eventueel aanpassen, en daarnaast heb je nog twee keer in een jaar dat er een volledig verslag word gemaakt van de stand van zaken?R: dit is helemaal correct.I: Hoe zit het met de therapeutische houding die jullie inzetten? Oftewel de attitude?R: even denken, ja ieder kind heeft een mentor. Ieder medewerker heeft mentorkinderen. En daar heb je dan wekelijks of twee wekelijks een moment mee. Maar welke houding? Tegen ons zeiden ze altijd: handel zoals een goede moeder hoort te handelen. De normale waarden en normen aanhouden, die in de maatschappij zo zijn. I: Ik bedoel met houding meer, dat je bijvoorbeeld een positieve houding hebt en je focust op het positieve in plaats van het negatieve. Heb je een bepaalde insteek bij kinderen?R: Die doen wij waarschijnlijk heel veel, maar weet niet hoe bewust je daar nog mee bezig bent. Je spiegelt bijvoorbeeld wel, als bezig bent met iemand. Je laat daarnaast voorbeeld gedrag zien. je bent wat extremer in het tonen van je emoties. Je laat dat zelf allemaal wat explicieter zien. I: Hoor je heel erg zeggen dat het iets is, wat vanzelfsprekend is geworden?R: ja want we doen er waarschijnlijk nog veel meer, die een ander wel goed ziet. Maar wij al helemaal in mee rollen denk ik. I: het is iets eigens geworden.R: ja precies verinnerlijkt.I: we zouden er ons wel wat bewuster van mogen zijn denk ik.R: Die mentor tijd is daarin wel erg van belang denk ik. I: als er je dadelijk nog wat inschiet, mag je er dadelijk nog op terug komen!R: Ja het voorbeeldgedrag denk ik dat het belangrijkste is. En ze leren ook iets voor een ander te doen. Het laten ervaren. I: De volgende vraag heb je al deels beantwoord, maar wil hem voor de duidelijkheid nog even stellen. Hoe word de voortgang bij de jongeren gevolgd?R: Uit de observaties komen specifieke doelen. Je bent heel bewust met die doelen bezig die voorvloeien uit de grafieken. En deze houd je in de gate. De doelen worden iedere keer aanpast en

Pagina 62

Lisa Mineur, 02-06-17,
Voortgang: grafieken met balans, disbalans. Doelen in gate houden en bespreken van groei
Lisa Mineur, 02-06-17,
Houding: Voorbeeldhouding
Lisa Mineur, 02-06-17,
Belangrijk onderdeel: mentor tijd
Lisa Mineur, 02-06-17,
Houding: spiegelen, duidelijk tonen emoties
Lisa Mineur, 02-06-17,
Houding: regulerende, normen en waarden belangrijk
Lisa Mineur, 02-06-17,
Voortgang: 3 maandelijkse maandelijkse teambesprekingen en twee keer per jaar zorgplanbespereking
Lisa Mineur, 02-06-17,
Belangrijk onderdeel: persoonlijke doelen opstellen, waar probleem zit

besproken met de Voogt en met de ouders. Bij 14 + wordt het ook besproken met de kinderen zelf. Maar die snappen ook veel niet van wat er in die besprekingen gezegd word. Als ze erbij zitten dan past je je taal wat aan. I: En die besprekingen waren 2 keer in een jaar?R: Ja, om het half jaar.I: als ik het goed begrijp ga je dan kijken van welke doelen zijn er behaald en aan welke doelen moet er nog gewerkt worden? Worden er dan ook weer nieuwe opgesteld?R: Ja, zo zit een mentorkind van mij hier al 7 jaar, dus zijn eerste doelen zijn al klaar natuurlijk. Een kind veranderd ook. Kijk weerbaarheid bijvoorbeeld, is dat belangrijk voor een kind van 10 jaar? Niet zo belangrijk als een kind van 16 jaar he.I: dus doelen zijn ook nog leeftijdsafhankelijk? R: Ja, zo hebben de oudere nu meer doelen op zelfstandigheid, zelfstandig reizen, zelf koken en die dingen. Doel veranderen en kinderen veranderen. I: dat is duidelijk! Welke resultaten levert het volgens jullie op? Zie je wel eens dingen terug bij de jongeren, waar je denkt van dat hebben ze echt geleerd?R: Soms heb je goede resultaten, er vertrekken ooit wel kinderen waarbij je denkt: ja die is er klaar voor. Maar je weet dat soms een kind niet altijd klaar is om terug naar huis te gaan. Maar als de Voogt of de rechter dat beslist, gebeurt het. I: Zie je deze goede resultaten terug in gedrag of in andere factoren?R: Dat ligt deels aan de eigen motivatie van de kinderen, soms zijn ze echt gemotiveerd en dan zien ze het probleem ook zelf. Maar als ze het probleem niet zelf zien, dan moet je ze eerst bewust maken. Er zijn er ook wel echt die hun doelen bereiken, die kunnen dan verder gaan inderdaad. Dat is ook de bedoeling, maar je zet er altijd een termijn op van bijvoorbeeld 6 maanden. Vaak worden die 6 maanden, toch nog wel een verlengt. Je moet ook niet te hoge verwachting leggen en te veel druk leggen. Subdoelen worden vaak wel sneller bereikt hoor. Je probeert ze hiermee te laten meedraaien in de maatschappij.I: De resultaten liggen per kind anders en hangen dus samen met motivatie. Maar je ziet vooruitgang. Als je kijkt naar de hechtingsproblemen, zie je daar verandering in? Kijkend naar hoe ze binnen kwamen en als ze weggaan?R: Ja, ook omdat het ontstaan van het probleem vaak niet bij de kinderen ligt. Je ziet vaak dat veel hiervan bij de ouders ligt, het ligt ook vaak niet aan het kind. Het kind wilt horen dat de mama van hem houd. Maar in sommige situaties is die liefde er niet en is het kind ongewenst. I: Jullie zetten met je methode bijvoorbeeld bepaalde dingen in voor deze problematiek, zie je terug dat die werken? En zo ja, hoe?R: Ja, bij een cliënt bijvoorbeeld, die kon niet knuffelen. Die had daar niks aan, je knuffelt toch alleen iemand als je die graag mag. In het begin gaf deze cliënt dan ook nog heel geforceerde knuffels, maar naar een tijd kwam die zelf om een knuffel te halen. Dan denk je ze kan zich dan toch wel hechten. I: dus ik kan wel stellen, dat je in de praktijk dingen ziet veranderen, ten opzichte van de hechting?R: Ja, het duurt wel lang af en toe, maar je weet ook vaak waar vandaan ze komen. Deze kinderen hebben nooit ervaren hoe het is om te knuffelen. Maar ze kunnen er dus wel in groeien. Ook een andere cliënt in dit huis, die zit hier 7 jaar, daar zie je dat die nu gehecht is in dit huis. I: Je ziet wel degelijk dat de kinderen opnieuw of alsnog zich kunnen hechten.R: Ja, ze moeten leren dat aan ander te vertrouwen is. En ouders zijn daarin vaak niet betrouwbaar geweest. Die hebben vaak afgezegd of komen niet. Hoe kan een kind hechten aan iemand, als die je iedere keer wegstuurt en afwijst. Dus leer dat daarna maar een als kind, dat is een pittige problematiek.I: En met wat is de methode werken jullie daaraan?R: Ja dat doe je zeker met de liefdestalen. Bijvoorbeeld lichamelijke aanraking is er een van. Tijd en aandacht, je moet leren dat de ander te vertrouwen is. Daar is tijd en aandacht en beschikbaarheid voor nodig. Dus die talen komen er allemaal wel in terug.

Pagina 63

Lisa Mineur, 02-06-17,
Belangrijk onderdeel: inzetten van liefdestalen om vertrouwen op te bouwen en hechting
Lisa Mineur, 02-06-17,
Resultaten: kinderen leren zich weer hechten
Lisa Mineur, 02-06-17,
Resultaten: hangen af van motivatie kind
Lisa Mineur, 02-06-17,
Resultaten: soms goede resultaten, soms nog niet helemaal klaar

I: Ik hoor je zeggen dat jullie met die talen toch erg bewust bezig zijn met de hechting. Wat vind je zelf van het werken met de methode?R: In het begin was het nog erg lastig, maar dat had dan vooral met het computerprogramma te maken, wat veel vastliep en crashte. Maar je ziet wel duidelijk, je hebt die grafiek dan en je herkent duidelijk welk in dat dat is. Als je nu 8 grafieken krijgt, je kunt al bijna zeggen: ow dat is die, dat is die en dat is die. Je herkent de kinderen er echt wel heel duidelijk in. Je ziet ook direct waaraan je moet gaan werken, welke taal enzovoorts.I: Het is dus wel overzichtelijk, hoor ik je zeggen?R: Ja, ook voor in de toekomst naar de ouders he. Dat als de kinderen wel thuis wonen weer, dan is dit een goede methodiek. Je het is heel individueel he. Je ziet duidelijk wie het is in de grafiek en waaraan je moet gaan werken. Dat kan je doorgeven aan anderen.I: je leert het kind in principe ook kennen op deze manier.R: Ja, aan de hand van de talen wel degelijk. Het is wel belangrijk dat ze niet weten dat ze geobserveerd worden, om aangepast gedrag te voorkomen. Dat wil ik nog even uitlichten. De bedoeling is dat het geven en ontvangen van de talen zo goed mogelijk in balans komt. Ondanks niet elk mens op alle vijf te talen in balans zal komen. Maar als je dat wat kunt verbergen, of bewust er van bent, dan kan je dat nog aardig sturen. Onze kinderen hebben vaak niet door dat bepaald gedrag niet hoort of dat het belangrijk is ook iets voor een ander te doen. I: Ik hoor je ook heel duidelijk zeggen, dat ook niet elk persoon de vijf talen volledig in balans heeft. Maar dat het belangrijk is voor de kinderen met deze problematiek om de talen wel te ervaren en dat ze zich bewust worden van de disbalans. R: ja, maar als jij bijvoorbeeld een persoon bent die zelf al niet snel knuffelt. Dan zullen andere je ook niet snel knuffelen. Voor die persoon is het dan wel redelijk in balans. En is het ook niet heel erg nodig om dat wel aan te leren.I: Dat klinkt erg begrijpelijk. Zijn er nog dingen die je anders zou willen zien bij deze methode?R: We evalueren nog vaak zelf over hoe het loopt met de methode. Ook gedragsindicatoren worden nog steeds toegevoegd. Het is nog steeds in ontwikkeling. Soms denk ik wel eens het zijn wel erg veel gedragsindicatoren, maar als je het dan bespreekt per kind, denk je het is goed dat al die indicatoren er staan. Want dat geeft een heel duidelijk plaatje. I: je benoemde daarstraks dat je eerst wat moeite had met het systeem, hoe is dat nu?R: ja dat liep altijd vast toen. Nu lijkt het wel te werken allemaal. Maar dat is ook de ontwikkelingsfase he. Ik denk ook dat dat altijd wel zal blijven hoor, je blijft ontwikkelen, je moet met de tijd mee. Dat is met alles zo en alleen maar goed.

Slot: I: als slot: zijn er dingen die je wil benoemen die ik nog niet heb gevraagd? Of waarop je nog terug zou willen komen?R: Niet direct nee.

Interview 5: Respondent 5 – Sjaan, begeleider. Gehouden op 26 april 2017

(35: 18 minuten)Introductie:

- Vaste tijd: 30 minuten- Uitleg volgorde: persoonsgegevens, doelgroep en methode- Toestemming voor opname gesprek- Je/u aanspreken

Pagina 64

Lisa Mineur, 02-06-17,
Doel: talen in balans krijgenBelangrijke onderdelen: aanleren liefdestalen en affectie tonen, verminderen destructief gedrag.
Lisa Mineur, 02-06-17,
Aansluiting jongeren; individueel en persoonlijk
Lisa Mineur, 02-06-17,
Ervaringen: begin lastig met computer, nu duidelijke grafieken en duidelijke doelen, overzichtelijk

J. Persoonlijke gegevensI: Wat is je naam?R: SjaanI: Wat is je leeftijd?R: 55I: Welke opleiding heb je gedaan?R: Ik ben begonnen LHNO, dat is het laagste zeg maar. Huishouden en nijverheidsonderwijs. Uiteindelijk ben ik in de loop van de jaren mbo, SPW gaan doen en toen hbo maatschappelijk werk en dienstverlening. SOCIAL WORK..I: Wat is je functie hier in het huis?R: Ik heb hier een fulltime functie als begeleiderI: Hoe lang ben je werkzaam in dit gezinshuis?R: In september, 5 jaar inmiddels.

K. Doelgroep

I: Hoe zou je de doelgroep beschrijven van het gezinshuis?R: Er zitten over het algemeen kinderen tussen de 0 en 18, die door de voogdij zijn uit huis geplaatst zijn of onder OTS zijn. Ook ouders die ook vrijwillig zeggen: he wij halen het niet in de opvoeding om het goed te doen. Dan komen de kinderen hier terecht.I: Wat voor problematieken zie je bij deze jongeren?R: Vooral hechtingsproblematiek, die is bij de meeste wel opvallend. En verder zie je wel veel gedragsstoornissen en vertraagde hersenwerking. Sommige kinderen hebben specifiekere ziektes, maar de meeste hebben ook wel een LVB. I: Ik hoor je wel zeggen dat de hechting het meest overeenkomende is bij de jongeren.R: Het meest opvallende is wel dat ze allemaal uit een vervelende situatie uit huis gehaald zijn. Dat is bij deze groep wel die constante noemer. Dan zijn ze bijvoorbeeld door hun voogd en politieman uit huis gehaald. I: deze kinderen maken dus allemaal wel heftige situaties mee voor dat ze hier komen?R: ja dat zeker.I: wat zie je in het dagelijkse leven terug komen van deze problematieken en dan specifiek de hechtingsproblemen?R: Nou wat je heel de tijd ziet terugkomen is dat je constant dingetjes moet herhalen. Ze kunnen zich niet meer goed verbinden of ze verbinden zich echt als boomklever zeg maar. Het lukt ze ook vaak niet, waardoor ze veel momenten van frustratie hebben en dat maakt het voor ons soms ook lastig. Maar daar zit echt die hechtingsproblematiek tussen. Ze zijn eigenlijk zo’n lege tank. Ze hebben niet zoveel zelf meer aan eigenheid en in het authentiek zijn. Dat is wel flink beschadigd. I: Ik hoor je zeggen dat de kinderen zich vaak wel willen verbinden, alleen het komt er niet helemaal uit of het lukt ze niet.R: Ja, het is vooral het weer opnieuw moeten leren hé. Het leren communiceren. Het leren empathisch te zijn. Dat is voor hun allemaal onduidelijk, dat moeten ze echt leren. Duidelijkheid en structuur is hier belangrijk voor. Als ze dat niet krijgen dan zijn het eigenlijk wilde brassen. Ongeremd en onbegrensd.I: De doelgroep lijkt me nu wel duidelijk, affectie moeten ze opnieuw leren omdat ze het thuis nooit ervaren hebben.

L. MethodeI: Nou jullie hebben natuurlijk de methode Liefde in Balans ontwikkeld voor deze problematieken. Waar is de methode op gebaseerd.R: Gary Chapmann, heeft een onderzoek gedaan naar hoe mensen in een veilige situatie met elkaar omgaan en wat mensen eigenlijk altijd wel in hun communicatie doen. Iedereen heeft dan zijn

Pagina 65

Lisa Mineur, 02-06-17,
Hechtingsproblematiek: ongeremd en onbegrensd
Lisa Mineur, 02-06-17,
Houding: grenzen en structuur
Lisa Mineur, 02-06-17,
Hechtingsproblematiek: weinig eigenheid, lege tank
Lisa Mineur, 02-06-17,
Hechtingsproblematiek: veel herhaling nodig. Veel aandacht nodig of juist geen aandacht willen en afstoten (aantrekken en afstoten)
Lisa Mineur, 02-06-17,
Doelgroep
Lisa Mineur, 02-06-17,
Problematieken: hechtingsproblematiek, gedragsstoornissen, LVB en vertraagde hersenwerking
Lisa Mineur, 02-06-17,
Doelgroep

eigen taal. En er zijn allemaal testen voor ontwikkeld waardoor je kunt meten wat zijn nou dingen wat het kind vanuit zichzelf en vanuit de liefde doet. Waarmee het kind communiceert. Dat kan zijn complimentjes geven, mee helpen koken en opruimen. Dat zijn dan dingen die wij meten. Wat doet het kind daar nou extra in. Dat extra stukje bepaald wat bij het karakter hoort of wat het talent is van het kind. I: Ik hoor je zeggen dat je gaat kijken naar welke taal het kind spreekt?R: Ja en tegelijkertijd ga je kijken van: hé is deze taal dan in balans? Geeft het kind bijvoorbeeld veel aandacht, maar krijg het nooit niks van een ander, dan is er geen balans. Als dat dan zo is dan gaan we proberen met allerlei opdrachten en met allerlei doelstellingen, proberen dat bij te trekken. Zodat het niet in disbalans blijft.I: Dus ja gaat zoeken naar de balans tussen wat het kind geeft en wat een kind krijgt?R: Ja en dat is dan ook hetgeen wat je bij de hechtingsproblematiek probeert te bereiken, dat kinderen gewoon weer héél worden. De talen van de liefde is het wel een methodiek die dat wel heel erg mooi ondersteunt dat hele proces. En dat valt je werk te verklaren. I: Ik hoor je zeggen dat je gaat focussen op de talen die het kind spreekt, wat doe je met de overige talen?R: Voor de groei en de bevestiging van zelfvertrouwen en al dat soort dingen, stimuleer je wel dat ze hun eigen taal gewoon blijven gebruiken. En dan ga je ze helpen om te geven en te nemen he, waar wellicht die disbalans is. wat is zelf wel ook heel erg doe is doelen maken, ook gericht op de dingen die achterblijven in de talen. Zodat ze er wel ervaring mee opdoen. Het is niet zozeer dat het dan hun taal moet worden, maar als ze die vijf manieren van leven hebben dan kunnen ze ook straks met hun 18e de wereld in. Je pakt ze wel mee, om te zorgen dat het wel een beetje ontwikkeld zeg maar.I: samenvattend, wil je wel dat ze die overige talen ervaren om ze er bewust van te maken wat het is. R: Het voordeel is ook, dat zij niet weten dat wij met die talen werken. Soms maakt dat het voor een kind wel lastig dat we ze dan een bepaalde richting in duwen. Omdat ze dat wellicht niet begrijpen daardoor. Aan de andere kant zie je dat als de kinderen hun talen hebben kunnen doen, dat ze ook gewoon meer ontspannen zijn. Dat ze meer zin hebben in dingen. Dat het iets eigens word en dan is het al eerder iets van henzelf. Er word ook vaak gezegd dat hechtingsproblematiek niet meer te fixen is, maar ja daar geloven wij niet in. Wij geloven dat je met de juiste tools wel kan. Dat bekent wel dat ze de besturing moeten hebben en de ruimte en begrenzing moeten hebben. Daar zie je vaker dat het fout gaat, in de zorg. I: Dat lijkt me een duidelijk verhaal. Wat zou je specifiek als doel beschrijven van de methode? Wat wil je het liefst bereiken met de kinderen?R: Wat ik het liefst wil bereiken is dat ze weten wat hun krachten zijn, waar ze goed in zijn en waar hun kwaliteiten liggen. Ook dat ze realistisch weten: hé hier heb ik mijn beperkingen. Dat ze hun beperkingen of aanvaarden of dat ze kijken van hé er valt nog iets in te doen. Dat ze zichzelf straks ook gewoon door ontwikkelen.I: Als ik het goed begrijp dat de kinderen gaan inzien hier ligt mijn beperking, maar ik kan hier wel op een bepaalde manier meer omgaan?R: Ja, mijn focus hierin is wel om deze beperking niet weg te duwen. Maar het ook gewoon helder in beeld te brengen. Uiteindelijk komt toch vaak hun beperking terug, maar dan leren ze ook dat het zo is. Dan kun je het ook benoemen: Het is geen fout, maar het is gewoon iets wat moeilijker voor je is. Als we dat al bereikt hebben dat ze dat een beetje aanvaarden, dat het is zoals het is, dan ben ik al erg blij hoor. Maar tegelijkertijd vind ik het belangrijk om de uitdaging te behouden, want er is best meer als de beperking.I: Dat is een mooie visie erop! Wat maakt het denk je dat deze methode aansluit bij de jongeren in dit gezinshuis?R: Ik denk dat het overal wel zal aansluiten, want het is natuurlijk hoe zet je het in. Bij ons wel extra aansluit denk ik omdat de methodiek door een christen psycholoog is ontwikkeld. Met een

Pagina 66

Lisa Mineur, 02-06-17,
Aansluiting: door christelijke inslag
Lisa Mineur, 02-06-17,
Doel: Mogelijkheden en krachten stimuleren
Lisa Mineur, 02-06-17,
Houding: reguleren, besturen en begrenzen
Lisa Mineur, 02-06-17,
Doel + belangrijk onderdeell: aanleren achterblijvende talen, ervaringen laten opdoen
Lisa Mineur, 02-06-17,
Belangrijk onderdeel: opdrachten inzetten om balans te herstellen
Lisa Mineur, 02-06-17,
Doel: proberen talen in balans te krijgen (balans tussen geven en ontvangen taal)
Lisa Mineur, 02-06-17,
Doel + belangrijk onderdeel: opzoek naar liefdestaal kind en mogelijkheden en talenten
Lisa Mineur, 02-06-17,
Achterliggende theorie: Talen van de Liefde, ieder heeft een hoofdtaal waarmee gecommuniceerd word

christelijke inslag, dat is wel prettig, want wij werken toch allemaal met een eigen geloofsleven. Dat maakt dat de verbinding er al extra ligt met onze werkwijze. We kunnen hiermee voortbouwen op het geloofsstuk. Kinderen zijn natuurlijk ontvankelijk voor alle invloed nog. Omdat de methode over communicatie gaat kun je het cognitief aanleren. Onze doelgroep moet daar duidelijk nog in leren. Opkomen voor zichzelf, grenzen stellen, zelf structuur hebben, verwoorden van emoties. Dat komt eigenlijk allemaal terug in die methode en dat is het opvallende binnen onze doelgroep. Dat we voor veel van de kinderen de rust moeten bewaken, zodat ze kunnen uitspreken wat ze willen zeggen. Dat je extra tijd maakt om te luisteren. I: ik hoor je zeggen dat de problemen bij de kinderen goed aansluiten bij de vijf talen die ze moeten leren. R: Soms denk ik wel eens willen we niet teveel? Want de vijf communicatie lijnen vraagt soms best veel van ons. Deze kinderen moeten het vaak toch doen met één ding tegelijk of twee. De doelen zijn dan ook elke keer klein en je moet heel veel stapjes zetten. Waardoor je ook wel vaak heel veel tijd kwijt bent. Zoals je bij sommige zorgplannen 4 /5 doelen per jaar hebt, is dat bij deze doelgroep veel minimaler. I: Dus kleine stapjes is van belang.R: Ja, maar een stap is een stap. I: Hoe wordt de methode in de praktijk ingezet? Welke onderdelen kunnen onderscheiden? Kun je aangeven hoe dit loopt van het begin tot het eind?R: Als de kinderen binnenkomen zijn die hier eerst 3 a 4 weken, waarin rust en structuur geboden word. En dan daarna de eerste observatie om het zorgplan ook verder te gaan maken. Je gaat dan een eerste observatie doen en daarin let je vooral op de talen. Zijn er bijvoorbeeld andere kinderen die hun aanraken en doen wij het? Dit schrijf je dan elke keer op. Dit doe je ook bij de andere talen. Bij dienstbaarheid moet je er bijvoorbeeld wel extra op letten of je het kind de opdracht hebt gegeven om te helpen koken of doet het kind het uit zichzelf. Daar zit een groot verschil in. De belangrijkste is de meting wat doet het kind uit zichzelf geven en wat ontvangt het kind uit zichzelf, zonder te vragen. Zit daar een stukje ontvangst in? Zegt een kind ook: je hebt lekker gekookt. De hele groepsdynamiek die er is, zie je dan ook terugkomen bij het registeren van hun gedrag. Er zijn dan ook vele indicatoren waarop je schrijft en dan zie je ook nog of het positief of negatief gebeurt is. Je kan talen ook negatief geven of ontvangen. Dat pak je allemaal mee. De kracht is dat je het registreert en er niks over zegt. Dat het kind zelf niet in de gate heeft dat het door vijf mensen word geobserveerd. I: In de observatie let je dus op de verschillende talen en de gedragsindicatoren die daarbij horen, daarbij kijk je naar geven en ontvangen en naar of het positief of negatief is. wat gebeurt er vervolgens?R: Vervolgens komt er een grafiek uit. Daarin kun je precies de percentages zien bij de verschillende talen en zien of de taal in balans is of in disbalans. Dan word er ook gekeken naar de taal die het kind goed kan, en welke niet. Daaruit ontstaan doelen. I: Samenvattend, komen uit die observaties dus de liefdes talen van het kind en zie je waar de disbalans ligt, vanuit daar stel je doelen op?R: Ja, je stelt doelen op en dan maak je met het team ook afspraken over hoe je het aanpakt. Bijvoorbeeld wij gaan deze maand met zijn alle een cliënt 10 minuten gesprekstijd geven en dan stopt het. Om tijd en aandacht als taal bijvoorbeeld te doseren. Dan is dat een afspraak die we maken onderling en dan zie je dat we daarin ook allemaal weer anders te werk gaan. De een kan makkelijker die grens leggen als de ander. Op die manier kan je er als team het er ook over hebben. Wij moeten ook zorgen dat bij onszelf die talen in balans zijn, want wij hebben ook liefdes talen natuurlijk. I: Ik hoor je zeggen dat je dus echt per kind onderling kijkt op welke manier ga je het nou aanpakken.R: ja precies en wat je eigenlijk altijd wel als professional doet, je bent heel bewust bezig met wat er hier gebeurt. Wat was de bedoeling en wat ligt erachter. En wat kan ik doen om de

Pagina 67

Lisa Mineur, 02-06-17, RESOLVED
Lisa Mineur, 02-06-17,
Belangrijke onderdelen: team besprekingen over aanpak
Lisa Mineur, 02-06-17,
Belangrijke onderdelen: observaties/grafiek omzetten naar persoonlijke doelen
Lisa Mineur, 02-06-17,
Belangrijke onderdelen: observeren aan de hand van gedrag indicatoren
Lisa Mineur, 02-06-17,
Belangrijke onderdelen: observeren en opstellen zorgplan, meten welke talen kind spreekt
Lisa Mineur, 02-06-17,
Houding: luisteren
Lisa Mineur, 02-06-17,
Doel: talen leren communiceren

communicatie manier van het kind te veranderen. Het voordeel bij ons is daarin ook wel dat alle kinderen kunnen blijven. Je hebt niet zo’n grote verspring, tussen verzorgers. Dat maakt het makkelijker om aan doelen te werken. Ze blijven meestal allemaal langer. Dat is ook wel de kracht van elke werker hier. Het is werken met een lange adem, je moet veel geduld hebben.I: Dat lijkt me zeker een kracht als team. En als je kijkt naar de therapeutische houding die je inzet? Heb je een bepaalde attitude ten opzichte van de kinderen en ten opzichte van de hechting in deze methode?R: Ik ben zelf iemand die lichamelijke aanraking als taal heeft. In die zin merk ik zelf wel, dat in mijn hele doen en laten wordt mijn taal erg zichtbaar. Maar het is belang om dat te doen voor alle talen. Dus als een kind bijvoorbeeld niet van positieve woorden houd, dan weet ik als ik een keertje met hem stoei, dan heb je toch even dat positieve aandacht moment. Ik merk ook wel dat ik veel spelletjes doe en heel veel bij ze in de buurt ben, aanwezig ben. Veel op de groep aanwezig zijn en luisteren naar wat ze vertellen en feedback geven. Ook benoemen wanneer je merkt dat ze het goed doen. Het is dus eigenlijk een veel verende strekking. I: Ik hoor je duidelijk zeggen, dat die aanwezigheid heel belangrijk is en het beschikbaar zijn. Maar ook dat je eigenlijk ook zelf je eigen liefdestalen inzet en ook alle andere liefdes talen daarbij. Ook bewust inzet naar de kinderen toe.R: Ja dat is correct. Je kiest heel bewust bij elk kind. Zo heb je een mentorkind, die veel van humor houd, en op zijn humor anticipeer ik heel erg. Ik pak hem veelal op zijn humor terug. Hij moet bijvoorbeeld begeleiding hebben, maar vind dat niet leuk. Nu heb ik mezelf zijn persoonlijke assistent genoemd en vanuit daar ging hij wel dingen met me bespreken. Hij neemt mij nu mee in zijn denkstructuur en eigenlijk is het een jongen die zo beschadigt is dat hij alleen maar voor zichzelf denkt. Dus dat stukje humor en dat stukje er zijn, zijn hele belangrijke dingen. Dat is dan de opbrengt van het vinden van zijn liefdestaal en de bijhorende indicator. I: Dat klinkt als een duidelijk verhaal! Je hebt als deels uitgelegd hoe de voortang word bijgehouden van de jongeren. Kan je dit nog verder toelichten?R: bij de eerste observaties doen we dus 4 weken en vervolgens 2 weken elk half jaar. Of ja tussen 3 maanden en half jaar, dat loopt niet bij elk kind hetzelfde. Maar zeker 2 keer per jaar. Dan in die twee weken gaan we opnieuw observeren en leggen we de oude observatie en de nieuwe observatie bij elkaar. Dan gaan we als team bespreken van: Hé klopt dit, de veranderingen in de grafiek? En hoe zou dit komen? Zijn er dingen gebeurt? Hoe komt het dat het veranderd is? Je moet kijken kloppen de verspringen in de talen. Dat zijn dan de dingen die je met elkaar bespreekt. En dan zet je opnieuw de course uit voor het komende half jaar. Wat gaan we doen? Je evalueert de eerste doelen. Is het behaald of niet? En als het niet behaald is, is dat dan omdat we te hoge doelen hebben gesteld? Of zijn er omstandigheden tussen gekomen waardoor het ook nog niet gelukt is? En dan proberen we de doelen die nodig zijn te verbinden met Liefde in Balans. I: dit proces hou je dus echt met het hele team in de gate, mooi! Welke resultaten levert het volgens jou op als je kijkt naar gedrag van de jongeren? En de hechting specifiek?R: Ik moet zeggen dat ik niet helemaal zeker weet of het aan liefde in balans ligt of wel aan de duidelijkheid en structuur die wij bieden. En het feit dat ze hier lang kunnen blijven en een stukje vertrouwen kunnen opbouwen. Daar hangt het natuurlijk ook mee samen. Hebben ze de ervaring dat ze veilig bij ons zijn!? Deels ook de basisvoorwaarden: bed, bad en brood. Maar liefde en balans doet ook wel een stukje mee in die communicatie, maar het zijn denk ik ook de andere condities. Ik denk niet dat alleen liefde in Balans doen werkt.I: oke als ik het dus goed begrijp, gaat het om de combinatie van de basisvoorwaarden en basishouding met de methode Liefde in Balans om het te laten werken?R: De methode helpt heel veel in de communicatie! Je gebruikt meerdere methodieken in je werk denk ik altijd.I: dus juiste combinatie zoeken om je doel te bereiken daarin?R: Ja, dus je haalt zowel uit de gewone normale omgang en opvoedingsstijlen als uit de methode. De veranderingen in de liefdes talen vallen daarentegen wel echt op. Toen we begonnen met elkaar

Pagina 68

Lisa Mineur, 02-06-17,
Resultaten: communicatie talen gaat vooruit
Lisa Mineur, 02-06-17,
Resultaten: vertrouwen opbouwen en veiligheid vraagtekens of het geheel aan de methode kan koppelen?????
Lisa Mineur, 02-06-17,
Belangrijke onderdelen: voortgang bespreking, doelen behaald? Nieuwe doelen? Aanpak?
Lisa Mineur, 02-06-17,
Voortgang: grafieken, observaties naast elkaar leggen, verspringen en groei in kaart brengen
Lisa Mineur, 02-06-17,
Belangrijke onderdelen: 2 observatieperiode:Eerste 4 weken, talen in kaartTweede elk half jaar voortgang
Lisa Mineur, 02-06-17,
Houding: afstemmen op kind zijn taal
Lisa Mineur, 02-06-17,
Houding: aanwezig zijn, luisteren, positieve benoemen, feedback
Lisa Mineur, 02-06-17,
Houding; zet eigen liefdestalen in, stemt af op liefdestalen kind
Lisa Mineur, 02-06-17,
Houding: lange adem, geduld

toen leek eigenlijk altijd de taal ‘tijd een aandacht’ voorop te staan, maar tijd en aandacht hebben deze kinderen heel erg nodig vanuit de problematiek. Dus stond bij iedereen mijlen hoog en ook vooral omdat wij zeker in de eerste periode veel tijd en aandacht geven. Dat leek ons ook begrijpelijk, want elk kind heeft tijd en aandacht nodig. Dat is niet zo uniek bij een kind. Daar moesten we rekening mee houden. We moesten toen goed uitzoeken is het nou de taal van die persoon of is het toch de ondersteunende taal dat bij de problematiek hoort. Je gaat dan met elkaar bespreken of de observatie klopt of dat er toch een andere hoofdtaal is. I: ik hoor je zeggen dat je dus niet alleen kijkt naar wat er uit de grafiek komt, maar ook ga je met zijn alle na of het ook klopt met wat je in de praktijk ziet?O: Ja en je bespreekt met elkaar de verklaringen en dan worden de doelen pas gemaakt. Wat we wel steeds meer proberen te doen in de vrije tijd is, steeds meer activiteiten inzetten. Je probeert met die activiteiten steeds meer met die talen bezig te zijn of bijvoorbeeld met grenzen stellen bezig te zijn. Je ziet daarin heel erg de talen per kind naar voren komen. I: Dat klinkt als een mooie manier van werken, bij kinderen. Wat vind je verder van het werken met deze methode?R: Ik vind het leuk en heel interessant. Tegelijkertijd vraag ik mezelf wel een beetje af of de taal van liefde ook de beperking laat verdwijnen of niet. Ze hebben natuurlijk allemaal een beperking, wij maken een plan, maar ik heb bijvoorbeeld nog nooit normale mensen geobserveerd. Ik vind soms moeilijk om in te schatten of deze bepaalde persoon met een bepaalde problematiek het wel aankan wat ik van hem vraag. Of is het soms ook accepteren dat een kind een bepaalde taal bijvoorbeeld niet kan leren. Je moet het wel elke keer heel erg toepasbaar maken naar elke unieke persoon. Dat is ook zeker de kracht van de methodiek, in die zin kan je hem op alle doelgroepen gebruiken. Tegelijkertijd weet ik niet of het dan specifiek wat doet voor de hechting, en of je dit niet ook met andere methodes zou kunnen bereiken. Maar dat is mijn eigen vraagstukje een beetje.

Slot: I: kritisch zijn lijkt me ook goed! Als slot vraag: wou ik nog vragen of er nog dingen zijn die je zou willen benoemen, die ik niet heb gevraagd? R: Wat ik zelf wel vind is dat het veel speurwerk vraagt, ook omdat we het zelf hebben ontwikkeld natuurlijk. Ik vraag me dan af weegt dat dan op tegen het resultaat? Want het resultaat is soms heel leuk. Maar het zijn maar hele kleine minimale stapjes. Een beschadiging in iemands leven gaat ook niet een twee weg. Dus ik ben heel erg blij dat we het over de lange termijn met de kinderen kunnen doen zeg maar. Want ik weet niet of we het zullen halen als een kind een korte periode hier zou zijn. I: dus jij denkt dat je de methode kan inzetten als kinderen voor een langere periode ergens opgevangen worden?R: ja dat klopt! Je hebt voor de methode ook evaluatiemomenten nodig en daar heb je tijd voor nodig. I: Dat begrijp ik, er liggen nog veel vragen hoor ik. R: Daar ligt zeker nog een uitdaging ja. Verder heb je de dingen gevraagd die nodig zijn denk ik.

BIJLAGE 4: CODEBOEK EN UITWERKINGCode familie Code Code uitleg

Pagina 69

Lisa Mineur, 02-06-17,
Ervaringen: vraagtekens bij de toepasbaarheid en resultaten??
Lisa Mineur, 02-06-17,
Ervaringen; Fijn werken. Vraagtekens bij de werkzaamheid.. ten aanzien van hechting
Lisa Mineur, 02-06-17,
Belangrijk onderdeel: inzetten activiteiten om aan talen te werken

Problematiek Doelgroep Hoe zou je de doelgroep van gezinshuis de Parel?

Problematiek Diverse problematieken Welke problematieken hebben deze jongeren?

Problematiek Hechtingsproblematiek Hoe uit de hechtingsproblematiek zich specifiek bij de jongeren? Wat zie je hiervan terug?

Methode Achterliggende theorie Waar is de methode ‘Liefde in Balans’ op gebaseerd?

Methode Doel Hoe zou je het doel van de methode beschrijven?

Methode Aansluiting bij jongeren Wat maakt dat de methode aansluit bij de jongeren?

Methode Methode in de praktijk Wat zijn de werkzame elementen/onderdelen van de methode?

Methode Attitude/houding professionals

Welke therapeutische houding/attitude wordt er ingezet?

Methode Voortgang Hoe wordt de voortgang bij jongeren gevolgd? Hoe houden jullie dit bij?

Methode Resultaten Welke resultaten levert het volgens jullie op? Hoe zie je dat terug bij jongeren?

Methode Persoonlijke ervaringen Wat vind je van het werken met de methode? wat zou je nog anders willen zien?

Codeboek:

Pagina 70

Uitwerking:

Problematiek

Code: doelgroep Code respondenten:Leeftijd 0 t/m 18 jaar R1, R2, R3, R4, R5Door voogd uithuisgeplaatst of OTS R2, R5Plaatsing vanuit pleeggezinnen R2Code: diverse problematieken Code respondenten:Kinderen met verstandelijke beperking (LVB)

R1, R2, R3, R4, R5

Gedragsstoornissen (ADHD, Autisme) R1, R3, R4, R5Andere psychiatrische stoornissen R1, R2, R4Vertraagde ontwikkeling R3, R5Hechtingsproblematiek R1, R2, R3, R4, R5Trauma’s R2, R4Code: hechtingsproblematiek Code respondenten:Beperkt op sociaal en emotioneel vlak R2, R3, R5Controle willen houden R1, R2Aantrekken en afstoten R1, R3Moeite met relaties aangaan/binden R2, R5Leegzuigen, aandacht blijven vragen R2, R3, R4, R5Destructief en onbegrensd gedrag R1, R2, R3, R4, R5Geen eigenheid/authenticiteit R5

Methode Code: achterliggende theorie Code respondenten:Boek: Vijf talen van de Liefde R1, R2, R3, R4, R5Bijbelse principes R1Affectie word gecommuniceerd a.d.h.v. deze talen

R3, R5

1 hoofdtaal R2, R5Operant conditioneren (gedrag belonen) R2Talen in balans, mens in balans R2, R5Code: doel Code respondenten:Opzoek naar de liefdestaal van kind/ de manieren van affectie communiceren

R1, R2, R3, R4, R5

Opzoek naar de gaten in de liefdes tank R2, R2, R3, R4, R5De mogelijkheden/krachten van de kinderen vinden en stimuleren a.d.h.v. de liefdestalen

R1, R2, R3, R5

Zorgen dat talen weer in balans komen R1, R2, R3, R4, R5Gemiste talen laten ervaren en ontdekken R1, R2, R5Vertrouwen opnieuw opbouwen R2Angstcirkel doorbreken met liefde R3Opzoek naar oorzaak van het destructieve R3

Pagina 71

gedrag van kindBeperkingen leren accepteren / coping R5Code: aansluiting bij jongeren Code respondenten:Je kijkt per kind/persoonlijk R1, R2, R3, R4Speelt in op behoeftes en talen van het kind

R1, R2, R3

Gelet op leeftijdsfase R1Gelet op belevingswereld van het kind R1Biedt uitgaging R1Kleine stapjes R1, R5Wanneer iets niet werkt, doe dan wat anders

R1

Observatieperiode maakt persoonlijke doelen inzichtelijk

R2, R3

Methode is universeel R2, R3, R5Gericht op het probleem/disbalans R3, R4, R5De vijf talen sluiten aan bij de hechtingsproblemen

R2, R5

Code: methode in de praktijk Code respondenten:Eerste observatie: Talen in beeld krijgen R1, R2, R3, R4, R5Eerste observatie: destructief gedrag in kaart brengen/checklist

R2, R3, R4, R5

Gebruik van gedragsindicatoren R4, R5Achterhalen wat oorzaak is van destructief gedrag (laag onder de laag)

R2, R3

Persoonlijke doelen opstellen m.b.t. disbalans talen

R1, R2, R3, R4, R5

Aanmaken zorgplan R3, R5Inzetten van activiteiten m.b.t. talen R1, R2, R3Acties gericht op oorzaak van probleemgedrag (wortels)

R2, R3, R4, R5

Observaties m.b.t. voortgang R1, R2, R32x per jaar voortgang bespreking: Nieuwe doelen opstellen of aanpassen

R1, R2, R3, R4

Maandelijkse teambesprekingen over aanpak doelen

R1, R3, R4, R5

Code: attitude/houding professionals Code respondenten:Onvoorwaardelijke acceptatie R3Positieve benoemen en labelen R1, R3, R5Eigen liefdes talen inzetten R1, R5Houding wordt afgestemd op de doelen en talen van het kind

R2, R3, R5

Betrouwbaar en voorspelbaar zijn R2, R3, R5Empathisch zijn (luisteren) R2, R4, R5Duidelijk zijn en structuur bieden R2, R3Persoon en daad uit elkaar kunnen houden

R2,

Voorbeeldhouding (Normen en waarden) R1, R3, R4

Pagina 72

Spiegelen R4Veiligheid bieden R2, R3Code: voortgang Code respondenten:Eerste observatie van 4 weken R1, R2, R3, R4, R5Elk half jaar observatieperiode van 2 weken

R1, R2, R4, R5

Uitkomsten/grafieken observatieperiodes vergelijken (verschuivingen)

R2, R3, R4, R5

registratiesysteem/gedragsindicatoren R3, R4, R5Elk half jaar zorgplan/voortgang bespreking met team (doelen behaald?)

R2, R3, R4, R5

Externe invloeden in observatieperiodes worden meegenomen

R1, R2

Maandelijkse teambesprekingen over stand van zaken

R1, R3, R4

Code: resultaten Code respondenten:Dienstbaarheid R1Schoolprestaties nemen toe R2Makkelijker relaties aangaan en behouden R2Meer durven bloot te stellen R3Van geforceerd naar ‘oprecht’ R2, R3, R4Veranderingen in liefdestalen R1, R4, R5Vertrouwen en veiligheid R3, R4, R5Code: persoonlijke ervaring Code respondenten:Het werken op maat/ individueel gericht R1, R3, R4, R5Talen duidelijk in beeld (grafiek) R3, R4Makkelijk persoonlijke doelen stellen R1, R3Dieper bij de oorzaak R1, R2, R3Teamwork R1, R2, R3, R5Blijven in ontwikkeling /evalueren R1, R2, R3, R4Computerprogramma blijft wat lastig R1, R4Wens: meer activiteiten R3Vergt soms erg veel speurwerk R5Vragen rondom specifieke resultaten hechting

R5

Pagina 73

BIJLAGE 5: BEOORDELINGSADVIES OPDRACHTGEVER

Pagina 74

BIJLAGE 6: ADVIESRAPPORT

Pagina 75

Auteur: Lisa MineurOpdrachtgever: Milko van Heusden, Stichting de Parel

Docent: Malou LiebregtsDatum: 09-06-2017

AdviesrapportWAT WERKT BIJ KINDEREN MET HECHTINGSPROBLEMATIEK?

SamenvattingVoor u ligt een adviesrapport dat geschreven is naar aanleiding van de vraag die gezinshuis de Parel mij gesteld heeft. De aanleiding van dit onderzoek komt voort uit de behoefte van stichting de Parel om meer inzicht te krijgen in de werkzame elementen van hun eigen ontwikkelde methode ‘Liefde in Balans’ ten aanzien van kinderen met hechtingsproblematiek.

Het onderzoeksrapport heeft een aantal aanbevelingen naar voren gebracht:

- Het betrekken van de ouders in het behandelproces- Het gebruik van video-opnamen en video-feedback- Inzetten van intervisie of supervisie momenten

In het onderzoek is er een vergelijking gemaakt tussen de erkende interventies en de methode ‘Liefde in Balans’. Er kwam duidelijk naar voren dat een groot aantal erkende interventies, de ouders van een kind betrekken in het ‘behandelproces’. Volgens het NJI (2013) zijn interventies die ook de ouders erin betrekken het meest effectief. Binnen de methode ‘Liefde in Balans’ worden ouders wel ingelicht over het gebruik van de methode en de voortgang ervan, maar worden niet betrokken in het proces. Nou is ook niet elke ouder van elk kind nog in beeld of beschikbaar, maar een deel van de ouders is dat wel. Wellicht is het betrekken van deze ouders bij het inzetten van de methode mogelijk. Een mogelijkheid zou kunnen zijn om ouders tijdens bezoekmomenten te ondersteunen, door hen inzicht te geven in de liefdestalen van hun kind en handvaten te bieden in de interactie met hun kind. Een andere mogelijkheid zou kunnen zijn om de ouders in te zetten tijdens de eerste observatieperiode. Je zou interactie momenten tussen ouder en kind kunnen observeren, om nog een beter beeld te krijgen van hoe het kind in elkaar steekt. Deze interactie momenten brengen wellicht andere inzichten met zich mee (Mineur, 2017).

Wat ook een veel gebruikte observatietechniek is binnen de erkende interventies is het gebruik van video-opnames. Video-opnames worden gemaakt van bijvoorbeeld het gedrag van het kind en interacties met anderen (ouders, verzorgers, hulpverlener). Vervolgens kunnen deze video-opnames omgezet worden naar doelen. Deze manier van observeren zou mogelijk ook binnen de methode ‘Liefde in Balans’ kunnen passen. Vooral in de eerste vier observatie weken, zou dit een middel kunnen zijn om de liefdestalen en het destructieve gedrag nog beter in kaart te brengen. Nu worden gedragingen aan de hand van gedragsindicatoren geturfd, wanneer er iets opvallends voordoet. Het combineren van deze twee middelen zou kwaliteit van de observatieperiode wellicht kunnen vergroten. Zo zou je interacties tussen een begeleider en een kind op kunnen nemen en vervolgens aan de gedragsindicatoren eraan koppelen. Daarnaast zou je deze video-opnames ook kunnen gebruiken als feedback bron van het eigen functioneren en vanuit daar de juiste aanpak te vinden. Op deze manier kan het ook het professionele handelen vergroten (Mineur, 2017).

De laatste aanbeveling komt voort uit de diversiteit aan antwoorden die respondenten tijdens de interviews gaven. Tijdens het analyseren van de interviews werd duidelijk dat er bij dezelfde thema’s, veel verschillende antwoorden gegeven werden. De begeleiders leken bijvoorbeeld over de therapeutische houding die ze inzetten niet eenduidig. Ook bij de vraag over geboekte resultaten, leken de begeleiders geen gezamenlijk beeld te hebben. Deze derde aanbeveling gaat dan ook over het krijgen van een gezamenlijk beeld over de methode. Een mogelijkheid zou kunnen zijn om intervisie of supervisie momenten te organiseren, waarin er gereflecteerd kan worden op de werkwijze en het eigen handelen. Bijvoorbeeld: Welke houdingen zetten wij in als begeleiders? Waar ligt ieder zijn kracht? Op deze manier kan er een meer gezamenlijke kijk ontstaan, wat van belang is voor de werkzaamheid van de methode (Mineur, 2017).

Pagina 76

InhoudsopgaveSamenvatting...........................................................................................................1

Inleiding...................................................................................................................3

Opzet onderzoek......................................................................................................4

Aanbevelingen.........................................................................................................5

Ouders betrekken in het proces............................................................................5

Het gebruik van video-opnames en video-feedback..............................................6

Conclusie..................................................................................................................9

Bronnenlijst............................................................................................................10

Pagina 77

InleidingDit adviesrapport sluit aan bij het onderzoek ‘Liefde in Balans: wat werkt bij kinderen met hechtingsproblematiek?’, van Lisa mineur, in opdracht van Stichting de Parel. De resultaten van dit onderzoek worden vertaald naar adviezen, die aan Stichting de Parel worden gegeven. In dit adviesrapport zullen de aanbevelingen worden gevormd tot concrete handelingen.

Het onderzoek ‘Liefde in Balans’ is uitgevoerd bij Stichting de Parel in Bergeijk, een gezinshuis voor kinderen tussen de 0 en 18 jaar. Het gezinshuis vangt kinderen op die uit huis worden geplaatst of in het geval van een crisisplaatsing. Deze kinderen hebben diverse problematieken, maar hechtingsproblematiek als grootste algemene deler. Het gezinshuis biedt rust, regelmaat en structuur voor deze kinderen en willen een zo rustig mogelijke gezinssituatie creëren. De aanleiding van het onderzoek ‘Liefde in Balans’ komt voort uit de behoefte van stichting de Parel om meer inzicht te krijgen in de werkzame elementen van hun eigen ontwikkelde methode ‘Liefde in Balans’ ten aanzien van kinderen met hechtingsproblematiek. Dit is een methode die de stichting helpt om in kaart te brengen, hoe kinderen in elkaar zitten, wat betreft relaties en het communiceren van affectie. Uithuisgeplaatste kinderen met hechtingsproblemen vormen duidelijk een complexe doelgroep, waarbij een juiste behandeling van belang is om de ontwikkeling van deze kinderen te beschermen. Deze doelgroep heeft veelal veel wantrouwen naar hun zorgverleners en lijken erg oppervlakkig in hun interacties met anderen. Dit maakt het voor zorgverleners een lastige opgave om continuïteit in de zorg te bieden. Het is voor de ontwikkeling van deze kinderen van belang dat ze positieve gehechtheidservaringen gaan opdoen, dit hopen de begeleiders van gezinshuis de Parel met hun methode ‘Liefde in Balans’ bewerkstelligen. Op dit moment heeft Stichting de Parel onvoldoende zich op de werkzaamheid van hun methode ten aanzien van deze doelgroep. Om na te gaan of deze methode dan ook daadwerkelijk invloed heeft op de problematiek van deze doelgroep is de vraag gesteld welke werkzame elementen van interventies er bekend zijn en of deze elementen ook worden gerealiseerd in de methode. Het doel is dus meer inzicht krijgen in de werkzame elementen van de methode ‘Liefde in Balans’ ten aanzien van kinderen met hechtingsproblematiek. Aan de hand van deze inzichten kunnen praktische aanbevelingen gedaan worden ter verbetering (Mineur, 2017).

De hoofdvraag luidt als volgt: ‘Wat zijn werkzame elementen van interventies gericht op kinderen met een hechtingsproblematiek en in hoeverre worden deze gerealiseerd binnen de eigen methode ‘Liefde en Balans’ van gezinshuis de Parel?’

Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden zijn de volgende deelvragen opgesteld:

Deelvragen

Welk gedrag is passend bij de ontwikkeling van kinderen met hechtingsproblematiek? Wat zijn werkzame elementen van erkende interventies gericht op kinderen met

hechtingsproblematiek? Welke werkzame elementen van de methode ‘Liefde in Balans’ benoemen de begeleiders

van gezinshuis de Parel? In hoeverre komen de werkzame elementen van erkende interventies overeen met die van

de methode ‘Liefde in Balans’? En waarin verschillen ze?

Pagina 78

Opzet onderzoekOnderzoekstype

Om antwoord te geven op de hoofdvraag is er gebruik gemaakt van kwalitatief bureauonderzoek en praktijkgericht onderzoek. De resultaten zijn dan ook kwalitatief van aard. De nadruk ligt op de verhalen achter de cijfers en op ervaringen vanuit de praktijk (Mineur, 2017).

Er zijn verschillende dataverzamelingsmethode ingezet gedurende dit onderzoek (Mineur, 2017):

Literatuuronderzoek – bureauonderzoek inhoudsanalyse – bureauonderzoek Interviews – praktijkonderzoek

Kwalitatief bureauonderzoek

Door gebruik te maken van bestaande vakliteratuur is er antwoord gegeven op deelvraag 1 en deelvraag 2, om uiteindelijk de hoofdvraag te beantwoorden. Er zijn twee vormen van kwalitatief bureau onderzoek uitgevoerd, namelijk: literatuurstudie en inhoudsanalyse. Er is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van relevante artikelen, onderzoeksrapporten en boeken. Data van diverse auteurs is gebruikt, om verschillende perspectieven in beeld te brengen.

Vanuit het literatuuronderzoek is een duidelijk beeld geschetst over wat de gevolgen van hechtingsproblematiek is op de sociaal-emotionele, cognitieve en zelfregulerende ontwikkeling van kinderen. Vervolgens heeft de inhoudsanalyse inzicht gegeven in de werkzame elementen van erkende interventies gericht op kinderen met hechtingsproblematiek. Om de werkzame elementen zo overzichtelijk mogelijk weer te geven is de volgende indeling aangehouden: behandeldoelen, therapeutische attitudes en belangrijke onderdelen.

PraktijkonderzoekMiddels praktijkonderzoek is er antwoord gegeven op deelvraag 3. Hiervoor is er gebruik gemaakt van de dataverzamelingsmethode: interview.

Het praktijkonderzoek bestond uit semi-gestructureerde interviews. De interviews zijn gehouden met alle vijf de begeleiders van gezinshuis de Parel, die dagelijks met kinderen met hechtingsproblematiek werken. De respondenten zijn onder andere bevraagd over: behandeldoelen, therapeutische attitudes en belangrijke onderdelen van de methode. Daarnaast is gevraagd naar hun mening over de geboekte resultaten en hun ervaringen met het werken met de methode. Deze onderwerpen zijn voorafgaand opgesteld in een topiclijst. Aan de hand van de interviews is duidelijk geworden welke elementen van de methode ‘Liefde in Balans’ als werkzaam worden geacht door de begeleiders van gezinshuis de Parel.

Data-analyse  

Inhoudsanalyse: De bestaande dat is geanalyseerd door horizontaal te vergelijken. De verschillende interventies zijn naast elkaar gelegd en vervolgens met elkaar vergeleken. De opvallende overeenkomsten zijn eruit gehaald en zijn uitgewerkt als werkzame elementen.

Interviews: De data van de interviews zijn geanalyseerd aan de hand van codering. Eerst is er open gecodeerd, vervolgens axiaal gecodeerd en daarna selectief gecodeerd. Op deze manier konden er relaties en verbindingen gelegd worden tussen data.

Pagina 79

AanbevelingenUit het onderzoeksrapport werd duidelijk dat er drie aanbevelingen zijn die de werkzaamheid van de methode zouden kunnen verbeteren. Per aanbeveling zullen de bevindingen vanuit het onderzoek worden opgesomd. Vervolgens zullen de grootste voordelen en nadelen van deze aanbevelingen benoemd worden en tegen elkaar afgewogen worden.

Ouders betrekken in het procesVanuit het onderzoeksrapport is duidelijk geworden dat in een groot aantal erkende interventies de ouders worden betrokken in het behandelproces. Bartelink (2013) beschrijft in het artikel ‘wat werkt bij hechtingsproblemen?’ dat interventies die gericht zijn op zowel het kind als ouders het meest effectief zijn. Er wordt gesproken over het stimuleren van sensitief opvoedgedrag bij ouders. De aandacht gaat uit naar positieve interacties tussen kind en ouder, om de vertrouwensband tussen ouder en kind te stimuleren. In vijf van de zeven onderzochte interventies worden deze interacties gestimuleerd. In de methode ‘Liefde in Balans’ worden ouders wel uitgenodigd bij de voortgang besprekingen, maar worden verder niet betrokken in het proces. Om de werkzaamheid van de methode ten aanzien van kinderen met hechtingsproblematiek te vergroten zouden de ouders meer betrokken kunnen worden. Echter wordt in het onderzoek duidelijk dat niet alle ouders van de kinderen nog in beeld zijn. Een deel van de ouders zijn wel in beeld en er zijn bezoekmomenten en logeerweekenden (Mineur, 2017).

Om een advies te geven over het mogelijk betrekken van de ouders, zullen eerst de voor- en nadelen in beeld worden gebracht:

Voordelen

Ten eerste wordt uit literatuur duidelijk dat interventies die zich richten op zowel de aanpak van problemen bij het kind als de opvoedvaardigheden van de ouders, het meest effectief worden geacht. Om de werkzaamheid van de methode te vergroten, lijkt het inzetten van ouders in het proces een groot voordeel (Mineur, 2017).

Kinderen waarvan de ouders in beeld zijn, hebben vaker contactmomenten en logeerweekenden. Door ouders te betrekken en ouders te stimuleren in hun opvoedvaardigheden, hebben deze interactiemomenten een positiever effect. Als ouders inzicht hebben in welke talen hun kind spreekt en worden ondersteunt in hun vaardigheden, kan er wellicht weer een vertrouwensband ontstaan tussen kind en ouder(s). Uit het onderzoek blijkt het laten ervaren van gemiste nabijheidsvormen en positieve ervaringen, de hechting en vertrouwensrelatie weer opnieuw kan worden opgebouwd (Mineur, 2017). Voor eventuele toekomstige terugplaatsing in huis, kan het ook een groot voordeel zijn. Ouders hebben tijdens de uithuisplaatsing, meer inzicht gekregen in hoe hun kind affectie toont en hoe je affectie het beste kan geven, deze vaardigheden kunnen hen helpen als het kind weer thuis komt wonen.

Het laatste voordeel van het betrekken van ouders in het proces kan liggen in de observatieperiodes. Dan spreek ik over de eerste observatieperiode, waarin de liefdestalen en het destructieve (probleem) gedrag van een kind in kaart worden gebracht. Positieve en negatieve gedragingen omtrent affectie en nabijheid tonen, worden dan geregistreerd (Mineur, 2017). Ouders zouden hierin betrokken kunnen worden, door interactiemomenten van ouders met hun kind te observeren. Aangezien het ontstaan van hechtingsproblemen niet alleen bij het kind ligt, maar in het hele systeem, kan dit een duidelijker beeld scheppen van de hechtingsproblematiek. In het onderzoeksrapport wordt duidelijk dat de begeleiders van stichting de Parel de oorzaak achter het

Pagina 80

probleemgedrag willen achterhalen, om er vervolgens mee aan de slag te kunnen (Mineur, 2017). Het betrekken van de ouders hierin, zou de dieper gelegen problemen boven tafel kunnen brengen.

Nadelen

Een eerste nadeel is het feit dat niet alle ouders van de kinderen nog in beeld zijn of bereid zijn mee te werken. Een van de begeleiders van het gezinshuis benoemt in de interviews dat niet elke ouder evenveel gemotiveerd is om te investeren in contact met het kind. Het lijkt vaker voor te komen dat contactmomenten afgezegd werden (Mineur, 2017). Dit bemoeilijkt de mogelijkheid om ouders in te zetten in het proces. Wanneer ouders niet in beeld zijn of wisselend beschikbaar zijn, lijkt het niet relevant om hier aandacht en tijd aan te geven.

Ten tweede kan je de vraag stellen of het betrekken van de ouders, niet de rust, regelmaat en structuur binnen het huis verstoord. Het meer betrekken van de ouders, kan wellicht ook meer onrust oproepen. De begeleiders van het gezinshuis benoemen in de interviews dat deze kinderen veelal door een onveilige of onstabiele situatie thuis, uit huis geplaatst zijn. In het onderzoek wordt duidelijk dat een veilige, gestructureerde en rustige sfeer erg van belang is voor kinderen met hechtingsproblematiek (Mineur, 2017). Het zou nadelig zijn als er instabiele ouders worden betrokken in het proces en deze sfeer zouden wegnemen.

Tijd, geld en organisatie

Het betrekken van de ouders in het proces, zou best wel wat tijd in beslag kunnen nemen. Zeker in het begin zou er genoeg geïnvesteerd moeten worden in het ondersteunen en informeren van de ouders over de liefdestalen. Er zal dus wel degelijk tijd moeten worden vrijgemaakt, om de ouders te begeleiden hierin.

Door tijd hierin te investeren, zou er uiteindelijk ook tijd kunnen worden bespaard. Zo zou het betrekken van de ouders in de observatieperiode, een veel duidelijker beeld kunnen geven van de dieper gelegen problematiek. Op die manier kan er gerichter te werk worden gegaan en scheelt het uiteindelijk in tijd.

De organisatie zal vooral liggen op het plannen van contactmomenten met ouders. Zoals hierboven al beschreven is, is dit niet mogelijk voor ouders die niet in beeld zijn. Ouders die wel in beeld zijn hebben nu al wel contactmomenten met hun kind. Het zou vooral gaan om het intensiveren van deze contactmomenten. Daarnaast lijken extra contactmomenten tussen ouders en begeleiders hiervoor van belang.

Hier lijken geen extra kosten aan verbonden te zijn.

Het gebruik van video-opnames en video-feedbackIn het onderzoeksrapport komt duidelijk naar voren dat het grootste deel van de erkende interventies gebruikt maakt van video-opnames als middel om te observeren (Mineur, 2017). Bartelink (2013) schrijft in het artikel ‘wat werkt bij hechtingsproblemen’ dat interventies die gebruik maken van video-feedback affectiever zijn dan interventies die dit niet gebruiken. In de erkende interventies worden video-opnames gebruikt om hechtingsgedrag in beeld te brengen en om interacties met anderen in beeld te brengen. Het concrete gedrag van het kind en eventueel van verzorgers wordt in kaart gebracht. Vervolgens worden deze beelden geanalyseerd en wordt er feedback gegeven aan verzorgers over de interacties. Aan de hand van deze beelden kunnen persoonlijke doelen worden opgesteld en adviezen worden gegeven. De methode ‘Liefde in Balans’

Pagina 81

heeft ook verschillende observatiemomenten. De methode maakt echter geen gebruik van middelen zoals video-opnames. De methode gebruikt nu een turfsysteem om gedragingen in beeld te krijgen. Wanneer er opmerkelijk gedrag wordt geobserveerd wordt dit het systeem geregistreerd (Mineur, 2017). De werkzaamheid van de methode zou met het inzetten van video-opnames vergroot kunnen worden. Het zou een middel kunnen zijn om de liefdestalen en het destructieve gedrag nog beter in kaart te brengen.

Om een advies te geven over het mogelijk inzetten van video-opnames, zullen eerst de voor- en nadelen in beeld worden gebracht:

Voordelen:

In het onderzoeksrapport komt duidelijk naar voren dat het grootste deel van de interventies gebruik maakt van deze vorm van observeren. Interventies die gebruik maken van video-opnames en video-feedback lijken een beter effect te hebben dan interventies die het niet doen. Om de werkzaamheid van de methode ‘Liefde in Balans’ te vergroten zou het voordelig te zijn om gebruik te maken van video-opnames.

Video-opnames kunnen interacties tussen de begeleiders en de kinderen opnemen. Door vervolgens de lijst met gedragsindicatoren en de destructieve checklist eraan te koppelen, krijg je een zo voorledig mogelijk beeld van het gedrag van het kind. Daarnaast vergroot het de betrouwbaarheid van de observaties. Door video-opnames te maken, kan het gedrag meerdere malen worden geanalyseerd. Daarnaast kunnen de beelden terug worden gekeken door het gehele team en kan er met verschillende perspectieven naar gekeken worden. Nu worden in de gedragingen slechts door de persoon die het opmerkt geregistreerd en beoordeeld.

Een ander voordeel is dat het gebruik van video-opnames ook ingezet kan worden voor het verbeteren van het eigen professionele handelen. Tijdens de video-opnames komt ook het professioneel handelen in beeld. Deze beelden zouden gebruikt kunnen worden om de juiste aanpak voor het kind te vinden en op het eigen handelen te reflecteren. Wat uiteindelijk de kwaliteit van de zorg kan vergroten.

Nadelen:

Nu worden opmerkelijke gedragingen in de dagelijkse gang van zaken geregistreerd. Er kunnen dagelijks registratiemomenten zijn. Wanneer je gebruik maakt van video-opnames is dit niet het geval. Hiervoor zullen toch bepaalde interactiemomenten moeten worden gepland. Hierbij kan je je afvragen of er dan geen belangrijke informatie achter blijft. Aangezien dan alleen de interactiemomenten met video-opname worden geregistreerd. Dit zou een nadeel kunnen zijn. Of er moet voor gekozen worden om beide te doen, maar dan kan je je weer afvragen of het niet te complex word.

Daarnaast is de vraag of de observaties met video-opnames passen binnen het nu goed werkende registratiesysteem. In de interviews kwam naar voren dat de begeleiders in het begin moeite hadden met het registreren, maar dat het systeem nu goed werkt en duidelijke grafieken weergeeft. Het geeft volgens de begeleiders een heel duidelijk beeld, van hoe een kind in elkaar zit (Mineur, 2017). Dit registratiesysteem is ontwikkeld voor de huidige werkwijze van de methode. Het inpassen van deze nieuwe manier van oberveren in het registratiesysteem, kan veel last met zich meebrengen. Er kan veel tijd in gaan zitten, wat een nadeel met zich brengt. Het vraagt toch om een wijziging in de huidige gang van zaken.

Pagina 82

Tijd, geld en organisatie

Zoals hierboven al is beschreven neemt het inzetten van video-opnames wat extra tijd en organisatie met zich mee. Zo zullen er interactiemomenten ingepland moeten worden en zullen de analyses passend gemaakt moeten voor het huidige registratiesysteem. Het gebruik van het videomateriaal zal ook wat instructies met zich meebrengen. Als laatst zal het instaleren van het videomateriaal moeten worden georganiseerd.

Er zitten wel degelijk kosten verbonden aan het gebruik van video-opnames. Het videomateriaal zal ingekocht moeten worden en de installatie ervan zal ook wat kosten met zich meebrengen.

Inzetten van intervisie en supervisie momentenUit het onderzoeksrapport kwam naar voren dat de begeleiders van gezinshuis de Parel geen eenduidige blik hebben op een aantal onderdelen van de methode. De begeleiders gaven hele diverse antwoorden op de vraag naar de therapeutische houding die in de methode word ingezet. Bij de vraag waar de methode op gebaseerd is, leken een aantal begeleiders dit niet goed te weten (Mineur, 2017). Kortom: De diversiteit aan antwoorden in de interviews, geeft de indruk dat het gezamenlijke beeld over de methode nog verbeterd kan worden. Voor een optimale samenwerking en ook de werkzaamheid van de methode is het van belang dat je als team een gezamenlijk beeld hebt. Wat wil je bereiken met de methode, hoe bereiken we dat, wat zetten we in en waar ligt ieder zijn kracht. Om dit gezamenlijke beeld te verbeteren, lijkt het me van belang om onderling als team meer te reflecteren op de werkwijze en op het eigen handelen. Een goede manier om dit te doen is het inzetten van intervisie en supervisie momenten. Uit het onderzoeksrapport kwam wel naar voren dat er teambesprekingen zijn, maar dat deze vooral gaan over de aanpak en doelen van de kinderen (Mineur, 2017). Het inplannen van vaste intervisie momenten in deze besprekingen, kan mogelijk zorgen voor een gezamenlijk beeld en dus uiteindelijk voor de vergroting van de werkzaamheid van de methode.

Om een advies te geven over het mogelijk inzetten van intervisie en supervisie momenten, zullen eerst de voor- en nadelen in beeld worden gebracht:

Voordelen:

De werkzaamheid van de methode kan vergroot worden als het team er gezamenlijke blik op heeft. Als het team een gezamenlijke focus heeft en op eenzelfde manier werkt, zullen er betere resultaten behaald worden. Deze gezamenlijke blik kan in intervisie en supervisie momenten worden gevormd. Vraagstukken en successen van de methode worden besproken en vormen een duidelijk beeld. Samen wordt gewerkt aan deze vraagstukken uit de praktijk.

Ook kunnen intervisie en supervisie momenten de individuele professionaliteit verbeteren. Het reflecteren op het eigen handelen en feedback van het team, vergroot het professionele handelen. Zo kan er dus ook gewerkt worden aan persoonlijke problemen en komen ieders krachten naar voren. Door meer inzicht in het eigen handelen te krijgen, kunnen er nieuwe vaardigheden worden gegenereerd.

Door samen problemen en persoonlijke dilemma’s aan te pakken, verhoog je daarbij het teamgevoel en de samenwerking. Door hier vaste momenten voor in te plannen, zullen deze niet vergeten worden in de drukte van de dagelijkse gang van zaken.

Nadelen:

Pagina 83

Door intervisiemomenten in te plannen in deze bestaande teambesprekingen, gaat er mogelijk wat tijd af van het bespreken van de cliënten. Aangezien het gezinshuis er 24/7 is voor de kinderen, is het wellicht lastig om deze intervisie en supervisie momenten los nog extra in te plannen. Meerdere begeleiders van het gezinshuis benoemen dat de tijd soms wat krap is, maar dat het wel van belang is dat deze teambesprekingen plaatsvinden om de aanpak bij kinderen te bespreken (Mineur, 2017). Bij het in plannen van deze supervisie en intervisie momenten zal er dus wat cliënt tijd afgaan. Wat als een nadeel voor de cliënten kan worden benoemd.

Tijd, geld en organisatie

Door de intervisie en supervisie momenten in te plannen in al bestaande teambesprekingen, zal er geen extra organisatie en tijd ervoor nodig zijn. Deze intervisie en supervisie momenten hoeven dan ook niet elke week plaats te vinden. Er zou ook gedacht kunnen worden aan één keer in de maand. Er zou alleen wat tijd gestoken moeten worden in het plannen van deze momenten en wellicht het zoeken van een buitenstaander die deze momenten wilt begeleiden (orthopedagoog)

Er lijken geen extra kosten aan verbonden te zijn. Wellicht als je kiest voor een ‘professionele’ intervisor of supervisor, kunnen daar wel kosten aan verbonden liggen.

ConclusieVanuit het onderzoeksrapport zijn er drie mogelijke aanbevelingen ontstaan, om de werkzaamheid van de methode ‘Liefde in Balans’ de vergroten. De voor- en nadelen van de mogelijkheden zijn duidelijk in beeld gebracht. Vervolgens zijn de voor- en nadelen tegen elkaar afgewogen. Vanuit deze afweging komt de volgende aanbeveling het beste naar voren: het inzetten van intervisie en supervisie momenten.

Het inzetten van intervisie en supervisie brengt veel voordelen met zich mee zoals: een betere gezamenlijke visie en daarmee een beter resultaat, verbetering van persoonlijk professioneel handelen en het verbetert de samenwerking. Er is maar één nadeel te benoemen, namelijk: Er gaat wat tijd af van het bespreken van de cliënten. Aangezien deze intervisie en supervisie momenten niet elke week hoeven plaats te vinden, lijkt dit nadeel weg te vallen. Deze mogelijkheid brengt de minste tijd en organisatie met zich mee, maar kan veel betekenen voor de werkzaamheid van de methode. De voordelen die eraan verbonden zijn, zorgen voor een betere kwaliteit van de methode en de zorg die ze bieden.

De andere twee mogelijkheden, lijken beiden meerdere voor- en nadelen te hebben. Deze mogelijkheden vragen om een verandering in de werkwijze, wat veel tijd en organisatie met zich meebrengt. Er zijn voor beide mogelijkheden vele voordelen te benoemen, die de werkzaamheid van de methode zouden kunnen vergroten. De video-opnames zou veel kunnen bieden bij het in kaart brengen van de liefdestalen en het zou de betrouwbaarheid van de observaties kunnen vergroten. Het betrekken van de ouders zou de vertrouwensband tussen ouders en kind kunnen versterken wat een groot voordeel is voor het kind en ouders betrekken bij de observatieperiodes kan helpen om de diepere gelegen problemen op tafel te krijgen. Echter zijn voor beide mogelijkheden ook meerdere nadelen te benoemen. Deze nadelen liggen vooral op het gebied van tijd en organisatie. Een innovatie brengt altijd tijd en organisatie met zich mee, maar dan is het van belang dat de voordelen door alle begeleiders gezien worden. Wanneer duidelijk wordt dat de begeleiders de meerwaarde van deze mogelijkheden inzien, dan zullen deze nadelen (tijd en organisatie) een stuk minder ervaren worden. In dat geval zijn ook deze twee mogelijkheden werkbaar.

Pagina 84

BronnenlijstMineur, L. (2017). Liefde in Balans: Wat werkt bij kinderen met hechtingsproblematiek? Breda: Avans Hogeschool.

Bartelink, C. (2013). Wat werkt bij hechtingsproblemen? Utrecht: Nederlandse Jeugdinstituut.

Pagina 85